Alle teksten die niet in de periodieke kranten Internationalisme of Wereldrevolutie of in de Internationale Revue verschenen zijn.
In haar “Antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt”, gepubliceerd op haar website, heeft het IBRP (1) weer eens een grens overschreden in haar ernstig opportunistisch afglijden, dat we reeds duidelijk maakten in ons artikel “Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers!”: Ze rechtvaardigt nu de anti-proletarische gebruiken van een parasitaire groep die zichzelf “Interne Fractie van de IKS” noemt.
Het ‘Antwoord’ van het IBRP begint met het bekritiseren van “het uiterst vulgaire karakter” van de toon van ons artikel, waarin wij de zogenaamde ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) hebben afgedaan als een bende “herrieschoppers”.
Als het IBRP de vermoorde onschuld speelt (2) dan betekent dat niet dat zijzelf ‘beschaafder’ omgangsvormen heeft, die van een ‘Heer’, want ze staat borg voor de methodes van de IFIKS en gebruikt deze voor haar eigen doeleinden. Vandaar dat het IBRP geen aanmerkingen had nóch op de vulgariteit van de tekst van de IFIKS getiteld “Smaad kent geen grenzen”, nóch op “het uiterst vulgaire karakter” van de methoden van deze schooiertjes, die geen scrupules kennen als ze nu oproepen tot pogroms tegen onze zogenaamde “vuiligheden” en tegen onze militanten die als “smeerlappen” worden gebrandmerkt (3).
Zo is dit ‘Antwoord’ van het IBRP op de “stompzinnige beschuldigingen” van de IKS er in de eerste plaats op gericht de diefstal van ons adressenbestand door een lid van de IFIKS goed te praten met de volgende argumenten: “als leidende kameraden van de IKS – die als zodanig beschikken over het adressenbestand van hun organisatie – met de organisatie breken en het adressenbestand bij zich houden omdat ze de kameraden willen overhalen tot de ‘juiste richting’, dan is dit geen diefstal. Het valse moralisme van de IKS stinkt van de huichelarij als ze allerlei soorten beschuldigingen uitstort over diegenen die haar in de steek laten”.
Deze poging tot ‘rechtvaardiging’ van de gangsterpraktijken van de IFIKS noopt ons tot een paar opmerkingen:
1. Ons adressenbestand, net zoals het geld en al het andere politieke materiaal, behoort toe aan de organisatie als geheel en niet aan de individuele leden die haar vormen. Dat is een elementair beginsel van functioneren van alle revolutionaire organisaties. En het IBRP weet dat heel goed! Daarom weigert ze ook te antwoorden op onze brief van 1 oktober 2004, waarin we onder andere de volgende vragen stelden:
2. Als het IBRP niet akkoord gaat met het beginsel dat dit materiaal toebehoort aan de organisatie en niet aan de individuele leden, dan betekent dit dat de militant die de financiën beheert, onder het voorwendsel van de voortzetting van politiek werk, er rustig met de kas vandoor kan gaan zodra hij uitgesloten wordt of breekt met de organisatie. Deze zienswijze is er één van een anarchist of een lompenproletariër, maar niet die van de organisaties van het proletariaat.
Wij herinneren het IBPR eraan dat de bende herrieschoppers van de IFIKS zich niet beperkte tot het stelen van ons adressenbestand. Ze heeft ook geld gestolen van de IKS. Ze heeft ook geld van de organisatie verduisterd door te weigeren ons de prijs van de vliegtuigtickets terug te betalen die bedoeld waren om twee afgevaardigden van onze afdeling in Mexico naar Parijs te laten komen: deze laatsten werden op het vliegveld van Roissy gekidnapt door de herrieschoppers van de IFIKS, die hen verhinderden om deel te nemen aan de Buitengewone Conferentie van 2002 (zie ons artikel in Révolution Internationale, nr. 323, mei 2002).
Het lezen van de argumenten van het IBRP waarmee diefstal van ons politiek materiaal wordtgerechtvaardigd, rechtvaardigt ons recht de vraag te stellen: heeft het IBRP ook met het geld, dat gestolen is van de IKS, de zaal kunnen huren om haar openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs te houden (want het IBRP heeft deze bijeenkomst georganiseerd met materiele steun van de IFIKS)?
3. De opvatting van het IBRP volgens welke “leidende kameraden” al het materiaal mee kunnen nemen dat hen is toevertrouwd, omdat ze er niet in geslaagd zouden zijn om de militanten te overtuigen van de juistheid van hun standpunten, is volkomen vreemd aan de arbeidersbeweging. Deze politiek heeft een naam: het is de verwoestende politiek van de ‘verschroeide aarde’. Als men er niet in slaagt om zijn standpunten op waarde te laten schatten, dan berooft men de organisatie; en in een poging om haar activiteiten te saboteren maakt men zich meester van haar politieke materiaal (4).
Deze schooierspraktijken zijn door de IKS al eerder publiekelijk aan de kaak gesteld tijdens de ‘affaire Chénier’ in 1981. Toentertijd hadden de twee organisaties die het IBRP zouden vormen (Battaglia Comunista en de Communist Workers Organisation) nog een minimum aan waardigheid: ze snelden nóch de burger Chénier nóch de parasitaire groep CBG te hulp. Ze schreeuwde geen moord en brand over “het uiterst vulgaire karakter” van de IKS toen wij in de navolgende termen de handelwijze van deze schooiertjes verwierpen: “Deze kameraden (die van de voormalige afdeling van de IKS in Aberdeen) hadden al maanden weet van de manoeuvres van Chénier en ze hebben de diefstal achteraf goedgepraat als iets ‘normaals in het geval van een splitsing’. Onze veroordeling van deze praktijken werd gekwalificeerd als een ‘reactie van kleinburgerlijke bezitters’ [...] In de eerste nummers van The Bulletin verwees ze [de CBG] naar onze houding om zich over te geven aan de verspreiding van kletspraat over de IKS dat net zo laag als stompzinnig was [...] Als men zich afsplitst kan men stelen wat men wil, maar als men tenslotte een groep voor zichzelf heeft, is men thuis de baas... zodra de schooiertjes enig bezit hebben verworven denken ze er anders over [...] Wat zijn de standpunten van de CBG? Ziedaar alweer een groep wier bestaan parasitair is. Wat vertegenwoordigt ze ten opzichte van het proletariaat? Een provinciaalse versie van het platform van de IKS, maar zonder de samenhang en met diefstal ter compensatie.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgaven, nr. 36, “In antwoord op de antwoorden”). Wat we twintig jaar geleden vaststelden met betrekking tot de schooiersmethoden van de CBG is bijgevolg volledig van toepassing op de IFIKS.
Het moet duidelijk zijn dat de IKS er niet van afziet om het geld dat de IFIKS heeft gestolen op de ene of andere manier terug te halen (5). Zij zal, als het zover is, dezelfde politiek voeren als meer dan twintig jaar geleden toen ze het materiaal terughaalde dat door een paar mensen van de ‘Chénier-richting’ gestolen was, en met name diegenen die de CBG vormden (6).
4. Juist omdat het gaat om een elementaire regel in het functioneren van de organisaties van het proletariaat, zoals vastgelegd in onze statuten, moet iedere militant die de organisatie verlaat (of dat nu gebeurt op eigen initiatief of als gevolg van een uitsluiting) al het materiaal teruggeven aan door de IKS dat hem is toevertrouwd voor zijn taken te vervullen: “de militant doet geen persoonlijke ‘investering’ in de organisatie, waarvan hij dividend verwacht of die hij kan terugtrekken als hij haar verlaat. We moeten daarom iedere praktijk van ‘beslaglegging’ op materiaal of fondsen uit de organisatie verwerpen als volslagen vreemd aan het proletariaat, zelfs als het doel er uit bestaat een andere politieke groep op te richten”. (Rapport over de structuur en de functionering van de organisatie van revolutionairen, punt 12, Internationale Revue, Nederlandstalige uitgave, nr. 16). De leden van de IFIKS weten dus heel goed dat ze, door ons adressenbestand mee te nemen (en door geld te stelen van de organisatie), praktijken hebben toegepast die “volslagen vreemd zijn aan het proletariaat”. Ze hebben onze statuten overtreden en dus gebroken met de IKS door zich buiten de organisatie te plaatsen nogvoordat ze werden uitgesloten.
Onder andere daarom weigerden ze om een beroep te doen op een Erejury, zoals hen tweemaal is voorgeslagen door de IKS. Ze verklaarden de beschuldigingen die we op grond van hun gedrag tegen hen inbrachten als leugens (zie ons artikel op de website: De Erejury: een wapen om kommunistische militanten en organisaties te verdedigen).
5. Het IBRP geeft nog een ander argument om de diefstal te rechtvaardigen: omdat het om “leidende kameraden” ging, “als zodanig” konden de leden van de IFIKS zich het rechtaanmatigen het materiaal mee te nemen dat aan de organisatie toebehoorde. Dus, de ‘leiders’ zouden rechten en privileges hebben die de ‘basismilitanten’ niet hebben! Deze elitaire en bureaucratische visie vindt men terug in de burgerlijke (en met name in de stalinistische) organisaties, maar niet in die van de arbeidersklasse!
We willen er graag de nadruk op leggen dat de IKS niet het piramidale gezichtspunt van het IBRP huldigt van ‘leiders’ maar van de leden van de ‘centrale organen’. Het is niet “als zodanig” (dat wil zeggen als “leidende” leden) dat de IKS haar adressenbestand had toevertrouwd aan iemand die nu lid is van de IFIKS. De IKS had haar dit bestand gegeven omdat zij als militant belast was met de verzending van de publicaties aan onze abonnees. Als wij deze zeer belangrijke en verantwoordelijke taak hebben toevertrouwd aan wat het IBRP “leidende kameraden” (iets wat de militanten van de IKS flink heeft doen lachen!) noemt, dan is dat alleen omdat ze deze zeer goed vervulde (7).
In argumenten, die in dit ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” zijn vervat, ontdekken we in werkelijkheid de medeplichtigheid van het IBRP aan deze diefstal. Ze zegt ons in feite dat de IFIKS het recht had dit adressenbestand te houden teneinde “kameraden voor de juiste richting te kunnen winnen” (8). Dit argument is niet alleen bedoeld om laaghartige praktijken van de IFIKS ‘goed te praten’. Het heeft ook en vooral de bedoeling om de pogingen tot sabotage en destabilisering van de IKS door het IBRP te rechtvaardigen, die al meer dan twee jaar achter onze rug om geschieden.
Onze lezers kunnen de manoeuvres van het IBRP ontdekken in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS, manoeuvres die eruit bestaan deze bende herrieschoppers aan te moedigen haar aanvallen tegen onze centrale organen en tegen onze militanten voor te zetten teneinde een maximum aan kameraden te winnen voor... “de juiste richting”! Wij nodigen onze lezers dus uit om zich te wenden tot Report of the meeting on 17-03-02, gepubliceerd in ditzelfde Bulletin, nr. 9 (beschikbaar op de website van de IFIKS). Ze zullen er de ‘argumenten’ vinden die de diefstal van ons adressenbestand moeten rechtvaardigen: het gaat er voor de IFIKS om (met de zegening van het IBRP) haar walgelijke proza aan de militanten van de IKS te zenden teneinde “de ogen van de militanten van de IKS te openen, waarvan wij menen dat zij op korte termijn in een dynamiek meegaan die erin bestaat het BO (Besluitvormende Orgaan) van de IKS te ‘volgen zonder zich vragen te stellen’ [...] Het IBRP heeft deze oriëntatie goedgekeurd”, en wel in de volgende termen: “Jullie moeten je strijd voortzetten tegen de huidige afwijkende richting en [voor] het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden.”
Zo vernemen we dus dat het IBRP niet alleen de IFIKS aanmoedigde om haar vuile werk te doen (dat eruit bestaat de brievenbussen van onze kameraden en onze abonnees te vullen met hun walgelijke laster), maar bovendien heeft ze deze strijd aangemoedigd en ondersteund... “voor het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden van de IKS”! Onze lezers kunnen zich zelf een idee vormen van de dubbelzinnigheid en de ongelofelijke (maar ware!) dubbelzinnige taal van het IBRP: aan de ene kant pretendeert ze (op een huichelachtige manier) er belang bij te hebben de “organisatorische en politieke verworvenheden” van de IKS te verdedigen, aan de andere kant bevestigt ze (in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) de IFIKS te willen “overtuigen” dat de “intrinsieke zwakheden” van de IKS zijn gelegen in “de fundamentele methodologische vraagstukken die ons (het IBRP) altijd al van de IKS hebben gescheiden”.
En deze huichelarij bereikte werkelijk haar hoogtepunt toen het IBRP, terwijl ze tegelijkertijd de IFIKS steunde in haar strijd tegen onze zogenaamde “liquidationistische leiding” (zoals de IFIKS het noemde), schreef: “Het is niet aan ons om te zeggen wie gelijk of ongelijk heeft in de organisatorisch-disciplinaire twisten van de IKS”! (zie de tekst van het IBRP, gedateerd februari 2002 en gepubliceerd in verschillende talen op hun website: Elementen ter overdenking over de crises van de IKS).
Men begrijpt nu veel beter waarom het IBRP de diefstal van ons adressenbestand niet kon veroordelen. Ze had er eenvoudigweg belang bij om de IFIKS (en haar smerige praftijken) te gebruiken, niet alleen als wervingsagent voor haar eigen winkeltje, maar ook om te proberen problemen te veroorzaken binnen de IKS.
Het is duidelijk dat (anders dan het IBRP pretendeert) niet het “valse moralisme van de IKS”, maar de verwerping door het IBRP van iedere vorm van proletarische moraal “stinkt naar hypocrisie”!
En wij herhalen nog een keer naar het IBRP (op het gevaar af nogmaals haar kuisheid van een kostschoolmeisje te choqueren): wie slaapt met een vrouw van lichte zeden, moet niet verbaasd zijn een druiper op te lopen.
In punt 2 van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen”, bevestigt het IBRP, nog altijd in verband met de diefstal van ons adressenbestand dat gebruikt werd om de uitnodiging te versturen voor de openbare bijeenkomst van 2 oktober: “We hoeven noch aan de IKS noch aan iemand anders verantwoording af te leggen over de manier waarop we politiek bedrijven” en het IBRP stigmatiseert de “pretentie van de IKS de zogenaamde tradities van de Kommunistische Linkerzijde te vertegenwoordigen”, iets wat haar “pathetisch” voorkomt.
Wat óns vooral “pathetisch” lijkt, dat is om te moeten vaststellen dat het IBRP, door van zichzelf een medeplichtige van de IFIKS te maken, haar eerstgeborenenrecht heeft verkocht voor een bord linzen. Daarom is zij bezig om niet alleen de traditie van de Kommunistische Linkerzijde voor de zwijnen te gooien, maar ook de elementaire beginselen van de arbeidersbeweging, om in plaats daarvan de wet van de jungle te aanvaarden!
Op de vraag, die gesteld werd door onze abonnees, “hoe heeft het IBRP onze adressen in handen gekregen?”, ziedaar het antwoord dat gegeven werd: hoepel op, het IBRP hoeft aan niemand verantwoording af te leggen over de “manier waarop ze politiek bedrijft”!
Menen de ‘leiders’ van het IBRP dat ze ook geen verantwoording hoeven af te leggen aan de militanten van haar eigen organisatie (die niet hebben deelgenomen aan deze openbare bijeenkomst of die verbaasd waren te vernemen dat de uitnodiging van het IBRP naar personen was verstuurd waarvan ze de adressen niet had)? Is “deze manier van politiek bedrijven” in overeenstemming met de statuten van het IBRP, of “volgen” deze militanten blindelings de (totaal onverantwoordelijke) politiek van hun ‘leiders’... “zonder zich iets af te vragen”?
In het eerste punt van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen” begint het IBRP met de vaststelling dat haar contacten met de IFIKS “bestaan en blijven bestaan” met als argument: “wij willen voorkomen dat met het vertrek van leiders van de ‘oude garde’, de zoveelste splitsing van de IKS leidt tot het ontstaan van een nieuwe dissidente groep van de IKS die zich beroept op haar orthodoxie”.
Dat is een heel mooi voornemen van het IBRP (en wij zijn werkelijk ontroerd door die liefdevolle zorg!). Maar we weten dat de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Het IBRP wil ons dus doen geloven dat het is om te voorkomen dat er een nieuwe parasitaire groep (want zelfs als men weigert dat te aanvaarden moeten we de dingen bij hun naam noemen!) ontstaat, dat zij probeert om de IFIKS ervan te overtuigen om de programmatische standpunten van de IKS te verwerpen (9). In werkelijkheid discussieert het IBRP echter met de leden van de IFIKS om ze te kunnen rekruteren.
En we zien niet in waarom ze zich in zulke bochten moet wringen om ons van haar ‘oprechtheid’ te overtuigen. In ieder geval heeft het IBRP geen enkele waardigheid meer: ze heeft zich er al toe verlaagd op zoek te gaan in... de vuilnisbak van de IKS!
Van onze kant blijven we het IBRP verzekeren dat het ons doel niet in het minst is om haar pogingen tot ‘krachtenbundeling’ te saboteren (zoals de IFIKS en haar tweelingbroer, de ‘Círculo’ van Argentinië van de daken schreeuwen). Als we werkelijk het gezichtspunt van een ‘winkeliertje’ verdedigden, dan nog zou het ons veel beter uitkomen als het IBRP de leden van de IFIKS in haar rangen inlijft. Ze zou een grote dienst bewijzen aan onze organisatie door ons te ontlasten van dit parasitaire groepje, dat niet ophoudt de naam van de IKS te bevuilen door zich op ons platform te beroepen.
De enige en uitsluitende reden waarom we het IBRP hebben gewaarschuwd tegen de verleidingingen van de IFIKS is de volgende: wij wilden voorkomen dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde de proletarische beginselen met voeten treedt door in te staan voorde methodes van deze bende herrieschoppers. Maar als het IBRP zichzelf in diskrediet wil brengen door zich te verenigen met deze elementen, dan kan niemand dat verhinderen. Zoals het spreekwoord zegt: ‘Je kan een ezel niet laten drinken als hij geen dorst heeft’!
Nogmaals, hoe eerder het IBRP erin slaagt de IFIKS ervan te ‘overtuigen’ om ons met rust te laten des te beter voor ons! Jammer genoeg, door te weigeren onze analyse van het verschijnsel parasitisme ter harte te nemen (waarin enkel is overgenomen wat Marx naar voren bracht met betrekking de Alliantie van Bakoenin in de Eerste Internationale), berooft het IBRP zichzelf van een wapen dat haar ervoor kon behoeden haar eer te grabbel te gooien in dit schandelijke avontuur. Ze blijft achter de IFIKS aanlopen in de hoop de worst, die haar wordt voorgehouden, te pakken te krijgen: het vooruitzicht van een toekomstige afdeling van het IBRP in Parijs en Mexico!
De leden van de IFIKS zijn natuurlijk niet in het minst van plan om zich te laten ‘overtuigen’ door het IBRP en nog minder om zich bij haar aan te sluiten. Daarom blijven deze parasieten met een ziekelijke obsessie herhalen dat ze niet hebben ‘gebroken met de IKS’. Zo pronkt de IFIKS in haar laatste Bulletin (nr. 28) openlijk met een meningsverschil dat ze heeft met het IBRP: in tegenstelling tot wat de laatste verzekert in haar ‘Antwoord’ op de “stompzinnige beschuldigen” van de IKS, heeft de IFIKS het nodig gevonden “een kleine precisering aan te geven met betrekking tot wat het IBRP zegt: wij hebben niet gebroken (met de IKS), wij zijn buitengesloten”. We hebben werkelijk te doen met het IBRP en hopen dat ze over deze grote teleurstelling heen komt. We kunnen haar slechts uitnodigen haar illusies op te geven: de leden van de IFIKS kunnen zich niet bij het IBRP aanlsuiten, zoals ze nog een keer verzekeren in hun Bulletin nr. 28, ‘de fractie is de IKS’!: “wij, fractie, zijn de IKS!”.
We kunnen niet van het IBRP verwachten dat het een gek, die denkt Napoleon te zijn omdat dat zijn enige bestaansreden is, tot de werkelijkheid terug te brengen. We staan er echter versteld van dat het IBRP, aangetast door zijn eigen opportunisme, zelfs niet in staat is de totaal krankzinnige grootheidswaanzinnige aard van de gedachtewereld van deze zogenaamde ‘fractie’ in te zien.
Met betrekking tot onze Stellingen over het parasitisme, weet het IBRP ons nog te vertellen: “terwijl er zoveel dingen in de wereld gebeuren heeft de IKS niets beters te doen dan ‘Stellingen’ over haar interne twisten te schrijven”.
Iedere lezer die een beetje serieus is kan de samenvatting van de openbare bijeenkomst van 2 oktober van de IKS vergelijken met die van IBRP (op de website van Battaglia Comunista). Hij zal zien dat het IBRP over de oorzaken van de oorlog in Irak niet in staat was om te antwoorden op de vragen die gesteld werden op haar publieke bijeenkomst, en ook niet de argumenten te weerleggen die door de IKS naar voren werden gebracht (zie Révolution Internationale, nr. 351, Le vide politique et l’absence de méthode du BIPR)! Geconfronteerd met het uitbarsten van oorlogsbarbarij en bloedige chaos in Irak, in het Midden-Oosten, in Afrika, weet het IBRP niets anders te bedenken dan het op de helling zetten van de analyse van het verval van het kapitalisme (uitgewerkt door de Kommunistische Internationale). Ze weet niets beters te bedenken dan het overnemen van de propaganda van de burgerlijke economen om zo het proletariaat de troosten (en te misleiden) door het wijs te maken dat het kapitalisme nog een schitterende toekomst voor de boeg heeft!
Voor wat betreft de kritiek op onze Stellingen over onze “interne twisten” zou het IBRP zich eerst eens moeten richten tot Marx: terwijl er een gebeurtenis plaatsvond van de omvang van de Commune van Parijs in 1871 had Marx “niets beters” te doen een Conferentie bijeen te roepen in Londen, hoofdzakelijk gewijd aan het organisatievraagstuk en met name om het geval Bakoenin en zijn parasitaire groep, de ‘Alliantie van de socialistische democratie’, onder de loep te leggen! En het enige congres van de Internationale Werklieden Vereniging waarop Marx persoonlijk aanwezig was, dat van Den Haag in 1872, was, op zijn aandrang en die van Engels, hoofdzakelijk gewijd aan het uitdiepen van de vraagstukken van organisatie en functioneren. En een jaar later hebben Marx, Engels en Lafargue een aanzienlijke hoeveelheid tijd en energie besteed aan het schrijven van een groot boek over de occulte kuiperijen van Bakoenin en zijn medeplichtigen (getiteld De Alliantie van de socialistische democratie en de Internationale arbeidersassociatie). Wat te denken van Lenin,die na het tweede Congres van de RSDAP “niets beters wist te doen dan te schrijven”, niet enkel Stellingen, maar zelfs een heel boek (Eén stap voorwaarts, twee stappen terug) “over de interne twisten” van de RSDAP?
Het IBRP heeft nog steeds niet begrepen dat (door haar onvermogen om zich de ervaringen uit de geschiedenis van de arbeidersklasse eigen te maken) het vraagstuk van de politieke houding van kommunistische militanten een principekwestie is. Daarom wordt het (en niet de IKS!) bedreigd met “uiteenvallen” (10). Door gemene zaak te maken met elementen die niets beters te doen hebben dan honderden pagina’s vol te schrijven met laster tegen de IKS en haar militanten (zie onder andere de politieroman van de IFIKS, getiteld Geschiedenis van het IS) komt het IBRP nu tot een “manier van politiek bedrijven” die volkomen vreemd is aan het proletariaat, niet alleen gebaseerd op diefstal, maar eveneens op leugens en laster.
In punt 5 van haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”, herhaalt het IBRP dat het er nooit op uit was om ‘gebruik te maken’ van de beschuldigingen van stalinisme door de IFIKS: “we houden de ‘waarschuwingen’ van een organisatie die [...] iedere keer beschuldigingen van opportunisme en stalinisme oogst voor belachelijk, en we hebben daarvan nooit gebruik willen maken”.
Deze bewering is een grove leugen. Wij verwijzen onze lezers nog eens naar Bulletin, nr. 9 van de IFIKS, waarin het IBRP in de volgende termen geloofwaardigheid verleent aan de ‘stelling’ van de IFIKS volgens welke de IKS in een proces van “stalinistische ontaarding” zou zijn terechtgekomen: “Het is ons [het IBRP] duidelijk dat er een proces van eliminatie van militanten plaatsvond. Een eliminatie van de oude garde, waarvan alleen Peter overblijft [...] het zal snel gaan, de tendens om tot uitsluitingen over te gaan is reeds onomkeerbaar geworden” (11).
Dus, het IBRP is niet alleen op heterdaad betrapt op een leugen als ze nu, met de hand op het hart, beweert dat ze “nooit gebruik heeft willen maken van de beschuldigingen van stalinisme” tegen de IKS, maar ze heeft zichzelf tot woordvoerder gemaakt van de nauwelijks verhulde laster tegenover een van onze kameraden, de ‘leider-liquidator’ (om een geliefde uitdrukking van de IFIKS te gebruiken) die, net als Stalin ‘de oude garde zou hebben geëlimineerd’!
En het is eveneens deze “weerzinwekkende methodologie”, gebaseerd op leugens en laster, die het IBRP er onlangs toe heeft gebracht (in drie talen!) op haar website de lasterlijke tekst van ‘Círculo de Comunistas Internationalistas’ uit Argentinië te publiceren (waarvan wij al aan het licht brachten dat ze niets anders dan kolossaal bedrog is).
Ondanks het feit dat we op 27 oktober al de Verklaring van de NCI gepubliceerd hadden (zie onze website) blijft het IBRP de leugen rondstrooien dat de NCI, net als de IFIKS, “gebroken heeft met de IKS” (zie de website van Battaglia Comunista). Zo neemt het IBRP andermaal zijn wensen voor werkelijkheid.
Ondanks het feit dat de NCI haar deze Verklaring (waarin ze verzekert dat de teksten van ‘Círculo’ “schaamteloze leugens en laster zijn tegen de IKS”) had toegestuurd, heeft het IBRP het nog steeds niet nodig gevonden om de tekst van de ‘Círculo’, die de zogenaamde ‘stalinistische methoden’ van de IKS aanklaagt, van haar website te verwijderen. Dit betekent slechts dat ze doorgaat om leugens en laster te gebruiken en op haar eigen naam te schrijven.
De reden voor een dergelijke politiek van burgerlijke aard kan men vinden in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS. Onze lezers zullen er ontdekken dat het IBRP en de IFIKS in maart 2002 begonnen waren een gezamenlijke een politieke strategie uit te werken om de IKS te vernietigen.
Zo horen we bij monde van het IBRP: “als we tot de conclusie komen dat de IKS een ‘waardeloze’ organisatie is geworden, dan zal ons doel zijn om er alles te doen om haar verdwijning te bevorderen” (vet van ons).
Ziedaar waarom en met welk politieke bedoeling de contacten tussen het IBRP en de IFIKS “bestaan en blijven bestaan”! Het is met dit duidelijk geuite doel “er alles te doen om haar verdwijning (die van de IKS) te bewerkstelligen” wierp het IBRP zich (net als de IFIKS) op delasterlijke tekst van de bedrieger (de zogenaamde “Círculo de Comunistas Internationalistas”), zoals een vlieg op een hoop stront!
Het IBRP verkeert echt niet in de positie om ons de les te lezen over enig ‘echt moralisme’. Haar kritiek op ons “valse moralisme” dient er slechts toe deze erbarmelijke werkelijkheid toe te dekken: het IBRP heeft de anti-proletarische ‘moraal’ van de jezuïeten aanvaard waarin het doel de middelen heiligt!
Om de IKS te vernietigen en het vonnis ten uitvoer te brengen dat zijzelf over onze organisatie (en achter onze rug om!) heeft uitgesproken is het IBRP momenteel bereid (en ze heeft daarvan al blijk gegeven) zich van de laaghartige methoden van de burgerlijke propaganda te bedienen.
Zo heeft ze, om haar doeleinden te bereiken, niet alleen een verbond gesloten met de herrieschoppers van de IFIKS en de grootheidswaanzinnige manipulator van de ‘Círculo’ in Argentinië, maar ze neigt er steeds meer toe om de “weerzinwekkende praktijken” van heel dit lekkere stelletje over te nemen!
Als we het IBRP een raad zouden mogen geven, dan is het de raad om eerst eens haar eigen stoep schoon te vegen: terwijl er sinds 11 september 2001 “zoveel dingen gebeurd zijn in de wereld”, weet het IBRP niets anders te doen dan oudenwijvenpraatjes op te hangen over ‘de oude garde’ van de IKS. Ze heeft niets beters te doen dan zich achter de oren te krabben over de vraag “of de IKS nu op sterven ligt” (Brief van het IBRP aan de Fractie, gepubliceerd in het Bulletin, nr. 19 van de IFIKS). Ze heeft geen beter leesvoer kunnen vinden dan de politieroman van de IFIKS, doorspekt met kleine ‘pikante’ details over het ‘voorkomen’ en het persoonlijke leven van deze of gene militant!
En wat zijn, terwijl er momenteel “zoveel dingen gebeuren in de wereld”, de laatste streken van de groep die de pretentie en het lef heeft om zichzelf wereldwijd voor te doen als... de enige ‘serieuze pool’ van hergroepering van de Kommunistische Linkerzijde? Zij weet niets beters te doen dan de hersenspinsel van een psychopaat (waarvan de leugens al net zo indrukwekkend zijn als de afwezigheid van scrupules) op haar website in drie talen voor te leggen ‘ter discussie’. En dat alles om er achter te komen of… onze telefonische contacten met de militanten van de NCI uit Argentinië (waarvan het IBRP zelfs niet de inhoud kent!) een nieuwe bevestiging zouden vormen voor de ‘stalinistische ontaarding’ van de IKS!
Door zich nu in te laten met de IFIKS heeft het IBRP een bom gelegd onder haar eigen huis. Wij kunnen de IFIKS slechts dankbaar zijn voor het feit dat ze ons, dankzij haar “Bulletins”, de bedoelingen heeft onthuld van het IBRP om “er alles te doen om de verdwijning te bevorderen” van onze organisatie. Voor één keer heeft ze met haar verklikkerij een dienst bewezen aan de IKS!
Als ze zichzelf niet te gronde wil richten, dan wordt het de hoogste tijd dat het IBRP een einde maakt aan haar “overdenkingen (en stompzinnige speculaties) over de crises van de IKS”, en eerst eens gaat nadenken over de oorzaken van haar eigen organisatorische tegenslagen en over haar huidige mislukkingen.
Dat is de enige ‘methodologie’ die haar (wellicht?) in staat stelt om te ontsnappen aan het noodlot waartoe haar aangeboren opportunisme haar altijd al vanaf haar ontstaan heeft veroordeeld.
Het wordt de hoogste tijd dat het IBRP onderkent dat ze, ondanks haar diplomatiek en ‘tactische’ verbond met de IFIKS, niet over de middelen beschikt om deze ambitie te realiseren: “de verdwijning van de IKS bevorderen” teneinde de ‘enige pool van hergroepering’ van de Kommunistische Linkerzijde te zijn. Hoe meer het IBRP konkelt met deze bende herrieschoppers (en haar kleine ontaarde kloon in Argentinië), des te meer ze zich zal begeven op de weg, niet naar een “langzaam maar zekere samenvoeging van revolutionaire krachten” (zoals zij verzekert in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) maar naar een tragisch en grotesk einde van een... muis die zich groter voordoet dan een olifant!
18 november 2004, Internationale Kommunistische Stroming
(1) Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij, een organisatie die zich beroept op deItaliaanse Kommunistische Linkerzijde en die hoofdzakelijk bestaat uit de Communist Workers Organisation (CWO) in Engeland en Battaglia Comunista in Italië.
(2) In de eerste regels van zijn ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” maakt het IBRP zichzelf belachelijk: het schreeuwt moord en brand en neemt er aanstoot aan dat de IKS (in het artikel: Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers!) woorden gebruikt zo vulgair als... “herrieschoppers” (voyous), “huwelijksgeschenk” (corbeille de mariage), “vrouw van lichte zeden” (femme de petite vertu) en ook “druiper” (blennoragie)! Klaarblijkelijk is de schrijver van dit ‘Antwoord’ de Franse taal niet erg machtig want geen enkele van deze termen is “vulgair”. De vertaler had bovendien kunnen voorkomen dat een officiële tekst van het IBRP, die in meerdere talen werd vertaald, belachelijk werd gemaakt want daarin komt de uitdrukking “huwelijksgeschenk” (corbeille de mariage) voor die thuis zou horen in de rubriek ‘vulgariteiten’.
(3) Zie de tekst van de IFIKS: Smaad kent geen grenzen, gepubliceerd op haar website, die de inleiding vormt op de Verklaring van de ‘Círculo’ van 2 oktober. Vreemd genoeg is deze Franstalige tekst van de website van de IFIKS verdwenen (hij is tot op heden alleen in het Spaans en het Engels gepubliceerd). Gelukkig hebben we kopieën bewaard en we kunnen deze aan de lezers op verzoek toesturen. Bovendien moet worden opgemerkt dat de oproepen tot pogrom, die door deze herrieschoppers zijn gedaan, enige weerklank vonden blijkt uit een anonieme dreigbrief die begin november naar ons email adres in Spanje werd gestuurd. De lezers kunnen de brief (even vulgair als walgelijk) van deze ‘anonieme schrijver’, vergezeld van ons antwoord, vinden op onze website in het Spaans (Antwoord op een anonieme brief).
(4) De IFIKS beschouwt de IKS dus als haar privé-bezit als ze verzekert in haar Bulletin, nr. 28 nog eens dat de IKS “onze organisatie” is. Het is dezelfde zienswijze die de voormalige militant Michel, tijdens een geheime bijeenkomst waarvan wij de notulen ontdekten, ertoe bracht te verzekeren: “We moeten de middelen om te functioneren terugvorderen”. Er moet opgemerkt worden dat Michel er de voorkeur aan heeft gegeven zich terug te trekken in plaats van zich bij de ‘fractie’ aan te sluiten, omdat hij zich had gerealiseerd dat de dingen “die men (achter de rug van de IKS om) deed smerig zijn”! En in tegenstelling tot zijn vrienden van IFIKS heeft hij de IKS op een meer ‘eerbare’ wijze verlaten door zijn totale schuld aan de IKS af te betalen. Dat is ook het geval met een andere voormalige militant (Stanley) die, alhoewel hij met de leden van de IFIKS deelnam aan allerlei gekonkel achter de rug van de organisatie om, zich van hen afkeerde en ook al het geld, dat hij nog schuldig was aan de IKS, afbetaalde.
(5) En we hebben er ook geen enkel bezwaar tegen als het IBRP zijn ‘solidariteit’ met de IFIKS betuigd door een rekening te openen om geld binnen te krijgen waarmee de IFIKS haar schuld aan de IKS kan afbetalen.
(6) Het is trouwens met dezelfde ontoegeeflijkheid en vastbeslotenheid dat in het voorjaar van 2002 de IKS archieven wist terug te krijgen die waren opgeslagen in het ‘tweede huis’ van een lid van de IFIKS toen dit schooiertje op het punt stond ze te ‘verhuizen’. We stellen alleen vast dat dit alles geschiedde in alle rust: citoyen Olivier, ‘leidend’ lid van de IFIKS, droeg ze zonder slag of stoot aan ons over.
(7) In ieder geval tot aan het Veertiende Congres van de IKS. Daarna, gezien de groeiende misprijzen van de organisatie ten opzichte van haar gedrag, begon ze dit werk te saboteren en hebben we haar van haar taken vrijgesteld. Ze hield niettemin buiten ons medeweten (en met opzet) een kopie van het abonneebestand achter, en dat voordat de zogenaamde ‘fractie’ zelfs nog maar was gevormd.
(8) Terloops moet worden opgemerkt dat de leden van de IFIKS op geen enkel moment enige poging hebben gedaan om de rest van de IKS te overtuigen van de ‘juiste richting’. Integendeel, door hun openlijke destructieve houding en hun strategie van de ‘verschroeide aarde’; door hun systematisch gebruik van leugens en chantage; door hun achterbakse aanvallen en gemene manoeuvres hebben ze zich geïsoleerd van alle andere militanten van de IKS, met inbegrip van degenen die in het begin het meest gevoelig waren voor hun argumenten. Terwijl de IKS hen aanspoorde om openlijk hun meningsverschillen naar voren te brengen in onze interne bulletins en op onze gebruikelijke bijeenkomsten, gaven ze er de voorkeur aan om documenten te laten circuleren onder ‘ingewijden’ en te weigeren ze ter beschikking te stellen van de rest van de organisatie, en hield ze geheime bijeenkomsten, bedoeld om samen te spannen en zo de organisatie te ‘ontwrichten’ (naar de woorden van een van die moraalridders). Ook toen we ze uitnodigden om in onze Internationale Revue een antwoord te publiceren op het artikel over het begrip ‘fractie’ dat in diezelfde Internationale Revue (nr. 108) was verschenen en dat, op basis van de historische ervaringen van fracties in het verleden, de opvattingen verwierp die aan de basis lagen van de oprichting van de ‘IFIKS’, weigerden ze om daarvan gebruik te maken om de lezers te overtuigen van de ‘juiste richting’.
(9) We leggen er de nadruk op dat in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” het IBRP overigens een aanzetje begint te geven tot analyse van het verschijnsel parasitisme. Zo verzekert ze, heel terecht, dat de vorming van een “nieuwe dissidente groep van de IKS” kan betekenen dat “de een of andere intellectueel, omringd door enkele sympathisanten, zich het recht toe-eigent zijn eigen kleine groepje te vormen door hier of daar een paar ideeën en standpunten te jatten, of vanuit een inherent onvermogen verenigd te blijven met andere kameraden”. Door verraad te plegen aan onze organisatorische beginselen, door weerzinwekkende laster tegen onze centrale organen en onze militanten te verspreiden, hebben de elementen van de IFIKS gebroken met de IKS (en wij zijn het daarover helemaal eens met het IBRP!): “ze hebben hun eigen onvermogen om verenigd te blijven met andere kameraden” blootgelegd. Door geld en materiaal van de IKS te “pikken”, door “hier of daar (bij de IKS en het IBRP) een paar ideeën en standpunten te jatten”, hebben deze oplichters geen enkel ‘recht’ om zich te beroepen om de Kommunistische Linkerzijde. We kunnen het IBRP slechts aansporen om nog een klein beetje moeite te doen om haar overdenkingen tot het einde toe door te zetten: dit zelf-geproclameerde groepje ‘Interne Fractie van de IKS’ is geen historische uitdrukking vanhet proletariaat. Ze heeft geen enkele legitimiteit en is niets anders dan een parasitaire groep! Wat betreft de karikatuur die het IBRP van onze analyse van het parasitisme maakt, in een poging de ‘stompzinnige’ beschuldigingen van de IKS, die “schreeuwt over een complot van de bourgeoisie!” belachelijk te maken, dit laat maar één ding zien: haar eigen onwetendheid van wat Marx tegenover zijn hekelaars aan de kaak stelde met betrekking tot de Alliantie van Bakoenin, toen hij verzekerde (als bewijs van zijn “stompzinnigheid”) dat de strijd van de Algemene Raad van de Eerste Internationale tegen Bakoenin een “complot” was “van de zon tegen de schaduw”!
(10) In juni 1897, toen het gerucht ging dat hij was overleden, antwoordde de Amerikaanse schrijver Mark Twain: “De berichten over mijn overlijden zijn schromelijk overdreven” (“The reports of my death have been greatly exaggerated”). Wij hebben nog altijd de kracht om het IBRP duidelijk te maken dat de bericht over ons ‘uiteenvallen’ eveneens ‘schromelijk zijn overdreven’. Het wordt hoog tijd dat de militanten van het IBRP ophouden te geloven in de griezelverhalen (net als in de sprookjes) die de IFIKS ze influistert. Maar daar zijn ze te oud voor.
(11) Wij willen terloops een kleine noot toevoegen om de waarheid in ere te herstellen:
a. Het idee, naar voren gebracht door het IBRP, dat er in de IKS nog maar één van de “oprichtende leden” (Peter) is overgebleven is een pure leugen. Wij raden het IBRP aan om de juistheid van de informatie die ze toegespeeld krijgt van de IFIKS voortaan te verifiëren. Want zoals Lenin zei: “wie iemand op zijn woord gelooft is een onverbeterlijke idioot”.
b. Het feit dat iemand tot de oprichters behoort, betekent geenszins dat hij is gevrijwaard van verraad. Moeten we het IBRP eraan herinneren dat van de zes leden die de Iskra hebben opgericht (en die van een ander niveau waren dan deze bende schurken), er vier zijn die verraad hebben gepleegd en tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn overgelopen naar het burgerlijke kamp? Lenin was het enige lid van de Iskra, die tot aan het einde trouw is gebleven aan de revolutionaire zaak.
Tenslotte moeten we nog een andere waarheid in ere herstellen: de leden van de IFIKS zijn geen “leiders van de oude garde”, zoals het IBRP beweert. Geen van deze elementen behoorde tot de “oprichters van Révolution Internationale” (die met onze afdeling in Venezuela de voorloper was van de IKS), zoals zij overal rondbazuinen om zichzelf ‘op te hemelen’ met een ongelofelijke pretentie. Zelfs niet de oudste onder hen, de onzichtbare man (en ‘grondlegger’ van de IFIKS), burger Jonas: hij verliet de organisatie onmiddellijk na de terugval van de beweging van Mei 1968 om later, in het midden van de jaren 1970, weer terug te keren.
En het is juist om te voorkomen dat er nog meer licht wordt geworpen op hun loopbaan binnen de IKS dat de leden van de IFIKS van geen Erejury willen weten. Deze striphelden, die zichzelf voor Superman of Wondervrouw houden, bedriegen liever iedereen die, zoals het IBRP, heel graag hun kinderverhaaltjes geloven. Het is niet omdat ze heel lang militant zijn geweest of benoemd werden in centrale organen dat ze “leiders van de oude garde” waren.
In feite spelen ze “Aap, wat heb je mooie jongen” met elkaar om hun blazoen op te poetsen: het IBRP stuurt bloemen aan de leden van de IFIKS door ze voor te stellen als “leiders” van de “oude garde van de IKS” en de IFIKS betaalt ervoor met de verklaring dat het IBRP de “enige serieuze pool van hergroepering van de Kommunistische Linkerzijde” is. Daarop komt de hele diplomatieke ruil neer tussen het IBRP en de IFIKS!
Parijs, 26 oktober 2004
Kameraden,
Vier dagen geleden, op 22 oktober, stuurden we jullie een brief waarvan we hier het belangrijkste deel overnemen:
Sinds meer dan een week is op de Frans- en Engelstalige pagina’s van de IBRP een Verklaring van de 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' (Kring van Internationalistische Kommunisten, Argentinië) gepubliceerd getiteld: Tegen de misselijkmakende methoden van de Internationale Kommunistische Stroming. Deze titel alleen al vat het geheel van laster samen die deze ‘kring’ uitstrooit over onze organisatie en waarop we hier niet ingaan. In onze rechtzetting getiteld: De 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' (Argentinië): Nog een merkwaardige verschijning, stelden we vast: “Wat betreft deze laatste verklaring (van 12 oktober), herhaalt de IKS dat het een samenraapsel is van leugens en laster.”
Tot op heden waren de aanvallen en laster in de stijl van de ‘Círculo’ eigen aan de ‘IFIKS’ (of daardoor verspreid op haar website), dat wil zeggen aan een groep waarvan de enige bestaansreden bestaat uit pogingen om de IKS in diskrediet te brengen, wat vanzelfsprekend de draagwijdte van deze aanvallen verminderde. Het feit dat aanvallen van dit soort momenteel door de IBRP wordt overgenomen (bovenop de IFIKS) en zonder het minste commentaar waarin afstand wordt genomen van de beweringen (wat betekent dat de IBRP ze dekt) is natuurlijk van een andere orde. Het staat jullie vrij om zonder onderzoek de laster verspreid door de ‘Círculo’ voor goede munt aan te nemen. Maar in naam van een ‘recht op antwoord’ vragen we op jullie site, bij de verklaring van de ‘Círculo’ en in de betreffende talen, de volgende rechtzetting te plaatsen:
“De IKS verklaart dat de beschuldigingen vervat in de verklaring
van de 'Círculo de Comunistas Internacionalistas' van 12 oktober, en
die aan de IKS toeschrijft ‘het toepassen van praktijken die niet in
overeenstemming zijn met de erfenis doorgegeven door de Kommunistische
Linkerzijde, maar veeleer met methoden die eigen zijn aan burgerlijk
links en het stalinisme’ teneinde ‘onze kleine kring [voortgekomen uit
de NCI] te vernietigen, of zijn militanten op persoonlijk vlak’
volslagen leugenachtig zijn. De IKS beveelt lezers aan zich te richten
tot onze website (https://www.internationalism.org [4]) om meer informatie
over dit onderwerp te vinden. De IKS doet beroep op een onafhankelijke
enquête uit te voeren door een commissie samengesteld uit elementen die
deel uitmaken van de organisaties van de Kommunistische Linkerzijde of
die daar dicht bij staan, om alle licht te laten schijnen op de
beschuldigingen waarvoor hij wordt ingesteld. Daartoe is de IKS
begonnen om contact op te nemen met personen en organisaties die deel
zouden willen nemen aan een dergelijke enquête.
We vragen jullie deze rechtzetting zo spoedig mogelijk te publiceren.”
Tot op heden hebben we deze rechtzetting op geen enkele pagina van de website van de IBRP aangetroffen. Gaat het hier om een vertraging van technische aard of om een weigering van jullie kant om onze korte tekst te publiceren?
Wanneer het om een technische vertraging gaat dan vragen we jullie er alles aan te doen om deze rechtzetting zo snel mogelijk te publiceren: iedere dag die voorbijgaat nemen bezoekers van jullie site kennis van de volslagen leugenachtige verklaring van de ‘Círculo’ zonder er achter te kunnen komen dat de IKS de beschuldigingen die er deel van uitmaken afwijst.
Gaat het om een weigering van jullie kant dan is het nog erger en nodigen we jullie uit eens goed na te denken over de betekenis van die houding: niet alleen werken jullie mee aan de verspreiding van schandelijke laster over een organisatie van het proletarische kamp, maar jullie nemen er ook zelf verantwoording voor.
We verzoeken jullie in ieder geval, wat ook de reden is van het niet publiceren van onze rechtzetting, ons deze zo snel mogelijk mede te delen.
Wat betreft de andere punten die in onze brief van 22 oktober worden aangesneden verwachten we eveneens een antwoord zelfs als we er begrip voor hebben dat jullie enige tijd bedenktijd nodig hebben.
Kommunistische groeten,
De Internationale Kommunistische Stroming
Parijs, 30 oktober 2004
Kameraden,
Op 22 en 26 oktober hebben we aan de email-adressen van al jullie afdelingen twee brieven verzonden waarin we vroegen op jullie website een rechtzetting door de IKS te plaatsen met betrekking tot de Verklaring van de ‘Circulo de Comunistas Internacionalistas’ (Kring van Internationalistische Kommunisten, Argentinië) tegen de misselijkmakende methoden van de Internationale Kommunistische Stroming, die gedateerd was 12 oktober en die op jullie site te vinden is. Tot op heden hebben jullie ons verzoek niet ingewilligd en onze twee brieven zelfs geen antwoord waardig geacht. Daar staat tegenover dat deze leugenachtige verklaring op het moment van ons eerste schrijven enkel in het Frans en Engels op jullie site stond, maar nu ook in het Spaans.
Gezien jullie stilzwijgen en houding die er op lijken te wijzen dat jullie weigeren onze rechtzetting op jullie web-site te publiceren, zien we ons genoodzaakt onze eerdere brieven openbaar te maken en te plaatsen op onze eigen website.
We willen er nogmaals jullie aandacht op vestigen dat jullie stilzwijgen neerkomt op het verlenen van steun aan de schandelijke laster die door de zogenaamde ‘kring’ over onze organisatie wordt uitgestort.
Kommunistische groeten,
Internationale Kommunistische Stroming
Minder dan een maand geleden verscheen met veel bombarie een ‘Kring van Internationalistische Kommunisten’ van Argentinië waaraan de herrieschoppers van de IFIKS (en jammer genoeg een groep van de Kommunistische Linkerzijde, het IBRP) veel publiciteit verleenden.
Als een nieuwe politieke groep zijn opwachting maakt (of als die een belangrijke standpuntwijziging onderneemt) is het noodzakelijk te analyseren waar die vandaan komt, waarmee zij gebroken heeft en waar zij naar toe wil. Dat is een vraag van verantwoordelijkheid omdat we geen geloofwaardigheid kunnen verlenen aan de eerste de beste. Dit is des te noodzakelijker tegenover een groep die zijn eerste stappen onderneemt met een keiharde aanval op de IKS door middel van twee verklaringen (1): de één verspreid door de IFIKS op 2 oktober bij de openbare bijeenkomst van het IBRP in Parijs, de andere (gedateerd 12 oktober) gepubliceerd op de websites van de IFIKS en het IBRP (waarin de “misselijk makende methodologie van de IKS” worden aangeklaagd (2).
Volgens het oude beginsel van het marxisme dat al in de Duitse Ideologie van Marx werd verwoord gaan we niet uit van wat deze ‘kring’ van zichzelf zegt, maar van wat hij werkelijk is in overeenstemming met zijn standpunten en, vooral, zijn daden.
Aan het eind van september verscheen de ‘Círculo’ uit het niets met de lancering van een nieuwe publicatie – Revolución Comunista, nr. 1 (tweede periode) en een document getiteld Perspectieven van het proletariaat in Argentinië en in de perifere landen voor de huidige periode. Deze houding staat in volkomen tegenspraak tot wat altijd een traditie is geweest in de arbeidersbeweging, zoals we al benadrukten in de eerste van de al genoemde documenten: “Momenteel verschijnt er schijnbaar uit het niets een nieuwe groep, en die nergens zijn band met de NCI duidelijk maakt, die zichzelf uitroept tot ‘NCI, tweede periode’ waarbij de standpunten van de NCI die we regelmatig publiceerden worden verworpen. We zijn van mening dat een dergelijke ommezwaai enige politieke verklaring behoeft van de kant van deze nieuwe ‘Kring’ (die zichzelf op het web presenteert onder de naam van ‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’), maar waaraan het tot op heden heeft ontbroken.” (Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning).
Het is verbazingwekkend, maar de dag onmiddellijjk na publicatie van ons artikel verschijnt er op de website van de ‘Círculo’ een korte verklaring getiteld Wie zijn wij?, (vol van grammaticale en redactionele fouten die de haast verraadden waarmee hij werd samengesteld) en waarin beweerd wordt: “De Círculo de Comunistas Internacionalistas is een groep van revolutionaire militanten afkomstig uit Argentinië die gevormd werd na een lang proces van debat en schifting eerst als Núcleo Comunista Internacional, en vervolgens als Círculo de Comunistas Internacionalistas waarbij de naamsverandering voorkomt uit het feit dat binnen deze groep een nieuwe ontwikkelingsfase aanbrak gebaseerd op het perspectief van de opbouw, door de hergroepering van revolutionairen, van de KOMMUNISTISCHE WERELDPARTIJ en de absolute verwerking van het kommunistische programma.” (3).
Deze opeenvolging van net zo hoogdravende als vage frasen bieden niet de minste verheldering over de oorsprong van de ‘Círculo’, hoewel het lijkt aan te geven dat deze uit de Núcleo Comunista Internacional (NCI) voorkomt. Het is bijgevolg nodig na te gaan of er tussen beide een band van continuïteit bestaat. Anders gezegd: is de nieuwe ‘Círculo’ daadwerkelijk het product van een “nieuwe ontwikkelingsfase” van de NCI of, in tegendeel, veronderstelt zij een breuk met deze groep en een aanval op de bijdragen die deze heeft geleverd?
Het programma van de kommunistische organisaties kan niet worden teruggebracht tot een geheel van politieke standpunten over oorlog, vakbonden, crisis, enzovoort. Het omvat eveneens en vooral een handelwijze gebaseerd op de beginselen van de proletarische moraal (4) en een functioneren in overeenstemming met de beginselen van eenheid, solidariteit en vertrouwen die niet alleen een georganiseerde activiteit van kommunistische militanten mogelijk maakt, maar die tevens de basis vormt voor de toekomstige maatschappij.
Nadere beschouwing van één van de eerste activiteiten van deze ‘Círculo’ laat duidelijk een ontwikkeling zien die we gemakkelijk kunnen vergelijken met de ‘misselijk makende methoden’ die deze ‘Círculo’ aan de IKS toeschrijft.
De ‘Círculo’ verscheen op het internationale toneel van de Kommunistische Linkerzijde onder de beschermende mantel van de IFIKS die haar salonfähig maakte door haar (bovengenoemde) ‘Verklaring’ van 2 oktober te verspreiden waarin zij de veroordeling van de IFIKS door de NCI verwierp en zich er op toelegde de IKS met laster te overladen.
Dit gaf goed zicht op de morele aanblik van de pasgeborene die meteen zijn eerste stapjes zette aan de hand van een splintergroep (de IFIKS) die gegrondvest was op verklikkerij, diefstal en laster (5).
Dat wordt bevestigd door de ‘methode’ waarin dit zogenaamde ‘kleine groepje’ (om een van haar geliefde uitdrukkingen te gebruiken) een totale koerswijziging rechtvaardigt die er uit bestaat dat het gedrag van een groep die ze een maand eerder (“door lezing van de publicaties van zowel de IKS als de Interne Fractie van de IKS”) beschouwde als “vreemd aan de arbeidersklasse en aan de Kommunistische Linkerzijde” vervolgens behandelt als “kameraden” en daarmee een enthousiaste samenwerking te beginnen. Deze houding vertoont zoveel lichtzinnigheid dat ze niets goeds voorspelt voor de proletarische militanten die heel goed weten dat er alleen iets positiefs kan worden gebouwd op loyaliteit, eerlijkheid en volkomen doorzichtigheid.
Zelfs de betrekkingen tussen de ‘Círculo’ en de IFIKS leiden tot verontrustende conclusies. Ons bereikte een email afkomstig van de ‘Círculo’ waarin deze zich tot de IFIKS richt in de volgende termen: “BESTE KAMERADEN: volgend op de informatie die we jullie in een eerdere email stuurden en na raadpleging van de kameraden, is er besloten dat één van hen wordt aangesteld om een tekst te redigeren waarin afstand wordt genomen niet alleen van de verklaring van mei 2004 van de NCI, maar eveneens om een verklaring op te stellen waarin we ons solidariseren met de IFIKS, gedateerd 2 oktober 2004, omdat de verklaring van de NCI waarschijnlijk die dag op de op de website van de IKS zal verschijnen; we kennen de reden niet waarom we daarvan op de hoogte zijn gesteld. HOE DAN OOK, WE GEVEN JULLIE TOESTEMMING OM DIE TE VERSPREIDEN ALS JULLIE VAN MENING ZIJN DAT HET CORRECT OF NUTTIG IS VOOR HEEL HET PROLETARISCH POLITIEK MILIEU EN VOOR DE KOMMUNISTISCHE MILITANTEN.”
We kunnen uit deze email afleiden dat er contacten bestonden tussen de ‘Círculo’ en de IFIKS vóór 2 oktober, de datum waarop deze verklaring waarin “afstand wordt genomen” werd geredigeerd. Dat werpt een vreemd licht op het twijfelachtige gedrag van degene die had meegewerkt aan de veroordeling van de IFIKS als groep “vreemd aan het proletariaat en aan de Kommunistische Linkerzijde” maar die desondanks samenwerkt met deze zogenaamde ‘fractie’ alsof er niets aan de hand was.
De auteur van deze verklaringen legt verschillende maatstaven aan. Hij gelooft “misselijk makende methoden” te ontwaren bij de IKS maar ruikt niets van de misselijk makende leugens die de IFIKS in haar presentatie van de ‘Verklaring’ van 2 oktober ten beste geeft:
1. “De meest recente (eind september) van haar uitwassen [er wordt gedoeld op de IKS] is de publicatie in haar pers en op haar website van een standpuntbepaling gedateerd 22 mei laatstleden waarin we worden aangeklaagd, en die ze onderhands door gekonkel en chantage, aan de militanten van de NCI in Argentinië hebben ontfutseld.”
Behalve als hij lijdt aan selectief geheugenverlies weet het individu dat deze ‘Círculo’ oprichtte heel goed dat er geen enkel gekonkel en geen enkele chantage van onze kant aan te pas kwam.
2. “het volstaat vast te stellen dat het ‘in alle haast’ was – volgens de eigen woorden van de kameraden van de Kring – dat de NCI deze tekst aannam. Dat wil zeggen onder druk en zelfs onder dictaat – zoals de samenstelling bewijst – van de delegatie van de ‘IKS’ die naar de Argentijnse kameraden was gestuurd.”
In deze passage staan ongeveer evenveel leugens als woorden. Haast? De NCI kende de IFIKS sinds eind 2003 en om haar ‘argumenten’ te kennen volstond het haar bulletins te lezen (de IFIKS stuurt die overal rond, met inbegrip van aan hen die ze niet willen ontvangen). Anderzijds was er 22 mei geen enkele delegatie van de IKS in Argentinië aanwezig. Tenslotte heeft niemand iets gedicteerd aan de leden van de NCI. Deze leugen is bovendien een belediging voor het bevattings- en beoordelingsvermogen van deze kameraden.
3. “Tenslotte blijkt de onwaardige wil tot manipuleren en de chantage op de Argentijnse kameraden duidelijk uit het laatste punt van de tekst, punt 14, waarin men ze laat stemmen: ‘toestemming te verlenen aan de IKS, als die het nuttig acht, om deze tekst te publiceren, bij iedere gelegenheid die het geëigend vindt.’ Is dat geen blanco cheque, ‘een tol op de toekomst’, erop gericht de kameraden voor eeuwig te compromiteren?”
Dit punt 14 was vrijwillig door de NCI toegevoegd zonder het minste verzoek, expliciet of impliciet, van onze kant.
Deze reeks van leugens laat de NCI naar voren komen als een weinig verantwoordelijke groep die zich gemakkelijk laat beïnvloeden en misleiden. Als de ‘Círculo’ er werkelijk op uit was geweest een “nieuwe ontwikkeling” van de NCI op gang te brengen dan zou het dergelijke leugens met verachting hebben aangeklaagd. We durven er een weddenschap op af te sluiten dat haar antwoord zal bestaan uit een beschaamd stilzwijgen dan wel een nieuwe regen van aanvallen op de IKS, voorzien van “een heel palet aan bijvoeglijke naamwoorden” (om een van haar gekleurde uitdrukkingen te gebruiken).
In ons artikel (gepubliceerd op onze website): Círculo de Comunistas Internacionalistas: Nog een vreemde verschijning, stelden we de vraag: “Maar wellicht gaat deze ‘kleine kern’ nu een... derde ‘Verklaring’ afleggen waarin zij eindelijk de ‘waarheid’ zal ontsluieren”, of die, zoals we daaraan in een noot toevoegden “zoals stelselmatig de gewoonte is bij de IFIKS, een flinke dosis stroop te smeren om de mond van het IBRP die haar verklaring publiceerde.”
De twee voorspellingen komen uit. Verderop zullen we zien hoe de ‘Círculo’ met de IFIKS rivaliseert met het stroop smeren rond de mond van het IBRP. Maar een klein deel van de waarheid rond de ‘Círculo’ begint al duidelijk te worden. Natuurlijk vertelt dit document ons niet de hele waarheid over de “misdadige” inhoud van de telefoon-gesprekken die we voerden met leden van de NCI (“het is heel ‘merkwaardig’ dat deze nieuwe ‘verklaring’ met geen woord rept over de inhoud van deze telefoongesprekken om de ‘misselijk makende’ aard van de IKS-methode duidelijk te maken”). Daarover bewaart de auteur van de ‘Verklaring’ van 21 oktober het stilzwijgen ondanks dat het de enige manier is waarop de ‘misselijk makende’ methode van de IKS kan worden aangetoond. Misschien komt dit stilzwijgen voort uit het feit dat als onze Webmaster de inhoudt ervan zou onthullen hij niet geloofwaardig staande zou kunnen houden dat “deze telefoongesprekken niet onschuldig waren. Zij hadden de achterbakse bedoeling om onze kleine kring, of zijn militanten op individueel vlak te vernietigen door wederzijds wantrouwen op te wekken en door de kiemen van verdeling te zaaien in de rangen van onze kleine groep.” We kunnen echter een andere hypothese opstellen: onze verontwaardigde Webmaster kent de inhoud van deze telefoongesprekken helemaal niet. Maar in zijn zieke verbeelding kunnen ze geen andere zin hebben dan de vernietiging van “de kleine kring gebaseerd in Argentinië”. Wanneer dat klopt hebben we bijgevolg te maken met een geval van paranoia.
Het deel van de waarheid dat erin doorschijnt bestaat uit wat de ‘Círculo’ werkelijk vertegenwoordigt. Een overvloed aan teksten die verschijnen en verdwijnen laten een overduidelijke hevige opwinding zien. Die indruk wordt nog beeldend versterkt door een overdaad aan knipperende hamers en sikkels die doen denken aan de lichtjes van een kerstboom (7)! Een “bibliotheek van kommunistische schrijvers”, die vier of vijf teksten omvat, dient als lokmiddel. Maar naast de link naar deze ‘bibliotheek’ verschijnt de ‘verrassing’: een andere link, verborgen achter het etiket ‘New’ die ons al enkele dagen voert naar een pagina genaamd “Argentina Roja” en alwaar de “Nationale Kaderschool van de Kommunistische Partij van Argentinië” opdoemt compleet met foto van Che Guevara en waar we kennis kunnen maken met de werken van Mao, van Stalin, enzovoort. En te midden van dit leerzame gezelschap vinden we weer een link naar de ‘Círculo’ die een plaatsje heeft verworven in het stalinistische milieu onder het mom een “pagina bevattende een archief van kommunistische schrijvers” te zijn (sic!) (9).
Vanwaar dit diplomatiek festijn met het stalinisme, dat wil zeggen met één van de ergste vijanden van het proletariaat (10)? Het valt moeilijk uit te maken, maar wellicht geeft de Webmaster uitleg in één van de vele zich snel vermenigvuldigende verklaringen van de ‘Círculo’. Wij hebben er alvast een: er wordt de llusie gewekt van een aktiviteit die helemaal niet bestaat.
De verschillende verklaringen moeten ook de indruk wekken dat de kameraden van de oude NCI zonder reserve achter de nieuwe praktijken van de ‘kleine kern’ zouden staan. Tot walgen toe wordt er de nadruk op gelegd dat alle beslissingen ‘collectief’ worden genomen. Deze ziekelijke obsessie om het ‘collectieve’ karakter van de ‘Círculo’ te bewijzen voert de auteur tot grappige nodeloze herhalingen. Enkele bloempjes daaruit:
“Aldus, gewaarschuwd door deze misselijk makende methode van de kant van de huidige leiding van de IKS, klagen wij, militanten van de Kring van Internationa-listische Kommunisten, de IKS aan bij unanieme beslissing van elk van de militanten van deze kring afzonderlijk.”
De militanten klagen de IKS aan bij unanieme beslissing van elk van de militanten afzonderlijk! Het is duidelijk dat iedere militant unaniem met zichzelf is en dat iedere militant beslist door een unanieme beslissing van elk van de militanten! Bestaat een dergelijke overvloed aan ‘unanieme militanten’ ook buiten de ‘unanieme’ verbeelding van de auteur?
“Daarom is het met unanimiteit (sic) op verzoek van de kameraden die werden opgebeld door de IKS om de kiemen van wantrouwen en van vernietiging van onze kleine groep te zaaien, dat ze van het geheel van de leden van de Círculo van Comunistas Internacionalistas de totale verwerping van de politieke methodologie van de IKS vragen.”
Hoe kan het dat hier “bij unanimiteit”, dat wil zeggen door het geheel van de kameraden van het geheel van de kameraden wordt gevraagd om een unanieme beslissing om de “misselijk makende methodologie van de IKS” aan te klagen? Of het één of het ander: ofwel er bestaat binnen de ‘Círculo’ een aanzienlijk wanorde bij het nemen van unanieme beslissingen, ofwel de auteur haalt in zijn koortsachtige verbeelding van alles door elkaar.
Deze rijkdom aan verbeelding blijkt er ook uit dat de ‘Círculo’ buiten ‘unanieme’ militanten ook nog beschikt over ‘nauwe contacten’: “Of de IKS het nu leuk vindt of niet, de verklaringen van 2.10.04 en van 12.10.04 waren geen individueel maar een collectief werkstuk, meest van al de eerste verklaring waarvoor we overleg pleegden met onze meest nabij staande contacten en we kunnen zeggen dat deze kameraden de houding en de handelwijze van de IKS tijdens de openbare bijeenkomst [van het IBRP] in Parijs eveneens verwerpen.”
Dat is wel heel openlijk! Bij zijn inspanningen om aan te tonen hoe ‘collectief’ de ‘Círculo’ wel niet is maakt de auteur zichzelf belachelijk: de ‘Círculo’ beschikt naast ‘unanieme militanten’ ook nog over ‘meest nabij staande contacten’ die, tijdens het ‘overleg’ rond een verklaring waarvan de inhoud bestaat uit het verwerpen van de veroordeling van de IFIKS door de NCI, ertoe kwamen om “de houding en handelwijze van de IKS” tijdens de openbare bijeenkomst (van het IBRP) in Parijs te veroordelen maar waarover de verklaring met geen woord rept, onder andere omdat die geschreven was voordat deze bijeenkomst plaatsvond!
Een Spaans spreekwoord zegt: “Vertel me waar je mee opschept, dan zeg ik je wat je tekort komt.” Zoveel verbetenheid in het aantonen van de ‘collectieve’ en ‘unanieme’ aard van de ‘Círculo’ verbergt naar alle waarschijnlijkheid de bittere waarheid dat de ‘Círculo’ niets dan bluf is waarachter niets anders schuilgaat dan de ongebreidelde verbeelding en het ongebreidelde activisme van haar auteur en Webmaster (11)!
Aan de halsstarrigheid van dit individu om de hele wereld voor de gek te houden – met inbegrip van zichzelf – over de “collectieve unanimiteit” van de ‘Círculo’ moeten we ook niet teveel tijd verspillen omdat er nu eenmaal veel gekken zijn die zichzelf voor Napoleon houden en die we toch niet van hun vergissing kunnen overtuigen. Dat gezegd hebbende is het probleem dat deze koortsachtige activiteiten ten doel hebben ons te belasteren en anderzijds zijn ze gefundeerd op bedrog: zich beroepen op de ‘continuïteit’ met de NCI waarvan de bijdrage aan het Argentijnse proletariaat niet verloren mag gaan.
In een recente brief aan de NCI hebben we de balans opgemaakt van haar bijdrage met een nadruk op:
Bovenop deze inbreng moeten we de nadruk leggen op de verdediging van de analyse van het verval en de ontbinding van het kapitalisme, van de irrationaliteit van de impe-rialistische oorlog, enzovoort.
Als we de overkokende teksten die op haar website zijn verschenen analyseren dan worden we twee tegengestelde hoofdlijnen gewaar die vreedzaam naast elkaar bestaan.
Enerzijds, waarschijnlijk als knipoog naar de nieuwe bondgenoten van de stalinistische site ‘Argentina Roja’, vinden we in de verklaring Wie zijn wij? standpunten van een politiek gevaarlijke dubbelzinnigheid: zo wordt er gesproken van “monopolistische kapitalisme”, een allang achterhaalde fase van het kapitalisme die de geliefde analyse vormt van stalinistische auteurs. In vage termen wordt “socialisatie van de industrie, van diensten en de basisplanning van de productie en de collectieve rijkdom” aanbevolen, in een bewust dubbelzinnige frase die de deur opent voor om het even welk staatskapitalistische politiek of programma (waaraan wordt voorbijgegaan als centraal vraagstuk net als aan de veroordeling van de stalinistische regimes). De stalinistische en trotskistische partijen “zijn niet meer dan overheersingsorganen die proberen de klassenstrijd binnen een institutioneel kader te houden”. De uitdrukking “institutioneel kader” is ruim genoeg om van alles en nog wat te kunnen betekenen, maar veelzeggender is wat met een dergelijke analyse wordt verborgen dat deze organismes juist het meest doeltreffend zijn wanneer ze kapitalistische doelen naar voren schuiven voor strijd en voor ‘radicale’ bewegingen buiten het ‘institutionele kader’.
Naast dit geflirt met het stalinisme wordt de deur geopend voor standpunten die zich binnen het proletarisch politieke kamp bevinden maar die een achteruitgang betekenen ten opzichte van de standpunten die door de NCI worden verdedigd.
Noch in Revolución Comunista, nr. 1 (tweede periode), noch in het document getiteld Perspectieven voor het proletariaat in Argentinië en de perifere land voor de huidige periode worden de twee kapitale analyses aangehaald die de sterke punten van de NCI vormden: het aanklagen van de revoltes van december 2001 en de ‘piquetero’-beweging. Welke ‘perspectieven’ kunnen er aan het proletariaat in Argentinië worden aangeboden onder weglating van deze twee analyses?
Tezelfdertijd worden twee standpunten aan het oog ont-trokken die geheel en al samenhangen met het marxisme en die de NCI met overtuiging verdedigd heeft, met name in de polemiek met andere groepen van het revolutionaire milieu: die over het verval en de ontbinding van het kapitalisme. Dit analysekader wordt vervangen door een andere, een heel gevaarlijke, die van de “globalisering van het kapitalisme”, een analyse die in de mode is in officiële burgerlijke milieus zoals in het ‘radicale’ milieu van het ‘alter-mondialisme’ (12)!
Alle standpuntwijzigingen verschenen plotseling zonder enig voorafgaand debat en zonder dat er eerder enig politiek meningsverschil tot uiting kwam. Vanwaar dat het ons niet verbaasd dat deze ‘kleine groep gesitueerd in Argentinië’ ons in haar tweede verklaring ervan beschuldigd: “hij die niet overeenstemt met de fundamentele politieke lijnen [van de IKS], of die besluit met deze groep te breken wegens politieke meningsverschillen, of die niet bereid is de absurde kwalificaties te aanvaarden die voor andere groepen en/of kameraden van de Kommunistische Linkerzijde worden gebruikt, verdient het om vernietigd te worden en niet meer te bestaan.”
We gaan er onze toetsenborden niet aan verslijten om dergelijke laster te weerleggen. Wie onze houding en onze achtergrond kent kan het gemakkelijk logenstraffen. Maar in het geval van de ‘Círculo’ klopt er iets niet: voordat deze nieuwe David die de Goliath van de IKS te lijf gaat de eer te beurt kan vallen te worden achtervolgd “door een stroming die internationaal erkent wordt en die een kleine groep aanvalt” zou hij er eerst een aanvang mee moeten maken om duidelijk en moedig zijn meningsverschillen op tafel te leggen!
De werkelijkheid is echter dat:
De ‘kleine Círculo’ spant de os achter de wagen. Eerst beschuldigt zij ons dat we hen “die politieke menings-verschillen tot uitdrukking brengen” “lastig vallen”... maar dan vergeet zij de ‘durf’te hebben om ons haar politieke meningsverschillen duidelijk te maken.
In haar derde verklaring (van 21 oktober en getiteld Antwoord op de bijlage bij Révolution Internationale in Frankrijk) komt de ‘Círculo’ met nog een beschuldiging: een van onze vreselijke zonden zou bestaan uit een poging om de internationale krachtenbundeling van revolutionairen en meer in het bijzonder de inspanningen van het IBRP te willen vernietigen: “de recente aanvallen uitgevoerd door de IKS op het Internationale Bureau voor de Revolutionaire Partij zijn geïnspireerd op de openbare bijeenkomst die werd gehouden te Parijs op 2 oktober 2004, en waaraan de Interne Fractie van de IKS actief deelnam.” Zij beschuldigt de IKS van “allerlei streken” rond de openbare bijeenkomst van het IBRP in Parijs.
We hebben op de website van het IBRP nagezocht of er informatie te vinden was over deze weerzinwekkende streken en in een kort verslag in het Italiaans staat dat er (op deze openbare bijeenkomst) een grote aanwezigheid was van militanten en sympathisanten van de IKS die “talrijke tussenkomsten” deden (13)!
Is het een ‘streek’ om in grote getale naar de openbare bijeenkomst van een politieke groep te komen? Of vormen vele tussenkomsten een ‘aanval’? Is het oproepen van sympathisanten om deel te nemen een ‘manoeuvre’? Het lijkt erop dat door de koortsachtige auteur van deze verklaringen iedere poging helderheid te scheppen als ‘agressie’ dan wel ‘manoeuvre’ wordt opgevat. We zeggen dat vanwege de spectaculaire reactie die er kwam op de publicatie van artikelen van de NCI in onze pers: “De IKS heeft stelselmatig campagne gevoerd tegen deze kleine groep, om te beginnen met het publiceren van oude artikels in haar territoriale pers, zoals gebeurde in World Revolution in Groot-Brittannië over de strijd in de gemeentelijke ziekenhuizen, of in Acción Proletaria en Révolution Internationale in Frankrijk, en in de recente bijlagen op haar website.”
Dus, het ter kennis brengen aan het internationale proletariaat van bijdragen afkomstig van haar fractie in Argentinië (het aanklagen van de ‘piquetero’-beweging, de staking in de ziekenhuizen van Buenos Aires, het aanklagen van de IFIKS, het aanklagen van de aanvallen op de sociale zekerheid, enzovoort) maakt deel uit van een ‘syste-matische campagne’!
Op de website van de oude NCI hebben we een reeks van merkwaardige verdwijningen kunnen vaststellen. Twee artikelen waarnaar gelinkt wordt (een over het verval van het kapitalisme en een ander over het karakter van klassensamenwerking in de revoltes van december 2001) zijn verwijderd en de links gaan nergens heen! De dode links op het web doen denken aan de gaten in de foto’s die overeenkwamen met de oude bolsjewieken die door Stalin waren geliquideerd.
Deze nieuwe manoeuvre stelt ons in staat beter de woede te begrijpen die ontstond na de publicatie (door de IKS) van ‘oude’ artikelen van de NCI. Onze Webmaster moet de NCI wel beschouwen als zijn ‘privé-eigendom’ waarbij hij het recht heeft alles wat hem uitkomt te verwijderen en protest aan te tekenen tegen wie ze ondanks zijn ‘copy-right’ publiceert zonder daarvoor eerst zijn toestemming te hebben gekregen.
Daar komt nog een andere reden voor de woede van de auteur bij. De teksten van de NCI spreken de nieuwe standpunten die de ‘Círculo’ momenteel verdedigd stelsel-matig tegen hoewel ze daarvan een ‘verdere ontwikkeling’ zouden zijn. Het is erg beschamend voor onze Webmaster dat we in de herinnering roepen wat hij nog maar enkele maanden geleden verdedigde.
De houding van dit individu verraad een erg ongezond mentaal universum vreemd aan het proletariaat: hij vat standpunten en politieke analyses niet op als uitdrukking van het proletariaat, maar als zijn privé-eigendom; standpunten niet gewijzigd naar werkelijke overtuiging maar uit berekening van de omstandigheden.
We hebben boven al gezien dat de politieke standpunt-wijzigingen in twee onsamenhangende richtingen verlopen: één om de stalinistische leiding te verleiden, een andere om de leiding van het IBRP te verleiden. Onze webmaster moet ons eens duidelijk maken op welk been hij precies danst, tenzij hij het liever ‘bij unanimiteit’ op beide doet!
Als het gaat om toenadering tot het IBRP dan aapt hij nederig de ‘methodologie’ van de IFIKS na die bestaat uit het smeren van tonnen stroop op de huid van het IBRP. Onze Webmaster smeert stroop op de wonden die werden geslagen door de afschuwelijke streken van de IKS tegen het IBRP tijdens de openbare bijeenkomst in Parijs, wonden waarvan het IBRP zelf zich niet eens bewust was (zoals we boven hebben gezien).
We moeten daaraan toevoegen dat, in tegenstelling tot de valse beschuldigingen van de Webmaster, kameraden en groepen, die uit overtuiging en op basis van een min of meer ontwikkelde argumentatie, toenadering zoeken tot het IBRP het niet “verdienen vernietigd te worden”. Als de overtuiging en de methode er zijn dan zijn we van mening dat we onder elkaar een verhelderend debat kunnen voeren.
Het ligt geheel anders bij een willekeurige standpuntwijziging, zonder enige overtuiging en vergezeld van toenaderings-manoeuvres tot stalinistische groepen, van een bondgenootschap met de IFIKS, van een regen van scheldpartijen tegen de IKS en van een poging om de bijdrage van de NCI te vernietigen. Deze ‘methodologie’ is vreemd aan en staat haaks op de proletarische methode.
Onze auteur en Webmaster proclameert in zijn derde verklaring dat “het wezen van de NCI onveranderlijk blijft”. We laten hem gaarne al dat “onveranderlijke” en “unanieme” dat hij hard nodig zal hebben om de ‘misselijk makende’ stank te verdrijven die zijn ‘methodologieën’ verspreiden.
Wij van onze kant leggen ons er op toe de positieve verworvenheden van de NCI te verdedigen en het debat aan te gaan met alle kameraden die er in geïnteresseerd zijn de verheldering voort te zetten.
27 oktober 2004, IKS
(1) Er bestaat er derde verklaring van de ‘Círculo’ die we in deze tekst vermelden, getiteld: Antwoord op de bijlage van Révolution Internationale in Frankrijk, gedateerd 21 oktober.
(2) In verschillende artikelen gepubliceerd op onze website (in het Frans zowel als in het Spaans) hebben we de laster en de leugens uit deze verklaringen ontmaskerd. Zie onze artikels: Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning, en: Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Nog een vreemde verschijning.
(3) De auteur van het derde document van de ‘Círculo’ beweert ‘aan te tonen’ dat deze níet uit het niets verscheen en dat de tekst Wie zijn wij? (op haar website) daarvan het bewijs zou vormen. Dit individu houdt werkelijk iedereen voor de gek: de tekst Wie zijn wij? werd toegevoegd op de website de dag na ons verwijt. Diezelfde procedure, die erg veel lijkt op de ‘wonderbaarlijke verschijningen’ van de Zwarte Maagd, werd ook gevolgd tegenover een ander verwijt van onze kant: op 16 oktober waren de twee verklaringen van de ‘Círculo’ nog niet verschenen op haar website! Twee dagen later waren ze in de haast toegevoegd. In haar derde verklaring beweert de ‘Círculo’ dat de IKS “zo probeert zich er van af te maken of er twijfel mee te zaaien dat we zouden proberen de verklaringen waarin afstand werd genomen te ‘verbergen’. De antwoorden daarop zijn heel helder, ze zijn opgenomen op de website van de Círculo in de rubriek ‘Verklaringen’.” Wat we ‘heel helder’ zien is de gore moed van de auteur die botweg beweert dat wat twee dagen na onze verwijt verscheen er al sinds het begin der tijden aanwezig zou zijn geweest!
(4) Dat maakt het belang duidelijk dat de arbeidersbeweging altijd heeft toegekend aan morele vraagstukken, bijvoorbeeld in Trotsky’s boek Hun moraal en de onze.
(5) In haar derde verklaring beweert de ‘Círculo’ dat de EFIKS, le GCI en de IFIKS “als gemeenschappelijke noemer het vasthouden aan meningsverschillen met de IKS hebben.” Wij antwoorden graag met het argument van de NCI, vier maanden geleden, op de zogenaamde “politieke meningsverschillen” van de IFIKS: “de interne fractie, ondanks al haar gejongleer om meningsverschillend met de IKS te ‘scheppen’, bestaat uit niets anders dan een aantal enkelingen die voor maar één doel bijeenkomen, namelijk het vernietigen van deze organisatie met een serie van argumentaties die helemaal niet weerleggen of aantonen.”
(6) We verwijzen onze lezers naar de analyse die we van deze rechtvaardigingen maken in ons artikel Círculo de Comunistas Internacionalistas (Argentinië): Een vreemde verschijning.
(7) Het is mogelijk dat deze ‘speciale effecten’ mensen onder de indruk brengen die in het kerstmannetje geloven. De militanten van de IKS geloven daar allang niet meer in.
(8) De wijze waarop de link met ‘Argentina Roja’ is gemaakt is onthullend voor de mesjoche en manipulerende aard van onze webmaster: een link naar deze stalinistische site wordt niet duidelijk en openlijk gemaakt, maar verborgen achter het nietszeggende etiket ‘New’. Dat herinnert ons aan het paleis der edelen waar de toegang tot de vergeetput werd verborgen achter een schilderij of boekenplanken. Bij deze vreemde ‘Círculo’ is alles duister!
(9) De link op de website van de ‘Círculo’ naar ‘Argentina Roja’ en de link van ‘Argentina Roja’ naar de site van de ‘Círculo’ waren aanwezig op 27 oktober 2004. Voor het geval dat onze handige webmaster ze in het niets probeert te laten verdwijnen, we hebben er copieën van gemaakt om hem eraan te herinneren.
(10) De auteur van de verklaringen doet ons nogal wat kwalificaties cadeau door ons als ‘stalinisten’, ‘kornuiten van Stalin’ enzovoort te bestempelen; maar terwijl hij de schijn ophoudt van een hyperactieve kring aarzelt hij toch niet in het stiekeme een handeltje te bedrijven met de werkelijke stalinisten.
(11) Het verlangen om te laten zien dat de nieuwe groep die de NCI zou zijn opgevolgd uit meer dan één lid bestaat en het geheel van de leden van de NCI zou omvatten blijkt zelfs uit de naam die werd gekozen – “Círculo de ComunistaS InternacionalistaS” – want deze laatste suggereert (in tegenstelling tot de term ‘kern’ die één persoon kan aanduiden, dat hij is samengesteld uit meerdere ‘internationalistische kommunisten’. Maar aangezien de auteur van de verklaringen gekenmerkt wordt door zijn dubbelhartigheid (hij beweerde het nog altijd eens te zijn met de IKS toen hij al vriendschappelijke betrekkingen onderhield met de IFIKS), zouden we kunnen veronderstellen dat hij lijdt aan een gespleten persoonlijkheid: Webmaster nr. 1 en Webmaster nr. 2. Als de eerste beslist om een verklaring uit te geven dan overlegt en discussieert hij met de tweede, en het is ‘unaniem’ dat W1 et W2 het document aannemen.
(12) Met het fanatisme van de pas bekeerde gaat de ‘Círculo’ zover Lenin voor te stellen als de pionier van de ‘globalisering’!
(13) In zijn eerste verklaring (van 2 oktober) zegt de Webmaster, om uit te leggen waarom hij de ‘Standpuntbepaling’ (van de NCI) waarin de IFIKS wordt veroordeelt, dat de NCI “bezig was met een flinke dosis impressionnisme“ doordat “deze kleine kring zich in een erg geïsoleerd milieu bevindt, en over geen informatie geschikt rond de lotgevallen van het proletarisch politiek milieu.” We kunnen nu vaststellen hoe deze ‘kleine kring’ haar informatiebronnen sterk heeft uitgebreid tot aan beter weten dan het IBRP zelf wat er gebeurde... op de openbare bijeenkomst van het IBRP! Omgekeerd kunnen we vaststellen dat een week na de verschijning op de website van de ‘Círculo’ van haar derde verklaring (samengesteld 21 oktober), deze nog altijd niet is verschenen, in tegenstelling tot die van 12 oktober, op de website van de IBRP of die van de IFIKS, die over het algemeen heel snel is als het gaat om het reproduceren en vertalen van teksten waarin de IKS wordt aangevallen. Vanwaar deze vertraging? Mogen we ervan uitgaan dat de overijverigheid van de opgewonden webmaster (om stroop te smeren bij de IFIKS en de IBRP, en in zijn betrekking met de stalinisten) zijn Europese vrienden begint te verontrusten en zij liever het stilzwijgen bewaren over zijn laatste wapenfeiten?
We publiceren hieronder een verklaring van de Núcleo Comunista Internacional (NCI) uit Argentinië waarin zij standpunt inneemt ten opzichte van de drie verklaringen van de Círculo de Comunistas Internacionalistas die een zware aanval op de IKS vormt (1). Zoals we in deze tekst kunnen lezen verklaart "de NCI plechtig dat de inhoud van deze verklaringen (van de ‘Círculo’) een reeks van leugens en schaamteloze laster tegen de IKS behelsen.”
Omdat deze ‘Círculo’ zichzelf op zijn website voordoet als de ‘voortzetting van de NCI’ zullen we in het kort zien welke band er in werkelijkheid tussen de twee bestaat.
De NCI is een groep van zoekende elementen die gebroken hebben met het trotskisme en die in 2002 op het web de organisaties van de stroming van de Kommunistische Linkerzijde ontdekten. Ze namen contact op met de IKS in oktober 2003. In deze periode voerden ze discussies over de standpunten van de IKS, wat hen ertoe leidde een platform uit te werken (waarin in grote lijnen dat van de IKS werd overgenomen) en de NCI op te richten.
In april 2004 ontmoet een eerste delegatie van de IKS de NCI in Buenos Aires. De NCI en de IKS besluiten in gezamenlijke overleg dat de pers van onze organisatie (in de Spaanse taal en in andere talen) artikelen zal publiceren samengesteld door de NCI over verschillende aspecten van de toestand in Argentinië en internationaal (vooral over de beweging van de ‘piqueteros’).
In mei 2004 neemt de NCI kennis van de Bulletins van de zogenaamde ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) en besluit unaniem om een ‘Standpuntbepaling’ te sturen aan de IKS (gedateerd 22 mei) waarin ze “de IFIKS beschouwt als een organisatie buiten de arbeidersklasse, waarvan we uitsluiting en verwijdering uit de rangen van het proletariaat bekrachtigen vanwege haar ronduit burgerlijk gedrag.” Ruime uittreksels van deze ‘Standpuntbepaling’ zijn gepubliceerd in onze pers in het Spaans en het Frans en op onze website.
In augustus 2004 vindt in Argentinië een tweede ontmoeting plaats tussen de NCI en de IKS. Op 27 augustus houdt de IKS haar eerste openbare bijeenkomst in Buenos Aires (waarvan we in onze territoriale pers in het Frans en in het Spaans verslag hebben gedaan).
In het begin van het verblijf van de IKS-delegatie drong een lid van de NCI, B., er op aan dat de IKS onmiddellijk een communiqué zou publiceren waarin werd aangekondigd dat de NCI in de IKS zou opgaan.
De andere leden van de NCI vonden dat er wat hen betreft (en dat was ook onze opvatting) geen enkele reden was om haast te maken met een dergelijk integratieproces.
Tijdens de hele periode waarin onze delegatie nog ter plaatse was heeft B. op geen enkel moment ook maar enig meningsverschil met de standpunten van de IKS tot uiting gebracht.
In de loop van de maand september verstuurde B. aan de IKS meerdere provocerende emails om de IKS zover te krijgen met hem te breken (en met de NCI in naam waarvan hij sprak hoewel de andere kameraden van de NCI niet eens op de hoogte waren van het bestaan van meerdere brieven uitgewisseld tussen B. en de IKS.
Het was pas aan de vooravond van de openbare bijeenkomst van de IBRP in Parijs van 2 oktober dat de IKS door toeval, door een link op de website van de IBRP het bestaan ontdekte van een Collectief van Internationalistische Communisten dat onze beroemde ‘Círculo’ bleek te zijn!
Terwijl eind augustus de delegatie van de IKS nog in Buenos Aires aanwezig was had citoyen B. zijn mening al gewijzigd en hij had noch de moed noch de eerlijkheid om ons te informeren over de ‘wijziging’ van zijn standpunten. Bovendien is het meer dan waarschijnlijk dat hij onderhands al contact met de IFIKS had opgenomen, terwijl hij de boel bleef bedriegen tot en met het haast maken met de integratie van de NCI in de IKS. Het dubbele (of drievoudige?) spel van dit individu (en zijn gore moed!) werd pas begin oktober door de IKS ontdekt. Volgend op de publicatie door de IFIKS van de eerste verklaring van de ‘Círculo’ afgelegd in naam van de NCI, begon de IKS het troebele karakter van de activiteiten van deze zogenaamde ‘Círculo’ in de openbaarheid te brengen (2).
Het bleek dat:
Het is juist daardoor dat we deze bedrieger konden ontmaskeren. Uit onze telefoongesprekken (een stap die, in de woorden van mijnheer B., “de misselijk makende methoden van de IKS” blootlegden) bleek dat de andere kameraden van de NCI in het geheel niet op de hoogte waren van het bestaan van deze ‘Círculo’ die geacht werd hen te vertegenwoordigen! Zij wisten niets van zijn misselijk makende “Verklaringen” tegen de IKS, die, zoals daarin met nadruk werd herhaald, “collectief” en “unaniem” zouden zijn aangenomen na “raadpleging” van alle leden van de NCI, een pure leugen!
Het element B. had eind augustus helemaal alleen (bij unanimiteit van de afwezigen!) zijn lasterlijke ‘Verklaringen’ over de IKS afgelegd.
Dit element was feitelijk de enige die beschikte over de electronisch toegangscodes van de van de NCI voor email-adres en website, wat hem in staat stelde achter de rug van de kameraden van de NCI een fictieve groep (de beroemde ‘Círculo’) in het leven te roepen en te spreken in naam en in plaats van de NCI (zie ons artikel op onze website: Bedrog of werkelijkheid). De militanten van de NCI, die niet over de middelen beschikken om toegang tot het web te hebben konden deze manoeuvres niet ontdekken.
Pas op het moment dat de IKS hen deze documenten per post had verstuurd namen zij kennis van de teksten die in hun naam waren gepubliceerd en van de correspondenties die in de laatste periode werden uitgewisseld tussen de IKS en de NCI (in werkelijkheid was dat alleen B. doordat hij de emails onderschepte).
Dit zijn overduidelijk de troebele activiteiten van een manipulerend element die geen enkele werkelijke politieke overtuiging heeft en die, niet meer dan de IFIKS, een plaats heeft binnen het kamp van het proletariaat. Het grove karakter van zijn leugens net als zijn koortsachtige activiteit op het web stelden ons in staat om, lang voordat de NCI haar verklaring had geredigeerd, vast te stellen dat “alleen zij die zelfs geen ‘kleine kern’, maar enkel een krent op de plaats van hun hersens hebben” gehoor konden geven aan zijn beuzelpraat (zie op onze website: “‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’: Alweer een vreemde verschijning”).
Dat overkwam de IFIKS en de IBRP die krediet verleenden aan de leugens van de ‘Círculo’ door in het openbaar aan te kondigen dat de NCI had gebroken met de IKS, en vooral door op hun websites (in meerdere talen) de tweede verklaring van 12 oktober te publiceren die zogenaamd de ‘misselijk makende methoden’ van de IKS zou ‘blootleggen’.
Al spelend met zijn computer was onze webmaster (en grote leugenaar!) erin geslaagd zichzelf een grote prijs toe te kennen als internationale superster dankzij de schreeuwerige reclame niet alleen door de IFIKS maar eveneens door de IBRP.
Dat de IFIKS een enthousiast bondgenootschap aangaat met citoyen B. is niet verbazingwekkend: soort zoekt soort. Maar erger is het feit dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde, de IBRP, zich heeft laten gebruiken door het element B. en zijn ‘misselijk makende’ methoden heeft bekrachtigd (3).
Deze ‘Kring van Internationalistische Kommunisten’ is niet meer dan een gigantisch bedrog. Het is onze verantwoordelijkheid dit aan te klagen voor wat het is en heel het proletarisch politiek milieu te waarschuwen voor de activiteiten van deze wel bijzonder ‘vicieuze’ kring!
De IKS, 3 november 2004
Noten
(1) De verklaringen van:
(2) Zie onze drie artikels op onze website in het Frans en Spaans over de Círculo de Comunistas Internacionalistas:
(3) Andere elementen en groepen in Latijns-Amerika (met name in Mexico en Brazilië) zijn eveneens gecontacteerd door de ‘Círculo’ die beweert een voortzetting van de NCI te zijn. Hun houding daarentegen was heel anders want ze stelden de IKS daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij sommigen er hun twijfel over uitspraken of deze ‘Círculo’ wel tot het kamp van het linkskommunisme behoorde.
Onlangs stuurde de IKS een delegatie naar Argentinië. Deze is heel enthousiast onthaald door de leden van de NCI. Zij drukten ons op het hart dat zij maar voor één ding bang waren, namelijk dat de IKS van gedachte zou veranderen en hen zou laten vallen en daarmee van deze reis zou afzien!
Tijdens ons verblijf besloten de kameraden van de NCI om per post hun verklaring van 27 oktober (zie hieronder) te versturen aan alle afdelingen van het IBRP net als aan de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde om de waarheid in ere te herstellen: in tegenstelling tot de valse beschuldigingen verspreidt door het IBRP (onder meer in zijn Italiaanse pers) heeft de NCI niet gebroken met de IKS!
De leden van de NCI vroegen telefonisch tot tweemaal toe aan het individu B. om zich voor de NCI en de delegatie van de IKS te komen verantwoorden. De heer B. weigerde ieder contact en iedere discussie en gooide de hoorn op de haak. Deze houding onthult de lafheid van dit individu: op heterdaad betrapt verbergt hij zich!
De kameraden van de NCI hebben ons nog meer informatie gegeven over het gedrag van deze kleine provinciale avonturier. De heer B. had een diep misprijzen voor de andere leden van de NCI. Dat zijn arbeiders die in armoede leven terwijl B. een zelfstandig beroep uitoefent en er zelfs prat op ging het enige lid te zijn dat zich een “reis naar Europa kon veroorloven”. De kameraden van de NCI hebben ons eveneens de methodes van B. onthuld: hij splitste de militanten van de NCI zodanig op dat ze nooit allemaal tezamen bijeenkwamen. Hij sprak ze individueel of in kleine groepjes om persoonlijke gesprekken met ze te voeren. Hij wilde niet dat de leden van de NCI politieke vraagstukken verdiepten en spring van het ene thema snel over naar het andere. Daarom vonden de kameraden van de NCI in augustus dat ze nog niet klaar waren om tot de IKS toe te treden op het moment dat B. probeerde om de NCI voortijdig in de IKS te laten opgaan. Tenslotte vertelde de kameraden van de NCI ons dat ze zich er bewust van zijn dat tot nu toe grote problemen hadden om de methoden van deze ‘kleine stalinistische chef’ te bekritiseren (waarschijnlijk door hun verleden in de ultralinkse organisaties).
Dit individu probeerde bovendien om tweedracht te zaaien binnen de IKS. Begin september zond hij ons een email waarin hij een van onze kameraden (die deel uitmaakte van de delegatie die zich in augustus naar Argentinië begaf) ervan beschuldigde door zijn gedrag een lid van de NCI te hebben gedwongen om te verhuizen. Tijdens onze laatste reis verklaarde deze militant van de NCI dat dit een pure leugen was: indien hij gedwongen was te verhuizen kwam dit alleen doordat hij de huur niet meer kon betalen! Wij kregen het schriftelijk bewijs van deze walgelijke leugen van de heer B.
Ondanks de schok die ze te verduren kregen (bij het ontdekken van de leugens en manoeuvres die in hun naam en buiten hun medeweten werden gepleegd en uitgevoerd door dit duistere personage) hebben gaven de kameraden van de NCI blijk van hun vastbeslotenheid om ondanks hun geringe krachten een politieke activiteit voort te zetten. Het is dankzij hun vriendschappelijk onthaal en door hun politieke betrokkenheid dat de IKS een tweede openbare bijeenkomst kon houden in Buenos Aires op 5 november waarvan het thema gekozen werd door de NCI (zie onze website in het Spaans en een verslag in Internationalisme, nr. 314-315).
Gedurende heel hun verblijf in Buenos Aires was de delegatie van de IKS ondergebracht bij de kameraden van de NCI die ons, ondanks hun erbarmelijke levensvoorwaarden, hartelijk hun gastvrijheid aanboden. De meesten van hen zijn werkloos en trekken geen enkele uitkering. Een andere kameraad (waarvan de echtgenote ontslagen is) is zojuist zijn woning kwijt geraakt.
Ondanks de grote dagelijkse materiële problemen legden de leden van de NCI er bij onze delegatie de nadruk op dat ze zich op een meer militante activiteit willen toeleggen en onder andere de discussie met de IKS willen voortzetten. Zij die werkloos zijn proberen opnieuw werk te vinden, niet alleen om te overleven en hun kinderen te voeden, maar ook om uit de politieke onderontwikkeling te geraken waarin de heer B. hen hield (zij zeiden ze onder meer te willen bijdragen aan de aankoop van een computer om het contact te bevorderen).
Door te breken met burger B. en zijn burgerlijke methodes hebben de kameraden van de NCI zich gedragen als echte militanten van de arbeidersklasse. Zij hebben ook een aktiviteitenplan opgesteld samen met de delegatie van de IKS. Zij beslisten om allereerst te leren Internet te kunnen gebruiken en een E-mailadres te openen (1).
Toen onze delegatie vertrok bedankten de kameraden van de NCI ons hartelijk bedankt voor ons bezoek. Zij vertelden ons dat ze (in hun voorbije politiek parcours) nog nooit een organisatie zoals de IKS hadden ontmoet met een dergelijk respect voor de militanten. Zij drongen er herhaaldelijk op aan dat de IKS hen regelmatig opbelt. Een van hen betreurde het zelfs tegenover een van onze kameraden dat deze hem de laatste tijd niet persoonlijk had opgebeld.
De IKS laat de NCI dus niet aan zijn lot over. Zij zal niet toestaan dat de heer B. (en zijn vicieuze ‘cirkeltje’) de minste chantage of druk uitoefent, van welke aard ook, om deze ‘kleine kern’ in een geïsoleerd land te vernietigen. Daarom zal de IKS, op eensgezind verzoek van alle militanten van de NCI, doorgaan om zijn “methode” te gebruiken (door de heer B. en zijn handlangers van de IFIKS gebrandmerkt als “walgelijk”!) om hen regelmatig op te bellen (2).
17 november 2004, IKS
(1) Voor alle correspondentie en financiële steun aan de NCI, schrijven naar de postbus of naar het email-adres van Accion Proletaria, afdeling van de IKS in Spanje.
(2) Het is in zulke bewoordingen dat deze grootheidswaanzinnige manipulator, in zijn ‘Verklaring’ van 12 oktober, uitvoerig zijn walgelijke leugens had uitgesmeerd door zijn eigen schaamteloosheid aan de IKS toe te schrijven (net als bondgenoten van de IFIKS die hem “welkom” heetten in hun Bulletin, nr. 28!): “Wij leggen deze verklaring als gevolg van een reeks van aanklachten geuit door militanten van de Circulo de Comunistas Internacionalistas, en op hun verzoek. Zij verklaren het slachtoffer te zijn geweest van telefonische oproepen door de IKS. Maar deze telefoongesprekken waren niet onschuldig. Ze hadden de achterbakse bedoeling om onze kleine kern te vernietigen [...] Bij hun eensgezind besluit stellen de kameraden die de door de IKS werden opgebeld om wantrouwen te zaaien in hun midden en om onze kleine groep te vernietigen, aan het geheel van de leden van de Circulo de Comunistas Internacionalistas voor om de politieke methode van de IKS totaal te verwerpen die ze als typisch stalinistisch beschouwen”! Zie eveneens ons artikel op onze website: Circulo de Comunistas Internacionalistas: Bedrog of werkelijkheid?
Open brief van de IKS aan de militanten van het IBRP
Parijs, 7 december 2004
Kameraden,
Sinds 2 december zijn we getuige van discrete wijzigingen op de website van het IBRP. Achtereenvolgens verdwenen de Engels- en Spaanstalige versies van de Verklaring van de Círculo de Comunistas Internacionalistas (Kring van Internationalistische Kommunisten) over de walgelijke methodologie van de IKS van 12 oktober die daar meer dan anderhalve maand te vinden was (merkwaardigerwijs is de Franstalige versie van deze verklaring nog altijd aanwezig op het moment dat we deze brief versturen: heeft het IBRP een andere politiek al naargelang het land of de taal?) (1).
Bovendien werd op de Italiaanstalige pagina’s van jullie website de inleiding die voorafging aan het Standpunt van de Círculo de Comunistas Internacionalistas over de gebeurtenissen in Caleta Olivia met driekwart ingekort waarbij de volgende passage verdween: “Onlangs brak de Nucleo Communiste Internationaliste van Argentinië met de Internationale Kommunistische Stroming, die we al lange tijd beschouwen als een overbodig restant van een achterhaalde politiek die ontegenzeggelijk niet geëigend is om bij te dragen aan de oprichting van de internationale Partij. De Argentijnse organisatie veranderde ook van naam door zich Círculo de Comunistas Internacionalistas te gaan noemen.” (“Recentemente il Nucleo Comunista Internazionalista di Argentina ha rotto con la Corrente Comunista Internazionale, che da tempo indichiamo come ormai inutile sopravvivenza di una vecchia politica sicuramente non adeguata a contribuire alla formazione del Partito internazionale. L'organizzazione argentina ha anche cambiato nome assumendo quello di Circolo di Comunisti Internazionalisti.”).
Deze wijzigingen laten (wellicht?) zien dat het IBRP zich er rekenschap van begint af te leggen in welke wespennest het zich gestoken heeft door in goed geloof en zonder enige terughoudendheid te publiceren wat de zogenaamde Círculo in haar verschillende ‘Verklaringen’ allemaal beweert over de aktiviteiten van de IKS. Met andere woorden, het IBRP kan zichzelf niet langer voor de gek houden, net zo min als de lezers van zijn website, over wat de IKS al twee maanden herhaalt: de beschuldigingen die tegen onze organisatie worden ingebracht bestaan uit pure leugens verzonnen door een troebel element, een grootheidswaanzinnige bedrieger zonder scrupules. Met het discreet en geleidelijk laten verdwijnen van deze ‘Verklaringen’ is de aanzienlijke politieke blunder niet in het minst verdwenen, net zo min als dat er iets is goedgemaakt voor de ongehoorde houding waarvoor jullie organisaties zich verantwoordelijk heeft gesteld. In tegendeel.
Daarom vormt deze brief een plechtig beroep op de militanten van het IBRP ten opzichte van een absoluut schandalig gedrag van hun organisatie dat onverenigbaar is met alles wat de proletarische klasse vertegenwoordigt.
Een korte samenvatting van de gebeurtenissen:
Tegen het midden van oktober publiceert het IBRP op haar website in meerdere talen de beruchte Verklaring over de “walgelijke methodologie van de IKS” van de zogenaamde Círculo de Comunistas Internacionalistas die zichzelf voordoet als de opvolger van de Núcleo Comunista Internacional waarmee de IKS al maandenlang debatteert (vooral door twee ontmoetingen in Argentinië tussen de NCI en delegaties van de IKS).
Waaruit bestaat dezen ‘Verklaring’? Het gaat om een serie van heel ernstige beschuldingen tegen onze organisatie:
Iedere lezer die bekend is met de verschillende groepen van de Kommunistische Linkerzijde (of wie zich daarop beroept) herkent hier onmiddellijk de lasterstijl die de IFIKS al enkele jaren tegen onze organisatie aanwendt. Maar dat is niet de enige overeenkomst. Die is ook zichtbaar in de botheid waarmee de grofste leugens worden gedebiteerd:
“Bij hun eensgezind besluit stellen de kameraden die de door de IKS werden opgebeld om wantrouwen te zaaien in hun midden en om onze kleine groep te vernietigen, aan het geheel van de leden van de Circulo de Comunistas Internacionalistas voor om de politieke methode van de IKS totaal te verwerpen die ze als typisch stalinistisch beschouwen”.
De werkelijkheid is heel anders zoals we al duidelijk maakten in andere teksten en zoals het geformuleerd werd in de verklaring van de NCI van 27 oktober: we hebben inderdaad een kameraad van de NCI opgebeld, maar niet in het minst om de “NCI, of de militanten ervan op het persoonlijk vlak” te vernietigen.
Het eerste telefoongesprek vond plaats in een poging te begrijpen hoe de Círculo de Comunistas Internacionalistas was opgericht en waarom de kameraden die enkele weken eerder blijk gaven van een uiterst kameraadschappelijke houding tegenover onze delegatie en die van geen enkel meningsverschil met de IKS blijk hadden gegeven (vooral rond het gedrag van de IFIKS) plotseling, op 2 oktober, een buitengewoon vijandige ‘Verklaring’ aflegden tegenover onze organisatie en de rug toekeerden naar alles wat ze tot dan verdedigd hadden. Vanaf dat moment bekroop ons de twijfel of het geheel van de kameraden van de NCI wel achter deze ‘verklaring’ stond (ondanks dat de ‘unanimiteit’ onder de leden van de NCI werd benadrukt). De gesprekken die we per telefoon hadden met de kameraden van de NCI maakte het mogelijk om ze op de hoogte te stellen van wat er zich afspeelde: het verschijnen van een ‘Círculo’ die zichzelf voordeed als de voortzetting van de NCI en die de aanval op de IKS had geopend. Het bleek eveneens dat de kameraden niet in het minst op de hoogte waren van deze nieuwe politiek van citoyen B. (de enige die webtoegang had) achter hun rug om en in hun naam. Toen we aan de kameraad die we hadden kunnen bereiken vroegen of we hem terug konden belden beantwoordde hij dat met een volmondig “ja” en legde er de nadruk op dat er zo vaak mogelijk moest worden opgebeld en hij vroeg ons te bellen zodra hij in het gezelschap van de andere kameraden was zodat we die ook zouden kunnen spreken. Tot zover de “gezamenlijke beslissing van de kameraden die door de IKS zijn opgebeld”: ze hebben geenszins “aan het geheel van de leden van de Círculo voorgesteld om de politieke methoden van de IKS totaal te verwerpen” maar die juist hartelijk begroet. En de methode “die ze als typisch stalinistisch beschouwen” is die van Mijnheer B.
Dit interessante personage waarschuwt ons in in het begin van zijn verklaring van 12 oktober: wat hij beweert over de “methodologie van de IKS” kan “een leugen lijken”. De ‘verklaringen’ van Mijnheer B. “lijken” inderdaad “op leugens”. En daar is een goede reden voor: het zijn leugens, niets dan leugens. De IFIKS geloofde natuurlijk onmiddellijk de leugen die op een leugen leek. Alle modder die naar onze organisatie gegooid kan worden is koren op haar molen en dan maakt het niet uit of een beschuldiging op “een leugen kan lijken”. Leugenachtigheid is haar tweede natuur, haar handelsmerk (naast chantage, diefstal en verklikkerij). Maar wat daarentegen werkelijk ongelofelijk is, dat is dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde, het IBRP dezelfde weg is ingeslagen door zonder het minste commentaar en dus met haar volle instemming de onwaardige geestesgewrochten van Mijnheer B. te publiceren.
Het IBRP leest anderen graag de les, bijvoorbeeld in het geven van zijn eigen interpretaties van de crises van de IKS door de leugens van de IFIKS daarover woord voor woord te geloven en zonder zelfs de moeite de nemen kennis te nemen van wat de IKS er zelf van zegt (zie bijvoorbeeld Éléments de réflexion sur les crises du CCI (Elementen ter overdenking over de crises van de IKS) op de website van het IBRP). Het wordt daarentegen niet op prijs gesteld als er aanbevelingen worden gedaan over de wijzen waarop zij zich heeft te gedragen: “we houden de ‘waarschuwingen’ van een organisatie [de IKS] voor belachelijk”, “Het is niet aan de IKS of wie dan ook dat we verantwoording moeten afleggen over onze politieke handelwijze en de pretentie van de IKS om de zogenaamde tradities van de Kommunistische Linkerzijde in ere te herstellen lijken alleen maar pathetisch” (zie Antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt, op de website van het IBRP). Desondanks willen we hem uitleggen hoe de IKS gehandeld had wanneer het een verklaring als die van de ‘Círculo’ had ontvangen waarin het hele IBRP serieus ter discussie werd gesteld.
Als eerste zouden we contact hebben opgenomen met het IBRP om het een oordeel te vragen over een dergelijke beschuldiging. We zouden ook de geloofwaardigheid en eerlijkheid van de persoon die dit soort van beschuldigingen uit hebben onderzocht. Wanneer het zou blijken dat de beschuldiging leugenachtig was dan zouden we die houding onmiddellijk hebben aangeklaagd en onze solidariteit met het IBRP hebben uitgesproken. Zou de beschuldiging gerechtvaardigd blijken en we het noodzakelijk achten om die door middel van onze pers bekend te maken, dan zouden we het IBRP naar haar standpunt hebben gevraagd om die naast het document te kunnen plaatsen waarin de beschuldiging wordt uitgesproken.
Nu zouden jullie kunnen denken dat dit enkel mooie woorden zijn en dat we in werkelijkheid iets anders zouden doen. De lezers van onze pers weten in ieder geval dat de IKS zo optreedt en we brachten dat ook in praktijk toen de LA Workers’ Voice campagne begon te voeren om het IBRP zwart te maken (zie Internationalism, nr. 122).
Wat deed het IBRP toen het de “Verklaring van de ‘Círculo’” ontving? Niet alleen onderschreef het die verklaring door hem in meerdere talen op haar website te publiceren zonder enige controle op haar authenticiteit, maar het weigerde meer dan tien dagen lang om, zoals we meermaals vroegen, de weerlegging ervan toe te voegen (zie onze brieven van 22, 26 en 30 oktober) aan de verklaring van de ‘Círculo’.
Het publiceren van onze weerlegging was toch wel het minste dat het IBRP kon doen (en om het even welke burgerlijke krant zou dat in het algemeen aanvaarden) en toch waren er drie brieven nodig voor daartoe werd overgegaan, drie brieven en een aantal feiten waaruit geleidelijk steeds duidelijker het leugenachtige karakter van de ‘verklaring’ bleek. Het toevoegen van onze weerlegging was het minste, maar volstrekt onvoldoende omdat, door geen standpunt in te nemen over de verklaring van de ‘Círculo’ het IBRP de leugen ervan voor zijn rekening bleef nemen. Vandaar onze brieven van 17 en 21 november waarin we vroegen “onmiddellijk, dat wil zeggen direct na ontvangst van dit schrijven, op jullie website de Verklaring van de NCI van 27 oktober te publiceren die op onze website te vinden is in alle betreffende talen”, een verklaring die niet van de ‘Círculo’ afkomstig was, waarvan verwacht kon worden dat die maar wat raak kletste, maar van de belangrijkste getuigen van het bedrog en de lasterlijke leugen van Mijnheer B. Tot op heden hebben jullie deze verklaring van de NCI nog altijd niet gepubliceerd (die jullie vanuit Buenos Aires per post is toegestuurd) en waarvan jullie pertinent weten dat die geloofwaardig is omdat jullie geleidelijk en discreet de verklaring van de ‘Círculo’ van jullie website begonnen te verwijderen.
Wekenlang hielden jullie je slapende voor de verzoeken van de IKS voordat de waarheid in ere werd hersteld. Nu deze steeds duidelijker doorbreekt (en zeker niet dankzij jullie) kiezen jullie voor de meest huichelachtig mogelijke methode om te voorkomen er door besmeurd te raken: er wordt een document verwijderd waarin twee maanden lang tonnen modder werden gegooid naar onze organisatie, en dat onder hetzelfde stilzwijgen waaronder die aanvankelijk door jullie in circulatie was gebracht.
Kameraden, zijn jullie je bewust van de ernst van jullie gedrag? Zijn jullie je er niet van bewust dat deze houding onwaardig is voor een groep die zich beroept op de Kommunistische Linkerzijde maar dat die hoort bij de methoden van het ontaardende trotskisme en zelfs stalinisme? Beseffen jullie niet dat jullie hetzelfde doen als Mijnheer B. (waarvan de recente flirt met de website Argentina Roja er getuigenis van aflegt dat hij terugkeert naar zijn oude stalinistische geliefde) die zich er onledig mee hield om documenten te laten verschijnen en verdwijnen op zijn website in een poging om de ene manoeuvre met de andere toe te dekken?
Hoe dan ook, omdat jullie al je communicatiemiddelen in dienst hebben gesteld van de laster tegen de IKS is het niet voldoende om deze laster discreet weg te moffelen alsof er niets is gebeurd. Jullie hebben een uiterst ernstige politieke blunder begaan en die moet nu worden rechtgezet. De enig waardige wijze waarop een organisatie van het proletariaat dat kan doen is door op jullie website verklaren dat de documenten die daar haast twee maanden toegankelijk waren een verzameling van leugen is en door de hele handelwijze van Mijnheer B. aan de schandpaal te nagelen.
We hebben alle begrip voor de bittere teleurstelling die jullie hebben moeten voelen toen jullie de waarheid ontdekten: de NCI heeft niet gebroken met de IKS en de ‘Círculo’ waarop jullie zoveel hoop hadden gesteld (zie het artikel in Battaglia Comunista van oktober, Anche in Argentina qualcosa si muove. Ook in Argentinië zijn er dingen in beweging) bleek niets anders te zijn dan een bedrog dat voortkwam uit de verbeelding van Mijnheer B. Maar dat is geen reden om het innemen een standpunt uit de weg te gaan over de methoden van deze bedrieger. Het is ook een vraagstuk van elementaire solidariteit met de militanten van de NCI die de eerste slachtoffers waren van de beruchte manipulaties van dit element dat zich hun naam toe-eigende.
We begrijpen ook dat het ietwat pijnlijk is om alweer in het openbaar te moeten verklaren (na jullie communiqué van 9 september 2003 over de Radicale Communisten van de Oekraïne) dat jullie slachtoffer van bedrog zijn geworden. In die tegenspoed heeft de IKS zich van alle commentaar onthouden. Liever dan met het mes in de open wond te wroeten dachten we dat jullie, als ‘verantwoordelijke sterke leiding’ (in jullie eigen bewoordingen) wel in staat zouden zijn om daaruit de lessen te trekken. Maar we waren er niet verbaasd over na al de teleurstellingen die jullie te verwerken kregen, met name met de Radicale Communisten van de Oekraïne en de LA Workers’ Voice, en ondanks dat onze waarschuwingen “belachelijk vinden en daarvan nooit gebruik willen maken”. Maar nu gaat het verder dan als gevulde kalkoen op tafel te hebben gelegen. Achter de roerende naïviteit waarmee jullie een grootheidswaanzinnige oplichter op zijn woord geloofden is er de dubbelhartigheid waarmee de onbeschaamdheden van dit individu op jullie website werden begroet. Dat is een volstrekt onwaardige houding voor een organisatie die zich beroept op de Kommunistische Linkerzijde.
Het IBRP herhaalt dat de IKS “ieder vermogen/mogelijkheid heeft verloren om positief bij te dragen aan het onontkoombare vormingsproces van de internationale kommunistische partij” (“avendo cioè perso ogni capacità/possibilità di contribuire positivamente al processo di formazione dell'indispensabile partito comunista internazionale”, Battaglia comunista van oktober 2004, Anche in Argentina qualcosa si muove). In tegenstelling tot het IBRP (en tot de verschillende kapelletjes van de bordigistische richting) heeft de IKS zichzelf nooit beschouwd als de enige organisatie in staat om positief bij te dragen tot de vorming van de toekomstige revolutionaire wereldpartij, zelfs als zij haar eigen bijdrage daarin vanzelfsprekend als doorslaggevend beschouwd. Vandaar dat vanaf het moment dat zij in 1964 weer opstond (en dus geruime tijd voor de oprichting van de eigenlijke IKS), onze stroming de richting weer insloeg van de Gauche communiste de France (Franse Kommunistische Linkerzijde) en altijd de noodzaak verdedigde van een broederlijk debat en samenwerking (uiteraard in helderheid) tussen de krachten van de Kommunistische Linkerzijde. Zelfs voordat Battaglia Comunista daar in 1976 een voorstel toe deed hebben we meerdere maar telkens vruchteloze voorstellen aan deze organisatie gedaan om internationale conferenties te organiseren van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde. Daarom ook hebben we enthousiast gereageerd op het initiatief van Battaglia Comunista en hebben we onze uiterste best gedaan om daaraan serieus en vastbesloten deel te nemen. Maar daarom betreurden en veroordeelden we het ook dat Battaglia en de CWO besloten om tijdens de derde conferentie in 1980 die pogingen te beëindigen.
We zijn inderdaad van mening van sommige standpunten van het IBRP verward, fout of onsamenhangend zijn en dat ze verwarring binnen de arbeidersklasse kunnen zaaien of instandhouden. Daarom publiceren we in onze pers regelmatig polemieken waarin die standpunten worden bekritiseerd. Toch zijn we van mening dat het IBRP, vanuit zijn fundamentele beginselen, een organisatie van het proletariaat is en dat hij daar binnen een positieve bijdrage levert tegenover de burgerlijke mystificaties (vooral als hij het internationalisme verdedigt tegenover de imperialistische oorlog). Tot op heden zijn we dan ook van mening dat het belang van de arbeidersklasse gebaat is bij het voortbestaan van een organisatie als het IBRP. Dat is niet jullie analyse van onze eigen organisatie omdat jullie in jullie bijeenkomst met de IFIKS in maart 2002 jullie herhaalden dat “als we tot de conclusie komen dat de IKS een ‘waardeloze’ organisatie is geworden, dan zal ons doel zijn om er alles te doen om haar verdwijning te bevorderen” (IFIKS-Bulletin, nr. 9) en sindsdien zijn jullie ertoe overgegaan om er inderdaad alles aan te doen om dat doel te bereiken.
Het feit dat jullie de inschatting maken dat de IKS een obstakel vormt voor het bewustwordingsproces van de arbeidersklasse en dat het beter zou zijn voor de strijd dat de IKS zou verdwijnen is op zichzelf geen probleem. Dat is hoe dan ook het standpunt dat de verschillende bordigistische kapelletjes altijd hebben verdedigd. Het stelt ons ook geen enkel probleem dat jullie de middelen zoeken om dat doel te bereiken. De vraag is: welke middelen? De bourgeoisie heeft eveneens belang bij de verdwijning van de IKS, net als van de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde. Daarom worden er met name walgelijke campagnes gevoerd tegen deze stroming door haar op één hoop te gooien met de ‘revisionistische’ stroming die een handlanger is van extreem-rechts. Voor de heersende klasse zijn ALLE middelen goed genoeg, daarbij inbegrepen en vooral, leugens en laster. Maar datzelfde geldt niet voor een organisatie die beweert te strijden voor de proletarische revolutie. Net als de andere revolutionaire organisaties van de arbeidersbeweging die aan haar voorafgingen onderscheidde de Kommunistische Linkerzijde zich niet alleen door de programmatische standpunten zoals het internationalisme. In haar strijd tegen de ontaarding van de Kommunistische Internationale en tegen het opportunistisch bergafwaarts gaan van het trotskisme waardoor het in het burgerlijke kamp terechtkwam, beriep de Linkerzijde zich altijd op een methode die gebaseerd was op duidelijkheid, en dus waarheid, vooral tegenover alle vervalsingen waarvan het stalinisme de munitie aanleverde. Marx zei “de waarheid is revolutionair”. Anders gezegd, leugens en meer nog laster zijn geen wapens van het proletariaat maar van de klassenvijand. En de organisatie die daarvan een strijdmiddel maakt, wat ook de juistheid is van de standpunten die in haar programma staan, slaat de weg in naar het verraad of wordt minstens een beslissende obstakel voor de bewustwording van de arbeidersklasse. In dat geval is het beter, en veel meer dan door de aanwezigheid van misvattingen in haar programma, dat zij, vanuit het gezichtspunt van de belangen van het proletariaat, inderdaad verdwijnt.
Kameraden,
We zeggen het heel openhartig: als het IBRP volhardt in de politiek van de leugen, van de laster et, nog erger van het ‘laten zeggen’ en de medeplichtige stilte rond de aktiviteiten van groepjes die dat als hun handelsmerk en bestaansreden hebben, zoals de ‘Círculo’ en de IFIKS, dan geeft hij er blijk van een obstakel te zijn geworden voor de bewustwording van het proletariaat. Het zal een obstakel zijn niet alleen vanwege het diskrediet dat het zou kunnen brengen over onze organisatie (de laatste gebeurtenissen maakten duidelijk dat we ons kunnen verdedigen, zelfs als jullie de inschatting maken dat “de IKS uiteen valt”), maar door het diskrediet en de schande die dergelijk gedrag brengt over de nagedachtenis van de Kommunistische Linkerzijde van Italië, en dus over zijn onschatbare bijdrage. Dan zou het inderdaad beter zijn als het IBRP verdween en “ons doel zal eruit bestaan zijn verdwijning te bevorderen” zoals jullie het zo mooi uitdrukken. Het is natuurlijk duidelijk dat we daarbij alleen gebruik zullen maken van de wapens waarover de arbeidersklasse beschikt en vanzelfsprekend niet van leugens en laster gebruik zullen maken.
Een laatste punt:
De verklaring van 12 oktober van de ‘Círculo’, net als het artikel van de IFIKS in haar Bulletin, nr. 28, zinspeelt op onze zogenaamde “pogingen tot sabotage” tijdens jullie openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs. Jullie zijn niet vreemd aan dit soort van beschuldigingen omdat de eerste versie van jullie standpuntbepaling over deze openbare bijeenkomst die uitsluitend in het Italiaans verscheen (en niet in het Frans – alweer zo’n mysterie van het IBRP!) zinspeelt op “le avanguardie rivoluzionarie anche laddove scarseggiano, ostacolate nel loro emergere dai miasmi prodotti da una organizzazione in via di disfacimento, come la Cci a Parigi. E' per questo che il Bipr continuerà il suo lavoro anche su Parigi, prendendo tutte le misure necessarie a prevenire ed evitare sabotaggi, da qualunque parte essi vengano.” (de revolutionaire voorhoedes, zelfs als ze klein zijn, en in hun opkomst worden gehinderd door de verpeste atmosfeer die wordt voortgebracht door een organisatie die uiteenvalt, zoals de IKS in Parijs. Daarom zet het IBRP haar werk naar Parijs verder, waarbij alle nodige maatregelen worden genomen om sabotage te voorkomen en te ontlopen, uit welke hoek die ook komt). Vervolgens is het einde van deze passage terug genomen (een bewijs ervan dat jullie niet al te zeker van jullie zaak waren), en met name de verwijzing naar onze ‘sabotage’. Een aantal bezoekers van jullie website en contacten die een e-mail-abonnement hebben op jullie communiqués kon kennis nemen van deze beschuldigingen. En de IFIKS net als de ‘Círculo’ blijven ze vertonen op hun eigen websites zonder dat jullie dat tegenspreken.
Kameraden, als jullie van mening zijn dat wij hebben geprobeerd jullie openbare bijeenkomst in Parijs te saboteren zeg het dan openlijk en leg uit waarom. Dan kunnen we erover van gedachten wisselen met argumenten in plaats van geconfronteerd te worden met achterbakse geruchten.
Een allerlaatst punt. Deze brief gaat voornamelijk over maar één enkele vraag: de publicatie op jullie website van een ‘Verklaring’ waarin de IKS smerig belasterd wordt. Dat wil niet zeggen dat het gebruik (actief of passief) van leugens en laster als ‘strijdmiddelen’ daarmee ophoudt. We herinneren jullie er aan dat we twee brieven hebben geschreven waarin we jullie onder andere hebben gevraagd om stelling in te nemen over een hoogst belangrijke kwestie (behalve als die woorden voor jullie niets meer betekenen): “Denken jullie dat de IKS, zoals de IFIKS onophoudelijk beweert onder de plak zit van de staatskapitalistische agent (die deel uitmaakt van de politie of van een vrijmetselaars-sekte?”
We herinneren er eveneens aan dat tot op de dag van vandaag, zelfs als jullie de diefstal rechtvaardigen die de IFIKS heeft gepleegd van onze abonneebestanden, jullie nog geen uitleg hebben kunnen geven over het feit dat onze abonnees een uitnodiging hebben ontvangen voor jullie openbare bijeenkomst hoewel ze jullie nooit hun adres hebben gegeven. De enige ‘verklaring’ daarvoor bestond eruit dat een lid van het presidium van jullie openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs zei: “we waren niet op de hoogte van het versturen van deze uitnodigingen en we zijn het er niet meer eens”.
Als jullie niet van zins zijn om daarover uitleg te geven aan de IKS, dan vragen we jullie toch om op zijn minst een rectificatie te sturen naar onze abonnees die niet eens noodzakelijkwijs sympathisanten van de IKS zijn.
Tot zover een geheel van kwesties dat voor onze niet is afgesloten. En we zullen het telkens wanneer we dat nodig vinden opnieuw ter tafel brengen als jullie ertoe besluiten om jullie gebruikelijke politiek van stilzwijgen tegenover onze brieven te handhaven.
Ontvang, kameraden, onze kommunistische groeten.
De Internationale Kommunistische Stroming
(1) Die vraag is niet alleen gerechtvaardigd met betrekking tot het verdwijnen van de Verklaring van 12 oktober, maar ook met betrekking tot de opname ervan op de website van het IBRP. Zo werd deze Verklaring nooit opgenomen in het Italiaan hoewel twee andere teksten van de Círculo daar wél verschenen, Presa di posizione del Circolo di Comunisti Internazionalisti sui fatti di Caleta Olivia (Het standpunt van de Círculo de Comunistas Internacionalistas over de gebeurtenissen van Caleta Olivia) en Prospettive della classe operaia in Argentina e nei paesi periferici (Perspectieven van het proletariaat Argentin in Argentinië en de perifere naties) die, paradoxaal, door het IBRP niet in andere talen zijn gepubliceerd. Begrijpe wie het begrijpen kan. We hopen dat in ieder geval de militanten van het IBRP de redenen van deze verbijsterende beslissingen kennen.
De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs
Nadat ons verschillende malen een stand was geweigerd op de anarchistische boekenmarkt van Utrecht en we zelfs werden geïntimideerd op de openbare weg, publiceerden we in Wereldrevolutie, nr. 101, het artikel Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken. Daarop kwam een reactie van Sandra van Uitgeverij De Dolle Hond die we hieronder plaatsen.
Open brief aan de anarchistische marktmeesters
Ondanks de wat plagerig klinkende titel boven dit stuk wil ik hier in de eerste plaats mijn oprechte waardering uitspreken voor de mensen die telkens weer de organisatie op zich nemen van activiteiten als de anarchistische boekenmarkt in Utrecht. Het is mij wel bekend dat daar heel wat meer werk mee gepaard gaat dan de meeste mensen zien en dat het steeds weer te weinig mensen zijn die verantwoordelijkheid nemen en daardoor een schier eindeloze reeks rotklussen voor hun kiezen krijgen. Of het nu in Utrecht, Appelscha, Gent of Amsterdam gebeurt: zo gaat het overal en steeds weer opnieuw. Het is dus niet mijn bedoeling om de organisatoren af te zeiken of hen middenin de organisatorische stress een hevige discussie in de maag te splitsen.
Wel wil ik graag een discussie over de kwestie: wie mogen er op een anar-chistische of alternatieve boekenmarkt een kraam en wie niet? Die discussie kan hopelijk in alle rust gevoerd worden en dat hoeft dus niet meteen in Utrecht maar kan het hele jaar door (het zal per slot toch niet de laatste keer zijn...). Het is de passiviteit van de deelnemers aan collectieve initiatieven als de anarchistische boekenmarkt, die enkele organiserende individuen in de positie van anarchistisch marktmeester manoeuvreert; vandaar de ironisch bedoelde aanhef...
Sinds een aantal jaren wordt een mij bekende groep, de Internationale Kommunistische Stroming (IKS), pertinent geweigerd op de boekenmarkten in Utrecht en Gent, terwijl ze op de Pinksterlanddagen in Appelscha al sinds jaar en dag aanwezig zijn. De redenen waarom ze geweigerd worden kan ik, als ik de argumenten die ik in de wandelgangen opvang juist weergeef, als volgt samenvatten:- de IKS is niet anarchistisch maar marxistisch- de IKS neemt anti-anarchistische standpunten in- als we de IKS accepteren staan volgend jaar alle trotskistische splintergroepen ook op de stoep- de IKS heeft de organisatie van de anarchistische boekenbeurs beticht van stalinistische praktijken
Het eerste argument klopt al meteen als een bus: de IKS beroept zich niet op het anarchisme maar op het marxisme. Meer specifiek: op de linkse oppositionele stromingen die aan het begin van de twintigste eeuw bestonden binnen de sociaal-democratie en, daarna, binnen de zogenaamde communistische partijen. Daarbij onderscheidt de IKS zich echter in gunstige zin van de verschillende bolsjewistische stromingen (trotskisten, maoïsten, etc.) door haar kritische standpunten over de rol van de staat, de verhouding tussen partij en klasse en de positie van de arbeidersraden. Mijns inziens bestaan er daarbij wel degelijk raakvlakken met de idee die door sommige anarchisten zijn ontwikkeld ten tijde van de Russische en Duitse revoluties. Ik noem hier slechts de Duitse anarchist Erich Mí¼hsam die eveneens de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat in de vorm van de arbeidersraden erkende. De IKS neemt echter een minder vergaand standpunt in dan de radencommunisten en verwerpt niet volledig de voorhoederol van de partij en de rol van de staat in een zogenaamde revolutionaire tussenfase. Ze omschrijven zichzelf dan ook als ‘linkscommunisten’ en als ik ze uitmaak voor halfleninisten dan publiceren ze mijn tekst vervolgens vrolijk in hun blad. In tegenstelling tot sommige radencommunisten (die ook altijd een gewillig oor vonden bij de oudere anarchistische kameraden) hebben ze echter een minder deterministische interpretatie van het marxisme.
De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. Hun visie op een bepaald historisch conflict binnen de Eerste Internationale is even plat en eenzijdig als dat wat ik soms van een enkele bakoeninist mag vernemen. Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren. Voor sommige anarchisten is het misschien wel interessant om de verschillen en overeenkomsten te kunnen onderscheiden, waarbij men de eigen standpunten leert formuleren en verdedigen. Wanneer je echter geen zin hebt om met hen in discussie te gaan, bijvoorbeeld omdat ze niet anarchistisch, veganistisch, feministisch of pacifistisch genoeg zijn, of anderszins niet in je wereldbeeld passen, dan doe je dat gewoon niet... Het is echter wat anders dan een platform te bieden voor de platte propaganda van stalinisten en trotskisten die zieltjes komen winnen!
Overigens zijn bepaalde kritiekpunten van de IKS niet eens exclusief marxistisch te noemen. Ook binnen de anarchistische beweging zijn er in de loop der decennia critici geweest die bijvoorbeeld de anarchistische regeringsdeelname in 1936 veroordeelden. Ik herinner me een adressenlijst uit een Duitse anarchistische agenda tijdens de jaren tachtig, waarin vele lokale groepen werden vermeldt die zich tooiden met de titel ‘Vrienden van Durruti’ de politieke betekenis van dit predikaat werd me pas jaren later duidelijk.
Maar los van al deze detailkwesties: ik zie in het geval van de IKS vooralsnog onvoldoende grond om hen deelname aan de anarchistische boekenmarkt te ontzeggen. Het is daarbij geenszins mijn bedoeling om dan maar meteen de poorten open te zetten voor de hele trotskistische en stalinistische mikmak; mijns inziens onderscheidt de IKS zich, ook vanuit een anarchistisch standpunt, daar in gunstige zin van. De historische stromingen waarop zij zich beroepen zijn in hun tijd overigens in niet mindere mate het slachtoffer geworden van de door Trotski en Stalin ontketende repressie en terreur dan de anarchisten. Het zou toch vreemd zijn als een bepaalde manier van denken die door toedoen van het stalinisme praktisch van de aardbodem is verdwenen (en die op velen ongetwijfeld een anachronistische indruk maakt) nu het zwijgen wordt opgelegd door anarchisten!
Verder klopt het dat de IKS in hun blad Wereldrevolutie de organisatoren van de boekenbeurs stalinistische praktijken hebben verweten. Dat deden zij echter nadat zij meerdere jaren achtereen zonder enige inhoudelijke discussie van die boekenbeurs zijn geweerd, wat toch ook een minder vriendelijke houding is die niet direct tot subtiliteiten uitnodigt. En ik mag er hier wel aan herinneren dat de eerste die deze beschuldiging uitte niet iemand van de IKS zelf was, maar een oudere anarchistische kameraad die zich opwond over deze in zijn ogen onrechtvaardige censuur.
Tot slot kan ik het niet laten om hier te wijzen op de groepen die wél toestemming krijgen om hun kraam op de verschillende boekenmarkten op te zetten. De alternatieve boekenbeurs in Gent ging zelfs zover om de maoïstische uitgeverij EPO een plek te gunnen, wat nochtans een onderneming is van de Belgische PvdA. Dezen lieten zich dan ook onmiddellijk gelden door vooral hun publicatie Een andere kijk op Stalin ten toon te spreiden, ronduit smerige en leugenachtige propaganda voor een moorddadig totalitair regime. Het argument dat EPO ook goede boeken uit zou geven, snijdt daarbij geen hout: een anarchistische distributeur zou die goede boeken dan ook kunnen bestellen en aanbieden, zodat de overige vuiligheid ons bespaard blijft.
In Utrecht blijft ons ook de nationalistische propaganda van de solidariteitscomité niet bespaard. Wat groepen die streven naar nieuwe staten in Baskenland, Palestina of Koerdistan nog met anarchistische idealen van doen hebben is mij volstrekt onduidelijk. Het argument dat het hier mensen betreft die we kennen uit onze eigen of aanverwante kringen slaat daarbij nergens op: dit is een ons-kent-ons principe dat niets meer te maken heeft met een inhoudelijke politieke stellingname. Wellicht is het ook goed om ruimte te bieden voor afwijkende, niet-anarchistische geluiden, maar wanneer men de IKS wil weigeren om hun ‘anti-anarchisme’, dan zal men als consequentie minstens zulke nationalistische, staatsgezinde en stalinistische clubs evengoed moeten weren!
Hier wou ik het voorlopig bij laten. Eventuele reacties kunnen wellicht gepubliceerd worden in bladen als Buiten de Orde en de Grachtenkrant.
Met vriendelijke groet,
Sandra, Uitgeverij De Dolle Hond
1. De NCI heeft kennis genomen van de drie ‘verklaringen’ van de ‘Círculo de Comunistas Internacionalistas’ (‘Kring van Internationalistische Kommunisten’) van 2 oktober, 12 oktober en 21 oktober. De NCI verklaart plechtig dat de inhoud van deze verklaringen een reeks van leugens en schaamteloze laster tegen de IKS behelsen.
2. De NCI neemt afstand van deze verklaringen van de genoemde ‘Kring’, verklaringen die achter haar rug om zijn verspreid en zonder dat zij daarover is geraadpleegd, door een individu die deel uitmaakte van de NCI maar die de Níºclei momenteel verwerpt.
3. De NCI handhaaft haar verklaring gemaakt in de maand mei van 2004 waarin de IFIKS en haar houding veroordeeld werden. Zij handhaaft eveneens haar analyses, in het bijzonder over de gebeurtenissen in Argentinië in 2001 en over het vraagstuk van het verval van het kapitalisme.
4. De NCI zet de discussie voort om die op politiek vlak, met de steun van de IKS, te verhelderen.
5. Leugen en laster zijn onwaardige gedragingen en ze horen niet thuis binnen de arbeidersklasse.
6. De NCI neemt het op zich een overzicht te maken van haar eigen ontwikkeling vanaf haar ontstaan tot op heden.
De NCI, in zijn vergadering van 27 oktober 2004
Heel de arbeidersklasse, in alle landen, sectoren en bedrijven, leeft op dit moment met deze kwellende onzekerheid: hoe te ontsnappen aan de dreiging van de werkloosheid? Welke toekomst kan de huidige maatschappij onze kinderen nog bieden? Wat kan men doen om uit deze situatie te geraken?
Op deze vragen heeft de kapitalistische klasse die de wereld beheerst slechts één antwoord: we moeten vertrouwen stellen in de regeringen, alleen zij zouden over de middelen beschikken om het probleem op te lossen. We moeten geduld oefenen, bereid zijn offers te brengen en vooral begrijpen dat werkloosheid de tol is die de mensheid moet betalen voor de verdere technologische vooruitgang.
Heel de arbeidersklasse, in alle landen, sectoren en bedrijven, leeft op dit moment met deze kwellende onzekerheid: hoe te ontsnappen aan de dreiging van de werkloosheid? Welke toekomst kan de huidige maatschappij onze kinderen nog bieden? Wat kan men doen om uit deze situatie te geraken?
Op deze vragen heeft de kapitalistische klasse die de wereld beheerst slechts één antwoord: we moeten vertrouwen stellen in de regeringen, alleen zij zouden over de middelen beschikken om het probleem op te lossen. We moeten geduld oefenen, bereid zijn offers te brengen en vooral begrijpen dat werkloosheid de tol is die de mensheid moet betalen voor de verdere technologische vooruitgang.
Onze uitbuiters willen ons de werkloosheid als een noodlot laten ondergaan. Als er niet genoeg werk meer is voor iedereen zou dat te wijten zijn aan de technologische ontwikkeling. De machine zou de mens vervangen opdat de kapitalisten nog meer winst kunnen opeenhopen. Voor wat betreft de economie, de crisis ervan zou van niet meer dan voorbijgaande aard zijn en vooral een volgende opleving van economische groei aankondigen. Maar kondigde de regering aan het eind van de jaren 1970 ook al niet ‘het einde van de tunnel’ aan? De werkelijkheid was dat in het begin van de jaren 1980 een nog veel dieper recessie begon dan die van de voorafgaande jaren. In die periode vormde de uitdrukking ‘sociale afwikkeling van de werkloosheid’ een vijgenblad voor de genomen maatregelen om de werklozen nog net in leven te houden, zogenaamd om ze in staat te stellen andermaal te wachten op een nieuwe opleving van de economie. In het begin van de jaren 1990 kondigde de ineenstorting van het vijandelijke Oostblok volgens de westerse bourgeoisie een eindelijk wonderbaarlijke wereld aan, een tijdperk van vrede en welvaart. We moesten geloven dat de oorzaken van de oorlog eindelijk waren verdwenen en dat er nieuwe markten opengingen! De werkelijkheid bestond in die periode uit oplopende werkloosheid, toenemende armoede en eindeloze oorlogen. Maar dat alles zou écht veranderen met het nieuwe millennium, door de ‘nieuwe economie’ die het internet te bieden had. Maar ook die nieuwe economie is op zijn beurt als een kaartenhuis ineengestort. Het is duidelijk gebleken dat al die redevoeringen leugens waren, vergelijkbaar met de leugens die werden opgehangen om kommunisme met stalinisme te kunnen vereenzelvigen!
Met het verdraaien van de werkelijkheid hebben de kapitalistische staat, zijn regering, werkgevers, politieke partijen, vakbonden en geestelijken maar één doel voor ogen: de arbeiders beletten tot het besef te komen dat het kapitalisme is gebaseerd op uitbuiting van de arbeidskracht van de proletariërs; en bijgevolg blijkt uit het onvermogen van de bourgeoisie om nog werk te bieden aan de uitgebuiten dat het systeem bankroet is. Door de werkloosheid voor te stellen als een noodlot kan de bourgeoisie de offers rechtvaardigen die ze van de arbeiders vraagt: omdat er in de productie niet meer voldoende plaatsen zijn voor iedereen zou de enige oplossing bestaan uit het verdelen van werk en loon.
Nu er een einde is gekomen aan de volledige werkgelegenheid wordt de hele arbeidersklasse aan werkloosheid onderworpen. Tegenover die algehele verbreiding van de armoede kan het proletariaat zich verdedigen. Dat kan echter alleen doeltreffend door overal zo breed mogelijk solidaire en eensgezinde strijd te leveren.
Of ze nog werk hebben of werkloos zijn, de proletariërs behoren tot één en dezelfde klasse. Zij kunnen hun krachten bundelen in één en dezelfde strijd.
De arbeiders hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.
Nooit sinds de laatste wereldoorlog heeft de kapitalistische wereld een dergelijke graad van ellende en barbaarsheid bereikt zoals nu. Oorlogen blijven voortdurend doorgaan en de werkloosheid groeit onophoudelijk. In de onderontwikkelde landen zijn slachtpartijen, epidemieën en hongersnoden het dagelijkse lot van honderden miljoenen menselijke wezens. In de geïndustrialiseerde landen wordt een groeiende massa arbeiders op straat gegooid bij elke nieuwe golf van ontslagen. Staten zoals Duitsland, die ons gedurende tientallen jaren werden voorgeschoteld als modellen van voorspoed, blijven niet langer gespaard voor de ontwikkeling van massale werkloosheid. Zelfs Zwitserland, dat tot op heden nooit met dit verschijnsel was geconfronteerd, komt er nu mee in aanraking.
De huidige recessie van het wereldkapitalisme is de ernstigste die de maatschappij ooit heeft gekend sinds de jaren 1930. Anders dan in de jaren 1970 en 1980 zijn het nu niet alleen de slecht lopende bedrijven die worden geherstructureerd door ‘afslanking’ van de personeelssterkte. Het zijn juist de stokpaardjes van de kapitalistische economie die de één na de ander ineenstorten. En nog krijgen we te horen dat dit komt door een paar corrupte leiders en niet door het bankroet van het kapitalisme. De toename van de wereldwijde werkloosheid laat duidelijk zien dat de corruptie, hoewel die ook bestaat, niet de ware oorzaak is. Om alleen maar het voorbeeld van Frankrijk te geven: in 1973 was de werkloosheidsgraad 2,2%, in 1979 van 4,5%, in 1980 van 6,3%, in 1981 7,8%, in 1985 10%, en sindsdien, ondanks alle statistiekvervalsing, het ‘opschonen’ van de administratie en andere uitvluchten om de toename van de werkloosheid te verbergen, is de werkloosheidsgraad rond ongeveer de 10% blijven schommelen, een cijfer dat verre onder de werkelijkheid ligt.
Het zijn niet slechts de schoolverlaters die geen werk of alleen een armoede-baantje vinden, maar het geheel van de proletariërs die deel uitmaken van het productiesysteem worden iedere dag met duizenden tegelijk brutaal ontslagen zonder enige kans op het vinden van een andere vaste baan. De uitbreiding van die ellende voor de arbeiders neemt nu al zo’n omvang aan, dat de grote industrieconcentraties van West-Europa en de Verenigde Staten steeds lijken op de ‘Derde Wereld’ met groeiende massa’s daklozen die in de centra van de grote steden rondzwerven.
De toename van armoede en werkloosheid treft volop alle arbeiders, in alle bedrijfstakken, in alle landen. Heel de arbeidersklasse wordt momenteel getroffen door deze overval door het kapitaal. Niet alleen de arbeiders die uit de productie worden gestoten, maar ook zij die nog werk hebben.
In fabrieken, werkplaatsen en kantoren leeft iedereen in de onzekerheid of hij of zij niet op de zwarte lijst staat voor de komende ontslagronde. Overal heerst hetzelfde gevoel van onrust en onzekerheid.
Maar de werkenden hebben de werkloosheid niet alleen voor de toekomst te vrezen. Deze overval ondergaan ze nu al in de dagelijkse werkelijkheid van hun levensomstandigheden.
Bovenop de maatregelen van technische werkloosheid, die de bourgeoisie in de jaren 1970 en 1980 vaak toepaste en waarmee de arbeiderslonen aanzienlijk werden verlaagd, zagen we dat de regering Baladur in Frankrijk de deeltijdse werkloosheid veralgemeenden over de hele arbeidersklasse door de toepassing van ‘een lange termijn-aanpak van de werkgelegenheid’; sindsdien kwamen er vooral steeds meer deeltijdse en tijdelijke baantjes biij, waarbij armoedelonen steeds gebruikelijker werden.
Bovendien ziet de hele arbeidersklasse na ieder ontslaggolf, na iedere inkrimping van de werkgelegenheid de arbeidsomstandigheden verder verslechteren, vooral door opdrijving van het arbeidsritme als gevolg van de vermindering van het aantal arbeidsplaatsen.
Tenslotte stelt de staat zich er niet mee tevreden om zo de druk van de werkloosheid op de werkenden af te wentelen. Er wordt ook nog een smerige chantage gepleegd waarbij de arbeiders de illusie krijgen aangepraat dat wanneer ze de loonsdalingen zonder morren aanvaarden ze kunnen bijdragen aan het verbeteren van de concurrentiekracht van hun bedrijven en daarmee nieuwe ontslaggolven kunnen voorkomen.
En om nieuwe loonsdalingen te rechtvaardigen, in naam van ‘solidariteit’ met de werklozen, schudde de bourgeoisie iets nieuws uit haar mouwen: de ‘verdeling van arbeid’, die naar voren werd geschoven als oplossing voor het werkloosheidsprobleem. Wat in werkelijkheid van ons wordt gevraagd is de verdeling van de armoede, het opleggen van de omstandigheden waarin de werklozen verkeren aan alle arbeiders.
Dat is de ondraaglijke toestand van de arbeiders die nog aan het werk zijn. Staat, ondernemers en bazen houden zo een vaste greep, jagen de arbeiders voortdurend op en dreigen onophoudelijk: “Als je niet tevreden bent kan je ophoepelen. Er zijn er honderden, ja duizenden die je plaats graag innemen.”
Niet alleen draaien de werkende arbeiders op voor de kosten van de crisis van het systeem dat hen uitbuit, maar met honderdduizenden moeten ze noodgedwongen ook, met hun steeds magerder inkomsten, voorzien in de elementaire levensbehoeften van hun gezinsleden die al werkloos zijn, vooral hun kinderen die als schoolverlater geen werk vinden.
De enige toekomst die het kapitalisme de nieuwe generaties proletariërs te bieden heeft is die van de volslagen ellende, een armoede nog erger dan die de werkloze arbeiders al te verduren hebben, ertoe veroordeeld te zijn van de hand in de tand te leven, hele dagen achter steeds schaarser vacatures aan te hollen en waarvoor tien, honderd, duizend mensen zich vruchteloos komen aanbieden.
De staat en de ondernemers dwingen deze werkloze arbeiders ertoe om het even welk onderbetaald en tijdelijk baantje aan te nemen, beknotten geregeld op hun uitkeringen of zetten die stop. Steeds meer ontslagen arbeiders worden zo tot wanhoop gedreven omdat ze niet meer over de middelen beschikken voor een dak boven hun hoofd, om zichzelf en hun gezin te kleden en te voeden, terwijl in de verpauperde arbeiderswijken steeds meer jonge werklozen in aanraking komen met drugs en met kleine en grote criminaliteit.
Met deze proletariërs die door het kapitalisme definitief uit de productie zijn gegooid zwelt de massa behoeftigen iedere dag aan. De heersende klasse, haar bereidwillige media en haar geestelijken hebben die tot ‘nieuwe armen’ en ‘uitgesloten’ gedoopt. Zo worden ze van hun klassenkarakter ontdaan om ze te scheiden van de rest van de arbeidersklasse, om ze te isoleren en te beletten dat er een gemeenschappelijke strijd van werklozen en werkenden wordt gevoerd.
Tegelijk probeert heel de bourgeoisie, door onophoudelijke media-campagnes, de werkende arbeiders op te zadelen met een schuldgevoel, door ze aan de werklozen voor te stellen als ‘bevoorrechten’, die door hun ‘egoïsme’ verantwoordelijk zouden zijn voor deze toestand, terwijl het de uitbuitende klasse is, met haar systeem in crisis, dat de verantwoordelijkheid draagt voor armoede en werkloosheid.
Zij die ons regeren, die de arbeidskracht uitbuiten, die ons voortdurend steeds meer willen laten opdraaien voor het bankroet van hun systeem, zij herhalen al jarenlang dat het gaat om slechte tijden waar we doorheen moeten, dat de huidige offers ertoe dienen om een betere toekomst voor te bereiden. Ze liegen!
Gisteren riepen al die bourgeois, die politici, bureaucraten en technocraten die de wereld leiden in de kolommen van een bereidwillige pers dat de werkloosheid te wijten was aan de luiheid van een stel ‘parasieten’ die liever rijkelijk leven op kosten van de werkenden dan zelf werk te zoeken of te houden. Zo probeerden ze de werklozen verantwoordelijk te stellen voor de economische crisis en de tekorten op de staatsbegroting. Ze verminderden omvang en duur van de uitkeringen en maakten het moeilijker om er een te krijgen. Ondanks al die beperkingen, ondanks het geknoei met de werkloosheidscijfers, is het aantal mensen zonder werk in alle landen blijven stijgen, bleven de ontslaggolven elkaar opvolgen.
Gisteren riepen alle fracties van de heersende klasse, van rechts net zo goed als van links: ‘om de werkloosheid terug te dringen, om een halt toe te roepen aan de ontslagen, om de economie aan te zwengelen, om de koopkracht te verhogen, moet er bij verkiezingen op de juiste mensen worden gestemd.’ In Frankrijk hebben de partijen van links, met de steun van alle vakbonden en ultra-links, rechts afgewisseld aan het hoofd van de staat. Met de hand op het hart bezworen ze ons dat er met een goed links beheer, dat ernstig rekening zou houden met de belangen van de arbeiders, een half miljoen banen zouden worden geschapen en dat de grens van de twee miljoen werklozen, daarna van de twee-en-een-half miljoen, niet zou worden overschreden... Voorwaar, het resultaat van dat alles, na tien jaar linkse regering, bestaat uit meer dan drie-en-een-half miljoen werklozen! De 35-urige werkweek zou ook, als we deze linkse ‘weldoeners’ mochten geloven, werkgelegenheid scheppen en de werkloosheid terugdringen. Er kwam niets van terecht: de werkloosheid bleef met de verscherping van de crisis sinds 2001 toenemen. De 35-urige werkweek diende natuurlijk een heel ander doel. Het ging in werkelijkheid om het opdrijven van de arbeidsproductiviteit door vele pauzes af te schaffen en het werk in minder uren te laten verrichten; het ging er ook om de productiekosten te verminderen door in vele gevallen de lonen te verlagen! Het enige doel van dat alles bestond er uit om te proberen over de ruggen van de arbeiders de nationale economie krachtig te laten blijven in een steeds meer verbeten wereldwijde concurrentie. In 2002 volgde rechts links weer op, en net als onder links bleef de werkloosheid onverbiddellijk stijgen.
Hetzelfde vindt plaats in alle industrielanden, in de Verenigde Staten net zo goed als in de belangrijkste landen van West-Europa. In het Spanje voerde de ‘socialist’ Gonzalez dezelfde politiek als Mitterand in Frankrijk of Tony Blair in Groot-Brittannië. Het werkloosheidspercentage heeft inmiddels in werkelijkheid bijna de 25% van de actieve bevolking bereikt. En als de regering van Aznar ook al met de statistieken knoeit om te kunnen beweren dat het er minder zijn dan blijft de werkelijkheid hardnekkig aantonen dat de werkloosheid blijft groeien.
Nu net als vroeger hebben de rechtse en linkse regeringen nog het lef te zeggen: “Handen uit de mouwen en de broekriem aangehaald. We zijn gedwongen om ontslagen door te voeren om de nationale economie uit het slop te halen en nieuwe banen te scheppen.”
Die praatjes krijgen we nu al twintig jaar met enige regelmaat opgelepeld. Met elke nieuwe verscherping van de crisis wordt ons ‘het eind van de tunnel’ beloofd. Maar telkens wordt de toestand slechter.
Nu net als vroeger willen ze ons wijsmaken dat het de ‘gastarbeiders’ zijn die de verantwoordelijkheid dragen voor de groeiende werkloosheid. Al jarenlang zijn in Frankrijk net als in de meeste geïndustrialiseerde landen de grenzen gesloten, wordt er jacht gemaakt op ‘illegalen’, worden hele gezinnen met de sterke arm naar een ‘land van herkomst’ uitgewezen dat ze vaak nog nooit hebben gezien en waar de economische en sociale toestand nog veel rampzaliger is dan hier. Maar ondanks die politiemaatregelen blijft de werkloosheid onverbiddelijk stijgen, treft ze de ‘gastarbeiders’ net zo goed als de autochtone arbeiders. Als de taal voortdurend wordt aangepast dan blijven het dezelfde leugens. Momenteel zouden we bijvoorbeeld moeten geloven dat al de genomen maatregelen – aanval op de pensioenen, de gezondheidszorg, kortingen op de werkloosheidsuitkeringen – onvermijdelijke hervormingen zijn waardoor alleen degenen worden geraakt die er ‘misbruik’ van maken!
Al die leugens dienen verschillende doeleinden:
De regeringen van Europa en Amerika, van links en rechts, beweren dat ze nu aan bestrijding van de werkloosheid de hoogste prioriteit toekennen. Ze vertellen allemaal dat de economische heropleving, ook al is die nog niet voor morgen, niet lang meer uitblijft. Ze liegen! Evenzo leugenachtig zijn de ‘anders-globalisten’ die ons wijs proberen te maken dat voor werkloosheid en andere plagen er een oplossing zou bestaan in een degelijk beheerd kapitalisme en die schuld schuiven op het zogenaamde liberalisme. Deze bedriegers houden ons een kapitalisme voor zonder innerlijke tegenspraken waarin de staat, met enige goede wil, een garantie zou kunnen vormen voor het geluk van ieder en van allen! Al deze gepatenteerde leugenaars willen voorkomen dat het begint op te vallen dat de gesel van de huidige maatschappij vooral het dramatische bewijs vormt voor het bankroet van het kapitalisme.
De waarheid is dat er voor de crisis van de wereldeconomie geen uitweg bestaat. Wat voor maatregelen de bourgeoisie ook neemt, welke partijen er ook in de regering zitten, het kapitalistisch systeem zal ineen blijven storten. De arbeidersklasse hoeft zich geen enkele illusie te maken: de huidige offers vormen enkel de voorbereiding van de komende nog pijnlijker offers.
De ondernemers en de staten ontslaan, schrappen banen, verlagen de lonen omdat ze van de waren die door de arbeiders zijn voortgebracht er niet genoeg kunnen verkopen. Ze kunnen die waren niet afzetten omdat de wereldmarkt te eng is geworden om heel de productie van alle landen op te nemen. In de handelsoorlog die alle kapitalistische haaien voeren en waarin ze elkaar de slinkende delen van de wereldmarkt betwisten worden de nationale bourgeoisieën gedwongen hun productie te ‘rationaliseren’.
Vandaar dat ze noodgedwongen bedrijven sluiten, de arbeidsproductiviteit opvoeren, het personeelsbestand inkrimpen, het arbeidsritme opdrijven, de lonen verlagen.
Dat is de realiteit die de bourgeoisie met al haar leugens probeert te verbergen: de wereldcrisis en de massale werkloosheid die daardoor veroorzaakt wordt is niet cyclisch of conjunctuurgebonden zoals de burgerlijke economen beweren. Ze zijn het klinkend bewijs van de impasse, van het historisch bankroet van de kapitalistische productiewijze.
Vanaf zijn ontstaan, met name in de negentiende eeuw, kende het kapitalisme crises die telkens leidden tot toename van de werkloosheid en aftakeling van de bestaansvoorwaarden van het proletariaat. Maar de cyclische crises die met de regelmaat van de klok de uitbreiding van het kapitalisme in de vorige eeuw begeleidden, zijn niet in het minst te vergelijken met de crisis die wij nu meemaken.
In de negentiende eeuw, in de periode waarin het kapitalisme een systeem in volle ontplooiing was en nog niet de hele planeet had veroverd, kwamen de overproductiecrises inderdaad altijd tot een oplossing door de ontdekking van nieuwe afzetgebieden in delen van de wereld waar nog verouderde productiewijzen overheersten. Te vuur en te zwaard ging de opkomende bourgeoisie, als opvolger van de feodale heren, op weg om nieuwe markten te veroveren. Zonder genade verjoeg ze de boeren van hun land om hen te dwingen hun arbeidskracht aan het kapitaal te verkopen. Ze stortte zich in koloniale veroveringen waarbij hele bevolkingsgroepen werden uitgeroeid om grondstoffen te roven en nieuwe afzetmarkten te openen.
Met in de geschiedenis van de mensheid ongekende barbaarsheid kon deze nieuwe uitbuitende klasse niet alleen haar overschot aan waren afzetten in de voor-kapitalistische gebieden, maar ook haar productiewijze over heel de planeet uitbreiden. Ten koste van gruwelijk lijden werden de oude producenten van de feodale maatschappij tot proletariërs omgevormd; met geweld werden ze gedwongen zich te onderwerpen aan de slavernij van de kapitalistische uitbuiting.
Maar de toestand van de eerste generaties proletariërs had tijdens die opkomstperiode van het kapitalisme ondanks haar buitengewoon onmenselijke karakter niet zo’n tragische betekenis, een zo rampzalig vooruitzicht als de toestand waarmee de arbeiders aan het begin van de éénentwintigste eeuw worden geconfronteerd.
In de opkomstperiode van het kapitalisme was de werkloosheid, ook al kwam die op momenten van scherpe crisis massaal tot uitbarsting, nooit van lange duur. Zodra de crisis wegebde met de opening van nieuwe markten, opende zich voor de arbeiders een nieuw vooruitzicht van het weer snel vinden van werk. De werklozen waren bovendien van groot nut voor de bourgeoisie. Zij vormden een ‘industrieel reserveleger’ dat in perioden van economische vertraging ook kon worden gebruikt om de productiekosten te drukken en de concurrentiekracht van haar waren te versterken. Dankzij deze hongerlijdende reserve aan arbeidskracht kon de heersende klasse de lonen drukken en de ontwikkeling van arbeidersstrijd belemmeren.
Zo was de werkloosheid in die periode een verschijnsel dat door de uitbuitende klasse in de hand en in stand werd gehouden al naar gelang de behoeften van de kapitaalsaccumulatie.
Voor de proletariërs maakte, ondanks de armoede en de overuitbuiting die ze ondergingen, de ontwikkeling van het kapitalisme het mogelijk om hun arbeidskracht te verkopen, en bovendien zichzelf te vormen tot een klasse, zich te organiseren, hun eenheid te ontwikkelen, en van hun uitbuiters aanzienlijke en blijvende verbeteringen van hun bestaansvoorwaarden af te dwingen.
De cyclische crises van de negentiende eeuw vormden dus haltes die het kapitalistisch systeem moest passeren in zijn opmars naar verdere groei van de maatschappelijke productiekrachten.
Zodra het kapitalisme aan het eind van de negentiende eeuw zijn hoogtepunt bereikt, als het heel de aardbol aan zijn economische wetten heeft onderworpen, bestaan er geen buitenkapitalistische gebieden meer die de overproductie aan waren van de industrielanden konden opnemen. De heersende klasse wordt vanaf dat moment geconfronteerd met een verzadiging van de wereldmarkt. Dat vormt het begin van een nieuwe periode in de geschiedenis van de mensheid: die van het verval van het kapitalisme.
Sindsdien wordt dit systeem aangevreten door een permanente overproductiecrisis, die, wanneer ze openlijk aan de dag treedt, alleen kan uitmonden op een gewapend conflict tussen de grootmachten over de herverdeling van de wereldmarkt. Vandaar dat de Eerste Wereldoorlog het begin markeert van de periode van historische neergang van de burgerlijke productiewijze.
Momenteel, met de ontwikkeling van de massale werkloosheid, bevinden steeds meer arbeiders zich in een situatie van totale ontbering, zonder huis, zonder middelen om zich te kleden of te voeden. Een groeiend aantal van hen, teruggeworpen in een behoeftige toestand terwijl de staat ze tot op het levensminimum afknijpt, kan enkel overleven dankzij liefdadigheid of bedelarij. Als we alleen een momentopname zouden maken, zou die toestand zeker het beeld oproepen van de voorwaarden waaronder de arbeidersklasse leefde bij het ontstaan van het kapitalisme. Toch bestaat er een fundamenteel verschil tussen de huidige toestand en die bij de aanvang van het kapitalisme.
Al tachtig jaar raakt dit systeem aan zijn historische grenzen. Het kon sinds het begin van de twintigste eeuw alleen kunstmatig in leven worden gehouden door op steeds massaler schaal de rijkdommen van de maatschappij te vernietigen in een helse cyclus van crisis-wereldoorlog-wederopbouw-nieuwe crisis-nieuwe wereldoorlog... In die zin zijn de ellendige levensvoorwaarden van het proletariaat geenszins te vergelijken met die van de arbeiders in de eeuw daarvoor.
Terwijl in het verleden de belangrijkste bestaansreden van het kapitalisme bestond uit de ontwikkeling van de productiekrachten door de loonarbeid algemeen in te voeren, betekent zijn overduidelijke huidige onvermogen om werk te verschaffen aan tientallen miljoenen arbeiders dat dit systeem aan het eind van zijn mogelijkheden is gekomen. De doodstrijd ervan kan enkel worden gerekt door heel de menselijke samenleving in absolute verpaupering en ongekende barbaarsheid mee te slepen.
En het is evenzeer het onvermogen van het systeem om zijn crisis te boven te komen dat ten grondslag ligt aan de hongersnood in de landen van de ‘derde wereld’. Het kapitalisme produceert immers niet om menselijke behoeften te bevredigen maar om zijn waren te slijten. En wanneer de voorraden niet verkocht kunnen worden, dan worden ze vernietigd. Er kan binnen het kapitalisme geen sprake van zijn ze gratis uit te delen omdat zo’n maatregel onherroepelijk zou leiden tot een ineenstorting van de marktprijzen. Een kapitalisme dat weggeeft wat het produceert is geen daadwerkelijk kapitalisme meer.
De absurditeit van dit systeem vertaalt zich dus in een massale vernietiging van rijkdom aan de ene kant van de maatschappij, terwijl aan de andere kant armoede, gebrek en honger miljoenen mensen in de verdrukking brengt. Datzelfde onvermogen van het kapitalisme om zijn economische tegenspraken te boven te komen is ook verantwoordelijk voor de slachtpartijen die sinds het begin van de twintigste eeuw de planeet onophoudelijk in bloed hebben gedompeld. Het is inderdaad de onoplosbaar geworden crisis die de grootmachten ertoe dreef de confrontatie met elkaar op te zoeken op de slagvelden van de beide wereldoorlogen om te komen tot een nieuwe verdeling van de wereldmarkt. Het is de historische impasse van het kapitalisme die tijdens de periode van de ‘koude oorlog’ in alle uithoeken van de wereld zoveel gewapende conflicten voortbracht die gesteund werden en in stand gehouden door de twee rivaliserende imperialistische blokken, dat van de Sovjet-Unie en dat van de Verenigde Staten.
De ineenstorting van het sovjetblok heeft voor de huidige periode de tegenstellingen van dit systeem niet in het minst opgelost, zoals de bourgeoisie beweerde toen ze ons met haar campagnes over de ‘dood van het kommunisme’ een wereld van vrede en voorspoed beloofde. Die ineenstorting heeft de oorlogsspanningen in alle delen van de aarde enkel nog verder opgedreven.
Sinds de spectaculaire ineenstorting van het Oostblok is de geschiedenis in een duizelingwekkende versnelling terechtgekomen: terwijl een steeds bloediger chaos losbarst (de Golfoorlog, de moordpartijen in voormalig Joegoslavië en op het Afrikaans continent, etnische botsingen in de republieken van de voormalige Sovjet-Unie, conflicten in het Midden-Oosten en in Cambodja, oorlog in Irak...), teistert de economische recessie de meest geïndustrialiseerde landen; het Europa van Maastricht, amper geboren, is als een kaartenhuis ineengestort. Het kapitalisme lijkt steeds meer op een machine die volkomen op hol is geslagen. De heersende klasse zelf weet niet meer welke kant het opgaat of hoe ze de oncontroleerbare wanorde van haar systeem nog kan beheren. Momenteel kan ze het roer alleen nog in handen houden door op zicht te varen, van de ene dag in de andere.
Geconfronteerd met dit overduidelijk bankroet van het kapitalisme kan het proletariaat aan maar één zekerheid vasthouden: dit stervende systeem, dat zoveel werkloosheid voortbrengt, ellende, honger en oorlogen, dat moet vernietigd worden, anders zal het, door verder tot ontbinding te komen, de hele mensheid naar de afgrond voeren.
De arbeidersklasse kan niet blijvend de lasten dragen van de ineenstorting van het kapitalisme waarvan de uitgebuite massa’s de belangrijkste slachtoffers zijn. Ze moet ophouden zich te laten intimideren en verlammen door de omvang van de aanvallen die op haar worden uitgevoerd. Ze kan de werkloosheid en de ontslagen niet als een noodlot ondergaan en zich nog minder inbeelden dat de economische situatie beter wordt als ze zich offers getroost. Integendeel, het brengen van offers lost niet alleen de crisis niet op, maar geeft bovendien de bourgeoisie de vrije hand om daarna nog harder toe te slaan.
In antwoord op de aanvallen van het kapitaal en alle leugenachtige redevoeringen van de bourgeoisie die ons het valse perspectief van een nieuwe economische ‘heropleving’ voorspiegelen, heeft de arbeidersklasse geen andere keuze dan de strijd weer aan te gaan voor de verdediging van haar levensvoorwaarden. De verenigde strijd van alle arbeiders vormt het enig mogelijke antwoord op het onherstelbare bankroet van het kapitalistische systeem.
Tegen alle fatalistische hersenspinsels en tegen ieder idee van verdediging van de nationale economie in, kunnen de arbeiders (zowel werkenden als werklozen) een krachtsverhouding opbouwen tegenover de burgerlijke staat. De kracht van de arbeidersklasse bestaat uit een strijd die wordt uitgebreidt naar alle bedrijven, naar alle sectoren en naar de werkloosheidsinstellingen. In die dynamiek zullen de proletariërs, zoals in mei 1968, met miljoenen zijn om weer zelfvertrouwen te verkrijgen en vertrouwen in de toekomst die de strijd hen biedt.
Als de arbeiders massaal strijden, allen verenigd, als ze zelfvertrouwen verkrijgen en weigeren zich te laten meeslepen in de verdediging van de belangen van hun uitbuiters, dan wordt de heersende klasse gedwongen haar aanvallen te temperen. Dat is een les die alle proletariërs kunnen trekken uit hun eerdere ervaringen.
Maar om de burgerlijke staat doeltreffend het hoofd te bieden is het nodig dat de arbeiders de vijand in eigen gelederen kennen. De vakbonden net als de andere vakbondsachtige structuren zoals de ‘coördinaties’ onder ultralinks leiding, zijn vertegenwoordigers van de kapitalistische orde binnen de arbeidersrangen. En hun enige functie bestaat uit het beschermen van de macht van de bourgeoisie, het verdedigen van de belangen van het nationale kapitaal, de eenheid te breken van de proletariërs om te voorkomen dat die de bestaande orde omver gooien. Iedere keer dat de arbeiders de controle over de strijd in handen van de vakbonden hebben gelegd, werden ze uitgeput, ontmoedigd in steriele strijd die de staat en de ondernemers op geen enkel moment dwongen om op hun bezuinigingsplannen terug te komen. Dat konden we onlangs nog zien met bijvoorbeeld de staking van Air France in de herfst van 1993, toen dankzij de sabotagemanoeuvres van vakbonden, regering en ondernemers er in slaagden de bezuinigingsplannen door te voeren en de arbeiders te ketenen aan de verdediging van de belangen van hun uitbuiters.
Zelfs als de arbeiders erin slagen om, zoals in mei 1968, hun eisen ingewilligd te krijgen, dan wordt dit onmiddellijk door de bourgeoisie teruggenomen zodra de arbeidersmobilisatie ophoudt. Moeten we daaruit concluderen dat de strijd niet loont en nergens toe dient? Nee.
De strijd is op zichzelf al een eerste overwinning voor de arbeidersklasse. Eerstens omdat hij het proletariaat in staat stelt zich bewust te worden van zijn kracht als klasse, zijn aard, zijn eenheid en zijn solidariteit in de strijd te laten gelden, en op die manier weerstand te bieden aan het isolement, aan het ‘ieder voor zich’ dat de bourgeoisie het voortdurend probeert in te fluisteren.
Door de strijd leert de arbeidersklasse ook haar vijanden kennen, stukje bij beetje de vakbondsmanoeuvres te verijdelen en zelfvertrouwen te verkrijgen. In en door de strijd scherpt ze haar wapens voor de komende strijd, leert ze zichzelf massaal te organiseren, haar eenheid te smeden, zelf de leiding van de strijd in handen te nemen vooral door lering te trekken uit de voorbije mislukkingen. Door zich te mobiliseren voor de verdediging van haar levensvoorwaarden ontwikkelt ze haar klassenbewustzijn, het besef van wat er in de strijd op het spel staat. Door zich te realiseren dat de staat en de ondernemers geen enkele blijvende concessie meer kunnen doen verliezen de arbeiders hun laatste illusies in het kapitalisme. Ze worden zich er steeds meer van bewust dat dit systeem bankroet is.
Zo vormt heel de strijd die het proletariaat nu voert voor zijn verdediging tegen de aanvallen van de bourgeoisie tegelijk de voorbereiding om later in staat te zijn het kapitalisme omver te werpen. Alleen die revolutionaire strijd zal een definitief antwoord kunnen geven op de ellende en barbaarsheid van de huidige wereld.
En dit perspectief kunnen de arbeiders niet beschouwen als een utopie, als een oude, onverwezenlijkbare droom. Ze kunnen het gevoel van machteloosheid overwinnen dat de bourgeoisie hen door middel van al haar mediacampagnes voortdurend probeert op te leggen. Alleen zij hebben het vermogen om de wereld te veranderen omdat zij de enige kracht in de maatschappij vormen waarvan de belangen volslagen en volkomen tegengesteld zijn aan die van het kapitaal. Nu al heeft de strijd die ze sinds het eind van de jaren 1960 heeft gevoerd een rem gevormd op de ontwikkeling van de ellende en op het uitbreken van de veralgemeende oorlog.
Inderdaad, omdat het proletariaat van West-Europa al dertig in staat is gebleken zijn strijd te ontwikkelen, vooral tegen de ontslagen en het schrappen van banen, kwam de massale werkloosheid in de geïndustrialiseerde landen niet eerder tot ontwikkeling hoewel de crisis sinds het einde van de jaren 1960 voortdurend verscherpte. Geconfronteerd met de strijdbaarheid van het proletariaat, en wel bewust van de gevaren die ze daardoor liep, heeft de bourgeoisie haar industriële programma van ‘herstructureringen’ gepland, het in tijd en ruimte uitgesmeerd om zo een massale en ongecontroleerde uitbarsting van arbeiderswoede te vermijden.
Vooral heeft de bourgeoisie in de hele jaren 1980, ondanks de plotselinge verscherping van de crisis die werd ingezet met de wereldrecessie van 1981-1982, het niet aangedurfd om aanvallen uit te voeren die in verhouding stonden tot de ernst van de economische situatie. De strijd die de arbeiders van Longwy-Denain in Frankrijk in 1978-1979 leverden tegen de ontslagen, evenals die in Italië, in Spanje, in België, in Groot-Brittannië...; ze hebben de bourgeoisie inderdaad tot de grootste voorzichtigheid gemaand.
Het is ook al omdat de arbeidersklasse in staat was haar strijd tegen de gevolgen van de crisis tot ontwikkeling te brengen dat de bourgeoisie de maatschappij niet kon meesleuren in een Derde Wereldoorlog toen de twee imperialistische blokken van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten lijnrecht tegenover elkaar stonden. Voorzover de proletariërs van de belangrijkste landen niet bereid waren zich opofferingen te getroosten voor de verdediging van de nationale economie kon de bourgeoisie moeilijk van hen verwachten dat ze het ultieme offer van hun leven zouden brengen door zich te laten ronselen voor een nieuwe imperialistische slachting.
Ja, de arbeidersklasse vormt een gigantische macht in de maatschappij, een macht die het lot van heel d menselijke soort in haar handen heeft. Het is de strijd tegen de gevolgen van de crisis van het kapitaal die bepaalt welke richting de maatschappij inslaat. Het is haar vermogen om zich op sociaal vlak te laten gelden die de verbreiding van de absolute ellende in de industrielanden heeft afgeremd en die de bourgeoisie heeft belet heel de mensheid te verzwelgen in de Apocalyps van een nieuwe wereldoorlog.
De arbeiders kunnen zich ten volle bewust worden van deze kracht door te beseffen dat zonder de ontwikkeling van hun klassenstrijd de wereld niet zou zijn wat hij nu is; de toestand zou nog veel erger zijn.
Daarom heeft het proletariaat alle reden, ondanks alle campagnes van de bourgeoisie om te proberen het te ontmoedigen – de arbeidersklasse zou niet meer bestaan, stalinisme zou gelijk staan aan communisme, marxisme zou hetzelfde zijn als stalinisme, er zou niets anders meer overblijven dan kapitalisme – om weer zelfvertrouwen te verkrijgen. Als de bourgeoisie dergelijke campagnes ontwikkelt, als ze de vakbonden nu weer in het zadel helpt, dan is dat juist omdat ze weet dat het proletariaat haar doodsvijand is, de enige die het kapitalisme omver kan werpen.
Met het voortduren van de crisis kan de bourgeoisie steeds minder kracht ontlenen aan de illusies die binnen het proletariaat nog leven over het vermogen van het kapitalisme om het een betere toekomst te bieden. Momenteel berust deze kracht voornamelijk op haar vaardigheid om te manoeuvreren teneinde de ontwikkeling van de strijd tegen de ellende, de ontslagen en de werkloosheid te verhinderen.
Tegelijk met het inzetten van de aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse wordt met het ideologisch bombardement getracht de arbeiders te verlammen, te intimideren, de reflex van het ‘ieder voor zich’ te stimuleren door hen wijs te maken dat hoe rustiger ze zich houden en hoe langer ze de bezuinigingsplannen blijven slikken, des te minder ze het risico lopen te worden ontslagen.
De ondernemers, de staat, zijn partijen en vakbonden buiten de angst voor de werkloosheid grondig uit om de aarzelingen van het proletariaat om de strijd aan te gaan nog te versterken. Vandaar dat de media geen terughoudendheid in betracht nemen om voortdurend de ontreddering in beeld te brengen van arbeiders die zonder opzegtermijn van de ene dag op de andere op straat worden gezet. Om angst aan te jagen worden we regelmatig ‘geïnformeerd’ over vergaande maatregelen zoals bijvoorbeeld ‘instant-ontslagen’ die in bedrijven via luidsprekers worden aangekondigd, of de faillissementsaanvrage van deze of gene onderneming tijdens de zomervakantie.
Al die informatie wordt niet voor niets verstrekt. Het maakt deel uit van een breed ideologisch offensief om de arbeiders te ontmoedigen, om hen het gevoel op te dringen alleen te staan, van onmacht en van onafwendbaarheid van de beslissingen. Bij het zien van die beelden, bij het horen van de ontslagen arbeiders, kan men inderdaad het hoofd buigen en denken: ‘Dat kan iedereen overkomen. Morgen ben ik misschien aan de beurt’.
De grove middelen waarmee de bourgeoisie momenteel ontslagen aankondigt laat, voorzover dat nog nodig was, heel het cynisme en de verachting van de heersende klasse zien voor wie door haar wordt uitgebuit.
Arbeiders, we moeten ons verzetten tegen al die intimidatiemanoeuvres! We moeten elkaar in gezamenlijke strijd verdedigen.
De bourgeoisie weet dat de arbeidersklasse in staat is die strijd aan te gaan. Daarom heeft ze zich in alle bochten gewrongen om tijdens de beweging van 1995 in Frankrijk weer kracht te verlenen aan haar vakbonden en hun geloofwaardig op te houden, net als die van haar linkse partijen die alleen maar doen alsof ze de belangen van de arbeiders verdedigen om ze des te beter te kunnen bedriegen. De bourgeoisie rekent vooral op hen en op ultra-links (vooral trotskisten en officiële anarchisten) om de arbeidersstrijd te saboteren, te verdelen, van elkaar te scheiden.
Terwijl de werkloosheid een aanval is die de hele arbeidersklasse raakt, proberen de vakbonden nu net als toen de arbeiders er bij iedere gelegenheid van te overtuigen dat ze met een ‘specifiek’ probleem te maken hebben.
Terwijl deze aanval de meest verenigde, omvangrijkste en zo breed mogelijke reactie vereist doen de vakbonden hun best om deze in te dammen, te beperken tot een bepaalde ‘groep’, tot deze of gene plaats, tot dit of dat moment: de ene dag in deze onderneming of sector, de volgende in een andere; de ene dag in deze stad of regio, de volgende in een andere; de ene dag is het een ‘immigranten’-probleem, de volgende een probleem van de regio; de ene dag is het een ‘jongeren’-probleem, de volgende dat van ‘ouderen’, en ga zo maar door.
Al die verdelingsmanoeuvres werden in de hele periode van de jaren 1970 en 1980 openlijk toegepast met slogans per bedrijf of bedrijfstak, in de regionalistische en nationalistische slogans van de vakbonden: ‘Manufrance moet blijven’, ‘Renault moet blijven’, ‘Red Lotharingen’, ‘de Franse staal moet blijven’... Nu is het duidelijk: al die leuzen waarachter de vakbonden, met de CGT voorop, de arbeiders in ‘actiedagen’, in operaties ‘dode-stad’, in zinloze manifestaties en in ‘speerpunt-acties’ optochten lieten houden, hebben slechts één doel gediend: de ontslagen er door te krijgen.
In de jaren 1990 zagen we datzelfde sabotagewerk in al de ‘mobilisaties’ van de vakbonden, bij Air France met als bij de Chausson-fabrieken, in de openbare zowel als in de privé-sector: om de massale werkloosheid, de loonsverlagingen, het schrappen van banen ‘aanvaardbaar’ te maken, enkel en alleen in het belang van het kapitaal.
Om al dat nauwkeurig georganiseerde werk van verdeling, afzondering en demobilisatie te lijf te kunnen gaan moeten is het nodig om als klasse te antwoorden. De arbeiders strijden overal voor de verdediging van hun bestaansvoorwaarden, voor de toekomst van hun kinderen, tegen één en dezelfde vijand: de kapitalistische staat. Alle strijd tegen de werkloosheid, de ontslagen, en voor fatsoenlijke levensomstandigheden, dat gaat onmiddellijk het geheel van de arbeidersklasse aan: alle arbeiders kunnen en moeten eraan deelnemen.
De werkende en de werkloze arbeiders kunnen zich aaneensluiten, hun krachten bundelen; hun strijd in handen nemen, uitbreiden en coördineren.
Werkloze arbeiders,
Blijf niet geïsoleerd en versnipperd en allemaal in je eigen hoekje zitten. Als ze hun werk verliezen lopen de arbeiders tegenwoordig het gevaar zich mee te laten slepen door de wanhoop, weg te kwijnen in het zoeken naar individuele oplossingen, en daarmee hun klassenkarakter te verliezen. Om niet toe te geven aan de ontmoediging bestaat er maar één middel: krachten bundelen, werklozencomité’s oprichten, discussiëren op alle ontmoetingsplaatsen, zoals bij de ingang van werklozenkantoren en arbeidsbureaus.
Alleen door met z’n allen te strijden kunnen de werklozen hun bestaansvoorwaarden verdedigen, zoals tegen huisuitzettingen, beslagnamen, afsluiting van gas en elektriciteit. Ze kunnen afdwingen dat de staat hen een bestaansminimum garandeert: fatsoenlijke huisvesting, gratis gezondheidszorg, het nodige aan voedsel en kleding, voor zichzelf en hun gezinnen. Ze kunnen hun menselijke waardigheid verdedigen door te weigeren zich terug te laten werpen in een staat van armlastigheid. Met zulke eisen vragen ze niet om aalmoezen maar eisen ze het product van hun voorbije arbeid op, het product van de arbeid die het kapitaal uit het geheel van de arbeidersklasse perst.
De werklozen kunnen niet van de werkenden verlangen ‘werk en loon te delen’ zoals de hele bourgeoisie, van rechts tot links, ze dat voorhoudt. Die surrogaat-solidariteit leidt slechts tot het verdelen van de ellende over iedereen en het veregeren ervan voor iedereen. Door te strijden voor een bestaansminimum, tegen de huisuitzettingen, voeren de werkloze arbeiders dezelfde strijd als diegenen die op hun werk in het geweer komen. Door zich in de strijd aaneen te sluiten vinden ze de werkelijke arbeiderssolidariteit terug.
De werklozen hebben geen andere keus dan collectief verzet te plegen in het besef dat hun strijd, als arbeiders die van de productie zijn uitgesloten, deel uitmaakt van de algemene strijd van de hele arbeidersklasse. Het is dezelfde arbeidersklasse die werkloos is of werkt. Het is dezelfde kapitalistische klasse die alle proletariërs aanvalt, of ze nu werkloos zijn of werkend. Het is dezelfde klasse van uitbuiters die ook nog probeert om ze, door de manier waarop ze aanvalt, te verdelen en tegen elkaar op te zetten door ze wijs te maken dat de werklozen leven op de rug van de werkenden.
Daarom kunnen de werklozen hun strijd niet voeren achter de kazuifels en toga’s van priesters en dominees, noch achter de spandoeken van de vakbonden. Ze moeten het heft in eigen hand nemen.
Als de heersende klasse nu haar uiterste best doet om weer ‘werklozenvakbonden’ op te richten, dan is dat niet om de arbeiders het ‘recht’ te verlenen zichzelf te verdedigen, maar wel degelijk om zichzelf de middelen te verschaffen om woede-uitbarstingen van werklozen in bedwang te houden. Door zulke inkaderings-structuren op te zetten wordt geprobeerd de strijd van de werklozen op te sluiten binnen het raamwerk van de burgerlijke wettigheid en ze af te zonderen van de rest van de arbeidersklasse door ze wijs te maken dat werklozen een ‘aparte’ groep vormen, die voor hun belangen niets gemeen hebben met de werkenden.
Omdat hun strijd deel uitmaakt van die van de gehele arbeidersklasse, is het nodig dat ze:
Hun kracht kunnen ze alleen maar putten uit het zoeken van solidariteit, de grootst mogelijke eenheid met de werkenden in strijd.
Werkende arbeiders,
In de toestand van de werklozen wordt momenteel de algemene toestand van de hele arbeidersklasse samengevat. Dat laat de toekomst zien die het kapitalisme in petto heeft voor wie nog zo ‘gelukkig’ is (voor zolang het duurt) een baan te hebben. Nu al maken het einde van de volledige werkgelegenheid en de veralgemening van de deeltijdse werkloosheid, die in alle sectoren en in alle landen in opmars is, duidelijk dat geen enkel deel van de arbeidersklasse nog aan deze aanval kan ontsnappen.
Omdat de werkloosheid alle proletariërs aangaat is de strijd van de werkende arbeiders dezelfde als die van de werklozen. De aanval op het geheel van de arbeidersklasse maakt een massaal en eensgezind antwoord noodzakelijk van de kant van alle arbeiders, werkend of werkloos.
Om een dergelijke strijd van de grond te krijgen is het bovenal noodzakelijk om geen geloof te hechten aan de leugens van de bourgeoisie volgens welke de kortingen op de lonen dienen om de werklozen te onderhouden. Dat is niet waar!
Als de heersende klasse de lonen verlaagt, dan is dat eerst en vooral om de productiekosten van haar waren te drukken en zo haar concurrentiekracht op de wereldmarkt te versterken. Onze uitbuiters proberen deze concurrentiegeest tussen kapitalisten in de arbeidersklasse te verspreiden. Door steeds meer opofferingen te eisen uit naam van ‘solidariteit’ met de werklozen proberen ze de werkelijke klassensolidariteit tussen proletariërs om zeep te helpen. We mogen niet in die leugens trappen!
Om te beginnen kunnen de werkende arbeiders, door overal in de bedrijven de strijd aan te gaan, aan hun klassenbroeders die van de productie zijn uitgesloten laten zien dat ze niet ‘bevoorrecht’ of ‘verwend’ zijn, zoals de heersende klasse en haar media sinds jaar en dag beweren.
Vervolgens kunnen ze, door de strijd te ontwikkelen, een werkelijke arbeiderssolidariteit tot uiting brengen en er blijk van geven dat die solidariteit de enige kracht vormt die het tegen het kapitaal kan opnemen. Om dat te bereiken kunnen de arbeiders proberen hun strijd onmiddellijk uit te breiden door massale delegaties naar andere bedrijven te sturen, naar andere bedrijfstakken, om hen op te roepen zelf ook de strijd aan te gaan. Ze kunnen proberen de strijd te verenigen, door eisen te stellen die niet alleen gelden voor het een of andere bedrijf of deze of gene sector, maar vooral ook eisen die voor iedereen gelden.
Wanneer het de richting inslaat van vereniging van alle strijdhaarden hebben de werkende arbeiders de verantwoordelijkheid om de werklozen in hun strijd op te nemen. Daartoe is het nodig dat ze:
Het is enkel en alleen in de strijd dat de werkende arbeiders hun solidariteit kunnen betuigen met de werklozen, in het besef dat die, als ze geïsoleerd blijven, geen enkele kans maken zich aan hun ‘lot’ te ontworstelen.
De werkende arbeiders dienen in de strijd voorop te gaan. Doordat ze deel uitmaken van het gezamenlijk bestaan van hun kameraden op het werk zijn ze minder dan de werklozen blootgesteld zijn aan het gevaar van de ‘verlompenisering’ dat voortvloeit uit de ontbinding van de kapitalistische maatschappij (drugs, prostitutie, zwarte handel, persoonlijke gladheid, kleine criminaliteit...). Zij zijn in staat de productie stil te leggen, de gehele kapitalistische economische activiteit te verlammen, en dus om druk uit te oefenen op de bourgeoisie, om voor aller ogen de macht van het proletariaat tentoon te spreiden.
Om deze verantwoordelijkheid op zich te kunnen nemen, om de belangen van de hele arbeidersklasse te verdedigen en om de maatschappij als geheel een perspectief te bieden, dienen de arbeiders de leiding over hun strijd zelf in handen te nemen. Zij kunnen noch op de vakbonden, noch op de ultralinkse handlangers daarvan rekenen om hun strijd te verenigen. Integendeel. Het toevertrouwen van de teugels van de strijd aan deze kapitalistische inkaderingsstructuren, aan deze specialisten van de ‘verdeel en heers’-politiek en van de georganiseerde sabotage, komt neer op het regelrecht koers zetten naar de nederlaag.
We moeten voorkomen dat de vakbonden de strijdwapens (zoals algemene vergaderingen en massale manifestaties, stakingscomité’s, strijdcomité’s) voor zichzelf inpalmen. De algemene vergaderingen moeten:
Werkloze arbeiders, werkende arbeiders!
Door onophoudelijk steeds grotere massa’s proletariërs uit het productieproces te stoten onthult het wereldkapitalisme zijn ware gelaat: dat van een systeem dat de mensheid niets anders meer te bieden heeft dan steeds gruwelijker ellende en barbaarsheid. Het geeft blijk van zijn historisch bankroet.
Dit systeem kan de arbeiders alleen een baan en een loon bieden, en gebruikmaken van hun spieren en hersenen, zolang het over de middelen beschikt om haar eigen crises te boven te komen. Als het nu tientallen miljoenen proletariërs berooit, als het tweederde van de mensheid tot honger veroordeelt, dan is dat precies omdat het niet langer in staat is de tegenstellingen op te lossen waardoor het wordt geteisterd.
De arbeiders moeten de werkelijkheid onder ogen durven zien: een systeem dat het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengt, niet omdat het te weinig produceert maar omdat het teveel produceert, is een absurditeit.
De arbeidersklasse heeft de verantwoordelijkheid om dit stervende systeem te vernietigen voordat het de hele maatschappij in zijn doodstrijd meesleept. Alleen door juist de fundamenten van het kapitalisme aan te grijpen, door overal strijd tegen armoede en uitbuiting tot ontwikkeling te brengen en te bundelen, zal het proletariaat zijn historische taak kunnen vervullen. Vandaar dat de onmiddellijke strijd voor de verdediging van zijn levensvoorwaarden een breder vooruitzicht in zich draagt, dat van de omverwerping van het kapitalisme, voor de opbouw van een andere maatschappij zonder crisis, zonder uitbuiting, zonder hongersnood, zonder oorlogen. Een maatschappij waarvan het economische leven niet zal worden bepaald door de zucht naar winst of de dwang van de markt, maar door de bevrediging van de behoeften van de gehele mensheid.
Alleen het proletariaat is in staat om definitief een einde te stellen aan de plaag van de werkloosheid omdat het ieders deelname aan de productie vooropstelt. Het arbeidsleven, bron van rijkdom voor de hele mensheid, zal niet langer staan voor dwang en afstomping, maar in tegendeel gericht zijn op de zelfverwezenlijking van ieder en van allen.
Daaruit bestaat de ware inzet van de arbeidersstrijd. Door de strijd aan te gaan tegen de werkloosheid in al zijn vormen raakt de arbeidersklasse niet slechts aan één aspect van de kapitalistische barbaarsheid. Het gaat juist het wezen van deze barbaarsheid te lijf.
In tegenstelling tot de uitzichtloze rellen in de landen van de ‘Derde Wereld’ of in de voorsteden van de grote industriële metropolen vertegenwoordigt deze strijd van meet af aan een strijd van algehele maatschappelijke omvang. Een strijd die niet slechts de onmiddellijke verdediging van het loonpeil met zich meebrengt maar ook de afschaffing van de loonarbeid.
Door de ontwikkeling van eenheid en solidariteit van alle arbeiders in strijd zal het proletariaat zich bewust worden van zijn wezen als revolutionaire klasse. Die eenheid en solidariteit vormen een absolute voorwaarde voor het omverwerpen van het kapitalisme. Het zijn precies die eenheid en solidariteit die ooit deel zullen uitmaken van de grondslag waarop de uitgebuite klasse een werkelijk menselijke wereldgemeenschap kan oprichten.
Januari 2004, Internationale Kommunistische Stroming.
Er is nu al meerdere jaren geweigerd de IKS als standhouder toe te laten op de alternatieve boekenbeurs te Gent net als op de anarchistische beurs in Utrecht. Verschillende jaren deden de organisatoren alsof onze aanvraag te laat zou zijn ingediend, of er gebrek was aan plaats, enzovoort. Een beetje sterk. Toen we aandrongen antwoordden de organisatoren dat we niet passen in het door hen gewenste anarchistische profiel. Het komt natuurlijk niet bij ons op om ons te beklagen over deze beslissing of een beroep te doen op een welwillender houding van de organisatoren. Het gaat ons erom de ware redenen van de herhaalde weigering van de organisatoren van deze boekenbeurzen bloot te leggen.
Na hun administratieve uitvluchten liegen de organisatoren bewust als ze hun weigering rechtvaardigen met ideologische redenen (we zouden niet het profiel hebben). Wie heeft op deze beursen niet de aanwezigheid gezien van stands, publicaties, groepen en verenigingen die openlijk sociaal-democratisch zijn, stalinistisch of nationalistisch... en die in het geheel geen ‘anarchistisch profiel’ hebben. Waarom wordt dan de IKS uitgesloten, een organisatie die zich beroept op het proletarisch internationalisme en die alle nationalistische ideologieën, op welke etnische, historische of religieuze voorwendsels die ook gebaseerd zijn, beschouwt als een waar vergif voor de proletariërs?
De IKS heeft zijn marxistische standpunten altijd duidelijk naar voren gebracht net als zijn principiële meningsverschillen met het anarchisme. De IKS heeft altijd de burgerlijke standpunten van het officiële anarchisme aangeklaagd die uitdraaien op een verdediging van de democratische staat (zoals het geval was met Kropotkin en de Franse CGT in 1914 of de Spaanse CNT in 1936) en op de verdediging van het achterlijkste nationalisme (zoals het Bretonse of Vlaamse anarcho-nationalisme: zie daarover het artikel over Het anarcho-nationalisme van De Vrijbuiter in De Fabel van de Illegaal, nr. 68). Als de organisatoren onze aanwezigheid ongewenst vinden, dan is het omdat allerlei mensen die op zoek zijn om hun politieke inzichten te verruimen en te verdiepen, geïnteresseerd raken in de analyses van de Kommunistische Linkerzijde, in de vragen die we stellen en politieke antwoorden die we geven met betrekking tot onderwerpen van belang voor de arbeidersklasse en de toekomst van de mensheid. Wat de organisatoren in werkelijkheid willen is voorkomen dat er een eerlijke en open confrontatie van politieke standpunten plaats vindt. Ondanks hun (valselijk) libertaire woorden leunen ze liever aan tegen hun stalinistische en ultra-linkse (pro- of antistalinistische) buren dan dat ze de Kommunistische Linkerzijde in staat stellen gehoor te vinden voor een duidelijk internationalistisch klassenperspectief.
We verbazen ons geen moment over deze houding van de organisatoren die zo het ideologisch totalitarisme versterken waarvan ze een radertje zijn, hoewel bescheiden, niettemin onmisbaar om te voorkomen dat mensen die zichzelf vragen stellen daarop politieke antwoorden vinden waarover ze kunnen debatteren. Door ons een stand te weigeren draagt het officiële anarchisme haar steentje bij aan het burgerlijke eenheidsenken.
Sommige deelnemers die zich aan deze houding ergerden hebben trouwens al openlijk van hun solidariteit blijk gegeven door onze pers vanaf de tafels van hun stands te verspreiden en ze aarzelden ook niet om zich mondeling en schriftelijk te beklagen over de houding van de organisatoren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. [...] Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren. Voor sommige anarchisten is het misschien wel interessant om de verschillen en overeenkomsten te kunnen onderscheiden, waarbij men de eigen standpunten leert formuleren en verdedigen. Wanneer je echter geen zin hebt om met hen in discussie te gaan, bijvoorbeeld omdat ze niet anarchistisch, veganistisch, feministisch of pacifistisch genoeg zijn, of anderszins niet in je wereldbeeld passen, dan doe je dat gewoon niet... Het is echter wat anders dan een platform te bieden voor de platte propaganda van stalinisten en trotskisten die zieltjes komen winnen! [...] ik zie in het geval van de IKS vooralsnog onvoldoende grond om hen deelname aan de anarchistische boekenmarkt te ontzeggen. Het is daarbij geenszins mijn bedoeling om dan maar meteen de poorten open te zetten voor de hele trotskistische en stalinistische mikmak; mijns inziens onderscheidt de IKS zich, ook vanuit een anarchistisch standpunt, daar in gunstige zin van. De historische stromingen waarop zij zich beroepen zijn in hun tijd overigens in niet mindere mate het slachtoffer geworden van de door Trotski en Stalin ontketende repressie en terreur dan de anarchisten. Het zou toch vreemd zijn als een bepaalde manier van denken die door toedoen van het stalinisme praktisch van de aardbodem is verdwenen (en die op velen ongetwijfeld een anachronistische indruk maakt) nu het zwijgen wordt opgelegd door anarchisten!” (1). Wie politiek consequent wil zijn moedigen we aan stelling te nemen en we publiceren die ook.
Van onze kant nodigen we eenieder, die daadwerkelijk een confrontatie van ideeën wil aangaan en over de problemen van de wereld wil debatteren, over de klassenstrijd en de toekomst van de mensheid, uit voor onze openbare activiteiten, zowel voor onze discussiebijeenkomsten waar gedebatteerd wordt rond de vragen van deelnemers, als voor onze openbare bijeenkomsten waar gedebatteerd wordt aan de hand van een inleiding waarin het standpunt van de IKS over een onderwerp wordt uiteengezet, of ons aan te spreken tijdens de verkoop van onze pers tijdens verschillende manifestaties en de strijd van de arbeidersklasse.
Mei 2005
(1) Zie Open brief van uitgeverij De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs, en Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken, in Wereldrevolutie, nr. 101.
Op vrijdag 22 juli om 10.00 uur ’s ochtends schoot de politie een 27-jarige Braziliaanse electricien dood, Jean-Charles de Menezes, met vijf kogels die van korte afstand en in koelen bloede werden afgevuurd. De misdaad waarvoor deze jonge arbeider standrechtelijk is geëxecuteerd, was simpelweg dat hij zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevond, en misschien (er zijn altijd twijfels over de officiële versie) dat hij voor een groep dreigende politiemannen is weggelopen, die hem voor iemand anders aanzagen. Dit gebeurde niet in een favela van Rio de Janeiro en de revolverhelden waren geen leden van een ‘doodseskader’ dat de vrije hand heeft van de autoriteiten, zoals in Brazilië of andere Derde Wereldlanden gebeurt, om ‘anti-sociale elementen’ ‘op te ruimen’, of het nu kleine criminelen zijn of politieke tegenstanders. Het gebeurde in Londen, de hoofdstad van ‘het meest democratische land ter wereld’, en de politieagenten waren ‘bobbies’, wereldwijd beroemd om hun goedaardigheid, die optraden op bevel van ’s werelds meest prestigieuze politieagentschap: Scotland Yard.
Het behoeft geen betoog dat deze misdaad een bepaalde emotie onder de zegslieden van de heersende klasse heeft losgemaakt: de Financial Times sprak van “een potentiëel gevaarlijke bocht” die de veiligheidsdiensten nemen. Klaarblijkelijk heeft de Londense politiechef Sir Ian Blair de “vergissing betreurd” en heeft de familie van het slachtoffer zijn condoléances betuigd. Vanzelfsprekend is er ook een onderzoek geopend om “de waarheid te achterhalen”. Het is zelfs mogelijk dat politieagenten ervoor worden bestraft dat ze geen onderscheid wisten te maken tussen een Braziliaanse katholiek en een Pakistaanse moslim. Maar de verantwoordelijken voor de misdaad zijn niet de schietgrage revolverhelden. Zij vermoordden de jonge Jean-Charles omdat zij het bevel hadden tot schieten om te doden.
Er is geen gebrek aan verklaringen, druipend van de subtiele hypocrisie die zo kenmerkend is voor de Britse heersende klasse: volgens Sir Ian Blair is er “niets onnodigs of nonchalants aan de hand. Er is geen beleid van schieten om te doden, er is een beleid van schieten om te doden om te beschermen” (1). Zijn voorganger, John Stevens, die niet meer op zijn woorden hoeft te passen, heeft het een paar maanden geleden nog brutaler gezegd: “Er is maar één zekere manier om een zelfmoord bommengooier die vastberaden is om zijn missie te vervullen tegen te houden – vernietig zijn brein onmiddellijk, volkomen. Dat betekent hem met vernietigende kracht in het hoofd schieten, hem onmiddellijk doden” (2). Het is niet alleen de politie die dergelijke taal bezigt; de door en door ‘linkse’ Burgemeester van Londen, Ken Livingstone, rechtvaardigt de schietpartij met de volgende woorden: “Wanneer je te maken hebt met iemand die een zelfmoord bommengooier zou kunnen zijn, als ze bij bewustzijn blijven, zouden ze kunststof explosieven kunnen laten afgaan of wat ze ook maar bij zich hebben. Daarom zal er in deze omstandigheden overweldigend een schiet-om-te-doden beleid zijn” (3).
Laten we ons niet vergissen: het argument van “zelfmoord bommengooiers die vastberaden zijn om hun missie te vervullen” is een bedrieglijk voorwendsel: toen de Britse troepen onschuldige Ierse burgers neerschoten omdat ze dachten dat ze terroristen waren, was dat niet omdat de werkelijke IRA-terroristen zelfmoord bommengooiers waren (bovendien is zelfmoord door de Katholieke kerk verboden). In werkelijkheid heeft de kapitalistische staat, in Groot-Brittannië net als in alle ‘democratische’ landen terroristische aanvallen, zoals op 7 en 21 juli in Londen, altijd al gebruikt als een excuus om zijn repressieapparaat te versterken, om maatregelen te nemen die over het algemeen worden toegerekend aan ‘totalitaire’ regimes, en in de eerste plaats om de bevolking eraan gewend te laten raken. Dit is wat er na 11 september 2001 in de Verenigde Staten is gebeurd, en na de bomaanslagen in Frankrijk in 1995 die aan de Algerijnse GIA (groepen van gewapende islamieten) werden toegeschreven. Volgens de propaganda van de heersende klasse moet je kiezen: of altijd en overal een steeds verstikkender politieaanwezigheid te accepteren, of ‘de terroristen in de kaart spelen’. In Groot-Brittannië heeft deze almachtige politieaanwezigheid vandaag nieuwe hoogtepunten bereikt: ze hebben vandaag niet alleen het recht, maar ook het bevel om iedereen om te brengen die ‘verdacht’ lijkt of die niet aan hun sommaties gehoorzaamt. En dat in het land dat in 1679 de Habeas Corpus wet heeft uitgevonden, die willekeurige arrestaties uitbande. Traditioneel kon je in Groot-Brittannië, net als in alle ‘democratische’ landen, zonder aanklacht niet langer dan 24 uur gevangen worden gehouden. Vandaag worden er in Groot-Brittannië al mensen in de Belmarsh gevangenis (bij Londen) opgesloten en vastgehouden zonder rechtszaak (4). Nu kunnen ze zonder waarschuwing ook op straat worden doodgeschoten!
Momenteel zijn de officiële doelwitten ‘zelfmoord bommengooiers’. Maar het zou een verschrikkelijke vergissing zijn om te denken dat de heersende klasse hier zou stoppen. De geschiedenis heeft telkens opnieuw aangetoond dat de kapitalistische klasse niet aarzelt om haar ‘democratische principes’ de grond in te stampen wanneer zij zich bedreigd voelt. In het verleden zijn deze principes een wapen geweest in haar strijd tegen het despotisme en de heerschappij van de aristocratie. Maar nadat zij eenmaal de ongedeelde macht over de maatschappij had veroverd, behield zij ze als versierselen, bedoeld om de uitgebuite massa's om de tuin te leiden en hen hun uitbuiting te doen aanvaarden. In de negentiende eeuw kon de almachtige Britse bourgeoisie zich de luxe veroorloven om politieke vluchtelingen van neergeslagen revoluties over het hele continent asiel te verlenen, zoals aan de Franse arbeiders die de onderdrukking van de Parijse Commune in 1871 ontvluchtten. De bourgeoisie wordt niet bedreigd door ‘islamitisch terrorisme’. De hoofdzakelijke slachtoffers van deze criminele terreur zijn de arbeiders die met de metro naar het werk gaan, of de kantoorbedienden van de Twin Towers. Dankzij de perfect gerechtvaardigde horror die het onder de bevolking verbreidt, heeft ‘terrorisme’ als een uitstekend voorwendsel gediend aan een hele reeks van staten om hun imperialistische avonturen in Afghanistan en Irak te rechtvaardigen.
Nee, de enige kracht die de bourgeoisie kan bedreigen is de arbeidersklasse. Momenteel vormen de arbeidersgevechten geen enkele bedreiging voor de burgerlijke orde, maar de heersende klasse weet heel goed dat de onverbiddelijke crisis van haar systeem, en de steeds gewelddadiger aanvallen die zij op de arbeiders moet uitvoeren, hen slechts tot steeds uitgebreidere gevechten kan aansporen, tot op het punt waarop zij de macht van hun uitbuiters zullen bedreigen. Wanneer dat gebeurt, zullen het niet de ‘terroristen’ zijn die als honden worden afgeschoten, maar de meest militante arbeiders en revolutionaire elementen (die voor de gelegenheid zullen worden afgeschilderd als ‘terroristen’) (5) en communisten. Van een Habeas Corpus zal geen sprake zijn.
Dit zijn geen ijdele speculaties, of voorspellingen met een kristallen bol. Dit is hoe de bourgeoisie zich altijd heeft gedragen wanneer haar vitale belangen worden bedreigd. De behandeling die alle ‘democratische’ landen normaliter voorbehouden aan de Derde Wereld of aan gekoloniseerde bevolkingen, wordt op de proletariërs toegepast zodra zij tegen hun uitbuiting in opstand komen. In 1919, in een Duitsland dat door de Sociaal-Democratische Partij geregeerd werd – de partij van Gerhard Schröder en tegenhanger van Tony Blair’s Labour Party – werden duizenden arbeiders ervoor gemassacreerd dat zij, na de revolutie van 1917 in Rusland, tegen de burgerlijke orde waren opgestaan. Revolutionairen als Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord door soldaten die hen onder het voorwendsel van een “poging tot ontsnapping” hadden gearresteerd. De walgelijke moordpartij op het Stockwell station moet niet alleen worden aangeklaagd. Alle gebruikelijke jengelende liberalen die klagen over de ‘schade aan de democratische vrijheden’ zijn daartoe in staat. In de eerste plaats zou dit een les moeten zijn voor de arbeiders in Groot-Brittannië en overal elders op de wereld om de ware aard en de werkelijke methoden van hun klassenvijand, de kapitalistische klasse, te begrijpen. Dit zijn de ‘doodseskaders’ die de bourgeoisie vandaag overal ter wereld voorbereid, en waartegen de arbeidersklasse het morgen zal moeten opnemen.
25 juli 2005, Internationale Kommunistische Stroming.
(1) https://Guardian.co.uk [12], 24 juli 2005.
(2) News of the World, zondag 6 maart 2005, p. 13, Forget Human Rights. Kick Out The Fanatics (Vergeet de mensenrechten, gooi de fanaten eruit), door Sir John Stevens, voormalig commissaris van de hoofdstedelijke politie.
(3) https://News24.com [13], 22 juli 2005.
(4) Dankzij ‘speciale’ wetten zoals die jarenlang in Noord-Ierland zijn toegepast.
(5) Tijdens de omvangrijke stakingen van 1995 in Frankrijk vergeleek de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Charles Pasqua, de stakers met de terroristen die een paar maanden eerder in de Parijse metro een bom hadden laten ontploffen, en daarmee acht mensen doodden.
Ons vlugschrift, De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht [18], hebben we per post en e-mail verspreid en uitgedeeld op de anarchistische Pinksterlanddagen van mei 2005 in Appelscha. We ontvingen enkele schriftelijke reacties die we begroeten, en waarvan de tekst hier volgt. We komen hier nog terug op en zullen de briefschrijvers antwoorden.
22 mei 2005
Beste medewerkers van Wereldrevolutie,
Even een korte reactie op jullie open brief.
Jullie gebruiken de term officieel anarchisme. Dat maakt het wat verwarrend. Als daarmee het individueel anarchisme wordt bedoeld wordt het veel duidelijker.
Jullie bekritiseren de houding van Kropotkin tegenover de eerste wereldoorlog en de deelname van anarchisten aan de spaanse regering in 1936. Noch met instemming met oorlog noch met deelname aan een regering kan ik als anarchistisch communist instemmen. Maar er zijn ook altijd andere anarchisten geweest die het met dit soort dingen niet eens zijn. Jullie moeten misschien uitkijken om conclusies te trekken voor alle anarchisten als sommige anarchisten worden bedoeld.
De anarchistische beweging kenmerkt zich door een soort ad hoc beleid: de ene keer wordt met mensen van bepaalde stromingen wel samengewerkt, de andere keer niet. Het heeft te maken met het feit dat op het niveau van het collectief geen beslissingen worden genomen. Men stelt het zo voor dat collectieve besluiten de "individuele vrijheid" zouden beperken. Alsof die individuen niet zelf deel uitmaken van het collectief!
Van dit onduidelijk beleid zijn julllie in dit geval het slachtoffer geworden. Terwijl liberaal getinte mensen (zoals sympathisanten van GroenLinks) vaak in grote aantallen aanwezig zijn bij evenementen van anarchisten, zijn jullie nu niet eens toegelaten tot zulke evenementen.
Dat neemt niet weg, dat ik vind dat organisatoren van politieke evenementen de mogelijkheid moeten hebben bepaalde mensen wel en anderen niet toe te laten tot deze evenementen, maar hierover moet een duidelijk beleid worden vastgesteld. Zo kan er voor worden gekozen dat de discussies worden gevoerd door alleen mensen die afkomstig zijn van uitgesproken linkse anarchistische initiatieven. De vergaande politieke overeenstemming zal dan de besluitvorming soepel kunnen laten verlopen. Bij andere gelegenheden kan er voor worden gekozen discussies breder te voeren dan alleen onder linkse anarchisten. Daar zouden jullie dan wat mij betreft ook welkom zijn. Aangezien de alternatieve boekenbeurzen zich richten op een breder publiek dan alleen linkse anarchisten begrijp ik niet waarom jullie hier van zijn geweerd. Ik zou dan ook graag iets lezen over de motieven van de organisatoren.
Met libertaire groet, R.
K, 28 mei 2005
L.S.
Ik vind het zeer vreemd dat een linkse organisatie als de I.K.S. wordt geweigerd op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht.
De I.K.S. staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar daar is toch niets mis mee.
Het is daarom zeer vreemd dat de I.K.S. het zwijgen wordt opgelegd door enkele organisatoren, die kennelijk op eigen houtje kunnen beslissen wie wel en wie niet wordt toegelaten.
Wat hebben deze organisatoren eigenlijk tegen het kommunisme?
Kommunisme is logisch, iedereen kan het begrijpen.
Een eerlijker verdeling van rijkdom en macht.
Omdat je geen uitbuiter wilt zijn.
Als je het hiermee niet eens bent; licht je standpunten dan toe op de openbare bijeenkomsten van de I.K.S.
Het is nog altijd beter om met elkaar in discussie te gaan, dan elkaar dood te zwijgen.
Met vriendelijke groet,
P. te K.
[28 november 2005]
Beste IKS'ers/ kameraden,
bij deze wil ik jullie wederom laten weten dat ik het weren van jullie op de @-boekenbeurs te Utrecht belachelijk vindt. Als regelmatige bezoeker van deze beurs is het mij bekend dat er op de beurs een rijke schakering van stands aanwezig is van groepen/boekhandels die zowel anarchistisch (in al haar verscheidenheid), niet-duidelijk gepositioneerd en niet-anarchistisch aanwezig zijn. Dat bij zo'n uiteenlopende waaier aan stands een groep die staat voor een interationalistische arbeidersstrijd van onderop wordt geweerd is volstrekt arbitrair en belachelijk. Mede gelet op de historische overeenkomsten en debatten tussen vrije socialisten en internationale kommunisten zou de IKS niet misstaan op de boekenbeurs. Ook is de IKS al jaren een welkome gast op de Anarchistische Pinksterlanddagen. Bij deze roep ik de organisatie van de beurs dan ook op om een plek te gunnen aan de IKS of op zijn minst hen binnen hun krant te laten verkopen.
Solidaire groeten,
BW
[5 januari 2006]
Ik begrijp niet waarom de organisatoren van de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht een organisatie als de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) niet toelaten.
Als ik het goed begrijp streeft de zeer uiteenlopende anarchistische beweging naar een maatschappij waarin iedereen als gelijkwaardig wordt beschouwd, waarin niemand heerst over een ander en waarin alle menselijke behoeften worden bevredigd.
Dit leunt aan bij de maatschappij die de IKS verdedigd, nl. de communistische maatschappij. De organisatie van die maatschappij en de manier om tot deze maatschappij te komen verschillen wel, om het simplistisch te zeggen. Het communisme is veel wetenschappelijker onderbouwd, o.a. door het historisch materialisme, en is daarom geloofwaardiger, vind ik.
De organisatoren reageren hypocriet door te zeggen dat de IKS niet in hun profiel past. Ik betwijfel of de organisatoren wel echt een anarchistische of communistische wereld willen opbouwen.
Hoe willen de organisatoren deze maatschappij gebaseerd op samenwerking en solidariteit bereiken als ze organisaties die eenzelfde soort maatschappij nastreven, uitsluiten en negeren?
Alleen door een open debat te voeren, kan een klare kijk ontstaan op het kapitalisme, de maatschappij die deze wereld naar de afgrond leidt. Alleen door een open debat kan je standpunten delen en vervolgens bediscussiëren.
Alleen zo kan een efficiënte revolutie die zal leiden tot een betere wereld worden voorbereid, want zwijgen betekent verstikking van de revolutie. Geen revolutie, zonder discussie.
De IKS staat open voor discussie, dat bewijst ze door de openbare bijeenkomsten die ze regelmatig organiseert. Daar mag je je standpunten, anarchistisch, communistisch of iets anders, altijd verkondigen en verdedigen.
Met vriendelijke groet,
Y.
Ook dit jaar hebben de ‘anarchistische marktmeesters’ geweigerd, nu zelfs zonder enige opgaaf van redenen, om ons een stand toe te kennen op de Utrechtse alternatieve boekenbeurs. Deze houding staat in totale tegenstelling tot de lange traditie van discussie, in Nederland zoals elders, tussen de linkskommunistische stroming enerzijds en de stromingen binnen het anarchisme anderzijds die op zoek zijn naar een alternatief voor de barbarij van oorlog en ellende binnen het kapitalisme.
Dit laat andermaal zien hoe weinig de stromingen binnen het anarchisme die zich aan de kant scharen van de arbeiders- en werklozenstrijd voor de revolutie gemeen hebben met de ‘gevestigde’ anarchistische organisaties of structuren. Zowel wat hun standpunten betreft als hun houding doen die in niets onder voor stalinistische of trotskistische klieken. Vandaar dat ze nationalistische groepen of crypto-stalinistische boekhandels toelaten maar internationalistische standpunten onaanvaardbaar achten en grofweg weren.
Wij roepen dan ook op om daarover te discussiëren en stelling te nemen door:
Zie ook:
Over de weigering om de IKS toe te laten op de anarchistische boekenbeurzen te Gent en Utrecht [21], in Wereldrevolutie, nr. 106, september-december 2005
De weigering om de IKS toe te laten op de alternatieve boekenbeurzen te Gent en Utrecht [18], in Internationalisme, nr. 319/320 - 15 juni-15 september 2005, IKS-Webspecials, mei 2005
Open brief van uitgeverij ‘De Dolle Hond’ aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs [22], bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 104, IKS-Webspecials 2004
Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken [23], in Wereldrevolutie, nr. 101, januari-april 2004
De Dolle Hond en de IKS
Waarom uitgaven van de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) op de kraam van Uitgeverij de Dolle Hond?
We kunnen onze vrienden gerust- en moeten onze vijanden helaas teleurstellen: de Dolle Hond is niet toegetreden tot de een of andere obscure communistische sekte. Desondanks leggen we wel lectuur van de IKS op onze kraam op de anarchistische boekenbeurs.
Sinds een aantal jaren wordt de linkscommunistische (dwz. niet-stalinistische en ook niet-trotskistische) organisatie IKS systematisch een kraam geweigerd door de organisatoren van de anarchistische en alternatieve boekenmarkten in Gent en Utrecht. Wij verwonderen ons al geruime tijd over dit volstrekt willekeurige beleid, temeer daar andere niet-anarchistische clubs van deze organisatoren alle ruimte krijgen - van burgerlijk-democratische en reformistische tot en met nationalistische en zelfs stalinistische groepen. Op ons verzoek om een schriftelijke uitleg van dit willekeurige beleid hebben wij een jaar na dato geen enkele reactie ontvangen.
De Dolle Hond is het op tal van punten fundamenteel oneens met de IKS. Of het nu gaat om de scheuring in de Eerste Internationale, de opstand van Kroonstad van 1921, de Spaanse revolutie van 1936 tot en met de beoordeling van de recente opstanden in de Franse voorsteden, onze standpunten lopen mijlenver uiteen.
Volgens de Dolle Hond is de IKS een half-leninistische organisatie, met hopeloos verouderde opvattingen over een politieke voorhoede van het proletariaat en een star aangehangen historisch-materialisme. Volgens de IKS is de Dolle Hond anarchistisch en 'radenistisch' geinspireerd. Een blik op ons fonds maakt duidelijk dat dit label tekort schiet: men kan ons evenzogoed dadaistisch, surrealistisch, situationistisch of voor ons part zelfs khayyamistisch geinspireerd noemen.
Ondanks al deze verschillen blijft de Dolle Hond met de IKS in discussie (tja, ieder zijn meug) en maken wij bezwaar tegen de, ons inziens volstrekt willekeurige, weigering van de IKS op de anarchistische boekenmarkt.
Zaterdag 3 december 2005
Uitgeverij de Dolle Hond
maandag 28 november 2005
Beste IKS’ers/ kameraden,
bij deze wil ik jullie wederom laten weten dat ik het weren van jullie op de @-boekenbeurs te Utrecht belachelijk vindt. Als regelmatige bezoeker van deze beurs is het mij bekend dat er op de beurs een rijke schakering van stands aanwezig is van groepen/boekhandels die zowel anarchistisch (in al haar verscheidenheid), niet-duidelijk gepositioneerd en niet-anarchistisch aanwezig zijn. Dat bij zo'n uiteenlopende waaier aan stands een groep die staat voor een interationalistische arbeidersstrijd van onderop wordt geweerd is volstrekt arbitrair en belachelijk. Mede gelet op de historische overeenkomsten en debatten tussen vrije socialisten en internationale kommunisten zou de IKS niet misstaan op de boekenbeurs. Ook is de IKS al jaren een welkome gast op de Anarchistische Pinksterlanddagen. Bij deze roep ik de organisatie van de beurs dan ook op om een plek te gunnen aan de IKS of op zijn minst hen binnen hun krant te laten verkopen.
Solidaire groeten,
BW
Wie waren de voornaamste slachtoffers van de terroristische aanslagen in het centrum van Londen op 7 juli 2005? Net als in New York in 2001 en Madrid in 2004 hadden de bommen het bewust op arbeiders gemunt, op mensen die metro en bus gebruiken om naar hun werk te reizen. Al Qaïda, dat de verantwoordelijkheid voor deze massamoord heeft opgeëist, beweert dat het handelt uit wraak voor ‘Britse militaire bloedbaden in Irak’. Maar de eindeloze slachtpartijen op de bevolking in Irak is niet de schuld van de werkende mensen in Groot-Brittannië; het is de verantwoordelijkheid van de heersende klassen van Groot-Brittannië, de Verenigde Staten – om niet te spreken van de terroristen van het zogenaamde ‘Verzet’, die dagelijks hun eigen aandeel hebben in het vermoorden van onschuldige arbeiders en burgers in Bagdad en andere Iraakse steden. De architecten van de oorlog in Irak, de Bushs en Blairs, worden ondertussen veilig buiten schot gelaten; de gruweldaden van de terroristen verschaffen hen zelfs het perfecte voorwendsel om hun volgende militaire avontuur te lanceren, net zoals ze dat in Afghanistan en Irak deden in het kielzog van ‘11 september’.
Dit is allemaal volgens de logica van de imperialistische oorlog: oorlogen die in het belang van de kapitalistische klasse worden gevoerd, oorlogen omwille van de heerschappij over de planeet. De grote meerderheid van de slachtoffers in deze oorlogen zijn de uitgebuiten, de onderdrukten, de loonslaven van het kapitaal. De logica van de imperialistische oorlog wakkert nationale en raciale haat aan, verklaart hele volkeren tot ‘de vijand’ die moet worden beledigd, aangevallen en uitgeroeid. Zij zet de ene arbeider op tegen de andere en maakt het voor hen onmogelijk om hun gezamenlijke belangen te verdedigen. Erger nog, zij roept de arbeiders op om zich achter de nationale vlag en de nationale staat te scharen, om gewillig de oorlog in te marcheren ter verdediging van belangen die niet de hunne zijn, maar van hun uitbuiters.
In zijn verklaring over de bomaanslagen in Londen tijdens de bijeenkomst van de rijken en machtigen op de G8-top zei Blair: “Het is belangrijk dat degenen die terrorisme uitoefenen zich realiseren dat onze vastberadenheid om onze waarden en levenswijze te verdedigen groter is dan hun vastberadenheid om dood en verderf te zaaien onder onschuldige mensen.”
Alle solidariteitsverklaringen van de ‘wereldleiders’ met de slachtoffers van de aanslagen in Londen zijn pure huichelarij. Dit zijn de leiders van een maatschappelijk systeem dat in de loop van de afgelopen eeuw tientallen miljoenen mensen vernietigd heeft in twee barbaarse wereldoorlogen en in talloze andere conflicten, van Korea tot de Golf, van Vietnam tot Palestina. En in tegenstelling tot de illusies die Geldoff, Bono en de rest uitventen zijn het de leiders van een systeem dat van nature niet in staat is om ‘de armoede af te schaffen’, maar dat honderden miljoenen mensen tot steeds meer ellende veroordeelt, en dat omwille van de winsten de planeet vergiftigt. De solidariteit die de wereldleiders willen is een valse solidariteit. Het is de nationale eenheid tussen de klassen die hen in staat zal stellen om in de toekomst nieuwe oorlogen te ontketenen. De enige werkelijke solidariteit is de internationale solidariteit van de arbeidersklasse, gebaseerd op de gezamenlijke belangen die de uitgebuiten in ieder land gemeen hebben. Een solidariteit die dwars door alle raciale en religieuze verdelingen heen snijdt, en die de enige kracht vormt die in staat is om tegen de kapitalistische logica van militarisme en oorlog op te treden.
De geschiedenis heeft de macht van een dergelijke solidariteit aangetoond: in 1917-1918, toen muiterijen en revoluties in Rusland en Duitsland een eind maakten aan de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. De geschiedenis heeft ook aangetoond welke verschrikkelijke prijs de arbeidersklasse betaalde toen deze solidariteit weer werd vervangen door nationale haat en loyaliteit aan de heersende klasse: de holocaust van de Tweede Wereldoorlog. Vandaag verspreidt het kapitalisme opnieuw oorlog over de hele aardbol. Wanneer we willen verhinderen dat het ons allemaal opslokt in chaos en vernietiging, moeten we alle patriottische ordewoorden van onze heersers verwerpen, moeten we vechten om onze belangen als arbeiders te verdedigen, en moeten we ons verenigen tegen deze stervende maatschappij, die ons niets anders te bieden heeft dan dood en verschrikking op steeds grotere schaal.
7 juli 2005, Internationale Kommunistische Stroming
De demonstraties die donderdag 16 maart over heel Frankrijk plaatsvonden brachten zo’n 500.000 mensen op straat terwijl de beweging nog in omvang toenam; de grote vraag van de week daarvoor – of the massa van de loonarbeiders zich bij de betogingen die voor zaterdag 18 maart waren voorzien zou aansluiten – werd concreet beantwoord: in Frankrijk als geheel kwamen er ongeveer een miljoen mensen op straat (1). Zelfs steden waarin al sinds mensenheugenis geen enkele demonstatie meer was gehouden werden erdoor aangestoken: 15.000 mensen in Pau; er was zelfs een demonstratie in Chalons sur Saône midden op het Franse platteland.
Voor de leden en sympathisanten van de IKS die in de afgelopen werken aan de beweging deelnamen, vooral sinds de demonstraties van 7 maart, waren het gedenkwaardige en opwindende dagen. We zullen hier geen uitgebreid verslag doen van de gebeurtenissen (we hebben daar de tijd niet voor!) maar leggen liever de nadruk op een paar aspecten die ons de belangrijkste van de beweging lijken.
Sommige mensen zouden zich kunnen afvragen waarom een kommunistische organisatie zichzelf met zoveel enthousiasme – zoals de IKS dat gedaan heeft – in een studentenbeweging stort. De studenten vormen tenslotte op zichzelf geen klasse, en maken als zodanig ook geen deel uit van de arbeidersklasse. Er zijn echter twee goede redenen:
Voor degenen onder ons van de ‘oude generatie’, die deelnamen aan de strijd zoals die door de gebeurtenissen van Mei 1968 in heel de geïndustrialiseerde wereld opvlamde, is één van de belangrijkste kenmerken van de huidige beweging het verdwijnen van de ‘generatiekloof’ waarover de media indertijd zoveel ophef maakten. De ouders van de nieuwe generatie van de arbeidersklasse die de beweging van de jaren 1960 en 1970 op gang brachten hadden de gruwelijke nederlaag meegemaakt van de contra-revolutie, het leed van de jaren 1930 en de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog (en al de illusies over de overwinning van de ‘democratie’ na de oorlog). De jeugd groeide op in een andere wereld en koesterde vaak een diep wantrouwen tegenover hun ouders (het sterkste voorbeeld daarvan werd ongetwijfeld gevormd door Duitsland, waar de leuze “vertrouw niemand van boven de dertig” de walging vertaalde van de jeugd voor wat ze zagen als de erfenis van het Nazisme in de generatie die de oorlog had meegemaakt). Daarvan vinden we nu niets meer terug. In tegendeel, de oudere leden van de IKS, die politiek actief werden in de beweging van 1968, werden diep getroffen bij het zien van jongeren die hun kinderen konden zijn (en die, in sommige gevallen, inderdaad hun kinderen waren) en die naar hen toekwamen om raad te vragen en die wilde leren uit de geschiedenis van hun strijd. Leden van over de vijftig en zestig jaar konden massabijeenkomsten van jongeren toespreken waarbij er niet alleen naar ze werd geluisterd maar er ook voor ze werd geapplaudisseerd (eigenlijk werd er iedere keer geapplaudiseerd als IKS-leden het woord kregen, soms zelfs met groot enthousiasme). In Toulouse, waar een van onze kameraden les aan de universiteit geeft en bekend staat als lid van onze organisatie werd er geapplaudisseerd door een massabijeenkomst van meer dan duizend studenten die hem vervolgens vroegen om een ‘alternatieve cursus’ over de geschiedenis van de revolutionaire beweging te geven. In Grenoble werd een andere kameraad bij een massabijeenkomst verwelkomd door verschillende jongeren die verklaarden “we rekenen op jou om tegen de vakbonden in te gaan” – hetgeen hij natuurlijk naar vermogen deed!
Het belang van deze eenheid van verschillende generaties, waar de ouderen datgene wat ze geleerd hebben kunnen toevoegen aan de dynamiek van de jongeren is tekenend voor de nieuwe geest die door de wereld van de arbeidersklasse waait. Momenteel staan er twee generaties van ongeslagen arbeiders tegenover het kapitaal: de oudere generatie is weliswaar toegetakeld door de strijd van de jaren 1980 en de gruwelijke teruggang van de jaren 1990 – maar heeft het hoofd niet gebogen en de jeugdherinneringen ervan bestaan niet uit die van de oorlog, maar die van strijd.
De beweging is georganiseerd in massabijeenkomsten (assemblées générales of AG genaamd; algemene vergaderingen) die op iedere vergadering over de staking stemmen voor de periode tot aan de volgende vergadering. Het is duidelijk dat de graad en samenhang van de organisatie verschilt van de ene universiteit tot de andere. In veel gevallen wordt de algemene vergadering voorgezeten door een zelf-benoemd presidium dat is opgezet door een studentenvakbond (meestal de UNEF), die ertoe neigt het functioneren ervan te overheersen en de deelname van niet-vakbondsleden te ontmoedigen. Maar elders – vooral in Paris III Censier dat in de beweging duidelijk voorop loopt – is de graad van organisatie en rijpheid van de studenten wel heel opmerkelijk. Zie hoe iedere vergadering begint: met een voorstel voor een presidium van drie personen, waarvan elk van de kandidaten zijn of haar naam geeft, studiejaar en studierichting, en daaraan toevoegt of hij al dan niet deel uitmaakt van een vakbond of van een politieke organisatie (niet-vakbondsleden en niet-politieken geven doorgaans de toon aan); het presidium wordt dagelijks gewijzigd, en er wordt niets besloten voordat het is aanvaard door de AG; de dag begint dan met verslagen (te beginnen met verslagen van de verschillende comité’s – “Scholing en actie”, “Pers”, “Contacten naar buiten”, enzovoort – om dan over te gaan naar verslagen van de afgevaardigden die een mandaat hadden gekregen om de nationale of regionale Coördinaties bij te wonen (die zijn gevormd om de verschillende universiteiten te coördineren). En dat is niet de enige opmerkelijke karaktertrek van de AG: iedereen kan het woord voeren – zelfs die van buiten de universiteit; sprekers krijgen een maximum van drie minuten elk (het blijkt mogelijk om in drie minuten heel veel dingen te zeggen!); voorstellen worden gedaan en opgeschreven op het schoolbord achter het presidium zodat iedereen het kan zien. En aan het eind van de vergadering wordt er over alle voorstellen die aan de vergadering zijn voorgelegd gestemd; in sommige gevallen, als het er op lijkt dat een voorstel niet geheel is begrepen roept het presidium mensen op om ‘voor’ en ‘tegen’ een voorstel te pleiten.
De doelmatigheid van de vergadering hangt natuurlijk niet alleen af van het presidium, maar ook van de verbazingwekkende rijpheid van al de deelnemers: naar iedere spreker wordt geluisterd, de sprekers zelf nemen de tijdslimiet in acht. Ze hebben zelfs doventaal overgenomen om stilzwijgend goedkeuring te kennen te geven met een spreker, om te voorkomen dat het verloop van de vergadering verstoord wordt door gejuich of applaus. In Nantes slaagde het presidium er in een enthousiaste vergadering te kalmeren met de woorden: “We zijn niet op de televisie hoor!”
Het is niet overdreven om te stellen dat, op hun eigen wijze en in een beperkter beweging, de huidige Franse jeugd niet alleen de erfgenaam is van Mei 1968, maar ook van de Poolse arbeiders die de Stalinistische staat in 1980 overbluften.
Ondanks het feit dat de AG vaak worden geleid door een presidium dat door de vakbond wordt beheerst bestaat er toch een algemeen en gezond wantrouwen tegenover ieder voorstel om de besluitvorming bij de AG zelf weg te halen. Bij Paris III Censier waren we getuige van debatten over twee zaken die dit heel goed illustreren: over de aard van het mandaat dat de AG gaf aan haar afgevaardigden naar de regionale Coördinatie van het Île de France (de Parijse regio), en over het voorstel om een ‘coördinatiebureau’ op te zetten dat zogenaamd als een soort van ‘informatieverspreider’ zou moeten worden aangesteld door de regionale Coördinatie.
In het debat over het mandaat stonden aanvankelijk de aanhangers van ‘vrije’ en ‘onvoorwaardelijke’ mandaten tegenover elkaar: de eersten wilden de afgevaardigden in wezen in staat stellen om hun eigen initiatieven te ontplooien tijdens de Coördinatie; zelfs als dit in tegenspraak was met het mandaat van de AG; de laatsten wilden de afgevaardigden er op vastleggen enkel te stemmen volgens de besluiten en discussies van de AG zelf. Zoals snel duidelijk werd gemaakt bestaat één van de belangrijkste nadelen van het ‘onvoorwaardelijke’ mandaat er uit dat de gedelegeerde niets meer kan zeggen over een nieuw voorstel dat niet vooraf door de AG is bediscussieerd. Het duurde niet meer dan tien minuten voordat het presidium dat helder en begrijpelijk wist te maken en om over te gaan tot het stemmen over een tussenoplossing: het half-voorwaardelijke mandaat, waarbij door de AG benomen besluiten bindend zijn terwijl er ruimte blijft voor het initiatief van de afgevaardigden zodra het over een zaak gaat die nog niet in de AG was bediscussieerd.
Het voorstel om een ‘coördinatiebureau’ tot stand te brengen werd na niet meer dan vijf minuten verworpen omdat er geen enkel nuttig doel werd gediend met het invoeren van nog weer een centralisatieniveau onafhankelijk van de AG.
Het hoeft geen verbazing te wekken dat de voorstellen om de besluitvorming bij de AG weg te halen van de trotskisten van de LCR (Ligue Communiste Révolutionnaire) kwam: dit is een consequente politiek van trotskisten en vakbondsmensen – het tot stand brengen van steeds meer ‘coördinatie’-lagen en steeds meer ‘bureaus’ waar de informatie en de beslissingsbevoegdheid terecht komen, en waar hun eigen leden over alle informatie kunnen beschikken en de macht uitoefenen. Wat ons betreft – en hoewel we in het algemeen uit beginsel tegen het ‘onvoorwaardelijke mandaat’ zijn – kwam de verwerping door de AG’s van deze voorgestelde maatregelen, waardoor de besluitvorming uit haar handen zou verdwijnen, voort uit een gezond instinct van wantrouwen tegenover de pseudo-professionele bureaucraten en politici.
Een idee dat min of meer duidelijk uit de beweging naar voren kwam is dat de eis van intrekking van het CPE niet slechts een studenten-eis is en dat de beweging op zoek moest gaan naar de actieve steun van de loonarbeiders. Het is overbodig te zeggen dat in staking gaan voor loonarbeiders een ander verhaal is dan voor studenten: terwijl het juist is dat voor veel studenten die moeten werken om hun studie te bekostigen en die het zich niet kunnen veroorloven een jaar over te moeten doen staken een ernstige aangelegenheid is, dan is dat niet vergelijkbaar met het probleem waarvoor loonarbeiders worden gesteld die de huur moeten betalen, schulden moeten aflossen, hun gezinnen te eten moeten geven, en die bovendien niet wettig kunnen staken wanneer daartoe niet is opgeroepen door de vakbonden. De studenten beseften dat in het algemeen (afgezien van een paar heethoofden die opriepen tot een ‘algemene staking’, wat in de huidige situatie helemaal niets betekent): er werd bijvoorbeeld (ter voorbereiding van de betoging van 18 maart) herhaaldelijk voorgesteld om te betogen in de weekeinden om de loonarbeiders mee te kunnen laten doen. Maar de lastigste vraag was: hoe de loonarbeiders in beweging te krijgen?
Het meest voor de hand liggende antwoord bestaat eruit daartoe een verzoek in te dienen bij de vakbeweging. En inderdaad zagen we wat dat betreft meerdere malen voorstellen om op plaatselijk of landelijk vlak naar de vakbonden toe te stappen. Het probleem was dat de vakbeweging zelf hoegenaamd geen lust vertoonde om de loonarbeiders de beweging te laten versterken. De vakbonden gaven er geen enkele ruchtbaarheid aan, bijvoorbeeld door op te roepen tot deelname aan de betoging van donderdag 16 maart, en het was pas op vrijdag de zeventiende dat ze er mee begonnen om de betoging van de volgende ochtend bekend te maken. Dat was de eerste betoging waartoe werd opgeroepen voor een zaterdag, met de uitdrukkelijke bedoeling van de kant van de studenten om de loonarbeiders in de gelegenheid te stellen mee te doen.Als we de ware aard van de vakbonden niet kenden – als het puntje bij het paaltje komt zijn het de beste vrienden van de bazen – dan zouden we dat schandalig, en zelfs ronduit beschamend noemen.
Maar wat dan te doen? Als de studenten niet op de vakbonden konden rekenen om de loonarbeiders tot staken op te roepen – wat duidelijk niet het geval was – dan moesten ze het zélf doen, door pamfletten te verspreiden op plaatsen waar veel arbeiders bijeenkomen (in Parijs betekende dat vooral de ondergrondse trein-stations waar iedere dag tienduizenden mensen op weg van en naar hun werk langskomen). Leden van de IKS ondersteunden krachtig – en werden daarvoor enthousiast toegejuicht – het indienen en laten aannemen van moties in die richting.
Heel tekenend voor de beweging is de wijze waarop daarvan verslag is gedaan in de media, zowel in Frankrijk zélf als in het buitenland, en dan vooral door de televisie die voor de meeste arbeiders natuurlijk de belangrijkste bron van informatie is. Tot voor heel kort – eigenlijk met heel weinig uitzonderingen tot aan de betoging van donderdag 16 maart – hadden de media in Frankrijk het over maar één ding: de bezetting van de Sorbonne en de gewelddadige confrontaties tussen bendes van jonge heethoofden (die uit wie-weet-waar kwamen) en de oproerpolitie van de CRS.
Tot voor kort gaf de televisie geen beelden van de massabijeenkomsten, de debatten of zelfs maar van de demonstraties: daartegenover waren er wel veel interviews met studenten die zich tegen de beweging verzetten, reportages over confrontaties tussen studenten, en de aanvallen op de CRS.
Buiten Frankrijk was de black-out rond de studentenbeweging bijna totaal – met uitzondering van geweld-fragmenten.
Dat alles steekt wel heel scherp af bij de ernorme aandacht voor de rellen in de Franse buitenwijken van de voorbije herfst, die werden zodanig buiten proporties opgeblazen dat we verklaringen ontvingen van kameraden in de voormalige Sovjet-Unie ter begroeting van de ‘revolutie’ die in Frankrijk plaatsvond!
We weten heel goed dat de media – en boven alles die van de televisie – nagenoeg volledig door de staat worden gecontroleerd, en dat zelfs waar ze dat niet worden is hun ‘zelf-censuur’ indrukwekkend: er is zelfs een oud Engels rijmpje dat als volgt gaat, en dat overal voor de media geldt: “You cannot hope to bribe or twist, / thank God! the British journalist. / But seeing what that man will do / unbribed, there's no occasion to” (3).
Wat de studenten zich dus moesten afvragen was: welk belang heeft de staat bij het uitzenden van dergelijke beelden – ten koste van haast al het overige? Het antwoord ligt voor de hand: het draagt ertoe bij de beweging in diskrediet te brengen bij de massa van de werkende klasse die momenteel zeker niet staan te trappelen om een gewelddadige confrontatie met de staat aan te gaan. Het geweld dreigt niet alleen de beweging in de rest van de klasse ongeloofwaardig te maken, maar het maakt ook de soevereiniteit van de AG verdacht omdat het geheel en al aan haar controle ontsnapt. Dit laatste vraagstuk – dat van de controle – is van doorslaggevend belang: het geweld van de arbeidersklasse heeft niets te maken met het blinde geweld van de jonge heethoofden bij de Sorbonne of – het moet gezegd worden – van veel anarchistische groepen, vooral omdat het door de klasse als geheel wordt uitgeoefend en collectief wordt gecontroleerd. De studentenbeweging heeft fysieke kracht gebruikt (bijvoorbeeld door de universiteitsgebouwen te barricaderen en de toegang daartoe af te sluiten): het verschil met de confrontaties bij de Sorbonne ligt er in dat er collectief toe werd besloten en er over werd gestemd op de AG en dat de ‘blockers’ een mandaat voor hun actie kregen van hun kameraden. De acties bij de Sorbonne daarentegen werden niet gecontroleerd door de beweging en vormde natuurlijk een perfecte gelegenheid voor het ingrijpen van lomperiken en politie-provocateurs; en gegeven de wijze waarop van dit geweld gebruik werd gemaakt door de media is er alle reden voor de veronderstelling dat er inderdaad provocateurs aanwezig waren om de zaak flink op te jutten.
Gezien de omstandigheden was de reactie van de studenten over het algemeen voorbeeldig. Toen het duidelijk werd dat de regering de Sorbonne daadwerkelijk wilde gebruiken als ‘valkuil’ voor de demonstraties, en als een middel voor onophoudelijke provocaties, kwam de reactie van de AG in Paris II Censier voornamelijk hier op neer: “De Sorbonne is een symbool, dat is waar. Wel, als ze het willen, laat ze hun symbool dan maar houden – des te beter als de CRS dáár is, laat die daar maar blijven. En we raden onze kameraden van de Sorbonne uit om voor hun AG naar Censier te komen.” Die raad werd overgenomen door de AG van Jussieu.
Daar komt nog bij – en ondanks het verlate gemanoevreer van de Trotskisten die probeerden hem te laten verwerpen – dat de AG van Censier een motie aannam “van steun aan de gewonde studenten, eventuele schade die het gebouw heeft opgelopen vewerpend, en uit medeleven met de gewonde CRS-er”. Het kernpunt van deze motie is dat hij op geen enkele manier instemming betekende met de repressie door de politie, maar erkende:
Het is ook van belang om het verschil vast te stellen tussen de wijze waarop de media in Frankrijk en in het buitenland verslag deden van de betoging van 18 maart:
Internationale Kommunistische Stroming, 19 maart 2006
(1) We nemen over het algemeen het gemiddelde van de schattingen die de vakbonden geven (overdreven) en die van de politie (belachelijk laag).
(2) Eigenlijk hangt de selectie voor de Grandes écoles niet direct af van geld omdat de kosten gering zijn (met uitzondering van de scholen voor handel en nijverheid). Daardoor kunnen bijzonder begaafde kinderen van de arbeiders of zelfs boeren worden toegelaten. Maar de selectiecriteria zijn wel gebaseerd op een elitair examensysteem waardoor studenten uit de sociale lagen met het benodigde ‘culturele niveau’ bevoordeeld worden (of wie het zich kan veroorloven zijn kinderen gedurende hun studies te onderhouden zodat ze niet hoeven te werken).
(3) Vrij vertaald: "Godzijdank! Je hoeft niet eens te hopen / dat je de Britse journalist bedriegen kan of omkopen / Maar als je ziet waartoe die in staat is zonder / omgekocht te zijn dan is dat ook geen wonder!"
We zijn het volledig eens met onze briefschrijver eens over de reactionaire rol die het trotskisme momenteel speelt. Het voorbeeld dat hij geeft van de valse ‘solidariteit’ van de campagne over ‘Iranese arbeiders staan niet alleen’ is een goed voorbeeld van hoe de taal en de hoop van de arbeidersklasse door deze ervaren huichelaars worden verdraaid tot hun tegendeel. Maar dat is niets nieuws. In 1979 wauwelden vele trotskisten de Iraanse stalinisten na in hun steun aan de ‘revolutie’ onder leiding van Khomeini: “Door aan te dringen op voortzetting van de stakingen en massale demonstraties tegen de Sjah, en door te weigeren enige regering steun te verlenen die was gevormd onder de de paleis-slagers, heeft Khomeini een positieve rol gespeeld.” (The Militant, Socialist Workers Party van de Verenigde Staten, aangehaald in World Revolution, nr. 22). In werkelijkheid werden de arbeiders geleidelijk verdronken in de reactionaire beweging die door de mollahs werd opgebouwd. Maar, in tegendeel tot wat onze briefschrijver zegt, proberen de trotskisten niet slechts de werkende klasse “een stap terug laten zetten naar het reformisme” maar proberen zij deze op burgerlijk te slepen en haar te verslaan. Dit is nu net zo waar als toen: “Over de hele wereld roept de linkervleugel van de bourgeoisie – de stalinisten van de kommunistische partijen, de maoïsten en de trotskisten – op tot de nederlaag van de Sjah en zijn vervanging door een ander deel van de bourgeoisie dat zij als ‘progressiever’ beschouwen dan de Sjah, en altijd vergezeld van de oproep tot democratie in de vorm van ‘vrije verkiezingen’” (World Revolution, nr. 21).
In Iran net als elders in de wereld moet de arbeidersklasse weer leren in strijd te gaan. Na jaren van onzekerheid, van verwarring en gebrek aan zelfvertrouwen beginnen de arbeiders weer aan te voelen wie ze zijn en wat ze zijn. Ze beginnen te begrijpen dat zij belangen hebben die tegengesteld zijn aan die van de heersende klasse en dat ze alleen op zichzelf kunnen rekenen. Nieuws over de echte toestand van de arbeidersklasse in Iran is moeilijk te verkrijgen, gefilterd als het is door de propaganda van de heersende klasse. Wij begroeten de suggestie dat de arbeidersklasse nog steeds probeert te strijden en moedigen onze correspondent aan ons opnieuw te schrijven met om het even welk nieuws ontrent de klassenstrijd.Ondanks alles wat ze ondergaan heeft, spijts al het gewicht van het Islamitische regime, hebben wij vertrouwen in de arbeidersklasse in Iran net zoals wij vertrouwen hebben in de arbeidersklasse al geheel.
North / 1.12.2005
(1) ‘Arbeidershuis’ of ‘Huis van de Arbeid’ zijn mogelijke vertalingen van ‘Khane Kargar’, de officiële naam van vakbonden van het Iraanse regime.
(2) Wij hebben hier niet de bedoeling om het ‘Coördinatiecomité’ onder de loep te nemen aangezien de informatie waarover wij beschikken onvolledig is. Desondanks streeft het naar een soort van vakbondsorganisatie, zoals dit uittreksel van een van de belangrijkste documenten waarover we beschikken aanstipt: “Wij hebben zeker het recht om georganiseerd te zijn. Wij moeten onze organisatie oprichten en dan de regering vragen om die officieel te erkennen. Voor het oprichten van arbeidersorganisaties is geen enkele regeringstoestemming nodig, en dit is zo vanzelfsprekend en overduidelijk dat het gestipuleerd wordt in Conventie 87 van de IAO over de vrijheid van organisatie en ironisch genoeg wordt dit zelfs erkend door de Iranese regering. Daarom moet de IAO, die zelf de conventies heeft opgesteld en de regeringen heeft laten ondertekenen, de Iranese regering er toe dwingen om een eind te maken aan het onderdrukken van arbeidersactiviteiten en de activisten, in plaats van toe te geven aan de regering. En de regering van de Islamitische Republiek van Iran moet de veiligheid garanderen van de activisten van de arbeidersklasse” (Laat ons op eigen kracht arbeidersorganisaties oprichten, www.komiteyehamahangi.com [24]).
(3) Zie onze brochure De vakbeweging tegen de arbeidersklasse voor een uitgebreider versie van deze analyse.
De onderstaande tekst vormde de bijlage bij Révolution internationale van maart 2006, en was tevens de inleiding op de openbare bijeenkomsten van de IKS te Antwerpen en te Amsterdam, beide op zaterdag 18 maart, de dag van de demonstraties in 150 Franse steden.
Het massaal op de been komen van de studenten in Frankrijk tegen de economische aanvallen van de regering Chirac-Villepin-Sarkozy (1) die met geweld haar Startbaancontract (CPE, Contrat Première Embauche) (2) wilde doordrijven, maakt volop deel uit van de huidige dynamiek van het weer oplaaien van de strijd van het wereldproletariaat. Deze beweging heeft niets te maken met de eerdere bewegingen van klassensamenwerking van de studentenjeugd. Hij maakt deel uit van de strijd van de hele arbeidersklasse. Vanaf het begin speelde deze beweging zich af op een klassenterrein, tegen een economische aanval, tegen het ‘no future’ dat het kapitalisme te bieden heeft aan de nieuwe generaties. En juist daarom waren de strijdende studenten in staat om hun bijzondere eisen terzijde te leggen (zoals die van het hervorming van het diplomastelsel) ten gunste van gemeenschappelijke eisen voor de hele arbeidersklasse: “Nee tegen het CPE! Nee tegen de bestaansonzekerheid, tegen de ontslagen en de werkloosheid!”
Wat de kracht van deze beweging uitmaakt is eerst en vooral de versterking van de actieve solidariteit in de strijd. Door de rangen te sluiten, door heel nauw samen te werken, door in te zien dat eendracht macht maakt konden de studenten (en scholieren) een oude slogan uit de arbeidersbeweging in praktijk omzetten: “Een voor allen en allen voor één”! Zo konden ze het personeel van de universiteit meeslepen (leraren en administratief personeel) die op hun beurt ook algemene vergaderingen hielden. Bovendien stelden studenten van de faculteiten van Île de France (de Parijse regio) hun algemene vergaderingen open voor hun werkende ouders en voor andere arbeiders en zelfs voor gepensioneerden (met name bij Paris 3-Censier). Hen werd gevraagd het woord te voeren en hun mening te geven. Deze ‘ideeënbus’, die de ‘stembus’ van de beweging was, ging snel de ronde, op straat, in algemene vergaderingen, in supermarkten, op de werkvloer, op internetsites en zo verder. Zo konden de meest bewuste en vastberaden bataljons van de beweging de solidariteit van de arbeidersklasse tot leven wekken en hun strijd over heel de arbeidersklasse uitbreiden!
Daags na de betoging van 7 maart worden er aan de faculteiten van Parijs net als daarbuiten massale algemene studentenvergaderingen gehouden: de ‘man van staal’, Villepin, houdt ferm vast aan zijn strenge beleid: over het CPE zal worden gestemd in de Nationale Vergadering (het Franse parlement) want er kan geen sprake van zijn dat “de straat regeert” (zoals voormalig minister Raffarin het in 2003 uitdrukte toen hij zijn hervorming doordrukte om gepensioneerden na meer dan veertig jaar van uitbuiting in de armoede te storten!). De studenten geven geen krimp tegenover die harde hand. De collegezalen waar de algemene vergaderingen worden gehouden zitten barstensvol. De spontane betogingen nemen in aantal toe, vooral in de hoofdstad. De studenten zelf maken een eind aan de black-out van de media en dwingen deze ertoe het doodzwijgen en de leugenachtigheid te doorbreken.
Van 8 tot 18 maart - “tien dagen die de wereld deden wankelen” - de wereld van de Franse bourgeoisie (3). De studenten organiseren zichzelf steeds verder om hun verzet in één enkele richting te sturen: die van solidariteit en eenheid van heel de arbeidersklasse.
In de hoofdstad kwam deze dynamiek op gang op het plein voor de faculteit van Censier die in de voorste linie stond van de uitbreidings- en centraliseringsbeweging van het verzet.
In de algemene vergadering worden de arbeiders ‘die er eens langs gaan’ over het algemeen met open armen ontvangen. Ze worden uitgenodigd om deel te nemen aan het debat en hun ervaring in te brengen. De arbeiders die de algemene vergaderingen in Parijs meemaakten net als in andere steden (vooral Toulouse) stonden versteld van het vermogen van deze jonge generatie om hun verbeeldingskracht in dienst te stellen van de klassenstrijd. De rijkdom van het debat, vooral aan de faculteit van Censier, de verantwoordelijkheidszin van de studenten die in het stakingscomité waren gekozen, hun vermogen om de beweging te organiseren, het debat te leiden en het woord te verlenen aan ieder die zijn gezichtspunt naar voren wilde brengen, om te overtuigen en saboteurs te ontmaskeren, door de confrontatie van argumenten in de discussie; heel die dynamiek getuigde van de levenslust en de kracht van de jonge generaties van de arbeidersklasse.
De studenten verdedigden voortdurend het soevereine karakter van de algemene vergaderingen met hun gekozen en afzetbare afgevaardigden (op basis van een mandaat en het achteraf daarover verantwoording afleggen), en door bij handopsteken te stemmen. Het zijn iedere dag andere ploegen die het debat in de zaal organiseren. In die ploegen zijn zowel georganiseerde als niet georganiseerde studenten vertegenwoordigd.
Om de taken te kunnen verdelen, te centraliseren, te coördineren en de greep op de beweging te behouden, besloot het stakingscomité van Paris 3-Censier om verschillende comité’s te kiezen: pers, cultuur en scholing, ontvangst en informatie, enzovoort.
Het is dankzij die daadwerkelijke ‘democratie’ van de algemene vergaderingen en de centralisering van de strijd dat de studenten tot de acties konden besluiten die ze wilden voeren, met als belangrijkste uitgangspunt de uitbreiding van de beweging naar de bedrijven.
De studenten begrepen heel goed dat de uitkomst van hun strijd afhangt van de loonarbeiders (zoals een student in een coördinatievergadering in de regio Parijs van 8 maart zei: “als wij geïsoleerd blijven staan dan worden we met huid en haar opgevreten”). Hoe meer de regering Villepin weigerde toe te geven, des te vastberadener werden de studenten. Hoe meer Sarkozy er op los slaat, des te meer hij wekt hij de woede op van de loonarbeiders en beginnen ook zijn ‘kiezers’ tegen te sputteren.
De loonarbeiders die het meest ervaren zijn in de klassenstrijd (net als de minder stompzinnige delen van de burgerlijke politieke wereld) weten dat deze harde hand de dreiging in zich houdt van een massastaking (en niet van een ‘algemene staking’ zoals die door sommige vakbonden en de anarchisten wordt aangeprezen) als de herrieschoppers die de regering vormen zichzelf vastbijten in hun eigen irrationele ‘logica’.
En deze dynamiek richting uitbreiding van de beweging, naar de massastaking, nam een aanvang vanaf het moment dat de studenten op de been kwamen en massale delegaties naar alle hoeken van het land stuurden en naar de arbeiders in de bedrijven in de buurt van waar ze studeerden. Zij stootten op de vakbonds-‘blokkades’: de arbeiders bleven opgesloten in hun bedrijven zonder mogelijkheid om te discussiëren met de studentenafvaardigingen. De ‘slimmeriken’ van de faculteiten van Parijs moesten andere middelen verzinnen om de vakbondsbarrières te omzeilen.
Om de arbeiders op de been te krijgen gaven de studenten blijk van een rijke verbeeldingskracht. Zo hebben ze in Censier een kartonnen stembus gemaakt, die ze ‘ideeënbus’ noemden. In een paar universiteiten (zoals die van Jussieu in Parijs) kwamen ze ook op het idee om rustig te gaan kletsen op straat, zich te richten tot de voorbijgangers om hen zonder agressiviteit uit te leggen waarom ze woedend waren. Ze vroegen aan nieuwsgierigen of ze voorstellen hadden want “alle ideeën zijn welkom”. Vooral dank zij het respect dat zij kregen van de arbeiders die daar langs kwamen of die waren gekomen om solidariteit te betuigen konden de studenten in hun ‘stembus’ ideeën verzamelen die ze vervolgens in praktijk brachten. Uit ervaring leerden ze welke de ‘goede ideeën’ waren (degenen die in de richting van versterking van de beweging gaan) en welke de ‘slechte’ (die in de richting gingen van het verzwakken, van het saboteren om de studenten over te leveren aan de repressie zoals we zagen met ‘de bezetting van de Sorbonne’) (4).
De studenten van veel faculteiten, juist degenen die aan de spits stonden, stelden de zalen waarin ze hun algemene vergaderingen hielden open voor loonarbeiders en zelfs voor gepensioneerden. Zij vroegen die om hun ervaring op het werk met hen te delen. Ze waren leergierig tegenover de oudere generaties. En de ‘ouderen’ wilden van de ‘jongeren’ leren. Terwijl de ‘jongeren’ aan rijpheid wonnen begonnen de ‘ouderen’ te verjongen! Deze wisselwerking tussen de generaties van de arbeidersklasse gaf een nieuwe stoot aan de beweging. De grootste kracht van de strijd, de schoonste overwinning van de beweging, dat is de strijd zelf! Het zijn de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse, van alle delen en alle generaties tezamen!
En deze overwinning werd niet behaald in het parlement maar in de zalen van de universiteit. Ongelukkigerwijs begrepen de spionnen in dienst van de regering die aanwezig waren in de algemene vergaderingen er helemaal niets van. Ze slaagden er niet in om ook maar een paar ‘ideeën’ over te brengen aan Mijnheer Villepin. En het onuitstaanbare trio Villepin-Sarkozy-Chirac zat nu juist zo erg verlegen om ‘ideeën’. Vandaar dat ze niets beters wisten te bedenken dan het ware gezicht van de burgerlijke ‘democratie’ te laten zien: dat van de repressie.
De beweging van de studenten gaat verder dan een eenvoudig protest tegen het CPE. Zoals een leraar van de universiteit van Paris-Tolbiac het uitdrukte op de betoging van 7 maart: “Het CPE is niet alleen een daadwerkelijke en nauwgezette economische aanval. Het is ook een symbool.” Inderdaad, het is het ‘symbool’ van het bankroet van de kapitalistische economie.
Het is ook een impliciet antwoord op het ‘miskleunen’ van de politie (die in de herfst van 2005, de ‘toevallige’ dood had veroorzaakt van onschuldige jongeren die door een ‘burger’ waren aangeklaagd als ‘inbrekers’ en die achtervolgd werden door de smerissen) (5). Doordat ze op het Ministerie van Binnenlandse Zaken een sociale brandstichter benoemde (Mijnheer Sarkozy) bleek de Franse bourgeoisie niet in staat om lering te trekken uit haar eigen geschiedenis: zij vergat dat het ‘miskleunen’ van de politie (zoals de dood van Malik Oussékine in 1986) (6) een radicalisering van de arbeidersstrijd teweeg kan brengen. Momenteel heeft de repressie van de studenten van de Sorbonne, die enkel algemene vergaderingen wilden houden (en die geen boeken wilden vernietigen zoals leugenachtig beweerd wordt door Mijnheer de Robien) (7), er toe geleid dat de vastberadenheid van de studenten nog toenam. Heel de bourgeoisie en haar media van de televisie die aan haar voeten ligt hebben, uur na uur, propagandaleugens over de studenten verspreid door ze voor te stellen als ‘herrieschoppers’ (of, in de woorden van ‘heer’ Sarkozy, uit respect voor de jeugd in de buitenwijken: “racaille” ; “uitschot”).
Maar de smoes was te dun. De arbeidersklasse beet niet in het lokaas van de ‘clowns’ van het nieuws. Het is het geweld van de herrieschoppers van de bourgeoisie dat het geweld van het kapitalistisch systeem en zijn ‘democratische’ staat in het volle daglicht stelde. Een systeem dat miljoenen arbeiders de straat opgooit, die de gepensioneerden tot de bedelstaf wil veroordelen na veertig jaar uitbuiting, een systeem dat het ‘recht’ laat heersen door middel van de ‘orde’ van de knuppel. Door geen gehoor te blijven geven werd Villepin de verpersoonlijking van de grap: “Dictatuur betekent dat je je bek moet houden. Democratie dat je maar wat raak kan kletsen!” Maar het trio Villepin-Sarkozy-Chirac overtrof dat. Zij riep de studenten toe: "Klets maar raak, zolang je je bek maar houd!”
En om aan de macht te blijven konden deze ‘heren’ rekenen op de ‘solidariteit’ van de media, en dan vooral van hun ideologisch vergiftigings-instrument bij uitstek, het televisie-journaal. Waarmee met die onwaardige beelden werd ingespeeld, dat is op exhibitionistische fascinatie voor het blinde geweld, voor de manipulatie van de menigte, de ontaarding van het bewustzijn. Maar hoe meer olie de televisie op het vuur gooit om de arbeidersklasse te intimideren en te verlammen, des te meer roepen die beelden de walging op van de arbeidersklasse (en zelfs van de rechtse kiezers).
En het is juist omdat de nieuwe generaties van de arbeidersklasse, en haar meest bewuste bataljons, de sleutels van de toekomst in handen hebben, dat ze weigerden om te trappen in de provocaties van de politiestaat (en zijn inkaderingskrachten van de vakbonden). Ze weigerden het blinde en wanhopige geweld van de bourgeoisie toe te passen, of dat van de jonge relschoppers in de buitenwijken, van sommige ‘anarchisten’ en andere heetgebakerde ‘ultra-linksen’.
De kinderen van de arbeidersklasse die voorop lopen in de beweging van de studenten zijn de enigen die een perspectief kunnen bieden aan de hele maatschappij. Dit perspectief kan de arbeidersklasse alleen openen dankzij een historische visie, dankzij het vertrouwen in eigen kracht, dankzij geduld en ook humor (zoals Lenin zei). Het is precies omdat de bourgeoisie een klasse zonder historische toekomst is dat de kliek van Villepin buiten zich zelf raakte en in de pers van niets anders gebruik kon maken dan van het blinde geweld van het ‘no future’ van jonge relschoppers.
De verbetenheid van Mijnheer Villepin om niet toe te geven aan de eisen van de studenten (het intrekken van het CPE) brengt nog iets anders aan het licht: de wereldbourgeoisie geeft haar macht niet op onder druk van ‘stembussen’. Om het kapitalisme omver te werpen en een ware wereldwijde mensengemeenschap op te bouwen zal de arbeidersklasse in de toekomst gedwongen zijn om zichzelf ook met geweld te verdedigen tegen de kapitalistische staat en alle steunpilaren van zijn repressief apparaat. Maar het klassengeweld van het proletariaat heeft in het geheel niet te maken met de methoden van het terrorisme of van de rellen in de buitenwijken (zoals de burgerlijke propaganda ons wijs wil maken om het politieingrijpen te rechtvaardigen, de onderdrukking van arbeiders, van studenten en natuurlijk van de ware kommunistische militanten).
In een poging om al die economische en politie-aanvallen er door te drukken had de bourgeoisie vooraf de ruimte voor het verzet tegen het CPE ondermijnt. Ze maakte daarvoor eerst gebruik van de periode van de schoolvakanties om de woede van studenten en scholieren te spreiden. Maar de studenten zijn geen engeltjes (zelfs als sommigen nog altijd naar de kerk gaan). Ze bleven op de been na de vakantie en wisten dat nog te versterken. De vakbonden waren er natuurlijk van begin af aan als de kippen bij en ze deden hun uiterste best om ub de beweging een voet tussen de deur te krijgen.
Maar ze hadden er niet op gerekend dat ze in de meeste universiteitssteden massaal onder de voet zouden worden gelopen.
In Parijs bevonden zich bijvoorbeeld meer dan duizend studenten op het plein voor de faculteit van Paris 3-Censier om gezamenlijk naar de betoging te gaan. De studenten kwamen tot de ontdekking dat de vakbonden, vooral de CGT (8), hun spandoeken uitrolden om in de betoging voorop te gaan om die onder controle te krijgen. De studenten maakten onmiddellijk rechtsomkeer en namen de benenwagen en allerlei andere vervoermiddelen om de vakbonden te vlug af te zijn. Ze nemen de kop van de betoging in en vouwen hun eenheids-spandoeken uit. Ze heffen een hele reeks van verenigende slogans aan: “Studenten, scholieren, werklozen, arbeiders zonder vast werk, van de privé-sector en ambtenaren; dezelfde strijd tegen werkloosheid en bestaansonzekerheid!”
De CGT is ronduit belachelijk geworden. Ze loopt achter de studenten aan met een heleboel spandoeken: “CGT van de metaalnijverheid”, “CGT van de RATP” (Parijs openbaar vervoer), “CGT van het ziekenhuis van Pitié Salpêtrière” en ga zo maar door. Achter elk van die enorme rode spandoeken van de CGT loopt een handjevol volslagen in de war zijnde militanten. Om hun troepen een opkikkertje te geven hieven de ‘gestaalde kaders’ van de ‘vernieuwde’ stalinistische partij van Maurice Thorez (die vlak na de Tweede Wereldoorlog de mijnwerkers en de arbeiders van Renault opriep om “de mouwen op te stropen” omdat “staken een wapen van de trusts” zou zijn) ‘radicale’ slogans aan. Zo probeerden ze de studenten te overschreeuwen met hun luidsprekers. De kaders van de Franse ‘kommunistische’ partij hielden hun troepen wakker door ze De Internationale te laten zingen. Zo maakte deze oude stalinistische dinosaurus zichzelf nog belachelijker. Heel wat demonstranten en voorbijgangers lagen dubbel van het lachen. We hoorden opmerkingen in de stijl van “dat zijn die clowns van het nieuws!”
Diezelfde avond zou Bernard Thibault, de leider van de CGT, voor de televisie verklaren: “Het klopt dat we niet alles hadden voorzien.”
De vakbonden ontmaskerden zichzelf door hun eigen gekonkel. Dat is het wat Mijnheer de Robien nog altijd niet had begrepen toen hij ‘verontwaardigd’ was over het vandalisme van de ‘studenten’ aan de Sorbonne (er werden een paar boeken getoond die verscheurd waren door burgerlijke manipulatie-specialisten): “het is een kleine minderheid die de revolte van de studenten leidt”. Mijnheer de Robien heeft zijn verziende brillenglazen verkeerd om opgezet: het is inderdaad maar een kleine minderheid; maar dan niet die de beweging van de studenten leidt, maar die de hele menselijke maatschappij leidt. Een minderheid die niets anders voortbrengt dan uitbuiting en onderdrukking van de overgrote meerderheid van de klasse van de producenten.
De vakbonden, CGT en FO (9) voorop, konden niet tegen hun verlies van 7 maart. Vandaar dat sommigen van de wat intelligenter journalisten op de televisie konden verklaren: “de vakbonden zijn vernederd”. Ze werden eveneens vernederd door de spontane studentenbetogingen in de straten van de hoofdstad op 14 maart. Niet in staat om hun woede over de ‘vernederingen’ te beteugelen, hun woede over de arbeiders die hun actieve solidariteit met de studenten kwamen betuigen door zich bij de betoging van 16 maart aan te sluiten, eindigden de vakbonden ermee om in het openbaar, voor de televisiecamera’s, hun medeplichtigheid te demonstreren met de troepen van Mijnheer Sarkozy.
In Parijs liepen de ‘ordediensten’ van de CGT (verbonden aan de stalinistische partij) en van FO (die na de Tweede Wereldoorlog met behulp van de CIA werd opgericht) hand in hand voorop in de demonstratie tegenover de CRS (10). Aan het eind van de demonstratie verslapte het vakbondscordon plotseling wonderbaarlijk om daarmee doorgang te verlenen aan de kleine ‘kamikazes’ die in de demonstratie waren binnengedrongen en die zich in de richting van de Sorbonne haastten om hun eigen kat-en-muis-spelletje met de CRS te gaan spelen. Iedereen die op de eerste rij stond en getuige was van deze nieuwe gewelddadigheden vertelde dat het dankzij de ‘ordediensten’ van CGT en FO was dat Villepin en Sarkozy er nog eens op los konden slaan en hun boevenwagens vullen.
Maar vooral, de doordringende beelden van de gewelddadige confrontaties die volgden op de manifestatie in Parijs hadden tot doel om angst aan te jagen voor de grote manifestatie van 18 maart. Veel arbeiders en jongeren die van plan waren om er aan deel te nemen dreigden daar van af te zien uit angst voor nieuwe gewelddadigheden.
De presentators van het televisie-journaal hadden goed nieuws voor de kijkers: we gaan in de richting van de “ontaarding van de beweging” (volgens het avond-‘nieuws’ van 16 maart). Maar degenen die de beweging willen laten ‘ontaarden’, dat zijn de handlanger van Sarkozy, dat zijn de vakbonds-inkaderaars. En dat begint tot de arbeidersklasse door te dringen. Achter de huichelachtige ‘radicale’ toespraken proberen de vakbonden de zaken onder controle te houden. Maar voorlopig is dat mislukt!
De stalinistische partij en haar CGT hebben ondertussen hun plaats gevonden in het Grote Pantheon van Jurassic Parc (naast de brontosaurussen van de UMP) (11). Als de vakbonden tot op heden hun rol van sociale brandweerlieden niet konden vervullen dan was het omdat de brandstichters Sarkozy en Villepin hun spandoeken van 16 maart in de fik hadden gestoken.
En als de arbeiders de studenten in strijd te hulp schoten, dat was het omdat ze zagen hoe de vakbonden in de bedrijven de black-out overnamen van de media over de massale algemene vergaderingen van de studenten.
Sinds de manifestatie van 7 maart bleven de vakbonden rondsloffen en wrongen ze zich in alle bochten om de loonarbeiders te verlammen. Ze deden er alles aan om te verdelen en de woede van de arbeidersklasse tot bedaren te brengen. Ze probeerden de beweging van de studenten te saboteren. Toen ze de trein hadden gemist begonnen ze radicaler taal aan te slaan en ‘eisten’ ze het intrekken van het CPE voordat er zelfs maar onderhandelingen waren geopend (terwijl ze van meet af aan in de weer waren om achter de rug van de arbeidersklasse om te ‘onderhandelen’). Ze schermden zelfs dreigend met een ‘algemene staking’ om de regering ‘op de knieën te krijgen’. Kortom, ze onthulden in het openbaar dat ze niet wilden dat de arbeiders op de been kwamen uit solidariteit met de studenten. Met de rug tegen de muur toverden ze hun ‘troefkaart’ uit de mouwen waarbij ze dankbaar gebruik maakten van een paar opgewonden kwajongens om het tot steeds meer geweld te laten komen.
De enige uitweg uit deze politieke crisis van de Franse bourgeoisie bestaat uit het opkalefateren van de oude façade van de republikeinse staat. En het was dat cadeau dat parlementair links aan mijnheer Villepin op een zilveren schaaltje wilde aanbieden: de socialistische, stalinistische en groene partijen maakten zich meester van de Constitutionele Raad (12) om ‘klacht’ in te dienen tegen het CPE. Misschien dat de regering dankzij dit door de socialistische partij toegestoken handje uit de impasse kan geraken door het CPE in te trekken op advies van de ‘twaalf wijzen’. Daarmee zou ze zich dan de leuze van Raffarin “het is niet de straat die regeert” tot de hare kunnen maken, maar dan alleen door er aan toe te voegen: “het zijn de twaalf gepensioneerden van de Constitutionele Raad die regeren”!
Door de studenten van de Sorbonne “met de hogedrukspuit” te willen “reinigen” (net als hun kameraden die hen voedsel kwamen brengen) heeft Mijnheer Sarkozy een doos van Pandora geopend. En uit deze doos van de wanhoop toverde de regering Villepin-Sarkozy de ‘valse vrienden’ van de arbeidersklasse, de vakbonden.
Het wereldproletariaat kan de Franse bourgeoisie bijgevolg bedanken. Door tijdens de laatste verkiezingen te dreigen met het schrikbeeld of liever de vogelverschrikker Le Pen slaagde de bourgeoisie van de driekleur erin om haar zo ongeveer meest stompzinnige rechterfractie in de regering te brengen. Een rechts dat de politiek voert van een ‘bananenrepubliek’.
Waarop deze beweging verder ook moge uitdraaien, deze beweging van de hele arbeidersklasse is nu al een overwinning.
Dankzij de nieuwe generaties is de arbeidersklasse er in geslaagd om het ‘blokkeren’ van de solidariteit door de vakbonden te breken. Alle delen van de arbeidersklasse, en dan vooral deze nieuwe generaties, hebben belangrijke ervaringen opgedaan die diepe sporen zullen nalaten in hun bewustzijn.
Deze ervaring komt toe aan het wereldproletariaat. Ondanks de black-out door de ‘officiële’ media konden ‘parallelle’ media, ongecensureerde beelden en ‘vrije zenders’ en ook de pers van de revolutionairen de proletariërs van de hele wereld in deze ervaring laten delen. Want deze strijd is niet meer dan een hoofdstuk in de strijd van de wereldarbeidersklasse. Hij maakt onderdeel uit van voortdurende arbeidersstrijd sinds 2003. Dat bevestigt dat de arbeidersklasse van de meeste geïndustrialiseerde landen de terugslag te boven is gekomen die het in 1989 te verduren kreeg door de campagnes die de bourgeoisie voerde na de ineenstorting van het Oostblok en van de regimes die werden voorgesteld als ‘socialistisch’ en ‘van de arbeiders’. Een van de belangrijkste kenmerken van deze strijd wordt gevormd door het weer opbloeien van solidariteit tussen de arbeiders. Vandaar dat in twee van de belangrijkste landen van de kapitalistische wereld, in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië, de solidariteit het uitgangspunt vormde van de arbeidersstrijd. In het openbaar vervoer van New York, net voor Kerstmis 2005, gingen de arbeiders niet voor zichzelf in staking, maar om voor de jonge arbeiders die voortaan zouden worden aangenomen de garanties te behouden die ze voor hun pensioenen hadden verkregen (13). De staking van het bagagepersoneel dat in augustus 2005 meerdere dagen het vliegveld van Heathrow in Londen blokkeerde deed dat uit solidariteit met de arbeiders in de cateringsector die heel onrechtvaardige aanvallen onderging van hun ondernemer, Gate Gourmet (14)
Deze belangrijke stakingen vormden een onderdeel van een algemene tendens om in strijd te gaan, een tendens die zich al sinds 2003 onophoudelijk manifesteerde. Dat gebeurde niet enkel in de beweging voor de verdediging van de pensioenen in Frankrijk, maar ook Oostenrijk zag de belangrijkste straatmanifestaties sinds de Tweede Wereldoorlog. Diezelfde tendens openbaarde zich in 2004 vooral ook in Duitsland in de stakingen in de automobielsector (met name bij Daimler-Chrysler en bij Opel) die, geconfronteerd met ontslagen, heel duidelijk de solidariteits-kwestie tussen arbeiders stelden (15). Die tendens werd in december 2005 andermaal bevestigt bij de SEAT-fabriek in Barcelona in Spanje, waar de arbeiders de strijd aangingen buiten de vakbonden om en tegen hen in, en tegen een overeenkomst die de vakbonden achter hun rug om hadden gesloten en waarin het ontslag van 600 van hun kameraden was voorzien (16).
De beweging van de studenten in Frankrijk maakt dus deel uit van een strijd van historische omvang en waarvan de uitkomst de mensheid in staat zal stellen weg te komen uit de impasse van het kapitalistische barbarendom. De jonge generaties die de strijd zijn aangegaan op een klassenterrein openen de deur naar de toekomst. We kunnen ze het vertrouwen schenken: in alle landen zullen ze doorgaan om een nieuwe wereld voor te bereiden die bevrijd is van concurrentie, winst, uitbuiting, armoede en bloedige chaos.
De weg naar de omverwerping van het kapitalisme is vanzelfsprekend nog lang en bezaaid met voetangels en klemmen, met allerlei valstrikken, maar die weg wordt geleidelijk vrij gemaakt.
Internationale Kommunistische Stroming, 17 maart 2006.
(1) Jacques Chirac, de huidige Franse president; Dominique de Villepin, Eerste Minister en opvolger van Jean-Pierre Raffarin; Nicolas Sarkozy, Minister van Binnerlandse Zaken.
(2) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), stukje bij beetje de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(3) Tien dagen die de wereld deden wankelen: verwijzing naar de titel van een boek van John Reed over de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917.
(4) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
(5) Verwijzing naar de elektrocutie van twee Parijse kinderen die onterecht voor dieven waren aangezien en die zich uit angst voor de politie verborgen in een elektriciteitsgebouw; het vormde de aanleiding voor de gewelddadigheden in de Franse buitenwijken, zie: Frankrijk: De bourgeoisie gebruikt de rellen tegen de arbeidersklasse [28], en: Debat over de rellen in de Franse buitenwijken: Solidariteit is niet hetzelfde als het toejuichen van een uitzichtloze beweging [29].
(6) Malik Oussékine: werd in de nacht van 5 of 6 december 1986 tijdens studentenprotest een wetsvoorstel door twee Franse politieagenten van de mobiele brigade doodgeslagen; een dag later trad Alain Devaquet, die het wetsvoorstel had ingediend, af. Op 8 december volgde er stille marsen met 300.000 deelnemers in Parijs en een miljoen in heel Frankrijk, waarna Jacques Chirac, toenmalige Eerste Minister, het wetsvoorstel introk. Over eerder studentenprotest, zie ook: Scholierenbetogingen in Frankrijk: De jeugd wijst een toekomst van ellende af [30].
(7) Gilles de Robien, huidig Minister van Voorzieningen, Transport, Huisvesting, Tourisme en Maritieme Zaken.
(8) CGT: Confédération Générale du Travail; Franse stalinistische vakbond.
(9) FO: Force ouvrière, een centrum-rechtse vakbond.
(10) CRS: Compagnie Républicaine de Sécurité; Franse oproerpolitie.
(11) UMP: Union pour un Mouvement Populaire, een rechtse partijcoalitie, in 2002 opgericht voor de herverkiezing van Jacques Chirac.
(12) Constitutionele Raad: een Raad van State die de besluiten van het parlement controleert.
(13) Zie: De betekenis van de openbaar vervoersstaking in New York City [31] en: Stakingen in het openbaar vervoer te New York: Ook in de Verenigde Staten komt de strijd op gang [32].
(14) Zie: Staking op de luchthaven van Heathrow: Het enige middel om ons te verdedigen is onze klassensolidariteit [33].
(15) Zie: Karstadt, Opel, VW: De noodzaak van arbeiderssolidariteittegen de logica van het bankroete kapitalisme [34] en: Stakingen in Duitsland: De arbeidersklasse reageert op de chantage van de delocalisaties [35].
(16) Zie: Spontane staking bij SEAT in Spanje: Om de strijd te ontwikkelen moet de vakbondssabotage te lijf worden gegaan [36].
Dertig jaar geleden stierf Mao Zedong (Mao Tse-tung), De Chinese regering heeft ter gelegenheid van de dertigjarige herdenking van het overlijden van de ‘grote roerganger’ geen pracht en praal tentoon gespreid. In tegendeel, het is stilte alom onder de partijbonzen van het ‘Rijk van het Midden’. En het zijn paradoxaal vooral de westerse media die niet aflaten de leider van de ‘Lange Mars’ en de ‘Vader van de Chinese Natie’ in de herinnering te roepen. Maar dat dient natuurlijk vooral twee doelen: het voeden van de leugen volgens welke Mao een ware strijder van het revolutionaire proletariaat zou zijn geweest en die volgens welke zijn zogenaamd proletarische politieke weg geplaveid zou zijn met de tientallen miljoenen doden waarvoor hij verantwoordelijk was, door repressie, door schandelijke uitbuiting en door hongersnoden waaraan hij tijdens zijn heerschappij de arbeidersklasse en de hele bevolking onderwierp. Wij publiceren hieronder een artikel dat verscheen in Internationalisme, nr. 231, van juni 1997, waarin andermaal dit soort van campagnes wordt aangeklaagd dat uit de hoed van de heersende klasse worden getoverd om het stalinisme op één hoop te kunnen gooien met proletarische strijd. Wie meer wil weten over de stalinisering van de Chinese Kommunistische Partij kunnen we verwijzen naar twee artikelen van de Internationale Kommunistische Stroming die verschenen in de Internationale Revue, nr. 81 en 84 en die in het Engels en Frans te vinden zijn op onze website.
De bourgeoisie laat geen gelegenheid voorbijgaan om de leugen van de vereenzelviging van stalinisme met kommunisme te verspreiden en in stand te houden. Zo wil ze ons wijsmaken dat er sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie nog altijd ‘kommunistische’ landen bestaan, zoals China, het vaderland van de ‘grote revolutionair’ Mao Zedong. Deze klasse van leugenaars is meester geworden in het vervalsen van de geschiedenis en zou de arbeiders willen inprenten dat het maoïsme, net zoals het stalinisme, voortkomt uit de arbeidersbeweging. Dergelijk bedrog is puur vergif voor het proletarisch bewustzijn. Voor de revolutionairen is het maoïsme nooit iets anders geweest dan een burgerlijke ideologische en politieke stroming, gegroeid uit het vermorzelen van de arbeidersbeweging in China, gevoed door de stalinistische contrarevolutie en de smerigste imperialistische belangen.
De Kommunistische Partij van China werd opgericht in 1920 en 1921, uitgaande van kleine marxistische, anarchistische en socialistische groepen die sympathiseerden met de Sovjet-Unie. Zoals andere partijen ontstond de KPC rechtstreeks als onderdeel van de Kommunistische Internationale (KI) en haar groei was nauw verbonden met de internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd en de historische periode waarin de Russische Revolutie zelf en de opstandige bewegingen in centraal en midden Europa had uitbraken. Van 1921 tot 1925 groeide de KPC van 4.000 tot 60.000 leden en bracht zo de wil en vastberadenheid van het proletariaat tot uiting dat sinds 1919 een verwoed gevecht leverde tegen de Chinese bourgeoisie, voornamelijk in de meest geïndustrialiseerde zones. In dit grote gekoloniseerde, overwegend agrarische land vormde het proletariaat maar een zeer kleine minderheid. Dat onderging bovendien de invloed van bijzonder achterlijke en achtergebleven ideologieën, had een zeer beperkte ervaring in klassenstrijd en bezat als gevolg daarvan een zwak en uiterst heterogeen klassenbewustzijn. In deze periode vond zijn strijd steeds meer plaats op het terrein van de verdediging van zijn eigen belangen als klasse. Het onttrok zich steeds meer aan de burgerlijke valstrikken. Zo probeerde de bourgeoisie het voor de wagen te spannen van het het verzet tegen de verschillende imperialistische grootmachten die zich in China hadden genesteld en tegen de Chinese ‘krijgsheren’. Ook richtte zijn strijd zich langzamerhand tegen de Kwomintang, vertegenwoordiger van de ‘progressieve’ vleugel van de Chinese bourgeoisie, die sinds 1910 met Sun Yat Sen de opbouw van een verenigde staat voorstond.
Het groeiende opportunisme in de Kommunistische Internationale, voortvloeiend uit haar verkeerde opvattingen over het ‘zelfbeschikkingsrecht der naties’, leidde ertoe dat in 1922 een parool werd gegeven dat dramatische gevolgen zou hebben voor het proletariaat: het vormen van een ‘anti-imperialistisch eenheidsfront tussen KPC en Kwomintang’. In 1923 is de KPC al praktisch opgeslorpt door de Kwomintang die vervolgens in 1926 sympathiserend lid wordt van de Kommunistische Internationale. Dat was aan de vooravond van de bloedige onderdrukking van de Commune van Sjanghai. Meegesleurd in de ongenadige ontaardingsspiraal werd de Kommunistische Internationale, geleid door een uitvoerend comité dat onder het juk van Stalin stond, een werktuig van de imperialistische politiek van de Sovjet-Unie. De Kwomintang wist zich verzekerd van zijn bondgenootschap met de Kommunistische Internationale, en gaf zich tijdens de grote stakingen van 1925, met het medeweten en de stilzwijgende medeplichtigheid van de westerse imperialisten, vervolgens over aan een wrede onderdrukking van het proletariaat. Daarbij werden de beste kommunistische militanten van de KPC, die daarvoor van de organisatie waren uitgesloten, vervolgd en vermoord. Volslagen doof voor de revolutionaire elementen van de KPC en ondanks de arbeidersvijandige uitspattingen van Chiang Kai-shek (Tsjang Kai Tsjek) zag het uitvoerend comité van de Kommunistische Internationale niet af van zijn verbond met de Kwomintang, die als enig doel had de macht te grijpen en zijn aartsvijand, het proletariaat, te verpletteren. Het uitmoorden van de Commune van Sjanghai in 1927, uitgevoerd door Chiang Kai-shek – met de waardevolle en actieve steun van machtige geheime sekten zoals de ‘Groene Bende’ die zich in het proletariaat hadden genesteld –, de verplettering van de opstanden in Nanchang (Nantsjang) en vervolgens in Guangzhou (Kanton), betekende meteen ook het einde van de KPC als partij van het proletariaat.
Terwijl de beste revolutionaire elementen van de KPC vervolgd en terechtgesteld werden, ondersteunde en rechtvaardigde haar meest gestaliniseerde fractie, waartoe Mao Zedong behoorde en die speciaal belast was met de banden tussen de KPC en de Kwomintang, dit bloedbad omwille van de samenwerkingspolitiek met de ‘progressieve’ bourgeoisie die tegemoet kwamen aan de behoeften van de Russische staat.
Terwijl in de arbeiderscentra haar anti-proletarische politiek werd voortgezet zoals die door de Komintern was uitgestippeld, begon de KPC, ontdaan van haar proletarische basis en als uiting van de radicale omvorming van haar klassenaard, vooral door de geschriften van Mao de ‘revolutionaire rol’ van de boeren te vertheoretiseren. Bijgevolg werd ze verdedigster van de boeren maar ook van lagen van de kleinburgerij en de bourgeoisie die vijandig stonden tegenover het autoritaire karakter van de nieuwe heerser van China, Chiang Kai-shek. De nieuwe kaders van de partij werden zorgvuldig geselecteerd door Stalin die de KPC gebruikte als werktuig voor de expansie van het Russisch imperialisme en als pressiemiddel in de strubbelingen met de Kwomintang. De massale toevloed van contrarevolutionaire elementen, van allerhande avonturiers, van kleinburgers en bourgeois die gebroken hadden met Chiang Kai-shek, veranderde de KPC in een waar riool van intriges en manoeuvres, waar de verschillende vijandige klieken elkaar gewelddadig te lijf gingen om de controle over de partij.
In plaats van een heldhaftige episode van ‘kommunistische verzet’ onder de leiding van de ‘grote roerganger’ Mao te zijn geweest, diende de episode van de ‘Lange Mars’ er alleen toe de verschillende guerrillahaarden onder één centraal commando te brengen om voor rekening van de grote stalinistische broer, die de kaders ervan nauwgezet controleerde, een burgerlijk leger te kunnen vormen dat die naam waardig was. De Russische imperialistische honger nam geleidelijk toe waardoor het bondgenootschap met de Kwomintang verkoelde. Daarvoor werden massa’s arme boeren ingelijfd en als kanonnenvlees gebruikt: de ‘Glorierijke Lange Mars’, die duurde van 1935 tot 1936, eiste onder hen een tol van meerdere honderdduizenden mensenlevens. En als de ‘grandioze opperbevelhebber Mao’ het tijdens deze campagne uiteindelijk haalde, was zelfs dit niet te danken aan zijn talenten als militair strateeg, maar aan zijn kunst om tweedracht te zaaien en omdat hij de rivaliteit binnen het Chinese Rode Leger op de spits wist te drijven en in eigen voordeel uit te buiten.
Of het nu de KPC was of de Kwomintang, het was duidelijk dat deze klieken het allemaal eens waren over het wezenlijke dat ze gemeen hadden: de verdediging van het Chinese kapitaal. Daardoor komt het dat de KPC bij het uitbreken van het Chinees-Japanse conflict in 1936, alweer als bondgenoot van de Kwomintang, uitblinkt als belangrijkste leverancier van kanonnenvlees voor de imperialistische oorlog. Toen het Duitse leger in 1941 de Sovjet-Unie binnenrukte zag Stalin zich op twee fronten bedreigd en tekende een niet-aanvalsverdrag met Japan. Een onmiddellijk gevolg daarvan was de breuk van de KPC met Moskou en de overwinning van de maoïstische vleugel op de pro-Russische. Zodra de Verenigde Staten in 1942 aan Japan de oorlog verklaren gaat de KPC nog meer samenwerken in een bondgenootschap met de Kwomintang die luistert naar de orders van Uncle Sam. Van 1943 tot 1945 bereikten de grote anti-stalinistische zuiveringen binnen de partij hun hoogtepunt en van dat moment af wordt het maoïsme de officiële doctrine van de partij.
De burgerlijke geschiedschrijvers en intellectuelen onderhouden een hele mythe rond het maoïsme, ‘kommunisme op zijn Chinees’, uitgedragen door Mao Zedong, beschouwd als stichter van de KPC, die ‘socialisme’ bracht in dit grote land. De ideologen van de bourgeoisie stellen de komst van de ‘grote roerganger’ aan het hoofd van China voor als het gevolg van een ‘revolutie van het volk, de boeren en de arbeiders’, maar de werkelijkheid is heel anders: de KPC kwam aan de macht door smerige imperialistische troebelen. In feite maakte de KPC haar terugkeer onder de vleugels van Moskou te gelde, tegen de Verenigde Staten in en na de akkoorden van Yalta, en zo kon zij in 1949 definitief haar directe rivaal, de Kwomintang uitschakelen en de ‘Volksrepubliek China’ stichten.
Toen de KPC de touwtjes van de staat eenmaal stevig in handen had kon zij, met Mao voorop, de vrije teugel laten aan een wrede uitbuiting van de arbeiders en boeren in een poging om dit immense land, dat totaal leeggebloed was na tientallen jaren van burgeroorlog en imperialistische oorlogen, weer op te bouwen.
In haar midden zal de strijd tussen de verschillende rivaliserende fracties zich meer dan ooit toespitsen. De wrede strijd om de macht, waaraan Mao en konsorten zich overleveren, zal eens te meer op de meest bloedige wijze worden beslecht over de rug van de uitgebuite lagen, de arbeidersklasse en de boeren. En terwijl alle burgerlijke geschiedkundigen ons dit voorstellen als stappen vooruit in de verwezenlijking van het ‘socialisme’, hebben ze ons integendeel niets anders getoond dan eenzelfde wreedheid en onmacht van het staatskapitalisme op z’n Mao’s.
De beroemde toespraak van Mao Zedong uit 1957 ‘Laat Honderd Bloemen Bloeien’ leidde een eerste poging in om zijn ideologische greep op de massa’s te verstevigen en hen te mobiliseren tegen zijn rivalen in de partij. In het verlengde daarvan, en onder de dekmantel van het ontwikkelen van ‘nieuwe productiekrachten’, werd minder dan een jaar later de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ afgekondigd. Deze moest de onfeilbaarheid van de ‘opperste leider’ in de landsregering bewijzen. Deze ‘Grote Sprong Voorwaarts’ was een ongekende duik in de economische catastrofe (een ramp die overigens door de leiders van de partij zélf was aangekondigd). Het voornaamste economische resultaat bestond uit een afgrijselijke hongersnood, die in iets meer dan een jaar tientallen miljoenen mensenlevens eiste. Dit verliep via de oprichting van ‘Volkscommunes’; het in de pas brengen van de boerenbevolking, en vervolgens door verscherpte uitbuiting van de arbeidersklasse met het opstarten van zware industrie in dienst van de oorlogseconomie. Maar daardoor werd Mao in 1959 ook door het geheel van de partij versneld aan de kant gezet.
Zijn rivalen zoals de nieuwe president Liu Shao Qi dachten dat ze hem geneutraliseerd hadden maar zeven jaar lang werkte hij in de schaduw geduldig voort tot hij in 1966 de brede beweging van de ‘Culturele Revolutie’ kon laten uitbreken. Deze gebeurtenis gaf aanleiding tot één van de grootste vervalsingen uit de geschiedenis en waaraan burgerlijke ideologen van allerlei slag met zeldzame ijver hun medewerking hebben verleend. Gedreven door een ongelooflijke machtswellust gaat Mao op twee borden schaken. Enerzijds steunt hij op het officierencorps van een leger dat door de pro-maoïstische minister van landsverdediging, Lin Biao, was gereorganiseerd om een staatsgreep te kunnen plegen en dat handig werd geïndoctrineerd met het ‘Rode Boekje’. Anderzijds roept hij op tot de vorming van ‘Rode Wachten’ die gerekruteerd worden uit kleinburgerlijke studentenlagen die worden opgehitst en die happig zijn op staatsbaantjes. Deze twee krachten komen steeds meer tegenover elkaar te staan en sleuren brede fracties van het proletariaat mee, dompelen heel het land in burgeroorlog en ellende, in een onbeschrijflijke chaos, en dat was juist de bedoeling van Mao die de schuld ervan afschuift op de leiders en er zelf alle voordeel uit slaat. Na drie jaar van verschrikkingen onder leiding van de ‘Grote Roerganger’ slaagt hij daar ook in; slachtpartijen onder de bevolking, massale zuiveringen binnen de KPC, dat alles zou voortduren tot na zijn terugkeer aan de macht in 1968. Die zou ook meteen het doodvonnis inluiden voor de ‘Rode Wachten’ die zich koesterden aan zijn slogan ‘Vergeet de klassenstrijd niet’. Het aantal doden als gevolg van deze hongersnood laat zich niet becijferen. Maar over het aantal van honderdduizenden doden dat de westerse media opgaven zou Mao op het einde van zijn leven met een verregaand cynisme zelf zeggen dat dit nog beneden de werkelijkheid lag!
Terwijl het maoïsme onvermoeibaar zijn vernietigingswerk op de Chinese nationale bodem voortzette kende ook zijn imperialistische activiteit geen rust. Vandaar dat de Chinese staat in bijvoorbeeld Monfolië onder Russische duiven schiet en in 1960 met de USSR breekt. Het binnenvallen van Tibet, de actieve deelname aan de oorlog in Vietnam, het verlenen van de belangrijkste steun, met de zegen van de Verenigde Staten, aan de Rode Khmers van Pol Pot in Kampuchea, en onder het voorwendsel van ‘nationale bevrijdingsstrijd’ de steun aan verschillende bewapende groepen zoals ‘Lichtend Pad’ tot in Zuid-Amerika; ze waren tekenend voor de opkomst van het Chinese imperialisme dat door de ‘groten’ werd ‘erkend’. Toch wordt de leugen van het ‘revolutionaire’ karakter van de Chinese maoïstische staat (die ook de onderdrukking van de arbeidersopstand van 1956 in Hongarije door de Russische troepen had toegejuicht) in stand gehouden en met veel trompetgeschal uitgebazuind door alle fracties van de westerse bourgeoisie, omdat het een belangrijke factor van bedrog en verwarring vormt voor de arbeidersstrijd zowel in het hart van het kapitalisme als in de periferie.
Momenteel worden Mao en zijn opvolgers door de bourgeoisie nog steeds voorgesteld als ware en onbuigzame vertegenwoordigers van het kommunisme. Door die leugen te bestendigen streeft de heersende klasse slechts één doel na: het bewustzijn van de proletariërs te vertroebelen en het historisch perspectief van hun strijd aan te tasten, namelijk de vernietiging van het wereldkapitalisme en de oprichting van een werkelijk kommunistische maatschappij.
AK
Opnieuw staat het Midden-Oosten in vlammen. Israëlische vliegtuigen en oorlogsschepen voeren systematische bombardementen uit op Beiroet en andere doelen in Zuid- en Noord-Libanon. Honderden burgers zijn vermoord of verminkt, vitale infrastructuur is verwoest. Vluchtelingen proberen in groeiende aantallen aan de gebombardeerde gebieden te ontkomen. Op het moment van schrijven vinden er voorbereidingen plaats voor een invasie over land door het Israëlische leger. In het zuiden, in Gaza, is het hele gebied slechts enkele maanden na de Israëlische troepenterugtrekking opnieuw tot een strijdperk tussen Israëlische troepen en gewapende Palestijnse organisaties omgevormd. De Israëlische militaire blokkade van beide regio’s wurgt de economie en veroorzaakt onnoemelijke ontberingen voor de plaatselijke bevolkingen. Maar ook de Israëlische bevolking wordt steeds angstiger: de raketten van Hezbollah hebben al verschillende levens geëist in het noorden waar acht mensen omkwamen door granaatinslagen in een spoorwegdepôt in Haifa.
De ontvoeringen van Israëlische soldaten door Hamas in het zuiden en Hezbollah in het noorden worden als reden opgegeven voor dit grootschalige offensief van de Israëlische staat. Maar dat is slechts een voorwendsel: Israël heeft de crisis aangegrepen om de Hamas-regering in de bezette gebieden kreupel te slaan of te liquideren, en om van de Libanese staat te eisen om Hezbollah te ontwapenen - iets dat helemaal buiten het bereik van diens mogelijkheden ligt. Het probeert ook om Syrië en Iran in het conflict te betrekken, door dreigende taal uit te slaan in de richting van Syrië, en door te beweren dat één van de doelen voor het bombarderen van Libanon bestaat uit het verhinderen dat de ontvoerde Israëlische soldaten worden overgebracht naar Iran, dat Hezbollah bewapent en steunt.
Het conflict draagt de dreiging in zich om tot een regionale oorlog te escaleren. En omdat het Midden-Oosten een regio is van zo’n groot strategisch belang, betekent iedere oorlog daar niet alleen een conflict tussen Israël en de Palestijnen of zijn Arabische buren, maar tussen de grootmachten. In 1948 steunden Rusland en Amerika de oprichting van de staat Israël als een middel om de greep van Groot-Brittannië en Frankrijk te breken, de oude koloniale machten die voordien de regio controleerden. De oorlog rond het Suez-kanaal van 1956 bevestigde dat de Verenigde Staten voortaan baas in de regio zou zijn. Ze vernederden de Fransen en de Britten door van hen te dwingen hun invallen in Nasser’s Egypte stop te zetten. De oorlogen van 1967, 1973 en 1982 maakten deel uit van het globale conflict tussen het Amerikaanse en het Russische blok, waarbij de Verenigde Staten Israël steunde en Rusland de PLO en de Arabische regimes.
Met de ineenstorting van het Russische blok in 1989 was het toneel gereed voor een ‘Pax Americana’ in Israël en Palestina. De Verenigde Staten werden de makelaar van de Oslo-verdragen in 1993. Ze hoopten dat de regeling van het Israëlisch-Palestijnse conflict hen tot de onbetwiste meester in de regio zou maken. Het tentoonspreiden van de Amerikaanse vernietigingskracht in Irak in 1991 diende hetzelfde doel.
Maar alle pogingen van het Amerikaanse imperialisme om in het Midden-oosten een ‘nieuwe wereldorde’ op te leggen, hebben tot niets geleid. Sinds de zogenaamde ‘vredesverdragen’ van Oslo, en vooral sinds de ‘tweede Intifada’ van 2000 zijn er voortdurend conflicten in Israël-Palestina geweest: onophoudelijke rondes van moorddadige zelfmoordaanslagen, gevolgd door brutale Israëlische vergeldingsacties, gevolgd door meer zelfmoordaanslagen, en nog meer vergeldingsacties. Parallel hieraan zijn de inspanningen van de Verenigde Staten om hun controle over Afghanistan en Irak veilig te stellen (de zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme’), in hun eigen gezicht ontploft. Ze hebben twee nieuwe Vietnams geschapen en beide landen in een totale chaos gestort. Terwijl de situatie in Libanon escaleert, wordt de Iraakse bevolking dagelijks gemarteld door verschrikkelijke sektarische bloedbaden, en heeft de Afghaanse regering, gesteund door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, haar greep over het grootste deel van het land verloren. De gevolgen van het militaire moeras in Irak en Afghanistan hebben hun weerslag op het Israëlisch-Palestijnse conflict en omgekeerd. De provocerende houding van Israël tegenover Iran is een echo van de Amerikaanse confrontatie met Teheran over diens nucleaire programma, terwijl de ‘vooruitgang’ van het Islamitisch terrorisme in Irak op zijn beurt de acties van Hamas en Hezbollah beïnvloedt. De meedogenloze afslachtingen van burgers in New York, Madrid en Londen door terroristische bendes bevestigen dat de oorlog in het Midden-Oosten al zijn terugslag heeft in de centra van het systeem zelf. Het zich overleveren aan militair aventurisme is het enige middel dat iedere macht of kliek nog tot zijn beschikking heeft, vanaf de grootste tot aan de onbetekendste, om hun imperialistische belangen te verdedigen tegen hun rivalen.
Kortom, de situatie in heel het Midden-Oosten laat zien dat de Verenigde Staten haar niet onder controle hebben, maar dat zich een oncontroleerbare chaos verspreidt. Israël’s ultra-agressieve houding toont dit beeldend aan (1)
De andere grootmachten zwaaien met ‘vredes’-spandoeken, zoals ze dat ook voor de invasie van Irak deden. Frankrijk en Rusland hebben Israël’s ‘disproportionele’ militaire operatie in Libanon duidelijk veroordeeld. Ook Groot-Brittannië heeft een meer onafhankelijke lijn aangenomen: het heeft Israël’s ‘collectieve bestraffing’ van de Palestijnen in Gaza scherp bekritiseerd, en heeft een grote show gemaakt van het sturen van oorlogsbodems om Britten uit Libanon te evacueren. Maar deze machten zijn helemaal niet geïnteresseerd in vrede maar slechts om hun invloedssferen in de regio te handhaven. Zij zullen met zekerheid trachten te profiteren van de zwakte van de Verenigde Staten, maar geen van hen is in staat om de rol van wereldwijde politieagent op zich te nemen, en hun conflicterende imperialistische belangen maken het hen onmogelijk om een samenhangende gezamenlijke politiek te voeren. Dat is de reden waarom de grootmachten tijdens de recente top van de Grote Acht in Rusland een ‘verenigde’ houding over de Libanoncrisis aannamen... die onmiddellijk aanleiding gaf tot wederzijdse beschuldigingen en onenigheid.
Alle bij dit conflict betrokken staten en krachten zijn bezig om militaire en diplomatieke plannen te smeden die aan hun eigen belangen beantwoorden. Ze gebruiken ongetwijfeld de meest ‘rationele’ methoden om ze op te stellen, maar allemaal zijn ze gevangen in een fundamenteel irrationeel proces: het onstuitbare afglijden van het kapitalistische systeem in imperialistische oorlog, dat momenteel steeds meer de vorm aanneemt van een oorlog van ieder tegen allen. Zelfs de machtige Verenigde Staten worden deze afgrond in getrokken. In de geschiedenis raakten beschavingen die op hun laatste benen liepen in eindeloze oorlogen verwikkeld. Het feit dat het kapitalisme een systeem van permanente oorlog is geworden, is het duidelijkste bewijs dat het in een toestand van fundamenteel verval verkeert, en dat zijn voortbestaan een dodelijk gevaar voor de mensheid is geworden.
Wanneer alle ‘vredesplannen’ van het kapitalisme tot mislukken gedoemd zijn, welk alternatief bestaat er dan voor de imperialistische wanorde die ze veroordeelt? Dat zijn zeker niet de verschillende nationalistische en religieuze bendes die beweren zich te verzetten tegen het imperialisme in Palestina, Irak of Afghanistan: Hamas, de PLO, Hezbollah, Al Qaïda... Ook zij zitten helemaal gevangen in de logica van het imperialisme, of ze er nu voor eigen rekening op los slaan, of dat ze direct aan kapitalistische staten zijn verbonden. Hun doelen, of het nu gaat om de oprichting van nieuwe nationale staten of de droom van een islamitisch kalifaat in het hele Midden-Oosten, kunnen alleen worden nagestreefd door imperialistische oorlog. En hun methoden, die altijd het aanrichten van willekeurige bloedbaden onder de burgerbevolking insluiten, zijn precies dezelfde als die van de staten waartegen zij beweren zich te verzetten.
De enige oppositie tegen het imperialisme is het verzet van de arbeidersklasse tegen uitbuiting, omdat dit alleen kan uitgroeien tot een open strijd tegen het kapitalistische systeem, een strijd om dit stervende systeem van winst en oorlog te vervangen door een maatschappij die zich richt op de menselijke behoeften. Omdat de uitgebuiten overal dezelfde belangen hebben, is de klassenstrijd internationaal en zonder belang om zich met de ene staat te verbinden tegen een andere. Zijn methoden zijn direct tegengesteld aan de verscherping van de haat tussen etnische en nationale groepen, omdat hij de proletariërs van alle landen rond een gezamenlijke strijd tegen het kapitaal en de staat schaart.
In het Midden-Oosten heeft de spiraal van nationalistische conflicten de klassenstrijd zeer moeilijk gemaakt, maar hij bestaat nog steeds - in demonstraties van werkloze Palestijnse arbeiders tegen de Palestijnse autoriteiten, in stakingen door de arbeiders in de openbare sector in Israël tegen de bezuigingsmaatregelen van de regering. Maar de meest waarschijnlijke bres in de muur van oorlog en haat in het Midden-Oosten ligt buiten deze regio: in de groeiende strijd van de arbeiders in de centrale landen. Het beste voorbeeld van klassensolidariteit dat we kunnen geven aan de bevolkingen die de verschrikkingen van de imperialistische oorlog in het Midden-Oosten direct ondergaan is om de strijd verder te ontwikkelen, die al is opgenomen door de toekomstige arbeiders aan de Franse scholen en universiteiten, door de metaalarbeiders van Vigo in Spanje, de postarbeiders van Belfast en de luchthavenarbeiders van Londen.
Internationale Kommunistische Stroming, 17 juli 2006
(1) De barbaarse oorlogspolitiek van de Israëlische staat staat onder onmiddellijke verantwoordelijkheid van Amir Peretz; de leider van de linkervleugel van de Arbeiderspartij, lange tijd een vakbondsbons en voormalig militant van de pacifistische beweging Vrede Nu. Men zou zich kunnen voorstellen dat het een soort van specifiek ‘Israëlische schotel’ is dat ‘een man van links’ de onbuigzame slager uithangt - maar dat zou een vergissing zijn. Een jaar eerder, toen de politie van London in de metro een jonge Braziliaanse arbeiders vermoordde, werd één van de meeste resolute rechtvaardigingen voor van ‘shoot to kill’-politiek voor iedereen die ervan verdacht werd een ‘terrorist’ te zijn gegeven door niemand minder dan ‘Rode Ken’ Livingstone, de ultra-linkse burgemeester van Londen. Zodra het gaat om een bloedige militaire verdediging van de nationale hoofdstad heeft ‘links’ altijd een vastbeslotenheid zonder scrupules aan de dag gelegd, om welk land het ook ging.
De volgende tekst vormde de inleiding van de openbare vergadering van de IKS te Lille op 18 maart waar studenten en militanten die betrokken waren in de recente gebeurtenissen debatteerden over hun ervaring en de beste manier om de beweging uit te breiden.
Sinds begin februari, en ondanks de verspreiding in de periode van de schoolvakanties, kwamen in de meeste grote steden in Frankrijk studenten en leerlingen van middelbare scholen op de been om hun woede te uiten over de economische aanvallen van regering en ondernemers en tegen het CPE (1). En dat ondanks de burgerlijke mediaboycot en vooral van de televisie die, dagen aan een stuk, zijn camera’s zo graag richtte op de ‘heldendaden’ van de ‘barbaren-bende’ (2).
De woede van de studenten en middelbare scholieren is gerechtvaardigd!
De instellingen van het openbare onderwijs (middelbare en hogescholen, universiteiten) zijn werklozenfabrieken geworden, voorraadkamers van goedkope arbeidskracht. Omdat ze dat begrepen hebben stuurden studentenvergaderingen afgevaardigden naar nabijgelegen fabrieken en naar de jeugdige werklozen in de buitenwijken om hen op te roepen zich bij de strijd aan te sluiten. Het CPE, dat is de georganiseerde bestaansonzekerheid. Maar die raakt niet alleen de jongeren. Alle generaties worden getroffen door werkloosheid, bestaansonzekerheid en armoede.
Vandaar dat in sommige universiteiten zoals die van Parijs III Censier het onderwijzend en ondersteunend personeel, uit solidariteit met de studenten, eveneens in staking ging.
Na de rellen die de buitenwijken in de maand november in hun greep hielden hebben de bourgeoisie, haar regering en politieke partijen de orde hersteld door een uitgaansverbod in te stellen en jonge immigranten die hun ‘gastland’ niet respecteerden over de grenzen te zetten. Dit keer willen zij die ons regeren andermaal, en met ongekend cynisme, de kinderen van de arbeidersklasse ‘met de hogedrukspuit schoonvegen’: het is in naam van de ‘gelijkheid van kansen’ dat ze hen bestaansonzekerheid en armoede voorschotelen. Met het CPE krijgen jongeren de ‘kans’ om aan het eind van hun opleiding werk te vinden waarbij ze zijn overgeleverd aan de genade van de ondernemers. Geen schijn van kans om huisvesting te vinden, een gezin te stichten of hun kinderen te onderhouden. Dat betekent dat ze elke dag met angst en beven naar het werk moeten gaan, uit vrees de beruchte ‘aangetekende brief’ te ontvangen met daarin de onheilspellende mededeling: “Ontslagen”! Want dat is de loonslavernij! Dat is het kapitalisme!
De enige ‘gelijkheid’ die het CPE biedt is die van de gelijke armoede: opeengepakt te worden in de getto’s van de buitenwijken, baantjes zonder enige zekerheid, werkloosheid, bijstandsminimum (3), leven van de hand in de tand. Dat is de ‘stralende toekomst’ die de heersende klasse, die de bourgeoisie en haar ‘democratische’ staat als garantie bieden aan de kinderen van de arbeidersklasse!
Dat zijn de kinderen waarvan de ouders in 2003 op de been kwamen tegen de hervormingen van het pensioensysteem, en waarover mijnheer Raffarin, de voorloper van Villepin, de gore moed had te verklaren: “Het is niet de straat niet regeert!”
Na de mokerslagen tegen de ‘ouderen’ en toekomstige gepensioneerden regent het nu klappen op de ‘jongeren’ en komende werklozen! Met het CPE laat het kapitalisme zijn ware gezicht openlijk zien: dat van een systeem in verval dat geen enkele toekomst meer te bieden heeft aan nieuwe generaties. Een wegrottend systeem in een onoplosbare economische crisis. Een systeem dat sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog fabelachtige sommen geld uitgaf aan een steeds verder ontwikkelde en steeds moorddadiger wapenproductie. Een systeem dat sinds de Golfoorlog van 1991 niet ophield bloed te laten vloeien over heel de planeet. Datzelfde bankroete systeem, diezelfde kapitalistische klasse die ten einde raad is, levert hier miljoenen menselijke wezens over aan armoede en ellende en zaait dood en verderf in Irak, in het midden-Oosten en Ivoorkust (4)!
Het kapitalistische systeem dat de wereld beheerst geeft er iedere dag weer blijk van dat het omvergeworpen moet worden. En omdat ze dat beginnen te beseffen namen de studenten aan de universiteit van Parijs Tolbiac in een algemene vergadering een motie aan waarin ze stelden: “Aan het kapitalisme moet een eind worden gemaakt”! Om dezelfde reden nodigden de studenten van Parijs Censier op vrijdag 3 maart een theatergroep uit om revolutionaire liederen te komen zingen. De rode vlag wapperde er en enkele honderden studenten, met lesgevend en ondersteunend personeel, zongen De Internationale. Het Kommunistisch Manifest van Karl Marx werd er rondgedeeld. Binnen de muren van de universiteit weerklinkt het woord revolutie. In heel dit schouwspel wordt gedebatteerd over klassenstrijd, wordt verwezen naar de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917 en naar de grote namen uit de arbeidersbeweging, zoals die van Rosa Luxemburg die in 1919 tijdens de Duitse revolutie tezamen met haar kameraad Karl Liebknecht laf werd vermoord in opdracht van de socialistische partij die de regering leidde.
Om de goedgeklede ‘barbarenbende’ die ons regeert te lijf te kunnen gaan moeten de jongere generaties de ervaringen van hun voorgangers in de herinnering roepen. Ze moeten zich vooral weer inprenten wat zich in Mei 1968 afspeelde.
In de loop van de beweging waardoor eerder de universiteiten van de grote ontwikkelde landen in beroering werden gebracht, vooral van de Verenigde Staten en Duitsland, kwamen de Franse universiteitsstudenten massaal op de been in Mei 1968. Maar die mobilisatie verkreeg een heel andere betekenis toen alle delen van de arbeidersklasse in strijd kwamen: negen miljoen arbeiders in staking! De meest bewuste en strijdbaarste studenten stegen vervolgens boven hun eigen specifieke eisen uit door te verklaren dat hun strijd dezelfde was als die van de arbeidersklasse. Ze riepen de arbeiders op naar de bezette universiteiten te komen om te debatteren over de toestand en de vooruitzichten. Overal werd gediscussieerd over revolutie en over de noodzaak om het kapitalisme omver te werpen.
Mei 1968 liep niet uit op de revolutie; die was nog niet mogelijk omdat het kapitalisme pas aan het begin van zijn crisis stond. Maar de bourgeoisie beleefde de grootste schrik van haar leven. En toen de regering er in slaagde de toestand weer onder controle te krijgen, dan was het omdat de vakbonden er alles aan deden om de arbeiders weer aan het werk te krijgen; omdat de partijen van links, zij die zichzelf voordeden als de verdedigers van de arbeiders, opriepen tot deelname aan de verkiezingen die door het regime van De Gaulle (5) waren georganiseerd.
Mei 1968 liet zien dat de revolutie geen muf en stoffig museumstuk was en niet tot een vergaan verleden behoorde, maar dat die de enig mogelijke toekomst voor de maatschappij vertegenwoordigde. Deze grote beweging van de arbeidersklasse, die werd gevolgd door veel arbeidersstrijd in talrijke andere landen, maakte de heersende klasse bovendien duidelijk dat ze de uitgebuiten niet kon ronselen achter de nationale vlaggen, dat ze de handen niet vrij had om voor een derde keer een wereldoorlog te laten uitbreken, zoals ze dat had gedaan in 1914 en in 1939. Als de economische crisis, anders dan in de jaren 1930, niet uitdraaide op een veralgemeend bloedbad, dan was het dankzij de strijd van de arbeidersklasse.
De jongerenbeweging tegen het CPE maakt duidelijk dat de kiemen van een nieuwe maatschappij al opgroeien in de schoot van een oude kapitalistische maatschappij in doodsnood. De toekomst ligt in handen van deze nieuwe generatie. De scholieren en studenten beginnen zich er rekenschap van af te leggen dat ze als toekomstige werklozen zonder bestaanszekerheid in hun overgrote meerderheid behoren tot de arbeidersklasse. Een uitgebuite klasse die het kapitalisme in toenemende mate uitsluit van de productie. Een klasse die geen andere keuze heeft dat de strijd aan te gaan om haar levensomstandigheden en de toekomst van haar kinderen te verdedigen. Een klasse die geen andere keuze heeft dan het kapitalisme omver te werpen en een eind te maken aan uitbuiting, ellende, werkloosheid en barbaarsheid. Een klasse die als enige een nieuwe wereld kan opbouwen, niet gegrondvest op concurrentie, uitbuiting en winstbejag, maar op de bevrediging van alle behoeften van de menselijke soort.
In 1914 waren het de kinderen van de arbeidersklasse, waarvan het overgrote deel nog tieners was, die in de loopgraven werden gejaagd om daar te dienen als kanonnenvoer. De kapitalistische hyena aasde op het bloed van de uitgebuiten en maaide een jonge generatie weg die door Rosa Luxemburg als “bloesem van het proletariaat” werd aangeduid.
Dit kapitalistische systeem in verval liet de kinderen van de arbeidersklasse in 1914 aan het front verminken en afslachten, en nogmaals in 1939; de “bloesem van het proletariaat” van de één-en-twintigste eeuw heeft de verantwoordelijkheid om het te vernietigen door de strijd aan te gaan aan de zijde van heel de arbeidersklasse van alle generaties.
In Brazilië, aan de universiteit van Vitoria da Conquista, lieten de studenten onlangs hun bereidheid zien om te debatteren over de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Zij begrepen dat nieuwe generaties de fakkel van de strijd van hun ouders, grootouders en overgrootouders kunnen overnemen door zich in te leven in de ervaring van eerdere generaties. Die studenten luisterden naar wie hen dat verleden kon overdragen, een verleden dat ze zich eigen moeten maken en dat jonge generaties nodig hebben om een toekomst te kunnen opbouwen. Ze ontdekten dat de geschiedenis van de klassenstrijd, de levende geschiedenis, niet alleen uit boeken maar ook uit overlevering kan worden geleerd. Ze durfden het woord te nemen, vragen te stellen, meningsverschillen naar voren te brengen en argumenten tegenover elkaar te stellen.
In de Franse universiteiten, net als in die van Brazilië, moeten de collegezalen en de algemene vergaderingen worden opengesteld voor allen – arbeiders, werklozen, revolutionairen – die een eind willen maken aan het kapitalisme.
Al enkele maanden wordt de arbeidswereld door elkaar geschud door stakingen in de openbare zowel als in de privé-sector – in Duitsland, in Spanje, in de Verenigde Staten, in India, in Latijns-Amerika. Tegen werkloosheid en ontslagen hebben stakers overal de noodzaak verdedigd van solidariteit tussen de generaties, tussen werklozen en werkenden!
Studenten, scholieren, jullie woede tegen het CPE is niet meer dan een rimpeling op het water als jullie alleen blijven staan, opgesloten binnen de muren van universiteit en school! Uitgesloten van de productie beschikken jullie niet over de middelen om druk uit te oefenen op de bourgeoisie door het verlammen van de kapitalistische economie.
Loonarbeiders, werklozen, gepensioneerden, het is nodig om op de been te komen, het zijn jullie kinderen die nu onder vuur liggen! Jullie hebben genoeg geproduceerd en produceren nog altijd de hele maatschappelijke rijkdom. Jullie vormen de motor van de strijd tegen het kapitalisme!
Jonge werklozen uit de buitenwijken, jullie zijn niet de enigen die worden ‘buitengesloten’. Jullie worden tegenwoordig behandeld als ‘uitschot’. Ook dat is niet nieuw: in 1968 werden jullie ouders toen ze in opstand kwamen tegen de kapitalistische uitbuiting uitgemaakt voor ‘gepeupel’.
Het enige vooruitzicht, de enige toekomst ligt niet in het blinde geweld, in het in brand steken van auto’s. De enige toekomst bestaat uit de solidaire en verenigde strijd van de hele arbeidersklasse, van alle generaties! Het is in stakingen, in algemene vergaderingen, in discussies op de werkvloer en in de onderwijsinstellingen, in demonstraties op straat dat we allemaal tezamen onze woede tot uiting kunnen brengen tegen de werkloosheid, tegen de bestaansonzekerheid en de ellende!
Weg met het CPE! Weg met het kapitalisme! De arbeidersklasse heeft niets te verliezen dan haar ketenen. Zij heeft een wereld te winnen.
Internationale Kommunistische Stroming / 06.03.2006
(1) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), stukje bij beetje de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(2) Een bende straatschenders die een afgrijselijke kidnapping van een jonge winkelbediende op touw zette om diens familie geld af te persen. De winkelbediende werd daarbij vermoord.
(3) De Franse minimumuitkering voor werklozen (het bijstandsminimum) bedraagt momenteel €433,- per maand voor een alleenstaande – dat dekt vaak niet eens de maandhuur.
(4) Waar het Franse leger momenteel ‘de rust bewaard’.
(5) De toenmalige Franse president.
(6) Zie ons artikel Vier openbare activiteiten van de IKS in Brazilië: Een versterking van de proletarische standpunten in Brazilië [41].
De volgende tekst vormde de inleiding tijdens de openbare vergadering van de IKS van Parijs op 11 maart waar studenten en militanten die betrokken waren in de recente gebeurtenissen debatteerden over hun ervaring en de beste manier om de beweging uit te breiden.
Zoals jullie uit de media konden vernemen trokken gisterenmiddag (10 maart) enkele honderden studenten van de universiteiten uit de regio van Parijs naar de Sorbonne (1). Die was verschillende dagen bezet door een vijftigtal studenten van deze faculteit in het centrum van Parijs. Aan de faculteit van Censier werd gisteren een algemene vergadering van de studenten gehouden die besloot om een massale afvaardiging te sturen om voedsel te brengen naar de kameraden die door politiekordons in de Sorbonne waren opgesloten.
Verschillende honderden studenten forceerden een doorgang en gingen via ramen en deuren naar binnen. Maar de solidariteitsbeweging met hun gegijzelde kameraden die vastzaten in de valstrik van de Sorbonne was heel erg uiteenlopend. Sommige studenten, vooral die van Censier, probeerden om te discussiëren met de mobiele eenheden van de gendarmerie. Sommigen hieven leuzen aan: “CRS aan onze kant!” (2) anderen riepen: “Sarkozy, aan het RMI” (3). De politie chargeerde nog niet, ook al begonnen de meest heetgebakerden te duwen en werden er heimelijke knuppelslagen uitgedeeld. Ondanks de schermutselingen zijn er, voor zover wij weten, op dat moment geen aanhoudingen verricht. De ordestrijdkrachten hadden blijkbaar het bevel gekregen om niet te chargeren, wat het mogelijk maakte dat de studenten in de Sorbonne kwamen door ramen en deuren te forceren. Enkele honderden studenten zijn dus in de val getrapt.
De toestand sloeg vrijdagnacht om en er waren gewelddadige botsingen tussen studenten en ordestrijdkrachten. Om vier uur ’s morgens ontruimde de CRS tenslotte de Sorbonne met knuppels en traangas. Enkele tientallen studenten werden opgepakt.
Deze kinderen van de arbeidersklasse overkwam dus hetzelfde als de geitjes van mijneer Seguin: ze hielden zich sterk tot in de vroege ochtend maar de wolf at ze toch op (4).
Tegenover de repressie, tegenover de arrestaties maar ook de politiecontrole over de universiteiten die zijn volgestouwd met verklikkers en RG-ers (5), heeft de IKS de plicht om luid en duidelijk de aanslagen van de burgerlijke ‘democratische’ staat aan te klagen op de kinderen van de arbeidersklasse. De IKS verklaart zich solidair met de kinderen van de arbeidersklasse die worden aangevallen door het Startbaancontract, het CPE (6), die in elkaar worden geslagen en aangehouden door de politie.
Vandaag “heerst orde” op de Sorbonne. De kinderen van de arbeidersklasse hebben een slag verloren, maar het proletariaat heeft de klassenoorlog niet verloren.
De beste solidariteit die de arbeidersklasse kan betuigen met de jonge generaties, tegenover de aanvallen van het kapitalisme, is nu in alle sectoren de strijd aan te gaan tegen het CPE, tegen alle aanvallen van de bourgeoisie en tegen de repressie. De arbeidersklasse moet de vrijlating eisen van haar kinderen die in boevenwagens zijn afgevoerd.
Daarom moeten er overal massale algemene vergaderingen worden houden waar debat kan plaatsvinden. Het is tijd om massaal op straat te komen.
Want vooraleer op de been te komen moet er worden nagedacht, door allen tezamen, over de doelen en middelen van de strijd. Want het doel heiligt niet alle middelen. De meest bewuste mensen, de heldersten van de arbeidersklasse, de meest bewuste van de studentenjeugd moeten de voorhoede vormen opdat het verzet tegen het CPE geen avontuur van korte duur wordt. Wat zich vrijdagnacht in de Sorbonne afspeelde is enkel een onderdeel van een beweging die zich, op het een of ander moment, als een olievlek zal verspreiden over de nationale grenzen.
Maar laten we in het kort ingaan op de gebeurtenissen van de laatste weken.
Ondanks de black-out van de burgerlijke media en vooral van de televisie, ondanks de verspreiding door de schoolvakantie, kwamen sinds begin februari studenten en mindere mate scholieren (7) op de been vooral in de universiteiten van de grote steden om te protesteren tegen het nu al beruchte Startbaancontract (CPE) dat zojuist was aangenomen door het parlement.
Toen we hoorden van wat er gebeurde op de faculteiten van Paris-3 Censier hebben we onmiddellijk onze krachten verzameld om te proberen te begrijpen wat er gaande was en wat het belang van deze beweging was.
Intussen kunnen we met stelligheid verklaren dat deze beweging van de jeugd niets te maken heeft met een koude drukte van klassensamenwerking (8). En dat zelfs als er op de faculteiten overduidelijk kinderen zijn van de bourgeoisie en uit de kleinburgerij, waarvan het merendeel vijandig tegenover de staking staat en dat vol van illusies is over de toekomst die het kapitalisme hen biedt. Hoe de strijd van de studenten tegen het CPE ook zal aflopen, het is geen strovuurtje, geen revolte van korte duur. De IKS begroet luid en duidelijk deze beweging die volop deel uitmaakt van de strijd van de arbeidersklasse.
Waarom?
Eerstens omdat de opstand van de studenten een gerechtvaardigd protest is tegen een directe massale en frontale economische aanval op het geheel van de arbeidersklas. Met het CPE staat de nieuwe generaties aan het einde van hun schoolloopbaan nog meer bestaansonzekerheid en armoede te wachten.
Vervolgens omdat de studenten onmiddellijk op de been kwamen op een klassenterrein, zoals ze dat op magistrale wijze lieten zien op de betoging van 7 maart. Ze waren in staat om hun bijzondere eisen opzij te zetten (zoals bijvoorbeeld de hervorming van de LMD (9)) om zich te scharen achter eisen waarin de arbeidersklasse zichzelf kan herkennen.
Tenslotte is het voor het eerst sinds mei 1968 dat men studenten slogans hoorde aanheffen die oproepen tot eenheid en solidariteit van de hele arbeidersklasse: “Arbeiders, werklozen, scholieren, studenten, eenzelfde strijd!”
Ze gingen verder dan de studenten van Mei 1968: in tegenstelling tot de generatie van Mei 1968 die getekend was door de geest van dwarsliggerij en wat men toen noemde ‘het generatieconflict’, stelden de studenten nu de noodzaak van eenheid voorop, niet alleen tussen de verschillende delen van de arbeidersklasse maar ook van de generaties, tussen diegenen die worden aangevallen door het CPE en de huidige en toekomstige gepensioneerden die worden aangevallen worden door een ‘Eindbaancontract’.
Als de nieuwe generatie in zeker opzicht rijper is dan die van de jaren 1960, dan is dat vooral doordat de objectieve voorwaarden gerijpt zijn: de economische crisis is dieper geworden. Die ontmaskert momenteel het onafwendbare bankroet van het kapitalistische systeem.
Maar de studenten gingen vooral veel verder dan hun voorgangers van Mei 1968 in de wijze waarop ze de strijd in eigen hand namen. Het was verbazingwekkend en opvallend hoe ze de strijdmethodes van de arbeidersbeweging overnamen en tot solidariteit met de strijd op te wekken. Deze methode trad heel duidelijk op de voorgrond in de algemene vergaderingen in Censier, maar juist niet in de bezetting van de Sorbonne.
Wij willen hier eerst ingaan op wat er de laatste dagen plaatsvond aan de universiteit van Paris-3 Censier. Iedere dag weer bezetten de studenten en het personeel die in staking waren de collegezalen om er massale algemene vergaderingen te houden.
Omdat we er zelf getuige van waren wat er zich in die algemene vergaderingen afspeelde, kunnen we duidelijk verklaren dat ze functioneren naar het voorbeeld van de arbeidersraden. De rijkdom van de discussies waarbij iedereen het woord kon nemen om zijn zienswijze uit te leggen, de manier waarop de zaal het debat organiseerde, het stemmen, het aanstellen van verschillende comités van verkozen en door de soevereine algemene vergaderingen afzetbare afgevaardigden; heel deze dynamiek, deze strijdmethode is dezelfde als die opdook tijdens de grootste momenten van klassenstrijd: in 1905 en in 1917 in Rusland, in 1918 in Duitsland, en in Polen tijdens de massastaking van 1980.
Voor ons is het duidelijk dat de zuurstof van de beweging, het epicentrum van de aardbeving, niet is te vinden in de Sorbonne waar de studenten werden ingesloten in de bezette universiteit en waar ze omsingeld waren door de CRS. Het epicentrum van de aardbeving bevond zich aan de universiteit van Censier. En de bourgeoisie wist dat. Daarom hebben de media een totale black-out afgekondigd over de algemene vergaderingen van Censier.
De studenten van Censier zijn er in geslaagd hun leraren en het administratief personeel in de staking te betrekken. Ze zijn er in geslaagd om een solidaire en eensgezinde beweging op te bouwen. Zodanig zelfs dat ze beslisten om gemeenschappelijke algemene vergaderingen te houden van studenten en personeel van de universiteit.
Hoe kan het dat deze jongeren, waarvan sommigen van de leiders van de beweging slechts eerstejaars zijn, zich zo snel konden ontwikkelden om een dergelijke beslissing te nemen sinds de betoging van 7 maart?
Heel eenvoudig omdat de botte weigering van Mijnheer Villepin na de betoging van 7 maart de studenten er toe dreef heeft om de algemene vergaderingen open te stellen voor het personeel en dat het woord te verlenen. In 1968 was het juist de afzondering van de arbeiders in de bedrijven, aangeprezen door de vakbonden, die de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse de nederlaag te bezorgen.
Het merendeel van de arbeiders kon niet discussiëren met hun kameraden uit andere bedrijven of met de studenten. Ze hadden zich laten opsluiten achter de bedrijfspoorten. Het is een ervaring die de jonge generaties moeten opdoen om de manoeuvres en de valstrikken te ontlopen van alle saboteurs die ze in kleine groepjes naar de nederlaag voeren.
Om terug te komen op de gebeurtenissen sinds 7 maart:
De dag na de betoging kwam een minderheid van arbeiders van andere sectoren, die trouwens ook revolutionaire militanten zijn en ouders van de strijdende studenten, zien naar wat er gaande was op de universiteit. En wat we te zien en te horen kregen in de algemene vergaderingen van Censier deed ons inzien dat deze studentenagitatie tegen het CPE een strijd was die volledig deel uitmaakt van die van de arbeidersklasse. We kunnen vandaag andermaal herhalen dat de toekomst van de menselijke maatschappij wel degelijk in de handen van de jongere generaties berust. Eens te meer, zoals Marx zei, heeft de oude mol zijn werk gedaan (10). Andermaal heeft het marxisme, als revolutionaire theorie van het proletariaat, de vuurproef doorstaan.
De militanten van de IKS namen als arbeiders en als ouders van strijdende studenten het woord op de algemene vergaderingen. De leidraad was voor hun toespraken bestond uit het analysekader van de IKS dat als enige een perspectief kan bieden opdat de strijd van de studenten niet alleen blijft staan.
Zodra we begrepen wat er gaande was in Censier, besloot de IKS om het vuile werk van de burgerlijke media te bevechten: daarom wordt ons pamflet in zoveel mogelijk talen vertaald (en staat al op het web in het Frans, Spaans, Engels, Italiaans en Nederlands, wat betekent dat de arbeidersklasse en de universiteiten van Europa en het Amerikaanse continent op de hoogte kunnen zijn van wat er in Frankrijk gebeurd).
In de algemene vergaderingen van de laatste twee dagen hebben de leraren en het administratief personeel van de universiteit van Censier de beweging een nieuwe stoot gegeven. Zij namen verschillende keren het woord om te herhalen dat ze actief zouden deelnemen aan de uitbreiding van de staking op de universiteit. Ze probeerden om de meer aarzelende en vijandige studenten mee te trekken door ze gerust te stellen: ze verbonden zich ertoe om de stakende leerlingen niet te benadelen bij de examens en met betrekking tot hun studieuitkeringen.
En tenslotte nemen we een zin voor onze rekening van een van de leraren Paris-3: “De studenten van Censier hebben iets nieuws uitgevonden, iets heel machtigs dat de andere universiteiten met hen mee zal slepen. En dat zagen we heel duidelijk tijdens de betoging van 7 maart.”
Inderdaad, wat gebeurde op 7 maart?
Meer dan duizend studenten stonden op het plein voor de faculteit van Censier om gezamenlijk te vertrekken naar de betoging, waartoe was opgeroepen door vakbonden en linkse partijen. Zodra ze zich er bewust van werden dat de vakbondsstoet, en dan vooral die van de CGT (11), in de betoging voorop wilde gaan, maken de studenten rechtsomkeert. Ze nemen de metro om vóór de vakbondsstoet te komen en nemen hun kameraden van de andere faculteiten op sleeptouw. Daardoor nam de strijdende studentenjeugd spontaan de kop van de betoging in achter één enkel spandoek, met een eenheidsslogan, waarin kort en bondig de intrekking werd geëist van het CPE, terwijl in het pamflet dat door de PCF (12) werd uitgedeeld met geen woord rept over intrekking van het CPE (we hebben dat pamflet en de kameraden kunnen het komen inzien)!
Dank zij deze indianenlist van de studenten van Censier, bevond de stoet van de oude stalinistische dinosaurus zich plotseling achter de kinderen van de mammoet van het nationale onderwijs (13). De CGT werd gedwongen om haar verroeste wagons te koppelen aan de locomotief van de jonge generatie, een generatie die Rosa Luxemburg de “bloezem van het proletariaat” noemde.
Zoals in mei 1968 waren heersende klasse en haar inkapselingskrachten in de arbeidersrangen verrast en overspoeld door de toestand. En wij moeten toegeven, in zekere mate was ook de IKS verrast door de vitaliteit en het reactievermogen van de studenten die het meest bij de pinken waren.
Het is juist omdat hij de klap niet had zien aankomen dat de leider van de CGT, Bernard Thibault, in een vraaggesprek voor de televisie op het LCI-kanaal verklaarde: "Het klopt dat we in de betoging van 7 maart niet alles hadden voorzien.”
Ook al vanwege dit ‘onvoorziene deel’, omdat ze door de gebeurtenissen werden overspoeld, vielen de vechtjassen van de PCF ons op de betoging aan en dan vooral onze tafel met publicaties. Eén van hen braakte deze scheldpartij uit: “Ik heb zin om in jullie gezicht te spuwen. Jullie durven jullie brochure (14) te verspreiden terwijl er helemaal geen stalinisten meer zijn in de PCF.” (sic!).
Tot zover het verslag van de gebeurtenissen. De kameraden en voornamelijk de studenten die zich hier in de zaal bevinden, kunnen deze inleiding in de discussie aanvullen, verbeteren en verduidelijken.
Wij willen nu in het kort ingaan op de black-out van de media.
Tijdens de rellen in de buitenwijken van herfst vorig jaar schrok de bourgeoisie er niet voor terug om een luidruchtige mediacampagne te voeren, niet allen in Frankrijk, maar tot in alle uithoeken van de wereld. In alle landen en op alle continenten stonden de rellen in Frankrijk op de voorpagina’s van de dagbladen en in het centrum van het nieuws op de televisie-kanalen.
En wat gebeurt er nu in medialand? Tot 7 maart was er volslagen stilte. Dagenlang werden we platgekletst over de vogelgriep, de smerige zaak van de ‘de barbarenbende’ (15) en andere rookgordijnen om het publiek bezig te houden en om het vooral niet te hoeven hebben over het belangrijkste, dat wil zeggen over het op de been komen van de studenten tegen het CPE.
Waarom bewaarden de burgerlijke media het stilzwijgen over de staking van de studenten terwijl ze zoveel heibel maakten over de rellen van de buitenwijken? Heel eenvoudig omdat, in tegenstelling tot de wanhopige rellen van de jongeren uit de buitenwijken, de strijd van de studenten geen strovuurtje is. Hij draagt een toekomstperspectief voor de maatschappij in zich.
En als de media de black-out momenteel opheffen dan is dat alweer om de belangen van de bourgeoisie te dienen. De studenten worden voorgesteld als een stelletje relschoppers. Dat is de boodschap die meneer Tony Blair overbrengt aan de Engelse krant The Times, die daags na de betoging van 7 maart titelde “Riots...”, dat wil zeggen: Rellen aan de Franse universiteiten.
De Franse media van hun kant dragen hun steentje bij tot de sabotage van de klassenstrijd. En niet alleen rechtse kranten zoals Le Figaro of Le Parisien. Ook die van links zoals de krant Libération die geleid wordt door de voormalige 1968-er Serge July die zelf wel nooit last zal hebben van werkloosheid. Zo werd de uitgave van Libération van 10 maart gratis uitgedeeld in de hal van Censier omdat er een klein belachelijk artikeltje in stond over de staking in deze faculteit, getiteld: “Een zweem van Mei 1968.”
Die boodschap bestaat uit, vergeef ons de uitdrukking, smeerlapperij. Een zweem van Mei 1968, dat betekent dat de studenten niets anders zouden hebben gedaan dan revolutionaire liederen zingen door op 3 maart de theatertroep Jolie Môme op de faculteit uit te nodigen! Daarentegen geen woord over de dynamiek van de algemene vergaderingen, over de eenheid en de solidariteit van de beweging die de leraren en het administratief personeel er in betrok.
En deze stilte is zeker niet te wijten aan het feit dat de journalisten van de Libération of van de televisie niet op de hoogte waren. Zij waren op de faculteit heel druk in de weer met hun camera’s en interviews. De Franse staat kan haar journaille en hun zeer artistieke beelden met een vette medaille belonen!
Voor de IKS is het duidelijk dat de beweging van de schoolgaande jeugd de heersende klasse schrik aanjaagt. Mijnheer Villepin en zijn vriendjes van links en rechts hebben angst dat de creativiteit van de studenten van Censier heel de arbeidersklasse op slechte gedachten zou kunnen brengen.
De zwijgzaamheid van de media, de vervalsing van het nieuws, het geknoei met camera’s, met reportages en met vraaggesprekken; het heeft slechts één enkele betekenis: ze laten de angst van de bourgeoisie zien. En die angst wordt nog groter omdat de meest bewuste studenten momenteel voorop in de beweging lopen. Het is deze voorhoede die de Franse bourgeoisie, met haar smerissen en haar RG-ers (4), wil demoraliseren en het zwijgen opleggen.
De kinderen van de arbeidersklasse kwamen massaal op de been tegen het CPE; het zijn díe kinderen over wie meneer Raffarin (16), bij de hervorming van het systeem van de pensioenen, de gore moed had te zeggen: “Het is niet de straat die regeert.”
Het enige antwoord van de bourgeoisie op dit protest tegen de bestaansonzekerheid en de werkloosheid is de repressie. Het CPE laat het bankroet van het kapitalistisch systeem zien. De repressie toont momenteel duidelijk het ware gezicht van de burgerlijke democratie! Momenteel maakt de sociale toestand steeds meer duidelijk dat die van boven niet meer kunnen regeren zoals voorheen omdat die van onder niet meer willen leven zoals voorheen.
En dat is de reden waarom de Franse bourgeoisie druk is om al haar krachten in de strijd te gooien om de beweging te verdelen, de versplinteren, om de studenten op te sluiten in de faculteiten om ze vervolgens “met de hogedrukspuit schoon te vegen”, zoals ze dat vannacht deden op de Sorbonne.
Op alle TV-kanalen konden we vandaag de beelden zien waarop de bourgeoisie voor haar commentaar zat te wachten, zoals Claire Chazal (17) zei: “De beweging heeft een andere wending genomen, die van het geweld.” Natuurlijk gaat het hier niet over het politiegeweld, maar over dat van de kinderen van de arbeidersklasse, die voorgesteld worden als vandalen, als uitschot!
Waarom heeft de handlanger van de politiestaat, van onze mooie Franse democratie, meneer Sarkozy, eens te meer de repressie ontketend?
Omdat de studenten niets moeten hebben van de kapitalistische ellende, omdat ze na hun studies niet werkloos willen worden! Omdat ze bij de Sorbonne naar binnen gingen om hun solidariteit te betuigen en eten te brengen aan hun kameraden die verrekten van de honger. Deze studenten zijn in elkaar geramd, aangehouden, eenvoudigweg omdat zij het slechte voorbeeld gaven van solidariteit in de strijd.
Maar om op lange termijn in de klassenstrijd vaste koers te houden mogen de meest bewuste bataljons van het proletariaat niet vergeten wat Marx en Engels zeiden in het Kommunistisch Manifest van 1848: “De kommunisten hebben op de rest van het proletariaat voor dat ze een heldere kijk hebben op de voorwaarden, het verloop en de einddoelen van de proletarische beweging.” Ze mogen nooit vergeten dat het meest doorslaggevende wapen van de arbeidersklasse eerst en vooral haar bewustzijn is, in tegenstelling tot het blinde geweld van de jonge relschoppers in de buitenwijken.
Tegenover het geweld van de troepen van het kapitaal die de orders van Sarkozy opvolgen, moet het klassenbewustzijn in de strijd worden gesteld.
De meest bewuste mensen van de arbeidersklasse moeten ook in de herinnering roepen wat Marx en Rosa Luxemburg stelden: “Anders dan de revoluties uit het verleden is de proletarische revolutie de enige revolutie uit de geschiedenis die pas zal overwinnen na een hele reeks van nederlagen.” Omdat de proletarische revolutie haar poëzie “ontleent aan de toekomst” mogen de revolutionairen nooit toegeven aan ontmoediging en ongeduld.
(1) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
(2) CRS: Franse oproerpolitie.
(3) RMI : Revenue Minimum d’Insertion; de Franse minimumuitkering voor werklozen (het bijstandsminimum) bedraagt momenteel €433,- per maand voor een alleenstaande – dat dekt vaak niet eens de maandhuur. Nicolas Sarkozy is Minister van Binnenlandse Zaken en werd in de herfst berucht met zijn uitspraak dat hij de buitenwijken “met de hogedrukspuit schoon zou vegen.”
(4) Een bekend kort verhaal van Alphonse Daudet waarin een geitje in de bergen zijn vrijheid hoopt te vinden terwijl hij weet dat hij daar aan de wolf moet ontsnappen; wat hem de hele nacht lukt, maar alleen om ’s morgens te worden opgepeuzeld.
(5) RG: Renseignement Généraux, speciale inlichtingendiensten.
(6) In Frankrijk bestaat er een verschil tussen de universiteiten (eigenlijk eerder hogescholen) en de “grandes écoles”. Terwijl de studenten van de “grandes écoles” merendeels uit de bourgeoisie komen en aan het eind van hun studie over het algemeen een redelijke kans op een baan hebben, dan is het merendeel van de universiteitsstudenten voorbestemd voor geschoolde arbeid.
(7) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), geleidelijk de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(8) Klassensamenwerking, Frans interclassiste, een beweging die zich niet op proletarisch terrein bevindt maar die wordt voorgesteld als een beweging die boven de klassen zou staan en waardoor het studentenprotest in het verleden voortdurend werd gekenmerkt.
(9) LMD: Licence Masters Doctorat, het nieuwe Europese standaarddiploma.
(10) De oude mol: verwijzing naar De Achttiende Brumaire van Napoleon Bonaparte, waarin Marx ingaat op de ondergrondse rijping van het klassenbewustzijn.
(11) CGT: Confédération générale du Travail: Franse stalinistische vakbond.
(12) PCF: Parti Communiste Français; Franse stalinistische partij.
(13) Het schoolsysteem staat bij linkse zowel als rechtse regeringshervormers ook bekend als “De Mammoet”, een verwijzing naar de veronderstelde achterhaalde en starre aard ervan.
(14) Het gaat om onze brochure Comment le PCF est passé dans le camp du capital (Hoe de PCF overliep naar het kamp van het kapitaal).
(15) Een bende straatschenders die een afgrijselijke kidnapping van een jonge winkelbediende op touw zette om diens familie geld af te persen. De winkelbediende werd daarbij vermoord.
(16) Jean-Pierre Raffarin, voorganger van Dominique de Villepin als Eerste Minister.
(17) Claire Chaza: een bekende Franse televisie-presentatrice.
Werkenden, loonarbeiders,
De nieuwe generaties van studenten en scholieren worden momenteel massaal aangevallen door de regering Chirac-Villepin-Sarkozy (1) die met praatjes en geweld het Startbaancontract (CPE) (2) door de strot willen duwen om de bestaansonzekerheidalgemeen te maken. De studenten en scholieren die geweldloos protesteerden in de betogingen van 7 maart en nog eens op 14 maart strijden niet alleen voor zichzelf. Zij betogen massaal voor een toekomst voor heel de maatschappij, voor alle generaties, voor de werklozen en de arbeiders met tijdelijke en deeltijdse baantjes, om een perspectief te bieden aan de jongeren uit de buitenwijken en om de wanhoop te boven te komen die deze in november vorig jaar tot blind geweld dreef (3). Zij strijden tegen de uiteenvallen van de sociale samenhang, tegen de wedijver van ieder tegen allen, tegen het ‘ieder voor zich’!
Het antwoord dat ze kregen bestond uit de repressie door de politiestaat van Mijnheer Sarkozy! De ‘republikeinse orde’ die deze staat geacht wordt te bewaren, dat is de ‘wanorde’ van een maatschappij die veroordeelt tot werkloosheid, tot bestaansonzekerheid, tot wanhoop van een groeiende massa jongeren die zich afbeulen om een behoorlijk leven te kunnen leiden. Dat is de orde van de intimidatie en van de knuppel! Het zijn kleine groepjes van onverantwoordelijken die ongewild meewerken aan de provocatie van reactionaire bendes van extreem rechts, omdat zij zich inbeelden dat de staat kan worden verzwakt door de CRS (4) te bekogelen met bierblikjes en met metalen hekken, onder het waakzame oog van de camera’s in dienst van de heersende orde! Een ‘orde’ die krachtig gesteund wordt door de manipulatie en de black-out georganiseerd door de media, en dan met name de televisie. Een ‘orde’ die ook nog wordt ondersteund door de vakbonden die weigeren om de leugens en manipulaties van de televisie te ontmaskeren, die weigeren, ondanks hun officiële verklaringen, om pamfletten samen te stellen en massale algemene vergaderingen bijeen te roepen in de bedrijven om de waarheid te vertellen aan de werkenden. Door het tegenhouden van de informatie willen de vakbonden beletten dat de loonarbeiders onmiddellijk hun actieve solidariteit komen betuigen tegenover de aanvallen, tegenover de repressie van de kinderen van de arbeidersklasse!
Tegenover het nieuwsblokkade en de sabotage van de uitbreiding van de solidariteit naar alle sectoren van de arbeidersklasse, roepen wij, werkenden en militanten van de arbeidersklasse, alle werkenden op om onmiddellijk in beweging te komen ter verdediging van de toekomst van hun jeugd die getroffen wordt door de ellende en de barbarij van de regering en al haar medeplichtigen!
De solidariteit en moed van de strijdende studenten en scholieren zijn voorbeeldig. De vrijheid van meningsuiting en de debatcultuur zoals die in de massale algemene vergaderingen van de studenten te zien zijn; de besluiten en voorstellen gericht op het uitbreiden van de beweging, om die te verdiepen en te organiseren; het stemmen daarover bij handopsteking; de verkiezing van afgevaardigden die verantwoording afleggen tegenover de algemene vergadering – dat alles is daadwerkelijke ‘democratie’! De studenten nemen hun strijd direct en met verantwoordelijkszin zelf in handen! En dat heeft niets te maken met wat ons wordt voorgeschoteld door de heersende klasse: opsluiting met regelmatige tussenpozen in een stemhokje om enkele ‘specialisten’ aan te wijzen, politici, die naar het parlement en andere instellingen worden gezonden om hun eigen voorrechten te verdedigen tegen de uitgebuiten. Het in beweging komen en de algemene vergaderingen van de studenten tonen de weg. Als de arbeiders passief blijven, als ze zich laten intimideren, verlammen en vergiftigen door de media in dienst van de regering en haar medeplichtigen, dan laten zij de heersende klasse de vrije hand om nog veel harder op te treden tegen hun eigen kinderen!
Déze ‘democratische orde’, die wordt opgelegd door de minderheid die de maatschappij leidt, de burgerlijke klasse, betekent sociale wanorde en de ontketening van chaos in een van de landen die zich in het hart bevinden van het ‘beschaafde’ Europa. Het betekent de ineenstorting van de menselijke moraal en beschaving die de heersende en totaal onverantwoordelijke klasse opoffert op het altaar van haar eigen voorrechten waarvan de enige ‘logica’ uit die van de winst bestaat.
De meest bewuste studenten en scholieren hebben de universiteiten niet bezet om ‘smerissen’ en ‘fascisten’ af te tuigen. Mijnheer Robien (5) staat gewoon een potje te liegen! Het waren niet de studenten die hun leermiddelen (de boeken) verscheurden of die het ‘historisch monument’ van de Sorbonne (6) hebben besmeurd want niemand weet beter dan zij dat dit tot het culturele erfgoed van de mensheid behoort!
De studenten zijn geen vandalen of terroristen! De televisiekanalen houden iedereen voor de gek!
We klagen de dubbelhartigheid en de lafheid aan van allen die de waarheid verbergen, van de medeplichtigen van de regering Chirac-Villepin-Sarkozy. Zij zijn het die de woorden van de studenten verdraaien!
We klagen de schijnheiligheid aan van al degenen die beweren dat het CPE een ‘sociale maatregel’ ten gunste van de jeugd in de buitenwijken. Na de stok te hebben gebruikt houden ze nu een worst voor om de jeugd uit de buitenwijken op te stoken tegen de strijdende studenten en scholieren!
Wij klagen de oproepen tot pogroms aan van de politici en de media die de strijdende studenten en scholieren voorstellen als vandalen, als heethoofden, als onverantwoordelijken en als zijnde ‘gemanipuleerd’ door ‘gevaarlijke extremisten’.
We roepen alle werkenden, loonarbeiders, mensen in bestaansonzekerheid, werklozen, gepensioneerden op om onmiddellijk deel te nemen aan een beweging van algemeen protest tegen deze orde die uitbuit, die werkloos maakt en armoede zaait, die de arbeiders steeds verder onderdrukt, vooral de jeugd maar de ouderen net zo goed.
Wij roepen hen op om hun stem te verheffen, om massaal en in alle rust deel te nemen aan de betoging van 18 maart tegen bestaansonzekerheid en werkloosheid, tegen de aantasting van het stakingsrecht. Hert stakingsrecht, de vrijheid van meningsuiting; dat zijn verworvenheden van de strijd van de arbeidersklasse uit de negentiende eeuw.
Wij, werkenden en militanten van de stroming van de Kommunistische Linkerzijde (die streed tegen de slachtpartijen van twee wereldoorlogen), wij roepen de arbeiders van alle landen op om hun solidariteit te betuigen met de kinderen van de uitgebuite klasse die nu het slachtoffer worden van de brutaliteit van de Franse regering en al haar medeplichtigen!
Nee tegen het achterhouden van de waarheid! Nee tegen de afbraak van de verworvenheden van de strijd van de arbeidersklasse! Nee tegen de onderdrukking van studenten en kinderen van de werkenden!
Solidariteit en éénheid van alle werkenden met de studenten, scholieren, werklozen en arbeiders in bestaansonzekerheid die brutaal worden aangevallen door de Heren Villepin, Chirac en Sarkozy!
Leden en sympathisanten van de afdelingen van de Internationale Kommunistische Stroming (België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, India, Italië, Nederland, Spanje, Venezuela, Verenigde Staten, Zwitserland) roepen alle werkenden van de ‘Franse Republiek’ op om samen vastbesloten maar zonder geweld te betogen, op zaterdag 18 maart, achter één enkele eenheidsleuze voor het intrekken van het CPE, tegen de bestaansonzekerheid en de ontslagen, tegen het ontketenen van blind geweld uitgelokt door de heer Sarkozy en zijn vrienden!
Zij roepen de jongeren uit de buitenwijken op om vertrouwen te stellen in hun kameraden studenten en scholieren. De meest bewuste studenten en scholieren weten dat blinde ‘haat’ nergens toe leidt. De studenten en scholieren strijden niet om zich te ‘wreken’ voor de relschoppers in de buitenwijken maar om hen een toekomstperspectief te bieden, tegen hun uitsluiting uit het schoolsysteem en de arbeidswereld.
Internationale Kommunistische Stroming / 16.03.2006
(1) Jacques Chirac, de huidige Franse president; Dominique de Villepin, Eerste Minister en opvolger van Jean-Pierre Raffarin; Nicolas Sarkozy, Minister van Binnerlandse Zaken en sinds de herfst berucht door zijn uitspraak dat hij de buitenwijken “met de hogedrukspuit schoon zou vegen.”
(2) Contrat Première Embauche (Startbaancontract): een nieuwe vorm van arbeidscontract voor arbeiders onder de 26 jaar voorgesteld door de regering Villepin. De meest saillante maatregel ervan is de tweejarige ‘proefperiode’, waarin de werkegever het recht heeft om een arbeider zonder voorafgaande kennisgeving of opgaaf van redenen te ontslaan. Deze maatregel wordt al toegepast in het CNE-arbeidscontract voor arbeiders van alle leeftijden in het kleinbedrijf (minder dan 25 werknemers). In feite zijn deze twee nieuwe arbeidscontracten bedoeld om, samen met tijdelijke contracten voor oudere werknemers (CDD Séniors), geleidelijk de bestaande Franse arbeidswetgeving om zeep te helpen, en daarmee de beperkte rechten af te schaffen die deze de arbeiders tegenwoordig nog biedt.
(3) Zie over de rellen in de Franse buitenwijken: Frankrijk: De bourgeoisie gebruikt de rellen tegen de arbeidersklasse [28], en: Debat over de rellen in de Franse buitenwijken: Solidariteit is niet hetzelfde als het toejuichen van een uitzichtloze beweging [29].
(4) CRS: Franse oproerpolitie.
(5) Gilles de Robien, huidig Minister van Voorzieningen, Transport, Huisvesting, Tourisme en Maritieme Zaken.
(6) De Sorbonne: universiteitsgebouw in Parijs dat symbool staat voor het studentenprotest in 1968.
Gisteren nog beweerden bazen, regering en vakbonden in koor tegen de arbeiders van VW: als jullie meer flexibiliteit en verhoging van het ritme aanvaarden, zullen jullie banen behouden blijven. Vandaag zien wij wat dergelijke beloften inhouden: 4.000 directe ontslagen en 8 tot 10.000 indirecte.
Hoe moeten wij reageren op dit sociale drama van een ongekende brutaliteit? Moeten we zoals de vakbonden het voorstellen rustig blijven en de logica van de ontslagen aanvaarden? Moeten we vertrouwen op de onderhandelingen en ons plooien naar de maskerades van de formele solidariteit van de vakbondsdelegaties? Hoe een werkelijke, solidaire en collectieve strijd ontwikkelen? Heeft het kapitalisme ons nog een toekomst te bieden? Moeten wij geloof hechten aan de beloften van herplaatsingen, nieuwe industriële plannen, enz. of is het maar vage hoop om de woede van de arbeiders onder de duim te houden? Dat zijn de cruciale vragen die opgeworpen worden door het sociaal conflict van VW en waarop wij duidelijke antwoorden moeten vinden.
Al een aantal dagen, door middel van directe uitzendingen en speciale uitgaven, zenden de burgerlijke media de schijnheilige krokodillentranen van de politici uit. Ze spreiden de ontreddering ten toon van de arbeiders van VW die de straat opgegooid worden als de eerste beste kleenex. De boodschap die de bourgeoisie er wil inhameren is duidelijk en mikt op het geheel van de arbeiders van het land: “Het is triest en betreurenswaardig maar er valt niets aan te doen: het zijn de wetten van de economie en de gevolgen van de mondialisering. Het heeft geen zin om zich te verzetten want de logica van de kapitalistische wedijver zal zich in ieder geval doorzetten. De enige manier om er uit te geraken is competitiever te zijn en dus de offers, die door de uitbuiters gevraagd worden, te aanvaarden in het belang van het behoud van de nationale economie”. Is dat het enige perspectief? Wat is er in werkelijkheid van waar?
- Die ‘markteconomie’, dat zijn de wetten van het kapitalisme, hun eigen wetten: die van de bazen en de regeerders. Wetten die leiden tot een eindeloze cyclus van ontslagen, delocalisaties en loonsdalingen. Wetten die aan de arbeiders van de industrielanden een onverdraaglijk werkritme en flexibiliteit opdringen en aan hun klassebroeders van de ‘opkomende’ landen onmenselijke arbeids-omstandigheden. Wetten die de hele mensheid de vernieling indrijven, zowel op het economisch vlak als in de verveelvoudiging van de oorlogsconflicten of de ecologische catastrofes, als wij niet reageren.
- Wat de solidariteit betreft die van ons verlangd wordt met de bazen en de regering van ‘ons land’, die komt neer op het nog meer moeten slikken van soberheid of flexibiliteit in naam van de‘ competitiviteit van onze economie’. Dit wil zeggen in naam van de verdediging van de winstvoet van de Belgische bourgeoisie in de ongenadige concurrentieoorlog die zij voert met haar spitsbroeders. Zo worden wij gegarandeerd opgezet tegen de arbeiders van andere landen in een eindeloze spiraal van loondalingen, productiviteits-verhogingen en verloedering van de levensvoorwaarden.
Na de massale ontslagen bij Renault Vilvoorde, de NMBS, Sabena, Ford Genk, INBEV, DHL, Agfa Gevaert, en morgen misschien bij Opel GM, na het ‘generatiepact’, concurrentie- en werkgelegen-heidspact, dat onze lonen heeft aangevreten en de flexibiliteit heeft opgedreven tot een verschrikkelijk peil, welk perspectief biedt deze spiraal van soberheid en ongebreidelde concurrentie? De ervaring van de voorbije weken bij VW bevestigt wat steeds meer arbeiders beginnen aan te voelen: de kapitalistische markteconomie (met of zonder ‘sociale’ regulatie) heeft niets anders te bieden dan de verarming, de onzekerheid en eindeloze ellende.
De zogenaamde verrassing van de Belgische bourgeoisie over de brutale aanval bij VW en haar ‘begrip’ voor de woede van de ontslagen arbeiders zijn alleen maar schijnheiligheid. Herinneren wij ons hoe ze op een cynische manier de duizenden werkplaatsen bij DHL heeft opgeofferd in naam van de ‘strijd tegen lawaaioverlast’ of hoe zij als ‘staatswerkgever’ de werkgelegenheid heeft gehalveerd bij de NMBS en binnenkort bij de Post. Bovendien komt deze sociale aardschok goed gelegen op het moment dat een nieuw inter-professioneel akkoord moet worden afgesloten waarbij de ‘loonmatiging’ moet bepaald worden voor het geheel van de industrie. Het is trouwens geen toeval dat er verschillende weken voor de aankondiging van de massale ontslagen, handig gedis-tilleerde geruchten verspreid werden over verschillende ontslag-scenario’s. En ook waren de bourgeoisie en haar vakbonden, bij het concretiseren van de cijfers, er als de kippen bij om ter plaatse de woede te kanaliseren, de arbeiders te verdelen en er een demonstratie van onmacht van te maken voor het geheel van de arbeidersklasse:
- Vanaf de definitieve aankondiging, wezen de socialistische vakbonden op de verantwoordelijken: de schuldigen waren niet de bazen en de burgerlijke staat maar de Duitse arbeiders en ‘hun’ vakbondsorganisaties, die om hun banen te redden, VW-Vorst zouden opgeofferd hebben! Wat een walgelijke leugen! De Duitse arbeiders, zoals die van alle landen zijn net zo goed het slachtoffer van de kapitalistische agressie. Onze vijanden zijn niet onze klassebroeders van een ander land of van een andere regio: zij ondergaan dezelfde wilde aanvallen op hun levens- en werkvoorwaarden. Neen!
Onze vijand is het kapitalisme dat op fatale wijze deze helse logica voortbrengt van verhoogde uitbuiting en ontslagen, deze logica van wedijver op het vlak van economie en oorlog in heel de wereld. In werkelijkheid spelen de bourgeoisie en de vakbonden (in België, net als in Duitsland) een smerig spel door de arbeiders van een land op te zetten tegen die van een ander land, door middel van een laag-bij-de-grondse chantage met lonen en tewerkstelling: “als je geen loonsverlaging en meer flexibiliteit aanvaardt, gaan wij bij de buren waar de loonkosten lager zijn” of “indien je de herstructurering en de ontslagen niet aanvaardt, plaatsen wij de productie over naar de buren”.
- Door de schijnwerpers van het alle media te richten op de machteloze woede en de ontreddering van de arbeiders bij VW, beogen de bourgeoisie en haar vakbonds-organisaties het gevoel van machteloosheid breed uit te smeren over het geheel van de Belgische arbeidersklasse. De boodschap is duidelijk: “als dit machtige contingent, dat regelmatig in de kijker liep door zijn strijd en strijdbaarheid (de media vergenoegden zich er mee om er aan te herinneren dat de fabriek in de jaren 1990 de reputatie had een fabriek te zijn van ‘stakers), zich niet kan verweren tegen dergelijke maatregelen, dan zal de arbeidersklasse het in België nergens anders kunnen “.
De opzet van zo een heisa is niet onschuldig. Regering, werkgevers en vakbonden maken zich zorgen omdat zowat overal onder de arbeidersklasse zich een woedegevoel ontwikkelt. Het is een gevoel dat begint te ontluiken door de hervatting van de strijd in talrijke sectoren. Om deze toename van conflicten af te stoppen probeert de bourgeoisie om dit gevoel van machteloosheid en fatalisme op te leggen.
De vakbondsorganisaties zijn er bij VW in geslaagd om de uitbarsting van de strijd te verhinderen. Zij hebben aan de arbeiders gevraagd om geïsoleerd van elkaar thuis te blijven zitten, zonder informatie of perspectieven, afhankelijk van de goede wil van de bazen en van de komende onderhandelingen. Vervolgens hebben ze de arbeiders een staking opgedrongen, geen actieve en strijdbare, maar een eindeloos aanslepende (aangekondigd tot 15 december, de dag van de officiële bekendmaking van de beslissingen in Duitsland), steeds maar bij hen thuis geïsoleerd. De enige bekommernis van de vakbonden is ‘zich waardig te gedragen’, ‘het productieapparaat te beschermen’, ‘de fabriek niet te bezetten’ onder het leugenachtige voorwendsel van het niet te erg te maken voor de bazen, zeggend dat deze rekening zou houden met ‘deze verantwoordelijke houding’! Zuivere leugens! De vakbonden ontsluieren hun ware aard als verdedigers van de belangen van het kapitalisme tegen de belangen van de arbeiders!
Dat is de reden waarom ze, met de bedoeling om niet door te gaan voor pure en simpele saboteurs, een maskerade van solidariteit organiseren rond het geval VW. Het is een maskerade omdat het helemaal niets heeft van werkelijke solidariteit in een strijd om allemaal samen de bazen en de regering te doen plooien. Maar het is een formele solidariteit die er uit bestaat om op 2 december een nationale betoging zonder perspectieven te organiseren, het zenden van enkele vakbondsafvaardigingen naar de andere automobielfabrieken om er hun gelijken te ontmoeten en hun ‘steun’ te gaan afbedelen. Het is een werkelijke maskerade omdat alles opgezet wordt met als enig doel het ‘onderhandelen over de minst slechte ontslagvoorwaarden’, om steun te verlenen aan de regering bij haar ‘eis’ van een ‘nieuw industrieel project’, dat in werkelijkheid niets anders kan zijn dan een nieuwe illusie, en het bediscussiëren van de ‘herplaatsing’ van duizenden werklozen… onder de voorwaarden van het ‘Generatiepact’, ‘t is te zeggen met de verplichting om het even welk werk onder om het even welke voorwaarden te aanvaarden onder de bedreiging van het verliezen van de uitkeringen! En zoals alle illusies enkel op een mislukking kunnen uitlopen, hebben de vakbonden, zoals ze het gewend zijn, vrij spel om de verantwoordelijkheid ervan op de rug te schuiven van de arbeiders die niet solidair genoeg zouden geweest zijn!
Heel de geschiedenis toont aan dat een dergelijke opsluiting in het vakbondskeurslijf enkel kan leiden tot de nederlaag en de ontmoediging. En dit niet omdat de vakbondsafgevaardigden van VW of de nationale secretarissen van de metaal verkocht zouden zijn: de vakbonden verdelen de arbeiders en verdedigen een verantwoordelijk beheer van de kapitalistische economie ten koste van de uitgebuiten omdat zij sedert lang deel uitmaken van de kapitalistische staatsstructuren en dat zij die logica ervan verdedigen.
Heel de geschiedenis toont ook aan dat enkel de uitbreiding van de strijd naar andere fracties van de arbeidersklasse in staat is om, tijdelijk, de bourgeoisie te doen terugkrabbelen. En gezien het feit dat het broeit onder de arbeiders van talrijke sectoren, gezien de dreigingen van ontslagen in andere bedrijven, zijn dergelijke uitbreidingsmogelijkheden helemaal niet denkbeeldig. Maar dat betekent ook dat de arbeiderssolidariteit en de uitbreiding van de strijd slechts kunnen verwezenlijkt worden door de arbeiders zelf. Dat vereist massale algemene vergaderingen met beslissingsrecht, in handen genomen door de arbeiders via een massale deelname van allen en van alle sectoren in strijd. Dit kan slechts verwezenlijkt worden door de confrontatie met de vakbondssabotage aan te gaan en de strijd onder de directe controle van de arbeiders te plaatsen.
Daarom moeten wij het voorbeeld volgen van de recente strijd zoals de strijd tegen de CPE in Frankrijk, de stakingen van de metro in New York of nog die van de metaalarbeiders van Vigo in Spanje waar de uitingen van proletarische solidariteit, algemene vergaderingen onder de controle van de arbeiders, evenals de eis tot directe onderhandelingen zonder vakbondsbemiddeling, weer de kop hebben opgestoken.
Vandaag is de crisis van het kapitalisme, de alomtegenwoordige ramp van de werkloosheid en het algemene barbarendom van het systeem veel evidenter. De grote golf van sympathie voor de arbeiders van VW – veel sterker dan tijdens het aankondigen van de ontslagen bij Ford Genk twee jaar geleden – is direct verbonden aan deze erkenning die zich langzaam een weg baant ontrent de ernst van de algemene toestand en van het fundamenteel probleem dat zich stelt voor de maatschappij: welk perspectief biedt deze spiraal van soberheid en ongebreidelde concurrentie? De lonen en arbeidsvoorwaarden, afgedwongen in de loop van twee eeuwen arbeidersstrijd, worden in vraag gesteld. De menselijke arbeidskracht, als bron van rijkdom voor de maatschappij, wordt steeds meer overuitgebuit en misprezen. Dat alles is geen teken van de moeizame geboorte van een nieuw systeem maar is in tegendeel een uiting van het zieltogende kapitalisme dat een belemmering is geworden voor de vooruitgang van de mensheid. De opborrelende inspanningen vandaag naar meer arbeidersverzet, naar een terugkeer van de solidariteit, gaat steeds meer samen met een dieper nadenken over de toestand. Dit kan en moet leiden tot het in vraag stellen van dit barbaarse systeem, in het perspectief van een sociaal hoger staand systeem, het socialistische.
IKS / 24.11.06
De IKS heeft onlangs in Brazilië een geheel van openbare activiteiten ondernomen waarvan wij in dit artikel verslag doen. Eigenlijk ging het om drie achtereenvolgende openbare bijeenkomsten in drie verschillende steden (Salvador de Bahía, Vitoria da Conquista en São Paulo) en eenn voordracht gevolgd door debat aan de universiteit van Vitoria da Conquista, ter gelegenheid van de Tweede bijeenkomst van de geschiedenisstudenten van de staat Bahía (het thema van deze bijeenkomst was: De sociale strijd en de voorbeelden daarvan in de geschiedenis).
Het thema van de openbare bijeenkomsten was: Tegenover de doodscrisis van het kapitalisme, de toekomst behoort aan de klassenstrijd, en die van de voordracht aan de universiteit: De oorsprong en belangrijkste kenmerken van de Internationale Kommunistische Linkerzijde.
Een dergelijke activiteit in Brazilië betekende iets nieuws voor de IKS. Ze was dan ook alleen mogelijk dankzij de welwillende initiatieven van sympathisanten ter plekke en in samenwerking van de Braziliaanse proletarische groep Arbeidersoppositie (1) die de openbare bijeenkomsten organiseerde. Voor deze eerste openbare activiteit in Brazilië had de IKS gekozen voor thema’s die het mogelijk maakten om haar historische visie uiteen te zetten op de mogelijkheid en noodzaak van de proletarische revolutie. Vandaar dat de uiteenzetting die tijdens deze drie openbare bijeenkomsten werd gehouden, en die kan worden ingezien op onze site in het Portugees, vooral de volgende aspecten ontwikkelde:
Om verslag uit te brengen van deze vier gebeurtenissen leek het ons beter om ze niet afzonderlijk te behandelen maar eerder de belangrijkste vraagstukken en bekommernissen weer te geven die tot uiting kwamen en die aanleiding gaven tot debat. Toch denken we dat het eerst van belang is de interesse te laten zien die deze bijeenkomsten wekten zowel wat betreft de talrijke en soms zeer talrijke opkomst, als door het geanimeerde en levendige karakter van de debatten die telkens doorgingen nadat de geplande tijd verstreken was (zolang als de plaatselijke omstandigheden het toelieten).
Het komt voor dat revolutionairen zelf verrast worden door de omvang en belangstelling die hun standpunten op een gegeven moment opwekken terwijl zij toch dat deel van het proletariaat uitmaken waar het meeste vertrouwen in hun klasse bestaat, zelfs op momenten dat de klasse niet onmiddellijk veel revolutionaire belangstelling heeft. We werden dan ook zeer aangenaam verrast door de omvang van de deelname aan deze bijeenkomsten aangezien die soms de gebruikelijk aantallen op de openbare bijeenkomsten in de steden waar de IKS regelmatig actief is ruimschoots overtroffen. In totaal hebben bijna honderd mensen deelgenomen aan de drie openbare bijeenkomsten. Het thema van de Kommunistische Linkerzijde aan de universiteit trok gedurende heel het eerste deel van het debat ongeveer 260 personen aangetrokken in een grote amfitheater van de universiteit. De bijeenkomst werd met bijna twee uur verlengd en toen we moesten afsluiten waren er nog steeds tachtig personen aanwezig, en op alle gestelde vraagstukken hadden we toen nog niet kunnen antwoorden.
Er bestaat een reeks van omstandigheden die een dergelijke opkomst begunstigden. Het eerste openbare optreden van een internationale revolutionaire organisatie, die in Brazilië nog niet bestaat, wekt natuurlijk belangstelling. Bovendien konden de openbare bijeenkomsten genieten van een doeltreffende publiciteit waarvoor de Arbeidersoppositie had gezorgd, al naar gelang de steden alleen of samen met onze sympathisanten. Ook was er de academische, en niet alleen politieke, belangstelling van sommige studenten en professoren van de universiteit die deelnamen aan het debat over de geschiedenis van de Kommunistische Linkerzijde. Daarbij dienen we te bedenken dat wat aanvankelijk, vanwege het universiteitsreglement was aangekondigd als een voordracht van een historicus (2), steeds openlijker de vorm aannam van een politieke bijeenkomst voorgezeten door één van de organisatoren van het debat, de Arbeidersoppositie, en de IKS, met een tafel waarop de pers van de IKS aan de ingang van het amfitheater werd aangeboden.
In werkelijkheid was dit succes van onze bijeenkomsten voor een groot deel te danken aan het bestaan in Brazilië van een welwillend gehoor voor een radicale kritiek op de maatschappij en haar democratische instellingen, omdat in dit land aan het hoofd van dergelijke instellingen een regering staat van Lula, de grote linkse ‘arbeidersleider’ waaraan onlosmakelijk de namen zijn verbonden van de PT (Partij van de Arbeid, gesticht in 1980) en van de CUT (Eenheidscentrale van de Arbeiders, de eerste ‘onafhankelijke’ vakbond sinds het einde van de dictatuur, gesticht in 1983). Momenteel moet de coalitieregering van Lula, de PT en de CUT openlijk de rol spelen van speerpunt van de aanvallen op de arbeidersklasse ter verdediging van het Braziliaanse nationale kapitaal in de internationale arena, net zoals om het even welke regering of partij van rechts dat zou doen. Daarmee komt natuurlijk hun ware aard van vijanden van de arbeiders, die ze altijd geweest zijn, in het daglicht te staan. In Brazilië, net als in de andere landen, komt het antwoord van de arbeidersklasse nog niet overeen met de omvang van de kapitalistische aanvallen die zij voortdurend ondergaat. Toch (en juist daarin ligt de belangrijkste verklaring voor de belangstelling voor deze openbare bijeenkomsten) bestaan ook in dit land groeiende zorgen over de toekomst geconfronteerd met het steeds openlijkere bankroet van het kapitalisme. En dat vertaalde zich in een toenemende belangstelling voor het perspectief van een alternatief voor de huidige maatschappij.
De analyse van de geschiedenis van onze klasse en de politieke strijdperspectieven van een toekomstige kommunistische maatschappij, zoals uiteengezet in onze voordrachten en toespraken, werden geenszins als dogma’s opgevat. Ze verwekten een brede vraagstelling en enthousiasme, soms ook scepticisme, maar ook sympathie die sommigen ons aan het einde van de openbare bijeenkomsten uitdrukkelijk kwamen betuigen, met nog meer vragen die tijdens de bijeenkomst niet gesteld hadden kunnen worden.
Ook al heeft de deelname aan deze bijeenkomst ons enigszins verrast, toch was ze de bevestiging van de groeiende tendens bij de jongeren om politieke vragen te stellen bij de toekomst. Dat is zozeer het geval dat op één van de openbare bijeenkomsten, die van Vitoria da Conquista, meer dan de helft van de deelnemers bestond uit jongeren en heel jeugdigen.
Wij doen hier verslag van de voornaamste vragen die gesteld werden en die ons in staat stellen om heel de rijkdom van het debat te benadrukken. We kunnen hier niet al de antwoorden weergeven die we hebben gegeven. We nodigen daarom onze lezers die toegang hebben tot Internet uit om naar onze website te surfen (www.internationalism.org [45], Portugees [46] en Frans [47]) om de belangrijkste onderdelen van onze antwoorden uitvoeriger te vinden. Wij willen wel aanstippen dat een aantal ervan niet door onszelf zijn gegeven maar door de Arbeidersoppositie. Als we ons daar volledig achter scharen omdat ze overeenkomen met wat wij gezegd zouden hebben betekent dat niet dat alle antwoorden die door de IKS of door de Arbeidersoppositie werden gegeven door hen beiden geheel en al gedeeld worden. De belangrijkste discussies gingen over:
De voornaamste vraagstukken die over dit thema naar voren gebracht werden waren:
De IKS maakt een positieve balans op van deze vier openbare bijeenkomsten.
Bovendien betekent het iets nieuws voor de IKS, en omdat het zich afspeelt in Brazilië vormden deze bijeenkomsten een van de zeldzame gelegenheden dat de IKS een gemeenschappelijke activiteit kon ontwikkelen met een andere proletarische organisatie (3). Wat ons betreft maken wij een zeer positieve balans op van deze ervaring op zowel voor wat betreft de kwaliteit van de samenwerking met de Arbeidersoppositie als voor de invloed die een dergelijke eendracht kon hebben op de toehoorders. Inderdaad, het feit dat twee verschillende organisaties, met verschillen en onderlinge meningsverschillen, zich gezamenlijk tot hun klasse richten vormt een voorafspiegeling van het vermogen van verschillende mensen en groepen van de revolutionaire voorhoede om samen te werken in de verdediging van een zaak die zij gemeenschappelijk hebben, de overwinning van de revolutie. Wat dit betreft was het voor onze twee organisaties duidelijk dat er in de discussie tijdens de openbare bijeenkomsten voorrang zou worden gegeven aan het vraagstuk van de organisatie van het proletariaat via zijn eigen organen, de arbeidersraden, voor zijn revolutionaire strijd, net zoals aan het aanklagen van het democratische en parlementaire bedrog en de contra-revolutionaire aard van de vakbonden. Maar het was eveneens duidelijk dat wij niet probeerden om de soms verschillende benaderingen te verdoezelen over de uitleg over deze of gene situatie, en dat die verschillen ook daadwerkelijk tot uiting kwamen in de verschillende argumentaties of zelfs meningsverschillen over het vraagstuk zelf. Er werd ook tussen onze organisaties overeengekomen dat deze verschillen het onderwerp dienen te worden van een verdiept onderling debat gericht op het beter omschrijven om de werkelijkheid en de implicaties ervan beter af te bakenen.
Wat ons betreft zijn is deze ervaring voor herhaling vatbaar. Nogmaals, we bedanken onze sympathisanten voor de kwaliteit van hun inzet aan onze zijde en begroeten de open en solidaire, in één woord proletarische houding, van de Arbeidersoppositie.
IKS / 02.12.2005
(1) Deze groep, waarmee de IKS politieke discussieert en samenwerkt, behoort duidelijk tot het kamp van het proletariaat, vooral door de inzet in de internationalistische strijd voor de overwinning van het kommunisme. Zij vertoont trouwens een aanzienlijk helderheid over de aard van de vakbonden en het democratische- en verkiezingsbedrog. De website van deze groep kan worden geraadpleegd op: opop.sites.uol.com.br [48].
(2) De militante doelstelling was nochtans van meet af aan duidelijk aanwezig in de aankondiging van onze voordracht die de ondertitel droeg: De toekomst hoort toe aan de klassenstrijd.
(3) Er was al een precedent geschapen door het houden van een gemeenschappelijke openbare bijeenkomst met de CWO (Communist Worker’s Organisation), vertegenwoordiger van de IBRP in Groot-Brittannië, ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de Oktoberrevolutie van 1917. Jammergenoeg had dit geen vervolg omdat de CWO en meer bepaald de IBRP vond dat het onmogelijk was om dit te herhalen vanwege het zogenaamde idealisme van de IKS, dat vooral geïllustreerd zou worden door zijn analyse van het bestaan van een historisch perspectief in de richting van klassenbotsingen.
Onderstaande tekst werd dertig jaar geleden geschreven, maar is vijftig jaar na de Hongaarse opstand nog altijd van actualiteit.
Twintig jaar nadat de arbeidersopstand in 1956 als een schokgolf door Hongarije ging, ‘vieren’ de gieren van de bourgeoisie de verjaardag in hun gewone stijl. De traditionele burgerlijke pers doet weemoedig over het heldhaftige verzet van het ‘Hongaarse volk’ tegen de ‘verschrikkingen van het kommunisme’, terwijl aan de andere kant van het burgerlijk politiek spectrum, de trotskisten de opstand smachtend omdopen tot een ‘politieke revolutie voor nationale onafhankelijkheid en democratische rechten’ (News Line, oktober 1976). Dergelijke verwijzingen beschrijven louter de verschijningsvorm van de opstand en verdraaien zijn echte betekenis. De opstand van 1956 in Hongarije, net zoals de stakingen in Polen van datzelfde jaar en meer recent die in 1970 en 1976, zijn geen uitingen van de wil van het ‘volk’ van Oost-Europa om het ‘kommunisme’ of de ‘ontaarde arbeidersstaten’ te hervormen. Zij zijn het directe resultaat van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme in Oost-Europa en in de hele wereld.
De oprichting van stalinistische regimes in Oost-Europa na de Tweede Wereldoorlog was het antwoord van het Russische kapitaal op de verscherping van de imperialistische rivaliteiten op wereldschaal. De Berlijnse blokkade, de Koreaanse oorlog, het opduiken van de Koude Oorlog waren een uitdrukking van de voortdurende spanning tussen de twee imperialistische reuzen, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, die de wereld waren gaan overheersen na de oorlog. De Sovjet-Unie, die altijd in de verdediging zat wegens het Amerikaanse economische overwicht, werd gedwongen om de landen van Oost-Europa om te vormen tot economische en militaire ‘buffers’ tegen het westen. Om de greep van het Russische kapitaal op deze economieën te verzekeren, moest hen het starre politieke apparaat van het stalinisme worden opgedrongen. De totale verstaatsing van deze regimes werd versneld door de zwakte van hun economieën aan de vooravond van de oorlog. Maar het stalinisme werd zelfs opgedrongen aan landen als Tsjecho-Slowakije, dat had ‘genoten’ van de weldaden van de democratie voor de oorlog. De stalinistische aard van deze regimes is onlosmakelijk verbonden met de economische overheersing door de Sovjet-Unie; het ene uitdagen, betekent ook het andere uitdagen. De gebeurtenissen van 1956, net zoals in Tsjechoslovakije in 1968, tonen de beperkte grenzen aan van de ‘liberalisering’ die het Kremlin kan toelaten bij zijn ‘satellieten’.
In de jaren 1948-1952, dwong de druk van de inter-imperialistische wedijver het Russische blok tot een nieuwe fase van waanzinnige accumulatie. Zware industrie en militaire productie werden versneld opgebouwd ten koste van de consumptiegoederen en de levensstandaard van de arbeidersklasse. Daar bovenop troggelde de Sovjet-Unie een enorme belasting af van zijn klanten door middel van ongelijk ruilverkeer, bedrijven die in Russische handen waren, enzovoort. Dit brutale ‘partnerschap’ vond zijn economische en militaire uitdrukking in de COMECON en in het Warschau-pact. In politieke termen werd deze ‘bezettingseconomie’ vergezeld van massale onderdrukking zowel van de arbeiders als van de oude burgerlijke partijen als aanvulling op een serie van zuiveringen en showprocessen tegen dissidenten binnen de bureaucratie zelf: zoals Slansky in Tsjecho-Slowakije, Rajk in Hongarije. Deze barbaarse schertsvertoningen waren bedoeld om elke tendens tot ‘Titoïsme’ (1) te onderdrukken binnen de nationale bourgeoisieën van Oost-Europa. ‘Titoïsme’ was eenvoudigweg een slogan om elk streven naar nationale zelfbevestiging van de kant van de plaatselijke bourgeoisieën aan te duiden.
De economische zwakte van het Russische blok in vergelijking met het Westen verklaart waarom de arbeidersklasse in Oost-Europa pas kon beginnen te profiteren van de naoorlogse wederopbouw toen deze alweer bijna voorbij was. Om Amerika ‘in te halen’ op militair vlak (het enige vlak waarop de Sovjet-Unie enige hoop had om met de Verenigde Staten rivaliseren), moest de bourgeoisie van het Russische blok de lonen laag houden en de zware industrie zo snel mogelijk uitbreiden. In de periode 1948-1953 daalden de levensstandaard over heel Oost-Europa onder het vooroorlogse peil; maar de Sovjet-Unie verrees uit deze periode met een H-bom en haar Spoetniks.
Desalniettemin begon een diepgaande economische overbelasting zichtbaar te worden zodra de markten van de COMECON een verzadigingspunt bereikten, en zodra de arbeidersklasse in onrustiger werd door de nijdige aanval op haar levensstandaard. Het werd steeds noodzakelijker om de bezetting op te heffen en voor de Sovjet-Unie om zich te ‘openen’ naar de wereldmarkt. Ook Oost-Europa had behoefte aan een dergelijke ontspanning, maar die vereiste een zekere versoepeling van de Russische controle over de economieën van zijn satellieten.
De dood van Stalin in 1953 viel goed samen met de algemene behoefte van het kapitalisme in het Russische blok om zowel politiek als economisch te ‘versoepelen’. De sociale conflicten die ondergronds aan het etteren waren, barstten openlijk uit. Een ‘liberale’ fractie van de bourgeoisie begon op te komen en riep op tot een ontspanning van het economisch en politiek despotisme en een heroriëntering in de buitenlandse politiek. Dergelijke maatregelen werden verdedigd als de enige weg om weer winstgevend te worden en het proletariaat in bedwang te houden. Deze laatste eis werd opzienbarend onderstreept door het uitbreken van massale arbeidersopstanden in Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije, en zelfs in de Sovjet-Unie (in het enorme Vortuka slavenarbeidskamp).
In de Sovjet-Unie werd de dood van Stalin gevolgd door fractietwisten die eindigden met de zege van de ‘revisionistische kliek’ van Chroetsjov, op het twintigste congres van de KPSU in 1956, waar tegenover de stomverbaasde wereld de misdaden en uitspattingen van de Stalin-periode aangeklaagd werden. De nieuwe lijn van Chroetsjov beloofde een terugkeer naar proletarische democratie, die zou vergezeld gaan van een internationale politiek van ‘vreedzame coëxistentie’ waarbij de Sovjet-Unie zichzelf strikt zou beperken tot economische en ideologische wedijver met het ‘kapitalistische westen’.
In de landen van Oost-Europa, drukte de ‘liberale’ tendens in de bureaucratie onvermijdelijk haar wens uit voor een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van de Sovjet-Unie. Het werd voor de ‘liberalen’ een groot probleem om te weten in hoeverre ze veilig hun nationalistische impulsen konden doordrukken, maar in het begin moedigden de Russen actief programma’s aan van voorzichtige hervormingen in de satellieten. In Hongarije werd in 1953 de aarts-stalinist Rakosi door Malenkov aangeraden om zich terug te trekken ten voordele van de hervormer, Imre Nagy. Nagy vroeg een vertraging in de uitbreiding van de zware industrie, meer nadruk op productie van consumptiegoederen, een opschorting van de collectivisatiecampagnes op het platteland en het afzwakken van de controle op de ‘cultuur’. Tijdens de volgende paar jaren werd de Hongaarse bourgeoisie verscheurd door het hieruit voortvloeiende conflict tussen de ‘conservatieven’, die verankerd zaten in de politie en de partijhiërarchie, en de ‘hervormers’ die behoorden tot de lagere rangen van de bureaucratie, de fabrieksmanagers, enzovoort. Tezelfdertijd deed de liberalisering van de kunsten een nationale beweging van kunstenaars en intellectuelen ontstaan wier wensen voor nationale onafhankelijkheid en ‘democratie’ aanzienlijk verder reikten dan het programma van de Nagy-fractie van de bourgeoisie.
Ondanks de voorzichtige aard van Nagy’s ‘NEP’ (2), besliste de Russische bourgeoisie vrij snel dat hij te hard van stapel liep. In 1955 werd hij ontzet uit zijn functie van Eerste Minister en de onpopulaire Rakosi nam de teugels van de macht weer over. Maar de Russen en hun lakeien hadden iets op gang gebracht dat moeilijk onder controle kon worden gehouden. Het protest van de kunstenaars, intellectuelen en studenten bleef aangroeien. In april 1956 werd de Petofi-kring opgericht door de ‘Jong Kommunistische’ studenten. Ogenschijnlijk een culturele discussiegroep, werd het alras een soort ‘parlement’ voor de hele oppositiebeweging. Officiële censuur van deze beweging gaf het eenvoudigweg nog meer wind in de zeilen.
In juni 1956 startten de arbeiders van Poznan in Polen een massale staking die snel het karakter kreeg van een plaatselijke opstand. Alhoewel hij snel en brutaal werd onderdrukt leidde de revolte tot de triomf van de ‘reformisten’ in Polen onder leiding van W. Gomulka. Net zoals zijn opvolger Gierek in 1970, kwam de ‘linkse’ Gomulka naar voren als de enige figuur die in staat was de controle te behouden over de arbeidersklasse toen hij aan de macht kwam.
De strubbelingen in Polen gaven een dramatische stoot aan de ontwikkelingen in Hongarije. De opstand in Boedapest op 23 oktober was het gevolg van een massabetoging, die oorspronkelijk georganiseerd was door de studenten, ‘uit solidariteit met het volk van Polen’. Het onvermurwbare antwoord van de gezaghebbers, die de betogers ‘fascisten’ en ‘contra-revolutionairen’ noemden, de bloedige onderdrukking die uitgevoerd werd door de AVO (geheime politie), en vooral het feit dat de ‘studentenbetoging’ aangegroeid was met duizenden en duizenden arbeiders, veranderde het vreedzame protest voor democratische hervormingen en voor de terugkeer van Nagy in een gewapende opstand.
Het is hier niet de plaats om in te gaan op alle details die leidden tot de opstand van 23 oktober en de uiteindelijke Russische tussenkomst die duizenden doden eiste, in meerderheid jonge arbeiders. Wij willen slechts het algemene karakter van de opstand in beschouwing nemen om hem te redden van de verschrikkelijke verwarringen die hem omgeven.
Zoals we zagen kwam de oppositie tegen de ‘oude garde’ op twee manieren tot uiting. De eerste was van binnen de bourgeoisie zelf, geleid door de liberale bureaucraten en gesteund door de eerder radicale studenten, intellectuelen en kunstenaars. Zij kwamen op voor een meer democratische en winstgevendere vorm van het staatskapitalisme in Hongarije. Maar de ‘andere oppositie’ was het spontane verzet van de arbeidersklasse tegen de monsterachtige uitbuiting die haar werd opgelegd. En zoals dat duidelijk te zien was in Oost-Duitsland en Polen, vormde dit verzet een potentiële bedreiging, niet voor de een of andere fractie van het kapitaal, maar voor het overleven van het kapitalisme zelf.
In Hongarije ‘versmolten’ deze twee bewegingen in de opstand. Maar het was de tussenkomst van de arbeidersklasse die een protestbeweging omvormde tot een opstand, en het was de infectie van de arbeidersopstand met al de democratische en nationalistische ideologie van de intellectuelen die de proletarische beweging zouden verzwakken en in verwarring brengen.
De arbeiders sloten zijn bij de protestbeweging aan uit een instinctieve haat tegen het stalinistische regime en omwille van de ondraaglijke arbeids- en levensvoorwaarden waaraan ze waren overgeleverd. Nadat de arbeiders eenmaal hun gewicht in de beweging hadden geworpen, verkreeg deze een gewelddadig en onverzettelijk karakter dat niemand had verwacht. Alhoewel verschillende elementen deelnamen aan de gevechten (studenten, soldaten, boeren, enzovoort) waren het overwegend de jonge arbeiders die in de eerste dagen van de opstand het eerste contingent vernietigden van de Russische tanks die naar Boedapest waren gestuurd om de ‘orde’ te herstellen. Het was vooral de arbeidersklasse die de Hongaarse politie en het leger liet uiteenvallen en zichzelf bewapende voor het gevecht met de AVO en het Russische Leger. Toen de tweede golf van Russische tanks arriveerde om de opstand te neer te slaan, waren het de arbeiderswijken die in puin moesten worden geschoten want daar zaten de voornaamste weerstandsnesten. En zelfs na het herstel van de ‘orde’ en de installatie van de regering Kadar, zelfs nadat duizenden arbeiders waren afgeslacht, bleef het proletariaat verzet plegen door nog een aantal bittere stakingen te voeren.
De machtigste uitdrukking van het proletarische karakter van de opstand was het opduiken van echte arbeidersraden over heel het land. Verkozen op fabrieksniveau, verbonden deze raden hele industriegebieden en steden, en waren zonder twijfel de organisatorische kern van de hele opstand. Ze namen de taak op zich van de organisatie van de distributie van wapens en voedsel, voerden de algemene staking, leidden de gewapende strijd. In sommige steden waren ze onbetwist heer en meester. Het verschijnen van deze raden deed de harten van de ‘Sovjetkapitalisten’ beven van schrik en vervulde de ‘sympathie’ van de westerse democratieën met ongemak wegens het uitermate ‘gewelddadige’ karakter van de opstand.
Maar de Hongaarse arbeidersstrijd ten hemel prijzen, zonder zijn uiterste zwakheden en verwarringen te analyseren, zou verraad betekenen aan onze taak als revolutionairen. Die komt er op neer om niet passief de arbeidersstrijd toe te juichen maar zijn beperkingen te bekritiseren en de algemene doelstellingen van de beweging van de klasse uit te stippelen. Ondanks het feit dat de arbeiders tijdens de opstand feitelijk de macht hadden in grote delen van Hongarije, was de rebellie van 1956 geen bewuste poging van het proletariaat om voor zichzelf de politieke macht te grijpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was een spontane revolte die er niet in slaagde tot een revolutie uit te groeien, omdat de arbeidersklasse een duidelijk politiek inzicht miste van de historische doelstellingen van haar strijd.
In onmiddellijke zin was de belangrijkste hindernis voor de ontwikkeling van het revolutionaire bewustzijn door de Hongaarse arbeiders, de enorme dam van nationalistische en democratische ideologie, die van alle kanten over hen werd uitgestort. De studenten en intellectuelen waren de meest actieve verspreiders van deze ideologie, maar de arbeiders gingen zelf ook gebukt onder alle dergelijke illusies. Dus, in plaats van de zelfstandige belangen van het proletariaat te stellen tegen die van de kapitalistische staat en van alle andere klassen, neigden de raden er toe om de arbeidersstrijd gelijk te stellen met de strijd van het ‘volk’ om de staatsmachine om te vormen en ‘nationale onafhankelijkheid’ te verwerven. Nationale onafhankelijkheid is een reactionaire utopie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme en het imperialisme. In plaats van op te roepen – zoals de sovjets in Rusland in 1917 hadden gedaan – tot het vernietigen van de burgerlijke staat en de internationale uitbreiding van de revolutie, beperkten de raden zich tot het eisen van de terugtrekking van de Russische troepen, een ‘onafhankelijk socialistische Hongarije’ onder leiding van Nagy, vrijheid van spreken, zelfbeheer van de fabrieken, enzovoort. De strijdmethoden die gebruikt werden door de raden waren impliciet revolutionair, en drukten intrinsiek de revolutionaire aard uit van het proletariaat. Maar de doelstellingen die zij aannamen bleven steken binnen het politieke en economische kader van het kapitalisme. De tegenspraak waarin de raden gevangen zaten kan opgesomd worden in de volgende eis die naar voren gebracht werd door de arbeidersraad van Miskolc:
“De regering moet de vorming voorstellen van een Nationale Revolutionaire Raad, gebaseerd op de arbeidersraden van de verschillende departementen en van Budapest, en samengesteld door democratisch door hen verkozen afgevaardigden. Tezelfdertijd moet het oude parlement worden ontbonden” (geciteerd in Bureaucratie en Revolutie in Oost-Europa, Chris Harman, p. 161).
De raad van Miskolc drukt hier zijn vijandigheid uit tegenover de burgerlijke partijen. Dergelijke standpunten weerspiegelen een tasten naar de politieke macht van de arbeidersklasse georganiseerd in raden. Maar toch zien we tezelfdertijd de verschrikkelijke gevolgen van de misleiding, dat het stalinisme ongeacht hoe ‘bureaucratisch misvormd’, ergens toch tot de arbeidersklasse behoorde. Deze illusie belette de raden om de werkelijk levensbelangrijke stap te nemen, die van de opstand een proletarische revolutie zou gemaakt hebben: het afschaffen van de hele stalinistische staatsmachine, zowel zijn ‘conservatieve’ als ‘liberale’ vleugels. Maar in plaats van deze stap te nemen, stelden de raden hun eis tot ontbinding van het parlement en het opzetten van een centrale arbeidersraad door de regering van Imre Nagy, dat wil zeggen van diezelfde macht die zij hadden moeten opruimen! Dergelijke illusies konden slechts leiden tot het neerslaan van de raden, of van hun integratie in de burgerlijk staat. Eer moet worden toegekend aan de meerderheid van de arbeidersraden, die verkoos om vechtend ten onder te gaan of om zichzelf te ontbinden toen zij inzagen dat er geen perspectief zat in verdere strijd en dat zij gedoemd waren om marionetten te worden van de regering Kadar.
Het feit dat de Hongaarse arbeiders niet in staat waren om een revolutionair inzicht te verwerven van hun toestand, kwam ook tot uiting in het feit dat, voor zover wij weten, er geen enkele revolutionaire politieke organisatie tot stand kwam bij deze immense uitbarstingen. Zoals Bilan, de publicatie van de Italiaanse Linkerzijde, schreef over Spanje in de jaren 1930, was het falen van het Spaanse proletariaat om een partij van de klasse in het leven te roepen, ondanks de radicale aard van zijn strijd, fundamenteel de uitdrukking van de diepe inzinking waarin de internationale proletarische beweging zich bevond. Tegen 1956 was deze toestand in zekere zin nog erger: de laatste Kommunistische Linkerzijdes waren verdwenen, en niet alleen in Hongarije, maar over heel de wereld, zag het proletariaat zichzelf verstoken van bijna elke eigen politieke uitdrukking. Welke kleine stemmen er ook mogen geweest zijn, ze werden gemakkelijk vermalen door het gebrul van die krachten van de contra-revolutie wier taak is om te spreken ‘in naam’ van de arbeidersklasse. De stalinisten aller landen toonden hun brutale reactionaire aard door de arbeidersopstand af te doen als een ‘Horthyistische’ (3) of ‘CIA-geïnspireerde’ samenzwering. Uit afkeer stapten vele individuen in die tijd uit de KP, maar de partijen zelf stonden vierkant achter de woeste repressie van de Hongaarse arbeiders. Inderdaad bekritiseerden sommigen van dit uitschot, onder leiding van de grote roerganger voorzitter Mao in Beijing, Chroetsjov omdat hij de Hongaarse arbeiders niet krachtdadig genoeg had neergeslagen! Het kan zo lijken dat de trotskisten, die hun ‘steun’ uitbazuinden voor de opstand, aan de kant van de arbeiders hebben gestaan. Maar door de opstand te definiëren als een ‘politieke revolutie’ voor ‘arbeidersdemocratie’ en voor ‘nationale onafhankelijkheid’, dragen ze bij tot het versterken van de bedrieglijke misleiding dat de staat in Hongarije een arbeiderskarakter had en dat hij alleen moest gezuiverd worden van zijn bureaucratische vervormingen om weer volledig in arbeidershanden te komen. Het loont de moeite om er aan te herinneren dat zelfs voor de Internationale Socialisten (4), die de Sovjet-Unie zeggen als een staatskapitalistisch land te beschouwen, toch de Sovjet-Unie steunen, omwille van het feit dat het een ‘minder kwaad’ zou zijn, in om het even welke confrontatie met de Verenigde Staten. Er zijn te veel voorbeelden op te noemen van de steun van IS voor door de Sovjet-Unie gesteunde nationale bevrijdingsbewegingen. Een van de meest recente echter is die van de MPLA in Angola. Bijgevolg is hun ‘steun’ voor de Hongaarse opstand in 1956 een gemeen mengelmoes van kleinburgerlijk moralisme en vergaand bedrog.
De mate waarin de trotskisten niet alleen de arbeidersstrijd proberen te houden binnen het kader van de burgerlijke staat, maar ook optreden als aanhangsels van de ‘liberale’ bureaucraten van de stalinistische regimes, wordt beknopt uitgedrukt in de stellingname in 1956 door de druïde van de ‘Vierde Internationale’, Mandel, met betrekking tot de overwinning van de Gomulka-clique in Polen: “De socialistische democratie zal nog veel veldslagen moeten winnen in Polen, (maar) de voornaamste, die het mogelijk maakte dat miljoenen arbeiders zichzelf weer identificeren met de arbeidersstaat, is al gewonnen” (geciteerd in Harman, p. 108).
Sinds 1956 zijn er meer ‘radicale’ analyses gemaakt van de Hongaarse gebeurtenissen, maar weinige breken daadwerkelijk met het analysekader van de trotskisten. De libertairen van Solidarity bijvoorbeeld zien in hun brochure Hungary 1956 de eis voor arbeiderszelfbeheer (zoals het werd uitgewerkt door de Hongaarse vakbonden!) als de werkelijke revolutionaire kern van de opstand. Maar deze eis, net zoals die voor nationale onafhankelijkheid, was alweer een afleiding van de allereerste taak van de arbeiders: de vernietiging van de kapitalistische staat, het grijpen van de politieke macht door de raden, en niet louter op het terrein van de productie.
De afwezigheid van iedere duidelijke kommunistische tendens in de jaren1950, was eenvoudigweg een weerspiegeling van de historische reden voor het doodlopende straatje waarin de Hongaarse opstand was uitgelopen. In die periode ging het wereldkapitalisme door de lange boom van de naoorlogse heropbouwperiode, en de arbeidersklasse was de bloedige nederlagen die ze geleden had in de jaren 1920,1930 en 1940 nog niet te boven gekomen. Naar de jaren 1950 wordt door vele sectoren van de bourgeoisie met heimwee teruggeblikt, want het was de periode waarin de kapitalistische ideologie een absolute controle leek te hebben verworven over de arbeidersklasse en waarin de economische tegenspraken van het systeem nog slechts een lang vervlogen nachtmerrie leken te zijn. Zowel de economische crisis als de proletarische strijd die over het Russische blok raasde in de jaren 1950 bleven beperkt tot dat blok. De arbeiders van Oost-Europa waren dus geïsoleerd en onderworpen aan alle illusies die gevoed werden door een schijnbaar ‘bijzondere’ situatie. Met het kapitalisme in het Westen dat schijnbaar zo voorspoedig en vrij leek, was het voor de arbeiders van het Oostblok niet zo moeilijk om de ‘Sovjet-Unie’ of het ‘stalinisme’ als hun eigen vijand te zien en niet het wereldkapitalisme zelf. Dit verklaart de vreselijke illusies die de opstandelingen dikwijls hadden in de ‘democratische’ regimes van het Westen. Velen hoopten dat het Westen ‘hen ter hulp zou snellen’ tegen de Russen. Maar het Westen had de Sovjet-Unie in Yalta al het ‘recht’ verleend om de arbeiders van de Oostbloklanden uit te buiten, en zij hadden er geen belang bij om enige hulp te bieden aan iets dat zo oncontroleerbaar was als een massale arbeidersopstand. In werkelijkheid stonden de ‘democratieën’ niet alleen aan de kant, zij voorzagen het Kremlin ook nog van een passend rookgordijn voor het uitroeien van de opstand, door hun aanval te lanceren op het Suezkanaal op exact hetzelfde tijdstip als de Russen het eindoffensief tegen Boedapest voorbereidden. Geïsoleerd en alleen, vochten de Hongaarse arbeiders als leeuwen, maar de strijd was gedoemd tot mislukken.
De kapitalistische wereld is niet langer wat hij was in 1950. Sinds het einde van de jaren 1960 is het hele systeem dieper en dieper aan het wegzinken in een onoplosbare economische crisis, de uitdrukking van de historische neergang van het kapitalisme. In antwoord op deze crisis heeft een nieuwe generatie arbeiders, grootgebracht en versterkt door de wederopbouwperiode, een nieuwe tijdperk ingeluid van klassenstrijd op internationaal vlak. Vandaag razen zowel crisis als klassenstrijd tegelijk over oost en west. In het oosten wordt de voorhoede ervan gevormd door de Poolse arbeiders, wier stakingen in 1970 en 1976 een waarschuwing vormden aan alle stalinistische bureaucratieën overal ter wereld. Als men de stakingen in Polen vergelijkt met de opstand in Hongarije, kan men zien dat vele illusies van de jaren 1950 hun greep aan het verliezen zijn. De arbeiders van Polen streden niet als ‘Polen’ maar als arbeiders; en hun onmiddellijke vijanden waren niet de ‘Russen’ maar was hun eigen bourgeoisie; hun onmiddellijke doel was niet de verdediging van ‘hun’ land maar de verdediging van hun eigen levensstandaard. Het is dit opnieuw opduiken van het internationale proletariaat op zijn eigen klassenterrein, dat eens te meer de kommunistische wereldrevolutie op de historische agenda heeft geplaatst. Maar alhoewel de Hongaarse opstand behoort tot een periode die de arbeidersklasse achter zich gelaten heeft, toch heeft ze de arbeidersklasse van vandaag nog veel te leren in haar strijd om zich bewust te worden van haar revolutionaire opdracht. Met zijn vergissingen en verwarringen heeft de opstand veel cruciale lessen duidelijk gemaakt over wie de vijanden van de arbeidersklasse zijn: nationalisme, zelfbeheer, stalinisme in al zijn vormen, de ‘westerse democratie’, enzovoort. Maar tezelfdertijd was de opstand de heldhaftige aankondiger van de toekomst die het proletariaat overal wacht, in die mate dat het de bourgeoisie van oost en west de stuipen op het lijf joeg met het spook van de bewapende arbeidersraden.
C.D.Ward, December 1976
(1) Tito, leider van het stalinistisch regime in Joegoslavië die een ‘onafhankelijk’ koers probeerde te varen.
(2) NEP: Nieuwe Economische Politiek, naar analogie van de soepelere economische politiek die door Lenin werd voorgesteld na afloop van de burgeroorlog in Rusland (1922).
(3) Horthy: admiraal die de revolutie in Hongarije van 1919 neersloeg, anti-semiet, collaboreerde met het nazi-regime.
(4) De tendens van Tony Cliff.
Naar World Revolution, nr. 9, december 1976.
Beste kameraad,
Je heb ons om een uiteenzetting gevraagd voor je eigen verheldering en voor die van de kring over het vraagstuk van de religie. Wij hebben al wat overwegingen gegeven over wat religie is en welke rol die speelt tegenover de bewustwording van het proletariaat in een artikel over de integristische islam in de Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr.109. Wij kunnen hier niet alle aspecten van dit vraagstuk behandelen. Het is van levensbelang om hierover te debatteren en we nodigen jullie uit alle vragen te stellen die jullie met betrekking tot dit thema bezighouden. De kameraden van de internationalistische discussiekring in de Dominicaanse republiek hebben ons gevraagd om wat aantekeningen op te sturen voor een debat over het vraagstuk van de religie. Wij publiceren de tekst die we ze hebben opgestuurd omdat hij van nut kan zijn voor andere kameraden of discussiekringen. Het spreekt vanzelf dat wij open staan voor allerhande bijdragen, voorstellen en kritiek van onze lezers.
Beste kameraad,
Je heb ons om een uiteenzetting gevraagd voor je eigen verheldering en voor die van de kring over het vraagstuk van de religie. Wij hebben al wat overwegingen gegeven over wat religie is en welke rol die speelt tegenover de bewustwording van het proletariaat in een artikel over de integristische islam in onze Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave), nr. 109.
Wij kunnen hier niet alle aspecten van dit vraagstuk behandelen. Het is van groot belang om hierover te debatteren en we nodigen jullie uit alle vragen te stellen die jullie met betrekking tot dit thema bezighouden.
De religie heeft een centrale rol gespeeld in alle maatschappijen die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan: het oorspronkelijk kommunisme, de slavenmaatschappij, het feodalisme, het Aziatisch- en Inca-despotisme...
Met de fantastische ontwikkeling van de productiekrachten die het met zich meebrengt, legt het kapitalisme de grondslag van het overstijgen en de definitieve afsterven van de religie.
Waarom?
Omdat de religie twee pijlers heeft om zijn invloed te behouden over alle mensen. De eerste pijler is het lange tijdperk van de menselijke geschiedenis waarin de mensen een uitermate beperkte controle hadden over het natuurlijk milieu dat hen omringde. Daardoor blijft de mens onderworpen aan de indrukwekkende natuurkrachten waar tegenover hij zich absoluut machteloos voelt. Bijvoorbeeld: de boer werkt maandenlang en doet zijn best om zijn kweeksels zo goed mogelijk te verzorgen en moet toezien hoe dat alles verloren gaat door een hagelbui, overstromingen of eenvoudigweg door een plotse vorst… De meeste verschijnselen van de natuur bleven eeuwenlang versluierd als onverklaarbare geheimen waar tegenover de mens zich machteloos en onbeschermd voelde. Dit is gedurende een lang tijdperk van de menselijke geschiedenis de basis geweest van de religie: de bovennatuurlijke verklaring , het idee dat er hogere krachten bestaan die zouden heersen over de beweging van de maatschappijen en de natuur in het algemeen.
Die eerste pijler van de religie heeft het kapitalisme een beslissende klap gegeven. Door de productiekrachten van de mensheid op een fantastische manier te ontwikkelen, door de wereldwijde productie, heeft het kapitalisme de grondvesten gelegd zodat de mensheid zich kan bevrijden van de afhankelijkheid van de haar omringende natuur.
De ideologen van de revolutionaire bourgeoisie legden de klemtoon op dit aspect: zij beschouwden de religie als de verdedigerster van het obscurantisme, van de magische en bovennatuurlijke verklaringen. Zij gebruikten het atheïsme als hefboom tegen de religie.
Zijn hadden gedeeltelijk gelijk en daar steunde de marxistische beweging op.
Vanuit het mechanistisch gezichtspunt, vanuit een vulgair materialisme, kon de strijd tegen de religie worden teruggebracht tot eenvoudigweg het atheïsme te verkondigen, door het per decreet afschaffen van de religie, door de ‘onverbiddelijke’ religievervolging.
Toch is de werkelijkheid niet zo eenvoudig. Hoe kan het dat ondanks het verdwijnen van de sociaal-economische grondvesten die voedsel aan de religie gaven, deze nog altijd de geesten en harten van de mensen in beslag neemt?
Er zijn twee redenen:
1. Tegenover de opkomst van het proletariaat, streeft de bourgeoisie er naar om bondgenootschappen aan te gaan met de reactionaire lagen die zij eerder had bestreden. Zij gebruikt de clerus en de kerken als wapens om de arbeidersmassa’s en de onderdrukten vast te klinken in onwetendheid en afstomping.
Dit aspect is reëel en daarom zei Lenin: “Het marxisme beschouwt alle tegenwoordige godsdiensten en kerken, alle religieuze organisaties steeds als organen van de burgerlijke reactie, die de uitbuiting moeten verdedigen en de arbeidersklasse moeten dom houden en in nevelen moeten hullen.” (1).
2. Met het begin van haar historisch tijdperk van het verval begint de bourgeoisie zelfvertrouwen te verliezen, neigt er toe weg te vluchten in de religie, tegenover een wereld die niet de weg inslaat die zijzelf zou hebben gewild, maar wel wegzinkt in allerhande rampen: imperialistische oorlogen, vernietigende economische crises, hongersnoden, ecologische catastrofes…
Deze tweede reden is zeer belangrijk en volkomen juist. Het boek Het ABC van het Kommunisme (geschreven in 1919 door Boecharin en Preobrazhenski in opdracht van de Kommunistische Internationale), stipt juist aan dat:
“als de burgerlijke klasse begint te geloven in god en het eeuwig leven, dat komt doordat zij zich begint te realiseren dat haar leven in deze wereld op zijn laatste benen loopt.”
In dezelfde zin schreef Anton Pannekoek (lid van de Hollands-Duits Kommunistische Linkerzijde) in 1938:
“Slechts zolang de bourgeoisie kon geloven dat haar maatschappij met privé-eigendom, persoonlijke vrijheid en vrije concurrentie, door de ontwikkeling van de industrie, de wetenschap en de techniek de problemen van de gehele mensheid kon oplossen, slechts zolang kon de bourgeoisie geloven dat de theoretische problemen door de wetenschap konden worden opgelost zonder de noodzaak van het bestaan van bovennatuurlijke of geestelijke machten aan te nemen.
Zodra het echter duidelijk werd dat het kapitalisme de problemen van de bestaansmogelijkheid van de massa’s niet kon oplossen, zoals bleek uit de opkomst van de proletarische klassenstrijd, verdween de optimistische materialistische filosofie. De wereld scheen weer vol onoplosbare tegenstellingen en onzekerheden, vol duistere krachten die de beschaving bedreigden. Daardoor wendde de bourgeoisie zich tot allerlei soorten religie, en de bourgeois intellectuelen lieten zich beïnvloeden door mystieke stromingen. Het duurde niet lang of zij ontdekten de zwakke punten en tekortkomingen van de materialistische filosofie, en gingen voordrachten houden over ‘De grenzen van de wetenschap’ en de onoplosbare ‘wereldraadsels’ ” (2).
In het verval van het kapitalisme ondergaat de burgerlijke ideologie een belangrijke verandering: het geloof in de wetenschap en rede gaat verloren, en zakt steeds weg in mysticisme, verdrinkt in allerhande irrationele filosofieën. Daaruit blijkt het historisch bankroet van het kapitalisme. De bourgeoisie handelt zoals de verloren zoon. Nadat een ruzie met de religieuze vader is ze van de middeleeuwse haard weggelopen, maar na verloop van tijd keert ze, verbitterd en met gebogen hoofd, terug naar het ouderlijk huis.
Het kapitalistisch streven naar het ontwikkelen van productiekrachten is veranderd in het verval van dit systeem, in een nachtmerrie. Zoals het Kommunistisch Manifest stelde is de bourgeoisie als een leerling tovenaar. De enorme productiekrachten die zij tot ontwikkeling heeft kunnen brengen – en nog tot ontwikkeling brengt – vormen zich in het verval van het kapitalisme om tot machtige vernietigingskrachten.
Het kapitalisme is niet in staat tot een revolutionaire, harmonische en samenhangende omvorming van het natuurlijk milieu dat de menselijke wezens omgeeft. De ontwikkeling van de productiekrachten vindt bij haar plaats in een tegenstrijdig en chaotisch raamwerk van wrede concurrentie, van ieder voor zich, van imperialistische oorlogen. In een dergelijk kader ontsnapt het natuurlijk milieu aan de controle, komen er vernietigende krachten los die het kapitalisme niet kan beheersen of, erger nog, die het door de chaotische aanpak nog erger maakt.
Twee algemene tendensen bepalen de verhouding van het kapitalisme met het natuurlijke milieu van de aarde: enerzijds, het roofbouw van grondstoffen met onvoorzienbare gevolgen; anderzijds, het verstoren van het interne evenwicht van de natuurkrachten door het ontketenen van vernietigende processen met eveneens onvoorspelbare gevolgen.
Deze verschijnselen die overduidelijk worden in het verval van het kapitalisme doen de ideologen van het kapitalisme wegzinken in pessimisme. De bourgeoisie kan niet langer beweren de natuur te hebben ‘overwonnen’ en daardoor, de eerste pijler van de religieuze ideologie te hebben overstegen – het bestaan van bovennatuurlijke krachten. In werkelijkheid voelt zij zich verloren en kansloos tegenover vreemde en oncontroleerbare machten, wat haar nog meer in de armen drijft van allerhande soort van goden.
Tijdens de twintigste eeuw heeft een deel van de bourgeoisie – concreet de regimes die zich ‘communistisch’ noemen van het Chinese tot het Cubaanse – zich officieel atheïstisch verklaard en ze hebben dat uitgestald als een vorm van ‘trouw’ aan het marxisme.
Tegenover dit streven herinnert Lenin er aan dat:
“Tegelijkertijd veroordeelde Engels echter herhaaldelijk de pogingen van mensen, die ‘linkser’ of ‘revolutionairder’ wilden zijn dan de sociaal-democratie, in het program van de arbeiderspartij een directe belijdenis van het atheïsme op te nemen in de zin van een oorlogsverklaring aan de godsdienst. In 1874, toen Engels over het beroemde manifest sprak van de blanquistische. Communevluchtelingen, die als emigranten in Londen leefden, kenschetste hij hun luidruchtige oorlogsverklaring aan de godsdienst als een domheid en verklaarde hij, dat een dergelijke oorlogsverklaring het beste middel is om de belangstelling voor de godsdienst nieuw leven in te blazen en het werkelijke afsterven van de godsdienst te bemoeilijken.” (3).
Lenin herinnerde er aan dat een feodale prins, Bismarck – de ijzeren kanselier die de ontwikkeling van het kapitalisme in Duitsland een stoot gaf – een hevige oorlog had ingezet tegen de religie – de fameuze ‘Kulturkampf’, de strijd voor de cultuur – die zelfs uitliep op religievervolgingen:
“Een dergelijke oorlog aan de godsdienst verklaren betekent volgens Engels ‘bismarckser zijn dan Bismarck’, dat wil zeggen de dwaasheid van Bismarck’s strijd tegen de klerikalen herhalen (de beruchte ‘Kulturkampf’, dat wil zeggen de strijd, die Bismarck in de zeventiger jaren door middel van politievervolgingen van het katholicisme tegen de Duitse partij van de katholieken, de ‘Centrum’ partij heeft gevoerd). Door deze strijd heeft Bismarck het strijdbare klerikalisme van de katholieken alleen maar gesterkt en de zaak van de werkelijke cultuur alleen maar afbreuk gedaan, want in plaats van de politieke scheidsmuren plaatste hij de godsdienstige scheidsmuren op de voorgrond en leidde op die manier de aandacht van bepaalde lagen van de arbeidersklasse en van de democratie van de dringende taken van de revolutionaire en de klassenstrijd af naar een heel oppervlakkig en burgerlijk-leugenachtig antiklerikalisme. Engels maakte Dühring, die ultrarevolutionair wilde zijn, het verwijt, dezelfde dwaasheid van Bismarck in een andere vorm te willen herhalen, en hij verlangde van de arbeiderspartij er begrip voor te hebben, dat zij geduldig moet werken aan het organiseren en opklaren van het proletariaat, wat tot het afsterven van de godsdienst zal leiden, maar dat zij zich niet in het avontuur van een politieke oorlog tegen de godsdienst mag storten.” (4).
De ‘socialistische’ regimes van de voormalige Sovjet-Unie en andere landen verklaarden meerdere nieuwe Bismarckse ‘Kulturkämpfe’ en vandaag zien wij daarvan de resultaten: in alle landen van het Oosten, in China zelf schieten allerlei religieuze geloofsovertuigingen als paddestoelen uit de grond, de ene nog absurder en irrationeler dan de andere.
Atheïsme en religie zijn maar twee symmetrische opvattingen die hun wortels vinden in hetzelfde gevoel van machteloosheid, van hulpeloosheid, van irrationele schrik tegenover de wereld, die het individu aanziet als vreemd, vijandig en oncontroleerbaar.
Dat brengt ons bij de beschouwing van de tweede pijler van de invloed van de religieige ideologie die beslissend en wezenlijk is. Deze tweede pijler is diegene die het marxisme heeft ontdekt, door de nog zeer beperkte benadering van de revolutionaire ideologen van de burgerij uit de achttiende eeuw, de burgerlijke materialisten, te overstijgen en het werkelijke niveau van de benadering op te trekken.
“Marxisme is materialisme. Het staat als zodanig even meedogenloos vijandig tegenover de godsdienst als het materialisme van de Encyclopedisten van de achttiende eeuw of het materialisme van Feuerbach. Dat staat buiten kijf. Maar het dialectische materialisme van Marx en Engels gaat verder dan dat van de Encyclopedisten en van Feuerbach, want het past de materialistische filosofie toe op het gebied van de geschiedenis, op het gebied van de sociale wetenschappen. Wij moeten de godsdienst bestrijden. Dat is het abc van het gehele materialisme en dus ook van het. marxisme.
Maar het marxisme is geen materialisme, dat bij het abc is blijven stilstaan. Het marxisme gaat verder. Het zegt: men moet de godsdienst weten te bestrijden, maar daartoe is het nodig, dat men de oorsprong, die geloof en godsdienst onder de massa’s hebben, materialistisch verklaart. Men mag de strijd tegen de godsdienst niet beperken tot abstract-ideologische propaganda, men mag die niet tot een dergelijke propaganda reduceren, maar moet die in verband brengen met de concrete praktijk van de klassenbeweging, die het afschaffen van de sociale wortels van de godsdienst ten doel heeft. Waarom handhaaft de godsdienst zich onder de achterlijke lagen van het stedelijke proletariaat, onder brede lagen van het halfproletariaat en ook onder de grote massa van de boeren? Wegens de onwetendheid van het volk, antwoordt de. burgerlijke vooruitstrevende, de radicaal of de burgerlijke materialist. Dus weg met de godsdienst, leve het atheïsme, onze voornaamste taak is het verbreiden van atheïstische inzichten. De marxist zegt: dat is verkeerd. Zo’n opvatting is oppervlakkige, burgerlijk beperkte cultuurverspreiding. Zulk een opvatting verklaart de wortels van de godsdienst niet grondig genoeg, niet materialistisch, doch idealistisch.” (5).
In zijn Bijdrage tot de kritiek op de Hegels rechtsfilosofie van Hegel, stipt Marx aan:
“De religie is namelijk het zelfbewustzijn en het gevoel van eigenwaarde van de mens die zichzelf óf nog niet heeft gevonden óf zichzelf al weer verloren heeft” (6), de religie is een vals bewustzijn van de wereld, “de fantastische verwerkelijking van het menselijke wezen, omdat het menselijke wezen geen ware werkelijkheid bezit.” (7). Het is een verkeerd antwoord op een werkelijke probleem:
“De religieuze ellende is tegelijk zowel de uitdrukking van de werkelijke ellende, als het protest tegen de werkelijke ellende. De religie is de verzuchting van het gekwelde schepsel, het gemoed van een harteloze wereld, net zoals zij de geest van geesteloze toestanden is. Zij is opium van het volk.” (8).
We zagen al dat het kapitalisme de grondvesten legde voor de ontvoogding van de mensheid van een natuurlijk milieu dat eeuwenlang beschouwd werd als vijandig, vreemd en onbeheersbaar. We zagen dat het enkel in staat is geweest daarvoor de ‘grondslagen te vestigen’, dat is te zeggen, het heeft een werkelijk probleem gesteld, maar de oplossing die het er voor gegeven heeft is erger dan het probleem zelf. Het beheerst de natuurkrachten op anarchistische en tegenstrijdige wijze, waardoor het niet zijn beste en meest scheppende vermogens heeft capaciteiten maar in tegendeel, zijn meest vernietigende en rampzalige krachten heeft vrijgemaakt (zoals wij dat heden ten dage zien met het gevaar van de vernietiging van het leefmilieu op aarde).
Maar dit ‘vrijmaken’ ging vergezeld van de ergste ketening en verknechting van de menselijke arbeid. De arbeiders, de voornaamste productiekracht, worden onderworpen aan de loonarbeid en aan het mechanisme van de markt, waardoor zij gevangenen worden van indrukwekkende, onbeheersbare krachten, van strikt sociale aard, die veel erger en minder begrijpelijk lijken dan de natuurkrachten.
De boer kon de oorzaak van zijn pech vereenzelvigen met storm of vrieskou, de arbeider die zich op de meest professionele manier gedraagt beult zich af om te werken tot de uitputting, hij vindt geen uitleg voor zijn ontslag, hoe hij betaald wordt zonder daarmee zijn menselijke behoeften te kunnen dekken en dat alles als gevolg van rare en wispelturige wetten die zelfs niet afhangen van zijn individuele baas maar van verre en rare mechanismen die verbonden zijn aan de wereldmarkt.
De boer wist dat een slechte oogst als vrucht van onverwachte natuurlijke omstandigheden (een droogte, een sprinkhanenplaag, een overstroming) honger veroorzaakte. De arbeider daarentegen staat voor het meest absurde wat men zich kan inbeelden: het is de overproductie die hem onderdompelt in werkloosheid, armoede en honger! Het is een overvloedige oogst die de dagloners in de landbouw ruïneert!
In de kapitalistische maatschappij wordt ieder individu tot totale atomisering gebracht, het individu moet geheel alleen en geïsoleerd het hoofd bieden aan het kapitaal en aan de markt en onder wrede concurrentievoorwaarden met zijn gelijken. Dit is heel verschillend van hoe de boer te lijden had onder het brutale juk van de feodale heer, want hij kon diens beestachtigheden verzachten door te steunen op de andere leden van de dorpsgemeenschap.
Lenin herinnert er met een enorme helderheid aan:
“In de moderne kapitalistische staten zijn deze wortels in hoofdzaak van sociale aard. De sociale onderdrukking van de werkende massa’s, hun schijnbaar volledige machteloosheid tegenover de blinde werking van de krachten van het kapitalisme, dat de eenvoudige werkende mensen iedere dag en ieder uur duizend keer meer ontzettend leed en onmenselijke kwellingen berokkent dan welke buitengewone gebeurtenissen als oorlogen, aardbevingen enzovoort, – ook daarin ligt vandaag de diepste wortel van de godsdienst. ‘De vrees heeft de goden voortgebracht’. De vrees voor de blinde werking van de macht van het kapitaal, blind, omdat haar werking door de volksmassa’s niet kan worden voorzien en omdat ze de proletariër en de kleine zelfstandige bij elke stap van hun leven de ‘plotselinge’, ‘onverwachte’, ‘toevallige’ ruïnering, de ondergang, de verandering tot bedelaar, tot pauper, tot een geprostitueerde, de hongerdood dreigt te brengen en dit ook inderdaad doet – dat is de wortel van de tegenwoordige godsdienst, waarop de materialist in het bijzonder en het meest moet letten, als hij geen beginneling in het materialisme wil blijven.” (9).
Lenin herinnert er aan dat vrees de goden schept. De vrees voor een vijandige en onbeheersbare natuur is de eerste pijler van de religie. Maar de tweede pijler, de belangrijkste, is de vrees voor een maatschappij waarin ieder menselijk wezen ‘alleen tegenover de wereld’ staat, geatomiseerd, geïndividualiseerd, gedwongen tot een ongenadige concurrentie met de anderen. Dat gevoel van vrees, van hulpeloosheid, van het wanhopig zoeken naar een hart in een harteloze wereld, roept met nog meer kracht dan de eerste pijler, de voorwaarden op voor de invloed van de religieuze ideologie.
Om deze reden, dringt Lenin – daarin het voorbeeld van Marx en Engels volgend – er op aan dat de beste en helderste vorm om het gewicht van de religie bij de werkende massa’s te boven te komen, ligt in het opwekken van hun vermogen tot vereniging, van solidariteit, van gezamenlijk denken en handelen, van de massale strijd. Het is op dat terrein van de eenheid, van het zich in staat voelen om vat te krijgen op het sociale leven, van het gezamenlijk meester worden van hun eigen bestemming, dat de individuele arbeider zichzelf niet meer beschouwt als een verdwaald atoom in een genadeloos universum, maar zijn traditionele vrees begint te overwinnen, vertrouwen begint te krijgen in zichzelf en in de anderen en zich een deel begint te voelen van de werkelijke mensheid omdat hij die dan zelf opbouwt. Onder die algemene sociale voorwaarden, die deel uitmaken van de kommunistische strijd van het proletariaat, beginnen de pijlers van de religie pas echt te wankelen.
Kommunistische groeten, IKS / 18.07.2007
(1) Lenin, Over de verhouding van de arbeiderspartij ten opzichte van de godsdienst, in Keuze uit zijn werken, Moskou, 1972, deel 1, p. 392.
(2) Anton Pannekoek, Lenin als filosoof, Uitgave De Vlam, 1974, p. 24.
(3) Lenin, Ibidem, p. 393.
(4) Ibidem, p. 393-394.
(5) Ibidem, p. 495.
(6) Karl Marx, Bijdrage tot de kritiek op Hegels rechtsfilosofie, in Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk, Amsterdam, Pegasus, 1975, p. 87.
(7) Ibidem.
(8) Ibidem, p. 87-88.
(9) Lenin, ibidem, p. 495-496.
Binnen (1) het linkse apparaat van het kapitaal hoort men veelvuldig de bewering dat Cuba een socialistische maatschappij zou zijn, maar één met een paar bijzondere kenmerken. Het misbaar is zo oorverdovend dat vele jonge proletariërs er van overtuigd zijn dat dit werkelijk zo is en sympathie betonen met Castro. Bovendien is men deze, in verband met de mogelijkheid van zijn overlijden, nog eens gaan ophemelen. En er is gesproken over de toekomst van het zogenaamd ‘socialistische’ Cuba, door voor de zoveelste keer op te roepen tot de verdediging van het veronderstelde ‘laatste bastion van het socialisme’.
De revolutionaire golf die de overwinning bracht van de revolutie in Rusland, leed een zware nederlaag in de jaren 1920. Dit veroorzaakte de opkomst van een enorme contrarevolutie met als gevolg dat de regimes, die zichzelf vervolgens uitriepen tot socialistisch, in werkelijkheid geen enkele continuïteit vertonen met de beweging van het proletariaat, noch een socialistisch karakter hebben. Het gaat om burgerlijke nationale bevrijdingsoorlogen, wat niet met zich meebrengt dat ze ook vooruitstrevend zijn. Wij hebben er steeds op aangedrongen dat het van groot belang is dat de arbeiders inzien dat er geen enkele continuïteit of verband bestaat tussen de revolutie in Rusland en de zogenaamde ‘Cubaanse revolutie’: “Terwijl in 1917 de arbeidersklasse in Rusland de macht zouden grijpen door de bourgeoisie ten val te brengen, als deel van een internationale revolutionaire golf die de wereld in die jaren dooreen schudde, nam bij de omwenteling in Cuba in 1959 één fractie van de bourgeoisie de plaats in van een andere, in haar drang om het nationaal kapitaal voort te stuwen.
Terwijl in de voormalige Sovjet-Unie de mythe van het ‘socialisme in één land’ opdook vertrekkend van de achteruitgang van de kommunisitische wereldrevolutie, van het isolement en de latere ontaarding van de revolutie in de Sovjet-Unie zelf, werd het ‘socialisme op zijn Cubaans’ daarentegen ‘per decreet’ afgekondigd door het regime van Castro, toen het zich midden in de periode van koude oorlog in de hoek gedreven voelde in de belangenstrijd tussen de twee toenmalige grootmachten die blokhoofden waren (de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten).” (Revolución Mundial, nr. 9).
Het invoeren van het zogenaamde ‘Cubaanse socialisme’ kwam niet voort uit een bewuste revolutie van de arbeiders, maar het was een staatsgreep van de ‘barbudos’ (de bebaarde guerrillero’s). Het was enkel als gevolg van de mislukking van een toenadering van Castro tot het yankee-imperialisme dat zijn regering zich van de ene dag op de andere omvormde tot ‘socialistisch’ en dat Castro zich ‘marxist-leninist’ noemde.
De socialistische revolutie is een revolutie die voor het eerst in de geschiedenis een bewuste revolutie zal zijn. Dit wil zeggen dat in beginsel programma, doelstelling, tactiek en strategie die de socialistische beweging leiden, uitgestippeld worden in open debat en dat het helder en eenduidig moet zijn om geen strijdmakkers ‘af te schrikken’.
Daarom is het bedriegend vol te willen houden dat de Cubaanse revolutie een socialistisch karakter had; ondanks dat dit voor zichzelf sprak bij belangrijkste voorstanders die er niet aan twijfelden dat het programma, dat door de deelnemers aan de aanval op de Moncada-kazerne in 1953 was uitgewerkt, een heel verstandig programma was. Het was echter zodanig dubbelzinnig van inhoud om lagen van de kleinburgerij en anderen niet af te schrikken, en daarmee te bereiken dat deze beweging niet geïsoleerd zou komen te staan.
Hetzelfde geldt voor het tweede argument volgens hetwelk Castro in zijn studententijd al vertrouwd was met het marxisme terwijl Che al een overtuigde marxist zou zijn geweest. De argumentatiewaarde van een dergelijk idee is zo gering dat het zelfs niet waard is om er rekening mee te houden, ware het niet dat het steeds maar weer wordt opgevoerd. Bijvoorbeeld: er wordt beweerd dat Castro op organisatorisch vlak een leninistische geest had want dat hij schreef: “Ideologie, discipline en leiding. Dat zijn de drie wezenlijke zaken, maar leiding is fundamenteel, […] men kan geen beweging organiseren waarin allen denken dat zij het recht hebben om zo maar openbare verklaringen af te leggen zonder iemand te raadplegen; en men kan evenmin iets goeds verwachten van een beweging die wordt gevormd door mensen met een anarchistisch instelling die bij het eerste meningsverschil een andere weg inslaan die hen beter lijkt, en het voertuig ontmantelen en vernielen. Het propagandaparaat en de organisatie moeten in staat zijn om ongenadig diegenen te vernietigen, die proberen tendensen of pressiegroepen in het leven te roepen of in opstand komen tegen de beweging.” (2).
Het is overduidelijk dat dit in de verste verte niet lijkt op wat Lenin schreef in Eén stap voorwaarts, twee stappen terug. Deze Castristische argumentatie die door de Italiaan Tutino is overgenomen, is gemakkelijk herbruikbaar voor om het even welke strijd tussen burgerlijke klieken. Want daaruit spreekt enkel een simplistische logica van hoe men vecht om de leiding van de beweging zonder dat daardoor wordt aangetoond dat deze noodzakelijkerwijs een revolutionair karakter heeft.
De kommunistische revolutie is een revolutie met een massaal karakter waaraan de arbeiders massaal deelnemen. De strijdmethoden hebben niets te maken met de samenzwering van een kleine groep intellectuelen die zichzelf in de plaats stellen van de arbeidersbeweging en voor zichzelf een revolutionaire periode inluiden.
Op die manier doet de methode van de guerrillastrijd niets anders dan dit fundamentele beginsel met voeten te treden doordat zij een voorhoedegroep voortbrengt die wordt opgericht als reddingsleger, losstaand van de klasse zelf, zoals dat het geval was met het rebellenleger van Castro. In tegenstelling tot de bourgeoisie, verdraagt noch beschikt het proletariaat over een militaire macht die boven hem staat. Daarom is de revolutie geen product van een ‘volksleger’, maar van de arbeidersklasse zélf die op een bewuste, verenigde en georganiseerde manier naar de wapens grijpt.
Bij het bekend worden van de ziekte van Fidel en van de voorlopige aflossing door Raúl Castro, heeft de grote mythe van het socialisme in Cuba weer grote hoogten bereikt in de ideologische campagnes van de bourgeoisie.
In deze context wordt men voorbereid op de post-fidelistische overgang, om het staatskapitalisme in Cuba aan te zwengelen. En de Communistische Partij van Cuba (PCC) begint te ‘debatteren’ over de toekomst, om te zien of er zich een traditionele weg opdringt waarbij de zaken bij het oude gelaten kunnen worden, dan wel of er een meer marktgerichte opening moet komen in dezelfde richting als het kapitalisme in China. Het proletariaat heeft echter geen enkel gemeenschappelijk belang met de Cubaanse regering noch belang bij het ondersteunen van dit kapitalistische regime. En het zal zijn rol zijn om er alles te doen om de confrontatie aan te gaan met de Cubaanse bourgeoisie en ze van de kaart te vegen via een echte socialistische revolutie, die, deel uitmakend van een wereldrevolutie, een werkelijke macht van de arbeidersraden zal doorvoeren.
Vaina, December 2006
(1) Granma is de naam van het schip dat Castro vanuit Mexico naar Cuba bracht, en dat op 2 December 1956 aanmeerde, waarmee de bewapende beweging begon en die er in twee jaar in slaagde om de overwinning te behalen op Fulgencio Batista.
(2) Saverio Tutino, Breve historia de la revolución cubana, Serie Popular Era, p. 105.
Het onderstaand artikel verscheen in Internationalisme, 1997, en bevat uittreksels van een artikel uit Internationalisme, 1947.
Onder verwijzing naar ons artikel Dreigementen tegen Iran: De groeiende irrationaliteit van de kapitalistische oorlog [58] publiceren we hieronder een discussiebijdrage van een kameraad van buiten onze organisatie. Als we het niet noodzakelijk geheel en al met hem eens zijn, dan juichen we de bijdrage toe, en we gaan er van uit dat de discussie wordt voorgezet.
Opnieuw wordt de wereld geconfronteerd met de vraag of Iran aangevallen zal worden door de Verenigde Staten of niet. Door burgerlijke journalisten en theoretici wordt deze kwestie op verschillende manieren geïnterpreteerd.
Het omvangrijke imperialistische propaganda-apparaat van de Verenigde Staten is inmiddels op grote schaal bezig angst- en horrorscenario’s te verspreiden. Berichten wijzen op een verhoogde aanwezigheid en paraatheid van Amerikaanse militaire eenheden in de Golf-regio, teneinde het land-, zee- en luchtverkeer beter te controleren. Bovendien is er wereldwijd bezorgdheid ontstaan over het VN-ultimatum ten aanzien van Iran s nucleaire activiteiten, dat binnen minder dan een maand zal verlopen.
Naast deze strategische en militaire voorbereidingen op een nieuwe oorlog, zijn ook de diplomatieke uitlatingen feller van toon geworden. Amerikaanse functionarissen hebben Iran aangemerkt als een belangrijk element van onveiligheid in de regio, en na twee decennia van koude oorlog tussen Washington en Teheran lijken de wederzijdse spanningen een nieuw hoogtepunt hebben bereikt door de militaire manoeuvres in de Golf-regio.
Sinds 1940 hebben begrippen als crisis, acuut gevaar en bedreigingen van de nationale veiligheid en essentiële belangen van het Amerikaanse imperialisme, een onlosmakelijk deel uitgemaakt van het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten. Deze begrippen hebben bijgedragen aan het mobiliseren van de publieke opinie die aanvankelijk tegen oorlog was, en hebben bovendien het Amerikaanse Congres in staat gesteld om enorme bedragen toe te kennen aan de regering onder het mom van verdediging van de nationale veiligheid. Dergelijke zaken hebben weinig te maken met de politieke realiteit.
Het beleid van Amerikaanse presidenten is historisch altijd gebaseerd geweest op overdrijving terzake buitenlandse politiek. Een belangrijk bestanddeel van dit beleid, de Truman-doctrine, kenmerkt zich door een bewuste overdrijving, soms zelfs omkering van de feiten. In het kader van deze Truman-doctrine werd de crisis tussen Griekenland en Turkije afgeschilderd als de belangrijkste bedreiging van de wereldvrede van dat moment.
Vanwege het mislukken van de Amerikaanse militaire interventie in Irak, hebben Amerikaanse autoriteiten nu een nieuw beleid ontwikkeld. Door Amerikaanse beleidsmakers wordt toegegeven dat de militaire situatie in Irak inmiddels onhoudbaar is geworden. Een commissie genaamd Baker Hamilton, ingesteld om een oplossing te zoeken voor het Iraakse dilemma, heeft president George Bush geadviseerd om Irak niet langer voor te stellen als het model voor een democratische staat in de regio, en om zich te onthouden van triomfantelijke uitlatingen ten aanzien van de militaire ontwikkelingen. Derhalve zal dit nieuwe beleid tevens gevolgen hebben voor de opstelling jegens de Islamitische Republiek.
Kennelijk is dit nieuwe beleid jegens Iran er op gericht om Iran door militair machtsvertoon en diplomatieke pressie te dwingen tot onderhandelingen of tot het innemen van andere posities. Inmiddels schijnt de regering Bush zijn ambities in de regio in zoverre getemperd te hebben, dat het nu de handen al vol heeft aan het veilig maken van de stad Bagdad. Ten aanzien van Iran wordt eveneens niet meer gedacht aan grootscheepse militaire aanval of bezetting, maar wordt naar andere wegen gezocht die tot vruchtbaar overleg moeten leiden. Wat deze nieuwe aanpak of alternatieven op gaan leveren, is ons nog niet bekend. Militaire acties, bezetting van olieterminals, economische verlamming – dat alles kan deel uitmaken van dit nieuwe beleid.
In het nauw gebracht door journalisten, wilde de Amerikaanse minister van Defensie niet antwoorden op de vraag of een militaire aanval op Iran aanstaande was, maar verklaarde hij geen rechtstreeks belang te hebben bij een militaire confrontatie met Iran en naar andere wegen te zoeken om deze crisis op te lossen. Daarmee doelde hij op het ontketenen van binnenlandse opstanden, waarin de Amerikaanse overheid bij uitstek bedreven en ervaren is.
Bij dat soort opstanden is in diverse landen gebruikt gemaakt van speciaal geformeerde gangsterbendes. De nieuwe onderminister van Buitenlandse Zaken, Negro Ponte, is een deskundige in het ontketenen van dat soort opstanden in Latijns-Amerika. Bij dergelijke interventies kunnen ofwel gewapende drugsbendes, ofwel stamhoofden in het Iraanse grensgebied zoals Koerdistan, alsmede in het oosten en andere delen van het land, ingeschakeld worden. Zo ook met collaborerende groeperingen (de bende der Zwoegers van Abdollah Mohtedi), facties binnen het regime of de Revolutionaire Wachters of de veiligheidsdienst. Al deze groeperingen kunnen tegen betaling van grote sommen geld in een dergelijk scenario van pas komen om angst en onrust te zaaien.
De momenteel gruwelijke situatie in Bagdad toont voor onze ogen aan waar een dergelijk scenario toe kan leiden. De tol daarvan, honderden doden per dag, wordt betaald door de bevolking van Irak.
Tezamen met de afkondiging van dit nieuwe beleid van “stabiliteit en veiligheid”, worden tevens duizenden man verse troepen naar Irak gestuurd voor de tenuitvoerlegging van dit nieuwe beleid van Bush. Volgens uitlatingen van Amerikaanse woordvoerders, zou dit nieuwe beleid er op gericht zijn om de Islamitische Republiek Iran en Syrië onder druk te zetten vanwege hun interventies in Irak, en om hen daarvoor te straffen. Het touwtrekken van de afgelopen jaren tussen Iran en Amerika over de dominantie in de regio, is daarmee een nieuwe fase ingegaan. Met de recente gevangenneming van Iraanse agenten in Irak heeft de pressie en intimidatie jegens het regime een nieuw hoogtepunt bereikt, en heeft er zelfs toe geleid dat Bush persoonlijk toestemming heeft gegeven om met scherp te schieten op elementen die verbonden zijn met de Islamitische Republiek. Het kapitalistische systeem zal voor geen enkele maatregel terugschrikken om dergelijke oorlogen te legitimeren en aanvaardbaar te maken.
Onder het mom van bestrijding van het terrorisme en massavernietingswapens is Irak door een coalitie van landen bezet. Dit geschiedde terwijl de VN-inspecteurs na maanden onderzoek er niet in geslaagd waren enig bewijs te vinden dat het dictatoriale regime in Bagdad over dergelijke massavernietigingswapens zou beschikken. Om de misdadige inval te rechtvaardigen, is men begonnen bewijs te construeren en heeft men de publieke opinie op misdadige wijze misleid, teneinde dit criminele charlatanisme te kunnen presenteren als een waarachtige strijd voor democratie. Aldus zijn de oorlogshitsers in de bourgeois-media voorgesteld als voorvechters van vrede en democratie.
Elke dag zijn miljoenen mensen overal in de wereld op middeleeuwse wijze gedwongen hun arbeidskracht te verkopen en zo een minimaal inkomen te verwerven, en moeten miljoenen mensen leven in absolute armoede, zonder gezondheidsvoorzieningen, huisvesting, in omstandigheden van prostitutie, verslaving en andere misère. De kosten van het failliet van de beurzen van Wall Street en Londen worden betaald door de arbeiders overal ter wereld, die opgeofferd worden in reactionaire oorlogen. De imperialisten bedienen zich van schijnheilige leugens. Deze imperialistische staten beschikken zelf over massavernietingswapens. De aanstichters van de ramp van Nagasaki en Hiroshima en de fascistische Israëlische regering die dagelijks Palestijnse arbeiders over de kling jaagt, gebruiken deze staten soms geen massavernietigingswapens?
Het leidt geen twijfel dat de reactionaire kapitalisten die in Iran aan de macht zijn, gehaat worden door de arbeiders en onderklasse van deze samenleving. Kan dit feit een rechtvaardiging vormen voor een criminele aanval en reactionaire oorlog? De Amerikaanse bourgeoisie heeft zich op verschillende momenten in de geschiedenis doen kennen als bouwers en architecten van de meest fascistische regeringen in alle uithoeken van de aarde.
Inclusief de installering van militaire dictaturen in Latijns-Amerika, van Marcos de beul van het Philippijnse volk, van de sjah in Iran en, recentelijk, van Mollah Omar in Afghanistan, en andere religieuze of nationalistische dictaturen.
Deze oorlogsdreigingen hebben niets te maken met de strijd tegen het terrorisme, met vrijheid of het uitschakelen van massavernietigingswapens. Deze oorlogen vervullen een functie in de ontwikkeling van het globale kapitalistisch systeem, en dienen een uitweg te bieden aan de wereldwijde chronische crisis van het kapitalisme. Na vier jaar militaire bezetting van Irak, hebben George Bush’ beloften terzake veiligheid en democratie in Irak en de regio geen enkel resultaat opgeleverd, in geen enkele stad van Irak. Momenteel bedraagt het Amerikaanse oorlogsbudget ruim vijfhonderd miljard dollar - gelijk aan alle defensiebegrotingen over de hele wereld.
De nieuwe Amerikaanse strategie in het Midden-Oosten is in diverse aspecten, met name in de opstelling jegens Iran, opmerkelijk. In de eerste plaats in het kader van de globale ontwikkelingen van het kapitalisme en de internationale diplomatiek. In de tweede plaats vanwege haar invloeden op de situatie in Iran, en de opstelling van Amerika, of meer algemeen het westen jegens Iran. In dit opzicht is het kapitalistisch systeem beland op een keerpunt in zijn geforceerde crisis.
De wereldeconomie is zonder politieke, in dit verband imperialistische en militaire interventies niet in staat om deze crises de baas te worden. Sinds de ineenstorting van het Oost-Europese kapitalisme is de internationale situatie geconfronteerd met een historische wijziging van de machtsverhoudingen. Sindsdien heeft Amerika zijn positie van hegemonie niet kunnen handhaven. Een van de grootste angsten van het Amerikaanse militaire beleid schuilt in het bestaan van een alternatief machtsblok genaamd de Europese Unie. Amerika heeft tot nu toe altijd kunnen steunen op zijn militaire superioriteit, waarmee het rivaliserende machtscentra onder de duim kon houden en intimideren. Aangezien de Europese Unie en andere staten zoals Japan dringend behoefte hebben aan energie, vormt de aanval op Irak en het wijdere Midden-Oostenbeleid gericht op verwerving van controle over de oliebronnen in de regio, een van de belangrijkste pijlers van de Amerikaanse strategie. Wanneer het controle verwerft over deze energiebronnen, beschikt Amerika over een machtig wapen om zijn rivalen in bedwang te houden.
Derhalve staan hun projecten, onder het ideologische mom van spreiding van democratie en strijd tegen politieke Islam en terrorisme, volledig in het teken van deze strategie. Dientengevolge zullen we een ontwikkeling gaan zien van het kapitalistisch systeem in de richting van verschillende machtscentra, hetgeen blijkt uit het verdwijnen van nationale regeringen, de instelling van een federalistisch systeem, en het opleggen van kapitalisme aan bepaalde bevolkingsgroepen.
Allemaal ontwikkelingen met specifieke politieke doelstellingen in de richting van een nieuwe ordening van de kapitalistische wereldmarkt, in het kader van kapitalistische rivaliteit.
De escalatie van raciale, nationalistische en godsdienstige tegenstellingen zien we momenteel voor onze ogen afspelen in Irak.
Ten aanzien van de opstelling jegens Iran, worden door de Europese en Amerikaanse imperialisten verschillende strategieën gevolgd. De Verenigde Staten zijn er vooral op uit om diplomatieke en militaire druk uit te oefenen, wellicht ook enkele gerichte confrontaties aan te gaan, teneinde het bewind angst aan te jagen. Anders gezegd, Amerika streeft er naar van boven af veranderingen in de machtsstructuur te bewerkstelligen. In het algemeen bedienen de Verenigde Staten zich van een nieuwe oorlogsstrategie bij het uitschakelen van traditionele staten en het installeren van ondergeschikte regeringen in de regio. Zoals boven aangestipt, kan Amerika in zijn confrontatie met Iran geen toevlucht nemen tot een echte, grootschalige oorlog. Maar waarschijnlijk zal het kiezen voor enkele beperkte, locale operaties, zowel om angst te zaaien als om had pad te effenen voor gewapende gangster-bendes. Eén en ander zal afhangen van de loop der gebeurtenissen, van het geheime overleg en geruzie met andere imperialistische mogendheden, en van de wijze waarop de machtsverhoudingen binnen de heersende elite van de Islamitische Republiek zich uitkristalliseren.
En tenslotte is er nog een belangrijke factor die bepalend kan zijn voor deze ontwikkelingen, en dat is het feit dat de hoofdspeler in dit geheel helaas ontbreekt. Daarmee wordt bedoeld de klassenstrijd, en de aanwezigheid van de belangrijkste kracht of “derde macht” in deze tegenstelling. Op het ogenblik is de situatie zodanig, dat deze hoofdkracht of “derde macht” geen enkele rol speelt in de politieke berekeningen en initiatieven van de mogendheden, aangezien alle bestaande krachten, van rechts tot links tot centrum, verbonden zijn en in dienst staan van de burgerlijke contrarevolutie.
Na het uiteenvallen van het voormalige imperialistische Sovjetblok, volgend op het vallen van de Muur, is het kapitalistisch systeem in een nieuwe fase beland, welke een nieuwe periode in de geschiedenis van het kapitalistisch stelsel inluidt. De Eerste Wereldoorlog werd gevoerd omwille van de opdeling van de wereld vanwege de rivaliteit tussen alle kapitalistische staten. Dat was een uiterst belangrijk moment in de verspreiding van het kapitalistisch stelsel. De Eerste Wereldoorlog heeft overduidelijk aangetoond, dat het proces van concentratie en oppotten van kapitaal dermate vervolmaakt was, dat de crisis alleen met oorlogvoering beheersbaar kon worden gemaakt. Anders gezegd, met de Eerste Wereldoorlog is het kapitalisme een nieuwe fase van zijn bestaan ingegaan, en dat is de fase van het imperialisme.
In deze fase verwerven staten een monopolie over een deel van het wereldwijde kapitalisme, hetgeen een onvermijdelijke onderdeel is van de wetten die de economie van het kapitalisme beheersen. Derhalve is het ook absoluut onvermijdelijk dat kapitalistische staten deze wetten ten uitvoer leggen. Daarom is het imperialistisch kapitaal niet alleen aanwezig in een specifieke machtstrein zoals het grote kapitaal tegenover zwakkere, kleinere kapitalen, maar ook juist in verschillende machtstreinen.
De fenomenale groei van de monopolies van het imperialistisch kapitaal maakte korte metten met de landsgrenzen van overige bourgeoisie staten. Een andere belangrijke factor van deze periode is het proces van snellere versmelting tussen financieel kapitaal en industrieel kapitaal teneinde de monopolies te consolideren. Samenvattend kan men zeggen dat deze fase zich onderscheidt in de geschiedenis van het kapitalisme als het begin van het tijdperk van imperialistisch kapitaal, waarbij helse oorlogsvoering overal ter wereld de plaats ingenomen heeft van de crisis.
De diverse oppositiepartijen en –organisaties, van links en rechts, van het kapitaal hebben zich alle op grond van hun theoretische uitgangspunten uitgelaten over dit belangrijke thema. Wat hen alle verbindt in hun analyse, is dat ze het zonder uitzondering eens zijn over de waarschijnlijkheid van een militaire aanval door Amerika. Alle bourgeois-oppositiepartijen hebben zich begeven in klassenanalyses in dit verband. Wat ontbreekt in hun redenering, is een klassenanalyse van de historische positie van het imperialistisch kapitalisme en van de crises die eigen zijn aan deze fase van het wereldwijde kapitalisme.
Een belangrijk deel van de gevestigde linkse kapitalistische oppositie wijst op het periodieke karakter van de crises als oorzaak van de imperialistische oorlogs-ophitserij in haar pogingen deze crises te bezweren. Echter, in deze oppervlakkige analyse wordt voorbijgegaan aan een grondige positiebepaling, aangezien men de oorzaak niet in het systeem zelf zoekt maar in het cyclische proces dat de kapitaalcrisis momenteel doormaakt. Aldus beschouwt men oorlog niet als eigen aan het systeem zelf, als een steeds weer voorkomend militaristisch optreden om het hoofd te bieden aan crises van het kapitalistisch stelsel, maar als iets voorbijgaands, iets periodieks. In sommige kringen wordt zelfs gestrooid met fantasieën waarin oorlog wordt verklaard vanuit het feit dat de leiders van regimes als de Islamitische Republiek of het voormalige Irak stom of terroristisch zouden zijn.
Dergelijke opvattingen komen voort uit een gebrek aan kennis van het kapitalistische stelsel. Dit stelsel zal per se crises voortbrengen, en ziet oorlog als de enige weg is om die crises te bezweren. Oorlog zit ingebakken in het kapitalisme of, in dit geval, imperialisme. Na verloop van twee wereldoorlogen, is oorlog nu een mondiaal fenomeen geworden, en hebben alle oorlogen, zonder uitzondering, een reactionair karakter gehad, en zijn ze gevoerd teneinde de belangen van de imperialisten veilig te stellen.
Alleen door het verspreiden van de internationale proletarische klassenstrijd zal het mogelijk zijn om de ongebreidelde imperialistische oorlogs-ophitserij een halt toe te roepen, aangezien het juist de uitgebuite massa’s zijn die in een reactionaire oorlog ten slachtoffer vallen.
Alleen de internationalistische jongerenklasse is in staat om de gigantische oorlogsmachine van het imperialisme tot staan te krijgen, aangezien geen enkel nationaal of nationalistisch belang gediend is bij de voortzetting van dit soort oorlogen. Als het verdere imperialistische oorlogen in de toekomst wil verhinderen, kan het proletariaat niet als een passieve toeschouwer blijven zitten. Deze situatie toont nogmaals aan hoe urgent het is dat de arbeidersklasse zich organiseert, teneinde zich als internationale organisatie effectief te weer te stellen tegen deze dreigingen.
B.
Phil / 2.11.2007
Het is in naam van de “sociale rechtvaardigheid” dat Sarkozy met zijn miljardairs-vriendjes de gore lef hadden van ons te verlangen om te aanvaarden dat allerlei toeslagen en bijzondere pensioenregelingen worden herzien of afgeschaft, en dat die voor iedereen worden gekoppeld aan veertig arbeidsjaren.
De spoorlieden, beambten van de RATP (metro’s en bussen), de werkenden bij het gas, de elektriciens spraken in hun algemene vergadering duidelijk uit: het zijn geen privilèges, het is 37½ jaar VOOR IEDEREEN!
De arbeiders weten heel goed dat als ze deze aanval op de bijzondere toeslagen onbeantwoord laten dat de staat morgen al van ons zal verlangen dat we 41 of 42 jaar werken alvorens een volledig pensioen te ontvangen en zelfs nog langer zoals al in Italië (waar er binnenkort een regeling komt voor pensionering op 65 jaar) en gaande tot 67 jaar zoals dat al het geval is in Duitsland en Denemarken.
In de faculteiten heeft dezelfde regering in de zomer in stilte (met medeplichtigheid van de studentenvakbond UNEF en de Socialistische Partij) een wet aangenomen die middelbare op twee snelheden voorbereid: enerzijds een ‘kwaliteitskant’ voorbehouden aan studenten met poen, anderzijds ‘vuilnisfaculteiten’ waarin het grootste deel van de nieuwe generaties, de kinderen die voortkomen uit de armere milieu’s, worden voorbereid op hun toekomst als werklozen en arbeidsonzekeren.
Voor de ambtenarij bereidt de regering het verdwijnen van 300.000 banen voor tussen nu en 2012 terwijl de onderwijzers nu al te kampen hebben met overvolle klassen en alle ambtenaren er steeds meer taken en overuren bij krijgen.
In de private bedrijven verdwijnen er steeds meer arbeidsplaatsen en volgen de ontslaggolven elkaar op terwijl de regering Sarkozy een wijziging van de Arbeidswet voorbereid waarin het trefwoord bestaat uit “flexi-zekerheid”, en waarbij het ons wordt opgelegd dat de werkgevers ons van de ene dag op de andere nog gemakkelijker op straat kunnen gooien.
Per 1 januari 2008 worden nieuwe ziektewetpremies ingevoerd die samengaan met steeds minder vergoedingen voor medicamenten, een stijging van de eigen bijdragen in ziekenhuiskosten (ingevoerd door Ralite, de voormalige minister van de Communistische Partij), de eigen bijdragen voor medische handelingen die oplopen tot meer dan 90 euro en alweer een stijging van de GSC (een belasting ter financiering van de sociale zekerheid).
Sarkozy verlangt van ons dat we “meer werken om meer te verdienen”. Maar het is duidelijk dat het betekent: meer werken voor minder geld. Een duizelingwekkende daling van de koopkracht gaat hand in hand met buitenissige prijsverhogingen van de eerste levensbehoeften: melkproducten, brood, aardappelen, groente en fruit, vlees en vis...
Tezelfdertijd stijgen de huren: steeds meer proletariërs wonen tegenwoordig in tijdelijke of onbewoonbare huisvesting.
Steeds meer proletariërs, zelfs als ze nog werk hebben, worden al in armoede gedompeld, zijn niet meer in staat zichzelf behoorlijk te voeden, te wonen, zichzelf fatsoenlijk te verzorgen. En we krijgen te horen: “dat is het begin”. De toekomst die voor ons in het verschiet ligt is er een waarin de op stapel staande aanvallen morgen nog veel harder zullen zijn. En dat alleen omdat de Franse bourgeoisie probeert haar achterstand in te halen ten opzichte van zijn concurrenten van de andere landen. Met de verscherping van de crisis van het kapitalisme, met de verscherpte concurrentie op de wereldmarkt, moet er worden “meegedongen”. Dat betekent steeds meer het onder vuur nemen van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse.
De woede en onvrede die nu tot uiting komt, op straat zowel als in de bedrijven, kan zich alleen maar verbreden omdat de arbeiders er overal toe worden gedreven om zichzelf te verdedigen tegen dezelfde aanvallen.
Sinds 2003 heeft de arbeidersklasse (volgens de bourgeoisie een ‘achterhaald begrip’) haar strijdbaarheid laten tentoongespreid, juist tegen de aanval op de pensioenen in 2003 in Frankrijk en in Oostenrijk, tegen de hervorming van de gezondheidszorg, tegen de ontslagen op de scheepswerven in Galicië in Spanje in 2006 en in de automobielindustrie in Andalusië in de vorige lente. Nu zijn het hun broeders van de Duitse spoorwegen die de strijd aangaan voor loonsverhogingen. In al die strijd, in de laatste maanden in Chili en Peru, in Egypte net als onlangs nog bij de migrantenarbeiders in de bouw in Dubaï, komt er een diep gevoel van klassensolidariteit naar boven dat aanzet tot uitbreiding van de strijd tegen eenzelfde over-uitbuiting. En het van deze zelfde klassensolidariteit dat blijk werd gegeven in de strijd van de scholieren en studenten tegen de Franse startbaancontracten (CPE) in de lente van 2006, en die de voornaamste inzet vormt in deze omstandigheden. Dat is het waarvoor de bourgeoisie het meest bang is.
Door eerst de bijzondere pensioentoeslagen aan te pakken in afzonderlijke sectoren zoals het openbaar vervoer (SNCF, RATP) en de energiebedrijven (EDF, GDF) kan de staat geen windeieren leggen. Het is een louter strategische keuze van de Franse bourgeoisie in een poging de arbeidersklasse te verdelen.
Links en de vakbonden staan fundamenteel volledig achter de regering; ze hebben voortdurend de noodzaak naar voren gebracht van ‘hervormingen’, die van de pensioenen en de toeslagen voorop. Het is trouwens de voormalige socialistische eerste minister Rocard die in het begin van de jaren 1980 het ‘witboek’ over de pensioenen samenstelde en dat diende als kapstok waaraan alle volgende regeringen, linkse zowel als rechtse, hun genomen maatregelen konden ophangen. De huidige kritiek van links en de vakbonden blijft dan ook beperkt tot: er is geen ‘democratische besluitvorming’, er zou niet genoeg ‘overleg’ zijn geweest.
Terwijl links tijdelijk buiten spel staat, vooral door het ‘wegkopen’ van linkse krachten zoals door Sarkozy in praktijk gebracht, komt de rol van het onder controle houden van de arbeidersklasse vooral aan de vakbonden toe. Die hebben met de regering (en onder elkaar) op alle vlak het werk verdeeld om de arbeidersreactie te saboteren en te verdelen. Voor de bourgeoisie is het van belang om de arbeiders van het openbaar vervoer gescheiden te houden van de reactie van de arbeidersklasse als geheel. Om dat te volbrengen heeft de heersende klasse alle media in de strijd betrokken in een poging om de staking ongeloofwaardig te maken en het idee er in te rammen dat de andere arbeiders in gijzeling zouden worden genomen door een egoïstische minderheid van bevoorrechten, door er gebruik van te maken dat de belangrijkste sector waarop de toeslagen betrekking zou hebben die van het openbaar vervoer is. Zij is gericht op de impopulariteit van een lange staking in het vervoer en dan vooral die bij de Franse spoorwegen (SNCF, een sector die de meest strijdbare was tijdens de stakingen in de winter van 1986-1987 en die van 1996) om de ‘reizigers’ op te stoken tegen de stakers.
Elk van de vakbonden speelt zijn rol in de verdeling en het isolement van de strijd:
– De FGAAC (een treinbestuurdersvakbond die niet meer dan 3% van het personeel van de SNCF vertegenwoordigt, maar wel 30% van de treinbestuurders), na te hebben opgeroepen tot een ‘eventueel verlengbare staking’ voor 18 oktober, zij aan zij met de vakbonden SUD (Solidaires, Unitaires, Démocratiques) en FO (Force Ouvrière), maar haastten zich de avond na de manifestatie om met de regering te onderhandelen om tot een ‘compromis’ te komen en een bijzondere regeling voor het ‘rijdend personeel’ en riep op de volgende dag het werk te hervatten, daarmee de rol op zich naar van ‘verrader’ van de dienst.
– De CFDT riep die dag alleen de spoorweglieden tot staking en manifestatie op, om “niet alle problemen en alle eisen door elkaar te gooien”, volgens de verklaring van haar algemeen secretaris Chérèque; vervolgens haastte deze vakcentrale, trouw aan dezelfde tactiek, om op te roepen tot “opschorting van de staking” bij de SNCF en tot werkhervatting in de andere sectoren zodra de regering haar bedoeling duidelijk had gemaakt om onderhandelingen te openen bedrijf per bedrijf.
– De CGT, de grootste vakbond, speelde een beslissende rol in achter de rug van de arbeiders om uitgevoerde manoeuvre. Ze beperkte zich tot een ‘brede’ 24-uur-staking op 18 oktober (het daarbij aan de departementale vakbonden overlatend om ‘initiatieven’ te nemen om de staking eventueel te verlengen). Vervolgens nam zij het initiatief om een nieuwe stakingsoproep te doen aan het spoorwegpersoneel dit keer verlengbaar vanaf de avond van 13 november wat de andere sectoren en de andere vakbonden achter dit voorstel bracht. Op 10 november vroeg de algemeen secretaris van de CGT Thibault aan de regering om de algemene tripartiete onderhandelingen [dat wil zeggen tussen vakbonden, ondernemers en regering] over de toeslagen te openen (wat niet meer dan bluf was omdat de regering zijn politiek direct oplegt aan de directies van de openbare werken) en twee dagen later, 12 november, aan de vooravond van het begin van de staking, werd er een nieuw initiatief gelanceerd: door nog altijd aan een tripartiete overleg te houden, maar dan per bedrijf. Zo worden de arbeiders voor volslagen debielen gehouden want juist in dat kader was de regering van meet af aan van plan om de hervorming door te drukken door de onderhandelingen ‘in plakjes te snijden’, bedrijf per bedrijf, geval per geval. Deze plotselingen ommekeer en deze ‘vuile streek’ veroorzaakten hoogoplopende reacties in de algemene vergaderingen waarbij de ‘basis’ van deze vakbond gedwongen werd ervan uit te gaan dat de stakingsbeweging zou worden voortgezet.
– FO en vooral SUD (een vakbond gestuurd door de ‘trotskistische’ LCR van Olivier Besancenot) had geprobeerd om met een minderheid de staking na de 18de oktober ver meerdere dagen uit te smeren, en de wedijver aangaat met een steeds radicaler opbod door de arbeiders ertoe te drijven in verlengbare stakingen te blijven tot aan de algemene vakbondsstaking van de ambtenarij van 20 oktober, en de arbeiders er daarbij aan te zetten om met ‘commando-acties’ de het rails te bezetten in plaats van de proberen de strijd naar andere sectoren uit te breiden.
– Een leider van de UNSA (Union nationale des syndicats autonomes, een interprofessionele vakbondsorganisatie), al evenzeer vooroplopend voor de verlengbare staking, verklaarde van haar kant dat in de manifestaties de zaken goed gescheiden dienden te blijven en dat het spoorwegpersoneel niet kon met de ambtenaren kon optrekken omdat die “heel andere eisen hebben”.
Ondertussen waren alle vakbonden al in geslaagd om heimelijk de werkhervatting op te dringen bij de energiebedrijven EDF en GDF. En woensdag 21 oktober, vlak na de manifestatie van de voorafgaande avond, zouden de zes vakbondsfederaties op hun beurt met de regering gaan onderhandelen over een ‘uitweg’ voor het spoorwegpersoneel rond een afzonderlijk ‘programma van eisen’.
Ondanks de wil van de regering om het arbeidersverzet te breken, ondanks de vermenigvuldiging van de geen tegenspraak duldende aanmaningen van de regering om het werk te hervatten, ondanks de medeplichtigheid en al het ondermijningswerk en de strijdsabotage door de vakbonden, blijven niet alleen de woede en de strijdbaarheid van de arbeiders bestaan, maar de wil om de verschillende brandhaarden van de strijd met elkaar te verenigingen begint op te laaien. In Rouen bijvoorbeeld ging studenten van de faculteit van Mont-Saint-Aignan op 17 november naar het strijdende spoorwegpersoneel, deelden daar de maaltijd en namen deel van hun algemene vergadering net als aan een actie van het instellen van een ‘gratis tol’ op de snelweg. Stukje bij beetje ontkiemt het idee van de noodzaak van een massale en verenigde strijd van de hele arbeidersklasse om het hoofd te kunnen bieden aan de onvermijdelijke verdere aanvallen door de regering. Daartoe moeten de arbeiders lering trekken uit de sabotage door de vakbonden. Om doelmatig strijd te kunnen leveren, met een gezamenlijke en solidaire reactie waarbij steeds geprobeerd wordt hun strijd uit te breiden, kunnen ze slechts op hun eigen krachten rekenen. Ze hebben geen andere keuze dan hun strijd zelf ter hand te nemen en alle valstrikken, alle verdelingsmanoeuvres en sabotage door de vakbonden onschadelijk te maken.
Meer dan ooit is de toekomst aan de ontwikkeling van de strijd van de klasse.
Wim / 18.11.2007
Vorige week zijn Sarkozy en zijn handlangers, de regering Fillon/Hortefeux/Pécresse en consorten (met de heimelijke steun van de ‘Parti Socialiste’ en heel ‘veelkleurig links’), de Rubicon van de schande en het sadisme overgestoken. Na het met gewapende macht over de Franse grenzen jagen van asielzoekers in naam van de selectiepolitiek van ‘beperkte immigratie’, zijn het nu de stakende studenten en scholieren die hard door de politie worden aangepakt. Een wrede repressie daalde neer op de studenten en scholieren die strijden tegen de wet ter privatisering van middelbare scholen en universiteiten (de LRU). In naam van ‘democratie’ en ‘vrijheid’ deden sommige rectors van middelbare scholen en universiteiten, in dienst van het kapitaal, een schandelijk beroep op oproerpolitie en mobiele brigades om de gesloten en bezette faculteiten te ontzetten in Nanterre, Tolbiac, Rennes, Aix-Marseille, Nantes, Grenoble…
In Rennes en vooral Nanterre was de repressie wel heel smerig. Na eerst opdracht te hebben gegeven tot ingrijpen door bewakers met politiehonden lieten de rectoren de oproerpolitie CRS de gebouwen bestormen. De bezettende studenten werden verjaagd met knuppels en traangas. Meerdere werden gewond en gearresteerd. De politie ging zo ver in sadisme dat de bril (symbool van wie studeert en leest!) van een student uit Nanterre werd afgerukt en verbrijzeld. De media in dienst van Sarkozy en van het kapitaal rechtvaardigden de repressie door het woord te verlenen aan de rectors van middelbare scholen en universiteiten. Die van Nanterre beweerde in het avondjournaal van France 2 op 13 november dat “het niet ging om strijd maar om criminaliteit”. En zijn hysterische collega-lakei uit Rennes beweerde schaamteloos dat het ging om oproer van “terroristen en Rode Khmers”.
Het is overduidelijk dat de voormalige eerste smeris van Frankrijk, Sarkozy, bijgenaamd Nicolas de Kleine, vastbesloten is om met de hogedrukspuit de Franse middelbare scholen en universiteiten schoon te maken en om de kinderen van de arbeidersklasse als ‘schooiers’, als ‘uitschot’, als ‘criminelen’ (volgens de rector van Nanterre) te brandmerken. En al wie ‘aan politiek doet’ (immers, volgens de minister van onderwijs, mevrouw Pécresse, op 7 november op het televisiekanaal LCI, “zijn de blokkades eerst en vooral politiek”), is niet meer dan een ‘terrorist’. En terwijl de minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Alliot-Marie haar smerissen het bevel gaf om de aanval in te zetten tegen de bezette faculteiten, drijft haar ‘vriendin’, mevrouw Pécresse, het cynisme ten top met de bewering dat ze “de studenten wil geruststellen” (sic!).
De arbeiders uit de openbare zowel als de private sector moeten de boodschap wel mee krijgen: iedereen die ‘illegale’ of ‘impopulaire’ stakingen begint (en de media van TV-Sarkozy zullen de propaganda er iedere dag inrammen), iedereen, zoals de arbeiders van de spoorwegen en de Parijse metro, die “reizigers gijzelt”, zal als ‘terrorist’, als verstoorder van de ‘openbare orde’ worden aangemerkt.
Maar het ware ‘gele gevaar’ bestaat niet uit de zogenaamde ‘Rode Khmers’ van de middelbare school van Rennes. Het zijn de ‘schooiers’, de stakingsbrekers van de ‘schooiocratie’, die de jonge generaties van de arbeidersklasse aftuigen en uitroken met de zegen van verklikkers en dienstkloppers: de rectors van middelbare scholen en universiteiten. De ware ‘terroristen’, de ware criminelen, dat zijn zij die ons regeren en die het vuile werk verrichten voor een gangster-klasse: de bourgeoisie in verval. Hun orde, dat is die de onverbiddelijke TERREUR van het kapitaal.
Deze klasse van schooiers liet het niet bij het sturen van bijtende politiehonden en knuppelende brigades tegen de stakende scholieren en studenten. In sommige universiteiten die door de smerissen werden ontruimd gingen ze zo ver in hun smeerlapperij dat ze ‘beslag legden’ op de stakingskas van de studenten. In Lyon bijvoorbeeld waren scholieren en studenten die de faculteit bezetten erin geslaagd een appeltje voor de dorst van een paar honderd Euro bij elkaar te krijgen. Terwijl de tot de tanden gewapende oproerpolitie de faculteit ontruimde, legde de schoolleiding beslag op het door de studenten aangevoerde keukenmateriaal en op hun stakingskas. Dat is onwaardig, schandelijk, walgelijk! Deze schurkenstreken van de bourgeoisie zijn vergelijkbaar met die van de vandalen uit de buitenwijken, die in 2006 tijdens de beweging tegen de startbaancontracten gemanipuleerd werden door de burgerlijke staat om in de betogingen scholieren en studenten te grijpen en hun GSM te stelen!
Dat is het ware gelaat van de parlementaire democratie: de ‘openbare’ orde is de orde van het kapitaal. Het is de orde van de terreur en de knuppels, die van smerissen en media. Het is de orde van leugen en manipulatie door TV-Sarkozy! Het is de orde van de Machiavelli’s die proberen ons te verdelen om des beter te heersen, die ons tegen elkaar willen opstoken door de strategie te gebruiken die in het voorjaar van 2006 was ontworpen door de vorige regering Villepin-Sarkozy: ontaarding door geweld!
De woeste repressie tegen scholieren en studenten is een rechtstreekse aanval op heel de arbeidersklasse. De grote meerderheid van scholieren en studenten die strijden tegen de privatisering van het middelbaar onderwijs en de universiteiten en tegen de schoolkeuze van de poen zijn kinderen van proletariërs en niet van weldenkende kleinburgers, zoals de media of de socio-ideologen van het kapitaal beweren. Veel van hen zijn inderdaad kinderen van arbeiders uit de openbare sector of van immigranten (vooral op de middelbare scholen in de buitenwijken zoals Nanterre of Saint-Denis). De proletarische aard van de studentenstrijd tegen de Wet Pécresse kwam duidelijk tot uiting in het feit dat de stakers in staat bleken om hun eisen uit te breiden: in de meeste van de bezette middelbare scholen werd in de eisenplatforms niet enkel intrekking van de LRU geëist maar werden ook de bijzondere pensioenregelingen verdedigd en de wet Hortefeux verworpen, net als de politiek van ‘beperkte immigratie’ van Sarkozy, de eigen bijdragen voor de gezondheidszorg, en alle overige aanvallen van de regering op de hele arbeidersklasse. Ze brachten de noodzakelijke SOLIDARITEIT naar voren die de strijdende arbeiders verenigen tegen corporatistische opsluiting en ‘onderhandelingen’ per bedrijf, per sector zoals de vakbonden dat willen. En de studenten bleken ook in staat deze solidariteit concreet vorm te geven. Zo sloten, in Parijs zowel als buiten de hoofdstad (bijvoorbeeld op 13 en 14 november), verschillende honderden scholieren en studenten zich aan bij betogingen van spoorwegpersoneel dat streed tegen het op de helling zetten van de bijzondere pensioenregelingen. In sommige steden (Rennes, Caen, Rouen, Saint-Denis, Grenoble) werd deze solidariteit van de kant van de jonge generaties van de arbeidersklasse warm onthaald door het spoorwegpersoneel dat hen toegang verleende tot de algemene vergaderingen en gezamenlijke acties voerden met de studenten (zoals acties aan de afritten van de tolwegen waar studenten en spoorwegarbeiders de automobilisten gratis doorlieten en het doel van hun strijd uitlegden). Nu zijn er dus studenten en spoorwegarbeiders die samen nadenken, samen discussiëren, samen actie voeren en sameneten. In sommige middelbare scholen (geleid door menselijke wezens en niet door hysterische hyena’s die met de wolven in het bos huilen), sloot het onderwijzend en administratief personeel zich eveneens bij hun actie aan, zoals in Parijs 8-Saint-Denis.
Deze proletarische aard van de studentenstrijd wordt ook nog door een ander feit bevestigd: de studenten bezetten de universiteiten niet alleen om over gebouwen te beschikken om er hun algemene vergaderingen te houden en om er politieke debatten te voeren die open staan voor iedereen (ja zeker, mevrouw Pécresse, mensen, omdat zij, in tegenstelling tot apen, over het spraakvermogen beschikken, is een politiek wezen, zoals dat onder andere is aangetoond door onderzoekers in universitaire ‘kwaliteitscentra’); in sommige faculteiten besloten stakende studenten eveneens om gebouwen open te stellen voor de vluchtelingen zonder identiteitspapieren.
En het is precies vanwege deze actieve solidariteit, die zich als een olievlek zou kunnen uitbreiden, dat de regering Sarkozy-Fillon (met haar ‘ijzeren dames’, half-hoer, half-onderdanig (1), Pécresse, Alliot-Marie, Dati) besloten heeft haar smerissen uit te zenden om de arbeidersklasse te radbraken. Wat de Franse bourgeoisie van plan is, dat is het uitvoeren van politiek als die van Thatcher in Groot-Brittannië. Net als daar wil ze iedere solidariteitsstaking verbieden, om de handen vrij te hebben om na de gemeenteraadsverkiezingen in 2008 nog harder toe te slaan. En het is nu, door deze krachtmeting en door het organiseren van de onderdrukking, dat de heersende klasse en haar trekpop Sarkozy de ‘democratische’ orde van het kapitaal wil opleggen.
Ondanks de luidruchtige verkiezingscampagne voor het presidentschap laat de solidariteitsbeweging van scholieren, studenten en sommige spoorwegarbeiders zien dat de lessen van de strijd tegen de startbaancontracten niet zijn vergeten. De solidariteit tussen de strijdende studenten en een deel van de arbeiders van de Franse spoorwegen en de Parijse metro wijst de weg. Alle arbeiders, werkende en werklozen, autochtoon of allochtoon, uit de publieke of de private sector, moeten resoluut die richting inslaan. Dat is de enige manier om een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen tegen de aanvallen van de bourgeoisie en van haar systeem in verval, die maar één enkel perspectief te bieden heeft voor de jongere generaties: werkloosheid, bestaansonzekerheid, armoede en onderdrukking (vandaag wapenstok en traangas, morgen de kogel!)
Als Sarkozy als hoogste smeris van Frankrijk in 2006 geen brigades inzette tegen de bezettende studenten, dan was dat geenszins uit morele schaamte maar gewoon omdat hij toen kandidaat was in de presidentsverkiezingen en hij potentiële kiezers met kinderen op middelbare scholen te vriend wilde houden. Nu hij aan de macht is, laat hij zijn spierballen zien en wil hij de rekening vereffenen voor de hele Franse bourgeoisie die het niet verkropt dat zij de startbaancontracten in 2006 moest intrekken (had hij geen kleur bekend na de verkiezingen toen hij stelde dat “de staat niet mag wijken”?). Hij wil de kliek rond voormalige eerste minister De Villepin laten zien dat hij niet toegeeft (want, zoals Raffarin, die andere voormalige eerste minister, het stelde, “het is niet de straat die regeert”).
Het cynisme waarmee hij in het openbaar, in naam van ‘openbaarheid van bestuur’, de verhoging van zijn eigen salaris met 140% bekendmaakte, terwijl hij onvermurwbaar blijft in de aanvallen op de levensvoorwaarden van de proletariërs, is een ware provocatie. Door met de spierballen te rollen en een lange neus te maken naar de arbeiders wil hij de volgende boodschap overbrengen: “Het is uitgesloten aan de voorrechten van de bourgeoisie te raken. Ik ben gekozen door de Fransen en heb een blinde volmacht om te doen wat ik wil.” Maar afgezien van de persoonlijke belangen en ambities van dit onheilspellende personage, vertegenwoordigt hij hier de hele kapitalistische klasse: het kapitaal moet de dienst blijven uitmaken. De krachtmeting die hij met de spoorwegarbeiders is aangegaan heeft maar één enkel doel: de hele arbeidersklasse een zware nederlaag toebrengen en het gevoel wegvagen dat de beweging tegen de startbaancontracten achterliet, namelijk dat alleen de strijd loont. Daarom is Sarkozy niet van plan toe te geven aan de spoorwegarbeiders en wil hij de middelbare scholen en universiteiten omvormen in bolwerken van de politie.
Maar wat ook de uitkomst is van deze krachtmeting tussen de regering Sarkozy-Fillon-Pécresse en de arbeidersklasse, de strijd begint al resultaat op te leveren: de solidariteitsbeweging die op gang werd gebracht door de spoorwegarbeiders, door scholieren en studenten, was tevens een aanzet om andere delen van de arbeidersklasse (met name het lesgevend en administratief personeel van scholen en universiteit) in de beweging te betrekken, en zal een blijvend spoor achterlaten in het bewustzijn, net zoals de strijd tegen de startbaancontracten. Zoals alle strijd die op wereldvlak plaatsvindt is het een baken op de weg naar de komende omverwerping van het kapitalisme. De voornaamste winst van de strijd is de strijd zelf, de ervaring, de levende en actieve solidariteit van de arbeiders op weg naar hun bevrijding, naar de ontvoogding van heel de mensheid.
‘Franse’ en allochtone arbeiders, arbeiders uit de openbare en private sectoren, studenten, scholieren, werklozen: eenzelfde, gezamenlijke strijd tegen de aanvallen van de regering! Weg met de politiestaat! Solidariteit van de ganse arbeidersklasse tegenover de terreur van het kapitaal!
Sofiane / 17.11.2007
(1) Noot van de vertalers: “Mi-putes, Mi-soumises”; toespeling op een campagne onder meisjes en vrouwen onder de leuze: “Ni putes, ni soumises” (geen hoer, noch onderdanig).
15 september 2007 was het tachtig jaar geleden dat Herman Gorter overleed in een Brussels hotel. Tien jaar geleden verscheen de tot dusverre uitvoerigste biografie van Herman Gorter, interessant voor wat betreft zijn leven, maar beslist onvoldoende voor wat betreft zijn politieke betekenis (1). Daarom publiceren we hieronder een artikel van Anton Pannekoek uit 1952, ter gelegenheid van het 25-jarig overlijden van Herman Gorter, dat in kort bestek veel beter zijn ware betekenis verwoordt, en dat eveneens in het Frans, Duits en Engels verscheen.
Herman Gorter is tot het Socialisme gekomen langs de weg van de theorie. Als jong dichter van “Mei” nam hij deel aan de sterke opbloei van de dichtkunst in de jaren tachtig, weerspiegeling van een economische opbloei, de opkomst van het kapitalisme in Nederland. Daarna teleurgesteld over het inzinken van deze bloei, zoekende naar de oorzaken, waardoor slechts nu en dan grote dichtkunst in de geschiedenis van de mensheid optrad, kreeg hij ten slotte de geschriften van Marx in handen. En hier vond hij wat hij zocht. Marx leerde hem de geschiedenis begrijpen als een stoffelijke en geestelijke ontwikkeling van de mensheid, gedragen door de economische ontwikkeling. Telkens, zo begreep hij nu, wanneer een nieuwe productiewijze opkwam en een nieuwe klasse tot heerschappij bracht, kwamen de dichters op, die haar grootheid en overwinning bezongen. Maar Marx leerde hem daarbij ook het kapitalisme kennen als het laatste stelsel van uitbuiting der arbeidende massa’s door een heersende klasse, en toonde hem, hoe de arbeidersklasse door haar revolutie, door zich meester van de productiemiddelen te maken, een nieuw stelsel van arbeid tot stand zal brengen zonder klassentegenstelling en uitbuiting.
Toen hij dit inzicht had verworven, bracht het onmiddellijk zijn praktische gevolgen mee. Wilde hij meewerken aan de toekomst en het geluk van de mensheid, dan moest hij zich bij de arbeiders aansluiten en zich in dienst stellen van hun klassenstrijd. Van toen af aan bepaalden deze twee dingen zijn leven en werk: het Marxisme, dat zijn geest vervulde met helder inzicht in de ontwikkeling en groei van de maatschappij en de strijd van de arbeidersklasse, die alle gaven van zijn hart richtte op het grote ideaal van het Socialisme.
In de S.D.A.P., waartoe hij was toegetreden, was hij al spoedig een van de meest gezochte propagandisten. Maar reeds na enige jaren kwamen de conflicten met de politieke leiders, met name Troelstra. In West-Europa was sinds 1895 een gunstige conjunctuur en een sterke ontwikkeling van het kapitalisme ingetreden, die de arbeiders in sterker strijd in vakbeweging dreef, en tevens de noodzaak en de mogelijkheid voor een modernisering van het kapitalisme door sociale hervormingen schiep. Daar de burgerlijke politici, naar de oude liberale beginselen, geheel ingesteld waren op de winstbehoeften van de kapitalisten, moest de strijd voor hervormingen door de socialistische politici gevoerd worden. Daar deze rekenden in het parlement meer te kunnen bereiken, naarmate ze daar meer macht kregen, trachtten zij zoveel mogelijk kiezers en zetels te winnen door een reformistische politiek. De Marxisten, die de verheldering van socialistisch bewustzijn in de arbeiders als hoofddoel van de propaganda beschouwden, zagen in het aankweken van reformisme een bron van verzwakking in de klassenstrijd.
Het was vooral Gorter, die met zijn mede-redacteuren van “De Nieuwe Tijd”, Van der Goes, Henriëtte Roland Holst en Wiedijk, telkens de strijd tegen de politieke leiders aanbond, in 1901 over de agrarische kwestie, in 1902 over de schoolstrijd, in 1903 over de grote spoorwegstaking, de krachtigste uitbarsting van spontane klassenstrijd. Op het partijcongres in 1905 kwam de afrekening; daar de arbeiders de politieke leiders nodig hadden om in het parlement hervormingen te bewerken, sprak de partij-meerderheid haar afkeuring over de criticasters uit.
Voor Gorter brak er nu een rustiger tijd aan, daar hij nu, niet meer bezet door mondeling propagandawerk, zich in eigen studie en literair kon verdiepen. Voortreffelijke brochures kwamen in deze tijd uit zijn handen: over de grondslagen van het Socialisme, over het Reformisme, over het Historisch Materialisme, en ook, in 1912, zijn dichtwerk “Pan”, dat in allegorische vorm de bevrijdingsstrijd van de arbeiders uitbeeldt. De partijkritiek was nu overgelaten aan de jongeren, Wijnkoop, Van Ravesteijn, en Ceton, die als redactie van de daartoe opgerichte “Tribune” deze zo scherp voerden, dat ze in 1909 uitgesloten werden en een nieuwe partij, de S.D.P. oprichtten. Gorter stond natuurlijk aan hun zijde, al liet hij hun de dagelijkse strijd over.
Intussen voltrokken zich op internationaal terrein ontwikkelingen, die ook op de beweging in Nederland terugwerkten. Men had hier in de afgelopen [periode] de internationale strijd tegen het reformisme meegemaakt. Dat, theoretisch telkens verslagen, praktisch steeds meer aan de winnende hand was. Maar nu kwam een andere strijd op. De opbloei van het kapitalisme betrof vooral Duitsland, dat in zijn groot-industriële ontwikkeling alle landen van Europa achter zich liet en Amerika opzij streefde. De Duitse bourgeoisie, eiste haar aandeel in de exploitatie van de verre werelddelen en wapende zich om wereldmacht te veroveren. In Duitsland wilde de uiterste linkerzijde van de S.P. met krachtiger strijdmiddelen, met massa-actie en massastaking van de arbeiders, daartegen optreden. Maar zij vond een nieuwe meerderheid tegenover zich van oud-radicale partij-bureaucratieën, de reformisten. Tegen het dreigend oorlogsgevaar werd in Basel in 1912 een vredescongres gehouden, waar mooie redevoeringen tegen de oorlog werden afgestoken. Gorter was er heen gegaan om een discussie te bewerken over de praktische middelen, waardoor de arbeiders tegen de oorlog zouden kunnen strijden. Maar de discussie werd afgesneden, omdat, zei men, dat het blijken van onze meningsverschillen omtrent de middelen de grote indruk van onze eensgezindheid bij de regering zou verzwakken. Het was natuurlijk net omgekeerd: de regeringen wisten nu, dat zij van de socialistische partijen geen ernstige tegenstand hadden te duchten. In 1914 brak de wereldoorlog uit. Het was een catastrofe van de socialistische arbeidersbeweging ; het was tevens de eerste fase van de ondergang van het Europese kapitalisme.
Wat Gorter in deze catastrofe het diepst trof, was de gewilligheid, waarmee de arbeiders in alle landen zich zonder verzet aan de oorlog en de nationalistische propaganda onderwierpen. In zijn geschrift over het imperialisme en de wereldoorlog zegt hij het scherp: gij hebt de hervormingen gewild, niets dan hervormingen; nu hebt ge gekregen: oorlog, ondergang, dood! Maar hij rekende er ook op, dat de ervaring van de oorlogsellende het proletariaat tot verzet en revolutie zou brengen. Hij zag nu hoe zware strijd de arbeiders wachtte; en met die grotere helderheid van een nabije revolutie werk hij zijn dichtwerk “Pan” uit tot een veel groter rijkdom van detail.
In Rusland brak de revolutie uit, en na een snelle ontwikkeling veroverd de bolsjewistische partij de macht. Gorter leefde vol geestdrift mee; hij zag daarin het begin van de algemene proletarische revolutie, en in zijn brochure “De Wereldrevolutie” (in 1918) riep hij de arbeiders op tot een algemene strijd, gaf een programma dat gedeeltelijk gebaseerd was op de arbeidersraden als vorm van klassen-organisatie, en vierde Lenin als de grote leider van de wereldrevolutie. Toen in november 1918 in Duitsland de revolutie uitbrak, het keizerrijk ineenstortte en de oorlog eindigde, was hij voor herstel van gezondheid in Zwitserland (door oververmoeienis gedurende vele jaren was zijn oorspronkelijk krachtig gestel sterk aangetast); maar hij wist naar Berlijn te komen, waar hij met Liebknecht en Rosa Luxemburg besprekingen hield; vandaar kwam hij terug naar Nederland. In alle landen kwamen de arbeiders in beweging; kommunistische groepen vormden zich uit ultralinkse oppositie van de socialistische partijen (in Nederland had de S.D.P. haar naam reeds in C.P. veranderd); van uit Rusland kreeg hij met zijn medestanders de opdracht om als “West-Europees Bureau” hier de opkomende bewegingen te organiseren. Maar de Duitse revolutie hield geen stand; reeds in haar eerst dagen had Ebert, de voorzitter van de socialistische partij, in overleg met de generaals een nieuwe regering gevormd. De gewapende arbeidersgroepen, in de steek gelaten door de massa’s onder de ban van de partijdiscipline, werden in Berlijn door militaire macht neergeslagen; Liebknecht en Rosa Luxemburg werden vermoord. Door heel Duitsland werden de opstandige arbeiders met hun eerste “raden” door militaire expedities ten onder gebracht. De kans, dat de revolutie zich van Rusland in een stormloop over Duitsland en zo verder zou uitbreiden, was verdwenen. De arbeidersrevolutie, die het kapitalisme moet vernietigen, dat bleek nu, kon alleen de vrucht zijn van een lange, geduldige ontwikkeling van dieper klassenbewustzijn, dat zich op eigen kracht en taak bezint.
Van uit Rusland kwam nu echter de aanwijzing van een andere tactiek: de kommunistische partijen groot en machtig maken door zoveel mogelijk leden en groepen uit de socialistische partijen en winnen, en wel door deel te nemen aan parlementsverkiezingen. Dit vond fel verzet bij tal van aanhangers die als vroegere linkse oppositie in de S.P. alle bederf kenden, dat van het parlementarisme uitging. De meerderheid van de Duitse K.P. was ertegen; maar door een gemene knoeiing van het partijbestuur werd zij uitgesloten, waarop ze een nieuwe partij, de K.A.P., oprichtte. In tal van artikelen in “De Nieuwe Tijd” bestreed Gorter deze nieuwe tactiek. Het griefde hem diep, dat in het oude socialisme zulk een belemmering van goede klassenpolitiek was geweest, nu de kern had aangetast van wat de centrale macht van de wereldrevolutie moest zijn. Het West-Europees Bureau werd door Moskou gediskwalificeerd. Tegen de Duitse en andere oppositie schreef Lenin zijn boekje over het radicalisme als kinderziekte. Gorter, als woordvoerder van de revolutionaire richting, antwoordde hem in zijn “Open Brief aan Lenin”, weldra in het Duits, Frans en Engels vertaald. Hij wees er op, dat de methode van Rusland, waar de boeren aan de zijde van de arbeidersrevolutie hadden gestaan, in West-Europa onbruikbaar moet zijn, omdat de boeren hier over de grond beschikken en kapitalistisch voelen, zodat de arbeiders van hen geen hulp, maar enkel tegenstand te verwachten hebben. De arbeiders in het Westen staan alleen en moeten dus over veel diepere kracht beschikken.
Het was een nieuwe, bittere teleurstelling voor hem, dat, wat zulk een schitterende hoop had opgewekt, nu weer door kortzichtigheid van bekrompen belangenpolitiek was te gronde gericht. Hij wilde echter nog niet alle hoop opgeven en meende door een persoonlijk bezoek aan Moskou, Lenin en de andere leiders te kunnen overtuigen, dat hun tactiek voor West-Europa verkeerd was. De tocht, die hij tezamen met drie Duitse vrienden van de K.A.P. ondernam, was uiterst bezwaarlijk; van Stettin, als verstekelingen op een schip naar Reval en na een moeilijke grensovergang naar Moskou. Hier zette hij in een vergadering van uit alle landen afkomstige afgevaardigden van de Derde Internationale zijn kritiek uiteen. Hij bracht het diepe verschil tussen Oost en West naar voren; trek een lijn, zo sprak hij, van Dantzig naar Triest; zij scheidt de streken, waar de boeren uw vrienden zijn, van die, waar de boeren uw vijanden zijn; met uw tactiek komt gij over die lijn niet heen! Er kwam toen een zo grote beroering in de zaal, dat hij een ogenblik moest ophouden. Toen hij na afloop aan enige hoorders vroeg, wat de reden was geweest, werd hem gezegd, dat in de Poolse oorlog de zegevierend oprukkende rode legers juist op die lijn werden gestuit, doordat de boeren achter hun linies hun verbindingen verbraken; verward door deze ongewone ervaring moesten ze ijlings terugtrekken. Nu voor het eerst had Gorter hun in zijn rede dit vreemde geval verklaard. Natuurlijk had zijn rede verder geen effect. En evenmin had hij succes, toen hij met Lenin vriendschappelijk alle vraagstukken van de arbeidersrevolutie, Europa en Rusland besprak. Lenin ziet alles, zij hij later, van Russisch, niet van wereld standpunt; hij is niet, waarvoor ik hem hield, leider van de wereldrevolutie, maar hij is de Washington van Rusland.
De terugtocht was nog moeilijker; ruw behandeld en half ziek, werd hij ten slotte bij aankomst in Stettin gevangen gezet, en met moeite slaagden Hollandse vrienden er in hem vrij te krijgen.
Het werd nu stiller om hem heen; de kring van zijn medestanders was kleiner geworden. Maar zijn geestelijke kracht was ongebroken. Helderder dan tevoren zag hij nu de maatschappelijke ontwikkeling. Met de Duitse arbeiders van de K.A.P. werkte hij samen, door het schrijven van artikelen en brochuretjes, om de denkbeelden van het radenstelsel verder uit te werken en te verhelderen. Uit deze discussies hebben zich de groepen van “Internationale Kommunisten” gevormd, die in latere jaren wezen en betekenis van de arbeidersraden tot nog groter klaarheid zouden brengen. Tegelijkertijd verdiepte hij zich nu in literair werk. Zijn studiën over de grote dichters uit de wereld-literatuur werkte hij nu breder uit. In het huis in de Verbrande Pan, waar hij, zwervend over duin en strand, de meeste tijd doorbracht, schreef hij het gedicht “De Arbeidersraad”, een epos van de arbeid, een wijde visie op de ontwikkeling van de wereld en de maatschappij. Plannen voor nog groter werk had hij; maar zijn gezondheid, in lange jaren van strijd ondermijnd, begaf het. Ziek uit Zwitserland terugkerend, stierf hij op 15 september 1927 in een hotel in Brussel.
Gorter, als dichter en als socialist even hoog uitstekend boven zijn tijdgenoten, behoort tot de grootste persoonlijkheden van het achter ons liggend tijdperk. Waar hij optrad, in de politieke zowel als in de literaire wereld, won hij vriendschap en verering, door de warme eenvoud van zijn hart, door zijn klare en schitterende geest, door de vastheid van zijn gehele wezen. Zelfs zijn felste politieke tegenstanders konden hem hun respect en bewondering niet onthouden door de volmaakte eerlijkheid, die ook in zijn felst striemende kritiek (als bijv. in zijn “Partijmoraal” zijn betoog kenmerkte. Voor de arbeiders, zijn strijdmakkers, was hij een trouwe en vereerde kameraad, voor de jongere intellectuelen de bewonderde zanger van de schoonheid der wereld. Voor ons is hij in de eerste plaats de onvergetelijke toegewijde medestrijder en voorganger in de bevrijdingsstrijd van de arbeidersklasse.
(1) Herman de Liagre Böhl, Herman Gorter 1864-1927, met al mijn bloed heb ik voor u geleefd, Amsterdam, Uitgeverij Balans, 1996, 559 p.; herdrukt Amsterdam, Uitgeverij Contact, 2000, Serie Olympus.
Op maandag 19 november ging in een grote provinciestad een kleine groep studenten die naar onze laatste openbare bijeenkomst was gekomen met een afvaardiging van oude gepolitiseerde arbeiders en leden van de IKS naar twee algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel. Omdat de vakbonden er voor hadden gezorgd dat de algemene vergaderingen per sector fijnmazig waren opgedeeld gingen onze kameraden uit elkaar om het woord te nemen in twee algemene vergaderingen: één van het stationspersoneel en één van de treinbestuurders.
In de twee algemene vergaderingen was de ontvangst door het spoorwegpersoneel heel hartelijk. In die van het stationspersoneel stelde onze kameraad zichzelf voor, zeggende dat hij niet bij het spoor werkte was maar dat hij een gepensioneerde was die zijn solidariteit kwam betuigen, daaraan toevoegend dat hij, als hem dat vergund werd, graag het woord zou nemen om zijn ideeën over solidariteit naar voren te brengen. Het spoorwegpersoneel dat hem verwelkomd had bedankte hem ervoor dat hij zijn solidariteit kwam betuigen. En ze voegden daar aan toe: “Natuurlijk mag u spreken”.
De algemene vergadering begon om 11.30 uur en eindigde rond 12.30 uur. Om deze algemene vergadering te leiden was er een meute vakbondsvertegenwoordigers aanwezig: FO, CFDT, CFTC, CGT, SUD… Alle sprekers verwezen naar de eisen en zeiden dat er een krachtsverhouding op ‘hoog niveau’ moest worden opgebouwd, om de aangekondigde onderhandelingen voor te kunnen stellen als een strijdperspectief, om te benadrukken dat het de algemene vergaderingen waren die de besluiten zouden nemen, maar dat alles dan wel heel corporatistisch omzwachteld. Het was inderdaad een sectorale algemene vergadering en over de toestand van de studenten en de andere ambtenaren, het in overweging nemen van gemeenschappelijke strijd, daarover werd met geen woord gerept. Eén vakbondsafgevaardigde beweerde zelfs dat het perspectief er in bestond om te strijden voor het ‘afdwingen van hervormingen’ en juist niet om allemaal tezamen te strijden, omdat de richtlijnen van de vakbonden er niet op waren gericht om alles te ‘revolutioneren’. De vertegenwoordiger van de CFDT, van zijn kant, zei dat de departementale federatie het niet eens was met het nationaal niveau, dat had opgeroepen tot beëindiging van de staking.
Als gevolg van deze toespraak, richtte een jonge spoorwegwerker zich tot onze gepensioneerde kameraad, die zijn solidariteit was komen betuigen, en zei: “Als u wilt spreken, dan kan het nu”. De woordvoerders van de vakbond die zagen wat er op het spel stond, zeiden dat er nog even moest worden gewacht alvorens hem het woord te verlenen want eerst moest er gestemd worden over het voortzetten van de staking en vervolgens nog geluisterd naar de actievoorstellen (wat laat zien dat de vakbondsvertegenwoordigers, op de vooravond van de betoging van 20 november, gedwongen waren om in allerijl ‘op de rijdende trein te springen’ hoewel ze in de openbare nutsbedrijven geen enkele oproep tot strijd hadden gedaan uit solidariteit met het spoorwegpersoneel) (1): “naar de loketten gaan om diegenen die aan het werk zijn uit te nodigen voor de betoging van dinsdag, en ze te zeggen dat ze niets riskeerden als ze dat deden” en ook: “het verspreiden van het pamflet de volgende ochtend vroeg bij de metro.”
Het was overduidelijk dat de vakbonden er absoluut geen zin in hadden om het woord te laten aan deze ‘minderheid’ van studenten en anderen, die ‘onrust kwamen zaaien’ in hun jachtgebied door de algemene vergaderingen van de spoormannen te overstelpen met hun ‘ideeënbussen’ zoals ze dat tijdens de beweging tegen de CPE (het startbanencontract) in de lente van 2006 hadden gedaan. Tijdens dit soort van algemene vergaderingen, georganiseerd, geleid en gesaboteerd door de vakbonden, kon geen werkelijk debat plaatsvinden, was er geen daadwerkelijke uitwisseling van ideeën mogelijk. En toch heerste er een echte strijdbaarheid en een werkelijke onvrede. Van de 117 stemmers van het spoorwegpersoneel spraken 108 zich uit voor voortzetten van de staking.
Het was dus pas na de stemming dat onze gepensioneerde kameraad de microfoon mocht nemen (want natuurlijk willen de vakbonden niet dat voorstellen, ingediend door ‘elementen buiten’, die niets te maken zouden hebben met de staking, worden besproken door het spoorwegpersoneel). Ziehier wat hij zei:
“Ik werk niet bij het spoor, ik ben gepensioneerd. Maar ik wil mijn solidariteit betuigen met jullie strijd. Van ‘buitenaf’ gezien is er momenteel meer dan één strijd aan de gang tegen de aanvallen op de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeiders. Jullie strijden voor het in stand houden van jullie pensioenen, de studenten, die toekomstige arbeiders zijn, strijden tegen een hervorming die een deel van het voortgezet onderwijs zal omvormen tot ‘vuilnisfaculteiten’, de werkenden van de openbare diensten (die van onderwijs) betogen morgen betogen hun onhoudbaar wordende arbeidsvoorwaarden en tegen de vele arbeidsplaatsen die geschrapt dreigen te worden. Al die strijd komt neer op het verdedigen van onze levensvoorwaarden. Daarnet hoorde ik zeggen dat er een krachtsverhouding moest opgebouwd worden op ‘hoog niveau’, waarmee ik het eens ben. Maar hoe doen we dat? Ik denk dat we allen tezamen moeten strijden. Want alleen omdat er een grote solidariteit was van de werkenden met de studenten moest de regering terugkrabbelen tegenover de massale betogingen tegen de startbaancontracten. Morgen moet er massaal worden opgetrokken naar de betoging; maar ik denk dat het ook goed zou zijn als er één enkel spandoek zou zijn waarop iets zou staan in de stijl van “Spoorwegpersoneel, studenten: allemaal verenigd in de strijd!” En vervolgens zou het goed zijn als, op het einde van de betoging, in plaats van braaf naar huis te gaan, het spoorwegpersoneel zou gaan discussiëren met de ambtenaren, en de ambtenaren mat de studenten en het spoorwegpersoneel. We moeten met elkaar praten, dat zal ons in staat stellen om de éénheid te smeden die wij nodig hebben. Want tegenover de aanvallen is de enige manier om onszelf te verdedigen, het smeden van die eenheid.”
Deze toespraak werd onder luid applaus toegejuicht.
Voor de algemene vergadering begon had onze gepensioneerde kameraad even met het spoorwegpersoneel gepraat over de leugens van de media. Deze leugens zijn voor iedereen overduidelijk, behalve voor blinden en doven (en de betogers van zondag van de ‘Liberté Chérie’ (de ‘Lieve Vrijheid’, een liberale federatie). Aan het eind van de algemene vergadering kon hij weer praten met een kleine groep van jong spoorwegpersoneel. Hij vroeg ze: “Wat vinden jullie van een gemeenschappelijke spandoek?” Het antwoord van één van hen was: “Aan de basis zijn we er eerder vóór, maar de federaties willen het niet.”
De verdelingsmanoeuvres door de vakbonden konden niet helderder in het licht worden geplaatst. Maar ondanks dat het wordt tegengewerkt door de vakbonden, vindt het idee van de noodzakelijke éénheid en solidariteit haar weg in de hele arbeidersklasse.
In de andere algemene vergadering, die van de treinbestuurders, was de ontvangst van onze kameraden die vergezeld waren van studenten al even hartelijk. Ze konden het woord nemen om dezelfde richting te verdedigen als door onze gepensioneerde kameraad was gedaan. De studenten namen met enthousiasme het idee over van een eenheidsspandoek. De toespraken van de studenten en van onze kameraden werden goed ontvangen ondanks het feit dat de treinbestuurders nog de illusie koesterden dat ze zich geheel alleen doeltreffend kunnen verdedigen door het transport te ‘blokkeren’. Maar het is de eenheid van de arbeiders en niet alleen een ‘blokkade’ die de kracht uitmaakt van de arbeidersklasse. Het fetisjisme van de ‘blokkade’ vormt momenteel de nieuwe slagroomtaart van de vakbonden om een werkelijke uitbreiding en vereniging van de strijd te beletten en het de regering mogelijk te maken haar ‘hervormingen’ er door te jagen.
Sinds 18 oktober komt de opbouw van deze eenheid voortdurend in botsing met het verdelingswerk van de vakbonden. Maar, zoals het groepje studenten zei in een gesprek dat we na de algemene vergadering hadden, “De aanvallen van de bourgeoisie tegen alle sectoren van de arbeidersklasse zijn zo globaal dat in deze situatie de tendens tot de vereniging van de strijd alleen maar versterkt wordt.”
Dit groepje studenten begreep perfect dat, zoals een student van Parijs 3-Censier het in 2006 verwoordde, “als we alleen blijven, dan worden we met huid en haar opgevreten.” En het is omdat zij niet wilden dat hun kameraden bij de spoorwegen geïsoleerd bleven en uiteindelijk ook zouden worden afgeranseld door de milities van het kapitaal dat zij op zoek gingen naar de solidariteit van de echte kommunisten (waarvan een aantal zich nog zeer goed herinnerden dat ze in de jaren 1970 en 1980 spitsroeden moesten lopen tussen de ‘ordediensten’ van de CGT die daartoe door de bonzen waren aangezet). Maar het is waar dat na het neerhalen van de Berlijnse Muur de CGT (en de P‘C’F) behoorlijk ‘gedemocratiseerd’ zijn. Deze studenten die er in slaagden de algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel open te breken (die gegijzeld werden in de gevangenis van het ‘vakbondsgebouw’), zeiden tegen onze kameraden van de ‘oude’ generatie: “Het is tof om ouders zoals jullie te hebben!” Het is een geestesgesteldheid volslagen tegengesteld aan die van sommmige ‘dwarsliggende’ studenten aan het einde van de jaren 1960 (gebrandmerkt door het ‘generatieconflict’) en die, uit rebellie tegen hun ouders die de terreurregimes hadden beleefd onder de nazi’s en de stalinisten, ‘alle ouderen in concentratiekampen’ wilden opsluiten (2)!
De toespraken van onze kameraden hadden niet ten doel om te hengelen en ‘partijkaarten’ te slijten, want de IKS is geen organisatie die (in tegenstelling tot de troskisten en de organisaties van ‘meervoudig links’), deelneemt aan het burgerlijk verkiezingscircus. Zij probeert evenmin ‘de beweging onder controle te krijgen’ zoals de zoete ‘anti-partij’-dromers en de ware ‘overnemers’ van allerlei slag het voorstellen.
Diegenen die nog altijd schreeuwen “Pas op voor de Wolf!” door te waarschuwen tegen “tot hun tanden bewapende bolsjewieken”, kan alleen maar worden aanraden om uit de werkelijke geschiedenis te leren en uit de al tientallen jaren door de mooischrijvers van de bourgeoisie (de media en de kleinburgerij van de republikeinse intelligentsia) leugenachtig opgediste sprookjes. De nieuwe generaties van de arbeidersklasse, of het nu spoorwegpersoneel is of om studenten gaat, ontdekken wat echte ‘democratie’ en echte solidariteit is (zelfs al hebben ze nog de illusies van de jeugd en moeten al moeten ze nog veel ervaring opdoen). De moed waarvan ze blijk gaven door verzet te plegen tegen de richtlijnen van de vakbondsbonzen en het laten opleven van de ware cultuur van de arbeidersklasse laat zien dat de toekomst van de mensheid wel degelijk in hun handen ligt.
GM / 11.2007
(1) Het moet gezegd worden dat in veel arbeidsplekken bij de openbare nutsbedrijven (zoals de ziekenhuizen en ASSEDIC, de werkloosheidsverzekering) de vakbondspamfletten (vooral die van de CGT) waarin werd opgeroepen tot staking en tot de manifestatie van 20 november... de volgende ochtend bezorgd werden.
(2) Veertig jaar later hoeft het geen verbazing te verwekken dat sommige jongeren die ‘verouderd’ zijn en die de ijverigste loopjongens van de bourgeoisie zijn geworden er nu vooral zin in hebben het ‘spook’ van Mei 1968 ‘om zeep te helpen’ door de studenten (die ook het recht opeisen om een beetje te dromen) te ‘vergassen’ of ze op te sluiten in de kerkers van het kapitaal. Maar het is waar dat de edu-castreurs die de etalage van het voortgezet onderwijs schoon willen maken door de laarzen van mijnheer Le Pen te poetsen wat kort van memorie zijn...
De hele zomer lang hebben de twee belangrijkste trotskistische organisaties in Frankrijk, Lutte Ouvrière (LO) en de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR), de ene verklaring na de andere afgelegd om te veroordelen van wat zij noemen: “De vuile oorlog van Israël” (1). LO, bij monde van Arlette Laguiller, beschrijft de gruwelen van de bevolking die verpletterd werd onder de bommen van de Tsahal: “Men kan enkel een immens gevoel van verontwaardiging hebben ten overstaan van beelden uit Libanon die lijken tonen van kinderen die door de Israëlische bommen zijn uiteengereten in een kelder waar ze beschutting dachten te hebben gevonden.” En de LCR organiseerde betogingen om een eind van de oorlog te eisen: “Roept halt, houdt op met afslachten […]. Samen moeten we van ons laten horen om stop te zeggen tegen de oorlog, stop tegen de gruwelen. Opdat het Midden-Oosten eindelijk vrede kent.”
Het spreekt voor zich dat deze slachting van onschuldige mannen, vrouwen en kinderen eenvoudig onverdraaglijk zijn. Toch mag men zich niet laten bedotten, want achter de protesten voor de vrede van deze trotskistische broeinesten gaat eigenlijk de nationalistische ideologie schuil, deze ideologie van de heersende klasse die overal oorlogen teweegbrengt en rechtvaardigt.
De zoveelste imperialistische slachting van deze zomer is het product van het conflict tussen de Israëlische, Palestijnse, Libanese, Syrische en Iraanse bourgeoisie, die elk op hun beurt in het geheim zijn bewapend en gesteund worden door de grootmachten van de planeet, van de Verenigde staten tot Frankrijk, van China tot Rusland (2).
Het is deze werkelijkheid van de oorlogspolitiek van alle staten die wordt ontkend en verdoezeld door LO en LCR. Want eens te meer hebben deze organisaties partij gekozen voor het ene imperialistisch kamp tegen een ander en steunen ze zonder voorbehoud de Libanese en Palestijnse staten. Voor de LCR bijvoorbeeld: “Israël heeft tegen Libanon een totale oorlog ontketent […]. Palestina en Libanon zijn allebei het slachtoffer van éénzelfde imperialistische logica.”
Om hun steun aan sommige naties te rechtvaardigen dreunen deze organisaties ons altijd hetzelfde afgezaagde liedje op. Libanon en Palestina zouden arme kleine staten zijn die onderdrukt worden door de grote en rijke imperialistische staten. Bij monde van LCR klinkt dat aldus: “Deze oorlog is wel degelijk een oorlog van rijke landen tegen arme bevolkingen.” Alles zit er in! Via een woordenspelletje speelt de oorlog zich niet meer af tussen twee kapitalistische naties, die hun bevolking als kanonnenvlees gebruiken, maar tussen ‘rijke landen’ en ‘arme bevolkingen’. Bij elk conflict onderscheiden LO en LCR aldus twee kampen, dat van de imperialistische naties en dat van de naties die er het slachtoffer van zijn en onderdrukt worden. En het is in naam van deze theorie dat deze organisaties in de oorlogen die al meer dan een halve eeuw een bloedbad maken van de planeet, partij hebben gekozen voor Indochina, Algerije, Vietnam, Irak, Servië, Tsjetsjenië… en momenteel voor Libanon en Palestina.
Als we de logica van deze analyse doortrekken, dan lijkt de LCR op deze planeet nog slechts één imperialistische natie te onderscheiden, de Verenigde Staten (en zijn vazal, Israël). Deze organisatie spuwt inderdaad in al haar kolommen haar haat uit over de grootste wereldmacht. Als we haar moeten geloven zouden alleen de Verenigde Staten de oorlog in het Midden-Oosten gaande houden terwijl de Franse staat en de Verenigde Naties zich er slechts schuldig aan maken niet genoeg moed op te brengen om tegen het Amerikaanse militaire monster op te treden en niet genoeg te ijveren voor de vrede! De LCR durft zelfs te beweren dat “enkel de internationale solidariteit het bloedbad kan beëindigen.” Alsof er een ‘internationale solidariteit’ zou kunnen bestaan tussen de kapitalistische haaien! Alsof de Franse, Duitse, Italiaanse en Russische staten elkaar de hand zouden kunnen reiken in een belangenloos en medemenselijk gebaar en gezamenlijk zouden kunnen ijveren voor de vrede in het Midden-Oosten en elders!
Deze politiek van steun aan één gewapend kamp heeft een onmiddellijk en tastbaar gevolg, dat van het rechtvaardigen van de nationalistische haat en de oorlogsbarbarij. Door steun te verlenen aan de Libanese en Palestijnse staten rechtvaardigen en moedigen LO en LCR het ronselen van de meest wanhopige arbeiders voor bloedige strijd waarbij ze niets te winnen hebben en waarbij ze enkel het leven bij kunnen inschieten.
De LCR roept schaamteloos op tot nationaal verzet en aarzelt niet om milities en terroristische organisaties zoals Hezbollah een ‘Libanese verzetsbeweging’ te noemen. Rouge (3) bakt daarbij zoete broodjes met de fracties van de Libanese bourgeoisie die gespecialiseerd zijn in onderdrukking en arbeidersrepressie, en schrok er niet voor terug haar kolommen open te stellen voor militanten van de Libanese Kommunistische Partij (PCL) en gemeenschappelijke verklaringen te publiceren waaruit de meest oorlogszuchtige en chauvinistische ideologie opstijgt: “Ook al is het Libanese verzet kerkelijk van aard (met de Hezbollah namelijk) toch is het volkomen gewettigd en het heeft de politieke steun van de Libanese Kommunistische Partij.” Onder ‘politieke steun’ moet natuurlijk verstaan worden dat deze stalinistische partij actief deelneemt aan het ronselen van de arbeiders voor deze slachtpartij die ‘verzet’ wordt genoemd en het rechtvaardigen van het blindelings afvuren van raketten op de geterroriseerde burgerbevolking die op Israëlisch grondgebied woont. Herinneren wij eraan dat de barbaarse daden van deze milities in drie weken meer dan een honderdtal burgerslachtoffers gemaakt hebben.
De gedachtegang van LO is trouw aan de eigen traditie, dat is te zeggen veel omzichtiger, met hier en daar kritiek op de terroristische organisaties, de PCL of de politiek van de Libanese staat in het algemeen. Maar uiteindelijk blijft het resultaat natuurlijk hetzelfde, een nauwelijks verholen steun aan de burgerlijke en oorlogszuchtige fracties. En alhoewel LO de degens kruist met Hezbollah vergeet het niet te beweren dat “diens ontwapening door de Libanese regering of door de troepen van de Verenigde Naties de bevolking van het zuiden nog weerlozer zou achterlaten tegenover de aanvallen van Israël.”
In het licht van hun nationalistische en oorlogszuchtige politiek kan het gepraat over de vrede en de tranen die door de trotskistische organisaties worden uitgestort, dus niets anders dan woede en afkeer opwekken. Maar het ergste moet nog komen. In naam van de leugenachtige opdeling tussen imperialistische en onderdrukte staten, tussen kolonialistische staten en staten in het verzet, gaat LO zo ver om te pleiten voor gelijke ‘rechten’ op kernbewapening: “Dit vraagstuk stelt zich eveneens voor de huidige wereld, waarin enkele imperialistische grootmachten de wet opleggen aan alle volkeren van de onderontwikkelde landen [het begrip ‘grootmacht’ enerzijds en dat van ‘volkeren’ anderzijds komt hier plots op de proppen]. Als deze volkeren zich willen ontvoogden van deze afhankelijkheid hebben ze natuurlijk het recht om alle militaire middelen in te zetten die hen ter beschikking staan [...]. Bijvoorbeeld als Cuba, dat zo lang bedreigd werd met een directe militaire inval door het Amerikaanse imperialisme, een atoomwapen had bezeten en het zou ingezet hebben tegen de invalsvloot, wie zou er dan het recht hebben om hen dat te verwijten in naam van de ‘onmenselijke aard’ van het kernwapen… of van de risico’s van de vervuiling van de Atlantische Oceaan?” (4). En deze moorddadige en barbaarse politiek, dit ‘recht’ op het bezit en het gebruik van dit vernietigende wapen die de atoombom is, past LO ook toe op Iran en Noord-Korea.
Ziedaar wat er schuilgaat achter de zogenaamde verdediging van de onderdrukte staten en volkeren: de verdediging van een nationalistische ideologie die de arbeiders vastketent aan een grondgebied, aan een staat en uiteindelijk... aan een fractie van de bourgeoisie. In naam van de verdediging van de ‘onderdrukte’ staten, in naam van het nationale verzet tegen de imperialistische invaller rechtvaardigen de trotskisten de ergste wreedheden, de ergste misdaden: van de zelfmoordaanslagen van de Hamas tot de blindelingse raketaanvallen door Hezbollah, van chemische wapens van Irak tot de atoombom van Iran.
Al deze partijdige woordenkramerij is gegrondvest op een leugen, puur bedrog. Want in het kapitalisme in verval bestaan er geen staten meer die niet imperialistisch zou zijn. “De imperialistische politiek is niet het werk van één land of van een groep landen. Hij is het gevolg van de evolutie op wereldschaal van het kapitalisme op een bepaald moment van zijn rijping. Het is van nature een internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel dat men enkel kan begrijpen vanuit de wederzijdse verhoudingen en waaraan geen enkele staat zich kan onttrekken.” Voorwaar, dat is het wat Rosa Luxemburg al bijna een eeuw geleden schreef in haar beroemde Juniusbrochure (5). Wat ook de grootte van hun legers moge zijn, of ze nu oorlog voeren met machetes, met raketten of met geperfectioneerde aanvalstanks, alle staten zijn imperialistisch. Allen proberen ze zichzelf gewapenderhand waar te maken in de wereldarena of op regionaal vlak, en daarbij gebruiken ze de proletariërs louter als kanonnenvlees en gijzelen ze de burgerbevolking. Daarom was de twintigste eeuw de meest barbaarse eeuw in de geschiedenis van de mensheid. Alle naties, zonder onderscheid, dragen het masker van het imperialisme en zaaien dood en verderf.
De arbeidersklasse heeft dus zeker niet te kiezen voor het ene imperialistische kamp tegen het andere. Dat is een dodelijke valstrik die gespannen wordt door de bourgeoisie in het algemeen en door het trotskisme in het bijzonder. De proletariërs hebben geen vaderland en enkel de ontwikkeling van de hun strijd tegen de eigen nationale bourgeoisie, in alle landen, zal de oorlogsdynamiek van het kapitalisme in zijn geheel kunnen afremmen.
Achter hun ‘pacifistische’ propaganda doen de trotskisten niets anders dan het waanbeeld verspreiden dat vrede mogelijk zou zijn in het kapitalisme en dat een ‘internationale solidariteit’ tussen de staten waarin alle klasse opgaan een einde zou kunnen maken aan de oorlogsbarbarij. De enige solidariteit die een einde kan maken aan alle oorlogen bestaat uit de klassensolidariteit van het wereldproletariaat tegen de kapitalistische klasse in alle landen. In tegenstelling tot de groepen van de trotskistische stroming, moeten de ware kommunistische en revolutionaire organisaties in deze oorlog, net zoals in die van de twintigste eeuw, alle nationale vlaggen wegwerpen en enkel het vaandel hijsen van het proletarisch internationalisme door de arbeiders op te roepen om te weigeren gemene zaak te maken met hun eigen uitbuiters of partij te kiezen in een oorlog die niet de hunne is en die enkel de smerige belangen dient van de heersende klasse. “Deze waanzin, deze bloedige hel zal ophouden op de dag dat de arbeiders [...] elkaar broederlijk de hand zullen reiken, en tegelijk het beestachtige koor overstemmen van de imperialistische oorlogsstokers en rauwe gehuil van de kapitalistische hyena’s door de oude en machtige oorlogskreet van de arbeid aan te heffen: proletariërs alle landen verenigt u!” (R. Luxemburg, Juniusbrochure).
Pavel / 26.08.2006
(1) Alle citaten komen uit artikelen op de websites van deze organisaties https://www.lutte-ouvriere.org [61] en https://www.lcr-rouge.org [62].
(2) Zie ons artikel: Oorlog in het Nabije-Oosten: Is er een andere toekomst dan de kapitalistische barbarij?, in Internationalisme, nr. 327, 15 augustus-15 oktober 2006.
(3) Tijdschrift van de LCR.
(4) Zulke regels laten koude rillingen over de rug lopen; de lezer kan ze vinden in het meest ‘theoretische’ en vooral vertrouwelijke tijdschrift van LO, Lutte de classe, nr. 15, september-oktober 1995, onder de titel: Tegen de Franse kernproeven... en tegen het pacifisme!
(5) Pseudoniem van Rosa Luxemburg voor haar gevangenisgeschriften.
We ontvingen de volgende oproep tot deelname aan de betoging van 6 december 2007 te Brussel, die we gaarne overnemen:
Wie wil donderdag 6/12 mee betogen in Brussel om 13h30 aan het Station Brussel Noord met de studenten tegen het ‘plan Vandenbroucke’?
Ik kreeg een tijd geleden een mail van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Hieronder vind je een deel van dat bericht. Ik ben het niet eens over alle punten, maar het schetst wel kort een paar maatregelen die het ministerie wil doorvoeren.
Minister Vandenbroucke heeft een financieringsplan klaar. En wat voor één! Vanaf 1 januari worden universiteiten en hogescholen gefinancierd op uitgereikte diploma's en bepaalde creditbewijzen. Kansengroepen die moeilijker doorstromen worden financieel minder aantrekkelijk om in te investeren. Bovendien bestaat het gevaar dat er kwistig diploma's uitgedeeld zullen worden.
“Bijna de helft van het universiteitsbudget wordt verdeeld op basis van onderzoeksprestaties, wat de aandacht van de proffen voor onderwijs nog zal verslappen. De overheid wil ook maar een handvol manama's en banaba's financieren. Voor de rest moet je 5.600 tot 25.000 euro ophoesten! Het studiegeld verdubbelt voor wie niet snel genoeg afstudeert. Dat is uiteraard een probleem voor trager doorstromende groepen zoals allochtonen, chronische zieken, studenten met laaggeschoolde ouders, ... Het aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen werd groots aangekondigd, maar is met zijn 1% van het totale budget een druppel op de hete plaat. Maar bovenal biedt het plan VDB geen oplossing voor de grootste uitdaging: de structurele onderfinanciering van het hoger onderwijs.”
Het ‘plan Vandenbroucke’ zal enkel voor nog minder kansen op de arbeidsmarkt zorgen en studeren nog duurder maken. Misschien zullen wij, de huidige studenten, de gevolgen niet meteen voelen, maar wat met de studenten van morgen?
De studies die duurder worden liggen in lijn met allerlei stijgende prijzen. Zo stijgen de prijzen van basisproducten (graan, eieren, melk…) en energieproducten en neemt de inflatie toe. Waarom is men verbaasd vast stellen dat de armoede blijft als petroleumprijzen niet eens worden verrekend in de loonindex?
De strijd tegen het ‘plan Vandenbroucke’ maakt denk ik deel uit van een breder, internationaal protest tegen een algemene dalende koopkracht en stijgende werkdruk: midden november gingen in Duitsland de spoorwegarbeiders in staking; vorige week betoogden en staakten in Frankrijk het personeel van de spoorwegen, gas- en elektriciteitsmaatschappijen, het openbaar vervoer en studenten samen tegen allerlei plannen van de regering (o.a. een wet die ‘kwaliteitsscholen’ en ‘vuilnisbakscholen’ zou doorvoeren, voor respectievelijk rijke studenten en ‘de rest’); in Nederland betogen de scholieren tegen een te hoge werkdruk; laatste vrijdag kwamen meer dan 800 personeelsleden van Stad Antwerpen bijeen naar aanleiding van besparingsplannen gericht tegen de 10 000 à 20 000 werknemers (afhankelijk van de bron) van Stad Antwerpen en het OCMW; 15/12 is er een nationale betoging te Brussel tegen de dalende koopkracht.
Is het een toeval dat al dit protest gelijktijdig plaatsvindt? Ik denk van niet. De armoede blijft, de toekomst is onzeker en de ruimte voor een sociaal leen neemt af.
Waarom de betoging van donderdag niet breder zien, als een onderdeel van deze protestgolf tegen een onzekere toekomst? Waarom geen spandoek maken met een slogan die voor iedereen kan gelden en niet enkel voor de studenten? Iets als “Nee aan de bestaansonzekerheid! Allen tezamen tegen armoede! Voor een zekere toekomst!” (iets anders kan ook natuurlijk). Wie wil mee om steun vragen aan vrienden, ouders, familie, kennissen, collega’s en beargumenteren dat onze zaak ook de hunne is, en vice versa?
Sinds kort organiseert de IKS openbare bijeenkomsten in Caen, de stad die mede de bakermat vormde van de beweging van Mei 1968. Onze organisatie heeft er altijd belang aan gehecht om in haar bijeenkomsten ruimte te scheppen voor open en broederlijke discussie waar de arbeidersklasse haar vragen, twijfels en strijd tot uitdrukking kan brengen. Zo was de bijeenkomst van juni bijzonder leerrijk en geanimeerd.
Toch was er één vraagstuk dat ondanks het levendige debat, het onderwerp was van bijzondere belangstelling. De deelnemers vroegen ons inderdaad “Hoe men op een eenvoudige wijze kan uitleggen wat de IKS onder ‘het verval van het kapitalisme’ verstaat?” Het is overduidelijk dat de maatschappij aan het ‘ontsporen’ is, dat alles in het kapitalisme op een catastrofe uitdraait. Maar om verder te gaan dan deze vaststelling, om de dieperliggende oorzaken te begrijpen van de reeksen ontslagen en van de massale werkloosheid, van oorlogen en hongersnoden… moet men zich daadwerkelijk afvragen waarom het kapitalisme een systeem in verval is en historisch ten dode is opgeschreven.
Elke maatschappij ontstaat, groeit en gaat ten onder. Haar geschiedenis kan worden verdeeld in een bloeiperiode, waarin zij haar mogelijkheden tot ontplooiing brengt, en een periode van verval waarin ze een rem wordt voor de verdere ontwikkeling van de mensheid. Het antieke slavendom kwam gedurende een paar duizend jaar tot ontwikkeling om vervolgens langzaam ten onder te gaan en plaats te maken voor het feodalisme. De ineenstorting van het Romeinse Rijk is een voorbeeld van verval dat eenieder bekend is. Het feodalisme of anders gezegd de horigheid, heeft op zijn beurt ook een lange uitbreiding gekend gevolgd door een teloorgang in de hel van pest, cholera en hongersnood.
Het kapitalisme dat zich ontwikkelde vanaf de zestiende eeuw heeft eenzelfde weg afgelegd van bloei en verval, maar met ongelooflijke snelheid. Het dynamisme van deze uitbuitingsmaatschappij was opmerkelijk. Marx schreef daarover:
“Eerst zij heeft bewezen wat de werkzaamheid van de mensen tot stand kan brengen. Zij heeft heel andere wonderen gewrocht dan de Egyptische piramiden, de Romeinse waterleidingen en de gotische kathedralen; ze heeft heel andere tochten volbracht dan volksverhuizingen kruistochten.” (1).
In verloop van twee eeuwen, in de achttiende en negentiende eeuw:
“De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet voor haar producten jaagt de bourgeoisie over heel de aardbol. Overal moet zij zich indringen, overal ontginnen, overal betrekkingen aanknopen […] De lage prijzen van haar waren zijn de zware artillerie waarmee zij alle Chinese muren plat schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot capituleren dwingt. Zij dwingt alle naties om zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, indien zij niet te gronde willen gaan; zijn dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zichzelf in te voeren, dat wil zeggen bourgeois te worden. In één woord: zijn schept een wereld naar haar eigen beeld.” (2).
Welke kracht stuwt het kapitalisme om zo snel de hele planeet te veroveren in een soort bezeten vraatzucht? De noodzaak om zijn goederen ‘buiten het eigen systeem’ te verkopen! In feite kan het kapitalisme nooit zelf alle goederen verwerken die het produceert. De reden ervan is eenvoudig: de bourgeoisie kan slechts een gedeelte van haar waren verkopen, en slechts een gedeelte aan de arbeidersklasse.
“De door de productieve arbeider zelf geschapen vraag kan nooit een passende vraag zijn, omdat ze niet de volle omvang betreft van wat hij produceert. Zou dat het geval zijn dan zou er geen winst zijn, en bijgevolg geen beweegreden om de arbeid van de arbeider in te zetten. Juist het beschikbaar zijn van een winst uit de één of andere waar stelt een vraag voorop buiten die van de arbeider, die de waar geproduceerd heeft.” (3).
Duidelijk gesteld, de bourgeoisie verdient niets aan de verkoop van haar producten aan Kortom, de bourgeoisie verdient uiteindelijk niets door aan de arbeidersklasse te verlopen; ze krijgt enkel haar eigen geld terug nadat het via het loonzakje van de arbeiders is gepasseerd. Om winst te maken moet zij er voor zorgen dat een deel van haar productie verkocht wordt aan boeren, ambachtlui… aan alle lagen van de maatschappij, die overal ter wereld nog niet “de burgerlijke productiewijze hebben ingevoerd”. Dat is de reden waarom in de negentiende eeuw, toen de veroveringen niet snel genoeg gingen en er bijgevolg onvoldoende markten van ‘buiten’ waren, de overproductie zich manifesteerde en de crisis uitbrak:
“In de crisis breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere tijdperken iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle bestaansmiddelen te hebben afgesneden; de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel middelen van bestaan, te veel industrie, te veel handel bezit.” (4).
Het kapitalisme moest dus zijn markt over de hele wereld uitbreiden. Maar doordat het op die manier geleidelijk aan de markten van ‘buiten’ opslorpte, verminderde het tevens de afzetmarkten die het nodig had om te overleven. Een vergelijking kan dat verhelderen. Een kuiken groeit binnen een ei door het wit op te slorpen dat het omgeeft. Eenmaal volgroeit neemt het kuiken heel de ruimte in en het begint het aan voedsel te ontbreken, hij bevrijdt zich hieruit door de schaal te breken. De kapitalistische maatschappij ontwikkelt zich ongeveer op dezelfde manier; zijn ‘wit’ zijn de buiten-kapitalistische markten. Maar als die ruimte eenmaal is ingenomen, is er geen schaal om open te breken. Ze probeert dus te groeien in deze te eng geworden ruimte. Elk deel (de afzonderlijke naties) probeert te overleven ten koste van het geheel van het organisme. Dat is nu wat er juist gebeurd is in het begin van de twintigste eeuw, toen het kapitalisme een monster was geworden, een maatschappij in verval, en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak!
Aan de vooravond van 1914, blijkt “voor het eerst de wereld geheel verdeeld te zijn, zodat er in de toekomst uitsluitend herverdelingen te verwachten zijn, dat wil zeggen het overgaan van de ene ‘bezitter’ naar de andere, geen toe-eigening echter van land dat nog geen eigenaar heeft.” (5).
Als alle continenten ter wereld door het kapitalisme zijn veroverd heeft elk nationaal kapitaal geen andere uitweg meer dan een markt af te pakken van een ander kapitaal.
De negentiende eeuw, in de periode van opkomst van het kapitalisme, is geen eeuw van vrede geweest… verre van dat. Er zijn oorlogen uitgevochten die soms verwoestend waren, zoals de Napoleontische oorlogen of de Amerikaanse Secessieoorlog; soms mobiliseerden ze aanzienlijke economische en menselijke hulpbronnen. De wapens werden steeds geraffineerder en, al tijdens de Secessieoorlog (1860-1865), verschijnen er automatische wapens en kanonnen van groot kaliber, pantserwagens en duikboten. Maar het fundamentele verschil tussen de vervalperiode en de oorlogen van de negentiende eeuw is dat de oorlogen van de periode van opkomst gevoerd werden over met niet al te uitgestrekte gebieden en niet over alle continenten waren verspreid zoals de twee wereldoorlogen. In tegenstelling tot de conflicten sinds 1945 waren ze niet van permanente aard De Eerste Wereldoorlog vormt in dat opzicht een breekpunt; de absurditeit van het conflict, uitmondend in het uitroeien van hele leeftijdsgroepen, alle energie van de oorlogvoerenden mobiliserend tot op het punt dat ze eraan bankroet gaan, was nog maar de voorafschaduwing van alle conflicten die sindsdien hebben plaatsgevonden.
Momenteel vertaalt de permanente staat van oorlog zich in enorme militaire uitgaven in alle landen, direct of indirect de helft of meer van de inkomsten van alle staten opslokken. Het zijn ongehoorde, ongeziene sommen die weggezogen worden in de productie van steeds verfijnder vernietigingsmiddelen. De wetenschap, de industrie, de media, kortom heel de maatschappij staat direct of indirect in dienst van de oorlogseconomie. De fascinatie van de kapitalistische maatschappij voor het militarisme en de oorlog is ongetwijfeld een teken van de doodsstrijd van dit systeem.
Net zoals de oorlog, verandert met het verval ook de economische crisis radicaal van aard. Vóór de Eerste Wereldoorlog vormde de overproductiecrisis telkens een tussenfase tussen elke periode van uitbreiding van de markt, de ‘hartslag van een systeem in volle gezondheid’. In de periode van verval daarentegen wordt overproductie een chronisch verschijnsel.
De crisis van de jaren 1882-1886 is goeddeels vergeten, alhoewel die uitliep op het bankroet van een deel van de Amerikaanse spoorwegmaatschappijen en op de 1 Mei betoging van 1886 in Chicago, die zodanig hard werd onderdrukt dat 1 mei daardoor de Dag van de Arbeid werd. De crisis van 1890-1895 maakte ook niet veel blijvende indruk, ondanks de 15.000 faillissementen, waaronder 600 banken, die alleen al in de Verenigde Staten voor het jaar 1893 staan opgetekend. De crisis van 1929 daarentegen maakte geschiedenis. Het verschil is eenvoudig: de eerste twee duurden niet lang en de uitbreiding die er op volgde heeft de herinnering eraan uit het geheugen gewist. Dat was zeker niet het geval voor de crisis van 1929 door de wereldwijde ramp die er uit voortkwam en de meer absurde gevolgen die ze had: de beursmakelaars van Wall Street die na ‘zwarte donderdag’ zelfmoord pleegden, de Braziliaanse locomotieven die onverkoopbare koffie opstookten, de helft van de Amerikaanse staten die terugvielen op het ruilsysteem bij gebrek aan geld en banken die allemaal bankroet waren, de uittocht van geruïneerde Amerikaanse boeren naar de Californische luchtspiegeling. In Duitsland leeft nog altijd de herinnering aan de monetaire ramp van 1923, toen men een kruiwagen vol geld nodig had om een brood te kopen, en ook de zes miljoen werklozen van 1932 liggen nog vers in het geheugen. Kortom iedereen kent de afschuwelijke ontknoping van deze crisis in de tweede imperialistische wereldslachting.
Vooral, een crisis in de negentiende eeuw duurde nooit langer dan vier jaar. Wat dan te zeggen van de huidige crisis waarvan zojuist de veertigste verjaardag is gevierd? Momenteel zijn perioden van uitbreiding zeldzaam en is economische crisis de regel. Deze permanente crisis komt tot uiting, als nieuw verschijnsel in vergelijking met de negentiende eeuw, in een massale werkloosheid. En de leuze van de Amerikaanse president Hoover uit de grote depressie in 1929 “dat voorspoed om de hoek ligt” toont slechts de verblinding aan van de bourgeoisie voor haar eigen economisch systeem: de groei zal heus wel weer op gang komen!
Sinds 1929 is er weliswaar geen krach meer geweest van een dergelijke omvang, van zo’n stagnatie. Het is waar dat de bourgeoisie heeft geleerd van de ‘Grote Depressie’ door het protectionisme te ‘verbieden’, door op internationale schaal de financiële geldstromen te kanaliseren en vooral door haar toevlucht te nemen tot het systematisch laten oplopen van een massale schuldenlast. Toch heeft zij het probleem van het gebrek aan afzetmarkten en van overproductie niet in het minst opgelost. Ze heeft alleen maar haar historische crisis verspreid over de tijd, met opeenvolgende recessies die steeds heftiger zijn. Zo zijn er open crises geweest in 1970, in 1974-1975, in 1980-1982. In het begin van de jaren 1980 stortten de economieën van de landen van de Derde Wereld in elkaar. In de jaren 1990, die begonnen met de ineenstorting van het voormalige Sovjetblok, werden de machtigste landen van de wereld, vooral de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, opnieuw hard door de crisis getroffen. De verschillende ‘wonderen’ waar de bourgeoisie zo prat op ging zijn achtereenvolgens bankroet gegaan, zoals met de Aziatische crisis in 1997 en het uiteenspatten van de Internet-zeepbel in 2001. En nu, op het einde van het jaar 2007, staan we weer voor een nieuwe recessie die bijzonder hard zal huishouden. Voor al deze crises heeft de bourgeoisie maar één enkele ‘oplossing’, namelijk het nog verder voortzetten van haar steeds dollere vlucht vooruit in de schuldenmakerij. Op die manier bereidt ze telkens een steeds diepgaander en algemener recessie voor. De schuldenlasten op wereldvlak zijn fabelachtig geworden. In 2002 was de totale staatsschuld op wereldschaal gestegen tot 60.000 miljard dollar, ofwel het dubbele van de bruto jaarproduct op wereldvlak! En sindsdien begon deze dolle koers naar groeiende schuldenlasten pas goed op gang te komen.
Te midden van deze wereld van ruïnes en stuiptrekkingen kwam het orgaan dat het sociaal behoud waarborgt tot ontwikkeling als kanker: de staat. Deze is uitgezaaid tot in alle geledingen van de maatschappij en vooral in haar economische grondvesten. Zoals de god Moloch uit de oudheid, heeft haar monsterachtige, koude en onpersoonlijke machine alles aangetast waaruit de burgerlijke maatschappij en de mens bestaan. En in plaats van enige ‘vooruitgang’ te betekenen is het staatskapitalisme dat zich meester maakte van heel de planeet, een van de grofste uitingen van de verrotting van de kapitalistische maatschappij.
Er is niet één sociaal, politiek, economisch, cultureel gebied dat aan zijn heerschappij ontsnapt. Heel de nationale economie wordt momenteel geregisseerd door de staat. Hij is over het algemeen de grootste ondernemers van het land, die zijn voorwaarden oplegt aan de banken en de kredietvoorwaarden vastlegt, die de economie beheert via zijn eigen financieringsbehoeften en het beheer van het geld, die al dan niet steun aan exporteurs verleent, al dan niet import toestaat. Hij is het die onderhandelt met de andere staten over de voorwaarden van de wereldhandel, die voor een deel de lonen en het geheel van de uitkeringen bepaalt door middel van de ziekte- en ouderdomsverzekeringen, de pensioenen, als hij al niet rechtstreeks de productie en zijn prijs vastlegt, zoals dat gebeurde in de vroegere Oostbloklanden!
In alle vervalperiodes is het abnormaal opblazen van de staat één van de meest in het oog springende kenmerken. Het militarisme en de politie laten zich in alle geledingen van de samenleving gelden; de geheime politie, het bespioneren van burgers, van mogelijke tegenstanders zowel als de klassenvijand, dat alles zijn intense activiteiten van de kapitalistische staat. Het resultaat daarvan is trouwens dat geen enkel officieel organisme van enige omvang kan ontsnappen aan betutteling door de staat, of het nu om officiële partijen gaat of om de vakbonden, allen direct of indirect gefinancierd met het staatsmanna.
Achter het masker van de burgerlijke democratie gaat slechts het totalitarisme schuil van een klasse die haar onverdeelde heerschappij oplegt aan heel de maatschappij.
De kapitalistische maatschappij heeft altijd meer belangstelling getoond voor de onmiddellijke winst dan voor het welzijn van de mensheid. Ten koste van barbarij en armoede, is ze er desondanks in geslaagd om in de achttiende en negentiende eeuw een vooruitgang te boeken voor de mensheid, door haar in theorie te beschutten tegen materiële schaarste, maar ook door haar beter haar eigen wereld en eigen aard te doen begrijpen. Maar nu is dit zieltogend systeem enkel nog in staat om de mensheid mee te sleuren in haar zelfvernietiging. Haar einddoel is dus geen mooie utopie, het is een absolute noodzaak! Het is idealisme te geloven dat er binnen deze maatschappij nog een toekomst is! Maar toch, als de toekomst die het kapitalisme belooft vol is van donkere wolken en verdriet, kan de arbeidersklasse niet neerslachtig worden en wegvluchten in machteloze jammerklachten.
In de ellende kan men niet alleen de ellende zien! De crisis is de beste bondgenoot van het proletariaat. Zij zal het bewustwordingsproces versnellen over de impasse van de huidige wereld. Op termijn zal ze strijd van de arbeidersklasse steeds verder opvoeren!
Bart
(1) Communistische manifest, Amsterdam, Pegasus, 1988, p. 43-44.
(2) Ibidem, p. 44-45.
(3) Thomas Malthus, instemmend door Karl Marx aangehaald in Grundrisse, vergelijk echter: Theorien über den Mehrwert, MEW, Bd. 26.3, p. 51-52.
(4) Communistisch manifest, ibidem, p. 47.
(5) Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, in Keuze uit zijn werken, Moskou, Progres, 1973, p. 320, op. cit.
Op 4 november 1918 barste in Kiel, een marinehaven aan de Baltische Zee, een muiterij los van duizenden matrozen tegen het bevel om uit te varen tegen de Engelse vloot. Het bevel uitvoeren zou een zelfmoordactie zijn, in een situatie waarin het verlies van de oorlog door Duitsland op het militaire vlak zo goed als vaststond.
De ontevredenheid en verwerping van de oorlog bereikte een kookpunt. Na een slachtpartij van vier jaar aan de fronten, met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, een verwoestende loopgravenoorlog met gifgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, en uithongering van de werkende bevolking aan de thuisfronten, was de werkende klasse de oorlog moe. Zij was niet langer bereid om zichzelf nog langer op te offeren voor de imperialistische oorlog. Nochtans wilde het opperbevel van de marine voortzetting van de oorlog afdwingen met inzet van brutale onderdrukking en was zij er toe bereid draconische straffen te gebruiken tegen de muitende mariniers.
In reactie daarop ontplooide zich vanuit Kiel een brede golf van solidariteit onder de arbeiders, die zich onmiddellijk naar andere steden in Duitsland oversloeg. De arbeiders legden het werk neer, de soldaten weigerden de orders op te volgen, zoals zij dat al eerder gedaan hadden in januari 1918 in Berlijn, en vormden arbeiders – en soldatenraden. Deze beweging verspreidde zich als een lopend vuurtje naar andere steden. Op 5 en 6 november begonnen Hamburg, Bremen en Lübeck in het Noord-westen in beweging te komen; op 7 november Hannover, Oldenburg en Köln; op 8 november waren alle grote westduitse steden in de handen van de opstandelingen, en Magdeburg en Leipzig aan de oostkant van de Elbe. Dresden, Frankfurt, Stuttgart, Nürenberg, en München volgden. Binnen één week was er geen enkele grote stad in Duitsland waar geen arbeiders – en soldatenraad bestond.
Al tijdens deze beginfase werd Berlijn tot het centrum van de opstand. Op 9 november gingen duizenden arbeiders en soldaten in massale betogingen de straat op. Een dag tevoren had de regering van prins Max van Baden het meest betrouwbare jagersbataljon naar Berlijn gedirigeerd om de opstandelingen met geweld neer te slaan. Maar op het moment van zijn inzet was het bataljon echter verdwenen. In alle vroegte werd op de 9de een tweede jagersbataljon gemobiliseerd. Zonder succes. Een compagnie weigerde. Alle praatjes van de officieren over het aftreden van de keizer ten spijt, legde de compagnie haar insignes af en koos een soldatenraad. De 9 de november zou nog als een gewone, grauwe werkdag beginnen, maar na de ontbijtpauze stroomdem de fabrieken in snel tempo leeg.
“[...] De straten liepen vol met geweldige mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieksbedrijven lagen, werden grote betogingen gevormd, die op het middelpunt van de stad toestroomden. Dat het niet om een vreedzame demonstratie ging, werd duidelijk uit de talrijke pistolen, geweren en handgranaten die overal zichtbaar werden. Waar soldaten zich lieten zien, was het meestal niet nodig een oproep te doen, zij sloten zich vrijwillig aan bij arbeidersoptochten. Mannen, vrouwen, soldaten, een volk onder wapenen, stroomde door de straten in de richting van de dichtst bijzijnde kazernes.”
(Richard Müller: Vom Kaiserreich zur Republik, Teil 2: Die November Revolution, 1924, hoofdstuk 1: Der 9. November).
Onder de invloed van grote massa’s die op straat samenstroomden, liepen de laatste restanten van troepen die trouw waren gebleven aan de regering over naar de kant van de opstandelingen. Ze overhandigden hun wapens aan de muitende mariniers en sloten zich bij hen aan. De politiehoofdkwartieren, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafbureaus, de parlementaire en regeringsgebouwen werden die dag allemaal bezet door bewapende soldaten en arbeiders. Gevangenen werden vrijgelaten. Vele regeringsbeambten namen de benen. Een paar uur volstonden om deze posten van de bourgeoismacht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad gevormd van arbeiders en soldatenraden - de ‘Vollzugsrat’ (de uitvoerende raad).
De arbeiders in Duitsland traden daarmee in de voetsporen van hun klassenbroeders in Rusland, die in februari 1917 ook arbeiders – en soldatenraden hadden gevormd, en die in oktober 1917 op een succesvolle wijze de macht hadden overgenomen. De arbeiders in Duitsland stonden op het punt om dezelfde weg in te slaan: het kapitalisme overwinnen door de macht over te nemen via arbeiders – en soldatenraden. Dit perspectief zette de deur wijd open voor een wereldwijde revolutie, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap in die richting hadden gezet.
Door deze opstandige beweging hadden de arbeiders in Duitsland de grootste massastakingen ooit op gang gebracht. Alle overeenkomsten van sociale vrede die door de vakbonden tijdens de oorlog gesloten waren, werden verpulverd door de arbeidersstrijd. Door hun opstand schudden de arbeiders in Duitsland de nederlaag van 4 augustus 1914 van zich af, toen de parlementsfractie van de SPD de oorlogskredieten in het parlement goedkeurde.
De mythe dat de arbeidersklasse in Duitsland totaal verlamd was door het reformisme, werd aan gruis geslagen. Zij ontwikkelde dezelfde strijdmethoden die al in Rusland in 1905 en 1917 door de arbeiders waren beproefd, en die het kenmerk zouden gaan worden van de strijd in de vervalperiode: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Na de arbeiders in Rusland vormden die in Duitsland het speerpunt van de eerste internationale revolutionaire golf, die voortkwam uit de oorlog. Ook in Hongarije en Oostenrijk waren de arbeiders in opstand gekomen en waren ze begonnen met het vormen van arbeidersraden.
Terwijl de proletarische initiatieven zich uitbreidden, bleef de heersende klasse niet stil zitten. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was om de beweging te saboteren en te beteugelen. De bourgeoisie was snel in staat om haar lessen uit de revolutionaire machtsovername in Rusland te trekken. Op haar voorpost stond het militaire opperbevel. Generaal Gröner, de opperste bevelhebber van het leger zou het later als volgt voorstellen:
“... in Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met behulp van het militaire gezag. De partijen van rechts waren in elkaar gestort en het was natuurlijk ondenkbaar om een bondgenootschap aan te gaan met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een bondgenootschap aan te gaan met de Sociaal-democratie. Wij verenigden ons in onze gemeenschappelijk strijd tegen de revolutie, tegen het Bolsjewisme. Het herstel van de monarchie was ondenkbaar geworden. De doeleinden van ons bondgenootschap werden op de avond van 10 november uitgewerkt. Zij waren: totale strijd tegen de revolutie, het herstel van een regering van orde, steun aan de regering door de troepenmacht en zo snel mogelijk overgaan tot de vorming van de nationale grondwetgevende vergadering.” (Wilhelm Gröner over het akkoord tussen het militair opperbevel en Friedrich Ebert op 10 november 1918).
Om de vergissing te vermijden die de heersende klasse in Rusland beging na de februariopstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en daarmee het verzet van de arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime op de spits dreef, en zo de opstand van oktober 1917 voorbereidde, reageerde de kapitalistenklasse in Duitsland heel snel en op een slimmere manier. Op 9 november werd de keizer gedwongen af te treden en werd hij naar het buitenland verbannen. Op 11 november werd er een wapenstilstand getekend die hielp de doorn van de oorlog uit het vlees van de werkende klasse te trekken – de voornaamste factor die de arbeiders en soldaten ertoe gedreven had om de strijd aan te gaan. Maar afgezien van de gedwongen troonsafstand van de keizer en de overeenkomst van de wapenstilstand, was het overdragen van de regeringsmacht aan de sociaal-democratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met de USPD (de Onafhankelijke Sociaal-democratische Partij) 1 de Raad van Volkscommissarissen, eigenlijk een burgerlijke regering die trouw was aan het kapitalisme. Diezelfde dag, terwijl Karl Liebknecht, de meest bekende leider van de Spartakisten, de ‘Socialistische Republiek’ uitriep ten overstaan van duizenden arbeiders en opriep tot de éénmaking van de arbeiders in Duitsland met die van Rusland, riep SPD-leider Philipp Scheidemann de ‘Vrije Duitse Republiek’ uit met aan het hoofd ervan de nieuwe Raad van Volkscommissarissen.
Deze zelf uitgeroepen (burgerlijke) regering was opgezet om de beweging te saboteren: “Door toe te treden tot de regering snelt de Sociaal-democratie het kapitalisme ter hulp, en biedt zij het hoofd aan de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar lijk moeten marcheren.”
Rosa Luxemburg had hiervoor al gewaarschuwd in oktober 1918 in haar ‘Spartakusbrieven’. In de Rote Fahne (Rode Vaan), de krant van de Spartakisten waarschuwde zij: “Vier jaar lang hebben de Scheidemanns, de regerende socialisten, jullie in de verschrikkingen van de oorlog geduwd; zijn vertelden jullie hoe hoognodig het was om het ‘vaderland’ te verdedigen, alhoewel het slechts ging om een strijd voor naakte imperialistische belangen. Nu het Duitse imperialisme wankelt, proberen zij voor de bourgeoisie te redden wat te redden valt en proberen zij de revolutionaire energie van de massa’s aan duigen te slaan. Geen éénheid met diegenen die jullie vier jaar lang hebben bedrogen. Weg met het kapitalisme en zijn agenten.”
Maar de SPD probeerde nu het werkelijke klassenonderscheid te verdoezelen. Ze schreef:
“Als één groep tegen een andere vecht, één sekte tegen een andere, dan zullen wij vervallen in de Russische chaos, algemeen verval, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van het aftreden van de Keizer, nu het spektakel moeten meemaken van de arbeidersklasse die zichzelf verminkt, in een zinloze broederstrijd? Gisteren werd de nood aan innerlijke éénheid binnen de arbeidersklasse aangetoond. Uit bijna alle steden was de roep te horen voor het herstel van de éénheid tussen de oude SPD en de pas gestichte USPD.” (Vorwärts, 10.11.1918).
Voortgaand op deze illusies in de éénheid tussen de SPD en de USPD, drong de SPD er in de Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad op aan, dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen paritair was samengesteld uit drie leden van de SPD en van de USPD, deze partijverhoudingen ook zou gelden voor de afgevaardigden van de ‘Berlijnse Arbeiders – en Soldatenraad’. Ze verkregen zelfs een mandaat van de ‘Berlijnse Arbeiders en Soldatenraad’ om ‘een voorlopige regering te leiden’, die in werkelijkheid de directe kracht vormde om de arbeidersraden tegen te werken.
Rosa Luxemburg maakte later een balans op van de strijd tijdens deze fase:
“Wij konden moeilijk verwachten dat in Duitsland dat het verschrikkelijke spektakel had meegemaakt van 4 Augustus [1914; het stemmen van de oorlogskredieten, nvdv], en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst had binnengehaald, die op die dag was gezaaid, er plots op 9 november 1918 een zegevierende revolutie uit de lucht zou vallen, geïnspireerd op klassenbewustzijn en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat er op 9 november plaatsvond was in mindere mate de overwinning van nieuwe beginselen; het was niet veel meer dan het ineenstorten van een mors systeem van imperialisme. Het moment was gekomen voor het ineenstorten van het imperialisme, een kolos op lemen voeten, die van binnenuit instortte. Het gevolg van deze ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die ontbloot was van een beredeneerd plan. De enige bron van éénheid, het enige doorzettende en reddende beginsel was het wachtwoord: ‘Vormt arbeiders – en Soldatenraden’ .” (Stichtingscongres van de KPD, 31 december 1918).
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten aan het wegebben was, begonnen er meer stakingen uit te breken. Maar deze dynamiek zat nog in zijn beginstadium. En op dat ogenblik was de radenbeweging nog onvermijdelijk versplinterd. Van de gelegenheid gebruik makend nam de SPD het initiatief voor een oproep tot een nationaal congres van de arbeiders en soldatenraden dat zou gehouden worden in Berlijn op 16 december. Dus op een moment dat de beweging in de fabrieken nog niet tot volle ontplooiing was gekomen en waarop de centralisering van de raden nog voortijdig was, wilde de SPD van deze kans gebruiken om de raden politiek te ontwapenen via een dergelijk nationaal congres. Bovendien teerde de SPD op de toentertijd wijd verspreide illusie dat de raden zouden moeten werken volgens de beginselen van het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormde de afvaardiging fracties (van de 490 afgevaardigden, waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, 100 behoorden tot andere groepen). Zo werd de arbeidersklasse geconfronteerd met een eigenmachtig uitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de werkende klasse, maar dat onmiddellijk alle macht overgaf in handen van de pas eigenmachtig uitgeroepen ‘Voorlopige Regering’.
Een afvaardiging van Russische arbeiders die gekomen was om deel te nemen aan het congres werd aan de grens tegengehouden op instructies van de SPD. Het voorzitterschap gebruikte tactische zetten om te beletten dat leidende Spartakisten zoals Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg zouden kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het congres. Ze beletten hen zelfs te spreken onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders waren van Berlijnse fabrieken. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besliste om de oproep tot de vorming van een nationale (grondwetgevende) vergadering te steunen. Deze machtsafstand aan een burgerlijk parlement ontwapende de raden.
De Spartakisten die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging van 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationale congres stelde de heersende klasse er toe in staat om een belangrijk punt te scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten kwamen tot de slotsom:
“Het eerste congres vernietigde tenslotte de enige verworvenheid van de arbeiders - de vorming van arbeiders – en soldatenraden - en stal dus de macht uit de handen van de werkenden klasse en sloeg het revolutionair proces terug. Doordat het congres de arbeiders en soldatenraden veroordeelde tot machteloosheid (door de beslissing om de macht over te dragen aan een nationale grondwetgevende vergadering) verkrachtte en verried het zijn mandaat. De arbeiders en soldaten moeten de resultaten van dit congres nietig en waardeloos verklaren” (Rosa Luxemburg, 20.12.1918). In sommige steden protesteerden de arbeiders en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties op touw te zetten. Bij een aanval van het ‘Freikorps’ in Berlijn (contra-revolutionaire troepen die in het leven waren geroepen door de SPD), werden op 24 december meerdere tientallen arbeiders gedood. Dit lokte de woede uit van de arbeiders van Berlijn. Door deze openlijk contrarevolutionaire acties van de SPD, trokken de commissarissen van de USPD zich op 29 december terug uit de Raad van Volkscommissarissen. Van 30 december tot 1 januari richtten de Spartakisten in het heetst van de strijd, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD), de Kommunistische Partij van Duitsland op (KPD). Toen zij op 3 januari 1919, de balans opmaakte en de perspectieven schetste, onderstreepte Rosa Luxemburg: “de verandering van de revolutie met een overwegend ‘soldatenkarakter’ van 9 november naar een arbeidersrevolutie, de verandering van een oppervlakkige en louter politieke verandering van regime naar een lang uitlopend proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de werkende klasse wel degelijk een verschillende graad van politieke volwassenheid, training en vasthoudendheid, dan wat wij tot nu toe gezien hebben in deze eerste fase van de strijd” (De Rode Vaan, 3.1.1919).
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Het is 90 jaar geleden dat de proletarische revolutie haar tragische hoogtepunt beleefde in de gevechten van 1918-1919 in Duitsland. Na de zegevierende revolutie in Rusland van oktober 1917 was Duitsland tot het centrale slagveld van de wereldrevolutie geworden. Hier werden de beslissende gevechten geleverd... en verloren. De revolutionaire beweging bracht de heersende klasse bijna om haar klassenheerschappij.
Maar, over welke Duitse revolutie hebben we het hier? Zelfs in Duitsland weten vele arbeiders er niets over. Nog steeds zit het trauma van de contrarevolutie, en in het bijzonder van het nationaal-socialisme, er diep in. Is er wel ooit een Duitse revolutie geweest? En wanneer dat zo is, welke lessen kunnen we eruit trekken voor de toekomstige strijd? Om een antwoord te geven op deze vragen, en om erover te kunnen discussiëren, laten we de gebeurtenissen voor zich spreken.
De internationale revolutionaire golf begon als oppositie tegen de oorlog, en dit maar weinig jaren na de grootste politieke nederlaag van de arbeidersklasse: de ineenstorting van de socialistische internationale door het verraad van grote delen van de sociaal-democratie, die instemden met de oorlogskredieten, en die daarmee hun toestemming gaven aan de wereldoorlog.
De vakbonden mobiliseerden het proletariaat voor de wederzijdse afslachting van de klassenbroeders en – zusters aan de andere kant van de nationale grenzen. Engels had in 1895 al gewaarschuwd dat de wereldrevolutie niet vanzelf zou komen, maar dat het alternatief luidt: “Socialisme of barbarij.”
Voor het eerst waren de revolutionairen bang dat de revolutie te laat zou kunnen komen. Rosa Luxemburg schreef in 1915 in haar gevangeniscel over de slachtvelden van de oorlog:
“Het is onze kracht en onze hoop die daar rij aan rij, als het gras onder de sikkel, dagelijks wordt weggemaaid (...), de voortroepen van het hele wereldproletariaat (...) Hier laat de wereldoorlog zich niet alleen zien als een grandioze moord, maar ook als een zelfmoord van de Europese arbeidersklasse.” (Juniusbrochure)
Het was belangrijk dat de revolutionairen de hele arbeidersklasse hielpen om aan deze politieke desoriëntatie te ontsnappen. Er werd illegaal revolutionaire propaganda gemaakt, men nam deel aan manifestaties voor brood, er werden weer versterkt contacten met revolutionairen in het buitenland aangeknoopt. Op 1 mei 1916 sprak Karl Liebknecht zich op de Potsdamer Platz in Berlijn voor 10.000den tegen de oorlog uit. Hij werd gearresteerd en in de gevangenis gezet, maar de krachtige stem van het proletarisch internationalisme en de proletarische solidariteit was weer te horen! Dientengevolge kwam het in vele steden van Duitsland en ook in Rusland, tot solidariteitsstakingen voor Liebknecht.
Het was belangrijk voor het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse, dat ze de oorlog door de socialistische revolutie zou beëindigen, dat was toen de overtuiging van de revolutionairen. Al het andere zou slechts een ‘staakt het vuren’ zijn voor de volgende oorlog. De Bolsjewiki hoopten al dat met de proletarische revolutie de wereldoorlog beëindigd zou worden. De Russische revolutie was de eerste stap van de wereldrevolutie. Maar de paradox was dat het wegvallen van Rusland uit de wereldoorlog vooreerst de wereldoorlog verder aanwakkerde, omdat dit het Duitse imperialisme uit zijn dilemma van een tweefronten-oorlog had bevrijd. Al in 1917 vonden er massastakingen in Duitsland plaats in solidariteit met de revolutie in Rusland. In 1918 wachtte het proletariaat met smacht op de revolutie in Duitsland. Er waren ook steeds meer massastakingen in alle grote Duitse steden. Zo staakten bijvoorbeeld een half miljoen arbeiders in Berlijn, maar vooralsnog was dit nog de voorbereiding op de revolutie. De soldaten werden steeds meer oorlogsmoe, velen deserteerden, de bevolking aan het thuisfront hongerde, en vanaf september 1918 verklaarde de Duitse Opperbevelhebber de oorlog voor verloren. Er werden onderhandelingen met de Entente-mogendheden opgenomen. Ondertussen debatteerden de Spartakisten met de revolutionaire voorlieden (Obleute) over het tijdstip van de revolutionaire opstand. De revolutionaire voorlieden waren oorspronkelijk een kleine kring sociaal-democratische kameraden, die een groot vertrouwen onder de collega’s genoten, omdat ze zich tegen de oorlog uitspraken. Ze waren meestal hooggekwalificeerde en gevormde metaalarbeiders, die erom bekend stonden om in solidariteit voor de belangen van andere, zwakkere delen van de arbeidersklasse te strijden. In de oorlog vormde zich een heel netwerk rondom hen. Ze werden leden of sympathisanten van de linkervleugel van de Onafhankelijke Sociaal-democratie (USPD), inclusief de Spartakusbond. Voor iedereen onverwacht kwam de revolutie, niet in Berlijn, maar in Wilhelmshafen.
De revolutie werd op gang gebracht door de matrozen van de hoogzeevloot. De aanleiding was, dat de officieren liever ‘eervol’ ten onder wilden gaan in een zinloze zeeslag, dan de schande te moeten dragen van de oorlogsnederlaag. Ze beraamden daarom een aanval tegen de Engelse vloot. Dit vertelden ze natuurlijk niet aan de matrozen en stokers. Maar er werden brieven van officieren door matrozen onderschept. De verontwaardiging was groot, want, hoe verrassend, de 80.000 matrozen en stokers wilden niet sterven. Op 4 november 1918 muitte desalniettemin maar een deel van de matrozen. De anderen hadden nog niet de moed gevat om voor hun leven te vechten. De muiters werden naar Kiel gebracht, in afwachting van een zeker doodsoordeel. Daarmee werd een van de centrale vragen van de proletarische revolutie op de agenda gezet: de kwestie van de solidariteit.1
Drie dagen lang debatteerden ze met marinesoldaten en dokwerkers wat hen te doen stond. Op de derde dag moesten ze op een plein bijeenkomen, omdat er bewapende posten voor het vakbondsgebouw waren neergezet. Maar daar werden zij vergezeld door duizenden arbeiders in een grote demonstratie. Dit was het begin van de Duitse revolutie. Maar de beslissing zou in Berlijn vallen. De overwinning stond geenszins van tevoren vast. De heersende klasse was vastberaden om in de hoofdstad het gevecht aan te gaan en de revolutie bloedig neer te slaan. Op de avond van de 8ste november observeerde Richard Müller, een revolutionaire voorman die al snel voorzitter van de algemene arbeiders- en soldatenraad zou worden (net als Trotski in Rusland), hoe contrarevolutionaire troepen de stad in kwamen, die eerder al ‘met succes’ tegen de Finse revolutie waren ingezet.2
Toen ging alles heel snel, op die 9de november in Berlijn. Alle ooggetuigen spreken van honderdduizenden arbeiders die ‘s ochtends vroeg uit de fabrieken en bedrijven in de richting van het stadscentrum marcheerden. Onderweg hield ze stil om andere arbeidersscharen op te halen, en gingen ze de kazernes in. Men vreesde het ergste, maar men was vastbesloten om tenminste te proberen de soldaten in de kazernes van zijn strijd te overtuigen. Er werden plakkaten gedragen: “Broeders, niet schieten!” De spanning steeg. En toen? Er vielen geen schoten, en geen doden. In tegendeel, de soldaten openden zelf de kazernepoorten, hielpen de rode vlag te hijsen, zij sloten zich bij de massa’s aan. Men trok voorbij “Unter den Linden”. De oorlog was beëindigd, de arbeidersklasse had de Duitse revolutie ingeleid, maar de heerschappij van het kapitaal was daarmee nog lang niet ten val gebracht.
s’Middags riep Philipp Scheidemann onder de indruk van de massa’s de ‘vrije Duitse republiek’ uit. Friedrich Ebert was buiten zichzelf van woede, want hij had de keizer willen behouden. Ebert en Scheidemann behoorden voor de oorlog tot de rechter, reformistische vleugel van de sociaal-democratie; zij stonden aan de kant van Duitsland in de oorlog, en zij bestreden tenslotte als regering met alle middelen de proletarische revolutie.
Niet veel later riep Karl Liebknecht, die kort tevoren met honderden anderen politieke gevangen uit de gevangenis waren bevrijd, bij het stadslot voor honderdduizenden de socialistische revolutie uit, en riep op tot de strijd voor de wereldrevolutie. Het gejuich was onbeschrijfelijk. Tegelijkertijd bezetten de revolutionaire voorlieden een zaal in de Rijksdag en stelden oproepen op aan de arbeiders en soldaten van Berlijn, om de volgende dag afgevaardigden voor de arbeiders- en soldatenraad te kiezen.
Op 10 november vond de verkiezing van de arbeiders- en soldatenraad plaats. Deze benoemde een soort provisorische socialistische regering van SPD en USPD onder leiding van Ebert. Op dezelfde avond ondertekende Ebert een geheim verdrag met de nieuwe militaire leiding, om de revolutie neer te slaan. Dit was het einde van het keizerdom in Duitsland, maar de beslissende slag in de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie moest nog worden geleverd.
Nog vanuit de gevangenis volgde Rosa Luxemburg alle gebeurtenissen van de Duitse revolutie en analyseerde iedere ontwikkeling met typische scherpte, ondanks de lichamelijke gebreken die haar na jaren gevangenis plaagden. Hoewel de revolutie door arbeiders werd aangevoerd, noemde zij deze eerste fase “de revolutie van de soldaten”, want haar hoofddoel was de vrede – het beëindigen van de oorlog. Nu de wereldoorlog tot stilstand was gekomen, zag Luxemburg duidelijk dat er ook illusies over het einde van de oorlog zouden zijn. Dit bevestigt ook Richard Müller, want tijdens de eerste zitting van de arbeiders- en soldatenraad op 10 november in Berlijn had een groot deel van de soldatenafgevaardigden de revolutionairen die zich voor de voortzetting van de klassenstrijd uitspraken, en die de sociaal-democratie als contrarevolutionair brandmerkten, bijna gelyncht. Voor de revolutionairen had de Duitse revolutie echter duidelijk een proletarisch karakter, dat het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de vorming van arbeiders- en soldatenraden. De vorming van raden was al de opbouw van eigen machtsorganen, en was daarmee in de grond al een oorlogsverklaring aan de burgerlijke machtsorganen. Zij betekende het begin van de burgeroorlog. De beslissende vraag was, of in de raden, in de arbeidersklasse in het algemeen, de revolutionaire proletarische visie de overhand zou krijgen. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches vertrouwden daarop. De tijd zou aan de kant van de arbeidersklasse zijn, want ondanks het einde van de oorlog werd het steeds duidelijker dat de massieve problemen van honger, inflatie en prijsstijging,, dalende lonen en werkloosheid voor het proletariaat bleven voortbestaan. Maar een proletarische revolutie heeft ook een revolutionaire partij nodig, om de klasse een politieke oriëntatie te geven. Een centraal probleem in Duitsland was dat een dergelijke partij, anders dan in Rusland, nog niet bestond. De oprichting van een communistische partij met een duidelijk revolutionair program was hoogstnoodzakelijk.
Zo kwam het eind december 1918 tot een congres van de Spartakisten en de Internationale Kommunisten Duitslands (IKD, de Bremer linkerzijde) die het oprichtingscongres van de Kommunistische Partij van Duitsland (KPD) werd. De revolutionaire voorlieden waren niet uitgenodigd, maar men verwachtte hun toetreding tot de partij na de oprichting. Rosa Luxemburg en Leo Jogiches werden echter steeds ongeruster. Ondanks alle belangrijke vragen die werden bediscussieerd, dreigde het congres op de belangrijkste vraag te falen: Wat zijn de volgende stappen op weg naar de macht? Luxemburg verzorgde met een laatste krachtsinspanning een inleiding over deze vraag, en legde uit, dat de eerste fase van de revolutie primair een politieke was, omdat ze zich tegen de oorlog heeft gekeerd. Economische eisen hadden in de novemberrevolutie slechts een ondergeschikte rol gespeeld. Maar nu is een tweede fase van de revolutie noodzakelijk, die door economische eisen gekenmerkt moet zijn, door klassenstrijd, met andere woorden: de massastaking. De massastaking verbindt economische, politieke en culturele eisen en leidt daardoor ook tot een centralisatie van de strijd. Dit is de weg tot de geslaagde revolutie, die ook eerst het hele land moet bereiken. De machtsovername staat vandaag nog niet op de agenda.
Hoewel velen door de inleiding van Luxemburg enthousiast geworden waren, wilden velen helemaal geen debat, maar wilden ze meteen overgaan tot stemming. Het congres begreep op dat moment, uit puur ongeduld en een gebrek aan debatcultuur, helemaal niet dat het hier en nu om de belangrijkste vraag van de Duitse, en daarmee van de wereldrevolutie überhaupt ging. Jogiches en Luxemburg waren totaal gechoqueerd. Ook de onderhandelingen met de revolutionaire voorlieden mislukten. Het wederzijds wantrouwen was te groot. Luxemburg sprak zich in de ‘rode vaan’ (de krant van de Spartakisten, respectievelijk van de KPD) uit voor de noodzakelijke aaneensluiting.
De contrarevolutie sliep uiteraard niet en bereidde middels talrijke provocaties het neerslaan van de revolutie voor. De sociaal-democratie fungeerde hier als het Trojaanse paard, want ondanks haar verraad was zij in de ogen van velen nog steeds een arbeiderspartij. De ontbinding van het leger bemoeilijkte de vorming van een geregelde troepenmacht voor witte terreur. Er werden ‘vrijkorps’ gevormd, die later de kern van de nazi-beweging zouden vormen. De sociaal-democratie rechtvaardigde de witte terreur in de media als strijd tegen de moordlustige Spartakisten. Tegelijkertijd riep de SPD-krant ‘Vorwärts’ openlijk op tot moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
Op 6 december begon het grote offensief van de contrarevolutie. De vertrekken van de ‘Rode Vaan’ werden vernield, men probeerde de leiders van het uitvoerend comité van de arbeiders- en soldatenraden te arresteren, en er werd geschoten op een demonstratie van de Spartakusbond, met 18 doden als gevolg. Bovendien probeerden de ‘vrijkorps’ Karl Liebknecht te arresteren, respectievelijk te vermoorden. De reactie van de arbeidersklasse was: de eerste gigantische solidariteitsdemonstratie voor de Spartakisten, en meerdere stakingsacties in Opper-Silezië en in het Ruhrgebied.
Het tweede offensief van de contrarevolutie was op 24 december de aanval op de Volksmarine-divisie, die zich in het stadslot en de Marstall bevond. In een mediacampagne werden de matrozen als criminelen en als Spartakisten gebrandmerkt. Zij waren een symbool van de revolutie, want zij hadden de revolutie vanaf de kust in het land verspreid. Zij waren zowel de sociaal-democratie als voor de legerleiding een doorn in het oog. Men stelde hen een ultimatum: capitulatie zonder voorwaarden. Hoewel ze zonder meer de zwakkere partij waren, wilden ze tot het laatst doorvechten. Maar het grootse was: zodra de matrozen met kanonnen werden beschoten, ontwaakten talrijke arbeiders, vrouwen en kinderen, renden naar de overkant om de matrozen te steunen. Vaak slechts met hun moed, hun humor en hun overredingskunst bewapend, stelden zij zich voor de schietende troepen op. En inderdaad, de troepen smeten hun wapens weg, en ontwapenden hun officieren.
Zege! Op 25 december kwam het in Berlijn tot een reusachtige demonstratie, die ditmaal tegen de sociaal-democratie gericht was. Op weg terug naar huis bezette een deel van de demonstranten spontaan het kantoor van de Sociaal-democratische ‘Vorwärts’, uit verontwaardiging over de laster tegen de revolutionaire arbeiders, matrozen en soldaten. De sociaal-democratie nam dit als aanleiding voor het volgende offensief, tenslotte ging het om de verdediging van de persvrijheid! De revolutionaire voorlieden gingen naar de arbeiders in het ‘Vorwärts’ kantoor, en probeerde hen tot een geordende terugtrekking te bewegen, omdat het voor een gewapende opstand nog te vroeg was. Ook dit was een overwinning voor het proletariaat. De contrarevolutie verloor een voorwendsel om de revolutie in bloed te smoren. Op 31 december kwam het tot een reusachtige demonstratie, die tegelijk een rouwstoet was voor de slachtoffers van de gevechten om het Marstall-gebouw. De woede van de arbeidersklasse groeide, de USPD trad uit de regering, de KPD werd opgericht.
Het derde offensief van de contrarevolutie volgde snel, maar de sociaal-democratie en de legerleiding hadden intussen erkend, dat directe aanvallen op symbolen van de revolutie (zoals Liebknecht en de Volksmarine-divisie) grote protesten veroorzaakten en de solidariteit aanwakkerden. Daarom werd een grote hetze gestart tegen de Berlijnse politiepresident, Emil Eichhorn, een linkse USPD’er. Men verwachtte geen grote solidariteit van de kant van de arbeiders, ook wanneer hij arbeiders had bewapend. Des te groter was de verrassing toen, op 5 januari 1919, 150.000 arbeiders gehoor gaven aan de oproep van de revolutionaire voormannen, en voor het hoofdbureau van politie aan de Alexanderplatz manifesteerden. Men had het zeer wel begrepen: een aanval op Eichhorn was inderdaad een aanval op de revolutie. Op 6 januari demonstreerden en staakten zelfs 500.000 arbeiders in Berlijn voor Eichhorn.
Wederom zegevierde de Duitse revolutie. Dit waren belangrijke etappe-zeges om het vertrouwen in de eigen macht van het proletariaat te versterken. Men was op de goede weg, maar de contrarevolutionaire gevaren lagen op de loer. Ondertussen waarschuwde de KPD in de ‘Rode Vaan’ dat het tijd was voor nieuwe verkiezingen van de raden, die zeker de ruk naar links van arbeiders en soldaten, sinds de verkiezingen van november, tot uitdrukking zouden brengen. Men bleef oproepen tot bewapening van de arbeiders, maar waarschuwde tegelijkertijd, dat het moment van de gewapende opstand nog niet gekomen was, omdat de hoofdstad er nog alleen voor zou staan. Nu volgde slag op slag.
De contrarevolutie begon haar vierde offensief tegen de revolutie. Later hebben bronnen zonder twijfel bevestigd, dat de tweede bezetting van de ‘Vorwärts’ door provocateurs en verklikkers werd doorgevoerd, om een voorwendsel voor de gewapende slag van de witte terreur te creëren, in naam van de verdediging van de persvrijheid. Op dezelfde 6de januari gingen de arbeiders van Berlijn in algemene staking, men riep “Weg met de regering”. Tegelijkertijd kwamen de revolutionaire leiders bijeen, 70 voorlieden (USPD linksen en dichtbij de KPD), Karl Liebknecht en Wilhelm Pieck voor de KPD, en leiders van de USPD. Buiten wachtten demonstranten op politieke oriëntaties. Men beraadde zich over wat te doen. Er heerste besluiteloosheid, maar toen kwamen er meldingen binnen, volgens welke enkele garnizoenen hun bereidheid tot de gewapende opstand zouden hebben verklaard. Bovendien was toch het perskwartier en zelfs de ‘Vorwärts’ bezet. Men raakte het hoofd kwijt. Karl Liebknecht sprak zich nu tegenover deze situatie plotseling voor de gewapende opstand uit. Grote delen van de als altijd wankelmoedige USPD’ers wilden deze schijnbare radicaliteit in niets ten achterstaan, en spraken zich net zo gepassioneerd voor de opstand uit. De atmosfeer werd steeds geladener. Richard Müller trachtte om de aanwezigen tot bezonnenheid op te roepen. De situatie zou nog niet rijp zijn voor de opstand, men mag nu niet in blind activisme vervallen. Daarmee brengt men de hele revolutie in gevaar. Men liet hem nauwelijks uitspreken, en ging over tot afstemming. Allen stemden voor een algemene staking. Een grote meerderheid (tegen zes stemmen) stemde bovendien voor de val van de regering en de handhaving van de bezetting van de persbureaus. Bovendien werd het provisorische revolutionaire actiecomité opgericht.
Precies de week van 5 tot 12 januari 1919 besliste uiteindelijk over het lot van de revolutie in Duitsland en in de wereld. Het werd snel duidelijk dat er valse meldingen waren gedaan: het garnizoen bleef passief, zelfs de volksmarine-divisie bleef neutraal. Men had toch wel het een en ander kunnen doen, zoals de officieren ontwapenen, de arbeiders bewapenen, het garnizoen agiteren, enzovoort. Maar nadat tot niets minder dan de gewapende machtsovername was besloten, leken dergelijke ‘kleine’ acties niet langer gepast. Liebknecht en Pieck hadden tegen het besluit van de KPD en haar program gehandeld. De KPD-leiding was totaal onthutst. Nu werd duidelijk, dat men de waarschuwingen in het referaat van Luxemburg tegen een vroegtijdige opstand niet had begrepen. Er ontstonden daarover enkele verhitte twistgesprekken tussen Luxemburg en Liebknecht. Wat zou men moeten doen, om de arbeiders weer uit deze val te bevrijden? De KPD werd het er snel over eens. Wanneer men tot dusver tegen de gewapende opstand is geweest omdat deze te vroeg kwam, moest men zich nu daar juist helemaal voor inzetten. Alleen een machtsovername door de arbeiders van Berlijn kon nog een bloedvergieten door de contrarevolutie verhinderen. Wanneer dit zou lukken, moest men erop hopen dat Berlijn lang genoeg zou standhouden, totdat de rest van het land zou volgen. Op het militaire vlak waren de krachtsverhoudingen tamelijk gelijkwaardig, maar er bestond een beslissende zwakke plek aan de kant van de arbeidersklasse: er was nog steeds geen heldere politiek leiding.
Weliswaar waren de arbeiders sinds november veel verder naar links opgeschoven, men wantrouwde de sociaal-democratie steeds meer, maar de politieke leiding lag nog steeds niet in de handen van de KPD, zij lag bij de centristen, de USPD. De USPD was echter alleen door haar houding tegenover de oorlog verenigd, men had geen eenheidsprogram. Sommigen waren voor de proletarische revolutie, anderen voor een meer ‘democratisch’ kapitalisme. Dit verwarde de arbeiders des te meer, omdat het provisorische revolutiecomité (waar de KPD’ers waren uitgetreden), nu ook nog met de SPD in onderhandelingen trad, in plaats van haar consequent te bestrijden. Dit was het ogenblik waarop de contrarevolutie zo lang had gewacht. Men sloeg toe met bomaanvallen, vuurgevechten, moord, lynch-justitie tegen arbeiders en soldaten, het lastigvallen van vrouwen en kinderen. De systematische jacht op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werd geopend. Maar nog was de strijd niet beslist.
Al in november had Rosa Luxemburg een tweede, nieuwe fase in de revolutie aangekondigd: de massastaking. Deze begon nu steeds massievere vormen aan te nemen, in antwoord op inflatie, ontslagen, massawerkloosheid, arbeidstijdverkorting en honger; en wel uiteindelijk in andere belangrijke delen van Duitsland: in Opper-Silezië, aan de Nederrijn en in Westfalen, en Midden-Duitsland. In het Ruhrgebied staakten miljoenen mijnwerkers. Zij werden meteen brutaal door ‘vrijkorps’, gewapende bedrijfstroepen en de vakbonden aangevallen. De mijnwerkers vochten terug, en al zeer snel traden twee hoofdeisen in deze strijd naar voren:
1. Alle macht aan de arbeiders- en soldatenraden.
2. Socialisatie van de fabrieken en mijnen.
Terwijl de massastaking zich steeds dieper over het hele land verspreidde, vocht het revolutionaire Berlijn voor zijn leven.
De arbeiders wilden massastakingen, maar geen straatgevechten. Zij eisten het terugtreden van de SPD-regering, maar zij waren ook boos op hun politieke leiding, die overhaast een opstand had geëist. De militairen namen het door verklikkers bezette ‘Vorwärts’ - kantoor met geweld in, en verklaarden de zogenaamde Spartakusopstand voor beëindigd. De hetz-campagne werd echter voortgezet. Hoewel Leo Jogiches Luxemburg en Liebknecht, de aanvoerders van de revolutie, had gesmeekt om zich een tijdje buiten Berlijn schuil te houden, namen zij dit niet in aanmerking. Maar de strop die contrarevolutie om hun nek legde werd steeds strakker aangetrokken. De mensenjacht bereikte op 15 januari 1919 haar hoogtepunt. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden door ‘vrijkorps’ gearresteerd, mishandeld en brutaal vermoord. In de media werd de volgende dag beweerd, dat Luxemburg door een uitzinnige menigte gelyncht zou zijn, en dat Liebknecht ‘op de vlucht’ zou zijn neergeschoten. Slechts weinige dagen later werd duidelijk dat dit leugens waren. De moordenaars werd tot vlucht naar Nederland verholpen. Toen de moord bekend werd, ging er een schreeuw van ontzetting door de arbeidersmassa’s. Uit angst voor de reactie van de arbeiders riep de bloedhond Gustav Noske de oorlogstoestand over Berlijn uit, toen op 25 januari een demonstratie van honderdduizenden de lijkkisten van Liebknecht en 33 andere revolutionairen volgde. Het lijk van Rosa Luxemburg werd pas enkele maanden later in het Landwehr-kanaal gevonden. Maar voor de ‘socialistische’ regering rond Ebert volstond deze slag tegen de revolutie niet. Noske werd in het ambt geroepen om Berlijn te ‘zuiveren’. De Berlijnse arbeiders waren als verlamd, en konden zich nauwelijks te weer stellen, toen Noske arbeiderswijk na arbeiderswijk liet bezetten, arbeiders liet doodschieten en vrouwen liet mishandelen. Later werd duidelijk dat er helemaal geen schietende Spartakisten waren geweest waartegen de troepen van Noske moesten optreden. Veeleer werd er nachtenlang wilekeurig in het rond geschoten. De SPD richtte in Berlijn in feite een militaire dictatuur in, aldus Richard Müller.
In het Rijnland en in Westfalen escaleerde de situatie toen het leger probeerde de arbeiders- en soldatenraden de macht te ontnemen en hen te ontwapenen. Er werden 30.000 ‘vrijkorps’ naar het Ruhrgebied gestuurd. Op 14 februari riep de Arbeiders- en Soldatenraad op tot algemene staking en gewapend verzet. Toen op 21 februari het Generale Commando de totale ontwapening en de capitulatie van de raden eiste, was dit van hen verlangen om zelfmoord te plegen. Tegen een grote minderheid in besloten de raden toch om de eisen te accepteren, omdat de stemming voor een gewapende strijd nog niet algemeen zou zijn. Nu had men echter zijn gunstige uitgangspositie vroegtijdig en onnodig opgegeven! En inderdaad braken kort daarop de gevechten van de arbeidersklasse in Midden-Duitsland in volle hevigheid los. De arbeiders waren verontwaardigd, en op de volgende dag traden 145.000 arbeiders in staking. Hoewel alle voorwaarden geaccepteerd waren, beweerden de regeringstroepen dat dit niet het geval was, en daarom moest het Ruhrgebied militair bezet blijven. Pas in maart kwam het in het Rijnland en in Westfalen tot een heropname van de gevechten, maar nu met volle revolutionaire kracht.
De gevechten in Midden-Duitsland gingen ononderbroken verder. Hier waren het vooral de industriearbeiders, en voor het eerst grote delen van het spoorwegpersoneel. Dit was van groot strategisch belang. De sociaal-democratie had namelijk uitsluitend aan hen loonsverhogingen toegekend, om spoorstakingen te verhinderen, zodat de contrarevolutionaire troepen dwars door het land tegen de revolutie in stelling gebracht konden worden. Maar nu was de noord-zuid verbinding van het spoor voor de ‘vrijkorps’ onderbroken. Bijna alle beroepen in Midden-Duitsland staakten. Garnizoenstroepen in steden als Erfurt en Merseburg verzekerden aan de revolutionaire arbeiders hun bijstand. Hier vond de staking haar grootse uitbreiding. De enige mogelijkheid om de staking nog effectiever te maken, bestonden in de aansluiting van Berlijn.
Op 24 februari was de staking algemeen geworden. De Rijksregering en de nationale vergadering om Ebert was uit Berlijn gevlucht. Men zat angstig in het provinciestadje Weimar, midden in het stakingsgebied. Aan de sociaal-democratische praatjes over ‘vrede’ geloofden de arbeiders niet meer in het aangezicht van de bloedige misdaden in Berlijn en elders. Het lag nu aan de plenaire vergadering van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn om zich aan het hoofd van deze massagevechten te plaatsen.
Ondanks de traumatische ervaringen van januari streed het Berlijnse proletariaat zo goed als het kon. Maar de raad was niet opnieuw gekozen geworden en beantwoordde niet aan de verdere ruk naar links onder de arbeiders. Tegen het verzet van de SPD in kon men tenslotte een termijn voor nieuwe verkiezingen voor de nationale arbeiders- en soldatenraad doorzetten. Op 19 april had de KPD al evenveel stemmen als de SPD. In de Berlijnse raden sloeg de stemming steeds meer over in de richting van revolutie. Maar nog was het niet april, en de Berlijnse arbeiders- en soldatenraad moest reageren op de oproep van de arbeiders in Midden-Duitsland. De SPD probeerde een algemene staking met alle middelen te verhinderen. De raad aarzelde. Toen kwamen afgevaardigden uit grote Berlijnse bedrijven hem meedelen, dat de massabijeenkomsten in de bedrijven al tot de staking hadden besloten. De algemene staking was daarmee ook in Berlijn bijna overal effectief. Zelfs SPD-afgevaardigden in de arbeiders- en soldatenraden stemden tegenover deze nieuwe situatie tegen hun partijlijn en vóór de revolutie.
Het was tragisch: het Berlijnse proletariaat had zich nog één keer vermand om zijn klassenbroeders en -zusters te volgen, en toch kwam men te laat. In Midden-Duitsland was de algemene staking, na lang te zijn volgehouden, zojuist beëindigd. Het trauma van januari 1919 bleek fataal geweest te zijn. Nu sloeg het uur van de contrarevolutie. Ze woedden vooral in Berlijn, jaagden op arbeiders en communisten. Ze vermoordden er duizenden, waaronder ook Leo Jogiches. Arbeiderswijken, zoals Berlin-Lichtenberg, werden vanuit de lucht gebombardeerd.
De voorzitter van de arbeiders- en soldatenraden in Berlijn, Richard Müller, schreef later in zijn geschiedenis van de Duitse revolutie:
“Dat was de meest geweldige opstanding van het Duitse proletariaat, van de arbeiders, bedienden en ambtenaren en zelfs van een deel van de kleinburgerlijke middenlagen, een opstanding die aan grootheid en diepgang totdusver nog niet opgetekend kon worden (...) Niet alleen in de hier behandelde delen van Duitsland stonden de volksmassa’s in de algemene staking: in Sachsen, Baden, en Beieren, overal sloegen de golven van de sociale revolutie tegen de muren van de kapitalistische productie- en eigendomsorde. De arbeidersmassa’s schreden verder op de weg, die in voortzetting van de van de politieke omwenteling van november 1918 moest worden begaan.”
Vervolgens heeft Müller een stelling geopperd waarbij wij ons willen aansluiten:
“Wanneer de januari-putsch niet was uitgevoerd, dan zou het Berlijnse proletariaat de strijders in Rijnland-Westfalen en in Midden-Duitsland tijdig hebben kunnen ondersteunen; de revolutie zou met succes verder gevoerd geworden zijn, en het nieuwe Duitsland zou een ander politiek en economisch gezicht hebben gekregen.”
In deze inleiding hebben we geprobeerd om de historische gebeurtenissen voor zich te laten spreken, en ook om de hele menselijke dramatiek, in aanzetten, weer te laten opleven. We willen tot slot enkele hoofdstellingen over de revolutie in Duitsland naar voren brengen:
1. De gebeurtenissen waren een reusachtige, door de massa’s gedragen proletarische revolutie.
2. In tegenstelling tot Rusland mislukte de revolutie in Duitsland mede omdat een sterke, gecentraliseerde partij ontbrak, die het vertrouwen van de Duitse arbeidersklasse genoot.
3. Een hoofdreden voor de moeilijkheden van de revolutie in Duitsland bestond eruit dat de tegenstander veel sterker was dan in Rusland. Bovendien had de Duitse heersende klasse lessen getrokken uit de revolutie in Rusland, en slaagde zij erin de sociaal-democratie als haar Trojaanse paard te gebruiken.
4. De mislukking van de revolutie in Duitsland stond niet van tevoren vast of was onontkoombaar, het stond op het scherpst van de snede.
5. De revolutie was de ineenstorting van de heerschappij van het kapitaal in Duitsland al veel dichter genaderd dan in het algemeen wordt aangenomen.
IKS, december 2008
Op 84-jarige leeftijd is 2 september 2008 Joop Wandelee overleden. Er is niets vreemds aan dat we deze Amsterdamse arbeider en anarchist, die via vader en grootvader uit de school van Domela Nieuwenhuis kwam, en die we al van vóór het ontstaan van onze organisatie kenden, in ere houden. Joop was namelijk een overtuigd proletarisch internationalist. Ook al was hij het voor het overige volslagen met ons oneens, hij was zich er ten volle van bewust dat we dit punt gemeenschappelijk hadden. Van jongs af aan stond hij open voor debat met ‘radencommunisten’. Hij verdedigde dat ze, anders dan stalinisten en trotskisten, waarachtige klassenstrijders waren.
Wars van ieder kleingeestigheid kwam hij meerdere malen naar onze bijeenkomsten om te debatteren. Ook zette hij anderen daartoe aan, zoals vooral voor het marxisme-anarchisme debat te Amsterdam in november 1999, waar we stevig, maar ook in volle onderlinge solidariteit, de degens met elkaar hebben gekruist (1). Hij verdedigde onze aanwezigheid op de Pinksterlanddagen in Appelscha en reageerde met verontwaardiging op de “sektariërs” van de anarchistische boekenbeurs in Utrecht die ons de toegang weigerden en hij noemde het “schandalig” dat er binnen de anarchistische wereld mensen waren die “zichzelf anarchist noemen en klassenstrijders uitsluiten”, en die zelfs probeerden om ons van het trottoir voor het gebouw te jagen. Bij ons was hij altijd welkom.
Dat was Joop, eenvoudig, eerlijk, recht door zee, luisterend naar argumenten, solidair en nooit bang zijn overtuiging met vuur tegenover iedereen te verdedigen.
IKS, 14 december 2008
(1) Zie: De Hollandse Linkerzijde, een brug tussen Marxisme en anarchisme?, in Wereldrevolutie, nr, 89; vervolgens: Stellingname over het publiek debat in Amsterdam: De onmacht van de anarchisten om het kapitalisme te bestrijden, in Wereldrevolutie, nr. 90, en tenslotte: Debat over anarchisme/radenisme: Antwoord aan Daad en Gedachte, in Wereldrevolutie, nr. 91.
Zie tevens: De Vrije [71]
Midden november 2007, toen de arbeiders van Dubai weer aan het werk gingen na een massale en spontane revolte, behandelden de pers en de media als belangrijkste nieuws de geschiedenis van de neef van koning Abdallah van Dubai, Al Walid Ibn Talal, die voor persoonlijk gebruik net een Airbus 380 gekocht had.
Geen woord over de massale stakingsbeweging! Geen woord over deze open rebellie van honderdduizenden over-uitgebuite arbeiders! Eens te meer legde de bourgeoisie een black-out op aan haar internationale media.
Tegen de onmenselijke uitbuiting door de bourgeoisie…
Dubai is de laatste jaren veranderd in een immense bouwwerf, waar grote wolkenkrabbers, de ene nog ongelooflijker dan de andere, oprezen als paddestoelen. Dit Emiraat is één van de symbolen van de bourgeoisie van het ‘economische mirakel’ van het Oosten en het Midden-Oosten. Maar achter dit uitstalraam ligt een heel andere werkelijkheid: niet de werkelijkheid die wordt voorgesteld aan toeristen en zakenlui, maar de werkelijkheid van de arbeidersklasse die bloed, zweet en tranen gelaten heeft voor deze ‘architectendromen’.
Van het miljoen inwoners van het Emiraat is meer dan 80% arbeiders van vreemde afkomst, in meerderheid Indisch, maar ook Pakistaans, Bengaals en, recentelijk Chinees. Het schijnt dat zij nog goedkoper zijn dan de Arabische arbeiders! Voor een habbekrats gaat de bouwvak 24 uur per dag en 7 dagen in de week door. Zij verdienen het equivalent van 100 tot 150 Euro’s per maand. Zij bouwen deze prestigieuze torens en paleizen, maar leven zelf in cabines, met meerdere per kamer en geparkeerd in de woestijn. Zij worden opgehaald voor het werk in veewagens die men bussen noemt. Alles zonder medische zorg of pensioen… en om elk gevaar van verzet te voorkomen, nemen de bazen hun paspoorten in beslag, je weet maar nooit. Natuurlijk wordt er op geen enkele manier rekening gehouden met de familie van die arbeiders die thuis moet blijven. De arbeiders kunnen hen maar om de twee of drie jaar bezoeken omdat het te moeilijk is om het geld voor de reis bijeen te krijgen.
Maar je kan de mensen niet onbeperkt op die manier behandelen en toch buiten schot blijven.
… de massale strijd van het proletariaat
In de zomer van 2006 lieten de arbeiders van Dubai al zien dat ze in staat waren om massaal en collectief te strijden. Ondanks de repressie die er op volgde, hebben ze het nu weer aangedurfd om op te staan tegen hun uitbuiters en martelaars. Door deze strijd hebben zij hun moed laten zien, hun buitengewone vechtersgeest, zich verenigend tegen dit soort leven van ellende en slavernij. Zoals hun klassenbroeders in Egypte hebben zijn de gevestigde macht getrotseerd ondanks de risico’s die daar aan verbonden zijn. Want in de Emiraten zijn stakingen verboden en gaat de straf onmiddellijk in: intrekking van arbeidsvergunningen en een levenslange ban om daar nog te werken.
Maar nu waren zij het beu om maandenlang geen loon meer te hebben ontvangen: “Op zaterdag 27 oktober kwamen er meer dan 4.000 bouwvakkers op straat, blokkeerden de straten die leidden naar de industriezone van Jebel Ali, en wierpen stenen naar de politiewagens. Zij eisten meer bussen voor het vervoer naar het werk, minder overbevolkte logementen en lonen die het hen mogelijk zouden maken om een waardig leven te leiden.” (Courier International, 2.11.07). Omdat zij zich konden vinden in deze massale strijd, sloten duizenden arbeiders van andere bedrijven zich bij de stakers aan.
Het was geen verrassing dat de bourgeoisie en de staat gewelddadig reageerden. De anti-oproerbrigade gebruikte waterkanonnen om de betogers uiteen te drijven en sleurde verschillende onder hen in de politiewagens. “De minister van Arbeid die dit ‘barbaarse gedrag’ aankloeg, stelde hen voor de keuze van terug aan het werk te gaan en het opzeggen van hun contracten, deportatie en verlies van compensatie.” (https://www.lemaroc.org/economie/article [72] 8622.htm). Ondanks de politierepressie en de dreigementen van de regering ging de stakingsbeweging verder en verspreidde zich over drie andere gebieden in Dubai. Volgens een artikel in Associated Press van 5 november waren er meer dan 400.000 arbeiders in staking!
De dreigementen met straffen en repressie werden uitgevaardigd onder het voorwendsel dat politievoertuigen beschadigd waren, iets dat nu eenmaal onaanvaardbaar is voor de burgerlijke orde! Maar wie is er verantwoordelijk voor de ergste vorm van geweld? Het antwoord is duidelijk: degenen die de levens van honderdduizenden arbeiders tot een ware hel maken.
Wat is het vooruitzicht voor een dergelijke strijd?
In Dubai heeft het proletariaat zijn kracht en vastbeslotenheid getoond. De bourgeoisie werd er eigenlijk toe gedwongen om tijdelijk een stap terug te zetten en moest haar zuiver repressieve tactiek terzijde schuiven: “de toon was de volgende woensdag eerder verzoenend” (AFP). De massale schaal van deze strijd had “de regering van Dubai een beetje doen buigen, door aan de ministers en de bedrijven de opdracht te geven om de lonen te herzien en een minimumloon in te voeren”… officieel natuurlijk. In werkelijkheid zal de bourgeoisie haar aanvallen voortzetten. De sancties tegen de stakingsleiders schijnen gehandhaafd te worden. En het lijdt geen twijfel dat de bourgeoisie alles in een stevige houdgreep zal houden en zal proberen om het vreselijke uitbuitingspeil te behouden dat zij in Dubai oplegt.
Desalniettemin moet de heersende klasse rekening houden met het opkomen van het militantisme bij dit deel van de arbeidersklasse, ondanks haar gebrek aan strijdervaring. Dat is de reden waarom zij een andere pijl op haar boog heeft gezet: buiten de repressie, zoekt zijn nu ook meer naar het gebruik van ideologische middelen. De eerste poging echter was eerder belachelijk en ondoeltreffend. Geconfronteerd met de vermenigvuldiging van conflicten in de laatste twee jaren “hebben de gezaghebbers een commissie in het leven geroepen bij de politie die tot taak heeft om met de eisen van de arbeiders om te gaan, en zij hebben de arbeiders een gratis telefoonnummer ter beschikking gesteld om te gebruiken voor het indienen van klachten, voor het merendeel in verband met achterstallig loon.” Maakt jullie klachten direct over aan de repressiekrachten – je kan moeilijk nog provocatiever optreden! Handiger dan dit zijn de pogingen van de regering om een vakbond op te zetten in de bedrijven om in de toekomst de strijd ‘van binnenuit’ onder controle te houden.
Het vraagstuk ligt niet zozeer in perspectief voor de strijd in een mini-staat als Dubai, maar in het feit dat deze strijd deel uitmaakt van een veel wijdere beweging: de internationale strijd van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland”, zeiden Marx en Engels in het Kommunistisch Manifest van 1848. De huidige strijd van het proletariaat maakt deel uit van dezelfde keten van strijd tegen de kapitalistische uitbuiting. Van India tot Dubai, via Egypte en het Midden-Oosten, het Afrikaanse continent of Latijns-Amerika, tot de landen van Europa en Noord-Amerika, overal is de arbeidersstrijd in opkomst. De internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd is een massale aanmoediging voor de arbeiders om het even waar de beweging uitbreekt. In het bijzonder het opduiken van massale bewegingen zoals die van Dubai, Bangla Desh of Egypte moeten een stimulans zijn voor de arbeiders van de meest ontwikkelde landen. Ondertussen dragen de laatstgenoemden een bijzondere verantwoordelijkheid in het aan kondigen van een strijd tegen het heel het systeem van uitbuiting, door hun historisch opgebouwde ervaring te delen, door in de praktijk te tonen hoe de strijd in eigen handen te nemen en uit te leggen waarom wij niet op de vakbonden en links kunnen rekenen om dat voor ons te doen.
De bourgeoisie en haar media doen wat ze kunnen om het nieuws van arbeidersstrijd van over heel de wereld te smoren om te beletten dat deze ervaringen en deze bewustwording gedeeld worden. De strijdbewegingen in Dubai zijn het bewijs dat de arbeidersklasse overal te lijden heeft onder de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis en dat zij in antwoord daarop overal de wapens van haar bewustwording en solidariteit aan het smeden is.
Map / 18.11.2007
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken.
De prijzen swingen de pan uit! De inflatie steeg op 1 maart al tot 3,64%, dit is het hoogste pijl in zestien jaar. De privé-consumptie via de winkelverkopen daalt al drie maanden op rij meer dan waar ook in Europa. Dit verlies aan koopkracht treft gans de arbeidersklasse. Lonen, uitkeringen en pensioenen dalen in waarde. Het belangrijkste gevolg daarvan is dat steeds bredere lagen van de bevolking verder in armoede wegzinken (1).
"Een grote mobilisatie van de arbeiders en het ontwikkelen van solidariteit zijn meer dan ooit noodzakelijk" schreven we op de vooravond van de nationale vakbondsbetoging ter verdediging van de koopkracht van 15 december want enkel de strijd als één klasse kan een dam hiertegen opwerpen. "Des te meer omdat de stijgende kosten van levensonderhoud en afnemende leefkwaliteit, samengaand met een toenemende beeld van chaos en onverantwoordelijkheid van de politici, onder de arbeiders de laatste weken steeds meer een gevoel van onvrede heeft gevoed. Tegelijk neemt het aantal geïsoleerde stakingen tegen rationalisaties, ontslagen en loonsdalingen toe [...]. Deze tendens tot toenemende woede en strijdbaarheid was duidelijk voelbaar tijdens de betoging van 15 december" (2). Om dit aanwakkerende ongenoegen te sussen sprongen de vakbonden in de bres en organiseerden ze deze manifestatie onder het moto: “Redt de koopkracht en de solidariteit” vlak voor het kerstverlof. Eenmalig en zonder vervolg waarbij de arbeidersklasse werd opgeroepen tot het verdedigen van een valse nationale solidariteit (‘Neen aan de splitsing van de sociale zekerheid’) en de verdediging van de staat, die net zelf mee aan de basis ligt van de soberheid. We concludeerden: "Achter alle grootspraak over de noodzaak een halt toe te roepen aan de daling van de koopkracht is het de vakbonden er overduidelijk niet om te doen tot strijd aan te sporen, maar om het voortouw te nemen, om het sociaal terrein te bezetten en iedere mogelijkheid van ontwikkeling of uitbreiding in te kapselen en te ontmoedigen." (2).
Het duurde niet lang of de arbeidersklasse liet zien dat ze de strijdbijl nog lang niet had begraven zoals de vakbonden en met hen de hele bourgeoisie gehoopt hadden.
Wat midden januari spontaan begon als een lokaal sociaal conflict bij een toeleverancier van Ford Genk voor "1 euro meer" is in de kortste keren uitgegroeid tot een ware stakingsgolf voor meer koopkracht die tot op heden nog niet is uitgeraasd. Dezelfde arbeiders die zo onder druk stonden bij de herstructureringen bij Ford, Opel of VW staken het vuur aan de lont. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk zelf en zowat alle bedrijven in de nabije omgeving en vervolgens naar heel de provincie Limburg en de metaalsector. De golf van wilde stakingen dijde zich stilaan uit naar de andere bedrijfstakken en provincies vooral in het Vlaamse landsgedeelte en Brussel. Begin maart tellen we reeds "honderden andere bedrijven, en sinds enkele dagen ook de ambtenaren van de Vlaamse overheid" (De Standaard (DS), 07.03.2008) die geconfronteerd worden met eisenbundels bovenop de lopende overeenkomsten. Vakbonden en werkgevers kanaliseren telkens de eisen in de richting van eenmalige premies en resultaatsgebonden loonbonussen om de brandhaarden te blussen. In de meeste gevallen is het zelfs zo dat de werkgevers de sociale vrede proberen af te kopen om de stakingsgolf te stoppen vooraleer de arbeiders effectief tot actie overgaan. "Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen (DM), 02.02.2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
Dagelijks duiken nieuwe looneisen op. Maar reeds van bij het begin schoven de stakers zowat overal naast de looneisen ook andere eisen naar voren zoals de klachten over een te hoge werkdruk en de eis tijdelijke contracten om te zetten in vaste banen. Deze verbreding van de eisenbundel werkte duidelijk de uitbreiding van de beweging in de hand. Vooral in de eerste weken verrast door de spontane uitbarsting was dit het geval omdat de vakbondsapparaten nog onvoldoende vat hadden op de eisen.
Bovendien versterkte deze spontane stakingsgolf op zijn beurt het vertrouwen bij de arbeiders om ook voor 'andere' directe eisen spontaan in actie te gaan, nog uitgesprokener dan dit het geval was in de periode voor de hoger genoemde vakbondsmanifestatie van 15 december. Zo zagen we, naast een resem belangrijke stakingsbewegingen in het vakbondskader (zoals bij Electrabel, Sonaca en de brandweer), onder meer wilde stakingsacties op gang komen bij de petrochemiereus BP rond herstructurering en arbeidsvoorwaarden en waar het patronaat opriep de "ongecontroleerde akties te stoppen en het sociaal overlegmodel te volgen", bij de 240 werknemers bij het logistieke bedrijf Ceva tegen afdankingen en bij De Post in Mortsel tegen de onderbezetting en de tijdelijke contracten, "als het in Mortsel tot harde acties komt, vrees ik dat [...] De andere kantoren zullen dan wellicht volgen. We willen dat uiteraard vermijden" (Ludo Gauwloos sectorafgevaardigde van de ambtenarenvakbond ACOD Antwerpen in DS). Verder zijn er nog onvoorziene werkonderbrekingen bij de bus- en trambestuurders van De Lijn rond arbeidsvoorwaarden en pauzes en de NMBS…
De staking bij de kippenslachterij Lintor tenslotte is een ander voorbeeld van de groeiende solidariteit in de arbeidersklasse, onmiskenbaar gestimuleerd door de strijdbaarheid, de vastberadenheid en het groeiend vertrouwen in eigen kracht van de arbeiders in de andere strijdhaarden. Dit bedrijf dat uitsluitend met arbeiders van vreemde oorsprong werkt en met veel interims uit China en Polen, ging als een blok in staking en toonde hiermee in de praktijk dat contractuele verdelingen, taal, origine of ras geen onoverkoombare barrières vormen voor de arbeidersklasse. Zij eisten een correcte toepassing, net zoals voor alle arbeiders, van beloning en vergoedingen.
"De Belgische consument moet zich de komende maanden aan de grootste algemene prijsstijging sinds begin de jaren 1990 verwachten. Zegt het Federaal planbureau" (DS, 01.03.2008). Toch durft een deel van de bourgeoisie beweren dat het verlies van koopkracht 'slechts een mythe of beter gezegd een perceptie is en geen realiteit'. Ze benadrukt dat de ‘reële koopkracht van alle Belgen samen nog gestegen is’. De ondernemersorganisatie Unizo gewaagt van 'koopkrachthysterie'. Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank waarschuwt voor ongecontroleerde loonsstijgingen die de inflatie zullen aanwakkeren en waarbij banen zullen verloren gaan, hierin bijgesprongen door veel directies van bedrijven. De Ford directie stuurde in een niet mis te verstane bedreigende toon een brief aan al zijn werknemers. Ook de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka noemt de stakingsacties een avontuur die de economie in gevaar brengt. Verschillende kranten-editorialen titelen "stakingen voor meer loon zijn geen goed idee". Deze reacties dateren vooral uit de eerste weken van januari.
Maar de dagelijkse realiteit toont de druk waaronder de meeste arbeidersgezinnen leven: "De gemiddelde Belg werkt zichzelf steeds dieper in de schulden" ( jaarrapport van de kredietcentrale van de nationale bank), 4,7 miljoen Belgen lenen of kopen op krediet, aankopen op afbetaling stegen met 75% over de laatste 5 jaar. "Belg zit op tandvlees als factuur binnenkomt" bevestigt de directeur van Datassur (centrale databank van de verzekeraars). Want het aantal Belgen die werden opgezegd voor hun auto- of brandverzekering wegens wanbetaling is opnieuw fors gestegen tot bijna 40.000.
Na energieproducten zijn het vooral de voedingprijzen, gas en elektriciteit die pijlsnel de hoogte ingaan. Stroom en gas worden in 2008 gemiddeld 300 euro duurder per gezin. De roep naar een bijkomende, netto loonsverhoging, bovenop de automatische indexering in de stakingsbeweging laat duidelijk verstaan dat de loonindexering niet volstaat om deze dalende koopkracht op te vangen. Veel voedselprijzen, basisproducten en petroleumproducten zijn zelfs niet meer opgenomen in de prijzenindex, maar wel prijzen van Porches en andere luxeproducten, die dan weer lichtjes in prijs gedaald zijn en de index drukken en zo een vertekend beeld geven. Het is veelzeggend te horen dat "OCMW's ons melden dat mensen ook meer en meer dagelijkse goederen, zoals eten en kledij, op krediet kopen" (Koen Steel, voorzitter van de Kristelijke Werknemersbeweging, DM, 18.01.2008). Trouwens "Pensioen-spaarders nu al 600 euro armer", "Historisch verlies op de beurs " (DS, 01.02 en 22.01.2008) waren niet toevallig andere titels op de eerste pagina van de kranten in dezelfde periode van sociale onrust die naast het verlies aan koopkracht, het verlies onderlijnden van de zuurverdiende spaarcenten (3).
"'t Is perceptie, mijnheer" zo wordt herhaaldelijk in de media gezegd. En intussen blijft de druk op de werknemers en het sociaal klimaat aanhouden: De onzekerheid en precariteit van vele tijdelijke en interim-contracten; de toenemende willekeur, de stress en vermoeidheid door het slopende karakter van de druk voor meer productiviteit en efficiëntie, in kaart gebracht in vernuftige tabellen van processen en getimed per taak of zelfs geteld in fracties van seconden; de strijd tegen het zogenaamde absenteïsme; de toenemende armoede bij steeds grotere lagen van de bevolking; doe daar nu bovenop de prijsstijgingen van basisproducten en dan begrijpt men maar al te goed waarom het algemeen gebrek aan toekomstperspectief versterkt wordt. Dat is de prangende realiteit! En dan spreken we nog niet over de gevolgen van de 3,5 miljard nieuwe bezuinigingen die de nieuwe regering van Leterme moet vinden voor zijn federale begroting 2007 en 2008 uit het rood te halen.
Naast de verwijten, waarschuwingen en intimidaties probeert de bourgeoisie ook zand in de ogen te strooien: het dienstencheque-veld zou uitgebreid worden, de uitkering van 400.000 werklozen zou stijgen met ongeveer 7% (2% index + 5% aanpassing wegens verlies aan welvaartsvastheid, wat uiteindelijk nog lager uitkomt dan de uitkeringen in de jaren negentig), ook de laagste pensioenen, die onder de armoedegrens liggen worden wat opgetrokken en er komen wat subsidies uit het stookoliefonds om voor enkelen de verwarmingfactuur te helpen betalen. Kruimels!
Dus, mijne heren, u hebt wel gelijk dat de prijsstijgingen van dagelijkse basisproducten de druppel is die de emmer doet overlopen, als u dat bedoelt met perceptie dan is het antwoord volmondig ja. Dat is de grens van wat nog aanvaard wordt en wat niet.
Wanneer de bourgeoisie verplicht werd in honderden bedrijven concessies te doen, is dat tenslotte omdat de arbeiders in vele tientallen bedrijven zich niet laten intimideren of sussen en de strijd aangaan. Ook de klassieke methodes van verdeling, per bedrijf, corporatie, sector, statuut, privé of publiek, werkloos of actief of gepensioneerd, jong of oud, regio … of wat er nog allemaal in het arsenaal van de verdeel- en heers-tactieken zit schenen minder vat te hebben. Alle arbeiders, werkenden, werklozen, gepensioneerden, studenten kunnen zich immers terugvinden in deze bewegingen tegen de uitholling van de koopkracht, de werkdruk en de instabiliteit van aangeboden contracten.
Om een verdere uitbreiding en vooral een eenmaking te vermijden schakelde de bourgeoisie zeer snel haar vakbonden in en moest de schade ingedijkt worden: verdere uitbreiding vooral naar de strijdbare Waalse industriebekkens vermijden door mediastilte vooral in de Franstalige pers, de strijdbaarheid als het moet tijdelijk afkopen en door vakbondsinkadering de eisen kanaliseren en de controle uit handen van de arbeiders halen.
Enkele staaltjes, die geen verdere commentaar behoeven, van de smerige rol die de vakbonden hierbij spelen: Toen de staking bij de toeleverancier van Ford spontaan uitbrak: "Onze man ter plaatse haaste zich om snel te onderhandelen, want iedereen wil altijd vermijden dat ook het groot fabriek, Ford dus, plat gaat. Na een uur krijg ik telefoon: Herwig, dit loopt fout." (H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in DM 2/2). De directie bij Ford roept de vakbond op snel te reageren om de controle over te nemen en dat zij desnoods wel betalen. "Achter de schermen lieten de délégués bij Ford Genk bij herhaling verstaan de spontane roep naar meer loon 'te begrijpen', maar tegelijk 'geen goede zaak voor het bedrijf te vinden'." (DS 22/01) "Geloof mij, wij hebben alles geprobeerd om de schade te beperken. Onze afgevaardigden in Genk weten welke inspanningen er zijn geleverd om Ford te redden, vijf jaar geleden. En vorig jaar in april heb ik iedereen over mij heen gekregen toen ik als enige, (nadrukkelijk) als énige, tegengas heb gegeven tijdens een gelijkaardige staking over lonen en werkdruk bij de toeleveranciers van Ford. Toen heb ik de stakers gezegd dat ze de verkeerde keuze maakten. Ook nu lopen we als vakbond niet voorop en organiseren we geen stakingen." (Herwig Jorissen, in DS, 02.02.2008) "Bij de staking bij de Fordtoeleveraars heeft ABVV'er Tony Castermans, als enige hardop gezegd: 'hier ben ik niet gelukkig mee.' Bij de staking bij Sabca heeft ABVV'er Johnny Fransen het voorstel van de sociale bemiddelaar zelf aanvaard en de tekst niet ter stemming voorgelegd aan de arbeiders. Net om de situatie onder controle te houden." (H. Jorissen, in DM, 02.02.2008)
Het is door de vakbondsinkadering tenslotte dat de eis voor '1 euro meer per uur' kon omgebogen worden. Agoria, de werkgeversfederatie van de metaalsector, adviseerde onmiddellijk zijn leden-bedrijven om de looneisen snel af te kopen door de toekenning van een eenmalige premie, als toepassing van de loonbonus. Deze onlangs ingevoerde loonbonus, als dank voor de behaalde of nog te behalen productieverhoging (sic!) is immers fiscaal aantrekkelijk en wordt later terug gecompenseerd in de centrale loononderhandelingen. Ook de clausules van de loonnorm blijven van kracht om de extra maatregelen af te zwakken zoals deze verklaring van vakbondsman Jorissen bevestigen: "Om te bewijzen dat de vakbonden heel redelijk zijn: in de metaalsector bestaat er een saldomechanisme. Concreet: als er dit jaar een niet-geplande extra loonindexering zou komen, verdwijnt het laatste deel van de nettoloonsverhoging uit de cao. Wij kunnen boven de loonnorm gaan door de index, maar niet met andere vormen van loonsverhoging. We pleiten dus niet zomaar voor een cumulatie van alle mogelijke loonsverhogingen." (H. Jorissen, in DS, 02.02.2008).
"Om massaal en verenigd met alle arbeiders in strijd te gaan, onmisbaar door het onvermijdelijke verder zetten van de aanvallen, moet er lering worden getrokken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de belangrijkste lessen bestaat er uit dat om doelmatig strijd te leveren, om verenigd en solidair de handschoen op te nemen door steeds meer te proberen de strijd uit te breiden, de arbeiders alleen op eigen kracht kunnen rekenen. Zij hebben geen andere keus dan de strijd in eigen hand te nemen en alle valkuilen te ontwijken, al de manoeuvres ter verdeling en sabotage door de vakbonden" (2).
De stakingsbeweging toont aan dat de arbeiders niet langer op de vakbondsspecialisten van het geheime ‘onderhandelen’ mogen vertrouwen om hun strijd te leiden. Allemaal samen moeten de arbeiders die in beweging zijn beslissen over hoe de strijd te voeren. De Algemene Vergaderingen (AV) die door de vakbonden geleid worden mogen zich er niet langer mee tevreden stellen voor of tegen het voortzetten van de staking te stemmen zonder dat daar een reëel debat aan voorafgaat en een simpele registratiekamer te zijn.
- De AV is het soevereine orgaan van de strijd. In die zin moeten de stakingscomités die tot taak hebben de beslissingen van de AV in praktijk te brengen verkozen worden door de algemene vergadering op basis van een mandaat en onder haar controle blijven. Ze moeten garant staan tegen alle gekonkel door de vakbonden.
- De AV’s moeten discussiëren over het uitsturen van massale delegaties naar andere ondernemingen om er de betekenis van hun strijd uit te leggen en de arbeiders van andere sectoren op te roepen tot actieve solidariteit en niet enkel rekenen op een 'spontane', automatische, passieve uitbreiding van hun strijd.
- De uitbreiding van de strijd moet onmiddellijk ondernomen worden, vanaf de eerste dagen van de beweging, om te verhinderen dat de vakbonden met hun manoeuvres de beweging binnen een sector of regio opsluiten in een apart onderhandelingsmechanisme en aparte eisen. Om de strijd uit te breiden moeten de arbeiders verenigende eisen centraal stellen, die gemeenschappelijk zijn voor iedereen en dat was waar vandaag de bourgeoisie juist zo bevreesd voor was. De algemene vergadering moeten dus onmiddellijk een eisenplatform uitwerken dat leidt tot de grootst mogelijke eenheid en solidariteit.
De kruimels die de bourgeoisie vandaag uitdeelt worden later teruggenomen. Maar de ergste nederlaag zou erin bestaan niet in beweging te komen. Hoe meer de arbeidersklasse haar rug kromt en toegeeft aan intimidatie, hoe meer de bourgeoisie de handen vrij heeft om aan te vallen en te onderdrukken. "bijna 40 jaar openlijke crisis en aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse, met name de groei van de werkloosheid en van de onstabiele, onzekere jobs, hebben de illusies over 'morgen wordt het beter' weggeveegd : de oudere generaties zowel als de nieuwe zijn zich steeds meer bewust van het feit dat 'morgen de dingen nog erger zullen zijn'" (4).
Wat ook de beperkingen mogen zijn in deze stakingsgolf, de lessen die hieruit kunnen worden getrokken zijn uiterst belangrijk voor de toekomst: om de strijd tegen de steeds driestere aanvallen van patronaat en regering met succes te kunnen voeren, moet de arbeidersklasse voor alles verder gaan met het opbouwen van haar zelfvertrouwen en haar solidariteit, haar strijd niet enkel gelijktijdig voeren, zoals ze dat vandaag doet, maar vooral deze strijd eenmaken, doen aaneensluiten en als een geheel beschouwen, het vertrouwen terugwinnen in haar eigen krachten en haar zeer reële vermogen (dat al zo vaak in het verleden bewezen werd) om haar strijd en haar lot in eigen handen te nemen. De ware kracht van de arbeiders ligt in hun solidariteit tegenover alle pogingen om hen te verdelen, en in de ontwikkeling van hun strijd, in de weigering de wet van het kapitaal te aanvaarden. De gebeurtenissen in België zijn bemoedigend en liggen volledig in het kader van de internationale heropleving van de arbeidersstrijd: Van Egypte tot Dubai, van Peru tot Venezuela, van Turkije tot Rusland, van Spanje tot Finland en van Duitsland tot Frankrijk tegenover dezelfde aanhoudende aanvallen door het kapitaal op hun arbeids- en levensvoorwaarden.
Lac / 10.03.08
(1) zie Internationalisme, nr. 334 over armoede
(2) Internationalisme, nr. 335, 14.12.2007
(3) zie artikels over de crisis in dit blad
(4) Resolutie over de Internationale situatie van het zeventiende internationale congres van de IKS, Mei 2007, Internationale Revue (Nederlandstalige uitgave), nr. 20 (verschijnt mei 2008)
Al Jazeera heeft luidkeels verkondigd dat de protesten in Iran “de grootste zijn sinds de revolutie van 1979”. De protesten begonnen in Teheran op zaterdag de 13de en toen de uitslagen van de verkiezingen begonnen bekend te raken, werden de protesten alsmaar gewelddadiger. Betogingen aan drie universiteiten in Teheran liepen uit op geweld, en de protesterenden vielen de politie en de revolutionaire wachters aan. De politie heeft belangrijke plaatsen afgesloten en de protesterenden hebben op hun beurt winkels, regeringsgebouwen, politiebureaus, politievoertuigen, benzinestations en banken aangevallen. Er deden geruchten de ronde dat er al vier of meer mensen waren gedood tijdens de protesten. De staat heeft ook gereageerd door het aanhouden van vooraanstaande ‘anti-regeringspersonen’, en nog belangrijker door het storen van het internet communicatienetwerk, dat via SMS boodschappen en websites werd gebruikt voor het organiseren van protesten. Westerse journalisten hebben gezegd dat “Teheran er al bijna uitziet als een oorlogszone”.
Dat de mensen misnoegd zijn over wat de maatschappij hen te bieden heeft en dat er een toenemende strijdwil is, is heel duidelijk. Dit blijkt niet alleen uit deze gebeurtenissen, maar ook uit de recente strijd in Griekenland, net zoals de strijd in landen als Egypte en Frankrijk. Alleen al een blik gericht op de krantenpagina’s toont ons dat de arbeidersklasse haar strijdbaarheid terugvindt, ondanks de schrik voor de terugkeer van de open crisis.
Het volstaat voor kommunisten nochtans niet om de strijd vanaf het balkon toe te juichen. Het is nodig hem te analyseren en te verklaren en een perspectief naar voren te brengen. Momenteel is het karakter van deze beweging heel anders dan die van 1979. In de strijd die leidde tot de ‘islamitische revolutie’, speelde de arbeidersklasse een hele belangrijke rol. Want wat er ook allemaal gezegd werd over mensen op straat die het regime omverwierpen, duidelijk was dat in 1979 de stakingen van de Iraanse arbeiders de belangrijkste politieke factor waren die leidde tot de omverwerping van het regime van de Sjah. Ondanks de massabetogingen begon de ‘volksbeweging’ – die bijna alle onderdrukte lagen in Iran vertegenwoordigde – op een gegeven moment uitgeput te raken. Maar toen het Iraanse proletariaat, met name die van de oliesector, zich in het begin van 1978 bij de strijd voegde, leefde niet alleen de agitatie opnieuw op, maar werd het nationale kapitaal voor een schijnbaar onoplosbaar probleem gesteld, omdat men geen vervanging vond voor de oude regeringsploeg. Repressie volstond om de kleinhandelaars, de studenten en de werklozen te doen terugtrekken, maar het bleek een machteloos wapen van de bourgeoisie toen ze geconfronteerd werd met de economische verlamming die veroorzaakt werd door de stakingen van de arbeiders.
Dat wil niet zeggen dat de huidige beweging zich niet kan ontwikkelen en de arbeidersklasse niet in de strijd mee zou kunnen trekken. De arbeidersstrijd in Iran is bijzonder militant geweest in de voorbije jaren, in het bijzonder met de niet-officiële staking van 100.000 leerkrachten in maart 2007, met die van duizenden fabrieksarbeiders die de staking vervoegden uit solidariteit. Tijdens deze staking werden er een 1.000tal mensen gearresteerd. Dit was de grootste geregistreerde arbeidersstrijd in Iran sinds 1979. De staking werd in de daarop volgende maanden gevolgd door de strijd van duizenden arbeiders uit de suikerriet-, de banden-, de automobiel- en textielindustrie. Wat nu betreft zijn er weliswaar arbeiders op straat vandaag, maar zij zijn op dit ogenblik in de strijd betrokken als individuen en niet als een collectieve kracht. Het is belangrijk om te onderstrepen dat de beweging niet vooruit kan zonder deze collectieve kracht van de arbeidersklasse. Voor dinsdag is er opgeroepen tot een eendaagse nationale staking. Dit kan een idee geven van de mate van steun die er is binnen de arbeidersklasse.
Recentelijk stonden de burgerlijke media vol van verschillende zogenaamde revoluties, genoemd naar verschillende kleuren of planten. Er was sprake van ‘oranje’ revoluties, ‘rozen’ revoluties, ‘tulp’ revoluties and ‘ceder’ revoluties, en al die tijd stonden de media te blaten als schapen over de ‘strijd’ voor democratie.
Deze beweging begon als een protest tegen de vervalsing van de verkiezingen en de protesterenden waren oorspronkelijk gemobiliseerd om Mousavi te steunen. Maar de slogans werden snel radicaler. Er is een enorm verschil tussen Mousavi’s zwakke protest bij de hoogste leider over de ‘unfaire’ verkiezingen en de gezangen van de menigte over ‘dood aan de dictator en het regime’. Natuurlijk is de kliek van Mousavi nu in paniek en hebben zij een betoging opgeschort die voor maandag gepland was. Of het volk deze beslissing zal respecteren valt nog te bezien. Anderzijds werden Mousavi’s oproepen tot kalmte tot not toe beantwoord met leuzen tegen hem.
In tegenstelling tot dit soort gekleurde ‘revoluties’, stelt het kommunisme de mogelijkheid van een volledig ander type van revolutie, en van een compleet ander systeem. Waar wij toe oproepen is niet een eenvoudige verandering van het beheer van de maatschappij met nieuwe ‘democratische’ bazen, die zich op juist dezelfde manier gaan gedragen als de ‘dictatoriale’ bazen, maar een maatschappij van vrije en gelijke producenten die in het leven geroepen wordt door de arbeidersklasse zelf en gebaseerd is op de behoeften van de mensheid en niet op die van de winst, waarbij klassen, uitbuiting en politieke onderdrukking afgeschaft zijn.
Sabri / 15.6.2009
Wij publiceren hieronder de stellingname die gemeenschappelijk werd aangenomen door groepen of organisaties uit 8 verschillende landen van Latijns-Amerika[1]. Daarin wordt ook verslag gedaan van de werkzaamheden van die internationalistische bijeenkomst die onlangs gehouden werd.[2]
Deze bijeenkomst, waarvoor het voorstel al een jaar geleden gedaan was, werd op de eerste plaats mogelijk door de opkomst van groepen die voor het merendeel (behalve OPOP en de IKS) 3 jaar geleden nog niet eens bestonden. Bovendien zou deze gebeurtenis nooit hebben kunnen plaatshebben zonder de gemeenschappelijke wil van de groepen in kwestie om het isolement te doorbreken en een gemeenschappelijke politieke arbeid te verrichten.[3] De grondslag voor een dergelijk werk was de aanvaarding door de deelnemers van toetredingscriteria waarmee het proletarische kamp afgegrensd werd van dat van de bourgeoisie en die uiteengezet worden in de hiernavolgende stellingname.
De eerste activiteit van deze bijeenkomst was noodzakelijkerwijze de politieke discussie die moest toestaan helderheid te scheppen omtrent de bestaande overeenkomsten en verschillen onder de deelnemers, opdat er een kader kon worden uitgewerkt om de meningsverschillen op te helderen.
Wij begroeten in het bijzonder het feit dat deze bijeenkomst plaats heeft kunnen vinden en in staat is geweest om belangrijke discussies ter hand te nemen, zoals over de huidige toestand van de internationale klassenstrijd evenals over de aard van de crisis die het kapitalisme vandaag teistert. Wij hebben het volste vertrouwen in de vruchtbare voorzetting van het debat.[4]
Wij zijn ons ervan bewust dat deze bijeenkomst nog maar een heel kleine stap is op de weg naar de vorming van een internationale referentiepool; een referentiepool wiens bestaan, wiens publieke debatten en wiens tussenkomst in staat zouden moeten zijn oriëntaties te bieden aan elementen, collectieven en groepen uit de hele wereld die op zoek zijn naar een proletarisch internationalistisch antwoord op de steeds ernstigere toestand waarin het kapitalisme de mensheid meesleurt.
Desalniettemin is deze bijeenkomst in vergelijking met de ervaringen uit het verleden - zoals bijvoorbeeld de Internationale Conferenties van het Kommunistische Linkerzijde, die dertig jaar geleden werden gehouden[5] - wel in staat gebleken om een aantal zwakheden te overstijgen die zich toentertijd manifesteerden. Terwijl de Conferenties er niet toe gekomen waren een gemeenschappelijke verklaring aan te nemen tegenover de oorlog in Afghanistan, die toen een grote bedreiging vormde, verdedigt de stellingname die nu in unanimiteit door de deelnemers is aangenomen op een zeer heldere wijze de proletarische standpunten tegenover de crisis van het kapitalisme.
Wij willen in het bijzonder de nadruk leggen de felle aanklacht die de stellingname doet tegen de huidige kapitalistische alternatieven van ‘links' welke in zwang zijn op het hele Amerikaanse continent en die in de hele wereld niet te verwaarlozen illusies wekken. Van de Verenigde Staten, met het verschijnsel Obama, tot in het Argentijnse Patagonië, wordt het continent ‘door elkaar geschud' door de opkomst van regeringen die beweren de armen, de arbeiders, de uitgeslotenen te verdedigen en die zich voordoen als de dragers van een ‘sociaal', ‘humaan' kapitalisme, of in een nog ‘radicalere versie' (zoals Chavez in Venezuela, Morles in Bolivia en Correa in Ecuador), beweren niet minder dan het ‘socialisme van de XXIe eeuw' te belichamen.
Wij denken dat het van het grootste belang is dat er zich, tegenover deze misleidingen, een eensgezinde, broederlijke en collectieve pool van internationalistische minderheden opricht. Dit kan de weg openen voor de discussie en het formuleren van standpunten van internationale solidariteit, van onverzoenlijke klassenstrijd, van een strijd voor de wereldrevolutie, tegenover het staatskapitalisme, het nationalisme en de uitbuiting die deze ‘nieuwe' profeten proberen te laten voortduren.
De strijd voor het echte kommunisme, dat wil zeggen een klasseloze maatschappij, zonder ellende en zonder oorlog, wekt opnieuw een groeiende belangstelling op bij minderheden in de hele wereld. In maart 2009 werd op initiatief van de Internationale Kommunistische Stroming en de Arbeiders Oppositie (Oposição Operaria, OPOP), in Latijns-Amerika een bijeenkomst voor internationalistische discussie gehouden, waaraan verscheidene groepen, kringen en individuele kameraden van dit continent hebben deelgenomen die zich duidelijk op internationalistische en proletarische standpunten stellen.
Buiten de IKS en OPOP waren de volgende groepen aanwezig:
- Grupo de Lucha Proletaria (Peru),
- Anarres (Brazilië),
- Liga por la Emancipación de la Clase Obrera (Costa Rica en Nicaragua),
- Núcleo de Discussión Internacionalista (Dominicaanse Republiek) en
- Grupo de Discusión Internacionalista (Ecuador).
Bovendien hebben ook kameraden uit Peru en Brazilië deelgenomen aan de werken van de bijeenkomst. Andere kameraden uit andere landen hadden eveneens hun verlangen geuit om deel te nemen, maar hebben dat, om materiële of administratieve redenen, niet kunnen realiseren.
Het geheel van de deelnemers kon zich vinden in de beginselen die hieronder afgedrukt staan. Het waren globaal dezelfde als die welke gediend hadden voor het houden van de Conferenties van de Kommunistische Linkerzijde op het einde van de jaren 1970 en begin jaren 1980:
1. Een beroep op het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie van 1917 en de Kommunistische Internationale door deze ervaringen te onderwerpen aan een kritische balans die het mogelijk moet maken om nieuwe revolutionaire pogingen van het proletariaat richting te geven.
2. De verwerping zonder reserve van elk idee volgens welke er in de wereld landen zouden bestaan met een socialistisch regime of met een arbeidersregering; al dan niet ‘gedegenereerd'; evenals de verwerping van elke vorm van staatskapitalistische regering, zoals degene die zich baseren op de ideologie van ‘het socialisme van de XXIe eeuw'.
3. Het aanklagen van de socialistische en communistische partijen, evenals hun handlangers, als partijen van het kapitaal.
4. De categorische verwerping van de burgerlijke democratie, het parlementarisme en de verkiezingen, wapens waarmee de bourgeoisie er talloze keren in geslaagd is om de arbeidersstrijd in te kapselen en af te leiden, door de arbeidersklasse te plaatsen voor de valse keuze: democratie of dictatuur, fascisme of anti-fascisme.
5. De verdediging van de noodzaak voor de internationalistische revolutionairen om te werken aan de vorming van een internationale organisatie van de proletarische voorhoede, een onmisbaar wapen voor de proletarische revolutie.
6. De verdediging van de rol van de arbeidersraden als organen van de proletarische macht, evenals de zelfstandigheid van de arbeidersklasse met betrekking tot andere klassen en lagen van de maatschappij.
De agenda van de discussies was als volgt:
1. De rol van het proletariaat en zijn huidige toestand, de krachtsverhouding tussen de klassen;
2. De situatie van het kapitalisme (in wiens schoot zich de huidige strijd afspeelt) en, als meer globale overdenking, het begrip van het verval en/of de structurele crisis van het kapitalisme;
3. De toenemende ecologische crisis waarin het systeem ons stort. Alhoewel dit punt, wegens tijdsgebrek, niet is bediscussieerd, werd er overeengekomen om deze discussie uit te diepen via Internet.
Wat betreft punt 1 werden voorbeelden uit Latijns-Amerika gebruikt om de analyses over het huidige niveau van de klassenstrijd te illustreren, maar de bekommernis van het merendeel van de tussenkomsten was om deze te beschouwen als een onderdeel van de algemene situatie van de proletarische strijd op internationaal vlak. Toch heeft de bijeenkomst besloten om in het bijzonder de verschillende regeringen van links - die op dit moment het merendeel van de landen van Latijns-Amerika regeren - aan te klagen als doodsvijanden van het proletariaat en zijn strijd. De aanklacht betreft eveneens diegenen die aan deze regeringen, ook al is het kritisch, steun verlenen. De bijeenkomst heeft ook het criminaliseren door deze regeringen van de arbeidersstrijd aangeklaagd. Hij heeft tenslotte benadrukt dat de arbeidersklasse zich geen illusies moet maken over de wettige en democratische middelen, maar enkel kan rekenen op haar eigen zelfstandige strijd. Deze aanklacht geldt voor de volgende regeringen:
- Kirchner in Argentinië
- Morales in Bolivië
- Lula in Brazilië
- Correa in Ecuador
En in het bijzonder het regime, dat geleid wordt door Chávez in Venezuela, wiens ‘Socialisme van de XXIe eeuw' niets anders is dan een enorme leugen, die er op gericht is om de strijd van het proletariaat in dit land te onderdrukken en de arbeiders in andere landen te misleiden.
Wat betreft punt 2 kwamen de deelnemers tot een akkoord over de ernst van de huidige crisis van het kapitalisme, evenals over de noodzaak om er een grondiger inzicht in te krijgen, vertrekkend van een theoretisch en historisch perspectief.
Als conclusie van de discussies kwamen de deelnemers tot een akkoord over de volgende punten:
- het plaatsvinden van de bijeenkomst is een manifestatie van de huidige tendens van de ontwikkeling van de strijd en van de bewustwording van het proletariaat op internationaal vlak;
- de verscherping van de crisis van het kapitalisme vandaag kan, op termijn, deze tendens tot de ontwikkeling van de arbeidersstrijd enkel versterken en maakt de verdediging van revolutionaire standpunten in de schoot van het proletariaat steeds noodzakelijker;
- in die zin vinden alle deelnemers het nodig om de inspanning, die begonnen is met de organisatie van deze bijeenkomst, verder te zetten om actieve deelnemer te zijn in de internationale proletarische strijd.
Meer concreet werd er als eerste stap van deze inspanning het volgende besloten:
1. het opstarten van een internetsite in het Spaans (eventueel in het Portugees) onder de collectieve verantwoordelijkheid van de groepen die deelgenomen hebben aan de bijeenkomst. Ook werd de mogelijkheid overwogen om in het Spaans een bulletin te publiceren, gebaseerd op de inhoud van de internetsite;
2. de publicatie op die site van
- de stellingname (die ook zal gepubliceerd worden op de sites van de deelnemende groepen);
- de bijdragen die voorbereid werden voor deze bijeenkomst;
- het samenvattend verslag van de verschillende discussies die tijdens deze bijeenkomst zijn gevoerd;
- elke andere bijdrage van de aanwezige groepen en elementen, evenals van elke andere groep of kameraad die zichzelf herkent in de beginselen en bekommernissen die de ontmoeting hebben bezield.
Een van de bekommernissen die de ontmoeting heel in het bijzonder onderstreept is de noodzaak van een open en broederlijk debat tussen revolutionairen en de verwerping van elk sektarisme en kapelletjesgeest.
[1] Mexico, Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Nicaragua, Ecuador, Peru, Venezuela, Brazilië.
[2] De deelnemers waren de volgende: Oposição Operária -OPOP (Brésil), IKS, LECO (Liga por la Emancipación de la Clase Obrera, Costa Rica - Nicaragua), Anarres (Brésil), GLP (Grupo de Lucha Proletaria, Pérou), Grupo de Discusión Internacionalista de Ecuador, Núcleo de Discusión Internacionalista de la República Dominicana, evenals kameraden uit dezelfde landen die hebben deelgenomen op individuele titel.
[3] Wij hebben verslag uitgebracht van deze opbloei in Latijns-Amerika in ons artikel Twee nieuwe secties van de IKS [73] (in Internationaliusme n°342 en Wereldrevolutie n°117).
[4] Een van de beslissingen van de bijeenkomst ging over het openen van een Internet site waarop de gemeenschappelijk stellingname en de debatten gepubliceerd zullen worden. Zie encuentro.internationalist-forum.org.
[5] Lees bijvoorbeeld in de Internationale Revue n 16 (frans-, engels-, en spaanstalig), het artikel 2eme conférence internationale des groupes de la Gauche communiste [74]
Sedert midden juni met de bekendmaking van de verkiezingsuitslagen vonden gewelddadige botsingen plaats waarbij duizenden mensen hun afkeer manifesteerden voor het politieke systeem dat enkel verdrukking en ellende met zich meebrengt. Net als in Griekenland en de strijd in landen als Egypte en Frankrijk stijgt de misnoegdheid tegenover een kapitalistisch systeem dat steeds minder perspectief biedt, onder welke vorm het zich ook maar voor doet. Maar om te overleven aarzelt dit systeem niet om alle middelen die tot haar beschikking staan aan te wenden, zoals we nu nog maar eens in Iran kunnen vaststellen. Geweld en politieke schijngevechten tussen fracties van de bourgeoisie worden gretig uitgespeeld. Het politieke circus moet de schijn hoog houden dat de ene fractie al wat meer de verdediging van het volk op zich zou nemen dan de andere. Op die manier proberen ze de protesten binnen het keurslijf te houden van een verdedigingsstrijd van een burgerlijke fractie tegen een andere.
Een aantal lezers reageerden onlangs op deze bebeurtenissen. In hun inzendingen wordt duidelijk een proletarisch standpunt ingenomen tegen deze misleidingen. We steunen deze stellingnames die volledig in de lijn liggen van deze die ook de IKS innam.
Al een aantal dagen is de wereld nu getuige van een grote golf van protest van jongeren, ouderen en vrouwen in de grote steden, vooral in Teheran. Daar de jonge generatie heel goed kan omgaan met nieuwe communicatietechnieken, zoals Facebook en Twitter, worden deze volop gebruikt om hun demonstraties te organiseren en de wereld in staat stellen hun acties te volgen (Iran kent het grootste aantal bloggers van heel de wereld). De censuur door de staat is er niet in geslaagd om het verspreiden van het nieuws tegen te houden.
De demonstranten zijn ontevreden over resultaat van presidentsverkiezing en voelen zich bedrogen door de fractie van de bourgeoisie, die de overwinning voor zich opgeëist heeft.
Maar als deze gebeurtenis de aanleiding vormt voor miljoenen mensen om op straat komen om hun “gestolen stem “terug te krijgen , de echt oorzaak ligt ergens anders.
Ruim drie decennia wordt de bevolking voor het minste vergrijp, ook in hun privéleven, onderdrukt. En dit geldt met name voor de vrouwen. De levensomstandigheden van de arbeiders zijn alsmaar slechter geworden. Terwijl de recessie op haar hoogtepunt is, hebben de arbeiders al maanden geen loon meer uitbetaald gekregen. Ze mogen geen enkele protest laten horen of bijeenkomst beleggen. Daarop staat een hele hoge straf. Werkloosheid is vooral onder jongeren, die 60% van bevolking vormen, hoog opgelopen. Hoe hard ze ook studeren, na het afmaken van middelbaar school komen ze vaak voor een gesloten universiteitspoort te staan. De universiteit is een grote moskee geworden, bewaakt door de militie van Hezballah (Partij van God). Tegen deze algehele situatie hebben regelmatig protesten plaatsgevonden in fabrieken, universiteiten en op straat, waaraan zowel door arbeiders als studenten werd deelgenomen. Afgelopen jaar zijn er onder de arbeiders heel veel arrestatie verricht.
Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling zijn ook de tegenstellingen binnen de bourgeoisie verscherpt. Het conflict tussen de twee belangrijkste fracties van de bourgeoisie is zo hoog opgelopen, dat er ruimte ontstond voor mensen om hun stem te laten horen.
De fractie van Ahmadinejad en Khamenei, die aan de macht is, heeft nog geprobeerd om met behulp van een politiek circus en door middel van discussies met haar concurrent op de TV, de ontevreden jongeren naar stembus te lokken.
Zij probeerde met het gebruik van de massamedia in de verkiezingen en de verkondiging van haar overwinning tegenover andere fractie, niet alleen haar macht te stabiliseren en aan arbeiders op te leggen, ze probeerde niet alleen de economische crisis en werkloosheid onder met name de jongeren te verdoezelen, maar ook de andere fractie (Rafsanjani, Khatami, Mousavi,..) onder duim te krijgen.
Mr. Hossein Mousavi, die de leider is van de andere “liberale” fractie en die nu de “held” en het centrum van protest is geworden voor een deel van de demonstranten, en dan vooral van de jongeren, beschikt met zijn fractie niet alleen achter de schermen nog over macht, maar heeft ook nog steeds een belangrijke functie in beslissende overheidsorganen. Bovendien, toen zijn fractie in de regering zat, waren zij de wrede bewakers van het kapitalistische systeem en hebben ze geen maatregelen genomen om levensomstandigheden van de arbeiders te verbeteren. In plaats daarvan hebben ze de arbeiders, tijdens de 8 jaar durende oorlog tussen Iran en Irak, massaal naar het front gestuurd. Jongeren en kinderen zijn als kanonnenvlees gebruikt voor hun imperialistische belangen of zijn vermoord zowel binnen als buiten de gevangenissen.
De jongeren, die al jarenlang door de allerlei problemen zoals armoede en onderdrukking aan de drugs zijn geraakt en in de prostitutie zijn terechtgekomen, die het zat geworden zijn dat het regime zich met allerlei aspecten van hun privéleven bemoeit en die geen perspectief op een beter leven zien, vormen het grootste gedeelte van de demonstranten. Hoewel het protest landelijk is geworden en een grote ontevredenheid en moed van de demonstranten tot uitdrukking brengt, blijft hij, door de afwezigheid van een revolutionaire perspectief en de zwakte van de arbeidersvoorhoede, het meest onder controle van en in het belang van de bourgeoisie.
Hier is niet belangrijk welke fractie de winnaar is geworden van de presidentsverkiezing. Want het resultaat is hetzelfde. In deze burgerlijke verkiezing is de bourgeoisie vanaf het begin de winnaar en zijn de arbeiders en hun kinderen, die eraan hebben meegedaan, de verliezers. De gang naar de stembus betekent voor arbeiders een steunbetuiging aan hun eigen uitbuiters en het verlies van hun stem voor een beter leven, met andere woorden: een leven zonder uitbuiting en onderdrukking.
De meeste leuzen, die door de demonstranten werden gevoerd, zijn erg reactionair en oppervlakkig (“God is groot”). Deze leuzen dragen op geen enkele manier bij aan de belangen van de arbeiders, die door de bourgeoisie steeds meer aangevallen worden op hun levensomstandigheden en die zelf geen duidelijke eisen stellen die deze omstandigheden in vraag stellen. Revolutionaire leuzen en discussies zijn in heel veel gebieden verboden. Elke eis of discussie, die het systeem of de macht van de bourgeoisie in vraag stelt, wordt door de aanhangers van beide burgerlijke fracties in de kiem gesmoord. De aanhangers van de oppositie gebruiken daarbij het argument dat elke discussie mogelijk is als Mr. Hossein Mousavi eenmaal gewonnen heeft. Dit is hetzelfde argument als dat van de religieuze groeperingen tijdens opstand in 1979, maar toen gingen de revolutionairen en bewuste arbeiders daartegen in en met grote overtuiging en intensieve discussies probeerden ze de bewustwording van de bevolking te verhogen en ontwikkelen. Daarvoor hebben ze hun levens gegeven. (Het is hier niet de bedoeling om alle verschillen, aspecten en fouten van de twee opstanden met elkaar te vergelijken).
De ultralinkse groeperingen en burgerlijke linkerfracties, die van de elke sociale onrust opgewonden raken, werden ook deze keer euforisch. Met de bekende leuze “de beweging is alles, het doel is niks” verdedigden ze kritiekloos de demonstranten in een “stap voor stap” strategie (volgens hen is de overwinning van Mousavi een stap vooruit). Ze stimuleren de bevolking om te kiezen tussen het grote kwaad en het minder grote kwaad. Dat is een onmenselijke voorwaarde en een vals argument om aan de mensen voor te leggen. Dit burgerlijke standpunt, dat al jarenlang de arbeidersbeweging beheerst, is een van de oorzaken dat de arbeidersklasse van haar eigen strijdsterrein is weggehouden en in haar bewustwording en de ontwikkeling van haar kracht en zelfvertrouwen gehinderd werd.
Het andere standpunt dat, net als het eerste, een gevaarlijke rol speelt in arbeiderbeweging, is het volgende: “een beweging zonder een machtige leider is onmogelijk”. In dit geval ook wordt aan de arbeiders alle vertrouwen in eigen macht en zelforganisatie ontnomen en worden ze onder vlag van hun uitbuiters en onderdrukkers op pad gestuurd (bijvoorbeeld onder leiderschap van Mousavi).
Wij zijn geen passieve toeschouwers en zonder enige solidariteit met de demonstranten, die immers ook gewond raken en vermoord worden. Dit betekent niet dat wij vergeten dat de oorzaak van deze ontevredenheid in het kapitalistisch systeem ligt. Wij vergeten ook niet dat dit eerste massale protest na dertig jaar een schok is voor de bourgeoisie. Het feit dat de gevestigde orde, ondanks de poging van Mousavi om de massa te stil te krijgen en de brutale repressie door de regime, nog steeds wordt uitgedaagd, maakt duidelijk dat de massa haar angst voor het regime begint te verliezen en bereid is om er tegen in te gaan. Wij weten dat een massabeweging altijd kan radicaliseren, maar nu gaan we deze acties hard bekritiseren. Juist omdat wij actief en solidair zijn.
Wat nu in de Iraanse steden gaande is, is dat niet in het belang van de arbeiderklasse zolang de beweging in illusies gevangen blijft. De ondersteuning van een fractie van de bourgeoisie (hier Mousavi) of het gebruikmaken van conflicten tussen fracties van de bourgeoisie om een protest aan te heffen, draagt op geen enkele wijze bij aan de verdediging van de belangen van de arbeiders. Verkiezingen is niet het terrein van de arbeidersstrijd. Afgezien van wie de winnaar is, het resultaat blijft hetzelfde en de arbeiders zullen nog harder uitgebuit en onderdrukt worden. Daarom is de ondersteuning van welke burgerlijke fractie of blinde acties dan ook een bevestiging van het kapitalistische systeem. Als de arbeiders en hun kinderen, die woedend en hopeloos zijn, aan een burgerlijke beweging deelnemen, gaan ze lijnrecht in tegen hun klassebelangen En ze moeten deze burgerlijke beweging dan ook onmiddellijk verlaten en met duidelijke eisen, gebaseerd op eigen klassebelangen, de strijd aanbinden tegen het hele systeem.
Als de actie in dit stadium blijft steken, zal zij de strijd en de bewustwording van de arbeidersklasse achteruitbrengen en op een grote teleurstelling uitlopen. Het is belangrijk dat de revolutionairen de beide partijen ontmaskeren en benadrukken dat de enige historische klasse en kracht die een einde kan maken aan onderdrukking en uitbuiting en echte vrijheid voor mensen kan brengen, de arbeidersklasse is. Deze massabeweging moet beslissen: òf een oplossing zoeken met behulp van een fractie van de bourgeoisie, wat de bevestiging betekent van de ellende, armoede en onderdrukking; òf een oplossing met behulp van de eigen klasse, de arbeiderklasse, wat dat een wereld betekent zonder ellende, onderdrukking en barbarisme; een wereld van het socialisme.
20 juni 2009, D.N
In een buitenwijk van Teheran Kharizaak is er een kamp opgebouwd dat doet denken aan een islamitische Holocaust, waarbij demonstranten worden ontvoerd, naar dit kamp gebracht en worden blootgesteld aan de meest verschrikkelijke kwellingen. De mensen worden streng gecontroleerd op contactvormen als internet en telefonie en een sfeer van isolement overheerst de maatschappij.
De verkiezingsfraude creëerde een nieuwe fase in de verhoudingen tussen verschillende reactionaire partijen van het Iraanse kapitalistische regime. Het kapitalistische regime in Iran heeft vanaf zijn bestaan herhaaldelijk interne conflicten gekend. Zo zijn er inconsequenties gekend tussen "liberale" partijen onder leiding van Bazargan en de politieke partij van de islamitische republiek onder leiding van Beheshti onder meer met de ontsnapping van Banisadr, een gekozen minister president van Khomeiny. Deze permanente interne strijd is een belangrijke steunpilaar voor het behoud van het regime als geheel. De schuld kan steeds geschoven worden op de ander en een werkelijke opstand wordt vermeden. De arbeidersklasse heeft geen baat bij deze conflicten waarbij er gestreefd wordt naar maximale winst en uitbuiting van de arbeidersklasse.
Maar naarmate de crisis zijn climax bereikt probeert de regering zijn hoofd boven water te houden. Om de opstand van de uitgehongerden te kunnen bestrijden is de regering genoodzaakt een interne eenheid te vormen om samen een bloedige vereffening te bereiken.
Het conflict tussen regeringspartijen van het Iraanse kapitalistische regime heeft een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit reactionaire conflict is een gevolg van de permanente klassenstrijd. De huidige politieke crisis wordt direct veroorzaakt en beïnvloed door de kapitalistische crisis.Elke theorie die probeert de huidige gebeurtenissen op een andere wijze voor te stellen, probeert bewust wantrouwen te zaaien onder de mensen. Arbeiders, strijders wees alert en trap niet in de val van de hervormers en reactionairen, dit is niet onze strijd en hij is zeker niet voor onze belangen. Wij zijn in oorlog tegen het hele verrotte kapitalistische systeem en beide partijen zijn verdedigers van dit systeem. De bende van Mousavi probeert op een sluwe manier de manifestanten te sussen. Mohtashamipour, een ervaren pion, een van de leiders van de islamitische terroristen, ex-minister van binnenlandse zaken, één van de bevelhebbers en uitvoerder van de massamoorden van de opstandelingen in 1982 en 1988 had een voorstel gedaan aan de Raad van de behoeders van de Revolutie om de huidige politieke crisis te beëindigen met name door de oprichting van een " onderzoekingscomité van de Waarheid." Dit comité controleerde de overtredingen en schendingen. Een andere kandidaat van de hervormers, Mehdi Karoubi, een befaamde bedrieger, had de mensen opgeroepen om massaal deel te nemen aan het vrijdagsgebed in Teheran. Hij argumenteerde op een belachelijke wijze dat de demonstranten door deelname aan deze ceremonie hun stem aan Khamenei konden laten horen. Dit soort methodes wijst erop dat de regering niet de volledige macht bezit en nauwelijks controle heeft, ondanks de wanhopige pogingen. De voortdurende toevloed van demonstranten toont aan dat ondanks de systematische repressie de strijd toeneemt. De demonstranten blijven zich verzetten door hun massale deelname aan de manifestaties. De mensen zijn niet vergeten dat twee dagen na de verkiezingen Ahmadinejad door Khamenei goedgekeurd werd. Wat voor een boodschap zouden de betogers nu naar Khamenei, de beul, willen overbrengen?
Arbeiders, vrouwen en mannen, de bandieten zijn in werkelijkheid wolven in schapenvacht en sluw als een vos en ze pretenderen sympathiek te zijn. Om het Iraanse volk te kunnen bedriegen had Khamenei de Raad van de Behoeders van het islamitische regime opdracht gegeven de verkiezingen te "inspecteren." De raad die Ahmadinejad feliciteerde zegt dat ze een fout heeft begaan. De imperialistische massamedia zoals de BBC, een trouwe voordvoerder van de regeringspartij van Mousavi probeert de massabeweging van het Iraanse volk in te perken tot een zwak protest tegen de vervalsing van de verkiezing, terwijl de slogans al gauw radicaler werden en de menigte scandeerde "dood aan de dictator."De betogers negeerden het verbod ondanks de waarschuwingen van de garde. De politie dreef de betogers uiteen door te schieten en traangas te gebruiken.
Alles wijst er op dat het islamitische regime (beide partijen) op zijn hoede is en tegelijk zijn strijdkrachten mobiliseert om de demonstranten het zwijgen op te leggen.We moeten waakzaam blijven, deze tijdelijke terugtrekking is ontstaan door de massaprotesten, we moeten deze evolutie bewust volgen en ons onthouden van kortstondige euforie en zoeken om een revolutionaire analyse van de situatie en tactiek te ontwikkelen. Na elke "stap" moeten we onmiddellijk een analyse maken van de sterke en zwakke kanten van de beweging en ze kritisch evalueren.
De huidige bourgeois partijen van links tot rechts hebben tijdens de recente gebeurtenissen hun politieke standpunten laten kennen en hun plaats in de geschiedenis duidelijk gemaakt. Via hun inhoudloze en in het algemeen waardeloze discours nodigen ze de protesterenden uit om lid te worden van hun politieke partijen, zonder enige klassenanalyse en zonder een duidelijk perspectief of tactiek voor het proces van de huidige veranderingen. Ze maken misbruik van de gelegenheid om hun eigen partijen te propageren en kunnen de beweging geen revolutionair karakter geven of op de juiste manier organiseren, want iedere vorm van bewustwording - een cruciaal element in deze strijd- is afwezig. Bij een maatschappelijke explosie is een revolutionair platform van groot belang, waarin de bewustwording centraal staat. Dit is de belangrijkste taak van een communistische partij. Het is met dit kader dat de strijd zijn weg kan vinden, en niet met opportunistische grootspraak.Revolutionaire marxistische principes leren ons dat het organiseren van een revolutie een bewuste zaak is. Iedere organisatie die niet volgens deze principes te werk gaat druist regelrecht in tegen de ideeën van de revolutionaire marxisten.
Aan allen die zich verzetten, aan allen die de strijd voeren, wacht niet op de ordewoorden van de partijen van de bourgeoisie (of ze nu links of rechts zijn), neem zelf het initiatief, organiseer zelf algemene vergaderingen en creëer kringen om informatie te verspreiden. Het conflict in Iran is geen proletarische strijd, geen strijd van of voor de arbeiders. Dit is een strijd zonder strategie of perspectief.Protesteer met een duidelijk doel. We zijn in strijd tegen het gehele systeem dus onze slogans moeten het gehele systeem omvatten, het revolutionaire bewustzijn moet bevorderd worden. Met publicaties, verspreidingen van verklaringen en discussies wordt er gestreefd naar een collectieve bewustwording. Tijdens de discussies moet we het belang van internationalistische revolutionaire organisaties benadrukken, in demonstraties moet er duidelijke onderscheid zijn in onze slogans in vergelijking met die van de hervormers.
Dit conflict is er een van de bourgeoisie, we moeten ons losmaken van de gepropagandeerde illusies en de misleidingen ontkrachten. Het proletariaat, de revolutionaire klasse moet samen met zijn revolutionaire internationalistische partij strijden tegen de bourgeoisie in haar geheel. Strijders van het proletariaat, onze klasse heeft niets te verliezen, "De proletariërs hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen."M. F. /1 juli 2009
Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS <-->
Sinds een aantal jaren bestaat er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke opvattingen zoals die door de mensheid in het algemeen en door de arbeidersklasse in het bijzonder in de loop van haar geschiedenis is ontwikkeld. Meer en grondiger dan ooit is men op zoek naar ideeën, standpunten, opvattingen, methoden die een werkelijke bijdrage kunnen leveren in het ontwikkelen van een fundamenteel alternatief voor de kapitalistische productiewijze, dat nu volkomen aan het vastlopen is in een spiraal van crisis en oorlog. Het kapitalisme verkeert in een staat van permanente crisis, de loonarbeid leidt de mensheid naar de afgrond.
Vandaar de behoefte aan lectuur van en over de belangrijkste theoretici van de arbeidersbeweging en de verschillende revolutionaire organisaties, die deze laatste in de loop van haar geschiedenis heeft voortgebracht. Het aantal personen en organisaties is teveel om op te noemen, maar het behelst (omvat) het hele scala kommunistische theoretici van Marx tot Bordiga en internationalistische organisaties van de Derde Internationale tot aan de IKS
Aan het einde van de jaren ‘60 bestond er een vergelijkbare politieke atmosfeer (als momenteel), met dat verschil dat er toen nog veel meer illusies bestonden over de vooruitzichten die het kapitalisme de mensheid kond bieden. Want in de loop van zijn historische heropleving had “het massale karakter van de arbeidersstrijd, vooral de reusachtige staking van mei 1968 in Frankrijk en die van de hete herfst van 1969 in Italië, wel aangetoond dat de arbeidersklasse een kracht van de eerste orde kan zijn in het leven van de maatschappij. En het idee dat zij op een dag het kapitalisme kon omverwerpen behoorde niet tot het rijk der onverwezenlijkbare dromen. Maar omdat de crisis van het kapitalisme zich toen nog in zijn beginfase bevond, beschikte het bewustzijn van de dwingende noodzaak om dit systeem omver te werpen echter nog niet over de materiële grondslagen om gehoor te vinden bij de arbeiders”. 1)
Alhoewel er enthousiast werd gedebatteerd over de vernietiging van het kapitalistische verhoudingen, betekende dat vooral dat men een einde wilde maken aan de uitbuiting, de vervreemding de onderdrukking, de autoritaire structuren en het racisme. Maar slechts werd de kwestie van de loonarbeid daarbij in vraag gesteld. Datgene waar men naar op zoek was, was eigenlijk niet veel meer was dan een kapitalisme met een menselijker gezicht. Er werd veel gesproken over een radicale en structurele veranderingen, maar als het erop aan kwam, dan bleef het toch beperkt tot een ‘mars door de instituten’. Vaak zocht men een antwoord op de kwesties die zich stelden bij burgerlijke theoretici zoals Marcuse, Foucault, Habermas, Fanon, enzovoort.
Toch ontwikkelde er zich tegelijkertijd ook een andere tendens: als tegenhanger van dat verrotte parlementaire en vakbondssysteem en de daartegenover ontwikkelde stalinistische dictatuur, ‘een verkalkt communisme’ 2), ontstond er een hang naar vormen van democratie waarin de arbeidersklasse de toon aangaf. Vandaar de hernieuwde belangstelling aan het einde van de jaren ’60 voor de stromingen die propaganda maakten voor zelfbeheer, radendemocratie, of een ander vorm van syndicalisme. Hierdoor kwam men niet alleen terecht bij anarchisten zoals Kropotkin en Rocker, maar ook bij radenkommunisten zoals Pannekoek, Rühle, Mattick en Korsch.
Als we nu spreken over de hernieuwde belangstelling voor de communistische klassiekers, zoals Marx, Engels, Lenin, Trotski, maar ook voor radencommunistische opvattingen, dan moeten we wel weten waar we het over hebben. Want niet alle radencommunisten hebben dezelfde achtergrond en hanteren eenzelfde methode. Zo steekt Anton Pannekoek, die nu precies vijftig jaar geleden gestorven is, ver uit boven al zijn epigonen die uit zijn naam hebben gesproken en nog spreken. Deze ‘klassieker ‘ onder de marxisten kunnen die we rustig en zonder aarzelen een even grote betekenis toekennen als Rosa Luxemburg of Amadeo Bordiga. En het feit dat hij in zijn latere leven, in de donkerste periode van de contra-revolutie, er steeds meer toe neigde zich tegen te spreken, en in tegenspraken verstrikt te raken, doet aan dit gegeven niets af. Anton Pannekoek was en bleef, ook op hogere leeftijd na de WOII, een ware theoreticus van het socialisme eerst en van het kommunisme daarna, iemand die in zijn leven een essentiële bijdrage had geleverd aan de ontwikkeling van de marxistische methode.
Zo kwam hij aan het begin van de 20e eeuw op voor de belangen van de arbeidersstrijd door de strijd aan te gaan tegen de revisionistische tendensen, binnen de Nederlandse arbeidersbeweging vertegenwoordigd door Troelstra. Samen met Gorter wees hij iedere samenwerking met progressieve liberale fracties van de bourgeoisie in het parlement voorgoed naar de prullenbak. “Niet een tegemoetkomende houding, niet overleg, niet toenadering tot de burgerlijke partijen en afslaan van onze volle eisen zijn de beste middelen om wat te krijgen, maar versterking van onze organisaties, uiterlijk in omvang, innerlijk in kennis en klassenbewustzijn, zodat zij voor de bourgeoisie als een steeds dreigender en vreeswekkender macht verschijnen.” 3)
Toen hij in 1906 naar Duitsland ging, om daar les te geven aan de school van de SPD, kwam hij al na enige tijd in botsing met de leiding van de SPD, en met name met Kautsky over het belang van een zelfstandige massa-actie van de arbeiders. Tesamen met Rosa Luxemburg nam hij de verdediging op zich van de kwestie van de massastaking tegen de door Kaustky verdedigde strategie om niet te snel je kruit te verschieten en maar langzaam de druk op de bourgeoisie op te voeren via lokale demonstratieve stakingen. “Als we over massa-actie en haar noodzaak spreken, bedoelen we darmee een buiten-parlementaire activiteit van de georganiseerde klasse, een activiteit waardoor deze op directe wijze direct op de politiek inwerkt, in plaats van via haar vertegenwoordigers. Deze massa-acties zijn niet synoniem met ‘straatacties’; zelfs als demonstraties op straat een van haar vormen is, kan is de krachtigste vorm, de massa-staking, ook doorgevoerd worden als de straten leeg zijn. Vakbondsstrijd, waarin de arbeiders vanaf het begin zelf optreden, gaat vanzelf over een politieke massa-actie. Als men de massa-actie op een praktische manier bekijkt, gaat het om niets anders dan een uitbreiding van het actieterrein van de proletarische organisaties” 4)
In 1911 was hij de eerste onder de socialisten die, naar het standpunt zoals Marx dat formuleerde na de nederlaag van de Commune van Parijs, dat de strijd de arbeiders tegen de kapitalistische heerschappij hen geen andere keus liet dan de vernietiging van de burgerlijke staat. “De strijd van het proletariaat", schreef hij, "is niet eenvoudig een strijd tegen de bourgeoisie om de staatsmacht als zodanig, maar een strijd tegen de staatsmacht... de inhoud van deze revolutie is de vernietiging en ontbinding (Auflösung) van de machtsmiddelen van de staat door de machtsmiddelen van het proletariaat. (... ) De strijd eindigt pas wanneer als eindresultaat de volkomen vernietiging van de organisatie van de staat bereikt is. De organisatie van de meerderheid heeft dan haar overwicht bewezen doordat zij de organisatie van de heersende minderheid heeft vernietigd.” 5)
Bij het uitbreken van WOI in 1914, nam hij een scherp standpunt in tegen het verraad van de sociaal-democratische leiders binnen de Tweede Internationale: “Door de geweldige groei der partij en der vakverenigingen groeide meteen het leger van beambten, politici, leiders en functionarissen, die als een soort specialiteiten der overgeleverde strijdvormen daarmee zo vergroeid zijn (…) dat zij een hindernis in de weg der verdere ontwikkeling der tactiek worden. (….) In plaats van de verovering der staatsmacht, die zo veraf en moeilijk lijkt, treedt de kleinburgerlijke gedachte, dat door kleine hervormingen het kapitalisme draaglijk is te maken. Zo komt het reformisme op, verdringt de klassenstrijd en beheerst in bijna alle West-Europese landen de socialistische partijen. (…) Ook de Internationale deelde in deze ontaarding. (…) En toen dan ook het ogenblik kwam, dat de regering de oorlog wilden, toen was noch de macht, noch de moed voor de strijd tegen de oorlog voorhanden; het internationalisme vervluchtigde zich in rook en de Internationale viel als een wormstekig wrak in elkaar. (…) De Tweede Internationale is dood; roemloos is zij in de wereldbrand ten onder gegaan. Maar deze dood is geen toeval. Hij drukte slechts uit dat de Internationale zichzelf overleefd had. De ineenstorting van de Internationale is tegelijk de ineenstorting van de tactiek, de methode, de leer, die haar beheerste: het parlementarisme.” 6)
In de oorlog maakte hij zich, als sympathisant van de ISD in Bremen en van de SDP in Nederland, verdienstelijk met het schrijven van artikelen tegen de oorlogspolitiek. In een brief aan Van Ravensteyn van 22 oktober 1915 zet hij uiteen wat hem heeft bewogen zich verbinden aan het initiatief van de Zimmerwalder Linke. Want ondank het heterogene karakter van het initiatief, verklaarde hij zich “op aandringen van Lenin en Radek bereid, samen met mevrouw Roland Holst als redacteur op te treden” van de publicatie van de Zimmerwalder Linke. Ik was “liever onder ons gebleven met geheel gelijkgezinden”. Maar dit is nu “het enige middel om onze denkbeelden over tactiek, imperialisme, massa-actie, enzovoort door bediscussiëring en behandeling van alle nieuwe problemen onder diegenen te verbreiden die in de komende bewegingen de leiding zullen moeten nemen” 7)
Vervolgens sprak hij zijn onvoorwaardelijke solidariteit uit met de Russische arbeiders toen deze, georganiseerd in sovjets, in oktober 1917 de macht grepen en propageerde hij de noodzaak van een wereldwijde revolutie. “Wat wij hoopten is intussen geschied. Op 7 en 8 november hebben de arbeiders en soldaten van Petrograd de Kerenski-regering weggevaagd. En het is waarschijnlijk (…) dat deze revolutie zich over heel Rusland zal uitbreiden. Een nieuwe periode begint, niet slechts van de Russische revolutie, maar van de Europese proletarische revolutie. Voor het eerst sinds de Parijse Commune is het proletariaat, verbonden met de kleinburgerlijke klassen, meester van de staatsmacht, niet slechts in een stad, maar in een grote staat. Voor het eerst zijn werkelijke modern geschoolde socialisten geroepen, als leiders op te treden in de organisatie en opbouw van de maatschappij.” (…) “Inderdaad, de nieuwe tijd is begonnen.“ 8)
Maar zijn enthousiasme duurde niet zo lang, want de Derde Internationale was nog maar nauwelijks opgericht of de revolutionaire arbeiders in Duitsland werden getrakteerd op een politiek geïnitieerd vanuit de KPD, die steeds meer opportunistisch werd. Terwijl de meerderheid de leus aanhing: “Sortez les syndicats!” begon de leiding van de KPD ‘alternatieve’ vakbonden in het leven te roepen in de vorm van bedrijfsorganisaties. Even later begon men onderhandelingen aan te knopen met de USPD en tenslotte werd besloten om het werk in het parlement weer op te nemen. Iedereen die het daar niet mee eens was, werd in het najaar van 1919 van de partij uitgesloten, en dat was de meerderheid binnen de partij. En dat alles vond plaats in de loop van het jaar 1919. Ook in de strijd tegen dit opportunisme stond Pannekoek vooraan en verdedigde hij met verve het proletarisch karakter van de algehele beweging tegen haar ondermijning door de leiding van de KPD.
Toen de meerderheid, welke uitgesloten was uit de KPD, in april 1920 een nieuwe partij, de KAPD, oprichtte, vormde Pannekoek de grote inspirator van het programma van deze politieke organisatie. In dit programma werden de belangrijkste standpunten van de nieuwe periode in één document bijeengebracht. Alhoewel het geen individueel schrijven is, maar een collectief product van de gehele Hollands-Duitse linkerzijde, is het vanwege het enorme hoge niveau van klassenbewustzijn, dat zich uitdrukt, toch belangrijk een aantal elementen eruit te citeren: “Het kapitalisme heeft zijn volslagen fiasco beleefd, het heeft zichzelf in de imperialistische oorlog weerlegd, het heeft een chaos geschapen waarvan het onverdraaglijk voortduren het internationale proletariaat voor een wereldhistorisch alternatief plaatst: terugval in het barbarendom of opbouw van een socialistische wereld.” (….) Uit haar maximalistische doelstellingen trekt de KAPD de conclusie dat ook alle reformistische en opportunistische strijdmiddelen moeten worden afgewezen. (…) Naast het burgerlijke parlementarisme vormen de vakbonden het hoofdbolwerk tegen de verdere ontwikkeling van de revolutie in Duitsland. ( …) Hoe scherper de gedachte van de internationale klassenstrijd door het proletariaat begrepen wordt en hoe konsekwenter deze tot de rode draad van de wereldpolitiek verheven wordt, des te sneller en enormer zullen de klappen van de wereldrevolutie het wereldkapitaal in verval verbrijzelen.” 9)
Kortom: zijn grootse prestaties op het politieke vlak in de bovengenoemde, de belangrijkste periode van zijn politieke leven, kunnen in het kort worden samengevat in de volgende punten:
- Zijn eerste grote prestatie was zijn strijd tegen het opportunisme binnen de Tweede Internationale. Hij voorspelde min of meer het verraad van de sociaal-democratische en de anarchistische organisaties, die tegen ieder marxistische traditie in doel en beweging van elkaar loskoppelden;
- Zijn tweede grote prestatie was zijn verdediging van het proletarisch internationalisme tegenover de nationale hysterie van de WOI; zijn medewerking aan Zimmerwald, de ontwikkeling van een linkerzijde (oppositiewerk) tegenover het verraad van de Tweede Internationale; de strijd om de macht van de arbeidersraden en zijn medewerking aan de oprichting van de Derde Internationale;
- Maar zijn wellicht grootste bijdrage aan het marxisme leverde Pannekoek door zijn medewerking aan de ontwikkeling van de consequenties voor de strijdvoorwaarden van het proletariaat in het kader van het verval van het kapitalisme. Doordat de historische voorwaarden veranderd waren, vanwege de intrede van het verval, konden parlement en vakbonden geen strijdmiddelen meer zijn van het proletariaat voor zijn bevrijding. 10)
Op de eerste plaats door deel uit temaken van de georganiseerde arbeidersbeweging en daarbinnen op een collectieve manier de strijd op te nemen;
Op de tweede plaats door consequent vast te houden aan de marxistische methode, deze in elke nieuwe situatie toe te passen en in polemiek, discussie, met zijn medestrijders te ontwikkelen.
Hij is hierdoor in staat geweest het verraad van de sociaal-democratie aan de vooravond van de WOI te doorzien en genadeloos te bekritiseren. Ook heeft hij de historische betekenis van de Oktoberrevolutie in Rusland en de revolutionaire golf van 1917-1923 op zijn juiste waarde heeft weten te schatten. Tenslotte was Pannekoek (net zoals Luxemburg totdat ze in januari 1919 vermoord werd) aan het begin van de jaren ‘20, een weliswaar kritische, maar een steeds zeer betrokken verdediger van de Oktoberrevolutie.
Zijn grote betrokkenheid en zijn gedegen methode heeft hem echter toch niet voor bewaard om, in tegenstelling tot de Tweede Internationale, uiteindelijk de foutieve lessen te trekken uit het mislukken van de Oktoberrevolutie in 1917 in Rusland. Voor wat dat laatste betreft kwam hij tenslotte zelfs tot de conclusie dat Bolsjewiki eigenlijk leiding hebben gegeven aan een burgerlijke revolutie. Waarom? Niet alleen omdat er in het Rusland van 1917 nog belangrijke overblijfselen van feodalisme, van versnipperde vormen van kleinburgerlijke productie bestond, maar ook omdat Lenin volgens hem het onderscheid tussen proletarisch en burgerlijk materialisme niet goed begrepen had. 11)
Maar het was Lenin, die met zijn de beroemde Aprilstellingen van 1917, aantoonde dat de proletarische revolutie zich pas op de agenda van de geschiedenis plaatst, als de wereldwijde tegenstellingen een bepaalde graad van rijpheid bereikt hebben. Dat Pannekoek deze lessen later vergat, moet niet alleen begrepen worden als uitdrukking van zijn ontgoocheling en verwarring na de nederlaag van de wereldrevolutie. Maar het moet ook en vooral gezien worden als het gevolg van zijn enorme teleurstelling over het afsterven van het geïsoleerde Russische bastion, waar hij immers al zijn hoop op gesteld had na het ineenstorten van de arbeidersstrijd in West-Europa. In het verdere verloop van de jaren ‘20 had hij al zijn verwachtingen gesteld op de opbouw van een kommunistische economie in het Oosten, omdat hij uitging van de illusie dat de klasseheerschappij van bourgeoisie in het Westen erdoor ondergraven zou worden.
Ondanks zijn foutieve inschatting van de Oktoberrevolutie in Rusland, bleef hij, ook hij als gevolg van de periode van contra-revolutie steeds meer in een isolement terecht kwam, trouw aan de historische taak van de arbeidersklasse en vasthouden aan:
- de noodzaak van een massale zelfstandige strijd van de arbeidersklasse, die zich organiseert in stakingscomités, bedrijfsraden en andere vormen die haar eenheid in de strijd tegenover de bourgeoisie tot uitdrukking kunnen brengen;
- de betekenis van een politieke organisatie die “kennis en inzicht verspreid, studeert, discussieert en ideeën formuleert en de geest van de massa door middel van haar propaganda probeert te verhelderen” 12)
Zijn beheersing en ontwikkeling van de marxistische methode heeft Pannekoek bewezen en vastgelegd in verschillende werken die hij in de loop van zijn leven schreef. Begonnen met ‘Marxisme en Ethiek’ in 1906 eindigde hij met ‘Het ontstaan van de mens’ in 1945. In de tussenliggende periode had hij zijn licht doen schijnen op een heel scala van verschillende onderwerpen op basis van een gedegen methode. Een methode die we als kommunisten moeten blijven koesteren en met hand en tand verdedigen tegenover wat zijn epigonen ervan gemaakt hebben en er op dit moment nog van proberen te maken. Om een beeld te geven van zowel de diepgang en als de eenvoud van Pannekoeks methode, hoeven we alleen maar het volgende citaat aan te halen. Daarin zet uiteen, niet alleen hoe het zijn het bewustzijn bepaald, maar het bewustzijn op haar beurt ook weer inwerkt op het zijn:
“Er is dikwijls gezegd, dat de werkelijkheid in de mensenwereld toch hoofdzakelijk van geestelijke aard is; omdat de mens in de eerste plaats een willend en denkend wezen is; overal (…) bestaan de betrekkingen tussen de mensen alleen, doordat zij er zich meer of minder van bewust zijn, door middel van hun bewustzijn, hun gevoel, hun weten, hun wil. (…) De burgerlijke opvatting gaat van de geestelijke bewustzijnsinhoud uit als van iets gegevens, waarvan de oorsprong niet nader behoeft te worden aangegeven, dat uit de “natuur” van de geest of uit een abstract buiten de mens bestaand geestelijk wezen ontspringt. Deze tegenwerping gaat buiten het historisch materialisme om.” 13)
Terwijl vele van zijn radencommunististe tijdgenoten met deze kwestie bleven worstelen en niet in staat waren er een uitweg uit te vinden, wist Pannekoek dat het marxisme deze tegenstelling tussen zijn en bewustzijn, tussen de buitenwereld en binnenwereld, tussen denken en voelen hier en handelen daar, allang had opgelost.
“Wanneer Marx dus zegt dat het maatschappelijk zijn het bewustzijn bepaalt, betekent dit niet dat de ideeën van dit ogenblik bepaald worden door de maatschappij van dit ogenblik. De maatschappelijke werkelijkheid van nu is het ene element, de uit vroegere werkelijkheid ontstane ideeënwereld is het andere element, waaruit tesamen het nieuwe bewustzijn ontstaat”, als de uitdrukking van de geestelijke krachten die op elkaar inwerken. (…)” De marxistische opvatting gaat uit van de overtuiging dat de inhoud van het bewustzijn uit de inwerking van de reële wereld moet zijn ontstaan, en het zoekt daarvan de oorsprong in de vroegere levensomstandigheden van de mensen. En dit geldt niet alleen voor het bewustzijn; ook in de andere eigenschappen van de geest, in de neigingen en aandriften, de instincten en gewoonten, die in de onbewuste diepten van de geest verborgen liggen en als een geheimzinnige ingeschapen menselijke natuur verschijnen, openbaren zich de overgeërfde indrukken van duizenden jaren, vanaf de primitiefste oertijden.” 14)
Tot de hierboven geciteerde opvatting kon Pannekoek slechts komen door het door Marx en Engels ontwikkelde historisch materialisme aaan te vullen en uit te bouwen met de opvattingen van Dietzgen (een sociaal-democraat van de eerste generatie). Deze laatste had vooral uiteengezet hoe het handelen van de mensen geschiedt door tussenkomst en werking van de menselijke geest: “Het historisch materialisme had vastgesteld, dat het bewustzijn door het zijn bepaald wordt; het ze, dat voor de ideeën geen andere bron dan de werkelijke (materiële) inhoud van de geest uit de buitenwereld stamt. Maar daarmee is over de vraag hoe nog niets gezegd (…) De geest ( dat wil zeggen: het bewustzijn) heeft geen ander materiaal dan de indrukken van de wereld; deze neemt hij vooral op en vormt ze om tot iets anders, tot iets geestelijks, zelfs tot gedachten en begrippen. Wat doet hij daarbij nu en waarin bestaat zijn bezigheid, zijn wijze van werking? Met de vraag naar het wezen van de menselijke geest heeft Marx zich niet beziggehouden. Voor de maatschappijleer voldeed het bewijs vanwaar de geest zijn inhoud heeft, dat hij het slechts uit de werkelijke wereld heeft. Daarbij bleef de vraag open wat de inhoud van de geest zelf is en wat zijn betrekking tot zijn materiaal is. Dit probleem heeft Dietzgen opgelost” 15)
Voor iedere revolutionair in de huidige periode blijft het werk van Pannekoek een essentieel referentiepunt, al is het alleen maar omdat hij, tesamen met andere linkskommunisten, een brug heeft weten te slaan tussen het einde van de sociaal-democratische Tweede Internationale en het begin van de kommunistische Derde Internationale, een periode die duurde van 1914 tot 1919. Om dat te bewerkstelligen heeft hij, zoals hierboven al uiteengezet, actief deelgenomen aan de verspreiding van de verschillende versnipperde stemmen tegen de oorlog, zoals die van de ISD (Internationale Socialisten Duitsland in Bremen), van de SDP in Nederland en met name van de ideeën van de zogeheten Zimmerwalder Linke.
Maar toen hij zag dat de revolutionaire golf vanuit Rusland, vanwege haar isolement, op een dood spoor raakte, en van binnen en van buiten begon te ontaarden, haakte hij af. Ook al betreurde hij de opheffing van de Nieuwe Tijd door de CPH (Communistische Partij Holland), ze vormde voor hem een welkome aanleiding om gas terug te nemen. Vanaf het begin van de jaren ’20 kwam bij hem, meer nog dan in de periode daarvoor, de nadruk te liggen op theoretisch werk, waarbij hij nooit meer actief lid is geweest van een revolutionaire groep. “Ik verlangde ernaar mijzelf rustig opnieuw te oriënteren en rekenschap te geven. Weer was het, als vroeger in het socialisme, zo nu in het kommunisme, een partij met zuivere beginselen tot macht en kracht in de arbeidersbeweging te maken. Weer was als uiterlijk machtige massa-partij een opportunistisch reformisme opgekomen, maar nu veel schadelijker dan vroeger, veel oppervlakkiger, beginsellozer, demagogischer, zich sierend met de naam marxistisch en dit marxisme verknoeiend …” 16)
Dat wil niet zeggen dat hij veraf stond met politieke organisaties van het proletariaat, want tot de WOII stond hij meestentijds in nauw contact met de radenkommunistische groep GIC (Groep van Internationale Communisten) in Nederland. Naast actuele onderwerpen die de strijd van de arbeidersklasse van dat moment aangingen, heeft hij de hele periode tot aan de WOII gewijd een verklaring te vinden voor het verraad van de sociaal-democratie en voor de oorzaken van de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1923.
In de WOII werd het contact met andere revolutionaire kommunisten voor hem nagenoeg onmogelijk, vandaar dat hij zich in die vijf jaar louter wijdde aan theoretische studie en de totstandkoming van een van zijn meest bekende werken: ‘De Arbeidersraden’. Zodra het echter weer mogelijk was om het contact met de bestaande revolutionaire groepen te herstellen, zoals met de Communistenbond Spartacus in Nederland, nam hij de discussie over zijn standpunten en die van anderen opnieuw op.
In de verschillende – meestal korte - geschriften, die hij na de oorlog schrijft, maakt hij nog eens een keer duidelijk waar hij staat in de strijd voor de verdediging van de klassebelangen van het proletariaat en de taak daarin voor de politiek bewuste minderheden, die door de historische strijd van de klasse worden voortgebracht. Niet dat de standpunten die hij daarin verwoord de meest ontwikkelde, de meest vergevorderde van dat moment waren of altijd in de juiste richting gingen. Niet dat hij ook wel eens twijfelde aan de goede afloop van de strijd voor een maatschappij, waarin wordt ‘gegeven naar behoefte en ontvangen naar vermogen’, maar omdat ze lieten zien dat de strijd voor het communisme hem nog steeds na aan het hart lag. Ze laten zien dat hij nog steeds vertrouwen had in de bekwaamheid van de arbeidersklasse de loop van de geschiedenis een positieve wending te geven en door middel van haar strijd een perspectief kon geven aan de gehele mensheid.
Over de betekenis van de ‘wilde’ stakingen, het belang van de proletarische solidariteit en het bewustzijn dat zich daarin ontwikkelen, schrijft hij met grote betrokkenheid en helderheid. Deels was dat het gevolg van een foutieve inschatting van zijn kant van het historisch perspectief, dat op dat moment zeker niet rijp was voor een algemene heropleving van de arbeidersstrijd. Deels was het echter ook het resultaat van de rijpheid en gedegenheid van de methode, waarmee hij de dagelijkse gebeurtenissen ontleedde.
“In Europa, in Engeland, België, Frankrijk, Holland - en ook in Amerika zien we wilde stakingen oplaaien, nog in kleine groepen, zonder helder bewustzijn van hun rol en zonder verdere bedoelingen, maar ze laten zien uitstekende geest van solidariteit. Ze dagen de ‘Labour’ regering uit in Engeland en staan vijandig tegenover de Communistische Partij in de regering, in Frankrijk en in België. De arbeiders beginnen te voelen dat de staatsmacht hun belangrijkste vijand is. Hun stakingen zijn gericht zowel tegen deze macht als tegen de kapitalistische ondernemers. Stakingen worden een politieke factor en als stakingen uitbreken in zo’n omvang dat ze hele sectoren lam leggen en de maatschappelijke productie tot in kern raken, worden ze eersteklas politieke factoren. De stakers zelf mogen er zichzelf niet van bewust zijn – de meesten van hen zijn geen socialist - ze mogen niet de intentie hebben om revolutionair te zijn, maar ze zijn het. En beetje bij beetje zullen ze zich bewust worden wat zij intuïtief, uit noodzaak, aan het doen zijn en het zal de acties directer en efficiënter maken.” 17)
Pannekoek vatte de taak van de politiek bewuste minderheden van de klasse in latere leven steeds meer op als een opvoedendende, voorlichtende dan als een propagandistische en politiek-leidende taak. Desalniettemin is het diezelfde diepe overtuiging van Pannekoek ten aanzien van het essentiële belang van de theorie, van de revolutionaire kritiek en de revolutionaire betrokkenheid, die hem ertoe brengt nog eens uiteen te zetten wat de bijdrage is van de minderheden aan strijd van de klasse voor de eenheid en de ontwikkeling van haar inzicht in de belangrijke veranderingen die haar strijd in de maatschappij teweeg zal brengen.
“….onze taak is in wezen theoretisch: door studie en discussie uit te vinden en aan te geven wat de beste weg voor actie voor de arbeidersklasse. Desalniettemin moet de opvoeding, die hierop gebaseerd is, niet alleen bedoeld zijn voor de leden van een groep of een partij, maar voor de massa’s van de arbeidersklasse. Zij zullen in de bedrijfsvergaderingen en –raden moeten beslissen wat de beste weg is om te volgen. Maar om hen in staat te stellen om de beste beslissing te kunnen nemen, moeten ze voorgelicht worden door middel van een weloverwogen advies, dat van het grootst mogelijke aantal mensen komt. Als gevolg daarvan zal een groep, die verkondigt dat de zelfstandige actie van de arbeidersklasse de belangrijkste vorm is van de socialistische revolutie is, ervan uitgaan dat haar belangrijkste taak is om naar de arbeiders te gaan, om met hen te praten, bijvoorbeeld door middel van populaire pamfletten. Pamfletten die de ideeën van de arbeiders verhelderen door de belangrijke veranderingen in de maatschappij uit een te zetten, en de noodzaak voor de arbeiders zelf al hun acties in eigen hand te nemen, net als in toekomstige productieve arbeid.” 18)
Tenslotte voert hij ook een regelmatige en gepassioneerde correspondentie met mensen als Alfred Weiland, Paul Mattick en verschillende anderen. Vooral in zijn correspondentie met ‘Socialisme ou Barbarie’ brengt hij nog een keer kernachtig tot uitdrukking wat hij als het wezenlijke karakter van de proletarische revolutie beschouwt. In die zin kan deze correspondentie zo ongeveer als zijn testament beschouwd worden:
“…de bevrijding van de arbeiders zal de taak van de arbeiders zelf zijn. Beter nog: the proletarische revolutie kan niet worden vergeleken met een eenvoudige revolte of met een militaire actie, geleid door een centraal commando. Ook zelfs niet met een periode van strijd vergelijkbaar met, bijvoorbeeld, de grote Franse revolutie, die zelf niets anders was dan een fase in de overname van de macht door de bourgeoisie. De proletarische revolutie is veel omvangrijker en diepgaander; zij vormt de toegang van de massa van de mensen tot het bewustzijn van haar bestaan en tot haar aard. Het zal geen eenvoudige stuiptrekking zijn; het zal de vorm aannemen van de inhoud van een hele periode in de geschiedenis van de mensheid, waarin de arbeidersklasse haar eigen gaven en potentieel moet zien te ontdekken en te verwezenlijken, net als haar doeleinden en strijdmiddelen.” 19)
Pannekoek, die werd geboren op 2 januari 1873, stierf uiteindelijk …. als een oprecht communist op 28 april 1960.
01-09-2010, Dixoff
1) Resolutie over de Internationale Situatie van het 18e Internationale Congres van de IKS.
2) Het anti-stalinisme speelde ook een hele grote rol aan het einde van de jaren ’60, met name door de rol van saboteurs van de arbeidersstrijd die de stalinistische politieke organisaties en vakbonden speelden in de belangrijkste stakingsbewegingen van die tijd, maar ook door de inval in Tsjecho-Slowakije 1968 van de Russische militaire troepen, om de opstand tegen de dictatuur in geweld te smoren.
3) Anton Pannekoek en Herman Gorter, Marxisme en Revisionisme. Nieuwe Tijd 1909.
4) Anton Pannekoek, Massenaktion und Revolution. Neue Zeit, XXX, 2e vol, 1912.
5) Geciteerd in Lenin: Staat en Revolutie, 1917.
6) Anton Pannekoek, De ineenstorting van de Internationale. De Nieuwe Tijd 1914, blz. 677.
7) B.A. Sijes, Anton Pannekoek, 1873-1960. Anton Pannekoek, Herinneringen, 1976. blz.41.
8) Anton Pannekoek, De Russische revolutie III. De Nieuwe Tijd 1917, blz. 560. De Russische revolutie VIII. De Nieuwe Tijd 1918, blz. 125.
9) Programma van de KAPD, april 1921. Revue Internationale 97, 1999.
10) Zie ook: Buchbesprechung zu Cajo Brendels Anton Pannekoek – Denker der Revolution. Weltrevolution 126 en 130; 2005.
11) John Harper (Anton Pannekoek), Lenin als filosoof; 1938.
12) Anton Pannekoek, Vijf stellingen over de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme. Southern Advocate for Workers Councils, Melbourne, nr. 33, mei 1947.
13) Anton Pannekoek, Het historisch materialisme. De Nieuwe Tijd 1919, blz. 15 en blz. 52. Anton Pannekoek, Partij, raden en revolutie, 1970, samengesteld en van aantekeningen voorzien door Jaap Kloosterman.
14) Idem
15) Anton Pannekoek: Dietzegens Werk. Brochure van Radenkommunisme, Beverwijk, 1980 Serie Herdrukken, blz. 43.
16) Anton Pannekoek, Herinneringen. 1976, blz. 208.
17) Anton Pannekoek, Strikes, in Western Socialist; January 1948.
18) Brief van Pannekoek aan Castoriadis van ‘Socialism ou Barbarie’; 8 november 1953.
19) Idem
De voorbije koude wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de kou. De sneeuw en de bitterste kou zijn intussen verdwenen. Maar meteen smolt ook de aandacht voor de armoede. Maar de thuis- en daklozen en de armoede in het algemeen zijn niet weg. Zo werden sinds 1 april de daklozen terug op straat gezet. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien. Het ontgaat inderdaad niemand meer: de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat we armoede in verband brachten met gebieden als Sub-Saharaans Afrika, Azië of Latijns-Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd. Dat blijkt uit allerlei recente cijfers zoals die van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent ieder die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal gaat in stijgende lijn (of meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.
Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeidersklasse. En als die bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen meer om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem. Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een kringloop waardoor ganse gezinnen de armoede niet meer uitgeraken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.
Inkomen door werk is uiteraard de hoeksteen in het kapitalistisch systeem. Wegens een slinkende afzetmarkt worden alle problemen met beschikbaar kapitaal en dalende winsten vertaald in een aanval op de loon- en werkvoorwaarden. Winsten en kapitaal zijn immers onbetaald werk. Ofwel wordt het werk productiever ofwel moet het aandeel loon zakken: minder arbeiders per product of minder loon. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen in België dat zakt van 60 naar 50% volgens de nationale bank.
De tewerkstellingskansen verslechteren dus en het feit werk te hebben op zich is geen garantie meer om niet in de armoedekringloop terecht te komen.
- Een groeiende proportie van de werkenden (4,4%) loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.
- Het armoederisico van niet werkenden bedroeg (24,6%): werklozen (34,2%), gepensioneerden (19,6%) en andere niet-actieven (25,5%). Voor gepensioneerden ligt het Belgische armoederisico hoger dan het Europese gemiddelde (19,6% tegenover 17%). In het algemeen is het gemiddeld risico genoteerd bij bejaarden (65+) hoger: 23%. België scoort daarmee slechter dan het gemiddelde van de 25 Europese lidstaten!(bron: NAPincl 2008-2010: indicatoren, en EU-SILC cijfers over 2008)
De impact van de huidige economische crisis op de arbeidsmarkt is groot.
- Vorig jaar groeide het totale ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen. Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel. In Vlaanderen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %.
- In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloosheid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid. Belgische bedrijven kunnen hun overtollige arbeiders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!
- In de formules van loopbaanonderbreking of tijdskrediet blijft het aantal toenemen, van 25.000 twintig jaar geleden tot meer dan 250.000 nu. Wie als niet-behoorlijk-verdienende tweeverdiener hiervan gebruikt maakt zogenaamd om ‘werk en gezin te verzoenen’ wordt arm.
- Maar 2010 kan nog erger worden. De werkloosheidsgraad in de eurozone bereikte in februari 2010 met 10 % het hoogste peil sinds augustus 1998. Volgens Eurostat waren eind februari ongeveer 15,7 miljoen mensen werkloos in de eurozone. (belga, bloomberg) Ook de RVA sprak in maart al over meer dan 1,4 miljoen uitkeringstrekkers. Eind januari was er in Vlaanderen al een stijging op jaarbasis met 15 %. Met prognoses van +40.000 werklozen, volgens de RVA tot +60.000 werklozen volgens het federaal planbureau. Uit berekeningen door het hr-dienstenbedrijf SD Worx blijkt ook dat er sinds de zomer van 2009 sprake is van een nieuwe, gestage toename van het aantal economisch werklozen. Met als (voorlopige?) piek 16 % voor de maand februari. Dat percentage ligt dubbel zo hoog als in de periode vóór de economische crisis.
- Ook krijgen werklozen met een hoger diploma het moeilijk om een baan te vinden. Eind maart telde de arbeidsdienst VDAB 16 % meer dan een jaar geleden midden de ergste crisismanden. Jongeren in het algemeen en 55+(+19,8% op jaarbasis)hebben het steedss moeilijker om een baan te vinden. Dit is een sterke indicatie voor de armoede van morgen!
- Veel statuten vertekenen trouwens de statistieken, precaire jobs en dienstencheques (goed voor 103.000 jobs die de staat geen cent meer kosten dan de werkloosheidsvergoeding) nog daar gelaten.
Ook die andere conjunctuurindicator, over het aantal faillissementen, staat steeds verder in het rood.
- Nooit eerder gingen er in een eerste kwartaal zoveel bedrijven failliet in België. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2009, toen al het zwaarste eerste trimester ooit, is dat opnieuw een stijging met 2 % (handelsinformatiekantoor Graydon) en 6.685 banen gingen hierbij verloren (+7%).
- In 2009 werden in de Eurozone ongeveer 2,7 miljoen banen geschrapt. 1,8 % van het totaal en een recordaantal. In de 27 landen van de Europese Unie loopt dit op tot 4 miljoen. In 2008 was dit nog een stijging met 0,7 % voor de EU. (Bron: Eurostat)
De driemaandelijkse arbeidsenquête door de federale overheidsdienst Economie over de werkgelegenheidsgraad maakt nog een globalere analyse mogelijk.
- In het derde kwartaal van 2009 telde België 4.415.000 werkende inwoners. Dat waren er 50.000 minder dan in dezelfde periode van 2008, toen de financieel-economische crisis nog niet doorwoog. Sindsdien heeft die crisis het totale aantal werkende Belgen met 1,1 % doen dalen. Daarmee haalde België in het derde kwartaal van 2009 een werkgelegenheidsgraad van 61,4 %. Tussen de eerste drie kwartalen van 2008 en de eerste drie kwartalen van 2009 zakte de werkgelegenheidsgraad met 0,9 procentpunten.
Maar ondanks die slechte prognoses en de schokkende cijfers heeft de regering geen plannen om het schorsingsbeleid van werklozen aan te passen om de armoedeval te vermijden.
- Sinds 2004 werden al 625.000 werkzoekenden uitgenodigd voor een controlegesprek, wat leidde tot 90.000 (tijdelijke) schorsingen van de RVA-uitkering. (Bron: Belga; woensdag 10 maart 2010)
Maar zal de maatschappij ons niet behoeden voor de armoede door de behoeftigen op te vangen met sociale uitkeringen of tranfers? “De sociale minima zijn ruim onvoldoende. Zelfs als gezinnen met een laag inkomen geen gezondheidsproblemen hebben en zij hun inkomen op de ideale wijze budgetteren, kunnen zij de materiële voorwaarden voor goede gezondheid en autonomie niet realiseren.”,””Wie enkel van een uitkering leeft, zit in ons land bijna automatisch rond of onder de armoedegrens” (Bron: Bea Cantillon hoofd van het Centrum voor Sociaal Beleid, Universiteit Antwerpen, De Standaard 16 mei 2009 en 24 maart 2010)
Zelfs de Vlaamse minister van Armoedebestrijding, Ingrid Lieten (SP.A), zei onlangs aan de armenorganisaties dat ze vindt dat de (federale) minimumuitkeringen, zoals het leefloon en de minimumuitkering bij langdurige ziekte, ‘niet meer fatsoenlijk zijn'. Ze wil dat ze met 150 euro per maand opgetrokken worden. Vlaams Minister Lieten voegt er wel cynisch aan toe: ‘Natuurlijk is die verhoging moeilijk te realiseren in crisistijd. Dat weten wij ook wel.'. Nochtans hebben de beleidsmakers met het Generatiepact (2005) en de Programmawet (2006) met groot vertoon een structureel welvaartsaanpassingsmechanisme voor de sociale uitkeringen ingevoerd. Op papier oogt het mooi, maar in realiteit wordt er nog niks ‘ingevoerd’. Het cynisme waarmee de zwakste bevolkingsgroepen door de regering in het ootje werden genomen blijft stuitend. De paarse excellenties wisten eind 2006 dat een verhoging van de sociale minima budgettair onhaalbaar was. Ze wisten dat een begrotingsoverschot in 2007 onmogelijk zou zijn en dat de federale geldkist leeg was. Bovendien engageerden ze zich tot niets, want het werk en de verplichte begrotingsoverschotten werden naar de volgende regering doorgeschoven. Het leek wel een spelletje ‘Lach eens met de armen’.
- De minimumuitkeringen – het leefloon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuitkeringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!
- Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).
- In België staan de minimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 procentpunten lager dan in het midden van de jaren zeventig.
De bourgeoisie noemt dit enerzijds de zweepfunctie: lagere sociale uitkeringen dan de arbeidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen. En dus houdt dit in dat het streven naar sociale inclusie de uitsluiting betekent van al diegenen die niet geactiveerd (kunnen) worden. En anderzijds wil ze de onproductieve kosten afbouwen: alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren.
Sinds '75 steeg het aantal bestaansminimumtrekkenden (of leefloners) constant. Dat zijn mensen met onvoldoende inkomen of bezittingen.
- In 2007 zijn er 89.990, een stijging van ongeveer 10% sinds 2003. In vergelijking met 2008 steeg het aantal leefloners in 2009 met 9 tot 10 %. Intussen is de kaap van 100.000 gerond in maart 2010.
- De stijging laat zich het sterkst voelen bij jongeren tussen 20 en 29 jaar wat de vooruitzichten voor armoede morgen nog vergroot!
Maar ook de leefloners ontsnappen niet aan de neerwaartse spiraal die hen steeds verder in de armoede duwt.
- Ruim negen op de tien langdurig werklozen en zeven op de tien leefloners kampen met één of meerdere medische, psychische of sociale problemen die hun zoektocht naar werk belemmeren.(onderzoek Hiva-instituut, op basis gegevens VDAB en OCMW in Antwerpen).
- Leefloners werden vroeger op dezelfde manier behandeld als langdurige en laaggeschoolde werklozen. Maar het budget om hen (via ‘art. 60') werk te geven, stijgt niet meer.
- Ze kwamen vroeger ook in aanmerking voor alle tewerkstellingsprogramma's en lastenverlagingen. Maar in het groot plan van minister Joëlle Milquet (CDH) voor de tewerkstellingspremies van 1.000 euro en meer per maand, komen de leefloners niet meer voor. En ook minister van Defensie, Pieter De Crem (CD&V) trekt geen leefloners aan voor zijn ‘tewerkstellingsplan'.
Mensen die niet in aanmerking komen kunnen beroep doen op het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH). Het gaat dan in hoofdzaak om vreemdelingen die niet ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, onder wie een grote groep kandidaat-vluchtelingen.
- Het aantal dossiers RMH steeg tussen 1999 en 2002 met 61% tot 51.202 dossiers. (bron: Vranken Jan, Campaert Geert, De Boyser Katrien & Dierckx Danielle (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2008, Leuven: Acco,)
Het Belgisch pensioenstelsel tenslotte is al enige tijd aan het aftakelen en totaal ontoereikend. De forfaitaire tussenkomsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor de meesten niet in.
- Het gemiddeld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.
- De aanvullende pensioensystemen verbreden die kloof tussen rijk en arm nog. De tweede en derde pijler creëren niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting. Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze pijlers. Voor werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen tweede pijler, want daarvoor heb je werk nodig. Van welke pijler zouden interimwerknemers dromen? Wat is de bijdrage van het kaderlid-met-alle-pijlers aan de pensioenopbouw van zijn dienstencheque-poetsvrouw?
Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pensioenstelsel al twee keer hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het vervroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 waren gericht op het inbouwen van de zgn stijgende levensverwachting en het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals hoger reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgesloten en slaagt de bourgeoisie er niet in wereldwijd de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen, het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioenkassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan! In oktober 2008 kondigde de regering-Leterme I ook een Pensioenhervorming aan. Aan de pensioenleeftijd van 65 wordt voorlopig niet getornd. Men vertrekt van het behoud van de erg lage Belgische pensioenen. In de praktijk gaan Belgen gemiddeld op hun zestigste met pensioen. De pensioenminister Daerden wil dat nu opschuiven naar 63. De werknemers zullen ook zelf meer moeten betalen voor hun pensioen. Maar na de komende verkiezingen zal de bourgeoisie nog een stap verder gaan in de aftakeling van de pensioenuitkering. ‘Kleine ingreepjes volstaan niet meer', klinkt het. ‘Niet de pensioenleeftijd maar de loopbaan is van belang’. Cynisch voegen ze er aan toe:‘Ons plan gaat niet over harde inleveringen, wel over de noodzaak om enkele jaren langer te werken.'. Volgens CD&V. ‘volledig pensioen krijg je pas als je 45 jaar hebt gewerkt. Korter werken moet minder pensioen opleveren; Wie langer studeert en later begint te werken, heeft pas op latere leeftijd volledig pensioen dan wie vroeger begon te werken.’ en ‘Een beperkt aantal periodes van niet-werken moet gelijkgesteld blijven met werken’. Oppositiepartij SP.A zijn pensioenplan is in schijn anders maar gaat uiteindelijk de werknemers gegarandeerd evenveel geld kosten. Een nieuw stelsel ‘dat rekening houdt met de manier waarop mensen een loopbaan opbouwen’. Nog niet zo lang geleden stelden zij een gelijkaardig plan als dat van CD&V voor. Werkgevers staan met volle gewicht achter de hervormingen: ‘De solidariteit met wie niet beroepsactief is, gaat veel te ver’. Het stelsel van de brugpensioenen moet eruit. Gelijkgestelde periodes moeten beperkt worden tot ‘werkgerichte en thematische' verloven. Ambtenaren moeten gewone werknemers worden en dus een gewoon wettelijk pensioen krijgen.
De strijd tegen armoede door de bourgeoisie leidt tot…nog meer armoede!
Gedreven door de armoede en gedemotiveerd door voortdurende sociale uitsluiting hebben steeds meer jongeren moeilijkheden in het onderwijs en verlaten ze vroeg de school om te gaan werken. In Brussel verlaat reeds 1/5 van de jongeren vroegtijdig de school. Door hun lage scholing kunnen zij slechts zwaar en laag betaald werk vinden. Nooit eerder in de geschiedenis lagen scholing en levenskansen immers zo dicht bij elkaar als nu. Om sociale redenen en om economische redenen in de sterk gewijzigde kenniseconomie vooral in Europa moet zoveel mogelijk talent ontwikkeld worden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Niet alleen laaggeschoolden komen in de armoede terecht. Mar het risico van mensen zonder diploma of met een diploma lager onderwijs hebben dubbel zoveel kans in de armoede te verzeilen als personen met een diploma secundair en zelfs driemaal zoveel kans als een persoon met een diploma hoger onderwijs.
Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen.
- De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009 4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen.
- Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd (schuldoverlast). Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.
- De contracten voor hypothecair krediet stegen met 38,6 %.
- In 2006 had de afbetaling van consumptieschulden tot gevolg dat het inkomen van 5% van de bevolking (verder) onder de armoederisicogrens daalde.
- Uit een onderzoek van september 2008 van Intrum Justitia bij ruim duizend wanbetalers blijkt dat 6 op de 10 mensen met een openstaande schuld meer dan één factuur niet betaald hebben en dus structureel in financiële moeilijkheden zitten. Bovendien zijn de verschuldigde bedragen sterk gestegen. (intrum/persberichten/20080904)
- In 2006 leefde 6% van de bevolking reeds in een huishouden met 2 of meer betalingsachterstallen voor basisbehoeften zoals huisvesting, energie, lopende uitgaven of gezondheidszorg.
- Een EU-SILC studie tenslote berekende voor 2008 dat 33,5% hun schulden moeilijk kon afbetalen.
De wachtlijsten voor schuldbemiddelingsdiensten nemen snel toe.
- De vraag tot collectieve schuldregeling steeg met 15.904 in 2009 (11 %) tot 78.147 procedures (vooral huur, telecommunicatie, energiefactuur).
- Het laatste kwartaal van 2009 namen de contracten voor afbetalingsleningen met 10,6 % toe in vergelijking met dezelfde periode van 2008.
- Deze trend wordt bevestigd door het stijgend aantal beroepen op de schuldbemiddelings-dienst van het OCMW. Door de stijgende vraag kan het OCMW niet langer alle vragen verwerken.
Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, daardoor gaan ze op zoek naar een goedkopere woning, moet men huren in het laagste segment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Ze komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. In de spiraal van armoede en sociale uitsluiting vormt betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting inderdaad een centraal gegeven.
- Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België volgens een eerste grote studie over dak- en thuisloosheid. (federale dienst Maatschappelijke Integratie en de federale staatssecretaris voor Armoede, Philippe Courard (PS)).
- Uit de ramingen in een studie die het OASeS-centrum van de Universiteit Antwerpen maakte samen met het Institut Sciences Humaines et Sociales van de Luikse universiteit valt af te leiden dat er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners per jaar zijn (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).
Wellicht ontsnappen nog groepen aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. Deze tendens wordt totaal bevestigd door de bevindingen van Dokters van de Wereld dat zich samen met SAMU Social de voorbije winter heeft ingezet voor daklozen in Brussel. Zij deden 2.500 medische en paramedische interventies, een absoluut record. “Dat is een stijging met 100 %” En nog nooit zagen ze zoveel jonge mensen. Ruim 30 % van de mensen waren tussen 20 en 29 jaar. Weeral een hypotheek op de toekomst! Ook het aantal dakloze jonge vrouwen met kinderen neemt toe. Ook benadrukken zij de grote nood bij de asielcrisis, die weegt op de daklozenproblematiek.
De recente studie van EU-SILC onderlijnt dat armoede leidt tot sociaal isolement. Het statuut van vluchteling of dakloze maakt dat een groot deel van hen geen familie of geen contact meer met de familie heeft. Velen verliezen hun sociale vaardigheden en in het algemeen hun werkvaardigheden. Dit houdt hen in het spiraal van de armoede.
- Huurders kennen een armoederisico dat ongeveer driemaal zo hoog is als dat van eigenaars, nl. 28,4% versus 10,2%. Het Belgische percentage voor huurders met armoerisico ligt boven het EU-gemiddelde (23%) en dat voor eigenaars eronder (EU-25: 13%)( NAPincl 2008-2010 [76]: indicatoren [77] en Eurostat).
- De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie voor de toekomst!
- Zelfs de eigendomsondersteunende maatregelen (vooral fiscale aftrekken van intresten en/of kapitaal van hypothecaire leningen, allerlei subsidies...) komen vooral terecht bij de hogere inkomens: 40% komt terecht bij de 20% hoogste inkomens, 10% gaat naar de 20% laagste inkomens. Solidariteit op zijn kop dus.
- Het aantal sociale huurwoningen is duidelijk onvoldoende. Veel mensen met een laag inkomen oriënteren zich dan ook noodgedwongen naar het secundaire segment van de private huurmarkt, waar de prijs – kwaliteitsverhouding onevenwichtig is (NAPincl 2003-2005).
- De verhouding tussen het aantal erkende sociale woningen en het aantal private huishoudens beliep in 2004 6,3%. Het Europese gemiddelde bedraagt echter 17,3% (Nederland 34%, Verenigd Koninkrijk 20%, Denemarken 19%, Zweden 18%, Frankrijk 17%) (Housing Statistics in the European Union 2005/2006 [78] en Vranken Jan, De Boyser Katrien & Dierckx Danielle (red.) (2006), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2006, Leuven: Acco).
- Deze alarmerende, stijgende tendens wordt ook bevestigd door de recente atlas van buurten in moeilijkheden (Vandermotten Christian, Kesteloot Christian, Ippersiel Bertrand e.a. (2006), Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten, ULB, KUL, ICEDD).
- Onderzoek van het Steunpunt Ruimte en Wonen heeft aangetoond dat midden 2007 in Vlaanderen 317.500 gezinnen recht hebben op een sociale woning. 180.500 onder hen krijgen er echter geen. Tot nu toe stond vast dat er 58.000 gezinnen op de wachtlijsten staan. Dit is minder dan een derde van wie er recht op heeft. De 180.500 gezinnen die geen beroep doen op een sociale woning, betalen gemiddeld 431 € per maand voor een woning op de particuliere markt. In een sociale woning bedraagt de gemiddelde huurprijs 258 € per maand (bron: Belga, 25/06/2007). Het Vlaamse Gewest verhuurde op 31 december 2006 ongeveer 132.000 sociale woningen. (Cijfers sociale huisvesting en VMSW (2008), Statistische inlichtingen kandidaat-huurders, toestand midden 2007 [79]). Op 1 januari 2007 telde het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest 36.106 verhuurde sociale woningen. In januari 2007 stonden 25.029 huishoudens op de wachtlijst. (Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, Welzijnsbarometer 2007).Op 31 december 2006 telde het Waalse Gewest 102.462 sociale woningen die effectief werden verhuurd. Er stonden 47.336 kandidaat-huurders op de wachtlijst.(Société wallonne du logement (2008), Rapport d'activités 2007).
- Van alle Vlamingen die een huis, appartement of bouwgrond willen kopen(13 % van de bevolking) heeft één op de twee zijn zoektocht uitgesteld door de crisis in 2009. In 2008 was dat ‘nog maar' één op de drie.
- Huizen staan vandaag zowat vijf maanden te koop op de markt, appartementen bijna zeven maanden. In beide gevallen is dat dubbel zo lang als twee jaar geleden. (Enquête van Het Nieuwsblad uitgevoerd door iVox; 26 februari 2010).
- Een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid (UA) toont aan dat tussen 1973 en 2008 een bouwgrond in Vlaanderen viermaal duurder is geworden; de laatste tien jaar alleen al driemaal. In Wallonië werd bouwgrond in 35 jaar 2,5 maal duurder. “Die stijging van de grondprijzen heeft gevolgen op de verdeling van geld en vermogen”, zegt het Centrum. “De dure grond is vooral in handen van ouderen (nvdr hoewel die groep ook steeds kleiner wordt) en wordt gekocht door jongeren. Dat zorgt voor geldstromen van jong naar oud. Ondanks hun welvaart is het voor veel jongeren haast onmogelijk geworden op eigen kracht een woning te verwerven.” Deze tendens kondigt nog maar eens grotere problemen aan voor de nabije toekomst.
Een andere indicatie voor de erbarmelijke toestand waarin mensen moeten wonen is het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen. Recent werden nieuwe cijfers bekend die aantonen hoe erbarmelijk de toestand verslechterd.
- Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor wie klant is bij Electrabel en Luminus. Dus voor de grote meerderheid van de gezinnen. Dat blijkt uit een studie van de Creg, de Belgische energieregulator. Het resultaat is dat voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, de eindprijs in december 2009 uiteindelijk tussen de 35 en 40% hoger lag dan zes jaar geleden.Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. Een gemiddeld erbruiker als klant bij marktleider Electrabel, betaalde eind vorig jaar gemiddeld 20 % meer dan in 2003. (De Standaard, 09 februari 2010)
- Bijna 80.000 gezinnen betaalden in 2009 systematisch hun elektriciteits- en gas- facturen niet of een toename van 11 % op jaarbais aan niet-betaalde energiefacturen. (De Standaard, 10 maart 2010)
- Deze tendens wordt ook bevestigd door de betalingsproblemen met de watervoorziening, De Antwerpse lokale adviescommissie (LAC), die normaal samenkomt voor de behandeling van wanbetalingen van gas- en elektriciteitsrekeningen, buigt zich voor het eerst over de waterfacturen. In totaal zullen 6.000 dossiers worden bekeken. Het gaat om een totale achterstal van 1miljoen euro.
- Het Waalse Gewest telde in 2008 ongeveer 55.000 aanvragen voor plaatsing van budgetmeters electriciteit. In totaal genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009) De budgetmeters worden geplaatst om een volledige afsluiting van het distributienet te voorkomen. Het perverse van de budgetmeters is dat bij een oplading van de betaalkaart, tegelijkertijd een minimumbedrag aan schuldaflossing moet opgeladen - en dus betaald - worden. Het resultaat hiervan is dikwijls dat deze betrokkenen zichzelf de facto afsluiten.
- In 2008 werden in het Vlaamse Gewest, 60.026 gezinnen door hun energieleverancier aan de deur gezet omwille van wanbetaling van de elektriciteitsrekening en 41.521 voor aardgas. Op 31 december 2008 werden voor elektriciteit uiteindelijk 756 gezinnen afgesloten en voor aardgas 2.845 toegangspunten/gezinnen. Eind 2008 verbruikten 36.059 gezinnen elektriciteit via een budgetmeter.
- Er waren ook 2.728 stroombegrenzers actief, die niet gekoppeld zijn aan een budgetmeter. 143.124 afnemers hadden recht op de sociale maximumtarieven. (Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt – VREG, 2009).
- In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. De zoveelste stijging op rij. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier zoals Electrabel, SPE/Luminus of Nuon, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. De netbeheerders hebben in 2009 79.474 dossiers doorgestuurd naar de Vlaamse OCMW's. Het gaat om gezinnen die maandenlang hun elektriciteits- of aardgasfactuur niet betaalden.
Deze ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en een goedkope onevenwichtige voeding zal in vele gevallen gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Omwille van de financiële situatie worden de gezondheidszorgen uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingskansen.
Uit cijfers blijkt dat mensen met een lager inkomensniveau vaak in slechtere gezondheid verkeren, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg hebben en vroeger sterven dan mensen met een hogere positie op de sociale ladder.
De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen. Maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg. Zowel op het vlak van kindersterfte, subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, depressie, overgewicht, alcohol en rookgedrag, participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.
De eerste bekommernis van de overheid is immers: wie betaalt de gezondheidszorg? Niet: hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt? In België worden de kosten hetzij doorgerekend naar de patiënt, hetzij naar de overheid (dwz de belastingbetaler), die dan moet besparen op andere uitgaven op de kap van de arbeidersklasse. Met als risico dat de gezondheidssector zodanig veel middelen uit de sociale zekerheid wegkaapt dat bijvoorbeeld de pensioenen niet meer kunnen betaald worden (en vice versa!).
- In 8 % van de gezinnen zette afgelopen jaar iemand een medische behandeling stop wegens geldproblemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behandeling om die reden. In één gezin op de negen (11 %) werd de behandeling niet eens opgestart om die reden. (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).
- 30% van de gezinnen zegt het ‘moeilijk' te hebben met de betaling van de gezondheidszorg. Bij gezinnen met een chronisch zieke loopt dat op tot 47 %, bij eenoudergezinnen tot 61 %.
- 6% van de gezinnen moest geld lenen om de verzorging te kunnen betalen; bij eenoudergezinnen liep dat op tot 33 %. Zelfs van de mensen waarvan officieel gezegd wordt dat ze bijna niets moeten betalen voor hun gezondheidszorg — de mensen met ‘verhoogde tegemoetkoming' — moest nog 20 % gaan lenen.
- Hospitalisatieverzekering wordt trouwens onbetaalbaar voor senioren. 8,3 miljoen Belgen hebben een Hospitalisatieverzekering. Maar 1 op de 3 heeft problemen met het betalen van de premie, en 6 % moet lenen voor de ziekenhuiskosten.
Wie het zich niet kan permitteren (lagere sociale klasse = risicogroep = hogere premie) heeft ook geen hospitalisatieverzekering en moet naar een goedkoper (meestal openbaar) ziekenhuis en heeft dus geen toegang tot de volledige markt. Een hospitalisatieverzekering dekt de kosten die de patiënt moet betalen na de tussenkomst van het ziekenfonds. Ziekenhuisopnames en chirurgische interventies kosten almaar meer, waardoor de verzekeraars de premies fors verhogen. ‘DKV, de marktleider van de hospitalisatieverzekeringen, kondigde recent een premieverhoging met 7,84 % aan voor een verblijf in een eenpersoonskamer, terwijl de prijs van een kamer in 2009 gemiddeld met 3 % is gestegen', zegt Test-Aankoop. “Dat zijn onverteerbare verhogingen. Sommige maatschappijen lokken klanten met een redelijke startpremie. Maar ze trekken die premie buitensporig op wanneer de verzekerde te oud is om nog van verzekeraar te veranderen. Sommige mensen kunnen die premies niet langer betalen en moeten zelfs gaan lenen”.
Inzake goedkope voeding stellen we vooral ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit.
- In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken [80].
- In 2006 werden er in de 16 'Restos du Cœur' een derde meer maaltijden uitgedeeld dan in 2005. Ongeveer 230.000 maaltijden in 2004 en meer dan 380.000 in 2006.
- Ook de OCMW's krijgen almaar meer vraag naar voedselpakketten. Maar als de OCMW's de huidige Europese regelgeving respecteren, moeten ze zowat de helft van de aanvragers onverrichter zake wegsturen. “We mogen enkel nog mensen bedienen met bestaansmiddelen die lager liggen dan het leefloon”, zegt het VVSG, de koepelorganisatie van de Vlaamse gemeentebesturen en OCMW's. “Er wordt helemaal geen rekening gehouden met het huidige profiel van wie in armoede leeft. Daar zitten heel wat mensen bij die een inkomen hebben, maar toch met financiële problemen kampen.” (De Standaard; 26 februari 2010)
Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.
Ook de bourgeoisie kan er niet meer naast zien. 2010 zou het Europese jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting moeten worden. Edele bedoeling of wil zij enkel de indruk wekken bij de arbeidersklasse dat ze het probleem aanpakt om de aandacht van de werkelijke oorzaak van hun ellende af te leiden?
Op hun traditionele lentetop hebben de premiers en presidenten van de Europese Unie eerder laten zien dat hun ambitie om het aantal mensen in armoede tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen louter bluf is. Deze optie werd niet behouden. Verschillende lidstaten vinden dat armoedereductie geen doel op zich moet zijn, maar het gevolg van economische groei (sic!). Met juttemis dus.
Als we de realiteit achter de cijfers analyseren kunnen we niet anders dan besluiten dat alles in het werk wordt gesteld om de ganse arbeidersklasse te misleiden en voor te liegen. De juiste tendensen, de ware dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse hard getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal nog verder in de armoede terecht komen.
Eén van de meest algemene vooroordelen over armoede die door de burgerlijke media wordt onderhouden is dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij geïndividualiseerd en geïsoleerd op zich gelijkstellen met de kringloop waarin deze mensen terecht komen laten de basisoorzaken buiten schot. Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, en drooggelegd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgesoie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven.
In een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar verwoorde een groep wetenschappers duidelijk de vraag, enkel vergeten ze dat de beleidsmakers van de bourgeoisie daar geen antwoord op kunnen geven:“Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.”( Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)). De maatschappij waarover ze spreken die buiten schot blijft heeft een naam: het kapitalisme. Een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.
Het inzicht in de juiste maatschappelijke- en klasse verhoudingen verdoezelen is de bewustwording van de arbeidersklasse willen belemmeren en haar enige perspectief op een uitweg uit de armoede ontnemen. In de dertiger jaren van vorige eeuw riepen de revolutionairen de arbeidersklasse reeds op zich niet te laten vangen:
“ Een kapitalisme, dat gedwongen is de arbeiders te voeden in plaats van door hen gevoed te worden, heeft geen toekomst. (…) Als het kapitaal werk te geven had, wees maar niet bang, dan kregen we dit meer dan ons lief was. (…) Vraag niet om werk; vecht éénvoudig voor voedsel, kleding, onderdak! Verenig je stem met andere! Daar zijn de stempellokalen, daar zijn de straten en daar zijn ook de fabriekspoorten!” (Living Marxisme, USA)
La bourgeoisie essaie bien sûr de se servir de ce "malaise social" pour démoraliser la classe ouvrière : elle veut nous faire croire que le désespoir et la concurrence font partie de la "nature humaine" et que la classe ouvrière ne peut qu'accepter cette situation comme une fatalité. Les révolutionnaires, quant à eux, doivent mettre en avant que c'est la barbarie du capitalisme qui est responsable de la misère et la spirale suicidaire. Les conditions d'exploitation et la concurrence que connaît aujourd'hui le prolétariat dans le monde n'ont pas comme seule perspective le désespoir individuel, les suicides ou les dépressions. Car la dégradation vertigineuse des conditions de vie des prolétaires porte avec elle la révolte collective et le développement de la solidarité au sein de la classe exploitée. L'avenir n'est pas à la concurrence entre les travailleurs mais à leur union grandissante contre la misère et l'exploitation. L'avenir est à des luttes ouvrières de plus en plus ouvertes, massives et solidaires.
In het kielzog van Marx herhalen we echter dat de realiteit van de kapitalistische crisis en de armoedespiraal meer onthuld dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.
Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)
Lac / 06.04.2010
Het onderstaande pamflet werd uitgedeeld tijdens op een grote bijeenkomst die op maandag 15 november werd gehouden in King's College, onder auspiciën van de linkervleugel van de vakbond (Education Activists Network). Wij verwelkomen ieder commentaar, en kritiek, en vooral een aanbod om het te verspreiden of te verbeteren en aan te passen in de periode tussen nu en de Actiedag van volgende week.
Het onderstaande pamflet werd uitgedeeld tijdens op een grote bijeenkomst die op maandag 15 november werd gehouden in King's College, onder auspiciën van de linkervleugel van de vakbond (Education Activists Network). Wij verwelkomen ieder commentaar, en kritiek, en vooral een aanbod om het te verspreiden of te verbeteren en aan te passen in de periode tussen nu en de Actiedag van volgende week. Een kameraad van de IKS-afdeling uit Toulouse, die zeer actief is geweest in de beweging voor de strijdcomités en de algemene vergaderingen, heeft op de bijeenkomst kunnen spreken; en ondanks zijn frontale aanval op de strategie van de vakbond werd hij luid toegejuicht. Wij zullen proberen om nog meer elementen uit deze bijeenkomst te vergaren.
Lange tijd leek het erop dat de arbeidersklasse in Groot -Brittannië de mond gesnoerd was door de grofheid van de aanvallen die gelanceerd waren door de nieuwe regering: de invaliden dwingen terug aan het werk te gaan, de verhoging van de pensioenleeftijd, willekeurige besparingen in de onderwijssector, de opheffing van honderdduizenden banen in de openbare sector, een verdrievoudiging van de inschrijfgelden voor de universiteit en de afschaffing van de Education Maintenance Allowance bonus voor 16-18 jarige studenten ... de lijst is eindeloos. De arbeidersgevechten die onlangs hebben plaatsgevonden - British Airways, metro, brandweer - werden allen strikt gescheiden gehouden.
Maar wij zijn een internationale klasse en de crisis van dit systeem is ook internationaal. In Griekenland, Spanje en heel recent in Frankrijk, is er massaal strijd geleverd tegen de nieuwe bezuinigingswoede. In Frankrijk vormde de reactie tegen de ‘pensioenhervorming’ een richtpunt voor een groeiend onbehagen in de hele maatschappij, maar vooral onder de jeugd.
De grote betoging in Londen van 10 november [50.000 mensen] liet zien dat er Groot-Brittannië hetzelfde potentieel aan verzet bestaat. Alleen al de omvang van de betoging, de inbreng, zowel van de studenten als van de leraren, de weigering om zich te beperken tot een wandeling van A naar B, dit alles is de uitdrukking van een wijdverspreid gevoel dat wij de logica, die steekt achter de aanval van de staat op onze levensomstandigheden, niet kunnen aanvaarden. De tijdelijke bezetting van het hoofdkwartier van de Tories [conservatieven] was niet het resultaat van een samenzwering van een handvol anarchisten, maar een gevolg van een veel omvangrijker verspreide woede. En de ruime meerderheid van de studenten en arbeiders, die achter de betoging stonden, weigerde om de veroordeling van deze actie door de leiding van de NUS en de media te aanvaarden.
Velen hebben het al gezegd: deze demonstratie was slechts het begin. Er is reeds een tweede Actiedag gepland en een betoging georganiseerd voor 24 november. Op het moment worden deze acties georganiseerd door 'officiële' organisaties zoals de NUS, die al heeft laten zien dat hij deel uitmaakt van de bestaande orde. Maar dat is geen reden om niet massaal deel te nemen aan de betogingen. Integendeel, samenkomen in grote aantallen vormt de basis voor de schepping van nieuwe organisatievormen, die de werkelijke behoeften van de strijd kunnen verwoorden.
Ten opzichte van dergelijke betogingen of actiedagen: hoe gaan we daarin verder? Wij moeten oproepen tot bijeenkomsten en algemene vergaderingen in de universiteiten, hogescholen en middelbare scholen, open voor alle studenten en arbeiders, en beide middelen gebruiken om steun op te bouwen voor de betogingen en hun doeleinden te bediscussiëren.
Het initiatief van sommige kameraden om in de betogingen blokken van 'radicale studenten en arbeiders' te vormen moet ondersteund worden – maar overal waar mogelijk zouden zij vooraf moeten samenkomen om te bediscussiëren over hoe zij juist hun onafhankelijkheid ten opzichte van de officiële organisatoren tot uiting denken te brengen.
Wij moeten lering trekken uit de ervaringen in Griekenland – waar de bezettingen (inbegrepen de bezetting van het hoofdkwartier van de vakbond) – gebruikt werden om een ruimte creëren, waar algemene vergaderingen konden gehouden worden. En wat was de ervaring in Frankrijk? Wij zagen hoe, in vele steden, een minderheid van studenten en arbeiders algemene vergaderingen hielden op straat, niet alleen aan het einde van de betogingen maar op regelmatige basis, terwijl de beweging voortging.
Wij moeten er ook duidelijk over zijn dat de bestaande machtsorde het in de toekomst niet zal laten bij de halfzachte houding van 10 november. Zij zullen zich bewapenen en uitzien naar een kans om ons te provoceren tot voortijdige botsingen om hen het voorwendsel te geven om hun machtsvertoon te ontplooien – dit was een gangbare tactiek in Frankrijk. De organisatie van de zelfverdediging en van de solidariteit tegen de krachten van de repressie moet voortkomen uit collectieve discussie en beslissing.
De strijd gaat niet alleen een kwestie van de onderwijssector. De hele arbeidersklasse wordt aangevallen en het verzet moet bewust uitgebreid worden naar zowel de openbare als naar de privésectoren. De controle over de eigen strijd is de enige weg om hem uit te breiden.
Internationale Kommunistische Stroming / 15.11.2010
Bijlage | Grootte |
---|---|
tractNL[1].pdf [81] | 323.17 KB |
Griekenland, Portugal, Spanje,Ierland, Italië, Groot- Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Nederland, België,Verenigde Staten, Japan, China...
Bezuinigingen beantwoorden met strijd!
In Griekenland is de woede onmetelijk en staat de toestand op barsten. Op ditzelfde moment brengt de Griekse staat het proletariaat verschrikkelijke slagen toe. Alle generaties van arbeiders worden volop getroffen. De arbeiders uit de privé-sector, de ambtenaren, de werklozen, de gepensioneerden, de precaire studenten... niemand wordt ontzien. De arbeidersklasse wordt bedreigd met een totaal wegzinken in de ellende.
Tegenover deze aanvallen ziet het proletariaat niet lijdelijk toe. Arbeiders komen op straat, staken en tonen op die manier dat ze niet bereid zijn om zonder morren de opofferingen te aanvaarden die het kapitaal vereist.
Maar op dit moment slaagt de strijd er niet in om zich op massale wijze te ontwikkelen. De arbeiders van Griekenland beleven moeilijke uren. Wat te doen als alle media en alle politieke verantwoordelijken beweren dat er geen andere oplossing is dan de broekriem aan te halen om het land te redden van het bankroet? Hoe verzet bieden aan de moloch van de staat? Welke strijdmethoden moeten ingezet worden om de krachtsverhouding te doen overhellen naar de uitgebuiten?
Al deze vragen dringen zich niet alleen op aan de arbeiders in Griekenland, maar aan die van de hele wereld. Men hoeft trouwens zich geen enkele illusie te koesteren omtrent de 'Griekse tragedie', want het is slechts een voorproefje van wat alle arbeiders overal ter wereld te wachten staat. Zo zijn er reeds 'Bezuinigingstherapieën op zijn Grieks’ aangekondigd o.m. in Portugal, Roemenië, Japan en Spanje (waar de regering onlangs het loon van de ambtenaren met 5% heeft verlaagd!).Alle deze aanvallen, die tegelijkertijd plaatsvinden, laten nog eens een keer zien dat de arbeiders, wat ook hun nationaliteit moge zijn, één enkele klasse vormen die overal dezelfde belangen en dezelfde vijanden heeft. De bourgeoisie laat het proletariaat de zware ketens dragen van de loonarbeid, maar deze ketens verbinden alle arbeiders van alle landen, over de grenzen heen.
In Griekenland zijn het momenteel onze klassenbroeders die aangevallen worden en die met pijn en moeitebegonnen zijn de strijd op te nemen. Hun strijd is ook de onze.
Solidariteit met de arbeiders van Griekenland!
Eén klasse, één strijd!
Laten wij alle verdelingen weigeren die de bourgeoisie ons probeert op te dringen. Tegenover het oude beginsel van de heersende klassen 'verdeel en heers', moeten wij de leuze stellen die de uitgebuiten verbindt: 'Arbeiders aller landen,verenigt U!'.
In Europa proberen de verschillende nationale bourgeoisieën de arbeiders te doen geloven dat zij vanwege Griekenland de broekriem aan moeten halen. De oneerlijkheid van de Griekse verantwoordelijken die het land tientallen jaren op krediet hebben laten voortbestaan en de openbare financiën vervalst hebben, zouden de voornaamste oorzaak zijn van een 'internationale vertrouwenscrisis’ van de euro. De regeringen gebruiken dit valse voorwendsel allemaal om de noodzaak van het terugbrengen van de begrotingen en het aanvaarden van drastische bezuinigingsplannen te rechtvaardigen.
Alle officiële partijen in Griekenland, de Communistische Partij voorop, wakkeren nationalistische gevoelens aan en steken de verantwoordelijkheid voor de aanvallen op 'buitenlandse krachten'. 'Weg met het IMF en de Europese Unie', 'Weg met Duitsland', zijn de leuzen die worden geroepen door links en uiterst links, die op die manier het Griekse nationale kapitaal opzettelijk de wind uit de zeilen nemen.
Als in de Verenigde Staten de beurzen dalen zou dat de schuld zijn van de instabiliteit van de Europese Unie; als de bedrijven sluiten zou dat de schuld zijn van de zwakte van de euro, die de dollar en de uitvoer tegenwerkt ...
Kortom, iedere nationale bourgeoisie beschuldigt haar buurman en oefent op het proletariaat, dat ze uitbuit, een schandelijke chantage uit: “accepteer de opofferingen want anders wordt het land verzwakt en zullen de concurrenten er van profiteren”.De heersende klasse probeert het nationalisme, een werkelijk vergif voor de strijd, in te spuiten in de aders van de arbeiders.
Deze wereld, die verdeeld is in concurrerende naties, is niet de onze. De proletariërs hebben niets te winnen door zich vast te ketenen aan het kapitaal van het land waar zij wonen. Vandaag, in naam van de 'verdediging van de nationale economie', opofferingen slikken, komt enkel neer op de voorbereiding van andere, nog grotere opofferingen morgen.
Als Griekenland op de rand van de afgrond staat, als Spanje, Italië, Ierland, Portugal op het punt staan om te volgen, als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten in de storm zitten, dan komt dat omdat het kapitalisme een wegkwijnend systeem is. Alle landen zijn ertoe veroordeeld om onvermijdelijk weg te zinken in dit moeras. Sinds 40 jaar is de wereldeconomie in crisis. De recessies volgen elkaar op. Enkel een vertwijfelde vlucht naar voren in de schuldenlast heeft het kapitalisme, tot nog toe, in staat gesteld om nog wat groei door te maken. Vandaag staan de huishoudens, de ondernemingen, de banken, de staten allemaal in het rood. Het bankroet van Griekenland is slechts een karikatuur van het algemene en historische failliet van dit systeem van uitbuiting.
De heersende klasse wil ons verdelen -Daartegenover stellen wij onze solidariteit!
De kracht van de arbeidersklasse is haar eenheid!
De aangekondigde bezuinigingsplannen betekenen een frontale en algemene aanval op de levensomstandigheden. Het enige mogelijke antwoord is dus een massale beweging van de arbeidersklasse. Het is onmogelijk ze het hoofd te bieden door te strijden in zijn eigen bedrijf, zijn eigen school of kantoor, alleen, geïsoleerd, met een handjevol. Massaal strijden is een noodzaak, willen wij niet worden verpletterd en herleid tot een hoopje ellende.
Maar wat doen de vakbonden, die officiële‘specialisten’ van de strijd'? Zij organiseren stakingen in verschillende bedrijven... zonder ooit een poging doen om ze te verenigen. Zij houden op actieve wijze het corporatisme in stand, door de arbeiders van de openbare sector en die van de privé tegen elkaar op te zetten. Zij laten de arbeiders opdraven van de ene steriele actiedag naar de andere. Het zijn in feite de 'specialisten in de verdeling van de arbeiders'! Ze maken zelfs gebruik van het nationalisme. Eén enkel voorbeeld: de leuze die sinds halfmaart het meest gescandeerd werd in de betogingen van de GSEE (de Griekse ‘stalinistische’ vakbond) is... 'koop Grieks'!
Als je de vakbonden volgt dan betekent dat te allen tijde dat je de weg opgaat van verdeling en nederlaag. De arbeiders moeten dus hun strijd in eigen hand nemen, door zelf algemene vergaderingen te organiseren, door collectief te beslissen over de ordewoorden en de eisen, door afgevaardigden te kiezen die op elk moment afzetbaar zijn en door via massale delegaties te gaan discussiëren met de dichtstbijzijnde arbeiders in de bedrijven, de kantoren, de scholen, en in de nabijgelegen ziekenhuizen... om hen aan te moedigen om zich bij de strijd aan te sluiten.
Aan de vakbonden voorbijgaan, de strijd in eigen handen durven nemen, de stap zetten om andere klassenbroeders te gaan opzoeken... dat kan heel moeilijk lijken. Het is één van de huidige belemmeringen voor de ontwikkeling van de strijd: het proletariaat mist vooral het vertrouwen in zichzelf. Het beseft nog niet welke formidabele kracht het in zich heeft. Op dit moment werken de aanvallen van het kapitaal, de wreedheid van de economische crisis en het gebrek aan zelfvertrouwen van het proletariaat, verlammend. Het arbeidersverzet, zelfs in Griekenland, staat nog ver van wat de ernst van de toestand vereist. Nochtans behoort de toekomst aan de klassenstrijd. Het perspectief tegenover de aanvallen is de ontwikkeling van steeds een massalere strijd.
Sommigen vragen ons: “Waarom zou je een dergelijke strijd voeren? Waartoe leidt dat? Aangezien het kapitalisme bankroet is, is er geen werkelijke hervorming mogelijk. Er is dus geen uitweg”. Inderdaad, binnen dit systeem van uitbuiting is er geen uitweg. Maar collectief strijden en weigeren om als honden te worden behandeld, is ook strijden voor onze waardigheid. Het houdt ook in dat de arbeidersklasse zich er van bewust wordt dat solidariteit in deze wereld van uitbuiting nog bestaat en dat ze er toe in staat is om dit onschatbare menselijke gevoel te doen leven. De mogelijkheid van een andere wereld begint te dagen, een wereld zonder grenzen of vaderland, zonder uitbuiting of ellende, een wereld die gericht is op de mensen en niet op de winst. De arbeidersklasse kan en moet zelfvertrouwen krijgen. Zij alleen kan deze nieuwe maatschappij opbouwen en de mensheid met zichzelf verzoenen door over te schakelen van het 'rijk van de noodzaak naar dat van de vrijheid' (Marx)!
Het kapitalistisch systeem is bankroet.
Maar een andere wereld is mogelijk: het communisme!
Internationale Kommunistische Stroming, mei 2010.
Wereldrevolutie, PB 339, 2800 AH Gouda
Internationalisme, PB 94, 2600 Berchem- Antwerpen
https://nl.internationalism.org/ [82]
Verantw. uitg. H. Deponthière PB 94 – 2600 Berchem
Wij plaatsen hieronder een verslag van de staking van de arbeiders van Tekel, gepubliceerd door de IKS sectie in Turkije.
Op 14 december 2009, verlieten duizenden arbeiders van de Tekel [1] bedrijven uit tientallen steden hun huizen en families om naar Ankara te reizen. Zij ondernamen deze reis met de bedoeling om te strijden tegen de verschrikkelijke omstandigheden die hen worden opgedrongen door de kapitalistische orde. Deze lovenswaardige strijd, die nu al een maand bezig is, wordt gedreven door het idee van een staking waaraan alle arbeiders zouden deelnemen. Door het zo aan te pakken begonnen de arbeiders van Tekel de leiding te nemen van de beweging van de arbeidersklasse in het hele land. Wij zullen hier proberen het verslag te brengen van wat tot dusver is gebeurd in de staking bij Tekel. Men mag daarbij niet vergeten dat dit verslag niet enkel de Tekel arbeiders aangaat, maar de arbeiders van de hele wereld. Wij danken de arbeiders van Tekel omdat zij bijdroegen tot het schrijven van dit artikel door de strijd van onze klasse vooruit gedreven te hebben, door hun vastberaden strijd en door ons te vertellen wat zij hadden meegemaakt, hun ervaringen en gedachten.
Eerst en vooral moeten wij verklaren wat de arbeiders van Tekel er toe bracht om deze strijd te lanceren. Zij strijden tegen de 4-C politiek van de Turkse staat. De staat heeft tienduizenden arbeiders tewerkgesteld onder deze 4-C voorwaarden. Deze voorwaarden zullen ook weldra gelden voor tienduizenden andere arbeiders. De arbeiders van de suikerraffinaderij zullen tot de eerste slachtoffers behoren. Bovendien hebben vele sectoren van de arbeidersklasse gelijkaardige aanvallen meegemaakt onder verschillende namen. Wat is deze 4-C dan wel? Deze praktijk was eigenlijk een soort 'zegen', die door de Turkse staat werd voorgesteld toen het aantal arbeiders toenam die hun job zouden verliezen wegens de privatiseringen. Het bepaalt, behalve een ernstige loondaling, dat arbeiders uit de openbare sector worden overgeheveld naar verschillende sectoren binnen de staat onder verschrikkelijke omstandigheden. De ergste voorwaarden die ingevoerd worden door deze 4-C politiek is dat het aan de bazen van de staat een absolute macht geeft over de arbeiders. Het loon dat bepaald wordt door de staat en al een massale weddeverlaging is voor de arbeiders, is eigenlijk een maximum prijs. Het kan door managers van het staatsbedrijf naar goeddunken verminderd worden. Ook de vaste werkuren zijn volledig afgeschaft voor wie moet werken onder de 4-C voorwaarden. De bazen van de staatsbedrijven hebben willekeurig het recht om de arbeiders zo lang op het werk te houden als zij dat willen, tot de arbeiders 'de taak afgewerkt hebben die hen was toegewezen'. De arbeiders krijgen helemaal niets in ruil voor dit 'extra' werk na de normale uren van werknemers in openbare dienst of gedurende de vakantiedagen. Onder deze politiek hebben de bazen het recht om de arbeiders willekeurig te ontslaan,zonder verplichting tot het betalen van enige vergoeding. Bovendien ligt de periode, die arbeiders kunnen werken in een jaar, tussen de drie en de tien maanden. Er wordt de arbeiders niets betaald in de maanden dat zij niet gevraagd worden te werken en de duur van het werk wordt weer louter arbitrair vastgesteld door de bazen. Desondanks wordt het de arbeiders verboden om een tweede job te zoeken zelfs als zij niet aan het werk zijn in een bepaalde periode. Er wordt niet meer aanbetaald voor de sociale zekerheid onder de 4-C politiek, en alle gezondheidsvoordelen zijn afgenomen. De privatiseringen, net zoals de 4-C politiek zijn lang geleden opgestart. In de Tekel bedrijven, werden oorspronkelijk de sigaretten- en alcohol-afdelingen geprivatiseerd, en daarna leidde het proces tot de sluiting van de bedrijven van de tabaksbladeren.Vandaag hebben wij de indruk dat het duidelijk is dat het niet louter om een probleem van de privatiseringen gaat. Wij denken dat het privé kapitaal, dat de arbeiders van hun jobs berooft, en het staatskapitaal dat er op uit is om dearbeiders uit te buiten door hen te veroordelen tot de meest ondenkbare omstandigheden, onder één hoedje spelen en samen de arbeiders aanvallen. In die zin kunnen wij zeggen dat de strijd van de Tekel-arbeiders de klassebelangen van alle arbeiders vertegenwoordigt en een strijd betekent tegen de kapitalistische orde als geheel.
De blik op de strijd van de Tekel-arbeiders helpt ons om de beweging van de arbeidersklasse in geheel Turkije te begrijpen in de periode waarin de arbeiders hun strijd lanceerden. Op 25 november 2009 vond er een ééndagsstaking plaats, georganiseerd door KESK, DISK en Kamu-sen[2]. Zoals eerder gezegd trokken de Tekel-arbeiders naar Ankara op 14 december, verschillende weken na deze ééndagsstaking. Dezelfde week waarin de Tekel-arbeiders naar Ankara kwamen vonden er twee andere strijden plaats. De eerste was, begin 2010, de betogingen van de brandweer, die hun werk dreigden te verliezen. De tweede was een ééndagsstaking bij de spoorwegarbeiders uit protest tegen het ontslag van enkele van hun werkmakkers wegens hun deelname aan de staking van 25 november. De oproerpolitie, die zag dat de klassenstrijd aan het opkomen was, viel de brandweerlieden en de spoorwegarbeiders aan op een brutale manier. De Tekel-arbeiders werden evenmin gespaard. Het aantal spoorwegarbeiders dat hun job kwijtraakte door hun deelname aan de stakingen steeg tot bijna vijftig. Veel arbeiders werden opgepakt. Het duurde even voor de brandweerlieden zich herstelden van deze aanvallen. De spoorwegarbeiders slaagden er tot nog toe niet in om weer het terrein van de klassenstrijd te vervoegen. Wat de Tekel-arbeiders tot de voorhoede maakte tegen het einde vande week die startte met 14 december, was dat zij in staat waren om weerstand te bieden aan de repressieve maatregelen van de staat, en dat zij er in slaagden hun strijd verder te zetten.
Hoe begon eigenlijk de strijd bij Tekel? Er was eigenlijk al een kleine minderheid die wilde strijden, maar de vonk die de strijd op gang bracht, vond plaats op 5 december, tijdens een openingsplechtigheid die werd bijgewoond door de eerste minister Erdogan [3] .De Tekel-arbeiders, met hun families, richtten zich onverwacht tot Erdogan tijdens deze plechtigheid om hem te vragen wat er met hen zou gaan gebeuren. Zij onderbraken Erdogan's speech met de woorden: “De arbeiders van Tekel wachten op goed nieuws van U”. Erdogan gaf als antwoord: “Jammer genoeg zijn er in Turkije mensen zoals deze. Zij willen geld verdienen zonder ervoor te werken. Wij hebben het tijdperk van geld verdienen zonder er iets voor te doen afgesloten (…) Zij zagen staatseigendom als een zee en wie niet grabbelt is een zwijn. Zo zagen zij de zaken. Wij zien dat anders. Hier is jullie ouderdomsvergoeding. Als jullie willen, kunnen wij jullie gebruiken onder de 4-C regeling, anders hoepelen jullie maar op en starten jullie maar zelf een zaak op. Ook hebben wij gezegd dat er een akkoord was met hun vakbonden. Ik heb met hen gesproken. Ik heb hen gezegd: 'Zoveel tijd hebben jullie, doe het nodige'. Alhoewel wij een akkoord hadden, ging er iets fout, en ondertussen zijn er een jaar of twee verlopen. De mensen staan hier nog altijd en zeggen zaken zoals: 'wij willen onze arbeidsplaatsen behouden, wij willen verder doen zoals voorheen, wij willen dezelfde rechten op andere plaatsen'. Neen, wij hebben het hierover gehad: tienduizend Tekel-arbeiders kosten ons veertig Miljard per maand”.[4] Erdogan kon zich niet voorstellen hoe erg hij zich in nesten had gewerkt. De arbeiders, waarvan de meesten voordien nog de regering ondersteunden, waren nu geërgerd. De arbeiders begonnen te discussiëren over hoe men strijd kon voeren op de werkvloer. Een arbeider uit Adryaman [5], verklaarde in een artikel die hij schreef voor een links dagblad, dat het proces als volgt verliep: “Dit proces stimuleerde de collega's die tot dusver nog niet aan de strijd deelnamen, omdat hij ook nog zo onbeduidend was. Zij begonnen het ware gezicht van de Rechtvaardigheids- en Ontwikkelingspartij [de AKP, nvdv] te doorzien, na de toespraak van de eerste minister. Het eerste wat zij deden was hun partijlidmaatschap opzeggen. In de discussies, die plaatsgrepen op de werkvloer, beslisten wij om samen onze arbeidsplaatsen te verdedigen”. [6] De vakbonden [7], waarmee Erdogan beweerde een akkoord te hebben, en die tot dan toe geen enkele ernstige actie hadden ondernomen, besloten een bijeenkomst tehouden in Ankara. Als resultaat daarvan trokken de arbeiders naar de hoofdstad.
De krachten van de staat voerden van bij de start een geraffineerde aanval tegen de arbeiders. De oproerpolitie stopte de autobussen, die arbeiders vervoerden, en verklaarde dat zij de arbeiders uit de Koerdische steden niet zouden toelaten tot plaatsen waar er de Tekel-werkplaatsen geconcentreerd zijn, maar dat de arbeiders uit de streken van het Westen, de Middellandse Zee, Centraal Anatolië en de Zwarte Zee mochten passeren. Dit was bedoeld om de Koerdische en andere arbeiders tegen elkaar op te zetten en zo de klassebeweging te verdelen volgens etnische verschillen.Deze geraffineerde aanval rukte in werkelijkheid twee maskers af van de staat: dat van de eenheid en de harmonie en dat van de Koerdische hervorming. Maar de Tekel-arbeiders zijn niet in die val van politie getrapt. Met de arbeiders uit Tokat aan het hoofd protesteerden de arbeiders van buiten de Koerdische steden tegen de houding van de politie, en hielden het been stijf om met alle arbeiders samen de stad binnen te trekken zonder dat er iemand zou uitgesloten worden. De oproerpolitie, die niet in staat was om het standpunt van de regering in te schatten, moest tenslotte toelaten dat de arbeiders allen samen de stad introkken. Dit voorval droeg bij tot diepgaande contacten op een klasse-terrein, tussen de werknemers uit de verschillende steden, streken en etnische achtergronden. Na dit voorval brachten de arbeiders uit het Westen, de Middellandse Zee, Centraal Anatolië en de Zwarte Zee tot uitdrukking welke sterkte en inspiratie ze haalden uit het verzet, de vastbeslotenheid en het bewustzijn van de Koerdische arbeiders. Ze hadden veel van deze arbeiders geleerd door hun deelname in de strijd. De arbeiders van Tekel hadden hun eerste overwinning behaald toen ze gezamenlijk de stad introkken.
Eén van de opmerkelijkste teksten die geschreven werd door de Tekel-arbeiders, verscheen in die dagen: een brief geschreven door een Tekel-arbeider aan de arbeiders van de suikerraffinaderij.De Tekel-arbeider uit de stad Batman [12] schreef het volgende: “Aan onze hardwerkende en eerbiedwaardige broeders en zusters van de suikerraffinaderij.Vandaag biedt de eerbare strijd van de Tekel-arbeiders een historische kans aan diegenen wier rechten worden afgepakt. Opdat deze kans niet zou verloren gaan, zou jullie deelname aan onze eerbare strijd ons gelukkiger en sterker maken. Mijn vrienden, ik zou er speciaal willen op wijzen dat voor het ogenblik, de vakbonden beloven dat zij 'jullie zaak ter harte willen nemen'. Maar, aangezien wij hetzelfde proces hebben meegemaakt, weten wij maar al tegoed dat zij er goed voorzitten en zich geen zorgen hoeven te maken over overleven. Jullie zijn daarentegen diegenen wier rechten zullen afgepakt worden. Als jullie niet meedoen aan de strijd vandaag dan zal het morgen te laat zijn voor jullie. In het algemeen zal deze strijd een succes worden ongeacht of jullie er aan deelnemen of niet , en wij twijfelen niet aan onszelf om dat ter harte te nemen. Omdat wij er zeker van zijn dat, als de arbeiders als één lichaam optreden, er niets overblijft waarin zij niet kunnen slagen. Met deze gevoelens, groet ik jullie met mijn diepste achting en respect in naam van alle arbeiders van Tekel”. [13] Deze brief riep de arbeiders van de suikerraffinaderij niet alleen op om zelf in staking te gaan, hij bracht ook zeer helder tot uiting wat er aan de hand was bij Tekel. Tezelfdertijd drukte hij ook het bewustzijn uit dat werd gedeeld door vele Tekel-arbeiders, nl. dat zij niet enkel voor henzelf aan het strijden waren, maar voor de gehele arbeidersklasse.
Op 15 januari kwamen de Tekel-arbeiders naar Ankara om deel te nemen aan de eerder al vermelde sit-in. Het aantal deelnemers op het Sakarya plein bedroeg rond de 10.000. Enkele familieleden waren meegekomen. De arbeiders hadden zich ziek gemeld of hadden verlof genomen om naar Ankara te komen; velen hadden verschillende keren hun verlofaanvraag moeten indienen om vrijaf te krijgen. Nu waren bijna alle Tekel-arbeiders samengekomen. Zaterdag 16 januari was er een grotere betoging voorzien. De ordehandhavers vreesden deze betoging aangezien ze de voedingsbodem kon worden voor de veralgemening en de massale uitbreiding van de strijd. De mogelijkheid, dat de arbeiders die zaterdag aankwamen voor de betoging, de nacht en de hele zondag zouden kunnen doorbrengen met de Tekel-arbeiders zou kunnen resulteren in het leggen van sterke en massale banden tussen de aankomende arbeiders en de Tekel-arbeiders. Daarom drongen de ordehandhavers er op aan om de betoging te verplaatsen naar zondag, en Türk-İş verzwakte de betoging, met een typisch manoeuvre, doordat zij de arbeiders uit de Koerdische steden tegenhield om naar de betoging te komen. Men rekende er ook op dat door twee nachten te doorbrengen in de ijzige winterkou van Ankara, met het houden van een sit-in op straat, de weerstand en de kracht van de Tekel-arbeiders zou gebroken worden. Het zou er op uitdraaien dat deze berekening over de betoging die zou plaatsvinden op 17 januari, een ernstige vergissing was.
De arbeiders bezetten de redenaarstribune, begonnen hun eigen slogans te schreeuwen en ondanks het feit dat de vakbondsbonzen de geluidsinstallatie afzetten, sloten de arbeiders, die naar debetoging gekomen waren, zich aan bij deze slogans. Een tijdlang waren de vakbondsbonzen volledig de controle kwijt, ze lag in handen van de arbeiders. Vakbondsbonzen begonnen naar de tribune te spurten, radicale speechen te geven enerzijds en anderzijds probeerden zij de arbeiders van de tribune te krijgen. Toen dit niet werkte probeerden zij de arbeiders te provoceren en hen tegen elkaar op te zetten en tegen de studenten en de andere arbeiders die gekomen waren om hen te ondersteunen. De vakbondsbonzen probeerden de arbeiders, die van in het begin van de strijd aanwezig geweest waren in Ankara, op te jutten tegen diegenen die pas aangekomen waren, en ze probeerden te mikken op diegenen die hun steun waren komen aanbieden. Op het einde slaagden de vakbondsbonzen er in om de arbeiders, die de tribune bezet hadden, er af te krijgen, en overtuigden zij de arbeiders om snel terug te keren naar de straat tegenover het vakbondsgebouw van Türk-İş. Het feit dat er toespraken waren over de hongerstakingen en het vasten tot de dood, om de slogans over de algemene staking op de achtergrond te dringen, was naar onze mening interessant. Slogans als “Algemene staking, algemeen verzet” , “Türk-İş, test ons geduld niet” , “Wij zullen diegenen uitverkopen die ons uitverkopen” werden nu geschreeuwd tegenover het vakbondsgebouw. Een paar uren later slaagden een groep van rond de 150 arbeiders er in om door de vakbondsbarrikade te breken tegenover de deuren van Türk-İş en het gebouw te bezetten. Tekel-arbeiders die op zoek waren naar Moestafa Kumlu in het gebouw, begonnen te roepen “vijand van de arbeiders, lakei van de AKP”, toen zij de deur van het kantoor van Kumlu bereikten.
Na de betoging van 17 januari , werden er door de arbeiders inspanningen begonnen om een nieuw stakingscomité op te richten. Tot dit comité behoorden arbeiders die niet dachten dat een hongerstaking de juiste weg was en dat de enige weg vooruit bestond in het uitbreiden van de strijd. De inspanning om het te vormen was gekend bij alle arbeiders en de overgrote meerderheid stond er achter. Diegenen die het er niet mee eens waren spraken zich er evenmin tegen uit. Onder de zaken die gezien werden als de taken van het comité, andere dan die van het overbrengen van de eisen naar de vakbond, was er het verwezenlijken van de communicatie en de zelforganisatie onder de arbeiders. Net zoals het vorige stakingscomité, bestond ook dit volledig uit arbeiders en was het volledig onafhankelijk van de vakbond. Dezelfde vastbeslotenheid van de zelforganisatie maakte het mogelijk dat honderden Tekel-arbeiders aan de betoging deelnamen van de bedienden uit de gezondheidssector, die een ééndagsstaking hielden op 19januari. Dezelfde dag, terwijl enkel een honderdtal arbeiders mochten deelnemen aan de driedaagse hongerstaking, werden zij vervoegd door drieduizend arbeiders, ondanks het feit dat de algemene ingesteldheid bij de arbeiders overheerste dat dit niet de juiste weg was om de strijd vooruit te helpen. De achterliggende reden was dat de arbeiders hun makkers niet alleen wilden achterlaten bij hun hongerstaking, dat zij hun solidariteit wilden betuigen met hen, dat zij wilden deelnemen aan wat hun vrienden doormaakten.
Alhoewel de Tekel-arbeiders regelmatige meetings hebben naargelang de steden waar zij vandaan komen, is er toch nog geen massale meeting geweest waaraan alle arbeiders konden deelnemen. Dit gezegd zijnde, gaf de straat tegenover het gebouw van Türk-İş, sinds 17 december het karakter van een informele maar regelmatige massale algemene vergadering. Het Sakaryaplein loopt deze dagen vol met honderden arbeiders uit verschillende steden, die discussiëren over hoe de strijd vooruit te helpen, hoe hem uit te breiden, wat te doen ? Een ander belangrijk kenmerk van de strijd was hoe de arbeiders van verschillende etnische afkomst er in slaagden om zich te verenigen tegen de kapitalistische orde, ondanks alle provocaties van het regime. De slogan “Koerdische arbeiders en Turkse arbeiders samen”, die werd geroepen sinds de eerste dagen van de strijd brengt dit duidelijk tot uiting. In de strijd bij Tekel, dansten vele arbeiders van de Zwarte Zee op de Semamme en dansten vele Koerdische arbeiders de Horon dans voor het eerst in hun leven. [14] Een ander punt waar de aanpak van de Tekel-arbeiders veelbetekenend is, is het belang dat zij hechten aan de uitbreiding van de strijd en de arbeiderssolidariteit, en dit is niet gebaseerd op een eng nationaal perspectief maar het bevat de wederzijdse hulp van arbeiders van de hele wereld.
1. Tekel was vroeger een maatschappij onder staatsmonopolie bestaande uit tabak- en alcoholproducerende bedrijven.
2. Ultra-linkse 'Public Workers Unions Confederation','Revolutionary Workers Unions Confederation' en de grote 'Public Employees Unions Confederation', gekend voor haar fascistische sympathieën.
3. Ook de leider van de AKP, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling.
4. https://www.cnnturk.com/2009/turkiye/12/05/erdogana.tekel.iscilerinden.p... [83]
5. Een stad in Koerdistan.
6.https://www.evrensel.net/haber.php?haber_id=63999 [84]
7. Tek Gida-Iş, Food, Alcohol,Tobacco Workers Union, lid van de vakbond Turk-Iş.9. Confederatie van Turkse Vakbonden, de oudste en grootste vakbondsfederatie van Turkije, gevormd onder invloed van de USA in de jaren 1950, gemodelleerd naar de AFL-CIO en die sinds die tijd de arbeidersstrijd saboteert.
10. Gekend als de onofficiële hoofdstad van Koerdistan.
11.https://www.kizilbayrak.net/sinifhareketi/haber/arsiv/2009/12/30/select/... [85]
Aan
Anarchistisch Kollektief - Utrecht,
Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht
Werkgroep Stop Deportaties
Beste kameraden
Op 16 september hebben jullie een Open Brief aan het platform “Rekening Retour” gestuurd. Daarin hebben jullie verklaard dat jullie niet akkoord kunnen gaan met de koers die is gekozen door de verklaring c.q. oproep voor de demonstratie van 23 oktober in Den Haag. Na de brief te hebben gelezen hebben, willen we jullie laten weten dat we jullie initiatief verwelkomen. We waarderen de inhoud en vooral de geest die uit de brief spreekt. De Open Brief drukt op een heldere wijze uit:
- de wil om de beginselen van de strijd van de onderdrukten te verdedigen tegen de gevolgen van het kapitalisme in crisis;
- een open houding en bereidheid om meningen en opvattingen uit te wisselen met andere groepen en organisaties.
Aan het einde van jullie schrijven nodigen jullie anderen uit om hun visie te geven op de Open Brief: “Als er groepen of organisaties zijn die deze Open Brief onderschrijven, dan willen we dat graag horen. Natuurlijk verwelkomen we ook opmerkingen en kritieken.” Jullie vraag naar een discussie is zeer positief, en zoals jullie wellicht zullen begrijpen, maken we graag van de gelegenheid gebruik om alvast enige kanttekeningen bij de brief te zetten. Deze kanttekeningen, die we aan jullie willen voorleggen, moet niet gezien worden als een definitief standpunt, maar als het begin van bijdrage aan de discussie, die we met jullie en alle geïnteresseerden, hopen te kunnen aangaan.
1. Allereerst willen we reageren op enkele van de standpunten die jullie in de brief naar voren brengen:
Over het opheffen van dubieuze banen onderschrijven we wat Ravachol erover zegt: “moet men beseffen dat mensen deze banen (of banen an sich) niet nemen omdat ze dit zo leuk vinden of hier moreel volledig achter staan. Het is een enorme luxe-positie om moralistische zaken volledig boven materiële eisen te laten gaan. Dat hier verschil in zit: zo is iemand die direct dierproeven uitvoert echt wel van een vrij fout kaliber, maar hoe zit het dan met de vrachtwagenchauffeur die de primaten vervoert? Het punt is dat iedereen alles in stand houdt, het systeem reproduceert zichzelf. De enige concrete eis kan dan ook slechts de afschaffing van dit systeem zijn, dat is het enige wat 'dubieuze' banen kan opheffen, geen moralistische overwegingen. Dat ik bepaalde industrieën of industrie-methodes liever gisteren nog afgeschaft zie is waar, maar onder Kapitaal is dit een irreële (en zelfs reformistische!) eis”.
Over de verhouding tussen de onderdrukten in de Derde Wereld en positie van de arbeidersklasse hier, gaan we ook een heel eind met hem mee: “Buiten het feit dat ik denk dat we niet moeten vervallen in een 3e-wereldistische positie waarbij de arbeidersklasse hier volledig genegeerd wordt, vind ik dat de '3e wereld' inderdaad genoemd had mogen worden. Laten we echter niet vergeten dat het feit dat men het daar nog erger heeft, geen excuus is om te snijden in de materiële condities van de arbeidersklasse hier, we willen immers geen 'race to the bottom' lijkt me. Iedere setback in materiële condities van arbeiders waar dan ook is per definitie slecht.” In feite laat de miserabele toestand van de mensen in de Derde wereld en die van de vluchtelingen, zowel daar als hier ons zien, wat ons morgen zelf te wachten staat als we niet als internationale verenigde klasse de strijd opnemen.
2. Voor wat betreft de helderheid in de posities ten opzichte ten opzichte van het kapitalisme zijn we van mening dat het essentieel belang is een heldere lijn te trekken tussen twee vormen van strijd, die gevoerd worden tegen de gevolgen van de crisis:
- aan de ene kant die vorm van strijd waarin wordt gesuggereerd dat “oplossingen binnen het systeem mogelijk zijn” en die zich, zoals jullie schrijven in je Open Brief, dus tevreden stelt met “oppervlakkige, reformistische en een-dimensionale” eisen;
- aan de andere kant die vormen van strijd waarvan de deelnemers geen concessies willen doen aan hun anti-kapitalistische principes en “de voorkeur (geven) aan een aanvankelijk misschien kleiner maar wel serieus verzet, dat op langere termijn opgebouwd wordt en echt een vuist wil en kan maken tegen het kapitalisme”.
Zoals jullie in je brief schrijven proberen de groepen, organisaties en/of platforms, die kiezen voor de eerste vorm van strijd – op de een of andere manier – de strijdwil in de arbeidersklasse en onder de onderdrukte en uitgebuite mensen te gebruiken voor verbeteringen binnen het kapitalisme: “De reformistische eisen worden gepresenteerd als de doelen in zichzelf en schuiven het eigenlijke probleem naar de achtergrond”.
Om dit te kunnen bereiken zijn ze bereid om toegevingen te doen aan iedere fractie (politieke partij of vakbond) die ernaar streeft ook zogenaamde hervormingen van het systeem te bewerkstelligen. Maar gegeven het feit dat “ blijvende verbeteringen” binnen niet mogelijk zijn binnen een systeem dat “de hele wereld al eeuwen in een steeds verstikkendere houdgreep houdt”, kan hun politiek inderdaad nergens anders toe leiden dan “met de staat en bedrijfsleven mee te denken over hoe uit de door hen uitgeroepen crisis te komen, teneinde het kapitalistische systeem weer beter te laten functioneren”.
En hun reacties en de verklaringen van “ Rekening Retour” zijn heel helder over hun bereidheid om toegevingen te doen aan de burgerlijke parlementaire politiek: op dat vlak hebben ze geen scrupules. Wat dit betreft zijn de reacties van bijvoorbeeld Henk op Indymedia en de inleiding bij de verklaring van “Rekening Retour” op de website van Doorbraak zijn geenszins voor tweeërlei uitleg vatbaar.
In de strijd tegen dit verraderlijke systeem, dat kapitalisme heet, is het van het allergrootste belang je vast te houden aan bepaalde principiële standpunten en niet teveel water in de wijn te doen. Tegen die achtergrond kunnen we de principiële houding alleen maar verwelkomen, die jullie overeind houden in je brief, die onder meer zegt: “Binnen een serieus verzet tegen het huidige systeem is overigens per definitie geen leidende rol weggelegd voor een parlementaire partij. Dergelijk verzet moet worden opgebouwd vanuit de basis. (...) Serieus verzet is een kwestie van lange adem en van het richten op de kern van de problemen.”
3. Tenslotte kunnen we over de toon in jullie brief alleen maar heel content zijn, want zij bevat op geen enkele manier formuleringen die vijandschap en/of rancune tot uitdrukking brengen De basisgroep Wilnis slaat de spijker op de kop als ze schrijft: “De toon van het stuk is ook prettig en allerminst denigrerend of afkrakend. De reacties zijn echter weer typisch en beloven weinig goeds.” (…) Zo “zijn er de fans van het bekritiseerde project (Rekening Retour) die als gestoken door een wesp reageren omdat er wat kritiek op geleverd wordt en die verder niet op de inhoud van de kritiek ingaan”.Want in tegenstelling tot jullie brief, bedienen de personen van ‘Rekening Retour”, die onder meer via Indymedia op jullie brief reageren, zich niet alleen van goedkope argumenten, hun reacties zijn soms zelfs niet geheel en al vrij van een denigrerende ondertoon.
Een dergelijke houding is typerend voor leden van dit soort organisaties en groepen: als er niet in slagen om iemand ervan te overtuigen deel te nemen aan hun activiteiten en mobilisaties, verliezen ieder interesse. Als iemand zegt uit principe niet te kunnen deelnemen, dan wordt de persoon in kwestie weer net zo gemakkelijk afgeserveerd. “Het zou van cynisme getuigen om te denken dat zo'n beweging alleen maar richting reformistische kant kan gaan, want dan schrijf je de deelnemers bij voorbaat af.” (…) “omdat de anti-kapitalisten alleen maar hard roepen/schrijven dat het hele systeem verrot is en omver moet”. Stel je de vraag: “waar wordt het kabinet VVD-CDA-PVV bang voor, van een demonstratie van 1000 mensen of van één die het Malieveld kan vullen? Worden ze bang van een enkele directe actie of van een algemene staking in het hele land?” (geleid door de FNV natuurlijk!)
De basisgroep Wilnis heeft groot gelijk als ze zich afvraagt of dit “weer in een recruteringsvehikel van de IS zal muteren. In dat geval zal het (inderdaad) meer schade aan enige ontwikkeling van 'links van onderop' toebrengen dan goed doen. De IS maakt al dit soort platformen kapot zo gauw er weer genoeg krantjes verkocht en nieuwe leden geworven zijn.” Ze kunnen niet omgaan met groepen en/of personen die principiële standpunten verdedigen en keren deze daarom bij de eerste de beste gelegenheid de rug toe.
Aan het einde van de brief schrijven jullie dat jullie inderdaad hopen de “dat deze Open Brief een bijdrage levert aan een verdere discussie, zowel binnen jullie initiatief als binnen breder links, om uiteindelijk gezamenlijk tot een sterkere beweging te komen.” Ons doel is niet zozeer te streven naar een breder links, maar de strijd te versterken tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis: verpaupering, klimaatverandering, oorlog, onderdrukking, enzovoort. Toch hopen we, met jullie, dat de Open Brief de discussie over de verschillende kwesties, die van wezenlijk belang zijn voor de strijd, aanmoedigt en stimuleert. Daarom sturen we jullie deze brief met de vraag of jullie een uitwisseling van meningen en standpunten met ons en anderen willen aangaan, bijvoorbeeld tijdens de Vrije Boekenmarkt op 23 oktober in De Karagadoor in Utrecht.
Kameraadschappelijke Groeten,
Wereldrevolutie
Postbus 339
2800 AH Gouda
Met het grootste verdriet melden wij onzelezers de dood van onze kameraad Jerry Grevin (die ook onder de initialen JGpubliceerde) uit de Verenigde Staten. Hij kreeg een plotse zware hartaanval op11 februari in de namiddag en was op slag dood. Voor alle kameraden komt ditals een verschrikkelijke schok en speciaal voor onze Amerikaanse kameraden diedagelijks met hem werkten.
Met het grootste verdriet melden wij onze lezers de dood van onze kameraad Jerry Grevin (die ook onder de initialen JG publiceerde) uit de Verenigde Staten. Hij kreeg een plotse zware hartaanval op11 februari in de namiddag en was op slag dood. Voor alle kameraden komt dit als een verschrikkelijke schok en speciaal voor onze Amerikaanse kameraden die dagelijks met hem werkten.
Vele kameraden hebben kameraad Jerry gekend gedurende meer dan 30 jaar en kenden zijn diepgaand engagement en toewijding voor de zaak van het kommunisme. Dit startte in zijn jeugd via zijn actieve deelname aan de anti-Vietnam oorlogsbeweging, voor hij toetrad tot de IKS in de jaren 1970. In de IKS had hij een centrale plaats in het leven van de Amerikaanse sectie, ook in de moeilijke periode die de IKS kende in de jaren 1990, en hij is de drijvende en enthousiaste kracht geweest bij de recente ontwikkeling van onze contacten in de Verenigde Staten. Alle kameraden die Jerry kenden herinneren zich hem ook voor zijn levenslust en zijn zin voor humor in het licht van alle moeilijkheden die het leven met zich meebrengt. Het verlies vanJerry is niet alleen een verlies voor de Amerikaanse sectie, het is ook een verschrikkelijk verlies voor de ganse IKS en voor onze klasse.
Wij zullen binnenkort een uitgebreidere hulde aan onze kameraad publiceren in onze pers. Intussen willen wij onze solidariteit betuigen aan alle kameraden van Jerry, zijn familie en vrienden en onze vastbeslotenheid uitdrukken om het revolutionaire werk voort te zetten waarin hij zo gepassioneerd geloofde.
Er hebben al een hele reeks herdenkingen plaatsgevonden over de grote staking van 1960-‘61 in België (films, debatten, academische zittingen, enz.), vooral in Wallonië en Brussel maar ook in grote en kleinere steden in Vlaanderen. Bovendien voerde de trotskistische LSP een grote campagne onder de naam van ‘1960-1961: De Staking van de Eeuw’. Voor de revolutionairen is het een gelegenheid om nader in te gaan op deze belangrijke gebeurtenis en vooral om te onderzoeken of de redenen die gegeven worden voor deze herdenking wel degelijk kloppen met de werkelijkheid. Kunnen wij uit deze grote stakingsbeweging lessen trekken voor vandaag en zo ja welke ?
In de pers van de IKS hebben wij er al meermaals aandacht aan besteed in het verleden, maar vandaag is het nodig om daar nog eens op terug te komen, omdat wij geconfronteerd worden met een toestand, die er in sommige aspecten erg op gelijkt (de noodzaak voor de bourgeoisie om harde bezuinigingen door te voeren), maar er in andere aspecten erg van verschilt (opkomende internationale strijd in het kader van een wereldcrisis).
Bij de analyse van deze grote stakingsbeweging stellen zich heel wat vragen: Waarom barstte deze beweging in alle hevigheid en massaal los in België en niet in andere landen van het Westblok? Waarom erkenden de vakbonden deze beweging ? Eindigde deze beweging met een overwinning of met een nederlaag ? Hoe voelden de arbeiders de beëindiging van de strijd aan ? En waarom waren er tegenstrijdige meningen over ? Welke waren de gebruikte strijdmethoden van de arbeiders en slaagden zij er in om de controle over hun strijd te verwerven ? Hoe keken de arbeiders van toen aan tegen de vakbeweging en de linkse partijen ? Hoe analyseerden de Linkskommunisten deze strijdbeweging ?
Dit zijn maar een paar vragen die opduiken bij een beweging van die omvang (een algemene staking die vijf weken duurde, waarbij honderdduizenden tot een miljoen arbeiders, bedienden en ambtenaren uit het hele land actief betrokken waren). Wij hopen dit te verduidelijken aan de hand van de analyse van deze stakingsbeweging en de politieke visies die hier aan gekoppeld werden.
Het internationale kader waarin de beweging zich afspeelde
Heel in het kort moeten wij eerst en vooral de internationale omstandigheden schetsen waarin de beweging zich afspeelde: de contra-revolutie, die gevolgd was op de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917-1927, beheerste nog steeds de geesten van de arbeidersklasse. Deze was daardoor niet in staat geweest om de Tweede Wereldoorlog te stoppen en de bourgeoisie had 'haar' oorlogslogica tot het bittere einde kunnen uitvechten zonder noemenswaardig verzet van de arbeidersklasse. Ze had de weinige gevallen van krachtig klasseverzet weten te isoleren en in de kiem te smoren, dank zij de nazi's en de stalinisten (in Italië in 1943, bij de opstand van het getto van Warschau in 1945 en bij de Commune van Saigon in 1946). De arbeidersklasse kwam verslagen uit de oorlog en werd onmiddellijk en met schamele lonen aan het werk gezet om de wederopbouw te realiseren. Hierop volgde in de industrielanden de periode van de 'economische boom' (ook 'Wirtschaftswunder' of 'Trente Années Glorieuses' genoemd), die de illusie wekte van 'vooruitgang' en zelfs van het idee dat het kapitalisme zijn historische crisis zou overwonnen hebben (mini-crises zoals in België in 1957 werden aan louter lokale omstandigheden toegeschreven). Het hoeft ons niet te verwonderen dat er in dit algemeen klimaat van 'optimisme' een enorm vertrouwen was in de vakbonden. Men geloofde dat die voor de werkende klasse 'verbeteringen' zouden kunnen afdwingen binnen het systeem. Het geruzie tussen de linker- en de rechtervleugel binnen de vakbonden speelde daar op in. Men wilde de arbeidersklasse voor de kar van de 'structuurhervormingen' spannen. Die zouden de 'conservatieve' Belgische bourgeoisie moeten dwingen om meer aandacht te besteden aan de technologische vernieuwing van de industrie dan aan de financiële sector. Zo zou ook de enorme inzet van de werkende klasse, door de verhoging van het werkritme, 'gepast' (maar nooit hoger dan de inflatie) beloond worden. En dat alles mooi ingebed in het 'nationaal belang', dat de sociaal- en christen-democraten zo goed aan wisten te smeren met de smoes van het sociaal overleg.
Wat vooraf ging: structurele crisis van de Belgische economie
In de loop van de jaren had de Belgische bourgeoisie, die met een relatief ongeschonden productieapparaat uit de oorlog gekomen was, haar aanvankelijk voordelige exportpositie niet kunnen blijven handhaven. Een deel van de bourgeoisie had immers aangestuurd op het versterken van het financieel kapitaal (België stond daardoor bekend als de 'Bankier van Europa') ten koste van vernieuwingen in de technologie en het industrieel productieapparaat (Zie hiervoor de interessante studie van A. Meynen, 'Ekonomische en socio-politieke achtergronden van de grote werkstaking (1960-1961)', VUB). In de statistieken van de industriële productie zien wij dat België en Groot-Brittannië, bij een nagenoeg gelijke uitgangspositie in 1954, 6 jaar later nog slechts op ongeveer 60% van de ontwikkelingstendens staan in vergelijking met Italië en de Duitse Bondsrepubliek (1)
Reacties van de arbeidersklasse: stakingen en verzet tegen dreigende werkloosheid
Ook de werkloosheid was nog niet noemenswaardig teruggelopen (2), wat voor een constante wrevel zorgde bij de werkende klasse in de industriële centra en vooral in een mijnstreek zoals Borinage (Henegouwen), waar de tewerkstelling constant achteruitging. Deze toestand, met relatief hoge werkloosheid in vergelijking met de omliggende landen en een sterk gestegen werkritme, leidde tot wrijvingen en confrontaties met de regering, vooral bij metaalarbeiders, dokwerkers en mijnwerkers. Bij deze confrontaties, en met name bij die van 1957 (19 juni-15 juli) met de spontane staking van metaalarbeiders, had de BSP al duidelijk laten zien dat haar eerste minister Achille Van Acker pal aan de kant stond van het patronaat. In 1958 wordt de loonsverhoging beperkt tot 2% per jaar onder de mom van het bestrijden van de ‘misbruiken’ met besparingen op de sociale zekerheid! (3) Maar ook al waren 65% van de verloren arbeidsdagen het gevolg van stakingen in de steenkolensector en in de metaal, met 12.426.760 stakingsdagen in de periode tussen 1954-1960 (4), toch waren er ook nog veel andere sectoren in betrokken zoals onder andere bij de steengroeven, de glasnijverheid en de gas- en elektriciteit. Ongeveer 57% van de verloren arbeidsdagen situeerden zich in het Waalse landsgedeelte, wat er op wijst dat er ook in Brussel en Vlaanderen veel ongenoegen was.
Terwijl deze onvrede op het einde van de jaren vijftig vooral leefde bij de mijnwerkers in de Borinage, de dokwerkers in Vlaanderen en de metaalarbeiders van zowat overal, zou deze overslaan op geheel de arbeidersklasse en ook op het ambtenarenkorps door de aanval die de regering van plan was met de invoering van de Eenheidswet, een wet waarmee de Belgische bourgeoisie met één klap haar opgelopen achterstand, in de industrie en door het verlies van de koloniale winsten uit Congo (door de gedwongen en overhaaste onafhankelijkheid) wilde inlopen via een drastisch bezuinigingsplan op de kap van heel de werkende klasse.
Links, ABVV en BSP doen meer dan stoom laten afblazen voor de 'bom barst' en eisen ‘structuurhervormingen’ om het ongenoegen te kunnen kanaliseren in een reformistisch perspectief
Vanuit het sterk gestegen werkritme en na de opofferingen die onder andere mijnwerkers en dokwerkers zich hadden getroost - onder de 'aansporingen' van Achille 'Charbon' (die deze spotnaam kreeg omdat hij de mijnwerkers zeer hard laten opdraaien voor de naoorlogse heropbouw) en Louis Major (die verschillende stakingen had gebroken aan de havens), twee notoire rechtse figuren binnen de BSP - groeide het ongenoegen aan over de magere lonen die aan de werkende klasse werden betaald. Om dat ongenoegen in te dijken ontstond binnen de BSP en vooral binnen de Waalse ABVV (de FGTB) een radicalisering die zich keerde tegen de regeringsdeelname van de BSP met de liberalen in de periode 1954-1958. Ten koste van deze weinig populaire sociale politiek kwam de ‘ontreddering’ binnen de partij ten goede aan de relatieve ‘verlinksing’ van de partij, die zijn beslag vond in het Buitengewoon Congres van 1959, waarop de voornaamste punten van het ‘programma van ‘structuurhervormingen’ van het ABVV in grote lijnen werden overgenomen (5). Deze duidelijke oriëntering in het ‘belang van de natie’ zou later in staat zijn om de beweging steeds weer de wind uit de zeilen te nemen en te kanaliseren in de richting van een ‘beter beheer van het Belgisch kapitaal’, het grote doel van de ‘linkse socialisten’ in de BSP. Ondanks het feit dat namens het ABVV, Major en Renard op 11 mei 1960 een paritair akkoord hadden getekend dat twee jaar sociale vrede had beloofd aan het patronaat konden deze geheide ‘stakingsbrekers’ de enorme woede bij de arbeidersklasse niet meer indammen.
Rechts wil alleen hakken zonder zalven en … de staking wordt onvermijdelijk
De rechterzijde van de bourgeoisie bij monde van de conservatieve regering had nog gehoopt op een kloof tussen de momenten waarop de verschillende delen van de arbeidersklasse zouden getroffen worden door de maatregelen. Maar daar trapte deze niet in. De werkende klasse begreep zeer goed dat deze besparingen iedereen zouden treffen en er begonnen zich contacten te vormen tussen de belangrijkste sectoren van de arbeidersklasse: ambtenaren, spoormannen, leerkrachten, arbeiders van elektriciteit en gas en van de staalnijverheid, havenarbeiders uit Antwerpen, Gent en Brussel, metaalarbeiders en die van de elektrische constructies, mijnwerkers uit Luik, Charleroi, het Centrum en de Borinage… allen waren op zoek naar globalere eenheidsacties.
Voor de beweging losbarstte had de socialistische Gemeenschappelijke Actie vanaf 20 oktober een informatiecampagne gestart: ‘Operatie Waarheid’. Deze campagne ten voordele van het ‘programma van de structuurhervormingen’, die een aanzienlijk succes kende was bedoeld om verzet tegen de Eenheidswet te beperken tot de 'steun' aan het 'parlementair werk' van de BSP en om stakingen te vermijden (6). Omdat deze campagne 'louter informatief' was en er doelbewust geen concrete voorstellen tot actie geformuleerd werden groeide er bij de basis een algemeen klimaat van agitatie. Alhoewel het de BSP dus niet lukte om de actie te beperken tot steun aan hun parlementaire discussie (7), werd hard werk geleverd om van de inkadering een succes te maken door, via deze hersenspoeling, aan de beweging de eisen van de 'structuurhervormingen' op te dringen. Onder druk van de basis werden twee massa-acties gehouden door de Gemeenschappelijke Actie van Luik met 50.000 betogers op 21 november en op 14 december in Henegouwen waar 140.000 arbeiders het werk neerlegden! Om de beweging de baas te blijven beloofde André Renard op de strijddag van 14 december het principe van de algemene staking voor te stellen op het Nationaal Comité van het ABVV.
Toen de Openbare Diensten (die als eersten geviseerd waren) dan ook op 20 december in staking gingen, waren de gemoederen al zo verhit dat er niet langer gewacht werd op de beloften van de vakbond (ABVV).Ttoen de motie Smets (tegen de staking) het nipt haalde tegen de motie Renard (8) was de algemene staking eigenlijk al een feit. De vakbond was door de basis voor een voldongen feit gesteld, want aan de vooravond van de stakingsdag van de Openbare Diensten waren de arbeiders van ACEC reeds in staking gegaan en met vliegende piketten naar alle bedrijven uit het bekken van Charleroi getrokken.
Het verloop van de staking
En toen was het hek van de dam. Een afgevaardigde die zich nog probeerde te verzetten tegen de staking bij Cockerill-Seraing eindigde in het hospitaal (9). Het was alweer Major die het in zijn eigen brutale taal zo plastisch uitdrukte bij zijn tussenkomst in de Kamer op 21.12.1960: “Wij hebben met alle middelen, zelfs met behulp van de patroons, de staking proberen te beperken tot één beroepscategorie” (10) (Notulen van de Kamer). Op 20 december loopt de ‘spontane’ stakingsgolf als een strovuur door het ganse land, zonder dat enige politieke of vakbondssecretaris daar het ordewoord voor gegeven heeft. Het ordewoord van het ACOD voor de sector ‘Gemeenten en Provincies’ om voor onbepaalde tijd te staken, is voor iedereen ruim voldoende, het wordt niet alleen massaal opgevolgd maar duizenden arbeiders uit de privé volgen ‘spontaan’ hun voorbeeld en op 23 december ligt heel Wallonië plat. Gedurende de vijf koudste winterweken zou het land in een hevige sociale beroering komen (zodat zelfs de pasgetrouwde koning Boudewijn zijn 'wittebroodsweken' moest opschorten). Zelfs het opperhoofd van de christelijke vakbond, A. Cool van het ACV, moest op 24 december aan premier Eyskens verklaren: “Ik heb mijn troepen niet meer in de hand. In weerwil van mijn ordewoorden verbroederen de christelijke arbeiders met hun socialistische collega’s” (11)
Voor het complete verloop van de staking kan men te rade aan bij allerlei bronnen die wij even kort vermelden in een voetnoot (12):
In het bestek van dit artikel moeten wij ons evenwel beperken tot de belangrijkste feiten die ofwel een stuwing of een keerpunt teweeg brachten in de beweging:
* Stakingsweek 1
Terwijl de stakingen zich uitbreidden, probeerde men die met harde repressie in te dijken maar dat werkte averechts en deed de beweging nog meer uitdeinen. Heel Wallonië was lamgelegd. In Gent en Antwerpen volgden één na één alle vitale sectoren.. De ‘neutrale zone’: het Parlement en de Nationale Bank werden afgegrendeld. De rijkswacht werd versterkt.
* Stakingsweek 2
Ook in de tweede stakingsweek breidde de beweging zich nog steeds verder uit (de tiende dag waren er al 700.000 stakers), vooral naar Vlaanderen en ondanks de gewelddadige confrontaties van de stakingspiketten en betogingen met de rijkswacht. De vrouwen speelden hierbij een belangrijke rol en stonden dikwijls vooraan. Het leger en de para’s werden ingezet om de rijkswacht te helpen bij het bewaken van bruggen, wegen, stations. In het teken van internationale solidariteit weigerden Nederlandse en Duitse dokwerkers besmette goederen uit België te lossen en Franse dokwerkers kwamen met financiële steun.
* Stakingsweek 3
In de derde week breidde de staking zich uit in Vlaanderen in het begin van de week (vermoedelijk overschreed men de kaap van 1.000.000 stakers). Toch waren er in de loop van die week ook enkele gedeeltelijke werkhervattingen. Het leger werd ingezet. Ondanks de harde repressie verhardde ook de beweging heel sterk en de bourgeoisie vreesde voor een lokale opstand in Luik, ondanks de militaire bezetting van alle strategische punten. Er werd met scherp geschoten en in Luik vielen de eerste dodelijke slachtoffers onder de stakers.
* Stakingsweek 4
De oproep van Renard voor Waalse autonomie in de derde week (ondanks de uitbreiding van de staking in Vlaanderen) en de weigering van de vakbonden om een mars op Brussel te organiseren deed de beweging aan eenheid en slagkracht verliezen. Steeds meer sectoren begonnen terug aan het werk te gaan terwijl de meest vastberaden arbeiders, vooral in de industriële sectoren in Wallonië, Brussel en Vlaanderen, beslisten door te gaan. Maar het tij was niet meer te keren.
* stakingsweek 5
De metaalarbeiders gingen alléén de vijfde en laatste stakingsweek in. Die week overleed een vierde staker aan de opgelopen schotwonden. De arbeidersklasse had hard gevochten en veel geleden, maar de inzet verloren. De BSP en Renard triomfeerden. Het beest was getemd. De mars op Brussel was afgewend. De misleidingen hadden gewerkt.
“Maar terwijl de economie van het land verlamd is en elke dag een grotere massa in de strijd gemobiliseerd is, is er bijna geen spoor van zelforganisatie. De vakbonden en de politieke apparaten hebben zo de handen vrij. Omdat de overheid voelt dat haar klassevijand niet klaar staat om hard toe te slaan, slaat ze zelf toe. Ze laat de rijkswacht jacht maken op geïsoleerde stakers. Nooit gaat ze in tegen massabetogingen, maar de provocaties komen steevast los zodra die ontbonden is” (13).
Hoe probeerde links de wiek nat te maken?
Eerst en vooral moeten wij duidelijk stellen dat dit vooral mogelijk was doordat de arbeidersklasse haar strijd uit handen gaf, doordat zij nog verwachtingen had van hen die haar al zo dikwijls hadden bedrogen: het ABVV en de BSP. Doordat zij nog geloofden dat dit organisaties van de arbeidersklasse waren in plaats van het linkse gezicht van het kapitaal. Daardoor kon links met allerlei misleidingen de beweging breken door:
● haar ‘spontane’ dynamiek te breken
– nonsens zoals “de Vlaamse arbeiders zijn nog niet klaar”
– of “de Waalse arbeiders kunnen niet langer wachten”
– het afraden en boycotten van de mars op Brussel door Renard en het vakbondsapparaat
● eisen opdringen in verband met het beheer van het kapitaal
– looneisen verdringen door eisen voor 'andere' structuren
– structuurhervormingen voor een ‘beter beheer’ van het nationaal belang
– belofte van een 'andere' koers na de verkiezingen
● het voorop schuiven van het regionalisme om de strijd te misleiden
Het federalisme diende als tweesnijdend zwaard: de Waalse arbeiders werden op hun eigen streek teruggeworpen en de Vlaamse arbeiders die in strijd waren werden afgesneden van hun radicale kameraden. Het versmalde de beweging in plaats van ze uit te breiden. Deze illusie was dodelijk voor de dynamiek van de strijd.
● de nederlaag voorstellen als een overwinning
“De BSP begint haar ontmoedigingswerk af te maken en roept op tot nieuwe verkiezingen in het kader van de ‘wettelijkheid’. Renard komt op voor het Waalse federalisme en raadt de KPB het plan voor een mars op Brussel af. (...) zonder zelfstandige organisatie valt de staking uiteen. En de BSP stelt het einde van de staking voor als een belangrijke overwinning voor de arbeidersklasse! ” (14)
De linkse fractie van de bourgeoisie, was er in geslaagd om de arbeidersklasse voor de kar te spannen van haar 'structuurhervormingen' binnen het kader van het kapitalisme en haalde een klinkende overwinning bij de daarop volgende verkiezingen. Maar de BSP 'vergat' onmiddellijk haar 'belofte' om de Eenheidswet (die op 13 januari door het parlement was gejaagd door de 'conservatieve' meerderheid), terug te schroeven en toonde zo haar ware gelaat van linkse fractie van de bourgeoisie. De BSP verloor duizenden leden, maar het 'nationaal belang' (van het Belgisch kapitaal) was gered op de rug van de arbeiders.
Enkele lessen
“Gedurende 30 dagen heeft de arbeidersklasse op de voorgrond gestaan. Gedurende 30 dagen heeft ze haar kracht getoond, haar solidariteit, wat ze als geheel worden zal. Ze kon in een brede beweging iedereen samenbrengen die zich verzette tegen de kapitalistische uitbuiting; Maar dat was niet genoeg. Het is van belang de beperkingen te zien van de stakingsbeweging van 1960-61. Het is waar dat de arbeiders begonnen zijn met op verschillende plaatsen stakingscomités aan te stellen. Het is waar dat sommige vakbondsleiders op hun kop gekregen hebben. Maar toen de vakbonden de beweging erkenden omdat zij zich er niet tegen konden verzetten, hebben de arbeiders de leiding van de staking aan hen overgelaten. Ze geloofden nog dat de vakbonden organisaties van de arbeidersklasse waren. De arbeiders hebben toen de vakbondsmisleiding niet compleet doorzien. Ze hebben zich niet kunnen verzetten tegen hun manoeuvres, die nochtans door velen onder hen als ‘verraad’ aangevoeld werden.
Berlijn 1953, Polen en Hongarije 1956, België 1960-61, waren belangrijke uitbarstingen van arbeidersstrijdlust. Ze herinnerden de burgerlijke theoretici er aan dat de arbeidersklasse niet verdwenen of geïntegreerd was. Maar die bewegingen speelden zich af in een periode waarin het kapitalisme zijn productieapparaat heropbouwde, waarin het zich voorbereidde op de korte jaren van dolle illusies vóór de huidige crisis.
Ondanks de omvang van de Belgische stakingen, ondanks de vastbeslotenheid van de arbeiders, werd het kapitaal niet rechtstreeks bedreigd. Het beschikte nog over enkele reserves, zowel in België als op internationaal vlak. Dat kan het isolement van de strijd verklaren en ook de moeilijkheden om de laatste politieke illusies, die de bourgeoisie uitdraagt (syndicalisme, federalisme) te doorbreken. Daarom kwam er zo weinig terecht van een zelfstandige politieke uitdrukking in de schoot van de arbeidersklasse. Vandaag is de economische situatie erg veranderd: het kapitalisme zakt weg in een wereldwijde crisis. Werkloosheid en bedrijfssluitingen treffen niet meer alleen de Belgische arbeidersklasse, zoals in de jaren 1950.” (15)
In de periode van 1968-'88 heeft de arbeidersklasse heel veel ervaringen opgedaan met zelfstandige strijd ondanks de sabotage door de vakbonden. En nu begint zij daar sedert 2003 heel stilaan weer mee aan te knopen, na de teruggang in haar bewustzijn als gevolg van de zeer agressieve campagne over de ‘dood van het Kommunisme’. Daardoor was zij zwaar aangeslagen op gebied van haar solidariteit en zelfvertrouwen in haar eigen strijd en haar identiteit als klasse met een eigen perspectief voor de mensheid: het kommunisme.
Vandaag zitten wij sedert 2003 in een opkomende strijdgolf, waarin de arbeidersklasse via haar solidariteit haar eigen identiteit als klasse zal kunnen terugwinnen. Dit proces, in combinatie met het leren om de strijd in eigen handen te houden, ondanks de vakbondssabotage, en de internationale context van de economische wereldcrisis scheppen een heel ander kader voor de mogelijkheid van internationale strijdervaringen over de grenzen heen en vormen nu de grootste verschilpunten met de context van toen.
Ook en vooral voor de jongere generatie van militanten is een grondige analyse van de ervaring uit 1960-61 nodig om te kunnen optornen tegen de campagnes van de gauchisten. Zij maken analyses waarin het ‘hervormen of veroveren van de staat’ voorgesteld wordt als een ‘stap naar het socialisme’: namelijk “het anti-kapitalistische programma … van nationalisatie onder arbeiderscontrole dat regelrecht ingaat tegen de logica van het kapitalisme … gekoppeld aan een strijd voor een socialistische initiatief” (N. Croes op de LSP-site over 1960-’61, 12 dec 2010). Dit is onzin want of je nu wordt uitgebuit door een privé-patroon of door de staat, je blijft een loonslaaf van het kapitalisme.
De kostbare ervaringen uit de verbeten, maar verloren strijd van 1960-1961 moeten de revolutionairen doorgeven aan de nieuwe generatie, die door het politieke milieu van de gauchisten, en vooral door de campagne van de LSP, op het verkeerde been gezet wordt: voor hen telt niet de zelfstandig georganiseerde arbeidersstrijd maar de misleiding van de ‘nationalisatie onder arbeiderscontrole’. Dit is geen streven naar de afschaffing van het kapitalisme maar een bestendiging ervan via een doorgedreven vorm van staatskapitalisme. Aan deze illusie die ons vandaag door alle fracties van de anders-globalisten aangepraat wordt, mogen wij ons niet nog eens laten vangen.
In die zin is 1960-61, 'de staking van de eeuw', vooral als een les voor hoe het niet moet: voor de negatieve lessen die er uit te halen zijn, voor het feit dat een voorbeeldige en moedige strijdbaarheid, zonder eigen zelfstandige organisatievormen en bewustzijn over de eigen klasse-perspectieven, regelrecht naar de nederlaag leidde. Dat zijn de belangrijkste lessen van 1960-61.
KS/ 23.1.2011
Noten
A. Meynen, Indices van de industriële productie:
Jaar 1954: Duitsland 112; Italië 109; Nederland 110; Groot-Brittannië 106; België 106.
Jaar 1960: respectievelijk: 180; 180; 157; 128; 126.
Ibidem: Daggemiddelde van de gecontroleerde werklozen in België: 1954: 224.752 ; 1960: 158.097.
Le Communiste n°9, févr. 1981
Ibidem: Verloren arbeidsdagen tussen 1954-1960 in België, door stakingsacties: Vlaamse arrondissementen: 4.269.618 ; Waalse arrondissementen 7.1333.549 ; Brussel 1.023.593
Ibidem, Le Peuple, Quotidien du Parti Socialiste Belge, 21.9.1959, p.3.
Ibidem, In het totaal waren er 70 meetings waaronder 9 in het Gentse, geciteerd uit V. Feaux, p.50
Ibidem, geciteerd uit Le Drapeau Rouge, 22.11.1960.
Ibidem, geciteerd uit R. Gubbels, Les grèves en Wallonie et en Flandre, 1963 pp. 73-74
Internationalisme, n°49, dec-jan 1980-81, p. 8
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Voornaamste geraadpleegde bronnen :
MEYNEN A., De Grote werkstaking 1960-61? Brussel, VUB
FEAUX V., Cinq semaines de lutte sociale. La grève de l’hiver 1960-61? Bruxelles, Editions de l’Institut de Sociologie, ULB
BRINTON M., For Workers Power, The Belgian general strike diary, 1960.
DACHE Gustave, La Grève Générale Insurrectionnelle et révolutionnaire de l'hiver 1960/61 / De Opstandige en revolutionaire Algemene Staking van de winter van 1960/61, éditions PSL & LSP, 2010.
De kranten of Revues: Internationalisme, krant van de IKS, Le Communiste, revue du GCI.
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Idem, Internationalisme n°49
Partijen: BSP (Belgische Socialistische Partij, voorloper van de huidige gesplitste SPa en PS). LSP (Links Socialistische Partij, trotskistisch geörienteerde organisatie van het CWI, Committee for the Workers' International)
Vakbonden: ABVV (Algemeen Belgisch Vakverbond, sociaal-democratisch georiënteerde vakbond); ACOD (Algemene Centrale van de Openbare Diensten, sociaal-democratisch gerichte ambtenarenvakbond); ACV (Algemeen Christelijk Vakverbond).
Bloedige repressie in Tunesië en in Algerije: De bourgeoisie is een klasse van moordenaars!
Een aantal weken geleden weken is de arbeidersklasse in Tunesië in opstand gekomen tegen de ellende en de werkloosheid, die in het bijzonder de jeugd treft. Overal in het land waren er spontane betogingen, bijeenkomsten en stakingen uitgebroken tegen het regime van Ben Ali. De betogers eisen brood, werk voor de jeugd en het recht op een waardig leven. Tegenover deze revolte van de uitgebuite klasse en van de jeugd die beroofd wordt van haar toekomst, heeft de heersende klasse geantwoord met kogels en met de mitrailleur. Het zijn onze klassebroeders en hun kinderen die vermoord werden in de betogingen en het is hun bloed dat vandaag vloeit zowel in Tunesië als in Algerije! Aan het hoofd van de Tunesische of Algerijnse staat, laten de moordenaars en hun bevelhebbers in al hun wreedheid het ware gezicht zien van onze uitbuiters en van de overheersing van het kapitalistisch systeem over de hele aarde. Deze moordenaars stellen zich niet tevreden met ons sterven van ellende en honger, zij stellen zich niet tevreden met de zelfmoord tientallen jongeren, die tot wanhoop gedreven waren; neen, zij doden ons ook nog met de kogels van de repressiekrachten die met scherp op de betogers schieten! De politie-eenheden die ontplooid werden in Sidi Bouzid, Tunis en vooral in Kasserine hebben niet geaarzeld om in de menigte te schieten en koudweg mannen, vrouwen en kinderen te vermoorden en maakten, sinds het begin van de botsingen, daarbij tientallen doden. Tegenover dit bloedbad, heeft de bourgeoisie van de 'democratische' landen, en voornamelijk de Franse staat, de trouwe bondgenoot van Ben Ali, geen poot uitgestoken om de barbaarsheid van het regime te veroordelen en een einde te eisen van de repressie. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Alle regeringen, alle staten zijn medeplichtig! Heel de wereldbourgeoisie is één klasse van uithongeraars en moordenaars!
Wat is er echt gebeurd in Tunesië en Algerije?
Alles begon op vrijdag 17 december, in het centrum van het land, als gevolg van een zelfverbranding van een jonge 26-jarige gediplomeerde werkloze, Mohamed Bouazizi, wiens karretje met fruit en groenten door de stadspolitie in beslag was genomen. Onmiddellijk ontstond er een brede beweging van solidariteit en verontwaardiging in de hele streek. Vanaf 19 december begonnen er hele vreedzame betogingen tegen de werkloosheid, de ellende en het dure leven (de protesteerders lieten stokbroden zien!). Onmiddellijk antwoordde de regering met repressie, wat de woede van de bevolking nog erger maakte.
Op 22 december begon een tweedaagse staking van de universitaire doctors van de niet-spoedeisende hulp om te protesteren tegen het gebrek aan middelen en tegen de verslechtering van hun werkomstandigheden. Deze sloeg over naar alle universitaire hospitaal-centra van het land. Op 22 december pleegde een andere jongere, Houcine Neji, in Menzel Bouzaiane voor de ogen van de menigte zelfmoord door zich aan een hoogspanningskabel te gaan hangen: “Ik wil niets meer te maken hebben met de ellende en de werkloosheid”, riep hij uit. Andere zelfmoorden versterkten de verontwaardiging en de woede nog meer. Op 24 december schoot de politie een jonge betoger van 18 jaar, Mohamed Ammari, dood. Een andere betoger die ernstig gewond was, Chawki Hidri, overleed op 1 januari. Op moment van dit schrijven is de voorlopige balans: tenminste 65 doodgeschoten mensen!
Als reactie op de repressie breidde de beweging zich heel snel over heel het land uit. Gediplomeerde werklozen betoogden op 25 en 26 december in het centrum van Tunis. Bijeenkomsten en solidariteitsbetogingen breidden zich uit over het hele land: Sfax, Kairouan, Thala, Bizerte, Sousse, Meknessi, Regueb, Souk Jebdid, Ben Gardane, Medenine, Siliana ... Ondanks de repressie, de afwezigheid van vrijheid van meningsuiting, toonden de betogers spandoeken met: “Vandaag hebben wij geen angst meer!”.
Op 27 en 28 december voegden de advocaten zich in de solidariteitsbeweging met de bevolking van Sidi Bouzid. De repressie, die vervolgens op de advocaten neerkwam, met arrestaties en afranselingen, leidde ertoe dat er voor 6 januari een algemene staking uitgeroepen. De stakingsbewegingen brachten ook de journalisten van Tunis en de leerkrachten van Bizerte in beweging. Zoals Jeune Afrique van 9 januari aangeeft, waren de sociale protestbewegingen en de samenscholingen op straat geheel spontaan en ontsnapten ze aan de leiding of de controle van politieke en vakbondsorganisaties: “De eerste zekerheid is dat de protestbeweging vooral sociaal en spontaan is. Geen enkele partij, geen enkele beweging kan beweren dat ze de straat op gang kan brengen of kan doen stoppen”, verklaarde men bij de regionale sectie van de Algemene Tunesische Vereniging van de Arbeid (UGTT).
Er was een totale black-out van de informatie georganiseerd. In de streek van Sidi Bouzid gold in verschillende gemeenten een uitgaansverbod en werd het leger gemobiliseerd. In Menzel Bouzaiane, mochten de gewonden niet vervoerd worden, had de bevolking moeite om zich van voedsel te voorzien en werden de scholen gebruikt om de politieversterkingen te huisvesten.
In een poging de zaken te kalmeren, verbrak Ben Ali zijn stilzwijgen en legde een publieke verklaring af van 13 minuten, waarin hij beloofde om in 2011-2012 300.000 banen te scheppen en alle betogers vrij te laten, behalve diegenen die daden van vandalisme hadden begaan. Hij ontsloeg de Minister van Binnenlandse Zaken, die gebruikt werd als kop van Jut en klaagde tegelijkertijd de 'politieke instrumentalisering' van de beweging aan en de activiteiten van een minderheid van 'extremisten' en van 'terroristen' die de belangen van het land in het gedrang brachten. Deze provocerende verklaring, die de beweging criminaliseerde, kon de woede van de bevolking, en in het bijzonder van de jongeren, alleen nog maar opzwepen. Vanaf 3 januari kwamen de scholieren in beweging en gebruikten internet, gsm's, facebook en twitter om op te roepen tot een algemene staking van de scholieren. De scholieren hielden op 3 en 4 januari een betoging, waar gediplomeerde werklozen in Thala zich bij voegden. De jongere betogers boden het hoofd aan de gummiknuppels en het traangas van de ordestrijdkrachten. In de loop van de betogingen werd er een inval gedaan in de regeringzetel en werd het bureau van de partij, die aan de macht is, in de fik gestoken. De nationale stakingsoproep van de scholieren, die verspreid werd via het internet, werd opgevolgd in verschillende steden. In Tunis, Sidi Bouzid, Sfax, Bizerte, Grombalia, Jbeniana, Sousse, voegden de werklozen zich bij de scholieren. Solidariteitsbijeenkomsten vonden ook plaats in Hammamet en Kasserine.
De revolte breidt zich uit naar de universiteiten
Op hetzelfde moment kwam in Algerije, op dinsdag 4 januari in Koléa, een kleine stad ten westen van de Algerijnse hoofdstad, een hele massa werklozen op hun beurt op straat. Dezelfde dag gingen de dokwerkers van de haven van Algiers in staking om te protesteren tegen een akkoord tussen de beheersmaatschappij van de haven en de vakbonden, die beknotte op de betaling van nachtelijke overuren. De stakers weigerden om gevolg te geven aan de oproep tot opschorting van de staking, die was uitgeroepen door hun vakbondsvertegenwoordigers. Ook bij hen ontstond er woede, bij deze arbeiders die ellendige lonen hebben, voor wie zichzelf en hun familie te eten geven een dagelijkse zorg is, net zoals voor de werkloze jongeren in Tunis of Algiers. De 5de verspreidde de revolte zich in Algerije langs de kust en in Kabilië (Oran, Tipaza, Bejaja, ...) rond dezelfde sociale eisen tegenover de blijvende werkloosheid van de jongeren en de woningschaarste die hen er toe dwingt om bij hun ouders te blijven wonen en zich op te stapelen in krotten (de stadsrand van Algiers puilt uit van slaapsteden, die dateren uit de jaren 1950 en die lijken op de Franse voorsteden, en waar de jongeren er toe worden aangezet om speelterreinen te kraken waar zij regelmatig worden verdreven door krachtdadig optreden van politie-eenheden). Het antwoord van de regering liet niet op zich wachten. De repressiekrachten en het leger hebben onmiddellijk en hard toegeslagen. Alleen al in de wijk Bab el Oued in Algiers, telde men honderden gewonden. Maar ook daar droeg de wrede repressie van de Algerijnse staat bij tot het opzwepen van de woede. Binnen enkele dagen kwamen er twintig departementen (wilayas) in beweging. De officiële balans bedroeg drie doden (in M'Silla, Tipaza en Boumerdès). De betogers waren razend. “Wij willen er niets meer van weten, wij willen er niets meer van weten”, “Wij hebben niets meer te verliezen”. Dat zijn de kreten die men het meeste hoorde in de straten van Algerije. Deze rellen braken uit naar aanleiding van de nieuwe drastische verhoging van de prijzen van het basisvoedsel, die 1 januari jongstleden aangekondigd werd: de graanprijzen werden verhoogd met 30%, de olie met 20% en de prijs van suiker is omhoog geschoten met 80%! Na 5 dagen van repressie en verdachtmakingen van de beweging, kondigde (president) Boutiflika aan een stap terug te doen om de spanning te kalmeren: hij beloofde dat er geen belasting zal geheven worden op de producten die fors gestegen zijn.
In Tunesië vond op 5 januari de begrafenis plaats van de jonge fruitverkoper, die op 17 december in Sisi Bouzid zelfmoord had gepleegd, en waar de woede een kookpunt bereikte. Een menigte van 5000 mensen volgde de rouwstoet en schreeuwde haar woede uit: “Vandaag wenen wij, morgen zullen wij diegenen doen wenen die jouw dood hebben veroorzaakt!”. De stoet nam het karakter aan van een betoging. De menigte scandeerde leuzen tegen de levensduurte “die Mohamed tot de zelfmoord heeft gedreven” en riep: “Schande aan de regering!”. Diezelfde avond ging de politie over tot krachtdadige aanhoudingen van betogers in Jbedania en Thala. Jongeren werden aangehouden en opgejaagd door de bewapende politie.
Op 6 januari werd de algemene staking van de advocaten voor 95% opgevolgd. In alle gemeenten van het centrum, het zuiden en het westen van het land, vonden stakingen, straatbetogingen, botsingen met de politie plaats en de agitatie bereikte zelfs de rijkste steden, die van de oostkust.
De politie werd verspreid opgesteld voor alle hogescholen en universiteiten van het land. In Sfax, Jbeniana, Tajerouine, Siliana, Makhter, Tela, werden de betogingen van scholieren, studenten en inwoners wreed uiteen gedreven door de politie. In Sousse, werd de faculteit van Sociale Wetenschappen stormenderhand ingenomen door de ordestrijdkrachten, die overgingen tot de arrestaties van de studenten. De regering besliste tot de sluiting van alle scholen en universiteiten.
Naar aanleiding van de repressie van de beweging, vonden op 7 januari in de steden Regueb en Saïda, dicht bij Sidi Bouzid, botsingen plaats tussen betogers en ordestrijdkrachten, met als resultaat: 6 gewonden. Betogers schoten projectielen af op de veiligheidsdienst en de politie schoot op de betogers. Drie jongeren werden zwaar gewond.
Op 8 januari verbrak UGTT, de officiële vakbond, eindelijk het stilzwijgen, maar klaagde de repressie niet aan. Haar secretaris-generaal Abid Brigui stelde zich, onder druk van de achterban, tevreden met de verklaring dat hij de “gewettigde eisen van de bevolking van Sidi Bouzid en de binnenlandse regio's van het land” steunde. “Wij kunnen niet buiten deze beweging blijven. Wij kunnen ons alleen maar scharen aan de zijde van de rechten van de behoeftigen en de werkzoekenden”. Over het geweld van de repressie verklaarde hij bedeesd: “Het is tegennatuurlijk om deze beweging te veroordelen. Het is niet normaal om die te beantwoorden met kogels”. Maar hij deed geen enkele oproep tot algemenen mobilisering van alle arbeiders, geen enkel oproep tot de onmiddellijke stopzetting van de repressie, die met nog meer geweld ontketend werd in de loop van het weekeinde van 8 en 9 januari.
In Kasserine, Thala en Regueb liepen de betogingen uit op slachtpartijen. De politie heeft koudweg geschoten op de betogers en maakte daarbij door een kogelregen 25 dodelijke slachtoffers. In de stad Kassernine, die geterroriseerd werd door de gewelddadigheden van de politie en die zelfs geschoten heeft op begrafenisstoeten, heeft het leger, dat verdeeld is, niet alleen geweigerd om op de bevolking te schieten, maar is het ook tussengekomen om het volk te beschermen tegen de anti-oproerpolitie. Dit leidde tot het ontslag van een chef van de generale staf. Ook al is het leger in de voornaamste steden gestationeerd om de openbare gebouwen te beschermen, toch werd het afzijdig gehouden van de directe repressie-operaties, daarbij inbegrepen in de hoofdstad waaruit het uiteindelijk is teruggetrokken. Naar aanleiding van het bloedbad is het overwerkte ziekenhuispersoneel van de spoedeisende hulp van de streek, als teken van protest, in staking gegaan.
Tijdens het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari bereikte de woede de hoofdstad. Op 12 januari braken rellen uit in de buitenwijken van Tunis. De repressie doodde acht mensen, waaronder een jongere die gedood werd door een kogel in het hoofd. De regering stelde de avondklok in. De hoofdstad wordt sindsdien bewaakt door een controle-netwerk van de ordestrijdkrachten en de officiële vakbond UGTT riep uiteindelijk op tot een algemene staking van 2 uur op vrijdag de 14 januari. Ondanks de avondklok en de stationering van de ordestrijdkrachten in de hoofdstad, gingen de botsingen in het centrum van Tunis door en werden er overal portretten van Ben Ali verbrand. Op 13 januari bereikte de revolte de badsteden aan de kust en voornamelijk het grote toeristische centrum Hammamet waar winkels geplunderd werden en portretten van Ben Ali aan stukken werden gescheurd, terwijl de botsingen tussen betogers en ordestrijdkrachten in het hart van de hoofdstad doorgingen. Geconfronteerd met het risico van het afglijden van het land naar een chaos, geconfronteerd met de dreiging van een algemene staking, en onder druk van de 'internationale gemeenschap', en voornamelijk de Franse staat, die voor het eerst Ben Ali begint te 'veroordelen', begon deze in te binden. In een toespraak aan de bevolking op de avond van 12 januari, verklaarde hij: “Ik heb jullie begrepen” en hij bevestigde dat hij zich geen kandidaat zou stellen bij de volgende verkiezingen ... die zijn voorzien voor 2014! Hij beloofde de prijs van suiker, melk, brood te verlagen en vroeg eindelijk aan de ordestrijdkrachten om niet meer met scherp te schieten met de motivering dat er “fouten gemaakt waren en doden gevallen waren om niets”.
De medeplichtigheid van de 'democratische' staten
Tegenover de beestachtige repressie hebben alle democratische regeringen zich gedurende enkele weken tevreden gesteld met het onderstrepen van hun 'bezorgdheid' en opgeroepen tot 'kalmte' en 'dialoog'. In naam van respect voor de onafhankelijkheid van Tunesië en van de niet-inmenging in de binnenlandse zaken van het land, heeft geen enkel land de geweldplegingen van de politie en de afslachtingen door de bloedhonden van Ben Ali veroordeeld, zelfs niet op hypocriete wijze. De meerderheid betreurt 'het overmatig gebruik van geweld'. Na het bloedige weekeinde van 8 en 9 januari, betuigde de Franse staat zelfs openlijk haar steun aan de bloeddorstige dictator. Nadat zij op schijnheilige wijze de geweldplegingen had 'betreurd', stelde Michèle Alliot Marie, de Minister van Buitenlandse Zaken, in haar toespraak voor het nationale parlement op 12 januari, voor om Frankrijk 'veiligheidshulp' te laten leveren aan de repressiekrachten van de Tunesische staat: “Wij stellen voor om onze veiligheidstroepen, die over de hele wereld om zijn deskundigheid erkend wordt, toe te staan de veiligheidssituatie van dit land te laten regelen”.
Wij hebben al kunnen zien waarop deze 'deskundigheid' van de ordestrijdkrachten van de Franse staatsveiligheid neerkomt bij de politievergissingen, die in 2005tot de dood leidden van twee jongeren, die zich door elektrocuteerden, toen ze werden achtervolgd door de smerissen. Dit voorval was de belangrijkste aanleiding, die de rellen in de buitenwijken ontketende. Deze 'deskundigheid' hebben wij nogmaals aan het werk gezien bij de jongerenbeweging tegen de CPE, waarbij de anti-rellenbrigade bepaalde universiteiten met honden was binnengevallen om de studenten, die streden tegen het vooruitzicht van de werkloosheid en de precariteit, te terroriseren. Deze gedegen 'veiligheidskennis' van onze goede Franse smerissen werd nogmaals ontmaskerd in de betogingen tegen de LRU-wet in 2007, toen ze flash-kogels afschoten en meerdere scholieren verwondden. En nog onlangs, in de beweging tegen de pensioenhervorming, heeft de repressie die in Lyon werd losgelaten op jonge betogers bewezen hoe doeltreffend de 'veiligheidskrachten' van de Franse democratische staat wel zijn! Honderden jongeren werden reeds veroordeeld tot zware gevangenisstraffen of worden er mee bedreigd. Natuurlijk tomen de democratische staten zich meer in en schieten vandaag niet met echte kogels op betogers. Maar dat is geenszins omdat zij 'beschaafder' zouden zijn, minder barbaars of meer respect zouden hebben voor de mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, maar omdat de arbeidersklasse in dit land sterker is, een lange strijdervaring heeft en niet bereid is om een dergelijke graad van repressie te aanvaarden.
Wat betreft de criminalisering van sociale bewegingen als rechtvaardiging voor repressie, hoeft Ben Ali zijn Franse medeplichtigen niet te benijden. Hij was er als eerste bij om de studenten in 2006, net zoals de werknemers van de SNCF en de RATP (spoorwegen), die in 2007 strijd voerden ter verdediging van de speciale pensioenvoorzieningen, aan te klagen als 'terroristen'.
De enige zaak waar de heersende klasse van alle landen zich mee ‘bezighoudt’ is de 'efficiënte' versterking van de politiestaat. Die moet dienen om de kapitalistische orde overeind te houden, een sociale orde die de jongere generaties geen enkele toekomst heeft te bieden. Overal ter wereld wordt het kapitalisme geconfronteerd met een onoverwinnelijke crisis. Deze orde van terreur kan alleen nog maar meer ellende, werkloosheid en repressie voortbrengen.
De medeplichtigheid van heel de bourgeoisie onthult dat het wel degelijk heel het kapitalistische systeem is dat verantwoordelijk is voor het bloedbad in Tunesië, en niet alleen het Tunesische regime, dat een karikatuur is van de kapitalistische staat!
Een revolte die aansluit bij de strijd van de wereldarbeidersklasse
Alhoewel Tunesië gedomineerd wordt door een totalitair regime, dat vermolmd is door corruptie, is de sociale toestand van het land geen uitzondering. Net zoals overal wordt de jeugd in Tunesië geconfronteerd met hetzelfde probleem: de afwezigheid van een perspectief. Deze ‘volksrevolte’ sluit aan bij de algemene strijd van de arbeidersklasse en haar jongere generaties tegen het kapitalisme. Hij is een voortzetting van de strijd die zich sinds 2006 heeft ontwikkeld in Frankrijk, Griekenland, Turkije, Italië en Groot-Brittannië, waar alle generaties elkaar gevonden hebben in een reusachtige golf van protest tegen de verslechtering van de levensomstandigheden, de ellende, de werkloosheid van de jongeren en de repressie. Het feit dat de sociale revolte, sinds de gebeurtenis op 17 december, gekenmerkt werd door een brede solidariteitsbeweging toont aan dat deze revolte, ondanks de moeilijkheden van de klassestrijd in Tunesië en Marokko, ondanks alle democratische illusies verbonden met het gebrek aan ervaring en het loden gewicht van de regimes, die de proletariërs blootstellen aan isolement en bloedbaden, behoort tot de wereldwijde strijd van de arbeidersklasse.
Het samenzwerende stilzwijgen waarmee deze gebeurtenissen zijn omgeven, heeft trouwens niet enkel gelegen aan deze regimes zelf. Ze is gedeeltelijk doorbroken door de activiteit van de jeugd zelf, die internet, twitter of facebook hebben weten te gebruiken als strijdmiddel, als een instrument tot communicatie en uitwisseling om de repressie te laten zien en aan te klagen. Ze hebben gediend als een band onder elkaar, maar ook met hun familie of vrienden buiten het land, voornamelijk in Europa. Maar overal hebben de media van de bourgeoisie bijgedragen tot het instellen van een black-out, vooral met betrekking tot de arbeidersstrijd die met deze beweging gepaard is gegaan en waarvan de echo's maar heel druppelsgewijs naar buiten sijpelen. (1)
Deze media hebben ook, zoals bij elke strijd van de arbeidersklasse, alles in het werk gesteld om deze revolte tegen de ellende en de kapitalistische terreur te verdraaien en in een kwaad daglicht te stellen. En zij hebben ze naar buiten toe voorgesteld als een ‘remake’ van de rellen in de buitenwijken in Frankrijk, als het werk van 'vandalen', onverantwoordelijke elementen en plunderaars, ook daar weer met de totale medeplichtigheid van de regering van Ben Ali, terwijl talrijke betogers de plunderingen hebben aangeklaagd als het werk van de gemaskerde politie-agenten, die de beweging daarmee in een kwaad daglicht probeerden te stellen. De amateursvideo's van de jongeren hebben ook getoond dat politie in burger, op 8 januari in Kasserine, de ruiten hebben ingeslagen om een voorwendsel te hebben voor de verschrikkelijke repressie, die ze in deze stad hebben begaan.
Tegenover het kapitalistische barbarendom, tegenover de wet van het stilzwijgen en van de leugen, moet de arbeidersklasse uit de hele wereld haar solidariteit betonen met haar klassebroeders in Tunesië en Algerije. En deze solidariteit kan enkel bevestigd worden door de ontwikkeling van haar strijd tegen alle aanvallen in alle landen, tegen deze klasse van uitbuiters, uithongeraars en moordenaars, die hun voorrechten slechts in stand kunnen houden door de mensheid steeds dichter naar de afgrond van de ellende te duwen. Enkel een massale ontwikkeling van haar strijd, door de ontwikkeling van haar solidariteit en haar internationale eenheid kan de arbeidersklasse, vooral in de meest geïndustrialiseerde 'democratische' landen, een toekomstperspectief bieden aan de maatschappij. Alleen door de weigering om op te draaien voor het bankroet van het kapitalisme overal in de wereld, zal de arbeidersklasse een eind kunnen maken aan de ellende en de terreur van de uitbuitende klasse De arbeidersklasse moet het kapitalisme omverwerpen en een andere maatschappij opbouwen, gegrondvest op de bevrediging van de behoeften van de hele mensheid en niet op winst en de uitbuiting.
Solidariteit met onze klassebroeders in de Maghreb!
Solidariteit met de jongere generatie proletariërs, overal waar zij strijden tegen een uitzichtloze toekomst!
Willen we een einde maken aan de werkloosheid, de ellende en de schoothopen, dan moeten wij het kapitalism opdoeken!
Tegenover de dreiging van destabilisatie en de uitbreiding van de chaos in het oude geïndustrialiseerde Europa, door de massale toestroom van vluchtelingen uit alle delen van de wereld (1), probeert de bourgeoisie nu uit alle macht om de arbeidersklasse te binden aan haar sinistere politiek van de verdediging van het nationale kapitaal. Door de ontketening van een tegen de immigranten gerichte gigantische campagne, die de ergste burgerlijke ideologieën voedt zoals racisme, vreemdelingenhaat, nationalisme, ‘ieder voor zich’, heeft de heersende klasse slechts één doel voor ogen. Ze probeert een verdeling te scheppen tussen immigrantenarbeiders en autochtone arbeiders en de arbeidersklasse zo te verhinderen haar solidariteit te betuigen en haar eenheid te bevestigen als internationale klasse. Door de illusie te verspreiden dat de autochtone arbeiders tegen de, van overal komende, miserabelen iets te winnen, iets te verdedigen zouden hebben, probeert deze ideologische campagne hen te doen vergeten dat de toestand van de migranten deel uitmaakt van de bestaanswijze van de arbeidersklasse, van de ellende van haar eigen omstandigheden als uitgebuite klasse.
De massale uittocht van honderdduizenden mensen uit hun geboorteland vanwege honger en armoede is geen nieuw verschijnsel. Het beperkt zich ook niet tot de onderontwikkelde landen. Migratie maakt deel uit van het kapitalistische systeem zelf. Het maakt sinds het ontstaan ervan onderdeel uit van deze produktiewijze, dat gebaseerd is op de uitbuiting van de loonarbeid.
Het kapitalisme heeft zich dankzij de migratie kunnen ontwikkelen
Vanaf het begin van het kapitalisme vormde de nieuwe producerende klasse, het proletariaat, een klasse van migranten. Dankzij de migratie kon de bourgeoisie haar systeem van uitbuiting ontwikkelen door de vernietiging van de achterhaalde feodale productieverhoudingen. Zo vond vanaf het einde van de 15e eeuw, met name in Groot-Brittannië, ‘primitieve kapitaalaccumulatie’ plaats door de onteigening van de boeren, die gewelddadig van hun land verjaagd werden om gedwongen te gaan werken in de manufacturen. Onteigend door het opkomende kapitalisme werden ze met geweld gedwongen naar de stad te emigreren om daar hun arbeidskracht te verkopen aan de kapitalisten. Daarmee vormden de geproletariseerde boeren en ambachtslieden vanaf dat moment de eerste gemigreerde arbeiders. Deze door de opkomst van het kapitalisme veroorzaakte massale uittocht van het platteland ging in heel Europa vergezeld van ongekende repressiemaatregelen tegen al diegenen die door het opkomende kapitalisme moedwillig uitgehongerd en tot de bedelstaf veroordeeld werden en zo gedwongen waren zich te onderwerpen aan de loonslavernij. Zo beschreef Marx de terreur die het kapitalisme tegen alle vluchtelingen ontketende, nadat ze tot ronddolende zwervers waren gemaakt, gebrandmerkt, verminkt, in werkkampen opgesloten of opgehangen werden, omdat ze zich niet wilden schikken naar de regels van de kapitalistische dictatuur:“De door het verbreken van de feodale banden en de door de schoksgewijze gewelddadige onteigening van de grond verjaagde personen, dit vogelvrije proletariaat kon onmogelijk even snel door de opkomende manufactuur worden geabsorbeerd als het ter wereld was gebracht. Evenmin konden de plotseling uit hun vertrouwde omgeving verjaagde personen zich even plotseling schikken naar de discipline van de nieuwe situatie. In grote getale werden zij bedelaars, rovers en vagebonden, gedeeltelijk omdat ze daartoe aanleg hadden, in de meeste gevallen echter door de dwang der omstandigheden. Vandaar dat tegen het einde van de vijftiende eeuw en gedurende de gehele zestiende eeuw in geheel West-Europa een wrede wetgeving tegen landloperij werd ingevoerd. De vaders van de huidige arbeidersklasse werden aanvankelijk getuchtigd omdat zij vagebonden en paupers waren geworden, waartoe men hen echter had gedwongen. De wetgeving behandelde hen als ‘vrijwillige’ misdadigers en men nam aan dat het van hun goede wil afhankelijk was of zij bleven werken onder de niet langer bestaande, oude verhoudingen.” (Karl Marx, Het Kapitaal, De primitieve accumulatie en haar geheim)
Door deze wrede uitbuiting van de boeren en hun verandering in loonslaven verschafte het kapitalisme zich een eerste bron van arbeidskrachten. Gedurende de hele periode van opkomst, tot zijn hoogtepunt, aan het eind 19e eeuw, ontwikkelde het kapitalisme zich dankzij een voortdurende toevloed van migranten. In Groot-Brittannië, het oudste kapitalistische land, heeft de nieuwe heersende klasse haar opmars kunnen voortzetten dankzij de wrede uitbuiting van de massa’s havelozen die, met name in Ierland, uit de landbouwgebieden weggepest werden. “De snelle uitbreiding van de Engelse industrie zou niet mogelijk geweest zijn als Engeland niet had kunnen beschikken over een reserve in de vorm van de talrijke en arme bevolking van Ierland.” (Friedrich Engels, De toestand van de arbeidersklasse in Engeland) Dit ‘reserveleger’, dat gevormd werd door de Ierse immigranten, maakte het voor het Engelse kapitaal mogelijk om de concurrentie binnen de arbeidersklasse aan te wakkeren, waardoor het kapitaal de lonen kon drukken en de toch al ondragelijke uitbuitingsomstandigheden verder verslechteren.
Zo maakte het fenomeen migratie in het kader van de ontwikkeling van ieder nationaal kapitaal, vanaf het begin van het kapitalisme, al een integraal deel uit van de bestaanswijze van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse is in haar wezen een klasse van migranten, van verdrevenen, die zijn voortgekomen uit de bloedige vernietiging van de feodale productieverhoudingen.
In het midden van de 18e eeuw overstijgt deze migratie de nationale grenzen. In de grote industriële concentraties van West-Europa begon het kapitalisme aan te lopen tegen het probleem van de overproductie van waren. Zoals Marx het in 1857 verwoordde: “ontstaat met de ontwikkeling van de meerarbeid, die de basis vormt voor de kapitalistische uitbuiting, ook de overbevolking, met ander woorden: een massa van proletariërs die niet meer kunnen leven op dezelfde plaats bij een bepaald stadium van de ontwikkeling van de productiekrachten”. (K. Marx, Bijdrage tot de politieke economie)
De cyclische overproductiecrises, die kapitalistisch Europa vanaf het midden van de 19e eeuw teisteren, dwingen miljoenen proletariërs om aan de werkeloosheid en de honger te ontvluchten en naar de ‘Nieuwe Wereld’ te emigreren. Tussen 1848 en 1914 verlieten zo’n 50 miljoen arbeiders het oude continent om hun arbeidskracht elders te verkopen en vooral in Amerika.
Op dezelfde manier waarop in Engeland in de 16e eeuw de ontplooiing van het kapitalisme mogelijk gemaakt werd door de binnenlandse migratie, zo ook vormde de eerste kapitalistische wereldmacht, de VS, zich door de toestroom van tientallen miljoenen immigranten uit Europa (met name uit Ierland, Groot-Brittannië, Duitsland en de Noord-Europese landen).
Tot 1890 kon het Noord-Amerikaanse kapitaal zich, ten koste van een wrede uitbuiting van de immigranten en de rationalisatie van het werk in de fabrieken met behulp van het taylor-systeem in de fabrieken, stapsgewijs op de wereldmarkt waarmaken. Na 1890 werden grond en werk schaars en niet-gekwalificeerde immigranten uit het Middellandse-Zeegebied en Oost-Europa belanden in de getto’s van de grote steden en waren gedwongen om steeds lagere lonen te aanvaarden om te overleven. Toen het kapitalisme zijn hoogtepunt bereikte, was het gedaan met de mythe dat Amerika alle migranten kon opnemen. Vanaf het moment dat Amerikaanse kapitaal niet langer massale hoeveelheden arbeidskrachten nodig had voor de ontwikkeling van haar industrie, begon de bourgeoisie van dat land discriminerende maatregelen te nemen om asielzoekers te selecteren. Na de grote toevloed van proletarische immigranten uit Italië en Oost-Europese landen, die de VS aan het einde van de 19e eeuw binnenstroomden, begon de Amerikaanse bourgeoisie, vanaf 1898, haar grenzen te sluiten, vooral voor Aziatische immigranten. Niet langer kon iedere onbemiddelde migrant in de VS terecht. De nieuwe immigranten moesten bij kunnen dragen aan de winstgevendheid van het kapitaal. Iedere ongewenste immigrant werd meedogenloos afgewezen, naar het land van herkomst terugverwezen om daar te ‘creperen’. Een citaat uit een artikel van Le Figaro van 1903 vermeldt het volgende: “Iedere immigrant laat de 4 euro zien, die als minimum is vastgesteld en als hij 2 dollar belasting kan betalen, die de Amerikaanse regering vereist, wordt hij toegelaten … Degene die geen geld of relaties hebben in Amerika …, jong of oud, worden teruggestuurd naar waar ze gekomen waren. Maar een jongeman, met een goed voorkomen, wordt nooit geweigerd, zelfs als hij geen middelen op zak heeft (…) Deze uitzwermende menigte van ellendige arbeiders, arbeidsters, boeren,veroordeelden…deze vervloekten, verbannen door de tegenspoed van hun ondankbare vaderland, dat is Amerika (…) Het zijn hun broers die, zoals zij, in alle ellende geëmigreerd 60 jaar eerder uit dezelfde landen zijn, Amerika gemaakt hebben zoals het nu is”.
Zo heeft het kapitalisme, dankzij de migratie naar de andere continenten van het overschot aan arbeidskrachten als gevolg van de overproductiecrises in West-Europa, zijn heerschappij over de hele planeet kunnen uitbreiden.
De immigratie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme
De afname van de stroom migranten vormde de hele 20e eeuw een steeds opvallender kenmerk voor het kapitalisme in verval, dat gemarkeerd werd door het uitbreken van de Ie Wereldoorlog. Met het uitbreken van de eerste imperialistische slachting van 1914-1918 kwam aan de massale migratie van arbeiders, die de bloei van het kapitalisme vergezeld en mogelijk gemaakt had, een einde. Deze teruggang van de immigratie is niet het gevolg van de capaciteit van het kapitalisme de arbeiders stabiliteit te bieden, maar integendeel, de uitdrukking van een steeds groeiende afname van de productiekrachten. In de jaren voor en tijdens de Ie Wereldoorlog legde het kapitaal de arbeiders grote offers op, die voldoende waren om de oorlogseconomieën van ieder van de oorlogsvoerend landen te kunnen laten functioneren. Na de oorlog heeft de bourgeoisie van de West-Europese landen (vooral die van Duitsland) door de verschrikkelijke uitbuiting van een doodgebloed en verslagen proletariaat in de eerste revolutionaire golf van 1917-1923 haar economie weer op kunnen bouwen zonder een massaal beroep te hoeven doen op de arbeidskracht van immigranten.
Toen in de jaren 1930 de algemene overproductiecrisis in alle industriestaten, van West-Europa tot de VS, wreed uitbrak, en zich een nieuwe wereldoorlog onafwendbaar aftekende, kon een massale uitbarsting van werkloosheid alleen nog worden tegengegaan door de ontwikkeling van de wapenproductie.
Met de wederopbouw na de IIe Wereldoorlog, vooral vanaf de jaren 1950, ontstond er een nieuwe immigratiegolf, essentieel naar de West-Europese landen, een gebeuren dat door de dekolonisatie nog versterkt werd. Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Zwitserland en de Benelux openden al hun grenzen voor arbeiders uit minder onderontwikkelde landen. Spanjaarden, Turken, Joegoslaven en immigranten uit de Maghreb werden voor deze landen goedkope arbeidskrachten, die in dienst gesteld konden worden van de wederopbouw. Zo kon ook de aderlating, die de IIe Wereldslachting in de rijen van de arbeidersklasse van de oorlogvoerende landen had aangericht, gecompenseerd worden. De grote democratieën van West-Europa wierven miljoenen immigranten aan om hen extreem uit te buiten en hen voor karige lonen het vuilste en moeilijkste werk te laten verrichten.
Deze immigratiegolf, die in de jaren 1950 opnieuw opkwam in de centrale landen van het kapitalisme, bereikte echter nooit de omvang van de golf die een eeuw eerder de VS had bereikt, toen het kapitalisme nog een progressief systeem was dat op duurzame wijze de bestaansvoorwaarden van het proletariaat kon verbeteren. De arbeidersmigranten in de 19e eeuw verlieten met hun familie hun geboorteland in de hoop, dankzij de kapitalistische expansie, in de nieuwe wereld asiel en een zekere vorm van stabiliteit te vinden. Maar na de IIe Wereldoorlog betekende de opening van de grenzen van West-Europa voor arbeidersimmigranten nooit meer dan een tijdelijke mogelijkheid voor miljoenen arbeiders uit de onderontwikkelde landen om te overleven. De meesten van hen (vooral de arbeiders uit de Maghreb of uit Azië, die na de dekolonisatie vooral naar Frankrijk en Engeland trokken) waren gedwongen hun families achter te laten om slecht betaalde en ‘precaire’ arbeid te verrichten in de ‘landen van opvang’. Zonder enig toekomstperspectief en alleen met de bedoeling om hun ‘thuis achtergebleven’ vrouwen en kinderen te kunnen voeden, waren zij gedwongen om de slechtste arbeids- en levensomstandigheden te accepteren. Zonder eigen woning, als vee samengedreven in de ongezonde voorsteden, waren zij overgeleverd aan geldzucht van de ‘huisjesmelkers’, de politiecontroles en aan de treiterijen die met de oorlog in Algerije gepaard gingen. De levensomstandigheden van deze ‘goedkope arbeidskrachten’die het Westerse kapitalisme ten behoeve van haar wederopbouw na de oorlog uit de onderontwikkelde landen had geïmporteerd, deden denken aan het verschrikkelijke barbarendom van de primitieve accumulatie. Want de ellende van de immigranten omvat de totale ellende van het proletariaat als klasse, die niets anders bezit dan haar arbeidskracht. De onmenselijke voorwaarden, waaronder de immigranten moeten leven, tonen aan dat haar arbeidskracht slechts een koopwaar is die de burgerlijke slavenhandelaar altijd voor de laagste prijs probeert te kopen om haar kapitaal winstgevend te maken.
Toen aan het einde van de jaren 1960 de wederopbouw van na de IIe Wereldoorlog afgerond was, verklaarden de gastvrije’ West-Europese landen dat ze‘vol waren’ en begonnen ze overal hun grenzen te sluiten. In 1963 was het Zwitserland dat beperkende maatregelen nam, daarna volgden Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, die na de terugkeer van de economische wereldcrisis en de toename van de werkloosheid begin jaren 1970 besloten de immigratie in haar geheel te blokkeren. Maar het bleef niet bij deze maatregelen. Hoe meer het kapitalisme in crisis raakte, hoe meer het proletariaat als geheel voor de kosten moest opdraaien. Op het moment dat de eerste ontslagrondes plaatsvonden en tienduizenden arbeiders op straat werden gesmeten, werden de eerste immigranten uitgezet en de grenzen van West-Europa overgejaagd. Nadat ‘zachte middelen’ zoals de ‘hulp bij terugkeer’ niet effectief bleken, werd de ‘jacht op illegalen’ geopend en werden ze met duizenden gedeporteerd. Met behulp van speciale chartervluchten of eenvoudigweg door ze met militair geweld de grens over te zetten. Nadat ze meer dan twee decennia als lastdieren zijn gebruikt, worden ze, nu ze niet meer broodnodig zijn, in naam van het ‘recht op terugkeer naar het geboorteland’ door de democratische regeringen, zowel van links als van rechts, teruggestuurd om ‘thuis’ te creperen. En om de arbeidersklasse te verdelen laat de heersende klasse deze lasterlijke praktijken, met een ongekend cynisme, vergezeld gaan van campagnes tegen de migranten. Was het niet zo dat het rapport Dalle, in 1984, de immigratie de schuld gaf van de vertraging van de ontwikkeling in de automobielsector? Anders gezegd: de arbeidersmigranten zouden niet alleen tevreden zijn geweest met het ‘Franse brood, de fransen hun baan af te pikken, maar ze zouden ook nog verantwoordelijk zijn geweest voor het verlies aan concurrentiekracht van het nationale kapitaal, voor de verergering van de crisis en de werkloosheid dus!
Tegen de algemene ellende van het kapitalisme, klassesolidariteit van het wereldproletariaat
In werkelijkheid dienen de campagnes tegen de immigranten, die tegenwoordig overal ontketend worden, er niet alleen toe de arbeidersklasse te verdelen in autochtoon en allochtoon. Ze vormen een frontale aanval op het klassenbewustzijn van het proletariaat. Met behulp van deze smerige propaganda probeert de heersende klasse de alsmaar toenemende ellende van het proletariaat te verbergen achter een ideologische sluier, die door de toenemende ellende van het proletariaat steeds meer blootgelegd wordt: het onafwendbare historische bankroet van de kapitalistische productiewijze. De heersende klasse probeert te verbergen dat zij tegenwoordig niet in staat is om de hele arbeidersklasse ook maar het geringste perspectief te bieden. De uitsluiting van arbeidersmigranten, die door het kapitalisme veroordeeld wordt om ‘elders’ van honger om te komen, is het lot dat dit zieltogende systeem ook in petto heeft voor de miljoenen autochtone arbeiders, die definitief overgeleverd zijn aan de werkloosheid. Want geen enkele anti-vreemdelingenwet zal de onoverkomelijke crisis, die dit stervende systeem teistert, kunnen oplossen. De massaontslagen zullen de arbeiders onverbiddelijk blijven treffen, waar ze ook vandaan mogen komen. Het ‘recht op de eigen grond’, waarmee ze ons om de oren slaan, betekent voor de arbeiders niets anders dan het ‘recht’ om ‘thuis’ van honger of van kou om te komen, zoals al te zien is aan de groeiende massa ‘daklozen’, die door de grote steden zwerven.
Het is niet de immigratie die schuldig is aan de crisis en de werkeloosheid. Crisis en werkeloosheid zijn het gevolg van de onomkeerbare ineenstorting van de wereldeconomie, die ertoe neigt om de leefomstandigheden van de arbeidersklasse steeds te verslechteren en van de uitgebuite klasse steeds meer een klasse van uitgeslotenen, werk- en dakloze migranten zal maken.
Door zijn overheersing over de hele planeet heeft het kapitalisme een wereldarbeidersklasse geschapen. Voorzover hij ze nodig had, heeft hij ruimschoots een beroep gedaan op de arbeidskracht van de immigranten. Nu hij ze op een wrede manier over de grenzen jaagt, nu hij de planeet verandert in ‘no-mans-land’ voor de groeiende massa arbeiders, markeert hij het totale failliet van het systeem.
Als de dreiging van ‘de invasie’ van massa’s vreemdelingen, die op de vlucht gaan voor de ontketening van de chaos in de wereld om samen te stromen aan de grenzen van West-Europa de bourgeoisie van de meest geïndustrialiseerde landen een echte nachtmerrie bezorgt, dan komt dat omdat het kapitalisme aan het einde van zijn Latijn is, en het ter plekke aan ’t verrotten is.
Zoals de immigratiekwestie in het verleden een fenomeen was dat kunstmatig opgezet was, die door het kapitalisme in zijn bloeiperiode volledig beheerst werd, vormt de paniek die de onstuitbare toestroom van gigantische immigratiegolven, nu onder de heersende klasse veroorzaakt wordt slechts één van de vele manifestaties van het ter plekke wegrotten van dit systeem, van de onmogelijkheid van de decadente bourgeoisie om de maatschappij te sturen.
Als de immigratie zich nu, met de intrede van het kapitalisme in haar laatste fase, die van de ontbinding, voordoet als een koudvuur voor de heersende klasse, dan komt dat omdat het kapitalisme zelf is dat een plaag geworden is voor de hele mensheid.
Tegenover de ellende en het barbarendom van deze wereld in volle ontbinding bestaat er voor de arbeidersklasse slechts één perspectief: de logica van de concurrentie, van het ‘ieder voor zich’ van zijn eigen uitbuiters radicaal af te wijzen. Wat ook zijn afstamming, huidskleur of taal is, de arbeidersklasse heeft geen enkel gemeenschappelijk belang met het nationale kapitaal. Haar belangen kan zij slechts werkelijk verdedigen als ze overal haar internationale klassesolidariteit ontwikkelt en weigert zich te laten verdelen in geïmmigreerde en autochtone arbeiders. Deze solidariteit, moet ze laten zien door zich overal te weigeren aan te sluiten bij de burgerlijke campagnes, of die nu racistisch of anti-racistisch zijn, door massaal haar strijd te ontwikkelen op haar eigen klasseterrein, tegen alle aanvallen in die zij dagelijks ondergaat.
Enkel de bevestiging van haar gemeenschappelijke belangen, in haar strijd, zal het proletariaat in staat stellen al haar krachten te bundelen, zich op te stellen als één solidaire internationale klasse, om de kapitalistische moloch verslaan, vooraleer hij de hele planeet vernietigt.
Avril / 20.02.2002
(1) Bijna iedere dag zien we beelden van gestrande, gezonken of door de kustwacht geënterde schepen. Schepen die ontelbare hoeveelheden vluchtelingen naar een buitenpost van Europa hadden moeten brengen. Deze beelden van de Middellandse Zee horen allang bij het leven van alledag. Uitgeputte, uitgehongerde en aan de verdrinkingsdood ontsnapte vluchtelingen worden door de politie opgepakt en meestal gelijk in streng bewaakte kampen opgesloten. Nadien wacht hun uitzetting zonodig met geweld.
In de nasleep van de rellen die deze week in het hele land uitgebroken waren, onderwerpen de woordvoerders van de heersende klasse – regering, politici, media, enzovoort - ons aan een oorverdovende campagne die er op gericht is om ons hun 'programma' voor de toekomst te doen steunen: verregaande bezuinigingen en een toenemende repressie tegen iedereen die zich daarover beklaagt.
Groeiende soberheid, omdat zij geen antwoord hebben op de dodelijke economische crisis van hun systeem. Zij kunnen alleen verder door te snijden in banen, lonen, sociale verworvenheden, pensioenen, gezondheidszorg en onderwijs. Dat kan enkel een verslechtering betekenen van juist die maatschappelijke omstandigheden, die een groot deel van een gehele generatie er van overtuigt dat er voor hen geen enkele toekomst bestaat. Om die reden wordt elke ernstige discussie over de sociale en economische oorzaken van de rellen afgedaan als het 'excuseren' van de relschoppers. Het zijn criminelen, zo wordt ons voorgehouden, en dus zal er tegen hen opgetreden als criminelen. Einde verhaal. Dat komt dan zeer goed uit, omdat de staat geen enkel voornemen heeft om nog geld te pompen in de binnensteden, zoals hij dat deed na de rellen van de jaren 1980.
Verhoogde repressie, omdat dat het enige is wat onze heersers ons kunnen bieden. Zij gaan maximum profijt halen uit publieke bezorgdheid over de vernieling, die veroorzaakt is door de rellen, om de uitgaven voor de politie te verhogen, om hen uit te rusten met rubberkogels en waterkanonnen, zelfs om over te gaan tot de avondklok en het leger op straat te brengen. Deze wapens, samen met de toegenomen bewaking van de sociale netwerken van het internet en het 'snelrecht', dat uitgesproken wordt tegen hen die na de rellen werden aangehouden, zal niet enkel ingezet worden tegen plunderaars en herrieschoppers. Onze heersers weten maar al te goed dat de crisis een opkomend getij van sociale revolte en arbeidersstrijd bewerkstelligd, die zich verbreid heeft van Noord-Afrika tot Spanje en van Griekenland tot Israël. Zij zijn er zich heel goed van bewust dat zij in de toekomst te maken zullen gaan krijgen met zulke massale bewegingen. En ondanks al hun democratisch pretenties zullen zij, net als de openlijk dictatoriale regimes zoals in Egypte, Bahrein of Syrië, bereid zijn om geweld tegen hen te gebruiken. Dat hebben zij vorig jaar in Groot-Brittannië al getoond tijdens de studentenstrijd.
Het 'moreel hoogstaande peil' van de heersende klasse
De campagne over de rellen is gebaseerd op de bewering dat zij een moreel hoogstaande peil hebben. Het loont de moeite om even in te gaan op de kern van deze beweringen. De spreekbuizen van de staat veroordelen het geweld van de rellen. Maar het is diezelfde staat die nu op een veel grotere schaal geweld gebruikt tegen de bevolkingen van Afghanistan en Libië. Geweld dat elke dag wordt voorgesteld als heldhaftig en onbaatzuchtig, terwijl het enkel dient van de belangen van onze heersers te vrijwaren.
De regering en de media veroordelen de wetteloosheid en criminaliteit. Maar het was de wreedheid van hun eigen krachten van rust en orde, die in de eerste plaats de rellen deden ontvlammen: van het neerschieten van Mark Duggan tot de hooghartige behandeling van zijn familie en haar medestanders, die demonstreerden voor het politiebureau van Tottenham om te weten te komen wat er precies was gebeurd. En dit komt bovenop een lange waslijst van mensen uit buurten zoals Tottenham, waar mensen in voorarrest doodgegaan zijn of op straat dagelijks te maken hebben met pesterijen van de politie.
De regering en de media veroordelen de hebzucht en het egoïsme van de plunderaars. Maar zij zijn de bewakers en propagandisten van een maatschappij, die functioneert op basis van de georganiseerde hebzucht, van de opeenhoping van weelde in de handen van een kleine minderheid. Ondertussen wordt de rest van ons niet aflatend gestimuleerd om producten te consumeren die hun winsten realiseren, om onze waardigheid af te meten aan de hoeveelheid spullen die wij kunnen kopen. En aangezien ongelijkheid niet alleen vastgebakken zit in dit systeem, maar ook steeds maar erger wordt, kan het geen verassing zijn dat diegenen die onderaan aan de ladder verkeren en zich de blinkende dingen niet kunnen veroorloven, waarvan men zegt dat zij ze nodig hebben, denken dat het antwoord op hun probleem gelegen is het jatten van wat en wanneer ze maar kunnen.
De heersers veroordelen deze kleinschalige plunderingen, terwijl zij zelf deelnemen aan een uitgebreide operatie van plundering op wereldschaal – de olie- en houtkapmaatschappijen die uit winstbejag de natuur leegroven, de speculanten die rijkelijk beloond worden voor het opdrijven van de voedselprijzen, de wapenverkopers die profiteren van dood en vernieling, de fatsoenlijke financiële instellingen die miljarden witwassen uit de drugshandel. Een wezenlijk deel van deze diefstal maakt dat een toenemend deel van de uitgebuite klasse de armoede, de uitzichtloosheid en de criminaliteit ingeduwd wordt. Het verschil ligt er in dat de wetschenders de onderaan de maatschappij verkeren, gewoonlijk gestraft worden, terwijl de top van de misdaad de dans ontspringt.
Kortom: de moraal van de heersende klasse bestaat niet.
De hamvraag: hoe zich verzetten?
De hamvraag die ons bezighoudt – de grote meerderheid –, die niet profiteert van deze reusachtige plunderoperatie die men kapitalisme noemt, is de volgende: hoe kunnen wij onszelf afdoende verdedigen wanneer dit systeem, dat nu openlijk in de schulden steekt, en verplicht is om alles van ons af te pakken?
Zijn de rellen, zoals wij die de laatste week gezien hebben in Groot-Brittannië, een methode om terug te vechten, om er controle op te krijgen, om onze krachten te verenigen, om voor onszelf een andere toekomst uit te stippelen?
Velen, die deelnamen aan de rellen drukten hun ergernis uit over de politie en over de bezitters van de rijkdom, die zij zien als de belangrijkste oorzaak van hun armoede. Maar bijna onmiddellijk hebben de rellen meer negatieve elementen naar boven gehaald, meer duistere gedragingen die gevoed zijn door tientallen jaren van sociale verloedering in de armste stadswijken, van de cultuur van de bendes, van het zich eigen maken van de heersende filosofie van ieder voor zich en 'wordt rijk of sterf”. Zo ontspoorde het oorspronkelijke protest tegen de politie-repressie in een chaos van anti-sociale en anti-arbeiders acties: intimidatie en achterbaks beroven van individuen, het vernielen van buurtwinkels, aanvallen op personeel van brandweer en ziekenwagens, en het lukraak afbranden van gebouwen, soms nog terwijl de bewoners binnen waren.
Zulke acties bieden absoluut geen perspectief om weerstand te bieden aan het dievensysteem waarin wij leven. Integendeel, ze dienen alleen om de verdelingen nog groter te maken onder diegenen die te lijden hebben onder het systeem. Geconfronteerd met aanvallen op de lokale winkels en gebouwen, bewapenden sommige inwoners zichzelf met baseball-stokken en vormden 'beschermingseenheden'. Anderen namen daags na de rellen als vrijwilligers deel aan de schoonmaakoperaties. Veel gewone mensen beklaagden zich over het gebrek aan aanwezigheid van de politie en eisten strengere maatregelen.
Wie gaat er het meest profiteren van deze verdelingen? De heersende klasse en haar staat. Zoals wij al gezegd hebben: de machthebbers zullen er zich nu op beroepen een mandaat te hebben van het volk om hun machinerie van politie en militaire repressie op te voeren, om alle vormen van protest en politieke onvrede te brandmerken als vormen van criminaliteit. De schuld van de rellen werd al in de schoenen geschoven van 'anarchisten' en pas een week of twee geleden maakte de ‘Met’ (Metropolitan) de vergissing de aanbevelingen van over verlinken van mensen, die een klasseloze maatschappij nastreven, te publiceren.
De rellen vormen een weerspiegeling van het slop waarin het kapitalisme is terechtgekomen. Ze zijn geen vorm van arbeidersstrijd, eerder een uitdrukking van razernij en wanhoop in een toestand waarbij de arbeiders als klasse afwezig is. Plundering is geen stap vooruit naar een hogere vorm van strijd, maar een hindernis op weg daarheen. Vandaar de gerechtvaardigde frustratie van een vrouw die duizenden konden zien op Youtube die de plundering aanklaagde omdat het de mensen belette om bijeen te komen en het te hebben over waarvoor er moet gestreden worden: “Ik wordt ziek van jullie allemaal.. wij komen totaal niet samen om te vechten voor een zaak. Het enige wat we doen is bagagekluizen openbreken...”.
Bijeenkomen en vechten voor een zaak, dat zijn methodes van de werkenden klasse. Dat is de moraal van de proletarische klassestrijd, maar de arbeiders lopen gevaar om zodanig te worden aangevreten door de atomisering en het nihilisme dat hele sectoren van de arbeidersklasse vergeten zijn, wie ze eigenlijk zijn.
Maar er is een alternatief
In de massale en veel omvattende bewegingen in Tunesië, Egypte, Spanje, Griekenland of Israël ontwaren wij dat de arbeidersklasse haar klasse-identiteit hervindt en de klassestrijd weer ontstaat. Ondanks al hun zwakheden, laten deze bewegingen ons een glimp zien van een andere manier van strijden: door bijeenkomsten op straat, waar iedereen een stem heeft; door intensieve politieke discussie waar elk punt bediscussieerd kan worden; door de georganiseerde verdediging tegen politie en tuig, door arbeidersbetogingen en stakingen; door het stellen van het vraagstuk van de revolutie, van een volledige andere maatschappijvorm. Een maatschappij die niet gebaseerd is op ‘oog om oog, tand om tand’, maar op solidariteit onder menselijke wezens, niet op de productie voor verkoop en winst, maar op een productie voor wat wij werkelijk nodig hebben.
Samengevat komt het er op neer dat, gezien de verdelingen, die ontstaan zijn door de rellen, de staat erin geslaagd is zijn boodschap door te duwen dat iedere strijd tegen het huidige systeem alleen maar kan uitlopen op blinde vernieling. Hierdoor ziet het er naar uit dat de ontwikkeling van een echte beweging van de klasse in Groot-Brittannië nog grotere moeilijkheden zal moeten trotseren dan daarvoor. Maar op wereldschaal blijft het perspectief bestaan: een dieper wordende crisis van deze werkelijk zieke maatschappij en een toenemend bewust en georganiseerd verzet van de uitgebuiten. Daar zal ook de heersende klasse in Groot-Brittannië niet van gespaard blijven.
IKS / 14.08.2011
De laatste drie weken zijn er in Israël honderdduizenden mensen op straat gekomen om te protesteren tegen de duizelingwekkende levensduurte, de toenemende onmogelijkheid voor een gemiddelde persoon om zich een woonstede te kunnen veroorloven, de ontmanteling van de sociale zekerheid. De betogers eisen 'sociale rechtvaardigheid', maar velen praten ook over 'revolutie'. Ze maken er geen geheim van dat ze geïnspireerd zijn door de golf van opstanden in de Arabische wereld, die zich nu uitgebreid heeft naar Spanje en Griekenland. De Israëlische Eerste Minister Netanyahoe, wiens keiharde rechtse politiek een populair succes scheen gewonnen te hebben, wordt plotseling vergeleken met dictators van Egypte (Moebarak, die nu berecht wordt voor het neerschieten van protesterende mensen) en Syrië (Assad, die nu het bevel geeft tot moorddadige slachtingen tegen een bevolking die zijn regime steeds meer kotsbeu is).
Zoals de bewegingen in de Arabische wereld en in Europa, lijken de betogingen en tentendorpen, die nu in talloze steden in Israël opduiken, uit de lucht komen te vallen: boodschappen op Facebook, enkele mensen die hun tent neerplanten op stadspleinen... en van toen af aan zijn er in één weekend tussen de 50.000 en 150.000 komen demonstreren in Tel Aviv (met meer dan 200.000 op zaterdag, 6 augustus), en in het hele land waren er misschien wel drie of vier keer zoveel bij betrokken, het merendeel onder hen jonge mensen.
Net zoals in andere landen, zijn de betogers dikwijls slaags geraakt met de politie. Net zoals in andere landen hebben de officiële politieke partijen en de vakbonden geen leidende rol gespeeld in de beweging, zelfs al zijn er zeer wel bij aanwezig. De mensen, die bij de beweging betrokken zijn, worden dikwijls geassocieerd met ideeën over directe democratie en zelfs met anarchisme. Aan een demonstrant, die werd geïnterviewd door RT News Network, werd gevraagd of de protesten geïnspireerd waren door de gebeurtenissen in de Arabische landen. Hij antwoordde: “Er is heel veel invloed van wat er gebeurd is op het Tahrir-plein... Natuurlijk is er grote invloed. Dat gebeurt wanneer de mensen beseffen dat zij macht hebben, dat zij zichzelf kunnen organiseren, dat zij geen regering meer nodig hebben om hen te zeggen wat zij moeten doen. Zij kunnen nu beginnen met de regering te zeggen wat zij willen”. Ook al drukken deze standpunten slechts de bewuste mening van een minderheid uit, dan weerspiegelen ze toch een meer algemeen gevoel van desillusie in het gehele burgerlijke politieke systeem, of het nu dictatoriaal of democratisch is.
Net zoals haar tegenhangers elders, is deze beweging historisch in haar betekenis, zoals wordt opgemerkt door een Israëlische journalist, Noam Sheizaf: “In tegenstelling tot Syrië of Libië, waar dictators hun eigen burgers bij honderden afslachtten, was het, voor wat de Joodse gemeenschap betreft, nooit echt de onderdrukking die de sociale orde in Israël bij elkaar hield. Het was indoctrinatie, een dominante ideologie, om een term te gebruiken die bij voorkeur gebruikt wordt door kritische theoretici. En het was de culturele orde die in vraag gesteld werd in deze protestbeweging. Voor het eerst was een groot deel van de Joodse middenklasse - het is nog te vroeg om in te schatten hoe groot deze groep is – die erkende dat zij een probleem hadden niet met andere Israëli's of met de Arabieren, of met en bepaalde politici, maar met de ganse sociale orde, met het hele systeem”. In deze zin is het unieke gebeurtenis in de geschiedenis van Israël.
Daarom heeft dit protest zo’n geweldig potentieel. Dit is ook de reden waarom wij niet enkel moeten kijken naar de onmiddellijke uitkomst ervan – ik denk niet dat wij de regering in de nabije toekomst zullen zien vallen – maar naar de gevolgen op lange termijn, de onderstroom die zeker naar boven zal komen. ‘De werkelijke betekenis van het tentenprotest’.
En toch zijn er die maar al te gelukkig zijn met het minimaliseren van de betekenis van deze gebeurtenissen. De officiële pers heeft hen in grote mate helemaal genegeerd. De 800 tot 1000 man sterke buitenlandse persstaf in Jeruzalem (tweede in omvang na die in Washington), begon pas enige belangstelling te vertonen nadat de beweging al een paar weken bezig was. Je zou lang moeizaam moeten zoeken om enige vermelding van deze beweging te vinden in 'progressieve' kranten zoals The Guardian en Socalist Worker in Groot-Brittannië.
Een andere aanpak is om de beweging te kenschetsen als een beweging van de 'middenklasse'. Het klopt dat wij, net zoals bij alle andere bewegingen, hier te doen hebben met een brede sociale revolte die het ongenoegen tot uitdrukking brengt van vele verschillenden sociale lagen in de maatschappij, van kleinhandelaars tot arbeiders in het productieproces. Allen worden ze getroffen door de economische wereldcrisis, de groeiende kloof tussen rijk en arm en, in een land als Israël, de verslechtering van de levensomstandigheden door de onverzadigbare eisen van de oorlogseconomie. Maar de 'middenklasse' is zo een vage term geworden, dat iedereen die onderwijs gehad heeft en een baan heeft daarmee bedoeld wordt. En in Israël, net als in Noord-Afrika, Spanje of Griekenland, wordt een toenemend aantal jongeren, die gestudeerd hebben, er toe genoodzaakt de rijen van het proletariaat te vervoegen, en als ze al werk kunnen vinden, te werk gesteld in slecht betaalde banen, waar geen opleiding voor nodig is. In elk geval zijn ook de meer 'klassieke' sectoren van de arbeidersklasse betrokken bij de betogingen: openbare diensten en industrie-arbeiders, de armste delen van de werklozen, sommige zijn niet-Joodse immigranten uit Noord-Afrika of andere Derde wereldlanden. Er was ook een 24-uurs staking toen de Histradut vakbondsfederatie probeerde een regeling te treffen met de ontevredenheid van haar eigen leden.
Een van de grootste lasteraars van de beweging kwam van uiterst links. Zoals een van de posters van libcom schreef: “ik had grote ruzie met een van de leiders van de SWP in mijn vakbondsafdeling, wiens argument er op neerkwam dat Israël geen arbeidersklasse had. Ik vroeg haar wie dan de bussen bestuurde, wie de wegen bouwde, op de kinderen paste, enzovoort. En ze stak een tirade af tegen het zionisme en de bezetting”. (een van de forums op libcom).
Dezelfde bron bevatte ook een link naar een linkse blog, die met een meer ontwikkelde versie aankwam van dit argument: “het is duidelijk dat elk niveau van de Israëlische maatschappij, van de vakbonden tot de onderwijssystemen, de strijdkrachten en de overheersende politieke partners, betrokken zijn bij het apartheidssysteem. Het was zo vanaf het prille begin, in de echte kiemen van de Israëlische staat die opgebouwd werd tijdens de periode van het Britse mandaat. Israël is een land van kolonisten, en dit heeft enorme vertakkingen bij de ontwikkeling van het klassebewustzijn. Zo lang er gestreefd wordt naar het uitbouwen van koloniale buitenposten, zolang de bevolking haar belangen identificeert met de expansie van het nederzettingenkolonialisme, is er weinig hoop op een ontwikkeling van een onafhankelijk revolutionaire kracht bij de arbeidersklasse. Het is niet alleen een kolonialistische nederzettingenmaatschappij, maar ze wordt ook nog ondersteund met de materiële middelen van het VS-imperialisme. (een link naar een linkse blog)
Het idee dat de Israëlische arbeidersklasse een speciaal geval is, heeft velen van uiterst links er toe gebracht om te stellen dat de protestbeweging niet gesteund zou mogen worden, of dat ze enkel gesteund zou mogen worden als ze eerst stelling zou nemen ten aanzien van het Palestijnse vraagstuk: “De sociale protesten in Israël zijn sinds de jaren 1970 sterk in de verf gezet en worden verwacht uit te monden in een hervormingspolitiek of zelfs een herschikking in de regeringsautoriteit. Maar zolang de hervormingen zich niet richten op zaken die de kern van Israëls onderdrukkende en discriminerende huisvestingspolitiek raken, zolang de politiek niet verandert en de Palestijnen niet op gelijke voet behandelt als de Israëli's, zolang de bevelen tot uitzetting niet meer willekeurig uitgevaardigd worden, zijn de hervormingen waardeloos en zijn de protesten zinloos.(…) Israëls eenzijdige, 'liberale' huisvestingsprotest is niet een beweging die het waard is om aan deel te nemen of zelfs maar te verdedigen” (Sami Kishawi, Sixteen Minutes to Palestine blog).
In Spanje vonden er gelijkaardige debatten plaats onder de deelnemers van de '15M'-beweging, bijvoorbeeld rond het voorstel: “... dat de Israëlische beweging enkel kan gesteund worden als ze beweging een standpunt inneemt omtrent het Palestijnse vraagstuk, en duidelijk en openlijk de bezetting, de blokkade van Gaza aanklaagt en {oproept tot} het einde van de nederzettingenpolitiek” (van dezelfde bron op Libcom).
Op deze argumenten van uiterst links wordt in de praktijk geantwoord door de beweging in Israël. Nu al wordt dit in Israël op de straat in vraag gesteld en wordt de verdeling tussen Joden en Arabieren betwist. Enkele voorbeelden: in Jaffa, droegen tientallen Arabieren en Joden borden in het Hebreews en in het Arabisch waarop stond “Arabieren en Joden willen betaalbare huisvesting” en “Jaffa wil niet dat alleen de rijken kunnen meedingen”.
Arabische activisten zetten een kampement op in het centrum van Taibeh en elke avond wordt het door honderden mensen bezocht: “Dit is een sociaal protest dat voortkomt uit het diepe leed in de Arabische gemeenschap. Alle Arabieren lijden onder de kosten voor levensonderhoud en het tekort aan huisvesting”, zei een van organisatoren, Dr. Zoheir Tibi. Een aantal Droesische jongeren zetten een tent op buiten de dorpen Yarka en Julis, in het westen van Galiliea: “Wij proberen iedereen naar de tenten te brengen om zich bij het protest te aan te sluiten”, zei Wajdi Khatar, een van de initiatiefnemers tot het protest. Een gezamenlijk Joods en Palestijns kamp werd opgezet in de stad Akko, evenals in Oost-Jeruzalem, waar er protesten aan de gang waren van zowel Joden als Arabieren tegen de uitzettingen van deze laatsten uit de Sheikh Jarrah buurt. In Tel Aviv, werden er contacten gemaakt met de bewoners van de vluchtelingenkampen in de bezette gebieden, die op bezoek kwamen in de tentenkampen en discussies aangingen met de protestesterenden. (1)
In Lewinsky Park in het zuiden van Tel Aviv, waar het tweede grootste tentenkamp een week lang heeft gestaan, kwamen op 1 Augustus een honderdtal Afrikaanse migranten en vluchtelingen samen voor een discussie over de aan de gang zijnde protesten tegen de levensduurte, die in heel Israël plaatsvonden.
Talrijke betogers hebben hun frustratie tot uitdrukking gebracht met de manier waarop het onophoudelijke refrein van de 'veiligheid' en de 'dreiging van het terrorisme' wordt gebruikt om de bevolking de groeiende economische en sociale ellende te doen slikken. Sommigen hebben openlijk gewaarschuwd voor het gevaar dat de regering militaire botsingen zou kunnen uitlokken of zelfs een nieuwe oorlog om de 'nationale eenheid' te herstellen en de beweging te splijten. (2) Zoals het zich afspeelt lijkt het er op dat de regering Netanyhou de beweging achterna loopt ,en verrast als ze is, probeert door middel van het aanbieden van allerlei zoethoudertjes het vuur uit de beweging te halen. Maar het punt blijft dat er inderdaad een toenemend besef is dat de militaire toestand en de sociale situatie heel nauw met elkaar verbonden zijn.
Zoals altijd is de materiële toestand van de arbeidersklasse de sleutel tot de ontwikkeling van het bewustzijn, en de huidige sociale beweging versnelt in grote mate de mogelijkheid om de militaire situatie te benaderen vanuit een klasse-standpunt. Het Israëlische proletariaat, dat dikwijls bedrogen is geweest door de linkervleugel van het kapitaal als een 'bevoorrechte' kaste die teerde op de ellende van de Palestijnen, draait nu hard op voor de Israëlische oorlogsinspanningen met levens, psychologische schade en materiële verarming. Een heel precies voorbeeld dat verbonden is met een van de centrale kwesties van de huidige beweging is de huisvesting: de regering sluist een zeer onevenredige hoeveelheid geld naar de bouw van nederzettingen in de bezette gebieden, meer dan in een toename van de huisvesting in de rest van Israël.
De betekenis van de huidige beweging in Israël, met al haar verwarringen en twijfels, is dat het heel duidelijk het bestaan bevestigd heeft van klasse-uitbuiting en klassenconflicten binnen de schijnbare nationale monolithische staat Israël. De verdediging van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse zal onvermijdelijk botsen met de opofferingen die geëist worden voor de oorlog. En als resultaat daarvan zullen alle concrete politieke kwesties die gesteld worden door de oorlog boven water komen, bediscussieerd en verhelderd worden: de apartheidswetten in Israël en de bezette gebieden, de brutaliteit van de bezetting, de dienstplicht, tot en met de ideologie van het Zionisme en het valse ideaal van de Joodse staat. Natuurlijk zijn dit vraagstukken die moeilijk zijn en verdeling oproepen en de verleiding is zeer groot geweest te om ze maar niet openlijk te stellen. Maar de politiek heeft de neiging om binnen te dringen elk sociaal conflict. Een voorbeeld hiervan is het groeiende conflict geweest tussen de betogers en uiterst rechts – de Kahanisten, die de Arabieren uit Israël willen bannen, en de fundamentalistische kolonisten die de betogers zien als verraders.
Maar het zou geen vooruitgang zijn als de beweging deze rechtse ideologieën zou verwerpen en de standpunten zou overnemen van de linkervleugel van het kapitaal: de steun voor het Palestijnse nationalisme, voor een twee staten-oplossing of een 'democratische' staat. De huidige internationale golf van revoltes tegen de kapitalistische bezuinigingen opent de deur naar een algehele andere oplossing: de solidariteit van al de uitgebuitenen dwars door de grenzen van religieuze en nationale verdelingen heen. Klassenstrijd in alle landen met als uiteindelijk doel een wereldwijde revolutie zal de negatie worden van alle nationale grenzen en staten. Een jaar of twee geleden zou zo’n perspectief, in het beste geval, nog volslagen utopisch geleken hebben. Vandaag beschouwen toenemende aantallen een globale revolutie als een realistisch alternatief voor het in elkaar stortende systeem van het globale kapitaal.
Amos 7/8/11.
Eindnoten:
(1) Een van de Israëli's die deelnam aan deze meetings beschrijft de positieve effecten die de discussies hebben op de ontwikkeling van bewustzijn en solidariteit: “Onze gasten, sommige met vrome hoofddoeken op, luisterden aandachtig naar het verhaal over de jonge mensen uit de Joodse middenklasse die geen plaats vinden om te wonen, te studeren of te werken. De tenten zijn zo talrijk en zo klein. Ze knikken met verbazing, drukken hun sympathie of misschien zelfs hun plezier uit over het nieuwe potentieel aan solidariteit. De goed gebekte is er vlug bij om te komen met een rake slotzin, waar niemand van ons was opgekomen: “Hada “Muchayem Lajiyin Israeliyin!” – “Een vluchtelingenkamp voor Israëli's!”, riep ze uit.
Wij lachen om deze leuke grap. Gen enkele gelijkenis, zeker weten – of juist een klein beetje, tegen alle verwachtingen in. Van de jonge mensen van Rothschild (moge Allah hem helpen, moge hun protest vrucht dragen), wordt aangenomen dat zij om het even welk moment kunnen wegtrekken en teruggaan naar het grimmige leven, waaraan ze gewend waren voor ze verhuisden naar de griezelige boulevard. Toch zijn ze veroordeeld tot de laagste trede van de Israëlische huisvestingsketen – zonder eigendom, zonder land en geen eigen dak boven het hoofd. Sommige van de vrouwen die die avond bij ons zijn – geestdriftig, heel nieuwsgierig en gepassioneerd door plezier – zijn vrouwen geweest die voor het grootste deel van hun leven in een 'echt' vluchtelingenkamp hebben geleefd. Sommige waren daar geboren, andere trouwden en verhuisden om het lot te delen van grote families die opeengepakt zitten in vervallen huizen, die vele jaren geleden opgezet waren als tijdelijke tenten aan de rand van steden en dorpen op de Westelijke Jordaanoever.
“De boze bewoners van Israëls 'vluchtelingenkampen' over het hele land maken deze dagen een proces door dat hen ontwaakt uit het valse bewustzijn, en dat hen dreef naar deze netelige aansluiting van de zomer van 2011. Het is geen gemakkelijk proces, maar wel waard om een inspanning voor te leveren wanneer je helemaal teruggaat naar de wortels van onze problemen. Diegenen die vorig weekeinde het voorrecht hadden om te dansen, te zingen en te knuffelen op een dak in Tel Aviv met onze vrienden uit de dorpen en vluchtelingenkampen uit de bezette gebieden, zullen nooit akkoord gaan om het warme menselijke contact op te geven met de mensen, die wij ooit beschouwden als onze vijanden. Denk maar even aan hoeveel goede woonsteden gebouwd zouden kunnen worden met de middelen die tientallen jaren lang verspild werden aan de domme opvatting dat alle niet-Joden een 'gevaar voor onze demografie' vormen”.
(2) Zie bijvoorbeeld het interview with Stav Shafir on RT news.
De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben op 21 juni samen een verklaring uitgegeven om hun solidariteit te onderstrepen met de stakers van Viva! Zorggroep uit de IJmond en Haarlem. Deze verklaring is op grote schaal verspreid tijdens de protestmanifestatie tegen de afschaffing van de PGB, die op 23 juni in Den Haag plaatsvond en waar de actievoerders van Viva!Zorggroep zich uit solidariteit bij aangesloten hadden. De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben op 21 juni een verklaring onderschreven om hun solidariteit te onderstrepen met de stakers van Viva! Zorggroep uit de IJmond en Haarlem. Deze verklaring is op grote schaal verspreid tijdens de protestmanifestatie tegen de afschaffing van de PGB, die op 23 juni in Den Haag plaatsvond en waar de actievoerders van Viva!Zorggroep zich uit solidariteit bij aangesloten hadden.
Dit initiatief tot het uitbrengen, verspreiden en publiceren van een gezamenlijke solidariteitsverklaring verdient daarom alle aandacht, omdat het eerste keer is dat groepen, die zich baseren op het internationalistische karakter van de strijd, een activiteit hebben ontwikkeld ter ondersteuning en uit solidariteit met een sector van de arbeidersklasse. Of de thuiszorgwerkers de strijd nu winnen (hopelijk wel) of niet, dit geslaagde initiatief van de drie groepen vormt een duidelijke stap vooruit in de politieke versterking van de strijd van de arbeidersklasse.
Na de verspreiding van solidariteitsverklaring van de drie voornoemde groepen en nadat de thuiszorgwerkers hun solidariteit hadden betoont met alle mensen, die hun zorg kwijtraken, is de strijd van de groep actievoerders “Wij zijn de Thuiszorg” onverminderd doorgegaan. Van de 28e tot en met de 30e juni staken ze opnieuw en organiseren ze een bezetting van de Grote Markt in Haarlem.
Hopelijk brengt hun strijdbaarheid hen er ook toe op zoek te gaan naar solidariteit met de arbeiders van het openbaar vervoer, die woensdag de 29e in staking gaan en in Den Haag in protest bijeenkomen. Hopelijk vervoegen ze zich ook, met een delegatie, bij de demonstratie van de brandweer in Amsterdam om hen ervan te overtuigen dat de strijd beter gezamenlijk gevoerd kan worden.
Want het is alleen in solidariteit met andere arbeiders in andere instellingen, in andere bedrijven en in andere sectoren dat er eenheid in de strijd in de klasse gebracht kan worden en de strijd op klasseterrein zelf fundamenteel versterkt kan worden.
De stakingen, de acties, bezettingen: op zoek naar verbreding van de strijd!
Sinds januari van dit jaar voeren de thuiszorgmedewerkers van Viva! Zorggroep in IJmond en in Haarlem actie. Waarom? Omdat hun baas met het idee kwam om hen hetzelfde werk te laten doen voor minder salaris. Op 15 april jongstleden ontving ieder van hen een envelop met daarin een nieuw, zonder meer schandalig salarisvoorstel. Het kwam er op neer dat hun salaris van 13,10 euro (voor sommigen iets minder) bruto per uur naar 9,92 euro per uur bruto omlaag zou gaan. Als ze niet akkoord zouden gaan, dan zou er ontslag volgen!!.
De inmiddels opgerichte actiegroep van de thuiszorgmedewerkers,“Wij zijn de Thuiszorg”, heeft alle 650 collega’s opgeroepen om niet te tekenen en in plaats daarvan actie te gaan voeren. Later is deze oproep ondersteund door AbvakaboFNV en daarna ook de CNV. Ze komen op voor hun rechten en willen niet ontslagen worden. Inmiddels zijn ze al meer dan zeven keer bij de gemeente geweest hun eisen naar voren te brengen of te protesteren op de publieke tribune. De actiegroep“Wij zijn de Thuiszorg”, is met een lijst van vragen naar de informatiebijeenkomst gegaan van de ondernemingsraad, waar hen de toegang werd geweigerd.
Omdat de actiegroep heeft opgeroepen niet te tekenen en niemand van hen ontslagen wil worden, zijn ze samen tot de slotsom gekomen dat er geen andere weg meer overbleef dan te gaan staken. Ze hebben inmiddels al zo’n zeven stakingsdagen achter de rug. Maar staken is een uitzondering in de zorg. Daarom stellen ze ook “Wij gaan daar zo zorgvuldig mogelijk mee om. Wij werken met respect voor onze cliënten. Nu hebben ze respect voor ons.”
Afgelopen donderdagmiddag 16 juni hebben nog ze een geslaagde bijeenkomst gehouden op de Grote Markt in Haarlem. Anita Kuipers van het actiecomité“Wij zijn de Thuiszorg”, gaf een samenvatting van de strijd tot nu toe en deed verslag van het bezoek dat zij, in het kader van het zoeken naar solidariteit, met acht ViVa!-collega’s had gebracht aan andere thuiszorgmedewerkers in Utrecht.
Na 3 keer Haarlem, 2 keer IJmuiden en 1 keer Velsen-Noord hebben ze besloten dat het tijd wordt om daar naartoe te gaan, waar de bezuinigingsmaatregelen gedicteerd worden: Den Haag! Komende donderdag 23 juni gaan ze massaal naar Den Haag om zich te vervoegen bij het protest van de PGB-ers, die daar tegelijkertijd plaatsvindt op Het Plein. Door hun strijd met die van andere andere sectoren te verbinden maken ze duidelijk dat ze zich niet in een hoekje laten drukken, maar de ramen willen openzetten en aan hun protest een bredere basis willen geven. "Zo verbreden we de actie voor goede zorg, voor cliënten en werknemers”.Aldus een van de leden van het actiecomité“Wij zijn de Thuiszorg”,
De thuiszorgmedewerkers van Viva! Zorggroep in IJmond en in Haarlem hebben een moedige en belangrijke stap gezet. Een voorbeeld voor alle andere werkenden in de zorg in Nederland. Want overal gebeurt hetzelfde: loonsverlagingen ontslagen, kaalslag in de zorg en flexibilisering van contracten. We moeten vechten voor een menswaardig zorgcontact, waarin het niet alleen goed werken is, maar waar een warme, menselijke zorg bestaat. Een zorg waar mensen op een kleinschalige manier verzorgd worden door vaste verzorgsters, die een vast contract hebben met voldoende uren en een loon waarvan je kunt wonen en leven.
De acties van de thuiszorgmedewerkers uit Haarlem en de IJmond verdienen onze volledige steun. Kom daarom aanstaande donderdag ook naar Den Haag en geef aan je steun, zowel voor de PGB-ers als voor de thuiszorgmedewerkers een praktische, daadwerkelijke invulling.
Hun werk is nodig! Ze doen hun werk goed!
Daarom: geen verslechteringen meer accepteren!
In het belang van ons leven en dat van de cliënten!
Zij zijn niet het probleem, het systeem is het probleem!
Onderschreven op 21 juni, door de ASB, de KSU en de IKS.
Wat ook de uiteindelijke ontknoping zal zijn van de gebeurtenissen, die aan de gang zijn in Europa en wat ook de verwarringen en illusies zijn van hun hoofdrolspelers, zij schrijven geschiedenis en betekenen nu al een mijlpaal in de evolutie van de klassenstrijd.
Een schakel in de internationale keten van klassenstrijd
De gebeurtenissen kunnen natuurlijk verklaard worden vanuit nationale factoren, die men zou kunnen samenvatten in het beroemde 'Spanish Revolution'.
Wat ook de uiteindelijke ontknoping zal zijn van de gebeurtenissen, die aan de gang zijn in Europa en wat ook de verwarringen en illusies zijn van hun hoofdrolspelers, zij schrijven geschiedenis en betekenen nu al een mijlpaal in de evolutie van de klassenstrijd.
Een schakel in de internationale keten van klassenstrijd
De gebeurtenissen kunnen natuurlijk verklaard worden vanuit nationale factoren, die men zou kunnen samenvatten in het beroemde 'Spanish Revolution'.
Niets is minder waar en bedrieglijker! Het ongenoegen tegenover de ‘politieke klasse’ is een wereldverschijnsel. Het is moeilijk om een land te vinden, waarvan de inwoners vertrouwen hebben in hun 'vertegenwoordigers’, of deze nu geratificeerd zijn middels het verkiezingenscircus of dictatoriaal zijn opgedrongen. De corruptie, waarnaar wordt verwezen als een andere mogelijke verklaring, is eveneens een wereldfenomeen waar geen enkel land aan ontkomt.(1) Natuurlijk is er wel een 'kwaliteitsverschil' onder de politici, zijn er gradaties al naar gelang de landen, maar die verschillen zijn zoals de bomen die ons beletten het bos te zien van de ontaarding en de verrotting van het kapitalisme op historisch en op wereldvlak.
Een ander argument dat wordt aangevoerd, is de massale werkloosheid, vooral onder de jongeren. Men heeft het ook over de precariteit, de algemene bezuinigingen op uitkeringen, die op ons zijn losgelaten en ons na de verkiezingen te wachten staan. Dat alles is niet typisch Spaans. Wij zien het niet alleen in Griekenland, Ierland of Portugal, maar ook in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Ook al is het waar dat die aanvallen op de werkende klasse en de grote meerderheid van de bevolking al naar geland de landen in gradatie verschillen – het kapitalisme is een voortdurende bron van ongelijkheid en vergelijkbare omstandigheden die elkaar versterken – zou het een vergissing zijn om zich vast te pinnen op het feit dat X minder arm is dan Y, terwijl wij er juist allemáál armer op worden!
Het bittere aanzicht van de werkloosheid springt net zo in het oog in Caïro als in Londen, in Athene als in Buenos Aires. Het is absurd en een vruchteloze muggenzifterij alle mogelijke verschilpunten te gaan opsporen, wanneer het er om gaat om juist te zien wat we gemeen hebben en ons verenigt. In de huidige situatie ziet men steeds duidelijker dat de overheersende tendens wordt gevormd door de algemene ontaarding van de levensomstandigheden van de uitgebuiten van de wereld. Wij merken dat wij met z’n allen meegesleurd worden in een val naar de afgrond, die niet alleen tot uiting komt in werkloosheid, inflatie, precariteit, en de opheffing van de sociale dienstverlening, maar eveneens in de toename van kernrampen, oorlogen en een krachtig uit elkaar rukken van de sociale verhoudingen, gepaard gaande met een toenemend moreel barbarendom
Het is vanzelfsprekend dat de druk van de heersende, strikt nationalistische, ideologie probeert om de beweging, die wij doormaken, op te sluiten binnen de vier muren van de 'Spanish Revolution'. Het is zeker dat de moeilijkheden in de bewustwording ertoe leiden dat velen van de hoofdrolspelers de kwestie bekijken door dat vervormende prisma. Zo bestaat er in de Algemene Vergaderingen inderdaad weinig overdenking over de wereldsituatie of over de eigen situatie van de overgrote meerderheid van de werkende klasse. (2)
Maar hoe is het mogelijk dat wij het hebben over een schakel in de internationale beweging van de arbeidersklasse terwijl de grote meerderheid van de aanwezigen, ook al zijn zij arbeiders (werklozen, jonge precaire arbeiders, ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten...), zichzelf toch niet herkennen als deel van de arbeidersklasse, die dan ook nauwelijks genoemd wordt tijdens de Algemene Vergaderingen? (3)
Er zijn verschillend factoren die een verklaring vormen voor deze moeilijkheid: de arbeidersklasse lijdt aan een ernstig gebrek wat betreft haar eigen identiteit en zelfvertrouwen. Anderzijds tast de algemene ontevredenheid niet alleen de arbeidersklasse aan, maar ook brede lagen van de onderdrukte en niet-uitbuitende bevolking. Dit merkt men in de verproletarisering van de kleinburgerlijke sociale lagen en van de vrije beroepen. (4) Dat alles maakt dat, oppervlakkig gezien, de beweging beschouwd kan worden als inter-klassistisch, en zich op een chaotische wijze laat afleiden door een hele reeks van bekommernissen, en heel ontvankelijk is voor stellingnamen in het kader van de democratie.
Nochtans, als wij er dieper op ingaan, blijkt de beweging volledig deel uit te maken van de internationale strijd van de arbeidersklasse. Wij zijn onderdeel van een proces van een massale strijd, die het proletariaat goed van pas zal komen als een beginnende fase van bewustwording van de eigen krachten om zichzelf uiteindelijk te gaan zien als een zelfstandige sociale klasse, die in staat is om een alternatief te bieden aan deze maatschappij, die afstevent op een teloorgang. De tektonische breuk die loopt over Frankrijk in 2006 (5) naar Griekenland in 2008 (6) om opnieuw op te duiken in Frankrijk in 2010 (7), verder te gaan in Groot-Brittannië in 2010 en een vervolg te vinden in Egypte-Tunesië in 2011 (8), komt tot uiting in de enorme aardverschuiving in Spanje. De basis wordt gelegd voor grote sociale aardbevingen, die uiteindelijk de pijnlijke weg zullen openleggen naar de ontvoogding van de mensheid.
De lont in het kruitvat van de beweging
De internationale en historische analyse wordt duidelijker als ze er in slaagt om bijzondere, nationale en conjuncturele factoren te integreren. Maar als men uitgaat van bijzondere omstandigheden, slaagt men er daarentegen nooit in om de feiten op een juiste manier te plaatsen. De beweging, die wij meemaken, vertrok vanuit een protest 'tegen de politici', georganiseerd door de 'Democracia Real Ya' (‘Echte democratie, Nu’). De betogingen van 15 mei waren een spectaculair succes, omdat de algemene onvrede en het onbehagen over het gebrek aan toekomst daarin onverwacht een bedding vonden.
Op het eerste gezicht zou het daarbij blijven, maar in Madrid en in Granada vonden er op het einde van de manifestaties gewelddadige botsingen plaats met de politie, met meer dan 20 gearresteerden, die op de politiebureau’s hard werden aangepakt. De gearresteerden belegden een algemene vergadering, waarna het communiqué (9) dat ze verspreidden een diepe indruk maakte en een bliksemreactie van verontwaardiging en solidariteit teweegbracht. Een groep jongeren besloot een kampement op te zetten aan de Puerta del Sol in Madrid – het centrale plein van de stad. Maandag sloeg het voorbeeld over naar Barcelona, Granada en Valencia. Een nieuw optreden van de repressie verhardde de geesten nog meer en van toen af aan breidden de concentraties zich uit over meer dan 70 steden en bleef de opkomst duizelingwekkend toenemen.
Dinsdagnamiddag was een beslissend moment. De organisatoren hadden stille protesten of, ter afleiding, ludieke acties gepland (de zogenaamde 'performances'), maar de aanwezigen bleven toestromen en schreeuwden dat er Algemene Vergaderingen moesten worden gehouden. Op dinsdag om 20.00 uur vonden zulke vergaderingen plaats in Madrid, Barcelona, Valencia en andere steden. Maar vanaf woensdag was de lawine toestromende fabelachtig en werden de mensenconcentraties omgevormd tot Open Vergaderingen.
Ook al noemde de beweging, om zichzelf een symbool te geven, zich“de 15e M”(naar “15 mei”), toch lag haar oproep niet aan de basis de beweging, maar verleende ze haar alleen maar een dekmantel. Maar deze dekmantel is ronduit een schulp geworden, omdat het haar zowel een utopische als misleidende doelstelling gaf: de 'democratische vernieuwing’ van de Spaanse staat. (10) Men probeerde de enorme sociale onvrede te kanaliseren naar wat genoemd wordt de ‘Segunda Transición’ (‘Tweede Overgangsperiode’). Na 34 jaar democratie is de grote meerderheid van de bevolking ontgoocheld, maar dat zou ‘verklaard’ kunnen worden door het feit dat “wij te lijden zouden hebben onder een onvolmaakte en beperkte democratie” als gevolg van het verdrag dat indertijd gesloten moest worden met de ‘intelligente fracties’ van het Franquisme. Er zou dus behoefte zijn aan een ‘Tweede Overgang’ die ons naar een 'volwaardige democratie’zou voeren.
Het proletariaat in Spanje is erg gevoelig voor deze misleiding, aangezien rechts in Spanje heel dikwijls autoritair, arrogant en onverantwoordelijk is en de ‘reëel bestaande democratie’ daardoor weinig geloofwaardig maakt. Maar door het ‘volk’ te stimuleren om te ‘rebelleren tegen de politici’ en ‘Echte Democratie Nu’ te eisen, probeert de bourgeoisie te verbergen dat dit de enige democratie is en dat er geen andere mogelijk is.
De regering Zapatero is zeer sluw opgetreden tegenover deze explosieve toestand, waarin meer dan 40% van de jongeren werkloos zijn. Zapatero noemde hen, die durfden te twijfelen aan de ‘Grote Sociale Verworvenheden!’ van zijn regering, ‘bellacos’ (tuig), iets wat de gemoederen van vele jongeren in lichterlaaie zette. Maar het gaat nog verder: het democratische spel schoof, als alternatief voor de PSOE (socialistische partij), de PP (conservatieve volkspartij) naar voren, die bij iedereen gehaat is, omdat men donders goed haar arrogante, brutale en autoritaire reflexen kent. Spanje is niet het Groot-Brittannië waar Cameron – bijgestaan door de ‘moderne’ liberalen – voordien kon genieten van een beter imago. Hier heeft rechts – alhoewel het altijd de PSOE is die de hardste aanvallen onderneemt – de verdiende roem van vijand van de arbeidersklasse te zijn en een broeinest van bekrompen en corrupte personages. (11)
Een grote meerderheid van de bevolking staart verschrikt het programma aan van de overgang van de beestachtigheid van de socialistische ‘vrienden’ naar de nog grotere beestachtigheid, als dat al kan, van de overduidelijke vijandige PP. Dat schept allesbehalve vertrouwen in het democratische spel en de verkiezingsresultaten! Tegenover een ondraaglijke situatie en een meer dan angstaanjagende toekomst, zijn de mensen de straat opgegaan. Hun eigen verwarringen en illusies, net zoals de democratische propaganda, heeft ervoor gezorgd dat er in de Algemene Vergaderingen een groot gehoor was voor de oproep een einde te maken aan het tweepartijenstelsel. Maar daar gaat het om een iets irrealistisch en zuiver misleidend. De Spaanse politieke landkaart is strak twee-partijdig – volgt het spoor van het lange twee-partijentijdperk van de tijd van Canovas (12) – en, zoals blijkt uit de resultaten van de verkiezingen voor de gemeenten en de deelstaten, vertoont ze zelfs nog de neiging om dat te versterken. (13)
De Algemene Vergaderingen, een wapen dat klaarstaat voor de toekomst
Desondanks heeft de beweging in Spanje, tegenover een democratie die zich beperkt tot het vierjaarlijks verkiezen van de politicus van dienst, die zijn beloften nooit inlost en altijd een 'verborgen programma’ uitvoert waarover hij het nooit had gehad, een reusachtig wapen gevonden waarbij de grote meerderheid er in slaagt om tot samen te komen, te denken en te beslissen: de massaal bijgewoonde Algemene Vergaderingen in de stadscentra.
In de burgerlijke democratie berust de beslissingsmacht bij een bureaucratisch korps van beroepspolitici, dat op zijn beurt zonder tegensputteren de orders van de partij opvolgt, en dat enkel en alleen een verdediger en vertegenwoordiger is van de belangen van het kapitaal.
Bij de Algemene Vergadering daarentegen ligt beslissingsmacht direct bij de deelnemers die samen nadenken, discussiëren en beslissen en het zijn zijzelf die zich organiseren om de besluiten om te zetten in de praktijk.
In de burgerlijke democratie wordt de individuele atomisering gesanctioneerd en versterkt, en is de concurrentie en de opsluiting in het ‘ieder voor zich’ het kenmerk voor deze maatschappij. Bij de Algemene Vergaderingen komt een proces op gang van collectief nadenken, waarbij iedereen het beste van zichzelf bijdraagt. Iedereen kan de gemeenschappelijke kracht en solidariteit aanvoelen, er wordt een omgeving geschapen waar het tegengif wordt gebrouwen tegen de verdeelde en de verscheurde vorm van de kapitalistische maatschappij. Daar worden de grondslagen gelegd voor een nieuwe maatschappij, die gebaseerd is op de afschaffing van de uitbuiting en van de klassen, en die kan leiden tot de opbouw van een menselijke wereldgemeenschap.
De burgerlijke democratie is ontegensprekelijk een vooruitgang ten opzichte van de absolute macht van de vorsten. Maar de evolutie van de staat heeft sedert het begin de 20e eeuw de macht eenzijdig toegekend aan een combinatie van wat men de politieke klasse noemt en de economische en financiële machten, met andere woorden: aan het kapitaal in zijn geheel. Hoeveel open verkiezingslijsten men daar ook tegenover stelt, hoeveel men ook het tweepartijenstelsel wil kortwieken, de macht berust in wezen bij deze bevoorrechte minderheid en zij is nog absoluter en dictatorialer dan de meest absolutistische van de feodale vorsten. Maar in tegenstelling tot deze laatsten, legitimeert de dictatuur van het kapitaal zichzelf regelmatig met behulp van de verkiezingsklucht.
De Algemene Vergaderingen gaan terug op de proletarische traditie van de Arbeidersraden van 1905 en van 1917 (14) die zich, tijdens de wereldwijde revolutionaire golf van 1917-1923, uitbreidden naar Duitsland en andere landen. Later doken die weer op in 1956 in Hongarije en in 1980 in Polen.
Wat is de sfeer van een verkiezingsbureau, waar de ‘burgers’ in stilte aanschuiven, dan toch zielig: alsof zij een plicht moeten vervullen waarvan zij het nut betwijfelen en waarbij zij zich schuldig voelen over de uitgebrachte stem die altijd ‘verkeerd’ blijkt te zijn!
Wat een verschil is dat met de sfeer van emoties die wij beleven bij de Algemene Vergaderingen! Men merkt in het grote enthousiasme een enorme zin tot deelname. Talloze sprekers maken gebruik van de kans om het woord te nemen om allerhande vraagstukken aan te kaarten. Wanneer de Algemene Vergadering is afgelopen, worden er commissievergaderingen gehouden, die 24 uur per dag doorgaan. Er worden contacten gelegd, mensen leren elkaar kennen, er wordt hardop nagedacht, alle aspecten van het politieke, sociale, culturele en economische leven komen aan bod.
Men komt tot de ontdekking dat men kan praten, dat men alle zaken collectief kan behandelen. Op de bezette pleinen worden bibliotheken opgezet, men organiseert een ‘tijdsbank’ om les te geven over allerlei thema's, zowel wetenschappelijke als culturele, artistieke, politieke als economische. Er worden gevoelens uitgedrukt van solidariteit, er wordt aandachtig geluisterd zonder dat iemand zich opdringt, een bedding van algemene empathie. Op een nog schuchtere manier wordt er op die manier een massale debatcultuur in het leven geroepen. (15) Veelvuldige overdenkingen, dikwijls interessante voorstellen, ideeën van allerlei slag, het lijkt alsof de deelnemers publiekelijk hun gedachten willen overbrengen, die zij gedurende lange tijd herkauwd hebben in de eenzaamheid van de atomisering. De pleinen worden overspoeld door een reusachtige en collectieve storm van ideeën, de massa slaagt er in het beste en diepste van zichzelf tot uitdrukking te brengen. Die anonieme mensenmassa, die verondersteld wordt, de verliezers te zijn in het leven, beschikt over onverwachte reusachtige en diepgaande intellectuele bekwaamheden, actieve gevoelens, sociale emoties.
De mensen voelen zich bevrijd en genieten hartstochtelijk van het onmetelijke genoegen om collectief te kunnen discussiëren. Ogenschijnlijk loopt heel deze stroom van gedachten uit op niets. Er zijn geen concrete voorstellen. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs een zwakte. Na die lange jaren van onderdrukkende kapitalistische gewoonte, waarbij de overgrote meerderheid gebukt gegaan is onder de dictatuur van een misprijzen, de meest vervreemdende routines, negatieve gevoelens van schuld, frustratie en atomisering, is een eerste ongeordende explosieve fase onvermijdelijk. Er bestaat geen andere manier, er bestaan geen pedante plannen waarbij de gedachtegang van de overgrote meerderheid tot uitdrukking kan komen. Hij moet deze weg afleggen – die op het eerste gezicht nergens toe leidt – om zichzelf om te vormen, om het sociale panorama van onder tot boven te transformeren.
Het is ongetwijfeld waar dat de organisatoren telkens opnieuw democratische en nationalistische manifesten voorstellen. Voor een deel verwoorden zij de illusies en de verwarringen, waaronder de meerderheid nog gebukt gaat. Maar tegelijkertijd gaat de gedachtestroom van veel deelnemers de andere kant op en worstelt deze om aan de oppervlakte te komen. Zo was er in Madrid bijvoorbeeld de populair geworden leuze “Alle macht aan de Algemene Vergaderingen”, die niet werd overgenomen door de woordvoerders. Ook waren er nog “Zonder werk, Zonder woning, Zonder schrik”, “Het Probleem is niet de Democratie, Het Probleem is het Kapitalisme”, “Arbeiders, ontwaakt!”. In Valencia zeiden enkele vrouwen: “Ze hebben de grootouders bedrogen, de kinderen bedrogen, hopelijk laten de kleinkinderen zich niet bedriegen” of “60 euro per maand, dat is pas echt geweld!”.
De Algemene Vergaderingen getuigden van een debat, waarbij het leek op een spanningsveld tussen verschillende meningen die, geconcentreerd rondom een drietal oriëntaties, werden benadrukt:
1. Moet men zich beperken tot de democratische vernieuwing (16), of vinden de problemen hun oorsprong in het kapitalisme dat niet meer hervormd kan worden en de van kop tot teen vernietigd moet worden?
2. Moet de beweging op de 22e gestopt worden, of moest ze integendeel verder gezet worden om te vechten tegen de sociale bezuinigingen, de werkloosheid, de precariteit, de uitzettingen?
3. Moeten de vergaderingen niet uitgebreid worden naar de werkplaatsen, naar de woonwijken, naar de werklozenbureau's, naar de scholen en universiteiten opdat de beweging wortel zou schieten in de werkende klasse, de enigen die over de kracht en over de basis beschikt om een veralgemeende strijd te ontwikkelen?
In de Algemene Vergaderingen leven twee ‘overheersende krachten’: de democratische, die een conservatieve rem vormt, en de proletarische, die probeert zich te definiëren als een stellingname van de klasse.
De toekomst kalm tegemoet treden
De Algemene Vergaderingen, die gehouden werden op zondag 22 mei, losten het tweede punt van debat op, door de beweging voort te zetten, waarbij vele in hun tussenkomst verklaarden: “Wij zijn hier niet omwille van de verkiezingen, ook al zijn ze de lont in het kruitvat geweest”. Wat betreft het derde punt waren er veelvuldig tussenkomsten over ‘naar de arbeidersklasse trekken’, waarbij voorstellen gedaan werden om eisen op te nemen tegen de werkloosheid, de precariteit, de sociale bezuinigingen. Op dezelfde wijze werd beslist om de Algemene Vergaderingen uit te breiden naar de woonwijken en een begin te maken met de uitbreiding naar de werkplaatsen, de ziekenhuizen, de universiteiten, en de werklozencentra. In Malaga, Barcelona, en Valencia werd er een betoging gehouden tegen de kortingen op de sociale uitkeringen, met de eis van een algemene staking die deze keer ‘echt’ moest zijn, zoals een van de sprekers het verwoordde.
De aanvankelijke fase van de agora (pleinvergadering), vormt op zichzelf al een grote overwinning voor de beweging. Ze zou verder gezet moeten worden, omdat het betekent dat belangrijke massa’s uitgebuiten, vanwege de verontwaardiging die ze in zich draagt, zich beginnen te verzetten tegen het ‘leven zoals het tot dusver was’. De noodzaak tot morele heropleving, tot een culturele verandering, de voorstellen die gedaan worden – zelfs al lijken ze naïef of bedillerig – laten een nog schuchtere en verwarde drang zien, om ‘op een andere wijze te leven’.
Maar kan de beweging tegelijkertijd op dit peil blijven steken zonder te komen tot een formulering van concrete doelstellingen?
Dat valt moeilijk te beantwoorden: er leven onder de mensen op het plein twee antwoorden die stilzwijgend botsen, die de uitdrukking vormen van de twee ‘overheersende krachten’ waarover we het hiervoor hadden, de democratische en de proletarische. De democratische kracht vindt haar wortels in het gebrek aan zelfvertrouwen van de klasse in haar eigen kracht, het gewicht van de niet-proletarische maar niet-uitbuitende sociale lagen, de impact van de sociale ontbinding (17) die maakt dat men zich vastklampt aan de brandende nagel van een ‘rechtvaardige’en ‘billijke’ staat.
De andere weg, die van de uitbreiding van de vergaderingen naar de werkplaatsen, de studiecentra, de werklozenbureau's, de woonwijken die zich polariseerde in de strijd tegen de gevolgen van de werkloosheid en de precariteit, als antwoord op de ontelbare aanvallen die wij ondergaan hebben en die er nog komen, wordt belichaamd door een heel strijdbare sector. In Barcelona, hebben werknemers van Telefonica, van de hospitalen, de brandweer en studenten van de universiteit zich aaneengesloten in de strijd tegen de sociale bezuinigingen en zich verenigd in vergaderingen en beginnen aan die laatste een andere inhoud te geven. Het lijkt er op dat de Centrale Vergadering van Barcelona zich het verst verwijderd heeft van de stellingnamen over een democratische vernieuwing. De Centrale Vergadering van Madrid heeft vergaderingen bijeengeroepen in de woonwijken en in de districten. In Valencia trokken de bezetters van het plein samen op met een protest van buschauffeurs en ook met een betoging van buurtbewoners tegen de bezuinigingen in het onderwijs. In het centrum van Zaragoza hebben de buschauffeurs zich met groot enthousiasme bij de samenscholing.gevoegd.
Deze tweede weg vertegenwoordigt een bijkomende moeilijkheid. Het is duidelijk dat er een reëel gevaar bestaat dat een‘uitbreiding’ van de beweging leidt tot haar versplintering en opsluiting in sectoriele en corporatieve eisen. Het gaat hier om een werkelijke tegenstrijdigheid. Enerzijds kan de beweging alleen maar verder. als zij er in slaagt om de deelname van de arbeidersklasse te verkrijgen of die tenminste op te wekken. Aan de andere kant kan een dergelijke uitbreiding de vakbonden gelegenheid geven een voet tussen de deur te krijgen en om op de rijdende wagen te springen. Zo kan ze de beweging sectoriele eisen opdringen en de strijd in de wijken laten opslorpen met behulp van localistische eisen, enzovoort. Zonder dit laatste gevaar te ontkennen, dringt zich toch de vraag op: verleent de poging tot uitbreiding, ook al mislukt ze, geen vertrekpunt voor een collectieve strijd die grote kracht kan hebben in de toekomst?
Wat de richting ook moge worden die de beweging inslaat, haar bijdrage tot de internationale strijd van de arbeidersklasse is onmiskenbaar:
- het is een massale en algemene beweging, waarin alle sociale sectoren betrokken zijn;
- het startpunt is geen concrete aanval, zoals in Frankrijk of Engeland, maar een verontwaardiging over de toestand waarin wij leven. Dat maakt het voor haar moeilijk om zich te concentreren op concrete eisen, wat het op haar beurt moeilijk maakt om haar proletarisch karakter te uiting te brengen (18). Maar tegelijkertijd brengt ze duidelijk de wil tot uiting van belangrijke massa’s om zich bewust te worden van de maatschappelijke problemen en maakt ze de weg vrij voor haar politisering;
- de Algemene Vergaderingen zijn het hart van de beweging geweest.
Het begrijpen over wat er aan de gang is, moet ons er toe aanzetten om oude schema’s los te laten. De Russische Revolutie van 1905 toonde duidelijk een nieuwe wijze van actie vande massa's. Dit leidde tot verbazing, later tot verwerping om te eindigen in het verraad van vele vakbondsleiders en sociaal-democraten. Belangrijke theoretici zoals Kautsky en Plechanov, klampten zich wanhopig vast aan de oude schema's van de ‘methodische accumulatie van krachten’ door middel van een geleidelijke ontwikkeling van vakbonds- en parlementair werk.(19)
Vandaag moeten wij een gelijksoortige valkuil vermijden. De feiten verlopen niet overeenkomtig het schema uit de jaren 1970 of 1980. Het staat vast dat het proletariaat zich, met de problemen op het vlak van haar identiteit en zelfvertrouwen, niet luidkeels roepend op de voorgrond dringt. Het is ook duidelijk dat, samen met haar, ook de niet-uitbuitende lagen zich mobiliseren. De voorwaartse stap van de beweging naar de massale, naar een revolutionaire strijd, loopt niet via duidelijk gebaande wegen, die op een duidelijke en vastomlijnde wijze haar klasse-terrein aantonen. Dit brengt risico's met zich mee – een proletariaat dat nog wankel op de benen staat, kan zich gedesoriënteerd en verward voelen te midden van een brede sociale beweging, Ze zou zich zelfs volkomen verloren kunnen voelen, zoals dat gebeurde in 2001 in Argentinië.
Al het voorgaande doet geen greintje afbreuk aan de mogelijkheden die verborgen zijn in wat er aan de gang is:
● Vandaag werpen de grote industriële centra minder gewicht in de schaal en lijken ze op te lossen in een onmetelijk nationaal en internationaal netwerk, wat met zich meebrengt dat het moeilijker is op basis van een traditionele strijd, vanuit de grote fabrieken, te vertrekken. In het overwinnen van deze moeilijkheid wordt de arbeidersklasse, als zij de weg vindt massaal de straat op te gaan, vergezeld door andere sociale lagen. Dat alles maakt dat het klassekarakter ervan niet zo gemakkelijk en niet zo direct tot uitdrukking komt als in het verleden, maar het spoor ervan kan gevolgd worden via een grotere inspanning van bewustwording en verheldering.
● Tegenover de heersende maatschappelijke ontbinding, die de sociale banden teniet doet en het morele barbardendom verergert, wijst de oriëntering van de Algemene Vergaderingen naar een agora (pleinvergadering), waar heel het menselijke leven stof tot overdenking, ook al gebeurt dat op een verwarde manier. Het wijst op een antwoord waarbij sociale banden kunnen worden geweven, het bevestigt de proletarische moraal, de solidariteit, het alternatief tegenover een maatschappij van de dodelijke concurrentie.
● Het ook waar dat wanneer het proletariaat, als gevolg van de uitdrukking van de wanhopige toestand, die al lang aan het verrotten is, zich massaal in een strijd werpt, vergezeld zal worden van niet-uitbuitende sociale lagen, die niet noodzakelijk dezelfde revolutionaire doelstellingen nastreven en die ertoe zullen neigen om het proletariaat onder te dompelen in een verwarde massa. Dit houdt belangrijke gevaren in, maar tegelijkertijd verschaft het een voordeel, omdat het in de strijd een kameraadschap in het leven roept, waarbij de problemen methodisch aangepakt kunnen worden, een groter wederzijds begrip kan worden getoond, allemaal kwesties die van levensbelang zal zijn voor de toekomstige revolutionaire botsingen met de burgerlijke staat.
IKS / 25.05.2011
Noten:
(1) De corruptie maakt deel uit van de genen van het kapitalisme, aangezien zijn ‘moraal’er in bestaat dat ‘alles kan’ zolang het maar maximale winst oplevert. Met deze aangeboren bestaansvoorwaarde en in het kader van de verscherping van de crisis, die een maximale onverantwoordelijkheid verspreid, zowel in de klasse van bedrijfsleiders als bij de politici, wordt de corruptie een onvermijdelijk fenomeen in om het even welke staat, wat ook de wetten zijn die dat moeten voorkomen.
(2) Desalniettemin beginnen er in de Algemene Vergaderingen internationalistische standpunten op te duiken. Een spreker in Valencia riep zich zondag uit tot ‘wereldburger’ en zei dat wij ons niet meer mochten beperken tot Spanje. Men doet een inspanning om de communiqués van de Algemene Vergaderingen te vertalen in alle mogelijke ‘buitenlandse' talen’, wat in schril contrast staat tot de oorspronkelijke 'Spaans-Spaanse' houding. Ook al is het waar dat de mobiliseringen in talrijke landen buiten Spanje zich opstelden als een ‘zaak van Spanjaarden in de wereld’, toch lijkt het er op dat ze een andere richting beginnen in te slaan.
(3) Alhoewel dit zich begint te herhalen na de vergaderingen van 22 mei.
(4) Niet alleen in de landen van de ‘Derde Wereld’ (wat een anachronisme is!), maar ook in de centrale landen. Hooggekwalificeerde informatici, advocaten, journalisten, enzovoort, zien dat ze terechtkomen in een zeer instabiele toestand van precairen of freelancers. Kleine ondernemers worden hun eigen bazen en werken meer uren dan er op de klok zijn.
(5) Zie: Stellingen over de studentenbeweging tegen de Startbanencontracten, https://nl.internationalism.org/node/472 [89]
(6) Zie: De opstand van de jeugd in Griekenland bevestigt de ontwikkeling van de klassenstrijd, https://nl.internationalism.org/ir21/griekenland.html [90]
(7) Zie: Frankrijk, Tunesië, de toekomst is aan de internationale ontwikkeling van de klassenstrijd en hem het in eigen handen te houden, https://es.internationalism.org/Rint144-edito+lucha [91]
(8) Zie: Wat gebeurt er in het Midden-Oosten?, https://nl.internationalism.org/node/853 [92]
(9) Zie bij: https://madrid.indymedia.org/node/17370: [93] het communiqué van de aangehoudenen dat op welsprekende wijze de behandeling weerspiegelt
(10) De staat is het orgaan van de heersende klasse. Ook al doet hij zich voor als democratisch, zijn structuur zelf berust op de delegatie van de macht, wat geen enkel probleem stelt voor de uitbuitende minderheid. Zij bezit immers de productiemiddelen en heeft ‘het roer in handen’ en kan de professionele politici naar haar hand zetten. Het is nochtans heel anders voor de arbeidersklasse en de immense meerderheid van de bevolking: haar ‘deelname’ beperkt er zich toe om een blanco cheque uit te schrijven aan die heren die – zelfs als zij optreden met de grootste eerlijkheid en afzien van ieder persoonlijk belang – totaal verstrikt zitten in het bureaucratisch web van de staat. Bovendien, in een meer specifiek geval, leiden de voorgestelde hervormingen, als die al ernstig genomen zouden worden, enkel tot een lange tijd van parlementair gepalaver – waar ze ook alweer gemakkelijk geneutraliseerd zouden kunnen worden – en hun toepassing zou uiteindelijk verre van zeker zullen zijn.
(11) Het is veelbetekenend dat de aangewende strategie van de leider van de PP, Rajoy, er in bestaat om absoluut met geen woord te reppen over de beweging en een nietszeggende redevoering te houden, dat stijf staat van gemeenplaatsen. Een oorverdovende stilte is blijkbaar de enige vorm waarover hij beschikt om ervoor te verhinderen dat de stemmers van links zich tegen hem zouden keren.
(12) Na de revolutie van 1868 – “De Glorierijke” genaamd – en de turbulente jaren die er op volgden, kwam in 1876 een machtswisseling tussen de conservatieve partij van Cánovas en de liberale van Sagasta, die voortduurde tot 1900.
(13) Vele tussenkomsten tijdens de Algemene Vergaderingen stellen heel veel hoop in de kleine partijen. Maar deze kunnen geen eigen rol spelen, want behalve het feit dat ze een programma hebben ter verdediging van het kapitalisme, dat zo duidelijk is als dat van de grote, hebben ze een interne structuur die even bureaucratisch is. Ze zijn als een soort ballon die af en toe wordt opgeblazen, wanneer een van de grotere een dip heeft, maar die dan weer leegloopt als de twee grote partijen de totale ruimte in de regering en in de oppositie weer innemen.
(14) Zie de serie: Wat zijn de Arbeidersraden?, https://fr.internationalism.org [94],
(15) Zie: De debatcultuur, een wapen in de klassenstrijd, https://nl.internationalism.org/node/655 [95]
(16) Uitgedrukt in de democratische “Tien Geboden”, goedgekeurd door de Vergadering van Madrid: open lijsten, verkiezingshervorming...
(17) Zie: De ontbinding als laatste fase in het verval van het kapitalisme, https://www.fr.internationalism.org/rinte62/decompo.htm [96]
(18) In tegenstelling tot wat er gebeurde in Frankrijk en Groot-Brittannië, waar de mobilisaties als duidelijk oriëntatiepunt hadden een antwoord te geven op de hele harde aanvallen van de bourgeoisie.
(19) Tegenover hen waren Rosa Luxemburg met de Massastaking, Partij en Vakbonden, of Trotski met Balans en Perspectieven, in staat de karakteristieken en de dynamiek te vatten van het nieuwe tijdperk van de klassenstrijd.
Het artikel hieronder is een bijdrage van een contact van de IKS. Wij publiceren deze bijdrage alvast opdat men al kennis kan nemen van een analyse van kommunistische zijde. Binnenkort verschijnt er een uitvoeriger artikel van de IKS in het nederlands, welke in het engels overigens al beschikbaar is. (*)
Wall Street,een van de belangrijkste financiële centra van corruptie en verdorvenheid van imperialistische kapitalisme, het hart van de wereldwijde financiële kapitalisme is omringd door boze jongeren en ondergeschikten, die moe waren van de bestaande orde.
"Bezet Wall Street!" (Occupy#Wallstreet) is de naam voor de beweging die zich in de afgelopen weken door een oproep via het internet heeft aangekondigd. Geïnspireerd door de sociale opstand in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Europa heeft deze beweging zo'n gedurfde stap verwezenlijkt. Volgens het nieuws was de eerste daad van de beweging de bezetting van Wall Street, als een symbool van financiële macht van het kapitalisme. Dit werd gevolgd door de afsluiting voor meerdere uren van de Brooklyn Bridge. De betogers werden na hevig politiegeweld en met de arrestatie van 700 manifestanten teruggeslagen. Bovengenoemde de oproep is geleidelijk aan uitgegroeid tot een sociale beweging. Duizenden protesterende mensen zijn geïnspireerd door het sit-in-protest op “Tahrir Square” in Egypte, op het “Puerta del Sol” in Spanje, de Franse Bastille en hebben al twee weken achtereen in het Freedom Park in Manhattan gezeten. Het protest is in de derde week van haar strijd. De "Bezet Wall Street" beweging is een samensmelting van verschillende sociale lagen, waarin de aanwezigheid van actieve jongeren boven alles de aandacht krijgt.
Zoals de recente sociale bewegingen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië en Chili, is de aanwezigheid van de jongeren in deze protesten overweldigend. Er waren de jonge mensen die als eerste het vuur van de strijd ontstaken en toen nam de klassenstrijd, met de sensationele deelname van de arbeiderklasse, een meer uitgebreide vorm. De protesterende mensen bespreken in verschillende groepen over hun bewegingen en activiteiten in de vorm van de Algemene Vergaderingen. Ze proberen met deelname en oprechte inspanningen in collectieve vorm hun plan voor de komende tijd vooruit te brengen. De betogers kunnen gewoon achter de microfoon staan en het publiek toespreken over hun visie.
Het is vermeldenswaard dat sinds de beweging begonnen is, een tv-programma onder de naam "een wereldwijde revolutie" (1) wordt uitgezonden. Omdat je het verloop van protesten live via internet kunt volgen en er (in een wereldwijde contact) op kunt reageren, lijkt het meer op een anarchistische beweging. Op de plek van de bezetting hangt een sfeer van solidariteit en onder de betogers heerst een goede en menselijke sfeer. Op de site is ook de vloed van de berichten van solidariteit met betogers te volgen vanuit de hele Verenigde Staten van Amerika en elders. Er worden voedselhulp en leveringen uit heel Amerika naar de bezetters gezonden.
Op dit moment staat "The Wall" op internationaal vlak in het centrum van de belangstelling. De reeks van aanhoudende protesten en de gebeurtenissen "Bezet Wall Street" stimuleren en moedigen de mensen aan om aan de strijd deel te nemen. Dit zal ertoe leiden dat de protesten zich naar de andere delen van de Verenigde Staten zullen verspreiden. Afgelopen zaterdag deed de politie een poging om de demonstranten te intimideren. Maar de truc van de politie om een sfeer van intimidatie te scheppen en angst te zaaien werd door de bewustzijn van manifestanten een mislukking. De jeugd is vastberaden en klaar om zijn strijd voort te zetten. En zoals we het eerder hebben vermeld, is deze beweging door de massa-bewegingen die in Egypte, Tunesië en andere Noord-Afrikaanse en landen van het Midden-Oosten en de massabeweging van de jongeren, die op de stadspleinen in Spanje en Griekenland hebben plaatsgevonden, geïnspireerd. Inmiddels protesteren duizenden betogers in de straten van New York tegen wreedheid en overheersing van Wall Street en andere roofzuchtige zakelijke kapitalistische imperialisten over hun levensomstandigheden. Onder de oppervlakte bestaat er in Amerika een enorme sociale woede over de onmenselijke levensomstandigheden.
Het lijkt erop dat de Republikeinse en de Democratische Partij, in het kader van de komende verkiezingen, om de aandacht van de publieke opinie, om meer stemmen, en voor de populariteit van de partij, alles in het werk zullen stellen om uit de huidige crisis de meeste winst te halen. Maar in de tussentijd probeert de nieuwe rechtse stroming genaamd de "Tea Party", dat dicht bij de Republikeinse Partij lijkt te staan, wellicht ook van de woede van de mensen misbruik te maken. En het zal die woede vervalsen en zal die woede zeker aan een van de heersende fracties willen verwijten. En dit gebeurt terwijl er door de mensen op straat leuzen worden geroepen tegen het kapitalisme en de huidige onmenselijke toestand. Het is vermeldenswaard dat de massale beweging van het voorjaar 2011, in de stad Wisconsin, en bezetting van de Wall Street door jongeren juist aantoont dat de huidige beweging het potentieel bezit om deze woede en massale stroom van protesten in een bewuste en gerichte sociale beweging om te zetten.
Bezetting van de Wall Street is niet voldoende om de strijd voort te zetten!
De meeste activisten van de "Bezet Wall Street”-beweging geloven in de instelling van een nieuwe samenleving op basis van gelijkwaardigheid en gelijke rechten voor alle geledingen van de maatschappij en dat verdedigen ze ook. Ze vragen aan de onderdrukte massa’s zich bij hun beweging aan te sluiten en ook stappen in deze richting te zetten. De bezetting van Wall Street is gebaseerd op het symbool van een beweging dat op basis van samenwerking, solidariteit, debat en een gelijkwaardigheid tot stand wordt gebracht. Maar deze beweging, ondanks de positieve component ervan, kan noch leiden tot het ontstaan van een brede massabeweging noch zorgen voor een fundamentele verandering in de maatschappij, omdat ze nog steeds illusies heeft op het vlak van democratie eisen. En ze probeert met de leuze van "democratie nu!" te reageren op de problemen, geworteld in de kapitalistische maatschappij . Deze beweging toonde vrijwel in de eerste stappen van haar verzet aan, dat het haar ontbreekt aan een revolutionair perspectief op basis van communistische oplossingen. Tijdens de gesprekken en discussies werden er door betogers van de "Wall Street"-beweging voortdurend vergelijkingen gemaakt met de massabeweging in Egypte en werd daar voortdurend naar verwezen. Zij benadrukten hoe in Egypte de omverwerping van het regime van Mubarak werd bewerkstelligd. Hier worden echter twee onvergelijkbare situaties herhaaldelijk met elkaar vergeleken. Want het is duidelijk dat deze twee landen, zowel in politiek, als in economische opzicht, compleet van elkaar verschillen. In Egypte bestond, in vergelijking met de Verenigde Staten, een veel complexere situatie. Bijvoorbeeld: een week voordat Mubarak werd afgezet, kon de Egyptische arbeidersklasse in Egypte, via een reeks nationale stakingen, de belangrijkste sectoren van de Egyptische economie verlammen. En in het proces van omverwerping van Mubarak kon ze een actieve rol spelen, iets dat de regering van Mubarak altijd had gevreesd.
Zoals we weten had de bezetting in Griekenland en in Spanje, een bredere omvang dan "Wall Street". Maar volgens de historische noodzaak van de klassenstrijd moest de arbeidersklasse daar ook actief aanwezig zijn! De verschijning op het terrein van de revolutionaire arbeidersklasse zou het lot van een politieke strijd kunnen bepalen. Het zou deze historische strijd naar de overwinning kunnen leiden. In de stad Wisconsin in Amerika was het lokale parlement gedurende drie weken bezet door de massabeweging. Op hetzelfde moment waren er in de nabije omgeving massale protesten door arbeiders en jongeren aan de gang. Als het een massale staking was geworden, dan was een overwinning in Wisconsin binnen handbereik en had de mogelijkheid bestaan om de economische ontwikkelingen lam te leggen. Dit gebeurde echter niet en deze brede sociale beweging werd nagenoeg helemaal omgezet in een marionet van de Democratische Partij en volledig op een dwaalspoor gebracht. De Democratische Partij kon er in de verkiezingscampagne tactisch gebruik van maken om een voorsprong te krijgen, de Republikeinse partij te verslaan en de macht van haar rivaal over te nemen. Eigenlijk zijn beiden (de Republikeinen en de Democratische) partijen in de handen van Wall Street en de grote bedrijven van de imperialistische investeerders, en die geen uitweg meer kunnen bieden om uit de huidige situatie te komen.
Onder dergelijke omstandigheden is er een dringende behoefte aan een onafhankelijke strijd. Dat een groot deel van de arbeidersklasse en de jongeren er actief aan hebben deelgenomen is een objectieve noodzaak. De schepping van de eenheid en een pool van proletarische klassestrijd kunnen de imperialistische investeringen van het economische systeem volledig verstoren en ontwrichten en de heersende klasse tot de ondergang brengen. Met de aanvaarding van een communistische beleid en programma, een internationalistische bewustwording en het ontwikkelen van deze ideeën onder de arbeiders, jongeren, vrouwen, uitzichtlozen en alle onderdrukte lagen van de samenleving, naar de vooruitgang van de klassenstrijd, kan er een gevoel van zelfvertrouwen worden geschapen in de gemeenschap. Met de oproep tot landelijke stakingen en de massale protesten rondom basisbehoeften en centrale eisen, kan het de gezamenlijke vraagstukken aankondigen.
De huidige strijd tegen de onderdrukkende kapitalistische verhoudingen moet verder gaan dan in de regio New York. Het moet zich verspreiden over heel de Verenigde Staten en van daaruit over de hele wereld.
(1) www.livestream.com/globalrevolution [98]
Siawash /2011.10.25
(*) Voor meer informatie over de occupy#wallstreet kan je de volgende sites raadplegen
https://en.internationalism.org/forum/1056/beltov/4515/occupy-wall-stree... [99]
https://en.internationalism.org/internationalismusa/201110/4549/occupy-w... [100]
De huidige gebeurtenissen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn van historisch belang, en de gevolgen ervan zijn nog niet helemaal duidelijk. Toch is het belangrijk om er een discussie aan te gaan, die de revolutionairen in staat zal stellen om een samenhangend analysekader uit te werken. De punten die volgen zijn noch dat kader op zich, en noch minder een gedetailleerde beschrijving van wat er is gebeurd, maar gewoon een aantal fundamentele aanknopingspunten bedoeld om het debat te stimuleren.
Een golf van gevechten ... en hun verschillen
1. Sinds 1848 of 1917-1919 hebben we een dergelijke wijdverbreide, gelijktijdige golf van opstanden niet meer meegemaakt. Hoewel het epicentrum van de beweging in Noord-Afrika ligt (Tunesië, Egypte en Libië, maar ook Algerije en Marokko), zijn protesten tegen de bestaande regimes uitgebroken in de Gazastrook, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Bahrein en Saudi-Arabië, terwijl in een aantal andere repressieve Arabische staten, met name Syrië, de toestand gespannen is. Hetzelfde geldt voor het stalinistische regime in China. De weerklank er van is ook duidelijk waar te nemen in de protesten in de rest van Afrika: Soedan, Tanzania, Zimbabwe, Swaziland .... We zien ook de directe invloed van de opstanden in de demonstraties tegen de corruptie bij de overheid en tegen de effecten van de economische crisis in Kroatië, op de spandoeken en in de leuzen van de studentendemonstraties in het Verenigd Koninkrijk en de arbeidersstrijd in Wisconsin (VS), en ongetwijfeld in vele andere landen. Dit wil niet zeggen dat al deze bewegingen in de Arabische wereld identiek zijn, noch wat betreft hun klasse-inhoud, hun eisen, noch in de manier van reageren van de heersende klasse, maar er zijn blijkbaar een aantal gemeenschappelijke kenmerken, die het mogelijk maken om te spreken van een ondeelbaar fenomeen.
De historische context
2. De historische context waarin deze gebeurtenissen plaatsvinden zijn de volgende:Over het klassekarakter van deze bewegingen ...
3. Het klassekarakter van deze bewegingen is niet uniform en varieert van land tot land en is afhankelijk van et stadium waarin de bewegingen zich bevinden. Over het algemeen kunnen we ze karakteriseren als bewegingen van de niet-uitbuitende klassen, als sociale opstanden tegen de staat. De arbeidersklasse stond in het algemeen niet aan het hoofd van deze opstanden, maar ze speelde zeker een belangrijke rol en oefende een belangrijke invloed uit zoals kan worden opgemaakt zowel in de methoden en organisatievormen van de bewegingen alsook, in bepaalde gevallen, door de specifieke ontwikkeling van de arbeidersstrijd, zoals de stakingen in Algerije en vooral de grote golf van stakingen in Egypte, die een belangrijke factor waren in de beslissing om Moebarak te dumpen. In de meeste van deze landen, is het proletariaat niet de enige onderdrukte klasse. De boeren, en andere lagen, die voortvloeien uit nog oudere vormen van productie, hoewel grotendeels gefragmenteerd en geruïneerd door decennia van het kapitalistisch verval, hebben nog steeds een belangrijk gewicht in de plattelandsgebieden. In de steden echter, waar het centrum van de opstanden lag, bestaat er naast de werkende klasse een grote middenklasse die langzaam aan het verproletariseren is, maar nog steeds zijn specifieke kenmerken heeft, een massa mensen in sloppenwijken, die deels bestaan uit proletariërs en deels uit kleine handelaren, en tenslotte nog een deel uit verpauperde lompenproletariërs. Zelfs in Egypte, waar sprake is van de meest geconcentreerde en ervaren arbeidersklasse, benadrukten ooggetuigen op het Tahrir-plein dat de protesten alle klassen hadden gemobiliseerd, met uitzondering van de bovenste lagen van het regime. In andere landen is het gewicht van de niet-proletarische lagen veel sterker dan in het merendeel van de strijdbewegingen in de centrale landen.
De noodzaak een beter beeld te krijgen van het klassekarakter van de beweging
4. Als men probeert om het klassekarakter van deze opstanden te begrijpen, moeten we daarom twee symmetrische fouten vermijden: aan de ene kant om die massa's in beweging op één hoop te gooien met het proletariaat (een typerende opvatting van de Groupe Communiste Internationaliste), en aan de andere kant de weigering te erkennen dat er ook maar iets positiefs zou zijn in opstanden, die niet zuiver 100% proletarisch zijn. De vraag die hier gesteld wordt is: neemt ons mee terug naar de vroegere gebeurtenissen, zoals die in Iran aan het einde van de jaren 1970, waar we ook een volksopstand zagen waarin, voor een bepaalde tijd, de arbeidersklasse in staat was om een rol te spelen. Dit was uiteindelijk echter niet voldoende om de recuperatie van de beweging te voorkomen door de islamieten. Op een meer historisch vlak houdt de kwestie van de relatie tussen de arbeidersklasse en de meer algemene sociale opstanden ook verband met het probleem van de staat in de overgangsperiode van kapitalisme naar communisme, die ontstaat uit de bewegingen van alle niet-uitbuitende lagen, maar waar tegenover de werkende klasse zijn klasse-zelfstandigheid moet behouden.
De strijdmethoden van de arbeidersklasse - een referentie?
5. In de Russische revolutie van 1917, werden de Sovjets (arbeidersraden) in het leven geroepen door de arbeidersklasse, maar ze heeft ook voor alle onderdrukte lagen een organisatiemodel voor ontwikkeld. Alle proporties in acht genomen - want we zijn nog ver verwijderd van een revolutionaire situatie waarin de arbeidersklasse in staat is om duidelijk politiek leiderschap te geven aan de andere lagen - kunnen we zien dat de strijdmethoden van de arbeidersklasse een impact hadden op de sociale opstanden in de Arabische wereld:
Het is geen toeval dat deze tendensen zich het sterkst ontwikkelden in Egypte, waar de arbeidersklasse een lange strijdtraditie heeft en zij, in een cruciale fase in de beweging, als een afzonderlijke kracht optreedt, die een golf van arbeidersstrijd inzet die, zoals die in 2006-2007, kan gezien worden als 'de kiem' van de toekomst massastaking, met veel van haar belangrijkste kenmerken: de spontane uitbreiding van de stakingen en de eisen van de ene sector naar de andere, de onverzoenlijke afwijzing van de staat, de vakbonden en ook bepaalde tendensen tot zelfstandige -organisatie, de verhoging van zowel de economische en politieke eisen. Hier zien we, in grote lijnen, de capaciteit van de arbeidersklasse om naar voren komen en een tribune te bieden voor alle onderdrukten en uitgebuitenen en het perspectief van een nieuwe samenleving.
Het gewicht van illusies en andere gevaren ...
6. Al deze ervaringen zijn een belangrijke springplank naar de ontwikkeling van een werkelijk revolutionair bewustzijn. Maar de weg in die richting is nog lang, en is duidelijk geplaveid met vele illusies en ideologische zwakheden:De tragedie in Libië ...
7. De huidige situatie in Noord-Afrika en het Nabije en Midden-Oosten is nog steeds in voortdurende beweging. Terwijl we dit schrijven verwacht men protesten in Riyad, hoewel het Saoedische regime al heeft verordend dat alle demonstraties in strijd zijn met de sharia (religieuze voorschriften). In Egypte en Tunesië, waar de 'revolutie' zogenaamd al heeft gezegevierd, zijn er voortdurend botsingen tussen demonstranten en de nu 'democratische' staat, die gedomineerd wordt door min of meer dezelfde krachten die de show stalen voordat de 'dictators' vertrokken. De stakingsgolf in Egypte, die al snel veel van haar eisen zag ingewilligd, lijkt te zijn geweken. Maar noch de strijd van de arbeiders noch de bredere sociale beweging hebben in die landen een terugslag ondervonden, en er zijn tekenen dat er een brede discussie en overdenking plaatsvindt, zeker in Egypte. De gebeurtenissen in Libië echter hebben een heel andere wending gekregen. Wat blijkbaar begon als een echte sociale revolte van onderaf met ongewapende burgers, die dapper militaire kazernes bestormden en het hoofdkwartier van de zogenaamde ‘populaire commissies’ in brand staken, vooral in het oosten van het land, is heel snel ontaard in een zeer bloedige ‘burgeroorlog’ tussen allerlei burgerlijke fracties. De imperialistische machten zweven als aasgieren boven de slachtpartijen. Vanuit een marxistisch oogpunt is dit een voorbeeld van de omvorming van een beginnende burgeroorlog - in de ware betekenis van een rechtstreekse en gewelddadige confrontatie tussen de klassen - in een imperialistische oorlog. Het historische voorbeeld van Spanje - ondanks aanzienlijke verschillen in de globale machtsverhoudingen tussen de klassen en het feit dat het begin van de opstand tegen de staatsgreep van Franco een onmiskenbaar proletarisch karakter had - laat zien hoe de nationale en internationale bourgeoisie inderdaad kunnen ingrijpen in dergelijke situaties, door tegelijkertijd hun nationale en imperialistische rivaliteiten na te streven en door elke mogelijkheid tot sociale opstand te verpletteren.
8. De achtergrond van deze gang van zaken in Libië is de extreme achterstand van het Libische kapitalisme, dat al meer dan 40 jaar geregeerd wordt door de Kadhaffi kliek voornamelijk door middel van een terreurapparaat dat rechtstreeks onder zijn bevel staat. Deze structuur heeft gemaakt dat het leger geen ontwikkeling heeft doorgemaakt als een kracht die in staat is om het nationale belang boven het belang van een bepaalde leider of factie te stellen, zoals we zagen in Tunesië en Egypte. Tegelijkertijd wordt het land verscheurd door de regionale en tribale verdeeldheid en deze hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bepalen van steun of verzet tegen Kadhafi. Een 'nationale' vorm van islamisme lijkt ook een factor geweest in de opstand vanaf het begin, hoewel de opstand oorspronkelijk een meer algemeen en sociaal had eerder dan louter tribaal of islamitisch. De belangrijkste industrie in Libië is olie en de onrust heeft zeer ernstige gevolgen voor de olieprijzen op de wereldmarkt. Maar een groot deel van de beroepsbevolking werkzaam in de olie-industrie zijn immigranten uit Europa, de rest van het Midden-Oosten, Azië en Afrika, en hoewel er vroege meldingen waren van stakingen in deze sector, is de massale uittocht van 'buitenlandse' werknemers een duidelijk teken dat ze zich weinig kunnen terugvinden in een 'revolutie' die enkel zwaait met de nationale vlag. Er zijn meldingen geweest van vervolging van zwarte arbeiders door de 'rebelse' strijdkrachten, want er werden op grote schaal geruchten verspreid dat sommige van de huurlingen die door het regime waren ingehuurd om de protesten te verpletteren, gerekruteerd waren in staten van het zwarte deel van Afrika, waardoor het wantrouwen werd uitgebreid naar verdenking van alle zwarte immigranten. De zwakte van de arbeidersklasse in Libië is daarom een cruciaal element in de negatieve ontwikkeling van de situatie daar.
Imperialistische aasgieren in Noord-Afrika ...
9. Duidelijke aanwijzingen dat de 'rebellie' is uitgegroeid tot een oorlog tussen burgerlijke kampen is het haastige vertrek van talrijke hoge ambtenaren van het Kadhaffi-regime (met inbegrip van buitenlandse ambassadeurs, leger- en politie-officieren en ambtenaren). De militaire commandanten treden in de 'regularisatie' van de anti-Kadhafi strijdkrachten in het bijzonder op voorgrond. Maar misschien wel het meest opvallende teken van deze verandering is de beslissing van het merendeel van de 'internationale gemeenschap' om de kant te kiezen van de 'rebellen'. De overgangsregering ‘De Nationale Raad’, gevestigd in Benghazi, is reeds erkend door Frankrijk als de stem van het nieuwe Libië. En een militaire interventie, zij het kleinschalig, heeft al plaatsgevonden in de vorm van het sturen van 'adviseurs' als steun aan de anti-Kadhafi krachten. Nadat ze al diplomatiek tussenbeide waren gekomen om het vertrek van Ben Ali en Moebarak te versnellen, werden de VS, Groot-Brittannië en anderen, door het wankelen van het regime van Kadhafi, al heel snel aangemoedigd: William Hague, bijvoorbeeld, maakte voortijdig bekend dat Kadhafi op weg was naar Venezuela. Toen Kadhaffi's troepen opnieuw de overhand begonnen te krijgen, klonk de roep luider tot het opleggen van een no-fly zone of een directe militaire interventie met behulp van andere middelen. Op ditzelfde moment echter, lijkt er diepe verdeeldheid te bestaan binnen de EU en de NAVO, met Groot-Brittannië en Frankrijk als degene die het sterkst voor militaire actie zijn en de VS en Duitsland als de meeste terughoudende op dat vlak. De Obamaregering is in principe natuurlijk niet gekant tegen een militaire interventie, maar ze wil niet het risico lopen weer betrokken te worden in een andere militaire puinhoop in de Arabische wereld.
Mogelijk dat sommige delen van de wereldbourgeoisie zich afvragen of Kadhafi’s 'gezondmakingsaanpak' met massaterreur een manier is om verdere onrust in de hele regio te ontmoedigen. Eén ding is echter zeker: de Libische gebeurtenissen, en zelfs de hele ontwikkeling van de situatie in de regio, hebben de groteske hypocrisie van de wereldbourgeoisie ontmaskerd. Na jaren Kadhaffi's Libië verguisd te hebben, als een broeinest van internationaal terrorisme (wat het ook was, natuurlijk), waren de leiders van landen als de VS en Groot-Brittannië, die de grootste moeite hadden om hun standpunt over de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Hoessein te rechtvaardigen, ontzettend blij met de schijnbare recente ommekeer van Kadhaffi en zijn besluit om in 2006 zijn eigen massavernietigingswapens overboord te gooien. In het bijzonder Tony Blair had erg veel haast om de 'gekke terroristische leider' van gisteren te verwelkomen. Slechts een paar jaar later, is Kadhafi weer een idiote terroristische leider en degenen, die hem steunden, moeten nu niet minder haastig manoeuvreren om opnieuw afstand van hem te nemen. En dit is slechts één versie van hetzelfde verhaal: bijna alle recente of huidige 'Arabische dictators' hebben genoten van de loyale steun van de VS en andere machten, die tot nu toe zeer weinig interesse hebben getoond voor de 'democratische aspiraties' van de mensen in Tunesië, Egypte, Bahrein of Saoedi-Arabië. Het uitbreken van de straatprotesten, uitgelokt door prijsstijgingen en tekorten aan de eerste levensbehoeften, en in sommige gevallen gewelddadig onderdrukt, tegen de VS opgelegde regering van Irak inbegrepen, en eveneens tegen de de huidige heersers van Iraaks Koerdistan, leggen de loze, hypocriete beloftes, gedaan door het 'democratische Westen', verder bloot.
Gaat de democratie een nieuwe opleving doormaken? Over de perspectieven ...
10. Bepaalde internationalistische anarchisten in Kroatië (ten minste vóór ze begonnen deel te nemen aan de protesten die aan de gang zijn in Zagreb en elders) kwamen tussenbeide op libcom.org met het argument dat de gebeurtenissen in de Arabische wereld een soort van herhaling waren van de gebeurtenissen in Oost-Europa in 1989, waarin alle aspiraties voor verandering op een zijspoor gemanoeuvreerd richting 'democratie', en dat leverde helemaal niets op voor de arbeidersklasse. Een zeer legitieme bezorgdheid, gezien de duidelijke kracht van de democratische misleidingen binnen deze nieuwe beweging. Maar ze missen het essentiële verschil tussen de twee historische momenten, vooral op vlak van de verhouding in klassekrachten op wereldschaal. Op het moment van de ineenstorting van het Oostblok in 1989 had de arbeidersklasse in het westen de grenzen bereikt van een reeks van strijdmomenten, die hen niet in staat had gesteld het politieke niveau voldoende te ontwikkelen. De ineenstorting van het Oostblok, met de bijbehorende campagnes over de dood van het communisme en het einde van de klassenstrijd, en het onvermogen van de arbeidersklasse van het Oosten om te reageren op haar eigen klasseterrein, dompelde de arbeidersklasse internationaal onder in een lange periode van terugval. Alhoewel de stalinistische regimes in werkelijkheid tegelijkertijd slachtoffers waren van de wereldwijde economische crisis, was dit toentertijd verre van duidelijk en de westerse economieën beschikten nog over voldoende speelruimte om de indruk te wekken dat een nieuwe heldere dageraad voor het wereldkapitalisme aanbrak.
De huidige situatie ziet er geheel anders uit. Het werkelijk wereldwijde karakter van de kapitalistische crisis is nog nooit zo duidelijk geweest, waardoor het veel gemakkelijker is voor proletariërs overal ter wereld te begrijpen dat ze, in essentie, allemaal geconfronteerd worden met dezelfde problemen: werkloosheid, stijgende prijzen, het gebrek aan een toekomst binnen dit systeem. En de afgelopen zeven of acht jaren hebben wij een langzame maar echte opleving gezien van arbeidersstrijd in de hele wereld, strijdbewegingen die meestal geleid werden door een nieuwe generatie van proletariërs, die minder getekend is door de tegenslagen van de jaren 1980 en 1990, en die opnieuw op wereldschaal een groeiende minderheid van gepolitiseerde elementen voortbrengt. Gelet op deze grote verschillen, is er een reële mogelijkheid dat de gebeurtenissen in de Arabische wereld, verre van een negatief effect te sorteren op de klassenstrijd in de centrale landen, de toekomstige ontwikkeling in het algemeen zal bevorderen:
Deze en andere elementen zullen in eerste instantie veel duidelijker worden bij de gepolitiseerde minderheid dan bij de meerderheid van de werknemers in de centrale landen, maar op lange termijn zullen zij bijdragen tot de echte éénwording van de klassenstrijd over de nationale en continentale grenzen heen. Niets van dit alles, echter, vermindert de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen, die jarenlang ervaring hebben opgedaan met de 'geneugten' van de 'democratie' en de 'onafhankelijke vakbeweging', waarvan de historische politieke tradities diep, zo niet op grote schaal, verankerd zijn, en die geconcentreerd zijn in het hart van het imperialistische wereldsysteem. Het vermogen van de arbeidersklasse in Noord-Afrika en het Nabije- en Midden-Oosten, om te breken met de democratische illusies en een eigen weg te bieden aan de onterfde massa van de bevolking, wordt nog steeds fundamenteel bepaald door het vermogen van de arbeidersklasse in de centrale landen om hen te voorzien van een duidelijk voorbeeld van zelf-georganiseerde en gepolitiseerde proletarische strijd.
IKS, 11 maart 2011De „humanitaire“ interventie van de Staten van de NAVO in Libië met het feitelijke doel militaire hulp te bieden aan één partij in een lokale burgeroorlog, heeft alweer laten zien dat er in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten geen „revoluties“ zijn. Er is slechts een koppige en bittere strijd om de macht, de winst, de invloed en de controle over oliebronnen en strategische gebieden.
Grote ontevredenheid en sociaal-economische protesten van de werkende massa’s in het gebied die door de economische wereldcrisis (aanvallen op de levensomstandigheden van arbeiders, verhoging van de werkloosheid en armoede, verspreiding van de precaire arbeid) worden teweeg gebracht, worden door politieke oppositiegroepen gebruikt om staatsgrepen te plegen, waarbij zij de tirannie van de corrupte en seniele dictators omverwerpen en zichzelf in hun plaats verheffen. Door de werklozen, de arbeiders en de armen als kanonnenvoer te mobiliseren, leiden de ontevreden facties van de heersende klasse hen van hun sociale en economische eisen af door hen „democratie“ en „verandering“ te beloven. In werkelijkheid zal het aan de macht komen van dit ranzige blok van „gewone parlementsleden“ van de heersende elite, liberalen en religieuze fundamentalisten, de arbeiders geen veranderingen ten goede brengen. Wij kennen de gevolgen van de overwinning van de liberalen maar al te goed: nieuwe privatiseringen, versterking van marktchaos, de opkomst van nieuwe miljardairs en verdere verergering van de armoede, het lijden en de ellende van de onderdrukten en de armen. De overwinning van de godsdienstige fundamentalisten zou betekenen: toename van de reactie door de geestelijkheid, de genadeloze onderdrukking van vrouwen en minderheden, en het onvermijdelijke afglijden naar een nieuwe Arabisch-Israëlische oorlog, waarvan de ontberingen opnieuw op de schouders van de werkende massa’s zouden worden gelegd. Maar zelfs in „ideale“ optie van de vestiging van representatieve democratische regimes in de landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, zullen de werkende mensen helemaal niets winnen. De arbeider, die bereid is om zijn leven voor de „democratie“ in de waagschaal te stellen – is als een slaaf, die zweert te zullen sterven voor zijn “recht” zijn slavenhouder te kiezen. De representatieve democratie is geen druppel menselijk bloed waard.
In de strijd om de macht die nu in dit gebied losbarst, kiezen de Europese NAVO-staten en de Verenigde Staten zelfs openlijker de kant van de politieke oppositiegroepen in de hoop dat de overwinning van deze krachten en het „democratiserings“-model van politieke overheersing hen nieuwe winsten en voorrechten zullen brengen. Met hun steun aan de „democratie“ in Tunesië en Egypte hopen zij hun invloed daar te versterken, hun kapitalistische „ investeerders“ te bevrijden van de corruptie van de dictators en mee te kunnen doen met de opkomende privatisering van rijkdom van de heersende clans. Door de liberale, de monarchistische en de godsdienstig-fundamentalistische oppositie in Libië te helpen, die samenwerkt met een aantal hogere ambtenaren van het Ghadaffi-regime, hopen zij controle over de rijke oliereserves te krijgen. Samen met hen nemen sommige Arabische staten deel aan de strijd om invloed te verwerven, waarbij zij voor het gebied hun eigen ambities hebben.
De toekomstige machten gaan alweer met bommen en granaten te werk om het leven van mensen te “redden” en hen van dictaturen te “bevrijden”, door mensen te doden. De regeringen van de Westeuropese landen en de V.S. zijn leugenachtig en schijnheilig: gisteren hielpen zij dictators, koesterden zij hen en verkochten ze hen wapens. Vandaag eisen zij de dictators te vertrekken, „want zij luisteren naar de eisen van het volk”, maar zij aarzelen niet om de protesten van het volk in „hun eigen“ landen te onderdrukken en haar eisen volledig te negeren. Wanneer de overgrote meerderheid van inwoners van Frankrijk of Groot-Brittannië, Griekenland of Spanje, Portugal of Ierland zeggen dat zij de overheidssteun aan banken en ondernemingen niet uit hun zak willen betalen, en eisen dat van de bezuinigingsmaatregelen, het asociale pensioen- en de arbeidshervormingen wordt afgezien, dan geven de autoriteiten hen als antwoord dat de democratie „niet door straat wordt geregeerd“.
Een „humanitaire“ interventie biedt de heersers van Westelijk Europa en de Verenigde Staten de grote kans om de bevolking van landen in hun macht van de gevolgen van de werkelijke crisis af te leiden. De korte gewonnen oorlog om „het volk en de democratie te redden“ is bedoeld om ervoor te zorgen dat de Europese en Noordamerikaanse arbeiders het a-sociale beleid van de regeringen en de kapitalisten vergeten en opnieuw trots worden op hun „menselijke “ en „eerlijke“ heersers in de volgende uitgave van de „heilige alliantie ” tussen de onderdrukkers en onderdrukten.
Wij roepen de arbeiders van de wereld op niet toe geven aan een „ democratisch” en „humanitair“ bedrog en fel verzet te plegen tegen een nieuwe escalatie van kapitalistische barbarij in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Als wij onze stem voor de onderdrukte en uitgebuite armen in het gebied, over duizenden kilometers lange afstanden en taalbarrières konden verheffen, dan zouden wij hen aansporen om terug te keren naar de oorspronkelijke sociale en economische motieven en de thema’s van hun protest, om in opstand te komen, om verder te gaan met stakingen en demonstraties tegen lage lonen, hoge prijzen en werkloosheid, voor sociale bevrijding – maar zich niet in te laten met politieke spelletjes van een machtsstrijd tussen verschillende facties van de heersende klassen.
Wij nodigen de arbeiders van Europa en Amerika uit om de straat op te gaan om te protesteren tegen de nieuwe „humanitaire“ oorlog die in het belang is van staten en kapitalisten. Wij roepen de afdelingen van de Internationale Arbeidersassociatie (IAA/AIT) op om hun internationalistische en anti-militaristische agitatie te verhogen en demonstraties en stakingen tegen de oorlog te beginnen .
WEG MET DE OORLOG!
WEG MET ALLE STATEN EN LEGERS!
GEEN ENKELE DRUPPEL BLOED VOOR DICTATUUR OF DEMOCRATIE!
NEE TEGEN ALLE REGERINGEN EN „OPPOSITIES“!
VOOR SOLIDARITEIT MET DE STRIJD VAN HET WERKENDE VOLK VOOR SOCIALE BEVRIJDING.
LANG LEVE HET ALGEMENE ZELFBEHEER VAN DE ARBEIDERS!
Bond van revolutionaire anarcho-syndicalisten KRAS,
Sectie van de IWA/AIT/IAA in Rusland
(Dit pamflet is ook te vinden op de website van ASB)
Zoals wij al aangestipt hebben in verschillende artikels van onze territoriale publicaties en op onze website is er sinds een aantal maanden een groeiende tendens onder groepen werkers om bijeen te komen om te debatteren en samen na te denken over de sociale toestand. En dan heel in het bijzonder over de gevolgen van de economische crisis op onze levens- en werkomstandigheden. Wij hebben de ervaring van de arbeiders van TEKEL in Turkije, de arbeidersvergaderingen in verschillende steden van Frankrijk, de bijeenkomsten van werkers in Alicante of Valencia, de bijeenkomst tussen ‘ouderen’ en jongeren in de discussiekring in België. In al die bijeenkomsten van de werkende klasse stond er dikwijls één thema centraal: Hoe moeten wij te werk gaan om onze eenheid, ons bewustzijn en onze strijd als werkende klasse te versterken?
Wij publiceren hieronder een artikel van onze afdeling in Italië, dat een bevestiging vormt van deze steeds meer algemene en internationale tendens van minderheden van arbeiders die een inspanning leveren om zich te groeperen en actief deel te nemen aan de strijd van onze klasse. Wij hopen dat deze ervaring nieuwe elementen aandraagt in de ontwikkeling van een doorzettingsvermogen om daar steeds meer arbeiders bij te betrekken.
De voorbije 8e en 9e oktober van 2010 werd er in Milaan een belangrijke bijeenkomst gehouden, waartoe was opgeroepen vanwege de noodzaak van “de coördinatie van strijdende arbeiders in het verzet tegen ontslagen en de precariteit”, beter bekend als de 'IIe Nationale Zelfstandige Bijeenkomst in strijd tegen de Crisis en de Veralgemeende Precariteit' (1). In het artikel 'Italië : de rijping van de klassestrijd ’, gepubliceerd in het nummer 167 (2) van onze krant kan men informatie vinden over de sociale en politieke context waarin deze bijeenkomst in Milaan plaatsvond.
In de oproep voor de bovengenoemde bijeenkomst (3) werd gesteld dat “... [wij moeten] kunnen bijeenkomen en proberen op een zelfstandige en onafhankelijke manier na te denken over de internationale crisis van het kapitalisme, die nog lang niet ten einde is. Bijgevolg moeten wij een zo breed mogelijk discussie voeren over hoe te strijden tegen de geplande ontslagen die zich voordoen in een nog nooit vertoonde aanval op onze levens- en werkomstandigheden. Wij moeten opnieuw onze capaciteit ontwikkelen om ons doeltreffend te organiseren, ons verzet ontwikkelen tegen de uiterst belangrijke aanval op onze lonen...” ; “ … Geconfronteerd met deze toestand voelen wij ons nog enorm ontredderd... en moeten wij allen samen opkomen tegen de herstructureringsplannen van de bazen en de regering...”.
Aan deze bijeenkomst namen een 500-tal personen deel, die debatteerden over verschillenden kwesties die werden voorgesteld voor de dagorde om bediscussieerd te worden, ook al werden ze per thema behandeld en niet allemaal in de voltallige vergadering. (4) In de voltallige bijeenkomst van alle deelnemers, zoals de 'Werkers Verenigd tegen de Crisis', konden wij vaststellen dat de zaal gevuld was met werkers uit verschillende steden uit het centrum en het noorden van Italië. Bij de debatten zagen wij ook vertegenwoordigers van de officiële vakbonden als ook van de basis-syndicalisten. Nochtans was de doelstelling van het debat in de oproep duidelijk gesteld en bijna allen onder hen kwamen dan ook tussen als werkers om met hun voorstellen te antwoorden op de vraag hoe de aanvallen van de bazen en de staat op onze levensomstandigheden tegen te houden. De bijeenkomst is er in geslaagd om die onderwerpen in het verloop van de discussies overeind te houden.
De discussie werd ingeleid door een hele interessante voorstelling over de economische en sociale toestand die onder andere de volgende zaken vaststelde:
In de afgelopen anderhalf jaar hebben de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming in Nederland (IKS) verschillende keren gelijksoortige of gedeelde initiatieven genomen met betrekking tot kwesties als de arbeidersstrijd en de oorlog. Zo hebben beiden het pamflet van de KRAS over de oorlog in Libië "Weg met de nieuwe oorlog in Noord-Afrika", gepubliceerd. Tesamen hebben ze ook een solidariteitsverklaring onderschreven met de strijd van de werkers van de VIVA!-Zorggroep. Verder hebben we in Wereldrevolutie nr. 125 onder de titel "Het Internationalisme van de ASB" de brochure "Klasse en revolte", waarin de ASB haar beginselen heeft uiteengezet, kritisch onder de loep genomen maar vooral ook begroet.
Nu is er op de site van de ASB en in Buiten de Orde jaargang 23 nr. 1 een artikel verschenen van K. Fotia van de ASB over "Perspectieven in klassenstrijd en zelforganisatie".(1) Het artikel vertrekt vanuit de vraag: "Wat betekent alles (de strijd van de afgelopen anderhalf jaar) voor de perspectieven van de klassenstrijd in Nederland en wat betekent dat voor de perspectieven van revolutionairen?" Volgens de schrijver: "biedt dit alles de mogelijkheid op het ontwikkelen van zelforganisaties met slagkracht en een hoger niveau van militantie door de hele klassenstrijd heen."
Dit artikel verdient aller aandacht: van anarchisten, van communisten, maar vooral van internationalisten, omdat het een aantal elementen bevat, die niet alleen gaan over de noodzaal tot strijd, maar ook en vooral over de manier waarop de werkers hun strijd moeten organiseren. Dit is een cruciale kwestie, omdat de klasse als geheel daar in de huidige periode door een gebrek aan zelfvertrouwen en door de moeilijkheden die ze heeft om haar eigen identiteit als klasse te bevestigen, niet echt een antwoord op weet te vinden. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor de meer ‘gepolitiseerde’ kameraden, want zij kunnen er op een georganiseerde wijze toe bijdragen de valse praatjes van de heersende klasse over de onoverwinnelijkheid van het kapitalisme door te prikken en de illusies onder de werkers over het eeuwigdurende karakter van dit verrotte systeem, af te breken.
Als uitdrukking van ons respect voor dit artikel publiceren we hier een eerste reactie in de hoop de discussie over dit onderwerp hiermee een impuls te geven onder iedereen die oprecht begaan is met de strijd van de arbeidersklasse.
In deze eerste wil ik niet op alle punten en komma’s van de tekst van K Fotia ingaan – dat zou de discussie vooraf teveel bestempelen en mogelijke richtingen, waarin de ‘oplossing’ te vinden is, afsluiten. Verder is het ook nagenoeg onmogelijk, omdat mijn reactie dan net zo lang, en misschien wel langer zal worden dan de tekst waarop ik wil reageren. Maar het artikel van K. Fotia bevat mijn inziens diverse interessante elementen en als zodanig zou ik hem ook ten zeerste willen begroeten.
Een allereerste voorbeeld van een passage, die ik kan nagenoeg geheel kan onderschrijven: "In een dergelijke situatie, waar een grote groep militante arbeiders tegen het limiet van de vakbondsstructuren aan loopt, bestaat de mogelijkheid om uit deze structuren te breken en de strijd zelf voort te zetten. De rol van revolutionairen hierin is het bevorderen van dergelijke initiatieven, het ondersteunen van pogingen om los te komen van de vakbondsstructuren en het ondersteunen van acties en initiatieven die de zelforganisatie en militantie van de betrokken arbeiders bevorderen en de grip van de bureaucraten verzwakt. Onderlinge steun tussen diverse groepen arbeiders versterkt elkaars zelfvertrouwen en kan een conflict meer slagkracht geven. Het voorkomt isolatie en biedt daarbij een breder perspectief dan alleen een specifiek werkvloer conflict, het overstijgt de hokjes waarin het kapitalisme ons opdeelt".
Naar mijn inzicht - en die van Internationalisme/Wereldrevolutie - bestaat de strijd van de arbeidersklasse (die van de precairen inbegrepen) globaal genomen uit twee dimensies: aan de ene kant de strijd voor de zelfstandige eenheidsorganisatie (strijdcomités, algemene vergaderingen, massale delegaties naar andere bedrijven, stakersbijeenkomsten met deelname van de werklozen, enzovoort); aan de andere kant de organisaties waarin de kameraden die zich, op grond van eerdere ervaringen in de strijd tegen de ondernemers, de democratie, de staat en het kapitalisme en haar verschillende onderdrukkings- en misleidingsinstrumenten (vakbonden, politie, media, politici, enzovoort), aaneengesloten hebben om de algemene vooruitzichten van de strijd van de klasse te verdedigen en te propageren. Dat is volgens mij de meest natuurlijke wijze waarop de klasse haar strijd ontwikkelt, versterkt en vooruithelpt. In dat kader lijkt het organisatiemodel van de FAI-CNT nog het meest op de natuurlijke organisatie van de arbeiders en de overige (delen van de) uitgebuite klassen. Er is echter één maar: een permanente eenheidsorganisatie kan tegenwoordig niet meer bestaan, omdat de strijd van de klasse in de huidige periode gekenmerkt wordt door een voortdurende op- en neergang, door een situatie van verhevigde, intensieve, massale strijd gevolgd door relatieve perioden van terugval en kalmte, waarin de overdenking binnen de klasse haar werk doet. Vanwege de ongekende historische crisis van het kapitalisme bestaan in de huidige periode niet langer de omstandigheden waarin de arbeidersklasse stukje voor stukje stappen vooruit kan doen in het verwerven van blijvende verbeteringen van haar levensomstandigheden.
In dit kader heeft de kameraden groot gelijk als hij zegt dat het nodig is dat de arbeiders (de schoonmakers bijvoorbeeld) uit de vakbondskaders moeten breken. Deze houden hen "stevig ingemetseld in de verstikkende structuren van de traditionele vakbonden."Verder schrijft hij: "Hoeveel concessies de traditionele vakbonden ook winnen (als dat al het geval is), ze uiteindelijk geen enkel perspectief bieden. Alle concessies die door de vakbeweging zijn afgedwongen over een periode van decennia worden nu in enkele jaren tijd afgebroken en diezelfde vakbeweging is niet in staat dat te stoppen." Vervolgens bevestigt zijn bijdrage wat ik hierboven ook al heb aangegeven: "Het langzaam opbouwen van kleine overwinningen via conflict en onderhandeling, zoals de sociaaldemocraten en vakbonden al eeuwen nastreven, biedt geen revolutionair perspectief en heeft dat ook nooit geboden. Belangrijk hierbij is het besef dat de kleine, tijdelijke overwinningen die we wel of niet boeken precies dat zijn, tijdelijk. Zolang kapitalisme in stand blijft, zullen alle concessies vroeg of laat worden afgebroken."
"Een belangrijk verschil tussen reformistische- en revolutionaire organisaties is de bereidheid tot compromis. De reden waarom de arbeidersklasse in zo’n historisch zwakke positie zit is voor een deel te wijten aan het poldermodel, wat vertegenwoordigers en bureaucraten concessie na concessie laat maken, arbeiders passieve toeschouwers maakt in hun eigen ‘strijd’.(…) Zodra een rustpauze of eind van de strijd gepaard gaat met de belofte om de ‘sociale vrede’ te handhaven, verwordt elke organisatie, hoe basisdemocratisch en radicaal ze ook is, tot een disciplinerend instituut en een verlengstuk van de bazen."
Escalatie - of volgens mij beter gezegd: het op de spits drijven van de confrontatie met de ondernemers en de staat - biedt volgens de schrijver "perspectieven op iets dat buiten de door hen gebouwde hekwerken kan treden." Want "Op het moment dat arbeiders weigeren de knie te buigen, zullen ze zoeken naar methodes die ze gezamenlijk kunnen ondernemen en die daadwerkelijk druk op de bazen zetten, door hen te raken waar ze het voelen: de winsten. Dit soort acties kunnen variëren van wilde stakingen, picketlines en sabotage tot blokkades".(….) Door middel van actie kunnen we de arbeiders inspireren "aangezien het ondernemen van actie altijd een zeker zelfvertrouwen vereist, iets wat (nog) niet grootschalig aanwezig is. Belangrijk is echter dat het hier niet bij blijft en dat men haar acties zo snel mogelijk, zo breed mogelijk probeert te laten verspreiden."
De citaten uit de tekst van K. Fotia heb ik niet integraal overgenomen. Om eerlijk te zijn: sommige gedeelten, waarover ik het niet voor honderd procent mee eens ben met de kameraad heb ik eruit weggelaten. Bijvoorbeeld over het punt van sabotage en blokkades. Het is mij niet duidelijk wat daar precies mee bedoeld wordt, maar als het de bedoeling is het bedrijf economisch te treffen, dan betreft dat een punt waar we al eens eerder een discussie over hebben gehad. Tegen de achtergrond van de wereldomvattende economische crisis, waarbij de hele kapitalistisch wereld zich in de staat verenigd om haar bestaande orde te verdedigen is de sabotage of blokkade van een enkel bedrijf een vorm van strijd die van geen doorslaggevend belang meer kan zijn
Naast de hierboven geciteerde en andere delen c.q. zinsneden van het artikel kan ik nog veel meer delen uit het artikel citeren, die ik voor het grootste gedeelte kan onderschrijven. Onder het kopje ‘Tot slot’ staan echter een aantal punten, die naar mijn idee een beetje te ver gaan in het voorschrijven van een soort van "recept tot actie". Het gevaar van dat laatste – "recepten tot actie" - is dat het de discussie over de organisatiekwestie al op voorhand steriel dreigt maken, terwijl het juist de bedoeling zou moeten zijn om, aan de hand van de bijdrage van K. Fotia, de discussie open te gooien voor het hele internationalistische milieu. Desondanks vormt deze bijdrage van K. Fotia voor de eerste keer sinds lange tijd een kans en uitstekende gelegenheid een open en gemeenschappelijke discussie te doen plaatsvinden onder anarchisten, kommunuisten, anarcho-kommunisten, etc. die zich, niet alleen op een anti-kapitalistisch, maar vooral ook op een internationalistisch standpunt stellen.
2012-07-02, AdG
Deze oproep tot solidariteit is overgenomen uit Weltrevlolution; de publiatie in Duitsland van de IKS.
Bijlage | Grootte |
---|---|
Vragenlijst over de pers.doc [107] | 91.5 KB |
In het zomernummer van 2011 Buiten de Orde is een artikel verschenen van de hand van Jan Bervoets, getiteld: ”Over Bolsjewisme en anarchisme. Een individueel antwoord op een uitnodiging tot een collectieve uitnodiging van de IKS.” In dit zomernummer reageert Jan Bervoets op de driedelige reeks, verschenen in Wereldrevolutie: “Kommunistische linkerzijde en internationalistisch anarchisme”.
Allereerst willen we onze excuses maken voor de wat late reactie onzerzijds op het artikel. Dat de reactie pas nu verschijnt, moet geenszins opgevat worden als een teken van onderschatting of misprijzen van de bijdrage in Buiten de Orde. De verschijning van het artikel in Buiten de Orde kan alleen maar onze waardering wegdragen. En we hopen dat de rest van deze reactie dit ook kan aantonen.
In het artikel van Buiten de Orde verwijst de schrijver naar een aantal andere artikels, die de belangstelling van de anarchisten zou moeten opwekken: “Ook andere artikels lezen die in het blad lezen die in het blad voorkomen, waarin de arbeidersklasse langs allerlei wegen wordt opgeroepen te vechten tegen de staat en voor de massastaking. Karakteristieke titels zijn “De beweging tegen de CPE in 2006 is een voorbeeldige strijd voor de arbeidersklasse.” “Algemene vergaderingen en zelfgekozen stakingscomités bieden uitzicht op uitbreiding.” “Strijden achter de vakbonden is recht op de nederlaag afgaan”.
“Wanneer men mij vraagt hoe een anarchist zou kunnen reageren op het voorstel van de IKS om een gesprek aan te gaan, dan zal ik mijn kameraden voorstellen in ieder geval bladen als Wereldrevolutie te lezen omdat men daarin tal van oproepen vindt aan de arbeidersklasse om zichzelf te organiseren tegen het kapitalisme, de staat en de vakbondsbureaucratie.”
Wij kunnen de reactie van de schrijver van het artikel enkel begroeten, net zoals we in Internationalisme 351 hebben gedaan in reactie op een artikel “Linkse communisten over het internationalistische anarchisme”,
dat verschenen was in De Vrij Communist nr 8.(1) We beschouwen de reactie in Buiten de Orde als een serieuze poging om te beantwoorden aan de oproep dat “de Linkskommunisten en de internationalistische anarchisten de plicht hebben om het debat aan te gaan en zelfs om samen te werken.”
Zoals het artikel in Buiten de Orde duidelijk aantoont, zijn echter ook een aantal kwesties waar anarchisten en kommunisten elkaar moeilijk kunnen vinden. En die punten liggen niet alleen op het theoretische vlak, maar ook en met name op het vlak van de moeite die de kommunisten hebben (gehad) om toe te geven dat er door hen tragische fouten gemaakt zijn, en dat vele oprechte, revolutionaire klassebroeders, anarchistische kameraden daar het slachtoffer van geworden zijn. In die zin is het heel begrijpelijk dat de kommunisten nog een pedanterie wordt verweten door de anarchisten:
“Soms kijken we wat vreemd aan tegen de uitspraken zoals het is de plicht van het proletariaat en reageren wij op zin zachts gezegd geërgerd op (…) de claim van de IKS alsof zij de enige wijsheid in pacht heeft ten aanzien van de verbanden tussen van het precariaat met de gehele arbeidersklasse.” Voor de anarchisten waren de kommunisten (Trotsky b. v.) lange tijd onbereikbaar als het ging om een discussie aan te gaan over de wijze waarop er leiding is gegeven aan de Ie Internationale en over de pijnlijke gebeurtenissen die ten tijde van de revolutie van October 1917 in Rusland hebben plaatsgevonden.
Dat we op het punt van het toegeven van de fouten, die door onze klassebroeders in het verleden zijn begaan, stappen vooruit aan het maken zijn, mag blijken uit de volgende passages uit de reeks: “Wij respecteren de diepgaande revolutionaire aard van de internationalistische anarchisten, wij weten dat wij zij aan zij zullen strijden als er bewegingen van massale strijd zich zullen voordoen. (…) “De houding van de meerderheid van de Bolsjewistische Partij in de jaren 1918-1924 (het verbod zonder onderscheid van iedere anarchistische publicatie, de botsing met het leger van Machhno, het bloedig neerslaan van de opstandige matrozen van Kronstadt...) heeft een kloof geslagen tussen de revolutionaire marxisten en de anarchisten. Maar vooral de afslachting van duizenden anarchisten in naam van 'kommunisme', heeft tientallen jaren lang een waar trauma veroorzaakt.” (Wereldrevolutie 124)
De stappen vooruit mogen ook blijken uit de toegeving die gedaan wordt in de volgende passage: “De vervelendste fout die door dit artikel begaan wordt, betreft de opstand in Barcelona in mei 1937. We schreven inderdaad: “De anarchisten werden medeplichtigen van de repressie door het Volksfront en de regering van Catalonië”. In werkelijkheid vormden de militanten van de CNT en de FAI daarentegen de grote meerderheid van de opstandige arbeiders van Barcelona en waren zij de voornaamste slachtoffers van de repressie, die georganiseerd werd door de stalinistische horden! Het was veel juister geweest de collaboratie van de leiding van de CNT aan de slachting aan te klagen dan die van ‘de anarchisten’. (Wereldrevolutie 122)
Betekent deze houding dat we onszelf dus nog steeds beschouwen “als een verlichte minderheid die anderen de waarheid, het goede geweten en bewustzijn moet influisteren?” (…) “Een dergelijke opvatting zou totaal in tegenspraak zijn met de eigenlijke traditie van het Linkskommunisme. En nog diepgaander toont zij die tegenspraak in de band die de kommunistische revolutionairen verbindt met hun klasse. (Wereldrevolutie 124).
Nee, we beschouwen ons verre van een verlichte minderheid:“Reeds de Socratische Dialoog begreep dat de ontwikkeling van debat niet enkel een kwestie is van denken; het is een ethische kwestie. Vandaag dient het streven naar verheldering de zaak van het proletariaat, terwijl de sabotage van verheldering het schade toebrengt. In die zin zou de arbeidersklasse het motto kunnen aannemen van de Duitse verlichte Lessing, die zei dat er één zaak was die hij nog meer liefhad dan de waarheid, namelijk het op zoek gaan naar de waarheid” (De Debatcultuur: Een wapen in de klassenstrijd)
Dat de schrijver nog niet helemaal overtuigd is en dat het oude gevoel ten opzichte van de kommunisten nog doorwerkt in zijn bijdrage, blijkt wel uit zijn reactie op een artikel in Wereldrevolutie: “De solidariteit met het precariaat kan alleen door de solidariteit met en in de hele arbeidersklasse te versterken”. Refererend aan het artikel krijgen de negatieve gevoelens van de schrijver ten opzichtige van de linkskommunisten, ondanks alle pogingen op een positieve manier te antwoorden op onze oproep, toch weer even de overhand:
De kameraad van Buiten de Orde stelt dat dit een titel zou “kunnen zijn van een artikel uit de anarchistische of anarcho-syndicalistische pers” (…) “ware het niet dat Wereldrevolutie deze leuze “solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt en met name de kameraden van Doorbraak en de AAGU verwijt, dat die zich exclusief zouden beperken tot het precariaat.” Is dit ook weer een vorm van ”pedanterie, die geen onderscheid weet te maken tussen het werkelijk zoeken naar kennis en het vervormen van kennis tot ideologie.”?
We kunnen de kameraad misschien niet overtuigen met een citaat van Marx, maar we willen hem deze toch niet onthouden. In zijn Frans-Duitse Annalen beweerde hij namelijk het tegendeel: “Wij stellen ons niet voor aan de wereld als doctrinairen, gewapend met een nieuw beginsel: hier is de waarheid, op de knieën ervoor! Wij vertegenwoordigen voor de wereld nieuwe beginselen die wij halen uit de beginselen van de wereld zelf. Wij zeggen hem niet: “Stop met je strijd, het zijn kinderachtigheden; het is aan ons om de werkelijke raadgevingen voor de strijd te geven”. “Al wat wij doen is aan de wereld laten zien waarom hij in werkelijkheid strijdt ”. (Wereldrevolutie 124)
Onze oproep tot een discussie tussen de internationalistische anarchisten en de linkskommunisten in Wereldrevolutie is welgemeend. En we hopen in het bovengenoemde gedeelte een bijdrage te hebben geleverd om de internationalistische anarchisten, die zich oprecht en uit solidariteit inzetten voor de strijd van de klasse ervan te overtuigen dat, zonder de meningsverschillen, misverstanden en/of onbegrip te verdoezelen en een kunstmatig front te vormen, samenwerking in de strijd tegen het kapitalisme, de staat en de vijandige burgerlijke partijen op dit moment niet mag leiden onder feit dat er nog belangrijke, ernstige meningsverschillen bestaan over bepaalde episodes in de geschiedenis.
Allereerst over hoe de IKS wordt karakteriseert. In de titel wordt gesproken: “Over Bolsjewisme en anarchisme….”. Verderop in het artikel zelf schrijft men: “De IKS (…) beschouwt zichzelf als erfgenaam van het bolsjewisme, maar beschouwt zich niet expliciet als een stroming van de IVe Internationale.”
Wat dat laatste betreft heeft de schrijver helemaal gelijk, alhoewel er nog de suggestie in zit dat Wereldrevolutie toch nog zo half en half trotskistische standpunten verdedigt. De IKS is echter noch trotskistisch noch bolsjewistisch. De IKS is kommunistisch of, noch beter gezegd, links-kommunistisch. Het baseert haar uitgangspunten op politiek van de kommunisten die in de loop van de jaren 1920 uit de Kommunistische Internaionale zijn gezet of zijn gegaan: met name de Duits-Hollandse en Italiaanse Linkerzijde
We zijn geen bolsjewisten, want bolsjewisme is het proces dat gekenmerkt wordt door “Het stalinistische offensief om de controle te verwerven over de verschillende nationale kommunistische partijen, rond de ‘bolsjewisering’ van deze partijen en de uitsluiting van militanten, die weigerden om deze nieuwe politiek te accepteren”. (Have we become "Leninists? - part 1, International Review 96). We hebben ons altijd gedistantieerd van de politiek van het socialisme in één land, zoals is die werd aangenomen op het Vde Congres van de Kommunistische Internationale. Kommunisme is internationalistisch of het is niets.
Alhoewel we Trotsky tot aan zijn dood zijn blijven beschouwen als deel uitmakend van de arbeidersklasse, zijn we ook geen trotskisten. Voor ons is Trotsky’s kritiek van het bolsjewisme altijd halfslachtig gebleven omdat hij de Sovjetmaatschappij in de grond beschouwde als een arbeidersmaatschappij. Zijn kritiek op het proces van staatskapitalistische ontwikkeling, dat in de Sovjet-Unie vanaf het begin van de jaren 1920 plaatsvond, op het neerslaan van de opstand van Kronstad,.op de politiek van het socialisme in één land, enzovoort, zijn altijd dualistische geweest.
Als de kameraad dan ook Mao Ze Dong en Lin Piao Rode Khmer aanhaalt als voorbeelden van het Bolsjewisme, suggerend dat de IKS daar dus ook politieke verwantschap mee zou hebben, dan is hij volledig de verkeerde weg ingeslagen. Het Stalinisme en de bolsjewisering van de respectievelijke kommunistische partijen (dat wil zeggen: hun onderwerping aan de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie) is door de voorlopers van de IKS altijd grondig afgewezen. En het Chinese en Cambodjaans staatskapitalisme zijn nooit een uitdrukking geweest van het kommunisme en door de Wereldrevolutie nooit en te nimmer als zodanig beschouwd.
Dan over de kwestie van het precariaat. Er is geen sprake van dat Wereldrevolutie de leuze“solidariteit met het precariaat kan enkel door solidariteit met de hele arbeidersklasse te versterken” voor zichzelf claimt. De vraag die zich alleen stelt is de volgende: “omdat een deel van de arbeidersklasse hierin (het precariaat) terechtkomt, moet deze dan ook als aparte klasse, als onderklasse beschouwd worden? Moeten we onze solidariteit tot haar beperken, zoals Doorbraak en verschillende anarchistische groepen doen? Kan zoiets een perspectief bieden aan de gezamenlijke strijd voor hun en onze belangen en de strijd tegen het kapitalisme?” (Wereldrevolutie 123)
De IKS is van mening dat dit geen perspectief biedt: want de onderdompeling in de totale armoede is niet iets dat alleen de ‘preciaren’ van nù treft: ‘de opperste ellende’ is een verschijnsel dat ons in de toekomst allemaal te wachten staat, als we niet een bewust en eendrachtig verzet organiseren tegen de staat en de ondernemers, tegen links en de vakbonden. (Wereldrevolutie 123)
“Het anarchisme heeft altijd de leus hoog gehouden ‘de bevrijding van de arbeider, zal het werk van de arbeiders zelf zijn’. Desalniettemin hebben ze daarbij vaak hun verwachtingen gericht op de het revolutionaire potentieel van de ‘marginalen’ in de maatschappij, zoals de lompenproletariërs, en anderen die op de een of andere manier op de onderste ladder van de maatschappij vertoeven. Nu er zich daadwerkelijk een materiële grondslag ontwikkelt, waarbij steeds grotere delen van de arbeidersklasse in absolute armoede geworpen worden, gaan ze steeds meer hun aandacht op deze groepen richten. (Wereldrevolutie 123)
Je kunt er inderdaad van mening zijn dat de precairen de katalysator zijn voor een radicale strijd tegen het kapitalisme, en dat zij dus het subject van de revolutie zijn. Maar de volgende vraag die zich dan stelt is: hoe breng je uiteindelijke een eenheid tot stand met andere delen van de arbeidersklasse, en de niet-uitbuitende bevolking als je als basis voor de mobilisatie bent uitgegaan van een fundamenteel onderscheid tussen de onderklasse en de rest? Als je dus andere delen van de arbeidersklasse van de bevolking daarvan dus bij voorbaat uitsluit?. Een zo groot mogelijke eenheid in de strijd is dan nog moeilijk te bewerkstelligen, als het ene deel als bijzonder naar voren geschoven wordt en als fundamenteel (Ravachol; ASB) anders gekarakteriseerd wordt en de andere delen vol schaamte genegeerd worden, alsof ze behoren tot een arbeidersaristocratie, die alleen maar profiteert van de ellende van de onderklasse.
Een tweede kwestie die in dit standpunt van de precairen over het hoofd gezien wordt, is dat iedere uitgebuite klasse nog geen revolutionaire klasse is. En in het verlengde daarvan kan je ook niet stellen dat hoe harder een klasse uitgebuit, en hoe lager zij op de ladder van de maatschappij staat, des te revolutionairder zij kan of zal optreden. Om een revolutionaire klasse te zijn binnen het kapitalisme komt er wel meer voor kijken dan alleen tot op het bot uitgebuit te worden. Een voorwaarde om als een revolutionaire klasse aangemerkt te worden, is niet alleen dat je binnen het kapitalisme niets te verliezen hebt, maar ook dat je een centrale positie inneemt in het productieproces.
De arbeidersklasse is revolutionair, niet als gevolg van het feit dat ze het meestal (maar niet altijd: sommige delen van de wereldbevolking hebben nog meer te lijden) het hardst onderdrukt wordt en vaak het meest te lijden heeft onder barbaarse levensomstandigheden, maar vanwege haar plaats in het produktieproces: door te beseffen dat zij de voortbrengster is van de meerwaarde en door tot begrip te komen van haar eigen wezen. Namelijk die van een klasse met een collectief karakter, georganiseerd, gedisciplineerd, methodisch, eensgezind, en vóór alles bewust, een kenmerk dat zowel merkbaar is in het arbeidsproces zelf als in de collectieve strijd.
Burgerlijke ideologen, met hun moderne sociologische theorieën proberen een meer verfijnde onderverdeling aan te brengen binnen de arbeidersklasse en ons wijs te maken dat er niet langer één ondeelbare arbeiderklasse bestaat. Maar “Kommunisten gaan niet uit van de een of andere bijzondere situatie van de arbeidersklasse. Ook al beweren sociologen honderd keer dat ze wel bestaan, voor kommunisten bestaan er geen zwarte, witte of gele arbeidersklasse. Voor kommunisten maakt het geen enkel verschil of een arbeider toevallig wel een eigen huis of geen eigen huis bezit. Kommunisten beseffen maar al te goed dat de nog-werkenden van vandaag de werklozen van morgen kunnen zijn. Waar de arbeiders ook hun leven proberen op te bouwen, in China of in Peru, in Roemenië of in Holland, overal heeft ze te maken met dezelfde aanval op haar leefomstandigheden. Daarom kan ze alleen in haar eenheid tegenover het kapitalisme de basis kan leggen voor een maatschappij zonder uitbuiting en armoede”. (Wereldrevolutie 123)
Een derde kwestie waar het anarchisme en het kommunisme behoorlijk van elkaar verschillen is die betreffende de revolutionaire aard van de boeren. De anarchisten proberen de kommunisten ervan te overtuigen dat de boeren een zelfstandige revolutionaire klasse vormen: “… ook een zelfde vorm van uitbuiting bestaat in de agrarische sector ( …) De bezielde revolutionaire adem bestaat daar ook en daarin vindt men dezelfde potentiëlen als die van de arbeidersklasse…”
Volgens de kommunisten bestaat de ‘revolutionaire’ aard van de boeren slechts daarin dat ze zich, naar Lenin’s overtuiging, uiteindelijk ongetwijfeld aan de zijde van de soldaten en arbeiders zullen scharen: “Kameraden, de revolutie van de arbeiders en boeren, waarover de bolsjewieken steeds gesproken hebben, is nu een feit”. (“Rapport over de taken van de Sovjetmacht”) Lenin, de bewonderaar van de creatieve kracht van de massa’s, ging ervan uit dat de boeren zouden inzien dat ze beter af waren met de dictatuur van het proletariaat dan met de dictatuur van de bourgeoisie en dus het zegevierende revolutionaire proletariaat zouden vervoegen.
Dellix / 2012.01.15
Bijlage | Grootte |
---|---|
25_08_12_uitn_2.pdf [111] | 858.85 KB |
In tal van discussies en acties blijven velen met een pak vragen zitten die maar zelden op een open en ernstige manier worden opgeklaard. De Internationale Kommunistische Stroming wil met deze dag tegemoet komen aan deze vragen en een moment creëren waar belangrijke kwesties kunnen uitgediept worden.
Wars van doctrinaire "waarheden". Het is immers niet omdat Marx of een ander historisch of hedendaags figuur iets gezegd heeft dat dit als contant geld moet aanvaard worden. Het is niet omdat een stelling het etiket "progressief" opgeplakt krijgt dat dit iets aan de oorzaken van de ellende en crisis van het kapitalistisch systeem wijzigt. Het is niet omdat men anders consumeert of in eigen beheer produceert dat het winstbejag automatisch -vervalt.
Maar het is volgens ons even belangrijk om voorbij de loutere feiten de mechanismen te begrijpen achter de gebeurtenissen.
Stel vrij je vragen, kom argumenten uitdiepen of gewoonweg luisteren naar elkaars visies. Het is vooral ook een geschikte gelegenheid om de IKS beter te leren kennen. Blijf vooral niet alleen, geïsoleerd zitten met je vragen, stel ze!
Wil je aan deze samenkomst deelnemen (een volledige dag of slechts een gedeelte ervan), stuur ons een mail of een briefje, en wil je zelf het onderwerp inleiden, laat het ons weten.
Voor uitgebreide informatie zie BIJLAGE in PDF.
9.00 - 10.00 Korte intro
10.00 - 12.30 Van verontwaardiging tot hoop: Lessen uit de Indignados en de Occupy bewegingen
Met inleiding door Spaanse kameraden
12.30 - 14.00 Broodjesmaaltijd
14.00 - 16.30 2e Discussie
Onderwerp naarkeuze te bepalen voor 1 augustus.
16.30 - 17.00 Pauze
17.00 - 18.00 Synthese en evaluatie van de dag
18.00 - 19.00 Samen de BBQ voorbereiden
19.00 - 23.30 Gezellig samenzijn
De schoonmakers hebben al met al drie en een halve maand actie gevoerd. Na de acties bij schoonmaakbedrijven als ISS, Hago en bij opdrachtgevers als Philips, de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit in Amsterdam, werden op 27 februari eerst de Universiteit in Utrecht en op 5 maart daarna de Universiteit in Amsterdam door de schoonmakers bezet. Op 28 maart bezetten de schoonmakers opnieuw het Centraal Station in Utrecht. Honderden schoonmakers hielden die middag een zit-actie in de hal van het station.
Het is niet meer dan terecht dat de schoonmakers zich verzetten tegen de verslechtering van hun werkomstandigheden. Zeker is dat de schoonmakers op een manier worden uitgebuit, die tegen ‘onmenselijke’ af is. Zo worden ze niet doorbetaald bij ziekte; moeten ze twee keer zoveel doen voor hetzelfde loon; mogen ze tijdens hun werk niet praten; krijgen ze geen handschoenen bij het schoonmaken van de wc’s en worden ze geïntimideerd als ze voor hun rechten proberen op te komen.
De schoonmakers maken, net als de leraren, de jonggehandicapten en de werkers in de gezondheidzorg, deel uit van de arbeidersklasse. Hun acties vinden plaats tegen de achtergrond van een klasse, die niet geheel en al met stomheid geslagen is.
- Zo heeft het gedwongen ontslag van het kantinepersoneel op het BEL-kantoor in Eemnes een ruime meerderheid van de daar werkenden beambten ertoe aangezet om in de week van 25 maart het initiatief te nemen tot een handtekeningactie. Ze vinden dat het besluit teruggedraaid moet worden.
- Zo boden ruim 600 werkers van sociale werkplaats Soweco in Almelo, uit protest tegen aangekondigde bezuinigingsplannen, en het bestuur op 4 april een petitie aan, ondertekend door 1500 medewerkers.
- Zo zijn de arbeiders bij Cargill in de haven van Amsterdam op 18 april in staking gegaan tegen de aangekondigde sluiting van het bedrijf en het ontslag van 30 arbeiders die daar werkzaam zijn;
- Zo organiseerde op 25 april de Abvakabo FNV een landelijke bijeenkomst voor de werkers uit verpleeg- en verzorgingshuizen en de thuiszorg, nadat hier en daar al korte prikacties hadden plaatsgevonden tegen de toenemende flexibilisering van het werk, tegen het tekort aan personeel en tegen de onderhand onfatsoenlijke verzorging van de cliënten. (Zie Wereldrevolutie 128 over de actie van de werkers bij Amsta in de week van 25 januri)
Maar of ze nu meer of minder onmenselijk uitgebuit worden: dat op zich is geen criterium om de acties zelf ook te steunen. De essentiële vraag die zich hier stelt is: wie trekt er in werkelijkheid aan de touwtjes, en wat zijn de mogelijkheden voor de schoonmakers om zich los te maken uit het vakbondsnet waarin ze verstrikt zitten, zodat ze zelf in alle vrijheid de vorm en de richting van de strijd kunnen bepalen?
De schoonmakers zijn er, ondanks hun grote strijdwil, vanaf het allereerste begin niet in geslaagd de valstrik te ontlopen die, met behulp van ultralinks, is opgezet door FNV-Bondgenoten. Deze manoeuvre van de organen van de burgerlijke staat heeft vooral tot doel een strijdbaar deel van de arbeidersklasse naar de nederlaag te voeren en daarmee een voorbeeld te stellen. De boodschap die ze aan de arbeidersklasse in Nederland daarmee afgeeft, is: ‘strijd loont niet’, hoe lang je hem ook doorzet.. Zelfs niet als je hem zogenaamd zelfstandig (met een eigen schoonmakersparlement) voert, of bezettingen organiseert (zoals de studenten).
De machteloosheid van de strijdenden werd onder meer onderstreept toen de televisie liet zien hoe de ‘presidente’ van het ‘parlement van de schoonmakers’ stond toe te kijken hoe het werk op de stations van de NS, ondanks de staking, met behulp van extra ingehuurde schoonmakers, toch gewoon doorging.
De economische crisis heeft zijn weerslag op het hele Nederlandse bedrijfsleven, en het is genoodzaakt om de loonkosten drastisch te verlagen. Een van de speerpunten daarbij zijn de schoonmaakkosten. Steph Feijen, topman bij Hago geeft toe dat er in de schoonmaakbranche inderdaad een moordende concurrentiestrijd gaande is.
De NS is met 1200 schoonmakers een van de grootste opdrachtgevers in de schoonmaakbranche, waarvan zo’n tweederde meedoet aan de acties. In ruil voor zogenaamd goed ondernemersschap en steun voor de schoonmakers (sic) heeft de FNV Bondgenoten de besloten de NS tijdens de acties te ontzien. Tijdens de actieweken mocht ‘de hoogst noodzakelijke schoonmaak’ op de stations toch plaatsvinden. De NS maakte onmiddellijk gebruik van deze afspraak door schoonmaakkrachten van elders in te huren.
In de tussentijd heeft de NS tevens een nieuw schoonmaakcontract afgesloten met Hago, één van de meest beruchte schoonmaakbedrijven. Hago is bereid om 1 miljoen op het schoonmaken bij de NS te bezuinigen. Dat zijn ongeveer 120.000 werkuren, waardoor de werkdruk voor de schoonmakers bij de NS ongemeen zal toenemen.
Er was tussen de NS en de FNV ook afgesproken dat de laatste betrokken zou worden in de keus voor het schoonmaakbedrijf dat bij de NS aan de slag zou gaan. Dat het contract met Hago werd afgesloten terwijl de acties nog gaande waren, werd door de schoonmakers als een enorme klap in het gezicht ervaren. Waar de schoonmakers zich aan de afspraak hielden, ervaarden de schoonmakers de schending van de belofte van de kant van de NS als een klap in het gezicht.
Deze politiek door de schoonmakers duidelijk als een provocatie ervaren en zette zoveel kwaad bloed dat ze besloten om op 28 maart hun pijlen richtten op de NS en actie voerden op het Centraal Station van Utrecht. De ongerichte, machteloze woede, die zich tijdens die sit-in uitte, was natuurlijk een korreltje naar de hand van ultralinks en werd door haar volop uitgebuit. Zelfs de kameraden van groepen, die hadden kunnen weten dat ze voor een karretje gespannen werden, lieten zich erin meeslepen.
In de schoonmaakbranche werken in totaal zo’n 150.000 schoonmakers. En er doen in al die weken over het algemeen maar een paar duizend schoonmakers mee aan de acties. En elke keer zijn het de schoonmakers van een andere regio, wonende in een andere stad of werkzaam bij een ander bedrijf. En sinds 3 januari is slechts enkele keren het werk werkelijk neergelegd. In die zin is het een sprookje om deze versnipperde acties van de schoonmakers, opgesloten in hun eigen sector en regio, als ‘de langste staking sinds de jaren dertig’ te betitelen.
Alle politieke groepen hebben, zonder uitzondering, de acties van de schoonmakers gesteund, terwijl deze, net als de vorige keer, van ‘a tot z’, door FNV-Bondgenoten gemanipuleerd werden. Van ultralinks weten we dat: van de GIS, de SP, GroenLinks, de SP en zelfs van Doorbraak. Maar van de andere groepen mocht wel een beetje meer zelfkritiek en een beetje meer inzicht verwacht worden: zoals van de Vrije Bond en de ASB en van groepen als de KSU.
Zo verklaarde de Vrije Bond onder meer: "Daarom roepen wij iedereen op om de schoonmakers te ondersteunen. Sympathisanten, vrienden, kameraden, familie of kennissen kunnen de schoonmakers in hun strijd steunen door bijvoorbeeld het imago van opdrachtgevers te schaden, schoonmaakbedrijven te achtervolgen met acties waardoor potentiële schoonmakers met deze bedrijven niet met ze in zee willen gaan en schoonmakers praktisch en actieve solidariteit te verlenen.
Terwijl de Anarcho-Syndicalistische Bond geen ongelijk hebben als ze stelt: "Juist in deze tijd van crisis, met niks dan meer bezuinigingen, meer ontslagen, meer loonsverlagingen en algehele malaise in het vooruitzicht is het van belang om te strijden voor onze eigen belangen", heeft ze tegelijkertijd te hoge verwachtingen van de mogelijkheden van de strijd van de schoonmakers als ze zich solidair verklaart met hun acties: …de strijd van de schoonmakers is van groot belang voor de strijd van de hele arbeidersklasse in Nederland (en) een succesvolle uitkomst van dit conflict kan de toon zetten voor toekomstige conflicten die er onvermijdelijk gaan komen."
Ondanks het feit dat de verklaring van de KSU ook redelijk kritiekloos is ten opzichte van de vorm van de acties, bevat zij toch een positief aspect. Ze refereert in ieder geval aan de arbeidersklasse als geheel: "De KSU staat achter de eisen van de schoonmakers, is solidair met hun strijd, en is bereid om (nu en in de toekomst) zij aan zij te staan met wie opkomt voor onze rechten als mensen, als werknemers, rechten die juist nu in deze onnodige crisistijd extra onder druk komen te staan, voor schoonmakers, andere arbeiders en studenten wereldwijd."
Maar dat het hele politieke milieu de weg een beetje kwijt is, blijkt ook wel uit een reactie van een kameraad van de Vrije Bond: "Aangezien we geen glazen bol hebben, betekent dat dat we er, wanneer mogelijk, altijd moeten zijn.". Met andere woorden: als de vakbond de schijn wekt dat de schoonmakers de acties zelf organiseren (via hun ‘parlement’ of middels de organizers), dan slagen de bovengenoemde groepen er niet in die ‘truc’ te doorzien.
Voor een maximale doeltreffendheid van de ‘actie’ is het belangrijk om te leren wanneer en hoe het initiatief te nemen, maar ook te weten wanneer rustig te blijven en de ontwikkelingen van een zekere afstand prolberen te overzien en te analyseren. Maar de Vrije Bond is net als de ASB en de KSU niet in staat om in te schatten wat, de huidige periode, de verhouding is op het vlak van de krachten tussen de heersende en de uitgebuite klasse. Daarom blijft hen geen andere keuze dan blind te varen op het uitgangspunt dat zegt: "Als er tendensen ontstaan die buiten de kaders van de vakbond kijken, dan moeten we er juist zijn". (idem)
Toch bestaan er ook nog tendensen binnen het politieke milieu, die de betekenis van de werkelijk uitdrukkingen van solidariteit binnen de klasse enigszins kunnen inschatten: "Hoopgevend was ook de actie van het kantinepersoneel. (…) hun werk nu overgeheveld naar een cateringbedrijf en dreigen hun arbeidsvoorwaarden ondergebracht te worden in de horeca-cao. Dit betekent in de praktijk dat zij van vaste contracten over zullen gaan tot flexwerk contracten en er veel slechter voor komen te staan. Hierdoor besloot het kantinepersoneel om zich bij de staking aan te sluiten en werden hun eisen opgenomen in de lijst van de eisen van de schoonmakers. Na anderhalve dag bezetting en de groeiende solidariteit (…) wist het College van Bestuur niet hoe snel zij aan de eisen van de bezetters moest voldoen. En dit geeft aan hoe belangrijk een gezamenlijke strijd is." (Een kameraad van de KSU)
Maar de vakbond, die zich als orgaan van de staat de meeste feeling heeft met en het meest bewust is van de dreiging die uitgaat van ieder vorm van werkelijke solidariteit binnen de arbeidersklasse, draaide deze hoopvolle tendens zo snel mogelijk de nek om. De ABVAKABO-leiding voorkwam een 2-uur durende staking van het kantinepersoneel op de tweede dag door de ‘actie’ van de schoonmakers direct af te blazen. Tevens besloot ze om maar direct geheel en al een einde te maken aan de staking, want van mogelijke solidariteit van de werkers van andere sectoren (de kantinewerkers nu, de zorgwerkers misschien straks) wel eens een ‘aanstekelijke’ werking zou kunnen hebben.
Ook al sluiten we ons deze keer niet aan bij de acties van de schoonmakers, dan betekent dat nog niet dat we onze solidariteit met de strijd van de arbeidersklasse praktisch geen vorm geven. We hoeven hiervoor alleen maar te refereren aan de solidariteitsverklaring met het actiecomité van Viva! Zorggroep; aan het pamflet van de IKS, verspreid tesamen met twee anarchistische groepen, uit solidariteit met de arbeiders van de fabriek Luz y Fuerza del Centro in Mexico, aan de solidariteitsacties van de afdeling van de IKS in Turkije met de stakende arbeiders van Tekel, enzovoort. En dat waren niet slechts loze verklaringen, maar activiteiten waarin concrete oproepen gedaan werden en het engagement praktisch vorm werd gegeven.
De acties van de schoonmakers zijn inmiddels beëindigd zijn door de vakbonden. Dat moet geen groep ertoe aanzetten om zich maar onmiddellijk in andere acties storten, zodat er niet nagedacht hoeft worden over ieders specifieke rol met betrekking tot de acties van de schoonmakers. Het is nu de tijd om openheid te betonen en een zo breed mogelijke discussie te voeren over de steun aan hun acties: is er goed of niet goed aan gedaan solidariteit te betonen met de acties van de schoonmakers.
In dit artikel brengen de IKS haar opvatting naar voren over de strijdperspectieven in de afgelopen periode en met name die ten aanzien van de vorm van de strijd, die door de schoonmakers ter hand is genomen. We willen onze opvatting echter graag met die van andere groepen van de werkende klasse confronteren. Want alleen door een open debat te voeren en ieders inzicht te verhelderen over de omstandigheden waarin de acties plaatsvonden, kunnen we beter voorbereid zijn op komende perioden van strijd. We hoeven ons dan wellicht niet te langer verontschuldigen dat we geen glazen bol hebben om in te schatten wat de vooruitzichten voor de toekomstige strijd zal zijn.
Dixoff / 2012.04.25
Kameraden,
De komende maand maart zal er een worden van serieuze mobilisatie van allerlei – al of niet preciare - delen van de klasse.
- Op 6 maart is er, uit protest tegen de maatregelen voor het aangepast onderwijs, een grote manifestatie in Amsterdam waar de werkers van het vmbo het aangepast-, basis- en voortgezet onderwijs aan deelnemen.
- Op 22 maart is er voor de mensen in de Wajong een manifestatie op het Malieveld in Den Haag tegen de nieuwe Wet Werken naar Vermogen.
- Van 17 tot 23 maart is er een week van studentenprotest aangekondigd door de LSVB om een duidelijke afwijzing te tonen tegen de afschaffing van de studietoelage voor de masterfase.
- Verder zijn de schoonmakers officieel nog steeds in actie en is er bijvoorbeeld in de zorg (Amsta Amsterdam), maar ook in de privé-bedrijven (APM Terminals in de Rotterdamse haven) een onrust die regelmatig tot acties leiden.
De studenten en scholieren van het hoger onderwijs zijn al begonnen zich voor te bereiden op een serieus verzet tegen de regeringsmaatregelen. In dat kader heeft de werkgroep ‘Ons Kritisch Alternatief’ in Amsterdam het initiatief genomen tot een open actievergadering (open voor werkenden en werklozen, studenten en scholieren, migranten en niet-migranten) om de discussie aan te zwengelen wat te doen tegen de afschaffing van de studietoelage voor de masterfase. Op de open vergadering, waar studenten en scholieren aanwezig waren uit Rotterdam, Arnhem-Nijmegen; Utrecht, Amsterdam en enkele geïnteresseerde individuen, is uiteindelijk besloten om onder de leus “Goed en Toegankelijk Onderwijs” in eerste instantie een zo breed mogelijke reeks van activiteiten te organiseren.
Bijna alle delen worden in steeds grotere armoede geduwd, ontmoeten steeds minder respect voor hun bijdrage en worden steeds meer opgejaagd en onder druk gezet: preciaren en nog-niet precairen, werkers in de pivé-sector en die in de publieke sector, jongeren en ouderen, werkende en werklozen, enzovoort.
Nu lijkt het ons van het allergrootste belang dat iedereen die zich betrokken voelt – in dit geval - bij de strijd van de studenten en scholieren van het hoger op de tweede open vergadering van “Het Platform Goed en Toegankelijk Onderwijs”aanwezig is om daar actief deel te nemen aan de discussie.
Wat kunnen we daar doen? Hoe kunnen we bijdragen aan de versterking van de strijd van de studenten en scholieren zodat dat de maatregelen niet doorgezet worden. Laten we duidelijk zijn: een garantie is er nooit. Enkele groepen hebben al wat acties gevoerd. Maar we weten nagenoeg zeker dat, als het daar bij blijft, de maatregelen zo goed als zeker doorgezet gaan worden. Daarom, om meer effectief verzet te ontwikkelen is het noodzakelijk dat aan de strijd een breder en radicaler vervolg gegeven gaat wordt.
Op de eerste plaats is het belangrijk dat er meer kritische studentengroepen door het hele land zich bij het initiatief aansluiten.
Op de tweede plaats is het essentieel om zowel solidariteit betonen als solidariteit te zoeken bij andere werkers in actie en –- wat ligt er dan meer voor de hand dan dit te doen bij de werkers in het onderwijs - overigens zonder andere mogelijkheden uit te sluiten!
In dat kader is het belangrijk om al onze krachten in te zetten en iedereen te mobiliseren om naar de tweede vergadering van “Het Platform Goed en Toegankelijk Onderwijs”te komen en de vergadering het belang voor te leggen van de aanwezigheid bij de manifestatie van het onderwijs in de ArenA in Amsterdam teneinde om contacten te leggen met andere militante werkers uit het vmbo, het basis-, voortgezet- en aangepast onderwijs. En indien mogelijk op roepen om na afloop van de manifestatie bijvoorbeeld tesamen een bijeenkomst te beleggen om verdere gezamenlijke (met de een aantal daar aanwezige werkers) acties te bespreken.
21 februari 2012,
Wereldrevolutie/Internationalisme (Publicaties van de IKS)
Bijlage | Grootte |
---|---|
uitnodiging_discussiecyclus_crisis.pdf [116] | 742.59 KB |
Op dit moment vormt de economische crisis de kern van de bezorgdheid in de maatschappij. Iedereen maakt zich bezorgd over zijn toekomst, die van zijn kinderen, die van zijn gepensioneerde ouders, goede buren, vrienden, collega’s,... Bestaat er nog een menswaardige toekomst voor ons of komen we allemaal in de grootste armoede en precariteit terecht?
Is deze situatie te wijten aan inhalige, hebzuchtige bankiers en ratingbureaus? Of aan de onverantwoordelijke regeringen en centrale banken? Indien het antwoord positief is zou het uitbuitingssysteem hervormd kunnen worden. In het andere geval begrijp je dat het kapitalisme geen toekomst heeft en totaal vernietigd moet worden en vervangen door een andere maatschappij. Daarom is deze discussie zo belangrijk om de perspectieven en doelen van de strijd tegen de effecten van de crisis te bepalen.
1e avond : Vrijdag
27 april :
Is de crisis tijdelijk en dus te
wijten aan een ontsporing, een onevenwicht in het economisch bestel?
Wat voor soort crisis is
het eigenlijk waarmee we geconfronteerd worden?
(schuldencrisis, bankencrisis, huizencrisis, eurocrisis, historische crisis van
het kapitalistische productiesysteem?)
De vastgoedcrisis is uitgelopen op een open crisis van wereldomvang, een terugval van de economische activiteit die men niet meer meegemaakt had sinds 1929. In Griekenland, Spanje, Italië en Portugal worden ongeziene bezuinigingen opgelegd. Ook in tal van andere Europese landen worden nieuwe aanvallen gepland. Is deze situatie te wijten aan inhalige, hebzuchtige bankiers en ratingbureaus? Of aan de onverantwoordelijke regeringen en centrale banken? Of een zwak Europa?
Marx stelde: “laten we in de armoede niet slechts de ellende zien”. De economische crisis is geen fataliteit. Het is geen natuurlijke wetmatigheid. Het is geen lot wat ons overkomt. Het is het gevolg van een systeem dat verstrikt is geraakt in haar eigen tegenspraken: zoals die tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen, of anders gezegd: tussen het maatschappelijk karakter van het productieproces en de private toe-eigening van de producten ervan door de kapitalistische eigenaars.
2e avond : Vrijdag
11 mei
Is de crisis plaatselijk en zijn er
dus landen of beleidsvormen die er aan ontsnappen?
Zijn er landen of systemen
die ontsnappen aan de crisis?
(het "socialistische" China, Korea, Cuba? of de fameuze BRICS landen?)
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika (de BRICS) hebben in de laatste jaren een opmerkelijk economisch succes laten zien. China in het bijzonder wordt nu beschouwd als de tweede economische macht in de wereld en velen denken dat het de VS spoedig zal onttronen. Deze flamboyante prestatie bracht de economen ertoe hun hoop te stellen op deze groep landen als de nieuwe locomotief voor de wereldeconomie. De opkomst van de BRICS zou leiden tot een meer evenwichtige eerlijkere wereld. Er is een vleugje déjà-vu wat betreft dit ‘economische wonder’ gedoe. Argentinië en de Aziatische tijgers in de jaren 1980 en 1990, of meer recent Ierland, Spanje, IJsland werden allen op verschillende momenten voorgesteld als ‘economische wonderen’. Al deze landen dankten deze snelle groei aan de ongebreidelde toename van de schulden. Ze kwamen daarom allemaal aan hetzelfde hachelijke einde: recessie en faillissement.
3e avond : Vrijdag
25 mei
Is de
crisis structureel en dus op te
vangen door een aantal hervormingen en regularisaties?
Bieden hervormingen zoals
meer staatsinmenging, nationalisaties, financiële regularisatie of coöperatieven
en zelfbeheer een soelaas of oplossing?
Zijn dit eisen waar de arbeidersklasse moet achterstaan?
Zij die strijden tegen het neo-liberalisme zijn het er ook mee eens dat de werkelijke economie in diepe moeilijkheden verkeert. Maar tegen de graaicultuur van de financiële sector moet een sterke staat staan.. Zij zetten zich in voor meer staat, meer legale kaders, meer sociale politiek. “Met meer staatscontrole over de financiën, kunnen we een nieuwe economie opbouwen, socialer en meer welvarend”. Maakt meer staatsinmenging het mogelijk om de economische problemen van het kapitalisme op te lossen? Huishoudens, ondernemingen, banken en staten gaan gebukt onder een grote berg schulden. Wat hebben de staten, sinds de ineenstorting van Lehman Brothers nu gedaan via hun centrale banken? Ze hebben miljarden dollars in de economie gepompt om verdere faillissementen te voorkomen. En waar komen al die miljarden vandaan? Van nieuwe schulden! Hoe kan een hervorming van het financieel systeem hier dan een antwoord bieden?
Maar nationaliseringen dan? Sinds de ervaring van de Commune van Parijs in 1871 hebben de kommunisten altijd de nadruk gelegd op de onredelijke rol van de staat tegen de arbeiders. “De moderne staat is, hoe zijn vorm ook moge zijn, in wezen een kapitalistische machine, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist en des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalsverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven.” Engels schreef deze regels in 1878, die laten zien dat de staat toen al bezig was de hele economie over te nemen. Sinds die tijd is het staatskapitalisme alleen maar sterker geworden: elke nationale bourgeoisie is gerangschikt achter haar staat om de ongenadige internationale handelsoorlog te voeren.
In de jaren 1990 was het territorium van de voormalige Joegoslavische staat het toneel van een verschrikkelijke slachting, dat werd gerechtvaardigd door de ideologie van het etnische chauvinisme. De oorlog op de Balkan bracht de imperialistische slachtpartijen dichterbij de centrale landen van het kapitalisme dan het ooit gedaan had sinds 1945. De lokale bourgeoisieën deden alles wat ze konden om hun bevolking te geselen met de waanzin van ethische en nationalistische haat, de voorwaarde voor de steun of de deelname aan de bloedige slachtpartij in de Joegoslavische oorlog.
De haat is niet verdwenen door de ongemakkelijke vrede die nu heerst in de regio, dus het is des te bemoedigender om te zien dat er enkelen zijn in de regio die op zoek zijn naar een weg vooruit in de sociale beweging tegen het kapitalisme en niet in bepaalde dromen van nationale zelfverheerlijking. We hebben bijvoorbeeld een aantal strijdbewegingen gezien door de studenten van Servië en Kroatië, die beschouwd moeten worden als een zoveelste uitdrukking van dezelfde internationale tendens zoals we gezien hebben in West-Europa en in de VS met de beweging van de Indignados en de Occupy. En nu zijn we getuige van de ontwikkeling van een echte internationalistische gepolitiseerde minderheid in beide landen, die de nationale verdelingen openlijk verwerpen en samenwerking zoeken tussen alle internationalistische revolutionairen.
Een van de uitdrukkingen van de nieuwe beweging is de ‘Verklaring van het Birov-Collectief’ in Servie, een collectief dat onlangs is voortgekomen uit een zich uitbreidende kern daar (zie hun website, https://www.birov.net/ [117]). We publiceren het hier. Het belangrijkste aan de Verklaring, zo lijkt het ons, is de helderheid en de directheid waarmee ze een reeks van fundamentele klassestandpunten naar voren brengt
- de bevestiging van de revolutionaire aard van de arbeidersklasse tegenover alle ‘postmarxistische misleidingen’;
- de noodzaak van zelforganisatie van de arbeidersklasse tegenover de vakbonden, gedefinieerd als organen van de burgerlijke staat;
- de onderstreping dat de algemene arbeidersvergaderingen en arbeidersraden als de instrumenten voor de massale strijd tegen het kapitalisme
de verwerping van de nationale bevrijdingsstrijd en kapitalistische oorlogen, gezien als een fundamentele “scheidslijn tussen revolutionairen en de patriottische, sociaal-democratisch links”;
- de karakterisering van de zogenaamde ‘socialistische staten’ als kapitalistische regimes
De laatste twee punten zijn duidelijk bijzonder belangrijk, gegeven de recente conflicten in de regio en het toenemende gebruik van nationalistische retoriek door de heersende klasse. Aan deze revolutionaire standpunten ligt de erkenning ten grond slag dat het kapitalisme niet langer in haar progressieve periode verkeert en niet langer duurzame hervormingen kan realiseren: met andere woorden, dat het systeem in verval is. (1)
De Verklaring doet ook een interessante observatie met betrekking tot de overgangsperiode, daarmee het probleem erkennende van de conservatieve ‘rem’, die uitgeoefend wordt door bepaalde organen van de semi-staat. Duidelijk is dat er nog punten van discussie en verheldering blijven tussen internationalisten, bijvoorbeeld over de kwestie van de organisatie, de vooruitzichten voor de klassenstrijd en de betekenis van het anarchosyndicalisme vandaag de dag. Maar het allerminste dat we kunnen doen is het verwelkomen van het gezonde realisme in de vaststelling van de Verklaring dat “geen enkele revolutionaire organisatie groter of sterker kan zijn dan de bestaande algemene posities van de werkers voorschrijft”. Dit en andere kwestie kunnen ongetwijfeld alleen opgehelderd worden in een open en kameraadschappelijk debat.
IKS, februari 2012
“Als er hoop was, dan moet dat liggen in het prolest” – George Orwell
Ons bewust zijnde van de klasseverdelingen binnen het kapitalisme, de wrede uitbuiting waar we allemaal het slachtoffer van zijn, de onderdrukking door de staat, die de uitbuiting mogelijk maakt, en ook de ondraaglijke aard van huidige militaire orde, die onvermijdelijk tot een catastrofe leidt, organiseren we ons in ‘Birov’, een organisatie die tot doel heeft om deze sociale verschijnselen te bestrijden en hun uiteindelijke verdwijning te bereiken door de klassestrijd.
Door ons te realiseren dat de arbeiders, als klasse die het meeste getroffen wordt door de huidige sociale structuur, het grootste revolutionaire potentieel bevat, organiseert ‘Birov’ het klassebewustzijn, militante arbeiders met de intentie het klassebewustzijn te verbreiden in de arbeidersklasse en het te richten op de georganiseerde arbeidersstrijd, verwezenlijkt door middel van de arbeidersraden..We verwerpen alle ‘post-marxistische’ misleidingen, die het hebben over de dood of het niet-bestaan van de arbeidersklasse, daarom de klassenstrijd negeren en daarmee de cruciale rol van de arbeiders als agent van de revolutionaire verandering. Een lid van de arbeidersklasse is iemand die zijn arbeidskracht moet verkopen aan het kapitaal: of het nu een slachter is, een werkster in de sex-industrie of een vrouw die werkt in een printshop.
Emancipatorische acties moeten gebaseerd zijn op de zelfactiviteit van de onderdrukten en op zelfstandige arbeidersraden, die streven naar de schepping van een zelfbestuurde maatschappij, zonder een staat, zonder klassen en zonder de dwingende instituten van de burgerlijke maatschappij. Iedere nieuwe poging de oude maatschappij te overwinnen moet gericht zijn op de organisatie van een radensysteem op internationale vlak, want alleen een radicale verandering in de verhouding tussen de klassekrachten kan een progressieve verandering inzetten. De radenvorm, die opgezet wordt na de opheffing van de traditionele, hiërarchische kapitalistische staatsmachine is niet iets waar de revolutie naar moet streven – hier bestaat het slechts als een conservatief orgaan dat bestaat tijdens de revolutie en de uiteindelijke zelforganisatie en emancipatie van de arbeidersklasse zal onmiddellijk zowel haar macht, als het bestaan van die orde zelf bedreigen. In dit nakende conflict moeten de revolutionairen de autonoom georganiseerde arbeiders erkennen als de revolutionaire voorhoede in de laatste en beslissende strijd tegen de oude orde en voor de maatschappij van vrije producenten.
Alleen de open en onbeperkte oppositie tegen verdelingen, geschapen door deze maatschappij, zal een subversief potentieel losmaken, dat in de tegenwoordige arbeiderstrijd zit besloten. De arbeiderstrijd moet gegrond worden in de werkplaatsen, waar arbeiders zichzelf herkennen als producenten en waar de klasseverschillen zijn geprojecteerd en hun wezen wordt opgeheven. We verwerpen de partij als volkomen inadequaat voor de organisatie van de arbeidersklasse. Oude hervormingspartijen, die we ons herinneren van het realiseren van politieke vrijheid en een kortere arbeidsdag, waren dat in de eerste plaats niet: hun eerste doel was een strijd voor economische en politieke hervormingen, waarbij nog een anti-politiek bewustzijn bestond en waarbij ze nog streefde naar traditionele hiërarchische vormen van vertegenwoordiging.
We kunnen concluderen dat ‘Birov’ gekarakteriseerd kan worden als een anarcho-syndicalistische propaganda-organisatie. Ze richt zich tot te arbeiders in strijd en verzamelt anarcho-syndicalisten, die handelen door militante klassegroepen te formeren in de werkplaats. Deze groepen moeten niet worden verward met vakbonden omdat hun bedoeling niet is om te groeien in aantal maar om deel te nemen aan de vergaderingen van de beweging. Ze hebben geen formele structuur en politiek programma. Deze groepen worden gevormd in de werkplaatsen, waar al een traditie van zelfstandige arbeidersorganisatie bestaat en waar een netwerk van arbeiders er toe neigt om haar activiteiten voort te zetten en nieuwe manieren van strijd te ontwikkelen.
Onze opvatting is dat de huidige vakbonden geen politiek programma kunnen hebben, dat niet reactionair is en dus vormen de (algemene) vergaderingen de enige mogelijkheid voor de massa van de arbeiders om zichzelf te organiseren. Massaal organiseren in ‘permanente’ vormen van organisatie is niet mogelijk tot dat de revolutie een onmiddellijk doel wordt. Vakbonden hebben, als instrumenten van de hervormingsstrijd en een gescheiden economische organisatie, hun reden van bestaan verloren in omstandigheden waarin zij niet langer de aspiraties van de arbeidersklasse kunnen weerspiegelen. Momenteel zijn zij niet veel meer dan een instrument dat door de staat is opgeslokt, dat de arbeidersstrijd gedepolitiseerd houdt en in strikt beperkt kader. Ze vertegenwoordigen een soort van gevangenis voor de arbeidersklasse, zonder welke deze vrij zouden zijn in hun ontwikkeling naar zelforganisatie. Betaalde en vaak corrupte vakbondsbureaucraten zijn niet meer dan bewakers en hoeders van deze gevangenissen. Daarom zijn vakbonden gewoon de arm van een staat, die een andere vorm van onderdrukking van de arbeidersklasse oplegt.
Het kapitalisme kan permanente hervormingen niet langer toestaan: iedere strijd voor onmiddellijke en dagelijkse belangen van het proletariaat, waarbij ze niet wordt onderdrukt door de vakbonden en de partijen, evolueert noodzakelijkerwijs naar een revolutionaire begeestering van de massa’s en naar actie tegen de onderdrukkende en uitbuitende fundamenten van de kapitalistische maatschappij. Daarom is ieder verschijnsel, dat ertoe neigt de arbeidersstrijd te depolitiseren en haar vast te houden in het opgelegde kader, noodzakelijkerwijs reactionair. Claims over anarcho-syndicalistische organisaties die‘niet-ideologisch’ zouden zijn, vormen geen alternatief voor de valse verdeling opgelegd door het kapitalisme, maar alleen maar een heropleving van de oude (niet van buiten op te leggen) idee van de scheiding van de economische organisatie en in de praktijk meestal eindigt als een links activistisch netwerk dat de ideologie van de hoofdstroom, van nationalistisch ‘links’, reproduceert. In tegenstelling tot deze claims zijn anarcho-syndicalisten klassemilitanten en politieke organisaties: de enige beginselen van het anarcho-syndicalisme, die worden aanvaardt door alle leden, zijn kwa inhoud noodzakelijkerwijs politiek.
We beschouwen ons niet als een organisatie, die zo nodig in aantal zal groeien en zich dat tot doel stelt, een idee dat vaak leidt tot radicaal activisme. We beschouwen ons ook niet als een soort voorhoede van de arbeidersklasse die haar belangen oplegt. Ons doel is om een organisatie te ontwikkelen die in staat is in de arbeidersklasse tussen te komen. We delen onze opgedane ervaring met de arbeiders en daardoor kunnen we de bekwaamheid van de arbeidersstrijd doen toenemen, dus bij te dragen tot haar uitbreiding en haar verdere organisatie. Een dergelijke verhouding schept een wederzijdse afhankelijkheid en daarom kan geen revolutionaire organisatie groter of sterker zijn dan de bestaande algemene posities van de werkers voorschrijven. We zijn daarom niet bang van de zelforganisatie van de arbeiders en het ‘verlies van controle’, het is daarentegen ons doel. Bijgevolg zal de basis voor de éénwording van de onderdrukte groepen in het kapitalisme noch gelegd worden door een of andere partij of ‘front’, noch door een massale vakbond of een anarchistische groep die handelt in de fase van voorbereiding, die van de hergroepering van revolutionaire krachten, maar door een massale antikapitalistische strijd georganiseerd in arbeidersraden onder wier vleugels alleen de werkelijke emancipatorisch visie wordt uitgedrukt. Daarom is de ontwikkeling van onze strijd in de werkplaats en in voortdurende opvoeding over de vraagstukken van onderdrukking de beste manier om onze solidariteit tot uitdrukking te brengen met de onderdrukte groepen
We veroordelen als totaal reactionair iedere benadrukking van het revolutionaire karakter van de ‘nationale bevrijdingsstrijd’. Een vergelijking maken met de nationale burgerlijk-revolutionaire bewegingen is verkeerd en in deze periode is het antinationalisme een scheidslijn tussen revolutionairen en patriottische, sociaal-democratisch links. In de huidige kapitalistische maatschappij is iedere staat imperialistisch en de toename van het nationalistische bewustzijn kan alleen maar beschouwd worden als een middel om de kapitalistische orde te bewaren in omstandigheden van een permanente crisis en dreigende ondergang. Iedere aanvaarding van nationalistisch, populistische taalgebruik kan de arbeiders alleen meevoeren in een bloedige imperialistische oorlog; het is een voorbode van een historisch ogenblik, dat we al meegemaakt hebben aan het begin en het midden van de 20e eeuw.
Geheel in tegenstelling tot de ideeën van antioorlogsbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, onderwerpt de contrarevolutionaire ideologie de arbeiders aan de noden van de bourgeoisie en dat allemaal in naam van het ‘anti-imperialisme’ en de ‘bevrijding van de volkeren’. De resultaten zijn historisch bekend en kunnen worden gezien in de ‘socialistische revoluties’ aan het einde van de revolutionaire Octoberperiode, welke de slachtoffers waren van de partij-instrumenten en onderdrukking van allerlei vormen van zelforganisatie en hebben geleid tot de totalitaire regimes van staatskapitalisme, het zogeheten ‘reëel bestaande socialisme’.
De bevrijding van de arbeidersklasse zal het werk van de arbeiders zelf zijn, of het zal er helemaal niet zijn.
Belgrado, Servie, October 2011
(1) Zie hun FAQ, die ook meer uitleg geeft van dit en andere aspecten van de politiek van de groep
Ultralinks roert weer flink de trom in verband met de banken in Cyprus, die door hun onverantwoorde financiële manoeuvres zwaar in de problemen zijn gekomen en de rekening verhalen op de Cypriotische spaarders en/of die van de rest van Europa.
De SP in Nederland heeft haar verontwaardiging gericht op het zogenaamde ‘zwarte geld van de Russische maffia’ (is er een fundamenteel verschil met het virtuele geld van de banken?): ‘de leiders van de Euro hebben miljarden aan steun gegeven aan banken op Cyprus. We weten allemaal wat dat betekent. Ons belastinggeld gaat gebruikt worden om het zwarte geld van Russische maffiosi te beschermen'. (1)
De LSP in België concentreert haar aanval vooral op het feit:
- dat de trojka, die zich op een arrogante manier gedraagt en als een koloniale heerser
- dat Cyprus het eerste land is dat zich niet door de trojka heeft laten afbluffen
In dat kader dringt de LSP er bij de werkers en de armen op Cyprus, die worden uitgebuit door het kapitalisme, op aan om te vechten voor een alternatieve regering van de arbeiders en anderen. Ook is het duidelijk dat een dergelijke regering, aldus de LSP, onmiddellijk uit de EU verwijderd dient worden. (2)
Een nieuwe bankencrisis treft Europa. Nu er van alle kanten geruststellend wordt verzekerd dat er tekenen van herstel zijn, dat het dieptepunt in de economische crisis achter de rug is, wordt een volgend land (en niet het laatste) door een acute bankencrisis getroffen.
Wat is er in Cyprus aan de hand? Het is een ontwikkeling die ons eigenlijk bekend voorkomt. In de loop van de afgelopen twintig jaar hebben de Cypriotische banken met aantrekkelijke rentes en gunstige voorwaarden talloze spaarders uit binnen- en buitenland en heel veel kapitaal aan aangetrokken. In totaal behoren 37% van de tegoeden van de Cypriotische banken toe aan buitenlandse investeerders.
De bankensector in Cyprus heeft in die tijd, in verhouding met de totale economie van Cyprus, een onverantwoord grote omvang aangenomen.Het Cypriotische bankwezen is zodanig opgezwollen dat het de omvang heeft aangenomen van bijna viermaal (sommigen spreken zelfs van achtmaal) het totale BNP van de Cypriotische economie (18 miljard euro). Laki (de tweede bank) heeft een balans van meer dan 30 miljard euro en de grootste bank (Bank of Cyprus) een balans van bijna 40 miljard euro, waarvan het overgrote deel uit ‘rotte’ investeringen bestaat.
Waar komen die problemen bij de Cypriotische banken uit voort? Welnu, banken zijn niet alleen instanties waar geld geparkeerd wordt, het zijn ook instanties die geld uitlenen, krediet verschaffen. En daar is het volledig misgegaan. “Wat de Cypriotische banken onder meer kwetsbaar maakte, was hun grote aandeel in de aankoop van Griekse schuldpapieren. Toen deze papieren na de Griekse bail-out aan waarde verloren (3), zagen de banken een enorm groot deel van hun kapitaal verdampen.” In 2011 moesten de Cypriotische banken meer dan 75% op de nominale waarde van deze obligaties afwaarderen.
De ontstane verliezen van de banken wegen dus te zwaar op die nationale economie. Zeker nu de economie van Cyprus niet goed draait, en ook de gebukt gaat onder een omvangrijke staatsschuld “Zelfs als de economie goed had gedraaid, dan nog was het land niet in staat geweest de banken te redden. Daarvoor was de bankensector in verhouding tot de Cypriotische economie simpelweg te groot”, aldus dagblad Trouw.
Om de twee belangrijkste systeembanken op Cyprus overeind te houden, vroeg Cypriotische regering in het afgelopen jaar een noodlening aan bij het Europese Noodfonds. Volgens de Cypriotische minister van Financiën Shiarly heeft hij zo'n 17 miljard euro nodig. Dat is een relatief klein bedrag voor het fonds, maar het is bijna even groot als het BNP van Cyprus.
Na de verschillende voorgaande steunoperaties, heeft de leiding van Europa besloten tegemoet te komen aan aanvraag voor een noodlening van de Cypriotische regering, in een poging de belangrijkste Cypriotische banken overeind te houden. Omvallende Cypriotische banken zouden zeker grensoverschrijdende ontwrichting te weeg kunnen brengen, en banken en bedrijven in andere landen in hun val meeslepen.
Maar de angst voor de ontwrichting in de andere landen van Europa is niet de enige reden geweest voor de toekenning van een financiële steun aan Cyprus. Ondanks haar toetreding tot de EU in 2004 in het land de laatste 20 jaar steeds meer in de Russische invloedssfeer terecht gekomen. Zo stond stond Grieks-Cyprus tijdens de oorlog in Joegoslavië al bekend als een ‘safe haven’ voor terroristen uit Belgrado.
In de VN-Veiligheidsraad staat Rusland altijd pal achter Cyprus en is ze tegenstander van de niet-erkende en door Ankara gesteunde Turkse Cypriotische 'staat' in het noorden van het verdeelde eiland.
In januari van dit jaar nog hebben douaneambtenaren in de haven van Limassol een Russisch schip te laten uitvaren, terwijl ze op de hoogte waren van het feit dat er zich aan boord vier containers bevonden met daarin zestig ton munitie voor kalasjnikovs en raketwerpers. De zending was afkomstig van het Russische staatsbedrijf Rosoboronexport; en bedoeld voor de Syrische regering van Al-Assad. (The Guardian Londen, 02-02-2012, Luke Harding)
In de afgelopen tien jaar heeft zich een omvangrijke Russische gemeenschap gevestigd op Cyprus. In Limassol bijvoorbeeld wonen nu zoveel Russen, dat het vakantieoord de bijnaam 'Limassolgrad' heeft gekregen. Je hebt er een Russischtalige krant, twee Russische scholen en een Russisch radiostation.
Uiteindelijk heeft de keuze van de Grieks-Cypriotische regering om te kiezen voor de steun van de EU wel de woede opgewekt van de Russen. De laatste beschuldigen de Cyprioten ervan dat ze geprobeerd hebben “op twee paarden te wedden" (Rusland en de EU), toen zij eind vorige week een plan presenteerden om hun economie weer gezond te maken met behulp van Russisch kapitaal.
Maar met de voorwaarden die de Trojka (ECB, Europese Commissie, IMF) in eerste instantie aan de noodlening verbond, heeft ze een gevaarlijk precedent geschapen. In die voorwaarden mochten de kleine spaarders – 20 duizend euro en lager – nog ontzien worden. Maar spaarders met een spaartegoed tussen de 20 tot 100 duizend euro zouden echter 6,75 procent van hun tegoed moeten inleveren. Dit is de eerste keer dat de EU en het IMF hun toevlucht hebben gezocht tot een directe aanval op de spaartegoeden onder de 100.000 euro.
Deze veranderingen in de voorwaarden aan de steunoperatie, liggen in het verlengde van de voorwaarden die opgelegd zijn bij de nationalisatie van de SNS-Reaal in Nederland. Want hier was het voor de eerste keer dat een bank overeind werd gehouden, waarbij niet alleen de aandeelhouders en maar ook de zogeheten achtergestelde obligatiehouders de rekening moesten betalen.
En dat in het geval van Cyprus niet de laatste is, waarbij de maatregelen niet langer beperkt zullen blijven tot de aandeelhouders, blijkt wel uit een interview van Dijsselbloem met het Financieel Dagblad. Daarin weigert expliciet uit te sluiten dat het ‘afromen’ van spaartegoeden ook in andere landen een optie zou kunnen zijn. Hij stelde dat het op Cyprus noodzakelijk was vanwege de uit zijn krachten gegroeide bankensector. Maar landen als Slovenië, Letland, en zelfs Nederland, hebben ook een bankensector met een waterhoofd!
Dixon, 2013-04-02
(1) Gedurende de onderhandelingen tussen de EU en de Cypriotische regering waren de banken op Cyprus gesloten. Maar dat buitenlandse filialen van diezelfde Cypriotische banken zijn gewoon opengebleven
Laiki, de bank die nu wordt weggesaneerd, heeft via haar Londense dochteronderneming honderden miljoenen laten weglekken. Bank of Cyprus heeft een Russische bank in Moskou (een dochteronderneming die voor 80% in haar bezit is), die eveneens gewoon bleef uitkeren. De omvang van het bedrag dat de afgelopen tien dagen verdwenen is nog onbekend. Volgens XanderNieuws (24-03-2013) zouden de meeste Russische oligarchen hun geld al lang uit Cyprus hebben weggehaald en in andere belastingparadijzen - zoals de Britse Maagdeneilanden - hebben ondergebracht.
(2) Volgens de LSP zou er een beroep gedaan moeten worden gedaan op de werkende mensen van Griekenland, Spanje, Italië en Portugal om dit voorbeeld van Cyprus te volgen tot de vorming van een alternatieve regering van de arbeiders en anderen. Samen kunnen de volkeren van deze landen werken aan een democratische, vrijwillige Federatie van het Middellandse Zeegebied en de Iberische staten.
(3) De financiële banken van Cyprus vormden de grootste houder van Griekse schulden. Cypriotische banken hebben meer dan 22 miljard euro aan leningen in de Griekse privé-sector. Dat is meer dan het totale BBP van Cyprus, dat 18 miljard euro bedraagt. De Cypriotische financiële sector is dan ook hard geraakt door de herstructurering van Grieks waardepapier (met een afwaardering van 50%), waarover Griekenland in februari 2012 een overeenkomst bereikte met de private schuldeisers.
Een golf van protesten tegen de verhoging van de kaartjes voor het openbaar vervoer vindt op dit moment plaats in de grote steden van Brazilië, in het bijzonder in Sāo Paulo, maar ook in Rio de Janeiro, Porto Alegre, Goiânia, Aracaju and Natal. Deze mobilisatie heeft in het bijzonder jonge mensen samengebracht: studenten en leerlingen van school, en in mindere mate maar toch vol van betekenis, arbeiders en werklozen. Ze verzetten zich allemaal tegen de verhoging van een reeds te dure service van lage kwaliteit, waar te veel voor betaald moet worden en die bovenop de verlaging van de levensstandaard voor grote delen van de bevolking komt.
De Braziliaanse bourgeoisie, met aan het hoofd de ArbeidersPartij (PT), en haar bondgenoten hebben benadrukt dat alles in orde is in Brazilië, ondanks de duidelijkheid van groeiende moeilijkheden de inflatie onder controle te houden, die veroorzaakt is geworden door de maatregelen om de consumptie aan te zwengelen teneinde te voorkomen dat het land in een recessie terecht zou komen. Omdat de bourgeoisie geen manoeuvreerruimte heeft, is de enige manier waarop ze de inflatie kan proberen te beperken de verhoging van de rente tegelijkertijd met de verlaging van de uitgaven voor de openbare diensten: onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerhei, allemaal terreinen waardoor de levensomstandigheden verder verslechteren van degenen die daar van afhankelijk zijn.
De laatste jaren waren er veel stakingen tegen de verlaging van de lonen, de toenemende onzekerheid van de werkloosheid en de bezuinigingen in het onderwijs en de sociale zekerheid. Maar in de meerderheid van de gevallen bleven de stakingen geïsoleerd door een ‘cordon sanitair’ opgezet door de vakbonden, die verbonden waren met de regering van de PT. De ontevredenheid is ingekaderd, zodat het niet de sociale vrede bedreigt ten koste van de nationale economie. Dit is de achtergrond voor de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer in Sāo Paulo en de rest van Brazilië: de eis om steeds meer offers te brengen ten gunste van de nationale economie, oftewel het nationale kapitaal.
Zonder enige twijfel zijn de bewegingen die in de afgelopen jaren in de wereld zijn uitgebarsten, met een sterke deelname van jonge mensen, het bewijs dat het kapitalisme geen andere toekomst te bieden heeft aan de mensheid dan onmenselijkheid. Daarom had de recente mobilisatie in Turkije ook zo’n grote weerklank in de protesten tegen de verhoging van de vervoerskosten. De jonge mensen uit Brazilië hebben laten zien dat ze niet bereid zijn de logica van de opofferingen te aanvaarden die opgelegd worden door de bourgeoisie. Ze hebben zich vervoegd bij de gevechten, die de wereld de laatste jaren dooreengeschud hebben, zoals de strijd van de kinderen van de arbeidersklasse in Frankrijk (de strijd tegen de CPE in 2006), van de jeugd in Griekenland, Egypte en Noord-Afrika, de Indignados in Spanje en de Occupy in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
Aangemoedigd door het succes van de demonstranten in de steden van Porto Alegre en Goiânia, die geconfronteerd werden met een wrede repressie en die er, desondanks, in slaagden een opschorting van de verhoging van de vervoerskosten te realiseren, begonnen er op 6 juni ook demonstraties in Sāo Paulo. Daartoe werd opgeroepen door de Beweging voor Vrije Toegang tot het Vervoer (MPL, Movimeto Passe Livre), een groep die hoofdzakelijk gevormd werd door jonge studenten, die beïnvloed waren door de standpunten van links en ook van het anarchisme. De MPL zag een verrassende toename van het aantal aanhangers, tussen de 2000 en 5000. Er waren ook andere mobilisaties op de 7e, 11e en de 13e juni. Vanaf het begin was de repressie wreed en had talloze arrestaties en verwondingen tot gevolg. Hier moeten we de moed en de vechtlust van de demonstranten benadrukken en de sympathie die ze vrij vlug teweegbrachten onder de bevolking, iets waar de organiserende zelf door verrast waren.
Geconfronteerd met deze demonstratie ontketende de bourgeoisie een schaal van geweld nog nooit vertoond in de geschiedenis van dit soort bewegingen, met de algehele medewerking van de media die zich haastten om de demonstranten te betitelen als vandalen en onverantwoordelijke elementen. Een woordvoerder van de staat, de openbare aanklager, adviseerde de politie om de protesterende te slaan en zelfs te doden.
“Ik heb twee uur lang geprobeerd om terug thuis te komen, maar er is een bende van revolterende apen die de stations van Faria Lima en Marginal Pinheiros blokkeren. Iemand zou de Tropa de Choque (een elite-eenheid van de militaire politie) moeten vertellen dat deze zone deel is van mijn jurisdictie. De eenheden zouden moeten komen en deze hoerenzonen moeten doden en ik zal de politie instrueren om onderzoek te doen … Ik denk met nostalgie terug aan de tijd dat dit soort dingen werd opgelost door een rubberen kogel in de rug van elk stuk stront.”
Daarenboven is er een reeks van toespraken geweest van publieke personen die behoren tot de rivaliserende partijen, zoals van de gouverneur van de staat Geraldo Alckmin van de PSDB (de Braziliaanse sociaal-democratische partij), en van de burgemeester van Sāo Paulo, van de PT, die beiden even razend en tierend waren in hun verdediging van de politie-repressie en in de veroordeling van de beweging. Een dergelijke overeenstemming is niet erg gewoon, gegeven het feit dat het politieke spel van de bourgeoisie er typisch in bestaat om de verantwoordelijkheid voor welk probleem dan ook toe te schrijven aan de partij die aan de macht is.
In reactie op de groeiende repressie en het rookgordijn dat door de belangrijkste kranten, de televisie en de radiostations was opgetrokken, begonnen steeds meer mensen deel te nemen aan de demonstraties (20.000 op 13 juni, een aantal dat nu ver voorbijgestreefd is – noot van de vertaler). De repressie was zelfs gewelddadiger en leidde tot 232 arrestanten en talloze gewonden.
Het is belangrijk om de opkomst van een nieuwe generatie journalisten te onderstrepen. Alhoewel ze een minderheid vormen, hebben ze duidelijke solidariteit betoond met de beweging door het geweld van de politie te openbaren, waar velen van hen zelf slachtoffer van werden. Bewust geworden van de manipulatieve methoden van de grote media zijn deze journalisten er tot op zekere hoogte in geslaagd te begrijpen dat de gewelddadige acties van de jongeren een daad van zelfverdediging was en dat de plundering van de regeringsgebouwen en rechtbanken een niet gecontroleerde uitdrukking was van verontwaardiging tegen de staat. Bovendien zijn er ook activiteiten gerapporteerd van provocateurs, die de politie gewoonlijk in demonstraties inzet.
De ontketening van een hele reeks van manipulaties en leugens door officiële bronnen, de media en de politie, die erop gericht zijn de legitieme beweging te demoraliseren en te criminaliseren, heeft tot resultaat gehad dat het aantal deelnemers in de demonstraties en de steun van de bevolking is toegenomen. Hier is het belangrijk om de belangrijkste bijdragen, gedaan door actieve elementen in de beweging of sympathisanten ervan via de sociale media te belichten. Uit angst dat de situatie uit de hand gaat lopen, zijn bepaalde delen van de bourgeoisie begonnen hun toon te veranderen. De grote communicatiebedrijven, die eigenaar zijn van kranten en televisiekanalen, begonnen na een week van stilte over de politierepressie, eindelijk te praten over de “excessen” in de acties van de politie. Bepaalde politici hebben dit soort ‘excessen’ ook bekritiseerd en gezegd dat ze deze gaan onderzoeken.
Het geweld van de bourgeoisie door middel van de staat, welk gezicht het ook aanneemt, ‘democratisch’ of ‘radicaal’, is gebaseerd op een totalitaire terreur tegen de klasse die uitgebuit en onderdrukt wordt. In de ‘democratische’ staat is dit geweld niet zo openlijk als in een ‘naakte’ dictatuur; het is meer verborgen opdat de uitgebuiten, door een identificatie met de staat, de omstandigheden van hun uitbuiting aanvaarden. Maar dit wil niet zeggen dat de democratische staat afziet van de meest gevarieerde en moderne vormen van repressie als de situatie dat vereist. Het is daarom niet verrassend dat de politie dit soort geweld inzet tegen de beweging. Maar, net als in het geval van de bedrieger, hebben we gezien dat een toenemende repressie in Brazilië alleen maar een groeiende solidariteit heeft ontlokt en zelfs elders in de wereld, zelfs als het daar alleen maar tot een kleine minderheid beperkt bleef.
Er zijn een aantal solidariteitsdemonstraties geweest buiten Brazilië, voornamelijk in gang gebracht door Brazilianen die in het buitenland leven. Het mag duidelijk zijn dat het politiegeweld deel uitmaakt van de aard van de staat en geen geïsoleerd geval is of een uitzondering, zoals de burgerlijke media en autoriteiten beweren. Het is geen tekortkoming van de kant van de leiders en we zullen niets bereiken als we ‘gerechtigheid’ of een meer beleefd optreden van de politie vragen. Om de repressie het hoofd te kunnen bieden en een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen bestaat er geen andere methode dan de uitbreiding van de beweging naar een groter aantal sectoren van de werkers. Om dit te bereiken kunnen we ons niet richten tot de staat en vragen om liefdadigheid. De afwijzing van de repressie en van de verhoging van de vervoerskosten moet door de arbeidersklasse als geheel in handen genomen worden door een oproep te doen de protestacties en de gemeenschappelijke strijd tegen de repressie en de levensomstandigheden op te voeren.
De demonstraties zijn nog lang niet voorbij. Ze hebben zich uitgebreid over heel Brazilië en er waren protesten bij de start van de 2013 Confederations Cup: voordat het openingsduel tussen Brazilië en Japan begon werd staatspresident Dilma Rousseff uitgejouwd net als de president van de FIFA, Sepp Blatter. Beiden waren niet in staat om te verbergen hoe ongemakkelijk ze zich voelden onder deze uiting van vijandschap en hielden hun toespraken kort om de schade te beperken. Rondom het stadion was een demonstratie van 1200 mensen in solidariteit met de beweging tegen de verhoging van de vervoerskosten. Ook zij werden hardhandig onderdrukt door de politie, die 27 mensen verwondde en 16 opsloten. Om de repressie verder te versterken verklaarde de staat, onder het voorwendsel dat het toernooi, het vervoer en de functionering van de publieke diensten niet mag worden verstoord, dat iedere demonstratie in de nabijheid van de stadions tijdens de Confederations Cup verboden is.
Zoals we weten heeft deze beweging een nationaal karakter aangenomen door de bekwaamheid van de studenten en de leerlingen van de hoge scholen om een mobilisatie tegen de verhoging van kosten van het openbaar vervoer op de been te brengen. Het is echter belangrijk om te onthouden dat het doel van de mobilisatie, op middellange en lange termijn, er in bestond om vrij vervoer, verzorgd door de staat voor de hele bevolking, te onderhandelen.
En dit is precies waar we de grenzen zien van de belangrijkste eisen, daar algemeen vrij vervoer binnen de kapitalistische maatschappij niet kan bestaan. Om dat te realiseren zou de bourgeoisie en de staat de uitbuiting van de arbeidersklasse nog verder moeten opvoeren, bijvoorbeeld door de verhoging van de belasting op de lonen. We moeten ons realiseren dat de strijd niet gevoerd kan voor een onmogelijke hervorming, maar veeleer moet worden gericht op het terugdringen van de staat.
Op dit moment lijkt het vooruitzicht voor de beweging verder te gaan dan de eenvoudige eisen tegen de verhoging van de vervoerskosten. Er zijn nu al voor de komende week demonstraties in tientallen grote en middelgrote steden aangekondigd.
De beweging moet waakzaam blijven ten opzichte van de linkerfractie van het kapitaal, die gespecialiseerd is in het recupereren van demonstraties om ze in een doodlopend straatje te leiden, zoals ze bijvoorbeeld gedaan hebben met de oproep aan de rechtbanken om de problemen op te lossen zodat de demonstranten weer naar huis kunnen gaan.
Om ervoor te zorgen dat de beweging zich ontwikkelt, moeten we plaatsen scheppen waar we collectief kunnen luisteren naar en debatteren over de verschillende visies. Dit kan alleen gedaan worden in algemene vergaderingen, die open staan voor iedereen, waar aan alle demonstranten het recht is gegarandeerd om te spreken. Bovendien is het van levensbelang de werkende arbeiders op te roepen zich bij de algemene vergaderingen en protesten te vervoegen omdat zij en hun gezinnen net zo door de prijsstijgingen getroffen worden.
De protestbeweging, die zich in Brazilië ontwikkelt, is een duidelijk antwoord op de campagne van de Braziliaanse bourgeoisie, die geruggensteund wordt door de wereldbourgeoisie, dat Brazilië een ‘opkomend natie’ op weg is om de armoede te overwinnen. Deze campagne is in het bijzonder gepromoot door Lula, die in de wereld bekend staat als de persoon die erin geslaagd zou zijn om miljoenen Brazilianen uit de armoede te halen. In werkelijkheid bestond zijn grote dienst aan het kapitaal erin om de kruimels onder de armen te verdelen om de illusies onder hen overeind te houden en de precaire situatie van Braziliaanse proletariaat als geheel te accentueren.
Geconfronteerd met de verergering van de wereldcrisis en de aanvallen van het kapitaal op de levensomstandigheden van het proletariaat, bestaat er geen andere uitweg dan te strijden tegen het gehele kapitalistische systee.
Revoluçāo Internacional (IKS in Brazilië) / 16.6.2013
In de afgelopen tien jaar was het proletariaat van China en van de rest van Oost-Azië - Birma, Cambodja, de Filippijnen, Indonesië, Thailand en Vietnam - betrokken in een golf van stakingen en protest tegen de kapitalistische uitbuiting. We willen ons hier concentreren op China en daarbij maken we uitvoerig gebruik van de informatie die gegeven wordt door het Chinese Labour Bulletin (CLB), de publicatie van een niet-regeringsgezinde organisatie, die haar basis heeft in Hong Kong en banden heeft met mensenrechtenorganisaties en Radio Free Asia. Het Bulletin maakt publiciteit voor het idee van een ‘eerlijkere’ Chinese staat, en pleit daarbij voor de aanvaarding van ‘vrije vakbonden’.
In het afgelopen decennium heeft de arbeidersklasse in China een golf van stakingen en protesten, waar honderdduizenden arbeiders aan in betrokken waren, ondernomen vanwege de groeiende woede en strijdwil onder het gewicht van de kapitalistische uitbuiting. De spontane stakingen, op initiatief van de stakers zelf, hadden allerlei verschillende kwesties als inzet: uitbetaling van overuren, verhoging van de lonen, corruptie van de bestuurders, vergoeding voor verhuizing, verlaging van de lonen en de pensioenen, verbetering van de werkomstandigheden verkorting van de werkdag, en uitkering voor scholing en gezondheid. In ’t kort, het hele gamma van de omstandigheden, waarin de hoge graad van uitbuiting door de Chinese staat tot uitdrukking komt. Terwijl ze ver van elkaar verwijderd waren, hebben deze stakingen zo’n daadwerkelijke dynamiek en een groeiende kracht laten zien dat de China Briefing van 29.11.2011 de investeerders waarschuwde dat ze rekening moeten houden met arbeidsonrust.
Enkele dagen geleden vonden er in de stad Chongqing, het voormalige rijk van de in ongenade geraakt partijleider Bo Xilai, stakingen plaats – die niets te maken hadden met manoeuvres van het Politbureau – die gingen over lonen en verlaging van de pensioenen. Deze stad van 30 miljoen inwoners in het zuiden van China staat, net als vele andere steden, op de rand van het bankroet, wat een groeiende zorg vormt (plaatselijke faillissementen vormen een groot probleem voor het kapitalisme, kijk maar naar bepaalde staten in de VS, bepaalde regio’s in Spanje, enzovoort). Net zoals elders hebben de autoriteiten, als maatregel tegen de strijd in Chongqing, de blogs geblokkeerd die arbeiders hebben gebruikt om, met het oog op de black-out door de staat, op effectieve wijze met elkaar te communiceren en het nieuws te verspreiden.
Het Chinese Labour Bulletin van 05.03.2012 rapporteerde dat in de maand februari 2012 de stakingen en protesten in het hele land voortduurden. Het grootste deel daarvan vond plaats in de industrie en het transport, met voornamelijk eisen voor hogere lonen en tegen de verlagingen van extra bonussen. Vijfduizend arbeiders van de Hanzhong Steel Co. in Shaanxi in het noorden, staakte tegen lage lonen en lange werkdagen. Duizenden arbeiders verlieten het fabrieksterrein en gingen de straat op om te demonstreren. Het rapport merkt op dat de arbeiders hun eigen vertegenwoordigers kozen. Het nummer van het Bulletin van maart registreert het hoogste totaal aantal stakingen in één maand sinds ze 15 maanden geleden het aantal stakingen begon bij te houden. Ze noteert een escalatie van stakingen voor hogere vergoedingen voor werk en verhuizingen.
In vele gevallen zijn de mobiele eenheid en de militia actief aanwezig en, buiten het feit dat ze ontslagen worden, worden veel arbeiders ‘opgesloten’ – over dit gebeuren hoort men geen enkel gejammer van de kant van de ‘mensenrechtenindustrie’ in het Westen. In China is onderdrukking en toezicht natuurlijk de specialiteit van een stalinistische staat en, net zoals de Arabische regimes, gebruikt deze staat ook bendes van gewapende schurken die ze betaalt en door het land vervoert om in te zetten tegen de arbeiders. In China gingen de uitgaven voor de politie voor 2010 en die geschat worden voor 2011 het defensiebudget te boven – iets wat niet onwaarschijnlijk is (1)
Aan het begin van de 21e eeuw stroomden miljoenen arme, jonge werkers van het platteland naar de fabrieken in de stad in het zuiden van China, op zoek naar werk. Deze jonge jongens en meisjes werkten lange dagen voor een laag loon in vaak gevaarlijke en ongezonde omstandigheden. Ze vormden voor een groot deel hulploze lammeren die geslacht werden. Op deze basis werd het ‘Chinese economische wonder’ gegrondvest. Maar deze afgedwongen berusting duurde niet lang. Opgehitst door de hitte van de klassestrijd, was het tijdperk van de goedkope en gedweeë arbeidskracht aan het einde van het eerste decennium, goed en wel over. Een aanzienlijk aantal arbeiders, nog jong maar wijzer, beter geschoold, met meer vertrouwen en militant, organiseerden stakingen en ondernamen protesten. In de zomer van 2010 leidde dit in een golf van stakingen in de industrie. (2)
In het midden van het eerste decennium schatte het Chinese Ministerie van Menselijke Reserves en Sociale Zekerheid het aantal migrantenarbeider op 240 miljoen, de 150 miljoen arbeiders die van huis weg zijn, waarvan 70% in de industrie werkt, inbegrepen. Zelfs met dat aantal was er rond 2005 een tekort aan arbeiders, wat de arbeiders in staat stelde een stap vooruit te zetten in een ‘offensieve’ strijd en eisen met bijzondere uitbarstingen. Hiermee gaven ze anderen de moed om hun eigen protest te beginnen. De Chinese staat telde in 2007 80.000 incidenten – het laatste jaar dat er officiële cijfers werden gepubliceerd. (3) De CLB schat dat deze cijfers sindsdien elk jaar zijn toegenomen en dat de stakingen een ander karakter hebben aangenomen. In augustus 2011 bijvoorbeeld voegden duizenden ontslagen arbeiders, slachtoffer van de reorganisatie bij het Nationale Petroleum Bedrijf van China, zich bij een demonstratie van duizend arbeiders in de olie-industrie, die in staking waren voor hun eigen eisen.
Deze gebeurtenissen onderstreepten de sterkere tendens van bezetting van de straat, het blokkeren van de wegen en demonstraties, en sit-ins op pleinen.Een ander aspect van het ‘bloggen’, dat we hierboven vermeld hebben, was de manier waarop het gebruikt werd in de staking bij Nanhai Honda in 2010. Er werden daar vormen van communicatie bewerkstelligd waarmee een kleine groep arbeiders de leuze rondbazuinde “eenheid is overwinning”. Onder het mom van het voorkomen van “ongegronde geruchten” probeerden de Chinese autoriteiten deze vorm van communicatie stop te zetten. (4) Een van de leiders van de staking bij Honda vertelde de New York Times dat een kleine groep arbeiders, ongeveer 40, voor de staking met elkaar communiceerden en bijeenkwamen om te overleggen over de actie en de eisen. Bij de staking bij PepsiCola, in november 2011, kozen de arbeiders hun eigen vertegenwoordigers voor de algemene vergadering. Ondanks loonsverhogingen, aangeboden door het management, gingen ze door met de actie en breidden ze hem uit. (5)
Vele stakingen eindigen met een loonsverhoging en de inwilliging van een aantal eisen, maar heel veel eindingen niet zo. In beide gevallen worden arbeiders ontslagen en gearresteerd. En waar loonsverhogingen worden gegeven, worden die vaak weggevaagd door de inflatie die een belangrijke vervloeking wordt voor de Chinese economie. Loonsverhogingen nemen toe, niet alleen in de kustgebieden maar, sinds 2010, ook in het achterland, waar de actievoerende arbeiders familie, vrienden, enzovoort, hebben. Dit schept de mogelijkheid een staking gepaard te laten gaan met sociaal protest en dus met een uitbreiding van het strijdterrein. Aan de andere kant worden de migrantarbeiders, die zich gevestigd hebben in de stad, vaak uitgesloten van basisonderwijs en gezondheidszorg voor henzelf en voor hun kinderen – voorzieningen die hun bazen zouden betalen, maar het niet doen. Dit heeft de basis gelegd voor een andere confrontatie. Dit is heel ver weg van wat er een decennium geleden gebeurde, toen deze jonge elementen van het platteland willekeurig gebruikt en afgedankt werden door de Chinese staat. Werkloosheid doemt ook op in al haar omvang in de Federatie van Hong Kong Bedrijven, die meldde dat “eenderde van de industriële bedrijven, die Hong Kong in haar bezit heeft, zullen reorganiseren of sluiten”, iets wat op zijn minst tienduizenden arbeiders zal treffen.
Het Chinese Labour Bulletin stelt dat de arbeiders “geen vertrouwen hadden in de Al-Chinese Federatie van Vakbonden” (6) en dat hun “bekwaamheid om te onderhandelen over een redelijke loonsverhoging toenemen”. Daarom “namen ze de zaak in eigen hand en organiseerden ze een hele reeks van toenemend effectieve collectieve acties…” De ACFTU is duidelijk verbonden met de Partij en bestaat uit leden en kaders van de Partij, en de CLB vestigt de aandacht op een groot probleem waar de Chinese heersende klasse geconfronteerd wordt: het gebrek aan vakbonden om de arbeiders effectieve te disciplineren en te controleren. Repressie is nooit genoeg en kan alleen olie op het vuur gooien. Zoals de CLB rapporteert over de staking bij Honda, die hierboven is genoemd: “Iedere arbeidersorganisatie die zich ontwikkelt tijdens een protest wordt gewoonlijk ontbonden nadat de eisen, die er aanleiding toe gaven, waren ingewilligd”. De CLB, die pro-staat is, zou willen dat deze arbeiders permanente organisaties oprichten en deze doen opgaan in een organisatie van vrije vakbonden op basis van ‘vredelievende’ verhoudingen met de staat.
De verschillende bonden, aangesloten bij de ACFTU, worden soms uitsluitend geleid door managers, zoals die bij de Ohms Electronics fabriek in Shenzhen, waar de twaalf managers allemaal vakbondsbestuurders zijn! En in een pathetisch wanhopige poging, iets wat ook de grenzen aangeeft van de Stalinistische staat, heeft de Shanxi Federatie van Vakbonden haar bestuurders in de provincie de opdracht gegeven hun telefoonnummers openbaar te maken, zodat de arbeiders met hen in contact kan komen!! Doorheen het hele land heeft de ACFTU arbeiders ontslagen, onderkruipers ingezet en de politie en militia ingeschakeld tegen de arbeiders. De ACFTU maakt volledig deel uit van het ongeloofwaardig geworden partij-apparaat. De bourgeoisie, niet alleen in China maar wereldwijdd, heeft nieuwe, soepele en geloofwaardige vakbonden nodig en dit is waar het China Labour Bulletin en door haar streven voor vrije vakbonden voor opkomt. We kunnen dat zien in zijn oproep voor een “grotere deelname”(van de arbeiders) “in comité’s en andere vakbondsorganisaties” en “nieuwe beambten om informatie te geven over de activiteiten van de vakbonden”, zoals na de recente stakingen bij Foxcomm.
De vakbonden in China – in tegenstelling tot hun hoog ontwikkelde zusterorganisaties in het Westen – zien in het algemeen zelfs geen stakingen aankomen, laat staan dat ze in staat zijn ze versnipperen en te verdelen. Dit was de afgelopen zomer het geval bij de Honda autofabriek in Foshan, in het zuidwesten van China. Het duurde twee weken en een grote loonsverhoging om de arbeiders opnieuw aan het werk te krijgen. Kong Xianghong, een voormalige arbeider en veteraan-lid van de CP en nu lid van de ACFTU, zei na de stakingen (en een volgende doldrieste reeks van stakingen die het uitlokte): “We realiseerden het gevaar van onze vakbond, die gescheiden is van de massa’s”. Kong voegde eraan toe dat China: “De lessen van de revoltes in de Arabische landen” moet trekken. (7)
Terwijl de arbeiders in China het aantal stakingen opvoeren, nemen voor de bourgeoisie de problemen toe. De laatste zou, als de al mogelijk is, en dit moet worden betwijfeld, een grotere controle kunnen krijgen door de oprichting van vrije vakbonden. Voor de arbeiders is de les van de vrije vakbond Solidarnosc in Polen dat deze organisaties verraderlijker en meer vernietigend zijn voor de zaak van de arbeiders dan de vakbondsstructuren van de Partij/Staat. Die vakbonden laten tenminste zien wat ze zijn: tegen de arbeidersklasse.
Baboon / 15.04.2012
(1) Bloomberg News, 06.03.2011
(2) Er waren in 2010 een geschat aantal van 180.000 ‘incidenten’ Financial Times, 02.03.2011.
(3) CASS, Social Trends Analysis and Projection Topic Group, 2008-2009.
(4) BBC News, 16.03.2012.
(5) World Socialist Web: “Signs of a new strike wave in China”.
(6) “A Decade of Change: The Workers' Movement in China 2000-2010”.
(7) Washington Post, 29.04.2011
De IKS heeft onlangs haar 20e Internationaal Congres gehouden. Het Congres van een communistische organisatie is één van de belangrijkste momenten in haar leven en activiteit. Via delegaties, aangeduid door elk van haar afdelingen, maakt heel de organisatie de balans op van haar activiteiten, analyseert ze op diepgaande wijze de internationale situatie, stelt ze perspectieven op en kiest ze een centraal orgaan, dat tot taak heeft ervoor te zorgen dat de beslissingen van het congres uitgevoerd worden.
Omdat wij overtuigd zijn van de noodzaak van debat en samenwerking tussen organisaties, die strijden voor de omverwerping van het kapitalistisch systeem, nodigden we drie groepen uit – twee uit Korea en OPOP uit Brazilië, dat al eerder deelnam aan onze internationale congressen. Omdat het werk van een congres van een kommunistische organisatie geen 'interne' aangelegenheid is, maar van belang is voor de arbeidersklasse als geheel, willen wij hierbij onze lezers informeren over de essentiële kwesties die bediscussieerd werden.
Het Congres had plaats tegen de achtergrond van toenemende spanningen in Azië, de voortdurende oorlog in Syrië, een erger wordende economische crisis en een klassenstrijd die gekenmerkt wordt door de trage ontwikkeling van 'klassieke' strijd tegen de economische aanvallen van de bourgeoisie, maar ook door de wereldwijde opkomst van sociale bewegingen, waarvan de meest kenmerkende voorbeelden de Occupy-beweging in de VS en de 'Indignados' in Spanje zijn.
Analyse van de wereldsituatie – een uitdaging die een belangrijke theoretische inspanning vereist
De Resolutie over de Internationale Situatie, aangenomen op het 20 Congres, vat de analyses samen die voortkwamen uit de discussies. De tekst ervan is gepubliceerd op de site van de IKS, dus komen we er hier niet in detail op terug.
De Resolutie herinnert aan het historisch kader waarin we de huidige situatie van de maatschappij moeten begrijpen – het verval van de kapitalistische productiewijze, wier begin gemarkeerd werd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog I; en de finale fase van het verval, die door de IKS sinds het midden van de jaren 1990 gedefinieerd werd als de fase van ontbinding, van een maatschappij die totaal aan het verrotten is. De sociale ontbinding wordt duidelijk geïllustreerd door de vorm die de imperialistische conflicten vandaag aannemen, met de situatie in Syrië als een bijzonder tragisch voorbeeld, zoals we kunnen zien in het verslag over de imperialistische spanningen dat door het Congres aanvaard werd en dat gepubliceerd werd op de website. Dit wordt echter eveneens geïllustreerd door de rampzalige aftakeling van het milieu, die de heersende klasse, ondanks al haar alarmerende verklaringen en campagnes, niet in staat is te voorkomen, of zelfs maar af te remmen.
Het Congres hield geen specifieke discussie over de imperialistische conflicten omdat onze voorbereidende discussies al een uitgebreide mate van overeenstemming over deze kwestie hadden laten zien. Maar het Congres hoorde een presentatie aan van de Koreaanse groep Sanoshin over de imperialistische spanningen in het Verre Oosten, die wij als een bijlage op onze website hopen te publiceren.
Omdat ze de tegenstellingen van de kapitalistische productiewijze niet kan overwinnen, verkeert de bourgeoisie -zoals de Resolutie aangeeft - in een patstelling, een overtuigende bevestiging van de marxistische analyse. Alle 'deskundigen', of ze het 'neo-liberalisme' nu ondersteunen of verwerpen, bekijken de marxistische analyse met de minachting van de onwetenden. Maar bovenal bestrijden ze haar, juist omdat ze het historisch bankroet van deze productiewijze voorspelt en de noodzaak vooropstelt om die te vervangen door een maatschappij waarin de markt, de winst en loonarbeid naar het museum van de geschiedenis verwezen worden. De Resolutie stelt een maatschappij voor waarin de mensheid vrij zal zijn van de blinde wetten die haar vandaag naar de barbaarsheid slepen, en waarin ze zal kunnen leven volgens het principe “van ieder naar zijn mogelijkheden, aan ieder naar zijn behoeften!”.
Wat betreft de huidige toestand van de crisis van het kapitalisme stelde het Congres zeer duidelijk dat de huidige ‘financiële crisis’ in geen geval aan de basis ligt van de tegenstellingen die de wereldeconomie teisteren, noch liggen de wortels ervan in de ‘financialisering van de economie’ en in de obsessie voor snelle winst en speculatie. “Integendeel: de bron van de ‘financialisering’ is gelegen in de overproductie en het feit dat het steeds riskanter wordt om te investeren in de productie. De wereldmarkt raakt steeds meer verzadigd en dit gegeven stuurt de vloed van financiële middelen steeds meer in de richting van speculatie. Dit is de reden waarom alle ‘linkse’ economische theorieën, die oproepen tot een ‘beteugeling van de internationale financiën’ om uit de crisis te komen, onbetekende dromen zijn daar ze de werkelijke oorzaken ‘vergeten’ van deze opzwelling van de financiële sfeer.” (Resolutie over de Internationale Situatie, punt 10)
Het Congres erkende ook dat “De crisis van de ‘rommelhypotheken’ in 2007, de reusachtige financiële paniek en de recessie van 2009 markeerden een nieuwe en zeer belangrijke etappe in de neergang van het kapitalisme naar een onomkeerbare crisis”. (idem, punt 11)
Nadat dit is geconstateerd, concludeerde het Congres dat onze organisatie verre van unaniem is over de economische crisis en dat het nodig zal zijn de discussie voort te zetten over een aantal kwesties, zoals de kwestie of de verergering van de crisis in 2007 een kwalitatieve breuk betekende, die een nieuw hoofdstuk opent in de geschiedenis doordat de economie naar een onmiddellijke en snelle ineenstorting wordt gedreven? Wat was de betekenis van de gebeurtenissen in 2007? Meer in het algemeen: wat voor soort ontwikkeling van de crisis mogen we verwachten: een plotselinge ineenstorting of een trage, politiek 'beheerde' neergang? Welke landen zullen het eerst wegzinken en welke het laatst? Heeft de heersende klasse nog keuzes, manoeuvreerruimte, en welk fouten probeert ze te vermijden? Of algemener: wanneer ze de economische crisis en haar perspectieven analyseert, kan de heersende klasse de te verwachten reacties van de arbeidersklasse dan veronachtzamen en doet ze dat ook? Met welke criteria houdt de heersende klasse rekening wanneer ze in verschillende landen soberheidsprogramma's doorvoert? Bevinden we ons in een situatie waarin de heersende klasse de arbeidersklasse overal op dezelfde wijze kan aanvallen, zoals dat in Griekenland is begonnen? Moeten we een herhaling verwachten van de aanvallen op dezelfde schaal (loonsverminderingen tot 40%, enzovoort) in de oude centrale industrielanden? Wat is het verschil tussen de crisis van 1929 en die van vandaag? Hoever is de verpaupering in de grote industrielanden gevorderd?
De organisatie herinnerde eraan dat we, na 1989, spoedig in staat waren de fundamentele veranderingen te voorspellen op imperialistisch vlak en met betrekking tot de klassenstrijd, die zich aandienden na de ineenstorting van het Oostblok en de zogenaamde 'socialistische' landen (1) We voorzagen echter niet de grote economische veranderingen die er sindsdien plaatsgevonden hebben.. Wat was bijvoorbeeld het effect op de wereldeconomie van China's en India's keuze om hun vroegere mechanismen, van relatieve economische autarkie, op te heffen?
Zoals we dat deden in verband met het debat, dat we enkele jaren geleden in onze organisatie voerden over de mechanismen die de 'boom' na de Tweede Wereldoorlog mogelijk gemaakt hadden (2), zullen we onze lezers vanzelfsprekend de voornaamste elementen van dit debat uiteenzetten zodra de discussie erover een voldoende niveau van helderheid bereikt heeft.
Het rapport over de klassenstrijd voor dit Congres maakte de balans op van de laatste twee jaar (van de Arabische lente, de Indignados, de Occupy-bewegingen, tot de strijd in Azië) en de moeilijkheden van de klasse om een antwoord te geven op de steeds verder toenemende aanvallen van de kapitalisten in Europa en de VS. De discussies op het Congres gingen vooral over twee kwesties: hoe kunnen we de moeilijkheden van de arbeidersklasse verklaren om op ‘gepast wijze’ op de toenemende aanvallen te reageren? Waarom evolueren we nog niet naar een revolutionaire situatie in de oude centrale industrielanden? Welke beleidslijnen stelt de heersende klasse op om massale strijd te vermijden in de oude industriecentra? Wat zijn de voorwaarden voor de massastaking?
Welke rol speelt de arbeidersklasse in Oost-Azië, in het bijzonder in China, in de globale krachtsverhouding tussen de klassen? Wat kunnen wij verwachten van de klasse? Heeft het centrum van de wereldeconomie, en van het wereldproletariaat, zich verplaatst naar China? Hoe moeten we de veranderingen opvatten in de samenstelling van de arbeidersklasse wereldwijd? Het debat bracht ons standpunt in herinnering over de ‘zwakke schakel’ dat we in de jaren 1980 ontwikkelden tegen Lenins idee dat de keten van kapitalistische overheersing zou breken op zijn ‘zwakste schakel’ (3), dat wil zeggen de minst ontwikkelde landen.
Ook al legden de discussie geen meningsverschillen bloot over het rapport (dat samengevat is in de het deel van de Resolutie over Klassenstrijd), dan waren we toch van mening dat de organisatie dieper moet ingaan op deze kwestie, in het bijzonder door het volgende thema te bediscussiëren: “welke methode moeten we gebruiken om de klassenstrijd in de huidige historische periode te analyseren?”
Discussies over het leven van de organisatie, over de balans en de perspectieven van zijn activiteiten en functionering namen een belangrijk deel in beslag van de agenda van het 20e Congres, zoals dat ook het geval was op eerdere congressen. Dit is een uitdrukking van het feit dat de organisatiekwestiee niet zomaar ‘technische’ kwesties zijn, maar een politieke kwestie op zich en dat ze met zoveel mogelijk diepgang benaderd moet worden. Wanneer we terugblikken op de geschiedenis van de drie Internationales, die de arbeidersklasse heeft gecreëerd, dan kunnen we zien dat deze kwesties altijd resoluut ter harte genomen werden door hun marxistische vleugel, zoals - naast vele andere - door volgende voorbeelden geïllustreerd worden:
• de strijd van Marx en de Centrale Raad van de Internationale Arbeiders Associatie tegen de Alliantie van Bakoenin, vooral op het Congres in Den Haag in 1872;
• de strijd van Lenin en de Bolsjewiki tegen de kleinburgerlijke en opportunistische opvattingen van de Mensjewiki tijdens het Tweede Congres van de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in 1903 en daarna;
• de strijd van de Linkerfractie van de Kommunistische Partij van Italië tegen de degeneratie van de Internationale en om de politieke en programmatische voorwaarden voor te bereiden voor een nieuwe proletarische partij, als de historische voorwaarden daarvoor rijp zullen zijn.
De historische ervaring van de arbeidersbeweging heeft aangetoond dat specifieke politieke organisaties, die het revolutionair perspectief verdedigen binnen de arbeidersklasse, onmisbaar zijn om de klasse in staat te stellen het kapitalisme omver te gooien en een kommunistische maatschappij te scheppen. Maar de proletarische politieke organisaties kunnen niet zomaar uitgeroepen worden, ze moeten opgebouwd worden. Omdat het doel de omverwerping van het kapitalistisch systeem is, en omdat een kommunistische maatschappij enkel opgebouwd kan worden als de macht van de bourgeoisie omvergeworpen is en een einde gemaakt is aan het kapitalisme, moet een revolutionaire organisatie opgebouwd worden binnen de kapitalistische maatschappij. Daarom moet de opbouw van de organisatie allerlei soorten druk en hindernissen confronteren, die voortkomen uit het kapitalistisch systeem en zijn ideologie. Dit betekent dat dit proces van opbouw niet in een vacuüm plaatsvindt. Revolutionaire organisaties zijn als een vreemd lichaam binnen de kapitalistische maatschappij, die het systeem voortdurend willen vernietigen. Een revolutionaire organisatie is daarom voortdurend gedwongen zich te verdedigen tegen een hele waaier van bedreigingen vanuit de kapitalistische maatschappij. Vanzelfsprekend moet het weerstaan aan de repressie. De heersende klasse heeft nooit geaarzeld, als ze zich ertoe genoodzaakt zag, haar politie en ook haar militaire strijdkrachten te ontketenen om de stemmen van de revolutionairen het zwijgen op te leggen. De meeste organisaties in het verleden hebben lange tijd bestaan onder repressieve omstandigheden: zij werden ‘buiten de wet’ gesteld en vele militanten werden in ballingschap gedreven. Maar deze repressie heeft hen zelden verpletterd; integendeel: het heeft hun vastberadenheid vaak gesterkt en hen geholpen zich te verdedigen tegen democratische illusies. Dat was bijvoorbeeld het geval met de SPD in Duitsland gedurende de anti-socialistische wetten, die veel beter weerstond aan het gif van ‘democratie’ en ‘parlementarisme’ dan ze deed gedurende de periode waarin ze legaal was.
De revolutionaire organisatie moet ook bestand zijn tegen een vernietiging van binnenuit – infiltratie van spionnen, informanten, avonturiers enz. die vaak meer schade kunnen toebrengen dan openlijke repressie.
Tenslotte en bovenal moet ze de druk weerstaan van de heersende ideologie, in het bijzonder democratisme en ‘gezond verstand’, dat openlijk bestreden werd door Marx. Zij moeten vechten tegen alle ‘waarden’ en ‘principes’ van de kapitalistische maatschappij. De geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons, met het opportunistische koudvuur, dat de 2e en 3e Internationale aantastte, dat de voornaamste bedreiging voor revolutionaire organisaties juist ligt op het vlak van hun onvermogen het binnendringen van ‘waarden’ en denkgewoontes van de bourgeoismaatschappij te bestrijden.
Daarom kan een revolutionaire organisatie niet op dezelfde wijze functioneren als de kapitalistische maatschappij; ze moet op een associatieve wijze functioneren.
De kapitalistische maatschappij werkt door concurrentie, vervreemding, het ‘vergelijken’ met elkaar, het vaststellen van normen, stroomlijning. Een kommunistische organisatie vereist samenwerking en het overwinnen van de competitiegeest. Ze kan enkel functioneren als haar leden niet handelen als een kudde schapen, die in de pas lopen en blindelings aanvaarden wat de centrale organen of andere kameraden zeggen. Het zoeken naar waarheid en helderheid moet voortdurend alle activiteiten van de organisatie stimuleren. Onafhankelijk denken, het vermogen tot overdenking, dingen in vraag te stellen zijn vitaal. Dit betekent dat we ons niet kunnen verschuilen achter een collectief, maar dat we onze individuele verantwoordelijkheid moeten opnemen door onze opinies uit te drukken en aansturen op verheldering. Conformisme is een grote hindernis voor onze strijd voor kommunisme.
Als je je in de kapitalistische maatschappij niet conformeert aan de norm, word je al snel ‘uitgesloten’ en tot zondebok gemaakt, degene die de schuld krijgt van alles. Een revolutionaire organisatie moet een wijze van functioneren invoeren, waarbij allerlei verschillende individuen en persoonlijkheden geïntegreerd kunnen worden in één groot geheel. Dat vereist de kunst van het putten uit de rijkdom van alle persoonlijkheden. Dat betekent een gevecht tegen persoonlijke trots en andere ideeën die verband houden met competitie. Het betekent dat de bijdrage van elke kameraad op prijs gesteld wordt. En tegelijk betekent het dat de organisatie een stel regels moet bezitten die steunen op ethische principes. Die moeten uitgewerkt worden en dat is een politieke strijd op zich. Terwijl de ethiek van de kapitalistische maatschappij geen scrupules kent, moet het doel van de proletarische strijd in harmonie zijn met de middelen van die strijd.
De bouw en functionering van een organisatie omvat dus een theoretische en een morele dimensie, die beide een constante en bewuste inspanning vergen. Iedere traagheid of twijfel, elke vermindering van de inspanningen en gebrek aan waakzaamheid op het ene vlak maakt de weg vrij voor een verzwakking op het andere. Deze beide dimensies zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden en bepalen elkander wederzijds. Hoe minder theoretische inspanningen een organisatie doet, hoe gemakkelijker en sneller de morele achteruitgang kan plaatsvinden. Tegelijkertijd zal het verliezen van het morele kompas onvermijdelijk leiden tot een verzwakking van de theoretische capaciteiten. Zo toonde Rosa Luxemburg, op het keerpunt van de 19e en 20e eeuw, aan dat de opportunistische koers van de Duitse Sociaal-Democratie hand in hand ging met haar morele en theoretische terugval.
Eén van de meest fundamentele aspecten van het leven van een kommunistische organisatie is haar internationalisme, niet enkel op het vlak van de principes, maar ook op het vlak van de opvatting die ze heeft van haar eigen levenswijze en haar wijze van functioneren.
Het doel – een maatschappij zonder uitbuiting en die produceert voor de behoeften van de mensheid – kan enkel bereikt worden op internationaal vlak en vereist de eenmaking van het proletariaat over alle grenzen heen. Dat is waarom internationalisme, sinds zijn eerste verschijnen, de leuze van het proletariaat is geweest. Revolutionaire organisaties moeten de voorhoede zijn door een internationaal standpunt in te nemen en elk 'lokalistisch' perspectief te bestrijden.
Hoewel het proletariaat vanaf zijn ontstaan altijd geprobeerd heeft zich internationaal te organiseren (de Kommunistenbond 1847-1852 was de eerste internationale organisatie), is de IKS de eerste organisatie die internationaal gecentraliseerd is, en waarin alle afdelingen dezelfde standpunten verdedigen. Onze afdelingen zijn geïntegreerd in de internationale debatten in onze organisatie, waarbij al onze leden – over de continenten heen – kunnen leren van de ervaring van de gehele organisatie. Dit betekent dat we moeten leren militanten van uiteenlopende achtergronden bijeen te brengen, leren hoe debatten te voeren ondanks de vele talen – wat het tot een inspirerend proces maakt - waarbij de verheldering en verdieping van onze standpunten verrijkt wordt door de bijdragen van de kameraden verspreid over de hele planeet.
Last but not least is het van levensbelang voor de organisatie om een duidelijk begrip te hebben van de rol die ze moet spelen in de proletarische emancipatiestrijd. Zoals de IKS al vaak benadrukt heeft, is het vandaag niet de taak van de revolutionaire organisatie ‘de klasse of haar strijd te organiseren’ (zoals dat wel het geval kon zijn tijdens de eerste stappen van de arbeidersbeweging in de 19e eeuw). Haar essentiële rol, die al bepaald werd in het Kommunistisch Manifest in 1848, volgt uit het feit dat de kommunisten “vergeleken bij de grote massa van het proletariaat het voordeel hebben een helder begrip te hebben van de marsroute, van de voorwaarden en de uiteindelijke algemene resultaten van de proletarische beweging”. In die zin is de uitwerking van politieke standpunten de permanente en essentiële functie van de organisatie, en om dit te doen kan ze het zich niet veroorloven volledig opgeslorpt te worden door haar taken van interventie in de klasse. Ze moet in staat zijn een stap terug te zetten en zich een algemeen beeld te vormen. Ze moet voortdurend begaan zijn met het uitdiepen van de kwesties die door de klasse als geheel gesteld worden en met het plaatsen van daarvan in een historisch perspectief. Dit betekent dat ze er zich niet toe kan beperken een analyse van de wereldsituatie te maken. Ze moet bredere, onderliggende theoretische kwesties onderzoeken, oppervlakkigheid en de misvormingen door de kapitalistische maatschappij en haar ideologie verwerpen. Dit is een permanente strijd, met een visie op lange termijn, die een hele reeks aspecten omvat die veel verder gaan dan de kwesties, die door de klasse op een of ander moment in de strijd gesteld worden
Omdat de proletarische revolutie niet zomaar een strijd is om ‘brood en boter’, zoals Rosa Luxemburg onderstreepte, maar wel de eerste revolutie in de geschiedenis van de mensheid waarin alle ketenen van uitbuiting en onderdrukking gebroken worden, impliceert deze strijd noodzakelijkerwijs een grote culturele transformatie. Een revolutionaire organisatie heeft niet alleen te maken met kwesties van de politieke economie en de klassenstrijd in een enge zin. Ze moet haar eigen visie ontwikkelen over de meest belangrijke vragen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt, haar visies steeds verbreden en openstaan voor en voorbereid zijn opnemen van nieuwe kwesties. Theoretische uitwerking, het zoeken van de waarheid, de wens tot verheldering, dat moet onze dagelijkse passie zijn.
En tegelijkertijd kunnen we onze rol enkel vervullen wanneer de oude generatie van militanten haar ervaring en de lessen die zijn verworven heeft aan de nieuwe militanten doorgeeft. Als de oude generatie geen ‘schat’ aan ervaring en lessen heeft om door te geven aan de nieuwe generatie, dan heeft ze in haar taak gefaald. De opbouw van de organisatie vereist dus de kunst lessen te trekken uit het verleden om de toekomst voor te bereiden.
Zoals we kunnen zien is de opgave om de revolutionaire organisatie op te bouwen uiterst complex en vraagt ze om een permanente strijd. In het verleden heeft onze organisatie al belangrijke gevechten gevoerd voor de verdediging van haar principes. Maar de ervaring leert dat deze gevechten onvoldoende geweest zijn en dat ze voortgezet moeten worden geconfronteerd de moeilijkheden en zwakheden die het resultaat zijn van de oorsprong van onze organisatie en de historische omstandigheden waarin ze haar activiteit voortzet: “Er valt geen unieke exlusieve oorzaak aan te geven voor de verschillende zwakheden van de organisatie. Ze zijn het resultaat van verscheidene factoren die, hoewel ze verband met elkaar houden, duidelijk geïdentificeerd moeten worden:
• Het gewicht van onze oorsprong in de historische heropkomst van het wereldproletariaat aan het einde van de jaren 1960, en in het bijzonder de gevolgen van de breuk in de organische continuïteit;
• Het gewicht van de ontbinding die een impact begon te krijgen halverwege de jaren 1980;
• De druk van de ‘onzichtbare hand van de markt’, van de verdinglijking, wier stempel op de maatschappij, met het langer voortbestaan van de kapitalistische productieverhoudingen, alleen maar intenser geworden is.
De verschillende zwakheden die we geïdentificeerd hebben, ook al beïnvloeden die elkaar wederzijds, komen in laatste instantie voort uit volgende drie factoren of een combinatie ervan:
• De onderschatting van de theoretische uitwerking, en in het bijzonder met betrekking tot de organisatorische kwesties, vindt haar bron in onze eigen oorsprong zelf: de impact van de studentenrevolte met zijn component zoals kleinburgerlijk academisme, waartegen zich een tendens verzette die anti-academisme verwarde met een minachting voor theorie, en dit in een sfeer van contestatie van de autoriteit, inclusief die van een ‘ouwe rot’ zoals kameraad MC, die veel jonge militanten en dus de organisatie aangetast heeft. Later werd deze onderschatting van theorie gevoed door de algemene sfeer van vernietiging van de overdenking, die kenmerkend is voor de periode van ontbinding, en het toenemende doordringen van het ‘gezond verstand’, een uiting van het verraderlijk binnendringen van de verdinglijking in onze rangen;
• Het verliezen van verworvenheden is een direct gevolg van de onderwaardering van de theoretische uitdieping: de verworvenheden van de organisatie, zij het op het vlak van het programma, van de analyse of van de organisatie, kunnen zich niet handhaven tegen de constante druk van de burgerlijke ideologie, behalve als ze constant gevoed en ondersteund worden door de theoretische discussie. Een overdenking die niet vooruit gaat, die zich tevreden stelt met het herhalen van vastgeroeste formules, wordt niet enkel bedreigd met stilstand, ze kan enkel achteruitgaan. De oppervlakkigheid in de assimilatie van onze standpunten, dat in het verleden al vaak vastgesteld werd, is de beste waarborg voor het verliezen van onze verworvenheden;
• Immediatisme is een van de jeugdzonden van een organisatie die opgericht werd door jonge militanten die politiek bewust werden op het moment van een spectaculaire heropkomst van de klassenstrijd, en velen van hen dachten dat de revolutie reeds binnen handbereik was. De meest immediatistische kameraden onder ons hielden het niet vol en raakten uiteindelijk ontmoedigd, gaven de strijd op.Maar deze zwakte heeft zich eveneens gehandhaafd onder degenen die zijn gebleven; zij bleef de organisatie doordringen en drukte zich uit bij talrijke gelegenheden. Het is een zwakheid die fataal kan worden omdat ze, gekoppeld aan het verlies van verworvenheden, onvermijdelijk leidt tot opportunisme, een benadering die herhaaldelijk de grondslagen van onze organisatie ondermijnd heeft;
• Routinisme,van zijn kant, is een van de voornaamste uitdrukkingen van het gewicht van vervreemde, verdinglijkte relaties in onze rijen, die overheersen in de kapitalistische maatschappij en die de organisatie in een machine dreigen te veranderen en de militanten in robots. Ze wordt vanzelfsprekend versterkt door de armoede n op het vlak van de theoretische overdenking, die ertoe leidt de bestaansreden van de organisatie uit het oog te verliezen;
• De verkalking volgt voor een groot deel uit het routinisme, zij voedt zich eveneens met het verlies aan de verworvenheden en de theoretische armoede en vormt, derhalve, de tegenhanger van het opportunisme. Zelfs wanneer zij niet leidt tot het verraad zoals laatstgenoemde ziekte (beiden kunnen ook gelijktijdig voorkomen) leidt de verlamming die zij veroorzaakt met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de organisatie, tot de dood van de bekwaamheid van de laatste als actieve factor in de bewustwording van het proletariaat
• De kringgeest vormt, zoals heel de geschiedenis van de IKS bevestigt, net zoals die van de arbeidersbeweging, een van de gevaarlijkste vergiften voor de organisatie. Ze draagt in zich de neiging niet alleen om een instrument van de proletarische strijd tot een ‘stelletje maten’’; niet alleen om de personalisering van politieke kwesties die de debatcultuur verzieken; maar ook om de vernietiging van het collectieve werk en de eenheid van de organisatie, vooral in de vorm van clanisme. Zij is ook verantwoordelijk voor de jacht op zondebokken, die haar morele gezondheid ondermijnt, net zoals ze een van de ergste vijanden is van de cultuur van theorie omdat ze diep en rationeel denken afbreekt ten voordele van gekonkel en roddel. Op dezelfde manier is ze een vaak gebruikte drager van opportunisme, het voorportaal van verraad.” (Resolutie over activiteiten, aanvaard op het Congres, punt 4)
En de IKS is er niet in geslaagd om zich juist van dit vergif te ontdoen tijdens de gevechten die ze sinds bijna veertig jaar heeft gevoerd, zoals men het nog op het 20e congres van haar afdeling in Frankrijk heeft gezien. Het voortbestaan van dit vergif onder ons moet verklaard worden door ons ontstaan uit kringen, maar ook door de verderfelijke gevolgen van de ontbinding (zoals aangestipt wordt door de Orientatietekst van 1993) en het binnendringen van kapitalistische verdinglijking. Dit zijn de drie voornaamste oorzaken voor de moeilijkheden die IKS momenteel ondervindt.
Er bestaan geen magische formules om de strijd aan te gaan tegen de zwakheden en de gevaren die de organisatie bedreigen en we moeten onze inspanningen in verschillende richtingen tegelijk sturen. Een van de punten die bijzondere nadruk kreeg was de noodzaak het routinisme en het conformisme te bestrijden, waarbij erop aangedrongen werd dat de organisatie geen anoniem, uniform lichaam is, maar een associatie van verschillende militanten, die elk hun specifieke bijdrage moeten leveren aan het gemeenschappelijke werk.
Om te kunnen werken aan de opbouw van een echte internationale associatie van kommunistische militanten waarbij iedereen zijn steentje moet kunnen blijven bijdragen aan de collectieve opbouw, verwerpt de organisatie de reactionaire utopie van ‘modelmilitant’, van ‘de standaardmilitant’, van onkwetsbare en onfeilbare ‘supermilitant’.(…) De militanten zijn noch robotten noch ‘Übermenschen’, maar menselijke wezens die verschillende karakters, geschiedenissen hebben en van verschillende sociaal-culturele oorsprong zijn. Alleen door een beter inzicht in onze ‘menselijke aard’ en in de specifieke verscheidenheid van onze soort zal het vertrouwen en de solidariteit tussen de militanten opgebouwd en versterkt kunnen worden.(….) Iiedere kameraad heeft het vermogen een ‘unieke’ bijdrage te leveren aan de organisatie. Hij heeft ook de verantwoordelijkheid om het te doen. In het bijzonder is het de verantwoordelijkheid van iedereen om in het debat zijn standpunt te uiten, in het bijzonder zijn meningsverschillen en vragen, zonder welke de organisatie niet in staat zal zijn om de debatcultuur en de theoretische uitwerking te ontwikkelen. (Resolutie over Activiteiten, punt 9)
Het Congres benadrukte dus in het bijzonder de noodzaak om de taken van theoretische uitwerking vastberaden en doortastend aan te pakken.
De eerste uitdaging voor de organisatie is de bewustwording van de gevaren die voor ons liggen. We kunnen die gevaren niet overwinnen door, op het laatste nippertje, onze toevlucht te zoeken tot ‘blusoperaties’. We moeten alle problemen onderzoeken op basis van een theoretisch-historische benadering en elk pragmatisch, oppervlakkig oordeel verwerpen. Dit betekent dat we een visie op lange termijn moeten ontwikkelen en niet vervallen in een ‘dag-per-dag’ en empirische benadering. Theoretische studie en politieke strijd moeten opnieuw in het middelpunt van de organisatie geplaatst worden van het leven, niet enkel wat betreft onmiddellijke interventie, maar - nog belangrijker - door ons bezig te houden met de diepere theoretische kwesties over het marxisme zelf, zoals die de laatste 10 jaar gesteld werden door de oriëntaties die we onszelf gegeven hebben maar die door de organisatie te weinig ontwikkeld werden. Dit betekent dat we ons de nodige tijd moeten geven om te verdiepen en te strijden tegen conformisme in onze rangen. De organisatie moet het kritisch in vraag stellen van de kwesties, dat de uitdrukking van twijfels en pogingen om de zaken dieper te onderzoeken, aanmoedigen.
We mogen niet vergeten dat “theorie niet de passie van het hoofd, maar wel het hoofd van de passie” is en dat “de theorie een materiële macht wordt zodra zij zich van de massa’s meester maakt.” (Marx) De strijd voor het kommunisme omvat niet alleen een economische en een politieke dimensie, maar ook en boven alles een theoretische dimensie (‘intellectueel’ en moreel). Door de ontwikkeling van de ‘cultuur van de theorie’, dat wil zeggen het vermogen om alle activiteiten van de organisatie voortdurend in een historisch en/of theoretisch kader te plaatsen, kunnen we de debatcultuur ontwikkelen en verdiepen in onze rangen en de dialectische methode van het marxisme beter assimileren. Zonder de ontwikkeling van deze ‘cultuur van de theorie’ zal de IKS op lange termijn niet in staat zijn haar koers te behouden. Alleen zo kan ze zich oriënteren, aanpassen aan onvoorzien situaties, het marxisme doen evolueren en verrijken, dat geen onveranderlijk en onveranderlijk dogma is, maar een levende theorie gericht op de toekomst.
Deze ‘cultuur van de theorie’ is geen kwestie van het opleidingsniveau van de militanten. Ze draagt bij tot de ontwikkeling van een rationeel, zorgvuldig en samenhangend denken dat onmisbaar is voor het vermogen een argumentatie te ontwikkelen, om het bewustzijn van alle militanten vooruit te helpen en de marxistische methode in onze rangen te versterken.
Dit werk van theoretische overdenking kan de bijdrage van de wetenschappen niet ontkennen (en met name de menswetenschappen, zoals psychologie en antropologie), de geschiedenis van de menselijke soort en de ontwikkeling van haar beschaving. Om deze reden was de discussie over het thema ‘Marxisme en wetenschap’ van het grootste belang en de vooruitgang die ze mogelijk gemaakt heeft, moet aanwezig blijven en versterkt worden in het denken en leven van de organisatie.
Deze interesse voor de wetenschappen is niet nieuw voor de IKS. Vooral in de artikels over onze vorige congressen hebben we gesproken over het uitnodigen van wetenschappers die, door de overdenkingen uit hun eigen studieterreinen aan te dragen, een bijdrage geleverd hebben aan de overdenking binnen de hele organisatie. Dit keer nodigden we de Britse antropologen Camilia Power en Chris Knight uit, die al aan eerdere congressen deelgenomen hadden en die we hartelijk danken om naar dit congres te komen. Deze twee wetenschappers gaven samen een presentatie over ‘het geweld in de prehistorie’, in samenlevingen die nog niet in klassen verdeeld waren. Kommunisten hebben uiteraard een fundamentele belangstelling voor deze kwestie. Het marxisme heeft veel onderzoek gewijd aan de rol van het geweld. Vooral Engels heeft een belangrijk deel van de Anti-Dühring gewijd aan de rol van geweld in de geschiedenis. Vandaag, nu we ons voorbereiden op de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog, een eeuw gekenmerkt door het ergste geweld dat de mensheid ooit gekend heeft, en nu geweld overdadig aanwezig is in het maatschappelijk leven, is het van belang dat degenen, die strijden voor een samenleving die zichzelf bevrijd heeft van de littekens van de kapitalistische maatschappij, van oorlog en onderdrukking, zich bezighouden met de plaats van geweld in de verschillende maatschappijvormen. Geconfronteerd met het standpunt van de burgerlijke ideologie, die stelt dat het geweld van vandaag overeenstemt met de ‘menselijke natuur’, wier regel is ‘iedereen voor zich’ en de heerschappij van de sterkeren over de zwakkeren, is het met name nodig te kijken naar de rol van samenlevingen die nog niet verdeeld waren in klassen, zoals het primitieve communisme.
We kunnen hier geen verslag geven van de bijzonder rijke presentaties door Camilia Power en Chris Knight (we zijn van plan ze als podcast op onze website te publiceren). Maar het is waard erop te wijzen dat deze beide wetenschappers beargumenteerd standpunt ingenomen tegen de theorie van Steven Pinker (4), die beweert dat dankzij de ‘beschaving’ en de invloed van de staat het geweld afgenomen is. Camilia Power en Chris Knight toonden aan dat in de samenlevingen van de jagers-verzamelaars een veel lager niveau van geweld bestond dan in de eropvolgende sociale formaties.
De discussies die op de presentatie door Camilia Power en Chris Knight volgde was, zoals tijdens voorgaande congressen, bijzonder levendig. Ze illustreerde in het bijzonder hoe de bijdrage van de wetenschappen het revolutionaire denken kan verrijken, een idee dat Marx en Engels anderhalve eeuw geleden al verdedigden.
Het 20e Congres van de IKS heeft, door de hindernissen die de arbeidersklasse moet nemen in haar emancipatiestrijd duidelijk te maken, zowel als de hindernissen die de organisatie van revolutionairen ontmoet bij het uitoefenen van haar specifieke verantwoordelijkheden binnen deze strijd, de moeilijkheid en de lengte van de weg die voor ons ligt. Maar dat mag geen bron voor ontmoediging zijn. Zoals de resolutie, die door het Congres werd aangenomen, het stelt: “De taak die voor ons ligt is lang en moeilijk.Wij hebben geduld nodig. Lenin beschouwde dit als een van de voornaamste kwaliteiten van de bolsjewiek. Geconfronteerd met de moeilijkheden, moeten wij ons verzetten tegen de ontmoediging. Deze zijn onvermijdelijk en wij moeten ze niet beschouwen als een vervloeking, maar integendeel als een aanmoediging om het gevecht voort te zetten en te intensiveren. De revolutionairen, en het is een van hun fundamentele eigenschappen, zijn geen mensen die het comfort of het gemak beogen. Het zijn strijders die zich als doel stellen om op beslissende wijze bij te dragen aan de meest reusachtige en moeilijkste taak die de menselijke soort te vervullen heeft, maar ook het meest enthousiasmerend, daar ze de bevrijding betekent van de mensheid van de uitbuiting en de vervreemding en het begin van haar ‘werkelijke geschiedenis’ ”. (Idem, Punt 16)
IKS
1. Sinds een eeuw is de kapitalistische productiewijze zijn periode van historische achteruitgang, zijn periode van verval ingegaan. De uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, heeft de overgang gekenmerkt van ‘La Belle Epoque’, het hoogtepunt van de burgerlijke maatschappij, en ‘het tijdperk van de oorlogen en de revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale het tijdens haar eerste congres, in 1919 heeft gekwalificeerd. Sindsdien heeft het kapitalisme zich slechts in een barbarendom gestort, met ‘op zijn geweten’ in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog, die meer dan 50 miljoen doden heeft gekost. De periode van ‘welvaart’, die op deze afschuwelijke slachtpartij volgde, heeft de illusie kunnen verspreiden dat dit systeem uiteindelijk in staat was geweest zijn tegenspraken te overwinnen. Maar de open crisis van de wereldeconomie, aan het einde van de jaren 1960, heeft het vonnis bevestigd dat de revolutionairen al een halve eeuw eerder onder woorden hadden gebracht: de kapitalistische productiewijze ontsnapt niet aan het lot van de productiewijzen die haar zijn voorafgegaan. Nadat ze een progressieve etappe vormde in de menselijke geschiedenis, was het kapitalisme eveneens een belemmering geworden voor de ontwikkeling van de productiekrachten en de vooruitgang van de mensheid. Het uur van haar omverwerping en vervanging door een andere maatschappij was gekomen.
2. Gelijk met de ‘ondertekening’ door het kapitalistische systeem van haar historische impasse, plaatste deze open crisis, net als die van de jaren 1930, de maatschappij nogmaals voor het alternatief: de veralgemeende imperialistische oorlog of de ontwikkeling van beslissende gevechten van het proletariaat, met als vooruitzicht de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. Geconfronteerd met de crisis van de jaren 1930 was het wereldproletariaat, dat na de nederlaag van de revolutionaire golf van de jaren 1917-‘23 door de bourgeoisie ideologisch was verpletterd, niet in staat geweest zijn eigen antwoord te geven, waardoor de heersende klasse de zijne kon opleggen: een nieuwe wereldoorlog. Vanaf de eerste oprispingen van de open crisis echter, aan het einde van de jaren 1960, is het proletariaat gevechten van grote omvang aangegaan: Mei 1968 in Frankrijk, de Italiaans ‘hete herfst’ van 1969, de massale stakingen van de Poolse arbeiders aan de Oostzee in 1970 en vele andere, minder spectaculaire, maar net zo belangrijke tekenen van een verandering in de maatschappij: de contrarevolutie was geëindigd. In deze nieuwe situatie had de bourgeoisie de handen niet vrij om de weg van een nieuwe wereldoorlog in te slaan. Hierop volgde meer dan vier decennia van stagnatie van de wereldeconomie, die gepaard ging met steeds heftigere aanvallen op het niveau en de levensomstandigheden van de uitgebuiten. In de loop van deze decennia heeft de arbeidende klasse talloze vormen van verzet gevoerd. Nochtans, zelfs als zij geen beslissende nederlaag heeft ondergaan die de historische koers had kunnen keren, is zij niet in staat geweest om haar strijd en haar bewustzijn te ontwikkelen om aan de maatschappij een ruwe schets te laten zien van een revolutionair vooruitzicht. "In een dergelijke situatie waarin beide fundamentele en tegenstrijdige klassen van de maatschappij, die elkaar confronteren, er niet in slagen om hun eigen beslissend antwoord op te leggen, kan de geschiedenis nochtans niet kunnen stoppen. Nog minder dan voor de andere productiewijzen die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan, kan er voor het kapitalisme” een bevriezing“, een ”stagnatie“ van het sociale leven bestaan. Terwijl de tegenspraken van het kapitalisme in crisistijd slechts verergeren, kan het onvermogen van de bourgeoisie om het minste vooruitzicht te bieden aan het geheel van de maatschappij en het onvermogen van het proletariaat om onmiddellijk het zijne openlijk te verzekeren slechts op een verschijnsel van veralgemeende ontbinding, van verrotting van de maatschappij uitlopen”. (“Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval“, Internationale Revue nr. 13). Sinds een kwarteeuw is dus een nieuwe fase van het verval van het kapitalisme dat is begonnen. De fase waarin het verschijnsel van de sociale ontbinding een beslissende component van het leven van de hele maatschappij is geworden.
3. Het terrein waarop de ontbinding van de kapitalistische maatschappij zich op meest spectaculaire wijze voordoet is dat van de oorlogsconfrontaties en meer in het algemeen dat van de internationale betrekkingen. De opeenvolging van moorddadige aanslagen die grote Europese steden, met name Parijs, in het midden van het decennium hadden getroffen, heeft de IKS er in de tweede helft van de jaren 1980 toe aangezet om zijn analyse over de ontbinding uit te werken. Aanslagen die niet gepleegd werden door eenvoudige, geïsoleerde groepen maar door bestaande staten. Het was het begin van een vorm van imperialistische confrontaties, vervolgens gekwalificeerd als ‘asymmetrische oorlogen’, die een diepgaande verandering tot uitdrukking brachten in de betrekkingen tussen staten en, meer in het algemeen, in het geheel van de maatschappij. De eerste grote historische manifestatie van deze nieuwe en laatste etappe in het verval van het kapitalisme werd gevormd door de ineenstorting van de stalinistische regimes van Europa en het Oostblok in 1989. Onmiddellijk zette de IKS uiteen wat de betekenis deze gebeurtenis, vanuit het oogpunt van de imperialistische conflicten, tot uitdrukking bracht: “De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en die, wat eruit zal voortvloeien, van de Amerikaanse politieagent ten aanzien van zijn voornaamste ‘bondgenoten’ van gisteren, openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet, in een wereldconflict ontaarden (...).Ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste is“ (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave nr. 62 “Na de instorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”) Sindsdien heeft de internationale situatie deze analyse slechts bevestigd:
- de eerste Golfoorlog in 1991;
- de oorlog in ex-Joegoslavië tussen 1991 en 2001;
- de twee oorlogen in Tsjetsjenië (in 1994-1995 en in 1999-2000);
- de oorlog in Afghanistan vanaf 2001 die, 12 jaar daarna, nog voortgezet wordt;
- de oorlog in Irak van 2003, waarvan de gevolgen op dramatische wijze op dit land, maar ook op initiatiefnemer van deze oorlog, de Amerikaanse macht blijven wegen;
- de talrijke oorlogen die niet hebben opgehouden het Afrikaanse werelddeel te verwoesten (Rwanda, Somalië, Kongo, Soedan, Ivoorkust, Mali, enz.);
- de talrijke militaire verrichtingen van Israël tegen Libanon of de Gazastrook die een antwoord vormden op het afschieten van raketten door Hezbollah of Hamas
4. In feite maken deze verschillende conflicten op dramatische wijze duidelijk in hoeverre de oorlog een volkomen irrationeel karakter heeft aangenomen in het verval van het kapitalisme. De oorlogen van 19e eeuw, hoe moorddadig zij ook geweest zijn, hadden vanuit het oogpunt van de ontwikkeling van het kapitalisme een rationaliteit. Door de koloniale oorlogen maakten de Europese staten het mogelijk om een imperium te vormen, waaruit ze grondstoffen konden putten of waarheen ze hun goederen konden laten wegstromen. De Burgeroorlog van 1861-‘65 in Amerika, dat door het Noorden werd gewonnen, heeft de deuren geopend voor een volledige industriële ontwikkeling van wat de eerste wereldmacht ging worden. De Frans-Pruisische oorlog van 1870 is bepalend geweest voor de Duitse eenheid en dus voor de totstandkoming van het politieke kader van de toekomstige eerste economische macht van Europa. De Eerste Wereldoorlog daarentegen heeft de Europese landen, zowel ‘de overwinnaars’ als ‘de overwonnenen’, bloedeloos achtergelaten en met name de meer ‘oorlogszuchtigen’ (Oostenrijk, Rusland en Duitsland). De Tweede Wereldoorlog heeft de achteruitgang van het Europese werelddeel bevestigd en vergroot, met de speciale vermelding dat Duitsland, naar het voorbeeld van de eveneens andere ‘agressieve’ macht, Japan, in 1945 één grote puinhoop geworden was. De Verenigde Staten was het enige land dat in feite van deze oorlog heeft geprofiteerd, omdat ze er later was ingegaan en, als gevolg van hun geografische positie, heeft kunnen vermijden dat zij zich niet op haar grondgebied afspeelde. Trouwens de belangrijkste oorlog die dit land na de Tweede Wereldoorlog heeft gevoerd, die van Vietnam, heeft heel goed het irrationale karakter ervan aangetoond, aangezien zij, ondanks de aanzienlijke kosten vanuit economisch, maar vooral menselijk en politiek oogpunt, niets aan de Amerikaanse macht heeft toegevoegd.
5. Maar het irrationale karakter van de oorlog is in de fase van de ontbinding op een nog hoger niveau gebracht. Dat wordt bijvoorbeeld heel goed geïllustreerd door de militaire avonturen van de Verenigde Staten in Irak en in Afghanistan. Deze oorlogen hebben aanzienlijke kosten met zich meegebracht, in het bijzonder vanuit economisch oogpunt. Maar de voordelen ervan zijn uiterst beperkt, zo niet negatief. In deze oorlogen heeft de Amerikaanse macht zijn enorme militaire superioriteit kunnen uitstallen, maar dat heeft hem niet in staat gesteld om de doelstellingen te verwezenlijken die hij beoogde: Irak en Afghanistan stabiliseren en zijn vroegere bondgenoten van het westerse blok verplichten om de rijen rondom hem te sluiten. Vandaag laat de geprogrammeerde terugtrekking van de Amerikaanse troepen en de NAVO uit Irak en Afghanistan een instabiliteit zonder weerga achter in deze landen, met het risico dat zij onderdeel gaan uitmaken van de verergering van de instabiliteit van de hele regio. Tegelijkertijd hebben de andere deelnemers aan deze militaire avonturen het schip in verspreide orde verlaten. Voor de Amerikaanse imperialistische macht is de situatie steeds meer verslechterd: terwijl zij er in de jaren 1990 nog in slaagde om haar rol van ‘politieagent van de wereld’ te behouden, is zijn belangrijkste zorg momenteel zijn onmacht te verbergen tegenover de toename van de wereldchaos, zoals de situatie in Syrië die bijvoorbeeld manifesteert.
6. In de loop van de laatste jaren heeft het chaotische en oncontroleerbare karakter van de imperialistische spanningen en conflicten zich met de situatie in Verre Oosten en, natuurlijk met de situatie in Syrië, zich nogmaals geïllustreerd. In beide gevallen worden wij geconfronteerd met conflicten, die de dreiging in zich dragen de regio in vuur en vlam te zetten en een veel aanzienlijkere destabilisatie te veroorzaken.
In het Verre Oosten zijn we getuige van een toename van de spanningen tussen regionale staten. Zo heeft men in de loop van de laatste maanden spanningen zien ontwikkelen waar talrijke landen bij betrokken zijn: Filippijnen in Japan. China en Japan ruziën bijvoorbeeld over de eilanden Senkaku/Diyao, Japan en Zuid-Korea over het eiland Take-shima-Dokdo, terwijl andere spanningen aan de oppervlakte treden waar ook Taiwan, Vietnam of Birma bij betrokken zijn. Maar het meest spectaculaire conflict is natuurlijk dat van Noord-Korea enerzijds en Zuid-Korea, Japan en de Verenigde Staten anderzijds. Bij de keel gegrepen door een dramatische economische crisis, heeft Noord-Korea de militaire inzet opgevoerd. Dit heeft natuurlijk tot doel chantage uit te oefenen, vooral op de Verenigde Staten, om van deze macht een zeker aantal economische voordelen te verkrijgen. Maar dit avonturistische beleid bevat twee heel ernstige factoren.
Enerzijds het feit dat zij, zelfs als het op indirecte wijze is, de Chinese reus erin betrekt, die een van de enige bondgenoten van Noord-Korea blijft, terwijl deze macht er steeds meer naar streeft om, overal waar ze kan, zijn imperialistische belangen te doen gelden. Natuurlijk in het Verre Oosten, maar ook in het Midden-Oosten dankzij haar bondgenootschap met Iran (dat bovendien zijn voornaamste leverancier is van koolwaterstoffen), en eveneens in Afrika waar een toenemende economische aanwezigheid tot doel heeft een toekomstige militaire aanwezigheid voor te bereiden, wanneer zij de middelen ervoor heeft.
Anderzijds behelst dit avonturistische beleid van Noord-Korea, een staat waarvan de wrede politieheerschappij van een fundamentele kwetsbaarheid getuigt, het risico van een ‘ongeluk’, van het begin van een ongecontroleerd proces, dat een nieuwe haard van rechtstreekse militaire conflicten veroorzaakt met moeilijk in te schatten gevolgen. Toch kan men al indenken dat zij een andere tragische episode zullen vormen, die, gevoegd bij alle uitingen van oorlogsbarbarij, de planeet vandaag de dag overstelpen.
7. De burgeroorlog in Syrië volgt op ‘de Arabische lente’ die, door de regering van Assad te verzwakken, de doos van Pandora heeft geopend van een groot aantal aan tegenstellingen en conflicten, die door de ijzeren hand van deze regering gedurende decennia onder de duim was gehouden. De westerse landen zijn akkoord gegaan met het vertrek van Assad, maar beschikken ter plaatse niet over een oplossing ter vervanging van hem, terwijl de oppositie tegen zijn regime volkomen is verdeeld en de belangrijkste sector hiervan wordt gevormd door islamieten. Tegelijkertijd geeft Rusland de regering van Assad onophoudelijk militaire steun, omdat hij hem, met de haven van Tartus, de aanwezigheid van zijn oorlogsvloot in de Middellandse Zee garandeert. En het is niet de enige staat, aangezien zowel Iran als China niet achterblijven: Syrië is een nieuwe bloedige inzet van de talloze rivaliteiten tussen imperialistische machten van de eerste of tweede orde geworden. En de volkeren van het Midden-Oosten moeten al decennia achtereen de kosten ervan betalen. Het feit dat de manifestaties van ‘de Arabische Lente’ in Syrië niet is uitgelopen op de geringste verovering van de macht door de uitgebuite en onderdrukte massa’s, maar op een oorlog die meer dan 100.000 doden heeft veroorzaakt, vormt een sinistere illustratie van de zwakte van de arbeidende klasse in dit land, de enige kracht die een einde kan maken aan de barbarij van de oorlog. En het is een situatie die eveneens geldt, zelfs wanneer het minder tragische vormen aanneemt, voor de andere Arabische landen, zoals in Egypte of in Tunesië, waar het afzetten van de vroegere dictators heeft geleid tot een overname van de macht door de islamieten, de meest achterlijke fracties van de bourgeoisie, of tot een nog nooit vertoonde chaos zoals in Libië.
Op die manier biedt Syrië ons op dit moment een nieuw voorbeeld van het barbarendom van het kapitalisme in ontbinding, zoals dat zich over de planeet ontketent, een barbarendom dat de vorm aanneemt van bloedige militaire botsingen. Een barbarendom dat eveneens de gebieden treft waar de oorlog kan worden voorkomen, maar waar de maatschappij zich toch in een steeds grotere chaos stort zoals in Latijns-Amerika, waar de drugskartels, met medeplichtigheid van de sectoren van de staat, een terreur uitoefenen.
8. Maar is het in het bijzonder op het vlak van de vernietiging van de leefomgeving neemt de ineenstorting van de kapitalistische maatschappij op de korte termijn een compleet apocalyptische vorm aan. De ontwikkeling van het kapitalisme werd vanaf het begin af aan gekenmerkt door een extreme roofzucht in de zoektocht naar winst en accumulatie. In the naam van de ‘verovering van de natuur’, bereikten de plunderingen in de laatste 30 jaar een niveau van vernietiging dat nog nooit gezien is, noch in voorgaande maatschappijvormen noch in de tijd van zijn ontstaan ‘in bloed en ellende’. Geconfronteerd met het destructieve wezen van kapitalisme is de zorg van het revolutionaire proletariaat zo oud als the dreiging zelf. Marx en Engels waarschuwden reeds tegen de negatieve impact – zowel op de natuur als op de mensen – van de agglomeratie en de opsluiting van mensen in de eerste industriële concentraties in Groot-Brittannië in het midden van de 19e eeuw. In dezelfde geest hebben revolutionairen in verschillende periodes de gemene aard begrepen en verworpen van de kapitalistische ontwikkeling, die het gevaar liet zien die ze vertegenwoordigt; niet alleen voor de arbeidersklasse, maar voor de hele mensheid en nu voor de overleving van de planeet zelf.
De huidige tendens naar een definitieve en onomkeerbare verslechtering van de natuurlijke omgeving is rondom alarmerend, zoals aangetoond wordt door de voortdurende verschrikkelijke scenario’s over the wereldwijde opwarming, de vervuiling van de planeet, de ontbossing, de erosie van de grond, de vernietiging van de soort, de vervuiling van het waterbronnen, zeeën en de lucht en (met de ontbinding) kernrampen. De laatste is een voorbeeld van het latente gevaar van de vernietiging die het gevolg is van het potentieel dat het kapitalisme ingezet heeft in dienst van haar dolle logica, en die het maakt tot een ‘Zwaard van Damocles’, dat hangt boven het hoofd van de mensheid. De bourgeoisie probeert de vernietiging van het milieu toe te schrijven aan de misdadigheid van de individuen die een gebrek aan ecologische besef zouden hebben, en zo een atmosfeer van schuld en angst te scheppen. De werkelijkheid, die zich openbaart in haar vergeefse en hypocriete pogingen om het probleem op te lossen, is echter dat het geen probleem is van individuen of zelfs van individuele bedrijven of landen, maar van de vernietigende logica, dat een integraal onderdeel uitmaakt van het systeem. Het is een systeem dat, in naam van de accumulatie, als beginsel en doel heeft winst, en dat geen scrupules heeft met betrekking tot het, voor eens en altijd, ondermijnen van de materiële voorwaarden voor de metabolische uitwisseling tussen leven en aarde, zolang het er een onmiddellijk voordeel uit kan halen.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van de tegenstelling tussen de menselijke en natuurlijke productiekrachten, die het kapitalisme heeft ontwikkeld en die wordt opgedreven tot op het punt van uitbarsten, en de tegengestelde verhoudingen, gebaseerd op de verdeling tussen de klassen en op kapitalistische concurrentie
Dit dramatische scenario moet ook het proletariaat stimuleren in haar revolutionaire inspanningen, omdat alleen de vernietiging van het kapitalisme het leven weer op kan fleuren.
9. Fundamenteel vindt dit onvermogen van de heersende klasse, geconfronteerd met het fenomeen van de vernietiging van het milieu en de bewustwording welk een bedreiging dat inhoudt voor de hele mensheid, zijn oorzaak in haar onvermogen om de economische tegenstellingen te overwinnen, die de kapitalistische productiewijze teisteren. Het is de onomkeerbaarbare verergering van de economische crisis die de fundamentele oorzaak vormt van het barbarendom, dat zich steeds meer verbreidt in de maatschappij. Voor de kapitalistische productiewijze is er geen uitweg. Haar eigen wetten hebben haar in een impasse geleid en ze kan er niet uitkomen zonder haar eigen wetten op te heffen, dat wil zeggen: zonder zichzelf op te heffen. Concreet: vanaf haar begin is de verovering van nieuwe markten buiten de eigen sfeer de motor van de kapitalistische ontwikkeling. De handelscrises, die het vanaf het begin van de 19e eeuw teisterde en drukte zich in het feit dat de waren, die geproduceerd waren door een kapitalisme in volle ontwikkeling, niet genoeg kopers kon vinden om zijn producten op te nemen. Deze crises werden te boven gekomen door de vernietiging van het overbodige kapitaal maar ook, en vooral, door de verovering van nieuwe markten, met name in de gebieden die vanuit de kapitalistische gezichtspunt nog niet ontwikkeld waren. Dat is de reden waarom deze eeuw de eeuw van de koloniale veroveringen was: voor alle ontwikkelde machten was het essentieel zones te vormen, waar ze goedkope grondstoffen konden bemachtigen, maar die ook en vooral konden dienen als afzet voor haar waren. De Eerste Wereldoorlog was fundamenteel het gevolg van de verdeling van de wereld tussen de kapitalistische machten. Dit betekende dat iedere verovering van nieuwe gebieden, die gedomineerd werden door deze of gene macht, alleen kon leiden tot een confrontatie met andere koloniale machten. Dit betekende echter niet dat er geen extra-kapitalistische markten meer bestonden die in staat waren om het overschot aan waren, geproduceerd door het kapitalisme, op te nemen. Zoals Rosa Luxemburg schreef aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog: “Hoe meedogenlozer het kapitaal de niet-kapitalistische lagen vernietigt, in eigen land en in het buitenland, hoe meer het de levensstandaard van alle arbeiders verlaagt, des te groter is ook de verandering in de dagelijkse geschiedenis van het kapitaal. Geteisterd door een reeks van politieke en maatschappelijke rampen en schokken, en onder deze voorwaarden, waarbij het kapitaal wordt geraakt door de periodieke economische rampen en crises, kan de accumulatie niet voortgaan. Maar zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt is, wordt het noodzakelijk voor de internationale arbeidersklasse om tegen de heerschappij van het kapitaal in opstand te komen.” (Rosa Luxemburg, Accumulation of Capital, Chapter 32)
De Eerste Wereldoorlog was juist de meest verschrikkelijke uitdrukking van deze eeuw van ‘rampen en schokken’, die het kapitalisme doormaakte ‘zelfs voordat de natuurlijke economische impasse, die het kapitaal zelf geschapen heeft, eigenlijk bereikt was’. En tien jaar na de imperialistische slachting, was de grote crisis van de jaren 1930 de tweede uiting van een crisis die zou leiden tot een tweede algemene imperialistische slachting. Maar de periode van ‘welvaart’, die de wereld doormaakte in de periode na de Tweede Wereldoorlog, werd aangestuurd door mechanismen geschapen door het Westerse Blok, zelfs voor het einde van de oorlog (in het bijzonder het akkoord van Bretton Wood in 1944). Deze waren gebaseerd op de systematische interventie van de staat in de economie en maakten duidelijk dat deze ‘natuurlijke economische impasse’ nog niet bereikt was. De open crisis aan het einde van de jaren 1960 toonde aan dat het systeem haar grenzen dicht naderde, in het bijzonder met het einde van het proces van dekolonisatie die het, paradoxaal genoeg, mogelijk had gemaakt om nieuwe markten te openen. Van toen af aan heeft de beperktheid van de extra-kapitalististische markten het kapitalisme gedwongen om steeds meer haar toevlucht te zoeken in krediet, een werkelijke vlucht vooruit in de schulden. Want hoe meer schulden zich ophopen des the minder de mogelijkheid bestaat om deze terug te betalen.
10. De toenemende invloed van de financiële sectoren van de economie, ten koste van de eigenlijke productieve sfeer, en die op dit moment wordt gestigmatiseerd door politici en journalisten van allerlei pluimage als de sector die verantwoordelijk is voor de crisis, is geenszins het gevolg van de overwinning van een of andere soort van economisch denken (‘monetarisme’ tegen keynesianisme of ‘neo-liberalisme’ tegen ‘interventionisme’). Het is fundamenteel het gevolg van de vlucht naar voren in het krediet, dat een groeiend gewicht heeft gegeven aan die instituten wier functie is krediet te verlenen, de banken. De financiële crisis is dus niet de oorzaak van de economische crisis en de recessie. Integendeel: de bron van de ‘financialisering’ is gelegen in de overproductie en het feit dat het steeds riskanter wordt om te investeren in de productie. De wereldmarkt raakt steeds meer verzadigd en dit gegeven stuurt de vloed van financiële middelen steeds meer in de richting van speculatie. Dit is de reden waarom alle ‘linkse’ economische theorieën, die oproepen tot een ‘beteugeling van de internationale financiën’ om uit de crisis te komen, onbetekende dromen zijn daar ze de werkelijke oorzaken ‘vergeten’ van deze opzwelling van de financiële sfeer.
11. De crisis van de ‘rommelhypotheken’ in 2007, de reusachtige financiële paniek en de recessie van 2009 markeerden een nieuwe en zeer belangrijke etappe in de neergang van het kapitalisme naar een onomkeerbare crisis. Decennia lang heeft het kapitalisme krediet gebruikt en misbruikt om de groeiende tendens tot overproductie tegen te gaan, die zich in het bijzonder uitte in een reeks van recessies die steeds dieper en vernietigender waren, gevolgd door ‘oplevingen, die steeds bescheidener waren. Het gevolg van dit alles was dat, de variatie in de groeivoeten van jaar tot jaar daargelaten, de gemiddelde groei van de wereldeconomie van het ene tot het andere decennium steeds minder werd, terwijl de werkloosheid tegelijkertijd toenam. De recessie van 2009 was meest belangrijke die het kapitalisme sinds de Grote Depressie van de jaren 1930 heeft geteisterd. Het bracht het werkloosheidpercentage in vele landen tot op een niveau dat na de Tweede Wereldoorlog nog nooit gezien was. Alleen een massale interventie van de IMF, beslist tijdens de top van de G20 van maart 2009, heeft de banken gered van een algemeen bankroet, door hen te vrijwaren van een opeenhoping van ‘giftige schulden’, oftewel leningen die nooit zullen worden terugbetaald. Door deze ingreep werd de ‘schuldencrisis’, zoals de burgerlijke commentaren het beschreven, op een hoger niveau gebracht. Het waren niet langer alleen privé-personen (zoals in de Verenigde Staten met de huizencrisis), of bedrijven of banken, die niet in staat waren om hun schulden af te betalen of zelfs de rente over hun schulden te betalen. Nu waren het hele staten die geconfronteerd werden met het toenemende verpletterende gewicht van schulden, ‘soevereine schulden’ die hun vermogen aantastte om tussenbeide te komen om hun respectievelijke nationale economieën door middel van begrotingstekorten te stimuleren.
12. In deze context zagen we in de zomer van 2011 wat van toen af aan bekend werd als de ‘Eurocrisis’. Net zoals de Japanse of the Amerikaanse staat, was de schuld van de Europese staten op spectaculaire wijze gegroeid, in het bijzonder in die landen van de Eurozone waar economieën het meest kwetsbaar of het meest afhankelijk was van de illusoire lapmiddelen, die in werking gesteld waren in de periode die daaraan voorafging – de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland and Spanje). In de landen die hun eigen munt hebben, zoals de Verenigde Staten, Japan of Groot-Brittannië, kan de staatsschuld gedeeltelijk gecompenseerd door geld te drukken. Zo heeft de Amerikaanse FED een grote hoeveelheid Amerikaanse staatsobligaties opgekocht, staatsschulden erkend, om deze vervolgens om te zetten in dollars. Maar een dergelijke mogelijkheid bestaat er niet voor de afzonderlijke landen, die hun nationale munt hebben laten vallen ten gunste van de Euro. Afgesloten van de mogelijkheid om de schuld te ‘monetiseren’ (om te zetten in klinkende munt), bestaat er voor de landen in de Eurozone geen andere toevlucht dan nog meer te lenen om het gat in hun staatsfinanciën te dichten.
En als de landen van Noord-Europa nog in staat zijn, tegen een redelijke rente, fondsen te verwerven van privé-banken, is zoiets onmogelijk voor de PIIGS wier leningen onderworpen zijn aan buitengewone rentes vanwege hun flagrante gebrek aan betalingsvermogen. Dit noodzaakt hen een reeks ‘reddingsplannen’ in werking te stellen, opgelegd door de Europese Central Bank en door de IMF, die vergezeld gaat van de eis tot drastische bezuinigingen in hun staatsuitgaven. De gevolgen van deze drastische verminderingen betekenen dramatische aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse; maar ze geven de staten nog steeds geen werkelijke vermogen hun staatstekorten te beperken, daar de recessie die erdoor veroorzaakt wordt, tot gevolg heeft dat de gelden verminderen die via belastingen kunnen worden geïnd. De surrogaatremedie, die bedoeld is om de ‘zieke te genezen’ dreigt de patiënt dus steeds meer te doden. Dit is ook een van de redenen waarom de Europese Commissie onlangs besloten heeft de eisen voor de vermindering van de tekorten in landen als Spanje en Frankrijk, af te zwakken. We kunnen dus nog een keer vaststellen wat de impasse is waar het kapitalisme in terecht is gekomen: schuld is gebruikt als een middel om de onvoldoende koopkrachtige markten te compenseren, maar zoiets kan niet oneindig doorgaan zoals de financiële crisis, die begon in 2007, heeft laten zien. Alle maatregelen die opnieuw kunnen worden genomen lopen op tegen het kapitalisme met zijn overproductiecrisis, en dit in een internationale context die voortdurend verslechterd en wier manoeuvreerruimte steeds meer wordt verkleind.
13. Het geval van de ‘opkomende’ landen, in het bijzonder de ‘BRIC’s’ (Brazilië, Rusland, India en China) wier groeivoeten duidelijk hoger bleven dan die van de Verenigde Staten, Japan of West-Europa, weerspreken geenszins de onoplosbare aard van de tegenspraken van het kapitalistisch systeem. In werkelijkheid is het ‘succes’ van deze landen (de verschillen tussen hen moet onderstreept worden, daar het succes van een land als Rusland voornamelijk het gevolg is van de uitvoer van grondstoffen, in het bijzonder koolwaterstof) gedeeltelijk het gevolg geweest van de algemene kapitalistische overproductiecrisis. De verscherping van de concurrentie tussen de bedrijven dwingen de BRIC’s de kosten van de arbeidskracht drastisch te verlagen, wat heeft geleid tot de ‘verplaatsing’ van belangrijke delen van het productieve apparaat (auto, textiel en kleding, elektronica, enzovoort) van de oude industriële landen naar regio’s waar de lonen van de arbeiders veel lager zijn. Dit nieuwe element in de uitbuiting van de arbeidskracht werd aanzienlijk vergemakkelijkt door de ineenstorting van de Stalinistische regimes aan het einde van de jaren 1980. Dit bracht een beslissende slag toe aan autarkie als de vorm voor de ontwikkeling van de onderontwikkelde landen. Het einde van dit model heeft het ook mogelijk gemaakt toegang te verkrijgen tot de overgebleven extra-kapitalistische markten die daarvoor, vanwege die autarkie, buiten bereik waren en die de wereldeconomie een kort uitstel geeft, zoals voor een land als Duitsland dat profiteert van zijn uitvoer. Dit betekent dat de nauwe afhankelijkheid van deze ‘opkomende’ landen van de uitvoer in de richting van de ontwikkelde landen op een bepaald moment ook leidt tot schokken in de economie van deze landen, als de verkopen naar de eerste eenmaal aangetast worden door de verdieping van recessie, die zal blijven verergeren.
14. Zoals we vier jaar geleden dus gezegd hebben: “Zelfs als het kapitalistische systeem niet als een kaartenhuis ineen zal storten, zelfs als de abrupte daling van de productie zich niet oneindig doorzet, dan heeft het geen ander perspectief dan het steeds verder wegzinken in het slop, dan de terugkeer op steeds grotere schaal van de stuiptrekkingen die het vandaag teisteren. Meer dan vier decennia heeft de bourgeoisie de voortdurende verergering van de crisis niet kunnen beletten. Vandaag vertrekt zij vanuit een veel ongunstigere toestand dan in de jaren 1960. Ondanks alle ervaring die zij in de loop van deze decennia heeft opgedaan, zal zij het er niet beter, maar nog slechter afbrengen.” (Resolutie over de Internationale Situatie, 18e Congres van de IKS) Dit betekent echter niet dat we teruggaan naar een situatie zoals in de jaren 1929 en 1930. 70 jaar geleden was de bourgeoisie, geconfronteerd met de ineenstorting van haar economie, compleet uit het veld geslagen. En de politiek die ze voerde, waarbij ieder land zich terugtrok op eigen terrein, leidde er alleen maar toe dat de gevolgen van de crisis werden verergerd. De ontwikkeling van de economische situatie over de laatste vier decennia heeft aangetoond dat, zelfs als de heersende klasse duidelijk niet in staat is om te voorkomen dat het kapitalisme steeds dieper in de crisis terechtkomt, ze wel de bekwaamheid heeft deze neergang af te remmen en te voorkomen dat er een situatie van algemene paniek ontstaat, zoals op de ‘Zwarte Donderdag’, op de 24e oktober 1929. Er is ook een andere reden waarom we niet een zelfde situatie gaan meemaken als die van de jaren 1930. Toen kwam de schokgolf van de crisis van de leidende macht in de wereld, van de Verenigde Staten, en breidde zich vervolgens uit naar de twee wereldmacht, Duitsland Het waren deze twee landen waar we de meest dramatische gevolgen van de crisis meemaakten, zoals de massale werkloosheid die 30% van de actieve bevolking raakte, zoals de eindeloze rijen voor de werkloosheidskantoren of de gaarkeukens. Daarnaast bleven landen als Groot-Brittannië en Frankrijk nog relatief gespaard. Momenteel ontwikkelt zich een vergelijkbare situatie in de landen van Zuid-Europa (vooral in Griekenland), zonder echter hetzelfde niveau van ellende te bereiken als in de Verenigde Staten en Duitsland in de jaren 1930. Tegelijkertijd zijn de meest ontwikkelde landen in Noord-Europa, de Verenigde Staten en Japan nog veraf van een dergelijke situatie en is het uiterst onwaarschijnlijk dat dit plotseling zal gebeuren. Aan de ene kant, omdat hun nationale economieën beter in staat zijn om weerstand te bieden aan de crisis, maar ook en vooral omdat het proletariaat van die landen, en vooral in Europa, momenteel niet bereid is om dergelijk niveau van aanvallen op haar levensomstandigheden te aanvaarden. Zo gaat een van de belangrijkste aspecten van de evolutie van de crisis het strikt economische determinisme te boven en beweegt zich op het sociale vlak, op het vlak van de krachtsverhouding tussen de twee belangrijkste klassen in de maatschappij, bourgeoisie en proletariaat.
15) Terwijl de heersende klasse ons wil doen voorkomen alsof haar etterende abcessen schoonheidsvlekjes zijn, begint de mensheid te ontwaken uit een droom die een nachtmerrie is geworden en die het totale historische failliet van haar maatschappij aantoont. Maar terwijl de intuïtie van de noodzaak van een andere ordening van zaken terrein wint tegenover de wrede realiteit van een wereld in verval, betekent dit vage besef niet dat het proletariaat overtuigd is van de noodzaak deze wereld af te schaffen, laat staan van het ontwikkelen van het vooruitzicht een nieuwe op te bouwen. De ongekende verslechtering van de kapitalistische crisis in het kader van van de ontbinding is dus het kader waarin de klassenstrijd momenteel tot uitdrukking komt, al is het nog op een onzekere manier in die mate dat deze strijd zich niet ontwikkeld in de vorm van open confrontaties tussen de twee klassen.
In dit verband moeten wij het nog nooit vertoonde kader onderstrepen van de huidige strijd, daar ze plaats vindt tegen de achtergrond van een crisis die bijna 40 jaar duurt en waarvan de geleidelijke effecten in de tijd buiten dan momenten van stuiptrekkingen- het proletariaat heeft doen 'wennen' aan het langzaam, onvermijdelijk verslechteren van zijn levensomstandigheden, waardoor het moeilijker is om de ernst van de aanvallen te zien en overeenkomstig te reageren. Nog belangrijker is het feit dat het ritme van de crisis, vanwege haar traagheid en haar spreiding, het moeilijk maakt om te begrijpen wat er schuilt achter dergelijke 'natuurlijk' geworden aanvallen. Dit is een heel andere context dan die van duidelijke en directe stuiptrekkingen en omwentelingen van het geheel van het maatschappelijk leven zoals wij die kennen in het geval van een oorlog. Zo is er - op het niveau van de mogelijke reacties, hun omvang, hun diepte, hun uitbreiding en inhoud - een verschil tussen de ontwikkeling van de klassenstrijd in een context van oorlog, die de noodzaak om te strijden dramatisch dringend en van vitaal belang maakt (zoals dit het geval was tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het begin van de 20e eeuw, zelfs al was er geen onmiddellijke reactie op de oorlog) en van de klassenstrijd in een context van crisis die een langzaam ritme kent.
Het uitgangspunt voor de strijd van vandaag is dus net de afwezigheid van klassenidentiteit van een proletariaat dat sinds de intrede van het kapitalisme in de fase van ontbinding grote moeilijkheden heeft ervaren niet alleen in de ontwikkeling van zijn historisch perspectief, maar zelfs om zichzelf te herkennen als een maatschappelijke klasse. De zogenaamde 'dood van het communisme' die in 1989 de val het Oostblok aankondigde, ontketende een ideologische campagne die tot doel had om het bestaan zelve van het proletariaat te ontkennen, heeft een zeer harde klap toegebracht aan het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse. Het geweld van de aanval van deze campagne heeft sindsdien zwaar gewogen op het verloop van haar strijd.
Maar desondanks heeft de tendens naar klassenbotsingen zich bevestigd, zoals we vanaf 2003 zagen, door de ontwikkeling van verschillende bewegingen waarin de arbeidersklasse 'haar bestaan heeft aangetoond' aan een bourgeoisie die 'haar levend had willen begraven'. De arbeidersklasse over de hele wereld is dus niet gestopt met de strijd, ook al heeft haar strijd niet de gehoopte omvang of diepte bereikt in de kritieke situatie waarin ze zich bevindt. Maar de klassenstrijd overdenken vertrekkend van het idee van 'wat zou moeten zijn', alsof de huidige situatie 'uit de hemel is gevallen' is de revolutionairen niet toegestaan.
Het begrijpen van de moeilijkheden en het potentieel van de klassenstrijd is altijd al een taak geweest die een geduldige materialistische en historische benadering vereist om een 'zin' te vinden in de schijnbare chaos, om te begrijpen wat nieuw is en moeilijk, wat veelbelovend is.
16) Het is in deze context van crisis, ontbinding en verzwakking van de toestand van het proletariaat op het subjectieve vlak dat hun zwakheden, tekortkomingen en fouten hun volle omvang nemen. Net zoals het potentieel en de kracht van haar strijd ons bevestigen in de overtuiging dat de communistische vooruitzichten niet automatisch of mechanisch uit de omstandigheden voortvloeien. We hebben dus tijdens de afgelopen twee jaar, de ontwikkeling van bewegingen meegemaakt die we hebben gekenmerkt met de metafoor van de 5 richtingen:
1. sociale bewegingen van jongeren, precair, werkloos of nog student, die beginnen met de strijd tegen de CPE in Frankrijk in 2006, voortgaat met de jongerenopstanden inGriekenland in 2008 die uitmonden in de bewegingen van de Verontwaardigden en Occupy in 2011;
2. massale bewegingen, maar heel goed ingekaderd door de bourgeoisie die het terrein van tevoren had voorbereid, zoals in Frankrijk in 2007, Frankrijk en Groot-Brittannië in 2010, in Griekenland in 2010-2012, enzovoort;
3. bewegingen die gebukt gaan onder het gewicht van het interklassisme, zoals in Tunesië en Egypte in 2011;
4. kiemen van massale stakingen in Egypte in 2007, Vigo (Spanje) in 2006, China in 2009:
5.de voortzetting van bewegingen in de bedrijven of gedelokaliseerde industriële sectoren met veelbelovende kiemen zoals Lindsay (GB) in 2009, Tekel (Turkije) in 2010, de elektriciens in Groot-Brittannië in 2011.
Deze 5 richtingen behoren tot de arbeidersklasse omdat, ondanks hun verschillen, ze elk op hun eigen niveau de inspanningen van het proletariaat om zichzelf terug te vinden tot uitdrukking brengen, ondanks de moeilijkheden en de hindernissen die de bourgeoisie hem in de weg legt. Elk op hun eigen niveau maken ze deel uit van een dynamiek van zoeken, van verheldering en voorbereiding van het sociale terrein. Op verschillende niveaus vormen ze een deel van het zoeken 'van de term die ons leidt naar het socialisme' (zoals Rosa Luxemburg schreef toen ze het had over de arbeidersraden) door middel van algemene vergaderingen. De meest geavanceerde uitingen van deze tendens waren de bewegingen van de Verontwaardigden en de Occupy, vooral in Spanje – want zij zijn degenen die het duidelijkst de spanningen, de tegenspraken en de mogelijkheden van de actuele klassenstrijd gesteld hebben. Ondanks de aanwezigheid van lagen uit de verarmde kleinburgerij, heeft de proletarische voetafdruk van deze bewegingen zich gemanifesteerd in de zoektocht naar solidariteit, in de vergaderingen en in een beginnend debatcultuur, in de bekwaamheid om de valkuilen van de repressie te vermijden, in de kiemen van internationalisme, in een scherpere gevoeligheid voor de subjectieve en culturele aspecten. Door deze dimensie, dat van de voorbereiding van het subjectieve veld, tonen deze bewegingen hun hele belang voor de toekomst.
17) Wat de bourgeoisie betreft, zij heeft tekenen van bezorgdheid vertoond ten opzichte van deze 'opstand' van haar wereldwijde doodgraver die reageert op de verschrikkingen die hem dagelijks worden opgelegd om het systeem in leven te houden. Het kapitalisme heeft haar offensief dus uitgebreid door haar vakbondsinkadering te versterken, door het zaaien van democratische illusies en door het vuurwerk van het nationalisme aan te steken. Het is geen toeval dat haar tegenoffensief is geconcentreerd op deze kwesties: de verslechtering van de crisis en de gevolgen ervan voor de levensomstandigheden van het proletariaat veroorzaken een verzet dat de vakbonden proberen in te kaderen door acties te voeren die de eenheid van de strijd versnipperen en het gebrek aan vertrouwen van het proletariaat in zijn eigen kracht nog lander doet voortleven. De ontwikkeling van de klassenstrijd, waar wij heden getuige van zijn, realiseert zich in het kader van de open crisis van het kapitalisme, die al bijna 40 jaar duurt – dit is in zekere mate een ongekende situatie in vergelijking met de voorgaande ervaringen van de arbeidersbeweging. De bourgeoisie probeert te voorkomen dat het proletariaat zich bewust wordt van het wereldwijde en historisch karakter van de crisis, door haar aard te verbergen. Zo belemmeren het idee van 'nationale' oplossingen en de toename van een nationalistische retoriek dus het begrijpen van de ware aard van de crisis, begrip dat noodzakelijk is opdat de strijd van het proletariaat een radicale richting zou inslaan.
Aangezien het proletariaat zichzelf niet herkent als een klasse, neigt het verzet te beginnen als een algemene uitdrukking van verontwaardiging tegen wat er in de hele samenleving gebeurt. De afwezigheid van een klassenidentiteit en dus van een klassenperspectief stelt de bourgeoisie in staat misleidingen te ontwikkelen over 'burgerschap' en de strijd voor een 'echte democratie'. En er zijn andere bronnen voor dit verlies aan klassenidentiteit die geworteld zijn in de structuur van de kapitalistische samenleving en de vorm die de verergering van de crisis momenteel aanneemt. De ontbinding, die resulteert in een drastische verslechtering van de minimale overlevingsvoorwaarden van de mensheid, gaat gepaard met een verraderlijke vernietiging op het persoonlijke, geestelijke en sociale vlak. Dit vertaalt zich in een 'vertrouwenscrisis' van de mensheid. Bovendien verzwakt de verslechtering van de crisis, met de uitbreiding van de werkloosheid en precariteit, de socialisatie van de jongeren en vergemakkelijkt de vlucht in een wereld van abstractie en atomisering.
18) De bewegingen van de afgelopen twee jaren, en met name de 'sociale bewegingen', werden dus gekenmerkt door meerdere tegenstellingen. Het zeldzame karakter van specifieke eisen in het bijzonder, komt blijkbaar niet overeen met het klassieke 'pad' dat we verwachten van de klassenstrijd: dat van het bijzondere dat overgaat naar het algemene. Maar we moeten ook rekening houden met de positieve aspecten van deze algemene aanpak, die voortkomt uit het feit dat de gevolgen van de ontbinding zich doen gevoelen op een algemeen vlak en vanuit het universele karakter van de economische aanvallen, geleidt door de heersende klasse. Vandaag heeft het proletariaat het pad genomen dat zijn vertrekpunt heeft in 'het algemene', wat ertoe leidt om de kwestie van de politisering op een veel directere manier te stellen.
Geconfronteerd met het duidelijke bankroet van het systeem en de schadelijke gevolgen van de ontbinding, komt de uitgebuite massa in opstand, maar het kan alleen vooruitkomen als ze deze kwesties begrijpt als producten van het verval van het systeem en de noodzaak daaraan voorbij te gaan. Het is op dit niveau dat de eigenste proletarische strijdmethoden die we zien (algemene vergaderingen, kameraadschappelijke en open discussies, solidariteit, de ontwikkeling van een steeds meer politiek perspectief) hun belang bewijzen want het zijn deze methoden die een kritische reflectie en conclusie mogelijk maken dat het proletariaat niet alleen het kapitalisme kan vernietigen maar ook kan bouwen aan een nieuwe wereld. Een beslissend moment in dit proces zal zijn als de arbeiders op hun werkplek zich vervoegen bij de meer algemene mobilisaties, een perspectief dat zich wel begint te ontwikkelen, ondanks de moeilijkheden die we in de komende jaren zullen moeten confronteren. Dit is de inhoud van het perspectief van de convergentie van de 'vijf richtingen' waarover we eerder spraken en deze 'oceaan van fenomenen', zoals Rosa Luxemburg de massastaking beschrijft.
19) Om dit perspectief naar convergentie te begrijpen is de verhouding tussen de klassenidentiteit en klassenbewustzijn van het allergrootste belang en de vraag stelt zich: kan het bewustzijn zich ontwikkelen zonder klassenidentiteit of zal deze laatste ontstaan met de ontwikkeling van het bewustzijn? De ontwikkeling van het bewustzijn en van een historisch perspectief worden terecht geassocieerd met het herstel van de klassenidentiteit, maar we kunnen dit proces, dat zich beetje bij beetje ontwikkelt, niet in een al te rigide wijze opvatten: eerst het smeden van de identiteit, dan de strijd, vervolgens de bewustwording en tenslotte de ontwikkeling van een perspectief, of welke andere volgorde van deze verschillende elementen dan ook. Vandaag verschijnt de arbeidersklasse niet als een steeds massaler oppositiepool. De ontwikkeling van een kritische houding door een proletariaat dat zichzelf nog niet herkent is dan ook het meest waarschijnlijke.
De situatie is complex, maar het is waarschijnlijker dat we een reactie zien in de vorm van een algemene invraagstelling, in politieke termen gesproken potentieel positief, dat niet vertrekt van een scherp onderscheiden klassenidentiteit, maar van bewegingen die ertoe neigen hun eigen perspectief te vinden doorheen hun eigen strijd. Zoals we al zeiden in 2009 “Om ervoor te zorgen dat het bewustzijn van de mogelijkheid van de communistische revolutie een belangrijke vooruitgang kan maken binnen de arbeidersklasse is het nodig dat deze vertrouwen krijgt in haar eigen krachten en dit wordt bereikt door de ontwikkeling van de massale strijd.” (Resolutie over de internationale situatie, punt 11, 18e Congres van IKS). De formulering “ontwikkelen van haar strijd om opnieuw vertrouwen te krijgen in zichzelf en in haar perspectief” is volkomen adequaat, want dat betekent de erkenning van een 'zelf' en een perspectief, maar de ontwikkeling van deze elementen kan slechts voortkomen uit de strijd zelf. Het proletariaat 'schept' niet zijn bewustzijn, maar 'wordt' bewust van wat het werkelijk is.
In dit proces vormt het debat de sleutel voor de kritiek van de tekortkomingen van de gedeeltelijke visies, om de valkuilen te ontmantelen, de jacht op de zondebokken te verwerpen, de aard van de crisis te begrijpen, enzovoort. Voor het proces van politisering, dat de klasse zal moeten bevorderen, zijn de de open en kameraadschappelijke debatten van de laatste jaren zeer beloftevol. De wereld veranderen door onszelf te veranderen begint vorm te krijgen in de evolutie van de initiatieven tot debat en in de ontwikkeling van bezorgdheden die zich baseren op de kritiek van de sterke ketens die het proletariaat verlammen. Het proces van politisering en radicalisering heeft het debat nodig om de bestaande orde te bekritiseren en om een historische verklaring te geven voor de problemen. Op dit vlak blijft geldig dat “het de verantwoordelijkheid is van de revolutionaire organisaties en van de IKS in het bijzonder, om actief deel te nemen aan het overdenkingsproces dat binnen de klasse aan de gang is. Dit niet alleen door actief tussen te komen in de strijd die zij begint te ontwikkelen, maar ook en vooral door de ontwikkeling van groepen en elementen te stimuleren, die zich bij haar strijd willen aansluiten.” (Resolutie over de internationale situatie van het 17e Internationale Congres van de IKS, 2007). We moeten er vastberaden van overtuigd zijn dat de verantwoordelijkheid van de revolutionairen, in de fase die zich opent, bestaat in het bijdragen, in het katalyseren van de beginnende ontwikkeling van het bewustzijn dat zich uitdrukt in de twijfel en de kritieken die zich nu al in de arbeidersklasse beginnen te uiten. De voortzetting en verdieping van de theoretische inspanning moet in het centrum staan van onze bijdrage , niet alleen tegen de gevolgen van de ontbinding maar ook als middel om, met geduld, het sociale terrein te bevruchten, als een antistof tegen het immediatisme in onze activiteiten, want zonder de radicaliteit en de verdieping van de theorie door de minderheden, zal de theorie zich nooit meester maken van de massa's.
IKS
Begin oktober zonk er bij Lampedusa een boot, die veel te vol was. Bij deze tragedie zijn meer dan 350 migranten omgekomen. Een paar dagen later zonk er bij de kust van Malta een ander onfortuinlijk schip, waarbij enkele tientallen slachtoffers vielen. Elk jaar vinden bijna 20.000 mensen de dood in de Middellandse Zee, voordat ze het zo begeerde Fort-Europa bereiken! Sinds de jaren 1990 hebben de lijken zich opgehoopt aan de grenzen, langs de kusten, zoals in de meest gevoelige delen van de wereld waar groeiende stromen mensen, door honger en ellende geteisterd, zich concentreren om te proberen door het schild van de staten heen te dringen.
Als de bourgeoisie vandaag doet alsof zij er aanstoot aan neemt en krokodillentranen huilt, terwijl duizenden mensen al lange tijd sterven doordat ze vast te lopen op de oevers, dan is het gewoon omdat de omvang van de hopeloosheid en vooral van het grote aantal slachtoffers op één dag te opzichtig is. Dit kan de woede en vooral de overdenking onder de mensen doen toenemen.
Bovendien is de smerige polemiek over de ‘niet geleverde bijstand’ van de Italiaanse vissers een goede gelegenheid om de aandacht af te leiden en onmiddellijk op zoek te gaan naar zondebokken. Tegelijkertijd gaat men door om, aan men doorgaat de hand van de betreffende wetten, iedereen te criminaliseren, die probeert om immigranten helpen! (1) Dit verklaart grotendeels alle media-aandacht voor het gebeuren: het doel hiervan is onze hersenen te spoelen, om een rookgordijn op te trekken voor een repressief arsenaal, dat op een gecoördineerde manier door staten is opgezet. De klassieke ideologische valstrik, die ermee gepaard gaat, is aan de ene kant samengesteld uit dezelfde openlijke xenofobe propaganda en aan de andere kant uit de burgerlijke ‘humanitaire’ campagnes over de ‘mensenrechten’, en het de facto doen isoleren van de immigranten van de andere proletariërs.
Eén ding moet duidelijk zijn, het kapitalisme in crisis en zijn politici zijn in feite verantwoordelijk voor deze nieuwe tragedie, omdat ze de honderdduizenden hongerigen verplichten om tot steeds meer suïcidale avonturen over te gaan in een poging de hindernissen te omzeilen, die tegen hen worden opgeworpen! Het is niet verwonderlijk dat dezelfde politici, die naar Lampedusa kwamen, om daar schijnheilig te rouwen, op de luchthaven uitgejouwd werden door de gechoqueerde lokale bevolking. (2)
Net als de immigranten, zijn alle proletariërs eigenlijk ‘ontwortelden’. Vanaf haar oorsprong heeft het kapitalisme mensen onder dwang weggevoerd van de grond en van de ambachten. Terwijl uitgebuiten tijdens de middeleeuwen nog aan de bodem gekluisterd waren, verdreven de opkomende krachten van het kapitaal hen in een gewelddadige uittocht van het land. “De door het verbreken van de feodale banden en de door de schoksgewijze gewelddadige onteigening van de grond verjaagde personen, dit vogelvrije proletariaat kon onmogelijk even snel door de opkomende manufactuur worden geabsorbeerd als het ter wereld was gebracht. Evenmin konden de plotseling uit hun vertrouwde omgeving verjaagde personen zich even plotseling schikken naar de discipline van de nieuwe situatie.” (3) Historisch gezien hangt de ontwikkeling van het kapitalisme af van de vrije beschikking over de arbeidskracht. Om meerwaarde te onttrekken, voert het de talloze verplaatsingen en migratiepatronen op tot ongekende hoogte. De vereniging van deze nieuwe voorwaarden van de uitgebuiten heeft in de arbeidersbeweging de opvatting doen postvatten dat "de arbeiders hebben geen vaderland hebben".
Zonder de slavenhandel van de zeventiende en achttiende eeuw in Afrika zou de ontwikkeling van het kapitalisme in de industriële centra niet zo’n snelle vooruitgang hebben geboekt en zeker ook niet de opkomst van de grote havens voor de slavenhandel zoals Liverpool, Londen, Bristol, Zeeland (in Nederland), Nantes of Bordeaux hebben bewerkstelligd. In de loop van de 19e eeuw, en als gevolg van de ‘voordelen’ van een zwarte arbeid, ‘bevrijd’ door de loonarbeid, en andere economische factoren die gepaard gingen met de kapitalistische accumulatie, heeft de plattelandsvlucht zich daarna versneld en een massale migratie bevorderd, vooral naar het nieuwe continent. Alleen al in de periode van de 19e eeuw tot 1914, zijn 50 tot 60 miljoen Europeanen richting de Verenigde Staten gegaan om werk te vinden. In het begin van de 20e eeuw, trokken elk jaar bijna een miljoen migranten naar de Verenigde Staten. Voor Italië alleen al emigreerden er tussen 1901 en 1913 bijna 8 miljoen mensen. De economische druk, die tijdens de opgaande fase van het kapitalistische systeem werkte, laat hem toe een groeiend aantal werknemers op te nemen, dat het nodig had voor zijn krachtige expansie.
Met het historische verval van het systeem zijn de verplaatsingen en migraties van de volkeren niet geëindigd. Integendeel! De imperialistische oorlogen, waaronder twee wereldoorlogen, de economische crisis, die verpaupering veroorzaakt, en de rampen in verband met de klimaatverandering, veroorzaken steeds meer migratie. In 2010 werd het aantal migranten in de wereld geschat op 214 miljoen (3,1% van de totale wereldbevolking) (4). Een aantal schattingen gaat ervan uit dat er rond 2050, alleen al door de klimaatverandering, tussen de 25 miljoen en 1 miljard extra immigranten zullen zijn! (5)
Vanwege de aanhoudende crisis van het kapitaal en de overproductie van goederen, lopen de immigranten nu op tegen de grenzen van de markt en de steeds meer gereglementeerde wrede krachten van de staten. Het kapitaal kan de arbeidskracht niet meer integreren en moet deze voor het grootste deel tergsturen! Zo hebben de Verenigde Staten, na een periode van openheid voor de Eerste Wereldoorlog, door de instelling van een systeem van ‘quota’, het aantal dat het land binnenkomt drastisch geblokkeerd en uitgefilterd. Zo betalen, na het tragische tijdperk van bootvluchtelingen uit Azië, door de bouw van een echte muur aan de Mexicaanse grens, nu de Chicanos met hun leven. De economische crisis, die begon aan het einde van de jaren 1960 en begin jaren 1970, heeft alle regeringen, met name die in Europa, ertoe aangezet hun spieren te vertonen op de Middellandse Zee door met behulp van een armada aan schepen en patrouilles de migranten te weren. Het onuitgesproken doel van de heersende klasse is duidelijk: ‘laat de migranten thuis maar verrekken’. De ijverige democraten in Europa, waaronder Frankrijk, zijn er hierbij de laatste jaren niet voor teruggeschrokken om gebruik te maken van de gespierde diensten van Kadhafi in Libië, of van de Marokkaanse autoriteiten op het continent, om degenen, die uit de hel wilden ontsnappen, te laten sterven in de woestijn.
Deze politiek van ‘controle’ aan de grenzen, die zich voortdurend verhardt, is een product van verval en van staatskapitalisme. Ze zijn niet nieuw. In Frankrijk, bijvoorbeeld: "vormde de invoering van een identiteitskaart in 1917 een ware omwenteling in de administratieve en politionele gewoonten. De hedendaagse mentaliteit is aan gewend geraakt deze persoonlijke stempelpraktijk, waarvan de politionele oorsprong niet langer als zodanig wordt opgevat. Hij is echter niet neutraal daar de instelling van de identiteitskaart in eerste instantie erop gericht was toezicht te houden op de buitenlanders, en dat in volle staat van oorlog".(6)
Momenteel heeft de achterdocht van de staten ten opzichte van de vreemdelingen, die voortdurend worden verdacht van ‘verstoring van de openbare orde’ haar hoogtepunt bereikt. De gigantische betonnen en metalen muren aan de grenzen (7), ‘versierd’ met prikkeldraad of onder stroom, doen ons denken aan de omheiningen van de sinistere vernietigingskampen van de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de Europese staten in naam van de ‘vrijheid’ de val van de ‘muur van de schande’ in Berlijn gevierd hadden, en terecht aanstoot namen aan het barbaarse symbool dat door ‘het ijzeren gordijn’ belichaamd werd, moeten ze nu, meer dan ooit verbergen, dat zij zelf de hypocriete bouwers van muren zijn!
Het verval van het kapitalisme is de periode van de grote verplaatsingen geworden, die men moet ‘beheersen’; het tijdperk van gedeporteerden, concentratie- en ook vluchtelingenkampen (het aantal Palestijnse vluchtelingen is gegroeid van 700.000 in 1950 naar 4,8 miljoen in 2005!). De genocide op de Armeniërs in 1915 leidde tot de eerste grote massale vluchtelingenstroom van de 20e eeuw. Tussen 1944 en 1951 zijn er in Europa bijna 20 miljoen mensen geëvacueerd of ontheemd geraakt. De opdeling van de staten en verdelingen leidde tot een massale ontheemding. Daar het ‘IJzeren Gordijn’ een rem zette op de uittocht uit Oost-Europese landen, gingen de Europese landen op zoek naar goedkope arbeidskrachten in het zuiden, in het Middellandse Zeegebied en Afrika.
De zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’, die het gevolg was van de crisis en het imperialisme tijdens en na de Koude Oorlog, maakte de ellende en de verdrijving van de geruïneerde boeren alleen nog erger. Deze stroomden de toch al opgeblazen megasteden, vooral in perifere landen binnen, vermenigvuldigden op die manier de sloppenwijken, en deden zo de handel van allerlei aard, in de handen van de maffia, explosief toenemen: van drugs en wapenhandel tot prostitutie. De plagen van de 20e en 21e eeuw, in het bijzonder in het Midden-Oosten en in Afrika, hebben de permanente vluchtelingenkampen doen groeien als paddestoelen, door een toenemende massa (Palestijnen, Afrikanen ...) op te sluiten in omstandigheden van extreme ontberingen, zelfs van louter overleven, ten prooi aan ziekte, honger en maffiabendesSinds de val van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van het Oostblok, hebben zich, naast de toename van conflicten, twee belangrijke gebeurtenissen voorgedaan, die van invloed zijn op de mondiale arbeidsmarkt en op de stroom van migranten:
- verdieping van de economische crisis, vooral in de centrale landen;
- de opkomst van China.
In de eerste periode kwamen er arbeiders uit de voormalige Oostbloklanden naar het Westen, met name naar Duitsland, een gebeurtenis die samenviel met de eerste delokalisaties en druk op de lonen. Daarna openden de landen, die tot dan toe het meest gemarginaliseerd waren gebleven van de wereldmarkt, zoals India en China, de mogelijkheid om miljoenen arbeiders van hun land te ontwortelen, zodat er een reusachtig reserveleger van werklozen uit vrijelijk toegankelijke arbeidslozen geschapen werd. De extreme lage lonen in een verzadigde wereldmarkt, stelde het kapitaal in staat de druk op de kosten van de arbeidskracht opnieuw op te voeren, wat tot nieuwe delokalisaties leidde. Dit is de reden waarom in de centrale landen, sinds de jaren 1990, het aantal illegale en clandestiene werknemers in sommige gebieden explosief is toegenomen, ondanks verscherpte controles, om lagere kosten voor de productie en voor de arbeidskrachten mogelijk te maken. In 2000 waren er ongeveer 5 miljoen illegale immigranten in Europa, 12 miljoen in de Verenigde Staten en 20 miljoen in India! Het merendeel van de centrale staten plunderen het ‘brein’, bovendien een filter voor de kwetsbare handarbeid die, zonder papieren of kwalificatie, bereid om alles te doen om zich te verkopen en te overleven.
Langzamerhand ontwikkelt er zich in talrijke sectoren, onder de welwillende leiding van de staat, een parallelle en clandestiene arbeidsmarkt, die een toevloed veroorzaakt van migranten en vluchtelingen, onderworpen aan chantage, waarvan de papieren worden afgenomen en die worden geïsoleerd in geïmproviseerde onderkomens. Vandaar dat de meeste de landbouwgewassen nu worden geoogst door vreemde arbeiders, vaak verkerend in de illegaliteit. In Italië is 65% van de agrarische arbeid illegaal! Na de val van de Berlijnse Muur zijn 2 miljoen Roemenen geëmigreerd naar de zuidelijke regio’s van Europa om te werken in de landbouw. In Spanje werd de ‘boom’, voor de ineenstorting van de vastgoedsector, grotendeels gebouwd met het zweet van onderbetaalde illegale immigranten, met name uit Latijns-Amerika (Ecuador, Peru, Bolivia, etc..).
Hieraan moet het ‘grijze’ gebied van activiteiten, zoals de prostitutie worden toegevoegd. In 2003 is, in een land als Moldavië, 30% van de vrouwen in de leeftijd 18 tot 25 jaar, verdwenen! In hetzelfde jaar waren er 500.000 prostituees, afkomstig uit de Oost-Europese landen, in West-Europa aan het werk. In Azië en de Golfstaten zien we hetzelfde fenomeen in de huishoudens. In een land als Quatar vertegenwoordigen immigranten 86% van de bevolking! Jonge Chinese en Filippijnse meisjes worden opgeleid om naar Hong Kong of Saudi-Arabië te gaan werken in omstandigheden, die weinig verschillen van die van de slavernij.
Momenteel, met de toename van de oorlogspanningen, moeten we ervan uitgaan dat er een grote toestroom van mensen en van dit type arbeiders gaat ontstaan, vooral uit Afrika, Azië en het Midden-Oosten.
Geconfronteerd met de barbarij die zich ontketend, met het wrede politie-optreden tegen de immigranten en xenofobe campagnes die een deel van de bourgeoisie door middel van haar populistische praatjes tracht te verspreiden, kan het proletariaat slechts zijn eigen verontwaardiging en internationale klasse-solidariteit stellen. Hiervoor is het nodig het officiële standpunt te verwerpen dat ernaar streeft angstreacties te ontlokken, door immigranten en ‘buitenlanders’ als de oorzaak van de crisis en de werkloosheid aan te wijzen.
Nadat de aandacht eerst gevestigd was op het ‘gele gevaar’, de gevaren van de ‘invasie’, spelen de media en politici van diverse pluimage nu in op de angsten door voortdurend het thema van ‘de criminaliteit’ en van ‘de aantasting de openbare orde’ ter sprake te brengen. Ze blijven ons hersenspoelen door de stigmatisering van de ‘vreemdelingen’, de ‘illegalen’ die ‘oneerlijke concurrentie’ zouden bedrijven en de ‘sociale rechten zouden lamleggen’ ... Dit, terwijl ze in werkelijkheid de eerste en belangrijkste slachtoffers zijn van het systeem! Een dergelijke onbeschofte en vuile tactiek is altijd al gebruikt om het proletariaat te verdelen. Maar de meest slinkse valkuil, die in het bijzonder moet worden vermeden, is die van het ‘gezonde verstand’ en de pseudo-vrijgevigheid van de linkse of ‘humanitaire’ organisaties. Die maken van de immigranten een ‘maatschappelijk zaak’, een onderwerp van ‘speciaal beleid’, dat als zodanig ‘apart’ behandeld zou moeten worden in het kader van het burgerlijk recht.
Vandaag, terwijl de fabrieken de ene na de andere sluiten, terwijl de orderboeken voor de helft gevuld zijn, ondanks de aankondiging van een ‘herstel’, wordt het duidelijk dat alle arbeiders worden getroffen door de crisis en de toenemende armoede, immigranten of niet. Wat is dan de zin van het idee dat de illegale arbeiders een concurrent vormen voor de banen, als alle banen toch verdwijnen?
Geconfronteerd met de ideologische offensieven en de politiek van repressie, moet het proletariaat zijn historisch perspectief bevestigen. Om te beginnen moet ze dit doen met door het uitspreken van zijn solidariteit, door het herkennen van de revolutionaire kracht in de maatschappij die het vertegenwoordigt. Alleen het proletariaat zal in staat zijn om door de strijd opnieuw te bevestigen dat “de arbeiders geen vaderland hebben”!
WH / 21.10.2013
(1) Vanwege hun ‘hulp aan de illegale binnenkomst op het grondgebied’ worden de kapiteins van de vissersboten, die de bootvluchtelingen te hulp zijn gekomen, op basis van de Bossi-Fini wet nog harder vervolgd dan de mensen die probeerden om de migranten bij Sangatte te helpen!
(2) De Italiaanse premier A. Alfano, begeleid door M. Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, en C. Malmström, de Commissaris van Binnenlandse Zaken, kwamen vooral om, in de naam het ‘humanitaire’, een verdere aanscherping van de grenscontroles door het systeem van ‘Frontex’, te ondersteunen.
(3) K. Marx, Het Kapitaal, Boek I, Hoofdstuk XXVIII
(4) Bron : INED
(5) In 1980 werden 133 natuurrampen geregistreerd. Het aantal is de laatste jaren toegenomen tot meer dan 350 per jaar. Zie de website : https://www.unhcr.org [119]
(6) P-J Deschott, F. Huguenin, La république xénophobe ; JC Lattès, 2001.
(7) Aan de zuidkant van Europa (Ceuta, Melilla), in het zuiden van de Verenigde Staten aan de Mexicaanse grens, en net als in Israël tegen de Palestijnen, zijn de autoriteiten van Gaborone in Zuid-Afrika bezig om, gericht tegen de rest van het continent, een muur te bouwen van 2.40m hoog en 500 km lang, die onder stroom staat.
Ter gelegenheid van de tweehonderdste geboortedag van Charles Darwin, heeft de IKS meerdere artikelen gepubliceerd over deze grote wetenschapper en zijn theorie over de evolutie van soorten.(1) Deze artikelen maken onderdeel uit van iets dat altijd aanwezig is geweest in de arbeidersbeweging: een interesse in de wetenschappelijke vragen, die uitgedrukt is tot op het hoogste niveau in de revolutionaire theorie van het proletariaat, het marxisme. Het marxisme ontwikkelde een kritiek op de idealistische en religieuze opvattingen van de menselijke samenleving en de geschiedenis, die de overhand had in het feodale en kapitalistische maatschappij maar die, aan het begin van de 19e eeuw, ook haar stempel drukte op de socialistische theorieën, welke de eerste stappen van de arbeidersbeweging vormden. In reactie op deze religieuze opvattingen zag het marxisme het als een van zijn eerste noodzakelijke prioriteiten om het perspectief van de toekomstige maatschappij, waarin de mensheid zich zou bevrijden van uitbuiting, onderdrukking en alle plagen, die ze millennia lang had ondergaan, een andere basis te geven. Deze laatste bestond niet ter verwezenlijking van abstracte beginselen van gelijkheid en rechtvaardigheid, maar als een materiële noodzaak welke voortvloeide uit de werkelijke evolutie van de menselijke geschiedenis, en van de natuur, die in laatste instantie voortgestuwd wordt, niet door spirituele, maar door materiële krachten. Dit is waarom de arbeidersbeweging, te beginnen met Marx en Engels zelf, altijd bijzondere aandacht besteedde aan de wetenschap.
Wetenschap ontstond ruim vóór het begin van de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse zelf. We kunnen zelfs zeggen dat de laatste alleen in staat was om zich op grote schaal te ontwikkelen dankzij de vooruitgang van de wetenschap, welke een van de voorwaarden was voor de opkomst van het kapitalisme, de productiewijze die gebaseerd is op de uitbuiting van het proletariaat. In die zin is de bourgeoisie de eerste klasse in de geschiedenis die een onmisbare behoefte heeft aan wetenschap om haar eigen ontwikkeling te verzekeren en haar eigen macht te bevestigen over de samenleving. Door een beroep te doen op de wetenschap was ze in staat om zich los te maken uit de greep van de religie, die het fundamentele ideologische instrument vormde voor de verdediging en rechtvaardiging van feodale maatschappij. Maar nog meer dan dit leverde de wetenschap de onderbouwing voor de beheersing van de technologie van de productie en het vervoer dat een voorwaarde was voor de expansie van het kapitalisme Toen de laatste zijn hoogtepunt had bereikt, door de kracht op het toneel te brengen die in het Kommunistisch Manifest zijn ‘doodgraver’ wordt genoemd, het moderne proletariaat, keerde de bourgeoisie terug naar religie en de mystieke visies op de samenleving, die de grote verdienste hebben een maatschappelijke orde, gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking, te rechtvaardigen. Door deze ommekeer verwijderde ze zich van de wetenschappelijke aanpak, die het mogelijk maakt om te begrijpen hoe de menselijke samenleving werkt. Tegelijkertijd blijft zij al het onderzoek bevorderen en financieren dat nodig is om haar winsten te garanderen, om de productiviteit van de arbeidskracht en de verbetering van de effectiviteit van haar militaire krachten te vergroten,
Het was de taak het proletariaat om in zijn strijd tegen het kapitalisme en voor zijn omverwerping, het vaandel van het wetenschappelijke kennen, waar de bourgeoisie zich van afgekeerd had, over te nemen. Dit deed het in het midden van de 19de eeuw door in te gaan tegen de apologetiek, waarin de studie van de economie, die van het geraamte van de maatschappij, veranderd was en door een kritische en revolutionaire benadering van deze materie naar voren te brengen, een noodzakelijkerwijs wetenschappelijke visie, zoals is uitgedrukt in Het Kapitaal van Karl Marx. Dit is de reden waarom de revolutionaire organisaties van het proletariaat de verantwoordelijkheid hebben een belangstelling voor de wetenschappelijke kennis en onderzoek aan te moedigen, met name op die terreinen die betrekking hebben op de menselijke samenleving, de menselijke soort en de psyche, terreinen waarin de heersende klasse een belang heeft het obscurantisme te kweken. Dit betekent niet dat een kommunistische organisatie van haar leden vereist dat ze wetenschap hebben gestudeerd, in staat zijn Darwin's theorie te verdedigen of om tweede graads-vergelijkingen op te lossen. De grondslag voor het vervoegen van onze organisatie is opgenomen in het platform, waarmee elke militant akkoord moet gaan en die hij geacht wordt te verdedigen. Ook op een hele reeks van vraagstukken, bijvoorbeeld een analyse van dit of dat aspect van de internationale situatie, moet de organisatie een standpunt hebben dat, in het algemeen, tot uitdrukking komt in de resoluties aangenomen door onze congressen of door plenaire vergaderingen van ons centraal orgaan. In deze gevallen is niet elke militant verplicht om met dergelijke standpunten akkoord te gaan. Het eenvoudige feit dat deze resoluties worden aangenomen na discussie en een stemming betekent dat er perfect verschillende gezichtspunten kunnen bestaan die, als ze blijven bestaan en voldoende zijn ontwikkeld, in onze pers kunnen worden gepubliceerd. Dit hebben we bijvoorbeeld kunnen zien met het debat over de economische basis van de “boom” die volgde op de Tweede Wereldoorlog.
Met betrekking tot de kwesties die handelen over culturele (filmkritiek bijvoorbeeld) of wetenschappelijke kwesties, hoeven ze niet de goedkeuring te hebben van elke militant (zoals het geval is met het platform). Bovendien kunnen ze ook niet beschouwd worden als het standpunt van de organisatie, zoals dat het geval is met de resoluties van congressen. Dus, net zoals de artikelen die wij gepubliceerd hebben over Darwin, is het hiernavolgende artikel, dat geschreven is ter gelegenheid van het 70ste verjaardag van de dood van Sigmund Freud, als zodanig niet uitdrukkelijk het standpunt van de IKS. Het moet worden gezien als een bijdrage aan een discussie waar niet alleen militanten binnen de IKS al of niet akkoord kunnen gaan met de inhoud ervan, maar ook de militanten buiten onze organisatie. Het maakt deel uit van een rubriek in de Internationale Revue, die wetenschappelijke kwesties zo levendig mogelijk wil maken en die tot doel heeft een overzicht van overdenkingen en discussies weer te geven, die culturele en wetenschappelijke kwesties betreffen. In deze zin vormt ze een oproep tot het leveren van bijdragen, die een andere mening tot uitdrukking kunnen brengen dan degene die tot uitdrukking komt in dit artikel.
Sigmund Freud overleed op 23 september 1939, een paar weken voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, in het Hampsteadhuis in Londen, waarin nu het Freud-Museum is gevestigd. Er doet een verhaal de ronde dat de Freud, ofwel luisterend naar een debat op de radio of antwoord gevend op een vraag van zijn kleinzoon (de versies variëren), op de brandende vraag "Zal dit de laatste oorlog zijn?" op laconieke wijze antwoordde: "Het is in ieder geval mijn laatste oorlog".
Freud was verbannen uit zijn huis en praktijk in Wenen, kort nadat de nazi-misdadigers zijn appartement hadden betreden en zijn dochter Anna Freud arresteerden, die snel daarna werd vrijgelaten. Freud, geconfronteerd met de vervolging door macht van de nazi’s, ingesteld na de ‘Anschluss’ tussen Duitsland en Oostenrijk, werd niet alleen vervolgd omdat hij een Jood was, maar ook omdat hij de oprichter was van de psycho-analyse, een wetenschap die door het regime werd veroordeeld als een voorbeeld van ‘ontaard Joods denken’. Freuds werk had de eer om, naast die van Marx, Einstein, Kafka, Thomas Mann en anderen, een van de eerste te mogen zijn om te worden vernietigd in de orgie van de boekverbranding in 1933.
Maar de nazi's waren niet de enigen in hun haat naar Freud. Hun gelijkgestemden, de stalinisten, hadden ook besloten om Freuds theorieën van de kansels van de staat aan de kaak te stellen. Net zoals de triomf van het stalinisme een eind had gemaakt aan alle experimenten op het gebied van de kunst, onderwijs en andere terreinen van het sociale leven, zo leidde dit binnen de Sovjet-Unie ook tot een heksenjacht op de aanhangers van de psycho-analyse, vooral op degenen die Freuds theorieën onverenigbaar beschouwden met het marxisme. De vroege Sovjet-macht had een heel andere houding. Hoewel de Bolsjewiki geenszins monolithisch waren in hun aanpak van deze kwestie, stonden een aantal vooraanstaande Bolsjewiki, met inbegrip van Loenatsjarsky, Boecharin en Trotski zelf, sympathiek tegenover de doelstellingen en de methoden van de psycho-analyse, wat tot gevolg had dat de Russische tak van de Internationale Psychoanalytische Vereniging de eerste in de wereld was die steun en subsidie kreeg van een staat.
In deze periode was een van de belangrijkste aandachtspunten van deze tak van psychologie de oprichting van een ‘school voor wezen’, gewijd aan de opvoeding van en de behandeling van kinderen die getraumatiseerd waren door het verlies van hun ouders in de burgeroorlog. Freud zelf had een levendige belangstelling voor deze experimenten: hij was vooral nieuwsgierig in hoeverre de diverse pogingen om kinderen op te voeden op een gemeenschappelijke basis, in plaats van binnen de grenzen van het tirannieke kerngezin, een impact zou hebben op het Oedipus-complex, die hij had geïdentificeerd als een centrale kwestie in de individuele psychologische geschiedenis. Ondertussen leverden Bolsjewiki als Lev Vygotsky, Alexander Luria, Tatiana Rosenthal en M. A. Reisner bijdragen aan de psycho-analytische theorie en onderzochten ze de relatie met het historisch materialisme. (2)
Aan dit alles kwam een einde aan toen de stalinistische bureaucratie haar greep op de staat versterkte. Freuds ideeën werden in toenemende mate aan de kaak gesteld als kleinburgerlijk, decadent en vooral idealistisch, terwijl de meer mechanistische aanpak van Pavlov en zijn theorie van de ‘geconditioneerde reflex’ bleef voortbestaan als een voorbeeld van materialistische psychologie. In de latere jaren van 1920 was er een enorme toename van venijnige teksten tegen Freud, geschreven door woordvoerders van het regime. Als onderdeel van een meer algemene ‘Thermidor in de Familie’ (een zin van Trotski's) ‘vielen’ voormalige aanhangers van Freud, zoals Aron Zalkind, Freud af en ontketenden ze zelfs een reeks van hysterische aanvallen op de ‘losse moraal’, die bot in verband werd gebracht met ideeën van Freud.
De uiteindelijke overwinning van het stalinisme op de opvattingen van Freud werd ingewijd op het ‘Congres over Menselijke Gedrag’ in 1930, met name in de toespraak van Zalkind, die laster uitgoot over de hele aanpak van Freud en stelde dat zijn opvattingen over het menselijk gedrag volledig in strijd waren met de behoeften van de ‘socialistische opbouw’: "Hoe kunnen we de opvatting van Freud over de mens gebruiken voor de socialistische opbouw? We hebben behoefte aan een sociaal 'open’ mens, die gemakkelijk wordt gecollectiviseerd, en snel en grondig verandert in zijn gedrag - een mens die kan worden gemaakt tot een constante, bewuste en onafhankelijke persoon, politiek en ideologisch goed opgeleid ... " (3) We weten heel goed wat deze ‘omvorming’en ‘opleiding’ eigenlijk inhield: het breken van de menselijke persoonlijkheid en de weerstand tegen de arbeid in dienst van het staatskapitaal en haar meedogenloze vijfjarenplannen. In deze visie was er duidelijk geen plaats voor de subtiliteiten en complexiteiten van de psycho-analyse, die kon worden gebruikt om te laten zien dat het stalinistisch ‘socialisme’ geen enkele van de menselijke kwalen genezen had. En het feit dat de psycho-analyse een zekere mate van steun had genoten van de inmiddels verbannen Trotski werd natuurlijk maximaal uitgemolken in het ideologische offensief tegen Freuds theorieën.
Maar hoe zat het met de vertegenwoordigers van het democratisch kapitalistische kamp? Heeft het Amerika van Roosevelt geen druk uitgeoefend om Freud en zijn directe familieleden uit Wenen weg te krijgen? En voorzag Groot-Brittannië de eminente professor dokter Freud niet van comfortabele woning? Werd de psycho-analyse in het Westen, en vooral in de VS, niet een nieuw soort van psychologische orthodoxe kerk, en in ieder geval een winstgevende voor veel van haar beoefenaars? De reactie op Freuds theorieën onder de wetenschappers en intellectuelen in de democratieën was altijd zeer gemengd: eerbied, fascinatie en respect royaal vermengd met verontwaardiging, verzet en hoon. Maar in de jaren die volgden op die van Freud waren er twee belangrijke trends in de receptie van de psycho-analytische theorie:
- Aan de ene kant een tendens onder veel van haar woordvoerders en deskundigen om sommige van haar meest subversieve gevolgtrekkingen (zoals de idee dat de huidige cultuur noodzakelijkerwijs is gebaseerd op de onderdrukking van de diepste menselijke instincten) af te zwakken ten gunste van een meer pragmatische, revisionistische benadering, waardoor deze meer kans had om maatschappelijk en politiek aanvaard te worden door diezelfde beschaving.
- Aan de andere kant, onder een aantal van filosofen, psychologen van rivaliserende scholen en min of meer commercieel succesvolle auteurs een groeiende afwijzing van het gehele corpus van de ideeën van Freud als subjectief, oncontroleerbaar en in wezen onwetenschappelijk.
De overheersende trends in de moderne psychologie (er zijn uitzonderingen, zoals de ideeën van ‘neuro-psycho-analyse’ die Freuds model van de psyche opnieuw hebben onderzocht in termen van wat we nu begrijpen over de structuur van de hersenen) hebben Freuds reis langs de ‘koninklijke weg naar het onbewuste’, zijn nadruk op het verkennen van de betekenis van dromen, grappen, versprekingen en andere niet-substantiële schimmen verlaten, ten voordele van de studie van meer waarneembare en meetbare verschijnselen: de uiterlijke, fysiologische uitingen van mentale toestanden, en de concrete vormen van gedrag van mensen, ratten en andere dieren, waargenomen in laboratoriumomstandigheden. De verzorgingsstaat is er happig op om de potentieel enorme kosten te verminderen, die inherent is aan de behandeling van de groeiende pandemie van stress, neurose en duidelijke oude krankzinnigheid, veroorzaakt door het huidige sociale stelsel. Ze verkiest een psychotherapie die kant-en-klare oplossingen biedt, zoals de ‘cognitieve gedragstherapie’, boven de inspanningen van de psycho-analyse, die probeert door te dringen tot de diepste wortels van de individuele neurosen.(4)
Vooral, en dit is in bijzonder het geval in de laatste decennia, zien we een ware stortvloed van boeken en artikelen, die hebben geprobeerd om Freud af te doen als een leugenachtige charlatan, iemand die fraudeerde met bewijs in zijn onderzoek, een tiran tegenover zijn volgelingen, een hypocriet en (waarom niet?) een perverse persoon. Deze aanval is meer dan een toevallige gelijkenis met de anti-Marx campagne, die gelanceerd is na de ineenstorting van de zogenaamde ‘kommunisme’ aan het eind van de jaren 1980. Net als de laatste campagne heeft geleid tot haar Zwartboek van het kommunisme, zijn we nu getrakteerd op een Zwartboek van de psycho-analyse(5) dat niet minder dan 830 pagina’s wijdt aan de zoektocht naar vuil bij Freud en de psycho-analytische beweging.
Freud was niet verbaasd over de vijandigheid ten opzichte van de psychoanalyse: het bevestigde hem dat hij het juiste punt aanraakte. Immers, waarom zou hij populair zijn door het idee te ontwikkelen dat de beschaving (tenminste zoals hij momenteel bestaat) zo tegengesteld is aan instincten van de mens, door een verwonding toe te brengen, door een nieuwe slag toe te brengen aan de ‘naïeve eigenliefde’, zoals hij het verwoordde.
"Maar door het benadrukken van het onbewuste in het geestelijke leven hebben we de meest boze geesten van kritiek opgeroepen tegen de psychoanalyse, Wees hier niet over verbaasd, en denk niet dat de weerstand tegen ons alleen rust op de begrijpelijke moeilijkheden van het onbewuste of de relatieve ontoegankelijkheid van de ervaringen, die daar het bewijs van zijn. De bron, denk ik, ligt dieper. In de loop der eeuwen heeft de naïeve eigenliefde van de mensen door de wetenschap twee grote slagen toegediend gekregen. De eerste was toen zij vernamen dat onze aarde niet het middelpunt was van het heelal, maar slechts een klein fragment van een kosmisch systeem van een nauwelijks voorstelbare uitgestrektheid. Dit is in onze geest verbonden met de naam van Copernicus, ofschoon iets dergelijks was al beweerd door de Alexandrijnse wetenschap. De tweede slag werd toegebracht toen biologisch onderzoek de zogenaamd bevoorrechte plaats van de mens in de schepping vernietigde en zijn afkomst bewees uit het dierenrijk en zijn onuitroeibare dierlijke natuur. Deze herevaluatie is bereikt in onze eigen dagen door Darwin, Wallace en hun voorgangers, maar niet zonder de meest gewelddadige oppositie die ze vandaag de dag ontmoet. Maar de menselijke grootheidswaanzin zal zijn derde en meest gewond klap hebben ondergaan door het huidige psychologisch onderzoek, dat tracht te bewijzen dat het ego niet eens meester is in eigen huis, maar zich tevreden moet stellen met schaarse informatie van wat er onbewust in zijn geest gebeurt." (6)
Voor marxisten moet het geen schok geweest te zijn om te horen dat het bewuste leven wordt - of tot nog toe werd - gedomineerd door onbewuste motieven. Het marxistische begrip ideologie (die in haar inzicht alle vormen van sociaal bewustzijn voorafgaand aan de opkomst van het proletariaat omvat) is gebaseerd op precies zo’n zelfde begrip.
"Iedere ideologie, zodra zij eenmaal voorhanden is, ontwikkelt zich echter in aansluiting aan het gegeven voorstellingsmateriaal en bouwt dit verder uit. Zij zou anders geen ideologie zijn, dat wil zeggen bezig zijn met gedachten als met zelfstandige wezenheden die zich onafhankelijk ontwikkelen en slechts aan hun eigen wetten onderworpen zijn. Dat de materiële levensvoorwaarden van de mensen in wier hoofden dit gedachteproces zich afspeelt, het verloop van dit proces uiteindelijk bepalen, blijft voor deze mensen noodzakelijk onbewust, want anders zou het met de hele ideologie gedaan zijn..” (7)
Het Marxisme erkent dus dat het bewustzijn van de mens van zijn positie in de echte wereld tot nu toe is gehinderd of vervormd door factoren waarvan hij zich niet bewust was, dat het sociale leven zoals dat zich tot nu toe gevormd heeft fundamentele blokkades in de mentale processen van de mens heeft geschapen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het historische onvermogen van de bourgeoisie een hogere vorm van samenleving te zien dan het kapitalisme, omdat dit haar eigen ondergang zou betekenen. Dit is wat Lukacs noemt een "klasse geconditioneerd onbewuste". (8) En dit vraagstuk kan ook worden benaderd vanuit het standpunt van de theorie van Marx over vervreemding: de vervreemde mens is vervreemd van zijn medemens, van de natuur en van zichzelf, terwijl het communisme deze vervreemding zal overwinnen en de mens zich ten volle bewust zal worden van zichzelf.
Van alle marxisten van de 20e eeuw was Trotski misschien degene die het meest streefde naar het scheppen van een opening voor een dialoog met de theorieën van Freud, die hij was tegengekomen tijdens zijn verblijf in Wenen in 1908. Hoewel hij nog steeds betrokken was bij de Sovjet-staat, maar in toenemende mate gemarginaliseerd raakte, verdedigde Trotski de opvatting dat Freuds benadering van de psychologie in wezen was materialistisch was. Hij was erop tegen dat een bepaalde school in de psychologie tot de ‘officiële’ lijn van staat of de partij verklaard werd, en riep in plaats daarvan op tot een open en brede discussie. In Cultuur en Socialisme, geschreven in 1925-1926, overweegt Trotski de verschillende benaderingen van de scholen van Pavlov en die van Freud en schetst hij wat volgens hem de houding van de partij moet zijn ten opzichte van deze kwesties:
"Marxistische kritiek op de wetenschap moet niet alleen waakzaam zijn, maar ook voorzichtig, anders kan het ontaarden in louter hielenlikkerij ... Neem bijvoorbeeld de psychologie. Pavlov’s reflexologie gaat volledig langs de paden van het dialectisch materialisme. Het breekt definitief de muur af tussen de fysiologie en de psychologie. De eenvoudigste reflex is fysiologisch, maar een systeem van reflexen geeft ons 'bewustzijn'. De accumulatie van fysiologische hoeveelheid geeft een nieuwe 'psychologische' kwaliteit. De methode van de school van Pavlov is experimenteel en nauwgezet. Algemeenheden worden stap voor stap gewonnen: van het speeksel van de hond tot de poëzie, dat wil zeggen, tot de geestelijke mechanismen van de poëzie, niet haar sociale inhoud – want de paden die ons leiden tot de poëzie zijn tot op heden nog niet geopenbaard.
"De school van de Weense psycho-analyticus Freud gaat op een andere manier te werk. Hij veronderstelt bij voorbaat dat de drijvende kracht achter de meest complexe en delicate psychische processen een fysiologische behoefte is. In deze algemene zin is het materialistisch, tenminste als je de vraag buiten beschouwing laat of zij niet een te grote plaats toekent aan het seksuele aspect ten koste van andere, want dit is al punt van debat binnen de grenzen van het materialisme. Maar de psycho-analyticus benadert de problemen van het bewustzijn niet op een experimentele manier, van de laagste tot de hoogste verschijnselen, van de eenvoudige tot de ingewikkelde reflex. In plaats daarvan probeert hij al deze tussenliggende stadia in één sprong te nemen, van boven naar beneden, van de religieuze mythe, het lyrische gedicht, of de droom, rechtstreeks naar de fysiologische basis van de psyche.
“De idealisten vertellen ons dat de psyche een onafhankelijke entiteit is, dat de 'ziel' een bodemloze put is. Zowel Pavlov en Freud denken dat de fysiologie de bodem van de 'ziel’ is. Maar terwijl Pavlov, als een duiker, naar de bodem afdaalt en van beneden naar boven moeizaam de bron onderzoekt, buigt Freud zich over bron en probeert met een doordringende blik het steeds veranderende en onrustige water te doorboren om daaruit op te maken of te raden wat de vorm van de dingen daar beneden is. De methode van Pavlov is experimenteel; de methode van Freud is die van gissingen, soms fantastische. De poging om de psycho-analyse ‘onverenigbaar’ te verklaren met het marxisme en de methode van Freud de rug toe te keren is te eenvoudig, of beter gezegd, te simplistisch. Maar we zijn in ieder geval niet verplicht om de methode van Freud te accepteren. Het is een werkhypothese die deducties en vermoedens kan voortbrengen en ongetwijfeld voortbrengt, welke voortgaan langs de lijnen van de materialistische psychologie. De experimentele procedure zullen deze vermoedens te zijner tijd bewijzen. Maar we hebben noch redenen en noch het recht om de andere procedures te verbieden die, hoewel zij minder betrouwbaar zijn, toch proberen te anticiperen op de conclusies die via de experimentele procedure slechts zeer langzaam vorderen.”
In feite begon Trotski zeer snel kritiek te leveren op de enigszins mechanistische benadering van Pavlov, die de neiging had om bewuste activiteit terug te brengen tot de beroemde ‘geconditioneerde reflex’. In een toespraak, die hij kort na de publicatie van de bovenstaande tekst hield, vroeg Trotski zich af of we werkelijk kennis konden verkrijgen van de bronnen van de menselijke poëzie door de bestudering van het speeksel van honden. (9) En in zijn latere overdenkingen over de psycho-analyse, in de ‘filosofische aantekeningen’,die hij had opgesteld in ballingschap, legde hij veel meer de nadruk op de noodzaak om te begrijpen dat de erkenning van de relatieve autonomie van de psyche, die strijdig is met een mechanische versie van het materialisme, perfect verenigbaar is met een meer dialectische visie van het materialisme:
"Het is bekend dat er een hele school in de psychiatrie bestaat (psychoanalyse, Freud), die zich in de praktijk volledig verwijdert van de fysiologie, en die zich baseert op de innerlijke bepaaldheid van psychische verschijnselen, zoals ze zijn. Sommige critici beschuldigen de Freudiaanse school daarom van idealisme .... Maar op zichzelf is de methode van de psychoanalyse, met als uitgangspunt 'de autonomie van psychologische verschijnselen’, geenszins in tegenspraak met materialisme.Integendeel, het is juist het dialectisch materialisme dat ons aanzet tot de idee dat de psyche zelfs niet gevormd kan worden, tenzij zij een autonoom, dat wil zeggen, binnen bepaalde grenzen, onafhankelijke rol speelt in het leven van het individu en de soort. Tegelijkertijd naderen we hier een soort van cruciaal punt, een breuk in de geleidelijkheid, een overgang van kwantiteit in kwaliteit: de psyche, die voortvloeit uit materie, en 'bevrijd' is van het determinisme van de materie, kan onafhankelijk - door haar eigen wetten - de materie beïnvloeden ". (10)
Trotski beargumenteert hier dat er een reële convergentie bestaat tussen het marxisme en de psychoanalyse. Voor beiden is het bewustzijn, of liever gezegd, het geheel van de psyche een materieel product van de werkelijke beweging van de natuur, en niet een kracht die buiten de wereld huist. Het bewustzijn is het product van onbewuste processen, die eraan voorafgaan en het bepalen. Maar het bewustzijn wordt op zijn beurt een actieve factor die, tot op zekere hoogte, zijn eigen dynamiek volgt en die, belangrijker nog, in staat is om in te werken op het onbewuste en het te veranderen. Dit is de enige basis voor een benadering, die van de mens iets meer maakt dan het product van objectieve omstandigheden, en hem de bekwaamheid geeft de wereld om hem heen te veranderen.
En hier komen we bij wat misschien wel de belangrijkste conclusie is, die Trotski trekt uit zijn onderzoek naar Freuds theorieën. Freud, zo herinneren we ons, had aangevoerd dat de belangrijkste slag die de psycho-analyse had toegebracht aan de ‘naïeve eigenliefde’ van de mens de bevestiging was dat het ‘Ik’ niet de baas in huis is en dat haar visie op en benadering van de wereld, voor een groot deel wordt bepaald door instinctieve krachten die zijn verdrongen naar het onbewuste. Freud liet zich, tijdens één of twee gelegenheden, verleiden zich een samenleving voor te stellen die de eindeloze strijd tegen de materiële schaarste had overwonnen en deze onderdrukking daarom ook niet meer hoefde op te leggen aan haar leden. (11) Maar over het geheel genomen bleef zijn vooruitzicht voorzichtig pessimistisch, daar hij geen gemakkelijke weg zag die kon leiden tot een dergelijke samenleving. Trotski, als revolutionair, was verplicht de mogelijkheid naar voren te brengen van een volledig bewuste mensheid, die werkelijk baas was geworden in eigen huis. In feite wordt de bevrijding van de mensheid van de overheersing van het onbewuste voor Trotski het kernproject van de kommunistische maatschappij:
"De mens zal zich er eindelijk serieus toe zetten om te harmoniseren. Hij zal zich ten doel stellen om bij het bewegen van zijn ledematen – bij het werk, bij het lopen, bij het spel – de grootste mate van precisie, doelgerichtheid en economie en daardoor schoonheid te bereiken. Hij zal de half-onbewuste en vervolgens ook de geheel onbewuste processen in zijn eigen organisme - ademhaling, bloedsomloop, spijsvertering, voortplanting, en bevruchting – willen beheersen en ze, binnen bepaalde grenzen, aan de controle van de rede en de wil onderwerpen. Het leven, ook het zuiver fysiologische, zal collectief en experimenteel worden. De menselijke soort, de verstarde Homo Sapiens, zal opnieuw een radicale transformatie ondergaan en – onder zijn eigen handen – tot object van de meest ingewikkelde methoden van kunstmatige selectie en psycho-fysieke training worden. Dit ligt volkomen in lijn met de ontwikkeling. Eerst verjoeg de mens het duistere element uit de industrie en de ideologie, door de barbaarse routine door wetenschappelijke techniek vervangen en de religie door wetenschap. Daarna verjoeg hij het onbewuste uit de politiek, door democratie, rationalistisch parlementarisme en vervolgens een open Sovjet-dictatuur in de plaats te stellen van monarchie en standenstelsel. Het blinde element had zich het stevigst in de economische verhoudingen genesteld – maar ook daaruit wordt het door de mens verwijderd door middel van de socialistische organisatie van de economie. Hierdoor wordt een ingrijpende herstructurering van de traditionele gezinsstructuur mogelijk. Tenslotte verbergt de natuur van de mens zelf zich in de diepste en donkerste hoek van het onbewuste, het elementaire, het ondergrondse. Is het dan niet duidelijk dat de grootste inspanningen van het experimentele denken en het scheppende initiatief daarop gericht zal zijn?" (12)
Natuurlijk kijkt Trotski in deze passage heel ver in de kommunistische toekomst. De prioriteit van de mensheid zal, in de fasen die voorafgaan aan het kommunisme, zeker gericht zijn op die lagen van het onbewuste, waar de oorsprong van de neurose en geestelijk lijden opgespoord kan worden. Het bereiken van een controle over nog meer fundamentele fysiologische processen zal echter nieuwe vragen oproepen, die buiten het bestek liggen van dit essay, en die waarschijnlijk gesteld zullen worden in een verder gevorderd stadium van de kommunistische cultuur.
Hedendaagse kommunisten kunnen het eens zijn of niet eens zijn met Freuds opvattingen. Maar we moeten zeker met het uiterste wantrouwen reageren op de huidige campagnes tegen Freud en aan de ‘open-mind’ benadering, die Trotski bepleitte, vasthouden. Op zijn minst moet we toegeven dat, zolang we leven in een wereld waarin ‘kwade hartstochten’ van de mens zich nog steeds met een angstaanjagende kracht kunnen ontploffen; waar seksuele relaties tussen mensen, ongeacht de brute wijze waarmee ze door middeleeuwse ideologieën in bedwang gehouden of gedevalueerd en op de markt verkocht worden, een bron blijven van ongekende menselijke ellende, waarbij de creatieve krachten van de geest, voor de overgrote meerderheid van de mensheid, grotendeels begraven en ontoegankelijk blijven. De kwesties die door Sigmund Freud opgerakeld zijn, blijven niet alleen nog even relevant als toen ze voor de eerste keer opgeworpen werden, maar de oplossing ervan zal zeker ook een onvervangbaar element zijn in de opbouw van een werkelijk menselijke samenleving.
Amos
Voetnoten:
(1) Zie Anton Pannekoek's Darwinisme en Marxisme, in de International Revue nr. 21 en 22 alsmede de artikels: Darwin and the workers' movement; On the book The Darwin Effect: A materialist conception of the origins of morals and civilisation; en Social Darwinism, a reactionary ideology of capitalism; op ICC-Online.
(2) De volgende woorden van Lenin, geciteerd door Clara Zetkin in Herinneringen aan Lenin (1924) laten zien dat de Bolsjewiki geen eensluidende benadering hadden van de theorieën van Freud – ook al lijkt het erop dat de kritiek van Lenin meer was gericht tegen de verdedigers van deze theorieën dan tegen de theorieën zelf:
“De toestand in Duitsland zelf vereist de grootst mogelijke aaneensluiting van alle revolutionaire proletarische krachten om zich te verdedigen tegen de steeds verder oprukkende contrarevolutie. En de actieve communistes houden zich dan bezig met problemen van seks en huwelijk en met huwelijksvormen in heden, verleden en toekomst! Zij beschouwen het als hun hoogste plicht om de werkende vrouw op dat gebied voor te lichten. Er wordt verteld dat een brochure van een communiste uit Wenen daarbij het meest wordt verspreid. Wat is dat een onzinnig boekje! Wat daar juist in is, hebben de arbeiders allang bij Bebel gelezen. Maar dan niet in de vorm van een houterig schema, zoals in die brochure, maar in de vorm van pakkende agitatie, vol van aanvallen op de burgerlijke samenleving. Het vermelden van de theorie van Freud moet het een zogenaamd “wetenschappelijk” tintje geven, maar toch is het amateuristisch geklungel. De theorie van Freud is nu ook al zo’n modeverschijnsel geworden. Ik sta wantrouwend tegenover die seksuele theorieën, die worden uiteengezet in artikelen, verslagen, brochures en dergelijke — om kort te gaan in die speciale literatuur die weelderig is gaan gedijen op de goed bemeste ondergrond van de burgerlijke samenleving. Ik heb geen vertrouwen in mensen die voortdurend en altijd worden geabsorbeerd door seksuele vraagstukken”
“Het lijkt me toe dat die overvloed aan seksuele theorieën, die voor het grootste deel hypothese zijn, en dan nog vaak willekeurige ook, voortvloeien uit een persoonlijke behoefte. Uit een drang om jegens de burgermoraal het eigen abnormale of buitengewone seksuele leven te rechtvaardigen en om tolerantie te vragen voor zichzelf. Die gemaskeerde hoogachting voor de burgerlijke moraal vind ik net zo walgelijk als het willekeurige snuffelen in seksuele vraagstukken. Hoe rebels en revolutionair die bezigheid zich ook probeert te laten schijnen, toch is ze als puntje bij paaltje komt volledig burgerlijk. Dat is een bijzonder geliefde bezigheid onder de intellectuelen en de daar dichtbij staande lagen. In de partij, onder het klassenbewuste en strijdende proletariaat, is daarvoor geen plaats.”
(3) Geciteerd in Miller, Freud and the Bolsheviks; Yale; 1998; blz. 102.
(4) We moeten echter benadrukken dat we er in dit artikel niet op uit zijn een beoordeling te geven van de therapeutische effectiviteit van Freuds benadering. We zijn nauwelijks bekwaam om zoiets te doen, en in ieder geval bestaat er geen mechanisch verband tussen de praktische toepassing van Freuds therapie en de theorie over de geest, die daaraan ten grondslag ligt – niet in het minst omdat de ‘genezing’ van een neurose in een maatschappij, die deze voortdurend voortbrengt, uiteindelijk meer moet liggen op het maatschappelijke dan op het individuele vlak. Hier zien we de fundamenten van Freuds theorie van de geest en het zijn vooral deze fundamenten die we beschouwen als een werkelijke erfenis voor de arbeidersbeweging.
(5) Le Livre Noir de la Psychoanalyse. The Black Book of Psychoanalysis: To Live, Think and Feel Better Without Freud Catharine Meyer, Mikkel Borch-Jacobsen, Jean Cottraux, Didier Pleux & Jacques Van Rillaer (Ed). Paris; France; Les Arènes; 2005.
(6) Sigmund Freud: Inleiding tot de Psycho-analyse, Hoofdstuk 18, “De fixering aan het trauma. Het onbewuste”; 1917.
(7) Friedrich Engels: Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie; 1886.
(8) Georg Lukacs: History and Class Consciousness; 1923.
(9) Zie Trotski's Aantekeningen, 1933-1935, Writings on Lenin, Dialectics and Evolutionism, vertaald en geintroduceerd door Philip Pomper, New York 1998, blz. 49.
(10) Trotski: Culture and Socialism; 1925; blz. 106.
(11) In tegenstelling tot het vaak herhaalde cliché dat Freud ‘alles herleidde tot sex’, maakte hij duidelijke dat “de basis van de menselijke maatschappij in laatste instantie een economische is, daar ze niet over genoeg voorraden beschikt om haar leden in leven te houden, tenzij ze werken, moet ze het aantal leden beperken en hun energie omzetten van seksuele activiteit in werk. We worden dus geconfronteerd met de eeuwige, vitale behoefte die, vanaf het ontstaan van de mens tot op de huidige dag blijft bestaan.” (Sigmund Freud: Introductory Lectures , Lecture 20, "The sexual life of human beings").
Met andere woorden: onderdrukking is het resultaat van de menselijke organisatie, beheerst door materiële schaarste. In een andere passage, deze keer uit De toekomst van een illusie (1927), liet Freud zien een begrip te hebben van de de klasse-aard van de ‘beschaafde’ maatschappij en stond zichzelf zelfs toe een fase voor te stellen die daaraan voorbij gaat:
“Indien echter een cultuur in die fase blijft steken waarin de bevrediging van een aantal deelnemers de onderdrukking van een ander aantal, wellichte de meerderheid, als premissie heeft, en dit is bij alle contemporaire culturen het geval, dan valt het te begrijpen dat deze onderdrukten een intensieve vijandigheid ontwikkelen tegen de cultuur die zij door hun arbeid mogelijk maken, terwijl zij in de goederen ervan een te gering aandeel hebben (….) De cultuurvijandigheid van deze klassen is zo openlijk dat men daardoor de veeleer latente vijandigheid van de beter bedeelde lagen in de maatschappij over het hoofd heeft gezien. Het hoeft geen betoog dat een cultuur die een zo groot aantal deelnemers onbevredigd laat en tot rebellie drijft, geen kans heeft duurzaam stand te houden, en dat ook niet verdient.” (Sigmund Freud: De toekomst van een illusie; Hoofdstuk 2; 1927)
Het huidige systeem heeft dus niet alleen ‘geen uitzicht op een blijvend bestaan’, maar er zou misschien een cultuur kunnen zijn die voorbijgaat aan het punt waar klasseverdelingen (en dus de tot nu toe bestaande mechanismen van geestelijke onderdrukking) overbodig kunnen zijn.
(12) Trotski: Literatuur en Revolutie; 1924; blz 140.
Bijlage | Grootte |
---|---|
24_08_13_uitn_2.pdf [120] | 183.35 KB |
Via internetforums, discussiegroepen, directe contacten en tussenkomsten tijdens belangrijke politieke of sociale mobilisaties zien en horen we veel gelijklopende discussies over de huidige toestand. Over hoe we die moeten inschatten, welke lessen er uit trekken, over hoe we onze rol daarin zien, als enkelingen, als georganiseerde minderheid, als politieke stroming...
De vraag die we dikwijls gesteld wordt is of we schrik moeten hebben dat we terug in een schema vervallen van de jaren 30? Wat is er gemeenschappelijk tussen huidige tijden en die van toen en wat is er nu net verschillend aan? En vooral: waarom dan? Wat betekent dit voor ons?
Hierbij reeds enkele ideeën als aanzet voor de discussie:
· De actualiteit, de feiten op zich, overtuigen niet: is wat we beleven in Egypte of in Turkije vandaag allemaal op eenzelfde lijn te stellen met wat we in 2011 in Egypte of Spanje hebben gezien?
· Wat is de kans op een nog diepere val van de economie? Is een beurscrash en/of failliete banken te verwachten zoals in de jaren 30?
· Is extreemrechts zoals het zich in Griekenland manifesteert een voorafspiegeling van de rol die extreemrechts speelde in de jaren 30?
· Is het regionaal nationalisme van Vlaanderen, Catalonië of Schotland te vergelijken met het oorlogszuchtige nationaal-patriotisme van de dertiger jaren?
De geschiedenis bestaat uit rustige en bewogen tijden. Wij kennen haar echter vooral uit bewogen tijden, periodes van strijd en omwenteling. Dit is geen toeval. “Revoluties zijn de locomotieven van de geschiedenis.”[1] Het zijn de momenten waarop de geschiedenis in een stroomversnelling belandt: oude maatschappijen, verstrikt in tegenstellingen, worden vervangen door nieuwe, die een nieuwe periode van ontwikkeling inluiden. Revoluties uit het verleden hebben de maatschappij van vandaag gemaakt. Een diepgaande maatschappelijke omwenteling gebeurt niet louter ‘van bovenaf’, maar vraagt de steun en deelname van de massa’s ‘van onderop’. Een omwenteling vraagt ook om strijd, gezien binnen de omstreden maatschappij belangengroepen heersen, die geen directe baat hebben bij een verandering. Deze belangengroepen zijn binnen uitbuitingsmaatschappijen noodzakelijkerwijze de heersers. Zij hebben er belang bij de uitbuiting steeds op te drijven, om zich steeds meer de meerarbeid[2] toe te eigenen, waardoor hun bestaan binnen een maatschappij van schaarste is verzekerd. Zonder verzet, doen de heersers hun zet.
Het kapitalisme is echter een bijzondere uitbuitingsmaatschappij, omdat zij de voorwaarden schept om de schaarste voor eens en voor altijd tot het verleden te maken. Haar eigen bewegingswetten drijven haar tot het overspoelen van de aardbol en de constante revolutionering van de productiekrachten. Met het kapitaal ontstond een productieapparaat dat enkel door (gedwongen) samenwerkingsverbanden kan blijven draaien. Van de meeste producten van vandaag, kan niemand nog zeggen dat het zijn/haar individuele product is. Zo socialiseerde het kapitalisme de productie, maar niet de productieverhoudingen.[3]
Het kapitalisme heeft echter ook de klasse mensen voortgebracht die haar kan vernietigen: de arbeiders of proletariërs. Zij zijn de producenten en maken het hart uit van het productieapparaat. Zij weten hoe de productie beter kan en moet. Het is hun capaciteit tot het uitbouwen van een nieuw productiesysteem dat hen tot drager van een nieuwe maatschappij maakt, niet hun vermogen tot het lamleggen van de productie, hoe belangrijk dit laatste wapen ook kan zijn. Maar niet alleen hun technisch inzicht, maar vooral hun sociaal karakter maakt hen tot revolutionaire klasse. Het kapitalisme dwingt hen elke dag tot samenwerking, tot geassocieerde, maar vervreemdende, arbeid. Zij zijn deel van de gesocialiseerde productiekrachten. In die zin denken we dat arbeidersstrijd een perspectief biedt aan een hopeloos systeem.
In de geschiedenis van het kapitalisme kennen we vele momenten van arbeidersstrijd en -verzet tegen allerlei gevolgen van het kapitalistische systeem en zelfs tegen het systeem zelf. Sinds 1900 zijn de bewegingen van 1905, 1917, 1968, 1980 de bekendste en belangrijkste periodes geweest, waardoor zij tot symbolen werden, maar ook tot slachtoffers van de meest grove propaganda van vervalsing. Al deze bewegingen hebben in een zekere zin een nederlaag gekend, aangezien we nog steeds in het kapitalisme met al haar sociale en ecologische rampspoed leven. Strijd loont dus niet. Of toch? In de jaren 2011 en 2012 staken opnieuw protestbewegingen tegen de uitspattingen van het wereldwijde kapitalistische systeem de kop op. Deze wereldwijde bewegingen zijn een schakel geworden in de geschiedenis van de arbeidersstrijd, het voortzetten van een nog steeds noodzakelijke traditie. Er bestaat een verbondenheid met voorgaande bewegingen, maar haar actoren zijn zich ervan nog niet bewust genoeg. Die bewuste verbondenheid moet opnieuw gesmeed, indien we het kapitalisme willen doen verdwijnen en een betere maatschappij in de plaats stellen. Want elk van deze bewegingen, van 1905 tot vandaag, bevat waardevolle lessen voor de hedendaagse en vooral toekomstige strijdbewegingen. Die verbondenheid tussen strijdbewegingen uit verleden en heden ligt hem zowel in de inhoud als in de vorm.
Als we kijken naar de inhoud van de strijdbewegingen van 2011-2012, dan kunnen we de verschillende uitdrukkingen ervan grofweg opdelen in twee types, aspecten of luiken, die beide belangrijke sterktes en zwaktes vertoonden.
Enerzijds zagen we economische strijd tegen sluitingen, ontslagen, de levensduurte, de werkloosheid… en dit zowel vanuit de productie-eenheden (kantoren, fabrieken, delfplaatsen, scholen, ziekenhuizen…), als vanuit bezette straten en pleinen. Anderzijds was er ook politieke strijd, vooral vanuit de bezette openbare plaatsen, hoewel de manifestanten zich vaak “apolitiek” noemden. Wat is politiek dan? Vaak begrijpt men hieronder de twisten tussen de burgerlijke partijen over het beheer van de nationale staat en economie en/of de verdediging van de nationale belangen in allerlei oorlogen. Het is echter meer dan dat. Politiek omvat verschillende betekenissen. In een brede zin gaat politiek om de structuur en de functionering van een sociale groep, een gemeenschap, een maatschappij… Het gaat om de maatschappelijke verhoudingen: economische, juridische, sociologische, morele, culturele, seksuele… In een nauwe zin gaat politiek over de machtsvraag m.a.w. over de staat haar structuur, functionering, beheer en invloed op het maatschappelijke leven.[4]
Deze twee aspecten van de strijd, economie en politiek, zijn volledig met elkaar verstrengeld. Ze zijn dan ook niet nieuw. Eisen naar meer zeggenschap, participatie, rechten, vrijheden, beslissingsrecht… m.a.w. eisen naar meer politieke macht, stonden al centraal in de massastaking van 1902 in België, waarin hard werd gevochten voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Tegelijkertijd ontwikkelde zich in Rusland een strijdbeweging dat haar hoogtepunt in 1905 bereikte. Het was een maalstroom van al dan niet georganiseerde kleine en grote stakingen, waarin zowel economische als politieke eisen werden gesteld.[5] Over deze zogenaamde eerste Russische revolutie werd heftig gedebatteerd binnen de 2de internationale. Rosa Luxemburg schreef naar aanleiding hiervan het boekje “Massastaking, partij en vakbonden”. Daarin stelde zij:
“Er zijn geen twee verschillende soorten kassenstrijd van de arbeidersklasse: een economische en een politieke, maar er is slechts één klassenstrijd, die zowel op het indammen van de kapitalistische uitbuiting binnen het kader van de burgerlijke maatschappij, als op de afschaffing van de uitbuiting tegelijk met de burgerlijke maatschappij is gericht.” [6]
Voor de arbeidersklasse heeft arbeidersstrijd alles te maken met vorm én inhoud. Elke inhoudelijke strijd vraagt om een gepaste strijdvorm. Betogingen, optochten, stakingen, straatgevechten, barricades, comités, enz. kunnen erg vruchtbaar zijn, indien zij beantwoorden aan de noden van de strijd. Zij bestaan dus nooit an sich. In elke sociale beweging leven ideeën, leeft een dynamiek naar meer of minder eenheid binnen de arbeidersklasse, naar een versterking of verzwakking van de klassensolidariteit. De vormen van strijd zijn daar nauw mee verbonden. Soms zijn de vormen remmend of beklemmend voor de inhoudelijke dynamiek, soms versnellen ze net de ontwikkeling van de inhoudelijke strijd voor een post-kapitalistische maatschappij. “Het eigenlijke resultaat van hun strijd is niet het onmiddellijke succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders.” [7] In de globale strijdbeweging van 2011-2012, zagen we tussen de verschillende delen duidelijke verschillen in kracht en impact. Welke delen waren nu het sterkste? Welke hadden de meeste macht? Welke hebben de meeste invloed uitgeoefend op het verloop van de bewegingen? Waar heeft de strijd het meest “geloond”? Waar en in welke dynamiek vonden we de grootste en machtigste massa’s? Waar was er een steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders?
Zonder twijfel was dit tijdens de Arabische Lente in Tunesië en Egypte, de Indignados in Spanje, Griekenland en Israël, de Occupy-beweging aan de Westkust van de VS. Waarom echter? Wij stellen dat hier inhoud en vorm elkaar vonden, waardoor een ontwikkeling van een politiek luik mogelijk werd. Wat was die inhoud dan? Een maalstroom van economische en politieke eisen die elkaar soms versterkten, soms verzwakten. Wat was die vorm dan? Dat waren de algemene vergaderingen (AV’s). Zij waren het inhoudelijke en organisatorische centrum van deze brede strijdbewegingen, waarin de arbeidersklasse een relatief sterke impact had. Zij boden een kader voor de ontwikkeling van arbeidersstrijd, voor een politisering van hun strijd.
Daar waar inhoud en vorm niet samenkwamen waren de bewegingen zwak, niet massaal… en kon zich geen krachtsverhouding opbouwen tegen het systeem. Zo bleven een heleboel stakingen opgesloten in een vakbondslogica: strijd per bedrijf, sector, regio, natie… Zo was impact van vele verontwaardigden en/of bezetters in vele regio’s zwak, door een beperkt begrip van de problematiek, het gewicht van illusies en daardoor ook geen aansluiting zocht met de arbeidersklasse, die als enige een ware uitdaging voor het kapitalisme kan betekenen.
Hoe is het economische strijdaspect verbonden met het politieke? Hoe kan het ene het andere versterken? Hoe uit een politisering van strijd zich? In 1981 beschreef de IKS de politisering van de arbeidersstrijd in Polen in 1980-1981 als volgt: “Wanneer het proletariaat op klasseterrein vecht, worden bijzondere eisen al snel voorbijgestreefd door een steeds bredere aanval op het socio-economisch systeem zelf. Die dynamiek is eigen aan de strijd, door zijn massaal karakter, doordat de arbeiders zich steeds meer bewust worden van hun klassemacht, die ertoe kwam heel het weefsel van de Poolse ‘natie’ in vraag te stellen. De stakingen begonnen om economische eisen kracht bij te zetten. Maar ze hielden niet op toen de bourgeoisie probeerde hen de wind uit de zeilen te halen door toe te geven aan de eisen van een of ander beperkt deel van de klasse. (…)
Dankzij de krachtsverhouding konden ze de bourgeoisie ertoe dwingen haar vertegenwoordigers af te zetten die zich duidelijk bloot gegeven hadden door repressie, door te openlijk misbruik te maken van hun privileges of door corruptie enz. De klasse oefende druk uit op verschillende aspecten van het maatschappelijk leven: op de lonen natuurlijk, maar ook op de politiebegroting, op de voorrechten van militairen en partijkaders, inzake het openbaar gebruik van gebouwen die vroeger gereserveerd waren voor de heersende klasse enz. Enkele weken geleden lagen de bedrijven plat door een staking, waarin onder meer geëist werd dat een gezondheidskompleks dat enkel gebruikt werd door kaderleden voor het publiek zou opengesteld worden. (…)
De revolutionairen zien in dat –ook al blijven er nog illusies overeind- hoe massaler en beslister de strijd is, hoe meer de hij ertoe zal komen de burgerlijke maatschappij in vraag te stellen. Enerzijds aanvaardt de arbeidersklasse de logica niet van de beperkingen en de rentabiliteit. Rendabel of niet, zij eiste de vrije zaterdag. Zolang de economie tonnen wapens kan produceren, zien de arbeiders niet in waarom ze in armoede zouden moeten leven.
‘Solidariteit’ en de staat in het algemeen, wil alleen problemen (en ‘oplossingen’) zien op het vlak van de ‘distributie’ van wat beschikbaar is. De arbeidersklasse echter stelt het probleem van het doel van de productie. Het standpunt van de arbeidersklasse is niet de verdeling van de ellende die opgelegd wordt door noden die haar vreemd zijn, maar de productie in functie van haar behoeften, om die te bevredigen.” [8]
Een politisering van strijd concretiseert zich dus wanneer de arbeidersklasse steeds bredere eisen stelt, die bijgevolg tenderen naar een steeds verdere invraagstelling van het volledige systeem in al haar facetten (economie, recht, cultuur, moraal…). Met een groeiende klassensolidariteit en klassenbewustzijn, wordt het proletariaat steeds meer klasse für sich, en niet enkel an sich. Zo ontstaat een groeiende krachtsverhouding en stelt zich ook steeds explicieter de vraag: wie heeft de macht? Wie beslist over wat? Hoe komt strijd echter tot een dergelijke dynamiek van politisering? Welke factoren bepalen dit?
Wanneer komen de werkende, werkloze of studerende arbeiders in actie? Waarom voeren zij hun strijd soms zus en soms zo? Volgens ons hangt dit erg af van hun bewustzijn over hun eigen situatie van uitbuiting, maar ook het bewustzijn over en het vertrouwen in eigen kracht als klasse, in staat om de vernietiging van de planeet en hun eigen levensvoorwaarden te voorkomen door een nieuwe maatschappij op te bouwen. Dit klassenbewustzijn ontwikkelen is volgens ons een essentieel deel van de arbeidersstrijd. Hoe die ontwikkeling dan gebeurt en hoe we die kunnen versnellen is een vraag die zich steeds opnieuw aan de revolutionairen opdringt. Alex & Lac/ februari 2013
· Luxemburg, 1906, Massastaking, partij en vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm [122]
· ICC, What are workers’ councils (part 1),
https://en.internationalism.org/ir/140/workers-councils-01 [123]
Rusland 1905
· ICC, 100 years ago: the 1905 revolution in Russia,
https://en.internationalism.org/series/340 [124]
Mei 68
· ICC, May 68 and the revolutionary perspective,
https://en.internationalism.org/series/504 [125]
Polen 1980
· IKS, Internationalisme nr. 51, 1981, Massastaking,
· IKS, Internationalisme nr. 52, 1981, Arbeidersstrijd in Polen: het land staat op zijn kop
· ICC, "Poland, August 1980: The proletariat rediscovers the weapon of the mass strike [126]",
· ICC, Mass strikes in Poland 1980: the proletariat opens a new breach,
https://en.internationalism.org/ir/023/mass-strikes-in-poland-1980 [127]
· ICC, Poland 1980: lessons still valid for the struggle of the world proletariat,
https://en.internationalism.org/ir/103_poland80.htm [128]
Occupy/Indignados
· CCI, Dossier spécial sur le mouvement des Indignés et des Occupy
https://fr.internationalism.org/icconline/2011/dossier_special_indignes.html [129]
· ICC, Occupy movement,
https://en.internationalism.org/tag/7/1230/occupy-movement [130]
· ICC, Occupy London,
https://en.internationalism.org/tag/7/1231/occupy-london [131]
· ICC, The Indignados,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1219 [132]
· ASB, De Indignados beweging in Griekenland,
anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1789
ASB, griekenland: “Burdened with debt”,
anarcho-syndicalisme.nl/wp/?p=1732
· ICC, Oakland: Occupy movement seeks links with the working class,
· ICC, The Occupy Movement on the West Coast: how "organizing the unorganized" led to division,
· ICC, "Occupy Wall Street protests: the capitalist system itself is the enemy [135]",
Arabische lente
· ICC, What is happening in the Middle East?, https://en.internationalism.org/ir/145/what-is-happening-in-the-middle-east [136]
· ICC, Understanding the period – class analysis and events in the Arab world,
· ICC, Revolt in Egypt and Tunisia,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1136 [138]
· ICC, Egypt,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1125 [139]
· ICC, Tunisia,
https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1123 [140]
Enkele citaten
[1] Marx, 1850, Klassenstrijd in Frankrijk, https://www.marxists.org/archive/marx/works/1850/class-struggles-france/index.htm [141]
[2] Surplus-labour, Wikipedia, https://en.wikipedia.org/wiki/Surplus_labour [142]
[3] Engels, 1876, Anti-Dühring, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm [143]
[4] Politique, Wikipedia, https://fr.wikipedia.org/wiki/Politique [144]
[5] Revolution of 1905, Wikipedia, https://en.wikipedia.org/wiki/Revolution_of_1905 [145]
[6] Luxemburg,1906, Massastaking, partij en vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/8.htm [146]
[7] Marx, 1848, Communistisch Manifest, www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1848/manifest/manif1.htm [147]
[8] Internationalisme nr. 52, 1981, “Arbeidersstrijd in Polen: het land staat op z’n kop”
Discussiecyclus: strijdvormen en organisatie
Inleiding 2e avond: bewustwording en organisatie
In de vorige discussie op de 1e dag hebben we vooral de kwestie bekeken van de verschillende strijdvormen tegen het kapitalisme en zijn uitwassen, van het belang van inhoud en vorm van deze strijd. Ook onderlijnden we: · dat deze botsingen verschillende vormen aannemen, naargelang de historische periode, de objectieve en subjectieve voorwaarden en omstandigheden voor de strijd, en naargelang welke sociale lagen in verzet komen. Want niet alle botsingen en strijd slagen er in een echte krachtsverhouding op te bouwen, of een perspectief te geven voor de oplossing van de problemen. Naarmate de arbeidersklasse betrokken partij is in deze strijd neemt de krachtsverhouding toe en ook de overdenkingen over de finaliteit van het productiesysteem.
· Dat we in de strijd daarom ook steeds weer de wisselwerking zien tussen de 2 dimensies van deze arbeidersstrijd: de economische en de politieke. En dat politisering van de strijd een voorwaarde is voor een echte verandering. Dat er daarom een band is tussen inhoud en vorm van de strijd, tussen middelen en doel.
We onderlijnden in de inleiding dat het kapitalisme de klasse mensen heeft voortgebracht die haar kan vernietigen: de arbeiders of proletariërs. Het is hun capaciteit tot het uitbouwen van een nieuw productiesysteem dat hen tot drager van een nieuwe maatschappij maakt [1]. Daarom is er een schijnbare tegenstelling binnen de klasse tussen hun wezen als economisch uitgebuite klasse en hun revolutionaire karakter die net alle uitbuiting zal afschaffen. Dit geeft aan de klassenstrijd twee gezichten: de economische en de politieke. De economische is uiteraard direct bepaald door de mogelijkheden die het kapitalisme materieel nog kan bieden tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Van zodra deze mogelijkheden afkalven, stelt zich al gauw de kwestie van de krachtsverhouding klasse tegenover klasse, van de solidariteit en eenheid van de klasseactie en dus ook van de politisering van de strijd.
“De economische verhoudingen hebben eerst de massa van de bevolking in arbeiders veranderd. De heerschappij van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is daarmee al een klasse tegenover het kapitaal, maar nog niet voor zich zelf. (…). De strijd van klasse tegen klasse is echter een politieke strijd.(…) Er is geen politieke beweging die niet tegelijk ook een maatschappelijke is. “ (K. Marx, De armoede van de filosofie, 1847).
De kwestie zoals die nu duidelijker naar voor komt draait dus rond hoe men van een “klasse op zich”(an sich, een sociologische entiteit, een uitgebuite economische entiteit door haar objectieve plaats in het productieproces), een “klasse voor zichzelf” (fur sich, een politieke entiteit, een revolutionaire entiteit met een visie voor de toekomst) wordt. [2]
Dat is wat we vandaag in deze tweede discussie gaan proberen uit te diepen.
Laat ons duidelijk zijn dat we hier niet alle aspecten kunnen behandelen. We gaan er ook geen opsommingslijst van voorbeelden van maken. We kunnen ook niet het effect, het nut van iedere actie afzonderlijk behandelen. Het gaat over grote lijnen, een proces, Niet enkel over hoe een motor draait, maar vooral waarom hij draait.
Er zullen wellicht nog meer vragen rijzen dan er eerst waren, maar dat is nu net waar het om gaat in deze discussiecyclus. “Het zoeken naar de waarheid is belangrijker dan de waarheid zelf”.
Politisering heeft duidelijk alles te maken met het bewustwordingsproces. Hoe wordt de klasse zich bewust van zijn revolutionaire aard, van zijn historische rol, als drager van de toekomstige maatschappij? Hoe ontwikkelt een strijd zich eigenlijk? De start is meestal toevallig en zuiver economisch en is ook meestal een gedeeltelijke aangelegenheid. Maar van zodra de actie grotere proporties aanneemt, worden de eisen breder. Daar waar nodig worden rechten opgeëist (recht van vergaderen en van meningsuiting, stakingsrecht, openstelling van de stakingskassen, enz.) , solidariteitsoproepen worden geformuleerd, men trekt van arbeidsplaats tot arbeidsplaats, er komt verzet tegen de repressie. Daar waar het spreken en onderlinge discussie wordt verboden, begint het handelen. De krachtsverhoudingen tonen zich. De economische factor en de versplintering worden gebundeld tot klasse actie en worden politiek, een algemene eisenbeweging voor rechten, die dan weer uitvloeit in een reeks van plaatselijke, gedeeltelijke, economische gevechten. Dit wekt het klasse gevoel op (klasse-identiteit) en het klassenbewustzijn.
“De vooruitgang van de beweging in haar geheel uit zich niet hierin dat het economische beginstadium wegvalt, veeleer echter in de snelheid waarmee de ontwikkelingsstadiums tot politieke manifestatie doorlopen worden en (…) tot waar zich de massastaking voortbeweegt.
De beweging in haar geheel echter ontwikkelt zich niet enkel van economische tot politieke strijd, maar ook omgekeerd. (…) Met de uitbreiding, loutering en potentialiteit van de politieke strijd treedt niet alleen de economische strijd niet op het achterplan, maar breidt zich uit, loutert en is er potentiëring in gelijke mate. Er bestaat tussen beide voortdurende wisselwerking.”(R.Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)
Dat is de les die toen al getrokken werd uit de massastakingen die einde 19e eeuw en begin 20e eeuw verliepen. De bewegingen sindsdien zijn fundamenteel niet anders, zoals die in 1968 in Frankrijk of in 1969 in Italië aantonen, of die van 1980 in Polen, of de bewegingen van de recentere periode in Tunis, Egypte, Spanje of de USA. (daar spraken we in de eerste discussie al over).
De fundamentele tegenstelling, als energiebron voor onze motor, is dat de arbeidersklasse de eerste klasse is in de geschiedenis die tegelijk uitgebuit is én drager van de nieuwe maatschappij. Door de groeiende tegenstellingen in de reële wereld waarin we leven, het tot stand komen van de voorwaarden voor een andere, hogere vorm van samenleving en daardoor een verheviging van de strijd wordt het bewustzijn aangescherpt.
“De productie van ideeën, voorstellingen, bewustzijn, is in eerste instantie direct vervlochten met de materiële activiteit en het materiële verkeer van de mens, de taal van het werkelijke leven. (…)Niet het bewustzijn bepaalt het leven, maar het leven bepaalt het bewustzijn. (…); uit deze hele santenkraam houden we alleen dit ene resultaat over, dat deze drie momenten: de productiekracht, de maatschappelijke toestand en het bewustzijn met elkaar in tegenspraak kunnen en moeten komen(...)Deze ‘vervreemding’(…) kan natuurlijk slechts onder twee praktische voorwaarden opgeheven worden. Wil zij een ‘ondraaglijke’ macht worden, d.w.z. een macht waartegen men een revolutie begint, is het nodig, dat zij de massa der mensheid tot volstrekte ‘bezitsloosheid’ gebracht heeft en haar tegelijkertijd in contradictie met een voorhanden wereld van rijkdom en cultuur heeft gebracht; beide voorwaarden vooronderstellen een grote stijging, een hoge ontwikkelingsgraad van de productiekracht.” (K.Marx, De Duitse Ideologie, 1845)
Hieruit blijkt dat de revolutionaire omwenteling niet zomaar een kwestie is van voluntarisme, iets dat men ‘wil’ en dat dus op ieder moment mogelijk zou zijn. Of dat het een zuivere kwestie is van agitatie en propaganda.
Als we nu terug concreet over de sluiting van de Ford, Opel, VW of Renault fabrieken in België spreken van de laatste jaren of over de steenkoolmijnen, de scheepsbouw, de staalindustrie of wat voor industrietak dan ook, zien we dat de arbeiders vechten voor het behoud van hun “job”, voor het behoud van hun “loon”, voor het behoud van hun “werk en levensvoorwaarden”, dat ze daar de nodige toegevingen in doen, indien ze geen alternatief zien. In deze economische strijd botsen ze op grenzen, die niet enkel te maken hebben met de winsthonger van één of andere individuele kapitalist, maar met de grenzen van een systeem, van het gehele kapitalisme. Deze botsing roept vragen op. Maar zij zien ook het groeiend contrast tussen wat er allemaal kan, waaraan er allemaal behoefte is en wat er uiteindelijk is en waar het terecht komt. Zij zien de scheiding tussen wat ze produceren (hun arbeid) en de bestemming ervan (winst realiseren). De vervreemding tussen de arbeid en het product ervan. Ze zien dat deze toestand de hele arbeidersklasse te beurt valt overal in de wereld. Deze kloof wordt steeds groter, deze verontwaardiging wordt steeds feller. Het verscheurt hen als “individuen” want het verplicht hen individueel keuzes te maken die niet de hunne zijn. De aparte leden van de klasse zitten gevangen tussen hun objectieve sociologische positie waar ze allen concurrenten zijn van elkaar en zich machteloos voelen, en de opkomst als collectieve, geassocieerde belangengemeenschap, als klasse voor zichzelf. Eerst in deze beweging als collectieve klasse, als autonome belangengemeenschap tegenover het kapitaal kan zij een bredere visie ontwikkelen, een politieke visie, een hoger bewustzijn en een grotere eenheid door de toename van het klasse-gevoel. Zo niet blijven zij steken, ieder op zich, in een vals bewustzijn, doorspekt met beelden en ideeën die hun oorsprong vinden in de dominante burgerlijke ideologie.
Daarom neemt haar strijd steeds twee gezichten aan: de economische verzetsstrijd om de effecten van de uitbuiting te bekampen en de politieke om de uitbuiting op te heffen.
De genetisch gemanipuleerde aardappel, de vervuilde natuur, de gedwongen migratie, de groeiende risico’s die er steeds meer worden genomen om de winstmarges te garanderen, terwijl de techniek en de wetenschap ons toelaten echt rekening te houden met de behoeften van allen, dat is wat wij, de bezitloze, zien, het echte leven rondom ons. De irrationaliteit van een systeem in verval, de bloedige slachtingen van het gevecht voor invloedssferen en afzetmarkten, dat alles is de materiele wereld die ons bewustzijn beïnvloed maar daarom nog niet ons klasse-gevoel aanwakkert, onze drang naar eenheid kan smeden. Of ons het voldoende vertrouwen geeft om een toekomstige samenleving op te bouwen, een universele mensengemeenschap zonder uitbuiting, in harmonie met de natuurlijke omgeving. Het kan een schat van ideeën voortbrengen, maar opdat dit zaad zou opschieten, moet de strijd en het bewustzijn op klasse-terrein plaatsvinden. [3]
“De maatschappelijke krachten werken net als de natuurkrachten: blindelings, gewelddadig, vernielend zolang wij ze niet begrijpen en er geen rekening mee houden. Maar hebben wij ze eenmaal leren kennen en hun werkzaamheid, hun richting, hun uitwerkingen begrepen, dan hangt het slechts van ons af, om ze steeds meer aan onze wil te onderwerpen en om door middel van die krachten ons doel te bereiken. En dit geldt zeer in het bijzonder voor de huidige, geweldige productiekrachten. Zolang wij hardnekkig weigeren hun aard en karakter te begrijpen — en daartegen verzetten zich de kapitalistische productiewijze en haar verdedigers — zolang oefenen deze krachten hun werking uit ondanks ons, tegen ons. (…) Maar eenmaal in hun aard en wezen begrepen, kunnen zij in handen van samenwerkende producenten van duivelse heersers tot gewillige dienaren gemaakt worden. Het is het onderscheid tussen het vernielende geweld van de elektriciteit in de bliksem van het onweer, en de beteugelde elektriciteit van telegraaf en booglamp. (…)Met zulk een behandeling van de huidige productiekrachten op grond van hun eindelijk begrepen natuur, treedt in de plaats van de maatschappelijke anarchie in de productie een maatschappelijk planmatige regeling van de productie naar de behoeften van de gemeenschap, en tevens van iedere enkeling.”
“Deze wereldbevrijdende daad te volbrengen, is de historische roeping van het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen, thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische uitdrukking der proletarische beweging, van het wetenschappelijk socialisme.” (Engels, 1876, anti-Dühring, II.Theoretische kwesties )
Deze laatste paragraaf laat duidelijk uitschijnen dat de bekwaamheid de wereld om te vormen een zekere graad van bewustzijn vereist.
De vraag die zich dus stelt is: Hoe ontwikkelt zich dan wel deze bewustwording en die eenheid door de toename van het klasse-gevoel?
Uit wat we voordien al zagen kan er geen sprake zijn van twee afzonderlijke processen: van de georganiseerde strijd als uitgebuite klasse (sociologisch) en van de georganiseerde strijd als drager van de toekomstige maatschappij (politiek). Er is geen tegenstelling tussen de economische strijd en de politisering ervan. Er is ook geen tegenstelling tussen de inzet voor eenmaking van de strijd als klasse en voor de overdenking van de opgedane ervaringen. Zij maken deel uit van dezelfde strijd als klasse. Dat de verscherping van de klassentegenstelling het proletariaat tot bewustzijn zal brengen, is een algemeen aanvaarde stelling in brede kringen. Maar de ontwikkeling van het bewustzijn en haar eenheid is niet zomaar een automatisch, mechanisch proces dat zich tegelijk en eenvormig in de hele arbeidersklasse en onder de bezitloze ontwikkeld. Het verloopt heterogeen, ongelijkmatig. In plaats en ruimte.
Het trekt de lessen uit voorbije strijd, bestudeerd de omstandigheden waarin strijd zich ontwikkeld (de crisis, de oorlogen, enz), hoe eenheid en solidariteit te versterken voor de volgende strijdperiode voor te bereiden, de leugens en campagnes van de uitbuiters te ontmaskeren om vijanden van medestanders te onderscheiden.
Het heeft een vorm (de georganiseerde politieke activiteit en het streven naar eenheidsorganisaties in de strijd) en een inhoud (theoriesering gebaseerd op het verleden, het heden en de toekomst van de strijd).
Laten we proberen enkele kenmerken op te lijsten voor het opwekken van het klassegevoel (klasse-identiteit) en het klassebewustzijn:
· -We zagen dus dat het geen zuiver intellectueel, theoretisch proces is, iets dat buiten de algemene strijd staat. Bewustwording en de realisatie van haar eenheid is in de eerste plaats een praktisch proces dat zich uit in de strijd. Het is een samenvloeien van theorie en praktijk, van overdenken en handelen. Beide zijn onverbrekelijk onderdeel van hetzelfde praktische geheel van strijd. Handelen zonder discussie en studie is blind. Kennis en discussie zonder handelen is steriel. Bewustzijn rijpt niet volledig buiten de strijd. Anders wordt de strijd een spiegel van een vooraf gerijpt bewustzijn. Als een soort kwalitatieve stap die iedere keer gezet wordt.
· Het is ook niet iets dat zich in de hoofden van ieder arbeider afzonderlijk afspeelt. De ontwikkeling verloopt niet ieder afzonderlijk, maar collectief (geen kwestie van wat iedere arbeider afzonderlijk denkt of doet, zoals in een stemhokje).
· We zagen dat het ook geen zuiver spontaan proces is, dat politisering van de strijd plots zou uitbarsten vanuit de blauwe lucht zonder dat er een of andere vorm van organisatie en continuïteit is in dit proces.
· Maar het is zeker ook geen proces dat “door een besluit” van een of andere centrale partijinstantie kan uitgelokt worden: alsof het een zuiver technische kwestie is. Een kwestie van vorm (zonder inhoud). Of dat moed en goede wil volstaan om bewust te handelen, het bewustzijn kan uitgelokt worden met directe actie, revolutionair in de meest directe (immediatistische) zin van “er met de hooivork op los gaan”.
Veel van de voorgaande stellingen zien de revolutionaire arbeidersbeweging alsof die door enkele opruiers en ophitsers wordt veroorzaakt, of door zuivere theoretische propaganda en studie.
· De klasse-identiteit of het klassenbewustzijn ontwikkelt zich ook niet omdat men fysiek eenzelfde arbeidsplaats of bedrijf deelt, maar in het objectief behoren en subjectief herkennen van de voorwaarden van ieder zijn bestaan in de gemeenschappelijke belangenstrijd van de ganse wereldklasse. Daarom zal haar bewustzijn groeien met haar streven naar eenheid en vice versa, en daarom zal ze iedere versnippering , iedere scheiding, iedere grens van welke aard ook (racisme, sexisme, lokalisme, regionalisme, nationalisme of eigen bedrijf of sectorialisme) moeten doorbreken. “de arbeidersklasse is niet zwak omdat ze innerlijk verdeeld is, maar ze is innerlijk verdeeld omdat ze zwak is” (A. Pannekoek, Partij en arbeidersklasse, 1936))[4]
· We zagen ook dat de ontwikkeling niet ogenblikkelijk maar historisch verloopt. (geen hier en nu, of nu of nooit). Er is iets als een collectief geheugen. De historische ervaringen worden getoetst en in een kader geplaatst om ze beter te begrijpen en er lessen uit te trekken. Het klassenbewustzijn en de georganiseerde uitdrukking ervan is dus geen zuivere afspiegeling van de sociologische samenstelling van de klasse als uitgebuite entiteit, maar van zijn bestaan als historisch wezen.[5]
· Het bewustwordingsproces verloopt ook via ondergrondse rijping ervan buiten de momenten van open directe strijd. Want de klasse ontbindt zich niet tussen de periodes van strijd, niet sociologisch, maar ook niet als politiek wezen. Dit ontkennen maakt dat men de ontwikkeling van het bewustzijn enkel van de objectieve omstandigheden doet afhangen als een soort mechanisch proces. Uiteraard is dit proces beperkt in de breedte, in de draagwijdte. Maar het kan in de diepte evolueren. (enkele voorbeelden zijn: het ontwikkelen van de analyses in “Het kapitaal” in ‘kalme’ periode in de 19e eeuw, de bijdrages van de kommunistische linkerzijden in de ‘zwarte’ periode tussen de 2 wereldoorlogen, de bijdrages van talrijke stromingen in de terugval periode van de strijd tussen 1989 en 2005, enz.).
We kunnen dus twee dimensies onderscheiden in het proces van het klassenbewustzijn in de ganse klasse: de draagwijdte en de diepgang.
Grosso modo kunnen we dit zeggen dat deze ondergrondse rijping:
- bij een brede laag, waar de diepgang beperkter is, doet het de tegenstelling toenemen tussen het historisch wezen, de reële behoeften van de klasse en de oppervlakkige aanhang door de arbeiders van de dominante burgerlijke ideeën. Dit kan lang sluimeren, of zich uiten in desillusies, en het zich losmaken van de voornaamste ideologische campagnethema’s van de bourgeoisie. (sexisme, racisme, migratie, religie, nationalisme, armoede is je eigen fout, kapitalisten verdienen meer omdat ze meer verantwoordelijkheid dragen,…). [6]
-bij een minder brede laag, waar de diepgang dus groter is, doet het een overdenking groeien over de lessen uit de voorbije strijdmomenten, met min of meer formele discussies aangaande de komende gevechten, met de opkomst van strijdbare kernen en discussiekringen. Een soort manifestatie van het collectief geheihgen van de klasse. (duidelijk terug te vinden in verschillende landen na de Indignadosbeweging, de Occupybeweging, of in Kroatië, Servië, Canada, Italië en Oostenrijk na de massale studentenbewegingen, of in Polen 1980, of de vele kringen en strijdcomités in de jaren 1970 en 1980)
-bij een minderheid van de klasse, waar de diepgang het grootste is, zien we een uitdrukkelijke verdediging van politieke standpunten en oriëntaties en een bewuste hergroepering met het oog van een georganiseerde activiteit in de strijd.
De kakofonie van interpretaties op dit vlak is groot, maar dat mag ons niet afschrikken. We zullen hier zeker niet ingaan op alle facetten maar ons beperken tot enkele kenmerken.
In dit proces gaan minderheden in de klasse zich dus groeperen omdat er ALTIJD, in de periodes van open strijd en tijdens de momenten van ondergrondse rijping, een proces van bewustzijnsontwikkeling is. Op dat moment verheffen ze zich echter van louter product van de strijd, tot een actieve factor in de strijd.
Welke rol:
· De klassenstrijd leiden en organiseren als een militaire generale staf of het bewustzijn van buitenaf implementeren en opleggen aan de klasse?
Deze visie die ook wel Substitutionisme wordt genoemd (-daaronder wordt begrepen: de praktijk van groepen die zich in de plaats van de arbeidersklasse willen stellen, haar leiden en de macht grijpen in haar naam-) is een erfenis uit de oude arbeidersbeweging van de 19e eeuw. Het is vooral de erfenis van de sociaal-democratische opvatting van de partij, als enige drager van het bewustzijn, die dan weer van buitenaf door “intellectuele bourgeois” moest binnengebracht worden.
Kautsky bijvoorbeeld stelt: “Het socialisme als leer wortelt weliswaar, evenals de klassenstrijd van het proletariaat, in de huidige economische verhoudingen, ontspruit evenals deze uit de strijd tegen de massale armoede en de massale ellende, die het kapitalisme voortbrengt, maar beide ontstaan naast elkaar, niet uit elkaar en onder verschillende voorwaarden. (…) Het socialistisch bewustzijn is dus iets, dat in de klassenstrijd is binnen gedragen, niet iets, dat oorspronkelijk daaruit is ontstaan” (geciteerd in Wat te doen van Lenin).
Velen tot in de kommunistische linkerzijde namen gedeeltelijk of volledig deze visie over (zoals vooral Lenin). Zeker tot 1905 zagen we weinig kritiek en invraagstelling hiervan. En deze vergissing heeft zwaar gewogen op de voorbije strijdbewegingen van die periode.
Maar sinds 1905 nam de revolutionaire ervaring van de klasse toe en werd het bewustzijn op dit vlak verdiept zoals R. Luxemburg aantoont:
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, die zich zowel in politieke als in economische stormachtige massakampen en massastakingen ontlaadt, zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.” (R.Luxemburg, idem)
Het is trouwens vooral na 1920, met de tragische isolatie van de revolutie en de ontbinding van de raden dat de theorie van de “dictatuur van de partij” echt vorm krijgt en tot partijfetishisme wordt verheven.
Het zijn de kommunistische linkerzijdes, waaronder A. Pannekoek, die hier sinds de jaren 1920 een belangrijke bijdrage hebben geleverd om deze visies fundamenteel te bekritiseren. De Kautskaanse opvatting werd radikaal opzij geschoven en het doorslaggevend belang van de “zelf-organisatie” van de arbeidersklasse werd aangetoond.[7]
Niet het hoofd breken over de tactiek, strategie, het technische probleem, als generale staf, maar de richting aangeven, oriënteren, achtergrond geven, kader schetsen, het klassekarakter onderlijnen en aanduiden. Als georganiseerde minderheid optreden binnen de klasse en niet boven de klasse. Niet de leiding nemen over de klasse, maar bijdragen opdat deze in handen van de klasse zelf blijft.
· De apart georganiseerde politieke formaties bestrijden of enkel deelnemen als individuele (sociologische) leden van de klasse aan de strijd?
Al vanaf 1924 zien we dan de keerzijde van dezelfde medaille, en dreigt men het kind met het badwater weg te gooien. Er ontstaat binnen de kommunistische linkerzijde een tendens om alle politieke organisaties te bestrijden en als burgerlijk te bestempelen. (vb Rühle). Deze stelling noemt men ook wel radenisme. Iedere georganiseerde politieke stroming, los van de eenheidsorganisatie van de klasse moest bestreden worden. Daarom werden er een soort ‘eenheidsorganisaties’ met tegelijk politieke inslag opgericht (AAUD-E). De vorm op zich wordt aangevallen, niet de realiteit van het politiseringsproces of de bewustwording. Men denkt de arbeiders op die manier te beschermen tegen manipulatie, zelf-geproclameerde chefs, ideeën die van buitenaf zouden opgelegd worden. De realiteit heeft aangetoond dat het net andersom werkte.
In ons voorgaande stukken van deze uiteenzetting hebben we uitvoerig aangetoond dat het de strijd als uitgebuite klasse met haar specifieke organisaties gericht op haar eenheid (als sociologisch gedefinieerde) klasse, niet mag gelijk gesteld worden met de minderheid die uitdrukking is van haar politiek bewustwordingsproces. De beslissingsbevoegdheid is fundamenteel anders, de grond van hun samenstelling uiteraard ook.
· In de korte voorstelling van de standpunten van onze organisatie schrijven we in verband met de rol van de organisatie en haar activiteit het volgende:
* De revolutionaire politieke organisatie is de voorhoede van het proletariaat, een actieve factor in het proces van veralgemening van het klassebewustzijn in het proletariaat. Haar rol bestaat er niet in 'de arbeidersklasse te organiseren' of in haar naam 'de macht re grijpen', maar wel actief bij te dragen tot de eénmaking van de strijd, tot het in eigen har1den nemen van de strijd door de arbeiders, en een revolutionaire politieke oriëntatie uit te stippelen voor de strijd van het proletariaat.
ONZE AKTIVITEIT
· De theoretische en politieke verheldering van het doel en de middelen van de strijd van het proletariaat, van de historische en onmiddellijke voorwaar den ervan.
· De georganiseerde, verenigde en gecentraliseerde tussenkomst op internationaal vlak, om bij te dragen tot het proces dat leidt naar de revolutionaire akte van de arbeidersklasse.
· De hergroepering van de revolutionairen in het vooruitzicht van de vorming van een echte kommunistische wereldpartij, die onmisbaar is voor proletariaat om tot omverwerping van de kapitalistische heerschappij komen en voor zijn ontwikkeling naar een kommunistische samenleving.
Lac / 07.03.2013
[1] Niet alleen hun technisch inzicht of fysiek, intellectuele arbeid, maar vooral hun sociaal, geassocieerd karakter maakt hen tot revolutionaire klasse. “De associatie van arbeiders is een revolutionaire daad, die tegelijk de werkelijkheid en de arbeiders zelf verandert. Het creëert de andergerichtheid en wederzijdsheid waardoor het Gemeinwesen wordt geaffirmeerd” ( Marx, K., Economisch-filosofische manuscripten, 1844). Het gaat om een nieuwe mens die zijn medemens nodig heeft, waarvoor sociabiliteit een doel op zich wordt.
[2] Vooral R. Luxemburg in 1906 komt uitvoerig terug op de eenheid van de economische en politieke strijd: “In een woord: de economische strijd leidt van het ene politieke knooppunt tot het andere, de politieke strijd is de periodieke bevruchting van de bodem voor de economische strijd. Oorzaak en werking verwisselen hier ieder ogenblik van plaats, en zo vormen de economische en de politieke factoren in de massastakingsperiode, ver van zich scherp te scheiden of wederkerig uit te sluiten, zoals het schema het wil, veel meer slechts twee vervlochten zijden van de proletarische klassenstrijd in Rusland. En hun eenheid is juist de massastaking. “ en “Inderdaad. De scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode. Aan de ene kant wordt hier bij de rustige normale gang van de burgerlijke maatschappij de economische strijd versnipperd, in een veelvuldigheid van afzonderlijke geschillen in elke onderneming, in elke productietak, opgelost. Aan de andere kant wordt de politieke strijd niet door de massa zelf door middel van een direct optreden gevoerd, maar wel in overeenstemming met de vormen van de burgerlijke staat, langs representatieve weg. Door drukking op de wetgevende vertegenwoordiging. (…) De klassenstrijd van de arbeidersklasse is één, al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd. Hij is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf.(…)” (R Luxemburg, Massastaking, partij en vakbonden, 1906)
[3] Daarom is deelstrijd een glibberig pad, omdat het meestal enkel het probleem met de vinger wijst, en zelden de oorzaak, laat staan de oplossing aantoont. (Hier kunnen we ook verwijzen naar de discussies tijdens de eerste discussieavond over de beweging van de Indignados en Occupy).
[4] “Om echter, als massa, een directe politieke actie aan te binden, moet zich het proletariaat eerst weer tot een massa scharen, en te dien einde moet het voor alles uit fabrieken en werkplaatsen, uit schachten en mijnen naar buiten, moet het de verpulvering, de verbrokkeling in de afzonderlijke werkplaatsen overwinnen, waartoe het onder het dagelijkse juk van het kapitalisme veroordeeld is.”(R.Luxemburg, De massastaking, idem)
[5] In de Heilige Familie voegt Marx er aan toe: “It is not a question of what this or that proletarian, or even the whole proletariat, at the moment regards as its aim. It is a question of what the proletariat is, and what in accordance with this being, it will historically be compelled to do”
[6] Een beetje zoals Antonio Gramsci (1891-1937) sprak over het ‘dubbel bewustzijn’ van iedere arbeider, een mengelmoes van ‘common sense’ (gezond verstand) ideeën overgenomen van de dominante bourgeosie en ‘good sense’ (goed verstand) ideeën die de reële ervaringen en belangen van arbeiders uitdrukken.
[7] De organisatie die Marx op het oog heeft is expliciet antisubstitutionistisch: “de emancipatie van de arbeidersklasse zal het werk zijn van de arbeidersklasse zelf”. Hij keert zich tegen het idee van een revolutie gedragen door een minderheid: “The point of view of the minority is dogmatic instead of critical, idealistic instead of materialistic. They regard not the real conditions but a mere effort of will as the driving force of the revolution. Whereas we say to the workers: ‘You will have to go through 15, 20, 50 years of civil wars and national struggles not only to bring about a change in society but also to change yourselves, and prepare yourselves for the exercise of political power’, you say on the contrary: ‘Either we seize power at once, or else we might as well just take to our beds’.” (Marx, K., Revelations concerning the communist trial in Cologne).
Wat bepaalt de kracht van een sociale beweging? Hoe wordt eenheid en solidariteit opgebouwd? Waarom is klassestrijd nog steeds de sleutel tot de toekomst? Sinds het ontstaan van dit kapitalistisch systeem is deze vraag “welke strijd loont?” en vooral ook “wat zijn dan de organisatievormen van deze strijd?” een centraal en essentieel thema dat voortdurend de gemoederen verhitte. Wat is de rol van economische strijd voor onmiddellijke eisen en van politieke strijd voor een bepaald maatschappijmodel en wat is hun onderlinge relatie? Wat is de rol van een theoretische onderbouw in de strijd? Hoe moeten we de band tussen strijd en ontwikkeling van bewustzijn begrijpen? Welke verschillen en gelijkenissen zijn er tussen de strijdorganen (eenheidsorganisaties) van vroeger en nu? Welke rol kunnen politieke organisaties spelen? Zijn ze noodzakelijk? Het jaar 2011 werd gekenmerkt door een ganse reeks van manifestaties tegen de uitwassen van het kapitalistisch systeem (Arabische lente, Indignados, Occupy Wall Street, ..). In veel landen namen ze de vorm aan van sociale revoltes, waar allerlei lagen van de maatschappij in betrokken waren. Was dit nu een sterkte of een bron van verdeling? In veel gevallen namen zelfs de nationalistische, religieuze en democratische illusies de overhand in de bewegingen, wat handig gekanaliseerd werd naar een gewelddadige strijd tussen fracties van het kapitaal. Wat is het verband tussen deze illusies, ideologie en bewustzijn in de strijd?
Wat ook opviel was dat hoe sterker de beweging zich voordeed als een strijd van uitgebuitenen tegen de kapitalistische uitbuitingsmaatschappij, hoe meer perspectief zij bood, hoe meer solidariteit en eenheid zij opriep: klasse tegen klasse. Dit vloekt met de beweringen van sociologen, journalisten, politici en zondagse filosofen die verkondigen dat de sociale klassen zouden verdwenen zijn. De bourgeoisie droomt immers van een maatschappij waarin iedereen zich enkel ziet als gewone ‘burger’, met uiteenlopende belangen, die zich enkel heel even kunnen verenigen, passief en geïsoleerd van elkaar, vooral bij de stembusgang, rond onmiddellijke eisen ter hervorming van het systeem. Dat brengt ons bij de hamvraag: Wat bepaalt immers de kracht van een sociale beweging? Hoe wordt eenheid en solidariteit opgebouwd? Waarom is klassestrijd nog steeds de sleutel tot de toekomst?
Sinds het ontstaan van dit kapitalistisch systeem is deze vraag “welke strijd loont?” en vooral ook “wat zijn dan de organisatievormen van deze strijd?” een centraal en essentieel thema dat voortdurend de gemoederen verhitte. Wat is de rol van economische strijd voor onmiddellijke eisen en van politieke strijd voor een bepaald maatschappijmodel en wat is hun onderlinge relatie? Wat is de rol van een theoretische onderbouw in de strijd? Hoe moeten we de band tussen strijd en ontwikkeling van bewustzijn begrijpen? Welke verschillen en gelijkenissen zijn er tussen de strijdorganen (eenheidsorganisaties) van vroeger en nu? Welke rol kunnen politieke organisaties spelen? Zijn ze noodzakelijk?
“De economische verhoudingen hebben eerst de massa van de bevolking in arbeiders veranderd. De heerschappij van het kapitaal heeft voor deze massa een gemeenschappelijke situatie en gemeenschappelijke belangen geschapen. Deze massa is daarmee al een klasse tegenover het kapitaal, maar nog niet voor zich zelf. (…). De strijd van klasse tegen klasse is echter een politieke strijd.(…) Laat men niet zeggen dat de maatschappelijke beweging de politieke uitsluit. Er is geen politieke beweging die niet tegelijk ook een maatschappelijke is. Alleen bij een stand van zaken, waar geen klassen en geen klassentegenstellingen bestaan, zullen maatschappelijke evoluties ophouden politieke revoluties te zijn. “ (Karl Marx, De armoede van de filosofie)
Deze vragen en nog meer komen aan bod op een nieuwe discussiecyclus gespreid over twee avonden: op vrijdagavond 22 februari en 8 maart2013 van 19.30 tot 22.30
Plaats: Nog te bepalen maar zeker in het centrum van Antwerpen (België).
Contacteer ons!
In het verloop van 2014 zullen we een serie teksten uitbrengen over de 'Grote Oorlog' om in te gaan tegen de propaganda van de heersende klasse. Volg de serie via deze speciale rubriek.
In het artikel over “Oorlog, pogroms en vernietiging van klassebewustzijn”, dat gepubliceerd is in Internationalisme nr. 361 & Wereldrevolutie nr. 136 is een hinderlijke fout geslopen. Er staat in het artikel:
Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), het lijdt geen twijfel dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap is voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
De juiste versie moet echter zijn:
Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), er is geen sprake van dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap betekent voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
Van het Noord- tot het Zuid-Station, waren de straten gevuld met rode, groene en blauwe kleuren. Een bonte verzameling van zowat 120.000 mensen afkomstig uit alle regio’s, over de taalgrens heen, die opstapten achter het gemeenschappelijk vakbondsfront. Die donderdag 6 november leek het wel alsof het centrum van het kapitalistische Europa, Brussel, veranderd was in een stad van de “socialistische” werkers.
Een vakbondsdelegatie van het ACV, AVLVB en ABVV eiste een onderhoud met de regeringstop in de Wetstraat. Want daar willen ze met de ministers in debat gaan over “alle a-sociale maatregelen, die de gezinnen en werknemers pijn doen”. In plaats van “de indexsprong door de strot te duwen” hebben ze het voornemen Michel te laten zien “waar het geld zit” en hem te zeggen: “ga het daar maar halen!” (Toespraak van ABVV vakbondsleider de Leeuw aan het einde van de betoging)
Op het eerste zicht stoere taal en spierballengerol door de vakbonden op deze eerste van een reeks aangekondigde acties. Hierna plannen ze nog drie regionale maandagstakingen en tenslotte een nationale 24 urenstaking op maandag 15 december, nog netjes voor het kerstbestand.
De acties van de vakbonden willen een ‘geschikte’ vorm geven aan het diepe ongenoegen en de verontwaardiging over de drastische besparingen van de nieuwe federale regering Michel, maar ook tegen die van de regionale regeringen. Zoals onder meer: De indexsprong van 2% op de lonen en uitkeringen; De verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar en van de leeftijd van het brugpensioen; De beknotting op uitkeringen voor werklozen en gepensioneerden; De verlaging van de toelagen voor de gezondheidszorg, duurdere kinderopvang en forse beknotting op de cultuurtoelagen; De verhoging van het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs; De afbouw van het tijdskrediet, de woonbonus, de reducties voor openbaar vervoer, elektriciteit en gaslevering, en van allerlei fiscale aftrekposten; Het ondergraven van het arbeidsstatuut van de havenarbeiders.
Het kapitalisme is in crisis en er is een internationale handelsoorlog gaande. Als België niet verpletterd wil worden door deze moordende internationale concurrentie en eindigen als een industrieel woestijn, dan moet ze maatregelen nemen om de concurrentiekracht van de nationale economie op peil te houden. Overheidsbesparingen zijn in deze logica onvermijdelijk om bijvoorbeeld de loonkosten omlaag te brengen. Het kapitalistisch productiesysteem overleeft op basis van de uitbuiting van de arbeidskracht. Het zuigt de werkenden uit totdat ze geen energie en puf meer over hebben om ze vervolgens als oud vuil af te danken. Het “beloont” ze precies met wat ze nodig hebben om dit zo lang mogelijk vol te kunnen houden en geen cent meer.
Volgens de Europese Commissie hebben: “De zwakke economische groei in de eurozone en de staatschuldencrisis ernstige gevolgen gehad voor de groei en de werkgelegenheid in de open Belgische economie. (…) Ze wordt met name geconfronteerd met een verlies aan exportmarktaandeel, een ontwikkeling die onder meer met de loonkosten en het hoge niveau van de overheidsschuld van het land in verband kan worden gebracht.” Daarom moet België volgens Europa “structurele maatregelen nemen die de groei bevorderen, en de aanpassingen spreiden over de verschillende overheidsniveaus.”
De bourgeoisie weet wel raad met deze situatie, ook als het reacties betreft, die door de aanvallen eventueel vanuit de arbeidersklasse of andere delen van de bevolking zullen oprijzen
De vakbonden wekten de indruk dat er in Brussel en de volgende stakingsacties spijkers met koppen geslagen zouden worden. De arbeiders zouden zich niet langer laten pluimen. Volgens de vakbonden is het “nu genoeg geweest” en wordt het tijd dat de arbeiders nu laten zien dat het hen menens is.
Maar de demonstratie bleek niet anders dan een groots opgezette manoeuvre om diezelfde arbeiders in de valstrik te lokken.
In de weken voorafgaande aan de grote betoging hebben ze hun mond vol van “De regering van de patroons”; “De meest rechtse regering ooit”. De gezamenlijke vakbonden zouden “de oorlog hebben verklaard” omdat de “Monacoregering” hen het recht zou hebben ontzegd om mee te beslissen over de komende regeringsplannen. Maar hoe vaak ze het ook heeft aangekondigd, in werkelijkheid is het nooit tot een oorlog gekomen tegen de regering. Maar dit keer is het wel tot “een kleine oorlog” gekomen met een kleine groep geprovoceerde arbeiders, in woede ontstoken, toen deze aan het einde besefte dat de betoging als een kaars zou uitgaan.
Op weg naar de betoging kregen verschillende groepen vakbondsleden ruim de gelegenheid allerlei – al of niet gratis verstrekte - versnaperingen te nuttigen, waaronder alcoholische dranken. In het kader van dezelfde manoeuvre werden de demonstraten tijdens de wandeling van het Noord- naar het Zuid-Station ondergedompeld in golven van keiharde muziek en gierende luidsprekers en kregen dus geen moment de gelegenheid om met elkaar in discussies te treden over wat te doen na deze betoging. En dit gebeurde niet toevallig.
De vakbonden hebben zich in hun “oorlogscampagne” vooral gericht op de dokwerkers van Antwerpen. Dat de dokwerkers (en metaalarbeiders) zich zouden laten verleiden tot het gebruik van geweld was natuurlijk niet zeker. Maar gezamenlijke krachten van het kapitaal hebben wel alle voorwaarden geschapen om dit tot een zeer grote waarschijnlijkheid te maken.
En vervolgens schromen diezelfde vakbonden natuurlijk niet om als verklikkers op te treden en een aantal van de in de val gelokte arbeiders aan het parket uit te leveren. "Uiteraard willen we getuigen. Dit was geen klein incident zoals we vroeger wel eens meemaakten. Dit kunnen we echt niet tolereren", aldus hun nationaal secretaris voor havens, Marc Soens van de ACV. Ook is men bereid om foto's van de relschoppers te bekijken. "We kennen onze havenarbeiders perfect, we zouden hun gezichten meteen kunnen herkennen." (Idem)
Als we de klasse-oorlog verklaren aan het kapitalisme dan is het aanwakkeren van de woede en de haat binnen de klasse een zeer gewaagde onderneming. De groepen en elementen die dat propageren en doen, die dus het geweld verheerlijken, vormen groot gevaar voor de strijd van de arbeidersklasse. Zo stonden enkele tientallen vakbondshaters, anti-kapitalisten, supernationalisten, tezamen met geprovoceerde boze werkers, zij aan zij, in één en eenzelfde gevecht tegenover de politie.
Het massale karakter van de demonstratie van 6 november in Brussel was niet de uitdrukking van de strijdbaarheid, van de welke deel van de arbeidersklasse dan ook. De 120.00 demonstranten liepen niet met elkaar, maar slechts naast elkaar. Dat een deel van hen, uit louter onmacht, hun woede de vrije loop liet aan het einde van de betoging is niet onbegrijpelijk. Maar tot tevredenheid stemt het ons allerminst, integendeel. Dit in tegenstelling tot de stelling van een Nederlandse anarchistische goeroe op een internetforum: “De demonstratie liet de woede zien (… ) plus de bereidheid (….) van de vakbonden om die woede ruim baan te geven”. (Ravotr)
Nog voordat de volgende stappen in de reeks van vakbondsacties van start gaan is al duidelijk hoe verziekt de sfeer is bij de arbeiders. In reactie op het feit dat ze worden gebruikt als het pispaaltje van de vakbondsprovocaties en beschouwd als de zondebok, verklaarden op 13 november al dat ze klaar zijn voor de confrontatie: "op 24 november ga je pas echt wat zien".. Daarbij valt zelfs het woord 'Zwartberg', waar in 1966 bij het protest tegen de sluiting van de mijnen twee doden vielen. "Dan wordt er misschien eindelijk naar ons geluisterd." (De Morgen, 10-11-2014)
Het belangrijkste wat de bourgeoisie met het manoeuvre van 6 november, en de verschillende beurtstakingen daarna, wil bereiken is aan alles en iedereen goed duidelijk maken (inpeperen) dat
klassestrijd niet meer bestaat: “Je moet wel stilaan beseffen dat de klassenstrijd gestreden is.” (Open brief Jean-Marie Dedecker aan Rudy de Leeuw)
arbeidersstrijd is anti-democratisch, om ze geen respect toont voor de wil van de meerderheid van de bevolking, die deze regering gekozen heeft
arbeidersstrijd alleen maar leidt tot geweld waarmee ze, als de minderheid, haar wil opleggen aan de meerderheid van de bevolking
Eenstemmig kunnen we lezen in de media dat dit een van de grootste betogingen is in dertig jaar, in het verlengde van die van 1986 tegen de besparingsronde van de toenmalige regering. Maar is deze betoging wel vergelijkbaar met die van 31 mei 1986?
Kenmerkend voor de beweging van 1986 was dat ze plaatsvond in de context van een internationale strijdgolf. Vlak daarvoor waren er in “Noorwegen 120.00 arbeiders in staking gegaan en stelden in Finland een kwart miljoen arbeiders zich gezamenlijk op tegen de staat.” (Internationalisme nr. 111) Nadat de strijd in België op haar einde kwam, volgden er nog allerlei andere stakingsbewegingen in de verschillende andere landen van West-Europa.
De strijdbeweging in België van 1986, die een ware uitdrukking was van de potentiële kracht van de arbeidersklasse, begon met “spontaan opgezette stakingen, die het vuur aan het lont staken. Het waren algemene vergaderingen en actiecomités in de staking die de dynamiek tot uitbreiding en eenmaking van de gevechten hebben bepleit. Het waren de arbeiders zelf die de mars op Brussel lanceerden als poging tot eenmaking van hun strijd.” (Internationalisme nr. 117)
Wat wel vergelijkbaar is tussen de situatie nu en toen is dat de vakbonden toen ook al tot taak hadden om te fungeren als de speerpunt van de kapitalistische staat, genesteld in de schoot van de arbeidersklasse.
Want het waren niet de vakbonden of ultralinks, maar “de arbeiders zelf die delegaties stuurden naar andere bedrijven (mijnwerkers, spoorarbeiders, MIVB??? ….) We zagen ook serieuze pogingen om de vakbonden de controle over de strijd te betwisten, om die controle in handen van de stakers te houden, zoals bijvoorbeeld met de coördinatie van de stakende leraren “Malibran” te Brussel.” (Internationalisme nr. 117)
“De strijdwil kreeg de vorm van de straat als een geschikte plaats om tot een eenheid in strijd te komen, werkenden en werklozen samen. Naast de betoging van 31 mei in Brussel waren er twee maanden lang talloze massale bijeenkomsten en betogingen in de grote industriesectoren, ondanks onophoudelijke pogingen van de vakbonden om de arbeiders geïsoleerd te houden.” (Internationalisme nr. 111)
De vakbonden waren niet van zins om zich niet zomaar buitenspel te laten zetten. Zo stelden ze alles in het werk om de dynamiek in de beweging te stokken, af te leiden en op een dood spoor brengen. Met behulp van de meer “radicale” vakbondsbasis lukte ze dat uiteindelijk. “Door de perspectieven, die uit de strijd naar voren komen (uitbreiding naar andere sectoren, zelforganisatie, mars naar Brussel, enzovoort) over te nemen, kon [deze laatste] ze van elke proletarische inhoud ontdoen.” (Internationalisme nr. 111)
In feite vormde de grote betoging van 31 mei 1986 voor de vakbonden de beste gelegenheid om op de rijdende trein te springen om er vervolgens de besturing, die ze zo half en half verloren waren, opnieuw van over te nemen. De vakbonden slaagden in hun manoeuvre omdat de arbeidersklasse, aan het einde van de massale betoging, niet zo goed wist hoe verder te gaan. De enige optie die haar nog overbleef was een politieke, een aanval op de staat, maar dat kwam niet in haar op.
In vergelijking tot de massale betoging in 1986 was de strijdbaarheid in de laatste betoging, in Brussel, totaal afwezig. Het gros van de demonstranten liep gedwee mee in de pas en de leuzen die ze meevoerden stelden vaak meer een vraag of een verzoek, dan een eis. “Waarom langer werken? Drie werknemers op de vier (toch al) ziek voor hun 65e jaar!” ;“Eendracht maakt zacht”;”Onderwijs, een recht?” en nog meer van dit soort spandoekteksten. Sommige officiële leuzen riepen zelfs op de “gemeenschap” op te laten draaien voor de politiek van de ondernemers:“Geen afdankingen, zeker niet met overheidsgeld”.
Op dit moment worden de werkers geconfronteerd met een systeem dat zich kenmerkt door steeds meer verpaupering, steeds meer vernietiging van de natuur, steeds meer oorlogen, steeds meer onverschilligheid en een steeds meer ongenadige uitbuiging van de werkers. Hoe is het mogelijk dat de arbeidersklasse in de huidige periode haar ontevredenheid zo weinig maal en op zo’n geringe schaal omzetten in een daadwerkelijke confrontatie met de vertegenwoordigers van een systeem dat niets meer te bieden heeft en steeds opnieuw haar onmenselijke karakter laat zien?
Dat komt hoofdzakelijk omdat de omstandigheden in de periode rond de val van de muur (die nu zo uitgebreid feestelijk herdacht wordt in de media) nogal radicaal zijn veranderd voor de arbeidersklasse. Er waren al moeilijkheden op het vlak van de strijdbaarheid, zoals dat in België na de massale betoging van 1986 ook al enigszins te zien was. De arbeidersklasse stootte op een muur van vakbondsmanoeuvres (zoals de versterking van het corporatisme) en was niet in staat om de strijd een kwalitatieve stap vooruit te zetten door het historische karakter, de politieke en culture dimensie, ervan in haar strijd op te nemen.
Langzamerhand ontstond er een soort van patstelling in de strijd tussen de arbeidersklasse aan de ene kant en de kapitalistische klasse met haar burgerlijke staat aan de andere kant. Beiden slaagden er niet in hun historisch perspectief door te zetten. Het gevolg was dat de maatschappij, door een verlies van interne samenhang, steeds meer begon te ontbinden. Het “ieder voor zich” werd steeds meer de meest karakteristieke eigenschap voor het kapitalisme in verval.
De val van de muur en de daaropvolgende ineenstorting van de diverse regimes in het oosten van Europa, deden er nog eens een flinke schep bovenop. Hele staten begonnen uiteen te vallen en de chaos begon steeds meer de overhand te nemen op het wereldtoneel. Alleen de meest dictatoriale en de grote democratische kapitalistische staten in het Westen wisten zich nog enige vorm van stabiliteit te verzekeren. De alledaagse praktijk scheen duidelijk te maken dat er werkelijk geen alternatief mogelijk was voor het democratische kapitalisme.
Vanaf dat moment ontstaat er ook een campagne om zo radicaal mogelijk democratisch te zijn. De democratie slaat de trom en doet, alomtegenwoordig, zijn invloed gelden. Democratie staat vanaf dat moment gelijk met de absolute vrijheid voor ieder individu en voor autonomie voor alle onderdrukte minderheden. Kommunisme, het historische perspectief van de arbeidersklasse, wordt vanaf dan gelijkgesteld met anti-democratie en geplaatst in de hoek van geheim gekonkel, achterbakse praktijken, van sektarisch gedoe en duistere krachten.
De ineenstorting van de stalinistische regimes in het bijzonder “leidde tot een belangrijke terugval van het proletariaat, zowel op het niveau van zijn bewustzijn als zijn militantisme. Deze terugval was diep en het duurde meer dan 10 jaar” (Internationale Revue nr. 130, 2007), alvorens de arbeiders opnieuw begonnen om het verzet weer enigszins vorm te geven.
Nochtans, in de loop van de tijd, vormden de diverse verschijnselen van de ontbinding, zowel op het materiaal als op ideologisch niveau, een belangrijke hinderpaal voor de ontwikkeling van de strijd van de arbeidende klasse:
op het economische en sociale vlak, neigden de materiële processen van decompositie om het identiteitsgevoel van het proletariaat te ondermijnen - de traditionele industriële concentraties van de arbeidersklasse zijn steeds in stukken gebroken; het sociale leven is steeds meer geatomiseerd; de werkloosheid op lange termijn, vooral onder de jeugd, versterkt deze atomisering en vergroot steeds meer de band met tradities van collectieve strijd;
de onophoudelijk ideologische campagnes van het de heersende klasse, het verkopen het nihilisme, het individualisme, het racisme, het occultisme en het godsdienstige fundamentalisme, die helpen om de werkelijkheid van de maatschappij te verduisteren, waarvan de fundamentele verdeling die tussen de klassen blijft;
De gevolgen van deze ontbinding leidden heel regelmatig tot wanorde en zelfs demoralisatie, en tekende een hele generatie van arbeiders.
De leef- en werkomstandigheden zijn de afgelopen jaren al dramatisch verslechterd ondanks de grote mond van de vakbonden, zoals in 2013 en de jaren daarvoor. Volgens de vakbonden is “Nu is het erop of eronder: de waarheid moet boven tafel komen”. Maar welke waarheid willen de vakbonden boven tafel krijgen: de kapitalistische of de menselijke? De vakbonden hebben, sinds het begin van de eerste wereldoorlog, dus al meer dan honderd jaar, meegespeeld in het huichelachtige spel van het bestaande systeem en zeker niet voor de waarheid van een wereld zonder concurrentie, zonder klassen, zonder uitbuiting, zonder onderdrukking.
Nee, ook deze keer gaat het hen niet om de waarheid. Met de betoging in Brussel hebben de vakbonden een offensief gestart, die erin bestaat om via een reeks van versnipperde stakingen, monddode demonstraties, en andere specifieke acties (zoals de aparte demonstraties van welzijnswerkers, studenten en de staking van de treinbestuurders op 11 december), de arbeidersklasse mee te slepen naar de afgrond van de uitzichtloosheid. Hun enige doel is nog dieper het besef te doen postvatten, onder de actieve en werkloze arbeiders en bedienden, de studenten, jongeren en gepensioneerden, dat strijd nergens toe leidt, dat de soberheidsmaatregelen onvermijdelijk zijn en dus niet anders dan geslikt kunnen worden. Het aanvaarden van de onmenselijke, in ontbinding verkerende, kapitalistische logica
De massale besparingen, die over ons heen gestort worden, hebben we dus niet alleen te wijten aan de regering, de ondernemers, gesteund door uitgebreide campagnes in de media, maar net zozeer aan de vakbonden, de eigenlijke wolf in schaapskleren. Want, zoals alle linkskommunisten weten, vormen de vakbonden al sinds de publicatie van dit programma in 1920 “naast de burgerlijke fundamenten, één van de belangrijkste steunpilaren van de kapitalistische klassenstaat.” (Programma van de "Kommunistische Arbeiter-Partei Deutschlands" [KAPD] van mei 1920)
Al 100 jaar lang staan de vakbonden niet meer aan de kant van de arbeidersklasse. Al een eeuw lang vormen de vakbonden geen strijdorganisatie meer van de arbeiders. Als de vakbonden momenteel hoog van de toren blazen, dan is dat niet om de belangen van de arbeiders, maar om die van de staat, van het kapitaal en die van de nationale economie te verdedigen. Om het verzet lam te leggen nog voor het echt de kans krijgt te rijpen, en een vorm aan te nemen die echt het gevecht aangaat met de oorzaken van al die ellende.
Zyart/ 25.11.2014
Toen Russische troepen belangrijke gebouwen in de Krim bezetten, sprak John Kerry, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken deze gewichtige woorden van veroordeling:
“Je kan in de 21e eeuw niet handelen zoals in de 19e eeuw en een ander land binnenvallen onder compleet verzonnen voorwendsels.”
Poetin leende ondertussen een woord uit de collectie van Tony Blair en benadrukte dat de semi-invasie van de Oekraïne een 'humanitaire interventie' is en dat de troepen, die het parlement van de Krim bezetten, gewoon plaatselijke 'zelfverdedigingseenheden'' waren die hun Russische uniformen in een tweedehandswinkel gekocht hadden.
Het is niet moeilijk om de holle frase en schijnheiligheid te doorzien van deze woordvoerders van het kapitaal. Kerry’s verklaring werd beantwoord met een storm van on-line protesten van ultralinks, die erop wees dat het verzinnen van voorwendsels en het binnenvallen in andere landen juist een uitdrukking was van de politiek van de VS van de laatste twintig jaar en langer, met de invasie van Irak in 2003 onder het voorwendsel van de zoektocht naar massavernietigingswapens als hoogtepunt van het “Amerikaanse 19e-eeuws gedrag”. Poetins aanspraak op humanitaire motieven werd overal ter wereld op hoongelach onthaald, niet in het minst in Grozny, dat in de jaren 1990 tot puin gereduceerd werd toen het Russische leger meedogenloos de Tsjetsjeense stappen onderdrukten om los te breken uit de Russische Federatie.
19e-eeuws gedrag is een codewoord voor imperialisme. In die periode van de geschiedenis van het kapitalisme bouwden de ontwikkelde mogendheden enorme rijken op door de invasie van grote delen van de omringende pre-kapitalistische wereld in hun zoektocht naar markten, grondstoffen en goedkope arbeidskrachten. De meeste van die gebieden werden als kolonies geregeerd door de veroverende mogendheden, en de wanhopige drang om de laatste van die landstreken te veroveren, vast te houden en op te delen was de belangrijkste drijfveer voor de Eerste Wereldoorlog.
Rosa Luxemburg, die naar onze mening van alle marxisten het helderste inzicht had in de oorzaken en de aard van het imperialisme, verduidelijkte de betekenis van de overgang van het '19e-eeuwse imperialisme' naar het imperialisme van de 20e eeuw:
“Bij de hoge ontwikkeling en de steeds heviger concurrentie van de kapitalistische landen voor het verkrijgen van niet-kapitalistische gebieden neemt het imperialisme in geweld en wetteloosheid toe, zowel in het agressieve optreden tegen de niet-kapitalistische wereld, alsook in de verscherping van de tegenstellingen tussen de concurrerende kapitalistische landen onderling. Maar hoe gewelddadiger, energieker en grondiger het imperialisme de ondergang van niet-kapitalistische beschavingen teweeg brengt, des te sneller verliest de kapitaalaccumulatie daarmee grond onder de voeten. Hoewel het imperialisme een historische methode is voor het verlengen van het bestaan van het kapitaal, is het tevens het meest probate middel om dit tot een spoedig einde te brengen. Daarmee is niet gezegd dat de kapitalistische ontwikkeling absoluut zal worden voltooid tot aan het einddoel. Reeds de tendens naar dit einddoel, het imperialisme, neemt vormen aan die de eindfase van het kapitalisme maken tot een periode van catastrofes.”
Deze woorden werden een jaar of twee voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geschreven. En we leven nog steeds in die 'periode van catastrofes', gekenmerkt door wereldwijde economische crises, twee wereldoorlogen, moordende oorlogen door plaatsvervangers (vaak uitgevochten in naam van de dekolonisatie) tijdens de Koude Oorlogsperiode, de chaotische conflicten die over de wereld getrokken zijn sinds de ineenstorting van het oude systeem met twee machtsblokken.
In die conflicten kan het imperialisme van vorm veranderd zijn – vasthouden aan kolonies, zoals in het geval van Groot-Brittannië en Frankrijk, werd eerder een teken van neergang van hun rijk dan van kracht, en de sterkste kapitalistische natie, de VS verdrong de oude rijken door hun enorme economische middelen te gebruiken om hun heerschappij over grote delen van de planeet kracht bij te zetten. Maar zelfs de VS werden er keer op keer toe verplicht hun economische invloed met militaire actie te ondersteunen, met inbegrip van de invasie van andere landen, gaande van Korea en Grenada tot Vietnam en Irak. En wat betreft hun voornaamste rivaal tijdens de Koude Oorlog, de USSR, die economisch veel zwakker waren, was brutale militaire controle het enige middel om hun blok bijeen te houden, zoals we konden zien met de invasies van Hongarije en Tsjecho-Slowakije. En al bestaat de USSR niet langer, dan rekent Poetin’s Rusland evenzeer op de militaire optie om zijn nationale belangen te verdedigen.
Kortom: het imperialisme is geenszins een verschijnsel van de 19e eeuw alleen, maar heerst nog steeds over de wereld. En zoals Luxemburg schreef vanuit de gevangenis waar ze opgesloten zat omdat ze zich verzet had tegen het bloedbad van 1914:
“De imperialistische politiek is niet het werk van een of enige staten, zij is het product van een bepaald stadium van rijpheid in de ontwikkeling van kapitaal op wereldvlak, een van huis uit internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel, dat slechts te vatten is in zijn wederzijdse verhoudingen en waaraan geen enkele natie zich kan onttrekken” (Junius-brochure, p. 137).
Met andere woorden: vandaag alle naties zijn imperialistisch, van de kleinste tot de grootste. ze worden allemaal door de knellende voorwaarden van de kapitalistische accumulatie gedwongen zich uit te breiden ten koste van hun rivalen. Allen zijn gedwongen om oorlog, slachtingen en terrorisme te gebruiken om hun eigen economische en diplomatieke belangen te verdedigen. En wat betreft patriottisme en nationalisme: die zijn niets meer “dan een gebrekkige dekmantel van imperialistische neigingen en als krijgskreet voor imperialistische rivaliteit, het enige en laatste ideologische middel waarmee de massa's overgehaald kunnen worden om de rol te spelen van kanonnenvoer in de imperialistische oorlog.” (Junius-brochure)
Luxemburg was, net als Lenin, Trotsky, Pannekoek, Rosmer en anderen, een internationalist. Ze bekeek de maatschappij niet vanuit het standpunt van 'mijn land', maar van 'mijn klasse', de arbeidersklasse, die de enige waarachtig internationale klasse is omdat ze door het kapitalisme uitgebuit en aangevallen wordt in alle landen. Ze wist dat nationalisme altijd al een manier was om de fundamentele werkelijkheid te verbergen van de kapitalistische maatschappij, die verdeeld is in klassen – de ene klasse die de nationale economie bezit en de natie-staat controleert, en de andere klasse die niets anders bezit dan haar vermogen om te werken. In het verleden, toen het kapitalisme een stap vooruit betekende tegenover de oude feodale maatschappij, kon het ideaal van nationale bevrijding beantwoorden aan de behoeften van een progressieve burgerlijke revolutie, maar in de periode van neergang van het kapitalisme blijft er niets positiefs over van het nationalisme, behalve dan om de uitgebuite massa's in dienst van hun uitbuiters naar de oorlog te slepen.
Daarom ijverden de internationalisten, in 1914, voor de voortzetting en uitdieping van de klassestrijd tegen hun eigen heersende klasse; voor solidariteit met de arbeiders in andere landen die tegen hun heersers vochten; voor de uiteindelijke eenmaking van de arbeiders van de hele wereld in een revolutie tegen de alom bestaande kapitalistische heerschappij. Om dezelfde reden namen ze dezelfde positie in met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, met betrekking tot de oorlog tussen VS en USSR via tussenpersonen, en dat is nog steeds de reden waarom wij datzelfde standpunt innemen tegenover alle oorlogen van vandaag. Wij kiezen niet de kant van het 'mindere gevaar' tegen 'vijand nummer één'; we steunen geen 'kleine naties’ tegen de grotere. Evenmin verdedigen we dat er een ‘nationalisme van de onderdrukten' zou bestaan dat moreel superieur is aan het ‘nationalisme van de onderdrukkers’. Alle vormen van nationalisme zijn vandaag even reactionair en even moorddadig.
In het conflict vandaag in Oekraïne, verdedigen we noch de 'soevereiniteit' van Oekraïne, dat gesteund wordt door het imperialisme van de VS, noch het Russisch militarisme dat opgezet wordt tegen de invloed van de VS of Europa aan zijn zuidelijke flank. Wij zijn geen ‘neutralen’ en evenmin pacifisten. Wij zijn aanhangers van de klassestrijd in alle landen, ook als, zoals in Oekraïne en Rusland vandaag, die klassestrijd verdronken wordt in een gevecht tussen concurrerende fracties van de heersende klasse.
Tegen de barricades van nationale vlaggen, die de arbeiders van Oekraïne en Rusland verdelen, tegen de dreiging dat patriottische vergiftiging hen zal meesleuren naar een vreselijke slachtpartij, is er voor de internationalisten geen enkele reden om af te wijken van het oude ordewoord van de arbeidersbeweging: “de arbeidersklasse heeft geen vaderland! Arbeiders van de hele wereld, verenigt u!”
Bijlage | Grootte |
---|---|
isis_preview.jpg [154] | 8.55 KB |
Vier decennia achtereen is Irak in een haast permantente staat van oorlog. Sinds 1980 is hij het toneel geweest van drie imperialistische oorlogen. Maar de geschiedenis is niet louter herhaling. Dit nieuwe conflict, na honderd jaar kapitalistisch verval, is de uitdrukking van de ontbinding van een maatschappijvorm die volstrekt irrationaal geworden is. De tragedie zich in Irak afspeelt, gaat de grenzen van dat land te buiten. Tijdens het schrijven van dit artikel blijven de spannen stijgen - door de moord op drie jonge Israëliers, door de wraak op een jonge Palestijn, door Netanyahu die deze gebeurtenissen gebruikt om het sluimerende conflict met Hamas en Iran op te voeren.
In de afgelopen eeuw heeft het kapitalisme twee wereldoorlogen veroorzaakt, die tientallen miljoenen mensen de dood hebben gekost. Sinds 1945 heeft er zich een reeks van lokale imperialistische conflicten plaatsgevonden.
De oorlog in Korea en in het bijzonder die in Vietnam van de jaren 1950 tot de jaren 1970; in het Midden-Oosten zoals de Yom Kippur-oorlog van 1973 and het conflict in Libanon van de jaren 1980; de Intifada tussen Palestina en Israël; the oorlog in Somalië in 1992; Rwanda in 1994; in Congo tussen 1998 en 2000; maar ook in de Ivoorkust, Soedan, en de meest recente in Mali … de lijst van imperialistische oorlogen stopt hier niet. Voor een groot deel van de mensheid is verschrikking een dagelijkse aangelegenheid geworden.
Het begin van de 21e eeuw heeft geen verbetering gebracht, verre van dat. Volgens de VN zijn er officieel meer dan 50 miljoen vluchtelingen in de wereld. Deze massa’s mensen op de vlucht voor de oorlog moeten het meestal doen met verblijf in kampen waar men, in het beste geval, leeft van dag tot dag met weinig voedsel, geen toegang tot medicijnen en een totaal gebrek aan hygiëne. Maar dat interesseert de bourgeoisie niet, en de oorlog gaat door en breidt zich uit. Syrië ligt in puin en een groot deel van de geterroriseerde bevolking leeft in kelders en verwoeste gebouwen. En voor de vierde keer sinds 1980, wordt Irak verwoest door een openlijke oorlog. Deze onmenselijkheid bevestigt het bloed en de tranen die de revolutionairen een eeuw geleden vaststelden:
“De burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, of de overgang naar het socialisme of terugvallen in het barbarisme.” (1) Tussen 1914 en 1945 werd dit afglijden naar barbarisme geïllustreerd door de uitbraak van de twee wereldoorlogen. Sindsdien uit het barbarisme zich door de uitbraak van lokale oorlogen, een uitdrukking van een maatschappij die totaal verrot is. Waarom? Sinds de jaren 1960 zijn geen van de beide fundamentele maatschappelijke klassen, de bourgeoisie en de arbeidersklasse, in staat geweest hun perspectief op te leggen: de wereldoorlog aan de ene kant en de wereldrevolutie aan de andere kant. Aan het einde van de jaren 1960 kwam de arbeidersklasse de Stalinistische contra-revolutie te boven - met Mei ’68 in Frankrijk als het symbool van deze terugkeer van het vermogen van de arbeidersklasse om te strijden - waardoor de bourgeoisie niet langer stond tegenover een arbeidersklasse die ideologisch en fysiek was verpletterd. Ze had dan ook geen kans meer om de arbeiderklasse mee te slepen in een nieuwe imperialistische slachting, zoals ze nog kon doen in de jaren ‘30 van dezelfde eeuw. Aan de andere kant is het proletariaat ook niet in staat geweest om haar eigen revolutionaire perspectief op te bevestigen. Sinds 1989 betekende de leugenachtige, maar angstwekkend effectieve propaganda, die het stalinisme vereenzelvigt met het communisme, en de ineenstorting van het “Sovjet” blok, ook het einde van de droom van een betere samenleving, en bracht ze een enorme klap toe aan het klassebewustzijn en het zelfvertrouwen van de uitgebuitenen. De situatie lijkt daarom in een impasse: geen wereldoorlog, maar ook geen revolutie. Maar niets blijft zoals het is, en de ontbinding blijft de maatschappij aantasten. Irak is een pijnlijke illustratie van dit gegeven.
Sinds het begin van de jaren 1980 is Irak haast in een permanente staat van oorlog.
Aan het begin van dat decennium heeft zich, 8 jaar lang, het moorddadige conflict voltrokken tussen Irak en Iran, waarbij de VS Saddam Hussein steunden in zijn strijd tegen Iran. De VS duwden Irak in de oorlog nadat de Sjah van Iran de macht verloor en deze was overgenomen door Khomeini. Het gevolg was tussen de 500.000 en 1,2 miljoen doden.
Na de val van het Russische imperialistische blok in 1989 lokte de VS, onder leiding van George Bush sr., de Golfoorlog uit om haar eigen blok bijeen te houden. Maar op dat moment was het doel van de VS niet om een einde te maken aan het regime van Saddam Hussein. De angst dat Irak uit elkaar zou vallen bracht de VS en haar westerse bondgenoten ertoe om het regime, na de oorlog, te laten zitten. Voor de VS was het genoeg haar militaire kracht om te demonstreren aan haar voormalige bondgenoten. Maar de voordelen van deze demonstatie duurde niet lang. Bij afwezigheid van een gemeenschappelijke vijand viel het westerse blok snel uit elkaar. Elk imperialisme, groot en klein, begon steeds meer en steeds openlijker zijn eigen kaarten uit te spelen. Het werd een zaak van ieder tegen allen.
In 2003 vielen de VS Irak binnen. De bezetting zou in totaal 8 jaar duren. De kracht van de Baath partij en Sadam Hussein werd vernietigd. In hun plaats werden Nouri al-Malaki en zijn shiitische clan geïnstalleerd. Het idee was om een politioneel en militair apparaat te installeren dat de orde kon bewaren en een directe invloed van de VS op het land mogelijk zou maken. Het was een treurige mislukking. De oorlog duurde 8 jaar voort. Het land werd in de chaos gestort. Malaki duwde de Soennieten uit de regering om plaats te maken voor zijn eigen clan. Dit tot de frustratie van de Amerikanen, die er echter niets aan konden doen. De voormalige partizanen van Saddam Hussein en de meest extreme jihadisten voerden een niet afzienbare reeks terroristische aanvallen uit. Totaal machteloos iets aan de situatie te doen, vertrokken de westerse bondgenoten, en uiteindelijk ook de VS, weg uit Afghanistan en Irak, terwijl ze het de verschillende etnische en religieuze groepen zelf lieten uitvechten.
Dit toename van de tegenstellingen en de wederzijdse haat tussen de soennieten en de shiiten is noch alleen het resultaat van het vastpinnen op de religieuze verschillen, noch van de eenvoudige verdediging door de burgerlijke klieken, die in deze gemeenschappen opereren. Natuurlijk is de wereldwijde uitbraak van het obscurantisme en de irrationaliteit een vruchtbare grond voor religieuze en etnische haat. Maar het feit dat dergelijke religieuze vooroordelen zo’n krachtig fenomeen kunnen worden in deze en andere oorlogen, is op zich al een teken dat het kapitalisme in een tijdperk van diepgaande achteruitgang verkeert. De deur staat wijd open voor de ontketening van een nieuwe serie pogroms tussen verschillende bevolkingsgroepen, zoals we nu zien in Syrië.
Op dit moment zijn de gewapende troepen van ISIS bezig aan een offensief en op weg naar Bagdad. (2) Oorspronkelijk kwam de ISIS voort uit een soennitische stammenmilitie, verbonden met de schimmige Al-Qaida. Nadat Al-Qaida zich had gedistantieerd van ISIS, verklaarde ISIS het tot haar doel een Islamitische staat te vestigen in Iraq, Syrië, Libanon en Palestina. Echter, ISIS bestaat niet alleen uit radicale islamisten, maar ook van oud-officiëren en soldaten uit Saddam Hussein’s Baath Partij. Hun doel is niets anders dan wraak nemen op hen, die hen van de troon hebben gestoten. Daarbij komt nog de militaire versterking van de Koerdische strijders (Peshmergas) die de Iraaks-Koerdische regio nu militaire en politieke overheersen. Al met al is vormt dit gebied een heel complex van gewapende krachten met tegengestelde belangen, een situatie die zwanger is van toekomstige conflicten.
Sinds het einde van de jaren ’90 is het wereldleiderschap van de VS steeds zwakker geworden. Geconfronteerd met het Chinese imperialisme, nu vijand nummer één, zijn de VS genoodzaakt om een grote militaire macht in Zuid-Azië samen te brengen. Tegelijkertijd moet ze rekening houden met een poging van het Russische imperialisme haar invloed te doen toenemen, zoals in Syrië. In deze omstandigheden is het Amerikaanse imperialisme genoodzaakt om akkoorden te sluiten met voormalige aartsvijanden. Het Iraanse presidentschap van Rohani, dat op dit moment ‘gematigder’ is dan zijn voorganger, heeft een opening gegeven voor onderhandelingen. Dit heeft tot groeiende spanningen geleid met Rusland, dat altijd een van de belangrijkste steunpunten voor Iran was. Het heeft eveneens geleid tot een aanvaring met Israël, die Iran ziet als haar belangrijkste vijand. De nieuwe oorlog in Irak heeft echter bovenal Saudi-Arabië geraakt, hoewel dat land tientallen jaren een van de belangrijkste bondgenoten van de Verenigde Staten was. Deze belangrijke staat in het Midden-Oosten, die zelf ook een groot aantal interne spanningen kent, is niet gelukkig met een VS, die Iran een hand toesteken, en evenmin met het ongecontroleerde offensief van de ISIS. Haar imperialistische positie wordt in de gehele regio bedreigd. De recentelijk gesloten Chinees-Saudische overeenkomst over energie is niet alleen gemotiveerd door economische overwegingen. Het is een deel van een algehele toenadering tussen Saudie-Arabië en China. Saudi-Arabië wordt steeds openlijker uitgedaagd in het Midden-Oosten, en dat kan ze niet laten gebeuren zonder reactie: niet in Syrië en waarschijnlijk ook niet in Irak.
Het feit dat de Verenigde Staten in een duidelijke impasse verkeren met de situatie in Irak illustreert dat hun positie als de imperialistisch wereldleider alsmaar zwakker wordt. Niet in staat om met alle mogelijke middelen in Irak terug te keren, nadat ze het eerder in een totaal verloren situatie hadden verlaten, zijn ze alsnog verplicht om, op zijn minst in woorden, het huidige regime in Bagdad te steunen. Het is duidelijk dat de Amerikanen de totale opsplitsing van Irak proberen te voorkomen, zoals ze ook hopen dat Syrië niet uit elkaar valt. Maar hun groeiende onbekwaamheid om de situatie te stabiliseren is zelf ook een factor geworden die de chaos in de regio opdrijft. Op dit moment is niemand de baas in de regio. Iran en Saudi-Arabië weten dit, net zoals de jihadisten en krijgsheren in de regio. Het Midden-Oosten is hoe langer hoe meer aan het fragmenteren in een groot aantal permanente oorlogsgebieden. Overal gaan de religieuze, nationale en etnische verschillen een grotere rol spelen in dit proces van wegglijden in het barbarisme.
De huidige oorlog in Irak is een dramatische illustratie van de decompositie van deze maatschappij. Dit is wat we schreven na de val van het Russische blok in 1989:
“De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en die, wat eruit zal voortvloeien, van de Amerikaanse politieagent ten aanzien van zijn voornaamste ‘bondgenoten’ van gisteren, openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet, in een wereldconflict ontaarden (...).Ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste.” (Resolutie over de Internationale Situatie van het 20e Congres van de IKS; https://nl.internationalism.org/node/1073 [155])
Zelfs als we niet de precies kunne voorzien in welke richting de gebeurtenissen zullen gaan, kunnen we met zekerheid stellen dat dit deel van de wereld onverbiddelijke zal worden meegetrokken in een afgrond van de ontbinding.
Tino, 2014.07.04
(1) Rosa Luxemburg in 1915, in haar Junius Pamflet, waar ze de woorden van F. Engels herhaalt.
(2) De financiële en militaire steun van Saudi-Arabië aan ISIS, welke voorheen betrekkelijk groot was, stopte in januari plotseling toen ISIS ten strijde trok tegen andere Syrische rebellengroepen, die door de Golfstaten werden gesteund.
We publiceren een verklaring die door de KRAS, een internationalistische anarchistische groep in Rusland, en door diverse andere groepen en individuen is ondertekend. Wij denken dat het de elementaire plicht van internationalisten is om zich te verzetten tegen imperialistische oorlog, niet door steun te geven aan het ene kamp tegen het andere, maar door de belangen van de internationale arbeidersklasse tegen alle uitbuiters te steunen en door de nationalistische hysterie, die de heersers altijd proberen aan te wakkeren als oorlog dreigt of uitbreekt, af te wijzen en te verwerpen.
We denken niet dat, zoals de verklaring veronderstelt, dat het conflict tussen Rusland en Oekraïne een derde wereldoorlog zal ontketenen. De voorwaarden voor een dergelijk conflict zijn niet aanwezig in de huidige periode: de vorming van stabiele imperialistische blokken en een verslagen arbeidersklasse in de belangrijkste kapitalistische landen .
Toch drukt het conflict een ernstige verdieping uit van de wereldwijde imperialistische spanningen en de verdere neergang van het kapitalisme in chaos en militarisme. En toch - in duidelijke tegenspraak met het idee dat dit conflict de voorloper van een wereldwijde brand zou kunnen zijn - geeft de verklaring ook de indruk dat een centrale motivatie voor het optreden van Rusland is om een proletarisch antwoord op de crisis af te leiden of te voorkomen. Nationalisme is inderdaad op deze manier gebruikt tijdens een situatie van oorlog, maar het is niet het gevaar van de klassenstrijd, dat de bourgeoisie naar oorlog stuwt: het tegenovergestelde is eerder het geval.
Ondanks deze kritiek, willen we onze solidariteit betuigen met de kameraden van KRAS en met die in Oekraïne, die deze verklaring hebben ondertekend, omdat ze worden geconfronteerd met een bijzonder moeilijke situatie: een sfeer van ongebreideld nationalisme, alomtegenwoordige staatsrepressie tegen andersdenkenden, en het niet officieuze geweld van de bendes van het ‘nieuwe rechts’, dat gewoon een opgewarmde versie is van het oude fascism
Hieronder volgt de verklaring in zijn geheel:
De machtsstrijd tussen oligarchische1 clans in Oekraïne dreigen tot een gewapend internationaal conflict te escaleren. Het Russische kapitalisme heeft tot oog de Oekraïense staatsmacht opnieuw in te richten om hun lang geplande imperialistische en expansionistische agenda in de Krim en het oosten van Oekraïne door te voeren – zij hebben sterke economische, financiële en politieke belangen in deze regio.
Tegen de achtergrond van een nieuwe ronde van dreigende economische crisis in Rusland probeert het regime Russisch nationalisme op te stoken om de aandacht af te leiden van de groeiende sociaal-economische problemen van de werkers: armzalige lonen en pensioenen, de ontmanteling van de beschikbare gezondheidszorg, het onderwijs en de andere sociale diensten. Onder dekking van het gedonder van nationalistische en militante retoriek is het makkelijker om, gebaseerd op reactionaire, conservatieve waarden en repressieve wetgeving, de formatie van de autoritaire ondernemingsstaat2 af te ronden.
De acute economische en politieke crisis in Oekraïne hebben tot een vergrootte confrontatie geleid tussen de 'oude' en 'nieuwe' oligarchische clans waarvan de eerstgenoemde gebruik heeft gemaakt van ultra-rechtse en ultra-nationalistische formaties om een coup te plegen in Kiev. De politieke elites op de Krim en van oost-Oekraïne hebben niet de intentie hun macht en bezit te delen met de opvolgende regeerders uit Kiev en proberen te steunen op hulp van de Russische overheid. Beide zijden hebben naar de heersende nationalistische hysterie gegrepen: respectievelijk Oekraïens en Russisch. Er zijn gewapende botsingen en bloedvergieten. De westerse machten hebben hun eigen belangen en aspiraties en hun interventie in het conflict zou kunnen leiden tot een Derde Wereldoorlog.
Oorlogvoerende klieken van bazen laten zoals altijd ons gewone mensen: de loonarbeiders, werkelozen, studenten, pensioengerechtigden, vechten voor hun belangen... Ons drogerend met de nationalistische drugs, zetten ze ons tegen elkaar op waarbij we onze werkelijke behoeften en belangen vergeten. Wij geven niet om hun 'naties'. Waar we om geven zijn vitalere en drukkendere problemen – hoe we de eindjes aan elkaar knopen in het systeem dat zij hebben gesticht om ons tot slaaf te maken en te onderdrukken.
We zullen niet zwichten voor de nationalistische vergiftiging. Naar de hel met hun staat en 'natie', hun vlaggen en ministeries! Dit is niet onze oorlog, en we zouden er niet op in moeten gaan, betalend met ons bloed voor hun paleizen, bankrekeningen en het genot om in het pluche te zitten van de autoriteiten. Als de bazen in Moskou, Kiev, Lviv, Kharkiv, Donetsk, Simferopol, [Washington en Brussel]3 met de oorlog beginnen, is het onze taak ons hier met alle middelen tegen te verzetten!
Geen oorlog tussen de 'naties' – Geen vrede tussen de klassen!
KRAS, Sectie van de Internationale Arbeiders Associatie (AIT/IWA) in Rusland
Internationalisten uit Oekraïne, Rusland, Moldavië, Israël, Litouwen
Anarchistische Federatie Moldavië
Fractie van Revolutionaire Socialisten (Oekraïne)
De verklaring wordt ondersteund door:
Workers Solidarity Alliance (Noord Amerika)
Een Internationalist uit de USA
Anarcho-Syndicalist Initiative uit Roemenië
Libertairen uit Barcelona
Links Communisten en Internationalisten uit Ecuador, Peru, Dominicaanse Republiek, Mexiko, Uruguay en Venezuela
Workers-Communist Initiative (Frankrijk)
Leicester group of Anarchist Federation (Engeland)
An Internationalist uit Ierland
Franstalige Anarchist Federation (FAF)
International of Anarchist Federations (IFA)
vakbondsleden en precairen uit Clermont-Ferrand CNT-AIT (Frankrijk)
“World Revolution” (Kroatië)
Een Libertair Socialist (Egypte)
libcom.org groep
World in Common network
https://www.aitrus.info/node/3608 Individuen [156] of organisaties die de verklaring mee willen ondersteunen kunnen dit doen door te schrijven naar: KRAS per e-mail aan [email protected] [157]
“Maar de Duitse sociaaldemocratie was niet alleen de sterkste voorhoede, zij was het denkende brein van de Internationale. Daarom moet de analyse, het proces van bezinning, beginnen bij haar val. Zij heeft de plicht vooraan te gaan met de redding van het Internationale socialisme, dat wil zeggen met nietsontziende zelfkritiek. Geen andere partij, geen andere klasse der burgerlijke maatschappij kan de eigen fouten, de eigen zwakheden in de klare spiegel der kritiek van de gehele wereld tonen, want de spiegel weerkaatst tegelijk de voor haar staande historische grens en het achter haar staande historische noodlot. De arbeidersklasse kan steeds onbeschroomd de waarheid, ook de bitterste zelfbeschadiging in het gezicht zien, want haar zwakte is slechts een afdwaling en de strenge wet van de geschiedenis geeft haar de kracht terug, waarborgt haar uiteindelijke overwinning. De nietsontziende zelfkritiek is niet alleen noodzakelijk voor haar bestaan, zij is ook de hoogste plicht van de arbeidersklasse.”
Dit schreef aldus Rosa Luxemburg in 1915, in de Crisis van de Sociaaldemocratie, beter bekend als het Junius Pamflet, in haar onderzoek naar het verraad van de meerderheid van de Duitse SPD, en de meerderheden van de andere socialistische partijen, toen deze partijen geconfronteerd werden met de opperste test van wereldimperialistische oorlog. In deze passage maakt zij een centraal element duidelijk van de marxistische methode: het principe van de voortdurende, ”nietsontziende zelfkritiek“, die zowel noodzakelijk als mogelijk is voor marxisme, omdat het marxisme het theoretische product is van de eerste klasse in geschiedenis die de “waarheid rechtstreeks in de ogen kan kijken”. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog was deze poging, om te gaan tot de wortels van de ineenstorting van Tweede Internationale, een onderscheidende eigenschap van de linkse stromingen die uit de sociaal-democratische partijen waren voortgekomen die nu een nieuwe en uitdrukkelijke Kommunistische Internationale gingen vormen. En aangezien met de neergang van de naoorlogs revolutionaire golf de nieuwe Internationale op haar beurt ook in het opportunisme was gegleden - een regressie die zich het duidelijkst symboliseerde in de eenheidsfrontpolitiek met de sociaal-democratische verraders – werd dezelfde kritiek uitgeoefend door de linkskommunistische fracties binnen de Derde Internationale, in het bijzonder de Duitse, Italiaanse en Russische Linkerzijde.
In 1914 raakte de anarchistische beweging ook in crisis na het besluit van de veel gerespecteerde anarchist Peter Kropotkin, en de groep rond hem, om steun te verlenen aan het imperialisme van de Entente tegen het imperialistische blok dat door Duitsland werd geleid, en de goedkeuring van datzelfde beleid door de Franse ‘revolutionaire syndicalistische’ vakbond, CGT. (1) In de rijen van de anarchistische beweging waren er velen die loyaal bleven aan internationalisme en die de houding van Kropotkin en andere ‘loopgraafanarchisten’aan de kaak stelden. Waarschijnlijk weigerde een meerderheid van de anarchisten om aan de imperialistische oorlogsinspanning deel te nemen. Maar in tegenstelling tot de marxistische linkerzijde, waren er weinig pogingen om een theoretische analyse te maken van de capitulatie van een betekenisvolle vleugel van de anarchistenbeweging in 1914. En terwijl de marxistische linkerzijde de achterliggende methode en de praktijk van de sociale democratische partijen tijdens de gehele periode vóór de oorlog in vraag kon stellen, toonden de anarchisten niet die dergelijke capaciteit van de “niets ontziende zelfkritiek”, omdat de anarchisten niet de historische materialistische methode aanhangen, maar zich op min of meer tijdloze en abstracte principes baseren die doorspekt is van de conceptie van een soort familie, verenigd rond de strijd voor vrijheid tegen autoriteit. Er kunnen uitzonderingen, ernstige pogingen voorkomen die dieper ingaan op de kwestie, maar over het algemeen komen zij voort uit de anarchisten die in staat zijn geweest bepaalde elementen van de theoretische methode van marxisme te integreren.
Dit onvermogen om in zichzelf diepgaand in vraag te stellen komt voort uit de originele klassenaard van het anarchisme, d.w.z. uit de weerstand van de kleine bourgeoisie, vooral van de zelfstandige ambachtslieden, tegen het proces van verproletarisering die de klassenstructuur van de oude feodale maatschappijen van 19de eeuw Europa deed desintegreren. Van deze stroming was de Franse anarchist Pierre-Joseph Proudhon de duidelijkste belichaming, met zijn verwerping van kommunisme ten gunste van de maatschappij van zelfstandige producenten, verbonden door de ruil van gelijke waarden. Het is zeker waar dat de Proudhonisten ook de uitdrukking waren van een beweging die ‘overging’ naar het proletariaat door zich bij Eerste Internationaal aan te sluiten. Maar zelfs de meest uitgesproken anarchistische proletarische stromingen, zoals het anarcho-syndicalisme dat zich tegen het eind van de 19e eeuw ontwikkelde, kon de onsamenhangende, idealistische en a-historische politieke concepties nooit volledig overwinnen die zo kenmerkend waren voor de kleinburgerlijke kijk op de wereld.
De prijs voor dit falen om echte lessen te trekken van 1914 werd betaald in de nieuwe crisis die de anarchistische beweging trof in reactie op de gebeurtenissen in Spanje in 1936-37. De belangrijke elementen van de anarchistische beweging die in 1914 - vooral de Spaanse CNT – geen verraad hadden gepleegd, storten zich nu op de steun voor een nieuwe imperialistische oorlog. In dat conflict tussen twee kapitalistische facties, de Republikeinse regering die door de linkse fracties van de bourgeoisie werd overheerst, en de rechtse krachten die door Franco werden geleid, maakte deel uit van een bredere inter-imperialistisch gevecht, dat het meest openlijk werd gevoerd tussen de fascistische staten van Duitsland en Italië en het nieuwe imperialisme van de USSR. Onder het vaandel van de anti-fascistische eenheid integreerde de CNT zich snel op alle niveaus in de Republikeinse staat, met inbegrip van deelname aan de Catalaanse en Madrileense regering. Het belangrijkste was de centrale rol van CNT in het afleiden van wat aanvankelijk een authentieke proletarische reactie was op de Franco’s staatsgreep, een reactie die de methodes van de klassenstrijd - algemene staking, verbroedering met de troepen, fabrieksbezettingen en de bewapening van de arbeiders - had gebruikt voor de militaire defensie van de kapitalistische Republiek.
Gezien de sterkte van deze aanvankelijk proletarische reactie werden niet alleen de anarchisten maar ook talrijke marxistische stromingen niet gelieerd aan het Stalinisme op één of andere manier meegesleurd in een steun voor het anti-fascistische front; en dit omvatte niet alleen de opportunistische tendens rond Trotsky maar ook belangrijke elementen binnen de Kommunistische Linkerzijde, met inbegrip van een minderheid in de Italiaanse Linkerzijde. Aan de andere kant waren er zeker ook binnen het anarchisme klassenreacties op het verraad van CNT, zoals de Vrienden van Durruti en Camillo Berneri’s Guerra Di Classe. Maar de echte duidelijkheid over de aard van de oorlog kwam alleen voort uit een kleine minderheid van de marxistische linkerzijde, vooral de Italiaanse Fractie, die Bilan publiceerde. De laatstgenoemde stond bijna alleen in de afwijzing van de claim dat de oorlog in Spanje een conflict was in het belang van het proletariaat: in feite was voor Bilan de oorlog een soort generale repetitie voor de de naderende wereld-imperialistische slachting. Voor Bilan was Spanje een nieuwe 1914, voor de anarchistische beweging in het bijzonder. (2)
En in 1939, geconfronteerd met de nieuwe wereldoorlog, die Bilan had voorspeld, was het nu een meerderheid van de anarchisten die werd bedwelmd door anti-fascisme, die het pad volgde van de capitulatie voor de Geallieerde oorlogsinspanning. Hetzij als deel van ‘Het Verzet’ of direct als deel van de officiële geallieerde legers: aan het hoofd van de van de ‘Bevrijdingsparade’ in Parijs in 1944 reed een pantserwagen, versierd met de vlaggen van de CNT, die had gevochten in een divisie van het Vrije Franse leger dat geleid werd door generaal Leclerc.
Opnieuw waren er tussen 1939-45 anarchistische groepen en individuen die trouw bleven aan internationalistische principes, maar nogmaals: er is nagenoeg geen bewijsmateriaal dat zij een systematisch onderzoek hebben gedaan naar het historische verraad van de meerderheid van de anarchistische stroming, waarvan zij zich desondanks als een deel bleven beschouwen. Het gevolg was dat zij, net zoals na het verraad van 1914, faalde ook maar enige klassengrens te trekken tussen internationalisten en de anarcho-patriotten: in veel gevallen werden de laatstgenoemden eenvoudig gereïntegreerd in de ‘affiniteitgroep’, die de anarchistische beweging feitelijk is zodra de zaken weer naar ‘normaal’ worden, zoals na de oorlog. Achter dit onvermogen om op een onverzettelijke manier de principes van de klasse te verdedigen is niet alleen een diepgaande intellectuele zwakte, maar ook een gebrek aan morele verontwaardiging: alles wordt vergeven zolang het binnen de familie blijft.
Vandaag wordt het wereldproletariaat nog een keer geconfronteerd met de kwestie van oorlog. Niet een wereldoorlog rond reeds gevormde blokken, maar een meer algemene, chaotischere neergang in militair barbarij over de hele planeet, zoals de voorbeelden van de oorlogen in Afrika, het Midden-Oosten en de Oekraïne ons laten zien. Deze oorlogen zijn opnieuw imperialistische oorlogen, waarin de grotere kapitalistische staten tegen hun rivalen vechten middels de diverse lokale of nationale facties, en zij zijn allemaal uitdrukkingen van de versnelde val van het zelfvernietigende kapitalisme. En nog een keer neemt een deel van de anarchistische beweging openlijk aan deze imperialistische conflicten deel:
Er zijn natuurlijk elementen binnen het anarchisme die zeer consistent zijn geweest in hun afwijzing van deze steun aan nationalisme. Wij hebben reeds de internationalistische verklaring gepubliceerd van de KRAS, de Russische afdeling van de anarcho-syndicalistische Internationale Arbeiders Associatie (IAA), tegen de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne (9). Wij hebben bovendien gewezen op een lid van de KRAS, die ondertekent met foristaruso, die enkele zeer stevige kritieken op de standpunten van Autonomous Workers Union (AWU) heeft gepubliceerd op libcom (zie voetnoot 3). Op een van de belangrijkste forumtopics op Libcom over de situatie in het Midden-Oosten hebben enkele individuele kameraden, met name een lid van de Britse tak van IWA (Solidarity Federation) die zich AES noemt, krachtig gedebatteerd tegen de pro-PKK lijn. Het Collectief dat de website Libcom beheert, heeft twee artikelen geplaatst over de PKK en Rojava, geschreven vanuit een linkskommunistisch perspectief: de waarschuwing van IKS tegen de nieuwe libertaire facelift van de PKK (zie voetnoot 4), en het artikel The Bloodbath in Syria: Class war or Ethnic war (10) geschreven door Devrim en dat al eerder was gepubliceerd op de website van de Internationalistische Communistische Tendens. Onder de commentaren, die op het laatstgenoemde artikel volgen, zijn woedende en lasterlijke reacties door inzenders, die lid of verdedigers van Turkse DAF schijnen te zijn.
Op het moment van schrijven heeft de Anarchist Federation in Groot-Brittannië (AF) een verklaring gepubliceerd dat ze geen illusies heeft in de linkse, nationalistische aard van PKK en aantoont dat de draai naar ‘federatieve democratie’ van Bookchin van bovenaf is ingevoerd door zijn grote leider Ocalan, die ook gelijksoortige toenaderingen heeft gedaan naar het regime van Assad, de Turkse staat en de Islam (11). De AF heeft de moed om toe te geven dat het standpunt dat ze heeft ingenomen, gezien het grote aantal anarchisten dat steun verleent aan de ‘revolutie in Rojava', niet populair zal zijn. Maar hier zien wij opnieuw een totaal gebrek aan coherentie binnen dezelfde ‘internationale’ tendens. De verklaring van de AF bevat helemaal geen kritiek op DAF of op IAF en in haar lijst van concrete ‘acties’ die aan het eind van de verklaring is opgesteld, wordt het verzoek gedaan om “via de IFA, die in direct contact staat met DAF, humanitaire hulp te verlenen aan Rojava”. Dit schijnt een concessie te zijn aan de druk van “het iets moeten doen”, dat in het anarchistische milieu zeer sterk is, zelfs als de hulp (hetzij militair of humanitair) die door een kleine groep in Turkije wordt georganiseerd, onvermijdelijk ten voordele zou zijn van grotere organisaties, zoals de PKK.
En dit is in werkelijkheid wat de DAF voorstelt, aangezien het vrijwilligers aanbood aan de door de PKK gecontroleerde ‘Volksbeschermingseenheden’ of YPG. De AF schrijft ook dat het probeert “iedere onafhankelijke actie van arbeiders en boeren in de Rojava regio aan te moedigen en te steunen. Het spreekt zich uit tegen iedere nationalistische agitatie en de eenheid van Koerdische, Arabische, Moslim, Christelijke en Yezidi arbeiders en boeren. Dergelijke onafhankelijke initiatieven moeten zich losmaken van de controle van de PKK/PYD, eveneens van de hulp door de Westerse bondgenoten, van hun volgers zoals het Vrije Syrische Leger, de Democratische Partij van Koerdistan van Barzani, en de Turkse staat”. Maar ze kan dit nauwelijks doen zonder ook een standpunt in te nemen tegen de pro-PKK standpunten van DAF zelf.
Het is zeker opmerkelijk dat de meest consistente reacties op de situatie in Rojava zijn geschreven vanuit de traditie van het linkskommunisme. Wat de meer algemene reactie van de anarchisten kenmerkt is hun totaal gebrek aan coherentie. Wanneer u de websites van IAA bekijkt, CNT-AIT, of de Solidarity Federation, dan ziet u dat ze dwangmatig gericht blijven op directe en lokale arbeidersstrijd waarin ze zijn betrokken (12), nogal in de stijl van de economistische stroming die Lenin honderd jaar geleden al bekritiseerde. De grote economische, politieke en sociale gebeurtenissen in de wereld worden nauwelijks vermeld, en er is geen teken van enig debat over dergelijke fundamentele kwesties als internationalisme en imperialistische oorlog, zelfs wanneer er toch duidelijk diepgaande verschillen van mening bestaan binnen deze stroming, gaande van internationalisme tot nationalisme. Dit gebrek aan debat, dit vermijden van de confrontatie van standpunten - die wij in IAF kunnen ook waarnemen - is veel gevaarlijker dan de crises die de anarchistische beweging in 1914 en 1936 troffen, toen er in de rijen van deze beweging nog veel grotere reacties ontstonden op het verraad van principes.
Het anarchisme blijft een soort familie, die de posities van de bourgeoisie en het proletariaat gemakkelijk in elkaar kan passen en in dit kader nog de vaagheid, de aarzelingen reflecteert van de sociale lagen, die gevangen zitten tussen de twee belangrijkste klassen van de maatschappij. Deze atmosfeer is een echte hindernis voor verduidelijking, die zelfs de helderste, meest vatberaden internationalistische individuen of groeperingen verhindert om naar de wortels te gaan van dit meest recente voorbeeld van anarchistische samenwerking met de bourgeoisie. Het doortrekken van haar standpunten tot hun logische conclusie vereist een nieuw grondig onderzoek van afgelopen crises in het anarchistisch milieu, vooral die van 1936 waar, zoals wij in onze recente artikelen in de Internationale Revue aangetoond hebben, de fatale tekortkomingen van anarchisme op de meest spraakmakende wijze werden geopenbaard. In laatste instantie zou dit een fundamentele kritiek van anarchisme zelf en een echte assimilatie van de marxistische methode vereisen.
Amos; 3/12/14
(1) Zie het artikel over de CGT in onze serie over het anarcho-syndicalisme: https://en.internationalism.org/ir/120_cgt.html [158]. De link voor de hele reeks is: https://en.internationalism.org/series/271 [159]
(2) Zie in het bijzonder de artikels: https://en.internationalism.org/ir/2008/132/spain_1934 [160]; https://en.internationalism.org/ir/133/spain_cnt_1936 [161]; https://en.internationalism.org/content/10367/war-spain-exposes-anarchisms-fatal-flaws [162]. Een vervolg op het laatste artikel, dat gaat over de dissidente anarchisten in Spanje en elders, zal spoedig verschijnen.
Zie ook bijvoorbeeld: "Spanje 1936: Links misleidt het proletariaat en onderwerpt het aan de burgerlijke staat [163]".
(3) Zie de bijdragen van foristaruso, een lid van de Russische anarcho-syndicalistische groep KRAS, afdeling van de IAA: https://libcom.org/news/about-declaration-awu-confrontation-ukraine-23062014 [164]; https://libcom.org/news/when-patriotic-anarchists-tell-verity-02072014 [165]; https://libcom.org/forums/news/ukrainian-crisis-left-necessary-clarification-28092014 [166]
(4) https://nl.internationalism.org/node/1045 [167]: Internationalisme als antwoord op de Koerdische kwestie - Nationalisme ligt nooit aan de basis van een klasseloze samenleving
(5) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/oct/08/why-world-ignoring-revolutionary-kurds-syria-isis [168]. Een reactie door ICT kan hier worden gevonden: https://www.leftcom.org/en/articles/2014-10-30/in-rojava-people%E2%80%99s-war-is-not-class-war [169].
Deze tekst verdedigt duidelijk een internationalistisch standpunt tegen de linkse ideologie van Graeber, maar het doet ook een concessie aan anarchisme: het idee dat er een “sociale revolutie” was in Spanje in 1936. De “militaire staatsgreep van 18 juli 1936 tegen de Tweede Spaanse Republiek kwam na jaren van klassestrijd. Het Volksfront van socialisten en liberalen wist niet het hoe te antwoorden, maar de arbeiders wisten dat wel. Toen de liberale ministers weigerden om de arbeiders te bewapenen, vielen zij de barakken van het regime aan en bewapenden zich. Dit ontketende een sociale revolutie die in diverse delen van Spanje die bijna de vorm aannam zoals Graeber het beschrijft. Nochtans raakte het niet de politieke macht van de burgerlijke Spaanse Republiek. De staat werd niet vernietigd”.
Het laatste punt is correct, maar het idee van een ‘sociale revolutie’ werd toentertijd niet gedeeld door de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde (die Bilan publiceerde en waar zowel IKS als de ICT zich op beroepen) – het lijkt eerder bij het standpunt te staan van de minderheid van de Fractie, die vertrok om te vechten in de milities van POUM ‘ter verdediging van de Spaanse revolutie’. Bilan beschouwde Juli 1936 en Mei 1937 als arbeidersopstanden, maar gebruikte nooit de term sociale revolutie om de gebeurtenissen in Spanje precies te beschrijven, omdat de burgerlijke staat niet was vernietigd en de arbeiders niet de macht hadden gegrepen of zelfs geen dubbelmacht had gevestigd. Het gevolg was dat alle ‘sociale maatregelen’ (collectivisaties van landbouwbedrijven en fabrieken, enz.), door de arbeiders en de boeren zeer snel werden geïntegreerd in een nieuwe vorm van oorlogseconomie, erop gericht om een imperialistisch conflict te dienen met de anarcho-syndicalistische CNT als het belangrijkste instrument, zowel voor de omvorming van de aanvankelijke proletarische reactie in een anti-fascistische front als voor het beheer van de oorlogseconomie ‘onder arbeiderscontrole’. De ‘Stellingname over Spanje' van de minderheid - die door Eiffel in de V.S. wordt voorgesteld en in 1937 de Revolutionary Workers League (RWL) groepeert - heeft hetzelfde uitgangspunt als dat van Bilan.
Deze kwestie is belangrijk omdat er veel internationalisten in de anarchistische beweging zijn die een duidelijk standpunt over de huidige oorlog in het Midden-Oosten hebben ingenomen, linkskommunisten deze kameraden moeten aanmoedigen om een grondige analyse van te maken hoe het mogelijk is het anarchisme zo vaak de test van imperialistische oorlog niet heeft doorstaan, en dan vooral in 1936. Het idee van een ‘Spaanse revolutie’ in 1936 vertegenwoordigt een soort heilig icoon voor bijna alle anarchisten. Maar zolang ze niet bereid zijn om tot de wortel te gaan om een antwoord te vinden op de vraag waarom een zo significant deel van de anarchistische beweging de klassengrens op dat ogenblik doorkruiste, zullen zij noch vandaag noch de toekomst, in staat zijn samenhangende internationalistische standpunten te verdedigen.
(6) De anarchistische goeroe in Nederland, Peter Storm, verdedigt intussen ook dat ‘het doel de middelen heiligt’. Op zijn weblog “Ravotr” heeft hij, zonder enige vorm van commentaar, een reactie geplaatst waarin, tegen het fascisme van de IS in Kobane, de noodzaak van een soort libertair ‘counterfascisme’ wordt gepropageerd.
(7) https://libcom.org/forums/news/isis-17062014 [170]
(8) De AIT ‘Association International des Travailleurs’ is Frans voor de Internationale Arbeiders Associatie
(9) https://nl.internationalism.org/node/1088 [171]; Verklaring van Internationalisten over het Russisch-Oekraïens conflict
(10) https://libcom.org/article/bloodbath-syria-class-war-or-ethnic-war-0 [172]
(11) https://libcom.org/article/anarchist-federation-statement-rojava-december-2014 [173]
(12) De foto van de vlag van de CNT-AIT, die bij dit artikel wordt getoond, is typisch voor de stijl van veel van deze artikels die, als het maar even mogelijk is, een beeld laten zien van een picket van de IAA. Daarmee wil men laten zien welke cruciale rol ze heeft gespeeld in de strijd – een benadering die overeenkomt met hun visie op de organisatie van de klasse in revolutionaire vakbonden.
Een pertinente wil om een maximum aan mensen te doden. Een bloedbad. Vrijdag 13 november zijn Parijs en zijn voorsteden het macabere toneel geweest van een bloedige daad, begaan door een handvol terroristen, omgord met explosieven en voorzien van oorlogswapens. Hun doelwit? Alle mensen die zijn “bedorven” door de“westerse levensstijl” (1) en de jeugd in het bijzonder (2).
Op 11 januari van dit jaar had Daesh door de tekenaars van de satirische krant Charlie Hebdo te executeren de “opa’s” (3) van het libertaire slag gedood, die getekend waren door de sociale beweging van mei 1968. Deze keer had Daesh door feestelijke en modieuze plaatsen aan te vallen (het Stade de France van Saint-Denis, de bars en restaurants van het 10de en 11de arrondissement van Parijs, de concertzaal Bataclan (4)), het opzettelijk gemunt op een generatie die volgens haar de afschuwelijke misdaad begaat elkaar graag te ontmoeten, te discussiëren, te drinken, te dansen en te zingen, kortom te genieten van het leven (wat de bourgeoisie, gebruikmakend van de emoties en de hersenspoeling door de media, probeert te linken aan het patriottisme!). Het is dezelfde generatie die bij de sociale beweging van 2006 in Frankrijk droomde om de fakkel van mei 68 opnieuw op te nemen (5) en die juist haar solidariteit tot uitdrukking had gebracht met de vermoorde artiesten van Charlie Hebdo door zich massaal te mobiliseren in de manifestaties van afgelopen januari. (6)
Deze nieuwe, koelbloedig geplande misdaden, die door een ziekelijke obscurantistische ideologie worden gemotiveerd, het nazisme waardig, zijn niet de vrucht van enkele “monsters” die men alleen maar zou hoeven uit te roeien. (7) Deze logica is die van de bourgeoisie en dient slechts om de oorlog te rechtvaardigen, die op haar beurt meer haat en misdaden veroorzaakt. Maar vooral dient deze logica om de echte oorzaken van de gruweldaden te verbergen, want in werkelijkheid vinden we de wortel van dit kwaad in het hele kapitalistische systeem terug, een systeem zonder toekomst, zonder vooruitzicht, dat zich beetje bij beetje ontbindt en de hele mensheid in zijn moorddadig proces met zich mee sleept.
Daesh of Islamitische Staat (IS) is een bijzonder onthullende manifestatie van deze zelfmoorddynamiek van het kapitalisme. Het is een zuiver product van het verval, direct voortgekomen uit de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme.
In dit kader is de afwezigheid van elk sociaal vooruitzicht op historisch vlak de voornaamste grondslag voor zowel de verergering en de vermeerdering van de imperialistische conflicten als voor de versnelde ondergang van de maatschappij. Geen van beide fundamentele en tegengestelde klassen, noch de bourgeoisie noch het proletariaat, slagen er in om hun historisch project op te leggen, respectievelijk de wereldoorlog of de communistische revolutie. Sinds het midden van de jaren 1980 blijft de hele maatschappij op die manier gevangen in het onmiddellijke, lijkt ze zonder toekomst en rot ze ter plekke en beetje bij beetje weg. (8)
De ineenstorting van de USSR in 1990, product van deze dynamiek, heeft alle tegenstellingen van dit systeem doen toenemen. De manifestaties van deze fase van ontbinding zijn veelvoudig: individualisme en het ieder-voor-zich, gangsterpraktijken, identitaire en sektarische terugtrekking, obscurantisme, nihilisme en, vooral, versterking van de oorlogschaos. En wel in die mate dat ze de zwakste staten destabiliseert en hun ineenstorting veroorzaakt. Zo zet de logica van de conflicten zich door tot en met de verwoesting van hele zones van de planeet. Hierbij dragen de grote imperialistische machten de grootste verantwoordelijkheid, in het bijzonder in Afrika en in het Midden-Oosten.
Een kort overzicht van de geschiedenis van de conflicten van de laatste decennia in deze gebieden verduidelijkt deze realiteit heel goed. Sinds de instorting van de USSR hebben de Verenigde Staten steeds meer moeite hun rol als “politieagent van de wereld” op te leggen. Dat kan paradoxaal lijken, maar het bestaan van de Russische vijand legde aan haar tegenstanders de noodzaak op om bescherming te zoeken achter de Amerikaanse macht. De volkeren van het Westerse blok werden dus verplicht om de “blokdiscipline” van Uncle Sam te aanvaarden. Zodra de USSR was ineengestort, heeft het Westerse blok zich ontbonden en heeft iedereen meteen geprobeerd om zijn eigen imperialistische kaart te spelen. De Verenigde Staten hebben dus steeds meer met brute kracht hun leiderschap moeten opleggen. Dat is de betekenis van de enorme militaire demonstratie van de Golfoorlog in 1990, een moment waarop de Amerikaanse bourgeoisie er tijdelijk in was geslaagd om al haar “bondgenoten” te dwingen om zich bij haar aan te sluiten.
Maar voor de Verenigde Staten is de situatie voortdurend erger geworden. De oorlog in Afghanistan in 2001 en vervolgens in Irak in 2003 hebben ze steeds meer alleen moeten voeren, met als enige resultaat de geopolitieke destabilisatie van de twee gebieden. Deze dynamiek kondigden wij al aan vanaf oktober 1990: “De oorlog in de Golf toont dat het kapitalisme, in een poging haar verschillende delen bijeen te houden tegen de tendens van de algehele chaos, geen andere uitweg heeft dan een stalen dwangbuis van militaire macht op te leggen, die specifiek is voor het stadium van de ontbinding, en die nog eens versneld wordt door de ineenstorting van het Oostblok. In deze zin zijn de methoden die het kapitalisme gebruikt, in een poging om een toenemende mate van bloedige chaos te beheersen, zelf een factor in de versnelling van de militaire barbaarsheid waarin het wereldkapitalisme is gestort.” (9)
Zo heeft de Amerikaanse tussenkomst in Irak in 2003, naast de 500.000 doden, de val van de soennitische regering van Saddam Hussein veroorzaakt (10) zonder in staat te zijn om haar te vervangen door een nieuwe stabiele staat. Integendeel, zij hebben door het terzijde schuiven van de macht van de soennitische fractie, en haar vervanging door de sjiitische fractie, een permanente chaos gecreëerd. Op deze ruïnes, op de leegte die door de ondergang van de Iraakse staat is achtergelaten, is Daesh ontstaan. Haar oprichting gaat terug tot 2006, wanneer Al-Qaida met vijf andere jihadistische groepen “de Adviserende Raad van de Mudjahedien in Irak” oprichtte. En op 13 oktober 2006 riep deze raad de “Islamitische Staat van Irak” uit, die zich vanaf die datum als de “echte staat” beschouwde. Talrijke bekwame ex-generaals van Saddam Hoessein koesterden wraakgevoelens tegen “het Westen“ en zijn in deze periode in groten getale overgelopen naar wat Daesh ging worden. De destabilisatie van Syrië zou daarop de gelegenheid scheppen tot een nieuwe ontwikkeling van IS. In 2012 begon zij zich immers tot in Syrië uit te strekken en op 9 april 2013 werd zij “Islamitische Staat in Irak en van de Levant”.
Elk nieuw imperialistisch conflict, waarin de grote mogendheden allen een onbetwistbare rol spelen, zal een gelegenheid vormen voor Daesh om haar invloed uit te breiden door voort te stuwen op de voor haar vruchtbare grond van haat en wraakgevoelens. Zo verlenen verschillende jihadistische groepen, zoals Boko Haram in het Noord-Oosten van Nigeria, Ansar Maqdis Chouras Chabab al-islam in Libië, Jund al-Khalifa in Algerije en Ansar Dawlat al-Islammiyya in Jemen hun trouw aan haar. Ontegenzeggelijk heeft de imperialistische oorlog IS gevoed. Dit verschijnsel heeft zich ontwikkeld en uitgebreid sinds het midden van de jaren 1980: onder het gewicht van zowel de economische tegenspraken, de interne politiek als de imperialistische conflicten, storten de zwakste staten in.
In de jaren 1990 heeft zich dat in het Oosten geconcretiseerd in een versnippering van de naties en in bloedige conflicten, in het bijzonder in de Balkan tijdens de explosie van Joegoslavië. Van de Kaukasus (Tsjetsjenië) tot in Centraal Azië (Afghanistan) of in Afrika (met ex-Zaïre, de Hoorn van Afrika, enz.), heeft de staatsinstabiliteit ruimte gegeven aan de verschijning van parallelle en oncontroleerbare proto-staten, die door krijgsheren worden geleid. Daesh is een nieuwe uitdrukking van dit verschijnsel dat voortwoekert, maar op een tot nu toe ongekende geografische schaal.
De verantwoordelijkheid van de grote mogendheden stopt niet bij de destabilisatie van de gebieden door hun militaire interventies van strategische aard of eenvoudigweg voor de verdediging van smerige belangen. Ze staan vaak aan de oorsprong van al deze moorddadige en obscure klieken, maar proberen hen net zozeer als haar instrumenten te gebruiken. IS is uit de radicaalste delen van het soennisme samengesteld en heeft dus als eerste vijand de grote natie van het sjiisme: Iran. Daarom hebben alle vijanden van Iran (Saoedi-Arabië, de Verenigde Staten (11), Israël, Qatar, Koeweit…), Daesh politiek, financieel en soms militair ondersteund. Turkije heeft IS gesteund teneinde ze te gebruiken tegen de Koerden. Deze wisselende allianties tonen aan dat de religieuze verschillen niet de werkelijke gisting van dit conflict is: het zijn de vele imperialistische en kapitalistische nationale belangen die de scheidingslijnen bepalen en die de blessures van het verleden veranderen in de tegenwoordige haat.
Hoe het ook zij, al deze staten zijn uiteindelijk genoodzaakt geworden zich te bedenken. Saoedi-Arabië heeft elke financiële steun aan Daesh verboden en al degenen tot gevangenisstraf veroordeeld, die als haar sponsor bleven optreden. En om tegen IS te strijden, zijn de Verenigde Staten officieel aan een zekere toenadering begonnen met… Iran! Waarom zo'n ommekeer? Het antwoord zegt veel over de staat van verwording van het kapitalistische systeem. De obscurantistische, religieuze en vooral verwoestende dimensie van Daesh is dermate groot dat deze groep aan elke controle ontsnapt. Dergelijke staten zonder toekomst en beheerst door de Sharia hebben reeds bestaan, met name in centraal Afrika, maar zij bleven altijd beperkt tot een bepaalde regio. Het verschijnsel Daesh bestrijkt daarentegen een veel uitgebreidere zone en vooral in het belangrijke geostrategische en problematische deel van het Midden-Oosten. (12)
De onophoudelijke wisseling van allianties, dit steeds vernietigender kortetermijnbeleid is evenals het bestaan van deze islamitische proto-staat kenmerkend voor de ontbinding van het hele systeem, voor de kapitalistische impasse, voor de afwezigheid van duurzame oplossingen en enig vooruitzicht voor alle naties.
Ook op dat punt heeft het kompas van het marxisme ons in staat gesteld om vanaf 1990 te begrijpen dat de hele maatschappij deze richting nam: “In de nieuwe historische periode die we bereikt hebben, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit bevestigd, vertoont de wereld zich als een reusachtige boksring, waarin de tendens van het “ieder voor zich” volledig tot uiting komt, en allianties tussen staten gedomineerd worden door de onmiddellijke behoeften van het moment en bij lange na niet de stabiliteit zullen kennen, die de imperialistische blokken kenmerkte. Een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos, waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te garanderen door steeds massaler en wreder militair ingrijpen”. (13)
De laatste terloopse verandering: momenteel is Frankrijk bereid om, vanwege haar toenadering tot Rusland, Bachar el-Assad (officieel verantwoordelijk voor 200.000 doden sinds het begin van de burgeroorlog!) tegen Daesh te steunen. Niettegenstaande het feit dat ze zich sinds 2011 met heel haar diplomatieke gewicht had ingezet voor de “Syrische oppositie”. Poetin en zijn laaghartig machtsmisbruik in Tsjetsjenië en daarna in de Oekraïne worden weer “respectabel”!
Door al deze oorlogen te voeren, door dood en de droefheid te zaaien, door de terreur van de bommen op te leggen en door de haat aan te wakkeren, in naam van de “legitieme verdediging”, door dit of dat moordenaarsregime te ondersteunen, al naar gelang de omstandigheden, door geen enkele andere toekomst voor te stellen dan altijd meer conflicten, en dat alles enkel en alleen om hun smerige imperialistische belangen te verdedigen, zijn de grootmachten de voornaamste verantwoordelijken van de wereldwijde barbarij, met inbegrip van Daesh. En als deze zogenaamde “Islamitische Staat“ als heilige drie-eenheid de aanranding, de vlucht en de bloedige repressie heeft, als zij elke cultuur vernietigt (dezelfde haat tegenover de cultuur als het nazi-regime (14)), als zij vrouwen en kinderen verkoopt, soms voor hun organen, is zij niets anders dan een bijzonder karikaturale vorm, zonder kunstgreep of opsmuk, van de kapitalistische barbarij, waar alle staten en naties van de wereld, klein of groot, toe in staat zijn
“Geschonden, onteerd, wadend in bloed, druipend van vuil zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als zij keurig en zedelijk cultuur, filosofie en ethiek, orde, vrede en rechtstaat presenteert maar als verscheurend beest, als heksensabbat van de anarchie, als pestadem voor cultuur en mensheid zo vertoont zij zich in haar ware, naakte gedaante. Midden in deze heksensabbat voltrok zich een wereldhistorisch drama: de capitulatie van de internationale sociaaldemocratie. Zich daarover om de tuin te leiden, haar te camoufleren zou het domste, het noodlottigste zijn, dat aan het proletariaat zou kunnen overkomen.” (15)
Het zijn dus duidelijk vooral de grote mogendheden, die hun eigen barbarij ontketenen op de grond en in de lucht boven de kleinere kapitalistische naties (allen net zo barbaars). En het is dezelfde barbarij die tenslotte aan hun controle ontsnapt en als een boemerang het systeem vol in het hart treft. Dat is de reële betekenis van de aanslagen van 13 november in Parijs. Zij zijn niet slechts een zoveelste terroristische actie, maar zij maken duidelijk dat er een extra stap is gezet in de verergering van de imperialistische spanningen en de verrotting van de kapitalistische maatschappij. Ook als de bevolkingen van Afrika en het Midden-Oosten (16) regelmatig door aanslagen worden geteisterd, dan vormt de aanslag in het historische hart van het kapitalisme een bijzonder belangrijk verslechtering van de wereldsituatie. Bij de aanslagen die Parijs in 1985 en 1986 hadden getroffen, schreven wij:
“De huidige golf van terroristische aanslagen brengt tot uitdrukking dat deze ontbinding van de maatschappij vandaag een dergelijk niveau bereikt dat de grootmachten steeds minder gevrijwaard zijn van de meest barbaarse manifestaties, dat zij steeds meer moeilijkheden ondervinden om deze extreme vormen van stuiptrekkingen van een systeem in doodsstrijd gevangen te houden in de Derde Wereld. Ondanks het feit dat de oorsprong van de crisis zich bevindt in het hart zelf van het systeem, in zijn metropolen, hebben deze zelfde kapitalistische metropolen de meest rampzalige manifestaties van de crisis aanvankelijk naar de periferie kunnen terugdringen. Maar de crisis, die met een vertienvoudigde kracht op de centrale landen van het kapitalisme terugslaat, brengt momenteel ook een deel van deze barbaarsheid die zij in de Derde Wereld had ontketend terug met zich mee.” (17)
Dit proces vindt plaats sinds het midden van de jaren 1980 en vooral sinds de aanval op het World Trade Center in 2001 heeft het zich ononderbroken ontwikkelt. De aanslagen van 13 november zullen dus een belangrijke kwalitatieve en aanvullende stap betekenen, ook ten opzichte van de aanslagen van Madrid (2004), Londen (2005) of Boston (2013). Momenteel is de voorlopige balans 130 doden en 351 gewonden, waarvan 98 ernstig. Deze verschrikkelijke slachting behoort tot de ergste aanslagen die sinds de Tweede Wereldoorlog het hart van Europa hebben getroffen, zelfs al zijn de bomaanslagen in het Stade de France niet gelukt. (18) Maar het werkelijke verschil is niet enkel kwantitatief. De aanslag in Madrid was immers eveneens van een enorme omvang (200 doden, 1400 gewonden). Deze keer gaat het echter niet om een geïsoleerde en korte handeling. IS is er daarentegen in geslaagd het aantal plaatsen van de aanslag te vermeerderen en drie uur lang in heel Parijs mensen af te slachten! Op die manier heeft ze in het Westen een hele avond lang een sfeer van oorlog geïmporteerd, welke de bevolking in Syrië, Irak, Afghanistan, Pakistan, Nigeria, enz. dagelijks beleeft (en waaraan zij trouwens wanhopig probeert te ontvluchten).
De “minutieus” voorbereide uitvoering (19) van deze aanslagen heeft het dus mogelijk gemaakt om een echte golf van choquering en paniek te veroorzaken. De live uitzending door alle televisiezenders ter wereld van de gebeurtenissen, van deze beelden van de stadsoorlog, van de onzekerheid met betrekking tot het aantal slachtoffers, van het aantal aanvallen en betrokken terroristen … dat alles heeft een ondraaglijk klimaat van terreur geschapen. Bij miljoenen zijn de machteloze toeschouwers, genageld in hun stoel voor hun scherm blijven zitten en daarna niet in staat geweest om die nacht nog één oog dicht te doen. IS is erin geslaagd te bewijzen dat een grote economische en militaire macht zoals Frankrijk niet in staat is deze daden te verhinderen. En ondanks het feit dat nakende aanvallen werden verwacht is de Franse staat werkelijk machteloos gebleken om het bloedbad te vermijden.
Erger nog, Daesh heeft kunnen steunen op mannen en vrouwen die zijn geboren en getogen in Frankrijk en België, en die in staat waren om de ergste misdaden te begaan namens een irrationele, walgelijke en ziekelijke ideologie. Anders gezegd, de ontbinding van de maatschappij zelf, die het hart van het kapitalisme aantast, heeft rechtstreeks zo'n gruweldaad veroorzaakt.
Talrijk zijn de overlevenden die de terroristen van nabij hebben gezien. Ze hebben getuigd van de banale verschijning van hun beulen: jongeren tussen 20 en 30 jaar, bevend van angst en druipend van zweet, (20) maar vastberaden in het rechtvaardigen van hun ongehoorde moorddadige handelingen vanwege de noodzaak om “de misdaden te wreken die zijn begaan door het Franse leger in Syrië”. Deze afschuwelijke handelingen werden niet begaan door monsters, maar door compleet fijngemaalde en geïndoctrineerde mensen, die voor het merendeel zijn geboren in het “beschaafde” Europa.
Een groot deel van de Europese jihadisten die zich vandaag in Syrië bevinden, zijn afkomstig uit de kleinburgerij. Bij afwezigheid van een ander vooruitzicht dan de declassering zijn deze vol van jaloezie ten opzichte van de modellen van de grootbourgeoisie. Bovendien staan ze vreemd tegenover wat voor alternatief project voor de maatschappij dan ook en zijn ze aangetast door het nihilisme en de haat. Het is trouwens dezelfde laag van de maatschappij die reeds in de jaren 1930 en 1940 het grootste deel van de stoottroepen van het nazisme had gevormd.
Een ander niet onbelangrijk deel van het leger van Daesh is afkomstig uit de arme voorsteden. Het gaat om kinderen met een chaotisch traject, die vernederd zijn door een systeem dat ze van zijn economische, alsook zijn culturele en sociale sfeer uitsluit. Ook daar vormen de wens tot wraak enerzijds en het nihilisme anderzijds, allebei uitdrukkingen van een maatschappij zonder toekomst, waarschijnlijk de essentiële grondslagen van hun traject. Door deze laffe, oneerbare en absurde moordpartijen hebben de meest extremen onder hen de indruk eindelijk te bestaan en het systeem aan te vallen dat hen voordien had uitgesloten. De dood is de prijs die ze bereid zijn te betalen, aangezien het leven voor hen geen enkele waarde meer heeft.
Een laatste deel tenslotte wordt (vooral onder de kamikazes) direct gerekruteerd uit misdadig gespuis. Het zijn vaak zij die na vele diefstallen en herhaaldelijke geweldpleging enkele jaren later met de kalasjnikov in de hand overgaan tot uitroeiing, waarbij ze één van de meest afschrikwekkende religieus geïnspireerde ideologieën als voorwendsel gebruiken.
Anders gezegd, van Europa tot het Midden-Oosten, zoals over de hele wereld, vormt in de eerste plaats de afwezigheid van elk vooruitzicht, vervolgens zijn ernstigste gevolgen (de sociale verrotting, de gangsterpraktijken, de ontwikkeling van de moraal van lompenproletariaat), de vruchtbare grond voor deze morbide praktijken. De ontmoeting van deze in Europa geboren jongeren met Iraakse en Syrische obscurantistische en moorddadige groepen, die in staat zijn een strategie en een militaire know-how te ontplooien, is dus in geen enkel opzicht een toevalligheid.
Om kort samen te vatten, zijn het imperialisme en de ontbinding de twee ouders die, als koppel, het huidige terrorisme veroorzaken. Oorlog, no-future, angst en haat, morele ineenstorting, terrorisme… vervolgens opnieuw de oorlog. Het gaat om een vicieuze cirkel zonder einde. Het kapitalisme zal de hele mensheid meeslepen in dit verval en deze neergang tot aan de vernietiging van ieder leven, als het niet wordt vernietigd en door een andere maatschappij wordt voorbijgestreefd.
Wat was dus de reactie van alle grote naties op de avond zelf van de aanslagen van 13 november? Op de dag volgend op het drama gaven de woorden van de socialistische Franse minister-president Manuel Valls de toon aan op de grootste televisiekanalen in het land: “wil om Daesh vernietigen”; “wij zullen slag voor slag van repliek dienen”; “wij zullen meedogenloos zijn”; “wij zullen antwoorden op hetzelfde niveau”; “wij zijn in oorlog”, een oorlog die “maanden en misschien zelfs jaren in beslag gaat nemen” en die “uitzonderlijke middelen” vereist. Daaraan voegde hij toe: “Ik zal alles doen opdat de eenheid, opdat de heilige eenheid wordt behouden” en hij eindigde met deze oorlogszuchtige oproep: “laats on patriotten zijn om het terrorisme te verslaan”.
En alle nationale kranten antwoordden in koor: “Nu is het oorlog!”; “Frankrijk wordt aangevallen!”, enz. Deze patriottische en nationalistische campagne werd op internationale schaal georkestreerd rond de Franse driekleur en de Marseillaise. Over de hele wereld, op alle grote monumenten, maar ook op de sociale netwerken, in de sportstadions … werd met de Franse vlag gezwaaid. De woorden van de Marseillaise werden in alle Engelse kranten gepubliceerd zodat het publiek het op 18 november bij de wedstrijd Engeland-Frankrijk in Wembley kon meezingen. Er bestaat natuurlijk geen enkele reële solidariteit van de grootmachten jegens Frankrijk. Al deze naties voeren een economische en soms militaire concurrentie zonder genade. Nee, elke nationale bourgeoisie heeft alleen maar de 130 doden van Parijs en de veroorzaakte angst gebruikt om het rotte idee ingang te doen vinden dat de nationale eenheid het mooiste en het hoogste van de mogelijke eenheden is, die het “samen leven” mogelijk maakt en ons beschermt tegen “buitenaf”.
Maar in werkelijkheid zijn de nationale vlaggen altijd de vlaggen van de oorlog! Ze zijn het symbool van de ideologie die de verschillende klassen van de natie aaneensmeden tegen andere naties. Het is fundamenteel dezelfde ideologie als die van IS! En in Frankrijk is het vandaag de socialistische partij aan de macht die aan de spits staat van deze oorlogszuchtige geest. De resultaten: de Franse militaire staf heeft “als represaille voor de aanslagen” in enkele dagen tientallen bommen gegooid en haar vliegdekschip Charles De Gaulle gestuurd om de slagkracht van het Franse leger in Syrië te verdrievoudigen. Deze aanvallen komen bovenop de, onder andere, 4111 doelwitten die door het Russische leger in de laatste achtenveertig laatste dagen wordt geraakt. Terwijl de pers elke dag massaal (21) verhaalt over de “collaterale” slachtoffers van deze bombardementen, is het vandaag onmogelijk om een goed beeld ervan te krijgen. Het gaat dus zoals in elke oorlog die wordt geleid door de grote democratische naties, die ingrijpen in naam van de “vrede“, het “humanitaire”, de “veiligheid van de bevolking”, enz. En elke keer is de balans van het aantal getroffen mensen, die enkele jaren later wordt gepubliceerd, verschrikkelijk.
Eén voorbeeld. Volgens het verslag: Body Count, Casualty Figures after 10 years of the ‘War on Terror’ (22), heeft “de oorlog tegen het terrorisme” die na de aanslagen van 11 september 2001 door de Verenigde Staten werden gelanceerd, in twaalf jaar de dood veroorzaakt van minstens 1,3 miljoen personen in drie landen (Irak, Afghanistan en Pakistan). Ze preciseert dat het hier om een “lage schatting” gaat die geen rekening houdt met de andere conflicten (Jemen, Somalië, Libië, Syrië). Het is Irak dat het zwaarste gelag zou hebben betaald voor de oorlog tegen het terrorisme, met ongeveer één miljoen doden tegen 111.000 volgens de Amerikaanse media en 30.000 volgens ex-president George W. Bush. Het rapport spreekt over een “misdaad tegen de menselijkheid, die bijna een genocide is”. Daar zien we het echte gezicht van de imperialistische oorlog! Daar is het echte en zware gelag van de “chirurgische” aanvallen te zien!
De huidige aanvallen op Syrië zullen Daesh misschien kwaad doen, iets wat deze proto-staat trouwens alleen nog meer suïcidaal en moorddadig zal maken, maar ze zullen in deze gebieden en over de hele wereld vooral de angst en de haat voeden. Het verschijnsel dat door Daesh wordt vertegenwoordigd en dat haar heeft doen ontstaan, komt er dus sterker uit te voorschijn. Het “antwoord” van de staten op het “terrorisme“ betekent slechts een escalatie van het militarisme en een ontketening van steeds meer dezelfde irrationale barbaarsheid, in een helse spiraal van bloedige chaos.
De bourgeoisie heeft geleerd sinds de aanslagen op Charlie Hebdo van afgelopen 7 januari. Toen werd ze verrast door de spontane manifestaties en was ze genoodzaakt om snel op de rijdende trein te springen. Deze keer heeft de Franse staat verhinderd dat er zich gelijkaardige spontane uitingen van solidariteit gaan voordoen, die de overdenking en de discussies bevorderen en het idee kan doen rijzen dat “de straat” een politieke kracht vertegenwoordigt. Daarom is nu elke samenkomst verboden geworden en is iedereen gedwongen “thuis” te blijven en zich te identificeren met de “natie”, het “vaderland“ en de logica van de oorlog! Vandaag duikt zelfs het idee van de nationale dienst en een “nationale garde” opnieuw op. De Franse socialistische partij heeft van de aanslagen geprofiteerd om de versterking van het toezicht en het repressieve instrumentarium te rechtvaardigen.
Er is in het bijzonder de noodtoestand die werd uitgeroepen en al snel voor 3 maanden werd verlengd. Het is de eerste keer sinds de Algerijnse oorlog (in 1958 en in 1961) dat op het hele grondgebied van de metropool en de overzeese gebieden (Guadeloupe, Martinique, Guyana, Réunion en Mayotte) de noodtoestand is uitgeroepen. Deze noodtoestand is een speciale situatie, een soort uitzonderlijke toestand waarbij de “vrijheden” worden beperkt. Zij “vertrouwt aan de burgerlijke autoriteiten, in het geografische gebied waarop zij van toepassing is, uitzonderlijke politionele bevoegdheden toe” (23), zoals de mogelijkheid om massaal huiszoekingen te doen. Het gaat er in feite om de bevolking te doen wennen aan deze drastische versterking van de aanwezigheid van politie en repressie, die de bourgeoisie morgen pertinent tegen de arbeidende klasse zal gebruiken. Er zijn reeds een hoeveelheid wetten ter discussie voorgelegd om de “nationale veiligheid” te versterken. Dezelfde campagne op vlak van openbare veiligheid wordt momenteel over de hele wereld gevoerd.
Kort samengevat profiteert de staat van het terrorisme om zich voor te doen als de garant van de vrede om beter… de oorlog te voeren, als de beschermer van de mensenrechten om… de controle van de bevolking te versterken en, natuurlijk, als de borg van de sociale eenheid om… de haat aan te wakkeren. Zo wordt permanent de haat tegen vreemdelingen en moslims aangewakkerd, net als elke andere verdeling die het de kapitalistische orde mogelijk maakt om als meester over haar uitgebuitenen te regeren. Overal in Europa kennen de xenofobe burgerlijke politieke stromingen een opleving. Acties tegen anti-immigranten nemen trouwens zo’n beetje overal toe, zoals in Duitsland, waar opvangcentra in brand worden gestoken en georganiseerd racistisch geweld wordt gepleegd. In Frankrijk speelt het taalgebruik van het Front National en een deel van de rechtse partijen, naar het voorbeeld van Nadine Morano, op dezelfde grondtonen als die van IS: de terugtocht, de angst, de uitsluiting en de haat ten opzichte van de ander.
In een dergelijke sociale context moeten de enkele uitingen van reële solidariteit als heldhaftig worden beschouwd. Op de avond van 13 november hebben mensen, ondanks de risico's en het gevaar, direct bijstand verleend en spontaan de gewonden geholpen. In de getroffen wijken hebben de bewoners niet geaarzeld hun deuren te openen om schuilplaatsen te verlenen aan de mensen op straat die in paniek waren geraakt. Zo’n beetje overal heeft een korte tendens tot verzameling van solidariteit en verontwaardiging zich uitgedrukt dat door het verbod om te manifesteren evenwel snel werd gesmoord. Dat alles toont aan dat de “onverschilligheid” en de “onwetendheid over de ander”, die normaliter in de kapitalistische maatschappij heersen, kan worden overwonnen wanneer de bewuste wil tot solidariteit zich uit, d.w.z. de wil van de bijstand in harde en moeilijke omstandigheden.
Het is iets dat wij de laatste maanden eveneens hebben kunnen zien onder een belangrijk deel van de arbeidersklasse met betrekking tot de ontvangst van de migranten, met name aan het begin van hun komst in Duitsland. Maar zoals de huidige situatie ook aantoont, kan dit kwetsbare begin ten gevolge van de belangrijke zwaktes van de arbeidersklasse zeer gemakkelijk afgeleid worden naar het valse terrein van het patriottisme en het nationalisme, achter de moorddadige en uiteindelijk xenofobe logica van de meest democratische staten. Het klimaat van ontzetting en angst en de propaganda na de aanslagen van Parijs zullen zwaar wegen op het bewustzijn van de arbeidersklasse. De heilige eenheid die rond de staat en de natie in gevaar wordt geëist, kan slechts het gewicht versterken van de dodelijke illusies met betrekking tot de bescherming van de democratie en de bezetenheid op het vlak van de openbare veiligheid op internationaal niveau. Dat zal nog een beetje meer bijdragen elk vooruitzicht af te sluiten en de zelfmoordkrachten van dit wegrottende kapitalisme te versterken.
De enige echte solidariteit voor de arbeidersklasse kan zich slechts uiten op autonome wijze, buiten alle invloeden van de weldenkende burgerlijke ideologie, vooral op momenten van arbeiderstrijd. Juist de generatie die het belangrijkste doelwit is geweest van de aanslagen van 13 november had in de sociale beweging van 2006 trouwens een stemming van solidariteit binnen de hele arbeidersklasse van start laten gaan. En wanneer enkele afdrijvende jongeren uit de arme banlieues de demonstranten kwamen afpersen, had deze generatie van onzekere studenten en arbeiders geweigerd om in de valstrik van de verdeling te vallen. Zij hadden een samenkomst gehouden met diezelfde jongeren in de buitenwijken in een poging om ze te winnen voor de algemene strijd. Als zij deze intelligentie hadden, dan komt dat doordat deze sociale beweging zich een algemene vergadering had geschonken die het mogelijk maakte de overdenking, de discussie, de collectieve uitwerking, kortom het politieke bewustzijn te ontwikkelen. De enige mogelijke remedie tegen de ergste gevolgen van de ontbinding is de solidariteit in de strijd, het oprechte en open debat en de ontwikkeling van het arbeidersbewustzijn.
Op termijn zal alleen deze logica het voor de klasse mogelijk maken een politieke identiteit en een historisch vooruitzicht op een andere maatschappij terug te vinden. Dan zal zich de mogelijkheid openen van een wereld zonder klassen, zonder oorlogen, noch grenzen, waar de bevrediging van de menselijke behoeften (in het bijzonder de smaak voor kunst, wetenschap en cultuur) en niet het winststreven het centrum van de menselijke wereldgemeenschap zullen vormen. “De waanzin zal eerst ophouden en het bloedige spook van de hel verdwijnen als de arbeiders in Duitsland en Frankrijk in Engeland en Rusland, eindelijk uit hun roes ontwaken, elkaar broederlijk de hand reiken en het beestachtige koor van de imperialistische oorlogsophitsers zowel als het hese geschreeuw van de kapitalistische hyena’s door de oude, machtige krijgskreet van de arbeiders overdonderen: proletariërs aller landen verenigt u!” (24)
IKS, 21 november 2015.
(1) Het communiqué van Daesh dat de aanslagen opeist.
(2) Een groot deel van de slachtoffers waren tussen de 25 en 35 jaar oud. Lees bijvoorbeeld: "A Paris, une génération visée", (Le Monde) of: "La jeunesse qui trinque", (Libération du 15.11.2015).
(3) Cabu (76 jaar), Wolinski (80 jaar), Bernard Maris (68 jaar).
(4) …“waar honderden verafgoders verzameld waren in een feest van perversiteit”, nog altijd volgens het communiqué van Daesh.
(5) Lees het artikel op onze website: “Salut aux jeunes générations de la classe ouvrière”, Révolution Internationale nr. 367, april 2006.
(6) Lees: “Les portraits poignants des victimes du 13 novembre”, gepubliceerd op de website van Libération.
(7) “Als alle landen van de wereld tezamen niet in staat zijn om 30.000 personen uit te roeien, die monsters zijn, is er niets meer te bevatten.”, Laurent Fabius, Minister van Buitenlandse Zaken van de socialistische regering in Frankrijk (verklaring op radio “France Inter” op 20 november).
(8) “De ontbinding, de laatste fase van het kapitalistisch verval”, Internationale Revue nr. 13.
(9) “Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue nr. 13.
(10) Laten we niet vergeten dat dezelfde Verenigde Staten in 1979 in ruime mate hadden bijgedragen tot machtsovername van Saddam Hoessein in Irak, die hun bondgenoot was tegen Iran.
(11) “Daesh beschikt over een werkelijke “oorlogsschat” (2 miljard dollar volgens de CIA), over omvangrijke eigen inkomsten, onvergelijkbaar met de middelen waarover Al-Qaida beschikte. Daesh beschikt over talrijke wapens, maar ook over een zwaar en geavanceerd militaire apparaat. Meer dan een terroristische beweging, worden wij geconfronteerd met een echt leger dat door professionele militairen wordt geleid. Wat is de dokter Frankenstein die dit monster heeft gecreëerd? Laten we het duidelijk stellen, aangezien dit gevolgen heeft: het zijn de Verenigde Staten. Door het politieke belang op korte termijn, hebben andere spelers - van wie sommige zich voordoen als vrienden van het Westen - uit mededogen of opzettelijk, bijgedragen tot deze constructie en haar versterking. Maar de eerste verantwoordelijken zijn de Verenigde Staten.” (volgens de woorden van Generaal Vincent Desportes, als hoogleraar verbonden aan de “Sciences Po Parijs”, zoals hij die heeft uitgesproken tijdens zijn ondervraging door de Franse Senaat over de operatie “Chammal” in Irak en beschikbaar op de website van de Senaat).
(12) Het kalifaat dat IS gewapenderhand wil veroveren omvat dus: Irak, Syrië, Libanon, Koerdistan, Kazachstan, de Golfstaten, Jemen, de Kaukasus, de Maghreb, Anatolië, Egypte, Ethiopië, Libië, de hele Hoorn van Afrika, Andalusië en een deel van Europa. Dit onuitvoerbare project is niets anders dan een zelfmoordonderneming, maar daarmee niet minder vernietigend.
(13) “Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue nr. 13.
(14) Een ander punt van overeenkomst met IS is het feit dat het nazi-regime zelf ook een onrealistische veroveringspolitiek had, dat alleen maar kon leiden tot zelfmoord. Daarom is het gebruik van de term “islam-fascisme” gepast om de ideologie van Daesh te kwalificeren.
(15) Rosa Luxemburg, Juniusbrochure, 1915.
(16) Sinds de aanslag op het World Trade Center in september 2001 is de macabere lijst van aanslagen in de wereld eindeloos geworden. Het voldoet om de aanval en de gijzelneming te vermelden van de internationale gasten en het plaatselijke personeel in een hotel in het centrum van Bamako in Mali, een week na de moordpartijen in Parijs, die er weer minstens 27 doden aan heeft toegevoegd. Dit was het werk van een groep verbonden aan Al-Qaida.
(17) Attentats terroristes en France : une expression de la barbarie et de la décomposition du système capitaliste (Révolution internationale nr. 149, oktober 1986).
(18) De omvang van de moordpartijen die regelmatig de markten van het Midden-Oosten treffen tijdens hetzelfde soort zelfmoordaanslagen, geven een beeld van het verschrikkelijke bloedbad dat zou zijn aangericht als de terroristen erin waren geslaagd tot in het stadion door te dringen.
(19) Communiqué van Daesh dat de aanslagen opeist.
(20) Als deze kamikazes overgaan tot actie zijn ze trouwens vaak sterk gedrogeerd, zoals het geval was bij hen die in juni de moordpartij begingen in het hotel Sousse in Tunesië.
(21) Een voorbeeld tussen de talloze andere: “Gisteren “werden minstens 36 personen, waarbij 10 kinderen, gedood en tientallen anderen verwond bij meer dan 70 raids tegen verschillende plaatsen in Deir Ezzor, uitgevoerd door Russische en Syrische militaire troepen”, volgens Rami Abdel Rahmane, Directeur van het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten.” (L’Express van 20 november).
(22) Gepubliceerd door de organisaties De Internationale Vereniging van Artsen voor de Preventie van een Atoomoorlog, (Nobelprijs voor de Vrede, 1985), Natuurkundigen voor Maatschappelijke Verantwoordelijkheid en Natuurkundigen voor een Wereldwijde Overleving.
(23) Senaat, Studie van vergelijkbare wetgeving nr. 156, januari 2006, De noodtoestand.
(24) Rosa Luxemburg, Juniusbrochure, 1915.
De gezondheidszorg staat op instorten. De medische voorzieningen zijn onbetaalbaar duur geworden. Bezuinigingen in de medische zorg zijn onvermijdelijk – dit zijn de stemmen die we horen uit het burgerlijke kamp. Inderdaad, achter de ineenstorting van de gezondheidszorg verbergt zich het onvermogen van het kapitalisme om de medische kennis ter beschikking te stellen aan de mensheid
In de opkomstperiode had het kapitalisme nog grote verwezenlijkingen gerealiseerd. In het kader van de industriële revolutie werden niet alleen nieuwe machines en productietechnieken ontwikkeld. Vooruitgang in de wetenschap hielp ook de geneeskunde grote doorbraken te realiseren, want voornamelijk dankzij een betere hygiëne en een uitgebreide ziektebestrijding kon de levensverwachting worden verhoogd en kindersterfte worden teruggebracht. Stierven er rond de eeuwwisseling, van de 19e op de 20e eeuw, nog tweederde van de mensen vóór hun zestigste, 100 jaar later is dat slechts een tiende.
Terwijl de mensen tot die tijd hulpeloos stonden tegenover de vele ziekten, was er later een betere kans op een genezing dankzij de, op de wetenschap gebaseerde, behandelingsmethoden. "De aanleg van een systeem van schoon drinkwater en riolering en de bouw van gemeentelijke slachthuizen verhoogde de openbare hygiëne, en ook de levensomstandigheden verbeterden zich langzaam. Tegen het einde van de 19e eeuw leidden de vooruitgang op wetenschappelijk gebied, zoals de ontstane bacteriologie, tot aanzienlijke verbeteringen in de gezondheidszorg. Asepsis en antisepsis (voorkomen en elimineren van besmettingen met bacteriën), het pasteuriseren van voedsel en de ontwikkeling van vaccins kunnen nu veel van de eerdere doodsoorzaken uitsluiten. De mensen leefden langer en stierven uiteindelijk aan andere ziekten: in de industriële maatschappij [van de twintigste eeuw] zijn de degeneratieve ziekten, zoals de aandoeningen aan de hart- en bloedvaten en kanker, de belangrijkste doodsoorzaak geworden." (www.berlin-institut.org/pdfs/Kroehnert_Sterblichkeit.pdf [178])
Nadat de gezondheidssituatie van de arbeidersklasse snel was verslechterd in de opkomstperiode van het kapitalisme, als gevolg van de enorme slijtage van de arbeidskracht en ziekmakende levensomstandigheden in de steden, verbeterde zich de gezondheidstoestand in de late 19e eeuw langzaam. In deze periode kon de arbeidersklasse het kapitaal vele hervormingen afdwingen. Naast de verkorting van de arbeidstijd, de officiële afschaffing van kinderarbeid, de vermindering van nachtarbeid voor vrouwen, loonsverhogingen, enz., werd in de jaren 1880 in een land als Duitsland de sociale zekerheid ingevoerd (1883: ziekteverzekering; 1884: ongevallenverzekering), waardoor een gestaag groeiend aantal arbeiders het genot leerde kennen van een ziekteverzekering.(1)
"De medische sector moest zich van nu af richten op de patiënten van de ziekteverzekering, die weldra de belangrijkste bron van inkomsten werden en in tegenstelling tot de eerdere “armenziektezorg” het recht op vrije artsenkeuze inhield. De nieuwe generatie artsen werd aan de hand van natuurwetenschappelijk kennis en exacte bewijsvoering, en met behulp van voldoende praktische oefening, opgeleid voor de medische praktijk. Ze keken vol medelijden neer op de oudere artsen, wier belangrijkste middelen uit de studietijd de waarneming, de aanmoediging, het aderlaten en het braakmiddel waren. Het percentage van artsen, dat rechtstreeks afhankelijk was van de behandeling van arbeiders, nam toe. In 1908 wijdde 90 procent van alle gevestigde artsen 75 procent van hun werktijd aan de zogenaamde werknemersverzekering." (Sozialversicherung und medizinische Betreuung; Zum Stand der Medizin im ausgehenden 19. Jahrhundert; Bernhard Meyer) (https://berlingeschichte.de/bms/bmstxt99/9910prod.htm [179])
Maar deze medische kennisverwerving en de overeenkomstige gezondheidszorg werden niet uitgebreid over de hele wereld. In plaats daarvan ontstond er reeds aan het einde van de 19e eeuw een enorme kloof tussen de geïndustrialiseerde landen (zelfs met grote verschillen tussen hen onderling) en de zogenaamde ontwikkelingslanden. Want terwijl de arbeiders in enkele geïndustrialiseerde landen van deze medische kennis konden profiteren, bleef de toegang ertoe grotendeels geblokkeerd voor de overgrote meerderheid van de arbeiders en de boeren in de zogenaamde ontwikkelingslanden. En dat meer dan een eeuw lang. Vanwege ruimtegebrek kunnen we hier niet gedetailleerd ingaan op de verschillen in de situatie van de arbeiders en de toenmalige sociale verzekeringsstelsels op de verschillende continenten (op dit punt vernoemen we enkel dat de kapitalisten niet genoeg speelruimte hadden om dergelijke hervormingen in te voeren en de arbeidersklasse in deze staten onvoldoende druk heeft kunnen opbouwen om dergelijke verbeteringen af te dwingen).
De meeste van de voormalige koloniën, die in de 19e eeuw door de koloniale machten waren veroverd, werden toentertijd economisch kreupel geslagen. Voor de arbeidersklasse in deze landen was het sindsdien onmogelijk zulke substantiële verbeteringen te bewerkstelligen, zoals de arbeidersklasse in de geïndustrialiseerde landen vooralsnog heeft kunnen realiseren. Sindsdien bestaat de enorme kloof in medische verzorging tussen de bevolking van de Europese geïndustrialiseerde landen en de zogenaamde ontwikkelingslanden. "Dit leidt, met name tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, tot een zeer verschillende structuur van doodsoorzaken. In 1997 waren besmettelijke en parasitaire ziekten verantwoordelijk voor 43 procent van alle sterfgevallen in ontwikkelingslanden, in de geïndustrialiseerde landen, daarentegen, slechts ongeveer 1 procent. Aan de andere kant waren in de industrielanden, 46 procent van alle sterfgevallen veroorzaakt door hart- en vaatziekten, tegen slechts 24 procent in de ontwikkelingslanden." (Kröhnert)
De realiteit in de landen van de zogenaamde “Derde Wereld” is bekend. De grote doorbraken in de ontwikkeling van voldoende hygiëne, de aanleg van sanitaire voorzieningen, een rioolsysteem, zoals dat aan het einde van de 19e eeuw in de industriële centra werd gerealiseerd, en de stijging van de levensverwachting mogelijk maakten, bleven voor de meeste mensen in de perifere landen buiten bereik.
Aan het begin van dit millennium had van de 6 miljard mensen nog steeds 3,3 miljard geen toegang tot zuiver drinkwater en 2,5 miljard (meer dan een derde) geen sanitaire basisvoorziening tot haar beschikking. In de "ontwikkelingslanden" wordt ongeveer 90% van het afvalwater ongezuiverd in rivieren en meren geloosd, waardoor ieder jaar 250 miljoen mensen ziek worden door verontreinigd water, wat in 5 tot 10 miljoen gevallen tot de dood leidt (bron WWF). De WHO schat dat ongeveer 80% van de ziekten in de “ontwikkelingslanden” rechtstreeks verband houdt met een ontoereikende watervoorziening. Jaarlijks sterven er ongeveer 4 miljoen kinderen aan diarree-gerelateerde ziekten.
En juist in de nieuwe “rijzende ster” van de kapitalistische groei, in China, heersen catastrofale toestanden. Ongeveer de helft van de bevolking, bijna 600 miljoen mensen, moeten zwaar verontreinigd water drinken. Tweederde van de 338 grootste steden zijn geclassificeerd als vervuild. Ziekten van de luchtwegen en het hart zijn de belangrijkste doodsoorzaak in China. De fenomenale groeicijfers laten de kas van de ondernemers weliswaar rinkelen, maar voor veel mensen zijn ze ook een uitdrukking van de sterftecijfers. In Peking zijn 70 tot 80% van alle kankergevallen toe te schrijven aan luchtverontreiniging.
In de tweede helft van de 19e eeuw konden de ziekmakende en dodelijke factoren van de feodale en de vroegkapitalistische werkomstandigheden, dankzij een verbeterde hygiëne, worden ingedamd of overwonnen en werd een hogere levensverwachting dus mogelijk. Nu heeft het kapitalisme, vanwege zijn de destructieve wijze van produceren, die hem eigen is, nog meer ziekmakende factoren voortgebracht. De reden is: het kapitalisme zelf pleegt een ongebreidelde roofbouw op de menselijke gezondheid. Het kan niet anders dan slijtage plegen op de arbeidskracht van zijn werkernemers. Wie tientallen jaren zijn lichaam aangetast heeft onder de kapitalistische arbeidsomstandigheden, wie zich bijvoorbeeld jarenlang aan het moorddadige tempo van de lopende band heeft moeten onderwerpen, wie door ploegendienst zijn slaappatronen heeft geruïneerd, zal onvermijdelijk lijden onder de gebruikelijke werk-gerelateerde ziekten.
Zelfs de burgerlijke politici, die zich bezighouden met gezondheidszorg, geven toe dat de helft van de uitgaven in de gezondheidssector zouden bespaard kunnen worden, als het mogelijk zou zijn om binnen dit systeem preventie toe te passen, in plaats van de ziekten pas te behandelen als ze al zijn opgetreden.
Dit geldt vooral voor de zogenaamde beschavingsziekten zoals de hart- en vaatziekten of, bijvoorbeeld, diabetes (suikerziekte). Want de beschaving, die tot deze ziekten leidt vanwege een gebrek aan fysieke inspanning, slechte voedingspatronen, enz., is een kapitalistische, waarvan de wortels veel te diep gaan om door een hervorming van de gezondheidszorg te kunnen worden uitgeroeid – vooral vanwege het op de spits drijven van de urbanisatie. "Al dadelijk veroordeelde de eerste grote arbeidsdeling, de scheiding tussen stad en platteland, de plattelandsbevolking tot duizenden jaren lange afstomping en de stedelingen tot onderwerping van ieder van hen aan zijn eigen handarbeid. Zij vernietigde de grondslag voor de geestelijke ontwikkeling van de een en voor de lichamelijke van de ander." (Anti-Dührung, Socialisme, III Productie; Friedrich Engels,).
Daar komt nog de maar moeilijk meetbare, maar steeds meer in gewicht toenemende factoren van milieuverontreiniging bij en de gevolgen van een meedogenloze concurrentie, die aanzet tot het gebruik van chemisch bereide voeding. Levensmiddelen worden steeds meer met chemie bereid, wat een essentiële rol speelt in de ontwikkeling van bepaalde ziekten (kanker, allergieën, enz.). Deze factoren kan het kapitalisme niet onder controle krijgen, terwijl ze toch de werkelijke voedingsbodem voor deze ziekten is.
Nadat het kapitalisme in zijn opkomstperiode de plagen van het feodale tijdperk (gebrek aan hygiëne, epidemieën, enz.) in de industriële centra wist te verdrijven of in te dammen, is het niet meer in staat om deze plagen, die al lange tijd goed zijn te behandelen, uit te roeien. Zijn functioneringswijze, zijn economische wetten dragen bovendien ook bij aan de verspreiding en de verergering van bepaalde ziekten, die hun wortels vinden in het systeem van de winst-economie zelf. Geen wonder dat de kosten van de gezondheidszorg binnen het kapitalisme exploderen.
In de Verenigde Staten werkt 10% van de beroepsbevolking in de gezondheidszorg, wordt 15% van het BBP besteed aan medische zorg, zogezegd $ 5635 per hoofd van de bevolking. Globaal genomen wordt in West-Europa duidelijk meer dan 10% van het BBP besteed aan medische zorg. Tegelijkertijd is het percentage dat er werkt net zo groot als in de Verenigde Staten. In Duitsland bijvoorbeeld werkt bijna elke 9. werknemers (4,2 miljoen) in de gezondheidszorg. (nvdr: deze cijfers zijn sindsdien nog fors gestegen).
Er wordt beweerd dat de toegenomen levensverwachting de belangrijkste kostenfactor is (mensen van 65 jaar en ouder – in West-Europa ongeveer 17% van de bevolking - veroorzaakt bijna 43% van de totale kosten). Het is moeilijk om te beoordelen in welke mate een ouder wordend lichaam noodzakelijkerwijs ziek wordt en medische behandeling vereist. Maar er is geen twijfel aan dat een groot deel van de ouderen lijdt aan ziekten, die voortvloeien uit hun eerdere levensfase. Bovendien is, volgens de kapitalistische logica, een uitgave om iemand te voeden en te behandelen die niet langer werkbekwaam is, een verspilde kostenpost.
De “vingerwijzing” naar de ouderen is daarom een poging om een zondebok te vinden voor het dilemma. En de klaagzangen over de hoge kosten moeten de aandacht afleiden van een andere, door het kapitalisme veroorzaakte omstandigheid. Hoewel het veel goedkoper en verstandiger zou zijn voor een samenleving om de uitbraak en de verspreiding van ziekten te voorkomen door middel van preventieve maatregelen, is de gezondheidszorg zelf een enorme markt. De geneeskunde verdient meestal pas haar "gelijk" (dat wil zeggen: de meeste fondsen), als een ziekte moet worden gediagnosticeerd en behandeld. De farmaceutische industrie maakt pas winst als ze medicijnen kan verkopen. Alleen al in Duitsland voor meer dan 60 miljard euro. Over het algemeen bedraagt die winst circa 20% van hun geïnvesteerd kapitaal.
Terwijl de explosieve groei van de kosten van de gezondheidszorg aan de kaak gesteld wordt, verbergt men dat, binnen het kapitalisme, de geneeskunde zelf een markt geworden is, waaraan de aanbieders willen verdienen. Omdat gezondheidszorg onderworpen is aan de wetten van de markt, zijn de artsen gedwongen "economisch" te handelen. Dat betekent dat aan alle medische diensten een waarde wordt toegekend, die wordt berekend, geboekt en betaald. De patiënt is niet langer eerst en vooral een patiënt, maar is al lang een klant geworden. Medische behandeling is een betaalde dienst. Het kapitalisme doordringt alle sociale verhoudingen en maakt alles tot waar.
Voor de eerste keer wordt de mensheid geconfronteerd met een krankzinnige situatie: aan de ene kant de moderne geneeskunde die de basis legt voor een hogere levensverwachting, een betere gezondheid en betere gezondheidszorg (verworvenheden waarvan miljarden mensen in de onderontwikkelde landen grotendeels uitgesloten zijn gebleven), aan de andere kant drijven de kapitalistische voorwaarden de gezondheidszorg vandaag naar de financiële ineenstorting. Dit heeft ertoe geleid dat, onder het regime van het kapitaal de mensen, voor de eerste keer in de geschiedenis, zich niet langer kunnen laten behandelen. En dit komt niet omdat er geen medisch personeel of geen gezondheidszorg is, maar omdat de middelen niet ter beschikking worden gesteld.
Net als de honger niet een probleem is van gebrek aan voedsel (in werkelijkheid verstikt de markt door de overproductie), maar door gebrek aan koopkracht, zullen talloze mensen van voldoende medische zorg beroofd blijven, omdat de wetten van de markteconomie hen geen toegang geven tot de kennis en de middelen van de geneeskunde.
We worden dus geconfronteerd met het perspectief dat veel mensen ziek worden, lijden en sterven, hoewel de kennis en middelen ter behandeling beschikbaar zijn. De tegenstelling tussen de medische mogelijkheden en het op de markt betaalbare, wordt steeds flagranter. Dialysebehandelingen bijvoorbeeld zijn medisch mogelijk, maar voor bepaalde patiënten financieel niet langer " te dragen" (zelfs in de geïndustrialiseerde landen, zoals Groot-Brittannië).
Moeten de patiënten en het behandelend en verplegend personeel het verschrikkelijke lijden, en in laatste instantie verlies van leven, aanvaarden omdat behandeling als gevolg van de wetten van de markt, hen ontzegd wordt? Moeten de kennis en de mogelijkheden, die de geneeskunde vandaag biedt, ondergeschikt gemaakt worden aan de winstbelangen van het kapitaal?
Net zoals iedere arbeider werkloos kan worden, kan iedereen ziek worden. Dus, alle loontrekkenden worden getroffen door deze ontwikkeling. Daarom heeft het aan banden leggen en de onderwerping van de geneeskunde aan de wrede wetten van de markt een speciaal belang in zich. Als geen adequate medische zorg wordt verkregen, omdat de wetten van de markt dit niet toestaan, zal hierdoor bij de werkende bevolking grote verontwaardiging ontstaan, die uiteindelijk het bewustzijn over de uitzichtloosheid van deze maatschappij zal bevorderen.
De werknemers in de gezondheidssector worden door deze ontwikkeling niet enkel geconfronteerd met het verlies van hun baan en nog ondragelijkere werkomstandigheden, die hen vroeg of laat aanzet tot defensieve strijd. Maar ze zullen, net als vele andere beroepsgroepen in de diensten- en verzorgingssector, in een gewetensconflict terechtkomen: hetzij, tegen hun wil, als blinde uitvoerders van de kapitalistische wetten, en de gezondheid van de mensen opofferen aan de winst, hetzij de mechanismen van dit systeem in vraag stellen.
Daarmee onthult het groeiende bankroet van het kapitalisme een fundamentele, onoverkomelijke tegenstelling tussen twee ethische "werelden": aan de ene kant de zuivere winstbelangen van het kapitaal, waaraan de mensen, ja de mensheid opgeofferd moet worden en aan de andere kant de strijd van de arbeidersklasse voor een maatschappij waarin niet wordt geproduceerd voor winst, maar voor de behoeften van de mensen. Daarom zal alleen een maatschappij, die niet voor winst, maar voor de behoeften van de mensen produceert, een basis bieden voor ware ontplooiing van de menselijke kennis en menselijke ontwikkelingsmogelijkheden.
Dv/ 6.09.2006
(1) Zeker zouden deze verzekeringen vanuit het perspectief van de heersende klasse ertoe bijdragen om een radicalisering van de arbeiders te voorkomen en bij veel werkers leidden deze verbeteringen tot de illusie van een "aangename situatie” in het kapitalisme.
De overstromingen die Groot-Brittannië de afgelopen winter teisterden, met name in het Zuidwesten van dat land, vormen een nieuw bewijs dat de gevolgen van de klimaatverandering nu al merkbaar zijn, en niet alleen in arme en laaggelegen landen zoals Bangladesh en de Malediven, maar ook in het rijke deel van de wereld. In de afgelopen zomer werden Australië alsmede sommige delen van Europa getroffen droogte en bosbranden, maar ook droogte en ongewone stormactiviteit vond zijn weg naar de VS. Nu worden zelfs “de kerngebieden van de Tory”* in Groot-Brittanië, zoals Surrey en Somerset, geteisterd door weersomstandigheden die steeds meer onvoorspelbaar lijken te zijn.
De Daily Telegraph - een krant die gewoonlijk niet het minste kabaal maakt over de ecologische crisis - schreef over een nieuw rapport, dat een verband legt tussen de overstromingen en de klimaatverandering, die door de mens wordt veroorzaakt: "Volgens de eerste studie, die een verband legt tussen de overstromingen in dit land en klimaatverandering, zijn de overstromingen die in 2000 in heel Groot-Brittannië verwoestingen aanrichtten waarschijnlijker geworden door de opwarming van de aarde. De studie van de Universiteit van Oxford stelde dat de overstromingen, die bijna 10.000 woningen beschadigden en £1,3 miljard kostte, twee keer zo waarschijnlijker waren geworden door de opwarming van de aarde. Dit komt omdat warme lucht meer vocht bevat, waardoor het uitbreken van zware regenbuien vaker voorkomt".
De grappen over “de zogenaamde opwarming van de aarde” zijn hun effect te verliezen tijdens de ongebruikelijk koude winters en de aanhoudende regenbuien. De Daily Mail, alsmede andere rechtse roddelbladen, bedenken zich nu wel twee keer voordat ze dit soorten schertsen gebruiken als hoofdartikel. Er bestaat een groter wordend inzicht dat klimaatverandering, zelfs als dit te wijten is aan een algemene toename van de temperatuur op wereldvlak, zich zal laten voelen door allerlei weersschommelingen en extreme weersomstandigheden.
De klimaatsceptici leken vooruitgang te boeken door de gewijzigde bezorgdheden van de mensen, die steeds meer moeite hadden voor zichzelf op te komen. De verdieping van de economische crisis deed de neiging ontstaan om “groene zorgen” lager op de agenda te zetten dan de meer directe noden, zoals het verlies van een baan of de drastische verlaging een salaris of uitkering. Velen van deze klimaatsceptici aanvaarden dat het klimaat aan het veranderen is maar ontkennen dat dit iets te maken heeft met menselijke activiteiten: het is gewoon het gevolg van zonnesterkte of andere verre kosmische processen. Deze ‘analyse’ gaat vrolijk voorbij gaan aan het feit dat de meest consistente temperatuurstijging van het klimaat ook samenvalt met de opkomst van de “industriële beschaving” en dan vooral met de periode die begon na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Als de "hand van de mens” (of liever gezegd, van het kapitalisme) steeds meer herkenbaar wordt in het algemene patroon van de klimaatverandering, dan is het nog duidelijker dat dezelfde hand een heel omvangrijk instrument inzet tegen iedere poging om het hoofd te bieden aan de gevolgen ervan. Met betrekking tot de huidige Britse regering, zien we bijvoorbeeld dat:
ze de afgelopen tijd massale bezuinigingen heeft doorgevoerd op het vlak van waterverdedigingswerken wat leidde tot de overstromingen, ondanks de groeiende bewijslast dat overstromingen in bepaalde delen van het land een jaarlijkse terugkerende nachtmerrie zijn geworden
ze een landbouwbeleid heeft aangemoedigd, dat de risico's van overstromingen sterk heeft vergroot. George Monbiot schreef twee artikelen in The Guardian, waarin hij aanvoerde dat de regering het rooien van bomen en andere begroeiing in heuvelachtige gebieden subsidieerde om de focus in de landbouw te verleggen op de veeteelt. Het gevolg is dat de natuurlijke “opzuigende werking” in de heuvels niet meer functioneert en meer water, dat door de toenemende regenval voortdurend aanzwelt, nu naar beneden de dalen instroomt. (1) Intussen worden de boeren in de lager gelegen gebieden eveneens aangemoedigd een beleid te voeren waardoor het overstromingsgevaar nog verder toeneemt:
"Zes weken voordat de overstromingen plaatsvonden publiceerde een wetenschappelijk tijdschrift “Soil Use and Managment” [Nederlands: Grondgebruik en Beheer] een artikel dat er een ramp aanstaande was. Het oppervlaktewater in Zuidwest Engeland, waar de Somerset Levels zijn gelegen, bereikte een kritiek punt. Als gevolg van een grootschalige verandering in de manier waarop de grond wordt bebouwd, roomt het water nu in 38% van de locaties die de onderzoekers inspecteerden de grond af in plaats van in de grond te sijpelen.
Boeren hebben het land bewerkt dat voorheen onbebouwd was en hun zaaiperiode verplaatst van de lente naar winter, zodat de grond braak blijft liggen tijdens de regentijd. Het ergste van alles is de verschuiving naar de teelt van maïs, waarvan de bebouwde grond in dit land sinds 1970 is gestegen van 1.400 naar 160.000 hectaren. In driekwart van de maïsvelden in het Zuidwesten is de bodemstructuur dermate afgebroken dat ze de overstromingen doen toenemen. In veel van deze gebieden worden de grond, de meststoffen en de bestrijdingsmiddelen weggespoeld met het water. En er wordt niets wezenlijks ondernomen om het te stoppen, zo waarschuwde de krant. " (2)
Dit soort onthullingen hebben bijgedragen tot een kleine politieke catastrofe voor de Tories, die is geëvolueerd van een partij die aan het begin van de coalitie pochte leiding te geven aan "de groenste regering ooit", naar een David Cameron die verstrikt is geraakt in een gemor over de wens om "van al deze groene onzin af te komen". Want deze politiek werd steeds meer werd beschouwd als een belemmering voor wat de nummer één eis vormt voor elke serieuze regering: de beperking van de staatsuitgaven in combinatie met een economische groei. De aanstelling van Owen Paterson als Minister van Milieu, die een reputatie had opgebouwd als een klimaatscepticus, heeft opnieuw bevestigd dat "stemmen op blauw die gaat voor groen" nooit zou gaan werken.
Een andere linkse auteur op de opiniepagina’s van The Guardian, Seamus Milne, publiceerde een artikel over de overstromingen en koppelde deze aan een groeiende lijst van fenomenen uit de hele wereld die bevestigen dat de gevolgen van de klimaatverandering al bestaan. (3) Hij legde ook de leugenachtigheid bloot van de argumenten van de rechtse ontkenners van de klimaatverandering die in de meeste gevallen de agenda volgen van de olie- en gasindustrie. Deze industrie subsidieert rijkelijk de propaganda tegen de inmiddels overweldigende omvang van het wetenschappelijk bewijs over de door de mens veroorzaakte klimaatverandering.
Milne betoogt dat de vijandige houding van veel rechtse, vrije markt-ideologen tegenover de theorie van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering het gevolg is van een diepe ongerustheid: als kan worden aangetoond dat een ongeremde, marktgerichte economische groei leidt ons tot een ecologische ramp, dan moet hij worden ingeperkt en de enige kracht die dat kan doen is de staat. Daarom houdt links van de klimaatverandering omdat het hen een excuus geeft om aan te dringen op meer staatsdictatuur. Natuurlijk ziet Milne zelf niet dat staatsmaatregelen synoniem is met tirannie omdat hij gelooft in controle door het volk van de staat en de economie.
Milne toont niet aan dat de ecologische crisis, zoals de economische crisis en de verspreiding van oorlog en militarisme, een verder bewijs is dat het kapitalisme als een historische productiewijze aan het einde van haar mogelijkheden is. Ze moet van top tot teen moet worden vernietigd als de mensheid deze onderling verweven crises te boven wil komen. We schreven dit al in de Resolutie over de Internationale Situatie, opgemaakt tijdens ons laatste internationale congres:
“De bourgeoisie probeert de vernietiging van het milieu toe te schrijven aan de misdadigheid van de individuen die een gebrek aan ecologisch besef zouden hebben, om zo een atmosfeer van schuld en angst te scheppen. De werkelijkheid, die zich openbaart in haar vergeefse en hypocriete pogingen om het probleem op te lossen, is echter dat het geen probleem is van individuen of zelfs van individuele bedrijven of landen, maar van de vernietigende logica, dat een integraal onderdeel uitmaakt van het systeem. Het is een systeem dat, in naam van de accumulatie, als beginsel en doel heeft winst, en dat geen scrupules heeft in het, voor eens en altijd, ondermijnen van de materiële voorwaarden voor de metabolische uitwisseling tussen leven en aarde, zolang het er een onmiddellijk voordeel uit kan halen.
Dit is het onvermijdelijke gevolg van de tegenstelling tussen de menselijke en natuurlijke productiekrachten, die het kapitalisme heeft ontwikkeld en die wordt opgedreven tot op het punt van ontploffen, en de tegengestelde verhoudingen, gebaseerd op de verdeling tussen de klassen en op kapitalistische concurrentie".
Dit is de fundamentele kwestie, die geworteld in de sociale verhoudingen van burgerlijke beschaving, verhindert dat zowel de rechtse als van de linkse kapitalistische regeringen ook maar enige effectieve actie ondernemen tegen klimaatverandering. In een wereld, die opgebouwd is uit nationale eenheden, die elkaar op leven en dood beconcurreren om de markten en winsten, zou de beteugeling van "de economische groei" (d.w.z. accumulatie) dodelijk zijn.
De inherente drang van het kapitalisme om de natuur te vernietigen is voor de marxisten niet iets nieuws. In de jaren 1950 schreef de Italiaanse linkscommunistist Amadeo Bordiga, ingenieur van beroep, een aantal artikelen over de hedendaagse kapitalistische rampen, zoals de overstroming van de rivieren de Po en de Piave en de ondergang van het schip Andrea Doria. Deze essays zijn verzameld in een deel genaamd Murdering the Dead: Amadeo Bordiga on Capitalism and Other Disasters (Antagonism Press, 2001, een iets andere versie van de collectie is ook gepubliceerd op de website).
Bordiga verwierp het kapitalistische argument dat de ongebreidelde economische groei - die tijdens de naoorlogse “welvaart” alle limieten scheen te overschrijden - moet worden gezien als “vooruitgang”. Hij liet bijvoorbeeld zien dat de ontbossing en de opoffering van vele traditionele verdedigingsmiddelen tegen het water de impact van de overstromingen van de Po eigenlijk hadden verergerd (een soortgelijke opmerking als die van Monbiot). Hij betwist eveneens het kapitalistische idee van vooruitgang, door aan te tonen dat zij noodzakelijkerwijs een blinde beweging is, bij de volledige afwezigheid van een samenhangend plan voor de toekomst, zelfs voor de korte termijn.
De drang naar het ‘snelle geld’ noodzaakt het kapitaal te korten op de veiligheid van de mensen, zoals in het geval van de Vajont stuwdam in de Piave, waarvan het slordige ontwerp leidde tot een desastreuze breuk en tot verwoestende overstromingen in de lager gelegen vallei. In een ruimere zin, de onlesbare dorst naar winst van het kapitalisme ondermijnt noodzakelijkerwijs elke poging tot harmonisatie van de economische noden met de gezondheid van de natuurlijke wereld, waarvan wij afhankelijk zijn. En Bordiga twijfelde ook niet over het feit dat de linkervleugel van het politieke spectrum binnen het kapitalisme eveneens afhankelijk is van het winstbejag: zij wil dat de accumulatie van waarde wordt geleid door de staat, maar ze stelt de noodzaak om te accumuleren niet in vraag.
Bordiga ging verder in zijn argumentatie. Hij zag dat het kapitalisme de drang naar winst ook een ingebouwde neiging tot vernietiging in zich draagt. Aangezien de kapitalistische winst kan alleen kan worden voortgebracht door de levende arbeid is het er periodiek toe genoodzaakt dode arbeid te vernietigen om zich opnieuw op te bouwen door de exploitatie van de levende arbeid. "Modern kapitaal, die net zozeer consumenten nodig heeft als een steeds grotere productie, heeft er een groot belang bij om de producten van de dode arbeid in onbruik te laten raken om hun vernieuwing met levende arbeid op te leggen, het enige type waaraan het winst kan “onttrekken”. Daarom is het in de zevende hemel als de oorlog uitbreekt en daarom is het zo goed opgeleid voor de praktijk van rampen. De autoproductie in Amerika is enorm, maar alle of bijna alle gezinnen hebben een auto, dus kan de vraag uitgeput raken. Dan is het dus beter dat de auto slechts een korte tijd meegaan." ("Murdering the Dead”, p35)
Maar wat Bordiga niet zo duidelijk ziet is dat, zelfs als hij zich in bepaalde gevallen in die richting uitging, op een bepaald punt in haar evolutie de vernietiging van dode arbeid niet als een stimulans dient voor nieuwe accumulatie, maar alleen de accumulatie van ruïnes voortbrengt. Dit was de onderliggende logica die, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, door Gauche Communiste de France (GCF) werd opgespoord. Zij zag dat de tendens tot vernietiging, belichaamd in oorlog en militarisme, tot op een punt leidde waarop alle economische voordelen van de oorlog zou worden opgeslokt, teniet gedaan - zoals dat zeker het geval zou zijn geweest in een Derde Wereldoorlog.
Dit is een uiting van de irrationaliteit en het verval van een productiewijze die haar eigen economische noden en haar eigen toekomst steeds verder ondermijnt. Vandaag de dag heeft het kapitalisme in verval aan de dreiging van de vernietiging van de mensheid door imperialistische oorlog ook de dreiging van planetaire ecologische ramp toegevoegd. In feite is de onoplosbaarheid van de ecologische crisis een extra factor in de verscherping van de imperialistische competitie over slinkende materiële middelen - waaronder een van de meest essentiële voor het leven, water:
"De Amerikaanse veiligheidsinstanties waarschuwen al voor mogelijke conflicten - waaronder terroristische aanslagen - over water. In een rapport uit 2012 waarschuwt de Amerikaanse directeur van de nationale inlichtingendienst dat overmatig gebruik van water - zoals in India en andere landen - was een bron van conflict dat mogelijk compromis US nationale veiligheid". (4)
Naar aanleiding van de overstromingen in het zuiden van Engeland hebben sommige linkse komieken geprobeerd om ons te vermaken met spottende grapjes over de “conservatieve kiezers”, die het nu hard te verduren hebben in hun eens zo comfortabele buitenwijken. Dit is echt belachelijk: in al deze situaties is het de rijke minderheid die het minste te lijden heeft, en de meerderheid van minder bedeelden die het meeste te lijden heeft. Maar de les, die de communisten moeten trekken uit deze gebeurtenissen, is dat ze een klein voorproefje vormen van de mondiale nachtmerrie die het kapitalisme voor ons allemaal in petto heeft als we het laten voortbestaan.
Amos / 08.03.2014
* ‘Tory’ is een benaming om leden of sympathisanten van de Conservatieve Partij in Groot-Britannië aan te duiden.
(1) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/jan/13/flooding-public-sp... [180]
(2) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/17/farmers-uk-flood-m... [181]
(3) https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/20/climate-change-den... [182]
(4) https://www.theguardian.com/environment/2014/feb/09/global-water-shortag... [183]
Het Zuidwesten van Engeland kampte vanaf december 2013 met massale overstromingen. De regen kwam wekenlang met bakken naar beneden. Januari 2014 was zelfs de natste eerste maand van het jaar in de laatste 250 jaar. Door de storm in februari kwamen in heel Ierland, Engeland, en vooral in Wales, ook nog eens honderdduizenden woningen zonder stroom te zitten.
Op het einde van dit jaar zal er in Parijs een nieuwe internationale top over de klimaatverandering plaatsvinden. Onder auspiciën van de Franse president François Hollande zullen bijna alle wereldleiders bijeenkomen om “voor de eerste keer, tot een wereldwijd en bindend akkoord te komen om doeltreffend de strijd op te nemen tegen de klimatologische ontregeling en een overgang te stimuleren en/of te versnellen naar veerkrachtige en koolstofarme maatschappijen en economieën.”
Al tientallen jaren volgen de “beslissende” milieuconferenties elkaar op, vermenigvuldigen de beloftes en de akkoorden zich zonder dat er ook maar één enkele krachtige milieumaatregel wordt toegepast. De “goede cijfers” en de maatregelen die soms worden aangevoerd om de goede bedoeling van de staten en de ondernemingen aan te tonen, worden systematisch vervalst, als ze al niet ronduit gekonkel tot uitdrukking brengen. De Conferentie van Parijs (COP 21) ontsnapt natuurlijk niet aan deze logica. Gaat het erom de dampkring voor de toekomstige generaties te behouden? Wat een onzin!
Zelfs de burgerlijke media verbergen niet dat het doen en laten van François Hollande in verband met COP 21 getuigt van de meest banale politieke manoeuvres en de meest schrijnende mediacampagnes. Enkele feiten voldoen trouwens om het werkelijke engagement van de heersende klasse ten opzichte van het milieu vast te stellen. In 1997 werd in Kyoto een eerste internationale akkoord getekend, dat als historisch werd gekwalificeerd. Het beoogde een vermindering van de concentratie van broeikasgassen met 5% tegen 2012. Dit belachelijke en volkomen ontoereikende “historische” doel, dat door 184 Staten werd ondertekend, is in 2013 afgesloten met een verslag van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) (1) dat aantoonde dat de concentratie van broeikasgassen nog nooit zo hoog is geweest. Volgens het Intergouvernementele Panel over Klimaatwijziging (IPCC) is zij zelfs met 45% gestegen sinds 1990, het basisjaar voor het protocol van Kyoto.
Het klimaat is niet het enige terrein waar de bourgeoisie haar talenten van opschepperij etaleert: volgens de Verenigde Naties verdwijnt er op de planeet elk jaar ongeveer 13 miljoen hectare aan bossen ten behoeve van voeding en landbouw, ondanks de reglementering en het vermeende “duurzame” beleid in het beheer van de hulpbronnen. Op dezelfde wijze is, volgens een studie die in juni 2015 door deskundigen van de Amerikaanse universiteiten van Stanford, Princeton en Berkeley werd gepubliceerd, de verdwijning van de diersoorten momenteel zo erg dat we getuige zouden zijn van de zesde golf van massale uitroeiing na die van de dinosaurussen! Welke politicus heeft nochtans niet de noodklok geluid voor de bescherming van de ijsbeer?
Rampzalig beheer van de afvalstoffen, verontreiniging op grote schaal van de oceanen, waanzinnige plundering van de natuurlijke hulpbronnen, de sterilisatie van de landbouwgronden, …: wij zouden talloze voorbeelden aan kunnen halen van de schadelijkheid van de kapitalistische productiewijze voor de planeet. Want in tegenstelling tot de geruststellende redevoeringen van de bourgeoisie die garanderen dat het, met een beetje welwillendheid, nog mogelijk is alles te regelen en dat het kapitalisme alles in huis heeft om een “ecologische overgang” te realiseren, is de werkelijkheid van de milieucrisis uiterst verontrustend en bedreigt ze steeds meer het voortbestaan van de menselijke soort. (2)
De versnelde systematische plundering van de natuur en de exploitatie ervan op zeer grote schaal hebben ertoe geleid dat de milieuverontreiniging en de vernietiging van de natuurlijke hulpbronnen een wereldwijde dimensie aannemen. De bedreiging van het milieu beperkt zich dus niet alleen tot een bepaald geografische gebied of een bepaalde maatschappij, zoals in het verleden het geval was, maar is geldig voor de hele mensheid.
De ontwikkeling van de productiekrachten betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat ze onbeheersbaar zijn geworden voor de mensheid. Waarom tonen deze krachten zich op dit punt dan machteloos? Afgezien van de onverantwoordelijkheid of de goede wil van deze of gene bourgeois zijn het in werkelijkheid de tegenspraken van het kapitalistisch systeem die ten grondslag liggen aan de belangrijkste milieuproblemen,
Zoals Rosa Luxemburg reeds aan het begin van de 20e eeuw schreef, bestaat het kapitalisme slechts door de vernietiging van het milieu: “de onophoudelijke groei van de arbeidsproductiviteit, die de belangrijkste factor vormt voor de groei van de meerwaardevoet, impliceert en vereist het onbegrensde gebruik van alle grondstoffen en alle hulpbronnen van de natuur. In verband met zijn wezen en bestaanswijze tolereert het kapitalisme geen beperkingen.” (3)
Inderdaad ontwikkelt het kapitalisme zich onder de voorwaarden van een toenemende accumulatie van handelswaar die als logisch gevolg de plundering van de natuurlijke hulpbronnen heeft op een steeds grotere schaal. Eén van de algemeen bekende gevolgen van deze productiewijze is de overproductie en haar steeds stuitender algemene verspilling van de hulpbronnen, die daarmee gepaard gaat.
De milieuproblemen zijn alarmerend en kostbaar, maar zij worden door de staat en haar klieken vooral gebruikt met het oog op commerciële en politieke manoeuvres. Meer zelfs, dit geeft hen nog maar eens een mogelijkheid om een nieuwe mediacampagne te lanceren die het bewustzijn van de arbeidersklasse moet bedwelmen. Men zegt ons dat we meer wetgeving, meer verdragen, meer regels nodig hebben. In werkelijkheid probeert de staat te verbergen dat hij de voornaamste verantwoordelijke is voor de grote rampen! Als hij de productie coördineert, legaliseert, is dit altijd om beter zijn nationale kapitaal te verdedigen binnen de internationale arena en zich het recht toe te eigenen om meer te verontreinigen (op voorwaarde natuurlijk dat vooral de bevolking meer belasting wordt opgelegd!).
Het doel van de staat is in wezen beter te antwoorden op een verscherpte concurrentie. Om dit te doen kan hij niet anders handelen dan zijn plunderingen, zijn verspillingen en zijn verschillende vormen van verontreiniging voort te zetten. Het is wat alle meest democratische geïndustrialiseerde staten doen. Buiten de hypocriete redevoeringen om, zoeken zij wanhopig een uitweg ten opzichte van de economische wereldcrisis en het historische bankroet van hun systeem. Zij doen dit met een totale minachting voor de mensheid en haar toekomst.
R.B. / 23.06.2015
(1) Teneinde elke betwisting te vermijden, zal het artikel slechts de officiële gegevens vermelden die door de burgerlijke instanties worden gegeven, hoewel talrijke wetenschappers regelmatig verzekeren dat deze cijfers niet overeenstemmen met de waarheid.
(2) Cf. Le monde à la veille d'une catastrophe environnementale, Internationale Revue (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave) nr. 135.
(3) Rosa Luxemburg, De Accumulatie van het Kapitaal: De historische voorwaarden van de accumulatie: De reproductie van het kapitaal en haar milieu.
Enkele feiten, die voldoen om de huidige afschuwelijke situatie van de migranten te verduidelijken:
- de ontdekking, op 27 augustus in Oostenrijk, vlakbij de Hongaarse grens, van 71 lichamen (waarvan 8 vrouwen en 4 kinderen) in staat van vergevorderde ontbinding, opgesloten in een vrachtwagen, die was achtergelaten aan de rand van snelweg
- Enkele dagen daarna, het lichaam van een kleine jongen van drie jaar op een strand van Bodrum in Turkije, die tegelijk met zijn moeder en zijn broer was verdronken,.
Het ging in beide gevallen om migranten uit Syrië, die gevlucht waren voor de verschrikkingen van vier jaar oorlog. Dit verschijnsel van de vluchtelingen, dat een nog nooit vertoond wereldwijd karakter aanneemt, overtreft kwa omvang de uittochten, die plaatsvonden in de donkerste uren van de twintigste eeuw.
Eén ding moet echter de aandacht trekken en vragen oproepen: de media proberen niet om de ondragelijke verschrikkingen te verbergen. Integendeel zij smeren het uit op de eerste pagina's van de kranten en vermenigvuldigen de schokkende beelden, zoals die van deze kleine jongen van drie jaar. Waarom?
In feite gebruikt de bourgeoisie voor haar propaganda zowel de barbarij, waarvoor zijzelf verantwoordelijk is, en het gevoel van verontwaardiging die erdoor wordt veroorzaakt, alsook de geest van spontane solidariteit tussen de plaatselijke en migrante arbeiders die de afgelopen maanden op verschillende plaatsen in Europa tot ontwikkeling is gekomen. Het gaat haar er niet alleen om elke mogelijkheid van zelfstandige overdenking in de kiem te smoren, maar ook om op verraderlijke wijze de nationalistische ideologieën te stimuleren teneinde het bewustzijn te verrotten. In de ogen van de heersende klasse, handelen de arbeiders “op een eigenaardige wijze” en zelfs “onverantwoordelijk” wanneer zij aan zichzelf worden overgeleverd: zij zijn solidair, helpen en ondersteunen elkaar.
Ondanks het onophoudelijke ideologische bombardement en geconfronteerd met de diverse vormen van burgerlijke druk, brengen de arbeiders, als ze in rechtstreeks contact komen met de vluchtelingen, vaak wat deze nodig hebben om te overleven (eten, drinken, dekens…) en verlenen ze soms ook onderdak. Voorbeelden van solidariteit hebben zich dan ook voorgedaan, zowel op Lampedusa in Italië als in Calais in Frankrijk of in verschillende steden in Duitsland en in Oostenrijk. Bijvoorbeeld, bij de komst van treinen met vluchtelingen, nadat ze uiteindelijk waren bevrijd van hun opsluiting door de Hongaarse Staat, werden de afgematte migranten verwelkomd door duizenden mensen, die troost en materiële steun kwamen brengen. Oostenrijkse spoorwegarbeiders hebben zelfs voorgesteld gratis overuren te maken om de vluchtelingen naar Duitsland te vervoeren. Op zaterdag 5 september hebben duizenden mensen in Parijs gedemonstreerd uit protest tegen de behandeling van de vluchtelingen. Er waren leuzen te lezen zoals: “wij zijn allemaal kinderen van migranten”.
Terwijl de Staten de vluchtelingen slechts tegenhielden en terroriseerden, heeft de heersende klasse tenslotte de massale en internationale reactie van solidariteit moeten beantwoorden, die door de burgerbevolking werd getoond. De bourgeoisie werd zowat overal verplicht om haar anti-migrantentaal van de afgelopen jaren te wijzigen omzich aan te passen. In Duitsland heeft de ommezwaai de bourgeoisie in staat gesteld om haar politieke beeld van “zeer geavanceerde” democratie te versterken en om, tegenover haar rivalen, de spoken van het verleden te bezweren, die geen enkele gelegenheid voorbij laten gaan om deze terloops te vermelden. Het is trouwens het trauma van de Tweede Wereldoorlog, die de verklaring vormt voor de grotere gevoeligheid van het proletariaat in Duitsland tegenover het vluchtelingenvraagstuk en voor de noodzakelijke solidariteit.
De Duitse autoriteiten hebben daarop het akkoord van Dublin moeten opschorten, dat voorziet in de uitwijzing van de asielzoekers. In de ogen van de migranten en de wereld, is Merkel de “kampioene van de openheid” en Duitsland een “model van menselijkheid” geworden. In Groot-Brittannië heeft Cameron zijn “onverzettelijk” taalgebruik moeten wijzigen, evenals de ergste tabloids die de migranten onlangs nog vergeleken met “kakkerlakken”. Voor de bourgeoisie was het belangrijk om te reageren en om te verdoezelen dat er twee volkomen tegenstrijdige logica bestaan, die botsen: de uitsluiting en het “ieder voor zich” van de kapitalistische concurrentie tegenover de proletarische solidariteit; een systeem dat ten onder gaat aan barbarij tegenover de bevestiging van een klasse die de drager is van de toekomstige ontplooiing van de mensheid. De bourgeoisie kon niet anders doen dan te reageren op de reële gevoelens van verontwaardiging en solidariteit, die zich in de centrale landen manifesteren.
De situatie is niet volkomen nieuw. In 2012 nam het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) reeds 45,2 miljoen “verplaatsten” op in de boeken en luidde de noodklok over de omvang van de humanitaire ramp. In 2013 waren er 51,2 miljoen vluchtelingen op de planeet die de diverse verschrikkingen ontvluchtten. Voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog werd de drempel van 50 miljoen daarmee overschreden! De UNHCR verklaart deze verschrikkelijke dynamiek door “de vermenigvuldiging van nieuwe crises” en “het voortduren van de oude crises die nooit schijnen te willen voorbijgaan”. Het jaar 2015 is bezig om een nieuw record te vestigen: 60 miljoen vluchtelingen voor Europa alleen. Sinds januari zijn de asielverzoeken met 78% toegenomen. In Duitsland zijn de asielverzoeken, volgens de Minister van Binnenlandse Zaken, verviervoudigd ten opzichte van het vorig jaar, en bereikt ze het recordcijfer van 800.000 .
Macedonië heeft de noodtoestand uitgeroepen en voor even zijn grenzen gesloten. De laatste maanden zijn er officieel meer dan 2800 van deze bannelingen, mannen, vrouwen en kinderen, verdronken in de Middellandse Zee. In Azië, is het verschijnsel net zo massaal. Zo ontvluchten bijvoorbeeld een toenemend aantal mensen, afkomstig uit Myanmar, de repressie en proberen ze wanhopig andere landen van Zuid-Oost-Azië te bereiken. In Latijns-Amerika hebben de criminaliteit en de armoede een dermate omvang bereikt , dat honderdduizenden personen in de Verenigde Staten een schuilplaats zoeken om te overleven.
Een goederentrein, genaamd “Het Beest”, die heel Mexico van het zuiden naar het noorden doorkruist, is regelmatig volgeladen met duizenden migranten. Zij lopen niet alleen het gevaar om van het dak van de wagons af te vallen of eraf gegooid te worden in de tunnels, maar ook belegerd te worden door de autoriteiten. Ze zijn echter vooral overgeleverd aan de genade van de drugsdealers of van bandieten die hen gijzelen, verkrachten, aan prostitutienetwerken afleveren en ze meestal doden. En, voor degenen die het geluk hebben om eraan te ontsnappen, zien zij langs de hele Amerikaanse grens een “muur” van de prikkeldraadversperringen en uitkijktorens opdoemen, van waaruit tot de tanden gewapende wachters permanent de boel bewaken, en niet aarzelen hen als konijnen te beschieten!
In feite gaan de hypocriete houding van de democratische Staten, en hun beschaafd taalgebruik, heel goed samen met het ergste xenofobe taalgebruik, Het voedt gevoelens van angst bij de enen, bij de ander gevoelens van onmacht. Uiteindelijk verlamt het bij iedereen de overdenking. Deze propaganda van de goot probeert immers om elke geest van solidariteit te breken door te benadrukken dat het onmogelijk is om dit “te grote aantal migranten” toe te laten. De enige oplossing, die vervolgens gepresenteerd wordt, is ze bij vertrek tegen te houden, om ze liefdevol de gevaren van de reis te besparen, als ze al niet direct de legitieme reacties van zelfverdediging en de “efficiënte veiligheidsmaatregelen” tegen deze “invasie” aanmoedigt. Deze campagne heeft dus tot doel de geesten af te leiden van het inzicht in de werkelijke oorzaken van dit verschijnsel.
Langzamerhand zijn hele zones van de planeet verwoest en onbewoonbaar geworden. Dit is in het bijzonder het geval voor de gordel die loopt van de Oekraïne tot Afrika, via het Midden-Oosten. In sommige van deze oorlogszones is het meer dan de helft van de bevolking die op de vlucht is en die zich samendringen in reusachtige kampen, overgeleverd aan smokkelaars zonder scrupules, wier handel op industriële schaal georganiseerd is. De werkelijke oorzaak van deze hel, is de verrotting van dit wereldsysteem, gebaseerd op uitbuiting en oorlog: die van het kapitalisme in verval. De omvang van het verschijnsel van de vluchtelingen is vandaag een duidelijke uitdrukking van de neerwaartse spiraal van de kapitalistische maatschappij die de diverse conflicten, pogroms en allerlei vormen van geweld, de toenemende verarming ziet vermenigvuldigen door de economische crisis en de ecologische rampen.
Natuurlijk zijn de oorlogen, de crises en de milieuverontreiniging geen nieuwe verschijnselen. Elke oorlog betekende reeds dat mensen moesten vluchten om hun huid te redden. Nochtans zijn de reikwijdte en de intensiteit van deze verschijnselen slechts toegenomen, die een helse spiraal van barbarij en vernietiging voedt. Tot de Eerste Wereldoorlog was het aantal vluchtelingen betrekkelijk beperkt gebleven. Met de laatstgenoemde zijn de massale verplaatsingen begonnen: “hervestigingen” “volksverhuizingen”, enz. Deze spiraal van oorlogen en vernietigingen heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog een andere dimensie aangenomen, met een ongekend aantal ontheemden en vluchtelingen. Vervolgens hebben ook de diverse conflicten tijdens de Koude Oorlog, die via de periphere machten plaatsvonden tussen het Oost- en het Westblok, een aanzienlijke hoeveelheid vluchtelingen, evenals grote hongersnoden in de jaren 1970 en 1980, bezuiden de Sahara, gecreëerd.
Maar sinds de instorting van het Oostblok in 1990, is een echte doos van Pandora geopend. De tegenstelling tussen de imperialistische machten legden zowel het oost- als het Westblok een zekere orde en een zekere discipline op: het merendeel van de naties gehoorzaamden aan de bevelen van hun respectievelijke blokleider, de Verenigde Staten of Rusland. De oorlogen in deze periode zijn onmenselijk en moorddadig geweest, maar ook “klassiek” en “overzichtelijk”. Sinds de Sovjet-Unie is ingestort, hebben de instabiliteit en de ontwikkeling van de chaos geleidelijk aan geleid tot een vermenigvuldiging van de plaatselijke conflicten, tot voortdurend verschuivende allianties. Gevechten zonder uitkomst en einde, die leiden tot de ontbinding van Staten, de opkomst van de krijgsheren en andere soorten gangsters, en tot het uiteenvallen van elke sociale samenhang.
En de tegenstrijdigheden tussen de imperialistische machten (gekenmerkt door de opkomst van het “ieder voor zich”, iedere natie die zijn eigen imperialistische kaart speelt, en bovendien, met steeds meer korte termijn doelstellingen) hebben deze laatste vandaag gebracht tot militaire acties op een steeds regelmatiger en zelfs permanente wijze. Elk van de grootmachten steunt deze of gene maffiakliek, deze of gene krijgsheer, deze of gene groep fanatici, in de steeds irrationelere verdediging van hun imperialistische belangen. Wat momenteel de kapitalistische maatschappij beheerst, is de ontbinding van gehele gebieden waar de meest ijzingwekkende uitdrukkingen van de sociale ontbinding tot ontplooiing komen: geografische zones volledig aan de handen van drugsdealers, de opkomst van de Islamitische Staat met zijn barbaarse wreedheden, enzovoort.
Deze Staten, die de voornaamste verantwoordelijken zijn voor de sociale, ecologische en militaire ontbinding van de wereld, zijn tegelijkertijd echte “vestingen“ geworden. Tegen de achtergrond van crisis en massale werkloosheid, hebben de maatregelen op vlak van openbare veiligheid zich op drastische wijze versterkt en de Staten letterlijk “in bunkers” veranderd. Enkel de meest gekwalificeerde migranten worden toegelaten om uitgebuit te worden, om de kosten van de arbeidskracht te doen dalen en om gebruikt te worden om het proletariaat te verdelen. De meerderheid van de vluchtelingen en migranten, de “ongewensten”, de hongerigen zonder middel van bestaan, worden cynisch verzocht thuis te blijven om er te sterven zonder iemand in verlegenheid te brengen.
De Noordelijke staten verjagen ze, letterlijk, zoals bijvoorbeeld deze zomer nog gebeurde in Frankrijk, dichtbij de “jungle” van Calais, dichtbij de tunnel onder het Kanaal. De industriële maatschappij, aangetast door de economische crisis van overproductie, kan geen vooruitzicht meer bieden. In plaats van zich te openen, sluit zij zich letterlijk; de Staten barricaderen hun grenzen, vermenigvuldigen de afsluitingen en zetten ze onder stroom, bouwen steeds meer muren. Tijdens de Koude Oorlog, ten tijde van de Berlijnse Muur, bestonden er een vijftiental muren om de grenzen te verdedigen. Vandaag zijn het er meer dan zestig, die gebouwd zijn of in aanbouw zijn.
Vanaf de “muur van de apartheid”, die door Israël gebouwd is tegen de Palestijnen, tot aan de 4000 kilometers lange prikkeldraadversperring, die India en Bangladesh scheiden, zijn de Staten ten prooi aan een echte veiligheidsparanoia. In Europa is de zuidgrens, die van de Middellandse Zee, voorzien van allerlei barrières en muren. In juli begon de Hongaarse regering met de bouw van een nieuwe hoog hekwerk van vier meter. Wat betreft het Schengengebied in Europa, het werk van het Frontex agentschap of het Triton dispositief, hun militair-industriële doeltreffendheid is afschrikwekkend; een permanente bewakings- en oorlogsvloot die de vluchtelingen verhindert om de Middellandse Zee over te steken. Een gelijkaardige militaire machine is ingesteld langs de Australische kust. Al deze hinderpalen verhogen heel sterk het sterftecijfer onder de migranten, die gedwongen zijn om steeds meer risico's te nemen bij de oversteek.
Enerzijds barricadeert de burgerlijke Staat zich. Hij voedt maximaal de doemscenario’s van de meest xenofobe populistische fracties, wakkert altijd meer haat, angst en de verdelingen aan. Geconfronteerd met de gedaalde levensomstandigheden ondergaan de zwakste sectoren van het proletariaat de volle laag van deze nationalistische en xenofobe propaganda. In talrijke landen zijn protesten, fysieke aanvallen of misdadige brandstichtingen van vluchtelingencentra door mensen van extreem-rechts gesignaleerd.
De vluchtelingen worden het mikpunt van campagnes tegen de “buitenlanders”, tegen degenen die “onze levensomstandigheden bedreigen”. De Staat rechtvaardigt op die wijze zijn acties ter “bescherming”: de internering in de detentiecentra (meer dan 400 in Europa), het steunen van de ergste folteraars om de bevolking te controleren en in te sluiten, het garanderen van deportaties en, vandaag de dag, het terugzenden aan de grenzen ….
Aan de andere kant veroorlooft diezelfde burgerlijke Staat zich de luxe, doorheen de stem van zijn politici, een bedrieglijke verontwaardiging te uiten. Politici die spreken over de “morele uitdaging”, gesteld door de tragedie, die garant staan voor de “beschaving” door zogenaamd “bijstand” te bieden en “de ontvangst van de migranten” zo goed mogelijk te regelen. Kortom de burgerlijke Staat, deze sinistere misdadiger, omkleedt zich met de deugd van de redder.
Maar zolang het kapitalisme bestaat, zal er geen enkele werkelijke oplossing mogelijk zijn voor de vluchtelingen en de migranten. Als wij niet op kritische wijze tot de wortel gaan van het probleem, zullen onze verontwaardiging en solidariteit niet verder gaan dan een eerste reflex tot hulp. Als wij niet tegen dit systeem strijden, zal dit edele en diepmenselijke gevoel, onder luid geschal en uitvoerige camerabeelden, door de bourgeoisie vervolgens worden gereduceerd tot een eenvoudige liefdadigheidsactie en ondergedompeld in de walgelijke geest van een verraderlijk nationalisme. Wij moeten dus proberen tot de wortel van het probleem te gaan om een kritische en revolutionaire visie te kunnen bieden. Het proletariaat moet zo’n kritisch denken over deze kwesties ontwikkelen.
WH (RI), 29 augustus 2015
Bijlage | Grootte |
---|---|
openbare_bijeenkomst.pdf [187] | 286.62 KB |
Langzamerhand zijn hele zones van de planeet verwoest en onbewoonbaar geworden. In sommige van de oorlogszones is meer dan de helft van de bevolking op de vlucht en dringen samen in reusachtige kampen, overgeleverd aan smokkelaars zonder scrupules. De omvang van het verschijnsel van de vluchtelingen is vandaag een duidelijke uitdrukking van de neerwaartse spiraal van de kapitalistische maatschappij die de diverse conflicten, pogroms en geweld, de toenemende verarming ziet vermenigvuldigen door de economische crisis en de ecologische rampen.
Sinds de Sovjet-Unie is ingestort, heeft de ontwikkeling van de chaos geleidelijk aan geleid tot een vermenigvuldiging van de plaatselijke conflicten, tot voortdurend verschuivende allianties. Gevechten zonder uitkomst en einde, die leiden tot de ontbinding van Staten, de opkomst van de krijgsheren en andere soorten gangsters, en tot het uiteenvallen van elke sociale samenhang.
En de tegenstrijdigheden tussen de imperialistische machten (zowel de grootmachten, als de kleinmachten, die allen hun eigen imperialistische kaart spelen) drijven hen allen tot militaire acties op een steeds regelmatiger en zelfs permanente wijze, waarbij ze steeds meer korte termijn doelstellingen nastreven. Elk van hen steunt deze of gene dergelijk maffiakliek, deze of gene krijgsheer, deze of gene steeds irrationelere groep fanatici, in verdediging van hun imperialistische belangen.
Net deze Staten, die allen mee verantwoordelijk zijn voor de sociale, ecologische en militaire ontbinding van de wereld, zijn echte "vestingen" geworden. Tegen de achtergrond van crisis en massale werkloosheid, hebben de maatregelen inzake openbare veiligheid zich op drastische wijze versterkt en de Staten letterlijk “in bunkers” veranderd. Enkel de meest gekwalificeerde migranten worden toegelaten om uitgebuit te worden, om de kosten van de arbeidskracht te doen dalen en om gebruikt te worden om het proletariaat te verdelen. De meerderheid van de vluchtelingen en migranten, de “ongewensten”, zonder middel van bestaan, worden cynisch verzocht thuis te blijven om er te sterven zonder iemand in verlegenheid te brengen.
In Europa is de zuidgrens, die van de Middellandse Zee, voorzien van allerlei barrières en muren. De Hongaarse regering bouwde een hekwerk van vier meter hoog rond zijn grens met Servië. Wat betreft het Schengengebied in Europa, het werk van het agentschap Frontex of Triton, hun militair-industriële doeltreffendheid is afschrikwekkend; een permanente oorlogsvloot die toezicht houdt en de vluchtelingen verhindert om de Middellandse Zee over te steken.
De vluchtelingen worden het mikpunt van campagnes tegen de “buitenlanders”, tegen degenen die “onze levensomstandigheden bedreigen”. De Staat rechtvaardigt op die wijze zijn acties ter “bescherming”: de internering in de detentiecentra (meer dan 400 in Europa), het steunen van de ergste folteraars om de bevolking te controleren en in te sluiten, het garanderen van deportaties en, vandaag de dag, het terugzenden aan de grenzen ….
Terwijl de Staten de vluchtelingen slechts tegenhielden en terroriseerden, heeft de heersende klasse tenslotte de massale en internationale reactie van solidariteit moeten beantwoorden, die door de burgerbevolking werd getoond. De bourgeoisie werd zo’n beetje overal verplicht om zich aan te passen en haar anti-migrantentaal van de afgelopen jaren te wijzigen.
In feite gebruikt de bourgeoisie voor haar propaganda zowel de barbarij, waarvoor zijzelf verantwoordelijk is, en het gevoel van verontwaardiging die erdoor wordt veroorzaakt, als de geest van spontane solidariteit tussen de ‘allochtone’ en ‘autochtone’ arbeiders die de afgelopen maanden op verschillende plaatsen in Europa tot ontwikkeling is gekomen.
De zelfstandige overdenking door de arbeidersklasse wordt op allerlei manieren gesaboteerd door de bourgeoisie en op verraderlijke wijze worden nationalistische ideologieën gestimuleerd teneinde het bewustzijn te verrotten.
Toch zagen we heel wat diverse uitingen van solidariteit. Hoe diepgaand en broos waren deze solidariteitsacties? Hoe kan de solidariteit zich ontwikkelen en het systeem in vraag stellen, en wordt ze niet gereduceerd tot liefdadigheid? Zal de xenofobie de overhand krijgen? Welke invloed heeft de vluchtelingenstroom op het klassebewustzijn op zowel korte- als lange termijn?
Daarover willen we de discussie aangaan op onze volgende openbare bijeenkomst van 31 oktober te Antwerpen.
Wij verwijzen voor verdere uitdieping naar het artikel “Migranten en de vluchtelingen: de wreedheid en de hypocrisie van de heersende klasse"
PRAKTISCH
Datum: zaterdag 31 oktober, 14u00- 18u00
Adres: Café Multatuli, Lange Vlierstraat 9, Antwerpen
Een gezamenlijk initiatief van:
Internationalisme, Afdeling in België van de IKS, [email protected] [188]
Wereldrevolutie, Afdeling in Nederland van de IKS, [email protected] [189]
De gebeurtenissen aan de grenzen van de EU, met de toename van het aantal migranten dat de laatste maanden vlucht voor armoede en oorlog en ‘natuurrampen’, typeren in geconcentreerde vorm de tegenspraken, de tegenstellingen en de dynamiek van het kapitalisme in de huidige historische periode. Om deze reden en omdat de bourgeoisie de zoektocht naar zondebokken gebruikt als een van haar belangrijkste instrumenten, moeten minderheden, die op een oprechte manier op zoek zijn naar theoretische en praktische antwoorden, op een collectieve manier nadenken over een reeks van aspecten die met deze gebeurtenissen te maken hebben.
Als wij kijken naar de gebeurtenissen van de laatste maanden, dan zijn het vooral de uitingen van solidariteit onder de bevolking van de Europese landen die het meest in het oog springen. Deze uitingen staan in scherp contrast tot de criminalisering en ontmenselijking door de bourgeoisie. Het is een vorm van solidariteit die tot uiting komt in betogingen ter ondersteuning van de vluchtelingen, in ontvangstbijeenkomsten, in privé-initiatieven om vluchtelingen te helpen bij de ‘illegale’ oversteek van de grenzen richting Oostenrijk, in massale hulp die vrijwilligers aanbieden in de vorm van materiaal, huisvesting en andere diensten.
Vooral de laatste maanden hebben de ‘respectabele’ en ‘democratische’ heersende klassen van West-Europa, via hun massa-media en hun politieke apparaten, hun geniepige campagnes van nationalisme en hun zondebokkenpolitiek ten aanzien van de migranten, opgedreven. (De Britste premier Cameron en leden van zijn regering betitelden de migranten in Calais als een ‘horde’, en beschuldigden hen ervan de Europese ‘levensstandaard’ te ondermijnen. De racistische burgerbeweging Pegida, die door de media sterk in de kijker geplaatst wordt, ontmoet bijvoorbeeld begrip en goedkeuring van het ‘democratische’ politiek apparaat).
Geconfronteerd met de ‘publieke opinie’ hebben de heersende klassen van Europa hun houding echter tijdelijk moeten aanpassen om niet al te openlijk de tegenstelling te openbaren tussen hun eigen positie en de spontane uitdrukkingen van solidariteit. Deze twee stellingnames verschaft de Europese heersende klassen de basis voor een (kunstmatige) verdeling tussen, aan de ene kant, het zoeken naar zondebokken en, aan de andere kant, het verdedigen van de ‘mensenrechten’. Met deze aanpassing van hun politiek doen de Europese regeringen tegelijkertijd ernstige inspanningen om ervoor te zorgen dat het vuile werk - de tijdelijke, slechte behuizing en het blokkeren van de stroom van migranten - wordt gedaan door de staten in Zuid-Oost-Europa of in landen als Turkije, Libanon of Jordanië, die al vol zitten met vluchtelingen.
De houding van de heersende klasse is ook een uitdrukking van de huidige historische periode waarin wij leven. Enerzijds heeft de bourgeoisie niet volkomen de handen vrij om, in het belang van de ‘natie’, het proletariaat en de bevolking de offers en het lijden passief te doen aanvaarden. Anderzijds is het proletariaat op dit moment niet in staat om op te treden als een massale sociale kracht, die de confrontatie aan kan gaan met het kapitalisme en haar eigen visie en haar kommunistisch project voor de maatschappij naar voren kan schuiven. Het is een periode van de ‘tijdelijke sociale patstelling’ in de klassestrijd, een periode die wij de ontbinding van het kapitalisme noemen. Dit is een bijzonder gevaarlijke periode want tegelijkertijd gaat de verdieping van de tegenspraken van het kapitalisme onverminderd voort; een proces dat wereldwijd tot uiting komt in een chronische economische crisis en voortdurende militaire conflicten. Toch kan de bourgeoisie de gevolgen ervan (zoals de massale werkloosheid, het ineenstorten van de sociale samenhang in de arbeiderswijken, het terrorisme, het geweld en de onconventionele oorlog, de groei van allerlei soorten reactionaire ideologieën zoals nationalisme, religieus fanatisme, racisme, enzovoort) nog steeds politiek gebruiken (en inzetten) tegen de dreiging, die van het proletariaat uitgaat
Bij afwezigheid van een massale politieke beweging van de arbeidersklasse, kunnen de beste uitingen van menselijke solidariteit - zelfs als ze een opsteker zijn en getuigen van de weigering om te leven onder het juk van het ‘ieder voor zich’ in het dagelijkse leven onder kapitalistische verhoudingen - op een gevaarlijke manier gekanaliseerd worden, door de benadering ervan vanuit een zuiver ‘humanitaire’ en ‘mensenrechten’ perspectief. En dergelijke insteek leidt tot machteloosheid en versterkt, op ideologisch en legaal vlak, de kapitalistische staat en dienen zelfs om militaire campagnes te rechtvaardigen. Alleen een zoektocht naar het begrijpen van de verschijnselen, door naar de wortels ervan te gaan, kan de noodzakelijke antwoorden verschaffen om deze uitingen van solidariteit om te zetten in actie.
Het globaal groeiende verschijnsel van miljoenen mensen, die op de vlucht zijn voor ellende en geweld over de hele wereld, moet leiden tot een diepe overdenking die verder moet gaan dan de migratie zelf. Het vluchtelingenprobleem vormt een uitdrukking van het kapitalisme, dat in toenemende mate niet meer in staat is, om voor een groeiend deel van de wereldbevolking, de minimale levensomstandigheden, ook het leven zelf, te verzekeren. Op globaal vlak is de kapitalistische economie steeds minder in staat om arbeidskracht op te nemen. Integendeel, de arbeidskracht wordt steeds meer veroordeeld tot werkloosheid en uitgespuwd.
Terwijl de migranten in de 19e eeuw er redelijkerwijs vanuit konden gaan mogelijkheden te vinden in de ontvangende landen, worden de migranten momenteel geconfronteerd met de bunkerisatie van de staten (de afbakening van de grenzen met metershoge versperringen en de omvorming van de nationale staten in bunkers). Militaire conflicten en geweld, verre van te worden opgelost, nemen een chronisch karakter aan en breiden zich voortdurend uit. De oorlogen in het hedendaagse kapitalisme leggen niet langer de basis voor de ontwikkeling van maatschappelijke en economische structuren, zoals meestal het geval was in de 19e eeuw. Integendeel, ze vernietigen deze structuren op het niveau van hele landen en regio's, zelfs waar er officieel geen oorlog bestaat. Deze voortdurende crises en oorlogen zijn dan ook uitdrukkingen van een crisis van de beschaving, van een decadent kapitalisme dat niet in staat is om haar tegenspraken te boven te komen.
De historische heropkomst van het internationale proletariaat als sociale en politieke kracht (eind jaren zestig van de vorige eeuw) is zonder twijfel de belangrijkste factor van onze tijd om de mogelijkheid te doen rijzen van een andere maatschappij dan (de maatschappij) die het kapitalisme te bieden heeft. De 200 jaar lange strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitaal heeft altijd een universele menselijke dimensie in zich gehad en openlijk verdedigd.
Er bestaat geen tegenspraak tussen een klasseperspectief en de verdediging van de menselijke behoeften. Integendeel: de verdediging van de menselijke waardigheid en de weigering om zich te onderwerpen aan de onmenselijke kapitalistische verhoudingen kunnen slechts een samenhang verkrijgen vanuit een proletarische klassepersepectief. Alleen vanuit dit perspectief, door de weigering om als "gelijkwaardige burgers" deel uit te maken van een zogenaamde "nationale gemeenschap", kan een eigen project van de maatschappij worden bevochten. Algemene gevoelens van solidariteit met migranten en vluchtelingen kan alleen een toekomst hebben als ze deel uitmaken van een groeiende klassesolidariteit tussen allen die door het kapitalisme worden uitgebuit en onderdrukt. Het opnieuw opnemen en kritisch bediscussiëren van de ervaringen van solidariteit van de proletarische strijd van het verleden en heden vormt de sleutel voor (de versterking van) de strijd in de huidige en toekomstige periode.
Een tekst van de voormalige leden van de afdeling in Turkije van de IKS met als titel: “Onze ontslagname uit de Internationale Kommunistische Stroming”, is sinds kort gepubliceerd op hun nieuwe website https://palebluejadal.tumblr.com/ [190]
De IKS betreurt dat deze kameraden de IKS vroegtijdig hebben verlaten en niet zijn ingegaan op ons herhaald verzoek hun kritieken op een geduldige manier binnen de organisatie naar voren te brengen, overeenkomstig de historische traditie van de Kommunistische Linkerzijde. We betreuren bovendien dat deze kameraden onze uitnodiging afgewezen hebben voor het komende Internationale Congres van de IKS – het hoogste orgaan van onze organisatie –, om daar de andere kameraden hun kritiek te presenteren en hen ervan te overtuigen.
We moeten duidelijk stellen dat, naast het ontbreken van voldoende verantwoordelijkheid voor het politieke debat binnen de organisatie en een ontslagname zonder voldoende helderheid vooraf, de tekst die nu gepubliceerd is een heleboel weergaven bevat van gebeurtenissen, die vaak tegengesteld zijn aan de indrukken van de andere leden van de IKS.
Binnen enkele weken zal de IKS in detail op deze tekst antwoorden.
We roepen de voormalige leden van de afdeling in Turkije op opnieuw een ernstig debat met ons aan te gaan.
"Niets is zo opvallend vandaag, niets heeft zo'n doorslaggevende betekenis voor de hele vorm van het hedendaagse sociale en politieke leven, als de gapende tegenspraak tussen een economisch fundament dat iedere dag strakker en steviger wordt, en die alle volkeren en landen in een groot geheel aaneensmeedt, en de politieke bovenbouw van de staten die, door middel van grensposten, tariefmuren en militarisme, probeert naties kunstmatig op te splitsen in zoveel vreemde en vijandige gebieden." [1]
Grenzen als een afbakening van de eigendom van grond zijn zo oud als het bestaan van de eigendom zelf. Er is gewoon geen bestaan van eigendom zonder de afbakening en de verdediging ervan. Met de opkomst van grote keizerrijken, zoals Rome of China, werden gigantische versterkte grenzen opgericht: De Muur van Hadrianus, de [Romeinse] Limes, de grote Chinese Muur. Het bestaan van die grenzen om een keizerrijk te verdedigen tegen de invasie van rivalen, is niets nieuws.
Echter, zolang de planeet nog niet was ‘verdeeld’ tussen de grote kapitalistische rivalen, bleef het afbakenen van grenzen meestal beperkt of werden [grensgeschillen] zelfs opgelost aan de onderhandelingstafel via verdragen. Zo konden, tijdens de conferentie van Berlijn in 1884, de grenzen in Afrika bijvoorbeeld nog getrokken worden op een landkaart; zo werd in het begin van de 19e eeuw een gebied, zo groot als Alaska, door de Russische tsaar verkocht aan de VS. Aan het begin van de 19e eeuw had de grens tussen Mexico en de VS bijna geen bewakers. En voor de Eerste Wereldoorlog werden de grenzen in Europa nog niet zwaar bewaakt.
Pas toen de wereld aan het begin van de 20e eeuw werd verdeeld tussen de grote kapitalistische rivalen, werd de verdediging van het grondgebied een strijd van een ander niveau. Maar hoewel er in WO1 uitgebreid gevochten werd om gebieden - zoals de loopgravenoorlog in België en Frankrijk met hun verschrikkelijke kosten aan mensenlevens en materiaal – bleven de grenzen na de oorlog opmerkelijk ‘open’. De herstelbetalingen, door het Verdrag van Versailles opgelegd aan de verslagen landen, betekenden een relatief gering verlies van grondgebied (het Duitse deelstaat Saarland ‘verloren’ aan Frankrijk, of de voormalige Duitse koloniën, die van eigenaar wisselden) of waren samengesteld uit omvangrijke herstelbetalingen. Hele landen waren nog niet opgedeeld en versterkte grenzen, zoals die plaatsvonden na de Tweede Wereldoorlog, bestonden nog niet.
Met de intensivering van de imperialistische rivaliteiten is de verdediging van de grenzen en territoria in kwalitatieve zin veranderd. Er kwam hevige strijd over elk stukje grondgebied. Na de Tweede Wereldoorlog werden een aantal landen verdeeld (Duitsland, Korea, China, Vietnam, India-Pakistan), allemaal verzekerd door middel van de meest gemilitariseerde afscheidingen, uitgerust met mijnen, hekken, muren, gewapende bewakers en honden. De oprichting van de staat Israël in 1948 betekende de verplaatsing van honderdduizenden Palestijnen en de noodzaak om zich te verschansen achter de meest geavanceerde muren. Dit heeft nu geleid tot een van de meest zwaarbewaakte en ommuurde grenzen in de wereld.
“Symbolisch gezien is de Palestijnse muur de Berlijnse muur van deze eeuw, hij is vier keer zo lang als dat gehate Koude Oorlog icoon en meer dan tweemaal zo hoog - 8 m. Al in aanbouw sinds 2002 wordt er verwacht dat hij zich uiteindelijk zal uitstrekken over 709 kilometer door de Westelijke Jordaanoever. Een reeks betontegels, met prikkeldraad afgezette ‘bufferzones’, loopgraven, onder stroom staande omheiningen, wachttorens, thermische videocamera's, torens met sluipschutters, militaire controleposten en wegen voor patrouillevoertuigen hebben steden op de Westelijke Jordaanoever in stukken gehakt en ze gescheiden van bezet Oost-Jeruzalem. (…) Tot nu toe kostte de muur meer dan $2,6 miljard, terwijl de kosten van het jaarlijks onderhoud $260 miljoen bedragen”.[2]
Kortom: sinds WO1 zijn alle landen imperialistisch en moeten gehoorzamen aan de wet van de verdediging van hun belangen ook door middel van de meest weerzinwekkende grensverdedingsystemen.
En de recente reeks van oorlogen, overal ter wereld, betekende dat de grenzen versterkt zijn om het binnendringen van vijandelijke troepen te voorkomen - vaak terroristische bendes die geruggensteund worden door verschillende staten.
Een heel systeem is opgezet om iedere persoon te screenen die een visum nodig heeft, en Orwelliaanse toezichthoudende instellingen zoals de Homeland Security Authority in de Verenigde Staten zijn opgezet om mogelijke vijanden op te sporen en te voorkomen dat ze het land binnenkomen.
Tegelijkertijd, terwijl migratie in de negentiende eeuw niet zozeer belemmerd werd door een complexe wetgeving en een verfijnd politiesysteem, betekende de 20ste eeuw dat de grenzen nu ook een tweede functie kregen naast de ‘traditionele’ militaire: om de instroom te voorkomen van arbeidskracht die niet nodig is. Vergelijk dit met de Amerikaanse vraag naar arbeidskrachten aan het einde van de negentiende eeuw - de echte reden voor de oproep “stuur ons uw armen, uw opeengepakte massa's”. Vandaag heeft de VS zich gevoegd in de race om de zuidelijke grens af te sluiten tegen golven van Latijns-Amerikaanse proletariërs, die op de vlucht zijn voor de armoede en de criminaliteit in Midden- en Zuid-Amerika.
In de jaren 1960 ontstond er een nieuw fenomeen. Vele landen, die werden gedomineerd door het Russische blok, hadden een tekort aan arbeidskrachten, met name Oost-Duitsland. Dus moest de door Oost-Duitsland opgetrokken Berlijnse muur voorkomen dat zijn arbeidskrachten zijn grondgebied verlieten. De economische underdog sloot zijn grenzen om zijn burgers binnen te houden.
Dus hebben we nu meer en meer een gelijktijdigheid of dubbele functie van grenzen: naast de klassieke militaire functie van verdediging van het grondgebied, zijn de meest geavanceerde muren gebouwd om te voorkomen dat vluchtelingen binnendringen en het voorkomen of filteren van ongewenste ‘economische migranten’.
Hoewel het IJzeren Gordijn in 1989 eraan ging, betekende de verdwijning van de confrontatie tussen de machtsblokken geen nieuwe wereld, zonder grenzen. In tegendeel!
“Tussen 1947-1991 werden er elf muren gebouwd, die het einde van de koude oorlog overleefden: tussen Zuid-Afrika en Mozambique; Zimbabwe; Noord en Zuid-Korea; India en Pakistan; Israël; Marokko en West-Sahara; Zimbabwe en Zambia. Tussen 1991-2001werden er zeven muren opgetrokken: rond de exclaves Ceuta en Melilla, tussen VS en Mexico; Maleisië en Thailand; Koeweit en Irak; Uzbekistan en Afghanistan/Kirgizstan). Sinds 2001 zijn er 22 muren opgetrokken: tussen Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten; Irak; Oman; Qatar; Jemen; Birma en Bangladesh; Botswana en Zimbabwe, Brunei en Maleisië, China en Noord-Korea; Egypte en de Gazastrook; Verenigde Arabische Emiraten en Oman; India en Bangladesh; Birma en Pakistan; Iran en Pakistan; Israël en de Westelijke Jordaanoever; Jordanië en Irak; Kazakstan en Oezbekistan; Pakistan en Afghanistan; Thailand en Maleisië; Turkmenistan en Uzbekistan, Israël en Egypte.” [3]
Tussen de bijna 200 landen in de wereld zijn er ongeveer 250.000 kilometers aan grenzen. Een maatschappij in loopgraven![4]
Dit bewijst het volstrekt irrationele karakter van het kapitalistische systeem. Terwijl het kapitalisme alleen kan “bloeien” als er vrij verkeer is van goederen en arbeid, is de beweging van de menselijke arbeid onderworpen aan de meest meedogenloze controles en obstakels. Dit betekent niet alleen een ongekende hoeveelheid geweld langs de grenzen, maar ook de volkomen krankzinnig hoge kosten. De massale grensbewaking tussen Mexico en de Verenigde Staten kost een fortuin:
“Maar dat leidt tot de nodige kosten. De meeste schattingen denken dat de inspectie, de patrouilles, en de infrastructuur de belastingbetaler ergens tussen de $12 miljard en $18 miljard per jaar kosten. Dat is een toename van ongeveer 50% in vergelijking met de vroege jaren 2000, volgens ‘The Journal’, dat zegt in de uitgaven te hebben opgenomen ‘alles, van 650 mijl hekwerk tot militaire vliegtuigen, zeeschepen, drones, bewakingsapparatuur, torens met infrarode camera’s en detentiecentra’. Meer in het algemeen bedroegen de kosten voor grensbewaking $90 miljard, volgens een verzoek gedaan door Associated Press op grond van de Wet op de Openbaarheid van Bestuur, in de periode tussen 2002 en 2011. Het nieuwsbericht meldt dat de jaarlijkse uitgaven variëren van drugshonden - 4.500 dollar voor elke hond – tot troepen van de ‘National Guard’ - ongeveer $91.000 per soldaat.” [5]
Als je je een voorstelling maakt van het totale aantal bewakers dat is opgesteld langs de grenzen in de wereld, dan moeten de kosten [, die daarmee gepaard gaan,] de meest absurde cijfers bereiken - en het laat op een beeldende wijze zien waar het huidige systeem zijn middelen aan verkwist![6]
We moeten hieraan toevoegen dat, samen met de meest geavanceerde grenscontroles, er in ieder land steeds meer afgesloten woonwijken worden ingesteld, met hekken en vaak gewapende beveiligingssystemen voor de geprivilegieerden. Hele buurten zijn ‘no-go-areas’ geworden voor de niet-ingezetenen.
Maar de industrielanden vormen niet alleen steeds echte ‘bunkers’. Ze zijn ook de grootste ‘verschepers’ van arbeidskracht. Het totale aantal slaven dat, in de periode 1445-1850, met geweld werd meegenomen, vooral van het Afrikaanse continent, bedraagt 10 tot 20 miljoen. Het huidige uitwijzingsbeleid van de geïndustrialiseerde landen, en ook van andere landen, zal waarschijnlijk leiden tot een vergelijkbaar aantal in een veel kortere tijd.
Enkele voorbeelden: meer dan 5 miljoen ‘illegale’ immigranten zijn gedeporteerd uit de VS - onder G.W. Bush ongeveer 2 miljoen, onder Clinton bijna 900.000 en onder Obama meer dan 2 miljoen. In Europa worden de maatregelen steeds harder en bestaan er momenteel ongeveer 400 detentiecentra voor ‘illegalen’, die hun uitwijzing afwachten. Mexico zelf deporteert 250.000 buitenlanders per jaar naar Centraal-Amerika. Saoedi-Arabië staat op het punt meer dan één miljoen mensen te deporteren, die illegaal in het koninkrijk leven en werken.
Geconfronteerd met de recente golf van vluchtelingen uit, door oorlog, verscheurde gebieden van het Midden-Oosten, Afghanistan, Noord Afrika... heeft het systeem van grensbewaking een nieuwe dimensie bereikt. De autoriteiten zetten steeds meer troepen en materiaal in om vluchtelingen te arresteren en uit te zetten. Meer dan een kwart eeuw na de ‘opening’ van het IJzeren Gordijn in Hongarije heeft datzelfde land, Hongarije, de grens met Servië afgesloten met prikkeldraad om te voorkomen dat ‘De pechvogels’ ‘veilige havens’ bereiken. Bovendien bestaat het plan om een nieuw ijzeren gordijn langs de grens met de Roemenië op te richten.
Soortgelijke maatregelen worden genomen in andere Europese landen. De eerdere ‘open’ Schengen-grenzen worden nu gecontroleerd door de grenspolitie; ‘hot spots’ (centra voor de ‘selectie’ van vluchtelingen) worden opgericht in Griekenland en Italië, met de mogelijkheid vluchtelingen terug te sturen naar de hel, waar ze vandaan kwamen. En voorposten voor vluchtelingen worden uitgebreid naar Afrika zelf, waar afspraken worden gemaakt om grenscontroles op te zetten aan de doorgaande routes van vluchtelingen in Afrika zelf.
De afbeeldingen van de vluchtelingenstromen en duizenden gedetineerde of teruggedrongen vluchtelingen op de Balkan en elders, zonder voedsel en onderdak, herinneren ons aan de manier waarop de Joodse bevolking werd behandeld onder het Nazi-regime of het lot van de vluchtelingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ze tonen de continuïteit van barbaarsheid aan van dit systeem. Een eeuw van oorlogsvluchtelingen, van kampen, van deportaties, van ijzeren gordijnen, van illegale migratie en deportatie van degenen die het lef hebben om alleen maar te komen ‘om hun buik vullen’.
Op dit moment hebben we de hoogste en langste muren ooit om te voorkomen dat vluchtelingen uit oorlogsgebieden en wanhopige ‘economische’ migranten binnenkomen, maar ze kunnen nog steeds niet het toegenomen aantal slachtoffers keren, die het gecombineerde gevolg zijn van de onstuitbare ontbinding van het kapitalisme.
Door het creëren van een globale economie, heeft het kapitalisme de voorwaarden geschapen voor een wereldwijde menselijke associatie. Maar het totale onvermogen om dit te realiseren wordt geïllustreerd door de wereldwijde versterking van haar grenzen. Oproepen tot ‘no borders’ door goedwillende activistische groepen zijn dus een utopie. Grenzen kunnen alleen worden opgeheven door de internationale proletarische revolutie, die de onmenselijke gevangenis van de natie-staat zal ontmantelen.
Dv / 09.09.2015
[1] Rosa Luxemburg, ‘Inleiding tot de Politieke Economie’, in: The Complete Works of Rosa Luxemburg, Volume 1, Verso, London 2013, p 121.
[3] www.dandurand.uqam.ca/evenements//evenements-passes/440-fences-and-walls... [192] also Chaire Raoul-Dandurand _ Fences and Walls in International Relations.html, Berlin Wall is Gone but Separation Walls are a Growth Industry _ Burning Billboard.org.htm
[4] Wereldwijd wordt er ieder jaar 500.000 ton prikkeldraad geproduceerd. Dit is goed voor 8 miljoen kilometer prikkeldraad, oftewel 200 keer de omtrek van de aarde.
[5] https://www.fool.com/investing/general/2014/08/06/the-migrant-crisis-could-cost-billions-but-border.aspx [193]
[6] En de hoeveelheid geld die vluchtelingen moeten betalen aan mensenhandelaren bereikt ook ongekende hoogten.
In ons artikel van augustus naar aanleiding van de verkiezingen schreven wij: ‘Boycot de verkiezing: het marxistische standpunt in het tijdperk van het verval van het kapitalisme’ (1):
“De mislukking van het Aquino regime is niet enkel te wijten aan BS Aquino en de Liberale Partij. Al lang voor de huidige heersende factie was het kapitalistische systeem in de Filippijnen al een mislukking.
Samen met de verrotting van de huidige regering, de oppositie die geleid wordt door de sterkste uitdager voor het presidentschap, vice-president Jojimar Binay, stinkt het van corruptie en zelfverrijking.
Ieder van hen onthult de schandalen van hun politieke rivalen. In het kapitalisme in verval is er geen nood aan radicalen en progressieven die binnen het parlement het verval van het kapitalisme blootleggen”.
Eén negatief gevolg van het kapitalisme in haar fase van ontbinding is de opkomst van de wanhoop en hulpeloosheid onder de straatarme massa’s. Een aanwijzing daarvan is de verlumpenisering van delen van de werkende massa’s, de toename van zelfmoorden, de verrotte cultuur onder de jongeren en het gangsterdom. Dit zijn allemaal uitingen van toenemende onvrede onder de massa’s in het huidige systeem, maar ze weten niet wat ze moeten doen en hoe dit te vervangen. Met andere woorden: een groeiend ongenoegen zonder perspectief op een toekomst. Dat is de reden waarom de mentaliteit van het ‘ieder-voor-zich’ en ‘ieder tegen allen’ zo’n sterke invloed heeft op een belangrijk deel van de arbeidersklasse.
Maar het ergste scenario, dat kan ontstaan bij perspectiefloosheid als gevolg van de demoralisering is de hoop dat één man de toestand kan rechttrekken en de meerderheid uit de ellende kan redden. Hopen op een sterke man en een ‘goedwillende’ dictator. Dat is niet anders dan de hoop op een machtige god, die op aarde zou moeten neerdalen om diegenen te redden die in hem geloven en de anderen, die dat niet doen, te straffen. De klasse die deze mentaliteit voornamelijk voortbrengt is de kleinburgerij”.
In grote lijnen was onze analyse niet onjuist.
Verschillende burgerlijke ‘politieke analisten’ gaven toe dat de stemmen voor Rodrigo Duterte stemmen waren tegen de flaters van de regering van BS Aquino. Wat zij niet zeggen en ook niet willen zeggen is dat de haat en het ongenoegen van het volk is gericht tegen het hele burgerlijke democratie die, zo geloofden ze, in 1986de plaats had ingenomen van de dictatuur van Marcos Sr. De laatste 30 jaar zijn de fiasco’s en de corruptie van de democratische instellingen blootgelegd, en worden ze beschouwd als niet wezenlijk verschillend van de dictatuur van Marcos. Ze voelen dat de huidige tot stand erger is dan tijdens de dictatuur van Marcos.
Duterte verklaarde dat hij een ‘ultralinkse socialist’ is. Hij ging er prat op dat hij de eerste ultralinkse Filipijnse president zou zijn. Bijna alle linkse facties in de Filippijnen zijn het eens met Duterte en bieden zijn regime hun steun aan. En in die steunverlening staat de maoïstische Communistische Partij van de Filippijnen en haar wettelijke organisaties de vooraan. (2)
Wat ook het ‘socialisme’ van Duterte moge zijn, het is duidelijk geen wetenschappelijk socialisme of marxisme. Het is zeker en vast een ander merk van het burgerlijk ‘socialisme’ om de massa’s om de tuin te leiden en de leugens van de bourgeoisie tegen socialisme/communisme nieuw leven in te blazen. Het ‘socialisme’ van Duterte is staatskapitalisme. (3)
Gebaseerd op voorafgaande uitspraken van Duterte voor en tijdens zijn campagne, is het duidelijk dat het wezenlijke van zijn regeringsprogramma de belangen dient van de kapitalistische klasse en niet die van de werkende massa’s. In verband daarmee heeft hij militante arbeiders al gewaarschuwd om geen stakingen te lanceren onder zijn bewind en ermee gedreigd hen te doden als ze dat wel zouden doen.
Erger nog, Duterte’s taal (net zoals zijn daden) zijn die van een bullebak van een straatbende. Dit is een uitdrukking van het feit dat hij de regering beschouwt als een grote maffiabende, waarvan het de ‘Peetvader’ is. Zijn vage politiek van ‘federalisme’, die lijkt gebaseerd te zijn op de grootspraak dat het inkomsten van de lokale regeringen groter zijn dan die van de nationale regering, ligt in werkelijkheid dichter bij de opvatting van de autonomie van lokale maffia’s op hun eigen territorium.
Voor de kommunistische organisatie en de revolutionaire arbeiders is het Duterte regime een hardnekkige verdediger van het nationale kapitaal (4), maar is zij totaal afhankelijk van buitenlands kapitaal.
De ‘boute’ belofte van Duterte om binnen de eerste 3 tot 6 maanden van zijn presidentschap een einde te maken aan corruptie, criminaliteit en drugs kende een brede aantrekkingskracht bij de kiezers, bij de kapitalisten en bij de ‘middenklasse’, die het voortdurende doelwit zijn van de misdaad. Kapitalisten wensen vreedzame en vlot lopende zaken om meer winst te kunnen maken. Om die reden zijn voor kapitalisten arbeidersstakingen net zulke duidelijke uitingen van ‘chaos’ als de plaag van de misdaad.
De nieuwe regering kan geen oplossing bieden voor de problemen van de massale werkloosheid, de lage lonen en het wijdverspreide tijdelijke werk. Te midden van een verergerende overproductiecrisis, is het grootste probleem van de kapitalisten een voorspong te verkrijgen op hun rivalen in een verzadigde wereldmarkt. De arbeidskosten drukken door ontslagen en tijdelijke contracten is de enige weg om hun producten goedkoper te maken dan die van hun concurrenten. (5)
In wezen is de oplossing van het regime , om via propaganda en repressie, de controle over het maatschappelijke leven te versterken en de bevolking te verplichten om de wetten van de staat strikt in acht te nemen.
Naarmate de crisis van het systeem erger wordt zal de factiestrijd binnen de heersende klasse alleen toenemen onder het nieuwe regime. Oppervlakkig gezien betuigen de meeste verkozen politici van alle andere partijen, en in het bijzonder die van de heersende Liberale partij van Duterte’s voorganger, het Aquino regime, hun loyaliteit aan het nieuwe regime. Maar in werkelijkheid heeft elke factie haar eigen agenda, waar ze onder de nieuwe regering aan vast willen houden. Bovendien wedijveren er binnen het Duterte kamp verschillende facties om gunsten en posities: de pro-Duterte maoïstische factie, de anti-CPP/NPA factie, de krijgsheren uit Midanao/Visayas, de krijgsheren uit Luzon, in het bijzonder de groep rond Cayetano, de vice-presidentskandidaat van Duterte.
Wij schreven in ons artikel ‘Boycot de verkiezingen…’ ook:
“Als Duterte zich verkiesbaar stelt voor het presidentschap in 2016 en de heersende klasse beslist dat het land een dictator nodig heeft, zoals ten tijde van Marcos, om het zieltogende kapitalisme in de Filippijnen te redden en de straatarme massa’s angst en onderwerping aan de regering op te leggen, dan zal hij zeker winnen. Tenslotte geeft de heersende (lokale of buitenlandse) klasse er niet om onder wat voor soort beheer de Filipijnse staat komt. Het belangrijkste voor hen is om winst te accumuleren”.
Er zijn zeker bepaalde aanwijzingen dat Duterte een psychologisch gestoorde persoon is die hunkert naar het dictatorschap. Maar of hij nu regeert als een dictator of als een liberaal hangt enkel af van de algemene beslissing van de heersende klasse (zowel lokaal als internationaal) en de solide steun die hij krijgt van de AFP/PNP en zelfs van de maoïstische factie die hem steunde.
Voor ons is het belangrijk om als kommunisten te analyseren en te begrijpen waarom belangrijke delen van de bevolking bereid zijn om Duterte te aanvaarden als dictator en ‘Peetvader’. Die analyse is van doorslaggevende betekenis omdat in andere landen, en speciaal in Europa en de VS, uiterst rechtse personen, die zich keihard opstellen en mensen afbekken (zoals Donald Trump) aan populariteit winnen. Een belangrijk aantal jongeren wordt ook aangetrokken door het geweld en het fanatisme van ISIS.
Als wij de fenomenale populariteit van Rodrigo Duterte en van Ferdinand Marcos Jr., de zoon van de dictator willen analyseren, dan moeten het doen vanuit een wereldwijde visie.
Globaal genomen heeft de ontbinding van het kapitalisme al meer dan 30 jaar het bewustzijn van de bevolking aangetast. Deze besmetting beslaat vele terreinen: economie, politiek en cultuur/ideologie. De populariteit van Duterte of Marcos Jr. is een aanwijzing van de hulpeloosheid, de wanhoop en het verlies aan perspectief en vertrouwen in de klasse-eenheid en de strijd van de werkende massa’s. Vandaar het zoeken naar een ‘redder’ in plaats van naar de klasse-identiteit. De achtergrond hiervan is de onoplosbare crisis van het kapitalisme, die tot uitdrukking komt in toenemende armoede, de toenemende chaos, de uitdeinende oorlogen, de vernietiging van het milieu, schandalen en corruptie in regeringen.
Maar een veelbetekenende factor is ook dat er 20 jaar lang vrijwel geen sterke klasse-beweging is geweest in de Filippijnen. De militante strijd ten tijde van de dictatuur van Marcos Sr. werd door ultralinks afgeleid naar de guerrilla en naar het verkiezingscircus. En vanwege de sterke invloed van het nationalisme in de Filippijnen is de arbeidersbeweging geïsoleerd ten opzichte van de internationale strijd van de arbeidersklasse.
Bijna 50 jaar lang hebben de Filipijnse werkende massa’s het bankroet meegemaakt van zowel de guerrillaoorlogen van de Maoïsten als de loze beloften van hervormingen van elke factie van de heersende klasse, die zitting had in het Malacañang Paleis. Daarbij komt nog de militarisering van de landelijke gebieden, zowel door gewapende rebellen als de staat, die leidden tot massale verplaatsingen waardoor een uitbreidende en groeiende bevolking van armen en werklozen ontstaat, die leeft in de krottenwijken van de steden. De misdaadsyndicaten maken misbruik van deze toestand. Vandaar dat de criminaliteit als gevolg van drugs, diefstal, kidnappings en autodiefstallen elk jaar hand over hand toeneemt. Bendemoorden en benderellen, verkrachting en andere vormen van geweld zijn dagelijkse kost in de steden. En steeds meer zijn jongeren en zelfs kinderen diegenen die ze plegen of er het slachtoffer van zijn.
Daar een aantal militaire en politie-officieren de beschermheren zijn van deze syndicaten, is de staat totaal onmachtig geworden om de misdaad en het geweld onder controle te brengen.
Alhoewel de rijken de eersten zijn die aangetast worden door de toename van de misdaad, in het bijzonder in het geval van diefstal en kidnapping, zijn het bovenal de armen die het meest te lijden hebben onder de last van deze misdaden, aangezien de meeste van de ‘soldaten’ of het kanonnenvoer van deze syndicaten geronseld worden onder de hongerlijdende en werkloze bevolking.
Er heerst een wijdverbreid gevoel van wanhoop onder de bevolking. Geatomiseerd en geïsoleerd vragen ze zich af wie hen kan beschermen. Achter deze gedachte schuilt de verwachting dat de staat hen in bescherming moet nemen. Maar de staat laat hen vallen. Wanhoop en atomisering zijn de voedingsbodem voor het verlangen naar een redder, een persoon of groep van personen die hen kan redden uit hun ellende, die sterker is dan de som van de geatomiseerde bevolking. En die redder zou de regering moeten controleren, aangezien enkel de regering hen kan beschermen.
Deze hulpeloosheid is tevens een voedingsbodem voor het zoeken naar zondebokken en personalisering. Iemand de schuld geven voor hun ellende: de corrupte regeringsbeambten en de misdadigers. Het verlies aan perspectieven en het groeiende gevoel van wanhoop katapulteren de populariteit van Duterte en Marcos Jr. De populariteit van deze sujetten is een gevolg van het wegrottende systeem, niet van een opkomend bewustzijn van de massa’s. Dit soort verrotting was ook de reden van de populariteit van Hitler en Mussolini vóór de Tweede Wereldoorlog.
Naarmate deze tendens tot personalisering en het zoeken naar zondebokken toeneemt, groeit ook het aantal mensen dat de fysieke eliminatie steunt van corrupte ambtenaren en misdadigers, met om het even welke middelen. Telkens als ze Duterte horen verklaren ‘Dood ze allemaal!’, klappen ze in hun handen.
In de huidige politieke toestand is het voor ons nu moeilijker om tegen de gevolgen van de ontbindende maatschappij te vechten. Desalniettemin strijden we niet alleen of geïsoleerd. Wij maken deel uit van het internationale proletarische verzet dat losbarstte sedert 1968. De internationale arbeidersklasse, die ondanks haar moeilijkheden om haar eigen klasse-identiteit en solidariteit als onafhankelijke klasse terug te vinden, strijdt nog altijd tegen de aanvallen van het kapitalisme in verval.
Wij kunnen ons alleen een stralende toekomst voor ons zien, als wij alle vormen van nationalisme verwerpen. Wij kunnen de proletarische strijd niet vatten als we ons blindstaren op de ‘nationale situatie’. We mogen niet vergeten dat sinds 2006 onze klassebroeders en -zusters in Europa, in sommige delen van het Midden-Oosten en in de VS gestreden hebben tegen de ontbinding via solidariteitsbewegingen (de anti-startbanen beweging in Frankrijk, de Indignados in Spanje, de klassestrijd in Griekenland, de Occupy-beweging in de VS). Wij moeten in herinnering brengen dat honderdduizenden van onze klassebroeders en -zusters in China wijdverbreide stakingen hebben gelanceerd.
Wij moeten volharden in de theoretische verheldering, de internationale versterking en de militante tussenkomsten om de toekomstige strijd op internationaal vlak voor te bereiden. Wij zijn geen nationalisten zoals de verschillende ultralinkse facties. Wij zijn proletarische internationalisten. Laten wij ons de laatste paragraaf herinneren van het Kommunistisch Manifest: “De kommunisten versmaden het hun overtuiging en hun bedoelingen te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts bereikt kan worden door de gewelddadige omverwerping van iedere tot nu toe heersende maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een kommunistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen”.
Internasyonalismo (ICC section in the Philippines) June 2016
Internasyonalismo (Afdeling van de IKS in de Philippijnen) juni 2016
(1) "Boykot Eleksyon[1]: Marxistang Paninindigan sa Panahon ng Dekadenteng Kapitalismo [194]".
(2) Ondanks het aanvankelijke "protest" van de maoïsten tegen de neoliberale economisch programma van het regime, dat bestaat uit 8-punten, ze zijn allen verenigd in hun steun aan de 'slager' Duterte. Bewijs hiervan is dat er maoïstische vertegenwoordigers het kabinet van Duterte zitten.
(3) Regimes zoals die in Vietnam, China, Cuba, die beweren "socialistische" te zijn, zijn ook een versie van staatskapitalisme. Zelfs de kapitalistische barbaarse regimes van Hitler (nazisme), Saddam Hussein en Assad verklaard en zonder enige schaamte dat hun regeringen "socialistisch" waren. Zelfs nu gelooft een meerderheid van de bevolking in de Filippijnen nog steeds dat de "kommunistische" partij van de Filippijnen is een kommunistische organisatie.
(4) Niet wezenlijk verschillend van het programma van de Maoistische CPP-NPA.
(5) In de 8 punten tellende economische agenda van het Duterte-regime is het duidelijk dat haar doel is de versterking van het nationale kapitalisme door middel van directe buitenlandse investeringen. En dat betekent meer aanvallen op de levensomstandigheden van de werkende massa's. In principe is het economisch programma een vorm van neoliberalisme. (https://www.rappler.com/nation/elections/132850-duterte-8-point-economic-agenda/ [195])
“Eén ding is zeker: de wereldoorlog betekent een ommekeer voor de wereld. […] na de uitbarsting van de kapitalistische vulkaan, heeft het tempo van de ontwikkeling zo’n geweldige stoot gekregen, dat de hevigheid van de botsingen in de maatschappij, de reusachtige omvang van de taken die onmiddellijk voor het socialistische proletariaat oprijzen, dat de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging tot nog toe slechts een tere idylle schijnt te zijn geweest.” (Rosa Luxemburg; Juniusbrochure, 1916)
De plotselinge en heftige opstoot van het kapitalisme in verval, zoals door Rosa Luxemburg ter sprake gebracht, wordt op treffende wijze bevestigd door het tragische lot van de burgerbevolking in de 20e eeuw, die onderworpen wordt aan gebeurtenissen van een ongekende omvang: opsluiting in kampen, verplaatsingen, deportaties en massale liquidaties. Het gecombineerde effect van oorlogen, economische crisis en onderdrukking in de vervalperiode van het kapitalisme heeft een irrationele dynamiek van blind geweld, pogroms, ‘etnische zuivering’ en een buitensporige militarisering veroorzaakt. De 20e eeuw is inderdaad één van de meest barbaarse eeuwen van de geschiedenis!
Het jaar 1914, met zijn chauvinistische hysterie, vormde het begin van een spiraal van geweld zonder weerga. De oorlogen in de voorbije maatschappijvormen leidden vaak tot plaatselijke moordpartijen en onderdrukking, maar zij veroorzaakten nooit massale uittochten, de verplaatsing van hele bevolkingen en de paranoïde obsessie om deze laatste tot iedere prijs te onderwerpen aan een absolute controle door de staat. De moderne oorlog is een totale oorlog geworden. Hij mobiliseert jarenlang de hele bevolking en de economische machine van de oorlogvoerende landen, brengt de menselijke arbeid van decennia terug tot niets, offert tientallen miljoenen levens op, en laat honderden miljoenen mensen te prooi aan de hongersnood. Zijn gevolgen blijven niet meer beperkt tot de veroveringen op zich maar leiden, met hun nasleep van verkrachtingen en plunderingen, tot reusachtige vernietigingen op wereldschaal.
De kapitalistische maatschappelijke verhoudingen hebben geleid tot de ontworteling, de ontvolking van het platteland. De totale oorlog voegde daaraan de mobilisatie toe van de hele burgermaatschappij ten dienste van het front of direct in de loopgraven. Het gaat hier om een echte kwalitatieve omslag. De bevolkingen, waaronder een belangrijk deel van de jeugd, werden met geweld verplaatst om elkaar als soldaten, zonder enige keuze, in een bloedbad te lijf te gaan. Voor de burgers, in het achterland, vormden de oorlogsinspanningen een hele aderlating en de gevangenen van de vijandige volkeren vonden elkaar terug in de eerste kampen. Hoewel er tijdens de Grote Oorlog nog geen sprake was van vernietigingskampen, kunnen wij niettemin al spreken van massale internering en deportatie. Iedere buitenlander was onmiddellijk verdacht. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, werden buitenlanders op de renbaan van Newbury of op het eiland Man opgesloten.
In Duitsland werden krijgsgevangenen en burgers opgesloten in de kampen van Erfurt, Munster of Darmstadt. In Frankrijk waren er 70 interneringskampen op de westkust (zoals op de rede van Brest) en in zuidelijke departementen die gebruikt werden van 1914 tot 1920. Het ging om bestaande gebouwen of terreinen die omgeven waren door prikkeldraad en goed bewaakt werden. Het transport van het ene naar het andere kamp gebeurde reeds met veewagens en elke opstand werd met geweld neergeslagen. Onnodig te zeggen dat iedere kommunistische militant werd opgesloten, net zoals de vrouwen die ‘met de vijand heulden’ en andere ‘ongewensten’. Een kamp, zoals dat van Pontmain, maakte het mogelijk om Turken, Austro-Hongaren of Duitsers (die het talrijkst waren) op te sluiten. Het gaat hier om de voorbode van de wereld van de concentratiekampen, die in de jaren 1930 werd opgezet en haar hoogtepunt bereikte tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Xenofobe vooroordelen werden aangemoedigd, en tegelijkertijd werden inheemse bewoners van verafgelegen streken door ronselaars opgejaagd en naar Europa gebracht, waar ze met geweld ingelijfd werden om zich als lammeren te laten afslachten. Vanaf 1917-1918 worden, op bevel van Clemenceau in Frankrijk, 190.000 mensen uit de Maghreb naar het front gestuurd. 170.000 mannen uit West-Afrika, bekend als de ‘Senegalese scherpschutters’, werden in de meeste gevallen met geweld gemobiliseerd. Chinezen werden eveneens ingelijfd door Frankrijk en Groot-Brittannië. Groot-Brittannië zond ook Afrikanen en Indiërs naar de slachtbank (van het Indische subcontinent alleen al 1,5 miljoen). De oorlogvoerende machten, zoals ook de ‘wilde divisies’ uit de Kaukasus van het Russische leger laten zien, gebruikten al deze ‘inheemsen’ als gespecialiseerd kanonnenvoer voor de gevaarlijkste militaire ondernemingen. Behalve de geïmporteerde soldaten, waren ook meer dan 12 miljoenen Europeanen genoodzaakt ‘vluchteling’ te worden om de oorlog te ontvluchten.
De Armeense bevolking onderging een van de opvallendste tragedies van de oorlog, die als de eerste ware genocide van de 20e eeuw wordt beschouwd. In de loop van de 19e eeuw vormde de drang tot zelfstandigheid van de Armeniërs (net als die van de Grieken) al een van de voornaamste redenen voor vervolging door de Ottomanen. Een politieke beweging, genaamd de ‘Jonge Turken’, die zich bediende van een sterk nationalisme en van de Panturkse ideologie, bereidde deze verschrikkelijke catastrofe voor. Bestempeld als zondebokken tijdens de oorlog, met name na de nederlaag tegen de Russen, werden de Armeniërs het slachtoffer van een zorgvuldig geplande en geprogrammeerde slachtpartij, die plaatsvond tussen april 1915 en de herfst van 1916.
Nadat eerst de intellectuelen waren gearresteerd, werd de rest van de Armeense bevolking systematisch gedeporteerd en massaal door de Turkse staat uitgeroeid. De vrouwen en kinderen werden per boot vervoerd en buiten de kust verdronken of als slaven verkocht. De spoorwegen en de lijn naar Bagdad werd gebruikt voor de massale deportatie naar de woestijn of de kampen, waarvan sommige reeds waren gebruikt om mensen uit te roeien.
Een groot aantal Armeniërs stierf van dorst in de woestijn van Mesopotamië. Degenen die konden ontkomen aan de moordpartij werden miserabele vluchtelingen, waaronder duizenden wezen. Zij vormden een ware diaspora (een groot aantal zijn bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten gegaan, waar vandaag nog een belangrijke gemeenschap bestaat). Dat alles werd natuurlijk zeer snel vergeten door de ‘grote democratieën’. Nochtans werden meer dan een miljoen Armeniërs vermoord!
De ineenstorting van de laatste grote rijken, tijdens deze verschrikkelijke oorlog, schiep een veelheid van nationalistische spanningen met even rampzalige gevolgen voor talrijke andere minderheden. De vorming van natie-staten, die voor de Eerste Wereldoorlog zijn einde vond, ging gepaard met een fragmentatie van de oude stervende imperiums. Dat was met name het geval voor het Austro-Hongaarse en Ottomaanse rijk, die samengesteld en opgedeeld waren als een mozaïek, en omgeven werden door een stel hongerige gieren: de Europese imperialistische machten.
In de strijd om hun eigen voortbestaan hebben deze geruïneerde imperiums, in een laatste opwelling, geprobeerd om hun grenzen te versterken, wanhopige militaire allianties af te sluiten, een uitwisseling van bevolkingen te bewerkstelligen, geforceerde pogingen tot assimilatie door te voeren, die leidden tot nog grotere verdeling en vormen van ‘etnische zuivering’. Het Grieks-Turks conflict, dat vaak werd voorgesteld als het gevolg van een ‘spontane’ reactie van Turkse menigten, werd perfect georkestreerd door de nieuwe ontluikende staat en zijn moderne leider Mustafa Kemal Atatürk. Hij vestigde een Turkse natie die een lange en moorddadige oorlog voerde tegen de Grieken.
Tijdens dit conflict hebben de Grieken ook plunderingen begaan; Griekse bendes trokken naar de Turkse dorpen, staken deze in brand en begingen allerlei gruweldaden tegen hun inwoners. Van hun kant begingen de Turkse strijdkrachten, tussen 1920 en 1923, eveneens allerlei soorten machtsmisbruik en wrede moordpartijen tegen de Grieken en Armeniërs. Vanaf het begin vonden volksverhuizingen plaats, van Grieken die in Turkije leefden en omgekeerd (1.300.000 Grieken verlieten Turkije en 385.000 Turken verlieten Griekenland). In 1923 bekrachtigde het verdrag van Lausanne deze gewelddadige praktijken door een geheel van administratieve maatregelen. Door deze officiële uitwisseling werden duizenden Grieken en Turken dus uitgewezen en een groot aantal onder hen is tijdens deze uittocht gestorven.
Breder bekeken was het niet verwonderlijk dat in deze omstandigheden, met dergelijke volksverplaatsingen en een concentratie van een verzwakte en hongerige bevolking over het gehele continent, het aantal haarden van besmettelijke ziekten sterk toenam. Centraal en Oost-Europa werd snel door vlektyfus getroffen. Nog spectaculairder was de wijze waarop de wereld getroffen werd door de ‘Spaanse griep’. Door de wijdverbreide verzwakking van de bevolking als gevolg van de oorlog, verspreidde deze epidemie zich als lopend vuur en veroorzaakte tussen de 40 en 50 miljoen doden. De ergste epidemie die voordien had plaatsgevonden, was die van cholera in de 19e eeuw. We moeten teruggaan tot de Middeleeuwen, tot de pest (de zwarte dood), om een epidemie van een dergelijke grote omvang (30% van de bevolking werd uitgeroeid) terug te vinden.
Deze barbaarse werkelijkheid kon alleen ontstaan doordat de arbeidersklasse was ingekapseld door het nationalisme en bevuild met het patriottisme. Maar geconfronteerd met deze gruwelijke omstandigheden richtte het proletariaat zich weer op, bewees door zijn kracht dat het als enige in staat is een einde te maken aan het bloedbad, door de oorlogsmachine tot staan te brengen. Als gevolg van de muiterijen van 1917 en de revolutionaire golf die in Rusland begon, door de arbeidersopstanden in Duitsland (de muiterij van de zeelieden van Kiel in 1918 en de opstanden in de grote steden, zoals in Berlijn) waren de voornaamste oorlogvoerende naties genoodzaakt de wapenstilstand te ondertekenen. Geconfronteerd met de dreiging van een op handen zijnde wereldrevolutie moest er snel een einde gemaakt worden aan de oorlog.
De heersende klasse had slechts één obsessie tegenover de desertie, de demobilisatie en vooral tegenover het gevaar van de sociale ontbranding: de verplettering van de haarden van de kommunistische revolutie. Om het proletariaat te verpletteren werd een nieuwe golf van geweld ontketend. Een diepe haat dreef de reactie ertoe bolsjewistisch Rusland te omsingelen met de troepen van de Entente. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Een blokkade veroorzaakte grote hongersnood in Rusland zelf.
Het proletariaat was de gemeenschappelijke vijand van alle kapitalistische machten geworden. Tegenover de proletarische dreiging, moest men ‘samenwerken’. Maar in tegenstelling tot die van de zegevierende landen, had de bourgeoisie en vooral de kleinburgerij van de overwonnen landen, zoals in Duitsland, een diep gevoel een ‘dolksteek in de rug’ te hebben gekregen, ‘vernederd’ te zijn door de ‘vijand van binnenuit’. De drastische voorwaarden van het verdrag van Versailles versnelden de zoektocht naar zondebokken. Dit leidde tot de ontwikkeling van het antisemitisme en de ontketening een ware mensenjacht op de kommunistische leiders (zoals de openlijke jacht op de Spartakisten), die eveneens verantwoordelijk gehouden werden voor al het kwaad.
De climax daarvan vond plaats in 1919, tijdens de Commune van Berlijn en de reeks van uiterst wrede slachtpartijen die daarop volgden: “Zo gingen de beulen aan het werk. Hele huizenblokken stortten in onder het vuur van de artillerie en de mortieren, waarbij hele families onder het puin werden bedolven. Andere arbeiders vielen voor hun woningen, op de binnenplaatsen van de scholen, in de stallen, gefusilleerd, gedood onder de slagen van geweerkolven, doorboord door bajonetten, meestal aangegeven door anonieme verklikkers. Tegen de muur gezet, alleen, met z’n tweeën, in groepen van drie en meer; of afgemaakt met een schot in de nek, in het midden van de nacht, aan de oevers van de Spree. Wekenlang wierp de rivier lijken op de oevers.” [1]
De reeks van nederlagen van de arbeiders werd onderstreept door de moord op de grote figuren van de arbeidersbeweging, waarvan Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht de beroemdste waren. De wrede repressie tegen elke vorm van oppositie in de jaren 1920 kon des te gemakkelijker plaatsvinden door de stalinistische contrarevolutie, door uitwijzingen en moorden, de oprichting van werk- en interneringskampen, de Goelags, waarbij jacht werd gemaakt op de revolutionairen en arbeiders, verdacht van ‘opruiing’, op een steeds systematischer wijze gevangen werden gezet.
In het kader van het verval van het kapitalisme en de context van deze contrarevolutie, leidde de haat ten opzichte van het kommunisme en de assimilatie met de staatloze Jood tot een kwalitatieve verandering van de antisemitische pogroms. In de 19e eeuw vonden er reeds een hele reeks pogroms plaats tegen de Joden, met name in Rusland, na de annexatie van Polen. Golven van geweld tegen de Joden waren bijvoorbeeld een terugkerend fenomeen in Odessa, in de eerste helft van de 19e eeuw. Tussen 1881 en 1884 leidden heftige pogroms tot moordpartijen. De plaatselijke bevolkingen werden opgejut en aangemoedigd door de autoriteiten om zich te goed te doen aan de plunderingen, verkrachtingen en moorden.
In 1903 trof een verschrikkelijk golf van pogroms de stad Kichinev, nadat de Joden op volledig irrationale en obscurantiste wijze ervan waren beschuldigd ‘rituele misdaden te begaan’. Van 1879 tot 1914 zijn bijna 2 miljoen Joden vluchteling geworden. Aan het begin van de jaren 1920 trof een nieuwe golf van pogroms Europa. Tijdens de burgeroorlog in Rusland werden tienduizenden Joden, met name in de Oekraïne en in Wit-Rusland, door de ‘Witte Legers’ afgeslacht, in het bijzonder door de troepen van Denikin. [2] In deze periode leidden de pogroms in het voormalige Russische keizerrijk tot de dood van 60.000 tot 150.000 Joden. [3]
De nederlaag van het proletariaat in Duitsland leidde tot toenemende spanningen jegens de Joden, net zoals een beetje overal in Europa, waardoor de eerste golven van exodus ontstonden. Het programma van NSDAP (de nazi-partij), dat van 24 februari 1920 dateert, kon zich dus permitteren te onderstrepen dat “alleen zij die van Duitsen bloede zijn, ongeacht hun geloof, kunnen tot de natie behoren. Joden kunnen derhalve geen deel uitmaken van de natie”.
Met de voorbereiding en de start van de oorlog was een nieuw tijdperk aangebroken: dat van de neergang van het kapitalisme en zijn universele tendens tot staatskapitalisme. Van toen af aan begon elke staat een bureaucratische controle uit te oefenen op het geheel van het maatschappelijk leven. In naam van de militaire belangen of van de veiligheid van de staat namen de verscherping aan de grenzen, de controles en de knevelarij van de verbannen bevolking en de vluchtelingen toe. In tegenstelling tot de periode die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, werden de migranten van toen af aan allerlei beperkingen onderworpen. Op dat moment werden de voornaamste administratieve maatregelen tegen de migratie in werking gesteld. De verplaatsing van bevolkingen tijdens de oorlog bracht de staat ertoe een echte identiteitscontrole in te voeren, buitenlanders systematisch onder verdenking te stellen en hen op te lijsten.
Bijvoorbeeld in Frankrijk: “de instelling van een identiteitsbewijs, in 1917, is een echte ingrijpende verandering op het vlak van de administratie en de politie. Onze huidige mentaliteit heeft deze individuele stempel geïntegreerd, waarvan de politionele oorsprong niet meer als zodanig wordt begrepen. Het is nochtans niet neutraal, daar de instelling van het identiteitsbewijs eerst de buitenlanders betrof, met het oog op toezicht tijdens de staat van oorlog”. [4] Van het begin af aan hebben de legers de verplaatsingen van burgers (spontaan of uitgelokt) beschouwd als een reële bedreiging, een ‘belemmering’ voor de activiteiten van de troepen en de militaire logistiek. De staat heeft vanaf het begin getracht om evacuatie-orders uit te vaardigen, waardoor burgers of vluchtelingen ‘instrumenten’ werden; dat wil zeggen: ze werden ingezet als wapen in de oorlog, zoals het geval was bij het Grieks-Turkse conflict.
De ‘oplossing’ die zich begon te ontwikkelen en die zich steeds meer opdrong was, zoals wij hierboven gezien hebben, die van de toename van het aantal interneringskampen. Toen vluchtelingen de gevechtszones moesten ontvluchten (zoals het geval was met de Belgen in 1914 na de Duitse invasie), genoten die soms de solidariteit en de hulp van vrijwilligersorganisaties; maar een groot aantal burgers werd direct onder de controle van de autoriteiten geplaatst en kwam in kampen terecht. Gevangenen werden al naar gelang de nationaliteit of het ‘gevaar’ dat ze vertegenwoordigden in groepen opgedeeld. Dit waren beslissingen van de staten, die hun walgelijke kapitalistische belangen verdedigen, de meest ‘democratische’ voorop, die klaarstonden om als echte scherprechters van de burgerbevolking op te treden, die erdoor in gijzeling werd genomen.
Na de oorlog, na de ideologische en fysieke nederlaag van het proletariaat, werd een nieuwe stap gezet in de vergelding. Deze luidde een tijdperk in dat een nog moorddadiger en barbaars conflict voorbereidde. In een veld van ruïnes waren de staten in Europa, door het grote aantal arbeidskrachten dat was vernietigd, in een moeilijke situatie terechtgekomen. Overeenkomsten moesten het dus mogelijk maken om economische migratie te bevorderen. In de jaren 1920 heeft Frankrijk bijvoorbeeld Italiaanse, Poolse en Tsjecho-Slowaakse immigranten gerekruteerd, het voorspel tot een nieuwe xenofobe campagne als gevolg van de economische crisis en van de verschrikkelijke depressie die zou volgen, net voor de koers naar een nieuwe wereldoorlog zich opende.
Het begin van een tweede wereldwijde holocaust zou de barbaarsheid voor de burgerbevolking en de vluchtelingen tot ongekende hoogte opdrijven. In een tweede deel zullen wij deze tragedie behandelen.
WH, 28/06/2015
[1] Fröhlich , Lindau, Schreiner, Walcher, Révolution et contre-révolution en Allemagne 1918-1920, Ed. Science marxiste.
[2] Ten gevolge van deze pogroms moest onze kameraad MC en een deel van zijn familie bijvoorbeeld zijn toevlucht zoeken in Palestina. (zie Internationale Revue nr. 65 en nr. 66; (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave) tweede en derde kwartaal 1991).
[3] Uit Le livre des pogroms, antichambre d'un génocide, uitgegeven onder leiding van Lidia Miliakova.
[4] P. J. Deschodt en F. Huguenin, La République xénophobe, Ed. JC Lattès.
Aan het begin van de jaren 1930 was de fysieke nederlaag van het proletariaat een feit, de wereldrevolutie was volledig verpletterd. De opeenvolgende bloedbaden in Rusland en Duitsland, na de nederlaag van het proletariaat in Berlijn in 1919, het zoeken van zondebokken, de vernedering als gevolg van het verdrag van Versailles en de behoefte aan vergelding, dat alles leidde tot een nieuwe stap in de spiraal van de kapitalistische verschrikkingen in de 20e eeuw.
Met de afkondiging van ‘het socialisme in één land’ toonde het nieuwe stalinistische regime in Rusland bereid te zijn om, in een poging zijn achterstand in te halen, zich in een mateloze wedloop van industrialisatie te storten. Door de planning van de zware industrie en de productie van wapens werd de uitbuiting tot het uiterste opgedreven. Tot aan de verschrikkelijke depressie van de jaren 1930 zochten de Westerse ‘zegevierende’ landen ook goedkope arbeidskrachten die ze moesten verdelen en controleren. Maar door de economische crisis en de massale werkloosheid werden de migranten en vluchtelingen meer openlijk ‘ongewenst’. Vanaf 1929 werd de migratiegolf, met name in de Verenigde Staten, vrij bruut afgeremd. [1] Lees ons artikel Immigratie en arbeidersbeweging, Internationale Revue nr. 140, eerste kwartaal 2010.
Deze laatste hadden quota's vastgesteld en “filterden” de migranten door ze op te delen en te scheiden van de andere proletariërs. In een dergelijke context, waarbij hele bevolkingen waren ontheemd, werden de gedeporteerden en vluchtelingen (tijdens en na de oorlog) onder verschrikkelijke omstandigheden op transport gezet: vaak eindigden ze in concentratiekampen, die zo’n beetje overal begonnen te ontstaan. Terwijl de crises en de imperialistische spanningen toenamen, was de verslagen arbeidersklasse niet in staat om daar enig verzet tegenover te stellen.
Dat kwam tot uiting in Spanje in 1936 waar, in naam van het ‘antifascisme’, de inlijving begon van het proletariaat in de oorlog. Deze nieuwe totale oorlog mobiliseerde veel wreder en massaler de burgerbevolking (vrouwen, jongeren, ouderen) dan de eerste Grote Oorlog. Hij zou veel vernietigender en barbaarser blijken te zijn. De staat luidde, door op een directere manier op het geheel van het sociale leven in te grijpen, een soort tijdperk van concentratiekampen in. Dat alles leidde tot deportaties, ‘etnische zuiveringen’, hongersnoden en massale uitroeiing.
Het stalinistische geweld, even wreed als onvoorspelbaar, was daar een eerste voorbeeld van. De staat aarzelde niet om bij zuiveringsacties authentieke kommunisten te arresteren, om 95% van de leiders van een regio te executeren, voor de controle en de beheersing van zijn territorium hele bevolkingen te deporteren. In de jaren 1931-1932 gebruikte Stalin koeltjes ‘het wapen van de honger’ om de weerstand te breken van de Oekraïners, die gericht was tegen de gedwongen collectivisatie. De verschrikkelijke hongersnood, opzettelijk veroorzaakt, leidde in totaal tot bijna 6 miljoen doden! In Siberië en elders waren miljoenen mannen en vrouwen veroordeeld tot dwangarbeid.
In de loop van 1935 bijvoorbeeld, groeven 200.000 gevangenen het kanaal Moskou-Volga-Don en 150.000 anderen legden de tweede Trans-Siberische route aan. De plotselinge collectivisatie van de landerijen, waarbij miljoenen koelaks werden gedeporteerd naar onleefbare plaatsen van hervestiging, de plannen voor de zware industrie en de uitbuiting door de dwangarbeid waar de arbeiders zich op het werk (in de ware zin van het woord) doodwerkten, voedde de obsessie van Stalin om “de achterstand op de kapitalistische landen in te halen” [2]. Hier moeten we preciseren dat Rusland zelf in feite een kapitalistisch land was, een karikaturale uitdrukking van de tendens tot staatskapitalisme in de vervalperiode van dit systeem.
Zelfs vóór zijn actieve deelname aan de oorlog, in 1941, ging de stalinistische staat over tot een echte ‘etnische zuivering’ aan zijn grenzen teneinde zijn veiligheid te waarborgen. Verschillende bevolkingen, die werden verdacht van ‘collaboratie’ met de Duitse vijand, werden daarom met geweld onderworpen aan massale collectieve verplaatsingen. De deportatie, omwille van zuiver etnische redenen, van 170.000 Koreanen naar Centraal Azië, in 1937 – een deportatie die tot zware menselijke verliezen leidde - vormde een voorproefje van wat nog zou komen. Onder de verplaatsingen die daarop volgden, waren er 60.000 Polen, die in 1941 naar Kazachstan werden gedeporteerd.
Na de breuk in het Duits-Russische pact vonden verschillende golven van deportatie plaats, in het bijzonder van de bevolking van Duitse origine. Met name de mensen in de Baltische Republieken waren openlijk ‘vijanden van het volk’ geworden: 1,2 miljoen van hen werden van de ene dag op de andere verbannen naar Siberië en Centraal-Azië. Tussen 1943 en 1944 was het de beurt aan de bevolkingen van de Noordelijke Kaukasus (Tsjetsjenen, Ingoetsjenen…) en van de Krim (Tartaren) om op wrede wijze verplaatst te worden. Vele van deze slachtoffers, uitgehongerd, gecriminaliseerd en verbannen door de ‘socialistische’ staat, stierven tijdens het transport in veewagens (bij gebrek aan water, voedsel of door ziektes zoals vlektyfus).
Terwijl de plaatselijke bevolking over het algemeen een grote solidariteit aan de dag legde ten opzichte van deze ongelukkige bannelingen, onderhield de officiële propaganda een klimaat van haat ten opzichte van deze nieuwe slaven. Tijdens het vervoer werden ze vaak bekogeld met stenen, vergezeld van de ergste verwensingen. Bij hun aankomst, volgens een verslag van Beria van juli 1944, “organiseerden bepaalde voorzitters van de kolchozen kloppartijen om hun weigering te rechtvaardigen de gedeporteerden in dienst te nemen, wier lichamelijke conditie erg verslechterd was” [3]. Isabelle Ohayon, La déportation des peuples vers l’Asie centrale. Le XXe siècle des guerres, Editions de l’Atelier, 2004.
Onder deze extreme omstandigheden werden tenslotte “tien tot vijftien miljoen Russen” naar de “heropvoedingskampen door werk” gestuurd, die officieel vanaf de jaren 1930 door het regime waren ingesteld [4]. Marie Jego, Le Monde, 3 maart 2003.
In Duitsland nam, toen de nazi’s aan de macht kwamen, het aantal concentratiekampen overal in het land en vooral in Polen, sterk toe. Maar voordat ze uitgroeiden tot vernietigingsindustrie, waren het werkkampen. Deze tendens tot ontwikkeling van kampen voor gevangenen of vluchtelingen, die zo ongeveer overal sterker werd, ook in democratische staten zoals Frankrijk en de Verenigde Staten, beoogde zowel de controle over de bevolking als een nagenoeg gratis gebruik van arbeidskrachten.
Normaal gesproken stelt de proletariër, bij de verkoop van zijn arbeidskracht, de kapitalist in de gelegenheid om meerwaarde, dat wil zeggen winst, te onttrekken. De voorwaarden van dit ‘contract’ waarborgen dat de uitbuiting de maximale productiviteit bereikt, en tegelijkertijd, door het lage niveau van het loon, de eenvoudige reproductie van de arbeidskracht. In de concentratiekampen werd de arbeidskracht op bijna absolute wijze uitgebuit. In Duitsland werkten de gedeporteerden meer dan 12 uur per dag, onder alle omstandigheden, onder bevel van ‘kapos’.
In de concentratiekampen of in de nabijheid ervan bevonden zich geheime wapenfabrieken of dochtermaatschappijen van grote Duitse bedrijven. Deze oorlogsindustrieën profiteerden van bijna gratis arbeidskrachten, zeer overvloedig en gemakkelijk te vervangen. Aangezien de reproductie van de arbeidskracht was teruggebracht tot het eenvoudige voortbestaan van de werker/gevangene, werd de zeer geringe productiviteit van deze arbeidskrachten gedeeltelijk door zeer lage onderhoudskosten gecompenseerd. Het voedsel werd teruggebracht tot het minimum om te overleven, net als het vervoer, vaak beperkt tot de eenvoudige verplaatsing naar een afgelegen en geïsoleerde plaats, die van het kamp.
In de democratische staten werden de kampen eveneens gebruikt ter versterking van de staatscontrole over de gevangen bevolking en/of voor de uitbuiting van hun arbeidskracht. Geconfronteerd met de toestroom van Spaanse vluchtelingen (120.000 tussen juni en oktober 1937. 440.000 in 1939) reageerde de Franse regering op dezelfde manier ten aanzien van deze ‘ongewensten’, verantwoordelijk voor ‘revolutionaire activiteiten’. [5] P.J Deschodt, F. Huguenin, La République xénophobe, JC Latten, 2001.
In Noord-Afrika werden 30.000 van hen ingezet voor dwangarbeid. De Spaanse vluchtelingen leefden, gestationeerd op Franse bodem, in interneringskampen (de autoriteiten spraken zelf van “concentratiekampen”), die in alle haast waren opgezet in het zuiden van het land (met name op de stranden van Roussillon). Het aantal van deze vluchtelingen in Argelès beliep bijvoorbeeld 87.000. Ze werden onder ellendige omstandigheden uitgebuit als slaafse arbeidskrachten, die op het zand sliepen, en in het oog werden gehouden door ‘kapos’ van de Republikeinse Garde of Senegalese scherpschutters. Tussen februari en juli 1939, zijn ongeveer 15.000 Spaanse vluchtelingen in deze kampen gestorven, het merendeel door uitputting of als gevolg van dysenterie.
Onder vele andere voorbeelden kon men een tijdje later, tijdens de oorlog, vaststellen hoe de Verenigde Staten, tussen maart 1942 en maart 1946, eveneens meer dan 120.000 personen geïnterneerd hebben. Het ging om een Japans-Amerikaanse bevolking, gestationeerd in concentratiekampen in het noorden en oosten van Californië. Deze mannen, die onderworpen werden aan de vreemdelingenhaat van de staat, werden op verschrikkelijke wijze behandeld, net als de ergste misdadigers. [6] Volgens een veteraan van Guadalcanal: “de Japanner kan niet beschouwd worden als een intellectueel (...), het is eerder een dier” en een generaal van de Marines verklaarde eveneens dat “het doden van een Japanner hetzelfde was als een adder doden”. Zie Ph Masson, Une guerre totale, coll. Pluriel.
Wij hebben benadrukt dat de concentratiekampen in Duitsland in eerste instantie werkkampen waren. De grootste volksverplaatsingen in de richting van Duitsland vond plaats door geweld, door maatregelen zoals de verplichte arbeidsdienst in België en Nederland, de plundering, de massieve deportaties van Joden en de razzia's een beetje overal in Europa. In de fabrieken, de landbouw of de mijnbouw maakte dwangarbeid een kwart van de arbeidskracht uit, met name in het kader van ‘Generalplan Ost’.
Om zijn oorlogsmachine draaiende te houden, werden door Nazi-Duitsland in totaal 15 tot 20 miljoen mensen gedeporteerd! Een dergelijke politiek verhoogde het aantal vluchtelingen die het regime en zijn mensenjacht ontvluchtten. In de jaren 1930 werden ongeveer 350.000 vluchtelingen geteld afkomstig uit Nazi-Duitsland, 150.000 uit Oostenrijk (na de Anschluss) en Sudeten-Duitsland (na de aansluiting bij Nazi-Duitsland).
Vanaf het jaar 1942 en het project van ‘definitieve oplossing’, worden de concentratiekampen zoals die van Auschwitz-Birkenau, Chelmno, Treblinka, Belzec, Sobibor, Maidanek… veranderd in vernietigingskampen. Onder gruwelijke omstandigheden werden onder de zeer talrijke slachtoffers, zes miljoen Joden in konvooien getransporteerd en afgeslacht; het merendeel werd vergast en verbrand in crematoria. Het meest sinistere en meest imposante aantal slachtoffers werd geleverd door Polen (300.0000) en de USSR (100.0000).
De vernietigingskampen, zoals Auschwitz (1.200.000) en Treblinka (800.000) draaiden op volle toeren. Deze barbaarsheid is goed gekend door het feit dat zij, na de oorlog, langdurig werd getoond en tot uit den treuren ideologisch werd uitgebuit door de Geallieerden, en aldus diende als alibi om hun eigen misdaden te rechtvaardigen of te verbergen.
In de jaren 1920 had zich een pogrommentaliteit geïnstalleerd die de bloedige nederlaag van het proletariaat bezegelde en zijn grote revolutionaire figuren identificeerde met het ‘Jodendom’: “Ofschoon vele Joodse revolutionairen, zoals Trotski of Rosa Luxemburg, zich beschouwden als niet-Joods (...) wordt de Jood gezien als de aankondiger van de subversie, als een vertegenwoordiger van de vernietiging van de fundamentele waarden: vaderland, familie, eigendom, godsdienst. Het enthousiasme van een aantal Joden ten opzichte van alle vormen van de moderne kunst of nieuwe uitdrukkingsvormen, zoals de film, rechtvaardigt nog deze reputatie als ondermijnende geest”. [7] Ph. Masson, a.w..
In feite maakte de nederlaag van de revolutie het mogelijk de grote democratieën mogelijk in Hitler niet meer en niet minder te zien dan een effectief ‘bolwerk tegen het bolsjewisme’. Het was toentertijd voor alle staten heel gewoon om het Joodse en kommunistische aspect door elkaar te gooien. Churchill zelf beschuldigde de Joden ervan verantwoordelijk te zijn voor de Oktoberrevolutie: “Het is niet nodig de rol te overdrijven, die deze internationale en voor het merendeel atheïstische Joden gespeeld hebben in de creatie van het Bolsjewisme en het daadwerkelijk tot stand brengen van de Russische revolutie.” (8) Illustrated Sunday Herald, 8 februari 1920, overgenomen in Wikisource.
Het idee van een ‘joods-marxistisch’ complot, dat eerst door de ‘Witte Legers’ werd uitgedragen, rijpte op basis van een verbreid antisemitisme: “is het nodig om te benadrukken dat Hitler niet aan de oorsprong ligt van dit antisemitisme (...) na de Eerste Wereldoorlog bestaat dit antisemitisme in het merendeel van de Europese landen”. (9) Ph Masson, a.w..
De Joden konden dus systematisch gestigmatiseerd worden, gemarginaliseerd, tot zondebokken gemaakt zonder dat dit de democratische leiders in verlegenheid bracht, waarvan sommigen, zoals Roosevelt, reeds openlijk xenofobe en antisemitische neigingen vertoonden. Een groot deel van de Joden, die zich in Polen, in USSR en in getto's bevonden, waren in feite vaak genoodzaakt de democratische landen te ontvluchten als gevolg van dit antisemitisme (in tegenstelling tot wat men ons wil laten geloven, was het antisemitisme van de regering van Vichy, bijvoorbeeld, geen spontaan verschijnsel, noch iets dat specifiek was voor dit regime).
Het is dus niet verwonderlijk dat de antisemitische wetten van Neurenberg, in 1935, bijna onopgemerkt konden passeren. Door de Joodse burgers te isoleren en te marginaliseren, konden hun goederen straffeloos worden geplunderd, zonder enige gewetenswroeging ten aanzien van hen, die men beschouwde als ‘schadelijke wezens’. In werkelijkheid is het deze hele dynamiek, deze walgelijke voedingsbodem, die het bed spreidde voor de hygiënische en eugenetische propaganda van de nazi’s. Vanaf januari 1940 was ‘Aktion T4’ (de gedwongen zelfdoding) in Duitsland reeds de voorbode voor de Holocaust, door de systematische uitroeiing van lichamelijke en geestelijk gehandicapten.
Tegenover de tragedie die volgde, weigerden de Geallieerden de hulp aan de Joden “om de oorlogsinspanning niet te destabiliseren” (Churchill). De Geallieerden bleken net zo verantwoordelijk en medeplichtig aan een genocide, die vooral een product was van het kapitalistische systeem. In een zeer vroeg stadium sloten de democratische landen zich af door de weigering om steun te bieden aan de Joden die beschouwd werden als paria’s die niet welkom waren [10]. Lees onze brochure Fascisme en democratie, twee uitdrukkingen van de dictatuur van het kapitaal.
Ten aanzien van de repressie en de vervolgingen door de nazi’s toonde de Volksfrontregering in Frankrijk zich bijvoorbeeld onvermurwbaar. Zo bepleitte een rondschrijven van de hand van Roger Salengro, van 14 augustus 1936, verhuld in een democratisch vernis, om “(...) in Frankrijk geen enkele Duitse emigrant meer toe te laten en over te gaan tot het terugsturen van iedere buitenlander, Duits onderdaan of afkomstig uit Duitsland, die, binnengekomen na 5 augustus 1936, niet zou voorzien zijn van de vereiste stukken…” [11] P.J Deschodt, F. Huguenin, a.w..
Alle activiteiten en administratieve maatregelen om bevolkingen te deporteren, te verjagen, uit te roeien waren veel indrukwekkender en hadden vooral veel dramatischer gevolgen dan in 1914-1918. Het aantal vluchtelingen/migranten was buitensporig groot. Het gebruikte geweld - de concentratiekampen en hun gaskamers, de bommentapijten, het fosforgas, de atoombommen, het gebruik van chemische en biologische wapens - heeft talloze slachtoffers veroorzaakt en een langdurig lijden na de oorlog, met een ongekend aantal trauma's.
De balans is angstaanjagend! De vernielingen hebben in totaal bijna 66 miljoen doden (20 miljoen soldaten en 46 miljoen burgers) veroorzaakt tegenover 10 miljoen voor 1914-1918! Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog moest men 60 miljoen personen hervestigen, dat wil zeggen tien keer meer dan na de Eerste Oorlog! In het centrum van Europa zijn 40 miljoen mensen gestorven. In Oost-Azië, in China, zijn meer dan 12 miljoenen personen in de rechtstreekse militaire confrontaties gedood, en men telde bijna 95 miljoen vluchtelingen in China.
Een aantal belegeringen en veldslagen van deze oorlog behoren tot de bloedigste uit de geschiedenis. Om enkele voorbeelden te geven: in Stalingrad zijn er, aan beide zijden, bijna een miljoen mannen onder hels vuur gestorven. In een beleg, dat bijna drie jaar heeft geduurd, zijn er minstens 1.800.000 gestorven. De slag rond de inname van Berlijn heeft het leven gekost van 300.000 Duitse of Russische soldaten en aan meer dan 100.000 burgers. Tijdens de beroemde slag van Okinawa werden 120.000 soldaten, maar ook 160.000 burgers gedood. De Japanse troepen hebben 300.000 Chinezen afgeslacht in Nanking!
De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zouden, volgens de historicus Howard Zinn, 250.000 doden hebben veroorzaakt! De verschrikkelijke Amerikaanse bombardementen op Tokio, in maart 1945, veroorzaakten 85.000 doden. In USSR telde men 27 miljoen slachtoffers. De Oekraïne verloor 20% van zijn bevolking, Polen 15% (in meerderheid Joden). Honderden steden in Europa werden gedeeltelijk verwoest of nagenoeg volkomen vernietigd. In Rusland zijn 1700 steden, in de Oekraïne 714 steden getroffen en bijna 70.000 dorpen werden vernietigd!
In Duitsland hebben de bommentapijten, en vooral de fosforbommen, van de Geallieerden en van de ‘Bomber Command’ een enorm aantal slachtoffers gemaakt, en werden de steden Dresden en Hamburg met de grond gelijk gemaakt (bijna 50.000 doden). Een stad als Keulen werd voor 70% vernietigd! Men schat tenslotte dat er in Duitsland, bij het einde van de oorlog, tussen 18 en 20 miljoen daklozen waren, 10 miljoen in de Oekraïne! Het aantal oorlogswezen was eveneens veelzeggend: 2 miljoen in Duitsland, meer dan een miljoen in Polen. In de straten van Rome, Napels en Milaan waren zo’n 180.000 kinderen veroordeeld om als zwervers te leven.
Het verschrikkelijke lijden dat door deze vernielingen werd veroorzaakt, ging zeer vaak gepaard met verschrikkelijke wraakacties en barbaarse daden tegen de bevolking, de geterroriseerde burgers en vluchtelingen. Dat was ook het geval met de Geallieerden, nochtans voorgesteld als de ‘grote bevrijders’: “de driestheid, de bliksem van de wraak sloeg neer op de overlevenden; de ontdekking van de gruweldaden begaan door overwonnenen voedt slechts het geruste geweten van de overwinnaar”. [12] zie Ph. Masson, a.w.. De opeenstapeling van geweld, dat door het kapitalisme in verval veroorzaakt wordt, eens dat ontketend wordt, leidt tot de gruwelijkste gebeurtenissen, tot ‘etnische zuiveringen’ en handelingen van een onvoorstelbare barbaarsheid.
Zowel tijdens als na de oorlog in Kroatië werden bijna 600.000 Serviërs, moslims en Joden vermoord door de Ustaša-regering, die het gehele land wensten ‘te zuiveren’. Griekse gemeenschappen werden door het Bulgaarse leger afgeslacht, Hongaren deden hetzelfde met de Serviërs in Vojvodina. Tijdens de oorlog gingen nederlagen altijd gepaard met tragische migratie. Zo vluchtten bijvoorbeeld vijf miljoen Duitsers voor het Rode Leger. Velen stierven, werden langs de route gelyncht. Het ging hier om een van de ‘heroïsche’ episodes van de ‘bevrijders’, van deze ‘ridders van de vrijheid’ die, ondanks hun nooit bestrafte misdaden, na de oorlog cynisch de rol van openbare aanklager op zich nemen:
“Men kan onmogelijk de verschrikkelijke lijdensweg vergeten van de bevolking in Oost-Duitsland tijdens de opmars van het Rode Leger (...) de sovjetsoldaat werd het instrument van een koele berekening, van een opzettelijke uitroeiing (...) Colonnes vluchtelingen werden onder de rupsvoertuigen verpletterd of systematisch door de luchtmacht beschoten. De bevolking van hele agglomeraties werd met verfijnde wreedheid afgeslacht. Naakte vrouwen werden aan de deuren van schuren gekruisigd. Kinderen werden onthoofd, hun hoofd verpletterd onder de slagen van geweerkolven, of ze werden levend in troggen geworpen om aan de varkens te worden gevoerd. (...)
De Duitse bevolking in Praag werd met een zeldzame wreedheid afgeslacht. Nadat ze waren verkracht werden bij de vrouwen de achillespezen doorgesneden en waardoor ze veroordeeld waren om, in een gruwelijk lijden, dood te bloeden. Kinderen werden bij de uitgang van de scholen beschoten, van de verdiepingen van de flatgebouwen op straat geworpen of in fonteinen verdronken; in totaal meer dan 30.000 slachtoffers (...) het geweld spaart ook de jonge hulpkrachten van de seinwachters van de Luftwaffe niet die in het vuur van in brand gestoken hooibergen werden gegooid. Wekenlang voerde de Vltava (Moldau) duizenden lichamen af; waarbij soms hele gezinnen op vlotten waren vastgespijkerd.” [13] zie Ph. Masson, a.w..
Het is moeilijk te zeggen hoeveel vrouwen tijdens de oorlog door Duitse soldaten verkracht werden. Wat zeker is, is dat toen de legers van de Geallieerden in hun opmars en ‘bevrijding’ van gebieden de vrouwen een andere test wachtte. In Duitsland werden een miljoen vrouwen door de geallieerde troepen verkracht. Alleen al in Berlijn, rond de 100.000 gevallen. De schattingen voor Boedapest lopen uiteen tussen de 50.000 tot 100.000 verkrachtingen.
Wat wij vooral willen benadrukken, is dat de Geallieerden in de verste verte niet opgetreden zijn voor de ‘verdediging van de vrijheid’. De grote democratieën hebben zich slechts geëngageerd in de oorlog om zuiver imperialistische belangen te verdedigen. Het lot van bevolkingen en vluchtelingen, daar trokken zij zich geen zier van aan zolang zij er niet mee belast waren of zij hen niet gebruiken om hun arbeidskracht uit te buiten. Zij maakten nooit melding van het lot van de Joden in hun propaganda tijdens de oorlog, weigerden hen zelfs hun hulp en leverden hen zo over aan de nazi’s.
De reden voor de Geallieerden om de oorlog aan te gaan was een heel andere dan de wil tot ‘bevrijding’. Voor Frankrijk en Groot-Brittanië ging het er in werkelijkheid om ‘het Europese evenwicht’ te verdedigen’“. Voor de Verenigde Staten, de expansie en de bedreigingen van de USSR te blokkeren. Voor laatstgenoemde, om zijn invloed naar West-Europa uit te breiden. Kortom, zuiver strategische, imperialistische en militaire motieven en redenen. Niets is minder klassiek! Het was absoluut niet om “Duitsland van de bruine pest te bevrijden” dat zij gehandeld hebben. Deze fabel is slechts een helse montage die op het moment van de bevrijding van de kampen in scène gezet werd.
Alles werd door de geallieerde generale staf en hun politiekers uitgewerkt, bezorgd als ze waren om hun eigen misdaden te verbergen (of is men zo naïef te geloven dat democratische militairen en politiekers nooit aan propaganda doen?). Als de ‘bevrijding’ wel degelijk een eind heeft kunnen maken aan de folterpraktijken van de vijand, dan is dat vooral een indirect gevolg van het bereiken van een zuiver militair doel en niet omwille van ‘humanitaire’ redenen. Het beste bewijs is dat de voornaamste democratische machten na de oorlog imperialistische belangen zijn blijven verdedigen die nieuwe slachtoffers veroorzaken, koloniale moordpartijen, nieuwe breuken die op hun beurt hun talloze vluchtelingen en ellende meegebracht hebben
WH, 28/06/2015
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog brachten de demobilisatie en de rampzalige verwoestingen van de imperialistische conflicten een wereld voort die in puin lag en in een desolate toestand verkeerde. In mei 1945 waren er in Europa 40 miljoen ontheemden of vluchtelingen. Daaraan moeten nog worden toegevoegd de 11,3 miljoen arbeiders die tijdens de oorlog gewelddadig door Duitsland waren ingelijfd. In de andere grote regio's van de wereld leidde de verzwakking van de koloniale mogendheden tot instabiliteit en nieuwe conflicten, met name in Azië en Afrika, die na verloop van tijd ook weer leidden tot miljoenen migranten. Al deze verplaatsingen van volkeren veroorzaakten verschrikkelijk veel leed en talloze sterfgevallen.
Op de nog rokende ruïnes van dit wereldwijde conflict werd er ten gevolge van de Conferenties van Yalta (februari 1945) en Potsdam (juli 1945), tussen de voormalige bondgenoten (aan de ene kant de grote westerse mogendheden achter de Verenigde Staten en aan de andere kant de Sovjet-Unie) een ‘IJzeren Gordijn’ neergelaten dat, in een poging om aan haat en wraak te ontsnappen miljoenen mensen op de vlucht dreef. Met de verdeling van de wereld in invloedzones, gedomineerd door de overwinnaars en hun bondgenoten, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië aan de ene kant en de USSR aan de andere kant, was een nieuwe lijn van inter-imperialistische botsingen getrokken.
De oorlog was nog maar nauwelijks beëindigd of de confrontatie tussen het Westblok, onder leiding van de Verenigde Staten, en het Oostblok, onder leiding van de Sovjet-Unie, kwam tot uitbarsting. De maanden die volgden op het einde van de oorlog werden gekenmerkt door de uitwijzing van 13 miljoen Duitsers uit de Oost-Europese landen en de verbanning van meer dan één miljoen Russische, Oekraïense, Wit-Russische, Poolse en Baltische mensen, die allen de stalinistische regimes ontvluchtten. Uiteindelijk “stierven er tussen 1945 en 1950 tussen de 9 en 13 miljoen mensen, als gevolg van de geallieerde imperialistische politiek. Deze monsterlijke genocide had drie belangrijke bronnen:
- ten eerste, onder de 13,3 miljoen mensen van Duitse oorsprong, die uit de oostelijke gebieden werden verdreven (...),was deze etnische zuivering zo onmenselijk dat slechts 7,3 miljoen mensen op hun bestemming aankwamen, achter de nieuwe Duitse naoorlogse grenzen; de rest ‘verdween’ onder de meest gruwelijke omstandigheden;
- vervolgens onder de Duitse krijgsgevangenen, die stierven als gevolg van uithongering en ziekmakende omstandigheden in de geallieerde kampen – waardoor er tussen de 1,5 en 2 miljoen stierven;
- tenslotte, onder de bevolking in het algemeen, die op een rantsoen waren gezet van 1000 calorieën per dag, wat langzame uithongering en ziektes garandeerde – waardoor er 5,7 miljoen stierven.”[1]
Een groot aantal Joodse overlevenden wist niet waar heen te gaan vanwege de heropleving van antisemitisme, met name in Polen (waar nieuwe pogroms tot uitbarsting kwamen, zoals in 1946 in Kielce) en in Centraal-Europa. De grenzen van de democratische landen van het Westen waren voor hen afgesloten. Joden werden vaak in kampen ondergebracht. In 1947 probeerden sommigen Palestina te bereiken om een uitweg te vinden voor de vijandigheid in het Oosten en hun afwijzing in het Westen. Ze waren toentertijd genoodzaakt dit op een illegale manier te doen en werden door de Britten tegengehouden, om terstond te worden opgesloten op Cyprus.
Het doel was dus deze bevolkingsgroepen af te schrikken en te controleren teneinde de kapitalistische orde te handhaven. Op hetzelfde moment nam het aantal gevangenen in de Goelagkampen in de Sovjet-Unie explosief toe. Tussen 1946 en 1950 verdubbelde de kampbevolking tot meer dan twee miljoen gevangenen. Een groot aantal vluchtelingen en migranten, of ‘ontheemden’, belandde in deze kampen om er uiteindelijk te sterven. Deze nieuwe wereld van de Koude Oorlog, vorm gegeven door de ‘overwinnaars van vrijheid’, had nieuwe breuken, wrede verdelingen veroorzaakt, waarbij bevolkingsgroepen op een tragische wijze van elkaar werden gescheiden, en leidde tot gedwongen verbanningen.
Duitsland was verdeeld op het imperialistische vlak. En om de migratie en de bevolkingsstroom naar het westen tegen te gaan, moest de DDR in 1961 de ‘muur van de schande’ bouwen. Andere landen, zoals Korea of Vietnam werden ook in tweeën gesplitst door een ‘ijzeren gordijn’. De Korea-oorlog, die plaatsvond tussen 1950 en 1953, had een bevolking van elkaar gescheiden, die nu de gevangene was geworden van twee nieuwe vijandige kampen. Deze oorlog deed bijna 2 miljoen burgers verdwijnen en veroorzaakte een migratie van 5 miljoen vluchtelingen. Tijdens heel deze periode gaande van de Koreaanse oorlog tot de val van de Berlijnse muur in 1989, werden talloze bevolkingen gedwongen om te vluchten voor de onophoudelijke lokale conflicten van de Koude Oorlog.
Binnen elk blok waren de talrijke verdrijvingen vaak het directe gevolg van een politieke kwestie tussen de twee grootmachten, het Amerikaanse en het Russische. Zo voedde de propaganda over de 200.000 vluchtelingen, die hun toevlucht hadden gezocht in Oostenrijk en Duitsland na de onderdrukking van de opstanden van Oost-Berlijn in 1953 en van Boedapest in 1956 door het Rode Leger, het ideologische vertoog van de twee rivaliserende kampen. Alle oorlogen, die werden gevoed door deze twee grote militaire blokken, die van Oost en West, bleven een groot aantal slachtoffers veroorzaken, een gegeven dat systematisch werd misbruikt door de propaganda van elk van de twee kampen.
Deze wrede opdelingen, verbonden aan de Koude Oorlog, gingen in de jaren 1950 door met de dekolonisatiebewegingen, die de migraties deed toenemen en het proletariaat nog meer verdeelde. Sinds het begin van de dekolonisatieperiode en vooral in de jaren 1980, toen de conflicten van de Koude Oorlog nog werden versterkt en verergerd, was de zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’ (in Afrika, Azië, Latijns-Amerika of het Midden-Oosten) zeer moorddadig. Weggeduwd naar de geografische rand van de kapitalistische grootmachten, konden deze conflicten de illusie wekken van een ‘tijdperk van vrede’ in Europa, terwijl de blijvende wonden en gedwongen verdrijvingen van grote aantallen migranten zich voordeden als zovele tragedies, die zich ‘in de verte’ afspeelden (behalve natuurlijk voor de vroegere kolonisten, die uit deze regio’s afkomstig waren, en de landen die er direct door werden getroffen).
Sinds het einde van het koloniale tijdperk waren de oorlogen in Afrika niet alleen talrijk, maar behoorden ook tot de meest moorddadige in de wereld. In deze conflicten waren grootmachten zoals Groot-Brittannië en de Frankrijk (die namens het westerse blok de ‘politieagent van Afrika’ was tegenover de Sovjet-Unie) op grote schaal militair betrokken op het strijdterrein, waar de logica van het Oost/West-blok heerste. Nauwelijks had een land als Soedan bijvoorbeeld zijn onafhankelijkheid verkregen in 1956, of een verschrikkelijke burgeroorlog maakte de koloniale machten tot deel van dit conflict, dat dus werd uitgebuit door de blokken, en ten minste 2 miljoen doden en meer dan 500.000 vluchtelingen veroorzaakte (die gedwongen werden om asiel te zoeken in de buurlanden).
De instabiliteit en de oorlog bleven maar voortduren. De verschrikkelijke oorlog in Biafra, die hongersnoden en epidemieën voortbracht, veroorzaakte minstens 2 miljoen doden en evenzoveel vluchtelingen. Tussen 1960 en 1965 veroorzaakte de burgeroorlog in het voormalige Belgisch Congo, alsmede de aanwezigheid van huurlingen, zeer veel slachtoffers en talrijke ontheemden. We kunnen hier talloze voorbeelden aan toevoegen, zoals Angola dat vanaf de eerste opstanden van de bevolking in Luanda in 1961, werd verwoest door de oorlog.
Na de onafhankelijkheid in 1975, was er een jarenlange oorlog gaande tussen de militaire krachten van de MPLA (Beweging voor de Bevrijding van Angola, ondersteund door Moskou), dat aan de macht was en de rebellen van UNITA (ondersteund door Zuid-Afrika en de Verenigde Staten): met niet minder dan één miljoen doden en 4 miljoen ontheemden, waaronder een half miljoen vluchtelingen die in kampen terechtkwamen. De militaire botsingen namen voortdurend toe op dit continent en ontwrichtten hele regio’s, zoals West-Afrika of de strategische regio rond de Grote Meren. We zouden ook voorbeelden kunnen geven uit Midden-Amerika, uit Azië, met het verschijnsel van de moorddadige guerrilla’s. De Sovjet-tussenkomst in Afghanistan, in 1979, betekende een versnelling van deze helse spiraal, wat leidde tot de uittocht van 6 miljoen mensen, het grootste aantal vluchtelingen in de wereld.
De nieuwe staten of naties, die ontstonden als gevolg van de grote verdrijvingen, waren het directe product van imperialistische verdelingen en ellende. Ze waren de vrucht van nationalisme, uitzettingen en uitsluiting. Kortom, een puur product van het klimaat van oorlog en permanente crisis voortgebracht door het kapitalisme in verval. De vorming van deze nieuwe staten was een doodlopende weg die alleen maar voeding kon geven aan vernietigende spanningen. Het was eveneens het geval met de opdeling van de India, in 1947, en met de schepping van Bangladesh daarna, die meer dan 15 miljoen mensen op het Indiase subcontinent dwong om zich te verplaatsen.
De stichting van de staat Israël in 1948, een echte belegerde vesting, was ook een sprekend voorbeeld. Deze nieuwe staat, die uitgroeide van 750.000 mensen tot 1,9 miljoen in 1960, had vanaf zijn ontstaan in een helse spiraal van eindeloze oorlogen met zich meegebracht en zowat overal de oprichting veroorzaakt van Palestijnse vluchtelingenkampen. In 1948 werden er 800.000 Palestijnen met geweld verdreven en de Gazastrook werd beetje bij beetje een enorm openluchtkamp. De kampen van Palestijnse vluchtelingen in Beiroet, Damascus, Amman, veranderden langzamerhand tot buitenwijken van deze hoofdsteden.
Soortgelijke problemen met vluchtelingen en migranten deden zich op grote schaal voor op de hele planeet. In China waren miljoenen mensen ontheemd, slachtoffers van de moordpartijen van de wrede Japanse onderdrukking tijdens de oorlog. Na de overwinning van de maoïstische troepen in 1949, vluchtten zo’n 2,2 miljoen Chinezen naar Taiwan en 1 miljoen gingen richting Hong Kong. China trok zich vervolgens terug in relatieve autarkie om te proberen de economische achterstand te overbruggen.
In de vroege jaren 1960 startte het dan ook een geforceerde industrialisatie en lanceerde de politiek van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’. Door elke poging tot migratie te voorkomen sloot het haar bevolking in feite op in soort hels nationalistisch werkkamp. Deze wrede politiek van ontworteling en repressie, die werd doorgevoerd sinds het tijdperk van Mao, vermenigvuldigde het aantal concentratiekampen (laogai). Honger en onderdrukking veroorzaakten in totaal niet minder dan 30 miljoen doden. Meer recent, in de jaren 1990, scheurde de massale verstedelijking van het land niet minder 90 miljoen boeren los van de grond die ze bewerkten.
Nog andere crises troffen Azië, zoals de burgeroorlog in Pakistan en de vlucht van de Bengalen in 1971. De verovering van Saigon in 1975 (door een stalinistisch regime) veroorzaakte ook de uittocht van miljoenen vluchtelingen, de zogenaamde ‘boat people’. Meer dan 200.000 van hen kwamen om.[2] De verschrikkelijke genocide van de Rode Khmer in Cambodja veroorzaakte 2 miljoen doden: de vluchtelingen behoorden tot de weinige overlevenden.
Vluchtelingen zijn altijd het wisselgeld geweest voor de ergste politieke chantage, voor de rechtvaardiging van militaire tussenkomsten van grootmachten, via andere landen, soms voor het gebruik als ‘menselijk schilden’. Het is moeilijk een schatting te geven van het aantal slachtoffers, die de prijs hebben betaald voor de confrontaties van de Koude Oorlog, en er een exact cijfer voor op te geven, maar “de voormalig Minister van Defensie onder Kennedy en Johnson, Robert McNamara, heeft in 1991 voor een conferentie van de Wereldbank een overzicht gegeven van de verliezen in elk operatiegebied, waarvan het totaal de 40 miljoen overschrijdt.”[3]
De nieuwe naoorlogse periode heeft alleen maar een nieuwe periode van barbarendom geopend, die de verdelingen onder de volkeren en in arbeidersklasse heeft doen toenemen en dood en vernietiging heeft gezaaid. Door de grenzen verder te militariseren, hebben de staten over het algemeen een superieure en meer gewelddadige controle uitgeoefend over de leeggebloede bevolkingen, na de Tweede Wereldoorlog.
Aan het begin van de Koude Oorlog werden de migraties niet enkel en alleen veroorzaakt door gewapende conflicten of door factoren van politieke aard. De landen van Europa, die grotendeels verwoest waren door de oorlog, hadden een snelle wederopbouw nodig. Deze behoefte aan wederopbouw moest eveneens de achteruitgang in de bevolkingsgroei (10 tot 30% van de mensen waren tijdens de oorlog gedood of gewond geraakt) compenseren. De economische en demografische factoren speelden daarom een belangrijke rol in het verschijnsel van de migratie. Alom was er behoefte aan beschikbare arbeidskracht, tegen lage kosten.
Daarom was Oost-Duitsland genoodzaakt een muur te bouwen om de vlucht van haar bevolking (3,8 miljoen mensen hadden de grens naar het Westen reeds overgestoken) tegen te houden. De voormalige koloniale mogendheden bevorderden de immigratie, allereerst vanuit de Zuid-Europese landen (Italië, Spanje, Portugal, Griekenland,...). In eerste instantie kwam het grootste gedeelte van deze migranten legaal, maar ook clandestien, dankzij ronselaars en vaak ook georganiseerde smokkelaars.
De behoefte aan arbeidskracht betekende dat de autoriteiten destijds de ogen sloten en deze ongeregelde migratie stimuleerden. Tussen 1945 en 1974 ontvluchtten vele Spanjaarden en Portugezen de regimes van Franco en Salazar. Tot in de vroege jaren 1960 werden Italianen in dienst genomen in Frankrijk, eerst uit het noorden van Italië en vervolgens uit het zuiden tot aan Sicilië. Toen, een tijdje later, was het de beurt aan de voormalige koloniën in Azië en Afrika om nieuwe contingenten gedweeë en goedkope arbeiders te leveren. In Frankrijk bijvoorbeeld, nam het aantal Noord-Afrikanen, tussen 1950 en 1960, toe van 50.000 naar 500.000.
Door de staat werden er wooncentra gebouwd voor de gastarbeiders, waar zij gescheiden werden gehouden van de rest van de bevolking. Buitenlandse arbeiders werden inderdaad beschouwd als een ‘risico’, wat het mogelijk maakte om hun marginalisering te rechtvaardigen. Maar dat was geen beletsel om ze in dienst te nemen voor het zwaarste werk, wetende dat ze van de ene op de andere dag weer konden worden teruggestuurd. De waanzinnige en gewetenloze uitbuiting liet zelfs voor deze nieuw aangekomen arbeiders een zeer belangrijke omzet optekenen, ruim boven het gemiddelde, met name in de chemie en metaalindustrie. Om te voldoen aan de behoeften van de industriële activiteit emigreerden er tussen 1950 en 1973 bijna 10 miljoen mensen naar West-Europa.[4]
Deze situatie zou onvermijdelijk worden misbruikt door de bourgeoisie, om de arbeiders te verdelen en tegen elkaar op te zetten, voor het aanzetten tot concurrentie en wederzijds wantrouwen. Met de heropleving van de arbeidersstrijd in 1968 en de golven van de strijd die volgden, zouden deze factoren voedsel zijn voor de vele verdelingsmanoeuvres van de vakbonden en de splijtende ideologische campagnes van de bourgeoisie.
Aan de ene kant werden racistische en xenofobe vooroordelen aangemoedigd; aan de andere kant werd de klassenstrijd gedeeltelijk verdraaid door het anti-racisme, dat vaak werd gebruikt als een afleiding voor de eisen van de arbeiders. Beetje bij beetje werd het vergif toegediend en werden de buitenlanders beschouwd als ‘ongewenst’, en voorgesteld als ‘profiteurs’, bijna als ‘bevoorrechten’. Dit alles zou de groei van populistische ideologieën bevorderen en de uitzettingen vergemakkelijken, die sinds de jaren 1980 met hele charters zijn toegenomen.
WH / april 2016
[1] Zie: Berlin 1948 : en 1948, le pont aérien de Berlin cache les crimes de l'impérialisme allié [197] Internationale Revue (Frans-, Engels- Spaanstalige uitgave ; nr. 95 - 3e trimestre 1998.
[2] Bron: “McNamara pleit voor koppeling hulp en defensie”; NRC 27 april 1991.
[3] Volgens André Fontaine, La Tache rouge. Le roman de la Guerre froide, Editions La Martinière, 2004.
Hieronder publiceren wij opnieuw de belangrijkste fragmenten van deze oriëntatietekst, die 25 jaar geleden is opgesteld en goedgekeurd door IKS. (De volledige versie is eerder verschenen in de Nederlandstalige Internationale Revue nr. 13.) We doen dit om te laten zien hoezeer deze stellingen, meer dan ooit, hun geldigheid en hun brandende actualiteit behouden. Dit zal bij onze lezers ongetwijfeld in het oog springen gezien de toename van de “brandhaarden” op de planeet en de kwalitatieve toename van de chaos en de barbarij, waarin het kapitalisme de mensheid dagelijks onderdompelt.
Bij verschillende gelegenheden heeft de IKS het belang van de kwestie van militarisme en oorlog in de hele periode van verval benadrukt (1), zowel vanuit de optiek van de ontwikkeling het kapitalisme zelf, als vanuit het proletarische klasseperspectief. Met de snelle opeenvolging van historisch belangrijke gebeurtenissen gedurende het afgelopen jaar (ineenstorting van het Oostblok, de Golf-oorlog), die de hele wereldsituatie hebben veranderd, met de overgang van het kapitalisme in de hoogste fase van zijn verval: de fase van ontbinding (2), is het van vitaal belang dat de revolutionairen absoluut duidelijk zijn over het essentiële vraagstuk van de plaats van het militarisme in de nieuwe omstandigheden van de huidige wereld.
Militarisme en oorlog zijn een fundamenteel gegeven sinds het kapitalisme in verval is. Sinds de vorming van een volledige wereldmarkt aan het begin van deze eeuw, is de wereld verdeeld in koloniale en commerciële invloedssferen onder de verschillende hoogontwikkelde kapitalistische naties. De hieruit voortkomende verscherping van de concurrentie op internationaal vlak heeft noodzakelijkerwijs geleid tot het erger worden van de militaire spanningen, tot het vormen van steeds indrukwekkendere wapenarsenalen, en de toenemende onderwerping van het gehele economische en sociale leven aan de prioriteiten van het militaire apparaat. In feite zijn het militarisme en de imperialistische oorlog zo'n essentiële uitdrukkingen van het begin van de vervalperiode van het kapitalisme (de uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog markeerde het begin van deze periode), dat voor revolutionairen uit die tijd imperialisme en verval van het kapitalisme, synoniemen werden. Rosa Luxemburg maakte duidelijk dat imperialisme niet een specifieke uitdrukking is van het kapitalisme, maar haar wijze van bestaan in de nieuwe historische periode is, dat niet alleen bepaalde staten imperialistisch zijn, maar alle staten. Als militarisme, imperialisme en oorlog zo vergaand met de periode van verval geïdentificeerd werden, dan komt dit omdat de vervalperiode beantwoordt aan de situatie dat de kapitalistische productieverhoudingen een belemmering zijn geworden voor de verdere ontwikkeling van productiekrachten: het volkomen irrationele karakter op globaal economisch niveau van militaire uitgaven en oorlogen, zijn slechts een uitdrukking van het anachronisme van het voortbestaan van deze productieverhoudingen. In het bijzonder de permanente en toenemende zelfvernietiging van kapitaal die het resultaat is van deze wijze van bestaan, vormt een symbool van de doodsstrijd van dit systeem, en toont duidelijk dat het door de geschiedenis is veroordeeld.
Geconfronteerd met een situatie waarin oorlog in het sociale leven alomtegenwoordig is, heeft het kapitalisme in verval twee verschijnselen ontwikkeld, staatskapitalisme en imperialistische blokken, die kenmerkend zijn voor deze periode. Het staatskapitalisme, waarvan de eerste belangrijke manifestatie dateert van de Eerste Wereldoorlog, komt overeen met de noodzaak voor elk land een maximum aan discipline van de verschillende sectoren van de maatschappij te garanderen, om botsingen tussen zowel de klassen als tussen de verschillende rivaliserende fracties binnen de heersende klasse zoveel mogelijk te reduceren, en vooral om het gehele economische potentieel te controleren en te mobiliseren en controleren. Op dezelfde wijze komt de vorming van imperialistische blokken overeen met de noodzaak om eenzelfde discipline aan de verschillende nationale bourgeoisieën op te leggen: om hun onderlinge tegenstellingen te beperken en hen te bundelen voor confrontatie tussen beide militaire kampen. Naarmate het kapitalisme dieper in het verval en in zijn historische crisis is geraakt, kunnen deze beide kenmerken slechts sterker worden. Vooral het staatskapitalisme op het niveau van een heel imperialistisch blok, zoals zich dat heeft ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog, was slechts de uitdrukking van de verergering van beide verschijnselen. Noch staatskapitalisme, noch imperialistische blokken, noch het samengaan van beide, zijn een uitdrukking van een `pacificatie' van de verhoudingen tussen de verschillende sectoren van het kapitaal, en nog minder een versterking van deze verhoudingen. Integendeel! Zij zijn slechts een poging van de kapitalistische maatschappij om de groeiende tendens tot ontwrichting te weerstaan (3).
De algemene ontbinding van de maatschappij is het hoogste, het laatste, stadium van de vervalperiode van het kapitalisme. In die zin stelt dit stadium niet de kenmerken van het verval in vraag: de historische crisis van de kapitalistische economie, het staatskapitalisme, en ook niet de fundamentele verschijnselen van militarisme en imperialisme. Meer nog, in de mate waarin de ontbinding zich openbaart als de opeenhoping van tegenstellingen waarin het kapitalisme zich sinds het begin van zijn verval ontwikkelt, worden de kenmerken die eigen zijn aan deze periode, nog verder versterkt:de ontbinding kan slechts erger worden,
- omdat ze veroorzaakt wordt door de onverbiddelijke val van het kapitalisme in de crisis;
- en de tendens naar staatskapitalisme wordt helemaal niet in vraag gesteld door het verdwijnen van sommige van haar meest parasitaire en afwijkende soorten, zoals het Stalinisme. (4)
Hetzelfde geldt voor het militarisme en het imperialisme, zoals we gezien hebben gedurende de jaren '80, waarin het verschijnsel van de ontbinding opdook en zich verder ontwikkelde. Deze werkelijkheid zal niet in vraag gesteld worden door het verdwijnen van de verdeling van de wereld in twee imperialistische constellaties als gevolg van de ineenstorting van het Oostblok. De oprichting van imperialistische blokken is niet de oorzaak van militarisme en imperialisme. Het tegengestelde is waar: de formatie van deze blokken is slechts de uiterste consequentie (die op haar beurt de oorzaken kan versterken) van de duik van het kapitalisme in verval in militarisme en oorlog. In zekere zin is er een overeenkomst in de verhouding van de formatie van blokken ten opzichte van het imperialisme enerzijds en die van Stalinisme ten opzichte van staatskapitalisme anderzijds. Net zoals het einde van het Stalinisme niet het einde is van de historische tendens naar staatskapitalisme, waar het immers slechts een uitdrukking van was, net zo min impliceert het verdwijnen van de imperialistische blokken, het verlies van de greep van het imperialisme op het leven van de maatschappij. Het fundamentele verschil tussen beide ligt hierin, dat het einde van het Stalinisme het einde van een bijzonder afwijkende vorm van staatskapitalisme betekent, het einde van de blokken daarentegen, opent slechts de deur naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme.
De IKS heeft al een analyse hierover uitgewerkt toen ze zich rekenschap gaf van de ineenstorting van het Oostblok:
«In de periode van het verval van het kapitalisme, zijn alle staten imperialistisch en nemen de nodige maatregelen om aan die realiteit tegemoet te komen: oorlogseconomie, bewapening, enzovoort. Daarom kan de verscherping van de stuiptrekkingen van de wereldeconomie alleen maar leiden tot een verergering van de spanningen tussen de verschillende staten, ook, en steeds meer, op militair vlak. Het verschil met de voorbije periode is dat deze spanningen, die eerder door de grote imperialistische blokken werden gebruikt en ingekaderd, nu op de voorgrond gaan treden. Het verdwijnen van de Russische politie-agent, en wat daaruit zal volgen voor de Amerikaanse politie-agent met betrekking tot zijn belangrijkste `bondgenoten' van weleer, openen de deur voor een hele reeks van meer plaatselijke rivaliteiten. Deze rivaliteiten en botsingen kunnen in de huidige situatie niet uitmonden in een wereldwijd conflict (ook als we zouden aannemen dat _het proletariaat niet meer in staat zou zijn zich daartegen te verzetten). Daarentegen bevatten deze conflicten, door het feit dat de discipline is verdwenen, die werd opgelegd door het bestaan van twee blokken, het risico om steeds meer gewelddadig, steeds talrijker te worden, met name in de zones waarin het proletariaat zwak is.» (Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, no.61, 10 februari 1990).
«De verergering van de wereldcrisis van de kapitalistische economie zal onontkoombaar tot een nieuwe toespitsing van de interne tegenstellingen van de bourgeoisie leiden. Deze tegenstellingen zullen, net als in het verleden, tot uiting komen in oorlogen: in het verval van het kapitalisme, kan de handelsoorlog slechts uitlopen op een vlucht vooruit in de oorlog met de wapenen. In dat kader moeten de pacifistische illusies die zich zouden kunnen ontwikkelen als gevolg van het `aanhalen' van de relaties tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, resoluut worden bestreden: militaire botsingen tussen staten, zelfs als ze niet meer worden gemanipuleerd en gebruikt door de grote mogendheden, zullen niet verdwijnen. Integendeel, zoals we in het verleden gezien hebben, vormen het militarisme en de oorlog de levenswijze zelf van het kapitalisme in verval, die door de verdieping van de crisis slechts kan worden bevestigd. Wat echter verandert in vergelijking met het verleden is dat deze militaire vijandelijkheden nu niet meer de vorm aannemen van een confrontatie tussen twee grote imperialistische blokken» («Resolutie over de Internationale Situatie», juni 1990. Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr, 63).
Deze analyse wordt nu volledig bevestigd. (….) Het werkelijke onderwerp van de operatie “Desert Shield” en andere is de poging de chaos te bezweren die al heerst in een groot gedeelte van de wereld en die nu de belangrijkste en meest ontwikkelde landen en hun onderlinge relaties bedreigt. Het verdwijnen van de tweedeling van de wereld in blokken, betekende in feite ook het verdwijnen van een essentiële factor die een zekere samenhang tussen de staten waarborgde. De tendens eigen aan de nieuwe periode is “ieder voor zich”. (5)
Meer dan ooit staat de oorlog dus centraal in het leven van het kapitalisme. Daarom is de kwestie van de oorlog meer dan ooit van fundamenteel belang voor de arbeidersklasse. Het is duidelijk dat deze kwestie niet nieuw is. Het was reeds een centraal punt voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (zoals de internationale congressen van Stuttgart 1907 en Bazel 1912 duidelijk maakten). Het werd natuurlijk nog doorslaggevender gedurende de eerste imperialistische slachtpartij (met de strijd van Lenin, Luxemburg en Liebknecht, en de revoluties in Duitsland en Rusland). Zijn belang bleef onveranderd in de periode tussen beide wereldoorlogen in, voornamelijk in de Spaanse Burgeroorlog, om nog te zwijgen van zijn belang gedurende de grootste holocaust van deze eeuw, tussen 1939 en 1945. En het blijft tenslotte waar gedurende de uiteenlopende “nationale bevrijdings”-oorlogen na 1945 die momenten waren in de botsing tussen beide imperialistische blokken. Sinds het begin van deze eeuw is oorlog het beslissende vraagstuk dat het proletariaat en haar revolutionaire minderheden moesten beantwoorden, veel meer nog dan bijvoorbeeld het vakbondsvraagstuk en het parlementarisme. Het had niet anders gekund, omdat oorlog de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval is; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.
In de huidige periode, waarin de barbaarsheid van de oorlog, meer nog dan in de afgelopen decennia, een dagelijks en alomtegenwoordig element van de wereldsituatie zal zijn (onafhankelijk van de profetieën van een Bush sr. en Mitterrand over een “nieuwe orde en vrede”), en meer en meer de ontwikkelde landen erbij zal betrekken (slechts beperkt door de arbeidersklasse van deze landen), is de kwestie van oorlog van nog groter belang voor de arbeidersklasse. De IKS heeft altijd benadrukt dat de ontwikkeling van een nieuwe revolutionaire golf uit de verdieping van de crisis zal voortkomen en niet uit oorlog. Deze analyse blijft nog steeds van kracht: de mobilisatie van de arbeidersklasse, het vertrekpunt voor strijd op grote schaal, zal uit economische aanvallen voortkomen. Op dezelfde wijze, op het niveau van bewustzijn, zal de verscherping van de crisis een fundamentele factor zijn, die het historische einde van de kapitalistische productiewijze toont. Doch op hetzelfde niveau van bewustzijn zal de kwestie van de oorlog wederom een rol van eerste orde spelen:
- de oorlog toont de fundamentele consequenties van deze historische impasse van het kapitalisme: de vernietiging van de mensheid;
- omdat de oorlog het enige logische antwoord op de crisis, het verval en de ontbinding is, dat het proletariaat kan tegengaan (in tegenstelling tot andere uitingen van ontbinding), omdat de arbeidersklasse in de centrale landen op dit moment niet achter de banieren van het vaderland gemobiliseerd is.
Het is waar dat oorlog, op een veel eenvoudiger wijze tegen de arbeidersklasse gebruikt kan worden dan de crisis en economische aanvallen:
- oorlog kan het pacifisme stimuleren;
- oorlog kan het proletariaat een gevoel van machteloosheid geven, en zo de bourgeoisie in staat stellen haar economische aanvallen te voltrekken.
Dat is trouwens precies wat er nu gebeurt met de Golf-crisis. Maar deze invloed kan slechts van tijdelijke aard zijn. Want op termijn:
- kan de permanente aanwezigheid van militaire barbaarsheid slechts de leegheid van het pacifistische geklets tonen;
- zal duidelijk worden dat de arbeidersklasse het hoofdslachtoffer van deze barbaarsheid is, dat het de prijs moet betalen als kanonnenvoer en door een toegenomen uitbuiting;
- de strijdbaarheid zal herstellen tegenover massalere en hardere economische aanvallen.
De tendens zal worden omgekeerd. Het is duidelijk dat de revolutionairen in de voorhoede van deze ontwikkeling van het bewustzijn moeten staan want hun verantwoordelijkheid zal van steeds meer doorslaggevende betekenis zijn.
In de huidige historische periode, wordt de tussenkomst van de revolutionairen binnen de klasse bepaald door, naast natuurlijk de verscherping van de economische crisis, en de daaruit voortvloeiende aanvallen op de gehele klasse:
Daarom moet dit vraagstuk steeds voorop staan in de propaganda van de revolutionairen. In perioden als de huidige, waarin deze kwestie voorop staat in de internationale gebeurtenissen, moeten we van de buitengewone gevoeligheid binnen de arbeidersklasse voor dit vraagstuk gebruik maken om het speciale aandacht en prioriteit te geven.
De revolutionaire organisaties zullen er in het bijzonder voor moeten waken om:
IKS 4 oktober 1990
1) Zie “Oorlog, militarisme en imperialistische blokken” in: Internationale Revue, Engels-, Frans-, Spaanstalige uitgave, nr. 52 en 53.
2) Zie voor de analyse van de IKS over de kwestie van de ontbinding: Internationale Revue, engels-, frans- en spaanstalige uitgave, nr. 57 en Wereldrevolutie nr. 45 of Internationale Revue, nederlandstalige uitgave, nr. 13.
3) Het is echter noodzakelijk om te wijzen op een belangrijk verschil tussen staatskapitalisme en imperialistische blokken. Het eerste verschijnsel kan niet ter discussie worden gesteld door conflicten tussen verschillende fracties van de kapitalistische klasse (anders moeten we spreken van burgeroorlog, die kenmerkend kan zijn voor bepaalde achterlijke zones van het kapitalisme, maar niet voor de meest ontwikkelde sectoren). Over het algemeen slaagt de staat als algemene vertegenwoordiging van het nationale kapitaal als geheel, er in zijn autoriteit op te leggen aan de verschillende delen van het kapitaal. Maar de imperialistische blokken hebben niet hetzelfde duurzame karakter. Op de eerste plaats worden ze slechts gevormd met het oog op de wereldoorlog: in een periode, zoals nu, waarin die niet aan de orde is (zoals in de jaren twintig), kunnen ze heel goed verdwijnen. Op de tweede plaats is er voor de staten niet zoiets als een definitieve "gepredestineerdheid" voor het ene of het andere blok: de blokken worden bij gelegenheid gevormd, in functie van economische, geografische, militaire, politieke criteria, enzovoort. In deze zin bevat de geschiedenis talloze voorbeelden van staten die van blok zijn veranderd na een verandering in één van deze factoren. Deze verschillende stabiliteit tussen staatskapitalisme en imperialistisch blok is geenszins mysterieus. Ze beantwoordt aan het feit dat het hoogste niveau van eenheid dat de bourgeoisie kan bereiken, dat van de natie is, omdat de nationale staat het instrument bij uitstek ter verdediging van zijn belangen is (handhaving van de “orde”, massale orders, monetaire politiek, douane-barrières, enzovoort). Daarom is een alliantie tot een imperialistisch blok niets anders dan het conglomeraat van nationale belangen die fundamenteel tegengesteld zijn aan elkaar, waarbij het conglomeraat die belangen in de internationale jungle moet behartigen. Bij het nemen van de beslissing om zich bij het ene of het andere blok aan te sluiten, heeft een bourgeoisie niets anders op het oog dan de garantie van haar nationale belangen. Ten slotte, wanneer we het kapitalisme kunnen beschouwen als een globale eenheid, dan moeten we steeds in het oog behouden dat het concreet bestaat in de vorm van rivaliserende en concurrerende kapitalen.
4) In werkelijkheid is het wel degelijk de kapitalistische productiewijze als geheel, die in haar verval en nog meer in haar stadium van ontbinding, achterhaald is vanuit het standpunt van de belangen van de mensheid. Maar in deze barbaarse doodsstrijd van het kapitalisme, hebben bepaalde vormen daarvan, zoals het Stalinisme, dat het resultaat is van specifieke historische omstandigheden (zoals we verderop zullen zien), kenmerken die ze nog kwetsbaarder maken en ze tot verdwijnen veroordelen, nog voordat het gehele systeem zal zijn vernietigd door de proletarische revolutie of door de vernietiging van de mensheid.
5) In het stadium van de ontbinding, en met de verergering van de economische stuiptrekkingen van het stervende kapitalisme, zullen de meest gewelddadige en barbaarse uitdrukkingen van de verhoudingen tussen staten tot regel worden voor alle landen ter wereld.
In de schemering van het oude Rome was de waanzin van de keizers meer regel dan uitzondering. Weinig historici twijfelen eraan dat dit een teken was van Rome’s aftakeling. Vandaag is een enge clown tot koning gemaakt in de machtigste natiestaat van de wereld, en toch wordt dit in het algemeen niet opgevat als een teken dat de kapitalistische beschaving reeds een vergevorderd stadium heeft bereikt van haar eigen verval. De toename van het populisme in de brandpunten van het systeem, die in snel tempo eerst de Brexit en daarna de overwinning van Donald Trump hebben teweeggebracht, brengt tot uitdrukking dat de heersende klasse haar greep op de politieke machine aan het verliezen is. Een machine die nu al vele jaren wordt gebruikt om de inherente tendens tot ondergang tegen te gaan. Wij zijn getuige van een enorme politieke crisis als gevolg van de versnelde ontbinding van de maatschappelijke orde, door de complete onmacht van de heersende klasse om de mensheid een toekomstperspectief te bieden.
Maar het populisme is ook een product van het onvermogen van de uitgebuite klasse, het proletariaat, om een revolutionair alternatief naar voren te schuiven, zodat er een ernstig gevaar bestaat dat het wordt meegesleurd in een reactie die is gebaseerd op machteloze woede, op angst, op het zoeken van zondebonken onder de minderheden en een bedrieglijke zoektocht naar een verleden, dat nooit echt heeft bestaan. Deze analyse van de wortels van het populisme, als een wereldwijd fenomeen, is meer diepgaand ontwikkeld in de bijdrage ‘Over de kwestie van het populisme’ (zie website in NL). Wij moedigen onze lezers aan om het algemene kader te onderzoeken dat deze tekst biedt, te samen met onze eerste meer specifieke reactie op het Brexit-resultaat en de opkomst van Trump's kandidatuur, ‘Brexit, Trump: Setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat’, August 31, 2016. Beide teksten zijn gepubliceerd in nr. 157 van onze Engels- en Franstalige Internationale Revue.
Tevens hebben wij een artikel gepubliceerd, geschreven door onze sympathisant uit de VS, Henk: ‘Trump versus Clinton: nothing but bad choices for the bourgeoisie and the proletariat [200]’. Dit artikel, dat begin oktober is geschreven, keek naar de bijna uitzinnige pogingen van de meer ‘verantwoordelijke’ facties van de Amerikaanse bourgeoisie, zowel democraten als republikeinen, om een halt toe te roepen aan Trump’s poging het Witte Huis te betreden.[1]Deze inspanningen zijn duidelijk mislukt, en een van de meer directe factoren die hebben geleid tot deze mislukking was de ongelooflijke tussenkomst door het hoofd van de ‘Federal Bureau of Investigation’ (FBI), James Comey, precies op het moment dat de voorsprong van Clinton, in de peilingen, leek te stijgen.
Clinton’s kansen werden door de FBI, het hart van het Amerikaanse veiligheidsapparaat, zwaar beschadigd door de mededeling dat zij wellicht een strafzaak aan haar broek zou krijgen, nadat er verder onderzoek was gedaan naar haar gebruik van eigen e-mailservers, iets wat indruist tegen de basisregels van de staatsveiligheid. Ongeveer een week later probeerde Comey het tij te keren door te melden dat er in feite niets bijzonders was te vinden tussen al het materiaal dat het Bureau had onderzocht. Maar de schade was toegebracht en het FBI heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de campagne van Trump, wiens bijeenkomsten eindeloos de leuze ‘Sluit Haar Op’ hebben gescandeerd. De interventie van het FBI was eens te meer een uitdrukking van een groeiend verlies aan politieke controle over het hart van het staatsapparaat.
Het artikel ‘Trump versus Clinton’ begint door duidelijk het kommunistische standpunt neer te zetten inzake burgerlijke democratie en verkiezingen in deze periode van de geschiedenis: dat ze een gigantische fraude is, die de arbeidersklasse geen keuze biedt. Dit gebrek aan keuze was misschien duidelijker dan ooit in deze verkiezingscampagne, die werd uitgevochten tussen de arrogante showman Trump, met zijn openlijk racistische en vrouwenhatelijke agenda en Clinton, die de belichaming is van de 'neoliberale' orde die, in de afgelopen drie decennia, de overheersende vorm van staatskapitalisme was. Geconfronteerd met een keuze tussen twee kwaden, heeft een aanzienlijk deel van het kiezersvolk, zoals altijd het geval is in de VS, helemaal niet gestemd. Ondanks de druk om te komen en te gaan stemmen blijft een eerste raming steken bij een opkomst van net onder de 57%, dus lager dan in 2012. Tegelijkertijd hebben velen, die kritisch stonden ten opzichte van beide kampen, maar vooral ten opzichte van Trump, besloten voor Hillary te stemmen als de minste van twee kwaden.
Wij van onze kant weten dat het afzien van deelname aan de burgerlijke verkiezingen, uit teleurstelling over wat er in de aanbieding is, slechts het begin is van de wijsheid: het is essentieel, maar erg moeilijk wanneer de arbeidersklasse zelf niet optreedt als een klasse, om daarmee aan te tonen dat er een andere manier bestaat om de maatschappij te organiseren: één die gaat doorheen de ontmanteling van de kapitalistische staat. En in de periode na de verkiezingen wordt deze nadruk op de verwerping van de bestaande politieke en maatschappelijke orde, dit aandringen op de noodzaak voor de arbeidersklasse om te vechten voor haar eigen belangen, buiten en tegen de gevangenis van de burgerlijke staat, niet minder relevant. Want velen zullen worden aangetrokken door een eenvoudige anti-Trumptendens, een soort vernieuwd anti-fascisme,[2] dat zich weer verbindt met meer ‘democratische’ partijen van de bourgeoisie - hoogstwaarschijnlijk met die partijen die de taal spreken van de arbeidersklasse en van het socialisme, zoals Bernie Sanders deed tijdens de democratische voorverkiezingen.[3]
Dit is hier niet de plek om een diepgaande analyse te maken van de drijfveren en de sociale samenstelling van de degenen die voor Trump hebben gestemd. Het lijdt geen twijfel dat de vrouwenhaat, de anti-vrouw retoriek, die zo centraal staat in de campagne van Trump, een rol heeft gespeeld die nader moet worden bestudeerd. Dat komt vooral doordat deze deel uitmaakt van een meer globale 'mannelijke tegenbeweging’ tegen de maatschappelijke en ideologische veranderingen in de gender relaties tijdens de afgelopen decennia. Op dezelfde manier is er een sinistere toename van racisme en vreemdelingenhaat in alle kapitalistische landen, en dit speelde een sleutelrol in de Trump's campagne.
Er zijn ook bijzondere elementen in het racisme in Amerika die we moeten begrijpen: op de korte termijn, de reactie op presidentschap van Obama en op de Amerikaanse versie van de ‘migrantencrisis’, op de langere termijn de hele erfenis van de slavernij en de segregatie. Vanaf de eerste uitslagen kon de lange geschiedenis van de raciale kloof in Amerika worden afgelezen uit het feit dat de overweldigende meerderheid van de pro-Trump stemmers blank waren (ofschoon ze een tamelijk groot aantal ‘Spaanstaligen’ mobiliseerde), terwijl ongeveer 88% van de zwarte kiezers koos voor het Clinton-kamp. In toekomstige artikelen zullen we op deze kwesties terugkomen.
Maar als we een beschouwing geven over de bijdrage op populisme dan is,volgens ons, misschien wel het belangrijkste element in de overwinning van Trump de woede tegen de neoliberale ‘elite’ die zich heeft geïdentificeerd met de globalisering en het overwicht van de financiële sector op de economie - macro-economische processen die een verrijking vormen voor een kleine minderheid ten koste van de meerderheid, en vooral ten koste van de arbeidersklasse in de oude sectoren van de productie en de grondstoffenwinning.
'Globalisering' betekende de grootschalige ontmanteling van verwerkende industrieën en de overheveling daarvan naar landen als China, waar de arbeidskracht veel goedkoper is en de winsten dus veel hoger zijn. Het betekende ook het ‘vrije verkeer van arbeiders’, wat voor het kapitalisme een ander middel is om arbeid te goedkoper te maken, door de migratie van ‘armere’ naar ‘rijkere’ landen. Het overwicht van de financiële sector betekende, voor het merendeel, de overheersing van het economische leven door de steeds mysterieuzere wetten van de markt. Meer concreet betekende het de crash van 2008, die zoveel kleine beleggers en aspirant-huizenbezitters heeft geruïneerd.
Nogmaals, er zijn meer gedetailleerde statistische studies nodig, maar het lijkt erop dat een centrale kracht van de Trump-campagne gevormd werd door de steun die ze verkreeg van de niet-universitair opgeleide blanken, en vooral van de arbeiders in de 'Rust Belt’, de nieuwe industriële woestijnen, die voor Trump stemden uit protest tegen de gevestigde politieke orde, verpersoonlijkt in de zogenaamde ‘grootstedelijke liberale elite’. Veel van deze arbeiders of regio’s hadden bij de vorige verkiezingen op Obama gestemd, en sommigen steunden Bernie Sanders in de Democratische voorverkiezingen.
Hun stem was vooral een tegen-stem - tegen de groeiende ongelijkheid in rijkdom, tegen een systeem dat hen en hun kinderen, naar hun oordeel, een toekomst heeft ontnomen. Maar deze oppositie werd ingekaderd vanwege het volledig ontbreken van een echte beweging van de arbeidersklasse en heeft daarmee de populistische wereldvisie gevoed, die de elite de schuld geeft voor de uitverkoop aan buitenlandse investeerders, waarbij speciale privileges worden gegeven aan migranten, vluchtelingen en etnische minderheden ten koste van de ‘oorspronkelijke’ arbeidersklasse - en aan vrouwelijke arbeiders ten koste van mannelijke. De racistische en vrouwonvriendelijke elementen van Trump’s campagne gaan dus hand in hand met de retorische aanvallen op de ‘elite’.
We zullen niet speculeren over wat het presidentschap van Trump zal gaan betekenen of welke politiek hij zal proberen te voeren. Wat Trump vooral kenmerkt is zijn onvoorspelbaarheid, zodat het niet gemakkelijk zal zijn om te voorspellen welke de gevolgen zullen zijn van zijn regime. Er is tevens het feit dat Trump, nog voor het ontbijt, een dozijn tegenstrijdige dingen kan zeggen, en dat zoiets niet van invloed lijkt te zijn op de steun die hij in de campagne ondervindt. Maar wat gewerkt heeft in de verkiezingscampagne kan wel eens niet zo goed werken in zijn ambt als president.
Zo presenteert Trump zichzelf bijvoorbeeld als de oertypische self-made ondernemer en vertelt hij over de bevrijding van de Amerikaanse zakenman van de bureaucratie. Maar tegelijkertijd praat hij ook over een omvangrijk programma van het herstel van de infrastructuur in de binnensteden, het aanleggen van wegen, scholen en ziekenhuizen en het doen heropleven van de industrie voor fossiele brandstoffen door het afschaffen van de regels voor milieubescherming. Dit alles tezamen impliceert een zware staatskapitalistische tussenkomst in de economie. Hij beloofde miljoenen illegale immigranten te verjagen, maar veel van de Amerikaanse economie hangt juist af van hun goedkope arbeidskracht. Met betrekking tot het buitenlands beleid, combineert hij de taal van het isolationisme en terugtrekking (zoals zijn dreigement om de betrokkenheid van de VS bij de NAVO te verminderen) met de taal van het interventionisme, met zijn geraaskal over het ‘plat bombarderen van ISIS', en de belofte de militaire uitgaven te vergroten.
Wat zeker is, is dat het presidentschap van Trump zal worden gekenmerkt door conflicten, zowel binnen de heersende klasse als tussen de staat en de maatschappij. Het klopt dat Trump's overwinningsspeech een voorbeeld was van verzoening - hij zal een ‘president zijn voor alle Amerikanen’. En Obama, voordat bij Trump ontving op het Witte Huis, zei dat hij wilde zorgen voor een zo soepel mogelijke overgang. Het feit dat er nu een grote republikeinse meerderheid in de Senaat en het Congres is, kan bovendien betekenen - als het Republikeinse establishment haar antipathie voor Trump overwint - dat hij in staat zal zijn om hun steun te krijgen voor een aantal van zijn beleidsvoornemens, zelfs als de meest demagogische voornemens op de lange baan kunnen worden geschoven. Maar de tekenen van toekomstige spanningen en conflicten zijn niet moeilijk te herkennen.
Delen van het militaire establishment, bijvoorbeeld, staan waarschijnlijk zeer vijandig tegenover een aantal van zijn opties met betrekking tot het buitenlands beleid, indien hij volhardt in zijn scepsis over de NAVO, of zijn bewondering voor Poetin, als een sterke leider, en dit vertaalt in het ondermijnen van de pogingen van de VS om tegenwicht te bieden aan de gevaarlijke heropleving van het Russische imperialisme in Oost-Europa en het Midden-Oosten. Ten aanzien van een aantal van zijn binnenlandse beleidsvoornemens kan er ook oppositie ontstaan vanuit het veiligheidsapparaat, de federale bureaucratie en de belangen van de grote ondernemingen, die het als hun taak kunnen gaan zien om ervoor te zorgen dat Trump geen herrie gaat schoppen. Ondertussen kan de politieke ondergang van de 'Clinton dynastie' ook aanleiding geven tot nieuwe tegenstellingen en misschien zelfs splitsingen binnen de Democratische Partij, met de waarschijnlijke opkomst van een linkervleugel rond mensen zoals Bernie Sanders, die ook hopen profijt te kunnen trekken uit de vijandige stemming ten opzichte van het economische en politieke establishment.
Als de Britse post-Brexit iets is dat op het sociale vlak als voorbeeld dient, is de kans groot dat we getuige zullen zijn van een sinistere opflakkering van de ‘volkse’ vreemdelingenhaat, als openlijke racistische groeperingen het gevoel hebben dat zij nu bevoegd zijn om hun fantasieën over geweld en overheersing te realiseren. Tegelijkertijd kan de politierepressie tegen etnische minderheden nieuwe hoogten bereiken. En als Trump ernstig werk begint te maken van zijn programma van de aanhouding en uitzetting van de zogenaamde ‘illegalen’, kan dit allemaal verzet ontlokken in de straten, in continuïteit met de bewegingen die wij in de afgelopen jaren hebben gezien na de politiemoorden op zwarte mensen. Vanaf het moment dat het verkiezingsresultaat werd bekendgemaakt, ontstonden er een aantal zeer boze demonstraties in steden over heel Amerika, waarin meestal jonge mensen hun verontwaardiging uiten over het vooruitzicht van een door Trump geleide regering.
Op internationaal vlak kan de overwinning van Trump worden gelijkgesteld aan, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Brexit plus plus plus’. Zij heeft reeds een krachtige impuls gegeven aan rechtse populistische partijen in West-Europa, niet in het minst aan het Front National in Frankrijk, waar de presidentsverkiezingen worden gehouden in 2017. Dit zijn partijen die zich willen terugtrekken uit multi-nationale handelsorganisaties en een economisch protectionisme bepleiten. Met Trump's meest agressieve uitspraken tegen de Chinese economische concurrentie, zou dat kunnen betekenen dat we naar een handelsoorlog gaan die, zoals in 1930, een reeds verstopt geraakte wereldmarkt nog verder zal beknotten.
Het neoliberale model heeft het wereldkapitalisme gedurende de afgelopen twee decennia goede diensten bewezen, maar het nadert nu zijn grenzen. En nu dreigt het gevaar dat de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat wij hebben gezien op de imperialistische vlak, wordt overgeheveld naar het economische terrein, waar het tot dusver min of meer in toom was gehouden. Trump heeft ook verklaard dat het broeikaseffect is een verzinsel is, dat is uitgevonden door de Chinezen om hun exportinspanningen te ondersteunen, en hij zegt dat hij zich zal terugtrekken uit alle bestaande internationale overeenkomsten inzake klimaatverandering. Wij weten reeds hoe beperkt deze overeenkomsten zijn, maar door ze te schrappen zullen we waarschijnlijk nog dieper in de groeiende wereldwijde milieuramp worden gestort.
Wij herhalen: Trump symboliseert een bourgeoisie die werkelijk ieder perspectief heeft verloren om de maatschappij te beheren. Hoe ijdel en narcistisch hij ook is, hij is niet gek, maar belichaamt de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft, zelfs niet die van een wereldoorlog. Ondanks haar neergang is de heersende klasse al meer dan een eeuw in staat geweest om gebruik te maken van haar eigen politieke en militaire apparaat - met andere woorden, haar bewuste tussenkomst als een klasse - om een volledig verlies van controle te voorkomen, en een definitieve afloop van de gang naar chaos, die inherent is aan het kapitalisme.
Zelfs als we niet de capaciteit van onze vijand moeten onderschatten om met nieuwe tijdelijke oplossingen te komen, beginnen de grenzen van deze controle langzamerhand op te doemen. Het grootste probleem voor onze klasse is dat het overduidelijke bankroet van de bourgeoisie op alle vlakken - economisch, politiek, moreel - met uitzondering van een zeer kleine minderheid, geen revolutionaire kritiek op het systeem losmaakt, maar eerder misplaatste woede en verpestende verdelingen in onze eigen gelederen. Dit vormt een ernstige bedreiging voor de toekomstige mogelijkheid om het kapitalisme te vervangen door een menselijke samenleving.
En toch is een van de redenen waarom de wereldoorlog vandaag niet op de agenda staat is, ondanks de ernst van het kapitalistische crisis, dat de arbeidersklasse niet is verslagen in een open gevecht en nog onbenutte verzetscapaciteiten bezit. Dit hebben we gezien in diverse massale bewegingen die in het laatste decennium plaatsvonden, zoals de Franse studentenstrijd in 2006, de opstand van de ‘Indignados’ in Spanje in 2011 en de Occupy-beweging in de VS in hetzelfde jaar. In Amerika kunnen deze voorboden van verzet worden waargenomen in de protesten tegen de politiemoorden en de post-electorale demonstraties tegen Trump, ofschoon deze bewegingen nog geen duidelijk arbeiderskarakter vertonen en kwetsbaar zijn voor recuperatie door de professionele politici van links en verschillende uitingen van nationalistische en democratische ideologie.
Om zowel de populistische dreiging als de valse alternatieven te overwinnen, die aan de man gebracht worden door de linkervleugel van het kapitaal, is er van de arbeidersklasse iets veel diepgaander vereist, een beweging voor proletarisch onafhankelijkheid die in staat is zichzelf politiek te begrijpen en zich opnieuw te verbinden met de kommunistische tradities van onze klasse. Dit geldt niet voor de nabije toekomst, maar revolutionairen hebben een rol te spelen in de voorbereiding van een dergelijke ontwikkeling, vooral door te strijden voor de politieke en theoretische verheldering die, doorheen de heersende mist van de kapitalistische ideologie, in al haar facetten, een licht kan werpen op de weg.
Amos / 13.11.2016
[1] Een teken van hoe wijdverbreid de republikeinse oppositie tegen Trump is: voormalig president George W. Bush zelf, die toch geen deel uitmaakt van de linkervleugel van de partij, heeft aangekondigd dat hij liever blanco stemt dan op Trump.
[2] We verwerpen de politiek van de 'anti-fascistische’ allianties met één sector van de heersende klasse tegen een andere, vooral geërfd van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde, die juist in het anti-fascisme een middel zag de arbeidersklasse te mobiliseren voor de oorlog. Zie: ‘Anti-fascism: a formula for confusion [201]’, een tekst van Bilan heruitegeven in: International Review 101.
[3] Voor meer informatie over B. Sanders, zie het artikel 'Trump versus Clinton: nothing but bad choices for the bourgeoisie and the proletariat [200]'.
In het laatste nummer van World Revolution vermeldden we dat één van de deelnemers aan onze publieke bijeenkomst over ‘anarchisme en de oorlog in Spanje in de jaren 1930’ een brochure had verspreid met als titel ‘Als opstanden uitdoven’ door Gilles Dauvé.[1] Een kort voorwoord door Antagonism Press vertelt ons dat “dit een kortere, geheel gewijzigde versie is van het voorwoord bij de selectie van artikelen over ‘Spanje 1936-39’ van het Italiaans linkse tijdschrift Bilan, dat in het Frans is gepubliceerd onder de pseudoniem Jean Barrot en nu is uitverkocht”.
Wij willen een aantal opmerkingen maken bij deze tekst omdat hij, ondanks het feit dat hij veel van de analyses en klasse-standpunten bevat, die zijn uitgewerkt door de linkscommunisten, als belangrijkste doel heeft om een theoretische verantwoording te leveren voor enkele van de meest fundamentele verwarringen rond de methoden en doelen van de communistische revolutie – een verwarring die wijdverbreid is in de kringen, die we aanduiden als het moeras, de steeds veranderende zone van overgang tussen de burgerlijke en de proletarische politiek.
Dit is niet de eerste keer dat we Barrot’s werk zijn tegengekomen. Het lijdt geen twijfel dat hij is beïnvloed is door de Communistische Linkerzijde en, evenals de collectie van Bilan, publiceerde hij ook een boek over de Duitse Linkerzijde, dat wij recenseerden toen die in de jaren 1970 werd gepubliceerd.[2] Deze invloed is nog steeds zichtbaar in de tekst ‘Als opstanden uitdoven’. Maar Barrot's politieke bijzonderheid is dat hij een sleutelfiguur is in de ontwikkeling van wat wij de zogenaamde ‘modernistische’ stroming hebben genoemd.
Deze stroming, alhoewel met een veel oudere wortels[3], maakte haar echte debuut in het midden van de jaren 1970, in de marges van het revolutionaire milieu; het was in wezen een product van de teruggang van de eerste golf van arbeidersstrijd, die gelanceerd werd door de algemene staking in Frankrijk in mei 1968. Hij dook weer op in een andere periode van teruggang in de vroege jaren 1980, na de nederlaag van de massale stakingsbeweging in Polen.[4] Vandaag, met de ‘ineenstorting van het communisme’ en de bijbehorende campagnes, wordt de arbeidersklasse geconfronteerd met nog grotere moeilijkheden, zelfs twijfels over haar eigen voortbestaan als een klasse; het is derhalve niet verwonderlijk dat modernistische ideeën opnieuw aan invloed winnen.
In Groot-Brittannië ontleent de groep Aufheben bijvoorbeeld veel aan de modernistische vooronderstellingen. Dit komt omdat het een karakteristiek bij uitstek is van het modernisme om de revolutionaire aard van de arbeidersklasse in vraag te stellen. Op zich is dit niet uniek – in feite is het 'modernisme' of 'postmodernisme' momenteel uitgegroeid tot een overheersende kenmerk van de burgerlijke ideologie in het algemeen. Maar de modernisten, waar we op doelen, beweren ook communisten te zijn.
Het politieke traject van Jacques Camatte en de revue Invariance bieden het duidelijkste illustratie van de benadering die ten grondslag ligt aan het modernisme. Camatte brak in de jaren 1960 met de bordigistische IKP, nadat hij ontdekt had dat het bordigisme niet de enige uitdrukking was van de historische Communistische Linkerzijde. Maar heel snel ontwikkelde Camatte diepe twijfels over het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse, en definieerde het steeds meer als niet meer dan een radertje in het kapitalistische systeem. Dit ging gepaard met een groeiende afwijzing van het marxisme en van revolutionaire politieke organisaties, die hij karakteriseerde als ‘gangsters’. De hoop van Camatte richtte zich op de uitbarsting van een ‘universele menselijke klasse’ tegen kapitaal; maar heel snel bleek die hoop ook ijdel en nam hij de logische stap door zich terug te trekken in een overlevingscommune in de Franse bergen.
Deze ‘moderne’ poging om een revolutionaire weg te vinden, die buiten het marxisme en de arbeidersklasse om gegaan is, onthulde zichzelf als een nieuwe verpakking van klassiek anarchistische thema's. Toen Marx in de jaren 1860 Bakoenin bekritiseerde, toonde hij reeds aan dat dergelijke thema’s reactionair waren, dat de arbeidersbeweging deze achter zich had gelaten. Ze had het concept van de ‘grootse maatschappelijke liquidatie’ van alle onderdrukten vervangen door het idee van een strijd van de arbeidersklasse om de politieke macht; ze had de organisatorische methoden gebaseerd op affinitaire groepen, sekten, en vrijbuitende individuen vervangen door het principe van de coherente politieke organisatie van de communistische voorhoede. Het modernisme, zoals het klassieke anarchisme, was in wezen de ideologie van de kleinburgerlijke denkers, die van mening zijn dat de arbeidersklasse voor hen niet revolutionair genoeg was en die daardoor alleen kon afglijden naar de concepten uit het verleden.
Barrot heeft nooit de extreme conclusies van Camatte getrokken, maar vanaf de jaren 1970 is heeft hij voortdurend alle onderliggende ideeën van het modernisme verspreid: zijn twijfels over de arbeidersklasse, zijn karakterisering van de politiek als een zone van vervreemding, zijn afwijzing van militante politieke organisatie en zijn verwerping van de noodzaak voor de arbeidersklasse om haar politieke overheersing te vestigen, voordat zij een communistische samenleving kan creëren. ‘Als opstanden uitdoven’ laat zien dat Barrot deze inzichten niet heeft herzien.
Barrot over Spanje 1936: restanten van helderheid, toevoeging van verwarring
Barrot's tekst wordt gepresenteerd, zoals we hebben gezien, als een ‘volledig herziene’ versie van de inleiding tot de collectie van Bilan over Spanje. Het is zelfs zoveel herzien dat er nauwelijks nog melding is van Bilan. Integendeel, de historische verwijzingen van Barrot wijzen naar de standpunten van de Nederlandse linkscommunisten. Dit is waarschijnlijk geen toeval, want hoewel de meerderheid van de Nederlandse radencommunisten zeker revolutionaire standpunten verdedigde over de oorlog in Spanje, was het de Italiaanse Linkerzijde die erop aandrong om bepaalde marxistische basisprincipes toe te passen op de situatie. Dit moet iedere zichzelf respecterende modernist ongemakkelijk doen worden: begrippen zoals de neergang van het kapitalisme, de noodzakelijkheid van de klasse-partij en de dictatuur van het proletariaat.
Voeg daarbij de argumentatie van de tekst dat het ‘marxisme’ niet minder is dan anarchisme, omdat het de staat opvat als een ‘fetisj’ (zie blz. 32-33), en we kunnen concluderen dat de Barrot van de jaren 1990 verder is afgedwaald van het marxisme dan de Barrot van de jaren 1970, die nog hetvolgende kon schrijven: "De toekomstige revolutie zal niet een kwestie van banale herhaling zijn, maar zal de historische draad van de Internationale Communistische Linkerzijde opnemen” (uit: De Communistische Linkerzijde in Duitsland, 1918-21, aangehaald in International Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 11). Niettemin bevat de tekst nog vele heldere passages, geërfd van de Communistische Linkerzijde:
- in zijn verwerping van de fraude van het anti-fascisme en de trotskistische ideologie van het Eenheidsfront. Volgens de laatste had de arbeidersklasse de opkomst van het fascisme in de jaren 1920 en 1930 kunnen tegenhouden ‘als het alleen maar’ de verschillende linkse partijen had gedwongen om zich te verenigen. Daarentegen bevestigt Barrot's tekst opnieuw dat juist de linkerfacties van kapitaal in Duitsland en Italië de weg bereidden voor het fascisme;
- ten aanzien van de oorlog in Spanje herhaalt de tekst het standpunt, zoals verdedigd door Bilan en andere linkscommunistische fracties van dat moment: het proletariaat verdedigde zich inderdaad tegen de fascistische aanvallen toen het in juli 1936 op eigen klasse-terrein vocht. Maar het stelde zich daarna bloot aan een bloedbad door zich te laten meevoeren op het burgerlijk terrein, in de verdediging van de democratie. De tekst toont tevens de cruciale rol van het semi-trotskisten van de POUM en de anarchisten van de CNT, die de arbeidersklasse afhielden van een frontale aanval op de kapitalistische staat en haar onderwierpen aan het gezag van de bourgeoisie, in het bijzonder door middel van de ‘anti-fascistische milities’ en de ‘collectivisaties’. Tenslotte blijkt dat, wanneer de Spaanse arbeiders een laatste poging deden om zich achter hun eigen klasse-barricaden te hergroeperen, de POUM en de CNT weer klaar stonden om dit verzet van binnenuit te saboteren.
Het fundamentele probleem met de tekst is dat Barrot, met zijn modernistische opvattingen, het anarchisme via de voordeur verjaagt, maar het via de achterdeur weer binnen laat komen. Barrot is het eens met het marxisme dat de burgerlijke staat moet worden kapotgeslagen in een echte revolutionaire opstand. Maar hij is uitgesproken tegen de marxistische opvatting dat het proletariaat zijn eigen politieke overheersing moet consolideren om het sociale en economische leven in een communistische richting te leiden. Voor hem is dit gewoon een formule om nieuwe macht over het proletariaat te creëren. Wat daarentegen nodig is, is een onmiddellijke ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de maatschappelijke verhoudingen:
“Er is geen revolutie zonder de vernietiging van de staat. Maar hoe dan? Gewapende bendes verslaan, staatsstructuren en gewoontes kwijtraken, nieuwe manieren van debatteren en besluiten nemen - al deze taken zijn onmogelijk als ze niet hand in hand gaan met ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking]. We willen de ‘macht’ niet: we willen het vermogen om het hele leven te veranderen ... Als de revolutie verondersteld wordt in de eerste plaats politiek en daarna sociaal te zijn, dan zou de schepping van een apparaat, wiens enige functie is het om te strijden tegen de aanhangers van de oude wereld. Het zou een negatieve functie van onderdrukking hebben, een systeem zijn van controle gebaseerd op geen andere inhoud dan zijn 'programma' en zijn wil om het communisme te realiseren op de dag dat de voorwaarden dat uiteindelijk mogelijk maken. Dit is hoe een revolutie zichzelf ‘ideologiseert’ en de geboorte van een gespecialiseerde laag legitimeert die toezicht houdt op de rijping en de verwachting van de immer stralende toekomst niet nooit komt. De essentie van de politiek kan en wil niets veranderen; het brengt samen wat gescheiden is zonder verder te gaan ...” (Als opstanden uitdoven, blz. 38).
Dit alles is zeer dubbelzinnig. Het is zeker waar dat de proletarische revolutie alleen kan schijnen als zij is gebaseerd op de permanente zelfactiviteit van de proletarische massa's op alle gebieden van het leven, en dat deze zelfactiviteit vanaf het begin moet gaan in een communistische richting. Maar met de ontkenning van het primaat van de politiek in de eerste, beslissende fase van de revolutie verspreidt hij de illusie dat er vanaf dag één een nieuwe communistische leefwijze kan ontstaan in iedere uithoek van de maatschappij – iets wat Barrot suggereert als hij zegt dat:
“ …. communistische maatregelen (in Spanje) hadden het maatschappelijk draagvlak van de twee staten (de republikeinse en de nationalistische) kunnen ondermijnen, al was het alleen maar door de agrarische kwestie op te lossen ... Er kwam een subversieve kracht tot uiting, waardoor de meest onderdrukte lagen, die het verst afstonden van het politieke leven (bijv. vrouwen) op de voorgrond traden, maar deze kon het systeem niet met wortel en tak uitroeien.”(blz. 35).
Hier lijkt Barrot geen rekening te houden met het feit dat de Spaanse gebeurtenissen plaatsvonden in een periode van zware nederlaag voor de arbeidersklasse op internationaal vlak; maar zoals de ervaring van de Russische revolutie laat zien, kan er zelfs in een globaal revolutionaire periode, heel weinig veranderd worden op het gebied van maatschappelijke en economische betrekkingen totdat de arbeidersklasse op wereldschaal de politieke macht heeft gegrepen. Zelfs als veel van de passieve vormen van waarde-productie zijn opzij gezet (bijv. de virtuele onderdrukking van geld tijdens de periode van het ‘oorlogscommunisme’ in Rusland), toch zal de inhoud van een sociale verhoudingen, gebaseerd op schaarste, zich steeds opnieuw stellen. Het communisme is niet de ‘communisatie’ [vergemeenschappelijking] van de armoede in één land, maar een wereldwijde samenleving van overvloed die de concurrentie en de ruil tot aan de wortels heeft uitgegraven.
Door de vermenging van de maatschappelijke en politieke dimensies van het revolutionaire proces en vooral door vereenzelviging van de proletarische politieke macht met de automatische opkomst van een ‘apparaat’, een ‘specialistische laag’, heeft de 'moderne' Barrot aan Bakoenin's afwijzing van het ‘autoritaire marxisme’ alleen maar van een nieuwe theoretisch glans gegeven. Geen wonder dat zijn geschriften zo aantrekkelijk zijn voor degenen die moe zijn van de clichés van het traditionele anarchisme, maar die zich wanhopig vastklampen aan zijn meest fundamentele opvattingen.
Amos / 06.12.1999
[1] Gilles Dauvé, When Insurrections Die. Het pamflet werd gratis verspreid; de reden daarvoor is, zoals de verspreider zei op het forum, dat "Ik een communist ben". Vermoedelijk betekent dit dat communistische literatuur niet zou moeten worden verkocht. Voor ons is deze benadering helemaal niet communistisch; zij is een nieuwe uiting van anarchistisch moralisme en individualisme. Een communistische organisatie - in tegenstelling tot losse samenwerkingsverbanden van individuen die van tijd tot tijd dingen publiceren - die principieel weigert haar pers te verkopen, zou niet in staat zijn om haar voortbestaan heel lang te verzekeren.
[2] Zie Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 11 ‘The Communist Left in Germany 1918-21: a review’
[3] Voor een studie van de historische wortels van het modernisme, zie: ‘Modernism: from Leftism to the Void' in World Revolution nr. 3. Dit artikel bevat echter een belangrijke zwakheid omdat het modernisme daarin min of meer wordt gepresenteerd als iets dat direct voortkomt uit de contrarevolutie. Vandaag zouden we het definiëren als een uitdrukking van het moeras, hoewel het sterke linkse en parasitaire elementen in zich kan bergen.
[4] Zie ‘Doubts about the Working Class’ in Internationale Revue, Frans-, Engels, en Spaanstalige uitgave, nr. 34. Op het moment dat deze tekst geschreven werd (1983), publiceerde Barrot ‘La Banquise’ (De IJsschots), een tijdschrift dat gebaseerd was op een extreem pessimisme ten aanzien van de mogelijkheden van de klassenstrijd. Daarvoor had hij nog een groep in het leven geroepen met de naam Mouvement Communiste (niet te verwarren met de parasitaire groep met dezelfde naam). Momenteel schijnt hij op louter individuele basis te werken.
Half november 2015. De week na de terroristische aanslagen in Parijs stonden in de Belgische provincies Namen en Henegouwen syndicale acties en stakingen geprogrammeerd tegen de maatregelen van de regering Michel (indexsprong, hervorming van het pensioenenstelsel, verhoging van de prijs van een aantal basisvoorzieningen, zoals elektriciteit, …). Deze pasten in een beurtrol per provincie in het kader van een uitgebreid syndicaal plan van “acties” om de regering te “dwingen tot sociaal overleg” over deze maatregelen. Later in december, was het de beurt aan de spoorbonden, geconfronteerd met veel onvrede op de werkvloer, om 5 gespreide stakingsdagen aan te kondigen in januari tegen de besparingsplannen van de regering voor het spoor (4% productiviteitsstijging per jaar, langer werken en minder vakantie nemen) en de onverzoenlijke houding van beleidsverantwoordelijken van de NMBS (mislukking van sociaal akkoord 2016-2018).
De dynamiek van de arbeidersstrijd wordt echter mede bepaald door de context waarin die plaatsvindt. Wat is de betekenis van deze “acties” in een context van de “vluchtelingencrisis”, de massale toevloed aan vluchtelingen die de oorlog en de chaos in steeds uitgebreidere regio’s van de wereld ontvluchten, en van een soort “staat van beleg” uitgeroepen na de terroristische aanslagen in Parijs? Immers, Na deze gruweldaden in Parijs op 13.11 bleek snel dat de coördinatie van de aanval en de voorbereiding ervan voor een groot deel in België gebeurd is en dat verscheidene daders zelf uit Brussel kwamen. Minstens één van de daders vluchtte trouwens diezelfde avond naar België. Dit leidde snel tot het opdrijven van het “gevarenniveau” van 3 naar 4 (directe dreiging van aanslagen) en tot een soort van ‘staat van beleg’ met gewapende soldaten en pantservoertuigen in de centra van de grote steden, terwijl de meeste massa evenementen werden afgelast. Vooral echter overspoelde de bourgeoisie ons met een eensgezinde en overdonderende ideologische campagne.
Laten we eerst bekijken wat de doelstellingen zijn van deze campagnes meer specifiek in België. Zonder de imperialistische component te onderschatten (zie de aangekondigde herstrukturering en modernisatie van het leger), streven ze essentieel drie doelen na:
- de verdeling en de argwaan aanwakkeren tussen “autochtone” en “allochtone” arbeiders en de tegenstelling tussen proletariaat en bourgeoisie vervangen door de tegenstelling tussen “Belgen/Vlamingen/Walen” en “buitenlanders” (“Eigen volk eerst!”)
- angst te zaaien onder de bevolking, meer specifiek de arbeiders, en ze aan te zetten bescherming te zoeken onder de vleugels van de staat;
- de nationale eenheid na te streven onder alle “burgers” in de verdediging van de democratische staat en zijn “vrijheden”.
Als men nu de bedoeling en het resultaat bekijkt van de vakbondscampagnes, moet men zich afvragen: gaan ze hier tegen in? Hebben ze de greep van de campagnes op het arbeidersbewustzijn afgezwakt? Bieden ze een alternatief t.o.v. de propaganda van de bourgeoisie?
a) De verspreide en regionaal opgedeelde acties van de bonden in november of de sterk corporatistische staking van de spoorbonden (treinbestuurders, seingevers, …) in december-januari werken de sectoriële, lokale of zelfs communautaire verdeling in de hand. Zo ging de spoorstaking, die eerst herleid werd tot 2 dagen op 6 en 7 januari om “de examens van de studenten niet te storen”, uiteindelijk enkel door in Wallonië, omdat de Vlaamse vleugels van de spoorbonden hun actieplannen introkken en “voor overleg kozen”.
b) De bijna karikaturale opdeling van de stakingen tegen de algemene plannen van de regering, alsook de ultrasectoriële acties van de spoorbonden moesten eerst en vooral leiden tot compromisakkoorden en aantonen dat enkel overleg tussen de verschillende partijen binnen de democratisch overlegmaatschappij een uitweg biedt. Zo was de laatste wending in de soap van de spoorstakingen het nieuws dat bonden en directie opnieuw zonder voorwaarden of toegevingen gingen praten om te bekijken hoe de besparingen toch doorgevoerd kunnen worden zonder het personeel te hard te treffen “Wij willen dat er weer gepraat wordt, desnoods zonder bemiddelaar” stelde een verantwoordelijke van de Christelijke vakbond.
c) Tenslotte liet deze corporatistische aanpak de bourgeoisie toe een intense campagne te voeren over het “egoïsme” van de spoorarbeiders die de rest van de arbeiders en de ganse bevolking gijzelden en ingaan tegen het nationaal belang.
Het is duidelijk dat de resultaten van de vakbondscampagnes naadloos aansluiten bij de doelstellingen van de campagnes van de bourgeoisie.
Zeker, er heerst ontevredenheid en woede over de maatregelen van de regering. Maar ook veel radeloosheid en een gevoel van onmacht om hiertegen te reageren. In deze context van de burgerlijke campagnes rond de “dreiging van vluchtelingen” en van terroristische aanslagen, zijn deze syndicale acties, georganiseerd en gepland van A tot Z door de bonden, een versterkend element in de huidige campagne van de bourgeoisie. Door het gevoel van machteloosheid en zinloosheid te versterken tegenover de huidige uitdagingen, door het perspectief van “overleg” als alternatief aan te zwengelen, versterken ze ook het idee dat uiteindelijk alleen de Staat en zijn instrumenten bescherming kunnen bieden t.o.v. de huidige dreigingen. Voor de arbeiders, staat de strijd voor de verdediging van hun levensvoorwaarden lijnrecht tegenover de verdediging van de kapitalistische staat en zijn “burgerdemocratie”. Het gaat samen met de strijd voor de omverwerping van dit barbaars systeem en het tot stand brengen van een maatschappij die beantwoordt aan de behoefte van de mensheid.
Kra / 11.02.16
De stoot tot het schrijven van dit werk werd mij gegeven door een populaire inleiding in de economie die ik sinds geruime tijd voor dezelfde uitgeverij aan het voorbereiden ben, maar tot de voltooiing waarvan ik steeds word afgehouden door mijn activiteit bij de partijschool of door andere voorlichtingswerkzaamheden. Toen ik in januari van dit jaar na de verkiezing voor de Rijksdag weer aan de slag ging om die popularisering van de economische leer van Marx althans in grote lijnen tot een eind te brengen, stuitte ik op een onverwachte moeilijkheid. Het wilde mij niet gelukken om het totale proces van de kapitalistische productie zowel in haar concrete betrekkingen als in haar objectieve historische begrenzingen met voldoende duidelijkheid weer te geven. Bij nader inzien kwam ik tot de overtuiging dat het hier niet alleen gaat om een vraagstuk van beschrijving, maar ook om een probleem, dat theoretisch in verband staat met het tweede deel van Het Kapitaal van Marx, een probleem, dat niet alleen ingrijpt in de praktijk van de huidige imperialistische politiek, maar evenzeer in de economische wortels daarvan.
Zou het mij gelukt zijn om dit probleem op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan te vatten, dan zou wellicht ook dit werk, naar het mij voorkomt, niet alleen een zuiver theoretisch belang hebben, maar ook van betekenis zijn voor onze praktische strijd tegen het imperialisme.
December 1912.
R. L.
Uit Hoofdstuk I
Habent sua fata libelli — boeken hebben hun lotgevallen. Toen ik mijn ‘Accumulatie’ schreef, was ik van tijd tot tijd terneergeslagen door de gedachte: alle aanhangers van de leer van Marx, die theoretische belangstelling hebben, zullen verklaren dat wat ik zo grondig tracht te bewijzen toch een vanzelfsprekende aangelegenheid is. Niemand heeft zich de zaak eigenlijk anders voorgesteld; de oplossing van het probleem was immers de enige mogelijke en denkbare. Het is anders uitgelopen: een reeks van critici in de sociaaldemocratische pers hebben verklaard dat het boek in zijn opzet volledig is mislukt; immers — een probleem dat moet worden opgelost bestaat er helemaal niet op dit gebied, ik zou het betreurenswaardige slachtoffer van een puur misverstand zijn geworden. Ja, er zijn zelfs aan het verschijnen van het boek een aantal voorvallen verbonden, die in elk geval nogal ongewoon genoemd moeten worden. De in de Vorwärts van 16 februari 1913 verschenen ‘bespreking’ van de ‘Accumulatie’ is qua toon en inhoud zeer opvallend, zelfs voor lezers die met de materie weinig bekend zijn.
Het valt des te meer op omdat het bekritiseerde boek, op grond van zijn zuiver theoretische karakter, tegen geen enkele nog levende marxist polemiseert en strikt zakelijk is. Nog niet voldoende. Tegen hen, die een positieve bespreking van het boek hebben gepubliceerd werd een soort soevereine actie begonnen, die met name door het Centrale Orgaan met merkwaardige gloed bedreven werd.
Een unieke en op zichzelf nogal komieke gebeurtenis: de hele redactie van een politiek dagblad — van wie hoogstens twee leden het boek gelezen hebben — bemoeit zich met zaken over een ingewikkeld abstract wetenschappelijk probleem, met een zuiver theoretisch werk, met het doel er een oordeel over te vellen.
Anderzijds ontzeggen zij mannen als Franz Mehring en J. Karski elke kennis van zaken in vragen van nationaal-economische aard. Slechts zij die mijn boek kleineren worden als ‘experts’ gekenschetst!
Een zodanig lot is, bij mijn weten, nog geen enkele nieuwe verschijning in de partijliteratuur sedert haar bestaan ten deel gevallen — en het is waarlijk niet alles goud en paarlen wat er zo allemaal al verschijnt bij de sociaaldemocratische uitgevers. . .
. . . Laten we nu het probleem in zijn allereenvoudigste vorm zonder alle mathematische formules bekijken. De kapitalistische productiemethode wordt beheerst door het winstbelang. Voor elke kapitalist heeft de productie pas dan zin en doel, wanneer deze ertoe leidt dat zij hem, jaar in jaar uit, de zakken vult met ‘zuiver inkomen’, d.w.z. met winst, welke overblijft na al zijn kapitaaluitgaven. Maar het voornaamste doel van de kapitalistische productie — dit in onderscheid met elke andere op uitbuiting berustende vorm van economie — is niet slechts winst in zuiver goud, maar steeds groeiende winst. Voor dit doel maakt de kapitalist gebruik — wederom in kardinale afwijking van andere historische types van uitbuiting — van de vrucht van zijn uitbuiting; niet uitsluitend en niet eens in de eerste plaats voor zijn persoonlijke luxe, maar in toenemende mate ter wille van de vergroting van de uitbuiting zelf. Het grootste deel van de behaalde winst wordt opnieuw tot kapitaal gemaakt en wordt gebruikt voor de verdere vergroting van de productie. Het kapitaal hoopt zich daardoor op. Het wordt volgens de uitdrukking van Marx ‘geaccumuleerd’, en de kapitalistische productie breidt zich steeds meer uit, als voorwaarde voor en als gevolg van de accumulatie.
Om dit te bereiken is echter de goede wil van de kapitalisten niet voldoende. Het proces is gebonden aan objectieve maatschappelijke voorwaarden, die zich op de volgende wijze laten samenvatten.
Allereerst moet er voor het mogelijk maken van de uitbuiting in voldoende mate arbeidskracht aanwezig zijn. Het kapitaal zorgt er voor dat dit het geval is, nadat de kapitalistische productiemethode historisch van stapel is gelopen en enigszins is gestabiliseerd door het eigen mechanisme van deze productie. En wel, ten eerste doordat het de werkende loonarbeiders in staat stelt om zich door middel van het ontvangen loon in leven te houden ter wille van de verdere uitbuiting en om zich te vermeerderen door de natuurlijke voortplanting; ten tweede doordat het een steeds ter beschikking staand reserveleger van industrieproletariërs vormt. Dit gebeurt door de bestendige proletarisering van de middengroepen maar ook door de concurrentie, die de loonarbeid ondervindt ten gevolge van de mechanisering in de grote bedrijven.
Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, dat wil zeggen wanneer er steeds beschikbaar uitbuitingsmateriaal in de vorm van loonproletariaat aanwezig is en het mechanisme van de uitbuiting door het loonsysteem zelf is geregeld, dan moet aan een nieuwe elementaire voorwaarde voor de kapitaalaccumulatie voldaan worden, namelijk de mogelijkheid om in toenemende mate de door de loonarbeiders gefabriceerde waren te verkopen, dit om zowel de eigen onkosten van de kapitalist als ook de uit de arbeidskracht afgeperste meerwaarde te verzilveren.
“De eerste voorwaarde voor de accumulatie is dat de kapitalist er in geslaagd is om zijn waren te verkopen en het grootste deel van het zo verkregen geld in kapitaal terug te veranderen.” (Het Kapitaal I, Afdeling 7, Inleiding).
Opdat de accumulatie als een continu proces plaats kan vinden, is het daarom steeds vereist, dat er in groeiende mate afzetmogelijkheden voor de waren bestaan. Zoals wij gezien hebben, schept het kapitaal zelf de elementaire voorwaarden tot uitbuiting. Het eerste deel van Het Kapitaal van Marx heeft dit proces grondig geanalyseerd en beschreven. Hoe staat het nu met de mogelijkheid om de vruchten van die uitbuiting te realiseren, d.w.z. met de afzetmogelijkheden? Waarvan hangen die af? Hangt het soms van de macht van het kapitaal af of kan het door de aard van zijn productie mechanisme de afzet vergroten al naar gelang zijn behoeften, evenals het ook het aantal arbeidskrachten aanpast aan zijn behoeften? Volstrekt niet. Hier komt de afhankelijkheid van het kapitaal van de maatschappelijke condities tot uitdrukking. De kapitalistische productie heeft ondanks al haar kardinale verschillen met andere historische productievormen dit met hen alle gemeen, dat zij uiteindelijk volgens objectieve maatstaven de materiële behoeften van de gemeenschap moet bevredigen; dit ondanks het feit dat deze productie volgens subjectieve maatstaven slechts bedreven wordt met het winstmotief als leidraad; dit laatste subjectieve doel kan echter slechts worden bereikt wanneer de kapitalistische productie er in slaagt haar objectieve taak met succes te verrichten. Pas wanneer zij de maatschappelijke behoeften bevredigen — en al naarmate zij hierin slagen — kunnen de kapitalistische waren worden verkocht en kan de in hen vervatte winst worden verzilverd.
De bestendige vergroting van de kapitalistische productie, dat wil zeggen de bestendige accumulatie van het kapitaal, is dus gebonden aan een evenzo bestendige vergroting van de maatschappelijke behoeften.
Maar wat is maatschappelijke behoefte? Laat deze zich op een of andere manier preciseren, is deze op een of andere manier te meten, of zijn we hier slechts aangewezen op vage begrippen?
Beschouwt men de zaak zoals deze zich voordoet aan de oppervlakte van het economische leven, in de dagelijkse praktijk, dat wil zeggen met de ogen van de individuele kapitalist, dan is het vraagstuk inderdaad onbegrijpelijk. Een kapitalist produceert en verkoopt machines. Zijn afnemers zijn andere kapitalisten, die van hem de machines kopen om daarmee weer op kapitalistische wijze andere waren te produceren. Die ene kapitalist kan dus een betere afzet voor zijn waren vinden, al naar mate de anderen hun productie uitbreiden; hij kan des te sneller accumuleren, naarmate de anderen in hun bedrijfstakken accumuleren. Hier zou dus ‘de maatschappelijke behoefte’, waaraan onze kapitalist gebonden is, de behoefte van de andere kapitalisten zijn. De uitbreiding van zijn productie zou aan dezelfde voorwaarden zijn gebonden als de uitbreiding van de productie van de andere kapitalisten. Weer een andere kapitalist produceert en verkoopt levensmiddelen voor de arbeiders. Hij kan deze des te meer verkopen, dus des te meer kapitaal accumuleren, naarmate er meer arbeiders bij andere kapitalisten (en ook bij hem zelf) zijn aangesteld, of met andere woorden: naarmate andere kapitalisten meer produceren en meer accumuleren. Waarvan echter hangt het af of de ‘anderen’ hun bedrijven kunnen uitbreiden? Ogenschijnlijk weer van de omstandigheid óf ‘deze’ kapitalisten (bijvoorbeeld de producenten van machines of levensmiddelen) in toenemende mate de waren van hen afnemen. De ‘maatschappelijke behoefte’ waarvan de kapitaalaccumulatie afhankelijk is, schijnt zodoende bij nader inzien de kapitaalaccumulatie zelf te zijn. Hoe meer het kapitaal accumuleert des te meer accumuleert het, — op deze holle tautologie of wel op deze duizelingwekkende cirkel schijnt de nadere beschouwing uit te lopen. Er valt niet te constateren waar hier het begin, het initiatief van de impuls moet liggen. Wij draaien kennelijk in een cirkel rond en het probleem loopt ons uit de hand. Dat doet het ook inderdaad, maar alleen zolang wij de zaak vanuit de oppervlakte, dat wil zeggen vanuit het individuele kapitaal — het geliefde platform van de vulgair-econoom — willen onderzoeken.
De materie krijgt echter terstond een duidelijk reliëf en gestalte, wanneer wij de kapitalistische productie als een geheel — dus vanuit het standpunt van het totale kapitaal — beschouwen. Alleen dit kan gezaghebbend en juist zijn. Dit is nu net het standpunt dat Marx in het tweede boek van Het Kapitaal voor het eerst systematisch ontwikkelt en dat hij tot grondslag heeft gemaakt voor zijn gehele theorie. De soevereine, private existentie van het individuele kapitaal is inderdaad slechts een uiterlijke vorm, het is slechts de oppervlakte van het economische leven, dat evenwel door de vulgair-economen als iets essentieels en als enige bron van kennis wordt beschouwd. Onder deze oppervlakte en door alle tegenstellingen der concurrentie heen blijft het feit, dat alle individuele kapitalen een maatschappelijk geheel vormen. De existentie en de dynamiek van deze kapitalen worden geregeerd door gemeenschappelijke maatschappelijke wetten. Maar deze wetten kunnen zich slechts doen gelden door de planloosheid en de anarchie van het huidige systeem, achter de rug van de individuele kapitalisten om en in strijd met hun denkbeelden, langs een achterdeur, als louter uitzonderingen.
Vatten wij de kapitalistische productie samen als één geheel, dan laat zich al heel gauw het begrip ‘maatschappelijke behoefte’ verklaren en dit valt dan gemakkelijk te rangschikken.
Laten wij ons voorstellen, dat alle in de kapitalistische maatschappij gefabriceerde waren elk jaar op één plaats op een grote hoop worden gestapeld, om in de maatschappij als een gezamenlijke massa te worden gebruikt. Dan zouden we al spoedig merken dat deze warenbrij vanzelfsprekend in enige grote porties van verschillende soort en met diverse bestemming uiteenvalt.
In elke maatschappelijke structuur moest de productie steeds op de een of andere manier in tweeërlei functies voorzien. Zij moest in de eerste plaats zo goed mogelijk in het onderhoud van de maatschappij voorzien, kleding en overige culturele behoeften bevredigen door middel van materiële goederen; met andere woorden, de productie moest kortweg bestaansmiddelen in de ruimste zin van het woord voortbrengen ten behoeve van alle bevolkingslagen en leeftijdsgroepen.
In de tweede plaats moest elk productiesysteem telkens nieuwe productiemiddelen fabriceren, zoals grondstoffen, werktuigen, fabrieksgebouwen enzovoort, ter vervanging van de verbruikte productiemiddelen; dit moest gewoonweg gebeuren om het voortbestaan van de maatschappij, en dus ook van de verdere arbeid, te verzekeren. Zonder de bevrediging van deze beide, meest elementaire behoeften van elke menselijke samenleving, zouden culturele ontwikkeling en vooruitgang niet mogelijk zijn. De kapitalistische productie moet dan ook ten volle rekening houden met deze elementaire eisen, ondanks alle anarchie en ondanks alle winstmotieven.
Dienovereenkomstig zullen wij onder het kapitalisme in de hierbovengenoemde warenvoorraad allereerst een grote portie waren aantreffen, die moet dienen voor de vervanging van de in het afgelopen jaar verbruikte productiemiddelen. Dat zijn de nieuwe grondstoffen, machines, gebouwen enzovoort, (wat Marx het ‘constante kapitaal’ noemt). Zij worden door de verschillende kapitalisten in hun bedrijven gefabriceerd en moeten door hen onderling worden geruild, opdat de productie weer in alle bedrijven op de oude schaal kan worden hervat. Tot dusver hadden wij aangenomen, dat het de kapitalistische bedrijven zijn, die zelf alle benodigde productiemiddelen voor het arbeidsproces van de maatschappij leveren; de ruil van de respectievelijke waren op de markt is bij wijze van spreken dan ook niet meer dan een interne aangelegenheid van de kapitalisten. Het geld dat nodig is, om deze warenruil overal tot stand te brengen, komt natuurlijk uit de zak van de kapitalistische klasse zelf — omdat elke ondernemer toch a priori over het benodigde geldkapitaal voor zijn bedrijf moet beschikken — en het keert even natuurlijk, na de voltrokken ruil, vanuit de markt weer terug in de zak van de kapitalistische klasse.
Aangezien wij hier slechts de vernieuwing van de productiemiddelen tot hun vroegere omvang in beschouwing nemen, is ook dezelfde geldsom jaar in, jaar uit voldoende, om periodiek de wederzijdse verzorging der kapitalisten met productiemiddelen te bemiddelen en steeds weer in hun zakken terug te keren voor een rustpauze.
Een tweede grote afdeling der kapitalistische warenmassa moet, zoals in iedere maatschappij, de bestaansmiddelen voor de bevolking omvatten. Maar hoe is de rangschikking van deze bevolking in een maatschappij met een kapitalistische structuur en hoe komt zij aan deze voorzieningen? Twee elementaire vormen zijn kenmerkend voor de kapitalistische productiemethode. Ten eerste: de algemene warenruil, dat betekent in dit geval dat niemand uit de bevolking ook maar de geringste voorziening uit de maatschappelijke warenmassa ontvangt, die niet beschikt over koopmiddelen, over geld voor het aankopen van deze waren. Ten tweede: een kapitalistisch loonsysteem, dat wil zeggen een situatie waarbij de grote massa van het werkende volk slechts door aanbod van hun arbeidskracht aan de kapitalisten aan koopmiddelen voor waren kan komen, een situatie waar de bezittende klasse slechts door het benutten van deze omstandigheid in haar bestaan kan voorzien. Zo veronderstelt de kapitalistische productie vanzelf twee grote klassen in de bevolking, namelijk kapitalisten en arbeiders, die voor wat betreft de voorziening in hun bestaansmiddelen een totaal verschillend uitgangspunt hebben.
De arbeiders moeten, hoe onverschillig hun lot de individuele kapitalist ook laat, op zijn minst in zoverre worden gevoed, dat hun arbeidskracht bruikbaar blijft voor de doeleinden van de kapitalisten, zodat zij dus in stand worden gehouden voor de verdere uitbuiting. Uit de totale hoeveelheid waren, die door de arbeiders wordt geproduceerd, wordt hen dus jaarlijks door de kapitalistische klasse een bepaalde hoeveelheid bestaansmiddelen toegewezen, al naar gelang hun bruikbaarheid voor de productie.
Voor de aankoop van deze waren krijgen de arbeiders van hun ondernemers loon in de vorm van geld. Langs de weg van ruil krijgt dus de arbeidersklasse jaarlijks voor de verkoop van haar arbeidskracht van de kapitalistenklasse eerst een bepaalde som geld, waarmee zij op haar beurt weer een hoeveelheid bestaansmiddelen koopt uit de maatschappelijke warenmassa; deze is immers het eigendom van de kapitalisten. De hoeveelheid bestaansmiddelen, die hen wordt toegekend, stemt overeen met de stand van de culturele vooruitgang en met de stand van de klassenstrijd.
Het geld dat door deze tweede grote ruil in de maatschappij in circulatie wordt gebracht komt dus weer uit de zak van de kapitalisten: elke kapitalist moet voor de bedrijfsvoering van zijn onderneming het door Marx zogenoemde ‘variabele kapitaal’, dat wil zeggen het benodigde geldkapitaal voor de aankoop van de arbeidskrachten, voorschieten. Nadat de arbeiders overal hun bestaansmiddelen hebben ingekocht (en elke arbeider moet dit doen voor het onderhoud van zichzelf en zijn familie), keert dit geld echter weer tot aan de laatste cent terug in de zak van de kapitalisten als klasse. Het zijn toch immers kapitalistische ondernemers, die aan de arbeiders de bestaansmiddelen in de vorm van waren verkopen. Laten we nu eens de consumptie van de kapitalisten zelf bekijken. De bestaansmiddelen van de kapitalistische klasse behoren haar reeds als warenmassa toe, voordat er enige ruil heeft plaats gevonden, omdat onder kapitalistische verhoudingen alle waren over het algemeen — met uitzondering van die unieke waar, de ‘arbeidskracht’ — als eigendom van het kapitaal ter wereld komen. Uiteraard komen die ‘betere’ bestaansmiddelen, juist omdat zij waren zijn, slechts als eigendom van vele versplinterde particuliere kapitalisten, als respectievelijke particuliere eigendom van iedere individuele kapitalist ter wereld. Zo moet er ook onder de kapitalisten een ruil van hand tot hand naar alle kanten plaats vinden wil de kapitalistische klasse deelachtig worden aan de haar toebehorende hoeveelheid bestaansmiddelen, evenals dat het geval is bij het constante kapitaal. Ook deze maatschappelijke ruil vindt plaats door middel van geld en de voor dit doel benodigde hoeveelheden geld moeten wederom door de kapitalisten zelf in omloop worden gebracht. Evenals bij de vernieuwing van het constante kapitaal, is er dus weer sprake van een interne aangelegenheid van de ondernemersklasse. Na de voltrokken ruil keert ook deze geldsom steeds weer terug in de zak van de gezamenlijke klasse van kapitalisten, waar dit geld trouwens vandaan kwam.
Hetzelfde mechanisme van kapitalistische uitbuiting, dat in het algemeen de loonverhoudingen regelt, zorgt er voor, dat er ook werkelijk ieder jaar de noodzakelijke hoeveelheid bestaansmiddelen, met de nodige luxe voor de kapitalisten, wordt geproduceerd. Zouden de arbeiders slechts zoveel bestaansmiddelen vervaardigen als zij nodig hebben voor hun eigen onderhoud, dan zou hun tewerkstelling, vanuit het standpunt van de kapitalisten, zinloos zijn. Het aanstellen van arbeiders begint pas zin te krijgen, wanneer zij boven hun eigen onderhoud uit — hetgeen overeenkomt met hun loon — ook nog het onderhoud van hun ‘broodheren’ op hun schouders nemen; met andere woorden, wanneer zij voor de kapitalisten, volgens de terminologie van Marx, ‘meerwaarde’ voortbrengen. Deze meerwaarde moet er o.a. toe dienen om aan de kapitalistische klasse, precies zoals aan elke uitbuitende klasse in vroegere historische periodes, het noodzakelijke levensonderhoud en de nodige luxe te verschaffen. De kapitalisten behoeven dan nog slechts de bijzondere moeite te nemen om door wederkerige ruil van de respectievelijke waren en door het aanschaffen van de hiervoor benodigde geldmiddelen, zorg te dragen voor de eigen existentie ‘vol doornen en ontberingen’, alsook voor haar eigen natuurlijke voortplanting.
Daarmee zouden dan twee belangrijke sectoren uit de totale warenbrij van onze maatschappij zijn verklaard, namelijk de productiemiddelen ter vernieuwing van het arbeidsproces en de bestaansmiddelen voor het onderhoud van de bevolking, dat wil zeggen enerzijds het onderhoud van de arbeidersklasse en anderzijds dat van de kapitalisten.
Het zou gemakkelijk de schijn kunnen wekken, dat wij met de bovengenoemde beschrijving een nog al fantastisch beeld hebben gegeven.
Waar is heden de kapitalist, die weet wat en hoeveel er nodig is voor de vervanging van het gebruikte gezamenlijke kapitaal en voor het levensonderhoud van de gehele klasse van arbeiders of kapitalisten? Trouwens welke kapitalist bekommert zich hierom? Immers, elke ondernemer produceert er blindelings op los, in wedijver met de anderen; ieder ziet slechts dat, wat hem onder ogen komt. Maar ondanks deze warboel van concurrentie en anarchie bestaan er klaarblijkelijk nog onzichtbare regels die zich doen gelden, anders zou de kapitalistische maatschappij reeds lang ten onder zijn gegaan. De economie als wetenschap, en speciaal de economische leer van Marx is er op gericht om juist die verborgen wetten aan te tonen, die ondanks de warboel van de vrije economie toch de orde en het onderlinge verband van het maatschappelijke geheel handhaven. Wij moeten nu een nader onderzoek instellen naar de objectieve onzichtbare regels van de kapitalistische accumulatie, en wel met betrekking tot de kapitaalophoping door middel van voortschrijdende productie-uitbreiding. De hier beschreven wetten zijn niet beslissend voor het bewust handelen van de individuele kapitalisten. Ook bestaat er geen gezamenlijk orgaan van de maatschappij, dat deze wetten bewust ontwerpt en ten uitvoer brengt. Daaruit volgt dat de huidige productie slechts met horten en stoten, door louter te veel of te weinig, door louter prijsschommelingen en crisis, haar taak kan verrichten. Maar juist deze prijsschommelingen en crisis betekenen tenslotte voor de maatschappij in haar geheel, dat zij de chaotische privé-productie van tijd tot tijd steeds weer op het spoor van de totale samenhang moet brengen. Immers, zonder deze correcties zou de maatschappij al gauw stuk lopen. Wij zullen nu trachten om in marxistische zin de betrekkingen van de gezamenlijke kapitalistische productie tot de maatschappelijke behoefte in grote lijnen te ontwerpen. Wij concentreren ons dan op de basis van het probleem en verwaarlozen voorlopig de specifieke methoden van het kapitalisme: zoals prijsschommelingen en crisis, waarmee het deze relaties laat fungeren.
Met de twee hierboven beschreven grote porties uit de warenmassa van de maatschappij is het probleem toch niet uitputtend behandeld. Zou de uitbuiting der arbeiders er slechts toe dienen om aan de uitbuiters een leven in weelde toe te staan, dan zouden wij een soort gemoderniseerde slavenmaatschappij hebben of een middeleeuwse feodale maatschappij, maar niet de moderne heerschappij van het kapitaal. Haar levensdoel en roeping is: winst in de vorm van geld, ophoping van geldkapitaal. De eigenlijke historische betekenis van de productie begint dus pas daar waar de uitbuiting voorbij deze grens gaat. De meerwaarde moet niet alleen voldoende zijn om aan de kapitalisten een bestaan ‘conform hun stand’ te veroorloven, maar deze moet daarnaast nog een gedeelte bevatten dat voor de accumulatie is bestemd. Ja, dit dominerende, dit eigenlijke doel is zó doorslaggevend, dat de arbeiders slechts in het arbeidsproces worden ingeschakeld, d.w.z. in de gelegenheid worden gebracht om voor zichzelf bestaansmiddelen aan te schaffen, voor zover zij deze voor de accumulatie bestemde winst voortbrengen en voor zover er vooruitzichten bestaan, dat deze winst ook daadwerkelijk in geldvorm kan worden geaccumuleerd.
In de door ons beschreven gezamenlijke warenvoorraad van de kapitalistische maatschappij moeten we dus ook nog een derde portie waren aantreffen, die noch ter vernieuwing van de verbruikte productiemiddelen, noch voor het onderhoud van arbeiders of kapitalisten is bestemd; dit alles hebben wij reeds uit de doeken gedaan. Een bepaalde hoeveelheid van deze waren bevat het onschatbare deel van de uit de arbeiders geperste meerwaarde, dat in feite het levensdoel van het kapitaal voorstelt: namelijk de winst welke dient voor de kapitalisatie, voor de accumulatie. Wat voor soort waren zijn dat nu en wie in de maatschappij heeft er behoefte aan? Wie neemt ze weer van de kapitalisten af om hen te helpen aan het belangrijkste deel van de winst in zuiver goed?
Hier zijn wij gekomen aan de kern van het accumulatieproces en moeten wij alle pogingen om het probleem op te lossen nauwkeurig onderzoeken.
Zijn het soms de arbeiders, die de laatste portie waren afnemen uit de maatschappelijke warenvoorraad? Maar de arbeiders bezitten helemaal geen koopmiddelen, zij bezitten slechts lonen, die hun door de ondernemers zijn overhandigd. Slechts voor de grootte van deze loonsom zijn zij de afnemers van een karig toegewezen gedeelte van het totale maatschappelijke product. Boven dat bedrag kunnen zij geen cent uitgeven aan kapitalistische waren, hoeveel onbevredigde levensbehoeften zij nog mogen hebben. Het streven en het belang van de kapitalisten is er trouwens niet op gericht om de hoeveelheid van de door de arbeiders geconsumeerde waren uit het totale maatschappelijke product zo royaal mogelijk uit te meten; neen de kapitalisten wensen de koopmiddelen van de arbeiders zo beperkt mogelijk te houden. Immers vanuit het standpunt der kapitalisten als gezamenlijke klasse — het is erg belangrijk om dit standpunt vast te houden in onderscheid met de verwarde voorstellingen van de individuele kapitalist — zijn de arbeiders voor hen geen afnemers van waren, geen ‘klanten’ zoals anderen, maar enkel arbeidskracht, wier onderhoud uit een gedeelte van het eigen product bittere noodzaak is. Dit onderhoud wordt dan ook gereduceerd tot een sociaal toelaatbaar minimum. Zijn dan soms de kapitalisten zelf de afnemers voor die laatste hoeveelheid van hun maatschappelijke warenmassa? Door het vergroten van hun eigen particuliere consumptie? Zoiets zou misschien te realiseren zijn, hoewel er ook zonder dat al rijkelijk is gezorgd voor de luxe van de heersende klasse, zelfs met inbegrip van allerlei onzinnigheid. Echter als de kapitalisten de volledige uit de arbeiders geperste meerwaarde tot aan het laatste restje zelf zouden verorberen, kwam er niets van de accumulatie terecht. Wij hadden dan vanuit het standpunt van het kapitaal de volkomen fantastische terugval in een soort gemoderniseerde slavenmaatschappij of feodalisme. Nu is weliswaar het omgekeerde wel denkbaar en wordt ook af en toe vlijtig toegepast: kapitalistische accumulatie met uitbuitingsvormen van slavernij of lijfeigenschap hebben wij tot aan omstreeks 1860 in de Verenigde Staten, nu nog in Roemenië en in verschillende overzeese koloniën kunnen waarnemen. Maar het tegenovergestelde geval: een moderne vorm van uitbuiting, dus een vrije loonverhouding met achteraf een antieke of feodale verorbering van de meerwaarde met verwaarlozing van de accumulatie, deze doodzonde tegen de heilige geest van het kapitalisme is eenvoudig ondenkbaar. Wederom is er hier een wezenlijk verschil in standpunt al naar gelang men uitgaat van dat van het gezamenlijke kapitaal of dat van de individuele ondernemer. De laatste bijvoorbeeld ziet ook de luxe van de ‘grote heren’ als een gewenste vergroting van afzet, dus een prima gelegenheid voor accumulatie. Voor alle kapitalisten tezamen, als klasse, is het verteren van de gezamenlijke meerwaarde in luxe een grote waanzin, economische zelfmoord omdat het juist de vernietiging van de accumulatie tot in de wortel betekent.
Wie kan nu de afnemer zijn, de consument van de maatschappelijke warenportie, waarvan de verkoop pas tot accumulatie kan leiden? Zoveel is duidelijk: het kunnen nòch de arbeiders, nòch de kapitalisten zelf zijn.
Bestaan er echter in de maatschappij niet nog allerlei groepen, zoals ambtenaren, militairen, geestelijken, geleerden, artiesten, die noch bij de arbeiders noch bij de ondernemers gerekend kunnen worden? Bevredigen niet al deze bevolkingscategorieën ook hun consumptieve behoeften? Fungeren zij niet als de gezochte afnemers voor het warenoverschot? Dit is wederom stellig het geval voor de individuele kapitalist! Het is echter anders wanneer we alle ondernemers als klasse beschouwen: wanneer we letten op het gezamenlijke maatschappelijke kapitaal. In de kapitalistische maatschappij zijn alle bovengenoemde groepen en beroepen, economisch gezien, slechts een aanhangsel van de kapitalistische klasse. Vragen wij waar de ambtenaren, militairen, geestelijken, artiesten enz. hun koopkracht betrekken, dan blijkt dat deze koopkracht ten dele uit de zak van de kapitalisten, ten dele (via het indirecte belastingstelsel) uit de arbeiderslonen verkregen wordt. Deze groepen gelden dus volgens economische maatstaven voor het gezamenlijke kapitaal niet als een bijzondere klasse van consumenten, omdat zij geen zelfstandige bron van koopkracht bezitten. Veeleer zijn zij parasieten van de beide grote groepen: kapitalisten en arbeiders; zij worden gefinancierd uit de consumptiesector van deze groepen.
Wij zien dus nog steeds geen afnemers, geen mogelijkheid, om de laatste hoeveelheid waren aan de man te brengen, terwijl toch de verkoop hiervan pas tot accumulatie kan leiden. Maar tenslotte is de uitweg uit de moeilijkheid misschien heel eenvoudig en lijken we wellicht op de ruiter die zocht naar de knol waarop hij gezeten was. Zijn soms de kapitalisten elkaars eigen afnemers ook voor het restant van de waren — weliswaar niet om het te verbrassen, maar juist om het te gebruiken voor de productie-uitbreiding, voor de accumulatie? Immers wat is accumulatie anders dan juist uitbreiding van kapitalistische productie? Maar dan moeten die waren, om aan dat doel te beantwoorden, niet bestaan uit luxevoorwerpen voor de privé-consumptie van de kapitalisten; zij zouden dan moeten bestaan uit allerlei productiemiddelen (nieuw constant kapitaal) en uit bestaansmiddelen voor de arbeiders.
Wel, laten we dat dan eens aannemen. Zo’n oplossing verschuift evenwel slechts de moeilijkheid van het ene moment naar het andere. Immers als we stellen, dat accumulatie heeft plaatsgevonden en dat de uitgebreide productie het volgend jaar een nog veel grotere hoeveelheid waren op de markt gooit dan dit jaar, dan rijst opnieuw de vraag: waar vinden we nu de afnemers voor deze nog grotere hoeveelheid waren?
Wellicht is het volgende antwoord denkbaar: wel, deze grotere hoeveelheid waren zal ook het volgend jaar weer door de kapitalisten zelf onderling worden geruild en door hen allen worden verbruikt om opnieuw de productie uit te breiden — enzovoort van jaar tot jaar. We hebben dan met een carrousel te maken die in het luchtledig om zichzelf heen draait. Dat is dan niet kapitalistische accumulatie, d.w.z. opeenhoping van geldkapitaal, maar het tegendeel: een productie van waren ter wille van het produceren, dus vanuit kapitalistisch oogpunt een volstrekte zinloosheid. Wanneer steeds de kapitalisten als klasse slechts zelf afnemers zouden zijn van hun gezamenlijke warenmassa — afgezien van het deel dat zij telkens voor het onderhoud van de arbeidersklasse opzij moeten leggen — wanneer zij van zichzelf met eigen geld steeds de waren zouden kopen en de daarin vervatte meerwaarde zouden moeten ‘verzilveren’ —, dan zou een opeenhoping van de winst, d.w.z. accumulatie, bij de klasse van kapitalisten in haar geheel genomen, onmogelijk kunnen plaatsvinden.
Wil er sprake zijn van accumulatie, dan is hiervoor nodig dat er een groot aantal andere afnemers van deze hoeveelheid waren te vinden is, omdat deze waren de winst bevatten, die moet dienen voor de accumulatie. Deze afnemers moeten hun eigen koopmiddelen uit zelfstandige bronnen betrekken en niet halen uit de zakken van de kapitalisten, zoals de arbeiders of de collaborateurs van het kapitaal: rijksambtenaren, militairen, geestelijkheid, vrije beroepen. Dit moeten dus afnemers zijn die koopmiddelen verkrijgen op grond van warenruil, dus ook uit een warenproductie, die plaats vindt buiten de kapitalistische sfeer. Het moeten dus producenten zijn wier productiemiddelen er niet als kapitaal uitzien en die zelfs niet behoren tot de twee categorieën: kapitalisten en arbeiders; zij moeten echter op de een of andere wijze behoefte aan kapitalistische waren hebben.
Waar bevinden zich zulke afnemers? Buiten de kapitalisten met hun tros van parasieten bestaan er toch in de huidige maatschappij geen klassen of groepen! Hier komen we aan de kern van de vraag. In het tweede deel van Het Kapitaal, stelt Marx evenals in het eerste deel, als hypothese dat de kapitalistische productie de enige en uitsluitende productievorm is. In het eerste deel zegt hij:
“We laten hier de export buiten beschouwing; dank zij deze handel kan een natie luxeartikelen in productie of consumptiegoederen omzetten en omgekeerd. Om het object van onderzoek geheel zuiver en vrij van storende en bijkomstige omstandigheden te houden, moeten wij hier de gehele handelswereld beschouwen als één natie en vooropstellen, dat de kapitalistische productie zich overal heeft gevestigd en zich van alle takken van industrie heeft meester gemaakt”. (blz. 446, noot 21 a)[18].
En in het tweede deel:
“Buiten deze klasse (de kapitalisten) bestaat er volgens onze hypothese — algemene en uitsluitende heerschappij der kapitalistische productie — beslist geen andere klasse dan de arbeidersklasse.” (S. 321).
Volgens deze hypothese bestaan er weliswaar in de maatschappij slechts kapitalisten met aanhang en loonproletariërs, andere groepen, andere warenproducenten en consumenten, zijn onvindbaar. Maar als dat zo is staat de kapitalistische accumulatie, zoals ik heb getracht uit te leggen, juist voor het onoplosbare vraagstuk waar wij nu tenslotte zijn beland.
Men kan draaien en keren, zoals men wil, zo lang wij volharden in de hypothese dat er in de maatschappij geen andere bevolkingslagen zijn dan kapitalisten en loonarbeiders, is het voor de kapitalisten, als gezamenlijke klasse, onmogelijk om haar overtollige waren kwijt te raken, om de meerwaarde te verzilveren en zo het kapitaal te kunnen accumuleren.
Maar de hypothese van Marx is slechts een theoretische veronderstelling ter vergemakkelijking en vereenvoudiging van het onderzoek. In werkelijkheid is de kapitalistische productie, zoals ieder weet en zoals Marx zelf enige malen nadrukkelijk in Het Kapitaal heeft vastgesteld, volstrekt niet de enige en uitsluitend voorkomende. In werkelijkheid bestaan er in alle kapitalistische landen, ook in die met een zeer ontwikkelde grote industrie, naast kapitalistische ondernemingen in de nijverheid en de landbouw nog talrijke ambachtelijke- en boerenbedrijven, die eenvoudige warenproductie bedrijven. In werkelijkheid bestaan er naast oude kapitalistische landen zelfs in Europa nog landen, waarin de boeren- en ambachtelijke productie tot nu toe zelfs sterk overwegen, zoals Rusland, de Balkan, Scandinavië, Spanje. En tenslotte bestaan er, naast het kapitalistische Europa en Noord-Amerika, geweldige continenten waarop de kapitalistische productie pas op een paar verspreide punten wortel heeft geschoten. De volkeren van die continenten vertonen overigens de meest verschillende economische structuren, vanaf de meest primitief-communistische tot aan feodale, agrarische en ambachtelijke. Al deze vormen van maatschappij en van productie bestaan en bestonden niet alleen in geografische zin rustig naast het kapitalisme, maar er ontwikkelde zich vanaf het begin van het kapitalistische tijdperk een levendige stofwisseling van een heel eigen type, een stofwisseling tussen deze maatschappijvormen en het Europese kapitaal. De kapitalistische productie is als een echte massaproductie aangewezen op afnemers uit boeren- en ambachtelijke kringen van de oude landen, en ook op consumenten van alle andere landen. Bovendien kan de kapitalistische productie technisch helemaal niet functioneren zonder de producten van deze bevolkingslagen en uit deze landen (hetzij als productiemiddelen, hetzij als consumptiegoederen).
Vanaf het begin al moest er zich zodoende tussen de kapitalistische productie en haar niet-kapitalistische omgeving een ruilrelatie ontwikkelen. Hierbij vond het kapitaal zowel de mogelijkheid om de eigen meerwaarde ter verdere kapitalisatie te verzilveren, als ook de kans om zich allerlei noodzakelijke waren te verschaffen voor de eigen productie-uitbreiding.
Tenslotte kreeg het kapitaal de mogelijkheid om steeds weer nieuwe geproletariseerde arbeidskrachten aan te trekken door het absorberen van de niet-kapitalistische productiesystemen.
Dit evenwel is alleen maar de naakte economische inhoud van deze betrekkingen. In werkelijkheid wordt het gehele historische ontwikkelingsproces in de wereld, met al de daarmee gepaard gaande bonte en beweeglijke variatie, bepaald door de concrete vorm van deze betrekkingen.
Het ruilverkeer van het kapitaal met zijn niet-kapitalistische omgeving stuitte allereerst op moeilijkheden van de natuureconomie, van de patriarchale boereneconomie en op die van het ambachtelijke bedrijf. Voor het overwinnen van deze moeilijkheden nam het kapitaal zijn toevlucht tot ‘heldhaftige middelen’, het greep naar de bijl van het politieke geweld! In Europa zelf was de revolutionaire overwinning op de feodale natuureconomie het eerste gebaar van het kapitalisme. In de overzeese landen was het de knechting en de verwoesting van de traditionele collectieve volksgemeenschap. Als geboorteakte van het kapitaal was dit in de wereldgeschiedenis een unieke gebeurtenis; het bleef sindsdien een voortdurend begeleidend verschijnsel van de accumulatie. Door de verwoesting van het agrarisch-patriarchale milieu van die landen, een primitief milieu, dat geheel was aangewezen op natuureconomie, opende het Europese kapitaal aldaar de poorten voor de warenruil en de warenproductie. Het veranderde de inwoners van die landen in afnemers van kapitalistische waren en versnelde tegelijkertijd in enorm tempo de eigen accumulatie door rechtstreeks en op massale wijze de onderworpen volken te beroven van hun bodemschatten en opgespaarde rijkdommen. Sedert het begin van de 19de eeuw gaat de uitvoer van het geaccumuleerde kapitaal uit Europa naar de niet-kapitalistische landen van andere werelddelen met zulke methodes gepaard. Dit geëxporteerde kapitaal vindt dan een nieuwe kring van warenafnemers op nieuw terrein en op de puinhopen van inheemse productiesystemen; daarmee volgt weer een verdere mogelijkheid tot accumulatie.
Het kapitalisme breidt zich zo steeds meer uit, dank zij de wisselwerking met niet-kapitalistische maatschappelijke groepen en landen, doordat het op hun kosten accumuleert. Tegelijkertijd vreet het hen aan en worden zij verdrongen door het kapitaal, dat zelf hun plaats gaat innemen. Hoe meer kapitalistische landen echter aan deze jacht naar accumulatiegebieden gaan deelnemen en hoe schaarser de niet-kapitalistische gebieden, die nog openstaan voor de wereldexpansie van het kapitaal worden, des te verbitterder wordt de concurrentiestrijd van het kapitaal om deze accumulatiegebieden, des te meer veranderen deze strooptochten op het wereldtoneel in een reeks van economische en politieke catastrofes: wereldcrisis, oorlogen, revoluties.
Door dit proces bereidt het kapitaal evenwel in tweeërlei opzicht zijn eigen ondergang voor. Door de uitbreiding op kosten van alle niet-kapitalistische productiesystemen beweegt het zich naar dat historische moment, waarop inderdaad de gehele mensheid alleen maar uit kapitalisten en loonproletariërs bestaat; een verdere uitbreiding — accumulatie — wordt dan dus onmogelijk. Naarmate deze tendens voortschrijdt, worden hierdoor gelijktijdig de klassentegenstellingen, de internationale economische en politieke anarchie verscherpt. Dit heeft tot gevolg dat het internationale proletariaat in opstand moet komen tegen het voortbestaan van de kapitalistische productiesystemen in de wereld. Deze opstand zal plaats vinden lang voordat het laatste stadium van de economische ontwikkeling — de absolute en ongedeelde wereldheerschappij van het kapitaal — is bereikt.
. . . Het standpunt van de ‘experts’ leidt nu evenwel tot een aantal interessante gevolgtrekkingen; zij hebben zich geen moeite genomen om hierover verder na te denken.
Eerste gevolgtrekking: Als de kapitalistische productie een onbeperkte afnemer van zichzelf zou zijn, met andere woorden als de productie en de afzetmarkt identiek zouden zijn, dan zouden ook crisis als periodiek verschijnsel onverklaarbaar worden. Aangezien de productie ‘zoals de schema’s aantonen’ naar believen kan accumuleren — zij gebruikt immers haar eigen groei telkens opnieuw voor de verdere expansie — blijft het toch raadselachtig hoe en waarom er toestanden kunnen voorkomen, waarbij de kapitalistische productie niet voldoende afzet voor haar waren kan vinden. Ze zou toch slechts, volgens het recept van onze ‘experts’, de overtollige waren zelf hoeven te verorberen of in de productie te steken (ten dele als productiemiddelen en ten dele als bestaansmiddelen voor de arbeiders), en ‘evenzo in elk volgend jaar’ zoals ‘de tabel IV’ van Otto Bauer aantoont. Het onverteerbare warenrestant zou zich dan daarentegen veranderen in nieuwe overwinningen van accumulatie en winstmakerij. In elk geval zou dan de specifieke opvatting van Marx over de crisis absurd worden, namelijk zijn opvatting dat de crisis zou ontstaan door de tendens van het kapitaal om steeds in de kortst mogelijke tijd de grenzen van een gegeven markt te overschrijden. Immers hoe zou in feite de productie de grenzen van de markt kunnen overschrijden als ze zelf haar eigen markt voorstelt, en dit ook steeds automatisch blijft? Wanneer de markt steeds evenveel toeneemt als de productie? Hoe zou met andere woorden de kapitalistische productie periodiek zichzelf kunnen overschrijden? Zij kan dit net zomin als dat iemand over zijn eigen schaduw kan springen. De kapitalistische crisis zou zo een onbegrijpelijk fenomeen worden. Wellicht is er hier dan een verklaring, namelijk: de crisis ontstaat niet door de wanverhouding tussen de expansiemogelijkheid van de kapitalistische productie en de expansiemogelijkheid van de afzetmarkt, maar uitsluitend door de wanverhouding tussen de verschillende kapitalistische bedrijfstakken. Deze zouden op zichzelf in voldoende mate warenafnemers voor elkaar kunnen zijn; maar ten gevolge van de anarchie in de productie wordt er, volgens deze theorie, niet de juiste hoeveelheid waren geproduceerd, en wel van sommige te veel, van andere te weinig. Met zo’n opvatting keren wij Marx de rug toe en belanden wij tenslotte bij de door hem zo grondig bespotte aartsvader van de vulgaire economie, bij de Manchesterschool en de burgerlijke harmonieën, bij de ‘ridder van de droevige figuur’ Say, die reeds in 1803 het volgende dogma verkondigde:
“Het is een absurde opvatting te menen dat er een teveel van alle waren kan worden geproduceerd; er kunnen geen algemene crisis bestaan en alleen maar partiële. Wanneer dus een land een teveel heeft aan bepaalde waren, dan bewijst dat slechts dat het te weinig van een willekeurige andere waar heeft geproduceerd.”
Tweede gevolgtrekking: Wanneer de kapitalistische productie voor zichzelf een voldoende afzetmarkt biedt, dan is de kapitalistische accumulatie (objectief gezien) een onbeperkt proces. Omdat de productie, volgens deze theorie, niettemin ongestoord zou blijven groeien en omdat er geen beperkingen worden gesteld aan de economische ontwikkeling van het kapitaal, zelfs wanneer de hele wereld zonder uitzondering door het kapitaal zou worden beheerst en de hele mensheid uit louter kapitalisten en loonproletariërs zou bestaan, valt hierdoor een specifieke steunpilaar van het socialisme omver, hetgeen indruist tegen de theorie van Marx. Volgens Marx is de rebellie van de arbeiders een ideologische afspiegeling van de objectieve historische noodzaak van het socialisme. Deze noodzaak ontstaat omdat het kapitalisme in objectieve zin op een bepaalde hoogte van zijn ontwikkeling economisch onmogelijk wordt. In deze theorie vinden de arbeiders juist de garantie die naar de overwinning zal leiden. Hiermee is uiteraard niet gezegd, dat het historische proces tot aan de rand van deze economische onmogelijkheid moet of kan worden voltooid. Zulke restricties uit het ABC van het marxisme zijn voor onze ‘experts’, zoals we zullen zien, nog steeds onontbeerlijk! De objectieve richting van de kapitalistische ontwikkeling naar dat einddoel, is op zichzelf al voldoende om te zorgen dat er in de maatschappij reeds veel eerder een dergelijke sociale en politieke verscherping van de tegenstellingen optreedt, dat de toestanden onhoudbaar worden en het einde van het systeem moet worden voorbereid. Maar deze sociale en politieke tegenstellingen zijn zelf in laatste instantie slechts het product van de economische onhoudbaarheid van het kapitalistische systeem. Juist op grond hiervan en in evenredigheid met het concreet voelbaar worden van deze onhoudbaarheid wordt de radicalisering van deze tegenstelling groter.
Zouden we daarentegen, met onze ‘experts’, aannemen dat de kapitalistische accumulatie in economische zin onbeperkt is, dan ontvalt daarmee aan het socialisme de granieten bodem van de objectieve historische noodzaak. Wij vervluchtigen dan in de nevel van systemen en scholen uit de tijd vóór Marx, die het socialisme wilden afleiden uit de pure onrechtvaardigheid en slechtheid van de tegenwoordige wereld en uit de loutere revolutionaire vastberadenheid van de werkende klassen.
Derde gevolgtrekking: Wanneer de kapitalistische productie voor zichzelf een voldoende markt zou vormen, het zou toelaten, dat de productie steeds met de geaccumuleerde waarde wordt vergroot, dan wordt nog een ander verschijnsel van de moderne ontwikkeling onverklaarbaar: de haast en de jacht naar de meest afgelegen afzetmarkten en de kapitaalexport, d.w.z. de meest markante manifestaties van het huidige imperialisme. Inderdaad onbegrijpelijk!
Waartoe al die herrie? Waartoe de verovering der koloniën, waartoe de opiumoorlogen uit de jaren 1840 tot 1870 en de tegenwoordige kloppartijen om de Congo-moerassen en de woestijnen in het Nabije Oosten? Het kapitaal zou toch thuis kunnen blijven en zich behoorlijk kunnen voeden? Krupp produceert immers opgewekt voor Thyssen, Thyssen voor Krupp, laten ze toch slechts het eigen kapitaal steeds weer in eigen bedrijf investeren en deze bedrijven voor elkaar uitbreiden en zo verder binnen deze kring. De historische beweging van het kapitaal zou dan eenvoudig onbegrijpelijk worden en daarmee ook het huidige imperialisme.
Of rest ons dan de onbetaalbare verklaring van Pannekoek in de Bremer Bürgerzeitung: het zoeken naar niet-kapitalistische afzetmarkten is weliswaar ‘feit, maar geen noodzaak’, hetgeen waarachtig een parel der materialistische opvatting over de geschiedenis is. Zeer juist overigens! Met de hypothese der ‘experts’ houden het socialisme als einddoel en het imperialisme — als voorbereidend stadium daarvan — op historische noodzaak te zijn. Het één wordt tot een prijzenswaardig besluit van de arbeidersklasse, het ander tot een onbenulligheid en verblinding van de bourgeoisie.
Zo komen de ‘experts’ bij een alternatief dat zij niet kunnen ontlopen. Of de kapitalistische productie en de afzetmarkt zijn identiek, zoals men dit afleidt uit de schema’s van Marx — dàn gaan de crisistheorie van Marx, zijn stellingen over het socialisme en zijn historisch-materialistische verklaring over het imperialisme niet op. Of wel kan het kapitaal slechts accumuleren voor zover het buiten de kring van kapitalisten en loontrekkers in de maatschappij consumenten aantreft; maar dan is de voorwaarde tot accumulatie — groeiende afzet in niet-kapitalistische groepen en landen — onvermijdelijk.
Uit hoofdstuk V: (slot)
. . . Overgevoelige zielen zullen zich weer beklagen, dat ‘marxisten onder elkaar strijden’, dat gevestigde ‘autoriteiten’ worden aangevochten. Maar het marxisme is niet een handjevol personen, die elkaar het recht van ‘expertise’ uitdelen en voor wie de massa gelovige moslims in blind vertrouwen heeft te sterven.
Het marxisme is een revolutionaire visie op de wereld, die moet zoeken naar nieuwe kennis, die niets zo zeer verafschuwt als de verstarring in eens geldende vormen — een visie, die het best haar levende kracht handhaaft temidden van het geestelijke wapengekletter van zelfkritiek en historische bliksem en donder. Daarom ben ik het eens met Lessing, die aan de jonge Reimarus schreef:
“Maar wat moeten we doen! Ieder zegt wat hij vindt, dat waarheid is, en de waarheid zelf laat men aan God over.”
Voetnoten
[1] K. Marx, Das Kapital, I, 4e druk, 1890, blz. 529. R. L. 32
[2] In deze beschrijving is de meerwaarde identiek met winst. Dit geldt ook voor de totale productie waarover wij het alleen zullen hebben. Ook zien we voorlopig af van de verdeling van de meerwaarde in haar afzonderlijke componenten, zoals ondernemerswinst, kapitaalinterest, grondrente; deze indeling is voor het vraagstuk van de reproductie van geen belang. (R. L.)
[3] Wij spreken hier en in het vervolg eenvoudigheidshalve en in de zuivere zin van het woord van jaarlijkse productie, hoewel deze term eigenlijk slechts op de landbouw van toepassing is. De periodes van industriële productie en omloop van het kapitaal hoeven niet samen te vallen met het kalenderjaar. (R. L.)
[4] De arbeidsverdeling tussen geestelijke en materiële arbeid hoeft in een door planning geregelde, op gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen gebaseerde maatschappij niet verbonden te zijn aan bijzondere categorieën van de bevolking. Deze zal echter te allen tijde tot uitdrukking komen in het bestaan van een aantal mensen dat met geestelijke arbeid bezig is en dat materieel moet worden onderhouden. Dezelfde individuen kunnen dan afwisselend verschillende functies bekleden. (R. L.)
[5] ‘Wanneer men spreekt van een maatschappelijke zienswijze, dus wanneer men het totale maatschappelijke product beschouwt, dat zowel de reproductie van het maatschappelijk kapitaal als de individuele consumptie omvat, dan moet men niet vervallen in de fout die Proudhon beging toen hij — in het voetspoor van de burgerlijke economie — het vraagstuk zo bekeek alsof een kapitalistische maatschappij, en bloc, in haar totaliteit beschouwd, haar specifieke, historische en economische karakter zou verliezen. Neen, het is net andersom. Men heeft te maken met de totale kapitalist. Het totale kapitaal treedt dan naar voren als het aandelenkapitaal van alle afzonderlijke kapitalisten tezamen. Deze NV heeft dit met vele andere NV’s gemeen, dat ieder weet hoeveel hij er in stopt, maar niet hoeveel hij er uithaalt.’ (Das Kapital, Bd. II, S. 409).
[6] Das Kapital, Bd. II, S.371.
[7] Das Kapital, Bd. II, S. 443-445. Vergelijk ook over de noodzaak van uitgebreide productie vanuit het oogpunt van een verzekeringsfonds in het algemeen 1.c. S. 148). (Noot R. L.).
[8] Theorieën 1.c. S. 248 onderstreept door Marx.
[9] “De voorwaarde voor de eenvoudige reproductie, dat I (v + m) gelijk zou zijn aan IIc, valt niet te rijmen met de kapitalistische productie, wat overigens niet uitsluit dat één jaar binnen een industriële cyclus van 10-11 jaar vaak een geringere totale reproductie vertoont dan het er aan voorafgaande jaar, zodat er in verhouding tot het voorgaande jaar zelfs geen eenvoudige reproductie plaats vindt. Maar ook zou eenvoudige reproductie bij een natuurlijke jaarlijkse bevolkingsgroei slechts kunnen plaats vinden, voor zover er een evenredig groter aantal van niet-productieve arbeiders zou mee consumeren van de 1500, het getal dat de gezamenlijke meerwaarde voorstelt. Accumulatie van kapitaal, dus werkelijke kapitalistische productie zou onder zulke omstandigheden onmogelijk zijn.” (Het Kapitaal, Bd II, 497).
[10] “De specifieke productiewijze van het kapitalisme, de daarmee corresponderende ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en de daardoor veroorzaakte verandering in de organische samenstelling van het kapitaal houden niet alleen gelijke tred met het verloop van de accumulatie of met de groei van de maatschappelijke rijkdom. Zij ontwikkelen zich veel sneller, omdat de eenvoudige accumulatie of de absolute vergroting van het totale kapitaal gepaard gaat met de centralisatie van de afzonderlijke delen van dit kapitaal en omdat de technische omwenteling van het toegevoegde kapitaal gepaard gaat met de technische omwenteling van het oorspronkelijke kapitaal. Met het voortgaan van de accumulatie ontstaat er dus een verandering in de verhouding tussen het constante en het variabele kapitaaldeel. Wanneer deze verhouding aanvankelijk 1:1 was en verandert in 2:1, 3:1, 4:1, 5:1, 7:1 enz., zal, hoe het kapitaal ook groeit, in plaats van 1/2 van zijn totale waarde in progressieve zin slechts 1/3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8 enz. in arbeidskracht en daarentegen 2/3, 3/4, 4/5, 5/6, 7/8 enz., in productiemiddelen worden omgezet. Aangezien de vraag naar arbeid niet bepaald wordt door de omvang van het totale kapitaal, maar door de omvang van het variabele bestanddeel, daalt de vraag naar arbeid dus progressief met de groei van het totale kapitaal in plaats van, zoals eerst werd verondersteld, in verhouding daarmee toe te nemen. De vraag naar arbeid daalt in verhouding tot de grootte van het totale kapitaal en des te sneller naarmate de grootte van het totale kapitaal toeneemt. Met de groei van het totale kapitaal neemt weliswaar ook het variabele bestanddeel of de daarin besloten arbeidskracht toe, maar in een steeds afnemende verhouding. De tussenpozen, waarin de accumulatie enkel werkt als vergroting van de productie op een gegeven technische basis, worden korter. En niet slechts is een in steeds toenemende mate versnelde accumulatie van het totale kapitaal nodig om een gegeven aantal additionele arbeiders te absorberen of om zelfs, door de voortdurende metamorfose van het oude kapitaal, voor de reeds werkende arbeiders werkgelegenheid te behouden. Deze toenemende accumulatie en centralisatie worden op hun beurt weer een bron voor nieuwe wijzigingen in de samenstelling van het kapitaal, dat wil zeggen voor een herhaalde versnelling van de daling van het variabele bestanddeel ten opzichte van het constante bestanddeel.’ (Het Kapitaal, Deel I blz. 487, vert. Lipschitz).
[11] “De kenmerkende levensloop van de moderne industrie — de vorm van een door kleine schommelingen onderbroken tienjarige cyclus van perioden van middelmatige bedrijvigheid, productie onder hoogspanning, crisis en stagnatie — berust op het voortdurend vormen, het minder of meer absorberen en het opnieuw vormen van het industriële reserveleger of overbevolking. Op hun beurt rekruteren de schommelingen van de industriële cyclus de overbevolking, waardoor zij de machtigste middelen voor haar reproducties worden. . .” (Het Kapitaal, Deel I, blz. 490, vert. Lipschitz).
[12] Zahlungsfähige Nachfrage. (Vert.).
[13] “Overigens is alles moeilijk en gecompliceerd in dit land. Als de regering een monopolie in sigarettenpapier of speelkaarten wil instellen dan zijn Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije er direct bij om hun veto uit te spreken over dit project in het belang van hun handel. Als het gaat om olie, dan komt Rusland met bezwaren, en zelfs de mogendheden die er het minst mee te maken hebben, zullen hun toestemming weer laten afhangen van een of andere concessie. Het lot van Turkije is dat van Sancho Panza en zijn maaltijd: zodra de minister van financiën iets wenst te ondernemen, staat een of andere diplomaat op, onderbreekt hem en slingert hem een veto in het gezicht”. (Mora-Vitz, C. Die Türkei im Spiegel ihrer Finanzen (1903). p. 70.)
[14] En niet alleen in Engeland. “Reeds in 1859 werd een pamflet in heel Duitsland verspreid, dat werd toegeschreven aan de fabrikant Diergardt uit Viersen, waarin deze erop aandrong dat Duitsland zich tijdig een plaats op de Oost-Aziatische markt zou verzekeren. Het verdedigde als enig middel hiervoor een militair machtsvertoon om op handelspolitiek gebied voordelen te verkrijgen van de Japanners en van de Oost-Aziaten in het algemeen. Een Duitse vloot, die gebouwd was met de spaarpenningen van het volk was altijd al een jeugddroom geweest. Pruisen had eigen schepen, maar haar maritieme macht was niet imponerend. Men besloot echter een eskader uit te rusten om in Oost-Azië onderhandelingen voor handelsverdragen te kunnen beginnen. Graaf zu Eulenburg, een van de bekwaamste en verstandigste Pruisische staatslieden, werd benoemd tot leider van de missie, die tevens wetenschappelijke doeleinden moest dienen. Onder de moeilijkste omstandigheden voerde hij zijn opdracht met grote bekwaamheid uit, en hoewel het plan om soortgelijke onderhandelingen te beginnen met de Hawaï-eilanden moest worden opgegeven, was de missie voor het overige een succes. Hoewel de Berlijnse pers uit die dagen het altijd beter wist en bij elk bericht over nieuwe moeilijkheden verkondigde dat al die uitgaven voor vlootdemonstraties een verspilling waren van het geld van de belastingbetalers, hield toch het ministerie van de nieuwe tijd voet bij stuk, en het succes werd geoogst door het ministerie dat erop volgde.” (W. Lotz, Die Ideen der deutschen Handelspolitik, p. 80).
[15] De meestbegunstigingsclausule is een afspraak tussen landen om elkaar bij de invoerpolitiek niet ongunstiger te behandelen dan men het enig ander verdragsland doet.
[16] Na de preliminaire bespreking tussen Michel Chevalier en Richard Cobdon uit naam van de Franse en Engelse regering, “werden kort daarna onder de grootste geheimhouding besprekingen begonnen. Op 5 januari 1860 deelde Napoleon III zijn bedoelingen mee in een memorandum dat gericht was aan de minister van Staat Fould. Deze verklaring kwam als een donderslag bij heldere hemel. Na de gebeurtenissen van het zojuist afgelopen jaar rekende men erop dat er voor 1861 geen veranderingen meer zouden plaats grijpen in het douanesysteem. De opwinding was algemeen, toch werd het verdrag op 23 januari ondertekend.” (Auguste Devers, La politique commerciale de la France depuis 1860. Schriften des Vereins für Sozialpolitik. Vol. 51, p. 136).
[17] Ook Fr. Engels deelde deze mening. In een van zijn brieven aan Nikolai-On schrijft hij op 18 juni 1882: “Engelse schrijvers, verblind door hun patriottische belangen, kunnen helemaal niet begrijpen waarom de gehele wereld het door Engeland gegeven voorbeeld zo halsstarrig afwijst en de voorkeur geeft aan beschermende tarieven. Natuurlijk, zij durven niet te bekennen dat het systeem van beschermende tarieven, dat nu praktisch universeel is, gewoon een min of meer beschermende maatregel is tegen de Engelse vrijhandel, die weer als instrument diende om het industriemonopolie van Engeland te perfectioneren. Zulk een verdedigingspolitiek mag dan meer of minder rationeel lijken — en in sommige gevallen bepaald dom zijn, zoals bijvoorbeeld in Duitsland dat onder het systeem van vrijhandel een grote industriestaat was geworden en nu beschermende tarieven op landbouwproducten legt, zodat haar eigen productiekosten hierdoor gaan stijgen. Ik beschouw deze algemene terugkeer naar beschermende tarieven niet als louter toeval, maar als een reactie tegen het ondraaglijke Engelse industriemonopolie. De vorm die deze reactie kan aannemen mag dan, zoals ik al opmerkte, verkeerd zijn of zelfs nog erger, maar de historische noodzaak van deze reactie lijkt mij duidelijk en vanzelfsprekend.” (Brieven van Karl Marx en Friedrich Engels aan Nikolai-On (St. Petersburg, 1908), p. 71).
[18] Het Kapitaal, op.cit. Ned. vert.
Aan het begin van de Linkse Boekenbeurs, die op de dagen 4 en 5 en 6 november 2016 te Neurenberg plaatsvond, heeft de stalinistische Vereinigung der Verfolgten des Naziregimes – Bund der Antifaschistinnen und Antifaschisten (VVN-BDA) een hetze ontketend tegen de politieke groepen Sozialer Widerstand[1] en Soziale Befreiung[2] door deze ervan te beschuldigen een groep van ‘rechtse provocateurs’ te zijn.
Deze laffe aanval heeft ons ertoe aangezet een brief aan de betreffende groepen te sturen, waarin we onze solidariteit met hen betuigen. We vinden het belangrijk om deze solidariteitsbrief, waarvan het origineel in het Duits is opgesteld, ook in het Nederlands te publiceren, omdat er in Nederland ook een initiatief bestaat, dat verwant is aan de bovengenoemde groepen, namelijk Sociaal Revolutionaire Beweging[3].
Aan de kameraden van Gruppe Soziale Befreiung en Gruppe Sozialer Widerstand.
Zoals we hebben vernomen zijn jullie van plan om op 05.11.2016, op de ‘Linkse Literatuurbeurs’ in Neurenberg, in het kader van een bijeenkomst, jullie brochure over de ‘Spaanse burgeroorlog’ voor te stellen. Wij begroeten ten zeerste de proletarische internationalistische klassepositie van de aangekondigde bijeenkomst.
Jullie schrijven in jullie aankondiging van de bijeenkomst volkomen terecht: “Het anti-fascistische Volksfront was een klassenvijand van het proletariaat... Zowel de kant van Franco als die van het Volksfront waren sociaalreactionaire facties van het kapitaal, waartussen het proletariaat bloedig in de pan gehakt werd.”
Bovendien begroeten wij de ontmaskering en veroordeling van de zogenaamde ‘anti-fascistische’ krachten, die nu de ban uitspreken over jullie bijeenkomst en zich, ook vandaag nog, stellen achter de massamoord op de arbeiders tijdens de oorlog in Spanje, waarmee ze de waarheid over de Spaanse Burgeroorlog monddood willen maken.
Het proces van klassebewustwording moet zijn overeenstemming vinden in de kritische solidariteit en wederzijdse ondersteuning van de revolutionairen. In dit opzicht doen we jullie onze solidaire groeten en wensen jullie een goede bijeenkomst met een levendige, diepgaande discussies die vooruitzicht bieden.
De IKS, november 2016
Waarom ontvluchten miljoenen mensen Syrië, Irak, Afghanistan, Libanon, Libië, Jemen en andere landen in het Midden-Oosten, Centraal-Azië en Afrika? Omdat de bevolking daar wanhopig is en probeert te ontsnappen aan een permanente staat van oorlog, een helse spiraal van conflicten waarin twee, drie, of zelfs vijf partijen, allemaal even moorddadig, betrokken zijn; of het nu de officiële regeringslegers zijn of terroristische bendes. Syrië is het meest 'gevorderde' uitdrukking van deze onderdompeling in chaos. De regering Assad, die getoond heeft dat ze bereid is Syrië tot een ruïne te bombarderen liever dan haar macht op te geven, controleert nu slechts nog zo’n 17% van het land.
Hele gebieden in het noorden en oosten van het land staan onder controle van de fanatieke jihadisten van 'Islamitische Staat'. Andere gebieden zijn in handen van wat de westerse media soms 'gematigde' oppositionele stromingen noemen, maar die steeds meer gedomineerd worden door jihadistische krachten zoals al-Nusra, gelieerd aan al-Qaida; terwijl de 'seculiere en democratische' rebellen van het Vrije Syrische leger, die luidruchtig gesteund worden door de VS en Groot-Brittannië, steeds marginaler lijken te zijn geworden. De troepen die vechten tegen Assad zelf kenmerken zich door een niet aflatende reeks van allianties, daden van verraad en gewapende conflicten.
Maar de oorlog in Syrië, evenals de andere oorlogen in de regio, is ook een confrontatie tussen internationale machten, een gegeven dat nog eens duidelijk gemaakt wordt door de directe interventie van Russische gevechtsvliegtuigen. Vanaf het begin heeft Rusland het regime van Assad gesteund met wapens en 'adviseurs'. Vandaag bombarderen zijn gevechtsvliegtuigen 'terroristische' doelwitten, want het Assad-regime staat met de rug tegen de muur en het gevaar bestaat dat IS de Russische basis bij Tartus, zijn enige toegang tot de Middellandse Zee, onder de voet zal lopen.
Maar voor Rusland zijn alle oppositiekrachten, inclusief de groepen die gesteund worden door de VS, terroristen en de recente bombardementen hebben vaker niet-IS rebellen geraakt dan IS zelf. De VS, die de Russische hulp bij hun bombardementen in Syrië en Irak verwelkomden, zien heel duidelijk dat het voornaamste doel van Rusland niet is IS terug te slaan maar Assad in het zadel te houden. Dus de twee machten zijn in hetzelfde land met tegengestelde doeleinden, zelfs al botsen ze nog niet direct op elkaar.
De Russische acties in Syrië markeren duidelijk een escalatie, maar ze vormen een escalatie van de chaos. Zij gaan in tegen iedere mogelijkheid voor de grootmachten om tot een of andere regeling te komen voor de 4 jaar durende oorlog in Syrië, en dus tegen iedere hoop om de stroom van vluchtelingen die het land ontvluchten, af te remmen. Zoals bij de Amerikaanse invasie van Irak brengen de grootmachten geen stabiliteit in de regio, maar een toename van instabiliteit en hun gebrek aan opties zet de deur nog meer open voor de ambities van de regionale machten.
In Jemen bijvoorbeeld, heeft de door Saoedi-Arabië gesteunde regering de strijd opgenomen tegen de door Iran gesteund rebellen, dat op zijn beurt militairen heeft gestuurd naar Syrië ter ondersteuning van Assad. Op de grens van Irak-Turkije-Syrië heeft Turkije, onder de dekmantel van de strijd tegen IS, zijn aanvallen tegen de Koerdische PKK opgevoerd. Turkije ondersteunt ook de Ahar al-Sham groep in Syrië, terwijl Qatar en Saoedi-Arabië hun eigen islamistische beschermelingen hebben, waarvan sommigen ook ondersteuning hebben gekregen van de CIA.
Na de Tweede Wereldoorlog leefde de wereld tientallen jaren onder de dreiging van een nucleaire vernietiging door de twee imperialistische blokken, gecontroleerd door de VS en de USSR. Maar deze 'Koude Oorlog' bracht ook een zekere discipline, een bepaalde orde, omdat de meerderheid van kleinere landen of nationalistische krachten moest gehoorzamen aan de dictaten van het een of andere een blok. Het uiteenvallen van het Russische blok aan het begin van de jaren 1990 heeft geleid tot een snelle ontrafeling van het Westerse blok en latere pogingen van de VS om discipline op te leggen tegen die centrifugale tendensen, heeft deze alleen maar verder versneld.
De mislukkingen van de VS in Afghanistan en Irak vormen daar duidelijke aanwijzingen voor, vooral nu blijkt dat de Taliban, die verdreven waren door de Amerikaanse invasie van 2001, momenteel in kracht toenemen in Afghanistan, en hele delen van Irak onder controle van IS vallen of onder invloed van Iran, dat geen vriend van de VS is, ondanks recente pogingen tot toenadering.
Na deze zeer negatieve ervaringen zijn de VS terughoudend met 'grondtroepen', maar de opkomst van IS heeft hen genoodzaakt luchtsteun in te zetten en een volmacht te geven aan krachten zoals de PKK – die eerder nog beschouwd werd als een terroristische groep – die aantoonbaar het meest effectief is in de strijd tegen IS. Maar deze politiek heeft Turkije er op zijn beurt toe aangezet zijn oorlog tegen de Koerden op te voeren. De aanvallen op IS in Syrië brengen ook het risico met zich mee, op indirecte manier het Assad-regime te versterken en daarmee de Russische ambities in de regio. De tegenstellingen nemen toe terwijl er geen oplossing in zicht is.
Al met al bestaan er geen machten op de planeet die orde op zaken kunnen stellen. De irrationaliteit van de kapitalistische oorlog wordt steeds duidelijker: de oorlogen in de wereld leveren op korte termijn voordeel op voor een minderheid van de kapitalisten en gangsters, maar over het algemeen vormen ze een grote aderlating voor het kapitaal en bieden geen enkel vooruitzicht op een naoorlogse reorganisatie en wederopbouw, zoals nog het geval was na de Tweede Wereldoorlog.
En toch kan geen van de kapitalistische machten, van de machtige VS tot de kleinste lokale krijgsheer, het zich veroorloven om niet mee te doen aan deze overijlde duik in militarisme en oorlog. De onderliggende drijfveer van de kapitalistische en imperialistische concurrentie is te sterk. De financiële kosten van militaire interventie kunnen reusachtig zijn, maar het ergste van alles is invloedssfeer te verliezen aan je rivalen. En aan rivalen is er geen gebrek.
Voor de bevolking van deze gebieden worden de kosten geteld in vlees en bloed - in de burgerbevolking die wordt gebombardeerd, verkracht, onthoofd door regeringslegers of milities van de oppositie, in de ruïnes van hun huizen naast de eeuwenoude historische en culturele artefacten, in de keus tussen honger in de vluchtelingenkampen op de rand van de oorlogsgebieden of de hachelijke reis naar de 'veiligheid' van Europa. Voor de mensheid als geheel sleept het perspectief van de uitbreiding van de militaire chaos in de wereld ons naar een noodlottig 'point of no return'.
Maar dat punt is nog niet bereikt. Als Europa, voor de vluchtelingen uit de wereld, nog lijkt op een oase van welvaart, dan komt dat niet door de vriendelijkheid van de Europese bourgeoisie. Dan komt dat doordat de werkende klasse in deze landen nog steeds een macht is om rekening mee te houden en de heersende klasse niet in staat is haar te onderwerpen aan grote armoede of te mobiliseren voor de oorlog zoals het was in 1930, toen zij tegenover een verslagen arbeidersklasse stond.
Syrië geeft ons een beeld van de barbarij van de heersende klasse wanneer die tegenover een arbeidersklasse staat die zwak is en geen weerstand kan bieden aan de wreedheid van de staat. Het probleem van de arbeidersklasse in de meer centrale landen is dat ze haar eigen kracht niet kent, haar capaciteit niet begrijpt om terug te vechten, geen onafhankelijk perspectief heeft dat een toekomst kan bieden voor alle uitgebuiten en onderdrukten ter wereld. Maar dit perspectief - van een klassenstrijd over alle grenzen heen met als doel een nieuwe samenleving scheppen - blijft de enige hoop voor de mensheid.
Amos / 04.10.2015
Een voormalig lid van de IKS, Devrim, die ongeveer drie jaar geleden de IKS verliet, heeft daarna een aantal kritieken geuit op onze organisatie. DIt artikel is ons antwoord.
Devrims "Mijn ervaring in de IKS" verscheen voor het eerst in 2012 op het anarchistische forum Libcom. [1] Het was per definitie een persoonlijk verslag, gebaseerd op impressies en anekdotes over het leven in de IKS veeleer dan een algemene kritiek van de politieke principes van de IKS als geheel. Omdat er over persoonlijke smaak niet valt te twisten, hadden we de neiging om de kritieken te laten voor wat ze zijn, vooral toen Devrim verklaarde dat hij geen discussie wilde aangaan over dit verslag. Hij had de organisatie in ieder geval verlaten zonder een politieke rechtvaardiging van zijn vertrek.
Nu menen we dat deze persoonlijke kritieken een antwoord behoeven omdat de kwesties die ze stellen, een algemeen belang hebben gekregen, daar de fundamentele voorwaarden van het revolutionaire militantisme in vraag worden gesteld, ook bij diegenen die zichzelf beschouwen als deel van de 'Kommunistische Linkerzijde'.
Wij begrijpen dat zijn persoonlijk verslag van de IKS verondersteld wordt een op zichzelf staande politieke analyse te zijn: een persoonlijke interpretatie, die als voldoende wordt beschouwd om te oordelen dat de IKS een organisatie is die zichzelf heeft overleefd.
Devrims kritiek heeft hem er zo toe gebracht op verschillende momenten te herhalen dat de IKS dood zal gaan. In een mail van 2013 aan een lid van het IKS, schreef hij in antwoord op de kritiek dat hij zich zou moeten richten op de politieke beginselen van het IKS:
“Ik denk dat het punt dat we moeten inzien is dat de politieke standpunten van een organisatie behoren tot de denkwijze van een vervlogen tijdperk. De IKS zal teloor gaan, en dit zal gebeuren, niet omdat men zich voor haar politieke standpunten engageert of ze verwerpt, maar juist om de tegenovergestelde reden; omdat men er geen heil in ziet om dit zelfs nog maar te doen. Natuurlijk wijst dit op een meer algemeen probleem van depolitisering binnen de maatschappij, maar voor een buitenstaander lijkt de IKS actief bezig om de cirkel van haar isolement te voltooien.”
De IKS zal doodgaan, zo gaat de redenering, niet omdat haar politieke standpunten en principes verkeerd of ouderwets zijn en vervangen dienen te worden door standpunten die beantwoorden aan de evolutie van de behoeften en doelstellingen van de strijd van de arbeidersklasse. Nee, zij zal vergaan vanwege een algemene desinteresse in politieke standpunten zelf. De onbekwaamheid van de IKS om zich aan te passen aan deze algemene desinteresse en de huidige verveling ten aanzien van politiek onder de bevolking, en zelfs onder would-be revolutionairen, en er daarentegen op aan te dringen haar politieke beginselen te verdedigen en uit te werken, zal leiden tot haar volledige isolement en ondergang. Dit is het essentiële denkwijze van Devrim.
In zijn verslag 'Mijn ervaring…' richt Devrim, getrouw aan zijn visie, 'zijn aandacht niet op de politieke standpunten' van het IKS, maar geeft hij een reeks, meestal negatieve, impressies en meningen over het leven in de organisatie, over het proces van integratie van nieuwe leden, over de wijze van centralisatie en over de discussies. Verder in dit artikel komen we terug op een aantal van deze kwesties. Maar eerst willen we kijken hoe belangrijk politieke standpunten en uitgangspunten zijn in de marxistische conceptie van revolutionaire organisatie.
In het verleden zijn marxistische revolutionaire partijen en organisaties verdwenen, vaak zelfs al op relatief jonge leeftijd. Het duidelijkste voorbeeld is de plotselinge ineenstorting van de Tweede Internationale in 1914, nadat de voornaamste partijen waaruit ze was samengesteld hun internationalistische politieke principes overboord gegooid hadden, hun imperialistische bourgeoisie volgden en die hielpen om miljoenen arbeiders naar de loopgraven te sturen om daar afgeslacht te worden. De Derde Internationale stierf af na de aanvaarding van de leuze van het 'Socialisme in één land', om dan een instrument te worden van de Russische staat en de arbeidersklasse voor te bereiden op de imperialistische slachting van de Tweede Wereldoorlog. [2]
Deze twee grote voorbeelden uit de marxistische revolutionaire beweging tonen dat de organisaties afstierven als gevolg van een geleidelijk verlaten van politieke beginselen, waaronder het belangrijkste principe voor de arbeidersklasse – de internationale eenheid en activiteit tegenover de imperialistische oorlog of de voorbereiding ervan. Deze marxistische organisaties stierven (althans wat de belangen van de arbeidersklasse betreft) dus niet ten gevolge van een onbekwaamheid om zich aan te passen aan de algemene sfeer van de maatschappij, maar juist omdat ze zich aanpasten en toegaven aan de druk van de imperialistische bourgeoisie en daarvoor hun proletarische politieke standpunten opgaven.
Daarom zijn we van mening dat de werkelijkheid lijnrecht ingaat tegen de logica van Devrim. Als we de revolutionaire geschiedenis namelijk gebruiken als leidraad, zou de IKS, in een poging zich aan te passen aan de heersende desinteresse voor politiek en uit angst voor isolement, waarschijnlijk verdwijnen als ze het belang van haar politieke standpunten zou verwerpen of afzwakken en ze er niet in zou slagen standvastig te blijven en deze en andere fundamentele beginselen theoretisch te ontwikkelen. Daarom is onze conclusie tegenovergesteld aan die van Devrim.
Als de marxistische revolutionaire beweging perioden van verraad en organisatorische ondergang gekend heeft, zoals de hierboven genoemde, dan zijn er ook perioden geweest die sprekende voorbeelden geven van marxistische minderheden, die het meest wrede isolement ondergingen teneinde de politieke standpunten hoog te houden en een levenslijn in stand te houden naar nieuwe revolutionaire organisaties. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die naar de gevangenis (dwangarbeid in het geval van Liebknecht) gingen en later werden vermoord vanwege hun internationalistische strijd tegen de Eerste Wereldoorlog, inspireerden de Oktoberrevolutie en de vorming van de Kommunistische Internationale. Of denk aan de nauwelijks bekende militanten van de Kommunistische linkerzijde, die het waagden de terreur van de Gestapo of van de Partizanen te trotseren (en er vaak het slachtoffer van werden) om tijdens de Tweede Wereldoorlog internationalistische beginselen te verdedigen, en zo een traditie levend te houden die wij vandaag nog verdedigen.
De revolutionaire organisaties van vandaag zouden nauwelijks de benaming Kommunistische linkerzijde verdienen als ze niet in staat waren de relatief zachte voorwaarden van isolement te weerstaan die ze vandaag ervaren in de context van de algemene afkeer van politiek. De spot en uitsluiting, die tegen de huidige revolutionaire militanten worden gericht, zijn zeer zeker te verdragen wanneer men ze vergelijkt met de verschrikkelijke omstandigheden die hun voorlopers in het verleden het hoofd hebben geboden.
De bekwaamheid om de revolutionaire politieke gedachte te behouden en te ontwikkelen, tegenover het vaak extreme isolement, is een belangrijke indicatie of een revolutionaire organisatie het verdient te bestaan.
Daarom zou de IKS het verdienen af te sterven als authentieke stroming van de Kommunistische linkerzijde… als zij de kritiek van Devrim zou volgen en het belang onderschatten van de politieke standpunten en die zou beschouwen als een 'denkwijze uit een vervlogen tijdperk'. De IKS drijft op het vermogen om vast te houden aan de politieke standpunten die relevant zijn voor de arbeidersklasse in de huidige en komende periode en die standpunten verder te ontwikkelen. Verderop zullen we terugkomen op de voorwaarden voor de strijd van de arbeidersklasse vandaag. Eerst enkele algemene opmerkingen over het betekenis van politieke standpunten. [3]
In navolging van Aristoteles, de filosoof uit de Griekse Oudheid, omschreef Marx de mens als een politiek dier:
"De mens is een politiek dier in de meest letterlijke zin van het woord: hij is niet alleen een sociaal dier, maar een dier dat alleen binnen de maatschappij een individu kan worden". (Inleiding tot een Bijdrage aan de kritiek der politieke economie, 1857)
In het verlengde daarvan heeft de term 'politiek' een algemene betekenis (en gaat dus verder dan de beschrijving van de corrupte praktijken van de partijen van de burgerlijke staat): de poging van de mens om richting te geven aan de maatschappij als geheel en dus ook aan zijn eigen toekomst.
In de lange geschiedenis van de in klassen verdeelde maatschappij werden de uitgebuite massa’s volledig uitgesloten van de politieke leiding. Maar in het kapitalisme, de laatste vorm van klassenmaatschappij, is de arbeidersklasse in staat door te dringen tot het politieke toneel en politieke partijen te vormen. Deze capaciteit om, in een politieke vorm, uiting te geven aan haar belangen is uiteindelijk een gevolg van het feit dat, in tegenstelling tot voorgaande uitgebuite klassen, de arbeidersklasse een revolutionaire klasse is, die een geheel nieuwe productiewijze in zich draagt ter vervanging van het kapitalisme.
De strijd van de arbeidersklasse in het kapitalisme leidt, als die eenmaal tot een succesvol einde is gebracht, tot de omverwerping van de bourgeoisie en de instelling van de dictatuur van het proletariaat. Deze hoogst politieke daad, het grijpen van de politieke macht door de arbeidersklasse, is de voorwaarde voor de geleidelijke totstandbrenging van een klassenloze maatschappij – het kommunisme. De ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het proletariaat bestaat uit het herkennen van zijn historische/politieke belangen als klasse, uitgedrukt, maar niet uitsluitend, in de vorming van politieke partijen. De arbeidersklasse, die een aangeboren behoefte heeft om de maatschappij naar het socialisme te voeren, moet zich verenigen rondom de politieke definities van wat zij is en wat haar als klasse te doen staat.
Politieke standpunten zijn de samenstellende elementen van het platform van de revolutionaire politieke organisatie - wat het perspectief van de arbeidersklasse onderscheidt van de doeleinden van de bourgeoisie en andere klassen in de maatschappij. De precieze aard van deze politieke partij, wanneer ze opgericht kan worden, welke rol zij speelt bij de proletarische machtsgreep, enzovoort, is in de loop van de laatste twee eeuwen op dramatische wijze geëvolueerd. Maar de marxistische opvatting van de revolutionaire organisatie als een fundamenteel politieke entiteit blijft geldig.
Dit is des te crucialer gezien het feit dat de arbeidersklasse, in tegenstelling tot eerdere revolutionaire klassen, geen economische machtsbasis kan opbouwen in de bestaande maatschappij, zodat de theoretische uitwerking en aanvaarding van proletarische politieke standpunten des te noodzakelijker is. [4] Het formuleren van politieke standpunten moet om diezelfde reden voorafgaan aan de feitelijke verovering van de politieke macht.
De arbeidersklasse is daarom niet louter een economische of sociologische categorie binnen de burgerlijke maatschappij, een uitgebuite klasse zoals de slaven of de horigen, maar bovenal een historische klasse met een revolutionair doel en dus een politieke klasse in de diepste zin van het woord.
De minachting voor het centrale belang van politiek in de klassestrijd en in de organisaties die er aanspraak op maken haar belangen te verdedigen, ontkomt of ontsnapt echter niet aan politieke druk, want de strijd tussen de klassen om de leiding van de maatschappij is steevast een politieke strijd, die wordt opgelegd aan de strijders, of die dat nu graag hebben of niet. Apolitisme, ondanks zijn illusies, wordt onvermijdelijk politiek… maar niet noodzakelijk op een juiste wijze. Vanwege het ontbreken van duidelijke en ontwikkelde proletarische politieke standpunten en principes, raakt de apolitieke benadering echter onder de invloed van de politieke krachten van de heersende klasse.
Dit wordt nergens beter geïllustreerd dan in de geschiedenis van het anarchisme en zijn pogingen tot revolutionair apolitisme. In de grote politieke tests van de geschiedenis zijn de anarchisten over het algemeen niet in staat geweest de druk van de politiek van de heersende klasse te weerstaan en zijn voor haar gezwicht, met als meest schrijnende voorbeeld dat van Peter Kropotkin in de Eerste Wereldoorlog:
Kropotkin, Tcherkesoff en Jean Grave waren de meest enthousiaste verdedigers van Frankrijk: "Laat deze gruwelijke veroveraars de Latijnse beschaving en de Fransen niet opnieuw wegvagen... Laat hen niet een eeuw van militarisme opleggen aan Europa." (brief van Kropotkin aan J. Grave, 2 september 1914). In naam van de verdediging van de democratie tegen het Pruisisch militarisme verleenden zij steun aan het Heilige Verbond: "De Duitse agressie vormde een – in daden omgezette – bedreiging, niet alleen voor onze hoop op bevrijding maar voor de gehele evolutie van de mensheid. Daarom hebben wij anarchisten, wij antimilitaristen, wij tegenstanders van de oorlog, wij hartstochtelijke voorstanders van vrede en broederschap tussen de volken, ons aan de kant van het verzet geschaard en gemeend ons lot niet los te mogen maken van dat van de rest van de bevolking..." (Het Manifest van de Zestien (het aantal ondertekenaars), 28 februari 1916). [5]
De belangrijkste vertegenwoordigers van het anarchisme stelden zich op achter de politiek van de heersende klasse, net als de opportunistische leiders van de belangrijkste sociaaldemocratische partijen. Laatstgenoemde verwierpen de internationalistische politieke standpunten van de arbeidersklasse; de eersten, die deze posities afwezen, moesten vaststellen dat hun eigen mooi klinkende maar holle frasen over democratie en emancipatie, van menselijke evolutie, tegen oorlog, voor vrede en broederschap, gerecupereerd werden door de imperialistische politiek van de bourgeoisie. [6]
The scorn for political positions amongst revolutionaries can also be harmful in other, less decisive periods, like today’s, tending to reflect, rather than counter, the present disorientation of working class.
De minachting bij revolutionairen voor politieke standpunten kan ook in andere, minder beslissende periodes, zoals vandaag, schadelijk zijn. Ze neigt er dan toe de huidige desoriëntatie van de arbeidersklasse te weerspiegelen, eerder dan er tegenin te gaan.
Devrim zegt dat er een probleem van depolitisering bestaat in de maatschappij. Dat is gedeeltelijk waar. Maar wat zijn de specifieke kenmerken van de depolitisering vandaag die van invloed is op de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden?
Sinds de heropleving van klassenstrijd op een historische schaal, in 1968, die het lange tijdperk van contra-revolutie beëindigde, vindt de arbeidersklasse het heel moeilijk om haar strijd op haar eigen politieke terrein te ontwikkelen. Ze blijft grotendeels in het defensief, en onder de invloed van de sociaaldemocratie, het stalinisme en de vakbonden. De heersende klasse is, op haar beurt, in staat geweest om haar groeiende economische crisis te faseren en politiek en intelligent te manoeuvreren tegen de dreiging van onderop. De impasse tussen de twee grootste klassevijanden in de kapitalistische maatschappij die daarvan het resultaat is, heeft een periode van sociale ontbinding van het kapitalisme ingeluid, die geleid heeft tot een diepgaande desoriëntatie binnen de arbeidersklasse. [7]
De definitieve start van de periode van ontbinding werd gekenmerkt door de ineenstorting van de Sovjet-Unie en deze is opzettelijk gebruikt door de heersende klasse om deze desoriëntatie te versterken. De enorme ideologische campagnes van de internationale bourgeoisie sinds 1989 over de 'dood van het kommunisme', van het 'marxisme' en 'het einde van de arbeidersklasse' als politieke kracht in de maatschappij kwamen er niet bij toeval. Marxistische minderheden, zoals de IKS, ook als die op generlei wijze besmet zijn door het stalinisme, kregen toch te lijden onder de volle kracht van de poging van de heersende klasse tot depolitisering van de arbeidersklasse, die de sociale ontbinding van haar systeem gebruikt om haar klassevijand een zware klap toe te brengen.
In zijn persoonlijke getuigenis 'Mijn ervaring…' betuigt Devrim zijn instemming met de analyse van de IKS over de sociale ontbinding van het kapitalisme, zoals wij die hierboven in het kort hebben uiteengezet:
"Persoonlijk denk ik dat veel van wat zij te zeggen heeft, een goede beschrijving geeft van de nieuwe periode die begon met de val van de Sovjet-Unie, maar moet worden opgevat als een manier om de onzin over de jaren der waarheid te rechtvaardigen." (een verwijzing naar de analyse die de IKS gemaakt heeft ter karakterisering van de inzet van de jaren 1980).
Devrim weidt niet uit over de delen van de Stellingen over de ontbinding waarmee hij instemt of met welke delen hij het niet eens is, noch over de aard van de 'fouten' die wij zouden gemaakt hebben in de analyse van de jaren 1980. Hij legt evenmin uit wat de fouten zijn in de analyse van de Stellingen over de ontbinding, die blijkbaar beschouwd worden als een manier om deze eerdere analyse te rechtvaardigen. [8]
Niettemin kunnen we concluderen dat Devrim de belangrijkste conclusies van de Stellingen, namelijk dat deze nieuwe periode leidt tot nieuwe moeilijkheden voor het proletariaat en dus voor haar revolutionaire organisaties, niet volgt:
"13) In feite moeten we bijzonder duidelijk zijn over het gevaar van de ontbinding voor de capaciteit van het proletariaat om zichzelf te verheffen tot het niveau van zijn historische taak. Het uitbarsten van de imperialistische oorlog in het hart van de ‘beschaafde’ wereld was “een aderlating, die de Europese arbeidersbeweging dodelijk dreigde te verzwakken” en die “dreigde het perspectief van het socialisme te begraven onder het puin van het barbaars imperialisme” door “de beste krachten van het internationale socialisme, de voorhoedetroepen van het wereldproletariaat, op het slagveld af te slachten” (Rosa Luxemburg, De crisis in de sociaaldemocratie). Net zo kan de ontbinding van de maatschappij, die alleen maar erger kan worden, de beste krachten van het proletariaat vernietigen en daardoor definitief het perspectief van het kommunisme verspelen. Dit komt omdat de verrotting van het kapitalisme alle delen van de maatschappij, inclusief het proletariaat, vergiftigt." (Stellingen over de ontbinding)
Devrim heeft uit deze analyse niet de conclusie getrokken dat de revolutionaire organisatie als uitdrukking van de arbeidersklasse, moet vechten tegen dit proces van depolitisering en, op de diepste theoretische wijze, alle implicaties van de nieuwe periode voor het proletariaat als politieke klasse moet onderzoeken om zich voor te bereiden op haar toekomstige ontwaken wat, ondanks het negatieve gewicht van ontbinding, nog steeds mogelijk is.
Hij trekt liever de tegenovergestelde conclusie: als de maatschappij en de arbeidersklasse in deze periode gedepolitiseerd zijn, moeten de revolutionairen inspelen op deze tendens en de betekenis van de historische belangen van het proletariaat kleiner maken of uitwissen, en dus hun bekommernis om haar politieke standpunten en theorie verminderen en hun taal in die zin aanpassen. Maar zou dit niet een terugkeer zijn naar de versleten mode en de warrige theorie van het anarchistische apolitisme?
We mogen niet vergeten dat deze tendens tot depolitisering van de arbeidersklasse vandaag niet permanent noch volledig is. Verder heeft de verrotting van het kapitalisme haar eindpunt nog niet bereikt. De tegenstellingen van het wereldkapitalisme verplichten de arbeidersklasse opnieuw in politieke termen te denken, hoe moeilijk en tijdrovend een dergelijk proces van ontwaken ook mag blijken te zijn.
Daarom is er nog steeds een kleine minderheid individuen die zich aangetrokken voelt tot de marxistische politiek. Daarom denken we niet dat Devrim spreekt voor alle mensen en alle 'buitenstaanders' van het IKS die, volgens hem, allemaal afgestoten of verveeld worden door politieke standpunten.
Het zou tragisch zijn moest de revolutionaire organisatie er vandaag niet in slagen de uitdaging te beantwoorden die deze, weliswaar nog minieme, tendens naar politieke standpunten van de arbeidersklasse stelt, en er niet slagen om die een historische context, een wereldwijde consistentie en samenhang te geven, en hun diepste theoretische basis.
In deze zin is de voorspelling van Devrim over de ondergang van het IKS vanwege haar bekommernis om de proletarische politieke beginselen, daarentegen op haar eigen manier een uitdrukking van de huidige tendens van een ontbindend kapitalisme, naar de vernietiging van het klassebewustzijn en dus van de revolutionaire minderheden die juist proberen het te behouden en te verrijken.
Devrims persoonlijk verslag 'Mijn ervaring in de IKS' richt zich niet op de politieke beginselen van de organisatie, haar platform, en gaat slechts summier in op bepaalde belangrijke analytische teksten van de IKS zoals de Stellingen over het parasitisme en de Stellingen over de ontbinding.
Dit kleineren van het kader waarin de IKS zijn bestaan situeert is een logisch gevolg van zijn idee, uitgedrukt in de email aan een IKS-lid, die we hebben geciteerd aan het begin van dit artikel, dat de bespreking van de politieke standpunten van het platform een uitdrukking is van een denkwijze uit een vervlogen tijdperk. In plaats daarvan spitsen Devrims herinneringen zich toe op zijn ervaringen met het interne leven van de IKS. Hier richt hij zich opnieuw niet op de politieke principes, die ten grondslag liggen aan de interne werking van de IKS, maar baseert hij zijn kritieken op impressies, op persoonlijke anekdotes en op datgene wat hij heeft gehoord (zoals “een lid van het centrale orgaan vertelde me….” of “ik heb gehoord van gevallen waarbij de integratie jaren aansleepte”, enzovoort). [9]
Niettemin komen er een aantal fundamentele thema’s uit zijn kritische verslag aan het licht, die van algemeen belang kunnen zijn om te bespreken. Wij zullen drie van hen nader bekijken en beantwoorden:
"Het proces van toetreding tot de IKS is een uitgerekt en eentonig gebeuren. … Om toe te treden tot de IKS moet je eigenlijk akkoord gaan met het platform en de statuten. Ik heb gehoord van gevallen binnen de IKS waarbij dit proces jaren heeft gekost. Bij ons was het sneller, maar nog steeds een erg langdurig proces...
“...het lijkt erop alsof het IKS actief probeert te vermijden [10] nieuwe mensen te werven door het zo moeilijk te maken toe te treden. Het gevoel, dat ik kreeg, was dat het centrum vond dat we te snel waren geïntegreerd, en een deel van het probleem was dat we, voor onze integratie, niet akkoord waren met hen over bepaalde kwesties, in het bijzonder de 'Stellingen over het parasitisme', maar ook vele andere. Dit is een tweeslachtigheid van de IKS omdat lidmaatschap officieel weliswaar gebaseerd is op een akkoord met het platform en de statuten, maar dat het gewenste niveau van politieke overeenstemming eigenlijk veel hoger ligt. Terwijl we oorspronkelijk over het platform discussieerden, waren er talrijke 'aanvullende' teksten die we ook zouden moeten bediscussiëren. Naar mijn gevoel zal de IKS, in de toekomst, aandringen op nog meer van deze teksten, die het dubbele effect hebben het niet alleen moeilijker te maken om mensen te werven, maar ook dat er minder frisse ideeën binnen de IKS zelf zullen bestaan.
"De IKS beschouwt zichzelf als een internationaal gecentraliseerde organisatie, en niet als een verzameling van nationale afdelingen. Dit gezegd zijnde leek het aantal tussenkomsten van de centrale organen in de dagelijkse gang van zaken in de verschillende afdelingen mij niet alleen buitenmatig, maar absoluut aanmatigend.
Wat betreft de verhoudingen tussen de leden en de organisatie, heb ik het gevoel dat deze verhouding er in de IKS toe dient het initiatief van de individuele leden, maar ook van de afdelingen, te verminderen, door een organisatiecultuur aan te moedigen die in mijn ogen te sterk gecentraliseerd is.
Ondanks wat ik beschouw als een extreem hoog niveau van politieke overeenstemming als criterium voor lidmaatschap, lijkt het me nog steeds dat in de IKS de orders van boven komen en worden doorgestuurd naar beneden. Dit proces draagt er naar mijn mening toe bij om de initiatieven, die komen van de leden als geheel, te ontmoedigen. En ondanks de protesten van de IKS dat het tegendeel waar is, neigt ze de hiërarchische verhoudingen in de maatschappij als geheel te weerspiegelen ".
"Er is zoveel 'debat' binnen de IKS, dat het ertoe neigt iedere echte discussie onmogelijk te maken.
Dit leidt tot een probleem waarbij alleen al op de hoogte blijven van de interne kwesties van de IKS een hoeveelheid tijd vereist die, zo stel ik me voor, overeenkomt met de hoeveelheid, die de meeste mensen in politieke organisaties aan hun hele politieke activiteit spenderen.
(...) Alles moet eindeloos intern besproken worden voordat het naar buiten toe kan gepresenteerd worden.
(...) Ik denk dat het de indruk wekt dat de IKS bestaat uit een stelletje robots die allemaal dezelfde ideeën napraten. Echter, hoe waar of onwaar dit ook mag zijn, het is zeker een indruk die door velen buiten de IKS wordt opgedaan, en de IKS doet erg weinig om dit te ontkrachten. Het tweede punt is dat de IKS een enorme hoeveelheid teksten voortbrengt, waarvan vele zoals reeds vermeld niet eens door alle eigen leden wordt gelezen. Er moet zeker toch een aantal mensen zijn die geïnteresseerd zijn in een enkele ervan".
"De theorie van de IKS is een indrukwekkend stuk werk, temeer vanwege haar diepgaande coherentie. Het past allemaal perfect samen, waarbij elk blok zijn plaats heeft in de hele structuur. Zeker voor wie op zoek is naar theoretische coherentie, lijkt dit zeer aantrekkelijk, vooral voor nieuwe groepen, zoals dat toentertijd voor ons gold. De aanvaarding, in één keer, van een theoretisch geheel kan zeer aantrekkelijk lijken, in plaats van het alternatief van het moeizame theoretische werk. Het probleem is echter dat het een kaartenhuis is, waar elk deel afhankelijk is van de andere om te voorkomen dat het hele bouwwerk instort.”
Over het geheel genomen, als je de kleinerende persoonlijke impressies en geringschattende metaforen en nogal wat leugentjes uit zijn persoonlijk verslag verwijdert, bekritiseert Devrim de IKS omdat ze teveel een revolutionaire politieke organisatie is: de vereiste politieke overeenstemming voor het lidmaatschap is te hoog, ze is te sterk gecentraliseerd op internationaal vlak, er is teveel interne theoretische discussie, ze bakent zichzelf te veel af van andere politieke stromingen; ze vereist teveel politieke hartstocht van haar leden; en tenslotte is ze theoretisch te coherent.
Alles bij elkaar is dat al te vleiend voor een politieke organisatie! De geschiedenis van de IKS toont aan dat ze veel moeilijkheden gekend heeft. Ondanks alle fouten en tekortkomingen is de IKS als revolutionaire organisatie in staat gebleken om 40 jaar lang vast te houden aan haar afstamming van de marxistische linkerzijde (in de Bond van kommunisten, de Eerste, Tweede en Derde Internationale en de Kommunistische Linkerzijde zelf). In die periode heeft ze een uitgebreide analyse voortgebracht van de historische periode (het verval van het kapitalisme) evenals van de voornaamste kenmerken van de laatste fase daarvan, die van ontbinding; een platform uitgewerkt met de hoofdlijnen van het kommunistische perspectief onder deze omstandigheden; haar onafhankelijkheid veilig gesteld tegenover de bourgeoisie, inclusief van haar uiterste linkervleugel; regelmatige analyses verstrekt van de veranderende internationale situatie in haar dimensies van economische crisis, imperialistische conflicten en klassenstrijd; met één stem tussengekomen op alle continenten (ondanks haar geringe numerieke omvang); het niveau van de interne discussie opgevoerd tot het peil dat vereist is om haar debatten op een duidelijke manier naar buiten te kunnen presenteren; de interne politieke crises overleefd en er sterker uit gekomen... Dit alles toont aan dat de bekommernis met politieke beginselen er eerder toe neigt een revolutionaire organisatie te doen voorbestaan, dan haar tot de ondergang te leiden.
Maar deze politieke vasthoudendheid is niet onze exclusieve verworvenheid. Uiteindelijk is de bekwaamheid die de IKS heeft vertoond een weerspiegeling van het latente potentieel in de arbeidersklasse als revolutionaire politieke klasse, haar vermogen om zich terdege bewust te worden van haar historische doelen en zich te verenigen rond deze belangen tegenover op alle hindernissen die er nu al zijn en die nog op haar pad zullen worden geplaatst.
Toch denkt Devrim dat het juist deze politieke capaciteiten zijn, die verouderd zijn en zullen leiden tot de teloorgang van de IKS, een lot dat volgens hem moet worden bespoedigd. Beginselvaste politiek vernietigt zogenaamd individuele en lokale initiatieven, ontmoedigt de ontwikkeling van frisse ideeën die uit dergelijke initiatieven voortkomen en schermt de organisatie af van externe bronnen van inspiratie en beperkt zo haar groei. Kortom de IKS beperkt de persoonlijke vrijheid, de individuele vrijheid die nodig is voor een bruisende en groeiende organisatie, zoals Devrim het stelt. Het integratieproces van nieuwe leden, de rol van de centrale organen, het kader van het interne debat, haar theoretisch samenhangende doeleinden alsmede haar houding ten opzichte van andere delen van het politieke milieu zijn, in één woord, autoritair.
In reactie op dit fout idee dat de marxistische revolutionaire politieke organisatie de vrijheid beperkt van het individu, moeten we eerst een paar kwesties ophelderen om een zekere coherentie aan de kwestie te kunnen geven.
Het verlangen naar vrijheid, naar de mogelijkheid om vorm te geven aan zijn eigen lot en trouw te blijven aan zichzelf is een van de oudste menselijke behoeften, een intrinsieke behoefte van een diersoort dat in staat is tot zelfbewustzijn en die in gemeenschap moet leven. Het samenspel tussen de diepste innerlijke verlangens van het individu en de behoeften van anderen is altijd een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan geweest.
Voor een groot deel van de pre-kapitalistische menselijke geschiedenis, gedomineerd door klassen en de uitbuiting van de mens door de mens, was de individuele geestelijke behoefte aan persoonlijke vrijheid en controle over zijn lot grotendeels tegen hem gericht door de schim van 'God' en door diens zelfbenoemde vertegenwoordigers op aarde die, niet toevallig, behoorden tot de klasse van slaveneigenaars. De producerende massa van de bevolking was geketend: op aarde door de heersende klasse en in de denkbeeldige hemel door een spirituele tiran.
De secularisering en dus politisering van persoonlijke vrijheid en lotsbestemming, in de burgerlijke revoluties - vooral in de Franse Revolutie van 1789-1793 - was een belangrijke stap in het streven naar de werkelijke oplossing voor de menselijke vrijheid. Niet het minst omdat zij het pad effende voor de arbeidersklasse om tot de politieke arena door te dringen en zichzelf politiek te bevestigen. In de verklaring van de Rechten van de Mens van 1789, presenteerde de bourgeoisie haar eigen pas verworven vrijheid echter als een universele verworvenheid, die tot voordeel was van iedereen. Dit bedrog kwam deels voort uit haar eigen illusies en deels uit de noodzaak voor de bourgeoisie om de hele bevolking achter haar vaandel te scharen.
Het begrip vrijheid bleef gevangen in een gemystificeerde abstracte vorm, en verdoezelde het feit dat in de kapitalistische samenleving de producenten, rechtens vrij en gelijk aan hun meesters, nu geketend werden door een nieuwe vorm van uitbuiting, een nieuwe dictatuur. De triomf van de bourgeoisie leidde tot de veralgemening van warenproductie, die de arbeidsdeling op de spits dreef, en de individuen losrukte uit de gemeenschap. De verschillende sociale structuren confronteerden het individu als een externe noodzaak, en veranderden zijn medemensen in concurrenten. Uit deze atomisering en dit isolement vloeide, paradoxaal genoeg, de mystiek voort van de individuele vrijheid in de kapitalistische samenleving. In werkelijkheid was alleen het kapitaal vrij:
“In de burgerlijke maatschappij is het kapitaal zelfstandig en persoonlijk, terwijl het werkende individu onzelfstandig en onpersoonlijk is.
En de opheffing van deze verhouding noemt de bourgeoisie opheffing van persoonlijkheid en vrijheid. En terecht. Want het gaat zeer zeker om de opheffing van de burgerlijke persoonlijkheid, zelfstandigheid en vrijheid.”
(Marx and Engels, Het Communistisch Manifest)
De levende, historisch concrete ontwikkeling van individuele vrijheid hangt dus af van de solidariteit van de proletarische strijd voor de afschaffing van de klassen en de uitbuiting. Echte vrijheid is alleen mogelijk in een maatschappij van vrije arbeid, dat wil zeggen een kommunistische productiewijze, waar de opheffing van de arbeidsdeling de algehele ontplooiing van het individu mogelijk maakt.
De bevordering van proletarische politieke vrijheden, waar deze revolutionaire omvorming van de samenleving op berust, en die door de kommunistische politieke organisaties verdedigd moeten worden, impliceert noodzakelijkerwijze de strijd tegen de meedogenloze aanspraken voor burgerlijke politieke vrijheid, die de kapitalistische samenleving op permanente wijze voortbrengt.
Het Kommunistisch Manifest citerend: de bourgeoisie verwijt het marxistisch militantisme dermate strikte voorwaarden op te leggen dat de vrijheid van het individu en diens initiatieven beperkt worden. En terecht. Want ze zijn ongetwijfeld gericht op een verbod van de burgerlijke vrijheden van het individu en de burgerlijke initiatieven.
Het politieke principe van afwijzing van deelname aan het parlement, dat de IKS deelt met de rest van de linkskommunistische traditie, voorkomt voor een groot deel het soort carrièredrang en hiërarchische besluitvorming, waarmee de partijen van de Tweede Internationale besmet waren en die typisch zijn voor het burgerlijke politieke leven. De principiële onafhankelijkheid ten opzichte van het burgerlijk staatsapparaat sluit het soort persoonlijke ambitie en avonturisme uit, die aangewakkerd worden door de verwachting gemakkelijk geld te verdienen, iets wat de deelnemers van de burgerlijke politiek drijft.
De strijd voor proletarische politieke vrijheid en tegen de burgerlijke vrijheden stopt niet hier. Er zijn mensen die walgen van de rotte wereld van burgerlijke politiek, links en rechts, en haar willen bestrijden in een marxistische revolutionaire organisatie. Maar in wezen hebben ze de abstracte en holle leuze niet opgegeven van de 'individuele vrijheid', die fungeert als ultieme ideologische dekking en rechtvaardiging van de kapitalistische wereld.
Ongecontroleerde uitingen van deze resten van de burgerlijke denkwijzen leiden binnen de organisatie tot een heimelijke strijd tegen het vermeende onbuigzaamheid van proletarische politieke beginselen, de zogenaamde hiërarchie van centralisatie, het 'dogmatisme' in het proletarisch debat, die worden ervaren als evenzovele beperkingen van de persoonlijke rechten, zelfs als er met betrekking tot deze principes – de centralisatie en de cultuur van debat - oppervlakkige overeenstemming werd bereikt. Deze houding heeft echter geen duidelijk alternatief, geen duidelijke positieve omtrekken, maar wordt voornamelijk gekenmerkt door 'tegen' te zijn, door af te wijzen wat er is. Zij eist het recht op om collectieve, gecentraliseerde besluiten niet op te volgen, het recht om, zonder opgaaf van reden, plaatselijke initiatieven te nemen tegen die van de rest van de organisatie in, het recht om niet coherent te zijn en vooral niet verantwoordelijk te worden gehouden voor inconsistenties. [11]
Deze anarchistische houding handhaaft het burgerlijke geloof in 'individuele vrijheid'. Zij verwerpt het gezag van de kapitalistische politiek en uitbuiting, maar leidt ertoe ook het gezag van het marxistisch alternatief te verwerpen.
De marxistische revolutionaire organisatie moet daarom vechten en zich beschermen tegen deze meer diffuse en holle verdediging van de burgerlijke politieke vrijheid net als tegen de meer openlijke en duidelijke uitdrukkingen ervan, die we terugvinden in parlementaire en linkse partijen.
Het is niet toevallig dat de vraag wie lid is van de organisatie en wie niet een vitale plaats inneemt in de geschiedenis van de marxistische beweging. Tijdens het Haagse Congres van de Eerste Internationale werden de eerste dagen besteed aan het controleren van de geloofsbrieven van de afgevaardigden, vooral omdat er een geheim verbond bestond binnen de organisatie: Bakoenins Broederschap.
Op het rampzalige Tweede Congres van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij in 1903 ging een van de belangrijkste meningsverschillen tussen Bolsjewiki en Mensjewiki over de definitie van lidmaatschap in de voorgestelde partijstatuten.
De strenge voorwaarden voor lidmaatschap zijn een essentieel middel om zowel de klassieke uitingen van burgerlijke politieke vrijheid zoals avonturisme en carrièredrang uit te sluiten als de minder uitgesproken toegevingen aan het opportunisme op het vlak van algemeen politieke principes en de vorming van persoonlijke kliekjes die zich verzetten tegen de consistente toepassing van de beginselen inzake het organisatievraagstuk.
A lack of rigour in the process of integration of militants is a good means of establishing a hierarchy within the organisation between ‘those who know and those who don’t know’ the positions and analyses of the latter. Obviously it is never possible to completely eliminate the inequalities and differences of capacities between militants, but the ‘recruitment’ on insufficient bases are the best means to reinforce rather than attenuating them.
Een gebrek aan striktheid in het integratieproces van militanten is een goed middel om een hiërarchie binnen de organisatie te bewerkstelligen tussen 'wie die de standpunten en analyses van de organisatie wel en wie die niet kennen'. Uiteraard is het nooit mogelijk om de ongelijkheden en verschillen in vermogens tussen militanten volledig weg te vegen, maar 'aanwerving' op een onvolledige basis is eerder het beste middel om ze versterken en dan om ze verzwakken.
Alle organismen hebben een bepaalde mate van eenheid nodig om hun bestaan te handhaven. Dit geldt zowel voor de politieke als voor de natuurlijke wereld. Centralisatie is het essentiële middel om een complexe eenheid veilig te stellen. Dit drukt een fundamentele, universele vooronderstelling uit: het geheel is meer dan de som der delen. Eenheid is niet het eenvoudige resultaat van het verzamelen of samenvoegen van de verschillende onderdelen van het geheel. Eenheid vereist een andere kwaliteit: de capaciteit om deze anderszins ongelijksoortige elementen te centraliseren en coördineren. Een orkest vereist een leider om alle muzikanten samen te brengen die, in ruil daarvoor, zijn onmisbare rol erkennen en respecteren in de schepping van een eengemaakt kunstwerk dat kwalitatief meer is dan het geluid van elk van de afzonderlijke instrumenten.
Een revolutionaire politieke organisatie is ook meer dan een verzameling individuen die het toevallig eens zijn. Om zichzelf als organisatie te handhaven, wordt van elke militant een wil tot eenheid vereist en dus de bereidheid tot centralisatie.
Het hoge niveau van centralisatie dat vereist is voor proletarische politieke organisaties, is de weerspiegeling van het feit dat het proletariaat, in tegenstelling tot andere klassen, geen aparte economische of politieke belangen heeft. Het brengt ook een belangrijke behoefte tot uitdrukking van een uitgebuite klasse: de bestrijding van de verdeling en versnippering, die de loonarbeid en algemene warenproductie oplegt aan het proletariaat en de compensatie van het ontbreken van enige economische macht, die haar strijd bijeenhoudt.
Centralisatie beperkt noodzakelijkerwijs sommige individuele initiatieven - welke zich verzetten tegen het proces van centralisatie en in plaats daarvan een eigen richting gaan, die leidt tot een verlies van samenhang en uiteindelijk tot het uiteenvallen van het geheel. Maar ze is daarentegen volledig afhankelijk van de individuele initiatieven en de verscheidenheid van het hele politieke organisme. Het langdurige karakter van centralisatie is juist het gevolg van de noodzaak om gezamenlijk een oplossing te vinden voor deze verscheidenheid, de synthese van de meningsverschillen - de enige manier om het geheel samen te brengen en te verrijken tot een hogere eenheid.
De marxistische opvatting van centralisatie is derhalve niet monolithisch. Ze staat toe, en eist in feite, de uitdrukking van minderheidsstandpunten - met als doel de meerderheid te overtuigen en de hele organisatie op het juiste pad te brengen. De gedecentraliseerde of federalistische opvatting, die stelt dat de minderheid niet mag worden bekritiseerd, en niet mag worden onderworpen aan de eenheid van de organisatie terwijl de discussie voortduurt, is in feite autoritair omdat ze het arbitraire opleggen betekent van een deel aan het geheel. [12]
Centralisatie komt voor de aanhangers van 'persoonlijke vrijheid' altijd over als hiërarchisch, omdat ze het principe van afvaardiging inhoudt. Congressen bijvoorbeeld, die de algemene doeleinden van de organisatie formuleren, kunnen onmogelijk permanent zitting houden en zich bezighouden met de enorme hoeveelheid dagelijkse taken van de organisatie en in het bijzonder met haar interventie in de arbeidersklasse. Zij moeten hun taken delegeren aan de centrale organen die hun oriëntaties vertalen naar het dagelijkse leven van de organisatie. Het mandateren van centrale organen en het terugkoppelen van dit mandaat op het daaropvolgende congres, om deze te verifiëren, is een kenmerk van de revolutionaire marxistische politieke organisatie.
Het principe van afvaardiging en handhaving van de eenheid tijdens de debatten over meningsverschillen betekent niet een teveel aan centralisatie, het is centralisatie: de levensader van de revolutionaire organisatie. De afkeer van deze principes betekent uiteindelijk de bevestiging van de overheersende wil van het individu of van een minderheid over het belang van het geheel. Dat, en niet centralisatie, is autoritair.
Een interessant aspect van Devrims persoonlijk verslag is dat hij de IKS bekritiseert voor een teveel aan intern debat en daardoor dus te veel verscheidenheid en individuele initiatieven aan de ene kant, maar aan de andere kant hekelt hij de organisatie omdat ze te theoretisch samenhangend is, waar niets van zijn plaats raakt waardoor er geen ruimte voor individueel initiatief zou overblijven.
Devrim bekommert zich in zijn verslag niet om de verzoening van deze schijnbare tegenspraak: dat een organisatie op hetzelfde moment zowel intens zelfkritisch en intens samenhangend kan zijn. [13] In feite is er geen tegenspraak tussen deze twee tegenpolen – we zijn van mening dat ze elkaar aanvullen en onderling van elkaar afhankelijk zijn.
De traditie van de marxistische linkerzijde, waar de IKS toe behoort, is altijd gekenmerkt door een kritische geest die niet alleen maar gericht is op de bourgeoisie en de kapitalistische samenleving, maar ook op zichzelf, op haar eigen partijen en hun concessies aan de bourgeoisie, op theoretische fouten en theoretische onvolmaaktheden met betrekking tot veranderingen in de gebeurtenissen en in de historische periodes. De politieke uitgangspunten die de IKS verdedigt, zijn het resultaat van langdurige inspanningen om de beginselen, of opvattingen over deze beginselen, in vraag te stellen, iets dat nodig werd bevonden in het licht van de constante evolutie van de maatschappelijke realiteit en het ontstaan van nieuwe situaties, waarin nieuwe antwoorden en analyses nodig waren. De visie van de IKS over de rol van de partij of de staat in de overgangsperiode bijvoorbeeld is het resultaat van een langdurige en moeizame theoretische ontwikkeling onder de kommunisten en vereiste, na de nederlaag van de Oktoberrevolutie, tientallen jaren van debat en confrontatie.
En in de geschiedenis van de IKS zelf heeft intern debat geleid tot de verwerping van een eens vanzelfsprekende analyse uit de marxistische traditie, zoals Lenin's theorie van de zwakke schakel - de opvatting dat de revolutionaire socialistische omvorming zou uitgaan van de perifere landen van het kapitalisme. De IKS stelde daartegenover dat de drijvende kracht voor de proletarische revolutie zal uitgaan van West-Europa, waar de meest ervaren sectoren van de arbeidersklasse en met de meest intelligente bourgeoisieën zich bevinden. [14]
Een permanente kritische houding ten opzichte van de verworvenheden van de marxistische traditie, in het licht van de nieuwe problemen die zich stellen in verband met de ontwikkeling van de gebeurtenissen, is dus een onmisbaar aspect van de marxistische theorie.
Dit betekent dat elke militant deze kritische benadering ter harte neemt, de noodzaak erkent om voor zichzelf na te denken - en weigert om de dingen zonder meer voor waar aan te nemen.
Tegelijkertijd kan de marxistische kritiek alleen ernstig genoeg zijn als ze een zoektocht impliceert naar een nieuwe samenhang. Alleen de zoektocht naar nieuwe syntheses, die ofwel de oude verrijken of die zelfs verwerpen, kan tot de wortel gaan.
Het marxistische doel is altijd het scheppen of herscheppen van een theoretisch en politiek totaalbeeld dat het 'algemene verloop' van de strijd van de arbeidersklasse schetst, aangezien die strijd in de loop van de tijd, door veranderende omstandigheden, evolueert. De noodzaak van een eengemaakte theoretische opvatting van de belangen van het proletariaat is een vitale tegenhanger van de organisatorische eenheid. Theoretische eenheid of coherentie, net als een gecentraliseerde organisatie, is niet hetzelfde als conformiteit of eenvormigheid. Elke coherentie bevat potentiële tegenspraken. En deze latente tegenspraken leiden naar nieuwe debatten en dus noodzakelijkerwijs naar nieuwe conclusies.
Verscheidenheid is dus geen doel op zich, zoals het toejuichen van meningsverschillen om de meningsverschillen, waar de anarchisten in geloven, maar het middel tot het grotere zelfbewustzijn van het proletariaat als een eengemaakte revolutionaire klasse.
Op dezelfde manier is het doel van de debatten die binnen de organisatie plaatsvinden, niet de autoriteit van een of andere 'leider' te versterken, maar om de grootste helderheid, de grootste homogeniteit binnen de organisatie te bereiken, dat wil zeggen, om te vechten tegen de omstandigheden die de noodzaak van 'leiders' oproepen.
De kracht van de ideeën van de revolutionaire organisatie in de arbeidersklasse moet, op lange termijn beschouwd, niet verlopen via de verwatering van haar beginselen en analyses of de verwerping van de coherentie, zoals Devrim denkt, maar door de grotere concentratie en diepgang van haar theorie.
Dit alles stelt bijzondere theoretische eisen aan de revolutionaire militant. Een van de belangrijkste eisen is dat ze verder kijken dan hun eigen persoonlijke indrukken en gevoelens.
Maar Devrims hele verslag van zijn negatieve ervaringen in de IKS blijft steken in de eerste fase, die van persoonlijke impressies, en bereikt nooit het niveau van een discussie over de politieke en organisatorische beginselen, die de kern vormen van de marxistische revolutionaire organisatie.
In Devrims kritiek bestaat er geen gedetailleerde alternatieve opvatting van de revolutionaire organisatie. Maar in zijn kritiek op de IKS zegt hij impliciet dat het alternatief minder streng moet zijn ten aanzien van de integratie van nieuwe leden, minder gecentraliseerd, zodat de verschillende onderdelen van de organisatie meer zelfstandigheid hebben. Het zou minder tijd moeten besteden aan intern theoretisch debat, minder energie om zichzelf af te grenzen van andere politieke stromingen. Er zou minder aandacht moeten besteed worden aan de gezamenlijke ontwikkeling van samenhangende politieke standpunten en meer gewicht gegeven aan persoonlijke indrukken en gevoelens. Kortom, de revolutionaire organisatie moet minder een politieke uitdrukking zijn van de arbeidersklasse en meer een weerspiegeling van de persoonlijke voorkeuren van de individuele leden.
Daar Devrim geen historische modellen of referentiepunten aanvoert over hoe een dergelijke organisatie eruit moet zien, of hoe de voorgaande mislukkingen, gebaseerd op hetzelfde tekort aan parameters, zouden kunnen worden voorkomen, lijkt zijn alternatief uiterst mistig, en de contouren ervan onbepaald.
Uiteindelijk drukt Devrims kritiek een visie van revolutionair militantisme uit, die totaal anders is dan de marxistische. Deze laatste ziet de vrije ontwikkeling van de militant als een proces van interactie met zijn kameraden, als een kwestie van organisatorische solidariteit, terwijl Devrim de revolutionair beschouwt als iemand die, ten koste van alles, zijn persoonlijke zelfstandigheid moet bewaren, ook al impliceert dat afscheid nemen van de organisatie en dus ook van zijn kameraden.
In een periode waarin de arbeidersklasse haar identiteit als politieke klasse terugwint, is de suggestie dat een bestaande revolutionaire politieke organisatie, één die over een waardevol kommunistisch politiek perspectief beschikt, verouderd is en vervangen moet worden door een vaag bedacht alternatief dat onverschillig staat ten opzichte van politieke standpunten - tja, dit is belachelijk. Niet alleen belachelijk, maar ronduit schadelijk.
Er bestaan vandaag groepen en individuen die zich tot doel stellen de revolutionaire organisaties te vernietigen en de IKS in het bijzonder. Terwijl Devrim het niet eens is met onze betiteling van deze elementen als 'parasitair', heeft hij hun gedragingen en doeleinden toch een keer verworpen als anti-arbeidersklasse - een van de redenen die hem oorspronkelijk aantrok tot de IKS. Maar zijn huidige houding, uitgedrukt in zijn persoonlijke kritiek, welke nu inhoudt dat de IKS het niet waard is om tegen dergelijke aanvallen verdedigd te worden, kan, ongeacht zijn bedoelingen, de destructieve neigingen van de parasieten alleen maar aanscherpen.
De bekommernis om 'persoonlijke vrijheid tegen autoriteit' bevindt zich midden in een niemandsland tussen twee alternatieven: de politieke vastberadenheid van het marxisme enerzijds en de vijandige politieke macht van de bourgeoisie, en degenen die zich in dienst hebben gesteld van de laatste, anderzijds. In werkelijkheid is er geen neutrale middenweg tussen deze beide politieke polen.
Het is duidelijk welke van deze twee kampen echte revolutionairen moeten verkiezen.
Como
1. libcom.org/library/my-experience-icc-devrim-valerian [211]
2. We bedoelen dat ze als organisaties van het proletariaat ten onder gingen, maar niet noodzakelijk volledig verdwenen. De Duitse Sociaal-Democratische Partij bijvoorbeeld, die zich in 1914 aansloot bij de imperialistische oorlogsinspanningen, bestaat vandaag de dag nog steeds als één van de belangrijkste politieke partijen van de Duitse staat. Wij maken hier geen volledige vergelijking tussen het IKS met haar kleine invloed en de Tweede en de Derde Internationale. Maar het cruciale belang van de politieke positionering, welke beslist over leven of dood van een revolutionaire organisaties blijft in deze historische referenties in de kern volledig toepasbaar. We hebben hier niet de ruimte in te gaan op andere, minder bekende voorbeelden.
3. Niets van dit alles houdt in dat Devrim een of ander internationalistische politiek standpunt of een van de principiële standpunten van de Kommunistische Linkerzijde verlaten heeft. Maar hij vond het niet nodig ze te bevestigen in zijn verslag - waarschijnlijk omdat hij denkt dat zo’n stellingname relatief onbelangrijk is. Ons doel is veeleer om kritiek te leveren op de gedachte dat de bekommernis om dergelijke politieke standpunten het product is van een vervlogen tijdperk.
4. Want theorie "wordt een materiële kracht zodra de massa’s erdoor worden gegrepen": Marx in Een Bijdrage tot een Kritiek van de Hegelse Rechtsfilosofie, doelende op de massa’s van de arbeidersklasse.
5. De Anarchisten en de oorlog (I): De Anarchisten en de Eerste Wereldoorlog. https://nl.internationalism.org/node/721 [212]
6. Andere anarchisten keerden zich natuurlijk tegen de imperialistische oorlog, grotendeels op basis van diezelfde leuzen. Dit toont alleen aan dat deze leuzen niet voldoende zijn om een duidelijk klassestandpunt uit te werken tegen de imperialistische oorlog, om daartoe te komen was en is het marxisme en de marxistische revolutionaire organisatie nodig.
7. Zie de Stellingen van de IKS: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme. https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [213]
8. Wij suggereren niet dat Devrim zelf niet in staat is een dergelijke verklaring te ontwikkelen maar dat, op basis van zijn politieke standpunt, hij het niet als een waardevolle inspanning beschouwt omdat het een verouderde bekommernis om politieke standpunten zou inhouden.
9. Het zou te eentonig worden om ze hier te weerleggen. En het zou in ieder geval leiden tot het onthullen van nog meer alledaagse en persoonlijke gegevens over de interne leven van de IKS, wat alleen maar de belangstelling zou wekken van kwaadsprekers… of de politie.
10. In feite 'werven' we niet: dit is een militaire of een linkse visie. Militant worden is één van de meest persoonlijke, vrijwillige beslissingen in iemands leven!
11. Deze negatieve houding ten opzichte van de individuele vrijheid is niet los te denken van de visie van de utilitaristische filosoof John Stuart Mill die vrijheid in wezen definieerde als een ontbreken van beperkingen. Marx stelde daar in De Heilige Familie tegenover dat de mens vrij is "niet door de negatieve kracht om dit of dat te mijden, maar door de positieve kracht, zijn ware individualiteit te bevestigen", dat afhangt van de sociale mogelijkheden hiertoe. ('Kritische Schlacht gegen den französischen Materialismus')
12. Zie: “Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionair organisatie”, punt 3. https://nl.internationalism.org/ir/16_function [214]
13. Devrims verslag is eerlijk genoeg om de oude laster tegen te spreken dat "de IKS het interne debat verstikt”.
14. Kritiek van de theorie van de zwakste schakel: het proletariaat van West-Europa in het hart van de klassenstrijd. https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel [215]
De geweldige ideologische campagnes van de Europese bourgeoisie over het terrorisme (de zaak Schleyer in Duitsland, de zaak Moro in Italië), een vijgenblad voor een enorme versterking van de terreur van de burgerlijke staat, heeft de bezorgdheid van de revolutionairen ten aanzien van de kwestie van het geweld, de terreur en het terrorisme een bepaalde tijd op de voorgrond geplaatst.
Deze kwestie is niet nieuw voor de kommunisten: decennia na elkaar hebben zij de barbaarsheid gestigmatiseerd waarmee de heersende klasse haar macht handhaaft over de maatschappij, de wreedheid die de meest democratische regeringen ontketenen bij de geringste dreiging van de bestaande orde. Zij hebben duidelijk aan kunnen tonen dat het niet de muggenprikken zijn van enkele wanhopige elementen, afkomstig uit de ontbinding van de kleinburgerlijke lagen, die door de huidige officiële campagne worden geviseerd, maar de arbeidersklasse waarvan de noodzakelijk langzaam ontwikkelende opstand, bij haar ontwaken, de enige ernstige bedreiging zal vormen voor het kapitalisme.
Het was dus de taak van de revolutionairen om deze campagnes aan te klagen voor wat zij waren en eveneens de domme slaafsheid van de uiterst linkse groepen te onderstrepen, zoals die van bepaalde trotskisten, die hun tijd verdoen om de ‘Rode Brigades’ aan te klagen omdat zij Moro ‘zonder voldoende bewijs’ en ‘zonder goedvinden van de arbeidersklasse’ hadden veroordeeld. Maar tegelijkertijd met het aanklagen van de burgerlijke terreur, met het bevestigen van de noodzaak voor de arbeidersklasse om in de vernietiging van het kapitalisme geweld te gebruiken, moesten de revolutionairen bijzonder duidelijk zijn
- over de werkelijke betekenis van het terrorisme;
- over de vorm die het geweld van de arbeidersklasse in zijn strijd tegen de bourgeoisie aanneemt.
En hier moeten we vaststellen dat er, zelfs binnen de organisaties die klasse-standpunten verdedigen, een zeker aantal misvattingen bestaan waarbij het geweld, de terreur en het terrorisme synoniem zijn en waarbij ervan uit wordt gegaan dat
- ‘er een terrorisme kan bestaan dat uitgaat van de arbeidersklasse’;
- de arbeidersklasse, tegenover de ‘witte terreur’ van de bourgeoisie, zijn eigen ‘revolutionaire terreur’ moet stellen, die er in zekere zin de symmetrie zou van vormen.
De bordigistische IKP (PCI, Internationale Kommunistische Partij) heeft zich blijkbaar tot de meest uitdrukkelijke vertolker van dit soort van verwarring gepresenteerd , door bijvoorbeeld te schrijven
“Van het stalinisme verwerpen zij (Marchais en Pelikan) slechts de revolutionaire aspecten, de enige partij, die de dictatuur, de terreur van de proletarische revolutie… had geërfd”. (Programme Communiste nr. 76, blz. 87)
Voor deze organisatie is de terreur, zelfs wanneer zij door stalinisme wordt gebezigd, van revolutionaire aard en zou er een identiteit bestaan tussen de methoden van de proletarische revolutie en die van de ergste contrarevolutie, die op de arbeidersklasse is losgelaten.
Bovendien heeft de PCI de neiging gehad om, op het moment van de Baader-Meinhoff-zaak, de terroristische daden van hen en die van hun metgezellen, ondanks bezwaren over de impasse die deze daden veroorzaakten,voor te stellen als voortekenen en een voorbeeld van het toekomstige geweld van de arbeidersklasse. Zo kan men in ‘Le Proletaire’nr. 254 lezen:
“Met bezorgdheid hebben wij het tragische epos gevolgd van Andreas Baader en zijn metgezellen, die aan deze beweging hebben deelgenomen, die van de langzame accumulatie van de voorwaarden voor de proletarische opleving…”, en, verder: “De proletarische strijd zal andere martelaren moeten kennen…”
Uiteindelijk komt het idee van een ‘terrorisme van de arbeidersklasse’ duidelijk naar voren in de volgende passage: “Kortom, om revolutionair te zijn, is het niet voldoende om het geweld en de terreur van de burgerlijke staat aan te klagen, men moet ook het geweld en het terrorisme opeisen als absoluut noodzakelijke wapens van de ontvoogding van het proletariaat”. (Le Prolétaire nr. 253)
Als we de eenvoudige definities van het woordenboek en het misbruik van de taal die bepaalde revolutionairen van het verleden per ongeluk hebben kunnen begaan, buiten beschouwing laten, dan stelt de hiernavolgende tekst dus voor om, ten opzichte van dit soort verwarring, de verschillen uiteen te zetten die er met name vanuit het oogpunt van hun klasse-inhoud bestaan tussen het terrorisme, de terreur en het geweld, dat de arbeidersklasse genoodzaakt zal zijn om te gebruiken, om zijn emancipatie te kunnen verwezenlijken.
Het erkennen van de klassestrijd betekent het direct aanvaarden van het geweld als een van zijn fundamentele elementen, die er aan verbonden is. Het bestaan van klassen betekent dat de maatschappij is verscheurd door onverzoenlijke belangentegenstellingen. Op basis van deze tegenstellingen vormen zich de klassen. De sociale verhoudingen die tussen de klassen ontstaan, zijn dus noodzakelijkerwijs van oppositionele en tegengestelde aard, dat wil zeggen, van strijd.
Het tegenovergestelde beweren, te pretenderen dat men deze feitelijke situatie door de welwillendheid van de een en de andere kan overwinnen, door de samenwerking en harmonie tussen de klassen, betekent dat men buiten de werkelijkheid staat, volop in de utopie.
Dat de uitbuitende klassen dergelijke illusies aanhangen en verspreiden is niet verrassend. Zij zijn er ‘natuurlijk’ van overtuigd dat er geen andere, geen betere maatschappij kan bestaan, dan die waarvan zij de heersende klasse zijn. Deze blinde en absolute overtuiging wordt hen gedicteerd door hun belangen en voorrechten. Hun klasse-belangen en –voorrechten vallen samen met het soort maatschappij, die zij beheersen. Ze hebben er dus belang bij om de overheerste en uitgebuite klasse voor te houden de strijd op te geven, om de bestaande orde te aanvaarden; om zich aan de ‘historische wetten’ te onderwerpen, wetten die volgens hen onveranderlijk zijn. Deze heersende klassen zijn tegelijkertijd objectief beperkt en niet in staat om de dynamiek van de klassestrijd (van de onderdrukte klassen) te begrijpen en subjectief hebben zij er het allergrootste belang bij om de onderdrukte klassen hun verzet te doen opgeven, door hun strijdwil, middels allerlei misleidingen, te vernietigen.
Maar de heersende uitbuitende klassen zijn niet de enige die zo'n houding aannemen ten aanzien van de klassestrijd. Bepaalde stromingen hebben geloofd dat het mogelijk is de klassestrijd te kunnen vermijden door een beroep te doen op de intelligentie, op meer welwillend begrip, op de mensen van goede wil, teneinde een harmonische, broederlijke maatschappij van gelijkheid te scheppen. Dat waren bijvoorbeeld de utopisten aan het begin van het kapitalisme. Deze laatsten waren, in tegenstelling tot de bourgeoisie en haar ideologen, er absoluut niet in geïnteresseerd om de klassestrijd toe te dekken, in het belang van de handhaving van de voorrechten van de heersende klassen
Als zij aan de klassestrijd voorbijgingen is dat omdat zij de historische gronden voor het bestaan van klassen niet begrepen. Zij gaven aldus blijk van een onrijpheid van het begrip ten opzichte van de werkelijkheid, van deze werkelijkheid waar het bestaan van de klassestrijd, van de strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie, die in feite reeds bestond. Terwijl ze blijk gaven van de onvermijdelijke achterstand van het bewustzijn op het bestaan, waren zij een uitdrukking van deze inspanning van bewustwording, elementen van dit theoretische gestamel van de klasse. Daarom worden zij terecht beschouwd als de voorlopers van de socialistische beweging, met een aanzienlijke inbreng in deze beweging die, in zijn ontwikkeling, met het marxisme een wetenschappelijke en historische grondslag voor de klassestrijd van het proletariaat zou vinden.
Dit gaat niet op voor alle humanistische, pacifistische bewegingen, enzovoort, die sinds de tweede helft van afgelopen eeuw opbloeiden en die beweerden de klassestrijd te negeren. Die hadden niet de minste inbreng in de emancipatie van de mensheid. Zij zijn de slechts de uitdrukking van kleinburgerlijke klassen en sociale lagen, die historisch ouderwets en machteloos zijn, en die in de moderne maatschappij bestaan, in de tang genomen door de strijd tussen het kapitalisme en het proletariaat.
Hun a-klassistisch, interklassistisch, anti-klassestrijd - ideologie vormen even zovele jammerklachten van een machteloze klasse, die geen enkele toekomst heeft, noch in het kapitalisme en nog minder in de maatschappij die het proletariaat geroepen is om te scheppen: het socialisme. Betreurenswaardig en belachelijk, ten prooi aan absurde illusies, kunnen zij de vooruitgang en de strijdwil van het proletariaat slechts belemmeren. En om dezelfde reden zijn zij uitmuntend bruikbaar, en zeer vaak gebruikt door kapitalisme, dat er alles belang bij heeft om alles zal gebruiken dat kan dienen als wapens b ij die misleiding.
Het bestaan van klassen, van de klassestrijd impliceert noodzakelijkerwijs klassegeweld. Enkel beklagenswaardige zeurpieten of doortrapte charlatans (zoals de sociaaldemocratie) kunnen deze gevolgtrekking verwerpen. In het algemeen is het geweld een kenmerk van het leven en vergezelt het heel zijn verloop. Elke daad houdt een zekere graad van geweld in. De beweging zelf is in feite geweld, aangezien zij het resultaat is van de constante verstoring van het evenwicht, welke voortvloeit uit de botsing tussen tegengestelde krachten.
Het was aanwezig onder de eerste menselijke groeperingen; en komt trouwens niet noodzakelijkerwijs tot uitdrukking in de vorm van openlijk lichamelijk geweld. Wat deel uitmaakt van het geweld is alles wat dwang, een krachtsverhouding, bedreiging inhoudt. Geweld betekent een beroep doen op een lichamelijke of fysiologische agressie jegens andere wezens, maar het bestaat eveneens als een bepaalde situatie of beslissing wordt opgelegd vanwege het simpele feit dat men beschikt over de middelen voor zo’n agressie, zonder deze werkelijk te gebruiken. Maar zelfs als het geweld zich in een van deze vormen voordoet, zodra er beweging of leven bestond, maakte de verdeling van de maatschappij in klassen er een van de belangrijkste grondslagen van de maatschappelijke verhoudingen van, die met het kapitalisme helse afgronden bereikte.
Elke klasse-uitbuiting baseert haar macht op het geweld en een altijd toenemend geweld totdat het de voornaamste maatschappelijke instelling wordt. Het geweld wordt de voornaamste pijler, die het hele maatschappelijk gebouw ondersteunt en waarborgt en zonder welke de maatschappij onmiddellijk zou instorten. Noodzakelijk product van de uitbuiting van de ene klasse door de andere, wordt het geweld, in zijn meest geavanceerde vorm georganiseerd, geconcentreerd, geïnstitutionaliseerd in de staat. Ze wordt dialectisch een fundamentele voorwaarde voor het bestaan en voor de handhaving van de maatschappij van uitbuiting.
Tegenover dit steeds bloediger en moorddadiger geweld van de uitbuitende klassen kunnen de uitgebuite en onderdrukte klassen, als zij zich willen bevrijden, slechts hun eigen geweld stellen. Een beroep doen op de ‘menselijke’ gevoelens van de uitbuitende klassen, zoals religieuzen van het slag Tolstoj en Gandhi of de socialisten in een nepbontjas doen, is in wonderen geloven, is aan de wolven vragen om op te houden wolven te zijn en zich in lammeren te veranderen. Het is aan de kapitalistische klasse vragen om niet langer een kapitalistische klasse te zijn, maar om zichzelf in arbeidersklasse om te toveren.
Het geweld van de uitbuitende klasse, dat eigen is aan haar wezen, kan slechts worden gestopt door het revolutionaire geweld van de onderdrukte klassen. Het begrijpen, het voorzien, het voorbereiden, het organiseren, is het niet alleen een beslissende voorwaarde voor de overwinning van de onderdrukte klassen, maar deze overwinning zorgt er ook voor dat het lijden minder lang duurt. Iemand die ook maar de minste aarzeling of twijfel kent met betrekking tot dit onderwerp, is geen revolutionair.
Wij hebben gezien dat de uitbuiting onvoorstelbaar is zonder geweld, het ene is organisch onafscheidelijk van het andere. Hoewel geweld kan bestaan buiten uitbuitingsverhoudingen, is de laatstgenoemde (de uitbuiting) daarentegen slechts te realiseren met en door het geweld. Zij verhouden zich tot elkaar als de longen en de lucht, de longen kunnen niet functioneren zonder zuurstof.
Net zoals met de overgang van het kapitalisme naar de imperialistische fase, verkrijgt het geweld, als het wordt gecombineerd met de uitbuiting, een hele nieuwe en bijzondere kwaliteit. Het is niet meer een toevallig of ondergeschikt gegeven, maar zijn aanwezigheid is een constante geworden, op alle niveaus van het maatschappelijk leven. Zij doordringt alle verhoudingen, dringt door tot in alle poriën van het maatschappelijk lichaam, zowel op algemene als op het persoonlijke vlak.
Uitgaande van de uitbuiting en de noodzaak om de arbeidersklasse te onderwerpen, dringt het geweld zich op massale wijze op aan alle verhoudingen tussen de verschillende klassen en lagen van de maatschappij, tussen de industrielanden en de onderontwikkelde landen, tussen de industrielanden zelf, tussen man en vrouw, ouders en kinderen, leerkrachten en leerlingen, tussen personen onderling, tussen de bestuurders en bestuurden. Zij specialiseert, structureert, concentreert zich in verscheidene lichamen: de staat, met zijn staande legers, zijn politie, zijn gevangenissen, zijn wetten, zijn folteraars tendeert ernaar om zich boven de maatschappij te stellen en deze te overheersen.
Om de uitbuiting van de mens door de mens te verzekeren, wordt het geweld de belangrijkste activiteit van de maatschappij, waaraan zij elke keer een groter deel van haar economische en culturele hulpbronnen besteed. Het geweld is verheven tot de status van een kult, een kunst, een wetenschap. Een wetenschap, die niet alleen op de militaire kunst, op de bewapeningstechniek, maar op alle gebieden, op alle niveaus wordt toegepast, tot aan de organisatie van de concentratiekampen, de installaties van gaskamers, de kunst van de snelle en massale uitroeiing van hele volkeren. En zelfs tot aan de oprichting van echte universiteiten voor de wetenschappelijke, psychologische foltering, waar een overvloed aan gekwalificeerde folteraars diploma’s kunnen behalen en hun bekwaamheden in de praktijk kunnen brengen.
Een maatschappij die niet alleen “uit alle poriën druipt van bloed en vuil” zoals Marx stelde, maar die noch verder kan leven noch één moment kan ademen buiten een vergiftigde en bedorven atmosfeer van kadavers, doden, vernietigingen, moordpartijen, lijden en foltering. In zo’n samenleving heeft het geweld zijn climax bereikt, en verandert ze van kwaliteit: het wordt Terreur.
Spreken over het geweld in het algemeen, in algemene termen, zonder naar de concrete voorwaarden, de historische periodes en naar de klassen te verwijzen die het uitoefenen, kan je niets begrijpen van zijn werkelijke inhoud; met andere woorden: wat het een verschillende, specifieke kwaliteit geeft in de uitbuitingsmaatschappij en waar deze fundamentele wijziging van het geweld in terreur vandaan komt; iets dat niet kan gereduceerd worden tot een eenvoudig kwantitatieve kwestie. Dit kwalitatieve verschil tussen geweld en terreur niet zien is vergelijkbaar met de benadering die zich, met betrekking tot de waren, er tevreden mee zou stellen om tussen de oudheid en het kapitalisme slechts een eenvoudig kwantitatief verschil te zien zonder het wezenlijke, kwalitatieve verschil te bemerken tussen beide fundamenteel verschillende productiewijzen, waarin het voorkomt en welke het omvat.
Naarmate de maatschappij, die is verdeeld in tegengestelde klassen, zich verder ontwikkelt, zal het geweld in de handen van de uitbuitende en heersende klasse steeds meer een nieuw karakter aan te nemen, dat van de terreur. De terreur niet als kenmerk van de revolutionaire klassen op het moment van hun revolutie en voor de vervulling ervan. Dit is een zuiver formele, zeer oppervlakkige visie en komt erop neer de terreur toe te juichen als de revolutionaire daad bij uitstek. Op deze manier eindig je met de volgende axioma: “hoe sterker de terreur, des te dieper, radicaler de revolutie is”. Maar dit wordt volledig geloochend door de geschiedenis.
Heel de periode van haar bestaan heeft de bourgeoisie de terreur geperfectioneerd en gebruikt; niet alleen op het moment van de revolutie (zie 1848 en bij de Commune van Parijs in 1871). De terreur bereikt zijn toppunt, juist op het moment dat het kapitalisme zijn periode van verval intreedt. De terreur is niet de uitdrukking van de revolutionaire aard en actie van de bourgeoisie op het moment van haar revolutie, zelfs wanneer deze op dit soort momenten een spectaculair karakter aanneemt;. Zij is veel meer de uitdrukking van haar aard als uitbuitende klasse die, net als alle uitbuitende klassen, haar macht slechts kan baseren op de terreur. De revoluties, die de opeenvolging van de verschillende uitbuitingsmaatschappijen hebben verzekerd, zijn geenszins de vroedvrouwen van de terreur, maar dragen deze slechts over van de ene op de andere uitbuitende klasse.
De bourgeoisie vervolmaakt en versterkt de terreur, die niet zozeer gericht was tegen de oude heersende klasse, om met haar komaf te maken, maar vooral om haar heerschappij te verzekeren over de maatschappij in het algemeen en tegenover de arbeidersklasse in het bijzonder . De terreur in de burgerlijke revolutie betekent dus geen einde, maar een voortzetting ervan, omdat de nieuwe maatschappij een voortzetting is van maatschappijen van uitbuiting van de mens door de mens. Het geweld in de burgerlijke revoluties betekent geen einde van de onderdrukking, maar de voortzetting van de onderdrukking zonder einde. Daarom kan het alleen maar terreur zijn.
Samengevat kan men de terreur en het specifieke en bijzondere geweld van de uitbuitende en heersende klassen in de geschiedenis, die slechts tegelijk met hen zal verdwijnen, als volgt definiëren. Zijn specifieke kenmerken zijn dat hij:
1) organisch verbonden is met de uitbuiting met als doel deze op te leggen;
2) een daad is van een bevoorrechte klasse;
3) een daad is van een minderheidsklasse van de maatschappij;
4) een daad is van een gespecialiseerd lichaam dat, nauwgezet geselecteerd en gesloten, dat ertoe neigt om zich van elke controle van de maatschappij los te maken;
5) zich reproduceert en eindeloos perfectioneert en zich uitstrekt over alle niveaus, over alle bestaande verhoudingen in de maatschappij;
6) geen andere reden van bestaan heeft dan de onderwerping en de verplettering van de menselijke gemeenschap;
7) gevoelens van vijandigheid en geweld aan wakkert tussen maatschappelijke groepen: nationalisme, chauvinisme, racisme en andere wanstaltigheden.
8) egoïstische gevoelens en gedragingen stimuleert, sadistische agressiviteit, de geest van wraak, een onophoudelijke en dagelijkse oorlog van allen tegen allen, die de hele maatschappij in een oneindige toestand van terreur onderdompelen.
De kleinburgerlijke klassen (boeren, handwerkslieden, kleine handelaars, vrije beroepen, intellectuelen) vormen geen fundamentele klassen in de maatschappij. Zij hebben geen bijzondere productiewijze noch een bepaald maatschappijproject aan te bieden. Zij zijn geen historische klassen in de marxistische zin van het woord. Van alle maatschappelijke klassen zijn zij bij uitstek het minst homogeen. Zelfs als hun beter gesitueerde lagen hun inkomsten verkrijgen uit het gebruik van de arbeid van de anderen en, om die reden, deel uitmaken van de bevoorrechten in de maatschappij, zijn zij in hun geheel gebonden aan de heerschappij van de kapitalistische klasse, waarvan zij de strengheid van de wetten en de onderdrukking ondergaan. Als klasse dient voor hen geen enkele toekomst aan. Het uiteindelijke streven van de beter gesitueerde lagen is om zich op individuele basis te integreren in de kapitalistische klasse.
De minder gesitueerde lagen zijn er, zonder mededogen, toe bestemd om ieder vorm van eigendom en ‘zelfstandigheid’ van bestaan te verliezen en zich te proletariseren. De reusachtige massa van de middenklasse is veroordeeld om te vegeteren, economisch en politiek verpletterd te worden door de heerschappij van de kapitalistische klasse. Hun politiek gedrag wordt bepaald door krachtsverhouding tussen beide fundamentele klassen van de maatschappij: het kapitalisme en het proletariaat. Hun hopeloos verzet tegen de meedogenloze wetten van het Kapitaal leidt hen tot zowel een fatalistische en passieve visie als een overeenkomstig gedrag. Hun ideologie is het individualistische ‘redden wie zich redden kan’ en, op collectieve wijze, de diverse verschillende jammerklachten, de zoektocht naar de ellendige troost, de machteloze en belachelijke pacifistische, humanistische preken van allerlei slag.
Materieel verpletterd, zonder enig toekomstperspectief, vegeterend in een heden met een volledig versperde horizon, ronddolend in een onbegrensde dagelijkse middelmatigheid, vormen ze een gemakkelijke prooi voor allerlei misleidingen, variërend van de meest vredelievende (die van de religieuze sektes, de naturisten, de hippies, de ecologisten, het anti-geweld, de anti-atoombom, de anti-atoomenergie, enzovoort) tot de meest bloeddorstige (die van de Zwarte Honderd, de pogromisten, de racisten, de Ku-Klux-Klan, de fascistische bendes, de gangsters, de huurlingen van allerlei slag, enzovoort).
Vooral in deze laatste, de meest bloeddorstige, vinden zij de compensatie in een bedrieglijke waardigheid voor hun werkelijke ondergang, die de kapitalistische ontwikkeling met de dag dichterbij brengt. Het is de heldhaftigheid van de lafaard, de moed van de hansworst, de roem van de vuile middelmatigheid. Na ze te hebben teruggeworpen in de meest ellendige omstandigheden, vindt het kapitalisme in deze rijen een onuitputtelijke bron voor de rekrutering van de helden van zijn terreur.
Hoewel er in de loop van de geschiedenis door deze klassen soms uitbarstingen van woede en geweld hebben plaatsgevonden, bleven deze zeldzaam en zijn ze nooit verder gegaan dan boerenopstanden en oproeren,
aangezien er voor deze uitbarstingen geen enkel ander vooruitzicht bleef dan verpletterd te worden. In het kapitalisme verliezen deze klassen volledig hun onafhankelijkheid en dienen ze slechts als kanonnenvoer voor de confrontaties, die de verschillende fracties van de heersende klasse aangaan, zowel binnen als buiten de nationale grenzen. Op momenten van revolutionaire crisis en in bepaalde gunstige omstandigheden, zou de diepe ontevredenheid van een deel van deze klassen kunnen dienen als steun voor de strijd van het proletariaat.
Het onvermijdelijke proces van verpaupering en proletarisering van de onderste lagen van deze klassen is een uiterst moeilijk en pijnlijk proces en doet een bijzonder opstandige stroming ontstaan. De strijdlust van deze elementen, die in het bijzonder afkomstig zijn uit de rijen van de handwerkslieden en de gedeklasseerde intelligentsia, berust meer op hun situatie als wanhopige individuen dan op de proletarische klassestrijd, waar ze maar moeilijk aansluiting bij kunnen vinden. Wat hen fundamenteel kenmerkt is: het individualisme, het ongeduld, de scepsis, de ontmoediging. Hun acties zijn meer gericht op de spectaculaire zelfmoord dan op een bereikbaar doel. Terwijl ze ‘hun verleden’ hebben verloren, en geen enkele toekomst voor zich hebben, leven zij in de ellende van het heden; terwijl de woedende opstand daartegen wordt aan gevoeld als iets dat nu en onmiddellijk moet gebeuren.
In contact met de arbeidersklasse en haar historische wording kunnen zij op een vervormde wijze worden geïnspireerd door haar idealen. Maar dat gaat dat zelden het niveau van de verbeelding en de droom te boven. Hun echte visie van de werkelijkheid blijft beperkt tot het terrein van de toevalligheden. De politieke uitdrukking van deze stroming neemt uiterst gevarieerde vormen aan, van strikte individuele acties tot sektevorming; geheime complotten, het plannen van een ‘staatsgreep’ door een minderheid, voorbeeldige acties en terrorisme.
Wat hun eenheid in deze verscheidenheid vormt, is hun gebrek aan besef van het objectieve en historische determinisme van de klassebeweging, en van het historische subject van de moderne samenleving, die als enige in staat is om de sociale omvorming te realiseren: het proletariaat.
Het voortdurend opduiken van de manifestaties van deze stroming wordt veroorzaakt door het permanente proces van proletarisering van deze lagen, dat zich gedurende de hele geschiedenis van het kapitalisme voortzet. Hun diversiteit en verscheidenheid zijn het product van de plaatselijke en toevallige omstandigheden. Dit een maatschappelijke verschijnsel heeft de historische vorming van de proletarische klasse voortdurend vergezeld en is dus in verschillende gradaties vermengd met de beweging van het proletariaat, waarin deze stroming ideeën en een gedragingen binnenbrengt die vreemd zijn aan de klasse. Dat is in het bijzonder het geval met betrekking tot het terrorisme.
Dit essentiële punt moet absoluut benadrukt worden en er moet geen ruimte worden gelaten voor enige dubbelzinnigheid. In de eerste periode van zijn vorming als klasse, had het proletariaat nog niet zijn geëigende organisatievorm gevonden en maakte het gebruikt van geheime genootschappen van samenzweerders, een erfenis van de burgerlijke revolutie. Toch veranderde dat in geen enkel opzicht de klasse-aard van deze organisatievormen, hun ontoereikendheid ten opzichte van de nieuwe inhoud, die van de klassestrijd van het proletariaat. Het proletariaat zou er snel toe worden aangezet om zich van deze organisatievormen en actiemethoden los te maken en ze definitief te verwerpen.
Net zoals het utopische socialisme in een bepaald stadium van proletarische beweging veranderde van een grote positieve bijdrage in een belemmering voor haar verdere ontwikkeling, zo werden de sektes van samenzweerders, in datzelfde stadium, een negatief signaal en werkten ze steriliserend voor de verdere ontwikkeling van de beweging.
Net zoals de theoretische uitwerking haar utopische fase doorliep, verliep de vorming van politieke organisaties van de klasse onvermijdelijk via de fase van sektes van samenzweerders. Maar hier moeten we niet van de nood een deugd maken, en de verschillende stadia van de beweging met elkaar verwarren. We moeten de betekenis van de verschillende stadia van elkaar weten te onderscheiden alsmede de verschillende en tegengestelde manifestaties daarin.
De stroming, die de lagen vertegenwoordigde op de pijnlijke weg naar proletarisering, kon sindsdien niet de minste bijdrage meer leveren aan een reeds ontwikkelde klassebeweging. Deze stroming was niet alleen gedoemd om de sektarische organisatievormen en samenzweringsmethoden te bepleiten. Maar omdat ze steeds verder achteropliep op de werkelijke beweging, zag ze zich genoodzaakt om deze eis tot het uiterste op te drijven, om er een karikatuur van de maken, welke zijn meest extreme uitdrukking vond in het pleidooi voor de terroristische daad.
Het terrorisme is niet eenvoudigweg de terreurdaad. Op die manier plaatst men zich op het terrein van de terminologie. Wat wij willen doen uitkomen en benadrukken is de maatschappelijke betekenis en de verschillen die achter deze termen schuilgaan. De terreur is een systeem van heerschappij, gestructureerd, permanent, van de uitbuitende klassen. Het terrorisme daarentegen is een reactie van een onderdrukte klasse, maar zonder toekomst, tegen de terreur van de onderdrukkende klasse. Het zijn kortstondige reacties, zonder continuïteit, reacties van wraak en zonder vervolg.
Wij vinden de ontroerende beschrijving van dit soort bewegingen in Panaït Istrati en zijn Haïdoucs in de historische context van het Roemenië aan het einde van vorige (19e) eeuw. Wij vinden ze ook terug in het terrorisme van Russische narodniki en, hoe anders ze zich ook voordoen, bij de anarchisten en de bende van Bonnot. Zij zijn altijd van dezelfde aard: de vergelding van de on-machtigen in hun machteloosheid. Zij zijn nooit de aankondiging van iets nieuws, maar de uitdrukking van een einde, van hun eigen einde.
Het terrorisme, als de onmachtige reactie van een machteloosheid, kan de terreur van de heersende klasse niet doen wankelen. Het is niet meer dan een prik van mug in de huid van olifant. Hij kan en wordt daarentegen vaak gebruikt door de staat om zijn terreur te rechtvaardigen en te versterken.
Men moet absoluut de mythe verwerpen die er van uitgaat dat het terrorisme dient of kan dienen als een vonk, die de strijd van het proletariaat op gang brengt. Het zou op minst zeer opmerkelijk zijn dat een klasse, met een historische missie een andere klasse zonder toekomst als de vonk zou moeten gebruiken voor haar eigen strijd.
Het is absoluut absurd te beweren dat het terrorisme van de meest geradicaliseerde lagen van kleinburgerij de verdienste heeft om in de arbeidersklasse de gevolgen van democratische misleiding, van de burgerlijke legaliteit te kapot te maken, en haar de onontbeerlijke weg van het geweld te tonen. Het proletariaat kan geen enkele andere les trekken uit het radicale terrorisme, dan zich ervan te distantiëren en het te verwerpen, want het geweld dat schuilgaat in het terrorisme, bevindt zich fundamenteel op het burgerlijke strijdterrein.
Het inzicht in het noodzakelijkheid en onontbeerlijkheid van het geweld, verwerft het proletariaat uit zijn eigen bestaan, uit zijn strijd, uit zijn ervaring, uit zijn confrontaties met de heersende klasse. Het is een klassegeweld die qua natuur, inhoud, vorm en methoden net zo categorisch verschilt van het burgerlijke terrorisme als van de terreur van de heersende, uitbuitende klasse.
Het is absoluut zeker dat de arbeidersklasse over het algemeen een houding van solidariteit en sympathie zal aannemen - niet ten opzichte van het terrorisme dat zij immers als ideologie, als methode en als organisatiewijze veroordeelt - maar ten opzichte van de elementen die zich met het terrorisme hebben ingelaten. En wel om de redenen, die voor de hand liggen:
1) omdat zij in opstand komen tegen de bestaande orde, die het proletariaat van kop tot teen tracht te vernietigen;
2) omdat zij, net als de arbeidersklasse, eveneens slachtoffers zijn van de wrede uitbuiting en onderdrukking van doodsvijand van het proletariaat; de kapitalistische klasse en zijn staat. Het proletariaat kan enkel blijk geven van zijn solidariteit met deze slachtoffers door te proberen om ze te redden uit de handen van de beulen, van de terreur van de bestaande staat en door ze te trachten los te weken uit de dodelijk gevaarlijke impasse, waarin zij zijn verdwaald: het terrorisme.
Het is niet nodig te wijzen op de noodzaak van geweld in de klassestrijd van het proletariaat. We zouden een open deur intrappen want, het zal weldra twee eeuwen geleden zijn dat de Gelijken van Babeuf in theorie en praktijk de noodzaak en onvermijdelijkheid ervan hebben aangetoond. Het is eveneens nutteloos om deze waarheid te herhalen, alsof het een nieuwe ontdekking zou zijn, dat alle klassen ertoe worden aangezet om geweld te gebruiken en het proletariaat dus ook.
De beperking tot deze gemeenplaats – bijna een banaliteit - leidt tot de lege vergelijking “geweld = geweld”. Op die manier wordt er een gelijkheidsteken geplaatst, een zowel eenvoudige als absurde identiteit, tussen het geweld van het kapitaal en het geweld van het proletariaat. Daarmee wordt hun wezenlijk verschil verduisterd en voorbij gegaan aan het feit dat het ene onderdrukkend en het andere bevrijdend is.
Het voortdurend herhalen van deze tautologie “geweld = geweld” en zich tevreden te stellen met de constatering dat alle klassen het gebruiken om vervolgens hun identieke aard vast te stellen, is net zo intelligent als het gelijkstellen van de handeling van de chirurg, die door middel van een keizersnede nieuw leven in de wereld brengt, met de daad van de moordenaar, die zijn slachtoffer vermoordt door een mes in zijn buik te steken; alleen vanwege het feit dat zowel de ene als de andere gebruik maakt van eenzelfde instrument - het mes - en daarbij een gelijkaardige techniek gebruikt om het object, de buik open te snijden.
Het belangrijkste is niet voortdurend herhalen: ‘geweld’, ‘geweld’, maar om nadrukkelijk hun wezenlijk verschil te onderstrepen en zo duidelijk mogelijk te laten zien waarom en hoe het geweld van het proletariaat zich onderscheidt en verschilt van de terreur en het terrorisme van de andere klassen.
Als we een onderscheid maken tussen terrorisme en klasse-geweld, dan doen we dat niet omdat we twistziek zijn, om terminologische redenen, en omdat we een gevoelsmatige afkeer hebben van het woord terreur, noch vanwege de eer van geïntimideerde maagden. We doen dat om duidelijk de aandacht te vestigen op de verschillen in klasse-aard, inhoud en vorm, die achter hetzelfde woord schuilgaat.
Het woordgebruik loopt achter op de feiten en het gebrek aan onderscheid in woorden is vaak een teken van een onvoldoende uitgewerkte gedachte en houdt een tweeslachtigheid in, die altijd schadelijk is. Als voorbeeld kan men het woord van ‘sociaaldemocratie’ aanhalen, dat in geen enkel opzicht correspondeert met het revolutionaire wezen en met het doel van een kommunistische maatschappij, zoals de politieke organisatie van het proletariaat zich die voorstelt.
Hetzelfde geldt voor het woord ‘terreur’ zoals men dat soms terugvindt in de socialistische literatuur, zelfs in onze klassieken, en dat in verband wordt gebracht met de woorden ‘revolutionair’ en ‘proletariaat’. Er moet dringend worden gewaakt voor misbruik; dat wil zeggen: om letterlijk citaten te nemen uit zinnen, zonder ze te plaatsen in hun context, in de omstandigheden waarin zij werden geschreven, en de partijen waartegen ze waren geschreven, want dan lopen ze het gevaar om de werkelijke gedachtegang van de schrijver te vervormen en te verraden.
Benadrukt moet worden dat de betreffende schrijvers, bij het gebruik van het woord terreur, meestal heel zorgvuldig waren in het uiteen zetten van het fundamentele verschil tussen die van het proletariaat en die van de bourgeoisie, tussen de Commune van Parijs en Versailles, tussen de revolutie en de contrarevolutie in de burgeroorlog in Rusland. Als wij geloven dat het tijd wordt om deze twee termen van elkaar te onderscheiden, dan is dat om de dubbelzinnigheid uit te sluiten die hun identificatie met zich meebrengt - een dubbelzinnigheid die slechts een verschil ziet in de kwantiteit en intensiteit en niet in de klasse-aard.
En zelfs als het slechts gaat om een kwestie van kwantiteit, zou dat voor de marxisten, die zich op de dialectische methode beroepen, een verandering van kwaliteit tot gevolg hebben. Met de verwerping van terreur ten gunste van het klasse-geweld van het proletariaat, hebben we niet alleen voor ogen om onze afkeer als klasse uit te spreken ten opzichte van de reële inhoud van uitbuiting en onderdrukking, die in de terreur besloten ligt, maar eveneens een einde te maken aan het spitsvondige en schijnheilige gedraai over ‘het doel heiligt de middelen’.
De bordigisten, de onvoorwaardelijke verdedigers van de terreur, deze calvinisten van de revolutie, verachten de kwestie van de organisatievormen en -middelen. Voor hen bestaat alleen ‘het doel’ waarvoor iedere vorm en ieder middel, zonder onderscheid, aangewend kan worden. Zij herhalen onvermoeibaar: “De revolutie is een kwestie van inhoud en niet van organisatievorm”, behalve… behalve… wat de terreur betreft. Op dit punt zijn ze behoorlijk categorisch: “geen revolutie zonder terreur”, en je bent geen revolutionair als je niet in staat bent om enkele kinderen te doden. Hier wordt de terreur, die wordt beschouwd als een middel, een absolute voorwaarde, een categorische imperatief voor de revolutie en zijn inhoud. Waarom deze uitzondering? Men zou zich andere vragen kunnen stellen, vanuit het tegenovergestelde gezichtspunt. Als de kwestie van organisatievormen en -middelen echt zo onbelangrijk is voor de proletarische revolutie, is het dan ook niet mogelijk dat zij gerealiseerd wordt in de monarchistische of parlementaire vorm? Waarom eigenlijk niet?
De waarheid is dat iedere poging om inhoud en vorm, doel en middelen te scheiden, pure dwaasheid is. In werkelijkheid zijn vorm en inhoud intrinsiek met elkaar verbonden. Een doel kan niet bereikt worden met om het even welk middel; het vereist geëigende middelen. En die middelen zijn slechts geldig zijn voor een bepaald doel. Iedere andere benadering leidt slechts tot spitsvondige speculatie.
Wanneer wij de terreur verwerpen als een vorm van proletarisch geweld, dan is dat niet om de een of andere morele reden maar omdat de terreur zich, qua inhoud en methode, van nature verzet tegen het doel dat het proletariaat zich voorstelt en nastreeft. Geloven de calvinisten van de revolutie nu echt, en kunnen zij ons er ook van overtuigen dat het proletariaat, om ons doel te bereiken, het kommunisme, zou kunnen en moeten terugvallen op middelen zoals reusachtige concentratiekampen en de systematische uitroeiing van de hele bevolkingen, of door de installatie van een enorm netwerk van gaskamers, dat wetenschappelijk nog meer geperfectioneerd is dan dat van Hitler? Maakt de genocide deel uit van het Programma en van de ‘Calvinistische Weg’ naar het socialisme?
Het is voldoende te wijzen op de punten, zoals we die hebben vermeld, van de belangrijkste kenmerken van de inhoud en methoden van de terreur, om bij een eerste vluchtige blik al de kloof te zien van wat het proletariaat daarvan scheidt en daar tegenover stelt.
1) “organisch verbonden met de uitbuiting en met als doel deze op te leggen”.
Het proletariaat is een uitgebuite klasse en strijdt om de afschaffing van de uitbuiting van de mens door de mens.
2) “een daad van een bevoorrechte klasse” .
Het proletariaat heeft geen enkel voorrecht en strijdt om de afschaffing van elk voorrecht.
3) “een daad van een minderheidsklasse”.
Met de werkers vertegenwoordigt het proletariaat de reusachtige meerderheid van de maatschappij. Sommigen zouden in deze verwijzing misschien onze ‘ongeneeslijke hang naar de principes van de democratie’,van meerderheid en minderheid, willen zien. Maar het zijn zij die geobsedeerd zijn door dit probleem – en te meer daar zij de daden van een minderheid, die de meerderheid schrik aanjaagt, beschouwen als het criterium voor de revolutionaire waarheid.
Het socialisme kan niet worden gerealiseerd als hij niet op de historische mogelijkheid berust en overeenstemt met de fundamentele belangen en met de wil van de enorme meerderheid van de maatschappij. Dat is een van de sleutelargumenten van Lenin in ‘Staat en de Revolutie’, en ook van Marx, als hij verzekert dat het proletariaat zich niet kan ontvoogden zonder de hele mensheid te emanciperen.
4) “het feit dat het een gespecialiseerd lichaam is”…
In het vaandel van het proletariaat staat geschreven: de vernietiging van het staande leger, van de politie, en de algemene bewapening van het volk en vooral van het proletariaat.
”dat ertoe neigt om zich van elke controle van de maatschappij los te maken.”
Als zijn doel verwerpt het proletariaat elke specialisatie, maar vanwege de onmogelijkheid dit onmiddellijk te realiseren, staat ze erop deze te onderwerpen aan de controle van de maatschappij.
5) “zich te reproduceren en eindeloos te vervolmaken”.
Het proletariaat wil aan deze reproductie en perfectionering een einde maken en verbindt zich hiertoe vanaf de eerste dag van zijn machtsovername.
6) “geen andere reden van bestaan hebben dan de onderwerping en de verplettering van de menselijke gemeenschap”.
De doeleinden van het proletariaat zijn diametraal tegenovergesteld. Zijn reden van bestaan is die van de bevrijding en de ontplooiing van de menselijke maatschappij.
7) “gevoelens aanwakkeren van vijandigheid en geweld tussen maatschappelijke groepen: nationalisme, chauvinisme, racisme, enz.”.
Het proletariaat schaft al deze historische anachronismen af, die monsterachtige belemmeringen zijn geworden voor de harmonische vereniging van de hele mensheid, die mogelijk en noodzakelijk is.
8) “stimuleren van egoïstische gevoelens en een gedragingen, sadistische agressiviteit, de geest van wraak, een onophoudelijke en dagelijkse oorlog van allen tegen allen”.
Het proletariaat ontwikkelt daarentegen totaal nieuwe gevoelens van solidariteit, collectief leven, kameraadschap van ‘allen voor één en één voor allen’, een vrije associatie van producenten, een gesocialiseerde productie en consumptie.
En als de essentie van de uitbuitende klassen is om: “de hele maatschappij in een oneindige staat van terreur onder te dompelen”, doet het proletariaat een beroep op het initiatief en de creativiteit van allen die, in een algemeen enthousiasme, hun leven en hun lot in hun eigen handen nemen.
Het klasse-geweld van het proletariaat kan geen terreur zijn omdat zijn bestaansreden juist is om de terreur te breken. Terreur en geweld met elkaar te verwarren, door er dezelfde woorden aan te geven en ze als identiek te beschouwen, is goochelen met woorden. Het gedrag van de moordenaar die zijn mes trekt en de hand, die hem tegenhoudt en de moord verhindert, zijn niet dezelfde.
Het proletariaat kan niet zijn toevlucht nemen tot de organisatie van pogroms, tot lynchpartijen, tot de oprichting van folterscholen, mensenschendingen, tot de processen van Moskou, als middelen en methoden voor de verwezenlijking van het socialisme. Deze methoden laat hij over aan het kapitalisme, omdat zij er deel van uitmaken, er eigen aan zijn hen horen, overeen komen met zijn doelen, en die TERREUR als algemene naam dragen.
Noch het terrorisme voor, noch de terreur kunnen na de revolutie de wapens zijn van het proletariaat voor de ontvoogding van de mensheid.
MC, 1 oktober 1978
Eerder verschenen in: International Review n°. 14 (Engels, Frans, Spaans)
De opkomst van de Britse Onafhankelijke Partij (UKIP), die tijdens de voorbije gemeenteraadsverkiezingen 25% van de stemmen won, veroorzaakte veel consternatie in de media en veel hartkloppingen bij de ‘gevestigde’ partijen. De economische agenda van UKIP is een nogal verwarde mix van meer geld uitgeven voor defensie, gezondheid en onderwijs, gecombineerd met een verlaging van de belastingen. Maar bovenal wil ze de ‘stroom’ van immigranten stoppen en uit de Europese Unie stappen. De andere partijen, met name de Tories [Conservatieven], kijken achterom en vragen zich af: hebben we meer rechts populisme nodig om diegenen terug te winnen die momenteel op de UKIP stemmen?
Het recente succes van de UKIP is grotendeels gebaseerd op de zorgvuldige cultivering van een imago - en de media hebben daar nogal wat aan bijgedragen door de manier waarop ze Farage, de leider van UKIP, en zijn partij portretteren. “Het zijn gewoon drie verschillend gekleurde rozetten”, zegt Farage, “maar ze zijn allemaal van dezelfde partij”. De UKIP, wordt gezegd, staat buiten deze oudbakken gevestigde orde, het is een protestpartij. Nuchtere politici en de redactie van de krant ‘The Guardian’ hebben er zelfs voor gewaarschuwd dat het de uitdrukking is van een ‘anti-politieke’ stemming in dat land. Farage zelf wordt omschreven als iemand, die anders is dan de klonen aan het hoofd van de drie grootste partijen. Hij is een goede kerel die houdt van een biertje en graag lacht om een goede grap in de kroeg.
Het idee dat een partij, die staat voor de ‘onafhankelijkheid van Groot-Brittannië’ buiten de politieke status-quo, is ronduit belachelijk. Het enige waar alle facties van het kapitalisme, van rechts tot links, het over eens zijn, is dat onze loyaliteit vóór alles is gaat naar het land, de natie, het vaderland; en dat er voor deze mythische entiteit, de natie, geschapen vanwege de noodzaak van het kapitalisme om te concurreren op wereldschaal, moet worden gewerkt en geofferd met ons eigen zweet en, indien nodig, met ons bloed. Het Groot-Brittannië van Farage is misschien een beetje legendarischer dan de meeste: maar in wezen is het een terugkeer naar het Groot-Brittannië van Agatha Christie [beroemde schrijfster van detectives] en van [Enid Blyton van de] De vijf [de Britse kinderboekenreeks over vier kinderen en een hond]. Maar afgezet tegen de noodzaak van de mensheid om de natiestaat naar de vuilnisbak van de geschiedenis te verwijzen, is het niet meer of minder reactionair dan, bijvoorbeeld, de Labour/Danny Boyle/SWP mythe van een socialistisch Groot-Brittannië, geheiligd door de instelling van de NHS (National Health Service = nationale gezondheidszorg) en de nationalisatie van de spoorwegen.
Mythologie is echter niet ontstaan uit het niets: het is altijd een vertekende weergave van echte tendensen. Wat zijn de belangrijkste realiteiten achter het fenomeen UKIP?
UKIP is meer dan de meeste partijen in Groot-Brittannië, een product van een proces van desintegratie die de huidige maatschappelijke orde uiteenscheurt. De wereldwijde economische crisis, die al decennia lang steeds erger wordt, bereikte een nieuw hoogtepunt met de zogenaamde ‘kredietcrisis’ in 2007, en de EU was het centrum van de stuiptrekkingen, die in haar kielzog volgden.
Het openlijke bankroet, niet alleen van particuliere financiële instellingen, maar van hele landen zoals Griekenland en Spanje, heeft het voortbestaan van de EU ter discussie gesteld. Het klopt dat de vraag naar Duits kapitaal ter ondersteuning van het groeiende aantal ‘zieke mannen van Europa’ een nieuw impuls heeft gegeven aan een meer gecentraliseerd, federaal Europa, dat in staat is om de lidstaten bezuinigingen en de begrotingsdiscipline op te leggen. Maar de erkenning dat dit wezenlijk neerkomt op een door Duitsland overheerst Europa, kan alleen maar de tendens versterken van elke natie om op eigen houtje verder te gaan, naar een open breuk met de EU, de euro en het hele Europese project.
De onmogelijke tegenspraken van de kapitalistische economie, en het uiteenvallen van het mondiale instellingen, die door de heersende klasse geschapen waren om de crisis te beheersen, hebben hun parallel in de toenemende versnippering van het politieke leven van de heersende klasse: een groeiend probleem om de politieke machinerie op een samenhangende manier te beheren, om de meest ‘rationele’ partijen aan het bewind te houden, om het eens te zijn over het juiste beleid voor het nationale kapitaal. De woekering van rechtse populistische partijen in ieder land in Europa, van het Front National in Frankrijk tot Geert Wilder's Nederlandse Partij voor de Vrijheid, alsmede de Gouden Dageraad in Griekenland, is een duidelijk teken van de manier waarop de ontbinding van het kapitalisme zich uitdrukt op politiek vlak.
Bijna al deze populistische partijen hebben een karakteristieke gemeenschappelijke eigenschap: het zoeken naar een zondebok. Tijdens de economische depressie van de jaren 1930 waren de Joden de voornaamste zondebok. Zij werden gestraft voor zowel de onregelmatigheden van het financiële kapitaal als voor de dreiging van het kommunisme. Zondebokken zoeken is een organisch product van een maatschappelijke verhouding waarin de uitbuiting van de mens door de mens verborgen blijft achter de krachten van de markt. Geconfronteerd met de gevolgen van de kapitalistische crisis, zoals werkloosheid en staatsschuld, is het veel gemakkelijker om een identificeerbare, persoonlijke vijand de schuld te geven dan in te zien dat de onpersoonlijke economische wetten er de oorzaak van zijn.
Dus wordt het probleem vandaag persoonlijk opgevat, enerzijds in de vorm van de bankiers (die nog steeds tamelijk eenvoudig gelijkgesteld kunnen worden aan de Joden), en anderzijds, in de vorm van de immigranten, de ‘stroom’ van moslims, Oost-Europeanen, Afrikanen of anderen, die ‘onze banen’ inpikken en ‘misbruik maken van onze uitkeringen’, om nog maar te zwijgen van de besmetting van onze manier van leven met drugs, criminaliteit en terrorisme.
Maar de overgrote meerderheid van de immigranten en emigranten wordt gevormd door mensen die van het ene land naar een ander land worden verdreven, door de economische crisis, de ecologische rampen, en de oorlog - en dus ook door dezelfde onpersoonlijke krachten die de industrieën in geïndustrialiseerde landen decimeren, die aan de grondslag liggen van de schuldenlast die drukt op de wereldeconomie, die de beheerders van het systeem - de politici en bureaucraten – dwingen banen en uitgaven voor de sociale zekerheid te schrappen. De immigranten de schuld geven voor deze aanvallen is niet alleen een miskenning van de werkelijkheid. Het schept een giftige verdeeldheid onder al degenen die worden uitgebuit door het [kapitalistisch] systeem en die zich ertegen moeten verenigen - niet op grond van nationaliteit, etnische afkomst of religie, maar op basis van één klasse.
Het is geen toeval dat het vraagstuk van de immigratie, het vraagstuk van de rassen, als het erop aan komt - zo centraal staat in het platform van UKIP. Dit is waarom zij bijzondere regels moeten hebben, die een blokkade opwerpen tegen de toestroom van voormalige leden van de BNP en andere openlijk racistische partijen. Maar afgaande op enkele van de meest recente schandalen, lijken een aantal zeer dubieuze elementen door de mazen van het net te zijn geglipt.
Hun ‘respectabele’ racisme is nog aantrekkelijk genoeg voor degenen die dit zien als een stap op weg naar meer radicale en gewelddadige vormen van de ‘rassenoorlog’. Maar laten we ons niet teveel vastpinnen op de anti-immigratie houding van UKIP. Alle andere partijen delen hetzelfde standpunt: Groot-Brittannië is een fort en moet worden beschermd tegen de indringers. Vandaar de harde nieuwe maatregelen tegen illegale immigranten die in de troonrede zijn aangekondigd. UKIP is gewoon een andere rozet van hetzelfde kapitalistische kamp.
Amos / 11.05.2013
We publiceren hier een kritiek op het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’, dat onlangs verscheen op de website van de Communist League van Tampa (Florida, USA). Wij hebben reeds eerdere correspondentie tussen ons en de CLT gepubliceerd, waarin we ook enkele van de belangrijkste verschillen tussen de IKS en de CLT belichtten zoals over de opzet van de ‘massapartij’, de vraag of de communistische partij de macht moet overnemen, en de relevantie van de oude sociaaldemocratische programma’s voor het huidige communistische project[1].
Met de publicatie van het artikel ‘Op weg naar een Communistische Verkiezingsstrategie’ door Donald Parkinson[2], lijken deze verschillen groter te zijn geworden, of tenminste iets duidelijker. Een vergelijkbaar proces schijnt aan de gang te zijn tussen het Tampa-groep en haar filiaal in Miami, die nu haar naam heeft veranderd in de Workers Offensive Group en een geheel van standpunten heeft aangenomen, die veel meer in lijn zijn met die van de links-communisten. Tegelijkertijd heeft de Miami-groep verklaard dat zij de discussie met de groep in Tampa wil onderhouden.[3] Wij steunen dit besluit en willen de discussie tussen onszelf en Tampa eveneens voortzetten en vandaar de huidige bijdrage, die naar wij hopen, een reactie zal ontlokken van de Tampa groep en anderen.
Wij denken dat dit debat over de verkiezingen bijzonder belangrijk is, niet in het minst omdat er in het huidige politieke klimaat in de VS een enorme druk ligt op al diegenen die zich opstellen tegen het kapitalistische systeem, om hun principes aan de kant te zetten en hun stemrecht te gebruiken om te voorkomen dat Donald Trump zijn handen op het presidentschap kan leggen. In dit artikel zullen we uitleggen waarom deelname aan de burgerlijke verkiezingen in het algemeen niet langer de belangen van de klassenstrijd dient, maar er fundamenteel tegenover staat.
De tekst van DP begint met de bewering dat “deelname aan de verkiezingen, en dus een verkiezingsstrategie, essentieel is als de communisten publieke legitimiteit willen bereiken als ernstige politieke kracht”. De tekst erkent dat de verkiezingencycli “eindeloos ziekmakend zijn, in bijzonder dit jaar in de V.S. met de onaangename Trump versus de imperialistische neo-liberale Clinton”. Maar hij verwijst naar passages, geschreven door Marx en Engels, die de visie te ondersteunen dat de communisten niettemin hun eigen kandidaten naar voren zouden moeten schuiven om, zoals Marx het in zijn toespraak van 1850 tot de Bond der Communisten verwoordde, “om hun onafhankelijkheid te bewaren, om hun krachten te tellen, en om voor het publiek hun revolutionaire houding en partijstandpunt naar voren te brengen”.
DP is zich bewust van het bestaan van communisten zoals Pannekoek en Bordiga die, in de nieuwe omstandigheden, die na 1914 door oorlog en door revolutie werden geschapen, alle parlementaire activiteit verwierpen. Maar zijn belangrijkste argument hier is dat hij het betreurt dat hun meningen een buitensporige invloed hebben gehad op de toenmalige ‘linkerzijde’, die voor een groot deel “zuiver gebaseerd was op directe actie”. Hij geeft toe dat het beroep op een dergelijke benadering begrijpelijk is, gezien de het feit dat “de burgerlijke staat zichzelf presenteert als een soort van Leviathan” maar wij zouden niet daaruit niet concluderen dat “om het even wat daaraan raakt daarom ook verdoemd is”. De tekst schetst vervolgens de belangrijkste elementen voor het doen heropleven van de communistische verkiezingsstrategie:
“Toch zijn de kwesties of wij de staat moeten vernietigen of dat wij aan verkiezingen moeten deelnemen twee verschillende zaken. De burgerlijke staat kan worden vernietigd, maar toch kunnen wij nog binnen zijn instellingen deelnemen omwille van propagandadoeleinden en om de arbeidersklasse politiek op te leiden. De verkiezingscampagnes, zelfs wanneer ze worden verloren, dienen ertoe om de communisten te verplichten het publiek in grote getale te engageren en hun standpunten te bediscussiëren. Echter, wat te doen als de communisten de verkiezingen werkelijk winnen? Zouden wij dan niet alleen maar de burgerlijke staat beheren?
De eerste verduidelijking die moet worden gemaakt, is dat we niet aan de macht komen, tenzij we het mandaat hadden om ons volledige minimumprogramma in werking te stellen, de burgerlijke staat in haar essentie te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te scheppen. De partij zou een partij in de oppositie zijn en zou geen regeringscoalities met burgerlijke partijen vormen. In tegenstelling tot andere organisaties zoals Syriza, die doen alsof ze niets kunnen bereiken, zolang ze niet zelf aan de macht zijn, zou een goede Marxistische partij in de oppositie blijven en geen regering vormen totdat de voorwaarden voor de revolutie rijp zijn.
Een andere verklaring is dat wij niet streven naar de uitvoerende macht die wij, realistisch gezien, niet kunnen winnen. De mate waarin de communisten verantwoordelijk zijn voor het beheer van de staat bepaalt ook de mate waarin zij zullen worden gedwongen om compromissen te sluiten met de burgerlijke legaliteit. Eerder dan naar posten te streven, zoals gouverneur of president, zouden wij moeten streven naar posten in de wetgevende tak zoals in het federale Huis van Afgevaardigden, maar ook in de Senaat en het Congres.
Op deze posten kunnen wij stemmen voor en tegen de wetgeving (of ons onthouden) en onze partij bevestigen als een ‘tribune van het volk’, die zijn machtspositie gebruikt om propaganda te voeren tegen de burgerlijke staat en het kapitalisme. Door tegen de reactionaire wetten te stemmen, zelfs als wij in aantal door de Democraten en de Republikeinen worden overtroffen, zijn we in staat aan te tonen dat onze partij zich stevig opstelt tegen de belangen van de burgerlijke staat en een massale legitimiteit ontwikkelt voor radicale standpunten”.
Wat in deze passage onmiddellijk opvalt is dat ze naast de geschiedenis schijnt te staan. Het ontbreekt volledig van om het even welk idee van diepgaande wijzigingen die, sinds de dagen van Tweede Internationale, in het leven van kapitalisme en de arbeidersklasse hebben plaatsgevonden. Ten tijde van de Tweede Internationale hadden dergelijke dilemma’s, zoals die met betrekking tot het gedrag van de arbeidersafgevaardigden in parlementaire organismen, een echte betekenis.
Maar met de tekst van DP worden wij meegenomen in een wereld waar er geen tendens heeft bestaan, waardoor de massapartijen en de vakbonden van de arbeidersklasse door de kapitalistische staat zijn opgeslorpt ; in een wereld waar geen kwalitatieve groei van de totalitaire Leviathanse staat plaatsvond in antwoord op het nieuwe tijdvak van oorlogen en revoluties ; in een wereld waar de traumatische decennia van stalinistische, fascistische en democratische contrarevolutie niet een hele generatie van revolutionairen bedierf of uitroeide, waar slechts enkele kleine internationalistische groepen bleven voortbestaan, vechtend tegen de stroom in ; een wereld, tenslotte, waar de generaties die opdoken na de beëindiging van deze contrarevolutie, niet behept waren met een diep wantrouwen ten opzichte van politiek en politieke organisatie van welke aard dan ook.
De uitkomst van dit werkelijke historische proces is tastbaar geweest: de communisten die, binnen de grenzen van de kapitalistische maatschappij, per definitie altijd een minderheid zullen blijven, zijn een minuscule kracht geworden, zelfs als je ten aanzien van de huidige politieke krachten van de arbeidersklasse een vrij brede definitie hanteert. In deze huidige wereld bestaat er geen partij van de arbeidersklasse, laat staan een massapartij.
De CLT maakt er natuurlijk geen aanspraak op een partij te zijn en denkt niet dat de communistische partij op het punt staat om te worden gevormd; evenmin overwegen ze het “om het even welke kandidaat weldra mee te laten doen, aangezien wij een kleine sekte zijn met weinig steun en beperkte middelen”. Maar de kloof met de werkelijkheid, die wij ten aanzien van het verleden hebben gezien, is ook van toepassing op een mogelijke verkiezingsstrategie van de toekomst, omdat er helemaal geen poging wordt ondernomen om te bedenken welke veranderingen plaats zouden moeten vinden die het voor de “kleine sektes van vandaag, met weinig steun en beperkte middelen”, mogelijk zouden maken om zich om te vormen in een formidabele communistische partij, die in staat zou zijn om een aanzienlijk aantal zetels in het Congres of in gelijkaardige parlementen te behalen en, mogelijk zelfs “een mandaat weet te behalen om de burgerlijke staat te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te vestigen”.[4]
Een dergelijke omvorming zou slechts het resultaat kunnen zijn van een massale toename van de klassenstrijd op wereldschaal, van een beweging die niet alleen een gehele nieuwe generatie van revolutionairen zou voortbrengen en een ernstige versterking van de communistische minderheid bewerkstelligen, maar ook nieuwe vormen van massaorganisatie zou doen ontstaan, gebaseerd op de principes van algemene vergaderingen en arbeidersraden.
Dit perspectief is bevestigd, niet alleen door de sovjets van de eerste internationale revolutionaire golf, maar ook in recentere massabewegingen – bijvoorbeeld de fabriekscomités, die in 1980 in Polen verrezen, of de algemene vergaderingen welke bij uitstek de plaats waren van de discussie en besluitvorming in de strijd tegen CPE in 2006 in Frankrijk of van de Indignados-beweging in 2011 in Spanje.
Het is al veelbetekenend dat de tekst helemaal niets zegt over de kwestie van de raden, en hij lijkt zelfs het vooruitzicht te schetsen van een communistische partij die aan de macht komt via de burgerlijke verkiezingen. Maar nog belangrijker is het feit dat de tekst geen onderzoek doet naar de rol van het parlement en de verkiezingen in de gevallen waarin arbeidersraden worden gevormd en het vraagstuk van de dictatuur van het proletariaat op een directe wijze wordt gesteld, zoals in Duitsland in 1918. In het laatste geval werden de democratische verkiezingen gebruikt als een wapen tegen de raden, een middel om de arbeiders te vangen in het idee dat de parlementaire democratie en arbeidersraden op een bepaalde manier naast elkaar kunnen bestaan (ervan uitgaande dat de laatste werden teruggebracht tot vakbondsachtige organen, die zich zouden beperkten tot de afzonderlijke werkplaats ...).
Kortom: communisten zullen alleen in staat zijn om op te treden als een partij, als een organisatie die een reële impact heeft op de ontwikkeling van de klassenstrijd, in een pre-revolutionaire opstand, en dan zal het meer dan ooit duidelijk worden dat hun energie gericht moet zijn op de versterking van de raden of radenachtige organisaties tegen de dodelijke misleidingen van de burgerlijke democratie.
En we moeten ons er bewust van zijn hoe diep deze misleidingen zich hebben geworteld in de hoofden van de arbeidersklasse, met inbegrip van haar revolutionaire minderheden. Het idee dat de triomf van de democratie en de politieke overwinning van de arbeidersklasse tot dezelfde uitkomst leidt is al aanwezig in het Communistisch Manifest van 1848. De ervaring van de Commune stelde Marx en Engels in staat om te begrijpen dat de arbeidersklasse de bestaande parlementaire organen toch niet kunnen gebruiken om aan de macht te komen ... en toch, hoe broos dit inzicht was, blijkt wel uit het feit dat Marx, kort na het schrijven van ‘De Burgeroorlog in Frankrijk’ waarin met een prachtige helderheid de lessen uit van de Commune werden getrokken, nog steeds tot de overweging kon komen dat de arbeidersklasse in bepaalde democratische burgerlijke landen - zoals Groot-Brittannië of Nederland – ‘vreedzaam’ aan de macht zou kunnen komen.
En toen het er in de fase van de sociaaldemocratie op leek dat de arbeidersklasse, in het kader van de burgerlijke maatschappij, stap voor stap partijen en de vakbonden kon opbouwen, zagen theoretici zoals Kautsky geen ander ‘weg naar de macht’ dan de parlementaire weg.[5]
Zij die, binnen de marxistische beweging, de Kautskyaanse orthodoxie begonnen uit te dagen, moesten een harde strijd voeren in een poging om de implicaties van de nieuwe vormen van strijd te ontwikkelen toen de opgaande periode van het kapitalisme eenmaal ten einde liep: de massastakingen in Rusland,de verschijning van de sovjets, de ontwikkeling van wilde stakingen in West-Europa. Door het onderzoek van deze nieuwe vormen en methoden van strijd, waren Pannekoek, Boecharin en uiteindelijk Lenin in staat om te breken met de sociaaldemocratische consensus en hun programma te baseren op de meest heldere inzichten van Marx en Engels - op de erkenning dat de burgerlijke staat moest worden ontmanteld, en niet door een parlementair besluit, maar door de nieuwe organen van de proletarische politieke macht, die door de revolutie zelf worden geschapen.
Deze theoretische ontwikkelingen vonden plaats naast, en in het geval van Pannekoek, sterk beïnvloed door de analyse van de massastaking door Rosa Luxemburg, die de oude sociaaldemocratische (en, daarbij inbegrepen de anarcho-syndicalistische) praktijk in vraag stelde: namelijk de praktijk van het stap voor stap vormen van massa-organisaties, die uiteindelijk de leiding van de maatschappij zouden overnemen. In de nieuwe opvatting van Luxemburg en Pannekoek is de revolutionaire massa-organisatie van de arbeidersklasse een product van de massabeweging en kan ze, bij afwezigheid van een dergelijke beweging, niet in elkaar worden geknutseld door de communistische minderheid.
DP wil dat we het idee laten vallen van ‘anti-verkiezingen als een eeuwig principe’. Maar geen van de militanten van de sociaaldemocratie, en daarna van de communistische, linkse fracties beschouwden de anti-verkiezingsdeelname als een eeuwig principe. Ze waren marxisten, geen anarchisten, en ze erkenden dat, in een vorig tijdperk, tijdens de periode van de Bond der Communisten en de eerste twee Internationales, de strategie om arbeiderskandidaten naar voren te schuiven in de burgerlijke verkiezingen inderdaad zou kunnen dienen voor wat revolutionairen beschouwden als een ‘eeuwig principe’: de noodzaak om de autonomie van de arbeidersklasse ten opzichte van alle andere klassen te ontwikkelen.
Zo bepleitten marxisten van het midden tot einde van de 19e eeuw, de deelname aan de burgerlijke verkiezingen en parlementen, omdat zij van mening waren dat het parlement nog steeds een arena kon zijn voor de strijd tussen de partijen, die nog gebonden waren aan een achterhaalde feodale orde, en de partijen die de voorwaartse beweging van kapitaal uitdrukten, en bijgevolg door de arbeidersorganisaties kritisch konden worden gesteund. In deze periode was het mogelijk aan te nemen dat dergelijke allianties in het belang van de arbeidersklasse konden zijn en zelfs een moment in de ontwikkeling van haar onafhankelijkheid als politieke klasse.
Toen het kapitalisme zijn grenzen bereikt had als een factor in de vooruitgang, werd het onderscheid tussen progressieve en reactionaire burgerlijke partijen steeds zinlozer, zodat de rol van de revolutionairen in de burgerlijke parlementen steeds meer was gericht op het oppositie voeren tegen alle verschillende burgerlijke partijen - op het gebruik van een ‘tribune’, waarin ze een eenzame stem vormden in een puur burgerlijke arena. Maar het was juist in deze fase, de fase van de volwassen sociaaldemocratie, dat de belangrijkste stromingen binnen veel van de arbeiderspartijen meegezogen werden in allerlei compromissen met de kapitalistische klasse, zelfs tot op het punt van het aanvaarden van posten in regeringsploegen.
Voor de links-communisten betekende de komst van een periode van openlijke revolutionaire strijd, en de gelijktijdige overwinning van het opportunisme binnen de partijen van de oude Internationale - die definitief werd besloten door hun rol in de oorlog van 1914 en de daarop volgende revolutionaire golf - dat alle oude tactieken, zelfs het beperkte gebruik van de verkiezingen en het parlement als een tribune, grondig moesten worden herzien. Pannekoek aanvaardde in 1920, toen hij nog vast overtuigd was van de noodzaak van een communistische partij, dat de deelname aan het parlement en de verkiezingen een geldige strategie was geweest in de vorige periode, maar wees op de schadelijke gevolgen in de nieuwe omstandigheden:
“Zaken veranderen wanneer de strijd van het proletariaat een revolutionair stadium binnengaat. We hebben het hier niet over de vraag waarom het parlementaire systeem ontoereikend is als regeringsysteem voor de massa's en waarom het moet wijken voor het sovjet-systeem, maar over het gebruik van het parlement als een strijdmiddel van het proletariaat. Als zodanig is de parlementaire activiteit het typische strijdmiddel van de leiders, waarbij de massa’s zelf een ondergeschikte rol spelen. Hun activiteit bestaat daarin, dat individuele afgevaardigden de echte strijd voeren. Dit moet bij de massa’s ongetwijfeld de illusie wekken dat anderen de strijd voor hen kunnen voeren.
Voeger werd er altijd gedacht dat de leiders in het parlement belangrijke hervormingen voor de arbeiders zouden kunnen realiseren; en de illusie ontstond zelfs dat parlementariërs, door middel van wettige besluiten, de transformatie naar het socialisme konden doorvoeren. Nu het parlementarisme meer bescheiden is geworden, hoort men het argument dat de afgevaardigden in het parlement een belangrijke bijdrage aan de communistische propaganda kunnen leveren. Maar steeds valt de nadruk daarbij op de leiders, en dat het vanzelfsprekend is dat de specialisten de politiek zullen bepalen - zelfs als deze plaatsvindt onder de democratische sluier van debatten en resoluties van congressen - de geschiedenis van de sociaaldemocratie is een reeks van mislukte pogingen om de leden zelf te bewegen de politieke lijn te laten bepalen.
Waar het proletariaat een parlementaire strijd voert is dit allemaal onvermijdelijk, zolang de massa’s nog geen organen voor zelf-activiteit hebben geschapen, waar de revolutie nog moet worden gerealiseerd. Maar zodra de massa’s beginnen in te grijpen, voor zichzelf beginnen op te treden en beslissingen te nemen, worden de nadelen van de parlementaire strijd overwegend. Zoals we hierboven hebben aangevoerd, is het probleem van de tactiek hoe we de traditionele burgerlijke mentaliteit, die de kracht van de proletarische massa’s verlamt, kunnen uitroeien ; want alles wat de overgeleverde opvatting nieuwe kracht geeft, is schadelijk .
Het meest weerbarstige en krachtigste deel van deze manier van denken is hun onzelfstandigheid tegenover de leiders aan wie zij de beslissing over de algemene kwesties, de leiding van haar klasse-zaken overlaat. Het parlementair systeem heeft de onvermijdelijke tendens om de eigen, de voor revolutie noodzakelijke activiteit van de massa’s af te remmen. Hoeveel mooie redevoeringen er ook worden gehouden ter ontwaking van de revolutionaire actie, toch komt de revolutionaire actie niet voort uit dergelijke woorden, maar alleen uit de harde, zware nood, als er geen andere keuze meer overblijft.
De revolutie, die een regeringssysteem doet vallen, vereist ook iets meer dan de massale strijd en waarvan we weten dat daartoe niet door de leiders wordt opgeroepen, maardie alleen uit de diepe drang van de massa’s omhoog kan komen. De revolutie vereist dat de grote vraagstukken van maatschappelijke wederopbouw ter hand worden genomen, dat moeilijke beslissingen worden genomen, dat het hele proletariaat in een creatieve beweging wordt gebracht - en dat is alleen mogelijk als eerst de voorhoede, vervolgens een steeds grotere massa ze ter hand neemt, zichzelf daarvoor verantwoordelijk weet, zoekt, propageert, worstelt, probeert,nadenkt, afweegt, durft en uitvoert.
Maar dit alles is een moeilijk en moeizaam proces ; zolang de arbeidersklasse denkt een eenvoudiger weg te zien, door anderen namens haar te laten optreden - vanaf een hoog platform agitatie te voeren, beslissingen te nemen, signalen voor actie te geven, wetten te maken - zal ze aarzelen en door de oude denkgewoonten en de oude zwakheden passief blijven.”[6]
Hier raakt Pannekoek aan de wortel van het vraagstuk en waarom de strijd voor de raden haaks staat op de parlementaire activiteit in al haar vormen. Om een revolutie te maken moet het proletariaat een fundamentele breuk bewerkstelligen met de oude gewoonten van denken en handelen, met het hele idee om vertegenwoordigers in de burgerlijke parlementen te verkiezen en zich zodoende te vervreemden van zijn eigen krachten.
Voor Pannekoek kon de tactiek van het ‘revolutionaire parlementarisme’, dat door de partijen van de Communistische Internationale was aangenomen (die zeer veel overeenkomst vertoont met de verkiezingsstrategie, bepleit door DP), alleen dienen om de heersende en verlammende illusies in de burgerlijke democratie te versterken. En we kunnen eraan toevoegen dat, hoewel de statuten van de communistische partijen een aantal maatregelen bevatten ter bestrijding van de ontaarding door parlementaire politiek, deze regels niet konden voorkomen dat de officiële partijen uit zichzelf vrij snel veranderden in machines, die louter op stemmen joegen.
Voor Pannekoek en andere links-communisten was dezelfde problematiek van toepassing op de vakbondsvorm die, ofschoon oorspronkelijk naar voren gekomen als een vorm van zelforganisatie van arbeidersklasse, hopeloos verstrikt was geraakt in de burgerlijke staat en zijn bureaucratie. De contrarevolutionaire rol, gespeeld door de oude partijen en vakbonden in de imperialistische oorlog en de proletarische revolutie die daarop volgde, maakte duidelijk dat de nieuwe vormen van organisatie zich niet zouden ontwikkelen in de schoot van de oude maatschappij, maar door een uitbarsting die het omhulsel zelf zou versplinteren. In zekere zin was dit een terugkeer naar de constatering van Marx dat de arbeidersklasse, als een klasse van de burgerlijke maatschappij geen klasse van de burgerlijke maatschappij is ; met andere woorden: een uitgesloten klasse die per definitie nooit ‘publieke legitimiteit’ kan winnen in het normale functioneren van de kapitalistische maatschappij .
Het idee van het streven naar publieke legitimiteit, ‘populariteit’ en een zo groot mogelijk deel van de stemmen, is een grove vervorming van de rol van de communisten, wier taak het is om altijd de toekomstige doelstellingen te verdedigen in de hedendaagse beweging, om de waarheid te spreken, hoe onverteerbaar die ook mag klinken, en zelfs als dit betekent dat ze tegen de stroom in gaat, zoals de revolutionairen Lenin en Luxemburg deden ten opzichte van de golf van nationalistische hysterie, die in 1914 tijdelijk de arbeidersklasse overspoelde.
Bordiga die, in de debatten in de Derde Internationale, de kwestie van de stemonthouding eigenlijk als een tactiek beschouwde, belicht verder toch de redenen waarom de ‘verkiezings’ mentaliteit ons bindt aan de burgerlijke maatschappij. In ‘Het Democratische Beginsel’[7] laat hij bijvoorbeeld zien dat het principe van de burgerlijke democratie, het beginsel van ‘één man één stem’ geworteld is in de doorwerking van de warenverhoudingen, van een maatschappij gebaseerd op de ruil van equivalenten. Een beweging voor het kommunisme is per definitie een beweging die, als onderdeel van een bredere strijd tegen de verdinglijkte sociale verhoudingen, opgelegd door de warenvorm, het begrip overstijgt van de geatomiseerde burger, die zijn rechten uitoefent in het stemhokje.
We denken dat de kameraden van de CLT moeten terugkeren tot deze theoretische bijdragen en zich veel ernstiger moeten verdiepen in de redenen waarom deze militanten alle vormen van verkiezingsdeelname verwierpen. Het is waar dat de tekst van DP aanneemt dat er een gevaar bestaat, bevestigd door de stem van de Duitse SPD voor de oorlogskredieten in 1914, dat de partij-afgevaardigden belangen ontwikkelen die los staan van de arbeidersklasse. Maar zijn antwoord is dat dit probleem “kan worden aangepakt zonder ons te onthouden van de verkiezingsactiviteiten. Zo kunnen gekozen vertegenwoordigers bijvoorbeeld worden verplicht om een bepaald percentage van hun salaris te doneren aan de partij en worden teruggeroepen door stem van het volk”. Afgezien van het speculatieve, zelfs fantastisch karakter van dit hele scenario, blijft dit een louter formele repliek die niet doordringt tot de kern van de kritieken zoals die door communisten als Pannekoek en Bordiga naar voren zijn gebracht.
Zoals we hebben opgemerkt, loopt de CLT geen onmiddellijk gevaar zich in verkiezingsactiviteiten te storten. Maar haar onwil om de echte historische omstandigheden in beschouwing te nemen, waarmee de communistische minderheid vandaag wordt geconfronteerd, lijkt haar aan de ene kant te sturen in de richting van een soort syndicalistische activisme (zoals ze hebben gezegd, schuiven ze geen kandidaten naar voren omdat “onze energie er op dit moment op is gericht onszelf tot een meer effectieve organisatie te maken en te proberen een algemene lidmaatschapstak van de IWW van de grond te krijgen”[8]).
Gevaarlijker is hun tweeslachtigheid over de aard van de ‘links’, die kan worden gezien in het begin van de tekst. Want deze lijkt deuren te openen naar allianties met openlijk links-kapitalistische organisaties zoals de ‘Rode Partij’ (Red Party), min of meer het Amerikaanse evenbeeld van de Communistische Partij van Groot-Brittannië met ‘Weekly Worker’, in het Verenigd Koninkrijk[9], een organisatie die nooit zijn historische oorsprong, als een factie binnen het stalinisme, in vraag heeft gesteld. Misschien beschouwt de CLT dergelijke allianties als een middel om uit te breken uit haar situatie als een ‘kleine sekte zonder steun’, maar er is meer kans dat de groep wordt verdronken in een zee van burgerlijk links.
Zoals we hebben gezien betreurt DP’s artikel het feit dat ‘grote delen van de links’ de voorkeur geven aan direct activisme en daarbij een levensvatbare verkiezingsstrategie uitsluiten. In werkelijkheid, in een periode van aanzienlijke problemen voor de arbeidersklasse, wanneer het aantal stakingen en ‘de bewegingen op straat’ zijn afgenomen, worden vele, pas gepolitiseerde elementen gemobiliseerd ter ondersteuning van een burgerlijk links in een ‘nieuw jasje’ zoals Podemos in Spanje, Syriza in Griekenland, de Labour-fractie van Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Sanders in de Verenigde Staten. Deze stromingen vormen allen een duidelijke poging om militante energie in het doodlopende straatje van de verkiezingen en van de ‘lange mars door de instellingen’ te voeren. Communisten kunnen alleen weerstand bieden tegen de valse hoop die voorgeschoteld wordt, door het bieden van een duidelijke kritiek op de burgerlijke democratie en haar verraderlijke invloed binnen de revolutionaire klasse.
Amos / Oktober 2016
[1] De Communist League van Tampa en de kwestie van de partij, IKS [218]
"Debate on the world party: a response to the ICC", CLT
Resolutie over de partij en zijn verhouding tot de klasse, IKS [219]
[2] "Towards a communist electoral strategy", DP
We begrijpen dat dit artikel is ondertekend en dat het niet de standpunten van alle leden van het CLT hoeft te vertegenwoordigen, maar bijdragen van Pennoid - ook een lid van de CLT - op libcom zijn het in grote lijnen eens met de aanpak van het artikel. Ook het ontbreken van enige tegenargumenten door leden van de CLT op hun website, lijkt erop te wijzen dat het artikel een breder draagvlak heeft binnen de groep. Zie: Communist electoral strategy?, Libcom [220]
[3] "Points of unity", Workers' Offensive;
"Official statements by Workers' Offensive"
Over de verkiezingen zegt de Workers' Offensive Group in haar Points of unity: “Alle verkiezingen zijn een schijnvertoning. De politieke macht is in wezen een kwestie van geweld, niet van stemmen. Het ritueel van het zelfbedrog van de massa’s, dat deel uitmaakt van de verkiezingspolitiek fungeert als een veilige uitlaadklep, waarin de grieven van de uitgebuite klasse kunnen worden gekanaliseerd en onschadelijke worden gemaakt. Deelname aan de verkiezingen helpt om de geestelijke heerschappij van het kapitalisme over de arbeidersklasse te handhaven door de heroprakeling van de grote leugen dat de arbeiders binnen dit systeem een stem hebben. Pathetisch bedelen aan de voeten van de uitbuiters en aan een kleine minderheid toe te vertrouwen al haar gevechten te voeren, brengt geen onafhankelijkheid en assertiviteit in de arbeidersklasse voort, alleen maar zwakte en onderwerping.”
[4] De sfeer van onwerkelijkheid zweeft ook boven de visie van DP over hoe de massapartij zich op het gebied van directe actie zal begeven: “Een massa-partij zal grote aantallen arbeiders moeten engageren met behulp van ‘extra-parlementaire’ middelen voordat ze zelfs maar een kans zal hebben om in een verkiezingscampagne te winnen. Het bouwen van klasse-vakbonden, solidariteitsnetwerken, raden van werklozen, verenigingen van wederzijdse hulp, schietclubs, sportteams, enzovoort, moet in het kader van verkiezingsactie niet worden afgewezen”. Dit lijkt heel erg op een heimwee naar de goede oude tijd van de sociaaldemocratie, toen de arbeidersklasse haar eigen economische, politieke en culturele organisaties voor een langere periode in stand kon houden, zonder dat ze in handen vielen van de burgerlijke staat.
[5] Zie ons artikel over de parlementaire fouten van Engels en Kautsky: The revolutionary perpsective obscured by parliamentary illusions [221]
[8] Opnieuw nemen de ‘Punten van Eenheid’, gepubliceerd door de ‘Workers’ Offensive Group’, een duidelijk standpunt in ten aanzien van de vakbondskwestie: “De vakbonden zijn, ongeacht hun interne structuur, niet de organisaties van de arbeiders maar de organen van de kapitalistische staat die het verzet van de arbeidersklasse tegen het uitbuitingssysteem door onderhandeling en door het opleggen van contracten met het kapitaal in de kiem smoren. In de hitte van de klassenstrijd moeten de arbeiders de vakbonden vernietigen en hun eigen gecentraliseerde massa- organisaties vormen om hun strijd te leiden en te voeren tegen het kapitalisme”.
[9] red-party.com
Niets maakt een uitbuitende klasse meer woedend dan een opstand van de uitgebuiten. De opstanden van de slaven in het Romeinse Keizerrijk en van de boeren onder het feodalisme werden altijd met de meest walgelijke wreedheid onderdrukt. De opstand van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme is echter een nog grotere belediging voor de heersende klasse van dit systeem, daar ze duidelijk en rationeel het spandoek hoog houdt van de nieuwe, kommunistische maatschappij, de maatschappij die werkelijk beantwoordt aan de historische noodzaak en mogelijkheid.
Voor de kapitalistische klasse is het daarom niet genoeg om alleen maar de revolutionaire pogingen van de arbeidersklasse te onderdrukken, om hen in bloed te smoren - hoewel de kapitalistische contrarevolutie zeker de bloedigste in geschiedenis is. Het is ook noodzakelijk om het idee belachelijk te maken dat de arbeidersklasse de draagster is van een nieuwe maatschappelijke orde, om de totale nutteloosheid van het kommunistische project aan te tonen. Hiervoor is, naast het arsenaal aan materiële wapens, een arsenaal van leugens en vervormingen vereist. Vandaar de noodzaak voor het kapitaal om, in het merendeel van de 20ste eeuw, vast te houden aan de grootste leugen in geschiedenis: de leugen dat het stalinisme gelijk staat aan het kommunisme.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989, en van de USSR twee later jaar, ofschoon het de bourgeoisie beroofde van een levend ‘voorbeeld’ van deze leugen, versterkte in feite in grote mate zijn effecten. Dit maakte het mogelijk om een gigantische campagne te ontketenen over de definitieve mislukking van het kommunisme, van het marxisme, en zelfs over de achterhaaldheid van het idee van de klassenstrijd zelf. De diepgaande en schadelijke gevolgen van deze campagne voor het bewustzijn van het wereldproletariaat zijn vaak onderzocht in de kolommen van onze Internationale Revue, en daarom zullen wij hier niet verder over dit punt uitweiden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat, alhoewel het effect van deze campagnes de afgelopen jaren is afgenomen - vooral omdat de beloften van de bourgeoisie over de nieuwe wereldorde van vrede en welvaart, die bedoeld was om het stalinisme na zijn ondergang op te volgen, niet meer bleek te zijn dan gebakken lucht. Toch zijn deze campagnes zo fundamenteel voor het systeem van ideologische controle van de bourgeoisie dat ze geen kans voorbij zal laten gaan om deze nieuw leven en invloed in te blazen.
Wij zijn nu het jaar ingegaan van de 80ste verjaardag van de Oktoberrevolutie, en er bestaat geen twijfel dat wij vele nieuwe verdraaiingen van dit thema zullen gaan zien. Maar één ding is zeker: de haat en verachting van de bourgeoisie voor de proletarische revolutie, die in 1917 in Rusland begon, hun inspanningen om de herinnering eraan te vervormen en van zijn werkelijke aard te ontdoen, zullen vooral worden geconcentreerd op de politieke organisatie die de geest van die enorme opstandige beweging belichaamde: de Bolsjewistische Partij.
Dit hoeft ons niet te verbazen: vanaf de dagen van de Bond van Kommunisten en de Eerste Internationale, is de bourgeoisie altijd bereid geweest de meerderheid van de arme arbeiders ‘te vergeven’, die in de luren waren gelegd door de samenzweringen en de programma's van de revolutionaire minderheden. De laatsten worden onveranderlijk gezien als eigenlijke belichaming van het kwaad. En voor het kapitaal is er niets zo erg geweest als de Bolsjewiki, die er al met al toch in geslaagd is de eenvoudige arbeiders langer en meer te ‘misleiden’ dan enige andere revolutionaire partij in geschiedenis.
Dit is niet de plaats om alle boeken, artikelen en documentaires te bekijken die momenteel worden gewijd aan de Oktoberrevolutie. Het is voldoende om te zeggen dat de meest verkochte – zoals Pipes’ The Unknown Lenin: from the Soviet Archives [De ongekende Lenin: uit de Soviet archieven], en het werk van de vroegere KGB-archivaris Volkogonov, die beweert toegang te hebben tot de dossiers die dateren van 1917, welke tot nog toe ontoegankelijk waren - een zeer precies thema hebben: aan te tonen dat Lenin en de Bolsjewiki een troep machtshongerige fanatici waren die alles deden wat nodig was om de democratische verworvenheden van de Februari-revolutie op te slorpen, en Rusland en de wereld in een van de meest rampzalige en mislukte experimenten van de geschiedenis te storten.
Natuurlijk hebben deze heren, met een minutieuze aandacht voor de details, bewezen hoe de Stalinistische terreur slechts de voortzetting en de vervulling was van de Leninistische terreur. De ondertitel van de Duitse uitgave van het werk van Volkogonov over Lenin, Utopia and Terror, vat de benadering van de bourgeoisie zeer goed samen: de revolutie ontaarde precies in terreur omdat ze probeerde een utopisch ideaal op te leggen, het kommunisme, dat werkelijk tegengesteld is aan de menselijke aard.
Een belangrijk element in deze anti-Bolsjewistische inquisitie is het idee dat het Bolsjewisme, met al zijn gepraat over marxisme en de wereldrevolutie, vooral een uitdrukking was van Russische achterlijkheid. Dit argument is niet nieuw: het was een van de favoriete deuntjes van de ‘renegaat Kautsky’ in de nasleep van de Oktober-opstand. Maar het heeft daarna aanzienlijke academische waardigheid verworven. Een van de het beste studies van de leiders van de Oktoberrevolutie - Bertram Wolfe's Three Who Made a Revolution, geschreven in de jaren 1950 - ontwikkelt dit idee met bijzondere aandacht voor Lenin.
In deze optiek zou Lenin’s visie van de proletarische politieke organisatie als een ‘klein’ lichaam, bestaande uit overtuigde revolutionairen, meer beantwoorden aan de samenzweerderige en geheime opvattingen van de Narodniki en Bakunin dan aan Marx. Dergelijke historici stellen dit vaak tegenover de meer ‘verfijnde’, ‘Europese’ en ‘democratische’ opvattingen van de Mensjewiki. En natuurlijk, aangezien de vorm van de revolutionaire organisatie nauw verbonden is met de vorm van de revolutie zelf, had de democratische Mensjewistische organisatie ons een democratisch Rusland kunnen geven, terwijl de dictatoriale Bolsjewistische vorm van organisatie ons een dictatoriaal Rusland gaf.
Het zijn niet alleen de officiële woordvoerders van de bourgeoisie die dergelijke ideeën uitventen. Zij worden ook verkocht, in een ietwat verschillende verpakking, door allerlei verschillende anarchisten, die zich specialiseren in de ‘we hadden het wel gezegd’ benadering van de Oktoberrevolutie. Wij wisten allang dat het Bolsjewisme gemeen was en in tranen zou eindigen - al dat gepraat over de partij, de overgangsstaat en de dictatuur van het proletariaat, waar kon dit anders toe leiden? Maar het anarchisme heeft de gewoonte om zichzelf voortdurend te vernieuwen en kan veel subtieler zijn dan dat. Een goed voorbeeld hiervan is het soort van onzin dat naar buiten wordt gebracht door een parasitair addergebroed van het anarchisme dat zich (onder andere) de London Psychogeographical Society noemt.
De LPA heeft hartgrondig het argument van IKS ondersteund dat het Bakoeninisme, met al zijn gepraat over vrijheid en gelijkheid, zijn kritieken van het marxistische ‘autoritair handelen’, in feite gebaseerd was op een diep hiërarchische en zelfs esoterische visie, welke dicht aanleunt tegen die van de vrijmetselarij. Maar voor de LPA is dit slechts de hors-d'oeuvres: het hoofdgerecht is de Bolsjewistische opvatting van de organisatie, die de ware voortzetting is geweest van het Bakoeninisme en dus van de vrijmetselarij. De cirkel is rond: de ‘kommunisten’ van LPA braken de restanten uit van de professoren van de Koude Oorlog.
De uitdaging, die door al deze laster tegen het Bolsjewisme wordt gesteld, is aanzienlijk en kon niet in het kader van één enkel artikel worden beantwoord. Om bijvoorbeeld een kritische beoordeling te maken van de ‘Leninistische’ opvatting van de organisatie, en om het vooroordeel te weerleggen dat de laatstgenoemde niet meer zou zijn dan een nieuwe versie van de Narodniki of van Bakoenin, zou op zich al een reeks artikelen vergen. Ons doel met dit artikel is evenwel meer precies. De bedoeling is om, in de reeks gebeurtenissen van de Russische revolutie, een bepaalde episode onderzoeken - de April Stellingen zoals die door Lenin bij zijn terugkeer in Rusland in 1917 zijn afgekondigd.
Het is niet eenvoudig om zoiets op een geschikt ogenblik te doen, op kop af 80 jaar later. Maar vooral omdat dit korte, scherpzinnige document ons voorziet van een uitstekend uitgangspunt voor het weerleggen van alle leugens over de Bolsjewistische Partij, en voor het opnieuw bevestigen van het meest wezenlijke ervan: dat deze partij geen product was van het Russische barbarendom, van een vervormd anarcho-terrorisme, of van het onverminderde verlangen naar macht van haar leiders. Het Bolsjewisme was eerst en vooral een product van het wereldproletariaat. Onafscheidelijk verbonden met de totale marxistische traditie, was het niet de kiem van een nieuwe vorm van uitbuiting en onderdrukking, maar de voorhoede van een beweging die bedoeld was om alle uitbuiting en de onderdrukking af te schaffen.
Eind Februari 1917 lanceerden de arbeiders van Petrograd massale stakingen tegen de ondraaglijke levensomstandigheden die door de imperialistische oorlog werden opgelegd. De leuzen van de beweging werden snel politiek, met arbeiders die opriepen om een einde te maken aan de oorlog en de autocratie omver te werpen. Binnen enkele dagen had de staking zich uitgebreid naar andere steden, en aangezien de arbeiders de wapens opnamen en zich met de soldaten verbroederden, nam de massastaking het karakter aan van een opstand.
In een herhaling van de ervaring van 1905 centraliseerden de arbeiders de strijd middels sovjets van arbeidersafgevaardigden, die gekozen werden door algemene vergaderingen in de fabrieken en op ieder ogenblik konden worden teruggeroepen. In tegenstelling tot 1905, begonnen de soldaten en de boeren dit voorbeeld op grote schaal op te volgen.
De heersende klasse, die erkende dat de dagen van de autocratie waren geteld, bevrijdde zichzelf van de Tsaar, en riep de liberale en ‘linkse’ partijen – in het bijzonder die elementen die proletarisch waren geweest en onlangs naar het burgerlijke kamp waren overgegaan door de oorlog te steunen – op om een voorlopige regering te vormen met het erkende doel om Rusland te leiden naar een systeem van parlementaire democratie. In werkelijkheid was er een situatie van dubbelmacht ontstaan, aangezien de arbeiders en de soldaten alleen maar werkelijk op de sovjets vertrouwden, en de positie van de burgerlijke Voorlopige Regering nog niet sterk genoeg was om hen te negeren, en nog minder om hen te ontbinden.
Maar deze diepgaande klasse-verdeling werd gedeeltelijk verduisterd door de nevel van democratische euforie die na de Februari-opstand op het land was neergedaald. Nadat de Tsaar opzij was gezet en de mensen van ongekende vrijheid genoten, scheen iedereen gewonnen te zijn voor de ‘Revolutie’ - met inbegrip van de democratische bondgenoten van Rusland die hoopten dat het Rusland in staat zou stellen om effectiever aan de oorlogsinspanning deel te nemen. Aldus stelde de Voorlopige Regering zich op als beschermster van de revolutie; de sovjets werden politiek overheerst door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, die alles deden wat in hun vermogen lag om deze te beperken tot loutere verlengstukken van het zojuist geïnstalleerde burgerlijke regime.
Kortom, de gehele stoot tot de massastaking en de opstand - die in werkelijkheid een manifestatie was van het meer universele revolutionaire beweging welke, als gevolg van de oorlog, in alle belangrijkste kapitalistische landen broeide - was afgeleid naar kapitalistische doeleinden.
Waar waren de Bolsjewiki in deze situatie, die zo vol was van gevaar en belofte? Zij verkeerden in een bijna complete wanorde:
“De eerste maand van de revolutie was voor het Bolsjewisme een tijd van verwarring en zwenkingen. In het ‘manifest’ van het Centraal Comité van de Bolsjewiki, dat terstond na de zegepraal van de opstand was uitgevaardigd, heette het dat “de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen evenals de opstandige troepen terstond hun vertegenwoordigers moeten kiezen in de Voorlopige Regering”. (…) “Ze handelden niet als vertegenwoordigers van een proletarische partij, die zich voorbereidt op een zelfstandige strijd om de macht, maar als linkervleugel van de democratie die, terwijl zij haar principes verkondigt, van plan is gedurende onbepaalde tijd de rol van loyale oppositie te vervullen”. (Trotski, Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel I, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin)
Toen Stalin en Kamenev in maart het roer van de partij overnamen, stuurden zij deze nog verder naar het rechts. Stalin ontwikkelde een theorie over de complementaire rollen van de Voorlopige Regering en de sovjets. Erger, het officiële orgaan van de partij, Prawda, nam openlijk een ‘defensief’ standpunt in ten opzichte van de oorlog: “Onze leus is niet ‘weg met de oorlog’, een leus die zonder inhoud is. Onze leus is – druk op de Voorlopige Regering, met het doel deze te dwingen (…) een poging te doen om alle oorlogvoerende landen tot een onmiddellijk openen van vredesonderhandelingen te bewegen (…) Zolang blijft echter ieder als strijder op zijn post!”(Trotsky, idem)
Trotsky verhaalt hoezeer vele elementen in de partij een diepe ongerustheid en zelfs een woede voelden over deze opportunistische afwijking in de partij, maar ze waren programmatisch niet gewapend om het standpunt van de leiding te beantwoorden, aangezien het scheen te zijn gebaseerd op een perspectief dat door Lenin zelf was ontwikkeld en dat een decennium lang de officiële opvatting van de partij was geweest: het perspectief van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en de boeren’. De essentie van deze theorie was dat, hoewel de aard van de revolutie die zich in Rusland voltrok economisch gezien burgerlijk was, de Russische bourgeoisie zelf te zwak was om haar eigen revolutie te voltrekken, zodat de kapitalistische modernisering van Rusland door het proletariaat en de armere delen van de boerenstand in gang moest worden gezet.
Dit standpunt stond halverwege tussen dat van Mensjewiki - die zich erop beriepen ‘orthodoxe’ marxisten te zijn en beargumenteerden dat het de taak van het proletariaat was om kritische steun te geven aan de bourgeoisie tegen het absolutisme tot het moment dat Rusland rijp was voor het socialisme - en dat van Trotsky, wiens theorie van de ‘permanente revolutie’, ontwikkeld na de gebeurtenissen van 1905, benadrukte dat de arbeidersklasse er in de komende revolutie toe zou worden aangezet de macht te grijpen. Ze zou ertoe worden aangezet, voorbij aan het burgerlijke stadium van de revolutie, te gaan tot het socialistische stadium. Maar ze zou dit slechts kunnen doen als de Russische revolutie samenviel met, of een socialistische revolutie zou ontketenen in de industrielanden.
In feite was de theorie van Lenin, in het gunstigste geval, een product geweest van een dubbelzinnige periode, waarin het steeds duidelijker werd dat de Russische bourgeoisie geen revolutionaire kracht was, maar waarbij het nog niet duidelijk was of de periode van internationale socialistische revolutie was aangebroken. Niettemin was de superioriteit van de stelling van Trotsky precies gebaseerd op het feit dat ze niet zozeer van een zuiver Russisch maar van een internationaal kader vertrok; en Lenin zelf, ondanks zijn vele scherpe meningsverschillen met Trotsky in die periode, was, na de gebeurtenissen van 1905, herhaalde malen overgeheld naar de notie van de permanente revolutie.
In de praktijk bleek het idee van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en boeren’ inhoudsloos te zijn; ‘orthodoxe Leninisten’ die de formule in 1917 bleven herhalen, gebruikten haar als een dekmantel voor het eenvoudigweg afglijden naar Mensjewistische standpunten. Kamenev beargumenteerde met kracht, aangezien de burgerlijke democratische fase van de revolutie nog niet was voltooid, dat het noodzakelijk was om kritische steun te geven aan de Voorlopige Regering: dit was nauwelijks in overeenstemming met de originele opvatting van Lenin, die benadrukte dat de bourgeoisie onvermijdelijk compromissen zou sluiten met de autocratie. Er bestonden zelfs serieuze tendensen tot de hereniging van de Mensjewiki en Bolsjewiki.
De Bolsjewistische Partij, die programmatisch was ontwapend, werd verleid tot compromissen en verraad. Op het moment dat Lenin uit ballingschap terugkeerde verkeerde het perspectief van de revolutie in het ongewisse.
In zijn Geschiedenis der Russische Revolutie (Deel 1, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin), geeft Trotsky ons een pakkende beschrijving van Lenin’s aankomst, 3 april 1917, op het Finland Station in Petrograd. De Sovjet van Petrograd, gedomineerd door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, organiseerde een reusachtig welkomstfeest en onthaalde Lenin met bloemen. In de naam van de Sovjet, begroette Tsjeidze Lenin met de volgende woorden:
“Kameraad Lenin (…) wij verwelkomen u in Rusland. (…) Maar wij zijn van mening dat de voornaamste taak van de revolutionaire democratie thans bestaat in de verdediging van onze revolutie tegen alle aanslagen, van binnen uit en van buiten af. (…) Wij hopen dat gij tezamen met ons deze doeleinden zult nastreven.”
Het antwoord van Lenin was niet gericht aan de leiders van het welkomstcomité, maar aan de honderden arbeiders en soldaten die in het station waren samengestroomd:
“Beste kameraden, soldaten, matrozen en arbeiders! Ik voel mij gelukkig in uw persoon de zegevierende Russische revolutie en u als de voorhoede van het proletarische leger van de gehele wereld te begroeten. (…) De dag is niet verre, waarop de volkeren op de roep van onze kameraad Karl Liebknecht de wapens tegen hun uitbuiters, de kapitalisten, zullen richten. (…) De Russische revolutie, die door u is volbracht, heeft een nieuw tijdperk ingeluid. Leve de socialistische wereldrevolutie!”
Zo bezorgde de spelbreker Lenin, vanaf het moment van zijn aankomst, het democratische carnaval een koude douche. Die avond zette Lenin zijn positie uiteen in een twee uur durende toespraak die verder alle goede democraten en geroerde socialisten met wanhoop vervulde. Zij wilden dat de revolutie niet verder zou gaan dan ze had gedaan in Februari, zij hadden de massastakingen van de arbeiders toegejuicht toen die de Tsaar hadden weggejaagd en de Voorlopige Regering in staat hadden gesteld om de macht te grijpen, maar tegelijkertijd vreesden zij iedere verdere klassenpolarisatie. De volgende dag, in een gezamenlijke vergadering van de Bolsjewiki en de Mensjewiki, zette Lenin uiteen wat bekend werd als zijn April Stellingen, die kort genoeg zijn om ze hier in hun geheel weer te geven:
"1. In onze houding tegenover de oorlog, die van de zijde van Rusland ook onder de nieuwe regering van Lvov en co, als gevolg van het kapitalistische karakter van deze regering, onvoorwaardelijk een imperialistische roofoorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.
Het klassenbewuste proletariaat kan aan een revolutionaire oorlog, die werkelijk de revolutionaire vaderlandsverdediging zou rechtvaardigen, alleen onder de volgende voorwaarden zijn toestemming geven:
a) dat de macht overgaat in handen van het proletariaat en van de zich daarbij aansluitende armste lagen van de boeren;
b) dat metterdaad en niet alleen met de mond wordt afgezien van alle annexaties;
c) dat volledig en metterdaad gebroken wordt met alle belangen van het kapitaal.
Met het oog op de omstandigheid dat brede lagen van de massa, die de revolutionaire vaderlandsverdediging aanhangen, het ongetwijfeld eerlijk menen en de oorlog alleen maar aanvaarden als een noodzakelijkheid en niet als middel tot veroveringen, met het oog op de omstandigheid dat ze door de bourgeoisie zijn bedrogen, moet men hun bijzonder grondig, volhardend en geduldig hun vergissing uiteenzetten, moet men hun het onverbrekelijke verband tussen kapitaal en imperialistische oorlog uiteenzetten, moet men bewijzen dat het zonder het omverwerpen van het kapitaal niet mogelijk is door middel van een waarlijk democratische vrede en niet door een vrede van geweld een einde te maken aan de oorlog.
Een zo ruim mogelijke propagering van deze opvatting moet onder het leger aan het front georganiseerd worden.
2. Het eigenaardige van de tegenwoordige situatie in Rusland ligt in de overgang van de eerste etappe van de revolutie, die als gevolg van het onvoldoende ontwikkelde klassenbewustzijn en van de onvoldoende georganiseerdheid van het proletariaat de bourgeoisie aan de macht heeft gebracht, naar de tweede etappe van de revolutie, die de macht in handen moet geven van het proletariaat en van de armste lagen van de boeren. Deze overgang is gekenmerkt enerzijds door een maximum aan legaliteit (Rusland is op het moment het meest vrije land van alle oorlogvoerende landen ter wereld), anderzijds door de afwezigheid van geweld tegenover de massa’s, en ten slotte doordat de massa’s blindelings vertrouwen stellen in de regering van de kapitalisten, de ergste vijanden van de vrede en van het socialisme.
Deze eigenaardigheid eist van ons de bekwaamheid ons aan te passen aan de bijzondere voorwaarden van het partijwerk onder de ontzaglijk brede, pas tot politiek leven ontwaakte massa’s van het proletariaat.
3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften, vooral ten aanzien van het afstand doen van annexaties. Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.
4. De erkenning van het feit dat onze partij in de meeste sovjets van arbeidersafgevaardigden in de minderheid is, voorlopig zelfs in een zwakke minderheid tegenover het blok van alle kleinburgerlijke opportunistische elementen, die onder de invloed zijn geraakt van de bourgeoisie en deze invloed op het proletariaat overbrengen — vanaf de volkssocialisten en sociaal-revolutionairen tot aan het Organisatiecomité (Tsjcheïdze, Tsereteli, Steklov enz. enz..
Aan de massa’s moet uiteengezet worden dat de raden van arbeidersafgevaardigden de enig mogelijke vorm van een revolutionaire regering zijn en dat het, zolang deze regering zich door de bourgeoisie laat beïnvloeden, het slechts onze taak kan zijn geduldig, stelselmatig, standvastig, in het bijzonder aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s, de fouten van hun tactiek uiteen te zetten.
Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.
5. Geen parlementaire republiek — van de raden van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen —, maar een republiek van de raden van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onderen tot boven.
Afschaffing van de politie, van het leger, het ambtenarenkorps. De beloning van alle ambtenaren, die allen verkiesbaar en te allen tijde afzetbaar moeten zijn, mag niet uitgaan boven het gemiddelde loon van een goede arbeider.
6. In het agrarische program moet het zwaartepunt verlegd worden naar de raden van landarbeidersafgevaardigden.
Confiscatie van alle landerijen van grootgrondbezitters.
Nationalisatie van de gehele grond in het land; de beschikkingsmacht over de grond ligt in handen van de plaatselijke raden van landarbeiders- en boerenafgevaardigden. Vorming van speciale raad van afgevaardigden van de arme boeren. Het vormen van modelbedrijven uit alle grote landgoederen (ter grootte van ongeveer 100 tot 300 desjatinen, al naar gelang de plaatselijke en overige verhoudingen en ter beoordeling van de plaatselijke instellingen) onder het toezicht van de landarbeidersafgevaardigden en voor rekening van de gemeenschap.
7. Het onmiddellijk samensmelten van alle banken in het land tot één nationale bank en het instellen van controle daarop door de raad van arbeidersafgevaardigden.
8. Geen ‘invoering’ van het socialisme als onze onmiddellijke taak, maar op het ogenblik slechts de overgang naar het toezicht op de maatschappelijke productie en de verdeling van de voortbrengselen door de raad van arbeidersafgevaardigden.
9. Taken van de partij:
a) het onmiddellijk bijeenroepen van het congres;
b) wijziging van het partijprogram, in hoofdzaak op de volgende punten:
1) imperialisme en imperialistische oorlog;
2) onze houding tegenover de staat en onze eis inzake een ‘Commune-staat’.
3) verbetering van het oude minimumprogram;
c) verandering van de naam van de partij.
10. Vernieuwing van de Internationale.
Initiatief tot stichting van een revolutionaire Internationale, van een Internationale tegen de sociaal-chauvinisten en tegen het ‘centrum’."
Zalejski, toentertijd lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, vatte de reactie op de Stellingen van Lenin zowel binnen de partij als doorheen de hele beweging als volgt samen: “De Stellingen van Lenin maakten indruk van een bom die ontplofte” (Trotsky, blz. 370). De aanvankelijke reactie was ongeloof en een regen van vervloekingen op het hoofd van Lenin: Lenin was te lang in ballingschap geweest, had de voeling met de Russische werkelijkheid uit het oog verloren. Zijn perspectieven over de aard van de revolutie waren in een soort van ‘trotskisme’ vervallen.
Wat betreft zijn idee over de sovjets die de macht moesten grijpen, was hij teruggegaan tot het Blanquisme, avonturisme, anarchisme. Een voormalig lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, Goldernberg, die op dat moment buiten de partij stond, stelde het zo: “Vele jaren bleef de plaats van Bakoenin in de Oktoberrevolutie onbezet, nu is deze door Lenin ingenomen” (Trotsky, blz. 369). Voor Kamenev zou de benadering van Lenin de Bolsjewiki verhinderen om op te treden als partij van de massa's, en hun rol terugbrengen tot dat van een ‘groep kommunistische propagandisten’. Dit was niet de eerste keer dat ‘oude Bolsjewiki’ zich, in naam van het
Leninisme, aan achterhaalde formules hadden vastgeklampt. In 1905 was de aanvankelijke Bolsjewistische reactie op de verschijning van de sovjets gebaseerd op een mechanische interpretatie van de kritieken van Lenin op het spontaneïsme in Wat te Doen; daardoor had de leiding de Sovjet van Petrograd opgeroepen zich ondergeschikt te maken aan de partij of zichzelf te ontbinden.
Lenin zelf verwierp deze houding ronduit. Hij was een van de eerste om de revolutionaire betekenis van de sovjet te begrijpen als orgaan van proletarische politieke macht, en benadrukte dat de vraag niet ‘sovjets of partij’, maar zowel sovjets als partij was, aangezien hun rollen complementair waren. Nu, nogmaals, moest Lenin deze ‘Leninisten’ les geven in de marxistische methode, om aan te tonen dat het marxisme het tegenovergestelde is van een dood dogma is. Het marxisme is een het levende wetenschappelijke theorie die voortdurend moet worden geverifieerd in het laboratorium van sociale bewegingen. De April Stellingen waren de belichaming van de capaciteit van het marxisme om, in het licht van de ervaring van de klassenstrijd, eerdere standpunten te verwerpen, aan te passen, te wijzigen of te verrijken.
“Nu is het zaak zich de onbetwistbare waarheid eigen te maken dat de Marxist rekening moet houden met het levende leven, met de nauwkeurige feiten van de werkelijkheid, in plaats van zich vast te klampen aan de theorie van gisteren, die, als elke theorie, in het beste geval slechts het fundamentele, algemene aangeeft en de gecompliceerdheid van het leven slechts bij benadering omvat. ‘Grauw, dierbare vriend, is ied’re theorie, doch groen de gouden boom des levens’.” (Lenin, Brieven over Tactiek, April 8-13, 1917 – het citaat is van Mephisto in Goethe's Faust). En in dezelfde brief scheldt Lenin over: “Die 'oude' Bolsjewiki, die al meer dan eens een droevige rol in de geschiedenis van onze partij hebben gespeeld door zinloos een uit het hoofd geleerde formule te herhalen in plaats van het eigenaardige van de nieuwe, levende werkelijkheid te bestuderen”.
Voor Lenin was de ‘democratische dictatuur’ reeds gerealiseerd in de sovjets van de afgevaardigden van arbeiders en boeren en in die zin was het reeds een ouderwetse formule geworden. De essentiële taak voor Bolsjewiki was nu om, binnen deze bredere sociale beweging, de proletarische dynamiek naar voren te schuiven, die was gericht op de vorming van een Commune-Staat in Rusland als voorpost van de wereldwijde socialistische revolutie. Men zou het oneens kunnen zijn met de inspanning van Lenin om de eer van de oude formule te bewaren, maar het essentiële element in zijn benadering was dat hij in staat was de toekomst van de beweging te zien, en dus de noodzaak om het patroon van achterhaalde theorieën te doorbreken.
De marxistische methode is niet alleen dialectisch en dynamisch; ze is ook globaal. Met andere woorden: ze plaatst elke bijzondere kwestie in een internationaal en historisch kader. En dit is wat Lenin vooral toeliet om de echte richting van gebeurtenissen te begrijpen. Vanaf 1914 hadden de Bolsjewiki, met Lenin voorop, het meest consistente internationalistische standpunt verdedigd tegen de imperialistische oorlog, door hem te begrijpen als een bewijs van de neergang van het wereldkapitalisme en dus van het openen van het tijdperk van de wereldwijde proletarische revolutie.
Dit was de hoeksteen van de leuze ‘zet de imperialistische oorlog om in een burgeroorlog’, welke Lenin had verdedigd tegen alle verschillende vormen van chauvinisme en pacifisme. Vasthoudend aan deze analyse werd Lenin niet om de tuin geleid door het idee dat de machtsovername door de Voorlopige Regering het imperialistische karakter van de oorlog veranderde, en hij onthield zich niet van stekelige opmerkingen naar de Bolsjewiki, die in deze fout waren vervallen: “De Prawda eist van de regering , dat deze van annexatie afziet. Van een regering met kapitalisten te verlangen dat zij van annexaties afziet – is onzin, hemeltergend” (aangehaald door Trotsky, blz. 365).
De onverzettelijke herbevestiging van het internationalistische standpunt inzake de oorlog betekende in de eerste plaats de noodzaak om de opportunistische toegeving in de partij te stoppen. Maar het was ook het uitgangspunt voor de theoretische liquidatie van de formule van de democratische dictatuur en alle Mensjewistische verontschuldigingen voor het steunen van de bourgeoisie. Tegenover het argument dat het achterlijke Rusland nog niet rijp voor was het socialisme, argumenteerde Lenin als een ware internationalist, die in Stelling 8 erkende dat “onze onmiddellijke taak niet de invoering van het socialisme is”. Rusland, op zich, was niet rijp voor het socialisme maar de imperialistische oorlog had aangetoond dat het wereldkapitalisme als geheel in feite overrijp was.
Vandaar Lenin’s groeten aan de arbeiders in het station Finland: de Russische arbeiders zouden, door de macht te grijpen, handelen als voorhoede van het internationale proletarische leger. Vandaar ook de roep om een nieuwe Internationale aan het eind van de Stellingen. En voor Lenin, zoals voor alle authentieke internationalisten van die tijd, was de wereldrevolutie geen vrome wens maar een concreet perspectief dat uit de internationale proletarische opstand tegen de oorlog voortkwam - stakingen in Groot-Brittannië en Duitsland, politieke demonstraties, muiterijen en verbroederingen tussen de strijdkrachten van verscheidene landen, en natuurlijk het opkomende revolutionaire getijde in Rusland zelf. Dit perspectief, op dat moment embryonaal, moest na de Oktober-opstand volledig worden bevestigd door de uitbreiding van de revolutionaire golf naar Italië, Hongarije, Oostenrijk en vooral Duitsland.
De verdedigers van marxistische ‘orthodoxie’ beschuldigden Lenin inzake de machtsgreep en van de aard van de post-revolutionaire staat van Blanquisme en Bakoeninisme. Blanquisme omdat hij zogezegd voorstander was een staatsgreep door een minderheid – hetzij door de Bolsjewiki alleen, hetzij door de industriële arbeidersklasse als geheel, handelend zonder rekening te houden met de meerderheid van boeren. Bakoeninisme omdat de verwerping, in de Stellingen, van een parlementaire republiek een concessie was aan de anti-politieke vooroordelen van de anarchisten en syndicalisten.
Ten aanzien van de eerste beschuldiging verdedigde Lenin, in zijn Brieven over Tactiek, zijn Stellingen als volgt: “In mijn Stellingen heb ik mij beslist gedistantieerd van elke sprong over de nog niet te boven gekomen boerenbeweging of in het algemeen kleinburgerlijke beweging, van elk spelen met het ‘grijpen van de macht’ door een arbeidersregering, van elk blanquistisch avontuur, want ik verwees direct naar de ervaringen van de Commune van Parijs. Zoals bekend is en zoals Marx in 1871 en Engels in 1891 uitvoerig hebben aangetoond, hebben deze ervaringen echter laten zien dat er geen plaats was voor Blanquisme, dat de directe, rechtstreekse, onvoorwaardelijke heerschappij der meerderheid en de activiteit der massa’s slechts verzekerd waren naarmate de meerderheid zelf bewust optrad.
In de Stellingen heb ik zeer beslist de strijd om de invloed binnen de sovjets van arbeiders-, landarbeiders-, boeren- en soldatenafgevaardigden in het middelpunt geplaatst. Om in dit opzicht niet de geringste twijfel te doen postvatten, heb ik in deze Stellingen tot twee maal toe gewezen op de noodzaak van een geduldig, standvastig, ‘aan de praktische behoeften van de massa’s aangepast’ ophelderingswerk.”
Wat betreft de terugkeer naar een anarchistisch standpunt ten opzichte van de staat, een punt waar hij in zijn Staat en Revolutie nog dieper op in zou gaan, wees Lenin er in april op dat de ‘orthodoxe’ marxisten, met figuren als Kautsky en Plechanow aan het hoofd, de werkelijke lessen van Marx en Engels over de staat hadden begraven onder een mesthoop van parlementarisme. De ervaring van de Commune had aangetoond dat de taak van het proletariaat in de revolutie er niet in bestond de oude staat over te nemen maar hem van top tot teen te vernietigen; dat het nieuwe instrument van proletarische regering, de Commune-Staat, niet is gebaseerd op het principe van parlementaire vertegenwoordiging, welke uiteindelijk slechts een façade is voor de dictatuur van de bourgeoisie, maar op de directe en herroepbare afvaardiging van onderaf, op de bewapende en autonoom georganiseerde massa's.
Door de sovjets, de ervaring van 1905 en van de nieuw ontstane revolutie van 1917 naar voren te schuiven bevestigde dit niet alleen dit perspectief, maar leidden ze ook een volgende stadium in. Terwijl de Commune een ‘volks’ lichaam was geweest waarin alle onderdrukte klassen van de maatschappij gelijkmatig werden vertegenwoordigd, waren de sovjets een hogere vorm, omdat zij het voor het proletariaat mogelijk maakten om zich zelfstandig te organiseren binnen de beweging van de massa's in het algemeen. De sovjets, als geheel genomen, zouden zo een nieuwe staat vormen: één die kwalitatief verschillend is van de oude burgerlijke staat maar niettemin een staat - en hier onderscheidt Lenin zich zorgvuldig van de anarchisten:
“Het anarchisme is het ontkennen van de noodzakelijkheid van de staat en van de staatsmacht in de periode van overgang van de heerschappij der bourgeoisie naar de heerschappij van het proletariaat. Maar ik bepleit, met een beslistheid die elke mogelijkheid van misverstand uitsluit, de noodzakelijkheid van de staat in deze periode, echter – in overeenstemming met Marx en de ervaringen van de Commune van Parijs – niet van de gebruikelijke burgerlijk-parlementaire staat, maar van een staat zonder een staand leger, zonder een tegen het volk gerichte politie, zonder een boven het volk geplaatst ambtenarenkorps. Wanneer de heer Plechanow in zijn blad ‘Jedinstwo’ uit alle macht tekeer gaat over anarchisme, dan is dat slechts een bewijs te meer voor zijn breuk met het marxisme.” (Lenin, Brieven over Tactiik).
De aanklacht dat Lenin een Blanquistische staatsgreep plande is onafscheidelijk van het idee dat hij streefde naar macht voor zijn partij alleen. Dit zou een centraal thema worden in al de verdere burgerlijke propaganda over de Oktober-revolutie: dat het niets meer was dan een staatsgreep die door de Bolsjewiki werd uitgevoerd. Wij kunnen hier niet alle verscheidenheden en nuances van deze stelling behandelen. Trotsky geeft een van de beste antwoorden in zijn Geschiedenis der Russische Revolutie, wanneer hij aantoont dat het niet de partij, maar de sovjets waren die de macht grepen in Oktober (zie ook onze artikelen over de Oktoberrevolutie in International Review 71 en 72).
Maar een van de leidraden van deze opvatting is het argument dat Lenin’s opvatting van de partij, als een sterk verweven en uiterst centraliseerde organisatie, onverbiddelijk heeft geleid tot deze minderheidsputsch in 1917 en, bij uitbreiding, tot de Rode Terreur en uiteindelijk tot het Stalinisme. Opnieuw is dit een verhaal dat teruggaat naar de originele splitsing tussen Bolsjewiki en Mensjewiki en dit is niet de plaats om in te gaan op een of ander detail van deze zeer belangrijke episode. Het is voldoende om te zeggen dat sinds die episode, Lenin’s opvatting van de revolutionaire organisatie is omschreven als Jacobijns, elitair militair zelfs terroristisch.
De zo gerespecteerd marxistische autoriteiten, zoals Luxemburg en Trotsky zijn geciteerd ter ondersteuning van deze visie. Wat onszelf betreft ontkennen wij niet dat de visies van Lenin over de organisatiekwestie, zowel in die periode als in latere periodes, veel punten bevatten die onjuist zijn (bijvoorbeeld zijn goedkeuring in 1902 van de stelling van Kautsky over het klassenbewustzijn dat, van buitenaf komt, een standpunt dat hij later verwierp); sommige van zijn opvattingen over het interne regime van de partij, over het verband tussen de partij en de staat, enzovoort).
Maar in tegenstelling tot de toenmalige Mensjewiki, en hun talrijke anarchistisch, sociaal-democratische, en radenistische navolgers, nemen wij deze fouten niet als ons uitgangspunt, en net zo min beginnen wij een analyse van de Commune van Parijs of de Oktoberrevolutie door de nadruk te leggen op de fouten - zelfs de fatale – die zij maakten. Het echte uitgangspunt is dat de levenslange strijd van Lenin om een revolutionaire organisatie op te bouwen een historische verworvenheid is van de arbeidersbeweging, en heeft de huidige revolutionairen een onontbeerlijke basis nagelaten om te begrijpen hoe een revolutionaire organisatie intern zou moeten functioneren, alsmede wat haar rol binnen de klasse als geheel moet zijn.
Met betrekking tot het laatstgenoemde punt, en tegen vele oppervlakkige analyses, was de ‘nauwe’ Bolsjewistische opvatting van organisatie, die Lenin stelde tegenover de ‘bredere’ Mensjewistische opvatting, niet eenvoudig de weerspiegeling van de voorwaarden opgelegd door de Tsaristische onderdrukking. Net als de massastakingen en de revolutionaire opstanden van 1905 niet de laatste echo’s waren van de burgerlijke revoluties van de 19de eeuw, maar de nabije toekomst toonden van de internationale klassenstrijd in het opkomende tijdvak van het kapitalisme in verval, zo vormde de Bolsjewistische opvatting van een partij van toegewijde revolutionairen, glashelder in haar programma en functionerend op een gecentraliseerde basis, een voorafspiegeling van de rol en de structuur, vereist voor de partij, door de voorwaarden van het kapitalistische verval, van het tijdvak van proletarische revolutie.
Het kan zijn, zoals vele anti-Bolsjewiki hebben beweerd, dat de Mensjewiki naar het westen keken voor hun model van de organisatie, maar zij keken ook achterom, naar het oude sociaal-democratische model van een massapartij die de klasse belichaamt, de klasse organiseert en de klasse vertegenwoordigt, in het bijzonder via het verkiezingsproces.
In tegenstelling tot alle beweringen dat de Bolsjewiki waren vastgelopen in de achterlijke Russische omstandigheden, en teruggingen naar het model van de samenzweringsgezelschappen, waren zij in werkelijkheid degenen die vooruit keken, voorwaarts naar een periode van massale revolutionaire onstuimigheid die niet konden worden georganiseerd, gepland of ingekapseld door de partij, maar die de rol van de partij niettemin essentiëler dan ooit maakte.
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, (…) zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.”
Aldus schreef Rosa Luxemburg op meesterlijke wijze in haar analyse van de massastaking en nieuwe voorwaarden van de internationale klassenstrijd (De Massastaking, de Politieke Partij en de Vakbonden). En zo kwam Luxemburg, die een van de meest verwoede critici van Lenin was geweest ten tijde van de splitsing van 1903, samen met de meest fundamentele elementen in de Bolsjewistische opvatting van de revolutionaire partij.
Deze elementen zijn met de grootste helderheid uiteengezet in de April Stellingen, die wij reeds ieder idee hebben zien afwijzen om de revolutie van bovenaf ‘op te leggen’: “Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.”Dit werk van “geduldige, stelselmatige, standvastige uiteenzetting” was precies wat werd bedoeld met het geven van politieke leiderschap in een revolutionaire periode.
There could be no question of passing to the phase of insurrection until the revolutionary positions of the Bolsheviks had won over the soviets - and indeed, before that could happen, the revolutionary positions of Lenin had to win over the Bolshevik party, and this required a hard and uncompromising struggle from the moment Lenin arrived in Russia.
Er kon geen sprake zijn over te gaan naar de fase van opstand alvorens de Bolsjewiki de sovjets voor haar revolutionaire standpunten had gewonnen - en inderdaad voordat zoiets kon gebeuren, alvorens dat kon gebeuren, moesten de revolutionaire standpunten van Lenin de Bolsjewistische partij voor zich winnen, en dit vereiste een harde en compromisloze strijd vanaf het ogenblik dat Lenin in Rusland aankwam.
”Wij zijn geen charlatans. Wij moeten ons slechts op het bewustzijn van de massa's baseren” (de tweede toespraak van Lenin bij zijn die aankomst in Petrograd, geciteerd in Trotsky, blz 368). In de beginfase van de revolutie, gaf de arbeidersklasse de macht over aan de bourgeoisie, een feit dat geen marxist zal verwonderen“want we hebben altijd geweten en er vele malen op gewezen, dat de bourgeoisie zich niet alleen handhaaft door middel van geweld, maar ook als gevolg van het gebrek van bewustzijn en organisatie, het routinisme en de onderdrukte staat van de massa’s” (Brieven over Tactiek). Aldus was de belangrijkste taak van Bolsjewiki het klassenbewustzijn en de organisatie van de werkende massa’s voort te stuwen.
Deze rol stelde de ‘oude Bolsjewiki’ geenszins tevreden die meer ‘praktische’ plannen hadden. Zij wilden deelnemen aan de bestaande ‘burgerlijke revolutie’ en wilden dat de Bolsjewistische Partij een massale invloed zou hebben op de beweging zoals die toen was. Volgens de woorden van Kamenev waren zij met afschuw vervuld bij de gedachte aan een partij die zich, met zijn ‘zuivere’ standpunten, aan de zijlijn bevindt, teruggedrongen in de rol van een ‘groep kommunistische propagandisten’.
Lenin had er geen moeite mee deze truc bloot te leggen - hadden de chauvinisten bij het begin van de oorlog niet dezelfde argumenten gebruikt tegen de internationalisten, dat zij in contact bleven met het bewustzijn van de massa's, terwijl de Bolsjewiki en de Spartakisten niet veel meer dan marginale sekten waren? Het moet bijzonder kwetsend geweest zijn om dezelfde argumenten van een Bolsjewistische kameraad te moeten horen. Maar dit deed niets af aan de scherpte van het antwoord van Lenin:
“Kameraad Kamenev stelt ‘de partij van de massa’s’ tegenover ‘een groep propagandisten’. Maar de ‘massa’s’ zijn immers juist nu bezweken voor de roes van de ‘revolutionaire’ vaderlandsverdediging. En is het dan op zo’n moment ook voor internationalisten niet passender zich tegen de roes van de ‘massa’s’ te verzetten in plaats van bij de massa’s ‘te willen blijven’, dat wil zeggen het slachtoffer te worden van de algemene besmetting? Hebben we niet in alle oorlogvoerende Europese landen gezien hoe de chauvinisten zich trachtten te rechtvaardigen met de wens ‘bij de massa’s te blijven’? Moeten we niet in staat zijn een tijdlang in de minderheid te blijven tegen de roes van de ‘massa’? Is soms het werk juist van de propagandisten en juist op dit moment niet de sleutel om de proletarische lijn te bevrijden van de kleinburgerlijke ‘massa’roes van de vaderlandsverdediging? Juist het in elkaar vloeien van de massa’s, van de proletarische alsook van de niet-proletarische, ongeacht de klassenverschillen onder de massa’s, was een van de voorwaarden voor de psychose van de vaderlandsverdediging. Met verachting spreken over een ‘groep van propagandisten’ die de proletarische lijn voorstaan, is waarachtig bepaald niet op zijn plaats” (Brieven over Tactiek).
Deze benadering, deze bereidheid om tegen de stroom in te gaan en deel uit te maken van een minderheid die duidelijke en welomlijnde klassenprincipes verdedigt, had niets met zuiverheid of sektarisme te doen. Daarentegen was ze gebaseerd op een inzicht in de echte beweging die zich in de klasse ontwikkelde en op een capaciteit om een stem en richting te geven aan de meest radicale elementen binnen het proletariaat.
Trotsky toont aan hoe, zowel met betrekking tot het winnen van de partij voor zijn standpunten als het vechten voor de ‘proletarische lijn’ binnen de klasse als geheel, steun Lenin zocht bij deze elementen:
”Lenin vond tegenover de oude Bosjewiki steun bij een andere groep in de partij, die wel reeds beproefd, maar frisser was en meer met de massa’s contact had. De Bolsjewistische arbeiders hadden, zoals wij weten, in de Februari-revolutie de beslissende rol vervuld. Zij beschouwden het als vanzelfsprekend dat die klasse de macht moest krijgen, die de overwinning behaald had. Deze arbeiders hadden krachtig tegen de koers Kamenew-Stalin geprotesteerd en de wijk Wyborg had zelfs met een royement van de ‘leiders’ uit de partij gedreigd. Ditzelfde kon men in de provincie waarnemen. Bijna overal waren linkse Bolsjewiki, die men van maximalisme en zelfs van anarchisme beschuldigde. Er ontbraken aan de revolutionaire arbeiders slechts de theoretische middelen, om hun stellingen te verdedigen. Maar ze waren gereed om aan de eerste duidelijke oproep gehoor te geven” (geciteerd van Geschiedenis der Russische Revolutie; Reorganisatie van de Partij, blz. 384).
Dit was ook een uitdrukking van Lenin’s beheersing van de marxistische methode die, door voorbij te gaan aan de oppervlakteverschijnselen, de echte dynamiek van een sociale beweging kan onderscheiden. Daarentegen keerde Lenin zelf zich, in de vroege jaren 1920, terug naar het argument ‘bij de massa’s blijven’. Hiermee rechtvaardigde hij het Eenheidsfront en organisatorische fusie met centrumpartijen. Dit was dat een teken dat de partij zijn greep op de marxistische methode verloor en in het opportunisme gleed.
Maar dit, op zijn beurt, was het gevolg van het isolement van de revolutie en de fusie van Bolsjewiki met de Sovjetstaat. In de vloedgolf van de revolutie in Rusland was de Lenin van de April Stellingen noch een geïsoleerde profeet noch demiurg [wereldverbeteraar] die boven de gewone massa stond, maar de duidelijkste stem van de meest revolutionaire tendens binnen het proletariaat; een stem die, met oneindige nauwkeurigheid, de weg wees die leidde tot de Oktober-opstand.
Amos, Lente 1997.
De hiernavolgende regels, overgenomen uit het werk van een getuige van de revolutie, Victor Serge, vormen een beklijvende ontluistering van de heersende ideologie waarbij, honderd jaar nadien, door alle media ad nauseam* wordt ingehamerd dat de Oktoberrevolutie niet meer was dan een vulgaire ‘staatsgreep’, uitgevoerd door Lenin en een handjevol Bolsjewiki.
---
Het was 6 oktober. De democratische conferentie, een afgietsel van het revolutionaire parlement, opgezet door de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki was midden september in Moskou van start gegaan. De stakingen hadden haar weggevaagd, de kelners van het hotel en het restaurant weigerden haar leden nog te bedienen. Ze werd overgebracht naar Petrograd. Ze beraadslaagde daarna onder de bescherming van de betrouwbaarste matrozen, die zorgvuldig waren uitgekozen. En de bajonetten van de wachters trilden als het ware bij het passeren van een Bolsjewistische redenaar: “Wanneer gaan we er nu eindelijk gebruik van maken?”.
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden overheerst door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 kwamen tot het duidelijke bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen, van de bereiken doelstellingen, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Dit was de algemene gemoedstoestand onder de mariniers van de vloot. Vijftien dagen voor de 25e oktober eisten de matrozen van het Oostzee-eskader, dat in Helsingfors aan de kade lag, dat er geen tijd meer verloren mocht gaan en dat de opstand “de onvermijdelijke vernietiging bezegelde van de vloot door de Duitsers”. Zij stemden er in toe om te sneuvelen, maar dan wel voor de revolutie. De Sovjet van Kroonstad weigerde, sinds 15 mei, om de Voorlopige Regering te erkennen. Na de gebeurtenissen van juli hadden de commissarissen de opdracht gekregen aan boord te gaan om de ‘Bolsjewistische oproerkraaiers’ aan te houden. Daarop hadden ze slechts het volgende laconieke antwoord gekregen: “Wij zijn allemaal oproerkraaiers!”. Het was waar . De massa telde talloze agitatoren.
De afgevaardigden uit de loopgraven hadden in de Sovjet van Petrograd eenzelfde dreigende taal geuit: “Hoelang gaat deze onhoudbare toestand nog voortduren? De soldaten hebben ons gemandateerd om het jullie aan te kondigen: als er geen krachtige maatregelen geprobeerd worden tussen nu en de 1e november, zal heel het leger terugkomen. Jullie vergeten ons! Indien jullie geen oplossing vinden voor de toestand, zullen wij zelf onze vijanden komen verjagen, met de bajonet – maar jullie gaan eraan samen met hen!”. Zo klonk de stem van het front, aldus Trotski.
Begin oktober brak de opstand overal spontaan uit: de onlusten op het platteland breidden zich uit over heel het land. “De provincies Toela, Tambov, Riazan, Kaloega waren in opstand. De bedrogen boeren die van de revolutie vrede en land verwachtten, namen de oogsten van de grootgrondbezitters in beslag en staken woonsteden in brand. De regering Kerenski onderdrukte wanneer ze daartoe de kracht had. Gelukkig waren haar krachten beperkt”. “Lenin waarschuwde dat het verpletteren van de boerenopstand de revolutie zou doden”.
In de sovjets van de steden en de legers, waar ze tot dan toe in de minderheid waren, verwierven de Bolsjewiki de meerderheid. Bij de verkiezingen van de Doema (gemeenteraad) in Moskou behaalden ze 1999.337 van de 387.262 uitgebrachte stemmen. Onder de 710 verkozen leden, waren er 350 Bolsjewiki, 184 Kadetten, 104 Sociaalrevolutionairen, 31 Mensjewiki en 43 diversen.
Aan deze vooravond van de burgeroorlog stortten de gematigde partijen van het midden in elkaar en werden de radicale partijen groter. De Mensjewiki verloren elke echte invloed en de Sociaalrevolutionaire Partij, die kort tevoren nog over een reusachtige invloed beschikte, verschoof naar de derde plaats. Daarentegen kwamen de constitutionele democraten, de Kadetten, de partij van de bourgeoisie, die zich op één lijn hadden gesteld, er versterkt uit, geplaatst tegenover de revolutionairen. Bij de voorafgaande verkiezingen, in juni hadden de Sociaalrevolutionairen en de Mensjewiki, nog 70% van de uitgebrachte stemmen behaald; ze vielen terug tot 18%. Van de 17.000 soldaten stemden er 14.000 voor de Bolsjewiki.
De sovjets ondergingen een gedaanteverandering. Vroegere bolwerken van de Mensjewiki en Sociaalrevolutionairen werden ‘gebolsjewiseerd’. Er vormden zich nieuwe meerderheden. Op 31 augustus in Petrograd en op 6 september in Moskou behalen de Bolsjewistische moties, die voorgelegd werden aan de respectievelijke Sovjets, voor het eerste een meerderheid. Op 8 september nemen de Mensjewistische en Sociaalrevolutionaire kantoren ontslag uit de beide Sovjets. Op 25 september wordt Trotski verkozen tot voorzitter van de Sovjet van Petrograd. Nogin wordt voorgedragen als voorzitter van de Sovjet van Moskou. Op 20 september neemt de Sovjet van Tasjkent officieel de macht over. De troepen van de Voorlopige Regering nemen ze hem weer af. Op 27 september beslist de Sovjet van Reval, in principe, de overdracht van de algehele macht aan de sovjets. Enkele dagen voor de Oktoberrevolutie schiet de democratische artillerie van Kerenski op de Sovjet van Kaloega.
Laat ons hier een weinig bekend feit benadrukken. In Kazan triomfeerde de Oktoberopstand zelfs voordat die in Petrograd gelanceerd was. Een van de deelnemers aan de gebeurtenissen van Kazan heeft deze dialoog onder de militanten opgetekend: “Maar wat zouden jullie gedaan hebben als de sovjet niet de macht had gegrepen in Petrograd? – Het was voor ons onmogelijk om af te zien van de macht: het garnizoen zou het niet getolereerd hebben. – Maar Moskou zou jullie verpletterd hebben! – Nee, u heeft ongelijk om dat te geloven. Moskou zou de 40.000 soldaten van Kazan niet aangekund hebben”.
In het onmetelijke land lopen hele massa’s werkende mensen, boeren, arbeiders en soldaten over naar de revolutie. Een elementaire , onweerstaanbare opwelling, met een kracht die vergelijkbaar is met die van een oceaan. (…)
De massa’s hebben miljoenen gezichten: ze zijn nauwelijks homogeen; ze worden beheersd door diverse en tegenstrijdige klassebelangen; ze komen slechts tot een echt bewustzijn (zonder welke geen enkele vruchtbare daad mogelijk is) doorheen de organisatie. De opstandige massa’s van het Rusland van 1917 komen tot het duidelijk bewustzijn van de noodzakelijke actie, van de middelen van de te bereiken doeleinden, via het orgaan van de Bolsjewistische Partij. Dit is geen theorie, het is de weergave van een feit. De verhouding tussen de Partij, de arbeidersklasse, de werkende massa’s verschijnen hier voor ons in een bewonderenswaardig reliëf.
Wat de matrozen van Kroonstad, de soldaten van Kazan, de arbeiders van Petrograd, van Ivanovo-Vosnessensk, van Moskou, van overal, alsmede de boeren die de hoven van de heren plunderen, op een verwarde manier willen, wat ze allemaal wilden, in één woord gezegd, was: een eensgezinde, intelligente, aangeleerde, wilskrachtige en voorspoedige kracht vormen. Ze waren echter niet in staat hun aspiraties duidelijk tot uitdrukking te brengen, hen te toetsen aan de economische en politieke mogelijkheden, zich te richten op de meest rationele doelen, de meest geëigende middelen uit te kiezen om die te bereiken, het meest gunstige moment voor de actie te kiezen, de uitbreiding van het ene naar het andere eind van het land, elkaar in te lichten, zich te disciplineren, en hun talrijke inspanningen te coördineren. Dat was wat zij allen wilden, en de Partij legde het in duidelijke termen uit, voerde het uit. De Partij maakte hen kenbaar wat zij dachten. De Partij was de band die hen onderling verenigde, van het ene tot het andere eind van het land. De Partij was hun bewustzijn, hun intelligentie, hun organisatie.
Toen de artilleristen van de kruisers van de Oostzee, bezorgd vanwege de gevaren die boven de revolutie hingen, een uitweg zochten, werden die aangetoond door de Bolsjewistische agitator. Het was niet anders, het was evident. Toen de soldaten in de loopgraven hun wens wilden uiten om komaf te maken met de doden, verkozen zij de kandidaten van de Bolsjewistische Partij in het comité van het bataljon. Toen de boeren, moe van het getalm van ‘hun partij’, de Sociaalrevolutionairen, zich afvroegen of het geen tijd werd om zelf in actie te schieten, bereikte hen de stem van Lenin: “Boer, neem bezit van de grond!” Toen de arbeiders de contra-revolutionaire intrige aanvoelden, die hen van alle kanten omringde, reikte de Pravda hen de leuzen aan die zij voorvoelden en die ook de leuzen waren van de revolutionaire noodzaak. Staande voor de Bolsjewistische muurkrant in een armoedige straat, waar de voorbijgangers waren samengestroomd, riepen de ze uit: “Maar dat is het”. Dat is het. Deze stem is de hunne.
Dat is de reden waarom de mars van de massa’s naar de revolutie zich vertaalde in een groot politiek feit: de Bosjewiki werden, van een kleine minderheid in maart, een meerderheid in september-oktober. Een onderscheid maken tussen de massa’s en de Partij werd onmogelijk. Het is als een stroom Ongetwijfeld waren er onder de menigten, hier en daar andere revolutionairen, zoals linkse Sociaalrevolutionairen (de talrijkste), Anarchisten en Maximalisten, die ook de revolutie wilden: een handvol mensen die gedreven werden door de gebeurtenissen. Leiders werden geleid. Hoe verward hun bewustzijn van de werkelijkheid was, was te zien aan de talrijke kenmerken. Dankzij hun juiste theoretische begrip van de dynamiek van de gebeurtenissen, hielden de Bolsjewiki gelijke tred met de werkende massa’s en de historische noden. In het Kommunistisch Manifest van Marx en Engels staat geschreven: “De kommunisten hebben geen belangen die gescheiden zijn van de belangen van het gehele proletariaat”. Hoe juist klinkt deze zin, die werd geschreven in 1847.
Sinds het oproer van juli, toen de Partij nog nauwelijks getolereerd werd, maakte ze een periode door van illegaliteit en vervolging. Daarna werd ze tot steunpilaar van de aanval. Van haar leden vroeg ze opoffering, passie en discipline: ze gaf hen er enkel het genoegen voor terug ten dienste te staan aan het proletariaat. Je kon de aantal zien groeien. Telde ze in april 72 organisaties, 80.000 man sterk. Eind juli bereikte ze een ledenaantal van 200.000, gegroepeerd in 162 organisaties.
* om van te kotsen
Bij de honderdste verjaardag van de Russische Revolutie overweldigen de krantenpublicaties en televisie-uitzendingen dit gevoelige onderwerp. Zo wordt opnieuw een hele stroom van propaganda breed uitgesmeerd[1] om de heldhaftige uren van deze grootse gebeurtenis te verdraaien. Het was één van de belangrijkste feiten van de 20e eeuw of tenminste één vol lessen voor het wereldproletariaat. Onder het overvloedige propaganda-aanbod is de uitzending van het televisiekanaal Arte, dat op de proppen kwam met de aanlokkelijke titel: “Lenin, een andere geschiedenis van de Russische Revolutie”.[2] Volgens de journalisten van de krant Le Monde “vormt het ophalen van deze herinnering een formidabele herlezing van het jaar 1917, ontdaan van de fabels waaronder het in de loop der jaren bedolven is geraakt, overgeleverd aan de ideologieën.” De burgerlijke propaganda heeft altijd al een “andere geschiedenis van de Revolutie” gehanteerd, om de echte geschiedenis beter te begraven. Ze doet dit door de beelden te doen spreken met behulp van leugenachtige commentaren, die op de archiefdocumenten en de stomme film werden geplakt. Arte, het ‘culturele’ kanaal, deed ook volop mee aan de anti-bolsjewistische en anti-leninistische campagne.
Met behulp van talrijke archiefdocumenten die we gewoonlijk niet te zien krijgen, stort de uitzending ons in een soort vooraf herziene cursus geschiedenis. De professorale toon van de commentaren probeert vanaf het begin de autoriteit van de ‘specialisten’ te installeren door gebruik te maken van de anafoor (“Het is niet zo gebeurd…”) en soms door bedekte ironie. Bijvoorbeeld bij het uitspreken van de titel van de krant van de bolsjewiki, de Pravda (de Waarheid), merk je duidelijk de antifrase waarbij de tv-kijker aan het verstand wordt gebracht dat volgens de ‘specialist’ de Pravda slechts bestaat uit leugens.
De uitzending, gericht op de persoonlijkheid van Lenin, gaat regelmatig en zeer handig te werk door beelden en ‘pedagogische’ antitheses tegenover elkaar te plaatsen met de bedoeling om de strijder Lenin opnieuw te besmeuren. Zo wordt aan de ene kant de banneling in Zwitserland opgeroepen, die totaal “afwezig” was van het toneel, waarbij een beeld van het vredige Zürich wordt getoond. Het geheel wordt opgeluisterd met commentaren en een luchtig muziekje. Lenin wordt voorgesteld als een onderduiker die totaal naast de geschiedenis leefde. Ver van iedere realiteit wordt de ballingschap schematisch herleid tot het loutere voorrecht van “intellectuelen” (lees: afgesneden van de massa’s) en “welgestelden”. Deze sociologische klemtoon, die zich deels baseert op de werkelijkheid, heeft slechts tot doel te benadrukken dat “de massa’s” totaal vreemd zijn aan revolutionairen. De politieke en strijdvaardige dimensie wordt nauwelijks gesuggereerd; het militante karakter, de werkelijke dimensie van de strijd van Lenin, wordt verhuld; zijn polemieken worden totaal verzwegen. Dit staat in scherp contrast met de dynamische beelden over de situatie in Rusland die de gebeurtenissen op het terrein laten zien.
Deze met opzet geconstrueerde tegenstelling probeert reeds vanaf het begin op een overduidelijke manier de strijd van Lenin te diskwalificeren. Lenin zelf wordt al snel als een bedrieger geportretteerd. De uitweidingen over zijn familie en zijn jeugd, het oproepen van zijn vroegere strijdervaringen en vooral de terechtstelling van zijn broer, na diens deelname aan een aanslag op de tsaar, dienen als onderpand voor de eenzijdige uitleg, die erop neerkomt dat de uitsluitende motivatie van Lenin voor zijn revolutionair engagement bestond uit een ‘zucht naar wraak’ op de aristocratie. Heeft hij niet ooit eens gezegd, zoals wordt aangehaald door de commentator: “Ik zal ze ervoor betaald zetten.”?
In dit kader wordt het marxisme gereduceerd tot een hulpmiddel dat Lenin van pas kan kwam om zijn ‘persoonlijke macht’ te verzekeren. De werkelijkheid is helemaal anders dan deze laster. Lenins’ belangeloze en solidaire inzet en zin voor de revolutionaire strijd voor het socialisme, zijn een model geweest dat erkend werd door zijn strijdmakkers, door de arbeiders zelf en, middels de polemieken, door de grote persoonlijkheden van de toenmalige arbeidersbeweging en zijn bevestigd door de feiten. De uitzending, die nochtans zeer goed gedocumenteerd is, beschikt natuurlijk over geen enkele getuigenis die in die richting gaat. Nochtans aarzelde Rosa Luxemburg in haar pamflet De Russische Revolutie, niet om te stellen dat “Wat een partij op een historisch ogenblik kan opbrengen aan moed, energie, visie en revolutionaire consequentie, dat hebben Lenin, Trotski en hun kameraden in ruime mate aan de dag gelegd. De bolsjewieken vertegenwoordigden de revolutionaire eer en daadkracht, waaraan het de Westerse sociaaldemocratie zozeer ontbroken heeft. De omwenteling van oktober betekende niet alleen de feitelijke redding van de Russische Revolutie, maar bij deze gelegenheid is tevens de eer van het internationale socialisme gered.”[3]
De chronologisch opgebouwde uitzending roept beelden op van 1905 en van de belangrijkste mijlpalen tijdens de februaridagen van 1917 om te onderstrepen dat de bolsjewiki buiten het gebeuren stonden en absoluut niets begrepen van de toestand. Het is waar dat de bolsjewiki, voor het merendeel in de gevangenis, in het begin een minderheid vormden. De partijdigheid van de uitzending ligt in de benadrukking van het feit dat Lenin niet alleen dikwijls “afwezig” is, maar dat hij “ronddwaalt” en voortdurend “overdonderd wordt door de gebeurtenissen”. De enige kwaliteit van deze grote revolutionair zou zich beperken tot de kunst van de manipulatie.
In tegenstelling tot het voorgaande poneert Trotski de realiteit van Lenins’ aanpak: “De voornaamste kracht van Lenin was daarin gelegen, dat hij de innerlijke logica van de beweging begreep en daarnaar zijn politiek richtte. Hij drong zijn plan niet aan de massa’s op. Hij hielp de massa’s hun eigen plan te zien en te verwezenlijken.”[4]
De werkwijze van de antithese, die de uitzending van Arte zo na aan het hart ligt, zet zich voort met een vergelijking van de portretten van Lenin en Kerenski. Ook hier is de schaamteloos bewierookte Kerenski het enige personage dat “de geschiedenis waardig” is. Kerenski wordt voorgesteld als de verpersoonlijking van de massabeweging, die zogenaamde democratische aspiraties heeft. Er wordt benadrukt hoe hij de “smerige” en “naar zweet stinkende” arbeiders ontving en hoe de uitzinnige soldaten hem toejuichten vanwege zijn zogenaamde legitimiteit. Kerenski wordt voorgesteld als de grote democraat die de verbinding maakt tussen de arbeidersraad, het Taurisch Paleis en de Doema. In werkelijkheid werkt hij voor de reactie, zoals wordt aangetoond door zijn houding tegenover de Amerikaanse ambassadeur: “Wij zullen ervoor zorgen dat de sovjets een natuurlijke dood sterven. Het centrum van het politieke leven zal zich geleidelijk verplaatsen van de sovjets naar de nieuwe democratische organen van de autonome vertegenwoordiging.”[5] Daarmee is alles gezegd.
De commentaar, die dit allemaal verdoezelt, veroorlooft zich de industriewijk Vyborg en de 400.000 proletariers te presenteren als spontaan begeesterd door eenzelfde democratisch streven en niet door een historische revolutionaire strijd tegen het kapitalisme. De arbeidersinitiatieven zijn worden wel getoond, zoals het oversteken van de bevroren Neva, onder de neus van de reactionaire troepen,de politie en de autoriteiten, die op post stonden op de Alexander II – brug, maar deze worden onder de dekmantel van de eenvoudige chaos echter als louter bijkomstig voorgesteld, afhankelijk van de grillen van de gebeurtenissen, zonder enige overweging voor de bewuste en politieke dimensie van de arbeidermassa’s. Op dezelfde manier wordt de arbeidersraad van Petrograd gelijkgesteld aan een soort volksparlement en niet aan wat hij werkelijk vertegenwoordigde: een strijdorgaan waar zich de werkelijke politieke strijd van het proletariaat afspeelde. Onder het voorwendsel van een ‘pluraliteit’ van politieke stromingen en van burgerlijke en kleinburgerlijke invloeden gedurende deze periode, eigent de commentator zich het recht toe om de sovjet te herleiden tot een louter democratische vertegenwoordiging.[6]
De februaridagen worden valselijk voorgesteld als het toppunt van de revolutie, terwijl er in werkelijkheid slechts een dubbele macht bestond, zonder definitieve uitkomst: aan de ene kant die van de raden (sovjets), aan de andere kant die van de voorlopige regering. Het verloop van de gebeurtenissen tot oktober, lijkt op een soort van onteigening van de raden door de bolsjewiki. In werkelijkheid gebeurde het omgekeerde. Ze streden tegen de reactie, die achter het pseudo-revolutionaire masker van democratisch links de raden aan het misleiden en bedriegen was: “Daar waar een burgerlijke minister er niet in slaagde om tegenover de revolutionaire arbeiders of in de sovjets de verdediging van de regering op zich te nemen, kwam een Skobélev, Tsérétéli, Tchernov of een andere ‘socialistische’ minister naar voren (of, meer precies, werd gestuurd door de bourgeoisie) en voerde getrouw zijn opdracht uit. Hij zou zijn uiterste best doen het kabinet te verdedigen, de kapitalisten te verschonen en de mensen voor de gek te houden door steeds maar nieuwe beloften te doen en de mensen aan te raden om te wachten, te wachten en nog eens wachten.”[7]
De gebeurtenissen van februari 1917 , net zoals die van 1905, worden natuurlijk vermeld in verband met de strijd van het proletariaat tegen de oorlog. Maar de hele internationale context van de klassenstrijd in het jaar 1917 blijft zorgvuldig verborgen, alsof de uitbarsting van de massa’s in Rusland slechts een ongelukkig gevolg was van een ‘achtergebleven land’. Niets over de muiterijen en de verbroederingen van de soldaten aan alle fronten, niets over de stakingen, die bijna overal plaatsvonden, en de gisting in het achterland, niets over het feit dat er in werkelijkheid een echte internationale revolutionaire golf van het proletariaat op gang kwam.
De radicale tegenstelling tussen de bourgeoisie, d.w.z. de voorlopige regering die tot elke prijs de oorlog wilde voortzetten, en de revolutionaire bolsjewiki, met Lenin voorop, die de imperialistische slachting afwezen, wordt naar de achtergrond geschoven en verdronken in de vloed van vervalsende commentaren. De andere grote feiten die de revolutie kenmerken, worden onderworpen aan dezelfde ideologische vergiftiging om de bolsjewiki en vooral Lenin in diskrediet te brengen. De striktheid van Lenin en zijn rigoureuze respect voor de beslissingen die werden genomen tijdens de congressen (zoals tegenover diegenen die zich in 1903 weigerden te onderwerpen aan de beslissingen welke met de meerderheid van de stemmen waren genomen en tegen de oppositie van de mensjewiki)[8] wordt belasterd: de commentaren presenteren Lenin als dogmatisch en dictatoriaal. Er bestaat geen grotere leugen! Erger nog, Lenin zou volgens de commentator iemand zijn geweest die “heel zijn leven bezig was met uitsluiten en verdelen”. Dit commentaar wordt gegeven bij het testament van Lenin, wanneer hij op zijn sterfbed aan zijn kameraden van de bolsjewistische partij vraagt om Stalin omwille van zijn wreedheid te weren uit het Centraal Comité. Als bij toverslag rept de commentator geen woord over het testament van Lenin, heel eenvoudig omdat dit het bewijs levert dat er geen ‘continuïteit’ bestaat tussen Lenin en Stalin. De leugen door verzwijging is een integraal deel van alle ideologische vergiftigingscampagnes tegen Lenin en de Russiche Revolutie. Lenin is altijd de geduldige werker geweest voor een eensgezinde strijd, verdediger van de ‘partijgeest’ tegen alle opportunisten, tegen de ‘kringen’ die ertoe neigden om de eenheid van de revolutionairen af te wijzen en bijdroegen tot de versnippering van hun energie en het verzwakken van hun krachten voor de internationale proletarische strijd. Daarin lag de hele betekenis van zijn strijd en van zijn bijdrage in de Aprilstellingen. Tegenover alle verklikkers en allen die trachten te collaboreren en zich te schikken naar de heersende klasse, tegenover al die opportunisten hield Lenin inderdaad de rug recht en toonde zich onverzettelijk. Hij weigerde heel terecht enige concessie te doen aan de klassevijand, aan de uitbuiters en aanvaarde dus niet het kapitalisme. Weliswaar zouden de teruggang van de revolutionaire golf en de omsingeling door de troepen van de Entente het gewicht van de verkeerde visies, die overgeërfd waren uit het sociaaldemocratische verleden, leiden tot een absoluut tragische situatie.[9]
Wat de makers van deze uitzending vooral dwars zit is het feit dat Lenin geen patriot was en dat hij de Union Sacrée[10] (van uitbuiters en uitgebuitenen) weigerde en zelfs, hoogste overtreding, “de nederlaag voor zijn eigen land” wenste! De weigering van de ‘heilige eenheid’ veroorzaakt inderdaad verdelingen in de schoot van de ‘natie’ en een klassentegenstelling, dat ontkennen we niet. In alle fundamentele etappes van de gebeurtenissen houdt de commentaar dezelfde officiële lijn aan en laat de minste fout doorgaan voor verraad!
De julidagen, het verschrikkelijke tegenoffensief van de reactie, met de jacht op de bolsjewiki, waarbij “de massa’s blootgesteld worden aan de sabels” (Trotski), vormen de gelegenheid om te onderstrepen dat Lenin “afwezig” is of “onsamenhangende taal uitslaat” onder de bolsjewiki die “in paniek” verkeren. De werkelijkheid was daarentegen dat de bolsjewistische partij de valstrikken van de reactie goed door had en stelling had genomen tegen de machtsgreep die in juli voorbarig was (de soldaten waren immers nog niet voldoende solidair met de arbeiders en de toestand in de provincie stond politiek achter op die van Petrograd). In andere omstandigheden, zoals in één van zijn tussenkomsten in de sovjet, wordt Lenin zodanig verkeerd begrepen dat zijn zogenaamde “politieke delirium” zijn eigen gezellin Krupskaya zou verontrusten. Ze zou “vrezen voor zijn mentale gezondheid”. Walgelijk! Zo verandert de stress van de gespannen situatie en het overwerkt zijn zich in de ogen van onze ‘deskundigen’ in een waarachtige geestesziekte. De zogenaamde ‘wedijver’ van Lenin tussen de sovjets en de bolsjewiki, zijn streven om de hand te leggen op de raden en “de machtshonger die hem naar het hoofd steeg” … dat alles vloeit voort uit diezelfde leugenachtige interpretaties. Wanneer de bolsjewiki er in de maand augustus in slaagden om de putsch van generaal Kornilov te verijdelen, gegroepeerd en geschaard rond de arbeidersraad in Smolny, dan komt uiteindelijk de bijna expliciete suggestie dat Lenin in wezen ook een soort Kornilov was, die er uiteindelijk in slaagde om zijn slag thuis te halen. En dat nadat hij “zijn schuilhut” in Helsinki had verlaten en de sabotage van de democratie had ingezet. Het IIe Congres van de sovjets wordt voorgesteld als een eenvoudige democratische opzet en Lenin als iemand die was “bezeten van de opstand”, die op een onverzadigbare manier, en kost was het kost, nogmaals zijn machtshonger wilde bevredigen. Het doorslaand argument is dan het feit dat Lenin niet gewacht heeft op het IIe Congres van de sovjets om op te roepen tot de machtsgreep. Zo zou de revolutie ontfutseld zijn aan de handen van de proletarische massa’s. Dit is fout: het was niet de dictator Lenin, noch het Centraal Comité van de bolsjewistische partij, maar het Revolutionair Militair Comité (RMC), gekozen door de sovjet van Petrograd, die opriep tot de opstand van oktober. En onze burgerlijke ‘historici’ weten dat maar al te goed!
Heel de kwestie van de machtsgreep van Oktober, van de beslissing zelf van de opstand, worden door de officiële propaganda op klassieke wijze voorgesteld als een “vulgaire staatsgreep”, geleid door het RMC, dat totaal onder de controle stond van een handvol bolsjewiki en de onbeschrijfelijke dictator Lenin. Wat de uitzending vergeet te zeggen is dat het RMC werkelijk onder de controle stond van de sovjet van Petrograd, Het zou, aldus de commentator, louter gaan om een “politionele operatie”, in tegenstelling tot het beeld dat geschetst wordt door de film van de beroemde filmregisseur Eistenstein. En ook hier verzwijgt de uitzending, die nochtans goed gedocumenteerd is en zich liet inspireren door de meest uiteenlopende bronnen, het standpunt van Trotski, die de kwesties duidelijk stelt: “Demonstraties, straatgevechten, barricaden, al wat men gewoonlijk tot een ‘opstand’ rekent, het was er bijna niet: de revolutie hoefde geen probleem op te lossen dat al opgelost was. De verovering van het regeringsapparaat kon volgens plan worden uitgevoerd, met behulp van betrekkelijk weinig gewapende afdelingen, die vanuit één centrum geleid werden. (…) De rust in de straten in Oktober, het ontbreken van massa’s en gevechten gaven de tegenstanders voorwendsel om te spreken over een samenzwering van een onbeduidende minderheid, van een avontuur van een handvol bolsjewiki. (…) In werkelijkheid konden de bolsjewiki op het laatste ogenblik de strijd om de macht tot een samenzwering beperken, niet omdat zij een kleine minderheid waren, maar integendeel, omdat zij in de arbeiderswijken en kazernes een overweldigende, gesloten, georganiseerde en gedisciplineerde meerderheid achter zich hadden.”[11]
Ook de levendige getuigenis van de Amerikaanse journalist John Reed, die deelnam aan de “tien dagen die de wereld deden wankelen” wordt volledig verborgen: “Zo werd onder het geraas van de artillerie, in de duisternis, te midden van haat en angst en de meest onverschrokken stoutmoedigheid, het nieuwe Rusland geboren. (….) Als een zwarte stroom die de hele straat overspoelde, passeerden wij zonder gezang of gelach de Rode Triomfboog. (…) Aan de andere kant van de Triomfboog zetten we een looppas in, gebukt om ons zo klein mogelijk te maken, om ons daarna weer te verzamelen achter het voetstuk van de zuil van Alexander. (…) Na een paar minuten opeengehoopt te blijven achter de zuil herwon de troep, die samengesteld was uit enkele honderden mannen, zijn kalmte en ging, zonder nieuwe orders te ontvangen, uit zichzelf voort. Dankzij het licht, dat viel uit de ramen van het Winterpaleis, was ik erin geslaagd om te onderscheiden dat de eerste twee- tot driehonderd manschappen rode gardes waren, waarbij zich slechts enkele soldaten gevoegd hadden. (…) Een soldaat en een rode gardist verschenen voor de poort en duwden de menigte opzij: zij werden gevolgd door andere gardisten met de bajonet op het geweer, die een half dozijn achter elkaar lopende burgers begeleidden. Het waren de leden van de voorlopige regering. (…) Wij waren buitengekomen in de ijzige nacht, die gonsde en suisde van onzichtbare troepen, doorkruist door patrouilles. (…) Onder onze voeten lag het voetpad bezaaid met het puin van het stukwerk, dat kwam van de goot van het Paleis nadat twee granaten van de kruiser ‘Aurora’ waren ingeslagen. Het was de enige schade die door het bombardement veroorzaakt was. (…) Het was drie uur ’s morgens. Op de Nevski waren alle gaslantaarns aangestoken. Het kanon van tien millimeter was weggehaald en enkel de rond de vuren gehurkte rode gardisten en de soldaten herinnerden aan de oorlog. (…) In Smolny leken de lichten te flitsen alsof een dynamo met een te grote kracht aan het werk was.”[12]
Volgens de uitzending van Arte bestond de sovjet van Smolny louter voor de vorm, omdat de macht al “ingepalmd” was door “één enkele partij” en de boosaardige Lenin. Na de benoeming van de volkscommissarissen zou er een soort breuk zijn geconsolideerd.
Met een vingervlugheid, waarvan alleen de media in dienst van de burgerlijke klasse het geheim kennen, eindigt de uitzending van Arte met commentaren over de bloedige chaos, die werd veroorzaakt door de Oktoberrevolutie en die uiteindelijk zou hebben geleid tot de definitieve ineenstorting van het ‘communisme’ in 1989. Het ideologische bombardement wordt nog altijd ruimschoots gebruikt, maar heden met een bijzonder schadelijke bedoeling: jawel, er is wel degelijk een proletarische revolutie geweest in Rusland, maar wat de proletarische massa’s wilden was de democratie, een parlementaire democratie zoals in de westerse landen, met haar misleiding van de ‘macht aan het volk’ door middel van het universele kiesrecht.
Leugens! Wat de proletarische massa’s wilden was het einde van de oorlog van 1914-1918. En alleen Lenin en de bolsjewistische partij hadden dit revolutionaire ‘programma’ en maakten het mogelijk voor het proletariaat om zijn bestemming in eigen handen te nemen. Dankzij Oktober hebben de Russische Revolutie en het ‘bolsjewisme’ een einde gemaakt aan de wereldwijde slachtpartij. Onze commentatoren, professoren van de ‘geschiedenis’ en andere lofzangers van de burgerlijke democratie vermijden deze historische waarheid te vermelden. Zoal de nazistische propagandachef Goebbels in Duitsland zei: “Een reusachtige leugen draagt de kracht in zich om de twijfel weg te nemen.” En in de kunst van de propaganda en geschiedenisvervalsing hoeven de doorgewinterde ideologen van de democratische staat niet onder te doen voor de ‘hersenspoelingen’ van de nazistische en stalinistische regimes.
WH / 13.02.2017
[1] Al is de propaganda permanent en neemt ze verschillende vormen aan, heeft ze koortsachtige momenten gekend, zoals op het moment van de machtsovername door de bolsjewiki, soms tijdens de Koude Oorlog, maar ook en vooral op het moment van en na de ineenstorting van de USSR in de jaren 1990. Zie onze brochure: Oktober 1917, begin van de wereldrevolutie : de arbeidersmassa’s nemen hun lot in eigen handen (verschenen in het Frans en het Engels)
[2] Uitzending van vrijdag 3 maart met de deelname van de historicus Marc Ferro, specialist van Rusland en de USSR. Deze woordvoerder van de officiële geschiedenis hield niet op de grootste leugen van de geschiedenis op een heel geleerde wijze te onderhouden en te verspreiden door te zeggen dat het stalinisme gelijk is aan het communisme.
[3] Luxemburg (1918). De Russische Revolutie. https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm [230]
[4] Trotski (1930). Geschiedenis der Russische Revolutie, deel I, “De reorganisatie van de partij”. https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm [231]
[5] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
[6] Het benadrukken dat de betogers de Marseillaise zongen, zonder de reden ervan noch de werkelijke geestesgesteldheid van de massa’s te verduidelijken, het onderstrepen dat het stemrecht voor vrouwen onder de voorlopige regering werd verkregen, dat alles laat geloven dat het tenslotte ging om een zuivere democratische revolutie.
[7] Lenin (1917). Lessen uit de revolutie, punt VI.
[8] Zie: Lenin (1904). Eén stap voorwaarts, twee stappen terug.
[9] Wij hebben nooit de fouten ontkend die door de bolsjewistische partij zijn gemaakt, noch haar ontaarding en haar omvorming tot de ruggengraat van de afgrijselijke stalinistische dictatuur. De rol van de bolsjewistische partij, evenals de onverbiddelijke kritiek van haar vergissingen en haar ontaarding, zijn geanalyseerd in verschillende artikels in onze Internationale Revue (IR):
- De ontaarding van de Russische Revolutie (Nederlandstalige IR nr. 3) en De lessen van Kronstadt (Engels-en Franstalige IR nr. 3);
- De verdediging van het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie (Engels- en Franstalig IR nr. 12 en 13)
De essentiële reden voor de ontaarding van de partijen en de politieke organisaties van het proletariaat is gelegen in het gewicht van de burgerlijke ideologie in hun rangen, die voortdurend tendenzen naar het opportunisme en centrisme schiep. (Zie: “Resolutie over centrisme en opportunisme”, Engels- en Franstalige IR nr. 44)
[10] De Union Sacrée (Heilige Eenheid) slaat op de zogenaamde eenheid tussen uitbuiters en uitgebuiten die ondermeer door de meeste sociaaldemocratische leiders werd verdedigd. Dit ging regelrecht in tegen de internationale eenheid en solidariteit van de areidersklasse en kwam neer op het verraden van de proletarische zaak.
[11] Trotski (1930), Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel III, “De Oktoberopstand”.
[12] Reed (1919). Tien dagen die de wereld deden wankelen.
Bijlage | Grootte |
---|---|
oboktober17.pdf [233] | 474.61 KB |
Het aandenken aan de Oktoberrevolutie kan nooit uitgewist worden, net zo min als er een kapitalisme kan bestaan zonder klassestrijd. In 1917 werd de mensheid geconfronteerd met de keuze tussen socialisme of barbarij: ofwel een proletarische revolutie, ofwel de vernietiging van de beschaving, misschien van de mensheid zelf. In 2017 worden wij nog altijd geconfronteerd met hetzelfde dilemma. Het kapitalisme kan niet hervormd worden, groen worden, of een menselijk gezicht krijgen. Zijn omverwerping had al lang moeten gebeuren, en geen enkele revolutie in de toekomst zal kunnen slagen als ze niet in staat is om al de lessen te trekken uit de reusachtige ervaring die onze klasse beleefde in Rusland, net als in Duitsland, Hongarije, Italië en de rest van de wereld zo’n honderd jaar geleden. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de minderheid van revolutionairen, van proletarische politieke organisaties, om deze lessen zo diepgaand en wijd mogelijk te bestuderen, te ontwikkelen en te verspreiden.
zaterdag 2 december 14u - Multatuli, Lange Vlierstraat 9 te Antwerpen (België).
De onderstaande tekst diende als inleiding voor de openbare bijeenkomst van de IKS van 25 maart 2017 te Antwerpen. De aankondiging van deze openbare bijeenkomst is hier [236] te vinden.
Het jaar 2016 zal herinnerd worden als het jaar dat de Brexit werd gestemd en dus de uitstap van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en het jaar dat Trump werd verkozen tot president van de Verenigde Staten. Een jaar waarin het populisme een enorme stap voorwaarts maakte in landen die tot nu toe gekend waren door hun stabiele en efficiënte politieke apparaat.
In de media vermenigvuldigen de analyses zich over het populisme en de gevolgen ervan. Iedereen wordt ertoe gebracht zich een eigen mening te vormen over de kwestie. We zijn vandaag in deze openbare bijeenkomst samengekomen, niet om te speculeren over de toekomst, maar om te samen na te denken over de ontwikkeling van het populisme in de wereld en vooral in de grote industriële landen. Wat betekent het? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidersklasse?
Sinds de zomer van 2016 zijn er verschillende teksten in de publicaties[1] en op de website van de IKS verschenen. Wij nodigen iedereen om deze artikels te lezen en te verspreiden, aangezien ze volgens ons een goede basis vormen voor verdere reflectie en discussie. Al de afdelingen van de IKS organiseren momenteel ook openbare bijeenkomsten als deze om over de situatie te discussiëren.
1. Wat is populisme?
Wikipedia definieert het populisme als volgt: “Het populisme is een politieke stijl of een discours dat het volk centraal stelt. Als communicatiestijl is het populisme door eender welke ideologie te gebruiken. Het gaat uit van de onderdrukking van de bevolking door een elite. In tegenstelling tot de elite staat de zogenaamde "gewone man".” De verkiezingscampagne van Trump en ook de verklaringen van de Britse regering riepen in die zin dan ook op tot het respecteren van “de beslissingen van het volk”.
De IKS probeert echter dieper te gaan dan Wikipedia-definities. We gaan in deze inleiding enkele elementen naar voren schuiven die volgens ons belangrijk zijn om het populisme beter te begrijpen.
De IKS verdedigt een marxistische analyse, dus een analyse die stelt dat de maatschappij bestaat uit klassen met tegengestelde belangen. Het populisme is volgens ons een typisch product van de burgerlijke maatschappij in ontbinding, d.w.z. een maatschappij waarin noch de uitbuitende klasse (de bourgeoisie), noch de uitgebuite klasse (de arbeidersklasse) er in slaagt om zijn eigen perspectief op te leggen om de historische crisis van het kapitalisme te overwinnen. Voor de bourgeoisie is dit perspectief de wereldoorlog en voor de arbeidersklasse de omverwerping van het kapitalistisch systeem met als doel het communisme op te bouwen.[2]
De opkomst van het populisme toont aan dat er een diepgaand verlies aan vertrouwen heeft plaatsgevonden in de gehele maatschappij. Er is geen vertrouwen meer in de klassieke “elites”, d.w.z. de “klassieke” heersende conservatieve of “progressieve” (sociaal-democratische, ecologistische, stalinistische...) partijen, omdat zij niet in staat zijn de gezondheid van de economie te herstellen. De traditionele partijen, of zij nu links of rechts zijn, hebben geen oplossing om uit te crisis te geraken en bieden ook geen geloofwaardige perspectieven of alternatieven aan de sociale klassen.
Het populisme is een revolte tegen de huidige politieke kaste die alle lagen van de bevolking doorkruist.
Maar zelfs al zijn alle lagen van de bevolking aangetast door het populisme kunnen we toch zonder twijfel stellen dat de populistische partijen burgerlijke partijen zijn, die een integraal deel uitmaken van het politieke staatsapparaat (al was dat tot nu toe vaak in een ondergeschikte rol). Zij verspreiden een burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, het nationalisme, het racisme, xenofobie, seksisme, autoritarisme en cultureel conservatisme. Ze staan dus voor een versterking van de dominantie van de heersende klasse en de staat over de maatschappij.
Als we kijken naar die delen van de arbeidersklasse die voor populisten als Trump of voor de populistische Brexit hebben gestemd, dan zie we dat het om die arbeiders gaat die het meest hebben geleden onder de veranderingen binnen de kapitalistische economie van de laatste 40 jaar. Na jaren van aanvallen tegen hun levensomstandigheden, na jaren van neerslagen, hebben zij nu de conclusie getrokken dat de enige manier om de heersende elite angst aan te jagen is, te stemmen voor duidelijk onverantwoordelijke (vanuit burgerlijke standpunt bekeken), “politiek incorrecte” partijen.
2. President Trump: een verdere stap in de ontbinding
Het fenomeen populisme is niet nieuw. Sinds de jaren 1980 bestaat het in verschillende geïndustrialiseerde tweederangslanden. Een aantal voorbeelden:
Maar ook in meer belangrijke landen is het populisme niet nieuw. Zo behaalt het Franse FN sinds de jaren 1980 significante successen.
De huidige opstoot van het populisme in de epicentra van het systeem, namelijk de VS en het VK, tonen ons het groeiende verlies aan controle van de heersende klasse over het politieke apparaat. Nochtans heeft ze deze partijen decennialang gebruikt om de controle te bewaren over het kapitalisme dat een natuurlijke tendens heeft tot een bestaan vol crises. We beleven vandaag een belangrijke politieke crisis van de bourgeoisie in het hart van de wereld:
Welke veranderingen zullen er plaatsvinden nu de populistische partijen mee de teugels van de staat in handen hebben?
In de jaren 1980 en 1990 slaagden de heersende fracties van de bourgeoisie om het populisme binnen de perken te houden, haar groei af te remmen en vooral om een regeringsdeelname van populisten te verhinderen of ze minder belangrijke functies te geven. (Zo was de FPÖ de kleinere coalitiepartner van de Oostenrijkse regering. De FPÖ werd bovendien in die periode sterk gediscrediteerd door allerlei corruptieschandalen.)
Vandaag probeert de “verantwoordelijke” bourgeoisie de catastrofale gevolgen van de populistische beslissingen zo goed mogelijk in te dammen. Naast de benoeming van mensen als Bannon (catalysator voor racisme en vrouwenhaat, sterk bekritiseerd door het democratische kamp) in het team van Trump, zijn meer “klassieke” republikeinen benoemd om te proberen de balans over te doen hellen naar minder extreme beslissingen.
De verkiezingsoverwinning van Trump (de “Brexit plus plus plus” zoals hij het zelf noemde) kondigt een chaos aan in het staatsapparaat van de meest belangrijke machten, waarvan de gevolgen niet precies te voorspellen zijn. Wat Trump kenmerkt is zijn onvoorspelbaarheid en het zal dus niet gemakkelijk zijn de consequenties van zijn regime te voorzien. We kunnen wel met zekerheid stellen dat de Brexit en vooral de overwinning van Trump een periode van groeiende instabiliteit openen op alle vlakken: economisch, politiek en imperialistisch. De economische en politieke opties die het populisme voorstelt zijn geen realistische opties voor het beheer van het nationale kapitaal.
Trump staat symbool voor een bourgeoisie die werkelijk elk perspectief voor haar eigen systeem heeft verloren. Zijn ijdelheid en narcisme betekenen niet dat hij gek is, maar verpersoonlijken de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft. De enige optie waartoe de interne dynamiek van het kapitalisme steeds weer leidt is de wereldoorlog. Maar zoals we op de vorige bijeenkomst en in een artikel over die bijeenkomst[4] hebben proberen te verduidelijk, denkt de IKS niet dat een nieuwe wereldoorlog voor de deur staat, omdat (a) de arbeidersklasse niet verslagen is en zich dus niet zal laten ronselen en (b) omdat de bourgeoisie er momenteel zelf niet in slaagt stabiele blokken van landen te vormen voor zo een wereldoorlog.
3. Welke impact voor de arbeidersklasse?
De arbeidersklasse bevindt zich momenteel in een soort vacuüm. Enerzijds is ze niet in staat haar eigen antwoord te bieden aan de historische crisis van het kapitalisme. Anderzijds heeft ze veel minder vertrouwen in de officiële instituten. Onder de druk van het ontbindende kapitalisme neemt het vertrouwen in de toekomst af en wordt de tendens om zich tot een imaginair verleden (een soort “gouden tijdperk”) te keren en om te zoeken naar zondebokken steeds sterker. De arbeidersklasse is momenteel dus erg vatbaar voor het bedrog van het populisme, die als antwoord op de versleten partijen het zogenaamde “volk” oproept om zich te keren tegen het corrupte “establishment”.
Het populisme houdt verschillende gevaren in voor de arbeidersklasse.
Een eerste gevaar is dat de populisten de solidariteit en eenheid van de internationale arbeidersklasse sterk ondermijnt. De populisten profiteren van de vluchtelingencrisis om de angst voor immigranten aan te wakkeren. De immigrant of vluchteling wordt voorgesteld als een parasiet of profiteur of zelfs een geprivilegieerde burger, die de “inheemse” burger zijn job of geld wegneemt. Ook etnische of nationale minderheden en zelfs de helft van de bevolking, namelijk de vrouwen, worden als concurrenten voor arbeid en financiële “sociale ondersteuning” van de staat voorgesteld. Telkens wordt een vijand van hen gemaakt, een extern kwaad dat desnoods moet worden uitgeroeid. Kortom, het populisme wakkert de haat en de verdeling van de arbeidersklasse aan. Ze stelt de “autochtonen” tegen de “allochtonen”, de mannen tegen de vrouwen, de populisten tegen de antipopulisten, enz. Elke toename van internationale solidariteit en eenheid onder de arbeiders wordt hierdoor sterk ondermijnd.
Een tweede gevaar is dat het populisme de verkiezingsmisleidingen doet heropleven en stemmen terug aantrekkelijker maakt. Ze doet dit in twee richtingen: enerzijds zijn ze zelf het zogenaamde alternatief voor de corrupte “elite” of zijn zij de “proteststem”, anderzijds gaan velen net tegen het populisme stemmen.
Het is in die zin belangrijk om dit jaar de verkiezingen in Nederland en Frankrijk te analyseren, omdat in beide landen de populistische partijen de wind in de zeilen hebben door de overwinning van Trump en de Brexit.
Maar het populisme versterkt ook de traditionele partijen door hun imago weer op te krikken. Die laatsten kunnen zich als meer humanitair en democratisch voordoen en dus als een soort voorhoede tegen het populisme presenteren, terwijl zij net even grote uitbuiters en onderdrukkers zijn. Hun tactieken zijn misschien meer stiekem, maar het effect is hetzelfde: een chaotische en onleefbare wereldorde.
Het populisme, een typisch fenomeen van de ontbinding van het kapitalisme, is dus een bijkomend gevaar voor de arbeidersklasse. Het is een soort revolte tegen de traditionele politieke leiders, niet tegen het kapitalisme. Het is een revolte die geen alternatief biedt op het kapitalisme. De enige klasse die een alternatief kan bieden is het proletariaat, wanneer ze zich op haar eigen klassenterrein mobiliseert en zich bewust wordt van noodzaak en de mogelijkheid van een communistische revolutie.
Het is echter een realiteit dat het economische, politieke en morele bankroet van de bourgeoisie momenteel niet leidt tot een revolutionaire kritiek van het systeem. Er bestaan maar een paar zeer kleine revolutionaire groepen en organisaties die echter een grote verantwoordelijkheid dragen. Hun taak is immers de proletarische bewegingen van morgen voor te bereiden, bewegingen die in staat moeten zijn om zichzelf de politieke lessen en tradities van solidariteit uit het verleden weer eigen te maken. De taak van de revolutionairen is dus in de eerste plaats een strijd te leveren voor politieke en theoretische helderheid, die de arbeidersklasse kan leiden op haar weg doorheen de mistige kapitalistische ideologie onder al haar vormen.
Internationalisme, 21/03/2017
[1] Internationale Revue 157, Internationalisme 365, Wereldrevolutie 140…
[2] Zie ook “Stellingen: de ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213]”
[3] Zie ook ons artikel: “Brexit, Trump: setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat [237]”
Bijlage | Grootte |
---|---|
uitnodiging_pb_25-03-2017.pdf [240] | 98.82 KB |
In het oude Rome was de waanzin van de keizers meer regel dan uitzondering. Weinig historici twijfelen eraan dat dit een teken was van Rome’s aftakeling. Vandaag is een enge clown tot koning gemaakt in de machtigste natiestaat van de wereld, en toch wordt dit in het algemeen niet opgevat als een teken dat de kapitalistische beschaving reeds een vergevorderd stadium heeft bereikt van haar eigen verval. De toename van het populisme in de centrale landen van het systeem, waar we snel na elkaar eerst de Brexit en daarna de overwinning van Donald Trump hebben gezien, drukt het toenemend verlies uit door dat de heersende klasse van haar greep op de politieke machine. Wij zijn getuige van een enorme politieke crisis als gevolg van de versnelde ontbinding van de maatschappelijke orde, door de complete onmacht van de heersende klasse om de mensheid een toekomstperspectief te bieden.
Maar het populisme is ook een product van het onvermogen van de uitgebuite klasse, het proletariaat, om een revolutionair alternatief naar voren te schuiven, zodat er een ernstig gevaar bestaat dat het wordt meegesleurd in een reactie die is gebaseerd op machteloze woede, op angst, op het zoeken van zondebonken onder de minderheden en een bedrieglijke zoektocht naar een verleden, dat nooit echt heeft bestaan.
* Het neoliberale model heeft het wereldkapitalisme gedurende de afgelopen twee decennia goede diensten bewezen, maar het nadert nu zijn grenzen. En nu dreigt het gevaar dat de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat wij hebben gezien op de imperialistische vlak, wordt overgeheveld naar het economische terrein, waar het tot dusver min of meer in toom was gehouden.
Trump symboliseert een bourgeoisie die werkelijk ieder perspectief heeft verloren om de maatschappij te beheren. Hoe ijdel en narcistisch hij ook is, hij is niet gek, maar belichaamt de waanzin van een systeem dat geen opties meer heeft, zelfs niet die van een wereldoorlog. Ondanks haar neergang is de heersende klasse al meer dan een eeuw in staat geweest om gebruik te maken van haar eigen politieke en militaire apparaat - met andere woorden, haar bewuste tussenkomst als een klasse - om een volledig verlies van controle te voorkomen, en een definitieve afloop van de gang naar chaos, die inherent is aan het kapitalisme. Zelfs als we niet de capaciteit van onze vijand moeten onderschatten om met nieuwe tijdelijke oplossingen te komen, beginnen de grenzen van deze controle langzamerhand op te doemen.
* Wat Trump en het populisme in het algemeen vooral kenmerkt is hun onvoorspelbaarheid. Er is tevens het feit dat Trump, nog voor het ontbijt, een dozijn tegenstrijdige dingen kan zeggen, en dat zoiets niet van invloed lijkt te zijn op de steun die hij in de campagne ondervindt. Maar wat gewerkt heeft in de verkiezingscampagne kan wel eens niet zo goed werken in zijn ambt als president.
Zo vertelt hij over de bevrijding van de Amerikaanse zakenman van de bureaucratie. Maar tegelijkertijd praat hij ook over een omvangrijk programma van het herstel van de infrastructuur in de binnensteden, het aanleggen van wegen, scholen en ziekenhuizen en het doen heropleven van de industrie voor fossiele brandstoffen door het afschaffen van de regels voor milieubescherming. Hij beloofde miljoenen illegale immigranten te verjagen, maar veel van de Amerikaanse economie hangt juist af van hun goedkope arbeidskracht. Met betrekking tot het buitenlands beleid, combineert hij de taal van het isolationisme en terugtrekking (zoals zijn dreigement om de betrokkenheid van de VS bij de NAVO te verminderen) met de taal van het interventionisme, met zijn geraaskal over het ‘plat bombarderen van ISIS', en de belofte de militaire uitgaven te vergroten.
* Op internationaal vlak kan de overwinning van Trump worden gelijkgesteld aan, zoals hij het zelf formuleerde, ‘Brexit plus plus plus’. Maar zij kan tevens een krachtige impuls gegeven aan rechtse populistische partijen in West-Europa, niet in het minst aan het Front National in Frankrijk, waar de presidentsverkiezingen worden gehouden in 2017. Dit zijn allemaal partijen die zich willen terugtrekken uit multi-nationale handelsorganisaties en een economisch protectionisme bepleiten met als gevolg nog meer instabiliteit en ‘ieder voor zich’.
* Maar misschien is wel het belangrijkste element in de overwinning van Trump de woede tegen de neoliberale ‘elite’ die zich heeft geïdentificeerd met de globalisering en het overwicht van de financiële sector op de economie - macro-economische processen die een verrijking vormen voor een kleine minderheid ten koste van de meerderheid, en vooral ten koste van de arbeidersklasse in de oude sectoren van de productie en de grondstoffenwinning.'Globalisering' betekende de grootschalige ontmanteling van verwerkende industrieën en de overheveling daarvan naar landen als China, waar de arbeidskracht veel goedkoper is en de winsten dus veel hoger zijn. Het betekende ook het ‘vrije verkeer van arbeiders’, wat voor het kapitalisme een ander middel is om arbeid te goedkoper te maken, door de migratie van ‘armere’ naar ‘rijkere’ landen.
De stem voor de Brexit en voor Trump was vooral een tegen-stem - tegen de groeiende ongelijkheid in rijkdom, tegen een systeem dat hen en hun kinderen, naar hun oordeel, een toekomst heeft ontnomen. Maar deze oppositie werd ingekaderd vanwege het volledig ontbreken van een echte beweging van de arbeidersklasse en heeft daarmee de populistische wereldvisie gevoed, die de elite de schuld geeft voor de uitverkoop aan buitenlandse investeerders.
Het grootste probleem voor onze klasse is dat het overduidelijke bankroet van de bourgeoisie op alle vlakken - economisch, politiek, moreel - met uitzondering van een zeer kleine minderheid, geen revolutionaire kritiek op het systeem losmaakt, maar eerder misplaatste woede en verpestende verdelingen in onze eigen gelederen. Dit vormt een ernstige bedreiging voor de toekomstige mogelijkheid om het kapitalisme te vervangen door een menselijke samenleving.
De IKS nodigt U uit om over deze analyse van de wortels van het populisme, als een wereldwijd fenomeen, meer diepgaand te komen discuteren:
Datum: zaterdag 25 maart om 14u00 – 18u00.
Plaats: Antwerpen, zaaltje café Multatuli, Lange Vlierstraat 9
Wij moedigen de lezers ook aan de analyses te onderzoeken verschenen op onze website:
*‘Over de kwestie van het populisme’(https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme [241]).
*‘Brexit, Trump: Setbacks for the ruling class, nothing good for the proletariat’, August 31, 2016.
* ‘President Trump: symbool van een zieltogend maatschappelijk systeem’ (https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem [242])
Een gezamenlijk initiatief van:
*Internationalisme, Afdeling in België van de IKS, [email protected] [188]
*Wereldrevolutie, Afdeling in Nederland van de IKS, [email protected] [189]
Voor al diegenen die nog van mening zijn dat de laatste en beste hoop van de mensheid de revolutionaire omverwerping van wereldkapitalisme is, is het onmogelijk om het begin van het jaar 2017 te begroeten zonder eraan te herinneren dat het de 100ste verjaardag van de Oktoberrevolutie is. En wij weten ook dat al diegenen die erop aandringen dat er geen alternatief is voor het huidige maatschappelijke systeem, dit op hun eigen manier zullen herdenken.
Velen van hen zullen het natuurlijk negeren of zullen zijn betekenis afzwakken door ons te vertellen dat dit enkel oude geschiedenis is. Sindsdien is alles veranderd – en wat heeft het voor zin om te spreken over een revolutie van de arbeidersklasse als de arbeidersklasse niet meer bestaat of zo achteruitgegaan is dat de term ‘arbeidersrevolutie’ zelfs kan worden geassimileerd met proteststemmen ten gunste van de Brexit of Trump, met name in oude industriële centra die door globalisering zijn gedecimeerd?
Of als de omwenteling, die in 1917 de wereld deed schudden, in gedachte wordt genomen, wordt ze in de meeste gevallen afgeschilderd als soort verschrikkelijke gebeurtenis, maar met een zeer welomlijnde ‘moraal’: pas op, dit is wat er gebeurt wanneer je het huidige systeem uitdaagt, als je voor het waanidee valt dat een hogere vorm van het maatschappelijk leven mogelijk is. Je krijgt nog iets veel slechter.
Je krijgt terreur, goelags, de alomtegenwoordige totalitaire staat. Het begon met Lenin en zijn fanatieke bende Bolsjewiki, die met hun staatsgreep in Oktober 1917 de nieuwe democratie van Rusland om zeep brachten. Het eindigde met Stalin, die de hele maatschappij omvormde tot één groot kamp van dwangarbeid. En toen stortte het allemaal in, wat voor eens en voor altijd liet zien dat het onmogelijk is om moderne samenleving te organiseren, anders dan via de methodes van het kapitalisme.
We hebben niet de illusie dat het gemakkelijk zal zijn om in 2017 uit te leggen wat de Oktoberrevolutie werkelijk betekende. Momenteel verkeren we in een periode van uiterste moeilijkheden voor de arbeidersklasse en haar kleine revolutionaire minderheden, een periode die overheerst wordt door een gevoel van hopeloosheid en verlies van ieder vooruitzicht op de toekomst, door de sinistere groei van nationalisme en racisme, dat dient om de arbeidersklasse te verdelen en tegen elkaar op te zetten, door de met haat gevulde demagogie van de populisten aan de rechterzijde, en door het geraffineerde oproepen om de ‘democratie’ te verdedigen tegen dit nieuwe autoritair gedoe aan de linkerzijde.
Maar dit is ook een ogenblik voor ons om te herinneren aan het werk van onze politieke voorlopers, de Linkskommunistische fracties die de vreselijke nederlagen van de revolutionaire bewegingen overleefden, welke door de gebeurtenissen in Rusland 1917 waren ontketend, en die probeerden om helderheid te verschaffen ten aanzien van de daaropvolgende ontaarding en ondergang van die kommunistische partijen, die waren gevormd om leiding te geven op het pad naar de revolutie.
De helderste Linkskommunistische stromingen, zoals degene die waren gegroepeerd rond de revue Bilan in de jaren 1930 en Internationalisme in de jaren 1940 verzetten zich tegen de open terreur van de contra-revolutie in zowel zijn Stalinistische als fascistische vormen, alsmede tegen het meer versluierde bedrog van democratie. Ze begonnen het enorme karwei op zich te nemen om de ‘balans’ op te maken van de revolutie. E tegen al die bedriegers, bevestigden zij bovenal opnieuw wat essentieel en positief was geweest van de Oktoberrevolutie. In het bijzonder benadrukten zij:
Tegelijkertijd begonnen de revolutionairen van de jaren 1930 en de jaren 1940 ook met de pijnlijke analyse van de duurbetaalde fouten die waren gemaakt door Bolsjewiki in een situatie die geen enkele arbeiderspartij ooit had meegemaakt, in het bijzonder:
De IKS heeft, vanaf het begin, getracht dit werk voort te zetten: het trekken van de lessen van de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf van 1917-23. Wij hebben in de loop van de jaren een vrij aanzienlijke bibliotheek aan artikels en pamfletten ontwikkeld, die deze absoluut essentiële era in de geschiedenis van onze klasse behandelt. In het komende jaar, en daarna, zullen wij ervoor zorgen dat deze teksten meer toegankelijk worden voor onze lezers, door een bijgewerkt dossier samen te stellen van onze belangrijkste artikelen over de Oktoberrevolutie en de internationale revolutionaire golf.
Iedere maand of zo zullen wij [op de belangrijkste websites van de IKS] artikels plaatsen die het meest direct overeenstemmen met de chronologische ontwikkeling van het revolutionaire proces of die reacties bevatten op de belangrijkste vragen die worden gesteld door de aanvallen van de burgerlijke propaganda of door discussies in en rond het proletarische politieke milieu. Zo zullen wij deze maand, op de voorpagina van onze website, een artikel plaatsen over de Februari-revolutie, dat voor het eerst was geschreven in 1997.
Dit zal worden gevolgd door artikels over de Aprilstellingen van Lenin, over de Juli-dagen, over de Oktober-opstand, enzovoort; en wij zijn van plan langere tijd door te gaan met dit proces, precies omdat het drama van de revolutie en de contra-revolutie een aantal jaren duurde en in geen geval beperkt was tot Rusland, maar had zijn weerklank over de hele planeet, van Berlijn tot Sjanghai, van Turijn tot Patagonië, en van de Clydeside tot Seattle.
Tegelijkertijd, zullen wij proberen aan deze verzameling nieuwe artikels toe te voegen die kwesties behandelen die wij nog niet diepgaand hebben onderzocht (zoals de toenmalige aanval tegen de revolutie door de heersende klasse, het probleem van de ‘Rode Terreur, enzovoort); artikels die antwoorden op de huidige campagnes van kapitalisme gericht tegen het revolutionaire geheugen van de arbeidersklasse. Verder ook artikels die de voorwaarden voor de proletarische revolutie vandaag zullen bekijken – wat zij gemeen hebben met de tijd van de Oktoberrevolutie, maar ook en vooral welke betekenisvolle veranderingen er in de loop van de afgelopen 100 jaar hebben plaatsgevonden.
Het doel van deze publicatieonderneming is niet eenvoudig historische gebeurtenissen te ‘vieren’ of te ‘herdenken’, die lang geleden hebben plaatsgevonden. Het is de bedoeling de visie te verdedigen dat de proletarische revolutie momenteel zelfs nog een grotere noodzaak is dan in 1917.
Geconfronteerd met de verschrikkingen van de eerste imperialistische wereldoorlog, besloten de revolutionairen van toen dat het kapitalisme zijn periode van neergang was ingegaan, die de mensheid voor de keuze stelde tussen socialisme en barbarendom; en de nog grotere verschrikkingen - gesymboliseerd in plaatsnamen zoals Auschwitz en Hiroshima - die volgden op de nederlaag van de eerste poging om de socialistische revolutie, bevestigde op grimmige wijze hun diagnose. Een later eeuw, vormt het voortbestaan van het kapitalisme een dodelijke bedreiging voor de overleving van de mensheid zelf.
Geschreven vanuit haar gevangeniscel, in 1918, en aan de vooravond van de revolutie in Duitsland, drukte Rosa Luxemburg haar fundamentele solidariteit uit met de Oktoberrevolutie en de Bolsjewistische Partij, ondanks alle zeer ernstige kritieken van de fouten van Boljewiki, in het bijzonder de politiek van uit de Rode Terreur. Haar woorden zijn nog net zo relevant voor onze eigen toekomst als ze waren voor de toekomst waar ze zelf mee werd geconfronteerd:
“Het gaat erom dat men in de politiek van de bolsjewieken het wezenlijke van het onwezenlijke onderscheidt, de kern van het toeval. In deze laatste periode, waarin wij in de gehele wereld voor de beslissende definitieve strijd staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme, de brandende kwestie van deze tijd, niet een of ander onderdeel van de tactiek, maar de bekwaamheid tot actie van het proletariaat, de revolutionaire energie van de massa, het machtsstreven van het socialisme in het algemeen. In dit opzicht zijn Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten geweest die het wereldproletariaat zijn voorgegaan met hun voorbeeld, zij zijn tot nu toe nog steeds de enigen die gelijk Hutten kunnen zeggen: ‘Ik heb het gewaagd!’
Dat is het wezenlijke en blijvende van de politiek der bolsjewieken. In dit opzicht hebben zij zich de onsterfelijke historische verdienste verworven dat zij door de verovering van de politieke macht en de praktische probleemstelling van de verwerkelijking van het socialisme het internationale proletariaat zijn voorgegaan en de confrontatie tussen kapitaal en arbeid in de gehele wereld ten zeerste hebben bespoedigd. In Rusland heeft men dat probleem slechts kunnen stellen. Men heeft het in Rusland niet kunnen oplossen, het kan alleen internationaal worden opgelost. En in die zin behoort de toekomst overal toe aan het 'bolsjewisme' ”.
IKS
1. De verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten, die heel kort volgde op de onverwachte resultaten van het referendum in het Verenigd Koninkrijk over de Europese Unie, heeft in de hele wereld een golf van malaise en angst geschapen, maar ook van vraagstelling. Hoe hebben “onze” leiders, die zogenaamd belast zijn met de huidige wereldorde, dergelijke zaken kunnen laten gebeuren – een wending van de gebeurtenissen die schijnt in te druisen tegen de “rationele” belangen van de kapitalistische klasse? Hoe komt het toch dat een krachtpatser, een schelm, een narcistische oplichter die om het even wat zegt, nu aan het hoofd staat van de machtigste staat ter wereld? En nog belangrijker: wat toont het ons aan over de richting die de wereld uitgaat? Zijn we aan het duiken in een scrisis van de beschaving, of zelfs van de mensheid zelf? Op die vragen moeten de revolutionairen duidelijke en overtuigende antwoorden geven.
2. Vanuit onze visie kunnen de werkelijke levensomstandigheden van de menselijke maatschappij enkel begrepen worden door ze te bezien vanuit het standpunt van de klassenstrijd, van de uitgebuite klasse, het proletariaat, dat er geen belang bij heeft om de waarheid te verbergen en wiens strijd hem verplicht om alle misleidingen van het kapitalisme te overstijgen met het oog op de omverwerping ervan. Het is bovendien enkel mogelijk om deze “actuele”, onmiddellijke of lokale gebeurtenissen te begrijpen door ze te situeren in een historisch en mondiaal kader. Dat is het wezen van de marxistische methode. Dat is de reden, en niet enkel omdat 2017 de honderdste verjaardag is van de revolutie in Rusland, waarom wij ermee beginnen een eeuw of meer terug te gaan om het kader te begrijpen waarin de meest recente ontwikkelingen van de wereldsituatie hebben plaatsgevonden: die van de neergang of het verval van de kapitalistische productiewijze.
De revolutie in Rusland was het antwoord van de arbeidersklasse op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Zoals het bevestigd werd door de Kommunistische Internationale in 1919, betekende deze oorlog het begin van een nieuw tijdperk, het einde van de opkomstperiode van het kapitalisme, van de eerste explosieve groei van de kapitalistische “globalisering”, omdat deze botste op de grenzen van de verdeling van de wereld in rivaliserende nationale staten: hij opende “het tijdperk van oorlogen en revoluties”. De bekwaamheid van de arbeidersklasse om de burgerlijke staat in een heel land omver te werpen en zich te voorzien van een politieke partij die in staat was om haar te leiden naar de “dictatuur van het proletariaat” toonde aan dat het perspectief van de afschaffing van de kapitalistische barbarij historisch mogelijk en noodzakelijk was.
Meer nog, de Bolsjewistische Partij die in 1917 de voorhoede vormde van de revolutionaire beweging, heeft kunnen inzien dat de machtsovername door de sovjets in Rusland alleen stand kon houden als het werd gezien als de eerste aanval van een opkomende wereldrevolutie. Wat de Duitse revolutie betreft, begreep Rosa Luxemburg ook dat, indien het wereldproletariaat niet antwoordde op de uitdaging die gesteld werd door de Oktoberopstand en geen einde zou maken aan het kapitalistische systeem, de mensheid ondergedompeld zou worden in een tijdperk van toenemende barbarij, een spiraal van oorlogen en vernietiging, die de menselijke beschaving in gevaar zou brengen.
Met de wereldrevolutie in zicht, en met de noodzaak tot het scheppen van een alternatieve referentiepool tegenover de sociaal-democratie, die voortaan contrarevolutionair was, nam de Bolsjewistische Partij het voortouw bij de stichting van de Kommunistische Internationale, waarvan het eerste congres plaatsvond in 1919 in Moskou. De nieuwe kommunistische partijen, in het bijzonder die van Duitsland en Italië, vormden de speerpunten voor de uitbreiding van de proletarische revolutie naar West-Europa.
3. De revolutie in Rusland is zeer zeker de vonk geweest voor een reeks massastakingen op wereldvlak en opstanden die de bourgeoisie ertoe noodzaakten om een einde te maken aan de imperialistische slachtpartijen. Maar de arbeidersklasse is niet in staat geweest om, behalve enkele in de tijd beperkte initiatieven in Hongarije en in sommige Duitse steden, de macht te grijpen in andere landen. Geconfronteerd met de grote dreiging van haar mogelijke doodgraver, is de heersende klasse echter in staat geweest om haar scherpste rivaliteiten opzij te zetten om zo gezamenlijk op te treden tegen de proletarische revolutie. Ze wist de macht van de sovjets te isoleren door de blokkade, de invasie en de steun aan de bewapende contrarevolutie. Daarbij bediende zij zich van de sociaaldemocratische arbeiderspartijen en de vakbonden, die hun trouw reeds betuigd hadden aan het kapitaal door hun deelname aan de imperialistische oorlog, om de arbeidersraden in Duitsland te infiltreren en te neutraliseren en ze te sturen in de richting van een compromis met het nieuwe “democratische” burgerlijke regime. De nederlaag van de revolutie was niet alleen te verklaren door de aanhoudende regeerbekwaamheid van een nieuwe reactionaire heersende klasse. Ze vloeide ook voort uit de onrijpheid van de arbeidersklasse die gedwongen was om een snelle omschakeling te maken van haar strijd voor hervormingen naar een strijd voor de revolutie. En dat terwijl zij nog behept was met veel diepgewortelde illusies over de mogelijkheid om het kapitalistische regime te verbeteren door democratische verkiezingen, de nationalisaties van sleutelindustrieën of door het gratis verlenen van sociale voordelen aan de armste lagen van de maatschappij. Bovendien was de arbeidersklasse zwaar getraumatiseerd door de verschrikkingen van de oorlog, die de bloem van de jeugd gedecimeerd hard, en die geleid had tot een gapende kloof tussen de arbeiders van de ‘overwinnende’ en ‘verliezende’ naties.
In, Rusland werd de Bolsjewistische partij geconfronteerd met het isolement, de burgeroorlog en de economische ineenstorting. En meer nog, door haar deelname aan het apparaat van de Sovjet-staat, maakte ze een reeks rampzalige fouten die steeds meer leidden tot gewelddadige conflicten met de arbeidersklasse, met name de politiek van de “rode terreur”, welke leidde tot een verbod op politieke betogingen en organisaties. Dit liep uit op het neerslaan van de opstand van Kroonstad in 1921, toen deze laatste het herstel eiste van de authentieke macht van de sovjets, zoals die bestaan had in 1917. Op internationaal vlak begon de Kommunistische Internationale, die ook steeds nauwer verbonden was met de belangen van de Sovjet-staat in plaats van met deze van de wereldrevolutie, haar toevlucht te nemen tot een opportunistische politiek die haar oorspronkelijke helderheid ondermijnde, zoals de tactiek van het eenheidsfront, goedgekeurd in 1922.
Deze ontaarding deed een belangrijke Linkse Oppositie oprijzen, vooral in de Duitse en Italiaanse partijen. En op basis van deze laatste is de Italiaanse fractie in staat geweest om, tegen het einde van de jaren 1920, de lessen te trekken omtrent de uiteindelijke nederlaag van de revolutie.
4. De nederlaag van de revolutionaire golf op wereldschaal bevestigde dus de waarschuwingen die de revolutionairen in 1917-18 hadden geuit omtrent de gevolgen van een dergelijke mislukking: een nieuwe afdaling in de barbarij. De dictatuur van het proletariaat in Rusland is niet alleen ontaard, maar heeft zich omgevormd tot een kapitalistische dictatuur tegen het proletariaat, een proces dat bevestigd werd (alhoewel het al eerder begonnen was) door de overwinning van het Stalinistisch apparaat met zijn doctrine van “het socialisme in één land”. De “vrede” die gesloten was om komaf te maken met de dreiging van de revolutie heeft snel geleid tot nieuwe imperialistische wereldconflicten, die versneld en verhevigd werden door het uitbreken van de overproductiecrisis in 1929. Deze was een teken temeer van het feit dat de uitbreiding van het kapitaal in botsing kwam met zijn eigen grenzen.
De arbeidersklasse in de centrale landen van het systeem, en speciaal in de Verenigde Staten en Duitsland, onderging volledig de klappen van de economische depressie. Maar, doordat ze geprobeerd had om een revolutie te maken en deze mislukt was, was ze fundamenteel een verslagen klasse, ondanks bepaalde ontegensprekelijke uitingen van klasseverzet, zoals in de Verenigde Staten en Spanje. Daardoor was zij niet in staat om zich te verzetten tegen een nieuwe gang naar de wereldoorlog.
5. De vork van de contrarevolutie had drie belangrijke tanden : het stalinisme, het fascisme, de democratie. En elk van hen heeft diepe littekens nagelaten in de geest van de arbeidersklasse.
De contrarevolutie heeft haar diepste punt bereikt in die landen waar de revolutionaire vlam het hoogste was. Maar overal nam het kapitalisme een steeds meer totalitaire vorm aan, die ieder sociaal en economisch leven doordrong, daar het geconfronteerd werd met de noodzaak het proletarische spook uit te drijven, aan de grootste economische crisis uit zijn geschiedenis het hoofd te bieden en de oorlog voor te bereiden. Het Stalinistische regime zette de toon: een complete oorlogseconomie, de onderdrukking van alle dissidenten, monsterlijke uitbuitingsgraden, het was een uitgebreid concentratiekamp. Maar de ergste erfenis van het Stalinisme – zowel toen het nog bestond als in de decennia volgend op zijn ineenstorting – was het masker dat het ophield als een ware erfgenaam van de Oktoberrevolutie. De centralisatie van het kapitaal in de handen van de staat werd verkocht als socialisme, de imperialistische expansie als het proletarisch internationalisme. Alhoewel vele arbeiders, in de jaren dat de herinnering aan Oktoberrevolutie nog levendig was, nog bleven geloven in de mythe van het socialistische vaderland, hebben velen zich afgekeerd van elk idee van revolutie bij de opeenvolgende onthullingen van de ware aard van het Stalinistische regime. De schade die het Stalinisme heeft toegebracht aan het perspectief van het kommunisme, aan de hoop dat de revolutie van de arbeidersklasse een hogere vorm van maatschappelijke organisatie zou kunnen teweegbrengen, is onmetelijk. En dit des te meer omdat het Stalinisme niet uit de lucht is komen vallen op het proletariaat, maar mogelijk werd gemaakt door de internationale nederlaag van de klasse-beweging en vooral door de ontaarding van haar politieke partij. Na het traumatische verraad van de sociaaldemocraten in 1914, hadden de organisaties die de arbeidersklasse met zoveel moeite had opgericht en verdedigd, voor de tweede maal in minder dan 20 jaar, verraad gepleegd en zijn ze verworden tot haar ergste vijand. Kon het zelfvertrouwen van het proletariaat, zijn overtuiging in de mogelijkheid om de mensheid te leiden naar een hoger niveau van maatschappelijk leven, nog een grotere klap krijgen?
Het fascisme, dat oorspronkelijk een beweging was van de uitgeslotenen van de heersende en middenklassen, en zelfs van afvalligen uit de arbeidersbeweging, werd door de machtigste fracties van het Italiaanse en Duitse kapitaal geadopteerd omdat het samenviel met hun noden: het voleinden van de verplettering van het proletariaat en de mobilisatie voor de oorlog. Het was gespecialiseerd in het gebruik van “moderne” technieken om de duistere krachten van de irrationaliteit te ontketenen die sluimerden onder de oppervlakte van de burgerlijke maatschappij. In het bijzonder het nazisme, als product van een veel vernietigendere nederlaag van de arbeidersklasse in Duitsland, heeft een nieuw niveau bereikt van irrationaliteit, door de middeleeuwse pogrom te verstaatsen en te industrialiseren en de gedemoraliseerde massa’s in een gekkenmars naar de zelfvernietiging te leiden. De arbeidersklasse, als geheel, heeft zich niet onderworpen aan enig positief geloof in het fascisme – integendeel, zij was veel kwetsbaarder voor de bedrieglijke schijn van het antifascisme, die de voornaamste mobilisatiekreet was voor de komende oorlog. Maar de ongehoorde verschrikkingen van de dodenkampen van de nazi’s zijn, net als de Stalinistische goelags, eveneens een klap geweest voor het vertrouwen in de toekomst van de mensheid – en dus van het perspectief van het kommunisme.
De democratie, de overheersende vorm van de heerschappij van de bourgeoisie in de ontwikkelde industrielanden, heeft zich opgeworpen als de tegenstander van deze “totalitaire” formaties – wat haar niet belette om het fascisme te ondersteunen toen die afrekende met de revolutionaire arbeidersbeweging of een verbond aan te gaan met het Stalinistische regime tegen het Duitsland van Hitler. Maar de democratie bleek een veel intelligentere en duurzamere vorm van totalitarisme dan het fascisme. Dat ging ten onder in de puinhopen van de oorlog. Het stalinisme (met de notoire uitzondering van China en het atypische regime van Noord-Korea) zou neerzijgen onder het gewicht van de economische crisis en zijn onbekwaamheid om competitief te zijn op de wereldmarkt, wier wetten het had proberen te omzeilen bij staatsdecreten.
De beheerders van het democratisch kapitalisme zijn ook door de crisis van het systeem gedwongen om de staat en de macht van het krediet te gebruiken om de marktwetten te doen plooien, maar zij zijn er niet toe genoodzaakt om de extreme vorm van de centralisatie van bovenaf in te voeren zoals de regimes in Oost-Europa. Hen was die wel opgedrongen door een situatie van materiële en strategische zwakte. De democratie heeft haar rivalen overleefd en is de enige optie geworden voor de centrale kapitalistische landen van het Westen. Tot op heden is het schokkend om de steun aan de democratie tegen het fascisme tijdens de Tweede Wereldoorlog in vraag te stellen.. En diegenen die beweren dat er achter de democratische façade een dictatuur van de heersende klasse schuilgaat, die worden afgedaan als aanhangers van complottheorieën. Reeds in de jaren 1920 en 1930 vormde de ontwikkeling van de massamedia in de democratieën een model voor de verspreiding van officiële propaganda waar Goebbels jaloers op was. Het invoeren van de warenverhoudingen in de ontspanningsfeer en het gezinsleven door het Amerikaanse kapitalisme vormde een veel subtieler kanaal voor de totalitaire overheersing van het kapitaal dan de simpele toevlucht tot verklikkers en de genadeloze terreur.
6. In tegenstelling tot de hoop van de revolutionaire minderheid, die gedurende de jaren 1930 en 1940 sterk was uitgedund en vasthield aan de internationalistische beginselen, leidde het einde van de oorlog niet tot een nieuwe revolutionaire opstand. In tegendeel, het was de bourgeoisie, met Churchill op kop, die de lessen getrokken had uit 1917 en die elke mogelijkheid tot proletarische revolte in de kiem smoorde met een bommentapijt op de Duitse steden en haar politiek van “de Italianen in hun eigen vet te laten gaarkoken”, bij het uitbreken van massale stakingen in Noord-Italië in 1943. Het einde van de oorlog verdiepte aldus nog de nederlaag van de arbeidersklasse. En opnieuw en tegen de verwachtingen in van vele revolutionairen, werd de oorlog niet gevolgd door een nieuwe economische depressie en een nieuwe gang naar een wereldoorlog, zelfs toen de imperialistische tegenstellingen tussen de “overwinnende blokken” bleven bestaan en als een blijvende bedreiging op de mensheid wogen. De naoorlogse periode heeft daarentegen een werkelijke expansie gekend van de kapitalistische verhoudingen onder het Amerikaanse leiderschap, zelfs als een deel van de wereldmarkt (het Russische blok en China) zich poogde af te sluiten van elke doordringing van het westerse kapitaal. De voortzetting van de soberheid en de onderdrukking in het Oostblok lokte belangrijke arbeidersopstanden uit (Oost-Duitsland, 1953; Polen en Hongarije, 1956), maar in het Westen was er, op enkele uitingen van ontevredenheid na, zoals de stakingen van 1947 in Frankrijk, geleidelijk aan een verzwakking van de klassenstrijd. Dit ging zelfs zover dat de sociologen theorieën begonnen te ontwikkelen over de “verburgerlijking” van de arbeidersklasse, als gevolg van de uitbreiding van het consumptiegedrag en de welvaartstaat. Deze twee aspecten van het kapitalisme, na 1945, vormden trouwens een belangrijk bijkomend gewicht dat de mogelijkheid van de arbeidersklasse ondermijnde om zich op te werpen als een revolutionaire kracht. Het consumptiegedrag atomiseert de arbeidersklasse, en verspreidt de illusie dat iedereen het paradijs van het individuele bezit kan bereiken. De welvaartszucht, die dikwijls ingevoerd werd door de linkse partijen, en voorgesteld werd als een verworvenheid van de arbeidersklasse zelf, vormt een nog belangrijker instrument in de kapitalistische controle. Het ondermijnt het vertrouwen van de arbeidersklasse in zichzelf en maakt haar afhankelijk van de welwillendheid van de Staat. En later, in een fase van massale immigratie, zou haar organisatie door de natiestaat betekenen dat het vraagstuk van de toegang tot de zorg, de huisvesting en andere welzijnsuitkeringen een krachtige factor wordt in het tot zondebok maken van de immigranten en in het invoeren van verdelingen binnen de arbeidersklasse. Tegelijkertijd, en gepaard gaande met de schijnbare verdwijning van de klassenstrijd in de jaren 1950 en 1960, werd de politieke revolutionaire beweging gereduceerd tot het grootste isolement uit haar bestaansgeschiedenis.
7. Enkele van deze revolutionairen, die hun activiteit tijdens deze donkere periode hebben voortgezet, begonnen te beweren dat het kapitalisme, dank zij het bureaucratische staatsbeheer, geleerd had om zijn door Marx geanalyseerde economische tegenstrijdigheden te overwinnen. Maar anderen, die helderder waren, zoals de groep Internacionalismo in Venezuela, stelden dat de oude problemen – de beperkingen van de markt, de tendens tot de dalende winstvoet – niet konden worden bezworen en dat de financiële moeilijkheden die op het einde van de jaren 1960 opdoken, een nieuwe fase inluidden van open economische crisis. Zij hebben ook de capaciteit begroet van een nieuwe generatie van proletariërs om de crisis te beantwoorden door een herbevestiging van de klassestrijd. Dit was een voorspelling die volop werd bevestigd door de formidabele beweging van Mei 1968 in Frankrijk, en de internationale strijdgolf die erop volgde. Die toonden aan dat de decennia van contrarevolutie ten einde liepen en dat de strijd van het proletariaat een obstakel vormde in het openen door de nieuwe crisis van een koers naar de wereldoorlog.
8. Het opduiken van het proletariaat op het einde van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970, werd voorafgegaan door een toenemende politieke gisting binnen brede lagen van de bevolking in de ontwikkelde landen en in het bijzonder bij de jeugd: in de Verenigde Staten, de betogingen tegen de oorlog in Vietnam en de rassenscheiding; in Duitsland, de studentenbewegingen, die interesse toonden in een meer theoretische benadering van de analyse van het hedendaagse kapitalisme; in Frankrijk, de agitatie onder de studenten tegen de oorlog in Vietnam en het onderdrukkende regiem aan de universiteiten; in Italië de “operaïsten” of autonome tendensen, die de onvermijdelijkheid van de klassestrijd herbevestigden op een moment dat de wijze sociologen haar achterhaald noemden. Overal heerste een groeiend ongenoegen ten opzichte van het ontmenselijkte leven dat werd voorgesteld als de zoete vrucht van de naoorlogse economische welvaart. Een kleine minderheid, gedragen door de opkomst van de strijdbare gevechten in Frankrijk en andere industrielanden, heeft kunnen participeren aan de oprichting van een politiek bewuste, internationalistische voorhoede, en niet in het minst omdat een minderheid in haar midden de bijdrage van de Kommunistische Linkerzijde is begonnen te ontdekken.
9. Zoals wij maar al te best weten heeft de ontmoeting tussen de minderheid en de bredere klassebeweging slechts af en toe plaatsgevonden tijdens de gevechten op het einde van de jaren 1960 en begin 1970. Dat was deels het gevolg van het feit dat de gepolitiseerde minderheid fors overheerst werd door een ontevreden kleinburgerij: de studentenbeweging, meer bepaald, had nog niet die sterke proletarische component, zoals die te voorschijn kwam in de loop van de daaropvolgende decennia, als gevolg van de veranderingen in de organisatie van het kapitalisme. En ondanks de krachtige klassebewegingen in de wereld, ondanks de ernstige botsingen tussen de arbeiders en de inkaderingskrachten in haar midden – de vakbonden en de linkse partijen – bleef het merendeel van de klassestrijd defensief en stelde ze slechts zelden op directe wijze politieke kwesties. Bovendien werd de arbeidersklasse geconfronteerd met belangrijke verdelingen in haar rangen als klasse op wereldvlak: het ‘ijzeren gordijn’ tussen Oost en West, de verdelingen tussen de zogenaamde “bevoorrechte” arbeiders van de centra van het kapitaal en de onterfde massa’s in de voormalige koloniale zones.
De rijping van een politieke voorhoede werd afgeremd door de opvatting over een onmiddellijke revolutie, en door activistische praktijken, typisch voor het ongeduld van de kleinburgerij, die niet in staat bleek om het lange termijn karakter van het revolutionaire werk en het reusachtige niveau van de theoretische taken te vatten waar de gepolitiseerde minderheid tegen aankeek. De overheersing van het activisme heeft grote delen van de minderheid kwetsbaar gemaakt voor de recuperatie door ultralinks of, wanneer de strijd afzwakte, voor demoralisering. Tegelijkertijd werden diegenen, die ultralinks verwierpen, belemmerd door radenistische opvattingen die het geheel van het vraagstuk van de opbouw van de organisatie verwierpen. Toch was een kleine minderheid in staat om deze obstakels te overwinnen en zich de traditie van de Kommunistische Linkerzijde toe te eigenen. Zo kwam een dynamiek op gang van groei en hergroepering die voortduurde tijdens de jaren 1970, maar die in het begin van de jaren 1980 ten einde liep, wat symbolisch gemarkeerd werd door de beëindiging van de Internationale Conferenties. De mislukking van de strijd in deze periode om een hoger politiek niveau te bereiken, om de zaadjes uit te strooien die, op straat en in de vergaderingen van 1968, het vraagstuk van de vervanging van het kapitalisme, zowel in Oost als in West, door een nieuwe maatschappij hadden opgeworpen, zou zeer beslissende gevolgen hebben in het daaropvolgende decennium.
Desalniettemin was deze enorme drang van proletarische energie “niet alleen buiten adem”, het vereiste ook een gezamenlijke inspanning van de heersende klasse om hem te doen ontsporen en te onderdrukken. Fundamenteel gebeurde dit op politiek vlak, door maximaal gebruik te maken van de linkse krachten van het kapitaal en de vakbeweging, die een aanzienlijke invloed hebben gehad binnen de arbeidersklasse. Of het, in de loop van de twee decennia die volgden op 1968, nu ging via beloften om linkse regeringen te kiezen, of een latere strategie van “links in de oppositie”, gekoppeld aan de ontwikkeling van een radicaal syndicalisme, het feit dat de arbeiders hen in zekere zin beschouwden als een instrument van henzelf, was ook een onmisbaar element voor het inkapselen van de klassestrijd.
Tegelijkertijd haalde de bourgeoisie alle voordelen uit de structurele veranderingen die door de wereldwijde crisis werden opgelegd: aan de ene kant de invoering van technologische veranderingen ter vervanging van geschoolde en ongeschoolde arbeidskrachten in industrieën zoals de havens, de automobiel en drukkerijen; aan de andere kant de beweging in de richting van de “globalisering” van het productieproces, die hele industriële netwerken in de oude centra van het kapitalisme decimeerde en de productie verplaatste naar perifere regio's waar de arbeid onvergelijkbaar goedkoper was en veel meer winst opleverde. Deze veranderingen in de samenstelling van de arbeidersklasse in het hart van het kapitalisme, die vaak sectoren troffen die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig in het middelpunt van de strijd stonden, werden bijkomende factoren in de atomisering van de klasse en de vernietiging van haar klassenidentiteit.
10. Ondanks bepaalde pauzes bleef de dynamiek, die ingezet werd in 1968, in de loop van de jaren 1970 behouden. Het hoogtepunt van de rijping van de capaciteit van het proletariaat op gebied van zelforganisatie en uitbreiding van haar strijd werd bereikt met de massastakingen in Polen, in 1980. Maar dit hoogtepunt markeerde ook het begin van de neergang. Alhoewel de stakingen in Polen de klassieke interactie hadden laten zien tussen economische en politieke eisen, hebben de Poolse arbeiders op geen enkele moment het probleem van een nieuwe maatschappij gesteld. Wat dit aspect betreft bleven de stakingen “onder” het niveau van de beweging van 1968. Toen was de zelforganisatie nog enigszins embryonaal, maar leidde de context tot een veel radicaler debat omtrent de noodzaak aan een sociale revolutie. Enkele heel beperkte uitzonderingen daargelaten, beschouwde de beweging in Polen het “vrije westen” als de alternatieve maatschappij die ze wilde: het ideaal van democratische regeringen, van “vrije” vakbonden, en al de rest. In het westen zelf waren er enkele uitingen van solidariteit met de stakingen in Polen. Tegenover een economische crisis die snel verdiepte, zagen we vanaf 1983, een golf van gevechten die steeds meer gelijktijdig plaatsvonden en globaal werden kwa omvang. In een groot aantal gevallen toonden ze een groeiend conflict tussen arbeiders en vakbonden. Maar het naast elkaar bestaan van strijd in de wereld, betekende niet automatisch dat er een bewustzijn was omtrent de noodzaak van de internationalisering van de strijd. Er was, in de botsing met de vakbonden, die natuurlijk deel uitmaken van de staat, geen sprake van een politisering van de beweging in de zin van een bewustwording van de noodzaak de staat omver te werpen, noch van een toenemende bekwaamheid om een perspectief naar voren te schuiven voor de mensheid. Meer nog dan in de jaren 1970, bleef de strijd van de jaren 1980 in de ontwikkelde landen steken op het terrein van de sectoriële eisen, en in die zin is hij kwetsbaarder gebleven voor de sabotage door radicale vormen van syndicalisme. De verergering van de imperialistische spanningen tussen de blokken in de loop van die periode heeft beslist een groeiende ongerustheid doen ontstaan over de oorlogsdreiging. Maar dat werd ruim afgeleid naar pacifistische bewegingen die doeltreffend de ontwikkeling verhinderden van een bewust verband tussen het economische verzet en de oorlogsdreiging. En wat betreft de kleine revolutionaire groepen die een georganiseerde activiteit onderhielden tijdens die periode, ook al waren ze in staat om meer direct tussen te komen in bepaalde initiatieven van de arbeidersklasse, toch roeiden ze, op een diepgaander niveau, tegen de stroom in van het wantrouwen ten opzichte van de “politiek”, dat overheerste in de arbeidersklasse in haar geheel. En deze groeiende kloof tussen de klasse en de politieke minderheid is op zichzelf een bijkomende factor geweest voor de onbekwaamheid van de klasse om haar eigen perspectief te ontwikkelen.
11. De strijd in Polen en zijn nederlaag zouden een samenvatting blijken van de globale krachtsverhouding tussen de klassen. De stakingen hebben duidelijk aangetoond dat de arbeiders van Oost-Europa niet bereid waren om te vechten in een oorlog in naam van het Russische Rijk, en toch waren zij niet in staat om een revolutionair alternatief te bieden voor de crisis van het systeem, die zich verdiepte. De fysieke verplettering van de Poolse arbeiders heeft trouwens buitengewoon negatieve politieke gevolgen gehad voor de arbeidersklasse in heel de regio, die als klasse afwezig was in de opstanden die aanleiding gaven tot het verdwijnen van de Stalinistische regimes. En zo werd zij kwetsbaar voor een akelige golf van nationalistische propaganda die belichaamd wordt in de autoritaire regimes die momenteel heersen in Rusland, Hongarije en Polen. De Stalinistische heersende klasse, die niet in staat bleek om de crisis en de klassestrijd aan te pakken zonder wrede onderdrukking, heeft aangetoond dat zij de politieke flexibiliteit miste om zich aan te passen aan de veranderende historische omstandigheden. Zo stond in 1980-1981 het toneel al klaar voor een ineenstorting van het Oostblok in zijn geheel, wat een nieuwe fase inluidde van de historische neergang van het kapitalisme. Maar deze nieuwe fase die wij aanduiden als die van de ontbinding, vindt haar oorsprong in een veel grotere blokkering tussen de klassen.
De klassebewegingen die uitbarstten in de ontwikkelde landen na 1968 markeerden het einde van de contrarevolutie. En het aanhoudende verzet van de arbeidersklasse vormde een beletsel voor de “oplossing” van de bourgeoisie voor de economische crisis: de wereldoorlog. Het was mogelijk om deze periode aan te duiden als een “koers naar massale klassenbotsingen” en de nadruk te leggen op het feit dat een koers naar oorlog niet kan plaatsvinden zonder een directe nederlaag van een opstandige arbeidersklasse. In de nieuwe fase heeft het uiteenvallen van de twee imperialistische blokken de wereldoorlog afgevoerd van de agenda, wat ook het niveau van de klassestrijd was. Maar dat betekende dat het vraagstuk van het historisch perspectief niet meer in die termen gesteld kon worden. De onbekwaamheid van het kapitalisme om zijn tegenstellingen te boven te komen betekent nog altijd dat het aan de mensheid niets anders te bieden heeft dan een toekomst van barbarij. Hiervan kunnen wij de grote lijnen zich al zien aftekenen in een helse combinatie van lokale en regionale oorlogen, milieurampen, pogroms en sociaal geweld op de naasten. Maar in tegenstelling tot de wereldoorlog, die een directe fysieke en ideologische nederlaag van de arbeidersklasse vereist, is deze “nieuwe” neergang in de barbarij veel trager, veel verraderlijker. Ze kan de arbeidersklasse geleidelijk aan inkapselen en het haar onmogelijk maken om zich te herstellen als klasse. Het criterium voor de inschatting van de evolutie van de krachtsverhouding tussen de klassen kan niet langer meer het beletten van een wereldoorlog zijn. Het is over het algemeen veel moeilijker geworden om het te bepalen.
12. In de beginfase van de heropleving van de kommunistische beweging na 1968, had de stelling van het verval van het kapitalisme talrijke aanhangers gewonnen en vormde ze de programmatische sokkel van een heropkomst van de Kommunistische Linkerzijde. Vandaag is dat niet meer het geval: de meerderheid van nieuwe elementen die in het kommunisme een antwoord zoeken op de problemen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt, vinden allerlei soorten redenen om zich te verzetten tegen de opvatting van het verval. En wanneer het gaat over het begrip ontbinding, dat wij verdedigen als laatste fase van de neergang van het kapitalisme, schijnt de IKS ongeveer de enige te zijn om dit te hanteren. Andere groepen aanvaarden het bestaan van belangrijke manifestaties van de nieuwe periode – het algemene inter-imperialistische krijgsgewoel, de terugkeer van aartsreactionaire ideologieën zoals het religieus fundamentalisme en het opkomende nationalisme, de crisis in de verhoudingen tussen mens en natuur – maar weinigen onder hen trekken de conclusie dat deze toestand voortkomt uit een patstelling in de krachtsverhouding tussen de klassen. Weinigen onder hen zijn het evenmin eens met het feit dat deze verschijnselen uitdrukkingen zijn van een kwalitatieve verandering in het verval van het kapitalisme, van een hele fase of periode die slechts kan worden omgekeerd door de proletarische revolutie. Dit verzet tegen de opvatting van de ontbinding neemt dikwijls de vorm aan van scherpe uitvallen tegen de “apocalyptische” tendensen van de IKS, aangezien wij er over spreken als de laatste fase van het kapitalisme, of tegen ons “idealisme” want, alhoewel wij gevolgen van de economische crisis op de lange termijn als een sleutelfactor van de ontbinding zien, beschouwen wij niet enkel de economische factoren als het doorslaggevende element voor de intrede in deze nieuwe fase. Achter deze tegenwerpingen ligt het onbegrip van het feit dat het kapitalisme, als de laatste klassenmaatschappij in de geschiedenis, gedoemd is tot een dergelijke historische patstelling. In tegenstelling tot voorafgaande klassenmaatschappijen toen die in verval raakten, kan het kapitalisme in zijn schoot niet een nieuwe, meer dynamische productiewijze doen ontstaan. Nochtans moet de enige weg naar een hogere vorm van sociaal leven opgebouwd worden, niet als een automatisch product van economische wetten, maar op basis van een bewuste beweging van de overgrote meerderheid van de mensheid, wat per definitie de moeilijkste taak is die ooit is ondernomen in de geschiedenis.
13. De ontbinding was het gevolg van blokkade in de strijd tussen de twee voornaamste klassen. Maar ze blijkt ook een actieve factor te zijn bij de groeiende moeilijkheden van de arbeidersklasse sinds 1989. De uitstekend georkestreerde campagnes over de dood van het kommunisme die de val van het Russische blok begeleidden - en die aantoonden dat de heersende klasse in staat was om de manifestaties van de ontbinding te gebruiken tegen de uitgebuitenen – zijn een zeer belangrijk element geweest in het ondermijning van het zelfvertrouwen van de klasse en haar bekwaamheid om haar historische missie opnieuw te bevestigen. Het kommunisme, het marxisme, zelfs de klassenstrijd werden beschouwd als achterhaald, als niets anders dan dode geschiedenis. Maar de enorme en langdurige negatieve effecten van de gebeurtenissen van 1989 op het bewustzijn, op de strijdbaarheid en de klasse-identiteit van het proletariaat zijn niet enkel het resultaat van de reusachtige anti-kommunistische campagne. De doeltreffendheid van deze campagne zelf moet uitgelegd worden. Ze kan slechts begrepen worden in de context van de specifieke ontwikkeling van de revolutie en de contrarevolutie sinds 1917. Met de mislukking van de militaire contrarevolutie tegen de USSR zelf, met de nederlaag van de wereldrevolutie, ontstond er een compleet onverwachte constellatie: die van een contrarevolutie die voortkwam uit de schoot van een proletarisch bastion, en uit een kapitalistische economie in de Sovjet-Unie zonder enige historisch ontwikkelde kapitalistische klasse. Dat heeft geleid tot een realiteit die geenszins de uitdrukking was van een historisch hogere noodzaak, maar van een historische afwijking: de leiding van een kapitalistische economie door een contrarevolutionaire bourgeois staatsbureaucratie, een bureaucratie die helemaal niet opgeleid en geschikt was voor een dergelijke taak. Alhoewel de economie onder de stalinistische leiding efficiënt bleek in de vuurproef van de tweede wereldoorlog, is ze op lange termijn compleet mislukt in het genereren van een nationaal concurrerend kapitaal.
De stalinistische regimes waren bijzonder reactionaire vormen van de burgerlijke maatschappij in verval. Hoewel ze geen terugval waren in een soort van feodaal of despotisch regime, waren ze geenszins “normale” kapitalistische economieën. Met zijn ineenstorting bewees het Stalinisme evenwel nog een laatste dienst aan de heersende klasse. Bovenal omdat de campagnes over de dood van het kommunisme een soort bevestiging leken te krijgen in de realiteit zelf. De afwijkingen van het Stalinisme van een juist functionerend kapitalisme waren zo ernstig en aanzienlijk dat het in de ogen van de bevolking leek alsof het echt geen kapitalisme was. Maar daarvoor, tot zolang het in staat was zichzelf te handhaven, leek het te bewijzen dat er alternatieven mogelijk waren voor het kapitalisme. Zelfs als dat bijzondere alternatief voor het kapitalisme allesbehalve aantrekkelijk was voor de meerderheid van de arbeiders, liet zijn bestaan niettemin een mogelijke bres in het ideologische harnas van de heersende klasse. De heropleving van de klassestrijd in de jaren 1960 was in staat om voordeel te halen uit deze bres en een visie te ontwikkelen van de revolutie die tegelijkertijd antikapitalistisch en antistalinistisch was en gebaseerd, niet op een staatsbureaucratie of een één-partijen-staat, maar op de arbeidersraden. Als de wereldrevolutie, tijdens de jaren 1960-1970, door velen gezien werd als een niet te verwezenlijken utopie, een hersenspinsel, dan was dat het resultaat van de onmetelijke macht van de heersende klasse of van wat beschouwd werd als de egoïstische en inherent destructieve aard van onze soort. Nochtans vonden of konden dergelijke gevoelens van wanhoop soms een tegengewicht vinden in de massale strijd en solidariteit van het proletariaat. Na 1989, met de ineenstorting van de “socialistische” regimes, dook er een kwalitatief nieuwe factor op: de indruk dat het onmogelijk was een moderne maatschappij op te bouwen die niet gebaseerd was op kapitalistische beginselen. In die omstandigheden was het voor het proletariaat veel moeilijker, niet alleen om haar bewustzijn en klasse-identiteit, maar ook de economisch defensieve strijd te ontwikkelen. Want de logica van noden van de kapitalistische economie weegt veel zwaarder door als er geen alternatief voor schijnt te bestaan.
Al is het zeker niet nodig dat de hele arbeidersklasse marxistisch wordt of een duidelijke visie ontwikkelt over het kommunisme om de proletarische revolutie door te voeren, dan verandert de onmiddellijke toestand van de klassestrijd aanzienlijk, naarmate brede sectoren van de klasse al of niet de mogelijkheid zien om het kapitalisme in vraag te stellen.
14. Maar op een nog veel verraderlijke manier heeft de ontbinding in het algemeen en “op zich” in de arbeidersklasse haar klasse-identiteit en haar klassenbewustzijn aangevreten. Dat was bijzonder duidelijk bij de langdurig werklozen of bij de werkers met een deeltijdbaan die “aan hun lot waren overgelaten” door de structurele veranderingen, die werden ingevoerd in de jaren 1980: terwijl de werklozen in het verleden behoorden tot de voorhoede van de arbeiderstrijd, waren zij in deze periode veel kwetsbaarder voor verpaupering, voor bendevorming en voor de verspreiding van ideologieën zoals het jihadisme en het neo-fascisme. Zoals de IKS had voorzien in de periode onmiddellijk na de gebeurtenissen van 1989 zou de klasse een lange periode van teruggang tegemoet gaan. Maar de lengte en diepte van deze teruggang blijken nog veel groter te zijn dan wij verwachtten. Belangrijke bewegingen van een nieuwe generatie van de arbeidersklasse in 2006 (de anti-CPE beweging in Frankrijk tegen het startbanenplan voor jongeren) en tussen 2009 en 2013 in talrijke landen over de hele wereld (Tunesië, Egypte, Israël, Griekenland, de VS, Spanje… ) tegelijkertijd met een zekere opkomst van een milieu dat geïnteresseerd was in kommunistische ideeën, maakten het mogelijk om te denken dat de klassenstrijd eens te meer het centrum van het toneel zou worden, en dat een nieuwe fase in de ontwikkeling van het revolutionaire beweging was aangebroken. Maar talrijke ontwikkelingen in de loop van het laatste decennium hebben juist aangetoond hoe diepgaand de moeilijkheden zijn waarmee de arbeidersklasse en haar voorhoede worden geconfronteerd.
15. De strijd rond het jaar 2011 was uitdrukkelijk verbonden met de gevolgen van de verdiepende economische crisis, hun hoofdrolspelers verwezen bijvoorbeeld dikwijls naar de precaire voorwaarden van de tewerkstelling en het gebrek aan mogelijkheden voor de jongeren, zelfs na meerdere jaren van universitaire studies. Maar er bestaat geen automatisch verband tussen de verergering van de economische crisis en de kwalitatieve ontwikkeling van de klassestrijd – een wezenlijke les uit de jaren 1930, toen de Grote Depressie neigde tot meer demoralisatie in een klasse die al verslagen was. En gegeven de jarenlange teruggang en verwarring, die voorafgingen aan de financiële aardbeving van 2007-2008, zou deze een negatieve weerslag hebben op het bewustzijn van het proletariaat.
Een belangrijk element in dit verband was de proliferatie van het kredietsysteem zelf, dat centraal stond in de economische expansie van de jaren 1990 en 2000, maar waarvan de intrinsieke tegenstellingen de crash nu versnelden. Dit proces van “financialisering” speelde zich niet alleen af op het niveau van de grote financiële instellingen, maar ook in het leven van miljoenen werkers. Op dit vlak is de situatie heel anders dan in de jaren 1920 en 1930, toen de zogenaamde middenklasse (kleine eigenaars, vrije beroepen, enz.), maar niet de arbeiders, spaargeld hadden te verliezen, en toen de bescherming door de Staat nauwelijks genoeg was om te voorkomen dat de proletariërs zouden verhongeren. Enerzijds is de onmiddellijke materiële toestand van de arbeidersklasse in dergelijke landen nog altijd minder dramatisch dan die van 8 of 9 decennia geleden. Anderzijds zaten juist in die landen miljoenen arbeiders in de knoei, iets wat nagenoeg niet bestond in de jaren 1930: zij zijn zelf schuldenaren geworden, dikwijls voor een aanzienlijk bedrag. Tijdens de 19e eeuw, en zelfs nog in grote mate tot 1945, waren de lokale kroegen, cafés en kruidenierszaken de enigen die de arbeiders krediet verleenden. Op momenten van grote beproevingen moesten de arbeiders hun toevlucht nemen tot klasse-solidariteit. Kredietverlening aan de arbeiders is op grote schaal begonnen met woning- en bouwkredieten. Maar dat is in de daarop volgende decennia geëxplodeerd met de ontwikkeling, op een massale schaal, van het consumptieve krediet. De steeds meer geraffineerde, geslepen en verraderlijke ontwikkeling van deze kredieteconomie voor een groot deel van de arbeidersklasse, heeft uiterst negatieve gevolgen gehad op het bewustzijn van de proletarische klasse. De onteigening van het inkomen van de arbeidersklasse door de bourgeoisie is verborgen en lijkt onbegrijpelijk wanneer die de vorm aanneemt van een devaluering van het spaargeld, van het bankroet van de banken of de verzekeringsmaatschappijen of van de confiscatie van het huiseigendom op de markt. De toenemende kwetsbaarheid van de verzekeringen van de “Welvaartstaat” en hun financiering vergemakkelijkt de verdeling van de arbeiders tussen diegenen die betalen voor deze openbare systemen, en diegenen die er door worden onderhouden zonder daarvoor een equivalent te hebben betaald. En het feit dat miljoenen arbeiders in de schuldenlast zitten is een nieuw, bijkomend en krachtig middel om het proletariaat te disciplineren.
Zelfs indien het gevolg van de krach soberheid betekende voor de meesten en een nog onbeschaamdere overdracht van rijkdom naar een kleine minderheid, leidde het globale resultaat ervan niet tot het aanscherpen of ontwikkelen van een inzicht in het functioneren van het kapitalisme: de wrevel tegen de groeiende ongelijkheid is voor een groot deel gericht geworden op de “corrupte stedelijke elite”, een thema dat het voornaamste handelsmerk is geworden van het rechtspopulisme. En zelfs als de reacties, tegen de crisis en de onrechtvaardigheden die er mee verbonden zijn, leidden tot meer vormen van proletarische strijd, zoals de beweging van de Occupy in de VS, dan waren ze toch in zeer grote mate gelood door een tendens om de schuld af te schuiven op de graaizucht van de bankiers of zelfs op geheime genootschappen, die de krach met opzet zouden hebben georkestreerd om hun controle over de maatschappij de behouden.
16. De revolutionaire golf van 1917-1923 was, net zoals de voorafgaande opstandige bewegingen van de arbeidersklasse (1871, 1905), ontketend door een imperialistische oorlog. Dit leidde de revolutionairen ertoe om de oorlog te beschouwen als de meest gunstige omstandigheden voor de proletarische revolutie. In werkelijkheid heeft de nederlaag van de revolutionaire golf aangetoond dat de oorlog diepe verdelingen kan creëren binnen de klasse, in het bijzonder tussen de proletariërs van de “overwinnende” en die van de “verliezende” naties. Bovendien had de bourgeoisie, zoals door de gebeurtenissen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog is aangetoond, de nodige lessen getrokken uit wat er gebeurd was in 1917. Ze heeft haar bekwaamheid laten zien om mogelijke proletarische reacties tegen de imperialistische oorlog in te perken, voornamelijk door strategieën en vormen van militaire technologie te ontwikkelen die de verbroedering tussen de elkaar confronterende legers steeds moeilijker maakt.
In tegenstelling tot de beloften van de westerse heersende klasse na de ineenstorting van het Russische imperialistische blok, was de nieuwe historische fase die werd ingezet geenszins een tijdperk van vrede en stabiliteit, maar van uitbreiding van de militaire chaos, van steeds meer onoplosbare oorlogen, die hele delen van Afrika en het Midden-Oosten verwoest hebben en zelfs aan de poorten van Europa aanklopten. Maar terwijl de barbarij die werd ontplooid en Irak, Afghanistan, Rwanda, en nu ook in Jemen en Syrië, zeker en vast afgrijzen en verontwaardiging heeft veroorzaakt bij aanzienlijke delen van het wereldproletariaat – ook in de centrale kapitalistische landen wier bourgeoisie direct betrokken is in deze oorlogen – hebben de oorlogen van de ontbinding slechts zelden aanleiding gegeven tot proletarische vormen van verzet. Bovendien was de arbeidersklasse, in de landen die direct getroffen werden, te zwak om zich te organiseren tegen de lokale militaire gangsters en hun imperialistische sponsors. Dit is het meest evident in de huidige oorlog in Syrië, waar men niet alleen een ongenadige afslachting van de bevolking heeft gezien door lucht- en andere bombardementen, vooral door de officiële strijdkrachten van de staat, maar ook de afleiding van een aanvankelijke sociale onvrede door de vorming van militaire fronten en de rekrutering van tegenstanders van het regime in een wirwar van gewapende bendes, de ene wreder dan de andere.
In de kapitalistische centra, hebben dergelijke afschuwelijke scenario’s vooral gevoelens van wanhoop en onmacht doen ontstaan – voornamelijk omdat het er op kan lijken dat elke poging om te rebelleren tegen het huidige systeem enkel kan leiden tot een nog veel ergere situatie. Het treurige lot van de “Arabische lente” kan gemakkelijk gebruikt worden tegen de mogelijkheid tot revolutie. Maar de verbrokkeling van hele landen in de periferie van Europa is, in de loop van de laatste dertig jaren, als een boemerang beginnen te werken op de arbeidersklasse in het centrum van het systeem. Dit kan samengevat worden in twee vraagstukken: enerzijds de steeds meer chaotische ontwikkeling van de wereldwijde vluchtelingencrisis, die zich werkelijk heeft uitgebreid over de hele planeet, en anderzijds de ontwikkeling van het terrorisme.
17. Het triggermoment van de vluchtelingencrisis was de openstelling van de grenzen van Duitsland (en Oostenrijk) voor de vluchtelingen van de “Balkan-route” in 2015. De motieven voor deze beslissing van de kanselier Merkel waren dubbel. Eerstens, de economische en demografische toestand van Duitsland (een bloeiende industrie die geconfronteerd werd met het vooruitzicht van schaarste aan gekwalificeerde en “gemotiveerde” arbeidskrachten). Ten tweede het gevaar van de ineenstorting van de openbare orde in Zuid-Oost Europa vanwege de concentratie van duizenden vluchtelingen in landen die dit niet aankonden.
Maar de Duitse bourgeoisie had de gevolgen van haar eenzijdige beslissing op de rest van de wereld slecht ingeschat, in het bijzonder in Europa. In het Midden-Oosten en in Afrika zijn miljoenen vluchtelingen en andere slachtoffers van de kapitalistische ellende begonnen plannen te maken om naar Europa te trekken, in het bijzonder naar Duitsland. In Europa hebben de regels van de EU, zoals die van “Schengen” of het “Verdrag van Dublin”, het probleem van Duitsland tot een probleem van heel Europa gemaakt. Een van de eerste gevolgen van deze toestand is een crisis geweest van de Europese Unie – tot op heden misschien wel de ergste in haar geschiedenis.
De komst van zovele vluchtelingen in Europa bracht in het begin een spontane golf van sympathie teweeg bij grote delen van de bevolking – een geestdrift die nog sterk is in landen zoals Italië of Duitsland. Maar deze geestdrift werd snel verstikt door een xenofobe reactie in Europa die niet alleen door de populisten werd georganiseerd maar ook door de veiligheidsdiensten en de professionele verdedigers van de burgerlijke wet en orde, die gealarmeerd werden door de plotselinge en ongecontroleerde toevloed van niet-geïdentificeerde personen. De schrik voor de komst van terroristische agenten ging gepaard met de vrees voor het feit dat de komst van zovele moslims de ontwikkeling zou versterken van subculturen van immigranten in Europa, die zich niet identificeren met de natie-staat van het land waarin zij leven. Deze vrees werd nog versterkt door de toename van terroristische aanslagen in Frankrijk, België en Duitsland. In Duitsland zelf was er een duidelijke toename van terroristische aanvallen van rechts tegen de vluchtelingen. In delen van de voormalige DDR heeft zich een ware pogromsfeer ontwikkeld. In geheel West-Europa is de “vluchtelingencrisis”, na de economische crisis, de tweede factor geworden die (versterkt door het fundamentalistisch terrorisme) de vlammen aanwakkert van het rechtse populisme.
Zoals de economische crisis na 2008 ernstige verdeeldheid teweeg bracht binnen de bourgeoisie wat betreft de beste manier om de wereldeconomie te beheren, markeerde 2015 het begin van het einde van een consensus met betrekking tot de immigratie. Tot dan toe was een half-doorlaatbare grens de basis van het beginsel van deze politiek geweest. De muur tegen Mexico die Donald Trump wil bouwen bestaat al, net zoals die rond Europa (ook in de vorm van militaire patrouilleschepen en gevangenissen op de luchthavens). Maar de bedoeling van de huidige muren is de immigratie te vertragen en te reguleren, niet om die te beletten. De immigranten onwettig binnen laten komen criminaliseert hen, verplicht hen op die manier om te werken voor een hongerloon, in verschrikkelijke omstandigheden, zonder enig recht op sociale voorzieningen. Door mensen te verplichten hun leven te riskeren om toegelaten te worden, wordt het grenzenbeleid bovendien een soort barbaars selectiemechanisme, waarbij alleen de meest gewaagde, vastberaden en dynamische vluchtelingen binnen geraken.
De zomer van 2015 vormde in feite het begin van de ineenstorting van het bestaande immigratiesysteem. De onevenwichtigheid tussen het onophoudelijk groeiende aantal van diegenen die proberen binnen te geraken enerzijds en de afnemende vraag naar arbeidskrachten in de landen waar zij binnenkomen anderzijds, (met Duitsland als uitzondering) is onhoudbaar geworden. En zoals gewoonlijk hebben de populisten een gemakkelijke oplossing bij de hand: de half-doorlaatbare grens moet ondoordringbaar worden, ongeacht het geweld dat daarbij vereist is. Ook daar lijkt wat zij voorstellen vanuit burgerlijk standpunt heel geloofwaardig. Het komt niet meer of minder neer op de toepassing van de logica van “gesloten gemeenschappen” op de schaal van complete naties.
Ook op dat vlak zijn de gevolgen van deze toestand, voor het ogenblik, zeer negatief voor het bewustzijn van de arbeidersklasse. De ineenstorting van het Oostblok werd voorgesteld als de ultieme zege van het westerse democratische kapitalisme. Daartegenover stond, vanuit het gezichtspunt van het proletariaat, dat de crisis van het kapitalisme, op alle vlakken, zou bijdragen tot het beschadigen van het imago van het kapitalisme als het best mogelijke systeem. Maar vandaag – en ondanks de ontwikkeling van de crisis – zijn miljoenen mensen (en niet enkel vluchtelingen) bereid om hun leven te wagen om toegang te krijgen tot de oude kapitalistische centra zoals Europa en Noord-Amerika. Dit kan niet anders dan de indruk versterken dat deze zones (relatief gezien tenminste) wel geen paradijzen zijn, maar ten minste eilanden van welvaart en relatieve stabiliteit.
In tegenstelling tot de periode van de Grote Depressie in de jaren 1930, toen de ineenstorting van de wereldeconomie vooral tot uiting kwam in de Verenigde Staten en in Duitsland, zullen de centrale kapitalistische landen vandaag, dank zij een globale staatskapitalistische aanpak, waarschijnlijk de laatsten zijn om in te storten. In deze context is een situatie ontstaan die lijkt op deze van een belegerde burcht, meer bepaald (maar niet uitsluitend) in Europa en de VS. Er bestaat een reëel gevaar dat de arbeidersklasse in deze zones, zelfs al is ze niet actief gemobiliseerd achter de ideologie van de heersende klasse, de bescherming opzoekt van haar “eigen” uitbuiters (“de identificatie met de agressor” om het in psychologische termen te zeggen) tegen wat gezien wordt als een gemeenschappelijk gevaar dat van buitenaf komt.
18. De “weerslag” van de terroristische aanvallen als gevolg van de oorlogen in het Midden-Oosten is begonnen lang voor de huidige vluchtelingencrisis. De aanvallen van Al Qaïda op de Twin Towers in 2001, gevolgd door de andere wreedheden in het openbaar vervoer in Madrid en Londen, toonden reeds dat de belangrijkste kapitalistische staten zouden gaan oogsten wat ze in Afghanistan en Irak gezaaid hadden. Maar de recente reeks moorddadige aanslagen in Duitsland, Frankrijk, België, Turkije, de Verenigde staten en elders, die toegeschreven werden aan de Islamitische Staat, hoewel ze dikwijls eerder van amateuristische en zelfs van toevallige aard waren, waarbij het steeds moeilijker wordt om het onderscheid te maken tussen een getrainde terroristische “soldaat” en een geïsoleerd, gestoord individu, maar die plaatsvonden in combinatie met de vluchtelingencrisis, heeft de gevoelens van wantrouwen en paranoia onder de bevolking nog versterkt. Dit leidt ertoe dat de mensen zich tot de staat richten om bescherming te vragen tegen de vormeloze en onvoorspelbare “interne vijand”. Tegelijkertijd biedt de nihilistische ideologie van de Islamitische Staat en zijn trawanten een kort moment van glorie aan de jonge rebellerende immigranten die voor zichzelf geen toekomst zien in de quasi getto’s van de westerse metropolen. Het terrorisme dat, in de fase van ontbinding, steeds meer het middel is geworden om oorlog te voeren tussen staten en proto-staten, maakt het steeds moeilijker om uitdrukking te geven aan het internationalisme.
19. De huidige opkomst van het rechtse populisme is dus gevoed door deze verschillende factoren – de economische crisis van 2008, de impact van de oorlog, van het terrorisme en van de vluchtelingencrisis – en blijkt een geconcentreerde uitdrukking te zijn van de ontbinding van het systeem, van de onbekwaamheid van een van de twee belangrijkste klassen van de maatschappij om een perspectief te bieden voor de mensheid. Vanuit het standpunt van de heersende klasse betekent dit de uitputting van de “neo-liberale” consensus die het kapitalisme in staat had gesteld om zich, sinds het begin van de openlijke economische crisis van 1970, overeind te houden en de accumulatie zelfs op te drijven en, in het bijzonder, sinds de uitputting van de keynesiaanse politiek die had overheerst in de no-oorlogse boom. In de nasleep van de krach van 2008, die de enorme welvaartskloof nog verbreed heeft tussen de weinige superrijken en de grote meerderheid, zijn de deregulering en de globalisering, evenals het “vrije verkeer” van kapitaal en arbeid in een kader dat bedacht werd door de machtigste staten van de wereld, door een groeiend deel van de bourgeoisie in vraag gesteld. Daarvan is het rechtspopulisme de typische exponent, zelfs al kan het neo-liberalisme en neo-keynesianisme in een en hetzelfde campagnediscours met elkaar verwisselen. Het wezen van de populistische politiek is de politieke, administratieve en juridische formalisering van de ongelijkheid van de burgerlijke samenleving. De crisis van 2008 heeft er in het bijzonder toe bijgedragen om duidelijk te stellen dat wat voorgesteld wordt als formele gelijkheid eigenlijk de grondslag is van een sociale ongelijkheid die meer dan ooit evident is. In een situatie waarbij het proletariaat niet in staat is om zijn revolutionaire oplossing – de instelling van een klassenloze maatschappij – naar voren te schuiven, bestaat de populistische reactie erin de bestaande schijnheilige pseudo-gelijkheid te willen vervangen door een “eerlijk” en open systeem van wettelijke discriminatie. Dit is de kern van de “conservatieve revolutie” waarvoor de topraadgever van president Trump, Steve Bannon, voor pleit.
Een eerste aanwijzing van wat wordt bedoeld met leuzen als “Amerika eerst”, wordt gegeven door het verkiezingsprogramma “Frankrijk eerst” van het Front National. Het stelt voor om de Franse burgers voorrang te verlenen op het gebied van tewerkstelling, belastingen en sociale uitkeringen, ten opzichte van de staatsburgers van andere landen van de Europese Unie die, op hun beurt, voorrang zouden krijgen op de overige vreemdelingen. Er bestaat een gelijkaardig debat in Groot-Brittannië over het vraag of de burgers van de EU, na de Brexit, zouden kunnen genieten van een overgangsstatuut tussen staatsburger en vreemdeling. In het Verenigd Koninkrijk was het hoofdargument dat naar voren werd gebracht ten gunste van de Brexit geen verwerping van de handelspolitiek van de EU of om het even welke Britse protectionistische drijfveer ten opzichte van continentaal Europa, maar de politieke wil om de “nationale soevereiniteit te herwinnen” voor wat betreft de immigratie en de nationale arbeidsmarkt. De logica van deze argumentatie is dat, bij afwezigheid van een perspectief op lange termijn groei voor de nationale economie, de levensomstandigheden van de autochtone bevolking slechts min of meer kunnen worden gestabiliseerd door een discriminatie van alle anderen.
20. In plaats van een tegengif te vormen tegen de lange en diepe teruggang van het klassebewustzijn, van de klasse-identiteit en de strijdbaarheid na 1989, hebben de zogenaamde financiële crisis en die van de Euro het tegengestelde effect gehad. Vooral de verderfelijke gevolgen van het verlies van solidariteit in de rangen van het proletariaat zijn aanzienlijk toegenomen. Meer in het bijzonder zien wij de opkomst van het zoeken naar zondebokken, een manier van denken die personen – waarop alle kwaad van de wereld geprojecteerd wordt – de schuld geeft van alles wat er slecht gaat in de maatschappij. Dergelijke ideeën maken de weg vrij voor pogroms. Vandaag is het populisme daarvan de meest treffende manifestatie, maar het is verre van de enige manifestatie van dit probleem, dat ertoe neigt alle sociale verhoudingen te doordringen. Op het werk en in het dagelijkse leven van de arbeidersklasse verzwakt het in toenemende mate de samenwerking en versterkt de atomisering en de ontwikkeling van het wederzijdse wantrouwen en van pesterijen.
De marxistische arbeidersbeweging heeft sedert lange tijd de theoretische visies verdedigd die een tegengewicht geven aan deze tendens. De twee meest wezenlijke visies waren de volgende: a) in het kapitalisme is de uitbuiting onpersoonlijk geworden, aangezien ze werkt volgens de “marktwetten” (waardewet), de kapitalisten zelf zijn verplicht zich aan deze wetten te onderwerpen; b) ondanks de indruk dat het functioneert als een machine, is het kapitalisme een sociale verhouding tussen klassen, aangezien dit “systeem” gebaseerd is op en in stand gehouden wordt door een wilsdaad van de burgerlijke staat (de schepping en versterking van het kapitalistische privé-eigendom); de klassenstrijd is dus niet persoonlijk maar politiek. In plaats van personen te bestrijden, strijdt zij tegen een systeem - en de klasse die het belichaamt - om de sociale verhoudingen om te vormen. Deze visies hebben zelfs de meest bewuste lagen van het proletariaat nooit immuun gemaakt voor het zoeken naar zondebokken. Maar ze versterken de weerstand van het proletariaat tegen deze tendenzen. Dat verklaart gedeeltelijk waarom het proletariaat, zelfs midden in de contrarevolutie, Duitsland daarbij inbegrepen, zich meer en langer verzet heeft tegen de uitbarsting van antisemitisme dan andere delen van de maatschappij. Deze proletarische tradities bleven positieve effecten hebben, ook toen de arbeiders zich niet langer op een bewuste manier identificeerden met het socialisme. De arbeidersklasse blijft dus de enige dam tegen de uitbreiding van dat soort gif, zelfs als bepaalde delen ervan er ernstig door zijn aangetast.
21. Dat alles heeft een verandering teweeg gebracht in het politieke palet van de burgerlijke maatschappij in haar geheel; die is nochtans, voor het ogenblik helemaal niet in het voordeel van het proletariaat. In landen zoals de Verenigde Staten of Polen, waar de populisten daadwerkelijk in de regering zitten, verdedigen de belangrijke staatbetogingen vooral de bestaande kapitalistische democratie en haar “liberale” reglementering. Een ander vraagstuk dat de massa’s mobiliseert is de strijd tegen de corruptie, zoals in Brazilië, in Zuid-Korea, in Roemenië of in Rusland. De “5 Sterren” beweging in Italië teert voornamelijk op deze kwestie. De corruptie, die eigen is aan het kapitalisme, neemt in zijn laatste fase epidemische vormen aan. Aangezien het schade toebrengt aan de productiviteit en aan het concurrentievermogen, zijn diegenen die er tegen strijden tot de beste verdedigers geworden van de belangen van het nationale kapitaal. De hoeveelheid nationale vlaggen, waarmee in dergelijke betogingen gezwaaid wordt, zijn geen toeval.
Er bestaat ook een hernieuwde belangstelling voor de burgerlijke verkiezingen. Door de teruggang van de solidariteit of als een soort protest tegen de gevestigde politiek klasse, vallen bepaalde delen van de arbeidersklasse ten prooi aan het stemmen voor de populisten. Deze arbeiders hebben tegenwoordig de indruk dat zij de heersende klasse meer kunnen doen wankelen en druk op haar kunnen uitoefenen door te stemmen voor de populisten, dan op te komen voor de proletarische strijd. Dit vormt een van de belemmeringen voor de ontwikkeling van het perspectief van de emancipatie Maar het grootste gevaar is misschien wel dat de meest moderne en geglobaliseerde sectoren van de klasse, in het hart van het productieproces, door hun verontwaardiging tegen de smerige uitsluiting die wordt voorgestaan door het populisme, of vertrekkend van een min of meer helder begrip dat deze stroming de stabiliteit van de bestaande orde in gevaar brengt, zouden kunnen trappen in de val van de verdediging van het heersende democratische kapitalistische regime.
22. De opkomst van het populisme en het anti-populisme vertoont bepaalde gelijkenissen met de jaren 1930, toen de arbeidersklasse werd gevangen tussen de tang van het fascisme en het anti-fascisme. Maar ondanks deze gelijkenis is de historische situatie niet dezelfde als die van de jaren 1930. Toentertijd had het proletariaat in de Sovjet-Unie en in Duitsland niet alleen een politieke klap gekregen maar ook een fysieke nederlaag geleden. In tegenstelling daarmee zitten we vandaag niet in een contrarevolutionaire situatie. Om die reden is de kans dat de heersende klasse zal proberen om het proletariaat een fysieke nederlaag op te leggen op dit moment erg klein. Er is nog een verschil met de jaren 1930: de ideologische steun van de proletariërs voor het populisme of het anti-populisme is geenszins definitief. Vele arbeiders die vandaag stemmen voor een populistische kandidaat kunnen, van de ene op de andere dag, weer aan de kant staan van hun strijdende klassebroeders, en hetzelfde geldt voor de arbeiders die meegesleurd worden in anti-populistische manifestaties. De arbeidersklasse is vandaag, vooral in de oude centra van het kapitalisme, niet bereid om haar leven op te offeren voor de belangen van de natie, ondanks de groter wordende invloed van het nationalisme op bepaalde sectoren van de klasse. Ze heeft evenmin de mogelijkheid verloren om te vechten voor haar eigen belangen en dit potentieel blijft de kop opsteken, zelfs al is het op een veel meer versnipperde en vluchtige manier dan in de periode 1968-1989 en 2006-2013. Tegelijkertijd zet zich een proces voort van nadenken en rijping in de schoot van een minderheid van het proletariaat ondanks de moeilijkheden en de terugslagen. En dat wijst op zijn beurt op een meer onderaards proces dat plaatsgrijpt in veel bredere lagen van het proletariaat.
Onder die voorwaarden zou de poging om het proletariaat te terroriseren potentieel gevaarlijk en zeer waarschijnlijk contraproductief zijn. Het zou sterk de illusies van de arbeiders kunnen uithollen, die er bestaan over het democratisch kapitalisme, en dat is net een van de belangrijkste ideologische troeven van de uitbuiters.
Om al deze redenen biedt het veel meer voordelen voor de kapitalistische klasse om de negatieve gevolgen van de ontbinding en de impasse van het kapitalisme aan te wentelen tegen de arbeidersklasse.
23. Een van de voornaamste aanvalslijnen van de “liberale” bourgeoisie tegen de Oktoberrevolutie van 1917 was en blijft het zogenaamde contrast tussen de democratische verwachtingen van de Februariopstand en de Bolsjewistische “staatsgreep” van Oktober, die Rusland in onheil en tirannie stortte. Maar de sleutel tot het begrijpen van de Oktoberrevolutie is dat ze berust op de noodzaak om te breken met het imperialistische oorlogsfront. Dat werd door alle fracties van de bourgeoisie overeind gehouden en niet in het minst door haar “democratische” vleugel. Daardoor werd dit het eerste wapenfeit van de wereldrevolutie. Het was het eerste duidelijke antwoord van het wereldproletariaat op de intrede van het kapitalisme in zijn periode van neergang. En het was vooral op dat vlak dat Oktober 1917, verre van een relict uit oeroude tijden, een mijlpaal is voor de toekomst van de mensheid.
Thans, na de tegenslagen die de arbeidersklasse te verwerken heeft gekregen van de kant van de wereldbourgeoisie, lijkt de herovering van haar revolutionnair project zeer ver verwijderd. En nochtans: “in zekere zin vormt het vraagstuk van het kommunisme de eigenlijke kern van de moeilijke toestand van de mensheid vandaag, domineert het de wereldsituatie in de vorm van de leegte die het geschapen heeft door zijn afwezigheid” (Rapport over de Wereldsituatie). De veelvuldige barbaarse gebeurtenissen van de 20e en 21e eeuw, van Hiroshima tot Auschwitz, van Fukushima tot Aleppo, zijn de zware prijs die de mensheid betaald heeft voor de mislukking van de Kommunistische revolutie al die decennia geleden. En als in dit late ogenblik van het verval van de burgerlijke beschaving, de hoop op een revolutionaire omvorming definitief zou zijn vermorzeld, zouden de gevolgen voor de overleving van de maatschappij nog erger zijn. En toch zijn wij ervan overtuigd dat deze hoop nog steeds leeft en nog altijd stoelt op reële mogelijkheden.
Enerzijds is die gebaseerd op de objectieve mogelijkheid en noodzakelijkheid van het kommunisme. Dit zit verweven in de botsing tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen, die steeds heviger wordt. Deze botsing wordt steeds heviger juist omdat het kapitalisme in verval en de ontbinding, in tegenstelling tot de klassenmaatschappijen van weleer die een ganse periode kenden van stagnatie, nooit zijn opgehouden met hun globale expansie en hun doordringing van alle poriën van het sociale leven. Men kan dit zien op meerdere vlakken:
- In de tegenstelling tussen het potentieel dat vervat zit in de moderne technologie en haar huidige aanwending binnen het kapitalisme: de ontwikkeling van de informatietechnologie en de kunstmatige intelligentie, die gebruikt zouden kunnen worden om bij te dragen tot de bevrijding van de mensheid van vervelend werk en de werkdag enorm zouden kunnen verkorten, heeft enerzijds geleid tot het schrappen van banen en anderzijds tot het verlengen van de werkdag.
- In de tegenstelling tussen het wereldwijde, geassocieerde karakter van de kapitalistische productie en het privé-eigendom die enerzijds de deelname belicht van miljoenen proletariërs in de productie van de sociale rijkdom en anderzijds de toe-eigening ervan door een kleine minderheid, wier arrogantie en verspilling een klap in het gezicht zijn voor stagnerende levensomstandigheden of totale verarming waarmee de overgrote meerderheid wordt geconfronteerd. Het globaal objectieve karakter van de arbeidsassociatie is de laatste decennia spectaculair toegenomen, in het bijzonder door de industrialisering van China en andere landen van Azië. Deze nieuwe proletarische bataljons, die zich dikwijls heel strijdbaar hebben getoond, vormen in potentie een nieuwe grote bron van kracht voor de globale klassestrijd, zelfs indien het proletariaat van West-Europa de sleutel bewaart tot de politieke rijping van de arbeidersklasse met het oog op de revolutionaire confrontatie met het kapitaal.
- In de tegenstelling tussen de gebruikswaarde en de ruilwaarde komt vooral de crisis van overproductie tot uiting en van alle middelen die het kapitalisme aanwendt om die te boven te komen, in het bijzonder de massale toevlucht tot het krediet. De overproductie, deze ingebakken absurditeit van het kapitalisme, toont tegelijkertijd overduidelijk de mogelijk aan van overvloed en de onmogelijkheid om daartoe te geraken binnen het kapitalisme. Eén voorbeeld van de technologische ontwikkeling belicht deze absurditeit nog duidelijker: Internet heeft het mogelijk gemaakt om allerlei soorten goederen gratis te verdelen (muziek, boeken, films, enz.) en toch moet het kapitalisme, vanwege de noodzaak het winstsysteem overeind te houden, een enorme bureaucratie in het leven roepen om zich ervan te verzekeren dat een dergelijke gratis distributie wordt beperkt of voornamelijk werkt als een forum dat reclame maakt voor goederen. Bovendien resulteert de overproductiecrisis in voortdurende aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de verarming van een groot deel van de mensheid.
- In de tegenstelling tussen de globale expansie van het kapitaal en de onmogelijkheid om de grenzen te overschrijden van de natie-staat. De bijzondere fase van globalisering, die in de jaren tachtig begon, heeft ons steeds dichter gebracht bij het door Marx in de Grundrisse voorspelde punt: "de universaliteit waarnaar het onweerstaanbaar tendeert, stuit op hindernissen van zijn eigen aard, die het in een bepaald stadium van zijn ontwikkeling toelaten te worden erkend als zelf de grootste belemmering voor deze tendens te zijn, en van daaruit zal leiden tot zijn eigen overstijging". [1].
Deze tegenstelling kon natuurlijk al opgemerkt worden door de revolutionairen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, aangezien de wereldoorlog zelf de eerste duidelijke uitdrukking was dat, terwijl de natie-staat zichzelf overleefde, het kapitalisme het niet echt kon overstijgen. En vandaag weten wij dat de verdwijning – in feite de val – van het kapitalisme geen louter economische vorm zal aannemen: hoe meer het zijn economische impasse nadert, hoe erger zijn drift zal zijn naar “overleving” ten koste van anderen via militaire middelen. De openlijke nationalistische oorlogsdrift van Trump, Poetin, en anderen betekent dat de kapitalistische globalisering, verre van de mensheid te verenigen, ons steeds dichter naar de zelfvernietiging voert, zelfs als de neergang in de hel niet noodzakelijk de vorm van een wereldoorlog zal aannemen.
- In de tegenstelling tussen de kapitalistische productie en de natuur, die sinds het begin van het kapitalisme (Adam Smith) als een “vrije gift” beschouwd wordt. Deze tegenstelling bereikt ongekende niveaus in de fase van de ontbinding. Dit komt het sterkst tot uiting in het openlijke vandalisme van diegenen die de klimaatverandering ontkennen en die het voor het zeggen hebben in de VS en in de opkomst van hun gezworen vijand, China, waar de ongebreidelde zoektocht naar groei ten koste van alles geleid heeft tot steden waar de lucht niet meer valt in te ademen. Daarbij komt nog het gevaar van de hoge vlucht van de globale opwarming en – in een bizarre combinatie van antiek bijgeloof en modern gangsterkapitalisme –de versnelde complete vernietiging van soorten, in Afrika en elders, die gevangen worden omwille van magische geneeskracht van hun hoorns of hun huiden. Het kapitalisme kan niet voortbestaan zonder deze groeimanie maar die is wel onverenigbaar met de gezondheid van het leefmilieu, waarin de mensheid leeft en ademt. Het voortbestaan zelf van het kapitaal bedreigt dus het menselijk bestaan, en niet enkel op militair vlak, maar ook op het vlak van zijn verhouding tot de natuur.
- Die ondraaglijke verscherping van de hierboven aangehaalde tegenstellingen wijzen allen naar één mogelijke oplossing: de wereldwijde geassocieerde productie voor gebruik en niet voor winst, een associatie niet enkel tussen de mensen maar ook tussen de mensen en de natuur. Misschien berust het grootste potentieel voor deze verandering momenteel in het feit dat, in de schoot van de meest moderne en centrale sectoren van het wereldproletariaat, de jonge generatie, alhoewel ze steeds meer bewust is van de ernst van de historische situatie, de wanhoop van de “no future” van de vorige decennia niet deelt. Dit vertrouwen is gebaseerd op het besef van ieders eigen geassocieerde productiviteit: op het potentieel dat vertegenwoordigd wordt door de wetenschappelijke en technische vooruitgang, op de “accumulatie” van kennis en middelen om die te bereiken, en op de groei van een veel diepere en meer kritische interactie tussen de mensheid en de rest van de natuur. Tegelijkertijd is dit deel van het proletariaat – zoals we gezien hebben in de bewegingen van West-Europa in 2011, die op het hoogtepunt de leuze van de “wereldrevolutie” hanteerden – vandaag veel bewuster van het internationale karakter van de geassocieerde arbeid en dus beter in staat om de mogelijkheden aan te grijpen van de internationale eenmaking van de strijd.
Maar de globale eenmaking van het proletariaat is een oplossing die het kapitaal ten koste van alles moet vermijden, zelfs als het daarvoor middelen moet gebruiken, die de inherente grenzen aantonen van de productie van ruilwaren. De ontwikkeling van het staatskapitalisme in het tijdperk van het verval is, in zekere zin, een soort van wanhopige zoektocht naar een manier om een maatschappij in stand te houden met totalitaire middelen. Het is een poging van de heersende klasse om haar controle uit te oefenen op het economische leven in een periode waarin de ontwikkeling van de “natuurlijke wetten” van het systeem het doen afstevenen op zijn eigen ineenstorting.
24. Zelfs al kan het kapitalisme de noodzaak van het kommunisme niet bezweren, toch weten wij dat de nieuwe productiewijze niet vanzelf kan ontstaan, maar dat hij de bewuste tussenkomst vereist van de revolutionaire klasse, het proletariaat. In weerwil van de extreme moeilijkheden waaraan de klasse vandaag blootstaat, van haar ogenschijnlijke onbekwaamheid om haar “eigen” kommunistisch project te doen ontluiken, hebben wij reeds onze argumenten onderstreept om te bevestigen dat deze opleving, deze wederopstanding van het proletariaat als klasse voor het kommunisme, vandaag nog mogelijk is. Want op dezelfde wijze als het kapitalisme de objectieve noodzaak van het kommunisme niet kan bezweren, kan het evenmin de subjectieve aspiraties naar een nieuwe maatschappij onderdrukken, of de zoektocht naar het inzicht hoe deze te verwezenlijken, in de schoot van de geassocieerde klasse, het proletariaat.
De herinnering aan wat de Rode Oktober werkelijk betekent en natuurlijk ook de herinnering aan de revolutie in Duitsland en de revolutionaire golf die ontketend werd door Oktober, kunnen niet helemaal verdwijnen. Het werd, om zo te zeggen, onderdrukt, maar alle onderdrukte herinneringen zijn bestemd om weer op te duiken wanneer de omstandigheden er rijp voor zijn. Er bestaat, binnen de klasse, nog altijd een minderheid die de werkelijke geschiedenis en haar lessen op een bewuste manier vastgehouden en uitgewerkt heeft, klaar om de overdenking van de klasse te bevruchten, wanneer deze de noodzaak herontdekt om zin te geven aan haar eigen geschiedenis.
De klasse kan dit niveau van zoektocht op een massale schaal niet bereiken zonder de harde school van de praktische strijd te passeren. Deze strijd, als antwoord op de toenemende aanvallen van het kapitaal, vormt de rotsvaste basis voor de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en de grenzeloze solidariteit die voortspruit uit de realiteit van de geassocieerde arbeid.
Maar de impasse waarin de economische - zuiver defensieve - strijd van het proletariaat sinds 1968 is verzeild, vereist enerzijds ook een theoretische strijd, een opzoekwerk om “op diepgaande wijze” het eigen verleden en zijn mogelijke toekomst te begrijpen. Dit is een zoektocht die, voor de klassebeweging, enkel kan leiden tot de noodzaak te gaan van het lokale en nationale vlak naar het wereldwijde, van het economische naar het politieke, van het defensieve naar het offensieve. Zelfs al is de onmiddellijke klassestrijd min of meer een feit in het leven van het kapitalisme, toch is er geen enkele waarborg dat deze volgende vitale stap ook zal gezet worden. Maar ze manifesteert zich, hoe beperkt en verward ze ook moge zijn, via de strijd van de huidige generatie proletariërs, en dan vooral in bewegingen zoals die van de Indignados in Spanje. Die was trouwens een uiting van daadwerkelijke verontwaardiging tegen het systeem in zijn geheel, – een “achterhaald” systeem zoals de betogers op hun spandoeken demonstreerden – van een verlangen om te begrijpen hoe dit systeem functioneert, en wat het zou kunnen vervangen. En tegelijkertijd ook van het ontdekken van de organisatorische middelen die aangewend kunnen worden om te ontsnappen aan de instellingen van de bestaande orde. Deze middelen waren in wezen niet nieuw: de veralgemening van de massale bijeenkomsten, de verkiezing van afgevaardigden met een mandaat, waren een duidelijke echo van de tijd van de sovjets van 1917. Het was een duidelijke demonstratie van de diepgaande werking van de “oude mol” in de ondergrond van het maatschappelijk leven.
Dat gaf ook een eerste schets van het potentieel voor de ontwikkeling van wat men de politieke en morele dimensie van de proletarische strijd zou kunnen noemen: het opduiken van een diepgaande verwerping van de bestaande levenswijze en gedrag door grotere sectoren van de klasse. De evolutie van dit moment is een zeer belangrijke factor in de voorbereiding en in de rijping zowel van de massale strijd op een klasseterrein als van een revolutionair perspectief.
Tezelfdertijd wijst de mislukking van de beweging van de Indignados om een werkelijke klasse-identiteit in het leven te roepen, op de noodzaak om deze ontluikende politisering, op straat en op de pleinen, te koppelen aan de economische strijd, aan de beweging in de werkplaatsen, waar de arbeidersklasse nog haar meest onderscheiden bestaan heeft. De revolutionaire toekomst berust niet op een “negatie” van de economische strijd, zoals beweerd wordt door de modernisten, maar op een werkelijke synthese van de politieke en economische dimensies van de klassebeweging, zoals werd vastgesteld en verdedigd in “De Massastaking” van Rosa Luxemburg.
25. In de ontwikkeling van het vermogen om het verband te zien tussen de politieke en economische dimensies van de strijd spelen de kommunistische politieke organisaties een onontbeerlijke rol. En daarom zal de bourgeoisie alles in het werk stellen om de rol van de Bolsjewistische Partij te belasteren, door haar voor te stellen als een samenzwering van fanatici en intellectuelen die enkel geïnteresseerd waren in de verovering van de macht. De taak van de kommunistische minderheid is niet om strijd uit te lokken of vooraf te organiseren, maar om daarin tussen te komen om de methodes en de doelstellingen van de beweging te verhelderen.
Teneinde de Rode Oktober te verdedigen moeten we natuurlijk ook aantonen dat het stalinisme, verre van een vervolg daarvan te zijn, de burgerlijke contrarevolutie was tegen die Oktoberrevolutie. Deze taak is vandaag des te noodzakelijker tegenover het gewicht van de opvatting als zou de ineenstorting van het stalinisme hebben bewezen dat het kommunisme, economisch gezien, onmogelijk te verwezenlijken is. De negatieve inwerking van dit gewicht op de zoekende politieke minderheden – het onstabiele milieu tussen het Linkskommunisme en de linkse fractie van het kapitaal – is aanzienlijk. Terwijl de verwarde maar toch openlijk antikapitalistische ideeën, zoals de radenistische of autonomistische stromingen, vóór 1989 redelijk veel invloed hadden in die kringen, is er sindsdien een belangrijke opmars geweest van opvattingen gebaseerd op de vorming van netwerken van wederzijdse uitwisseling op locaal niveau, van het behoud en de uitbreiding van gebieden met een zelfvoorzienende economie of van de nog bestaande “communes”. De opmars van dergelijke ideeën toont aan dat zelfs de meest gepolitiseerde sectoren van het proletariaat op dit moment vaak niet in staat zijn om zich een maatschappij in te beelden die het kapitalisme overtreft. Onder deze omstandigheden is een van de noodzakelijke factoren om de opkomst van een toekomstige generatie van revolutionairen voor te bereiden dat de huidige revolutionaire minderheden op de meest diepgaande en overtuigende manier (zonder te vervallen in utopisme) uitleggen waarom het kommunisme vandaag niet alleen noodzakelijk is, maar ook een zeer reële en praktische mogelijkheid is.
Gezien de uiterst beperkte en versnipperde aard van de Kommunistische Linkerzijde van vandaag, en de enorme moeilijkheden waarmee een veel breder milieu van elementen die op zoek zijn naar politieke helderheid geconfronteerd worden, is het overduidelijk dat er een enorme weg afgelegd dient te worden van het huidige kleine revolutionaire milieu naar heel de toekomstige bekwaamheid om op te treden als een authentieke voorhoede in de massale klassebewegingen. De revolutionairen en de gepolitiseerde minderheden zijn niet eenvoudigweg passieve producten van deze toestand, aangezien hun eigen verwarringen ertoe bijdragen om de verdeeldheid en de desoriëntatie nog meer te verergeren. Maar in wezen is de zwakheid van de revolutionaire minderheid een uiting van de zwakheid van de klasse in haar geheel, en zijn er geen organisatorische recepten of activistische ordewoorden die dat kunnen verhelpen.
De tijd speelt niet langer in het voordeel van de arbeidersklasse, maar zij kan niet sneller zijn dan haar schaduw. Zij is wel degelijk genoodzaakt om veel te recupereren van wat zij verloren heeft, niet alleen sinds 1917, maar ook van de strijd tussen 1968-1989. Van de revolutionairen vereist dat een geduldig werk, op lange termijn, van analyse van de reële klassebeweging en de perspectieven die voortvloeien uit de crisis van de kapitalistische productiewijze. En op grond van deze theoretische inspanning moeten zij antwoorden geven op vragen die gesteld worden door elementen die toenadering zoeken tot de kommunistische standpunten. Het meest belangrijke aspect van dit werk is dat het beschouwd moet worden als een deel van de politieke en organisatorische voorbereiding van de toekomstige partij, wanneer de objectieve en subjectieve voorwaarden opnieuw het probleem van de revolutie zullen stellen. Met andere woorden, de taken van de revolutionaire organisatie van vandaag zijn dezelfde als die van een kommunistische fractie, zoals dit op zeer heldere wijze werd uitgewerkt door de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930.
Voetnoten
[1] Schrift IV, Het hoofdstuk over het kapitaal
Tegen al de leugens in die vandaag de ronde doen over Mei 1968 moeten de revolutionairen de waarheid rechtzetten, moeten zij de sleutels aangeven om de betekenis en de lessen uit deze gebeurtenissen te begrijpen, moeten zij in het bijzonder haar eersteklas begrafenis verhinderen onder een lawine van bloemen en kransen.
Daarmee zijn we begonnen met de publicatie van een artikel in onze revue dat terugkomt op het eerste aspect van de “gebeurtenissen van Mei 68”, de studentenrevolte, op internationaal vlak en in Frankrijk. Hier keren we terug op het essentiële onderdeel van deze gebeurtenissen: de beweging van de arbeidersklasse.
In het eerste artikel sloten we het verslag van de gebeurtenissen in Frankrijk als volgt af: “Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen... ”.
In Nantes zijn het de jonge arbeiders, van dezelfde leeftijd als de studenten, die de beweging op gang brengen. Hun redenering is eenvoudig: “als de studenten, die toch geen druk kunnen uitoefenen met een staking, de kracht bezaten om de regering terug te dringen, dan kunnen de arbeiders haar ook doen wijken”. Van hun kant komen de studenten van de stad hun solidariteit betuigen met de arbeiders en sluiten zich aan bij hun stakingspiket: verbroedering. Het is duidelijk dat de campagnes van de PCF[1] en de CGT[2] die waarschuwen tegen “ultra-linkse provocateurs die door de bazen en het ministerie van binnenlandse zaken worden betaald”, en die in het studentenmilieu geïnfiltreerd zouden zijn, hier weinig impact hebben.
Op de avond van 14 mei zijn er in totaal 3100 stakers.
Op 15 mei bereikt de beweging de Renaultfabriek in Cléon, Normandië, evenals twee andere fabrieken in de regio: een totale staking, ongelimiteerde bezetting, gijzeling van de directie, rode vlag op de hekken. Aan het eind van de dag zijn er 11.000 stakers.
Op 16 mei sluiten de andere Renaultfabrieken zich aan bij de beweging: rode vlaggen op Flins, Sandouville, Le Mans en Billancourt (een voorstad van Parijs). Die avond zijn er in totaal slechts 75.000 stakers, maar de deelname van Renault-Billancourt aan de strijd is een signaal: het is de grootste fabriek in Frankrijk (35.000 arbeiders) en sinds lang geldt het spreekwoord: “Als Renault niest, is Frankrijk verkouden.”
Op 17 mei tellen we 215.000 stakers: de staking begint heel Frankrijk te treffen, vooral ook het “platteland”. Het is een volkomen spontane beweging; de vakbonden lopen er achteraan. Overal staan de jonge arbeiders vooraan. Er zijn veel verbroederingen tussen studenten en jonge arbeiders: de laatste komen naar de bezette faculteiten en nodigen de studenten uit om te komen eten in hun kantine.
Er zijn geen specifieke eisen: het is een “alles beu zijn” dat tot uiting komt: op een fabrieksmuur in Normandië staat geschreven: “Tijd om te leven en met meer waardigheid!” Die dag, uit angst “voorbijgestreefd te worden door de basis” en ook door het CFDT[3], dat veel meer aanwezig is in de mobilisaties van de eerste dagen, roept de CGT op tot een uitbreiding van de staking. De vakbond is “op de rijdende trein gesprongen”, zoals toen werd gezegd. Het communiqué van de CGT wordt pas de volgende dag bekend.
Op 18 mei zijn er 's middags, nog voordat de instructies van de CGT bekend zijn, 1 miljoen arbeiders in staking. ’s Avonds zijn het er 2 miljoen.
Op maandag 20 mei worden het er 4 miljoen en de volgende dag 6,5 miljoen.
Op 22 mei zijn er 8 miljoen arbeiders betrokken in een ongelimiteerde staking. Dit is de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Het is veel massaler dan de twee voorgaande referenties: de “algemene staking” van mei 1926 in Groot-Brittannië (die een week duurde) en de stakingen van mei-juni 1936 in Frankrijk.
Alle sectoren zijn erin betrokken: industrie, transport, energie, post en telecommunicatie, onderwijs, administraties (verschillende ministeries liggen volledig lam), media (de nationale televisie staakt, de arbeiders veroordelen vooral de censuur die wordt opgelegd), onderzoekslaboratoria, enzovoort. Zelfs de begrafenisondernemingen zijn verlamd (het is geen goed idee te sterven in mei 1968). Zelfs beroepssporters nemen aan de beweging deel: de rode vlag wappert op het gebouw van de Franse voetbalfederatie. Ook de kunstenaars blijven niet achter en het Festival van Cannes wordt onderbroken op aandringen van de filmproducenten.
In deze periode worden de bezette faculteiten (net als andere openbare gebouwen, zoals het Odéon Theater in Parijs) plaatsen van permanente politieke discussie. Veel arbeiders, vooral jongeren, maar niet alleen, nemen aan deze discussies deel. Sommige arbeiders vragen aan hen die het idee van de revolutie verdedigen om hun standpunt te komen uitleggen in het bezette bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern, die later de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten, uitgenodigd om het idee van de arbeidersraden in de bezette JOB-fabriek (papier en karton) uiteen te zetten.
En het belangrijkste is dat deze uitnodiging afkomstig is van militanten... van de CGT en de PCF. Deze moeten een uur lang onderhandelen met bonzen van de CGT van de grote fabriek Sud-Aviation, die het stakingspiket bij JOB kwamen “versterken”, om toestemming te krijgen om “ultra-linksen” de fabriek binnen te laten. Meer dan zes uur lang zullen arbeiders en revolutionairen, zittend op rollen karton discussiëren over de revolutie, de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en het verraad van… de PCF en de CGT.
Veel discussies vinden ook plaats op straat, op de trottoirs (in heel Frankrijk is het mooi weer in mei 68!). Ze ontstaan spontaan, iedereen heeft iets te zeggen (“Je praat en je luistert” is een leuze). Overal heerst een feestelijke stemming, behalve in de “chique wijken” waar angst en haat zich opstapelen.
Overal in Frankrijk, in de wijken, in sommige grote bedrijven en daaromheen, ontstaan ‘actiecomité’s’: men discussiert over hoe de strijd te voeren, over het revolutionair perspectief. De discussies worden in het algemeen geanimeerd door ultra-linkse en anarchistische groepen die veel meer volk bijeenbrengen dan hun organisaties aan leden tellen. Zelfs bij de ORTF, de Franse staatsradio en -televisie, wordt een actiecomité gevormd dat met name door Michel Drucker[4] leven wordt ingeblazen en waaraan zelfs de onnavolgbare Thierry Rolland[5] deelneemt.
Geconfronteerd met deze situatie kent de heersende klasse een periode van ontreddering die zich uitdrukt in ondoordachte en ondoeltreffende initiatieven.
Zo discussieert (en verwerpt) de Nationale Assemblee (het Franse parlement), gedomineerd door rechts, over een motie die twee weken eerder door links ingediend werd: de officiële instanties van de Franse Republiek leven blijkbaar in een andere wereld. Hetzelfde geldt voor de regering, die dezelfde dag het besluit neemt om de terugkeer te verbieden van Cohn-Bendit, die naar Duitsland was gegaan.
Die beslissing laat de onvrede alleen maar groeien: op 24 mei zijn er verschillende betogingen, met name om het verblijfsverbod voor Cohn-Bendit aan te klagen: “Wij hebben lak aan grenzen!”, “Wij zijn allen Duitse joden!” Ondanks het cordon sanitaire van de CGT tegen “avonturiers” en “provocateurs” (d.w.z. de “radicale” studenten) sluiten vele jonge arbeiders zich aan bij die betogingen.
Die avond houdt de President van de Republiek, generaal de Gaulle, een toespraak: hij stelt voor een referendum te houden zodat de Fransen zich kunnen uitspreken over de “participatie” (een soort verbond tussen kapitaal en arbeid). Het kan niet verder van de werkelijkheid staan. Deze toespraak is een complete flop die de verwarring van de regering en de bourgeoisie in het algemeen aan het licht brengt.[6]
Op straat hebben de betogers de toespraak gehoord op draagbare radio’s en de woede neemt nog meer toe: “We hebben lak aan zijn praatjes!” Gedurende heel de nacht zijn er schermutselingen en barricades in Parijs en verschillende provinciesteden. Ruiten worden ingegooid, auto’s in brand gestoken, wat tot gevolg heeft dat een deel van de publieke opinie zich tegen de studenten keert die langzamerhand als “brokkenmakers” worden beschouwd. Het is waarschijnlijk dat zich onder de betogers leden van gaullistische milities en politie in burger bevonden om het “vuur aan te wakkeren” en de bevolking bang te maken.
Het is ook duidelijk dat een aantal studenten zich verbeeldt “de revolutie te maken” door het opwerpen van barricades of het verbranden van auto's, symbolen van de “consumptiemaatschappij”. Maar deze daden drukken bovenal de woede uit van de betogers, studenten en jonge arbeiders, tegenover de lachwekkende en provocerende antwoorden die de autoriteiten hebben gegeven op de grootste staking in de geschiedenis. Illustratie van deze woede tegen het systeem: in de Beurs van Parijs, het symbool van het kapitalisme, wordt er brand gesticht.
Tenslotte begint de bourgeoisie pas de volgende dag doeltreffende initiatieven te nemen. Op zaterdag 25 mei beginnen op het Ministerie van Arbeid (in rue de Grenelle) onderhandelingen tussen vakbonden, ondernemers en regering.
De bazen zijn van meet af aan bereid veel meer toe te geven dan de vakbonden zich hadden voorgesteld: het is duidelijk dat de bourgeoisie bang is. De eerste minister, Pompidou, zit de bijeenkomst voor. Op zondagochtend vergadert hij, een uur lang, alleen met Séguy, de baas van de CGT[7] : de twee belangrijkste personen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de orde in Frankrijk achten het nodig om zonder getuigen te bespreken hoe deze kan worden hersteld.[8]
In de nacht van 26 op 27 mei worden de “akkoorden van Grenelle” gesloten:
Gezien het belang en de kracht van de beweging is dat een echte provocatie:
Op maandag 27 mei worden de “akkoorden van Grenelle” unaniem verworpen door de vergaderingen van arbeiders.
Bij Renault Billancourt hebben de vakbonden een grote ‘show’ georganiseerd die volledig wordt uitgezonden op radio en televisie: toen hij de onderhandelingen verliet, had Séguy aan de journalisten gezegd: “Het werk zal nu wel snel hervat worden” en hij hoopt dat de arbeiders in Billancourt het voorbeeld zullen geven. Maar 10.000 van hen, die ‘s morgens vroeg verzamelen, besluiten nog voor de vakbondsleiders aangekomen zijn dat ze de beweging zullen voortzetten.
Benoît Frachon, “historisch” leider van de CGT (reeds aanwezig bij de onderhandelingen van 1936) verklaarde: “De akkoorden van de rue de Grenelle zullen miljoenen arbeiders een welzijn brengen waarop ze niet hadden gehoopt”. – Doodse stilte!
André Jeanson, van de CFDT, is trots op zijn aanvankelijke stem voor de voortzetting van de staking en spreekt over de solidariteit van de arbeiders met de leerlingen en middelbare scholieren in de strijd. Het wordt verwelkomd met een oorverdovend applaus.
Séguy ten slotte, presenteert een “objectieve samenvatting” van wat er “in Grenelle is bereikt”: een fluitconcert en dan een algemeen gejoel van meerdere minuten. Dan maakt Séguy een ommezwaai: “Afgaande op wat ik hoor, laten jullie je niet in de luren leggen” Applaus, maar in de menigte hoor je: “Hij neemt ons in de maling!”.
Het beste bewijs voor de verwerping van de “akkoorden van Grenelle” is dat het aantal stakers op 27 mei nog toeneemt tot negen miljoen.
Diezelfde dag wordt er in het Charléty-stadion in Parijs een grote bijeenkomst gehouden, bijeengeroepen door de studentenvakbond UNEF, de CFDT (die de CGT voorbijstreeft) en ultra-linkse groepen.
De toon van de toespraken is buitengewoon revolutionair: het gaat er in feite om een uitlaatklep te geven aan de toenemende ontevredenheid over de CGT en de PCF. Naast ultra-links zijn er sociaal-democratische politici aanwezig zoals Mendès-France (voormalig regeringsleider in de jaren vijftig). Cohn-Bendit, met zijn haar zwartgeverfd, doet daar ook zijn opwachting (hij was de dag ervoor al gezien in de Sorbonne).
28 mei is de dag dat de linkse partijen hun gekonkel beginnen:
In de voormiddag houdt François Mitterrand, voorzitter van de Federatie van Democratisch en Socialistisch Links (waarin de Parti Socialiste, de Parti Radical en diverse linkse partijtjes verzameld zijn) een persconferentie: gezien het machtsvacuüm kondigt hij zijn kandidatuur aan voor het presidentschap van de Republiek. In de namiddag stelt Waldeck Rochet, de baas van de PCF, een regering voor met “communistische deelname”: het doel is te voorkomen dat de sociaal-democraten de situatie ten eigen voordele uitbuiten. De volgende dag, 29 mei, wordt hij gesteund door een grote manifestatie, waartoe is opgeroepen door de CGT, die een “volksregering” eist. Rechts schreeuwt onmiddellijk: “communistisch complot!”
Diezelfde dag stelt men de “verdwijning” vast van generaal De Gaulle. Sommigen verspreiden het gerucht dat hij zich terugtrekt, maar werkelijkheid is hij naar Duitsland om zich bij generaal Massu, die aan het hoofd staat van de Franse bezettingstroepen, te verzekeren van de loyaliteit van het leger.
30 mei is voor de bourgeoisie een beslissende dag om de situatie weer in handen te krijgen. De Gaulle houdt een nieuwe toespraak:
“Onder de huidige omstandigheden zal ik mij niet terugtrekken. (...) Vandaag ontbind ik de Nationale Vergadering...”.
Tegelijkertijd vindt er in Parijs op de Champs-Élysées een enorme betoging plaats ter ondersteuning van de Gaulle. Ze komen uit de chique wijken, de welvarende buitenwijken en ook uit het “diepe Frankrijk”. Dankzij de inzet van legertrucks marcheert het “volk” van de angst en de poen, de bourgeois en zijn religieuze instellingen, de van hun “superioriteit” overtuigde hogere kaders, de achter hun vitrine bevende kleine winkeliers, de oud-strijders die verbolgen zijn over de aanvallen op de nationale driekleur, de veteranen uit Frans Algerije en de OAS[9], de jonge leden van de fascistoïde groep Occident, de oude nostalgici van Vichy (die allen een hekel hebben aan de Gaulle). Heel dit allegaartje komt zijn haat tegen de arbeidersklasse en zijn “liefde voor de orde” proclameren. In de menigte hoort men, naast de oud-strijders van “Vrij Frankrijk”, “Cohn-Bendit naar Dachau!”
Maar de "Partij van de Orde" bestaat niet enkel uit degenen die demonstreren op de Champs-Élysées. Diezelfde dag roept de CGT op tot onderhandelingen per bedrijfstak om “de verworvenheden van Grenelle te verbeteren”. Op deze manier wil men de beweging verdelen en de nek omdraaien.
Vanaf die datum (een donderdag) wordt het werk weer hervat, maar langzaam, want op 6 juni zijn er nog 6 miljoen stakers. De werkhervatting gebeurt in verspreide slagorde:
Overal in Frankrijk ontstaan er dan nieuwe gewelddadige betogingen: “Ze hebben onze kameraden gedood!” Gezien het vastberaden verzet van de arbeiders trekken de CRS zich terug uit de fabriek van Sochaux. Het werk wordt er pas 10 dagen later hervat.
Uit vrees dat de verontwaardiging de staking nieuw leven inblaast (er zijn nog 3 miljoen stakers), dringen de vakbonden (de CGT voorp) en de linkse partijen onder de leiding van de PCF aan op de hervatting van het werk “zodat er verkiezingen kunnen worden gehouden en de overwinning van de arbeidersklasse kan worden bezegeld.” De krant van de PCF, l’Humanité, titelt: “Gesterkt door de overwinning gaan miljoenen arbeiders weer aan het werk.”
De systematische oproep van de vakbonden om vanaf 20 mei in staking te gaan, kan nu worden verklaard: niet alleen moest worden voorkomen dat ze door de “basis” zouden worden voorbijgestreefd, maar de beweging moest ook onder controle worden gebracht om, op het juiste moment, de werkhervatting van de minder strijdvaardige sectoren te kunnen uitlokken en de andere sectoren daarmee te demoraliseren.
Waldeck Rochet verklaart in zijn verkiezingstoespraken dat “de Communistische Partij een partij van de orde is”. En de burgerlijke “orde” wordt geleidelijk aan hersteld::
Eén van de laatste bedrijven waar op 12 juli het werk hervat wordt, is de ORTF: talloze journalisten willen niet dat de bemoeizucht en de censuur van de regering, die ze voordien ondergingen, weer terugkeert. Na de “normalisering van de toestand” zullen velen van hen worden ontslagen. De orde is overal teruggekeerd, ook met betrekking tot de informatie die men geschikt acht om onder de bevolking te verspreiden.
Zo eindigde de grootste staking uit de geschiedenis in een nederlaag, in tegenstelling tot de beweringen van de CGT en de PCF. Een klinkende nederlaag gesanctioneerd door de terugkeer van de partijen en de “autoriteiten” die tijdens de beweging zwaar op de korrel waren genomen. Maar de arbeidersbeweging weet al lang dat: “Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet het directe succes, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van de arbeiders.” (Het Communistisch Manifest).
Naast hun nederlaag op het onmiddellijke vlak behaalden de arbeiders in 1968 in Frankrijk ook een grote overwinning, niet voor zichzelf, maar voor het hele wereldproletariaat. Dit gaan we zien in het volgende deel van het artikel als we proberen om de diepere oorzaken, evenals de historische en wereldwijde inzet van de “mooie maand mei” in Frankrijk duidelijk te maken.
In het merendeel van de talrijke boeken en tv-uitzendingen over Mei 1968 die in de voorbije periode aandacht van de media kregen, wordt het internationale karakter onderstreept van de studentenbeweging die Frankrijk in de loop van die maand getroffen heeft. Iedereen lijkt het er over eens dat de Franse studenten niet de eersten waren om massaal in beweging te komen; dat zij als het ware “op de rijdende trein waren gesprongen” van een beweging die in de herfst van 1964 gestart was aan de Amerikaanse universiteiten. Vertrekkend vanuit de VS had die beweging zich verspreid over het merendeel van de Westerse landen en had vanaf 1967 in Duitsland haar meest spectaculaire ontwikkeling gekend. Dit maakte de studenten uit dit land tot een “referentie” voor die van de andere Europese landen.
Toch reppen diezelfde journalisten of ‘historici’ die zo graag de internationale omvang van de studentencontestatie uit de jaren 1960 onderstrepen, over het algemeen met geen woord over de arbeidersstrijd die zich in diezelfde periode wereldwijd ontwikkelde. Natuurlijk kunnen zij de immense staking niet overslaan die het tweede luik vormde van de “gebeurtenissen” van 1968 in Frankrijk: het valt hen moeilijk om de grootste staking uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging onder het vloerkleed te vegen. Maar als men hun redenering volgt zou deze beweging van het proletariaat, andermaal een soort “Franse uitzondering” geweest zijn.
In werkelijkheid maakte de beweging van de arbeidersklasse, net zoals de studentenbeweging, en misschien nog meer, wezenlijk deel uit van een internationale beweging die men pas echt kan begrijpen in deze internationale context.
Het is waar dat er in Mei 1968 in Frankrijk een toestand bestond die men in geen enkel ander land terugvond, behalve zeer marginaal: een massale beweging van de arbeidersklasse die snel tot ontwikkeling kwam vanuit de studentenmobilisatie. Het is duidelijk dat de studentenmobilisatie en de repressie die zij onderging – en die haar voedde – evenals de uiteindelijke terugtrekking van de regering na de “nacht van de barricades” van 10-11 Mei een rol hebben gespeeld, niet alleen in het uitbarsten maar ook in de omvang van de arbeidersstaking. Dit gezegd zijnde, als het proletariaat in Frankrijk zich eenmaal in een dergelijke beweging stort, is het zeker niet alleen om “net zoals de studenten te doen”, want in zijn midden heerst een zeer veralgemeende en diepgaande ontevredenheid samen met de politiek wil om de strijd aan te gaan.
Dit feit wordt over het algemeen niet verhuld in de boeken en tv-programma’s over Mei 1968: dikwijls wordt er aan herinnerd dat de arbeiders sinds 1967 belangrijke gevechten gevoerd hebben, waarvan de kenmerken een breuk vertoonden met die van de voorafgaande periode. Terwijl de “stakinkjes” en de vakbondsactiedagen maar weinig enthousiasme konden opwekken, zijn er zeer harde en vastberaden conflicten tegenover een hevige repressie van de bazen en de politie waarbij de vakbonden meermaals overspoeld worden. Zo doen er zich vanaf begin 1967 belangrijke botsingen voor in Bordeaux (in de vliegtuigfabriek Dassault), in Besançon en in de streek van Lyon (staking met bezetting van Rhodia, staking bij Berliet die de bazen doet overgaan tot een uitsluiting en tot de bezetting van de fabriek door de CRS), in de mijnen van Lotharingen, op de scheepswerven Saint-Nazaire (die verlamd worden door een algemene staking op 11 april).
In Caen, in Normandië, levert de arbeidersklasse één van haar belangrijkste gevechten vóór Mei 68. Op 20 januari 1968 hadden de vakbonden van Saviem (vrachtwagens) een stakingsoproep gelanceerd van anderhalf uur. Maar de basis, die oordeelt dat deze actie ontoereikend is, gaat spontaan in staking op de 23ste. Op de tweede, daaropvolgende dag ontmantelt de CRS om 4 uur ’s morgens het stakingspiket om de kaderleden en de “onderkruipers” de fabriek binnen te laten. De stakers besluiten om naar het stadscentrum te trekken waar ze worden vergezeld door arbeiders van andere bedrijven die ook in staking zijn gegaan. Om 8 uur ‘s morgens komen 5.000 mensen vreedzaam samen op weg naar de grote markt: de Mobiele eenheid[12] chargeert hen brutaal en slaat hen daarbij onder andere met geweerkolven.
Op 26 januari betuigen de arbeiders uit alle sectoren van de stad (waaronder de leerkrachten) evenals talrijke studenten, hun solidariteit: een meeting brengt om 18 uur 7.000 mensen samen op de grote markt. Op het einde van de meeting chargeert de Mobiele eenheid om het plein schoon te vegen maar ze worden verrast door het verzet van de arbeiders. De botsingen duren heel de nacht door; er zijn 200 gewonden en tientallen aanhoudingen. Zes jongeren, allen arbeiders, lopen straffen op van 15 dagen tot 3 maanden. Maar deze repressie bereikt niets anders dan de uitbreiding van de strijd: op 30 januari telt men 15.000 stakers in Caen. Op 2 februari worden de autoriteiten en de bazen gedwongen om toe te geven: opheffing van de vervolgingen tegen de betogers, loonsverhogingen van 3 tot 4%.
De volgende dag wordt het werk hervat, maar onder impuls van de jonge arbeiders worden de werkonderbrekingen bij Saviem nog een maand voortgezet.
Saint-Nazaire in april 1967 en Caen zijn niet de enige steden die worden getroffen door de algemene staking van de hele werkende bevolking. Dit is ook het geval in andere, minder belangrijke steden zoals Redon in maart en Honfleur in april. Deze massale stakingen, van al de uitgebuiten van één stad, zijn de voorlopers van wat er midden mei in heel het land gaat gebeuren.
We kunnen dus niet zeggen dat de storm van mei 1968 uitbrak bij heldere hemel. De studentenbeweging heeft het land “in vuur en vlam” gezet, maar ze stond al op het punt te ontbranden.
Natuurlijk hebben de “specialisten” en vooral de sociologen, geprobeerd om de oorzaken van de Franse “uitzondering” aan te dikken. Ze hebben met name het zeer hoge ritme aangetoond van de industriële ontwikkeling van Frankrijk in de jaren 1960, waarbij dit oude landbouwland werd omgevormd tot een moderne grootmacht. Dit feit verklaart in het bijzonder de aanwezigheid en de rol van een belangrijk aantal jonge arbeiders in fabrieken, die dikwijls nog maar kortelings uit de grond gestampt waren. Van deze jonge arbeiders, die vrij dikwijls uit een landbouwgebieden komen, zijn er ook zeer weinig aangesloten bij de vakbond. Bovendien verdragen ze heel slecht de kazernediscipline van de fabriek waarvoor ze in de meeste gevallen slechts een flutloontje krijgen, zelfs al hebben ze een diploma van vakbekwaamheid.
Deze situatie maakt het mogelijk te begrijpen waarom het de jongste sectoren van de arbeidersklasse zijn die het eerst de strijd aangaan en ook waarom het merendeel van de bewegingen die aan Mei 1968 voorafgaan, plaatsvinden in het westen van Frankrijk, een landbouwstreek die vrij laat geïndustrialiseerd werd. Nochtans faalt de uitleg van de sociologen wanneer het er op aan komt om te verklaren waarom het niet enkel de jonge arbeiders zijn die in 1968 in staking gaan, maar de zeer grote meerderheid van heel de arbeidersklasse, van alle leeftijden.
In feite gingen er achter een beweging van een dergelijke omvang en diepgang als die van Mei 68, noodzakelijkerwijs veel diepere oorzaken schuil, die het kader van Frankrijk ver overstegen. De reden waarom het geheel van de arbeidersklasse van dit land zich lanceerde in een nagenoeg algemene staking, is dat alle sectoren aangetast begonnen te worden door de economische crisis die zich in 1968 nog maar in een beginstadium bevond. Het is geen typisch “Franse” crisis maar één van het gehele wereldkapitalisme. Het waren de gevolgen in Frankrijk van deze wereldcrisis (stijging van de werkloosheid, aanvallen op de sociale zekerheid), die voor een groot deel de verklaring vormen voor de stijging van de strijdbaarheid onder de arbeiders in dit land bij het begin van 1967:
“In alle industrielanden van Europa en in de VS, ontwikkelt zich de werkloosheid en versomberen de economische perspectieven. Engeland dat zich, ondanks een vermenigvuldiging van de maatregelen om het evenwicht te bewaren, eind 1967 tenslotte genoodzaakt ziet om het Pond Sterling te devalueren, veroorzaakt een reeks van devaluaties in zijn kielzog. De regering Wilson kondigt een uitzonderlijk bezuinigingsprogramma af: een massale vermindering van de openbare uitgaven…, loonblokkade, vermindering van de interne consumptie en de invoer, inspanning om de uitvoer op te voeren. Op 1 januari is het aan Johnson [president van de Verenigde Staten] om een alarmkreet te slaken en onontkoombare strenge maatregelen te nemen om het economisch evenwicht te in stand te houden. In maart barst de financiële crisis van de Dollar uit. De economische pers die elke dag pessimistischer wordt, roept steeds meer het beeld op van het spook van de crisis van 1929 (…) Mei 1968 toont zich in al zijn betekenis omdat ze een van de eerste en meest belangrijke reacties is van de massa van de arbeiders op een economische wereldsituatie die steeds maar verslechtert”. (Révolution Internationale (oude serie), nr. 2, lente 1969).
In feite hebben de bijzondere omstandigheden het mogelijk gemaakt dat het wereldproletariaat in Frankrijk zijn eerste strijd van omvang leverde tegen de toenemende aanvallen die het kapitalisme in crisis alleen maar kon vermenigvuldigen. Maar vrij vlug gingen ook andere nationale sectoren van de arbeidersklasse op hun beurt de strijd aan. Uit dezelfde oorzaken moesten wel dezelfde reacties loskomen.
Zo kwam het dat aan de andere kant van de wereld, in Argentinië, mei 1969 gekenmerkt werd door wat sindsdien in het geheugen gegrift staat als de “Cordobazo”. Als gevolg van een reeks mobilisaties in de arbeiderssteden tegen de gewelddadige economische aanvallen en de repressie van de militaire junta, hadden de arbeiders van Cordoba op 29 mei de politie- en legermacht volkomen onder de voet gelopen (alhoewel die uitgerust waren met tanks) en hadden ze zich meester gemaakt van de stad (de tweede van het land). De regering slaagde er slechts in de loop van de volgende dag in om de “orde te herstellen” dankzij een massale troepenmacht.
Op hetzelfde moment ontstaat in Italië de belangrijkste strijdbeweging van de arbeidersklasse sinds de Tweede Wereldoorlog. De stakingen beginnen bij Fiat in Turijn, eerst in de belangrijkste fabriek van de stad, Fiat-Mirafiori, en vervolgens breidt ze zicht uit naar de andere fabrieken van de groep in Turijn en omgeving. Op 3 juli, ter gelegenheid van een actiedag van de vakbond tegen de verhoging van de huren, stromen arbeidersmassa’s op weg naar de fabriek van Mirafiori samen en worden ze vervoegd door de studenten,. Voor de ingang ervan breken gewelddadige gevechten uit met de politie. Ze gaan bijna de hele nacht door en breiden zich uit naar andere wijken van de stad.
Vanaf einde augustus, als de arbeiders terugkomen van de zomervakantie, worden de stakingen hernomen bij Fiat, maar ook bij Pirelli (banden) in Milaan en heel wat andere bedrijven.
Nochtans laat de Italiaanse bourgeoisie, die lering heeft getrokken uit de ervaring van Mei 68, zich niet verrassen zoals de Franse bourgeoisie het jaar voordien. Ze moet absoluut voorkomen dat de diepgaande sociale onvrede omslaat in een algemene ontvlamming. Om die reden gaat haar vakbondsapparaat gebruik maken van het aflopen van de CAO’s, namelijk die van de metaal-, chemie- en bouwsector, om zijn manoeuvres te ontwikkelen. Door de arbeidersstrijd te richten op het bereiken van een “goed contract” in hun respectievelijke sectoren slagen zij erin de strijd te versnipperen. De vakbonden scherpen de zogenaamde tactiek aan van de “estafettestakingen”: de ene dag staken de metaalarbeiders, de andere die van de chemie, en nog weer een andere die van de bouw.
“Algemene” stakingen tegen de levensduurte en de huurverhogingen worden uitgeroepen, maar wel per provincie of zelfs per stad. Op het vlak van de onderneming propageren de vakbonden beurtstakingen, de ene werkplaats na de andere, onder het voorwendsel van zoveel mogelijk schade te veroorzaken voor de patroon en zo weinig mogelijk voor de arbeiders. Tegelijkertijd doen de vakbonden het nodige om de controle terug te winnen over de basis, die hen dreigt te ontglippen: terwijl in vele bedrijven de arbeiders, die ontevreden zijn over de traditionele vakbondsstructuren, afgevaardigden kiezen per werkplaats, worden deze laatste geïnstitutionaliseerd onder de vorm van “fabrieksraden”, die worden voorgesteld als de “basisorganen” van de eenheidsvakbond die de drie vakbonden CGIL, CISL en UIL beweren gezamenlijk te willen oprichten.
Na verschillende maanden, waarin de strijdbaarheid van de arbeiders uitgeput raakt in de “actiedagen” per sector en de “algemene” stakingen per provincie of per stad, worden tussen begin november en eind december de CAO’s in de ene na de andere sector getekend. En even voor het tekenen van het laatste en belangrijkste contract, dat van de particuliere metaalsector, die de voorhoede van de beweging is, ontploft er op 12 december een bom in een bank in Milaan die 16 mensen doodt. De aanslag wordt toegeschreven aan anarchisten (één van hen is Giuseppi Pinelli, die sterft terwijl hij in handen is van de Milanese politie), maar later verneemt men dat hij voortkwam uit bepaalde sectoren van het staatsapparaat. De geheime structuren van de burgerlijke staat verlenen dus hand- en spandiensten aan de vakbonden om verwarring te zaaien in de rangen van de arbeidersklasse en tegelijkertijd worden de repressiemiddelen opgedreven.
Het proletariaat in Italië is niet de enige die zich tijdens de herfst van 1969 mobiliseert. Op kleinere schaal, maar toch veelbetekenend, gaat ook de arbeidersklasse in Duitsland de strijd aan, als er in september bijna overal in het land wilde stakingen uitbreken tegen de door de vakbond overeengekomen “loonmatiging”. Aan hen wordt gevraagd om zich “realistisch” op te stellen tegenover de verslechtering van de toestand van de Duitse economie die ondanks het naoorlogse “wonder” niet gespaard was gebleven van de moeilijkheden van het wereldkapitaal die zich sinds 1967 hadden opgestapeld (dat jaar kende de Duitse economie haar eerste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog).
Het ontwaken van het Duitse proletariaat, zelfs al is dat nog heel bedeesd, heeft een bijzondere betekenis. Enerzijds gaat het om het belangrijkste en meest geconcentreerde proletariaat van Europa. Maar vooral omdat dit proletariaat in de geschiedenis altijd een vooraanstaande rol heeft gespeeld, en opnieuw zal spelen, binnen de arbeidersklasse op wereldschaal. In Duitsland werd het lot bezegeld van de internationale revolutionaire golf, die vanaf oktober 1917 de kapitalistische wereldheerschappij had doen wankelen. De nederlaag die de Duitse arbeiders leden bij hun revolutionaire pogingen tussen 1918 en 1923 had de weg geopend voor de meest verschrikkelijke contrarevolutie die het wereldproletariaat ooit in zijn geschiedenis heeft ondergaan.
En waar de revolutie het verst was gegaan, in Rusland en in Duitsland, nam deze contrarevolutie de meest diepgaande en barbaarse vormen aan: het stalinisme en het nazisme. Deze contrarevolutie zou meer dan een halve eeuw duren en vond haar hoogtepunt in de Tweede Wereldoorlog. In tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog had de Tweede het proletariaat niet in staat gesteld om het hoofd op te richten. Hij had het zelfs nog dieper de grond ingeduwd, voornamelijk dankzij de illusies die waren gecreëerd door de overwinning van het kamp van de “democratie” en van het “socialisme”.
De reusachtige staking van Mei 1968 in Frankrijk en de “hete herfst” in Italië hadden het bewijs geleverd dat het wereldproletariaat deze periode van contrarevolutie achter zich had gelaten en dat de crisis, die bezig was zich te ontvouwen, in tegenstelling tot die van 1929 niet tot een wereldoorlog zou leiden, maar tot een ontwikkeling van klassenstrijd. Deze strijd zou de heersende klasse verhinderen haar barbaarse antwoord te geven op de stuiptrekkingen van haar economie. De strijd van de Duitse arbeiders in september 1969 bevestigde dit, net zoals op een veel betekenisvollere schaal de strijd van de Poolse arbeiders in de loop van de winter van 1970-71.
In december 1970 reageert de arbeidersklasse in Polen spontaan en massaal op een prijsstijging van meer dan 30%. Arbeiders vernietigen het stalinistische partijhoofdkwartier in Gdansk, Gdynia en Elbląg. De stakingsbeweging strekt zich uit van de Baltische kust tot Poznań, Katowice, Wrocław en Krakau. Op 17 december stuurt Gomulka, secretaris-generaal van de regerende stalinistische partij, zijn tanks naar de altische havens. Honderden arbeiders komen om het leven. Straatgevechten vinden plaats in Szczecin en in Gdańsk.
De repressie slaagt er niet in de beweging te verpletteren. Op 21 december breekt in Warschau een golf van stakingen uit. Gomulka wordt afgezet. Zijn opvolger, Gierek, zal onmiddellijk persoonlijk met de arbeiders van SSN onderhandelen. Gierek doet enkele concessies, maar weigert de prijsverhogingen in te trekken. Op 11 februari breekt er in Łódź een massale staking uit, die in gang wordt gezet door 10.000 textielarbeiders. Gierek geeft uiteindelijk toe: de prijsverhogingen worden geannuleerd.
De stalinistische regimes waren de zuiverste belichaming van de contrarevolutie: in naam van het “socialisme” en van de “belangen van de arbeidersklasse” onderging de arbeidersklasse de meest verschrikkelijke terreur. De “hete” winter van de Poolse arbeiders, evenals de stakingen die bij de aankondiging van de strijd in Polen plaatsvonden aan de andere kant van de grens, met name in de regio's Lvov (Oekraïne) en Kaliningrad (West-Rusland), leverde het bewijs dat zelfs daar waar de contrarevolutie nog haar zwaarste loden gewicht handhaafde, in de “socialistische” regimes, er een bres was geslagen.
Wij kunnen hier niet alle arbeidersgevechten opsommen die na 1968 deze fundamentele verandering bevestigt in de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat op wereldvlak. Wij halen hier slechts twee voorbeelden aan, die van Spanje en van Groot-Brittannië.
In Spanje komt de strijdbaarheid van de arbeiders, ondanks de wrede repressie die wordt uitgeoefend door het regime van Franco op massale wijze tot uiting in de zomer van 1974. De stad Pamplona kent een groter aantal stakingsdagen per arbeider dan die van de Franse arbeiders in 1968. Alle industriële regio’s worden getroffen (Madrid, Asturië, Baskenland), maar in de reusachtige arbeidersconcentraties van de buitenwijken van Barcelona kennen de stakingen hun grootste uitbreiding. Ze beroeren alle bedrijven uit de regio, met voorbeeldige uitingen van arbeiderssolidariteit (dikwijls startte de staking in een bedrijf enkel uit solidariteit met de arbeiders uit andere bedrijven).
Het voorbeeld van het proletariaat in Groot-Brittannië is ook zeer betekenisvol, aangezien het gaat om het oudste proletariaat van de wereld. Gedurende heel de jaren 1970 heeft het massale strijd geleverd tegen de uitbuiting (met 29 miljoen stakingsdagen in 1979 staan de Engelse arbeiders op de tweede plaats in de statistieken achter de Franse arbeiders van 1968). Deze strijdbaarheid verplicht de Engelse bourgeoisie om tweemaal van Eerste Minister te veranderen: in april 1976 (Callaghan vervangt Wilson) en begin 1979 (Callaghan wordt opzij gezet door het parlement).
Zo moet de fundamenteel historische betekenis van Mei 68 niet worden gezocht in de “Franse bijzonderheden”, noch in de studentenoproer, noch in de “morele revolutie”, zoals men ons vandaag voorspiegelt. Ze moet worden gezocht in het feit dat het wereldproletariaat een einde maakte aan de contrarevolutie en een nieuwe periode opende van historische botsingen met de kapitalistische orde. Een periode die eveneens werd geïllustreerd door een nieuwe ontwikkeling van politieke proletarische groepen, waaronder de onze, die door de contrarevolutie bijna waren uitgeroeid of tot stilzwijgen gebracht. We zullen dit in het volgende artikel onder nde loep nemen
Aan het begin van de 20e eeuw, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, leverde het proletariaat titanische gevechten die het kapitalisme bijna versloegen. In 1917 gooide hij de burgerlijke macht in Rusland omver. Tussen 1918 en 1923 ondernam hij in het belangrijkste Europese land, Duitsland, meerdere aanvallen om hetzelfde doel te bereiken. Deze revolutionaire golf verspreidde zich over alle delen van de wereld, waar er een ontwikkelde arbeidersklasse was, van Italië tot Canada, van Hongarije tot China. Dit was het antwoord van het wereldproletariaat op de intrede van het kapitalisme in zijn periode van verval, waarvan de wereldoorlog de eerste grote manifestatie was.
Maar de wereldbourgeoisie wist deze gigantische beweging van de arbeidersklasse in te dammen, en daar bleef het niet bij. Ze ontketende de verschrikkelijkste contrarevolutie in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Deze contrarevolutie nam de vorm aan van een onvoorstelbare barbaarsheid, waarvan het stalinisme en het nazisme de twee belangrijkste vertegenwoordigers waren, juist in de landen waar de revolutie het verst was gevorderd, Rusland en Duitsland.
In deze context veranderden de communistische partijen, die zich in de voorhoede van de revolutionaire golf bevonden, in partijen van de contrarevolutie.
Uiteraard heeft het verraad van de communistische partijen in hun midden de opkomst teweeg gebracht van linkse fracties ter verdediging van de ware revolutionaire standpunten. Een gelijkaardig proces had zich al voorgedaan binnen de socialistische partijen tijdens hun overgang naar het burgerlijke kamp in 1914 door hun steun aan de imperialistische oorlog. Maar terwijl degenen die binnen de socialistische partijen hadden gevochten tegen hun opportunistische koers en verraad, aan kracht en toenemende invloed in de arbeidersklasse hadden gewonnen tot op het punt dat ze na de Russische revolutie in staat waren om een nieuwe Internationale op te richten, was dat, vanwege het toenemende gewicht van de contrarevolutie, niet het geval voor de linkse stromingen die binnen de communistische partijen waren ontstaan.
Hoewel zij aanvankelijk de meeste militanten van de Duitse en Italiaanse partijen hergroepeerden, verloren deze stromingen geleidelijk aan invloed in de klasse en verloren zij ook de meeste van hun militante krachten, als zij zich al niet versplinterden in verschillende kleine groepjes, zoals het geval was in Duitsland nog voordat het Hitler-regime de laatste militanten vernietigde of in ballingschap dwong.
In feite telden de groepen die in de jaren ‘30 op een krachtige manier revolutionaire standpunten bleven verdedigen, zoals de Groep van Internationalistische Communisten (GIC) in Nederland (die zich beriep op het “Radencommunisme” en de noodzaak van een proletarische partij verwierp) en de Linkse Fractie van de Communistische Partij van Italië (die het tijdschrift Bilan publiceerde) slechts een paar dozijn militanten en hadden ze geen enkele invloed meer op het verloop van de arbeidersstrijd. Naast hen bestonden ook de door Trotski geïnspireerde groepen, die echter steeds meer door het opportunisme werden aangevreten.
De Tweede Wereldoorlog stond, in tegenstelling tot de Eerste, geen omkering van de krachtsverhouding toe tussen het proletariaat en de bourgeoisie. Integendeel zelfs. Wijs geworden door de historische ervaring, en dankzij de onbetaalbare steun van de stalinistische partijen, zorgde de heersende klasse ervoor dat iedere nieuwe opleving van het proletariaat in de kiem werd gesmoord. In de democratische euforie van de “bevrijding”raken de groeperingen van de Communistische Linkerzijde nog meer geïsoleerd dan in de jaren ‘30. In Nederland neemt de Communistenbond Spartacus de fakkel over van de GIC in de verdediging van de “radenistische” standpunten, die vanaf 1965 ook worden verdedigd door Daad en Gedachte, een splitsing van de Bond.
Deze twee groepen doen veel publicitair werk, ook al worden ze gehinderd door hun radenistische standpunten die de rol van een voorhoede-organisatie voor het proletariaat verwerpt. De grootste handicap is echter het ideologische gewicht van de contrarevolutie. Dat is ook het geval in Italië, waar de oprichting in 1945, rond Damen en Bordiga (twee voormalige grondleggers van de Italiaanse Linkerzijde in de jaren 1920), van de Partito Comunista Internazionalista (die Battaglia Comunista en Prometeo uitgeeft), niet de beloften waarmaakt die de militanten ervan hadden verwacht.
Terwijl deze organisatie bij haar oprichting 3000 leden telde, verzwakte zij geleidelijk, slachtoffer van demoralisatie en splitsingen, in het bijzonder die van 1952, geanimeerd door Bordiga die de Parti Communiste International (die Programma Comunista publiceert) zal oprichten. Eén van de oorzaken van de splitsingen berust ook in de verwarring die was voorafgegaan aan de hergroepering van 1945, welke tot stand was gebracht op basis van het opgeven van een hele reeks verworvenheden, die in de jaren 1930 door Bilan waren uitgewerkt.
In Frankrijk was in 1945 de groep Gauche Communiste de France (GCF) opgericht, die in continuïteit was met de standpunten van Bilan (maar ook een aantal programmatische standpunten van de Hollands-Duitse Linkerzijde integreerde). Nadat ze 42 nummers van het tijdschrift Internationalisme had gepubliceerd, verdween zij in 1952.
In hetzelfde land verdedigde een andere groep, naast enkele individuen die verbonden waren met de Parti Communiste International, die Le Prolétaire publiceerde, tot het begin van de jaren zestig klassenstandpunten met het tijdschrift Socialisme ou Barbarie (SouB). Maar deze groep, die na de Tweede Wereldoorlog ontstond uit een afscheiding van het trotskisme, heeft het marxisme geleidelijk en expliciet laten vallen, wat leidde tot haar verdwijning in 1966. In de late jaren vijftig en het begin van de jaren zestig leidden verschillende afsplitsingen van SouB, met name vanwege het opgeven van het marxisme, tot de vorming van kleine groepen die zich hadden aangesloten bij de radenistische beweging, met name Informations et Correspondances Ouvrières (ICO).
We zouden ook nog het bestaan van andere groepen in andere landen kunnen noemen, maar wat de situatie kenmerkt van de stromingen die in de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 communistische standpunten bleven verdedigen is hun extreme numerieke zwakte, het beperkte lezerspubliek van hun publicaties, hun internationale isolement en de regressies. Deze leidden ofwel tot hun eenvoudige verdwijning ofwel tot een sektarische opsluiting, zoals met name het geval was met de Parti Communiste International, die zichzelf als de enige communistische organisatie ter wereld beschouwde.
De algemene staking van 1968 in Frankrijk en de verschillende massale bewegingen van de arbeidersklasse waar we hierboven verslag van hebben gedaan, hebben het idee van de communistische revolutie in talrijke landen weer op de agenda gezet. De leugen van het stalinisme, dat zich presenteerde als “communistisch” en “revolutionair”, begon aan alle kanten barsten te vertonen. Daarvan hebben natuurlijk de stromingen geprofiteerd die, zoals de maoïstische en trotskistische organisaties, de USSR verwierpen als het “Socialistische Vaderland”.
De trotskistische beweging beleefde, vooral door haar geschiedenis van strijd tegen het stalinisme, vanaf 1968 een nieuwe jeugd en kwam uit de schaduw die tot dan toe door de stalinistische partijen over haar was geworpen. Haar gelederen namen soms op spectaculaire wijze toe, met name in landen als Frankrijk, België of Groot-Brittannië. Maar deze stroming behoorde al sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer tot het proletarische kamp, in het bijzonder vanwege haar standpunt over de
“verdediging van de proletarische verworvenheden in de USSR”, dat wil zeggen de verdediging van het imperialistische kamp dat door dit land werd gedomineerd.
De stakingen van de arbeiders, die zich vanaf het einde van de jaren zestig ontwikkelden, toonden aan dat de rol van de stalinistische partijen en vakbonden anti-arbeiders was. Ze toonden ook de functie van de electorale en democratische farce als instrument van de burgerlijke overheersing. Dit leidde ertoe dat veel groepen en individuen in de hele wereld zich wendden tot de politieke stromingen die in het verleden de rol van de vakbonden en het parlementarisme het duidelijkst hadden aangeklaagd, die de strijd tegen het stalinisme zich het beste eigen had gemaakt, die van de Communistische Linkerzijde,
Na mei 1968 werden de geschriften van Trotski op grote schaal verspreid, maar ook die van Pannekoek, Gorter[13] en Rosa Luxemburg die kort voor haar moord in januari 1919 als één van de eersten haar bolsjewistische kameraden had gewaarschuwd voor bepaalde gevaren die de revolutie in Rusland bedreigden.
Er ontstonden nieuwe groepen die steunden op de ervaringen van de Communistische Linkerzijde. De groepen en individuen die begrepen dat het trotskisme een soort linkervleugel van het stalinisme was geworden, richtten zich in feite veel meer op het radenisme dan op de Italiaanse Linkerzijde. Daar waren verschillende redenen voor. Enerzijds ging de verwerping van de stalinistische partijen vaak gepaard met de verwerping van de notie zelf van een communistische partij. In zekere zin was dit de tol die de nieuwe groepen betaalden, die zich keerden tot het perspectief van de proletarische revolutie, in reactie op de stalinistische leugen van continuïteit tussen het bolsjewisme en het stalinisme, tussen Lenin en Stalin.
Dit verkeerde idee werd deels ook gevoed door de standpunten van de bordigistische stroming, de enige van de Italiaanse Linkerzijde met een internationale uitbreiding, die het idee verdedigde dat de communistische partij de macht moet grijpen en zich beriep op het “monolithisme” in haar gelederen. Aan de andere kant was dit het gevolg van het feit dat de stromingen, die zich bleven beroepen op de Italiaanse Linkerzijde, aan het wezen van Mei 1968 voorbijgingen. Ze begrepen de historische betekenis niet, zagen daarin alleen de studentendimensie.
Tegelijkertijd met het ontstaan van nieuwe groepen, die geïnspireerd waren door het radenisme, beleefden de groepen die eerder bestonden ongekend succes. Dit was met name het geval voor ICO, die in 1969 in Brussel een internationale bijeenkomst organiseerde waaraan onder andere Cohn-Bendit, Mattick (voormalig militant van Duitse Linkerzijde die naar de Verenigde Staten was geëmigreerd en daar diverse radenistische tijdschriften had gepubliceerd) en Cajo Brendel, animator van Daad en Gedachte, deelnamen.
De successen van het “georganiseerde” radenisme zijn echter van korte duur geweest. ICO verklaarde in 1974 zijn opheffing. De Nederlandse groepen hielden op te bestaan op hetzelfde moment als hun belangrijkste animatoren.
In Groot-Brittannië kende de groep Solidarity, geïnspireerd door de standpunten van Socialisme ou Barbarie, na een gelijkaardig succes als dat van ICO, splitsing op splitsing tot ze in 1981 uiteenspatte (hoewel de Londense groep het tijdschrift bleef uitgeven tot 1992).
In Scandinavië waren de radenistische groepen, die zich na 1968 hadden ontwikkeld, in staat om in september 1977 in Oslo een conferentie organiseren, maar die bleef zonder vervolg.
Uiteindelijk heeft de stroming die zich aansloot bij de standpunten van Bordiga (overleden in juli 1970), zich in de jaren zeventig van de vorige eeuw het meest ontwikkeld. Ze profiteerde in het bijzonder van een “toestroom” van elementen voortgekomen uit crises die bepaalde linkse groepen (met name de maoïstische groepen) in deze periode troffen. In 1980 was de Parti Communiste International op internationaal vlak de grootste en invloedrijkste organisatie die zich beriep op de Communistische Linkerzijde. Maar deze “opening” van de bordigistische stroming voor elementen, die sterk getekend waren door ultra-links, leidde in 1982 tot de explosie van de groep en reduceerde haar sindsdien tot een veelheid van kleine beperkte sekten.
De belangrijkste manifestatie op de lange termijn van deze vernieuwing van de standpunten van de Communistische Linkerzijde was in feite de ontwikkeling van onze eigen organisatie.[14]
Ze ontstond hoofdzakelijk veertig jaar geleden, in juli 1968 in Toulouse, met de goedkeuring van een eerste beginselverklaring door een kleine kern van elementen die het jaar daarvoor een discussiekring had gevormd rond een kameraad, RV, die zijn politieke debuut had gemaakt in de groep Internacionalismo in Venezuela. Deze laatste groep was in 1964 opgericht door kameraad MC[15], die de belangrijkste animator was van de Gauche Communiste de France (1945-52). MC was in 1919 (op 12-jarige leeftijd) militant geworden, eerst in de Kommunistische Partij van Palestina, daarna in de PCF. In 1938 was hij lid geworden van de Italiaanse Fractie van de Communistische Linkerzijde.
Tijdens de algemene staking van Mei 1968 hadden de elementen van de discussiegroep verschillende pamfletten gepubliceerd die waren ondertekend met Mouvement pour l'Instauration des Conseils Ouvriers (MICO). Ze waren bovendien een discussie gestart met andere elementen waarmee uiteindelijk de groep werd opgericht die, vanaf december 1968, Révolution Internationale ging uitgeven. Deze groep was in contact gekomen en voortdurend in discussie getreden met twee andere groepen van de radenistische beweging, de Organisation Conseilliste de Clermont-Ferrand en de Cahiers du Communisme de Conseils in Marseille.
Ten slotte zijn de drie groepen, in 1972, samengegaan en hebben de Franse sectie van de IKS opgericht, die Révolution Internationale (nouvelle série) begon te publiceren.
In de politieke lijn van Internacionalismo, de GCF en Bilan heeft deze groep discussies aangeknoopt met verschillende groepen die ook waren ontstaan na 1968, met name de groep Internationalism in de Verenigde Staten. In 1972 stuurde Internationalism een brief aan een twintigtal groepen die zich beroepen op de Communistische Linkerzijde, waarin wordt opgeroepen tot het opzetten van een netwerk van correspondentie en internationaal debat. Révolution Internationale heeft van harte gereageerd op dit initiatief en opperde als perspectief de organisatie van een internationale conferentie. De andere groepen die positief reageerden, behoorden allemaal tot de radenistische stroming. De groepen, die zich beriepen op de Italiaanse Linkerzijde, hebben zich van hun kant doof gehouden of vonden dit initiatief prematuur.
Op basis van dit initiatief werden in er 1973 en 1974 verschillende bijeenkomsten gehouden in Engeland en Frankrijk, waaraan voor Groot-Brittannië met name werd deelgenomen door World Revolution, Revolutionary Perspective en Workers' Voice. De eerste twee waren afsplitsingen van Solidarity en de laatste een afsplitsing van het trotskisme.
Ten slotte eindigde deze cyclus van bijeenkomsten in januari 1975 met de organisatie van een conferentie waar de groepen die dezelfde politieke oriëntatie deelden - Internacionalismo, Révolution Internationale, Internationalism, World Revolution, Rivoluzione Internazionale (Italië) en Accion Proletaria (Spanje) - besloten zich te verenigen binnen de Internationale Kommunistische Stroming.
Deze besloot om de politiek van contacten en van discussies met de andere groepen van de Communistische Linkerzijde voort te zetten, wat haar ertoe bracht deel te nemen aan de Conferentie van Oslo in 1977 (tegelijk met Revolutionary Perspective), en positief te reageren op het in 1976 door Battaglia Comunista gelanceerde initiatief om een internationale conferentie van groepen van de Communistische Linkerzijde te houden.
De drie conferenties die in mei 1977 (Milaan), november 1978 (Parijs) en mei 1980 (Parijs) werden gehouden, hadden steeds meer belangstelling gewekt bij de elementen van de Communistische Linkerzijde, maar het besluit van Battaglia Comunista en van Communist Workers' Organisation (voortgekomen uit een hergroepering van Revolutionary Perspective en Workers' Voice in Groot-Brittannië) om de IKS voortaan uit te sluiten, luidde de doodsklok in voor deze inspanning. [16] De sektarische terugtrekking (in ieder geval ten opzichte van de IKS) van BC en de CWO (die in 1984 samengingen in het Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij - IBRP) was in zekere zin een aanwijzing dat de eerste impuls, die door de historische opkomst van het wereldproletariaat in Mei 1968 aan de stroming van de Communistische Linkerzijde was gegeven, uitgeput was.
Ondanks de moeilijkheden die de arbeidersklasse de afgelopen decennia heeft ondervonden, met name de ideologische campagnes over de “dood van het communisme” na de ineenstorting van de stalinistische regimes, is de wereldbourgeoisie er niet in geslaagd haar een beslissende nederlaag toe te brengen. Dit blijkt uit het feit dat de stroming van de Communistische Linkerzijde (voornamelijk vertegenwoordigd door het IBRP[17] en vooral de IKS) haar positie heeft behouden en vandaag de dag een toenemende belangstelling ondervindt bij de elementen die zich, met de langzame heropkomst van de klassenstrijd sinds 2003, keren naar een revolutionair perspectief.
De weg van het proletariaat naar de communistische revolutie is lang en moeilijk. Het kan niet anders, want deze klasse heeft de reusachtige taak om de mensheid mee te voeren van “de heerschappij van de noodzaak naar de heerschappij van de vrijheid”. De bourgeoisie laat geen enkele kans onbenut om te verkondigen dat “het communisme dood is!” Maar de hardnekkigheid waarmee ze zich inzet om haar te begraven, is kenmerkend voor de angst die ze nog ondervindt van dit perspectief. Veertig jaar later nodigt ze ons uit om Mei 68 te “liquideren” (Sarkozy) of te “vergeten” (Cohn-Bendit, die een vooraanstaande “groene” is geworden in het Europees Parlement en onlangs een boek heeft gepubliceerd met de opmerkelijke titel “Forget 68”) en dat is normaal: Mei 68 heeft een bres geslagen in haar systeem van overheersing, een bres die ze niet heeft kunnen dichten en die alleen maar groter zal worden naarmate het historische bankroet van dit systeem duidelijker wordt.
Fabienne / 06.07.2008
[1] Partie Communiste de France (PCF) : Communistische Partij van Frankrijk
[2] Confédération Générale du Travail (CGT). Dat is de sterkste vakcentrale, vooral onder de industrie- en transportarbeiders evenals onder de ambtenaren. Ze wordt gecontroleerd door de PCF.
[3] Confédération Française Démocratique du Travail. Deze vakcentrale was oorspronkelijk christelijk geïnspireerd maar verwierp in het begin van de jaren 1960 de referenties naar het christendom en wordt nu sterk beïnvloed door de Parti Socialiste en door een kleine linkse socialistische partij, de inmiddels ter ziele gegane Parti Socialiste Unifié.
[4] Bekend presentator van televisie-uitzendingen.
[5] Een grenzeloos chauvinistische sportcommentator.
[6] De dag na deze toespraak kondigen gemeente-ambtenaren op veel plaatsen aan dat ze weigeren het referendum te organiseren. Ook weten de autoriteiten niet hoe ze de stembiljetten moeten drukken: de nationale drukkerij is in staking en de particuliere drukkerijen, die niet in staking zijn, weigeren: de bazen ervan willen geen bijkomende problemen met hun werkers.
[7] Georges Séguy is eveneens lid van het Politiek Bureau van de PCF.
[8] Later zullen we vernemen dat Chirac, staatssecretaris van Sociale Zaken, ook (op een zolder!) Krasucki, de nummer 2 van de CGT, heeft ontmoet.
[9] Organisation Armée Secrète (AOS): Geheime Gewapende Organisatie: clandestiene groep soldaten en voorstanders van de handhaving van Frankrijk in Algerije, die zich in het begin van de jaren zestig onderscheidde door terroristische aanslagen, moorden en zelfs een poging tot aanslag op de Gaulle.
[10] Eléctricité de France (EDF): Franse elektriciteitsmaatschappij.
[11] Compagnies Républicaines de Sécurité (CRS): nationale politiediensten gespecialiseerd in het onderdrukken van straatdemonstraties.
[12] Eenheid van de nationale politie (d.w.z. het leger) die dezelfde rol vervult als de CRS.
[13] Pannekoek en Gorter waren de twee belangrijkste theoretici van de Hollandse Linkerzijde.
[14] Voor een meer gedetailleerde geschiedenis van de IKS, lees onze artikelen “Construction of the revolutionary organisation: 20 years of the International Communist Current” in International Review nr. 80 en “30 years of the ICC: learning from the past to build the future” in International Review nr. 123.
[15] Over de bijdrage van MC aan de revolutionaire beweging, zie ons artikel “Marc” in de nummers 65 en 66 van de International Review.
[16] Voor wat betreft deze conferenties, zie ons artikel: “The international conferences of the Communist Left (1976 - 1980) - Lessons of an experience for the proletarian milieu” in International Review nr. 122.
[17] De geringere ontwikkeling van het BIPR in vergelijking met die van de IKS is voornamelijk te wijten aan haar sektarisme en haar opportunistische politiek van hergroepering (wat er vaak toe leidt dat zij haar politiek op zand bouwt). Zie hierover ons artikel “An opportunist policy of regroupment that will only lead to ‘abortions’ ” in International Review nr. 121.
In januari 1969, bij de inauguratie van zijn eerste mandaat als president van de Verenigde Staten, verklaarde Richard Nixon: “Wij hebben eindelijk geleerd om een moderne economie te beheren en zijn onafgebroken groei te waarborgen.” Achteraf kan men vaststellen hoezeer een dergelijk optimisme wreed door de werkelijkheid werd verstoord: aan het begin van zijn tweede mandaat, nauwelijks vier jaar later, kenden de Verenigde Staten hun hevigste teruggang sinds de Tweede Wereldoorlog, een teruggang die gevolgd werd door talrijke andere, die steeds ernstiger waren. Maar men moet erkennen dat qua niet aflatend optimisme Nixon een jaar eerder door een ander meer ervaren staatshoofd was voorafgegaan: generaal de Gaulle, die tijdens de Tweede Wereldoorlog hoofd was van het “Vrije Frankrijk” en sinds 1958 President van de Franse Republiek.
Had de grand homme in zijn toespraak aan het volk niet verklaard: “Ik begroet het jaar 1968 met een gerust gevoel.”? We hebben geen vier jaar moeten wachten voordat dit optimisme werd weggeveegd; vier maanden volstonden opdat het geruste gevoel van de Général het veld ruimde voor de grootste verwarring. Het is waar dat de Gaulle niet alleen het hoofd moest bieden aan een bijzonder heftige en massale studentenrevolte, maar ook en vooral aan de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Er is weinig verbeelding voor nodig om vast te stellen dat 1968 geen “rustig” jaar is geweest voor Frankrijk: het was en blijft tot nu toe zelfs het meest onrustige jaar sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar het was niet alleen Frankrijk die in dat jaar grote beroeringen doormaakte, verre van dat. Twee auteurs die niet beticht kunnen worden van “franco-centrisme”, de Engelsman David Caute en de Amerikaan Mark Kurlansky, zijn duidelijk over dit onderwerp: “1968 was het meest turbulente jaar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een keten van opstanden troffen Amerika en West-Europa en verspreidden zich zelfs tot Tsjecho-Slowakije; ze stelden de naoorlogse wereldorde in vraag.” [1] “Er was geen jaar dat leek op 1968 en het is waarschijnlijk dat er nooit meer iets gelijkaardigs zal komen. In een tijd waarin naties en culturen nog gescheiden waren en zich duidelijk aftekenden (...) ontvlamde er een geest van rebellie in de vier uithoeken van de wereld. Er waren andere jaren van revolutie geweest: 1848 bijvoorbeeld, maar in tegenstelling tot 1968 bleven die gebeurtenissen beperkt tot Europa...” [2]
Veertig jaar na dit “hete jaar”, wanneer we in een aantal landen getuige zijn van een vloedgolf van radio- en televisie-uitzendingen over dit onderwerp, is het de taak van de revolutionairen om terug te komen op de belangrijkste gebeurtenissen van dit jaar, niet om er een gedetailleerde of uitputtende beschrijving van te geven [3], maar om de ware betekenis ervan vast te stellen. Het is in het bijzonder hun taak om een oordeel te vellen over een idee dat vandaag de dag zeer wijdverbreid is en dat op pagina 4 van Kurlansky's boek staat: “Of het nu historici of politieke wetenschappers zijn, specialisten in de menswetenschappen over de hele wereld zijn het erover eens dat er een tijd vóór en een tijd na 1968 bestaat”.
Laten we maar meteen zeggen dat we dit oordeel volledig delen, maar zeker niet om de redenen die algemeen worden aangehaald: “seksuele bevrijding”, “bevrijding van de vrouw”, het in vraag stellen van het autoritarisme in familierelaties, de “democratisering” van bepaalde instellingen (zoals de universiteit), nieuwe artistieke vormen, enzovoort. In deze zin stelt dit artikel dan ook voor de aandacht te vestigen op de werkelijke verandering die zich volgens de IKS in 1968 heeft voltrokken.
Het jaar 1968 wordt naast een hele reeks vrij aanzienlijke feiten op zich (zoals het Tet-offensief van de Vietcong in februari dat, hoewel het uiteindelijk door het Amerikaanse leger werd afgeslagen, duidelijk heeft aangetoond dat de laatste er nooit in zou slagen de oorlog in Vietnam te winnen evenals de interventie van de Sovjettanks in Tsjecho-Slowakije in augustus), gekenmerkt door een “geest van rebellie, die de vier uithoeken van de aardbol spontaan in lichterlaaie heeft gezet”, zoals Caute en Kurlansky benadrukken.
En bij de invraagstelling van de bestaande orde is het belangrijk om twee componenten van ongelijke omvang en ook van ongelijk belang te onderscheiden. Aan de ene kant de studentenrevolte, die bijna alle landen van het westerse blok trof en zich zelfs op een bepaalde manier uitbreidde naar landen van het Oostblok. Aan de andere kant de massale strijd van de arbeidersklasse die dat jaar fundamenteel slechts één land trof, Frankrijk.
In dit eerste artikel gaan we alleen het eerste aspect behandelen, niet omdat het het belangrijkste is, verre van dat, maar omdat het grotendeels voorafgaat aan het tweede en omdat het tweede zelf een prominente historische betekenis heeft, die veel verder gaat dan die van studentenrevoltes.
De grootste en belangrijkste bewegingen van deze periode vinden plaats op het grondgebied van de eerste wereldmacht, te beginnen in 1964. Met name aan de universiteit van Berkeley, in Noord-Californië, zal het studentenprotest voor het eerst een massaal karakter krijgen. De eis die de studenten op de eerste plaats op de been brengt is die van de “free speech movement” (de beweging voor vrije politieke meningsuiting) ten gunste van de vrijheid van politieke expressie binnen de muren van de universiteit. Geconfronteerd met de ronselaars van het Amerikaanse leger willen de protesterende studenten propaganda maken tegen de Vietnam-oorlog en ook tegen rassenscheiding (het is één jaar na de “mars voor de burgerrechten” van 28 augustus 1963 in Washington, waar Martin Luther King zijn beroemde toespraak “I have a dream” hield).
Aanvankelijk reageren de autoriteiten uiterst repressief, met name door het inzetten van politie tegen de “sit-ins”, tegen de vreedzame bezetting van de gebouwen, waarbij 800 arrestaties worden verricht. Ten slotte staan de universitaire autoriteiten, begin 1965, politieke activiteiten toe aan de universiteit, die één van de belangrijkste centra zal worden van het studentenprotest in de Verenigde Staten. Tegelijkertijd wordt Ronald Reagan, met de leuze “de rommel opruimen op Berkeley”, eind 1965, tegen alle verwachtingen in gekozen tot gouverneur van Californië. De beweging zal zich de daaropvolgende jaren massaal ontwikkelen en radicaliseren rond het protest tegen de rassenscheiding, voor de verdediging van vrouwenrechten en vooral tegen de Vietnam-oorlog.
Terwijl jonge Amerikanen, vooral studenten, massaal naar het buitenland vluchten om te voorkomen dat ze naar Vietnam worden gestuurd, worden de meeste universiteiten van het land getroffen door massale anti-oorlogsbewegingen en ontstaan er ongeregeldheden in de zwarte getto's van de grote steden (het aandeel van jonge zwarten onder de soldaten, die naar Vietnam worden gestuurd, is veel hoger dan het nationale gemiddelde). Deze protestbewegingen worden vaak krachtig onderdrukt; eind 1967 worden 952 studenten veroordeeld tot zware gevangenisstraffen omdat ze weigeren naar het front te gaan en op 8 februari 1968 worden drie studenten gedood bij een betoging voor burgerrechten in Zuid-Carolina.
1968 is het jaar waarin de bewegingen hun grootste omvang zullen bereiken. In maart bezetten zwarte studenten van de Howard Universiteit in Washington 4 dagen lang de gebouwen. Van 23 tot 30 april 1968 wordt de Columbia Universiteit in New York bezet, uit protest tegen de bijdrage van haar faculteiten aan de activiteiten van het Pentagon en uit solidariteit met de bewoners van het naburige zwarte getto van Harlem. Eén van de elementen die de ontevredenheid radicaliseerde is de moord op Martin Luther King op 4 april, die werd gevolgd door talrijke gewelddadige rellen in de zwarte getto's van het land.
De bezetting van de Colombia Universiteit is een van de hoogtepunten van het studentenprotest in de Verenigde Staten, die nieuwe confrontaties op gang zal brengen. In mei zijn twaalf universiteiten in staking gegaan om te protesteren tegen racisme en de oorlog in Vietnam. Californië wordt in de zomer in vuur en vlam gezet, met gewelddadige botsingen, twee nachten lang, tussen studenten en politie aan de Universiteit van Berkeley, die de gouverneur van Californië, Ronald Reagan, ertoe brengt de noodtoestand uit te roepen en een uitgaansverbod in te stellen. Deze nieuwe golf van confrontaties zal zijn meest gewelddadige momenten beleven tussen 22 en 30 augustus in Chicago, met ernstige ongeregeldheden, tijdens de Conventie van de Democratische Partij.
Op het Amerikaanse continent zelf zijn het Brazilië en Mexico waar de studenten het meest in beweging zijn.
In 1967 vinden er in Brazilië betogingen plaats tegen de regering en tegen Amerika. Op 28 maart 1968 komt de politie tussenbeide in een studentenvergadering waarbij één student, Luis Edson, wordt gedood en verscheidene anderen ernstig gewond raken, van wie er één enkele dagen later alsnog overlijdt. De begrafenis van Luis Edson op 29 maart leidt tot een grote demonstratie. Van de universiteit van Rio de Janeiro, waar een onbeperkte staking begint, breidt de beweging zich uit tot de universiteit van Sao-Paulo, waar barricades worden opgeworpen. Op 30 en 31 maart vinden in het hele land nieuwe betogingen plaats. Op 4 april worden in Rio 600 mensen gearresteerd. Ondanks repressie en de reeks van arrestaties vinden er tot oktober bijna dagelijks betogingen plaats.
Enkele maanden later wordt Mexico getroffen. Eind juli breekt de studentenrevolte uit in Mexico-Stad waarbij de politie reageert met de inzet van tanks. Het hoofd van de politie van het “Federale District” van Mexico-Stad rechtvaardigt de repressie als volgt: het gaat erom “een subversieve beweging” te blokkeren die “de neiging heeft om aan de vooravond van de 19e Olympische Spelen een sfeer van vijandigheid tegenover onze regering en ons land te scheppen”. De onderdrukking wordt voortgezet en geïntensiveerd. Op 18 september wordt de universiteitscampus bezet door de politie. Op 21 september worden 736 mensen gearresteerd tijdens nieuwe botsingen in de hoofdstad.
Op 30 september wordt de universiteit van Veracruz bezet. Op 2 oktober tenslotte laat de regering (met gebruik van paramilitaire troepen zonder uniform) het vuur openen op een betoging van 10.000 studenten op het Place des Trois-Cultures in Mexico-Stad. Deze gebeurtenis, die zal worden herinnerd als het bloedbad van Tlatelolco, leidt tot minstens 200 doden, 500 ernstig gewonden en 2000 arrestaties. Zo zorgt president Díaz Ordaz ervoor dat de Olympische Spelen vanaf 12 oktober “vreedzaam” kunnen plaatsvinden. Na de wapenstilstand van de Olympische Spelen zullen de studenten de beweging nog enkele maanden voortzetten.
Niet alleen het Amerikaanse continent wordt getroffen door deze golf van studentenrevoltes. In feite worden ALLE continenten erin betrokken.
In Azië is Japan het toneel van bijzonder spectaculaire bewegingen. Al in 1963 en gedurende de rest van de jaren zestig vinden er gewelddadige demonstraties plaats tegen de Verenigde Staten en tegen de Vietnam-oorlog, voornamelijk onder leiding van de Zengakuren (Nationaal Verbond van Autonome Comité’s van Japanse Studenten). Aan het eind van het voorjaar van 1968 belegeren de protesterende studenten massaal de scholen en de universiteiten. Er wordt een leuze gelanceerd: "Laten we Kanda [het universiteitsdistrict in Tokio] veranderen in een Quartier Latin”.
In oktober bereikt de beweging, versterkt door de deelname van arbeiders, haar hoogtepunt. Op 9 oktober leiden gewelddadige botsingen tussen politieagenten en studenten in Tokio, Osaka en Kyoto tot 80 gewonden en 188 arrestaties. De anti-oproerwet wordt opnieuw in leven geroepen en 800.000 mensen gaan de straat op om te protesteren tegen het besluit. In reactie op de inval van de politie in de universiteit van Tokio, teneinde de bezetting te beëindigen, gaan er op 25 oktober 6.000 studenten in staking. De Universiteit van Tokio, het laatste bastion dat nog in handen is van de beweging, valt midden januari 1969.
In Afrika zijn er twee landen die opvallen: Senegal en Tunesië.
In Senegal verwerpen de studenten de rechtse oriëntatie van de machthebbers en de neokoloniale invloed van Frankrijk en eisen een herstructurering van de universiteit. Op 29 mei 1968 wordt de algemene staking van studenten en arbeiders door Léopold Sédar Senghor, lid van de “Socialistische Internationale”, met de hulp van het leger hard onderdrukt De repressie veroorzaakt één dode en 20 gewonden aan de Universiteit van Dakar. Op 12 juni gaat een betoging van studenten en middelbare scholieren in de buitenwijken van Dakar gepaard met nog een slachtoffer.
In Tunesië begon de beweging in 1967. Op 5 juni wordt in Tunis, tijdens een betoging tegen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, die ervan beschuldigd worden Israël te steunen tegen de Arabische landen, het Amerikaanse culturele centrum geplunderd en de Britse ambassade aangevallen. Een student, Mohamed Ben Jennet, wordt gearresteerd en veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Op 17 november demonstreren studenten tegen de Vietnam-oorlog. Van 15 tot 19 maart 1968 gaan ze in staking en demonstreren ze voor de vrijlating van Ben Jennet. De beweging wordt onderdrukt door een reeks arrestaties.
Maar in Europa maakte de studentenbeweging haar belangrijkste en meest spectaculaire ontwikkelingen door.
In Groot-Brittannië begint de beroering vanaf oktober 1966 in de zeer respectabele London School of Economics (LSE), één van de Mekka's van het burgerlijke economische denken, waar de studenten protesteren tegen de benoeming tot president van een figuur die bekend staat om zijn banden met de racistische regimes van Rhodesië (nu Zimbabwe) en Zuid-Afrika. Daarna wordt de LSE nog steeds geraakt door protestbewegingen. Zo is er in maart 1967 een vijfdaagse sit-in tegen de disciplinaire maatregelen die leiden tot de vorming van een “vrije universiteit”, naar het voorbeeld van de Amerikaanse universiteiten. In december 1967 vinden er sit-ins plaats aan het Regent Street Polytechnic en aan het Holborn College of Law and Commerce, beide met een eis tot studentenvertegenwoordiging in de bestuursinstellingen.
In mei en juni 1968 vinden er bezettingen plaats aan de Universiteit van Essex, aan het Hornsey College of Art, in Hull, Bristol en Keele, gevolgd door andere protestbewegingen in Croydon, Birmingham, Liverpool, Guildford en aan het Royal College of Arts. De meest spectaculaire betogingen (met veel mensen met verschillende achtergronden en met even uiteenlopende benaderingen) zijn die tegen de Vietnam-oorlog: in maart en oktober 1967, in maart en oktober 1968 (de laatste is de meest massale), die allemaal aanleiding geven tot gewelddadige botsingen met de politie met honderden gewonden en arrestaties voor de Amerikaanse ambassade op het Grosvenorplein.
In België gaan de studenten vanaf april 1968 verschillende keren de straat op om hun oppositie tegen de Vietnam-oorlog tot uiting te brengen en om een reorganisatie in het functioneren van het universitaire systeem te vragen. Op 22 mei bezetten zij de Vrije Universiteit van Brussel en verklaren deze “open voor het volk”. Eind juni, na het besluit van de Universiteitsraad om rekening te houden met een aantal van hun eisen, ontruimen ze het gebouw.
Vanaf 1967 vermenigvuldigen de studenten in Italië het aantal bezettingen van de universiteiten en vinden er regelmatig botsingen plaats met de politie. In februari 1968 is de universiteit van Rome bezet. De politie ontruimt het pand, wat de studenten doet besluiten om zich te installeren in de faculteit architectuur, in de Villa Borghese. Er vinden gewelddadige botsingen plaats, bekend als de “Slag om Valle Giulia”, met de politie, die charges uitvoert tegen de studenten. Tegelijkertijd ontstaan er spontane bewegingen van woede en revoltes in industrieën waar de vakbonden zwak staan (Marzotto-fabriek in Venetië). Dit brengt de vakbonden ertoe een algemene stakingsdag uit te roepen in de industrie, die massaal wordt opgevolgd. Ten slotte zullen de verkiezingen van mei een einde maken aan deze beweging, die vanaf het voorjaar begon af te brokkelen.
In het Spanje van Franco vinden er vanaf 1966 een golf van arbeidersstakingen en universitaire bezettingen plaats. De beweging komt in 1967 in een stroomversnelling en zet zich voort in 1968. Studenten en arbeiders tonen hun solidariteit, zoals op 27 januari 1967 als 100.000 arbeiders demonstreren in reactie op de wrede onderdrukking van een dag van betogingen in Madrid, die de studenten, die hun toevlucht hebben gezocht in het gebouw van de Economische Wetenschappen, ertoe aanzet om 6 uur lang het gevecht aan te gaan met de politie. De autoriteiten onderdrukken de demonstranten met alle middelen: de pers wordt gecontroleerd, activisten van clandestiene bewegingen en vakbonden worden gearresteerd. Op 28 januari 1968 stelt de regering in elke universiteit een “universiteitspolitie” in. Dit verhindert niet dat de onrust onder studenten weer oplaait, tegen het Franco-regime en ook tegen de Vietnam-oorlog, wat de autoriteiten noodzaakt de Universiteit van Madrid in maart voor onbepaalde tijd te sluiten.
Van alle landen in Europa heeft Duitsland de sterkste studentenbeweging.
In dit land wordt er eind 1966 een “buitenparlementaire oppositie” gevormd, met name als reactie op de deelname van de sociaal-democratie aan de regering. Deze is vooral gebaseerd op een groeiend aantal studentenvergaderingen aan de universiteiten, die worden geanimeerd door discussies over de doelstellingen en de middelen van het protest. In navolging van de Verenigde Staten worden tal van academische discussiegroepen opgericht; als tegenpool tegen de “gevestigde” burgerlijke universiteiten wordt er een “kritische universiteit” opgericht. Een oude traditie van debat, van discussies in openbare algemene vergaderingen, wordt nieuw leven ingeblazen.
Ook al worden veel studenten aangetrokken door spectaculaire acties, de belangstelling voor de theorie, voor de geschiedenis van de arbeidersbeweging duikt opnieuw op en, met die belangstelling, de moed om de omverwerping van het kapitalisme te overwegen. Veel elementen spreken de hoop uit op het ontstaan van een nieuwe samenleving. Vanaf dat moment wordt de protestbeweging in Duitsland op internationaal niveau beschouwd als het meest actief in de theoretische discussies, het meest diepgaand in deze discussies, het meest politiek.
Parallel aan deze overdenking vinden tal van manifestaties plaats. De Vietnam-oorlog is hiervan uiteraard de belangrijkste reden in een land wiens regering haar volledige steun geeft aan de Amerikaanse militaire macht, maar dat zelf ook bijzonder getekend was door de Tweede Wereldoorlog. Op 17 en 18 februari vond er in Berlijn een internationaal congres plaats tegen de Vietnam-oorlog, gevolgd door een betoging met zo'n 12.000 deelnemers. Maar deze betogingen, die in 1965 begonnen, hekelen ook de ontwikkeling van het politiekarakter van de staat, in het bijzonder het ontwerp van de uitzonderingswet die de staat de mogelijkheid geeft om de noodtoestand uit te roepen en de repressie te intensiveren. De SPD, die in 1966 de CDU vervoegt in een “grote coalitieregering”, blijft trouw aan haar beleid van 1918-1919, toen zij leiding gaf aan de bloedige verplettering van het Duitse proletariaat.
Op 2 juni 1967 wordt er een betoging tegen de komst van de sjah van Perzië naar Berlijn met het grootste geweld onderdrukt door de Duitse “democratische” staat, die met deze bloeddorstige dictator de beste betrekkingen onderhoudt. Een student, Benno Ohnesorg, wordt doodgeschoten door een schot in de rug, afgeschoten door een agent in uniform (die later werd vrijgesproken). Na deze moord worden de weerzinwekkende lastercampagnes tegen de protestbewegingen, vooral tegen hun leiders, geïntensiveerd. Bild-Zeitung, een tabloid met een grote oplage, eist dat “De terreur van de rode jeugd nu wordt gestopt”. Tijdens een door de Berlijnse Senaat georganiseerde pro-Amerikaanse demonstratie op 21 februari 1968 roepen de deelnemers Rudi Dutschke, de belangrijkste woordvoerder van de protestbeweging, uit “als vijand nr. 1 van het volk”.
Een voorbijganger, die op “Rode Rudi” lijkt, wordt door demonstranten aangevallen, die hem dreigen te vermoorden. Een week na de moord op Martin Luther King bereikt deze haatdragende campagne op 11 april haar hoogtepunt met de moordaanslag op Dutschke door Josef Bachmann, een opgewonden jongeman, duidelijk beïnvloed door de hysterische campagnes, die ontketend worden door de pers van magnaat Axel Springer, baas van de Bild-Zeitung [4]. Daarop volgen rellen tegen dit sinistere individu en zijn persgroep. Voordat de aandacht overging naar Frankrijk, heeft de studentenbeweging in Duitsland een aantal weken lang haar rol bevestigd als referentiepunt voor alle bewegingen die het merendeel van de Europese landen treffen.
De grootste episode van de studentenrevolte in Frankrijk begon op 22 maart 1968 aan de Universiteit van Nanterre, in de westelijke voorstad van Parijs. Op zich waren de gebeurtenissen van die dag niet uitzonderlijk: een ultra-linkse student van deze universiteit, die ervan verdacht wordt te hebben deelgenomen aan een aanval op American Express in Parijs tijdens een gewelddadige demonstratie tegen de Vietnam-oorlog wordt aangehouden. Uit protest tegen zijn arrestatie houden 300 van zijn kameraden een meeting in een amfitheater en besluiten 142 van hen om 's nachts de zaal van de Universiteitsraad, in het administratiegebouw, te bezetten. Het is niet de eerste keer dat de studenten van Nanterre uiting geven aan hun ontevredenheid.
Nog maar een jaar eerder had er aan deze universiteit al een krachtmeting plaatsgevonden tussen studenten en politie over de vrije toegang tot het universitaire meisjestehuis, wat voor jongens verboden was. Op 16 maart 1967 had een vereniging van 500 bewoners, ARCUN, de afschaffing van het huishoudelijk reglement afgekondigd, dat onder andere vrouwelijke studenten, ook al waren ze meerderjarig (toen was dat vanaf 21 jaar), als minderjarig beschouwde. Daarna had de politie, op verzoek van de universiteitsadministratie, op 21 maart 1967 het meisjestehuis omsingeld met het plan de 150 jongens die zich daar bevonden en zich op de bovenste verdieping van het gebouw hadden gebarricadeerd, te arresteren.
Maar de volgende ochtend werd de politie zelf omsingeld door enkele duizenden studenten en kregen uiteindelijk het bevel om de gebarricadeerde studenten vrijuit het gebouw te laten verlaten. Maar noch dit incident, noch andere uitingen van woede van studenten, in het bijzonder die van de herfst van 1967 tegen het “plan Fouchet” voor de hervorming van de universiteit, hadden verdere gevolgen. Dat was heel anders na 22 maart 1968. Enkele weken later zou een opeenvolging van gebeurtenissen niet alleen leiden tot de grootste studentenmobilisatie sinds de oorlog, maar vooral tot de grootste staking uit de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging.
Vóór de zaal van de universiteitsraad te verlaten besluiten de 142 bezetters om de agitatie in stand te houden en te ontwikkelen, en de “22 maart Beweging” (M22) op te richten. Het is een informele beweging, oorspronkelijk samengesteld uit trotskisten van de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR) en anarchisten (waaronder Daniel Cohn-Bendit), en waar zich eind april de maoïsten van de Union des jeunesses communistes marxistes-léninistes (UJCML), bij aansluiten en die in de daaropvolgende weken meer dan 1200 deelnemers zal bijeenbrengen.
De muren van de universiteit worden bedekt met affiches en graffiti: “Professoren, jullie zijn oud en jullie cultuur ook”, “Laat ons leven”, “Neem je verlangens voor werkelijkheid”. De M22 kondigt voor 29 maart een “kritische universiteitsdag” aan, naar het voorbeeld van de acties van de Duitse studenten. De rector besluit de universiteit tot 1 april te sluiten, maar de agitatie wordt hervat zodra de universiteit heropend wordt. Voor 1000 studenten stelt Cohn-Bendit: “Wij weigeren de toekomstige kaders te worden van de kapitalistische uitbuiting”.
De meeste professoren reageren conservatief: op 22 april eisen 18 van hen, waaronder mensen van “links” dat “maatregelen en middelen worden ingezet om de agitatoren te ontmaskeren en te straffen”. De rector laat een hele reeks repressieve maatregelen aannemen, in het bijzonder de vrije toegang van de politie tot de campus, terwijl er in de pers een campagne wordt ontketent tegen de “dollemannen”, de “kleine groepjes” en de “anarchisten”. De Franse “communistische” partij (PCF) volgt haar daarin: op 26 april houdt Pierre Juquin, lid van het centraal comité, een meeting in Nanterre: “Die agitatoren-rijkeluiszoontjes beletten de zonen van arbeiders te slagen voor hun examens”. Hij kan zijn toespraak niet afmaken en moet zich uit de voeten maken. In de l’Humanité van 3 mei gaat Georges Marchais, de nummer twee van de PCF, op zijn beurt ook te keer: “Die valse revolutionairen moeten met kracht ontmaskerd worden, aangezien ze objectief de belangen dienen van de Gaullistische machthebbers en de grote kapitalistische monopolies.”.
Op de campus van Nanterre wordt er steeds vaker gevochten tussen ultra-linkse studenten en de fascistische groepen van Occident, die naar Parijs komen om die “bolsjewiki in elkaar te slaan”. Geconfronteerd met deze situatie besluit de rector op 2 mei om de universiteit opnieuw te sluiten, die door de politie afgegrendeld wordt. De studenten van Nanterre besluiten de volgende dag een meeting te houden op de binnenplaats van de Sorbonne om te protesteren tegen de sluiting van hun universiteit en het voor de tuchtraad dagen van 8 leden van M22, waaronder Cohn-Bendit.
De meeting telt slechts 300 deelnemers: de meeste studenten zijn druk bezig met de voorbereiding van hun examens. De regering, die een einde wil maken aan de agitatie, besluit echter een grote slag toe te brengen door de Quartier Latin te bezetten en de Sorbonne te laten omsingelen door de politiediensten, die er ook binnengaat, wat in geen eeuwen meer was gebeurd. De studenten, die zich in de Sorbonne verschanst hebben, krijgen de verzekering dat ze zonder problemen kunnen vertrekken. Maar terwijl meisjes vrij kunnen vertrekken, worden de jongens, zodra ze zich op de stoep begeven, systematisch naar de “boevenwagens” geleid.
Al snel verzamelen zich honderden studenten op het plein van de Sorbonne die de politie beginnen uit te jouwen. Het begint traangasgranaten te regenen: het plein wordt ontruimd, maar de steeds talrijker wordende groep studenten gaat dan de groepjes politieagenten en hun auto’s te lijf. De botsingen gaan 's avonds 4 uur lang door: 72 politieagenten raken gewond en 400 demonstranten worden gearresteerd. De dagen daarop grendelt de politie de Sorbonne volledig af, terwijl 4 studenten tot effectieve gevangenisstraffen worden veroordeeld. Deze politiek van harde aanpak zal de agitatie niet doen verstommen, maar haar juist een massaal karakter geven.
Vanaf maandag 6 mei worden de confrontaties met de politie die rond de Sorbonne wordt ingezet, afgewisseld met groeiende betogingen, waartoe wordt opgeroepen door M22, UNEF (studentenvakbond) en de SNESup (vakbond van het onderwijzend personeel van de hogescholen) en die 45.000 deelnemers tellen. In de betoging wordt geroepen: “De Sorbonne aan de studenten”, “De smerissen uit Quartier Latin” en in het bijzonder “Onze kameraden vrij”. Studenten worden vergezeld door een groeiend aantal middelbare scholieren, leraren, werkers en werklozen. Op 7 mei steekt de betoging bij verrassing de Seine over en kruist de Champs-Élysées, op een steenworp afstand van het presidentieel paleis. De internationale weerklinkt onder de Arc de Triomphe, waar meestal de Marseillaise of de Sonnerie aux Morts wordt gehoord. De demonstraties slaan ook over naar enkele steden in de provincie.
De regering wil een blijk van goede wil tonen door… op 10 mei de universiteit van Nanterre te heropenen. Diezelfde avond staan tienduizenden betogers in het Quartier Latin oog in oog met de politie, die de Sorbonne afgrendelt. Om 21.00 uur beginnen enkele betogers barricades op te richten (het zullen er zo’n zestig worden). Om middernacht wordt een delegatie van 3 docenten en 3 studenten (waaronder Cohn-Bendit) ontvangen door de rector van de Academie van Parijs, maar deze laatste kan, terwijl hij de heropening van de Sorbonne toezegt, niets beloven over de vrijlating van de studenten die op 3 mei zijn gearresteerd. Om twee uur in de morgen begint de oproerpolitie CRS de barricades te bestormen nadat die overvloedig met traangas zijn bestookt.
De botsingen zijn buitengewoon gewelddadig en hebben aan beide zijden honderden gewonden tot gevolg. Bijna 500 betogers worden gearresteerd. In de Quartier Latin betuigen veel inwoners hun sympathie door de studenten thuis op te vangen of door water op straat te gooien dat hen moet beschermen tegen traangas en granaten. Al deze gebeurtenissen, en met name de getuigenissen over de wreedheid van de repressiekrachten, worden van minuut tot minuut op de radio gevolgd door honderdduizenden mensen. Om 6 uur in de morgen “heerst er orde” in de Quartier Latin, dat door een tornado lijkt te zijn getroffen.
Op zaterdag 11 mei is de verontwaardiging in Parijs en de rest van Frankrijk enorm. Overal vinden spontane optochten plaats, waaraan niet alleen studenten aan deelnemen, maar ook honderdduizenden betogers van allerlei komaf, waaronder veel jonge arbeiders of ouders van studenten. In de provincies worden talrijke universiteiten bezet; overal, op straat, op de pleinen, wordt het optreden van de repressiekrachten bediscussieerd en veroordeeld.
Geconfronteerd met deze situatie kondigt de eerste minister Georges Pompidou 's avonds aan dat de politie vanaf maandag 13 mei uit de Quartier Latin zal worden teruggetrokken, dat de Sorbonne zal worden heropend en dat de gevangengezette studenten zullen worden vrijgelaten.
Diezelfde dag roepen alle vakcentrales, waaronder de CGT (een centrale die tot dan toe door de PCF werd geleid en die “ultalinkse” studenten onophoudelijk bleef aanvallen) en de politievakbonden op tot een staking en betogingen op 13 mei om te protesteren tegen de repressie en de politiek van de regering.
Op 13 mei vinden in alle steden van het land de belangrijkste demonstraties plaats sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Aan de zijde van de studenten is de arbeidersklasse massaal aanwezig. Een van de populairste leuzen is: “Tien jaar is genoeg!” onder verwijzing naar de datum van 13 mei 1958, toen de Gaulle opnieuw aan de macht kwam. Aan het eind van de betogingen worden bijna alle universiteiten bezet, niet alleen door de studenten maar ook door veel jonge arbeiders. Overal wordt vrijuit gesproken. De discussies beperken zich niet tot academische kwesties, of de repressie. Ze beginnen alle sociale problemen op te rakelen: de arbeidsomstandigheden, de uitbuiting, de toekomst van de maatschappij.
Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen...
Kenmerkend voor al deze bewegingen is natuurlijk vooral de verwerping van de Vietnam-oorlog. Maar terwijl de stalinistische partijen, bondgenoten van het regime in Hanoi en Moskou, logischerwijs de leiding ervan hadden moeten nemen, in ieder geval in die landen waar ze een belangrijke invloed hadden, zoals het geval was bij de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog in het begin van de jaren 1950, is dat hier absoluut niet het geval.
Integendeel, deze partijen hebben vrijwel geen invloed en keren zich vaak compleet tegen deze bewegingen [5]. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen aan het eind van de jaren 1960 die de diepere betekenis ervan blootlegt. Dat is de betekenis die we nu gaan proberen vast te stellen. Daarvoor is het uiteraard noodzakelijk om in herinnering te roepen wat de belangrijkste thema's waren van de studenten in deze periode in beweging brachten.
Als het verzet tegen de oorlog gevoerd door de Verenigde Staten in Vietnam in alle westerse landen het meest verbreide en sterkst mobiliserende thema was, dan is het natuurlijk niet toevallig dat de eerste studentenrevoltes zich in dat land begonnen te ontwikkelen. De Amerikaanse jeugd werd rechtstreeks en onmiddellijk met het oorlogsvraagstuk geconfronteerd, aangezien zij het waren die werden uitgezonden om de “vrije wereld” te verdedigen. Tienduizenden jonge Amerikanen hebben met hun leven betaald voor de polotiek van hun regering, honderdduizenden keerden gewond of verminkt uit Vietnam terug, miljoenen zijn voor het leven getekend door wat ze in dat land hebben meegemaakt. Naast de verschrikkingen die ze ter plekke meemaakten en typisch zijn voor alle oorlogen, werden velen van hen geconfronteerd met de vraag: “Wat deden we in Vietnam?”
Het officiële discours was dat ze waren gestuurd om de “democratie”, de “vrije wereld” en de “beschaving” te verdedigen. Maar de realiteit die ze hadden meegemaakt, was flagrant in tegenspraak met deze argumenten: het regime dat ze moesten beschermen, het regime van Saigon, was allesbehalve “democratisch” of “beschaafd”: het was een militair, dictatoriaal en bijzonder corrupt regime. Op het terrein hadden Amerikaanse soldaten grote moeite om te begrijpen dat ze de “beschaving” verdedigden terwijl van hen verlangd werd om zich te gedragen als barbaren, die ongewapende arme boeren terroriseerden en afslachtten, waaronder vrouwen, kinderen en ouderen. Maar niet alleen de soldaten ter plekke waren aangeslagen door de verschrikkingen van de oorlog, dat was ook het geval voor een groeiend deel van de Amerikaanse jeugd.
Niet alleen waren de jongens bang om naar de oorlog te worden gestuurd en de meisjes om hun vrienden te verliezen, ook de “veteranen” die terugkwamen, of gewoon de televisiezenders [6], waren steeds meer op de hoogte van de barbaarsheid van de oorlog. De flagrante tegenstrijdigheid tussen de uitleg van de Amerikaanse regering over “de verdediging van de beschaving en de democratie” en haar acties in Vietnam was één van de voornaamste voedingbodems voor een revolte tegen de autoriteiten en traditionele waarden van de Amerikaanse bourgeoisie [7].
Deze revolte voedde in eerste instantie de Hippie-beweging, een vreedzame, geweldloze beweging die zich beriep op de “Flower Power” en waarvan één van haar leuzen “Make Love, not War” was. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de eerste grootschalige studentenmobilisatie plaatsvond aan de Universiteit van Berkeley, in de buitenwijken van San Francisco, het Mekka van de hippies.
De thema's en vooral de middelen van deze mobilisatie vertoonden nog overeenkomsten met deze beweging: het gebruik van geweldloze “sit-ins” om de “Free Speech” te eisen. Maar zoals in veel andere landen daarna, en vooral in Frankrijk in 1968, was de repressie in Berkeley een belangrijke factor in de “radicalisering” van de beweging.
Vanaf 1967, met de oprichting van de Youth International Party, door Abbie Hoffman en Jerry Rubin, die een overgang had gemaakt naar de beweging van de geweldloosheid, gaf de revolterende beweging zichzelf een “revolutionair” perspectief tegen het kapitalisme. De nieuwe “helden” van de beweging waren niet langer Bob Dylan of Joan Baez, maar figuren als Che Guevara (die Rubin in 1964 in Havana had ontmoet). De ideologie van deze beweging was zeer verward.
Er zaten anarchistische ingrediënten in (zoals de cultus van vrijheid, met name seksuele vrijheid of drugsgebruik), maar ook stalinistische (Cuba en Albanië werden als een model beschouwd). De actiemiddelen waren grotendeels ontleend aan die van anarchisten, zoals bespotting en provocatie. Zo was één van de eerste wapenfeiten van het tandem Hoffman-Rubin het verspreiden van pakjes valse bankbiljetten op de Beurs van New York, wat een stormloop veroorzaakte onder de beursgangers om ze te bemachtigen. Eveneens stelden ze, tijdens de Democratische Conventie in de zomer van 1968, het varken Pigasus kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten [8], tegelijkertijd bereidden ze een gewelddadige confrontatie met de politie voor.
Om de belangrijkste kenmerken van de revoltebewegingen die de Verenigde Staten in de jaren zestig hebben geteisterd samen te vatten, kan men zeggen dat ze zich hebben gepresenteerd als een protest tegen de Vietnam-oorlog, tegen de rassendiscriminatie, tegen de ongelijkheid tussen de seksen en tegen de moraal en traditionele waarden van Amerika. Zoals de meesten van hun voornaamste persoonlijkheden (die zich als revolterende kinderen van de bourgeoisie presenteerden) vaststelden, had de beweging geenszins een proletarisch klassenkarakter. Het is geen toeval dat een van haar “theoretici”, de filosofieprofessor Herbert Marcuse, van mening was dat de arbeidersklasse “geïntegreerd” was en dat de krachten van de revolutie tegen het kapitalisme gezocht moesten worden bij onder de zwarte slachtoffers van discriminatie, boeren van de Derde Wereld of rebellerende intellectuelen.
In de meeste andere westerse landen vertonen de bewegingen, die de studentenwereld in de jaren 1960 op stelten hebben gezet, sterke gelijkenissen met die in de Verenigde Staten: verwerping van de Amerikaanse interventie in Vietnam, opstand tegen de autoriteiten, vooral de universitaire, tegen het gezag in het algemeen, tegen de traditionele moraal, vooral de seksuele moraal. Dit is één van de redenen waarom de stalinistische partijen, symbolen van het autoritarisme, geen weerklank vonden in deze revoltes terwijl ze toch deel uitmaakten van de aanklacht tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen de strijdkrachten die ondersteund werden door het Sovjetblok, en zich beriepen op het “anti-kapitalisme”.
Het is waar dat het imago van de Sovjet-Unie ernstig was aangetast door de onderdrukking van de Hongaarse opstand van 1956 en dat het portret van de oude apparatsjik Brezjnev niet bijzonder inspireerde. De opstandelingen van de jaren 1960 hingen liever een poster op hun kamer van Ho Chi Minh (een andere oude apparatsjik, maar meer presentabel en “heldhaftiger”) en nog meer het romantische gezicht van Che Guevara (een ander lid van een stalinistische maar “exotische” partij) of van Angela Davis (ook lid van de Amerikaanse stalinistische partij, maar iemand die het dubbele voordeel had zwart en vrouw te zijn, met een knappe “look” zoals Che Guevara).
Deze component, die zowel anti-Vietnam en “libertair” is, vinden we in het bijzonder terug in Duitsland. De belangrijkste woordvoerder van de beweging, Rudi Dutschke, kwam uit de Oost-Duitse DDR, onder de heerschappij van de USSR. Daar had hij zich al op jonge leeftijd verzet tegen de onderdrukking van de Hongaarse opstand. Hij veroordeelde het stalinisme als een bureaucratische verdraaiing van het marxisme en beschouwde de Sovjet-Unie als deel van een en dezelfde keten van autoritaire regimes die de hele wereld regeerde. Zijn ideologische referenties waren zowel de “jonge Marx” als de Frankfurter Schule (waarvan Marcuse deel van uitmaakte), alsmede de Situationistische Internationale (waar de groep Subversive Aktion zich op beroept, waarvan hij in 1962 de Berlijnse afdeling opricht) [9].
In de loop van de discussies, die vanaf 1965 aan de Duitse universiteiten plaatsvonden, heeft de zoektocht naar een “echt anti-autoritair marxisme” een groot succes gekend, wat verklaart waarom veel teksten van de radenistische beweging op dat moment opnieuw werden gepubliceerd.
De thema’s en eisen van de studentenbeweging, zoals die zich in 1968 in Frankrijk ontwikkelt, zijn fundamenteel dezelfde. Toch zien we dat de verwijzingen naar de Vietnam-oorlog in de loop van de beweging plaats maken voor een hele reeks leuzen van situationistische of anarchistische (of zelfs surrealistische) signatuur, waarmee de muren bedekt raken (“Les murs ont la parole” – de muren hebben het woord).
Anarchistische thema's zijn met name terug te vinden in:
Ze worden aangevuld door hen die oproepen tot de “seksuele revolutie”:
De situationistische referentie is te vinden in:
Bovendien is het thema van het generatieconflict (dat wijdverbreid was in de Verenigde Staten en Duitsland) terug te vinden (zelfs in tamelijk weerzinwekkende vormen) in:
Ook in het Frankrijk van mei 1968, dat regelmatig bedekt is met barricades, is het niet verwonderlijk te vinden:
Tot slot wordt de grote verwarring in het denken, die met deze periode kenmerkt, goed samengevat in deze twee leuzen:
Het klassenkarakter van de studentenbewegingen in de jaren 1960
Deze leuzen, net als de meeste leuzen die in andere landen naar voren zijn gebracht, geven duidelijk aan dat de studentenbeweging van de jaren 1960 geenszins een proletarisch klassekarakter had, ook al bestond er op verschillende plaatsen (zoals in Frankrijk natuurlijk, en ook in Italië, Spanje of Senegal) de wil om een brug te slaan met de strijd van de arbeidersklasse. Deze intentie verraadde overigens een zekere neerbuigendheid tegenover deze laatste, vermengd met een fascinatie voor dit mythische wezen, de arbeider in een blauwe overall, de held van de slecht verteerde lessen van de klassieken van het marxisme.
Fundamenteel was de studentenbeweging van de jaren 1960 kleinburgerlijk van aard, waarbij naast het anarchistische karakter ook de wil om het leven “onmiddellijk te veranderen” één van de duidelijkste kenmerken was van een sociale laag, zoals de kleine bourgeoisie, die op historisch vlak geen toekomst heeft.
Het “revolutionaire” radicalisme van de voorhoede van deze beweging, met inbegrip van de geweldcultus die door sommige van haar sectoren werd gepromoot, is een illustratie temeer van haar kleinburgerlijke aard [10]. De “revolutionaire” bekommernissen van de studenten van 1968 waren ontegenzeggelijk oprecht, maar ze werden sterk getekend door de “derde-wereld-ideologie” (guevarisme of maoïsme) of zelfs door het antifascisme. Ze hadden een romantische kijk op de revolutie zonder enig idee van het werkelijke ontwikkelingsproces van de beweging van de arbeidersklasse dat daartoe leidt.
Voor de studenten die zichzelf als “revolutionair” beschouwden, was Mei 68 in Frankrijk al dé Revolutie en werden de barricades, die dagelijks werden opgeworpen, voorgesteld als een erfenis van de opstand van Juni 1848 en van de Commune van 1871. Een van de componenten van de studentenbeweging van de jaren 1960 was het “generatieconflict”, de zeer belangrijke kloof tussen de nieuwe generatie en die van hun ouders, die talloze kritieken naar het hoofd geslingerd kregen. In het bijzonder werd deze generatie, vanwege het feit dat ze hard gewerkt had om te ontsnappen aan de ellende en zelfs de hongersnood, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, verweten dat ze zich alleen bekommerde om het materiële welzijn.
Vandaar het succes van fantasieën over de “consumptiemaatschappij” en leuzen als “Werk nooit!” Kind van een generatie die volop het juk van de contrarevolutie had ondergaan, verweet de jeugd van de jaren 1960 haar haar conformisme en haar onderwerping aan de eisen van het kapitalisme. Omgekeerd begrepen veel ouders niet, en konden het moeilijk accepteren dat hun kinderen de offers die ze hadden gebracht om hen een betere economische situatie te geven dan henzelf met misprijzen bejegenden.
Achter de studentenrevolte van de jaren 1960 was echter ook een reële economische factor. Destijds bestond er, aan het einde van de studie, geen grote dreiging van werkloosheid of onzekerheid, zoals nu het geval is. De grootste ongerustheid die bij jonge studenten toen leefde, was dat zij niet langer dezelfde sociale status zouden kunnen genieten als de vorige generatie afgestudeerden.
In feite werd de generatie van 1968 als eerste, op een nogal wrede manier, geconfronteerd met de “proletarisering van de kaders”, iets wat door de sociologen van die tijd overvloedig werd bestudeerd. Dit fenomeen was enkele jaren eerder begonnen, nog voordat de open crisis zich manifesteerde, na een zeer aanzienlijke toename van het aantal studenten aan universiteiten (zo steeg het aantal studenten in Duitsland tussen 1964 en 1974 van 330.000 tot 1,1 miljoen)
Deze stijging was het gevolg van de behoeften van de economie, maar ook van de wil en de mogelijkheid van de oudere generatie om hun kinderen een betere economische en sociale situatie te verzekeren dan henzelf. Het was onder andere deze “massaliteit” van de studentenpopulatie die de groeiende malaise had veroorzaakt als gevolg van het permanente voortbestaan binnen de universiteit van structuren en praktijken uit een tijd waarin slechts een elite haar kon bezoeken, met name een sterk autoritarisme.
Maar als de studentenbeweging, die in 1964 begint, zich ontwikkelt in een periode van “welvaart van het kapitalisme”, is dat niet langer hetzelfde vanaf 1967 als de economische situatie ernstig begint te verslechteren en de malaise van de studentenjeugd versterkt. Dit is een van de redenen die ons in staat stelt om te begrijpen waarom deze beweging in 1968 haar hoogtepunt bereikt. Dat maakt het ons ook mogelijk om te verklaren waarom de beweging van de arbeidersklasse in mei 1968 het voortouw neemt.
Dat is wat we in het volgende artikel zullen doen
Fabienne / 29.03.08
Voetnoten:
[1] David Caute, 1968 dans le monde. Paris: Laffont, 1988; vertaald als Sixty-Eight: The Year of the Barricades, London: Hamilton, 1988; eveneens verschenen in de VS onder de titel: The Year of the Barricades: A Journey through 1968, New York: Harper & Row, 1988.
[2] Mark Kurlansky, 1968 : l’année qui ébranla le monde. Paris: Presses de La Cité, 2005; vertaald uit: The Year That Rocked the World. New York: Ballantine Books, 2004.
[3] In een aantal van onze territoriale publicaties zijn al of zullen nog artikelen worden gepubliceerd over de gebeurtenissen die in hun respectievelijke landen hebben plaatsgevonden.
[4] Rudi Dutschke heeft de aanslag overleefd, maar leed aan ernstige neurologische gevolgen die gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor zijn vroegtijdige dood op 39-jarige leeftijd, op 24 december 1979, 3 maanden voor de geboorte van zijn zoon, Rudi Marek. Bachmann werd veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor poging tot moord. Dutschke nam schriftelijk contact op met zijn aanvaller om uit te leggen dat hij geen persoonlijke wrok tegen hem koesterde en om te proberen hem te overtuigen van de juistheid van een socialistisch engagement. Bachmann pleegde op 24 februari 1970 zelfmoord in de gevangenis. Dutschke betreurde het dat hij hem niet vaker had geschreven: “De strijd om de bevrijding is net begonnen; helaas zal Bachmann er niet meer aan kunnen deelnemen...”.
[5] Studentenbewegingen hebben ook landen getroffen met stalinistische regimes in 1968. In Tsjecho-Slowakije maken ze deel uit van de "Praagse Lente", die wordt gepromoot door een deel van de stalinistische partij. Ze kunnen daarom niet worden beschouwd als bewegingen die het regime in vraag stelden. De situatie in Polen is compleet anders. Betogingen van protesterende studenten, in gang gezet door het verbod van een show welke als anti-Sovjet wordt beschouwd, worden op 8 maart onderdrukt door de politie. In de maand maart neemt de spanning toe en vermenigvuldigen de studenten de bezettingen van de universiteiten en de betogingen. Onder leiding van de minister van Binnenlandse Zaken, generaal Moczar, leider van de “partizanen”-stroming in de stalinistische partij, worden zij wreed onderdrukt, terwijl de joden uit de partij worden gezet, beschuldigd van “zionisme”.
[6] Tijdens de Vietnam-oorlog waren de Amerikaanse media niet onderworpen aan de militaire autoriteiten. Het is een “fout” die de Amerikaanse regering niet opnieuw heeft begaan in de oorlogen tegen Irak in 1991 en vanaf 2003.
[7] Een dergelijk verschijnsel heeft zich niet voorgedaan in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog: Amerikaanse soldaten hadden ook de hel beleefd, in het bijzonder degenen die in 1944 in Normandië waren geland, maar hun offers werden door bijna ieder van hen en door de bevolking aanvaard, dankzij de onthulling, door de autoriteiten en door de media, van de barbaarsheid van het nazi-regime.
[8] Aan het begin van de 20ste eeuw hadden Franse anarchisten een ezel voorgedragen als kandidaat bij de parlementaire verkiezingen.
[9] Voor een samenvatting van de politieke standpunten van het situationisme, zie ons artikel “Guy Debord: The Second Death of the Situationist International” gepubliceerd in International Review No. 80, https://en.internationalism.org/node/3624 [247].
[10] Opgemerkt moet worden dat de autoriteiten in de meeste gevallen (zowel in de “autoritaire” als de meer “democratische” landen) uiterst meedogenloos hebben gereageerd op studentenbetogingen, zelfs toen deze aanvankelijk vreedzaam verliepen. Bijna overal is de repressie, in plaats van het intimideren van demonstranten, een factor geweest tot massale mobilisatie en radicalisering van de beweging. Veel studenten die zichzelf aanvankelijk niet als “revolutionairen” beschouwden, aarzelden niet om zich na enkele dagen of weken zo te noemen als gevolg van de ontketening van een repressie die meer het ware gezicht van de burgerlijke democratie onthulde dan alle toespraken van Rubin, Dutschke of Cohn-Bendit.
In het eerste artikel in deze serie gaven wij een kort overzicht van de oorsprong en de functie van migratie in het kapitalistische systeem en hoe die is veranderd toen datzelfde systeem zijn meedogenloze historische neergang begon aan het begin van de 20e eeuw. In deel twee onderzochten wij het hoogtepuntpunt van die tendens in de verschrikking van de Holocaust. Deel drie besprak het lot van de migranten tijdens de terreur van de Koude Oorlog.
Tegen het einde van de jaren 1980 ging de wereld een nieuwe periode in: die van algemene, sociale ontbinding. Dit fenomeen was het resultaat van de mislukking van de arbeidersklasse om de strijd, die het in de jaren 1970 begonnen was, te politiseren en vooruit te brengen. Maar hoewel de heersende klasse de heropleving van het proletariaat kon terugdringen, was ze niet in staat om haar een beslissende nederlaag toe te dienen, een die haar zou hebben toegelaten om een openlijke koers naar de oorlog op te leggen.
Het gevolg was een neergang in een langdurige uitputtingsstrijd die, terwijl ze smartelijke wonden toebracht aan het proletariaat, ook de economische en politieke apparaten van de bourgeoisie begon te destabiliseren. De ineenstorting van het Oostblok kondigde een nieuw stadium aan in dit proces, een “Nieuwe Wereldwanorde” met zwakkere staten die volledig desintegreerden. Zodra er één verwoeste regio scheen te zijn hersteld, begon een andere uiteen te vallen. Geconfronteerd met wat leek op een nieuwe golf van post-apocalyptische nachtmerries, met complete maatschappijen die schijnbaar in anarchie oplosten, gingen meer mensen dan ooit wanhopig op zoek naar veiligheid in een instortende wereld. Het is deze periode die wij nu zullen onderzoeken.
Met de terugkeer van de economische crisis, in het midden van de jaren 1970, moest het immigratiebeleid sterk worden gereduceerd. Het migratiebeleid werd veel beperkender wat betreft grenstoelatingen. Het kapitaal bleef wel goedkope, geïmmigreerde handarbeiders in dienst nemen, ondanks de werkloosheid die massaal was geworden, maar het kon niet de hele massa buitenlanders opnemen die op weg waren naar de grote industriële centra.
Aan het einde van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990, werden hele charters ingezet om de immigranten naar hun geboorteland terug te voeren. En dat terwijl door de verscherpte conflicten en de verdieping van de economische crisis tegelijkertijd het aantal kandidaten voor migratie toenam.
Overal in de wereld trad er een nieuw verschijnsel massaal op de voorgrond: het verschijnsel van de ‘illegalen’. Met de sluiting van de grenzen, nam de illegale immigratie, waarvan de hoeveelheid moeilijk is in te schatten, op spectaculaire wijze toe.
Een ware maffia-economie, bestaande uit transnationale netwerken, kon zich vervolgens in alle straffeloosheid ontplooien. Ze begunstigde het bestaan van gewetenloze smokkelaars, die allerlei vormen van moderne slavernij voeden, zoals prostitutie, maar ook een onderbetaalde en illegale arbeidsmarkt, in het bijzonder in de bouw en de landbouw. De Verenigde Staten zelf profiteerden van deze situatie door de illegale migranten, vooral die uit Latijns-Amerika, zwaar uit te buiten.
Zo is bijvoorbeeld, “het aantal Mexicanen, dat buiten Latijns-Amerika werd geregistreerd (de meerderheid in de Verenigde Staten), tussen 1970 en 1980 verdrievoudigd, en bereikte een omvang van meer dan twee miljoen. Als er rekening zou worden gehouden met het enorme aantal illegale migranten, moet het exacte cijfer dus nog veel hoger zijn: tussen 1965-1975 schommelde het aantal illegalen rond de 400.000 per jaar, om tussen 1975 en 1990 het aantal van om en nabij de 900.000 migranten te bereiken.” [1]
De val van de Berlijnse Muur, het einde van de Koude Oorlog en van de nagenoeg autarkische stalinistische regimes versnelden dit proces en openden een nieuwe spiraal van oorlogen, chaos, crises en nog nooit vertoonde veranderingen. Na 1945 en vóór de bouw van de muur in 1961 waren het voornamelijk oorlogsslachtoffers die zich verplaatsten, hoofdzakelijk uitgewezen Duitsers, en daarna de mensen die het regime van de Duitse Democratische Republiek ontvluchten. Na 1989 waren de migraties eerder het product van nieuwe internationale stromen. Tot in 1989, werden de migranten uit Oost-Europa door het IJzeren gordijn geblokkeerd. De migratiestromen gingen dus meer van het zuiden naar het noorden, voornamelijk uit Noord-Afrika en de landen rond de Middellandse Zee naar de grote stedelijke centra van de Europese landen.
Na de val van de Berlijnse Muur en met de integratie van de landen van Centraal-Europa in de Europese Unie (de EU), konden arbeidskrachten van de Oost-Europese landen zich opnieuw richten op de landen van West-Europa. In dezelfde periode leidde de snelle en massale groei van China tot de start van de grootste interne migratie, die honderden miljoenen personen aantrok die van het platteland naar de steden trokken. Door de groei van de Chinese economie, konden deze massa's opgenomen worden. Daarentegen werden door de gevorderde crisis in de Europese landen en in de Verenigde Staten, de stromen die afkomstig waren uit andere landen, door de politiek van uitwijzing beperkt.
De dynamiek van het militarisme en de wereldwijde chaos, die volgde op het uiteenvallen van het Oostblok en de ontbinding van de allianties rond de Verenigde Staten, verergerde het “ieder voor zich” en de spanningen tussen de verschillende naties, en dwong bevolkingsgroepen om de gevechten en/of de toenemende ellende te ontvluchten. De kloof die het Oosten van het Westen scheidde, en die niet alleen tot doel had om de imperialistische grens aan te duiden maar ook om de migrantenstroom onder controle te houden, verdween. Ze maakte plaats voor de vrees van de West-Europese regeringen voor de veronderstelde dreiging van een “massale immigratie” vanuit de landen van Oost-Europa.
Na 1989 begaf een stroom van migranten zich naar het Westen, vooral afkomstig uit Roemenië, Polen en Centraal-Europa, op zoek naar werk, zelfs als dat miserabel betaald werd. Ondanks de tragische gebeurtenis van de oorlog op de Balkan tussen 1990 en 1993 en het recente conflict in de Oekraïne, bleven de migratiestromen binnen Europa relatief “onder controle”. En dat, terwijl de migratiedruk op de EU vanuit de perifere landen van het kapitalisme steeds meer toenam. [2]
Aan het begin van de jaren 1990 zaaiden de nieuwe oorlogen chaos in het Midden-Oosten, in de Balkan, in de Kaukasus en in Afrika, en veroorzaakten etnische zuiveringen en pogroms van allerlei slag (Rwanda, Congo, Soedan, Ivoorkust, Nigeria, Somalië, Irak, Syrië, Myanmar, Thailand, enzovoort). Miljoenen personen moesten een goed heenkomen zoeken, maar het merendeel van de vluchtelingen bleef nog in hun regio. Slechts een gering aantal van hen keerde zich naar West-Europa. Tijdens de eerste Golfoorlog gebruikte de “coalitie”, die door de Verenigde Staten werd geleid, de plaatselijke Koerdische en Sjiietische bevolking voor haar interventie, die resulteerde in minstens 500.000 doden en nieuwe vluchtelingen. [3]
Onder de dekmantel van “humanitaire” en/of “vredesoperaties” was het mogelijk geweest om de ergste imperialistische wreedheden toe te dekken in naam van “de bescherming van de vluchtelingen” en de bevolkingsgroepen, in het bijzonder de Koerdische minderheden. De bourgeoisie had een tijdperk van “vrede”, van “welvaart” en de zege van de democratie beloofd. In werkelijkheid, zoals men het vandaag kan zien, werden de grote mogendheden en alle staten meegesleurd in de logica van het militarisme, de logica van een systeem waarvan de spiraal altijd maar moorddadiger en vernietigender wordt. De oorlog kwam trouwens snel terug in Europa, in ex-Joegoslavië, wat tot meer dan 200.000 doden leidde. In 1990 begonnen 35.000 Albanezen van Kosovo naar West-Europa te vluchten. Een jaar later, als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië, verlieten 200.000 personen de verschrikkingen van het conflict en werden 350.000 anderen verplaatst binnen het totaal versnipperde oude territorium.
In 1995 breidde de oorlog zich uit naar Bosnië en verjoeg nog eens 700.000 personen, in het bijzonder na de dagelijkse bombardementen op Sarajevo. [4] Een jaar eerder veroorzaakte de genocide in Rwanda, met de medeplichtigheid van het Franse imperialisme, bijna een miljoen slachtoffers (hoofdzakelijk onder de Tutsi bevolking, maar ook onder de Hutu's). Dit bracht een massale en tragische stroom van Rwandese vluchtelingen op gang richting de Congolese provincie van Kivu (1,2 miljoen verplaatste personen en duizenden doden door de cholera, door de onderlinge afrekeningen, enzovoort). Telkens waren de vluchtelingen gijzelaars en slachtoffers van de ergste wreedheden. In de ogen van de militaire logistiek werden ze in het beste geval beschouwd als “collateral damage” en anders als gewoon hinderlijke objecten.
Velen geloofden na 1989 dat het spook van de oorlog was verdwenen naar een verre toekomst, maar in de werkelijkheid en in de logica van het kapitalisme kon de oorlogsspiraal zijn vernietigende waanzin slechts voortzetten. Hele zones van de planeet werden besmet met krijgsheren en de honger van de grootmachten, die hele bevolkingen opjaagden en terroriseerden en daardoor nog meer bevolkingsgroepen dwong om de barbaarsheid van de gevechtszones te ontvluchten. Tallozen gingen op de vlucht ofwel vanwege de gruweldaden van bendes en de maffia, zoals in Latijns-Amerika met de drugsoorlogen, of omdat ze stuurloos waren achtergebleven vanwege staten die in stukjes uiteenvielen, zoals Irak waar we de opkomst zagen van het obscurantisme van Al-Qaida en daarna Daesh met zijn “Islamitische Staat”. Hetzelfde gebeurde in Afrika waar de interetnische spanningen en de gewapende bendes van moorddadige terroristen het aantal aanslagen opvoerden en zo’n beetje overal chaos zaaiden.
De militaire interventies van de grootmachten, met name van de Verenigde Staten, eerst in Afghanistan (2001) en vervolgens in Irak (2003), wekten de ambities op van de regionale machten, destabiliseerden deze uiterst kwetsbaar gemaakte landen nog meer, verwoestten nog grotere zones door ze over te leveren aan de oorlog. Dat alles verergerde het verschijnsel van de vluchtelingen, verveelvoudigde de kampen en de tragedies. De vluchtelingen vielen ten prooi aan de maffia, ondergingen wreedheden, roof, aanrandingen; vrouwen werden vaak ingelijfd of ontvoerd om opgenomen te worden in netwerken van prostitutie. [5]
Zo’n beetje overal op de aardbol vallen dezelfde verschijnselen samen, sterk gevoed door de oorlog in de “hot spots”, zoals het Midden-Oosten, wat hele families ertoe veroordeelt om in ballingschap te gaan of vast te zitten in kampen.
Tot aan deze periode bleef het merendeel van de oorlogsvluchtelingen rond Europa in hun eigen regio. Maar sinds enkele jaren voert de confrontatie met de steeds uitgebreidere oorlogszones, in het bijzonder in het Midden-Oosten en in Afrika, een groter aantal vluchtelingen naar West-Europa. Dat komt dan bovenop de “economische” migranten van Oost-Europa, de Balkan, van het gebied rondom de Middellandse Zee en andere landen, die doorheen geschud worden door de economische crisis en de chaos. Hetzelfde geldt voor het Amerikaanse werelddeel: behalve de vluchtelingen afkomstig uit Mexico, ontvluchten een toenemend aantal vluchtelingen het geweld in Centraal-Amerika, die dan naar Mexico proberen te ontsnappen om naar de Verenigde Staten te gaan.
Irak, Libië en Syrië zijn sinds enige tijd ten prooi gevallen aan een ongecontroleerde chaos die nog meer bevolkingsgroepen ertoe aanzet om massaal te vluchten. Tegelijkertijd zijn duizenden personen in gijzeling genomen door de plaatselijke imperialistische rivalen, zoals in Aleppo, waar zij zijn veroordeeld om te sterven onder de massale bombardementen en de kogels, of van honger en dorst om te komen. Alleen al in het Midden-Oosten worden vandaag zo’n 15 miljoen personen verdreven. In 2015 bedroeg enkel voor Duitsland de toestroom van vluchtelingen meer dan een miljoen!
Voor de eerste keer sinds 1945 trekken vluchtelingenstromen, slachtoffers van de oorlog en bombardementen, massaal naar fort Europa, dat als een “eldorado” wordt gezien, maar dat ze meedogenloos terugdrijft. In de Oekraïne is de oorlog teruggekeerd en duizenden Oekraïners zijn voor de gevechten gevlucht. Ze vragen asiel aan in de naburige landen, voornamelijk Polen, dat echter steeds vijandiger staat tegenover de vluchtelingen. Ondanks het politieapparaat dat de toegang tot de grenzen zeer moeilijk maakt, zijn er tussen 2000 en 2014 22.400 personen gestorven of gewoon verdwenen in de Middellandse Zee [6] in een poging om in de Europese Unie binnen te geraken, dat zo door hen wordt geïdealiseerd. Deze exodus vergemakkelijkt het maffiawerk van scrupuleloze smokkelaars, waarvan de bloeiende organisaties industriële proporties hebben aangenomen.
De rijkste staten worden zo langzamerhand echte bunkers door de toename van muren, prikkeldraadversperringen, patrouilles en politie-inzet. Om deze te ontwijken wordt vaak de hoogste prijs betaald: de dood. De ironie van het lot wil dat de Verenigde Staten, de kampioenen van de “democratische vrijheden”, die geen woorden te kort kwamen om “de muur van schaamte” te Berlijn te stigmatiseren, zelf een reusachtige muur hebben gebouwd aan hun zuidelijke grens om de “chicanos” de weg te versperren! [7]
In veel landen zijn de vluchtelingen niet alleen ongewenst geworden, maar worden ze eveneens als potentiële misdadigers of terroristen voorgesteld. Dit rechtvaardigt een veiligheidsparanoia, die opzettelijk in stand wordt gehouden om volkeren te verdelen, te controleren en de repressie van toekomstige sociale strijdbewegingen voor te bereiden. Bovenop de politierepressie komen, behalve de honger en de kou, ook nog de administratieve en bureaucratische ergernissen.
De grote mogendheden hebben dus een heel juridisch arsenaal ontplooid om de “goede migranten” (degenen die nuttig kunnen zijn voor de waardevermeerdering van het kapitaal, met name de best opgeleide, de “Brain Drain”), eruit te filteren. De “asielzoekers” en de “slechte migranten”, de hongerige meerderheid zonder kwalificaties, moeten maar … “thuis creperen”. In ieder geval elders! Volgens demografische en economische behoeften “reguleren” de verschillende staten en nationale kapitalen het aantal geschikte vluchtelingen, die in de arbeidsmarkt kunnen worden geïntegreerd.
Een groot aantal wordt brutaal terugverwezen. De mannen, vrouwen en kinderen, vooral in de kampen in Turkije [8], zijn slachtoffer van de politie die niet aarzelt om in koelen bloede op hen te schieten, als elektroshocks, stokslagen, enzovoort, niet voldoende zijn. De EU is zich volkomen bewust van deze angstaanjagende praktijken en van de lijken die op stranden van de Middellandse Zee blijven aanspoelen. Niet alleen laat heel deze slachting haar koud, maar zij organiseert ook een heel militair apparaat en een mensenjacht om de vluchtelingen terug te drijven. Voor haar is dit, buiten de lafheid en de hypocrisie, eenvoudigweg de prijs die betaald moet worden om de kandidaat-bannelingen af te schrikken.
De oorlog, die in de 20e eeuw steeds maar heviger, frequenter en uitgebreider werd, maakte dat het aantal vluchtelingen en oorlogsslachtoffers voortdurend is gestegen. De recente conflicten voeren deze stroom in nieuwe proporties naar Europa en de andere grote industriële centra. Daar komt nog bij dat steeds meer vluchtelingen ontstaan ten gevolge van de vernietiging van het milieu. De klimaatveranderingen en de ecologische rampen voegen zich vandaag bij al dit kwaad. In 2013 telde men al 22 miljoen klimaatvluchtelingen. Volgens bepaalde bronnen zou hun aantal drie keer zoveel bedragen als de oorlogsvluchtelingen.
Voor 2050 voorziet de VN een stroom van 250.000 klimaatvluchtelingen, een fantasierijke en veel te lage schatting, wanneer men ziet dat bepaalde zones of steden (zoals Peking of New-Delhi) vandaag letterlijk verstikkend zijn geworden. Het samenkomen van deze gecombineerde factoren vermenigvuldigt de tragedies en leidt tot een toenemend aantal vluchtelingen, die het kapitaal ten gevolge van zijn historische crisis niet meer voldoende in de productie kan opnemen.
Daarom vormt het tragische lot van de vluchtelingen voortaan een echt moreel probleem voor de arbeidersklasse. Het kapitalistische systeem praktiseert immers de jacht op de illegalen, de uitwijzing, de deportatie, de opsluiting in de kampen, de opvoering van de xenofobe campagnes, die tenslotte de voorbereiding aanmoedigen van allerlei soorten van geweld tegen migranten. Bovendien verdiept de bourgeoisie de verdeling onder de migranten door een wig te drijven tussen de “echte asielzoekers” en de ongewenste “economische vluchtelingen”, die zogenaamd heel snel te talrijk zijn geworden.
Geconfronteerd met de realiteit van de economische crisis, zo’n beetje overal in Europa, en door opnieuw gebruik te maken van de angst voor en de context van het terrorisme, introduceert de bourgeoisie de noodzaak van een “redelijke oplossing” en laat tegelijkertijd, in een gecontroleerde dosering, de paniek en vlagen van vreemdelingenhaat neerdalen op een deel van de bevolking. Daarbij presenteert ze de staat als het enige bolwerk dat de stabiliteit kan garanderen tegenover de dreiging van “invasies” en dat zogenaamd het middel is om de “vreemdelingenhaat” te bestrijden’.
De propaganda die de angst aanwakkert voor de concurrentie door de vluchtelingen op het vlak van werk, huisvesting en gezondheidszorg, spoort een groeiende reactionaire en pogromistische mentaliteit aan. Dat alles vormt de vruchtbare bodem voor de ontplooiing van het populisme. [9]
Zoals wij hebben gezien, houdt de bourgeoisie niet op om de arbeiders en de volkeren onderling te verdelen, de xenofobe gevoelens te versterken en uit te buiten, die dan door het populisme worden gebruikt, in het bijzonder tegen de migranten. Dit wordt sinds enkele jaren bevestigd door de opkomst van de ultraconservatieve politieke partijen tegen de immigranten in Europa en in de Verenigde Staten, die met name de meest gemarginaliseerde delen van het proletariaat aanspreken in de eertijds geïndustrialiseerde gebieden. Het resultaat van het Brexit-referendum in Groot-Brittannië, net zoals het verschijnsel Trump in Amerika, bevestigen dat op duidelijke wijze.
Wat betreft het moeilijke migranten-vraagstuk zal de arbeidersklasse voortaan een toenemende verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zij zal noodzakelijkerwijs de hatelijke taal moeten weren van enerzijds degenen die menen dat men “de immigranten buiten moet gooien” en anderzijds degenen die, in hun patriottische en democratische elan, van mening zijn dat “men niet alle ellende van de wereld kan opvangen”. Verder moeten De valstrikken van de officiële propaganda worden verijdeld, net als de voorschriften die de noodzakelijke solidariteit als bewuste uitdrukking van dit morele gevecht verhinderen. Het cijfer van het aantal migranten rijst ongetwijfeld de pan uit, wat steeds meer lijden tot uitdrukking brengt, maar vertegenwoordigt nochtans slechts 3% van de totale wereldbevolking.
De bourgeoisie, die vreest op termijn de controle te verliezen over een situatie die steeds chaotischer wordt, houdt dus opzettelijk de angsten in stand, schept een klimaat van terreur dat de geïsoleerde personen ertoe aanzet om zich onder de “bescherming van de staat” te stellen. Tegenover de officiële verontrustende redevoeringen en de veiligheidsmaatregelen van de staatsapparaten, moeten de proletariërs absoluut op bewuste wijze handelen en de reflexen van angst verwerpen die door de media worden geconditioneerd. Zij moeten ook bewust worden dat de vluchtelingen vooral slachtoffers zijn van het kapitalisme en van de brute maatregelen van dezelfde Staten. Dit probeerde onze reeks artikelen aan te tonen. De arbeidersklasse zal op termijn moeten beseffen dat, achter de migrantenkwestie, zich de internationale eenheid stelt van de revolutionaire strijd tegen het kapitalistische systeem.
“Als onze klasse erin slaagt haar identiteit terug te vinden, dan kan de solidariteit een belangrijk bindend middel vormen in haar strijd. Wanneer ze in de vluchtelingen echter alleen concurrenten en een bedreiging ziet, als ze er niet in slaagt een alternatief voor de kapitalistische ellende te formuleren, waarbij niemand meer wordt gedwongen om uit zijn huis te vluchten omdat hij wordt bedreigd door oorlog of honger, dan dreigt er een massale verspreiding van de pogromistische mentaliteit, waar zelfs de centrale delen van de arbeidersklasse niet van gespaard zullen blijven.” [10]
WH, november 2016
Voetnoten
[1] Véronique PETIT, Les migrations internationales, publié dans : La population des pays en développement.
[2] Om deze reden schiep de EU een uniek territorium (Schengen) dat een drastische controle en een strakkere politiecontrole aan de grenzen (evenals het “vrije verkeer” van de arbeidskrachten binnen dit territorium) toelaat.
[3] Zie Internationale Revue nr. 13 over de Golfoorlog
[4] Bij een Servisch offensief in de enclave van Srebrenica bleven de Franse militairen van UNPROFOR op bevel van hun generale staf “neutraal”, waardoor meer dan 8000 Bosniërs werden vermoord…
[5] Het verschijnsel van de prostitutie, dat in de eerste plaats minderjarigen bedreigt, is in volle expansie in de wereld. Er zijn ongeveer 40 miljoen prostituees afkomstig uit de gehele wereld, die vaak met geweld zijn verplaatst.
[6] Fatal journeys, tracking lives lost during migration, International Organisation for Migration
[7] Zie ons artikel: De wreedheid en de hypocrisie van de heersende klasse [248]
[8] Turkije en Mexico nemen een cruciale plaats in voor de Verenigde Staten en de EU vanwege hun strategische ligging die het mogelijk maakt om het grootste aantallen vluchtelingen/migranten tegen te houden.
[9] Zie onze artikels over dit onderwerp inde Inernationale Revue nr. 157 (Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave).
[10] Die deutsche Politik und das Flüchtlingsproblem: Ein Spiel mit dem Feuer [249]“
De hiernavolgende tekst is een bijdrage van een sympathisant van de IKS, die hij heeft geschreven naar aanleiding van de publieke bijeenkomst over De historische betekenis van Mei 1968.
In zijn tekst maakt de kameraad duidelijk dat Mei 68 voor hem niet slechts een studentenopstand was, maar als het ware een “oceaan van fenomenen van de massastaking”, die definitief de historische heropleving van de internationale proletarische strijd inluidde. Verder benadrukt hij ook hoe de massale stakingsbeweging de voedingsbodem vormde voor een radicale kritiek van het parlementarisme. De kameraad bevestigt die kritiek met de conclusie dat “het zwaartepunt van het huidige politieke leven definitief en volledig buiten het parlement is komen te liggen”. Tenslotte beschrijft de kameraad heel juist hoe de dynamiek van de beweging een “tendens tot zelforganisatie” in zich borg met een “overvleugeling van en confrontatie met de structuren en methoden van de vakbond”. Al met al heeft de strijd in Frankrijk een schat aan strijdervaringen opgeleverd, waaruit – en de bijdrage van de kameraad is daar een bewijs van - tot “vandaag nog lessen kunnen worden getrokken”.
De historische heropleving van de proletarische strijd die, na meer dan veertig jaar van contrarevolutie, met Mei 1968 haar definitieve bevestiging kreeg, gaf de stoot aan “een ontwaken van het bewustzijn van miljoenen arbeiders” en “een herstel en verdieping van de revolutionaire politieke standpunten”.
Notities als bijdrage voor de discussie over Mei '68
De grote mobilisaties en stakingen van slechts enkele weken, tussen mei en juni 1968, in Frankrijk vertonen duidelijk de tendensen en de contouren van de oceaan aan fenomenen van de massastaking, de historische uitdrukking van de proletarische strijd (zelfs van het bestaan van het proletariaat als een maatschappelijke en politieke macht, als een klasse voor zichzelf) sinds het begin van de 20e eeuw:
De historische heropleving van de massale proletarische strijd zal noodzakelijkerwijs de essentie van deze historische kenmerken in zich dragen, op een hoger historisch niveau - als gevolg van het feit dat 40 jaar kapitalistische tegenspraken en tegenstellingen zijn voorbijgegaan - of zal niet plaatsgrijpen.
Mei 68 en de internationale golf die daarmee begon, luidden een rijke periode van strijd in waaruit vandaag nog lessen kunnen worden getrokken, maar de eb en vloed ervan legden ook de basis voor nieuwe (of min of meer nieuwe) politiek-ideologische elementen van de kant van de bourgeoisie, waarmee ze het proletarische kommunistische perspectief probeerde te bestrijden en te karikaturiseren. Deze werden voornamelijk gedragen door de kleinburgerij en de linkerzijde van het kapitaal: de fixatie op het “spectaculaire karakter” van straatrellen en botsingen met de politie, die uit hun context zijn gehaald, als synoniem voor de strijd tegen kapitalistische verhoudingen; de mythe van “de jeugd” als een “opstandig” politiek subject op zich; de gettoachtige valstrik van “contra-culturalisme” en “marginalisme” als revolutionaire subjecten (die we vandaag de dag bijvoorbeeld terugvinden in de vorm van krakers of agro-ecologisme); de partiële en ongefocuste (en dus steriele en globaal perspectiefloze) kritiek op concrete fenomenen van de kapitalistische maatschappelijke organisatie (feminisme, ecologisme, antiracisme, enz...).
Als onderdeel van de mythe van de verheerlijking van de jeugd kunnen we ook de onduidelijke en vage categorie van “de studenten” opnemen. Meer dan 50 jaar na de grote studentenmobilisaties in de VS, Frankrijk of Tsjecho-Slowakije kan gesteld worden dat studentenbewegingen slechts op twee manieren een samenhangend perspectief van confrontatie met het bestaande systeem kunnen vinden:
Buiten deze twee richtingen is het enige wat er overblijft voor de “studentenbeweging”, evenals voor andere onduidelijke sociologische categorieën (“jeugd”, “vrouwen”, “huisvrouwen”, “consumenten”, “gepensioneerden”, “immigranten”, enz...), de impasse van het “populaire” interklassisme, of het a-klassisme, van het humanisme, van het burgerschap, kortom, het kanaliseren van onrust tegenover de burgerlijke samenleving naar onmacht en de nederlaag.
- Mei 1968 toont opnieuw de historische tweespalt die bestaat tussen het electorale terrein van het burgerlijke parlementarisme en de proletarische strijd. Het is niet alleen “dat het zwaartepunt van het huidige politieke leven definitief en volledig buiten het parlement is komen te liggen” (tot uitdrukking gebracht op het Tweede Congres van de Komintern, in 1920), maar nog duidelijker gesteld, beide historische fenomenen hebben de neiging elkaar uit te sluiten, waarbij de sociale en politieke basis die het één mogelijk maakt, onverenigbaar is met het ander. De ene impliceert het oplossen van het proletariaat in de massa van het “volk” als een geatomiseerde, passieve, concurrerende en machteloze massa, die onder de heerschappij van kapitalistische maatschappelijke en productieverhoudingen haar lot verbindt aan de resultaten van de “democratische instellingen” gedomineerd door haar uitbuiters. De andere impliceert de tendens naar permanente mobilisatie, zelforganisatie, politisering en uiteindelijk een breuk met kapitalistische “normaliteit”, en in hogere fasen, de ontbinding van de materiële grondslagen van de burgerlijke “democratie”.
Wat was de weerspiegeling in de electorale arena van de beweging van mei ’68, de waarschijnlijk belangrijkste proletarische beweging in West-Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, waarvan het stempel tot op de dag van vandaag voortduurt? Een verpletterende overwinning voor de rechtse partijen.
Dit veronderstelde “mysterie” wordt, los van het bovenstaande, verklaard door het feit dat de historische kracht van de proletarische strijd niet voortkomt uit de democratische numerieke legitimiteit van de “werkende mensen”, maar uit een krachtsverhouding die in staat is om de overheersing van bestaande maatschappelijke verhoudingen te ondermijnen en te doorbreken, door de directe massa-actie van het proletariaat ter verdediging van zijn menselijke behoeften, door het winnen van brede, niet-uitbuitende delen van het volk voor zijn zaak, en door de bourgeoisie, haar staat en haar onvoorwaardelijke maatschappelijke steunpunten te veroordelen tot isolement en onmacht.
De gebeurtenissen van 1917 in Rusland verduidelijken deze historische onverenigbaarheid in voldoende mate: de waarschijnlijk grootste opstand van de uitgebuite massa’s in de geschiedenis van de mensheid wordt weerspiegeld in de verkiezingen van de grondwetgevende vergadering van november, die amper 25 procent van de stemmen opleverden voor de partijen die de overgang van de macht naar de 'Bolsjewistische' sovjets voorstonden.
Naast de verklaringen door middel van bijzonderheden (vertraging en manipulatie van informatie over de politieke evolutie in de reusachtige gebieden van het Russische Rijk, geen gebruikelijk onderscheid tussen verschillende partijen door de facto opstandige boerenmassa's, enz...) pasten de Bolsjewiki van 1917 de enige revolutionaire maatregel toe die die naam waardig was: ontbinding van de burgerlijke Assemblee en het opnemen van de klassenstrijd als een krachtsverhouding tussen historische projecten, niet als een rekenkundig "democratisch" optelling, al dan niet gelegitimeerd met procenten, tegenover een bourgeoisie die zich al op een burgeroorlog voorbereidde.
We moeten ook het feit benadrukken dat de verschillende facties van de bourgeoisie in Frankrijk hun verschillen opzij hebben gezet om het hoofd te bieden aan de "rode dreiging" (die een constante is gebleven op internationaal vlak sinds de revolutionaire zaak werd begunstigd door de strijd tussen aanhangers van Kerenski en Kornilov in Rusland in 1917). We zien een gecoördineerde werkverdeling tussen rechts en links. Aan de rechterkant zien we dat de "Partij van de Orde" de rijen sluit bij de demonstratie op 30 mei, waar onder andere te horen is: "Cohn-Bendit à Dachau", en de republiek oproept de OAS-leden [2] op 7 juni amnestie te verlenen en de nationaliteit terug te geven. Op de linkerflank zien we dat de vakbonden en linkse partijen de stakers verdelen en zich inzetten voor het einde van de beweging en voor het kanaliseren van ontevredenheid in de richting van het parlementarisme.
Mei 68 en de internationale golf van strijd die zich aandient, laten zien dat, in het kader van de praktische massale strijd tegen de burgerlijke maatschappij, met alle tegenstellingen die er duidelijk en schrijnend in worden weergegeven (onder de aureool van "normaliteit" en "sociale vrede" verborgen in het dagelijks leven van de dictatuur van het kapitaal), er over het algemeen een vruchtbare voedingsbodem wordt gevonden voor een betekenisvolle kwantitatieve invloed van standpunten die de bestaande fenomenen op de meest coherente wijze verklaren.
Met andere woorden: alleen de ontwikkeling en verdieping van de historische crisis van de burgerlijke maatschappelijke en productieverhoudingen en van een massabeweging die ze praktisch in vraag stelt en in perspectief plaatst, kan de noodzakelijke historische voedingsbodem scheppen voor een kwantitatief belangrijke invloed van de revolutionaire programmastandpunten.
Het is in deze context dat “Mei 1968 een ontwaken vormde van het bewustzijn van miljoenen arbeiders”, dat revolutionaire politieke standpunten worden hersteld en verdiept en dat de politisering van brede sectoren van de arbeidersklasse plaatsvindt. Een “ontwaken van het bewustzijn” kan nauwelijks plaatsvinden in het luchtledige, niet onder de burgerlijke “normaliteit”, noch enkel als het product van “morele verontwaardiging”, maar het wordt resoluut gevoed door de praktische massale strijd tegen de bestaande orde die een perspectief schetst en het herstel van revolutionaire standpunten bevordert.
In die zin zijn er verschillende gevaren verbonden aan het zoeken naar of het koesteren van de hoop dat revolutionaire standpunten een aanzienlijke kwantitatieve invloed kunnen hebben buiten deze perioden van directe massa-acties:
Draba / Juni 2018
[2] OAS: Organisatie van het Geheime Leger, een Franse extreemrechtse terroristische groepering die voorstander is van de Franse overheersing van Algerije.
Het rapport dat we hieronder publiceren, is gepresenteerd en besproken op een internationale bijeenkomst van de IKS (in november 2017), en bedoeld om een balans op te maken van de ontwikkeling van de belangrijkste tendensen die ten grondslag liggen aan de evolutie van de imperialistische spanningen. Het is gebaseerd op de teksten en rapporten waarin deze tendensen binnen onze organisatie grondig werden geanalyseerd en besproken, met name de oriëntatietekst (OT) ‘Militarisme en ontbinding’ uit 1991 (Internationale Revue nr. 13,1991) en het Rapport van het 20e Internationale Congres (Internationale Revue, Frans, Engels-, en Spaanstalige uitgave nr. 152, 2e halfjaar 2013).
Sinds dit laatste rapport is opgesteld, hebben zich een reeks belangrijke gebeurtenissen voorgedaan in de verergering van de imperialistische spanningen in het Midden-Oosten. Ten eerste de directe militaire invasie op 20 januari 2018 van Turkije in Syrië om de Koerdische troepen aan te pakken die in Noord-Syrië in de regio Afrin zijn gestationeerd. Deze interventie, die werd uitgevoerd met de, op zijn minst stilzwijgende, instemming van Rusland staat bol van toekomstige militaire confrontaties, met name met de Verenigde Staten, die in deze regio de bondgenoten zijn van de Koerdische strijdkrachten van de YPG, en van scheuringen binnen de NAVO waar Turkije en de Verenigde Staten lid van zijn.
Daarna volgde de militaire aanval door de Verenigde Staten (gesteund door Groot-Brittannië en Frankrijk) gericht op de vermoedelijke locaties voor de productie van chemische wapens in Syrië. Deze aanval markeerde de directe groei van de spanningen tussen de Verenigde Staten en Rusland. Nog recenter is er het besluit van Trump om zich terug te trekken uit het Iraanse nucleaire akkoord, dat niet alleen leidt tot de verscherping van de spanningen tussen Israël en Iran, maar ook wereldwijd tot destabilisatie, aangezien het besluit van de VS door een grote meerderheid van landen is veroordeeld. Dit alles illustreert het risico van een ongecontroleerde escalatie van conflicten in het Midden-Oosten en laat zien dat, zoals ons gelijknamige artikel ontwikkelt, "Het kapitalisme in toenemende mate een bedreiging voor de mensheid vormt".
(14/05/2018)
* * *
In de laatste vier jaar, sinds ons 20e Internationale Congres, hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan in de imperialistische verhoudingen: de oorlog in Syrië en de strijd tegen Islamitische Staat, de Russische interventie in de Oekraïne, de vluchtelingencrisis en de aanslagen in Europa, Brexit en de druk van het populisme, de verkiezing van Trump in de Verenigde Staten en de beschuldigingen van Russische inmenging in de verkiezingscampagne (Russiagate), de spanningen tussen de Verenigde Staten en China omtrent de provocaties van Noord-Korea, de oppositie tussen Saoedi-Arabië en Iran (die de druk verklaart die dit eerste land op Qatar uitoefent), de mislukte staatsgreep tegen Erdogan en de repressie in Turkije, het conflict over de Koerdische autonomie, de uitbarsting van nationalisme tussen Catalonië en Spanje, enzovoort. Het is daarom belangrijk om te evalueren in hoeverre deze gebeurtenissen in overeenstemming zijn met onze algemene analyses van de periode, maar ook welke nieuwe oriëntaties zij onthullen.
Daarvoor is het van cruciaal belang, zoals de oriëntatietekst (OT) “Militarisme en Ontbinding” het van meet af aan stelt, om de juiste methode te gebruiken teneinde een situatie te begrijpen die nog nooit vertoond is:
“In tegenstelling tot de bordigistische stroming heeft de IKS het marxisme nooit als een “onveranderlijke doctrine” beschouwd, maar als een levende gedachte waarvoor iedere belangrijke historische gebeurtenis een gelegenheid tot verrijking betekent. Zulke gebeurtenissen maken het ofwel mogelijk het kader en de eerder ontwikkelde analyses te bevestigen, en deze te ondersteunen ofwel geven ze aan dat bepaalde analyses achterhaald zijn. In dit laatste geval is een inspanning tot overdenking vereist om het toepassingsgebied van voorheen geldige, maar nu achterhaalde, schema’s te verruimen of nieuwe schema’s uit te werken die in staat zijn de nieuwe realiteit beter te vatten. Het is de specifieke en fundamentele verantwoordelijkheid van de revolutionaire organisaties en militanten om deze inspanning tot overdenking te doen en ervoor te waken - net zoals onze voorgangers Lenin, Rosa Luxemburg, de Italiaanse Fractie van de Internationale Communistische Linkerzijde (Bilan), de Communist Linkerzijde van Frankrijk (GCF), enzovoort - dat deze met voorzichtigheid en stoutmoedigheid wordt aangegaan:
In het licht van dergelijke historische gebeurtenissen is het vooral belangrijk dat de revolutionairen in staat zijn een duidelijk onderscheid te maken tussen analyses die achterhaald zijn en analyses die nog steeds van toepassing zijn, om een dubbele valkuil te voorkomen: het vervallen in sclerose of “het kind met het badwater weg te gooien” (OT Militarisme en ontbinding, 1991)
De toepassing van deze aanpak, die is opgelegd door de realiteit van het moment, heeft inderdaad de basis gevormd voor ons vermogen om de fundamentele ontwikkelingen van de afgelopen 26 jaar op imperialistisch vlak te analyseren.
In dit vooruitzicht stelt dit rapport drie benaderingsniveaus voor van de recente gebeurtenissen om hun belang te situeren met betrekking tot ons analysekader:
Deze tekst schetst het analysekader voor een beter begrip van de kwestie van imperialisme en militarisme in de periode van ontbinding. Hij ontwikkelt twee fundamentele oriëntaties voor de karakterisering van het imperialisme in de huidige periode:
Integendeel, ze worden barbaarser en chaotischer: “De vorming van imperialistische blokken is niet de oorzaak van militarisme en imperialisme. Het tegengestelde is waar: de vorming van deze blokken is slechts de uiterste consequentie (die op haar beurt de oorzaken kan versterken) van de duik van het kapitalisme in verval in militarisme en oorlog. (…) Het einde van de blokken daarentegen opent slechts de deur naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme”.
Dit komt in het bijzonder tot uiting in het oplaaien van de imperialistische honger en de toename van spanningen en conflicten: “Het verschil met de voorbije periode is dat deze spanningen, deze tegenstellingen, die eerder door de grote imperialistische blokken werden gebruikt en ingekaderd, nu op de voorgrond gaan treden. (…) door het feit dat de discipline is verdwenen, die werd opgelegd door het bestaan van twee blokken, dreigen deze conflicten steeds gewelddadiger, steeds talrijker te worden, vooral in de gebieden waar het proletariaat zwak is.”
Eveneens zijn we getuige van de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ en, als uitvloeisel daarvan, pogingen om de chaos in te dammen. Deze beide factoren verergeren de oorlogsbarbarij: “de chaos die al heerst in een groot gedeelte van de wereld en die nu de belangrijkste en meest ontwikkelde landen en hun onderlinge relaties bedreigt, (…) tegenover de veralgemeende chaos die inherent is aan de fase van de ontbinding, waar de ineenstorting van het Oostblok een belangrijke stoot aan heeft gegeven, is er voor het kapitalisme geen andere manier om de verschillende delen van een lichaam, die neigen te desintegreren, op hun plaats te houden dan het opleggen van een ijzeren dwangbuis. Deze wordt gevormd door de macht van de wapens. In die zin zijn juist de middelen die het gebruikt in een poging een steeds bloediger chaos in te dammen zelf een factor in de aanzienlijke verergering van de oorlogsbarbarij waarin het kapitalisme is ondergedompeld”.
De OT benadrukt dus als een heel wezenlijk punt dat er een historische tendens bestaat tot het “ieder voor zich”, tot een verzwakking van de Amerikaanse controle over de wereld, in het bijzonder over haar voormalige bondgenoten, en tot een poging van de VS om hun militaire macht te gebruiken, een terrein waarop zij een enorme superioriteit hebben, teneinde hun status te behouden en hun controle aan diezelfde bondgenoten op te leggen.
Het steeds barbaarser en chaotischer karakter van het imperialisme in tijden van ontbinding vormt een groot obstakel voor de vorming van nieuwe blokken: “de verergering van deze laatste twee [het militarisme en het imperialisme] in de huidige fase van het kapitalistische leven vormt paradoxaal genoeg een grote hindernis voor de vorming van een nieuw systeem van blokken dat de plaats zou innemen van het systeem dat net verdwenen is. (...) Alleen al het feit dat de kracht van de wapens - zoals bevestigd is door de Golfoorlog - een overheersende factor is geworden in de poging van geavanceerde landen om de chaos in de wereld te beperken, vormt een aanzienlijke rem op deze tendens. (...) De vorming van twee nieuwe imperialistische blokken is niet alleen vele jaren onmogelijk, maar kan heel goed nooit meer plaatsvinden.”
De Verenigde Staten zijn het enige land dat de politieagent over de wereld kan spelen. De enige andere mogelijke kandidaten voor het leiderschap van een blok zijn Duitsland en Japan: echter, “(...) de wereld doet zich voor als een reusachtige boksring, waar de tendens van het ‘ieder voor zich’ ten volle zal heersen, waar de allianties tussen staten verre van het stabiele karakter zullen hebben dat de blokken nog kenmerkte, maar gedicteerd zullen worden door de noden van het moment. Een wereld van moorddadige wanorde, van bloedige chaos waarin de Amerikaanse politieagent zal proberen een minimum aan orde te scheppen door een steeds massalere en wredere inzet van hun militaire macht.”
Bovendien zal de USSR nooit meer in staat zijn om haar rol als uitdager terug te winnen: “(...) zo is het bijvoorbeeld uitgesloten dat het hoofd van het zojuist ingestorte blok, de USSR, ooit een dergelijke plaats zou kunnen heroveren.”
Ook hier blijft de analyse in essentie juist: na vijfentwintig jaar ontbinding ontstaat er geen uitzicht op de vorming van nieuwe blokken.
Concluderend kan worden gesteld dat het kader en de belangrijkste krachtlijnen, zoals die in de OT zijn gepresenteerd, ruimschoots zijn bevestigd en ten diepste geldig blijven.
De rol van de Verenigde Staten als enige politieagent ter wereld is in de afgelopen 25 jaar sterk geëvolueerd: dit is één van de centrale thema's die zal worden uitgediept in dit rapport. De OT wees echter wel op een oriëntatie die verder ging dan de voorspelling van 1991: het feit dat Amerikaanse actie nog meer chaos zou veroorzaken. Dit wordt op briljante wijze geïllustreerd door de ontwikkeling van het hedendaagse terrorisme, die voornamelijk het gevolg is van de politiek van de Verenigde Staten in Irak, en zijdelings van de Frans-Britse interventie in Libië.
Bovendien kunnen we nu stellen dat in de analyse de potentiële rol die werd toegekend aan Japan en zelfs aan Duitsland, werd overschat. Japan heeft zijn bewapening kunnen versterken en in bepaalde sectoren meer autonomie gekregen, maar dat is geenszins te vergelijken met een tendens tot blokvorming, aangezien Japan zich moest onderwerpen aan Amerikaanse bescherming tegen Noord-Korea en vooral China. Het potentieel blijft voor Duitsland behouden, zonder dat het in deze 25 jaren werkelijk is versterkt. Duitsland heeft meer gewicht gekregen, speelt een overheersende en zelfs leidende rol in Europa, maar op militair vlak is het nog steeds een dwerg, ook al neemt dit land (in tegenstelling tot Japan) met zijn troepen deel aan zoveel mogelijk militaire ‘mandaten’ van de VN. Aan de andere kant liet de afgelopen periode de opkomst zien van China als een nieuwe opkomende macht, een rol die we in het verleden grotendeels hebben onderschat.
Tenslotte blijft de analyse voor Rusland fundamenteel correct, ook in de zin dat zijn positie als blokleider in 1945 al een “historisch ongeluk” was. Maar de voorspellingen dat het “ondanks zijn aanzienlijke wapenarsenalen geen belangrijke rol zal kunnen spelen op het internationale toneel” en dat het “veroordeeld is om plaats te nemen op de derde rang” zijn niet echt uitgekomen: Rusland is zeker niet opnieuw een wereldwijde uitdager van de Verenigde Staten geworden, maar het land speelt wel een belangrijke rol als “onruststoker”, typerend voor de ontbinding, die de chaos in de hele wereld verergert door zijn militaire interventies en allianties (het heeft bepaalde successen geboekt in de Oekraïne en in Syrië, zijn positie ten opzichte van Turkije en Iran versterkt en zijn samenwerking met China ontwikkeld). We hebben op dit niveau ongetwijfeld de middelen onderschat van een wanhopig imperialisme dat bereid is alles in het werk te stellen om zijn belangen met hand en tand te verdedigen.
Tegen de achtergrond van een steeds barbaarser en chaotischer imperialisme en de toenemende impasse in de Amerikaanse politiek, die de oorlogsbarbarij alleen maar verergert (krachtlijnen van het Rapport van het 19e Congres van de IKS[1]), brengt het rapport vier oriëntaties naar voren in de ontwikkeling van imperialistische confrontaties die de krachtlijnen van de OT van 1991 in wezen concretiseren en aanvullen.
De vier belangrijkste oriëntaties van de situatie, die in het rapport worden ontwikkeld, blijven eveneens geldig. Ze tonen al duidelijk aan dat de spanning tussen het “ieder voor zich” enerzijds en pogingen om chaos te beteugelen anderzijds, zoals benadrukt in de OT uit 1991, er steeds meer toe tendeert om uit te draaien op een steeds explosievere chaotische situatie.
Sinds het rapport van 2013 bevestigen de gebeurtenissen een verschuiving van de imperialistische verhoudingen in de richting van alomtegenwoordige spanningen en een steeds minder controleerbare chaos. De situatie wordt echter vooral gekenmerkt door haar zeer irrationele en onvoorspelbare karakter, dat verband houdt met de impact van de populistische druk en in het bijzonder met het feit dat de wereld momenteel wordt geleid door een populistische president met onvoorspelbare reacties. Een toenemende korte termijnaanpak van de bourgeoisie en een sterke onvoorspelbaarheid van de daaruit voortvloeiende politiek kenmerken bovenal de politiek van de Amerikaanse politieagent, maar ook de politiek van de andere imperialistische grootmachten, de ontwikkeling van conflicten in de wereld en de toename van spanningen in Europa.
De komst van Donald Trump aan de macht, meedeinend op een populistische golf, heeft drie grote gevolgen gehad.
Het eerste punt betreft de onvoorspelbaarheid van de beslissingen en de incoherentie van de buitenlandse politiek van de VS. Het optreden van deze populistische president en zijn regering, zoals het opzeggen van de trans-Pacifistische en de trans-Atlantische verdragen of van de klimaatovereenkomst, het ter discussie stellen van de NAVO en het nucleaire verdrag met Iran, de onvoorwaardelijke steun aan Saoedi-Arabië, het oorlogszuchtige opbieden tegen Noord-Korea of de spanningen met China, ondermijnen de fundamenten van de internationale politiek en de internationale overeenkomsten, die door de verschillende vorige Amerikaanse regeringen werden verdedigd. Zijn onvoorspelbare beslissingen, dreigementen en gepoker hebben tot gevolg dat de betrouwbaarheid van de Verenigde Staten als bondgenoot wordt ondermijnd en accentueren het verval van de enige supermacht.
De opschepperij, het gebluf en de plotselinge koerswijzigingen van Trump maken de Verenigde Staten niet alleen belachelijk, maar leiden er ook toe dat steeds minder landen vertrouwen in hen hebben.
Hoewel de Amerikaanse bourgeoisie onder Obama, door te kiezen voor een gecontroleerde terugtrekking uit Irak en Afghanistan, de gevolgen van de rampzalige politiek van Bush heeft weten te reduceren, is zij er niet in geslaagd deze tendens te keren en wordt de impasse van de Amerikaanse politiek nu dramatisch verergerd door het optreden van de regering Trump. Tijdens de G20-bijeenkomst in Hamburg in 2017 werd het isolement van de Verenigde Staten duidelijk op het gebied van het klimaat en de handelsoorlog. Bovendien heeft de Russische inzet in Syrië om Assad te redden, de Verenigde Staten teruggedreven en het gewicht van Rusland in het Midden-Oosten, vooral in Turkije en Iran, versterkt. Tegelijkertijd zijn de Verenigde Staten niet in staat geweest om de opkomst van China in te dammen, dat zich opwerkte van de status van buitenstaander in het begin van de jaren 1990 tot die van een serieuze uitdager en zichzelf nu presenteert als de kampioen van de globalisering.
Het risico van destabilisatie van de wereldsituatie en toenemende imperialistische spanningen is nog nooit zo groot geweest, zoals we zien bij Noord-Korea en Iran: de Amerikaanse politiek is meer dan ooit een directe factor in de verergering van de chaos op globaal vlak.
Het tweede gevolg van de komst van Trump aan de macht is het uitbreken van een grote politieke crisis binnen de Amerikaanse bourgeoisie. De voortdurende noodzaak om te proberen de onvoorspelbaarheid van presidentiële beslissingen in te tomen, maar vooral de verdenking dat het verkiezingssucces van Trump grotendeels te danken is aan de steun van Rusland (Russiagate), een gegeven dat vanuit het gezichtspunt van de Amerikaanse bourgeoisie volstrekt onaanvaardbaar is, duiden op een bijzonder delicate politieke situatie en een moeilijkheid in het controleren van het politieke spel.
De onophoudelijke strijd om de president in te “tomen” wordt op verschillende niveaus gevoerd: de druk die wordt uitgeoefend door de Republikeinse Partij (de mislukking van de stemming over de afschaffing van Obamacare, het verzet van zijn ministers - de Minister van Justitie J. Sessions die weigert af te treden of de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie die de opmerkingen van Trump “nuanceren” – de strijd om de controle over de staf van het Witte Huis door de “generaals” (Mc Master, Mattis). En toch verhinderen deze inspanningen geen “ontsporingen”, zoals toen Trump in september een deal sloot met de Democraten om het verzet van de Republikeinen tegen de verhoging van het schuldenplafond te omzeilen.
Wat de imperialistische oriëntatie van de Amerikaanse bourgeoisie ten aanzien van Rusland ook moge zijn (waarover ook meningsverschillen kunnen bestaan tussen de verschillende facties van de Amerikaanse bourgeoisie, zoals we zullen zien), toch is het Russiagate-schandaal, waaronder de beschuldiging van Rusland’s inmenging in de Amerikaanse presidentiële campagne en de banden van Trump met de Russische maffia, zwaarwegend. Voor het eerst wordt er namelijk met steun van Rusland een Amerikaanse president gekozen, wat onaanvaardbaar is voor de belangen van de Amerikaanse bourgeoisie. Als het onderzoek de beschuldigingen zou bevestigen, kunnen ze alleen maar leiden tot een impeachment tegen Trump.
En tot slot, het laatste gevolg van het aan de macht komen van Trump is de ontwikkeling van spanningen over opties voor het Amerikaanse imperialisme. De kwestie van de banden met Rusland is ook het onderwerp van confrontaties tussen de clans binnen de Amerikaanse bourgeoisie. Is een toenadering tot het voormalige hoofd van het rivaliserende blok en tot deze grote militaire macht aanvaardbaar voor de Amerikaanse bourgeoisie om chaos, terrorisme en de Chinese pressie in te dammen? Kan Amerika bijdragen tot een herrijzenis van zijn rivaal uit de Koude Oorlog en accepteren dat er op bepaalde terreinen over een compromis wordt onderhandeld? Zou dit de Chinese ambities kunnen inperken en Duitsland een slag kunnen toebrengen?
Binnen de regering Trump zijn er talrijke voorstanders van een toenadering, zoals Tillerson, minister van Buitenlandse Zaken, Ross, minister van Economische Zaken, en ook de schoonzoon van de president, Jared Kushner. Grote delen van de Amerikaanse bourgeoisie lijken echter niet bereid om op dit front concessies te doen (met name binnen het leger, de geheime diensten, de Democratische Partij). In dit verband wordt het onderzoek naar de Russiagate, waarbij een Amerikaanse president gemanipuleerd en gechanteerd zou kunnen worden door een externe vijand, door deze facties volledig uitgebuit om elke toenadering tot Rusland volstrekt onaanvaardbaar te maken.
De protectionistische neigingen van Trump en het feit dat de Verenigde Staten zich hebben teruggetrokken uit verschillende internationale overeenkomsten hebben ertoe geleid dat verscheidene mogendheden, vooral de Europese en Aziatische, hun onderlinge banden hebben versterkt - zonder de Verenigde Staten voorlopig volledig uit te sluiten - om hun wens tot uitdrukking te brengen onafhankelijker te worden van de Verenigde Staten en hun eigen belangen te verdedigen. Dit werd duidelijk gemaakt door de samenwerking tussen Duitsland en China tijdens de laatste G20-bijeenkomst in Hamburg. De samenwerking tussen Europese en Aziatische landen kwam ook tot uiting tijdens de klimaatconferentie in Bonn, die tot doel had de doelstellingen, zoals vastgesteld in Parijs, te concretiseren.
Deze teruggetrokken positie van de VS verergert het “ieder voor zich” bij de andere grootmachten: we hebben het al gehad over de imperialistische agressiviteit van Rusland, waardoor het land weer steunpunten heeft kunnen veroveren op het globale imperialistische slagveld (Oekraïne, Syrië). Wat China betreft hebben we in het rapport van het 20e Internationale Congres nog steeds zowel de snelheid van de economische modernisering als de interne politieke stabiliteit in dit land onderschat, die aanzienlijk lijkt te zijn versterkt onder president Xi. China presenteert zich vandaag als de verdediger van de globalisering tegenover het Amerikaanse protectionisme en als een pool van mondiale stabiliteit tegenover de instabiele politiek van de VS, terwijl het tegelijkertijd een militaire strategie ontwikkelt die erop gericht is zijn militaire aanwezigheid buiten China (in de Zuid-Chinese Zee) te vergroten.
Deze ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ kan hand in hand gaan met het aangaan van allianties naargelang de omstandigheden (China en Duitsland om de G20 te leiden, de Frans-Duitse tandem om de militaire samenwerking in Europa te versterken, China en Rusland met betrekking tot Iran), maar deze blijven schommelen en kunnen niet worden beschouwd als bases voor de vorming van echte blokken.
Denk in dit verband aan het voorbeeld van de alliantie tussen China en Rusland. De twee machten hebben gemeenschappelijke belangen, bijvoorbeeld tegen de Verenigde Staten in Syrië en Iran, of in het Verre Oosten (Noord-Korea) tegen de Verenigde Staten en Japan. Ook hebben zij in beide regio's gezamenlijke militaire oefeningen gehouden. Rusland is een belangrijke energieleverancier van China geworden, waardoor deze zijn afhankelijkheid van het Westen kleiner maakt. Tegelijkertijd levert China enorme hoeveelheden consumptiegoederen en doet het investeringen in Siberië. Daartegenover staat dat Rusland niet de ondergeschikte wil worden van een machtig buurland, waarvan zij al in ongekende mate afhankelijk is. Bovendien zijn beide landen ook concurrenten in Centraal-Azië, Zuidoost-Azië en het Indiase schiereiland: het Chinese project van de nieuwe “zijderoute” druist rechtstreeks in tegen de Russische belangen, terwijl Rusland zijn banden aanhaalt met India, China's grootste tegenstander in Azië (naast Japan). Tenslotte vormt de toenadering van China tot de EU, en in het bijzonder tot Duitsland, een dodelijke bedreiging voor Rusland, dat in de tang genomen zou worden tussen China en Duitsland.
Geconfronteerd met de explosie van het “ieder voor zich”, lijken de pogingen om “de verschillende delen van een lichaam, dat neigt uiteen te vallen, op hun plaats te houden” steeds meer tevergeefs, terwijl de instabiliteit van de imperialistische verhoudingen de uitbreiding van conflicthaarden onvoorspelbaar maakt.
De nederlaag van Islamitische Staat zal de instabiliteit en chaos niet verminderen: de confrontaties tussen Koerdische milities en het Turkse leger in Syrië, tussen Koerdische eenheden en het Iraakse leger en pro-Iraanse sjiitische milities in Kirkuk in Irak kondigen nieuwe bloedige gevechten in de regio aan. De positie van Turkije, die een sleutelpositie inneemt in de regio, is zowel cruciaal voor de ontwikkeling van de spanningen als vol bedreigingen voor de stabiliteit van het land zelf.
Turkije heeft belangrijke imperialistische ambities in de regio, niet alleen in Syrië of Irak, maar ook in alle moslimlanden, van Bosnië tot Qatar, van Turkmenistan tot Egypte, en het speelt zijn eigen imperialistische kaart ten volle uit: enerzijds is zijn status als lid van de NAVO heel “onstabiel”, gezien zijn gespannen betrekkingen met de Verenigde Staten en de meerderheid van de West-Europese leden van de NAVO, gezien ook de spanningen met de EU over vluchtelingen en de conflictueuze betrekkingen met Griekenland; anderzijds neigt het er momenteel toe om toenadering te zoeken tot Rusland en zelfs Iran, een directe imperialistische concurrent op het strijdtoneel van het Midden-Oosten, terwijl het zich frontaal opstelt tegenover tegen Saoedi-Arabië (bv. de weigering om zijn troepen terug te trekken van een Turkse basis in Qatar).Tegelijkertijd wordt de strijd om de macht in het land verscherpt door het steeds meer dictatoriale optreden van Erdogan en de hervatting van de Koerdische guerrillaoorlog. In dit opzicht vormen de weigering van de Verenigde Staten om Gülen uit te leveren en de steun, bewapening en opleiding van de Koerdische milities in Irak door de Verenigde Staten een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van chaos in Turkije zelf.
De onvoorspelbaarheid in de evolutie van bepaalde spanningshaarden is bijzonder duidelijk in het geval van Noord-Korea. Terwijl op de achtergrond van dit conflict de toenemende open confrontatie speelt tussen China en de Verenigde Staten, maken een aantal elementen de uitkomst van de situatie bijzonder onzeker:
Kortom, de zones van oorlog, van ontbinding van staten en van bloedige chaos neigen zich steeds verder uit te breiden, van de Oekraïne tot Zuid-Soedan, van Nigeria tot het Midden-Oosten, van Jemen tot Afghanistan, van Syrië tot Birma en Thailand. In dit verband moet worden opgemerkt dat er een uitbreiding is van de gebieden van chaos in Latijns-Amerika: de groeiende politieke en economische destabilisatie van Venezuela, de politieke en economische chaos in Brazilië, de destabilisatie van Mexico als de protectionistische politiek van Trump ten opzichte van dat land wordt ingevoerd. Daar komt nog bij: de uitbreiding van het terrorisme en zijn aanwezigheid in de dagelijkse realiteit in Europa, de Verenigde Staten, enzovoort. De chaos die zich over de hele planeet uitbreidt, laat aan de betrokken volkeren steeds minder mogelijkheden open voor wederopbouw, zelfs gedeeltelijk (terwijl dit nog rond 2000 overwogen kon worden in Bosnië of Kosovo), zoals blijkt uit het mislukken van de politiek van wederopbouw en herstel van de staatsstructuren in Afghanistan.
Deze factor, die reeds potentieel aanwezig is in het rapport van het 20e Congres (zie oriëntatie 4), is de laatste jaren dramatisch toegenomen. Met de Brexit is de EU in een zone van grote turbulentie beland, terwijl onder het mom van de bescherming van de burgers en de strijd tegen het terrorisme de begrotingen van de politie en het leger een aanzienlijke stijging kennen in West-Europa en zelfs nog meer in Oost-Europa.
Onder druk van economische maatregelen, de vluchtelingencrisis, de terroristische aanslagen en vooral de verkiezingsoverwinningen van populistische bewegingen, nemen de breuken binnen Europa toe en worden de tegenstellingen groter: de economische druk van de EU op Griekenland en Italië, de uitslag van het referendum over Brexit, de druk van het populisme op de Europese politiek (Nederland, Duitsland) en haar overwinningen in de landen van Oost-Europa (Polen, Hongarije en onlangs Tsjechië), de interne spanningen in Spanje met de “Catalaanse crisis”. Een geleidelijke verbrokkeling van de EU door bijvoorbeeld een “Europa met verschillende snelheden”, zoals het Frans-Duitse duo momenteel lijkt voor te staan, zou een intensivering van de imperialistische spanningen in Europa uitlokken.
De relatie tussen het populisme (tegen de “elites” en hun kosmopolitische, globalistische conceptie en voor het protectionisme) en het nationalisme werd belicht in de toespraak die Trump in september hield in de VN: “ het nationalisme dient een internationaal belang: als elk land eerst aan zichzelf denkt, zullen de zaken voor de wereld zich vanzelf regelen”. Deze toegenomen verheerlijking van het “ieder voor zich” (“America first” van Trump) weegt zwaar op het Catalaanse conflict. Tegen de achtergrond van de eurocrisis en de drastische bezuinigingen die daarop volgden, is er een dramatische wisselwerking tussen populisme en nationalisme: aan de ene kant, een deel van de Catalaanse midden- en kleinburgerij die “niet langer wil betalen voor Spanje” of de provocaties van de Catalaanse coalitie van Puigdemont gedomineerd door links en geconfronteerd met haar eigen verlies aan geloofwaardigheid aan de macht, en aan de andere kant de “espagnolistische” centrale staat, de vlucht vooruit in het nationalistische opbod van de Spaanse premier Rajoy, die te maken heeft met de crisis van de ‘Partido Popular’, verstrikt in talloze corruptieaffaires.
“Militarisme en oorlog zijn een fundamenteel gegeven sinds het kapitalisme in verval is. (…) Als militarisme, imperialisme en oorlog zo vergaand met de periode van verval geïdentificeerd werden, dan komt dit omdat de vervalperiode beantwoordt aan de situatie dat de kapitalistische productieverhoudingen een belemmering zijn geworden voor de verdere ontwikkeling van de productiekrachten: het volkomen irrationele karakter op globaal economisch niveau van militaire uitgaven en oorlogen, zijn slechts een uitdrukking van het anachronisme van het voortbestaan van deze productieverhoudingen. In het bijzonder de permanente en toenemende zelfvernietiging van kapitaal die het resultaat is van deze wijze van bestaan, vormt een symbool van de doodsstrijd van dit systeem, en toont duidelijk dat het door de geschiedenis is veroordeeld.” (OT Militarisme en ontbinding) De mate van imperialistische chaos en oorlogsbarbarisme, die veel verder gaat dan wat we ons 25 jaar geleden hadden kunnen voorstellen, vormt een duidelijke uitdrukking van de voorbijgestreefd karakter van het systeem en de dwingende noodzaak het omver te werpen.
IKS (november 2017)
[1] Dit rapport is niet gepubliceerd in onze pers. De lezer kan echter verwezen worden naar de paragraaf over de imperialistische spanningen in de Resolutie over de Internationale Situatie, die op dit congres is aangenomen.
In nummer twee van Révolution Internationale, gepubliceerd in 1969, staat een artikel met de titel “Comprendre Mai” (“Mei begrijpen”), geschreven door Marc Chirik, die was teruggekeerd uit meer dan tien jaar ballingschap in Venezuela, om actief deel te nemen aan de “gebeurtenissen” van Mei 1968 in Frankrijk [1].
Dit artikel was een polemische reactie op het pamflet “Enragés et situationnistes dans le mouvement des occupations [251]” van de Situationistische Internationale (IS) [2]. Erkennend dat de IS inderdaad een actieve rol had gespeeld in de beweging van mei en juni, prikte het haar bijna ongelimiteerde pretentie en zelfingenomenheid door, welke hen voerde tot de openlijk substitutionistische conclusie dat “de agitatie die in januari 1968 ontketend werd door de vier of vijf revolutionairen, die de groep Enragés zouden vormen, binnen vijf maanden zou leiden tot de virtuele liquidatie van de staat”. En dat “geen enkele agitatie, ondernomen door zo weinig individuen, in zo'n korte tijd geleid heeft tot dergelijke gevolgen”.
Maar de belangrijkste focus in de polemiek van RI richtte zich op de achterliggende opvattingen die de voedingsbodem vormden voor deze verheerlijking van “voorbeeldige” minderheden - hun verwerping van de materiële basis van de proletarische revolutie. Marc's artikel concludeert namelijk dat het voluntarisme en substitutionisme van de IS een logisch gevolg was van het verwerpen van de marxistische methode, die stelt dat massale en spontane acties door de arbeidersklasse nauw verbonden zijn met de objectieve situatie van de kapitalistische economie.
Tegenover het idee van de IS dat de “revolutionaire gebeurtenissen” van mei-juni waren uitgebroken tegen een kapitalisme dat “goed functioneerde”, en dat er “geen tendens naar een economische crisis” was geweest in de periode voorafgaand aan de explosie, toonde Marc op die manier aan dat de beweging was voorafgegaan door een groeiende dreiging van werkloosheid en dalende lonen - tekenen dat er een einde kwam aan de “glorieuze” welvaart van de naoorlogse periode. Deze signalen beperkten zich niet tot Frankrijk, maar uitten zich in verschillende vormen in de “ontwikkelde” wereld, met name in de devaluatie van het Britse pond en de dollarcrisis in de Verenigde Staten.
Hij benadrukte dat dit inderdaad slechts tekenen en symptomen waren, en dat “dit nog geen open economische crisis is, ten eerste omdat dit nog maar het begin is, en ten tweede omdat de staat in het huidige kapitalisme over een heel arsenaal aan middelen beschikt waarmee hij (de staat) kan ingrijpen om de meest treffende manifestaties van de crisis te vertragen en, gedeeltelijk, tijdelijk te verzachten”.
Terwijl het artikel het anarchistische (en Situationistische) idee verwerpt dat revolutie op elk moment mogelijk is, bevestigt het ook dat de economische crisis een noodzakelijke maar niet een voldoende voorwaarde is voor de revolutie, en dat diepgaande veranderingen in het subjectieve bewustzijn van de massa's niet automatisch worden voortgebracht door de neergang van de economie. Dit staat tegenover de stellingname van de stalinisten in 1929 die verklaarden dat, in de nasleep van de crash van 1929, een “derde periode” van een nakende revolutie begon, terwijl de arbeidersklasse in werkelijkheid de meest diepgaande nederlaag uit haar geschiedenis doormaakte (waarvan het stalinisme, natuurlijk, zowel een product als een actieve factor was).
Mei 68 was dus nog niet de revolutie, maar het betekende wel dat de contrarevolutionaire periode, die volgde op de nederlaag van de eerste wereldwijde revolutionaire golf, tot een einde was gekomen. “Mei 1968, in zijn volle betekenis, lijkt een van de eerste en belangrijkste reacties van de werkende massa te zijn geweest op een verslechterende wereldwijde economische situatie”. In het artikel wordt niet verder ingegaan op de feitelijke gebeurtenissen van 1968: dat is niet het doel van het artikel. Maar het geeft wel enkele aanwijzingen omtrent de gevolgen van het einde van de contrarevolutie (een periode die Marc van begin tot eind had meegemaakt) voor de toekomstige ontplooiing van de klassestrijd.
Het betekende dat de nieuwe generatie van de arbeidersklasse zich bevrijdde van veel van de mystificaties die haar in de afgelopen periode gevangen had gehouden, vooral het stalinisme en het antifascisme; en hoewel de terugkeer van de crisis het kapitalisme dwingt richting wereldoorlog, beschikt het vandaag, in tegenstelling tot de jaren 1930, “over steeds minder thema's van misleiding die in staat zijn de massa's te mobiliseren en in de massaslachting te storten. De Russische mythe brokkelt af; het valse dilemma tussen burgerlijke democratie en totalitarisme is opgebruikt. Onder deze omstandigheden laat de crisis, vanaf haar eerste uitingen, meteen te zien wat ze is. Vanaf de eerste symptomen zal ze in elk land steeds gewelddadiger reacties van de massa’s te zien geven”.
Bovendien, zoals een reeks artikelen geschreven in 2008, “Mei 68 en het revolutionaire perspectief” [3], benadrukt, is Mei 68 meer dan een louter defensieve reactie op een verslechterende economische situatie. Het leidde ook tot een intense politieke gisting, tot ontelbare debatten over de mogelijkheid van een nieuwe samenleving, tot serieuze pogingen van jonge gepolitiseerde elementen - zowel arbeiders als studenten - om de revolutionaire tradities uit het verleden te ontdekken. Het is vooral deze dimensie van de beweging die het perspectief van de revolutie nieuw leven inblaast, niet als een onmiddellijke mogelijkheid of kortetermijn mogelijkheid, maar als het historische product van een hele periode van heroplevende klassenstrijd. Het meer onmiddellijke resultaat van deze hernieuwde belangstelling voor revolutionaire politiek was de oprichting van een nieuw proletarisch politiek milieu, met inbegrip van de groepen die medio jaren zeventig de IKS zouden vormen.
De vraag die we hier willen stellen is of de voorspellingen in het artikel van Marc vijftig jaar later juist of onjuist zijn gebleken.
Op het niveau van de economische crisis
De meerderheid van de marxistische stromingen in de eerste decennia van de 20e eeuw was van mening dat de Eerste Wereldoorlog de definitieve verschuiving markeerde van het tijdperk waarin kapitalistische productieverhoudingen “vormen van ontwikkeling” voor de productieve krachten waren geweest naar een tijdperk waarin deze verhoudingen ketenen werden voor de verdere ontwikkeling ervan. Dit werd op economisch vlak geconcretiseerd door de transformatie van de cyclische overproductiecrises, die de 19de eeuw kenmerkte, naar een chronische economische crisis met een permanente militarisering van de economie en een spiraal van barbaarse oorlogen. Dit betekende niet, zoals sommige marxisten in de revolutionaire periode na de oorlog van 1914-1918 dachten, dat het kapitalisme in een “doodscrisis” was terechtgekomen, waaruit elke vorm van herstel onmogelijk zou zijn.
In een tijdperk van algemene neergang zou er nog steeds sprake zijn van momenten van heropleving, uitbreiding naar nieuwe zones die voorheen buiten het kapitalistische systeem vielen, en echte vooruitgang in de perfectionering van de productiekrachten. Maar de onderliggende tendens was niet langer een economische crisis als een voorbijgaande storm, maar een permanente, chronische ziekte, die op bepaalde momenten acuut zou worden. Dit werd al duidelijk met de crisis van de jaren 1930: het idee dat “met rust laten”, vertrouwend op de verborgen hand van de markt, de economie zou herstellen - het eerste antwoord van de meer traditionele burgerlijke sectoren - moest natuurlijk wijken voor een openlijker interventionistische politiek van de staat, getypeerd door de New Deal in de VS en de nazistische oorlogseconomie in Duitsland. En het waren vooral deze laatsten die, in een periode van nederlaag voor de arbeidersklasse, het echte geheim van de mechanismen onthulden dat diende om de acute crisis van de jaren 1930 te verlichten: de voorbereiding op een tweede imperialistische oorlog.
De terugkeer van de open crisis, die in 1969 in ons artikel werd aangekondigd, werd in de jaren daarna bevestigd, met de schok van de zogenaamde “oliecrisis” van 1973-1974 en de toenemende moeilijkheden van de naoorlogse Keynesiaanse consensus, welke tot uiting kwam in oplopende inflatie en aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeiders, in het bijzonder de aanvallen op het loonniveau, dat gestaag was gestegen in de naoorlogse welvaartsperiode. Maar, zoals we lieten zien in ons artikel “30 jaar Open Economische Crisis” uit 1999 [4], is in de hele periode vanaf 1968 de tendens duidelijker geworden dat de open crisis een permanent gegeven wordt van het kapitalisme in verval: vandaag zouden we een artikel moeten schrijven over “50 Jaar Open Economische Crisis”. In ons artikel uit 1999 wordt het verloop van de crisis geschetst door de explosieve toename van de werkloosheid na de toepassing van “Thatcherism” en “Reaganomics” in het begin van de jaren 1980; de financiële crash van 1987; de recessie van het begin van de jaren 1990; de stuiptrekkingen in het Verre Oosten “Draken en Tijgers”, Rusland en Brazilië in 1997-1998. In een geactualiseerde versie zou de daaropvolgende recessie aan het begin van het millennium zijn opgenomen en natuurlijk de zogenaamde financiële crisis of kredietcrisis van 2007.
Het artikel uit 1999 benadrukt de belangrijkste kenmerken van de door de crisis geteisterde economie in deze decennia: de ongebreidelde groei van de speculatie, nu investeringen in productieve activiteiten steeds minder rendabel worden; de deïndustrialisatie van hele gebieden van de oude kapitalistische centra, nu het kapitaal werd aangetrokken door de bronnen van goedkopere arbeidskracht in de “ontwikkelingslanden”; en de ongeneeslijke verslaving van het kapitaal aan schulden die voor een groot deel ten grondslag ligt aan zowel de groei als de financiële schokken van deze hele periode. En het toont aan dat de crisis van het kapitalisme niet alleen wordt gemeten aan de hand van werkloosheidscijfers of groeipercentages, maar ook aan de hand van zijn sociale, politieke en militaire uitwerkingen.
Het was dus de wereldwijde economische crisis van het kapitalisme die een beslissende factor was in de ineenstorting van het Oostblok in 1989-1991, in de verscherping van de imperialistische spanningen en de verergering van oorlog en chaos, vooral in de zwakste zones van het wereldsysteem. In onze geactualiseerde versie zouden we ook proberen het verband aan te tonen tussen de toegenomen concurrentie als gevolg van de crisis en de toenemende plundering van de natuurlijke leefomgeving, waarvan de gevolgen (vervuiling, klimaatverandering, enzovoort) nu al directe gevolgen hebben voor de wereldbevolking. Kortom: het langdurige karakter van de open crisis van het kapitalisme in de laatste vijf decennia, waarbij de twee grote klassen in een sociale impasse raakten, en geen van beide in staat bleken om hun respectievelijke oplossingen voor de crisis - wereldoorlog of wereldrevolutie – door te zetten, lag ten grondslag aan de opkomst van een nieuwe en laatste fase in het verval van het kapitalisme, de fase van veralgemeende ontbinding.
Natuurlijk heeft de dynamiek van deze periode geen lange daling of zelfs maar een permanente stagnatie laten zien, en de heersende klasse heeft altijd maximaal gebruik gemaakt van de verschillende heroplevingen en mini-booms, die in de jaren 1980, 1990 en 2000 in de ontwikkelde landen hebben plaatsgevonden, om propaganda te voeren. Tegelijkertijd was de indrukwekkende opkomst van de Chinese economie in het bijzonder voor veel van haar woordvoerders een positief argument dat het kapitalisme verre van een seniel systeem is. Maar de enorme financiële crash van 2007 zette de kwetsbare, beperkte en tijdelijke basis van deze heroplevingen in de gevestigde centra van het systeem volop in de schijnwerpers, en legde de mate bloot waarin de kapitalistische groei was gestoeld op het drijfzand van ongelimiteerde schulden.
Dit verschijnsel speelt ook een rol in de opkomst van China, ook al heeft de groei van dat land een substantiëlere basis dan die van de “vampierachtige heroplevingen”, de “heroplevingen zonder banen” en de “heroplevingen zonder loonsverhogingen” die we in de westerse economieën hebben gezien. Maar China kan zich uiteindelijk niet onttrekken aan de tegenstellingen van het mondiale systeem en de duizelingwekkende omvang van zijn expansie kan toekomstige wereldwijde overproductiecrises nog vernietigender maken. Terugkijkend op de afgelopen vijftig jaar wordt duidelijk dat we het niet hebben over een cyclus van pieken en dalen zoals in de 19e eeuw, toen het kapitalisme echt een systeem was dat nog in bloei was, maar over één langgerekte wereldwijde economische crisis, die zelf de uitdrukking is van een onderliggende veroudering van de productiewijze. Het artikel uit 1969, gewapend met dit begrip van het historische karakter van de kapitalistische crisis, kon zo de werkelijke betekenis vaststellen van de kleine signalen van de slechte economische gezondheid die zo gemakkelijk door de Situationistische dokters werden weggewuifd.
De ontwikkeling van het staatskapitalisme
Als we op deze manier terugkijken, kunnen we ook de juistheid waarderen van de stelling in het artikel dat “de staat in het huidige kapitalisme over een heel arsenaal aan middelen beschikt waarmee hij (de staat) kan ingrijpen om de meest treffende manifestaties van de crisis te vertragen en, gedeeltelijk, tijdelijk te verzachten”.
De belangrijkste reden waarom deze crisis zo lang heeft geduurd en zo vaak zo moeilijk waarneembaar is geweest, is nu juist het vermogen van de heersende klasse om de staat te gebruiken om de effecten van de tegenstellingen in het systeem tegen te houden en uit te stellen. Vanaf de jaren 1960 maakte de heersende klasse niet dezelfde fout als zij die de “laissez-faire” verdedigden in de jaren 1930. In plaats daarvan handhaafde en versterkte een ouder en groter deel van de bourgeoisie de staatskapitalistische inmenging in de economie, die haar in staat had gesteld om te reageren op de crisis in de jaren 1930 en die hielp om de naoorlogse boom te ondersteunen. Dit bleek duidelijk uit de eerste keynesiaanse reacties op de opnieuw ontstane crisis, die vaak de vorm aannam van nationalisaties en directe financiële manipulaties door de staat. Maar ondanks de ideologische mist is deze reactie, zij het in een andere vorm, blijven hangen in het tijdperk van de “Reaganomics” en het “neoliberalisme”, waarin de staat de neiging had veel van zijn functies te delegeren aan de particuliere sector met als doel de productiviteit en het concurrentievoordeel te vergroten.
Het artikel van 1999 legt uit hoe deze herziene relatie tussen de staat en de economie heeft gefunctioneerd:
“Het mechanisme van de “financiële bedrijfsvoering” gaat als volgt. Enerzijds geeft de overheid obligaties en effecten uit om haar enorme en groeiende tekorten te financieren die worden gewaarborgd door de financiële markten (banken, bedrijven en particulieren). Anderzijds zet zij de banken ertoe aan om hun leningen op de markt te financieren door middel van de uitgifte van obligaties en effecten en kapitaalvermeerdering (aandelenemissies). Het gaat om een zeer speculatief mechanisme dat tracht winst te halen uit de ontwikkeling van een groeiend aantal fictieve kapitalen (meerwaarde die niet in nieuw kapitaal kan worden geïnvesteerd). Op die manier neigen de private fondsen veel meer door te wegen dan de publieke fondsen in de financiering van schulden (publiek en privé).
Dit betekent minder een vermindering van het gewicht van de staat (zoals de “liberalen” dat verkondigen) als wel een antwoord op de steeds overweldigender behoefte aan financiering (en vooral onmiddellijke liquiditeit), die een massale mobilisatie van al het beschikbare kapitaal vereist”.
De kredietcrisis van 2007 is misschien wel het duidelijkste bewijs dat de meest alomtegenwoordige remedie die het kapitalistische systeem de afgelopen decennia heeft toegepast - de toevlucht tot schulden - ook de patiënt heeft vergiftigd: het uitstellen van de onmiddellijke impact van de crisis verergert de toekomstige stuiptrekkingen enkel. Maar het toont ook aan dat deze remedie uiteindelijk de systematische politiek van de kapitalistische staat is geweest. De goudmijn, die de hausse in de woningbouw vóór 2007 aanwakkerde, zo vaak toegeschreven aan de hebzuchtige bankiers, was in werkelijkheid een politiek die werd besloten en gesteund in de hoogste regeringskringen, net zoals het de regering was die moest ingrijpen om, in de nasleep van de crash, de banken en het hele wankelende financiële bouwwerk te steunen. Het feit dat zij dit hebben gedaan door nog verder de schulden op te bouwen en zelfs door schaamteloos geld te drukken (“quantitative easing”), bewijst eens te meer dat het kapitalisme alleen op zijn tegenspraken kan reageren door ze erger te maken.
*************************************
Het is één ding om te laten zien dat we correct waren in onze voorspelling dat de open economische crisis in 1969 opnieuw zou opdoemen en een kader te bieden om uit te leggen waarom deze crisis een langdurige kwestie zou worden. Het is moeilijker om aan te tonen dat onze voorspelling van een heropleving van de internationale klassenstrijd ook gegrond is. Daarom zullen we een tweede deel van dit artikel wijden aan deze kwestie, terwijl een derde deel zal kijken naar wat er is terechtgekomen van de nieuwe revolutionaire beweging die is voortgekomen uit de gebeurtenissen van mei-juni 1968.
Amos, Maart 2018
Voetnoten
[1] https://en.internationalism.org/node/3417 [252]. Zie ook onze korte biografie van Marc om een beter beeld te krijgen van één aspect van deze “actieve deelname” aan de beweging. “Hij heeft de kans om één van zijn karaktertrekken te tonen, die niets van doen heeft met dat van een “kamertheoreticus”. Aanwezig op alle plaatsen waar de beweging gaande is, in de discussies maar ook in de demonstraties, brengt hij een hele nacht door achter een vastberaden barricade met een groep jonge elementen, om “tot de ochtend vol te houden” tegen de politie...”. https://en.internationalism.org/ir/066/marc-02 [253]
[2] https://libcom.org/article/enrages-and-situationists-occupations-movement [254]
[3] World Revolution nr. 313-316
[4] Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige editie, nr. 96 en 97
Zonder de gebeurtenissen van Mei 68 zou de IKS niet bestaan. Marc Chirik had al meegewerkt aan de vorming van een groep in Venezuela, Internacialismo, die vanaf 1964 alle basisstandpunten verdedigde die een decennium later door het IKS zouden worden aangenomen. Maar Marc was zich er vanaf het begin van bewust dat de heropleving van de klassestrijd in de centra van het wereldkapitalisme doorslaggevend zou zijn voor het begin van een verandering in de loop van de geschiedenis.
Het was dit inzicht dat hem ertoe aanzette terug te keren naar Frankrijk en een actieve rol te spelen in de beweging van mei-juni, onder meer door contacten te zoeken onder de gepolitiseerde voorhoede. Twee jonge leden van de Venezolaanse groep waren al naar Frankrijk verhuisd om aan de universiteit van Toulouse te studeren, en naast deze kameraden en een handvol anderen werd Marc in oktober 1968 medeoprichter van Révolution Internationale - de groep die zeven jaar later een centrale rol zou spelen in de oprichting van het IKS.
Sindsdien heeft de IKS nooit meer getwijfeld aan haar overtuiging over de historische betekenis van Mei 68 en zijn we steeds weer op het onderwerp teruggekomen. Om de tien jaar hebben we artikelen gepubliceerd in ons theoretisch orgaan, de International Revue, evenals artikels in onze territoriale pers die terugkijken op deze gebeurtenis. We hebben openbare bijeenkomsten gehouden ter gelegenheid van de 40ste en 50ste verjaardag ervan en zijn tussengekomen bij evenementen die door anderen werden georganiseerd.[1] In dit artikel beginnen we met een terugblik op een van deze artikelen, geschreven op een verjaardag die nu een duidelijke symbolische waarde heeft: 1988
In het eerste deel van deze nieuwe serie[2] concludeerden we dat de eerste beoordeling die gemaakt was door RI – “Mei 68 begrijpen”, geschreven in 1969, volgens welke Mei 68 de eerste grote reactie van de arbeidersklasse was op de heropkomst van de historische economische crisis van het kapitalisme - volledig geldig was: ondanks het vaak verbazingwekkende vermogen van het kapitaal om zich aan te passen aan de verscherpte tegenstellingen, is de crisis, die aan het einde van de jaren 1960 vanaf de eerste symptomen kon worden bespeurd, steeds duidelijker en in alle opzichten permanent geworden.
Maar hoe staat het met onze volharding dat Mei 68 het einde betekende van de decennia van contrarevolutie en de opening van een nieuwe periode, waarin een ongeslagen arbeidersklasse zich in de richting van massale en beslissende strijd zou bewegen; en dat de uitkomst van deze strijd op haar beurt het historische dilemma zou oplossen van de onoplosbare economische crisis: de wereldoorlog, in het geval van een nieuwe nederlaag voor de arbeidersklasse, of de wereldrevolutie en de opbouw van een nieuwe, kommunistische maatschappij?
Het artikel uit 1988, “20 jaar na Mei 1968 - Klassestrijd: de rijping van de voorwaarden voor de revolutie”[3] begon met een argumentatie tegen de heersende scepsis van die tijd - het idee, dat zeer wijdverspreid was in de burgerlijke media en onder een hele laag van de intellectuelen, dat Mei 68 op zijn best een mooie utopische droom was geweest die door de harde realiteit was vervaagd en uitgewist. Elders in onze pers hadden we, rond dezelfde tijd[4], ook kritiek geuit op het scepticisme dat grote delen van het revolutionaire milieu trof, en wel sinds de gebeurtenissen van 1968 zelf - een tendens die met name tot uiting kwam in de weigering van de belangrijkste erfgenamen van de traditie van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde om in Mei 68 iets meer te zien dan een golf van kleinburgerlijke onrust, die niets had gedaan om het dode gewicht van de contrarevolutie te verlichten.
Zowel de Bordigistische als de Damenistische vleugel[5] van de naoorlogse Italiaanse Linkse Kommunistische traditie reageerden op deze manier. Beiden hebben de neiging om de partij te zien als iets dat buiten de geschiedenis staat, omdat ze het mogelijk achten de partij te handhaven, ongeacht de krachtsverhouding tussen de klassen. Zij zien de strijd van de arbeiders dus in wezen in kringetjes rondgaan, omdat deze alleen in revolutionaire zin kan worden omgevormd door de interventie van de partij, wat de vraag oproept waar de partij zelf vandaan komt. Met name de Bordigisten boden in 1968 een karikatuur van deze benadering, toen ze pamfletten uitbrachten waarin ze erop aandrongen dat de beweging alleen maar ergens toe zou leiden als ze zich achter de spandoeken van De Partij (dat wil zeggen, hun eigen kleine politieke groep) zou plaatsen.
Onze stroming daarentegen heeft altijd gezegd dat dit een in wezen idealistische benadering is die de partij scheidt van haar materiële wortels in de klassestrijd. We beschouwden onszelf als een voortzetting van de werkelijke verworvenheden van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde in haar meest vruchtbare periode - de periode van de Fractie[6] in de jaren 1930 en 1940, toen zij inzag dat haar vermindering van haar eigen impact ten opzichte van de voorgaande fase van de partij een product was van de nederlaag van de arbeidersklasse, en dat alleen een heropleving van de klassestrijd de voorwaarde kon bieden voor de omvorming van de bestaande kommunistische fracties in een echte klassenpartij.
Na 1968 ontwikkelden deze voorwaarden zich inderdaad, niet alleen op het niveau van de gepolitiseerde minderheden die, in de nasleep van de gebeurtenissen en de daaropvolgende heropstanding van de arbeidersklasse, een belangrijke fase van groei doormaakten, maar ook op een meer algemeen niveau. De klassestrijd die in Mei 68 losbarstte, was geen eendagsvlieg, maar het startschot voor een krachtige dynamiek die snel op wereldschaal tot uiting zou komen.
De vooruitgang in de klassestrijd tussen 1968 en 1988
In overeenstemming met de marxistische visie, die de golvende aard van de klassebeweging al sinds lange tijd heeft opgemerkt, analyseert het artikel drie verschillende internationale strijdgolven in de twee decennia na 1968: de eerste, ongetwijfeld de meest spectaculaire, omvatte de Italiaanse hete herfst van 1969, de gewelddadige opstanden in Cordoba, Argentinië, in 1969 en in Polen in 1970, en belangrijke bewegingen in Spanje en Groot-Brittannië in 1972. In het bijzonder in Spanje begonnen de arbeiders zich te organiseren via massabijeenkomsten, een proces dat in 1976 zijn hoogtepunt bereikte in Vitoria. De internationale dimensie van de golf werd aangetoond door de echo's ervan in Israël (1969) en Egypte (1972) en, later, door de opstanden in de townships van Zuid-Afrika die werden geleid door van strijdcommité’s (de ‘Civics’).
Na een korte pauze in het midden van de jaren 1970 was er een tweede golf, met de stakingen van de Iraanse oliearbeiders en van de staalarbeiders van Frankrijk in 1978, de 'Winter van Ontevredenheid’ in Groot-Brittannië, de Rotterdamse havenstaking onder leiding van een onafhankelijk stakingscomité en de stakingen van de staalarbeiders in Brazilië in 1979, die ook de controle van de vakbonden op de proef stelden. Deze wereldwijde beweging culmineerde in de massastaking in Polen in 1980, die door haar zelforganisatie en eenwording de belangrijkste episode was in de klassestrijd sinds 1968 en zelfs sinds de jaren 1920 van de vorige eeuw.
En hoewel de zware repressie van de Poolse arbeiders deze golf tot stilstand bracht, duurde het niet lang voordat zich een nieuw opleving voordeed middels de strijd in België in 1983 en 1986, de algemene staking in Denemarken in 1985, de staking van de mijnwerkers in Groot-Brittannië in 1984-1985, de strijd van de spoorwegarbeiders en vervolgens van de gezondheidswerkers in Frankrijk in 1986 en 1988, en de beweging van de werkers in het onderwijs in Italië in 1987. Vooral de strijd in Frankrijk en Italië - net als de massastaking in Polen - vertoonde een reëel vermogen tot zelforganisatie middels algemene vergaderingen en stakingscomités.
Dit was geen eenvoudige lijst van stakingen. Het artikel benadrukt ook het feit dat deze golfachtige beweging niet in kringetjes rondging, maar een echte vooruitgang in het klassebewustzijn teweegbracht:
“Een eenvoudige vergelijking van de kenmerken van de strijd van 20 jaar geleden met die van vandaag zal ons in staat stellen om de omvang van de evolutie te zien die zich langzaam in de arbeidersklasse heeft voltrokken. Haar eigen ervaring, gevoegd bij de catastrofale evolutie van het kapitalistische systeem, heeft haar in staat gesteld om een veel duidelijker beeld te krijgen van de realiteit van haar strijd. Dit werd tot uitdrukking gebracht door:
Maar de ervaring van deze 20 jaar van strijd heeft niet alleen negatieve lessen voor de arbeidersklasse opgeleverd (wat niet moet worden gedaan). Het heeft ook lessen opgeleverd over wat er wel gedaan moet worden:
Tegelijkertijd werden de reacties van de bourgeoisie op het gevaar van de klassestrijd niet verwaarloosd: hoewel ze verrast was door het uitbreken van de Mei 68-beweging, en haar toevlucht nam tot wrede vormen van repressie die als katalysator diende voor de uitbreiding van de strijd, had ze later veel geleerd of opnieuw geleerd hoe om te gaan met het verzet van haar klassevijand.
Ze nam natuurlijk geen afstand van het gebruik van repressie, maar ze heeft subtielere middelen gevonden om het gebruik ervan te presenteren en te rechtvaardigen, zoals de bangmakerij van het terrorisme; ondertussen heeft ze haar arsenaal aan democratische misleidingen ontwikkeld om de strijd - met name in landen die nog steeds door openlijke dictaturen werden geregeerd – af te leiden naar burgerlijke politieke doelen. Op het niveau van de strijd zelf ging ze de groeiende ontgoocheling van de arbeiders over de officiële vakbonden en de dreiging van zelforganisatie tegen door radicalere vormen van vakbondsactiviteit te ontwikkelen, waaronder zelfs vormen, die buiten de vakbond omgingen (de 'coördinaties' opgezet door ultralinks in Frankrijk bijvoorbeeld).
Het artikel was begonnen met de erkenning dat veel van de optimistische praatjes over revolutie in 1968 inderdaad utopisch waren geweest. Dit kwam deels doordat de hele discussie over de mogelijkheid van revolutie werd vertekend door linkse opvattingen dat de gebeurtenissen in Vietnam of Cuba inderdaad socialistische revoluties waren die actief gesteund moesten worden door de arbeidersklasse in de centrale landen; maar ook, zelfs toen de revolutie werd opgevat als iets dat werkelijk de omvorming van de maatschappelijke verhoudingen met zich meebracht, omdat in 1968 de objectieve omstandigheden, vooral de economische crisis, nog maar net begon met het scheppen van de materiële basis voor een revolutionaire uitdaging van het kapitaal. Sindsdien zijn de ontwikkelingen wel moeilijker, maar ook diepgaander geworden:
Het keerpunt van 1989
Er zit veel in deze analyse waar we vandaag de dag nog steeds aan kunnen vasthouden. En toch kunnen we niet anders dan getroffen worden door een zin die de beoordeling van de derde strijdgolf in het artikel samenvat:
“Tot slot bevestigen de recente mobilisatie van de arbeiders in het Roergebied in Duitsland en de hervatting van de stakingen in Groot-Brittannië in 1988 (zie het editoriaal in dit nummer) dat deze derde internationale golf van arbeidersstrijd, die nu al meer dan 4 jaar duurt, nog lang niet voorbij is.”
In feite zou de derde golf, en zelfs de hele periode van strijd sinds 1968, plotseling tot stilstand komen met de ineenstorting van het Oostblok in 1989-1991 en de daarmee gepaard gaande stroom van campagnes over de dood van het kommunisme. Deze historische verandering in de wereldsituatie markeerde het definitieve begin van een nieuwe fase in de neergang van het kapitalisme - de fase van ontbinding.
De IKS had eerder in de jaren 1980 de symptomen van ontbinding opgemerkt en in de organisatie was er al een discussie gaande over de implicaties ervan voor de klassestrijd. Echter, het artikel over Mei 68 in Internationale Revue 53 evenals het editoriaal in hetzelfde nummer bewijzen dat de diepere betekenis ervan niet was begrepen.
Het artikel over Mei 68 heeft als tussentitel “20 jaar ontbinding” zonder een verklaring voor de term te geven, terwijl het editoriaal de term alleen toepast op de manifestaties ervan in de imperialistische conflicten - het fenomeen dat toen nog “Libanonisering” werd genoemd, de neiging van hele natiestaten om uiteen te vallen onder het gewicht van steeds irrationelere imperialistische rivaliteiten. Deze onnauwkeurigheden waren waarschijnlijk een afspiegeling van de werkelijke meningsverschillen die eind 1988, op het achtste congres van de IKS, naar voren waren gekomen.
De overheersende stemming op dit congres was er een van over-optimisme en zelfs van een soort euforie. Deels weerspiegelde dit het begrijpelijke enthousiasme dat ontstond door de integratie van twee nieuwe afdelingen van de IKS op het congres, Mexico en India. Maar het kwam vooral tot uiting in bepaalde analyses van de klassestrijd die naar voren werden gebracht: het idee dat de nieuwe burgerlijke misleidingen in een paar maanden tijd afgesleten waren; overdreven hoop op de strijd die toen in Rusland plaatsvond; het idee van een derde golf die steeds verder en hoger oprukte; en bovenal een terughoudendheid om het idee te accepteren dat de klassestrijd, in het licht van de groeiende sociale ontbinding, een “pas op de plaats” leek te maken of stagneerde (wat, gezien de ernst van de inzet, slechts een tendens tot terugtrekking of achteruitgang kon inhouden).
Dit standpunt werd verdedigd door Marc Chirik en een minderheid van kameraden op het congres. Het was gebaseerd op een duidelijk besef dat de ontwikkeling van de ontbinding een soort historische patstelling tussen de klassen tot uitdrukking bracht. De bourgeoisie had de arbeidersklasse geen beslissende historische nederlaag toegebracht en was niet in staat om haar te mobiliseren voor een nieuwe wereldoorlog; maar de arbeidersklasse die, ondanks 20 jaar strijd, de drang naar oorlog had tegengehouden en die inderdaad belangrijke ontwikkelingen in het klassebewustzijn had getoond, was niet in staat geweest om het perspectief van de revolutie te ontwikkelen, om haar eigen politieke alternatief voor de crisis van het systeem te scheppen. Het kapitalisme, dat op geen enkele manier vooruit was gekomen, maar nog steeds verzonken was in een zeer langdurige economische crisis, begon te rotten, en deze verrotting had op alle niveaus gevolgen voor de kapitalistische samenleving[7].
Deze diagnose werd schitterend bevestigd door de ineenstorting van het Oostblok. Aan de ene kant was deze gedenkwaardige gebeurtenis een product van ontbinding. Het benadrukte de diepe impasse van de stalinistische bourgeoisie, die vastzat in een economisch moeras, maar overduidelijk niet in staat was haar arbeiders te mobiliseren voor een militaire oplossing voor het bankroet van haar economie (de strijd in Polen in 1980 had dat duidelijk aangetoond aan de stalinistische heersende klasse).
Tegelijkertijd werden de ernstige politieke tekortkomingen van dit deel van de arbeidersklasse blootgelegd. Het proletariaat van het Russische blok had zeker aangetoond dat het in staat was om te vechten op het defensieve economische terrein, maar - geconfronteerd met een enorme historische gebeurtenis, die zich grotendeels op politiek niveau uitte - was het totaal niet in staat om haar eigen alternatief te bieden en als klasse was het verdronken in de democratische opleving, welke ten onrechte werd omschreven als een reeks van “volksrevoluties”.
Deze gebeurtenissen hebben op hun beurt het proces van ontbinding op wereldschaal drastisch versneld. Dit was het duidelijkst zichtbaar op het imperialistische vlak, waar het snelle uiteenvallen van het oude systeem van de blokken de tendens van "ieder voor zich" de diplomatieke en militaire rivaliteit in toenemende mate deed domineren. Maar dit gold ook voor krachtsverhouding tussen de klassen. In de nasleep van het debacle in het Oostblok, de campagnes van de wereldbourgeoisie over de dood van het kommunisme, over de onmogelijkheid van een alternatief van de arbeidersklasse voor het kapitalisme, werd de capaciteit van de internationale arbeidersklasse - met name in de centrale landen van het systeem - om een politiek perspectief naar voren te brengen, nog meer slagen toegebracht.
De IKS had de gebeurtenissen van 1989-1991 niet voorzien, maar was in staat erop te reageren met een coherente analyse op basis van eerder theoretisch werk. Dit gold zowel voor het begrijpen van de economische factoren die betrokken waren bij de ondergang van het stalinisme[8], als voor het voorspellen van de groeiende chaos die, bij afwezigheid van blokken, nu zou ontketend worden in de sfeer van imperialistische conflicten[9] [9]. En op het niveau van de klassestrijd konden we zien dat het proletariaat nu een bijzonder moeilijke periode doormaakte:
“De vereenzelviging, die systematisch wordt aangebracht tussen stalinisme en communisme, deze leugen die duizendmaal wordt herhaald en nu meer dan ooit, de leugen dat de proletarische revolutie alleen maar in een ramp kan eindigen, zal voor een hele periode invloed hebben op de arbeidersklasse. We moeten dus een tijdelijke teruggang verwachten in het bewustzijn van het proletariaat; de tekenen hiervan zijn nu al te zien in de versterking van de positie van de vakbonden. Terwijl de aanhoudende en steeds sterker wordende brute aanvallen die het kapitalisme wel op het proletariaat moet loslaten, de arbeiders zal dwingen om de strijd aan te gaan, zal dit aanvankelijk niet resulteren in een groter vermogen binnen de klasse om haar bewustzijn te ontwikkelen. Vooral de reformistische ideologie zal de komende tijd zeer zwaar wegen op de strijd, en dit zal de actie van de vakbonden sterk vergemakkelijken.
Gezien het historische belang van de gebeurtenissen die haar veroorzaken, is de huidige teruggang van het proletariaat - hoewel dit de historische koers niet ter discussie stelt – een algemeen perspectief voor de klassenconfrontaties en gaat ze veel dieper dan die gepaard ging met de nederlaag van 1981 in Polen. Dit gezegd hebbende, kunnen we niet van tevoren de breedte of de duur ervan voorzien. Met name zal het ritme van de ineenstorting van het westerse kapitalisme - dat we nu kunnen zien versnellen, met het vooruitzicht van een nieuwe en open recessie - een beslissende factor zijn bij het bepalen van het moment waarop het proletariaat in staat zal zijn om zijn mars naar het revolutionaire bewustzijn voort te zetten.”[10]
Deze passage is zeer duidelijk over de zeer negatieve gevolgen van de ineenstorting van het stalinisme, maar bevat nog steeds een zekere onderschatting van de diepte van de teruggang. De inschatting dat dit “kortstondig” zou zijn, verzwakt reeds de daaruit voortvloeiende uitspraak dat de teruggang “veel dieper zal zijn dan die van de nederlaag van 1981 in Polen”, en dit probleem zou zich in de jaren daarna in onze analyses tot uiting moeten komen, met name in het idee dat bepaalde gevechten in de jaren 1990 - in 1992, en opnieuw in 1998 - het einde van de teruggang inluidden. In werkelijkheid, terugkijkend op de afgelopen drie decennia, kunnen we zeggen dat de teruggang in het klassebewustzijn niet alleen is doorgegaan, maar ook dieper is geworden, met als resultaat een soort geheugenverlies over de verworvenheden en vooruitgang van de periode 1968-1989.
Wat zijn de belangrijkste indicatoren van dit traject?
Maar de economische politiek van de heersende klasse heeft ook bewust elk gevoel van klasse-identiteit aangevallen - zowel door het afbreken van oude industriële centra van proletarisch verzet als door de invoering van veel meer geatomiseerde vormen van arbeid, zoals in de zogenaamde “gig economie”[12] waar arbeiders routinematig worden behandeld als zelfstandige “ondernemers”.
We moeten de realiteit van al deze moeilijkheden onder ogen zien en de politieke consequenties ervan trekken voor de strijd om de verandering van de maatschappij. Maar hoewel het proletariaat zich niet kan onttrekken aan de harde school van de nederlaag, zijn wij van mening dat de groeiende moeilijkheden en zelfs gedeeltelijke nederlagen nog geen historische nederlaag voor de klasse en de eliminatie van de mogelijkheid van het communisme betekenen.
In de afgelopen tien jaar zijn er een aantal belangrijke bewegingen geweest die deze conclusie ondersteunen. In 2006 zagen we de massale mobilisatie van studerende jongeren in Frankrijk tegen de CPE[14]. Zelfs als de strijd in Frankrijk stevig gecontroleerd werd door de vakbonden, zoals in het meest recente geval[15] riepen de media van de heersende klasse vaak het schrikbeeld op van een “nieuwe Mei 68”, om des te beter de echte lessen van Mei 68 te kunnen verdraaien.
Maar de beweging van 2006 heeft in zekere zin de echte geest van 1968 doen herleven: enerzijds omdat de hoofdrolspelers van de beweging vormen van strijd herontdekten, die in die tijd waren opgedoken, met name algemene vergaderingen waar echte discussies konden plaatsvinden en waar de jonge deelnemers graag de getuigenissen wilden horen van oudere kameraden die aan de gebeurtenissen van 1968 hadden deelgenomen. Maar tegelijkertijd hield deze studentenbeweging, die de vakbonden had voorbijgestreefd, het reële risico in dat de arbeiders op een vergelijkbare “ongecontroleerde” manier zouden worden aangetrokken, precies zoals in Mei 68, en daarom trok de regering de CPE-wet in, welke de opstand in eerste instantie had uitgelokt.
In mei 2006 gingen 23.000 metaalarbeiders in Vigo, in de Spaanse provincie Galicië, in staking tegen een nieuwe arbeidswet voor deze sector, en in plaats van zich op te sluiten in de fabrieken, gingen ze op zoek naar solidariteit bij andere bedrijven, met name de scheepswerven en de Citroën-fabrieken, en organiseerden ze demonstraties in de stad om de hele bevolking samen te brengen, en organiseerden ze vooral dagelijkse openbare algemene vergaderingen die volledig openstonden voor andere arbeiders, werkenden, werklozen en gepensioneerden. Deze proletarische vergaderingen vormden een week lang de longen van een voorbeeldige strijd, totdat de beweging beklemd raakte tussen gewelddadige repressie enerzijds en de onderhandelingsmanoeuvres van de vakbonden en bazen anderzijds.
In 2011 waren we getuige van de golf van sociale revoltes in het Midden-Oosten en Griekenland, met als hoogtepunt de Indignados-beweging in Spanje en de “Occupy” in de VS. Het proletarische element in deze bewegingen varieerde van land tot land, maar was het sterkste in Spanje, waar we de wijdverbreide adoptie zagen van de algemene vergadering; een krachtige internationalistische impuls die de uitingen van solidariteit van deelnemers uit de hele wereld verwelkomde en waar de leuze van “wereldrevolutie” serieus werd genomen, misschien voor het eerst sinds de revolutionaire golf van 1917; een erkenning dat “het systeem verouderd is” en een sterke wil om de mogelijkheid van een nieuwe vorm van maatschappelijke organisatie te bediscussiëren. In de vele geanimeerde discussies, die plaatsvonden in de vergaderingen en commissies over kwesties als moraal, wetenschap en cultuur, en het alomtegenwoordige in vraag stellen van het dogma dat kapitalistische verhoudingen eeuwig zijn - ook hier zagen we de echte geest van Mei 68 vorm krijgen.
Natuurlijk hadden de meeste van deze bewegingen veel zwakheden, die we elders hebben geanalyseerd[16], niet in de laatste plaats de neiging van de deelnemers om zichzelf te beschouwen als “burger” in plaats van als proletariërs, en dus een echte kwetsbaarheid voor de democratische ideologie, waardoor burgerlijke partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje zich konden presenteren als de ware erfgenamen van deze revoltes. En in sommige opzichten is het, zoals bij elke proletarische nederlaag, hoe hoger je klimt, hoe dieper je valt: de neergang van deze bewegingen heeft de algemene teruggang van het klassebewustzijn verder verdiept.
In Egypte, waar de beweging van de pleinen de beweging in Spanje en Griekenland inspireerde, hebben illusies in de democratie de weg bereid voor het herstel van hetzelfde soort autoritaire bewind, dat de oorspronkelijke katalysator vormde van de “Arabische lente”; in Israël, waar massademonstraties ooit de internationalistische leuze “Netanyahu, Mubarak, Assad, dezelfde vijand” naar voren bracht, heeft de wrede militaristische politiek van de regering van Netanyahu nu de overhand gekregen. En het ergste van alles is dat in Spanje veel van de jongeren, die deelnamen aan de Indignados-beweging, naar de absolute impasse van het Catalaanse of Spaanse nationalisme werden getrokken.
De opkomst van deze nieuwe proletarische generatie in de bewegingen van 2006 en 2011 gaf, bij een minderheid, ook opnieuw aanleiding tot een zoeken naar de kommunistische politiek. Maar de hoop dat dit zou leiden tot een hele nieuwe toestroom van revolutionaire krachten heeft zich, althans op dit moment, nog niet verwezenlijkt. De Kommunistische Linkerzijde blijft grotendeels geïsoleerd en verdeeld; onder de anarchisten, waar enkele interessante nieuwe ontwikkelingen waren begonnen, wordt de zoektocht naar klassestandpunten ondermijnd door de invloed van identiteitspolitiek en zelfs nationalisme. In een derde artikel in deze serie gaan we dieper in op de evolutie van het proletarische politieke kamp en zijn omgeving sinds 1968.
Maar als Mei 68 ons iets leert, dan is het wel dat de arbeidersklasse zich uit de ergste nederlagen weer kan oprichten, terugkeren van de diepste achteruitgang. De momenten van proletarische opstand, die ondanks de oprukkende dreiging van kapitalistische ontbinding, hebben plaatsgevonden, onthullen de mogelijkheid van het ontstaan van bewegingen die, door het perspectief van de revolutie terug te winnen, de vele gevaren die ontbinding met zich meebrengt voor de toekomst van de soort, kunnen voorkomen.
Deze gevaren - de verbreiding van militaire chaos, van de ecologische catastrofe, van honger en ziekte op een ongekende schaal - bewijzen dat revolutie meer dan ooit een noodzaak is voor de mensheid. Het verval en de ontbinding van het kapitalisme vergroten zeker het gevaar dat de objectieve basis voor een nieuwe maatschappij definitief zal worden vernietigd als de ontbinding een bepaald punt overschrijdt. Maar zelfs in zijn laatste fase brengt het kapitalisme nog steeds de krachten voort die gebruikt kunnen worden om het omver te werpen - in de woorden van het Kommunistische Manifest van 1848: “wat de bourgeoisie voortbrengt, is vooral haar eigen doodgraver”. Het kapitalisme, zijn productiemiddelen en communicatiemiddelen zijn mondialer dan ooit - maar het proletariaat is evenzeer internationaler en beter in staat om op wereldvlak onderling te communiceren.
Het kapitalisme is technologisch steeds geavanceerder geworden - maar dan moet het de arbeidersklasse opleiden in het gebruik van zijn wetenschap en technologie, die in een toekomstige maatschappij eerder voor menselijke behoeften dan voor de winst kunnen worden gebruikt. Deze meer geschoolde, internationaal georiënteerde laag van de klasse heeft in de recente sociale beweging steeds opnieuw zijn intrede gedaan, vooral in de centrale landen van het systeem, en zal zeker een sleutelrol spelen in elke toekomstige heropleving van de klassestrijd, net als de nieuwe proletarische legers die door de duizelingwekkende maar verziekte groei van het kapitalisme in Azië en andere eerder “onderontwikkelde” regio's zijn ontstaan. We hebben de laatste uiting van de geest van Mei 68 nog niet gezien.
Amos, juni 2018
[1] Zie bijvoorbeeld: “ICC meeting at ‘1968 and all that’: the perspective opened 40 years ago has not gone away [255]”, World Revolution, nr. 315, 2008.
[2] “Mei 68: Wegzakken in de economische crisis [256]”, IKS online, 2019
[3] “20 ans depuis Mai 1968: le mûrissement des conditions de la révolution prolétarienne [257]”, Revue Internationale, nr. 53, 1988. Het artikel is ondertekend RV, één van de jonge ‘Venezolanen’ die in 1968 hielpen bij de oprichting van Révolution Internationale.
[4] Zie in het bijzonder: “Polemic: Confusion of communist groups over the present period [258]”, International Review, nr. 54, 1988.
[5] Zie in het bijzonder: “The 1950s and 60s: Damen, Bordiga and the passion for communism [259]”, International Review, nr. 158, 2017.
[6] Hiermee wordt Bilan bedoeld, de groep uitgesloten Italiaanse linkscommunisten die probeerde de lessen te trekken uit de strijdgolf van 1917-1923, en vooral met betrekking tot de organisatorische kwestie.
[7] Voor een meer ontwikkelde balans van de strijd van de laatste decennia, die rekening houdt met de tendensen in onze analyse om het onmiddellijke potentieel van de klassenstrijd te overschatten, zie het Rapport over de klassenstrijd van het 21ste Congres van de IKS: “Report on the class struggle [260]”, International Review, nr. 156, 2016.
[8] “Stellingen over de economische en politieke situatie in de landen van het Oostblok”; Internationale Revue, nr. 11, 1983.
[9] Zie in het bijzonder: “Oriëntatietekst: Militarisme en ontbinding”, Internationale Revue, nr. 13, 1991.
[10] “Stellingen over de economische en politieke situatie in de landen van het Oostblok”, Internationale Revue, nr. 11, 1983.
[11] Zie punt 15 in: “22e Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie [261]”, IKS online, 2018.
[12] De gig-economie is een economie waarin arbeiders géén vast dienstverband hebben, maar werken in de vorm van betaald klussen of kortstondige dienstverbanden, die zowel opeenvolgend als parallel worden uitgevoerd.
[13] Zie punt 16 en 17 in: “22e Congres van de IKS: Resolutie over de internationale situatie [261]”, IKS online, 2018.
[14] Contrat Premier Embauche (CPE), in het Nederlands: contract eerste aanstelling.
[15] Zie : “France: Grève “perlée” des cheminots: une manœuvre des syndicats pour nous diviser! [262]”, ICC online, 2018.
[16] Zie: “The Indignados in Spain, Greece and Israel: From indignation to the preparation of class struggle [263]”, International Review, nr. 147, 2011.
Bijlage | Grootte |
---|---|
2019_n-pamflet_klimaat_sept2019_web.pdf [264] | 236.21 KB |
Eén van de meest populaire slogans in de demonstraties tegen de klimaatverandering is: "Change the system, not the climate".
Het lijdt geen twijfel dat het huidige systeem de mensheid naar een milieuramp voert. Dagelijks komen er materiële bewijzen bij: uitzonderlijke hittegolven, ongekende bosbranden in het Amazonegebied, smeltende gletsjers, overstromingen, het uitsterven van hele soorten - met als uiteindelijke gevolg het uitsterven van de menselijke soort. En zelfs als er geen opwarming van de aarde zou zijn, zouden de bodem, de lucht, de rivieren en de zeeën nog steeds vergiftigd worden en voor altijd uitgeput raken.
Het is geen wonder dat zoveel mensen, en vooral zoveel jongeren, geconfronteerd met deze bedreigende toekomst, zich grote zorgen maken over deze situatie en er iets aan willen doen.
De golf van protesten georganiseerd door Youth for climate, Extinction Rebellion, de groenen en de linkse partijen wordt gepresenteerd als een te volgen weg. Maar iedereen die op dit moment hun voorbeeld volgt, moet zich afvragen: waarom worden deze protesten zo breed gesteund door degenen die het huidige systeem regeren en verdedigen? Waarom wordt Greta Thunberg uitgenodigd om zich tot parlementen, regeringen en de Verenigde Naties te richten?
Natuurlijk belasteren mensen als Trump, Bolsonaro of Farage voortdurende Greta en de ‘ecologische strijders’. Zij beweren dat de klimaatverandering oplichterij is en dat maatregelen om de vervuiling tegen te gaan een bedreiging vormen voor de economische groei, met name in sectoren zoals de auto-industrie en de fossiele brandstoffen. Zij zijn de schaamteloze verdedigers van de kapitalistische winst. Maar hoe zit het met Merkel, Macron, Corbyn, Alexandria Ocasio-Cortez en anderen die de klimaatprotesten geprezen hebben: maken ze minder deel uit van het huidige systeem?
Veel van de deelnemers aan de huidige protesten zullen het erover eens zijn dat de wortels van de milieuvernietiging bij het systeem liggen en dat het hierbij gaat om het kapitalistische systeem. Maar de organisaties achter de protesten, en de politici die hypocriet beweren ze te steunen, verdedigen een politiek die de ware aard van het kapitalisme verbergt.
Laten we eens kijken naar één van de meest radicale programma's van deze politici: de zogenaamde Green New Deal. Deze biedt ons een reeks maatregelen die door de bestaande staten moeten worden genomen en die enorme kapitaalinvesteringen vereisen om ‘schone’ industrieën te ontwikkelen die een behoorlijke winst zouden moeten kunnen maken. Met andere woorden: het is volledig ingekaderd binnen de grenzen van het kapitalistische systeem. Net als de New Deal van de jaren 1930 is het doel om het kapitalisme in deze moeilijke tijden te redden, en niet om het te vervangen.
Wat is het kapitalistische systeem?
Het kapitalisme verdwijnt niet als het wordt geregeerd door staatsbureaucraten in plaats van privé-bazen, of als het groen wordt geschilderd.
Het kapitaal is een wereldwijde verhouding tussen klassen, gebaseerd op de uitbuiting van de loonarbeid en de productie voor de verkoop met het oog op winst. De voortdurende zoektocht naar afzetmogelijkheden voor zijn producten leidt tot een genadeloze concurrentie tussen de nationale staten voor een dominante positie op de wereldmarkt. En deze competitie vereist dat elk nationaal kapitaal zich ontwikkelt om niet ten onder te gaan. Een kapitalisme dat niet langer probeert door te dringen in de laatste hoek van de planeet en onbeperkt te groeien, kan niet bestaan. Ook is het kapitalisme totaal niet in staat om op wereldvlak samen te werken om een antwoord te bieden op de ecologische crisis, zoals reeds is aangetoond door de trieste mislukking van de verschillende klimaattoppen en -protocollen.
De jacht op winst, die niets te maken heeft met menselijke behoeften, ligt al sinds het begin van het kapitalisme ten grondslag aan de verwoesting van de natuur. Maar het kapitalisme heeft een geschiedenis, het is al een eeuw lang geen factor van vooruitgang meer en is ondergedompeld in een diepe historische crisis. Het is een beschaving in verval omdat de economische basis, die noodgedwongen is om onbeperkt te groeien, een overproductiecrisis veroorzaakt, welke de neiging heeft om permanent te worden. En zoals de wereldoorlogen en de ‘Koude Oorlog’ van de 20e eeuw hebben aangetoond, kan dit proces van verval de koers van het kapitaal naar de vernietiging alleen maar versnellen.
Nog voordat de wereldwijde verwoesting van de natuur duidelijk werd, dreigde het kapitalisme de mensheid al te vernietigen met zijn onophoudelijke imperialistische botsingen en oorlogen, die zich vandaag nog in een groot deel van de wereld verderzetten, van Noord-Afrika en het Midden-Oosten tot Pakistan en India. Zulke conflicten kunnen alleen maar verergeren door de ecologische crisis, aangezien de nationale staten vechten om steeds schaarser wordende grondstoffen. Tegelijkertijd kan de wedloop om steeds gruwelijkere wapens te produceren - en vooral te gebruiken - de planeet alleen maar verder vervuilen. Deze schandalige combinatie van kapitalistische verwoesting maakt nu al delen van de planeet onbewoonbaar en dwingt miljoenen mensen om vluchteling te worden.
De noodzaak en mogelijkheid van het communisme
Dit systeem kan de economische crisis, de milieucrisis of de koers naar de oorlog niet overwinnen.
Het is daarom een misleiding om te eisen dat regeringen over de hele wereld ‘zich herpakken’ en iets doen om de planeet te redden - een verzoek dat is geformuleerd door alle groepen die de huidige marsen en demonstraties organiseren. De enige hoop van de mensheid ligt in de vernietiging van het huidige systeem en het scheppen van een nieuwe maatschappijvorm. Dit is wat wij het communisme noemen - een wereldwijde menselijke gemeenschap zonder natiestaten, zonder uitbuiting van de arbeid, zonder markten en zonder geld, waarbij alle productie op wereldschaal wordt gepland met als enig doel te voorzien in de menselijke behoeften. Het spreekt voor zich dat deze samenleving niets te maken heeft met de vormen van staatskapitalisme die we zien in landen als China, Noord-Korea of Cuba, of voorheen de Sovjet-Unie.
Het authentieke communisme is de enige basis voor een nieuwe relatie tussen de mensheid en de rest van de natuur. En dit is geen utopie. Dit is mogelijk, omdat het kapitalisme de materiële fundamenten ervoor heeft gelegd: de ontwikkeling van wetenschap en technologie, die kunnen worden bevrijd van hun verminking in dit systeem, en de wereldwijde onderlinge afhankelijkheid van alle productieve activiteiten, die kunnen worden bevrijd van de kapitalistische concurrentie en nationale tegenstellingen.
Maar het is vooral mogelijk omdat het kapitalisme gebaseerd is op het bestaan van een klasse die niets meer te verliezen heeft dan haar ketenen, een klasse die er belang bij heeft zich te verzetten tegen de uitbuiting en haar onderdrukking: de internationale arbeidersklasse, het proletariaat van alle landen. Het is een klasse die niet alleen bestaat uit mensen die op het werk worden uitgebuit, maar ook uit mensen die studeren om een plaats op de arbeidsmarkt te vinden en zij die door het kapitalisme in de werkloosheid en op de schroothoop zijn gegooid.
Burgerbewegingen of arbeidersstrijd?
Het is vooral hier dat de ideologie achter de klimaatmarsen dient om te voorkomen dat we de middelen zouden aangrijpen om dit systeem te bestrijden. Ze vertelt ons bijvoorbeeld dat de wereld in de problemen zit, omdat de ‘oude generatie’ er aan gewend is geraakt om te veel te consumeren. Maar door over generaties ‘in het algemeen’ te spreken, verbergt ze het feit dat het probleem, zowel gisteren als vandaag, is gelegen in de verdeling van de maatschappij in twee grote klassen, de kapitalistische klasse of bourgeoisie, die alle macht heeft, en een veel grotere klasse die wordt uitgebuit en beroofd van elke beslissingsbevoegdheid, zelfs in de meest ‘democratische’ landen. Het zijn de onpersoonlijke mechanismen van het kapitaal die ons in de huidige ellende hebben gestort, niet het persoonlijke gedrag van individuen of de hebzucht van een vorige generatie.
Hetzelfde geldt voor alle toespraken over ‘het volk’ of ‘de burgers’ die de kracht zouden vormen die de wereld kan redden. Dit zijn zinloze categorieën, die de tegenstrijdige klassenbelangen toedekken. De uitweg uit een systeem, dat niet kan bestaan zonder de uitbuiting van de ene klasse door de andere klasse, kan alleen worden bereikt door de klassenstrijd te hervatten, te beginnen met de verdediging van de meest fundamentele belangen van de werkers tegen de aanvallen op hun levens- en arbeidsomstandigheden die door alle regeringen en ondernemers worden ontketend als antwoord op de economische crisis - aanvallen die ook steeds vaker worden uitgevoerd in naam van de noodzaak om het milieu te beschermen. Dit is de enige manier voor de arbeidersklasse om de betekenis van haar eigen bestaan te ontwikkelen tegen alle leugens die ons vertellen dat zij al een ‘uitgestorven soort’ is. En dit is de enige manier voor de klassenstrijd om de economische en politieke dimensies samen te brengen - door de economische crisis, oorlog en ecologische rampen met elkaar te verbinden en door te erkennen dat alleen een wereldwijde revolutie deze kan overwinnen.
In de periode voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog namen honderdduizenden mensen deel aan vreedzame betogingen. Zij werden aangemoedigd door de ‘democratische’ heersende klassen, want zij verspreidden de illusie dat er een vreedzaam kapitalisme kon bestaan. Vandaag de dag wordt steeds meer de illusie verspreid van een groen kapitalisme. Het pacifisme, met zijn oproep aan alle mensen van goede wil, verhulde bovendien het feit dat alleen de klassestrijd echt verzet tegen de oorlog biedt, zoals in 1917-1918 werd bewezen toen het uitbreken van de Russische en Duitse revoluties de wereldleiders dwong om snel een einde te maken aan deze oorlog. Pacifisme heeft nooit een einde gemaakt aan oorlogen, en de huidige milieucampagnes, door de verspreiding van valse oplossingen voor de klimaatramp, vormen alleen maar een hinderpaal voor de echte oplossing ervan.
Internationale Kommunistische Stroming / 27.08.2019
We hebben een artikel en een eerste pamflet over de protesten tegen de klimaatverandering van de Frans-, Nederlands- en Spaansetalige website verwijderd (ze waren niet op de engelse website gepubliceerd), omdat er algemene overeenstemming bestaat in de organisatie dat deze twee originele teksten niet kritisch genoeg waren over de betrokkenheid van de bourgeoisie in de klimaatdemonstraties. Het nieuwe internationale pamflet [268] op onze website geeft het standpunt weer van de organisatie over deze demonstraties. We zijn van plan om te zijner tijd een meer uitgewerkte analyse over de protesten tegen de klimaatverandering te geven.
Op 10 oktober deden twee vrachtwagenchauffeurs van Seine-et-Marne een oproep op Facebook voor een demonstratie op 17 november onder de titel: "Nationale blokkade tegen de stijgende brandstofprijzen". Hun boodschap werd snel doorgegeven op alle sociale netwerken, die bijna 200.000 “geïnteresseerden” aantrok. Het aantal initiatieven en oproepen nam toe. Zonder vakbond of politieke partij werden spontaan een hele reeks acties, bijeenkomsten en blokkades gepland. Het resultaat: op 17 november verlamden, volgens de regering, 287.710 personen, verspreid over 2.034 punten, wegenknooppunten, rotondes, autosnelwegen, tolwegen, parkeergarages, enzovoort. In de officiële cijfers, verstrekt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (met een bewonderenswaardige precisie!), werden de aantallen grotendeels en moedwillig onderschat. De “gele hesjes” zelf schatten dat het er twee keer zoveel waren.
In de dagen die daarop volgden mobiliseerden de blokkades, waarvan sommigen werden gehandhaafd terwijl anderen hier en daar plaatsvonden, enkele duizenden mensen per dag. Ongeveer tien raffinaderijen van Total werden ontregeld door een gelijktijdige actie van de CGT en de “gele hesjes”. Op 24 november ging een nieuwe grote actiedag van start met de naam “Akte 2: Alle Fransen naar Paris”. Het doel was om de prestigieuze plaatsen van de hoofdstad en de locaties van de macht te blokkeren: de Champs-Élysées, de Place de la Concorde, de Senaat en vooral het Elysée. “Het is noodzakelijk om een beslissende slag toe te brengen en met zijn allen naar Parijs op te trekken met alle mogelijke middelen (carpoolen, trein, bus, enzovoort). Parijs, want daar zetelt de regering! We verwachten iedereen, vrachtwagens, bussen, taxi’s, terreinwagens, tractoren, enzovoort. Iedereen”, aldus Éric Drouet, vrachtwagenchauffeur van Melun, mede-initiatiefnemer van de beweging en een aanvoerder van de mobilisatie. Uiteindelijk zou deze grote gezamenlijke mobilisatie niet plaatsvinden, aangezien veel “gele hesjes” er de voorkeur aan gaven plaatselijk te demonstreren, vaak vanwege de hoge kosten van het transport. Vooral de omvang van de mobilisatie was sterk aan het afnemen.
Slechts 8.000 demonstranten in Parijs, 106.301 in heel Frankrijk en 1.600 acties. Ook al onderschatten deze regeringscijfers de realiteit van de mobilisatie sterk, de trend was duidelijk in neerwaartse richting. Toch beweerden veel stemmen in de beweging dat ze bezig waren een overwinning te behalen. Het belangrijkste voor de “gele hesjes” waren deze beelden van de Champs-Élysées, die “een hele dag bezet was gehouden”, en die getuigden van “de kracht van het volk tegen de machtigen”. [1] Zo werd dezelfde avond, nog steeds via Facebook, een oproep gedaan voor een derde actiedag, gepland voor zaterdag 1 december: “Akte 3: Macron ontslag!”, waarbij twee eisen werden gesteld: “Verhoging van de koopkracht en afschaffing van de brandstofbelasting”.
Alle journalisten, politici en allerlei “sociologen” wijzen op het nooit geziene karakter van de beweging: spontaan, buiten elk politiek of vakbondskader, veelvormig, voornamelijk georganiseerd via sociale netwerken, relatief grootschalig, globaal gedisciplineerd, over het algemeen zonder vernielingen en confrontaties, enzovoort. Op de televisie en in de krantenkolommen werd de beweging gekwalificeerd als een “sociologische UFO”.
De woede tegen aanvallen van de regering!
Op gang gebracht door vrachtwagenchauffeurs, mobiliseerde deze beweging, zoals de initiatiefnemer Éric Drouet schreef, “vrachtwagens, bussen, taxi's, terreinwagens, tractoren”, maar dat niet alleen. Veel kleine ondernemers, “verpletterd door de belastingen”, waren er ook aanwezig. Actieve arbeiders, arbeiders met een precaire job, werklozen of gepensioneerden droegen het “gele hesje” en vormden het grootste contingent. “De “gele hesjes” lijken meer op een Frankrijk van bedienden, caissières, technici, kleuterschoolassistenten, die de levenswijze die ze voor zichzelf hebben gekozen willen verdedigen: een leven buiten de stadscentra, in vrede, met buren die op hen lijken, in een vrijstaand huis met een tuin en voor wie de aanval op de auto, door de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, als het ware hun privéruimte in vraag stelt”, zegt Vincent Tiberi. Volgens deze hoogleraar politieke wetenschappen van de U. Bordeaux, vertegenwoordigen de “gele hesjes” “niet alleen perifeer Frankrijk, het Frankrijk van de vergeten mensen. Ze belichamen meer wat socioloog Olivier Schwartz de kleine middenklasse noemt. Ze werken, betalen belasting en verdienen te veel om in aanmerking te komen voor steun en niet genoeg om goed te kunnen leven.” [2]
In feite getuigt de omvang van deze mobilisatie vooral van de enorme woede die in het binnenste van de maatschappij, en met name in de arbeidersklasse, bestaat over het bezuinigingspolitiek van de regering Macron. Officieel, volgens de Franse Observatoire français des conjonctures économiques, is het beschikbare jaarinkomen van de huishoudens (d.w.z. wat overblijft na belastingen en overige kosten) tussen 2008 en 2016 met gemiddeld 440 euro gedaald. Dit is slechts een zeer klein deel van de aanvallen op de arbeidersklasse. Naast deze algemene verhoging van de allerlei soorten belastingen, is er ook een stijging van de werkloosheid, de systematisering van de precaire jobs, met inbegrip van de openbare diensten, van de inflatie die met name van invloed is op de basisbehoeften, van de onbetaalbare huizenprijzen, enzovoort. De armoede neemt onverbiddelijk toe en daarmee ook de angst voor de toekomst. Maar wat volgens de “gele hesjes” nog belangrijker is, en wat deze enorme woede aanwakkert, is “het gevoel veracht te worden” [3].
Het is dit overheersende gevoel van “veracht” te worden, genegeerd door de regeringen, het verlangen om gehoord en erkend te worden door “degenen aan de top”, om de terminologie van “gele hesjes” te gebruiken, die een verklaring vormt voor de gekozen actiemiddelen: het dragen van fluorescerende gele hesjes, het blokkeren van de wegen, het optrekken naar de Senaat of het Elysée, onder de ramen van de grote bourgeoisie, door het bezetten van “de mooiste avenue ter wereld” [4].
De media en de regering vestigden de aandacht op de vernielingen en gewelddadigheden op de Champs-Élysées om te suggereren dat elke strijd tegen de hoge kosten van levensonderhoud en de verslechtering van de levensomstandigheden van de uitgebuitenen alleen maar kan leiden tot chaos en anarchie met acties van blind geweld en vandalisme. De media in dienst van de bourgeoisie, de specialisten van het amalgaam, de mensen doen geloven dat “gele hesjes” “extremisten” waren die ook “politieagenten wilden aanvallen” [5], terwijl in werkelijkheid vooral de repressiekrachten aanvielen en provoceerden! In Parijs werden er op 24 november onophoudelijk traangasgranaten afgevuurd en, charges uitgevoerd door CRS (de oproerpolitie) op groepen mannen en vrouwen, die rustig over de Champs-Élysées marcheerden.
Bovendien waren er deze keer zeer weinig ramen stukgeslagen [6] in tegenstelling tot bij de viering van het wereldkampioenschap voetbal, op dezelfde plaats vier maanden eerder. Ook al waren sommige gemaskerde “gele hesjes” opstokers die tegen de politie wilden vechten (leden van het(“zwarte blok” of “ultra-rechts” schorem), de overgrote meerderheid wil niet vechten of vernielen. Ze willen geen “vernielers” zijn, maar alleen “burgers” die “gerespecteerd” en “gehoord” worden. Daarom wordt in de oproep tot “Akte 3” benadrukt dat “het correct moet gebeuren. Geen vernielingen en 5 miljoen Fransen op straat”. En zelfs: “Om onze volgende samenkomst te beveiligen, stellen we voor om “rode hesjes” aan te duiden, die de verantwoordelijkheid zullen hebben de vernielers uit onze gelederen te verwijderen. We mogen vooral de bevolking niet van ons vervreemden. Laten we letten op ons imago, vrienden”.
Een interklassistische “burgerbeweging”.....
De beweging van de “gele hesjes” heeft desalniettemin één onthullend kenmerk gemeen met de viering van het Franse voetbalelftal dat wereldkampioen is geworden: de alom aanwezigheid van de “tricolore” en regionale vlaggen, van het nationale volkslied dat regelmatig werd aangeheven, de tastbare trots om “het Franse volk” te zijn. Een “Frans volk” dat, verenigd, in staat zou zijn om de machtigen te doen terugdringen. In vele hoofden leefde de gedachte aan de Franse Revolutie van 1789 of zelfs aan het verzet van 1939-1945. [7]
Dit aangewakkerd nationalisme, deze verwijzing naar het “volk”, deze smeekbede gericht aan de machtigen, onthullen de ware aard van deze beweging. De overgrote meerderheid van de “gele hesjes” zijn actieve of gepensioneerde en verpauperde arbeiders, maar ze verschijnen hier als burgers van het “Franse volk” en niet als leden van de arbeidersklasse. Het is duidelijk een interklassistische beweging waarin alle niet-uitbuitende klassen en lagen van de maatschappij met elkaar vermengd zijn. Het gaat om arbeiders (actieve arbeiders, werkloze arbeiders, arbeiders met een precaire job, gepensioneerden) en kleinburgers (ambachtslieden, vrije beroepen, kleine ondernemers, boeren en fokkers). Een deel van de arbeidersklasse heeft zich op sleeptouw laten nemen door de initiatiefnemers van de beweging (kleine bazen, chauffeurs van vrachtwagen, taxi's, ambulances).
Ondanks de legitieme woede van de “gele hesjes”, waaronder veel proletariërs die de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen, is deze beweging geen arbeidersbeweging. Het is een beweging die opgestart werd door kleine bazen die boos zijn over de stijging van de brandstofprijzen. Zoals deze woorden van de vrachtwagenchauffeur, die de beweging op gang heeft gebracht, getuigen: “We verwachten iedereen, vrachtwagens, bussen, taxi’s, tractoren, terreinwagens, enzovoort. Iedereen”. “Iedereen” en heel het “Franse volk” achter de vrachtwagenchauffeurs, taxichauffeurs, boeren, enzovoort. De arbeiders worden zo opgelost in “volk”, als enkelingen, van elkaar gescheiden als een troep individuele burgers, vermengd met kleine ondernemers (van wie velen deel uitmaken van het electoraat van de Rassemblement national - ex-FN - van Marine Le Pen).
Het verrotte terrein waarop een groot aantal proletariërs, waaronder de meest verpauperde, zich hebben laten meevoeren, is niet dat van de arbeidersklasse! In deze “a-politieke” en “anti-syndicale” beweging is er geen oproep tot staking en tot uitbreiding ervan naar alle sectoren! Geen oproep tot soevereine algemene vergaderingen in bedrijven om samen te discussiëren en na te denken over de te ondernemen acties om de strijd verder te brengen en te verenigen tegen de aanvallen van de regering! Deze “burger”opstand is een valstrik om de arbeidersklasse te verdrinken in het “Franse volk” waarin alle burgerlijke klieken zich bewegen als “supporters” van de beweging. Van Marine Le Pen tot Olivier Besancenot, van Mélenchon tot Laurent Wauquiez (en zelfs Brigitte Bardot!), “iedereen” is erbij, van uiterst rechts tot de uiterst linkse zijde van het kapitaal, om deze interklassistische beweging en haar nationalistisch gif te steunen.
… met de steun van alle burgerlijke klieken
Het is inderdaad de interklassistische aard van de beweging van de “gele hesjes” die verklaart waarom Marine Le Pen haar begroet als een “legitieme beweging” van het “Franse volk”; waarom Nicolas Dupont-Aignan, president van Debout la France, deze beweging steunt: “We moeten heel Frankrijk blokkeren (.....), de Franse bevolking moet deze regering zeggen: nu is het genoeg!”; waarom Laurent Wauquiez, president van Les Républicains, de “gele hesjes” "waardige, vastberaden mensen”, noemt “die enkel eisen dat men de moeilijkheden van werkend Frankrijk hoort"; waarom de afgevaardigde Jean Lassalle, aan het hoofd van Résistons, een van de figuren van de beweging is en zijn gele hesje draagt in het parlement zoals op straat. Rechts en uiterst rechts herkennen in de "gele hesjes" duidelijk een beweging die het kapitalistische systeem op geen enkele manier in gevaar brengt. Bovenal zien zij haar als een zeer effectieve manier om hun belangrijkste concurrent bij de komende verkiezingen, de kliek van Macron, te verzwakken, wiens gezag en vermogen om de sociale vrede te bewaren ernstig wordt ondermijnd.
Wat links en extreem links betreft, zij hekelen de recuperatie van de beweging door rechts en extreem rechts, verwerpen de "facho's die de beweging bederven" en steunen de beweging ook min of meer openlijk. Na eerst voorzichtig te zijn geweest, opent Jean-Luc Mélenchon, aan het hoofd van La France insoumise (Rebellerend Frankrijk), nu al zijn registers door “De revolutionaire beweging in het geel", als een “populaire” en “massale” beweging te begroeten. Het moet gezegd worden: hij voelt zich daar als een vis in het water, hij en zijn “FRANCE insoumise”, zijn blauw-wit-rode vlaggen, zijn driekleurige sjerp die hij bij elke gelegenheid draagt, en zijn streven om “het volk te verenigen tegen de oligarchie” door middel van de stembus.
De steun die alle kanten van het burgerlijke politieke spectrum bieden, [8] en vooral die van rechts en extreem rechts, toont aan dat de beweging van de “gele hesjes” niet proletarisch van aard was en niets te maken heeft met klassestrijd! Als al deze partijen van het politieke apparaat van de bourgeoisie de “gele hesjes” gebruikten om Macron te verzwakken, in de hoop de vruchten ervan te plukken in de vorm van verkiezingswinst, weten ze dat deze beweging de strijd van het proletariaat tegen zijn uitbuiting en onderdrukking geenszins versterkt [9].
In dit soort interklassistische bewegingen heeft het proletariaat niets te winnen, want het is altijd de kleinburgerij die zijn kleur geeft aan de beweging (geel is trouwens de kleur van de stakingsbrekers!). Trouwens, onder de acht woordvoerders, die op 26 november werden benoemd, vindt men een overweldigende meerderheid van kleine ondernemers of zelfstandigen.
Het zijn dus de doelstellingen van de kleinburgerij, haar leuzen, haar strijdmethoden die zich aan allen opdringen. Aan de oppervlakte is deze sociale laag zeer radicaal. Omdat ze verpletterd, gedegradeerd wordt door het kapitaal, kan haar woede met geweld tot uitbarsting komen en het onrecht en zelfs de barbaarsheid van de grote bourgeoisie en haar staat aan de kaak stellen. Maar wat zij in wezen nastreeft is “erkenning” en geen “verachting” door de elites van “aan de top”, of beter nog, sommigen onder hen dromen ervan om tot de bovenste lagen van de bourgeoisie op te klimmen, en daarvoor moet hun bedrijf bloeien. Dit verklaart haar eisen door middel van de beweging van de “gele hesjes”: een goedkopere dieselolie en minder belastingen voor hun bedrijven om deze te kunnen laten draaien en ontwikkelen, acties om wegen te blokkeren, allen in het geel gekleed om gezien en beloond te worden, een focus op de persoon van Macron (“Macron, ontslag!”) die de drang symboliseert om Kalief te zijn in plaats van de Kalief, en een bezetting van “de mooiste avenue ter wereld”, een echte etalage van kapitalistische luxe.
Deze beweging van de “gele hesjes” is ook vergiftigd, al is het niet massaal, door de ideologie van het populisme. Een “ongekende”, “veelvormige” beweging, die beweert tegen politieke partijen te zijn, die de logheid van de vakbonden aan de kaak stelde en ..... vanaf het begin gesteund is door Marine Le Pen! Het is geen ongelukkig toeval, of het resultaat van een kleine groep individuen die tegen de stroom ingaan van de beweging, als, op 20 november, “gele hesjes”, die in een tankwagen verborgen migranten ontdekken, deze aan de gendarmerie verklilkken. Sommige demonstranten wilden deze migranten, die hun leven op deze manier op het spel zetten, redden, maar anderen hebben hen bewust “gedumpt”. De commentaren van enkele “gele hesjes” tijdens de arrestatie, gefilmd en uitgezonden, zijn misselijkmakend: “Je lacht als een flikker!”, “Wat een stelletje flikkers!”, “Dat wordt weer van onze belastingen afgetrokken!”, enzovoort.
De omvang van deze interklassistische beweging wordt verklaard door de moeilijkheid van de arbeidersklasse om haar strijdvaardigheid tot uitdrukking te brengen door alle vakbondsmanoeuvres om de strijd te saboteren (zoals we onlangs nog eens hebben gezien bij de langdurige “estafettestaking” bij de SNCF). Zo wordt de ontevredenheid over de vakbonden, die binnen de arbeidersklasse bestaat, gerecupereerd door de initiatiefnemers van de beweging. Wat veel aanhangers van de beweging van de “gele hesjes” willen overbrengen is dat de strijdmethoden van de arbeiders (stakingen, soevereine algemene vergaderingen en massademonstraties, stakingscomités, enzovoort) niet werken. Daarom moeten we nu het vertrouwen schenken aan de kleine bazen (die protesteren tegen belastingen en belastingverhogingen) om andere methoden te vinden om te strijden tegen “de hoge kosten van levensonderhoud” en om de hele “Franse bevolking” samen te brengen!
Veel arbeiders in “gele hesjes” verwijten de vakbonden dat ze “hun werk niet doen”. Nu zien we hoe de CGT dit probeert goed te maken door op te roepen tot een nieuwe “actiedag’ voor 1 december. We kunnen er zeker van zijn dat de CGT en de andere vakbonden eens te meer “hun werk” zullen doen om de strijdwil van de arbeiders in te kaderen en spontane bewegingen op klasseterrein te voorkomen.
De proletariërs moeten hun klassezelfstandigheid verdedigen en alleen op zichzelf vertrouwen!
Veel arbeiders voerden strijd tegen de armoede, de onophoudelijke economische aanvallen, de werkloosheid, de onzekere jobs.... Maar door zich aan te sluiten bij de “gele hesjes”, zijn deze arbeiders tijdelijk de weg kwijtgeraakt en hebben ze zich aangesloten bij een beweging, die in een doodlopend straatje leidt.
De arbeidersklasse moet haar levensomstandigheden verdedigen op haar eigen terrein, als zelfstandige klasse, tegen de nationale eenheid van alle “anti-Macron” krachten, die de woede van de “gele hesjes” manipuleren om het maximale aantal stemmen te behalen in de verkiezingen! Zij mag haar strijd niet delegeren en toevertrouwen aan reactionaire sociale lagen, noch aan de partijen die beweren haar te steunen, noch aan de vakbonden die haar valse vrienden zijn. Al “dat schoon volk”, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de zelfstandige strijd van het proletariaat zich zou bevestigen.
Wanneer de arbeidersklasse zich als zelfstandige klasse opstelt, door een massale strijd te ontwikkelen op haar eigen klasseterrein, sleept ze een steeds groter deel van de maatschappij met zich mee, achter haar eigen strijdmethoden, haar eigen unitaire leuzen en ten slotte haar eigen revolutionaire project voor de omvorming van de maatschappij. In 1980 begon er in Polen, na de stijging van de prijzen van primaire benodigdheden, een enorme massabeweging vanaf de scheepswerven van Gdansk. Om de regering te confronteren en terug te dringen, hadden de arbeiders zich massaal als klasse georganiseerd tegen de “rode” bourgeoisie en haar stalinistische staat. [10] De andere delen van de bevolking hadden zich grotendeels aangesloten bij deze massale strijd van de uitgebuite klasse.
Als het proletariaat zijn strijd ontwikkelt, vormen de massale, soevereine en algemene vergaderingen die openstaan voor “iedereen” het hart van de beweging, de plaatsen waar de proletariërs zich samen kunnen organiseren, nadenken over unitaire leuzen, over de toekomst. Dan is er geen plaats voor het nationalisme, de gemoederen worden integendeel opgezweept door de internationale solidariteit want “de arbeiders hebben geen vaderland” [11]. De arbeiders moeten daarom weigeren de Marseillaise te zingen en met de “tricolore” te zwaaien, de vlag van de regering van Versailles die in 1871 30.000 proletariërs van de Commune van Parijs heeft vermoord!
Momenteel heeft de uitgebuite klasse moeite om zichzelf als een klasse te herkennen, en als de enige kracht in de maatschappij die in staat is om een gunstige krachtsverhouding te ontwikkelen tegenover de bourgeoisie. De arbeidersklasse is de enige klasse van de maatschappij die in staat is de mensheid een toekomst te bieden door haar strijd te ontwikkelen op haar eigen terrein, over alle corporatistische, sectoriele en nationale scheidslijnen heen. Vandaag koken de proletariërs van woede, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden moeten verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie. Ze zijn hun eigen strijdervaringen vergeten, hun vermogen om zich te verenigen en te organiseren zonder te wachten op de instructies van de vakbonden.
Ondanks de moeilijkheid van het proletariaat om zijn klasse-identiteit terug te vinden, behoort de toekomst nog steeds aan de klassestrijd. Iedereen die zich bewust is van de noodzaak van de proletarische strijd moet proberen zich te hergroeperen, te discussiëren, lessen te trekken uit de laatste sociale bewegingen, na te denken over de geschiedenis van de arbeidersbeweging en niet toe te geven aan de ogenschijnlijk radicale lokroep van de “burger” en “volks”bewegingen, van de interklassistische mobilisaties van de kleinburgers!
“De zelfstandigheid van het proletariaat tegenover alle andere klassen van de maatschappij is de eerste voorwaarde voor de ontplooiing van zijn strijd in de richting van het revolutionaire doel. Alle bondgenootschappen, en vooral die met fracties van de bourgeoisie, kunnen slechts leiden tot zijn ontwapening tegenover zijn vijand omdat ze het proletariaat ertoe overhalen het enige terrein in de steek te laten waaraan het zijn krachten kan ontlenen: zijn klassenterrein. Elke politieke stroming die probeert het ertoe over te halen dit terrein in de steek te laten dient onmiddellijk de belangen van de bourgeoisie.” (Platform van de IKS) [12].
Révolution Internationale, Krant van de IKS in Frankrijk, 25 novembre 2018
Voetnoten
[1] Getuigenis verzameld door de militanten van de IKS op de Champs-Élysées.
[2] “De gele hesjes, een nog nooit vertoonde beweging in de Franse geschiedeni”, Le Parisien (24 november 2018).
[3] Dit idee is alomtegenwoordig op sociale netwerken.
[4] benaming toegekend aan de Champs-Élysées.
[5] Benadrukt moet worden dat een dergelijke boodschap over het algemeen niet direct wordt overgebracht, maar op een “subliminale” manier: op BFM-TV bijvoorbeeld, terwijl journalisten en “specialisten” wezen op het noodzakelijke onderscheid dat gemaakt moet worden tussen de “echte gele hesjes” en de “vernielers”, werden de beelden van de schade op de Champs Élysées voortdurend herhaald.
[6] De vernielingen zijn voornamelijk te wijten aan de bouw van geïmproviseerde barricades met straatmeubilair en aan de door de politie afgevuurde projectielen.
7] Op de Champs-Élysées konden we zelfs een "geel hesje" horen zeggen dat “we met Macron moeten doen zoals het verzet met de Moffen, hem elke dag lastigvallen totdat hij vertrekt”.
[8] Inclusief de NPA (Nieuwe Antikapitalistische Partij) en de Trotskistische LO (Lutte Ouvrière)
[9] Enkel de vakbondsmiddens hebben een sterke kritiek geuit op de “gele hesjes”, zoals trouwens de “gele hesjes” voor het merendeel ook elke vorm van vakbondsinmenging verwerpen.
[10] Zie ons artikel in de Internationale Reuvue, Frans-, Engels- en Spaanstalige editie, nr. 27, “Stellingen over de massastaking”
[11] Een van de belangrijkste leuzen van de Indignados in 2011 was “Van het Tahrirplein tot de Puerta del Sol”, wat het gevoel onderstreept dat de demonstranten in Spanje verbonden waren met degenen die een paar weken eerder in de Arabische landen in actie kwamen en hun leven op het spel zetten.
[12] Platform van de IKS: https://nl.internationalism.org/iks/201501/1228/9-de-frontvormingspolitiek-een-strategie-om-het-proletariaat-te-laten-ontsporen [270]
Naar aanleiding van de publieke bijeenkomst van de IKS over de Revolutie in Duitsland, die onlangs in Antwerpen werd gehouden, heeft een kameraad ons een schrijven doen toekomen, waarin hij globaal vier punten aansnijdt: Was er de laatste maand van 1918 in Duitsland sprake van een revolutionaire of pre-revolutionaire situatie? Was het een proletarische of een burgerlijke revolutie? Hoe groot was het gewicht van de sociaaldemocratie in de arbeidersklasse en haar minderheden? Moest de nieuw opgerichte Kommunistische Partij van Duitsland op een federatieve of op een gecentraliseerde wijze georganiseerd worden?
Maar het belangrijkste en meest interessante onderwerp in zijn bijdrage is de kwestie van de overgang van de sociaaldemocratie naar de bourgeoisie. Dit is namelijk ook een voortdurend punt van discussie tussen de IKS en een andere groep van het revolutionair politiek milieu, de Internationale Communistische Tendens (ICT). Terwijl de IKS het standpunt verdedigt dat de revolutionairen binnen een degenererende partij moeten blijven om een zo groot mogelijk deel ervan voor hun standpunt te winnen, verdedigt de ICT de opvatting dat ze in 1914 onmiddellijk de partij hadden moeten verlaten om zo snel mogelijk een nieuwe partij op te richten.
Onze kameraad schrijft in zijn bijdrage hierover: “Dat velen, zeer velen (…) nog het idee hadden dat de SPD nog altijd een echte vertegenwoordiger en vertolker van de verzuchtigen van de “kleine man”, de “gewone mens”was, had ook te maken met (…) het feit dat men zich nauwelijks een voorstelling kon maken wat het betekende om organisatorische klassegrenzen te overschrijden, klassestandpunten te verraden en dat dit slechts één keer kon en dat deze overgang onherroepelijk was.”
“Het verraad van de SPD leiding, haar overgang naar de bourgeoisie was dan ook niet iets dat men even later (bijvoorbeeld na de oorlog) kon rechtzetten, kon herroepen, maar een definitieve klassegrens: van dan af is de sociaaldemocratie een burgerlijke organisatie, een wapen in handen van de heersende klasse. Blijkbaar werd dat zelfs ook niet goed begrepen door verschillende leden van de KAPD, die uiteindelijk terugkeerden naar de (linkse oppositiegroepen in de) SPD.”
De kameraad heeft volkomen gelijk als hij zegt dat de leiding van de SPD de proletarische principes (in de eerste plaats het internationalisme) in 1914 heeft verraden. Daardoor ging ze over naar het kamp van de bourgeoisie. Maar het is niet zo dat de sociaaldemocratie als geheel daarmee een burgerlijke stroming was geworden. Met het verraad van de leiding van de sociaaldemocratische partijen in Duitsland, Engeland en Frankrijk had de IIe Internationale in augustus 1914 echter wel het loodje gelegd. Ze bestond alleen nog op papier.
“Onder het bankroet van de Internationale verstaan zij (de klassebewuste arbeiders dus)het ten hemel schreiende verraad dat de meerderheid van de officiële sociaaldemocratische partijen heeft gepleegd aan hun overtuigingen, aan de plechtige verklaringen in de redevoeringen op de internationale congressen te Stuttgart en Bazel, in de resoluties van deze congressen, enzovoort.” (‘Het bankroet van de Tweede Internationale’, Lenin, 1915)
Maar voor de verschillende afzonderlijke sociaaldemocratische partijen lag de situatie anders. Op de eerste plaats waren er verschillende sociaaldemocratische partijen die de proletarische principes in 1914 nog niet hadden verraden. Neem bijvoorbeeld de partijen in Servië, Bulgarije, Hongarije, Italië en niet te vergeten Rusland. Op de tweede plaats: ook al hadden de leiders van de verschillende sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden, er was nog een grote schare aan leden binnen die partijen voor wie het internationalisme nog steeds hoog in hun vaandel stond. Op de derde plaats: de leiders hadden dan wel verraad gepleegd, maar daarmee was de partij nog niet verloren voor het proletariaat. Er bestond nog altijd de mogelijkheid om de leiding ‘buiten te sluiten’ en de partij voor de arbeidersklasse te redden. Enkele voorbeelden van deze verschillende scenario’s:
Hongarije: Om een nieuwe regering te kunnen vormen onderhandelden de sociaaldemocraten in 1919 met de kommunisten en besloten om hun twee partijen samen te brengen onder de naam Hongaarse Socialistische Partij. De nieuwe Socialistische Partij creëerde een regering, die de revolutionaire regeringsraad genoemd werd, en die de Hongaarse Radenrepubliek uitriep.
Duitsland: Nadat eerst een deel van de USDP (een sociaaldemocratische afsplitsing) weer was samengegaan met de SPD, bewoog een ander deel zich weg van het reformisme in de richting van het marxisme. De USDP fuseerde in 1920, met haar 1 miljoen leden, met de KPD en sloot zich aan bij de Kommunistische Internationale.
Rusland: Toen in juli-augustus 1914 de oorlog effectief uitbrak, stemde de meerderheidsfractie van de Russische Sociaal-Democratische ArbeidersPartij (RSDAP) tegen de oorlogskredieten. “Tijdens de vergadering van de Doema van 26 juli (8 augustus) 1914 liet de Bolsjewistische Doema-groep een krachtig protest horen; zij weigerden te stemmen voor oorlogskredieten en lanceerden een revolutionaire propaganda onder het volk.”(‘De linkse stroming, een kinderziekte van het kommunisme’; Lenin)
Nederland: In Nederland was het de Tribune (ook een sociaaldemocratische partij die zich had afgescheiden van de SDAP) die het internationalistische vaandel hoog hield.“Wij willen de Nederlandsche arbeiders niet in de oorlog laten hitsen, noch tegen Engeland door het rovende groot-kapitaal, noch tegen Duitschland door het onverantwoordelijke kleinburgerdom.”(The Tribune 19-08-1914)
Italië: Tijdens de oorlog was de leiding van de partij in handen van de linkerzijde. Het Congres van 1912 had de hervormingsgezinde rechterzijde en dat van 1914 de vrijmetselaars buitengesloten. Tot januari 1921was de de Italiaanse Socialistische Partij (PSI) de enige revolutionaire partij van Italië. Tijdens het Congres van Livorno, in 1921, kwam het pas tot een breuk tussen de revolutionaire en de reformistische vleugel.
De CWO, de groep van de ICT in Engeland, heeft in een artikel over de Duitse Revolutie en tijdens de openbare bijeenkomst van de IKS haar “verrassing” uitgesproken over ons standpunt dat er na 1914 nog steeds iets te verdedigen viel in de SPD.
“Het was dan ook verrassend dat een lid van de Internationalistische Kommunistische Stroming (.....) de kwestie stelde dat augustus 1914 te vroeg was voor de ‘Internationale’groep om zich af te scheiden van de Duitse sociaaldemocratie. Verrassend genoeg stelde hij dat augustus 1914 niet het definitieve verraad van de internationale arbeidersbeweging betekende” [1] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT). Volgens de ICT is het echter onzin om te stellen dat niet de hele Duitse sociaaldemocratische partij verraad heeft gepleegd.
“De SPD stemde voor oorlogskredieten en dit was een duidelijk verraad van de arbeidersklasse. (.....) Er was behoefte aan een nieuw vaandel waarrond de revolutionaire arbeidersklasse zich kon verzamelen. Hoe eerder dat vaandel werd hooggehouden, hoe sneller de revolutionairen aan de slag konden om te bouwen aan de beweging die vroeg of laat tegen de oorlog zou uitbreken” [2] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT).
De IIe Internationale was dood in augustus 1914. Maar, zoals hierboven aangetoond, waren niet alle sociaaldemocratische partijen met huid en haar overgegaan naar de bourgeoisie. De leiding was overgelopen naar het burgerlijke kamp, maar toen kon de strijd tussen de leiding en de basis om de herovering van de sociaaldemocratische partij pas goed beginnen. Er zat na 1914 nog veel proletarisch leven in verschillende sociaaldemocratische partijen, zoals de vermelde voorbeelden laten zien.
“Na het verraad van de partijleiders was er unanieme overeenstemming van alle internationalisten dat niet kon worden toegestaan dat de partij in de handen zou vallen van de verraders. Ze streefden er allemaal naar om de partij terug te winnen. Niemand wilde uit eigen beweging vertrekken, integendeel ze wilden allen werken als een fractie binnen de partij met de bedoeling om de sociaal-patriottische leiders uit te sluiten.” (‘Fractie of nieuwe partij?’ Internationale Revue nr. 26)
Dat brengt ons meteen op de vraag op wie het juiste standpunt verdedigde in de Eerste Wereldoorlog binnen de linkerzijde van de Duitse Sociaal Democratie: de Spartakisten (Luxemburg, Jogiches, Liebknecht, Mehring,en Zetkin) of the Bremer Linke (Pannekoek, Knief, Frölich). “Begin 1917, toen de leiding van SPD de oppositie uitsloot om de toename van hun standpunten binnen de partij te stoppen, zetten deze[laatste] groepen hun activiteit op zelfstandige wijze voort terwijl de Spartakisten hun fractie-activiteit binnen de centristische USPD voortzetten” (‘Rapport over de rol van de IKS als ‘Fractie’, Internationale Revue nr. 27).
Het standpunt van Rosa Luxembrug is altijd heel duidelijk geweest: in de sociaaldemocratie blijven totdat je wordt buitengesloten, wat in april 1917 gebeurde. Er waren echter geluiden die zeiden dat de Spartacusgroep, omdat ze in de USPD bleef, haar eigen ontwikkeling heeft afgeremd. “Het is waar dat de vertraging in de vorming van revolutionaire fracties in Duitsland voor de oorlog het vermogen belemmerde van de kommunistische minderheid om de revolutionaire situatie aan het einde van de oorlog het hoofd te bieden” [3] (‘1919: Seventy years ago; On the Revolution in Germany’; Internationale Revue, Frans, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 55).
Als we kijken naar de linkse fractie binnen de sociaaldemocratie in Nederland (de SDAP), is het duidelijk dat de Tribunisten zich te vroeg hadden afgescheiden, een standpunt dat altijd verdedigd werd door Herman Gorter. In De Tribune bestond daardoor een gevaar van sektarisme: het zich afzetten tegen en het afschrijven van alles en iedereen die nog iets met de SDAP te maken had. Ze deed dat op het moment dat er in de SDAP nog duidelijk proletarisch leven bestond. Zo gingen in de loop van de Eerste Wereldoorlog nog een aantal kameraden over van de SDAP naar de SDP: waaronder Henriette Roland Holst en Herman Sneevliet.
Anderzijds, hebben de Spartakisten dan weer te lang gewacht, niet om zich af te scheiden van de USPD, maar om een werkelijk fractiewerk binnen de sociaaldemocratie te ontwikkelen. Toen de SPD aan het ontaarden was, was een georganiseerde activiteit met een eigen pers een volstrekte voorwaarde voor de linkerzijde om de proletarische principes hoog te houden en een baken te vormen voor de doelloze massa’s, die nog gedesoriënteerd waren door het onverwachte en onvoorstelbare verraad van de leiding van de sociaaldemocratische SPD.
Verder bleven de Spartakisten te lang vasthouden aan de herovering van de partij. “De leuze is ‘noch afsplitsen noch verenigen’; ‘noch voor een nieuwe partij noch voor de oude partij’. Het gaat om de herovering van de partij van onderaf door middel van de opstand van de massa's, die de organisaties en hun middelen in eigen handen moeten nemen, niet in woorden, maar in daden, door rebellie (...) De beslissende strijd om de partij is begonnen” (‘Spartakusbriefe’, 30 maart 1916). Rosa Luxemburg durfde het woord ‘afscheiding’ echter niet hardop uit te spreken.
In 1916, “toen de krachtsverhouding binnen de SPD steeds meer begon te wankelen pleitten de groepen uit Dresden en Hamburg voor een onafhankelijk organisatie - zelfs als ze geen heldere organisatorische opvatting hadden met betrekking tot deze kwestie.” (‘Fractie of nieuwe partij?’ Internationale Revue nr. 26) De Spartakisten verzetten zich daar niet tegen, maar ze wilden dit niet uitvoeren door te weigeren om nog langer contributie te betalen, omdat zoiets alleen maar kon leiden tot uitsluiting, wat in september 1916 ook prompt gebeurde.
Een dergelijke tactiek, het bij stukjes en beetjes uitgesloten worden uit de partij, wat het gevolg was van het niet langer betalen van de lidmaatschapsgelden, zou “onder de gegeven omstandigheden, niet leiden tot de uitsluiting uit de partij van de meerderheid en van de mannen van Scheidemann, iets wat we willen, maar zal onvermijdelijk leiden tot een versnippering van de beste kameraden over kleine kringen en de kameraden tot volkomen onmacht veroordelen. Wij beschouwen deze tactiek schadelijk en zelfs destructief” (L. Jogisches, 30 september 1916).
Het beste voorbeeld van een geslaagd fractiewerk werd getoond door de Abstentionistische Fractie binnen de Italiaanse Socialistische Partij (PSI). Deze fractie, die georganiseerd was als een zelfstandige fractie binnen de PSI, met haar eigen pers, bleef zo lang mogelijk in de partij. Haar doel was om een meerderheid voor haar programma te winnen. “In oktober 1920 vormde zich in Milaan de Verenigde Kommunistische Fractie, die een Manifest redigeerde om op te roepen tot de vorming van de Kommunistische Partij, door de uitwijzing van de rechtervleugel van Turati.” (‘The Italian Communist Left’, IKS).
Maar toen ze er niet in slaagde om de meerderheid binnen de PSI voor zich te winnen, besloot ze om, in tegenstelling tot de Duitse Linkerzijde, in januari 1921 en bloc, als één groep uit de partij te stappen om de Kommunistische Partij van Italië op te richten. In december 1920, tijdens de Conferentie van Imola, werd er tot een principiële afscheiding besloten: “Ons werk als Fractie moet nu beëindigd worden (…) onmiddellijk de partij en het congres [van de PSI] verlaten, zodra de stemming ons de meerderheid of de minderheid gegeven geeft.” (‘The Italian Communist Left’, IKS)
Elders in zijn bief schrijft de kameraad nog:“Wat een verschil had het kunnen maken als er reeds voor de oorlog een fractie van echte linksen in de hele IIe Internationale (of in een groot deel ervan) met de Bolsjewiki, de SDKPL, Rosa Luxemburg, Franz Mehring, enzovoort in Duitsland, de Tribunisten, Bordiga, enzovoort,” was gevormd. “Het was waarschijnlijk ook dan niet mogelijk geweest de Eerste Wereldoorlog te voorkomen, maar het had het gemakkelijker gemaakt om (terug) internationale contacten te leggen en sneller tot een nieuwe Internationale te komen.”
Was het maar zo gemakkelijk, maar een nieuwe Internationale komt niet tot stand louter door het leggen van internationale contacten. De vorming van een fractie kan alleen maar het resultaat zijn van een strijd zonder compromissen binnen de bestaande proletarische partij: een radicaal standpunt innemen, een permanent tegengeluid laten horen, het ongenadig blootleggen van de standpunten en de tactieken van de opportunisten. Een fractie, en haar eenheid, moet gesmeed worden doorheen de permanente strijd tegen het binnendringen van de burgerlijke ideologie in de arbeidersorganisatie, zoals de revolutionairen van die tijd onderstrepen.
“Het enige middel om het opportunisme radicaal te bestrijden, is zelf vooruit te gaan, de tactiek te ontwikkelen. Staat er een flinke sterke stroom, dan vergaat ze [het opportunisme] vanzelf.” (‘Brief van Rosa Luxemburg aan aan Henriette Roland Holst’; 17 december 1904) “Herinneren wij ons de kritiek op het program van Gotha van 1875 (…) waarin Marx het opportunisme van dit program onbarmhartig geselde” (‘Staat en Revolutie’, Lenin). In zijn brief aan het Congres van de KAPD in Berlijn in augustus 1920, stelde Pannekoek dat“De Nederlands-Duitse stroming een meedogenloze strijd moet voeren binnen de Internationale tegen het opportunisme.” [4] (‘The Dutch Left’, IKS).
In dit kader is de strijd van de Linkerfractie van Zimmerwald heel instructief. Tijdens die Conferentie verdedigde zij tegenover de centristische meerderheid, onder leiding van de Bolsjewiki, voorstellen waarin de imperialistische oorlog werd veroordeeld, het pacifisme aan de kaak gesteld en werd aangedrongen op een breuk met de sociaal-democratie. Haar principiële verdediging van het internationalistisme werd slechts gedeeltelijk beloond en in het definitieve manifest opgenomen. Desondanks legde de Linkerfractie in Zimmerwald de eerste kiemen voor een tegenbeweging die enkele jaren later zijn beslag zou krijgen in de oprichting van de Derde Internationale.
We zijn het eens met de kameraad als hij zegt dat “de revolutionaire partij al zeer laat werd opgericht” en dat “dit een grote zwakheid was”. Maar dit betekent geenszins dat “als de voorbereidingen voor een kommunistische partij in augustus 1914 waren begonnen en niet in december 1918 (na het uitbreken van de revolutie) de hele ervaring in Duitsland ongetwijfeld anders zou zijn geweest” [5] (‘The Significance of the German Revolution’, ICT). Te vroeg, en dus op een onheldere basis breken met de oude partij (zoals de Tribunisten in 1909 deden) kan net zozeer catastrofaal zijn als splitsing die te laat tot stand komt.
De Abstentionistische Fractie van de Italiaanse Socialistische Partij speelde een overheersende rol bij de oprichting van de Italiaanse afdeling van de IIIe Internationale. In de revolutionaire jaren tussen 1917 en 1921 ontwikkelde de Abstentionistische Kommunistische Fractie zich tot het punt dat zij, toen ze de Kommunistische Partij van Italië oprichtte, een derde van de leden van de oude socialistische massapartij en alle jeugdorganisaties in haar gelederen opnam.
De Abstentionistische Fractie in Italië was rigoureus ten opzichte van de gematigde, centristische stromingen. Maar dit “betekende nooit een sektarische opsluiting, een weigering om te praten, om te discussiëren, integendeel! In feite (...) probeerde de Italiaanse Linkerzijde altijd om revolutionaire energieën te recupereren die op centristische standpunten waren blijven staan, zowel om haar eigen gelederen te versterken als om deze krachten te redden van de klassevijand” [6] (‘Marxism and opportunism in the construction of the revolutionary organization’; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 103).
“De Abstentionistische Fractie van Bordiga kon alleen een partij worden door met al haar kracht te werken aan het overtuigen van ten minste een betekenisvolle minderheid. De zorg van de “Bordigistische”beweging was er altijd op gericht het terrein niet te verlaten en de strijd tot het einde toe voeren en daarom was het nooit een sekte, waarvan de tegenstanders haar beschuldigden” [7] (‘The Italian Communist Left’, IKS).
Alleen de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde - de Abstentionistische Factie – heeft het werk en de strijd van de fractie op een consequente manier opgenomen waardoor zij, doorheen de ergste degeneraties en ontkenningen, aan een programmatisch kader kon vasthouden, dat stevig geworteld was in de revolutionaire ervaring van het proletariaat.
Dennis / 2019-02-02
[1]“It was therefore surprising that a member of the Internationalist Communist Current (…) should pose the question that August 1914 was too early for the Internationale group to split from German Social Democracy. He surprisingly argued that August 1914 was not a definitive betrayal of the international workers’ movement.”
[2]“The SPD’s vote for war credits was a clear and obvious betrayal of the working class cause. (…) The need was for a new banner around which the revolutionary working class could rally. The sooner that banner was raised the quicker the revolutionaries could get to work to build for the movement which would break out, sooner or later, against the war.”
[3]“It's true that the delay in the formation of revolutionary fractions in Germany before the war was to hold back the communist minority's capacity to deal with the revolutionary situation at the end of the war.”
[4]“The Dutch-German current should engage a merciless struggle within the International against opportunism.”
[5] “had the preparations for a communist party started in August 1914 and not in December 1918 (after the revolution broke out) the whole experience in Germany would undoubtedly have been different”.
[6] “never meant a sectarian closure, a refusal to talk, to discuss, quite the reverse! In fact (…) the Italian Left always worked to recuperate revolutionary energies that had remained on centrist positions, both to strengthen its own ranks and to rescue these forces from the class enemy”.
[7] “The Abstentionist fraction could only become a party by working with all its strength to win over at least a significant minority. The concern of the ‘Bordigist’ movement was always never to abandon the terrain until the struggle had been waged to the end and because of this it never was a sect, which its adversaries accuse it of being.”
We publiceren hieronder grote delen uit een brief van een lezer die, hoewel hij de krachtlijn van ons pamflet over de beweging van de “gele hesjes” verwelkomt, ook kritiek heeft op een aantal van onze standpunten, in het bijzonder het idee dat er uit deze interklassistische beweging niets goeds kan voortkomen voor het proletariaat. Deze vragen raken aan uiterst belangrijke aspecten van de proletarische strijd: wat de arbeidersklasse is, haar strijd, haar perspectief.
Alleen door middel van een breed, open en geanimeerd debat zullen we erin slagen om de meest diepgaande antwoorden uit te werken, om deel te nemen aan de ontwikkeling van het klassebewustzijn van het proletariaat, om zich het wapen van de theorie eigen te maken. Wij moedigen al onze lezers dan ook aan ons te schrijven, hun kritiek, hun akkoorden of hun vragen te formuleren, om zo een debat te voeden dat van vitaal belang is voor het proletariaat. Met dit in het achterhoofd laten wij deze brief vergezeld gaan van ons antwoord.
“(....) Ik heb verschillende standpunten doorlopen, waaronder die van de verschillende linkse groepen die deze beweging zien als een heruitgave van 1968. Het verschil is duidelijk, maar een dergelijke vergelijking rechtvaardigt hun onbegrensde steun.
Net als in uw pamflet kunnen we erkennen dat de spontane opkomst van deze blokkades een afspiegeling is van een zeer diepe maatschappelijke woede. Een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt. Ik sluit me aan bij uw kritiek ten gronde.
Op drie punten zouden we in discussie kunnen treden:
- Het idee van een valkuil die voor de arbeiders is gezet. Welke betekenis moet aan deze “valkuil” worden gehecht? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake.
In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten: “Heel dit mooie politieke theater, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de arbeiders zich massaal zouden mobiliseren, dat ze een autonome, solidaire en eengemaakte strijd zouden ontwikkelen tegen de aanvallen van de bourgeoisie”. Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.
Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is. In die zin ben ik het eens met de passage: “De proletariërs willen hun diepe woede uiten, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden doeltreffend kunnen verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie en haar regering”.
- Is het hier ook mogelijk om een autonome klassenstrijd op te vatten als voorwaarde voor een consequente beweging? Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?
- Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Op basis van een gemeenschappelijke vaststelling betreffende de beweging van de “gele hesjes”[1], gekenmerkt door “een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt” roept deze brief drie belangrijke vragen op.
In ons pamflet staat dat deze beweging een echte valkuil is voor de proletariërs. Maar voor de kameraad stelt zich de vraag:“welke betekenis moeten we aan deze "valkuil" geven? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake”. Deze beweging was inderdaad spontaan. Een jonge zelfstandig ondernemer uit Seine-et-Marne heeft op sociale media een petitie gelanceerd tegen een verhoging van de belastingen op dieselbrandstof. Dan is er nog een chauffeur van hetzelfde departement die heeft opgeroepen de wegen blokkeren, met een geel hesje aan. In enkele klikken hebben deze twee kreten van woede zich in een zeer hoog tempo verspreid, wat getuigt van een algemene frustratie in de bevolking.
Het is dus geen valkuil van de bourgeoisie, haar staat, haar partijen, haar vakbonden of haar media, maar een beweging die door haar interklassistische aard op zich een valkuil is voor de arbeiders. Want in een interklassistische beweging waar de proletariërs (werkers, studenten, gepensioneerden, werklozen, ...) als individuen-burgers temidden van alle andere lagen van de samenleving (kleinburgers, boeren, ambachten, ...) verwaterd zijn, overheersende sociale aspiraties en strijdmethoden van al deze tussenliggende lagen.
Daarom was het uitgangspunt van de beweging de explosie van woede onder vrachtwagen-, taxichauffeurs en eigenaars van kleine ondernemingen bij de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, die hun bedrijf verder benadeelde. Daarom werd de voorkeur gegeven aan het bezetten van rotondes en tolhuizen, vervolgens van de “mooiste avenue ter wereld”, de Champs-Élysées, met een fluorescerend geel hesje op de rug, om “gezien”, “gehoord” en vooral “erkend te worden”. Daarom waren de Franse vlag, La Marseillaise en verwijzingen naar de Franse Revolutie van 1789, ook alomtegenwoordig te midden van deze kreet van het “Volk van Frankrijk”. Allemaal methoden die op geen enkele manier uitdrukking geven aan een mobilisatie van de arbeidersklasse op haar eigen terrein, waardoor de uitbuiting van het kapitalisme in vraag wordt gesteld door eisen zoals loonsverhogingen, tegen ontslag, enz.
Bovendien kwamen de strijdmethoden van de arbeidersklasse daarin nooit tot uitdrukking. De afwezigheid van stakingen in verschillende sectoren van de klasse of van algemene vergaderingen, waarin de uitgebuitenen debatteren en nadenken over hun strijd en de doelstellingen die eraan gegeven moeten worden, bevestigen dit ruimschoots.
Erger nog, het verrotte terrein van populisme en de xenofobie vergiftigt een groot deel van de beweging. Enkele van de meest misselijkmakende aspecten van de huidige historische periode kwamen tot uiting, zoals officiële oproepen tot versterking van anti-immigratiewetten of nog xenofobe misstanden.[2] Meer dan 90% van de aanhangers van de Rassemblement National van Marine Le Pen steunen de “gele hesjes” en meer dan 40% zegt zelf deel te nemen aan de beweging.
Ziedaar de valkuil waarin al deze proletariërs in de “gele hesjes” werden gevangen. Ja, deze beweging is voor hen een echte ideologische valkuil geweest.
In enkele regels van deze brief wordt een centrale vraag gesteld: “In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten (…) Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.”Wat zijn de oorzaken van de huidige politieke moeilijkheden van de arbeidersklasse? Het antwoord daarop vinden we niet in een fotografische visie van het actuele proletariaat, maar in de film van zijn geschiedenis. Deze complexe vraag kunnen we hier, in de context van dit artikel, dus niet volledig beantwoorden.[3]We willen eenvoudigweg één aspect benadrukken. We mogen het permanente ondermijnende werk van de vakbonden niet onderschatten, die al meer dan een eeuw een specifieke rol hebben in de sabotage, op het werkplek, van de strijd en het bewustzijn.
Een voorbeeld: enkele maanden voor de beweging van de "gele hesjes" organiseerden de vakbonden de "estafettestaking van de spoorwegarbeiders". Duizenden arbeiders, bijzonder strijdlustig, zijn vele dagen lang in staking gegaan, volledig geïsoleerd, afgesneden van andere sectoren van het proletariaat. Tegelijkertijd echter, in de bejaardentehuizen, bij de post, in de crèches, ziekenhuizen, bepaalde fabrieken, enz. vond er ook strijd plaats, elk in zijn eigen hoekje. Vervolgens lanceerde de CGT haar oproep tot “convergentie van de strijd”, een schijn van eenheid, bestaande uit het marcheren op straat, de enen na de anderen, ieder achter “zijn” leuze, “zijn”sector, “zijn” bedrijf.... en terug naar huis te keren zonder een gemeenschappelijke algemene vergadering, zonder discussie, zonder solidariteit in de strijd.
Deze vakbondsbewegingen, die jaar na jaar worden herhaald, hebben als enige functie het gif van verdeeldheid, wanhoop en machteloosheid te verspreiden. Dus ja, de systematische sabotage van de eenheid van de arbeiders door de vakbonden is een van de belangrijkste ingrediënten van de huidige zwakheid van het proletariaat, een zwakheid die een gunstige voedingsbodem schept voor de explosie van interklassistische en dus uitzichtloze woede.
In feite maakt de bourgeoisie gebruik van de zwakheden van het proletariaat in een poging het meer te versuffen. De arbeidersklasse maakt inderdaad een moeilijke periode door. Sinds 1989 met de campagnes over de ineenstorting van het stalinisme die gelijkgesteld werd met het zogenaamde “bankroet van het kommunisme”, is het proletariaat er niet in geslaagd zijn klasse-identiteit terug te winnen en zichzelf als een revolutionaire klasse te herkennen. De uitgebuite klasse, die niet in staat is om de contouren van een maatschappij zonder uitbuiting te schetsen, blijft zeer kwetsbaar, maar vooral zeer passief op het gebied van de strijd.
Alhoewel grote delen van het proletariaat zich, terecht, niet herkenden in de volksopstand van de “gele hesjes”, waren deze centrale sectoren toch niet in staat om zich massaal en in solidariteit en eenheid te mobiliseren, om te reageren op de aanvallen van de regering op hun eigen klasseterrein en met hun eigen strijdmethoden.
Ondanks deze moeilijkheden is het proletariaat echter niet verslagen. Gezien de algemene ontevredenheid en de aanvallen die opdoemen, kunnen de grote proletarische massa's in de komende periode deze lethargie heel goed te boven komen. De toekomst behoort dus nog steeds aan de klassestrijd.
"Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Zou de beweging van de "gele hesjes", ook al begon ze op een slechte basis, zich kunnen omvormen tot iets anders, een authentieke strijd van de arbeidersklasse?
Wat spreekt voor deze stelling is de geleidelijke verbreding van de eisen, aangezien de afwijzing van de verhoging van de dieselbelasting op de achtergrond is geraakt ten gunste van een breder protest tegen armoede en voor koopkracht. Bovendien blijft de sympathie van het publiek voor deze beweging onverminderd bestaan. Hoewel de beweging nooit massaal was (ongeveer 300.000 "gele hesjes" op het hoogtepunt van de mobilisatie) en de meerderheid van de proletariërs van grote bedrijven en de openbare dienst toeschouwers bleven, is het niettemin waar dat ze een grote populariteit genoot.
Ter ondersteuning van deze stelling zijn er historische precedenten. Hier zijn er slechts drie, maar niet de minste: de Commune van Parijs uit 1871 ging uit van een explosie van schijnbaar nationalistische en anti-Pruisische woede; de massale staking in Rusland in 1905 begon onder religieuze vaandels, met een pope (Gapon) aan het hoofd; mei 1968 in Frankrijk werd op gang gebracht door een beweging van studenten die in die tijd vaak uit de kleinburgerij voortkwam. Elke keer nam de arbeidersklasse uiteindelijk het voortouw in de strijd, met haar eigen methoden, organisatie en kracht. Om onze lezer te parafraseren: elke keer is "de klassestrijd zelfstandig geworden door zich als zodanig te ontwikkelen in de loop van de beweging zelf".
Zou de beweging van de "gele hesjes" ook iets anders kunnen zijn geworden, een echte arbeidersstrijd? In feite geeft de kameraad zelf het antwoord in zijn brief: “Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is.”
Maar waarom is dat zo? Omdat dit niet 1871, 1905 of zelfs 1968 is. In 1871 was de Commune van Parijs geen uitzondering. In veel delen van Europa, voornamelijk in Frankrijk, was de arbeidersklasse in een strijd verwikkeld en braken verschillende “Communes” uit. De massale staking in Rusland in 1905 werd voorafgegaan door een diepgaand proces van de opkomst van de proletarische strijd (van bewustzijn en organisatie), opnieuw op internationale schaal, sinds de jaren 1890 (Rosa Luxemburg beschrijft dit proces op briljante wijze in haar boek “Massastaking, Partij en Vakbonden”). Mei 68 kwam na een jaar 1967, gekenmerkt door zeer belangrijke stakingen van arbeiders, met name in termen van zelforganisatie, vooral in de grote steden van West-Frankrijk.
Vandaag de dag zien we daar niets van. Zoals we al eerder zeiden, is de arbeidersklasse verstrikt in grote moeilijkheden. Ze is zich zelfs niet eens bewust van haar bestaan als een klasse antagonistisch ten opzichte van de burgerlijke klasse en te onderscheiden van de tussenliggende sociale lagen (vooral de kleinburgerij). Ze is de herinnering aan haar eigen verleden kwijt en kan niet teruggrijpen naar haar reusachtige historische ervaring, waarvoor ze zich zelfs schaamt omdat de bourgeoisie het woord “arbeider” voortdurend gelijkstelt met een soort die "verdwenen" is en het woord “kommunisme” met de barbaarsheid van het stalinisme.
In deze situatie kan de beweging van de "gele hesjes" op geen enkele manier een soort springplank of vonk zijn voor een authentieke strijd van de arbeidersklasse. Integendeel, de proletariërs die zich achter de leuzen en methoden van de kleinburgerij begaven, ie verdronken in de interklassistische ideologie van het burgerschap, en die opgelost werden in alle andere sociale lagen, konden de negatieve druk van het burgerlijk “democratisme” en nationalisme alleen maar ondergaan.
Daarom is het een goede zaak dat de meerderheid van de arbeidersklasse zich tevredengesteld heeft met een platonische ondersteuning, en dat de proletariërs niet massaal deelnamen aan deze beweging zonder perspectief. Deze terughoudendheid toont aan dat de arbeidersklasse, afgezien van haar sympathie voor sommige eisen tegen de armoede, vanaf het begin vooral afstandelijk, voorzichtig was over de focus op belastingen en de gebruikte methoden (de bezetting van rotondes), gealarmeerd was door en walgend van de onmiddellijke steun door heel rechts en extreemrechts.
Dit wantrouwen toont aan dat het proletariaat, ondanks de moeilijkheden die het ondervindt om de strijd op het klasseterrein te beginnen, niet verpletterd, verslagen of massaal betrokken was bij de verrotte ideeën van de kleinburgerij en het xenofobe en anti-immigrantenpopulisme.
In de afgelopen weken, te midden van deze malaise, waren er zelfs kleine lichtpuntjes: middelbare scholieren begonnen te strijden tegen de hervorming van de eindexamens (zonder Marseillaise of Tricolore vlag), niet voor zichzelf, maar uit solidariteit met de toekomstige leerlingen die een opleiding van lager niveau krijgen. Ook studenten mobiliseerden om de verhoging van het collegegeld voor buitenlanders te verwerpen onder de leuze“Solidariteit met de immigranten”. De woede van de jong opgeleide generaties (en toekomstige proletariërs) is een vernietigend antwoord op zowel de onrechtvaardige regeringsmaatregelen als de anti-immigranteneisen van de "gele hesjes". Solidariteit is inderdaad het cement en de kracht van de arbeidersklasse.
Het proletariaat heeft tijdelijk zijn klasse-identiteit verloren, het is afgesneden van zijn geschiedenis en ervaring. Maar het is er nog, steeds levendig. In de diepte gaat de overdenking over het gebrek aan perspectief van de kapitalistische samenleving door, vooral bij de meest bewuste en strijdlustige elementen. Gedreven door de verergering van de economische crisis, in eerste instantie zonder zich bewust te zijn van zijn kracht, zonder te geloven in zijn mogelijke eenheid en zelforganisatie, zal het proletariaat gedwongen worden zich in te zetten voor de strijd om zijn levensomstandigheden te verdedigen. De beweging van de "gele hesjes" is een onthullend teken van de diepte van ontevredenheid, die in de hele uitgebuite klasse bestaat, en van het potentieel van de komende klassestrijd.
Tegenover de tijdelijke verlamming van de klassestrijd moeten de revolutionairen zich wapenen met geduld, niet het isolement, de bakken kritiek en het onbegrip vrezen; zij moeten alle vijanden van het proletariaat, alle ideologische valkuilen, alle impasses, ontmaskeren om in de mate van hun zwakke krachten deel te nemen aan de ontwikkeling van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse. Dit in de overtuiging dat alleen klassestrijd in staat is een perspectief te bieden voor de toekomst van de mensheid.
Révolution Internationale, krant in Frankrijk van de IKS, 24 december 2018
[1] “Face à la misère et à la dégradation de nos conditions de vie: Comment lutter pour faire reculer le gouvernement et le patronat ?” (een pamflet beschikbaar op onze website)
[2] “Stellingen over de ontbinding”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 107 (2001)
[3] “Quand la bourgeoisie fait croire au prolétariat qu’il n’existe pas”, Révolution Internationale nr. 447 (2014) et “Waarom heeft het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergewrorpen ?”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104 (2001)
De voorbije twee maanden stond de kwestie van de ecologische ramp, die onze planeet bedreigt, centraal in de debatten in België. Met de mars van 2 december 2018, die 75.000 mensen in Brussel bijeen bracht, heeft de mobilisatie voor klimaatverandering een ongekende omvang aangenomen. Geconfronteerd met de minachting van de regering en de politieke partijen, geobsedeerd door erbarmelijke manoeuvres ter voorbereiding van de volgende verkiezingen in mei, werd deze nog uitgebreid door een nieuwe demonstratie van 80.000 demonstranten in de straten van Brussel op zondag 27 januari.
Maar de belangrijkste uiting van verontwaardiging over het uitblijven van stappen van de politieke partijen is ongetwijfeld de golf van spontane “scholierenstakingen’ op de donderdagen, die sinds begin januari 2019 door middelbare scholieren in gang werden gezet om naar Brussel te gaan om te demonstreren. Deze demonstraties, gelanceerd door Antwerpse middelbare scholieren, hebben zich drastisch uitgebreid: van de 3.000 middelbare scholieren in de eerste demonstratie tot 35.000 op donderdag 24 januari, afkomstig uit zowel Vlaanderen als Wallonië. Daarnaast brachten de plaatselijke demonstraties ook nog duizenden middelbare scholieren bijeen in Antwerpen, Luik en Namen.
De centrale motivering voor deze mobilisaties van de middelbare scholieren is het gebrek aan perspectief dat de maatschappij biedt in het licht van de verslechtering van het klimaat. Gechoqueerd door de passiviteit van de regeringen wil de beweging “maximale druk uitoefenen op de autoriteiten” om verantwoorde beslissingen te nemen over klimaatkwesties.
De verontwaardiging over het gebrek aan daadkracht van regeringen is gerechtvaardigd, ook de bezorgdheid van middelbare scholieren over de toekomstperspectieven als werker; de roep om een alternatief voor deze maatschappij, die op een catastrofe afstevent, is noodzakelijker en dringender dan ooit. Maar is er veel te verwachten van de “autoriteiten”? Moeten we niet eerst en vooral nadenken over de ware redenen die een dergelijk gevaar voor de toekomst van de planeet en haar bewoners veroorzaken? En welke strijd moet er worden gevoerd om dit gevaar af te wenden?
Om een aanzet te geven tot een antwoord op deze vragen en de overdenking te stimuleren, publiceren we hieronder 2 artikels over de kwestie van ecologie. Ook al dateren ze uit 2009 en 1990, toch behouden ze hun actualiteit met betrekking tot de analyse van grondslag van het ecologische probleem en het vooruitzicht dat moet worden ontwikkeld:
Internationalisme, afdeling van de IKS in België
In reactie op het artikel “De strijd van de linkerzijde binnen de oude sociaaldemocratische partij - Reactie op een brief van een lezer over de Duitse Revolutie”, heeft dezelfde lezer ons een brief geschreven, waarin hij nog wat dieper ingaat en kritiek levert op enkele onderwerpen die in het artikel zijn ontwikkeld.
Deze discussie lijkt over een onbelangrijke kwestie te gaan, maar dat is niet zo. Ze gaat in wezen over de rol van revolutionairen en hoe een revolutionaire organisatie kan worden opgebouwd. Uit de ervaringen van het verleden en met die van de fracties en opposities in de Tweede Internationale ten tijde en vlak na de Eerste Wereldoorlog kunnen we een hele reeks lessen trekken voor de taken van revolutionairen van vandaag. In die zin zullen we eerst zijn kritiek in detail bespreken om daarna te laten zien waarom deze gedachtewisseling zo belangrijk is in de huidige periode.
In het bovenvermelde artikel schrijven we over de Hongaarse Revolutie van 1919:“Om een nieuwe regering te kunnen vormen onderhandelden de sociaaldemocraten in 1919 met de kommunisten en besloten om hun twee partijen samen te brengen onder de naam Hongaarse Socialistische Partij. De nieuwe Socialistische Partij creëerde een regering, die de revolutionaire regeringsraad genoemd werd, en die de Hongaarse Radenrepubliek uitriep.”
Hierop stelt de lezer ons de vraag: “Vinden jullie deze samensmelting van de jonge Kommunistische partij, die nog volop haar weg aan het zoeken was, met de oude, in alle knepen van het politiek bedrijf ervaren sociaal-democratische partij en hun gezamenlijk uitroepen van de Hongaarse Radenrepubliek zonder zelfs maar enige consultatie van de arbeidersraden, echt een positieve zaak?” Citerend uit een brochure van de IKS, schrijft de kameraad: “Al in 1919 werd er een hoge prijs betaald voor de fusie van Hongaarse communisten en socialisten...” (The Dutch and German Left). Als argumentatie voegt hij eraan toe:“Als de Kommunistische partij zo vlug en zo gemakkelijk samensmolt met de oude sociaal-democratische partij en ook zelfs haar naam terug inleverde, waarom was de partij dan opgericht? Was deze oprichting een vergissing? Het samensmelten van de Kommunistische en de sociaal-democratische partij in Hongarije tot een nieuwe socialistische eenheidspartij lijkt wel een voorafspiegeling van de eenheidsfrontpolitiek van de leiding van de IIIe Internationale.”
De kameraad heeft gelijk dat de gebeurtenissen in Hongarije in het artikel een beetje te eenvoudig zijn voorgesteld. Een fusie van de Kommunistische met de sociaal-democratische partij kan inderdaad nauwelijks worden bestempeld als een versterking van de revolutie. Het was een bewuste manoeuvre van de opportunistische rechterzijde binnen de sociaal-democratie om de Kommunistische partij binnenboord te halen en op te nemen in de regering, om deze zo verantwoordelijk te kunnen maken voor de anti-revolutionaire maatregelen. In de door de sociaal-democraten beheerste regering hadden de paar kommunisten nauwelijks zeggenschap, maar fungeerden wel als een uithangbord ervoor.
Toch kon de hele sociaal-democratische partij in het voorjaar van 1919 nog niet bij de vuilnisbelt gezet worden. “De linkervleugel van de sociaal-democratische partij verdedigde een proletarisch standpunt en had de neiging om zich naar de communisten toe te ontwikkelen.” (“The Hungarian Revolution of 1919 (II): The example of Russia 1917 inspires the workers in Hungary”; Internationale Revue, Frans-, Engels-en Spaanstalige uitgave nr. 144). Dat betekende dat er nog een proletarische vleugel bestond in de Hongaarse sociaal-democratische partij en het was de taak van de communisten om te blijven vechten om de proletarische elementen daarbinnen voor de revolutionaire strijd te behouden.
In het artikel schrijven we verder: “De USDP fuseerde in 1920, met haar 1 miljoen leden, met de KPD en sloot zich aan bij de Kommunistische Internationale”.
Hierop stelt de lezer ons de volgende vragen: “Zijn jullie nu plotseling, in de vervalperiode van het wereldkapitalisme, voor massapartijen? Als er dan toch een argument van aantallen zou moeten gelden: bij de KAPD ging het, zoals gezegd, om de meerderheid binnen de KPD en dus zeker niet om een kleine groep, zeker niet om een sekte, maar om een reële partij met militanten in zowat alle sectoren van de arbeidersklasse. Vinden jullie nu plotseling dat de uitgeslotenen hadden moeten blijven proberen lid te blijven van de KPD?”
De kameraad stelt in feite dus twee vragen:
-Zijn we nu plotseling voor massapartijen in de vervalperiode van het kapitalisme? Het antwoord is: nee. De IKS is van opvatting dat er, tot aan de pre-revolutionaire periode, geen massapartij van het proletariaat kan bestaan. Daarna kan ze tot een min of meer omvangrijke partij uitgroeien. Maar ook dan zal ze maar een minderheid van de klasse verenigen (1).
-Vinden jullie dat de uitgesloten meerderheid in de KPD had moeten blijven? Het antwoord is: voor zover dat nog mogelijk was, ja. Hoe schandalig de manoeuvre van de KPD leiding op het congres van Heidelberg in oktober 1919 ook was, de KPD was daarmee niet overgegaan naar de bourgeoisie en was dus niet verloren voor het proletariaat. Hetzelfde geldt voor de IIIe Internationale waar de KPD lid van was.
In het artikel schrijven we tevens: “We zijn het eens met de kameraad als hij zegt dat “de revolutionaire partij al zeer laat werd opgericht” en dat “dit een grote zwakheid was”. Maar dit betekent geenszins dat “als de voorbereidingen voor een Kommunistische partij in augustus 1914 waren begonnen en niet in december 1918 (na het uitbreken van de revolutie) de hele ervaring in Duitsland ongetwijfeld anders zou zijn geweest”.
De kritiek van de lezer hierbij is: “Ik blijf erbij dat het geen goede beslissing was van de Spartakisten om zich aan te sluiten bij de USPD en zeker niet om zo lang te wachten met hun afscheiding van de USPD. Evenmin als binnen de SPD was de groep rond Luxemburg en Liebknecht erin geslaagd om binnen de USPD een duidelijke fractie met een eigen pers te vormen.”
Daar voegt hij aan toe dat hij “het grotendeels oneens [is]met het tweede deel van het citaat. Want de kans is toch zeer groot dat de hele ervaring anders was geweest als de voorbereidingen voor de Kommunistische partij al in augustus 1914 zouden zijn begonnen.”
Om de juiste lessen te kunnen trekken uit gebeurtenissen van het verleden, is het nodig om een blik te werpen op de geschiedenis. Maar als de communisten terugkijken naar het verleden, dan doen ze dat vanuit de optiek dat ze er zelf ook deel van uitmaken en vorm aan hebben gegeven: de communisten maken de geschiedenis. In zijn kritiek stelt de kameraad zich echter teveel op als een toeschouwer, als iemand die buiten de klassenstrijd staat en daar achteraf op terugkijkt. Daarmee verliest hij uit het oog dat de uiteindelijke beslissing om met de oude partij te breken altijd afhangt van de strijd die de linkervleugel voert tegen de opportunistische rechtervleugel. Uiteindelijk is het de ontwikkeling van de krachtsverhouding binnen de partij die erover beslist welke fractie de overhand krijgt en of de partij behouden kan worden voor het proletariaat. En de uitkomst van die strijd bepaalt uiteindelijk ook of de linkervleugel binnen de partij blijft of niet.
In het artikel schrijven we ook:“Te vroeg, en dus op een onheldere basis breken met de oude partij (zoals de Tribunisten in 1909 deden) kan net zozeer catastrofaal zijn als splitsing die te laat tot stand komt.”
De kameraad is daarmee “akkoord, ook al klinkt het woord “catastrofaal” wel wat overdreven in verband met de te vroege breuk met de oude partij door de Tribunisten.”
Toegegeven, de voortijdige breuk van de Tribunisten met de SDAP heeft niet geleid tot een catastrofe. Maar het mag duidelijk zijn dat de leden, die braken met de SDAP, en die later de SDP vormden, nog geenszins een ernstig fractiewerking hadden beoefend binnen de oude partij. En op grond van de standpunten, die zij toen verdedigden, was een dergelijke breuk ook niet gerechtvaardigd. Dit blijkt wel uit het feit dat de nieuwe partij zich, in eerste jaren van haar bestaan, nog immer baseerde op hetzelfde programma als dat van de SDAP. Dat het niet is uitgelopen op een catastrofe voor de Tribunisten is voor een groot deel te danken aan de linkervleugel binnen de SDP, te weten Pannekoek, Gorter en nog enkele andere militanten: zij hebben de SDP ervoor behoed in het sektarisme te verstikken. Er zijn echter teveel voorbeelden, ook in de geschiedenis van de IKS, van groepen die zich zonder grondige politieke redenen afsplitsten om vervolgens in het niets te verdwijnen.
Het mag inmiddels wel duidelijk zijn dat te laat breken met de oude partij catastrofale gevolgen kan hebben. Daarvoor hoeven we slechts te verwijzen naar de oprichting van de KPD in Duitsland nadat de revolutie al in volle gang was en de oprichting van de IIIe Internationale nadat de strijd in Duitsland, Hongarije en Italië al min of meer op een nederlaag was uitgelopen. Maar waarom kan een te vroege breuk, op een onheldere basis, en dus zonder een voorafgaand degelijk fractiewerk, ook catastrofaal aflopen voor de betreffende organisatie? Om dat duidelijk te kunnen maken is het nodig even terug te keren naar de geschiedenis van de Derde Internationale en de reactie van de Hollands-Duitse Linkerzijde tegenover haar ontaarding.
De Linkerzijde in de IIIe Internationale bestond voornamelijk uit een Hollands-Duitse en een Italiaanse Linkerzijde. De Italiaanse Linkerzijde ontwikkelde binnen de IIIe Internationale een zodanig ernstig werk, dat ze haar activiteiten op een georganiseerde wijze kon voortzetten, toen ze er in 1927van werd uitgesloten. Ze wist haar ervaring te gebruiken om collectief de lessen te trekken uit de voorbije revolutionaire golf en stappen te zetten in de richting van een toekomstige internationale c.q. partij (2). De Hollands-Duitse Linkerzijde daarentegen stond in 1920 reeds buiten de IIIe Internationale zonder een gedegen fractiewerking te hebben verricht binnen de oude partij. In plaats van een fractiewerking buiten de partij op te starten, richtte ze binnen een half jaar een nieuwe partij op.
Het gevolg was dat Hollands-Duitse Linkerzijde, een van de voornaamste pijlers onder de georganiseerde voortzetting van het werk van de Bond van Communisten, de Eerste, Tweede en Derde Internationale, binnen tien jaar nagenoeg was verdwenen. Wat er overbleef waren een aantal verspreide groepjes militanten, zonder enig georganiseerd verband. Daarmee hadden ze niet alleen zichzelf tot machteloosheid veroordeeld, maar ook de rijke nalatenschap van de arbeidersbeweging in de waagschaal gezet. Dat haar voluntaristische politiek niet uitdraaide op een catastrofe voor de hele georganiseerde arbeidersbeweging was nagenoeg alleen te danken aan de Italiaanse Linkerzijde, die wel in staat was om de Kommunistische nalatenschap onder haar hoede te nemen en als een brug te fungeren naar de toekomstige Kommunistische generaties (3).
De kritiek van de kameraad betreft de fractiewerking van de Kommunistische Linkerzijde in de IIe en de IIIe Internationale. Maar in tegenstelling tot de eerste decennia van de 20e eeuw bestaat er momenteel geen Internationale of, een ander woord voor hetzelfde, een revolutionaire partij. Er bestaan daarentegen wel een aantal groepen, die hun oorsprong vinden in de geschiedenis van de arbeidersbeweging of die meer recentelijk werden opgericht en die samen het proletarische politieke milieu vormen. Dit proletarische milieu is de politieke uitdrukking van “De bewustwording van het proletariaat van zijn eigen aard als revolutionaire klasse en van zijn vermogen om het Kommunistische perspectief werkelijkheid te doen worden”. De verschillende groeperingen, die er deel van uitmaken, vormen de bouwstenen voor de constructie van de toekomstige revolutionaire partij (4).
Het proletarische politieke milieu is niet, zoals de ICT het omschrijft, “het kleine aantal van ons dat al in een politieke organisatie is ingeschreven“ en zelfs niet “het spectrum van groepen dat betrekking heeft op de linkskommunistische standpunten”. Zelfs als ze bestaat uit verschillende groeperingen, het is geen optelling van deze groepen en organisaties, maar één ongedeeld geheel. Samen vertegenwoordigen ze, of ze dat nu erkennen of niet, de politieke dimensie in de historische wording van het revolutionaire proletariaat. “De verdediging van haar identiteit tegen de krachten van de contrarevolutie, het verwerpen van alle niet-proletarische praktijken daarin, zijn essentiële aspecten van het leven van elke revolutionaire organisatie.” (“7th Congress of the ICC: Resolution on the Proletarian Political Milieu, Introduction”- Internationale Revue, frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.51)
Revolutionaire organisaties hebben de fundamentele politieke verantwoordelijkheid om dit proletarische politieke milieu en al haar verschillende stromingen en tendensen te verdedigen tegen de infiltratie van een burgerlijke of kleinburgerlijke ideologie, zowel op het vlak van de programmatische standpunten (ten aanzien van de vakbonden, de deelstrijd, het verval van het kapitalisme bijvoorbeeld), de organisatorische beginselen (zoals een internationalistische gerichtheid, een gecentraliseerde werking, een openheid naar politieke discussies en polemieken); en niet te vergeten op het vlak van de gedragingen, die onverenigbaar zijn met de arbeidersklasse (zoals fysiek geweld, intimidatie, het zoeken van zondebokken), en die haar optreden dus schaden.
De politieke dynamiek binnen het proletarische milieu wordt voortdurend, en dit geldt des te meer in de fase van de ontbinding met zijn tendens van het ‘ieders voor zich’, ondermijnd door opportunistische en sektarische tendensen in zijn midden.
Sektarisme, zoals de weigering om elk debat aan te gaan met andere groeperingen in het proletarisch milieu en het afwijzen van de noodzaak van een fundamentele onderlinge solidariteit.
Opportunisme, zoals voortijdige splitsingen op een onheldere basis evenals overhaaste samenvoegingen (fusies) van groepen en organisaties waarbij echte meningsverschillen worden toegedekt.
Onder andere door deze twee tendensen gaat het proletarische milieu al tientallen jaren gebukt onder een grote verdeeldheid en worden zijn krachten hopeloos versnipperd.
Het bestaan van talrijke groeperingen in het huidige proletarisch milieu zou kunnen worden opgevat als een rijkdom. Het is echter een uitdrukking van armoede: van een onverantwoordelijk optreden tegenover de essentiële noodzaak om te beantwoorden aan het unitaire karakter van de arbeiders als de revolutionaire klasse. Iedere strijd voor de versterking van het proletarisch milieu, en meer bepaald voor haar eenmaking, veronderstelt daarom een onverzoenlijke en niet aflatende strijd tegen het sektarisme. Zo is het bijvoorbeeld hard nodig om komaf te maken met het bestaan van de verschillende ‘bordigistische’ groepen, die zich op geen enkele wijze fundamenteel van elkaar onderscheiden. Het sektarisme is een ware plaag voor het bestaande proletarische milieu (5).
Het is vooral de opportunistische tendens, die grote overeenkomsten vertoont met de strijd van de Linkerzijde binnen de sociaal-democratische organisaties na het verraad en de dood van de IIe Internationale. Zoals uit het eerste deel van dit artikel blijkt, stond de Linkerzijde tijdens en na de Eerste Wereldoorlog voor de taak om het proletarische leven binnen de sociaal-democratische partijen te verdedigen tegen de opportunistische rechterzijdes. En toen dit niet langer mogelijk bleek, was het in ieder geval de opdracht om zoveel mogelijk kameraden te behouden voor de revolutionaire strijd. Want een overgang van de sociaal-democratische partijen naar het burgerlijke kamp betekende dat de kameraden daarbinnen bijna zeker verloren waren voor de historische strijd van het proletariaat.
Ook in de huidige periode staan de revolutionairen voor de taak om te vechten tegen de ontaarding van bepaalde groeperingen van het proletarisch milieu en te voorkomen dat die overgaan naar het burgerlijke kamp. Dit betreft bijvoorbeeld de bordigistische groepen zoals de “Parti Communiste International”, die Le Prolétaire publiceert. Daarnaast moeten de revolutionairen ook systematisch de strijd opnemen tegen iedere opportunistische toegeving die andere groeperingen van het proletarische milieu doen aan de burgerlijke ideologie. Dit betreft bijvoorbeeld de ICT, de voormalige IBRP. De IKS voert die strijd onder meer door tussen te komen in de publieke bijeenkomsten van deze groepen en door middel van kritieken (op de website of in de krant) op de meest tegenstrijdige en gevaarlijke standpunten, die zij verdedigen.
Deze strijd voor de verdediging van het proletarische milieu houdt onder meer in zoveel mogelijk proletarisch leven en zoveel mogelijk Kommunistische militanten voor de strijd van de arbeidersklasse te behouden. In het geval van een centristische groep (die zich bedient van een links discours, maar in de dagelijkse praktijk het opportunisme verdedigt) kan dit betekenen dat de politiek van de revolutionairen erop gericht is om, door politieke confrontatie, een splitsing te bewerkstelligen tussen een linker- en rechtervleugel en de betreffende groep zo dus te doen uiteenspatten.
De ontwikkeling van de revolutionaire krachten en de oprichting van een nieuwe Internationale (ofwel internationale Partij) behelst een vastberaden en onverzoenlijke strijd voor de verdediging van de politieke verworvenheden en voor de gestage uitdieping van de Kommunistische theorie. De strijd voor de geduldige versterking van de fundamenten van het proletarische milieu vormt daar een onlosmakelijk onderdeel van, want zonder een dergelijk fundament kan er geen revolutionaire theorie bestaan en is het onmogelijk om heldere politieke oriëntaties naar voren te schuiven voor de ontwikkeling van de strijd in de richting van de Kommunistische omwenteling.
Dennis / 2019.08.01
(1) In de oprichting van Kommunistische partijen gebruikte de Komintern de ‘brede' methode, die er “vooral op was gericht het onmiddellijk zoveel mogelijk mensen bijeen te brengen ten koste van de programmatische en prinselijke precisie, en moest leiden tot de oprichting van massapartijen, tot echte reuzen op lemen voeten, die echter bij de eerste de beste nederlaag, onder de invloed van het opportunisme, wel moesten terugvallen.” (“Internationalisme nr. 7 - Année 1946 - À propos du 1er congrès du Parti communiste internationaliste d'Italie”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 161)
(2) Zie vooral: “Rapport over de rol van de IKS als ‘Fractie’, 4. De fracties voortkomend uit de Kommunistische Internationale”; Internationale Revue nr. 27.
(3) Naast de Italiaanse Linkerzijde bestonden er nog wel enkele andere stromingen die aan een ernstige georganiseerde werking vasthielden. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de RSP die later, na een fusie met de OSP, omgedoopt werd tot de RSAP en waarin Sneevliet een centrale rol speelde.
(4) Hier is niet de plaats om uitgebreid uiteen te zetten hoe de vorming van een nieuwe internationale c.q. partij zal/moet gaan plaatsvinden.
(5) “The scourge of sectarianism in the internationalist camp”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 116.
Het telefoontje van Trump naar Erdogan op 6 oktober leek het ‘groene licht’ te geven voor een grote Turkse invasie in Noord-Syrië en een brute saneringsoperatie tegen de Koerdische troepen die het gebied tot nu toe met Amerikaanse steun hebben gecontroleerd. Het veroorzaakte een storm van verontwaardiging, zowel onder de NAVO-‘bondgenoten’ van de VS in Europa als in grote delen van het militaire en politieke establishment in Washington, met name bij Trump's eigen voormalige minister van Defensie ‘Mad Dog’ Mattis. De belangrijkste kritiek, de afdanking van de Koerden door Trump, is dat het alle geloofwaardigheid in de VS ondermijnt als een bondgenoot waarop je kunt vertrouwen: kortom, het is een ramp op diplomatiek vlak. Maar er is ook de bezorgdheid dat de terugtrekking van de Koerden zal leiden tot een heropleving van de strijdkrachten van IS wier opsluiting bijna uitsluitend het werk was van de Koerdische strijdkrachten, ondersteund door de Amerikaanse luchtmacht. De Koerden hebben duizenden IS-gevangenen opgesloten, waarvan meer dan honderd al uit de gevangenis zijn ontsnapt.
Binnen de bourgeoisie van de VS heeft de actie van Trump de alarmbellen doen afgaan, en is de bezorgdheid fors toegenomen dat de onvoorspelbare en eigenwijze stijl van het presidentschap een reëel gevaar vormt voor de VS en zelfs dat hij onder druk van het ambt en vooral van de huidige impeachment, die tegen hem is gestart, zijn nog geringe mentale stabiliteit zal verliezen.
Zeker, zijn gedrag wordt steeds bizarder en hij laat niet alleen zien onwetend te zijn (de Koerden steunden ons niet bij de invasie in Normandië...), maar ook een reguliere gangster (zijn brief aan Erdogan, waarin hij hem waarschuwde geen dwaas of een stoere vent te zijn, die de Turkse leider prompt in de prullenbak gooide, zijn bedreigingen om de Turkse economie te vernietigen ...). Hij regeert via tweet, neemt impulsieve beslissingen, negeert het advies van zijn personeel en moet het volgende ogenblik zijn woorden terugnemen - getuige de brief en de overhaaste reis van Pence en Pompeo naar Ankara om een wapenstilstand in Noord-Syrië in elkaar te knutselen.
Maar laten we niet te veel stilstaan bij het karakter van Trump. In de eerste plaats is hij slechts een uitdrukking van de voortschrijdende ontbinding van zijn klasse, een proces dat overal aanleiding geeft tot ‘sterke mannen’ die de laagste gevoelens oproepen en zich verheugen in hun veronachtzaming van de waarheid en de traditionele regels van het politieke spel; van Duterte tot Orban en van Modi tot Boris Johnson. En zelfs als hij in zijn omgang met Erdogan te hard van stapel liep, was de politiek van terugtrekking van de troepen uit het Midden-Oosten geen uitvinding van Trump, maar gaat deze terug tot de regering Obama die het totale falen erkende van de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten sinds het begin van de jaren 1990 en de noodzaak om een 'spil' te creëren in het Verre Oosten teneinde de groeiende dreiging van het Chinese imperialisme tegen te gaan.
De laatste keer dat de VS groen licht gaven in het Midden-Oosten was in 1990, toen de Amerikaanse ambassadeur April Glaspie liet weten dat de VS niet zouden ingrijpen als Saddam Hussein Koeweit binnen zou vallen. Het was een goed opgezette valkuil, met het idee om een massale Amerikaanse operatie in het gebied uit te voeren en hun westerse partners te dwingen zich aan te sluiten bij een grote kruistocht. Dit was een moment waarop het westerse blok, na de ineenstorting van het Russische blok in 1989, al begon uiteen te vallen en de VS, als de enige overgebleven supermacht, hun autoriteit moesten laten gelden door een spectaculaire demonstratie van geweld.
Geleid door een bijna messiaanse ‘neo-conservatieve’-ideologie, werd de eerste Golfoorlog gevolgd door andere Amerikaanse militaire avonturen, in Afghanistan in 2001 en Irak in 2003. Maar de afnemende steun van zijn voormalige bondgenoten aan deze operaties, en vooral door de extreme chaos die ze in het Midden-Oosten hebben veroorzaakt, waarbij Amerikaanse troepen verstrikt raakten in niet te winnen conflicten met lokale opstandelingen, heeft de sterke achteruitgang aangetoond van het vermogen van de VS om de wereld te controleren. In die zin schuilt er een logica achter de impulsieve acties van Trump, ondersteund door aanzienlijke delen van de Amerikaanse bourgeoisie. Het VS-imperialisme heeft erkend dat het niet over het Midden-Oosten kan regeren door grondtroepen in te zetten of zelfs niet door zijn eigen luchtmacht.
In de verdediging van zijn belangen door middel van militaire actie zal het steeds meer vertrouwen op zijn meest betrouwbare bondgenoten in de regio - Israël en Saoedi-Arabië -, en zich met name richten tegen de toenemende macht van Iran (en, op de langere termijn, tegen de potentiële aanwezigheid van China als een serieuze mededinger in de regio).
Het staakt-het-vuren, onderhandeld door Pence en Pompeo - waarvan Trump beweert dat het ‘miljoenen levens’ zal redden - verandert in wezen niets aan de politiek die de Koerden in de steek laat. Het is alleen bedoeld om Koerdische troepen de gelegenheid te geven zich terug te trekken terwijl het Turkse leger zijn controle over Noord-Syrië bevestigt. En het moet gezegd worden dat dit soort ‘verraad’ niets nieuws is. In 1991, in de oorlog tegen Saddam Hoessein, moedigden de VS onder Bush Sr. de Koerden van Noord-Irak aan om in opstand te komen tegen het regime van Saddam - en lieten ze Saddam vervolgens aan de macht, die én bereid én in staat was om de Koerdische opstand met de uiterste wreedheid te verpletteren. Iran heeft ook geprobeerd de Koerden van Irak tegen Saddam te gebruiken. Maar alle machten in de regio, en de wereldmachten die erachter staan, hebben zich consequent verzet tegen de vorming van een verenigde Koerdische staat, wat zou betekenen dat de bestaande nationale ordening in het Midden-Oosten werd doorbroken.
De gewapende Koerdische strijdkrachten hebben ondertussen nooit geaarzeld om zichzelf aan de hoogste bieder te verkopen. Dit gebeurt voor onze ogen: de Koerdische militie wendde zich onmiddellijk tot Rusland en het Assad-regime om hen te beschermen tegen de Turkse invasie.
Bovendien was dit het lot van iedere ‘nationale bevrijdingsstrijd’, op zijn minst sinds de Eerste Wereldoorlog: ze konden alleen opbloeien onder de vleugels van één of andere imperialistische macht. Deze grimmige noodzaak geldt in het bijzonder voor het Midden-Oosten: de Palestijnse nationale beweging zocht de steun van Duitsland en Italië in de jaren 1930 en 1940, van Rusland tijdens de Koude Oorlog, en van verschillende regionale machten in de wereldwanorde die werden ontketend door de ineenstorting van het systeem van de blokken.
Ondertussen behoeft de Zionistische afhankelijkheid van de steun van de imperialistische grootmachten (voornamelijk, maar niet alleen, van de VS) niet te worden aangetoond, ze vormt geen uitzondering op de algemene regel. Nationale bevrijdingsbewegingen kunnen gebruik maken van vele ideologische uithangborden - stalinisme, islamisme, zelfs, zoals in het geval van de Koerdische troepen in Rojava, een soort anarchisme - maar ze kunnen de uitgebuite en onderdrukten alleen maar gevangen houden in de eindeloze oorlogen van het kapitalisme in zijn tijdvak van imperialistisch verval. [1]
De meest voor de hand liggende profiteur van de terugtrekking van de VS uit het Midden-Oosten was Rusland. In de jaren 1970 en 1980 was de USSR gedwongen af te zien van het merendeel van zijn posities in het Midden-Oosten, met name van zijn invloed in Egypte en zijn pogingen om Afghanistan te controleren. De laatste buitenpost, en een cruciale toegangspoort tot de Middellandse Zee, waren Syrië en het Assad-regime, dat dreigde in te storten door de oorlog die het land na 2011 overspoelde en door de eisen van de ‘democratische’ rebellen, maar vooral door de Islamitische Staat. De massale interventie van Rusland in Syrië heeft het Assad-regime gered en de controle over het grootste deel van het land hersteld, maar het valt te betwijfelen of dit mogelijk zou zijn geweest als de VS, die na Afghanistan en Irak wanhopig probeerden te voorkomen niet vast te komen zitten in een ander moeras, het land niet effectief aan de Russen hadden afgestaan. Dit heeft verdeeldheid gezaaid binnen de Amerikaanse bourgeoisie, binnen enkele van de meer gevestigde facties in het militaire apparaat, die nog steeds grote achterdocht koesteren ten opzichte van alles wat de Russen zouden kunnen doen, terwijl Trump en de mensen achter hem Poetin beschouwen als een man om zaken mee te doen en vooral een mogelijk bolwerk tegen de schijnbaar onverbiddelijke opkomst van China.
Een deel van de opkomst van Rusland naar zo'n leidinggevende positie in Syrië is toe te schrijven aan de ontwikkeling van een nieuwe relatie met Turkije, dat zich geleidelijk van de VS distantieert, niet in de laatste plaats vanwege de steun van de laatsten aan de Koerden in hun operatie tegen IS in het noorden van Syrië. Maar de Koerdische kwestie veroorzaakt meteen al problemen voor de Russisch-Turkse toenadering: aangezien een deel van de Koerdische troepen zich voor bescherming nu tot Assad en de Russen wenden, en terwijl het Syrische en Russische leger binnentrekken om de gebieden te bezetten die eerder door de Koerdische strijders werden gecontroleerd, bestaat er een groot risico op een confrontatie tussen Turkije enerzijds en Syrië en zijn Russische achterban anderzijds. Voorlopig lijkt dit gevaar te zijn afgewend door de overeenkomst van 22 oktober tussen Erdogan en Poetin in Sochi. De overeenkomst geeft Turkije controle over een bufferzone in Noord-Syrië ten koste van de Koerden, en bevestigt tegelijkertijd de rol van Rusland als de belangrijkste machtsfactor in de regio. Of deze regeling de langdurige tegenstellingen tussen Turkije en het Syrië van Assad zal overwinnen valt nog te bezien. De oorlog van allen tegen allen, een essentiele eigenschap van het imperialistische conflict sinds de ondergang van het systeem van de blokken, wordt nergens duidelijker geïllustreerd dan in Syrië.
Op dit moment kan het Turkije van Erdogan zichzelf ook feliciteren met zijn snelle militaire vooruitgang in Noord-Syrië en het opruimen van de Koerdische ‘terroristische nesten’. Op binnenlands vlak is de invasie voor Erdogan ook gekomen als een geschenk uit de hemel: na een aantal ernstige tegenslagen voor zijn AKP-partij bij verkiezingen van het afgelopen jaar, heeft de golf van nationalistische hysterie die door het militaire avontuur werd aangewakkerd een splitsing teweeg gebracht binnen de oppositie, die bestaat uit Turkse ‘democraten’ en de Koerdische HDP.
Voorlopig kan Erdogan terugvallen op de droom van een nieuw Ottomaans rijk; van een Turkije dat hersteld is in zijn oude glorie als wereldspeler voordat hij aan het begin van de 20e eeuw de ‘zieke man van Europa’ werd. Maar een situatie binnengaan die al heel erg chaotisch is, kan op de lange termijn gemakkelijk een gevaarlijke valstrik zijn voor de Turken. En bovenal zal deze nieuwe escalatie van het Syrische conflict aanzienlijk bijdragen aan de toch al gigantische menselijke offers. Meer dan 100.000 burgers zijn al ontheemd, waardoor de Syrische nachtmerrie van de binnenlandse vluchtelingen nog sterk toeneemt. Een tweede doel van de invasie is dan ook om ongeveer 3 miljoen Syrische vluchtelingen te dumpen, die momenteel in barre omstandigheden leven in Turkse kampen in het noorden van Syrië, grotendeels ten koste van de lokale Koerdische bevolking.
Het ongegronde cynisme van de heersende klasse wordt niet alleen onthuld in de massaslachtingen veroorzaakt door haar vliegtuigen, artillerie en terroristische bommenregen op de burgerbevolking van Syrië, Irak, Afghanistan of de Gazastrook, maar ook door de manier waarop ze mensen gebruikt die gedwongen zijn om weg te vluchten van de slagvelden.
De EU, dat toonbeeld van democratische deugdzaamheid, heeft Erdogan al een aantal jaren het vertrouwen gegeven om op te treden als gevangenisbewaker voor de Syrische vluchtelingen die onder zijn ‘bescherming’ staan, zodat zij zich niet kunnen voegen bij de stromen vluchtelingen die op weg zijn naar Europa. Nu ziet Erdogan een oplossing voor deze last via de etnische zuivering van Noord-Syrië en dreigt hij - als de EU zijn acties bekritiseert - een nieuwe stroom vluchtelingen naar Europa te laten gaan.
Mensen zijn alleen nuttig voor het kapitaal als ze kunnen worden uitgebuit of gebruikt als kanonnenvoer. En de openlijke barbaarsheid van de oorlog in Syrië is slechts een voorproefje van wat het kapitalisme voor de hele mensheid in petto heeft als het in staat wordt gesteld door te gaan. Maar de belangrijkste slachtoffers van dit systeem, al diegenen die het uitbuit en onderdrukt, zijn geen passieve objecten, en in het afgelopen jaar hebben we een glimp opgevangen van de mogelijkheid van massale reacties tegen armoede en de corruptie van de heersende klasse in sociale opstanden in Jordanië, Iran, Irak en het meest recent in Libanon. Deze bewegingen zijn vaak erg verward, aangetast door nationalistische illusies en roepen om een duidelijke leiding van de arbeidersklasse die op haar eigen klassenterrein ageert. Maar dit is niet alleen een taak voor de arbeiders in het Midden-Oosten, maar voor de arbeiders van de wereld, en vooral voor de arbeiders van de oude kapitalistische centra waar de zelfstandige politieke traditie van het proletariaat is ontstaan en het diepst geworteld is.
Amos / 23.10.2019
[1] Zie voor een analyse van de geschiedenis van het Koerdisch nationalisme:
https://en.internationalism.org/icconline/201712/14574/kurdish-nationalism-another-pawn-imperialist-conflicts [276]
Over onze openbare bijeenkomsten betreffende de vijftigste verjaardag van Mei 68
Ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van mei 1968 hield de IKS in een aantal landen en steden openbare bijeenkomsten. Over het algemeen herkenden de aanwezigen zich in grote lijnen in de voornaamste kenmerken van de beweging die we naar voren brachten:
Het idee dat Mei 68 het signaal was geweest voor de ontwikkeling van een golf van internationale strijd verbaasde de deelnemers in het algemeen niet. Maar paradoxaal genoeg was het niet altijd hetzelfde voor deze andere idee dat Mei 68 het einde inluidde van de lange periode van contrarevolutie, die het gevolg was van de nederlaag van de eerste revolutionaire wereldgolf, en tegelijkertijd een nieuwe koers opende voor klassenconfrontaties tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Met name een aantal kenmerken van de huidige periode, zoals de opkomst van het integrisme, de vermenigvuldiging van oorlogen over de ganse planeet, enz., neigden ertoe te worden geïnterpreteerd als tekenen van een contrarevolutionaire periode.
Volgens ons is dit een vergissing die zijn oorsprong vindt in een tweeledige moeilijkheid.
Aan de ene kant is er het gebrek aan kennis over de periode van de wereldwijde contrarevolutie, die begonnen was met de nederlaag van de eerste revolutionaire golf, en dus een moeilijkheid om echt te begrijpen wat zo'n periode betekent voor de arbeidersklasse en haar strijd, maar ook voor de mensheid omdat de barbaarsheid die inherent is aan het kapitalisme in crisis dan geen grenzen meer kent. Daarom hebben we er in dit artikel voor gekozen om deze periode in detail te beschrijven.
Aan de andere kant lijkt de periode die begon met mei 68 misschien meer vertrouwd voor de generaties die mei 68 - direct of indirect – hebben meegemaakt, maar het begrijpen van de onderliggende dynamiek is niet iets dat spontaan ontstaat. In het bijzonder kan het verduisterd worden door gebeurtenissen en situaties die, hoewel belangrijk, niet de doorslaggevende factoren vormen. Daarom zullen we ook op deze periode terugkomen door de fundamentele verschillen met de periode van contrarevolutie te benadrukken.
De geschiedenis van de klassenstrijd bestaat uit momenten van vooruitgang en van achteruitgang
Het fenomeen dat iedereen onmiddellijk heeft kunnen waarnemen, namelijk dat de mobilisatie van de arbeiders na een strijd de neiging heeft om terug te vallen en daarmee vaak ook de wil om te strijden, bestaat ook op een dieper niveau op het vlak van de geschiedenis. In feite is dit een bevestiging van wat Marx hierover in de 18e Brumaire van Louis Bonaparte had opgemerkt, namelijk dat de proletarische strijd afwisselend vooruitgang, vaak zeer levendig en verblindend (1848-49, 1864-71, 1917-23) en periodes van terugval (in 1850, 1872 en 1923) kent, die bovendien telkens weer hebben geleid tot de verdwijning of degeneratie van de politieke organisaties die de klasse zichzelf had gegeven tijdens de periode van de opkomende strijd (Bond van Kommunisten: opgericht in 1847, ontbonden in 1852; IAA - Internationale Arbeiders Associatie: opgericht in 1864, ontbonden in 1876; Kommunistische Internationale: opgericht in 1919, ontaard en dood in het midden van de jaren 1920; het leven van de Socialistische Internationale 1889-1914, heeft een min of meer gelijkaardige maar minder duidelijke koers gevolgd. ("De historische koers", Internationale Revue, Frans- , Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 18)
De nederlaag van de eerste wereldwijde revolutionaire golf van 1917-23 opende de langste, diepste en meest verschrikkelijke periode van contrarevolutie die het proletariaat ooit heeft meegemaakt waardoor de arbeidersklasse als geheel haar bakens was kwijtgeraakt, waardoor de weinige organisaties die trouw bleven aan de revolutie tot kleine minderheden werden gereduceerd. Maar het opende ook de deur naar een ontketening van barbaarsheid, die de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog zou overstijgen. Aan de andere kant is er een tegenovergestelde dynamiek, die zich sinds 1968 heeft ontwikkeld, en er is geen reden om aan te nemen dat deze nu uitgeput is, ondanks de grote moeilijkheden die het proletariaat sinds het begin van de jaren 1990 heeft ondervonden met de uitbreiding en de verdieping van de barbaarsheid op de planeet.
De periode 1924 - 1967: de diepste contrarevolutie ooit door de arbeidersklasse ondergaan
De uitdrukking “Het is middernacht in de eeuw”, de titel van een boek van Victor Serge [1], is perfect van toepassing op de realiteit van deze nachtmerrie die bijna een halve eeuw duurde.
Verschillende vreselijke slagen, toegebracht aan de wereldrevolutiegolf die in 1917 met de Russische revolutie werd geopend, vormen al de voorbode van de lange reeks van offensieven van de bourgeoisie tegen de arbeidersklasse en die de arbeidersbeweging in de diepte van de contrarevolutie zullen storten. Voor de bourgeoisie is het niet alleen een kwestie van het verslaan van de revolutie, maar ook van het slagen toebrengen aan de arbeidersklasse waarvan ze niet kan herstellen. Geconfronteerd met een wereldwijde revolutionaire golf die de kapitalistische wereldorde had bedreigd, wat inderdaad haar bewuste en openlijke doelstelling was [2], kon de bourgeoisie zich niet zomaar tevreden stellen met het terugdringen van het proletariaat. Ze moest er alles aan doen om ervoor te zorgen dat deze ervaring voor de toekomst een dergelijk beeld aan de proletariërs over de hele wereld zou nalaten dat, ze er nooit meer aan zou willen beginnen.
Bovenal moest zij proberen het idee van een kommunistische revolutie en de mogelijkheid om een maatschappij zonder oorlog, zonder klassen en zonder uitbuiting op te bouwen, voor altijd in diskrediet te brengen. Om dit te bereiken kon zij genieten van politieke omstandigheden die haar bijzonder gunstig waren: het verlies van het revolutionaire bolwerk in Rusland werd niet bereikt door de nederlaag in de militaire confrontatie met de witte legers, die Rusland probeerden binnen te vallen, maar na de eigen interne ontaarding (waaraan de aanzienlijke oorlogsinspanningen natuurlijk in grote mate hebben bijgedragen). Zo was het voor de bourgeoisie gemakkelijk om het monster, dat uit de politieke nederlaag van de revolutie is voortgekomen, de socialistische USSR, voor het kommunisme te laten doorgaan. Tegelijkertijd moest deze laatste worden gezien als het onvermijdelijke lot van elke strijd van het proletariaat voor zijn emancipatie. Alle fracties van de wereldbourgeoisie, in alle landen, van uiterst rechts tot aan de trotskistische uiterst linkerzijde, namen deel aan deze leugen [3].
Toen de belangrijkste bourgeoisieën, die betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog, in november 1918 een einde maakten aan de oorlog, was dat met het voor de hand liggende doel om te voorkomen dat nieuwe revolutionaire haarden de stroom van de revolutie, die in Rusland zegevierde en in Duitsland bedreigend was, zouden opzwellen, terwijl de bourgeoisie van dat land door de militaire nederlaag verzwakt was. Dit verhinderde de revolutionaire koorts, gestimuleerd door de barbaarsheid van de slagvelden en door de ondraaglijke uitbuiting en ellende achter de frontlinies, om ook andere landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië, enz. in beslag te nemen… Dit doel werd globaal bereikt.
Toen de Eerste Wereldoorlog in november 1918 werd beëindigd door de belangrijkste bourgeoisieën die erbij betrokken waren, was dat met het duidelijke doel om te voorkomen dat nieuwe revolutionaire haarden, die in Rusland had gewonnen en in Duitsland, waar de bourgeoisie door de militaire nederlaag was verzwakt, het tij van de revolutie zouden aanwakkeren. Dit om te voorkomen dat de revolutionaire koorts, aangewakkerd door de barbaarsheid van de slagvelden en de ondraaglijke uitbuiting en ellende achter de frontlinies, zich ook meester maakte van andere landen zoals Frankrijk en Groot-Brittannië …. En dit doel werd globaal genomen bereikt.
In de zegevierende landen schaarde het proletariaat, dat de Russische revolutie niettemin vurig had toegejuicht, zich niet massaal achter de vlag van de revolutie om het kapitalisme omver te werpen, om voor altijd een einde te maken aan de verschrikkingen van de oorlog. Uitgeput door vier jaar lijden in de loopgraven of in de wapenfabrieken, streefde het er eerder naar om uit te rusten door te “profiteren” van de vrede die de imperialistische bandieten het zojuist hadden “aangeboden”. En aangezien in alle oorlogen de verslagen partijen uiteindelijk altijd worden beschouwd als de veroorzaker van de oorlogen, werd in het discours van de Entente (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Rusland) de verantwoordelijkheid van het kapitalisme als geheel weggemoffeld achter die van de centrale machten (Duitsland, Oostenrijk, Hongarije). Erger nog, in Frankrijk beloofde de bourgeoisie de arbeiders een nieuw tijdperk van welvaart op basis van de herstelbetalingen, die aan Duitsland zouden worden opgelegd. Op die manier kwam het proletariaat in Duitsland en Rusland des te meer geïsoleerd te staan.
Maar wat er zal gebeurde, zowel in de zegevierende als in de verslagen landen, was de toekomst die Rosa Luxemburg in haar Juniusbochure had geschetst: als het wereldproletariaat er niet in zou slagen om door zijn revolutionaire strijd een nieuwe maatschappij op te bouwen op de rokende puinhopen van het kapitalisme, dan zou dit laatste onvermijdelijk nog ergere rampen voor de mensheid veroorzaken.
De geschiedenis van deze nieuwe neergang in de hel, die culmineerde in de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, valt op vele manieren samen met die van de contrarevolutie die zijn hoogtepunt bereikte op het einde van dit conflict.
Het offensief van de witte legers tegen de Sovjet-Rusland en het mislukken van revolutionaire pogingen in Duitsland en Hongarije
Al snel na oktober 1917 werd de Sovjetmacht geconfronteerd met de militaire offensieven van het Duitse imperialisme, dat niets wilde horen van vrede [4]. De witte legers, die financieel gesteund werden vanuit het buitenland, worden in verschillende delen van het land gevormd. En daarna worden nieuwe witte legers, die direct vanuit het buitenland waren gevormd, ingezet tegen de revolutie tot 1920. Het land is omsingeld door de witte legers en wordt economisch verstikt. De burgeroorlog laat een land achter dat volledig verwoest is. Bijna 980.000 soldaten stierven in de gelederen van het Rode Leger, ongeveer 3 miljoen onder de burgerbevolking. [5]
In Duitsland wordt de as van de contrarevolutie gevormd door de alliantie van de twee grootste krachten: de verraders van de SPD en het leger. Deze lagen aan de basis van de oprichting van een nieuwe macht, de Vrijkorpsen, de huurlingen van de contrarevolutie, de kern van wat de nazi-beweging zou worden. De bourgeoisie brengt het Berlijnse proletariaat een vreselijke klap toe door het mee te slepen in een voortijdige opstand in Berlijn, die in januari 1919 op brute wijze werd onderdrukt. Duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten - aangezien de meesten van hen ook arbeiders waren - werden vermoord (1200 arbeiders werden geëxecuteerd door een vuurpeloton), gemarteld en in de gevangenis gegooid. R. Luxemburg, K. Liebknecht en vervolgens ook Leo Jogisches werden vermoord. De arbeidersklasse verloor een deel van haar voorhoede en haar meest helderziende leider in de persoon van Rosa Luxemburg, die een kostbaar kompas zou zijn geweest voor de stormen die daarna volgden.
Naast het onvermogen van de arbeidersbeweging in Duitsland om deze manoeuvre te dwarsbomen, zal zij lijden onder een schrijnend gebrek aan coördinatie tussen de verschillende centra van de beweging: na de opstand van Berlijn brak in het Roergebied een defensieve strijd uit waarbij miljoenen mijnwerkers, staalarbeiders, textielarbeiders uit de industriële regio’s Noord Rijn en Westfalen (1e kwartaal 1919) betrokken waren, gevolgd (eind maart) door strijd in Midden-Duitsland en opnieuw in Berlijn. De Uitvoerende Raad van de Beierse Radenrepubliek werd in München uitgeroepen en vervolgens omvergeworpen, wat de inleiding vormde voor een wrede repressie.
Berlijn, het Roergebied, weer Berlijn, Hamburg, Bremen, Midden-Duitsland, Beieren, overal werd het proletariaat stuk voor stuk verpletterd. Alle wreedheid, barbaarsheid, sluwheid, een beroep op verklikkers en militaire technologie werden in dienst gesteld van de repressie. Zo werden bijvoorbeeld, “om de Alexanderplatz in Berlijn terug te veroveren, voor het eerst in de geschiedenis van de revoluties alle wapens gebruikt van het slagveld: namelijk, lichte en zware artillerie, bommen tot en met een gewicht van honderd kilo, luchtverkenning en luchtbombardementen”. [6]. Duizenden arbeiders werden gefusilleerd of tijdens de gevechten gedood; er werd op kommunisten gejaagd en velen werden ter dood veroordeeld.
De arbeiders in Hongarije hebben zich in maart ook tegen het kapitaal verzet in revolutionaire confrontaties. Op 21 maart 1919 werd de Radenrepubliek uitgeroepen, maar in de zomer werd ze verpletterd door de contrarevolutionaire troepen. Voor meer informatie, lees onze artikelen in de International Revue [7].
Ondanks latere heldhaftige pogingen van het proletariaat in Duitsland in 1920 (tegenover de Kapp putsch) en in 1921 (de Maartactie) [8], die getuigen van een aanhoudende sterke strijdbaarheid, zou blijken dat de dynamiek niet langer ging in de richting van een politieke versterking van het Duitse proletariaat als geheel, maar het tegenovergestelde.
De degeneratie van de revolutie in Rusland zelf
De verwoestingen van de oorlogen tegen de aanvallen van de internationale reactie, en meer bepaald de aanzienlijke verliezen die het proletariaat heeft geleden; de politieke verzwakking van het proletariaat met het verlies van de politieke macht door de arbeidersraden en de ontbinding van de Rode Garde; het politieke isolement van de revolutie, dit alles vormde de gunstige basis voor de ontwikkeling van het opportunisme binnen de Bolsjewistische Partij en de Kommunistische Internationale [9]. De repressie van de opstand in Kronstadt in 1921, die plaatsvond als reactie op het machtsverlies door de Sovjets, werd bevolen door de Bolsjewistische Partij. Van de voorhoede van de revolutie ten tijde van de machtsovername werd deze partij de voorhoede van de contrarevolutie ten gevolge van een interne ontaarding, die niet kon worden voorkomen door de fracties die binnen deze partij ontstonden om juist te strijden tegen het groeiende opportunisme [10].
Verdwenen waren de grote massa's die in Rusland, Duitsland, Hongarije, ... de hemel hadden bestormd. Ze waren bebloed, uitgeput, verslagen en waren aan het einde van hun krachten. In de landen die de oorlog hadden gewonnen had het proletariaat zich onvoldoende gemanifesteerd. Dit alles zou de politieke nederlaag van het proletariaat overal ter wereld betekenen.
Het stalinisme wordt de speerpunt van de wereldbourgeoisie tegen de revolutie
Het proces van ontaarding van de Russische revolutie wordt versneld door Stalins machtsgreep in de Bolsjewistische Partij. De goedkeuring in 1925 van de stelling van het “socialisme in één land”, dat de doctrine van de Bolsjewistische Partij en de Kommunistische Internationale werd, vormde een onomkeerbaar breekpunt. Dit echte verraad van het proletarische internationalisme, het basisprincipe van de proletarische strijd en de kommunistische revolutie, werd nu door alle kommunistische partijen van de wereld [11] aangenomen en verdedigd tegen het historische project van de arbeidersklasse. De stelling van het socialisme in één land komt overeen met het Russische integratieproces in het wereldkapitalisme, terwijl het tegelijkertijd de verwerping van ieder proletarisch project betekent.
Vanaf het midden van de jaren 1920 voerde Stalin een politiek van genadeloze liquidatie van alle voormalige metgezellen van Lenin door stelselmatig gebruik te maken van de repressieve organen die de Bolsjewistische Partij had opgericht om zich te verzetten tegen de blanke legers (onder andere de politieke politie, de Tsjeka). [12] De hele kapitalistische wereld had in Stalin de juiste man op de juiste plaats herkend, degene die de laatste overblijfselen van de Oktoberrevolutie zou uitroeien en aan wie alle nodige steun moest worden gegeven om de generatie proletariërs en revolutionairen uit te roeien, die het aangedurfd hadden om midden in de wereldoorlog de strijd op leven en dood tegen de kapitalistische orde aan te gaan. [13]
Revolutionairen worden achtervolgd en onderdrukt door het stalinisme, waar ze zich ook bevinden, met de medeplichtigheid van de grote democratieën, dezelfde mensen die hun witte legers hadden gestuurd om de sovjets uit te hongeren en hun macht omver te werpen.
Voortaan is “de USSR van Stalin het socialisme”, terwijl het echte proletarische project uit het bewustzijn verdwijnt.
Het Rusland van Stalin zal door de stalinistische bourgeoisie en door de wereldbourgeoisie worden gepresenteerd als het bereiken van het uiteindelijke doel van het proletariaat, de vestiging van het socialisme. Daarbij werkten alle wereldfracties van de bourgeoisie, zowel de democratische fracties als de verschillende nationale Kommunistische Partijen, samen.
De overgrote meerderheid van degenen, die nog steeds in de revolutie geloven, zou het doel ervan gelijkstellen aan de vestiging van een regime van het type USSR in andere landen. Hoe meer licht er werd geworpen op de realiteit van de situatie van de arbeidersklasse in de USSR, hoe dieper de verdeeldheid in het wereldproletariaat werd: zij die het "progressieve" karakter van de Sovjet-Unie zouden blijven verdedigen (ondanks alle tekortkomingen), met het idee dat er "geen bourgeoisie" aanwezig was; zij voor wie de situatie in de USSR daarentegen een verschrikking vormt, maar zonder de kracht te hebben om een alternatief project te bedenken. Het proletarische project werd alleen maar gedragen door steeds kleiner wordende minderheden van revolutionairen, die er trouw aan bleven.
Het proletariaat geconfronteerd met de crisis van 1929 en de jaren 1930
De jaren na de crisis van 1929 waren dramatisch voor de levensomstandigheden van het wereldproletariaat, vooral in Europa en de Verenigde Staten. Maar in het algemeen zullen zijn reacties op deze situatie geen antwoord vormen dat kan leiden tot een dynamiek van klassestrijd en het in vraag stellen van de gevestigde orde. Verre van dat. Erger nog, opmerkelijke reacties in Frankrijk en Spanje zullen worden afgeleid naar de impasse van de antifascistische strijd.
In Frankrijk gaf de grote golf van stakingen, na de komst van het Volksfront in 1936, duidelijk de grenzen aan van de arbeidersklasse dat onder het loodzware juk gebukt ging van de contrarevolutie. De golf van stakingen begon met spontane bezettingen van fabrieken, en toonde toch een zekere strijdwil onder de arbeiders. Maar vanaf de eerste dagen zou links deze gigantische massa kunnen gebruiken om de hele Franse bourgeoisie de maatregelen van het staatskapitalisme op te leggen die nodig waren om de economische crisis het hoofd te bieden en zich voor te bereiden op oorlog.
Als het waar is dat er voor het eerst in Frankrijk fabrieksbezettingen waren, was het ook de eerste keer dat we de arbeiders zowel de Internationale als de Marseillaise zagen zingen, lopend achter de plooien van de rode vlag gemengd met die van de Franse “tricolore”. [14] Het inkaderingsapparaat van de Franse Kommunistische Partij en de vakbonden had de situatie onder controle en slaagde erin om de arbeiders, die zich door het geluid van de accordeon lieten sussen, op te sluiten in de fabrieken.
Omdat het Spaanse proletariaat relatief afzijdig bleef van de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire golf [15], bleven zijn fysieke krachten relatief intact om de aanvallen, waarvan het in de jaren 1930 het slachtoffer was, het hoofd te bieden. Deze zouden echter tussen 1931 en 1939 meer dan een miljoen doden veroorzaken, waarvan het belangrijkste deel het gevolg was van de burgeroorlog tussen het republikeinse kamp en dat van generaal Franco, die absoluut niets te maken had met de klassestrijd van het proletariaat, maar juist werd mogelijk gemaakt door de verzwakking ervan. De situatie werd in 1936 versneld met de staatsgreep van generaal Franco.
De arbeiders antwoorden daarop bliksemsnel: op 19 juli, 36 juli, gingen ze in staking en gingen massaal naar de kazernes om deze poging tot staatsgreep te ontwapenen, zonder zich druk te maken om de tegengestelde richtlijnen van het Volksfront en de republikeinse regering. Door de eisenstrijd te verenigen met de politieke strijd, hielden de arbeiders, door deze actie, de moorddadige hand van Franco tegen. Maar niet die van de burgerlijke fractie, georganiseerd in het Volksfront. Amper een jaar later, in mei 1937, stond het proletariaat van Barcelona weer op, maar in een wanhoopspoging, en werd het afgeslacht door de regering van het Volksfront, onder leiding van de Spaanse Kommunistische Partij en haar Catalaanse tak, de PSUC, terwijl de troepen van Franco vrijwillig hun opmars stopten om de stalinistische beulen in staat te stellen de arbeiders te verpletteren.
Deze verschrikkelijke tragedie van de arbeiders, die vandaag de dag nog steeds verkeerd wordt voorgesteld als “een Spaanse sociale revolutie” of “een grote revolutionaire ervaring”, markeert, door de ideologische en fysieke verplettering van de laatste levende krachten van het Europese proletariaat, de triomf van de contrarevolutie. Dit bloedbad was een generale repetitie die de koninklijke weg opende naar de ontketening van de imperialistische oorlog. [16]
De jaren ‘30: de bourgeoisie heeft haar handen weer vrij om haar oplossing voor de crisis op te leggen
De Weimarrepubliek had zich onderscheiden door de invoering van een verregaande rationalisering van de uitbuiting van de arbeidersklasse in Duitsland, vergezeld van maatregelen om de arbeiders vertegenwoordiging te geven in het bedrijf met als enige bedoeling om hen de tuin te leiden.
In Duitsland, tussen de Weimarrepubliek (1923) en het fascisme (1933), bestond er geen enkele oppositie: de eerste had het mogelijk gemaakt de revolutionaire dreiging te verpletteren, het proletariaat te verspreiden, het bewustzijn te vertroebelen; de tweede, het nazisme, aan het einde van deze ontwikkeling, zou dit werk afmaken en met een ijzeren hand de eenheid van de kapitalistische maatschappij bereiken door elke proletarische dreiging te verstikken. [17]
In alle Europese landen waren partijen in ontwikkeling die zich beriepen op Hitler of Mussolini, wier programma bestond uit de versterking en concentratie van de politieke en economische macht in de handen van één enkele partij in de staat. Hun ontwikkeling ging gepaard met een uitgebreid offensief tegen de arbeiders door de staat, gebaseerd op een repressief apparaat dat door het leger wordt versterkt, en, indien nodig, op fascistische troepen. Van Roemenië tot Griekenland zien we de ontwikkeling van fascistische organisaties die, met de medeplichtigheid van de nationale staat, belast waren met het voorkomen van elke reactie van de arbeidersklasse. De kapitalistische dictatuur werd openlijker, meestal in de vorm van het Mussolini of Hitler model.
In de geïndustrialiseerde landen, die het minst door de crisis waren getroffen, was het echter mogelijk om het kader van de democratie in stand te houden. Dit was zelfs een noodzaak om het proletariaat te misleiden. Het fascisme had door het ontstaan van het “antifascisme” het misleidingsvermogen van de “democratische machten” versterkt. Onder het mom van de ideologie van de Volksfronten [18] die het mogelijk maakte de arbeiders gedesoriënteerd te houden achter de programma's van nationale eenheid en de voorbereiding op de imperialistische oorlog, en in medeplichtigheid met de Russische bourgeoisie, organiseerden de meeste kommunistische partijen, die gehoorzaamden aan het nieuwe imperialisme, een grote campagne over de opkomst van het fascistische gevaar. [19]
De bourgeoisie kon alleen oorlog voeren door de arbeiders te misleiden, door hen te doen geloven dat het ook hun oorlog was: “Met het stopzetten van de klassestrijd, of beter gezegd de vernietiging van de klassekracht van het proletariaat, de vernietiging van haar bewustzijn en de afleiding van haar strijd, slaagde de bourgeoisie om met behulp van haar agenten binnen het proletariaat om de klassestrijd van hun revolutionaire inhoud te ontdoen en hen mee te voeren op het spoor van het reformisme en nationalisme, wat de ultieme en beslissende voorwaarde was voor het uitbreken van de imperialistische oorlog.” (Verslag over de internationale situatie van de conferentie van juli 1945 van de Gauche Communiste de France) [20].
De slachtpartijen van de Tweede Wereldoorlog
Het merendeel van de strijders, die aan beide zijden waren opgeroepen, vertrok niet met de bloem op het geweer, nog steeds verlamd door de dood van hun vaders slechts 25 jaar eerder. En wat ze meemaakten was niet iets om vrolijk van te worden: de “Blitzkrieg” veroorzaakte immers 90.000 doden en 120.000 gewonden aan de Franse kant, 27.000 doden aan de Duitse kant. Het debacle in Frankrijk zou tien miljoen mensen onder erbarmelijke omstandigheden op de vlucht drijven. Anderhalf miljoen gevangenen werden naar Duitsland gestuurd. Overal onmenselijke omstandigheden om te overleven: een massale uittocht in Frankrijk, de terreur van de nazistaat die de bevolking onder controle hield in Duitsland.
Zowel in Italië als in Frankrijk vervoegden vanaf dit moment veel arbeiders de weerstand. De stalinistische partij en de Trotskisten gaven hen het frauduleus verdraaide voorbeeld van de Commune van Parijs (moeten de arbeiders niet opstaan tegen hun eigen bourgeoisie geleid door Pétain - de nieuwe Thiers, terwijl de Duitsers Frankrijk bezetten?). Te midden van een geterroriseerde en machteloze bevolking door het uitbreken van de oorlog, werden veel Franse en Europese arbeiders gerekruteerd in de verzetsgroepen en zullen dan ook gedood worden in de overtuiging dat ze streden voor de “socialistische bevrijding” van Frankrijk, Italië...... De stalinistische en trotskistische verzetsbendes richtten hun afschuwelijke propaganda in het bijzonder op het idee dat de arbeiders “in de voorhoede van de strijd voor de onafhankelijkheid van de volkeren” zouden staan.
Terwijl er in de Eerste Wereldoorlog 20 miljoen mensen waren gedood, vielen er in de Tweede Wereldoorlog 50 miljoen doden, waarvan 20 miljoen Russen aan het Europese front. 10 miljoen mensen stierven in de concentratiekampen, waarvan 6 miljoen als gevolg van de nazi-politiek teneinde de joden uit te roeien. Hoewel geen van de macabere misstanden van het nazisme nu onbekend zijn bij het grote publiek, in tegenstelling tot de misdaden van grote democratieën, blijven nazi-misdaden een onweerlegbare illustratie van de onbeperkte barbaarsheid van het kapitalisme in verval, .... en ook van de afschuwelijke hypocrisie van het geallieerde kamp. Tijdens de bevrijding deden de geallieerden namelijk alsof ze de concentratiekampen net hadden ontdekt.
Dit was een pure maskerade om hun eigen barbaarsheid te verbergen door die van de verslagen vijand bloot te leggen. De bourgeoisie, zowel de Engelse als de Amerikaanse, was namelijk perfect op de hoogte van het bestaan van de kampen en wat er zich daar afspeelde. En toch, ogenschijnlijk vreemd, heeft ze er bijna de hele oorlog geen ruchtbaarheid aan gegeven en geen centraal thema in haar propaganda van gemaakt. In feite vreesden de regeringen van Churchill en Roosevelt als de pest dat de nazi's de kampen zouden leegmaken en de Joden massaal zouden uitwijzen. Zo weigerden zij het aanbod om 1 miljoen Joden uit te wisselen. Zelfs in ruil voor niets, wilden ze het niet [21].
In het laatste jaar van de oorlog waren de bombardementen rechtstreeks gericht op arbeidersconcentraties, om de arbeidersklasse zo veel mogelijk te verzwakken door haar uit te roeien en te terroriseren.
De wereldbourgeoisie neemt haar voorzorgen om de mogelijkheid van een proletarische opleving te voorkomen
Het doel is een herhaling te voorkomen van een proletarische uitbarsting zoals in 1917 en 1918 als reactie op de verschrikkingen van de oorlog. Daarom werden de Anglo-Amerikaanse bombardementen - vooral op Duitsland maar ook op Frankrijk - gekenmerkt door sinistere prestaties. De tol van wat ongetwijfeld een van de grootste oorlogsmisdaden was van de tweede wereldwijde slachtpartij, ongeveer 200.000 doden [22], bijna allemaal burgers. Het bombardement van 1945 op Dresden, een ziekenhuisstad, had geen enkel strategisch belang; het gebeurde alleen om de burgerbevolking te decimeren en te terroriseren [23]. Ter vergelijking: bij het bombardement op Hiroshima, een andere gruwelijke misdaad, vielen 75.000 doden en de verschrikkelijke Amerikaanse bombardementen op Tokio, in maart 1945, kostten 85.000 mensen het leven!
In 1943, toen Mussolini omvergeworpen en vervangen werd door maarschalk Badoglio, die sympathiek stond tegenover de geallieerden, die zelf het zuiden van het land al in handen hadden, deden deze niets om naar het noorden op te trekken. Het idee was om de fascisten hun rekening te laten vereffenen met de werkende massa's die in de industriële regio's van Noord-Italië op klasseterrein in opstand waren gekomen. Aangesproken om deze passiviteit te verklaren antwoordde Churchill: “We moeten de Italianen in hun eigen sop laten gaarkoken”.
Vanaf het einde van de oorlog gaven de geallieerden de voorkeur aan de Russische bezetting overal waar zich opstanden van arbeiders hadden voorgedaan. Het Rode Leger was het best geplaatst om de orde in deze landen te herstellen, hetzij door het proletariaat af te slachten, hetzij door het in naam van het “socialisme” af te leiden van zijn klasseterrein.
Een soortgelijke taakverdeling werd opgezet tussen het Rode Leger en het Duitse leger. In Warschau en Boedapest, toen het zich al in de voorsteden bevond, liet het “Rode Leger”, zonder een vinger uit te steken, de opstanden, die erop gericht waren het Duitse leger uit het land te verdrijven verpletterd worden door dit leger. Stalin vertrouwde Hitler dus de taak toe om tienduizenden gewapende arbeiders af te slachten, die zijn plannen hadden kunnen dwarsbomen. [24]
De “democratische” bourgeoisie van de zegevierende landen bood niet enkel aan Stalin de gebieden aan waar een hoog sociaal risico bestond, ze riep ook de “kommunistische partijen” op om in de regering te stappen in de meeste Europese landen (onder andere in Frankrijk en Italië) door ze een vooraanstaande plaats te geven in de verschillende ministeries (Thorez - secretaris van de Franse Kommunistische Partij - werd in 1944 benoemd tot vice-eerste minister).
Onmiddellijk na de oorlog werd een schrikbewind opgelegd aan de Duitse bevolking
In continuïteit met de preventieve moordpartijen die bedoeld waren om elke vorm van proletarische opstand in Duitsland aan het einde van de oorlog te voorkomen, waren de bloedbaden, die na de oorlog plaatsvonden, niet minder barbaars en doortastend.
Duitsland werd door de bezettingsmachten van Rusland, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten omgevormd tot één groot vernietigingskamp. Na de oorlog stierven er veel meer Duitsers dan in veldslagen, bombardementen en interneringskampen. Volgens James Bacque, de auteur van “Crimes and Mercies: The Fate of German Civilians Under Allied Occupation, 1944-1950” [25], meer dan 9 miljoen mensen stierven tussen 1945 en 1950 als gevolg van de politiek van het geallieerde imperialisme.
Pas toen dit dodelijke doel was bereikt en het Amerikaanse imperialisme begon in te zien dat de naoorlogse uitputting van Europa kon leiden tot de overheersing van het Russische imperialisme over het hele continent, werd het beleid van Potsdam veranderd. De wederopbouw van West-Europa vereiste de heropleving van de Duitse economie. De Berlijnse luchtbrug in 1948 was het symbool van deze verandering van strategie [26]. Natuurlijk, net als de bombardementen op Dresden, “... de mooiste terreuraanslag van de hele oorlog [die] het werk was geweest van de zegevierende geallieerden”, deed de democratische bourgeoisie al wat mogelijk was om de realiteit van de werkelijke kosten van barbaarsheid, die door de beide kampen van de wereldoorlog ruim gedeeld werdne, te verdoezelen.
Het proletariaat was niet in staat om zich op te richten in een frontale strijd tegen de oorlog
Ondanks incidentele manifestaties van strijd op verschillende plaatsen, vooral in Italië in 1943, was het proletariaat niet in staat geweest zich op te richten door verzet te plegen tegen de barbaarsheid van de Tweede Wereldoorlog, zoals het tegen de Eerste Wereldoorlog had gedaan.
De Eerste Wereldoorlog had miljoenen arbeiders voor het internationalisme gewonnen, de tweede gooide hen in het diepe van het meest verachtelijke chauvinisme, de jacht op "de moffen" [27] en op de "collabos" [28].
De arbeidersklasse had de bodem bereikt. Wat haar werd gepresenteerd en wat zij interpreteerde als haar grote “overwinning”, de overwinning van de democratie op het fascisme, vormde haar meest complete historische nederlaag. Het maakt het mogelijk om de ideologische pijlers van de kapitalistische orde te bouwen: het gevoel van overwinning en euforie dat de arbeidersklasse overspoelt, het geloof in de “heilige deugden” van de burgerlijke democratie, die haar in twee imperialistische slachtingen leidde en haar revolutie in het begin van de jaren 1920 verpletterde. En tijdens de periode van wederopbouw, en vervolgens de naoorlogse economische “boom”, liet de tijdelijke verbetering van zijn levensomstandigheden in het Westen het niet toe de werkelijke omvang van de geleden nederlaag in te zien. [29]
In de Oost-Europese landen, die niet profiteren van het Amerikaanse gulheid van het Marshallplan, omdat de stalinistische partijen dit op bevel van Moskou weigerden, duurde het langer voordat de situatie enigszins verbeterde. De misleiding die aan de arbeiders werd gepresenteerd was die van de “opbouw van het socialisme”. Deze misleiding heeft enig succes gehad, zoals in Tsjecho-Slowakije, waar de “Praagse staatsgreep” van februari 1948, d.w.z. de machtsovername door de stalinisten, werd uitgevoerd met de sympathie van vele arbeiders.
Toen deze illusie eenmaal versleten was, vonden er opstanden plaats, zoals in 1956 in Hongarije, maar ze werden wreed onderdrukt door Russische troepen. [30] De betrokkenheid van Russische troepen bij de repressie vormde toen een extra bron van nationalisme in Oost-Europese landen. Tegelijkertijd werd het op grote schaal gebruikt door de propaganda van de “democratische” en pro-Amerikaanse sectoren van de bourgeoisie in de West-Europese landen, terwijl de stalinistische partijen van deze landen dezelfde propaganda gebruikten om de opstand van de Hongaarse arbeiders als een chauvinistische, zelfs “fascistische” beweging te presenteren ten dienste van het Amerikaanse imperialisme.
Bovendien was de opsplitsing van de wereld in twee blokken tijdens de « Koude Oorlog », en zelfs toen deze na 1956 plaats maakte voor « vreedzame co-existentie », een belangrijk instrument voor de misleiding van de arbeidersklasse.
In de jaren vijftig bleef dezelfde soort politiek als in de jaren 1930 de arbeidersklasse verdelen en desoriënteren: een deel van de arbeidersklasse wilde niets meer weten van het kommunisme (wat werd geïdentificeerd met de USSR) terwijl een ander deel nog steeds te lijden had onder de ideologische overheersing van de stalinistische partijen en hun vakbonden. Sinds de Koreaanse oorlog werd de Oost-West confrontatie dus gebruikt om de verschillende sectoren van de arbeidersklasse tegen elkaar op te zetten en miljoenen arbeiders, in naam van “de strijd tegen het imperialisme”, achter het Sovjetkamp te mobiliseren
In dezelfde periode bieden koloniale oorlogen een extra kans om arbeiders af te leiden van hun klasseterrein eens te meer in naam van de “strijd tegen het imperialisme” (en niet de strijd tegen het kapitalisme) waarbij de USSR wordt voorgesteld als de kampioen van het “recht en de vrijheid van volkeren”. Dit soort campagnes zouden in de jaren 1950 en 1960 in veel landen worden voortgezet, onder andere tijdens de oorlog in Vietnam, waar de Verenigde Staten vanaf 1961 sterk bij betrokken raakten. [31]
Een ander gevolg van deze zeer lange en diepe teruggang van de arbeidersklasse was de organische breuk met de kommunistische fracties uit het verleden [32], waardoor toekomstige generaties van revolutionairen genoodzaakt werden om zich de verworvenheden van de arbeidersbeweging kritisch eigen te maken.
Mei 68, Einde van de contrarevolutie
De crisis van 1929 en de jaren 1930 had in het beste geval bepaalde reacties van strijdbaarheid uitgelokt van het proletariaat, zoals in Frankrijk en Spanje, maar die werden, zoals we eerder hebben gezien, afgeleid van het klasseterrein naar het antifascisme en de verdediging van de democratie, dankzij de invloed van de stalinisten, trotskisten en vakbonden. Dit droeg alleen maar bij tot een verdere verdieping van de contrarevolutie.
In 1968 stonden we nog maar aan het begin van de terugkeer van de wereldwijde economische crisis. Toch zijn het de gevolgen van deze wereldwijde economische crisis in Frankrijk (stijgende werkloosheid, bevriezing van de lonen, intensivering van de productiecijfers, aanvallen op de sociale zekerheid) die grotendeels de verklaring vormen voor de toename van de strijdbaarheid van de werkers in dit land vanaf 1967. In plaats van door de stalinisten en de vakbonden te worden gekanaliseerd, keerde de hernieuwde strijdbaarheid van de arbeiders zich af van de door de vakbonden geleide “stakingetjes” en actiedagen. Reeds in 1967 gebeurden er zeer harde en vastberaden conflicten tegenover de gewelddadige repressie van de ondernemers en de politie, waarbij de vakbonden verschillende keren de controle verliezen.
Het doel van dit artikel is niet om terug te komen op alle belangrijke aspecten van Mei 68 in Frankrijk. Daarom verwijzen we de lezer naar de artikelen “Mei 68 en het revolutionaire vooruitzicht”, geschreven ter gelegenheid van de 40ste verjaardag van deze gebeurtenissen [33]. De herinnering aan bepaalde feiten is echter belangrijk om de verandering in de dynamiek van de klassestrijd in Mei 1968 te illustreren.
In mei veranderde de sociale sfeer radicaal: “Op 13 mei vinden in alle steden van het land de belangrijkste demonstraties plaats sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog [in solidariteit met de studenten die slachtoffer zijn van de repressie]. Aan de zijde van de studenten is de arbeidersklasse massaal aanwezig. (…) Aan het eind van de betogingen worden bijna alle universiteiten bezet, niet alleen door de studenten maar ook door veel jonge arbeiders. Overal wordt vrijuit gesproken. De discussies beperken zich niet tot academische kwesties, of tot de repressie. Ze beginnen alle sociale problemen op te rakelen: de arbeidsomstandigheden, de uitbuiting, de toekomst van de maatschappij. (…) Op 14 mei worden de discussies in veel bedrijven voortgezet. Na de reusachtige betoging van de dag ervoor, met het enthousiasme en het gevoel van kracht dat eruit voortvloeit, is het moeilijk om weer aan het werk te gaan alsof er niets is gebeurd. In Nantes ontketenen de arbeiders van Sud-Aviation, meegevoerd door de jongsten onder hen, een spontane staking en besluiten de fabriek te bezetten. De arbeidersklasse is begonnen de fakkel over te nemen...” [34] [278]
Het klassieke inkaderingsapparaat van de bourgeoisie is niet opgewassen tegen de spontaniteit van de arbeidersklasse om de strijd aan te gaan. Zo verspreidde de staking zich, in de drie dagen die volgden op de demonstratie op 13 mei, spontaan naar bedrijven in heel Frankrijk. De beweging overstroomde de vakbonden die enkel konden volgen. Geen specifieke eisen. Een gemeenschappelijk kenmerk: totale staking, onbeperkte bezetting, vastgenomen directie, rode vlag geheven. Tenslotte riep de CGT op tot uitbreiding en probeerde zo “op de rijdende trein te springen” [35]. Maar nog voor de instructies van de CGT bekend waren, waren er al een miljoen arbeiders in staking.
Het groeiende bewustzijn van de arbeidersklasse van haar eigen kracht stimuleerde de discussie in haar schoot en de politieke discussie in het bijzonder. Alle verhoudingen in acht genomen, deed dit denken aan het politieke leven dat de arbeidersklasse doormaakte in de revolutionaire gisting van 1917, zoals blijkt uit de geschriften van Trotski en J. Reed.
De sluier van leugens die decennialang door de contrarevolutie en haar aanhangers, zowel stalinistische als democratische, geweven was begonnen te vervagen. Amateurvideo's in de bezette Sud-Aviation fabriek in Nantes toonden een gepassioneerde discussie onder een groep arbeiders over de rol van stakingscomités in de periode van “dubbelmacht”. De dubbelmacht in 1917 was het product van de strijd om de echte macht tussen de burgerlijke staat en de arbeidersraden. In veel fabrieken, die in staking waren, hadden de arbeiders in 1968 stakingscomités gekozen. We bevonden ons nog lang niet in een pre-revolutionaire situatie, maar wat er gebeurde was een poging van de arbeidersklasse om haar eigen ervaring, haar revolutionaire verleden, terug te winnen. Een andere ervaring toont dit aan:
“Sommige arbeiders vragen aan hen die het idee van de revolutie verdedigen om hun standpunt te komen uitleggen in het bezette bedrijf. Zo wordt in Toulouse de kleine kern, die later de afdeling van de IKS in Frankrijk zal oprichten, uitgenodigd om het idee van de arbeidersraden in de bezette JOB-fabriek (papier en karton) uiteen te zetten. En het meest betekenisvolle is dat deze uitnodiging afkomstig is van militanten... van de CGT en de PCF. Deze moeten een uur lang onderhandelen met permanente afgevaardigden van de CGT van de grote fabriek Sud-Aviation, die het stakingspiket bij JOB kwamen “versterken”, om toestemming te krijgen om “ultra-linksen” de fabriek binnen te laten. Meer dan zes uur lang zullen arbeiders en revolutionairen, zittend op rollen karton discussiëren over de revolutie, de geschiedenis van de arbeidersbeweging, de sovjets en het verraad van… de PCF en de CGT.” [36]
Een dergelijke overdenking zal duizenden arbeiders in staat stellen om de historische rol van de arbeidersraden te herontdekken, evenals de verworvenheden van de klassestrijd van de arbeiders, zoals de revolutionaire pogingen in Duitsland in 1919. Ook was er een groeiende kritiek op de rol van de Franse Kommunistische Partij (die zich toen definieerde als een partij van orde) in relatie tot de gebeurtenissen van 1968 zelf, maar ook sinds de Russische revolutie. Dit was de eerste keer dat het stalinisme en de rol van de kommunistische partijen als hoeders van de gevestigde orde op ruime schaal in twijfel werd getrokken. De kritiek had ook gevolgen voor de vakbonden, en deze zou toenemen toen zij zich openlijk manifesteerden als de verdelers van de arbeidersklasse, teneinde hen weer aan het werk te krijgen. [37]
Er begon een ander tijdperk, gekenmerkt door een “wedergeboorte” in het klassenbewustzijn onder de uitgestrekte arbeidersmassa’s. Deze breuk met de contrarevolutie betekende niet dat deze niet negatief zou blijven wegen op de verdere ontwikkeling van de klassestrijd, noch dat het bewustzijn van de arbeiders vrij was van zeer sterke illusies, met name wat betreft de te overwinnen obstakels op weg naar de revolutie, die veel verder weg was dan de overgrote meerderheid zich destijds voorstelde.
Een dergelijke karakterisering van Mei 68 als illustratie van het einde van de contrarevolutionaire periode, zou worden bevestigd door het feit dat deze gebeurtenissen, verre van een geïsoleerd fenomeen te blijven, integendeel het uitgangspunt vormden voor de hervatting van de klassestrijd op internationale schaal, aangezwengeld door de verdieping van de economische crisis, met als gevolg de ontwikkeling van een proletarisch politiek milieu op internationale schaal [38].
De oprichting, in 1968, van “Révolution Internationale” was hiervan een illustratie, aangezien deze groep een leidende rol zou spelen in het hergroeperingsproces dat leidde tot de oprichting van IKS in 1975, waarvan “Révolution Internationale” nu de afdeling in Frankrijk is. In tegenstelling tot de donkere periode van contrarevolutie had de bourgeoisie nu een klasse voor zich die niet bereid was de offers van de economische wereldoorlog te aanvaarden en die ook een obstakel vormde voor het uitbreken van de wereldoorlog, zoals we later zullen zien.
De internationale heropleving van de klassestrijd vanaf 1968
De IKS heeft zojuist een artikel gewijd aan deze vraag, “De vooruitgang en tegenslagen van de klassestrijd sinds 1968” [39], die wij onze lezers adviseren en waaruit wij vele elementen putten die nodig zijn om de verschillen tussen de contrarevolutionaire periode en de historische periode, die met Mei 68 werd geopend, te benadrukken. In een paar woorden, het fundamentele verschil tussen de periode van contrarevolutie, die begon met een zware nederlaag van de arbeidersklasse, en de periode die geopend werd met Mei 68, ligt in het feit dat het proletariaat sinds deze strijd en ondanks alle moeilijkheden waarmee het geconfronteerd werd, geen beslissende nederlaag heeft geleden.
De verdieping van de open economische crisis, die aan het eind van de jaren 1960 nog in de kinderschoenen stond, zette het proletariaat ertoe aan zijn strijdwil en bewustzijn te ontwikkelen.
Drie strijdgolven volgden elkaar op in de twee decennia na 1968
De eerste, ongetwijfeld de meest spectaculaire, bestond uit de hete Italiaanse herfst in 1969, de gewelddadige opstand in Cordoba, Argentinië in 1969 en in Polen in 1970, en grote bewegingen in Spanje en Groot-Brittannië in 1972. Er was ook een hete herfst in Duitsland in 1969 met veel wilde stakingen. Meer specifiek in Spanje begonnen arbeiders zich te organiseren door middel van massabijeenkomsten, een proces dat in 1976 in Vitoria zijn hoogtepunt bereikte. De internationale dimensie van de golf werd aangetoond door de echo's in Israël (1969) en Egypte (1972) en later door de opstanden in de townships van Zuid-Afrika, die geleid werden door strijdcomités (de Civics).
Na een korte pauze in het midden van de jaren 1970 was er een tweede golf met stakingen door de Iraanse oliearbeiders, de staalarbeiders in Frankrijk in 1978, de “winter van ontevredenheid” in Groot-Brittannië, de havenarbeidersstaking in Rotterdam onder leiding van een onafhankelijk stakingscomité, en de staalstakingen in Brazilië in 1979, die ook de vakbondscontrole aanvochtten; in Azië was er de opstand in Kwangju (Zuid-Korea). Deze golf van strijd bereikte haar hoogtepunt in Polen in 1980, zeker de belangrijkste episode van de klassestrijd sinds 1968, en zelfs sinds de jaren 1920.
Hoewel de zware repressie van Poolse arbeiders deze golf tot stilstand bracht, duurde het niet lang voordat er een nieuwe beweging ontstond met de strijd in België in 1983 en 1986, de algemene staking in Denemarken in 1985, de staking van mijnwerkers in Engeland in 1984-1985, de strijd van spoorweg- en gezondheidswerkers in Frankrijk in 1986 en 1988 en de beweging in het onderwijs in Italië in 1987. Met name de strijd in Frankrijk en Italië - net als de massale staking in Polen - heeft laten zien dat er sprake was van een echt vermogen tot zelforganisatie met algemene vergaderingen en stakingscomités.
Deze beweging in golven van strijd leidde niet tot een vicieuze cirkel, maar stimuleerde een echte vooruitgang in klassebewustzijn, tot uitdrukking gebracht middels de volgende kenmerken:
Maar de ervaring van deze 20 jaar strijd heeft niet alleen “negatieve” lessen voor de arbeidersklasse opgeleverd (over wat niet moet worden gedaan). Het vertaalde zich ook in lessen over wat wel te doen:
Ook de meer verfijnde manoeuvres die de bourgeoisie uitdokterde om de klassestrijd het hoofd te bieden, getuigden van de ontwikkeling van deze laatste in deze periode. Zo counterde ze de groeiende ontgoocheling over de officiële vakbonden en de dreiging van zelforganisatie door de ontwikkeling van vormen van syndicalisme, die de schijn zelfs wekten “buiten de vakbonden” te staan (de coördinaties die door ultralinks in Frankrijk werden opgezet, bijvoorbeeld).
Het proletariaat remt de oorlog af
Aan het einde van deze twintig jaar na 1968 was de bourgeoisie, die de arbeidersklasse geen beslissende historische nederlaag had toegebracht, niet in staat haar te mobiliseren voor een nieuwe wereldoorlog, in tegenstelling tot de situatie in de jaren 1930, zoals we eerder in dit artikel hebben geïllustreerd.
Het was voor haar inderdaad uitgesloten om een wereldoorlog te ontketenen zonder zich vooraf van de volgzaamheid van het proletariaat te hebben verzekerd, een essentiële voorwaarde om het de offers te laten aanvaarden die de staat van oorlog eist. Want zoiets vereist de mobilisatie van alle levende krachten van de natie, zowel in de productie als aan het front. Een dergelijke doelstelling was immers volstrekt onrealistisch, aangezien het proletariaat niet eens bereid was zich gehoorzaam te onderwerpen aan de bezuinigingsmaatregelen die de bourgeoisie moest nemen om de gevolgen van de economische crisis het hoofd te bieden.
Dat is de reden waarom een Derde Wereldoorlog tijdens deze periode niet plaatsvond, een tijd waarin de spanningen tussen de blokken op hun hoogtepunt waren en de allianties tussen hen reeds stevig waren gevestigd door de twee blokken. Bovendien had de bourgeoisie in geen van de historische concentraties van het proletariaat getracht het proletariaat massaal te mobiliseren om als kanonnenvoer deel te nemen aan de verschillende lokale oorlogen, die relevant waren voor de Oost-West-rivaliteit, die in deze periode de wereld eveneens bloederig hadden gemaakt.
Dit gold in het bijzonder voor de arbeidersklasse van het Westen, maar ook voor die van het Oosten, hoewel die laatste politiek zwakker was, vooral in de USSR, gezien de schade die de stoomwals van het stalinisme had aangericht. De stalinistische bourgeoisie, die in een snel verslechterend economisch moeras verstrikt was geraakt, had een strijdende klasse tegenover haar (dit werd geïllustreerd door de stakingen in Polen in 1980) en was duidelijk niet in staat om haar arbeiders te mobiliseren voor een militaire oplossing van haar economisch bankroet.
Dit gezegd zijnde, ook al vormde de arbeidersklasse tot het einde van de jaren 1980 een obstakel voor de wereldoorlog, gezien het feit dat zij in staat was geweest haar verzet tegen de aanvallen van het kapitaal in de twee decennia na 1968 te ontwikkelen zonder een beslissende nederlaag te lijden die de wereldwijde dynamiek van confrontatie tussen de klassen zou hebben omgebogen, toch betekende dit niet dat zij sterk genoeg was om oorlogen over de hele planeet te voorkomen. In feite waren ze in deze periode nooit gestopt. In de meeste gevallen ging het om de uitdrukking van imperialistische rivaliteit tussen Oost en West, niet om een directe confrontatie tussen hen, maar via de tussenliggende landen. En in deze landen, aan de rand van het kapitalisme, had het proletariaat niet de kracht om de gewapende arm van de bourgeoisie te verlammen.
Het proletariaat tegenover de ontbinding van het kapitalisme
Ondanks de vooruitgang in de klassestrijd, met name door de belangrijke ontwikkeling van het klassebewustzijn en het onvermogen van de bourgeoisie om het proletariaat in een nieuw wereldconflict mee te slepen, was de arbeidersklasse toch niet in staat om haar perspectief van revolutie te ontwikkelen, om haar eigen alternatief te bieden voor de crisis van het systeem.
Geen van beide fundamentele klassen was dus in staat om haar oplossing van de crisis van het kapitalisme op te leggen. Het kapitalisme, dat geen enkele uitweg meer had, maar nog steeds midden in een langdurige economische crisis zat, begon te rotten, en deze rotting had gevolgen voor de kapitalistische maatschappij op alle niveaus. Het kapitalisme kwam daarmee in een nieuwe fase van zijn verval, namelijk die van zijn sociale decompositie. Zoals we al vaak hebben beklemtoond, is deze fase synoniem met toegenomen moeilijkheden voor de strijd van het proletariaat [40].
Terugkijkend op de afgelopen drie decennia kunnen we zeggen dat de teruggang in het bewustzijn zich heeft verdiept, waardoor een soort geheugenverlies is ontstaan met betrekking tot de verworvenheden en de vooruitgang van de periode 1968-1989 en dat kan in principe door twee factoren worden verklaard:
Ondanks deze enorme moeilijkheden van de arbeidersklasse sinds 1990 moeten twee elementen in aanmerking worden genomen om de huidige periode te begrijpen:
In de afgelopen decennia zijn er inderdaad een aantal belangrijke bewegingen geweest die deze analyse bevestigen:
De bedreigingen die het voortbestaan van het kapitalisme vormt voor de mensheid, bewijzen dat revolutie meer dan ooit een noodzaak is voor de mensheid: de uitbreiding van militaire chaos, de ecologische catastrofe, hongersnood en ziekte op een ongekende schaal; het verval van het kapitalisme en de ontbinding versterken zeker de dreiging dat de objectieve basis van een nieuwe maatschappij definitief kan worden vernietigd als de ontbinding een bepaald punt overschrijdt. Maar zelfs in zijn laatste fase brengt het kapitalisme nog steeds de krachten voort die gebruikt kunnen worden om het omver te werpen - in de woorden van het Kommunistisch Manifest uit 1848: “Zij produceert voor alles haar eigen doodgraver”.
Met de intrede van het kapitalisme in zijn ontbindingsfase, ook al ging dit gepaard met grotere moeilijkheden voor het proletariaat, is er geen enkele aanwijzing dat het een nederlaag heeft geleden met onomkeerbare gevolgen en dat het dus alle nodige offers zou brengen, zowel op het gebied van de arbeidsvoorwaarden als op het gebied van de rekrutering in de imperialistische oorlog.
We weten niet wanneer en op welke schaal de volgende manifestaties van zulke mogelijkheden van het proletariaat zullen plaatsvinden. Wat we wel weten is dat de vastberaden en passende interventie van de revolutionaire minderheid nu al bepalend is voor de toekomstige versterking van de klassestrijd van morgen.
Silvio (juli 2018)
Voetnoten
[1] Victor Serge is vooral bekend vanwege zijn beroemde verhaal over de geschiedenis van de Russische revolutie, Jaar I van de Russische Revolutie.
[2] “Een nieuw tijdperk is aangebroken: het tijdperk van het uiteenvallen van het kapitalisme, van zijn interne ineenstorting. Het tijdperk van de kommunistische revolutie van het proletariaat”. Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres van de Kommunistische Internationale. Lees over dit onderwerp ons artikel in de serie “Het kommunisme is geen mooi ideaal, maar een materiële noodzaak”, “Het Platform van de Kommunistische Internationale”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 94.
[3] De Vierde Internationale, door (na de dood van Trotski) het imperialistische Rusland te steunen, verraadde op haar beurt het proletarische internationalisme. Zie ons artikel “Trotskisme en de Tweede Wereldoorlog” in onze brochure “Trotskisme tegen de arbeidersklasse”.
[4] Dit zou ertoe leiden dat de regering in Rusland de overeenkomsten van Brest-Litovsk moest ondertekenen om het ergste te vermijden.
[5] Lees ons artikel De wereldbourgeoisie tegen de Oktoberrevolutie (Deel I), Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 160.
[6] Paul Frölich, Rudolf Lindau, Albert Schreiner, Jakob Walcher, “Revolution und Konterrevolution in Deutschland 1918-1920”, éditions Science Marxiste, 2013.
[7] “Duitse Revolutie (III): De voortijdige opstand” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 83 en “Duitsland 1918-19: burgeroorlog” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 136.
[8] Lees ons artikel "De Maartactie 1921, het gevaar van de ongeduldige kleinburgerij” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.. 93.
[9] “Pogingen om de steun van de massa's te winnen in een fase van afnemende activiteit van deze massa's leidden tot opportunistische “oplossingen” - de groeiende nadruk op werk in het parlement en de vakbonden, oproepen tot verzet van de “Oostelijke Volkeren” tegen het imperialisme en, bovenal, de politiek van het verenigd frontale met de socialistische en sociaaldemocratische partijen die alle zuurverdiende duidelijkheid overboord gooiden over het kapitalistische karakter van degenen die sociale patriotten waren geworden”. “De kommunistische linkerzijde en de continuïteit van het marxisme”. In “Wat is de IKS?”op onze website.
[10] Lees in serie “Het kommunisme is geen mooi ideaal, maar een materiële noodzaak”, ons artikel “1922-1923: de kommunistische fracties tegen de opkomst van de contrarevolutie, in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 101
[11] Deze zouden ook linkerfracties kennen. Zie het artikel “De kommunistische linkerzijde en de continuïteit van het marxisme” op onze website.
[12] Lees ons artikel “How Stalin wiped out the militants of the October 1917 revolution”, in World Revolution nr. 312.
[13] Zo kreeg Stalin bijvoorbeeld vanaf 1925 de volledige steun van de wereldbourgeoisie voor zijn strijd tegen de linkse oppositie die, binnen de bolsjewistische partij, een internationalistisch standpunt probeerde te handhaven tegen de stelling van “het opbouwen van het socialisme in één land”. Lees ons artikel “Quand les démocraties soutenait Staline pour écraser le prolétariat” op onze website.
[14] Zoals onze kameraad Marc Chirik zelf zei: “Deze jaren van verschrikkelijk isolement doorbrengen, het Franse proletariaat met de driekleurige vlag, de vlag van het régime van Versailles en het zingen van de Marseillaise, dit alles in naam van het kommunisme, was voor alle generaties die revolutionair waren gebleven, een bron van verschrikkelijk verdriet”. En precies ten tijde van de Spaanse oorlog bereikte dit gevoel van isolement een van de hoogtepunten toen veel organisaties, die erin geslaagd waren de klassenstandpunten te behouden, meegesleurd werden door de “antifascistische” golf. Zie ons artikel “Marc: Van de revolutie van Oktober 1917 tot de Tweede Wereldoorlog”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 65
[15] Er zij echter op gewezen dat een grote minderheid binnen de CNT zich bij de oprichting van de Kommunistische Internationale had uitgesproken voor toetreding tot de Kommunistische Internationale.
[16] Zie over dit onderwerp “De les van de gebeurtenissen in Spanje” in nummer 36 van de Revue Bilan (november 1936). Heruitgegeven in onze brochure “Fascisme & Democratie: twee uitdrukkingen van het dictatorschap van het kapitaal”.
[17] Zie over dit onderwerp “De verplettering van het Duitse proletariaat en de opkomst van het fascisme” in nummer 16 van de Revue Bilan (maart 1935), heruitgegeven in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 71.
[18] Voor meer informatie, lees: "1936: Volksfronten in Frankrijk en Spanje: hoe de bourgeoisie de arbeidersklasse mobiliseerde voor oorlog", International Review No. 126.
[19] Zie over dit onderwerp "De herdenkingen van 1944: 50 jaar imperialistische leugens (deel I)". Gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 78.
[20] Opnieuw gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 59.
[21] Lees hierover: “Laten we niet vergeten: de slachtpartijen en misdaden van de “grote democratieën”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 66.
[22] Dit is het cijfer volgens Amerikaanse schattingen, die na de oorlog zijn gemaakt.
[23] Ter informatie: de meest dodelijke bombardementen op burgerbevolking, die eerder in Duitsland plaatsvonden, zijn die van Hamburg (50.000 doden en 40.000 gewonden in juli 1943, voornamelijk in woon- en arbeiderswijken), Kassel (10.000 doden in oktober 1943), Darmstadt, Königsberg, Heilbronn (meer dan 24.000 doden begin 1944), Braunschweig (23.000 verkoolde of gestikte mensen), Berlijn (25.000 doden).
[24] Lees het artikel “Quand les démocraties soutenaient Staline pour écraser le prolétariat” (in Révolution Internationale N°185)
[25] Dit boek is in het Engels beschikbaar onder de titel “"Crimes and Mercies: The Fate of German Civilians Under Allied Occupation, 1944-1950”. Volgens de auteur: “Meer dan 9 miljoen Duitsers stierven als gevolg van een opgelegde hongersnood van de geallieerden en de politiek van uitwijzing na de Tweede Wereldoorlog - een kwart van het land werd geannexeerd en ongeveer 15 miljoen mensen werden verdreven in de grootste etnische zuivering die de wereld ooit heeft gezien. Meer dan twee miljoen van hen, waaronder talloze kinderen, stierven onderweg of in concentratiekampen in Polen en elders. Westerse regeringen blijven ontkennen dat deze sterfgevallen hebben plaatsgevonden.”
[26] Zie ons artikel “Berlijn 1948: De luchtbrug naar Berlijn verbergt de misdaden van het geallieerde imperialisme” in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 95.
[27] “Boche” (mof) is een vernederende term voor een Duitse soldaat of een persoon van Duitse afkomst. Het gebruik ervan, door de Franse Kommunistische Partij in het bijzonder, was bedoeld om chauvinistische haat tegen Duitsers op te wekken.
[28] Verwijst naar hen die, tijdens de Tweede Wereldoorlog “verraad” hebben gepleegd door samen te werken met de Duitse vijand.
[29] Lees in dit verband ons artikel “Aan het begin van de 21ste eeuw..... waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet ten val heeft gebracht (I)”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 103.
[30] Voor meer informatie, lees ons artikel “Klassestrijd in Oost-Europa (1920-1970): de noodzaak van internationalisering van de strijd”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 27. (Nederlandstalige Internationale Revue nr. 11)
[31] Lees in dit verband ons artikel “Aan het begin van de 21ste eeuw..... waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet ten val heeft gebracht (II)”. Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104.
[32] zij die voortkwamen uit de voormalige arbeiderspartijen die ontaardden met de nederlaag van de wereldrevolutiegolf in 1917-1923.
[33] Er zijn twee opeenvolgende artikelen: “De studentenbeweging in de wereld in de jaren zestig” en “Het einde van de contrarevolutie, een historische opleving van het wereldproletariaat”, respectievelijk gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 133 en 134.
[34] “Mei 68 en het revolutionaire perspectief (II): Einde van de contrarevolutie, historisch herstel van het wereldproletariaat”. Zie onze website.
[35] Dit zal hen in staat stellen om aanwezig te zijn op het moment van de onderhandelingen en om de rol van de belangrijkste scheidsrechter van de beweging te spelen door, in elk van onderhandelingen, de arbeiders terug aan het werk te krijgen, sector per sector, door middel van geïsoleerde onderhandelingen.
[36] Idem.
[37] De nadruk die hier wordt gelegd op het in vraag stellen van de inkadering door de Franse Kommunistische Partij en de vakbonden mag echter niet suggereren dat zij inactief zijn gebleven. In veel bezette bedrijven doen de vakbonden hun uiterste best om arbeiders te isoleren van elk contact van buitenaf dat een “schadelijke” invloed op hen zou kunnen hebben (van wat zij “links” noemden). Daar hielden ze de arbeiders de hele dag bezig met tafeltennis.
[38] Dit vraagstuk rechtvaardigt het dat een artikel alleen hieraan wordt gewijd. Dit zullen we later doen in een artikel gewijd aan de evolutie van het proletarische politieke milieu sinds 1968.
[39] Zie Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 161.
[41] CPE = eerste arbeidsovereenkomst, een maatregel die de arbeidsonzekerheid voor jonge werknemers vergroot. Voor een analyse van deze beweging, zie “Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr 125.
[42] Zie “De verontwaardigden in Spanje, Griekenland en Israël: van verontwaardiging tot de voorbereiding van de klassestrijd”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr.147.
Hier staan al onze Nederlandstalige artikels over de corona-crisis opgelijst.
Voordat de vloedgolf van de Covid-19 crisis de planeet overspoelde, vormden de gevechten van de arbeidersklasse in Frankrijk, Finland, de VS en elders aanwijzingen voor een nieuwe stemming in het proletariaat, voor een onwil om te buigen voor de eisen die een toenemende economische crisis oplegt. Met name in Frankrijk waren er tekenen van een herstel van de klasse-identiteit die is uitgehold door tientallen jaren van kapitalistische ontbinding door de opkomst van een populistische stroming die die een vals beeld geeft van de echte verdeling van de maatschappij in klassen en die in Frankrijk de straat op is gegaan met de Gele Hesjes.
In die zin had de pandemie van Covid-19 niet op een slechter moment kunnen komen voor de strijd van de arbeidersklasse: net op het moment dat ze op straat begon te komen, om samen te komen in demonstraties om economische aanvallen te weerstaan die nog moeilijk kunnen verbergen dat ze veroorzaakt worden door de kapitalistische crisis, dan zich terug te trekken in het individuele huishouden, grote bijeenkomsten te vermijden, zich ‘af te zonderen’ onder het toeziend oog van een slagvaardig staatsapparaat dat luidkeels heeft kunnen oproepen tot ‘nationale eenheid’ tegenover een onzichtbare vijand die - zo wordt ons verteld - geen onderscheid maakt tussen rijk en arm, tussen baas en arbeider.
De moeilijkheden waarmee de arbeidersklasse wordt geconfronteerd zijn reëel en diepgaand, en we zullen ze in dit artikel verder onderzoeken. Maar wat in zekere zin opmerkelijk is, is het feit dat, ondanks de alomtegenwoordige angst voor besmetting, ondanks de schijnbare almacht van de kapitalistische staat, de tekenen van strijdwil die we in de winter hebben gezien, niet zomaar zijn verdampt. In een eerste fase, en geconfronteerd met de schokkende nalatigheid en gebrek aan voorbereiding van de bourgeoisie, hebben we zeer wijdverspreide defensieve bewegingen van de arbeidersklasse gezien. Arbeiders over de hele wereld hebben geweigerd om als zich als ‘lammetjes naar de slachtbank’ te laten leiden, maar hebben een vastberaden strijd gevoerd ter verdediging van hun gezondheid, hun leven, waarbij ze adequate veiligheidsmaatregelen hebben geëist of de sluiting van bedrijven die niet betrokken zijn bij essentiële productie (zoals autofabrieken).
Ze hebben op wereldschaal plaatsgevonden, gezien de wereldwijde aard van de pandemie, maar een van hun belangrijkste elementen is dat ze zich duidelijker hebben voorgedaan in de centrale kapitalistische landen, met name in de landen die het hardst door de ziekte zijn getroffen: ten aanzien van de situatie in Italië bijvoorbeeld noemt de Internationalistische Communistische Tendens spontane stakingen in Piemonte, Ligurië, Lombardije, Veneto, Emilia Romagna, Toscane, Umbrië, en Apulië.[1] Het waren vooral de Italiaanse fabrieksarbeiders die voor het eerst de leuze ‘wij zijn geen lammetjes voor de slachtbank’ aanvoerden. In Spanje waren er stakingen bij Mercedes, FIAT, Balay huishoudelijke apparaten; werkers van Telepizza, die staakten tegen het tot slachtoffer maken van werkers die hun leven niet wilden wagen door pizza’s af te leveren, en verdere protesten van koeriersdiensten in Madrid.
Misschien wel het belangrijkste van alles - niet in de laatste plaats omdat deze het imago ter discussie stelt van een Amerikaanse arbeidersklasse die zich onkritisch achter de demagogie van Donald Trump zou hebben geschaard, - zijn er in de VS wijdverbreide stakingen geweest: stakingen bij FIAT in Indiana, Warren Trucks, door buschauffeurs in Detroit en Birmingham Alabama, in havens, restaurants, in de voedseldistributie, gezondheidszorg, de bouw; stakingen bij Amazon (dat ook in heel wat andere landen is getroffen door stakingen), Whole Foods, Instacart, Walmart, FedEx, enzovoort. We hebben ook een groot aantal huurstakingen gezien in de VS. Dit is een vorm van strijd die, hoewel het hier niet vanzelfsprekend gaat om proletariërs, ook geenszins vreemd is aan de tradities van de arbeidersklasse (we kunnen bijvoorbeeld de huurstakingen in Glasgow noemen, die integraal deel uitmaakten van de strijd van de arbeiders tijdens de Eerste Wereldoorlog, of de huurstaking van Merseyside in 1972, die gepaard ging met de eerste internationale golf van stakingen na 1968). En voor de ‘opgesloten’ sectoren van de arbeidersklasse, met name in de VS, hangt er een reële dreiging van huisuitzetting boven het hoofd.
In Frankrijk en Groot-Brittannië zijn dergelijke bewegingen minder wijdverbreid, maar we hebben in Groot-Brittannië inofficiële werkonderbrekingen gezien van postbodes en van bouwvakkers, magazijnwerkers en vuilnismannen, en in Frankrijk stakingen op de scheepswerven van Saint-Nazaire. Amazon-centra in Lille en Montelimar, bij ID-logistiek... In Latijns-Amerika zijn er voorbeelden van Chili (Coca Cola), havenarbeiders in Argentinië en Brazilië, inpakkers in Venezuela. In Mexico “hebben de stakingen zich verspreid over de Mexicaanse stad Ciudad Juárez, die grenst aan El Paso, Texas, waarbij honderden maquiladora-arbeiders de sluiting eisen van niet-essentiële fabrieken, die open zijn gehouden ondanks het groeiende dodental vanwege de COVID-19-pandemie, waaronder 13 arbeiders van de Amerikaanse autostoelfabriek Lear. De stakingen... volgen op soortgelijke acties van arbeiders in de grenssteden Matamoros, Mexicali, Reynosa en Tijuana”.[2] In Turkije waren er proteststakingen bij de textielfabriek Sarar (tegen het advies van de vakbonden in), bij de scheepswerf Galataport, en bij de post- en telegraaf werkers. In Australië, stakingen door haven- en distributie-arbeiders. De lijst kan gemakkelijk worden uitgebreid.
Een aantal van de stakingen is spontaan geweest, zoals in Italië, in de Amerikaanse autofabrieken en in de Amazon-centra, en de vakbonden zijn er op grote schaal op bekritiseerd en soms zelfs frontaal tegengewerkt vanwege hun openlijke samenwerking met het management. Volgens een artikel op Libcom, dat een breed panorama biedt op de recente stakingen in de VS[3]: “Arbeiders van Fiat Chrysler's Sterling Heights (SHAP) en Jefferson North (JNAP) assemblagefabrieken in Metro Detroit namen gisteravond het heft in eigen hand en dwongen vanmorgen een productiestop af om de verspreiding van het coronavirus te stoppen.
De werkonderbrekingen begonnen gisteravond in Sterling Heights, slechts enkele uren nadat de United Auto Workers en de autofabrieken van Detroit een waardeloze overeenkomst hadden gesloten om de fabrieken open en operationeel te houden tijdens de wereldwijde pandemie... Dezelfde dag weigerden talloze arbeiders in de Lear Seating fabriek in Hammond, Indiana aan het werk te gaan, waardoor de onderdelenfabriek en de nabijgelegen Chicago Assembly Plant moesten worden stilgelegd”. Het artikel bevat ook een interview met een arbeider in een autofabriek:
“De UAW zou eigenlijk voor ons moeten vechten om ons van het werk te ontzien. De vakbond en het bedrijf geven meer om het maken van vrachtwagens dan om ieders gezondheid. Ik heb het gevoel dat ze niets gaan doen tenzij we actie ondernemen. We moeten ons verenigen. Ze kunnen ons niet allemaal ontslaan”.
Deze bewegingen vinden plaats op een fundamenteel klasse-terrein: rond werkomstandigheden (vraag naar adequate veiligheidsuitrusting) maar ook om ziekte-uitkeringen, onbetaald lonen, tegen sancties tegen arbeiders die weigerden om in onveilige omstandigheden te werken, enz. Ze tonen een weigering tot opoffering die in continuïteit is met het vermogen van de klasse om weerstand te bieden aan de drang naar oorlog, een onderliggende factor in de wereldsituatie sinds de heropleving van de klassestrijd in 1968.
De gezondheidswerkers hebben weliswaar een buitengewoon verantwoordelijkheidsgevoel getoond, dat een element van proletarische solidariteit is, maar ze hebben ook hun ongenoegen geuit over hun omstandigheden, hun woede over de schijnheilige oproepen en lofprijzingen van de regeringen, ook al heeft dit vooral de vorm aangenomen van individuele protesten en verklaringen[4]; maar er zijn collectieve acties geweest, waaronder stakingen, in Malawi, Zimbabwe, Papoea-Nieuw-Guinea, en demonstraties van verpleegkundigen in New York.
Maar dit proletarische verantwoordelijkheidsgevoel, dat ook miljoenen mensen ertoe aanzet de regels te volgen en zichzelf af te zonderen, toont aan dat de meerderheid van de arbeidersklasse de realiteit van deze ziekte accepteert, zelfs in een land als de VS, dat het ‘centrum’ is van verschillende vormen van ontkenning van de pandemie. De strijd die we hebben gezien is dus noodzakelijkerwijs beperkt gebleven tot ofwel ‘essentiële’ werkers die strijden voor veiligere werkomstandigheden - en deze categorieën zullen zeker een minderheid van de klasse blijven, hoe vitaal hun rol ook is - ofwel tot werkers die zich al heel vroeg hebben afgevraagd of hun werk wel echt nodig was, zoals de arbeiders van de autofabrieken in Italië en de VS; en dus was het hun centrale eis om naar huis gestuurd te worden (met financiële ondersteuning van het bedrijf of de taat in plaats van te worden ontslagen, zoals velen is overkomen).
Maar deze eis, hoe noodzakelijk ook, kon slechts een soort tactische terugtocht van de strijd inhouden, in plaats van een intensivering of uitbreiding ervan. Er zijn pogingen gedaan - bijvoorbeeld onder de Amazon-werkers in de VS - om online strijdbijeenkomsten te houden, om te picknicken terwijl men veilige afstand in acht nam, enzovoorts, maar er is geen ontkomen aan het feit dat de omstandigheden van isolement en lock-down een enorme barrière vormen voor een onmiddellijke ontwikkeling van de strijd.
En in afzondering is het moeilijker om weerstand te bieden aan het gigantische spervuur van propaganda en ideologische vertroebeling.
Dagelijks worden er hymnen voor nationale eenheid uitgezonden door de media, gebaseerd op het idee dat het virus een vijand is die geen onderscheid maakt: in het Verenigd Koninkrijk wordt het feit dat Boris Johnson en prins Charles door het virus zijn besmet, gepresenteerd als het bewijs daarvan.[5] De verwijzing naar de oorlog, de geest van de ‘blitz’ tijdens de Tweede Wereldoorlog (zelf het product van een grote propaganda-oefening gericht op het verbergen van elke sociale ontevredenheid) laat niet af in het Verenigd Koninkrijk, met name met de lofuitingen aan een 100 jaar oude luchtmachtveteraan die miljoenen ophaalde voor de NHS (Britse Nationale Gezondheidszorg) door 100 rondjes in zijn grote tuin te lopen. In Frankrijk heeft Macron zich ook gepresenteerd als aanvoerder in de oorlog. In de VS heeft Trump moeite gedaan om Covid-19 te karakteriseren als het ‘Chinese virus’, waarbij hij de aandacht afleidde van de jammerlijke aanpak van de crisis door zijn regering en speelde met het gebruikelijke thema ‘America First’. Overal - ook in het Schengengebied van de Europese Unie - wordt het sluiten van de grenzen benadrukt als het beste middel om de besmetting in te dammen. Regeringen na nationale eenheid worden gevormd in landen waar ooit schijnbaar onoplosbare verdeeldheid heerste (zoals in België), of oppositiepartijen worden meer dan ooit ‘loyaal’ aan de nationale ‘oorlogsinspanning’.
Het beroep op het nationalisme gaat gepaard met de staat voor te stellen als de enige kracht die de burgers kan beschermen, of het nu gaat om het krachtdadig afdwingen van de lock-down of om het vriendelijker en zachtaardiger maken van de hulp aan mensen in nood; of het nu gaat om de miljarden die worden uitgedeeld om ontslagen arbeiders en zelfstandigen die hun bedrijf hebben moeten sluiten, of om de gezondheidsdiensten die door de staat worden beheerd. In Groot-Brittannië is de ‘National Health Service’ lange tijd een heilig icoon geweest van bijna de hele bourgeoisie, maar vooral van links. Links beschouwt de NHS als haar bijzondere prestatie, sinds die werd geïntroduceerd door de naoorlogse Labourregering die haar op de een of andere manier presenteert buiten de kapitalistische vercommercialisering van het bestaan, ondanks de kwaadaardige ondermijning door privé-ondernemers. Deze opschepperij over de NHS en gelijkaardige instellingen wordt gesteund door de wekelijkse rituelen van applaus en het onophoudelijke prijzen van de gezondheidswerkers als helden, vooral door dezelfde politici meer dan een decennium lang ertoe hebben bijgedragen de gezondheidsdiensten de grond in te boren.
Volgens de linkse Labour-politicus Michael Foot stond Groot-Brittannië nooit dichter bij het socialisme dan tijdens de Tweede Wereldoorlog. En nu de staat de zorgen over onmiddellijke winstgevendheid terzijde moet schuiven om de maatschappij bij elkaar te houden, is de oude illusie dat “we vandaag de dag allemaal socialisten zijn” (een idee dat door de heersende klasse tijdens de revolutionaire golf na 1917 algemeen werd geuit) nieuw leven ingeblazen door de massale uitgaven die door de Covid-19crisis aan de regeringen werden opgedrongen. De invloedrijke linkse filosoof SlavoZizek lijkt in een interview op Youtube, getiteld ‘Kommunisme of barbarij’[6], te suggereren dat de bourgeoisie nu zelf verplicht is om geld te behandelen als een louter boekhoudkundig mechanisme, een vorm van arbeidstijdvouchers, die volledig losstaat van de werkelijke waarde. Kortom, de barbaren worden kommunisten. In werkelijkheid is de toenemende scheiding van geld en waarde het teken van de volledige uitputting van de kapitalistische maatschappelijke verhouding en dus de noodzaak van het kommunisme, maar het negeren van de wetten van de markt door de burgerlijke staat is allesbehalve een stap in de richting van een hogere productiewijze: het is het laatste bastion voor dit rottende systeem. En het is vooral de functie van de linkervleugel van het kapitalisme om dit te verbergen voor de arbeidersklasse, om het af te leiden van zijn eigen weg, die vereist dat de greep van de staat wordt doorbroken en de revolutionaire vernietiging voorbereid wordt.
Maar in het tijdperk van het populisme heeft links geen monopolie op valse kritiek op het systeem. De onbetwistbare realiteit dat de staat deze crisis overal zal gebruiken om zijn toezicht en controle op de bevolking op te voeren - en dus de realiteit van een heersende klasse die onophoudelijk ‘samenzweert’ om haar klasseheerschappij te handhaven - geeft aanleiding tot een nieuwe oogst van ‘samenzweringstheorieën’, die het werkelijke gevaar van Covid-19 verwerpen of ronduit ontkennen: het is een 'Scamdemic' [pandemie is een bedrog] die gesteund wordt door een sinister kabaal van de globalisten om hun agenda van ‘Eén Wereldregering’ op te leggen. En deze theorieën, die bijzonder invloedrijk zijn in de VS, beperken zich niet tot de cyber-sfeer. De Trump fractie in de VS zweert bij het argument dat er bewijs is dat Covid-19 is ontsnapt uit een laboratorium in Wuhan - ook al hebben de Amerikaanse inlichtingendiensten dit al uitgesloten. China heeft gereageerd met soortgelijke beschuldigingen tegen de VS. Er zijn ook grote protesten geweest in de VS die een terugkeer naar het werk en een einde van de lock-down eisten, bijvoorbeeld door Trump en vaak hun inspiratie vinden in de heersende samenzweringstheorieën (en door religieuze fantasieën: de ziekte is echt, maar we kunnen het verslaan met de kracht van het gebed). Er zijn ook enkele racistische aanvallen geweest op mensen uit het verre oosten, die verantwoordelijk werden geacht voor het virus. Het lijdt geen twijfel dat dergelijke ideologieën delen van de arbeidersklasse treffen, met name degenen die geen enkele vorm van financiële steun krijgen van ondernemers of de staat, maar de ‘back-to-work’ demonstraties in de VS lijken vooral geleid te zijn door kleinburgerlijke elementen die hun bedrijf weer op de rails willen zetten. Zoals we hebben gezien, hebben veel arbeiders ervoor gevochten om het tegenovergestelde te bereiken!
Dit enorme ideologische offensief versterkt de objectieve atomisering, opgelegd door de lock-down, de angst dat iemand buiten uw huishouden een bron van ziekte en dood zou kunnen zijn. En het feit dat de lock-down waarschijnlijk enige tijd zal duren, dat er geen terugkeer naar het normale zal zijn en dat er misschien nog meer periodes van inperking zullen zijn als de ziekte een tweede golf doormaakt, zal de moeilijkheden waarmee de arbeidersklasse te kampen heeft, nog verergeren. En we kunnen het ons niet veroorloven te vergeten dat deze moeilijkheden niet begonnen zijn met de lock-down, maar een lange geschiedenis achter de rug hebben, vooral sinds het begin van de periode van ontbinding na 1989, die een diepe terugval heeft gekend zowel in de strijdwil als in het bewustzijn, een groeiend verlies van de klasse-identiteit, een verergering van de neiging tot het ‘ieder voor zich’ op elk niveau. Zo markeert de pandemie, als duidelijk product van het ontbindingsproces, een nieuwe fase in dit proces, een intensivering van al haar meest karakteristieke elementen.[7]
Toch heeft de Covid-19 crisis in ongekende mate ook de aandacht gevestigd op de politieke dimensie: het dagelijkse gesprek en het onophoudelijke geklets van de media is bijna volledig gericht op de pandemie en de lock-down, de reactie van de regeringen, de benarde situatie van de gezondheids- en andere ‘essentiële’ werkers en de dagelijkse overlevingsproblemen van een groot deel van de bevolking in haar geheel. Ongetwijfeld is de ‘ideeënmarkt’ voor een groot deel in het nauw gedreven door de verschillende vormen van de heersende ideologie, maar er zijn nog steeds hoeken waar een beduidende minderheid fundamentele vragen kan stellen over de aard van deze maatschappij. De vraag wat ‘essentieel’ is in het maatschappelijk leven, wie het meest vitale werk doet en er toch zo erbarmelijk voor wordt betaald, de nalatigheid van regeringen, de absurditeit van nationale verdeeldheid in het licht van een wereldwijde pandemie, in wat voor soort wereld we zullen leven in post-Covid: dit zijn kwesties die niet volledig kunnen worden verborgen of afgeleid. En mensen zijn niet helemaal geatomiseerd: de mensen die zijn opgesloten gebruiken sociale media, internetfora, video- of audioconferenties niet alleen om loonarbeid te blijven verrichten of contact te houden met familie en vrienden, maar ook om de situatie te bespreken en vragen te stellen over de werkelijke betekenis ervan. Fysiek (indien op de vereiste sociale afstand...) kunnen ontmoetingen met bewoners van het flatgebouw of de buurt ook een discussiepunt worden, ook al moeten we het wekelijkse applausritueel niet verwarren met echte solidariteit of groepen van plaatselijke wederzijdse hulp met de strijd tegen het systeem.
In Frankrijk was er een slogan die populair werd “kapitalisme is het virus, revolutie is het vaccin”. Met andere woorden, minderheden van de klasse drijven de discussie en de overdenking tot hun logische conclusie. De ‘voorhoede’ van dit proces bestaat uit die elementen, waarvan sommigen zeer jong zijn, die duidelijk hebben begrijpen dat het kapitalisme volledig failliet is en dat de wereldwijde proletarische revolutie het enig alternatief voor de mensheid is - met andere woorden, door degenen die zich in de richting van het kommunisme bewegen, en dus van de links-kommunistische traditie. De verschijning van deze generatie van ‘zoekende’ elementen naar het kommunisme stelt de bestaande groepen van het links-kommunisme voor een immense verantwoordelijkheid in het proces van de opbouw van een kommunistische organisatie, die een rol zal kunnen spelen in de toekomstige strijd van het proletariaat.
De defensieve strijd die we in het beginstadium van de pandemie hebben gezien, het overdenkingsproces dat tijdens de lock-down heeft plaatsgevonden, zijn aanwijzingen dat het potentieel van de klassestrijd nog intact is, die ook voor een aanzienlijke periode kan worden ‘opgesloten’, maar die op de langere termijn kan uitgroeien tot een punt waarop het zich openlijk kan uitdrukken. Het onvermogen om grote aantallen van de werklozen te re-integreren die op het hoogtepunt van de crisis zijn ontslagen, de noodzaak voor de bourgeoisie om de ‘cadeaus’ die zij in het belang van de maatschappijke stabiliteit heeft uitgedeeld terug te winnen, de nieuwe bezuinigingsronde die de heersende klasse zal moeten opleggen: dit zal zeker de realiteit zijn van de volgende fase van het Covid-19 verhaal, dat tegelijkertijd een verhaal is van de historische economische crisis van het kapitalisme en de voortschrijdende ontbinding ervan. Dan is er ook het verhaal over de verscherping van de imperialistische spanningen, aangezien verschillende mogendheden de Covid-19 crisis proberen te gebruiken om de wereldwijde pikorde verder te verstoren. Er kan met name een nieuw offensief van het Chinese kapitalisme komen dat erop gericht is de VS als de leidende macht in de wereld uit te dagen. Hoe dan ook, de pogingen van Trump om de schuld van de pandemie bij China te leggen, kondigen nu al een steeds agressievere houding van de VS aan. Arbeiders zullen gevraagd worden offers te brengen om de post-Covid wereld te ‘weer op te bouwen’ en de nationale economie te verdedigen tegen de dreiging van buitenaf.
Ook hier geldt dat we moeten waarschuwen tegen elk immediatisme. Een waarschijnlijk gevaar - gezien de huidige zwakte van de klasse-identiteit en de groeiende ellende die alle lagen van de wereldbevolking treft - is dat het antwoord op verdere aanvallen op de levensstandaard de vorm zal aannemen van interklassistische, ‘volks’-opstanden waarbij de arbeiders niet naar voren komen als een onderscheiden klasse met hun eigen methoden en eisen. We hebben een golf van dergelijke opstanden gezien voorafgaand aan de lock-down en zelfs tijdens de lock-down zijn ze alweer opgedoken in de Libanon en elders, wat onderstreept dat dit soort reacties een bijzonder probleem is in de meer 'perifere' regio's van het kapitalistische systeem. In een recent VN-rapport werd gewaarschuwd dat delen van de wereld, vooral in Afrika en in door oorlog geteisterde landen als Jemen en Afghanistan, als gevolg van de pandemische crisis hongersnoden van ‘Bijbelse proporties’ zullen doormaken, en dit zal ook het gevaar van wanhopige reacties doen toenemen, die geen perspectief bieden.[8]
We weten ook dat massale werkloosheid in een eerste periode kan leiden tot verlamming van de arbeidersklasse: de bourgeoisie kan dit gebruiken om de arbeiders te disciplineren en om verdeeldheid te creëren tussen werkenden en werklozen. En het is in ieder geval van nature moeilijker om de sluiting van ondernemingen te bestrijden dan om zich te verzetten tegen aanvallen op de lonen en de omstandigheden. En we weten dat de bourgeoisie in tijden van open economische crisis altijd op zoek zal gaan naar alibi's waarbij het kapitalistische systeem vrijuit gaat: in het begin van de jaren 1970 was het de ‘oliecrisis’; in 2008 ‘de hebzuchtige bankiers’. Vandaag de dag, als je je baan kwijt bent, zal het de schuld zijn van het virus. Maar deze excuses zijn juist nodig omdat de economische crisis, en met name de massale werkloosheid, een aanklacht is tegen de kapitalistische productiewijze, waarvan de wetten uiteindelijk zullen verhinderen haar slaven te voeden.
Revolutionairen moeten meer dan ooit geduld hebben.Zoals het Kommunistisch Manifest het stelt onderscheiden de kommunisten zich door “de voorwaarden, de gang en de resultaten van de proletarische beweging” te begrijpen. De massale strijd van onze klasse, hun veralgemening en politisering, is een proces dat zich over een lange periode ontwikkelt en vele vooruitgang en tegenslagen kent. Maar we doen niet alleen maar aan wensvervulling als we, zoals aan het eind van onze internationale pamflet over de pandemie, benadrukken dat de “de toekomst aan de klassestrijd behoort.”[9]
Amos / 12.05.2020
[1] https://www.leftcom.org/en/articles/2020-03-14/italy-we-re-not-lambs-to-the-slaughter-class-struggle-in-the-time-of-coronavirus [317]
[3] https://libcom.org/article/workers-launch-wave-wildcat-strikes-trump-pushes-return-work-amidst-exploding-coronavirus [319]
[4] Voor reacties door de Belgische en Franse gezondheidswerkers, zie: https://fr.internationalism.org/content/10107/covid-19-des-reactions-face-a-lincurie-bourgeoisie [320].
De verklaring van de Belgische werkers kan gevonden worden op ons Engelstalig Forum, post 59: https://en.internationalism.org/forum/16820/corona-virus-more-evidence-capitalism-has-become-danger-humanity [321]
[5] Dit refrein is tot op zekere hoogte ondermijnd door het groeiende bewijs dat de armste elementen in de maatschappij, waaronder etnische minderheden, veel harder worden getroffen door het virus.
[7] We hebben een aantal van deze moeilijkheden onlangs nog aan de orde gesteld: https://en.internationalism.org/content/16707/report-class-struggle-formation-loss-and-re-conquest-proletarian-class-identity [323]
Sinds enkele weken zien we talrijke sociale bewegingen opdoemen in verschillende landen op verschillende continenten: Libanon, Irak, Ecuador, Bolivia, Haïti, Guinee, Algerije... Hoewel deze mobilisaties hun eigenaardigheden hebben, vormen ze allemaal een reactie van protest en woede op de gevolgen van de economische crisis die de afgelopen maanden een verdere verergering heeft laten zien. We zullen deze internationale mobilisaties binnenkort op een meer globale manier op onze website aan de orde stellen. In de tussentijd publiceren we hieronder een artikel, geschreven door onze kameraden in Latijns-Amerika over de beweging die nu in Chili plaatsvindt. Sommige analyses in dit artikel zijn van toepassing op andere mobilisaties die aan de gang zijn. Al deze bewegingen leiden, door hun interklassistische en populaire aard, alsmede door de democratische illusies waarin ze gevangen zitten, naar een impasse en vormen een valstrik voor het wereldproletariaat. Daarmee vergroot het de verantwoordelijkheid, die rust op de schouders van het proletariaat van de centrale landen van het kapitalisme, die de meeste ervaring heeft met de valkuilen van de bourgeoisie, en de enige kracht die in staat is om de weg te wijzen naar de autonome strijd van de internationale arbeidersklasse.
Wat er in Chili gebeurt, vloeit voort uit de internationale economische crisis die zich in dit land manifesteert door begrotingstekorten, die al enkele jaren zwaar drukken op de Chileense staat. Multilaterale organisaties zoals de Wereldbank, het IMF, de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (ECLAC) wijzen op een geleidelijke vermindering van de groei gedurende de laatste drie of vier jaar. Ondanks zijn inspanningen om zijn economie te diversifiëren, is Chili in wezen afhankelijk van koper, waarvan de prijs, als gevolg van de crisis, sterk is gedaald. De maatregelen om de metrotarieven te verhogen, waren een poging om de tekorten van de Chileense staat op te vangen. Op wereldvlak zien we de eerste tekenen van een belangrijke economische omwenteling en, net als in andere perioden van de kapitalistische crisis, worden de zwakste landen als eerste getroffen: Brazilië, Turkije, Argentinië, Ecuador en nu Chili.
Het idee dat Chili een ‘uitzondering’ zou zijn in Latijns-Amerika door zijn economische situatie of het zogenaamde ‘welzijn’ van zijn arbeidersklasse is ontmaskerd als een leugen. President Pinera heeft zijn triomfantelijke beweringen moeten inslikken dat ‘Chili een oase van vrede en welvaart was in Latijns-Amerika’. De waarheid, die achter dit rookgordijn schuilgaat, is een gemiddeld loon van € 368 per maand, algemene werkonzekerheid, onevenredig hoge kosten voor voedsel en diensten, tekorten in het onderwijs, de gezondheidszorg en terwijl de pensioenuitkeringen de gepensioneerden tot armoede veroordelen. Dit is de realiteit die een toenemende achteruitgang van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de hele bevolking laat zien.
De regering Pinera heeft het niveau van sociale onrust onderschat. Een ogenschijnlijk onschuldige maatregel, de verhoging van metro-tarieven in Santiago, ontketende een algemene woede. Het antwoord vond echter niet plaats op het terrein van de arbeidersklasse, maar in een context die ongunstig en gevaarlijk was: een volksopstand en uitingen van geweld door van minderheden, en het lompenproletariaat [1], die door de staat konden worden uitgebuit. Profiterend van de zwakheid in de sociale respons lanceerde de regering een wrede repressie die, volgens officiële cijfers, leidde tot 19 doden. Meer dan een week lang werd de noodtoestand ingesteld en het leger ingeschakeld om de orde te handhaven. De terugkeer van de folteraars bracht ons terug naar de ergste dagen van Pinochet, en laat zien dat democratie en dictatuur twee gezichten zijn van dezelfde kapitalistische staat. De uitbarsting van het lompenproletariaat met zijn vandalisme, plunderingen, brandstichting en het irrationele en minderheidsgeweld, dat kenmerkend is voor kapitalistische ontbinding [2], is door de staat gebruikt om zijn onderdrukking te rechtvaardigen, angst te zaaien onder de bevolking en het proletariaat te intimideren, en zijn pogingen tot strijd af te leiden naar het terrein van nihilistisch geweld zonder enig perspectief [3].
De Chileense bourgeoisie begreep echter dat wrede repressie niet voldoende was om de onvrede te kalmeren. De regering Pinera kwam daarom met een mea culpa. De doorgaans arrogante president nam een ‘nederige’ houding aan en verklaarde dat hij de ‘boodschap van het volk’ ‘begreep’ en de maatregelen ‘voorlopig’ zou intrekken en de deur zou openen voor een ‘sociaal overleg’. Dat kan worden vertaald in: aanvallen zullen worden opgelegd door ‘onderhandelingen’ rond een ‘tafel van dialoog’ waar de oppositiepartijen, de vakbonden en de ondernemers samen ‘de natie vertegenwoordigen’.
Waarom dan deze verandering van houding? Omdat repressie niet effectief is als het niet gepaard gaat met de democratische misleiding, waaronder de valstrik van nationale eenheid en de ontbinding van het proletariaat in de vormloze massa van het ‘volk’. De economische aanval, vereist door de crisis, heeft repressie nodig, maar bovenal een politiek offensief.
Hoewel het proletariaat in Chili en in de rest van de wereld een periode van ernstige verzwakking doormaakt, blijft het een historische bedreiging voor de kapitalistische uitbuiting. Het proletariaat van Chili, een van de meest geconcentreerde in Latijns-Amerika, heeft een zekere politieke ervaring. Het was bijvoorbeeld betrokken bij de massale staking in Iquique [4] in 1907 en leed vreselijk onder het bedrog van de Allende (1970-1973) die de weg baande voor de wrede dictatuur van kolonel Pinochet (1973-1990).
Het politieke offensief van de burgerij begon met de mobilisaties van de vakbonden die meer dan een week na de protesten opriepen tot een ‘algemene staking’. Wat een cynisme! Toen de regering de prijs van metrokaartjes verhoogde, vroegen de vakbonden niets. Toen de regering het leger op straat inzette, zwegen ze. Toen het leger en de paramilitairen de krachten bundelden, staken ze geen vinger uit. En nu roepen ze op tot ‘mobilisatie’.
Wanneer de arbeiders moeten vechten, verlammen de vakbonden hen. Wanneer de arbeiders de strijd aangaan, staan de vakbonden hen in de weg. En als de arbeiders er de kracht niet voor hebben of gedesoriënteerd zijn, roepen de vakbonden op tot ‘strijd’. De vakbonden treden altijd op tegen de arbeiders, zowel in hun verzet tegen spontane stakingen als in hun oproepen tot strijd als de arbeiders zwak, verward en verdeeld zijn. De vakbonden demobiliseren de arbeidersmobilisaties en mobiliseren de arbeiders om een demobilisatie te bewerkstelligen.
De linkse groepen, trotskisten, stalinisten of maoïsten, vullen de valstrik aan met hun voorstel van ‘een onbeperkte algemene staking’, een parodie op de ‘zelforganisatie van arbeiders’ waarbij ze in plaats van vergaderingen en gekozen, herroepbare stakingscomités een ‘coördinatie’ bestaande uit vakbonden en linkse groepen willen opzetten. Hun politieke alternatief is om Pinera er uit te gooien. Waarom? Om hem te vervangen door Michelle Bachelet van de Socialistische Partij, die het in de loop van haar twee mandaten (2006-2010, 2014-2018) hetzelfde of zelfs slechter deed dan hij. Ze vragen om de oprichting van een ‘grondwetgevende vergadering’. Achter de façade van hun radicalisme en hun toespraken ‘in naam van de arbeidersklasse’ verdedigen de ultralinkse groepen het kapitalisme door de arbeiders op het terrein van de verdediging van de democratie en met de beperkte methode van ‘vakbondsstrijd’ in de val te lokken.
In de tweede fase van het offensief kwamen de oppositiepartijen (de Nieuwe Meerderheid, de Stalinistische Partij en het Democratische Front) ten tonele, die pleitten voor ‘onderhandelingen’ en een ‘consensus’ en die elk kruimeltje van Pinera begroetten alsof het een overwinning was. In samenwerking met de regering en het leger [4] schiep de Chileense bourgeoisie een kader voor een nieuwe ideologische aanval op het bewustzijn van het proletariaat, teneinde elke neiging tegen te gaan om als een autonome klasse op te treden en het te binden aan de strijdwagen van de natie, aan de ideologieën van de vijandelijke klasse, in het bijzonder de ideologie van de democratie. In het weekend van 25 - 27 oktober werden er belangrijke demonstraties werden georganiseerd met de volgende punten:
Wij veroordelen deze politieke manoeuvre van de bourgeoisie, die de democratie als kader heeft. Democratie is de meest perverse en verwrongen vorm van kapitalistische overheersing. In naam van de democratie zijn de ergste slachtingen aangebracht onder de arbeiders. Beperken we ons tot Chili dan zien we dat ten tijde van de massale staking van 1907 200 arbeiders werden gedood bij een bloedbad op de school van Santa Maria. De ‘kampioen van de democratie’, Salvador Allende, onderdrukte op brute wijze de strijd van de mijnwerkers tegen de opvoering van het werktempo en loonsverlagingen. “In mei-juni 1972 werden de mijnwerkers opnieuw gemobiliseerd: 20.000 arbeiders staakten in de mijnen van El Teniente en Chuquicamata. De mijnwerkers in El Teniente eisten een loonsverhoging van 40%. Allende plaatste de provincies O'Higgins en Santiago onder militair bewind en zei dat de verlamming van El Teniente ‘de economie ernstig bedreigde’. De 'marxistische' leiders van de Union Popular verdreven de arbeiders en vervingen ze door onderkruipers. Vijfhonderd paramilitairen vielen de arbeiders aan met traangas en waterkanonnen. Vierduizend mijnwerkers protesteerden op 11 juni in Santiago en werden gewelddadig aangevallen door de politie. De regering behandelde de arbeiders als 'agenten van het fascisme'. De CP organiseerde in Santiago enkele betogingen tegen de mijnwerkers en riep de regering op om ‘vastberadenheid’ te tonen”[5].
Alle fracties van de bourgeoisie, en vooral de linkse fracties, sloten de rijen om de ‘democratische’ kapitalistische staat te verdedigen. In november 1970 kwam Fidel Castro naar Chili om de maatregelen van Allende tegen de arbeidersklasse te ondersteunen en berispte de mijnwerkers en noemde ze oproerkraaiers en ‘demagogen’. Bij de Chuquicamata-mijn verklaarde hij dat “honderd ton minder per dag een verlies van 36 miljoen dollar per jaar betekende” [7]. Allende stuurde het leger om de arbeiders te onderdrukken maar, erger nog, tijdens een bijenkomst voor het Moneda-paleis in juni 1972 applaudisseerde hij voor Pinochet als ‘een soldaat die trouw is aan de grondwet’.
Het herstel van de democratie in 1990 heeft de levens- en arbeidsomstandigheden in Chili niet verbeterd. De verschillende presidenten (van Alwyn tot Bachinet, waaronder Lagos en het eerste mandaat van Pinera) hebben de politieke economie van de Chicago School, die door de dictatuur van Pinochet werd opgelegd, behouden en versterkt. Ze hebben het pensioensysteem helemaal niet verbeterd zodat gepensioneerden veroordeeld zijn tot een pensioen dat lager is dan het minimumloon en moeten, om te overleven, soms blijven werken tot ze 75 jaar oud zijn. Dit is een systeem dat elk toekomstig pensioen weigert aan tal van jongeren, die zijn veroordeeld tot onzeker werk. Chili is tegenwoordig een van de meest ongelijke landen ter wereld en de ongelijkheid wordt nog verergerd door democratie: “Toen we de democratie herwonnen, liet de militaire regering, die ook slecht was voor de economie, een armoedecijfer achter van 4,7%. Vandaag is ons BNP meer dan verdubbeld en zijn we meerdere malen rijker dan voorheen. Maar het percentage armen is gestegen tot 35%.” [8].
Links fungeerde als de bevoorrechte woordvoerder van de bourgeoisie en onder de leuze “Nee tegen dictatuur, ja voor parlementaire democratie” riep ze ons op om de democratie te steunen en de dictatuur te beschouwen als het opperste kwaad: alsof dictatuur het monopolie heeft op repressie en de plundering van het proletariaat. Deze propaganda bracht de arbeidersklasse veel schade toe, omdat ze haar het idee gaf dat ze ‘vrij’ was, dat het ze kon ‘kiezen’, dat ze met de verkiezingen ‘macht’ had. Bovenal verdeelt en individualiseert deze propagande de arbeiders, door gevoelens van solidariteit en eenheid uit te wissen, door deze te vertroebelen in een spiraal van rivaliteit en van ‘het ieder voor zich’, van ‘de wet van de sterkste’ en van ‘aan de kant, dan kan ik je plaats innemen’.
De arbeiders en hun meest bewuste minderheden moeten de valstrik van de bourgeoisie verwerpen en methodisch de basis leggen voor de opkomst van echte arbeidersstrijd. Dit perspectief is nog steeds erg ver weg en zal zich niet ontvouwen door een som van gebeurtenissen in elk land, maar vanuit een internationale dynamiek waarin de rol van de grote concentraties van ervaren arbeiders in West-Europa van fundamenteel belang zal zijn [9]. De arbeidersklasse van Chili en de hele wereld moeten zich de echte methoden van arbeidersstrijd opnieuw eigen maken, die in de loop van de geschiedenis in talloze belangrijke gevechten tot uitddrukking zijn gebracht (Mei 68 in Frankrijk, Polen 1980, de anti-CPE-beweging in 2006 in Frankrijk, de Indignados-beweging in 2011 in Spanje). Dit zijn methoden van strijd en organisatie die radicaal tegengesteld zijn aan die van de vakbonden:
Op basis hiervan kunnen we enkele duidelijke conclusies trekken:
We weten dat dit strijdperspectief veel van ons zal vergen. Talloze gevechten, talloze nederlagen, talloze pijnlijke lessen zullen nodig zijn. We hebben echter de lessen van drie eeuwen ervaring die, uitgewerkt door de marxistische theorie, ons de theoretische, organisatorische en politieke middelen biedt om bij te dragen aan deze strijd. De Internationale Kommunistische Organisatie is het orgaan dat deze historische continuïteit van het proletariaat verdedigt. De programmatische, organisatorische, politieke en morele principes vormen de kritische synthese van deze wereldwijde ervaring van drie eeuwen klassestrijd. Het opbouwen van de organisatie, haar verdediging, haar versterking is de beste bijdrage aan de strijd van het proletariaat. Vandaag is dit vooral gericht tegen de stroom van campagnes voor nationale eenheid rond de verdediging van de democratie, maar morgen zal het een belangrijk onderdeel zijn van de heropleving van de internationale klassestrijd van het proletariaat.
Internantionale Kommunistische Stroming / 2019.11.01
[1] Zie ons pamflet in het Spaans: “Chili: Tegenover de aanvallen van de regering staat niet de opstand van het volk, maar de klassenstrijd van het proletariaat”; https://es.internationalism.org/content/4479/chile-ante-los-ataques-del-... [327].
[2] “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”; Internationale Revue nr. 13; https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stelling... [213]
[3] Het proletariaat zal het gebruik van klassengeweld nodig hebben, maar dit heeft niets te maken met en is het tegenovergestelde van de terreur van de bourgeoisie, het terrorisme van de kleinburgerij en het willekeurige geweld van het lompenproletariaat.
Zie: “Terreur, terrorisme en klassengeweld”; https://nl.internationalism.org/iksonline/201609/1340/terreur-terrorisme... [328] en ook “Resolutie over Terreur, Terrorisme en Klassegeweld”; https://nl.internationalism.org/internationalerevue/197804/1321/resoluti... [329]
[4] Zie in het Spaans: “De arbeidersbeweging in Chili aan het begin van de 20ste eeuw”. https://es.internationalism.org/content/4395/el-movimiento-obrero-en-chile-principios-del-siglo-xx [330]
[5] De baas van de Nationale Defensie, de militaire man Iturraga Del Campo, sprak zijn staatshoofd tegen die had verklaard dat hij "in oorlog" was en zei: “Ik ben een gelukkig man; de waarheid is dat ik met niemand in oorlog ben” .
[6] Zie in het Engels “Thirty years after the fall of Allende: dictatorship and democracy are two faces of capitalist barbarity”; https://en.internationalism.org/ir/115_allende.htm [331]
[7] Idem.
[8] Zie in het Spaans “Chili: dat is ongelijkheid, idioot” op de website clarin.com.
[9] Zie op onze website de Resolutie over de Internationale Situatie van het 23e Congres van het IKS [332].
We publiceren hieronder een artikel van Acción Proletaria en Rivoluzione Internazionale, publicaties van de IKS in Spanje en Italië waaruit blijkt dat de bourgeoisie in alle landen dezelfde criminele nalatigheid aan de dag legt ten aanzien van de pandemie en dezelfde minachting voor het leven van de uitgebuiten.
De kapitalistische staat presenteert zich vandaag de dag als onze ‘redder’. Dat is een oplichterij van het ergste soort. Wat hebben ze gedaan met het oog op de verspreiding van de pandemie? Het ergste! In alle landen hebben ze afgewacht, zo beweerden de autoriteiten dat het slechts een gewone griep was en dat men de pandemie kon laten ontwikkelen door te vertrouwen op ‘groepsimmuniteit’ (zoals in Nederland), ze namen op het laatste moment maatregelen, gedwongen door de stijging van het aantal doden. Ook in België en Nederland hielden ze miljoenen arbeiders vast op hun werkplek, zonder maskers, zonder gel, zonder handschoenen en allemaal samengepakt. Waarom hebben ze dit gedaan? Om te blijven produceren, ten koste van alles! Op deze manier hoopten ze de schade voor de productie en de export te beperken en zelfs marktaandeel te winnen ten opzichte van hun concurrenten in moeilijkheden! ‘Ligt China plat? Laten we produceren!’, ‘Ligt Italië plat? Laten we produceren!’, en zo verder. Zelfs onder de golf van de epidemie, wanneer de lock-down wordt uitgeroepen, houdt de druk om ‘de gezondheid van de economie’ en ‘bedrijven in moeilijkheden’ te steunen niet op! De verklaringen van Trump of Bolsonaro over ‘de economie eerst’ zijn slechts een karikatuur van de moorddadige politiek van de leiders van alle regeringen van de wereld.
Aldus schat men vandaag reeds de risico’s in voor een herstart van de economie, zelfs op een moment dat de epidemie niet wordt overwonnen. Door de verspreiding van het virus te bevorderen brengt elke nationale bourgeoisie in feite haar eigen activiteit in gevaar, maar de economische gevolgen van de coronacrisis die zich aftekenen geven haar weinig keuze.
Als reactie daarop hebben we een aantal stakingen gezien in Italië, Spanje, België, Frankrijk, de Verenigde Staten, Brazilië, Canada... Natuurlijk zijn deze stakingen beperkt, hoe kan het ook anders met de lock-down en de onmogelijkheid om samen te komen? Maar juist hun bestaan in verschillende landen, in deze uiterst moeilijke omstandigheden voor de klassenstrijd, toont aan dat er in sommige delen van de arbeidersklasse weerstand bestaat tegen de ‘opoffering’ die wordt geëist, tegen het idee om te dienen als kanonnenvoer voor de belangen van het kapitaal. We kunnen niet vertrouwen op de kapitalistische staat, die zijn rol als ‘coördinator’ in de strijd tegen de pandemie aangrijpt om zijn totalitaire controle, de atomisering, het individualisme verder te versterken en een ideologie van nationale eenheid en zelfs van oorlog te ontwikkelen.
Meer dan ooit biedt deze pandemie ons een duidelijk alternatief: of we laten ons meeslepen door de barbaarsheid van het kapitalisme, of we dragen geduldig en met een toekomstvisie bij aan het perspectief van de proletarische wereldrevolutie.
---
Vandaag de dag bieden de straten van Madrid het spektakel van het ononderbroken ballet van gierende ambulances, de chaos van de gezondheidsdiensten en de pijn die vergelijkbaar is met die van de terroristische aanslagen van Atocha (Madrid, Spanje) in 2004 (193 doden en meer dan 1.400 gewonden). Deze keer is het echter een pandemie die volgens officiële cijfers al 2.300 levens[1] heeft geëist en bijna 35.000 mensen in Spanje heeft besmet, een epidemie die zich sneller verspreidt dan in Italië, dat enkele dagen geleden al alle records had gebroken op het gebied van dagelijkse sterfgevallen (651). De dodelijkheid ervan (meer dan 7.000 doden) maakt deze epidemie al tot de ergste gezondheidsramp in beide landen sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze landen zijn slechts de voorbodes van wat de bevolking van metropolen als New York, Los Angeles, Londen, enz. waarschijnlijk te wachten staat. Een realiteit die nog erger zal zijn wanneer deze epidemie harder toeslaat in Latijns-Amerika, Afrika en andere delen van de wereld waar de gezondheidsstelsels nog hachelijker zijn of helemaal niet bestaan.
Maar daarvoor konden de autoriteiten in Spanje en Italië - net als in Frankrijk en ongetwijfeld ook in andere kapitalistische mogendheden - zich wekenlang perfect voorstellen welke schade deze epidemie zou aanrichten. Toch hebben ze, net als andere kapitalistische staten (niet alleen populistische Johnson in Groot-Brittannië of Trump in de VS), besloten om de noden van de kapitalistische economie te stellen boven de gezondheid van de bevolking. Nu, in hun histrionische en hypocriete toespraken, zeggen deze leiders dat ze alles zullen doen om de gezondheid van hun burgers te beschermen, en ze geven de schuld aan het ‘virus’, waartegen ze ‘zogezegd de ‘oorlog te hebben verklaard".
Maar de verantwoordelijkheid voor sterfgevallen, die door de pandemie is veroorzaakt, is volledig toe te schrijven aan de sociale omstandigheden, aan een productiewijze die, in plaats van de ontwikkeling van productiekrachten, van de natuurlijke hulpbronnen en de vooruitgang van de kennis te gebruiken om het leven te bevorderen, het menselijk leven en de natuur hebben opgeofferd op het altaar van de wet van de winst.
De uitgebuite klasse is het belangrijkste slachtoffer van deze pandemie.
Er wordt ons verteld dat deze pandemie iedereen treft, zonder onderscheid te maken tussen arm en rijk. Ze verspreiden de gevallen van bepaalde ‘beroemdheden" die door Covid-19 zijn getroffen of zelfs gedood. Maar dergelijke anekdotes worden naar voren gebracht om te verbergen dat de uitbuitingsomstandigheden van de werkers de enige verklaring is voor de opkomst en verspreiding van deze pandemie.
In de eerste plaats vanwege de overvolle omstandigheden in de wijken waar de uitgebuiten moeten leven, die op die manier een broedplaats vormen voor de verspreiding van epidemieën. Dit is gemakkelijk te controleren, gezien de hogere incidentie van deze pandemie in industriële regio's met een dichte bevolkingsconcentratie (Lombardije, Venetië en Emilia-Romagna in Italië, Madrid, Catalonië en Baskenland in Spanje), dan in minder bevolkte regio's (Sicilië, Andalusië). Het steeds groter wordende probleem van de woningen voor de arbeiders maakt deze kwetsbaarheid nog groter. In het geval van Madrid zijn de ziekenhuizen die het meest belast worden en waar de diensten ineenstorten, precies de ziekenhuizen die de bevolking van de industriesteden in het zuiden bedienen. In de vervallen en overbevolkte appartementencomplexen is het ook veel moeilijker om de quarantaine te verdragen die door de autoriteiten is afgekondigd. In de luxe chalets van Somosierra of de villa's van Nice, waar Berlusconi met zijn kinderen hun toevlucht hebben gezocht, is afzondering een stuk gemakkelijker te verwerken. Het geklets van de uitbuiters over hun ‘burgerplicht’ is gewoon cynisme.
Laten we het niet hebben over de impact voor de bevolking die moet rondkomen van een onzekere job en die bovendien moet zorgen voor jonge kinderen of oudere mensen die in dit soort woningen zijn samengepropt. Het geval van de ouderen is bijzonder schandalig, die, na hun hele leven te zijn uitgebuit, nu gedwongen worden om alleen te leven, of verwaarloosd worden in ‘tehuizen’ die uitsluitend door de wetten van de kapitalistische winst worden beheerd. Met een gemiddelde van één verzorger op 18 bewoners zijn bejaardentehuizen een van de belangrijkste bronnen van de verspreiding van de pandemie geworden. Deze verspreiding van de virus hebben we in Spanje gezien, niet alleen onder de ‘gepensioneerden’, maar ook onder degenen die daar werken en die, met tijdelijke contracten en voor hongerlonen, gedwongen zijn om voor risicopatiënten te zorgen, vaak zonder de minimale bescherming. De situatie is identiek in Frankrijk, dat tot voor kort werd gepresenteerd als een model van sociale bescherming door de staat.
In Spanje werd het dieptepunt bereikt voor gehospitaliseerde patiënten, toen die afgezonderd moesten blijven op hun afdeling naast de lijken van hun onfortuinlijke overleden metgezellen, omdat de begrafenisdiensten overweldigd waren of het hen ontbrak aan beschermende uitrusting om de stoffelijke resten ‘bijeen te rapen’. Op dezelfde manier worden verplaatsingen naar de overvolle ziekenhuizen uitgesteld en wordt de toekomst die zieken wacht, in veel gevallen teruggebracht tot die van tot derde- of vierderangs patiënten, na een ‘triage’ die wordt vastgesteld op basis van materiële en persoonlijke middelen en een kosten-batenanalyse. Dergelijke criteria vormen een echte aanval op de menselijke waardigheid en het leven, op de sociale instincten die de mensheid in staat hebben gesteld zich te ontwikkelen. Vandaag de dag worden ze openlijk toegepast door de Italiaanse, Spaanse, Franse en andere autoriteiten.
Daar komt nog bij dat er sprake is van de toegenomen uitbuiting en de ondertussen wel bekende blootstelling aan het virus onder gezondheidswerkers, die verantwoordelijk zijn voor 8 tot 12% gevallen van besmetting: meer dan 5.000 in Spanje alleen al. Zelfs deze statistieken zijn in feite grotendeels vervalst, aangezien een groot deel van deze werkers niet in staat zijn gesteld om zich te testen om uit te vinden of ze al dan niet besmet zijn met het coronavirus. Toch worden ze gedwongen te werken zonder de nodige beschermende handschoenen, maskers en pakken, die als ‘overbodige’ uitgaven werden beschouwd voor de gezondheidszorg en het functioneren van de kapitalistische economie. Zoals in de ziekenhuizen, bedden op de intensive care, beademingsapparatuur, onderzoek nar het coronavirus, mogelijke remedies en vaccins, ... dit alles wordt opgeofferd in naam van de rentabiliteit. Vandaag de dag proberen de klachten in de media, vooral die van ‘linkse’ politici, de woede van de mensen te richten op de ‘privatisering’ van de gezondheidszorg. Maar wie ook de eigenaar is van het ziekenhuis, het farmaceutisch bedrijf of het verpleeghuis, de werkelijkheid is dat de gezondheid van de bevolking wordt onderworpen aan de regel van de winsten die worden behaald door een uitbuitende minderheid ten koste van de maatschappij als geheel.
De verdediging van het leven tegen de wetten van uitbuiting
De dictatuur van de wetten van het kapitaal over de menselijke behoeften is duidelijk gebleken uit de toepassing van de quarantaine- en lock-downmaatregelen in Italië, Spanje en Frankrijk, die draconische beperkingen oplegden aan boodschappen doen, het bezoek aan ouderen afschafte, kinderen en patiënten met een handicap isoleerde, maar desondanks volledig laks was ten aanzien van andere verplaatsingen om de bevolking aan te moedigen naar bouwplaatsen te gaan, schepen te laden met containers van allerlei verschillende materialen, de productie in verschillende fabrieken (van textiel, huishoudelijke apparaten, auto’s, enzovoort) koste wat het kost op peil te houden.
En om deze uitbuitingsvoorwaarden ‘zeker te stellen’, terwijl men een paar ‘joggers’ of arbeiders die in kleine groepen met de auto naar het werk gaan (en een deel van de reiskosten besparen) achterna zit, is het gebruik van de metro of het openbaar vervoer toegestaan tot in de buitenwijken, zodat de ‘nationale productie’ wordt voortgezet. Veel arbeiders zijn verontwaardigd over het criminele cynisme van de bourgeoisie en uiten hun woede via sociale media, want onder de huidige omstandigheden is het onmogelijk om dit samen op straat of in vergaderingen te doen. Zo werd in reactie op de campagne, die door de belangrijkste media wordt gevoerd onder de leuze ‘Blijf thuis!’, werd een even populaire hashtag ‘Ik kan niet thuis blijven’ gelanceerd, waardoor bezorgers (Deliveroo, Uber), thuiswerkers, arbeiders in de enorme ‘ondergrondse’ economie, enzovoort, zich uitten.
Er zijn ook protesten en stakingen uitgebroken tegen de voortzetting van het werk onder omstandigheden die het leven en de veiligheid van de werkers veronachtzamen. Zoals het werd geschreeuwd tijdens de demonstraties in Italië: “Uw winst is meer waard dan onze gezondheid”!
In Italië is deze woede vanaf 10 maart tot een uitbarsting gekomen in de Fiat-fabriek in Pomigliano, waar dagelijks 5.000 arbeiders aanwezig zijn. De arbeiders zijn in staking gegaan om te protesteren tegen de onveilige omstandigheden waarin ze gedwongen zijn te werken. In andere fabrieken in de metaalsector, bijvoorbeeld in Brescia, hebben de arbeiders, onder dreiging van een staking, een ultimatum gesteld aan de bedrijven om de productie aan te passen aan de noodzakelijke bescherming van de arbeiders. Uiteindelijk besloten de bedrijven de fabrieken te sluiten. En toen, meer recentelijk, op 23 maart, een volgend decreet van Eerste Minister Conte het groene licht gaf om het werk voort te zetten in industrieën die niet noodzakelijkerwijs essentieel waren, braken er weer spontane stakingen uit, waarna de vakbond CGIL het deed voorkomen alsof hij opriep tot een ‘algemene staking’.
In Spanje is het begonnen in de Mercedes-fabriek in Vitoria, toen de arbeiders besloten het werk onmiddellijk te staken nadat er gevallen van besmetting met Covid-19 waren geconstateerd. Hetzelfde gebeurde in de fabriek van huishoudelijke apparaten van Balay in Zaragoza (1.000 werknemers) en in de Renaultfabriek in Valladolid. Het moet gezegd worden dat de bedrijven in veel gevallen zelf besloten tot een lock-out (zoals bij Airbus in Madrid, bij de SEAT in Barcelona of bij Ford in Valencia in dezelfde periode, vervolgens bij PSA in Zaragoza of bij Michelin in Vitoria), zodat de staatskas (met andere woorden: de meerwaarde die aan de arbeidersklasse als geheel wordt onttrokken) een deel van de lonen van hun arbeiders zou betalen, terwijl er in werkelijkheid vóór de pandemie al plannen waren voor ontslagen (in de fabrieken van Ford of bij Nissan in Barcelona).
Maar er zijn ook openlijke manifestaties van klassenstrijdlust, zoals de wilde staking, dat wil zeggen in de marge en tegen de vakbonden, die plaatsvond onder de buschauffeurs in Luik (België) tegen de onverantwoordelijkheid van het bedrijf om zijn chauffeurs te laten werken onder blootstelling aan besmetting, terwijl België een van de eerste landen was die een lock-down uitvaardigde. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het personeel van de bakkerij Neuhauser en de scheepswerven of het SNF-bedrijf in Andrézieux (bij Lyon). In Frankrijk waren er zeer harde uitingen van protest op de scheepswerven van Saint-Nazaire. Een arbeider van deze werven uitte zich op de televisie: “Ik ben gedwongen om te werken in een afgesloten ruimte met 2 of 3 collega's in een cabine van slechts 9 m² en zonder enige bescherming. Dan moet ik naar huis waar mijn vrouw en kinderen opgesloten zitten. En ik vraag me met angst af of ik geen gevaar ben voor hen. Ik kan er niet tegen”.
Terwijl de epidemie zich uitbreidt met haar rampzalige gevolgen voor de arbeiders, ontstaan er haarden van protesten van arbeiders, al zijn het minderheden, tegen de dwang van de logica en de behoeften van de kapitalistische uitbuiting: we zagen het bij de fabrieken van Fiat-Chrysler in Tripton (Indiana), waar geprotesteerd werd tegen het feit dat ze moesten gaan werken terwijl het verboden was om buiten de fabrieken samen te komen. Vergelijkbare reacties waren te zien bij de fabriek van Lear in Hammond, Indiana, bij de Fiat-fabrieken in Windsor, Ontario, Canada of de vrachtwagenfabriek van Warren in de buitenwijken van Detroit. Ook buschauffeurs in de stad Detroit stopten met hun werk totdat het bedrijf hen een minimum aan veiligheid garandeerde op het werk. Het is veelzeggend dat de arbeiders in deze strijd in de Verenigde Staten hun besluit om te stoppen met werken hebben moeten opleggen tegen de instructies van de vakbond (in dit geval de UAW), die hen had aangemoedigd om te blijven werken om de belangen van het bedrijf niet te schaden.
In de haven van Santos (Brazilië) hebben arbeiders gedemonstreerd tegen de door de autoriteiten opgelegde verplichtingen om te gaan werken. Ook in dat land is er onder de arbeiders van de fabrieken van Volkswagen, Toyota, General Motors, enzovoort, een groeiende bezorgdheid over het feit dat de productie moet worden voortgezet alsof er geen sprake is van een pandemie.
Hoe beperkt deze protesten ook zijn, ze vormen een belangrijk onderdeel van het antwoord van het proletariaat op de pandemie, die ongetwijfeld het karakter hebben van een klassenstrijd tegen het kapitalisme. Zelfs op zuiver defensief terrein weigeren de uitgebuiten te accepteren dat ze worden gereduceerd tot kanonnenvoer voor de belangen van hun uitbuiters.
Het antwoord van de bourgeoisie: hypocrisie en staatstotalitarisme
De bourgeoisie zelf is zich bewust van het potentieel voor de ontwikkeling van de strijdwil en het bewustzijn van het proletariaat, welke besloten ligt in deze toename van onrust, verontwaardiging en opofferingen die van de arbeiders worden geëist. Nu hebben zelfs de hoofdrolspelers van het ‘austericide’[2] (zoals Merkel, of Berlusconi, of de Spanjaard Luis de Guindos) de mond vol met beloften over sociale steun. Maar de wapens van de uitbuitende klasse blijven de traditionele wapens van de hele geschiedenis van de klassenstrijd: bedrog en onderdrukking.
Overal zijn er hypocriete campagnes geprogrammeerd en georganiseerd om te applaudisseren voor de werkers in de gezondheidszorg. Natuurlijk verdienen deze werkers alle erkenning en solidariteit, want zij hebben vooral met hun inspanningen en steun de gezondheidszorg overeind proberen te houden. Ze doen dit al jaren in weerwil van het verlies van banen en de achteruitgang van materiële middelen. Het is echter weerzinwekkend om te zien hoe de regeringsautoriteiten, die juist deze omstandigheden van toenemende uitbuiting en machteloosheid van deze arbeiders heeft gecreëerd, hun zogenaamde solidariteit probeert te associëren met het idee dat we allemaal het gevoel moeten hebben dat we in hetzelfde schuitje zitten, om dan het volkslied te zingen en de nationalistische waarden te verheerlijken als reactie op de verspreiding van de pandemie.
Het walgelijke nationalisme van deze ‘mobilisaties’ die door de organen van de staat worden gepromoot, probeert te verbergen dat er geen gemeenschappelijk belang kan bestaan tussen uitbuiters en uitgebuiten, tussen kapitalisten en degenen die worden getroffen door de achteruitgang van stelsel van de gezondheid, tussen degenen die zich alleen bezighouden met het overeind houden van de productie en het concurrentievermogen van het nationale kapitaal en degenen die het respect voor het leven en de menselijke behoeften op de voorgrond plaatsen. Het ‘vaderland’ is een grote leugen voor de arbeiders, of het nu door populistische fracties als Salvini en Vox, of door voorvechters van de democratie als Podemos, Macron of Conte naar voren wordt gebracht.
Juist in naam van deze valse ‘nationale solidariteit’ worden burgers opgeroepen om mensen aan de kaak te stellen die de quarantainemaatregelen ‘aan hun laars lappen en een klimaat van ‘heksenjacht’ bevorderen ten opzichte van moeders van autistische kinderen of ouderparen die winkelen of zelfs gezondheidswerkers die naar het ziekenhuis gaan. Het is bijzonder cynisch om enkele ‘overtreders’ de schuld te geven van de verspreiding van de pandemie, van de doden die erdoor worden veroorzaakt of van de stress die de gezondheidswerkers ondervinden.
Er is niets asocialer (dat wil zeggen, in tegenspraak tot de menselijke gemeenschap) dan de kapitalistische staat, die juist de klassenbelangen van de uitbuitende minderheid verdedigt, en die deze juist verbergt achter het vijgenblad van deze vermeende en valse solidariteit. Op een dubbele hypocriete en criminele manier probeert de bourgeoisie de ramp, die is veroorzaakt door de nalatigheid van de kapitalistische staat die zijn smerige klassenbelangen verdedigt, te gebruiken als een middel om sommige arbeiders tegen anderen op te zetten. Als werkers van het ziekenhuis weigeren om zonder bescherming te werken, worden ze aangeklaagd als ‘niet solidair’ en bedreigd met sancties, zoals onlangs het geval was met het ontslag van de medisch directeur van het ziekenhuis in Vigo (Galicië) omdat ze de ‘blabla’ van de burgerlijke politici over de beschermende maatregelen durfde aan te klagen. De regering van Valencia (gevormd uit dezelfde partijen als de ‘progressieve’ coalitie die Spanje regeert) dreigt de beelden, die de rampzalige gezondheidstoestand in deze regio laten zien, te censureren en beroept zich op het recht op ‘privacy’ van patiënten als deze in de spoeddiensten worden samengepropt!
Als de werkers van de gemeentelijke begrafenisonderneming weigeren om zonder beschermende kleding te werken met de lijken van de Covid-19 doden, worden ze ervan beschuldigd degenen te zijn die beletten dat familie, naasten en vrienden de begrafenis kunnen bijwonen en rouwen om de overledene... Net zoals bij de huisvestingsomstandigheden of als ze ons in het openbaar vervoer als vee naar de werkplek vervoeren, of op de werkplekken waar de ergonomie is ontworpen voor de productiviteit in plaats van voor de arbeidsfysiologie, worden degenen die door het coronavirus zijn overleden ook opgestapeld in gebouwen, die zijn omgevormd tot geïmproviseerde massamortuaria, zoals het Palacio de Hielo (IJspaleis) in Madrid.
De hele vertoning van deze onmenselijke wreedheid wordt ons echter gepresenteerd als de hoogste vorm van eenheid van de hele maatschappij. Het is geen toeval dat in de persconferenties van de Spaanse regering, wanneer men geconfronteerd wordt met de angstige vragen die gesteld worden (“Wanneer komen de tests aan? En de maskers? En de beademingsapparatuur?”), we steevast hetzelfde onverstoorbare en ontwijkende antwoord krijgen van de Minister van Volksgezondheid: “In de komende dagen...”, terwijl hij geëscorteerd wordt door generaals van het leger, politie, de Guardia Civil, allemaal met hun medailles opgespeld. Het doel is om de geesten van de bevolking te doordringen van en onder te dompelen in een bekende militaristische sfeer: “Gehoorzamen zonder vragen te stellen”. De bourgeoisie maakt ook van de gelegenheid gebruik om de bevolking te laten wennen aan allerlei beperkingen van de zogenaamde ‘burgerlijke vrijheden’, die de autoriteiten naar eigen goeddunken opleggen, met zeer discutabele gevolgen, maar die sociale zelfdiscipline en verklikkerij bevorderen zoals we eerder hebben gezien en die worden gepresenteerd als het enige verdedigingsmuur tegen de ziekte en de sociale chaos.
Het is ook niet toevallig dat de westerse bourgeoisie vandaag de dag een onverbloemde fascinatie uitdrukt voor de controle die bepaalde totalitaire regimes, zoals die in kapitalistisch China[3], uitoefenen op de bevolking. Als het succes van de ‘quarantainemaatregelen’ in China tegen het coronavirus momenteel zo worden toegejuicht, dan is dat ook om hun bewondering te verhullen voor de instrumenten van deze totalitaire staatscontrole (gezichtsherkenning, het volgen van de bewegingen en ontmoetingen van mensen, enzovoort, om deze informatie te gebruiken om de bevolking in te delen in categorieën al naar gelang hun niveau van ‘gevaar voor de maatschappij’), en om in de toekomst deze middelen van een grotere totalitaire controle door de uitbuitende staat te kunnen presenteren als de meest effectieve manier om ‘de bevolking te beschermen’ tegen epidemieën en andere producten van de kapitalistische chaos.
Het enige alternatief is het communisme
We hebben laten zien hoe in het licht van een maatschappelijke crisis het bestaan van twee tegengestelde klassen wordt onthuld: het proletariaat en de bourgeoisie. Wie organiseert het beste van de inspanningen van de mensheid om de gevolgen van de epidemie te beperken? Het is vooral het werk van de gezondheidsdiensten, de chauffeurs van het openbaar vervoer, de werkers in de supermarkten en de voedingsindustrie die de levensader vormen waaraan de staat zich vastklampt te midden van deze rampspoed. Opnieuw is aangetoond dat het proletariaat op wereldvlak de producerende klasse van de maatschappelijke rijkdom is en dat de bourgeoisie een parasitaire klasse is die gebruik maakt van deze demonstratie van vasthoudendheid, creativiteit en teamwork om haar kapitaal te laten groeien. Elk van deze antagonistische klassen biedt een heel ander perspectief in antwoord op de wereldwijde chaos waarin het kapitalisme de mensheid vandaag de dag heeft gestort: het regime van de kapitalistische uitbuiting voert de mensheid in steeds meer oorlogen, epidemieën, ellende, ecologische rampen; het revolutionaire perspectief bevrijdt de menselijke soort van haar onderwerping aan de wetten van de particuliere toe-eigening door een uitbuitende minderheid.
Maar de uitgebuiten kunnen zich niet individueel onttrekken aan deze dictatuur. Ze kunnen zich niet door bepaalde handelingen onttrekken aan de chaotische oriëntaties van een staat die in feite handelt ten gunste van een productiewijze die de hele wereld domineert. Individuele sabotage of ongehoorzaamheid is de onmogelijke droom van de klassen, die de mensheid als geheel geen toekomst kunnen bieden. De arbeidersklasse is geen machteloze klasse van slachtoffers. Het is een klasse die de mogelijkheid in zich bergt van een nieuwe wereld die juist vrij is van uitbuiting, van verdeeldheid tussen klassen en naties, van de onderwerping van menselijke behoeften aan de wetten van de accumulatie.
Een filosoof (Buyng Chul Han) die zeer in de mode is vanwege zijn beschrijving van de chaos die wordt veroorzaakt door de huidige kapitalistische maatschappelijke verhoudingen, verklaarde onlangs dat “we de revolutie niet aan het virus kunnen overlaten”. Dat is zeker waar. Alleen de bewuste actie van een wereldklasse, die de klassenmaatschappij met wortel en tak uitroeit, kan een ware revolutionaire kracht zijn.
[1] Deze cijfers zijn deze van midden maart. Ondertussen zijn ze het veelvoud ervan.
[2] Het is een term die populair is geworden bij de omschrijving van de maatregelen die de Europese Unie na de crisis van 2008 afkondigde en die onder meer een ontmanteling betekende van het stelsel van de gezondheidszorg.
[3] Het is duidelijk dat Rusland, China, Cuba en al hun varianten voor het echte communisme slechts de extreme uitdrukking zijn van de universele overheersing van het totalitaire staatskapitalisme in de periode van het kapitalistisme in verval.
Het doel van deze polemiek is het stimuleren van een debat in het proletarische politieke milieu. Wij hopen dat de kritiek die wij op andere groepen uiten zal leiden tot reacties, want de Kommunistische Linkerzijde kan alleen worden versterkt door een openlijke confrontatie van onze meningsverschillen.
Geconfronteerd met grote maatschappelijke omwentelingen is het de eerste plicht van kommunisten om hun principes op een zo helder mogelijke wijze te verdedigen en de arbeiders de middelen te bieden om te begrijpen waar hun klassenbelangen liggen. De groepen van de Kommunistische Linkerzijde hebben zich vooral onderscheiden door hun loyaliteit aan het internationalisme, tegenover oorlogen tussen burgerlijke bendes, staten en bondgenootschappen. Ondanks de verschillen in de analyse van de historische periode waarin wij leven, hebben de bestaande groepen van de Kommunistisch Linkerzijde – de IKS, de ICT (Internationalist Communist Tendency), de verschillende Bordigistische organisaties – over het algemeen alle oorlogen tussen staten bestempeld als imperialistisch en de arbeidersklasse opgeroepen om elke steun aan hun hoofdrolspelers te weigeren. Dit onderscheidt hen sterk van pseudo-revolutionairen zoals de trotskisten, die steevast een volkomen verwrongen versie van het marxisme toepassen en zo de steun aan de ene of de andere burgerlijke fractie rechtvaardigen.
De taak om de proletarische klassebelangen te verdedigen komt uiteraard ook naar voren bij de uitbarsting van grote sociale conflicten – niet alleen in bewegingen die duidelijk uitdrukking geven aan de proletarische strijd, maar ook in grote mobilisaties die gepaard gaan met grootschalige protestacties op straat, die vaak botsen met de krachten van de burgerlijke orde. In het laatste geval kan de aanwezigheid van arbeiders, en zelfs van eisen die verband houden met de noden van de arbeidersklasse, het erg moeilijk maken om een heldere analyse van hun klassekarakter naar voren te brengen. In de protestbeweging van de ‘gele hesjes’ in Frankrijk zagen we namelijk enkele elementen die de belangen van de arbeidersklasse verdedigden. Er zijn groepen (zoals Guerre de Classe) die concluderen dat dit een nieuwe vorm van de proletarische klassenstrijd is.[1] Een aantal groepen van de Kommunistische Linkerzijde zagen daarentegen dat het hier ging om een interklassistische beweging, waarin arbeiders in wezen als individuen achter de slogans van de kleinburgers en zelfs achter openlijke burgerlijke eisen en symbolen (burgerlijke democratie, de Tricolore, anti-immigratie racisme, enz.) aan de protesten deelnamen.[2] Dit betekende geenszins dat een aanzienlijke verwarring in hun analyses ook was uitgesloten. De wens om, ondanks dit alles, een zeker potentieel van de arbeidersklasse te zien in een beweging die klaarblijkelijk begonnen en voortgezet was op een reactionair terrein, was nog steeds waarneembaar bij sommige van de groepen, zoals we later zullen zien.
De protesten van ‘Black Lives Matter’ (BLM) vormen een nog grotere uitdaging voor revolutionaire groepen: het valt niet te ontkennen dat ze zijn ontstaan uit een golf van echte woede tegen een bijzonder walgelijke uiting van politiegeweld en racisme. Een emotie die zich niet beperkte tot zwarte mensen, en ver buiten de grenzen van de VS reikte. Maar uitbarstingen van woede, verontwaardiging en verzet tegen racisme leiden niet automatisch in de richting van de klassestrijd. Bij gebrek aan een echt proletarisch alternatief kunnen ze gemakkelijk door de bourgeoisie en haar staat worden gebruikt. Naar onze mening is dit het geval met de huidige protesten van BLM, en kommunisten worden dus geconfronteerd met de noodzaak om precies te laten zien hoe een heel arsenaal aan burgerlijke krachten – van BLM in de beweging via de Democratische Partij in de VS, tot grote sectoren van de industrie, waarbij zelfs chefs van het leger en de politie – vanaf de eerste dag aanwezig waren om de legitieme boosheid in eigen hand te nemen en te gebruiken voor hun eigen belangen.
Hoe hebben kommunisten gereageerd? We zullen ons hier niet bezighouden met anarchisten die denken dat de daden van kleinzielig vandalisme door ‘Black Blocs’ binnen dergelijke demonstraties een uiting zijn van klassegeweld, of met ‘communizers’ die denken dat plundering een vorm van ‘proletarisch winkelen’ is of een slag toegebracht aan de ‘warenvorm’. Op deze argumenten kunnen we in toekomstige artikelen terugkomen. We zullen ons beperken tot verklaringen van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde in de nasleep van de eerste rellen en demonstraties na de politiemoord op George Floyd in Minneapolis.
Drie van de groepen behoren tot de Bordigistische stroming en hebben in feite allemaal de titel ‘Internationale Kommunistische Partij’, dus we zullen ze definiëren aan de hand van hun publicaties: Le Proletaire/The Proletarian; Il Partito Comunista/The Communist Party; /Programma Comunista/The Internationalist. De vierde groep is de ‘Internationalist Communist Tendency’ (ICT).
Is de ‘Black Lives Matter’ beweging proletarisch?
Alle verklaringen van deze groepen bevatten elementen waar we het mee eens kunnen zijn: bijvoorbeeld de onverzettelijke aanklacht tegen het politiegeweld, de erkenning dat een dergelijke wreedheid, net als racisme in het algemeen, een product is van het kapitalisme en alleen kan worden geëlimineerd door de vernietiging van deze productiewijze. De verklaring van Le Proletaire maakt dit heel duidelijk:
"Om zich te ontdoen van het racisme, waarvan de wortels te vinden zijn in de economische en sociale structuur van de burgerlijke maatschappij, moet men zich ontdoen van de productiewijze waarop het groeit, en niet beginnen met de cultuur en het ‘geweten’, wat slechts een weerspiegeling is van de kapitalistische economische en sociale structuur, maar met de proletarische klassestrijd, waarin het doorslaggevende element de gemeenschappelijke toestand van de loonarbeid is, ongeacht de kleur van de huid, het ras of het land van herkomst. De enige manier om met elke vorm van racisme succes te bestrijden is de strijd tegen de heersende burgerlijke klasse, ongeacht de kleur van de huid, het ras of het land van herkomst, want zij profiteert van alle onderdrukkingen, van alle vormen van racisme, van alle vormen van slavernij."[3]
De slogans van Il Partito zeggen hetzelfde: “Arbeiders! Jullie enige verdediging is de organisatie en de strijd als een klasse. Het antwoord op racisme is kommunistische revolutie!”[4]
Maar als het gaat om de moeilijkste kwestie waar revolutionairen mee te maken hebben, maken al deze groepen in meer of mindere mate dezelfde kardinale fout: de rellen na de moord en demonstraties van ‘Black Lives Matter’ zouden deel uitmaken van de beweging van de arbeidersklasse. The internationalist schrijft:
“Vandaag de dag worden de Amerikaanse proletariërs gedwongen om met geweld te reageren op de mishandeling door de politie en doen ze er goed aan om de aanvallen een voor een te weerstaan, net zoals ze er goed aan doen om een voor een te reageren op de ‘racistische schurken’, de voorvechters van ‘witte superioriteit’ en door de praktijk van wederzijdse verdediging laten zien dat het proletariaat een enkele klasse is: wie één van ons aanvalt, valt ons allemaal aan.”[5]
Il Partito:
"De ernst van de misdaden die de vertegenwoordigers van de burgerlijke staat in de afgelopen weken hebben begaan en de kracht van de reactie van het proletariaat op deze misdaden, zetten zeker aan tot een zoektocht naar historische vergelijkingen. De protesten en rellen die volgden op de moord op Martin Luther King jr. in 1968 komen onmiddellijk in herinnering, evenals de protesten en rellen die volgden op de vrijspraak van de politie die Rodney King in 1992 mishandelde".
De ICT:
"De gebeurtenissen in Minneapolis zijn de zoveelste uitbreiding van een historisch en systemisch probleem. Het zwarte proletariaat heeft niet alleen te lijden onder een werkloosheid, die twee keer zo hoog is als die van de witte mensen (een constant aantal sinds de jaren vijftig), maar is ook buitenproportioneel het doelwit van politiegeweld, waarbij het einde van het dodental niet in zicht lijkt te zijn. Toch toont de klasse zich in die trieste momenten opnieuw strijdlustig. De zwarte arbeiders van Amerika zijn samen met de rest van het solidaire proletariaat de straat op gegaan en hebben zich verzet tegen de repressie van de staat. Er is niets veranderd. In 1965, net als in 2020, doodt de politie, en de klasse reageert in weerwil van de onrechtvaardige maatschappelijke orde waarvoor ze moorden. De strijd gaat door." [6]
Alle groepen voegen natuurlijk de kwalificatie toe dat de beweging ‘niet ver genoeg gaat’:
De Internationalist:
“Maar deze opstanden (die door de massamedia, de organen en de uitdrukkingsvormen van de bourgeoisie, worden weggezet als ‘protesten tegen racisme en ongelijkheid’, waardoor elke vorm van protest die verder gaat dan het geklaag en gezeur van de arme sloebers wordt veroordeeld) moeten een les zijn en de proletariërs over de hele wereld eraan herinneren dat de knoop die moet worden doorgehakt die van de macht is: het in opstand komen of verbranden van politiebureaus is niet voldoende en het is niet voldoende om goederen uit de winkels of geld van de banken en de pandjeshuizen in beslag te nemen.”
Il Partito:
“De huidige antiracistische beweging maakt een ernstige fout wanneer zij zich losmaakt van de klassebasis van het racisme en de politieke actie uitsluitend voortzet op basis van ras in de hoop een beroep te doen op de burgerlijke staat. Zij heeft verzuimd de rol van de politie en de militairen bij de handhaving van de kapitalistische staat en het politieke bewind van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Voor mensen van kleur en voor het proletariaat als geheel ligt de oplossing in de verovering van de politieke macht, deze ontrukken uit handen van de staat, niet in een beroep erop.”
ICT:
“Terwijl we worden aangemoedigd om delen van de klasse terug te zien vechten, hebben deze rellen de neiging om na ongeveer een week of zo af te nemen naarmate de orde wordt hersteld en onderdrukkende structuren worden heropgebouwd.”
Een beweging bekritiseren omdat ze niet ver genoeg gaat, heeft alleen zin als ze in eerste instantie in de juiste richting gaat. Met andere woorden, het zou van toepassing zijn op bewegingen op een klasseterrein. Dat was volgens ons niet het geval bij de protesten tegen de moord op George Floyd.
Wat is het ‘terrein van de arbeidersklasse’?
Het lijdt geen twijfel dat veel van de deelnemers aan de protesten, zwart, wit en ‘anderszins’, arbeiders waren en zijn. Ook lijdt het geen twijfel dat zij terecht verontwaardigd waren en zijn over het wrede racisme van de politie. Maar geen van beide zijn voldoende om deze protesten een proletarisch karakter te geven.
Dit geldt zowel voor de protesten in de vorm van rellen als voor de vreedzame betogingen. Een rel is geen methode van proletarische strijd, welke noodzakelijkerwijs een georganiseerd, collectief karakter krijgt. Een rel – en vooral het plunderen – is een ongeorganiseerde reactie van een massa afzonderlijke individuen, een uiting van pure woede en wanhoop, maar een die niet alleen de plunderaars zelf, maar iedereen die deelneemt aan de straatprotesten blootstelt aan een intensievere onderdrukking door de veel beter georganiseerde krachten van een gemilitariseerde politiemacht.
Veel van de demonstranten zagen de zinloosheid in van de rellen, die vaak opzettelijk werden uitgelokt door de wrede aanvallen van de politie en die de overige provocaties door schimmige elementen in de menigte de vrije loop liet. Maar het alternatief dat door BLM werd bepleit en dat onmiddellijk door de media en het bestaande politieke apparaat en met name de Democratische Partij, werd opgepakt, was het organiseren van vreedzame betogingen die vage eisen stelden als ‘gerechtigheid’ en ‘gelijkheid’ of meer specifieke eisen zoals de ‘korting op de uitgaven voor de politie’. Dit zijn allemaal burgerlijke politieke eisen.
Natuurlijk kan een echte proletarische beweging allerlei verwarde eisen bevatten, maar ze wordt voornamelijk gemotiveerd door de noodzaak om de materiële belangen van de klasse te verdedigen en is daarom meestal – in een beginperiode – gericht op economische eisen om de impact van de kapitalistische uitbuiting te doen verminderen. Zoals Rosa Luxemburg in haar pamflet over de massastaking, geschreven na de baanbrekende proletarische strijd in Rusland in 1905, liet zien, kan er inderdaad een constante wisselwerking bestaan tussen economische en politieke eisen, en de strijd tegen de repressie door de politie zou wel eens deel kunnen uitmaken van die laatste. Maar er is een groot verschil tussen een beweging van de arbeidersklasse die bijvoorbeeld de terugtrekking eist van de politie op een werkplek of de vrijlating van gedetineerde stakers, en een algemene uitbarsting van woede die geen verband houdt met het verzet van arbeiders als arbeiders en die onmiddellijk door de ‘oppositionele’ politieke krachten van de heersende klasse in de hand wordt genomen.
Het allerbelangrijkste: het feit dat deze protesten in de eerste plaats plaatsvinden rond de rassenkwestie, betekent dat ze niet kunnen dienen als een middel om de arbeidersklasse te verenigen. Los van het feit dat veel witte mensen, waaronder veel arbeiders of studenten, voor het merendeel jongeren, zich vanaf het begin bij de betogingen aansloten, worden de protesten door de BLM en de andere organisatoren gepresenteerd als een beweging van zwarten die door anderen desgewenst kan worden gesteund. Een strijd van de arbeidersklasse heeft de organische behoefte om alle verdeeldheid te overwinnen, of die nu raciaal, seksueel of nationaal van aard is, anders is die strijd gedoemd te mislukken. En nogmaals, we kunnen wijzen op voorbeelden waarbij de arbeidersklasse zich met haar eigen methoden mobiliseerde tegen racistische aanvallen: in Rusland in 1905 plaatsten de Sovjets, die zich ervan bewust waren dat pogroms tegen de Joden door het bestaande regime werden gebruikt om de revolutionaire beweging als geheel te ondermijnen, gewapende bewakers rondom de Joodse wijken om deze tegen de pogromisten te verdedigen. En zelfs in een periode van nederlaag en imperialistische oorlog ging deze ervaring niet verloren: in 1941 staakten de havenarbeiders van bezet Nederland tegen de deportatie van de Joden.
Het is geen toeval dat grote facties van de heersende klasse zo gretig waren om zich met de BLM-protesten te identificeren. Toen de Covid-19-pandemie Amerika trof, zagen we een groot aantal arbeidersreacties tegen de criminele onverantwoordelijkheid van de bourgeoisie, haar pogingen om hele sectoren van de klasse te dwingen aan het werk te gaan zonder adequate veiligheidsmaatregelen en -uitrusting. Dit maakte deel uit van een wereldwijde reactie in de arbeidersklasse. [7] En hoewel het onevenredige aantal zwarte slachtoffers van het virus een van de redenen was voor de woede achter de protesten, die ontstonden door de moord op George Floyd, is dit vooral het gevolg van de positie van zwarte en andere minderheidsgroepen in de armste delen van de arbeidersklasse – met andere woorden, van hun klassepositie in de maatschappij. De impact van de Covid-19-pandemie bergt de mogelijkheid in zich om het centrale karakter van de klassekwestie te benadrukken, en de bourgeoisie heeft zich maar al te graag bereid getoond om deze naar de achtergrond te duwen.
De rol van revolutionairen
Wanneer zij geconfronteerd worden met een zich ontwikkelende beweging van de arbeidersklasse, kunnen revolutionairen inderdaad tussenkomen met het perspectief om haar op te roepen ‘verder te gaan’ (door het ontwikkelen van autonome vormen van zelforganisatie, uitbreiding naar andere sectoren van de klasse, enz.). Maar wat als er grote aantallen mensen worden gemobiliseerd op interklassistisch of burgerlijk terrein? In dergelijke gevallen is het nog steeds nodig om tussen te komen, maar dan moeten revolutionairen erkennen dat hun interventie ‘tegen de stroom’ in zal gaan, voornamelijk met als doel het beïnvloeden van minderheden die de basisdoelen en methodes van de beweging in twijfel trekken.
De Bordigistische groepen spraken, misschien verrassend, niet veel over de rol van de partij met betrekking tot deze gebeurtenissen, hoewel The Internationalist – abstract gezien – gelijk heeft als ze schrijft dat
“de revolutie een noodzaak is die organisatie, een programma, duidelijke ideeën en de praktijk van het collectieve werk vereist: eenvoudige uitgedrukt heeft de revolutie een partij nodig die haar leidt”.
Het probleem blijft: hoe ontstaat zo’n partij? Hoe gaan we van het huidige versnipperde milieu van kleine kommunistische groeperingen naar een echte partij, een internationaal orgaan dat in staat is om de klassestrijd politiek te leiden?
Deze vraag wordt niet beantwoord door The Internationalist, die vervolgens de diepte van haar misvatting over de rol van de partij onthult:
“Het strijdende proletariaat, het opstandige proletariaat, moet zich organiseren met en in de kommunistische partij.”
De loutere verklaring dat haar groep ‘de Partij’ is, betekent niet dat ze het ook is, niet in het minst wanneer er minstens drie andere groepen zijn die allemaal beweren de echte Internationale Kommunistische Partij te zijn. Het heeft ook geen zin om te beweren dat het hele proletariaat zich kan organiseren ‘in de kommunistische partij’. Dergelijke formuleringen drukken een totaal onbegrip uit over het onderscheid tussen de revolutionaire politieke organisatie – die noodzakelijkerwijs slechts een minderheid van de klasse hergroepeert – en klassenbrede organen zoals de arbeidersraden. Beide zijn essentiële instrumenten van de proletarische revolutie. Hier moeten we zeggen dat Il Partito zich er in ieder geval meer van bewust is dat de weg naar de revolutie de opkomst vereist van onafhankelijke klassenorganisaties, door arbeidersorganisaties te eisen, hoewel ze haar argument verzwakt door deze te eisen “op elke werkplek en binnen elke bestaande vakbond” – alsof echte arbeidersorganisaties in wezen niet tegen de vakbondsvorm zijn. Maar Il Partito mist een misschien nog wel belangrijkere observatie: dat er in het kader van de BLM-protesten geen enkele neiging bestond om echte arbeidersvergaderingen te ontwikkelen.
De ICT is het er niet mee eens zichzelf de partij te noemen. Ze zegt dat ze voor de partij is, maar niet de partij. [8] Maar ze heeft nooit een echte diepgaande kritiek geformuleerd op de fouten die aan de basis liggen van het Bordigistisch substitutionisme – om een verklaring te geven voor de fout, gemaakt in 1943-45, door de oprichting van de Internationalistische Kommunistische Partij in één land, Italië, in de donkerste periode van de contrarevolutie. Zowel de Bordigisten als de ICT hebben hun oorsprong in de PCInt van 1943, en beide theoretiseren de fout op hun eigen manier: de Bordigisten met het metafysische onderscheid tussen de ‘historische’ en de ‘formele’ partij, de ICT met haar idee van de ‘permanente behoefte aan de partij’. Deze opvattingen scheiden de tendens tot het ontstaan van de partij van de echte beweging van de klasse en van de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat. In beide gevallen werd het vitale onderscheid losgelaten tussen de fractie en de partij van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde, dat bedoeld was om precies aan te tonen dat de partij niet op ieder moment kan bestaan, en dus om de werkelijke rol van de revolutionaire organisatie te definiëren op een moment dat de onmiddellijke oprichting van de partij nog niet op de agenda staat.
In het laatste deel van het pamflet van de ICT wordt deze misvatting duidelijk naar voren gebracht.
De tussentitel van dit deel van het pamflet zet de toon: “7. De stedelijke rebellie moet worden omgezet in een wereldrevolutie.”
En het gaat verder:
“Terwijl we worden aangemoedigd om delen van de klasse terug te zien vechten, hebben deze rellen de neiging om na ongeveer een week of zo af te nemen naarmate de orde wordt hersteld en onderdrukkende structuren worden heropgebouwd. Om de macht van de kapitalisten en hun huurlingen echt uit te dagen en af te schaffen, is een internationale, revolutionaire klassepartij nodig. Zo'n partij zou een instrument zijn in de handen van de arbeidersklasse om zich te organiseren en haar opgekropte woede te richten op het afbreken van de racistische staat, maar ook op het opbouwen van de arbeidersmacht en kommunisme.”
Deze enkele paragraaf bevat een hele reeks fouten, vanaf de tussentitel: de huidige opstand kan in een rechte lijn naar de wereldrevolutie gaan, maar daarvoor heb je de wereldpartij nodig. Deze partij zal het organiserende middel en het instrument zijn om onedele metalen in goud, niet-proletarische bewegingen in proletarische revoluties om te vormen. De passage laat zien hoezeer de ICT de partij ziet als een soort deus ex machina, een macht die afkomstig is van wie weet waar, niet alleen om de klasse in staat te stellen zich te organiseren en de kapitalistische staat te vernietigen, maar die het meer dan bovennatuurlijke vermogen heeft om rellen, of demonstraties die in de handen van de bourgeoisie zijn gevallen, om te zetten in reuzenstappen in de richting van de revolutie.
Dit is geen nieuwe fout. In het verleden hebben wij de illusie van de PCInt in 1943-45 bekritiseerd, dat de partijgebonden groepen in Italië – die aan de kant van de geallieerden stonden, volledig gericht op de imperialistische oorlog – op de een of andere manier voor de proletarische revolutie konden worden gewonnen door de deelname van de PCInt in hun gelederen.[9] We zagen het weer in 1989 toen Battaglia Comunista niet alleen de staatsgreep door de veiligheidstroepen, die Ceausescu in Roemenië verdrongen, verwarde met een ‘populaire opstand’, maar ook beweerde dat deze alleen de partij nodig had om haar in de richting van de proletarische revolutie te leiden.[10]
Hetzelfde probleem deed zich voor met de protestbeweging van de ‘gele hesjes’ vorig jaar. Ondanks dat de beweging als ‘interklassistisch’ werd bestempeld, kregen we te horen:
“Er is een ander lichaam nodig, dit is een instrument dat de klassegisting verenigt en het mogelijk maakt om een kwalitatieve, dat wil zeggen politieke sprong te maken, waardoor ze een strategie en antikapitalistische tactiek krijgt, om de energie die uitgaat van het klasseconflict kan worden gericht op een aanval op het burgerlijke systeem; er is geen andere manier om vooruit te komen. Kortom, de actieve aanwezigheid van de kommunistische, internationale en internationalistische partij is noodzakelijk. Anders zal de woede van het proletariaat en van de ‘gedeklasseerde’ kleinburgerij worden neergeslagen en uiteengedreven; ofwel wreed, indien nodig, ofwel met valse beloften”.[11]
Opnieuw wordt de partij aangehaald als het wondermiddel, een ahistorische steen der wijzen. Wat ontbreekt in dit scenario is de ontwikkeling van de klassebeweging als geheel, de noodzaak voor de arbeidersklasse om haar bewustzijn van zichzelf als klasse te herwinnen en om de bestaande krachtsverhouding omver te werpen door middel van een massale strijd. De historische ervaring heeft geleerd dat dergelijke historische omwentelingen niet alleen noodzakelijk zijn om de bestaande kommunistische minderheden in staat te stellen een echte invloed te ontwikkelen binnen de arbeidersklasse: ze zijn ook het enige uitgangspunt om klassekarakter van sociale opstanden veranderen en een perspectief te bieden aan de hele bevolking die door het kapitaal wordt onderdrukt. Een duidelijk voorbeeld hiervan was de massale intrede van de arbeiders van Frankrijk in de strijd van mei-juni 1968: door een grote stakingsbeweging op gang te brengen als reactie op de repressie van de studentenprotesten door de politie, veranderde de arbeidersklasse ook de aard van de protesten en integreerde ze deze in een algemene heropleving van het wereldproletariaat.
Vandaag de dag lijkt de mogelijkheid van dergelijke veranderingen ver weg, en bij gebrek aan een wijdverbreid gevoel van klasse-identiteit heeft de bourgeoisie min of meer de vrije hand om de verontwaardiging die wordt uitgelokt door het vergevorderde verval van zijn systeem te recupereren. Maar we zien kleine maar significante tekenen van een nieuwe stemming in de arbeidersklasse, een nieuw besef van zichzelf als klasse, en revolutionairen hebben de plicht om deze groene scheuten zo goed mogelijk te cultiveren. Maar dit betekent dat men zich moet verzetten tegen de heersende druk om zich te buigen voor de hypocriete oproepen van de bourgeoisie tot rechtvaardigheid, gelijkheid en democratie binnen de grenzen van de kapitalistische samenleving.
Amos, juli 2020
[1] https://libcom.org/news/class-war-102019-yellow-vests-02072020 [1]. [334] De groep lijkt een soort fusie te zijn tussen het anarchisme en bordigisme, eerder in de stijl van de Groupe Communiste Internationaliste (GCI), maar dan zonder haar meer verdachte praktijken (bedreigingen van groepen van de Kommunistische Linkerzijde, bedekte steun voor acties van nationalistische en islamistische bendes, enz.)
[2] https://fr.internationalism.org/content/9877/prise-position-camp-revolutionnaire-gilets-jaunes-necessite-rearmer-proletariat [335]
[3] Le Proletaire 537, mei-juli 2020
[5] "After minneapolis. Let the revolt of the american proletarians be an example to proletarians in all metropolises [337]".
[6] https://www.leftcom.org/en/articles/2020-05-30/on-minneapolis-police-brutality-class-struggle [338]
[7] "Misschien wel het belangrijkste van alles – niet in de laatste plaats omdat het imago van een Amerikaanse arbeidersklasse die zich onkritisch achter de demagogie van Donald Trump heeft geschaard, op de proef stelt – hebben er in de VS wijdverbreide gevechten plaatsgevonden: stakingen bij FIAT in Indiana, Warren Trucks, door buschauffeurs in Detroit en Birmingham Alabama, in havens, restaurants, in de voedseldistributie, sanitaire voorzieningen, de bouw; stakingen bij Amazon (dat ook in heel wat andere landen is getroffen door stakingen), Whole Foods, Instacart, Walmart, FedEx, etc. "Covid-19: despite all the obstacles, the class struggle forges its future [339]".
[8] Hoewel, zoals we al zo vaak hebben aangegeven, de duidelijkheid op dit punt niet wordt geholpen door het feit dat haar Italiaanse groep (dat Battaglia Comunista publiceert) er nog steeds op staat zichzelf Internationalistische Kommunistische Partij te noemen.
[9] https://en.internationalism.org/internationalreview/197701/9333/ambiguities-internationalist-kommunist-party-over-partisans-italy-19 [340]
Het hieronder gepubliceerde artikel dateert van januari 2017, maar toch vonden we het belangrijk om dit artikel nu ook op de Nederlandstalige website te plaatsen, meer bepaald omdat het heel helder de tegenstellingen uiteenzet binnen de Amerikaanse maatschappij. Het artikel behandelt niet alleen de tegenstelling tussen de bourgeoisie en de arbeidersklasse, maar ook die tussen de verschillende groepen immigranten.“De vermeende Amerikaanse smeltkroes is in feite een zeer ingewikkeld systeem van een (niet altijd) vreedzaam naast elkaar bestaan van de verschillende groepen.”
Deze tegenstellingen waren tot dusver dermate onderdrukt door de burgerlijke staat dat ze grotendeels verhuld bleven. Met als enige uitzondering de tegenstelling tussen de witte mensen en de voormalige slaven, de zwarte mensen, die “vanaf het begin het volle gewicht van het moderne kapitalistische racisme hadden te verdragen” en in Amerika altijd al tweederangsburgers waren en bleven.
Het belang van het artikel is dat het laat zien hoe de verkiezing van Trump de basis legde voor de aanwakkering van de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Trump’s “eis dat het geweld tegen bepaalde groepen gelegaliseerd of in ieder geval officieus getolereerd wordt”, heeft krachten vrijgemaakt die zich op dit moment ‘met alle geweld’ doen gevoelen in de VS. Ze heeft diverse lagen in de Amerikaanse maatschappij aangezet het heft in eigen hand te nemen in de vorm van de openlijke ontplooiing van de diverse paramilitaire milities, zowel ‘witte’ als ‘zwarte’.
Trump’s populistische politiek heeft de doos van Pandora geopend in de VS, die door niemand meer is dicht te krijgen, ook niet door Joe Biden. Er is geen weg terug naar de periode vóór het presidentschap van Trump. Onder invloed van het ‘ieder voor zich’ begint de Amerikaanse maatschappij steeds meer scheuren te vertonen. De tendens die zich in de afgelopen vier jaar heeft ontwikkeld zal zich in de komende jaren zonder meer doorzetten. Wie ook de president zal zijn, hij zal te maken krijgen met steeds openlijkere en gewelddadigere botsingen tussen de verschillende etnische en belangengroepen in de Amerikaanse bevolking.
---
Wat kan de wereld van de nieuwe regering-Trump in de VS verwachten? Terwijl de traditionele politieke elites over de hele wereld verbijsterd en bezorgd zijn, zien de Russische regering en de rechtse populisten in Amerika en in heel Europa dat de geschiedenis aan hun kant staat. En terwijl de grote, wereldwijd opererende bedrijven (zoals de auto-industrie) vergelding vrezen als ze niet in de Verenigde Staten produceren, waren de beursen en economische instituten aanvankelijk optimistisch en verwachtten ze, met Trump, een toename van de groei in de VS en zelfs van de wereldeconomie. Wat betreft de president zelf, hij spreekt niet alleen regelmatig zijn eigen nieuwe regering tegen, maar ook zichzelf. De NAVO, de vrijhandel of van de Europese Unie kunnen in de ene zin ‘onontbeerlijk’ en in de volgende ‘verouderd’ zijn.
In plaats van mee te doen, en wat betreft de nabije toekomst van de Amerikaanse politiek in de glazen bol te staren, willen we proberen eerst te analyseren waarom Trump tot president werd verkozen, hoewel de traditionele politieke elites hem niet wilden. Uitgaande van deze tegenstelling, tussen wat Trump vertegenwoordigt en de belangen van de heersende klasse van de Verenigde Staten als geheel, hopen we een meer stevige basis te leggen, om zo de eerste aanwijzingen geven over wat er valt te verwachten van zijn presidentschap, zonder al te veel in speculaties te vervallen.
Het dilemma van de Republikeinse Partij
Het is geen geheim dat Donald Trump er uitziet als een vreemd lichaam in de Republikeinse Partij, die hem nochtans had voorgedragen als kandidaat voor het Witte Huis. Hij is noch religieus noch conservatief genoeg voor de christelijke fundamentalisten die een belangrijke rol spelen in deze partij. Zijn politieke voorstellen op economisch terrein, zoals door de staat georganiseerde infrastructuurprogramma's, protectionisme of een door de staat gesteunde sociale verzekering voor iedereen, die ‘Obamacare’ moet vervangen, zijn een gruwel voor de neoliberalen, die in de Republikeinse kringen nog steeds de toon aangeven. Zijn plannen voor een toenadering tot het Rusland van Poetin zijn in strijd met de doctrine van het leger en de geheime diensten, die een zeer sterke positie hebben in zowel de Republikeinse als de Democratische Partij.
De presidentiële kandidatuur van Trump werd mogelijk gemaakt door een ongekende revolte van de Republikeinse leden en aanhangers tegen hun leiders. De andere kandidaten, die voortkwamen uit de Bush-clan, uit de kring van de evangelische christenen, de neoliberalen of uit de ‘Tea Party’, waren door hun deelname of hun steun aan de regering Bush, die aan de regering Obama voorafging, allemaal in diskrediet geraakt. Het feit dat, in het kader van de economische en financiële crisis van 2007/2008, een Republikeinse president niets had gedaan om miljoenen kleine huiseigenaars en potentiële kleine huiseigenaars te helpen − die in vele gevallen in één klap hun baan, hun huis en spaarcenten hadden verloren − terwijl de banken met overheidsgelden uit de brand werden geholpen, was voor de traditionele Republikeinse kiezers onvergeeflijk. Bovendien had geen van de andere partijkandidaten op economisch vlak iets anders te bieden dan nog meer van de dezelfde politiek, die de ramp van 2008 ook al niet kon voorkomen.
In feite is de revolte van de traditionele Republikeinse kiezers niet alleen gericht tegen de leiding, maar ook tegen een aantal van de traditionele waarden van de partij. Daarmee was de kandidatuur van Trump niet alleen mogelijk geworden, ze werd in wezen aan de partijleiding opgedrongen. Natuurlijk had deze laatste dit kunnen voorkomen − maar alleen met het risico zichzelf nog verder te vervreemden van haar basis of zelfs van een splitsing in de partij te veroorzaken. Dit verklaart waarom de pogingen om de kandidatuur van Trump te dwarsbomen maar halfslachtig waren en ineffectief bleven. Tenslotte werd de ‘Grand Old Party’ gedwongen om een ‘akkoord’ te sluiten met de indringer van de East Coast.
Het dilemma van de Democratische Partij
Een gelijksoortige revolte vond plaats binnen de Democratische Partij. Na acht jaar Obama heeft het geloof in de beroemde ‘yes, we can’ (‘ja, we kunnen het’: het leven van de bevolking in het algemeen verbeteren) sterk afgenomen. De leider van deze opstand was Bernie Sanders, de zelfbenoemde ‘socialist’. Net als Trump aan de Republikeinse kant was Sanders een nieuw fenomeen in de moderne geschiedenis van de Democraten. Niet dat ‘socialisten’ als zodanig een vreemd lichaam zijn binnen de partij. Maar ze behoren tot een minderheid onder vele andere minderheden, die de aanspraak op het multicultureel pluralisme in de partij onderstrepen. Ze worden echter beschouwd als een vreemd element, wanneer ze aanspraak maken op een kandidatuur voor de Oval Office. Of het nu gaat om Bill Clinton of Barack Obama, eigentijdse democratische presidenten combineren een zweempje sociaal welzijn met een fundamentele neoliberale economische politiek. Een directe staatsinterventie, een economische politiek met een uitgesproken ‘keynesiaans’ karakter (zoals die van F.D. Roosevelt vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog) is momenteel voor de Democraten net zo’n gruwel als voor Republikeinen. Dit verklaart waarom Sanders er nooit een geheim van heeft gemaakt dat zijn politiek dichter bij die van Trump staat dan bij die van Hillary Clinton. Na de verkiezing van Trump bood Sanders hem onmiddellijk zijn steun aan bij de invoering van zijn ‘verzekering voor iedereen’.
In tegenstelling tot bij de Republikeinen werd de revolte in de Democratische Partij succesvol neergeslagen en werd Clinton overtuigend genomineerd in plaats van Sanders. Dit was gelukt, niet alleen omdat de Democratische Partij de beter georganiseerde en gecontroleerde is van de twee partijen. Maar ook omdat de elite van deze partij minder in diskrediet was gebracht dan die van Republikeinse tegenhanger.
Maar paradoxaal genoeg effende het succes van de partijleiding slechts de weg voor de nederlaag van de partij in de presidentsverkiezingen. Door Sanders uit te schakelen, schoven de Democraten de enige kandidaat terzijde die een goede kans had om Trump te verslaan. De Democratische Partij besefte te laat dat Trump de tegenstander zou zijn, en vervolgens onderschatten ze zijn kiezerspotentieel. Ze onderschatten ook de mate waarin Hillary Clinton in diskrediet was geraakt. Dit is vooral te danken aan haar imago als de vertegenwoordiger van ‘Wall Street’, de ‘financiële oligarchie van de East Coast’ − over het algemeen beschouwd als de belangrijkste ‘boosdoener’ en tegelijkertijd als de belangrijkste profiteur van de financiële crisis. In feite werd ze net zozeer geïdentificeerd met de ramp van 2008 als de Republikeinse leiding. De arrogante zelfgenoegzaamheid van de democratische elite en haar blindheid voor de omvang van de woede en wrok in de bevolking zou de hele verkiezingscampagne van Clinton kenmerken. Een voorbeeld hiervan is het eenzijdige vertrouwen in de traditionele massamedia, terwijl het campagneteam van Trump de mogelijkheden van nieuwe media tot aan de grenzen van het mogelijke benutte. Omdat ze Sanders niet wilden, kregen ze Trump.
Zelfs voor degenen binnen de Amerikaanse bourgeoisie die een sterke afkeer hebben van de neokeynesiaanse economische experimenten zou Sanders ongetwijfeld het minste kwaad te zijn. Niet anders dan Trump wilde Sanders het proces van de − zoals de term luidt − ‘globalisering’ vertragen. Maar hij zou dit veel gematigder en met een groter verantwoordelijkheidsgevoel hebben gedaan. Met Trump kan de heersende klasse van de belangrijkste wereldmacht niet eens zeker zijn van wat ze kan verwacht.
Het dilemma van de gevestigde politieke partijen
De Verenigde Staten zijn een land dat werd gesticht door kolonisten en bevolkt werd door golven van immigranten. De integratie van de verschillende etnische en religieuze groepen en hun belangen in een natie is een historisch gegroeide opgave voor het heersende grondwettelijke en politieke systeem. Een bijzondere uitdaging voor dit systeem is het proces van integratie van de leiders van de verschillende allochtone gemeenschappen in de regering, omdat elke nieuwe golf van immigranten aan de onderkant van de maatschappelijke ladder begint en zich vervolgens moet ‘opwerken’. De vermeende Amerikaanse smeltkroes is in feite een zeer ingewikkeld systeem van een (niet altijd) vreedzaam naast elkaar bestaan van de verschillende groepen.
Historisch gezien was voor de uitgesloten groepen de vorming van criminele organisaties, met de oprichting van instellingen zoals religieuze organisaties, altijd een effectief middel om toegang te krijgen tot de macht. De Amerikaanse bourgeoisie heeft een lange ervaring met de integratie van de beste vechtjassen uit de onderwereld in de hogere rangen. Een vaak herhaalde familiesage: de vader een gangster, de zoon een advocaat of politicus (de kleinzoon een filantroop en promotor van kunst). Het voordeel van dit systeem is dat het geweld, waarop het systeem steunde, niet openlijk politiek van karakter was. Dit maakte haar verenigbaar met het heersende tweepartijensysteem. Welke kant de Italiaanse, Ierse of Joodse stem heenging, hing af van de overeenkomstige constellatie, en van wat de Republikeinen en Democraten aan de verschillende ‘communities’ en aan hun egoïstische belangen hebben aangeboden, iets wat Trump ‘deals’ zou noemen. In de VS moeten de verhoudingen tussen deze ‘communities’ voortdurend voor ogen worden gehouden, niet alleen die tussen de verschillende industrieën en bedrijfstakken, bijvoorbeeld.
Maar dit in wezen niet-partijpolitieke integratieproces, dat verenigbaar is met de stabiliteit van het partijapparaat, begon tegenover de eisen van de zwarte Amerikanen voor de eerste keer te falen. Deze waren oorspronkelijk niet als kolonisten, maar als slaven naar Amerika gekomen. Vanaf het begin hadden ze het volle gewicht van het moderne kapitalistische racisme te verdragen. Om de toegang te krijgen tot de burgerlijke gelijkheid voor de wet, en om macht en privileges voor een zwarte elite te verkrijgen, moesten er openlijk politieke bewegingen worden geschapen. Zonder Martin Luther King, de burgerrechtenbeweging, maar ook zonder een geweld van een heel nieuw type − de onrust in de ‘zwarte’ getto's in de jaren 1960 en de Black Panthers − zou er geen president Obama zijn geweest. De zittende heersende elite slaagde erin om deze uitdaging te beantwoorden, doordat de burgerrechtenbeweging werd toegevoegd aan de Democratische Partij. Maar op deze wijze werd wel het bestaande onderscheid tussen de verschillende etnische groepen en de politieke partijen is in vraag gesteld. De ‘zwarte’ stemmen gaan meestal naar de Democratische Partij. In eerste instantie waren de Republikeinen in staat om dit te compenseren door een min of meer stabiel aandeel in de stemmen van de Latino’s (te verkrijgen (vooral de Cubaanse gemeenschap in ballingschap). Wat de ‘witte’ stemmen betreft, die gingen, zoals voordien, naar de ene of andere kant. Dat hing af van wat er aangeboden werd.
Tot aan de verkiezingen in 2016. Een van de factoren die Trump in het Witte Huis bracht, was de verkiezingscoalitie die hij aanging met verschillende witte rechts-extremisten. In tegenstelling tot het ouderwetse racisme van KuKluxKlan met zijn heimwee naar het systeem van de slavernij, dat in de zuidelijke staten had geheerst tot aan de Amerikaanse Burgeroorlog, richtte de haat van deze nieuwe stromingen zich tegen de zwarte mensen in de stad en op het platteland, maar ook tegen arme Latino’s, die gedoemd zijn een bestaan te leiden van criminelen en maatschappelijke parasieten. Hoewel Trump zelf niet een dergelijke racist is, schiepen deze moderne witte rechts-extremisten een soort kiezersblok in zijn voordeel. Voor het eerst gaven miljoenen witte kiezers hun stem niet in overeenstemming met de aanbeveling die was gedaan door ‘hun’ verschillende ‘communities’ en dus aan de ene of de andere partij, maar aan iemand die ze beschouwden als de vertegenwoordiger van een grotere ‘witte’ gemeenschap. Het proces dat daaraan ten grondslag ligt is een toenemende ‘communitarisering’ van de burgerlijke politiek in de Verenigde Staten. Een verdere stap in de segregatie van de zogenaamde smeltkroes.
Het probleem van alle Republikeinse kandidaten, die zich tegen Trump probeerden te verzetten, en uiteindelijk ook dat van Hillary Clinton, was niet alleen dat ze niet overtuigend waren, maar ook dat ze zelf niet overtuigd leken te zijn. Het enige wat ze konden voorstellen waren de verschillende varianten van de ‘business as usual’. Boven alles hadden ze geen alternatief voor de leuze van Trump: ‘Make America great again’. Achter deze leuze verbergt zich niet alleen een nieuwe versie van het oude nationalisme. Het amerikanisme van Trump is van een nieuwe soort. Het bevat een duidelijke erkenning dat de Verenigde Staten niet meer zo ‘great’ zijn als voorheen. Economisch gezien zijn ze niet in staat geweest om de opkomst van China te verhinderen. Op militair vlak hadden ze te maken met een reeks van min of meer vernederende terugtochten: Afghanistan, Irak, Syrië. De Verenigde Staten is een macht in verval, ook al zijn ze economisch en vooral militair en technologisch met afstand het toonaangevende land. Maar dat niet alleen. De Verenigde Staten vormen geen uitzondering in een verder bloeiende wereld. De neergang is symbolisch geworden van het verval van het kapitalisme in zijn geheel. Het vacuüm, dat ontstaan was door het ontbreken van alternatieven van de zijde van de gevestigde elites, heeft Trump de kans gegeven.
Niet dat de VS, geconfronteerd met hun historische neergang, nog niet hebben geprobeerd om te reageren. Enkele van de veranderingen, die door Trump werden aangekondigd, waren al eerder in gang gezet, vooral onder Obama. Ze houden een grotere prioriteit in voor de regio van de Stille Oceaan, niet alleen in economisch, maar vooral in militair opzicht, zodat van de Europese NAVO-‘bondgenoten’ wordt geëist om een grotere last op zich te nemen dan voorheen. Ze omvatten door de crisis van 2008 en de nasleep daarvan, op economisch vlak, de terugkeer van een meer geleide (markt)politiek. Maar dit kan de huidige neergang slechts vertragen, terwijl Trump beweert dat hij in staat is om het tij te keren.
Tegenover deze neergang, ook tegenover de groeiende verdeeldheid tussen de klassen en tussen religieuze en etnische groeperingen. zou Trump in de naam van een nieuwe amerikanisme, de kapitalistische natie willen verenigen achter haar heersende klasse. De Verenigde Staten waren, volgens Trump, de belangrijkste slachtoffers geworden van de rest van de wereld. Hij beweert dat, terwijl de VS zichzelf en hun middelen hadden uitgeput voor de handhaving van de oude wereld, heeft de rest van de wereld van deze orde geprofiteerd ten koste van ‘God's own country’. De aanhangers van Trump denken hier niet alleen aan de Europese en Oost-Aziatische landen, die de Amerikaanse markt overspoelen met hun waren. Volgens Trump is Mexico een van de belangrijkste uitbuiters van de Verenigde Staten. Hij beschuldigde dit land van het exporteren van de overbevolking naar de Amerikaanse welvaartsstaat, terwijl Mexico tegelijkertijd zijn eigen industrie zo heeft ontwikkeld dat zijn auto-industrie die van de noordelijke buren heeft ingehaald.
Dit betekent een nieuwe en agressieve vorm van nationalisme, die doet denken aan het Duitse underdog-nationalisme van na de Eerste Wereldoorlog en na het Verdrag van Versailles. De oriëntatie van deze vorm van nationalisme is niet langer de rechtvaardiging voor het opleggen van een Amerikaanse wereldorde. Zijn oriëntatie bestaat erin om de bestaande wereldorde in vraag te stellen.
Trump’s Russische roulette
Maar de wereld vraagt zich af of Trump, in antwoord op de neergang van de VS, politiek echt iets te bieden heeft. Als dat niet het geval is, als zijn alternatief puur ideologisch is, dan zal hij waarschijnlijk niet lang kunnen standhouden. Trump heeft zeer zeker geen coherent programma voor het nationale kapitaal. Niemand is daarover duidelijker dan Trump zelf. Zijn politiek, zo legt hij bij herhaling uit, bestaat erin om, wanneer de gelegenheid zich voordoet, ‘big deals’ te sluiten voor de VS (en voor hemzelf). Het nieuwe programma voor de Amerikaanse kapitaal, zo lijkt het, is Trump zelf: een staatshoofd die houdt van risico’s en als zakenman een aantal malen failliet is gegaan.
Maar dit betekent niet per se dat Trump geen kans heeft om de neergang van de Verenigde Staten op zijn minst te vertragen. Hij zou op zijn minst gedeeltelijk succes kunnen hebben − maar alleen als hij geluk heeft. Hier komen we tot de kern van de politiek van Trump. De nieuwe president, die de leidende staat in de wereld wil besturen als ware het een kapitalistisch bedrijf, is bereid onberekenbare risico’s op de koop toe te nemen bij het nastreven van zijn doeleinden − risico's die geen enkele ‘klassieke’ burgerlijke politicus zou nemen. Als ze werken, dan kunnen zij nuttig zijn voor het Amerikaanse kapitalisme ten koste van hun concurrenten, zonder het systeem als geheel teveel te beschadigen. Maar als ze falen, dan kunnen de gevolgen voor de VS en voor het wereldkapitalisme catastrofaal zijn.
We kunnen nu al drie voorbeelden geven van het soort alles-of-niets spel dat Trump uit zijn hoed zou kunnen toveren. Een van hen is de protectionistische chantagepolitiek. Zijn doel is niet om een einde te maken aan de huidige economische wereldorde (‘globalisering’), maar om een betere deal te krijgen binnen deze orde. De VS is het enige land waarvan de interne markt zo groot is dat ze hun rivalen kunnen bedreigen met protectionistische maatregelen van een dergelijke omvang. Het toppunt van de rationaliteit van Trump’s politiek is de inschatting dat zijn belangrijkste rivalen minder gek zijn dan hij, wat betekent dat ze geen protectionistische handelsoorlog willen riskeren. Maar mochten zijn maatregelen een kettingreactie uitlokken, die uit de hand loopt, dan zou het resultaat wel eens een versnippering van de wereldmarkt kunnen zijn, zoals voor het laatst gebeurd was tijdens de Grote Depressie.
Het tweede voorbeeld is de NAVO. Zelfs de regering Obama was begonnen de Europese ‘bondgenoten’ onder druk te zetten, zodat ze voor de alliantie een groter aandeel op zich zouden nemen in Europa en daarbuiten. Het verschil is nu dat Trump bereid is het dreigement te gebruiken om de NAVO af te danken of buitenspel te zetten als de wil van Washington niet wordt nageleefd. Ook hier speelt Trump met vuur, want de NAVO is in de eerste plaats een instrument om de aanwezigheid van het VS-imperialisme in Europa te beschermen.
Ons laatste voorbeeld is het project van Trump om een ‘big deal’ te sluiten met het Rusland van Poetin. Een van de belangrijkste problemen van de huidige Russische economie is dat ze de overgang van de stalinistische planeconomie naar een goed functionerende kapitalistisch systeem niet echt heeft voltooid. Deze transformatie werd in een eerste fase geblokkeerd door de strategische prioriteit van het Poetin-regime, die erin bestond om te voorkomen dat de strategisch belangrijke grondstoffen- of de defensie-industrie door buitenlands kapitaal opgekocht zouden worden. De noodzakelijke privatisering werd maar halfslachtig doorgevoerd, zodat een groot deel van de Russische industrie nog steeds werkt op basis van een administratieve toewijzing van de middelen. In een tweede fase was het Poetin’s plan om de privatisering en de modernisering van de economie aan te pakken in samenwerking met de Europese bourgeoisie, in de eerste plaats met Duitsland. Maar dit plan werd met succes gedwarsboomd door Washington, vooral via hun politiek van economische sancties tegen Rusland. Hoewel de aanleiding voor deze sancties werd gevormd door de annexatiepolitiek van Moskou ten opzichte van de Oekraïne, waren ze er bovendien op gericht om de versterking van de economieën van zowel Rusland als Duitsland te voorkomen.
Maar dit succes − misschien wel de belangrijkste verworvenheid van het presidentschap van Obama ten opzichte van Europa − heeft negatieve gevolgen voor de wereldeconomie als geheel. De oprichting van echt privé-eigendom in Rusland zou een cluster van nieuwe kredietwaardige economische actoren kunnen scheppen, die met land en grondstoffen borg zouden kunnen staan voor hun financiële obligaties. Gezien de economische moeilijkheden in de wereldeconomie van vandaag, waarbij zelfs in China zelf de groei vertraagt – kan het kapitalisme het zich veroorloven af te zien van dergelijke ‘deals’?
Nee, zegt Trump. Zijn idee is dat niet Duitsland en Europa, maar de VS zelf Poetins ‘partners in het transformatieproces’ moeten worden. Volgens Trump (die natuurlijk ook hoopt op lucratieve deals voor zichzelf) heeft de Russische bourgeoisie, die blijkbaar niet in staat is om hun modernisering zelf ter hand te nemen, de keuze tussen drie potentiële partners, de derde daarvan is China. Aangezien deze laatste de grootste bedreiging vormt voor de Verenigde Staten, is het essentieel dat Washington en niet China deze taak opneemt.
Toch heeft geen van de projecten van Trump zo'n fel verzet uitgelokt binnen de Amerikaanse heersende klasse als deze. De hele periode tussen de verkiezingen en het aantreden van Trump werd gedomineerd door de gemeenschappelijke pogingen van de ‘inlichtingendiensten’, de mainstream media en de regering Obama, om de beoogde toenadering tot Moskou te saboteren. Hier denken ze allemaal dat de risico's, die Trump zou willen aangaan, te groot zijn. Hoewel het waar is dat China momenteel de belangrijkste uitdager is, een gemoderniseerd Rusland zou een aanzienlijk, bijkomend gevaar voor de Verenigde Staten vormen. Rusland is immers (ook) een Europese macht en Europa is nog steeds het centrum van de wereldeconomie. En Rusland heeft, na de Verenigde Staten, nog steeds het grootste nucleaire arsenaal. Een ander mogelijk probleem is dat, als de sancties tegen Rusland zouden worden opgeheven, het Vladimir Poetin, de sfinx in het Kremlin, zeker is toe te vertrouwen om Trump een kunstje te flikken door de Europeanen opnieuw in zijn plannen te betrekken (om de afhankelijkheid van de VS te beperken). In dit geval staat de Franse bourgeoisie bijvoorbeeld al in de startblokken: twee van de belangrijkste kandidaten voor de komende presidentsverkiezingen daar - Fillon en Le Pen - maken geen geheim van hun sympathie voor Rusland.
Op het ogenblik blijft de uitkomst van het conflict binnen de Amerikaanse bourgeoisie onbeslist. Intussen blijft de argumentatie van Trump eenzijdig economisch (hoewel het helemaal niet is uitgesloten dat hij zijn avonturisme uitbreidt naar een politiek van militaire provocatie tegen Peking). Maar wat erbij komt, is het feit dat een effectief, lange termijn antwoord op de Chinese uitdaging een sterke economische component moet hebben en niet alleen op het militaire vlak kan plaatsvinden. Er zijn met name twee gebieden waar de Amerikaanse economie een veel zwaardere last op haar schouders dragen dan China, en die Trump moet proberen te ‘rationaliseren’. Eén daarvan is het enorme militaire budget. Wat dit aspect betreft heeft de politiek tegenover Rusland ook een ideologische dimensie. Een van de belangrijkste argumenten ter rechtvaardiging van de voortzetting van astronomische defensie-uitgaven in de VS in de afgelopen jaren was namelijk het idee dat Poetin de Sovjet-Unie weer grondvesten wil.
De andere uitgave die Trump aanzienlijk wil verminderen, is die van de verzorgingsstaat. Hier, in de aanval tegen de arbeidersklasse, kan hij rekenen op de steun van de hele heersende klasse.
Trump’s dreiging met geweld
Naast het gedrag van een onverantwoordelijke avonturier is het andere belangrijkste kenmerk van de politiek van Trump de dreiging met geweld. Een van zijn specialiteiten is om internationaal opererende bedrijven te bedreigen met dwangmaatregelen, als ze niet doen wat hij wil. Wat hij wil, zegt hij, zijn ‘banen voor Amerikaanse arbeiders’. Zijn manier om de grote bedrijven per Tweet te intimideren is er ook op gericht indruk te maken op allen die voortdurend in angst te leven, omdat hun levensonderhoud afhankelijk is van de grillen van dergelijke grote bedrijven. Deze arbeiders worden aangemoedigd zich te identificeren met zijn kracht, die zogenaamd alleen hun ten dienste staat, omdat ze goede, gehoorzame, eerlijke Amerikanen zijn, die hard zwoegen voor hun land.
Tijdens zijn verkiezingscampagne zei Trump tot zijn rivaal Hillary Clinton dat hij haar zou ‘opsluiten’. Hij verklaarde later dat men clementie met haar moet hebben − alsof het afhangt van zijn persoonlijke grillen, of andere politici in de gevangenis belanden of niet. Voor illegale immigranten is een dergelijke clementie niet voorzien. Zelfs Obama deporteerde er meer dan iedere Amerikaanse president voor hem. Trump wil hen, voordat ze met geweld worden verdreven, eerst twee jaar in de gevangenis stoppen. De belofte van bloedvergieten is de aura waardoor hij een groeiende massa aantrekt van al diegenen die in deze maatschappij niet in staat zijn om zichzelf te verdedigen, maar wel op wraak uit zijn. Mensen die naar zijn bijeenkomsten kwamen om tegen hem te protesteren, liet hij voor het oog van de tv-camera’s in elkaar slaan. Vrouwen, buitenstaanders, zogenaamde ‘losers’– allen werd te verstaan gegeven dat ze van geluk mogen spreken dat ze slechts blootgesteld worden aan zijn verbaal geweld. Niet alleen zou hij een muur willen bouwen om de Mexicanen buiten te houden − hij belooft ook om hen er zelf voor te laten betalen. Tenslotte wordt er ook een vernedering aan toegevoegd.
Deze dreigementen waren een goed berekend onderdeel van de verkiezingscampagne van Trump, maar na zijn aantreden liet hij geen minuut voorbij gaan om enige voldongen feiten te scheppen, die moesten bewijzen dat hij doet wat hij zegt, in tegenstelling tot eerdere politici. De meest spectaculaire van deze maatregelen is waarschijnlijk het decreet − die grote conflicten zowel in de heersende klasse als in de bevolking als geheel heeft veroorzaakt − over het ‘inreisverbod voor moslims’, dat stelt dat mensen uit bepaalde landen met een moslimmeerderheid de binnenkomst in of de terugkeer naar de VS wordt geweigerd. Dit is vooral een intentieverklaring om minderheden op de korrel te nemen en de islam in het algemeen gelijk te stellen met terrorisme, hoewel Trump beweert dat deze maatregel niet specifiek tegen moslims is gericht.
Wat Amerika nodig heeft, zei hij tegen de wereld, zijn meer wapens en meer martelingen. Onze moderne burgerlijke beschaving heeft geen gebrek aan dergelijke opschepperige misdadigers en gelukzoekers hoezeer deze, die nemen wat ze ten koste van anderen te pakken kunnen krijgen, ook worden bewonderd en toegejuicht. Wat nieuw is, is dat in een van de meest moderne landen ter wereld miljoenen mensen een dergelijke misdadiger als staatshoofd willen hebben. Trump is net als zijn voorbeeld en ‘wannabe’ Poetin niet ondanks, maar dankzij zijn roekeloze gedrag zo populair.
In het kapitalisme bestaan er altijd twee mogelijke alternatieven: ofwel de ruil van gelijke waarden dan wel de ruil van ongelijke waarden (roof). Men kan iemand anders het equivalent geven van wat men van de ander krijgt, maar men kan het ook achterwege laten. Om de markt te laten functioneren moeten zijn subjecten afzien van geweld op het economisch vlak. Dit gebeurt onder dreiging van dwangmaatregelen, zoals de gevangenis, maar ook op grond van de belofte dat het afzien van geweld zich op de lange duur uitbetaalt op het vlak van de veiligheid van het bestaan. Nochtans is, in het kapitalisme, de roof de basis van het economische leven, de meerwaarde die de kapitalist realiseert door de onbetaalde meerarbeid van de loonarbeider. Deze roof is gelegaliseerd in de vorm van het kapitalistische privé-eigendom van de productiemiddelen, een roof die dagelijks wordt afgedwongen door de staat, die het staatsapparaat is van de heersende klasse. De kapitalistische economie vereist een taboe op geweld in de markt. Koop en verkoop moeten vreedzame activiteiten zijn − met inbegrip van de koop en de verkoop van de arbeidskracht: arbeiders zijn geen slaven. Onder ‘normale’ omstandigheden zijn werkende mensen bereid om min of meer vreedzaam onder dergelijke voorwaarden te leven, zelfs als ze moeten erkennen dat er een minderheid is die weigert om hetzelfde te doen. Deze minderheid bestaat uit de criminele wereld, die leeft van de roof, en uit de staat, die de grootste rover is van allemaal, zowel ten opzichte van haar ‘eigen’ bevolking (belastingen) als ten opzichte van andere staten (oorlog). En hoewel de staat de criminelen onderdrukt ten behoeve van de verdediging van het privé-eigendom, neigen de topgangster en de roverstaat in de hogere geledingen er eerder toe om met elkaar samen te werken dan om elkaar te bestrijden. Maar als het kapitalisme zelfs niet de illusie van een mogelijke verbetering van de levensomstandigheden voor de samenleving als geheel geloofwaardig kan maken, dan begint de maatschappij als geheel haar bereidheid tot samenwerking op te zeggen.
Vandaag zijn we in een periode terecht gekomen waarin (niet anders dan in de jaren 1930) grote sectoren van de maatschappij zich bedrogen voelen en niet meer geloven dat het afzien van geweld iets oplevert. Toch blijven ze geïntimideerd door de dreiging van repressie, door de illegale status van de criminele wereld. Dit is het moment waarop het verlangen om deel uit te maken van degenen die zonder angst kunnen roven, politiek van aard wordt. De essentie van hun ‘populisme’ is de eis dat het geweld tegen bepaalde groepen gelegaliseerd of in ieder geval officieus getolereerd wordt. In Hitler-Duitsland was de koers naar de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld een ‘normale’ manifestatie van de ‘roverstaat’, iets wat hij deelde met het Rusland van Stalin, met het Amerika van Roosevelt, enzovoort. Wat nieuw was aan het nationaalsocialisme, was de systematische, door de staat georganiseerde diefstal van delen van de eigen bevolking. De klopjacht op de zondebokken en pogroms werden gelegaliseerd. De Holocaust was niet in de eerste plaats het product van het historische antisemitisme of van het nazisme. Hij was het product van het moderne kapitalisme. Voor de sectoren van de bevolking, die wegzonken in het barbarendom werd de roof het alternatieve economische vooruitzicht. Maar dit barbarendom is het barbarendom van het kapitalistische systeem zelf. De criminaliteit maakt net zozeer deel uit van burgerlijke maatschappij als de aandelenmarkt. Roof en koop/verkoop zijn twee tegenpolen van een geavanceerde, moderne maatschappij die gebaseerd is op privé-eigendom. Het beroep van de rover kan pas worden afgeschaft met de afschaffing van de klassenmaatschappij. Als de roof de aan- en verkoop begint te vervangen, betekent dit zowel de zelfverwerkelijking als de zelfvernietiging van de burgerlijke beschaving. Bij het ontbreken van een alternatief, een revolutionaire kommunistisch perspectief, neemt het verlangen naar geweld tegen anderen toe.
De vis begint bij de kop te stinken
Wat gebeurt er als delen van de heersende klasse, gevolgd door een aantal tussenlagen in de maatschappij, het vertrouwen beginnen te verliezen in de mogelijkheid van voortdurende groei voor de wereldeconomie? Of wanneer ze de hoop beginnen te verliezen dat ze zelf zullen profiteren van welke groei dan ook? Zij zullen op geen enkele wijze afstand doen van hun aanspraken op een (groter) deel van rijkdom en macht. Als de beschikbare rijkdom niet meer groeit, kunnen ze nog steeds vechten voor een groter aandeel ten koste van de rest. Hier ligt de link tussen de economische situatie en de groeiende dorst naar geweld. Het perspectief van de groei wordt vervangen door het perspectief van de diefstal en de plundering. Als miljoenen illegale arbeiders zouden worden uitgezet zou dat, volgens hun berekeningen, leiden tot meer banen, meer huisvesting en meer sociale voorzieningen voor de degenen die blijven. Hetzelfde geldt voor mensen die van een uitkering leven zonder ooit een bijdrage te hebben geleverd. Wat betreft etnische minderheden hebben sommige van hen bedrijven die kunnen overgaan in handen van anderen. Deze manier van denken sijpelt door uit de dieptes van de burgerlijke ‘beschaafde’ maatschappij.
Maar zoals een oud gezegde luidt, begint de vis bij de kop te stinken. Het is in de eerste plaats de staat en het economische apparaat van de heersende klasse zelf die het rottingsproces voortbrengt. De diagnose, die de kapitalistische media hebben gesteld, is dat het presidentschap van Trump, de triomf van de Brexit-aanhangers in Groot-Brittannië, de opkomst van het rechtse ‘populisme’ in Europa het gevolg is van protest tegen de ‘globalisering’. Maar dit is alleen waar als het geweld als de essentie van dit protest wordt begrepen, en als de globalisering niet alleen wordt gezien als een economische optie, maar ook als een label voor de extreem gewelddadige middelen die een kapitalisme in verval de afgelopen decennia in leven hebben gehouden. Het gigantische economische en politieke offensief van de bourgeoisie (een soort oorlog van de kapitalistische klasse tegen de rest van de mensheid en tegen de natuur) veroorzaakte miljoenen slachtoffers, niet alleen onder de arbeidende bevolking van de hele planeet, maar ook binnen het apparaat van de heersende klasse zelf. Het is niet in de laatste plaats dit aspect dat, in al zijn dimensies, absoluut ongekend is in de moderne geschiedenis. Ook de mate waarin delen van de Amerikaanse bourgeoisie en haar staatsapparaat het slachtoffer zijn geworden van deze verwoestingen is ongekend. En dit alles ondanks het feit dat de Verenigde Staten de belangrijkste aanstichter van deze politiek waren. Het is alsof de heersende klasse werd gedwongen om delen van haar eigen lichaam te amputeren om de rest te redden. Hele sectoren van de nationale industrie werden gesloten omdat hun producten elders goedkoper konden worden vervaardigd. Het waren niet alleen deze industrieën die hun deuren moesten sluiten − hele delen van het land raakten in dit proces verlaten: regionale en lokale overheden, lokale producenten van consumptiegoederen, lokale detailhandelaren en de kredietsector, leveranciers, de bouwsector, enzovoort, ze werden allemaal verbrijzeld. Niet alleen arbeiders, maar ook grote en kleine bedrijven, ambtenaren en plaatselijke hoogwaardigheidsbekleders waren het slachtoffer. Als de arbeiders hun broodwinning verloren, verloren deze burgerlijke en kleinburgerlijke slachtoffers hun macht, hun voorrechten en hun sociale positie.
De afgelopen drie decennia vond dit proces in alle oude industrielanden op min of meer radicale wijze plaats. Maar in de VS heeft zich ook een soort aardbeving voorgedaan in het militaire en inlichtingenapparaat. Onder Bush jr. en Rumsfeld werden delen van de militaire en veiligheidsdiensten en zelfs van de ‘inlichtingendiensten’ ‘geprivatiseerd’ − maatregelen die veel hooggeplaatste leiders hun baan heeft gekost. Bovendien moesten de ‘nieuwsdiensten’ zich verzetten tegen de concurrentie van moderne mediabedrijven zoals Google of Facebook, die in zekere zin net zo goed geïnformeerd en net zo belangrijk voor de staat zijn als de CIA en de FBI. In de loop van dit proces zijn de machtsverhoudingen binnen de heersende klasse veranderd, met inbegrip van het economische niveau, waar de krediet- en financiële sector (‘Wall Street’) en nieuwe technologieën (‘Silicon Valley’) niet alleen behoren tot de belangrijkste begunstigden van de ‘globalisering’, maar ook tot de belangrijkste hoofdrolspelers ervan.
In tegenstelling tot deze sectoren, die de kandidatuur van Hillary Clinton steunden, zijn de aanhangers van Trump geen specifieke economische groepen, hoewel zijn sterkste aanhangers te vinden zijn onder de bedrijfsleiders van de oude industrieën, die de laatste decennia in aantal zijn afgenomen. Ze zijn hier en daar te vinden in het staats- en economische machtsapparaat. Dit waren de sluipschutters die achter de schermen het kruisvuur voortbrachten tegen Clinton als vermeende kandidaat van Wall Street. Onder hen waren zakenlieden, gefrustreerde publicisten en leiders van de FBI. Voor degenen onder hen die de hoop hebben verloren om zichzelf te maken ‘great again’, was de steun voor Trump vooral een vorm van politiek vandalisme, blinde wraak op de heersende elite.
Dit vandalisme komt ook tot uiting in het verlangen van sommige groeperingen binnen de heersende klasse − vooral die delen die te maken hebben met de olie-industrie − om steun te geven aan Trump's grandioze afwijzing van de klimaatverandering, die wordt vertegenwoordigd door de wetenschap, en die hij, zoals alom bekend, heeft afgedaan als een door de Chinezen uitgevonden bedrog. Dit bewijst eens te meer dat belangrijke delen van de bourgeoisie elke toekomstvisie op de mensheid zijn kwijtgeraakt, dat ze openlijk bereid zijn om hun (‘nationale’) winstmarges voor alles te stellen tegenover het natuurlijke milieu en zo de fundamenten van heel het menselijke leven in vraag te stellen. Trump en zijn medevandalen zullen deze oorlog tegen de natuur, die in de loop van de ‘neoliberale’ wereldorde aanzienlijk geïntensiveerd is, nog meedogenlozer voortzetten.
Wat er is gebeurd, is zeer ernstig. Hoewel de leidende facties van de Amerikaanse bourgeoisie nog steeds vasthouden aan de bestaande economische wereldorde en zich inzetten voor handhaving ervan, begint de consensus ten aanzien van deze kwestie binnen de heersende klasse af te brokkelen. Ten eerste omdat een groeiend deel van de wereldorde zich geen zorgen maakt over deze wereldorde. Ten tweede omdat de heersende fracties er niet in slaagden om de komst van een kandidaat van deze desperado’s in het Witte Huis niet konden voorkomen. De erosie van zowel de samenhang van de heersende klasse als haar controle over het eigen politieke apparaat had zich nauwelijks duidelijker kunnen manifesteren. Sinds de Amerikaanse bourgeoisie, met haar overwinning in de Tweede Wereldoorlog, de leidende rol in het beheer van de wereldeconomie als geheel van haar Britse tegenhanger had overgenomen, heeft zij deze verantwoordelijkheid voortdurend op zich genomen. Over het algemeen is de bourgeoisie van het grote nationale kapitaal het best geplaatst om deze rol op zich te nemen. Temeer daar zij, zoals de Verenigde Staten, de militaire macht hebben om zijn leidend vermogen extra gezag te geven. Het is daarom opmerkelijk dat noch de Verenigde Staten, noch hun voorganger, het Verenigd Koninkrijk, nu in staat zijn om deze rol te blijven vervullen − in wezen om dezelfde redenen. Het is door het gewicht van het politieke populisme dat Londen buiten de Europese economische instellingen is komen te staan. Het had iets van wanhoop toen de Financial Times, een van de belangrijke stemmen van de City of London, de Duitse bondskanselier Merkel opriep om aan het begin van het nieuwe jaar het voortouw te nemen in de wereld. Trump lijkt in ieder geval niet bereid en niet in staat deze rol op zich te nemen, en er is op dit moment geen andere wereldleider die hem kan vervangen. Het kapitalistische systeem en de mensheid staan voor een gevaarlijke fase.
De toenemende erosie van de solidariteit geeft duidelijk aan dat de overwinning van Trump niet alleen het gevolg is van een verlies van perspectief voor de heersende klasse, maar ook van de arbeidersklasse. Als gevolg daarvan worden veel meer arbeiders dan anders het geval zou zijn negatief beïnvloed door wat populisme wordt genoemd. Opvallend is bijvoorbeeld dat naast de miljoenen witte arbeiders, veel Latino's’ op Trump lijken te hebben gestemd, ondanks zijn tirade tegen hen. Velen van hen behoorden tot de laatste die toegang kregen tot ‘God’s own country’ − juist omdat ze vrezen als een van de eersten te worden uitgewezen, zijn ze geneigd te denken dat ze veiliger zijn als de poort stevig achter hen zou worden dichtgetrokken.
Wat is er gebeurd met de arbeidersklasse, haar revolutionair perspectief, haar klassenidentiteit en haar tradities van solidariteit? Meer dan een halve eeuw geleden was er een comeback van de arbeidersklasse op het toneel van de geschiedenis, vooral in Europa (Mei 1968 in Frankrijk, de Hete Herfst 1969 in Italië, 1970 in Polen, enzovoort). In de ‘Nieuwe Wereld’ manifesteerde deze wedergeboorte van de klassenstrijd zich in Latijns-Amerika (vooral in Argentinië in 1969), maar ook in Noord-Amerika, vooral in de Verenigde Staten. Er waren belangrijke uitingen van dit ontwaken. Eén daarvan was een hele ontwikkeling van vaak grote wilde stakingen en andere, dikwijls radicale gevechten op economisch terrein voor de eisen van arbeiders. De andere uitdrukking was de terugkeer van gepolitiseerde minderheden onder de nieuwe generatie, aangetrokken door revolutionaire, proletarische politiek. Van bijzonder belang was de neiging om een kommunistisch perspectief tegen het stalinisme te ontwikkelen, dat min of meer duidelijk als contrarevolutionair werd erkend. De terugkeer naar het centrum van de strijd van arbeiders, klasse-identiteit en solidariteit, en een proletarisch, revolutionair perspectief, gingen hand in hand. In de jaren 1960 en 1970 werden waarschijnlijk miljoenen jongeren in de oude geïndustrialiseerde landen op deze manier min of meer gepolitiseerd − de hoop en kracht van de mensheid.
Naast het lijden van de arbeidersklasse waren de twee meest brandende kwesties in de Verenigde Staten op dat moment de Vietnamoorlog (de Amerikaanse regering had ook de dienstplicht ingevoerd) en de racistische uitsluiting van en geweld tegen ‘zwarten’. Oorspronkelijk waren deze vragen ten minste deels aanvullende factoren van de politisering en radicalisering. Maar zonder eigen politieke ervaring, zonder de begeleiding van een in proletarische zin gepolitiseerde oudere generatie, hadden de jonge activisten enorme illusies over de mogelijkheden van een snelle maatschappelijke omwenteling. In het bijzonder waren de klassenbewegingen van die tijd veel te zwak om de regering te dwingen de Vietnamoorlog te beëindigen of ‘zwarten’ of andere minderheden te beschermen tegen racisme en discriminatie (in tegenstelling tot de revolutionaire beweging in Rusland in 1905, die zowel de opstand tegen de Russisch-Japanse oorlog als de bescherming van Joden tegen pogroms in Rusland behelsde).
Omdat bepaalde facties binnen de Amerikaanse bourgeoisie hun betrokkenheid bij Vietnam in hun eigen klassebelang wilden beëindigen en de Afro-Amerikaanse bourgeoisie wilden laten deelnemen aan de macht, werden veel van deze jonge militanten in de burgerlijke politiek gezogen en keerden ze de arbeidersklasse de rug toe. Anderen, die trouw bleven aan de zaak van de arbeiders stelden zich, omdat ze overweldigd werden door ongeduld, verkiesbaar als linkse kandidaat bij de staatsverkiezingen. Of ze gingen aan de slag bij de vakbonden in de hoop iets onmiddellijk en tastbaars te bereiken voor degenen die ze beweerden te vertegenwoordigen. Verwachtingen die steeds opnieuw niet uitkwamen. De arbeiders ontwikkelden een steeds openlijker vijandigheid tegenover deze linkse extremisten, die bovendien zichzelf en de reputatie van de revolutie in diskrediet brachten door zich te identificeren met het meedogenloze, contrarevolutionaire links, vooral de stalinistische regimes, en door hun burgerlijke, manipulatieve benadering van de politiek.
Wat betreft de militanten zelf: die ontwikkelden op hun beurt een vijandigheid tegenover de arbeidersklasse, die weigerde hen te volgen − een vijandigheid die zich vaak in haat omsloeg. Dit alles in leidde tot een wijdverbreide vernietiging van de politiek-revolutionaire klassenenergie. Het was de tragedie van bijna een hele generatie van de arbeidersklasse die zo veelbelovend was begonnen. Wat volgde was de ineenstorting van het stalinisme in 1989 (verkeerd begrepen en geïnterpreteerd als de ineenstorting van het kommunisme en het marxisme) en de sluiting van hele, traditionele industrieën in de oude kapitalistische landen (verkeerd begrepen en verkeerd geïnterpreteerd als de verdwijning van de arbeidersklasse in dit deel van de wereld). In deze context (zoals de Franse socioloog Didier Eribon bijvoorbeeld aangaf) was politiek links (dat volgens de IKS links van het kapitaal is, een deel van het heersende apparaat) een van de eerste die verklaarde dat de arbeidersklasse verdwenen was.
Het is veelzeggend dat de democratische kandidaat (die ooit beweerde de ‘georganiseerde arbeiders’ te vertegenwoordigen) in de recente Amerikaanse verkiezingscampagne nooit naar iets dergelijks verwees als de arbeidersklasse, terwijl de miljardair Donald Trump dat voortdurend deed. Een van zijn belangrijkste verkiezingsbeloften was eigenlijk om de Amerikaanse arbeidersklasse (alleen begrepen als arbeider in blauwe overall), die voor hem een essentieel onderdeel vormde van de Amerikaanse natie (zijn arbeidersklasse is er een waarvan kapitalisten dromen: patriottisch, hardwerkend, onderdanig), voor ‘uitsterven’ te behoeden.
De tijdelijke verdwijning van arbeidersidentiteit en van de solidariteit van het voorplan van de situatie is een ramp voor het proletariaat en de mensheid. Tegen de achtergrond van het huidige onvermogen van beide grote klassen van de moderne samenleving om een geloofwaardig perspectief naar voren te schuiven, wordt de essentie van de burgerlijke maatschappij duidelijker: de ondermijning van de solidariteit. Het solidariteitsbeginsel, dat in min of meer het vangnet was in alle prekapitalistische maatschappijen die zich baseerden op een natuureconomie en niet op de ‘markteconomie’, is vervangen door het vangnet van de particulier eigendom − voor degenen die dit bezitten. In de burgerlijke maatschappij moet je jezelf kunnen helpen en de middelen daarvoor zijn niet solidariteit, maar kredietwaardigheid en verzekering. Decennialang werd de welvaartsstaat in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen − hoewel integraal onderdeel van de krediet- en verzekeringseconomie − gebruikt om te verbergen dat de solidariteit van de maatschappelijke ‘agenda’ was afgevoerd. Tegenwoordig wordt de verwerping van solidariteit niet alleen verhuld, maar wint ze ook aan terrein.
De uitdaging voor de arbeidersklasse
De demonstraties van miljoenen mensen, vooral vrouwen, in heel de Verenigde Staten, tegen de nieuwe president de dag na zijn inauguratie maakten duidelijk dat grote delen van de werkende bevolking in de Verenigde Staten Trump en de tendens, waar hij voor staat, niet steunen. Verre van oppositie te voeren tegen het nationalisme van Trump, neigden deze demonstraties er echter toe om Trump op zijn eigen terrein antwoord te geven met de bewering: ‘Wij zijn het ware Amerika’.
Deze demonstraties laten in feite zien dat de populistische politiek van uitsluiting en het zoeken van een zondebok niet het enige gevaar is voor de arbeidersklasse. Deze jonge generatie, die protesteert zonder voor Trump te bezwijken, dreigt in plaats daarvan in de val te lopen van de verdediging van een ‘democratische’ en ‘liberale’ burgerlijke maatschappij. De heersende fracties van de bourgeoisie zouden blij zijn als ze de steun kregen van de meest intelligente en genereuze sectoren van de arbeidersklasse om de huidige versie te verdedigen van een uitbuitingssysteem dat − zelfs zonder het ‘populisme’ − al lange tijd een bedreiging is voor het voortbestaan van onze soort en dat bovendien zelf de voortbrenger is van het ‘populisme’ dat ze in toom wil houden. Het staat buiten kijf dat veel arbeiders, vandaag de dag, bij gebrek aan een revolutionair alternatief dat ze kunnen vertrouwen, een Obama, een Sanders of een Merkel beschouwen als het minste kwaad, vergeleken met een Trump, een Farrage, een Le Pen of het ‘Alternative für Deutschland’. Maar tegelijkertijd zijn deze arbeiders verontwaardigd over wat de ‘liberale maatschappij’ de mensheid de afgelopen decennia heeft aangedaan. De klassentegenstellingen blijven bestaan. De heersende fracties van de bourgeoisie zouden graag de steun van de meest intelligente en genereuze sectoren van de arbeidersklasse inroepen ter verdediging van de huidige versie van een uitbuitingssysteem dat - zelfs zonder 'populisme' - lange tijd een bedreiging is geworden voor de het bestaan van onze soort, en die bovendien zelf de producent is van het 'populisme' dat het in toom wil houden. Het valt niet te ontkennen dat tegenwoordig voor veel arbeiders, bij gebrek aan een revolutionair alternatief waarin ze vertrouwen kunnen hebben, een Obama, Sanders of Angela Merkel als een minder kwaad kan verschijnen in vergelijking met een Trump, Farage, Le Pen of het ‘Alternative für Deutschland’. Maar tegelijkertijd voelen deze arbeiders zich ook verontwaardigd over wat de ‘liberale maatschappij’ de afgelopen decennia met de mensheid heeft gedaan. De klassentegenstelling blijft bestaan.
Er moet ook op worden gewezen dat het verzet van de arbeidersklasse tegen het populisme op zich niet bewijst dat deze arbeiders de burgerlijke liberalen volgen en bereid zijn hun eigen klassebelangen op te offeren. Miljoenen arbeiders in het hart van het geglobaliseerde systeem van productie en ruil zijn zich er maar al te goed van bewust dat hun materiële bestaan afhankelijk is van een wereldwijd systeem van productie en ruil, en dat er geen weg terug is naar een meer lokale arbeidsdeling. Ze zijn zich er ook van bewust dat wat Marx de ‘socialisatie’ van productie noemde (de vervanging van individuele arbeid door geassocieerde arbeid) hen leert om met iedereen op wereldschaal samen te werken, en dat de huidige problemen van de mensheid alleen op die schaal overwonnen kunnen worden. In de huidige historische situatie, bij gebrek aan een klassenidentiteit en een perspectief van strijd voor een klassenloze samenleving, zoekt het revolutionaire potentieel van de hedendaagse maatschappij momenteel zijn toevlucht in de objectieve omstandigheden: het voortbestaan van klassenconflicten, de onverenigbaarheid van hun klassebelangen, de wereldwijde samenwerking van proletariërs in de productie en reproductie van het maatschappelijke leven. Alleen het proletariaat heeft een objectief belang bij het oplossen van de tegenstelling tussen de mondiale productie en de particuliere en nationale toe-eigening van rijkdom. Aangezien de mensheid niet kan terugkeren naar de lokale marktproductie, kan zij alleen vooruitgaan door het privébezit af te schaffen, door het internationale productieproces beschikbaar te stellen voor de hele mensheid.
Op deze objectieve basis kunnen de subjectieve voorwaarden voor de revolutie zich nog steeds herstellen, met name door de hervatting van de aanzienlijke economische strijd van het proletariaat en de ontwikkeling van een nieuwe generatie revolutionaire, politieke minderheden met de moed die nodig is om de zaak van de arbeidersklasse meer dan ooit aan te gaan, en met de continuïteit die nodig is om het proletariaat van zijn eigen revolutionaire missie te overtuigen.
Steinklopfer, eind januari 2017
De periode, die werd ingeluid door van de Eerste Wereldoorlog, stelde de arbeidersbeweging voor een aantal belangrijke nieuwe uitdagingen. De leiding van de sociaal-democratie besloot tot een openlijke collaboratie met de bourgeoisie. De belangrijkste proletarische organisatie, de Duitse SPD, de ziel van de arbeidersbeweging, verkocht zich aan het kapitaal, waarop de Tweede Internationale instortte. Teneinde de politiek-theoretische strijd als zelfstandige klasse tegenover het kapitaal met succes voort te kunnen zetten was de arbeidersbeweging genoodzaakt een volledig nieuwe politieke organisatie op te bouwen.
De uitbraak van de wereldoorlog maakte ook duidelijk dat er een einde gekomen was aan de progressieve of opkomstperiode van het kapitalisme. Dit veranderde de inzet en de methode van de klassestrijd aanzienlijk: de wereldrevolutie was van een perspectief op lange termijn een reëel vooruitzicht geworden, wat bevestigd werd met de revolutionaire golf van 1917-1923, terwijl de strijdvormen om het kapitaal op de knieën te dwingen niet langer de vakbondsacties waren maar de massastaking en de arbeidersraden.
De nieuwe politieke organisatie van de arbeidersklasse kreeg haar beslag vijf jaar later in de oprichting van de Kommunistische of Derde Internationale (Komintern) in 1919. Maar daarmee was het pleit niet beslecht, want haar grondslagen moesten, zowel op het vlak van haar organisatie als haar programma, niet alleen verder ontwikkeld, maar ook verdedigd worden tegen iedere vorm van ontaarding, die een aantal jaren daarvoor de Tweede Internationale naar de afgrond had gevoerd.
De strijd voor de verdediging van de verworvenheden van de Komintern, vooral door de Kommunistische Linkerzijde, wordt in dit artikel nader onder de loep genomen. De aanleiding hiervoor is de publicatie van een artikel op de website van Grenzeloos (Nederland) en SAP (België) met de titel “Vragen zonder antwoord - de Nederlandse en Duitse communistische linkerzijde”. Het betreffende artikel gebruikt de bespreking van het boek “The Dutch and German Communist Left (1900-1968)” als een opstap om de Kommunistische Linkerzijde, de meest konsekwente verdedigers van de kommunistische principes en van het optreden van het proletariaat als zelfstandige klasse, in diskrediet te brengen.
De oprichting van de Komintern was een uiterst belangrijke stap in de strijd voor de wereldrevolutie. Ze heeft in de loop van haar bestaan dan ook een aantal fundamentele standpunten ontwikkeld, vastgelegd in de verschillende congresteksten. Meteen al op het Eerste Congres onderstreepte ze
Door het mislukken van de wereldrevolutie en het daaruit voortvloeiende isolement van de USSR, neigde de Komintern er in de loop der jaren steeds meer toe het enige overgebleven arbeidersbastion, Rusland, te verdedigen. Ieder standpunt en iedere beslissing van de Komintern moest noodzakelijkerwijs rekening houden met de belangen van de USSR. Deze politiek tastte haar fundamenten aan en maakte dat ze, in plaats van een voorhoede van het wereldproletariaat, langzaam maar zeker een instrument werd van de Russische staat.
Als reactie op de ontaarding van de Derde Internationale ontwikkelde zich een vrij heterogene oppositie. De twee belangrijkste stromingen binnen deze oppositie waren de Internationale Linkse Oppositie van Trotski (ILO) aan de ene kant en de Kommunistische Linkerzijde, voornamelijk bestaande uit een Italiaanse en de Hollands-Duitse Linkerzijde, aan de andere kant. De belangrijkste kritiekpunten van deze twee opposities tegen de politiek van de Komintern waren:
Zowel de Italiaanse Linkerzijde als de trotskistische Oppositie werden uiteindelijk uit de door Stalin gecontroleerde Komintern gestoten. Eenmaal buitengesloten was de verwachting dat deze twee stromingen, ondanks belangrijke meningsverschillen, naar elkaar toe zouden groeien. Dat dit niet gebeurde is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat de Kommunistische Linkerzijde een veel fundamentelere kritiek formuleerde op de politiek van de Komintern dan het ‘anti-stalinisme’, dat Trotski’s voornaamste drijfveer was.
Het artikel van Grenzeloos/SAP begint met de juiste constatering dat de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde een reactie waren op de politiek die, na de tegenslagen in de Russische en Duitse revolutie, “in de Kommunistische Internationale werd ontwikkeld. In het bijzonder verzette zij zich tegen de oriëntatie op het bouwen van eenheidsfronten die in 1921 op het Derde Congres van de Kommunistische Internationale werd aangenomen.” Inderdaad wezen de linkskommunisten deze tactiek van eenheid van kommunisten met linkerfracties van de sociaal-democratie van de hand.
Een andere punt van kritiek op de Komintern was de zogeheten ‘bolsjewisering’ van de diverse kommunistische partijen, zoals die werd doorgevoerd in 1924-1925. Deze ‘bolsjewisering’ moest de kommunistische partijen omvormen tot organisaties naar het voorbeeld van de partij in de USSR. Achter deze politiek verborg zich een streven naar een ‘monolithische’ organisatie (zonder interne fracties) en naar de uitsluiting van veel van de beste revolutionairen door een politieke heksenjacht, zogenaamd gericht tegen Trotskistische en Luxemburgistische afwijkingen. [1]
Een derde en beslissende kritiek brak los na de aanvaarding van de theorie van ‘het socialisme in één land’ door de Komintern. Deze keer bleef de kritiek niet beperkt tot de linkskommunisten, want ook Trotski voegde zich deze keer bij de tegenstanders van de nieuwe politiek. “Er moet nog een lange weg worden afgelegd tussen de geïsoleerde ‘socialistische’ staat en de socialistische maatschappij (…) die precies overeenkomt met de weg van de internationale revolutie.” En als Stalin dan beweert dat “de natuurlijke hulpbronnen de USSR in staat stellen om het socialisme binnen haar geografische grenzen op te bouwen” dan breekt hij “met de marxistische traditie van het internationalisme”. [2]
Maar hoe komt het dat deze twee stromingen, die beiden hebben gestreden tegen de ontaarding van de Komintern, na haar definitieve ondergang toch niet in staat waren om gezamenlijk de fundamenten te leggen voor een politiek vervolg op die Internationale? Om dit te kunnen beantwoorden moeten we teruggaan tot wat de grondslag vormt in het verschil tussen de Kommunistische Linkerzijde en Trotski en dat is de noodzaak om een programmatische en organisatorische onafhankelijkheid te bewaren ten opzichte van de ‘linkse’ en ‘progressieve’ organisaties van de bourgeoisie. En hierin speelde de politiek ten opzichte van de sociaal-democratie en de vakbonden een essentiële rol.
Om het isolement te doorbreken, waar de wereldrevolutie na de geslaagde revolutie in de USSR en de mislukte opstanden in de rest van Europa in terecht was gekomen, moesten volgens de Komintern eenheidsfronten worden gevormd. Deze politiek, aangenomen op het Derde Congres in 1921, kan het beste als volgt worden samengevat: de diverse kommunistische partijen moeten vastberaden pogingen ondernemen om de leiders van wat ze toen de ‘reformistische’ en ‘centristische’ organisaties noemden, te dwingen tot beperkte samenwerking op concrete punten door hun aanhangers te winnen voor eenheid in actie.
Wat betekende die politiek echter in de praktijk? Twee voorbeelden maken dit heel duidelijk.
“Het Uivoerend Comité van de Komintern is van mening dat de kommunistische fractie in het Zweedse parlement onder bepaalde omstandigheden kan instemmen haar steun te geven aan het mensjewistische ministerie van Branting (....) een van de meest prominente leiders van de Tweede Internationale en tegelijkertijd premier van de Zweedse bourgeoisie.”
Het Derde Congres van de Komintern gaf opdracht aan“de Britse kommunisten een krachtige campagne voor toetreding tot de Labour Party te starten”. [3]“De Engelse arbeidersbeweging moet zich meer inspannen om de mogelijkheid van de vorming van een arbeidersregering na de volgende verkiezingen te vergroten.” [4]
Deze opportunistische politiek van het eenheidsfront, die ook door Trotski fel werd verdedigd, bestond dus niet alleen uit het zoeken van samenwerking met de sociaal-democratische partijen, maar zelfs uit het geven van steun aan regeringen waarin de meerderheid werd gevormd door de sociaal-democratische partij, met of zonder deelname de kommunistische partij. In naam van de ‘verovering van de massa’s’ neigde de Komintern ertoe om allerlei programmatische concessies te doen aan de ‘linkervleugel’ van de sociaal-democratie.
De opdracht van de Komintern aan de kommunistische partijen om een samenwerkingsverband aan te gaan met de ‘linkse’ stromingen, die nog steeds binnen de sociaal-democratie waren georganiseerd, stuitte iedere oprechte linkskommunist tegen de borst. De Hollands-Duitse Linkerzijde verwierp resoluut iedere vorm van samenwerking met de sociaal-democratische partijen, hoe ‘links’ die zich ook voordeden en hoe groot de schare arbeiders ook was die nog in die partijen waren georganiseerd. Want, zoals Gorter verklaarde, “de verschillen tussen de sociaal-democraten en de bourgeoisie zijn in de loop van de oorlog en de revolutie zeer zeker tot bijna niets teruggebracht”. [5] Bordiga en de Italiaanse Linkerzijde wezen de nieuwe politiek van de Komintern eveneens resoluut van de hand. De strategie van de westerse kommunistische partijen om de teruggang van de wereldrevolutie te bestrijden door middel van het ‘eenheidsfront’ was volgens Bordiga een knieval voor de contrarevolutie.
De ‘reformisten’ van de sociaal-democratie hadden in 1914 niet alleen de arbeiderklasse verraden maar stonden ook op het voorste plan in de verplettering van de revolutie in Duitsland, die in november 1918 was begonnen. De sociaal-democratische partijen van de westerse landen steunden eveneens de eigen bourgeoisie toen die besloot massale herstelbetalingen op te leggen aan het overwonnen Duitse imperialisme. Ze waren in 1919, toen de Komintern werd opgericht, dus al lang geen ‘reformisten’ meer, maar contrarevolutionairen.
Voor de linkskommunisten was de eenheidsfrontpolitiek dan ook totaal onaanvaardbaar omdat ze het principe van de zelfstandige strijd van het proletariaat voor haar eigen doeleinden, op de helling zette. Deze politiek, waarmee de Komintern steun probeerde te winnen onder de massa’s van de arbeiders:
Nadat het Eerste Congres van de Komintern de definitieve overgang van de social-democratie naar het burgerlijke kamp had erkend, besloot het Derde Congres onder de leuze ‘op naar de massa’s’ diezelfde sociaal-democratiedus weer te rehabiliteren. Deze politiek vormde voor een deel van de linkskommunisten de aanleiding om de Komintern de rug toe te keren. De Hollands-Duitse Linkerzijde zette haar strijd voort buiten de Komintern. De Italiaanse Linkerzijde bleef terecht deel uitmaken van de Komintern om daarbinnen de strijd te voeren tegen haar opportunistische politieke koers, totdat zij in de tweede helft van de jaren 1920 - net als Trotski overigens - werd uitgesloten.
De kwestie van het eenheidsfront werd opnieuw actueel in de jaren 1930 met het aan de macht komen van de NSDAP van Hitler in Duitsland. Het artikel van Grenzeloos/SAP zegt in dit verband dat het ongelooflijk kortzichtig was van de Hollands-Duitse Linkerzijde om het fascisme over één kam te scheren met het stalinisme en de sociaal-democratie. Volgens het artikel was dat in de jaren 1930 al zo, maar na de bekendmaking van de moord op 6 miljoen joden is dat zeker het geval. Maar is dat wel zo?
Met het oog op een mogelijke verkiezingsoverwinning van Hitler luidde Trotski in 1931 de noodklok. In alle landen waar de Internationale Linkse Oppositie (ILO) groepen had, gaf hij het startsignaal voor een campagne met als doel de Duitse Kommunistische Partij (KPD) aan te zetten een eenheidsfront met de sociaaldemocraten aan te gaan en zo Hitler te verhinderen aan de macht te komen. In een pamflet over de situatie in Duitsland sprak hij zich uit in de volgende bewoordingen: uitgaande van de noodzaak van “een defensieve houding betekent een politiek van het sluiten van de gelederen (…) het vormen van een verenigd front met de sociaal-democratische en niet-partijgebonden arbeiders tegen de fascistische dreiging.” Daarom “zullen we onvermijdelijk afspraken tegen het fascisme moeten maken met de verschillende sociaal-democratische organisaties en groeperingen”. [6]
Het is echter een noodlottige illusie te denken dat de democratie een dam vormt tegen het fascisme en dat het kan leiden tot een effectieve strijd ertegen. Reeds in 1922 stelde Bordiga het anti-fascisme aan de kaak als een valstrik voor de arbeidersklasse omdat de verdediging van de democratie de arbeiders juist afleidt van de bestrijding van de wezenlijke voedingsbron voor het fascisme, het kapitalisme: “Wij bleven volhouden dat de echte vijand en het grootste gevaar niet het fascisme was, laat staan de man Mussolini, maar het antifascisme dat het fascisme - met al zijn misdaden en schandalen - zou hebben geschapen. Het is dit antifascisme dat leven zou blazen in dit grote giftige monster, een groot blok dat elke vorm van kapitalistische uitbuiting omvat.” [7]
Later, met betrekking tot de burgeroorlog in Spanje, waarin de tegenstelling democratie fascisme ook door de bourgeoisie tot inzet van de strijd was gemaakt, zag Trotski hoe “twee onverenigbare programma's elkaar confronteerden op het grondgebied van het republikeinse Spanje. Enerzijds, het programma om tegen elke prijs het privé-eigendom te redden uit handen van het proletariaat, en zoveel mogelijk de democratie te redden tegenover Franco; anderzijds, het programma om privé-eigendom af te schaffen door de verovering van de macht door het proletariaat” [8].
Hoe loste Trotskideze tegenspraak op? Voor Trotski was de strijd voor de democratie de eerste stap op de weg naar de proletarische revolutie: “In het revolutionaire ontwaken van de massa's zullen democratische leuzen onvermijdelijk het eerste hoofdstuk vormen” [9]. Het is duidelijk dat Trotski hier totaal het feit negeerde dat de strijd voor de democratische rechten niets te maken heeft met revolutionaire strijd: verre van een fase te zijn in de revolutionaire ontwikkeling van de strijd vormt ze er juist een onoverkomelijke hinderpaal voor.
Heeft Lenin, in de revolutionaire omwenteling in Rusland in 1917, de strijd voor de democratie als voornaamste strijdpunt naar voren geschoven? Nee, voor Lenin was de strijd voor de democratie geenszins het eerste doel. Op het Eerste Congres van de Komintern legde hij een ontwerp van stellingen voor die de democratie ‘in abstracto’ ontmaskerden als een burgerlijke ideologie, waarachter de ultieme dictatuur van het kapitaal schuilgaat. De strijd voor een dergelijke democratie kan de arbeidersklasse alleen maar in verwarring kan brengen en haar kan afleiden van haar revolutionaire strijd voor de dictatuur van het proletariaat.
Net als Lenin verwierp ook de Italiaanse Linkerzijde in 1931 de democratische ideologie, vanwege haar burgerlijk karakter, als een grondslag voor een strijd tegen het fascisme.“Het hanteren van de democratische leuzen moet in alle kapitalistische landen definitief worden afgeweerd. Zelfs waar een fascistische terreur bestaat, dienen deze eisen er alleen maar toe om het kommunistische proletariaat te ontmoedigen. (…) Zelfs in de koloniën bestaat er in de huidige fase van het imperialisme geen enkele basis om te beweren dat de democratie noodzakelijkerwijs anti-kapitalistisch en anti-burgerlijk is.” [10]
De Groep van Internationale Communisten (G.I.C.) nam een soortgelijk standpunt in. “Komt het proletariaat werkelijk in beweging dan vindt het ook in de ‘democratische’ landen direct de hele macht van de bourgeoisie tegenover zich. In dit opzicht is er niet het minste verschil tussen ‘democratie’ en fascisme, of welke staatsvorm dan ook. Zelfs is de ‘democratie’ in sommige opzichten voor de bourgeoisie nog [een] beter wapen dan het geweld van de absolute staatsmacht, omdat zij een opkomende beweging vaak in verwarring kan brengen door aan bepaalde eisen toe te geven.” [11]
Hoe afschuwelijk het fascisme ook was, het merendeel van de linkskommunistische groepen weigerde overstag te gaan voor de druk van het antifascistische eenheidsfront met burgerlijke partijen, zoals dit verdedigd werd door trotskistische groepen, door verwante groepen zoals de POUM en door anarchistische groepen zoals de FAI-CNT. In Nederland lieten drie van de vier radenkommunistische groepen zich niet overhalen tot steun aan de democratie. Daarnaast bleef ook een meerderheid van de militanten van de Italiaanse Linkerzijde alsmede een minderheid van de ‘groep Hennaut’ in België de onafhankelijke strijd van het proletariaat verdedigen.
Het zelfstandig optreden van de arbeidersklasse tegenover alle fracties van de bourgeoisie is een principe dat fundamenteel is voor het welslagen van de wereldrevolutie. “Voor marxisten betekent de zelfstandigheid van de klasse haar onafhankelijkheid ten opzichte van de andere klassen van de maatschappij. Deze zelfstandigheid is een onontbeerlijke voorwaarde voor de revolutionaire actie van de klasse (…): de vernietiging van de kapitalistische staat, en de werelddictatuur van het proletariaat.” (Platform van de IKS)
Ook Lenin was onverbiddelijk in zijn strijd voor het zelfstandig optreden van de arbeidersklasse. “De sociaal-democratie streed en strijdt volkomen terecht tegen het burgerlijk-democratische misbruik van het woord volk. Zij eist dat met dit woord niet het wanbegrip voor de klassentegenstellingen binnen het volk bemanteld wordt. Zij staat er categorisch op, dat het voor de partij van het proletariaat noodzakelijk is, dat zij haar volledige klasse-zelfstandigheid bewaart.” [12]
Ondanks al zijn verwarringen, zoals de notie van centrisme om de aard van de sociaal-democratische partijen aan te duiden, ondanks het feit dat nergens in zijn geschriften een expliciete verdediging is te vinden van de proletarische klasse-zelfstandigheid, hield Trotski dit principe nochtans tot aan zijn dood overeind. Getuige hiervan is onder meer zijn uitspraak voor de Dewey Commissie. [13] Op de vraag wat zijn voorwaarde zou zijn om de republikeinen in Spanje te helpen, gaf hij als antwoord: “Geen politiek bondgenootschap met de bourgeoisie, als eerste voorwaarde.”
Ditzelfde standpunt bevestigde hij nog eens in de laatste maanden van zijn leven in een manifest, geschreven voor de ‘Alarm-conferentie’ die in mei 1940 in de Verenigde Staten plaatsvond. Daarin gaf hij aan dat de arbeiders “door hun bourgeoisie tegen het buitenlandse fascisme te helpen (…) de overwinning van het fascisme in hun eigen land alleen maar versnellen.” Het is, zo vervolgt hij, dan ook niet de taak van de arbeidersklasse om“de ene fractie van het imperialistische systeem te steunen tegen het andere, maar een eind te maken aan het systeem als geheel”. [14]
Trotski bleef met dit standpunt op proletarisch terrein en pleegde dus geen verraad aan historische strijd voor het kommunisme. Niettemin legden zijn toegevingen aan de antifascistische ideologie wel de loper uit voor de trotskistische groepen om, in de loop van de Tweede Wereldoorlog, uiteindelijk hun daadwerkelijke steun te geven aan de alliantie van ‘democratische’ imperialistische machten en de arbeidersklasse dus wel te verraden.
Meteen aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had de grootste afdeling van de IVe Internationale, de ‘Socialist Workers’Party’(SWP) in the Verenigde Staten, al de toon gezet. De woordvoerder, James P. Cannon, legde in een toespraak op de conferentie van deze partij, die van 27 tot 29 september 1940 in Chigaco plaatsvond, een verklaring af waarin hij, grofweg samengevat, verklaarde dat de SWP bereid was zich vervoegen in de oorlog tegen Hitler-Duitsland, onder de voorwaarde dat dit gebeurde onder leiding van officieren, waar ze vertrouwen in had.
In Groot-Brittannië hief een andere trotskistische groep, de Workers’ International League (WIL), de leuze aanvan “de omvorming van de imperialistische oorlog, niet in een burgeroorlog, maar “in een echte revolutionaire oorlog tegen het Hitlerisme”. [En] dit was niet alleen een kwestie van abstracte propaganda; het leidde in de praktijk tot steun voor de toegenomen uitbuiting van de arbeidersklasse om geweren en materiaal voor de imperialistische oorlog te produceren. (....) De WIL argumenteerde dat de productie kon worden verhoogd zolang deze onder ‘arbeiderscontrole’ stond.” [15]
Hoe de oorlog onder leiding van de ‘trotskistische voorhoede’ in de praktijk gevoerd moest worden lieten de Franse trotskisten zien. Zo verspreidden ze op een bepaald moment pamfletten onder de Duitse soldaten, waarin deze werden opgeroepen om hun wapens neer te leggen en te verbroederen met de Franse verzetsstrijders. Ze hadden er geen succes mee, want ze hadden er niet aan gedacht om tegelijkertijd ook pamfletten te verspreiden onder de Franse verzetsstrijders om de wapens neer te leggen en zich te verbroederen met het Duitse soldaten. Als het geen toeval is, dan toch zeker en merkwaardige vorm van verstandsverbijstering!
Het principiële standpunt van de Kommunistische Linkerzijde betaalde zich uit in de Tweede Wereldoorlog. In die imperialistische oorlog zwichtte een belangrijk deel niet voor de lokroep van de geallieerde machten om zich te scharen achter de ‘democratische’ strijd tegen het Duitse en Italiaanse fascisme. Hoe moeilijk dit ook was, ze was in staat om de revolutionaire traditie van de arbeidersbeweging overeind te houden en de strijd op klasseterrein te blijven voeren.
In Nederland kreeg deze politiek gestalte in de vorming van het “Marx-Lenin-Luxemburg Front” (MLL-Front), dat aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd gevormd uit de RSDAP, aangevuld met de militanten van de verschillende trotskistische en radenkommunistische groepen. Dit MLL-Front keerde zich zowel tegen het fascistische imperialisme als tegen het geallieerde blok. Ook de trotskistische leden van het MLL-Front huldigden de opvatting dat “de Tweede Wereldoorlog vooral als een imperialistisch conflict tussen de heersende klassen van de verschillende kapitalistische landen” moest worden beschouwd, en net als het hele MLL-front dat “de wereldoorlog omgezet [moest] worden in een klassenoorlog”. [16]
Toen de leiders van het MLL-Front, waaronder Sneevliet, in 1942 door de bezetters werden gefusilleerd, viel de organisatie in twee delen uiteen. Daarop ontstond aan de ene kant de ‘Kommunistenbond Spartacus’ en aan de andere kant het ‘Comité van Revolutionaire Marxisten’(CRM). Anders dan het MLL-Front, en daarna ook Spartacus, sprak CRM zich uit voor de verdediging van het imperialistische Rusland. Daarmee vervoegde ze het burgerlijke kamp en sloot ze zich aan bij de andere secties van de IVe Internationale, die ook al een dergelijke politieke positie hadden ingenomen. [17]
Het artikel van Grenzeloos/SAP vraagt zich af waarom er in het boek over de Hollands-Duitse Linkerzijde totaal geen aandacht wordt geschonken aan de trotskistische CRM, die in 1944 lid werd van de IVe Internationale. Hetzelfde artikel stelt echter niet de vraag waarom de trotskisten zelf nogal zwijgzaam zijn over hun politieke activiteiten in de Tweede Wereldoorlog. Want, zoals de geschiedenis algemeen heeft aangetoond, zijn het grote gebeurtenissen in de geschiedenis, zoals revolutie en wereldoorlog, die beslissen over de politieke koers van een proletarische organisatie. En de Tweede Wereldoorlog, waarin het trotskisme collaboreerde met het kapitaal, was zo’n moment.
De trotskisten toonden toen definitief bereid te zijn de belangen van de arbeidersklasse op te offeren aan die van de ‘democratische’ en ‘stalinistische’ bourgeoisie. Eenmaal de Rubicon overgestoken was het voor een politieke organisatie als de IVe Internationale dan ook ‘no big deal’ meer om proletarische principes met de voeten te treden. Als je iets wil bewerkstelligen, moet je natuurlijk ook bereid zijn om compromissen te sluiten en dan ben je wel eens genoodzaakt om het ene ‘principe’ in te ruilen voor een ander ‘principe’. Een politieke keuze is niet langer een principiële, maar slechts een tactische kwestie!
Net als voor de sociaal-democratie aan het begin van de Eerste Wereldoorlog vormde de zelfstandigheid van de arbeidersklasse voor de trotskisten niet langer een principe. In hun politiek tijdens de Tweede Wereldoorlog kon ‘revolutionair defaitisme’ heel goed samengaan, niet alleen met de verdediging van de zogenaamde ‘arbeidersstaat’, maar zelfs met de verdediging van het ‘democratische’ tegen het fascistische imperialisme. Net zo gemakkelijk als de sociaal-democratie eerder, gooide ze de historische doeleinden van het proletariaat te grabbel op het altaar van de imperialistische wereldslachting.
Ook al blijft dit voor het artikel van Grenzelloos/SAP een vraagteken, voor de linkskommunisten is het zonneklaar dat het trotskisme van de IVe Internationale en de verschillende daaruit voortgekomen tendenzen, na hun steun aan de geallieerde machten in de imperialistische oorlog, niet langer thuishoren in een boek over de Kommunistische Linkerzijde. Vanaf de Tweede Wereldoorlog bestaat er een onoverbrugbare kloof tussen het linkskommunisme en het trotskisme, die beide kampen definitief van elkaar scheiden. Dit werd in de jaren daarna nog eens overduidelijk bevestigd toen deze laatste zijn ‘kritische’ steun gaf aan de regimes van Tito, Castro, Allende, enzovoort.
Een van de eerste paragrafen van het artikel van Grenzeloos/SAPis gewijd aan de principiële opstelling van de Kommunistische Linkerzijde tegenover de sociaal-democratische partijen en vakbonden.“Uit principe verwierpen de linkse communisten het sluiten van compromissen. (…) deelname aan verkiezingen of aan vakbonden waren slechts manieren om 'ernstige en beslissende strijd met de burgerlijke klasse te vermijden'. Dit leidde natuurlijk tot een uiterst sektarische benadering.”
Even verder, in de paragraaf over het fascisme, zegt hetzelfde artikel ook nog dat de houding van de Kommunistische Linkerzijde tegenover het ‘nazi-barbarisme’ gespeend was van iedere realiteitszin: “uit haar onvermogen om te reageren op het fascisme”, en haar weigering om zich aan te sluiten bij de strijd voor de democratie tegen het fascisme, bleek wel “hoe afgesneden de Kommunistische Linkerzijde wel was geworden van de politieke realiteit”.
Het zijn echter niet de linkskommunisten, die zijn afgesneden van de politieke realiteit, maar de trotskisten zelf die totaal geen ‘feeling’ meer hebben met de meest fundamentele verworvenheden van de proletarische strijd, zoals het zelfstandig optreden van de arbeiders als klasse tegenover de bourgeoisie. Deze status had ze voor het eerst verworven in 1848, na een vastberaden en heldhaftige strijd in Parijs, waarbij ze niet langer marcheerde achter de ‘tricolore’, maar achter haar eigen rode vaandel en haar eigen klasse-eisen naar voren bracht.
Deze eerste ervaring van de proletarische klasse is sindsdien door de kommunisten als een van haar belangrijkste beginselen geïntegreerd in het programma van de arbeidersbeweging. In 1872 is dit principe zelfs opgenomen in de statuten van de Eerste Internationale.“Tegen de collectieve macht van de bezittende klasse kan de arbeidersklasse niet als klasse optreden, tenzij ze zich vormt tot een politieke partij, onderscheiden van en tegenover alle oude partijen, gevormd door de bezittende klasse.” [18]
Het is dit idee dat sindsdien door de Kommunistische Linkerzijde door dik en dun is verdedigd tegen alle opportunistische tendenzen. De geschiedenis van de 20e eeuw toont talloze voorbeelden van proletarische organisaties die, in de hoop meer invloed te verwerven, opereerden binnen of in de slipstream van een of andere ‘progressieve’ of ‘linkse’ fracties van de bourgeoisie. Het duidelijkste en meest algemene voorbeeld daarvan is de activiteit van de kommunisten binnen de vakbonden nadat die, met de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, van proletarische strijdorganen organisaties van de burgerlijke staat waren geworden. De politiek van het ‘entrisme’ van de trotskisten in de jaren 1930, dat wil zeggen de infiltratie in de sociaal-democratische organisaties met de bedoeling daar de ‘massa’s te bereiken’, hoort ook thuis in het rijtje van dergelijke opportunistische tendenzen. Dit soort opportunisme leidt op den duur onvermijdelijk naar het kamp van de bourgeoisie.
Zeker, het trotskisme, zoals dat zich na de dood van Trotski ontwikkelde, kan moeilijk beschuldigd worden van sektarisme. De verdediging van het ‘minste kwaad’ en compromissen sluiten met andere ‘linkse’ fracties van de bourgeoisie is immers haar belangrijkste handelsmerk. Maar “als ‘sektarisme’ betekent: de genadeloze onverzettelijkheid tegenover alle partijen en stromingen, die de belangen van de heersende klasse verdedigen tegen het proletariaat, dan is de Kommunistische Linkerzijde ‘sektarisch’, net als de Spartakisten, de Bolsjewiki en alle kleine revolutionaire minderheden die in 1914 strijd voerden tegen de sociaal-chauvinisten en het verraad van de socialistische partijen hekelden.” [19]
De trotskisten doen zich altijd voor als de meest ‘radicale’voorstanders van de klassestrijd en verdedigers van de noodzaak van een socialistische maatschappij, die overigens netjes binnen het kader blijft van de kapitalistische wareneconomie en de burgerlijke staat. Dit maakt hen tot meest geloofwaardige en de best geplaatste burgerlijke fractie om het linkskommunisme af te serveren als een stroming die gedreven wordt door “het elitarisme van kleine groepen”en die door haar “sektarische benadering”geen aanbeveling is voor iedereen die de klassestrijd een warm hart toedraagt.
Dat het artikel van Grenzeloos/SAP veel verborgen leugens, verdraaiingen van de waarheid en vervalsingen van de geschiedenis bevat – die we in dit artikel overigens niet één voor één, maar vooral in hun totaliteit aan de kaak hebben gesteld - is niet toevallig. Dit gebeurt niet uit onwetendheid of onoplettendheid van de schrijver, maar maakt deel uit van een doelbewuste strategie van de ultralinkse fracties van de bourgeoisie om de linkskommunistische stroming in diskrediet te brengen.
Dat het trotskisme de laatste jaren opnieuw haar pijlen richt op de Kommunistische Linkerzijde mag, gezien de geringe numerieke omvang van de bestaande linkskommunistische groepen, verbazingwekkend lijken, maar dat is het niet: de revolutionaire principes van de linkskommunisten blijven alleszins waardevol en trekken nog steeds vooral jonge elementen aan, die op zoek zijn naar een daadwerkelijk alternatief voor een kapitalistisch systeem, dat de mensheid onderdompelt in een steeds grotere barbaarsheid.
Het trotskisme is voor de bourgeoisie van essentieel belang om deze jongeren, die zich fundamentele vragen beginnen te stellen over waar het met deze wereld naar toe gaat en wat een alternatief zou kunnen zijn, op een (burgerlijk) dwaalspoor te brengen. En daarbij is het natuurlijk vooral haar taak om hen de pas af te snijden naar de linkskommunistische stromingen en groepen, die als enige een kritiek leveren op het kapitalistische systeem vanuit een principieel revolutionair perspectief: de onmogelijkheid om binnen de bestaande klasseverhoudingen de kwestie van de oorlog, de economische crisis, de vernietiging van de natuur, de loonarbeid tot een oplossing te brengen.
Dennis / 2019.12.28
Voetnoten
[1] Trotski verklaarde later dat hij het niet eens was met de politiek van bolsjewisering, maar op het moment van haar doorvoering sprak hij er zich echter niet openlijk over uit. Zie: II. Strategy and Tactics in the Imperialist Epoch” in ‘The Third International After Lenin’, Deel 4; Trotski, 1928.
[2] Socialism in One Country; Appendix by ‘The Revolution Betrayed’; Trotski, 1936.
[3] The Comintern and the United Front; bron: ‘Communist Left’, nr. 10/11, 1996.
[4] The Comintern and the United Front; bron: ‘Communist Left’, nr.10/11, 1996.
[5] Open brief aan partijgenoot Lenin; H. Gorter.
[6] The Turn in the Communist International and the Situation in Germany; Trotski, 1930. Had Trotski met deze opstelling de Rubicon overgestoken? In 1934 vond Bilan van wel. In een artikel “Les bolcheviks-léninistes entrent dans la S.F.I.O.” schrijft ze: “In ieder geval moeten we in de huidige situatie een genadeloze strijd voeren tegen hem en zijn aanhangers, die de Rubicon zijn overgestoken en de sociale democratie hebben vervoegd.” Desalniettemin publiceerde datzelfde Bilan in het nummer van december 1936 - januari 1937 nog een kameraadschappelijke groet aan Trotski, wat er op duidt dat hij in de ogen van Bilan toch nog steeds niet werkelijk de Rubicon was overgestoken.
[7] Against Anti-fascism, Amadeus Bordiga’s last interview; 1970.
[8] The Lessons of Spain: The Last Warning, December 1937.
[9] Fascism and Democratic Slogans, Trotski, juli 1933.
[10] Sur le mot d’ordre démocratique; Bulletin International de l’Opposition de Gauche Communiste, nr. 5, maart 1931.
[11] Fascisme en Arbeidersklasse, PIC, juli 1935.
[12] Tweeërlei tactiek van de sociaaldemocratie in de democratische revolutie; Lenin 1905.
[13] Officieel de ‘Commissie van onderzoek naar de beschuldigingen, geuit tegen Trotski in de Moskouse processen’.
[14] Imperialist War And The Proletarian World Revolution; Trotski, 1940.
[15] Revolutionaries in Britain and the struggle against imperialist war, Part 4: How the Trotskyists enlisted in WW2.
[16] De trotskistische beweging in Nederland; Bart van der Steen, april 2008.
[17] Overigens hadden niet alle trotskisten zich gevoegd bij de de oorlog tegen het fascisme. GrandizoMunis, Agis Stinas, Nathalie Trotski en Benjamin Peret behoorden, met Henk Sneevliet en GerogesVereeken, tot de weinige trotskisten die tijdens Tweede Wereldoorlog geen partij kozen voor een of ander imperialistisch kamp.
[18] Resolutie over de vorming van de partijen van de arbeidersklasse, Congres van de IAA in 1872 te Den Haag.
[19] Lutte ouvrière con tre le ‘bordiguisme’: les contrefaçons d’une officine trotskiste pour discréditer la Gauche communiste; Révolution Internationale nr. 473, november-december 2018.
"De langste staking in de geschiedenis van de SNCF”[i]. Zo luidt vanaf nu de officiële titel van de beweging van het spoorwegpersoneel in december 2019 en januari 2020. Dezelfde strijdbaarheid en beslistheid zagen we bij de personeelsleden van de RATP[ii], die eveneens zonder oponthoud gedurende weken mobiliseerden.
En ze waren niet alleen. In de maanden december en januari hebben we meerdere actiedagen gezien waarop honderdduizenden mensen samenkwamen om zich te verzetten tegen deze meedogenloze “hervorming” van de pensioenen, een hervorming die een symbool geworden is voor de voortdurende verslechtering van onze levensomstandigheden, van ons allemaal, de uitgebuitenen, werkers uit de publieke sector of de privésector, met een onzekere job of met een vast contract, jong of oud.
Na jaren van levenloosheid kondigt deze sociale beweging het ontwaken aan van de strijdbaarheid van de arbeidersklasse in Frankrijk. De arbeidersklasse is begonnen het hoofd weer op te heffen. In het vechten voor haar waardigheid en door schouder aan schouder te strijden, ongeacht de sector, ongeacht de generatie, hebben de arbeiders vast kunnen stellen dat ze samen kunnen strijden, verenigd en solidair. De wedergeboorte van het besef aan dezelfde klasse toe te behoren, van het idee dat we allemaal dezelfde uitbuiting ondergaan, dat we allemaal dezelfde onrechtvaardige aanvallen van opeenvolgende regeringen moeten verduren, maar ook dat we op straat kunnen samenkomen met dezelfde ordewoorden, dezelfde eisen, dat we met behulp van borden, van slogans, met discussies op straat, de behoefte en het verlangen kunnen uitdrukken om solidair te zijn in de strijd. Dit alles vertegenwoordigt de essentiële overwinning van deze beweging. Het is slechts een klein zaadje, fragiel, maar het is een belofte voor de toekomst.
Ondanks de omvang van deze mobilisatie bleef de regering sindsdien niettemin stevig in haar schoenen staan. Na wekenlange stakingen, na wekelijkse betogingen die honderdduizenden personen op de been brachten en die een enorm doorzettingsvermogen toonden, bleek de beweging uiteindelijk niet in staat om erin te slagen een krachtsverhouding in het voordeel van de arbeiders tot stand te brengen.
Met de verslechtering van de wereldwijde economische crisis en de permanente race voor winst zal de regering echter steeds opnieuw aanvallen. Om deze komende aanvallen een halt toe te roepen zullen de volgende gevechten dus verder moeten gaan, en zich laten inspireren door de laatste overwinning van het proletariaat in Frankrijk, die van 2006. President Chirac en de regering Villepin hebben de CPE (Contrat Première Embauche/ startbanencontract)[iii]indertijd moeten intrekken. Waarom? Wat namen zij waar in deze beweging dat hen zodanig heeft verontrust?
Indertijd begrepen de studenten snel dat het dit zogenaamde CPE (Contrat Poubelle Embauche) (startbanencontract, dat goed was voor de vuilnisbak) voor alle jonge arbeiders een nieuwe verergering zou betekenen van hun werkonzekerheid en van hun armoede. Verontwaardigd over deze ondragelijke toekomst kwamen ze massaal op de been. Ze organiseerden zich dus zelf, in alle universiteiten, en zonder enige vakbond, met massale algemene vergaderingen, opengesteld voor alle arbeiders, actief of gepensioneerd. Hun algemene vergaderingen, die plaatsvonden in de collegezalen van hun universiteiten, waren de kracht van hun beweging, het hart van de strijd. Het is in deze algemene vergaderingen dat ze vrijwel dagelijks discussieerden over alle te voeren acties, over de manieren om de strijd te coördineren tussen de ene universiteit en de andere, over het organiseren van de vrijwel wekelijke betogingen, op zaterdag, zodat een maximum aan arbeiders eraan zou kunnen deelnemen. Het is dankzij de intensieve debatten binnen de algemene vergaderingen dat de studenten (voor het grootste gedeelte jonge arbeiders met onzekere arbeidsvoorwaarden) beslisten om de solidariteit na te streven bij loontrekkenden door massale delegaties te sturen naar de treinstations, naar de depots van de RATP, en naar bepaalde fabrieken (zoals die van Citroën). Week na week hield de beweging niet op te groeien met wekelijkse betogingen die alsmaar belangwekkender werden. De vakbonden (meer bepaald de CGT[iv]) stonden niet aan het hoofd van de optochten. Zij waren niet degenen die deze massale beweging organiseerden. De ballonnen van de CGT werden zelfs door de studenten verwezen naar de staart van de demonstraties.
Als de regering een stap achteruit heeft gezet, dan is dat omdat ze het gevaar van die dynamiek had waargenomen. Het moest dit proces in ontwikkeling stopzetten, deze jonge precaire arbeiders, nog altijd in opleiding, tegenhouden, die de loonarbeiders meetrokken in hun strijd en in hun algemene vergaderingen; er moest een einde gemaakt worden aan de ontwikkeling van deze solidariteit, gesymboliseerd door de slogan “Jeunes lardons, vieux croûtons, tous la même salade” (Nederlands: jonge spekjes, oude croutons, allemaal dezelfde salade). De beweging van de lente van 2006 was op die manier een bitse kaakslag voor die andere slogan, die van de bourgeoisie, zoals gelanceerd door de voormalige Eerste Minister Raffarin: “Het is niet de straat die bestuurt regeert”.
Voor het ogenblik is de arbeidersklasse niet in staat zich tot een dergelijk niveau in de strijd te verheffen. Maar de studenten van toen zijn de werkers van nu. Ze moeten het zich herinneren en deze ervaring doorgeven aan hun werkmakkers, aan de jongere maar ook aan de oudere.
De ouderen dragen in zich immers een geweldige ervaring van de arbeidersklasse, die van Mei ’68. Deze beweging toont de capaciteit van de arbeidersklasse om de strijd uit te breiden, stap voor stap, van fabriek naar fabriek, van stad naar stad. De arbeiders, die vandaag de dag met pensioen zijn, moeten deze pagina van de geschiedenis vertellen. Vanaf 1967 ging de economische situatie van Frankrijk serieus achteruit, waardoor de arbeidersklasse tot strijd werd aangezet. Vanaf het begin van 1967 vonden belangrijke confrontaties plaats in Bordeaux (in de Dassault vliegtuigfabriek), in Besançon en in de regio Lyon (staking met bezetting in Rhodia, staking in Berliet), in de mijnen van Lotharingen, in de scheepswerven van Saint- Nazaire, in Caen. Deze stakingen waren een voorbode van wat er in het midden van de maand mei 1968 in het hele land zou gebeuren. We kunnen niet zeggen dat het als een donderslag bij heldere hemel kwam. Tussen 22 maart en 13 mei 1968 leidde de brute repressie van de studenten tot een toenemende mobilisatie van de arbeidersklasse, gedragen door haar instinctieve impulsen van solidariteit. In Nantes, veertien mei, lanceerden jonge arbeiders een stakingsbeweging. Op vijftien mei wint de beweging de Renault-fabriek van Cléon (Normandië) voor zich, alsook twee andere fabrieken in deze regio. Op zestien mei voegen de andere fabrieken van Renault zich bij de beweging bij, rode vlaggen wapperden in Flins, Sandouville en Le Mans[v]. De deelname van Renault-Billancourt[vi]in de strijd was dan ook een signaal: het was de grootste fabriek van Frankrijk (35.000 arbeiders) en dat was het al lange tijd. Er bestaat daarom de uitspraak: "als Renault niest, wordt Frankrijk verkouden”. Op zeventien mei begon de staking heel Frankrijk te beslaan. Het was een totaal spontane beweging. Overal stonden jonge arbeiders op de voorgrond. Er waren geen precieze eisen: het was een algemeen ongenoegen dat zich uitdrukte. Op dertien mei bracht een grote betoging van negen miljoen mensen op straat. Dat is een werkelijke tsunami! Op 18 mei waren er een 1 miljoen stakers. Op 22 mei waren er acht miljoen. Het was daarmee de grootste staking uit de geschiedenis van de internationale arbeidersklasse. Alle sectoren waren erbij betrokken: de industrie, het transportwezen, de energiesector, de post en de telecomsector, het onderwijs, de verschillende overheden, de media, de onderzoekslaboratoria, enzovoort. In de loop van deze periode waren de faculteiten van de universiteit, evenals bepaalde publieke gebouwen zoals het Odéon-theater in Parijs, de straten, de werkplekken, een plaats voor permanente politieke discussie. “Wij praten met elkaar en we luisteren naar elkaar" werd een slogan.
Dezelfde behoefte aan solidariteit beweegt vandaag de dag de arbeidersklasse. Hoeveel keren hebben we in de optochten niet slogans als deze gehoord: “Het is allen tezamen dat we moeten strijden”, of nog “het is niet louter voor ons dat we strijden, maar ook voor alle andere sectoren en voor de komende generaties.” Het enthousiasme om samen te komen, allemaal samen, op straat, elke week, om te betogen, om een te zijn en solidair, over alle grenzen van de sectoren, en de bedrijven heen, getuigt hiervan. Na een decennium van sociale levenloosheid kon de huidige beweging niet meer zijn dan een eerste stap op een lange weg die leidt naar massale strijd. Om deze volgende stappen te realiseren, om te slagen in het opbouwen van een krachtsverhouding tegen de regering, om een halt te roepen aan haar aanvallen, zal het nodig zijn om niet in te val te trappen van de staking "bij volmacht" en er voor te zorgen om de beweging vanaf het begin uit te breiden naar alle sectoren, om zelf de strijd in eigen hand te nemen, om ons zelf te organiseren, en om samen te komen in algemene vergaderingen, massaal, soeverein en autonoom, om daar te debatteren en beslissingen te nemen, om te strijden in de hoedanigheid als klasse. De huidige beweging, ondanks al zijn zwakheden, draagt in zich de kiemen van deze toekomstige dynamiek, want ze heeft op de voorgrond van het maatschappelijk toneel gebracht dat alle arbeiders dezelfde uitbuiting ondergaan, dezelfde aanvallen, en bovenal, dat ze samen hun strijd kunnen voeren, gedreven door dezelfde behoefte aan eenheid en aan solidariteit.
Meer dan ooit behoort de toekomst aan de klassenstrijd!
Claudine, / 2020.01.13. (oorspronkelijk gepubliceerd in het Frans op de website)
[i]Société nationale des chemins de fer français is het staatsbedrijf dat de nationale en internationale treinlijnen in Frankrijk uitbaat.
[ii]Régie Autonome des Transports Parisiens is het regionaal vervoersbedrijf van de stad Parijs dat o.a. metro’s, trams en bussen aanbiedt binnen Île-de-France, de hoofdstedelijke regio van Frankrijk.
[iii]Een wet die werd voorgesteld door deze regering en bovenstaande president om een nieuw soort arbeidsstatuut te creëren waardoor arbeiders onder de zesentwintig “gemakkelijker”, d.w.z. met minder bescherming tegen ontslag, zouden kunnen worden aangenomen.
[iv]De Confédération Générale du Travail is een belangrijke Franse vakbond die sterk wordt beïnvloed door de stalinistische Parti Communiste Français.
[v]Drie gemeenten in Frankrijk waar zich indertijd Renault-fabrieken bevonden.
[vi]Een andere fabriek van Renault in de gemeente Billancourt, nabij Parijs.
Na de publicatie van ons artikel: Wie is wie in Nuevo Curso”[1], waarin de samenwerking van het individu genaamd Gaizka met hoge ambtenaren en instellingen van de burgerlijke staat aan de kaak wordt gesteld, heeft deze persoon zich tot nog toe in een absolute stilzwijgen gehuld. “Geen commentaar”. Zwijgen als antwoord. En we vinden het moeilijk te geloven dat hij niet heeft gehoord wat we zeggen, omdat zijn vrienden onmiddellijk zijn verdediging op zich hebben genomen[2]. Maar noch de ene, noch de andere hebben de feiten weerlegd, die we aan het licht gebracht hebben: Niets, absoluut niets.
Deze stilte is een eclatante bevestiging van Gaizka’s carrière als een arrivist en een avonturier. Daarop zegt hij niets omdat hij daar niets tegen in kan brengen.
Dit stilzwijgen is een bekende reactie die alleen maar kan bevestigen dat onze aantijgingen gegrond zijn, en in dit opzicht memoreert Paul Frölich[3] in zijn autobiografie een anekdote over het gedrag van een van de redacteuren van de pers: “Hij had een instinct voor tactisch gedrag. Ik was eens erg verbaasd dat hij niet reageerde op herhaalde aanvallen van een andere partijkrant. ‘Heel eenvoudig’, zei hij, ‘ik had het op een belangrijk punt mis. Nu laat ik ze blaffen tot ze hees zijn en de gebeurtenis vergeten. Tot dat moment ben ik doof’.”[4]
Wanneer revolutionairen echter werden beschuldigd van provocateurs te zijn of van samenwerking met de bourgeoisie, of gewoonweg verdacht werden van onwaardig gedrag, staken ze al hun energie in het weerleggen ervan. Zo besteedde Marx een heel jaar aan een boek om de beschuldigingen te weerleggen van Herr Vogt[5] dat hij een undercoveragent zou zijn. En enige tijd later heeft hij, zoals uit hun correspondentie blijkt[6], samen met Engels, deelgenomen aan de noodzakelijke strijd tegen de pogingen om de “Internationale Arbeiders Associatie” (IAA) en zichzelf in diskrediet te brengen. Bebel werd beschuldigd van het stelen van geld uit de kassa van de “Allgemeine Deutche ArbeiterVerein” (ADAV) en stopte zijn strijd niet voordat hij had aangetoond dat de beschuldigingen vals waren. Trotski, hoewel volledig geïsoleerd en lastiggevallen door Stalin, was in staat om voldoende krachten op te brengen om de Dewey-commissie[7] voor zijn verdediging bijeen te roepen, enzovoort. De echte avonturiers en provocateurs hebben daarentegen altijd hun best gedaan om zich te drukken en in dekking te gaan, om door de mazen van het net van de waarheid te glippen.
Bakoenin, bijvoorbeeld, erkende in reactie op de interne circulaire van de IAA over "De zogenaamde scheuringen in de Internationale", op een verontwaardigde toon, dat hij alleen kon antwoorden met... een langdurige stilte.
“Twee en een half jaar lang hebben we deze smerige aanvallen stilzwijgend doorstaan. Onze lasteraars begonnen eerst met vage beschuldigingen, vermengd met laffe terughoudendheid en giftige insinuaties, maar tegelijkertijd zo dom dat, bij gebrek aan andere redenen om te zwijgen, de slechte smaak, vermengd met de minachting die ze tijdens mijn kuur hadden uitgelokt, genoeg zou zijn geweest om mijn zwijgen te verklaren en te legitimeren.”[8]
In de hele brief zoekt met tevergeefs naar een argument, dat in feite schittert door afwezigheid. Bakoenin kondigde echter aan dat hij een Erejury bijeen zou roepen, en dat hij een artikel zou schrijven vóór het volgende Congres van Den Haag in 1872: “Aan de andere kant had ik me altijd het recht voorbehouden om al mijn lasteraars voor een Erejury te dagen, wat het volgende congres mij zeker niet zou weigeren... Om de waarheid te herstellen en door zo veel mogelijk bij te dragen aan de vernietiging van het systeem van leugens dat Marx en zijn volgelingen hebben opgezet, dat zal het doel zijn van een document dat ik van plan ben voor de zitting van het congres te publiceren.”[9]
Uiteraard heeft hij nooit zo’n Erejury bijeengeroepen en ook nooit artikelen geschreven. In plaats daarvan capituleerde hij. Na kennis te hebben genomen van de publicatie van het rapport van de “Alliantie van Socialistische Democratie en de IAA”[10], schreef hij in een brief van 25 september 1873 aan het “Journal de Genève” (naast beledigingen tegen Marx, omdat hij “kommunist, Duitser en Jood” was): “Ik moet bekennen dat dit alles me diep heeft ontstemd over het openbare leven. Ik ben het allemaal beu. Na mijn hele leven strijden, ben ik moe. Ik ben meer dan zestig jaar oud en heb een hartaandoening die met de jaren steeds erger wordt, en mijn leven steeds moeilijker maakt. Laat andere jongeren aan het werk gaan. Wat mij betreft, ik voel niet langer de kracht, of misschien het vertrouwen, om de Sisyphus-steen overal tegen de triomfantelijke reactie voort te duwen. Daarom trek ik me terug uit de strijd, en vraag mijn dierbare tijdgenoten maar om één ding: de vergetelheid.”[11]
En zoals je kunt zien zet Bakoenin hier ook een andere klassieke strategie van de avonturiers in, door zich voor te doen als een slachtoffer dat eronder lijdt dat zijn persoonlijke gedrag wordt ontmaskerd.
Ook toen Schweitzer[12] werd beschuldigd van het stelen van geld uit het steunkas van zieke arbeiders die niet konden werken, om het uit te geven aan champagne en ‘delicatessen’, was hij in tegenstelling tot Bebel nooit in staat om zich te verdedigen: "Schweitzer werd meer dan eens publiekelijk beschuldigd van deze beschamende handeling, maar hij durfde zich nooit te verdedigen.”[13]
Toen Bebel en Liebknecht hem op het congres in Barmen-Elberfeld (Wuppertal) bovendien aan de kaak stelden als regeringsagent zei hij, direct achter hen zittend op het podium, geen woord en liet het aan zijn volgelingen over om op de beledigingen en dreigementen te reageren:
“Onze toespraken bevatten een samenvatting van alle beschuldigingen die we tegen Schweitzer hadden geuit. Er volgden meerdere heftige onderbrekingen, vooral toen we hem ervan beschuldigden een agent van de regering te zijn; maar ik weigerde ook maar iets terug te trekken... Schweitzer, die op het podium achter ons zat terwijl we spraken, heeft geen woord gezegd. We zijn meteen vertrokken, beschermd door enkele afgevaardigden tegen de aanvallen van Schweitzer's fanatieke verdedigers, te midden van een storm van scheldwoorden en beledigingen als ‘schoften!’, ‘verraders!’, ‘schurken!’ enzovoort. Bij de deur ontmoetten we onze vrienden die ons onder hun bescherming begeleidden tot we veilig in het hotel aankwamen.”[14]
En we kunnen ook nog het historisch voorbeeld van Parvus noemen, die door Gorki ervan werd beschuldigd geld te hebben achterover gedrukt voor de rechten op zijn werk in Duitsland, die door Trotski, die zijn vriend was geweest, als avonturier en sociaal patriot aan de kaak werd gesteld[15], die door Rosa Luxemburg, Clara Zetkin en Leo Jogiches werd afgewezen, omdat hij zichzelf had proberen te verkopen aan het Duitse imperialisme. Lenin verhinderde hem terug te keren naar Petrograd na de revolutie, omdat hij “vuile handen” had; en Parvus, die zich nooit tegen al deze beschuldigingen heeft verdedigd, liet het aan anderen (Radek in het bijzonder) over om hem temidden van de ballingen in Zwitserland (1915) te verdedigen.
En we zouden kunnen doorgaan met de lijst, Lassalle, Azev..., enzovoort; allemaal probeerden ze de beschuldigingen tegen hen te doen vergeten door middel van een een muur van stilzwijgen, door onder te duiken of te doen, net als Parvus, alsof er niets gebeurd was.
Maar zover hoeven we niet terug te gaan; in 2005 zagen we hoe burger B, die zichzelf ‘unaniem’ uitriep (omdat hij de enige was) tot de “Kring van Internationalistische Kommunisten” (Círculo de Comunistas Internacionalistas) van Argentinië, die zichzelf in dienst stelde van de IFIKS[16] (nu de “Internationale Groep van de Kommunistische Linkerzijde” - IGKL) om de IKS te denigreren, van het podium verdween zodra we zijn fraude aan de kaak stelden.[17]
Er zijn ook voorbeelden van een dergelijke oorverdovende stilte wanneer de IKS avonturiers in haar eigen gelederen aan de kaak stelde. Dat was het geval met de ontdekking en sanctionering van de militant die bekend staat als Simon[18], waarop hij reageerde met een koppig stilzwijgen dat zelfs leidde tot een “Resolutie over het stilzwijgen van kameraad Simon”, die zei
“Sinds kameraad Simon zich eind augustus 1994 uit het leven van de IKS terugtrok, is hij op geen enkel moment ingegaan op het verzoek van de organisatie om de meningsverschillen die hij had over haar analyses en stellingnames, en die volgens hem ten dele zijn terugtrekking hadden gemotiveerd, schriftelijk kenbaar te maken... Dit stilzwijgen van Simon is des te meer ontoelaatbaar omdat hij fundamentele meningsverschillen had over de twee resoluties die door de uitgebreide zitting van het Internationale Secretariaat op 3 december 1994 werden aangenomen”.
Maar dit hardnekkige zwijgen van de avonturiers en obscure elementen, als ze op heterdaad betrapt worden, is niet alleen een bevestiging van de beschuldigingen die tegen hen worden geuit of een manier om hen te doen vergeten, het is ook een strategie om anderen aan te zetten om hun verdediging op zich te nemen.
Terwijl Gaizka, sinds de publicatie van onze aanklacht, zijn mond niet heeft geopend, hebben zijn vrienden geen moment verloren laten gaan om hem te verdedigen. En zo publiceerde de IGKL slechts vier dagen later een verklaring: “Nieuwe aanval van de IKS op het internationale proletarische kamp” (1 januari - sic - 2020)”.[19]
We zijn niet verbaasd dat een groep gangster- en schurkachtige parasieten een avonturier in verdediging neemt. Zij deed hetzelfde in 2005 toe het zich inzette voor de zaak van de Argentijnse burger B. En misschien moeten we ervan uitgaan dat de IGKL vooruitziende gaven heeft daar zij een communiqué van de ‘Kring’ uit Argentinië publiceerde en verspreidde, voordat burger B het op zijn website had gepubliceerd.
Helaas heeft de IGKL (destijds IFIKS) de IBRP[20] (nu de ICT) belazerd, dat weliswaar discreet, maar zonder rechtstreeks het woord te nemen, de communiqués van de IFIKS en burger B publiceerde waarin de IKS werd verguisd en waardoor het voor kommunisten onwaardig gedrag van beide schurken werd aangemoedigd.
Natuurlijk ontkent de IGKL in haar communiqué niet wat wij in ons artikel aan de kaak stellen, behalve dat zij ‘niets hebben gemerkt’: “we moeten erop wijzen dat we tot nu toe geen enkele provocatie, manoeuvre, vernedering, laster of gerucht hebben opgemerkt van leden van “Nuevo Curso” zelfs niet als individu, en ook geen enkele politiek van vernietiging van andere revolutionaire groepen of militanten.” Een verklaring waaraan we verder geen tijd aan gaan verspillen.
In werkelijkheid is het doel van het communiqué om de IKS aan te vallen, aangezien zij het zou zijn “die deze praktijken decennialang heeft verdedigd onder het mom van haar theorie over ontbinding en parasitisme, en dat ze bij deze gelegenheid opnieuw opneemt”. En aan de andere kant zou ze zich hebben begeven “op het verrotte terrein van de verpersoonlijking van politieke kwesties”.
Op de website “Pantópolis” van Dr. Bourrinet[21] is het artikel onmiddellijk overgenomen, voorafgegaan door een inleiding die op het gebied van haat ten opzichte van de IKS met de IGKL kan wedijveren en haar zelfs overtreft.
Een andere groep die onze ontmaskering van Gaizka heeft veroordeeld is “Gulf Coast Communist Fraction” in de VS, die in een mededeling aan het IKS heeft gezegd[22]: “We kunnen deze schandelijke en immorele verzameling van gepersonaliseerde roddels, dat helemaal niet op politieke gronden is gebaseerd, alleen maar veroordelen.”[23]
Kortom, twee verwijten: 1) dat niet Gaizka, maar de IKS zich onwaardig gedraagt tegenover het proletariaat door haar toevlucht te nemen tot verguizing en provocatie; 2) dat in onze ontmaskering politieke kwesties zouden zijn vervangen door persoonlijke.
Het is niet de eerste keer dat revolutionaire organisaties, in de stringente verdediging van het proletarische milieu en de aanklacht van onwaardig gedrag, worden aangevallen met laster over hun ‘autoritarisme' en hun ‘manoeuvres’, alsof ze dezelfde middelen gebruiken als de ontmaskerde avonturiers en provocateurs. Dat was het geval bij de IAA:
“Nadat de bourgeoisie het historische gevaar had begrepen dat de lessen van de Eerste Internationale voor haar eigen klassenbelangen betekenden, deed zij, in reactie op de onthullingen van het Haagse Congres, er alles aan om deze inspanningen in diskrediet te brengen. De pers en de burgerlijke politici verklaarden dat de strijd tegen het ‘Bakoeninisme’ geen principiële strijd was, maar een vuile machtsstrijd binnen de Internationale. Zo zou Marx zijn rivaal Bakoenin hebben uitgeschakeld door middel van een campagne van leugens. Met andere woorden: de bourgeoisie probeerde de arbeidersklasse ervan te overtuigen dat haar organisaties op precies dezelfde manier functioneerden en dus niet beter waren dan die van de uitbuiters. Het feit dat de overgrote meerderheid van de Internationale Marx steunde werd toegeschreven aan de ‘triomf van het geloof in autoriteit’ in haar gelederen en de veronderstelde paranoïde neiging van haar leden om overal vijanden van de vereniging te zien. De aanhangers van Bakoenin en Lassalle verspreidden zelfs geruchten dat Marx een agent van Bismarck was.”[24]
Bakoenin zelf aarzelde niet om de strijd van de Internationale voor de verdediging van haar statuten en het functioneren tegen de sektarische geest en haar intriges voor te stellen als een ‘strijd tussen sektes’. Zo beweert Bakoenin in zijn “Brief aan de Broeders in Spanje” dat de resolutie van de Londen Conferentie (1872) tegen de geheime genootschappen in feite door de Internationale werd aangenomen om “de weg vrij te maken voor haar eigen samenzwering, die van het geheime genootschap dat, onder leiding van Marx, sinds 1848 bestaat, en dat is opgericht door Marx, Engels en wijlen Wolf, en en dat niets anders is dan een bijna uitsluitend Duitse vereniging van autoritaire communisten. ... Men moet erkennen dat de strijd die binnen de Internationale heeft plaatsgevonden niet meer is dan een strijd tussen twee geheime genootschappen.”[25]
In het wereldbeeld van dit soort figuren als Bakoenin, de IGKL of Gaizka is er geen ruimte voor eerlijkheid, organisatieprincipes of proletarische moraal; ze projecteren alleen hun eigen manier van doen op anderen. Zoals de volkswijsheid zegt, ‘zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’.
Maar, “veel ernstiger en veel gevaarlijker is het dat dergelijke schandalen een zekere weerklank vinden in het revolutionaire milieu zelf. Dat was bijvoorbeeld het geval met de biografie van Franz Mehring over Marx. In dit boek verklaarde Mehring, die tot de strijdlustige linkervleugel van de Tweede Internationale behoorde, dat het pamflet van het Haagse Congres over de Alliantie ‘onvergeeflijk’ en ‘de Internationale onwaardig’ was. In zijn boek verdedigde Mehring niet alleen Bakoenin, maar ook Lassalle en Schweitzer, tegen de beschuldigingen van Marx en de Marxisten.”[26]
De opstelling van Mehring, die de marxistische strijd tegen het Bakoeninisme en het Lassallisme in diskrediet bracht, had een verwoestend effect op de arbeidersbeweging in de daaropvolgende decennia, want het leidde niet alleen tot een zekere rehabilitatie van politieke avonturiers als Bakoenin en Lassalle, maar liet vooral de opportunistische vleugel van de sociaaldemocratie van vóór 1914 toe om de lessen van de grote strijd voor de verdediging van de revolutionaire organisatie van de jaren 1860 en 1870 uit te wissen. Het was een beslissende factor in de opportunistische strategie om de Bolsjewiki in de Tweede Internationale te isoleren, terwijl hun strijd tegen het Mensjewisme in feite tot de beste traditie van de arbeidersklasse behoort. Ook de Derde Internationale leed onder de erfenis van Mehring. Zo beriep Stoecker zich in een artikel, genaamd “Over het bakoeninisme”, op Mehring's kritiek op Marx, om de gevaarlijkere en avontuurlijkere aspecten van de zogenaamde Maartactie van 1921 van de KPD in Duitsland te rechtvaardigen.[27] Het feit dat het IBRP zich in 2005 achter de IFIKS en burger B liet slepen, gaf ook vleugels aan het parasitisme, waardoor het moeilijker werd om het te bestrijden en aan de kaak te stellen in het proletarische milieu.
Maar laten we overgaan tot de tweede beschuldiging, die van het personaliseren van politieke kwesties en, meer precies, het oprakelen van ‘roddels of privé-aangelegenheden’.
In de eerste plaats was onze aanklacht niet gebaseerd op het rondbazuinen van privé-kwesties, maar op het blootleggen van openbaar politiek gedrag, dat uitvoerig gedocumenteerd is. Wat we over Gaizka hebben onthuld, zijn feiten die tot het publieke optreden van burgerlijke politici behoren en die daarom door kommunistische militanten zorgvuldig moeten worden gewogen. Wat deed een persoon die de hoge politieke kringen van de burgerlijke staat herhaaldelijk had bezocht op het terrein van de Kommunistische Linkerzijde?
Nu zijn er in de tweede plaats ‘privé-feiten’ (intriges, manoeuvres, geheime contacten, obscure relaties, enz.) die bekend moeten worden gemaakt om destructieve acties tegen het proletariaat of tegen revolutionaire organisaties te begrijpen en aan de kaak te kunnen stellen. Ze aan de kaak stellen heeft niets te maken met roddels.
In plaats van ze zelf te beantwoorden, laten we het woord aan Engels. In een van de vele artikelen die hij en Marx moesten schrijven ter verdediging van de IAA, die door de hele burgerlijke pers en de provocateurs en volgelingen van Bakoenin beschuldigd en door de weifelende militanten zelf in vraag gesteld werden, antwoordt Engels op een artikel in de “Vperyod”[28] van Peter Lavrov[29], die het rapport van het Haagse Congres “De Alliantie van Socialistische Democratie en de IAA”[30] in vraag stelt, omdat dit een “bijtende polemiek [zou zijn] over persoonlijke en privé-aangelegenheden met informatie die alleen uit roddels kan voortkomen”.
In zijn reactie zegt Engels dat “de belangrijkste aanklacht (tegen het rapport over de Alliantie, NvdR) echter is dat het rapport vol staat met privé-aangelegenheden waarvan de waarheidsgetrouwheid niet kon worden vastgesteld door de auteurs, want die konden ze alleen maar verzamelen door middel van roddels. Er wordt ons niet verteld hoe 'onze vriend Peter' weet dat een organisatie als de Internationale, waarvan de officiële instanties over de hele wereld verspreid zijn, alleen maar feiten kon verzamelen door middel van roddels. In ieder geval is zijn bewering zeer lichtzinnig. De feiten in kwestie worden gestaafd door echte bewijzen en de betrokken personen hebben ervoor gezorgd dat zij niet op deze feiten reageerden.
Maar vriend Peter[31] is van mening dat privé-aangelegenheden, net als privé-brieven, heilig zijn en niet in politieke debatten moeten worden gepubliceerd. Als men dit zo onvoorwaardelijk wil accepteren, dan verbiedt men elke geschiedschrijving. (...) En als men de geschiedenis van een bende beschrijft, zoals de Alliantie, waarin naast de bedrogenen ook zo'n veelvoud aan bedriegers, avonturiers, politiespionnen, oplichters en lafaards te vinden is, moet men dan deze geschiedenis vervalsen door de individuele schurkenstreken van deze heren bewust te verbergen als ‘privé-aangelegenheden’?
Maar wanneer redacteur van ‘Vperyod’ het rapport beschrijft als een onhandig brouwsel dat in wezen bestaat uit privé-feiten, dan pleegt hij een daad die moeilijk te beschrijven is... Niemand kan “Een complot tegen de Internationale” lezen zonder ervan overtuigd te zijn dat de daarin vermelde privé-feiten het meest onbeduidende deel vormen, illustraties zijn om een gedetailleerder beeld te geven van de betrokken personages, en zouden kunnen worden geschrapt zonder de essentie van het rapport in twijfel te trekken. De organisatie van een geheim genootschap met als enige doel de arbeidersbeweging in Europa te onderwerpen aan de verborgen dictatuur van een paar avonturiers, de schandalige daden die daarvoor zijn gepleegd, met name door Nechajev in Rusland - dat is het centrale thema van het rapport, en volhouden dat alles alleen draait om privé-aangelegenheden is op zijn zachtst gezegd onverantwoordelijk.”[32]
Kunnen we in het proletarisch politiek milieu een element tolereren dat contacten heeft onderhouden en heeft samengewerkt met hoge ambtenaren van de burgerlijke staat? Kunnen we geloven dat zo iemand zich nu presenteert als een vertegenwoordiger van de Kommunistische Linkerzijde? Kunnen we organisaties van het proletariaat opbouwen en de toekomstige partij van de revolutie voorbereiden met als deze die hem dat laten doen? Gaizka's nadrukkelijk zwijgen is een bevestiging van zijn samenwerking met de burgerlijke staat zoals wij die aan de kaak stellen. Zijn staat van dienst, vooral bij de PSOE[33] en op een gegeven moment bij de liberalen; en vervolgens zijn contacten met de Kommunistische Linkerzijde en zijn verdwijning bij vragen over de problematische aspecten van zijn gedrag voor een kommunistische militant, vormen het traject van een avonturier.
Het streven van een groep, die zich rond dit element heeft gevormd, om te worden beschouwd als onderdeel van de Kommunistische Linkerzijde zou, als het ook maar af en toe zou worden gerealiseerd, de introductie van een Trojaans paard betekenen waarvan het doel niet anders kan zijn dan het vervormen en ondermijnen van de erfenis van de proletarische traditie en haar programmatische en organisatorische principes die door de organisaties van de Kommunistische Linkerzijde worden vertegenwoordigd. En dit ongeacht de eerlijkheid van de leden van de Gaizka groep, die door hem zouden kunnen zijn bedrogen.
Bakoenin wilde, in de woorden van Friedrich Engels, zijn dictatuur opleggen aan de Internationale, die de arbeidersbeweging in Europa samenbracht. Op dezelfde manier, en alle proporties in acht genomen, wil Gaizka een soortgelijke rol spelen, verscholen achter de dekmantel van een groep – “Nuevo Curso” - waar ook elementen in zitten die mogelijk bedrogen worden; hij wil zich voordoen als een referentie van de Kommunistische Linkerzijde, met name voor de jongeren die op zoek zijn naar proletarische politieke standpunten. Maar zijn band met de Kommunistische Linkerzijde kan de standpunten van deze laatste alleen maar verwarren door de linkse of stalinistische principes en methoden van het avonturisme door te geven als zogenaamde linkskommunistische standpunten.
In dit misdadige streven heeft Gaizka de georganiseerde steun van de parasitaire en gangstergroep van de IGKL, die hem precies voorstelt als een voorvechter van hergroepering; maar het heeft ook baat bij de stilzwijgende instemming van andere groepen in het proletarische milieu tegenover zijn initiatieven.
IKS /11.04.2020
[2] We verwijzen naar de Groupe International de la Gauche Communiste (GIGC) en naar de website van de heer Bourrinet “Pantópolis”.
[3] Een lid van de “Bremer Linke” tijdens de revolutionaire strijd in Duitsland. Hij was afgevaardigde van de “Internationalistische Kommunisten van Duitsland” (IKD) op het oprichtingscongres van de “Kommunistische Partij van Duitsland” (KPD), december 1918.
[4] Paul Frölich “Im radikalen Lager”; Politische Autobiografie 1890-1921, hoofdstuk “Leipzig, Berlijn 2013” blz. 51. Hij refereert hier aan Paul Lensch (1873-1926), een element met een dubieuze geschiedenis in de arbeidersbeweging, die met Frölich werkte als getalenteerde redacteur in het sociaal-democratische dagblad Leipziger Volkszeitung. Frölich beschreef hem als “een buldog met een brede rug en sterke poten, een meedogenloze waakhond (...) die geloofde dat hij veel van Mehrings elegantie had, maar wiens brutale karakter uiteindelijk altijd duidelijk naar voren kwam. Een opschepper en een manipulator (...) met niets dat hem aan de arbeidersklasse bond”. Ook in staat om op het ‘juiste standpunt’ in te nemen als het zijn carrière kon helpen; in 1910 maakte hij deel uit van de linkervleugel van de sociaaldemocratie en speelde hij een dubieuze rol in de Radek-affaire; daarna aanwezig in de nacht van 4 augustus 1914 in het appartement van Rosa Luxemburg (tegen de imperialistische oorlog) en kort daarna, in 1915, aanhanger van extreem-rechts van de sociaal-democratie en verdediger samen met Cunow en Haenisch van het ‘oorlogssocialisme’ - die de oorlog verdedigden met een ‘marxistische’ argumentatie - in het tijdschrift “Die Glocke”, onder andere gerund door Parvus. Lensch was niet alleen een sociaal-democraat die zich liet meeslepen naar rechts en uiteindelijk naar het verraad van het proletariaat; als een element zonder enige militante banden of vertrouwen in de arbeidersklasse was hij vooral een oneerlijke carrièremaker die zich achter het marxisme verschool en kon zwijgen als dat nodig was.
[5] In dat boek, dat hem een jaar kostte om te voltooien, verdedigde Marx zich niet alleen tegen de beschuldigingen van Vogt, maar hij nam ook de verdediging van de “Bond van Kommunisten” op zich, ook al was deze laatste al verdwenen. De verdediging van de traditie die ze vertegenwoordigde, het Kommunistisch Manifest, de principes van organisatie, de continuïteit van de arbeidersbeweging, was echter van vitaal belang; in tegenstelling tot al diegenen die vinden dat Marx zijn tijd zou hebben verspild aan details, of zelfs zijn goede politieke oordeel en belangeloze toewijding aan de strijd van het proletariaat had verloren.
[6] Zie: Marx/Engels Werke Band 14
[7] Aangezien Stalin alle overblijfselen van de arbeidersbeweging uit de revolutionaire periode had verpletterd, moest de Commissie voornamelijk bestaan uit leden van de intelligentsia en het cultureel milieu dat bekend stond om haar onafhankelijk oordeel en eerlijkheid. Dewey was een van hen. De sessies van de commissie vonden plaats in Mexico.
[8] Jacques Freymond, “La Primera Internacional”, Ed. ZERO 1973, blz. 355 (vertaling door de IKS)
[9] Het rapport werd opgesteld in opdracht van een onderzoekscommissie van het Haagse Congres van de IAA (1872). Nadat het Congres het rapport had gehoord en besproken, besloot het om Bakoenin en enkele van zijn volgelingen uit te sluiten van de Internationale.
[10] Jacques Freymond, vertaling door de IKS.
[11] Idem, vertaling door de IKS.
[12] Zie onze website: https://en.internationalism.org/content/16745/lassalle-and-schweitzer-struggle-against-political-adventurers-workers-movement [357]
[13] Bebel, “Aus meinem Leben”, https://www.marxists.org/deutsch/archiv/bebel/1911/leben2/ [358]
[15] Zie “Nashe Slovo” nr. 2: “Epitaaf voor een levende vriend”.
[16] “Interne Fractie van de IKS”, een parasitaire groep waarvan de leden werden uitgesloten van de IKS nadat ze weigerden hun standpunten en acties te verdedigen voor onderzoekscommissie die door het 15e IKS Congres was benoemd. Een van de prominente leden, bekend als Jonas, was al eerder uitgesloten wegens gedrag dat revolutionaire militanten onwaardig is. Zie https://en.internationalism.org/ir/110_conference.html [360]; “IFICC: an attempt to swindle the communist left”; Internationale Ruvue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 112.
[17] https://en.internationalism.org/content/9742/communique-our-readers-icc-under-attack-new-agency-bourgeois-state [361]
[18] Simon werd uitgesloten van het 11e Congres van de IKS vanwege een gedrag dat onverenigbaar is met dat van een kommunistische militant
[19] Dit is duidelijke een vergissing, aangezien de IGKL haar artikel tegen het IKS dateert op 1 januari, dus nog voordat we onze vragen aan Gaizka formuleerden en voordat we deze op 28 januari publiceerden – zie voetnoot 1.
[20] “Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij”, dat voortkomt uit de tendens Damen in de “Internationalistsiche Kommunistische Parij van Italië”, nu de “Internationalistische Communistische Tendens” (ICT)
[21] https://en.internationalism.org/icconline/201502/12079/doctor-bourrinet-fraud-and-self-proclaimed-historian [362]
[22] We willen hier duidelijk aangeven dat we de IGKL/Bourrinet en de GCCF op geen enkele manier aan elkaar gelijk stellen. De IGKL is een parasitaire groep die alleen bestaat om de IKS aan te vallen en zelfs als we een artikel hadden gepubliceerd waarin we Mata Hari aan de kaak stelden, zou ze zeggen dat ze ‘niets heeft gemerkt’, om daarna direct tot de aanval over te gaan. Hetzelfde kan gezegd worden van Bourrinet. De GCCF is een jonge groep zonder ervaring en op zoek naar opheldering, gevoelig voor de vleierij van Gaizka en de IGKL/Bourrinet.
[23] “we have nothing but condemnation for this egregious and immoral hit-piece of personalized gossips completely removed from a political terrain”
[24] “Questions of organisation: The struggle of Marxism against political adventurism”, https://en.internationalism.org/content/3753/communist-organisation-struggle-marxism-against-political-adventurism [363], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 88.
[25] Idem.
[26] Idem.
[27] Idem.
[28] “Vperyod” (Vooruit), een Russische krant die in Groot-Brittannië werd gepubliceerd, met Narodniki en ‘populistishche’ tendensen
[29] Lavrov Pjotr Lavrovitsj (1823-1900) een Russische filosoof, socioloog en journalist, aanhanger van de Narodniki (populisme); lid van de 1e Internationale en deelnemer aan de Commune van Parijs.
[30] In Duitsland werd het rapport de titel meegegeven “Een complot tegen de Internationale”, en om te verwijzen naar het rapport van de Onderzoekscommissie van het Haagse Congres gebruikt Engels deze naam in plaats van naar “De Alliantie van de Socialistische Democratie en de IAA”, maar het is hetzelfde rapport. In: “Over het Anarchisme”, Pegasus Amsterdam, 1975.
[31] Engels verwijst hier naar Pjotr Lavrov, zoals hij aan het begin van het artikel uitlegt, om de anonimiteit te respecteren, die hij nauwgezet verlangt en die Engels bespot, aangezien de echte naam van de redacteur van “Vperyod” zowel in Groot-Brittannië als in Rusland bekend is; hij stelt daarom voor om naar de auteur te verwijzen als Peter, "een zeer populaire naam in Rusland"
[32] Friedrich Engels, MEW Band 18, Flüchtlingsliteratur, III, blz. 539.
[33] Spaanse Socialistische Arbeiderspartij; https://nl.internationalism.org/content/1495/wie-wie-nuevo-curso [356]
De overweldigende consensus van de serieuze wetenschappelijke opinie is dat we nu al een wereldwijde ecologische catastrofe van ongekende proporties tegemoet gaan. Dit is niet de plaats om alle verschillende aspecten te ontleden van de ramp waar de mensheid mee te maken heeft, van de vervuiling van de zee, de lucht en de rivieren tot de dreigende uitroeiing van talloze planten- en diersoorten, met als dieptepunt de dreiging van het steeds snellere proces van opwarming van de aarde. Het volstaat te zeggen dat de combinatie van al deze tendensen, als ze niet worden tegengegaan, de planeet zelf onbewoonbaar zou kunnen maken en op zijn minst ongeschikt voor het in stand houden van een fatsoenlijk menselijk bestaan.
Het is echter onze stelling dat het niet voldoende is om dit probleem te onderzoeken door de bril van de ecologie, of de natuurwetenschappen, alleen. Om de onderliggende oorzaken van de ecologische verwoesting te begrijpen, en de mogelijkheid om deze om te keren, moeten we hun verband begrijpen met de bestaande maatschappelijke verhoudingen, met het economische systeem dat de aarde regeert: het kapitalisme. En dat betekent voor ons dat we de enige echt wetenschappelijke benadering moeten gebruiken om de structuur en de dynamiek van de menselijke samenleving te begrijpen - de methode van het marxisme. Een uitstekend uitgangspunt hierbij is de essay van Friedrich Engels uit 1876 ‘De rol van arbeid in de overgang van aap naar mens’, een onvoltooide beweging die is opgenomen in een bredere onvoltooide symfonie, ‘The Dialectics of Nature’ [1].
Engels’ essay is de toepassing van het idee dat alleen de beschouwing van het menselijk verleden vanuit het standpunt van een klasse van de arbeid - en van geassocieerde arbeid in het bijzonder - het mogelijk maakt om het opkomst van de menselijke soort te begrijpen. In tegenstelling tot de mechanistische opvatting dat dit het resultaat is van de geïsoleerde ontwikkeling van het menselijk brein - zowel de groei in omvang en complexiteit als het eenvoudige resultaat van willekeurige mutaties - stelt Engels dat de mens uiteindelijk zichzelf maakt; dat het de dialectische interactie is tussen hand en hersenen in de collectieve productie van gereedschappen en de transformatie van onze natuurlijke omgeving die de ‘mechanische’ capaciteiten van het brein, de beweeglijkheid van de menselijke hand, en de evolutie van een specifiek menselijk bewustzijn bepaalt. In dit bewustzijn wegen geplande, doelgerichte activiteit en culturele overdracht zwaarder dan de meer instinctieve handelingen van eerdere diersoorten.
“Uiteraard stellen wij het niet in vraag dat dieren de capaciteit hebben om op een geplande wijze te handelen. Integendeel, een geplande manier van handelen bestaat embryonaal zodra er protoplasma, levend eiwit, bestaat en reageert, en dus besliste, ook al zijn het extreem simpele, bewegingen stelt uitvoert als resultaat van externe stimulansen. Zo’n reactie vindt plaats zelfs indien er nog geen cel bestaat, zelfs geen zenuwcel. Er is een element van geplande actie in de wijze waarop insecten-etende planten hun prooi vangen, alhoewel ze dit vrij onbewust doen. Bij dieren staat de capaciteit voor bewuste, geplande acties, in verhouding tot de ontwikkeling van hun zenuwstelsel, wat onder zoogdieren een sterke ontwikkeling kan vormen.... Maar alle geplande acties van dieren zijn er nooit in geslaagd om de stempel van hun wil op te leggen aan de aarde. Dat werd overgelaten aan de mens [2].
Samengevat zien we dat de dieren hun omgeving slechts gebruiken en daarmee veranderingen aanbrengen omwille van hun aanwezigheid. De mensen brengen wijzigingen aan die nuttig zijn voor zichzelf, ze beheersen de omgeving. Dat is het essentiële verschil tussen de mens en andere dieren, en eens te meer is het de arbeid die leidt tot dit verschil.”
Het staat buiten kijf dat de mensheid deze capaciteiten heeft verworven door collectieve activiteit, door associatie. Met name Engels stelt dat de evolutie van de taal - een voorwaarde voor de ontwikkeling van het denken en de culturele overdracht van de ene generatie op de andere - alleen kan worden begrepen in de context van een zich ontwikkelende sociale verbondenheid:
“Zoals reeds gezegd leefde onze apen voorouders in troepen. Het is duidelijk dat het onmogelijk is de oorsprong van de mens, de meest sociale van alle dieren, te zoeken bij onmiddellijke voorouders die niet in troepen leefden. De heerschappij over de natuur, die begint met de ontwikkeling van de hand, met de arbeid, verbreedde de horizon van de mens met iedere nieuwe stap vooruit. Hij ontdekte voortdurend, tot dan toe ongekende eigenschappen van de dingen in de natuur. Aan de andere kant bracht de ontwikkeling van arbeid de leden van de maatschappij dichter bij elkaar, doordat het aantal gevallen waarbij wederzijdse ondersteuning en gezamenlijke activiteit nodig was, toenam. En doordat het voordeel voor ieder individu van gezamenlijke activiteit duidelijk werd. Om kort te gaan, de mens in wording belandde op een punt waar men iets tegen elkaar te zeggen had. Deze noodzaak leidde tot de schepping van haar orgaan. Door aanpassingen werd het onderontwikkelde strottehoofd van de aap langzaam maar zeker veranderd ten behoeve van steeds verder ontwikkelde aanpassingen, en de organen van de mond leerden langzamerhand de ene verstaanbare letter na de ander uit te spreken.”
Het menselijk vermogen om de natuur te transformeren heeft haar enorme evolutionaire en historische voordelen gebracht, waardoor ze ontegenzeggelijk de dominante soort op de planeet is geworden. Van het gebruik van vuur tot het domesticeren van dieren en het zaaien van gewassen; van de bouw van de eerste steden tot de ontwikkeling van uitgestrekte productie- en communicatienetwerken die de hele planeet zouden kunnen verenigen: dit waren de noodzakelijke etappes in het ontstaan van een wereldwijde menselijke gemeenschap die gebaseerd is op de verwezenlijking van het creatieve potentieel van al haar leden, met andere woorden, van de kommunistische toekomst, die Marx en Engels hebben voorspeld en waarvoor ze gevochten hebben.
En toch is ‘De rol van arbeid in de overgang van aap naar mens’ allesbehalve een arrogante lofzang op de menselijke superioriteit. In de voetsporen van Darwin begint ze met het erkennen dat alles wat uniek menselijk is ook zijn wortels heeft in de capaciteiten van onze dierlijke voorouders. En bovenal geeft Engels, van zodra hij het fundamentele onderscheid tussen mens en dier heeft opgemerkt, een waarschuwing af die een zeer duidelijke weerklank heeft in het licht van de huidige ecologische crisis:
“We moeten echter niet overdrijven als we het hebben over de menselijke overwinningen op de natuur. Voor elke overwinning neemt de natuur wraak. Iedere overwinning, en dat klopt, leidt aanvankelijk tot de resultaten die we verwacht hadden, maar daarna heeft het soms erg verschillende onvoorziene gevolgen die maar al te vaak het eerste resultaat teniet doen. De mensen die in Mesopotamië, Griekenland of Klein-Azië, de bomen kapten om vruchtbare landbouwgrond te creëren, konden niet inschatten dat door het verwijderen van de bomen de reservoirs van vocht zouden verdwijnen wat de basis vormde voor de huidige slechte staat van de grond. Toen de Italianen in de Alpen de bossen op de zuidelijke hellingen gebruikten, en de bossen op de noordelijke hellingen onaangeroerd lieten, hadden ze er geen besef van dat ze op deze wijze de basis van de zuivelindustrie in de regio aantastten, laat staan dat ze beseften dat ze de bergen de mogelijkheid ontnamen om water op te slaan tijdens het regenseizoen of om de enorme regenval te verwerken bij stevige regenval. Diegenen die de aardappel naar Europa brachten, beseften niet dat ze met deze plant ook een vorm van tuberculose meebrachten. Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.”
In deze passage geeft Engels ons een concreet voorbeeld van de marxistische theorie van de vervreemding, die gebaseerd is op de erkenning dat, in gegeven maatschappelijke omstandigheden, het product van de eigen arbeid van de mens een vijandige kracht kan worden, een vreemde kracht die zich aan zijn controle onttrekt en tegen hem optreedt. Zonder in te gaan op de verder teruggrijpende oorsprong van deze menselijke zelfvervreemding, kunnen we met zekerheid zeggen dat de kwalitatieve ontwikkeling van dit proces samenhangt met de opkomst van klasse-uitbuiting, waarbij degenen die arbeid verrichten per definitie gedwongen worden niet voor zichzelf te produceren, maar voor een klasse die de macht en de rijkdom van de maatschappij in handen heeft. En het is geen toeval dat de ontwikkeling van uitbuiting en van vervreemde arbeid verbonden is met de voortschrijdende vervreemding van de mensheid van de natuur. De voorbeelden van “onvoorziene gevolgen” van de productie die Engels ons in de zojuist geciteerde passage geeft, zijn vooral ontleend aan pre-kapitalistische vormen van de klassenmaatschappij, en juist onder deze eerdere vormen van beschaving vinden we het eerste duidelijke voorbeelden van een milieurampen, die door de mens zijn veroorzaakt.
“De eerste gevallen van extensieve ecologische vernietiging vallen samen met de eerste stadsstaten. Er is aanzienlijk bewijsmateriaal dat het echte ontbossingproces dat beschavingen zoals de Sumerische, de Babylonische, de Singalese en andere toestond om zich te ontwikkelen op basis van grootschalige landbouw ook, op langere termijn, een aanzienlijke rol speelde in hun verval en hun verdwijning. [3]”
Maar dit waren, relatief gezien, lokale rampen. In tegenstelling tot de vorige productiewijzen wordt het kapitalisme, door zijn diepste innerlijke drang, gedwongen om de hele planeet te domineren. Zoals het staat in het Kommunistisch Manifest:
“De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet van haar producten jaagt de bourgeoisie over de hele aardbol. Overal moet zij zich innestelen, overal haar huis bouwen, overal verbintenissen aanknopen...
De bourgeoisie rukt door de snelle verbetering van alle productiemiddelen, door het immens gemakkelijker verkeer alle, ook de meest barbaarse volken in de kring van de beschaving. De goedkope prijzen van haar waren zijn de zware artillerie, waarmee zij alle Chinese murentegen de grond schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren totovergave dwingt. Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen temaken, wanneer zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bijzich in te voeren, d.w.z. bourgeois te worden. Met één woord, zij schept zich een wereld naarhaar eigen beeld.”
Deze noodzaak om te ‘globaliseren’ heeft echter ook geleid tot de ‘globalisering’ van de milieuramp. Voor Marx was de kapitalistische maatschappelijke verhouding het toppunt van het hele proces van vervreemding, want nu is de uitbuiting van menselijke arbeid niet meer gericht op een persoonlijke relatie tussen meester en dienaar, zoals in de vorige klassenmaatschappijen, maar op de expansie en groei van een fundamenteel onpersoonlijke macht – ‘Het Kapitaal’, oftewel het winstsysteem. De universele opkomst van de productie voor de markt en voor de winst betekent dat de neiging om de resultaten van de productie aan de controle van de producent te onttrekken zijn ultieme punt heeft bereikt. Bovendien wordt de kapitalistische uitbuiter, hoewel hij profiteert van de opbrengsten van de uitbuiting, zelf ook gedreven door de meedogenloze concurrentie om de winst, en is hij uiteindelijk slechts de verpersoonlijking van het kapitaal. We worden dus geconfronteerd met een productiewijze, die als een moloch uit de hand loopt en die zowel de uitbuiter als de uitgebuite dreigt te verpletteren.
Omdat het kapitalisme wordt gedreven door de meedogenloze eisen van de accumulatie (wat het ‘economische groei’ noemt), kan het nooit komen tot een rationele, globale controle van het productieproces, gericht op de belangen van de mensheid op lange termijn. Dit geldt vooral in een periode van economische crisis, waarin voor alle koortsachtig concurrerende kapitalistische en nationale eenheden de druk steeds onweerstaanbaarder wordt om door te dringen tot de laatste ongerepte gebieden van de planeet en hun hulpbronnen te plunderen.
Het extreme punt in de vervreemding van de arbeider in het productieproces wordt zo weerspiegeld in de meest extreme vervreemding van de mensheid van de natuur. Zoals de arbeidskracht van de arbeiders tot een waar wordt gemaakt en onze intieme behoeften en gevoelens als potentiële markten worden gezien, zo ziet het kapitalisme de natuur als een groot pakhuis dat naar believen kan worden beroofd en geplunderd om de moloch van de accumulatie te voeden. We zien nu de uiteindelijke gevolgen van de illusie om over de natuur te heersen ‘als over een vreemd volk’: het kan er alleen maar toe leiden dat ‘de natuur wraak neemt’ op een schaal die veel groter is dan in elke voorgaande beschaving, aangezien deze wraak zou kunnen uitmonden in de uitroeiing van de mensheid zelf.
Laten we teruggaan naar de laatste passage uit Engels, waar hij schrijft dat “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen. Zo gaat hij verder: “In feite verwerven we iedere dag een grotere kennis en beter begrip van de natuurwetten waardoor we een zicht krijgen om de meer directe maar ook de meer afgeleide gevolgen van onze tussenkomst in de normale gang van de natuur. Dat geldt zeker na de enorme vooruitgang van de natuurwetenschappen sinds het begin van deze eeuw, waardoor we meer dan ooit tevoren in een positie zitten waarbij we ons realiseren, en er dus controle over hebben, dat er afgeleide natuurlijke gevolgen zijn van onze dagelijkse activiteiten.”
De paradox van het kapitaal is dat de ontwikkeling van de wetenschap onder haar bewind ons weliswaar in staat heeft gesteld de natuurwetten in ongekende mate te begrijpen, maar dat we steeds machtelozer lijken te worden om ze “correct toe te passen”.
Voor Engels was het vermogen om de gevolgen van onze productie te beheersen natuurlijk afhankelijk van de omverwerping van het kapitalisme en de toe-eigening van de wetenschap door de revolutionaire arbeidersklasse. Maar Engels, die ervan overtuigd was dat de overwinning van de socialistische revolutie niet ver weg was, kon de tragedie van de eeuwen daarna niet voorzien: de nederlaag van de eerste poging tot wereldwijde proletarische revolutie, en de verlenging van het kapitalistische systeem dat een zodanig niveau van verval heeft bereikt dat het de grondslagen zelf van een toekomstige kommunistische maatschappij ondermijnt. In de nachtmerrie die het kapitalisme in verval voor onze ogen vormgeeft, wordt de wetenschappelijke kennis van de natuurwetten, die zou kunnen en moeten worden gebruikt voor het welzijn van de mensheid, steeds vaker ingezet om het toenemende onheil te verergeren, door deze om te buigen naar de intensivering van de uitbuiting van mens en natuur. Ofwel voor het creëren van angstaanjagende vernietigingswapens die zelf een grote ecologische bedreiging vormen. Een maatstaf voor het verval van het kapitalisme is namelijk juist deze groeiende kloof tussen het potentieel dat wordt gecreëerd door de ontwikkeling van de productiekrachten - waarvan de wetenschap een essentieel onderdeel is - en de manier waarop dit potentieel wordt geblokkeerd en vervormd door de bestaande maatschappelijke verhoudingen.
Op zichzelf is zelfs de meest belangeloze wetenschappelijke kennis machteloos om het tij van de plundering van de natuur te keren. Vandaar dat de eindeloze waarschuwingen van bezorgde wetenschappelijke instanties over het smelten van de gletsjers, het vergiftigen van de oceanen of het uitsterven van de soorten eindeloos worden genegeerd of tegengewerkt door het echte politiek van kapitalistische regeringen wier hoofdregel altijd ‘uitbreiden of sterven’ is. Het maakt daarbij niet uit of deze regeringen nu wel of niet worden geregeerd door grove ontkenners van de klimaatverandering zoals Trump of door serieuze liberalen en zelfverklaarde socialisten.
De oplossing voor de ecologische crisis - die in toenemende mate niet los kan worden gezien van de onomkeerbare economische crisis van het kapitalisme en zijn streven naar een imperialistische oorlog - kan alleen tot stand komen als de mensheid ‘de controle terugneemt’ door middel van de afschaffing van de kapitaalaccumulatie, met al zijn uiterlijke verschijningsvormen, niet in de laatste plaats het geld, de staat, en alle nationale grenzen. De arbeid moet zich bevrijden van de kapitalistische uitbuiting: het hele productieproces moet worden georganiseerd op basis van de behoeften van de producenten en hun interactie op lange termijn met de rest van de natuur.
Dit is een voorwaarde voor het voortbestaan van onze soort. Maar het is ook veel meer dan dat. In de laatst geciteerde passage gaat Engels verder: “Hoe sterker dit ontwikkelt, hoe meer we ons niet enkel zullen één voelen met de natuur, maar ook weten dat we deel uitmaken van de natuur, waardoor het onmogelijk zal zijn om een tegenstelling te zien tussen de geest en de materie, de mens en natuur, de ziel en het lichaam, tegenstellingen die ontstonden na de neergaan van de klassieke oudheid in Europa en hun hoogste ontwikkeling kenden in het christendom.”
Hier keert Engels terug naar enkele van de meest gedurfde hypothesen van de jonge Marx over de aard van het kommunisme. Het volledig verwezenlijkte kommunisme betekent de ontvoogding van de arbeid niet alleen in de zin van het opheffen van de klasse-uitbuiting: het vereist ook de transformatie van de arbeid, van een boetedoening naar een genoegen, de ontketening van de menselijke creativiteit. En dit is op zijn beurt de voorwaarde voor de subjectieve transformatie van de menselijke soort, die zijn eenheid met de natuur zal ‘aanvoelen en weten’.
Dergelijke begrippen brengen ons in een verre toekomst. Maar het zal alleen onze toekomst worden als de klasse die haar belichaamt, het wereldproletariaat, in staat is om te vechten voor haar specifieke belangen, om zijn gevoel voor zichzelf als klasse te herontdekken en om een perspectief te formuleren voor zijn strijd. Dit zal betekenen dat zijn onmiddellijke, defensieve strijd meer en meer de strijd tegen kapitalistische onderdrukking en barbarij in al hun vormen zal moeten omvatten. Tegelijkertijd kan het proletariaat alleen door te strijden op zijn eigen klasse terrein al die lagen van de maatschappij achter zich krijgen, die de kannibalisering van de natuur door het kapitalisme een halt willen toeroepen. De erkenning dat het kapitalisme een bedreiging vormt voor al het leven op de planeet zal centraal staan in deze verbreding van de klassenstrijd naar een politieke en sociale revolutie.
Amos
Voetnoten
[1] Friedrich Engels, De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens [366], 1976
[2] Antropologen, geologen en andere wetenschappers hebben de term "Antropoceen" bedacht om een nieuw geologisch tijdperk aan te duiden waarin de mens definitief zijn wil heeft opgelegd aan de atmosfeer, het klimaat en de biologie van de Aarde. Zij hebben verschillende momenten voorgesteld om deze overgang van het Holoceen naar het Antropoceen te markeren, waarbij sommigen de uitvinding van de landbouw als cruciaal beschouwden, terwijl anderen kozen voor het begin van de industriële revolutie, dat wil zeggen het begin van het kapitalistische tijdperk, maar die ook een fase omvat van aanzienlijke versnelling na 1945.
[3] IKS, Het kapitalisme vergiftigt de aarde [275], Internationale Revue nr. 20
De opkomst van dit nieuwe virus en de reactie van de bourgeoisie laat zien hoe de ontwikkeling van de productiekrachten is gestuit op de dood en de verwoesting, die het kapitalisme heeft aangericht. Terwijl China dus de tweede economische macht van de wereld is geworden, is het land door een virusepidemie lamgelegd, en terwijl de medische wetenschap het kapitalisme vooruit helpt, kan het zijn bevolking niet beschermen tegen ziekten, net zo min als het kan beschermen tegen een economische crisis of oorlog of vervuiling.
Corona is een van de zovele nieuwe besmettelijke ziekten die vooral in de afgelopen 50 jaar zijn ontstaan, waaronder HIV (AIDS), Ebola, SARS, MERS, Lassakoorts, Zika. Zoals zoveel nieuwe ziekten is Corona is een virale infectie van dierlijke oorsprong die van de ene soort naar de andere is gemigreerd, die mensen besmet en zich zeer snel verspreidt, een gevolg van de veranderde omstandigheden die het kapitalisme in deze periode heeft teweeggebracht. We hebben steeds meer wereldwijde toeleveringsketens en verstedelijking; voor het eerst in de geschiedenis leeft de meerderheid van de wereldbevolking in steden, die vaak overvol zijn met een ontoereikende hygiënische infrastructuur.
En zoals in China zijn er veel arbeiders die niet alleen in steden geconcentreerd zijn, maar ook in overvolle slaapzalen, zoals de arbeiders van Foxconn die met 8 op een kamer wonen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van vlees van wilde dieren, zoals in Wuhan waar waarschijnlijk een illegale wildmarkt de bron van de nieuwe infectie is. Daarnaast drijven de vernietiging van de natuurlijke omgeving en de gevolgen van de klimaatverandering steeds meer dieren de stad in op zoek naar voedsel. Drukke steden zijn een potentiële broedplaats voor epidemieën, zoals Wuhan laat zien, en de toegenomen internationale verbindingen een middel om ze over te brengen naar het buitenland.
Deze omstandigheden zijn het resultaat van het kapitalistische systeem in verval dat ertoe wordt aangezet om alle hoeken van de planeet te verstoren en te vervuilen om de overproductiecrisis het hoofd te bieden. De vernietigende impact van deze wereldwijde expansie werd duidelijk aangetoond door de Eerste Wereldoorlog, die het begin van dit tijdperk van verval markeerde. Aan het einde van de oorlog kwam de dodelijke pandemie van de Spaanse griep, die naar schatting een derde van de wereldbevolking heeft geïnfecteerd en meer dan 50 miljoen mensen in drie achtereenvolgende fasen heeft gedood. Het sterftecijfer hield verband met de omstandigheden van de imperialistische oorlog, waaronder honger en ondervoeding, slechte hygiëne en de verplaatsing van zieke soldaten uit de loopgraven, die voor de tweede golf muteerde in een nog dodelijker virus.
In de meer recente periode zien we dat HIV 32 miljoen mensen heeft gedood, voornamelijk in Afrika, en nu endemisch is geworden. Ondanks de medische vooruitgang, die HIV heeft veranderd van een moordenaar tot een chronische ziekte, heeft Aids in 2018 770.000 mensen gedood door gebrek aan toegang tot zorg. [1] Veel andere ziekten, die de medische wetenschap kan voorkomen, blijven ziekte en dood veroorzaken. We horen over de gevallen van mazelen in de VS, misschien in Samoa, en het belang van immunisatie om de overdracht ervan te voorkomen. Maar de media zwijgen over de bijna 300.000 gevallen van mazelen in de Democratische Republiek Congo, met de dood van bijna 6.000 kinderen [2], waar bedroevende gezondheidszorginstellingen ook proberen om te gaan met Ebola.
Deze sterfgevallen zijn niet van groot belang voor de heersende klasse, want in tegenstelling tot de Mexicaanse griepepidemieën van 2009 of de huidige Corona-epidemie in China, bedreigen ze de productie en de winst ervan niet in dezelfde mate. Maar het kapitalisme is verantwoordelijk voor de omstandigheden die aanleiding geven tot deze epidemieën: in dit geval een onstabiel land, het resultaat van het ophakken van Afrika door de imperialistische machten, dat voortdurend wordt geteisterd door de strijd om zijn natuurlijke hulpbronnen (goud, diamanten, olie en kobalt), die miljoenen levens heeft geëist. 50% van de uitvoer van de DRC gaat naar China. Het is een bijzonder treffend voorbeeld van wat we bedoelen met de ontbinding van het kapitalisme, de periode waarin de heersende klasse niet voldoende controle heeft om haar koelbloedige reactie op de crisis, een nieuwe wereldoorlog, ten uitvoer te brengen, omdat de arbeidersklasse niet verslagen is, maar ook de arbeidersklasse niet de kracht heeft om haar strijd op een niveau te brengen dat het kapitalisme kan bedreigen. Deze periode van ontbinding werd aangekondigd door de ineenstorting van het Russische imperialistische blok en wordt onder andere gekenmerkt door chaotische lokale oorlogen. [3]
Het voortbestaan van polio houdt ook rechtstreeks verband met de ontbinding, wanneer de gevechten of het fundamentalisme immunisering verhindert, waarbij gezondheidswerkers worden vermoord door jihadisten, zoals in Pakistan. Elke vorm van publiciteit hierover is volstrekt hypocriet. De grote mogendheden die dit veroordelen, zijn volkomen bereid om gebruik te maken van onregelmatige en terroristische strijders - zoals het westen de Moedjahedien in Afghanistan heeft gebruikt tegen de Russen in de jaren 1980 en sindsdien in vele andere conflicten. In feite is de opkomst van het terrorisme een kenmerk van het imperialistische conflict in de periode van de ontbinding.
In plaats van de uitgaven voor gezondheid of onderwijs zijn het de wereldwijde defensie-uitgaven die in 2019 met 4% zijn gestegen in vergelijking met 2018. Voor de VS en China was er een stijging van meer dan 6% en voor Duitsland meer dan 9%. Om een idee te geven van de ijzingwekkende prioriteiten van de bourgeoisie, terwijl het budget van het CDC (Centre for Disease Control) in de VS werd verlaagd van 10,8 miljard dollar in 2010 naar 6,6 miljard dollar in 2020, hebben de VS net een begroting voor defensie aangenomen van 738 miljard dollar . Het jaarlijkse defensiebudget van China wordt geschat op 250 miljard dollar. De WHO had een budget van slechts 5,1 miljard dollar in 2016-2017.
Er zijn veel ziekten die meer doden veroorzaken dan Corona op dit moment, maar de bourgeoisie neemt dit serieus als een bedreiging, zoals elke nieuwe ziekte die een pandemie kan worden en daarom kan leiden tot een toegenomen bedreiging van haar productiviteit en winst, bijvoorbeeld door een verhoogd ziekteverzuim - iets wat we zien met dit nieuwe virus in China - evenals de bedreigingen voor de gezondheid en de levens van de mensen. Er zijn veel aspecten van de ziekte die kunnen bijdragen aan haar pandemisch potentieel - de besmettelijkheid, de aard van de ziekte. Het is ook belangrijk dat de ziekte is ontstaan in een grote stad met 11 miljoen inwoners in een land dat goede internationale verbinden op het gebied van handel en toerisme, en dit maakt het moeilijker om de verspreiding van het virus in te dammen. Moeilijker in te dammen dan wanneer het virus was ontstaan, zoals bij Ebola, in Afrika met veel minder mogelijkheden om naar het buitenland te reizen, of wanneer het was ontstaan in 2003, zoals bij de SARS-epidemie, toen de economie en de connecties van China beperkter waren.
Een groot deel van de eerste reactie van de Chinese staat op dit nieuwe virus werd gekenmerkt door misdadige en gewetenloze nalatigheid. Terwijl de Chinese autoriteiten op 26 december al voorlopige genetische gegevens hadden gekregen, die wezen op een SARS-achtig virus, vielen ze Dr. Li Wenliang lastig omdat hij op 30 december had gewaarschuwd voor het gevaar. Tegelijkertijd waarschuwden ze de WereldGezondheidsOrganisatie voor het virus. Desondanks bleven de autoriteiten in Wuhan informatie over de epidemie onderdrukken en hielden ze op 18 en 19 januari een reusachtige gemeenschappelijke maaltijd en dansfestijn ter gelegenheid van het Nieuwe Maanjaar, waarbij ze deden alsof dat virus niet van mens tot mens ging, voordat ze de stad op 23 januari opsloten toen 5 miljoen mensen, bijna de helft van de bevolking, al op vakantie was ter gelegenheid van het Nieuwe Jaar.
Dit alles heeft geleid tot enorme woede onder de bevolking, woedend dat de regering de ziekte voor het publiek verbergt en een dokter een valse bekentenis laat ondertekenen voor het 'verspreiden van geruchten' door de autoriteiten ervoor te waarschuwen. Dit heeft geleid tot een campagne voor vrije meningsuiting binnen China. De media en politici in de westerse landen hebben deze campagne herhaald met preken over de voordelen van de democratie en de vrije meningsuiting. We moeten echter geen moment denken dat onze eigen heersende klasse minder scrupules heeft ten aanzien van liegen en het verdoezelen van informatie als het haar uitkomt, zelfs als het mensenlevens in gevaar brengt. Geneesmiddelenbedrijven onderdrukken klinische proeven die hun winst in gevaar brengen, zelfs als dit betekent dat ze niet waarschuwen voor bepaalde antidepressiva, die een verhoogd zelfmoordrisico hebben voor tieners en jonge volwassenen hebben (zie Bad Pharma van Ben Goldacre, een heel boek over dergelijke oneerlijkheid). En de regeringen van de VS en het Verenigd Koninkrijk hebben schandalig gelogen over massavernietigingswapens om de invasie van Irak in 2003 te rechtvaardigen.
De Chinese staat was heel koelbloedig toen het zijn autoriteit plaatste boven de zorg voor de gezondheid en het leven van de bevolking, een gevolg van zijn starre hiërarchische stalinistische bureaucratie, die ertoe heeft geleid dat het begin van de epidemie in de doofpot werd gestopt toen er tijdig actie moest worden ondernomen om de verspreiding van het virus te beperken en te vertragen. Dit toont de wreedheid van het regime, dat weinig rekening houdt met mensenlevens, maar ook zijn irrationaliteit, omdat het tijdig optreden in reactie op de epidemie niet alleen levens zou hebben gered, maar ook veel verliezen voor de economie - die we kunnen verwachten - en veel verlies aan prestige zou hebben bespaard als groeiende macht in de wereld met zijn ambitieuze Belt and Road-initiatief. Deze irrationaliteit van het Chinese regime in zijn reactie op de epidemie houdt verband met zijn paranoia over het verlies van macht of controle, een paranoia die tot uiting komt in zijn grote werkkampen en ‘heropvoedings’kampen voor Oeigoeren en anderen, in zijn voorliefde voor gezichtsherkenningstechnologie en in zijn systeem van sociale kredieten om de bevolking in het gareel te houden. Om zijn gezag te behouden durft hij geen gevaren of problemen toe te geven.
Het in quarantaine plaatsen van een stad met 11 miljoen inwoners door het afsluiten van alle transportverbindingen en het plaatsen van wegversperringen is een primeur. Als je dat doet nadat je de helft van de bevolking hebt toegestaan om te vertrekken, maakt dat de zaak alleen maar erger. Het bouwen van twee nieuwe ziekenhuizen om 2.600 extra patiënten in 10 dagen op te nemen is een indrukwekkend stukje propaganda, en zelfs een indrukwekkend staaltje van geprefabriceerde techniek (zelfs als ze niet op tijd klaar waren). Maar het leverde niet de apparatuur of artsen en verpleegkundigen die nodig waren - zelfs niet met legerartsen en vrijwilligers uit andere regio's. Ziekenhuizen in Wuhan zijn overweldigd, evenals quarantainecentra, die zijn uitgerust met 10.000 bedden. Zieke mensen met Coronavirus kunnen niet in quarantainecentra komen, laat staan in het ziekenhuis. Patiënten met andere aandoeningen, waaronder kanker, kunnen niet in het ziekenhuis worden behandeld omdat alle bedden vol zijn. Zieke en stervende patiënten in quarantainecentra hebben geen verpleegkundige zorg. Quarantainecentra hebben honderden mensen bijeengebracht, in bedden of op matrassen op de grond, die kleine papieren maskers van twijfelachtige signatuur dragen, met onvoldoende toilet- en wasgelegenheid, soms draagbare toiletten en douches buiten in de open lucht. Het is overduidelijk dat iedereen die een quarantainecentrum zonder Corona betreedt, het snel virus zal krijgen. Degenen die verdacht worden van het dragen van het virus zijn onder dwang naar quarantainecentra gebracht - een gehandicapte jongen is van honger gestorven nadat de familieleden waarop hij vertrouwde, waren meegenomen. Het is net zo goed een oefening in politierepressie als een gezondheidsmaatregel.
Het bijeendrijven van mensen in quarantainecentra, die alleen maar centra van de overdracht van het virus kunnen worden, doet denken aan de ziekenhuizen voor de armen tot de 19e eeuw in Europa die ook bronnen van infectie waren, zoals de toenemende moedersterfte door kraamkoorts van de 17e tot de 19e eeuw, voordat de noodzaak van hygiëne werd ingezien.
Het ontbreekt aan apparatuur, waaronder beschermende kleding voor het ziekenhuispersoneel; artsen en verpleegkundigen werken extreem lange uren, wat hen allemaal kwetsbaarder maakt voor ziekte. 1700 van hen zijn al besmet en daarvan zijn er 6 gestorven.
In deze omstandigheden is het duidelijk dat er veel patiënten zullen sterven die met adequate medische zorg gered hadden kunnen worden. Corona lijkt hierdoor in Wuhan meer dan het dubbele van het sterftecijfer te hebben dan elders. Maar of de Chinese autoriteiten nu wel of niet blijven liegen over de aantallen geïnfecteerden, de cijfers zijn verdacht omdat niet alle gevallen kunnen worden bevestigd. Vandaar een piek in het aantal gerapporteerde gevallen in Wuhan op 11 februari, toen de klinisch gediagnosticeerde gevallen - zonder test - werden opgenomen, wat het totaal aantal geregistreerde gevallen brengt op meer dan 60.000.
De ziektecijfers zijn waarschijnlijk niet alleen onnauwkeurig in China. In tegenstelling tot Singapore, een rijk land, met talrijke verbindingen, dat zich sinds de SARS in 2003 op een epidemie heeft voorbereid, zijn veel andere armere landen niet voorbereid. "Elk land dat veel reisverkeer heeft met China en geen gevallen heeft gevonden, moet zich zorgen maken", zegt een professor in de epidemiologie van Harvard. [4] Indonesië heeft bijvoorbeeld 238 burgers uit Wuhan geëvacueerd en twee weken lang in quarantaine gehouden, maar heeft ze niet op de ziekte getest omdat dat te duur is. En hoe zit het met Afrikaanse handel en klanten van China's via de Nieuwe Zijderoute? Er zullen veel plaatsen zijn zonder de gezondheidsinfrastructuur die nodig is om een diagnose te stellen en patiënten met het virus te verzorgen.
Wat indrukwekkend is, is dat het nieuwe virus op 12 januari is ‘gedetecteerd’ (genetische in kaart gebracht). In het verlengde daarvan heeft de ‘Coalition for Epidemic Preparedness Innovation’ (CEPI), die in 2017 is opgericht na de uitbraak van de West-Afrikaanse Ebola, gewerkt aan een vaccin, in de hoop dat dit klaar kan zijn als Corona zich verspreidt, en vooral als het een seizoensgebonden ziekte wordt zoals de griep. Terwijl we dit artikel schrijven, wordt er met behulp van een nieuwe methode op basis van gensequentie al gewerkt aan het vaccin. Deze methode is veiliger dan het werken met een dodelijk virus, en heeft het de productie van vaccins voor Zika, Ebola, SARS en MERS al bespoedigd. Natuurlijk moet er eerst worden getest op veiligheid en effectiviteit voordat het kan worden gebruikt, en dat zal tijd kosten.
Dit opvallende potentieel voor de productiekrachten is echter niet het einde van het verhaal. Er is een gebrek aan fabrieken om voldoende vaccin te produceren, en aangezien regeringen met het risico van een pandemie geen vaccin zullen exporteren voordat ze voldoende voorraden hebben aangelegd voor eigen gebruik "onder vermelding van nationale defensie of veiligheid" [5] moet CETI plannen maken om het op verschillende locaties te produceren.
De economie van China is tot stilstand gekomen omdat het land is afgesloten om het nieuwe virus in te dammen. Als reactie daarop pompt de staat geld in de economie, versoepelt de nationale toezichthouder op de banken de regels voor twijfelachtige schulden. China is nu echter verantwoordelijk voor 16% van het mondiale BNP, vier keer zoveel als in 2003 ten tijde van de SARS-epidemie, waardoor zijn BNP in dat jaar met 1% daalde. De Chinese economie is veel meer geïntegreerd in de wereldwijde bevoorradingsketens dan 17 jaar geleden. Dit heeft Hyundai al genoodzaakt om autofabrieken in Zuid-Korea te sluiten, Nissan ertoe aangezet om een fabriek in Japan te sluiten en Fiat-Chrysler aangezet tot de waarschuwing dat het een deel van de Europese productie zou kunnen sluiten. De productie van smartphones kan dit jaar 10% dalen. Textiel (China produceert 40% van de wereldwijde export), meubelen en farmaceutische producten zouden allemaal kunnen worden getroffen. Net als het toerisme. En China is nu goed voor bijna 20% van de wereldwijde mijnbouwimport, en probeert leveringen van olie, gas en kolen te annuleren die het niet nodig heeft. De aandelen in Amerikaanse bedrijven, die heel erg blootgesteld zijn aan de Chinese verkopen, zijn met 5% gedaald. Met zijn handelsoorlog met de VS, die niet is opgelost, is dit een slechte timing - voor China en de wereldeconomie.
Op de langere termijn kan dit China een minder betrouwbare handelspartner maken voor multinationale ondernemingen om daar te investeren. Het maakt hem zeker een minder machtige imperialistische handelspartner en financier voor zijn klanten op de Nieuwe Zijderoute. Het kan afhangen van hoe snel hij zijn economie weer kan normaliseren.
Wat er ook gebeurt met dit nieuwe Coronavirus, of het nu een nieuwe pandemie wordt, of dat het uitsterft zoals SARS, of dat het zich vestigt als een nieuw seizoensgebonden respiratoire virus, deze nieuwe ziekte is de zoveelste waarschuwing dat het kapitalisme een gevaar is geworden voor de mensheid en voor het leven op deze planeet. Het enorme vermogen van de productiekrachten, waaronder de medische wetenschap, om ons tegen de ziekte te beschermen, stuit op het moorddadige jacht op winst, het samenbrengen van een steeds groter deel van de bevolking in enorme steden, met alle risico's van dien voor nieuwe epidemieën. Het risico van het kapitalisme houdt hier niet op, er zijn ook de risico's van de vervuiling, de ecologische verwoesting en de steeds chaotischer wordende imperialistische oorlogen.
Alex / 2020.02.15
[1]. https://www.who.int/gho/hiv/en/ [367]
[2] https://stories.msf.org.uk/contagion-in-congo/index.html?gclid=EAIaIQobC [368]...
[3] Zie ‘Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme’; https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stelling... [213]
[4]. Geciteerd in The Economist 15.2.20
[5]. The Economist 8 Feb 2020
De koelbloedige politiemoord op George Floyd heeft in heel Amerika en de rest van de wereld verontwaardiging gewekt. Iedereen weet dat het de laatste is in een lange rij van politiemoorden waarbij vooral zwarte mensen en immigranten het slachtoffer waren. Niet alleen in de VS, maar ook in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en andere ‘democratische’ staten. In de VS heeft de politie in maart Breonna Taylor in haar eigen huis neergeschoten. In Frankrijk werd Adama Traoré in 2016 tijdens zijn aanhouding verstikt. In Groot-Brittannië werd Darren Cumberbatch in 2017 door de politie doodgeslagen. Dit is slechts het topje van de ijsberg.
En in reactie op de protesten, die eerst in de VS uitbraken, heeft de politie laten zien dat ze al een gemilitariseerde terreurmacht is, met of zonder de hulp van het leger. De wrede repressie tegen de demonstranten - 10.000 arrestaties in de VS - laat zien dat de politie in de VS, net zoals in andere ‘democratische’ landen, op dezelfde manier handelt als de politie in openlijk dictatoriale regimes zoals Rusland of China.
De woede over dit alles is echt, en het wordt gedeeld door zowel blanken als zwarten, door latino's, Aziaten, en is vooral groot onder de jongeren. Maar we leven in een maatschappij die materieel en ideologisch gedomineerd wordt door een heersende klasse, de bourgeoisie of kapitalistische klasse. En woede op zich, hoe gerechtvaardigd ook, is niet genoeg om het systeem dat ten grondslag ligt aan het politiegeweld aan te vechten, of om de vele valkuilen van de bourgeoisie te vermijden. De protesten zijn niet door de heersende klasse begonnen. Maar ze is er al wel in geslaagd om ze op haar eigen burgerlijke politieke terrein te lokken.
Tijdens de eerste uitbarsting van woede in de VS neigden de protesten de vorm aan te nemen van rellen: supermarkten werden geplunderd, symbolische gebouwen afgebrand. De provocerende acties van de politie hebben zeker bijgedragen tot het geweld van de eerste dagen van de protesten. Sommige demonstranten rechtvaardigden de rellen door te verwijzen naar Martin Luther King, die zei dat “de rellen de stem is van zij die niet worden gehoord”. En dat is waar: ze zijn een uiting van onmacht en wanhoop. Ze leiden strikt genomen nergens toe, behalve tot meer repressie door een kapitalistische staat, die zich altijd zal verzetten tegen ongeorganiseerde, versnipperde acties op straat.
Maar het alternatief dat door officiële activistische organisaties als Black Lives Matter naar voren wordt gebracht - vreedzame marsen die gerechtigheid en gelijkheid eisen - is net zozeer een doodlopende weg, en in sommige opzichten zelfs nog verraderlijker, omdat ze de politieke krachten van het kapitaal rechtstreeks in de kaart spelen. Neem bijvoorbeeld de oproep om de uitgaven voor de politie een andere sociale bestemming tegeven, om de politie helemaal op te heffen zelfs. Aan de ene kant is het binnen deze maatschappij totaal onrealistisch: het staat gelijk aan de kapitalistische staat te vragen zichzelf vrijwillig op te heffen. Aan de andere kant verspreidt het illusies over de mogelijkheid om de bestaande staat te hervormen in het belang van de uitgebuitenen en de onderdrukten - terwijl haar functie juist is om ze onder controle te houden in het belang van de heersende klasse.
Dat de heersende klasse zich op haar gemak voelt met dergelijke radicale eisen blijkt uit het feit dat enkele dagen na de eerste protesten de kapitalistische media en politici - voornamelijk maar niet alleen die ter linkerzijde - letterlijk of figuurlijk ‘op de knieën zijn gegaan’, in een vurige veroordeling van de moord op George Floyd en in een enthousiaste steun voor de protesten. Het voorbeeld van vooraanstaande politici in de Democratische Partij-machine in de VS is het meest voor de hand liggend, maar zij werden al snel vergezeld door hun tegenhangers over de hele wereld, waaronder de meest intelligente vertegenwoordigers van de politie. Dit is het recuperatie van gerechtvaardigde woede door de bourgeoisie.
We kunnen ons geen illusies maken: de dynamiek van deze beweging kan niet worden omgezet in een wapen van de uitgebuitenen en de onderdrukten, omdat ze al een instrument is geworden in de handen van de heersende klasse. De huidige mobilisaties zijn geen ‘eerste stap’ in de richting van een echte klassestrijd, maar worden gebruikt om de ontwikkeling en rijping ervan te verhinderen.
Het kapitalisme had niet het wereldsysteem kunnen worden dat het nu is zonder de slavenhandel en de koloniale onderwerping van de inheemse volkeren van Azië, Afrika en Amerika. Racisme zit dus in de genen. Vanaf het begin heeft het raciale en andere verschillen gebruikt om de uitgebuitenen tegen elkaar op te zetten, om te voorkomen dat ze zich zouden verenigen tegen hun echte vijand - de minderheid die hen uitbuit. Maar het heeft ook ruimschoots gebruik gemaakt van de ideologie van het ‘antiracisme’: het idee dat je racisme kunt bestrijden door je te verenigen, niet op basis van klassen, maar rond deze of gene onderdrukte gemeenschap. Maar de vereniging op basis van de raciale of nationale ‘gemeenschap’ wordt alleen maar een ander middel om de verdeling in klassen, die aan dit systeem ten grondslag ligt, te doen vervagen: Er bestaat dus niet zoiets als een ‘zwarte gemeenschap’, want er zijn zowel zwarte kapitalisten als zwarte arbeiders, en deze hebben geen gemeenschappelijk belang. Neem bijvoorbeeld de slachting onder de stakende zwarte mijnwerkers in Marikana, die in 2012 door het ‘post-apartheid’ regime van Zuid-Afrikaanse staat werd aangebracht.
De moord op George Floyd was niet het gevolg van een weloverwogen plan van de bourgeoisie. Maar hij heeft het mogelijk gemaakt voor de heersende klasse om alle aandacht te richten op de kwestie van het ras, op een moment dat het kapitalistische systeem als geheel zijn totale bankroet heeft blootgelegd.
De kapitalistische maatschappij verkeert in een diepe staat van verval. De barbaarse slachtpartijen die zich over Afrika en het Midden-Oosten blijven verspreiden, de onophoudelijke bendeoorlogen in Latijns-Amerika – allemaal dingen die miljoenen mensen dwingen om te vluchten - zijn daar een duidelijk symptoom van, en dat geldt ook voor de huidige Covid-19 pandemie, een bijproduct van de verwoesting van de ecologie van de planeet door het kapitalisme. Tegelijkertijd zit het systeem vast in een onoplosbare economische crisis. Na de crash van 2008 hebben de kapitalistische staten een brute bezuinigingsstrategie gelanceerd, die erop gericht is de uitgebuitenen te laten betalen voor de crisis. De daaruit voortvloeiende decimering van de gezondheidszorg is een van de belangrijkste redenen waarom de huidige pandemie zo'n catastrofale impact heeft. Op zijn beurt heeft de wereldwijde lockdown het systeem in een nog diepere economische crisis gestort, die zeker vergelijkbaar is met de depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw.
Deze nieuwe verdieping van de economische crisis leidt nu al tot grootschalige verarming, dakloosheid en honger, niet in de laatste plaats in de Verenigde Staten, die hun arbeiders minimale sociale steun bieden in geval van werkloosheid of ziekte. Het lijdt geen twijfel dat de daaruit voortvloeiende materiële ellende de woede van de protesten heeft aangewakkerd. Maar aangezien de hele kapitalistische productiewijze historisch gezien achterhaald is, is er slechts één kracht die zich daartegen kan verenigen en het perspectief van een andere samenleving kan bieden: de internationale arbeidersklasse.
De arbeidersklasse is niet immuun voor het verrotting van de kapitalistische maatschappij: ze lijdt onder alle nationale, raciale en religieuze verdelingen die worden nog verscherpt door de sinistere verergering van de sociale ontbinding, welke het duidelijkst tot uiting komt in de verspreiding van populistische ideologieën. Maar dit verandert niets aan de fundamentele werkelijkheid: de uitgebuitenen van alle landen, van alle kleuren, hebben er evenveel belang bij zich te verdedigen tegen de toenemende aanvallen op hun levensomstandigheden, tegen loonsverlagingen, werkloosheid, huisuitzettingen, vermindering van pensioenen en sociale uitkeringen - en tegen het geweld van de kapitalistische staat. Deze strijd alleen al vormt de basis voor het overwinnen van iedere verdeeldheid, die onze uitbuiters ten goede komt, en voor het weerstaan van racistische aanvallen en pogroms in hun diverse vormen. En als de arbeidersklasse zich wel organiseert om haar krachten te bundelen, laat ze ook zien dat ze de capaciteit heeft om de maatschappij op een nieuwe basis te organiseren. De arbeidersraden die overal ter wereld ontstonden na de revolutie in Rusland in 1917, de overkoepelende stakingscomités die ontstonden in de Poolse massastaking van 1980 - dit zijn het bewijs dat de strijd van de arbeidersklasse op eigen terrein het perspectief biedt op de schepping van een nieuwe proletarische macht op de ruïnes van de kapitalistische staat, en op de reorganisatie van de productie voor de behoeften van de mensheid.
Sinds enkele tientallen jaren heeft de arbeidersklasse niet meer het gevoel dat ze een klasse is die tegenover het kapitaal staat, wat het gevolg is van zowel grote ideologische campagnes (zoals de ‘dood van het communisme’ die volgde op de ineenstorting van de stalinistische vorm van het kapitalisme) als van ingrijpende materiële veranderingen (zoals de ontmanteling van de traditionele centra van de strijd van de arbeidersklasse in de meest geïndustrialiseerde landen). Maar net voordat de Covid-19 pandemie zich over de hele wereld verspreidde, toonden de stakingen in de publieke sector in Frankrijk ons dat de arbeidersklasse niet dood en begraven is. De komst van de pandemie en de wereldwijde lockdown blokkeerden het onmiddellijke potentieel tot een uitbreiding van deze beweging. Maar zelfs toen, in de eerste fase van de lockdown, waren er in veel landen zeer militante reacties van de arbeidersklasse tegen het feit dat ze werden behandeld als ‘slachtvee’, tegen het feit dat ze gedwongen werden te werken zonder een geschikte veiligheidsuitrusting, enkel en alleen om de winsten van de bourgeoisie te beschermen. Deze strijd - niet in de laatste plaats in de Verenigde Staten - had de raciale en nationale verdelingen al doorbroken. Tegelijkertijd heeft de lockdown blootgelegd dat het functioneren van dit systeem volledig afhankelijk is van de ‘essentiële’ arbeid van de klasse, die het zo meedogenloos uitbuit.
De centrale vraag voor de toekomst van de mensheid is deze: kan de kapitalistische minderheid de uitgebuite meerderheid blijven verdelen op baisis van ras, religie of natie, en zo meeslepen in haar gang naar de afgrond. Of zal de arbeidersklasse, in alle landen van de wereld, zichzelf herkennen voor wat het is - de klasse die, in Marx' termen, “revolutionair is of niets is”.
Amos / 2020.06.12
Nadat Marx de verschillen facetten van de vervreemding van de mens had onderzocht, was de volgende taak die hij op zich nam in de Economische en filosofische manuscripten de kritiek van de ruwe en onvolmaakte opvattingen over het communisme, die in de proletarische beweging van zijn tijd overheersten. Zoals we al in eerdere hoofdstukken hebben aangetoond, verwierp Marx de opvattingen die waren overgenomen van Babeuf en nog werden gepropageerd door de volgelingen van Blanqui, omdat ze ertoe neigden het communisme voor te stellen als een algemene neerwaartse nivellering, als een negatie van de cultuur, als iets waarin “de categorie arbeider niet wordt opgeheven maar uitgebreid tot alle mensen.”[1] In deze opvattingen moest iedereen loonarbeider worden onder de heerschappij van een collectief kapitaal, van “de gemeenschap als universele kapitalist.”[2] Marx’ verwerping van dit soort opvattingen vormde reeds een antwoord op de argumenten die gebruikt werden door latere revolutionairen om het kapitalistische karakter van de zogenaamde ‘communistische’ regimes van het voormalige Oostblok aan te tonen (zelfs als de laatsten meer de monsterachtige vrucht waren van een burgerlijke contrarevolutie dan van een onrijpe uitdrukking van de arbeidersbeweging).
Marx bekritiseerde ook meer ‘democratische’, meer gesofisticeerde versies van het communisme, zoals die naar voren gebracht werden door Considerant en anderen, omdat ze “nog een politiek karakter” hadden en dus “nog gevangen waren in en besmet door de particuliere eigendom.”[3]
Tegenover deze beperkte en vervormde definities streefde Marx ernaar aan te tonen dat communisme niet de algemene reductie is van alle mensen tot het ongecultiveerde niveau van de Filistijnen, maar de verheffing van de mensheid tot zijn hoogste creatieve vermogens. Dit communisme streefde de meest verheven doeleinden na, zoals Marx aankondigde in een zinsnede die vaak wordt geciteerd, maar zelden wordt geanalyseerd:
“Het communisme is de positieve opheffing van de particuliere eigendom, gezien als zelfvervreemding van de mens; dit communisme is daarom de werkelijke zich-toe-eigening van het menselijke wezen door en voor de mens. Het is de volledige en bewuste terugkeer van de mens-voor-zichzelf als een sociale, dit is menselijke mens, in wie de hele rijkdom van zijn voorgaande ontwikkeling is vervat. Dit communisme is als volmaakt naturalisme = humanisme, als volmaakt humanisme = naturalisme; het is de definitieve oplossing van het antagonisme tussen mens en natuur en tussen mens en mens, de ware oplossing van het conflict tussen existentie en wezen, tussen objectivering en zelfbevestiging, tussen vrijheid en noodzaak, tussen individu en soort. Het is de oplossing voor het raadsel van de geschiedenis en weet van zichzelf dat het deze oplossing is.”[4]
Het ruwe communisme had, op enigszins correcte wijze, begrepen dat de culturele verwezenlijking van voorafgaande maatschappijvormen was gebaseerd op de uitbuiting van de mens door de mens. Maar tegelijkertijd had het onterecht deze verworvenheden ook verworpen. Marx’ communisme daarentegen probeerde zich alle voorafgaande culturele en, als we de term mogen gebruiken, spirituele streven, eigen te maken, ze tot hun werkelijke rijpheid te brengen door ze te bevrijden van de misvormingen, waarmee ze in klassenmaatschappijen onvermijdelijk waren behelsd. Door deze verworvenheden tot het gemeenschappelijk eigendom van de hele mensheid te maken, konden ze in een hogere en meer universele synthese worden omgesmolten. Het was een diepgaande dialectische visie die, zelfs voordat Marx een helder begrip had ontwikkeld van de communale maatschappelijke vormen die aan de formatie van klassenverdelingen was voorafgegaan, erkende dat de historische evolutie, met name in zijn laatste kapitalistische fase, de mens had beroofd van zijn oorspronkelijke, ‘natuurlijke’ sociale banden. Maar wat Marx beoogde was niet louter een terugkeer naar de verloren gegane primitieve eenvoud, maar een bewuste poging om het maatschappelijk zijn van de mens te bereiken, een opstap naar een hoger niveau die alle voorgaande vooruitgang, die in de beweging van de geschiedenis gevat is, integreert.
Bovendien beschouwde dit communisme zich, in plaats van de loutere veralgemening van de vervreemding die aan het proletariaat was opgelegd door de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen, als de ‘positieve opheffing’ van de talloze tegenstellingen en vervreemdingen die de mensheid tot nu toe hadden geplaagd.
Zoals we in het vorige hoofdstuk al zagen had Marx’ kritiek van de vervreemde arbeid verschillende aspecten:
Marx’ eerste definities van communisme benaderden deze aspecten van de vervreemding vanuit verschillende invalshoeken, maar altijd met de zorg te laten zien dat het communisme een concrete en positieve oplossing voor deze ziekte biedt. In de slotzinnen van zijn Uittreksels uit James Mill’s Elements of political economy, een commentaar geschreven in dezelfde periode als de Economische en filosofische manuscripten, legt Marx uit waarom de vervanging van de kapitalistische loonarbeid, die alleen voor de winst produceert, door geassocieerde arbeid die produceert voor de menselijke behoeften, de basis legt voor de overwinning van de vormen van vervreemding, die hierboven zijn vermeld:
“In het kader van de particuliere eigendom is arbeid de vervreemding van het leven daar ik werk om te leven, om voor mijzelf de middelen te verschaffen om te leven. Mijn werk is geen leven ... In het kader van de particuliere eigendom is mijn individualiteit vervreemd tot op een punt dat ik walg van dat werk, het is een marteling voor me. Het is in feite niets meer dan de schijn van een activiteit en daarom is het slechts een dwangarbeid, die me niet opgelegd is door een innerlijke behoefte maar door een willekeurige uiterlijke noodzaak”.[6]
Daartegenover schrijft Marx:
“stel je voor dat we hadden geproduceerd als menselijke wezens. In dat geval zou ieder van ons zich dubbel in het productieproces hebben bevestigd: zichzelf en zijn naaste. (1) In mijn productie zou ik het specifieke karakter van mijn individualiteit hebben geobjectiveerd en daardoor zou ik zowel hebben genoten van de uitdrukking van mijn eigen individuele leven gedurende mijn activiteit, als een individueel genot hebben ervaren door de aanschouwing van het object en mijn persoonlijkheid hebben ervaren als een objectieve zintuiglijk waarneembare kracht, die boven iedere twijfel verheven is. (2) Door jouw gebruik of genot van mijn product zou ik een onmiddellijke tevredenheid ervaren, in de wetenschap dat ik door mijn arbeid een menselijke behoefte bevredigd had, d.w.z. dat ik de menselijke natuur geobjectiveerd had en een object verschaft had dat beantwoordt aan de behoeften van andere menselijke wezens. (3) Ik zou zijn opgetreden als de bemiddelaar tussen jou en de soort, dus ik zou door jou worden erkend als het complement van je eigen zijn, als een wezenlijk deel van jezelf. Ik zou mezelf dus weten te bevestigen zowel in je gedachten als in je liefde. (4) In de individuele uitdrukking van mijn eigen leven zou ik de onmiddellijke uitdrukking van jouw leven tot stand brengen, en zo zou ik in mijn individuele activiteit direct mijn authentieke natuur, mijn menselijke, gemeenschappelijke aard hebben bevestigd.
Onze producties zouden fungeren als vele spiegels, waarin onze naturen zouden schitteren. Mijn werk zou de vrije expressie zijn en daardoor het plezier in het leven ...”[7]
Dus, volgens Marx zouden de menselijke wezens alleen op een menselijke manier kunnen produceren als ieder individu in staat is om de echte vervulling van zijn leven te vinden in zijn werk: de vervulling die voortkomt uit de actieve vreugde van de productieve handeling; uit voortgebrachte objecten die niet alleen een werkelijk nut hebben voor andere menselijke wezens, maar die het van zichzelf ook waard zijn om aanschouwd te worden, omdat ze, om een zin uit de Economische en filosofische manuscripten aan te halen, gemaakt zijn “volgens de wetten van de schoonheid”; uit gemeenschappelijke arbeid, en met een gemeenschappelijk doel, met een medemens.
Hier wordt het duidelijk dat voor Marx de productie voor de behoeften, die één van de fundamentele kenmerken is van het communisme, veel meer is dan de eenvoudige negatie van de kapitalistische warenproductie, productie voor de winst. Vanaf het begin betekende de opeenhoping van rijkdom aan kapitaal de opeenhoping van armoede voor de uitgebuiten; in de eeuw van het zieltogende kapitalisme is dit dubbel zo waar, en vandaag is het duidelijker dan ooit dat de afschaffing van de warenproductie een voorwaarde is voor het overleven van de mensheid. Maar voor Marx was de productie voor de behoeften nooit het absolute minimum, een puur kwantitatieve bevrediging van de elementaire behoeften aan voedsel, onderdak, enzovoort. De productie voor de behoeften was ook een weerspiegeling van de behoeften van de mens om te produceren - de productiehandeling als verrukkelijke en zintuiglijke activiteit, als de viering van de essentiële gemeenschappelijkheid van de mensheid. Dat is een standpunt dat Marx nooit veranderde. Zoals ook de ‘rijpe’ Marx dat stelde in de Kritiek op het programma van Gotha (1874) bijvoorbeeld, toen hij sprak over:
“een hogere fase van de communistische maatschappij, nadat de knechtende onderwerping van de individuen aan de arbeidsdeling en daarmee ook de tegenstelling tussen geestelijke en lichamelijke arbeid verdwenen is; nadat de arbeid niet alleen een middel tot leven, maar zelfs de eerste levensbehoefte is geworden; nadat met de alzijdige ontwikkeling van de individuen ook hun productieve krachten zijn gegroeid en alle bronnen van de coöperatieve rijkdom rijker vloeien ...”[8]
Dit soort bevestigingen zijn cruciaal om te kunnen antwoorden op een typisch argument van de burgerlijke ideologie - dat als de prikkel van het financieel gewin wordt weggenomen, er eenvoudigweg geen motivatie bestaat voor het individu, of de maatschappij als geheel, om nog iets te produceren. Nog een keer, een wezenlijk element van het antwoord wordt gevormd het feit dat zonder de afschaffing van de loonarbeid de eenvoudige overleving van het proletariaat, van de mensheid zelf, onhoudbaar is. Maar dit blijft een puur negatief argument, tenzij de communisten benadrukken dat in de toekomstige maatschappij de belangrijkste motivatie om te werken is dat het “de eerste levensbehoefte”, “het plezier in het leven” is geworden - de kern van de menselijke activiteit en de vervulling van de mens zijn meest wezenlijke verlangens.
Merk op hoe Marx, in het laatste citaat, zijn beschrijving van de hogere fase van de communistische maatschappij begint met de beschouwing van de opheffing van de “de knechtende onderwerping van de individuen aan de arbeidsdeling en daarmee ook de tegenstelling tussen geestelijke en lichamelijke arbeid”. Dit is het constante thema in Marx’ aanklacht van de kapitalistische loonarbeid. In het eerste deel van Het Kapitaal bijvoorbeeld fulmineert hij pagina na pagina over de manier waarop het werk in de fabrieken van de bourgeoisie de arbeider heeft gereduceerd tot louter een fragment van zichzelf; tegen de manier waarop mensen zijn veranderd in lichamen zonder hoofd en anderen in hoofden zonder lichaam; tegen de manier waarop de specialisatie de arbeid heeft gedegradeerd tot een herhaling van de meest mechanische en afstompende activiteiten. Maar deze polemiek tegen de arbeidsverdeling komt ook al voor in het vroege werk, en vanuit dat standpunt kon er voor Marx geen sprake zijn van de overwinning van de vervreemding, die een impliciet deel uitmaakt van het loonsysteem, tenzij er een fundamentele verandering in de bestaande arbeidsdeling plaats zou vinden. Een bekende passage in De Duitse ideologie gaat over deze kwestie:
“... de arbeidsdeling biedt ons meteen het eerste voorbeeld van het feit, dat zolang de mensen zich in de natuurlijke maatschappij bevinden, d.w.z. zolang de kloof tussen de bijzondere en het gemeenschappelijk belang bestaat, zolang dus het werk niet vrijwillig, maar volgens de natuurlijke arbeidsverdeling plaatsvindt, de eigen daad van de mens voor hem tot een vreemde macht wordt die tegenover hem staat, die hem aan zich onderwerpt in plaats van dat hij haar beheerst. Zodra immers de arbeidsverdeling ontstaat, heeft eenieder een bepaalde, exclusieve werkkring die hem wordt opgedrongen en waaraan hij niet kan ontsnappen. Hij is jager, visser, herder of kritische criticus en moet dit blijven als hij zijn middelen van bestaan niet kwijt wil raken; - terwijl in de communistische maatschappij, waar niemand één exclusieve sfeer van werkzaamheid heeft, maar iedereen zich in welke richting hij maar wil kan bekwamen, de maatschappij de algemene reproductie regelt en mij juist daardoor de mogelijkheid geeft, vandaag dit en morgen dat te doen, ‘s ochtends te jagen, ‘s middags te vissen, ‘s avonds veeteelt te bedrijven en na het eten de kritiek te beoefenen, al naargelang ik verkies, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden.”[9]
Bij de beschrijving van dit prachtige beeld van het dagelijkse leven in een hoogontwikkelde communistische maatschappij wordt natuurlijk gebruik gemaakt van een bepaalde poëtische vrijheid, maar het brengt de essentiële punten tot uitdrukking: gegeven de ontwikkeling van de productiekrachten die het kapitalisme zelf heeft voortgebracht, is het absoluut niet noodzakelijk voor welk mens dan ook om het beste deel van zijn leven te geven aan de beperkingen van één enkelvoudige activiteit - vooral aan een activiteit die slechts uitdrukking geeft aan een nietig deel van de werkelijke capaciteiten van iemand. Bovendien hebben we het hier over de opheffing van de oude verdelingen tussen een hele kleine minderheid van bevoorrechte individuen om te leven van een werkelijk creatief en lonend werk, en een grote meerderheid die gedoemd is om de arbeid te ervaren als de vervreemding van het leven:
“De uitsluitende concentratie van de artistieke talenten in bijzondere individuen, en zijn onderdrukking in de brede massa’s die daarmee samenhangt, is het gevolg van de arbeidsverdeling ... in een communistische organisatie van de maatschappij verdwijnt de onderschikking van de kunstenaar aan lokale en nationale begrenzingen, die volledig voortkomen uit de arbeidsverdeling, en ook de onderschikking van de kunstenaar aan een bepaalde kunst, waardoor hij uitsluitend of schilder is, of beeldhouwer, enzovoort; de speciale naam voor zijn activiteit brengt precies de beperktheid van zijn professionele ontwikkeling tot uitdrukking en zijn afhankelijkheid van de arbeidsdeling. In een communistische maatschappij bestaan er geen schilders, maar hoogstens mensen die zich, tussen de andere activiteiten door, bezighouden met schilderen.”[10]
Het heldhaftige beeld van de burgerlijke maatschappij in zijn jonge gloriejaren is dat van de mens in de Renaissance - individuen zoals Da Vinci, die artistieke, wetenschappelijke en filosofische talenten combineerde. Maar zulke mensen konden slechts uitzonderlijke voorbeelden, buitengewone genieën zijn in een maatschappij waar de kunst en de wetenschap overeind werd gehouden door de slopende labeur van de grote meerderheid. Marx’ visie op het communisme is die van een maatschappij die volledig bestaat uit ‘mensen van de Renaissance’.[11]
Voor het slag van ‘socialisten’, van wie de functie is het socialisme te reduceren tot een gemoedelijke verfraaiing binnen het kader van het bestaande systeem van uitbuiting, kunnen dit soort visies nooit een werkelijke anticipatie op de toekomst van de mensheid zijn. Voor de aanhanger van het ‘realistische’ socialisme (d.w.z. het staatskapitalisme van de sociaaldemocratie, het stalinisme of het trotskisme), zijn ze inderdaad niets meer dan visies, onwerkelijke utopische dromen. Maar voor degenen die ervan overtuigd zijn dat het communisme zowel een noodzakelijkheid als een mogelijkheid is, kan de pure onverschrokkenheid van Marx’ begrip van het communisme, zijn onvermurwbare weigering om het middelmatige of het tweederangse te dulden, alleen maar een bron van inspiratie en een stimulans zijn om de onverbiddelijke strijd tegen het kapitalisme voort te zetten. En het is een feit dat Marx’ beschrijving van de uiteindelijke doeleinden van het kapitalisme uiterst gewaagd zijn, veel meer dan de ‘realisten’ gewoonlijk vermoeden, want ze kijkt niet alleen vooruit naar de objectieve veranderingen die gepaard gaan met de communistische omvorming (productie voor het gebruik, opheffing van de arbeidsdeling, enzovoort); ze graaft ook in de subjectieve veranderingen die het communisme zal teweegbrengen, door de instelling van een dramatische wijziging van de waarneming en de zintuiglijke ervaring van de mens.
Hier begint Marx’ methode opnieuw met het werkelijke concrete probleem, zoals het gesteld wordt door het kapitalisme, en legt de nadruk op de oplossing ervan, die vervat zit in de bestaande maatschappelijke tegenstellingen. In dit geval beschrijft hij de manier waarop de heerschappij van de particuliere eigendom de menselijke vermogens tot werkelijk zintuiglijk genot beperkt. In de eerste plaats is deze beperking een gevolg van een eenvoudige materiële armoede, die de zintuigen afstompt, alle basisfuncties van het leven terugbrengt tot hun dierlijke niveau, en de menselijke wezens verhindert om hun werkelijke creatieve krachten te verwezenlijken:
“De zinnen die nog onder de heerschappij van de grove, praktische behoeften staan, hebben slechts een beperkte zin. Voor de uitgehongerde mens bestaat voedsel niet onder een menselijke vorm, maar alleen als voedsel zonder meer, als een abstracte aanwezigheid: het had net zo goed in de ruwste vorm aanwezig kunnen zijn en men kan onmogelijk zeggen waarin deze voedselopname zich onderscheidt van de dierlijke voedselopname. De behoeftige mens, vol kommer en zorgen, heeft geen zintuig voor het fraaiste schouwspel ...”[12]
Daarentegen
“zijn de zinnen van de maatschappelijke mens andere zinnen dan die van de onmaatschappelijke mens. Pas door de objectief ontplooide rijkdom van het menselijk wezen wordt de rijkdom van de subjectieve menselijke zinnelijkheid - een muzikaal oor, een oog voor vormschoonheid, kortom die zinnen waarmee de mens op menselijke wijze kan genieten en die zich daardoor als echte menselijke vermogens bevestigen - verder ontwikkeld of voor het eerst tot leven gebracht ... de volledig ontwikkelde maatschappij produceert de mens in de hele rijkdom van zijn wezen, de rijke mens in het volle bezit van al zijn zinnen, als haar duurzame werkelijkheid.”[13]
Maar het is niet alleen de kwantitatief materiële beroving die het vrije spel van de zinnen beperkt. Er is iets dat veel dieper geworteld is in de maatschappij van de particuliere eigendom, in de maatschappij van de vervreemding. Het is de “domheid” die door deze maatschappij is voortgebracht en die ons ervan overtuigt dat er niets ‘werkelijk echt’ is tenzij we het bezitten:
“De particuliere eigendom heeft ons zo dom en eenzijdig gemaakt dat wij menen dat een object pas van ons is wanneer wij het hebben, wanneer het dus als kapitaal voor ons existeert of direct door ons bezeten, gegeten, gedronken, aan ons lichaam gedragen, bewoond, enzovoort, kortom gebruikt wordt. Hoewel de particuliere eigendom al deze directe verwerkelijkingen van het bezit zelf weer opvat als niet meer dan middelen om te leven; en het leven waartoe zij als middel dienen is het leven van de particuliere eigendom: arbeid en kapitaalvorming. Zo is de plaats van alle fysieke en geestelijke zinnen ingenomen door de simpele aliënatie van al deze zinnen: de zinnen voor het hebben”[14]
En, opnieuw, in tegenstelling daarmee:
“moet ook de positieve opheffing van de particuliere eigendom, dat wil zeggen de zinnelijke toe-eigening van het menselijke wezen en het menselijk leven, van de objectieve mens, de menselijke scheppingen die door en voor de mens gemaakt zijn, niet alleen worden opgevat in de zin van het directe, eenzijdige genot, niet alleen in de zin van het bezitten of het hebben. De mens eigent zich zijn alzijdig wezen op een alzijdige manier toe, in zijn totaliteit als mens dus. Al zijn menselijke relaties tot de wereld, - zien, horen, ruiken, proeven, voelen, denken, waarnemen, gewaarworden, willen, bezig zijn, liefhebben -, kortom alle organen van zijn individualiteit zijn, evenals de organen die een directe sociale functie hebben, als objectieve reactie gezien, dat wil zeggen in de manier waarop zij zich tegenover het object verhouden, vormen van menselijke toe-eigening ... De opheffing van de particuliere eigendom is daarom de volledige emancipatie van de menselijke zinnen en eigenschappen. Het is een emancipatie omdat deze zinnen en eigenschappen daardoor menselijk geworden zijn, subjectief evenzeer als objectief. Het oog is een menselijk oog geworden wanneer zijn object een sociaal, menselijk, door de mens voor de mens geschapen object is geworden. De zinnen zijn dan in de praktijk meteen theoretici geworden. Zij zijn op het ding betroken ter wille van het ding, maar het ding zelf vormt een objectieve menselijke betrekking tot zichzelf en tot de mens, en omgekeerd. De behoefte of het genot hebben daarom hun egoïstische natuur verloren en de natuur haar abstracte nuttigheid doordat het nuttig gebruik ervan tot menselijk nut is geworden”[15]
Om deze passages in al hun diepgang en complexiteit te interpreteren zou men een heel boek moeten gebruiken. Maar wat zonder meer duidelijk is, is dat voor Marx de vervanging van vervreemde arbeid door een werkelijk menselijke productievorm zou leiden tot een fundamentele verandering in het bewustzijn van de mens. De bevrijding van de soort uit de gebrekkige staat van de strijd tegen de schaarste, de overwinning van de angst en de begeerte, die samenhangen met de wetten van de particuliere eigendom, bevrijden de menselijke zinnen van hun ketenen en stellen hem in staat om op een nieuwe manier te zien, te horen en te voelen. Het is moeilijk om over dit soort vormen van bewustzijn te discussiëren, want ze zijn niet ‘louter’ rationeel: met andere woorden, ze zijn niet gedegenereerd tot een punt dat voorafgaat aan de ontwikkeling van de rede - ze hebben het rationele denken zoals dat tot nog toe begrepen is in de vorm van een afzonderlijke en geïsoleerde activiteit voorbijgestreefd en de voorwaarden gerealiseerd waarin “de mens niet alleen in het denken, maar met alle zintuigen in de objectieve wereld bevestigd”[16] wordt.
Een manier om dit soort innerlijke veranderingen te begrijpen, is te analyseren wat de toestand van inspiratie is, die ten grondslag ligt aan ieder groot kunstwerk.[17] In zijn toestand van inspiratie wordt de schilder of dichter, de danser of zanger een glimp gegund van een herschapen wereld, een wereld van schitterende kleuren en geluiden, een wereld van een verhoogde betekenis, die onze ‘normale’ waarnemingstoestand eenzijdig, kortzichtig en zelfs onwerkelijk doet overkomen - en dat is ook zo, als we ons herinneren dat de ‘normale’ toestand die van de vervreemding is. Van alle dichters is William Blake misschien het beste in staat geweest het onderscheid over te brengen tussen de ‘normale’ toestand waarin “de mens zichzelf heeft opgesloten, totdat hij alle dingen ziet door de nauwe spleten van zijn spelonk” en de geïnspireerde toestand die in Blake’s messianistische, maar in vele opzichten materialistische vooruitzicht, “naar boven zal komen door een verbetering van het zinnelijke genot” en door het reinigen van de “waarnemingsorganen”. Als de mensheid dit alleen al zou kunnen volbrengen, dan “zou alles zich aan de mens voordoen zoals het is, oneindig”[18]
De analogie met de kunstenaar is geenszins toevallig. Toen hij de Economische en filosofische manuscripten schreef, was Marx’ meest waardevolle vriend de dichter Heine, en gedurende zijn hele leven was Marx een gepassioneerde aanbidder van de werken van Homerus, Shakespeare, Balzac en andere grote schrijvers. Voor hem dienden dit soort figuren, met hun onbegrensde creativiteit, als blijvende voorbeelden van het werkelijke potentieel van de mensheid. Zoals we al hebben gezien, was Marx’ doel een maatschappij waar dergelijke niveaus van creativiteit een ‘normale’ menselijke eigenschap zouden zijn; daaruit volgt dan ook dat de verhoogde staat van zintuiglijke waarneming, zoals beschreven is in de Economische en filosofische manuscripten, in toenemende mate de ‘normale’ bewustzijnstoestand van de maatschappelijke mens zou worden.
In het latere werk van Marx is de gelijkenis met de creatieve activiteit minder gebaseerd op de kunstenaar dan op de wetenschapper, maar in wezen blijft het hetzelfde: de bevrijding uit de slavernij, de overwinning van de scheiding tussen werk en vrije tijd, brengt een nieuw menselijk subject voort:
“Het spreekt vanzelf ... dat arbeidstijd niet als een abstracte antithese kan blijven staan tot vrije tijd, zoals het verschijnt vanuit het perspectief van de burgerlijke economie ... Vrije tijd – die zowel luiertijd is als tijd voor een hogere activiteit – heeft zijn eigenaar op natuurlijke wijze veranderd in een ander subject, en hij treedt het directe productieproces dan ook binnen als een ander subject. Dit proces is dan zowel discipline, voor wat betreft het menselijk wezen in het wordingsproces; en tegelijkertijd praktijk, experimentele wetenschap, materiële creativiteit en objectiverende wetenschap, voor wat betreft het volgroeide menselijke wezen, in wiens hoofd de opgehoopte kennis van de maatschappij bestaat. Voor beiden, in zoverre dat arbeid het praktische gebruik van de handen en vrije lichaamsbeweging vereist, zoals in de landbouw, is het tegelijkertijd een oefening.”[19]
Voorbij het geatomiseerde ego
Het ontwaken van de zinnen door een vrije menselijke activiteit impliceert ook de omvorming van de individuele relatie met de maatschappelijke en natuurlijke wereld om hem heen. Dit is het probleem, waar Marx naar verwijst als hij beweert dat het communisme de tegenstellingen “tussen de mens en de natuur ... tussen objectivering en zelfbevestiging ... tussen de individu en de soort” oplost. Zoals we al zagen in het hoofdstuk over de vervreemding, ontdekte Hegel in zijn onderzoek naar de verhouding tussen subject en object in het menselijke bewustzijn dat het unieke vermogen van de mens om zichzelf te zien als afzonderlijk subject werd ervaren als een vervreemding: de ‘andere’, de objectieve wereld, zowel de menselijke als de natuurlijke, verscheen voor hem als vijandig en vreemd. Maar Hegels’ fout was dat hij dit zag als een absoluut gegeven in plaats van een historisch met als gevolg dat hij er geen uitweg uit vond, behalve in de zuivere sfeer van de filosofische speculatie. Voor Marx daarentegen was het de menselijke arbeid die het onderscheid tussen subject-object, de scheiding tussen mens en natuur, de individu en de soort had geschapen. Maar arbeid was tot nog toe “het voor-zichzelf-worden van de mens binnen de vervreemding”[20] geweest. En dat is waarom het onderscheid tussen subject en object tot nu toe ook is ervaren als een vervreemding. Dit proces heeft, zoals we hebben gezien, zijn hoogtepunt bereikt met het eenzame, geatomiseerde ik van de kapitalistische maatschappij; maar het kapitalisme heeft ook de basis gelegd voor de praktische oplossing van deze vervreemding. In de vrije, creatieve activiteit van het communisme zag Marx de basis voor een bestaan, waarin de mens de natuur als menselijk ziet en zichzelf als natuurlijk; een toestand waarin het subject een bewuste eenheid heeft bereikt met het object:
“... doordat nu enerzijds overal in de maatschappij de objectieve werkelijkheid voor de mens tot werkelijkheid van de essentieel menselijke vermogens wordt, dat wil zeggen tot menselijke werkelijkheid en dus tot werkelijkheid van zijn eigen wezenlijke vermogens, worden alle objecten voor hem tot objectiveringen van hemzelf; de objecten bevestigen en verwerkelijken zijn individualiteit, het zijn zijn objecten, of anders gezegd: hij wordt zelf het object.”[21]
In zijn commentaar op de Economische en filosofische manuscripten legde Bordiga bijzonder veel nadruk op dit punt: de oplossing van de raadsels van de geschiedenis waren pas mogelijk
“als we het eeuwenoude bedrog achter ons hebben gelaten van de eenzame individu dat geconfronteerd wordt met de natuurlijke wereld, die door de filosofen domweg ‘uitwendig’ wordt genoemd. Uitwendig ten opzichte van wat? Uitwendig voor het ‘ik’, deze uiterste onvolkomenheid; maar we kunnen niet langer zeggen: uitwendig voor de menselijke soort, want de soort mens is een integraal deel van de natuur, deel van de fysieke wereld.”
En hij gaat verder met te zeggen dat
“in deze machtige tekst object en subject, net als mens en natuur, één en hetzelfde ding worden. We kunnen zelfs zeggen dat alles een object wordt: de mens als een subject ‘tegen de natuur’ verdwijnt, tezamen met de illusie van een afzonderlijk ego.”[22]
Tot dusver heeft de doelbewuste cultivering van bewustzijnstoestanden (of beter gezegd, bewustzijnsfasen, daar we het hier niet hebben over iets definitiefs) die voorbijgaan aan de waarneming van het geïsoleerde ik, zich grotendeels beperkt tot de mystieke tradities. In het Zen Boeddhisme, bijvoorbeeld, vormen de verklaringen van de ervaring van Satori, die uitdrukking geven aan een poging om de splitsing tussen subject en object te boven te komen in een veelomvattende eenheid, een bepaalde gelijkenis met de toestand die Bordiga in navolging van Marx probeert te beschrijven. Maar ook als de communistische maatschappij wellicht elementen zal vinden die kunnen worden overgenomen van deze tradities, is het niet correct uit deze zinsneden van Marx en Bordiga af te leiden dat het communisme moet worden beschreven als de ‘mystieke maatschappij’ of te veronderstellen dat er een ‘communistisch mysticisme’ bestaat, zoals is gedaan in bepaalde teksten over de kwestie van de natuur en die een aantal jaren geleden zijn gepubliceerd door de Bordigistische groep Il Partito Comunista. [23] Onvermijdelijk waren de leerstellingen van alle mystieke tradities min of meer verbonden met verschillende religieuze en ideologische misvattingen, die het resultaat zijn van onrijpe historische omstandigheden, terwijl het communisme in staat zal zijn de ‘rationale kern’ van deze tradities over te nemen en hen te integreren in een echte menswetenschap. Met dezelfde onvermijdelijkheid beperkten de inzichten en technieken van de mystieke tradities zich bijna per definitie tot een elite van bevoorrechte individuen, terwijl er in het communisme geen geheimen bestaan die verborgen moeten worden voor de gewone massa’s. En als gevolg daarvan zal de uitbreiding van het besef, dat bereikt zal worden door de collectieve mensheid van de toekomst, onvergelijkbaar veel groter zijn dan de individuele flitsen van verlichting die bereikt worden binnen de grenzen van een klassenmaatschappij.
Dit zijn de verst ontwikkelde pogingen van Marx’ kijk op de toekomst van de mensheid; een kijk die zich zelfs verder dan het communisme uitstrekt, daar Marx op een bepaald moment zegt dat “het communisme de noodzakelijke vorm en het dynamische beginsel van de onmiddellijke toekomst” is, maar dat “het als zodanig niet het doel van de menselijke ontwikkeling” is.[24] Het communisme, zelfs in zijn meest ontwikkelde vorm, is slechts het begin van de menselijke maatschappij.
Maar als we eenmaal opgeklommen zijn tot deze Olympische hoogten, is het noodzakelijk om terug te komen op de vaste grond, of liever, in herinnering te roepen dat deze verheven vertakkingen stevig geworteld zijn in de aardse bodem.
We hebben al meerdere argumenten aangevoerd tegen de beschuldiging dat Marx’ verschillende beelden van de communistische samenleving pure speculatieve en utopische schema’s zijn: op de eerste plaats door aan te tonen dat zelfs zijn vroegste werken als communist gebaseerd waren op een gedegen en wetenschappelijke diagnose van de menselijke vervreemding, en in het bijzonder van de vorm die deze vervreemding heeft aangenomen onder de heerschappij van het kapitaal. De remedie vloeit dus logisch voort uit deze diagnose: het communisme moet zorgen voor de positieve opheffing van alle verschillende manifestaties van de menselijke vervreemding.
Op de tweede plaats zagen we hoe deze eerste beschrijvingen van een mensheid, die gezond is gemaakt, altijd waren gebaseerd op echte glimpen van een omgevormde wereld, authentiek momenten van inspiratie en verlichting die zich kunnen en daadwerkelijk voordoen bij menselijke wezens van vlees en bloed, zelfs binnen de grenzen van de vervreemding.
Maar wat nog maar weinig was ontwikkeld in de Economische en filosofische manuscripten was de conceptie van het historisch materialisme: het onderzoek naar de achtereenvolgende economische en sociale transformaties, die de materiële grondslag legden voor de toekomstige communistische maatschappij. In zijn rijpere werk besteedde Marx daarom een groot deel van zijn energie aan de studie van de onderliggende werking van het kapitalistische systeem en aan de confrontatie ervan met de productiewijzen die aan het kapitalistische tijdperk waren voorafgegaan. In het bijzonder was Marx in staat te verklaren, toen hij de tegenstellingen die inherent zijn aan de onttrekking en realisatie van meerwaarde had blootgelegd, dat, terwijl alle voorgaande klassenmaatschappijen ten onder waren gegaan omdat ze niet genoeg konden produceren, het kapitalisme de eerste maatschappijvorm is die bedreigd wordt met vernietiging omdat het ‘overproduceert’. Maar het is precies deze tendens tot overproductie, inherent aan het kapitalisme, die maakt dat deze de basis legt voor een maatschappij van materiële overvloed; een maatschappij die in staat is om de reusachtige, door het kapitaal ontwikkelde, productiekrachten te bevrijden van de ketenen, die de laatste had opgelegd toen het de periode van zijn historische verval had bereikt; een maatschappij die in staat is de productiekrachten te ontwikkelen voor de bevrediging van de concrete behoeften van de mens in plaats van voor de abstracte en onmenselijke behoeften van het kapitaal.
In de Grundrisse onderzocht Marx dit probleem, waarbij hij in het bijzonder refereerde aan het vraagstuk van de surplus arbeidstijd. Hij merkte op dat het kapitalisme
“ondanks zichzelf bevorderlijk is voor de schepping van maatschappelijk beschikbare tijd, om de arbeidstijd in de hele maatschappij tot een absoluut minimum terug te brengen, en dus tijd vrij te maken voor ieders eigen ontwikkeling. Zijn tendens [is] altijd om aan de ene kant beschikbare tijd te scheppen, maar om deze aan de andere kant om te zetten in meerarbeid. Als het te goed in slaagt in het eerste, dan lijdt het onder de overproductie, en dan wordt noodzakelijke arbeid onderbroken, omdat er geen meerarbeid kan worden gerealiseerd door het kapitaal. Hoe meer deze tegenstelling zich ontwikkelt, des te duidelijker het wordt dat de groei van de productiekrachten niet langer gelijk op kan gaan met de toe-eigening van vervreemde arbeid, maar dat de massa van de arbeiders zich hun eigen meerarbeid zelf moet toe-eigenen. Als ze dat eenmaal hebben gedaan - en de beschikbare tijd houdt daarmee op een antithetisch bestaan te hebben – zal aan de ene kant de noodzakelijk arbeid worden gemeten door de behoeften van het maatschappelijk individu, en aan de andere kant de ontwikkeling van de macht van de maatschappelijke productie zo snel gaan dat, zelfs als de productie nu wordt berekend voor de rijkdom van iedereen, de beschikbare tijd voor iedereen zal toenemen. Want echte rijkdom is de ontwikkelde productieve kracht van alle individuen. De maat van de rijkdom is dan in ieder geval niet langer de arbeidstijd, maar de beschikbare tijd.”
We zullen op deze kwestie terugkomen in de volgende hoofdstukken, in het bijzonder als we de economie van de overgangsperiode gaan bekijken. Het punt dat we hier willen maken is dat hoe radicaal en verreikend de portretten van Marx over de menselijke toekomst ook waren, ze gebaseerd waren op een nuchtere inschatting van de werkelijke mogelijkheden die vervat zitten in het bestaande productiesysteem. Meer dan dat: de opkomst van een wereld die rijkdom meet in termen van ‘beschikbare tijd’ in plaats van arbeidstijd is niet alleen een mogelijkheid, het is ook een dringende noodzaak voor de mensheid om een uitweg te vinden uit de verwoestende tegenstellingen van het kapitalisme. Deze latere theoretische ontwikkelingen blijken dus in perfecte continuïteit te zijn met de eerste gewaagde beschrijvingen van de communistische maatschappij: ze toonden heel duidelijk aan dat de “positieve opheffing” van de vervreemding, beschreven met veel diepgang en passie in Marx’ eerste werken, niet één van de vele keuzes was voor de menselijke toekomst, maar de enige toekomst.
[1] Marx. “Particuliere eigendom en communisme”. In Economische en filosofische manuscripten. https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom [372], maart 2020.
[2] Ibid.
[3] Ibid.
[4] Ibid.
[5] Het Franse woord voor arbeid, travail, komt van het Latijnse woord trepalium, een martelwerktuig.
[6] Marx & Engels. “Comments of James Mill’s Elements of political economy “. In Collected Works, vol. 3. (eigen vertaling)
[7] Ibid.
[8] Marx & Engels. Critique of the Gotha program, In Collected Works, vol. 24. (eigen vertaling)
[9] Marx & Engels. “De opheffing van de arbeidsdeling: communisme”. In De Duitse ideologie, Deel I: Feuerbach. Sunschrift 42, SUN 1974.
[10] Marx & Engels. “Artistic talent”. In Collected Works, vol. 5, German Ideology, part III: Saint Max.
[11] De terminologie die hier wordt gebruikt is onvermijdelijk seksueel bevooroordeeld, omdat de geschiedenis van de arbeidsverdeling ook de geschiedenis is van de onderdrukking van de vrouw en van hun daadwerkelijke uitsluiting van veel aspecten van het sociale en politieke leven. Vanaf zijn vroegste werken benadrukte Marx dat "men uit deze verhouding (tussen mannen en vrouwen) daarom het hele ontwikkelingsniveau van de mens kan beoordelen. Uit het karakter van deze verhouding blijkt in hoeverre de mens als soortbewust wezen, als mens, zichzelf geworden is en zichzelf begrepen heeft ..." (Economische en filosofische manuscripten, “Particuliere eigendom en communisme”). Het was dus evident voor Marx dat de communistische opheffing van de arbeidsverdeling ook de afschaffing zou inhouden van alle beperkende maatregelen die op de man en de vrouw waren opgelegd. Het marxisme heeft daarom nooit de adviezen nodig gehad van de zogeheten 'vrouwenbevrijdingsbeweging', die zich erop beroemde dat zij de enige was die zag dat de 'traditionele (dwz de stalinistische en de linkse) kijk op de revolutie te beperkt was om de economische en politieke mechanismes in te perken en op die manier de noodzaak 'over het hoofd ziet' van een radicale omvorming van de relaties tussen de seksen. Voor Marx was het vanaf het begin af aan duidelijk dat de communistische revolutie juist een fundamentele verandering in alle aspecten van de menselijke verhoudingen betekent.
[12] Marx. “Particuliere eigendom en communisme”. In Economische en filosofische manuscripten. https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom [372], maart 2020.
[13] Ibid.
[14] Ibid.
[15] Ibid.
[16] Ibid.
[17] In zijn autobiografie, in het deel waarin hij de hoogtijdagen van de Oktoberopstand in herinnering roept, toont Trotski aan dat het revolutionaire proces zelf gelijkstaat aan een massale uitbarsting van collectieve inspiratie: “Het marxisme beschouwt zich als de bewuste uitdrukking van het onbewuste, historische proces. Maar het in historisch-filosofische – niet in psychologische zin – ‘onbewuste’ proces valt slecht op zijn hoogtepunten met zijn bewuste uitdrukking samen, wanneer de massa in een elementaire stormloop de deuren van de sociale routine inslaat en aan de diepste behoeften van de historische ontwikkeling een zegevierende uitdrukking verleent. Het hoogste theoretische bewustzijn van het tijdperk wordt in zulke ogenblikken één met rechtstreekse daden van de massa's, die het meest geknecht zijn en gespeend van alle theorie. De scheppende vereniging van het bewuste en het onbewuste is dat wat men gewoonlijk inspiratie noemt. Revolutie is de razende inspiratie van de geschiedenis.
Elke schrijver kent scheppingsogenblikken, waarin een ander, een sterkere, zijn hand stuurt. Elke spreker kent ogenblikken, dat uit zijn mond iets sterkers spreekt, dan hijzelf op gewone tijden is. Dat is 'inspiratie'. Ze ontstaat uit de grootste scheppende inspanning van alle krachten,. Het onbewuste stijgt uit grote diepten op en onderwerpt zich aan de bewuste gedachtenarbeid, verbindt zich met haar tot hogere eenheid.
Uren van de grootste inspanning van de geestelijke krachten omvatten in gegeven ogenblikken alle zijden van de persoonlijke werkzaamheid, die met de beweging van de massa samenhangt. Zulke dagen waren voor de 'leiders' de Oktoberdagen. De meest verborgen krachten van het organisme, zijn diepste instincten, de van zijn dier-voorvaderen geërfde speurzin, dat alles stond op, brak de deuren van de psychische routine open en stelde zich - tezamen met de hoogste historisch-filosofische generaliseringen - in dienst van de revolutie. Deze beide processen, het individuele en het collectieve, berustten op de vereniging van het bewuste en het onbewuste van het instinct, dat de drijfveer van de wil vormt, met de hoogste generalisering van de gedachte.
Van buiten zag het er volstrekt niet plechtig uit: de mensen liepen moe, hongerig, en ongewassen rond, met ontstoken ogen en ongeschoren gezichten. Elk van hen kon later maar zeer weinig over de kritieke dagen en uren navertellen” (Trotski, 'Aan het bewind', Mijn leven: een poging tot een autobiografie, hoofdstuk 29,).
Deze passage is opvallend omdat het, in navolging van de geschriften van Marx over de emancipatie van de zinnen, het vraagstuk van de verhouding tussen marxisme en psychoanalyse opwerpt. Naar de mening van deze schrijver werden zowel Marx' opvatting over vervreemding als ook zijn begrip van de zintuiglijke menselijke behoeften, hoewel vanuit een verschillend uitgangspunt, door de ontdekkingen van Freud bevestigd. Net zoals Marx de menselijke vervreemding beschouwde als een accumulatief proces, die haar uiteindelijke hoogtepunt bereikte in het kapitalisme, net zo beschrijft Freud het proces van onderdrukking, dat zijn hoogtepunt bereikt in de huidige beschaving. En wat in de ogen van Freud precies wordt onderdrukt, is het vermogen van de menselijke wezens tot zinnelijk genot - de erotische verhouding met de wereld die we in onze vroegste kinderjaren beleven, maar die 'steeds meer' is onderdrukt, zowel in de ontwikkeling van de soort als van het individu. Freud begreep ook dat de uiteindelijke oorsprong van deze onderdrukking gelegen was in de strijd tegen de schaarste. Maar terwijl Freud, als een eerlijk burgerlijk denker en één van de laatste die een echte bijdrage leverde aan de menswetenschap, niet in staat was om zich een samenleving voor te stellen, waarin de schaarste en dus ook de noodzaak voor onderdrukking was opgeheven, wees Marx' visie op de emancipatie van de zinnen op een herstel van de 'kinderlijke' erotische levenswijze op een hoger niveau. Zoals Marx het zelf stelde, "Een mens kan niet opnieuw kind worden, of hij wordt kinds. Maar vindt hij geen vreugde in de naïviteit van het kind, en moet hij zelf niet weer trachten diens echtheid te reproduceren op een hoger niveau?” (Grundrisse, laatste alinea van de inleiding)
[18] Blake. The marriage of heaven and hell. https://www.bartleby.com/lit-hub/william-blake/84250-2/ [373], maart 2020. (eigen vertaling)
[19] Marx.“Das Kapitel vom Kapital, Zweiter Abschnitt: der Zirkulationsprozess des kapitals, Fixes Kapital und Entwicklung der Produktivkräfte der Gesellschaft“. In MEGA, vol. 42, Grundrisse. Dietz Verlag, 1983. (eigen vertaling)
[20] Marx. “Kritiek op Hegel’s dialectiek en filosofie in het algemeen”, In Economische en filosofische manuscripten, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/4.htm [374], maart 2020.
[21] Marx. ‘Particuliere eigendom en communisme', Economische en filosofische manuscripten, https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom [372], maart 2020.
[22] Bordiga. “Tables immuables de la theorie communiste de parti”. In Bordiga et la passion du communisme. Editions Spartacus, 1974.
[23] Zie in het bijzonder het rapport van de bijeenkomst van 3-4 Februari in Florence, in Communist Left nr. 3, en in het artikel 'Nature and communist revolution' in Communist Left nr. 5. We moeten niet verbaasd zijn dat de Bordigisten hier de grens met de mystiek passeren: hun hele begrip van het onveranderlijke communistische programma is er al ernstig mee belast. We moeten ook beseffen dat Bordiga, in één van zijn formuleringen over het overwinnen van de geatomiseerde ik, neigt naar de ontkenning van de eenvoudige en zuivere individu, dat Bordiga's kijk op het communisme en ook op de partij, die hij in bepaalde zin als een voorafschaduwing daarvan zag, vaak afdwaalt naar het totalitaire. Marx had het echter over een communisme, dat de tegenstellingen tussen het individu en de soort opheft - niet de opheffing van het individu, maar zijn verwerkelijking in het collectief, en de verwerkelijking van het collectieve in ieder individu.
[24] Marx. “Particuliere eigendom en communisme”. In Economische en filosofische manuscripten. https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom [372], maart 2020.
De Corona-pandemie veroorzaakt wereldwijd duizenden doden. Waarom? Omdat het onderzoek naar dit type virus, dat al lang bekend is, is opgegeven omdat het als niet winstgevend werd beschouwd! Want toen de epidemie begon, was het in de ogen van de Chinese bourgeoisie belangrijker om al het mogelijke te doen om de ernst van de situatie te verdoezelen en zo haar economie en reputatie te beschermen, zonder te aarzelen om allerlei leugens te verzinnen en druk uit te oefenen op de artsen die de alarmbel luidden!
In alle landen werden de maatregelen om mensen af te zonderen te laat genomen, omdat de voornaamste zorg van de staten was ‘de economie niet te blokkeren’, ‘de ondernemers niet te laten lijden’! Want overal ontbreken maskers, hydro-alcoholische gel, middelen voor het opsporen van ziekten, ziekenhuisbedden, beademingsapparaten en plaatsen voor reanimatie!
Moeten we eraan herinneren dat de artsen en stagiaires op de afdelingen van de spoedeisende hulp in Frankrijk al meer dan een jaar staken om het rampzalige gebrek aan menselijke en materiële middelen in de ziekenhuizen aan de kaak te stellen? [1] De politici durven vandaag te praten over de bescherming van de meest behoeftigen tegen het virus, de ouderen, hoewel ook het personeel van medische bejaardentehuizen in Frankrijk, de EHPAD's [2], al meer dan een jaar in staking is, verontwaardigd over de mishandeling van de ‘bewoners’ door het gebrek aan personeel en dus aan tijd om voor hen te zorgen! In Frankrijk is het, ondanks het feit dat het de op één na grootste Europese economische macht is, onmogelijk om het kleinste masker te pakken te krijgen. Zelfs op de afdeling pneumologie, een afdeling die in de frontlinie staat in de strijd tegen de pandemie, moeten de artsen het doen met drie maskers per dag!
In Italië heerst dezelfde beschamende en onwaardige situatie. Veel arbeiders worden gedwongen om te gaan werken, vaak met miljoenen samengepropt in het openbaar vervoer, omdat ze officieel ‘onmisbaar zijn voor de economische continuïteit van het land’ - zoals de fabrieken in de automobielsector! Ze zitten bijeengepropt in productielijnen, zonder enige voorzorg, geen maskers, geen zeep. Er zijn de laatste dagen stakingen uitgebroken in dit land. Hier is een kort fragment van een getuigenis uit Bologna, waar de arbeiders de leuzen aanhieven:
"Arbeiders zijn geen slagersvlees.", "Stakingen in de fabrieken nemen hand over hand toe. Gedwongen om te werken zonder enige bescherming voor hun gezondheid, zijn de arbeiders in opstand: "Ik ben gedwongen om te werken in een werkomgeving die mijn gezondheid in gevaar brengt, die van mijn familie, mijn collega's, en de mensen die ik ontmoet". (...) In de magazijnen en de fabrieken zijn alle wijze voorschriften waar we elke dag naar luisteren niets waard. Op veel van deze plaatsen ontbreken de minimale voorwaarden om de verspreiding van het virus te voorkomen:
De strijdkreet van deze stakingen is "Uw winst is meer waard dan onze gezondheid!" Dit is inderdaad de realiteit onder het kapitalisme, van dit systeem van uitbuiting in verval. Maar deze strijd laat ook zien dat er hoop is. De arbeidersklasse is de drager van solidariteit, van waardigheid en eenheid. Het is de drager van een wereld waarin het zoeken naar winst niet langer de regel zal zijn, waar "de internationale de menselijke maat zal zijn".
In het licht van deze pandemie moeten we niet alleen de solidariteit ontwikkelen en zorgen voor de meest behoeftigen, maar ook nadenken over wat het kapitalisme is, waarom het staat weg te rotten en, waar mogelijk, erover discussiëren, om het collectieve bewustzijn te voeden van de noodzaak om het omver te werpen. Aan deze overdenking wil het onderstaande artikel een bijdrage leveren.
Een manifestatie van de kapitalistische ontbinding
De meest pessimistische voorspellingen worden bevestigd en de WHO moet erkennen dat dit een wereldwijde pandemie is die zich al heeft verspreid naar ten minste 117 landen op alle continenten, dat het aantal getroffenen meer dan 120 000 bedraagt, dat het aantal doden in de eerste weken van de pandemie meer dan 4 000 bedraagt, enzovoort. Wat begon als een ‘probleem’ in China is nu een maatschappelijke crisis geworden in de kapitalistische grootmachten van de wereld (Japan, Verenigde Staten, West-Europa, enzovoort). Alleen in Italië is het aantal doden al hoger dan het aantal dat wereldwijd werd veroorzaakt door de SARS-epidemie van 2002-2003. De draconische beperkende maatregelen voor de bevolking, die de ‘dictatoriale’ Chinese autoriteiten een maand geleden hebben genomen, zoals de opsluiting van miljoenen mensen, [3] en die van het ware ‘sociaal-darwinisme’, bestaande uit het uitsluiten van ziekenhuisopname van alle mensen die niet ‘prioritair’ zijn in de strijd om de ziekte in te dammen, zijn nu gemeengoed in vele grote steden in de getroffen democratische landen op alle continenten.
De burgerlijke media bombarderen ons voortdurend met gegevens, aanbevelingen en eindeloze ‘verklaringen’ over wat ze ons willen presenteren als een soort plaag, een nieuwe ‘natuurramp’. Maar er is niets ‘natuurlijks’ aan deze catastrofe; ze is het gevolg van de verstikkende dictatuur van de seniele kapitalistische productiewijze over de natuur, en een bedreiging van de menselijke soort.
Revolutionairen zijn niet bevoegd om epidemiologische studies uit te voeren of prognoses te maken over de ontwikkeling van ziekten. Het is onze taak om op materialistische basis de maatschappelijke omstandigheden uit te leggen, die het ontstaan van deze catastrofale gebeurtenissen mogelijk en onvermijdelijk maken. We moeten daarom aantonen dat het kapitalistische systeem in wezen de uitbuiting, de winst en de accumulatie boven menselijke behoeften stelt. Een ander, goedgezind kapitalisme is niet mogelijk. Maar we kunnen ook bevestigen dat diezelfde kapitalistische productieverhoudingen, die ooit in de geschiedenis een enorme vooruitgang van de productiekrachten (van de wetenschap, van een zekere overheersing over de natuur om het leed dat ze de mens aandoet, in te dammen...) mogelijk maakten, vandaag de dag een obstakel zijn geworden voor hun ontwikkeling. We moeten ook uitleggen hoe de decennialange verlenging van de fase van het verval van het kapitalisme, door het ontbreken van een revolutionaire oplossing, heeft geleid tot de start van een nieuwe fase: die van het sociale ontbinding [4], waar al deze destructieve tendensen nog meer geconcentreerd zijn, met als gevolg een neerwaartse spiraal van chaos, barbarij en de geleidelijke ineenstorting van de sociale structuren die een minimum aan sociale samenhang garanderen, waardoor het voortbestaan van het leven op de aarde wordt bedreigd.
Zijn dit de waanideeën van een handvol ouderwetse marxisten? Zeer zeker niet. De wetenschappers met het grootste gezag ten aanzien van de ontwikkeling van de huidige Coronavirus beweren dat de verspreiding van dit soort epidemieën onder andere wordt veroorzaakt door de versnelde afbraak van het milieu, die leidt tot een grotere besmetting van de mens door dieren (zoönosen), die onder de menselijke bevolking leven om te overleven. Tegelijkertijd wordt de pandemie begunstigd door de overbevolking van miljoenen mensen in megasteden die een duizelingwekkende toename van de besmetting veroorzaken. Zoals we in ons vorige artikel over Corona [5] hebben uitgelegd, hadden sommige artsen in China inderdaad geprobeerd te waarschuwen voor het nieuwe gevaar van een Corona-epidemie, die in december 2019 begon. Ze werden echter direct gemuilkorfd en onderdrukt door de staat, omdat dit een bedreiging vormde voor het imago, dat het Chinese kapitaal als leidende wereldmacht nastreeft.
De IKS is ook niet de eerste die benadrukt dat één van de belangrijkste en drijvende krachten achter de verspreiding van deze pandemie wordt gevormd door het toenemende gebrek aan coördinatie van de politiek van de verschillende landen, wat één van de kenmerken is van het kapitalisme, maar die steeds meer wordt versterkt door de opmars van ‘ieder voor zich’ en de ‘in de naar binnen gekeerde houding’ die de staten en de kapitalisten in de ontbindingsfase van dit systeem kenmerkt en die de neiging heeft om door te dringen tot alle maatschappelijke verhoudingen.
We openbaren niets nieuws als we erop wijzen dat het gevaar van deze ziekte niet zozeer ligt in het virus zelf, maar in het feit dat deze pandemie zich afspeelt tegen de achtergrond van enorme achteruitgang, gedurende tientallen jaren en op wereldschaal, van de infrastructuur van de gezondheidszorg. Het is in feite het ‘beheer’ van deze steeds meer afgeslankte en gebrekkige structuren die de politiek van de verschillende staten bepaalt, namelijk het trachten van nieuwe besmettingen uit te stellen, ook al betekent dit dat het effect van deze pandemie in de tijd wordt verlengd. Deze onverantwoorde achteruitgang van de middelen, die door decennia van menselijke arbeid - kennis, technologie, enzovoort - zijn opgebouwd, weerspiegelt dit niet een absoluut gebrek aan perspectief, een totale afwezigheid van zorg voor de toekomst van de menselijke soort, die kenmerkend is voor een vorm van maatschappelijke organisatie - het kapitalisme - die zich in een fase van ontbinding bevindt?
Hoe is het mogelijk dat de grootste wereldmachten de epidemie niet kunnen bedwingen?
Natuurlijk zijn er in de geschiedenis van de mensheid ook andere zeer dodelijke epidemieën geweest. Tegenwoordig is het gemakkelijk om in de burgerlijke ‘media’ onderzoeken en boeken te vinden over hoe pokken en mazelen, cholera of de pest miljoenen doden hebben veroorzaakt. Wat ontbreekt in dergelijke beweringen is een verklaring dat de oorzaak van deze sterfgevallen in wezen een maatschappij van schaarste is, zowel wat betreft de levensomstandigheden als de kennis van de natuur. Het kapitalisme stelt juist de historische mogelijkheid voor om deze fase van materiële schaarste te overwinnen en door de ontwikkeling van productiekrachten de basis te leggen voor een overvloed die een ware eenmaking en bevrijding van de mensheid in een communistische samenleving mogelijk zouden kunnen maken. Als we kijken naar de 19e eeuw, dat wil zeggen de fase van maximale kapitalistische expansie, dan zien we hoe gezondheid, en dus ook ziekte, niet langer als iets onvermijdelijks wordt ervaren, hoe er niet alleen vooruitgang is in het onderzoek maar ook in de communicatie tussen verschillende onderzoekers, hoe er een echte verandering plaatsvindt in de richting van een meer ‘wetenschappelijke’ benadering van de geneeskunde. [6] En dit alles heeft zijn toepassing in het dagelijks leven van de bevolking: van maatregelen ter verbetering van de openbare hygiëne tot vaccins, van de opleiding van medische specialisten tot de oprichting van ziekenhuizen. De toename van de bevolking (van één tot twee miljard mensen) en vooral van de levensverwachting (van 30-40 jaar aan het begin van de negentiende eeuw tot 50-65 jaar in 1900) is vooral te danken aan deze vooruitgang op het gebied van wetenschap en hygiëne. Niets van dit alles werd door de bourgeoisie gedaan uit onbaatzuchtigheid, voor de behoeften van de bevolking. Het kapitalisme werd geboren “druipend van bloed en vuil”, zoals Marx zei. Maar temidden van deze gruwel was het de bedoeling om een maximale winst te behalen uit de arbeidskrachten, uit de kennis die de loonslaven hebben verworven tijdens de decennia van het aanleren van nieuwe productieprocedures, om de stabiliteit van het transport van goederen en voorraden te verzekeren, enzovoort. Hierdoor heeft de uitbuitende klasse er ‘belang’ in gesteld om – tegen de laagste kosten, dat is waar - het arbeidsleven van haar werkers te verlengen, in het waarborgen van de reproductie van de waar die de arbeidskracht is, in het verhogen van de relatieve meerwaarde door het verhogen van de productiviteit van de uitgebuite klasse.
Deze situatie is omgekeerd met de verandering van de historische periode, van de opgaande periode van het kapitalisme naar de vervalperiode die wij revolutionairen, in navolging van de Communistische Internationale, vanaf de Eerste Wereldoorlog hebben vastgesteld. [7]
Het is geen toeval dat rond 1918 een van de dodelijkste epidemieën in de geschiedenis van de mensheid plaatsvond: de zogenaamde ‘Spaanse griep’ van 1918-1919. In de omvang van deze pandemie zien we dat het niet zozeer de virulentie van de ziekteverwekker was als wel de sociale omstandigheden die kenmerkend zijn voor de imperialistische oorlog in het verval van het kapitalisme (wereldwijde dimensie van het conflict, impact van de oorlog op de burgerbevolking van de belangrijkste naties, enzovoort). Dit verklaart de omvang van de ramp: 50 miljoen doden, terwijl het geschatte aantal doden door de Eerste Wereldoorlog zelf 10 miljoen bedroeg.
Deze oorlog en deze verschrikking kende een tweede, nog angstaanjagender episode in de Tweede Wereldoorlog. De wreedheden van de eerste imperialistische slachting, zoals het gebruik van verstikkende gassen, waren niets vergeleken met de barbaarse uitbarstingen door alle rivaliserende machten tijdens de wereldoorlog van 1939-1945: het gebruik van mensen voor experimenten door de Duitsers en Japanners, maar ook door de zogenaamde ‘democratische’ machten (door de Britten werd geëxperimenteerd met antrax, Noord-Amerikanen begonnen hun experimenten met napalm tegen Japan en testten amfetaminen op hun eigen soldaten), om hun hoogtepunt te bereiken met het gebruik van de atoombom op Hiroshima en Nagasaki.
En in de zogenaamde periode van vrede die volgde? Het is waar dat de grote kapitalistische mogendheden gezondheidsstelsels hebben opgezet, gebaseerd op het model van de Britse NHS die in 1948 is opgericht - en die wordt beschouwd als één van de fundamentele ijkpunten van de zogenaamde ‘welvaartsstaat’ - om ‘universele’ gezondheidszorg te bieden, die onder andere bedoeld was om epidemieën zoals de Spaanse griep te voorkomen. Was het meer humanitaire kapitalisme een overwinning voor de arbeiders? Zeker niet. Het doel van deze maatregelen was het herstel, tegen de laagste kosten, van een beroepsbevolking (een zeldzaam goed omdat de oorlog grote sectoren van het proletariaat de dood had ingejaagd) en het verzekeren van het hele productieve proces van wederopbouw. Dit betekent niet dat de gebruikte ‘remedies’ zelf geen bronnen van nieuw kwaad worden. Dat zien we bijvoorbeeld bij het gebruik van antibiotica, die worden voorgeschreven om infecties tegen te gaan, maar die volgens de noden van de kapitalistische productiviteit regelmatig onterecht worden voorgeschreven om de periode van ziekteverzuim te verkorten. En dit heeft uiteindelijk geleid tot een groot probleem van bacteriële resistentie - de zogenaamde ‘superbacteriën’ - die uiteindelijk het therapeutisch arsenaal om de infecties aan te vallen, verminderen. Het manifesteert zich ook in de toename van ziekten zoals obesitas en diabetes, veroorzaakt door een verslechtering van de voeding van de arbeidersklasse - dat wil zeggen een devaluatie van de voortplanting van de arbeidskracht van de uitgebuite klasse - en van de armste lagen van de maatschappij, tot het punt dat het gebruik van voedseltechnologie door het kapitalisme een factor wordt in de verspreiding van obesitas. En we kunnen ook zien hoe de medicijnen, die worden verstrekt om de groeiende pijn draaglijker te maken die dit uitbuitingssysteem aan de werkende bevolking toebrengt, hebben geleid tot verschijnselen zoals de epidemie die wordt veroorzaakt door het intensieve gebruik van opiaathoudende middelen. Tot de komst van het Coronavirus was dit bijvoorbeeld het grootste gezondheidsprobleem in de Verenigde Staten en heeft meer doden veroorzaakt dan alle slachtoffers van de Vietnamoorlog bij elkaar.
De Corona-pandemie kan niet los worden gezien van de rest van de problemen die de gezondheid van de mensheid aantasten. Integendeel, ze laten zien dat de situatie alleen maar kan verslechteren als ze onderworpen blijft aan het ontmenselijkte en gecommercialiseerde gezondheidsstelsel van de 21e eeuw. De oorsprong van ziekten is tegenwoordig niet zozeer het gebrek aan kennis of technologie bij de mensheid. Ook de huidige kennis van de epidemiologie moet het mogelijk maken een nieuwe epidemie in te dammen. Bijvoorbeeld: binnen twee weken na de ontdekking van de ziekte waren onderzoekslaboratoria er al in geslaagd om het virus dat Covid-19 veroorzaakte te detecteren. De hindernis die de bevolking moet overwinnen is dat de maatschappij onderworpen is aan een productiewijze die een uitbuitende sociale minderheid ten goede komt en een belemmering is geworden voor de strijd tegen ziekte. Wat we zien is dat de race om een vaccin te ontwikkelen, in plaats van een collectieve en gecoördineerde inspanning, eigenlijk een commerciële oorlog tussen laboratoria is. Echte menselijke behoeften zijn ondergeschikt gemaakt aan de wetten van de kapitalistische jungle. De hevige concurrentie om een product als eerste op de markt te brengen en te kunnen profiteren van dat voordeel is het enige dat voor elke kapitalist van belang is.
Zijn het ‘onverantwoordelijke’ individuen of de tekortkomingen van een systeem in ontbinding?
Op ons onlangs gehouden 23e Internationale Congres hebben we een resolutie aangenomen over de internationale situatie, waarin we terugkwamen op en de geldigheid bevestigden van wat we hadden geschreven in onze ‘Stellingen over de Ontbinding’:
"De stellingen van mei 1990 over de ontbinding belichten een hele reeks kenmerken in de evolutie van de maatschappij als gevolg van de intrede van het kapitalisme in deze ultieme fase van zijn bestaan. In het door het 22e Congres goedgekeurde rapport wordt melding gemaakt van de verslechtering van al deze kenmerken, zoals bijvoorbeeld :
Wat we vandaag constateren is dat deze manifestaties de doorslaggevende factor zijn geworden in de evolutie van de kapitalistische maatschappij en dat we alleen daaruit het ontstaan en de ontwikkeling van grootschalige sociale gebeurtenissen kunnen opmaken. Als we kijken naar wat er gebeurt met de Corona-pandemie, zien we het belang van de invloed van twee elementen die kenmerkend zijn voor deze fase van ontbinding van het kapitalisme:
In de eerste plaats is China niet alleen het geografische kader voor de oorsprong van de meest recente epidemieën met de SARS-uitbraak in 2002-2003 of Corona. Naast dit indirecte element is het noodzakelijk om de kenmerken van de ontwikkeling van het Chinese kapitalisme in het stadium van de ontbinding van het wereldkapitalisme en de invloed ervan op de huidige situatie te begrijpen. In een paar jaar tijd is China de tweede wereldmacht geworden met een enorme betekenis voor de wereldhandel en de -economie: eerst profiteerde China van de steun van de VS na zijn wisseling van blok (in 1972), en na het verdwijnen van deze imperialistsche blokken in 1989, profiteerde het het meeste van de zogenaamde globalisering. Maar juist daarom “draagt de macht van China alle stigma’s van de ultieme fase van het kapitalisme: het is gebaseerd op de superuitbuiting van de arbeidskracht van het proletariaat, op de ongebreidelde ontwikkeling van de oorlogseconomie, op het nationale programma van ‘militair-burgerlijke fusie’ en gaat gepaard met de catastrofale vernietiging van het milieu, terwijl ‘nationale cohesie’ gebaseerd is op de politiecontrole van de massa's die onderworpen zijn aan de politieke opvoeding van de eenpartijstaat (...) In feite is China slechts een gigantische uitzaaiing van het veralgemeende militaristische kanker van het hele kapitalistische systeem: zijn militaire productie groeit in een razend tempo, zijn defensiebudget is in 20 jaar tijd verzesvoudigd en hij staat sinds 2010 op de tweede plaats in de wereld.” [8]
Deze ontwikkeling van China, die zo vaak naar voren wordt gebracht als een illustratie van de blijvende kracht van het kapitalisme, is in feite de belangrijkste manifestatie van zijn neergang. Tegen de achtergrond van de uitstraling van haar technologische veroveringen of haar uitbreiding over de hele wereld, dankzij spectaculaire initiatieven zoals de ‘Nieuwe Zijderoute’, mogen we niet de omstandigheden van ‘superuitbuiting’ (uitputtende werkdagen, miserabele lonen, enzovoort) uit het oog verliezen, waarin honderden miljoenen arbeiders overleven in omstandigheden van huisvesting, voedsel, cultuur, die enorm zijn achtergebleven en bovendien steeds meer uitgeput raken. Zo zijn de gezondheidsuitgaven per hoofd van de bevolking, die toch al mager waren, met 2,3% gedaald. Een ander voorbeeld is voedsel dat wordt geproduceerd op basis van zeer lage hygiënische normen of zelfs een totale verwaarlozing ervan, zoals bij de consumptie van vlees van wilde dieren op de zwarte markt. In de afgelopen twee jaar heeft de ergste epidemie in de geschiedenis van de Afrikaanse varkensgriep zich verspreid naar China, waardoor 30 procent van deze dieren moest worden geslacht en de prijs van varkensvlees met 70 procent steeg.
Het tweede element dat de groeiende impact van de kapitalistische ontbinding laat zien, is de erosie van de minimale coördinatie, die tussen de verschillende nationale kapitalen heeft bestaan. Het is waar dat, zoals het marxisme heeft geanalyseerd, de maximale eenheid waarnaar het kapitalisme kan streven - zelfs met tegenzin - de nationale staat is, en daarom is super-imperialisme niet mogelijk. Dit betekent niet dat er bij de verdeling van de wereld in imperialistische blokken geen hele reeks structuren is ontstaan, van de UNESCO tot de Wereldgezondheidsorganisatie, die probeerden een minimum aan gemeenschappelijkheid tussen de belangen van de verschillende nationale kapitalen op te leggen. Maar deze tendens naar een minimum aan coördinatie gaat achteruit naarmate het stadium van de kapitalistische ontbinding vordert. Zoals we ook hebben geanalyseerd in de reeds eerder geciteerde resolutie over de internationale situatie van ons 23e Congres: "De verdieping van de crisis (evenals de eisen van de imperialistische rivaliteit) stelt de multilaterale instellingen en mechanismen op de proef." (Punt 20).
Dit is bijvoorbeeld te zien aan de rol van de Wereldgezondheidsorganisatie. De internationale coördinatie ten aanzien van de SARS-epidemie in 2002-2003 en de snelheid van bepaalde ontdekkingen [9] in laboratoria over de hele wereld verklaren de lage verspreiding van een virus uit een familie die sterk lijkt op die van de huidige Covid-19. Deze rol is echter in twijfel getrokken door de onevenredige reactie van de WHO op de uitbraak van influenza A in 2009, waarbij de paniekzaaierij van de instelling werd gebruikt om de massale verkoop van de antivirale ‘Tamiflu’ uit te lokken, dat werd geproduceerd door een laboratorium waarin de voormalige Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld een direct belang had. Sindsdien is de WHO bijna gedegradeerd tot de rol van een NGO die gezaghebbende ‘aanbevelingen’ doet, maar niet in staat is haar richtlijnen op te leggen aan de verschillende nationale kapitalen. Ze is niet eens in staat om uniforme statistische criteria vast te stellen voor het tellen van besmette personen, wat de weg opent voor elke nationale kapitaal om te proberen de gevolgen van de epidemie in hun respectieve landen zo lang mogelijk te verbergen.
Niet alleen China heeft geprobeerd de eerste tekenen van de epidemie te verbergen, maar ook in de Verenigde Staten proberen de aantallen getroffen mensen onder het tapijt te vegen om geen gezondheidsstelsel te onthullen dat gebaseerd is op particuliere verzekeringen, waartoe 30 procent van de Amerikaanse burgers praktisch geen toegang heeft. De heterogeniteit van de criteria voor de toepassing van diagnostische tests, of de verschillen tussen de actieprotocollen in de verschillende fasen, hebben ongetwijfeld negatieve gevolgen voor het indammen van de verspreiding van een wereldwijde pandemie. Erger nog, elke nationale hoofdstad neemt protectionistische maatregelen op het gebied van beschermende en hygiënische voorzieningen of kunstmatige ventilatie, zoals Merkel in Duitsland en het Frankrijk van Macron ten aanzien van de mondkapjes doet. Dit zijn discriminerende maatregelen die de verdediging van nationale belangen boven de mogelijks meer dringende behoeften in andere landen stellen.
Hoe kunnen we een einde maken aan de verwoestingen op het vlak van de gezondheidszorg?
De mediapropaganda bestookt ons voortdurend met oproepen tot individuele verantwoordelijkheid en 'burgerzin' om te voorkomen dat de gezondheidsstelsels, die in veel landen tekenen van uitputting vertonen (uitputting van arbeiders, gebrek aan materiële en technische middelen, enzovoort) instorten. Het eerste wat we aan de kaak moeten stellen is dat we te maken hebben met de kroniek van een voorspelde ramp. En niet vanwege de ‘onverantwoordelijkheid’ van ‘burgers’, maar vanwege tientallen jaren van bezuinigingen op de uitgaven voor de gezondheidszorg, op het aantal werkers in de gezondheidszorg en de onderhoudsbudgetten voor de ziekenhuizen en het medisch onderzoek. [10] Zoals in Spanje, één van de landen die het dichtst bij deze ‘instorting’ staan die we zouden moeten vermijden, hebben de opeenvolgende bezuinigingsplannen geleid tot het verdwijnen van 8.000 ziekenhuisbedden [11], met bedden op de intensive care die onder het Europese niveau liggen, en met apparatuur die in een slechte staat verkeert (67% van de ademhalingsapparatuur is meer dan 10 jaar oud). De situatie is min of meer hetzelfde in Italië en Frankrijk. In het eerder genoemde Groot-Brittannië, dat werd gepresenteerd als het model van de universele gezondheidszorg, is de kwaliteit van die zorg de afgelopen 50 jaar voortdurend verslechterd, met meer dan 100.000 vacatures in de gezondheidszorg. En dit alles was al zo vóór de Bexit!
En het zijn diezelfde werkers in de gezondheidszorg die hun leef- en werkomstandigheden systematisch hebben zien achteruitgaan, geconfronteerd met een toenemende druk om zorg te verlenen (meer patiënten en meer ziekten) met steeds minder personeel, die nu extra onder druk staan door de ineenstorting van de gezondheidsstelsels als gevolg van de pandemie. Zij die applaus vragen voor de moed en de zelfopoffering van deze werkers in overheidsdienst zijn dezelfde die hen tot uitputting drijven door de reglementaire pauzes af te schaffen, door hen onder dwang van de ene naar de andere werkplek te verplaatsen, door hen - in het licht van een pandemie waarvan de evolutie onbekend is - te laten werken zonder voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen (maskers, kleding, wegwerpuitrusting) en een adequate opleiding. Door het gezondheidspersoneel in deze omstandigheden te laten werken, worden ze nog kwetsbaarder voor de gevolgen van de epidemie, zoals we hebben gezien in Italië, waar ten minste 10% van hen met het virus is besmet.
En om de arbeiders te dwingen deze bevelen op te volgen, nemen ze hun toevlucht tot het repressieve middel van de ‘noodtoestand’ en dreigen ze met allerlei sancties tegen degenen die weigeren te gehoorzamen. Deze politiek van de autoriteiten heeft de bestaande chaos in een aantal gevallen nog verergerd.
Geconfronteerd met deze situatie, die het gezondheidspersoneel voor het ‘voldongen feit’ plaatst dat het stelsel van de gezondheidszorg in een rampzalige toestand verkeert, zijn de werkers in deze sector gedwongen methoden toe te passen die dicht bij die van de eugenetica liggen, aangezien ze geen andere keuze hebben dan de schaarse middelen te besteden aan de patiënten met de beste overlevingskansen, zoals we hebben gezien met de richtlijnen van de Italiaanse vereniging van anesthesisten en spoedartsen, die de situatie kenmerkt als een ‘staat van oorlog’. Het is inderdaad een oorlog tegen de menselijke behoeften die wordt gevoerd door de logica van het kapitaal, waarbij de werkers in deze sector zelf steeds angstiger worden, omdat ze moeten werken volgens deze onmenselijke wetten. De ongerustheid, die door veel van deze werkers wordt geuit, is het gevolg van het feit dat ze niet eens kunnen rebelleren tegen dergelijke criteria, of weigeren te werken in onwaardige omstandigheden, of zelfs weigeren offers te brengen in hun levensomstandigheden, want als ze dat doen, bijvoorbeeld door in staking te gaan, zouden ze hun klassebroeders en -zusters, de rest van de uitgebuiten, ernstige schade toebrengen. Ze kunnen niet eens samenkomen, zich verenigen met andere kameraden, fysiek uitdrukking geven aan de solidariteit tussen de werkers, omdat dit in strijd is met de protocollen van ‘maatschappelijke afzondering’, die de beheersing van de epidemie vereist.
Zij, onze kameraden in de gezondheidssector, kunnen in de huidige situatie niet openlijk de strijd opnemen, maar de rest van de arbeidersklasse kan hen niet alleen laten. Alle arbeiders zijn het slachtoffer van dit systeem en alle arbeiders zullen vroeg of laat betalen voor de kosten van deze epidemie. Of het nu komt door ‘niet-prioritaire’ bezuinigingen op de gezondheidszorg (opschorting van chirurgische ingrepen, medische consultaties, enzovoort) of door de tienduizenden annuleringen van tijdelijke contracten, of door de loonsverlaging als gevolg van ziekteverzuim, enzovoort. En dit accepteren zou groen licht geven aan nieuwe en nog brutere aanvallen op de arbeidersklasse in voorbereiding. Daarom moeten we het wapen van de arbeiderssolidariteit dus met woede in ons hart blijven aanscherpen, zoals we onlangs hebben gezien in de strijd tegen de hervorming van het pensioenstelsel in Frankrijk.
De explosie van de onoverkomelijke tegenstellingen van het kapitalisme in het hart van de gezondheidszorg zijn ondubbelzinnige symptomen, die de terminale seniliteit en de impasse van het kapitalistische systeem markeren. Net zoals het virus de sterkste impact heeft op verouderende lichamen en de ernstigste ziekten verorzaakt, zo is het gezondheidssysteem diepgaand verzwakt door jaren van bezuinigingen en ‘management’ dat niet gebaseerd is op de behoeften van de bevolking, maar op de eisen van het kapitalisme in crisis en verval. Hetzelfde geldt voor de kapitalistische economie, die kunstmatig in stand wordt gehouden door de voortdurende manipulatie van de eigen waardewetten van het kapitalisme en de vlucht vooruit in de schulden, waardoor deze zo kwetsbaar is dat een epidemie de komt van een nieuwe en ingrijpender wereldwijde recessie zou kunnen ontketenen.
Maar het proletariaat is niet alleen het slachtoffer van het kapitalisme, dat een catastrofe voor de mensheid is. Het is ook de klasse die het potentieel en de historische capaciteit bezit om hem definitief uit te roeien door middel van haar strijd, door het ontwikkelen van haar bewuste overdenking, haar klassesolidariteit. Alleen de kommunistische revolutie kan en moet de menselijke verhoudingen, die gebaseerd zijn op verdeeldheid en concurrentie, vervangen door verhoudingen welke gebaseerd zijn op solidariteit. Door de productie, het werk, de middelen van de mensheid en de natuur te organiseren op basis van de menselijke behoeften en niet op basis van de wetten van de winst van een uitbuitende minderheid.
Valerio / 2020.03.13
Voetnoten
[1] Macron hield een toespraak op de televisie vol met afschuwelijke opschepperijen over de “uitmuntendheid van het Franse gezondheidsstelsel”, zogenaamd vrij en toegankelijk voor iedereen, terwijl hij de toewijding van het personeel in de gezondheidszorg begroette. De reactie volgde onmiddellijk: talrijke foto's op de sociale media van verzorgers, verpleegkundigen en artsen die met een bordje naar de president zwaaiden: “U kunt op ons rekenen. Het omgekeerde moet nog bewezen worden!”
[2] EHPAD staat voor Etablissement d’Hébergement pour Personnes Agées Dépendantes.
[3] Het is noodzakelijk om te voorkomen dat mensen reizen en ze moeten worden aangemoedigd thuis te blijven, teneinde de verspreiding van de infectie te voorkomen. Maar de manier waarop deze maatregelen zijn opgelegd (vrijwel geen staatssteun voor de zorg voor kinderen of ouderen, waar die nodig was, strenge controle van de bevolking - terwijl het werk in de fabrieken bijvoorbeeld gewoon doorging) draagt het stempel van de modus operandi van het kapitalistische staatstotalitarisme. In onze volgende artikelen zullen we ook terugkomen op de impact van deze procedures op het dagelijks leven van de uitgebuitenen in de wereld.
[4] Zie onze “Stellingen over de Ontbinding” (Internationale Revue nr. 13) https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stelling... [213]
[5] “Het Coronavirus: Nog eens een bewijs dat het kapitalisme een gevaar voor de mensheid is geworden..” https://nl.internationalism.org/content/1505/het-coronavirus-nog-eens-ee... [279]
[6] Door te zoeken naar de objectieve oorzaken van infecties en niet naar religieuze of fantastieke (zoals de ‘theorie van de vier levenssappen’ uit de oude geneeskunde), door te proberen een materialistisch beeld te krijgen van de menselijke anatomie en fysiologie, enzovoort, en door te proberen de oorzaken van deze infecties te vinden.
[7] Zie in de meest recente nummers van onze International Review, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 162 en 163, onze artikelen over het honderdjarig bestaan van de Kommunistische Internationale.
[8] Punt 11 van onze “Resolutie over de Internationale Situatie (2019): Imperialistische conflicten, leven van de bourgeoisie, economische crisis”, beschikbaar op onze website. https://fr.internationalism.org/content/9922/resolution-situation-intern... [378]
[9] Zoals bijvoorbeeld de rol van de civetkatten in de overdracht van de ziekte naar de mens, wat heeft geleid tot een bliksemsnelle uitroeiing van deze dieren in China, waardoor de verspreiding van de ziekte snel tot stilstand kon worden gebracht.
[10] In Frankrijk werd het onderzoek naar de familie van de coronavirus, na de epidemie van 2002-2003, in 2005 bijvoorbeeld abrupt onderbroken als gevolg van bezuinigingen op de begroting.
[11] Deze trend is een dynamiek die in alle landen en onder regeringen van alle politieke kleuren kan worden waargenomen, zoals te zien is in deze grafiek van Euroestat.
[12] Zie (in het Italiaans): “Recomendaciones UCI en Italia”
Op het vlak van imperialistische spanningen werd het begin van het jaar 2020 gekenmerkt door een toename van conflicten tussen eerste, tweede en derderangs rovers, die de intensivering van het ‘ieder voor zich’ in de strijd tussen imperialistische machten ïllustreerde en een uitbreiding van oorlogszuchtige barbarij en chaos veroorzaakte. Zo,
Toen sloeg de pandemie toe. De omvang van besmettingen en sterfgevallen in conflictgebieden, zoals het Midden-Oosten (twee miljoen besmettingen en bijna 60.000 officiële sterfgevallen, waaronder 400.000 positieve gevallen en 25.000 doden in Iran), en het gevaar van infecties in de legers (zie de bemanningen van Amerikaanse en Franse oorlogsschepen in quarantaine) vroegen om voorzichtigheid. Ook was de intensiteit van de militaire operaties, aanvankelijk althans, kennelijk afgenomen en was er zelfs een wapenstilstand afgekondigd in Syrië en Jemen.
Echter, vanaf het begin van de pandemie, gaven de eerste pogingen van China om de verspreiding van het virus te camoufleren, Trumps aanduiding van Covid-19 als een ‘Chinees virus’, de weigering van veel landen om hun voorraden materialen te ‘delen’ met hun buren, of zelfs de pogingen van Trump om de eerste vaccins te reserveren voor exclusief gebruik in de Verenigde Staten, al aan dat de pandemie de imperialistische spanningen niet zou verminderen, integendeel. Bovendien bevestigde een reeks van inlichtingen, die tijdens de lockdown van de afgelopen maanden doorsijpelde, dat de spanningen bleven toenemen: ‘mysterieuze sabotagedaden’ van verschillende gebouwen die verband houden met het Iraanse nucleaire programma, een confrontatie tussen Turkse oorlogsschepen en NAVO-schepen (waarvan Turkije ook deel uitmaakt), waarbij de eerste de laatste verhindert de lading van schepen op weg naar de Libische haven Misratah te controleren, een gewelddadige botsing tussen Indiase en Chinese soldaten in Ladakh, enzovoort.
Bijgevolg rijzen er verschillende legitieme vragen over de impact van de Covid-19-crisis op de evolutie van imperialistische verhoudingen.
1. Heeft de rampzalige aanpak van de pandemie door Trump en de chaos die het veroorzaakte ertoe geleid dat de populistische president zijn onvoorspelbare initiatieven op het gebied van van buitenlandse politiek heeft teruggeschroefd?
De chaotische manier waarop Trump omging met de pandemie, evenals de dramatische economische gevolgen voor de Amerikaanse economie en voor de levensomstandigheden van proletariërs, geconfronteerd met het ontbreken van een sociaal vangnet in geval van massale werkloosheid en de kosten van ziekenhuisopnames, zullen zijn herverkiezing ernstig in gevaar brengen, voor zover hij van plan was zijn campagne te baseren op de bloeiende gezondheid van de Amerikaanse economie. Trump is echter bereid alles te doen om de verkiezingen te winnen: het verkiezingsproces saboteren en destabiliseren, door twijfel te zaaien bij de stemming per brief of door de inmenging van allerlei krachten die gericht zijn op het manipuleren van het stembiljet aan de kaak te stellen en de laboratoria onder druk zetten om als eerste een vaccin te krijgen, andere landen chanteren om te krijgen wat hij wil, enzovoort.
Meer specifiek aarzelt hij in eigen land niet om olie op het vuur te gooien van de demonstraties en de rellen die het land doen chudden om zichzelf - een verbijsterende paradox - te kunnen presenteren als het enige bolwerk tegen chaos. Extern wakkert hij systematisch de handels- en technologieoorlog met China aan (Huawei, TikTok) en zal hij elk incident op internationaal niveau uitbuiten om de bevolking te verzamelen achter degene die zichzelf presenteert als de enige garantie voor Amerikaanse grootsheid.
Deze wens om alles op alles te zetten om zijn herverkiezing af te dwingen, kan de onvoorspelbaarheid en de gevaarlijkheid van de Amerikaanse politiek alleen maar accentueren, want zelfs als de tendens tot verval van het Amerikaanse leiderschap wordt bevestigd, heeft het land nog steeds veel voordelen. economisch en financieel, maar vooral om haar militaire supermacht te laten gelden.
2. Heeft China het grootste voordeel van de pandemie?
Het tegendeel is het geval. De Covid 19-crisis veroorzaakt enorme problemen voor China:
Als gevolg hiervan wordt de ‘Nieuwe Zijderoute’ steeds moeilijker te realiseren, wat toe te schrijven is aan de financiële problemen die verband houden met de economische crisis, maar ook met het groeiende wantrouwen van veel landen en de anti-Chinese druk van Verenigde Staten. Het zou ook geen verrassing moeten zijn dat de financiële waarde van de investeringen, die in het ‘Nieuwe Zijderoute’-project werden gedaan, in 2020 was ingestort (-64%).
Deze delicate situatie moet worden begrepen in de context van de verschuivingen in de machtsverhoudingen tussen de verschillende fracties binnen de Chinese bourgeoisie die sinds een aantal jaren plaatsvinden aan de top van de staat in Peking: de ‘draai naar links’, in gang gezet door de factie achter president Xi betekende minder economisch pragmatisme en meer nationalistische ideologie. “ De precaire situatie van Peking op verschillende fronten kan echter gedeeltelijk worden verklaard door deze arrogante houding van de centrale macht, de grote draai van Xi naar links sinds 2013 (...) en door de rampzalige resultaten van de " ‘oorlogsdiplomatie’ gevoerd door de Chinese diplomaten. Maar sinds het einde van jaarlijkse retraite in Beidaihe - maar ook iets daarvoor - merken we dat Peking en zijn diplomaten proberen de boel te kalmeren en de dialoog lijken te willen heropenen.” (“China: à Beidaihe, ‘l'université d'été’ du Parti, les tensions internes à fleur de peau”, A. Payette, Asialyst, 06.09.20). Dit blijkt uit de recente dramatische verklaring van Xi dat China tegen 2060 koolstofneutraliteit voor zijn economie wil bereiken.
Kortom, hier is ook een zekere instabiliteit: enerzijds voeren de Chinese leiders een meer nationalistische en agressieve politiek ten aanzien van Hong Kong, Taiwan, India, de Chinese Zee; aan de andere kant manifesteert de interne oppositie binnen de partij en de staat zich veel duidelijker. Er zijn dus “de aanhoudende spanningen tussen premier Li Keqiang en president Xi Jinping over het economisch herstel, evenals over de ‘nieuwe positie’ van China op het internationale toneel”. (“Chine: à Beidaihe, ‘l'université d'été’ du Parti, les tensions internes à fleur de peau ”, A. Payette, Asialyst, 06.09.20).
3. Heeft Rusland met zijn ontwrichtende spel het meeste voordeel van de pandemie?
Het Kremlin heeft inderdaad de capaciteit om de onruststoker te spelen op het imperialistische toneel (vooral omdat het Russische leger nog steeds wordt beschouwd als het op een na machtigste leger ter wereld) en het heeft dit onlangs opnieuw aangetoond door zijn bijzonder actieve pogingen tot destabilisatie van de situatie in Mali en in de Sahellanden tegen Frankrijk. De impact van de pandemie op Rusland kan echter niet worden onderschat, zowel economisch als sociaal. De olie- en gasinkomsten dalen sterk en de industrie doet het slecht. Duizenden arbeiders kwamen bijeen om te protesteren tegen banenverlies. Terwijl het economisch succes de drijvende kracht was achter de populariteit van Poetin, is die nu historisch laag: 59% onder de algemene bevolking en slechts 12% onder de 25-jarigen.
De Covid-crisis benadrukt duidelijker dan ooit dat, als Rusland een krachtige destabilisatiefactor is in de imperialistische arena, het niet beschikt over de economische middelen om de vooruitgang op het imperialistische vlak te consolideren, zoals bijvoorbeeld in Syrië. Daar ziet hij zich genoodzaakt om, teneinde de fysieke wederopbouw van het land (in ieder geval van bepaalde vitale infrastructuren) te beginnen, bij gebrek aan eigen middelen de re-integratie van Damascus in de ‘Arabische familie’ te accepteren, in het bijzonder door het herstel van de banden met de Verenigde Arabische Emiraten en het sultanaat Oman (vgl. “Syrie: retour feutré dans la famille arabe”, is de titel van het artikel in Le Monde Diplomatique van juni 2020).
Bovendien staat Poetin nu onder grote druk in zijn onmiddellijke invloedssfeer door de ‘democratiseringsbeweging’ in Wit-Rusland, terwijl de vergiftiging van de Russische tegenstander Navalny, opgevangen in Duitsland, de dreiging van een economische boycot door Duitsland vergroot en in het bijzonder de blokkering van de aanleg van de pijpleiding onder de Oostzee die Rusland met West-Europa verbindt, wat catastrofale gevolgen zou hebben voor de Russische economie.
Deze verschillende elementen illustreren de toenemende druk op Rusland: zijn fundamentele structurele zwakheid noodzaakt hem zijn toevlucht te nemen tot een toenemende ontwrichtende agressiviteit, van Syrië tot Mali, van Libië tot Oekraïne. “Rusland kan goed omgaan met ‘slepende conflicten’. Het heeft dit al aangetoond in Oekraïne, Georgië en Moldavië. Dit goedkope apparaat geeft het een destabiliserende invloed (…)” (Le Monde Diplomatique, september 2020).
4. Zwakt de pandemie het individualisme en het ‘ieder voor zich’ af van verschillende imperialismen?
Hierbij moet rekening worden gehouden met verschillende facetten:
Ten eerste hebben de twee belangrijkste imperialismen, de VS en China, zoals we hierboven hebben aangetoond, te lijden onder een zware economische en sociale invloed van de Covid 19-crisis en, geconfronteerd met dit fenomeen, hebben de heersende fracties in de twee landen de neiging om (zelfs als het gepaard gaat met sterke spanningen binnen de beide bourgeoisieën) een politiek van nationalistische verheerlijking en economische en politieke confrontatie te benadrukken: de ‘zelfvoorziening’ van Xi of ‘het enige dat telt is America’ van Trump zijn de typische leuzen van een politiek van het ‘ieder voor zich’.
De pandemie en de economische gevolgen ervan destabiliseren vervolgens ook verschillende belangrijke lokale imperialistische actoren en zetten hen aan tot een onverzettelijkheid op het imperialistische vlak. In India probeert de regering van de populistische Modi de aandacht af te leiden van haar falende gezondheidspolitiek en crisisbeheersing door de spanningen met China of haar anti-moslimbeleid te intensiveren; Israël, dat geconfronteerd wordt met massale protesten tegen het gezondheidspolitiek van de regering en een nieuwe lockdown, voert de spanningen met Iran op; Iran zelf, geconfronteerd met de vernietigende verwoestingen van de crisis op het vlak van de gezondheid en economie, heeft geen ander vooruitzicht dan de oorlogszuchtige barbarij te intensiveren.
Deze neiging om halsoverkop de imperialistische confrontatie aan te gaan, is vandaag bijzonder opvallend in het geval van Turkije. Zoals Le Monde Diplomatique van september 2020 onderstreept, staat Erdogan onder toenemende economische en politieke druk in het land: tegenslag voor zijn partij, de AKP, tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen in maart 2019, waar de oppositie won in Istanbul en Ankara, alsmede twee splitsingen binnen de AKP in dit jaar, die getuigen van de verdeeldheid binnen de presidentiële formatie. Tegen deze achtergrond begon hij aan een imperialistische escalatie met als doel het Turkse nationalisme aan te wakkeren en de mensen achter hem te verzamelen.“De binnen- en buitenlandse politiek van Turkije zijn met elkaar verweven. De buitenlandse politiek dient als brandstof voor de binnenlands politiek” (Fehim Tastekin, Turkse journalist, op de site Daktilo 1984, 06.21.2020, geciteerd door Le Monde Diplomatique, september 2020).
Na zijn interventie in Syrië, lokte zijn directe betrokkenheid (wapens, huurlingen, elitesoldaten) aan de kant van de regering van Tripoli in Libië en zijn eenzijdige aanspraken op grote delen van de oostelijke Middellandse Zee, rijk aan gas en olie, niet alleen een verergering uit van de spanningen met Griekenland maar ook met Rusland, Frankrijk, Egypte en Israël. Meer dan ooit is Turkije een belangrijke motor van het imperialistische ‘ieder voor zich’ (het grondbeginsel van de Turkse buitenlandse politiek is al decennia lang ‘de Turk heeft geen andere vrienden dan de Turk’ (Le Monde Diplomatique, oktober 2019).
Een laatste aspect om in overweging te nemen is dat de Covid-19-crisis ook nadrukkelijk het uiteenvallen inluidt van de allianties die sinds de Tweede Wereldoorlog een grote rol hebben gespeeld.
Het flagrante onvermogen van het kapitalisme in verval om op een gecoördineerde manier met de pandemiecrisis om te gaan, kan alleen maar uitlopen op de accentuering van de tendens van het ‘ieder voor zich, op een fragmentatie en een chaos op alle niveaus. Gegevens over de ontwikkeling van imperialistische spanningen bevestigen deze algemene oriëntatie grotendeels. Voor de hele bevolking en voor de arbeidersklasse in het bijzonder is het vooruitzicht meer dan ooit de verergering van oorlogszuchtige barbarij en de bloedige slachting.
R. Havanais / 25.09.2020
Een van de ideeën die tijdens een recente bijeenkomst van de Occupy-beweging in Londen naar voren is gekomen, is dat de heersende klasse de huidige economische crisis op de een of andere manier heeft bedacht om haar eigen macht te behouden. Deze opvatting is niets nieuws; samenzweringstheorieën bestaan al even lang als de klassenmaatschappij en de regering, ook al variëren ze sterk in omvang en aannemelijkheid. Zelfs de Oude Wereld had zijn aandeel met Nero die er door hedendaagse historici van werd beschuldigd de Grote Brand van Rome te hebben gesticht.
In meer moderne tijden, sinds de opkomst van de Rothschild-dynastie in het internationale bankwezen en hun rol in de financiering van de Engelsen in de Napoleontische oorlogen, heeft het idee van bankelites die de economische crisis en de oorlog voor hun eigen doeleinden manipuleren, een gehoor weten te vinden.
Nu de massa's proberen de economische catastrofe te doorgronden, die het fundament van de maatschappij aan het wankelen brengt, en de hoofdstroom van de burgerlijke politiek volledig in diskrediet brengt, wenden velen zich tot complottheorieën om te proberen de situatie in de wereld te begrijpen.
Dergelijke opvattingen zijn niet langer het domein van ‘gekke’ extremisten. Zo is uit sommige opiniepeilingen bijvoorbeeld gebleken dat het grote publiek in de VS gelooft in de samenzweringstheorieën van 11 september 2001. Uit een enquête in 2004 bleek dat 49% van de inwoners van New York geloofde dat delen van de Amerikaanse regering vooraf waren gewaarschuwd voor de aanvallen en deze lieten gebeuren.
Wij in de IKS zijn ook beschuldigd van ‘samenzweringstheorieën’ vanwege onze stelling over het ‘machiavellianisme’ van de heersende klasse. In feite denken we dat er fundamentele verschillen bestaan tussen een marxistische analyse van het politieke leven van de heersende klasse en de ideologische onderbouwing van veel samenzweringstheorieën. Dit is wat we hopen uiteen te zetten in dit artikel.
Een andere historisch vroege samenzweringstheorie is de zogenaamde Gunpowder Plot van 1605. Destijds probeerden de Britse katholieken tijdens de opening van het parlement op 5 November de protestantse koning van Engeland, Jacobus I, zijn familie, de regering en alle parlementariërs te vermoorden. Men neemt aan dat Lord Salisbury ofwel de leiding had over deze samenzwering, ofwel, nadat hij ervan had gehoord, de samenzweerders toestond hun gang te laten gaan om een hardhandig optreden tegen katholieken in Engeland te rechtvaardigen. Dit thema van de ‘valse vlag’ operaties is gebruikelijk in de samenzweringstheorie - dat wil zeggen, een geheime operatie die is bedacht om te doen alsof zij was uitgevoerd door een vijandelijke groepering of macht om actie tegen haar te rechtvaardigen.
De meeste ‘valse vlag’ theorieën vallen onder wat je het plausibele of mogelijke doel van het spectrum van de samenzweringstheorieën zou kunnen noemen. Hun aannemelijkheid komt voort uit het feit dat er in de loop van de geschiedenis veel echte ‘valse vlag’ operaties zijn gepland en uitgevoerd. Bijvoorbeeld:
Andere voorbeelden van bewezen historische samenzweringen zijn:
Gesteld kan worden dat sommige samenzweringen een historisch bewezen feit zijn. Dit betekent natuurlijk niet dat elke gebeurtenis het product is van samenzweringen, maar het betekent ook niet dat we elke discussie over burgerlijke machinaties naïef kunnen afdoen als ‘gewoon’ samenzweringstheorieën.
Het spreekt voor zich dat, hoewel het bestaan van sommige samenzweringen is bewezen en andere, hoewel ze niet categorisch zijn bewezen, op zijn minst aannemelijk zijn, er veel samenzweringstheorieën zijn die volstrekt ongegrond zijn.
Deze samenzweringstheorieën hebben meestal zeer vergelijkbare kenmerken:
Ironisch genoeg heeft de verspreiding van dergelijke samenzweringstheorieën vaak zijn oorsprong (of wordt in ieder geval vergemakkelijkt) door staatsorganen. De beruchte ‘Protocollen van de Wijzen van Sion’, zogenaamd de notulen van een bijeenkomst die door Joodse wereldleiders werd bijgewoond als onderdeel van een complot om de wereld over te nemen, was in feite een vervalsing die door de tsaristische geheime politie, de Okhrana, in elkaar was gezet.
Het Joodse volk is natuurlijk al lang het doelwit van beschuldigingen van samenzwering. Zelfs het woord ‘kabal’, dat vaak wordt gebruikt om een groep samenzweerders te beschrijven, is afgeleid van ‘Kaballa’, een vorm van Joodse mystiek. Veel moderne samenzweringstheorieën, ook al zijn het niet de openlijke antisemitische tierelantijnen van extreem-rechts, zijn nog steeds ideologische afstammelingen van het soort haat dat in de protocollen wordt belichaamd. Modernere theoretici mogen dan wel oprecht spreken over ‘internationale bankiers’ en een ‘mondiale elite’ in plaats van over ‘internationale joden’, maar de essentiële ideologische structuur is dezelfde. Veel van de wrok jegens de Joden kwam immers voort uit de perceptie van hun dominantie in het bankensysteem en het feit dat ze een zichtbare minderheid vertegenwoordigden met vermeende loyaliteit aan iets anders dan de kroon of de nationale staat. Dit soort samenzweringstheorieën zijn dus nauw verweven met nationalistische sentimenten. Even terzijde: de invloed hiervan is zelfs te bespeuren in de linkse ideologie, die het nationalisme en het racisme officieel verwerpt - de ideologie van de antiglobalisering is expliciet verbonden met het idee van globale kapitalisten die de nationale staat ondermijnen en hun volken uitbuiten. De onderliggende overeenkomsten met de paranoïde ideologie van het nazi-regime zijn duidelijk.
Kommunisten zijn ook een populair doelwit geweest voor samenzweringstheorieën. In de Verenigde Staten werden de Protocollen van de Wijzen van Sion in 1919 opnieuw gepubliceerd door ‘de Public Ledger’ in Philadelphia. In deze editie, die de ‘Rode Bijbel’ wordt genoemd, zijn alle verwijzingen naar Joden vervangen door ‘Bolsjewiki’. Op basis van Marx’ Joodse achtergrond hebben antisemieten kommunisten en Joden altijd op één lijn gesteld en het was onvermijdelijk dat de Russische Revolutie zou worden vereenzelvigd met de Joodse samenzwering. De uitgebreide literatuur die over dit onderwerp is verschenen is op zich al een academische verhandeling waard, maar het is veilig om te zeggen dat de bekende algehele vereenzelviging van ‘Joden’ en ‘Bolsjewiki’ door het nazi-regime het logische gevolg is van deze gedachtegang.
Hoewel de meesten in staat zijn de paranoïde fantasieën van extreemrechts te doorzien, is het de moeite waard om erop te wijzen dat de hoofdstroom van de burgerlijke geschiedenis de Russische Revolutie grotendeels op een samenzweerderige wijze heeft geïnterpreteerd. In plaats van de bewuste daad van de massa zelf, reduceert de geschiedschrijving de Revolutie vaak tot een staatsgreep door de bolsjewieken. Nogmaals, we zien dat de samenzweringstheorie, met al haar toegegeven verwerping van het gangbare denken, niet mijlenver verwijderd is van de fundamentele krachtlijnen van de burgerlijke ideologie, ook al overdrijft ze bepaalde aspecten tot in het absurde.
Officieel ontkent de bourgeoisie de samenzweringstheorie. In feite is de term zelf een pejoratief, bedoeld om aa te geven dat het idee van samenzweringen in de democratische staat zo belachelijk is dat geen enkele weldenkende persoon ze ooit zou kunnen geloven. Desondanks, zoals we hierboven kort hebben uiteengezet, geeft de bourgeoisie de hele tijd toe aan activiteiten van de samenzweerders. Bovendien is haar eigen kijk op de geschiedenis samenzweerderig, een kroniek van onophoudelijke rivaliteit tussen klieken die de controle over de staat zoeken, van manipulatie van de massa's, enzovoort.
Samenzweringstheorieën rond smaad tegen bepaalde groepen zijn een uiting van het racisme en vooroordelen zijn endemisch voor de kapitalistische maatschappij; in die zin hebben ze een spontaan karakter. Maar ze worden ook bewust door de staat ingezet om acties tegen bepaalde groepen te rechtvaardigen. De giftige leugens die rond de Joden worden verspreid, zijn door de geschiedenis heen gebruikt om brute pogroms te rechtvaardigen.
Op dezelfde manier werden samenzweringstheorieën rond kommunisten gebruikt in pogingen om de contrarevolutie te mobiliseren in de periode na Rode Oktober, zowel in Rusland als daarbuiten. De ‘Rode Angst’ (‘Red Scares’) in de VS werd bijvoorbeeld gepropageerd om de politieke doeleinden van de Amerikaanse staat te ondersteunen. In de eerste periode was het doel de politieke organen van de arbeidersklasse uit de weg te ruimen. Het ideologische offensief bleef niet beperkt tot de kommunisten: anarchisten, vakbondsleden (vooral van de IWW), stakers van welke aard dan ook werden allemaal routinematig aan de kaak gesteld als een gevaar voor een respectabele maatschappij. Dit maakte deel uit van de internationale contrarevolutie die werd ontketend om de revolutionaire golf te verpletteren.
In de tweede fase van de ‘Rode Angst’, de beruchte periode van het ‘McCarthyisme’, hadden de politieke doelen zeker een sociale dimensie, maar waren ze vooral gericht op de imperialistische rivaliteit tussen de VS en zijn Russische rivaal. De Amerikaanse heersende klasse was bezorgd over de aantrekkingskracht die de Stalinistische ideologie had op de arbeidersklasse en had al verschillende actieve netwerken van Russische spionnen blootgelegd.
Wat te denken van samenzweringstheorieën die de staat aan de kaak stellen (zoals de ‘9/11 Truth-Bewegung’)? In sommige opzichten vertegenwoordigen ze het extreme wantrouwen van de kleinburgerij ten opzichte van de staat en het grootkapitaal. Het is geen toeval dat het uitgangspunt van de moderne samenzweringstheorie te vinden is bij de rechtse libertairen in de Verenigde Staten. Op het eerste gezicht lijken deze samenzweringstheorieën de mythe van de democratische staat in twijfel te trekken. Maar in feite spelen ze een rol in het behoud van diezelfde mythe, omdat ze - als uitdrukking van de historische onmacht van de kleinburgerij - niet in staat zijn om een echt alternatief te bieden voor de burgerlijke democratie. In plaats daarvan worden ze gereduceerd tot de volledig utopische eis om de staat op te roepen tot wat hij pretendeert te zijn, de democratische uitdrukking van ‘het volk’. Zo trad John Buchanan bij het Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 aan met een ‘Truther’-programma, terwijl de meer radicale vertegenwoordigers van deze stroming, die de zinloosheid van een dergelijke onderneming inzien, zich met automatische wapens terugtrekken in de bergen om de Apocalyps af te wachten.
De meer paranoïde variaties dienen ook een andere rol. In eerste instantie staan ze toe dat elke serieuze discussie over de innerlijke werking van de burgerlijke klasse, middels schuld door associatie, uit het mainstream-bewustzijn wordt verwijderd: deels door het belachelijke karakter van sommige van hun beweringen, maar ook door hun onsmakelijke associaties met extreemrechts en religieus fundamentalisme.
Hoewel hun onderliggende thema's, zoals we hebben gezien, op zich niet nieuw zijn, zijn hun moderne vormen zeker beïnvloed door een van de klassieke uitingen van het ontbindende kapitalisme: de neiging van de burgerlijke ideologie om steeds openlijker irrationeel te worden. Voor een deel zijn ze ook een antwoord op de groeiende chaos van het kapitalisme in zijn alledaagse, materiële realiteit, en het is geen toeval dat er nauwe banden zijn met de opkomst van New Age en religieus fundamentalisme. David Icke, de klassieke vertegenwoordiger van de New Age, spreekt over buitenaardse hagedissen die in het geheim over de wereld heersen terwijl chiliastische christenen geloven dat ze in de tijd leven die in het boek Openbaringen wordt voorspeld en dat de komst van de Antichrist vergezeld zal gaan van een totalitaire ‘Nieuwe Wereldorde’. Bijna 20% van de Amerikaanse christenen (ruwweg 16% van de bevolking) geloven dat Jezus binnen hun leven zal terugkeren.[3] Van Hal Lindsey’s “De planeet die Aarde heet”, een van de vroegste populaire paperbacks over de ‘Het Einde der Tijden’ waren in 1990 meer dan 28 miljoen exemplaren verkocht, ondanks het feit dat het min of meer vervalst was door mislukte voorspellingen. Van “De Laatste Bazuin” serie, een fictief verslag van de Apocalyps, zijn miljoenen exemplaren verkocht (in 1998 stonden de eerste vier boeken in de top vier van de bestsellerlijst van de New York Times).
Er zouden nog veel meer voorbeelden kunnen worden gegeven, waaruit blijkt dat dergelijke theorieën een groeiende invloed hebben op de gangbare cultuur en politiek. De impact van de ‘Einde der Tijden’ ideologie op de rechtervleugel van de Amerikaanse heersende klasse is onmiskenbaar en we kunnen ook wijzen op de succesvolle televisieserie “The X Files”, die de UFO-variant van het samenzweringstheorie heeft opgepakt en gepopulariseerd.
Maar zijn Marxisten (of in ieder geval de IKS) ook geen samenzweringstheoretici? Zoals gezegd staan we achter de stelling dat de heersende klasse volledig in staat is om uitgebreide samenzweringen te organiseren om haar doelstellingen te bevorderen. Eerder in dit artikel hebben we al enkele historische voorbeelden genoemd. We identificeren ook een ‘elite’ (de kapitalistische klasse) die alle politieke en economische macht in haar handen heeft geconcentreerd. Oppervlakkig gezien lijken we het basispatroon van samenzweringstheorieën te volgen.
Omdat we Marxisten zijn, kan men van ons verwachten dat we een materialistische theorie aanhangen en ideeën verwerpen die gebaseerd zijn op het feit dat we allemaal aan de rand van Armageddon leven of dat buitenaardse hagedissen de planeet in het geheim beheersen. Maar waarom verwerpen we bijvoorbeeld het idee van een geheime wereldelite (die de kapitalisten toch zijn) die de hele wereld beheerst en oorlogen en crises manipuleert om hun eigen doelen te bevorderen?
De reden hiervoor is gebaseerd op ons begrip van het functioneren van het kapitalisme. Hoewel de samenzweringstheoretici kunnen schelden op de hagedissen, de bankiers, de Bilderberg Groep, enzovoort, houden ze vast aan een van de diepste illusies die de bourgeoisie biedt: het idee dat iemand, ergens, de controle heeft. Het lijkt gemakkelijker om een grootse samenzweringstheorie de schuld te geven van de gruwel en de verspilling van het kapitalisme in verval en ontbinding dan om te begrijpen wat voor de tragedie het werkelijk is: dat wil zeggen, een maatschappij waar de mensheid (zelfs de heersende klasse) de confrontatie aangaat met haar eigen economische en maatschappelijke activiteit als iets vreemds en buiten haar controle.
De wetten van het kapitalisme functioneren onafhankelijk van de wil van de kapitalisten, ongeacht hoe wanhopig zij deze proberen te beheersen (meestal via het medium van de staat). De huidige crisis is bijvoorbeeld niet het resultaat van de machinatie van een of andere wereldwijde elite - integendeel, de tendens tot crisis ontsnapt steeds meer aan hun controle ondanks hun machinaties. Hoewel het zeker waar is dat deze of gene factie van de bourgeoisie zal proberen om oorlog of crisis[4] uit te lokken om haar doelen te bereiken, is het belangrijk om te onthouden dat deze doelen gewoonlijk gericht waren tegen een andere fractie van de bourgeoisie.
De kapitalistische klasse baseert zich op de principes van de concurrentie, een mechanisme waaraan het kapitalisme niet kan ontsnappen. De concurrentie is diepgeworteld in de economische processen van het kapitalisme en kan niet worden overwonnen door een wilsdaad. Dit element komt tot uiting in het politieke en maatschappelijk leven van de heersende klasse in de vorm van klieken, concurrentie tussen individuen, tussen bedrijven, natiestaten en allianties van natiestaten. Tendensen die tegen de concurrentie ingaan – versterking van de staat, monopolievorming, enzovoort - bestaan zeker en worden in de periode van het verval nog verergerd, maar ze kunnen nooit volledig worden opgeheven, ze verplaatst ze alleen maar naar een hoger niveau. Concurrentie tussen bedrijven wordt concurrentie tussen staten; de vrije handel wordt opgeofferd aan het mercantilisme; oorlogen worden gevoerd over markten en natuurlijke hulpbronnen en tenderen naar steeds meer wereldwijde branden (wereldoorlogen). Het machiavellisme is een product van het vervreemde bewustzijn van de heersende klasse, de concurrentie van allen tegen allen en biedt de bourgeoisie geen enkel middel om te ontsnappen aan de fundamentele tegenspraken in haar economische, ideologische of politieke leven.
De hoogste eenheid die de bourgeoisie bereikt, vindt plaats in een revolutionaire periode, waarin ze gedwongen wordt het hoofd te bieden aan de dreiging van een bewuste, georganiseerde arbeidersklasse. Het genoemde Ebert-Groener Pact is een voorbeeld van de intriges waartoe de bourgeoisie in dergelijke situatie in staat is, maar de moeilijkheid van de heersende klasse om haar eenheid te bewaren in zo'n gevaarlijke situatie kwam tot uiting in de noodlottige Kapp Putsch.
Voor marxisten kan de bourgeoisie dus nooit een soort van permanente eenheid bereiken dat nodig is om de evolutie van de maatschappij volledig te beheersen. Samenzweringstheorieën van het type dat hier wordt besproken bieden dus geen methode om de historische crisis van de kapitalistische maatschappij te begrijpen, noch bieden ze een programma om deze te overwinnen. Toch moeten we verwachten dat de invloed van samenzweringstheorieën in de huidige periode zal toenemen naarmate de crisis van het systeem zich verdiept en het klassenbewustzijn zeer zwak blijft. Kommunisten kunnen de aanhangers van dergelijke opvattingen niet zomaar verwerpen, maar moeten de reactionaire wortels van deze ideeën confronteren en blootleggen, en het werkelijk machiavellistische karakter van de heersende klasse benadrukken.
Naarmate de klassenstrijd voortschrijdt en het proletariaat opnieuw zijn eigen kracht voelt, zal het de samenzweringstheorieën verwerpen ten gunste van zijn eigen historische methode: Marxisme.
Ishamael / 2012.01.08
[2] Het kommunisme was in deze context duidelijk het Stalinisme dat het Oostblok vertegenwoordigde, hoewel het ook van toepassing kon zijn op elke linkse partij die zich tegen het Amerikaanse imperialisme verzette. Natuurlijk vertegenwoordigde geen van deze bewegingen een echte kommunistische of arbeidersklassepolitiek, maar soortgelijke methoden zouden ongetwijfeld worden gebruikt tegen elke echte beweging van de arbeidersklasse.
[4] Zo werd de Aziatische crisis aan het einde van jaren 1990 sterk verergerd door acties van de Amerikaanse bourgeoisie om hun economische dominantie in de regio te bevorderen, maar de situatie liep al snel uit de hand en bedreigde de bredere wereldeconomie met ernstige gevolgen voor de economie van de VS zelf.
Wanneer de arbeidersklasse openlijk haar kracht toont, wanneer zij de productie dreigt te verlammen, de staat terugdringt, een echte gisting in de hele maatschappij teweegbrengt - zoals bijvoorbeeld het geval was tijdens de massastaking in Polen in de zomer van 1980 - lijkt de vraag ‘is de arbeidersklasse de revolutionaire kracht van onze tijd’ tamelijk absurd. In Polen, net als bij alle sociale bewegingen die het kapitalisme hebben geschokt, was het hart van de sociale beweging niet anders dan het hart van de arbeidersklasse zelf: de werfarbeiders van de Baltische kust, de staalarbeiders van Nova Huta, de mijnwerkers van Silezië. Toen de Poolse boeren zich in de strijd wierpen, toen de studenten of kunstenaars besloten de strijd op te nemen tegen de staat, hadden ze geen andere reflex dan ‘de arbeiders te vervoegen’.
Wanneer de arbeiders erin slagen de krachten te breken die hen machteloos en geatomiseerd houden, wanneer ze zich verenigen tegen de heersende klasse en het hele bouwwerk van hun overheersing door elkaar schudden, is het gemakkelijk, zelfs voor de hand liggend, om te begrijpen hoe en waarom de arbeidersklasse de enige kracht is die in staat is om de revolutionaire transformatie van de maatschappij te begrijpen en door te voeren.
Maar zodra de openlijke strijd ophoudt, zodra het kapitaal weer de overhand krijgt en zijn gewicht in de schaal legt, kan wat ooit voor de hand leek te liggen vervagen, zelfs in de herinnering, en dringt het kapitalisme in verval zijn eigen sinistere blik op de wereld op aan zijn onderdanen: die van de onderworpen geatomiseerde arbeidersklasse die elke ochtend zwijgend door de fabriekspoorten trekt en niet in staat is om op eigen kracht haar ketenen te breken.
Op zulke momenten is er geen gebrek aan ‘theoretici’ om uit te leggen aan al diegenen die het willen horen dat de arbeidersklasse als zodanig in feite een integraal onderdeel van het systeem is, dat ze een plaats heeft in het systeem om te verdedigen, en dat alleen blinde fanatiekelingen deze massa van geldbeluste individuen kunnen beschouwen als de drager van een nieuwe maatschappij. Zij die openlijk de voordelen van het kapitalistische systeem verdedigen, of dat nu in de ‘westerse’ of in de stalinistische vorm is, komen nooit met een ander credo op de proppen. Maar in periodes van teruggang van de arbeidersstrijd zien we ook regelmatig groepen of publicaties verschijnen die ‘twijfels’ over het historische karakter van de arbeidersklasse vertheoretiseren, zelfs onder degenen die beweren voor de kommunistische revolutie te zijn, en die zich geen illusies maken over de zogenaamde ‘socialistische’ landen of de zogenaamde ‘arbeiderspartijen’ in het westen. Daarmee worden oude ideeën die voortkomen uit anarchisme en populisme, volgens welke de revolutie niet het werk zal zijn van een bepaalde economische klasse, maar van alle mensen die op een of andere manier te lijden hebben onder de onmenselijkheid van het kapitaal, nieuw leven ingeblazen.
Met de teruggang in de arbeidersstrijd na Polen lijkt de ‘modernistische’ ideologie, de ideologie van een ‘moderne theorie van de revolutie’ die de ‘oude arbeidersbeweging’ met haar ‘stoffige marxisme’ afwijst, anno 1983 een zekere opleving door te maken, net als tijdens de teruggang die volgde op de golf van strijd van 1968-1974. Zo hebben we in Frankrijk onder andere het tijdschrift “La Banquise” (letterlijk: ‘Het Pakijs’)[[1]] zien verschijnen, en werd het tijdschrift “La Guerre Sociale”[[2]] een driemaandelijkse uitgave, en verscheen in Groot-Brittannië opnieuw “Solidarity”.[[3]] [[4]]
Deze publicaties zijn nogal verschillend van elkaar. “La Guerre Sociale” en “La Banquise” maken directer deel uit van een theoretische lijn die door “Invariance” en “Le Mouvement Communiste” loopt. Maar ze delen allemaal dezelfde afwijzing van dat basisidee van het ‘oude’ marxisme: dat de arbeidersklasse is de enige echte revolutionaire kracht in de maatschappij; dat de vernietiging van het kapitalisme en de openstelling van een kommunistische maatschappij een overgangsperiode vereist die wordt gekenmerkt door de politieke dictatuur van deze klasse.
Het is niet onze bedoeling om hier een volledige kritiek te ontwikkelen van alle ideeën die door dit soort stromingen worden verdedigd. Een polemiek met deze tendensen is in ieder geval vaak steriel en vervelend; ten eerste omdat we het hebben over groepen die enigszins informeel zijn (en daar trots op zijn), bestaande uit verschillende ‘onafhankelijke’ individuen, wat betekent dat artikelen die in dezelfde publicatie verschijnen tegenstrijdige ideeën kunnen bevatten; ten tweede omdat modernisten permanent dubbelzinnigheden zoals ‘ja … maar’ en ‘nee …. maar’ cultiveren, vooral ten opzichte van het marxisme, waarvan ze vaak de woordenschat gebruiken (Marx wordt waar mogelijk geciteerd), terwijl ze het wezenlijke van het marxisme verwerpen. Daarom kunnen ze op kritiek altijd reageren met de klassieke formule ‘dat is niet wat we zeggen, je verdraait ons standpunt’.
Wat nu belangrijk is, in een periode van tijdelijke teruggang in de strijd van de arbeidersklasse, een periode waarin de sociale tegenstellingen, die tot zullen leiden de kommunistische revolutie, in een versneld tempo rijpen, is de centrale rol van de arbeidersklasse opnieuw te bevestigen, te laten zien waarom zij de revolutionaire klasse is en waarom je, vanaf het moment dat je deze essentiële realiteit van onze tijd negeert, jezelf veroordeelt tot onbegrip over de loop van de geschiedenis die zich voor onze ogen ontvouwt (zie ook het pessimisme van “La Banquise”), en terechtkomt in de ergste valkuilen van de burgerlijke ideologie (zie ook de dubbelzinnigheden van “La Guerre Sociale” en “Solidarity” over Solidarnosc in Polen). Dit is des te noodzakelijker omdat bepaalde modernistische groepen, net zoals de ‘radicale’ studenten in 1968, vaak een heldere en diepgaande analyse van sommige aspecten van het kapitalisme in verval ontwikkelen, wat alleen maar bijdraagt aan de geloofwaardigheid van hun politieke onzin.
Wat is het proletariaat?
Bij Marx, zoals bij alle marxisten, zijn de termen arbeidersklasse en proletariaat altijd synoniem geweest. Maar onder degenen die het revolutionaire karakter van de arbeidersklasse als zodanig in twijfel trekken, zonder rechtstreeks aanspraak te durven maken op het anarchisme of het radicale populisme van het einde van de vorige eeuw, zien we vaak dat er een onderscheid tussen beide woorden wordt verzonnen. De arbeidersklasse wordt gedefinieerd als de arbeiders en de werkers zoals je ze dagelijks ziet onder de heerschappij van het kapitaal, met hun strijd voor betere lonen en voor banen. Het proletariaat wordt gedefinieerd als een revolutionaire kracht, waarvan de contouren enigszins onbepaald zijn, maar die over het algemeen al diegenen omvat die op een of ander moment tegen het gezag van de staat in opstand kan komen. Dit kan iedereen zijn, van een metaalbewerker tot een beroepscrimineel, en het kan gaan om mishandelde vrouwen, rijken of armen, homoseksuelen of studenten, afhankelijk van de betreffende modernistische ‘denker’ (vgl. de fascinatie van de Situationistische Internationale of “Le Mouvement Communiste” voor ‘outlaws’; cf. het tijdschrift “Le Voyou” (de Hooligan) in het midden van de jaren 1970; zie ook de vlucht van “Solidarity” in het feminisme).
Voor het tijdschrift “Invariance” (Camatte) in 1979 werd de definitie van het proletariaat uiteindelijk tot het maximum uitgebreid: de hele mensheid. Aangezien de overheersing van het kapitaal over de maatschappij steeds onpersoonlijker en totalitairder was geworden, was de conclusie dat de hele ‘menselijke gemeenschap’ in opstand moest komen tegen het kapitaal. Dit kwam erop neer dat men ontkende dat de klassenstrijd de dynamiek van de revolutie was. Vandaag biedt “La Guerre Sociale” ons een andere definitie, beperkter, maar niet veel preciezer: "De proletariër is niet de arbeider of zelfs niet de arbeider en de werker, zij die op de onderste trede van de ladder werken. De proletariër is niet de producent, ook al is de producent misschien wel een proletariër. De proletariër is hij die ‘afgesneden’ is, ‘uitgesloten’, die ‘geen reserves’ heeft. (“La Guerre Sociale” nr. 6, “Open brief aan de kameraden van de nog bestaande Internationale Communistische Partij”, december 1982).
Het is waar dat de proletariër is uitgesloten, afgesneden van elke echte controle over het verloop van het maatschappelijke en dus van zijn of haar eigen leven. Het is waar dat de proletariër, in tegenstelling tot sommige pre-kapitalistische uitgebuite klassen, geen productiemiddelen bezit en zonder reserves leeft. Maar er is meer aan de hand dan dat. De proletariër is niet alleen een ‘arme’... zoals elke andere. Hij is ook een producent, de producent van de meerwaarde die wordt omgezet in kapitaal. Hij wordt collectief uitgebuit en het verzet tegen het kapitaal is onmiddellijk collectief. Dit zijn essentiële verschillen. De definitie van het proletariaat op deze manier verbreden is niet om de revolutionaire klasse te vergroten, maar om deze te verdunnen in de mist van het humanisme.
********************
“La Banquise”, in het kielzog van “Invariance”, is van mening dat men kan verwijzen naar Marx om de notie van het proletariaat te verbreden.
“In het algemeen kan men zeggen dat het product verandert van een direct product van de individuel producent in een maaatchappelijk product van een totaalarbeider (…) waarvan de verschillende leden in verschillende mate bij de bewerking van het arbeidsvoorwerp betrokken zijn. Naarmate het cooperatieve krakter van het arbeidsproces zelf sterk wordt, wordt derhalve ook het concept van de productieve arbeid en van de dragers van die arbeid, de productieve arbeider, ruimer. Om productief werkzaam te zijn is het niet meer nodig m zelf de hand aan het werk te slaan, maar is het voldoende orgaan te zijn van de totaalarbeider, één van de vele functies van de totaalarbeier uit te oefenen.” (Marx, Het Kapitaal Deel I; Afdeling V: De productie van absolute en relatieve meerwaarde; Hoofstuk 14: Absolute en relatieve meerwaarde)
Wat Marx hier echter benadrukte was niet het idee dat iemand en iedereen in de wereld productief of proletarisch was geworden. Hij toonde aan dat in het ontwikkelde kapitalisme de specifieke kwaliteit van het werk dat door deze of gene arbeider wordt verricht geen maatstaf is voor het al dan niet productief zijn ervan. Door het productieproces aan te passen aan zijn behoeften, benut het kapitaal de volledige arbeidskracht die het koopt, alsof het om één productieve arbeider gaat. Het concrete gebruik dat het maakt van elk lid van deze collectiviteit, bakker of kantoormedewerker, producent van wapens of straatveger, is ondergeschikt aan de vraag wie door het kapitaal wordt uitgebuit. Het is de collectiviteit als geheel die wordt uitgebuit. Het proletariaat, de arbeidersklasse, omvat vandaag de dag de meeste werkers in de zogenaamde 'tertiaire' sector.
Hoezeer het ook ontwikkeld is, het kapitalisme heeft de toestand van het proletariaat niet veralgemeend naar de hele maatschappij. Het kapitaal heeft enorme massa’s gemarginaliseerde mensen zonder werk voortgebracht, vooral in de onderontwikkelde landen. Het heeft pre-kapitalistische sectoren in staat gesteld te overleven, zoals kleine individuele boeren, kleine winkeliers, ambachtslieden, de vrije beroepen. Het kapitaal domineert alle sectoren van de maatschappij. En al diegenen die in ellende leven onder zijn heerschappij, hebben goede redenen om ertegen in opstand te komen. Maar alleen zij die direct verbonden zijn met het kapitaal, door middel van loonarbeid en de productie van meerwaarde, zijn echt tegengesteld aan het kapitaal, alleen zij vormen het proletariaat, de arbeidersklasse.
Waarom is het proletariaat de revolutionaire klasse?
Voor Marx bleef de dynamiek van de geschiedenis van de maatschappij een mysterie. Om tevergeefs te proberen een samenhangend beeld van de geschiedenis te ontwikkelen, moest men zijn toevlucht nemen tot religieuze begrippen als de Voorzienigheid, tot het genie van militaire leiders, of tot de Geschiedenis met een hoofdletter G. Door de centrale rol van de klassenstrijd in deze dynamiek aan te tonen, maakte het marxisme het voor het eerst mogelijk om de geschiedenis te begrijpen. Daarbij is echter geen manier van interpreteren van de wereld ontstaan, maar een visie op de wereld die het mogelijk maakte om deze te veranderen. Marx was van mening dat zijn fundamentele ontdekking niet het bestaan van de klassenstrijd op zich was - dit hadden de burgerlijke theoretici al vastgesteld - maar het feit dat de klassenstrijd leidde tot de dictatuur van het proletariaat.
Marx zei dat de onverzoenlijke tegenstellingen tussen de arbeidersklasse en het kapitaal moesten leiden tot een revolutionaire strijd voor de vernietiging van de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen en de vestiging van een kommunistische maatschappij. De hoofdrolspeler van deze revolutie zou de arbeidersklasse zijn, die zich als klasse autonoom moest organiseren ten opzichte van de rest van de maatschappij en een politieke dictatuur moest uitoefenen om de grondslagen van het oude regime volledig te vernietigen.
Het is deze analyse die de modernisten afwijzen:
“Om hun levensomstandigheden echt te veranderen, kunnen de proletariërs niet in opstand komen als de ‘arbeidersklasse’. Maar dat is moeilijk, want ze vechten juist op basis van hun bestaansvoorwaarden. Deze tegenspraak kan alleen in theorie worden opgehelderd als ze in de praktijk is overwonnen.” (La Banquise, nummer 1, ‘Avant la Debacle’ p.11) "Het proletariaat hoeft zich niet eerst voor te doen als een sociale kracht voordat het de wereld verandert.” (La Banquise, nummer 2, ‘Le Roman de nos origines’) “Maar van nu af aan sluit men zich op in deze onderdrukking, als men zich er niet tegen verzet als proletariër of als mens, en niet op basis van een te verdedigen of te handhaven bijzonderheid, die toch al steeds meer illusoir wordt. Het ergste zou zijn om uit deze bijzonderheid af te leiden dat het proletariaat de capaciteit voor de opstand bezit”. (La Guerre Sociale nr. 5, La Guerre Sociale n. 5 ‘Vers la communauté humaine’, p.32).
De modernisten weten niet wat het proletariaat in wezen is, omdat ze niet begrijpen waarom het revolutionair is. Waarom zou het zich apart organiseren, als een klasse, als het moet vechten voor de opheffing van klassen? Voor de modernisten is de arbeidersklasse als klasse niet meer revolutionair dan wie dan ook: als klasse blijft haar strijd beperkt tot de strijd voor betere lonen en de verdediging van de slavenarbeid. In plaats van zichzelf te vormen tot een politieke klasse, moet het proletariaat zichzelf beginnen te ontkennen als een klasse en zichzelf bevestigen als ... ‘menselijk’. Het ergste, zegt “Le Guerre Sociale”, zou zijn om een bijzonderheid te maken - een arbeider zijn bijvoorbeeld – “die de capaciteit voor de opstand bezit”.
Bij de modernisten lijkt de geschiedenis altijd bij hen te beginnen. De Parijse Commune, de massastaking in Rusland in 1905, de revolutie van Oktober 1917, de revolutionaire beweging in Duitsland in 1919 - niets van dit alles laat ons zien of leert ons iets. “Deze tegenspraak kan alleen in theorie worden opgehelderd als ze in de praktijk is overwonnen”, zegt “La Banquise”. Maar wie heeft de revolutionaire strijd tegen het kapitaal meer dan een eeuw lang geleid, als dat niet de arbeidersklasse was, die vocht voor de verdediging van haar specifieke aspiraties?
Waarom is het altijd zo geweest?
“...in het volledig gevormde proletariaat is de abstractie van de hele menselijkheid, zelfs van de schijn van de menselijkheid, bijna compleet, aangezien de levensomstandigheden van het proletariaat alle levensomstandigheden van de huidige maatschappij in hun meest onmenselijke vorm samenvatten; aangezien de mens zich in het proletariaat heeft verloren, maar tegelijkertijd niet alleen een theoretisch besef van dat verlies heeft gekregen, maar ook direct door de niet meer te negeren, niet meer te vergoeilijken, absoluut onvermurwbare noodzaak - de praktische uitdrukking van de noodzakelijkheid - rechtstreeks wordt gedreven om in opstand te komen tegen deze onmenselijheid, volgt hieruit dat het proletariaat zich kan en moet emanciperen. Maar het kan zichzelf niet emanciperen zonder de voorwaarden van zijn eigen leven af te schaffen. Het kan de toestand van zijn eigen leven niet afschaffen zonder alle onmenselijke levensomstandigheden af te schaffen van de huidige maatschappij, die in zijn eigen situatie worden samengevat.” (Marx, Die heilige Familie oder Kritik der kritischen Kritik; IV. “Die kritische Kritik” als die Ruhe des Erkennens oder die “kritische Kritik” als Herr Edgar; 4. Proudhon; Kritische Randglosse Nr.II; https://www.mlwerke.de/me/me02/me02_019.htm [391])
Dit is de bijzonderheid van de arbeidersklasse: zijn onmiddellijke en historische belangen vallen samen met die van de mensheid als geheel. Dit is bij geen enkele andere laag van de maatschappij het geval. Ze kan zich niet bevrijden van de kapitalistische loonarbeid, de meest complete vorm van uitbuiting van de mens door de mens, zonder alle vormen van uitbuiting, “alle onmenselijke levensomstandigheden af te schaffen van de huidige maatschappij”. Maar hieruit volgt niet dat alle delen van de mensheid de materiële kracht en het bewustzijn bezitten die onontbeerlijk zijn om een kommunistische revolutie te beginnen.
De arbeidersklasse ontleent haar kracht in de eerste plaats aan haar centrale positie in het productieproces. Kapitaal is geen machine en grondstoffen, het is een maatschappelijke verhouding. Wanneer de arbeidersklasse door haar strijd deze verhouding afwijst, is het kapitaal onmiddellijk verlamd. Er is geen kapitaal zonder meerwaarde, geen meerwaarde zonder de arbeid van de proletariërs. Hier ligt de kracht van de massastakingen. Dit verklaart voor een deel waarom de arbeidersklasse de vernietiging van het kapitalisme materieel kan ondernemen. Maar het is niet genoeg om uit te leggen waarom ze de basis kan leggen voor een kommunistische maatschappij.
De Spartacus-slaven in de oudheid, of de lijfeigenen in het feodalisme, speelden ook een centrale, beslissende rol in het productieproces. Hun opstanden konden echter niet leiden tot een kommunistisch perspectief: “De splitsing van de maatschappij in een uitbuitende en een uitgebuite, een heersende en een onderdrukte klasse was een noodzakelijk gevolg van de vroegere geringe ontwikkeling van de productie. Zolang de totale maatschappelijke arbeid slechts weinig meer oplevert dan voor het nooddruftig bestaan van allen noodzakelijk is, zolang dus de arbeid de gehele of bijna de gehele tijd van de grote meerderheid van de leden van de maatschappij in beslag neemt, zo lang is deze maatschappij noodzakelijkerwijs in klassen verdeeld.” (Engels, De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap, III Historisch materialisme [392]).
Het proletariaat is de drager van het kommunisme omdat de kapitalistische maatschappij de materiële middelen heeft gecreëerd voor de realisatie ervan. Door de materiële rijkdom van de maatschappij zodanig te ontwikkelen dat er voldoende overvloed is om de economische wetten, dat wil zeggen de wetten van het beheer van de schaarste, op te heffen, heeft het kapitalisme een revolutionair perspectief geopend voor de klasse die het uitbuit. Uiteindelijk is het proletariaat de drager van het kommunisme, omdat het de drager is van het kommunistische bewustzijn. Als we de half-godsdienstige, pre-kapitalistische visies van een maatschappij zonder uitbuiting buiten beschouwing laten, is het project van een kommunistische maatschappij zonder privé-eigendom, zonder klassen, waar de productie direct en uitsluitend gericht is op de bevrediging van menselijke behoeften, ontstaan en ontwikkeld met de opkomst van de arbeidersklasse en van haar strijd.
De socialistische ideeën van Babeuf, Saint-Simon, Owen of Fourier weerspiegelden de ontwikkeling van de arbeidersklasse aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw. Het ontstaan van het marxisme, de eerste coherente en wetenschappelijk onderbouwde theorie van het kommunisme, viel samen met het verschijnen van de arbeidersklasse als een uitgesproken politieke kracht (de Chartistische beweging, de revoluties van 1848). Sindsdien hebben alle belangrijke gevechten van de arbeidersklasse op de een of andere manier, met meer of minder duidelijkheid, de kommunistische ideeën opgepakt.
Kommunistische ideeën, revolutionaire theorieën kunnen alleen worden ontwikkeld door inzicht in de strijd van de arbeiders. Alle grote stappen voorwaarts in de theorie van de kommunistische revolutie zijn het product geweest, niet van de puur logische afleidingen van een paar denkers in hun studeerkamer, maar van een militante en geëngageerde analyse van de grote vooruitgang van de echte beweging van de arbeidersklasse. Daarom is de arbeidersklasse de enige die heeft geprobeerd de macht van het kapitalisme op een kommunistische manier te vernietigen (Parijse Commune, Oktober 1917). De geschiedenis van de kommunistische beweging is niets anders dan de geschiedenis van de arbeidersbeweging.
*******************
Betekent dit dat het proletariaat de revolutie helemaal alleen kan maken en de rest van de maatschappij kan negeren? Sinds de 19e eeuw weet het proletariaat dat het kommunisme ‘de vereniging van de mensheid’ moet zijn. De ervaring van de Russische revolutie heeft duidelijk aangetoond hoe belangrijk het is om de steun van alle uitgebuite lagen te winnen. Maar de ervaring heeft ook geleerd dat alleen het proletariaat een samenhangend revolutionair programma kan voorleggen. De vereniging van de mensheid, en om te beginnen van alle uitgebuitenen, kan alleen tot stand worden gebracht op basis van de activiteit en het programma van de arbeidersklasse. Door zich apart te organiseren, verdeelt het proletariaat de maatschappij niet. Het geeft zichzelf de middelen om zijn kommunistische eenwording te bereiken. Daarom begint, in tegenstelling tot wat de modernisten zeggen, de beweging naar de kommunistische revolutie met de verenigde organisatie van de arbeidersklasse als een kracht; met de dictatuur van het proletariaat.
De verwarring van het modernisme
De historische periode
Het begrijpen van de huidige historische periode, terwijl men zich er niet van bewust is dat de arbeidersklasse de revolutionaire kracht is, is net zo moeilijk als het begrijpen van het einde van het feodale regime zonder rekening te houden met de ontwikkeling van de revolutionaire bourgeoisie. Het is moeilijk te achterhalen of de voorwaarden voor een revolutionaire omwenteling zich ontwikkelen als je niet weet hoe je de hoofdrolspeler van de revolutie kan identificeren.
Wie de geschiedenis van de arbeidersbeweging kent en het revolutionaire karakter ervan begrijpt, weet dat het proces dat het proletariaat naar de kommunistische revolutie leidt, noch lineair noch automatisch is. Het is een dialectische dynamiek die bestaat uit vooruitgang en achteruitgang, waarin alleen de langdurige praktijk en de ervaring van de strijd miljoenen proletariërs in staat stelt om zich, onder de druk van de armoede, te verenigen, de lessen van de vroegere strijd te herontdekken, de ideologische greep van de heersende klasse te doorbreken en een nieuwe aanval op de gevestigde orde te lanceren.
Maar als je in de strijd van de arbeiders als klasse alleen maar een strijd zonder een uitweg ziet, als je hun revolutionaire potentieel en dynamiek niet begrijpt, kun je alleen maar ‘teleurgesteld’ worden. Als je in de strijd, zoals die in Polen in 1980, alleen strijd ‘binnen het kapitaal’ ziet, dan is het normaal dat je vijftien jaar na Mei 68 depressief bent; het is duidelijk dat je het belang niet inziet van stakingen die, ondanks de kortstondige teruggang in de arbeidersstrijd sinds 1980, hier en daar in het hart van de geïndustrialiseerde landen (België 1982, Italië 1983) zijn uitgebroken; en dat we niet getuige zijn van de mobilisatie van de arbeiders achter de belangen van de nationale economie en haar vakbondsvertegenwoordigers, maar integendeel steeds gewelddadiger botsingen tussen arbeiders en vakbonden.
Dus opent nummer 1 van “La Banquise” met een zin die gekenmerkt wordt door een nostalgie naar de barricades van 1968 in Parijs en door een gedeprimeerde toon: “Onder de straatstenen, het strand”, zeiden we voor de Grote IJstijd. Vandaag heeft het pakijs dat allemaal bedekt. Tien, twintig, honderd meter ijs boven de straatstenen. Daaronder, het strand.” Dit is een depressie die net zo seniel is als de radicale studenten van 1968 in hun overtuiging dat je ‘alles, onmiddellijk’ kon krijgen. Het modernisme lijkt heel snel oud te worden!
De onmacht en de verwarring van het modernisme ten opzichte van de klassenstrijd
Het is geen toeval dat modernistische publicaties als “Solidarity” of “La Guerre Sociale” niet meer verschenen tijdens de strijd in Polen. Net als de kleinburgerij, waarvan ze de ‘radicale’ uitdrukking zijn, leeft de modernistische stroming in een staat van dubbelzinnigheid en aarzeling tussen de verwerping van de burgerlijke ideologie en een minachting voor de nuchtere strijd van de arbeiders. Wanneer de revolutionaire kracht zich laat gelden, zelfs op een nog embryonale manier, zoals in Polen, heeft de geschiedenis de neiging om zich te ontdoen van dubbelzinnigheden en dus van de ideologieën die zich erin wentelen. Dit is wat er tijdelijk gebeurde met de modernisten in 1980. Maar de politieke desoriëntatie van de stroming blijft helaas niet op het niveau van loutere onmacht. Het kan leiden tot de verdediging van ronduit linkse standpunten als het gaat om het zich uitspreken over een arbeidersstrijd.
Zo kwam “La Guerre Sociale” samen met de trotskisten en andere democraten tot de conclusie dat Solidarnosc - organisator van de nederlaag van de arbeiders in Polen - een proletarisch orgaan is: “Solidarnoc is ontegenzeggelijk een orgaan van het proletariaat. Het feit dat elementen afkomstig uit lagen die niet behoorden tot de arbeidersklasse (intellectuelen of anderen) aan het hoofd werden geplaatst, veranderde niets aan het feit dat het proletariaat zich er vanaf het begin in herkende. Hoe kunnen we anders de steunbetuiging van vrijwel het hele Poolse proletariaat verklaren? Hoe kunnen we de invloed van de vakbond op de klasse verklaren?" (La Guerre Sociale nr. 6)
Dit is een typisch linkse manier van redeneren, in de geest van de ontaarde 3e Internationale. Volgens deze logica zou de Poolse kerk, die trouwere werkers heeft dan Solidarnosc, ook ‘ontegenzeggelijk een orgaan van het proletariaat’ moeten zijn ... en de paus, Lenin! “La Guerre Sociale” spreekt ook in algemene termen over de aard van de vakbonden, maar alleen om de oude dubbelzinnige soep van de groep “Pouvoir Ouvrier” (aan het eind van de jaren 1960 - in feite ook van de groep “Socialisme ou Barbarie”) op te dienen over de ‘tweeledige aard van de vakbonden’:
“De vakbond is geen orgaan van het kapitaal, een oorlogsmachine tegen het proletariaat, maar de organisatorische uitdrukking van haar verhouding tot het kapitaal, het antagonisme en de samenwerking. Het is de uitdrukking van het feit dat het kapitaal niets is zonder het proletariaat, en dat, op het onmiddellijke vlak, het tegenovergestelde ook waar is.” (idem)
"De vakbond is geen orgaan van het kapitaal, een oorlogsmachine tegen het proletariaat, maar de organisatorische uitdrukking van haar relatie met het kapitaal, het antagonisme en de samenwerking. Het drukt het feit uit dat het kapitaal niets is zonder het proletariaat, en dat, in de onmiddellijke nabijheid, het tegenovergestelde ook waar is". (ibid)
In het kapitalisme in verval is er geen samenwerking tussen het kapitalisme en de arbeiders die de arbeiders ten goede komt. In ons tijdperk is de opvatting die de vakbonden vereenzelvigt met de arbeidersklasse niets anders dan propaganda van de heersende klasse (die ook op wereldvlak weet samen te werken om een geloofwaardige ‘Solidarnosc’ te creëren). Ze is gebaseerd op het idee dat er een verzoening kan zijn tussen de belangen van het kapitaal en de belangen van het proletariaat. Ze negeert het revolutionaire karakter van de arbeidersklasse. Zo maakt “La Guerre Sociale” de volgende openhartige opmerkingen:
“Het wezenlijke verschil tussen Solidarnosc en het Poolse proletariaat is dat de eerste rekening hield met de nationale en internationale economische belangen die nodig zijn voor het voortbestaan van het systeem, terwijl het tweede de verdediging van zijn onmiddellijke belangen voortzette zonder zich in het minst bezig te houden met de problemen van de waardevorming van het kapitaal.” (idem)
Alleen door het revolutionaire karakter van het proletariaat te negeren, door het te beschouwen als in wezen een deel van het kapitaal en niet als zijn vernietiger, kun je een soort identiteit zien tussen ‘de nationale en internationale economische belangen’ van het kapitaal, en de ‘onmiddellijke belangen’ van het proletariaat. De verwarring die wordt veroorzaakt door het niet erkennen van het revolutionaire karakter van de arbeidersklasse leidt dus tot dezelfde opvatting als die van burgerlijk links, welke zo zwaar bekritiseerd wordt door het radicale modernisme.
Alleen door het revolutionaire karakter van het proletariaat te negeren, door het te beschouwen als in wezen een deel van het kapitaal en niet als zijn vernietiger, kun je een soort identiteit zien tussen ‘de nationale en internationale economische belangen’. van het kapitaal, en de ‘onmiddellijke belangen’ van het proletariaat. De verwarring die wordt veroorzaakt door het niet erkennen van het revolutionaire karakter van de arbeidersklasse leidt dus tot dezelfde opvatting als die van de linksen, die zo zwaar bekritiseerd wordt door het radicale modernisme.
********************
Het proletariaat is de eerste revolutionaire klasse in de geschiedenis die ook een uitgebuite klasse is. Het proces van strijd dat leidt tot de kommunistische revolutie wordt onvermijdelijk gekenmerkt door perioden van teruggang. Deze perioden worden niet alleen geconcretiseerd door een vermindering van het aantal arbeidersgevechten. Op het niveau van het bewustzijn ondergaat het proletariaat ook een verwarring die zich manifesteert in de verzwakking van zijn revolutionaire politieke uitingen en de heropleving van politieke stromingen die ‘twijfels’ over de arbeidersklasse cultiveren.
Het proletariaat is de eerste revolutionaire klasse in de geschiedenis die ook een uitgebuite klasse is. Het proces van strijd dat leidt tot de communistische revolutie wordt onvermijdelijk gekenmerkt door perioden van terugtrekking. Deze aftochten worden niet alleen geconcretiseerd - door een vermindering van het aantal arbeidersstrijders. Op het niveau van het bewustzijn ondergaat het proletariaat ook een verwarring die zich manifesteert in de verzwakking van zijn revolutionaire politieke uitingen en de heropleving van politieke stromingen die 'twijfels' over de arbeidersklasse cultiveren.
De doorbraak in 1968, na bijna een halve eeuw van triomfantelijke contrarevolutie, opende een koers naar beslissende klassenconfrontaties. Deze koers is door de teruggang na Polen niet méér gewijzigd dan het geval was in de teruggang van 1975-1978. De historische omstandigheden van deze teruggang worden in hetzelfde tempo versleten als de economische crisis zich verdiept, en het is de realiteit van de crisis die langzaam maar zeker de pijlers van de burgerlijke ideologie in verval ondermijnt (het karakter van de arbeidersklasse van het Oostblok, de welvaartsstaat, de parlementaire democratie, de vakbonden, de nationale bevrijdingsstrijd, enzovoort). Alle voorwaarden rijpen, zodat het proletariaat, met al zijn kracht, door zijn strijd opnieuw de toekomst van de mensheid kan laten zien en alle twijfels over zijn revolutionaire karakter kan wegnemen.
RV, juni 1983.
[[1]] La Banquise, BP 214, 75623 Paris, Cedex 13, Frankrijk.
[[2]] La Guerre Sociale, B.P. 88, 75623 Paris Cedex 13, Frankrijk. Jaarlijks van 1977 tot 1979 is deze publicatie in 1980, ten tijde van de grootste gevechten in Polen, tijdelijk stopgezet. Het verscheen pas weer in mei 1981 en werd in juni 1982 een driemaandelijks tijdschrift.
[[3]] De groep “Solidarity” vindt haar oorsprong in de jaren 1960. In de jaren 1970 publiceerden zij regelmatig een gelijknamig tijdschrift, maar in de herfst van 1980, niet in staat om een coherent standpunt in te nemen over de strijd in Polen en zich uit te spreken over de houding ten opzichte van Solidarnosc, verdween het. Het verscheen opnieuw aan het begin van 1983 met een nieuwe reeks (waarin hun crisis van 1980 werd besproken). Solidarity: c/o 123, Lathom Road, London E6, UK.
[[4]] Deze drie groepen zijn direct en indirect verbonden met “Socialisme ou Barbarie”, een tijdschrift uit de jaren1950 en 1960, waarvan de belangrijkste animator, Castoriadis (ook bekend als Chaulieu, Cardan, Coudray) veel tijd heeft besteed aan het theoretiseren van het overstijgen van het marxisme.
Het is meer dan 25 jaar geleden dat de IKS de Stellingen over de Ontbinding aannam. Sindsdien is deze analyse van de huidige periode van het leven van de maatschappij op de eerste plaats komen te staan in ons organisatorisch begrip van de ontwikkeling van de wereld. Het hiernavolgende document vormt een actualisatie van de Stellingen in het licht van de ontwikkeling van de internationale situatie van de afgelopen kwart eeuw, en in het bijzonder van de recente periode.
Concreet moeten we de essentiële punten van de Stellingen toetsen aan de huidige situatie: in hoeverre zijn de verschillende elementen bevestigd, zelfs versterkt, en in hoeverre zijn ze ontkracht of moeten ze worden ontwikkeld. Een dergelijke systematische benadering is des te noodzakelijker omdat, onder de verschillende gevolgen van de periode van ontbinding, ten gevolge van de aard van de ontbinding, de revolutionairen constant worden geconfronteerd met een verschijnsel dat weegt op de hele maatschappij: “de afwijzing van rationeel en coherent denken, zelfs onder `wetenschappers’” (Punt 8), wat gedeeltelijk verklaart waarom deze vraag niet begrepen wordt door het merendeel van de groepen die zich beroepen op de Kommunistische Linkerzijde. Het is vooral de hedendaagse situatie in de wereld die ons dwingt om terug te komen op drie vragen van het grootste belang:
1) Het algemeen kader van de analyse van de ontbinding
“.... we moeten ook wijzen op de fundamentele verschillen tussen de elementen van ontbinding, die het kapitalisme vanaf het begin de [van de 20e] eeuw infecteerden, en de algehele ontbinding, die het hele systeem nu aantast. Nogmaals, afgezien van de strikt kwantitatieve aspecten, is het duidelijk dat de ontbinding een dermate breedte en diepte heeft bereikt, dat het een nieuwe en unieke vorm heeft aangenomen, die het kapitalisme in een nieuw en beslissend stadium heeft gebracht. Dit is het stadium waarin de ontbinding een beslissende, zo niet dé beslissende factor in de sociale ontwikkeling is geworden.” (Punt 2)
“Concreet betekent dit dat het imperialistische karakter van alle staten, de dreiging van de wereldoorlog, de absorptie van de burgerlijke maatschappij door de staats Moloch, niet alleen blijven voortbestaan in het stadium van de ontbinding, maar zich in dit stadium versmelten en ontwikkelen tot de uiterste consequentie.” (Punt 3)
“In de maatschappij zijn er daarom twee klassen met tegengestelde belangen, die elkaar confronteren, maar niet in staat zijn om een definitief antwoord door te drijven. De geschiedenis stopt echter niet. Nog minder dan voor eerdere maatschappijvormen is het ‘bevriezen’ of ‘stagneren’ van het sociale leven mogelijk. Als gevolg van de crisis kunnen de tegenstellingen in het kapitalisme slechts dieper worden. De bourgeoisie is niet meer in staat om de maatschappij ook maar een schijn van een perspectief te geven. Het proletariaat is op het moment ook niet in staat om zijn perspectief, revolutie, doorgang te doen vinden. Deze situatie kan enkel leiden tot een situatie van algehele ontbinding; het kapitalisme rot weg”. (Punt 4)
“Geen enkele productiewijze kan leven, zich ontwikkelen, zich handhaven op een solide basis en sociale cohesie verzekeren, als ze niet in staat is een perspectief te bieden voor de hele maatschappij die ze overheerst. Dit geldt met name voor het kapitalisme, dat de meest dynamische productiewijze uit de geschiedenis is.” (Punt 5)
“.... het proletariaat is niet in staat haar perspectief, de kommunistische revolutie, het enige realistische perspectief, [d.w.z.] de kommunistische revolutie, door te zetten. De heersende klasse is niet in staat ook maar het kleinste beetje perspectief te bieden, zelfs niet op korte termijn. In zo'n situatie kunnen de mogelijkheden van de heersende klasse om de verschijnselen van het verval te beperken en te controleren slechts onder de slagen van de crisis bezwijken.” (Punt 5)
Om te beginnen moet een essentieel aspect van onze analyse worden benadrukt: de term ‘ontbinding’ wordt op twee verschillende manieren gebruikt. Aan de ene kant wordt de term toegepast op een verschijnsel dat de maatschappij aantast, in het bijzonder in de periode van het verval van het kapitalisme, en aan de andere kant duidt het een specifieke historische fase van de laatstgenoemde aan, haar laatste fase:
“(...) de ontbinding heeft een dermate breedte en diepte bereikt, dat het een nieuwe en unieke vorm heeft aangenomen, die het kapitalisme in een nieuw en beslissend stadium heeft gebracht. Dit is het stadium waarin de ontbinding een beslissende, zo niet de beslissende, factor in de sociale ontwikkeling is geworden.” (Punt 2)
Aan de basis van onze analyse over de ontbinding ligt de constatering dat deze ongekende situatie waarin geen van de twee belangrijkste klassen van de maatschappij, de bourgeoisie en het proletariaat, in staat zijn om hun eigen antwoord te geven op de crisis van de kapitalistische economie: de wereldoorlog of de kommunistische revolutie. Maar zelfs als er een verschuiving had plaatsgevonden van de krachtsverhoudingen tussen de klassen, bijvoorbeeld als de bourgeoisie een nieuwe wereldoorlog op gang had gebracht, of als de arbeidersklasse nieuwe momenten van strijd was aangegaan met een revolutionair perspectief: dat zou niet hebben betekend dat die periode voorbij was geweest (zoals het bijvoorbeeld stompzinnig wordt gesteld door de parasitaire Internationale Groep van de Kommunistische Linkerzijde - IGKL). Het proces van ontbinding van de maatschappij kan niet worden teruggedraaid, omdat ze overeenkomt met de zieltogende fase van de kapitalistische maatschappij. Het enige dat ze kan voortbrengen, in het geval van zo’n verschuiving, is een vertraging van het proces, maar zeker geen ‘stap terug’. Maar, hoe dan ook, een dergelijke verschuiving heeft niet plaatsgevonden. In de loop van de afgelopen kwarteeuw is het wereldproletariaat volstrekt niet in staat gebleken om ook maar de contouren te schetsen van een perspectief dat de bestaande orde zou omverwerpen. Wel integendeel: we zijn getuige geweest van een terugval in haar strijdwil, alsmede in haar capaciteit om het fundamentele wapen van haar strijd te ontvouwen, de solidariteit.
Op de zelfde manier is de bourgeoisie er niet in geslaagd om zichzelf een werkelijk perspectief te geven, “behalve het van dag tot dag noodmaatregelen nemen om de economie overeind te houden” (Punt 9). Na de ineenstorting van het Oostblok leek de wereldeconomie, na een periode van instabiliteit in dit gebied, een aanzienlijk herstel van de crisis door te maken. In het bijzonder door de opkomst van de BRICs, die indrukwekkende groeipercentages lieten zien. Niettemin heeft de ware euforie, die die zich van de wereldbourgeoisie meester had gemaakt, het idee doen postvatten dat de economie opnieuw zou kunnen opleven zoals tijdens de ‘na-oorlogse boom’: deze euforie werd echter bruusk onderbroken door de economische stuiptrekkingen van 2007-2008, die de kwetsbaarheid van de financiële sector duidelijk maakte en de dreiging heeft geopenbaard van een depressie gelijkaardig aan die van de jaren 1930. De wereldbourgeoisie is erin geslaagd de schade te beperken, in het bijzonder door de massale injectie van publieke middelen in de economie, wat geleid heeft tot een explosie van de staatsschulden, welke onder andere geleid heeft tot de Euro-crisis van 2010 en 2013. Tegelijkertijd blijft het groeicijfer van de belangrijkste wereldeconomie op een lager niveau dan voor 2007, ongeacht het feit dat de rentetarieven bijna nul zijn. Wat betreft de bewierookte BRICs: die zijn vandaag de dag gekrompen tot de ICs, aangezien Brazilië en Rusland worden geconfronteerd met een spectaculaire vertraging van hun groei, tot op het punt van een recessie. Wat vandaag de dag overheerst in de heersende klasse is niet de euforie, het geloof in ‘mooiere tijden’, maar de gematigdheid en de angst, die zeker niet aan de hele maatschappij het gevoel geven dat een ‘betere toekomst mogelijk is’, vooral onder de uitgebuitenen waarvan de levensomstandigheden steeds slechter worden.
De historische voorwaarden, die aan de oorsprong lagen van deze fase van de ontbinding, hebben zich niet alleen gehandhaafd, maar zelfs nog verergerd, wat een verergering van het merendeel van de manifestaties van de ontbinding tot gevolg heeft gehad.
Om een dergelijke verergering beter te begrijpen is het belangrijk om ons te herinneren dat - zoals wordt benadrukt door het tweede punt van de Stellingen - we spreken over een tijdperk of fase van de ontbinding en niet louter over de ‘manifestaties van ontbinding’.
Het eerste punt van de Stellingen benadrukt het feit dat er een belangrijk verschil bestaat tussen het verval van het kapitalisme en het verval van andere productiewijzen, die aan het kapitalisme zijn voorafgegaan. Het onderstrepen van dit verschil is belangrijk in verband met de vraag wat de sleutel is tot de ontbinding: het perspectief. Kijken we naar het verval van het feodalisme, kunnen we constateren dat dit werd ingeperkt door de ‘gelijktijdige’ ontwikkeling van kapitalistische verhoudingen en de geleidelijke en gedeeltelijke opkomst van de burgerlijke klasse. De ontbinding van een opeenvolging van economische, sociale, ideologische en politieke vormen van de feodale maatschappij werd verzacht (niet noodzakelijkerwijs heel bewust) door de nieuwe opkomende productiewijze. We kunnen twee voorbeelden geven: de absolute monarchie diende in bepaalde landen de economische ontwikkeling van het kapitalisme door bij te dragen aan de vorming van een nationale markt; de religieuze visie van de ‘zuiverheid van het lichaam – voorgesteld als de zetel van de duivel – had een bruikbare functie in de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal, voor de groei van het geboortecijfer en het opleggen van een discipline aan de nieuwe proletariërs.
Daarom konden er in de vervalperiode van het feodalisme wel min of meer gevorderde uitdrukkingen van ontbinding zijn geweest, er kon geen specifiek tijdperk van ontbinding bestaan. In de menselijke geschiedenis hebben bepaalde geïsoleerde maatschappijvormen kunnen eindigen in een complete ontbinding, die leidde tot hun verdwijning. Niettemin kan alleen het kapitalisme in zijn vervalperiode een globaal tijdperk van ontbinding, als een historisch en wereldwijd verschijnsel, doormaken.
2) De maatschappelijke verschijningsvormingen van de ontbinding
De stellingen van 1990 geven de belangrijkste maatschappelijke manifestaties van de ontbinding aan:
De officiële cijfers van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) beweren dat er sinds de jaren 1990 een afname is van de ondervoeding. Niettemin zijn er vandaag de dag nog ongeveer een miljard mensen die het slachtoffer zijn van ondervoeding. Deze tragedie treft voornamelijk Zuid-Azië et bovenal de Sub-Sahara in Afrika, waar in bepaalde regio’s bijna de meerderheid van de bevolking honger lijdt, in het bijzonder de kinderen, met schrijnende gevolgen voor hun groei en hun ontwikkeling. Hoewel de technologie een drastische groei van de productie mogelijk heeft gemaakt, waaronder de landbouwsector, slagen de boeren van verschillenden landen er niet in hun oogst te verkopen, en blijft de honger voor honderdduizenden mensen een gesel uit de donkerste periodes van de menselijke geschiedenis. En als het niet de rijke landen treft, dan is dat omdat de staat haar armen nog kan voeden. Zo ontvangen 50 miljoen bewoners van de Verenigde Staten bijvoorbeeld voedselbonnen.
Vandaag de dag leven meer dan een miljard mensen in sloppenwijken en dat aantal is sinds 1990 alleen maar is gestegen. de transformatie van de ‘Derde Wereld’ in een enorme sloppenwijk is volledig bevestigd, zodanig dat het rapport ‘Global Risks’, gepresenteerd op het Wereld Economisch Forum van Davos in 2015, voor de eerste keer de snelle en ongecontroleerde verstedelijking moest scharen onder de belangrijkste risico’s die de planeet bedreigen. Hierbij werd opgemerkt dat, over de hele wereld, 40 procent van de groei van de stedelijke bevolking plaatsvindt in de sloppenwijken, wat betekent dat deze groei nog veel groter moet zijn in de onderontwikkelde landen.
En dit verschijnsel en deze groei van sloppenwijken neigt ernaar zich te uit te breiden naar de rijkste landen, in verschillende vormen: miljoenen Amerikanen die hun huis verloren tijdens de ‘subprime’-crisis en die de cohorten van daklozen zijn komen vervoegen, de Roma- of de vluchtelingenkampen aan de rand van talloze steden in Europa, en zelfs in hun centra, … en hetzelfde geldt voor hen die een slechte woning hebben, de tientallen miljoenen die in echte krotten wonen. In 2015 woont 17,4% van de bevolking van de Europese Unie aldus in overbevolkte woonruimten, 15,7% van de woningen heeft een water- of een schimmelprobleem, en bij 10,8% is het koud in huis. En het is niet alleen het lot van de arme landen in Europa, want in Duitsland zijn deze cijfers respectievelijk 6,7%, 13,1% en 5,3%, en in het Verenigd Koninkrijk, 8%, 15,9% en 10,6%.
Wat betreft de catastrofale ‘ongelukken’ kunnen we verschillende voorbeelden noemen uit de afgelopen 25 jaar. Het voldoet hier om twee voorbeelden aan te halen, twee voorbeelden die niet alleen de meest spectaculaire en dramatische gevolgen hebben gehad, niet in de ‘Derde Wereld’, maar in twee van de meeste ontwikkelde economische mogendheden: de overstromingen in New Orleans in augustus 2005 (bijna 2000 doden, een stad waar alle bewoners verdwenen waren) en de catastrofe van Fukushima in maart 2011, een catastrofe van dezelfde omvang als de ramp in Tsjernobyl in 1986.
Wat betreft de “de vernietiging van het natuurlijke milieu, die verschrikkelijke dimensies bereikt” waren we, op het moment dat deze zin werd geschreven, nog ver verwijderd van de constateringen en de voorspellingen die vandaag unaniem gedeeld worden in wetenschappelijke kringen en die door de meerderheid van de burgerlijke sectoren van alle landen voor haar rekening is genomen (zelfs als de heersende klasse niet in staat is om de maatregelen te nemen die noodzakelijk zouden zijn, vanwege de wetten die eigen zijn aan het kapitalisme). De lijst is lang, niet alleen wat betreft de rampen die de mensheid te wachten staat als gevolg van de roofbouw op de leefomgeving, maar ook de rampen die ons nu al treffen: de luchtvervuiling in de steden, de vervuiling van het water van de oceanen, de uitbreiding van de woestijnvorming, de versnelde verdwijning van dieren- en plantensoorten die de balans van onze planeet steeds meer in gevaar brengt (denk maar aan de verdwijning van de bijen, die een gevaar inhoudt voor onze voedselwinning).
3) De politieke en ideologische manifestaties van de ontbinding
Het overzicht dat we ervan gaven in 1990 was het volgende:
“Het steeds corrupter worden van het politieke apparaat (…)
Al deze aspecten zijn bevestigd en zelfs verergerd. Als we de aspecten met betrekking tot de Stellingen voor het moment terzijde laten, die hierna apart worden belicht (het terrorisme, de kwestie van de vluchtelingen en de groei van het populisme), kunnen we bijvoorbeeld het feit naar voren halen dat het geweld en de criminaliteit in de stad een explosieve groei gekend hebben in veel landen van Zuid-Amerika, en ook in de buitenwijken van bepaalde Europese steden, in verband met de drugshandel, maar niet louter daaromtrent. Wat betreft deze handel, en het enorme gewicht dat zij heeft aangenomen in de maatschappij, ook op het economisch vlak, kunnen we zeggen dat het overeenkomt met een voortdurend groeiende ‘markt’ als gevolg van de toenemende ellende en de wanhoop die alle lagen van de bevolking treft. Wat betreft de corruptie, en alle manipulaties die de ‘witteboordencriminaliteit’ vormen, zijn de laatste jaren niet min geweest op het vlak van de ontmaskeringen (zoals die van de ‘Panama-papers’, die niets meer zijn dan het topje van de ijsberg van het gangsterisme waarin dat de financiële wereld steeds verder wegzakt). En ten aanzien van de omkoopbaarheid van de creatieve artiesten, en hun recuperatie, kunnen we de recente toekenning van de Nobel prijs voor de literatuur aan Bob Dylan aanhalen: Bob Dylan, artistiek symbool van de revolte van de jaren 1960, maar we zouden talloze andere voorbeelden kunnen aanhalen. Tenslotte, de vernietiging van de menselijke verhoudingen, van de familiebanden, van de affectie is alleen maar erger geworden, zoals wordt aangetoond door het toenemend gebruik van antidepressiva, de explosieve toename van het fysieke lijden op het werk, en het ontstaan van nieuwe beroepen die zich richten op het ‘coachen’ van mensen. in dezelfde trant waren er ook echte slachtoffers zoals die van zomer 2003 en in Frankrijk, toen 15.000 ouderen overleden midden in de hittegolf.
4) De kwestie van het terrorisme
Het is duidelijk dat dit geen nieuwe kwestie is in de geschiedenis, noch in de analyses van de IKS (zie bijvoorbeeld de teksten ‘Terreur, Terrorisme en Klassegeweld’, gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nrs. 14 en 15).
Dit gezegd zijnde is het belangrijk om eraan te herinneren dat het onze kameraad MC was die, naar aanleiding van de aanslagen in Parijs van 1985, zich zette aan een analyse van de ontbinding. De Stellingen analyseren de intrede van het kapitalisme in haar fase van ontbinding als bijzonder betekenisvol “de ontwikkeling van het terrorisme en het gijzelen als oorlogswapen tussen staten, waarmee de heersende klasse haar eigen ‘wetten’, die ze had gemaakt om conflicten tussen de fracties van de heersende klasse te regelen, met voeten treedt.”
Het is amper nodig om te benadrukken tot op welk punt deze kwestie een centrale plaats heeft verworven in het leven van het kapitalisme. Vandaag de dag heeft het terrorisme, als een wapen in de oorlog tussen staten, een centrale plaats ingenomen in het leven van de maatschappij. We hebben zelfs de vorming gezien van een nieuwe staat, Daesh [Islamitische Staat], met zijn eigen leger, zijn politie, zijn administratie, zijn scholen, waarvoor terrorisme het wapen bij uitstek was.
De kwantitatieve en kwalitatieve toename van het terrorisme heeft 15 jaar geleden een beslissende stap gezet met de aanval op de Twin Towers, en het was de eerste wereldmacht die het terrorisme openlijk gebruikte als de reden om haar interventie in Afghanistan en Irak te legitimeren. De groei van het terrorisme heeft zich voortgezet in de aanvallen in Madrid in 2004 en in London in 2005. de oprichting van Daesh tussen 2013-2014 en de aanslagen in Frankrijk tussen 2015-2016, in België en in Duitsland in 2016, vormen een volgende etappe van de eerste orde in dit proces.
Bovendien geven de Stellingen ons de elementen de toenemende fascinatie voor het jihadisme en zelfmoordacties te verklaren onder delen van de jeugd in de ontwikkelde landen:
Al deze aspecten hebben zich alleen maar versterkt in de loop van de afgelopen decennia. Ze hebben alle sectoren van de maatschappij aangetast. Zo heeft men in de meest ontwikkelde landen van de wereld de opkomst kunnen zien van ‘religieus rechts’ (de ‘Tea Party’) binnen een van de twee belangrijkste politieke partijen die belast zijn met het beheer van de belangen van het nationaal kapitaal: een beweging die de meest welgestelde sectoren van de maatschappij betreft. Zo hebben we ook in een land als Frankrijk miljoenen mensen van allerlei maatschappelijke achtergronden, maar bovenal van de bourgeoisie en de kleinburgerij, op straat zien komen uit protest tegen de goedkeuring van het homohuwelijk (die in wezen niet meer was dan een manoeuvre van links om de aandacht af te leiden van het niet inlossen van de verkiezingsbeloftes, en van de aanvallen die ze ondernam tegen de uitgebuitenen). Deze mensen vonden dat een dergelijke maatregel een belediging was aan het adres van God. Het obscurantisme en de religieus fanatisme neemt toe onder de minstbedeelde lagen van de bevolking, vooral onder de jonge proletariërs met een Islamitische migratie-achtergrond, een groei die een belangrijk aantal ‘hier geboren’ jongeren meesleept. Nooit heeft men in de Europese steden zoveel hoofddoeken en boerka’s gezien op de hoofden van moslimvrouwen. En wat te denken van de houding van die tienduizenden jongeren die, na de aanslag op de tekenaars van het tijdschrift Charlie Hebdo, vonden dat ze erom gevraagd hadden door de ‘Profeet’ te tekenen?
5) De kwestie van de vluchtelingen
Deze kwestie werd niet behandeld in de Stellingen van 1990. Hier geven we dus een aanvulling om deze kwestie aan te snijden.
De vluchtelingenkwestie heeft in de afgelopen jaren een centrale plaats aangenomen in het maatschappelijk leven. In de loop van 2015 zijn er meer dan 6 miljoen mensen gedwongen geweest om hun land te verlaten, waarmee ze de meer dan 65 miljoen vluchtelingen in de wereld vervoegen (een getal groter dan de voltallige bevolking van Groot-Brittannië). Aan dat getal moeten 40 miljoen personen toegevoegd worden die op de vlucht zijn in hun eigen land. Het gaat om een verschijnsel dat ongekend is sinds de Tweede Wereldoorlog.
Volksverhuizingen maken deel uit van geschiedenis van de menselijke soort, een soort die 200.000 jaar geleden is ontstaan in een kleine regio van Oost-Afrika, en die uitgewaaid is over de hele wereld, overal waar er voldoende bronnen voorhanden waren om zich te voeden en om in zijn elementaire levensbehoeften te voorzien. Een van de grote momenten van deze volksverhuizingen is die van de kolonisatie van het grootste deel van de planeet door de Europese mogendheden, een fenomeen dat 500 jaar geleden ontstond en samenviel met de opkomst van het kapitalisme. (zie de pagina’s van het Kommunistisch Manifest hierover). Over het algemeen bestonden migratiestromen (als we daar ook handelaars, avonturiers en militairen gedreven door verovering onder mogen scharen) voornamelijk uit delen van de bevolking die hun land ontvluchtten als gevolg van vervolging (zoals de Engelse protestanten van de ‘Mayflower’, de Joden uit Oost-Europa) of van ellende (de Ieren, de Sicilianen).
Pas met het begin van de vervalperiode van het kapitalisme gingen de belangrijkste migratiestromen in omgekeerde richting. Het zijn in toenemende mate de bewoners van de koloniën die, gedreven door de ellende, werk komen zoeken in de metropool - werk dat over het algemeen weinig scholing behoeft en slecht betaald is. Een verschijnsel dat werd voortgezet in golven van dekolonisatie die elkaar opvolgden vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren 1960. Aan het einde van de jaren 1960 veroorzaakte de openlijke crisis aan van de kapitalistische economie, die een stijging van de werkloosheid in de ontwikkelde landen teweegbracht alsmede de ellende in de voormalige koloniën vergrootte, een gevoelige toename van de illegale immigratie. Sindsdien is de situatie alleen maar erger geworden, ondanks het hypocriete discours van de heersende klasse, een klasse die in deze mensen zonder papieren een arbeiderskracht vindt die zelfs nog minder duur is dan de arbeidskracht die wel over papieren beschikt.
Zo ging het bij de migratiestromen gedurende enkele decennia vooral om economische emigratie. Maar wat nieuw is, sinds enkele jaren, is dat het aantal migranten dat hun land ontvlucht omwille van oorlog of van repressie explosief is toegenomen: daarmee werd een situatie gecreëerd zoals we die niet meer hebben gezien sinds het einde van de oorlog in Spanje of het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het aantal vluchtelingen dat met allerlei middelen, waaronder de gevaarlijkste, op de deuren van Europa klopt, neemt van jaar op jaar toe, waardoor het vermogen van de Europese landen om gastheer te zijn op de proef wordt gesteld en het vluchtelingenvraagstuk een belangrijk politiek thema wordt in deze landen (zie verderop over de kwestie van het populisme).
De massale volksverhuizingen zijn geen verschijnsel dat eigen is aan de fase van de ontbinding. Maar ze krijgen vandaag de dag een dimensie die van hen een centraal element maakt van deze ontbinding. Op dit verschijnsel kunnen we de analyse toepassen die we in 1990 gaven ten opzichte van de werkloosheid:
“Hoewel deze werkloosheid, een direct resultaat van de huidige crisis, op zichzelf geen uiting van de ontbinding is, maken haar gevolgen voor een belangrijk deel uit van de ontbinding. (Punt 14)
6) De groei van het populisme
Het jaar 2016, in het bijzonder met de ‘Brexit’ in juni, en de verkiezing van Donald Trump aan het hoofd van de voornaamste wereldmacht in november, maar ook de opkomst van de extreemrechtse partij AfD in de regionale verkiezingen in Duitsland in september van dat jaar, markeert een stadium van groot belang aan in de ontwikkeling van een verschijnsel dat tot nu toe nog niet zo belangrijk was geweest in die landen als in Frankrijk, Oostenrijk, en in mindere mate, Italië: de opkomst van extreemrechtse partijen in de verkiezingen. Dit verschijnsel is uiteraard niet het gevolg van een bewuste politieke wil van de heersende sectoren van de bourgeoisie, ook al weten deze heel goed hoe ze het moeten gebruiken tegen het bewustzijn van het proletariaat.
De Stellingen van 1990 stellen:
“Een van de belangrijkste kenmerken van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij is het probleem van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de politieke situatie onder controle te houden. (Punt 9)
De algemene tendens naar het verlies van de controle van de bourgeoisie over de eigen politiek, is één van de primaire factoren in het ineenstorten van het Oostblok. Deze ineenstorting accentueert slechts deze tendens:
De eerste consequentie, de verergering van de economische crisis als gevolg van de ineenstorting van het Oostblok, heeft wel plaatsgevonden maar zich niet doorgezet. Niettemin zijn de andere aspecten waardevol gebleven. Er moet worden onderlijnd dat de huidige situatie een duidelijke bevestiging is van dit aspect dat we 25 jaar eerder hadden geïdentificeerd: de groeiende neiging tot het verlies van controle door de heersende klasse over haar politieke apparaat.
Deze gebeurtenissen zijn duidelijk gebruikt door verschillende sectoren van de bourgeoisie (en in het bijzonder die van links) om de vlam van het antifascisme opnieuw aan te wakkeren (dit is bovenal het geval in Duitsland) om evidente historische redenen. Ook in Frankrijk ontstond er tijdens de laatste regionale verkiezingen in december 2015 een ‘Republikeins Front’ waarbij de Socialistische Partij haar kandidaten terugtrok en opriep om op rechts te stemmen om zo de weg voor het Front National te blokkeren. Dit gezegd zijnde is het duidelijk dat het doel van deze antifascistische campagnes, zoals de geschiedenis ons het heeft geleerd, de arbeidersklasse is, maar deze vormt op dit moment geen gevaar, noch een belangrijke preoccupatie van de bourgeoisie.
In werkelijkheid, de bijna unanimiteit die men heeft kunnen zien in de meest verantwoordelijke sectoren van de bourgeoisie en hun media, tegen de Brexit, tegen de verkiezing van Trump, tegen extreemrechts in Duitsland of tegen Front National in Frankrijk, kunnen niet worden gezien als een manoeuvre: de economische en politieke keuzemogelijkheden, naar voren gebracht door het populisme, kunnen nimmer een realistische optie zijn voor het bestuur van het nationale kapitaal (in tegenstelling tot de opties aangeboden door de linkerzijde van het kapitaal, die een terugkeer voorstellen naar Keynesiaanse oplossingen tegenover de ‘excessen’ van de ordo-liberale mondialisering). Als we ons beperken tot het geval van Europa, kunnen populistische regeringen, als ze hun programma's uitvoeren, alleen maar leiden tot een soort vandalisme dat de instabiliteit, die de instellingen van dit continent bedreigt, slechts verergert. En dit des te meer omdat het politieke kader van de populistische bewegingen, terwijl ze serieuze ervaring opdoen op het vlak van de demagogie, er helemaal niet op voorbereid is om het bestuur van de staat over te nemen.
Toen wij onze analyse van de ontbinding ontwikkelden, hebben we ook opgemerkt dat het verschijnsel van ontbinding de vorm van de imperialistische conflicten heeft beïnvloed (zie ‘Militarisme en ontbinding’, (International Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 64) en ook het bewustzijn van het proletariaat. We hebben daarentegen gedacht dat de ontbinding geen reële impact zou hebben op de ontwikkeling van de crisis van het kapitalisme. Als de huidige opkomst van het populisme leidt tot het aan de macht komen van deze stroming in een aantal van de grote Europese landen, zouden we een dergelijk effect van de ontbinding kunnen zien ontstaan.
In feite heeft de opkomst van het populisme, zelfs als ze specifieke oorzaken kan hebben in dit of dat land (de weerslag van de val van het Stalinisme in bepaalde landen van Oost-Europa, de gevolgen van de financiële crisis van 2007-2008 die miljoenen Amerikanen uit hun huis gezet en geruïneerd heeft , enzovoort) een gemeenschappelijk element dat aanwezig is in het merendeel van de ontwikkelde landen: het fundamentele verlies van vertrouwen in de ‘elites’, dat wil zeggen, de klassieke leidende partijen (conservatief of progressief van het sociaaldemocratische type) omwille van het feit dat ze niet in staat zijn om de de economie gezond te maken, om een einde te maken aan de voortdurende toename van de werkloosheid en de ellende. En in die zin is de groei van het populisme een soort van revolte tegen de huidige politieke leiders, maar een revolte die niet uitmondt in een alternatief perspectief voor het kapitalisme. De enige klasse die een dergelijk alternatief kan voortbrengen, is het proletariaat, omdat hij in staat is om zich te mobiliseren op zijn klasseterrein en tot een begrip kan komen van de noodzaak en de mogelijkheid van de kommunistische revolutie. Het is hetzelfde met het populisme als met het algemene verschijnsel van de ontbinding van de maatschappij die de huidige fase van het leven van het kapitalisme kenmerkt: de bepalende oorzaak van het populisme is de onbekwaamheid van de proletariaat om haar eigen antwoord naar voren te schuiven, haar eigen alternatief te ontwikkelen tegenover de crisis van het systeem. In deze situatie van leegte, een soort vacuüm, van verlies van vertrouwen in de officiële instellingen van de maatschappij, die niet meer in staat zijn de maatschappij te beschermen, van verlies van vertrouwen in de toekomst, wordt de neiging om naar het verleden te kijken, om te zoeken naar zondebokken die verantwoordelijk zijn voor de ramp, steeds sterker. En in die zin is de opkomst van het populisme een verschijnsel dat volledig typerend is voor de periode van ontbinding. En dat des meer omdat het waardevolle bondgenoten vindt in de opkomst van het terrorisme, dat een toenemend gevoel van angst heeft gecreëerd, en in de massale aankomst van vluchtelingen waarvan men vreest dat ze het werk af komen pakken van de autochtonen of dat er nieuwe terroristen onder hen schuilgaan.
Toen we constateerden dat de acute fase van economische crisis van het wereldkapitalisme was begonnen, merkten we op dat dit systeem er in eerste instantie in geslaagd was de meest catastrofale gevolgen ervan af te wentelen op de periferie, maar dat de effecten ervan als een boemerang op het centrum zouden terugslaan. Hetzelfde patroon is van toepassing op de drie kwesties die zojuist meer detail zijn onderzocht, aangezien:
• Het terrorisme al op een veel dramatischere schaal bestaat in bepaalde landen van de periferie.
• Diezelfde landen op een veel massalere schaal dan in de centrale landen worden geconfronteerd met de vluchtelingenkwestie.
• Deze landen ook worden gekenmerkt door de stuiptrekkingen van hun politieke apparaat.
Het feit dat we vandaag de dag in de centrale landen getuige zijn van een dergelijke terugkeer van de boemerang is een teken dat de menselijke maatschappij een verdere stap in het verval zet.
7) De algemene moeilijkheid om het bestaan van de ontbinding te herkennen
Een van de redenen voor de moeilijkheid waarmee het proletariaat, en in de eerste plaats zijn eigen voorhoede, geconfronteerd wordt om dit tijdperk van de ontbinding te identificeren en te begrijpen en zich ertegen te wapenen, is de aard zelf van de ontbinding als een historische fase.
Het ontbindingsproces, dat zijn stempel drukt op de huidige historische periode, is een verschijnsel dat zich op zeer slinkse wijze ontwikkelt. Voor zover het de diepste fundamenten van het maatschappelijk leven aantast en zich manifesteert in de verrotting van de meest diepgewortelde maatschappelijke verhoudingen, heeft het niet noodzakelijkerwijs een unieke en onbetwistbare uitdrukking zoals bijvoorbeeld het uitbreken van de wereldoorlog of revolutionaire pogingen. Het drukt zich veeleer uit in een wildgroei van verschijnselen zonder dat er een duidelijk verband tussen hen bestaat.
Op zich genomen zou elk van de verschijnselen kunnen worden opgevat als een bewijs dat de ontbinding niet nieuw, maar dat elk verschijnsel heeft betrekking op eerdere stadia van het verval van het kapitalisme. Zo zijn we bijvoorbeeld getuige van een voortzetting van de imperialistische oorlogen. Binnen deze continuïteit vinden we echter het ‘ieder voor zich’ en in het bijzonder “de ontwikkeling van het terrorisme en het gijzelen als oorlogswapen tussen staten, waarmee de heersende klasse haar eigen ‘wetten’, die ze had gemaakt om conflicten te regelen, met voeten treedt” (Punt 8). Deze elementen lijken ‘verwarrend’ te midden van de klassieke en algemene kenmerken van de imperialistische oorlogsvoering, waardoor ze moeilijk te identificeren zijn. Een oppervlakkige blik neemt ze niet waar. Hetzelfde geldt voor het politieke apparaat van de bourgeoisie (de opkomst van het populisme kan dus ten onrechte in verband worden gebracht met het verschijnsel van het interbellum-fascisme).
Het feit dat de twee fundamentele klassen van de maatschappij (het proletariaat en de bourgeoisie) niet in staat zijn om een perspectief te bieden, bevordert het gebrek aan een globale visie, en de passieve aanpassing aan het bestaande. Dit begunstigt de bekrompen, blinde, kleinburgerlijke visies zonder oriëntatie of toekomst. Men kan zeggen dat de ontbinding op zich een krachtige factor is voor de vernietiging van het bewustzijn van de eigen werkelijkheid. Dit is zeer gevaarlijk voor het proletariaat. Maar het produceert ook een blindheid van de bourgeoisie, zodat de ontbinding, vanwege de moeilijkheid om te worden herkend, een cumulatief verschijnsel oplevert, dat spiraalsgewijs in werking treedt.
Ten slotte verergeren twee specifieke tendensen van het kapitalisme deze moeilijkheid om de ontbinding en de gevolgen ervan te herkennen:
Het kapitalisme is de meest dynamische productiewijze in de geschiedenis (Punt 5) en “De bourgeoisie kan niet bestaan zonder de productiemiddelen, dus de productieverhoudingen, dus de gezamenlijke maatschappelijke verhoudingen voortdurend te revolutioneren” (Kommunistisch Manifest). Dit geeft de indruk van een permanente ‘moderniteit’, van een maatschappij die ondanks alles ‘vooruitgaat’ en zich ontwikkelt. Een van de gevolgen hiervan is dat de ontbinding zich niet in alle landen op uniforme wijze manifesteert. Het is meer gedempt in China of andere Aziatische landen. Aan de andere kant neemt het een veel extremere vorm aan in andere delen van de wereld, bijvoorbeeld in Afrika of sommige Latijns-Amerikaanse landen. Dit alles heeft de neiging om het verval te ‘maskeren’. Men zou kunnen zeggen dat de misselijkmakende geur, die het produceert, wordt verminderd door de verleidelijke geur van ‘moderniteit’.
In de meest ontwikkelde landen is de bourgeoisie, met de ontwikkeling van het staatskapitalisme, nog steeds in staat een bepaald tegenwicht te ontwikkelen om de gevolgen van de ontbinding te beperken. Een voorbeeld hiervan zagen we in het geval van Brexit, waar de Britse bourgeoisie zich snel organiseerde om de schade te beperken.
8) De impact van de ontbinding op de arbeidersklasse
In punt 13 van de Stellingen wordt deze vraag behandeld in de volgende termen:
“De verschillende elementen die de kracht van de arbeidersklasse bepalen in de directe confrontatie met de verschillende ideologische aspecten van de ontbinding, zijn:
De strijdervaringen van de afgelopen 25 jaar hebben deze analyses grotendeels bevestigd. Vooral als we kijken naar de twee meest geavanceerde bewegingen van deze hele periode: de beweging tegen de CPE in 2006 in Frankrijk en de Indignados-beweging in Spanje in 2011. Het is waar dat solidariteit de kern van deze twee bewegingen is geweest, net zoals het de kern was van meer beperkte ervaringen - bijvoorbeeld de mobilisatie tegen de pensioenhervorming in Frankrijk in 2003 of de metrostaking in New York in 2005. Deze demonstraties bleven echter geïsoleerd en hebben, afgezien van een nogal passieve sympathie, niet geleid tot een algemene mobilisatie van de klasse.
De collectieve en solidaire actie, een van de fundamentele kenmerken van de proletarische strijd, heeft veel meer moeite gehad om zich uit te drukken dan in het verleden, ondanks de ernst van de aanvallen op de arbeidersklasse, bijvoorbeeld op het vlak van de ontslagen. Het is waar dat de intimidatie door de crisis heeft geleid tot een tijdelijke vermindering van de strijdvaardigheid; maar het feit dat een dergelijke vermindering een nagenoeg permanent karakter heeft aangenomen, dwingt ons te begrijpen dat deze factor, alhoewel zij een rol speelt, niet de enige is, en het belang te overwegen van wat punt 13 zegt, het ‘ieder voor zich’, de atomisering, de individuele geploeter.
De kwestie van de organisatie staat centraal in de strijd van het proletariaat. Afgezien van de enorme moeilijkheden die revolutionaire minderheden hebben om de organisatorische kwestie (die een bijzondere tekst zou verdienen) serieus te nemen, zijn de moeilijkheden van de klasse om zich te organiseren nog groter geworden, ondanks de spectaculaire opkomst van de Algemene Vergaderingen in de beweging van de Indignados of in de beweging tegen de CPE. Naast deze meest geavanceerde voorbeelden, die een mijlpaal voor de toekomst blijven, hebben veel andere soortgelijke gevechten veel moeite gehad om zich te organiseren. Dit is met name het geval voor de ‘Occupy’-beweging in 2011 of de bewegingen in Brazilië en Turkije in 2013.
Het vertrouwen in zijn eigen kracht als een klasse, een centraal element in de strijd van het proletariaat, is totaal afwezig. In de twee belangrijke bewegingen die we zojuist hebben aangehaald, herkenden de enorme meerderheid van de deelnemers zich niet als arbeidersklasse. Ze zagen zich eerder als ‘gewone burgers, wat zeer gevaarlijk is vanuit het perspectief van de impact van de democratische illusies maar ook tegenover de huidige populistische golf.
Het vertrouwen in de toekomst, en bovenal het vertrouwen in de mogelijkheid van een andere maatschappij, is afwezig geweest afgezien van enkele heel algemene intuïties, en afgezien van de capaciteit om zich enkele zeer embryonale vragen te stellen, zoals die over de staat, de moraal, de cultuur, enzovoort. Deze pogingen zijn zeker heel interessant in het licht van de toekomst, maar blijven niettemin zeer beperkt, en vanuit het algemene perspectief, ver onder het niveau van overdenking dat bestond in de zeer geavanceerde bewegingen in 1968.
De ontwikkeling van het bewustzijn en het gestructureerd denken vormen enkele van de elementen, zoals opgemerkt in punt 13 van de Stellingen, die in deze fase op een enorme muur botsen. Terwijl 1968 was voorbereid door een belangrijke sociale oprisping onder de verschillende minderheden, en daarna voor enige tijd, aanleiding gaf tot een groei van zoekende elementen; moet worden opgemerkt dat er weinig sociale rijping is voorafgegaan of is gevolgd op de bewegingen van 2006 en 2011. Ongeacht de ernst van de historische situatie - onvergelijkbaar veel ernstiger dan in 1968 - is er geen nieuwe generatie van revolutionaire minderheden opgestaan. Dit toont dat het traditionele verschil in het proletariaat - zoals het werd onderlijnd door Rosa Luxemburg - tussen de objectieve evolutie en het subjectief begrip verscherpt is door de ontbinding, een verschijnsel dat niet moet worden onderschat.
1) Dertig jaar geleden benadrukte de IKS dat het kapitalistische systeem de laatste fase was ingegaan van zijn vervalperiode en van zijn bestaan, die van de ontbinding. Deze analyse was gebaseerd op een aantal empirische feiten, maar bood tegelijkertijd een kader voor het begrijpen van deze feiten:
“In deze situatie waarin de twee fundamentele klassen van de maatschappij, met tegengestelde belangen, elkaar confronteren maar niet in staat zijn om hun definitief antwoord door te drijven, stopt de geschiedenis echter niet. Nog minder dan voor eerdere maatschappijvormen is het 'bevriezen' of `stagneren' van het sociale leven mogelijk in het kapitalisme. De tegenstellingen van het kapitalisme in crisis worden dus alsmaar dieper, terwijl de bourgeoisie niet meer in staat is om de maatschappij ook maar een schijn van een perspectief te geven en ook het proletariaat op het moment niet in staat is om haar perspectief doorgang te doen vinden. Deze situatie kan enkel leiden tot een situatie van algehele ontbinding, van wegrottende maatschappij.” (Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme, Internationale Revue nr. 13; en Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 107)
Onze analyse zorgde voor verduidelijking van de twee betekenissen van de term ‘ontbinding’; aan de ene kant is hij van toepassing op een verschijnsel dat de maatschappij beïnvloedt meer bepaald in de periode van verval van het kapitalisme en aan de andere kant duidt het op een bepaalde historische fase van deze laatste periode, haar ultieme fase:
Het is van vitaal belang “te wijzen op het fundamentele verschil tussen de elementen van ontbinding, die het kapitalisme vanaf het begin van de [20ste] eeuw infecteerden, en de algehele ontbinding, die het hele systeem nu aantast en die alleen maar kan verergeren. Nogmaals, afgezien van de strikt kwantitatieve aspecten, is het duidelijk dat de ontbinding een dermate breedte en diepte heeft bereikt, dat het een nieuwe en unieke kwalitatieve vorm heeft aangenomen, die de intrede van het kapitalisme in een nieuwe en beslissende fase aankondigt. Dit is het ultieme stadium waarin de ontbinding een beslissende, zo niet de beslissende, factor in de ontwikkeling van de maatschappij is geworden.” (Idem., Punt 2)
Het is vooral dit laatste punt, het feit dat ontbinding de beslissende factor neigt te worden in de evolutie van de maatschappij, en dus van alle onderdelen van de wereldsituatie - een idee dat geenszins gedeeld wordt door de andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde - dat de belangrijkste pijler vormt van deze resolutie.
2) De in mei 1990 gepubliceerde stellingen belichten een hele reeks kenmerken in de evolutie van de maatschappij als gevolg van de intrede van het kapitalisme in deze laatste fase van zijn bestaan. Het rapport van het 22e Congres constateerde reeds de verslechtering van al deze kenmerken, zoals:
“de toename van de hongersnoden in de `Derde Wereld'-landen ....;
de verandering van de `Derde Wereld' in één grote sloppenwijk, waar honderden miljoenen mensen leven als ratten in de goot.
de ontwikkeling van hetzelfde verschijnsel in de grote steden van de 'ontwikkelde' landen ...;
de recente toename van `ongelukken' (....) De toenemende vernietigende effecten van `natuur'-rampen voor mens, maatschappij en economie .
de vernietiging van het natuurlijke milieu, die verschrikkelijke dimensies bereikt” (Thesissen over de decompositie, Punt 7).
Het rapport over de ontbinding van het 22e Congres van de IKS benadrukte ook de bevestiging en verergering van de politieke en ideologische manifestaties van de ontbinding zoals vastgesteld in 1990:
“het steeds corrupter worden van het politieke apparaat (...);
de ontwikkeling van het terrorisme en het gijzelen als oorlogsmethode tussen staten, waarmee het kapitalisme zijn eigen `wetten', die het had gemaakt om conflicten tussen fracties van de heersende klasse te regelen, met voeten treedt;
de constante stijging van de criminaliteit, de onveiligheid en het geweld in de grote steden;
de ontwikkeling van het nihilisme, wanhoop en zelfmoord onder jonge mensen .... van haat en vreemdelingenhaat (...);
de golven van drugsverslaving, die nu een massaverschijnsel geworden is, en een belangrijk element in het corrupt worden van staten en financiële organisaties is (...);
het overvloedig opduiken van sekten, het opnieuw terrein winnen van het religieuze denken ook in de ontwikkelde landen, de afwijzing van rationeel en coherent denken (...);
het overspoelen van dezelfde media door beelden van geweld, horror, bloed en massaslachtingen (...);
de leegheid en corruptie van alle 'artistieke' producties: literatuur, muziek, schilderkunst en architectuur (...);
de marginalisering, het ‘ieder voor zich’, de versplintering die de individuen treft,, het vernietigen van de familierelaties, het uitsluiten van ouderen, het vernietigen van de gevoelens” (Idem, punt 8).
Het rapport van het 22e Congres beklemtoonde het bijzonder de ontwikkeling van een fenomeen dat al in 1990 werd opgemerkt (en dat een belangrijke rol had gespeeld in de bewustwording door de IKS omtrent de intrede van het decadente kapitalisme in de fase van de ontbinding): het gebruik van het terrorisme in imperialistische conflicten.
Het rapport merkte het volgende op: “De kwantitatieve en kwalitatieve groei van de plaats van het terrorisme heeft een beslissende stap genomen (...) met de aanval op de Twin Towers (...) Dit werd daarna bevestigd met de aanslagen in Madrid in 2004 en Londen in 2005 (...), de oprichting van Daesh in 2013-14 (...), de aanslagen in Frankrijk in 2015-2016, in België en Duitsland in 2016”. Het rapport merkte ook, in verband met deze aanvallen en als een karakteristieke uitdrukking van de ontbinding van de maatschappij, de verspreiding op van radicaal islamisme, dat, hoewel aanvankelijk geïnspireerd door het Shia (met de oprichting in 1979 van het regime van de mollahs in Iran), vanaf 1996 hoofdzakelijk het resultaat werd van de Soennitische beweging, met de verovering van Kabul door de Taliban en, nog meer, na de omverwerping van het regime van Saddam Hussein in Irak door Amerikaanse troepen.
) In aanvulling op de bevestiging van de tendenzen die al in de stellingen van 1990 zijn vastgesteld, merkte het rapport van het 22e Congres op dat er twee nieuwe verschijnselen opkomen die voortkomen uit de voortzetting van de ontbinding en bestemd zijn om een belangrijke rol te spelen in het politieke leven van veel landen:
- een dramatische toename van de stroom migranten vanaf 2012, die zijn toppunt bereikt in 2015, en hoofdzakelijk afkomstig uit het door oorlog verscheurde Nabije en Midden-Oosten, met name na de ‘Arabische lentes’ van 2011;
- de gestage opkomst van het populisme in de meeste Europese landen en ook in de leidende macht van de wereld met de verkiezing van Donald Trump in november 2016.
Massale verplaatsingen van de bevolking zijn geen fenomeen dat specifiek is voor de fase van ontbinding. Ze krijgen nu echter een dimensie waardoor ze een uniek element van deze ontbinding vormen, zowel in termen van hun huidige oorzaken (met name de chaos van de oorlog die heerst in de landen van herkomst) als hun politieke gevolgen in de landen van bestemming. Met name de massale aankomst van vluchtelingen in Europese landen heeft een belangrijke basis gevormd voor de populistische golf die zich in Europa heeft ontwikkeld, hoewel deze golf al veel eerder begon op te komen (onder ander in een land als Frankrijk met de opkomst van het Nationaal Front).
4) In de afgelopen twintig jaar is het aantal stemmen voor de populistische partijen in Europa in feite verdrievoudigd (van 7% tot 25%), met sterke stijgingen na de financiële crisis van 2008 en de migratiecrisis van 2015. In ongeveer tien landen namen deze partijen deel aan de regering of aan de parlementaire meerderheid: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Bulgarije, Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, Zwitserland en Italië. Bovendien hebben populistische groeperingen, zelfs als ze niet bij de regering betrokken zijn, een aanzienlijke invloed op het politieke leven van de bourgeoisie. Drie voorbeelden kunnen dit illustreren:
- in Duitsland was het de electorale opkomst van de AfD die Angela Merkel aanzienlijk verzwakte en haar dwong het leiderschap van haar partij op te geven;
- in Frankrijk is ‘de man van de voorzienigheid’ Macron, een apostel van een ‘Nieuwe Wereld’, er weliswaar in gelukt om bij de verkiezingen van 2017 een grote overwinning op Marine Le Pen te behalen, maar hij is er op geen enkele manier in geslaagd de invloed van de Le Pens partij te verminderen. In de peilingen zit die zijn eigen partij, La République en Marche, op de hielen, een partij die beweert zowel rechts als links te zijn met politici weggehaald uit beide kampen (zoals een Premier uit het rechtse kamp en een Minister van Binnenlandse Zaken uit de Socialistische Partij);
- in Groot-Brittannië toont de historisch meest bekwame bourgeoisie ter wereld ons al meer dan een jaar het schouwspel van diepgaande verwarring als gevolg van het onvermogen om het Brexit-proces te beheersen, dat haar is opgedrongen door de populistische stromingen.
Of de populistische stromingen nu in de regering zitten of gewoonweg het klassieke politieke spel verstoren, ze komen niet overeen met een rationele optie voor het beheer van het nationale kapitaal, noch bijgevolg met een opzettelijke kaart van de heersende sectoren van de burgerlijke klasse, die deze stromingen, met name via haar media, voortdurend aan de kaak stelt. Wat de opkomst van het populisme eigenlijk uitdrukt, is de verergering van een verschijnsel dat al in de stellingen van 1990 werd aangekondigd:
“Een van de belangrijkste kenmerken van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij is de groeiende moeilijkheid van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de politieke situatie onder controle te houden.” (Stellingen over de ontbinding, Punt 9). Een verschijnsel dat duidelijk werd opgemerkt in het rapport van het 22e congres: “Wat in de huidige situatie moet worden benadrukt, is de volledige bevestiging van dit aspect, dat we 25 jaar geleden hebben geïdentificeerd: de trend naar een groeiend verlies van controle door de heersende klasse over haar politieke apparaat.”
In de huidige omstandigheden is de opkomst van het populisme een uitdrukking van het toenemende verlies van controle van de bourgeoisie over de werking van de maatschappij, wat fundamenteel voortvloeit uit wat ten grondslag ligt aan haar ontbinding: het onvermogen van de twee fundamentele klassen in de maatschappij om een antwoord te geven op de onoplosbare crisis waarin de kapitalistische economie wegzakt. Met andere woorden: de ontbinding is fundamenteel het gevolg van een onvermogen van de kant van de heersende klasse, een onvermogen dat is geworteld in haar onbekwaamheid om deze crisis in haar productiewijze te overwinnen en dat in toenemende mate de neiging heeft om haar politieke apparaat aan te tasten.
Onder de huidige oorzaken van de populistische golf zijn de belangrijkste uitdrukkingen van de sociale ontbinding terug te vinden: de opkomst van wanhoop, nihilisme, geweld, vreemdelingenhaat, verbonden met een groeiende afwijzing van de ‘elites’ (de ‘rijken’, politici, technocraten) en dat in een situatie waarin de arbeidersklasse niet in staat is om, zelfs op embryonale wijze, een alternatief te bieden. Het is zeker mogelijk dat het populisme in de toekomst zijn invloed zal zien afnemen, ofwel omdat het zelf zijn machteloosheid en corruptie zal aantonen, ofwel omdat een heropleving van de arbeidersstrijd de grond onder zijn voeten zal doen wegnemen. Niettemin kan dit op geen enkele manier de historische neiging van de maatschappij om in ontbinding weg te zakken, noch de verschillende uitdrukkingen ervan in vraag stellen, inclusief het toenemende verlies van controle door de bourgeoisie over haar politieke spel. En dit heeft niet alleen gevolgen voor het binnenlandse politiek van elke staat, maar ook voor alle verhoudingen tussen staten en de imperialistische configuraties.
5) In 1989-1990, in het licht van de ontwrichting van het Oostblok, analyseerden we dit ongekende historische verschijnsel - de ineenstorting van een volledig imperialistisch blok bij afwezigheid van een algemene militaire confrontatie - als de eerste grote manifestatie van de periode van de ontbinding. Tegelijkertijd onderzochten we de nieuwe configuratie van de wereld die het resultaat was van deze historische gebeurtenis:
“De verdwijning van de Russische imperialistische politieagent, en de daaropvolgende verdwijning van de Amerikaanse politieagent ten opzichte van zijn voormalige ‘partners’, opent de deur naar het ontketenen van een hele serie van lokale rivaliteiten. In de huidige situatie kunnen deze rivaliteit en confrontaties niet ontaarden in een wereldoorlog (zelfs in de veronderstelling dat het proletariaat niet langer in staat zou zijn weerstand te bieden). (…) Tot nu toe, in de periode van verval, heeft een dergelijke situatie waarin de verschillende imperialistische tegenstellingen zijn verspreid, waar de wereld (of althans de beslissende zones) niet is verdeeld in twee blokken, nooit lang geduurd. Het verdwijnen van de twee belangrijkste imperialistische constellaties die uit de Tweede Wereldoorlog zijn ontstaan, brengt de tendens met zich mee om opnieuw twee blokken te vormen. Een dergelijke situatie staat echter nog niet op de agenda (...) Dit is des te meer waar omdat de neiging tot een nieuwe verdeling van de planeet tussen twee militaire blokken wordt tegengegaan en zelfs definitief kan worden gecompromiteerd door de steeds diepere en wijdverspreide ontbinding van de kapitalistische maatschappij, waarop we al eerder hebben gewezen (...) Gezien het verlies van controle door de wereldbourgeoisie over de situatie, is het niet zeker dat haar dominante sectoren vandaag in staat zullen zijn de discipline en coördinatie op te leggen die nodig is om opnieuw tot de samenstelling van militaire blokken over te gaan.” (“Na de ineenstorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”, Internationale Revue,Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 61 )
Zo markeerde 1989 een fundamentele verandering in de algemene dynamiek van de kapitalistische maatschappij:
- Vóór die datum was de machtsverhoudingen tussen de klassen de bepalende factor in deze dynamiek: de uitkomst van de verscherping van de tegenstellingen van het kapitalisme hingen af van deze krachtsverhouding: ofwel de ontketening van de wereldoorlog, ofwel de ontwikkeling van klassestrijd met de omverwerping van het kapitalisme als perspectief.
- Na die datum wordt deze dynamiek niet langer bepaald door de krachtsverhouding tussen klassen. Wat de krachtsverhouding ook is, de wereldoorlog staat niet langer op de agenda, maar het kapitalisme zal verder wegzinken in de ontbinding..
6) In het paradigma dat het grootste deel van de 20e eeuw domineerde, definieerde het begrip 'historische koers' de uitkomst van een historische tendens: wereldoorlog of confrontaties tussen de klassen, en eenmaal het proletariaat een beslissende nederlaag had geleden (zoals aan de vooravond van de wereldoorlog in 1914 of als gevolg van de revolutionaire golf van 1917-1923), werd de wereldoorlog onafwendbaar. In het paradigma dat de huidige situatie definieert (zolang er geen twee nieuwe imperialistische blokken worden gevormd, wat misschien nooit zal gebeuren), is het mogelijk dat het proletariaat zo’n zware nederlaag lijdt waardoor een definitief herstel onmogelijk is, maar het is ook mogelijk dat het een diepe nederlaag lijdt zonder dat dit een beslissend gevolg heeft voor de algemene evolutie van de maatschappij. Daarom is het begrip ‘historische koers’ niet langer in staat om de situatie van de huidige wereld en de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat te definiëren.
In zekere zin is de huidige historische situatie vergelijkbaar met die van de 19e eeuw. In die tijd:
- vormde een toename van de arbeidersstrijd geen vooruitzicht op een revolutionaire periode, aangezien de proletarische revolutie nog niet op de agenda stond, en kon ze evenmin een grote oorlog verhinderen (bijvoorbeeld de oorlog tussen Frankrijk en Pruisen in 1870 op het ogenblik dat de macht van het proletariaat met de ontwikkeling van de Internationale Arbeiders Associatie toenam);
- leidde een grote nederlaag van het proletariaat (zoals de verplettering van de Commune van Parijs) niet tot een nieuwe oorlog.
Dat gezegd hebbende, is het belangrijk te benadrukken dat het begrip 'historische koers' zoals deze gebruikt werd door de Italiaanse Fractie in de jaren 1930 en door de IKS tussen 1968 en 1989 volkomen geldig was en het fundamentele kader vormde voor het begrijpen van de situatie in de wereld. Het feit dat onze organisatie sinds 1989 rekening moet houden met nieuwe nog nooit vertoonde feiten, kan op geen enkele manier worden geïnterpreteerd als een invraagstelling van ons analytisch kader tot dat moment.
7) Al in 1990, toen we de verdwijning zagen van de imperialistische blokken die de periode van de ‘Koude Oorlog’ hadden gedomineerd, stelden we dat de situatie een voortzetting en zelfs een verergering van de militaire botsingen met zich meebracht:
“In de periode van het verval van het kapitalisme zijn alle staten imperialistisch en nemen de nodige maatregelen om aan die realiteit tegemoet te komen: oorlogseconomie, bewapening, enzovoort. Daarom kan de verscherping van de stuiptrekkingen van de wereldeconomie alleen maar leiden tot een verergering van de spanningen tussen de verschillende staten, ook, en steeds meer, op militair vlak (…) Deze rivaliteiten en botsingen kunnen in de huidige situatie niet uitmonden in een wereldwijd conflict. (…) Daarentegen bevatten deze conflicten, door het feit dat de discipline is verdwenen, die werd opgelegd door het bestaan van twee blokken, het risico om steeds meer gewelddadig, steeds talrijker te worden, met name in de zones waarin het proletariaat zwak is.” (“Après l’effondrement du bloc de l’Est, déstabilisation et chaos”, Internationale Revue, Engels- Frans- en Spaanstalige uitgave nr. 61)
“(...) Het verdwijnen van de imperialistische blokken impliceert net zo min, het verlies van de greep van het imperialisme op het leven van de maatschappij. Het fundamentele verschil ligt hierin, dat (…) het einde van de blokken slechts de deur opent naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme.” (“Oriëntatietekst: Militarisme en ontbinding”, IKS Online 2016)
Sindsdien heeft de wereldwijde situatie deze trend naar verergering van de chaos alleen maar bevestigd, zoals we een jaar geleden hebben vastgesteld:
“… De ontwikkeling van ontbinding heeft geleid tot een bloedige en chaotische ontketening van imperialisme en militarisme. De explosie van de neiging van het ‘ieder voor zich’ heeft geleid tot de opkomst van de imperialistische ambities van mogendheden van de tweede en derde rang, evenals tot de toenemende verzwakking van de dominante positie van de VS in de wereld. De huidige situatie wordt gekenmerkt door imperialistische spanningen alom en door een chaos die steeds minder beheersbaar is; maar bovenal, door haar zeer irrationele en onvoorspelbare karakter, gekoppeld aan de impact van populistische druk, in het bijzonder aan het feit dat de sterkste macht van de wereld vandaag wordt geleid door een populistische president met grillige reacties.” (“Analysis of Recent Developments in Imperialist Tensions, June 2018”, Internationale Revue, Engels- Frans- en Spaanstalige uitgave nr. 161)
8) Het Midden-Oosten, waar de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap het duidelijkst is en waar het onvermogen van de Amerikanen om direct militair in Syrië tussen te komen, het veld heeft opengelaten voor andere imperialismen, biedt een concentratie van deze historische tendenzen:
Rusland heeft zich, dankzij zijn militaire macht, opgedrongen als een essentiële macht op het strijdtoneel met name om zijn marinebasis in Tartus te behouden
Iran heeft, door zijn gelaagde militaire operatie om zijn bondgenoot, het Assad-regime te redden en door via Irak en Syrië een corridor te scheppen die Iran rechtstreeks verbindt met de Middellandse Zee en de Libanese Hezbollah, het grootste voordeel behaald en zijn doelstelling bereikt om het voortouw te nemen deze regio, met name door de inzet van troepen buiten zijn grondgebied.
Turkije, geobsedeerd door de vrees voor de oprichting van autonome Koerdische zones die Turkije kunnen destabiliseren, is ook militair aanwezig in Syrië.
De militaire ‘overwinningen’ in Irak en Syrië op de Islamitische Staat en het aan de macht blijven van Assad bieden geen uitzicht op stabilisatie. In Irak heeft de militaire nederlaag van de Islamitische Staat de wrok van de voormalige soennitische factie rond Saddam Hoessein – die reeds aan de basis lag van de opkomst van IS - niet weggenomen: de machtsuitoefening door de sjiieten voedt haar alleen maar. In Syrië betekent de militaire overwinning van het regime geen stabilisatie of ‘pacificatie’ van het opgedeelde Syrische grondgebied, dat onderworpen is aan de interventie van imperialismes met concurrerende belangen
Rusland en Iran zijn diep verdeeld over de toekomst van de Syrische staat en de aanwezigheid van hun militaire troepen op zijn grondgebied.
Noch Israël, die vijandig staat tegenover de versterking van Hezbollah in Libanon en Syrië, noch Saoedi-Arabië, kan deze Iraanse opmars verdragen; terwijl Turkije de buitensporige regionale ambities van zijn twee rivalen eveneens niet kan accepteren.
De Verenigde Staten en het Westen kunnen hun ambities in dit strategische gebied van de wereld ook niet opgeven.
De middelpuntvliedende krachten van de verschillende moogendheden, grote en kleine, wier uiteenlopende imperialistische honger voortdurend botst, voedt alleen maar het voortbestaan van huidige conflicten, zoals in Jemen, evenals het vooruitzicht van toekomstige conflicten en de verspreiding van chaos.
9) Hoewel Rusland na de ineenstorting van de USSR in 1989 gedoemd leek slechts een tweederangs rol te spelen, maakt hij een sterke comeback op het imperialistische vlak. Als een macht die in verval is en de economische capaciteit mist om militaire concurrentie met andere grootmachten op de lange termijn aan te gaan, heeft hij, door het herstel van zijn militaire capaciteiten sinds 2008, zijn zeer grote militaire agressiviteit en zijn vermogen om internationaal te storen aangetoond:
- Met de annexatie van de Krim in 2014 heeft hij de ‘omsingeling’ door de VS (door het opnemen van zijn voormalige bondgenoten van het Warschau-pact in de NAVO) op het Europese continent gedwarsboomd. De separatistische amputatie van de Donbass heeft elke mogelijkheid uitgesloten om de Oekraïne tot een centrale pion van de anti-Russische opstelling te maken.
- Door zijn militaire interventie in Syrië heeft hij geprofiteerd van de moeilijkheden van Amerika om naar de Middellandse Zee door te stoten om zijn militaire aanwezigheid op zee, in dat land en in het oostelijke Middellandse Zeegebied te versterken. Rusland is er voorlopig ook in geslaagd om toenadering te zoeken tot Turkije, een NAVO-lid, dat zich uit de Amerikaanse invloedssfeer verwijdert.
De huidige toenadering van Rusland tot China, gebaseerd op de afwijzing van Amerikaanse allianties in de Aziatische regio biedt, gezien de uiteenlopende belangen van de twee staten, slechts een beperkt vooruitzicht op vorming van een langdurige alliantie. De instabiliteit van de betrekkingen tussen de machten verleent Rusland als Euraziatische staat echter wel een nieuw strategisch belang met het oog op de plaats die hij kan innemen in de indamming van China.
10) De huidige situatie wordt vooral gekenmerkt door de snelle opkomst van China. Deze laatste stelt zich als doel (door massaal te investeren in nieuwe technologische sectoren, in kunstmatige intelligentie, enz.) om zich tegen 2030-2050 te vestigen als de leidende economische macht en tegen 2050 een “leger van wereldklasse te verwerven dat in staat is om de overwinning te behalen in elke moderne oorlog”. De meest zichtbare manifestatie van haar ambities is de lancering sinds 2013 van de ‘Nieuwe Zijderoute’ (de creatie van corridors op zee en over land, de toegang tot de Europese markt en de beveiliging van haar handelsroutes), ontworpen om haar economische aanwezigheid te versterken, maar ook als een instrument voor het ontwikkelen van haar imperialistische macht in de wereld en die op de lange termijn, de Amerikaanse superioriteit rechtstreeks bedreigt.
Deze opkomst van China veroorzaakt een algemene destabilisatie van de betrekkingen tussen de machten, een ernstige strategische situatie waarin de dominante macht, de Verenigde Staten, probeert de dreigende opkomst van China te bedwingen en te blokkeren. Het Amerikaanse antwoord dat door Obama is gestart en door Trump op andere manieren is overgenomen - vormt een keerpunt in de Amerikaanse politiek. De verdediging van zijn belangen als nationale staat betekent nu het omarmen van de tendens van het ‘ieder voor zich’ die imperialistische verhoudingen domineert: de Verenigde Staten evolueren van de politieagent van de wereldorde naar de belangrijkste verbreider van het ‘ieder voor zich’, van de chaos, van het in vraag stellen van de wereldorde die sinds 1945 onder hun auspiciën is gevestigd.
Dit “strategische gevecht om de nieuwe wereldorde tussen de Verenigde Staten en China”, die in alle gebieden tegelijk wordt uitgevochten, verhoogt de onzekerheid en onvoorspelbaarheid die al zijn ingebed in de bijzonder complexe, onstabiele en veranderende situatie van ontbinding: dit grote conflict dwingt alle staten om hun imperialistische opties, die in volle ontwikkeling zijn, te heroverwegen.
11) De verschillende stadia in de opkomst van China zijn onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de imperialistische blokken en hun verdwijning in 1989. Volgens de Kommunistische Linkzijdes was “elke opkomst van nieuwe geïndustrialiseerde naties een onmogelijkheid” in de periode van verval en waren de staten “die er niet in slaagden om voor de Eerste Wereldoorlog een ‘industriële start’ te maken”, ertoe veroordeeld om “te blijven steken in hun onderontwikkeling, of anders een chronische achterstand behielden in vergelijking met de landen die de overhand hebben”. Dit standpunt was volkomen geldig in de periode van 1914 tot 1989. Het keurslijf van de wereld, verdeeld in twee tegengestelde imperialistische blokken (dat permanent was tussen 1945 en 1989) ter voorbereiding op de wereldoorlog, voorkwam een fundamentele verstoring van de hiërarchie tussen machten. De opkomst van China begon met Amerikaanse hulp die die aangeboden werd ter beloning voor de imperialistische overgang naar het Amerikaanse kamp in 1972. Hij werd vastberaden doorgezet na de verdwijning van de blokken in 1989. China lijkt de belangrijkste begunstigde van de ‘globalisering’, na zijn toetreding tot de WTO in 2001 werd hij de werkplaats van de wereld en de ontvanger van westerse delokalisaties en investeringen, om uiteindelijk de op een na grootste economische macht ter wereld te worden. Het waren de nog nooit vertoonde omstandigheden van de historische periode van ontbinding die China in staat stelden om op te rijzen, iets dat zonder deze omstandigheden niet zou zijn gebeurd.
De macht van China draagt het stigma van het kapitalisme in doodsstrijd: het is gebaseerd op de overuitbuiting van de proletarische arbeidskracht, de ongebreidelde ontwikkeling van de oorlogseconomie door het nationale programma van de ‘militair-civiele samensmelting’ en gaat gepaard met de catastrofale vernietiging van het milieu, terwijl de nationale cohesie gebaseerd is op de politiecontrole van de massa's die onderworpen zijn aan de politieke vorming door de Ene Partij en de felle repressie van de allogene bevolkingsgroepen in het moslim Xinjiang en in Tibet. China is in feite slechts een gigantisch gezwel van de algemene militaristische kanker van het hele kapitalistische systeem: de militaire productie ontwikkelt zich in een razend tempo, het defensiebudget is in 20 jaar zes keer zo groot geworden en neemt sinds 2010 de tweede plaats in de wereld in.
12) De oprichting van de ‘Nieuwe Zijderoute’ en de geleidelijke, aanhoudende en langdurige vooruitgang van China (de afsluiting van economische overeenkomsten of interstatelijke bondgenootschappen over de hele wereld; met Italië, met zijn overname van de haven van Athene aan de Middellandse Zee; in Latijns-Amerika; met de oprichting van een militaire basis in Djibouti - de toegangspoort tot zijn groeiende invloed op het Afrikaanse continent) beïnvloedt alle staten en verstoort het bestaande ‘evenwicht’.
In Azië heeft China de krachtsverhouding tussen imperialistische staten al veranderd ten nadele van de Verenigde Staten. Het is echter niet mogelijk om automatisch de ‘leegte’ op te vullen die is achtergelaten door de achteruitgang van het Amerikaanse leiderschap vanwege de overheersing van het ‘ieder voor zich’ op het imperialistische vlak en het wantrouwen dat zijn macht uitlokt. Aanzienlijke imperialistische spanningen hebben zich vooral uitgekristalliseerd met betrekking tot:
India, dat de oprichting van de zijderoute in zijn directe omgeving (Pakistan, Birma, Sri Lanka) aan de kaak stelt als een strategie van omsingeling en een aanval op zijn soevereiniteit, voert een groot programma uit om zijn leger te moderniseren en heeft zijn budget sinds 2008 bijna verdubbeld.
en Japan wil evenzeer China blokkeren. Tokyo is begonnen vraagtekens te plaatsen bij zijn status na de Tweede Wereldoorlog, waardoor zijn juridische en materiële capaciteit om militair geweld te gebruiken wordt beperkt, en hij ondersteunt andere regionale staten, diplomatiek maar ook militair, om China het hoofd te bieden.
De vijandigheid van deze twee staten ten opzichte van China drijft hen naar elkaar toe en tot een toenadering met de Verenigde Staten. De laatstgenoemden hebben een vierpartijenverbond Japan-Verenigde Staten-Australië-India gelanceerd dat een kader biedt voor diplomatieke, maar ook militaire toenadering tussen de verschillende staten die tegen de opkomst van China zijn.
In deze fase van het ‘inhalen’van de Amerikaanse macht, probeert China zijn overheersende ambities te verbergen om een directe confrontatie met zijn rivaal te voorkomen, wat schadelijk is voor zijn plannen op lange termijn, terwijl de Verenigde Staten het initiatief nemen om nu China te blokkeren en het grootste deel van zijn imperialistische aandacht opnieuw richten op de Indo-Pacific regio.
13) Ondanks het populisme van Trump, ondanks meningsverschillen binnen de Amerikaanse bourgeoisie over hoe hun leiderschap te verdedigen en verdeeldheid, in het bijzonder met betrekking tot Rusland, voert de regering Trump een imperialistische politiek in continuïteit en consistent met de fundamentele imperialistische belangen van de Amerikaanse staat en die door de meeste sectoren van de Amerikaanse bourgeoisie eenstemmig gedragen wordt: de rang van de VS als onbetwiste leidende wereldmacht verdedigen.
Geconfronteerd met de Chinese uitdaging, voeren de Verenigde Staten een belangrijke verandering van hun imperialistische wereldstrategie door. Deze verschuiving is gebaseerd op de constatering dat het kader van ‘globalisering’de positie van de Verenigde Staten niet heeft gegarandeerd, maar deze integendeel heeft verzwakt. De formalisering door de regering Trump van de prioriteit van het beginsel van de verdediging van alleen hun belangen als nationale staat en het opleggen van machtsverhoudingen die gunstig zijn voor de Verenigde Staten als belangrijkste basis in hun relaties met andere staten, vormt de bevestiging en trekt de lessen uit het falen van de politiek van de laatste 25 jaar van strijd als wereldpolitieagent tegen het ‘ieder voor zich’ en van verdediging van de wereldorde die sedert 1945 werd geërfd.
Deze ommekeer door de Verenigde Staten komt tot uiting in:
hun terugtrekking (of betwisting) van internationale overeenkomsten en instellingen die hun suprematie in de weg staan of in strijd zijn met de huidige noden van het Amerikaanse imperialisme: de terugtrekking uit het Akkoord van Parijs inzake klimaatverandering, de vermindering van de bijdragen aan de VN en hun terugtrekking uit de UNESCO, uit de Raad voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, uit het Globaal Ppact over Migranten en Vluchtelingen.
de wens om de NAVO aan te passen, de van de periode van de blokken overgeërfde militaire alliantie die in de huidige configuratie van imperialistische spanningen veel aan belang heeft ingeboet, door de bondgenoten een grotere financiële verantwoordelijkheid op te leggen voor hun bescherming en door de automatische inzet van de Amerikaanse paraplu in hun voordeel te herzien.
de neiging om multilateralisme op te geven ten gunste van bilaterale overeenkomsten (op basis van hun militaire en economische macht), gebruik makende van hefbomen als economische chantage, terreur en de dreiging met brutaal militair geweld (zoals atoomaanvallen tegen Noord-Korea) om hun wil op te leggen .
de handelsoorlog met China, vooral om deze laatste elke mogelijkheid te ontnemen om een economische status te verwerven en strategische sectoren te ontwikkelen die hem in staat stellen de Amerikaanse hegemonie rechtstreeks aan te vechten.
het in vraag stellen van multilaterale overeenkomsten voor wapenbeheersing (NIF en START) om hun technologische voorsprong te behouden, de bewapeningswedloop opnieuw op gang te brengen en de rivalen uit te putten (volgens de beproefde strategie die leidde tot de ineenstorting van de USSR). In 2018 hebben de Verenigde Staten een van de hoogste militaire budgetten in hun geschiedenis aangenomen, drijven ze opnieuw hun nucleaire capaciteiten op en overwegen ze de oprichting van een zesde component van het Amerikaanse leger om “de ruimte te overheersen” om de Chinese bedreigingen op het gebied van de satellieten tegen te gaan.
Het vandalengedrag van Trump, die van de ene op de andere dag de Amerikaanse internationale verplichtingen kan opzeggen in strijd met de vastgestelde regels, vertegenwoordigt een nieuwe en krachtige factor van onzekerheid, die een verdere impuls geeft aan het ‘ieder voor zich’. Het is een verdere indicatie van een nieuwe fase waarbij het kapitalisme wegzinkt in barbaarsheid en in de afgrond van ongebreideld militarisme.
14) De verandering in de Amerikaanse strategie is merkbaar op enkele van de belangrijkste imperialistische gevechtsterreinen:
- in het Midden-Oosten hebben de Verenigde Staten zich ten opzichte van Iran openlijk ten doel gesteld (o.a. door sancties) het regime te destabiliseren en omver te werpen, door gebruik te maken van zijn interne verdeeldheid. Terwijl ze hun geleidelijke militaire terugtrekking uit het moeras van Afghanistan en Syrië willen voortzetten, steunen de Verenigde Staten nu eenzijdig op hun bondgenoten Israël en vooral Saoedi-Arabië (veruit de grootste regionale militaire macht in de regio) als de ruggengraat van hun politiek om Iran in te dijken. In dit perspectief bieden ze elk van deze twee staten en hun respectieve leiders de garantie van onwrikbare steun op alle fronten om hun alliantie aan te scherpen (levering van ultramoderne militaire uitrusting, steun van Trump in het schandaal van de moord op Khashoggi, de tegenstander van de Saoedi's, erkenning van Oost-Jeruzalem als de hoofdstad van Israël en van de Israëlische soevereiniteit op de Syrische Golanhoogte).
De prioriteit om Iran te beheersen gaat gepaard met het vooruitzicht om de Oslo-overeenkomst op te geven, dat een ‘tweestaten oplossing’ (Israëlisch en Palestijns) voorzag voor de Palestijnse kwestie. De stopzetting van de Amerikaanse hulp aan de Palestijnen en de PLO en het voorstel voor een ‘big deal’ (het afzien van elke claim op de instelling van een Palestijnse staat in ruil voor aanzienlijke Amerikaanse economische hulp) zijn erop gericht het door alle regionale imperialisten tegen de Verenigde Staten gebruikte Palestijnse geschilpunt proberen op te lossen, teneinde de facto de toenadering tussen de Arabische en Israëlische bondgenoten van de VS te vergemakkelijken.
- in Latijns-Amerika voeren de Verenigde Staten een tegenoffensief om te zorgen voor een betere imperialistische controle in hun traditionele invloedssfeer. Het aan de macht komen van Bolsonaro in Brazilië is op zich niet het resultaat van een simpele populistische stoot, maar het resultaat van een enorme Amerikaanse druk op de Braziliaanse bourgeoisie, die door de Amerikaanse staat is beraamd met als doel om deze staat weer terug te brengen in zijn imperialistische schoot. Als inleiding op een alomvattend plan om de anti-Amerikaanse regimes van de ‘Trojka van tirannie’ (Cuba, Venezuela en Nicaragua) omver te werpen, hebben we de tot nu toe mislukte poging gezien om het regime van Chavez/Maduro in Venezuela te verwijderen.
Maar Washington brengt een duidelijke terugslag toe aan de politiek van China, dat Venezuela tot een belangrijke politieke bondgenoot had gemaakt om zijn invloed uit te breiden en uiteindelijk machteloos bleek te zijn om de Amerikaanse druk terug te dringen. Het is niet onmogelijk dat dit Amerikaanse offensief van imperialistische herovering van zijn Latijns-Amerikaanse achtertuin een meer systematisch offensief tegen China op andere continenten inluidt. Voorlopig wordt hiermee het vooruitzicht gewekt dat Venezuela terechtkomt in de chaos van een vastgelopen botsing tussen de burgerlijke facties en een toenemende destabilisering van de hele Zuid-Amerikaanse zone.
15) De huidige algemene versterking van imperialistische spanningen wordt weerspiegeld in een nieuwe start van de wapenwedloop en het streven naar militaire technologische suprematie, niet alleen waar de spanningen het duidelijkst zijn (in Azië en het Midden-Oosten) maar voor alle staten, in de eerste plaats voor de grootmachten. Alles wijst erop dat er een nieuwe fase dreigt van de inter-imperialistische botsingen en van het wegzakken van het systeem in militaire barbaarsheid.
Gezien deze internationale imperialistische situatie, zal de EU (Europese Unie) verder geconfronteerd worden met een neiging tot fragmentatie, zoals uiteengezet in het rapport over imperialistische spanningen van juni 2018 (International Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 161).
16) Op economisch vlak wordt de situatie van het kapitalisme sinds begin 2018 gekenmerkt door een sterke vertraging van de wereldgroei (van 4% in 2017 tot 3,3% in 2019), waarvan de bourgeoisie voorspelt dat het in 2019-20 zal verslechteren. Deze vertraging bleek groter dan verwacht in 2018, omdat het IMF zijn prognoses voor de komende twee jaar moest verlagen en ze vrijwel alle delen van het kapitalisme tegelijkertijd treft: China, de Verenigde Staten en de Eurozone. In 2019 vertraagde 70% van de wereldeconomie, vooral in de ‘geavanceerde’' landen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk). Sommige opkomende landen bevinden zich al in een recessie (Brazilië, Argentinië, Turkije), terwijl China, wiens economie sinds 2017 aan het vertragen is en in 2019 naar verwachting maar met 6,2% zal groeien, de laagste groeicijfers in 30 jaar heeft.
De waarde van de meeste valuta's in de opkomende landen is afgenomen, soms aanzienlijk, zoals in Argentinië en Turkije. Eind 2018 kende de wereldhandel een nulgroei, terwijl Wall Street in 2018 de grootste beurscorrecties meemaakte van de afgelopen 10 jaar. De meeste indicatoren knipperen en wijzen op het vooruitzicht van een nieuwe achteruitgang van de kapitalistische economie.
17) De kapitalistische klasse heeft geen toekomst te bieden, haar systeem is door de geschiedenis veroordeeld. Sinds de crisis van 1929, de eerste grote crisis in de periode van het verval van het kapitalisme, heeft de bourgeoisie voortdurende de staatsinterventie ontwikkeld om een algemene controle over de economie uit te oefenen. Steeds meer geconfronteerd met een verkleining van extra-kapitalistische markten, meer en meer bedreigd door een veralgemeende overproductie “heeft het kapitalisme zich in leven gehouden dankzij de bewuste interventie van de bourgeoisie, die het zich niet langer kan veroorloven om te vertrouwen op de onzichtbare hand van de markt. Het is waar dat de oplossingen ook deel worden van het probleem:
- het aangaan van schulden leidt duidelijk tot grote problemen voor de toekomst;
- het uitdijen van de staat en de wapensector leidt tot verschrikkelijke inflatiedruk.
Sinds de jaren zeventig hebben deze problemen geleid tot verschillende economische politieken, afwisselend gericht op ‘keynesianisme’ of ‘neoliberalisme’, maar aangezien geen enkele politiek de werkelijke oorzaken van de crisis kan aanpakken, kan geen enkele benadering de uiteindelijke overwinning behalen. Wat opmerkelijk is, is de vastberadenheid van de bourgeoisie om koste wat ‘t kost haar economie in beweging te houden en haar vermogen om de tendens tot instorten te beteugelen door middel van gigantische schulden.” (Resolutie over de Internationale Situatie van het 16e Congres van de IKS; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 122)
Als product van de tegenstellingen van het verval en van de historische impasse van het kapitalistische systeem, beantwoordt het staatskapitalisme dat op het niveau van elk nationaal kapitaal wordt toegepast, echter niet aan een strikt economische wetmatigheid; integendeel, zijn actie, in wezen van politieke aard, integreert en combineert tegelijkertijd in zijn organisatie en zijn opties de economische met de sociale dimensie (hoe zijn klassevijand het hoofd te bieden in het kader van de krachtsverhoudingen tussen de klassen) en de imperialistische dimensie (de noodzaak om een enorme bewapeningssector te handhaven in het centrum van elke economische activiteit) om het burgerlijke uitbuitingssysteem op alle wezenlijke vlakken te behouden en te verdedigen. In de geschiedenis van het verval heeft het staatskapitalisme dus verschillende fasen en organisatorische modaliteiten doorgemaakt.
18) In de jaren 1980 werd, onder impuls van de economische grootmachten, een dergelijke nieuwe fase ingehuldigd: die van de ‘globalisering’. In een eerste periode nam ze de vorm aan van Reaganomics, snel gevolgd door een tweede die profiteerde van een ongekende historische situatie ten gevolge van de val van het Oostblok om, tussen 1990 en 2008, een enorme reorganisatie van de kapitalistische productie op wereldschaal uit te breiden en te verdiepen..
De handhaving van de samenwerking tussen staten, met name gebruikmakend van de oude structuren van het Westerse blok, en het behoud van een zekere orde in het handelsverkeer, waren middelen om het hoofd te bieden aan de verergerende crisis (de recessies van 1987 en 1991-1993), maar ook aan de eerste effecten van ontbinding, die op economisch vlak dus grotendeels konden worden beperkt.
Volgens het referentiemodel van de EU, dat erin bestaat de douanebelemmeringen tussen de lidstaten weg te nemen, is de integratie van veel bedrijfstakken van de wereldproductie versterkt door de ontwikkeling van echte productieketens op wereldschaal. Door logistiek, informatietechnologie en telecommunicatie te combineren, die schaalvoordelen mogelijk maken, door de toegenomen uitbuiting van de arbeidskracht van het proletariaat (door verhoogde productiviteit, internationale concurrentie, vrij verkeer van arbeid om lagere lonen op te leggen), door de onderwerping van de productie aan de financiële logica van een maximale winst, bleef de wereldhandel toenemen, zij het op een lager niveau, waardoor de wereldeconomie met een ‘tweede’ adem werd gestimuleerd en het bestaan van het kapitalistische systeem werd verlengd.
19) De crash van 2007-2009 betekende een stap in het wegzakken van het kapitalistische systeem in zijn onomkeerbare crisis: na vier decennia van toevlucht tot krediet en schuld om de groeiende trend van overproductie tegen te gaan, onderbroken door steeds diepere recessies en steeds beperkter herstel, was de recessie van 2009 de belangrijkste sinds de Grote Depressie. Het was de massale interventie van de staten en hun centrale banken die het banksysteem van een volledig faillissement redde ten koste van een enorme staatsschuld door schulden terug te kopen die niet meer konden worden terugbetaald.
Het Chinese kapitaal, dat ook ernstig werd getroffen door de crisis, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de stabilisatie van de wereldeconomie door het toepassen van stimuleringsmaatregelen in 2009, 2015 en 2019, gebaseerd op een enorme toename van de staatsschuld.
Niet alleen zijn de oorzaken van de crisis van 2007-2011 niet opgelost of verholpen, maar de ernst en de tegenstrijdigheden van de crisis zijn naar een hoger niveau getild: het zijn nu de staten zelf die worden geconfronteerd met de verpletterende last van hun schulden (de ‘souvereine schuld’), die hun vermogen om in te grijpen, teneinde hun respectieve nationale economieën nieuw leven in te blazen, nog verder beperkt. “Schuld is gebruikt als een manier om de ontoereikendheid van de solvabele markten aan te vullen, maar ze kunnen niet onbeperkt groeien, zoals te zien is aan de financiële crisis die in 2007 begon. Echter, alle maatregelen die kunnen worden genomen om de schuld opnieuw te beperken, confronteren het kapitalisme met zijn crisis van overproductie, en dit in een internationale context die voortdurend verslechtert en die zijn manoeuvreerruimte steeds meer beperkt ”(Resolutie over de Internationale Situatie van het 20e Congres van de IKS; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 152).
20) De huidige ontwikkeling van de crisis, met de toenemende verstoring die ze veroorzaakt in de organisatie van de productie tot een grootschalig multilateraal bouwwerk op internationale schaal, verenigd door gemeenschappelijke regels, toont de grenzen van de ‘globalisering’: de steeds grotere behoefte aan eenheid (die nooit iets anders heeft betekend dan het opleggen van de wet van de sterkste aan de zwaksten) als gevolg van de ‘transnationale’ vervlechting van de sterk land per land gesegmenteerde productie (in eenheden die fundamenteel door de concurrentie worden verdeeld, waar elk product hier wordt ontworpen, daar worden geassembleerd met elders geproduceerde onderdelen) stuit op het nationale karakter van elke kapitaal, op de grenzen van het kapitalisme, dat onherroepelijk verdeeld is in concurrerende en rivaliserende naties, op de maximale graad van eenheid die de burgerlijke wereld niet kan overstijgen. De verergerende crisis (en de eisen van de imperialistische rivaliteit) stelt de multilaterale instellingen en mechanismen zwaar op de proef.
Dit feit wordt geïllustreerd door de huidige houding van de twee belangrijkste machten die strijden om wereldhegemonie:
- China heeft zijn economische groei verzekerd, zowel door gebruik te maken van de hefbomen van het multilateralisme van de WTO als door de ontwikkeling van zijn eigen economisch politiek van bondgenootschap (zoals het project ‘Nieuwe Zijderoute’, dat tot doel heeft de groeivertraging tegen te gaan) zonder rekening te houden met ecologische of ‘democratische’ normen (een specifiek aspect van de globaliseringspolitiek die tot doel heeft om westerse normen en wereldwijde concurrentie op te leggen tussen de winnaars en verliezers van de globalisering). Ideologisch daagt hij de westerse liberale orde uit die hij beschouwt als een systeem in verval en probeert sinds 2012, door de oprichting van instellingen (de Shanghai Organisation, de Aziatische Ontwikkelingsbank ...) de basis te leggen voor een alternatieve concurrerende internationale orde, die de westerse bourgeoisie omschrijft als ‘onliberaal’.
- De Amerikaanse staat onder de regering Trump (ondersteund door een meerderheid van de Amerikaanse bourgeoisie), beschouwt zichzelf als de verliezer van de ‘globalisering’ (die zij oorspronkelijk had geïnitieerd), omdat haar positie als wereldleider geleidelijk werd uitgehold door haar rivalen (voornamelijk door China , maar ook door westerse mogendheden zoals Duitsland). Het beleid van ‘America First’ heeft de neiging om regelgevende instellingen (WTO, G7 en G20) te omzeilen die steeds minder in staat zijn om het Amerikaanse positie (wat hun oorspronkelijke roeping was) te behouden en bilaterale overeenkomsten te bevorderen die hun belangen beter verdedigen.
21) De invloed van ontbinding is een bijkomende factor van destrabilisatie. Met name de ontwikkeling van het populisme verergert de verslechterende economische situatie door een factor van onzekerheid en onvoorspelbaarheid te introduceren in het licht van de onrust van de crisis. Het aan de macht komen van populistische regeringen met weinig realistische programma's voor het nationale kapitaal, die de werking van de wereldeconomie en de handel verzwakt, zorgt voor een puinhoop en verhoogt het risico van verzwakking van de middelen die het kapitalisme sinds 1945 heeft opgelegd om te voorkomen dat men zich terugtrekt in een autarkische nationaal kader, dat de ongecontroleerde besmetting van de economische crisis bevordert.
De puinhoop van Brexit en de netelige exit van Groot-Brittannië uit de EU bieden een andere illustratie: het onvermogen van de partijen van de Britse heersende klasse om te beslissen over de voorwaarden voor de scheiding en de aard van toekomstige betrekkingen met de Europese Unie, de onzekerheden rond het ‘herstel’ van de grenzen, met name tussen Noord-Ierland en Ierland, de onzekere toekomst van een pro-Europees Schotland dat zich dreigt af te scheiden van het Verenigd Koninkrijk, zijn van invloed op de Engelse economie (door de verlaging van de waarde van het pond) en die van de voormalige EU-partners, die een uitzicht is ontnomen van stabiliteit op lange termijn wat ze nodig hebben om de economie te reguleren.
De meningsverschillen over de economisch politiek in Groot-Brittannië, de VS en elders tonen aan dat er niet alleen een toenemende verdeeldheid is tussen rivaliserende landen maar ook binnen elke nationale bourgeoisie –tussen ‘multilateralisten’ en ‘unilateralisten’, en zelfs binnen deze twee benaderingen ( bijvoorbeeld tussen ‘harde’ en ‘zachte’ Brexiteers in het VK). Niet alleen is er geen minimale consensus meer over het economische politiek, zelfs tussen de landen van het voormalige westerse blok, maar deze kwestie veroorzaakt ook steeds meer conflicten binnen de nationale bourgeoisieën zelf.
22) De huidige opeenstapeling van al deze tegenstrijdigheden in de context van de voortschrijdende economische crisis, evenals de kwetsbaarheid van het monetaire en financiële stelsel en de massale internationale schuldenlast van staten na 2008, leiden tot een periode van ernstige stuiptrekkingen en plaatsen het kapitalistische systeem opnieuw voor het perspectief van een nieuwe economische neergang. We mogen echter niet vergeten dat het kapitalisme zeker niet alle middelen heeft uitgeput die het nodig heeft om het wegzakken in de crisis te vertragen en ongecontroleerde situaties te voorkomen, vooral in de centrale landen. De overmatige schuldenlast van staten, waardoor een groter deel van de geproduceerde nationale rijkdom moet worden gebruikt om de schuld af te lossen, heeft grote invloed op de nationale begrotingen en vermindert hun manoeuvreerruimte ernstig in het licht van de crisis. Niettemin staat vast dat deze situatie niet:
een einde zal maken aan de politiek van de schuldenlast, als belangrijkste lapmiddel voor de tegenstrijdigheden van de overproductiecrisis en een middel om het onvermijdelijke uit te stellen in een vlucht vooruit om het systeem te behouden, ten koste van steeds ernstigere toekomstige stuiptrekkingen;
een rem is op de krankzinnige wapenwedloop waartoe elke staat onherroepelijk is veroordeeld. Dit neemt een alsmaar irrationelere vorm aan met het groeiende gewicht van de oorlogseconomie en de productie van wapens, het groeiende aandeel van het BBP dat eraan zal worden besteed (en dat vandaag het hoogste niveau heeft bereikt sinds 1988, een tijd van de confrontatie tussen imperialistische blokken).
23) Wat het proletariaat betreft, kunnen deze nieuwe stuiptrekkingen alleen maar resulteren in nog ernstiger aanvallen op zijn leef- en werkomstandigheden op alle niveaus en in de hele wereld, met name:
door de uitbuiting van arbeidskracht op te voeren door de lonen te blijven verlagen en het werkritme en productiviteit in alle sectoren te verhogen;
door verder te gaan met de ontmanteling van wat er overblijft van de verzorgingsstaat (aanvullende beperkingen op de verschillende uitkeringen voor werklozen, op de sociale bijstand en de pensioenen); en meer in het algemeen, de stopzetting ‘zonder ophef’ van de financiering van alle vormen van hulp of sociale steun aan verenigingen of aan de semipublieke sector;
de verlaging door de staten van de kosten van onderwijs en gezondheidszorg voor de productie en instandhouding van de arbeidskracht van het proletariaat (en dus aanzienlijke aanvallen op de proletariërs in deze openbare sectoren);
de verergering en verdere ontwikkeling van de werkonzekerheid als middel om de ontwikkeling van massale werkloosheid op alle delen van de klasse te doen wegen.
de verborgen aanvallen achter financiële transacties, zoals negatieve rentetarieven die kleine spaarrekeningen en pensioenregelingen uithollen. En hoewel de officiële inflatiecijfers voor consumptiegoederen in veel landen laag zijn, hebben speculatieve bellen bijgedragen tot een echte explosie van de huisvestingskosten.
de stijging van de kosten van levensonderhoud, met name van belastingen op allerlei producten en van de prijs van eerste levensbehoeften.
Hoewel de bourgeoisie in alle landen steeds meer gedwongen wordt haar aanvallen op de arbeidersklasse op te voeren, is haar manoeuvreerruimte op politiek vlak zeker niet uitgeput. We kunnen er zeker van zijn dat ze alle middelen zal inzetten om te voorkomen dat het proletariaat op zijn eigen klasseterrein reageert tegen de toenemende verslechtering van zijn levensomstandigheden, welke wordt veroorzaakt door de stuiptrekkingen van de wereldeconomie.
Mei 2019
1) Aan het einde van de jaren 1960, met de uitputting van de naoorlogse economische bloei en tegen de achtergrond van de verslechterende levensomstandigheden, was de arbeidersklasse opnieuw op het maatschappelijk toneel verschenen. De arbeidersstrijd, die op internationaal vlak tot uitbarsting kwam, maakte een einde aan de langste periode van contrarevolutie in de geschiedenis en opende een nieuwe historische koers in de richting van klassenconfrontaties, en verhinderde zo dat de heersende klasse haar eigen antwoord op de acute crisis van het kapitalisme kon formuleren: een Derde Wereldoorlog. Deze nieuwe historische koers werd gekenmerkt door de opkomst van massale strijd, vooral in de West-Europese landen met de beweging van Mei 1968 in Frankrijk, gevolgd door de ‘Hete Herfst’ in Italië in 1969 en vele andere zoals Argentinië in het voorjaar van 1969 en Polen in de winter van 1970-1971. In deze massale bewegingen wierpen grote delen van de nieuwe generatie, die geen oorlog hadden meegemaakt, opnieuw het perspectief op van het kommunisme als een reële mogelijkheid.
Verbonden met deze algemene beweging van de arbeidersklasse aan het eind van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970 moeten we ook de internationale heropleving, op een zeer kleine maar niet minder significante schaal, benadrukken van de georganiseerde Kommunistische Linkerzijde, van de traditie die trouw bleef aan het vaandel van de proletarische wereldrevolutie gedurende de lange nacht van de contrarevolutie. In dit proces betekende de oprichting van de IKS een belangrijke impuls voor de Kommunistische Linkerzijde als geheel.
Geconfronteerd met een dynamiek naar de politisering van de arbeidersstrijd, ontwikkelde de bourgeoisie (die verrast was geweest door de beweging van Mei 1968) onmiddellijk een grootschalig en langdurig tegenoffensief om te voorkomen dat de arbeidersklasse haar eigen antwoord zou geven op de historische crisis van de kapitalistische economie: de proletarische revolutie.
2) Door de breuk in de politieke continuïteit met de arbeidersbeweging van het verleden, kwam de tendens tot politisering van de jaren 1960 tot uiting in het ontstaan van wat Lenin een ‘politiek moeras’ noemde: een milieu van verwarde groepen en elementen, en tegelijkertijd een doorgangsgebied, gelegen tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Op het moment dat deze zone van politisering zich het meest uitbreidde, bestond het voornamelijk uit jonge en onervaren mensen, waaronder veel studenten. Al in de eerste helft van de jaren 1970, had het proces van decanteren binnen deze zone tot gevolg dat:
Bovendien vernietigde het ‘kritische’ aanhangen door de belangrijkste linkse groepen (trotskistische en maoïstische) van de contrarevolutie, alsmede hun organisatorische praktijk en interventie als cryptostalinistische sekten, maar ook het hersenloze activisme van het autonome milieu en de geweldscultus van de terroristische microgroepen een groot deel van deze nieuwe generatie in het proces van politisering. Dit destructieve werk droeg ertoe bij om de echte revolutionaire beweging van het proletariaat te vervormen en in diskrediet te brengen. Parallel aan deze uiterst negatieve rol van de pseudo-radicale component van het moeras en de groepen van extreem-links, ontwikkelde de bourgeoisie een grootschalig en langdurig politiek tegenoffensief tegen de historische heropleving van de klassestrijd. Dit politieke tegenoffensief van de bourgeoisie bestond aanvankelijk, in het begin van de jaren 1970, uit het opzetten van het ‘alternatief’ om links in de belangrijkste westerse landen in de regering te brengen. Het doel was om de arbeidersklasse terug te drijven naar de electorale schaapskooi, door de illusie te wekken dat het programma van de linkse partijen het mogelijk zou maken om de levensomstandigheden van de uitgebuite massa's te verbeteren. Deze eerste golf van strijd, die zich sinds het einde van de jaren 1960 had ontwikkeld, raakte tijdens deze ‘jaren van de illusies’ dan ook uitgeput.
3) Maar met de verergering van de economische crisis in de tweede helft van de jaren 1970 was er een nieuwe golf van arbeidersstrijd ontstaan, waarbij ook het proletariaat in sommige Oost-Europese landen (met name in Polen in de zomer van 1980) betrokken was.
Geconfronteerd met deze hervatting van de klassestrijd, na een korte periode van teruggang, moest de bourgeoisie haar strategie wijzigen om elke politisering van het proletariaat door middel van haar economische strijd tegen te gaan. Dankzij een verstandige arbeidsverdeling tussen de verschillende burgerlijke facties werden rechtse regeringspartijen aangesteld om economische aanvallen uit te voeren op de levensomstandigheden van het proletariaat, terwijl de linkse oppositiepartijen (gesteund door de vakbonden en de ultralinkse partijen) de verantwoordelijkheid hadden om de strijd van de arbeiders van binnenuit te saboteren en hen af te leiden naar het terrein van de electorale misleiding.
De massastaking in Polen, in augustus 1980, onthulde dat het proletariaat, ondanks het loodzware gewicht van de stalinistische regimes, in staat was zijn hoofd op te heffen en spontaan zijn strijdmethoden te herstellen, met inbegrip van de soevereine algemene vergaderingen, de verkiezing van de stakingscomités die verantwoordelijk waren voor deze vergaderingen, de noodzakelijke geografische uitbreiding van de gevechten en hun eenwording, die de corporatistische verdelingen overstijgt.
Deze gigantische strijd van de arbeidersklasse in Polen toonde aan dat het proletariaat zich in de massale strijd tegen economische aanvallen bewust kan worden van zijn eigen kracht, zijn identiteit als klasse kan bevestigen tegenover het kapitaal en zijn zelfvertrouwen kan ontwikkelen.
Maar de nederlaag van de Poolse arbeiders, met de oprichting van de ‘vrije’ vakbond Solidarnosc (die de steun kreeg van de vakbonden van de westerse landen), toonde ook het sterke gewicht van de democratische illusies in een land, waar het proletariaat geen ervaring had met de burgerlijke democratie. De nederlaag en onderdrukking van de Poolse arbeiders leidde een nieuwe periode van teruggang in voor de internationale klassestrijd in het begin van de jaren 1980.
4) Desalniettemin was deze teruggang, ondanks de diepte ervan, van korte duur. In de eerste helft van de jaren 1980 kwam er een derde strijdgolf op gang door de toenemende economische crisis, de explosie van de werkloosheid en de nieuwe aanvallen op de levensomstandigheden van het proletariaat in de centrale landen. Ondanks de nederlaag van de lange staking van de mijnwerkers in Groot-Brittannië in 1985, werd deze golf van strijd gekenmerkt door het afslijten van de strategie van links in de oppositie, een toenemend verlies aan geloofwaardigheid van de vakbonden (zoals blijkt uit de sporadische spontane stakingen die in verschillende landen, waaronder Scandinavië, uitbraken buiten de vakbonden om en tegen de herhaalde vakbondsmanoeuvres in). Deze derde golf van arbeidersstrijd ging gepaard met een toename van het aantal stemonthoudingen bij de verkiezingen.
Om niet verrast te worden zoals in Mei 68, en om de hele dynamiek van de confrontaties met het syndicalisme te verlammen, ontwikkelde de bourgeoisie een derde strategie: die van het versterken van haar apparaat om de arbeidersklasse te controleren door de inzet van het basissyndicalisme, geleid door de groepen van ultralinks van het kapitaal. Geconfronteerd met de opkomst van de strijdbaarheid, met name in de publieke sector, versterkte de bourgeoisie de krachten van haar syndicalistische en half-syndicalistische krachten. Het doel van deze politiek was te voorkomen dat de strijd zich zou uitbreiden tot buiten de bedrijven of sectoren, de klasse-identiteit van het proletariaat te saboteren door een scheiding aan te brengen tussen ‘kantoorarbeiders’ en ‘fabrieksarbeiders’, en elke neiging tot zelforganisatie van de arbeidersklasse te blokkeren.
5) Het was de Britse bourgeoisie (de meest intelligente ter wereld), met de politiek van de ‘IJzeren Dame’ Margaret Thatcher, die de sleutel tot de strategie van de heersende klasse in andere centrale landen inluidde, gericht op het stoppen van de dynamiek van de klassestrijd.
Dankzij de sabotagerol van de mijnwerkersbond had de heersende klasse de arbeiders opgesloten in een lange, uitputtende sectoriële staking, volledig gescheiden van andere sectoren. De verpletterende nederlaag van de mijnwerkersstaking heeft de hele arbeidersklasse in dit land een harde klap toegebracht. Dit succes van de heersende klasse in Groot-Brittannië diende als voorbeeld voor de bourgeoisie in andere landen, met name in Frankrijk, het land in Europa waar het proletariaat van oudsher zeer strijdbaar was. De Franse bourgeoisie, geïnspireerd door het voorbeeld van de ‘IJzeren Dame’, die de dynamiek van de klassestrijd blokkeerde, wilde de arbeiders opsluiten in het corporatisme, waarbij ze ten volle profiteerde van de tendens tot het ‘ieder voor zich’ (wat een van de eerste verschijnselen van de ontbinding van het kapitalisme was).
In 1986, aangezien de van oudsher meest strijdlustige en ervaren sectoren van het Franse proletariaat sinds Mei 68 verschillende keren te maken hadden gehad met vakbondssabotage (in de mijnen, de staalindustrie, het vervoer, de auto-industrie...), kon de bourgeoisie een dergelijke strategie alleen maar toepassen door ‘coördinaties’ op te zetten die erop gericht waren om het stokje over te nemen van de in diskrediet gebrachte grote vakbondsfederaties.
In Italië, waar het proletariaat zeer belangrijke en massale strijd had geleverd (met name de ‘Hete Herfst’ van 1969), heeft de bourgeoisie dezelfde politiek van corporatistische inkadering gevoerd, door de coördinaties van de onderwijswerkers na 1987 te recupereren.
In Frankrijk, ondanks de nederlaag van de staking van de spoorwegarbeiders in 1986 (dankzij de sabotage van de ‘coördinaties’ bij de SNCF), kwam twee jaar later, in 1988, de strijdlust van de arbeiders opnieuw tot uitbarsting in een ander deel van de publieke sector, de ziekenhuizen. Geconfronteerd met een diepe en algemene onvrede over de vakbonden en het potentiële gevaar dat deze massale strijd zich zou kunnen uitbreiden naar de hele publieke sector, versterkte de heersende klasse opnieuw haar strategie om de arbeidersklasse op te delen en te verdelen. De Franse bourgeoisie kon gebruik maken van een nog onervaren en politiek ‘achtergebleven’ ziekenhuissector, de verpleegsters en verplegers, om elke poging tot éénwording in de ziekenhuizen op te sluiten en elke mogelijkheid van de beweging, om zich uit te breiden naar andere delen van de publieke sector, te saboteren.
Om de beweging in de ziekenhuissector te breken, bestond de manoeuvre van de bourgeoisie uit het aanbieden van een soort afkoopsom aan de verpleegkundigen (een loonsverhoging van 350 frank per maand, door het vrijgeven van een som van één miljard frank, die al in reserve was gehouden voor dit doel), terwijl andere categorieën in de ziekenhuizen die zich voor de beweging hadden gemobiliseerd, niets kregen! Deze nederlaag van de arbeidersklasse, gezien de historische tendens naar het ‘ieder voor zich’, kon alleen aan het proletariaat worden toegebracht dankzij het vuile werk van de zelfbenoemde ‘coördinatie van de verpleegkundigen’ die meteen met behulp van de CFDT was opgezet. Dit semi-vakbondsorgaan slaagde erin de woede van de verpleegsters en verplegers te laten ontsporen op het verrotte terrein van de verdediging van hun ‘status’ van ‘Bac plus 3’ om de herziening van hun loon te rechtvaardigen, terwijl hun beweging oorspronkelijk was uitgebroken tegen het gebrek aan personeel en de verslechtering van de omstandigheden die iedereen in de ziekenhuizen trof, zowel de ‘verpleegkundige’ als de ‘dienstverlenende’ sector. (Zie ons pamflet, “Bilan de la lutte des infirmières : les coördinations, la nouvelle arme de la bourgeoisie”). In de andere landen van Europa, waaronder Duitsland (met name in de automobielindustrie), bestond deze manoeuvre van de bourgeoisie erin om loonsverhogingen toe te kennen aan één categorie van werkers van hetzelfde bedrijf, met als doel de arbeiders te verdelen, de concurrentie tussen hen te versterken, de klassensolidariteit te ondermijnen en hen tegen elkaar uit te spelen.
Erger nog, met deze strategie van het verdelen van de arbeiders en het aanmoedigen van het ‘ieder voor zich’, konden de bourgeoisie en haar lakeien, de vakbonden, de nederlagen van de arbeidersklasse als overwinningen presenteren.
De revolutionairen mogen het machiavellianisme van de bourgeoisie in de evolutie van de krachtsverhouding tussen de klassen niet onderschatten. Dit machiavellianisme kan alleen maar doorgaan met het opvoeren van de aanvallen op de uitgebuite klasse. De stagnatie van de klassestrijd, vervolgens de teruggang ervan aan het eind van de jaren 1980, vloeide voort uit het vermogen van de heersende klasse om bepaalde uitingen van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, met name de neiging tot het ‘ieder voor zich’, tegen de arbeidersklasse te keren.
6) Sinds de teruggang van de eerste strijdgolf, zijn het vooral de democratische illusies (aangewakkerd door het tegenoffensief van de bourgeoisie en de vakbondssabotage) die het grootste obstakel zijn geweest voor de politisering van de strijd van de arbeidersklasse.
Zoals benadrukt in het artikel “The struggle of the proletariat in the period of decadence” (Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 23), wordt de arbeidersklasse geconfronteerd met verschillende factoren die de politisering van haar strijd bemoeilijken:
- De ware aard van het proletariaat, zowel een uitgebuite klasse, onteigend van alle bezittingen als een revolutionaire klasse, heeft er altijd toe geleid dat het klassebewustzijn niet van overwinning naar overwinning kan evolueren, maar zich slechts ongelijkmatig naar de overwinning kan ontwikkelen door een reeks van nederlagen, zoals Rosa Luxemburg betoogde.
In de periode van het verval:
Bovendien, in de huidige periode:
- heeft de burgerlijke staat geleerd om het tempo van de economische crisis te vertragen, zijn aanvallen in overleg met de vakbonden te plannen en alle mogelijke middelen in te zetten om een gezamenlijk antwoord van de arbeidersklasse te voorkomen opdat deze zich de uiteindelijke politieke doelstellingen van zijn strijd tegen het kapitalisme niet opnieuw kan toeëigenen.
- alle krachten van het kapitalisme hebben zich ingespannen om de politisering van de arbeidersklasse te blokkeren door te verhinderen dat deze een verband legt tussen de economische strijd tegen uitbuiting en de weigering van de arbeiders in de centrale landen om zich achter de oorlogspolitiek van de bourgeoisie te scharen. Een bijzonder belangrijke manoeuvre in het begin van de jaren 1980 was de pacifistische campagne tegen het ‘Star Wars’ programma van Reagan. Toen de derde strijdgolf aan het einde van de jaren 1980 begon af te nemen, bracht een belangrijke gebeurtenis in de internationale situatie, de spectaculaire ineenstorting van het Oostblok en de stalinistische regimes in 1989, een harde klap toe aan de dynamiek van de klassestrijd, waardoor de krachtsverhouding tussen het proletariaat en de bourgeoisie in belangrijke mate veranderde ten voordele van de laatste. Deze gebeurtenis kondigde luidkeels aan dat het kapitalisme de laatste fase van zijn verval inging: die van de ontbinding. Toen het stalinisme instortte, verleende het nog een laatste dienst aan de bourgeoisie. Het stelde de heersende klasse in staat om een einde te maken aan de dynamiek van de klassestrijd die zich in de loop van twee decennia, met vooruitgang en teruggang, had ontwikkeld.
Daar het niet de strijd van het proletariaat was, maar de verrotting van de kapitalistische maatschappij, die een einde maakte aan het stalinisme, was de bourgeoisie in staat deze gebeurtenis aan te grijpen om een gigantische ideologische campagne te ontketenen om de grootste leugen in de geschiedenis te bestendigen: de identificatie van het kommunisme met het stalinisme. De heersende klasse heeft daarmee een uiterst gewelddadige klap toegebracht aan het bewustzijn van het proletariaat. De oorverdovende campagnes van de bourgeoisie over het zogenaamde ‘bankroet van het kommunisme’ hebben geleid tot een terugval van het proletariaat in de voortgang naar zijn historisch perspectief van de omverwerping van het kapitalisme. Ze waren een harde klap voor de klasse-identiteit van het proletariaat.
Deze diepe teruggang in het bewustzijn en de klassestrijd heeft zich gemanifesteerd in een afname van de strijdwil van de arbeiders in alle landen, een versterking van de democratische illusies, een zeer sterke toename van de greep van de vakbonden en een zeer grote moeilijkheid voor het proletariaat om terug te keren naar de weg van de massale strijd, ondanks de verergering van de economische crisis, de toename van de werkloosheid, de onzekerheid en de algemene verslechtering van de levensomstandigheden in alle sectoren en alle landen.
Bovendien werd het proletariaat, met de intrede in de laatste fase van het verval van het kapitalisme, geconfronteerd met het miasma van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, dat zijn vermogen om de weg terug te vinden naar zijn revolutionaire perspectief aantast. Op ideologisch vlak: “komen de verschillende elementen die de kracht van de arbeidersklasse bepalen in directe confrontatie met de verschillende aspecten van de ideologische ontbinding:
Met de teruggang van zijn revolutionaire perspectief en klasse-identiteit heeft het proletariaat ook het vertrouwen in zichzelf en in zijn vermogen om het kapitalisme effectief te bestrijden bij de verdediging van zijn levensomstandigheden grotendeels verloren.
7) Een van de objectieve factoren die het verlies van de klasse-identiteit van het proletariaat verergerde, was de politiek van delokalisatie en herstructurering van het productieapparaat in de belangrijkste landen van West-Europa en de Verenigde Staten. Veel grote concentraties van arbeiders werden ontmanteld door de sluiting van mijnen, staalfabrieken, autofabrieken, enz., allemaal sectoren waar de arbeidersklasse traditioneel massale en strijdbare gevechten gevoerd heeft. Deze industriële woestijnvorming ging gepaard met een versterking van de ideologische campagnes over het einde van de klassestrijd, en dus van elk revolutionair perspectief. Deze burgerlijke campagnes hebben zich kunnen ontwikkelen dankzij de stalinistische of sociaaldemocratische partijen die de arbeidersklasse decennialang alleen met de ‘fabrieksarbeiders’ hebben vereenzelvigd en zo het feit verhuld dat het de loonarbeid en de uitbuiting van de arbeidskracht zijn die de arbeidersklasse definiëren. Bovendien is het ‘witteboordenproletariaat’, met de ontwikkeling van nieuwe technologieën, veel meer verspreid over kleine productie-eenheden, waardoor het moeilijker wordt om massale strijd te doen ontstaan.
In zo'n situatie van teruggang van het klassebewustzijn van het proletariaat en van het revolutionaire perspectief dat zich steeds verder verwijdert, neigt het ‘ieder voor zich’ en de concurrentie om te overleven te midden van de groeiende economische teruggang de situatie te gaan domineren.
De toename van de werkloosheid en de werkonzekerheid heeft ook het verschijnsel van de ‘Uberisatie’ van het werk aan het licht gebracht. Door een internetplatform te gebruiken om een baan te vinden, verhult de ‘Uberisatie’ de verkoop van arbeidskrachten aan een baas als een vorm van ‘individueel ondernemerschap’, terwijl het de verarming en onzekerheid van deze ‘ondernemers’ versterkt. De ‘Uberisatie’ van het individuele werk is een sleutelfactor bij het versterken van de atomisering en het vergroten van de moeilijkheid om in staking te gaan, omdat de zelfuitbuiting van deze werkers hun vermogen om collectief te strijden en een solidariteit te ontwikkelen tegen kapitalistische uitbuiting aanzienlijk belemmert.
8) Met het faillissement van de Lehman Brothers bank en de financiële crisis van 2008 kon de bourgeoisie opnieuw een wig drijven in het bewustzijn van het proletariaat door de ontwikkeling van een nieuwe globale ideologische campagne. Ze had tot doel het idee in te prenten (naar voren gebracht door de linkse partijen) dat de ‘corrupte bankiers’ verantwoordelijk waren voor deze crisis en het zo voor te stellen alsof het kapitalisme wordt belichaamd door beurstraders en door de macht van geld.
De heersende klasse was dus in staat om de wortels van het falen van haar systeem te verbergen. Enerzijds probeerde zij de arbeidersklasse ertoe aan te zetten de ‘beschermende’ staat te verdedigen, aangezien de maatreglen om de banken te redden bedoeld waren om kleine spaarders te beschermen. Aan de andere kant is deze politiek van de redding van de banken, meer specifiek door links, ook gebruikt om met de vinger te wijzen naar regeringen die de bankiers en de financiële wereld proberen te beschermen.
Maar afgezien van deze misleidingen heeft deze campagne de arbeidersklasse nog machtelozer gemaakt tegenover een onpersoonlijk economisch systeem waarvan de algemene wetten schijnbaar niet te controleren of te wijzigen zijn.
9) De ontketening van de imperialistische conflicten in het Midden-Oosten, evenals de absolute ellende van de verarmde massa's in de landen van het Afrikaanse continent, hebben geleid tot een toenemende stroom vluchtelingen naar de landen van West-Europa. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan wordt het wegzakken van het kapitalisme in het verval geïllustreerd door de uittocht van stromen migranten uit de Latijns-Amerikaanse landen naar de Verenigde Staten.
Tegenover deze uitingen van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij is er een nieuw gevaar voor het proletariaat opgedoken: de populistische ideologie gebaseerd op een rigoureuze ‘identitaire’ politiek van desolidarisering, waarbij wordt bepleit dat, in een situatie van verdiepende crisis waarin de ‘middelen’ en de ‘mogelijkheden’ kleiner worden, de ‘autochtone’ bevolking alleen maar het ergste kan vermijden ten koste van andere delen van de niet-uitbuitende bevolking. Deze politiek uit zich in protectionisme, de stigmatisering van immigranten als ‘profiteurs van de welvaartsstaat’ en het sluiten van de grenzen voor de stromen migranten.
De steeds openlijker afwijzing van de traditionele burgerlijke partijen en ‘elites’ heeft niet geleid tot een politisering van het proletariaat op het klasseterrein, maar tot een tendens om ‘nieuwe’ sterke mannen te zoeken op het terrein van de burgerlijke democratische verkiezingen. Deze ‘nieuwe mannen’ zijn grotendeels populistische demagogen en avonturiers (zoals Donald Trump). De opkomst van extreemrechtse partijen in verschillende Europese landen, evenals de opkomst van Trump in de Verenigde Staten, gekozen met veel stemmen van de arbeiders uit de ‘roestgordel’, laat zien dat sommige perifere sectoren van het proletariaat (vooral degenen die getroffen worden door werkloosheid) vergiftigd kunnen worden door het populisme, de vreemdelingenhaat, nationalisme en alle reactionaire en obscurantistische ideologieën die voortkomen uit de smerige verrotting van het kapitalisme.
De neiging tot het ‘elk voor zichzelf’ en tot de ontwrichting van de maatschappij heeft zich ook gemanifesteerd in het gevaar dat bepaalde sectoren van het proletariaat worden gemobiliseerd achter nationale of regionale vlaggen (zoals het gebeurde tijdens de onafhankelijkheidscrisis in Catalonië in 2018).
10) Vanwege de huidige grote moeilijkheden van de arbeidersklasse in de ontwikkeling van haar strijd, van haar huidige onvermogen om haar klasse-identiteit te herwinnen en een perspectief te openen voor de hele maatschappij, wordt het sociale terrein bezet door interklassistische gevechten die vooral de stempel dragen van de kleinburgerij. Deze sociale laag, zonder historische toekomst, kan alleen maar een vehikel zijn voor de illusies in de mogelijkheid om het kapitalisme te hervormen door te beweren dat het kapitalisme een meer ‘menselijker gezicht’ kan hebben, democratischer, rechtvaardiger en schoner kan zijn, zich meer kan bekommeren om de armen en het behoud van de planeet.
Deze interklassistische bewegingen zijn het product van de afwezigheid van ieder perspectief dat de maatschappij als geheel, inclusief een belangrijk deel van de heersende klasse zelf, aantast.
De volksopstand van de ‘Gele Hesjes’ in Frankrijk tegen de ‘hoge kosten van levensonderhoud’ en de internationale beweging van de ‘Youth for Climate’ vormen een illustratie van het gevaar van het inter-klassisme voor het proletariaat. De burgeropstand van de ‘Gele Hesjes’ (vanaf het begin gesteund en aangemoedigd door alle rechtse en extreemrechtse partijen) heeft aangetoond dat de bourgeoisie in staat is om interklassistische sociale bewegingen te gebruiken tegen het bewustzijn van het proletariaat.
Door een pakket van 10 miljard euro vrij te maken om de chaos bij de demonstraties van de ‘Gele Hesjes’ aan te pakken, konden de Franse bourgeoisie en haar media op verraderlijke wijze het idee aanwakkeren dat alleen interklassistische burgerbewegingen en kleinburgerlijke strijdmethoden de regering kunnen terugdringen.
Geconfronteerd met de versnelling van de economische aanvallen op de uitgebuite klasse en het gevaar van een heropleving van de arbeidersstrijd, probeert de bourgeoisie nu de klassetegenstellingen uit te wissen. Door te proberen het proletariaat te verdrinken en ‘op te lossen’ in de ‘burgerbevolking’, wil de heersende klasse voorkomen dat het zijn klasse-identiteit terugvindt. De internationale media-aandacht voor de beweging van de ‘Gele Hesjes’ laat zien dat dit een zorg is voor de bourgeoisie van alle landen.
Hoewel ze een globale bezorgdheid uitspreekt over de dreigende vernietiging van de mensheid, is de beweging van de jeugd voor het klimaat volledig omgeleid naar het terrein van de gedeeltelijke strijd, die gemakkelijk kan worden gerecupereerd door de bourgeoisie en die zeer sterk wordt gekenmerkt door de kleinburgerij.
“Alleen het proletariaat draagt een perspectief voor de hele mensheid in zich. Zo beschouwd ligt de grootste bron van verzet tegen deze ontbinding in de rangen van het proletariaat. Dit betekent echter nog niet dat het proletariaat immuun is, want het leeft naast de kleinburgerij, die één van de belangrijkste dragers van de infectie is. (…) Gedurende deze periode moet het de gevolgen van de ontbinding binnen de eigen rangen bestrijden, door alleen te vertrouwen op de eigen kracht en op zijn bekwaamheid om collectief en solidair zijn belangen te verdedigen als uitgebuite klasse.” (“Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”; Internationale Revue nr. 13)
De strijd voor de klassezelfstandigheid van het proletariaat is cruciaal in deze situatie, die wordt opgelegd door de verergering van de ontbinding van het kapitalisme:
In de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat is het altijd de heersende klasse die in het offensief is, behalve in een revolutionaire situatie. Ondanks haar interne moeilijkheden en de toenemende neiging om de controle over haar politieke apparaat te verliezen, is de bourgeoisie erin geslaagd om de manifestaties van de ontbinding van haar systeem te keren tegen het bewustzijn en de klasse-identiteit van het proletariaat. Daarom is de arbeidersklasse de diepe tegenslag nog niet te boven gekomen die zij heeft geleden sinds de ineenstorting van het Oostblok en van de stalinistische regimes. Dit is des te meer het geval omdat de democratische en antikommunistische campagnes, waaraan lange tijd werd vastgehouden, regelmatig werden aangewakkerd (bijvoorbeeld ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Oktoberrevolutie van 1917).
11) Toch is de bourgeoisie, ondanks drie decennia van teruggang van de klassestrijd, er tot nog toe niet in geslaagd een beslissende nederlaag toe te brengen aan de arbeidersklasse, zoals in de jaren 1920 en 1930. Ondanks de ernst van de problemen, die in de huidige historische periode op het spel staan, is de situatie niet identiek aan die van de contrarevolutionaire periode. Het proletariaat van de centrale landen heeft geen fysieke nederlaag geleden (zoals het geval was tijdens de bloedige verplettering van de revolutie in Duitsland tijdens de eerste revolutionaire golf van 1917-23). Het is niet massaal gemobiliseerd achter nationale vlaggen. De overgrote meerderheid van de proletariërs is niet bereid om hun leven te offeren op het altaar van de verdediging van het nationale kapitaal. In de grote geïndustrialiseerde landen, zowel in de Verenigde Staten als in Europa, hebben de proletarische massa's zich niet aangesloten bij de imperialistische (en zogenaamde ‘humanitaire’) kruistochten van ‘hun’ nationale bourgeoisie.
De proletarische klassestrijd bestaat uit voor- en achteruitgang waarbij de arbeidersklasse ernaar streeft haar nederlagen te overstijgen, ervan te leren en opnieuw terug te keren tot de strijd. Zoals Marx in de “18e Brumaire” verklaarde
“Burgerlijke revoluties, zoals die van de achttiende eeuw, stormen snel van succes tot succes. (…) Proletarische revoluties daarentegen, zoals die van de negentiende eeuw, kritiseren zichzelf gestadig, onderbreken voortdurend hun eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om er weer opnieuw aan te beginnen, honen met meedogenloze grondigheid de halfheden, de zwakheden en de armzaligheid van hun eerste pogingen, schijnen hun tegenstander alleen neer te werpen, opdat hij nieuwe krachten uit de aarde zal kunnen opzuigen en zich nog reusachtiger tegenover hen zal kunnen verheffen, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbepaalde onmetelijkheid van hun eigen doeleinden, totdat de situatie is geschapen die elk omkeren onmogelijk maakt en de omstandigheden zelf roepen: Hic Rhodus, his salta!” (“De Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte”; K. Marx)
Deze ‘omstandigheden’ die een ‘situatie zullen creëren die het onmogelijk maakt om terug te keren’ zullen in de eerste plaats worden bepaald door de uitputting van de lapmiddelen die de bourgeoisie tot nu toe in staat hebben gesteld om de ineenstorting van de wereldeconomie af te remmen. Om de voorwaarden voor het ontstaan van een periode van revolutionaire strijd te scheppen, is het inderdaad noodzakelijk “dat de uitbuiters niet langer op de oude manier kunnen leven en regeren. Pas dan, wanneer de ‘onderste lagen’ het oude niet langer willen en de ‘bovenste lagen’ niet langer op de oude manier kunnen, pas dan kan de revolutie overwinnen.” (“De linkse stroming, een kinderziekte van het kommunisme”; Lenin)
De onverbiddelijke verergering van de armoede, de werkonzekerheid, de werkloosheid en de aanvallen op de waardigheid van de uitgebuitenen in de komende jaren vormen de materiële basis die de nieuwe generaties proletariërs ertoe kan aanzetten de weg van de strijd terug te vinden, die door de vorige generaties werd gevoerd ter verdediging van alle aspecten van hun levensomstandigheden. Ondanks alle gevaren die het proletariaat bedreigen, heeft de periode van ontbinding van het kapitalisme geen einde gemaakt aan de objectieve ‘omstandigheden’ die sinds het begin van de arbeidersbeweging de aanzet hebben gegeven tot de revolutionaire strijd van het proletariaat.
12) De verergering van de economische crisis heeft al een nieuwe generatie op het matschappelijk toneel gebracht, ook al gebeurde dit nog steeds op een zeer beperkte en embryonale wijze: in 2006 de studentenbeweging in Frankrijk tegen de CPE, vijf jaar later gevolgd door de beweging van de ‘Indignados’ in Spanje. Deze twee massale bewegingen van de proletarische jeugd herontdekten spontaan de strijdmethoden van de arbeidersklasse, met inbegrip van de debatcultuur in massale algemene vergaderingen die voor iedereen toegankelijk zijn.
Deze bewegingen werden ook gekenmerkt door solidariteit tussen de generaties (terwijl de studentenbeweging van de late jaren 1960, zeer sterk getekend door het gewicht van de kleinburgerij, zichzelf vaak zag in oppositie tot de generaties die voor de oorlog waren gemobiliseerd). Terwijl in de beweging tegen de CPE, de overgrote meerderheid van de studenten, die streden tegen het vooruitzicht van werkloosheid en werkonzekerheid, zichzelf als onderdeel van de arbeidersklasse had erkend, dan waren de Indignado's in Spanje (alhoewel hun beweging zich internationaal verspreidde via de sociale netwerken) zich er niet duidelijk van bewust dat ze tot de uitgebuite klasse behoren.
Terwijl de massale beweging tegen de CPE een proletarische reactie was op een economische aanval (die de bourgeoisie dwong zich terug te trekken door de CPE in te trekken), werd de beweging van de ‘Indignados’ in wezen gekenmerkt door een wereldwijde bezinning op het bankroet van het kapitalisme en de behoefte aan een andere maatschappij.
Onder deze nieuwe generatie is de klasse-identiteit van het proletariaat nog niet hersteld door het gebrek aan ervaring van deze jonge generatie, haar kwetsbaarheid voor de misleidingen van de ‘antiglobaliseringsideologie’ en haar moeilijkheid om de geschiedenis en ervaring van de arbeidersbeweging terug te winnen.
Toch zijn deze bewegingen begonnen de basis te leggen voor een langzame rijping van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse (en vooral onder haar jonge hoogopgeleide generaties) over de uitdagingen van de huidige historische situatie.
13) Een essentieel kenmerk van de ontwikkeling van het klassebewustzijn van het proletariaat was altijd zijn vermogen tot ondergrondse rijping, dat wil zeggen: het vermogen om zich buiten de periodes van open strijd en zelfs in periodes van een grote nederlaag te ontwikkelen. Het klassebewustzijn kan zich diepgaand ontwikkelen, in kleine minderheden, zonder dat het zich wijd verspreidt in het proletariaat. De ontwikkeling van het klassebewustzijn moet daarom niet alleen worden gemeten aan de hand van de onmiddellijke uitbreiding ervan in de klasse op een bepaald moment, maar ook aan de hand van de historische continuïteit. Zoals we in het artikel “Intern debat: Centristische toegevingen in de richting van het radenisme” al stelden: “Het is noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen wat deel uitmaakt van een continuïteit in de historische beweging van het proletariaat - de geleidelijke uitwerking van zijn politieke standpunten en zijn programma - en wat verband houdt met indirecte factoren - de mate van assimilatie en de impact ervan in de klasse als geheel”. (Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 42)
Het bestaan en de vastberaden handhaving van de organisaties van het linkskommunisme, onder de moeilijke omstandigheden van de ontbinding van het kapitalisme, zijn een uitdrukking van dit ondergrondse vermogen van het klassebewustzijn om zijn historische beweging te ontwikkelen in een periode van diepe desoriëntatie van het proletariaat, zoals we die vandaag de dag doormaken.
Deze ondergrondse rijping van het klassebewustzijn van het proletariaat manifesteert zich vandaag ook door de opkomst van kleine minderheden en jonge elementen op zoek naar een klasseperspectief en naar de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde.
De organisaties van de Kommunistische Linkerzijde mogen deze kleine minderheden niet negeren, ook al lijken ze onbetekenend te zijn. Het proces van decantatie in de periode van kapitalistische ontbinding verloopt veel trager en ongelijker dan aan het eind van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970.
De verderfelijke effecten van de ontbinding wegen door en het proletariaat staat trotseert grote gevaren maar“Het historische perspectief staat vandaag de dag nog volledig open. Ondanks de zware slag die de ineenstorting van het Oostblok aan het bewustzijn van het proletariaat heeft toegebracht, heeft de klasse geen belangrijke nederlagen op haar eigen strijdterrein geleden. (…) Bovendien, en dit is het element dat in laatste instantie de uitkomst van de wereldsituatie zal bepalen, is de onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis de belangrijkste stimulans voor de klassestrijd en de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan éénmaken op het terrein van de deelstrijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse.” (“Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”; Internationale Revue nr. 13)
14) In de economische en defensieve gevechten “Zegevieren van tijd tot tijd de arbeiders, maar slechts tijdelijk. Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet de directe resultaten, maar de altijd verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders. Zij wordt bevorderd door de toenemende communicatiemiddelen, die door de grootindustrie worden voortgebracht en die de arbeiders van de verschillende streken met elkaar in verbinding brengt. Het is precies die verbinding die nodig was om de vele lokale worstelingen, die overal hetzelfde karakter vertonen, tot een nationale strijd tussen klassen te centraliseren. Iedere klassestrijd is echter een politieke strijd. En de vereniging waarvoor de burgers van de middeleeuwen met hun buurtwegen eeuwen nodig hadden, brengen de moderne proletariërs met de spoorwegen in weinige jaren tot stand.”
“Deze organisatie van de proletariërs tot klasse, en daardoor tot een politiek geheel, wordt ieder ogenblik weer verbroken door de concurrentie onder de arbeiders zelf. Maar zij herleeft telkens weer, sterker, vaster, machtiger.” (Het Kommunistisch Manifest)
De “toename van de verkeersmiddelen”die de werkers “met elkaar in verbinding brengt” om de “lokale strijd te centraliseren” betreft niet langer de spoorwegen, zoals in de tijd van Marx, maar de nieuwe digitale telecommunicatietechnologieën.
Als de effecten van de ‘globalisering’, de delokalisaties, het verdwijnen van hele industriële sectoren, de verspreiding in een veelheid van kleine productie-eenheden, de forse toename van kleine banen in de dienstensector, de werkonzekerheid en de ‘Uberisatie’ van het werk klappen hebben toegebracht aan de klasse-identiteit van het proletariaat van de oude industriële metropolen, dan bevatten de nieuwe economische, technologische en sociale omstandigheden, waarin het proletariaat zich vandaag de dag bevindt, elementen die gunstig zijn voor de herovering van deze klasse-identiteit op een veel grotere schaal dan in het verleden. De ‘globalisering’ en vooral de ontwikkeling van het internet, de schepping van een soort ‘globaal netwerk’ van kennis, vaardigheden, samenwerking op het gebied van werk, samen met het massaal reizen, vormen de objectieve basis voor de ontwikkeling van een klasse-identiteit op wereldschaal, vooral voor de nieuwe proletarische generaties.
15) Een van de belangrijkste redenen waarom het proletariaat er niet in geslaagd is zijn strijd en bewustzijn te ontwikkelen tot het niveau dat vereist wordt door de ernst van de historische situatie, is de breuk van de politieke continuïteit met de arbeidersbeweging van het verleden (en vooral met de eerste revolutionaire golf van 1917-1923). Deze breuk werd geïllustreerd door de zwakte van de revolutionaire organisaties van de linkskommunistische stroming die in de jaren 1920 en 1930 tegen het stalinisme hadden gestreden.
Dit betekent dat er een enorme verantwoordelijkheid ligt bij de huidige Kommunistische Linkerzijde om als brug te fungeren tussen de voormalige verdwenen partij (de IIIe Internationale) en de toekomstige partij van het proletariaat. Zonder de oprichting van deze toekomstige wereldpartij zal de proletarische revolutie onmogelijk zijn en zal de mensheid uiteindelijk worden opgeslokt door de barbaarsheid van de oorlog en/of de langzame ontbinding van de burgerlijke maatschappij.
“Theoretisch hebben de kommunisten op de overige massa van het proletariaat voor dat zij inzicht hebben in de voorwaarden, de gang en de algemene resultaten van de proletarische beweging.” (Het Kommunistisch Manifest)
IKS / Mei 2019
Het kapitalisme, het productiesysteem dat de planeet en elk land erop overheerst, zinkt weg in een vergevorderd stadium van verval. Een eeuw van verval bereikt zijn laatste stadia en bedreigt het voortbestaan van de mensheid met een spiraal van krankzinnige oorlogen, economische depressie, ecologische rampen en verwoestende pandemieën.
Elke natiestaat op aarde zet zich in om dit stervende systeem in stand te houden. Elke regering, of ze nu gekleed is in democratisch of dictatoriaal jasje, of ze nu openlijk pro-kapitalistisch of zogenaamd ‘socialistisch’ is, bestaat om de werkelijke doeleinden van het kapitaal te verdedigen: de uitbreiding van de winst ten koste van de enige mogelijke toekomst voor onze soort, een wereldwijde gemeenschap waar de productie maar één doel heeft: de bevrediging van menselijke behoeften.
Daarom is de keuze van welke partij of president de teugels van de regering in handen neemt, een valse keuze die de kapitalistische beschaving niet van het pad naar de catastrofe kan afbrengen. Dit geldt evenzeer voor de komende Amerikaanse verkiezingen als voor elk ander verkiezingencircus.
Trump is niet de vriend van de arbeiders ...
Het is voor velen duidelijk dat Trump een uitgesproken verdediger is van alles dat rot is aan het kapitalisme: van zijn ontkenning van de realiteit van Covid-19 en klimaatverandering, tot zijn excuses voor het politiegeweld in naam van de wet en orde, tot zijn bedekte toespelingen op racisme en rechts extremisme, tot zijn walgelijke persoonlijke behandeling van de vrouwen die in zijn vizier komen. Maar het is een feit dat hij, in de woorden van zijn voormalige ‘regelaar’ Michael Cohen, "een leugenaar, een oplichter en een racist" is, verhindert niet dat belangrijke facties van de kapitalistische klasse hem steunen omdat zijn politiek van openlijke economisch nationalisme en deregulering van milieu- en gezondheidsdiensten bijdragen tot de verhoging van hun winsten.
Bij de laatste verkiezingen heeft Trump veel Amerikaanse arbeiders bedrogen door hen te doen geloven dat het ‘America First’ protectionisme hun banen zou redden en traditionele industrieën nieuw leven zou inblazen. Maar zelfs vóór de Covid-crisis was de wereldeconomie - inclusief China - al op weg naar een nieuwe recessie en de economische gevolgen van de pandemie zullen nog wreder zijn. Protectionisme is een illusie omdat geen enkele economie zichzelf kan ontkomen aan de meedogenloze wetten van de wereldmarkt.
… maar de Democraten ook niet
Volgens Trump dreigt Joe Biden Amerika in een ‘socialistische utopie’ te veranderen, omdat hij slechts een marionet is in de handen van ‘radicaal links’, gepersonifieerd door mensen als Bernie Sanders en de ‘ploeg’ rond Alexandria Ocasio-Cortez, Ilhan Omar en anderen.[1]
In werkelijkheid werd Biden gekozen als de Democratische kandidaat omdat hij de voortzetting vertegenwoordigt van de hoofdstroom van de democratische politiek van Obama en Clinton, die veel gemeen heeft met dat van Trump: de ‘orientatie naar het Oosten’ om het Chinese imperialisme het hoofd te bieden, was begonnen onder Obama, die ook bekend stond als de ‘deporter in chief’ vanwege zijn meedogenloze benadering van ‘illegale’ immigranten.
Natuurlijk hebben de Democraten hun meningsverschillen met Trump: ze zijn nauwer verbonden met het leger en de veiligheidsdiensten die zeer wantrouwend staan tegenover Trumps kruiperige benadering van het Rusland van Poetin, en ze schamen zich voor zijn roekeloze schending van internationale verdragen en allianties, omdat ze de diplomatieke geloofwaardigheid van de VS ondermijnt. Maar dit zijn slechts verschillen over de beste strategie voor het Amerikaanse imperialisme. Evenzo maken ze bezwaar tegen Trumps geringe respect voor de normen van ‘democratie’ omdat ze weten hoe belangrijk de democratische illusie is voor de instandhouding van de maatschappelijke orde. Dat is de echte reden waarom zij - en belangrijke vertegenwoordigers van het leger - zich verzetten tegen de dreiging van Trump om federale troepen in te zetten tegen de demonstranten in verschillende Amerikaanse steden.
De Democratische Partij is nooit meer geweest dan de alternatieve partij van het Amerikaanse kapitalisme. Het is waar dat er recentelijk een toename is geweest van groeperingen zoals de ‘Democratic Socialist Alliance’ en voorstanders van de ‘Green New Deal’, ‘Black Lives Matter’ en de verschillende vormen van identiteitspolitiek in of rond de officiële partij. Maar dit ‘radicale links’ biedt alleen een meer linkse versie van het door de staat gerunde kapitalisme, waaraan alle facties van de heersende klasse - inclusief rechtse en de fanatici van het vrije ondernemerschap - zich moeten houden in een wereld die wordt geteisterd door crisis en oorlog. Geen enkele politiek van links zet vraagtekens bij het bestaan van de natiestaat, de productie om winst te maken, het systeem van de loonarbeid - die de essentie zijn van het kapitalisme en de bron van zijn onoplosbare tegenstellingen. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom de plannen voor een ‘Green New Deal’ de kapitalistische vernietiging van de natuur niet zullen stoppen, die zijn oorsprong vindt in de onverzadigbare drang van het kapitalisme om te accumuleren.
De arbeidersklasse heeft de sleutel tot de toekomst in handen
Geen enkele kapitalistische politicus of partij kan een uitweg bieden uit de crisis van hun systeem. De toekomst van de wereld ligt in handen van de klasse die alles produceert wat we nodig hebben om te leven, die in elk land door het kapitaal wordt uitgebuit en die overal dezelfde belangen heeft: zich verenigen ter verdediging van haar werk- en leefomstandigheden, de ontwikkeling van de zelforganisatie en het bewustzijn die nodig zijn om het kapitalistische systeem het hoofd te bieden en zijn eigen historische oplossing naar voren te brengen: authentiek socialisme, of zoals Marx het liever noemde, kommunisme, waar de mensheid eindelijk vrij zal zijn van de staat, de grenzen en de loonslavernij.
Dit lijkt misschien een heel ver vooruitzicht. In haar dagelijkse bestaan is de arbeidersklasse op duizend verschillende manieren verdeeld: in de strijd om banen, door nationale grenzen, naar geslacht en naar ‘ras’, vooral in een land als de VS met zijn giftige erfenis van slavernij en racisme.
Maar de arbeidersklasse is ook de klasse van de associatie, die verplicht is om collectief te werken en zichzelf collectief te verdedigen. Wanneer ze zich opricht, tendeert ze ertoe de verdeeldheid in haar gelederen te overwinnen, omdat ze geen keus heeft als ze een nederlaag wil vermijden. Racisme en nationalisme zijn misschien wel de krachtigste instrumenten om arbeiders te verdelen, maar ze kunnen en moeten worden overwonnen om de klassestrijd vooruit te helpen. Toen de Covid-19-pandemie voor het eerst toesloeg, reageerden Amerikaanse arbeiders erop dat ze gedwongen werden om zonder bescherming te werken in autofabrieken, ziekenhuizen, supermarkten of magazijnen; en elke arbeider, ‘blank’, ‘zwart’, ‘Latino’ of anderszins, stond schouder aan schouder in de stakingsposten.
Dergelijke momenten van eenheid gaan in tegen de ‘klassieke’ uitingen van raciale verdeeldheid - tegen de blanke suprematie en de fascistische bewegingen die het rottende kapitalisme uitzweet. Maar ze gaan ook in een andere richting dan de BLM-mobilisaties die ras boven klasse stellen en die volledig worden uitgebuit door de Democraten, door grote zakelijke belangen, door een aanzienlijk deel van de staat zelf. Strijd op basis van ras kan niet leiden tot de eenmaking van de arbeidersklasse: delen van de heersende klasse gaan graag op hun knieën en geven hun zegen aan BLM omdat ze weten dat deze kan worden gebruikt om de fundamentele realiteit van het kapitalisme te verbergen als een maatschappij gebaseerd op de uitbuiting van de ene klasse door de andere.
In de aanloop naar de verkiezingen wordt de arbeidersklasse in de VS geconfronteerd met een enorme ideologische aanval, waarbij politici en mediasterren wijd en zijd verkondigen dat de enige hoop ligt in de verkiezingen - terwijl de echte macht niet in het stemhokje ligt, maar in de aaneensluiting van de werkplaatsen, in algemene vergaderingen die open staan voor alle arbeiders, in het verenigen op straat rond klasseneisen. Het wordt ook geconfronteerd met het reële gevaar betrokken te worden in gewelddadige conflicten tussen gewapende ‘milities’, zoals we hebben gezien in enkele van de recente BLM-protesten. Het gevaar van een ‘burgeroorlog’ op een volledig burgerlijk terrein zou in de nasleep van de verkiezingen nog groter kunnen worden, vooral als Trump weigert de uitslag te erkennen. Dit benadrukt alleen maar de noodzaak voor arbeiders om de zwanenzangen van rechts en links te weigeren, om de verkeerde keuzes van de democratische supermarkt af te wijzen en samen te komen rond hun eigen klassebelangen.
Amos /26.9.2020
N.B. Sinds dit artikel was geschreven, worden de Amerikaanse verkiezingen geconfronteerd met een extra factor van instabiliteit: de infectie van Trump door Covid-19.
[1] Zie: “Trump v ‘The Squad’: The Deterioration of the US Political Apparatus [393]”; World Revolution nr. 384, Herfst 2019
Hieronder publiceren we het vlugschrift dat de IKS heeft verspreid tijdens de betogingen van begin december 2019 in Frankrijk.
De staking van 5 december is, volgens Emmanuel Macron en zijn Ministers, ‘een mobilisatie tegen de beëindiging van de speciale pensioenregelingen’ die tegengesteld zijn aan de ‘billijkheid en sociale rechtvaardigheid’. Het spoorwegpersoneel en andere arbeiders die beschikken over een ‘speciale regeling’ zouden onverantwoordelijk zijn door de strijd aan te gaan voor het bhoud vanhun zogenaamde ‘privileges’. Leugens! De regering probeert ons tegen elkaar op te zetten, ons te verdelen en machteloos te maken.
De hele arbeidersklasse wordt aangevallen!
Overal, zowel in de fabrieken als bij de administratieve diensten, in alle bedrijven, in alle sectoren, zowel in de privésector zoals in de publieke sector, overal legt de bourgeoisie dezelfde ondraaglijke arbeidsvoorwaarden op. Overal wordt het aantal ingezette arbeiders kleiner tegenover een werkdruk die alleen maar toeneemt. Overal bedreigt de verarming de loontrekkenden, de werklozen, de gepensioneerden en de jongeren. De nieuwe ‘hervormingen’ kondigen overal een nog zwaardere toekomst aan. De slagen die door de regering Macron worden toegebracht, zijn buitengewoon wreed. Het doel van de regering is om de concurrentiekracht van de Franse economie in de internationale arena zo sterk mogelijk te maken: de verergering van de internationale economische crisis heeft de concurrentie tussen de landen alsmaar meedogenlozer gemaakt. Om de productie te verhogen zijn de Franse bourgeoisie, haar president, haar regering en haar patronaat, bezig het werktempo op te drijven, het werkbestand te verkleinen, de flexibiliteit te vergroten, de openbare dienst te ontmantelen, de uitkeringen voor werklozen en gepensioneerden te verlagen, en de budgetten voor onderwijs en sociale bijstand drastisch te verminderen (bijv. de ‘hervorming’ van de middelbare scholen, het opheffen van de thuiszorg). In naam van de ‘noodzakelijke’ rentabiliteit, hameren ze op de ‘onontkoombare’ concurrentiekracht, op het ‘onvermijdelijke’ begrotingsevenwicht, terwijl ze de inkomsten van de kapitalisten op een onbeschaamde manier vergroten.
Heel de arbeidersklasse moet strijden!
Er gaat geen dag voorbij zonder dat arbeiders op het punt staan te gaan staken. Deze laatste weken zijn de spoorwegarbeiders, het ziekenhuispersoneel en de studenten met een onzekere job, voorgegaan in de beweging. Maar ze staan niet alleen. Sinds maanden hebben ontelbare werkonderbrekingen plaatsgevonden. In september hebben gestaakt (in chronologische volgorde): het personeel van de spoeddiensten, de brandweerlieden, de bezorgers van Deliveroo, de piloten van Transavia, de buschauffeurs van de steden Metz en van Caen, de postbodes van de departementen Alpes Maritimes en Pyrénées Orientales, de zelfstandige verpleegkundigen, piloten, alle ambtenaren, de postbodes van Saint-Quentin, het personeel van de EDF (de Franse elektriciteitsmaatschappij), de buschauffeurs van Orléans, opnieuw de ambtenaren, de buschauffeurs van de stad Lorient, het laboratoriumpersoneel, nog een keer de ambtenaren, de chauffeurs van Nancy, enzovoort, enzovoort. Verschillende van deze bewegingen vinden al plaats sinds het voorjaar. In oktober en november is dit verschijnsel toegenomen, waardoor bijvoorbeeld ook de de grote distributiecentra werden getroffen Ja, de stakingen zijn talrijk! Ja, het maatschappelijk ongenoegen is groot! Ja, de maat is vol! Maar al deze gevechten blijven geïsoleerd van elkaar, opgesloten, gescheiden door afzonderlijke en corporatistische eisen. Deze verdeling is dodelijk tegenover een bourgeoisie, die georganiseerd is in zijn staat en zijn regering. Om haar te weerstaan, om een krachtsverhouding op te bouwen tegenover de aanvallen die alle sectoren treffen, is het noodzakelijk dat alle arbeiders gezamenlijk strijden, verenigd en solidair.
Terwijl de regering ons hard toeslaat, verdelen de vakbonden ons!
Is de vijfde december het begin van deze eenheid? Dat is wat de vakbonden beloven: een algemene staking, voor alle sectoren, nationaal en onbeperkt.
De sociale protestbeweging en de verschillende dagen van corporatistische actie (het Parijse openbaar vervoer, openbare financiën, onderwijs, ministerie van justitie, de Franse Elektriciteitsmaatschappij EDF) zijn door de vakbonden over de hele maand september uitgesmeerd. Begin oktober hebben ze eindelijk beloofd om een grote dag van mobilisatie te organiseren waarin alle werkers zijn verenigd … in december. En wat hebben ze gedaan sinds die twee maanden? Ons verdeeld, zoals ze altijd doen. Ze hebben de al strijdende werkers opgesloten in hun isolement, allen in staking in hun eigen bedrijf, met specifieke leuzen, hoewel we allemaal gebukt gaan onder dezelfde aanvallen van de bourgeoisie, onder dezelfde achteruitgang van onze leef- en werkomstandigheden.
De karikatuur van dit sabotagewerk is de oproep van de collectieven 'Inter-urgence' en 'Inter-hôpitaux' (volledig gecontroleerd door de vakcentrales) om, in naam van de ‘specificiteit’ van de eisen van het ziekenhuispersoneel, niet deel te nemen aan de staking van 5 december, maar om deze te vervangen door een actiedag op 30 november. Dezelfde strategie van isolement werd gehanteerd door de ‘Nationale Intersyndicale van de Artsen in Opleiding’ die een staking uitriep voor …. 10 december. Tijdens de algemene vergadering van het ziekenhuispersoneel, die werd gehouden op 14 november in Parijs, na een actiedag van de hele ziekenhuissector die 100.000 mensen op de been bracht, vond er een harde confrontatie plaats tussen de deelnemers aan de algemene vergaderingen en de vakbonden over de kwestie van de eenheid. Verschillende ziekenhuiswerkers stelden de noodzaak voorop om één gezamenlijke strijd te voeren, die alle sectoriele verdelingen overstijgt; de vakbonden daarentegen beweerden dat “een collectief wordt verondersteld te spreken in naam van de ziekenhuizen”, waarmee ze met hand en tand “een speciale actiedag voor ziekenhuizen” verdedigden. Vervolgens hebben we op ‘France Info’ verpleegkundigen de algemene vergadering horen verlaten met de woorden “we hebben het niet kunnen afronden omdat we verdeeld zijn. De vakbonden hebben de vergadering volledig geïnfiltreerd” en verder “is er teveel tweedracht. 5 december zal er een algemene staking zijn en die gaat ook ons aan. Buiten onze problemen in het ziekenhuis zelf zijn er ook nog de problemen voor onze gepensioneerden en voor onze toekomstige gepensioneerden. Ik zie geen probleem om aan de betoging van 5 december deel te nemen”. Maar de vakbonden hebben anders beslist. De ziekenhuissector die, bewogen door een enorme woede met het oog op de werkomstandigheden die steeds ondragelijker worden, al negen maanden in staking is, is door de vakbonden opgeroepen om haar strijd alleen, geïsoleerd en onmachtig voort te zetten. En voor het spoorwegpersoneel geldt hetzelfde.
Vandaag nemen de vakbonden een hele radicale houding en dreigen met herhaalde stakingen, maar het zijn elke keer corporatistische stakingen, van elkaar gescheiden en gedoemd tot de onmacht, die uiteindelijk leiden tot de uitputting van de meest strijdbare sectoren. Dit is het lot dat zij het liefst voorbehouden voor de meest strijdbare elementen onder de spoorwegarbeiders na 5 december en voor het ziekenhuispersoneel na 10 december: namelijk dat ze strijd opgeven als ze tijdens de feestdagen aan het einde van het jaar alleen strijden. Bovendien moeten we niet naïef zijn: waarom hebben de vakbonden de grote mobilisatie uitgesteld tot de dagen tussen 5 en 10 december, zo kort voor de feestdagen? Het is duidelijk dat zij hun hoop stellen op de stille en heilige nachten om de beweging ten grave te dragen als deze zich na deze actiedagen nog zou voortzetten.
‘Het samenbrengen van de strijd’ door de vakbonden is een bedrog
Onder het spandoek van “allen tesamen” organiseren de vakbonden feitelijk een echte versnippering. Tijdens de dagen van ‘vakbondseenheid’ strijden de arbeiders niet tezamen, op geen enkel moment. Erger nog, op die dagen bevinden ze zich achter elkaar, betogend, in stukjes gehakt per sector en per bedrijf, van elkaar gescheiden door spandoeken, ballonnen en verschillende geluidssystemen, als spoorwegarbeider, leraar, kinderverzorgster, secretaris, belastingambtenaar; als arbeider bij Renault, Peugeot, en Conforama; als student, gepensioneerde, werkloze... Ieder in zijn eigen hokje.
Onze eenheid is van levensbelang, we moeten haar smeden en verdedigen!
De spontane staking van de spoorwegarbeiders van eind oktober toont ons voor een deel de weg die we moeten volgen. In Châtillon, na de aankondiging van een plan tot reorganisatie van het werk, waaronder de intrekking van de twaalf vakantiedagen, hebben de arbeiders van het centrum onmiddellijk het werk neergelegd en de staking uitgeroepen, zonder het advies van de vakbond af te wachten.
Het plan werd 24 uur later ingetrokken. Enkele dagen ervoor, op 16 oktober, na een aanrijding van een trein met een ‘buitengewoon transport’ in het departement Champagne-Ardenne, die het gevaar aantoonde van een trein die slechts door één medewerker (de conducteur) wordt bediend, weigerden de spoorwegarbeiders eveneens spontaan het treinverkeer onder dergelijke omstandigheden voor te zetten. Het protest verspreidde zich al snel, vanaf de volgende dag, over de lijnen van l’Île-de-France (de regio rond Parijs). Het is niet toevallig dat de spoorwegarbeiders als eerste aangeven hoe arbeiders de strijd in eigen hand kunnen nemen. Het is een gevolg van de ervaring en de historische strijdbaarheid van dit deel van de arbeidersklasse in Frankrijk, maar ook van de overdenking die sinds een jaar binnen deze sector rijpt sinds de bittere nederlaag van de strijdbeweging in 2018, geleid door … de vakbonden. Met hun fameuze ‘estafettestaking’ hadden ze de spoorwegarbeiders opgesloten in een geïsoleerde strijd, tot aan de uitputting van hun krachten.
Tot nu toe hebben de stakende spoorwegarbeiders de beweging niet kunnen uitbreiden buiten hun bedrijf: ze blijven opgesloten binnen de sector van de spoorwegen. Er zijn geen autonome algemene vergaderingen geweest die hebben besloten om grote delegaties, laat staan de hele vergadering, uit te sturen naar de dichtstbijzijnde werkplaatsen (een ziekenhuis, een fabriek, een kantoorgebouw, enzovoort) om hen tot strijd aan te sporen, met als doel om de beweging geografisch uit te breiden. Het is van vitaal belang om voorop te stellen dat alle arbeiders dezelfde belangen hebben, dat ze dezelfde strijd voeren, dat het een verenigde en solidaire strijd is, die de grenzen van de sector en het bedrijf overschrijdt, dat de arbeidersklasse sterk is. Deze stap is moeilijk. Deze noodzakelijke eenheid in de strijd impliceert dat men zich niet langer beschouwt als spoorwegarbeider, verpleegkundige, kassière, onderwijzer of informaticus, maar als uitgebuite arbeider.
Denk maar eens aan wat er in het voorjaar van 2006 gebeurde toen regering geconfronteerd werd met de groeiende solidariteit tussen de verschillende generaties arbeiders en het ‘startbanencontract CPE’ moest intrekken De studenten met precaire jobs organiseerden in de universiteiten enorme algemene vergaderingen, opengesteld voor arbeiders, werklozen en gepensioneerden, en stelden een verenigende leuze voorop: de strijd tegen de verarming en de werkloosheid. Deze algemene vergaderingen vormden het hart van de beweging, waar de debatten werden gevoerd, waar de beslissingen werden genomen. Het resultaat: elk weekend groepeerden de betogingen meer sectoren. De werkende en de gepensioneerde arbeiders verenigden zich met de studenten, onder de leuze “jonge spekjes, oude croutons, allemaal dezelfde salade” (= om uitdrukking te geven aan de eenheid tussen de jonge en oude werkende generaties). De Franse bourgeoisie en de regering, geconfronteerd met de uitbreiding en de tendens tot eenmaking van de beweging, waartoe was aangezet door de studenten met precaire jobs, konden niet anders doen dan de nieuwe regeling intrekken. Daarom lanceerden Macron en zijn Ministers nu een misselijkmakend maatschappelijk debat over de “grootvadersclausule” – de nieuwe maatregelen treffen niet alle werkers maar alleen de jongeren, die net op de arbeidsmarkt komen. Zo willen ze een wig drijven tussen de verschillende generaties arbeiders.
In mei 1968, terwijl de economische crisis opnieuw toesloeg, en met haar de terugkeer van de werkloosheid en de verarming van de arbeiders, was de arbeidersklasse in Frankrijk verenigd in de strijd. In de nasleep van de grote manifestaties van 13 mei van dat jaar, uit protest tegen de politierepressie die de studenten hadden ondergaan, verspreidden de ‘walk-outs’ en algemene vergaderingen zich als een lopend vuurtje in fabrieken en alle werkplaatsen om, met de deelname van 9 miljoen stakers, uit te monden in een van de grootste stakingen uit de geschiedenis van de internationale arbeidersklasse. Heel vaak ontwikkelde deze dynamiek van uitbreiding en eenmaking zich buiten het keurslijf van de vakbonden, en na de Akkoorden van Grenelle, die op 27 mei 1968 tussen de vakbonden en de ondernemers werden gesloten, met de bedoeling om de beweging te begraven, verscheurden veel arbeiders hun vakbondskaart.
Vandaag ontbreekt het de werkende arbeiders, de werkloze arbeiders, de gepensioneerden en de studenten met een onzekere job aan vertrouwen in zichzelf, in hun collectieve kracht, om de strijd in eigen hand te nemen. Maar is geen andere weg. Alle voorgestelde ‘acties’ door de vakbonden leiden naar de verdeling, naar de nederlaag en de ontmoediging. Alleen de vereniging in de vorm van open en massale algemene vergaderingen, die autonoom zijn, en die werkelijk kunnen beslissen over het verloop van de beweging, alleen zij kunnen de basis vormen voor een verenigde strijd, gedragen door de solidariteit tussen alle sectoren, tussen alle generaties. Deze algemene vergaderingen kunnen de verpleegkundigen, de medewerkers van de spoeddienst, de werklozen, aan de arbeiders van eender welke sector, dus iedereen die het werk niet kan neerleggen, in de gelegenheid stellen om aan de strijd deel te nemen. Algemene vergaderingen die de eisen naar voren kunnen brengen die ons allemaal aangaan: de strijd tegen de werkonzekerheid, tegen de verlaging van de lonen, tegen de verhoging van het werktempo, tegen de verpaupering. Algemene vergaderingen waarin we ons één en gesterkt mogen voelen in onze collectieve kracht.
Wat is het vooruitzicht?
Het kapitalisme zal, zowel in Frankrijk als in de rest van de wereld, doorgaan de mensheid in een steeds grotere ellende te storten. Alleen de arbeidersklasse is de maatschappelijke kracht die in staat is om deze aanvallen een halt toe te roepen. De meest strijdbare en overtuigde arbeiders moeten zich hergroeperen, discussiëren, zich de lessen van het verleden eigen maken, om de zelfstandige strijd van de hele arbeidersklasse voor te bereiden. Enkel de arbeidersklasse zal, met de tijd, de deur kunnen openen naar een toekomst voor de volgende generaties, tegenover een kapitalistisch systeem in verval dat hen enkel nog meer ellende, meer uitbuiting en barbaarsheid kan bieden. Een systeem dat oorlog en slachtingen in zich bergt, net zoals donkere wolken onweer in zich bergen; een systeem dat bezig is het klimaat te vernietigen waarin de menselijke soort leeft, en die het overleven van diezelfde soort bedreigt.
Alleen de verenigde en massale strijd van alle sectoren van de uitgebuite klasse kan de aanvallen van de bourgeoisie afremmen en terugdringen.
Alleen de ontwikkeling van deze strijd zal het pad kunnen openen naar een fundamentele en historische strijd van de arbeidersklasse voor de afschaffing van de uitbuiting en het kapitalisme.
De Internationale Kommunistische Stroming / 01.12.2019
Het proletariaat zal de mensheid alleen kunnen bevrijden van de steeds verstikkende ketens van het wereldkapitalisme als zijn strijd wordt geïnspireerd en bevrucht door de historische continuïteit van zijn kommunistische organisaties, de rode draad die loopt van de Bond van Kommunisten in 1848 tot de huidige organisaties die zich identificeren met de traditie van de Kommunistische Linkerzijde. Zonder dit kompas zal de reactie van de arbeiders tegen de barbaarsheid en de ellende die het kapitalisme oplegt, veroordeeld zijn tot blinde, wanhopige acties, die kunnen leiden tot een definitieve keten van nederlagen.
De blog van Nuevo Curso probeert het werk van Munis door te geven als een onderdeel van de Kommunistische Linkerzijde, maar Munis is er nooit echt in geslaagd om te breken met de foutieve benadering en oriëntaties van de Linkse Oppositie die zou ontaarden in het Trotskisme, een stroming die zich sinds de jaren 1940 duidelijk heeft opgesteld achter de verdediging van het kapitalisme, samen met zijn grote broers, het stalinisme en de sociaaldemocratie.
We reageerden op deze poging met het artikel “Nuevo Curso en de 'Spaanse Kommunistische Linkerzijde': wat is de oorsprong van de Kommunistische Linkerzijde?” [1]
“De toekomstige wereldpartij kan, als zij een echte bijdrage wil leveren aan de kommunistische revolutie, de erfenis van de Linkse Oppositie niet opnemen. Zij zal haar programma en haar actiemiddelen moeten baseren op de ervaringen van de Kommunistische Linkerzijde. ...er bestaat een gemeenschappelijke erfenis van de Kommunistische Linkerzijde waarin deze zich onderscheidt van andere linkse stromingen die uit de Kommunistische Internationale zijn voortgekomen. Daarom heeft iedereen die beweert tot de Kommunistische Linkerzijde te behoren de verantwoordelijkheid om de geschiedenis van dit onderdeel van de arbeidersbeweging te kennen en bekend te maken, alsmede de oorsprong ervan als reactie op de ontaarding van de partijen van de Kommunistische Internationale, en de verschillende takken waaruit ze bestaat (Italiaans Linkerzijde, Hollands-Duitse Linkerzijde, enzovoort). Het is vooral belangrijk om heel precies de historische contouren van het linkskommunisme te schetsen en de verschillen die haar scheiden van andere linkse stromingen uit het verleden, met name de Trotskistische stroming”.
Dit artikel, geschreven in augustus 2019, is volledig genegeerd door Nuevo Curso. De oorverdovende stilte heeft iedereen geraakt die de erfenis en de kritische continuïteit van het linkskommunisme verdedigt. Dit is nog schokkender als je weet dat Nuevo Curso elke dag een nieuw artikel publiceert over elk denkbaar onderwerp uit Netflix, over de kerstboodschap van de Spaanse koning en over het ontstaan van het kerstfeest. Zij heeft het echter niet nodig geacht ook maar één artikel te wijden aan zoiets vitaals als het ontwikkelen van argumenten die een rechtvaardiging zijn voor haar bewering dat, de min of meer kritische continuïteit van Munis met de Linkse Oppositie, die het Trotskisme heeft voortgebracht, deel uitmaakt van de Kommunistische Linkerzijde
Ons artikel eindigde met te zeggen: "Misschien heeft dit te maken met een sentimentele cultus voor een voormalige proletarische strijder Munis. Als dat het geval is, moeten we zeggen dat het een onderneming is die bestemd is om meer verwarring te scheppen, omdat zijn stellingen, die in dogma's zijn veranderd, alleen de ergste vergissingen en fouten zullen voortbrengen... Een andere mogelijke verklaring is dat de echte Kommunistische Linkerzijde wordt aangevallen met een ‘spamdoctrine’, … die in elkaar is geknutseld met behulp van het materiaal van die grote revolutionair. Als dat het geval is, is het de plicht van de revolutionairen om dit bedrog met de grootst mogelijke energie te bestrijden.”
Het ergste van de nederlaag van de wereldwijde revolutionaire golf van 1917-1923 is dat de gigantische misvorming, veroorzaakt door het stalinisme, werd voorgesteld als ‘kommunisme’, ‘marxisme’ en als ‘proletarische principes’. De huidige revolutionaire organisaties kunnen niet toestaan dat de hele erfenis, die bijna een eeuw lang met pijn en moeite werd ontwikkeld door de Kommunistische Linkerzijde, wordt vervangen door een ‘spam’doctrine welke gebaseerd is op de verwarring en het opportunistische gangreen die de Linkse Oppositie kenmerkten. Dit zou een harde klap zijn voor het perspectief van de proletarische wereldrevolutie.
In september 2017 ontdekten we de blog Nuevo Curso [2], die zich in eerste instantie presenteerde als een groep die geïnteresseerd was in de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde en open voor discussie. Dat is tenminste wat Nuevo Curso zei in haar antwoord op de eerste brief die het IKS haar stuurde. Hier is hun antwoord:
“We zien onszelf niet als een politieke groepering, een proto-partij of zoiets... Integendeel, we zien ons werk als een soort ‘vorming’, om de discussie op de werkvloer, onder de jongeren, enzovoort te bevorderen en als we eenmaal bepaalde basiselementen hebben opgehelderd, als brug te dienen tussen de nieuwe mensen die het marxisme ontdekken en de internationalistische organisaties (in wezen de ICT en u, de IKS) die, zoals wij het zien, de natuurlijke stollende krachten van de toekomstige partij moeten zijn, ook al zijn ze vandaag erg zwak (net als de hele arbeidersklasse natuurlijk)”. [3]
Deze benadering verdween een paar maanden later, zonder een gedetailleerde en overtuigende verklaring, toen Nuevo Curso verklaarde de voortzetting te zijn van een zogenaamde Spaanse Kommunistische Linkerzijde, waarvan de oorsprong ligt bij Munis en zijn groep, de FOR [4]. We hebben er al op gewezen dat deze zogenaamde voorloper niets anders was dan een verwarring tussen het linkskommunisme en het trotskisme, en dat de standpunten van Nuevo Curso vanuit het oogpunt van de continuïteit van de politieke beginselen niet in overeenstemming zijn met die van het linkskommunisme, maar met het trotskisme of, in het beste geval, met pogingen om te breken met het trotskisme. [5] Er is dus geen sprake van een programmatische continuïteit tussen Nuevo Curso en de Kommunistische Linkerzijde.
Maar hoe zit het met de organische continuïteit? Dit is wat ze in eerste instantie over zichzelf zeiden:
“Onder de blog en de ‘School van het Marxisme’ zijn we een kleine groep van vijf mensen die 15 jaar lang hebben gewerkt en geleefd in een werkcoöperatie die functioneert als een gemeenschap van bezittingen. Dit is onze manier om tegen werkonzekerheid te vechten en de kost te verdienen. En ook om een manier van leven waarbij we kunnen discussiëren, leren en nuttig zijn voor onze families en vrienden in een moeilijke periode” (idem).
En zoals ze ook erkenden, was hun voornaamste activiteit in de verste verte geen marxistische kritiek; bij gebrek aan iets concreters was deze in het algemeen gewijd aan inspanningen “om georganiseerd werk op een productieve manier mogelijk te maken (een nieuwe coöperatieve of communitaristische beweging die de technologische mogelijkheid zou belichten van een maatschappij ontdaan van haar warenproductie, dat wil zeggen: een kommunistische samenleving.” [6] (idem).
Aan de andere kant, in aanvulling op deze centrale kern, en blijkbaar voortkomend uit een andere dynamiek van overdenking en discussie, kwamen verschillende groepen jongeren uit verschillende steden samen in deze groep. [7]
Verrassend is te zien hoe, met dergelijke elementen, de website van Nuevo Curso zich, vanaf het begin, presenteerde met een verwijzing naar de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. De rol van een van de elementen die hieraan bijdroeg, wordt in deze brief toegelicht:
“een van ons (d.w.z. van de coöperatieve kern, noot van de schrijver), Gaizka [8], die een van uw contacten was in de jaren 1990, en die, zoals hij zelf zei, veel van u geleerd had over marxisme. Het feit dat we op hem en op de door hem meegebrachte bibliotheek konden rekenen, was een belangrijk onderdeel van ons proces” (idem).
Inderdaad, dit ‘lid van de coöperatie’ verscheen in december 2017 in Madrid op onze openbare bijeenkomst ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Russische revolutie en hij bleek iemand die we al kenden, de genaamde Gaizka, die in de jaren 1990 deelgenomen had aan een programmatische discussie met de IKS. Aan het eind van de bijeenkomst vertelde hij ons dat hij in contact stond met een groep jongeren, aan wie hij ‘een marxistische vorming’ gaf, en moedigde ons aan om contact met hen te maken.
Ons antwoord op zijn voorstel om contact op te nemen was dat hij eerst bepaalde politieke gedragingen moest verduidelijken die hij in de jaren 1990 niet had kunnen uitleggen. Deze hadden betrekking op gedragingen van een carrièrist en een nauwe en langdurige relatie met de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE) [9], terwijl hij tegelijkertijd aanspraak maakte op de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde [10].
In december 2017 heeft hij hier niet op gereageerd, en daarna ook niet op de vier brieven die we hem in soortgelijke bewoordingen hebben gestuurd. Vandaar dat we, in overeenstemming met de proletarische traditie om dit soort ‘obscure’ episodes in het politieke leven te verduidelijken, nog steeds om uitleg vragen. Immers, ondanks het ontbreken van deze verduidelijkingen, blijkt uit de prospectie van zijn politieke activiteiten [11] dat hij, sinds we hem in de jaren 1990 ontmoetten, zijn banden met vooral de PSOE heeft aangehouden.
In 1992 legde Gaizka contact met de IKS en presenteerde hij zich als lid van een groep die ‘De Spartakistische Unie’ wordt genoemd en die beweerde de standpunten van de Duitse Kommunistische Linkerzijde te verdedigen (standpunten die hem vandaag niet meer schijnen te bevallen). In werkelijkheid bestond deze voornamelijk uit hem en zijn partner [12]; en hun kennis van de programmatische posities en tradities van de Kommunistische Linkerzijde was meer een streven dan een realiteit.
Vanaf het begin was hij geïnteresseerd om zich snel bij onze organisatie aan te sluiten en hij voelde zich dan ook niet op zijn gemak toen de discussies extra lang werden voortgezet teneinde de nodige opheldering te verschaffen, of toen bepaalde van zijn gedragingen in twijfel werden getrokken - in het bijzonder met betrekking tot een ander element dat zich had aangesloten bij een discussiegroep in Madrid, waaraan een delegatie van Battaglia Comunista zo nu en dan ook aan deelnam.
De discussie over zijn politieke geschiedenis leverde ook problemen op. Hoewel hij ons inlichtte over het feit dat hij in contact was geweest met de Socialistische Jeugd (van de PSOE), toonde hij een soort fascinatie voor de ervaring van de kibboetsen [13] en maakte hij opmerkingen die hem in verband leken te brengen met Borrell [14] en de pro-Israëlische socialistische lobby [15]. Bovendien had Gaizka nooit duidelijkheid verschaft over zijn organisatorische banden met de PSOE of over zijn breuk met deze partij. [16]
In 1994 waren er in de IKS debatten gaande over het gewicht van de kringgeest in de arbeidersbeweging sinds 1968 en over onderlinge relaties die, onder de dekmantel van ‘communautaire’ woonvormen, waren gebaseerd op affiniteit. In de discussies over onze organisatieprincipes hebben we Gaizka onze standpunten hierover gepresenteerd. En dat is misschien de reden dat hij, toen we hem rechtstreeks om uitleg vroegen over de aspecten van zijn leven die onduidelijk bleven [17], hij helemaal niet verbaasd leek, hoewel we de bijeenkomst voorstelden als een confrontatie die werd opgenomen (wat we in onze discussies met hem overigens nooit eerder hadden gedaan). Tenslotte gaf hij geen enkele uitleg en verdween daarop uit het milieu van de Kommunistische Linkerzijde … Tot nu!
Wat vragen opwerpt over Gaizka's politieke traject is niet het feit dat hij op een bepaald moment een sympathisant of militant van de Socialistische Jeugd was en dat hij dit niet duidelijk heeft gezegd. Wat een verklaring verdient is het feit dat, ondanks zijn beweringen dat hij overtuigd is door de standpunten van het linkskommunisme, zijn levensgeschiedenis veel sporen nalaat die een politieke relatie onthullen met mensen die hooggeplaatste functionarissen in de PSOE zijn of waren.
In 1998-1999 nam hij, zoals blijkt uit een aantal van zijn accounts op het internet, deel aan de campagne van Borrell in de voorverkiezingen van de PSOE als "adviseur", zonder ooit precies aan te geven wat dit betekende. Een van onze militanten zag hem op de televisie in het kantoor van de kandidaat [18]. Gaizka probeerde de kwestie te minimaliseren door te zeggen dat hij slechts als ‘kantoorbediende’ in de campagne aanwezig was, als iemand die door Borrell niet eens was opgemerkt. Maar de waarheid is dat bepaalde PSOE-leiders, zoals Miquel Iceta [19], in het openbaar hebben gezegd dat ze Gaizka tijdens deze campagne hebben ontmoet. En het lijkt niet erg logisch dat de hooggeplaatsten in de PSOE naar Borrell gaan met de vraag hen zijn kantoorbediende voor te stellen.
Bovendien heeft Gaizka in diezelfde jaren ook deelgenomen aan een ‘humanitaire missie’, georganiseerd door de Europese Raad voor Humanitaire Actie en Samenwerking in Kosovo [20], naast David Balsa, voormalig voorzitter van diezelfde Europese Raad voor Humanitaire Actie en Samenwerking en nu voorzitter van de Europees-Centraal-Amerikaanse Conferentie. Hij is een voormalige leider van de Socialistische Jeugd en een voormalig bestuurslid van de Socialistische Partij in Galicië. In een brief aan de Italiaanse Radicale Partij verklaarde Gaizka over hem dat hij “de jongen was die in mijn plaats naar Albanië ging”.
Naast de verdenkingen die op zijn minst een nauwere relatie tussen Gaizka en de PSOE suggereren dan hij wil toegeven. houdt dit tevens in dat hij actief deelnam aan een imperialistische oorlog onder de dekmantel van ‘humanitaire actie’ en de ‘rechten van de mens’ [21].
In 2003 was hij ook adviseur van Juan Alberto Belloch [22] van de PSOE in zijn campagne voor het burgemeesterschap van Zaragoza. En deze keer geeft hij toe: “Ik was zeer betrokken bij de campagne van de burgemeester, Juan Alberto Belloch, om de stad te herdefiniëren als een stedelijke ruimte, als een economisch landschap, waar er een ontwikkeling kan plaatsvinden van soorten ondernemingen die verbonden zijn met echte gemeenschappen, zeer transnationaal en sterk met elkaar verbonden”.
In 2004, na de terroristische aanslagen van 11 maart en de nationale verkiezingsoverwinning van de PSOE, schreef Rafael Estrella een voorwoord in een boek van Gaizka, vol van lof over zijn kwaliteiten. Deze heer was lid van de PSOE, woordvoerder van de Commissie voor Buitenlandse Zaken in het Congres van Afgevaardigden en voorzitter van de parlementaire vergadering van de NAVO [23]. Het boek onderstreepte het onvermogen van de rechtse Partido Popular om de Atocha-aanvallen te begrijpen, maar er is geen enkel woord van kritiek op de PSOE. Felipe Gonzalez citeerde er daarna wel eens uit.
Dezelfde volksvertegenwoordiger van de PSOE – Rafael Estrella – werd later, van 2007 tot 2012, ambassadeur van Spanje in Argentinië en nodigde Gaizka uit om zijn boek op de ambassade te komen presenteren, waardoor hij in contact kwam met het politieke en economische milieu in dit land.
Een andere ‘beschermheer’ die een belangrijke rol speelde in het Zuid-Amerikaanse avontuur van Gaizka was Quico Maňero, aan wie hij in een van zijn boeken de volgende woorden wijdde: "Aan Federico ‘Quico’ Maňero, vriend, verbinder van werelden en zo vaak een meester, die ons sinds jaren aanspoort om te ‘leven in de dans’ van de continenten en de gesprekken. Hij ontving ons en zorgde voor ons overal waar we kwamen; zonder hem hadden we nooit kunnen leven als neo-Venetianen".
Dit is wat de Izquierda Socialista (een linkse stroming in de PSOE) zegt over deze heer Quico Maňero: “het deel van REPSOL [24] dat eigendom is van Argentinië is de zaak van Señor Quico Maňero, de voormalige echtgenoot van Elena Valenciano [25], een historische leider van de PSOE (algemeen secretaris van de Socialistische Jeugd), adviseur van ondernemingen, nauw verbonden met Felipe Gonzalez, en, in 2005 benoemd tot lid van de Argentijnse Raad van Bestuur van REPSOL-YPF. Momenteel is hij het onderwerp van een onderzoek naar het Invercaria-schandaal en de Andalusische fondsen van de ‘reptielen’ (een financieel schandaal), waaruit hij 1,1 miljoen euro heeft ontvangen [26]”.
In dezelfde periode, in 2005, werkte Gaizka voor de Jaime Vera Foundation van de PSOE, dat van oudsher een instelling is voor de vorming van de politieke kaders van de partij, en het lijkt erop dat deze stichting in 2005 is begonnen met een internationaal programma voor de vorming van kaders met als doel om invloed te krijgen buiten de grenzen van Spanje. In dit kader nam Gaizka deel aan de vorming van de ‘K-Cyberactivisten’ in Argentinië, die de campagne van Cristina Kirchner ondersteunden in 2007, toen ze president werd.
“Het idee is twee jaar geleden geboren uit een politiek akkoord met de regering. Het was in 2005 onder een twintigtal jongeren die door de Casa Rosada (de zetel van de Argentijnse president) waren uitgekozen om te worden gevormd door de ‘Jaime Vera Foundation’, de regeringsschool van de PSOE-leiders, de Spaanse Socialistische Partij. Onder hen bevonden zich de bedenkers van het K-Cyberactivisme: de militante Sebastian Lorenzo (www.sebalorenzo.co,ar [398]) en Javier Noguera (nogueradeucuman.blogspot.com), een regeringssecretaris van José Alperovich, de gouverneur van Tucumán”
“We waren stomverbaasd toen hij ons aansprak over blogs en sociale netwerken”, verklaarde Noguera aan [de krant] ‘La Nación’. Dit was het minste: de Spaanse ‘professor’ bleek de wereldwijde referentie voor cyberactivisme te zijn ... dezelfde die een maand geleden, samen met ambassadeur Rafael Estrella, in Buenos Aires zijn nieuwe boek presenteerde [27]”.
In de jaren na 2010, en vooral na de verkiezingsnederlaag van de PSOE, is er minder bewijs van betrokkenheid van Gaizka bij deze partij.
In feite probeerde Gaizka al vóór de overwinning van de PSOE in 2004 de banden aan te halen met de Partido Popular. In dat kader werkte hij, samen met de jongeren van de Partico Popular, aan het opzetten van ‘Los Liberales.org’, dat volgens de organisatoren zou dienen “om een repertoire te scheppen dat een beetje orde zou brengen in het online Spaanse liberalisme. In dat weekend zijn we aan het werk gegaan en hebben we, na enkele uren van naspeuringen voor de computer, in kaart gebracht wat er op internet bestond, het product van verschillende liberale en libertaire families (niet te verwarren met de anarchisten) die soms op gespannen voet staan met elkaar. Zo is ‘Los Liberales.org’ ontstaan, een onpartijdig project voor liberalen en voor diegenen die geïnteresseerd zijn in dit soort gedachten [28]”.
Tot dit huishouden behoorden mensen als Jiménez Losantos [29] en zijn krant ‘Libertad digital’, voor wie Gaizka verschillende artikelen schreef, en de christelijke liberale conservatieven, van wie de oprichters zelf niet zeker wisten of ze als liberalen of als deel van extreemrechts moesten worden beschouwd.
Zoals de journalist Ignacio Esolar [30] in het boek ‘La Blogoesfera Hispana’ schreef, hield deze club “niet lang stand. Ideologische en persoonlijke meningsverschillen tussen de oprichters maakten een einde aan het project”.
Het onderzoek van Gaizka's politieke curriculum vitae laat duidelijk zien dat hij een nauwe band heeft met de PSOE. Sinds ze het proletarische kamp definitief heeft verlaten op haar buitengewone congres in april 1921 [32], heeft de PSOE een lange geschiedenis in dienst van de kapitalistische staat: onder de dictatuur van Primo de Rivera (1923-1930) trad de socialistische vakbond UGT op als een politie-informant, die veel CNT-militanten verklikte; en Largo Caballero, die optrad als een der belangrijkste coördinatoren tussen de PSOE en de UGT, diende als een adviseur van de dictator. In 1930 veranderde de PSOE snel van toon en plaatste zich aan het hoofd van de krachten die in 1931 de Tweede Republiek stichtten, waarin hij van 1931 tot 1933 een regering leidde in samenwerking met de Republikeinen. Hierbij moet opgemerkt worden dat in deze twee jaar 1500 arbeiders zijn omgekomen bij de onderdrukking van stakingen en opstanden.
Later vormde de PSOE de kern van de Volksfrontregering die de oorlogsinspanningen en het proces van militarisering leidde en de stalinistische schurken carte blanche gaf om de opstand van de arbeiders in Barcelona in mei 1937 te onderdrukken. Met het herstel van de democratie in 1975 vormde de PSOE de ruggengraat van de staat en werd ze de partij die het langst aan het hoofd van de regering zou staan (1982-1996, 2004-2011, en sinds 2018). De meest wrede maatregelen tegen de omstandigheden van de arbeidersklasse werden opgelegd door de regeringen van de PSOE, met name de herstructureringsplannen van de jaren 1980 die het verlies met zich meebrachten van een miljoen banen, of het programma van sociale bezuinigingen dat door de Zapatero-regering werd gelanceerd en dat door Partido Popular-regering van Rajoy zou worden voortgezet.
Met dit bastion van de burgerlijke staat heeft Gaizka samengewerkt; we hebben het niet over ‘gewone leden’, die min of meer misleid zijn, maar met lieden hoog in de partij, met niemand meer of minder dan met Borrell die benoemd is tot verantwoordelijke voor de buitenlands politiek van de Europese Commissie, en met Belloch die minister van Binnenlandse Zaken was, met Estrella die voorzitter was van de parlementaire vergadering van de NAVO.
In de curriculum vitae van Gaizka vind je geen enkel spoor van een vaste overtuiging in de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde; voor alle duidelijkheid, het lijkt erop alsof hij geen enkele politieke overtuiging heeft, aangezien hij niet heeft geaarzeld om op een gegeven moment te flirten met het rechtse kamp. Het ‘marxisme’ van Gaizka is eerder een vorm van ‘Groucho-marxisme’: denk aan de gevierde komiek Groucho Marx toen hij lispelde: “hier zijn mijn principes. Als je ze niet leuk vindt, heb ik anderen in mijn zak”.
Daarom is de vraag: wat heeft Gaizka ertoe gebracht om te beweren met de groep Nuevo Curso een ‘historische’ band te creëren met de zogenaamde ‘Spaanse Kommunistische Linkerzijde’? Wat heeft deze heer te maken met haar standpunten, met de historische strijd van de arbeidersklasse?
En wat te denken van de houding van een parasitaire groep als de ‘Internationale Groep van de Kommunistische Linkerzijde’ (IGKL) in het verlengde daarvan? Sommige leden van deze groep waren in de jaren 1992-1994 lid van het centrale orgaan van de IKS en waren op de hoogte van het toenmalige gedrag van Gaizka, net als nu als de belangrijkste animator is van Nuevo Curso. Maar ze sluiten hun ogen voor dit gegeven, houden zich stil en proberen zijn afkomst te verbergen. Vervolgens verklaren ze dat deze groep de toekomst is van het linkskommunisme en dat soort dingen.
Volgens de IGKL “is Nuevo Curso een blog van kameraden die regelmatig sedert september laatstleden zijn begonnen met het publiceren over de situatie en over bredere vraagstukken, waaronder theoretische. Helaas is hun blog alleen in het Spaans. Het geheel van standpunten die zij verdedigt zijn klassenstandpunten die deel uitmaken van het programmatische kader van de Kommunistische Linkerzijde...Wij zijn niet alleen onder de indruk van hun bevestiging van de klassenstandpunten zonder concessies te doen, maar ook van de 'marxistische kwaliteit' van de teksten van de kameraden... [33].”
“Zo is de oprichting van Emancipacion als volwaardige politieke groepering uitdrukking van het feit dat het internationale proletariaat, hoewel ondergeschikt en nog lang niet in staat om de verschillende aanvallen van het kapitaal terug te dringen, de neiging heeft om zich door middel van strijd te verzetten en de ideologische greep van het kapitaal te doorbreken, en dat zijn revolutionaire toekomst intact blijft. Het drukt de (relatieve) ‘vitaliteit’ uit van het proletariaat [34].”
In de traditie van de arbeidersbeweging, waarvan de historische continuïteit vandaag de dag door de Kommunistische Linkerzijde wordt vertegenwoordigd, zijn de organisatieprincipes, die van het functioneren, van het gedrag en van de eerlijkheid van militanten net zo belangrijk als programmatische principes. Enkele van de belangrijkste congressen in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, zoals het Haagse Congres van de Eerste Internationale in 1872, waren gewijd aan deze strijd voor de verdediging van het proletarisch gedrag (en dit ondanks het feit dat het congres een jaar na de Parijse Commune plaatsvond en het nodig was om daaruit lessen uit te trekken) [35]. Marx zelf heeft het werk aan het project Het Kapitaal stilgezet om een heel boek – waar hij meer dan een jaar over deed – te wijten aan de verdediging van het proletarisch gedrag tegen de intriges van Herr Vogt, een Bonapartistische agent die een lastercampagne tegen Marx en zijn kameraden voerde. Onlangs hebben we een artikel gepubliceerd over de aanklacht van Bebel en Liebknecht tegen het oneerlijke gedrag van Lassalle en Schweitzer [36]. En in de 20e eeuw (in 1903) wijdde Lenin ook een boek aan deze kwestie: Een stap voorwaarts, Twee stappen terug. Daarin trok hij lessen uit het Tweede Congres van de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij waarin het gedrag dat vreemd is aan het proletariaat zwaar doorwoog. We kunnen ook Trotski aanhalen die een Erejury had aangevraagd om zijn integriteit te verdedigen tegen de laster van Stalin.
Het feit dat iemand, die nauwe banden heeft met de hooggeplaatste leiders van de PSOE, plotseling arriveert in het kamp van de Kommunistische Linkerzijde, zou bij alle groepen en militanten, die strijden voor de historische belangen van onze klasse, een alarmbel moeten doen afgaan; ook degenen die betrokken zijn bij de blog van Nuevo Curso maar dat te goeder trouw doen, in de overtuiging dat ze strijden voor de principes van de Kommunistische Linkerzijde.
In 1994 vroegen we Gaizka om zijn traject en zijn toen al dubieuze banden te verduidelijken. Hij verdween van het toneel. In 2018, toen hij terugkwam met een hele rugzak aan contacten in de bovenste contreien van de PSOE, vroegen we het hem opnieuw en hij bleef stil. Voor de verdediging van de Kommunistische Linkerzijde, haar integriteit en haar toekomstige bijdrage moeten we hem vragen om rekenschap af te leggen van dit alles.
Internationale Kommunistische Stroming / 2020.01.28
[1]https://en.internationalism.org/content/16727/nuevo-curso-and-spanish-co... [399]
[2] Sinds juni 2019 heeft Nuevo Curso zich in feite omgevormd tot een politieke groep met de naam Emancipación, ondanks het feit dat haar blog nog steeds opereert onder de naam Nuevo Curso. Deze ontwikkeling heeft geen enkele invloed op de inhoud van dit artikel.
]3] 7.11.2017, van centro@nuevocurso naar [email protected] [400]
[4] Zie onder andere https://en.internationalism.org/internationalreview/200908/3077/farewell... [401] https://en.internationalism.org/content/2937/polemic-where-going; [402] https://en.internationalism.org/international-review/201711/14445/commun... [403] https://en.internationalism.org/international-review/201808/16490/castor... [404] https://en.internationalism.org/content/3100/confusions-fomento-obrero-r... [405].
[5]https://en.internationalism.org/content/16727/nuevo-curso-and-spanish-co... [406]
[6] Wie kan dit begrijpen? Wij van onze kant zullen niet proberen te begrijpen wat dit soort activiteiten precies inhoudt. Voorlopig volstaat het te zeggen dat het, ondanks het ‘kommunistisch’ label dat er op geplakt is, niet iets is dat te maken heeft met een echte kommunistische of revolutionaire activiteit, zoals de brief overigens zelf erkent, als hij vermeldt dat je, om in de richting van het marxisme te gaan, moet beginnen met een kritiek op dit soort activiteiten.
[7] "Maar sinds anderhalf of twee jaar merken we een verandering om ons heen. We kunnen op een andere manier praten en er zijn tientallen jongeren verschenen met een geest die ons erg bevalt, maar die in de meest klassieke vormen van het stalinisme of het trotskisme vervielen" (uit de door Nuevo Corso aangehaalde brief).
[8] In de brief wordt zijn echte naam gebruikt; hier gebruiken we de naam waaronder we hem sinds de jaren 1990 kennen.
[9] https://en.wikipedia.org/wiki/Spanish_Socialist_Workers%27_Party [407]
[10] We hebben er daarentegen geen probleem mee gehad om de groepen jongeren te ontmoeten, en dit is wat we in november 2018 met een van hen hebben gedaan.
[11] Onder zijn echte naam is Gaizka een publieke figuur op het web, en dit stelt ons in staat om zijn aanwezigheid en deelname aan verschillende politieke initiatieven te volgen. We kunnen hier echter niet alle documentatie verstrekken zonder zijn identiteit te onthullen.
[12] In het begin waren er andere mensen die de groep echter verlieten.
[13] In de meest recente uitingen van Gaizka blijft deze fascinatie bestaan, maar ze is vermomd als een verdediging van de communautaire ervaring van de kibboets, met name in de aanvangsfase aan het begin van de 20e eeuw, zonder enige verwijzing naar de politieke rol die deze heeft gespeeld in de imperialistische belangen van de staat Israël: "De 'Indianos' (dat wil zeggen: de commune van Gaizka, noot van de schrijver) zijn gemeenschappen die lijken op de kibboets (er zijn geen individuele spaartegoeden, de coöperaties zelf staan onder collectieve en democratische controle, enzovoort.), maar er zijn belangrijke verschillen, zoals de afwezigheid van een gedeelde nationale of religieuze ideologie; en ze zijn verspreid over verschillende steden in plaats van geconcentreerd in een paar installaties, en hebben een begrip van het feit dat bepaalde criteria de economische rationaliteit te buiten gaan” (uittreksel uit een interview met Gaizka).
[14] Als luchtvaartingenieur en econoom ging Borrell in de jaren 1970, tijdens de Spaanse overgang naar de democratie, de politiek in als militant van de PSOE. Hij bekleedde verschillende verantwoordelijke posten in de regering van Felipe Gonzales, eerst in het Ministerie Economie en Financiën als algemeen secretaris voor de begroting en openbare uitgaven (1982-84); daarna als Staatssecretaris voor Financiën (1984-1991); tenslotte in de Raad van Ministers met een portefeuille voor Industrie en Vervoer. Na de algemene verkiezingen van 1996, in de oppositie, werd Borrell in 1998 de aangewezen kandidaat van de PSOE voor de post van Eerste Minister, maar nam in 1999 ontslag. Sindsdien richtte hij zich op de Europese politiek, en werd in de periode 2004-2009 lid van het Europese Parlement. Daarin werd hij, in de eerste helft van zijn ambtstermijn, voorzitter van het parlement. Na zijn terugtrekking van het politieke voorplan keerde hij in juni 2018 terug in de Raad van Ministers, met zijn benoeming tot Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Unie en Samenwerking in de regering onder leiding van Pedro Sanchez (Wikipedia). Onlangs werd hij de Europese Commissaris voor Buitenlandse Zaken.
[15] In 1969 vertoefde Borrell in een kibboets en zijn eerste vrouw en de moeder van zijn twee kinderen is van Joodse afkomst. Hij staat bekend als een verdediger van pro-Israëlische belangen binnen de Socialistische Partij.
[16] Dit is niet de enige relatie die onduidelijk blijft. We hebben nu geleerd dat hij in dezelfde periode dat hij sprak over toetreding tot de IKS, deelnam aan en de belangrijkste animator was in Spanje van de zogenaamde cyberpunk, en een promotor van cyberactivisme.
[17] Het verlangen naar een "communautaire" levenswijze, wat zijn fascinatie voor de kibboets verklaart, en dat aanwezig was in 'De Spartacistische Unie', waar een poging werd gedaan om samen te leven, was één voorbeeld.
[18] In de jaren 1980 werd een element met de naam ‘Chenier’ ontdekt en in onze pers aan de kaak gesteld als avonturier. Niet lang daarna zagen we hem werken in opdracht van de Franse Socialistische Partij. Dit zette ons aan het denken over een mogelijke relatie tussen Gaizka en de PSOE, die veel nauwer bleek dan hij ooit heeft toegegeven.
[19] Algemeen secretaris van het PSC, de Socialistische Partij van Catalonië; sinds 1978 militant van de Socialistische Jeugd en de PSOE; in 1998-1999 was hij afgevaardigde van Barcelona voor het Congres van Afgevaardigden.
[20] Aangezien de instelling niet erg bekend is, zie hier een verwijzing naar de stichting van de krant ‘UH’ in Mallorca, gebaseerd op een nieuwsbericht van het bureau ‘Efe’: https://www.ultimahora.es/noticias/sociedad/1999/03/01/972195/espanol-pr... [408].
[21] Juist de oorlog in voormalig Joegoslavië (de eerste bombardementen en bloedbaden in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog) werd gevoerd onder het mom van ‘humanitarisme’; en de luchtaanvallen van de NAVO werden gepresenteerd als ‘hulp aan de bevolking’ tegen de paramilitairen.
[22] Juan Alberto Belloch was de Minister van Justitie en Binnenlandse Zaken onder Felipe González (1993-1996) voordat hij het ambt van burgemeester van Zaragoza aanvaardde.
[23] https://en.wikipedia.org/wiki/NATO_Parliamentary_Assembly [409]
[24] REPSOL is het toonaangevende Spaanse bedrijf in de winning, raffinage en marketing van olie en afgeleide producten. Het heeft een belangrijke internationale aanwezigheid, vooral in Zuid-Amerika. https://en.wikipedia.org/wiki/Repsol [410]
[25] Leider van de PSOE en nummer twee na Alfredo Pérez Rubalcaba, een inmiddels overleden Minister van Binnenlandse Zaken en de authentieke ‘Richelieu’ van de socialistische regeringen, die de luchtverkeersleiders met het pistool op de borst dwong om weer aan het werk te gaan.
[26] https://web.psoe.es/izquierdasocialista/docs/648062/page/patriotas-por-d... [411]
[27] Het dagblad ‘La Nación’, Argentinië.
[28] Deze blog bestaat niet meer, dus we kunnen geen link geven, maar we beschikken wel over relevante schermafbeeldingen.
[29] Een journalist die vroeger een militant was van de maoïstische groep ‘Bandera Roja’ en van de stalinistische partij in Catalonië (PSUC), die vandaag de dag ‘Vox’ en de ultrarechtse vleugel van de PP steunt. Hij heeft geschreven voor ‘ABC’ en ‘El Mundo’ en gesproken op Radio ‘COPE’. Momenteel is hij de animator van het internettijdschrift ‘Libertad’ en van ‘es.radio’.
[30] De oprichter van het tijdschrift ‘Público’, dat hij vervolgens heeft verlaten om als de belangrijkste leider ‘Dairio.es’ te promoten. Hij is een columnist op de talkshow van de TV-kanaal ‘La Sexta’.
[31] “Wat doet een aardig meisje als jij op een plek als deze plaats?” Dit is een uitdrukking uit een liedje van de Madrileense groep Burning dat zoveel succes had in de jaren 1980, dat er een film op is gebaseerd geregisseerd door Fernando Colomo en met Carmen Maura in de hoofdrol.
[32] Tijdens dit congres ontstond er een afscheiding van de laatste proletarische tendensen die nog steeds binnen de PSOE de strijd aanbonden, al moet worden erkend dat ze erg verward waren (centristisch). Het thema van dit congres was het al of niet toetreden tot de Derde Internationale, iets wat werd verworpen door 8269 mandaten tegen 5016. De voorstanders voor aansluiting bij de Komintern verlieten het congres om de Spaanse Kommunistische Arbeiderspartij op te richten.
[33] ‘Revolution or War’, nr. 9 (IGKL)
[34] ‘Revolution or War’, nr. 12 (IGKL)
[35]https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/200507/107/het-congres-v... [412]
[36]https://en.internationalism.org/content/16745/lassalle-and-schweitzer-st... [357]
Overal ter wereld worden de aanvallen op de arbeidersklasse uitgebreider en ingrijpender [1]. De heersende klasse probeert de gevolgen van de historische achteruitgang van haar productiewijze altijd af te remmen over de rug van de arbeidersklasse. In de ‘rijke’ landen, vooral in Duitsland en Groot-Brittannië, stapelen de geplande ontslagen voor de nabije toekomst zich op. Sommige van de zogenaamde ‘opkomende’ landen, zoals Brazilië, Argentinië en Turkije, bevinden zich al in een recessie. Met als gevolg een verslechtering van de levensomstandigheden van het proletariaat. Wat betreft de landen, die noch tot de ‘rijke’, noch tot de ‘opkomende’ landen behoren, is de situatie nog erger. De niet-uitbuitende bevolking wordt er in een eindeloze ellende gedompeld.
Vooral deze laatste landen zijn de laatste tijd het toneel geweest van volksbewegingen tegen de eindeloze offers die het kapitalisme eist. Offers die worden geëist door regeringen die vaak zijn aangetast door corruptie, in diskrediet zijn gebracht en worden gehaat door de bevolking. Dergelijke bewegingen hebben in Chili, Ecuador, Haïti, Irak, Iran, Algerije en Libanon plaatsgevonden. Deze vaak massale mobilisaties gaan in sommige landen gepaard met de ontketening van geweld en bloedige onderdrukking. De grootschalige beweging in Hongkong, die zich niet heeft ontwikkeld als reactie op de ellende en de corruptie, maar op de verharding van het repressieve arsenaal van de staat - vooral wat betreft de uitleveringen aan het Chinese vasteland - is onlangs getuige geweest van een nieuw niveau van repressie: de politie is ertoe overgegaan om met scherp op de demonstranten te schieten.
Als de arbeidersklasse in deze ‘volksopstanden’aanwezig is, dan is dat nooit als antagonistische klasse tegen de klasse van kapitalisten, maar ondergedompeld in de bevolking. Verre van een toekomstige reactie van de arbeidersklasse te bevorderen, het enige levensvatbare perspectief in de strijd tegen het kapitalistische systeem, dienen deze interklassistische volksopstanden er alleen maar toe het idee van ‘no future’ te versterken, wat zo’n perspectief enkel kan verdoezelen.
Ze versterken de moeilijkheden die de arbeidersklasse ondervindt bij het opnemen van haar eigen antwoord op de steeds ondragelijkere omstandigheden die het gevolg zijn van het bankroet van het kapitalisme. Toch kunnen de tegenstrijdigheden van dit systeem niet worden vernietigd en zullen ze steeds diepgaander worden, waardoor het wereldproletariaat gedwongen wordt aan alle moeilijkheden, die zij momenteel doormaakt, het hoofd te bieden.
De ergernis over de toenemende ellende
Na jaren van herhaaldelijke aanvallen vormt een onschuldige prijsstijging vaak ‘de vonk die de explosie’ veroorzaakt.
In Chili was de tariefverhoging voor de metro de druppel was die de emmer deed overlopen: “Het probleem is niet de 30 centimes” (verhoging), “het is de 30 jaar” (van de aanvallen), volgens een slagzin van een demonstrant. Het maandsalaris ligt in dit land onder de 400 euro; onzeker werk is zeer wijdverbreid; de kosten van de eerste levensbehoeften zijn onevenredig hoog en de gezondheids- en onderwijssector werkt niet meer, terwijl degenen die met pensioen gaan tot armoede worden veroordeeld.
In Ecuador werd de beweging uitgelokt door een plotselinge verhoging van de tarieven. Dit volgt op een reeks van prijsstijgingen van basisgoederen en -diensten, het bevriezen van de lonen, massale ontslagen, een verplichting om één werkdag te geven aan de staat, de vermindering van het aantal vrije dagen en andere maatregelen die leiden tot onzeker werk en een verslechtering van de levensomstandigheden.
In Haïti wordt de bevolking getroffen door brandstoftekortenwelke als een bijkomende catastrofe, leidt tot een algemene verlamming van een land, dat reeds lange tijd een van de armste van de regio is geweest.
Als de economische crisis in het algemeen de belangrijkste oorzaak is van de aanvallen op de levensomstandigheden dan vallen ze in sommige landen, zoals Libanon, Irak en Iran, samen met de traumatiserende en dramatische gevolgen van de imperialistische spanningen en de eindeloze oorlogen die het Midden-Oosten teisteren.
In Libanon was het de belastingheffing op ‘WhatsApp’ die de opstand uitlokte, en dit in een land met de hoogste schuldenlast per persoon ter wereld. Elk jaar legt de regering nieuwe belastingen op, een derde van de bevolking is werkloos en de infrastructuur van het land is slecht. In Irak, waar de beweging spontaan uitbrak na oproepen op sociale media, eisten de demonstranten banen en functionerende openbare diensten, terwijl ze hun woede uitten tegen een heersende klasse die ze beschuldigen van corruptie. In Iran komt de stijging van de brandstofprijzen bovenop een situatie van diepe economische crisis, die nog wordt verergerd door de Amerikaanse sancties tegen het land.
De onmacht van deze bewegingen; de onderdrukking en de manoeuvres van de bourgeoisie
In Chili zijn de pogingen tot strijd afgeleid naar het onvruchtbare terrein van het nihilistische geweld dat kenmerkend is voor de kapitalistische ontbinding. We zagen ook door de staat gestimuleerde uitbarstingen en irrationele gewelddaden van een minderheid van lompenproletarische elementen. Dit klimaat van geweld is door de staat goed gebruikt om zijn repressie te rechtvaardigen en het proletariaat te intimideren. Volgens de officiële cijfers zouden er 19 doden zijn. Net als in de ergste tijden van Pinochet heeft marteling zijn intrede gedaan. Maar de Chileense bourgeoisie besefte dat brute repressie niet genoeg was om de groeiende ontevredenheid te kalmeren. Dus deed de regering Pinera haar ‘mea culpa’, nam een ‘nederige’ houding aan en zei dat ze de ‘boodschap van het volk begreep’, dat ze de verhogingen ‘voorlopig’ zou intrekken en de deur zou openzetten voor een ‘sociaal overleg’. Dat wil zeggen dat de aanvallen zullen worden opgelegd na ‘onderhandelingen’, na een ‘ronde tafeldialoog’ waar de oppositiepartijen, de vakbonden, de ondernemers - die allemaal ‘de natie vertegenwoordigen’ - bij betrokken zullen zijn [2].
In Ecuador hebben de vervoersvakbonden het verkeer lamgelegd en heeft de beweging van de inheemse bevolking zich, samen met andere uiteenlopende groepen, bij de demonstraties aangesloten. De protesten van zelfstandige chauffeurs en kleine ondernemers vinden plaats als uitingen van de ‘burgers’ en worden gedomineerd door het nationalisme. De eerste mobilisatie van arbeiders tegen de aanvallen - in het zuiden van Quito, Tulcan en in de Bolivar provincie – vormen daarbij een kompas voor actie en reflectie, tegenover de sterke toename van de mobilisatie van de kleinburgerij.
De Republiek Haïti bevindt zich in een situatie van bijna algehele verlamming. Scholen zijn gesloten, de hoofdwegen tussen de hoofdstad en de regio's zijn afgesneden door wegversperringen en tal van bedrijven zijn dicht. De beweging gaat vaak gepaard met geweld, terwijl criminele bendes (van de 76 gewapende bendes die op het grondgebied zijn gemeld, zijn er tenminste 3 in loondienst van de regering, de rest staat onder de controle van een oud-afgevaardigde en enkele senatoren van de oppositie), zich schuldig maken aan mishandelingen, het blokkeren van wegen en het kapen van zeldzame auto's. Op zondag 27 oktober opende een burgerwacht het vuur op demonstranten en doodde er één; daarop deze werd gelyncht en levend verbrand. Officiële cijfers schatten het aantal doden op twintig in een periode van twee maanden.
Algerije. Op de verjaardag van de start van de oorlog tegen de Franse kolonisatie zijn de mensen van Algiers weer op straat gekomen. De beweging is vergelijkbaar met die vastgesteld werd in de hoogtijdagen van de ‘Hirak’, een protestbeweging die vanaf 22 februari in Algerije plaatsvond. Zij verzet zich massaal tegen de door de regering voorgestelde en voor 12 december georganiseerde algemene verkiezingen, om een opvolger voor Bouteflika te kiezen, met als doel het systeem te doen ‘herleven’.
Irak. In verschillende provincies van het zuiden hebben demonstranten de instellingen en gebouwen van de politieke partijen en gewapende groeperingen aangevallen. Overheidswerkers, vakbondsleden, studenten en schoolkinderen hebben gedemonstreerd en zijn begonnen met sit-ins. Terwijl de repressie volgens de laatste officiële cijfers de dood van 239 mensen heeft veroorzaakt, waarvan de meerderheid is getroffen door geweervuur, zijn de mobilisaties in Bagdad en het zuiden van het land voortgezet. Sinds het begin van de uitbarsting hebben de demonstranten volgehouden dat ze elke politieke heropleving van hun beweging zullen weigeren omdat ze de hele politieke klasse willen vernieuwen. Er moet volgens hen ook er een einde moet komen aan het gecompliceerde systeem van het toekennen van posten op basis van geloof of etniciteit, een proces dat wordt weggevreten door cliëntelisme - en dat doordrenkt is van corruptie - en dat de meerderheid van de bevolking, vooral de jongeren, uitsluit. Onlangs hebben er nog massale demonstraties van opgetogen mensen plaatsgevonden en stakingspiketten hebben de universiteiten, scholen en het bestuur verlamd. Elders is het nachtelijk geweld tegen het hoofdkwartier van de politieke partijen en de milities gericht.
Libanon. De algemene volkswoede heeft de gemeenschappen, de godsdiensten en alle regio's van het land overstegen. De intrekking van de nieuwe belasting op ‘WhatsApp’ heeft niet verhinderd dat de opstand zich over het hele land verspreidde. Het aftreden van premier Saad Hariri is slechts een klein deel van de eisen van de bevolking. Ze eisen het vertrek van de hele politieke klasse die ze als corrupt en incompetent beschouwen, en een radicale verandering van het systeem.
Iran. Zodra de prijsstijgingen van de brandstof werden aangekondigd, vonden er gewelddadige confrontaties plaats tussen de demonstranten en de strijdkrachten van de heersende machten, waarbij aan beide zijden doden vielen, maar vooral aan de kant van de demonstranten.
Het drieluik interklassisme, democratische eisen en blind geweld...
In al deze hierboven geciteerde interklassistische volksopstanden en volgens de informatie die we hebben kunnen verkrijgen, heeft het proletariaat zich slechts hier en daar als een klasse kunnen manifesteren; zelfs in een situatie alsa die in Chili, waar de noodzaak om zich te verdedigen tegen de economische aanvallen de voornaamste reden van de mobilisaties was.
Vaak, zelfs uitsluitend, richten de ‘opstanden’ zich op de geprivilegieerden, de machthebbers die verantwoordelijk worden geacht voor alle kwalen die de bevolking treft. Maar op deze manier laten ze het systeem, waar de geprivilegieerden slechts de dienaren van zijn, buiten beschouwing. De strijd, die gericht is op de strijd voor de vervanging van corrupte politici is duidelijk een doodlopende weg, want ongeacht de groepen die aan de macht zijn, ongeacht hun niveau van corruptie, kunnen ze allemaal alleen maar de belangen van de bourgeoisie verdedigen en een politiek voeren ten dienste van een kapitalisme in crisis. Het is een veel gevaarlijkere impasse omdat deze enigszins gelegitimeerd wordt door de democratische eisen ‘voor een schoon systeem’, terwijl democratie de bevoorrechte vorm van de macht is waarmee de bourgeoisie haar klasse-overheersing over de maatschappij en het proletariaat in stand houdt. In dit opzicht is het veelzeggend dat Chili, na de hevige repressie en de explosieve situatie, die door de bourgeoisie was onderschat, het land een nieuwe fase van manoeuvres heeft ingeluid door een politieke aanval te doen op de klassieke democratische organismen van misleiding en controle, om te eindigen met het plan voor een ‘nieuwe grondwet’, die wordt voorgesteld als een overwinning voor de protestbeweging.
De democratische eisen verwateren het proletariaat in de massa van de bevolking, waardoor het bewustzijn van zijn historische strijd vervaagt, het wordt onderworpen aan de logica van de kapitalistische overheersing en wordt gereduceerd tot politieke onmacht.
Interklassisme en democratie zijn twee methoden die elkaar op een vreselijk efficiënte manier aanvullen en die samenwerken tegen de zelfstandige strijd van de arbeidersklasse. Dat was vooral het geval in de afgelopen decennia, want met de ineenstorting van het Oostblok en de leugenachtige campagnes over de dood van het communisme [3] heeft het historische project van het proletariaat tijdelijk opgehouden als fundament te dienen voor de strijd van de arbeidersklasse. Wanneer deze laatste zich weet op te dringen, zal ze tegen de stroom in gaan van het algemene verschijnsel van de ontbinding van de maatschappij waar vooral het ieder voor zich, het ontbreken van perspectieven, enzovoort, zwaar doorweegt.
De woede en het geweld, die vaak gepaard gaan met deze volksopstanden, zijn in het geheel geen uiting van welk radicalisme dan ook. Dat is heel duidelijk als het wordt uitgevoerd door lompenproletatische elementen, of het nu gaat om spontaan handelen of om uitlokking door de bourgeoisie, om vandalisme, plunderingen, brandstichting, irrationeel geweld en geweld van minderheden. Maar, meer fundamenteel, is dergelijk geweld intrinsiek vervat in volksbewegingen waarbij de instellingen van de staat niet direct in vraag worden gesteld. Omdat ze geen perspectief hebben op de radicale transformatie van maatschappij, het afschaffen van oorlog, armoede, groeiende onveiligheid en de andere beproevingen van een stervend kapitalisme, kunnen bewegingen die in deze impasse terechtkomen niet voorkomen dat ze alle gebreken verspreiden van de zich ontbindende kapitalistische maatschappij.
De verrotting van de protestbeweging in Hongkong is daar een perfect voorbeeld van, in die zin dat ze steeds meer verstoken van enig perspectief - in feite kan ze geen enkel perspectief hebben, omdat ze zich beperkt tot het ‘democratische’ terrein, zonder het kapitalisme in vraag te stellen - zichzelf heeft veranderd in een gigantische vendetta van de demonstranten die geconfronteerd wordt met politiegeweld. En de politie reageert, soms spontaan, op het geweld waar ze mee te maken heeft. Dit is zo duidelijk dat sommige elementen van de burgerlijke pers er commentaar op hebben geleverd: “niets wat Peking heeft gedaan om het protest te stoppen heeft gewerkt, niet de intrekking van de uitleveringswet, noch de repressie van de politie, noch het verbod op het dragen van gezichtsmaskers in het openbaar. Voortaan worden de jongeren in Hongkong niet langer bewogen door hoop, maar door de wens om de strijd aan te gaan bij gebrek aan een ander mogelijk uitkomst” [4].
Sommige mensen stellen zich voor, of willen ons doen geloven, dat elk geweld in de maatschappij dat wordt uitgeoefend tegen de krachten van de repressie van de staat moet worden ondersteund, omdat het vergelijkbaar is met het noodzakelijke klassegeweld van het proletariaat tegen de kapitalistische onderdrukking en uitbuiting [5]. Dit toont een echte minachting voor de arbeidersklasse en het is een grove leugen. In feite heeft het blinde geweld van deze interklassistische bewegingen niets te maken met het klassegeweld van het proletariaat, dat een bevrijdende kracht is, van de onderdrukking en van de uitbuiting van de mens door de mens. Het geweld van het kapitalisme is onderdrukkend en heeft als voornaamste doel de klassenmaatschappij te verdedigen. Het wanhopige geweld, dat de interklassistische beweging in zich draagt, naar het beeld van de kleinburgerij, heeft geen eigen toekomst. Deze is een klasse die van zichzelf geen uitweg heeft en die zich moet scharen achter de bourgeoisie of het proletariaat.
In feite is het drieluik van ‘interklassisme, democratische eisen, blind geweld’ het handelsmerk van de volksopstanden, die overal op de planeet uitbreken als reactie op de versnelde achteruitgang van alle levensomstandigheden, die de arbeidersklasse, andere niet-uitbuitende lagen en de verpauperde kleinburgerij treffen. De beweging van de ‘gele hesjes’, die een jaar geleden in Frankrijk is begonnen, valt geheel en al in deze categorie van volksopstanden [6]. Dergelijke bewegingen dragen, in de ogen van het proletariaat, alleen maar bij tot het verhullen van de werkelijke aard van de klassestrijd. Daardoor worden de huidige moeilijkheden van het proletariaat om zichzelf te zien als een klasse van de maatschappij, onderscheiden van andere klassen en met zijn specifieke strijd tegen uitbuiting en zijn historische missie om het kapitalisme omver te werpen, nog versterkt.
Daarom is het de verantwoordelijkheid van de meest bewuste revolutionairen en minderheden binnen de arbeidersklasse om ervoor te zorgen dat ze zich haar eigen strijdmethoden opnieuw toe-eigent, waarvan de kern wordt gevormd door de massale strijd; door de algemene vergaderingen als plaatsen van discussie en beslissingen, die verdedigd worden tegen de sabotage door de vakbonden en openstaan voor alle sectoren van de arbeidersklasse; door de uitbreiding naar andere sectoren die noodzakelijk is vanwege de manoeuvres van verdeling en controle door de vakbonden en de linkse partijen van het kapitaal [7]. Ook al lijken deze perspectieven vandaag de dag ver weg, en dat is in de meeste delen van de wereld het geval, vooral daar waar de arbeidersklasse in de minderheid is en een beperkte historische ervaring heeft, toch vormen deze methoden de enige weg voorwaarts, de enige manier om het proletariaat in staat te stellen zijn klasse-identiteit terug te winnen en onderweg niet te verdwalen.
Silvio / 17.11.2019
Voetnoten
[1] [413] Lees ons artikel “Nieuwe recessie: kapitalisme vraagt meer offers van de arbeidersklasse”, https://en.internationalism.org/content/16738/new-recession-capital-dema [414]...
[2] [415] Voor meer informatie en analyse over Chili, zie ons artikel: https://nl.internationalism.org/content/1486/chili-de-inzet-niet-democra... [416]
[3] [417] Binnenkort zullen we in onze pers terugkomen op de aanzienlijke impact van deze leugenachtige campagnes op de klassestrijd en laten we zien hoe de wereld er nu werkelijk voor staat, in tegenstelling tot alle aankondigingen over een nieuw tijdperk van ‘vrede en welvaart’ aan het begin van de jaren 1990.
[4] [418] “De Hongkong demonstranten worden niet gedreven door hoop”. The AtlanticOcean.
[5] [419] Vanuit dit oogpunt is het verhelderend om de recente opstanden in Chili te vergelijken met de strijd van de arbeiders van het Argentijnse Concordia in 1969 en daarom bevelen wij dit artikel aan: https://en.internationalism.org/content/16757/argentinean-cordobazo-may- [420]...
[6] [421] Zie ons verslag van deze beweging: https://nl.internationalism.org/content/1427/beweging-van-de-gele-hesjes... [422] en
[7] [423] Lees in dit verband: https://nl.internationalism.org/content/1487/resolutie-over-de-krachtsve... [424]
Deze resolutie ligt in het verlengde van het rapport over de ontbindingvan het 22e Congres van de IKS, de resolutie over de internationale situatie van het 23e Congres, en het rapport over de pandemie en de ontbinding van het 24e Congres. Het is gebaseerd op de stelling dat het verval van het kapitalisme niet alleen verschillende stadia of fasen doorloopt, maar dat we sinds het einde van de jaren 1980 de laatste fase, de fase van de ontbinding, hebben bereikt; voorts dat de ontbinding zelf een geschiedenis heeft, en een centraal doel van deze teksten is het theoretische kader van de ontbinding te ‘toetsen’ aan de hand van de ontwikkeling van de situatie in de wereld. Zij hebben aangetoond dat de belangrijkste ontwikkelingen van de laatste drie decennia inderdaad de geldigheid van dit kader hebben bevestigd, zoals blijkt uit de verergering van het ‘ieder voor zich’ op internationaal niveau, de ‘terugslag’ van de verschijnselen van ontbinding naar de centrale landen van het wereldkapitalisme door de groei van het terrorisme en de vluchtelingencrisis, de opkomst van het populisme en het verlies van politieke controle door de heersende klasse, de voortschrijdende verrotting van de ideologie door de verspreiding van het zoeken naar zondebokken, het religieus fundamentalisme en samenzweringstheorieën. En zoals de fase van ontbinding de geconcentreerde uitdrukking is van alle tegenspraken van het kapitaal, vooral in het tijdperk van verval, zo is de huidige Covid-19 pandemie concentraat van alle belangrijke manifestaties van de ontbinding, en een actieve factor in de versnelling ervan.
1. De Covid-19 pandemie, de eerste van een dergelijke omvang sinds de uitbraak van de Spaanse griep in 1918, is het belangrijkste moment in de evolutie van de kapitalistische ontbinding sinds deze periode in 1989 definitief zijn intrede deed. Het onvermogen van de heersende klasse om het daaruit voortvloeiende dodental van tussen de 7 en 12 miljoen te voorkomen, bevestigt dat het kapitalistische wereldsysteem, aan zichzelf overgelaten, de mensheid meesleurt naar de afgrond van barbarij, naar zijn ondergang; en dat alleen de proletarische wereldrevolutie deze neerwaartse spiraal kan stoppen en de mensheid naar een andere toekomst kan leiden.
2. De IKS staat min of meer alleen in de verdediging van de theorie van de ontbinding. Andere groepen van de Kommunistische Linkerzijde verwerpen deze volledig, hetzij, zoals in het geval van de bordigisten, omdat zij niet aanvaarden dat het kapitalisme een systeem in verval is (of in het beste geval inconsequent en dubbelzinnig zijn op dit punt); of, zoals in het geval van de Internationalistische Communistische Tendens, omdat het spreken over een ‘ laatste’ fase van het kapitalisme veel te apocalyptisch zou klinken, of nog omdat de definiëring van de ontbinding als een afglijden in chaos afwijkt van het materialisme, dat in hun ogen de wortels van elk verschijnsel zoekt in de economie en vooral in de tendens van de dalende winstvoet. Al deze stromingen lijken voorbij te gaan aan het feit dat onze analyse in continuïteit is met het platform van de Kommunistische Internationale in 1919, die niet alleen benadrukte dat de imperialistische wereldoorlog van 1914-18 de intrede van het kapitalisme aankondigde in het “tijdperk van de ontbinding van het kapitalisme, van zijn innerlijke aftakeling. Het tijdperk van de kommunistische revolutie van het proletariaat” maar ook benadrukte dat “de oude kapitalistische ‘orde’ heeft opgehouden te bestaan; haar verdere bestaan is uitgesloten. Het eindresultaat van de kapitalistische produktiewijze is chaos. Deze chaos kan alleen worden overwonnen door de productieve en meest talrijke klasse - de arbeidersklasse. Het proletariaat moet een echte orde scheppen – de kommunistische orde”.
Het drama waarmee de mensheid geconfronteerd werd was dus inderdaad gesteld in termen van orde tegenover chaos. En de dreiging van een chaotische ineenstorting werd in verband gebracht met “de anarchie van de kapitalistische produktiewijze”, met andere woorden, met een essentieel aspect in het systeem zelf. Volgens het marxisme brengt het kapitalistische systeem, op een kwalitatief hoger niveau dan elke voorafgaande produktiewijze, met zich mee dat de produkten van menselijke arbeid een vreemde macht wordt die boven en tegenover zijn scheppers staat. Het verval van het systeem, met zijn onoplosbare tegenstellingen, wordt gekenmerkt door een nieuwe spiraal in dit verlies van controle. En zoals het Platform van de Comintern uitlegt, leidt de noodzaak om te proberen de kapitalistische anarchie binnen elke natiestaat te overwinnen - door monopolie en vooral door staatsinterventie - deze alleen maar naar nieuwe hoogten op wereldschaal, culminerend in de imperialistische wereldoorlog. Hoewel het kapitalisme dus op bepaalde niveaus en in bepaalde fasen zijn aangeboren neiging tot chaos kan beteugelen (bijvoorbeeld door de mobilisatie voor de oorlog in de jaren 1930 of de periode van economische bloei die op de oorlog volgde), is de meest fundamentele tendens die volgens de Comintern het nieuwe tijdperk kenmerkte deze naar de ‘interne desintegratie’.
3. Terwijl het Manifest van de Comintern sprak over het begin van een nieuw ‘tijdperk’, waren er binnen de Comintern tendensen om de catastrofale situatie van de na-oorlogse wereld te zien als een laatste crisis in onmiddellijke zin en niet als een heel tijdperk van catastrofes dat vele tientallen jaren zou kunnen duren. En dit is een fout waarin revolutionairen vele malen zijn vervallen - niet alleen door fouten in hun analyses, maar ook omdat het niet mogelijk is om met zekerheid het exacte moment te voorspellen waarop een grote verandering op historisch niveau zich voordoet. Dergelijke vergissingen deden zich bijvoorbeeld voor in 1848, toen het Kommunistisch Manifest al verkondigde dat het omhulsel van het kapitaal te eng was geworden om de productiekrachten te bevatten die het in beweging had gezet; in 1919-20 met de theorie van de op handen zijnde ineenstorting van het kapitaal, die met name door de Duitse Kommunistische Linkerzijde was ontwikkeld; of opnieuw, in 1938, met Trotski's opvatting dat de productiekrachten hadden opgehouden te groeien. De IKS zelf heeft ook het vermogen van het kapitalisme onderschat om zich op zijn eigen manier uit te breiden en te ontwikkelen, zelfs in een algemene context van voortschrijdend verval, met name in het geval van het stalinistische China na de ineenstorting van het Russische blok.
Deze fouten zijn echter het gevolg van een immediatitische (kortzichtige) interpretatie van de kapitalistische crisis, niet van een inherente fout in de theorie van het verval zelf, die het kapitalisme in deze periode eerder ziet als een toenemende belemmering op de ontwikkeling van de produktiekrachten dan als een absolute barrière voor deze ontwikkeling. Maar het kapitalisme is al meer dan een eeuw in verval, en de erkenning dat we de grenzen van het systeem bereiken is volkomen in overeenstemming met het inzicht dat de economische crisis, ondanks ups en downs, in wezen permanent is geworden; dat de middelen van vernietiging niet alleen een zodanig niveau hebben bereikt dat ze al het leven op de planeet kunnen vernietigen, maar ook in handen zijn van een steeds instabielere wereld ‘orde’; dat het kapitalisme een planetaire ecologische ramp heeft teweeg gebracht die zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de mensheid. Kortom, de erkenning dat wij ons inderdaad in de latste fase van het verval van het kapitalistisme bevinden, is gebaseerd op een nuchtere beoordeling van de werkelijkheid. Nogmaals, dit moet worden gezien vanuit een historisch en niet vanuit een dagelijks perspectief. Maar het betekent wel dat deze laatste fase onomkeerbaar is en dat er geen andere uitweg is dan het kommunisme of de vernietiging van de mensheid. Dit is het historische alternatief van onze tijd.
4. De Covid-19 pandemie is, in tegenstelling tot de door de heersende klasse gepropageerde opvattingen, geen zuiver ‘natuurlijke’ gebeurtenis, maar het resultaat van een combinatie van natuurlijke, sociale en politieke factoren, die allemaal verband houden met de werking van het kapitalistische systeem in verval. Het ‘economische’ element is hier meer bepaald van cruciaal belang, en opnieuw op meer dan één vlak. Het is de economische crisis, de wanhopige jacht op winst, die het kapitaal ertoe heeft aangezet om elk deel van de wereldoppervlakte binnen te dringen, om zich meester te maken van wat Adam Smith de ‘vrije gift’ van de natuur noemde, waarbij de overblijvende toevluchtsoorden voor het wilde leven worden vernietigd en het risico van zoönosen enorm wordt verhoogd. De financiële crash van 2008 heeft op zijn beurt geleid tot een drastische vermindering van de investeringen in onderzoek naar nieuwe ziekten, in medische apparatuur en behandeling, waardoor de dodelijke impact van het Coronavirus exponentieel is toegenomen, een situatie die nog is verergerd door massale aanvallen op de gezondheidsstelsels (vermindering van het aantal bedden en ziekenhuispersoneel, enz.), die ten tijde van de pandemie overbelast waren.
En de intensivering van de ‘ieder voor zich’-concurrentie tussen bedrijven en naties op wereldvlak heeft de verstrekking van beschermingsmateriaal en vaccinaties ernstig vertraagd. En in tegenstelling tot de utopische hoop van bepaalde delen van de heersende klasse, zal de pandemie geen aanleiding vormen voor een meer harmonieuze wereldorde wanneer zij eenmaal weer onder controle is. Niet alleen omdat deze pandemie waarschijnlijk slechts een waarschuwingsignaal is voor nog ergere pandemieën die eraan komen, aangezien de fundamentele omstandigheden die haar hebben veroorzaakt niet door de bourgeoisie kunnen worden aangepakt, maar ook omdat de pandemie de economische recessie in de wereld, die al opdoemde voordat de pandemie toesloeg, aanzienlijk heeft verergerd. Het resultaat zal het tegendeel van harmonie zijn, aangezien nationale economieën elkaar de keel zullen doorsnijden in de strijd om slinkende markten en hulpbronnen. Deze verscherpte concurrentie zal zeker op militair niveau tot uiting komen. En de ‘terugkeer naar de normale situatie’ van de kapitalistische concurrentie zal een nieuwe last leggen op de schouders van de uitgebuitenen in de wereld, die het gelag zullen moeten betalen van de pogingen van het kapitalisme om een deel van de gigantische schulden terug te vorderen die het heeft opgebouwd in zijn pogingen om de crisis te beheersen.
5. Geen enkel land kan pretenderen een model te zijn voor de aanpak van de pandemie. Dat sommige Aziatische landen er aanvankelijk in slaagen de pandemie beter het hoofd te bieden (ook al hebben landen als China de cijfers en de ware omvang van de epidemie vervalst), is te danken aan hun ervaring met het omgaan van pandemieën op sociaal en cultureel vlak, aangezien dit continent historisch gezien de voedingsbodem is geweest voor het ontstaan van nieuwe ziekten, en vooral omdat deze landen de middelen, instellingen en coördinatieprocedures in stand hebben gehouden die tijdens de SARS-epidemie in 2003 in het leven waren geroepen,. De verspreiding van het virus op wereldvlak, de internationale voortbrenging van nieuwe varianten, stellen het probleem meteen op het vlak waar de onmacht van de bourgeoisie het duidelijkst aan het licht komt, met name haar onvermogen om een eensgezinde en gecoördineerde aanpak te volgen (zoals blijkt uit de recente mislukking van het voorstel om een verdrag ter bestrijding van pandemieën te ondertekenen) en om ervoor te zorgen dat de hele mensheid de bescherming van vaccins krijgt.
6. De pandemie, een produkt van de ontbinding van het systeem, openbaart zich dus als een formidabele kracht in de verdere versnelling van deze ontbinding. Bovendien bevestigt de impact ervan op de machtigste natie ter wereld, de VS, wat reeds in het verslag van het 22e Congres werd opgemerkt: de tendens dat de effecten van de ontbinding met extra kracht terugslaan op het hart van het kapitalistische wereldsysteem. In feite bevinden de VS zich nu in het ‘centrum’ van het wereldwijde proces van ontbinding. De catastrofaal slechte aanpak van de Covid-crisis door de populistische regering Trump heeft er zeker in belangrijke mate toe bijgedragen dat de VS de hoogste sterftecijfers ter wereld hebben als gevolg van de ziekte. Tegelijkertijd werd de omvang van de verdeeldheid binnen de heersende klasse in de VS blootgelegd door de omstreden verkiezingen in november 2020 en vooral door de bestorming door Trump-aanhangers van het Capitool op 6 januari 2021, aangemoedigd door Trump en zijn entourage. Deze laatste gebeurtenis toont aan dat de interne verdeeldheid, die de VS in beroering brengt, de hele maatschappij doordringt. Hoewel Trump uit de regering is verdreven, blijft het Trumpisme een machtige, zwaarbewapende macht, die zich zowel op straat als via de stembus manifesteert. En nu de hele linkervleugel van het kapitaal zich achter het antifascisme schaart, is het gevaar reëel dat de arbeidersklasse in de VS verwikkeld raakt in gewelddadige conflicten tussen rivaliserende facties van de bourgeoisie.
7. De gebeurtenissen in de VS illustreren ook het toenemende verval van de ideologische structuren van het kapitalisme, waarbij de VS opnieuw ‘voorop lopen’. Het aantreden van de populistische regering Trump, de krachtige invloed van het religieus fundamentalisme, het groeiende wantrouwen tegenover de wetenschap, hebben hun wortels in bepaalde factoren in de geschiedenis van het Amerikaanse kapitalisme, maar de ontwikkeling van de ontbinding en in het bijzonder het uitbreken van de pandemie heeft allerlei irrationele ideeën in de mainstream van het politieke leven gebracht, die juist het totale gebrek aan toekomstperspectief weerspiegelen dat de huidige maatschappij biedt. In het bijzonder zijn de VS het knooppunt geworden voor de verspreiding van de ‘samenzweringstheorie’ in de hele geavanceerde kapitalistische wereld, met name via internet en de sociale media, die de technologische middelen hebben verschaft om de grondslagen van elk idee van objectieve waarheid verder te ondermijnen in een mate waarvan het stalinisme en het nazisme alleen maar hadden kunnen dromen. De samenzweringstheorie, die in verschillende vormen verschijnt, heeft bepaalde gemeenschappelijke kenmerken: de gepersonaliseerde visie van geheime elites die de maatschappij van achter de schermen besturen, een verwerping van de wetenschappelijke methode en een diep wantrouwen tegenover elk officieel discours.
In tegenstelling tot de heersende ideologie van de bourgeoisie, die de democratie en de bestaande staatsmacht voorstelt als de ware vertegenwoordigers van de maatschappij, ligt het zwaartepunt van de samenzweringstheorie in de haat tegen de gevestigde elites, een haat die gericht is tegen het financiële kapitaal en de klassieke democratische façade van het staatskapitalistische totalitarisme. Dit heeft vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging er in het verleden toe gebracht deze benadering verkeerdelijk het ‘socialisme van de dwazen’ te noemen (August Bebel, met een verwijzing naar het antisemitisme) - een vergissing die vóór de Eerste Wereldoorlog nog begrijpelijk was, maar die vandaag de dag gevaarlijk zou zijn.
Het populisme van de samenzweringstheorie is geen verwrongen poging om het socialisme te benaderen of iets wat lijkt op proletarisch klassenbewustzijn. Een van de belangrijkste bronnen is de bourgeoisie zelf: het deel van de bourgeoisie dat zich juist voelt uitgesloten van de elitaire binnenkringen van haar eigen klasse, gesteund door andere delen van de bourgeoisie die hun vroegere centrale positie hebben verloren of bezig zijn te verliezen. De massa's die door dit soort populisme worden aangetrokken, worden niet gedreven door de wil om de heersende klasse uit te dagen, maar hopen, door zich te vereenzelvigen met de strijd om de macht van degenen die zij steunen, op de een of andere manier in die macht te delen, of er op zijn minst door bevoordeeld te worden ten koste van anderen.
8. Hoewel het voortschrijden van de kapitalistische ontbinding, naast de chaotische verscherping van de imperialistische rivaliteiten, in de eerste plaats de vorm aanneemt van politieke fragmentatie en een verlies van controle door de heersende klasse, betekent dit niet dat de bourgeoisie niet langer haar toevlucht kan nemen tot staatstotalitarisme in haar pogingen om de maatschappij bijeen te houden. Integendeel, hoe meer de maatschappij uit elkaar valt, des te wanhopiger wordt het vertrouwen van de bourgeoisie in de centraliserende staatsmacht, het belangrijkste instrument voor deze meest machiavellistische klasse van alle heersende klassen. De reactie op de opkomst van het populisme, van die facties van de heersende klasse die zich meer bewust zijn van de algemene belangen van het nationale kapitaal en zijn staat, is hier een voorbeeld van. De verkiezing van Biden, gesteund door een enorme mobilisatie van de media, delen van het politieke apparaat en zelfs het leger en de veiligheidsdiensten, vormt een uitdrukking van deze tegentendens op het gevaar van sociale en politieke desintegratie, dat het duidelijkst wordt belichaamd door het Trumpisme. Op korte termijn kunnen dergelijke ‘successen’ fungeren als een rem op de toenemende sociale chaos. Geconfronteerd met de Covid-19 crisis tonen de ongekende lock-downs, een laatste redmiddel om de ongebreidelde verspreiding van de ziekte tegen te houden, het massale beroep op staatsschulden om een minimum aan levensstandaard in de ontwikkelde landen te behouden, de mobilisatie van wetenschappelijke middelen om een vaccin te vinden, de behoefte van de bourgeoisie om het beeld van de staat als beschermer van de bevolking overeind te houden, haar onwil om haar geloofwaardigheid en autoriteit te verliezen in het aangezicht van de pandemie. Maar op langere termijn heeft deze toevlucht tot totalitarisme van de staat de neiging de tegenspraken van het systeem nog te verergeren. De gedeeltelijke verlamming van de economie en de opeenhoping van schulden kunnen geen ander gevolg hebben dan een versnelling van de wereldwijde economische crisis, terwijl op sociaal niveau de massale toename van politiebevoegdheden en het staatstoezicht, ingevoerd om de ‘lockdown’-wetten te handhaven - en onvermijdelijk gebruikt om alle vormen van protest en afwijkende meningen te fnuiken - het wantrouwen tegen het politieke establishment zichtbaar doen toenemen, wat zich vooral uit op het anti-proletarische terrein van de ‘rechten van de burger’.
9. De onmiskenbare politieke en ideologische ontbinding in de leidende macht van de wereld betekent niet dat de andere centra van het wereldkapitalisme in staat zijn alternatieve vestingen van stabiliteit te vormen. Nogmaals, dit is het duidelijkst in het geval van Groot-Brittannië, dat tegelijkertijd wordt getroffen door de hoogste Covid sterftecijfers in Europa en door de eerste symptomen van de zichzelf toegebrachte wonde van de Brexit, met de reële mogelijkheid dat het uiteenvalt in in ‘naties’ waaruit het samengesteld is. De huidige onbehoorlijke ruzies tussen Groot Brittannië en de EU over de bruikbaarheid en distributie van de vaccins zijn een verder bewijs dat de belangrijkste trend in de politiek van de huidige wereldbourgeoisie deze is naar toenemende fragmentatie, en niet naar eenheid tegenover een ‘gemeenschappelijke vijand’. Europa zelf is niet gespaard gebleven van deze centrifugale tendensen, niet alleen rond het beheer van de pandemie, maar ook rond de kwestie van de ‘mensenrechten’ en de democratie in landen als Polen en Hongarije. Het is opmerkelijk dat zelfs centrale landen zoals Duitsland, dat vroeger als een relatief ‘veilige haven’ van politieke stabiliteit werd beschouwd en kon bouwen op zijn economische kracht, nu wordt getroffen door een groeiende politieke chaos. De versnelde ontbinding in het historische centrum van het kapitalisme wordt gekenmerkt door zowel een verlies van controle als door toenemende moeilijkheden om politieke homogeniteit tot stand te brengen.
Na het verlies van de op één na grootste economie (Groot-Brittannië), en ook al loopt de EU niet het onmiddellijke gevaar van grote splitsingen, blijven deze dreigingen de droom van een verenigd Europa boven het hoofd hangen. En terwijl de Chinese staatspropaganda de groeiende verdeeldheid en onsamenhangendheid van de ‘democratieën’ benadrukt en zichzelf voorstelt als een bolwerk van stabiliteit in de wereld, is Pekings toenemende toevlucht tot interne repressie, zoals tegen de ‘democratische beweging’ in Hong Kong en de Oeigoerse moslims, in feite het bewijs dat China een tikkende tijdbom is. De buitengewone groei van China is zelf een product van ontbinding. De economische openstelling tijdens de Deng-periode in de jaren 1980 heeft enorme investeringen losgemaakt, vooral uit de VS, Europa en Japan. Het bloedbad van Tiananmen in 1989 maakte duidelijk dat deze economische openstelling ten uitvoer werd gelegd door een onbuigzaam politiek apparaat dat er alleen in geslaagd is het lot van het stalinisme in het Russische blok te vermijden door een combinatie van staatsterreur, een meedogenloze uitbuiting van de arbeidskrachten waardoor honderden miljoenen arbeiders in een permanente staat van arbeidsmigrant zijn geplaatst, en een waanzinnige economische groei waarvan de fundamenten nu steeds meer lijken te wankelen. De totalitaire controle over het hele maatschappelijke lichaam, de repressieve verharding van de stalinistische factie van Xi Jinping, zijn geen uiting van kracht maar een manifestatie van de zwakte van de staat, waarvan de samenhang in gevaar wordt gebracht door het bestaan van middelpuntvliedende krachten binnen de maatschappij en belangrijke gevechten tussen klieken binnen de heersende klasse.
10. In tegenstelling tot een situatie waarin de bourgeoisie in staat is de maatschappij te mobiliseren voor oorlog, zoals in de jaren 1930, zijn het exacte ritme en de vormen waarin de dynamiek van het kapitalisme in ontbinding in de richting gaat van de vernietiging van de mensheid moeilijker te voorspellen, omdat zij het product zijn van een samenloop van verschillende factoren, waarvan sommige gedeeltelijk aan het zicht kunnen worden onttrokken. Het eindresultaat is, zoals de Stellingen over de Ontbinding benadrukken, hetzelfde: "Aan zijn lot overgelaten, zal (het kapitalisme) de mensheid naar hetzelfde lot leiden als de wereldoorlog. Uiteindelijk is het allemaal hetzelfde, of we nu worden weggevaagd door een regen van thermonucleaire bommen, of door vervuiling, radioactiviteit uit kerncentrales, hongersnood, epidemieën, en de slachtingen van ontelbare kleine oorlogen (waarbij ook kernwapens kunnen worden gebruikt). Het enige verschil tussen deze twee vormen van vernietiging is dat de ene snel is, terwijl de andere langzamer zou zijn, en bijgevolg nog meer leed zou veroorzaken". Vandaag worden de contouren van deze dynamiek naar vernietiging echter scherper. De gevolgen van de vernietiging van de natuur door het kapitalisme zijn steeds moeilijker te ontkennen, evenals het falen van de wereldbourgeoisie om, met al haar mondiale conferenties en beloftes, te gaan ‘in de richting van een ‘groene economie’, teneinde een halt tot te roepen aan een proces dat onlosmakelijk verbonden is met de behoefte van het kapitalisme om, in zijn concurrerende streven naar accumulatie, door te dringen tot in de laatste uithoeken van de planeet. De Covid-pandemie is waarschijnlijk de meest significante uiting tot dusver van dit diepgaande gebrek aan evenwicht tussen de mensheid en de natuur, maar er komen steeds meer andere waarschuwingssignalen, van het smelten van het poolijs tot de verwoestende branden in Australië en Californië en de vervuiling van de oceanen door het afval van de kapitalistische productie.
11. In de mate dat het kapitalisme zich in zijn eindfase in een steeds irrationeler imperialistische ‘ieder voor zichzelf’ stort, nemen ook de “slachtingen van ontelbare kleine oorlogen” toe. De tien jaar durende lijdensweg in Syrië, een land dat nu volledig geruïneerd is door een conflict waarbij ten minste vijf rivaliserende kampen betrokken zijn, is misschien wel de meest sprekende uitdrukking van deze angstaanjagende ‘krabbenmand’, maar we zien soortgelijke manifestaties in Libië, de Hoorn van Afrika en Jemen, oorlogen die worden opgepookt en verergerd door de opkomst van regionale machten zoals Iran, Turkije en Saudi-Arabië, die geen van alle de discipline van de belangrijkste wereldmachten geneigd zijn te aanvaarden: deze tweede- of derderangsmogendheden kunnen voorwaardelijke allianties sluiten met de machtigste staten, om in andere situaties als tegenstanders op te treden (zoals in het geval van Turkije en Rusland in de oorlog in Libië). De steeds terugkerende militaire confrontaties in Israël/Palestina getuigen eveneens van het hardnekkige karakter van veel van deze conflicten, en in dit geval is de slachting van burgers aangewakkerd door de ontwikkeling van een pogrom-sfeer in Israël zelf, waaruit het effect blijkt van ontbinding op zowel militair als sociale vlak.
Tegelijkertijd zien we een verscherping van het conflict tussen de wereldmachten. De verscherping van de rivaliteit tussen de VS en China was al duidelijk onder Trump, maar de regering Biden zal in dezelfde richting doorgaan, ook al is dat onder andere ideologische voorwendselen, zoals de schendingen van de mensenrechten door China; tegelijkertijd heeft de nieuwe regering aangekondigd dat zij niet langer zal ‘wegduiken’ voor Rusland, dat nu zijn steun in het Witte Huis kwijt is. En ook al heeft Biden beloofd de VS opnieuw te betrekken bij een aantal internationale instellingen en akkoorden (over klimaatverandering, het nucleaire programma van Iran, de NAVO...), dit betekent niet dat de VS zullen afzien van hun vermogen om alleen op te treden om hun belangen te verdedigen. De militaire aanval op pro-Iraanse milities in Syrië door de regering-Biden, slechts enkele weken na de verkiezingen, was een duidelijk teken in die richting. De neiging naar het ‘ieder voor zich’ zal het de Verenigde Staten steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, maken hun leiderschap op te leggen, een illustratie van het ‘ieder tegen allen’ in de versnelling van de ontbinding.
12. Binnen dit chaotische beeld neemt de groeiende confrontatie tussen de VS en China ongetwijfeld een centrale plaats in. De nieuwe regering heeft aldus blijk gegeven van haar gehechtheid aan de ‘wending naar het oosten’ (welke thans gesteund wordt door de Tory-regering in Groot-Brittannië) en die reeds een centrale as was in de buitenlandse politiek van Obama. Dit heeft concreet gestalte gekregen in de ontwikkeling van de ‘Quad’, een expliciet anti-Chinese alliantie tussen de VS, Japan, India en Australië. Dit betekent echter niet dat we afstevenen op de vorming van stabiele blokken en een algemene wereldoorlog: de gang naar een wereldoorlog wordt nog steeds belemmerd door de sterke tendens tot ongedisciplineerdheid, het ‘ieder voor zich’ en de chaos op imperialistisch vlak, terwijl het kapitalisme in de centrale kapitalistische landen nog niet beschikt over de politieke en ideologische elementen - waaronder met name een politieke nederlaag van het proletariaat - die de maatschappij zou kunnen verenigen en de weg naar een wereldoorlog zou kunnen effenen. Dat wij nog steeds in een in wezen multipolaire wereld leven, blijkt met name uit de betrekkingen tussen Rusland en China. Hoewel Rusland zich in bepaalde kwesties zeer bereidwillig heeft getoond om een bondgenootschap aan te gaan met China, meestal tegen de VS, is het zich niet minder bewust van het gevaar om zich ondergeschikt te maken aan zijn oosterbuur, en is het een van de voornaamste tegenstanders van China's ‘Nieuwe Zijderoute’ op weg naar imperialistische overheersing.
13. Dit betekent niet dat we in een tijdperk van grotere veiligheid leven dan in de periode van de Koude Oorlog, die gebukt ging onder de dreiging van een nucleair Armageddon. Integendeel, als de fase van ontbinding wordt gekenmerkt door een toenemend verlies van controle door de bourgeoisie, dan geldt dit ook voor de enorme vernietigingsmiddelen - nucleair, conventioneel, biologisch en chemisch - die door de heersende klasse zijn vergaard en nu over een veel groter aantal natiestaten zijn verspreid dan in de voorgaande periode. Hoewel er geen sprake is van een gecontroleerde opmars naar oorlog onder leiding van gedisciplineerde militaire blokken, kunnen we het gevaar van eenzijdige militaire uitbarstingen of zelfs groteske ongelukken niet uitsluiten, die een verdere versnelling van het afglijden naar barbarij zouden betekenen.
14. Voor het eerst in de geschiedenis van het kapitalisme, buiten een situatie van wereldoorlog, wordt de economie rechtstreeks en diepgaand getroffen door een verschijnsel - de Covid-19 pandemie - dat niet rechtstreeks verband houdt met de tegenstellingen van de kapitalistische economie. De omvang en het belang van de impact van de pandemie, als het produkt van een volkomen verouderd systeem in volledige ontbinding, illustreert het ongekende feit dat het verschijnsel van de kapitalistische ontbinding nu ook de gehele kapitalistische economie, massaal en op wereldschaal, treft.
Dit binnendringen van de gevolgen van de ontbinding in de economische sfeer is rechtstreeks van invloed op de ontwikkeling van de nieuwe fase van open crisis, en luidt een situatie in die volkomen ongekend is in de geschiedenis van het kapitalisme. De gevolgen van de ontbinding die de mechanismen van het staatskapitalisme, die tot nu toe zijn ingesteld om de gevolgen van de crisis te ‘begeleiden’ en te beperken, ingrijpend wijzigen, brengen een factor van instabiliteit en kwetsbaarheid, van groeiende onzekerheid met zich mee.
De chaos die zich meester maakt van de kapitalistische economie bevestigt de opvatting van Rosa Luxemburg dat het kapitalisme geen zuiver economische ineenstorting zal meemaken. “Hoe gewelddadiger het kapitaal door middel van het militarisme het bestaan van de niet-kapitalistische lagen, zowel in de wereld als in eigen land, opruimt en de bestaansvoorwaarden van alle werkende lagen naar beneden haalt, des te meer verandert de dagelijkse geschiedenis van de kapitaalaccumulatie op het wereldtoneel in een voortdurende keten van politieke en sociale catastrofes en stuiptrekkingen, die, samen met de periodieke economische catastrofes in de vorm van crises, de voortzetting van de accumulatie onmogelijk zullen maken en de opstand van de internationale arbeidersklasse tegen de heerschappij van het kapitaal tot een noodzaak zullen maken, nog voordat zij economisch op haar natuurlijke, door haarzelf opgeworpen hindernis is gestuit” (Akkumulation des Kapitals [425], hoofdstuk 32).
15. Door een kapitalistisch systeem te treffen dat zich al sinds het begin van 2018 in een duidelijke neergaande spiraal bevond, concretiseerde de pandemie snel de voorspelling van het 23e Congres van de IKS dat we afstevenden op een nieuwe neerwaartse duik in de crisis.
De enorme versnelling van de economische crisis - en de angsten van de bourgeoisie - kunnen worden afgemeten aan de hoogte van de enorme schuldenmuur, die haastig werd opgetrokken om het productieapparaat voor een faillissement te behoeden en een minimum aan sociale cohesie in stand te houden.
Een van de belangrijkste uitingen van de ernst van de huidige crisis, in tegenstelling tot eerdere situaties van open economische crisis, en in tegenstelling tot de crisis van 2008, is dat de centrale landen (Duitsland, China en de VS) tegelijkertijd zijn getroffen en tot de landen behoren die het zwaarst door de recessie zijn getroffen. In China heeft dit geleid tot een scherpe daling van het groeitepercentage in 2020. De zwakste landen zien hun economie verstikken door inflatie, de waardedaling van hun munt en verarming.
Na vier decennia van vlucht in krediet- en schulden om de groeiende tendens tot overproductie tegen te gaan, onderbroken door steeds diepere recessies en steeds beperktere herstelperiodes, betekende de crisis van 2007-2009 reeds een volgende stap in de neergang van het kapitalisme in een onomkeerbare crisis. Hoewel de massale staatsinterventie het bankensysteem van de ondergang kon redden en de schuldenlast tot nog duizelingwekkender hoogten opdreef, werden de oorzaken van de crisis van 2007-2009 niet weggenomen. De tegenstellingen die aan de crisis ten grondslag lagen, werden verschoven naar een hoger niveau met een verpletterende schuldenlast voor de staten zelf. Pogingen om de economieën nieuw leven in te blazen leidden niet tot een echt herstel: een ongekend element sinds de Tweede Wereldoorlog was dat, afgezien van de VS, China en in mindere mate Duitsland, de productieniveaus in alle andere belangrijke landen tussen 2013 en 2018 stagneerden of zelfs daalden. De extreme broosheid van dit ‘herstel’, doordat het alle voorwaarden opstapelde voor een verdere aanzienlijke verslechtering van de wereldeconomie, vormde reeds een voorbode van de huidige situatie.
Ondanks de historische omvang van de herstelplannen, en omdat het herstel van de economie zich op zo'n chaotische wijze voltrekt, kan nog niet worden voorzien hoe - en in welke mate - de bourgeoisie erin zal slagen de situatie te stabiliseren, aangezien deze wordt gekenmerkt door allerlei onzekerheden, in de eerste plaats wat betreft de ontwikkeling van de pandemie zelf.
In tegenstelling tot wat de bourgeoisie in 2008 kon doen, toen zij de G7 en de G20 bijeenbracht, waarin de belangrijkste staten zich hadden verenigd, en het eens kon worden over een gecoördineerde reactie op de kredietcrisis, reageert elk nationaal kapitaal vandaag in verspreide slagorde, zonder enige andere bekommernis dan de eigen economische machinerie nieuw leven in te blazen en te overleven op de wereldmarkt, zonder overleg tussen de belangrijkste componenten van het kapitalistische systeem. Het ‘ieder voor zich’ heeft een beslissende overhand gekregen.
De ogenschijnlijke uitzondering hierop, het Europese herstelplan, dat de onderlinge verdeling van de schulden tussen de EU-landen behelst, is het resultaat van het besef bij de twee belangrijkste EU-landen dat een minimum aan onderlinge samenwerking noodzakelijk is om een ernstige destabilisering van de EU te voorkomen, om het hoofd te bieden aan hun belangrijkste rivalen China en de Verenigde Staten, op straffe van het risico van een versnelde achteruitgang van hun positie op het wereldtoneel.
De tegenstrijdigheid tussen de noodzaak om de pandemie in te dammen en het vermijden van een verlamming van de productie heeft geleid tot de ‘oorlog om de maskers’ en de ‘oorlog om de vaccins’. De huidige oorlog om de vaccins, de wijze waarop zij worden vervaardigd en gedistribueerd, is een weerspiegeling van de wanorde die de wereldeconomie teistert.
Na de ineenstorting van het Oostblok heeft de bourgeoisie alles in het werk gesteld om een zekere samenwerking tussen de staten in stand te houden, door met name een beroep te doen op de organen van internationale regulering die nog stamden uit de periode van de imperialistische blokken. Dit kader van ‘globalisering’ maakte het mogelijk de gevolgen van de fase van ontbinding op het vlak van de economie te beperken, door de mogelijkheid om de naties om op verschillende niveaus van de economie - financiën, productie, enz. - met elkaar te ‘associëren’, tot het uiterste op te drijven.
Met de verergering van de crisis en de imperialistische rivaliteiten werden deze multilaterale instellingen en mechanismen reeds op de proef gesteld door het feit dat de belangrijkste mogendheden steeds meer hun eigen politiek ontwikkelden, met name China, dat een uitgebreid parallel netwerk opbouwde, de Nieuwe Zijderoute, en de VS, die de neiging vertoonden deze instellingen de rug toe te keren omdat deze organismen steeds minder in staat waren hun dominante positie te handhaven. Het populisme was al in opkomst als een factor die de precaire economische situatie nog verergerde door, tegenover de kwellingen van de crisis, een element van onzekerheid toe te voegen. Het feit dat het in verschillende landen aan de macht kwam, versnelde de ontwrichting van de middelen die het kapitalisme sinds 1945 had aangewend om elke terugtrekking achter de nationale grenzen te voorkomen, wat alleen maar kan leiden tot een ongecontroleerde verspreiding van de economische crisis.
De ontketening van de dynamiek van het ‘ieder voor zich’ vloeit voort uit de tegenstelling in het kapitalisme tussen de steeds globaler wordende productieschaal en de nationale kapitaalstructuur, een tegens die door de crisis nog verergerd wordt. Deze volstrekt irrationele neiging van elke natie om zichzelf te redden ten koste van alle anderen, die een groeiende chaos in de wereldeconomie veroorzaakt (met de tendens tot versnippering van de produktieketens en opdeling van de wereldmarkt in regionale zones, tot versterking van het protectionisme en tot verveelvoudiging van unilaterale maatregelen), is contraproduktief voor elk nationaal kapitaal en een ramp op wereldvlak; het is een beslissende factor in de verslechtering van de gehele wereldeconomie.
Deze opmars van de meest ‘verantwoordelijke’ burgerlijke facties in de richting van een steeds irrationeler en chaotischer beheer van het systeem, en vooral de ongekende toename van deze tendens in de richting van het ‘ieder voor zich’, onthult een groeiend verlies van controle door de heersende klasse over het eigen systeem.
16. Als het enige land met een positief groeipercentage van 2% in 2020 is China niet triomfantelijk of versterkt uit de pandemiecrisis tevoorschijn gekomen, ook al heeft het tijdelijk terrein gewonnen ten koste van zijn rivalen. Integendeel. De voortdurende verslechtering van de groei van zijn economie, die gebukt gaat onder de zwaarste schuldenlast ter wereld en ook een lage bezettingsgraad heeft en een percentage aan ‘zombiebedrijven’ van meer dan 30%, getuigt van het onvermogen van China om vanaf nu de rol te spelen die het in 2008-2011 speelde bij het weer op gang brengen van de wereldeconomie.
China wordt geconfronteerd met een inkrimping van de markten in de hele wereld, met de wens van tal van staten om zich te ontdoen van hun afhankelijkheid van de Chinese productie, en met het risico van betalingsproblemen waarmee een aantal landen worden geconfronteerd die betrokken zijn bij het project van de Zijderoute en die het zwaarst getroffen worden door de economische gevolgen van de pandemie. De Chinese regering richt zich daarom op de interne economische ontwikkeling met het plan ‘Made in China 2025’ en met het model van de ‘dubbele circulatie’, dat er ook tot doel heeft het verlies van de buitenlandse vraag te compenseren door de binnenlandse vraag te stimuleren. Deze verandering van politiek betekent echter geen ‘wending naar binnen’; het Chinese imperialisme zal en kan de wereld niet de rug toekeren. Integendeel, het doel van deze verandering is het verwerven van nationale autarkie op het niveau van sleuteltechnologieën om des te beter in staat te zijn buiten de eigen grenzen terrein te winnen.
Het vormt een nieuwe fase in de ontwikkeling van zijn oorlogseconomie. Dit alles lokt krachtige conflicten uit binnen de heersende klasse, tussen aanhangers van de sturing van de economie door de Chinese Kommunistische Partij en de aanhangers van de markteconomie en de particuliere sector, tussen de ‘planners’ van het centrale gezag en de lokale overheden die zelf de investeringen willen sturen. Zowel in de Verenigde Staten (met betrekking tot de "GAFA" technologiereuzen uit Silicon Valley) als - nog resoluter - in China (met betrekking tot Ant International, Alibaba, enz.) is er een sterke beweging van het centrale staatsapparaat in de richting van het opbreken van bedrijven die te groot (en te machtig) worden om te controleren.
17. De gevolgen van de waanzinnige vernietiging van het milieu door het kapitalisme in ontbinding, de verschijnselen die voortvloeien uit de verstoring van het klimaat en de vernietiging van de biodiversiteit, leiden in de eerste plaats tot een verdere verarming van de armste delen van de wereldbevolking (Afrika bezuiden de Sahara en Zuid-Azië) of van diegenen die ten prooi vallen aan militaire conflicten. Maar zij treffen steeds meer alle economieën, de ontwikkelde landen voorop.
We zien momenteel een toename van extreme meteorologische verschijnselen, extreem hevige regenval en overstromingen, grote branden die in steden en op het platteland enorme financiële verliezen veroorzaken door de vernietiging van vitale infrastructuur (steden, wegen en rivieren). Deze verschijnselen verstoren de werking van het industriële productieapparaat en verzwakken ook de productiecapaciteit van de landbouw. De wereldwijde klimaatcrisis en de daaruit voortvloeiende toenemende desorganisatie van de wereldmarkt voor landbouwproducten vormen een bedreiging voor de voedselzekerheid van vele landen.
Het kapitalisme in ontbinding beschikt niet over de middelen om de opwarming van de aarde en de ecologische verwoesting werkelijk te bestrijden. Deze hebben nu al een steeds negatievere invloed op de reproductie van het kapitaal en kunnen de terugkeer naar economische groei alleen maar in de weg staan.
Gedreven door de noodzaak om verouderde zware industrieën en fossiele brandstoffen te vervangen, vertegenwoordigt de ‘groene economie’ geen uitweg voor het kapitaal, noch op ecologisch, noch op economisch vlak. Haar productienetwerken zijn niet groener en niet minder vervuilend. Het kapitalistische systeem is niet in staat een ‘groene revolutie’ te ontketenen. De activiteiten van de heersende klasse op dit gebied leiden onvermijdelijk ook tot een intensivering van de vernietigende economische concurrentie en imperialistische rivaliteiten. De opkomst van nieuwe en potentieel winstgevende sectoren, zoals de productie van elektrische voertuigen, kan in het gunstigste geval bepaalde delen van de sterkere economieën ten goede komen, maar gezien de beperkingen van koopkrachtige markten en de toenemende problemen die het steeds massalere gebruik van geldschepping en schulden met zich meebrengt, zullen zij niet als locomotief voor de economie als geheel kunnen fungeren. De ‘groene economie’ is ook een gepriviligeerd instrument voor krachtige ideologische misleidingen over de mogelijkheid van hervorming van het kapitalisme en een uitgelezen wapen tegen de arbeidersklasse, waarmee fabriekssluitingen en ontslagen worden gerechtvaardigd.
18. Als reactie op de toenemende imperialistische spanningen voeren alle staten hun militaire inspanningen op, zowel in omvang als in duur. De militaire sfeer breidt zich uit tot steeds meer ‘conflictzones’, zoals cyberveiligheid en de toenemende militarisering van de ruimte. Alle kernmachten starten discreet hun atoomprogramma's weer op. Alle staten moderniseren en passen hun strijdkrachten aan.
Deze krankzinnige bewapeningswedloop, waartoe elke staat onherroepelijk is veroordeeld door de eisen van de inter-imperialistische concurrentie, is des te irrationeler omdat het toenemende gewicht van de oorlogseconomie en de wapenproductie een aanzienlijk deel van de nationale rijkdom opslokt: deze gigantische militaire uitgaven op wereldschaal, ook al vormen zij een bron van winst voor de wapenhandelaren, betekenen een sterilisatie en vernietiging van het wereldkapitaal. De investeringen in de productie en de verkoop van wapens en militair materieel vormen in geen geval een uitgangspunt of een bron van accumulatie van nieuwe winsten: eenmaal geproduceerd of aangeschaft dienen wapens slechts om dood en verderf te zaaien of om ongebruikt in arsenalen te blijven liggen totdat zij verouderd zijn en vervangen moeten worden. De economische gevolgen van deze volstrekt onproductieve uitgaven “zullen desastreus zijn voor het kapitaal. Met de toch al onbeheersbare begrotingstekorten vormt de enorme toename van de militaire uitgaven, die door de groei van de inter-imperialistische tegenstellingen noodzakelijk is geworden, een economische last die de neergang van het kapitalisme in de afgrond alleen maar zal versnellen" (Rapport over de Internationale Situatie [426], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 35).
19. Na tientallen jaren van gigantische schulden overtreffen de massale injecties van liquide middelen in de meest recente stimuleringspakketten ruimschoots de omvang van eerdere interventies. De miljarden dollars die door de Amerikaanse, Europese en Chinese plannen zijn vrijgemaakt, hebben de wereldschuld op een recordpercentage van 365% van het mondiale BBP gebracht.
De vlucht in de schulden, waar het kapitalisme in zijn vervalperiode steeds weer gebruikt van gemaakt heeft als een lapmiddel voor de crisis van de overproduktie, is een manier om de zaken naar de toekomst te verschuiven ten koste van nog ernstiger stuiptrekkingen. Het heeft nu een ongekende omvang aangenomen. Sinds de Grote Depressie heeft de bourgeoisie blijk gegeven van haar vastberadenheid om een systeem dat steeds meer bedreigd wordt door overproduktie, door de afnemende beschikbaarheid van markten, in leven te houden door middel van steeds geraffineerdere middelen van staatsinterventie, gericht op het uitoefenen van een alomvattende controle over haar economie. Maar zij heeft geen mogelijkheid om de werkelijke oorzaken van de crisis aan te pakken. Ook al is er geen vaste, vooraf bepaalde limiet aan de ongebreidelde vlucht in de schulden, een punt waarop die onmogelijk wordt, dan nog kan deze politiek niet oneindig doorgaan zonder ernstige gevolgen voor de stabiliteit van het systeem, zoals blijkt uit het steeds frequentere en wijdverbreidere karakter van de crises van het afgelopen decennium. Bovendien is gebleken dat een dergelijke politiek, althans in de afgelopen vier decennia, steeds minder doeltreffend is gebleken om de wereldeconomie nieuw leven in te blazen.
Niet alleen veroordeelt het gewicht van de schuldenlast het kapitalistische systeem tot steeds verwoestender stuiptrekkingen (faillissement van ondernemingen en zelfs van staten, financiële en monetaire crises, enzovoort), maar bovendien kan het, doordat het vermogen van de staten om de wetten van het kapitalisme te bedriegen steeds meer wordt ingeperkt, hun vermogen om hun respectieve nationale economieën weer op gang te brengen alleen maar belemmeren.
De crisis die zich nu al tientallen jaren ontvouwt, zal de ernstigste worden van de hele periode van het verval, en haar historische betekenis zal zelfs verder gaan dan de eerste crisis van dit tijdperk, de crisis die in 1929 begon. Na meer dan 100 jaar van verval van het kapitalisme, met een economie die is verwoest door de militaire sector, verzwakt door de impact van de aantasting van het milieu, diepgaand aangetast in haar reproductiemechanismen door schulden en staatsmanipulatie, ten prooi gevallen aan de pandemie, steeds meer lijdend onder alle andere effecten van de ontbinding, is het een illusie te denken dat in deze omstandigheden een gemakkelijk of duurzaam herstel van de wereldeconomie zal plaatsvinden.
20. Tegelijkertijd moeten revolutionairen zich niet laten verleiden tot een ‘catastrofistische’ visie van een wereldeconomie die op de rand van een definitieve ineenstorting staat. De bourgeoisie zal tot het uiterste blijven vechten om het voortbestaan van haar systeem, hetzij met rechtstreekse economische middelen (zoals de exploitatie van onaangeboorde hulpbronnen en potentiële nieuwe markten, zoals het project van China’s Nieuwe Zijderoute), hetzij met politieke middelen, vooral door de manipulatie van krediet en het bedriegen van de waardewet. Dit betekent dat er nog steeds fasen van stabilisatie kunnen zijn tussen economische stuiptrekkingen met steeds ingrijpender gevolgen.
21. De terugkeer van een soort ‘neo-Keynesianisme’, ingeluid door de enorme uitgaven waartoe de regering Biden zich heeft verplicht, en de initiatieven om de vennootschapsbelastingen te verhogen - hoewel ook ingegeven door de noodzaak de burgerlijke maatschappij bijeen te houden, en door de even dringende noodzaak om het hoofd te bieden aan de verscherping van de imperialistische spanningen - toont de bereidheid van de heersende klasse om te experimenteren met andere vormen van economisch beheer, niet in de laatste plaats omdat de tekortkomingen van de neoliberale politiek, die in de jaren Thatcher-Reagan werd gelanceerd, onder het schijnsel van de pandemische crisis ernstig aan het licht zijn gekomen. Dergelijke politieke veranderingen kunnen de wereldeconomie echter niet behoeden heen en weer geslingerd te worden tussen het dubbele gevaar van inflatie en deflatie, nieuwe krediet- en valutacrises, die alle tot meedogenloze recessies leiden.
22. De arbeidersklasse betaalt een zware tol voor de crisis. In de eerste plaats omdat zij het meest direct aan de pandemie is blootgesteld en het voornaamste slachtoffer is van de verspreiding van de infectie, en in de tweede plaats omdat de ineenstorting van de economie de zwaarste aanvallen sinds de Grote Depressie ontketent, op alle niveaus van de arbeids- en levensomstandigheden, hoewel niet alle sectoren van de klasse op dezelfde wijze zullen worden getroffen.
De vernietiging van banen was in 2020 vier keer zo groot als in 2009, maar de omvang van de enorme toename van de massale werkloosheid die in het verschiet ligt, is nog niet volledig duidelijk. Hoewel de overheidssubsidies die in sommige landen aan gedeeltelijk werklozen worden verstrekt, bedoeld zijn om de sociale schok te verzachten (in de Verenigde Staten bijvoorbeeld is het gemiddelde inkomen van loonarbeiders tijdens het eerste jaar van de pandemie volgens de officiële statistieken zelfs gestegen - voor de allereerste keer in de geschiedenis van het kapitalisme, tijdens een recessie), zullen er zeer binnenkort miljoenen banen verdwijnen.
De exponentiële toename van onzeker werk en de algemene verlaging van de lonen zullen leiden tot een gigantische toename van de verarming, die veel werkers nu al treft. Het aantal slachtoffers van hongersnood in de wereld is verdubbeld en de honger steekt opnieuw de kop op in de westerse landen. Degenen die hun baan behouden moeten rekening houden met een toenmende werkdruk en een verscherpte uitbuiting.
Van de pogingen van de bourgeoisie om de economische situatie te ‘normaliseren’ kan de arbeidersklasse niets anders verwachten dan ontslagen en loonsverlagingen, nog meer stress en angst, drastische opvoering van de bezuinigingsmaatregelen op alle vlakken, zowel in het onderwijs als in de gezondheidszorg, de pensioenen en de sociale uitkeringen. Kortom, we zullen een verslechtering zien van de levens- en arbeidsomstandigheden op een niveau dat geen van de generaties van na de Tweede Wereldoorlog tot nu toe heeft meegemaakt.
23. Sinds de kapitalistische produktiewijze haar periode van verval is ingegaan, is de druk om dit verval met staatskapitalistische maatregelen te bestrijden voortdurend toegenomen. De tendens tot versterking van de staatskapitalistische organen en vormen betekent echter allesbehalve een versterking van het kapitalisme; integendeel, zij geven uitdrukking aan de toenemende tegenstellingen op economisch en politiek terrein. Met de versnelling van de ontbinding in de nasleep van de pandemie zien we ook een sterke toename van de staatskapitalistische maatregelen. Deze zijn geen uiting van een grotere controle van de staat over de maatschappij, maar eerder een uiting van de groeiende moeilijkheden om de maatschappij in haar geheel te organiseren en haar toenemende tendens tot fragmentatie te voorkomen.
24. De IKS erkende aan het begin van de jaren 1990 dat de ineenstorting van het Oostblok en het definitieve begin van de fase van ontbinding het proletariaat voor grotere moeilijkheden zou stellen: het gebrek aan politiek perspectief, het onvermogen om greep te krijgen op zijn politieke en historische perspectief, dat reeds een centraal element was geweest in de moeilijkheden van de klassebeweging in de jaren 1980, zou ernstig worden verergerd door de oorverdovende campagnes over de dood van het kommunisme; in samenhang hiermee zou het gevoel van klasse-identiteit van het proletariaat in de nieuwe periode ernstig worden verzwakt, zowel door de atomiserende en splijtende effecten van de sociale ontbinding, als door de bewuste pogingen van de heersende klasse om deze effecten te verergeren door middel van ideologische campagnes (het ‘einde van de arbeidersklasse’) en de ‘materiële’ veranderingen die het gevolg zijn van de politiek van globalisering (uiteenvallen van de traditionele centra van klassestrijd, verplaatsing van industrieën naar gebieden in de wereld waar de arbeidersklasse niet dezelfde historische ervaring heeft, enz.)
25. De IKS heeft de neiging gehad om de diepte en de duur van deze teruggang in de klassestrijd te onderschatten, en zag vaak tekenen dat de teruggang op het punt stond overwonnen te worden en dat we binnen betrekkelijk korte tijd nieuwe internationale golven van strijd zouden zien, zoals in de periode na 1968. In 2003 voorspelde de IKS, op basis van nieuwe gevechten in Frankrijk, Oostenrijk en elders, een opleving van de strijd door een nieuwe generatie proletariërs die minder beïnvloed was door de antikommunistische campagnes en die een steeds onzekerder toekomst tegemoet zou gaan. Deze voorspellingen werden in belangrijke mate bevestigd door de gebeurtenissen van 2006-2007, met name de strijd tegen de CPE in Frankrijk, en van 2010-2011, in het bijzonder de Indignados-beweging in Spanje. Deze bewegingen gaven blijk van een belangrijke vooruitgang op het vlak van solidariteit tussen generaties, zelforganisatie door middel van vergaderingen, debatcultuur, reële bezorgdheid over de toekomst van de arbeidersklasse en de mensheid in haar geheel. In die zin toonden zij het potentieel voor een vereniging van de economische en politieke dimensies van de klassestrijd. Het heeft ons echter veel tijd gekost om de reusachtige moeilijkheden te begrijpen waarmee deze nieuwe generatie, ‘opgegroeid’ in de omstandigheden van ontbinding, werd geconfronteerd, moeilijkheden die het proletariaat in deze periode zouden verhinderen de teruggang van na 1989 om te keren.
26. Een belangrijk element in deze moeilijkheden was de voortschrijdende erosie van de klasse-identiteit. Dit was al duidelijk in de strijd van 2010-2011, met name in de beweging in Spanje: ondanks de belangrijke vooruitgang die op het niveau van bewustzijn en organisatie was geboekt, zag de meerderheid van de Indignados zichzelf eerder als ‘burgers’ dan als deel van een klasse, waardoor ze kwetsbaar waren voor de democratische illusies die werden aangeprezen door mensen als Democratia Real Ya! (het latere Podemos), en later voor het gif van het Catalaanse en Spaanse nationalisme. In de daaropvolgende jaren werd de teruggang, die in het kielzog van deze bewegingen ontstond, verdiept door de snelle opkomst van het populisme, waardoor nieuwe scheidslijnen in de internationale arbeidersklasse ontstonden - scheidslijnen die nationale en etnische verschillen uitbuitten, en gevoed werden door de pogromistische houding van populistisch rechts, maar ook politieke scheidslijnen tussen populisme en anti-populisme.
Overal ter wereld groeide woede en ontevredenheid, gebaseerd op ernstige materiële deprivatie en reële bezorgdheid over de toekomst; maar bij gebrek aan een proletarisch antwoord werd een groot deel hiervan gekanaliseerd in inter-klassistische opstanden zoals de Gele Hesjes in Frankrijk, in ‘single issue’ campagnes op een burgerlijk terrein zoals de klimaatmarsen, in de bewegingen voor democratie tegen dictatuur (Hong Kong, Wit-Rusland, Myanmar, enz.) of in de onontwarbare kluwen van raciale en seksuele identiteitspolitiek die dienen om verder te verduisteren dat de cruciale kwestie van proletarische klasse-identiteit de enige basis vormt voor een authentiek antwoord op de crisis van de kapitalistische productiewijze. De verspreiding van deze bewegingen - of ze zich nu voordoen als inter-klassistische opstanden of als openlijk burgerlijke mobilisaties - heeft de toch al aanzienlijke moeilijkheden vergroot, niet alleen voor de arbeidersklasse als geheel, maar ook voor de Kommunistische Linkerzijde zelf, voor de organisaties die de verantwoordelijkheid hebben om het klassenterrein te bepalen en te verdedigen. Een duidelijk voorbeeld hiervan was het onvermogen van de bordigisten en de ICT om in te zien dat de woede die werd opgewekt door de politiemoord op George Floyd in mei 2020 onmiddellijk werd afgeleid naar bugerlijk terrein. Maar de IKS is ook op belangrijke problemen gestuit in het licht van deze vaak verbijsterende veelheid van bewegingen, en zal, als onderdeel van haar kritische evaluatie van de afgelopen 20 jaar, de aard en de omvang van de fouten die ze heeft gemaakt in de periode vanaf de Arabische lente van 2011, via de zogenaamde kaarslichtprotesten in Zuid-Korea, tot de meer recente opstanden en mobilisaties, serieus moeten onderzoeken.
27. Vooral de pandemie heeft de arbeidersklasse voor grote moeilijkheden geplaatst:
28. Ondanks de enorme problemen waarmee het proletariaat te kampen heeft, verwerpen wij het idee dat de klasse al op wereldschaal verslagen is, of op het punt staat een dergelijke nederlaag te lijden, vergelijkbaar met die uit de periode van de contrarevolutie, een nederlaag van een soort waarvan het proletariaat zich mogelijk niet meer zou kunnen herstellen. Het proletariaat, als uitgebuite klasse, ontkomt er niet aan de leerschool van de nederlagen te doorlopen, maar de centrale vraag is of het proletariaat reeds zo overweldigd is door de meedogenloze opmars van de ontbinding, dat zijn revolutionaire potentieel daadwerkelijk ondermijnd is. Het beoordelen van zo'n nederlaag in de fase van de ontbinding is een veel ingewikkelder taak dan in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog, toen het proletariaat openlijk tegen het kapitalisme in opstand was gekomen en verpletterd werd door een reeks zware nederlagen, of in de periode na 1968 toen de heropleving van de strijd door een nieuwe en onverslagen generatie proletariërs het voornaamste obstakel was voor de opmars van de bourgeoisie naar een nieuwe wereldoorlog. Zoals wij reeds in herinnering hebben gebracht, brengt de fase van ontbinding inderdaad het gevaar met zich mee dat het proletariaat eenvoudigweg niet reageert en gedurende een lange periode wordt platgewalst - een ‘dood door duizend steken’ in plaats van een frontale klassenconfrontatie. Niettemin stellen we dat er nog steeds voldoende aanwijzingen zijn dat, ondanks het onbetwistbare ‘voortschrijden’ van de ontbinding, ondanks het feit dat de tijd niet langer in het voordeeld is van de arbeidersklasse, het potentieel voor een diepgaande proletarische heropleving –die leidt tot een hereniging tussen de economische en de politieke dimensie van de klassestrijd - niet verdwenen is, zoals blijkt uit:
Zo herbergt de defensieve strijd van de arbeidersklasse de kiemen in zich van de kwalitatief hogere maatschappelijke verhoudingen die het uiteindelijke doel zijn van de klassestrijd - wat Marx de ‘vrij geassocieerde producenten’ noemde. Door vereniging, door het samenbrengen van al zijn componenten, capaciteiten en ervaringen, kan het proletariaat machtig worden, kan het de steeds bewustere en meer eensgezinde strijder worden voor en de heraut van een bevrijde mensheid.
29. Ondanks de neiging van het proces van ontbinding om invloed uit te oefenen op de economische crisis, blijft deze in deze fase de ‘bondgenoot van het proletariaat’. Zoals in de “Stellingen over de Ontbinding” staat:
“De onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis (is) de belangrijkste stimulans van de klassestrijd en van de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan verzamelen op het terrein van de gedeeltelijke strijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse. Dit is zo, omdat:
30. Bijgevolg moeten wij elke neiging afwijzen om het belang van de ‘defensieve’, economische strijd van de klasse te bagatelliseren, iets wat een typische uiting is van de modernistische zienswijze die de klasse alleen ziet als een uitgebuite categorie en niet evenzeer als een historische, revolutionaire kracht. Het is natuurlijk waar dat de economische strijd alleen het tij van de ontbinding niet kan keren: zoals in de Stellingen over de Ontbinding staat: “Het verzet van de arbeiders tegen de effecten van de crisis is niet langer voldoende: alleen de kommunistische revolutie kan een eind aan deze dreiging maken.” Maar het is een grote vergissing om de voortdurende dialectische wisselwerking tussen de economische en politieke aspecten van de strijd uit het oog te verliezen, zoals Rosa Luxemburg in haar werk over de massastaking van 1905 benadrukte; en opnieuw in het heetst van de Duitse revolutie van 1918-1919, op het moment dat de ‘politieke’ dimensie openlijk op de voorgrond trad, benadrukte zij dat het proletariaat nog steeds zijn economische strijd moet ontwikkelen als de enige basis om zich als klasse te organiseren en te verenigen. Het zal de combinatie zijn van een hernieuwde verdedigingsstrijd op een klasseterrein, stuitend op de objectieve grenzen van de burgerlijke maatschappij in ontbinding, en bevrucht door de tussenkomst van de revolutionaire minderheid, die de arbeidersklasse in staat zal stellen een volledige proletarische politisering te bereiken – om haar revolutionaire perspectief terug te vinden, de weg naar de volledige proletarische politisering die haar in staat zal stellen de mensheid uit de nachtmerrie van het ontbindende kapitalisme te leiden.
31. In een eerste periode zal de herontdekking van de klasse-identiteit en de strijdbaarheid van de klasse een vorm van verzet zijn tegen de corrosieve effecten van de kapitalistische ontbinding - een bolwerk tegen een verdere fragmentering en verdeeldheid van de arbeidersklasse tegen zichzelf. Zonder de ontwikkeling van de klassestrijd hebben verschijnselen als de vernietiging van het milieu en de verbreiding van de militaire chaos de neiging gevoelens van machteloosheid en de toevlucht tot schijnoplossingen als ecologisme en pacifisme te versterken. Maar in een meer ontwikkeld stadium van de strijd, in de context van een revolutionaire situatie, kan de realiteit van deze bedreigingen voor het voortbestaan van de soort een factor worden om te begrijpen dat het kapitalisme inderdaad het laatste stadium in zijn verval heeft bereikt en dat revolutie de enige uitweg is. Met name de oorlogszucht van het kapitalisme - zeker wanneer de grote mogendheden er direct of indirect bij betrokken zijn – kan een belangrijke factor zijn in de politisering van de klassestrijd, omdat hij zowel een zeer concrete toename van de uitbuiting en het fysieke gevaar met zich meebrengt, als een verdere bevestiging dat de maatschappij voor de gedenkwaardige keuze staat tussen socialisme en barbarendom. Van factoren van demobilisatie en wanhoop kunnen deze bedreigingen de vastberadenheid van het proletariaat versterken om een einde te maken aan dit stervende systeem.
“Het proletariaat mag niet verwachten en hopen te kunnen profiteren van de verzwakking die de ontbinding veroorzaakt binnen de bourgeoisie zelf. Gedurende deze periode moet het de gevolgen van de ontbinding binnen de eigen rangen bestrijden, door alleen te vertrouwen op de eigen kracht, en op haar mogelijkheden om als uitgebuite klasse collectief en solidair voor haar belangen te strijden (hoewel de revolutionaire propaganda continu het belang van het gevaar van de sociale ontbinding moet benadrukken). Alleen in een voor-revolutionaire periode, als het proletariaat in het offensief is, als het direct en openlijk de strijd heeft opgenomen voor zijn eigen historische perspectief, zal het in staat zijn om sommige gevolgen van de ontbinding, met name die van de ideologie van de bourgeoisie en van de krachten van de kapitalistische macht, voor haar eigen doelen te gebruiken en ze tegen het kapitaal te keren.” (Idem).
Welk verzet kan de arbeidersklasse plegen tegen de aanvallen van staten of rechtse groepen tegen buitenlanders of afzonderlijke etnische groepen? Op welke grondslag strijdt de arbeidersklasse tegen racistische pogroms – op een nationalistische of op een internationalistische? Over welke middelen beschikt de arbeidersklasse om zich als klasse te weer te stellen tegen dergelijke aanvallen? Hoe komen revolutionairen tussen in zo'n situatie? Dat de arbeidersklasse niet in het minst veroordeeld is tot hulpeloosheid of dadeloos moet toekijken bewijzen de reacties van de arbeiders in Nederland in de winter van 1941, exact 80 jaar geleden.
Midden tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland door Duitse troepen werd bezet, toen het Duitse kapitaal dwangarbeiders voor de fabrieken naar Duitsland afvoerde en begon met repressiemaatregelen en met het wegvoeren van Joden naar de concentratiekampen ontwikkelden de arbeiders in Nederland een klasseverzet dat voor ons momenteel veel lessen biedt.
We drukken hier een uittreksel af uit het boek De Hollands-Duitse Linkerzijde dat de IKS in het Frans en het Engels uitgegeven heeft. Het werd reeds gepubliceerd in Wereldrevolutie 94 in 2001. Daarin wordt de invloed van het Nederlandse ‘Marx-Lenin-Luxemburg-Front’ (MLL) behandeld dat na de Duitse bezetting als ondergrondse organisatie van links-kommunisten werd opgericht door enkele honderden leden. We kunnen hier niet nader op de geschiedenis van deze groep ingaan en verwijzen voor een uitvoeriger overzicht naar Hoofdstuk 10 van de Engelse uitgave van het boek over de Hollands-Duitse Linkerzijde [427].
De Februaristaking vond evenzeer zijn oorzaak in de Jodenvervolging door de Duitse autoriteiten als in de groeiende onvrede onder de Nederlandse arbeiders die te lijden hadden onder grote materiële ellende en deportatie naar de fabrieken van het Reich.
Sinds het einde van 1940 had de Rijkscommissaris, Seyss-Inquart antisemitische maatregelen genomen, daarbij gesteund door de NSB (Nationaal Socialistische Beweging) van Mussert, een kleine Nederlandse nazipartij. Iedere bevordering voor Nederlandse ambtenaren van Joodse oorsprong werd verboden; werk bij de overheid werd voor Joden verboden. Deze maatregelen hadden al tot stakingen bij studenten in Delft en Leiden geleid. Desondanks gingen de bezettende autoriteiten en Nederlandse nazi's door met hun vervolging van de bijzonder talrijke Joodse bevolking in Amsterdam. De toegang tot cafés en bioscopen werd hen ontzegd en vanaf januari 1941 moesten zij zich laten inschrijven in een speciaal register.
De protestbeweging tegen het antisemitisme – dat het geheel van de Nederlandse bevolking choqueerde – werd in begin vooral door studenten gedragen. Zij drukten hun vijandigheid uit ten opzichte van het antisemitisme vanuit een nationalistische gezindheid en manifesteerden op 31 januari in scholen en op straat om de verjaardag van prinses Beatrix te vieren die zich in ballingschap in Londen bevond. Het bombardement op Rotterdam in juni 1940, dat het leven had gekost van 30.000 mensen, en de beperkingen in de voedseldistributie hadden sterke anti-Duitse gevoelens in de bevolking teweeggebracht.
Voor het MLL-front was het buitengewoon belangrijk dat de gewettigde vijandigheid tegenover het antisemitisme niet leidde tot een uitbarsting van Nederlandse nationalistische en pro-Engelse gevoelens. De strijd tegen het antisemitisme vormde in haar opvatting een onderdeel van de algemene strijd tegen heel het kapitalistische systeem. In zijn tussenkomst riep het MLL-Front op tot boycot van de instellingen die zich vijandig tegen Joden opstelden, hoewel ze zich er van bewust was dat een algemene boycot nauwelijks te verwezenlijken was. Ze hoedde ervoor dat de strijd enkel tegen het antisemitisme was gericht en riep de Joden op tot strijd voor het socialisme; ze herinnerde eraan dat de bevrijding van de Joden slechts onder het socialisme mogelijk zou zijn en stelde het zionisme aan de kaak als een gevaarlijk streven naar een nationale staat binnen de kapitalistische wereld.
Tegelijk met de ontwikkeling van een diepe vijandigheid tegenover de toenemende antisemitische maatregelen nam ook de onvrede onder de arbeiders toe. Vooral de werkloosheid kwam hard aan: in Amsterdam waren er in augustus 1939 40.000 werklozen, in juli 1940 60.000, net als in de ergste jaren van de wereldhandelscrisis. De werkloosheid trof bijna 300.000 arbeiders over heel Nederland. In een jaar waren de levensmiddelenprijzen gestegen met meer dan 36%, wat de heersende nood nog vergrootte. De werkloze arbeiders werden onderworpen aan het systeem van werkverschaffing. Tegen een hongerloon moesten ze land ontginnen en dijken versterken. In oktober 1940 reisden alleen al uit Amsterdam dagelijks zo'n 11.000 arbeiders met de trein van en naar de provincie Utrecht. Vanaf november komt het tot betogingen en relletjes. In Amsterdam zijn er heel de maand januari kleine betogingen van arbeiders in de Werkverschaffing en van werklozen bij gemeentelijke arbeidsbureaus en het stadhuis. Telkens worden die door de Nederlandse politie uit elkaar gedreven.
Tegelijkertijd beginnen de eerste deportaties van arbeiders naar Duitsland, met hulp van de Nederlandse autoriteiten, vooral van het gemeentelijke Amsterdamse arbeidsbureau: 7.000 in oktober 1940. In januari 1941 moesten op bevel van de Duitse marine 3.000 arbeiders naar Duitsland worden gestuurd op straffe van het concentratiekamp. Het ging om geschoolde arbeiders uit de metaalindustrie en de scheepsbouw. Midden februari veroorzaakt dat grote opwinding onder de arbeiders van de scheepswerven.
In deze steeds meer gespannen sociale atmosfeer namen de Duitse autoriteiten steeds hardere antisemitische maatregelen. De aanvallen van Nederlandse en Duitse nazi's op de joodse buurt in het centrum van Amsterdam slaan vanaf december om in pogroms. In die situatie werd een groep nazi's aangevallen door joodse en niet-joodse arbeiders die uit andere arbeidersbuurten kwamen. Bij het gevecht komt een Nederlandse nationaalsocialist om het leven. Op 12 februari sloten de Duitse gezaghebbers heel de joodse buurt af. Joodse persoonlijkheden werden opgeroepen om een Joodse Raad te vormen die verantwoordelijk zou zijn voor het 'handhaven van de orde' en die belast werd met het inleveren van de wapens. Maar de bevolking had geen wapens en het zoeken bleef vruchteloos. Deze eis vormde slechts een voorwendsel om de buurt in een getto om te vormen en de huizen te doorzoeken.
Op 17 februari namen 2.000 arbeiders van de scheepswerven het initiatief tot een staking uit solidariteit met hun 128 collega's die verplicht waren om in Duitsland te gaan werken. De Duitse autoriteiten zwichtten en de arbeiders behaalden een morele overwinning die later een belangrijke rol zou spelen in de veralgemening van de staking.
Na een incident waarbij de eigenaars van een Joods café de aanval van de Duitse politie (Grüne Polizei) hadden afgeslagen hielden de autoriteiten in het weekeinde van 22 en 23 februari meer dan 400 Joden aan. Kort tijd later werden ze naar Buchenwald afgevoerd. Het machtsvertoon van SS-mitrailleurs veroorzaakte grote onrust en woede onder de arbeiders van Amsterdam.
Op 25 februari brak de staking spontaan uit in de bedrijven van de stad. Er werden betogingen gehouden met slogans als: ‘Weg met de pogroms tegen de Joden!’. Op 26 februari veralgemeende de massastaking zich in Den Haag, Rotterdam, Groningen, Utrecht, Hilversum, Haarlem en nog een aantal andere steden. De staking breidde zich zelfs uit in België.
De maatregelen ter onderdrukking die de Duitse autoriteiten namen zouden gruwelijk zijn: het binnentrekken van SS-bataljons in de stakende steden met de opdracht om te schieten op de betogers; krijgsrecht, massale arrestaties, verplichting voor de werkgevers om de arbeiders de twee stakingsdagen niet uit te betalen. De stakingsbeweging was gebroken. De executie van stakers begon. De massadeportaties van Joden werden voortgezet om in juni 1942 nog te worden opgevoerd. Aan het einde van de oorlog hadden van een gemeenschap van 120.000 personen alleen de 20.000 het overleefd die de verstandige keus hadden gemaakt om onder te duiken, met valse papieren.
Het staat vast dat de Communistische Partij Nederland (CPN), die twee maanden na het begin van de Bezetting op 20 juli 1940 verboden werd, een grote rol heeft gespeeld bij het uitbreken van de staking. Maar ze werd overrompeld door de snelheid waarmee deze zich uitbreidde. De uitbreiding buiten Amsterdam verliep buiten haar toedoen en spontaan. Toen de CPN opriep tot een algemene staking in het hele land voor 6 maart werd die oproep door de arbeiders in de wind geslagen. De staking had een massaal karakter aangenomen, in omvang vergelijkbaar met de grote staking van 1903. Het aspect van spontane massastaking, verschillend van een algemene staking, zou niet zonder uitwerking blijven op het MLL-Front, dat steeds meer Luxemburgistische standpunten verdedigde.
Hoewel het was teruggebracht tot een kleine organisatie die een 300-tal militanten telde speelde het MLL-Front een niet te verwaarlozen rol in de staking. Naar het voorbeeld van de vroegere organisaties was er een jongerenorganisatie opgericht, het MJC (Marxistisch Jeugd Comité), dat een maandblad uitgaf: Het Kompas. Sinds januari 1941 werd met vaste tussenpozen een propagandakrant uitgegeven, Spartacus, die in februari 1941 in 5.000 exemplaren verscheen. Voor een illegale krant was dat een zeer grote oplage. De keuze van de naam verwees uitdrukkelijk naar Rosa Luxemburg. Het feit dat Sneevliet zelf de Junius-brochure De crisis der sociaal-democratie [428] vertaalde, liet zien dat er duidelijk afstand werd genomen van de Leninistische standpunten over het nationale vraagstuk.
Voor de staking verspreidde het MLL-Front veel geschriften (pamfletten, manifesten) waarin tot strijd werd opgeroepen. Propagandistisch werden de arbeiders opgeroepen om in de arbeiderswijken stoottroepen te vormen tegen antisemitische acties. Tijdens de razzia's tegen de Joden deden ze de volgende oproep:
“Als mannen en vrouwen uit de arbeiderswijken te hoop lopen in de Jodenbuurt van Amsterdam [...] als zij de strijd opnemen tegen de betaalde bandieten van de Hollandse nationaal-socialistische beweging, dan hebben wij te maken met een prachtuiting van spontane solidariteit, die in de bedrijven in hogere en meer afdoende vorm tot uiting moet komen.
Het antwoordt elke gewelddaad van het nationaal-socialisme met roerigheid en proteststakingen in de bedrijven.
Stroom! uit de fabrieken, verlaat de werven en de werken en sluit je in massa aan bij jullie in de bedreigde buurten strijdende klassengenoten”.
De invloed van het MLL-Front op de staking is in Amsterdam moeilijk in te schatten, alhoewel er in deze stad voor de bezetting 400 leden van het Nationaal Arbeiders Secretariaat (NAS) waren. Vast staat dat als de CPN het initiatief nam om tot staking op te roepen - in omstandigheden van een sociale beroering die zich onafhankelijk van haar ontwikkelde -, het MLL-Front een belangrijke rol speelde in de uitbreiding van de staking naar de andere steden. Maar de staking werd vooral door de arbeiders gewild en gevoerd, onafhankelijk van alle oproepen van partijen. Aan het einde van staking zou het MLL-Front, dat de oproep van de CPN tot algemene staking op 6 maart aan de kaak stelde, de oprichting aanbevelen van ondergrondse stakings- en actiecomités in de fabrieken. Maar door haar zwakte gaf de staking -die zich daarmee onderscheidde van de grote massastakingen uit het verleden- geen aanleiding tot het ontstaan van stakingscomités die de strijd leidden. De Februaristaking was spontaan zonder spontaan specifieke arbeidersorganisaties te doen ontstaan.
In het MLL-Front bestond ongetwijfeld een neiging om het revolutionaire karakter van een staking die op geen enkel moment werd gedragen door eigen arbeiderseisen, te overschatten. Anderzijds toonde zijn verwerping van het nationalisme dat het de noodzaak niet onderschatte van strijd tegen de ideologie van het nationale verzet. Wilde het niet gezien worden als onderdeel van een anti-Duits nationaal verzetsfront, dan moest het de noodzaak van het internationalisme onderstrepen. De volgende oproep is op dit vlak ondubbelzinnig:
"Wie moet winnen?
Duitsland? Neen.
Engeland? Neen.
Het derde front, het socialistische proletariaat.
Tegen nationaal-socialisme en nationaal bolsjewisme.
De internationale klassestrijd!
De toon van dit Manifest rekende af met die van de CPN die in zijn oproep tot staking slogans tegen de nazi's vermengde met nationalistische slogans: "Strijdt fier voor de vrijmaking van ons land!!!!". In het algemeen bracht het MLL-Front nooit antifascistische slogans naar voren. In tegenstelling tot Nederlandse sociaaldemocratische groepen die van het antifascisme de ‘eerste stap’ maakten in de strijd voor het socialisme, benadrukten zij dat er maar een etappe bestond: de algemene strijd tegen het kapitalisme in de hele wereld.
Het is in deze geest dat het 'Derde Front' een hele propaganda ontwikkelde naar de Duitse soldaten: zelfs op heel gevaarlijke wijze, want in Rotterdam werden er pamfletten verspreid in de kazernes. De propaganda die verspreid werd was noch een oproep tot verdediging van de democratie noch tot pacifisme. In het manifest van 1 mei 1941, in het Duits, kon men lezen:
“De volksmassa’s hebben geen belang bij een overwinning van Engeland. Ze hebben ook geen enkel belang bij een overwinning van Duitsland. Ze moeten hum eigen lot in eigen hand nemen. Zij vormen het Derde Front, dat kan overwinnen en moet overwinnen!
Weg met de oorlog, maar ook, weg met de kapitalistische vrede!
De wereldvrede kan alleen verzekerd worden door het zegevierende Internationale Socialisme!”
“Precies honderd jaar geleden, op 4 september 1921, werd de Kommunistische Partij van België opgericht”, kondigde Documentatie- en Archiefcentrum van de Communistische Beweging (Dacob) aan in een e-mail in september. Waarom is het nodig om terug te komen op deze gebeurtenis, deze mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersbeweging in België? Het marxisme is geen dode, onveranderlijke theorie. Het is een levende methode, een manier om tegen de werkelijkheid aan te kijken vanuit het standpunt van de arbeidersklasse. Daarom is het een voortdurend gevecht om de marxistische analyse te verdedigen tegen een afglijden naar burgerlijke standpunten, om haar uit te diepen, om de nieuwe ervaringen van klassestrijd juist in te schatten. In die zin moeten wij ook lering trekken uit de strijd voor de oprichting van de Kommunistische Partij van België (KPB) en uit haar latere ontaarding en het marxistische standpunt verdedigen tegenover de burgerlijke leugens, zoals het idee dat de partij op 4 september 1921 werd opgericht, terwijl zij in werkelijkheid al in november 1920 was opgericht.
Wij publiceren hier een artikel dat het algemene kader schetst van de geschiedenis van de KPB. In latere artikelen zullen we meer in detail terugkomen op de verschillende fasen in haar bestaan: de strijd voor de oprichting van de KPB na het verraad van de sociaal-democratie, de strijd tegen het groeiende opportunisme in haar eigen rijen en haar definitieve overgang naar het kamp van de bourgeoisie aan het begin van de Tweede Wereldoorlog
Door de oorlogskredieten goed te keuren liep de opportunistische vleugel van de sociaal-democratische partijen in 1914 over naar het kamp van de bourgeoisie. Zij kozen voor nationale verdediging van de burgerlijke staat en verraadden het proletarisch internationalisme. De Tweede Internationale was daarmee dood, maar in de verschillende partijen bleven de marxistische linkerzijdes nog gedurende enkele jaren strijd voeren tegen de ontaarding. Ze probeerden zoveel mogelijk gezonde elementen te overtuigen van de marxistische standpunten, zich te hergroeperen -eerst binnen, daarna naast de oude partij- om nieuwe partijen, de kommunistische, en een nieuwe internationale, de Derde, op te richten.
Het was een zware dobber te moeten inzien dat de sociaal-democratie, die in sommige landen zoals Duitsland tot zo’n machtige organisatie van het proletariaat uitgegroeid was, als wapen uit de handen van de arbeiders glipte. Het was ook moeilijk een complete en sluitende analyse te maken van wat er sinds het begin van de 20e eeuw allemaal veranderd was in de voorwaarden van de klassestrijd. Met haar ‘Accumulatie van het kapitaal’ gaf Rosa Luxemburg wel het algemene analysekader aan: het kapitalisme was aan zijn vervalperiode begonnen. De Bolsjewiki en de abstentionistische (anti-parlementaristische) fractie van de Italiaanse PSI trokken de politieke consequenties verder door. De Bolsjewiki waren het duidelijkst over de meest brandende kwestie van het moment, de wereldoorlog. Terwijl iedereen, van pacifisten tot‘minderheidssocialisten’, om vrede smeekte, riepen zij op tot“omvorming van de imperialistische oorlog tot een burgeroorlog”. Uit de oorlog moest revolutie voortkomen. En dat werd niet alleen in 1917 in Rusland bevestigd, maar in de revolutionaire golf die tot in 1927 (China) de wereld overspoelde.
De gevolgen van de start van de periode van “oorlogen en revoluties” werden samengevat in de standpunten waarop de Kommunistische Internationale in 1919 opgericht werd: hervormingen zijn niet meer mogelijk, overal staat de proletarische revolutie op de dagorde. Parlementarisme, syndicalisme, fronten met delen van de bourgeoisie, dat alles gold in het vorig tijdperk, dat van opgang van het kapitalisme, en is nu uit den boze. Een massapartij zoals de sociaal-democratie is niet meer geschikt in de nieuwe periode, waarin de politieke duidelijkheid en overtuiging van een kleine voorhoede doorslaggevend is.
De Belgische Werklieden Partij (BWP), afdeling van de Tweede Internationale heeft zich altijd zeer verzoeningsgezind gedragen tegenover de bourgeoisie, ondanks het feit dat begin vorige eeu (1902) juist in België de eerste massastaking uitbrak, voorlopers van het nieuwe type strijd dat in 1905 en 1917 in Rusland verder ontwikkeld zou worden. Toch ontstaan er ook in België tijdens de Eerste Wereldoorlog, vanaf eind 1916, groepen ter linkerzijde van de BWP, bij de ‘Socialistische Jonge Wacht’ in Gent, Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, enz. Verzet tegen de oorlog is de eerste drijfveer, maar de Russische revolutie wordt voor hen het lichtbaken waarop ze zich oriënteren. Stilaan komen ze tot marxistische standpunten en ze proberen zich te hergroeperen. In 1920 wordt de Kommunistische Partij van België (KPB) opgericht. Zij verdedigt de standpunten van het Tweede Congres van de Comintern, behalve op het vlak van het parlementarisme, waarop de Comintern, ondanks het verzet van West-Europese partijen, al een stap terug gedaan had. De KPB bleef fervent anti-parlementair.
Er was ook nog een minderheid van ‘twijfelaars’ in de BWP, de ‘minderheidssocialisten’ gegroepeerd in ‘Les Amis de l’Exploité’. Tijdens de oorlog hadden ze alleen aangedrongen op een ‘vredesconferentie’ met de Duitse sociaal-demokraten in Stockholm (of proberen het kadaver van de Tweede Internationale terug tot leven te wekken). Voor de Russische revolutie konden ze maar weinig enthousiasme opbrengen. Hun kritiek op de sociaal-democratische leiders klonk wel radicaal, maar in praktijk stelden ze er niets voor in de plaats. Ze wilden eigenlijk terug naar het vooroorlogse programma van de BWP, dat van Quaregnon (15 juli 1894). Het waren typische centristen : radicale kritiek op de leiders, gekoppeld aan het lijmen van de brokken van de sociaal-democratie, altijd onder het voorwendsel ‘het contact met de massa’s niet te verliezen. In 1921 brachten ze tenslotte de moed om met de BWP te breken. Maar omdat ze de bestaande KPB sectair vonden, geen partij voor massa-actie maar niet meer dan een verband van 4 of 5 propagandagroepjes, eerder anarchistisch dan kommunistisch, richtten ze een tweede Kommunistische Partij op.
Met het uitblijven van de revolutie in andere landen dan Rusland, de nederlagen in Duitsland, Italië, Hongarije, kwam de Comintern meer en meer terug op de radicale standpunten van haar Eerste Congres en drong ze aan op het samensmelten met de linkerzijde van de sociaal-democratie. In België kwam het in 1921 dan ook tot fusie van de twee partijen, waarbij de radicale, marxistische standpunten van de eerste KPB onder de mat geveegd werden. Naarmate de Comintern verder afdwaalde naar opportunistische standpunten en de Russische revolutie vastliep in haar isolement, werden de oude ‘Amis de l’Exploité’ enthousiaster, terwijl de marxisten zich steeds grotere zorgen maakten over de evolutie in Rusland.
Door het uitblijven van de wereldrevolutie, moeten verscheurende keuzes gemaakt worden: vrede met Duitsland in Brest-Litovsk, oorlogskommunisme, ‘Nieuwe Economische Politiek’. In een context van isolement van de revolutie, neigt de Bolsjevistische Partij er steeds meer toe in de plaats te treden van de klasse en te versmelten met de staat, een proces dat leidt tot het neerslaan van de opstand in Kronstadt in 1921. De Comintern speelt ook een steeds dubieuzere rol in arbeidersopstanden in andere landen (de putchistische acties van de KPD in Duitsland die op een bloedbad uitlopen, verbond met de bourgeoisie van de ‘onderdrukte volkeren’). Die ontwikkelingen wekken een voortdurende discussie op, bij de Bolsjewiki zelf en in de andere partijen van de Comintern. Er vormen zich oppositiegroepen tegen de standpunten en maatregelen die de KPSU als ‘staatspartij’ gedwongen is te nemen en die tot haar stalinisering zullen leiden. In 1921 wordende oppositiegroepen in Rusland verboden. De Hollandse en Duitse linkskommunisten (KAPD) worden uit de Comintern gestoten. Die laden alle schuld voor de fouten in Rusland op de partij. De extreemste uitdrukkingen van de Duitse Linkerzijde (d.w.z. de voorlopers van het ‘radenistische’ stroming) zullen de partij verwerpen als een nutteloos kwaad (wat zeker niet het standpunt van de KAPD was op het Derde Congres van de Comintern). Ze trekken hun kritiek zover door, dat ze de revolutie daar als niet-proletarisch afschrijven. In 1922 wordt door Gorter en de zijnen de doodgeboren Kommunistische Arbeiders Internationale (KAI) opgericht.
In de KPB is, net als in de andere kommunistische partijen, Rusland het kernpunt van de discussies. De marxistische stroming in de KPB houdt zich aan de partijdiscipline en keurt zelfs de publicatie af van de ‘officieuze’ teksten van de Russische Oppositie (rond Trotski, zijn ‘Lessen van Oktober’, enz.). De KPB vraagt alleen ‘meer informatie’ Pas tijdens nieuwe revolutionaire ontwikkelingen zal ze zich tot partij uitroepen. Het is de taak van de fractie om zonder vooroordelen een balans op te maken van de revolutionaire ervaringen uit de naoorlogse periode om de klasse voor te bereiden op nieuwe confrontaties.
Pas begin 1928, als Trotski en de zijnen al uit de KPSU zijn gezet en Stalin met de theorie van het ‘socialisme in één land’ definitief een punt gezet heeft achter het proletarisch internationalisme van de KPSU, wordt het debat over Rusland geopend in de Belgische partij. Namens de marxistische minderheid toont War van Overstraeten het afglijden naar rechts aan van de KPSU: inzake de Chinese revolutie (waar de kommunisten en de revolutionaire arbeiders van de Commune van Sjanghai in 1927 door de Komintern overgeleverd werden aan de bloedige repressie van de nationalistische Kwomintang), inzake de strijd tegen de koelakken (boeren), maar vooral inzake het ‘socialisme in één land’. Hij vraagt de reïntegratie van de oppositie in de KPSU, en blijft zich verzetten tegen fractie-activiteit. Zijn rapport wordt verworpen en één voor één worden de kopstukken van de minderheid van de partij uitgesloten.
De oppositie hergroepeert zich naast de KPB en vraagt zich af wat er moet gebeuren: een tweede, nieuwe partij vormen (wat inhoudt dat de oude niet meer als arbeiderspartij beschouwd wordt en Rusland dus ook niet meer als proletarisch regime), ijveren voor het redden van de KPB en vragen om reïntegratie, of een fractie van de partij vormen. De Belgische oppositie was daar veel minder duidelijk over dan de Italiaanse fractie (‘Italiaanse fractie van de Communistische linkerzijde’, met Bilan als publicatie, vanaf 1933). Anders dan groepen die hals over kop een nieuwe partij of zelfs een nieuwe Internationale uitriepen, ging de Italiaanse Linkerzijde altijd methodisch te werk. Zolang de Internationale niet dood is, zolang er nog een sprankje leven in is, blijft ze erin werken. Haar organisatie-opvatting is unitair. Afsplitsen is een kwaad dat vermeden moet worden om de krachten niet te versnipperen die ijveren voor een internationale gecentraliseerde organisatie. Pas als de Internationale finaal dood blijkt te zijn, kan worden overgegaan tot de oprichting van een zelfstandige organisatie. De opbouw van een nieuwe partij begint met de oprichting van een fractie in de oude partij, fractie die blijft steunen op het oud revolutionair programma ervan.
In 1935 komt Bilan tot de conclusie“Dat in 1933, met de dood van de Internationale, definitief de fase is afgesloten waarin de mogelijkheid bestond van een regeneratie van de Komintern dankzij de zege van de proletarische revolutie in een sector van het kapitalisme (...). Dat de centristische partijen die nog organisch verbonden zijn met het kadaver van de Derde Internationale, al optreden in het concert van de contrarevolutie”en“Dat de linkse fractie de fase als afgesloten beschouwt die in 1928 vooropgesteld werd inzake de mogelijke regeneratie van de partijen en van de Comintern (...).”(Bilan 18, april-mei 1935)
De Internationale Oppositie van Trotski is niet zo erg geïnteresseerd in de doelstelling van de Italiaanse Fractie om een diepgaande balans op te maken van de mislukking van de revolutionaire golf. Al snel komen de meningsverschillen aan de oppervlakte in de Internationale Oppositie: over de partijkwestie (ijveren voor herstel of nieuwe partij), over de typering van het regime in Rusland (proletarisch of staatskapitalistisch), over de houding tegenover het opkomend fascisme in Duitsland. Zowel de Belgische als de Italiaanse Linkerzijde stuiten op de weigering van Trotski om met hen te discuteren. De federatie van Charleroi (met Lesoil) stapt uit de Belgische oppositie voor het debat is afgesloten over de al of niet imperialistische aard van de Russische politiek inzake China (de inval van het Rode Leger om de Mantsjoerije spoorweg in te pikken in 1929) en sluit zich aan bij Trotski’s Internationale Oppositie. De overblijvers (met Hennaut) richten in 1932 de Bond van Internationalistische Kommunisten (BIK) op, die een werkgemeenschap vormt met de groep Bilan in België.
Het grote meningsverschil tussen beide organisaties is de kwestie van het fascisme. Voor Bilan bestaat er geen fundamentele tegenstelling tussen burgerlijke democratie en fascisme. Integendeel het ergste product van het fascisme is juist het anti-fascisme, analyse die in 1936 met het Volksfront in Frankrijk bevestigd wordt: “Onder het teken van het Volksfront is de ‘democratie’ tot hetzelfde resultaat gekomen als het fascisme’: de verplettering van het Frans proletariaat (...)” met het oog op de tweede wereldoorlog (Bilan 29, maart-april 1936).
De dramatische gebeurtenissen van de Spaanse burgeroorlog zullen tot een breuk leiden in beide organisaties. De meerderheid in Bilan beschouwde Spanje als het voorspel op een Tweede Wereldoorlog en riep op tot revolutionair defaitisme. De meerderheid in de BIK riep de arbeiders op tot strijd tegen Franco om daarna de resten van de republikeinse regering op te ruimen en zelf de macht te grijpen. Geduldig kritiseerde Bilan de BIK voor haar standpunt over “de antifascistische fase te overstijgen om tot het stadium van het socialisme te komen”. Voor Bilan ging het erom “het programma van het antifascisme af te wijzen, want zonder die ontkenning wordt de strijd voor socialisme onmogelijk”. (Bilan 1939, jan-feb. 37). De minderheid van de BIK (met Mitchell) vormt in april 1937 de Belgische Fractie van de Internationale Kommunistische Linkerzijde, met dezelfde standpunten als de Italiaanse.
Vanaf 1933 is anti-fascisme de centrale misleiding van de KPB, waarmee zij een niet te onderschatten bijdrage levert tot het mobiliseren van de arbeiders voor de Tweede Wereldoorlogen het kalmeren van de arbeidersstrijd “om het fascisme niet in de kaart te spelen”. In tegenstelling tot de BWP slaagt de KPB er wel in de felle stakingen van 1935 en 1936 onder controle te houden voor de bourgeoisie. Heel even, bij het Duits-Russische niet-aanvalspact, is de KPB voor Belgische neutraliteit, voor de rest is zij vóór en tijdens de oorlog (in het verzet) een fervent verdediger van het nationale kapitaal. Na de oorlog werd zij daarvoor met enkele ministersposten beloond.
Sindsdien is ze zich, op de weinige plaatsen waar ze nog aanhang had onder de arbeiders (Antwerpse haven, mijnen en staal in Wallonië) in de vakbonden en links van de Belgische Socialistische Partij blijven inzetten als trouwe verdediger van de belangen van de Belgische bourgeoisie door stakingsacties onder controle te houden. In landen (Frankrijk, Italië) waar de sociaal-democratie zwakker is, krijgt de Kommunistische Partij de kans duidelijk te tonen dat zij niet zozeer de ‘vijfde colonne’ van het imperialisme van Moskou is, maar in de eerste plaats een betrouwbare fractie van de nationale bourgeoisie (zoals aangetoond met het ‘historisch compromis’ in Italië, en het ‘front commun’ in Frankrijk).
Sinds 1933 is de KPB de partij van de stalinistische contra-revolutie. Hoewel de oppositie in België in 1928 in de meerderheid was, heeft ze de partij niet kunnen veroveren. De fakkel van de ‘Partij van Oktober 1917’ is in die periode overgenomen door de Internationale Kommunistische Linkerzijde. En haar opvolgers zullen morgen opnieuw de partij van de revolutie oprichten.
Oktober 2021 / Naar een artikel in Internationalisme 188
“Dat is de manier waarop de uitslagen worden aangevochten in de bananenrepublieken.” Deze verklaring volgde op het binnendringen in het Capitool door enkele honderden supporters van Trump die de bekrachtiging van de overwinning van Joe Biden op 6 januari kwamen onderbreken. Men had kunnen denken dat zo'n hardvochtig oordeel over de politieke situatie in de Verenigde Staten afkomstig zou zijn van een individu met een diepgewortelde vijandigheid tegenover dit land, of van een “linkse” Amerikaan. Niets van dit alles: de schrijver was voormalig president George W. Bush, die ook lid is van dezelfde partij als Trump. Dit toont ons de ernst van wat er die dag in Washington gebeurde.
Een paar uur eerder, aan de voet van het Witte Huis, had de verslagen president, als een demagoog van de Derde Wereld, zijn aanhangers opgewarmd: “We zullen nooit opgeven. We zullen nooit toegeven... je zult ons land nooit met zwakte terugnemen... Ik weet dat iedereen hier binnenkort naar het Capitool zal marcheren om jullie stem op een vreedzame en patriottische manier kenbaar te maken.” Na deze nauwelijks verhulde oproep tot opstand hoefde de wraakzuchtige menigte, onder leiding van de semi-fascistische bendes (zoals de Proud Boys), alleen nog maar via de National Mall naar het Capitool te lopen en het gebouw te bestormen, onder het toeziend oog van totaal overweldigde ordetroepen.
Hoe komt het dat het cordon van agenten, dat de toegang tot het Capitool moest beschermen, de aanvallers hebben laten passeren, terwijl de indrukwekkende veiligheidsmaatregelen tijdens de Black Lives Matter protesten voor hetzelfde gebouw elk verlies aan controle wisten te voorkomen? Deze afschuwelijke beelden konden alleen maar aanleiding geven tot de theorie dat de aanval op dit embleem van de Amerikaanse democratie een soort“politieke 9/11” was.
In het licht van de chaos hebben de autoriteiten echter niet geaarzeld om te reageren: er werden ordetroepen ingezet alsmede de Nationale Garde, er werden schoten gelost waarbij één demonstrant werden doodgeschoten, er werd een avondklok ingesteld terwijl het leger in de straten van Washington patrouilleerde... Deze beelden, die compleet hallucinerend zijn, doen inderdaad denken aan de nachten na verkiezingen in een “bananenrepubliek” in de Derde Wereld, die verscheurd wordt door de bloedige rivaliteit tussen de maffiabendes. Maar deze gebeurtenissen, die de internationale krantenkoppen hebben gehaald, zijn niet het werk van een exotische megalomane generaal. Ze vonden plaats in het hart van de grootste macht op de planeet, in de ‘grootste democratie ter wereld’.
De “ontheiliging van de tempel van de Amerikaanse democratie” door een menigte bestaande uit zich superieur beschouwende blanken, gewapend met selfiesticks, fanatieke en idiote gewapende milities, en een samenzweerder met een helm met horens, is een schaamteloze uitdrukking van het groeiende geweld en de irrationaliteit die de Amerikaanse maatschappij teisteren. De breuken binnen het politieke apparaat, de explosie van het populisme sinds de verkiezing van Trump, zijn sprekende illustraties van het fundamenteel wegrotten van de kapitalistische maatschappij. Zoals we al sinds het einde van de jaren 1980 hebben aangegeven[1], is het kapitalistische systeem, dat met de Eerste Wereldoorlog in verval is gegaan, sinds enkele decennia in de laatste fase van dit verval, de fase van de ontbinding, terechtgekomen.
De meest spectaculaire manifestatie van deze situatie was de ineenstorting, drie decennia geleden, van het Oostblok. Deze belangrijke gebeurtenis was niet alleen een teken van de kwetsbaarheid van de regimes die de landen van dat blok regeerden. Ze gaf ook uitdrukking aan een historisch verschijnsel dat de hele kapitalistische maatschappij op wereldschaal heeft getroffen en dat sindsdien steeds erger is geworden. Tot nu toe werden de meest voor de hand liggende tekenen van ontbinding waargenomen in de toch al kwetsbare ‘perifere’ landen: woedende menigten die als kanonnenvoer dienen voor de belangen van de een of ander burgerlijke kliek, dagelijks extreem geweld, de zwartste ellende die op elke straathoek zichtbaar is, de destabilisatie van staten, zelfs van hele regio's... Dit alles leek het voorrecht te zijn van “bananenrepublieken”.
In de afgelopen jaren heeft deze algemene trend steeds meer uitsluitend de ‘centrale landen’ getroffen. Natuurlijk worden niet alle staten op dezelfde manier getroffen, maar het is duidelijk dat de ontbinding nu de machtigste landen hard treft: de toename van terroristische aanslagen in Europa, de verrassende overwinningen van onverantwoordelijke individuen als Trump of Boris Johnson, de explosie van irrationele ideologieën en vooral het rampzalige beheer van de coronapandemie, dat op zich al de ongekende versnelling van het verval aantoont... Het hele wereldkapitalisme, met inbegrip van zijn meest ‘beschaafde’ delen, evolueert onverbiddelijk in de richting van barbaarsheid gepaard gaande met steeds acutere stuiptrekkingen.
Als de Verenigde Staten, van alle ontwikkelde landen, nu het meest getroffen worden door deze verrotting, zijn ze ook een van de belangrijkste bronnen van instabiliteit. Het onvermogen van de Amerikaanse bourgeoisie om te voorkomen dat een miljardair en populistische marionet, een product van reality-tv, toegang krijgt tot het presidentschap was al een uiting van een groeiende chaos in het Amerikaanse politieke apparaat. Tijdens zijn ambtstermijn ging Trump onverminderd door met het verergeren van de raciale en andere ‘breuken’ in de Amerikaanse maatschappij en met het voeden van de chaos over de hele wereld met zijn opruiende toespraken uitspraken, die hij trots presenteerde als subtiele manoeuvres van een zakenman. We kunnen ons zijn aanvaring herinneren met de Amerikaanse generale staf die hem er op het laatste moment van weerhield om Iran te bombarderen of zijn “historische ontmoeting” met Kim Jong-un, die hij een paar weken eerder zo subtiel de “rocket man” had genoemd.
Toen de coronapandemie uitbrak, na tientallen jaren van afbraak van de gezondheidsstelsels, toonden alle staten een criminele nalatigheid. Maar nogmaals, de Amerikaanse staat onder leiding van Donald Trump stond in de voorhoede van de ramp, zowel nationaal, met een recordaantal doden[2], als internationaal, waardoor een instelling van mondiale ‘samenwerking’ zoals de WHO werd gedestabiliseerd.
De aanval op Capitol Hill door bendes fanatieke Trump aanhangers past volledig in deze dynamiek van de explosie van chaos op alle niveaus van de maatschappij. Deze gebeurtenis is een manifestatie van de toenemende, compleet irrationele en steeds gewelddadiger botsingen tussen verschillende delen van de bevolking (de ‘blanken’ tegen de ‘zwarten’, de ‘elites’ tegen het ‘volk’, mannen tegen vrouwen, heteroseksuelen tegen homoseksuelen, enz.), waarvan de opkomst van zwaarbewapende racistische milities en compleet waanzinnige samenzweerders de karikaturale uitdrukking is.
Maar deze ‘breuken’ zijn vooral een weerspiegeling van de openlijke confrontatie tussen de fracties van de Amerikaanse bourgeoisie, met de populisten rond Trump aan de ene kant en de fracties die zich meer zorgen maken over de langetermijnbelangen van het nationale kapitaal aan de andere kant. Binnen de Democratische Partij en binnen de Republikeinse Partij, in de geledingen van het staatsapparaat en het leger, in de ether van de grote nieuwszenders of op het podium van de Hollywood-ceremonies zijn de campagnes, het verzet en de reacties op de handelingen van de populistische president, constant en soms zeer venijnig geweest.
Deze botsingen tussen verschillende sectoren van de bourgeoisie zijn niet nieuw. Maar in een ‘democratie’ zoals de Verenigde Staten, en in tegenstelling tot wat er in landen van de Derde Wereld gebeurt, manifesteren deze zich in het raamwerk van instellingen, in het kader van een ‘respect voor de orde’. Het feit dat deze confrontaties momenteel deze chaotische en gewelddadige vorm aannemen in deze ‘modeldemocratie’ getuigt van een dramatische verergering van de chaos binnen het politieke apparaat van de heersende klasse, een belangrijke stap in de ontbinding van het kapitalisme.
Door zijn aanhangers op te zwepen heeft Trump, na zijn nederlaag bij de laatste presidentsverkiezingen, die hij nog steeds weigert te erkennen, een nieuwe stap gezet in zijn politiek van de ‘verschroeide aarde’. De aanval op het Capitool, het centrum van de wetgevende macht en het symbool van de Amerikaanse democratie, veroorzaakte een breuk binnen de Republikeinse partij, haar meest ‘gematigde’ fractie kon deze “staatsgreep” tegen de democratie inderdaad alleen maar aan de kaak stellen en zich distantiëren van Trump in een poging de partij van Abraham Lincoln te redden. De Democraten op hun beurt konden de inzet alleen maar verhogen door luidkeels het onverantwoordelijke en misdadige gedrag van Trump aan de kaak te stellen waarmee hij zijn meest opgewonden troepen aanspoorde.
In een poging om het imago van Amerika te herstellen, tegen de achtergrond van de verbazing van de mondiale bourgeoisie, en om de explosie van de chaos in ‘het land van de Vrijheid en de Democratie’ in te dammen, zijn Joe Biden en zijn kliek onmiddellijk een gevecht tot het bittere einde met Trump aangegaan. Zij hebben zich gehaast om de onverantwoordelijke acties van dit gestoorde staatshoofd aan de kaak te stellen, en hem niet nog dertien dagen aan de macht te laten voorafgaande aan de definitieve inauguratie van de president, die zo juist verkozen is.
De reeks van ontslagen van de Republikeinse Ministers, de oproep aan Trump om af te treden of zijn functie neer te leggen, en de aanbevelingen aan het Pentagon om zijn acties nauwlettend in de gaten te houden om ervoor te zorgen dat hij niet op de kernwapenknop drukt, getuigen van de wil om degene die nog steeds president is, van het politieke toneel te verwijderen. In de nasleep van de aanval op Capitol Hill heeft deze politieke crisis ertoe geleid dat de helft van zijn electoraat Trump heeft laten vallen, terwijl de andere helft de aanval blijft steunen en rechtvaardigen. De politieke carrière van Trump lijkt ernstig in gevaar te komen. Met name wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat hij zich in 2024 niet meer verkiesbaar kan stellen.
Momenteel heeft de afgezette president slechts één doel: zijn eigen huid redden omdat hij wordt geconfronteerd met de dreiging van gerechtelijke vervolging wegens het aanzetten tot opstand. In de nacht van hun aanval op het Capitool had Trump zijn troepen opgeroepen om “vreedzaam naar huis terug te keren”, maar hij had hun acties niet had veroordeeld. Twee dagen later slikte hij de rest van de bittere pil door en noemde de aanval “afschuwelijk” en zei dat hij “verontwaardigd was over het geweld”. En ingetogen erkende hij uiteindelijk zijn verkiezingsnederlaag en zei dat hij de ‘troon’ zou overlaten aan Biden, maar verklaarde tevens dat hij niet aanwezig zou zijn bij de ceremoniële overdracht op 20 januari.
Het is mogelijk dat Trump definitief van het politieke toneel wordt verwijderd, maar dat is niet het geval met het populisme! Deze reactionaire en obscurantistische ideologie kan alleen maar toenemen met het wereldwijde fenomeen van verergering van de maatschappelijk ontbinding, waarvan de Verenigde Staten vandaag de dag het epicentrum zijn. De Amerikaanse maatschappij is meer dan ooit verdeeld, gebroken. De toename van het geweld zal doorgaan met het permanente gevaar van botsingen (ook gewapende) onder de bevolking. Biden's retoriek over ‘verzoening van het Amerikaanse volk’ toont een begrip van de ernst van de situatie, maar buiten dit gedeeltelijke of tijdelijke succes zal ze niet in staat zijn om de onderliggende tendens van confrontatie en sociale ontwrichting in de eerste wereldmacht tegen te gaan.
Het grootste gevaar voor het proletariaat in de VS zou zijn om zich te laten meeslepen in de confrontatie tussen de verschillende fracties van de bourgeoisie. Een groot deel van het electoraat van Trump bestaat uit arbeiders die de elites afwijzen en op zoek zijn naar een “man van de toekomst”. De politiek van Trump om de industrie nieuw leven in te blazen had hem in staat gesteld om veel proletariërs van de “rustbelt” achter zich te scharen, die hun baan hadden verloren. Er bestaat een risico op botsingen tussen pro-Trump en pro-Biden arbeiders. Bovendien dreigt de neergang van de maatschappij in de ontbinding de endemische rassenscheiding tussen zwarten en blanken in Amerika nog verder te verergeren door de aanwakkering van de identiteitsideologieën.
De neiging van de bourgeoisie om de controle over haar politieke spel te verliezen, zoals we zagen met de komst van Trump als president, betekent niet dat de arbeidersklasse kan profiteren van de ontbinding van het kapitalisme. Integendeel, de heersende klasse keert de effecten van de ontbinding voortdurend tegen de arbeidersklasse. Al in 1989, toen de ineenstorting van het Oostblok een spectaculaire manifestatie vormde van de ontbinding van het kapitalisme, gebruikte de bourgeoisie van de grote landen deze gebeurtenis om een gigantische wereldwijde democratische campagne te ontketenen door middel van intensieve hersenspoeling, bedoeld om een gelijkheidsteken te zetten tussen de barbaarsheid van de stalinistische regimes en de echte kommunistische samenleving.
De leugenachtige uitspraken over ‘de dood van het revolutionaire perspectief’ en ‘de verdwijning van de arbeidersklasse’ hadden het proletariaat gedesoriënteerd, en veroorzaakten een diepgaande achteruitgang in het bewustzijn en de strijdwil van het proletariaat. Momenteel gebruikt de bourgeoisie de gebeurtenissen op Capitol Hill om een nieuwe internationale campagne tot meerdere eer en glorie van de burgerlijke democratie te ontwikkelen.
Terwijl de “opstandelingen” nog steeds het Capitol Hill bezetten, verklaarde Biden onmiddellijk: “Net als zoveel andere Amerikanen ben ik echt geschokt en bedroefd dat onze natie, zo lang een baken van licht en hoop voor de democratie op zo'n donker moment is aanbeland... Het werk van het moment en het werk van de komende vier jaar moet het herstel van de democratie zijn”, gevolgd door een cascade van soortgelijke verklaringen, ook van binnen de Republikeinse Partij. Hetzelfde geluid werd in het buitenland gehoord, vooral van de leiders van de grote West-Europese landen:
“Deze beelden hebben me boos en verdrietig gemaakt. Maar ik ben er zeker van dat de Amerikaanse democratie veel sterker zal blijken te zijn dan de agressors en relschoppers”, zei Merkel. “We zullen niet toegeven aan het geweld van een paar mensen die de [democratie] in vraag willen stellen”, zei Macron. En Boris Johnson voegde eraan toe: “Mijn hele leven heeft Amerika gestaan voor enkele zeer belangrijke dingen: een idee van vrijheid, een idee van democratie”.
Na de mobilisatie rond de presidentsverkiezingen, waarbij een recordopkomst van de kiezers werd genoteerd, en de Black Lives Matter beweging die opriep tot een ‘schonere’ en ‘rechtvaardigere’ politiemacht, proberen grote sectoren van de wereldbourgeoisie het proletariaat achter de verdediging van de democratische staat tegen ‘populisme’ te krijgen. Het proletariaat wordt opgeroepen de kant te kiezen van de ‘democratische’ kliek tegen de ‘dictator’ Trump. Deze valse ‘keuze’ is een pure misleiding en een echte valstrik voor de arbeidersklasse!
Zal de ‘democraat’ Biden tegen de achtergrond van de internationale chaos die Trump voortdurend heeft aangewakkerd, een ‘rechtvaardigere wereldorde’ opleggen? Nee, dat doet hij niet! Het presidentschap van de Nobelprijswinnaar voor de ‘Vrede’, Barack Obama, en zijn voormalige vice-president, Joe Biden, heeft acht jaar ononderbroken oorlogen gekend! De spanningen met China, Rusland, Iran en alle andere imperialistische haaien zullen niet op wonderbaarlijke wijze verdwijnen.
Zal Biden migranten een menselijkere toekomst geven? Om een idee te krijgen is het voldoende om te zien hoe wreed al zijn voorgangers en alle ‘grote democratieën’ met deze ‘ongewensten’ omgaan! We moeten er aan herinneren dat er tijdens de acht jaar van het presidentschap van Obama (waarvan Biden vice-president was) meer uitzettingen van immigranten plaatsvonden dan tijdens de acht jaar presidentschap van de Republikein George W. Bush. De anti-immigratie maatregelen van de Obama regering hebben slechts de weg vrijgemaakt voor de anti-immigratie escalatie van Trump.
Zullen de economische aanvallen op de arbeidersklasse stoppen met de zogenaamde ‘terugkeer van de democratie’? Zeker niet! De neergang van de wereldeconomie in een hopeloze crisis, die nog wordt verergerd door de coronapandemie, zal leiden tot een explosie van de werkloosheid, tot meer ellende, tot meer aanvallen op de leef- en werkomstandigheden van de uitgebuitenen in alle centrale landen die door ‘democratische’ regeringen worden bestuurd. En als Joe Biden erin slaagt om de politie ‘op te schonen’, zullen de repressiekrachten van de ‘democratische’ staat, in de VS net als in alle andere landen, worden losgelaten op elke beweging van de arbeidersklasse en al haar pogingen onderdrukken om te strijden voor verdediging van haar levensomstandigheden en haar meest elementaire behoeften.
Er valt dus niets te verwachten van een “terugkeer van de Amerikaanse democratie”. De arbeidersklasse mag zich niet in slaap laten sussen en zich laten vangen door de zwanenzang van de ‘democratische’ fracties van de burgerlijke staat. Het mag niet vergeten dat de heersende klasse, in naam van de verdediging van de ‘democratie’ tegen het fascisme, onder auspiciën van haar linkse fracties en populaire fronten tientallen miljoenen proletariërs wist te rekruteren voor de Tweede Wereldoorlog. De burgerlijke democratie is slechts het meest slinkse en hypocriete gezicht van de dictatuur van het kapitaal!
De aanval op Capitol Hill is het zoveelste symptoom van een stervend systeem dat de mensheid meesleept in de hel. Tegenover de wegrottende burgerlijke maatschappij kan alleen de wereldarbeidersklasse, door haar strijd op het eigen klasseterrein tegen de gevolgen van de economische crisis te ontwikkelen, het kapitalisme omverwerpen en een einde maken aan de dreiging van de vernietiging van de planeet en de menselijke soort in een steeds grotere chaos van geweld.
IKS, 10 januari 2021
[1] Zie: “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213]”; Internationale Revue nr. 13 en “Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017) [438]”, IKS online 2020.
[2] Op het moment van schrijven waren er in de Verenigde Staten bijna 22 miljoen mensen besmet en 363.581 officiële sterfgevallen. (Bron: “Coronavirus : el mapa que muestra el número de infectados y muertos en el mundo por covid-19 [439]”, BBC News Mundo)
Met de afslachting van meer dan 20.000 arbeiders tijdens de Bloedige Week maakte de bourgeoisie 150 jaar geleden een einde aan het eerste grote revolutionaire ervaring van het proletariaat. De Commune van Parijs was het de eerste keer dat de arbeidersklasse zich met zoveel kracht op het wereldtoneel manifesteerde. Voor het eerst had zij aangetoond het vermogen te bezitten om zich voortaan te doen gelden als enige revolutionaire klasse van de maatschappij. Ondanks de onrijpheid van de historische omstandigheden voor de wereldrevolutie leverde deze formidabele ervaring van de Commune van Parijs toen al, in 1871, het bewijs dat het proletariaat de enige kracht is die de kapitalistische orde in vraag kan stellen. Vandaag probeert de bourgeoisie nog steeds om de proletariërs (en vooral de jongere generaties) er van te overtuigen dat men ook een betere toekomst voor de mensheid op kan bouwen zonder de kapitalistische staat omver te werpen. Tegenover de ellende en het barbarendom van de huidige wereld, is het voor het proletariaat van belang om zich over zijn eigen verleden te buigen om er lessen uit te trekken, om haar zelfvertrouwen te herwinnen en er op te vertrouwen dat zijn strijd de toekomst in zich draagt.
De Commune van Parijs is voor talrijke generaties van arbeiders een referentiepunt geweest in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Vooral de Russische revolutionairen van 1905 en 1917 waren doordrongen van haar voorbeeld en van haar leringen, voordat deze laatste de fakkel van de strijd van het wereldproletariaat overnam.
Vandaag probeert de bourgeoisie, middels haar campagnes, de revolutionaire ervaring van Oktober 1917 in de ogen van het proletariaat definitief te begraven, hem af te leiden van zijn eigen perspectief door het kommunisme blijvend te identificeren met het stalinisme. Omdat zij de Commune van Parijs niet kan misbruiken voor dezelfde leugen, heeft de heersende klasse altijd geprobeerd om deze ervaring te recupereren en haar werkelijke betekenis te verdoezelen, om haar van werkelijke aard te ontdoen door haar gelijk te stellen met een vaderlandslievende beweging, of met een strijd voor de republikeinse vrijheden.
De Commune van Parijs ontstond als gevolg van de oorlog tussen Pruisen en Frankrijk, zeven maanden na de nederlaag van Louis Napoleon Bonaparte in Sedan. Op 4 september 1870 kwam het Parijse proletariaat in opstand tegen de ellendige omstandigheden, die het werden opgedrongen door het militaire avontuur van Bonaparte. Terwijl de troepen van Bismarck voor de poorten van Parijs stonden, werd de Republiek uitgeroepen. De Nationale Garde, die voordien bestond uit klein-burgerlijke troepen, zou voortaan de verdediging van de hoofdstad op zich nemen tegen de Pruisische vijand. De arbeiders, die begonnen honger te lijden, sloten zich er massaal bij aan en zouden weldra de kern van de troepen uitmaken. Maar in tegenstelling tot de leugens van de bourgeoisie, die ons in die gebeurtenis alleen het verzet van het 'volk' van Parijs tegen de Pruisische invaller wilde laten zien, zou deze strijd ter verdediging van het belegerde Parijs heel snel omslaan in een uitbarsting van de onverzoenlijke tegenstellingen tussen de twee klassen van de maatschappij, het proletariaat en de bourgeoisie. Inderdaad na 131 dagen belegering van de hoofdstad, capituleert de regering en tekent zij een wapenbestand met het Pruisische leger. Vanaf het einde van de vijandelijkheden met Bismarck, begrijpt Thiers, de nieuwe baas van de republikeinse regering, dat het Parijse proletariaat moet worden ontwapend omdat het een bedreiging vormt voor de heersende klasse. Op 18 maart 1871 zal Thiers middels een list proberen om zijn doel te bereiken: onder het voorwendsel dat de wapens staatseigendom zijn, stuurt hij troepen om de artillerie van de Nationale Garde, bestaande uit meer dan 200 kanonnen die de arbeiders verstopt hadden in Montmartre en Belleville, te ontfutselen. (1) Maar deze poging mislukte dank zij de verwoede tegenstand van de arbeiders en de verbroedering tussen de soldaten en de Parijse bevolking. De mislukking van deze poging tot ontwapening van de hoofdstad, gooide olie op het vuur en ontketende een burgeroorlog tussen de Parijse arbeiders en de burgerlijke regering, die haar toevlucht genomen had in Versailles. Op 18 maart, verklaarde het Centraal Comité van de Nationale Garde dat het voorlopig de macht zou nemen: "Te midden van de onmacht en het verraad van de regerende klassen, hebben de proletariërs van de hoofdstad begrepen dat het uur is gekomen om de toestand te redden door de openbare zaken zelf in handen te nemen. (...) Het proletariaat heeft begrepen dat het zijn dwingende taak en zijn absoluut recht is om zijn lot in eigen hand te nemen en de triomf ervan te verzekeren door de macht in handen te nemen". Dezelfde dag kondigde hij aan dat er onmiddellijk verkiezingen gehouden zouden worden, met algemeen kiesrecht. De Commune die op 26 maart gekozen werd en samengesteld was uit afgevaardigden van verschillende arrondissementen, zou twee dagen later worden uitgeroepen. In haar midden waren meerdere tendensen aanwezig: de meerderheid, waarbij de Blanquisten overheersten en de minderheid, waarvan de leden vooral bestonden uit Proudhonistische socialisten die verbonden zijn met de Internationale Arbeiders-Associatie (De Eerste Internationale).
De regering van Versailles ging onmiddellijk in de tegenaanval om Parijs, 'die stad van het gespuis' om de woorden van Thiers te gebruiken, die in de handen van de arbeiders was gevallen, te heroveren: de bombardementen van de hoofdstad, die door de Franse bourgeoisie werden aangeklaagd toen zij uitgevoerd werden door het Pruisische leger, zouden onverminderd doorgaan in de twee maanden dat de Commune zou standhouden.
Van een beweging ter verdediging van het vaderland tegen de buitenlandse vijand, werd het een verdediging tegen de binnenlandse vijand, tegen 'haar' eigen bourgeoisie, vertegenwoordigd door de regering van Versailles, waarbij het Parijse proletariaat weigerde de wapens in te leveren aan haar uitbuiters en richtte ze de Commune op.
Om de geschiedenis te vervalsen heeft de bourgeoisie altijd haar toevlucht moeten zoeken tot de uiterlijke schijn om daaruit de vreselijkste leugens af te leiden. Door te steunen op het feit dat de Commune zich inderdaad beriep op de beginselen van de burgerlijke revolutie van 1789, heeft zij steeds geprobeerd om deze eerste revolutionaire ervaring naar beneden te halen naar dat van een alledaagse strijd voor republikeinse vrijheden, voor burgerlijke democratie tegen de monarchistische troepen waarachter de Franse bourgeoisie zich had geschaard. Maar de werkelijke geest van de Commune ging niet schuil in het habijt waarmee het jonge proletariaat van 1871 zich had bekleed. Door het toekomstperspectief dat het in zich droeg, was deze beweging een zeer belangrijke etappe in de strijd voor de ontvoogding van het wereldproletariaat. Voor het eerst in de geschiedenis werd, in een hoofdstad, de officiële macht van de bourgeoisie omver geworpen. En dit reusachtige gevecht was wel degelijk het werk van het proletariaat dat zeer zeker nog weinig ontwikkeld, en het ambachtswezen nauwelijks ontgroeid was. Het was nog behept met het gewicht van de kleinburgerij en met de veelvuldige illusies die voortkwamen uit de burgerlijke revolutie van 1789. Maar het was wel degelijk deze klasse en geen andere die de motor en het dynamische element vormde van de Commune. Alhoewel de proletarische wereldrevolutie nog lang niet op de agenda stond (zowel wat betreft de onrijpheid van de arbeidersklasse als de situatie van het kapitalisme, dat nog niet al zijn vermogens had uitgeput om de productiekrachten op wereldschaal te ontplooien), kondigde de Commune reeds met veel spektakel de richting aan waarin de toekomstige proletarische gevechten zich zouden afspelen.
En wanneer de Commune de grondslagen van de burgerlijke revolutie van 1789 voor haar rekening nam, dan was het zeker niet om er dezelfde inhoud aan te geven. Voor de bourgeoisie betekent 'vrijheid' de vrijheid van de handel en van het uitbuiten van de loonarbeid; de 'gelijkheid' is niets anders dan de juridische gelijkheid tussen kapitalisten en tegen de voorrechten van de adel; de 'broederschap' werd geïnterpreteerd als de harmonie tussen het kapitaal en de arbeid, dat wil zeggen: de onderdrukking van de uitgebuiten door de uitbuiters. Voor de arbeiders van de Commune betekende 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' de afschaffing van de loonslavernij, de uitbuiting van de mens door de mens, van de maatschappij die opgedeeld was in klassen. Dit perspectief op een andere maatschappij, dat reeds door de Commune werd aangekondigd, vind men terug in de wijze waarop de arbeidersklasse in staat was om het sociale leven in deze twee maanden te organiseren. Want wat aan deze beweging haar werkelijke klasseaard verleende waren de economische en politieke maatregelen die door het Parijse proletariaat genomen werden en niet de ordewoorden uit het verleden, waarvan het zich bediende.
Zo deed de Commune haar macht gelden door, twee dagen na haar uitroeping, onmiddellijk de staat bij de keel te grijpen door het aanvaarden van een hele reeks van politieke maatregelen: afschaffing van de zedenpolitie, van het staande leger en van de dienstplicht (de enige erkende gewapende macht was de Nationale Garde), afschaffing van alle staatsadministratie, de verbeurdverklaring van de goederen van de geestelijkheid die tot openbaar bezit verklaard werden, de vernietiging van de guillotine, gratis en verplicht onderwijs, enzovoort ... zonder de verschillende symbolische maatregelen mee te rekenen, zoals het neerhalen van de Vendôme-zuil, het boegbeeld van het chauvinisme van de heersende klasse en opgericht door Napoleon I. Op diezelfde dag bevestigde de Commune haar proletarisch karakter door te verklaren dat "de vlag van de Commune (2) die van de Universele Republiek is". Het beginsel van het proletarisch internationalisme wordt vooral duidelijk aangetoond door het feit dat de vreemdelingen, die worden verkozen in de Commune (zoals de Pool Dombrowski, verantwoordelijk voor defensie, van de Hongaar Frankel, belast met tewerkstelling), worden bevestigd in hun functies.
En van alle politieke maatregelen was er in het bijzonder één die het idee logenstrafte als zou het Parijse proletariaat in opstand gekomen zijn voor de verdediging van de democratische republiek: de permanente afzetbaarheid van de leden van de Commune voor de algemene vergadering die hen gekozen had. Zo werd in dit beginsel van afzetbaarheid dat, heel lang voor de Russische Revolutie van 1905, met het ontstaan van de arbeidersraden - deze "uiteindelijk gevonden vorm van de dictatuur vaan het proletariaat", zoals Lenin zei - door het proletariaat gebruikt werd bij de machtsovername eens te meer de proletarische aard van de Commune bevestigd. De burgerlijke dictatuur, waarvan de democratische staat slechts de meest verderfelijke vorm is, concentreert inderdaad alle staatsmacht van de uitbuitende klasse in de handen van een minderheid om de overgrote meerderheid van de producenten te onderdrukken. Het beginsel van de permanente afzetbaarheid is de voorwaarde opdat geen enkele machtsinstantie zich zou opdringen aan de maatschappij. Enkel een klasse, die zich richt op de afschaffing van elke overheersing van een minderheid van onderdrukkers van de hele maatschappij, kan deze vorm van gezagsuitoefening ter hand nemen.
Omdat deze politieke maatregelen, die genomen werden door de Commune, duidelijk haar proletarische aard tot uitdrukking brachten, konden deze economische maatregelen, hoe beperkt ook, slechts de kant opgaan van de verdediging van de belangen van de arbeiders: gratis huur, afschaffing van de nachtarbeid voor bepaalde beroepscategorieën, zoals de bakkers, afschaffing van de boetes door de bazen en inhoudingen op de lonen, heropening en beheer door de arbeiders zelf van gesloten ateliers, vergoeding van de leden van de Commune op basis van een arbeidersloon, enzovoort.
Het is duidelijk dat de wijze van organisatie van het sociale leven niet de richting uitging van de 'democratisering' van de burgerlijke staat, maar van zijn vernietiging. En het is wel degelijk die fundamentele les die door de Commune aan de heel toekomstige arbeidersklasse werd meegegeven. Het is deze les die het proletariaat in Rusland, onder de impuls van Lenin en de Bolsjewiki, in 1917op een nog duidelijkere manier in praktijk zou brengen. Zoals Marx reeds aanstipte in 1852 in De 18e Brunaire van Louis Bonaparte: "Alle politieke revoluties tot op heden hebben er enkel toe bijgedragen om de staatsmachine te perfectioneren in plaats van haar te breken". Alhoewel de voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme nog niet vervuld waren, kondigde de Commune, als laatste revolutie uit de 19e eeuw, reeds de revolutionaire bewegingen aan uit de 20e eeuw: zij toonde in de praktijk dat "de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit kan nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten. Want het politieke instrument van haar onderwerping kan nooit als politiek instrument dienen voor haar ontvoogding" (Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk)
De heersende klasse kon niet aanvaarden dat het proletariaat het had aangedurfd om tegen haar orde in opstand te komen. Om die reden had de bourgeoisie zich bij de herovering van Parijs, niet alleen tot doel gesteld om haar gezag in de hoofdstad te herstellen, maar vooral om een aderlating te veroorzaken in de rijen van de arbeidersklasse, die haar nog lang zou heugen. Om de Commune te verpletteren was er, vanaf de eerste dagen van april, een heilige alliantie gevormd tussen Thiers en Bismarck, wier troepen de forten van het noorden en het oosten van Parijs bezetten. Zo toonde de bourgeoisie reeds in die tijd haar capaciteit om haar tegenstellingen naar de achtergrond te schuiven om haar klassenvijand te kunnen confronteren. Deze samenwerking tussen het Franse en het Pruisische leger maakte het eerst en vooral mogelijk om een dubbel cordon sanitair te leggen rond de hoofdstad. Op 7 april maakten de troepen van Versailles zich meester van de forten ten westen van Parijs. Geconfronteerd met de verwoede tegenstand van de Nationale Garde, verkreeg Thiers het van Bismarck gedaan om de 60.000 Franse soldaten vrij te laten, die krijgsgevangen gemaakt waren in Sedan, en dat gaf de regering van Versailles vanaf begin mei een beslissend overwicht. In de eerste helft van mei stortte het zuidelijke front in elkaar. Op de 21e drongen de troepen van generaal Gallifet in het noorden en het oosten Parijs binnen, dank zij de bres die geslagen was door het Pruisische leger. Toen ontketende zich heel de bloeddorstige furie van de bourgeoisie. Gedurende acht dagen woedden er gevechten in de arbeidersbuurten; de laatste strijders van de Commune zouden vallen als vliegen op de hoogten van Belleville en van Ménilmontant. Maar de bloedige repressie van de Communards hield daarmee niet op. De heersende klasse moest nog kunnen genieten van haar triomf en liet haar wraakzucht los op een ongewapend en verslagen proletariaat, op het vuige 'uitschot', dat het lef had gehad om tegen haar klasse-heerschappij in opstand te komen. Terwijl de troepen van Bismarck de orders kregen om geen enkele vluchteling te laten ontkomen, begingen de hordes van Gallifet massale afslachtingen van weerloze mannen, vrouwen en kinderen: bij honderden werden ze, met machinegeweren en zelfs van dichtbij, koudweg vermoord
De bloedige week liep uit op een onnoemelijke slachtpartij die meer dan 20.000 doden eiste. Daarna volgden de massale arrestaties, de terechtstelling van gevangenen die als 'voorbeeld' dienden, de deportaties naar de strafkolonies en de plaatsing van honderden kinderen in verbeteringsgestichten.
Zo heeft de bourgeoisie haar orde weten te herstellen. Zo reageert zij wanneer haar klassendictatuur wordt bedreigd. En diegenen die de Commune hebben ondergedompeld in een bloedbad, zijn niet de enkel de meest reactionaire sectoren van de heersende klasse. Het waren de republikeinse en 'democratische' fractie, met hun nationaal parlement en haar liberale parlementariërs, die de verantwoordelijkheid droegen voor deze slachtpartij en deze terreur, en door het vuile werk toe te vertrouwen aan de koningsgezinde troepen. Dit grote wapenfeit van de democratische bourgeoisie mag het proletariaat nooit vergeten.
Met de verplettering van de Commune, die leidde tot de opheffing van de Eerste Internationale na 1972, slaagde de bourgeoisie er in om de arbeiders van de hele wereld een nederlaag toe te brengen. En deze nederlaag was bijzonder schrijnend voor de arbeidersklasse in Frankrijk, omdat zij na deze tragedie niet langer op de voorgrond stond in de strijd van het proletariaat, zoals dat het geval was geweest sedert 1830. Deze voorhoederol zou het proletariaat van Frankrijk pas terugvinden in de massale stakingen van mei 1968 die, na veertig jaar van contra-revolutie een nieuw perspectief openden en meteen de historische heropleving vormde van de klassengevechten, En dat was geen toeval: door, alhoewel tijdelijk, zijn rol van baken, terug op te nemen die zij een eeuw lang had opgegeven, toonde het al zijn vitaliteit, zijn kracht en de diepgang van deze nieuwe periode van de historische wereldwijde strijd van de arbeidersklasse voor de omverwerping van het kapitalisme.
Maar deze nieuwe historische periode, die met mei 1968 begon, vond, in tegenstelling tot de Commune, plaats op een moment waarop het proletarische revolutie niet alleen een mogelijkheid maar ook een noodzaak is geworden. Het is juist die vitaliteit en die kracht van het proletariaat, evenals wat er vandaag op spel staat, wat de bourgeoisie kost wat kost wil verdoezelen via haar leugenachtige campagnes, haar vervalsingen en pogingen om de aard van de revolutionaire ervaringen uit het verleden van hun werkelijke inhoud te ontdoen.
Avril / naar RI nr. 202, 06.1991.
(1) Deze kanonnen waren in feite aangekocht met geld van leden van de Nationale Garde.
(2) Het feit dat de Commune, vanaf haar uitroeping, de rode vlag liet waaien in plaats van de driekleur, het zinnebeeld van de nationalistische ideologie van de bourgeoisie, onthult het proletarische en niet het vaderlandslievende karakter van deze beweging. Men moest wachten tot de jaren 1930 voordat, met het verraad van de communistische partijen, de Stalinisten (en vooral de PCF) de vlag van het proletarisch internationalisme zouden besmeuren door haar te kruisen met de nationale vlag van de bourgeoisie.
Tachtig jaar geleden, in maart 1921, minder dan vier jaar na de machtsgreep door de arbeidersklasse tijdens de Oktoberrevolutie van 1917, maakte de bolsjewistische partij met geweld een einde aan de opstand van het garnizoen van Kronstadt op het eilandje Kotlin in de Finse golf, op 30 km van Petrograd.
Het Rusland van de sovjets had gedurende meerdere jaren een bloedige strijd moeten voeren in de burgeroorlog tegen de contrarevolutionaire acties van de witte legers die door buitenlandse legers gesteund werden. Maar de revolte van het garnizoen van Kronstadt was geen onderdeel van die contrarevolutionaire pogingen: het was een revolte onder de arbeiders, de partizanen zelf van het Sovjetregime, die in de voorhoede gestaan hadden van de Oktoberrevolutie. Die arbeiders stelden eisen met het oog op het corrigeren van de talloze misbruiken en onduldbare afwijkingen van het nieuwe gezag. En de bloedige onderdrukking van die revolte was een tragedie voor heel de arbeidersbeweging.
Oktober 1917 in Rusland was een proletarische revolutie, de eerste zegevierende episode in de ontwikkeling van de proletarische wereldrevolutie, die het antwoord van de internationale arbeidersklasse was op de imperialistische oorlog van 1914-18. De opstand van Oktober maakte deel uit van een proces van vernietiging van de burgerlijke staat en instelling van de dictatuur van het proletariaat. En, zoals de bolsjewieken met veel vuur verdedigden, lag zijn diepere betekenis hierin, dat hij het eerste beslissende moment vormde van de proletarische wereldrevolutie, de klassenoorlog van het wereldproletariaat tegen de bourgeoisie.
Het isolement van de revolutie in Rusland is de ware oorzaak van haar ontaarding
De revolutie die in 1917 in Rusland begon is er niet in geslaagd zich internationaal uit te breiden, ondanks de talrijke pogingen daartoe van de arbeidersklasse overal in Europa.
Rusland zelf werd verscheurd door een langdurige en bloedige burgeroorlog, die de economie teisterde en het industrieproletariaat, de ruggengraat van de Sovjetmacht, uiteendreef. Het opdoeken van de fabriekscomités, de geleidelijke onderschikking van de sovjets aan het staatsapparaat, de ontmanteling van de arbeidersmilities, de toenemende militarisering van het maatschappelijk leven, resultaten van de periodes van spanning gedurende de burgeroorlog, de oprichting van bureaucratische commissies, het waren allemaal zeer sprekende uitdrukkingen van het ontaardingsproces van de revolutie in Rusland. Hoewel sommige van die feiten al dateren van vòòr de burgeroorlog, is het pas in de burgeroorlog dat dit proces zich volop ontplooit. Meer en meer ontwikkelde de Partij-Staat argumenten die stelden dat de zelforganisatie van de arbeidersklasse in principe uitstekend is, maar dat, voor 't ogenblik, alles ondergeschikt gemaakt moest worden aan de militaire strijd. Een doctrine van 'doeltreffendheid' begon de wezenlijke beginselen van de proletarische democratie te ondermijnen. Onder de dekmantel van die doctrine begon de staat een militarisering van de arbeid in te voeren, die de arbeiders onderwierp aan bijzonder strenge methodes van toezicht en exploitatie. Eens de fabriekscomités ontkracht waren lag de weg vrij voor de staat om de ‘éénmansdirectie’ en het exploitatiesysteem van Taylor (het Taylorisme) in te voeren op de fabrieksvloer, hetzelfde systeem dat Lenin zelf aangeklaagd had omdat het de mens tot slaaf van de machine maakt. De ravages van de oorlogseconomie en de blokkade brachten heel het land op de rand van de hongersnood, en de arbeiders moesten zich tevredenstellen met steeds magerder rantsoenen, die vaak onregelmatig uitgedeeld werden. Grote delen van de industrie hielden op te functioneren, en duizenden arbeiders werden verplicht zich individueel uit de slag te trekken om te overleven. De natuurlijke reactie van velen onder hen bestond erin de steden gewoon te verlaten en wat middelen van bestaan te gaan zoeken op het platteland.
Zolang de burgeroorlog duurde behield de Sovjetstaat de steun van de meerderheid van de bevolking, want hij werd geïdentificeerd met de strijd tegen de oude bezittende klassen. De zeer harde ontberingen van de burgeroorlog waren door de arbeiders, werkers en kleine boeren met betrekkelijk goede wil gedragen. Maar na de nederlaag van de witte legers begonnen velen te hopen op minder strenge levensvoorwaarden en op een versoepeling van de greep van het regime op het sociale en economische leven. De bolsjewistische leiding echter, geconfronteerd met de schade die de oorlog de economie berokkend had, was niet erg genegen een versoepeling van de staatscontrole over het maatschappelijk leven toe te staan.
De opstand van Kronstadt
Eind 1920 breiden boerenopstanden zich uit over de provincie Tambov, de middenloop van de Wolga, West-Siberië en andere streken. De snelle demobilisatie van het Rode leger is olie op het vuur, wanneer de boeren in uniform terugkeren in hun dorpen. De centrale eis van die revoltes is het stopzetten van het opvorderen van graan en het recht van de boeren over hun eigen productie te kunnen beschikken. Begin 1921 heeft de opstandigheid ook de arbeiders in de steden bereikt die in de voorhoede van de Oktoberopstand gestaan hadden: de arbeiders van Petrograd, Moskou en Kronstadt.
In Petrograd zijn er enkele belangrijke spontane stakingen. In de bedrijfsvergaderingen en de betogingen worden resoluties aanvaard die grotere rantsoenen eisen van voeding en kleding, want de meeste arbeiders hadden honger en kou. Naast de economische eisen duiken er ook politieke op: de arbeiders wilden de opheffing van de beperkingen op verplaatsingen buiten de steden, de vrijlating van gevangenen uit de arbeidersklasse, vrije meningsuiting, enz. Zonder twijfel zullen wat contrarevolutionaire elementen, zoals de mensjewieken en de Sociaal-revolutionairen (SR), een rol gespeeld hebben in die gebeurtenissen, maar de stakingsbeweging in Petrograd was in wezen een spontaan proletarisch antwoord op de ondraaglijke levensvoorwaarden. De bolsjewistische autoriteiten konden echter niet aanvaarden dat de arbeiders in staking konden gaan tegen de Staat van na de opstand, die als 'arbeidersstaat' gekenmerkt werd, en beschouwden de stakers als provocateurs, luiaards en individualisten.
Het zijn die sociale troebelen in Rusland, en vooral in Petrograd, die het vuur aan de lont zullen steken van de revolte van de matrozen van Kronstadt. Vooraleer de stakingen in Petrograd uitbraken, waren de matrozen van Kronstadt (die Trotski bestempelde als 'de glorie en de eer van de revolutie') al een verzetsstrijd begonnen tegen de bureaucratische tendensen en de versterking van de militaire discipline in de Rode vloot, maar toen het nieuws uit Petrograd aankwam en de krijgswet afgekondigd werd, mobiliseerden de matrozen zich onmiddellijk en stuurden ze op 28 februari een delegatie naar de fabrieken in Petrograd. Dezelfde dag komt de bemanning van de kruiser Petropavlovsk bijeen en keurt een resolutie goed die het programma zal worden van de opstandelingen van Kronstadt. Die resolutie stelt economische en politieke eisen voorop, eist met name het einde van de draconische maatregelen van het ‘oorlogskommunisme’ en het herstel van de macht van de sovjets, met vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, meningsvrijheid voor alle politieke partijen.
Op 1 maart ontmoeten twee afgevaardigden van de bolsjewistische partij de bemanning van de Petropavlovsk. Ze wijzen hun resolutie af en dreigen meteen met repressie als de matrozen niet zouden wijken. Die arrogante en provocerende houding van de bolsjewistische overheid is olie op het vuur en wakkert de woede van de matrozen aan. Op 2 maart, dag van de verkiezing van de sovjet van Kronstadt, wordt de resolutie van de Petropavlovsk goedgekeurd door 300 afgevaardigden, die een motie aanvaarden voor het 'vredevol herstellen van het regime van de sovjets'. De afgevaardigden vormen een 'Voorlopig revolutionair comité' (VRC), belast met het beheer van de stad en de organisatie van zijn verdediging tegen elke gewapende interventie van de regering. Op die dag wordt de commune van Kronstadt geboren die haar eigen Izvestia publiceert, waarvan het eerste nummer verklaart : "De kommunistische partij, meester van deze staat, heeft zich niet in staat verklaard het land uit de chaos te halen. Talloze incidenten zijn de laatste tijd voorgevallen in Moskou en Petrograd die duidelijk aantonen dat de partij het vertrouwen van de arbeidersmassa's verspeeld heeft. De partij veronachtzaamt de behoeften van de arbeidersklasse omdat zij gelooft dat die eisen de vrucht zijn van contrarevolutionaire activiteiten. Daarin maakt de partij een zware vergissing."
De revolte van de Commune van Kronstadt blijft echter totaal geïsoleerd. De oproep van de opstandelingen tot uitbreiding van wat zij de 'Derde revolutie' noemen, blijft zonder weerklank. In Petrograd is, ondanks het zenden van een delegatie naar de fabrieken, ondanks het verspreiden van pamfletten en van de resolutie van de Petropavlovsk, de oproep van de Rode vloot, er niet in geslaagd de arbeidersklasse van heel Rusland in beweging te krijgen, hoewel die zich volop herkent in het programma van de opstandelingen en hun revolte volop steunt. De arbeiders van Petrograd hebben hun stakingsbewegingen beëindigd en zijn terug aan het werk gegaan, onderworpen aan de krijgswet, want de arbeidersklasse in Rusland was gebroken, ontmoedigd, versnipperd door de burgeroorlog.
De verplettering van Kronstadt
Het onmiddellijk antwoord van de bolsjewistische regering op de rebellie was dat zij die aanklaagde als onderdeel van een contrarevolutionaire samenzwering tegen de macht van de sovjets. Natuurlijk probeerden al de lijkenpikkers van de contrarevolutie, van de witte gardisten tot de SR, de rebellie te recupereren en haar hun steun te bieden. Maar behalve de humanitaire hulp via het kanaal van het Russische Rode kruis, dat gecontroleerd werd door emigranten, verwierp het VRC elk aanbod dat door de krachten van de reactie gedaan werd. Het verkondigde dat het niet streed voor een terugkeer naar de autocratie, of naar de Constituerende Vergadering (waarin de vijanden van de revolutie zich begin 1918 verenigden), maar voor het herstel van de macht van de sovjets, bevrijd van de bureaucratische heerschappij: "Het zijn de sovjets, en niet de constituerende vergadering die het bolwerk van de arbeiders zijn," verklaarde de Izvestia van Kronstadt. "In Kronstadt is de macht in handen van de matrozen, de rode soldaten en de revolutionaire arbeiders. Zij is niet in handen van de witte gardes, gecommandeerd door generaal Kozlovski, zoals radio Moskou leugenachtig beweert."
We zullen niet ontkennen dat er kleinburgerlijke elementen aanwezig waren in het programma en de ideologie van de opstandelingen en in de bemanning van de vloot en het leger. Voor die elementen, die vijandig stonden tegenover de bolsjewistische partij omdat die aan het hoofd gestaan had van de revolutie van 1917, was het in feite een gelegenheid om die vijandigheid te uiten. Maar de aanwezigheid van die elementen veranderde de aard van de beweging zelf absoluut niet.
De Bolsjewistische leiding heeft met uiterste doortastendheid op de rebellie van Kronstadt gereageerd. Haar onverzoenlijke houding heeft al snel elke mogelijkheid tot een vergelijk of tot discussie uitgeschakeld. Gedurende de militaire bestorming zelf van de vesting stonden de eenheden van het Rode leger die uitgestuurd waren om de rebellie te verpletteren voortdurend op het randje van de ontmoediging. Een aantal van hen verbroederde zelfs met de opstandelingen. Om zich te verzekeren van de loyaliteit van het leger stuurde het 10e partijcongres, dat toen bijeen was in Moskou, er vooraanstaande Bolsjewistische leiders naar toe. Terzelfdertijd waren de geweren van de Tsjeka gericht op de ruggen van de soldaten om er dubbel zeker van te zijn dat enige ontmoediging zich niet zou verspreiden. Toen de vesting eindelijk gevallen was, werden honderden opstandelingen afgemaakt, standrechtelijk geëxecuteerd of snel ter dood veroordeeld door de Tsjeka. De anderen werden naar concentratiekampen gestuurd. De repressie was systematisch en genadeloos.
Op het moment van de gebeurtenissen steunen vele van de stemmen die het meest kritisch staan tegenover het Bolsjewistisch gezag toch de repressie omdat ze overstelpt worden door de angst dat de witte gardes de revolte van Kronstadt zouden aangrijpen om af te rekenen met de bolsjewieken.
Een vergissing van heel de arbeidersbeweging
Inderdaad, als er iets is dat de anti-leninisten van alle slag voortdurend hebben proberen te verbergen, is het wel dat deze vergissing van de Bolsjewistische Partij gedeeld werd door het geheel van de toenmalige arbeidersbeweging, de fracties en stromingen van linkse kommunisten, die uit de Internationale uitgesloten waren, inbegrepen.
Zo gaf de Arbeidersoppositie, een fractie die kritisch stond tegenover de Bolsjewistische leiding, haar volle steun aan de repressie. Alexandra Kollontai, die aan het hoofd stond van deze oppositionele fractie, ging zelfs zover te stellen dat de leden van de Oppositie zich als eersten als vrijwilliger zouden melden om de rebellie te onderdrukken.
De fracties van de Duits-Hollandse Linkerzijde namen wel afstand van de scherpslijpershouding van Kollontai, maar hebben de politiek van de Bolsjewistische partij evenmin veroordeeld of zelfs maar bekritiseerd. Op het moment van de gebeurtenissen verdedigde de KAPD (1) bijvoorbeeld de stelling dat de revolte van Kronstadt een contrarevolutionair complot was tegen het Rusland van de sovjets, wat haar ertoe leidde de repressie niet te veroordelen.
Gorter, van de Hollandse Linkerzijde, heeft bevestigd dat de maatregelen die door de bolsjewieken genomen werden 'noodzakelijk' waren tegenover de revolte van Kronstadt, want het was nodig die contrarevolutionaire opstand te verpletteren, waarvan hij meende dat die afkomstig was van de boerenstand.
Binnen de Bolsjewistische partij zelf heeft Victor Serge, die wel zijn weigering kenbaar maakte de wapens op te nemen tegen de matrozen van de Rode vloot, uit trouw aan de partij niet geprotesteerd tegen de repressie.
Zo is dus duidelijk dat die tragische vergissing niet enkel door de Bolsjewistische partij begaan werd, laat staan alleen door de leiding ervan. In feite waren de bolsjewieken de vertolkers van een vergissing en van onbegrip van heel de toenmalige arbeidersbeweging, die niet begreep dat de contrarevolutie van binnen uit de postrevolutionaire staat kon komen, niet omdat ‘de worm al in de appel zat’ vanaf 1917 (volgens de stelling van de anarchisten voor wie het bestaan van de klassepartij een gevaar voor het proletariaat is), maar omdat, door het internationaal isolement van de Russische revolutie, de Bolsjewistische partij opgeslorpt werd door de staat, zij zich identificeerde met dit staatsapparaat tegen de arbeidersklasse. De vergissing van heel de arbeidersbeweging zat al ingebakken in de algemene verwarring rond het idee dat de staat die na de Oktoberrevolutie van 1917 ontstond een 'proletarische staat' was.
B&C
__________
(1) Kommunistische Arbeiderspartij van Duitsland, die in 1920 uit de Kommunistische Internationale uitgesloten werd vanwege haar kritische standpunten, met name tegen de politiek van het ‘eenheidsfront’ van de KI.
Eén van de plagen waar de revolutionaire organisaties van de Kommunistische Linkerzijde mee te kampen hebben, is dat veel van haar militanten eerder door partijen en groepen van Links en Ultra Links van het Kapitaal zijn gegaan (SP, CP, Trotskisme, Maoïsme, officieel anarchisme, het vermeende ‘nieuwe links’ van Syriza of Podemos). Dat is onvermijdelijk, want geen militant wordt geboren met een aangeboren helderheid. Deze stap laat echter een ballast achter die moeilijk te identificeren is : men slaagt er wel in te breken met de politieke standpunten van deze organisaties (syndicalisme, verdediging van de natie en nationalisme, deelname aan verkiezingen, enz.), maar het is veel moeilijker zich te ontdoen van de attitudes, de manier van denken, de manier van debatteren, de gedragingen, de opvattingen, die deze organisaties uitermate injecteren en die hun manier van leven vormen.
Deze erfenis, die wij de verborgen erfenis van de Linkerzijde van het Kapitaal noemen, draagt binnen de revolutionaire organisaties bij tot het uitlokken van spanningen tussen kameraden, wantrouwen, rivaliteit, destructief gedrag, blokkering van het debat, aberrante theoretische standpunten enz., die hen, in combinatie met de druk van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, veel schade berokkenen. Het doel van de door ons opgezette reeks is deze zware ballast te identificeren en te bestrijden.
Sinds haar eerste congres (1975) heeft de IKS het probleem aangepakt van die organisaties die beweren ‘socialistisch’ te zijn en er een kapitalistische praktijk op nahouden. Het Platform [1] dat door dat congres werd goedgekeurd, wijst er in punt XIII op: “Het geheel van partijen en groeperingen die, zelfs voorwaardelijk of ‘kritisch’, bepaalde staten of bepaalde fracties van de bourgeoisie verdedigen tegen andere, hetzij in naam van het ‘socialisme’, ‘democratie’, ‘antifascisme’, ‘nationale onafhankelijkheid’, ‘eenheidsfront’ of ‘minste kwaad’; die, op welke manier dan ook, deelnemen aan het burgerlijke spel van verkiezingen, aan de tegen de arbeidersklasse gerichte activiteit van de vakbonden of aan de misleiding van het zelfbeheer, zijn organen van het politieke apparaat van het kapitaal. De belangrijkste onder hen zijn de ‘socialistische’ en ‘kommunistische’ partijen.”
Ons Platform behandelt ook het probleem van de groepen en kleine groeperingen die zich ‘links’ van deze twee grote partijen plaatsen, die vaak ‘opruiende kritiek’ op hen hebben en ‘radicalere’ standpunten innemen: “Het geheel van zogenaamde ‘revolutionaire’ stromingen, zoals het maoïsme, het trotskisme of het traditionele anarchisme behoren tot hetzelfde kamp als hen, het kamp van het kapitaal. Het feit dat zij minder invloed hebben of een radicaler taalgebruik hanteren, doet niets af aan het burgerlijke karakter van hun programma en hun aard, waardoor zij nuttige aanbrengers of vervangers zijn van de grote linkse partijen”.
Om de rol te begrijpen van links en ultralinks van het kapitaal, moeten we bedenken dat met het verval van het kapitalisme, de staat “een steeds machtiger, alomtegenwoordiger en systematischer controle uitoefent over alle aspecten van het sociale leven. Op een schaal die veel groter is dan tijdens het Romeinse of feodale verval, is de staat van het kapitalisme in verval, een monsterlijke, koude en onpersoonlijke machine geworden die uiteindelijk het wezen van de maatschappij heeft verslonden”. (Punt IV van ons Platform). Deze aard is evenzeer van toepassing op openlijk dictatoriale eenpartijstelsels (stalinistische, nazistische, militaire dictaturen) als op democratische Staatsstructuren.
In dit kader zijn de politieke partijen niet de vertegenwoordigers van de verschillende klassen en lagen van de maatschappij, maar de totalitaire instrumenten van de staat om de gehele bevolking en vooral de arbeidersklasse te onderwerpen aan de noden van het nationale kapitaal. Zij komen ook het hoofd ten staan van cliëntelistische netwerken, drukkingsgroepen en invloedssferen, die politiek en economisch handelen vermengen en de voedingsbodem worden voor oncontroleerbare corruptie. In democratische systemen is het politieke apparaat van de kapitalistische staat gestructureerd in twee vleugels : de rechtervleugel, verbonden met de klassieke fracties van de bourgeoisie en belast met de omkadering van de meest achtergestelde sectoren van de bevolking [2], en de linkervleugel (samen met de vakbonden en een waaier van extreem-linkse organisaties) die hoofdzakelijk gewijd is aan de controle, de verdeling en de vernietiging van het bewustzijn van de arbeidersklasse.
De organisaties die het proletariaat zichzelf geeft zijn niet vrij van degeneratie. De druk van de burgerlijke ideologie tast hen van binnenuit aan en kan hen leiden tot opportunisme dat, indien niet tijdig bestreden, eindigt in verraad en integratie in de kapitalistische staat [3]. Het opportunisme neemt de beslissende stap bij doorslaggevende historische feiten van het kapitalistische sociale leven: de twee sleutelmomenten waren tot nu toe de Imperialistische Wereldoorlog en de Proletarische Revolutie. In het IKS-platform proberen we het proces uit te leggen dat tot die fatale stap heeft geleid: “de socialistische partijen, die aangevreten worden door reformisme en opportunisme, werden er naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog toe gebracht zich eerst aan te passen aan de politiek van nationale verdediging en zich vervolgens openlijk te verzetten tegen de naoorlogse revolutionaire golf en uiteindelijk zo ver te gaan om zelf de rol te spelen van beulen van het proletariaat zoals in Duitsland in 1919. De definitieve integratie van elk van deze partijen in hun respectieve nationale staten vond op verschillende tijdstippen plaats in de periode na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, maar dit proces werd definitief beëindigd in het begin van de jaren 1920, toen de laatste proletarische stromingen werden geëlimineerd of hun gelederen verlieten om zich aan te sluiten bij de Kommunistische Internationale. Op dezelfde manier zijn de communistische partijen op hun beurt overgegaan naar het kamp van het kapitalisme na een vergelijkbaar proces van opportunistische ontaarding. Dit proces, dat begon aan het begin van de jaren twintig, zette zich voort na de dood van de Kommunistische Internationale (in 1928 gekenmerkt door de aanvaarding van de theorie van het ‘socialisme in één land’) totdat het, ondanks de felle strijd van haar linkse fracties, eindigde in een volledige integratie in de kapitalistische staat aan het begin van de jaren dertig met hun deelname aan de bewapeningsinspanningen van hun respectieve bourgeoisie en hun toetreding tot de ‘Volksfronten’. Hun actieve deelname aan het ‘verzet’ tijdens de Tweede Wereldoorlog en later aan de ‘nationale wederopbouw’ na het einde daarvan, heeft hen bevestigd als trouwe dienaren van het nationale kapitaal en als de zuiverste belichaming van de contrarevolutie”.
In een tijdsbestek van 25 jaar - tussen 1914 en 1939 - verloor de arbeidersklasse eerst de socialistische partijen, daarna, in de jaren 1920, de kommunistische partijen en tenslotte, vanaf 1939, de groepen van Trotski's Linkse Oppositie die de nog brutalere barbarij van de Tweede Wereldoorlog steunden. “In 1938 wierp de Linkse Oppositie zichzelf op als de Vierde Internationale. Het was een opportunistisch avontuur omdat het niet mogelijk is een wereldpartij te vormen in een situatie van opmars naar de imperialistische oorlog en dus van een diepe nederlaag van het proletariaat. De resultaten waren rampzalig : in 1939-40 namen de groepen van de zogenaamde Vierde Internationale een standpunt in ten gunste van de wereldoorlog onder de meest uiteenlopende voorwendsels : de meerderheid steunde het Russische ‘socialistische vaderland’, maar er was zelfs een minderheid die het Frankrijk van Pétain steunde (een satelliet van de nazi's). Tegen deze degeneratie van de trotskistische organisaties reageerden de laatst overgebleven internationalistische kernen: vooral Trotski’s metgezellin en de revolutionair van Spaanse afkomst Munis. Sindsdien zijn de trotskistische organisaties ‘radicale’ fracties van het Kapitaal geworden, die het proletariaat proberen te misleiden via allerlei ‘revolutionaire doelstellingen’, die meestal overeenkomen met ‘anti-imperialistische’ fracties van de bourgeoisie (zoals tegenwoordig de beroemde sergeant Chavez). Op dezelfde manier winnen zij de arbeiders terug die walgen van de verkiezingsklucht door hen ‘kritisch’ te laten stemmen op de ‘socialisten’ om op die manier ‘de weg naar rechts af te sluiten’. Tenslotte hopen zij de vakbonden ‘terug te winnen’ via ‘strijdbare kandidaten’.” [4]
De arbeidersklasse is in staat linkse fracties voort te brengen binnen de proletarische partijen, wanneer deze beginnen aangetast te worden door de opportunistische ziekte. Zo kwamen binnen de partijen van de 2e Internationale de bolsjewieken, de stroming van Rosa Luxemburg, het Nederlandse tribunisme, de Italiaanse intransigenten, enz. op de voorgrond. De geschiedenis van de strijd van deze fracties is voldoende bekend, aangezien hun teksten en bijdragen zouden uitkristalliseren in de vorming van de Derde Internationale. De proletarische reactie op de moeilijkheden, fouten en latere ontaarding van de Derde Internationale kwam reeds vanaf 1919 tot uiting in de Kommunistische Linkerzijde (Italiaanse, Nederlandse, Duitse, Russische, enz.) die - met veel moeilijkheden en helaas zeer versnipperd - een heldhaftige en consequente strijd voerde. Trotski's Linkse Oppositie ontstond pas later en op een veel onsamenhangender manier. In de jaren dertig werd de kloof tussen de Kommunistische Linkerzijde - met name haar meest consequente groep, ‘Bilan’, exponent van de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde - en Trotski's Oppositie steeds duidelijker. Terwijl ‘Bilan’ in staat was de plaatselijke imperialistische oorlogen te zien als uitingen van een koers in de richting van de imperialistische wereldoorlog, raakte de Oppositie verstrikt in gebazel over de nationale bevrijding en het progressieve karakter van het anti-fascisme. Terwijl ‘Bilan’ in staat was de ideologische werving voor de imperialistische oorlog en het belang van het kapitaal te zien achter de mobilisatie van de Spaanse arbeiders voor de oorlog tussen Franco en de Republiek, zag Trotsky in de stakingen van juli 1936 in Frankrijk en in de anti-fascistische strijd in Spanje het begin van de revolutie... Hoewel ‘Bilan’ nog niet duidelijk was over de juiste aard van de USSR, het heel duidelijk was over het feit dat deze op geen enkele manier kon worden gesteund en dat de USSR een actieve factor was van de oorlog die werd voorbereid. Aan de andere kant zette Trotski met zijn speculaties over de USSR als een ‘ontaarde arbeidersstaat’, de deur open via de steun aan de USSR voor deelname aan het tweede wereldwijde bloedbad van 1939-45.
Sinds 1968 is de proletarische strijd over de hele wereld herboren. De Franse Mei, de Italiaanse Hete Herfst, de Argentijnse Cordobazo, de Poolse Oktober enz. waren uitingen van deze krachtige strijd. Uit deze strijd kwam een nieuwe revolutionaire generatie voort. Overal ontstonden vele arbeidersminderheden en dit alles vertegenwoordigde een fundamentele kracht voor het proletariaat. Het is echter belangrijk te wijzen op de rol van vernietiging van deze minderheden, die gespeeld werd door de extreem-linkse groepen van het kapitaal. Het Trotskisme waarover wij reeds spraken, het officiële anarchisme [5] en, tenslotte, het Maoïsme. Wat dit laatste betreft, moet erop worden gewezen dat het nooit een proletarische stroming is geweest. De Maoïstische groepen zijn ontstaan uit de imperialistische twisten en invloedsoorlogen tussen Peking en Moskou die leidden tot de breuk tussen de twee staten en de toenadering van Peking tot het VS-imperialisme in 1972.
Naar schatting waren er in 1970 meer dan honderdduizend militanten in de wereld die zich, zij het met enorme verwarring, uitspraken voor de revolutie, tegen de traditionele linkse partijen (SP, CP), tegen de imperialistische oorlog en die op zoek waren naar manieren om de proletarische strijd in wording te bevorderen. Een immense meerderheid van dat belangrijke contingent werd teruggewonnen door die constellatie van extreem linkse groepen. De serie die wij schrijven zal nauwgezet alle mechanismen doornemen waardoor zij dat herstel hebben bewerkstelligd. Wij zullen het niet alleen hebben over het kapitalistische programma, verpakt in radicale en arbeidersvaandels, maar ook over de organisatorische methoden, van debat, van functioneren, van moraal, die zij gebruikten. Hun optreden is vast en zeker van groot belang geweest voor de vernietiging van het potentieel van de arbeidersklasse om een brede voorhoede op te bouwen voor haar strijd. De potentiële militanten werden afgeleid in de richting van activisme en onmiddellijke doelen, gekanaliseerd in een steriele strijd binnen de vakbonden, de gemeenten, de verkiezingscampagnes, enz.
De resultaten spraken voor zichzelf:
- De meerderheid verliet de strijd diep teleurgesteld en verviel in scepsis over de arbeidersstrijd en de mogelijkheid van het kommunisme; een niet onaanzienlijk deel van deze sector verviel in drugs, drank en de meest absolute wanhoop;
- Een minderheid bleef over als kaderleden van vakbonden en linkse partijen, die een sceptische en demoraliserende kijk op de arbeidersklasse propageerden;
- Een andere minderheid, die cynischer was, maakte carrière in vakbonden en linkse partijen, hoewel een deel van deze ‘winnaars’ ook deel ging uitmaken van de rechtse partijen [6].
De kommunistische militanten zijn een vitale troef voor het proletariaat en het is een centrale taak van de huidige groepen van de Kommunistische Linkerzijde die vandaag de dag de erfgenamen zijn van het traject van ‘Bilan’, ‘Internationalisme’, enz., om alle lessen te trekken uit het proces dat het proletariaat toen onderging tijdens zijn historisch ontwaken van 1968 en dat die enorme aderlating van militante krachten mogelijk maakte.
Om hun vuile werk van inkapseling, verdeeldheid en verwarring uit te voeren, propageren de linkse en ultra linkse partijen een valse visie op de arbeidersklasse. Dit dringt door tot de kommunistische militanten en misvormt hun denken, hun gedrag en hun aanpak. Het is dan ook van vitaal belang deze te identificeren en te bestrijden.
Voor links en ultralinks vormen de arbeiders geen sociale klasse die tegen het kapitalisme gekant is, maar een som van individuen. Zij zijn het ‘lagere’ deel van de ‘burgerdom’. Als zodanig moeten individuele werkers streven naar een ‘stabiele situatie’, naar een ‘billijke prijs’ voor hun werk, naar een ‘eerbiediging van hun rechten’, enz. Zo kan links iets essentieels verhullen: de arbeidersklasse is een onmisbare klasse voor de kapitalistische maatschappij omdat deze laatste zonder de bijbehorende arbeid niet kan functioneren, maar tegelijkertijd is zij ook een klasse die uitgesloten is van de maatschappij, vreemd aan al haar regels en levensnormen, en daarom is zij een klasse die zich alleen als zodanig kan verwezenlijken door de kapitalistische maatschappij van kop tot teen af te schaffen. In plaats van deze realiteit verschijnt het idee van een ‘geïntegreerde’ klasse, die door hervormingen en deelname aan de instellingen haar belangen zou kunnen bevredigen.
Vervolgens lost deze visie de arbeidersklasse op in de amorfe en interklassistische massa van ‘het burgerdom’. In zo'n magma lijkt de arbeider gelijk aan de kleinburger die hem oplicht, de politieman die hem onderdrukt, de rechter die hem tot uitzetting veroordeelt, de politicus die hem bedriegt en zelfs de ‘progressieve bourgeois’. De noties van sociale klasse en klasse-tegenstellingen verdwijnen om plaats te maken voor de notie van burgers van de natie, de valse ‘nationale gemeenschap’. Zodra het begrip klasse uit de hoofden van de arbeiders is gewist, verdwijnt ook het fundamentele begrip historische klasse. Het proletariaat is een historische klasse die, los van de situatie van haar verschillende generaties of haar verschillende geografische sectoren, een revolutionaire toekomst in handen heeft, namelijk de vestiging van een nieuwe maatschappij die de tegenstrijdigheden overwint en oplost die het kapitalisme naar de vernietiging van de mensheid leiden.
Door de vitale en wetenschappelijke noties van klasse, klasse-tegenstelling en historische klasse weg te vagen, stellen links en ultralinks van het kapitaal de revolutie voor als een vrome wens die moet worden overgelaten in de ‘deskundige’ handen van politici en partijen. Zij introduceren de notie van delegatie van macht, een concept dat volkomen geldig is voor de bourgeoisie, maar absoluut vernietigend voor het proletariaat. De bourgeoisie, de uitbuitende klasse die de economische macht in handen heeft, kan inderdaad het beheer van haar zaken toevertrouwen aan een gespecialiseerde politieke staf die een bureaucratische laag vormt met haar eigen belangen binnen het kader van het nationale kapitaal. Dat is niet hetzelfde voor het proletariaat, dat tegelijk een uitgebuite en revolutionaire klasse is, die geen economische macht heeft, maar waarvan zijn bewustzijn, zijn eenheid en solidariteit, zijn zelfvertrouwen de enige kracht zijn, met andere woorden factoren die radicaal vernietigd worden als het steunt op een gespecialiseerde laag van intellectuelen en politici.
Gewapend met deze overheveling verdedigen de linkse en ultralinkse partijen de deelname aan de verkiezingen als een middel om ‘de weg naar rechts af te sluiten’. Dat wil zeggen dat zij in de gelederen van de arbeiders de zelfstandige actie als klasse tenietdoen om hen om te vormen tot een massa van stemgerechtigde burgers, een geïndividualiseerde massa, ieder opgesloten in de ‘eigen belangen’. Zo worden de eenheid en de zelforganisatie van het proletariaat vermorzeld. Tenslotte vragen de linkse en ultralinkse partijen het proletariaat om zijn lot in handen van de staat te leggen om ‘een nieuwe samenleving tot stand te brengen’. Zij hebben het lef om de kapitalistische beul, de staat, voor te stellen als een ‘vriend van de arbeiders’.
Links en de vakbondsmensen verkondigen een vulgair materialistische visie op de arbeiders. Volgens hen zijn de arbeiders individuen die alleen maar denken aan hun gezin, aan hun comfort, aan het hebben van de beste auto, het meest luxueuze huis; verzwolgen door dit consumentisme hebben zij ‘geen ideaal’ van strijd, zij blijven liever thuis om voetbal te kijken of met hun vrienden op café te gaan. Met veel muggenziften beweren zij dat de arbeiders tot aan hun nek in de schulden zitten om hun consumptiegrillen te betalen en dat zij daarom niet in staat zijn tot enige strijd [7]. Met dit moraliseren stellen zij de arbeidersstrijd voor als een voluntaristisch ideaal en niet als een materiële noodzaak. Het communisme, het einddoel van de arbeidersklasse, is een materiële noodzaak als antwoord op de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme [8]. Zij scheiden de eisenstrijd van de revolutionaire strijd en stellen ze tegenover elkaar, terwijl er een eenheid tussen beide bestaat, omdat de strijd van de arbeidersklasse, zoals Engels zei, een economische, politieke en ideologische eenheid vormt.
Het ontnemen van die eenheid aan onze klasse leidt tot de idealistische visie van een ‘vuile’ en ‘materialistische’ strijd voor economische behoeften en een ‘glorieuze’ en ‘morele’ strijd voor de ‘revolutie’. Dit werkt zeer demoraliserend op de arbeiders, die zich beschaamd en schuldig voelen over het feit dat zij zich bekommeren om hun levensnoden, hun kinderen en hun medemensen, dat zij armzalige individuen zijn die alleen maar om geld zouden geven. Met deze valse benaderingen, die ontleend zijn aan de cynische en schijnheilige visie van de katholieke kerk, ondermijnen links en ultralinks van binnenuit het zelfvertrouwen van de arbeiders als klasse en proberen zij hen voor te stellen als het ‘laagste’ deel van de samenleving. Daarmee sluiten zij zich aan bij de dominante ideologie die de arbeidersklasse voorstelt als de klasse van de mislukkelingen. Het beroemde ‘gezonde verstand’ zegt dat een arbeider een individu is dat, als hij arbeider is gebleven, dat is omdat hij nergens anders goed voor is of niet hard genoeg heeft gevochten om hogerop te komen op de sociale ladder. De arbeiders zouden lui zijn, geen aspiraties hebben, het zijn de sukkels....
Het is echt de wereld op zijn kop! De sociale klasse die de voornaamste rijkdom van de maatschappij voortbrengt door de bijbehorende arbeid, zou bestaan uit de slechtsten van deze maatschappij. Aangezien het proletariaat het grootste deel van de samenleving uitmaakt, zou het hoofdzakelijk bestaan uit luie, onsuccesvolle, cultuurloze en ongemotiveerde individuen. De bourgeoisie buit het proletariaat niet alleen uit, maar drijft er ook de spot mee. De sociale klasse, die een minderheid vormt en leeft van de inspanningen van miljoenen mensen, heeft de brutaliteit om deze mensen als lakse, mislukte, nutteloze en aspiratieloze individuen te beschouwen. De sociale werkelijkheid ziet er radicaal anders uit: in het wereldwijd geassocieerde werk van het proletariaat worden culturele en wetenschappelijke elementen ontwikkeld, en tegelijkertijd diep menselijke banden, solidariteit, vertrouwen, kritische geest. Zij zijn de kracht die de samenleving stil en geruisloos in beweging brengt, de bron van de ontwikkeling van de productiekrachten.
Het proletariaat wordt voorgesteld als een anonieme, saaie en zwijgende massa. Deze voorstelling is de vrucht van een tegenstrijdigheid waarvan het proletariaat het slachtoffer is als een gelijktijdig uitgebuite en revolutionaire klasse. Enerzijds vormt zij de klasse van arbeiders op wereldvlak en als zodanig brengt zij de tandwielen van de kapitalistische productie in beweging en heeft zij de krachten en capaciteiten in handen om de maatschappij radicaal te veranderen. Maar anderzijds verpletteren de concurrentie, de warenproductie, het dagelijkse leven van de maatschappij waar verdeeldheid en allen tegen allen heersen, haar als een som van individuen, ieder hulpeloos, met een gevoel van mislukking en schuldbesef, afgescheiden van de anderen, geatomiseerd en gedwongen om alleen voor zichzelf te vechten. Links en ultralinks van het kapitaal willen, in overeenstemming met de bourgeois ideologie, dat wij alleen deze amorfe massa van geatomiseerde individuen zien. Daarmee dienen zij het kapitaal en de staat in hun taak om de arbeidersklasse te demoraliseren en uit te sluiten van elk sociaal perspectief.
Hier zien we wat we in het begin zeiden: de opvatting van het proletariaat als een som van individuen. Het proletariaat is echter een klasse en gedraagt zich als zodanig telkens wanneer het er met een consequente en autonome strijd in slaagt zich los te maken uit de ketenen die het onderdrukken en atomiseren. We zien dan niet alleen een klasse in actie, maar we zien ook elk van haar onderdelen getransformeerd tot wezens die handelen, strijden, denken, initiatieven nemen en creativiteit ontwikkelen. Dit is gebleken tijdens de grote momenten van klassenstrijd, zoals bijvoorbeeld de Russische revoluties van 1905 en 1917. Zoals Rosa Luxemburg in Massastaking, Partij en Vakbonden zeer goed heeft opgemerkt, “in de storm van de revolutionaire periode wordt de proletariër zelf getransformeerd; hij houdt op een vooruitziende huisvader te zijn en wordt een ‘romantische revolutionair’, voor wie zelfs het hoogste goed, het leven zelf, om nog maar te zwijgen van het materiële welzijn, heel weinig betekent in vergelijking met de idealen van de strijd”. Als één klasse wordt de individuele kracht van elke arbeider bevrijd en ontketend, zijn menselijk potentieel wordt ontwikkeld. Als een som van individuen worden de capaciteiten van elk van hen vernietigd, verdund, verkwist voor de mensheid. Het is de taak van links en ultralinks van het kapitaal om de arbeiders vast te klitten aan de ketenen van het burgerschap, dat wil zeggen, als een som van individuen.
In het algemeen kon de arbeidersklasse tijdens de opkomst van het kapitalisme, en meer bepaald in zijn hoogtijdagen (1870-1914), strijden voor verbeteringen en hervormingen binnen het kader van het kapitalisme, zonder onmiddellijk te denken aan de revolutionaire vernietiging ervan. Daaraan beantwoordde enerzijds de oprichting van grote massaorganisaties (socialistische partijen, vakbonden, coöperaties, arbeidersuniversiteiten, vrouwen- en jongerenverenigingen, enz.) en anderzijds strijdtactieken die deelname aan verkiezingen, drukkingsacties, door de vakbonden geplande stakingen, enz. omvatten.
In het begin van de 20e eeuw begonnen deze methoden steeds meer tekort te schieten. In de revolutionaire gelederen ontstond een breed debat tussen enerzijds Kautsky, een aanhanger van deze methoden, en anderzijds Rosa Luxemburg [9] [449]die, lering trekkend uit de Russische revolutie van 1905 [10], duidelijk aantoonde dat de arbeidersklasse zich oriënteerde op nieuwe strijdmethoden die overeenkwamen met de nieuwe situatie die op komst was: een tijdperk van veralgemeende oorlogen, kapitalistische crisis etc., dat wil zeggen, de intrede van het kapitalisme in zijn tijdperk van verval. De nieuwe strijdmethoden waren gebaseerd op massale directe actie, op de zelforganisatie van het proletariaat in algemene vergaderingen en arbeidersraden, op de afschaffing van de oude verdeling tussen het minimum- en het maximumprogramma. Deze methoden botsten frontaal met het syndicalisme, de hervormingen, de verkiezingsdeelname en de parlementaire weg.
Links en ultralinks van het kapitaal richten hun politiek op het opsluiten van de arbeidersklasse in die oude methoden die vandaag de dag radicaal onverenigbaar zijn met de verdediging van haar belangen, zowel op onmiddellijk als op historisch vlak. Zij hebben zelfgenoegzaam de klok van de geschiedenis stilgezet in de ‘gouden’ jaren van 1890 tot 1910 met al hun steeds meer demobiliserende routine van verkiezingsdeelnames, vakbondsacties, het passief bijwonen van ‘Partij’-manifestaties, van tevoren geprogrammeerde demonstraties enz, een routine die van de arbeiders ‘goed werkende burgers’ maakt, dat wil zeggen passieve en geatomiseerde wezens die zich gedisciplineerd onderwerpen aan alles wat het kapitaal nodig heeft: hard werken, elke vier jaar stemmen, hun schoenen verslijten in de vakbondsdemonstraties en zonder tegensputteren de zelfbenoemde leiders volgen.
Dit beleid wordt schaamteloos verdedigd door de socialistische en communistische partijen, terwijl hun ‘meer linkse’ aanhangsels het reproduceren met ‘kritische’ accenten en ‘radicale’ boventonen. Beiden verdedigen een visie van de arbeidersklasse als een klasse voor het kapitaal, die zich moet onderwerpen aan al zijn vereisten en zich tevreden moet stellen met enkele vermeende kruimels die het van tijd tot tijd van zijn gouden tafel laat vallen.
C. Mir / 18.12.2017
[2] De klassieke rechtse partijen (conservatieven, liberalen, centrum, progressieven, democraten, radicalen) vullen hun controle over de samenleving aan met extreem rechtse partijen (fascisten, neonazi's, rechtspopulisten, enz.). De aard van dit laatste is complexer, zie Bijdrage over het probleem van het populisme, https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme [241]
[3] Voor een studie over hoe het opportunisme binnendringt en hoe het het proletarische leven van de organisatie vernietigt, met alle nare gevolgen van dien, zie Hoe het Duitse socialisme uiteindelijk de arbeiders verraadde, https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201511/1294/1914-hoe-de-duitse-sociaal-democratie-de-arbeiders-verraadde [451]
[4] Enkel op de Spaanstalige website van de IKS: https://es.internationalism.org/cci-online/200706/1935/cuales-son-las-diferencias-entre-la-izquierda-comunista-y-la-iv-internacional [452]
[5] We hebben het hier niet over de minderheidsgroeperingen van het internationalistisch anarchisme, dat ondanks zijn verwarring aanspraak maakt op veel standpunten van de arbeidersklasse en zich duidelijk heeft gemanifesteerd tegen de imperialistische oorlog en voor de proletarische revolutie.
[6] Voorbeelden in overvloed. José Manuel Barroso, voormalig voorzitter van de Europese Unie, was in zijn jeugd Maoïst. Daniel Cohn Bendit, voormalig lid van het Europees Parlement voor de Groenen in was in Mei ’68 voorzitter van de 22 Maart beweging; Lionel Jospin, voormalig Eerste Minister van Frankrijk, was een trotskist in zijn jeugd....
[7] Men [453]moet erkennen dat het consumentisme - dat sinds de jaren 1920 in de Verenigde Staten is opgekomen en zich na de Tweede Wereldoorlog heeft uitgebreid naar andere geïndustrialiseerde landen - heeft bijgedragen tot de ondermijning van de wraakzuchtige visie in de rangen van de arbeidersklasse, omdat de behoeften die iedere arbeider heeft om te leven zijn vervormd door de consumentistische inslag, waardoor ze zijn veranderd in een individuele zaak waarin ‘alles kan worden verkregen door krediet’.
[8] Zie onze serie Kommunisme is geen mooi ideaal maar een materiële noodzaak. https://nl.internationalism.org/content/het-kommunisme-geen-mooi-ideaal-maar [454]
[9] Zie het boek Debat over de massastaking, 2 delen, (Spaanse uitgave). Ver el libro Debate sobre la huelga de masas, 2 tomos, Editorial Pasado y Presente.
[10] Zie haar klassieke werk: Massastaking, Partij en Vakbonden, https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm [122]
In het eerste deel van deze serie zagen we dat de linkse en uiterst linkse partijen van het kapitaal een programma hebben dat het kapitalisme verdedigt in naam van een “nieuwe maatschappij” die niets anders is dan een geïdealiseerde reproductie van het kapitalisme zelf [1]. Erger nog, zij enten een visie van de arbeidersklasse die deze volledig ontkent.(Het beeld dat zij van de arbeidersklasse geven, is een totale ontkenning van haar revolutionaire aard.)
In dit tweede artikel zullen wij nagaan welke denkwijze en welke analysemethode in deze partijen wordt ontwikkeld, vooral in de partijen die zich als ‘radicaler’ presenteren.
In het eerste artikel stelden we aan de kaak dat, eenmaal het programma ter verdediging van het kapitaal dat deze bedriegers presenteren hebben overwonnen, het noodzakelijk wordt een ander probleem onder ogen te zien: de manier van denken, de manier van omgaan met elkaar onder kameraden, de methoden van organiseren, de morele visie, de opvatting van debat, de visie van strijdbaarheid, die in deze partijen wordt beleefd. Het is nog moeilijker om af te komen van hun kijk op deze kwesties dan om de politieke misleidingen te ontmaskeren die zij verkopen, omdat zij ons handelen conditioneren, ons gedrag vergiftigen en het zich verspreiden in de organisatorische werking.
De fragiele en zeer kleine revolutionaire organisaties van de Kommunistische Linkerzijde hebben dit cruciale probleem onder ogen moeten zien. Wij slagen erin het reactionaire programma van de linkse en extreem-linkse organisaties van het kapitaal te verwerpen, maar wat wij hun ‘verborgen gezicht’ noemen, d.w.z. hun manier van denken, hun regime van functioneren, hun morele visie, enz., dat alles, dat even reactionair is als het programma, wordt onderschat en niet onderworpen aan een onverbiddelijke en radicale kritiek.
Daarom is het niet voldoende om het programma van de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal aan de kaak te stellen; we moeten ook het verborgen organisatorische en morele gezicht dat zij delen met de rechtse en extreem-rechtse partijen aan de kaak stellen en bestrijden.
Een revolutionaire organisatie wordt niet alleen gereduceerd tot het programma, zij is de eenheid van programma, theorie en denkwijze, moraal en organisatorische werking. Er is een samenhang tussen de vier. "De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als één samenhangend geheel waarvan de onderdelen niet gescheiden zijn, maar onderling afhankelijk: (1) theoretische activiteit, waarvan de uitwerking een voortdurende inspanning vereist, en waarvan het resultaat niet iets is dat voor eens en voor altijd vastligt en voltooid is; (2) activiteit van tussenkomen in de economische en politieke strijd van de klasse. Dit is de praktijk bij uitstek van de organisatie, waarin de theorie een strijdwapen wordt door propaganda en agitatie; (3) organisatorische activiteit die werkt aan de ontwikkeling, de versterking van haar organen, het behoud van organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (lidmaatschap) niet zou kunnen worden omgezet in kwalitatieve ontwikkeling" “De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als een ongedeeld geheel, waarvan de componenten niet gescheiden maar onderling afhankelijk zijn: (1) haar theoretische activiteit, wier ontwikkeling een voortdurende inspanning moet zijn en nooit volledig af is. Ze is zowel noodzakelijk als onvervangbaar; (2) haar tussenkomst in de economische en politieke strijd van de klasse. Ze is bij uitstek de praktijk van de organisatie waar theorie, door propaganda en agitatie, wordt omgezet in een wapen van de strijd; (3) haar organisatorische activiteit die leidt tot de ontwikkeling en versterking van haar organen, tot het behoud van haar organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (nieuwe leden) niet tot een kwalitatieve ontwikkeling zal leiden” [2].
Het is duidelijk dat je niet voor het kommunisme kunt vechten met leugens, laster en manoeuvres. Er is een samenhang tussen de vier bovengenoemde aspecten. Zij kondigen allemaal de levenswijze en de maatschappelijke organisatie van het kommunisme aan en kunnen er nooit mee in strijd zijn. Zoals wij zeggen in de tekst “De kwestie van de organisatorische functionering in de IKS”: “In het organisatievraagstuk zitten op een geconcentreerde wijze een hele reeks wezenlijke aspecten vervat die ten grondslag liggen aan het revolutionaire perspectief van het proletariaat: (1) de fundamentele kenmerken van de kommunistische maatschappij en verhoudingen die zich ontwikkelen tussen de leden ervan; (2) het wezen van het proletariaat als de klasse die draagster is van de revolutie; (3) de aard van het klassebewustzijn, de kenmerken van zijn ontwikkeling en zijn uitdieping, van zijn uitbreiding in de klasse; (4) de rol van de kommunistische organisatie in het proces van de bewustwording van het proletariaat” [3]. [456]
We kunnen de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal beschouwen als bezweerders van de politiek. Zij moeten de politieke standpunten van het kapitaal omkleden met een ‘proletarisch’ en ‘marxistisch’ omhulsel. Zij moeten Marx, Engels, Lenin en andere proletarische militanten het tegendeel laten zeggen van wat zij bedoelden. Zij moeten de standpunten die zij in een bepaald tijdperk van de arbeidersbeweging verdedigden, verdraaien, beknotten, manipuleren, om ze te veranderen in hun meest absolute tegendeel: citaten van Marx, Engels of Lenin nemen, hen laten zeggen dat kapitalistische uitbuiting goed is, dat de Natie het kostbaarste goed is, dat wij ons moeten inschrijven in de imperialistische oorlog, dat de Staat een weldoener is, enz.
Marx, Engels, Lenin, die streden voor de vernietiging van de staat, worden door deze groepen op magische wijze omgevormd in overtuigde verdedigers van de staat. Marx, Engels, Lenin, die onvoorwaardelijk voor het internationalisme streden, worden veranderd tot voorvechters van de ‘nationale bevrijding’ en het Vaderland. Marx, Engels, Lenin, die de defensieve strijd van het proletariaat aanmoedigden, worden kampioenen van het productivisme en van de opoffering van de arbeider op het altaar van de behoeften van het kapitaal.
De voorhoede van deze vervalsingsonderneming was het stalinisme [4]. Het voerde deze weerzinwekkende transformatie methodisch uit. Om dit te illustreren gebruiken wij als steunpunt het boek van Ante Ciliga In het land van de grote leugen [5], waarin dit proces vanaf het midden van de jaren 1920 in detail wordt beschreven:
“Het zeer bijzondere sociale regime dat zich in Sovjet-Rusland ontwikkelde, had de neiging om in alle takken van wetenschap zijn eigen ideologie te scheppen. Beter gezegd, het probeerde veeleer zijn eigen wereldbeeld samen te smelten met dat van de oude wetenschap, evenals met de traditionele ideologie van het marxisme en de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen” (p. 103). Om dit te verklaren herinnert hij eraan dat “Hegel had aangetoond dat een verschijnsel zijn vorm kan behouden terwijl het zijn inhoud volledig verandert; had Lenin niet gezegd dat het vaak het lot is van grote mannen om na hun dood als icoon te dienen, terwijl hun bevrijdende ideeën worden vervalst om een nieuwe onderdrukking en een nieuwe slavernij te rechtvaardigen?” (p. 109).
Uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Academie’ in Moskou maakt hij op dat “ieder jaar de programma’s werden veranderd, en de historische feiten en hun beoordeling steeds brutaler werden vervalst, en dit gebeurde niet alleen met betrekking tot de recente geschiedenis van de revolutionaire beweging in Rusland, maar ook met betrekking tot zulke verre gebeurtenissen als de Parijse Commune, de revolutie van 1848 en de eerste Franse revolutie. (…) En hoe zit het met de geschiedenis van de Komintern? Elke nieuwe uitgave gaf een nieuwe versie, in veel opzichten volledig in strijd met de voorgaande”(p. 100). “Aangezien deze vervalsingen tegelijkertijd in alle takken van het onderwijs werden ingevoerd, kwam ik tot de conclusie dat het hier niet om geïsoleerde gevallen ging, maar om een systeem dat erop gericht was de geschiedenis, de politieke economie en alle andere wetenschappen om te vormen volgens de belangen en de wereldbeschouwing van de bureaucratie.(...) In Rusland werd in feite een nieuwe school gevormd, de bureaucratische school van het marxisme” (blz. 101).
Volgens deze methoden maken de partijen van links en extreem-links gebruik van 3 procedures:
Marx, Engels, Lenin, Rosa Luxemburg, waren niet onfeilbaar. Ze hebben fouten gemaakt.
In tegenstelling tot de mechanische opvatting van het burgerlijke denken is dwaling in vele gevallen onvermijdelijk en kan het een noodzakelijke stap zijn om tot de waarheid te komen, die daarentegen niet absoluut is, maar een
Dit wordt nog duidelijker als we bedenken dat het proletariaat zowel een uitgebuite als een revolutionaire klasse is en dat het, als uitgebuite klasse, te lijden heeft onder het volle gewicht van de heersende ideologie. Daarom, wanneer het proletariaat - of tenminste delen daarvan - durft na te denken, hypothesen te formuleren, eisen te stellen, zich doelstellingen voor te stellen, komen ze in opstand tegen de passiviteit en middelmatigheid die het kapitalistische gezond verstand oplegt, maar tegelijkertijd kunnen ze vervallen in verkeerde benaderingen, in ideeën die de sociale evolutie zelf - of zelfs de dynamiek van de klassenstrijd zelf - overstijgen of terzijde schuiven.
Marx en Engels, die meenden dat in 1848 het kapitalisme rijp was om door het kommunisme te worden vervangen, pleitten voor een nog steeds kapitalistisch ‘tussenprogramma’ dat als platform moest dienen voor het socialisme (de theorie van de ‘permanente revolutie’).
Hun kritische geest deed hen echter afzien van deze speculatie, die zij reeds in 1852 lieten varen. Evenzeer dachten zij dat de kapitalistische staat moest worden overgenomen en gebruikt als hefboom voor revolutie; de levende ervaring van de Parijse Commune overtuigde hen van die vergissing en zij concludeerden dat de kapitalistische staat moest worden vernietigd.
We zouden nog veel meer voorbeelden kunnen geven, maar wat we hier willen ontwikkelen is hoe de linkse groepen deze vergissingen gebruiken om hun contrarevolutionaire programma te rechtvaardigen. Lenin was een consequent internationalist, maar hij was niet duidelijk genoeg over nationale bevrijding en maakte op dat punt ernstige fouten. Die fouten worden uit hun historische context gehaald, losgemaakt van de internationalistische strijd die hij voerde, en op die manier worden het uiteindelijk ‘wetten’ die voor altijd gelden [6]. [457] Zijn fouten worden omgevormd tot hypocriete middelen ter verdediging van het kapitaal.
Hoe slagen zij erin deze vervalsing te maken? Een van de belangrijkste middelen is het vernietigen van de kritische geest van de militanten. Consequente marxisten delen met de beste wetenschappers de kritische geest, dat wil zeggen het vermogen om standpunten in twijfel te trekken die om verschillende redenen botsen met de werkelijkheid en de behoeften van de strijd van het proletariaat. Het marxisme is geen verzameling dogma's die door geniale breinen zijn verzonnen en die niet kunnen worden gewijzigd; het is een strijdbare methode, levendig, analytisch, die zich voortdurend ontwikkelt en daarbij is de kritische geest fundamenteel. Het liquideren ervan is de voornaamste taak van de linkse groeperingen die het voorbeeld volgen van hun stalinistische meesters die, zoals Ciliga zich herinnert uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Universiteit’ in Moskou, waarde studenten, toekomstige partijkaders, “wat niet in de handleiding stond, bestond voor hen niet. Nooit vragen stellen buiten het officiële programma. Hun geestelijk leven was perfect gemechaniseerd. Toen ik probeerde hen verder te brengen dan de beperkte horizon van het programma, om hun nieuwsgierigheid en kritische zin te wekken, bleven zij zwijgen. Het leek erop dat hun gevoel voor het sociale afgestompt was”. (p. 98)
Zo moeten de proletarische militanten, de revolutionaire groepen, tegenover het blinde volgzaamheid dat door de linkse groepen wordt voorgestaan - van de stalinisten tot de trotskisten, met inbegrip van een groot deel van het anarchisme - vechten om de kritische geest levendig te houden, het vermogen om zichzelf in vraag te stellen, de permanente wil om naar de feiten te luisteren om te weten hoe ze standpunten die vanuit een historische analyse niet langer geldig zijn, opnieuw moeten overwegen.
Een ander kenmerk van de linkse methode is het gebruik van standpunten die terecht door revolutionairen werden ingenomen, maar die door de historische evolutie ontkracht of contraproductief zijn geworden. Bijvoorbeeld de steun van Marx en Engels aan de vakbonden. Het linkse denken concludeert dat, als de vakbonden in de tijd van Marx en Engels organismen van het proletariaat waren, zij dat voor altijd moeten zijn, in alle tijdperken. Ze gebruiken een abstracte en tijdloze methode. Zij verbergen het feit dat, met de verval van het kapitalisme, de vakbonden organen van de burgerlijke staat tegen het proletariaat zijn geworden. [7]
Er zijn revolutionaire militanten die breken met de linkse standpunten, maar zij slagen er niet in te breken met hun scholastieke methode. Zo beperken zij zich er bijvoorbeeld toe het linkse standpunt over de vakbonden om te draaien: als dat zegt dat de vakbonden altijd ten dienste van de arbeidersklasse hebben gestaan, concluderen zij nu dat de vakbonden altijd tegen de arbeidersklasse zijn geweest. Zij maken van het standpunt over de vakbonden een tijdloos standpunt, geldig voor eeuwig en altijd, en hoewel zij hebben gebroken met het linkse denken, zij blijven er in feite gevangenen van.
Hetzelfde geldt voor de sociaaldemocratie. De socialistische partijen van vandaag kunnen zich moeilijk voorstellen dat zij in het tijdperk van 1870 tot 1914 partijen van de arbeidersklasse waren die bijdroegen tot haar eenheid, haar bewustzijn en de kracht van haar strijd. Daartegenover stellen de linksen, vooral het trotskisme,heel eenvoudig: de sociaaldemocratische partijen zijn altijd arbeiderspartijen geweest en zullen dat ook altijd blijven, ondanks al hun excessen.
Er zijn echter revolutionairen die hetzelfde zeggen, maar dan omgekeerd: als de Trotskisten spreken over de sociaaldemocratie als een partij die altijd tot de arbeidersklasse behoort en zal blijven, dan concluderen zij dat de sociaaldemocratie altijd al kapitalistisch is en altijd is geweest. Zij negeren dat opportunisme een ziekte is die de arbeidersbeweging aantast en die haar partijen kan leiden tot verraad en integratie in de kapitalistische staat [8].
Gevangenen van de linkse erfenis, vervangen zij de historische en dialectische methode door scholastiek. Niet begrijpen dat een van de beginselen van de dialectiek de transformatie van tegengestelden is: iets kan het ene zijn en eindigen in zijn tegendeel. De proletarische partijen kunnen door de degeneratie, veroorzaakt door het gewicht van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, veranderen in hun tegendeel: onvoorwaardelijke dienaren van het kapitalisme [9].
Hier zien we nog een ander gevolg van de linkse methode: zij verwerpt een historische visie van de klassenstandpunten en hun uitwerkingsproces. Een ander wezenlijk bestanddeel van de proletarische methode wordt daardoor geamputeerd. Elke generatie van de arbeidersklasse staat op de schouders van de vorige, de lessen die de klassenstrijd en de theoretische inspanning in haar schoot hebben opgeleverd, leiden tot conclusies die als uitgangspunt dienen, maar die niet het eindstation zijn. De evolutie van het kapitalisme en de eigen ervaringen van de klassenstrijd maken nieuwe ontwikkelingen of kritische verbeteringen van de vroegere standpunten noodzakelijk. Het linkse denken ontkent een kritische historische continuïteit door een dogmatische en ahistorische visie te propageren.
In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelden de denkers die de burgerlijke revolutie inluidden een materialisme dat in die tijd revolutionair was omdat dit het feodale idealisme aan een onverbiddelijke kritiek onderwierp. Maar toen zij eenmaal de macht hadden gegrepen in de belangrijkste landen, werd het bourgeois denken conservatief, dogmatisch en ahistorisch. Het proletariaat daarentegen heeft in zich een kritisch en historisch denken, een vermogen om niet gebonden te zijn aan de situaties van een bepaald tijdperk, hoe belangrijk die ook mogen zijn, en om zich niet te laten leiden door het verleden of door het heden, maar door het perspectief van de revolutionaire toekomst waarvan het de drager is. “De geschiedenis van de filosofie en de geschiedenis van de sociale wetenschap tonen overduidelijk aan, dat het marxisme niets bevat dat lijkt op ‘sektarisme’ in de zin van een in zich besloten, starre leer, die opkwam terzijde van de hoofdweg van de ontwikkeling der wereldbeschaving. Integendeel, de hele genialiteit van Marx bestaat juist daarin, dat hij antwoord heeft gegeven op de vragen die reeds door de progressieve gedachte van de mensheid werden gesteld” [10].
Net als het burgerlijke denken is de linkse ideologie enerzijds dogmatisch en idealistisch, en anderzijds relativistisch en pragmatisch. De linkse rakker heft zijn linkerhand op en verkondigt ‘beginselen’ die tot universele dogma's zijn verheven, geldig voor alle werelden en voor alle tijden. Maar met zijn rechterhand, en zich beroepend op ‘tactische overwegingen’, houdt hij die heilige beginselen op zak omdat ‘voorwaarden niet aanwezig zijn’, omdat ‘de arbeiders het niet begrijpen’, omdat ‘het niet de geschikte tijdis’, enz.
Dogmatisme en ‘tacticisme’ zijn geen tegenpolen, maar vullen elkaar aan. Het dogma dat vandaag verplicht tot deelname aan de verkiezingen wordt aangevuld met de ‘tactiek’ om ze te ‘gebruiken’ om ‘zich bekend te maken’, ‘de weg naar rechts af te sluiten’, enz. Het eerste lijkt iets theoretisch, maar in werkelijkheid is het een abstracte visie, buiten de historische evolutie geplaatst. De tweede lijkt ‘praktisch’ en ‘concreet’, maar het is een slinkse en stompzinnige visie die niet uitgaat van samenhangende standpunten maar van alledaags handelen, dat zich enkel aanpast en opportunistisch is, typisch voor het burgerlijk denken.
Dit brengt ons bij het derde kenmerk van de linkse denkwijze: deze moet noodzakelijkerwijs de juiste standpunten van de revolutionairen abstraheren en uit hun context lichten om ze, zoals Lenin zei, te ontdoen van al hun revolutionaire scherpte, om ze onschadelijk te maken voor het kapitaal door ze te veranderen in abstracte en onwerkzame ‘principes’. Kommunisme, Dictatuur van het Proletariaat, Arbeidersraden, Internationalisme... verworden zo tot een grote retoriek, een cynische breedsprakigheid waarin de leiders helemaal niet geloven, maar die zij schaamteloos misbruiken om hun volgelingen te manipuleren. Ciliga wijst in bovengenoemde boek op “het talent van de kommunistische bureaucratie om het tegendeel te doen van wat zij verkondigt, om de ergste misdaden te verhullen achter het masker van de meest progressieve slogans en de meest welsprekende zinnen”(p. 52).
In linkse organisaties zijn er geen principes. Hun visie is zuiver pragmatisch en evolueert naar gelang van de omstandigheden, d.w.z. naar gelang de politieke, economische en ideologische behoeften van de nationale kapitaal dat zij dienen. De beginselen hebben een variabele geometrie en worden bewaard voor specifieke momenten: op partijfeestjes en grote vieringen; als voorwendsel om militanten te vervolgen met de beschuldiging dat zij ‘de beginselen hebben overtreden’; zij worden ook gebruikt als wapens in de ruzies tussen elkaar bestrijdende facties.
Deze visie op ‘beginselen’ staat radicaal tegenover die van een revolutionaire organisatie. Die is gebaseerd op “het bestaan van een programma dat voor de gehele organisatie geldt. Dit programma, dat de synthese is van de ervaring van het proletariaat waarvan de revolutionaire organisatie deel uitmaakt, en omdat het voortvloeit uit een klasse die niet alleen een heden, maar vooral een historische toekomst heeft, drukt deze toekomst uit door haar te vertalen in klasse-doelen en de weg die gevolgd moet worden om deze te bereiken, het brengt de essentiële standpunten samen die de organisatie in de klasse moet verdedigen, het dient als basis van toetreding tot de organisatie van revolutionairen”. “het bestaan van een programma, dat geldig is voor de hele organisatie. Dit programma, dat een synthese is van de ervaring van het proletariaat waar de organisatie deel van uitmaakt en dat voortgebracht is door een klasse die niet alleen een onmiddellijk bestaan maar ook een historische toekomst heeft: brengt deze toekomst tot uitdrukking door de doeleinden van de klasse te formuleren en de manier om die te bereiken; brengt de essentiële punten bijeen, die de organisatie binnen de klasse moet verdedigen; dient als basis voor een integratie in de organisatie” [11].
Het revolutionaire programma is de bron van de activiteit van de organisatie, haar inspirerend theoretisch lichaam, haar leidraad voor actie. Daarom moet het zeer ernstig worden genomen. De militant die uit het linkse kamp komt en zich daarvan niet weet los te maken, gelooft, vaak onbewust, dat het programma een show is, louter woorden die op plechtige momenten worden aangeroepen, daarom zoekt hij de ‘praktijk’ open roept hij voortdurend op de ‘retoriek’ achterwege te laten. Op andere momenten, wanneer hij boos is op een kameraad of zich gemarginaliseerd voelt door de centrale organen, probeert hij hen ‘op heterdaad te betrappen’ en gebruikt hij het programma als een steen om in hun gezicht te gooien.
Tegenover deze beide valse visies stellen wij de onmisbare functie van het programma in een proletarische organisatie, als een analysewapen dat door alle militanten wordt gedeeld en waarin allen zich inzetten voor de ontwikkeling ervan; als een middel om tussen te komen in de strijd van het proletariaat; als een oriëntatie en een actieve bijdrage aan zijn revolutionaire toekomst.
De pragmatische en ‘vernuftige’ drogredenen van het linkse denken doen veel kwaad, omdat zij een globaal denken belemmeren, dat in staat is van het algemene naar het concrete, van het abstracte naar het onmiddellijke, van het theoretische naar het praktische over te gaan. De linkse methode breekt de navelstreng die deze twee facetten van het proletarisch denken verenigt, en verhindert de eenheid tussen het concrete en het algemene, het onmiddellijke en het historische, het plaatselijke en het wereldwijde concreet te beleven. De tendens en de druk gaan in de richting van een eenzijdig denken. In het alledaagse is links localistisch, maar op feestdagen hanteert het een ‘internationalistisch’ discours. Links ziet alleen het onmiddellijke en het pragmatische, maar versiert dat met een ‘historische’ verwijzing en neemt zijn hoed af voor ‘principes’. Links is slecht in ‘concreet’ zijn als het gaat om het ontwikkelen van een abstracte analyse en gaat in abstracte nevelen gehuld als een concrete analyse nodig is.
Dit zijn, in een zeer synthetische vorm, enkele kenmerken van de linkse denkwijze en de gevolgen ervan voor de positie van kommunistische militanten.
Laten we eens kijken naar enkele van deze laatste. De Derde Internationale gebruikte een formule die alleen in bepaalde historische omstandigheden zinvol is: “achter elke staking doemt het spook op van de revolutie”.
Deze formule is niet geldig als de krachtsverhoudingen tussen de klassen gunstig zijn voor de bourgeoisie. Trotski gebruikte het bijvoorbeeld op een schematische wijze door te stellen dat de stakingen van 1936 in Frankrijk en het moedige antwoord van het proletariaat van Barcelona in juli 1936 tegen de fascistische staatsgreep, “de poorten van de revolutie openden”. Hij hield geen rekening met de onstuitbare koers naar de imperialistische oorlog, de verplettering van het Russische en Duitse proletariaat, de dienstneming van de arbeiders onder het vaandel van het antifascisme. Hij liet deze wereldhistorische analyse buiten beschouwing en paste slechts het lege recept toe dat “achter elke staking het spook opdoemt van de revolutie” [12].
Een ander gevolg is een vulgair materialisme dat tot in de kern doordrenkt is van economisme. Alles zou worden bepaald door de economie, begrepen op de meest bijziende(kortzichtige)manier. Fenomenen als oorlog worden ontkend in hun imperialistische, strategische, militaire wortels, om te proberen de meest fantasierijke economische verklaringen te vinden. ISIS, een maffiabende, een barbaars bijproduct van het imperialisme, zou een soort oliemaatschappij zijn.
Een ander gevolg van de manipulatie van de marxistische theorie door het linkse denken is tenslotte, dat deze theorie wordt opgevat als een zaak voor specialisten, deskundigen, geniale leiders. Wat deze verlichte geesten uitspuwen zou tot op de letter moeten worden gevolgd door de ‘militanten aan de basis’, die geen rol zouden kunnen spelen in de theoretische uitwerking, aangezien hun opdracht beperkt zou zijn tot het verspreiden pamfletten, het verkopen van de pers, het aandragen van de stoelen voor de bijeenkomsten, het ophangen van affiches... Met andere woorden, fungeren als kanonnenvoer voor de ‘geliefde leiders’.
Deze opvatting is noodzakelijk voor het linkse denken omdat het zijn taak is het denken van Marx, Engels, Lenin, enz. te vervormen, en daarvoor hebben zij de militanten nodig die hun verhaaltjes voor het slapen gaan blindelings te geloven. Het is echter schadelijk en destructief wanneer het de revolutionaire organisaties binnensluipt. De revolutionaire organisatie van vandaag “is onpersoonlijker dan in de negentiende eeuw en treedt niet langer op als een organisatie van leiders die de massa van militanten leidt. De periode van vermaarde leiders en grote theoretici is voorbij. Theoretische verdieping is een werkelijke collectieve taak geworden. Naar het beeld van miljoenen ‘anonieme’ proletarische strijders, ontwikkelt het bewustzijn van de organisatie zich door de integratie en overstijging van het individuele bewustzijn in één collectief bewustzijn” [13]. [458]
C.Mir/ 27.12.2017
[1] Links en extreem-links van het kapitaal zou men kunnen catalogiseren met deze passage die het Kommunistisch Manifest aan het burgerlijk socialisme wijdt: “Zij willen de bestaande maatschappij minus de elementen die haar revolutioneren en tot ontbinding brengen. Zij willen de bourgeoisie zonder het proletariaat. De bourgeoisie stelt zich de wereld waarin zij heerst natuurlijk als de beste wereld voor. Het bourgeois-socialisme werkt deze troostrijke voorstelling tot een half of heel systeem uit. Wanneer het van het proletariaat eist dat het zijn systeem zal verwezenlijken en het nieuwe Jeruzalem binnengaan, dan verlangt het in de grond van de zaak alleen dat het in de tegenwoordige maatschappij zal blijven staan, maar zijn hatelijke voorstellingen daarvan zal opgeven.(…) Het socialisme van de bourgeoisie bestaat juist in de bewering dat de bourgeois bourgeois zijn – in het belang van de arbeidersklasse.” (Manifest van de Kommunistische Partij [459], K. Marx and F. Engels)
[4] Dit berustte weer op het cynische werk van de sociaal-democratie die in 1914 het proletariaat verraadde. Rosa Luxemburg in Ons Programma en de Politieke Situatie (toespraak gehouden op het eerste congres van de KPD, december 1918) hekelt “dat als officieel marxisme dat zo lang de lakens heeft uitgedeeld in de Duitse sociaal-democratie. (….) Wij weten waar dit marxisme vandaag is: als neven- en ondergeschikte van Eberts, David en consorten. Daar zien we de officiële vertegenwoordigers van de leer, die men ons tientallen jaren als het waarachtige, onvervalste marxisme heeft voorgehouden. Nee, samen met de Scheidemans contrarevolutionaire politiek te bedrijven, dat was niet de weg van het marxisme. Waarachtig marxisme strijd ook diegenen die het trachten te vervalsen.”
[5] Ante Ciliga (1898-1992), van Kroatische afkomst, werd lid van de Kommunistische Partij van Joegoslavië en woonde vanaf 1925 in Rusland, waar hij zich bewust werd van de contrarevolutionaire ontaarding van de USSR en zich aansloot bij Trotski's Linkse Oppositie. In 1930 werd hij voor de eerste keer gearresteerd, naar Siberië gestuurd en uiteindelijk in 1935 vrijgelaten. Sindsdien vestigde hij zich in Frankrijk, waar hij in bovengenoemd boek een zeer helder verslag schreef van alles wat er gaande was in de USSR, in de Derde Internationale en in de CPSU. Dit is in pdf versie te vinden op de website van libcom https://files.libcom.org/files/The%20Russian%20Enigma%20-%20Ante%20Ciliga.pdf [461]. Later verwijderde hij zich steeds meer van proletarische standpunten en evolueerde naar de verdediging van de democratie, vooral na de Tweede Wereldoorlog.
[6] Zie over dit onderwerp Communists and the National Question, Part 2 (1900-1920): The debate during the years of imperialist war [462]
[7] Zie onze brochure De vakbonden tegen de arbeidersklasse en Apuntes sobre la cuestión sindical [463] (Aantekeningen over het vakbondsvraagstuk)
[8] https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari [464]
[9] https://en.internationalism.org/content/10160/1914-how-german-socialism-came-betray-workers [465] en https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari [464]
[12] Deze fout van Trotski is door het trotskisme tot vervelens toe uitgebuit om elke situatie van opstand of zelfs guerrilla staatsgrepen, zoals die in Cuba in 1959, ‘revolutie’ te gaan noemen.
De serie die ons bezighoudt stelt het minder zichtbare deel (het verborgen gezicht) van de organisaties van links en extreem-links van het kapitaal aan de kaak (socialisten, stalinisten, trotskisten, maoïsten, officiële anarchisten, ‘nieuw’ links Syriza-stijl, France Insoumise of Podemos in Spanje). In het eerste artikel van de serie zagen we hoe zij de arbeidersklasse, die zij beweren te verdedigen, verloochenen, in het tweede hebben we hun methode en manier van denken onderuitgehaald. In dit derde artikel zullen wij analyseren hoe zij werken, welk intern regime deze partijen hebben en hoe hun wijze van functioneren elk beginsel van het kommunisme ontkent en een belemmering vormt voor elke vooruitgang in de richting van het kommunisme.
Krachten als het stalinisme, het trotskisme, enz. hebben een totale vervalsing van de proletarische standpunten gemaakt wat betreft organisatie en gedrag. Centralisatie betekent in hun handen onderwerping aan een almachtige bureaucratie. Discipline betekent voor hen blinde onderwerping aan de dienstdoende commissaris. Het meerderheidsstandpunt is het resultaat van een proces van machtsverhoudingen. Debat is in hun manipulatieve geest een wapen om rivaliserende fracties van hun posities te verjagen. En zo zouden we ad nauseam door kunnen gaan.
De proletarische militantdie zich in een werkelijk kommunistische organisatie bevindt, is geneigd zijn organisatorische en gedragsmatige posities te zien door de bril van zijn droevige herinneringen toen hij nog in linkse organisaties zat.
Wanneer men met hem spreekt over de noodzakelijke discipline, herinnert de militant zich de nachtmerrie die hij doormaakte toen hij militant was in de burgerlijke linkse organisaties. Daar moest hij ‘uit discipline’ de meest absurde dingen verdedigen ‘omdat de partij het gebood’. De ene dag moest hij zeggen dat een bepaalde rivaliserende partij ‘bourgeois’ was en de week daarop, als gevolg van een verandering in de alliantiepolitiek van de leiding, was die partij de meest proletarische ter wereld.
Als de politiek van het ‘centraal comité’ verkeerd uitpakte, was dat alleen en uitsluitend omdat de militanten ‘een fout hadden gemaakt’ en ‘niet hadden toegepast wat het centraal comité had bevolen’ of het niet goed hadden begrepen. Zoals Trotski opmerkte:“In elke resolutie van het Uitvoerend Comité van de Kommunistische Internationale waarin nieuwe nederlagen worden gemeld, wordt enerzijds verklaard dat alles was voorzien, en anderzijds dat het de uitvoerders zijn die verantwoordelijk zijn voor de nederlagen omdat zij de lijn, die hun van bovenaf was aangegeven, niet hebben begrepen.” [1]
Als gevolg van deze traumatische ervaringen krijgt de militant die deze partijen heeft meegemaakt een hekel aan discipline, niet begrijpend dat proletarische discipline iets radicaal anders is en tegengesteld aan burgerlijke discipline.
In een proletarische organisatie betekent ‘discipline’ respecteren wat allen samen hebben besloten en wat ieder toegezegd heeft na te komen. Het is enerzijds verantwoordelijk zijn en anderzijds de concrete uitdrukking van de hoogste gezag van het collectief over het individu, wat echter niet betekent dat het individu en het collectief tegenover elkaar staan, maar dat zij verschillende aspecten van dezelfde eenheid tot uitdrukking brengen. Daarom kan discipline in een proletarische organisatie vrijwillig zijn en bewust worden aangenomen. Discipline is niet blind, maar is gebaseerd op een overtuiging en een perspectief.
In een burgerlijke organisatie echter betekent discipline onderwerping aan een almachtig leiderschap en het afzien van alle verantwoordelijkheidszin om zich vervolgens te onderwerpen aan alles wat dat leiderschap doet of zegt. In een burgerlijke organisatie is discipline gebaseerd op de tegenstelling tussen het ‘collectief’ en de individuen. Het ‘collectief’ is het belang van nationale kapitaal en zijn Staat dat de organisatie verdedigt op haar specifieke gebied en dit valt niet samen met de belangen van de leden. Discipline wordt dus noodzakelijkerwijs opgelegd, hetzij uit vrees voor het ondergaan van de straf van publieke afkeuring die tot uitzetting kan gaan, hetzij, indien zij vrijwillig wordt aanvaard, als vrucht van schuldgevoelens of van een categorisch imperatief die min of meer regelmatig conflicten uitlokt met het authentieke belang van elk van de individuen.
Het misverstand over het radicale verschil tussen proletarische discipline en burgerlijke discipline leidt ertoe dat de militanten die, na een tijdje bij ultra-links in een proletarische organisatie werken, in een vicieuze cirkel terechtkomen: voorheen volgden zij als makke lammetjes de bevelen van hun bazen op. Nu, in de proletarische organisaties, verwerpen zij elke discipline en aanvaarden slechts één bevel: het bevel dat door hun eigen individualiteit wordt gedicteerd. Tegenover de kadaverdiscipline stellen zij de discipline om te doen wat ieder het beste uitkomt, dat wil zeggen de anarchistische individualistische discipline. Het is zoals een ronddraaien van het rad zonder eruit te komen: van de felle en gewelddadige discipline van de partijen van de bourgeoisie naar de individualistische ongedisciplineerdheid (de ‘discipline om te doen waar ik zin in heb’) eigen aan de kleinburgerlijkheid en het anarchisme.
Een ander concept dat bij militanten, die onder de gesel van het linkse gedachtegoed hebben geleden, netelroos veroorzaakt, is centralisatie.
Zij associëren centralisatie met:
Inderdaad, de burgerlijke centralisatie is op deze concepten gebaseerd. Dit komt omdat er binnen de bourgeoisie geen eenheid bestaat, behalve in het geval van een imperialistische oorlog of tegen het proletariaat; in al het andere is er een onophoudelijk conflict tussen haar verschillende fracties. Om orde te scheppen in een dergelijke krabbenmand moet het gezag van een ‘centraal orgaan’ met mate of met geweld worden opgelegd. Daarom is de burgerlijke centralisatie noodzakelijkerwijs bureaucratisch en piramidaal en kan ze niet anders. Deze algemene bureaucratisering van alle burgerlijke partijen en instellingen is des te noodzakelijker in de ‘linkse’ of ‘arbeiders-’partijen die zich opwerpen als de verdedigers van de arbeiders.
De bourgeoisie kan zich onderwerpen aan deze ijzeren discipline van het politieke apparaat omdat zij in haar eigen ondernemingen een almachtige en dictatoriale macht heeft. In een linkse of extreem-linkse organisatie bestaat er echter een zorgvuldig verborgen tegenstrijdigheid tussen wat officieel wordt verkondigd en wat daadwerkelijk wordt gedaan. Om deze tegenstrijdigheid op te lossen zijn bureaucratie en top-down centralisatie nodig.
Om de mechanismen van de burgerlijke centralisatie te begrijpen die in de partijen van links van het kapitaal worden toegepast, speelt het stalinisme een pioniersrol. In zijn eerder genoemde boek, De Kommunistische Internationale na Lenin maakt Trotski een analyse van die methoden van burgerlijke centralisatie die op de kommunistische partijen worden toegepast. Hij herinnert ons eraan hoe, om de politiek van de bourgeoisie op te leggen, het stalinisme “een strakke carbonarische organisatiestijl [2] aannam met zijn onwettige centrale comité (het "septemviraat"), zijn circulaires, zijn agenten, zijn cijfercodes, enz. Het partijapparaat heeft in zijn schoot een op zichzelf gesloten en oncontroleerbare orde geschapen, die niet alleen beschikt over de uitzonderlijke middelen van dit apparaat, maar ook over die van de staat, die een massapartij omvormt tot een instrument dat alle manoeuvres van de intriganten moet camoufleren”(Idem,blz. 97)
Om de revolutionaire pogingen van het proletariaat in China de kop in te drukken en de imperialistische verlangens van de Russische staat te dienen, werd de Chinese Kommunistische Partij in de jaren 1925-28 volledig gestroomlijnd, zoals blijkt uit de getuigenis van het plaatselijke Comité van Kiang-Su dat “het Centraal Comité beschuldigingen lanceert en zegt dat het Provinciaal Comité niet deugt; de laatste beschuldigt op zijn beurt de basisorganisaties, die op hun beurt de kameraden die op het terrein werken beschuldigen en deze, tenslotte, verdedigen zich door te zeggen dat de massa's niet revolutionair zijn”. (Idem,blz. 159)
De bureaucratische centralisatie legt de partijleden een carrièrementaliteit op, van onderwerping aan degenen boven hen en van minachting en manipulatie jegens ‘degenen onder hen’. Dit is een onmiskenbaar kenmerk van alle partijen van het kapitaal, links of rechts, die de patronen volgen die Trotski waarnam in de gestaliniseerde kommunistische partijen, toen hij aan de kaak stelde hoe in de jaren 1920 “hele teams van jonge academici zijn opgeleid in manoeuvres, en die verstaan onder bolsjewistische soepelheid vooral de elasticiteit van hun eigen ruggengraat”. (Idem, blz.90)
De gevolgen van deze methoden zijn dat “de opkomende lagen tegelijkertijd doordrongen waren van een zekere bourgeoisgeest, van een bekrompen egoïsme, van kleingeestige berekeningen. Men merkte dat zij vastbesloten waren een goede positie voor zichzelf te verwerven zonder zich om anderen te bekommeren, een blinde en spontane carrièredrang. Om dit te bereiken gaven zij allen blijk van een gewetenloos aanpassingsvermogen, een schaamteloze houding en vleierij ten aanzien van de machtigen. Dit was te zien in elk gebaar, in elk gezicht, in elke blik. Dit is wat alle handelingen en toespraken, over het algemeen doorspekt met ruwe revolutionaire fraseologie, weerspiegelden.” [3]
Het is noodzakelijk om - door ze op een kritische manier te actualiseren - alle organisatorische concepten te herstellen die de arbeidersbeweging gebruikte vóór de verschrikkelijke catastrofe die de overgang betekende van, eerst de socialistische partijen naar de kapitalistische staat en later de omvorming van de kommunistische partijen in stalinistische krachten van het kapitaal.
De proletarische standpunten op het gebied van organisatie, ook al hebben zij dezelfde naam, hebben niets te maken met de vervalste versie ervan. De proletarische beweging hoeft geen nieuwe begrippen uit te vinden omdat die begrippen haar toebehoren. In feite zijn degenen die hun terminologie moeten veranderen de linkerzijde en de uiterst linkerzijde van het kapitaal, zij zijn degenen die ‘vernieuwd’ hebben door de organisatorische en morele standpunten van de bourgeoisie over te nemen. Laten we enkele onder ogen nemen en nagaan hoe radicaal zij gekant zijn tegen het stalinisme, het linkse denken en, in het algemeen, tegen elke vorm van burgerlijke organisatie.
Centralisatie is de uitdrukking van de natuurlijke eenheid van belangen die bestaat in de schoot van het proletariaat en, bijgevolg, bij de revolutionairen. Daarom is binnen een proletarische organisatie centralisatie de meest coherente manier van functioneren en dit is het resultaat van vrijwillige en bewuste actie. Terwijl centralisatie binnen een linkse organisatie moet worden opgelegd door middel van manoeuvres en bureaucratie, wordt in de proletarische politieke organisatie, aangezien er geen verschillende belangen zijn, eenheid uitgedrukt door centralisatie. Deze gebeurt dus bewust en coherent.
Anderzijds zijn er in een linkse organisatie, zoals in elke burgerlijke organisatie, verschillende belangen verbonden aan individuen of facties, zodat men, om deze tegengestelde belangen te verzoenen, alleen zijn toevlucht kan nemen hetzij tot het bureaucratisch opleggen van een factie of een leider, hetzij tot een soort ‘democratische coördinatie’ tussen de verschillende leiders of fracties. In ieder geval zijn krachtige acties, manoeuvres, verraad, manipulatie, onderwerping, noodzakelijk om het functioneren van de organisatie te ‘smeren’, anders zou zij ontwrichten of uit elkaar vallen. In een proletarische organisatie daarentegen “is het centralisatie geen facultatief of abstract beginsel voor de structuur van de organisatie. Het is de concretisering van haar eenheidskarakter. Het brengt het feit tot uitdrukking dat het één en dezelfde organisatie is die een standpunt inneemt en binnen de klasse tussenkomt. In de verhouding tussen de verschillende delen van organisatie en het geheel, is het altijd het geheel dat voorgaat.” [4]
In het linkse gedachtegoed is dit begrip van “één en dezelfde organisatie die een standpunt inneemt en binnen de klasse tussenkomt”ofwel een klucht ofwel een monolithische en bureaucratische oplegging door het ‘centraal comité’. In een proletarische organisatie is dat de voorwaarde van haar bestaan. Het gaat erom het proletariaat te zeggen wat men, na collectief beraad en volgens zijn historische ervaring, begrijpt, wat het meest geschikt is voor zijn strijd en het niet te misleiden en te laten strijden voor belangen die niet de zijne zijn. Daarom is het nodig dat de hele organisatie zich gezamenlijk inspant om dit standpunt uit te werken.
In het linkse kamp beschermen de militanten zich tegen de vaak absurd geachte standpunten van de ‘leiding’ door op eigen houtje te handelen en in plaatselijke structuren of in verwantschapsgroepen het standpunt te bepalen dat zij juist achten, en dit is in bepaalde gevallen een gezonde proletarische reactie tegenover de officiële politiek. Dit lokalisme en deze methode van het ‘ieder voor zich’ is echter contraproductief en zeer negatief in een proletarische organisatie. Daarin “moet de opvatting volgens welke dit of dat deel van de organisatie of van de arbeidersklasse, standpunten of gedragingen kan aannemen, waarvan het denkt dat ze correct zijn in plaats van die van de organisatie, waarvan het denkt dat ze incorrect zijn, absoluut verworpen worden (…) als de organisatie de verkeerde richting opgaat, is het de verantwoordelijkheid van de leden die denken dat ze het juiste standpunt verdedigen, niet zichzelf te redden in hun eigen kleine hoekje, maar een strijd te voeren binnen de organisatie om te helpen haar weer op ‘het juiste pad’ te brengen. (…) een dergelijke opvatting leidt ertoe dat een deel van de organisatie eigenmachtig zijn eigen standpunt, met betrekking tot dit of dat aspect van haar werk (lokaal of specifiek), oplegt aan de hele organisatie” (Idem, voetnoot 4).
Deze manier van bijdragen vanuit elke instantie van de organisatie (of het nu een plaatselijke afdeling is of een internationale commissie) om gezamenlijk een juist standpunt te bereiken, komt overeen met de eenheid van belangen die in een revolutionaire organisatie bestaat onder al haar leden. Anderzijds is er in een linkse organisatie geen eenheid tussen de ‘basis’ en de ‘leiding’. De laatste heeft als opdracht het algemene belang van de organisatie te verdedigen, dat van het nationale kapitaal. De eerste echter wordt ontwricht tussen drie krachten die elk een andere kant op gaan: het belang van het proletariaat; de verantwoordelijkheid voor het kapitalistische belang van de organisatie of, de meest prozaïsche, het maken van een carrière op de bureaucratische ladder van de partij. Als gevolg daarvan is er een tegenstelling en een scheiding tussen de militanten en de centrale organen.
De militanten van de huidige revolutionaire organisaties hebben grote moeite om dit allemaal te bevatten. Zij worden gekweld door de verdenking dat de centrale organen hen uiteindelijk zullen ‘verraden’; zij worden vaak overmand door het vooroordeel dat de centrale organen op bureaucratische wijze alle afwijkende meningen zullen uitroeien. Een wijdverbreid mentaal mechanisme is dat ‘de centrale organen fouten kunnen maken’. Dat is waar. Elk centraal orgaan van een proletarische organisatie kan fouten maken. Maar er is geen fataliteit waardoor het zich moet vergissen en als het zich toch vergist, beschikt de organisatie over de middelen om dit te corrigeren.
Laat ons dit illustreren met een historisch voorbeeld. In maart 1917 pleitte het Centraal Comité van de partij van de Bolsjewiki ten onrechte voor kritische steun aan de voorlopige regering die was voortgekomen uit de Februarirevolutie. Bij zijn terugkeer naar Rusland in april bracht Lenin de beroemde Aprilstellingen naar voren om een debat op gang te brengen waarin de hele organisatie zich inzette om de fout te herstellen en de koers van de partij recht te trekken. [5]
Wat deze episode laat zien is de kloof tussen het vooringenomen en bevooroordeelde idee van ‘centrale organen kunnen in de fout gaan’ en de proletarische visie van het bestrijden van opportunisme waar het zich ook manifesteert (bij militanten of in een heel centraal orgaan). Iedere proletarische organisatie staat bloot aan de druk van de burgerlijke ideologie en deze beïnvloedt zowel iedere militant als de centrale organen. De strijd tegen deze druk is de taak van de hele organisatie.
De proletarische politieke organisatie rust zichzelf uit met de middelen van het debat om haar fouten te corrigeren. We zullen in een ander artikel van deze serie de rol van tendensen en fracties zien. Wat wij willen benadrukken is dat als de meerderheid van de organisatie, en vooral de centrale organen, de neiging hebben een verkeerde weg in te slaan, de kameraden van de minderheid de middelen hebben om tegen dit afglijden te strijden, zoals Lenin in april 1917 deed, toen hij het initiatief nam om een buitengewoon congres van de Partij bijeen te roepen. Concreet gezien “kan een minderheid van de organisatie, als ze uitgegroeid is tot een beduidende minderheid (bijvoorbeeld tweevijfde), een Buitengewoon Congres bijeenroepen. In het algemeen is het de taak van het Congres beslissingen te nemen in wezenlijke vraagstukken, en het bestaan van een aanzienlijke minderheid die vraagt om de bijeenroeping van een Congres is een aanwijzing dat er belangrijke problemen bestaan in de organisatie” (Idem, voetnoot 4).
We kijken allemaal met afschuw naar een congres in een burgerlijke organisatie, welke kleur die ook heeft. Het is een show met gastvrouwen en een open bar. De leiders komen om te pronken met toespraken die worden toegejuicht op het door de klepels opgelegde ritme of met de geplande optredens voor de televisiecamera's. De presentaties wekken de meest absolute desinteresse, de echte kruimel van het congres is wie de sleutelposities van de organisatie gaat bezetten en wie weggezuiverd gaat worden. 90% van de vergaderingen wordt niet besteed aan het bespreken, verduidelijken en afbakenen van standpunten, maar aan het toekennen van machtsquota aan de verschillende ‘families’ van de partij.
Een proletarische organisatie moet op een diametraal tegenovergestelde manier werken. Het beginpunt van de centralisatie van een proletarische organisatie is haar Internationaal Congres. Het Congres verzamelt en verwoordt de hele organisatie en deze bepaalt op soevereine wijze de oriëntaties en de analyses die haar zullen leiden. De resoluties van het Congres bepalen het mandaat voor de werkzaamheden van de centrale organen. Zij kunnen niet willekeurig handelen naar de plannen of grillen van hun leden, maar moeten de resoluties van het Congres als uitgangspunt voor hun activiteiten nemen.
Het tweede congres van de RSDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij van Rusland, 1903) leidde tot de beroemde splitsing tussen Bolsjewieki en Mensjewiki. Eén van de redenen voor de splitsing en de hevige polemiek tussen de twee partijen is dat de laatsten de besluiten van het Congres niet respecteerden. Lenin bestreed in zijn boek Eén stap voorwaarts, twee stappen terug deze ontrouwe houding, die op zichzelf een burgerlijke houding uitdrukte. Het is inderdaad mogelijk het niet eens te zijn met de besluiten van een congres, maar de juiste houding is de verschillen duidelijk voor te stellen en een geduldig debat te voeren om ze te verduidelijken.
“Het uitverkoren moment waarin de eenheid van de organisatie ten volle tot uiting komt is het Internationale Congres. Op het Internationale Congres wordt het programma van de IKS omschreven, verrijkt of verbeterd; worden haar wijze van organiseren en functioneren vastgesteld, gepreciseerd, en veranderd; worden haar algemene oriëntaties en analyses aangenomen; worden een balans van haar voorbije activiteiten opgemaakt en perspectieven voor toekomstig werk opgesteld. Daarom moet de voorbereiding van een Congres door de hele organisatie met de grootste zorgvuldigheid en energie ter hand worden genomen. Daarom moeten de oriëntaties en beslissingen van een Congres dienen als een voortdurend referentiepunt voor het hele leven van de organisatie”(Idem,voetnoot 4). Op een proletarisch congres komt men niet om cenakels te houden waar men samenspant tegen rivalen, maar om te discussiëren, om te begrijpen, om op de meest bewuste manier standpunten in te nemen.
In de burgerlijke organisaties zijn de wandelgangen het hart van het congres, waar geroddeld wordt, rivalen samenspannen, manoeuvres en intriges worden geweven, zij zijn de achterkamer waar het congres werkelijk wordt beslist. Zoals Ciliga zegt in zijn voornoemde boek “De sessies waren matig saai. Voor de deelnemers waren de openbare zittingen alleen maar praatjes. Alles werd achter de schermen beslist.”(Idem, voetnoot 3, blz. 44)
In een proletarische organisatie moeten ‘de wandelgangen’ worden uitgebannen als beslissingscentra en worden gereduceerd tot een tijd voor rust of voor verbroedering tussen militanten. Het hart van het congres moet alleen en uitsluitend in de officiële zittingen liggen. Daar moeten de afgevaardigden de aan het congres voorgelegde documenten zeer zorgvuldig beoordelen, om opheldering vragen en amendementen, kritiek en voorstellen formuleren. De toekomst van de organisatie staat op het spel, want de resoluties van het congres zijn niet zomaar een vodje papier of retoriek, maar bewust gemaakte afspraken, die als leidraad en oriëntatie voor de organisatie moeten dienen en de basis moeten vormen voor haar activiteiten.
De oriëntaties en besluiten van het congres zijn bindend voor de gehele organisatie. Dit betekent echter niet dat zij onfeilbaar zijn. De regelmatige internationale discussie kan leiden tot de conclusie dat er fouten zijn die rechtgezet moeten worden of dat de evolutie van de historische situatie veranderingen met zich meebrengt die erkend moeten worden. Dit kan zelfs leiden tot de bijeenroeping van een buitengewoon congres. Dit alles moet echter gebeuren met nauwgezetheid en ernst en op basis van een zeer brede en diepgaande internationale discussie. Dit heeft niets te maken met wat gewoonlijk gebeurt in linkse organisaties waar de verliezers van een congres wraak proberen te nemen door ‘nieuwe standpunten’ naar voren te brengen die als hefboom dienen om af te rekenen met de winnaars.
In een proletarische organisatie geeft het congres oriëntaties, die het mandaat bepalen van het centrale orgaan, dat de eenheid en de continuïteit van de organisatie tussen het ene congres en het volgende vertegenwoordigt. In een burgerlijke partij is het centrale orgaan een machtsmiddel omdat het de organisatie moet onderwerpen aan de behoeften van de staat en het nationale kapitaal. Het centrale orgaan is een elite die gescheiden is van de rest van de organisatie en bestemd is om deze te controleren, erover te waken en haar beslissingen er aan op te leggen. In een proletarische organisatie staat het centrale orgaan niet los van de organisatie als geheel, maar is het de actieve en unitaire uitdrukking daarvan. Het centrale orgaan is niet de bevoorrechte en almachtige top van de organisatie, maar een middel om haar uit te drukken en te ontwikkelen.
“In tegenstelling tot bepaalde opvattingen, met name de zogenaamde ‘leninistische’, is het centraal orgaan een instrument van de organisatie, en niet andersom. Het is niet de top van een piramide, zoals in een hiërarchische en militaire opvatting van de revolutionaire organisatie. De organisatie wordt niet gevormd door een centraal orgaan plus de militanten, maar is een stevig, verenigd netwerk waarin alle samenstellende delen in elkaar passen en samenwerken. Het centrale orgaan moet dus eerder worden gezien als de kern van een cel, die de stofwisseling van een levend organisch wezen coördineert.”(Idem,voetnoot 4).
De structuur van de linkse organisaties is een hiërarchie die loopt van de nationale leiding naar de regionale organisaties, die op hun beurt verdeeld zijn in ‘fronten’ (arbeiders, vakmensen, intellectuelen, enz.) en, onderaan, de cellen. Deze organisatievorm is geërfd van het stalinisme dat in 1924 de beroemde ‘bolsjewisering’ oplegde met als voorwendsel‘naar de arbeidersklasse te gaan’.
Deze demagogie verhulde de afschaffing van de klassieke structuur van de arbeidersorganisaties, die gebaseerd is op plaatselijke afdelingen waar alle militanten van een stad zich groeperen om zichzelf globale taken en een globale visie te geven. Anderzijds is de structuur van de ‘bolsjewisering’ erop gericht de militanten te verdelen en op te sluiten in de besloten sfeer van de fabriek, het bedrijf, het beroep, de sociale sector... Hun taken zijn louter onmiddellijk, corporatief, zij worden opgesloten in een gat, waar alleen onmiddellijke, bijzondere en plaatselijke problemen worden behandeld. De horizon van de militanten wordt aanzienlijk teruggeschroefd, in plaats van een historische, internationale en theoretische visie, wordt zij gereduceerd tot een onmiddellijke, corporatieve, lokalistische en zuiver pragmatische taak. Dit verarmt hen ernstig en stelt de leiding in staat hen naar believen te manipuleren en hen op deze wijze te onderwerpen aan de belangen van het nationale kapitaal, vermomd als volks- en arbeidersdemagogie.
Omtrent de resultaten van deze beroemde ‘bolsjewisering’, in werkelijkheid de atomisering van de militanten in bedrijfsgetto's, merkt Ciliga op: “De mensen die ik daar ontmoette - vaste medewerkers van de Komintern - leken de bekrompenheid van de instelling zelf en de grijsheid van het gebouw, waarin die was ondergebracht, te belichamen. Zij hadden noch een breed gezichtsveld noch visie, en gaven geen blijk van onafhankelijkheid van denken. Ik verwachtte reuzen, ik bevond mezelf tussen dwergen. Ik verwachtte de lessen van onze eerbiedwaardige meesters te verzamelen en ontmoette enkel lakeien. Het was voldoende om een paar partijbijeenkomsten bij te wonen om te beseffen dat discussies over ideeën slechts een volstrekt ondergeschikte rol speelden in deze strijd. De hoofdrol werd gespeeld door bedreigingen, intimiderende methoden en terreur”.(Idem,voetnoot 3,blz. 5)
Om het isolement en de theoretische onwetendheid van de militanten nog te versterken, benoemt het ‘centraal comité’ gewoonlijk een heel netwerk van ‘politieke commissarissen’ die strikt onderworpen zijn aan zijn discipline en belast worden met het doorgeven van de bevelen van de ‘leiding’.
Radicaal tegenovergesteld is de structuur die revolutionaire organisaties zichzelf moeten geven. De plaatselijke afdelingen hebben als voornaamste taak de vraagstukken van de gehele organisatie te bestuderen en zich daarover uit te spreken, evenals de analyse van de historische situatie en de behandeling van de noodzakelijk geachte algemene theoretische vraagstukken. Dit sluit uiteraard de plaatselijke activiteit van tussenkomst, pers en discussie met kameraden of geïnteresseerde groepen niet uit, maar geeft er juist zin en kracht aan. De afdelingen houden echter “regelmatige vergaderingen (….) en zetten de belangrijkste kwesties op de agenda die in de organisatie worden bediscussieerd: in geen geval mag deze discussie worden verstikt” (Idem, noot 4). Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat “de grootst mogelijke verspreiding van de verschillende bijdragen binnen de organisatie via de voorziene kanalen” plaatsvindt. De internationale discussiebulletins zijn het middel om het internationale debat te kanaliseren en in alle geledingen te laten doorstromen.
C. Mir / 16.01.2018
[1] Trotski, L’Internationale communiste après Lénine [467], blz 159.
[2] De Carbonari waren een burgerlijk geheim genootschap met een politiek karakter dat in de achttiende en negentiende eeuw in Europa actief was. Degenen, die er lid van wilden worden, moesten een reeks proeven en riten ondergaan [noot van Trotski].
[3] Ante Ciliga, The Rusian Enigma (In het land van de grote leugen), blz. 12. Over dit boek: zie ook het tweede artikel van deze reeks.
[4] “Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214]”,Internationale Revue (NL) nr 16, 2004
[5]Voor een analyse van hoe de bolsjewistische partij in de opportunistische dwaling verviel en hoe een diepgaand debat haar rechtzette, zie: De Aprilstellingen, De taken van het proletariaat in de huidige revolutie, [468]
Trotski'sGeschiedenis van de Russische Revolutie Deel I, Hoofdstuk XV [469], en Trotski'sGeschiedenis van de Russische Revolutie Deel I, Hoofdstuk XVI [231].
Na de Russische revolutie in 1917, de revolutie in Duitsland in 1918, de oprichting van de Kommunistische Internationale in 1919, komt de IKS vandaag terug op de honderdste verjaardag van de tragische verplettering van de opstand van de matrozen, soldaten en arbeiders van Kronstadt in maart 1921 met de heruitgave van de artikels:“De repressie van Kronstadt in maart 1921, Een tragische vergissing van de arbeidersbeweging” en “Tegen de anarchistische stellingen, de lessen getrokken door de Kommunistische Linkerzijde” om daaruit de essentiële lessen te trekken voor de toekomstige strijd.
In maart 1921 maakte de Sovjetstaat, onder leiding van de Bolsjewistische Partij, met militair geweld een einde aan de opstand van de zeelieden en soldaten van het garnizoen van Kronstadt, op het eiland Kotline in de Finse Golf, op 30 km van Petrograd (nu Sint-Petersburg). De 15.000 opstandige soldaten en matrozen werden op de avond van 7 maart aangevallen door 50.000 soldaten van het Rode Leger. Na tien dagen van hevige gevechten werd de opstand van Kronstadt verpletterd. Een betrouwbaar cijfer voor het aantal slachtoffers is niet beschikbaar, maar geschat wordt dat er meer dan 3.000 opstandelingen werden gedood en geëxecuteerd en meer dan 10.000 aan de kant van het Rode Leger. Volgens een communiqué van de Buitengewone Commissie van 1 mei 1921 werden 6.528 opstandelingen gearresteerd, 2.168 geëxecuteerd (een derde), 1.955 veroordeeld tot dwangarbeid (waarvan 1.486 voor vijf jaar), en 1.272 vrijgelaten. De families van de rebellen werden naar Siberië gedeporteerd. 8.000 matrozen, soldaten en burgers wisten naar Finland te ontsnappen.
Minder dan vier jaar na de machtsovername door de arbeidersklasse in Rusland in Oktober 1917, geven deze gebeurtenissen op tragische wijze uitdrukking aan het proces van ontaarding van een geïsoleerde en uitgeputte revolutie. Deze arbeidersopstand is inderdaad die van aanhangers van het Sovjetregime, van hen die in 1905 en 1917 tot de voorhoede van de beweging behoorden en die tijdens de Oktoberrevolutie werden beschouwd als “de eer en de glorie van de revolutie”. In 1921 eisten de rebellen van Kronstadt de inwilliging van eisen die vergelijkbaar waren met die van de arbeiders van Petrograd die sinds februari in staking waren: vrijlating van alle gevangen socialisten, opheffing van de staat van beleg, vrijheid van meningsuiting, van pers en van vergadering voor allen die werken, een gelijk rantsoen voor alle arbeiders...
Maar wat het belang van deze beweging onderstreept en haar diep proletarisch karakter tot uitdrukking brengt, is niet alleen de reactie tegen de beperkende maatregelen, maar vooral de reactie tegen de ontvreemding en het verlies van de politieke macht van de arbeidersraden ten gunste van de Partij en de Staat, die hun plaats ingenomen hebben en voortaan geacht worden de oriëntatie en de belangen van het proletariaat te vertegenwoordigen. Dit komt tot uitdrukking in het eerste punt van hun resolutie: “Gezien het feit dat de huidige Sovjets niet de wil van de arbeiders en boeren tot uitdrukking brengen, moeten er onmiddellijk nieuwe verkiezingen voor de sovjets worden gehouden, met geheime stemming en, in de aanloop daar naartoe,vrijheid van verkiezingspropaganda.”
Onder verwijzing naar de onderdrukking van de opstanden door het Rode Leger heeft de bourgeoisie altijd geprobeerd de proletariërs te bewijzen dat er een ononderbroken draad is die Marx en Lenin verbindt met Stalin en de goelag. Het doel van de bourgeoisie is de proletariërs te doen afkeren van de geschiedenis van hun klasse en zich de eigen ervaringen niet opnieuw toe te eigenen. De stellingen van de anarchisten komen tot dezelfde conclusies door zich te baseren op de vermeende autoritaire en contrarevolutionaire aard van het marxisme en de partijen die in zijn naam optreden. Anarchisten hebben in feite een abstracte ‘morele’ kijk op gebeurtenissen. Uitgaande van het postulaat van het inherente autoritarisme van de Bolsjewistische Partij, zijn zij niet in staat het proces van ontaarding van de revolutie in het algemeen en van de episode van Kronstadt in het bijzonder te verklaren: een revolutie die uitgeput is na zeven jaar wereldoorlog en burgeroorlog, met een industriële infrastructuur die in puin ligt, een gedecimeerde, hongerende arbeidersklasse, geconfronteerd met boerenopstanden in de provincies. Een dramatisch geïsoleerde revolutie, waarvoor het perspectief van internationale uitbreiding steeds minder waarschijnlijk is na de mislukking van de revolutie in Duitsland;voor al deze problemen waarmee de arbeidersklasse en de Bolsjewistische Partij werden geconfronteerd, sluiten de anarchisten de ogen.
De belangrijkste historische les van de onderdrukking van de opstand van Kronstadt, van fundamenteel belang voor het perspectief van een proletarische wereldrevolutie, betreft de kwestie van het klassegeweld. Als revolutionair geweld een wapen is van het proletariaat om tegenover zijn klassevijanden het kapitalisme ten val te brengen, dan mag het onder geen enkel voorwendsel gebruikt en uitgeoefend worden binnen de arbeidersklasse zelf, tegen andere proletariërs. Het kommunisme wordt het proletariaat niet met geweld en dwang opgelegd, want deze middelen staan lijnrecht tegenover de ontwikkeling van het bewuste karakter van zijn revolutie, die het alleen kan verwerven door eigen ervaring en door het permanente kritische onderzoek van deze ervaring. Het besluit van de Bolsjewistische Partij om Kronstadt te onderdrukken kan alleen worden begrepen in de context van het internationale isolement van de Russische revolutie en van de verschrikkelijke burgeroorlog die toen in de regio woedde. Een dergelijk besluit blijft niettemin een tragische vergissing, doordat het werd ingezet tegen arbeiders die waren opgestaan om hun voornaamste wapen van bewuste politieke verandering van de maatschappij en het werkelijke vitale orgaan van de dictatuur van het proletariaat te verdedigen: de macht van de Sovjets.
Het kapitalisme is een systeem dat dood en verderf zaait. Door de corona-epidemie zijn er in Nederland 16.000 extra mensen gestorven en honderdduizenden definitief van hun middelen van bestaan beroofd. Volgens de Wereldbank leeft in Nederland 16,8% van de bevolking in armoede en is het aantal mensen dat een beroep moet doen op de voedselbank met tientallen procenten is toegenomen. Door de ‘toeslagenaffaire’ zijn er 25.000 gezinnen met schulden opgezadeld die ze in hun hele leven niet meer kunnen afbetalen. Door de gaswinning in Groningen zijn honderdduizenden woningen beschadigd en staan tienduizenden woningen op instorten.
Volgens “stand.nl”, een programma op NPO radio1, zou de coronacrisis de boventoon gaan voeren in de verkiezingscampagnes; maar niets in minder waar. Het feit dat de coronacrisis het leven van de hele bevolking al een jaar lang op hun kop zet, het feit dat de regering Rutte gefaald heeft om de mensen voldoende bescherming te bieden tegen het virus, het feit ook dat de zorg voor de zieken en ouderen aan haar lot werd overgelaten, vormen niet het belangrijkste thema in de campagne. Tegelijkertijd gaan de debatten ook nauwelijks over de acute problemen die hierboven zijn vermeld.
Een stelling in het debat van 28 Februari 2021op RTL, over de aanpak van de coronacrisis, lokte wel een heftige reactie uit van de PVV, bijgevallen door de SP,over de jarenlange bezuinigingen op de gezondheidszorg waardoor mensen met een ‘gewone’ ziekte voortdurend moeten wijken voor coronapatiënten. En dan is er natuurlijk nog het punt over de vaccinatiestrategie, maar voor de rest wordt de coronacrisis, en alle gevolgen van dien voor de bevolking, vandaag en morgen, uit de weg gegaan. Bij gebrek aan een wezenlijk andere politiek, blijkt geen van de oppositiepartijen bereid om zijn handen te branden en de regeringspartijen (VVD, CDA, D’66 en CU) hierover het vuur aan de schenen te leggen.
In de aanloop naar de verkiezingen is de bourgeoisie meer dan ooit verenigd rondom één centraal thema: de burgers en vooral de arbeiders ervan te overtuigen dat ze moeten stemmen, dat iedere stem telt, dat stemmen een ‘must’ is, zelfs een burgerplicht. Alle democratische instellingen worden gemobiliseerd om deze boodschap over te brengen, waarvoor omvangrijke en vaak dure mediacampagnes wordt ingezet. Daarbij roept ze desnoods op huichelachtige wijze de heldhaftige strijd in herinnering, die de arbeidersbeweging in de 19e eeuw heeft moeten voeren om dit recht voor zichzelf te verwerven.
Parlementaire verkiezingen vormen een van de belangrijkste momenten in een democratie om de heerschappij van een kleine minderheid van kapitalisten over de maatschappij te legitimeren. Door aan de verkiezingen deel te nemen, geven de rechteloze uitgebuiten de kapitalistische staat het democratische vernis dat hij nodig heeft om de heerschappij over de maatschappij uit te oefenen ten gunste van de bourgeoisie. De hoogte van de opkomst bij de verkiezingen moet de graadmeter zijn voor de legitimiteit van de verkozen volksvertegenwoordiging en de regering, die op grond daarvan wordt samengesteld.
Anarchisten roepen vaak op om niet te stemmen en voeren daar dan allerlei acties omheen. Ongewild richten ze door dergelijke acties juist sterk de aandacht op het systeem van de verkiezingen, dat voor de arbeidersstrijd echter van geen enkele betekenis meer is. De laatste jaren overheerst ook steeds meer de roep om sowieso te gaan stemmen met de bedoeling de burgerlijke democratie te verdedigen tegen de opkomst van extreemrechtse of als fascistisch bestempelde partijen. Sommige groepen plaatsen daar de kanttekening bij dat de verkiezingen niet echt democratisch zijn en dat er eigenlijk“jaarlijkse of tweejaarlijkse verkiezingen”georganiseerd zouden moeten worden (Communistisch Platform, Zijn jullie democraten? [470]).
Revolutionairen wijzen deze pleidooien en oproepen af, omdat de verkiezingen een evenement is dat op een burgerlijk terrein plaatsvindt en de arbeidersklasse als van elkaar afgezonderde individuen onderwerpt aan het volle gewicht van de campagne, aan de hoogmis van de burgerlijke democratie, die geen ander doel heeft dan de arbeiders te binden aan het perspectief van de bourgeoisie.
Als ultralinks namelijk oproept om voor de ‘top’ te stemmen en de strijd aan ‘de basis’ voort te zetten, onderwerpt ze de arbeiders eveneens aan het volle gewicht van de burgerlijke ideologie. Terwijl de verkiezingen geen andere bedoeling hebben dan de arbeiders te atomiseren, te intimideren en te verlammen om ze uiteindelijk een keuze te laten maken, die er niet een is, versterkt ultralinks de misleiding dat de arbeiders op het terrein van de verkiezingen enig voordeel zouden kunnen behalen. En door ze over te halen om zich, zelfs in het geheim, uit te spreken voor een op andere burgerlijke partij, maakt ze de arbeiders ‘medeplichtig’ aan het bestuur door de klassevijand. Deze vorm van klassencollaboratie werkt op een uiterst schadelijke wijze in op het bewustzijn in de klasse.
In tegenstelling tot de 19e eeuw, toen er door de strijd buiten het parlement in combinatie met druk binnen het parlement nog blijvende hervormingen afgedwongen konden worden en verkiezingen dus wel belangrijke momenten van mobilisatie waren voor de arbeidersbeweging, vormen de verkiezingen tegenwoordig een terrein waarop er voor haar geen enkel voordeel te behalen valt. Onder invloed van de tendens tot staatskapitalisme in de periode van het verval worden de echte politieke beslissingen immers niet meer door het wetgevende parlement genomen, maar achter de schermen door de uitvoerende staatsorganen.
Niettemin bleef het omhulsel van de burgerlijke democratie met haar parlementaire hart in de periode van het verval van het kapitalisme gehandhaafd in de vorm van een dummy om de arbeiders om de tuin te leiden: het moest de indruk te wekken dat hun stem in de democratie van de 20e eeuw nog steeds van betekenis is. Maar “de enige functie die het parlement nog kan vervullen en waaruit zijn voortbestaan kan worden verklaard, is een functie van bedrog. Sindsdien is er voor het proletariaat een eind gekomen aan iedere mogelijkheid om nog gebruik te maken van het parlement.”(Platform van de IKS; 8. Het parlementaire en verkiezingsbedrog [471])
“In het voorbije historische tijdperk [van de 19e eeuw] heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis.” (The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism [472], Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Het parlement en de verkiezingen vormen nu echter niet langer de plaats waar de arbeidersklasse haar collectieve macht tot uitdrukking kan brengen. Tegenwoordig kan iedere bemoeienis en activiteit van de werkende klasse op dat terrein alleen maar de illusie versterken dat er op die manier nog enige vooruitgang kan worden gerealiseerd voor de overgrote meerderheid van bevolking, welke door de arbeidersklasse wordt vertegenwoordigd. Het parlementaire terrein en de daarmee gepaarde gaande verkiezingen is, van een strijd terrein dat gebruikt kon worden door het proletariaat, verworden tot een burgerlijk wapen van misleiding.
Dit werd krachtig onderstreept op het Tweede Congres van de Derde Internationale. “In het licht van de verwoestingen, verduistering, roof en vernietiging door het imperialisme, verliezen parlementaire hervormingen, die totaal gebrek aan samenhang, duurzaamheid en orde vertonen, elke praktische betekenis voor de werkende massa's... In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.”(The Thesis on The Communist Parties and Parliamentarism [472], Tweede Congres van de Derde Internationale, augustus 1920) Met andere woorden: “In het kapitalisme in verval zijn parlement en verkiezingen een maskerade. Elke oproep om deel te nemen aan het parlementaire circus versterkt enkel de leugen die verkiezingen voorstelt als een werkelijke keuze voor de uitgebuiten”. (Basisstandpunten [473] IKS).
Net als met de deelname aan de verkiezingen, waar de revolutionairen in de 19e eeuw nog wel actief aan deelnamen en propaganda voor voerden, vormt de verdediging van de democratische rechten voor de revolutionairen geen ‘principiële’ kwestie. Het standpunt van de revolutionairen op dit punt is afhankelijk van en gebaseerd op de historische voorwaarden.
In de periode van opkomst van de het kapitalisme verdedigden de revolutionairen, hand in hand met de liberale (=vooruitstrevende) bourgeoisie, de burgerlijke democratische rechten en vrijheden tegen de absolutistische macht van de feodale adel. Het marxisme stond in die periode dan ook op het standpunt dat revolutionairen “gebruik moeten maken van de burgerlijke democratie want ze is, vergeleken met het feodalisme, een geweldige historische vooruitgang”, terwijl tegelijkertijd “geen moment mag worden vergeten dat deze ‘democratie’ burgerlijk van karakter is en dat ze historisch bepaald en beperkt is”. (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
Maar in de periode van verval nam de burgerlijke democratie een totalitair karakter aan, waarbij de staat (democratisch, fascistisch, of stalinistisch) steeds meer macht naar zich toetrok. De propaganda werd daarbij een van de meest verraderlijke en krachtige instrumenten. De Nazi’s beseften in de jaren 1930 al heel goed het belang van de massamedia en hoe ze met behulp van de radio hun propaganda konden brengen tot op de keukentafel. Met behulp van de moderne communicatietechnieken dringt het publieke domein van ‘Big Brother’ (George Orwell) ook in de westerse democratie de meest intieme sferen van ons persoonlijke leven binnen en worden we hierdoor permanent en systematisch onderworpen aan de meest verfijnde vormen van manipulatie.
Net als bedrijven doen politieke partijen aan marketing, verkopen zich als een schoenenmerk en prijzen hun beste ‘waren’ aan. Reclame is geen vies woord meer en een politieke boodschap verkopen gaat op dezelfde manier als een merk branden. De partijen laten zich bijstaan door professionele campagneteams, schuiven iemand naar voren als het gezicht van de partij die goed ‘overkomt’ bij het publiek, dat ze naar de stembus wil lokken. Regelmatige peilingen moeten de partijen op de hoogte houden van de vorderingen die ze maken in het verwerven van de sympathie en steun van de kiezer. In de democratie anno 2021 laat men ons dus niet alleen producten kopen die we niet nodig hebben, maar ook politici kiezen waarvan we weten dat ze ons belachelijk maken.
Terwijl ultralinks oproept de burgerlijke democratie te verdedigen tegen het dreigende gevaar, dat zou komen van extreemrechts, riep Lenin in 1918 op tot de vernietiging van deze democratie en haar vervanging door de dictatuur van het proletariaat, omdat zij niets anders is dan een vijgenblad van de dictatuur van het kapitaal. “(…) dat de democratische republiek, de grondwetgevende vergadering, algemene verkiezingen, enzovoort, in werkelijkheid dictatuur van de bourgeoisie betekenen, en dat er, om de arbeid te bevrijden van het juk van het kapitaal, geen andere weg bestaat dan die van het vervangen van deze dictatuur door de dictatuur van het proletariaat.” (Lenin, Keuze uit zijn Werken III, ‘Democratie’ en Dictatuur)
In wezen“verschilt de ‘democratie’, een bijzonder huichelachtige vorm van burgerlijke heerschappij, niet fundamenteel van andere vormen van kapitalistische dictatuur zoals stalinisme en fascisme”. (Basisstandpunten [473] IKS) Dit is het fundamentele verschil in benadering tussen de proletarische politiek en de burgerlijke politiek, die ultralinks ons voorhoudt met haar oproep tot het verdedigen van de democratie tegen de opkomst van het zogenaamde fascisme.
De fase van de ontbinding van het kapitalisme, welke definitief haarbeslag kreeg met de ineenstorting van het Oostblok, en de daaropvolgende campagne over de dood van het kommunisme heeft de strijd van de arbeidersklasse zichtbaar teruggeslagen. Haar vertrouwen in eigenkracht en zelfs het bewustzijn van haar identiteit als klasse tegenover het kapitaal is aanzienlijk aangetast. Tegelijkertijd wordt ze geconfronteerd met een politiek offensief van de bourgeoisie door het ontstaan van allerlei populistische partijen. De uitbraak van de coronacrisis, die de fase van de ontbinding van het kapitalisme zelfs nog een extra dimensie heeft gegeven, maakt de moeilijkheden voor de proletarische strijd omvangrijker dan ooit.
Onder dergelijke omstandigheden is de verleiding zeer groot om toch weer vertrouwen te stellen in een of andere politicus en te gaan stemmen. Vooral als die verleiding nog eens extra kracht wordt bijgezet door de opkomst van partijen wier propaganda appelleert aan de diepste gevoelens en zorgen die bij iedereen leven en die zich afzetten tegen gevestigde kaders van de ‘oude’ politiek, zonder overigens een werkelijk alternatief te bieden. En dankzij de geavanceerde communicatietechnieken zijn ze tegenwoordig in staat om hun boodschap ook heel geraffineerd voor het voetlicht brengen en zo veel kiezers te mobiliseren. Deze populistische stroming heeft sinds het begin van de 21e eeuw veel aan invloed gewonnen in Nederland, waardoor er momenteel zelfs drie populistische partijen meedoen aan de verkiezingen.
Het voortdurend opduiken van nieuwe partijen (deze keer doen er maar liefst 37 partijen mee aan de verkiezingen voor het parlement) is een uitdrukking van de toenemende fragmentatie en versnippering van het burgerlijke politieke apparaat als gevolg van het ‘ieder voor zich’, dat ook de bourgeoisie zelf steeds meer aantast. Het leidt tot een verlies van controle over haar politieke spel doordat het de vorming van een stabiele regering steeds moeilijker maakt. Maar de bourgeoisie zou geen heersende klasse zijn als ze ook dit nadeel niet zou omzetten in een voordeel en deze effecten van de ontbinding zou gebruiken om haar invloed op de arbeidersklasse te versterken.
Het ontstaan van al deze nieuwe partijen heeft namelijk het bijkomende voordeel dat ze, door het opkloppen van de tegenstellingen, delen van de bevolking en van de arbeidersklasse in het bijzonder weer naar de stembus kunnen - en ook doen - lokken, die zich hadden afgekeerd van de verkiezingen omdat ze zich niet gehoord voelden door de ‘elite’. Daarmee versterken ook deze partijen in feite de legitimiteit van de democratie als het politieke systeem waarin iedereen zogezegd in gelijke mate wordt betrokken en invloed heeft op de beslissingen, die op het niveau van de staat worden genomen.
De ontwikkeling in de afgelopen twintig jaar heeft verschillende voorbeelden laten zien van dit soort nieuwe protestpartijen. In mei 2002 haalde de Lijst Pim Fortuyn (LPF) als nieuwkomer liefst 26 zetels in de Tweede Kamer. In 2006 haalde de groep Wilders, als nieuwkomer, 9 zetels in de Tweede Kamer. In 2019 werd Forum voor Democratie, als relatieve nieuwkomer, met 12 zetels de grootste partij in de Eerste Kamer. Het resultaat voor de bourgeoisie is dat de opkomt bij de verkiezingen in de laatste 20 jaar, die voor het Europese parlement uitgezonderd, nagenoeg niet is gedaald.
Een andere tendens die in de afgelopen 20 jaar in opkomst kwam, is het ontstaan van partijen geënt op een bepaalde identiteit. Identiteit betekent: ‘je stemt wat je bent, niet op wat je vindt’. Steeds meer politieke partijen werden opgericht met het oogmerk om een bijzondere groep uit de maatschappij te mobiliseren en naar het stemhokje te lokken: de ouderen, de dierenliefhebbers, de migranten, de vrouwen, de holebi’s, enzovoort. Opvallend is dit keer bijvoorbeeld ook het grote aantal vrouwen dat is verkozen tot lijsttrekker van hun partij, wat zeker van invloed zal zijn op het stemgedrag op de dag van de verkiezingen.
Ook de populistische partijen, zoals Forum voor Democratie van Thierry Baudet, JA21 van Joost Eerdmans, de PVV van Wilders, zijn in feite identiteitspartijen. Alle drie wenden ze voor op te komen voor een specifieke maatschappelijke groepering: in dit geval voor de ’doorsnee’ blanke mannelijke Nederlander, niet alleen tegen de zogenaamde ‘elite’, maar vooral tegen de mensen van andere nationaliteiten of culturen die de authentieke Nederlandse ‘samenleving’ zouden aantasten of zelfs bedreigen. Het is niet toevallig dat de rechts-populistische fractie in het Europese parlement, waar de PVV zich bij heeft aangesloten, de naam “Identiteit en Democratie” draagt.
Ook aan de linkerzijde zijn er partijen die de kwestie van de identiteit centraal stellen, zoalsBIJ1. Deze partij is heel actief geweest in de protesten van “Kick Out Zware Piet”. Sylvana Simons, de oprichter van de partij, en andere leden van BIJ1 hebben afgelopen zomer protestmanifestaties van Black Lives Matter toegesproken. “Socialisme.nu” (IS) heeft nauwe banden met BIJ1 en verdedigt haar politiek met grote regelmaat. “Grenzeloos” (SAP) heeft deze partij een podium gegeven door de publicatie van een bijdrage van Sylvana Simons op haar website. “Socialistisch Alternatief” noemt BIJ1 als een van de drie partijen waarop bij de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer verkiezingen gestemd moet worden. Ook radicaal links schuwt het identiteitsdenken dus niet.
Afgezien van het feit dat BIJ1 beweert het parlement te willen gebruiken om fundamentele veranderingen tot stand te brengen, wat dus niet mogelijk is zoals we hierboven hebben uiteengezet, schuwt deze partij radicale taal niet.“Kapitalisme hoort bij imperialisme, hoort bij kolonialisme, hoort bij uitbuiting” en daarbij “is er altijd een context van racisme, seksisme, patriarchaat en religie aanwezig”, laat Sylvana Simons ons weten. Dat het kapitalisme van BIJ1 van alles de schuld krijgt, is niet veel meer dan de vlag die de lading moet dekken, getuige haar centrale leus in de huidige verkiezingen, die niet is: ‘vernietig het kapitalisme’, maar “BIJ1 bekent kleur”.
Laten we wel wezen: een linkse identiteitspartij als BIJ1 is geen tegenstander van het kapitaal, maar een verlengstuk ervan. BIJ1 heeft tot taak om het ongenoegen dat wordt aangewakkerd door de onderdrukking van zwarte mensen, en vooral donkere vrouwen,en het nadenken dat daarmee binnen de arbeidersklasse op gang gebracht wordt over het systeem dat dit racisme veroorzaakt, te kanaliseren naar burgerlijke politieke doelen en instellingen. En met haar politiek van de verhulling van de fundamentele tegenstelling tussen de bourgeoisie en de arbeidersklasse en deze te vervangen door de tegenstelling gebaseerd op ras en huidskleur, draagt deze zogenaamde antikapitalistische partij in niet onbelangrijke mate bij tot de mobilisatie van de kiezers voor de verkiezingen van 17 maart aanstaande.
De vooruitzichten voor de komende periode, de periode van de coronacrisis, maar zeker ook de periode daarna, zijn verre van rooskleurig. Als de regeringen er al in slagen om de huidige pandemie enigszins (maar nooit helemaal) onder controle te krijgen, dan is er in wezen niets opgelost. Dit geldt voor de relatie tussen de mens en de natuur, die nog iedere dag geweld wordt aangedaan door het kapitalisme, waardoor dit soort virussen gemakkelijk opnieuw kunnen ontstaan. Dat geld ook voor de nieuwe economische recessie, die al was begonnen voordat de coronacrisis ons in haar greep hield. In de huidige verkiezingen komen deze punten nauwelijks ter sprake, alleen wordt er geopperd dat de hoogste inkomens meer zouden moeten bijdragen.
De snel toegenomen verslechtering van onze levensomstandigheden worden niet opgelost door op een partij te stemmen. En de partijen die meedoen aan de verkiezingen, groot en klein, radicaal of gematigd, geïnspireerd door protest of identiteit, met een programma of een anti-programma, hebben geen oplossing. Als ze de uitgebuite klasse desondanks oproepen om met haar uitbuiters samen te werken, dan is dit een valstrik die de revolutionairen ongenadig moeten aanklagen en ontmaskeren. Dit soort politiek, zelfs als die beweert ongelijkheid en achterstelling te bestrijden, ondergraaft de zelfstandige strijd van de arbeidersklasse voor haar eigen emancipatie, terwijl dat het enige terrein is waarop de toenemende ellende en barbarij een halt kan worden toegeroepen.
Dennis / 06-03-2021,
De anarchistische stroming zou de enige zijn geweest die de Oktoberrevolutie verdedigde en tegelijk de repressie van het bolwerk van Kronstadt veroordeelde. Binnen deze stroming moet er echter onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende stromingen. Sommige anarchisten, met name immigranten als Emma Goldman en Alexander Berkman, stonden heel dicht bij de partij van de bolsjewieken en gaven hun volledige steun in oktober 1917, in tegenstelling tot andere anarchisten die deel uitmaakten van de intelligentsia of van de gedeclasseerde elementen en waarvan het anti-bolsjewisme duidelijk een uiting was van de opvattingen van een reactionaire kleinburgerij. Het lijdt geen twijfel dat vele anarchisten gelijk hadden in hun kritiek op de Tsjeka (de politieke politie van de partij) en op het neerslaan van Kronstadt. Het probleem is dat het anarchisme geen enkel kader biedt om de historische betekenis van dergelijke gebeurtenissen te begrijpen; de analyse van Voline getuigt daarvan: “Kronstadt was een baken dat de juiste weg verlichtte (...). Toen volledige vrijheid van discussie, organisatie en actie eindelijk waren verworven door de werkende massa zelf, toen de weg van onafhankelijke volksactiviteit was ingeslagen zou de rest daar automatisch uit voortvloeien”(Voline, De onbekende revolutie.
Zo zou het volgens Voline dus voldoende zijn dat de opstand van Krontstadt zegevierde opdat de rest "er automatisch uit zou voortvloeien". Maar zelfs als de opstand over heel Rusland was uitgebreid, zelfs als Kronstadt had overwonnen, dan nog was het cruciale probleem van dat moment daarmee niet in het minst opgelost: dat van het Internationale isolement van het sovjetbolwerk (in de logica van de anarchisten echter, zoals we vervolgens hebben gezien bij hun analyse van de 'proletarische revolutie' in Spanje in 1936, is de marxistische analyse, volgens dewelke het kommunisme alleen op internationaal vlak kan worden verwezenlijkt, volslagen secundair). Een dergelijke onderschatting van de moeilijkheden en de noodzaak tot snelle uitbreiding van het revolutionaire proces is een waar gif voor het bewustzijn van het proletariaat en verdoezelt de allereerste les van Kronstadt, namelijk dat elke revolutie die in een land geïsoleerd blijft onvermijdelijk tot mislukking is gedoemd.
De proletarische revolutie kan alleen slagen op internationaal vlak. Het is onmogelijk om het kapitalisme te vernietigen of het 'socialisme op te bouwen' in een enkel land, het kan alleen door de uitbreiding van de proletarische politieke macht over de hele planeet. Zonder deze uitbreiding is de ontaarding van de revolutie onvermijdelijk wat ook de veranderingen zijn die in de economie worden aangebracht. Dat is juist wat Lenin duidelijk vooropstelde toen hij vanaf 1918 zei dat het Russische proletariaat met ongeduld wachtte op de uitbreiding van de revolutie in Europa, omdat het Rusland van de sovjets (dat langzaam verstikte door de economische blokkade van heel de Internationale bourgeoisie) veroordeeld zou zijn indien het proletariaat van West- Europa niet te hulp zou snellen.
Volgens de anarchisten zijn de bolsjewieken ertoe overgegaan om de arbeiders en matrozen te verpletteren omdat ze, in de termen van Voline,“marxistisch, autoritair en staatsgezind”waren. Wat Voline en de hele anarchistische stroming echter nooit begrepen hebben is dat in werkelijkheid het verdwijnen van de arbeiders-democratie, waardoor aan de sovjets alle proletarisch leven werd ontnomen, het directe gevolg was van de tragische impasse waarin de Russische revolutie zich bevond. En vertrekkend van dit onbegrip van de werkelijke beweging en de algemene dynamiek van het wereldproletariaat konden de anarchisten de geschiedenis herschrijven en op hun manier interpreteren met als enig ‘theoretisch kader’ de oude libertaire anti-marxistische, anti-partij en ‘anti-autoritaire’ stellingen. Daarmee is de ideologie van de anarchisten andermaal koren op de molen van de anti-kommunistische campagnes van de bourgeoisie. Deze hebben tot doel de leugen te laten voortbestaan waarmee de proletariër wordt wijsgemaakt dat er een zogenaamde (theoretische, praktische en historische)'continuïteit' zou bestaan tussen Lenin en Stalin, tussen de Oktoberrevolutie van 1917 en de stalinistische contrarevolutie.
Omdat het marxisme de vorming van een proletarische politieke partij verdedigt, omdat het oproept tot de centralisatie van de krachten van het proletariaat en de onvermijdelijkheid erkent van de staat in de overgangsperiode naar het kommunisme, is het er volgens de anarchisten toe veroordeeld uiteindelijk de massa's uit te moorden. Dergelijke ‘eeuwige’ waarheden zijn van geen enkel nut om werkelijke historische processen te begrijpen noch om lessen te trekken waaruit de komende revolutionaire beweging moeten putten.
Wat zijn de werkelijke lessen die de Linkskommunisten uit de tragedie van Kronstadt konden trekken (1)?
Het revolutionaire geweld is een wapen dat het proletariaat noodgedwongen moet gebruiken in zijn strijd tegen de kapitalistische klasse. Maar binnen het proletariaat kan het geen plaats hebben omdat het alleen zijn eenheid, solidariteit en samenhang kan vernietigen en ontmoediging en wanhoop kan voortbrengen.
Onder geen enkel beding kan het geweld dienen als criterium of instrument binnen de arbeidersklasse omdat het geen middel is dat bijdraagt tot haar bewustwording. Deze bewustwording kan het proletariaat slechts door zijn eigen ervaring ontwikkelen en door die ervaring doorlopend kritisch te onderzoeken. Daarom kan geweld binnen de arbeidersklasse, wat ook haar onmiddellijke motivatie moge zijn, slechts de eigen activiteit van de massa’s belemmeren en tenslotte het grootste struikelblok vormen voor haar bewustwording, die de onmisbaar voorwaarde is voor het zegevieren van het kommunisme.
Zo gezien kan de ’juiste lijn', zelfs als delen van de arbeidersklasse overduidelijk ongelijk hebben, niet door de kracht van wapens worden opgelegd door een andere deel, of dat nu in de meerderheid is of niet. De opstand van Kronstadt vormde een verzwakking voor de samenhang van het proletarisch bolwerk. Zijn onderdrukking betekende een nog belangrijker verzwakking en bespoedigde de ontaarding van de revolutie.
Het was de tragedie van de Russische revolutie, en vooral van het bloedbad van Kronstadt, dat het geheel van de arbeidersbeweging van die tijd niet helder was over de rol van de partij in de uitoefening van de proletarische macht. Binnen de arbeidersbeweging bestond inderdaad nog het idee dat het net als in de burgerlijke revolutie de partij was die de dictatuur van het proletariaat moest uitoefenen in naam van de arbeidersklasse. In tegenstelling tot andere revoluties in de geschiedenis vereist de proletarische revolutie daarentegen de actieve en voortdurende deelname van de arbeidersklasse. Dat betekent dat zij op geen enkel moment kan toestaan dat, op straffe van onmiddellijk de weg naar de ontaarding in te slaan, de macht wordt gedelegeerd aan een partij, of dat een gespecialiseerd lichaam of een fractie van de arbeidersklasse, hoe revolutionair die ook moge zijn, zich in de plaats stelt van het geheel van het proletariaat.
Vandaar dat,wanneer de Staat zich tegen de arbeidersklasse keert, zoals dat het geval was met Kronstadt, het de rol van de partij is, als uitdrukking en voorhoede van het proletariaat, niet de Staat te verdedigen tegen de arbeidersklasse maar om aan haar zijde te strijden tegen de Staat.
Op het moment van de Russische revolutie bestond er een algemene verwarring in de arbeidersbeweging. Deze vereenzelvigde de dictatuur van het proletariaat met die van de Staat zoals die ontstaan was na de omverwerping van het tsaristisch regime, dat wil zeggen het congres van de afgevaardigden van arbeiders, soldaten en boeren uit heel Sovjet-Rusland. In plaats van zich te manifesteren via het kanaal van organen die eigen waren aan de arbeidersklasse (fabrieks- en arbeidersraden) werd de proletarische macht vereenzelvigd met het Staatsapparaat (territoriale sovjets, vertegenwoordiger van alle niet-uitbuitende lagen).
Maar zoals de Italiaanse kommunistische Linkerzijde aan het einde van de jaren dertig en vervolgens ook de Kommunistische Linkerzijde in Frankrijk duidelijk maakten toen ze de lessen trokken uit de ontaarding van de Russische revolutie, betekent de zelfstandigheid van de arbeidersklasse dat de politieke en de eenheidsorganisaties zich onder geen enkel voorwendsel kunnen onderwerpen aan Staatsinstellingen. Dat zou neerkomen op het ontbinden van deze organismes van het proletariaat en ertoe leiden dat het proletariaat zijn kommunistisch programma, waarvan het de enige drager is, zou afzweren. Rekening houdend met de opvattingen die toentertijd bestonden in de arbeidersbeweging (het idee van een 'proletarische' Staat), kon ieder verzet tegen de Staat van de kant van de arbeiders alleen maar worden beschouwd als contrarevolutionair. De waakzaamheid van het proletariaat ten opzichte van de Staat mag geen ogenblik verslappen, want de Russische ervaring, en vooral de gebeurtenissen van Kronstadt, hebben aangetoond dat de contrarevolutie zich heel goed kan uiten via het kanaal van de Staat van na de opstand, en niet alleen door een burgerlijke aanval 'van buitenaf’.
Hoe tragisch de vergissingen van de bolsjewieken ook waren, niet zozeer zij, maar vooral het isolement van de Russische revolutie lag ten grondslag aan haar ontaarding. Had de revolutie zich uitgebreid, vooral door een zegevierende opstand in Duitsland, dan is het erg waarschijnlijk dat deze vergissingen zouden zijn rechtgezet in de loop van het revolutionaire proces zelf. Hiervan getuigen de standpunten die Lenin verdedigde tijdens het debat in 1920-1921, waarin hij tegenover Trotski stond in het vraagstuk van de vakbonden (een debat dat ook werd gevoerd op het l0e partijcongres dat plaatsvond op hetzelfde moment waarop de gebeurtenissen in Kronstadt zich afspeelden). Terwijl Trotski het idee verdedigde dat de vakbonden een apparaat moesten vormen van de 'proletarische' staat om de arbeidersklasse in te kaderen, bracht Lenin, die het niet met deze analyse eens was, naar voren dat de arbeiders zichzelf moesten verdedigen tegen 'hun' staat, vooral voor zover het Sovjetregime volgens hem ook geen proletarische staat was maar een "arbeiders- en boerenstaat" met "diep- gaande bureaucratische afwijkingen".
Bovendien is het in deze termen dat Lenin in 1922, in een rapport voorgelegd aan het centraal comité van de partij, begint te ontwaren dat de contrarevolutie zich in Rusland zelf genesteld heeft en dat het gebureaucratiseerde partijapparaat zich niet in de richting van de belangen van het proletariaat ontwikkelt: "De machine ontglipt aan de handen van hen die haar besturen: in feite zou men denken dat er iemand in andermans dienst aan het roer staat van deze machine, maar deze slaat een andere dan de gewenste richting in, geleid door een verborgen hand[...]. God mag weten aan wie ze toebehoort, misschien aan een speculant of een privé-kapitalist, of allebei tegelijk. Feit is dat de machine niet gaat in de richting die gewild wordt door hen die geacht worden haar te besturen en dat ze soms zelfs precies de tegenoverliggende richting inslaat."
B&C
(1) Zie ook artikelen in International Review, nr. 3, 100 en 104.
In de week van 12 tot 19 juli werden Zuid-Limburg in Nederland en grote delen van België getroffen door overstromingen van een ongekende omvang, wat hallucinante beelden opleverden. Vooral in de Wallonië was de toestand catastrofaal: van de 262 gemeenten waren er 240 in meerdere of mindere mate getroffen door de watersnoodramp. En terwijl de opruimingswerken en herstellingen van de eerste overstromingen nog in volle gang waren, werden een aantal steden (Namen en Dinant) in het weekend van 24-25 juli getroffen door een soortgelijke tweede overstroming.
Weerpresentator van de NOS, Gerrit Hiemstra, liet geen enkel misverstand bestaan over het verband tussen de hevige regenval en klimaatverandering. “Voor iedereen die zich afvraagt of de extreme regen in Limburg, de Ardennen en het aangrenzende deel van Duitsland met klimaatverandering te maken heeft, het antwoord daarop is ‘ja’. In de klimaatscenario’s 2014 van het KNMI is al gewezen op een toename van extreem weer. Daarin is beschreven dat in de zomer zowel de kans op droogte als de kans op extreme neerslag groter wordt.” (Gerrit Hiemstra, Twitter [477],14 juli 2021). Regeringsleiders zoals Rutte en De Croo erkennen dat er een link is met de klimaatopwarming en proberen deze rampen aan te wenden om de noodzaak van de plannen voor een versnelde “green economy” aan te prijzen.
Hiermee proberen ze hun verantwoordelijkheid voor de catastrofe te verdoezelen. De wetenschap, in dit geval de weerkundige diensten, waren op de hoogte van enorme grote hoeveelheden neerslag die het oosten van Nederland, van België en het Westen van Duitsland zouden teisteren en hadden de nodige waarschuwingen uitgestuurd. “Zowel de grootschalige als fijnmazige weermodellen hadden allen een enorme neerslagsom berekend in de loop van dinsdag 13 juli tot en met vrijdagochtend 16 juli 2021.” (Noodweer Benelux, Waarom heeft het de afgelopen dagen zoveel geregend boven de Benelux? [478]).
België ontving de eerste waarschuwing van het European Flood Awareness System over het overstromingsgevaar al op zaterdag 10 juli. De dagen nadien volgden er nog 24 alarmsignalen. Desondanks werd de getroffen bevolking niet voor het dreigende onheil gewaarschuwd. De eerste noodsignalen werden pas uitgevaardigd toen het water de mensen al aan de knieën stond en de eerste maatregelen, zoals de evacuatie van de bewoners, werden pas genomen op donderdagmiddag 15 juli, vijf dagen na het eerste alarmsignaal van de EFAS.
“Maar”, zoals onderstaand artikel terecht zegt, “de verantwoordelijkheid van de bourgeoisie houdt niet op bij het falen van het waarschuwingssysteem.” Ze is ook verantwoordelijk voor o.a. het achterstallig onderhoud van de waterkeringen en de rioleringen, de kaalslag op de hellingen van de rivieren en beken, het rechttrekken van natuurlijke vaarwaters, het droogleggen van vochtige gebieden,de onverminderde bouw van huizen in overstromingsgevoelige gebieden, enz.
Deze tragische gebeurtenissen zijn geen alleenstaande gevallen. Onderstaand artikel maakt duidelijk dat de vermenigvuldiging van klimatologische rampen het leven op aarde alsmaar meer ontregelt en dat het kapitalisme niet alleen geen oplossing kan bieden voor deze rampen maar integendeel, door de groeiende chaos en het elk voor zich die de huidige fase van haar ontbinding kenmerken, de toestand alsmaar uitzichtlozer maakt.
o-o-o-o-o-o-o-o
In slechts enkele weken tijd hebben klimaatrampen elkaar overal op de planeet in een ontstellend tempo opgevolgd. In de Verenigde Staten, Pakistan, Spanje en Canada hebben de temperaturen de 50° C benaderd. In Noord-India veroorzaakte de hitte enkele duizenden doden. 800.000 hectare Siberische bossen, een van de koudste gebieden ter wereld, zijn al in rook opgegaan. In Noord-Amerika is het traditionele seizoen van de reusachtige bosbranden al begonnen: alleen al in British Columbia is al meer dan 150.000 hectare in vlammen opgegaan! In het zuiden van Madagaskar heeft een ongekende droogte 1,5 miljoen mensen in hongersnood gestort. Honderdduizenden kinderen sterven, omdat ze niets te eten of te drinken hebben, in een bijna unanieme onverschilligheid! Kenia en verschillende andere Afrikaanse landen maken dezelfde dramatische situatie door.
Maar terwijl delen van de wereld verstikken, hebben hevige regens Japan, China en Europa getroffen en ongekende overstromingen en dodelijke aardverschuivingen veroorzaakt. In het centrum van Europa, met name in Duitsland en België, hebben de overstromingen, op het moment van schrijven, aan meer dan 200 mensen het leven gekost en duizenden mensen verwond. Duizenden huizen, hele dorpen, steden en straten zijn weggespoeld. In West-Duitsland werden het wegennet, elektriciteitsleidingen, gasleidingen, telecommunicatienetwerken en spoorwegen verwoest. Veel spoor- en verkeersbruggen stortten in. Nooit eerder is deze regio op zo'n grote schaal getroffen door overstromingen.
In China viel in de stad Zhengzhou, hoofdstad van de centrale provincie Henan en met een bevolking van 10 miljoen mensen, in drie dagen het equivalent van een jaar regen! Straten veranderden in woeste stortvloeden, met hallucinante taferelen van verwoesting en chaos: ingestorte wegen, kapotgeslagen asfalt, voertuigen die door het water werden meegesleurd... Duizenden metrogebruikers kwamen vast te zitten in stations, treinen of tunnels, vaak met water tot aan hun nek. Er zijn ten minste 33 doden en nog veel meer gewonden gemeld. 200.000 mensen zijn geëvacueerd. Water, elektriciteit en voedselvoorraden werden plotseling afgesneden. Niemand was gewaarschuwd. De schade voor de landbouw loopt in de miljoenen. In het zuiden van Henan brak de dam door van het Guojiaju-waterreservoir terwijl twee andere dammen elk moment kunnen instorten.
De conclusies van het voorlopig rapport van het IPCC, dat naar de pers is gelekt, zijn huiveringwekkend: “Het leven op aarde kan zich herstellen van grote klimaatveranderingen door te evolueren naar nieuwe soorten en door nieuwe ecosystemen te scheppen. De mensheid kan dat niet”. Al tientallen jaren waarschuwen wetenschappers voor de gevaren van klimaatverandering. Daar zijn we nu aanbeland! Het is niet langer een kwestie van het uitsterven van soorten of plaatselijke rampen; de catastrofes zijn nu permanent... en het ergste moet nog komen!
Sinds een aantal jaren zijn er steeds meer hittegolven, branden, orkanen en beelden van vernieling. Maar als de tekortkomingen en incompetentie van de armste staten bij het beheersen van rampen helaas niemand meer verbazen, dan is het groeiende onvermogen van de grootmachten om hiermee om te gaan bijzonder tekenend voor het niveau van de crisis waarin het kapitalisme wegzinkt. Niet alleen worden de klimaatverschijnselen steeds verwoestender, talrijker en oncontroleerbaarder, maar ook raken de staten en de hulpdiensten, onder het gewicht van tientallen jaren bezuinigingen, steeds meer gedesorganiseerd en schieten zij steeds meer tekort.
De situatie in Duitsland is een duidelijke uiting van deze tendens. Hoewel het Europees waarschuwingssysteem voor overstromingen (EFAS), dat na de overstromingen van 2002 is opgezet, de overstromingen van 14-15 juli heeft voorzien, “werden de waarschuwingen niet ernstig genomen en waren de voorbereidingen ontoereikend”, zoals hydroloog Hannah Cloke verklaarde ([1]). De federale staat heeft in feite de waarschuwingssystemen overgelaten aan de deelstaten en zelfs aan de gemeenten, zonder gestandaardiseerde procedures of de nodige middelen. En nadat het elektriciteits- en telefoonnet was ingestort, waardoor het onmogelijk was de bevolking te waarschuwen en te evacueren, kon de civiele bescherming de sirenes alleen laten loeien waar deze nog werkten! Vóór de hereniging waren er ongeveer 80.000 sirenes in West- en Oost-Duitsland; nu zijn er nog maar 15.000 zijn in werking ([2]). Door het gebrek aan communicatie en coördinatie verliepen ook de operaties van de reddingseenheden in grote wanorde. Met andere woorden: bezuinigingen en bureaucratische incompetentie hebben in hoge mate bijgedragen tot dit fiasco!
Maar de verantwoordelijkheid van de bourgeoisie houdt niet op bij het falen van de veiligheidssystemen. In deze verstedelijkte en dichtbevolkte gebieden is de doorlaatbaarheid van de bodem sterk verminderd, waardoor het risico van overstromingen toeneemt. Om de arbeidskrachten beter te concentreren ten behoeve van de rentabiliteit, aarzelen de autoriteiten al tientallen jaren niet om toestemming te geven voor de bouw van een groot aantal huizen in overstromingsgevoelige gebieden!
Een groot deel van de bourgeoisie kon niet anders dan het verband toegeven tussen de opwarming van de aarde en de toename van rampen. Te midden van het puin verklaarde de Duitse Bondskanselier plechtig: “We moeten opschieten. We moeten sneller handelen in de strijd tegen de klimaatverandering”([3]). Pure schijnheiligheid! Sinds de jaren 1970 zijn er bijna elk jaar internationale topontmoetingen en conferenties geweest met een reeks van beloften, doelstellingen en toezeggingen. Telkens weer blijken de ‘historische overeenkomsten’ niet meer dan vrome wensen te zijn, terwijl de uitstoot van broeikasgassen elk jaar blijft toenemen.
In het verleden kon de bourgeoisie zich, vanuit economisch oogpunt,nog mobiliseren voor specifieke kwesties, zoals de drastische vermindering van gefluoreerde gassen die verantwoordelijk zijn voor het ‘gat’ in de ozonlaag. Deze gassen werden gebruikt in airconditioning, koelkasten en spuitbussen. Dit is zeker een belangrijke inspanning, gezien de risico's die de aantasting van de ozonlaag nog steeds inhoudt, maar het heeft nooit een drastische omwenteling van het kapitalistische produktieapparaat gevergd. De CO2uitstoot is in dit verband een veel belangrijkere uitdaging!
Broeikasgassen worden gewekt door de voertuigen die werkers en goederen vervoeren, door de energie die fabrieken doet draaien, Zij bestaan ook uit methaan dat wordt voortgebracht door intensieve landbouw, welke ook gepaard gaat met de grootschalige vernietiging van bossen. Kortom, de CO2uitstoot raakt de kern van de kapitalistische productie: de concentratie van arbeid in enorme metropolen, de anarchie van de productie, de uitwisseling van goederen op wereldschaal, de zware industrie... Daarom is de bourgeoisie niet in staat om echte oplossingen te vinden voor de klimaatcrisis. Winstbejag, massale overproductie van goederen en plundering van natuurlijke hulpbronnen is geen ‘optie’ voor het kapitalisme: het is de onmisbare voorwaarde van zijn bestaan. Met het oog op de uitgebreide accumulatie van haar kapitaal, zonder welke zij haar eigen belangen en winsten in het licht van de verscherpte wereldwijde concurrentie in gevaar brengt, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan de productie te verhogen. De onuitgesproken essentie van deze logica is: na mij de zondvloed! Extreme klimatologische verschijnselen treffen niet langer alleen de bevolking van de armste landen, maar verstoren nu ook rechtstreeks het functioneren van het industriële en agrarische productieapparaat in de centraal gelegen landen. De bourgeoisie zit dus gevangen in de klem van onoplosbare tegenspraken!
Geen enkele staat kan zijn productieapparaat radicaal omvormen zonder een brutale terugslag te ondergaan in de concurrentie met andere landen. Kanselier Merkel mag dan beweren dat we ‘sneller moeten gaan’, maar de Duitse regering heeft nooit iets willen horen van milieuvoorschriften die te streng zijn om strategische sectoren zoals staal, chemie of auto-industrie te beschermen. Merkel is er ook jarenlang in geslaagd de (nochtans zeer geleidelijke) afschaffing van steenkool uit te stellen: de dagbouw van steenkool in het Rijnland en Oost-Duitsland blijft een van de grootste vervuilers in Europa. Met andere woorden, de prijs voor de sterke concurrentiepositie van de Duitse economie is de schaamteloze vernietiging van het milieu! Dezelfde onverbiddelijke logica is van toepassing op de hele planeet: het stoppen met het uitstoten van CO2 in de atmosfeer of met het vernietigen van bossen zou voor de ‘werkplaats van de wereld’, wat China is, maar ook voor alle geïndustrialiseerde landen, hetzelfde zijn als zichzelf in de voet schieten.
Geconfronteerd met deze overduidelijke uiting van de impasse van het kapitalisme, maakt de bourgeoisie gebruik van de catastrofes om haar systeem beter te verdedigen. In Duitsland, waar de verkiezingscampagne voor de federale verkiezingen van september in volle gang is, wedijveren de kandidaten met elkaar in voorstellen om de klimaatverandering te bestrijden. Maar het is allemaal een rookgordijn! De ‘groene economie’, die verondersteld wordt miljoenen banen te creëren en de zogenaamde ‘groene groei’ te bevorderen, is geen uitweg voor het kapitaal, noch in economisch noch in ecologisch opzicht. In de ogen van de bourgeoisie heeft de ‘groene economie’ vooral een ideologische waarde, bedoeld om de mogelijkheid te veinzen het kapitalisme te hervormen. Als er nieuwe sectoren met een ecologisch tintje opkomen, zoals de productie van zonnepanelen, biobrandstoffen of elektrische voertuigen, zullen deze niet alleen nooit als een echte locomotief voor de economie als geheel kunnen dienen, gezien de beperkingen van de koopkrachtige markten, maar hun catastrofale gevolgen voor het milieu staan niet langer ter discussie: massale vernietiging van bossen om zeldzame aardmetalen te winnen, erbarmelijke recycling van batterijen, intensieve koolzaadteelt, enzovoort.
De ‘groene economie’ is ook een wapen bij uitstek tegen de arbeidersklasse, dat fabriekssluitingen en ontslagen rechtvaardigt, zoals blijkt uit de woorden van Baerbock, de kandidaat van de Groenen bij de Duitse verkiezingen: “We kunnen fossiele brandstoffen [en de jobs die daarmee gepaard gaan] alleen geleidelijk afschaffen als we over honderd procent hernieuwbare energie beschikken”([4]). Het moet gezegd dat Baerbock veel weet over ontslagen en uitbuiting van de arbeidskracht, aangezien ze een partij leidt die zeven jaar lang actief heeft bijgedragen aan de verachtelijke hervormingen van de regering Schröder!
De machteloosheid van de bourgeoisie ten aanzien van de steeds verwoestender menselijke, sociale en economische gevolgen van de klimaatverandering is echter geen fataliteit. Zeker, omdat zij gevangen zit in de tegenspraken van haar eigen systeem, kan de bourgeoisie de mensheid alleen maar naar een ramp leiden. Maar de arbeidersklasse is, door haar strijd tegen uitbuiting met het oog op de omverwerping van het kapitalisme, het antwoord op deze duidelijke tegenstelling tussen enerzijds de veroudering van de kapitalistische productiemethoden, de volledige anarchie ervan, de veralgemeende overproductie, de zinloze plundering van de natuurlijke hulpbronnen, en anderzijds de dwingende noodzaak om de productie en de logistiek te rationaliseren om te voldoen aan de dringende menselijke behoeften en niet aan die van de markt. Door de mensheid te bevrijden van kapitalistische winst en uitbuiting, zal het proletariaat inderdaad de materiële mogelijkheid hebben om een radicaal programma van milieubescherming uit te voeren. Al is de weg nog lang, het kommunisme is meer dan ooit nodig!
EG / 23.07. 2021
[1]“Allemagne : après les inondations, premières tentatives d’explications [479]”, Libération.fr (17 juillet 2021).
[2]“Warum warnten nicht überall Sirenen vor der Flut ? [480]”, N-TV.de (19 juillet 2021).
[3]“Choquée par les dégâts “surréalistes”, Angela Merkel promet de reconstruire”, LeMonde.fr (18 juillet 2021).
[4]“Klimaschutz fällt nicht vom Himmel, er muss auch gemacht werden”, Welt.de (22 juillet 2021).
Bijlage | Grootte |
---|---|
2022_n-pamflet_zomer-van-woede-vk_nov2022.pdf [482] | 260.75 KB |
‘Genoeg is genoeg’, ‘teveel is teveel’. Dit is de kreet die de laatste weken in het Verenigd Koninkrijk van mond tot mond is gegaan en zich van staking tot staking heeft verspreid. Bij deze massale beweging, die met verwijzing naar ‘De winter van de woede’ van 1979, ‘De zomer van de woede’ wordt genoemd, zijn elke dag arbeiders in steeds meer sectoren betrokken: personeel bij de spoorwegen, de Londense metro, bij British Telecom, de arbeiders bij de post, dokwerkers in Felixstowe (een vitale haven in Groot-Brittannië), de vuilnismannen en de buschauffeurs in verschillende delen van het land, de arbeiders bij Amazon, enz. Vandaag de transportarbeiders, morgen de gezondheidswerkers en het leraren.
Alle journalisten en commentatoren merken op dat dit de grootste arbeidersbeweging in dit land is sinds tientallen jaren; je moet teruggaan tot de grote stakingen van 1979 om een grotere, massalere beweging te vinden. Een beweging van deze omvang in een land zo groot als het Verenigd Koninkrijk is geen ‘lokale’ gebeurtenis. Het is een gebeurtenis van internationale betekenis, een boodschap aan de uitgebuitenen van alle landen.
Tientallen jaren hebben de opeenvolgende Britse regeringen, net als en zelfs meer dan in andere geïndustrialiseerde landen, onophoudelijk de levens- en werkomstandigheden aangevallen met één enkel leidmotief: het onzekerder en flexibeler maken in naam van de nationale concurrentiepositie en de winsten. De aanvallen hebben de afgelopen jaren een dusdanig niveau bereikt dat de kindersterfte in dit land (volgens het medische tijdschrift BJM Open) sinds 2014 ‘een ongekende stijging’ heeft gekend.
Daarom vormt de huidige explosie van de inflatie een ware tsunami. Met 10,1% prijsstijgingen op jaarbasis in juli, 13% voorspeld voor oktober, 18% in januari, is de schade verwoestend. “Veel mensen zouden gedwongen kunnen worden te kiezen tussen maaltijden overslaan om hun huis te verwarmen, of in de kou en vocht leven”, zo waarschuwde de NHS. Een stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen met 54% op 1 april en 78% op 1 oktober maakt de situatie in feite onhoudbaar.
Terwijl de Britse arbeiders in de afgelopen decennia niet de kracht hadden gevonden om te reageren, nog steeds buiten westen van de jaren 1980 van Thatcher, is de mobilisatie nu eindelijk op het niveau van de aanvallen die zij te verduren krijgen,
In het verleden behoorden de Britse arbeiders tot de meest strijdvaardigste in de wereld. Afgaande op het aantal stakingsdagen was ‘De winter van woede’ van 1979 van alle landen na mei 1968 in Frankrijk, de meest massale beweging, zelfs nog vóór de ‘hete herfst’ van 1969 in Italië. Het was deze enorme strijdbaarheid die de regering van Margareth Thatcher blijvend in de kiem had weten te smoren door de arbeiders een reeks bittere nederlagen toe te brengen, met name tijdens de mijnwerkersstaking in 1985. Deze nederlaag vormde een keerpunt, dat van de langdurige teruggang van de strijdbaarheid van de arbeiders het Verenigd Koninkrijk; zij luidde zelfs de algemene teruggang in van de arbeidersstrijdbaarheid in de wereld. Vijf jaar later, in 1990, eindigde de ineenstorting van de USSR, bedrieglijk voorgesteld als een ‘socialistisch’ regime, en de niet minder leugenachtige aankondiging van de ‘dood van het kommunisme’ en de ‘definitieve triomf van het kapitalisme’ met een kaakslag voor de arbeiders van de hele wereld. Sindsdien hebben zij, beroofd van het perspectief en met de aantasting van het vertrouwen en klasse-identiteit, in het Verenigd Koninkrijk nog meer dan elders, steeds meer te lijden gehad van de aanvallen van alle regeringen, zonder dat zij in staat waren echt terug te vechten. De massale betogingen in Frankrijk van de laatste jaren zijn vaak een uitzondering geweest.
Maar de woede heeft zich opgehoopt en vandaag, tegenover de aanvallen van de bourgeoisie, laat de arbeidersklasse in het Verenigd Koninkrijk zien dat zij opnieuw bereid is te vechten voor haar waardigheid, om de opofferingen te weigeren die het kapitaal onophoudelijk oplegt. En eens te meer is dit de belangrijkste weerspiegeling van de internationale dynamiek: afgelopen winter begonnen in Spanje en de VS stakingen uit te breken; deze zomer hebben we ook Duitsland en België te maken gehad met stakingen; voor de komende maanden kondigen alle commentatoren ‘een explosieve sociale situatie’ aan in Frankrijk en Italië. Het is onmogelijk te voorspellen waar en wanneer de strijdwil van de arbeiders zich in de nabije toekomst op grote schaal zal manifesteren, maar één ding is zeker: de omvang van de huidige arbeidersmobilisatie in het Verenigd Koninkrijk is een belangrijk historisch gegeven: de dagen van passiviteit en onderwerping zijn voorbij. De nieuwe generaties arbeiders steken de kop op.
De betekenis van deze beweging blijft niet beperkt tot het feit dat zij een einde maakt aan een lange periode van passiviteit. Deze strijd ontwikkelt zich op een moment dat de wereld geconfronteerd wordt met een grootschalige imperialistische oorlog, een oorlog waarin Rusland Oekraïne tegenover elkaar staan, maar die een mondiale reikwijdte heeft, met in het bijzonder een mobilisatie van de NAVO-landen. Een gewapende, maar ook een economische, diplomatieke en ideologische mobilisatie. In Westerse landen roepen regeringen op tot offers om ‘vrijheid en democratie te verdedigen’. Concreet betekent dit dat de proletariërs van deze landen de broekriem nog meer moeten aanhalen om ‘hun solidariteit met Oekraïne te betuigen’, in feite met de bourgeoisie van Oekraïne en die van de westerse landen.
De regeringen rechtvaardigen hun aanvallen ongegeneerd door te wijzen op de catastrofe van de opwarming van de aarde en de risico's van energie- en voedseltekorten (“de ergste voedselcrisis ooit” volgens de secretaris-generaal van de VN). Ze roepen op tot ‘soberheid’ en kondigen het einde aan van de ‘overvloed’ (om de onrechtvaardige woorden van de Franse president Macron te gebruiken). Maar tegelijkertijd versterken zij hun oorlogseconomie: de wereldwijde militaire uitgaven zijn in 2021 opgelopen tot 2.113 miljard dollar! Terwijl het Verenigd Koninkrijk tot de vijf landen met de hoogste militaire uitgaven behoort, heeft sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne elk land in de wereld de bewapeningswedloop opgevoerd, met inbegrip van Duitsland, voor de eerste keer sinds 1945!
De regeringen roepen op tot ‘offers om de inflatie te bestrijden’. Dit is een onheilspellende farce, terwijl ze het alleen maar erger maken door de oorlogsuitgaven te laten exploderen. Dit is de toekomst die het kapitalisme en zijn rivaliserende nationale bourgeoisieën beloven: meer oorlogen, meer uitbuiting, meer vernietiging, meer ellende.
Dit is ook wat de stakingen van de arbeiders in het Verenigd Koninkrijk in de kiem in zich dragen, ook al zijn ze zich daar niet altijd volledig van bewust: de weigering om steeds meer op te offeren voor de belangen van de heersende klasse, de weigering om offers te brengen voor de nationale economie en voor de oorlogsinspanning, de weigering om de logica van dit systeem te aanvaarden dat de mensheid naar een catastrofe en uiteindelijk naar haar ondergang leidt.
Dit is het enige alternatief: socialisme of de vernietiging van de mensheid.
Dit vermogen om de rug te rechten is des te opvallender omdat de arbeidersklasse in het Verenigd Koninkrijk de laatste jaren is murw gebeukt door de populistische ideologie, die de uitgebuitenen tegen elkaar opzet, hen verdeelt in ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’, zwarten en blanken, mannen en vrouwen, en hen zelfs doet geloven dat Brexit, de terugtrekking op het eiland, de oplossing zou kunnen zijn.
Maar er zijn andere, veel verderfelijker en gevaarlijker valstrikken, die de bourgeoisie legt op pad van de strijd van het proletariaat.
De overgrote meerderheid van de huidige stakingen is uitgeschreven door de vakbonden, die zich dus opwerpen als de onontbeerlijke organisatie om de strijd te leiden en de uitgebuitenen te verdedigen. De vakbonden zijn onmisbaar, jazeker, maar alleen om de bourgeoisie te verdedigen en de nederlaag van de arbeidersklasse te organiseren.
Het volstaat eraan te herinneren in welke mate de overwinning van Thatcher mogelijk werd gemaakt dankzij het werk van de ondermijning door de vakbonden. In maart 1984, toen op brutale wijze 20.000 ontslagen werden aangekondigd in de koolmijnen, was de reactie van de mijnwerkers verbluffend: op de eerste dag van de staking werden 100 van de 184 mijnen gesloten. De stakers werden onmiddellijk omsingeld door een ijzeren korset van de vakbeweging. De vakbonden van spoorwegarbeiders en zeelieden steunden de beweging platonisch. De machtige vakbond van de dokwerkers stelde zich tevreden met twee late oproepen tot staking. De TUC (de nationale vakcentrale) weigerde de staking te steunen. De vakbonden van elektriciens en staalarbeiders waren ertegen. Kortom, de vakbonden saboteerden actief elke mogelijkheid van een gemeenschappelijke strijd.
Maar bovenal heeft de mijnwerkersbond, de NUM (National Union of Mineworkers), dit vuile werk afgemaakt door de mijnwerkers (meer dan een jaar lang!) op te sluiten in vergeefse gevechten met de politie in een poging te voorkomen dat de steenkool de cokesfabrieken zou verlaten Dankzij deze vakbondssabotage, dankzij deze steriele en eindeloze bezettingen, kon de politierepressie des te gewelddadiger zijn.
Als diezelfde vakbonden in het Verenigd Koninkrijk vandaag radicale taal gebruiken en doen alsof ze pleiten voor de solidariteit tussen sectoren, en zelfs dreigen met een algemene staking, dan is dat omdat ze zich vasthechten aan de bezorgdheid binnen de arbeidersklasse, proberen op te vangen wat arbeiders drijft, wat hun woede, hun strijdbaarheid is en hun gevoel van de noodzaak om samen te strijden, om deze dynamiek beter te steriliseren en om te buigen. Achter de eenheidsleuze van hogere lonen voor allen worden de stakingen in werkelijkheid afzonderlijk van elkaar georganiseerd; van elkaar gescheiden en opgesloten in corporatistische onderhandelingen; bovenal doen zij er alles aan om alle werkelijke discussies tussen de arbeiders van de verschillende sectoren te vermijden. Er zijn nergens echte, de sector overschrijdende, algemene vergaderingen. Laat u dus niet misleiden door Lizz Truss, de favoriet om Boris Johnson te vervangen, die zegt dat zij ‘niet’ zal toestaan dat het Verenigd Koninkrijk ‘door militante vakbondsleden wordt gegijzeld’ als zij premier wordt. Zij treedt gewoon in de voetstappen van haar rolmodel, Margareth Thatcher; zij geeft de vakbonden geloofwaardigheid door ze voor te stellen als de meest strijdvaardige vertegenwoordigers van de arbeiders om, samen, de arbeidersklasse beter naar de nederlaag te leiden.
In Frankrijk hadden de vakbonden in 2019, geconfronteerd met de toename van de strijdbaarheid en de golf van solidariteit tussen de generaties, al dezelfde truc toegepast door te pleiten voor de ‘convergentie van de strijd’, een quasi-eenheidsbeweging, waarbij de betogers die op straat demonstreerden, per sector en per bedrijf waren opgedeeld.
Om in Groot-Brittannië, net als elders, een machtsverhouding op te bouwen die ons in staat zal stellen verzet te bieden tegen de niet aflatende aanvallen op onze levens- en arbeidsomstandigheden, die morgen nog gewelddadiger zullen worden, moeten we, waar we maar kunnen, samenkomen om de strijdmethoden te bediscussiëren en voor te stellen die de arbeidersklasse sterk hebben gemaakt en haar op bepaalde momenten in haar geschiedenis in staat hebben gesteld de bourgeoisie en haar systeem aan het wankelen te brengen:
Als de terugkeer van massale stakingen in het Verenigd Koninkrijk de terugkeer van de strijdbaarheid van het wereldproletariaat betekent, dan is het ook van vitaal belang dat de zwakheden die de oorzaak waren van de nederlaag in 1985 worden overwonnen: het corporatisme en de vakbondsillusie. De zelfstandigheid van de strijd, de eenheid en de solidariteit zijn de onmisbare bakens voor de voorbereiding van de strijd van morgen!En daarvoor moeten we ons herkennen als leden van dezelfde klasse, een klasse verenigd door solidariteit in de strijd: het proletariaat. De strijd van vandaag is onontbeerlijk, niet alleen om ons tegen de aanvallen te verdedigen, maar ook om deze klassenidentiteit op wereldschaal te heroveren, om de omverwerping voor te bereiden van dit systeem dat gelijkstaat met allerlei ellende en rampen.
In het kapitalisme is er geen oplossing: noch voor de vernietiging van de planeet, noch voor oorlogen, noch voor werkloosheid, noch voor precaire werkomstandigheden, noch voor ellende. Alleen de strijd van het wereldproletariaat, met steun van alle onderdrukten en uitgebuitenen van de wereld, kan een alternatief bieden.
Internationale Kommunistische Stroming, 27 augustus 2022
De Covid-19 pandemie woedt voort met de snelle verspreiding van de Omicron-variant over de wereld. Niemand weet op dit ogenblik wat er morgen zal gebeuren, zo chaotisch, tegenstrijdig en uiteindelijk onverantwoordelijk is de politiek van alle staten ten aanzien van de besmetting.
Twee jaar geleden, toen Covid-19 onder controle was, werd de hoop gevestigd op de ontwikkeling van een vaccin. Volgens de hele bourgeoisie was er een wedloop gaande om een vaccin te produceren dat dit verwoestende virus kon stoppen in de hele wereld. Tegen december 2020 was de wetenschappelijke gemeenschap gemobiliseerd, met meer dan 200 kandidaat-vaccins in ontwikkeling, wat leidde tot de goedkeuring van een aantal daarvan, zoals het vaccin van Pfizer/BioNTech, het eerste dat door de WHO werd gevalideerd. De assistent-directeur-generaal van de WHO, belast met de goedkeuring van de geneesmiddelen, was verheugd over deze prestatie:
“Dit is zeer goed nieuws voor de wereldwijde toegang tot vaccins (...) de wereldwijde inspanningen moeten worden opgevoerd (...) om tegemoet te komen aan de behoeften van prioritaire bevolkingsgroepen in de hele wereld. (...) Het is van onontbeerlijk dat we de essentiële voorraad veiligstellen voor alle landen in de wereld om de pandemie in te dammen." De bourgeoisie houdt ons al maanden voor dat vaccinatie een einde zal maken aan de pandemie en aan de totaal volgelopen ziekenhuizen voor eens en voor altijd een einde zal maken.
Een jaar later heeft de pandemie wereldwijd officieel aan meer dan 5,5 miljoen mensen het leven gekost. Rekening houdend met de oversterfte, schat de WHO dat het dodental, als gevolg van de pandemie, twee tot drie keer hoger kan liggen, d.w.z. 10 tot 15 miljoen sterfgevallen! Deze cijfers, die een jaar geleden nauwelijks voorstelbaar waren, zijn vandaag niettemin een trieste realiteit.
Is een dergelijk cijfer het gevolg van een gebrek aan vaccins, van het falen van alle wetenschappelijke mobilisatie in de wereld? Natuurlijk niet. Want hoewel de vaccinatiecampagnes hebben geleid tot gigantische vaccinatiecijfers, met bijna 8 miljard toegediende doses wereldwijd, zijn zij voornamelijk uitgevoerd in de westerse, geïndustrialiseerde wereld. Maar in de perifere landen van de kapitalistische wereld heeft tot nu toe slechts 2% van de bevolking een volledig vaccinatie ontvangen! Met een dergelijke ongelijkheid is de hypocrisie en de nalatigheid van de wereldbourgeoisie ten aanzien van de evolutie van de pandemie overduidelijk: de mutaties van het virus gaan door omdat de niet (of onvoldoende) gevaccineerde gebieden in de wereld een vruchtbare bodem vormen voor hun verspreiding en de besmettingen nu in vele landen exploderen.
Terwijl de nieuwe Omicron-variant zich razendsnel verspreidt en de besmettelijkheid ervan in absolute cijfers tot meer ziekenhuisopnames en sterfgevallen kan leiden, probeert de bourgeoisie haar naam te zuiveren door voor de hand liggende beweringen te doen zoals: “rijke landen stapelen vaccins op ten koste van armere staten”. Maar deze verontwaardigde valselijk tegenstelling tussen ‘rijke landen’ en ‘arme landen’ is slechts een ommezwaai om de verantwoordelijkheid van het kapitalisme in zijn geheel te verbergen en de marktlogica waarop het is gebaseerd. Vaccins zijn niet gevrijwaard van de wet van vraag en aanbod en dus ook niet van de hevige concurrentie tussen verschillende staten om zich deze toe te eigenen. In tegenstelling tot alle onzin die de bourgeoisie de laatste tijd verkondigt, kan het vaccin in de kapitalistische wereld nooit een ‘gemeenschappelijk goed’ zijn. Het is gedoemd om een handelsartikel te blijven zoals elk ander, dat alleen de hoogste bieders zich kunnen toe-eigenen. De oproepen van de grote democratieën voor toegang tot vaccins in de armste gebieden van de wereld waren dan ook niet meer dan mooie beloften en grove misleidingen.
De wereldwijde inentingscampagne is een karikatuur van het bijna totale gebrek aan cohesie en samenwerking van de kapitalistische staten. De ‘beheersing’ van de pandemie heeft de heerschappij van ieder voor zich en de totale desorganisatie van de kapitalistische maatschappij aan het licht gebracht, die nog wordt verergerd door de verergerde nalatigheid van elke burgerlijke staat en zijn onvermogen om de steeds verwoestender gevolgen van de historische crisis van het kapitalisme in te dammen[1]. Vandaar de verhevigde kakofonie: hier wordt alles volledig omgegooid, en daar wordt alles opengelaten tot op het punt dat, zoals in Zuid-Afrika, tot een verachtelijk politiek wordt overgegaan waarbij het virus zich vrijelijk mag verspreiden onder het voorwendsel dat de Omicron-variant minder dodelijk is dan de oorspronkelijke stam. In verschillende Europese landen (VK, Frankrijk...) laat de bourgeoisie ook toe, zij het minder openlijk, dat de Omicron-variant zich verspreidt. Des te jammer voor de duizenden doden onder de uitgebuitenen en de meest kwetsbare lagen van de maatschappij!
In deze omstandigheden vrezen de bourgeoisie van de centrale landen dat een nieuwe ‘golf’ alle strategische sectoren van de nationale economieën zal ontregelen en het sociale klimaat nog verder zal verzwakken en het productieapparaat zal ontwrichten: voedseldistributie, veiligheid, vervoer, communicatie en natuurlijk de gezondheidszorg, een sector die reeds op de rand van de afgrond staat.
Om de verantwoordelijkheid van de kapitalistische productiewijze te verbergen, voeren alle nationale bourgeoisieën rechtvaardigingen aan die niet meer en niet minder inhouden dan dat de verantwoordelijkheid voor deze zoveelste Covid-golf bij een deel van de bevolking wordt gelegd: de ongevaccineerden die de intensieve zorg-afdelingen doen vollopen, de westerse bevolkingen die als eerste gevaccineerd willen worden om de ‘kwaliteit’ van hun manier van leven in stand te kunnen houden...
Een ander aspect dat de bourgeoisie zorgvuldig tracht te verbergen is de onverbiddelijke verslechtering van de stelsels van gezondheidszorg en sociale bescherming in dezelfde logica van ‘besparingen’ en ‘rentabiliteit’ van het kapitalisme, iets dat plaatsvindt in vele landen, met inbegrip van de meest ‘ontwikkelde’. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van de zorg en verandert zowel het toenemende tekort aan materiële middelen om de verslechterende situatie het hoofd te bieden. Zowel de verslechtering van de levens- en werkomstandigheden van het medisch personeel als het groeiend onvermogen om te voorzien in de behoeften van de patiënten weerspiegelen in feite de impasse en de chaos waarin het kapitalisme de mensheid drijft.
Maar in dit stadium dreigt de zeer reële economische chaos om te slaan in sociale wanorde en de woede op te wekken tegen al deze staten, die als tovenaarsleerlingen opscheppen over het ‘algemeen belang’ en zich gedragen als platvloerse middenstanders.
Hoe reageert de arbeidersklasse op dit grimmige beeld? Sinds enkele maanden is er overal ter wereld strijd aan het ontstaan, zoals dit najaar in de Verenigde Staten[2], onlangs nog in Spanje in Cadiz[3], waarbij honderden, duizenden arbeiders uit alle sectoren zijn gemobiliseerd die eindelijk proberen het hoofd boven water te houden. Maar de bourgeoisie is er snel bij om haar waakhonden van de vakbond en links te mobiliseren die de strijd te verdelen, op een dood spoor te zetten, steriliseren en natuurlijk haar optreden te verbergen voor alle andere proletariërs in de wereld!
In andere landen is de woede van gezondheidswerkers en andere sectoren over de kritieke arbeidsomstandigheden tot uiting gekomen in dagenlange demonstraties. Maar ook deze reacties worden door de vakbonden gesteriliseerd, waardoor gemakkelijk verdeeldheid en isolement in de hand worden gewerkt[4]. Bovendien is er een enorme hoeveelheid woede die is afgeleid naar het rotte terrein van anti-gezondheidspas- (of zelfs anti-vax-) protesten in de naam van ‘fundamentele vrijheden’, zoals we hebben gezien in Nederland, Oostenrijk of, onlangs, in Guadeloupe[5].
Het is dus het perspectief van de zelfstandige strijd van de arbeidersklasse, haar vertrouwen in eigen kracht om een grootscheepse strijd te voeren over haar eigen eisen, dat gesaboteerd wordt, onder de voet gelopen, door alle maatschappelijke brandweerlieden op bevel van de burgerlijke staat. Om te proberen de talrijke valstrikken van de heersende klasse te verijdelen, moet de arbeidersklasse de strijdmethoden doen herleven die haar kracht hebben gegeven en die het op bepaalde momenten in haar geschiedenis mogelijk hebben gemaakt de bourgeoisie en haar systeem aan het wankelen te brengen:
Alleen de verwezenlijking van eenheid en solidariteit op internationale schaal, van de zelfstandigheid van de strijd, zijn onontbeerlijke mijlpalen die de arbeidersklasse in staat stellen zich te wapenen om de strijd van morgen voor te bereiden.
Stopio / 30.12.2021
Internationalisme is sinds het ontstaan van de arbeidersbeweging een fundamenteel beginsel geweest. "Arbeiders hebben geen vaderland", "Proletariërs van alle landen, verenigt u!" zijn twee sleutelzinnen uit het Communistisch Manifest van 1848.
De bourgeoisie is in staat bondgenootschappen te smeden tussen naties, militaire blokken of economische unies te vormen waarbij meerdere landen betrokken zijn. Maar deze zijn altijd gericht tegen andere sectoren van de heersende klasse. Ook al zijn de belangrijkste staten van de wereld in staat zich te verenigen wanneer de overheersing van de bourgeoisie rechtstreeks wordt aangevochten door haar aartsvijand, het proletariaat, toch ontkomt ze niet aan confrontaties tussen naties, of het nu een handelsoorlog of een oorlogen met de wapenen. De kapitalistische productiewijze is immers onlosmakelijk verbonden met concurrentie, met een zoektocht naar goedkope grondstoffen en productiekrachten, naar koopkrachtige afzetmarkten, en dus met onderlinge belangenconflicten.
Aan de andere kant wordt de basis van de proletarische strijd gevormd door een solidariteit waarvan de reikwijdte noodzakelijkerwijs mondiaal is, aangezien het uiteindelijke doel van de proletarische beweging de afschaffing is van de op concurrentie gebaseerde kapitalistische productiewijze, van de naties zelf en de oorlog, en de vervanging ervan door een menselijke wereldgemeenschap. Het internationalisme van het proletariaat heeft dus niets te maken met een morele utopie, met een voluntaristische benadering die erop gericht is alle ‘mensen van goede wil’ te verenigen, maar beantwoordt aan zijn diepste wezen: het internationalisme is de uitdrukking van de wereldeenheid van het proletariaat en zijn strijd. Daarom zijn alle politieke organisaties die het proletariaat in de loop van zijn geschiedenis heeft voortgebracht, internationaal geweest, of hebben ernaar gestreefd dat te zijn.
Daarom ook is de trouw aan het internationalistische beginsel steeds de toetssteen geweest die bepaalde of een organisatie tot het proletarische kamp behoorde. Zo bepaalde de houding ten opzichte van de Eerste Wereldoorlog de scheidslijn tussen de politieke stromingen die trouw bleven aan het proletariaat en zij die hem verraadden. Het Manifest van het Internationale Socialistische Congres van Bazel van 1912 werd door alle socialistische partijen van de wereld, inclusief de Belgische Werkliedenpartij (B.W.P.) onderschreven, terwijl het toch zonneklaar stelde dat de dreigende wereldoorlog een veroveringszuchtig, imperialistisch reactionair karakter had. “Geen enkel nationaal belang kan zo’n oorlog rechtvaardigen, die gevoerd wordt “ten gunste van de winst van de kapitalisten, de ambitie van de dynastieën” en gebaseerd is op de imperialistische roofpolitiek van de grote mogendheden”[1], zowel van Oostenrijks-Duitse kant als van Engels-Frans-Russische kant.
De socialisten die zitting hadden genomen in regeringen en kabinetten, die hun goedkeuring gaven aan de oorlogskredieten, die de idee van de verdediging van het vaderland voorstonden, pleegden verraad aan het beginsel van het socialisme en tekenden hun definitieve overgang naar het kamp van de bourgeoisie.
Terwijl de Tweede Internationale haar doodvonnis had getekend, zette de Linkerzijde de strijd voort tegen de ontaarding rond de verschillende afzonderlijke partijen. Ze probeerde zoveel mogelijk militanten te overtuigen van de marxistische standpunten, de partij voor de arbeidersklasse te behouden en, indien mogelijk, te heroveren. Voor het overgrote deel slaagde de Linkerzijde daar echter niet in en was ze genoodzaakt de voorbereiding van een nieuwe revolutionaire organisatie ter hand nemen, de communistische, wat uiteindelijk vanuit enkele landen resulteerde in de oprichting van een nieuwe (derde) internationale in Moskou in 1919, terwijl andere partijen zich er gaandeweg bij aansloten.
Naarmate de oorlog duurde stelde de noodzaak van een hergroepering van de militanten, die het marxisme trouw waren gebleven en die leiding kon geven aan het totaal gedesoriënteerde proletariaat, zich steeds nadrukkelijker. Want alleen het georganiseerde proletariaat kon een einde maken aan de massaslachting en alle propaganda moest erop gericht zijn dit te bewerkstelligen. Maar dat was niet in alle landen even gemakkelijk.
Op de eerste plaats was het een harde klap voor de arbeidersklasse dat de sociaaldemocratie, die in landen zoals Duitsland tot een machtige organisatie was uitgegroeid, haar als politiek wapen uit de handen was geslagen.
Op de tweede plaats waren de illusies in de sociaaldemocratie nog dermate groot, dat zelfs de meest vooruitgeschoven sectoren van de arbeidersklasse er pas na meerdere jaren in slaagden zich ervan te bevrijden.
Het overeind houden van de marxistische beginselen vergde dan ook een verbeten en langdurige strijd en de ontwikkelingen in België vormden daarop geen uitzondering.
Daar kwam nog bij dat het nog moeilijk was om al een complete en sluitende analyse te maken van wat er sinds het begin van de 20e eeuw allemaal veranderd was. Met haar werk ‘De Accumulatie van het kapitaal’ (1913) gaf Rosa Luxemburg wel het algemeen analysekader aan: het kapitalisme was aan zijn historische vervalperiode begonnen.
De gevolgen van de intrede in de periode van “oorlogen en revoluties” werden voor het eerst concreet samengevat in de standpunten van de Communistische Internationale, die in 1919 werd opgericht: blijvende en fundamentele hervormingen waren niet meer mogelijk, overal stond de proletarische revolutie op de dagorde. Parlementarisme, syndicalisme, frontvorming met delen van de bourgeoisie, dat alles was geldig en nodig geweest in de voorgaande periode van opgang van het kapitalisme, maar was nu niet langer gepast als strijdwapen. Een proletarische massapartij, zoals de sociaaldemocratie, verloor haar bestaansreden en in de plaats daarvan kwam een politieke organisatie die noodzakelijkerwijs was samengesteld uiteen minderheid van vastberaden en politiek heldere militanten.
De Bolsjewiki in Rusland, de in 1909 opgerichte SDP in Nederland, en de abstentionistische (anti-parlementaristische) fractie van de PSI in Italië trokken daaruit de meest heldere conclusies. De Bolsjewiki waren het duidelijkst over de meest brandende kwestie van het moment, de wereldoorlog. Terwijl iedereen, van pacifisten tot Minderheidssocialisten[2] om vrede smeekte, riepen zij op tot “de omvorming van de imperialistische oorlog tot een burgeroorlog”. Uit de oorlog moest revolutie voortkomen. En dat werd niet alleen in 1917 in Rusland bevestigd, maar middels een revolutionaire golf die het kapitalisme tot in 1927 in China op zijn grondvesten deed schudden.
Honderd jaar geleden zagen de revolutionaire minderheden binnen de Belgische sociaaldemocratie zich ook voor de uiterst moeilijke taak gesteld het opportunisme te ontmaskeren van de B.W.P., die het internationalisme had verraden. En omdat een herovering van de partij al snel geen optie bleek te zijn, stonden ze uiteindelijk voor de uitdaging een nieuwe partij op te bouwen, op basis van een politiek programma aangepast aan de nieuwe vereisten van de periode. Dit proces werd in België echter niet ten gronde voorbereid door een Marxistische Linkerzijde zoals dit het geval was in de bovengenoemde landen. Hoewel het werd aangevat onder de meest erbarmelijke omstandigheden van oorlog en bezetting, maar vooral van sabotage door de B.W.P.-leiding , levert het ons toch enkele waardevolle lessen op voor de opbouw van de politieke voorhoede van de klasse van vandaag.
Onmiddellijk na de inval van het Duitse leger wierp de B.W.P. zich, onder het mom van de ‘verdedigingsoorlog’ tegen de Duitse inval, in naam van het socialisme onmiddellijk op als hardnekkige verdediger van de legaliteit en het vaderland. Vier jaar lang zou Vandervelde vanuit Le Havre, als voorzitter van de IIe Internationale en van de B.W.P., een belangrijke pion zijn in de propaganda voor de zaak van de geallieerden. Zo richtte hij als voorzitter van de IIe Internationale een oproep aan de Russische socialisten om hun strijd tegen het tsarisme voorlopig opzij te schuiven en de Europese democratie te verdedigen tegen het Pruisisch militarisme. Naast hem zou E. Anseele, Minister vanaf 1916, zich ontpoppen als een echte havik, een oorlogspropagandist tot aan de eindoverwinning. De godsvrede of ‘heilige eenheid’ werd een feit en het waren de socialistische leiders die de arbeiders massaal voor de oorlog mobiliseerden.[3]
Oude tegenstanders van de opportunistische politiek, zoals Jules Destrée, behoorden al snel tot de meest gedreven herauten van wat men het oorlogssocialisme noemde. Louis de Brouckère en De Man lieten hun marxistische oppositie vallen en gaven zich als vrijwilliger op voor het Belgisch leger. Hun voorbeeld werd gevolgd door anderen, waaronder ook tal van leden van de Socialistische Jonge Wachten (SJW), revolutionaire syndicalisten en anarchisten.
Terwijl de belangrijkste B.W.P. leiders naar het buitenland trokken om veilig en ongebreideld hun propaganda te kunnen blijven verspreiden, bleven de linkse tegenstanders opgesloten in de loopgraven, de vluchtelingenkampen of stonden onder de strenge controle van de censuur. Onderworpen aan een ‘anti-Moffen’ hysterie, in stand gehouden door de B.W.P., werd elke houding die het patriottisme in twijfel trok door de B.W.P. bestempeld als collaboratie met ‘de Moffen’.“In België waren de socialisten, op een kleine minderheid na, allemaal het slachtoffer van de oorlogspsychose”[4].
De verstikkende ideologische druk, die werd uitgeoefend door sociaaldemocratische leiding, werd bevestigd door de getuigenis van een toenmalig lid van de marxistisch geïnspireerde Gentse kern van de SJW. De oproep van de Belgische Werkliedenpartij tot de socialistische jongeren hen aanzettende het leger te vervoegen – onder de slagwoorden van ‘de verdediging van de democratie’, van ‘het uitvechten van de laatste aller oorlogen door het neerslaan van het Pruisische militarisme’, enz. – evenals het optreden als oorlogsvrijwilligers van de Brouckère, Rik de Man, H. Vandemeulebroecke en andere ‘linkse’ socialisten, vonden bij de aanvang van de oorlog een goedkeuring bij de overgrote meerderheid van de Socialistische Jonge Wachten”[5].
Vanaf september 1914 was daarenboven meer dan 9/10de van het Belgische grondgebied bezet door het Duitse leger. Arbeidersbijeenkomsten werden aan banden gelegd, internationale contacten waren uiterst zeldzaam en de B.W.P.-leiding zorgde er wel voor dat alle informatie gefilterd werd[6], als die al niet gecensureerd was. Grotendeels afgezonderd van de rest van de wereld, werd de ganse bevolking constant geïndoctrineerd door de leugens van de imperialistische Entente. Het gevolg was dat “het ultra patriottische gedweep van de drie ‘nationale partijen’ – in het bijzonder van de Belgische Werkliedenpartij – verwekten bijna onvermijdelijk een verbeten “jusqu’au boutisme”, blind voor het imperialistische karakter van de oorlog, voor de verantwoordelijkheid van de Belgische bourgeoisie”[7].
Dit betekende dat de strijd in België voor de revolutionaire organisatie, op basis van een authentiek internationalisme, niet alleen botste op allerlei vooroordelen maar ook te lijden had onder het feit dat de continuïteit en verbondenheid met het marxistische deel van de internationale arbeidersbeweging bijna compleet verloren was gegaan.
Onder de Belgische tegenstanders van de oorlog was er daarom ook niets bekend over een internationale socialistische conferentie die, over de frontlinies heen, in september 1915 in Zimmerwald plaatsvond, amper een jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De resultaten van deze conferentie zouden een half jaar later, in april 1916, geconcretiseerd worden, op een tweede internationale conferentie te Kienthal[8]. In haar resolutie veroordeelde deze de imperialistische doelstellingen van de oorlogvoerende partijen, eiste ze een onmiddellijke beëindiging van de vijandelijkheden en riep ze de socialistische partijen op zich terug te trekken uit de regeringen waarin zij sinds het begin van de oorlog zitting hadden genomen.
In België was ook nagenoeg niets bekend over de ontwikkeling van praktische vormen van arbeidersverzet tegen de oorlog: in verschillende westerse landen vonden belangrijke stakingen plaats, in Rusland was er in februari 1917 zelfs een heuse opstand uitgebroken, geleid doorzelfstandige arbeidersorganisaties, de Sovjets.
Deze berichten kwamen Camille Huysmans, die sinds 1905 secretaris van de ‘Socialistische Internationale’ was en tijdens de oorlog in Den Haag (Nederland) verbleef, wel ter ore. Ze waren voor hem serieus genoeg om in 1917 het initiatief te nemen tot een vredesconferentie in Stockholm.
‘Stockholm’ klaagde, terecht, de officiële keuze van de B.W.P. voor de godsvrede aan, omdat deze delen van het internationale proletariaat ertoe aanzette elkaar af te slachten. Daartegenover pleitte zij, een manier die typisch is voor het centrisme[9]: onder het mom van ‘proletarisch internationalisme’ voor “een verzoeningsvrede door bemiddeling en scheidsrecht”, oftewel voor een zuiver burgerlijke pacifistische oplossing. De Conferentie van Stockholm was officieel bedoeld was om “vrede door vergelijk” te realiseren, maar in wezen gericht tegen de groeiende invloed van Zimmerwald en Kienthal, en bedoeld om iedere marxistische kritiek op het ‘sociaal-chauvinisme’ de wind uit de zeilen te nemen, wat toentertijd in revolutionaire kringen ook al werd vermoed[10].
Omdat dit voor links in de B.W.P. de enige referentie was in haar strijd tegen de oorlog, riep ze op grote schaal op tot deelname aan de conferentie. De revolutionaire syndicalisten rond de krant L'Exploité onder leiding van Joseph Jacquemotte, met kernen verspreid over het hele Franstalige deel van België, alsmede de overgrote meerderheid van de SJW, waarvan verschillende later naar het kommunisme zouden evolueren, waren de belangrijkste pleitbezorger van dit het initiatief van Camille Huysmans.
De leiders van de B.W.P. verzetten zich echter met hand en tand tegen deze poging om de sociaaldemocratische partijen van beide kampen aan één tafel te krijgen, wat er eigenlijk op neer kwam het lijk van de Tweede Internationale nieuw leven in te blazen. Zij wezen alle internationale socialistische bijeenkomsten af waaraan Duitse sociaaldemocraten deelnamen. Ze keerden zich frontaal tegen Huysmans, die werd beschreven als een “miserabele bochofiel" en de executieve van het Internationaal Bureau van de Socialistische Internationale (I.S.B.). als “het diplomatieke instrument van de Wilhelmstrasse”; een beschuldiging die ze in de nationale strijd tegen de bezettende Duitse macht zullen aanwenden tegen alle tegenstanders van een ‘heilige eenheid’ met de bourgeoisie, zoals later zal blijken[11].
Ofschoon het succes van de Stockholm-campagne een teken was dat de internationalistische geest onder het proletariaat in België niet dood was, ontbrak het hem net aan politiek inzicht om de valstrik van Stockholm te doorzien. “De verleiding was in dergelijke omstandigheden bijgevolg groot om het proletarisch internationalisme met de actie voor Stockholm te identificeren.(…) Zoals Massart het stelde was ‘Stockholm’ de breuklijn tussen nationalisten en internationalisten in België; men was voor of tegen het organiseren van een conferentie van de socialisten in Stockholm naargelang het kamp waar men zich in bevond”[12].
Deze passage toont duidelijk het enorme overwicht aan van het centrisme in België, die de marxisten binnen de B.W.P. tot 1917 zal beletten om aansluiting te vinden bij de strijd voor verheldering van de linkse beweging van Zimmerwald, zoals die gevoerd werd door de tegenstanders van de chauvinistische politiek de sociaaldemocratie.
De internationalistische oppositie tegen de oorlog ontwikkelde zich in drie milieus, die elkaar dikwijls overlapten: a) radicale militanten binnen de Socialistische Jonge Wacht (SJW); b) aanhangers van een humanitair internationalisme; c) revolutionaire syndicalistische kernen. Deze stromingen bleven tot in 1918 zeer geïsoleerd zowel binnen de B.W.P. als in de klasse.
a) De fundamentele rol van radicale SJW-ers
Al in het eerste oorlogsjaar vervoegden honderden leden van de SJW, de jongerenbeweging van de B.W.P., en zelfs een paar hele afdelingen, de rangen van de pacifistische oppositie tegen de oorlog. Zowel in Brussel, Antwerpen als Gent waren er in de eerste oorlogsjaren al contacten met Nederlandse kameraden, in Gent vooral via Andries Van Gool[13] van de Nederlandse Sociaal Democratische Partij (SDP); in Antwerpen en Brussel vooral met Abraham Soep[14] die sympathiseerde met diezelfde SDP.
In Gent sijpelde in de loop van 1916 informatie over Zimmerwald door via het contact met een linkse Duitse soldaat. Eind 1916 nam de SJW daar een motie aan voor ‘een vredesbeweging aller landen’, die de B.W.P. positie sterk bekritiseerde. Net in dat “contact met een Duitser” vond B.W.P. kopstuk Anseele daarna een argument om de SJW te ontbinden. Door de leden van de Gentse internationalistische SJW gelijk te stellen met Vlaamse ‘activisten’ (Vlaamsnationalisten), die banden hadden met de Duitse bezetter, kon hij ze ook van de partij uitsluiten. Om ze monddood te maken werd de voltallige groep ook alle toegang tot lokalen en pers ontzegd.
Na hun uitsluiting richtten ongeveer 350 van hen, begin 1917, de Vredesgroep der Socialistische Partij op, met de publicatie De Roode Jeugd (1500 exemplaren). In juni lanceerden ze een Manifest aan de Arbeiders. De groep was ook de eerste in België die op de hoogte was van de resoluties van Zimmerwald en Kienthal en zich erachter schaarde, hoewel sommigen nog illusies koesterden over de Conferentie van Stockholm, die in datzelfde jaar plaatsvond. Het bewijs hiervan was dat Roode Jeugd het gemeenschappelijke tijdschrift werd van de uitgesloten SJW-jongeren als van de Minderheidssocialisten. De verdienste van deze groep was onbetwistbaar. Vooral na de Oktoberrevolutie in Rusland radicaliseerde ze de toon van haar publicatie, mede onder invloed van de Hollandse Tribunisten.
In juli 1918 publiceerde zij de brochure "Ons Standpunt" waarin het imperialistisch karakter van de oorlog werd geanalyseerd, als een strijd voor afzetmarkten. Zij sprak haar solidariteit uit met de Oktoberrevolutie en verkondigde de noodzaak van de oprichting van een Derde Internationale. In het voorwoord van deze brochure schrijft de Vredesgroep: “De IIde Internationale kon deze oorlog nog niet verhinderen; haar historische rol beperkte zich tot samenbrengen van arbeidersorganisatie uit verschillende landen; de rol van de IIIde Internationale ligt in de oprichting van een organisatie die de hele wereld zal bestrijken. Deze brochure draagt 'n bescheiden steentje bij tot de vorming van dergelijke Internationale”[15]. De jongeren in Gent waren inzake de revolutionaire verwoording van de ideeën de meest heldere van alle groepen en elementen die toen, met veel nuances, de internationalistische beweging in België vormden. In feite kan de Gentse Vredesgroep beschouwd worden als de aanzet tot de eerste communistische organisatie van België, die in 1918 Gent opgericht zou worden.
Ook in Brussel kwam de eerste informatie binnen via de sporadische contacten van een SJW-kern met een Duitse soldaat, die in contact was met de Marxistische Linkerzijde in Zwitserland, en brochures en geschriften doorsluisde. In Brussel had die kern van SJW-leden, waaronder de secretaris Felix Coenen en de inmiddels toegetreden War Van Overstraeten - die daarvoor meewerkte als redacteur bij L’Exploité maar er mee brak vanwege hun centrisme t.o.v. de oorlog -, ook regelmatig contact met de Nederlandse SDP. Dit zou van grote invloed zijn. Naar het einde van de oorlog en vooral erna had ze ook contact met de Zwitser Jules Humbert Droz, een contact dat zich steeds meer toespitste op een bewuste breuk met de B.W.P. met de bedoeling een zelfstandige groep in België te vormen[16]. Deze contacten zullen met het uitbreken van de revolutie in Rusland en de naoorlogse periode des te belangrijker worden voor de politieke verheldering. De leden van de groep waren vooral op de hoogte van de activiteiten van de Internationale Unie van Socialistische Jeugdorganisaties, die de Linkerzijde van Zimmerwald aanhing. Al voor het einde van de oorlog in 1918 ontwikkelde zich binnen de Brusselse SJW een revolutionaire oppositiepolitiek die duidelijk de Russische revolutie steunde en de zelfstandige strijd van het proletariaat, georganiseerd in arbeidersraden, propageerde. De drijvende kracht achter deze inspanning was de groep jongeren rond War van Overstraeten.
De SJW-kern in Antwerpen nam een speciale plaats in. Zij combineerde een Vlaams-nationale opvatting met sociale eisen en aandacht voor internationalistische posities. De groep werkte aan een soort ‘radicaal links socialistisch activisme’[17].Toen Van Extergem in november 1916 een ‘Oproep aan de Vlaamse sociaal-democraten’ lanceerde om bij het activisme aan te sluiten, was de Antwerpse SJW-afdeling van de partij. In de loop van 1917 schaarden ze zich achter de oriëntatie van de Vredesconferentie van Stockholm en verenigden ze vanaf midden 1917 hun krachten rond het pas opgerichte De Nieuwe Tijd van de Minderheidssocialisten, waarin ze zegden te “ijveren voor een spoedigen en duurzamen vrede door overeenkomst”.
Samen met een aantal B.W.P.-ers zetten zij een serie conferenties op tegen de oorlog, die werden getolereerd door de Duitse bezetter. Duitse sociaaldemocraten speelden hierop in en ondernamen pogingen om hun Vlaamse kameraden te winnen voor een samenwerking met de bezetter in ruil voor de inwilliging van een aantal Vlaamse eisen. Deze activiteit werd door de leiding van de B.W.P. aangegrepen om elke oppositie te veroordelen als collaboratie met de Duitse bezetter.
De Gentse Vredesgroep en de grote meerderheid van de Gentse maar ook de Brusselse SJW stonden zeer sceptisch en zelfs afwijzend t.o.v. heel de oriëntatie van de Vlaamse medestanders. Maar zij sloten de deur niet helemaal, want naar het einde van de oorlog en erna zouden zij intensieve discussies met hen aangaan. In november 1918 werd immers ook een groot deel van de Minderheidssocialisten in Antwerpen uit de B.W.P. gestoten die daarna de Vlaamsche Revolutionaire Socialistische Partij oprichtten[18].
Op het einde van de oorlog waren er dus drie groepen die hoofdzakelijk uit SJW-kringen voortkwamen en die braken met de IIe Internationale en haar politiek. Daarmee was een beslissende stap gezet in het proces van decantatie van de helderste en meest strijdbare militanten en van de verheldering van politieke standpunten en strijdvormen met de bedoeling om aan te sluiten bij de inspanningen voor de oprichting van de IIIe Internationale. Over de nefaste invloed van het links ‘activisme’ en het ontbreken van een heldere marxistische benadering van de nationale kwestie, alsmede overblijfselen van een enkele libertaire invloeden in hun midden, komen we terug in het tweede deel van deze artikelenreeks omdat dit een centrale kwestie zou worden in het proces van hergroepering van revolutionaire krachten
b) Een kleine minderheid zet de stap van humanitair naar proletarisch internationalisme
Een andere bron van internationale contacten, maar ook van verwarring over wat proletarisch internationalisme werkelijk inhoudt, maar die toch een rol zou spelen in de discussies voor de oprichting van de eerste communistische organisaties, verliep via gedemobiliseerde soldaten: “Socialistische Jonge Wachters, nog in soldatenpak en vóór hun demobilisatie, namen het initiatief een organisatie van “Socialistische Oud-strijders” te stichten, met een programma van politieke- en onmiddellijke eisen. De eerste kwam tot stand te Gent, later te Brussel en in andere steden. Van bij de aanvang zocht Gent contact met de “Internationale van Oud-strijders”, geleid door H. Barbusse, Vaillant-Couturier en anderen, en sloot erbij aan. Deze organisatie van “Socialistische Oud-strijders” werd gesticht in de schoot van de BWP. De opvattingen die door zekere afdelingen van de “Socialistische Oud-strijders” verdedigd werden (…) gingen lijnrecht tegen de lijn van de BWP, die aan de regering deelnam. De afdeling Gent – later Brussel – verdedigde de Oktoberrevolutie en de Sovjet-Unie”[19].
Deze hoofdzakelijk humanitair internationalistische stroming was geïnspireerd door het pacifistische manifest “Au-dessus de la mêlée” van R. Rolland, en enkele jaren later middels de oprichting van Clarté[20] door Barbusse, vernoemd naar zijn antimilitaristische roman. Deze stroming vond, vooral in intellectuele, libertaire en artistieke kringen, ook weerklank in België; in Brussel en later ook in Antwerpen werden afdelingen van Clarté opgericht. Barbusse hield gepassioneerde pleidooien tegen de oorlog, maar vooral vanuit moreel oogpunt.
De humanitaire stellingen, het lyrisch romantisme, de democratistische en libertaire illusies, de kleinburgerlijke verwarringen over een communistische samenleving, vooral na het uitbreken van de Russische revolutie, deed vele aanhangers afhaken. Hun engagement was onvoldoende gestoeld op een begrip van de historische verandering in de dynamiek van het kapitalisme en de wereldsituatie met het uitbreken van de wereldoorlog, en van de gevolgen van de intrede in de periode van “oorlogen en revoluties” voor de strijd van de arbeidersklasse. Slechts een deel van de aanhangers zou in België de discussie aangaan met andere ontluikende internationalistische groepen en zich aansluiten bij de inspanningen voor de ontwikkeling van de minimale basisstandpunten voor de oprichting van de nieuwe communistische partij.
c) De lange weg van het revolutionair syndicalisme
Naarmate de oorlog zich voortsleepte, ontstonden ook andere groepen in de B.W.P. die zich tegen de verdere deelname aan de oorlog verzetten. Zij gaven pamfletten uit waarin ze de oorlog veroordeelden en erop wezen dat er voor de arbeiders maar één oorlog bestaat: de klassenoorlog; maar kwamen niet verder in hun analyses. Een voorbeeld daarvan is de groep Vernieuwing van de Socialistische Beweging die in een pamflet, dat eind 1916 en begin 1917 werd verspreid, de oorlog aan de kaak stelde als een van de uitingsvormen van het kapitalistische monster. Het pamflet genaamd ‘De echte oorlog’, brak een lans voor de klassestrijd: “Gedaan met het reformisme, gedaan met het revisionisme, het opportunisme, de verwarring, de mank lopende oplossingen en het povere inzicht. Alleen de klassenstrijd zonder genade of respijt!”[21]. De invloed van het revolutionair syndicalisme van vóór 1914 is was echter overduidelijk aanwezig: “vastbesloten alles te doen” om een nieuw bloedbad te voorkomen moest het politieke monopolie van de partijen doorbroken worden door de vorming van een internationale syndicale unie. Een soortgelijk standpunt was ook al te vinden in een oproep tot de Dag van de Arbeid uit 1915 of 1916, gelanceerd door een zogeheten Revolutionair-Socialistische Federatie.
Medio februari 1918 werd eveneens een pamflet verspreid, ondertekend door een Internationalistische Groep, Belgische afdeling, samengesteld uit leden van de verschillende vakbonden met onder meer F. Coenen en A. Soep, en gesteund door leden van de Centrale d'Education Ouvrière. In het pamflet werd de chauvinistische politiek van de B.W.P. verworpen en opgeroepen om “zich te ontdoen van het pact gesloten met ‘de burgerlijke partijen opdat de gezonde wil van de proletariërs ten volle zou kunnen wegen om een einde te maken aan dit bloedbad dat door niets kan worden gerechtvaardigd’”, en“‘zo snel mogelijk’ de internationale relaties hervatten met die ‘groepen die trouw gebleven waren aan de principes van het socialisme”[22].
Dit revolutionair syndicalisme was eveneens het kenmerk van L’Exploité, Socialistisch Orgaan van Directe Actie,opgericht door de libertaire militant Emile Chapelier, in samenwerking met de revolutionaire syndicalisten Joseph Jacquemotte en de al wat oudere Raphaël Rens.
In zijn eerste nummer, dat op 5 maart 1911verscheen, stelde L'Exploité, in navolging van de voorbeelden van de CGT van Sorel en Monatte in Frankrijk dat het syndicalisme de hoofdrol zou spelen in de omverwerping van de burgerlijke maatschappij en de instelling van de collectivistische of communistische samenleving van morgen[23]. De oppositie die zich rond het blad vormde en waarvan Jacquemotte een van de belangrijkste vertegenwoordigers zou worden, bevond zich voornamelijk in de schoot van de B.W.P. zelf, te Brussel en in Wallonië en sporadisch in Vlaanderen. Charles Massart, “een overlever van het marxisme van voor 1914”, die lesgaf aan de Centrale d'Education Ouvrière, vervoegde Jacquemotte, aan wie hij tijdens de oorlog les had gegeven.
De publicatie van L’Exploité werd bij het uitbreken van de oorlog stopgezet en werd pas na de beëindiging van de oorlog weer opgestart. De anti-oorlogsactiviteiten van Jacquemotte, en de kern rond L’Exploité, mogen dan ook niet overdreven worden. Wel vonden de militanten rond L’Eploité vanaf 1917 in de Conferentie van Stockholm een heuse kapstok om hun oppositie tegen de oorlog tot uitdrukking te brengen. Deze vormde voor hen de getrouwheid aan het internationalisme. Maar bronnen stellen duidelijk m.b.t. Jacquemotte dat “de oorlog een einde stelt aan zijn agitatiewerk”[24]. Op 6 november 1918 zag hij zich trouwens genoodzaakt om een zelfkritiek te maken van zijn houding tijdens de oorlog.
De kern in Brussel nam wel de verantwoordelijkheid op zich om in augustus 1918 een brochure uit te geven, genaamd De Russische Revolutie. Deze half-illegaal uitgegeven brochure liet, onder het wakende oog van de B.W.P., informatie doorsijpelen over de doeleinden van de Russische revolutie, maar uitte er tegelijkertijd ook heel wat kritiek op. De inleiding werd door de ‘jusqu’au boutiste’ Joseph Wauters, directeur van Le Peuple, aangegrepen om terloops Brest-Litovsk, “de schandelijke vrede met het Duitse imperialisme, te veroordelen en de Bolsjewiki een “nakende ondergang” te voorspellen.
Eerst in de zomer van 1920 kreeg de groep rond het tijdschrift enige georganiseerde vorm door de oprichting van de Vrienden van l'Exploité (Les Amis de l’Exploité). Zij bleven binnen de B.W.P. ijveren voor “de opheffing van de hypotheek van de Godsvrede” om “zich uitsluitend op het terrein van de klassenstrijd te plaatsen”, waar de arbeidersklasse in staat is de macht te grijpen door middel van het algemeen kiesrecht. Het was wachten tot einde 1920 voordat ze hun standpunt, dat het “weerbarstige kadaver” van de Tweede Internationale weer tot leven gewekt moest worden, zouden herzien.
Wat de anarchisten betreft tenslotte, verscheen op 2 augustus 1914 in Luik het laatste nummer van L'Emancipateur. “Oorlog aan de oorlog” blokletterde het blad nog. De enige tekens van leven die de Belgische anarchisten daarna nog gaven, werden gedomineerd door de voorstanders van een ‘verdedigingsoorlog’. In november verscheen een brief van de Mechelse anarchist Verbelen, waarin ondubbelzinnig werd gepleit voor steun aan de geallieerden, en om zich aan te sluiten bij de verklaarde politieke vijand: de B.W.P. Een minderheid, vooral in Vlaanderen, verliet na de oorlog uiteindelijk de anarchistische rangen om zich bij de nieuw opgerichte Kommunistische Partij aan te sluiten.
Na de terugkeer van de kameraden van het front, na de strijd voor het proletarisch internationalisme, na de verdediging van de revoluties in Rusland en Duitsland, was de dringende opdracht nu om definitief met de ideologie van de sociaaldemocratie te breken, de standpunten van het communistisch alternatief te verhelderen en een duidelijk programma voor de opbouw van de nieuwe revolutionaire organisatie te realiseren. Voor de verwezenlijking van die opdracht was het heropnemen van contacten met buitenlandse verwante organisaties en de doorstroming en verspreiding van revolutionaire geschriften doorslaggevend,wat uiteindelijk leidde tot de oprichting van een communistische partij in België.
In een tweede deel van deze reeks zullen we nader ingaan op dit proces van hergroepering van de ‘internationalistische’ krachten vanaf het einde van de oorlog in november 1918 tot de oprichting van een communistische partij in 1920 en vooral op de uiterst moeilijke maar fundamentele discussie over de politieke basis waarop dit zou moeten plaatsvinden.
[1] W.I. Lenin, Das Basler Manifest [489], in “Sozialismus und Krieg”.
[2] De Minderheidssocialisten: een politieke term waarmee, tijdens de Eerste Wereldoorlog,vanaf 1915, een centristische minderheid in de B.W.P. werd aangeduid maar ook kleine groepen die zich in verschillende steden in Vlaanderen afscheidden van de B.W.P. Zij konden dus zeker niet als een homogene groep beschouwd worden. Zij klaagden de officiële keuze van de B.W.P. voor de godsvrede [490] aan en pleitten voor een pacifistische oplossing [491] zoals de internationale vredesconferentie te Stockholm (1917).
[3] Sociaal-chauvinisme en verraad aan het proletarisch internationalisme [492], deel IV van de reeks over “De trage en moeilijke strijd voor de vorming van arbeidersorganisaties”, in Internationalisme nr. 327.
[4] Charles Massart, “La Belgique socialiste et communiste”, 1922.
[5] Georges Van den Boom, Enkele herinneringen, Over de weerslag van de Oktoberrevolutie in België [493], Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nr. 4, 2de jrg., december 1967.
[6] De B.W.P.-leiding zag er nauwlettend op toe dat de radicalisering van de Belgische vluchtelingenpers vanuit Nederland, zoals in De Belgische Socialist en De Metaalbewerker, niet te ver ging. Vooral na de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland, toen er artikelen verschenen die opriepen tot “Vive la révolution sociale”, werden dit soort geluiden onmiddellijk onder druk gezet of tot zwijgen gebracht. Voor de Belgische regering in LeHavre ging zelfs dit niet ver genoeg en de krant werd in maart 1918 uiteindelijk verboden. Vanuit Frankrijk groeide er eenzelfde kritiek tegen de oorlog via de krant Le Peuple Belge, waarvan de meerderheid koos voor de tendens Huysmans. Maar Vandervelde draaide de financiële kraan dicht en startte Le droit des Peuples, als de spreekbuis van de chauvinistische lijn.
[7] Georges Van den Boom, Enkele herinneringen, Over de weerslag van de Oktoberrevolutie in België [493], Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nr. 4, 2de jrg., december 1967.
[8] De conferentie van Zimmerwald in september 1915 [494] in Internationalisme nr. 322.
[9] Voor de rol van het centrisme gedurende de Eerste Wereldoorlog, zie: Fractie of nieuwe partij? [495].
[10] Alfred Rosmer, Le mouvement ouvrier pendant la Première Guerre mondiale - de Zimmerwald à la Révolution Russe, blz. 132.
[11] Alexandre Zevaès, Les manœuvres du camarade Huysmans, blz.13, artikel van in Républicain Socialiste 1.6.1916.
[12] Claude Renard, “Oktober 1917en de Belgische arbeidersbeweging [496]”.
[13] Andries Van Gool nam in 1909 namens die Sociaal Democratische partij zitting in het hoofdbestuur van de jeugdorganisatie De Zaaier. In die hoedanigheid correspondeerde hij met Belgische, Zweedse en Schotse marxistische jongeren en met Willy Münzenberg, secretaris van het Bureau van de Socialistische Jeugdinternationale. In december 1915 betoogde hij in het blad JugendInternationale dat ontwapening onder het kapitalisme onmogelijk was en dat het proletariaat een revolutionair gebruik van de wapens zou moeten maken. In 1919 stond hij aan de basis van de oprichting van de Communistische Jeugd Internationale.
[14] Abraham Soep werkte jarenlang als diamantbewerker in Antwerpen, en was actief in de vakbeweging. Tijdens zijn verblijf tijdens de oorlog in Nederland keerde Soep zich, trouw aan zijn marxistische beginselen, tegen elke vorm van nationalisme. Hij verwierp de godsvrede tussen de partijen en verklaarde zich voor demobilisatie van het Nederlandse leger. Belangrijk was zijn verblijf in Brussel en Antwerpen in de periode 1918-1921. Soep was betrokken bij de oprichting van de Belgische Kommunistische Partij, maar in september 1921 werd hij door de Belgische politie over de grens was gezet.
[15] Geciteerd in: Claude Renard, “Oktober 1917en de Belgische arbeidersbeweging [496]”.
[16] War van Overstraeten, van de Brusselse S.J.W., was voor de oorlog verantwoordelijk voor de internationale contacten. Tijdens de oorlogsjaren probeerde hij die contacten te behouden, onder meer met Jules Humbert Droz, die van 1916 tot 1919 redacteur was van het socialistische dagblad La Sentinelle, en in 1919 het tijdschrift Le Phare oprichtte. In 1919 werd Humbert-Droz benoemd tot secretaris van de Communistische Internationale en vertrok hij naar Moskou.In 1921 speelde hij een belangrijke rol bij de oprichting van de Zwitserse Communistische Partij.
[17] Het activisme kenmerkte zich door het streven naar radicale politieke veranderingen die de Vlaamse gemeenschap de grootst mogelijke politieke zelfstandigheid moesten bieden binnen een hervormde Belgische staat of zelfs binnen een zelfstandig Vlaanderen. De zogeheten activisten waren bereid deze politieke eisen te verwezenlijken in samenwerking met en, natuurlijk, onderworpen aan de directieven van de Duitse bezetter. Zij onderscheidden zich daarmede van de loyalisten die, ter onderscheiding van de activisten, ook wel de passivisten werden genoemd.
[18] De Vlaamsche Revolutionaire Socialistische Partij zou in latere jaren, onder een andere naam, fuseren met de Belgische Kommunistische Partij.
[19] Georges Van den Boom, Enkele herinneringen, Over de weerslag van de Oktoberrevolutie in België [493], Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nr. 4, 2de jrg., december 1967.
[20] De naam Clarté is de afkorting van Ligue de Solidarité intellectuelle pour le Triomphe de la Cause internationale
[21] Claude Renard, “Oktober 1917en de Belgische arbeidersbeweging [496]”.
[22] Claude Renard, “Oktober 1917en de Belgische arbeidersbeweging [496]”.
[23] Een bijzonder antwoord dat revolutionaire arbeiders gaven op de ontwikkeling van het opportunisme, op de politiek van de B.W.P. die volledig onderworpen was aan de parlementaire routines, was de verwerping van iedere politieke activiteit, en het zich beperken tot de ‘directe actie’ van syndicale type. Vooral tussen 1903 en 1909 ontstonden een reeks initiatieven in die zin. Een revolutionair syndicalistische oppositie richtte een Belgische CGT op, die op het hoogtepunt van haar bestaan 4000 leden telde. Voor een verdere analyse van het revolutionair syndicalisme, zie: De doorbraak van reformisme en opportunisme [497], deel III van de reeks over “De trage en moeilijke strijd voor de vorming van arbeidersorganisaties”, in Internationalisme nr. 327; alsmede: What is revolutionary syndicalism? [498], International Review nr.118.
[24] Pirlot, Jules &Rikir, Emile, “Joseph Jacquemotte (1883-1936)”, blz. 3.
De moord op een jonge vrouw, die door de zedenpolitie van het regime was gearresteerd wegens een ‘niet dragen van een voorgeschreven hijab’, was misschien de vonk die de wijdverbreide protesten in Iran deden ontvlammen, maar zij zijn uitdrukking van een veel dieperliggend ongenoegen onder de gehele Iranese bevolking, waarbij honderdduizenden de straat opgingen en vervolgens met de politie in botsing kwamen. Naast een algemene afkeer van de openlijke en wettelijke onderdrukking van vrouwen door de Islamitische Republiek, zijn ze een reactie op de inflatiespiraal en de tekorten die nog worden verergerd vanwege de door het Westen opgelegde sancties tegen Iran en ook nog sterk worden verergerd door het zware en jarenlange gewicht van een oorlogseconomie dat wordt vergroot door het niet-aflatende streven van Iran zijn imperialistische ambities na te streven. Ze zijn eveneens een reactie op de smerige corruptie van de heersende elite, die zich alleen kan handhaven door brute repressie tegen alle vormen van protest, inclusief het verzet van de arbeidersklasse tegen de stagnerende lonen en ellendige arbeidsomstandigheden. Het Iranese parlement heeft onlangs nieuwe wetten aangenomen die executies voor ‘politieke’ misdaden goedkeuren, en honderden, zo niet duizenden demonstranten zijn gedood of gewond geraakt door de staatspolitie en door het apparaat met de potsierlijke naam ‘Revolutionaire Garde’.
Deze afhankelijkheid van directe repressie is een teken van de zwakte van het regime van de mollahs, niet van zijn kracht. Het is waar dat het rampzalige resultaat van de Amerikaanse interventies in het Midden-Oosten sinds 2001 een bres heeft geslagen waardoor het Iranese imperialisme zijn pionnen in Irak, Libanon, Jemen en Syrië kon laten oprukken, maar de VS en hun meer betrouwbare bondgenoten (met name Groot-Brittannië) hebben dienovereenkomstig gereageerd door het Saoedische leger te voeden in de oorlog in Jemen en door Iran verlammende sancties op te leggen onder het voorwendsel dat het zich verzet tegen hun politiek inzake de ontwikkeling van kernwapens. Het regime is steeds meer geïsoleerd geraakt, en het feit dat het nu drones levert aan Rusland om infrastructuur en burgers in Oekraïne aan te vallen, zal de westerse oproepen om Iran, naast Rusland, als een pariastaat te behandelen alleen maar versterken. De relatie van Iran met China is een andere reden voor de westerse grootmachten om Iran nog meer te zien verzwakken dan het nu al is. En tegelijkertijd zien we een gezamenlijke inspanning van Amerikaanse en West-Europese regeringen om de protesten te instrumentaliseren, met name door gebruik te maken van de meest bekende leuze van de protesten, “Vrouwen, Leven Vrijheid”: “Op 25 september 2022 sierde de Franse krant Libération haar voorpagina met de leuze ‘Vrouwen, Leven, Vrijheid’ in het Perzisch en Frans, samen met een foto van de demonstratie. Tijdens een toespraak over de onderdrukking van demonstranten in Iran knipte een lid van het Parlement van de Europese Unie haar haar af terwijl ze de woorden ‘Vrouw, Leven, Vrijheid’ uitsprak”[1]. En zo kunnen er nog vele andere voorbeelden worden gegeven.
Gezien de zwakte van het regime wordt er veel gesproken over een nieuwe ‘revolutie’ in Iran, vooral door links en anarchisten van diverse pluimage, waarbij de laatsten het vooral hebben over een ‘feministische opstand’[2], terwijl de meer mainstream burgerlijke facties de nadruk leggen op een ‘democratische’ omverwerping, om er een nieuw regime te installeren dat zijn vijandigheid tegenover de VS en zijn bondgenoten laat varen. Maar zoals we schreven in reactie op de hele misleiding van de ‘revolutie’ van 1978-79: “de gebeurtenissen in Iran dienen om aan te tonen dat de enige revolutie die vandaag op de agenda staat, zowel in de achtergebleven landen als in de rest van de wereld, de proletarische revolutie is”[3].
In tegenstelling tot de revolutie van 1917 in Rusland, die zichzelf zag als onderdeel van de wereldrevolutie, worden de huidige protesten in Iran niet geleid door een zelfstandige arbeidersklasse, georganiseerd in haar eigen unitaire organen, die in staat is om vooruitzicht te bieden aan alle onderdrukte lagen en categorieën van de maatschappij. Het is waar dat we in 1978-79 een glimp hebben gezien van het potentieel van de arbeidersklasse om een dergelijk vooruitzicht te bieden: “In het kielzog van de arbeidersstrijd in verschillende landen in Latijns-Amerika, Tunesië, Egypte, enzovoort, vormden de stakingen van de Iranese arbeiders het belangrijkste politieke element dat leidde tot de omverwerping van het regime van de Sjah. Ondanks de massamobilisaties, toen de ‘volksbeweging’ - die bijna alle onderdrukte lagen in Iran hergroepeerde - zichzelf begon uit te putten, heeft het Iranese proletariaat, vooral in de sector van de olie-industrie, door haar strijd begin oktober 1978 de agitatie niet alleen aangewakkerd, maar het nationale kapitaal voor een vrijwel onoplosbaar probleem gesteld”[4].
En toch weten we dat arbeidersklasse zelfs toen politiek niet sterk genoeg was om te voorkomen dat de massale ontevredenheid door de mollahs, gesteund door een groot aantal ‘anti-imperialistische’ linkse groepen, werd gekaapt. De internationale klassenstrijd begon weliswaar aan een tweede golf van arbeidersbewegingen sinds Mei 68 in Frankrijk, maar was zelf niet op het niveau om een perspectief van een proletarische revolutie op wereldschaal aan de orde te stellen, en de arbeiders in Iran waren - net als die in Polen een jaar later - niet in staat om het revolutionaire alternatief alleen te stellen. Dus bleef de vraag, hoe zich te verhouden tot de andere onderdrukte lagen, onopgelost. Zoals onze verklaring luidde: “De beslissende positie van het proletariaat in de gebeurtenissen in Iran stelt een essentieel probleem dat door de klasse moet worden opgelost als zij de kommunistische revolutie met succes wil voltrekken. Dit probleem draait om de verhouding van het proletariaat tot de niet-uitbuitende lagen van de maatschappij, in het bijzonder met de mensen zonder werk. Deze gebeurtenissen tonen het volgende aan:
Geconfronteerd met alle pogingen van de bourgeoisie om hun onvrede in een hopeloze impasse te brengen, is het doel van het proletariaat om deze lagen duidelijk te maken dat geen van de ‘oplossingen’, die het kapitalisme voorstelt om een einde te maken aan hun ellende, hen enige verlichting zal brengen. Dat zij alleen in het kielzog van de revolutionaire klasse hun verlangens kunnen bevredigen, niet als bijzondere - historisch veroordeelde - lagen, maar als leden van de maatschappij. Een dergelijk politiek perspectief veronderstelt de organisatie en politieke zelfstandigheid van het proletariaat, wat met andere woorden betekent dat het proletariaat ieder politiek ‘bondgenootschap’ met deze lagen verwerpt”.
Tegenwoordig zijn de misleidingen die het volksprotest in een impasse brengen niet zozeer religieuze - wat begrijpelijk is als de massa’s gemakkelijk het wrede en corrupte gezicht van een theocratische staat kunnen zien - maar meer ‘moderne’ burgerlijke ideologieën zoals feminisme, vrijheid en democratie. Maar het gevaar dat de arbeidersklasse als een massa individuen wordt opgelost in een interklassistische beweging, die niet in staat is weerstand te bieden aan de plannen van rivaliserende burgerlijke facties om haar voor zich te winnen, is zo mogelijk nog groter. Dit wordt onderstreept door de internationale context van de klassenstrijd, waar de arbeidersklasse zich nog maar net begint op te richten na een lange periode van teruggang, waarin de toenemende ontbinding van de kapitalistische maatschappij het besef van het proletariaat van zichzelf als klasse steeds verder heeft aangetast.
Daarmee ontkennen we niet dat het proletariaat in Iran een lange traditie van militante strijd kent. De gebeurtenissen van 1978-79 zijn er om het te bewijzen; in 2018-19 waren er zeer wijdverspreide gevechten waarbij de Haft Tappeh suikerarbeiders, vrachtwagenchauffeurs, leraren en anderen betrokken waren; in 2020-21 begonnen de arbeiders in de olie-industrie met een reeks militante stakingen, verspreid over het hele land. Op hun hoogtepunt brachten deze bewegingen duidelijke tekenen van solidariteit tot uitdrukking tussen verschillende sectoren die geconfronteerd werden met repressie door de staat en de krachtige druk om arbeiders weer aan het werk te krijgen. Bovendien waren er tegenover het openlijk pro-regime karakter van de officiële vakbonden in veel van deze gevechten ook belangrijke tekenen van zelforganisatie van de arbeiders, zoals we zagen bij de stakingscomités in 1978-79, de vergaderingen en stakingscomités in Haft Tappeh en recentelijk in de sector van de olie-industrie. Het lijdt ook geen twijfel dat de arbeiders discussies voeren over de huidige protesten en dat er oproepen zijn geweest om te gaan staken uit protest tegen de repressie door de staat. En we hebben gezien, bijvoorbeeld in Mei 68, dat verontwaardiging tegen de onderdrukking door de staat, zelfs wanneer die in eerste instantie niet tegen arbeiders zelf is gericht, een soort brandpunt kan zijn voor arbeiders om het sociale toneel te betreden - op voorwaarde dat zij dat doen op hun eigen klassenterrein en met hun eigen strijdmethoden. Maar op dit moment lijken deze reflecties in de klasse, deze woede over de wreedheid van het regime, onder controle te staan van vakbondsorganen en linkse partijen, die proberen een vals verband te leggen tussen de arbeidersklasse en de volksprotest, door ‘revolutionaire’ eisen toe te voegen aan de leuzen van laatstgenoemden.
Zoals Internationalist Voice schreef: “De zin ‘vrouw, leven, vrijheid’ is geworteld in de nationale beweging en heeft geen klasseninhoud. Daarom wordt deze leuze van uiterst rechts tot uiterst links geheven, en weerklinkt hij in de burgerlijke parlementen. De bestanddelen ervan zijn geen abstracte begrippen, maar een functie van de kapitalistische productieverhoudingen. Een dergelijke leuze maakt werkende vrouwen tot het zwarte leger van de democratisringsbeweging. Deze kwestie wordt een probleem voor links van het kapitaal, dat de radicale term ‘revolutie’ hanteert, dus stellen zij voor deze leuze te ‘redden’ door er uitbreidingen aan toe te voegen. Zij doen de volgende suggesties:
Deze roep om raden- of sovjetmacht circuleert al minstens sinds 2018 in Iran. Ook al is zij voortgekomen uit de reële maar embryonale pogingen tot zelforganisatie bij Haft Tappeh en elders, het is altijd gevaarlijk om het embryo te verwarren met een volgroeid mens. Zoals Bordiga uitlegde in zijn polemiek met Gramsci tijdens de fabrieksbezettingen in Italië in 1920, vertegenwoordigen arbeidersraden of sovjets een belangrijke stap verder dan defensieve organen zoals stakingscomités of fabrieksraden, omdat ze een beweging uitdrukken naar een verenigde, politieke, offensieve strijd van de arbeidersklasse, en de linkse groepen die beweren dat dit vandaag aan de orde is, bedriegen de arbeiders, met als doel hun krachten te mobiliseren in een strijd voor een ‘linkse’ vorm van burgerlijke heerschappij, ingericht ‘van onderaf’ door neparbeidersraden.
Zoals Internationalist Voice verder zegt: “In tegenstelling tot degenen in het links kamp van het kapitaal, is het niet de taak van kommunisten en revolutionairen om leuzen tegen de dictatuur te redden, maar om inzicht te verschaffen over hun oorsprong en inhoud. Nogmaals, in tegenstelling tot de demagogen van kapitalistisch links is het afstand nemen van dergelijke leuzen en het stellen van de klasseneisen van het proletariaat een stap in de richting van het verfijnen van de klassenstrijd”.
Dit is waar, zelfs als het betekent dat revolutionairen tegen de stroom in moeten zwemmen tijdens momenten van ‘volkseuforie’. Helaas lijken niet alle groepen van het linkskommunisme immuun voor sommige van de meer radicale misleidingen die in de protesten worden binnengesluisd. Hier kunnen we twee verontrustende voorbeelden aanwijzen in de pers van de Internationalistische Communistische Tendens. Zo publiceert de ICT in het artikel “Workers’ Voices on the protests in Iran”[6] verklaringen over de protesten van de Haft Tappeh vakbond van suikerrietarbeiders, de Raad voor de Organisatie van Protesten van Arbeiders in de Olie-industrie en de Coördinatieraad van Vakbondsorganisaties van Iraanse Leraren.. Ongetwijfeld zijn deze verklaringen een antwoord op een reële discussie die op de werkvloer wordt gevoerd hoe te reageren op de protesten, maar de eerste en derde van deze organen maken er geen geheim van dat zij vakbonden zijn (ook al hebben zij hun oorsprong te danken aan echte klassenorganen, maar door een permanent karakter aan te nemen, kunnen zij alleen een vakbondsfunctie hebben aangenomen) en kunnen zij dus geen rol spelen onafhankelijk van links van het kapitaal dat, zoals wij hebben gezegd, niet staat voor de werkelijke zelfstandigheid van de klasse, maar probeert de macht van de arbeiders te gebruiken als instrument voor een ‘regeringsverandering’.
Parallel hieraan slaagt de ICT er ook niet in zich te onderscheiden van de linkse retoriek over de sovjetmacht in Iran.
Zo biedt het artikel “Iran: Imperialist Rivalries and the Protest Movement of 'Woman, Life, Freedom’”[7] weliswaar belangrijk materiaal over de pogingen van imperialistische mogendheden buiten Iran om de protesten te gebruiken, maar belooft een vervolg te publiceren: “In onze volgende nota zullen we pleiten voor een ander alternatief: Brood, Banen, Vrijheid - Sovjetmacht! We zullen de arbeidersstrijd en de taken van de kommunisten behandelen, en in het licht daarvan het internationalistische perspectief schetsen.”
Maar we zijn niet in Petrograd in 1917, en oproepen tot sovjets in een situatie waarin de arbeidersklasse wordt geconfronteerd met de noodzaak haar meest fundamentele belangen te verdedigen, geconfronteerd met het gevaar te worden opgelost in de massaprotesten, en om eventuele eerste vormen van zelforganisatie te verdedigen tegen hun recuperatie door links en de vakbondsbasis, is in het beste geval het huidige niveau van de klassenstrijd ernstig miskennen en in het slechtste geval de arbeiders lokken in de mobilisaties van kapitalistisch links. Het linksommunisme zal niet in staat zijn een werkelijke interventie in de klasse te ontwikkelen door te vallen voor de illusie van onmiddellijke winst ten koste van fundamentele beginselen en een duidelijke analyse van de krachtsverhouding tussen de klassen.
Een recent artikel in Internationalist Voice wijst erop dat er momenteel in Iran een aantal stakingen van arbeiders plaatsvindt, gelijktijdig met de straatprotesten: “De afgelopen dagen zijn we getuige geweest van demonstraties en stakingen van arbeiders, en het gemeenschappelijke kenmerk van al deze demonstraties is het protest tegen hun lage lonen en de verdediging van hun levensstandaard. De leuze van de stakende arbeiders van Esfahan Steel Company, ‘genoeg beloftes, ons bord is leeg’, is een weerspiegeling van de moeilijke levensomstandigheden van de hele werkende klasse. Enkele voorbeelden van arbeidsstakingen in de afgelopen dagen die dezelfde eis hadden of hebben zijn de volgende: staking van de arbeiders van Esfahan Steel Company; hongerstaking van de vaste arbeiders van olie-, gas- en petrochemische raffinage- en distributiebedrijven; staking van de werkers van het Esfahan City Centre complex; staking van de arbeiders van de Abadeh cementfabriek in de provincie Esfahan; staking van de arbeiders van Damash mineraalwater in de provincie Gilan; staking van de arbeiders van Pars Mino Company; staking van de arbeiders van het Cruise industrieel bedrijf; protest van de arbeiders van het Nationaal Staalconcern”[8].
Het lijkt erop dat deze bewegingen nog relatief versnipperd zijn en hoewel democraten en links steeds meer oproepen tot een ‘algemene staking’, heeft datgene wat zij daarmee bedoelen niets te maken met een werkelijke dynamiek in de richting van een massastaking, maar zou het een mobilisatie zijn die van bovenaf wordt gestuurd door de burgerlijke oppositie en wordt vermengd met de stakingen van winkeliers en andere niet-proletarische lagen. Dit benadrukt alleen maar de noodzaak voor de arbeiders om op hun eigen terrein te blijven en hun klasse-eenheid te ontwikkelen als een minimale basis om de moorddadige repressie van het islamitische regime te blokkeren.
Amos, november 2022
[1] en.internationalistvoice.org
[2] Zie bijvoorbeeld libcom.org
[3] Verklaring van de IKS, “The lessons of Iran”, 17.2.79, in World Revolution 23
[4] Ibidem
[5] en.internationalistvoice.org
[6] www.leftcom.org [105]
[7] www.leftcom.org [105]
[8] Ibidem
Dit werk maakt deel uit van de serie ‘De verborgen erfenis van kapitalistisch links’, waarin we iets proberen te belichten dat veel groepen en militanten van de Kommunistische Linkerzijde moeilijk kunnen begrijpen: het is niet alleen noodzakelijk om te breken met de politieke standpunten van alle partijen van het kapitaal (populisme, fascisme, rechts, links, extreem links) maar ook om te breken met hun organisatiemethoden, hun moraal, hun manier van denken. Deze breuk is zeer noodzakelijk, maar het is zeer moeilijk omdat wij dagelijks leven onder het gewicht van ideologieën die vijanden zijn van de bevrijding van de mensheid: bourgeoisie, kleinburgerij en lompenproletariaat. In dit vijfde artikel van de reeks zullen wij de cruciale vraag van het debat behandelen[1].
Het debat is de levensbron van het proletariaat, dat geen onbewuste kracht is die in totale blindheid strijdt, gedreven door het determinisme van de objectieve omstandigheden, maar de klasse van het bewustzijn is, die strijdt geleid door een begrip van haar behoeften en mogelijkheden in de harde strijd voor het kommunisme. Dit inzicht komt niet voort uit absolute waarheden die voor eens en voor altijd zijn geformuleerd in het Kommunistisch Manifest of in de bevoorrechte geesten van geniale leiders, maar is het resultaat van“de intellectuele ontwikkeling van de arbeidersklasse, een ontwikkeling zoals zij uit de verenigde actie en de gemeenschappelijke discussie noodzakelijkerwijs te voorschijn moest komen. De gebeurtenissen en wisselvalligheden in de strijd tegen het kapitaal, de nederlagen nog meer dan de overwinningen, konden niet anders dan de mensen bewust maken van de ontoereikendheid van de diverse lievelingskwakzalverijen en de weg effenen naar een grondiger inzicht in de werkelijke voorwaarden van de bevrijding van de arbeidersklasse” [2].
De proletarische revoluties zijn gebouwd op een gigantisch massadebat, de autonome en zelfgeorganiseerde actie van de arbeidersklasse is gebaseerd op een debat waaraan duizenden en duizenden arbeiders, jongeren, vrouwen, gepensioneerden actief deelnemen. De Russische revolutie van 1917 was gebaseerd op een permanent debat met duizenden discussies in de winkels, in theaters, op straat, in de trams... Die dagen van 1917 hebben ons twee zeer illustratieve beelden nagelaten van het belang van het debat voor de arbeidersklasse: de tram die stopt omdat alle inzittenden, met inbegrip van de bestuurder, besloten hebben iets te bespreken of het raam van waaruit iemand een toespraak houdt en honderden mensen zich om hem heen verdringen om te luisteren en te discussiëren.
Mei 68 was ook een permanent massadebat. Er was een flagrant verschil tussen de discussies van de arbeiders tijdens de meistakingen, waar gesproken werd over hoe de staat te vernietigen, hoe een nieuwe maatschappij te scheppen, over de vakbondssabotage, enz., en een studenten-‘vergadering’ in Duitsland in 1967, gecontroleerd door ‘radicale’ maoïsten, waar bijna drie uur verloren ging om te besluiten hoe een demonstratie te organiseren. “Wij spreken en wij luisteren naar elkaar” was een van de populairste leuzen van Mei 68.
De bewegingen van 2006 en 2011 (de strijd tegen de CPE en de Indignados[3]) waren gebaseerd op een levendig debat met duizenden arbeiders, jongeren, enz. die zonder terughoudendheid het woord namen. Op de bezette pleinen werden ‘vliegende bibliotheken’ georganiseerd, die deden denken aan een activiteit die in de Russische Revolutie van 1917 met een gigantische kracht naar voren was gekomen, zoals John Reed onderstreept in ‘Tien dagen die de wereld deden wankelen’:“Heel Rusland leerde lezen en las over politiek, economie, geschiedenis, omdat het volk het wilde weten … In iedere grote stad, in de meeste kleine steden en aan het front, had iedere politieke factie haar krant - soms zelfs verscheidene. Honderdduizenden vlugschriften werden verspreid door duizenden organisaties. Zij overstroomden de legers, de dorpen, de fabrieken, de straten. De dorst naar ontwikkeling, zo lang onderdrukt, werd met de revolutie onstuimig groot. Vanuit het Smolny Instituut alleen al gingen de eerste zes maanden iedere dagvrachtwagens en treinen met tonnen literatuur het land in. Rusland absorbeerde de lectuur zoals heet zand water opzuigt, onverzadigbaar. En het waren geen fabels, vervalste geschiedenis, verwaterde religie en de goedkope verdorven romans, maar sociale en economische theorieën, filosofie, het werk van Tolstoj, Gogol en Gorki….”[4].
Als debat het levenssap is van de arbeidersklasse, dan is het dat nog meer voor haar revolutionaire organisaties, vandaar:“De organisatie van revolutionairen kan niet ‘monolithisch’ zijn. Het bestaan van meningsverschillen in haar midden vormt een uitdrukking van het feit dat ze een levend lichaam is, die nog geen volledig ontwikkelde antwoorden heeft die onmiddellijk kunnen worden toegepast op vraagstukken die in de klasse opkomen. Het marxisme is noch een dogma noch een catechismus. Het is het theoretische instrument van een klasse, die door haar ervaring en met haar historische toekomst als doel, stapje voor stapje vooruit gaat, door ups en downs, in de richting van een zelfbewustzijn, die de onmisbare voorwaarde vormt voor haar eigen emancipatie. Zoals bij elk menselijke denken, is het denkproces waardoor het proletarisch bewustzijn zich ontwikkelt geen lineair of mechanisch, maar een contradictoir en kritisch proces: het veronderstelt noodzakelijkerwijs een confrontatie van argumenten. In feite is het befaamde ‘monolithisme’ of de ‘onveranderlijkheid’ van de Bordigisten een lokaas (zoals gezien kan worden in de standpunten die ingenomen worden door de Bordigistische organisaties en hun verschillende afdelingen): ofwel is de organisatie volkomen verkalkt en wordt ze niet langer geraakt door het leven van de klasse, ofwel is ze niet monolithisch en zijn haar standpunten niet onveranderlijk.”[5].
Maar de militanten die eender welke politieke partij van de bourgeoisie hebben doorlopen, hebben aan den lijve ondervonden dat dit ‘debat’ een complete farce is en een duidelijke bron van leed. In burgerlijke partijen van alle kleuren staat ‘debat’ gelijk aan een ‘duel met de knots’, het beroemde schilderij van Goya dat te zien is in het Prado Museum.
De verkiezingsdebatten zijn gewoon ‘rotzooi’ door de hoeveelheid beledigingen, vuile was, beschuldigingen, bedrog, enz. die er worden tentoongespreid. Zij zijn een denigrerend schouwspel, opgevat als een bokswedstrijd waarin duidelijkheid, waarheid, werkelijkheid, het minst belangrijk zijn, het enige wat op het spel staat is te zien wie wint en wie verliest, wie beter bedriegt en liegt, wie de geesten manipuleert met meer cynisme[6].
In een burgerlijke partij is ‘vrije mening’ een lachertje. Zij staan toe dat dingen worden gezegd tot een bepaalde grens die de overheersing van de ‘leiders’ niet in twijfel trekt. Wanneer die drempel wordt overschreden, ontketenen zij een lastercampagne tegen degenen die het hebben aangedurfd om voor zichzelf te denken, als ze al niet direct met harde hand uit de partij worden gezet onder een of ander voorwendsel. Dit gebeurt in alle partijen en wordt zowel door slachtoffers als beulen uitgeoefend. Rosa Díez, een leider van de Baskische PSOE, heeft te lijden gehad onder een afschuwelijke campagne van haar partij ‘kameraden’. Zij voldeed niet aan de toen heersende oriëntatie van samenwerking met het Baskische nationalisme, en dit maakte haar het leven onmogelijk totdat zij uiteindelijk vertrok. Zij richtte de UPYD (Progressieve en Democratische Unie) op – die ernaar streefde om de ‘centrum’-positie in te nemen die later door Ciudadanos (Partij van het Staatsburgerschap) werd ingenomen - en toen rivalen en tegenstanders in haar boerderij opdoken, paste zij op hen hetzelfde medicijn toe als op haarzelf was toegepast, met een doses sadisme en cynisme die zelfs Stalin zou doen huiveren.
In burgerlijke partijen, van welke kleur dan ook, wordt een debat doorgaans vermeden. Het stalinisme verhinderde het debat door gebruik te maken van een ernstige fout van de partij van de Bolsjewiki in 1921: het verbod op fracties dat door Lenin was ingevoerd als een foutief antwoord op Kronstadt[7]. Ook het trotskisme verafschuwt het debat en onderdrukt het op dezelfde wijze. Een voorbeeld hiervan is de poging om de Linkse Oppositie te verdrijven, zoals die plaatsvond in een stalinistische gevangenis[8], zoals blijkt uit het boek van Ante Ciliga[9], dat al in eerdere teksten in de serie is geciteerd: “Naast de ideologische strijd in het Trotskistische ‘Collectief’ was er een organisatorisch conflict dat gedurende enkele maanden de ideologische kwestie naar de achtergrond deed verdwijnen. Dit conflict kenmerkte de psychologie en de gewoonten van de Russische Oppositie. Rechts en Centrum stelden de ‘militante Bolsjewiki’ het volgende ultimatum: ofwel ontbonden zij zichzelf en staakten zij de uitgave van hun krant, ofwel zouden zij uit de trotskistische organisatie worden gezet. De meerderheid was zelfs van mening dat er binnen de trotskistische fractie geen subgroepen mochten bestaan. Dit principe van de ‘monolithische fractie’ was in feite hetzelfde als het principe dat Stalin gebruikte voor de hele partij.”
Op congressen luistert niemand naar de presentaties, die bestaan uit saaie uiteenzettingen waarin het een wordt gezegd en het ander wordt beweerd. Er worden sectorale conferenties, symposia en tal van andere evenementen georganiseerd die niet verder gaan dan public relations-activiteiten.
Er ontstaat een ‘debat’ over het omverwerpen van de heersende kliek en het vervangen ervan door een nieuwe. Dit kan om verschillende redenen gebeuren: partijbelangen; onverenigbaarheid met het nationale belang van het kapitaal; slechte verkiezingsresultaten. Dan breekt er een ‘debat’ uit, dat een wapen in de machtstrijd blijkt te zijn. Soms bestaat het ‘debat’ eruit dat een partij die een ingewikkelde en tegenstrijdige ‘stelling’ verzint en die met geweld stelt tegenover die van haar rivalen door middel van felle woordkritiek, opruiende scheldwoorden (‘opportunist’, ‘afvallige marxist’, enz.) en andere sofistische voorwendselen. Het verloop van het ‘debat’ is een opeenvolging van beledigingen, bedreigingen, de vuile was buitenhangen, beschuldigingen..., van tijd tot tijd onderbroken door diplomatieke daden van omhelzingen om ‘aan te tonen’ dat ‘eenheid’ gewenst is en rivalen die ‘kameraden’ zouden zijn, ‘gewaardeerd’ worden’[10]. Tenslotte zijn er momenten van machtsevenwicht tussen de verschillende facties in de strijd, zodat het ‘debat’ een optelsom is van ‘meningen’ die ieder als zijn eigendom verdedigt en die niet tot enige opheldering leiden, maar eerder tot een chaotische optelsom van ideeën of tot ‘verzoenende’ teksten die als tegengestelde ideeën op één hoop zijn gegooid[11].
Men kan dus concluderen dat het ‘debat’ in een burgerlijke organisatie - ongeacht haar plaats in het politieke spectrum, van extreem-rechts tot extreem-links - een farce is en een middel voor opruiende persoonlijke aanvallen die bij de slachtoffers tot ernstige psychologische schade kunnen leiden en die bij de beulen een wreedheid, cynisme en gebrek aan morele scrupules aan de dag leggen die werkelijk verbijsterend zijn. Kortom, is het een spel waarin soms degenen die kwelgeesten waren, slachtoffers kunnen worden en omgekeerd. De bittere behandeling die zij hebben ondergaan, kunnen ze honderdvoudig vergelden zodra zij enige macht hebben gekregen.
Het proletarische debat moet heel anders zijn. Het debat binnen de proletarische organisaties beantwoordt aan radicaal andere beginselen dan wat wij zojuist in de burgerlijke partijen hebben gezien.
Het klassenbewustzijn van het proletariaat - d.w.z. de kennis die zich in het proletariaat ontwikkelt van de doelen en middelen van zijn historische strijd - kan alleen geboren worden uit debat, uit een debat zonder grenzen of beperkingen. “Bewustzijn kan zich niet ontwikkelen zonder broederlijk, openbaar en internationaal debat", bevestigen wij in ‘De cultuur van het debat, wapen van de klassenstrijd’”[12]. De kommunistische organisaties die op een geavanceerde en permanente manier uitdrukking geven aan de bewustwordingsinspanning die in de klasse bestaat, hebben het debat nodig als een vitaal wapen.“Een van de eerste eisen die zij [deze minderheden] naar voren brachten was de noodzaak van het debat, niet als luxe maar als dwingende noodzaak, de noodzaak dat degenen die eraan deelnemen anderen serieus nemen en leren naar hen te luisteren; de noodzaak ook dat de wapens argumenten moeten zijn in de discussie en geen bruut geweld, noch een beroep op de moraal of het gezag van theoretici”, zo gaat de hierboven vermelde tekst verder.
In een proletarische politieke organisatie moet het debat de antithese zijn van de weerzinwekkende methoden die wij eerder aan de kaak stelden. Het is een kwestie van samen zoeken naar een gedeelde waarheid, waarbij er geen winnaars of verliezers zijn, maar de enige zege de gemeenschappelijke helderheid is. De discussie is gebaseerd op argumenten, analyses, hypothesen, twijfels... fouten maken deel uit van de weg om tot werkbare conclusies te komen. Beschuldigingen, beledigingen, persoonlijk aanvallen van kameraden of organen moeten streng worden verboden, want het gaat er niet om wie wat zegt, maar wat er wordt gezegd.
Meningsverschillen zijn een noodzakelijk moment in de zoektocht naar een standpunt en is dus geen ‘democratisch recht’ maar een plicht wanneer een standpunt niet wordt gedeeld of als ontoereikend of verwarrend wordt beschouwd. In de loop van het debat worden standpunten met elkaar geconfronteerd, soms zijn er minderheidsstandpunten die na verloop van tijd meerderheidsstandpunten worden. Zo was het Lenin vergaan met de Aprilstellingen die, toen hij ze bij zijn aankomst in Rusland in april 1917 presenteerde, in de minderheid waren binnen de partij, gedomineerd als deze was door de opportunistische afwijking die door het Centraal Comité was opgelegd. Door een intense en zeer participatieve discussie raakte de partij overtuigd van de geldigheid van Lenin’s standpunten en nam ze uiteindelijk over[13].
De verschillende standpunten die in een proletarische organisatie tot uitdrukking komen, zijn geen vastgestelde posities die zouden toebehoren aan hen die ze verdedigen. Daarin “brengen de meningsverschillen geenszins de verdediging van materiële of persoonlijke belangen tot uiting, of die van bijzondere groepen, maar de uitdrukking vormen van een levend en dynamisch proces van verheldering van vraagstukken gesteld door de klasse en die, als zodanig, opgelost kunnen worden door de verdieping van de discussie en in het licht van de ervaring.” (Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214], boven geciteerd).
In de proletarische organisaties kunnen er geen ‘verlichte geesten’ zijn die blindelings gevolgd moeten worden. Het is duidelijk dat er kameraden kunnen zijn met grotere bekwaamheden of met een meer ontwikkelde beheersing van bepaalde onderwerpen, kortom, er zullen er zijn die door hun toewijding, overtuiging en enthousiasme een moreel gezag kunnen genieten. Maar niets van dit alles verleent hen een bijzondere bevoorrechte status die deze of gene militant tot een ‘briljante leider’, een specialist in deze of gene kwestie of een ‘groot theoreticus’ maakt. “Noch in goden, koningen of tribunen is de opperste redder te vinden, laat ons zelf de verlossende inspanning leveren”, zegt een strofe van de hymne van de Eerste Internationale. Preciezer gezegd, zoals in ons Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214] staat: “Binnen de organisatie bestaan noch ‘nobele’ taken noch ‘tweederangs’ of ‘minder nobele’ taken. Zowel het werk van theoretische ontwikkeling als de uitvoering van praktische taken, zowel het werk in de centrale organen als het bijzondere werk in de lokale afdelingen, zijn even belangrijk voor de organisatie en moeten niet in een rangorde worden geplaatst (het is het kapitalisme dat zulke rangordes vaststelt).”
In een kommunistische organisatie moet men strijden tegen volgzaamheid, de ondeugd om zich zonder nadenken achter het standpunt van een ‘uitnemende’ militant of een centraal orgaan te scharen. In een kommunistische organisatie moet iedere militant oordeelsvermogen hebben, niet zomaar geloven, kritisch onderzoeken wat naar voren wordt gebracht, ook wat afkomstig is van ‘leiders’, centrale organen of ‘gevorderde militanten’. Dit is de tegenpool van wat er heerst in de partijen van de bourgeoisie en in het bijzonder in hun linkse exponenten. In de trotskistische Oppositie bestonden dergelijke tendensen al: “Brieven van Trotski en Rakovski, die handelden over kwesties die aan de orde van de dag waren, vonden hun weg in de gevangenis en gaven aanleiding tot veel commentaar. De geest van hiërarchie en onderwerping aan de leider, waarvan de Russische oppositie doordrongen was, bleef verbazen. Een zin of een woord van Trotski had de waarde van een bewijs. Bovendien gaven zowel de rechtse als de linkse Trotskisten aan deze zinnen een werkelijk tendentieuze betekenis, elk op hun eigen manier. De volledige onderwerping aan Lenin en Stalin die in de partij heerste was ook aanwezig in de Oppositie, maar met Lenin en Trotski: al het andere was een werk van de duivel.” (Ante Ciliga).
Er bestaat een zeer gevaarlijk idee dat formeel moet worden verworpen: dat er zijn ‘deskundige’ militanten zouden zijn die, eenmaal aan het woord, ‘alles gezegd zouden hebben’, dat ‘het niet beter gezegd zou kunnen worden’ en dat anderen zich er dus toe zouden beperken ‘nota’s te nemen’ en te zwijgen.
Deze opvatting ontkent radicaal het proletarisch debat, dat een dynamisch proces is waarin vele, vaak onjuiste inspanningen om de problemen aan te pakken worden geïntegreerd. De oppervlakkige kijk, doordrongen van de mercantiele logica om alleen het ‘product’ of eindresultaat te zien zonder te kijken naar alles wat daartoe geleid heeft, om alleen te kijken naar de noodzakelijkerwijs abstracte en tijdloze ruilwaarde, meent dat alles het product is van afgeronde redevoeringen van ‘geniale’ militanten. Marx was het daar niet mee eens. In een brief aan Blos in 1877 schreef hij: “Zo heb ik, als bewijs tegen elke persoonlijkheidscultus, in de tijd van de Internationale de talrijke pogingen tot erkenning waarmee ik vanuit verschillende landen werd lastiggevallen, nooit in de publiciteit laten komen en er nooit op gereageerd, behalve af en toe met een berisping. De toetreding van Engels en mij in de geheime Bond van Kommunisten was slechts op voorwaarde dat alles wat het bijgeloof van het gezag bevorderde uit de statuten zou worden verwijderd.”[14].
In de loop van een debat worden tegengestelde hypothesen of standpunten geformuleerd, worden benaderingen gemaakt, fouten gemaakt, zijn er duidelijker interventies, maar het algemene resultaat wordt niet gegeven door ‘de helderste militant’ maar door een dynamische en levendige synthese van een geheel van in de discussie opgenomen standpunten. Het standpunt dat uiteindelijk wordt ingenomen is niet dat van degenen die ‘gelijk hadden’, noch is het, in vele gevallen, volledig tegengesteld aan dat van degenen die ‘ongelijk hadden’; het is een nieuw en superieur standpunt dat collectief helpt om de zaken duidelijker te maken.
Het is duidelijk dat een debat binnen een proletarische organisatie niet gemakkelijk is. Zij leeft niet in een wereld apart, maar ondergaat het volle gewicht van de heersende ideologie, waarvan we reeds hebben gezien hoe zij het debat opvat. Het is onvermijdelijk dat de ‘debatvormen’ die eigen zijn aan de burgerlijke maatschappij en die elke dag gevoed worden door het spektakel van de partijen, de televisie en haar snertprogramma's, de sociale media, de verkiezingscampagnes, enz. het leven van de proletarische organisaties binnensijpelen. Zij moeten een harde strijd voeren tegen deze vernietigende infiltratie.
“De debatcultuur kan zich enkel ontwikkelen tegen de stroom in van de burgerlijke maatschappij. Aangezien in de schoot van het kapitalisme de spontane tendens niet leidt tot het verhelderen van ideeën, maar tot geweld, manipulatie en strijd voor het behalen van een meerderheid (het verkiezingscircus van de burgerlijke democratie is hiervan het beste bewijs), bevat de infiltratie van deze burgerlijke ideologie in de schoot van proletarische organisaties altijd de kiemen van crises en ontaarding. De geschiedenis van de Bolsjewistische Partij illustreert dit perfect. Zolang de partij de speerpunt was van de revolutie, vormden de meest levendige en dikwijls heftige debatten één van haar belangrijkste krachten. Het verbieden daarentegen van echte fracties (na de afslachting van Kronstadt in 1921), vormde één wezenlijk teken van haar verval en vertegenwoordigde een actieve factor in dit proces” zoals onze tekst over de debatcultuur, hierboven geciteerd, laat zien Het verwijst naar de vergiftigde erfenis die het stalinisme in de rangen van de arbeidersklasse heeft achtergelaten en die zwaar weegt op de kommunisten, van wie velen hun politieke leven zijn begonnen in stalinistische, maoïstische of trotskistische organisaties en geloven dat "het uitwisselen van argumenten ‘burgerlijk liberalisme’ is en dat‘een goede kommunist’ iemand is die ‘zijn mond houdt’ en zijn geweten en emoties de mond snoert”. Daarom “begrijpen de kameraden die vandaag vastbesloten zijn om de effecten van dit zieltogende product van de contrarevolutie te verwerpen, steeds beter dat een dergelijke aanpak niet louter het verwerpen inhoudt van zijn standpunten maar ook van zijn mentaliteit”. (De debatcultuur: Een wapen van de klassestrijd [508])
Het is inderdaad noodzakelijk de strijd aan te binden met de debatvervalsende mentaliteit die uit elke porie van de burgerlijke wereld sijpelt en in het bijzonder het stalinistische tuig en al hun aanhangsels, vooral diegenen die een grotere ‘openheid’ veinzen zoals de trotskisten. Wij moeten duidelijk en scherp zijn, maar dat heeft niets te maken met arrogantie en brutaliteit. Wij moeten strijdbaar zijn, maar dat betekent niet dat wij ruzie maken en agressief zijn. We moeten het beestje bij de naam noemen. Maar dat betekent niet dat wij kwetsend en cynisch moet zijn. Het is niet nodig te streven naar verzoening van argumenten of naar halve maatregelen, maar dit mag niet worden verward met sektarisme en de weigering te luisteren naar de argumenten van de gesprekspartners. Kortom, het proletarisch debat moet zich een weg banen door de verwarring en de afwijkingen die door het stalinisme en zijn trawanten worden gepropageerd.
Terwijl het bureaucratisch collectivisme van de partijen van de bourgeoisie met zijn monolithisme en meedogenloze voorschriften een hinderpaal vormt voor het debat, is het noodzakelijk op zijn hoede te zijn voor wat zijn tegendeel lijkt te zijn, terwijl het in werkelijkheid zijn complementair is. Wij verwijzen naar de individualistische visie van het debat.
Dat is het idee dat iedereen ‘zijn mening’ heeft en die ‘mening’ zijn privé-eigendom zou zijn. Daarom zou je, als je het standpunt van een kameraad bekritiseert, hem persoonlijk aanvallen omdat je zijn ‘privé-eigendom’ zou ‘schenden’, iets ‘van hem’ zou afnemen. Een dergelijk standpunt van een kameraad bekritiseren zou hetzelfde zijn als hem zijn mobiele telefoon afnemen of hem van voedsel beroven.
Deze zienswijze is volstrekt onjuist. Kennis komt niet voort uit de ‘persoonlijke redenering’ of ‘innerlijke overtuiging’ van ieder individu. Wat wij denken maakt deel uit van een historische en sociale inspanning, die verband houdt met het werk en de ontwikkeling van de productiekrachten. Wat elk individu zegt is alleen ‘origineel’ als het kritisch betrokken wordt in een collectieve overdenking. Het denken van het proletariaat is het product van zijn wereldhistorische strijd, een strijd die niet beperkt blijft tot zijn economische strijd, maar die, zoals Engels zei, drie onderling verbonden dimensies heeft: economische strijd, politieke strijd en ideologische strijd. Elke proletarische politieke organisatie maakt deel uit van de kritische historische continuïteit van de lange keten van de Bond van Kommunisten (1848) tot de huidige kleine organisaties van de Kommunistische Linkerzijde. In deze historische afstamming zijn de standpunten, ideeën, waarderingen, bijdragen van elke militant ingevoegd. Als iedere militant de meest ontwikkelde kennis nastreeft, doet hij dat niet als een individuele onderneming, maar met het doel de standpunten en oriëntaties van de organisatie in haar geheel en van het proletariaat zoveel mogelijk over te nemen.
Het individualistische standpunt ‘ieder zijn eigen mening’ vormt dus een ernstige belemmering voor het debat, dat een aanvulling vormt op het bureaucratische monolithisme van de burgerlijke partijen. Wanneer in een debat iedereen ‘zijn eigen mening’ volgt, kan het resultaat ofwel een strijd met winnaars en verliezers zijn, ofwel een nutteloze optelsom van verschillende tegenstrijdige meningen. Individualisme staat duidelijkheid in de weg omdat het uitgaat van het monolithisme van ‘dit is mijn mening, graag of niet’, dat wil zeggen dat er GEEN DEBAT als iedereen alleen maar zijn ‘eigen mening’ geeft.
Het proletarisch debat heeft een historisch karakter, het verzamelt het beste van het wetenschappelijk en cultureel debat dat in de geschiedenis van de mensheid heeft bestaan.“Fundamenteel is de debatcultuur een uitdrukking van de fundamenteel sociale aard van de mensheid. Het is in het bijzonder een uitvloeisel van het specifiek menselijk gebruik van de taal. Het gebruik van de taal als middel ter uitwisseling van informatie, is iets wat de mensheid deelt met vele diersoorten. Wat de mensheid onderscheidt van de rest van de natuur op dit vlak, is het vermogen tot cultiveren en het uitwisselen van argumentatie (verbonden met de ontwikkeling van de logica en van de wetenschap) en het komen tot de kennis van de anderen (de ontwikkeling van de empathie verbonden, onder andere, aan de ontwikkeling van de kunst).” (De debatcultuur: Een wapen van de klassestrijd [508])
De debatcultuur heeft zijn wortels in het primitieve kommunisme:“Engels bijvoorbeeld, sprak van de rol van de algemene vergaderingen bij de Grieken ten tijde van Homerus, bij de eerste Germaanse stammen of bij de Irokezen van Noord-Amerika en looft in het bijzonder de debatcultuur van deze laatsten. (…) Debat ontsproot als antwoord op een praktische noodzaak. In Griekenland ontwikkelde het zich via de vergelijking tussen verschillende bronnen van kennis. Verschillende gedachtengangen, onderzoeksmethodes en hun resultaten, productie-methodes, gewoontes en tradities werden met elkaar vergeleken. Men ontdekte dat ze elkaar tegenspraken, bevestigden of aanvulden. Ze kwamen met elkaar in botsing of ondersteunden elkaar, of beide. Absolute waarheden werden relatief gemaakt door vergelijking.” (De debatcultuur: Een wapen van de klassestrijd [508])
Ons ‘Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie’ vat de grondbeginselen van het proletarisch debat als volgt samen: “de verwerping van iedere disciplinaire of administratieve maatregel van de kant van de organisatie ten opzichte van leden die meningsverschillen naar voren brengen: net zoals een minderheid moet weten hoe zich als minderheid te gedragen binnen de organisatie, zo moet ook de meerderheid weten hoe een meerderheid zich moet gedragen, en ze moet met name geen misbruik maken van het feit dat haar standpunt het standpunt van de organisatie is geworden om het debat op alle mogelijke manieren kapot te maken, bijvoorbeeld door de leden van de minderheid te dwingen als woordvoerder op te treden voor standpunten die ze niet aanhangen; de hele organisatie heeft belang bij een discussie (zelfs als ze te maken heeft met meningsverschillen over beginselen die slechts kunnen leiden tot een organisatorische splitsing) die zo open en helder als mogelijk is (zonder dat dit natuurlijk de taken van de organisatie zou lamleggen of verzwakken). De doelstelling is immers om elkaar te overtuigen van de geldigheid van de respectieve analyses, of het ten minste mogelijk te maken dat de grootst mogelijke helderheid ontstaat over de aard en de betekenis van deze meningsverschillen. Daar de debatten die plaatsvinden in de organisatie over het algemeen het hele proletariaat aangaan, moeten ze publiekelijk worden gemaakt.”Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214]
Het proletariaat is een internationale klasse, en daarom heeft het debat een internationaal en gecentraliseerd karakter. Als het debat geen optelsom is van individuele meningen, kan het evenmin de som zijn van een reeks lokale standpunten. De kracht van het proletariaat is zijn eenheid en zijn bewustzijn dat zich op wereldschaal tracht uit te drukken. Het is het internationale debat, dat de bijdragen en ervaringen van de proletariërs van alle landen integreert, dat een helderheid en een globale visie geeft die de proletarische strijd sterk zullen maken.
C.Mir / 11.07.2018
[1] De voorafgaande artikels van de reeks kunnen gevonden worden op de Nederlandstalige website van de IKS:
De verborgen erfenis van kapitalistisch links (I) Een valse visie op de arbeidersklasse; [509]De verborgen erfenis van de linkerzijde van het kapitaal (II) Een methode en denkwijze ten dienste van het kapitalisme [510]; De verborgen erfenis van kapitalistisch links (III) Een wijze van functioneren die de kommunistische principes verloochent [511]; De verborgen erfenis van kapitalistische links (IV) Hun moraal en de onze [512] .
[2] Friedrich Engels, Voorwoord bij de Engelse uitgave van het Communistisch Manifest [513], 1888.
[3] Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk [514], Internationale Revue nr. 19 en De mobilisatie van de Verontwaardigden in Spanje en zijn weerslag in de wereld: een veelbelovende beweging voor de toekomst [515]: Internationale Revue nr.23.
[4] John Reed, “Ten days that shook the world [516]”. In het Nederlands: John Reed, Tien dagen die de wereld deden wankelen, Hoofdstuk 1: Achtergrond. Pegasus, blz. 23.
[5] Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214], Internationale Revue nr. 16.
[7] In 1921 vond de opstand plaats van de matrozen en arbeiders van het garnizoen Krondstadt bij Petersburg. De Sovjetautoriteiten onderdrukten deze beweging bruut, wat een zeer belangrijke stap was in de ontaarding van het proletarisch bolwerk in Rusland (zie o.a. "Honderd jaar geleden, de opstand van Kronstadt [518]"). Als een valse les uit de gebeurtenissen besloot de Bolsjewistische Partij, nu in volle opportunistische ontaarding, op haar 10e congres fracties in de partij tijdelijk te verbieden.
[8] Een isolatiegevangenis in Verkhneuralsk aan de rivier Oeral.
[9] Ante Ciliga, ‘In het land van den grote leugen’, Ondertitel: ‘Tien jaren in Sovjet-Rusland’, 1938
[10] In de huidige opvolgingsoorlog om het leiderschap van de PP verkondigen de 6 kandidaten elke dag dat zij ‘partners’ zijn en lanceren vervolgens allerlei manoeuvres, insinuaties, beschuldigingen, verzoeningen enzovoort.
[11] Een recent voorbeeld : de ERC (Esquerra Republicana de Catalunya = Catalaans Republikeins Links) heeft zijn laatste congres gehouden, waar de leiding een ‘verzoenend’ alternatief met de Spaanse centrale macht heeft opgelegd, maar de achterban heeft toegestaan de stukken te ‘radicaliseren’ met een hele reeks ‘pro-onafhankelijkheids’- en ‘ongehoorzaamheids’-amendementen. Het resultaat is een verzameling onleesbare teksten waarin zowel sprake is van ‘autonomie’ binnen Spanje als van onafhankelijkheid van Spanje.
[12] Zie: De debatcultuur: Een wapen van de klassestrijd [508], Internationale Revue nr. 20.
[13] Zie: Aprilstellingen van 1917: Wegwijzer voor de proletarische revolutie [519], IKSonline 2017.
De reeks die wij publiceren over het radicale verschil - een klassenverschil [1] - tussen de linkerzijde en de uiterst linkerzijde van het kapitaal enerzijds, en de kleine organisaties die zich beroepen op de Kommunistische Linkerzijde anderzijds, bestaat tot nu toe uit drie delen: een valse visie op de arbeidersklasse; een methode en een manier van denken ten dienste van het kapitalisme; een werking die de kommunistische beginselen ontkent[2]. Het vierde artikel is gewijd aan de morele kwestie en toont aan hoe groot de kloof is tussen de moraal van de partijen die beweren de uitgebuitenen te verdedigen en de proletarische moraal die de waarlijk kommunistische organisaties in praktijk moeten brengen.
Het proletariaat heeft een moraal. Daarom moeten zijn organisaties een moraal hebben die in overeenstemming is met zijn historische strijd en het kommunistische perspectief dat het in zich draagt. Terwijl in een burgerlijke organisatie a-moralisme, gewetenloosheid, pragmatisme en het laagste utilitarisme heersen, moet er in een proletarische organisatie samenhang bestaan tussen programma, functioneren en moraal.
Welke is de moraal in een partij van de bourgeoisie? Alles kan, manoeuvres en achterbaksheid, intriges en laster, de ergste hypocrisie. Het toppunt ervan is het stalinisme, dat de militanten vraagt de meest weerzinwekkende daden te begaan in naam van de ‘dictatuur van het proletariaat’, de ‘verdediging van het socialisme’, enz. Net als het stalinisme bepleiten de trotskistische groepen hetzelfde morele pragmatisme en dezelfde blinde en gewetenloze actie, zich beroepend op de theoretische fouten van Trotski in zijn boek ‘Hun moraal en de onze’[3], dat niettemin enkele geldige beschouwingen en elementen bevat.
De socialistische partijen van hun kant hebben zich opgeworpen als de kampioenen van de goede gevoelens: ‘solidariteit’, ‘integratie’, ‘historisch geheugen’, ‘politieke correctheid’, ‘goedheid’ ...
Deze woordenkramerij wordt radicaal tegengesproken door wat zij doen in de regering, waar zij de arbeidersklasse genadeloos aanvallen, hun stakingen onderdrukken met een wreedheid die rechts zou benijden en maatregelen nemen, zoals tegen immigranten, die van een zuiver racisme getuigen[4]. Wat hun interne werking betreft, dat is een uitstalling van de meest geraffineerde intriges, plotselinge veranderingen van bondgenootschappen, familieoorlogen. De socialistische partijen zijn experts in de ergste infiltratietactieken, vernietiging van binnenuit, creatie van Trojaanse paarden, enz. Even spreekwoordelijk is hun kennis in het hanteren van ‘dossiers’ waarmee zij zowel ‘vrienden’, die zij uit de hoge kringen trachten te verwijderen, als vijanden, die zij tot gedwongen bondgenootschappen trachten te binden of uit machtsposities trachten te verdrijven.
Wat is de morele bagage die wordt opgelegd aan militanten die de burgerlijke partijen in het algemeen en meer in het bijzonder de linkse en extreem-linkse organisaties hebben doorlopen?
Dit alles wordt echter gerechtvaardigd en gemaskeerd met de schijnheiligheid van de burgerlijke ideologie die de ergste barbarij en de meest onwaardige wandaden verdedigt in naam van de ‘hoogste morele waarden’: solidariteit, rechtvaardigheid, eerlijkheid... Het is de beroemde dubbele moraal: de politicus, de leider, heeft ‘zijn’ moraal, die erin bestaat zich te verrijken door middel van de meest smerige handeltjes, zijn rivalen te vermorzelen - met inbegrip van zijn partij ‘kameraden’ - en zichzelf ten koste van alles aan de macht te houden door niet te aarzelen de meest verwerpelijke daden te begaan. Tegelijkertijd verdedigt hij een ‘andere moraal’ voor zijn ondergeschikten, voor de leden, voor de stoottroepen van de partij die, zoals wij reeds zeiden, rechtvaardigheid, opoffering, gehoorzaamheid, enz. moeten beoefenen.
Om bij de militanten het proletarische moraliteitsinstinct te vernietigen, wordt er sterk op aangedrongen dat alle moraliteit ‘burgerlijk of religieus’ is, dat de militant geen moreel besef kan hebben maar alleen geleid kan worden door ‘politieke overwegingen’. Dit argument is gebaseerd op het feit dat “in alle klassenmaatschappijen de heersende moraal altijd de moraal is geweest van de heersende klasse. En dat tot op het punt dat moraal en staat, maar ook moraal en godsdienst, bijna synoniem geworden zijn in de volksopvatting. De morele gevoelens van de maatschappij in haar geheel werden door de uitbuiters, door de staat en door de godsdienst, altijd gebruikt om de status-quo te verheerlijken en te bestendigen opdat de uitgebuite klassen zich zouden onderwerpen aan hun onderdrukking. Het 'moralisme' waarvan de heersende klassen steeds gebruik hebben gemaakt om het verzet van de werkende klassen te breken via het inlepelen van een schuldbewustzijn, is een van de grote gesels van de mensheid”[6]
Moralisme doordrenkt ons met een schuldgevoel. Het maakt dat we ons schuldig voelen om te eten, om te vechten voor onze behoeften, om te streven naar geluk. Dat zou volgens het moralisme de uitdrukking zijn van een egoïstisch en ‘uitsluitend’ gevoel. Hoe durf je te eten terwijl er honger is in de wereld? Hoe durf je water te verspillen door elke dag te douchen terwijl het milieu steeds verder achteruit gaat? Hoe durf je te doen alsof je op een comfortabele matras slaapt terwijl migranten op schuimrubberen matrassen slapen die op de harde grond liggen?
De moraal van de bourgeoisie, vooral van de decadente bourgeoisie van de 20e en 21e eeuw, bestaat erin de arbeiders te doen geloven dat de minimale bestaansmiddelen waarover zij beschikken (huisvesting, voedsel, kleding) of de gemakken waarvan zij genieten (huishoudelijke apparaten, tv en internet, betaalde vakanties) onbeschaamde luxeartikelen zijn, verkregen ten koste van de armen van de wereld, een ‘voorrecht’, dat verhult dat zij louter het noodzakelijk materiaal zijn voor hun voortdurende uitbuiting.
Het moralisme en zijn linkse en extreem-linkse predikers willen ons schuldig laten voelen voor het kwaad in de wereld dat door het kapitalisme is veroorzaakt, door van het probleem van een maatschappelijk systeem het probleem van individuen te maken. Zo zou bijvoorbeeld de plaag van de werkloosheid de individuele schuld zijn van elk van de 212 miljoen werklozen in de wereld.
Meer in het algemeen vernietigt schuld de overtuiging en de strijdwil. Deze maatschappij propageert het schuldgevoel als een manier van leven en maakt schuld tegenover anderen tot een middel van de individualistische strijd van de een tegen de ander. Want wie zich op een gegeven moment schuldig voelt, zoekt op een ander moment schuld bij anderen. Zich de ene keer schuldig voelen en de andere keer schuld zoeken, is niet tegenstrijdig, het maakt deel uit van een individualistisch en onmenselijk moreel universum dat altijd rond iemands ‘schuld’ draait. De strijd hiertegen, zowel tegen schuldgevoelens die voortkomen uit de kapitalistische propaganda en haar gespecialiseerde partijen, als die ontkiemen in de verhoudingen tussen militanten als een vorm van individualisme, is een strijd die centraal staat in de proletarische moraal.
De strijd tegen het burgerlijk moralisme mag er niet toe leiden dat wij de moraal verwerpen. We moeten onderscheid maken tussen moralisme en moraal: “De perversie van de moraal van het proletariaat door toedoen van het stalinisme is geen reden om het concept van de proletarische moraal op te geven, net zo min als het proletariaat het concept van het kommunisme moet verwerpen onder het voorwendsel dat het door de contrarevolutie in de USSR is gerecupereerd en geperverteerd. Het marxisme heeft aangetoond dat de morele geschiedenis van de mensheid niet alleen de geschiedenis is van de moraal van de heersende klasse. De uitgebuite klassen hebben hun eigen ethische waarden, en deze waarden hebben een revolutionaire rol gespeeld in de vooruitgang van de mensheid. De moraal is niet identiek aan de functie van uitbuiting, staat of religie, de toekomst behoort toe aan een moraal die uitbuiting, staat en religie overstijgt”.
“De opvatting over moraal in de arbeidersbeweging, hoewel die nooit, zoals men zou kunnen zeggen, in het middelpunt van de belangstelling heeft gestaan, en er ook niet veel theorie over is ontwikkeld, is niet zoals zij door (uiterst) links wordt afgeschilderd. Moraal is geen ‘idealistisch’ of scholastiek vraagstuk dat alleen interessant is voor de navolgers van de filosofen van het Byzantijnse Rijk, die debatteerden over het geslacht van de engelen terwijl de Ottomanen de muren van Constantinopel bestormden. Moraal, als elk sociaal product van de mens, is per definitie een van de voornaamste kenmerken van de maatschappelijke verhoudingen die wij onszelf hebben gegeven.”
“Een realiteit die zou kunnen worden samengevat als het collectief geijkte gevoel voor wat adequaat is of niet, voor de vorm en de oriëntatie die wij geven aan de verhoudingen waarin wij betrokken zijn… Moet dit iets vreemds zijn voor het proletariaat, voor de klasse die zowel de vrucht is van bepaalde maatschappelijke verhoudingen als de drager van andere verhoudingen, van een andere, veel hogere vorm van organisatie van ons maatschappelijk bestaan? Als deze kwestie in het verleden niet al te zeer werd ontwikkeld, dan kwam dat omdat de beweging van het proletariaat een lange en rijke traditie van organisatorisch leven kende, waarin de meerderheid van haar militanten zich hield aan regels voor het debatteren, voor het aanspreken van hun kameraden, voor het samenleven met hen, voor het geven van hulp en hen vertrouwen en solidariteit te geven als dat nodig was; dat wil zeggen dat zij zich hielden aan een moraal die gehoorzaamde aan de aard zelf van de proletarische klasse: de klasse van solidariteit, van vertrouwen, de draagster van de ware creatieve vermogens van de mensheid en van een ware menselijke cultuur”[7].
In werkelijkheid wil het burgerlijke individu een moraal voor de uitgebuite meerderheid (de moraal van de slaven, zoals Nietzsche zou zeggen) en een ‘andere moraal’, veel ‘soepeler’, bevrijd van alle scrupules, voor de heersende klasse. Voor het kapitaal is alles - zelfs moord - geldig zolang het de winst verhoogt of de macht verovert. Zoals Marx zei, werd het kapitaal ‘geboren in modder en bloed’ en alle middelen werden aangewend om zijn expansie te vergemakkelijken: bloedbaden, slavenhandel, smerige allianties met de feodale klassen, staatsmoorden, samenzweringen... Laten we niet vergeten dat een van de oorspronkelijke ideologen van de bourgeoisie Machiavelli was en het woord machiavellisme wordt gebruikt om morele laagheid en de schandalige afwezigheid van scrupules aan te duiden[8].
De dubbele standaard is de handschoen die het best past bij de ideologie en methoden van het kapitaal. Het is de weerspiegeling van de felle concurrentie en het ‘ieder voor zich’ die heersen in de kapitalistische produktieverhoudingen. “Bij elke beurszwendel weet iedereen dat het onweer eens moet losbarsten, maar een ieder hoopt dat het de kop van zijn naaste zal treffen nadat hij zelf de regen van goud heeft opgevangen en in veiligheid heeft gebracht. Après moi le déluge! (na mij de zondvloed!) is de leuze van iedere kapitalist en van iedere natie van kapitalisten”[9].
Het proletariaat verwerpt resoluut het meten met twee maten. In haar strijd moeten de middelen in overeenstemming zijn met het doel; men kan niet voor het kommunisme strijden door gebruik te maken van leugens, laster, insinuaties, achterklap, gemanoeuvreer, dubbelhartigheid, schuldgevoelens of zucht naar de schijnwerpers, enz. Dergelijke houdingen moeten energiek worden bestreden en verworpen als radicaal onverenigbaar met de beginselen van het kommunisme. Met deze ‘morele sluipwegen’ komt men geen millimeter verder op de harde weg naar het kommunisme, maar bindt men zich met handen en voeten aan het gedrag dat eigen is aan het kapitalistische systeem. Men besmet zich met de wetten van zijn functioneren en raakt zo los van ieder revolutionair perspectief.
De proletarisch moraal speelt een centrale rol voor de IKS. “In onze statuten (aangenomen in 1982) vindt men de levendige concretisering van dit vraagstuk terug. Wij hebben altijd de nadruk gelegd op het feit dat de statuten geen lijst zijn van regels die bepalen wat toegestaan is en wat niet, maar dat ze een ijkpunt zijn voor ons gedrag, dat een samenhangend geheel vormt van morele waarden (voornamelijk wat betreft de verhoudingen van de militanten onderling en ten overstaan van de organisatie). Daarom eisen wij van allen die wensen lid te worden van onze organisatie een diepgaand akkoord met haar waarden. De statuten vormen een wezenlijk onderdeel van ons platvorm” [Zie: Intern debat van de IKS: Oriëntatietekst over Marxisme en ethiek (Deel I), [521] Internationale Revue nr. 21)
Kortom, het ontwikkelen van een organisatorische werking en betrekkingen tussen kameraden, gebaseerd op de morele criteria van het proletariaat, is niet gemakkelijk, het vereist een zeer vastberaden strijd. Vandaag de dag lijdt het proletariaat onder een ernstig probleem van identiteit en zelfvertrouwen en dat in de algemene historische context van wat wij de ontbinding van het kapitalisme [10] noemen, die de praktische, dagelijkse ervaring van een proletarische moraal bemoeilijkt, niet alleen in de arbeidersklasse als geheel, maar ook in haar revolutionaire organisaties. Wat de huidige maatschappij uit al haar poriën uitzweet, is de afwezigheid van scrupules, het picareske, de schavuiterij, de scepsis, het cynisme... Dit alles valt zonder ophouden de proletarische moraal aan.
In tegenstelling tot de stalinistische opvatting van kommunisten als fanatieke individuen die tot alles in staat zijn om het ‘kommunisme’ op te leggen, hebben kommunisten altijd een solide morele instelling gehad[11] en hebben aldus uitdrukking gegeven aan het belang van het morele vraagstuk voor de arbeidersbeweging[12].
Er bestaat een vooroordeel tegen het marxisme dat het moeilijk maakt om zijn stevige verankering in morele criteria te begrijpen. In tegenstelling tot het utopisch socialisme verdedigde het marxisme de noodzaak om de kommunistische standpunten, niet gebaseerd niet op morele criteria, maar op een wetenschappelijke analyse van de toestand van het kapitalisme, de krachtsverhoudingen tussen de klassen, het historisch perspectief, enz. Hieruit volgt echter niet dat het marxisme zich uitsluitend op wetenschappelijke criteria moet baseren en morele afwijst:“Het marxisme heeft nooit de noodzaak ontkend van het belang van de bijdrage van niet-theoretische en niet-wetenschappelijke factoren in de wording van de mensheid. Integendeel heeft het altijd hun onmisbaar karakter en hun relatieve onafhankelijkheid begrepen. Daarom is het in staat geweest om hun samenhang in de geschiedenis te onderzoeken en hun complementariteit te erkennen.” (Intern debat van de IKS: Oriëntatietekst over Marxisme en ethiek (Deel I), [521] Internationale Revue nr. 21)
Het marxisme is geen kille ideologie - zoals een Griekse schrijver Kostas Papaïoannou in de jaren 1960 zei - die de militanten ziet als pionnen die door een ‘Centraal Comité’ naar believen wordt gehanteerd in een schaakspel met de heersende klassen. De militanten gedragen zich in hun betrekkingen met elkaar en met de organisatie, alsmede met het proletariaat, met de strengste morele rechtschapenheid.
Dit laatste is van vitaal belang om te begrijpen dat, in ons tijdperk, de sociale ontbinding de moraal nog belangrijker maakt voor de revolutionaire strijd : “Tegenover het 'ieder voor zich' van de kapitalistische ontbinding, tegenover de aantasting van alle morele waarden, zal het voor de revolutionaire organisaties, en meer in het algemeen voor de nieuwe generatie van militanten die er aan komt zetten, onmogelijk zijn om het kapitalisme omver te werpen zonder de vraagstukken van moraal en ethiek op te helderen. Niet alleen de bewuste ontwikkeling van de arbeidersstrijd maar ook een specifieke historische strijd over deze vraagstukken, om zich het werk van de marxistische beweging weer eigen maken, is een kwestie van leven of dood geworden voor de mensheid. Deze strijd is onmisbaar niet alleen voor het proletarisch verzet tegen de uitingen van de ontbinding van het kapitalisme en de heersende a-moraliteit, maar ook omwille van het herwinnen van het vertrouwen van het proletariaat in de toekomst van de mensheid via zijn eigen historisch project.” [ Ibidem [521]]
De moeilijkheid waarmee de revolutionaire generaties tegenwoordig geconfronteerd worden is dat enerzijds de proletarische moraal, gebaseerd op solidariteit, vertrouwen, loyaliteit, bewuste samenwerking, het zoeken naar de waarheid, enz., noodzakelijker is dan ooit, en dat anderzijds de historische omstandigheden van kapitalistisch verval en ontbinding, alsmede de moeilijkheden van het proletariaat, doen voorkomen alsof ze utopischer, minder uitvoerbaar en zinlozer zijn.
Zoals onze tekst over ethiek zegt “de barbarij en de onmenselijkheid van het verval van het kapitalisme zijn zonder weerga in de geschiedenis van de menselijke soort. Het is waar dat het niet gemakkelijk is om na de afslachtingen van Auschwitz en Hirosjima, en ten opzichte van de volkerenmoorden, de permanente en veralgemeende vernietiging, zijn vertrouwen te behouden in de mogelijkheid van een vooruitgang op het vlak van de moraal. (...) De volkse opvatting ziet hierin de bevestiging van het oordeel van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) volgens welke de ene mens, van nature, een wolf voor de andere zou zijn. Volgens deze visie zou de mens fundamenteel een wezen zijn dat vernietigend, egoïstisch, onverbeterlijk irrationeel is en zijn sociaal gedrag zou lager staan dan dat van vele diersoorten.”(Intern debat van de IKS: Oriëntatietekst over Marxisme en ethiek (Deel I), [521] Internationale Revue nr. 21)
Er is bovendien een element dat de morele ontwikkeling nog moeilijker maakt: het is de kloof tussen de vooruitgang van de natuur- en technische wetenschappen en de steeds sterker geaccentueerde achterstand van de sociaal-menselijke wetenschappen, die door Pannekoek werd opgemerkt in zijn boek ‘Anthropogenese: Een studie over het ontstaan van de mens’. [Stelling 49]“Niet ten onrechte wordt de natuurwetenschap beschouwd als het terrein, waar het menselijk denkvermogen, in een doorlopende reeks van triomfen, zijn logische begripsvormen het krachtigst heeft ontwikkeld. (...) Daartegenover staat dan, als contrabewijs van de andere zijde, het grote gebied van menselijke handelingen en verhoudingen, waar (...) denken en handelen veelal door hartstocht en impuls, door willekeur en gedachteloosheid, door traditie en geloof worden bepaald. (...).
Wat zich in deze tegenstelling uit, enerzijds volkomenheid, anderzijds onvolkomenheid, is dat de mens de krachten der natuur beheerst, of dit in steeds sterker, onbepaald toenemende mate gaat doen, maar dat hij de krachten der natuur beheerst, of dit in steeds sterker, nog niet beheerst. ‘Waar hij is blijven stilstaan en misschien zelfs teruggevallen is, is het klaarblijkelijk gemis aan meesterschap over zijn eigen natuur.’ (Tilney, l.c. p. 932). Vandaar dat de maatschappij blijkbaar zo ver achterstaat bij de wetenschap. De mens is, potentieel, meester over de natuur. Maar hij is nog geen meester over zijn eigen natuur.” (Anton Pannekoek, Antropogenese: Een studie over het ontstaan van de mens [522])
Deze situatie van onwetendheid of onbegrip van deze diepgaande aspecten van het menselijk gedrag bemoeilijkt de aanpak van verschijnselen die door de sociale en ideologische ontbinding van het kapitalisme steeds meer worden verergerd: “de opkomst van het nihilisme, de zelfmoord onder jongeren, de hopeloosheid, zoals die tot uiting komt in de ‘no future’ van de stadsrellen in Groot-Brittannië, de haat en de vreemdelingenhaat die de ‘skinheads’ en de ‘hooligans’ bezielen (.... ) de onstuitbare vloedgolf van drugsverslaving, tegenwoordig een massaverschijnsel, een krachtige oorzaak van de corruptie van staten en financiële organisaties, dat alle delen van de wereld en vooral de jeugd treft, een verschijnsel dat steeds minder de vlucht naar hersenschimmen uitdrukt, dat elke dag meer op waanzin en zelfmoord gaat lijken (...) de overvloed van sekten, de toename van het aantal mensen dat verslaafd raakt aan drugs (...) de overvloed van sekten, de heropleving van de religieuze geest, ook in sommige ontwikkelde landen, de verwerping van het rationele, samenhangende, geconstrueerde denken, zelfs op sommige ‘wetenschappelijke’ gebieden (...) het ‘ieder voor zich’, de marginalisering, de atomisering van het individu, de vernietiging van de familiebanden, de uitsluiting van de ouderen, de vernietiging van het affectieve en de vervanging ervan door pornografie”. (Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213], Stelling 8, Internationale Revue nr. 13)
Terwijl alle burgerlijke partijen - of ze nu rechts of links zijn - tot doel hebben het heden te beheren om het kapitalisme in stand te houden, vormt de revolutionaire organisatie een brug tussen het heden en de kommunistische toekomst van het proletariaat. Daarom cultiveert zij de morele kwaliteiten die wij eerder hebben genoemd en die de pijler zullen zijn van de toekomstige kommunistische wereldmaatschappij. Deze kwaliteiten worden voortdurend bedreigd door het gewicht van de heersende ideologie en de kapitalistische ontbinding. Daarom vereist de cultivering ervan een permanente inspanning, een onvermoeibare waakzaamheid en een kritische geest, samen met een voortdurende theoretische uitwerking.
Deze cultivering in revolutionaire organisaties vindt zowel intern - het interne functioneren - als extern - als tussenkomst - plaats. Het gaat er niet om dat de organisatie zich isoleert van de wereld en zich opsluit in kleine zelfbeheerde gemeenschappen - dat is de reformistische dwaling van het anarchisme - maar dat er binnen de organisatie een permanente strijd wordt gevoerd voor de ontwikkeling van die beginselen. Zoals Lessing, een 18e eeuwse Duitse dichter, zei: “Er is één ding waar ik meer van houd dan van de waarheid: het is de strijd om de waarheid”. In de revolutionaire organisatie is de strijd voor de beginselen even belangrijk als de beginselen zelf.
De strijd voor het kommunisme wordt niet herleid tot een kwestie van propaganda: uitleggen hoe de toekomstige maatschappij eruit zal zien, de historische rol ervan voorstellen als het overwinnen van de tegenstellingen die het kapitalisme ondermijnen, enz. Dat zou betekenen dat het op een afgeknotte en eenzijdige manier wordt opgevat. In tegenstelling tot de productiewijzen die eraan vooraf zijn gegaan, kan het kommunisme niet voortkomen uit vervreemdende en vervreemde processen, maar uit het volle bewustzijn en de massale subjectieve inzet van het proletariaat. In een revolutionaire organisatie is de strijd om te leven op een manier die in overeenstemming is met de beginselen van het kommunisme nog doorslaggevender. De strijd voor het kommunisme wordt onmogelijk zonder een permanente waakzaamheid en reactie tegen gedragingen van afgunst, jaloezie, rivaliteit, laster, leugens, intriges, manipulatie, diefstal, geweld jegens de medemens enz.
In een van zijn polemische uitspattingen heeft Bordiga gezegd dat het kommunisme kan worden bereikt door middel van een monarchie. Hij wilde laten zien dat het belangrijkste is ‘om tot het kommunisme te komen’ terwijl ‘de manier om daar te komen’ het minst belangrijke is, elk middel zou goed zijn. Wij wijzen een dergelijke manier van denken categorisch af: om het te bereiken moet je weten hoe, de middelen moeten in overeenstemming zijn met het kommunistische doel dat je nastreef. Tegenover het pragmatisme van stalinisten en trotskisten, die blindelings het jezuïtische adagium ‘het doel heiligt de middelen’ volgen, moeten het proletariaat en zijn revolutionaire organisaties een duidelijke samenhang in stand houden tussen doel en middelen, tussen praktijk en theorie, tussen actie en principes.
De overheersende moraal beweegt zich tussen twee alternatieven die tegengesteld lijken, maar die draaien om het conflict tussen individu en maatschappij en die niet alleen geen oplossing mogelijk brengen, maar het conflict verergeren.
Aan de ene kant hebben we het toegenomen individualisme waar het individu doet ‘wat hij wil’ ten koste van anderen. Aan de andere kant is er de onderwerping van het individu aan de ‘belangen van de maatschappij’ (een formule waarachter de totalitaire overheersing van de Staat schuilgaat), die in wezen twee vormen aanneemt: een collectivisme van anonieme en onpersoonlijke individuen (de voorkeursformule van het stalinisme of de trotskisten) of de Kantiaanse morele imperatief die leidt tot individuele verzaking en opoffering voor anderen (het christelijke moralisme deelt ook deze tendens).
In werkelijkheid zijn de twee morele polen niet tegengesteld, maar complementair, omdat zij twee aspecten van de dynamiek van het kapitalisme weerspiegelen. Enerzijds is Bentham’s morele utilitarisme een geïdealiseerde visie op de felle concurrentie die de motor is van het kapitalisme. Het feit dat ieder individu strijdt voor zijn eigen welzijn zonder rekening te houden met anderen, zou het ‘geluk van allen’ zijn, dat wil zeggen het ‘geluk’ van de goede werking van het kapitalistische systeem dat - in tegenstelling tot het feodalisme - geen privileges of verworven posities respecteert, maar iedere positie onderwerpt aan een extreme concurrentie.
Een tweede component van de utilitaristische en a-morele pool is de vervorming van Darwin’s theorie tot ‘sociaal Darwinisme’. Volgens deze visie zou natuurlijke selectie het resultaat zijn van een felle en meedogenloze oorlog waarin de overwinning van ‘de besten’ en de uitschakeling van de ‘zwakken’ ‘de vervolmaking van het menselijke ras’ zou betekenen. Het is hier niet de plaats om te analyseren wat de evolutietheorie werkelijk verdedigt[13],maar het is wel duidelijk dat deze morele visie een idealisering is in een pseudo-wetenschappelijk jasje van de eigenlijke werkelijkheid van het kapitalisme, die in feite de oorlog van allen tegen allen is, een werkelijkheid die nog verergerd wordt door de ontbinding van het systeem.
Geconfronteerd met deze overduidelijk barbaarse morele pool, zagen Kant en andere theoretici het gevolg van chaos en vernietiging die het kapitalisme mee zich meebracht. Daarom pleitten zij voor een andere, schijnbaar tegengestelde morele pool: de beroemde morele imperatief. Dit is een soort ‘zelfbeheersing in ongebreideld egoïsme’ om de ‘maatschappelijke samenhang niet te vernietigen. Dat wil zeggen, een erkenning en een ‘kritische’ aanvaarding van de barbaarsheid van de concurrentie, maar desondanks een poging om grenzen en regels op te stellen om te voorkomen die barbaarsheid buitensporig destructief wordt. Het kapitalisme leidt tot de vernietiging van het menselijk ras, omdat zijn DNA de vernietiging in zich draagt van het sociale karakter van de mensheid, dat in de loop van vele eeuwen van zijn bestaan moeizaam is verworven. Het Kantiaanse morele gebod vormt de rem op deze tendens. Dit gebod is op zijn beurt een geïdealiseerde versie van de ‘regulerende’ rol en de waarborg van de minimale sociale samenhang die de Staat op zich neemt, een rol die in het verval van het kapitalisme is versterkt, gezien de chaos en de zelfvernietiging die zijn tegenspraken ontketenen.
Het Kantiaanse moralisme is de keerzijde van het utilitarisme. De tendens die zich sinds het einde van de 19e eeuw in de sociaal-democratie heeft ontwikkeld onder het motto van de ‘terugkeer naar Kant’ heeft niet alleen het marxistisch materialisme afgebroken, maar ook de proletarische moraal aangevallen, die niets te maken heeft met de morele imperatief.
Het stalinisme en de linkse groepen hebben het idee overgebracht dat kommunistische strijdbaarheid de blinde opoffering zou zijn van de militant aan de morele imperatief, belichaamd door de superieure belangen van de ‘Partij’ of het ‘Vaderland van het Socialisme’.
De afwijzing van deze morele barbaarsheid die leidt tot blinde onderwerping en zelfvernietiging van militanten heeft in veel gevallen geleid tot het andere uiterste van de burgerlijke moraal: het ongebreidelde individualisme met een duidelijk kleinburgerlijk tintje, waarvan het anarchisme een van de scherpste uitingen is.
Het proletariaat draagt in zich de overwinning van het conflict tussen individu en maatschappij; zoals het Kommunistisch Manifest zegt, in het kommunisme,“treedt er in de plaats van de oude burgerlijke maatschappij, met haar klassen en klassentegenstellingen, een associatie aan, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde voor de vrije ontwikkeling van allen is”. Onder het kapitalisme houdt de wereldwijde geassocieerde arbeid van de proletariërs het perspectief in om deze tegenspraken te overwinnen: als gemeenschappelijke arbeid veel verder gaat dan de som van iedere afzonderlijke arbeid, is de bijdrage van eenieder uniek en onontbeerlijk voor het welslagen van dit gezamenlijk werk.
Revolutionaire organisaties worden voortdurend bestookt door dit conflict tussen individu en maatschappij in de vorm van individualisme. In talrijke teksten is dit probleem behandeld, waarop wij hier slechts wijzen[14].
Dit individualisme dat zich voordoet als ‘bevrijd’, ‘opstandig’ en ‘kritisch’ is in werkelijkheid een gevangene van alle destructieve impulsen die binnen het kapitalisme broeden (wedijver, egoïsme, protagonisme, manipulatie, verwijten, rivaliteit en wraakzucht) en oefent een zware druk uit op het organisatorische leven. Hun ‘opstandigheid’ gaat niet verder dan een blinde en stompzinnige polarisatie ‘tegen alle gezag’ die leidt tot een factor van desorganisatie en spanningen tussen kameraden. Tenslotte berust hun ‘kritiek’ op wantrouwen en verwerping van elke samenhangende gedachte, die wordt vervangen door speculaties, vooroordelen en de meest buitensporige interpretaties.
Dit individualisme staat haaks op de solidariteit, die niet alleen deel uitmaakt van de ruggengraat van de proletarische strijd, maar ook van het functioneren van revolutionaire organisaties. Wij kunnen hier ook niet dieper ingaan op dit punt, dat wij uitvoerig hebben besproken in onze tekst ‘Vertrouwen en Solidariteit’[15].
C. Mir / 01.03.2018
[1] Voor een meer globale analyse van dit verschil zie:The International Conferences of the Communist Left (1976-80) [523] ; What distinguishes revolutionaries from Trotskyism? [524]; Revolutionary Principles and Revolutionary Practice [525] ; The communist left and the continuity of Marxism [526].
[2] Zie: De verborgen erfenis van kapitalistisch links (I) Een valse visie op de arbeidersklasse [509]; De verborgen erfenis van de linkerzijde van het kapitaal (II) Een methode en denkwijze ten dienste van het kapitalisme [510] ; De verborgen erfenis van kapitalistisch links (III) Een wijze van functioneren die de kommunistische principes verloochent [511].
[4] Een perfect voorbeeld van dergelijk gedrag waarbij wat wordt verkondigd niets te maken heeft met wat wordt gedaan (in werkelijkheid wordt het verhuld) werd gegeven door de Duitse Sociaal-Democratische Partij (SPD). Zij was het die de revolutionaire pogingen van het proletariaat in Duitsland in 1918-1923 onderdrukte, met 100.000 doden tot gevolg. Zij was het die Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht liet vermoorden (1919). Het was de sociaal-democratische regering van Schröder die onlangs het verschrikkelijke ‘programma 2010’ lanceerde dat de levensomstandigheden van de arbeidersklasse op grove wijze aanviel, bijvoorbeeld door het bevorderen van de junkcontracten van 400 euro per maand.
[5] Trotski zelf had een dubbelzinnig standpunt over manoeuvres. Enerzijds erkende hij dat “voor de heersende, bezittende, uitbuitende, geschoolde klassen, hun ervaring met de wereld zo groot is, hun klasseninstinct zo hoog ontwikkeld, hun spionagemiddelen zo divers, dat wanneer men hen probeert te misleiden, door zich voor te doen als iemand anders, men in werkelijkheid een val zet, niet voor zijn vijanden maar voor zijn eigen vrienden”; maar tegelijkertijd verklaarde hij “dat de manoeuvres slechts een ondersteunende, ondergeschikte en dienstig karakter kunnen hebben ten opzichte van de fundamentele methoden van de revolutionaire strijd” (De Kommunistische Internationale na Lenin). Deze vertheoretisering van de manoeuvre in het algemeen zonder duidelijk te maken dat zij alleen gebruikt kan worden tegen de klassevijand, maar nooit tegen de arbeidersklasse zelf of binnen de revolutionaire organisaties, heeft de trotskistische organisaties in staat gesteld om manoeuvres van allerlei aard tegen het proletariaat en tegen de militanten zelf te rechtvaardigen.
[6] . Intern debat van de IKS: Oriëntatietekst over Marxisme en ethiek (Deel I), [521] Internationale Revue nr. 21. Tenzij anders vermeld, behoren de citaten tot deze tekst.
[9] Karl Marx, Het Kapitaal, Hoofdstuk 8, De arbeidsdag, 1. De grenzen van de arbeidsdag [530].
[10] Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213], Internationale Revue nr. 13.
[11] Wat niet wil zeggen dat er geen verschillen waren in de morele opvatting, sommige meer utilitaristisch, zoals bij Lenin, en andere veel samenhangender, zoals bij Rosa Luxemburg. Het is een onderwerp om verder te uit te diepen.
[12] Hiervan kunnen twee illustraties worden gegeven. In 1839-1842 waren er waarschijnlijk de grootste mobilisaties van het Britse proletariaat, en een van de belangrijkste redenen daarvoor was de verontwaardiging en afschuw die in de beter gesitueerde sectoren van het proletariaat werden gewekt door de verschrikkelijke uitbuiting van hun broeders, mannen, vrouwen en kinderen, vooral in de textielfabrieken. De tweede is de spontane staking die in 1942 in Nederland plaatsvond tegen de deportaties van Joden door de nazi's.
[13] Darwinisme en Marxisme (Anton Pannekoek) Deel I [531] ; Darwinisme en Marxisme (Anton Pannekoek) Deel II [532], Internationale Revue nr. 22.
[14] Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [214], Internationale Revue nr. 16.
In de eerste helft van 2022 werd de planeet, zoals in zovele van de voorgaande jaren, geteisterd door talrijke bosbranden in Frankrijk, Marokko, Zuid-Korea, Turkije en Argentinië; catastrofale overstromingen in Pakistan, India, Zuid-Afrika, Madagaskar en Brazilië; tropische stormen in de Filippijnen,Mozambique, Cuba en Florida, ongekende hittegolven in India en Pakistan. De stijging van de temperatuur heeft het risico van extreme weersrampen aanzienlijk vergroot. De schaal van verwoesting die dit met zich meebrengt is angstaanjagend: het onthult de versnelling van de ontbinding van het kapitalisme.
Een van de meest verwoestende natuurrampen van 2022 vond plaats in Pakistan. In de eerste helft van 2022 werd het land getroffen door een hittegolf, zoals nog nooit tevoren, met temperaturen van meer dan 50°C, terwijl in de tweede helft van 2022, slechts enkele maanden later, een derde van het land onder water kwam te staan, die de situatie veranderde in een complete catastrofe. In Jacobabad, een stad met 200.000 inwoners, bereikten de temperaturen eerst meer dan 49°C, waarna alle straten vervolgens overstroomden. Pakistan staat bekend om zijn kwetsbaarheid voor klimaatverandering en extreme weersomstandigheden. Dit jaar zijn in Pakistan duizenden mensen omgekomen, alleen al 1.400 door de overstromingen. Veel van de door overstromingen getroffen gebieden krijgen het minimum aan steun van de autoriteiten. Maar het kapitalisme is niet geïnteresseerd in het redden van mensenlevens.
De planeet is nog nooit zo warm geweest. Sinds 1880 is de temperatuur op aarde met 0,08°C per decennium gestegen, maar sinds 1981 is de opwarming toegenomen met meer dan het dubbele: 0,18°C per decennium. Gemiddeld, over land en oceaan, was de oppervlaktetemperatuur in 2021 1,04°C warmer dan in de laatste twee decennia van de 19e eeuw. Volgens de National Centres for Environmental Information (NCEI) vonden 9 van de 10 warmste jaren plaats na 2005, en de vijf warmste jaren in de geschiedenis vonden allemaal plaats na 2015. NASA bevestigde deze waarneming en stelde vast dat 2010-2019 het warmste decennium was dat ooit geregistreerd was. De National Oceanicand Atmospheric Administration (NOAA) ontdekte dat broeikasgassen in 2021 49% meer warmte in de atmosfeer vasthielden dan in 1990.
Maar wat is het verband tussen de stijgende temperaturen en de steeds grotere verstoringen van en extreme omstandigheden in het weer? Er is geen onweerlegbaar bewijs dat een tornado of overstroming in een bepaald deel van de wereld wordt veroorzaakt door stijgende temperaturen. Maar in de afgelopen 30 jaar is het aantal klimaatgerelateerde rampen verdrievoudigd en deze toename wordt een indirecte ondersteuning van de hypothese dat het grootste deel van de weerrampen wordt veroorzaakt door de opwarming van de aarde - en in laatste instantie door onverantwoordelijk en vernietigend ‘menselijk ingrijpen’. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen wetenschappers dus vaststellen dat de opwarming van de atmosfeer, de oceaan en het land aan de basis ligt van het merendeel van de steeds verwoestender ‘natuurrampen’.
De stijging van de lucht- en watertemperatuur leidt tot een stijging van de zeespiegel en het massaal smelten van de ijskappen, tot superzware stormen en hogere windsnelheden, langdurige hittegolven en hevigere droogtes, zware stortbuien en massale overstromingen, waardoor steeds meer delen van de planeet onbewoonbaar worden. En als directe gevolgen van deze door crisis geteisterde omstandigheden zagen we dat:
De vernietiging van de natuur door de mens heeft een zeer lange geschiedenis, maar in eerdere maatschappijvormen was deze vernietiging zo beperkt dat de natuur zich ervan kon herstellen. Maar binnen het kapitalisme veranderde dat drastisch: het ontwikkelde productiekrachten die in staat waren het aanzicht van de natuur in hele regio's in relatief korte tijd te veranderen. Tijdens de industriële revolutie bijvoorbeeld leidde de exploitatie van koper- en kolenmijnen in Zuid-Wales (Groot-Brittannië) binnen enkele decennia tot de vernietiging van grote bossen waardoor het landschap voorgoed veranderde.
Maar de mens kan niet ongestraft zulke ingrijpende veranderingen in de natuur aanbrengen. “Bij elke stap worden we eraan herinnerd dat we in geen geval over de natuur heersen als een veroveraar over een vreemd volk. (...) Voor elke overwinning neemt de natuur wraak op ons”[1] [1]. Vandaag, of liever in de afgelopen decennia, kunnen we zien hoe de natuur, na 140 jaar nietsontziende plundering door het kapitaal, zich op wereldschaal begint te ‘wreken’. De processen die in gang worden gezet door de vernietiging van de natuur slaan als een boemerang terug op de maatschappij in de vorm van een snelle toename van natuurrampen met langdurige en steeds verwoestender gevolgen.
Onder kapitalistische omstandigheden moet elke kapitaaleenheid accumuleren en uitbreiden onder de impuls van de concurrentie met andere kapitalen. Het moet zo efficiënt mogelijk produceren, met de hoogste productiviteit en de laagst mogelijke kosten. Elke activiteit van het kapitaal is voortdurend gericht op de groei van de winst en de toename van de exploitatie van de natuur: de arbeidskracht, de bodem, grondstoffen, enz.
Winstgevendheid vormt het begin- en het eindpunt van elke kapitalistische onderneming.
Binnen het kapitalisme is het doel niet het scheppen van meer nuttige producten (‘gebruikswaarden’), maar de uitbreiding van de warenproductie ten behoeve van de winst. Het kapitaal heeft de toenemende omvang van de productie, de uitbreiding van de markt en de reproductie van de waarde op grotere schaal, tot doel op zich gemaakt.
En hoe meer kapitaal accumuleert, hoe meer het kan accumuleren. Accumulatie omwille van de accumulatie, productie omwille van de productie, dat is wat het kapitalisme kenmerkt. De eeuwige voortzetting van elke productiecyclus op steeds grotere schaal wordt uiteindelijk, in de periode van verval van het kapitalisme, een volstrekt irrationele en zelfs vernietigende logica.
Voor het kapitaal is de natuur een ‘gratis geschenk’, zij heeft geen prijs, behalve voor de ontdekking en winning, zij heeft geen kosten. Vanuit kapitalistisch oogpunt is de natuur een opslagplaats van grondstoffen die naar hartenlust kan worden geplunderd. Daarom worden in de boekhouding van kapitalistische bedrijven alle kosten nauwkeurig genoteerd (transport, machines, arbeid, enz.), maar niet de schade die het kapitalistische productieproces aan de natuur toebrengt. Soms wordt de schade aan de natuur hersteld, maar meestal niet door het bedrijf dat deze schade heeft veroorzaakt.
In de periode van het verval van het kapitalisme, en in het bijzonder vanwege de behoeften van de oorlogseconomie, is elke nationale staat verplicht zijn greep op de maatschappij te versterken en steeds meer delen van het economische leven aan zijn directe controle te onderwerpen. Het staatskapitalisme werd de overheersende vorm en heeft het privékapitaal steeds meer in haar keurslijf opgesloten. Tegenwoordig wordt het gehele kapitaal binnen een natie geconcentreerd rond het staatsapparaat. Zo wordt de genadeloze concurrentie tussen particuliere bedrijven voor een groot deel opgeslokt door en omgezet in de moordende concurrentie tussen de nationale staten.
Wat heeft dit te maken met het probleem van de opwarming van de aarde? Het betekent dat de belangrijkste beslissingen in de strijd tegen de opwarming van de aarde niet afhangen van de beslissingen van het privékapitaal, maar van de politiek van de nationale staten. En de balans van de politiek van de nationale staten inzake bescherming van het klimaat is niet positief. Integendeel, in de periode van de imperialistische blokken, tot 1989, toen de naties onder het juk van de blokleider stonden en gedwongen werden samen te werken, bleek de bourgeoisie al niet in staat iets wezenlijks te doen om de verdere vernietiging van de natuur te voorkomen. Maar in de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme, waarin de samenhang van de blokken niet meer bestaat en de betrekkingen tussen de naties worden gedomineerd door ‘ieder voor zich’, door toenemende centrifugale krachten en groeiende militaire chaos, is de situatie alleen maar erger geworden: elke poging om een gezamenlijke politiek te bepalen om het klimaat te behoeden voor opwarming en om steeds dramatischer weersrampen te voorkomen is illusoir geworden. Alle tendensen wijzen tegenwoordig in de richting van een toenemende politieke chaos waarin elke poging om een wereldwijde consensus tussen natiestaten tot stand te brengen, gedoemd is te mislukken. Dit is zelfs zo wanneer deze pogingen zich als ‘socialistisch’, de droom van de linkse facties van de bourgeoisie, presenteren. En alle internationale conferenties voor de ‘bescherming’ van de natuur van de afgelopen dertig jaar getuigen van deze mislukking.
De vernietiging van de natuur tot het punt dat ze niet meer echt kan herstellen, houdt rechtstreeks verband met het kapitalisme. Het kapitalisme is absoluut niet in staat de economische wetten (de drang naar uitbreiding, concentratie en meer winst) te veranderen die verantwoordelijk zijn voor de steeds grotere schade aan de natuur. De burgerlijke maatschappij toont zich “als de tovenaar die niet meer in staat is de krachten van de onderwereld, die hij met zijn spreuken heeft opgeroepen, te beheersen”[2][2]. De stijgende temperaturen en de opwarming van de aarde zijn inherent aan de kapitalistische productiewijze.
Dit betekent dat, om deze catastrofale dynamiek te stoppen, we ons moeten ontdoen van de kapitalistische productiewijze. Het is niet nodig om hier uit te weiden over de talrijke sombere maar realistische voorspellingen of over de verschillende doemscenario's die ons te wachten staan als de temperatuurstijging niet wordt gestopt. Er is genoeg materiaal te vinden op het internet, in tijdschriften en boeken en natuurlijk op onze website, bijvoorbeeld het artikel “De wereld aan de vooravond van een milieuramp”, (Internationale Revue, Frans-, Engels en Spaanstalige uitgave nr. 135). Er is echter één ding dat vermeld moet worden, en dat is het feit dat we snel het ‘point of no return’ naderen. We zijn gevaarlijk dicht bij het ontstaan van ‘terugkoppelingseffecten’, waarbij de uitstoot van koolstof uit ontdooiende veengronden en de arctische permafrost en vooral methaan, die de atmosfeer 20 keer meer kan opwarmen dan koolstof, zo snel toeneemt dat het niet meer te stoppen is, waardoor de opwarming van de aarde zelfs doorgaat als alle menselijke emissies zouden stoppen.
De oorlogsindustrie is zeer vervuilend. Men schat dat de uitstoot van legers, en de industrieën die hen bevoorraden, verantwoordelijk is voor ongeveer 5% van de wereldwijde uitstoot, meer dan de lucht- en scheepvaart samen. Het Amerikaanse leger alleen al stoot per jaar meer broeikasgassen uit dan landen als Spanje, Portugal of Zweden, en evenveel als de jaarlijkse uitstoot van 257 miljoen auto's. Het Cost of War Research Project in Boston berekende dat de uitstoot van alle Amerikaanse militaire operaties van 2001 tot 2017 naar schatting ongeveer 766 miljoen ton CO2 bedraagt.
In februari 2022 publiceerde het Amerikaanse leger zijn eerste klimaatstrategie (ACS), die tot doel heeft zijn emissies tegen 2030 te halveren, bijvoorbeeld door zijn gevechtsvoertuigen en niet-tactische voertuigen te voorzien van elektrische motoren, door zijn basissen van koolstofvrije elektriciteit te voorzien en door schone wereldwijde toeleveringsketens te ontwikkelen.
Voor een instelling die regelmatig tienduizenden kiloton koolstofdioxide per jaar uitstoot en die verantwoordelijk is voor de meest giftige milieuvervuiling door materialen als Agent Orange, raketbrandstof en giftig blusschuim, is dit plan volkomen hypocriet. Het is een perfecte illustratie van de ‘green washing’ campagne van het Amerikaanse leger: volstrekt ontoereikend en één grote afleidingsmanoeuvre.
Militarisme blijft de planeet vergiftigen en bijdragen aan de opwarming van de aarde. De gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor het milieu zijn nu al rampzalig. Er zijn aanwijzingen voor ernstige luchtvervuiling en uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de intense en permanente gevechten. Russische raketten hebben een aantal olie- en gasinstallaties in Oekraïne aangevallen. De branden die daardoor ontstonden, veroorzaakten zware emissies. Alleen al in de eerste vijf weken van de oorlog werden 36 Russische aanvallen op infrastructuur voor fossiele brandstoffen geregistreerd, wat leidde tot langdurige branden waarbij roetdeeltjes, methaan en koolstof in de atmosfeer terechtkwamen. Het Oekraïense leger sloeg terug en stak de olie-infrastructuur aan Russische zijde in brand.
En dat is nog niet alles. Beide partijen aarzelen niet om de kerncentrale van Zaporizja, de grootste in Europa, als doelwit voor hun militaire confrontaties te gebruiken. De vier hoogspanningsleidingen, die de centrale van stroom moeten voorzien voor onder andere de veiligheid en het koelsysteem, worden door de beschietingen stelselmatig vernield. Zo zei het hoofd van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie op 9 september dat het risico van een nucleair ongeval in de centrale ‘aanzienlijk is toegenomen’. Elke verdere vernietiging van de infrastructuur rond de centrale zou al reusachtige gevolgen kunnen hebben, zelfs een kernramp van het niveau van Fukushima.
West-Europese landen zijn overeengekomen om zich te ontdoen van de fossiele brandstoffen uit Rusland. Wouter De Vriendt van de partij Groen sprak in het Belgische federale parlement over een grote kans “om van de fossiele brandstoffen af te komen”. Maar de realiteit is heel anders. De oorlog in Oekraïne zal geen doorbraak betekenen in de omschakeling naar schonere energie. Russisch gas en olie zullen worden vervangen door fossiele brandstoffen, waarvan sommige nog vervuilender zijn, zoals de winning van schaliegas en bruinkool. Duitsland, Oostenrijk en Nederland hebben hypocriet aangekondigd de beperkingen op elektriciteitscentrales, die op fossiele brandstoffen werken, op te heffen en hebben de levensduur verlengd van een dozijn kolencentrales die tegen 2030 zouden moeten sluiten. In feite gebruiken de westerse landen de oorlog in Oekraïne als alibi om hun eigen fossiele energie-industrie te versterken.
Het woord ‘degrowth’ werd voor het eerst geformuleerd in 1972 toen André Gorz de vraag stelde naar de relatie tussen groei en kapitalisme. De ‘degrowth’- beweging zelf begon ongeveer 30 jaar later. In 2002 publiceerde het Franse tijdschrift Silence een speciaal nummer over ‘degrowth’, dat veel publieke aandacht kreeg. In 2008 vond in Parijs de eerste internationale ‘degrowth’-conferentie voor ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid plaats. Dit gaf een echte impuls aan de beweging en daarna verschenen verschillende belangrijke publicaties
Er is niet één duidelijk gedefinieerde ‘degrowth’-ideologie. Eén punt dat door de hele beweging wordt onderschreven is dat er grenzen zijn aan de groei en dus is het doel om kwantitatieve groei te vervangen door kwalitatieve groei of ontwikkeling. “Degrotwth’, zo wordt ons verteld, kan op vele manieren, maar gangbare suggesties zijn het stoppen van de productie van nutteloze consumptiegoederen, van goederen met ingebouwde veroudering of goederen die niet gerepareerd kunnen worden, het uitfaseren van fossiele brandstoffen, het vervangen van particulier vervoer door openbaar vervoer, het ontmantelen van de wapenindustrie en het militair-industrieel complex, enzovoort.
Deze voorstellen zijn op zich zeer zinvol. De vraag is of ze ooit kunnen worden uitgevoerd binnen het kader van het kapitalisme. Ze zijn “gebaseerd op een zeer nauwkeurige vaststelling: in het kapitalistische systeem wordt niet geproduceerd om in de behoeften van de mensheid te voorzien, maar om winst te maken, en daarbij wordt niet alleen geen welzijn geschapen (verre van dat), maar wordt ook de planeet vernietigd. De oplossing, voor de voorstanders van ‘degrowth’, is dus om beter en minder te consumeren. [Maar] de theorie van “degrowth” raakt slechts een deel van het probleem aan en wel op een oppervlakkige manier; ze raakt niet aan de kern van de zaak”[3].[3]
Binnen de ecologische beweging zijn er ook stromingen die dit hebben begrepen, met het argument dat het kapitalisme de klimaatcrisis veroorzaakt en dat “elk werkelijk alternatief voor deze perverse en destructieve dynamiek radicaal moet zijn - dat wil zeggen, de wortels van het probleem moet aanpakken: het kapitalistische systeem. (...) Ecosocialistische degrowth is zo’n alternatief”[4].[4] Natuurlijk zijn we het erover eens dat het kapitalisme het probleem van de opwarming van de aarde niet kan oplossen; omdat het inherent is aan de logica van zijn systeem. Dus moet het kapitalisme zelf worden afgeschaft.
Maar de feitelijke voorstellen van deze ‘ecosocialisten’ om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de afschaffing van het kapitalisme zijn verre van radicaal. Terwijl ze pleiten voor de “sociale toe-eigening van de belangrijkste (re)productiemiddelen”[5][5], blijven we volledig in het ongewisse over wie zich deze (re)productiemiddelen moet toe-eigenen. Het volk, zoals wordt gesuggereerd? Maar in een klassenmaatschappij bestaat het ‘volk’ als categorie niet, of slechts als abstractie. En het is onmogelijk om de productiemiddelen toe te schrijven aan een abstractie. De enige conclusie die overblijft is dat ze moeten worden overgenomen door de staat, waarvan de ‘ecosocialisten’ de vernietiging niet voorzien.
Zo is de formulering dat “de belangrijkste beslissingen over de prioriteiten van productie en consumptie door de mensen zelf zullen worden genomen” vooral een dekmantel voor de fundamentele democratische neigingen van de auteurs, die niet verder gaat dan de grenzen van de kapitalistische productiewijze.
Ondanks haar ‘radicale’ taalgebruik is de ideologie van het ecosocialisme een uitstekend instrument om oprechte bezorgdheid over de klimaatcrisis weg te leiden van de noodzaak van een fundamentele verandering in de maatschappelijke verhoudingen naar de doodlopende weg van de onmogelijke hervorming van de bestaande orde.
Maar erger nog, het idee van ‘degrowth’ onder een staatskapitalistisch regime kan ook functioneren als een ideologische rechtvaardiging voor verdere aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeiders. Het kan worden gebruikt om arbeiders op te roepen hun consumptie te verminderen ten behoeve van een door de staat gevoerd ‘milieuvriendelijk’ politiek. Uiteindelijk zou het alleen maar meer bezuinigingen betekenen.
Het kapitalisme kan niet worden hervormd. Het is een stervend systeem van uitbuiting en het neemt de mensheid mee de afgrond in. Daarom zal elke echte strijd tegen de verdere vernietiging van de natuur onmogelijk zijn zolang het kapitalisme de planeet regeert. De echte verandering in de relatie tussen mens en natuur kan alleen beginnen onder de dictatuur van het proletariaat. Het evenwicht tussen mens en natuur “kan alleen bestaan in het feit dat de gesocialiseerde mens, de geassocieerde producenten, hun metabolisme rationeel regelen met de natuur”[6]. [6]
Dennis, oktober 2022
[1] Friedrich Engels,”De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens”. [366]
[2] Karl Marx & Friedrich Engels, “Het Kommunistisch Manifest [535]”
[3] “Discussiedag in Marseille: een open en kameraadschappelijk debat over ‘Is een andere wereld mogelijk?’”, ICConline - 2008.
[4] Michael Löwy, BengiAkbulut, Sabrina Fernandes and Giorgos Kallis, “For an Ecosocialist Degrowth”.
[5] Ibidem
Bijlage | Grootte |
---|---|
2022_n-pamflet_oekraine_april2022.pdf [538] | 168.59 KB |
De oorlog in Europa is begonnen. Het is niet de eerste keer sinds de tweede wereldslachting van 1939-45. In het begin van de jaren 1990 werd het voormalige Joegoslavië geteisterd door een oorlog, waarbij in naam van de ‘etnische zuivering’ 140 000 doden vielen door massamoorden op burgers, zoals in Srebrenica in juli 1995, waar 8000 mannen en tieners in koelen bloede werden vermoord. De oorlog die zojuist is uitgebroken met het offensief van de Russische legers tegen Oekraïne is vooralsnog niet zo dodelijk, maar niemand weet nog hoeveel slachtoffers hij uiteindelijk zal eisen. Op dit moment is het veel grootschaliger dan de oorlog in ex-Joegoslavië. Vandaag zijn het geen milities of kleine staten die elkaar bevechten. De huidige oorlog gaat tussen de twee meest uitgestrekte staten van Europa, met een bevolking van respectievelijk 150 miljoen en 45 miljoen, en met enorme legers: 700 000 manschappen in Rusland en meer dan 250 000 in Oekraïne.
Als de grootmachten al betrokken waren bij de confrontaties in voormalig Joegoslavië, dan was dat op indirecte wijze of door deel te nemen aan een ‘interim vredesmacht’, onder auspiciën van de Verenigde Naties. Vandaag wordt Rusland niet alleen geconfronteerd met Oekraïne, maar ook met alle westerse landen die deel uitmaken van de NAVO en die, hoewel zij niet rechtstreeks bij de gevechten betrokken zijn, belangrijke economische sancties tegen dit land hebben genomen en tegelijkertijd zijn begonnen wapens naar Oekraïne te sturen .
De zojuist begonnen oorlog is dus een dramatische gebeurtenis van de allergrootste betekenis, in de eerste plaats voor Europa, maar ook voor de hele wereld. Hij heeft al duizenden levens geëist onder soldaten aan beide zijden en onder burgers. Hij heeft honderdduizenden vluchtelingen op de vlucht gejaagd. Hij zal leiden tot verdere prijsstijgingen voor energie en graan, wat kou en honger zal betekenen, terwijl in de meeste landen van de wereld de uitgebuitenen, de armsten, hun levensomstandigheden reeds hebben zien instorten door de inflatie. Zoals altijd is het de klasse die het grootste deel van de maatschappelijke rijkdom voortbrengt, de arbeidersklasse, die de hoogste prijs zal betalen voor de oorlogshandelingen van de meesters van de wereld.
Deze oorlogstragedie kan niet los worden gezien van de hele wereldsituatie van de afgelopen twee jaar: de pandemie, de verergering van de economische crisis, de toename van het aantal milieurampen. Zij vormt een duidelijke uitdrukking van het afglijden van de wereld naar de barbarij.
Elke oorlog gaat gepaard met massale leugencampagnes. Om de mensen, en vooral de uitgebuitenen, de verschrikkelijke offers te doen aanvaarden die van hen gevraagd worden, het offer van hun leven voor degenen die naar het front gestuurd worden, het rouwen van hun moeders, hun partners, hun kinderen, de terreur van de burgerbevolking, de ontberingen en de verergering van de uitbuiting, is het noodzakelijk dat hun hoofden volgestopt worden met leugens
De leugens van Poetin zijn grof en vormen een weerspiegeling van de leugens van het Sovjetregime waarin hij zijn carrière begon als officier bij de KGB, de politieke politie en spionagedienst. Hij beweert dat hij een ‘speciale militaire operatie’ uitvoert om de bevolking van Donbass, die het slachtoffer is van ‘genocide’, te helpen en hij verbiedt de media, het woord ‘oorlog’ te gebruiken, op straffe van sancties. Volgens zijn zeggen wil hij Oekraïne bevrijden van het ‘nazi-regime’ dat het land regeert. Het is waar dat de Russisch sprekende bevolkingsgroepen in het Oosten worden vervolgd door Oekraïense nationalistische milities, die vaak terugverlangen naar het nazi-regime, maar er is geen sprake van genocide.
De leugens van westerse regeringen en media zijn meestal subtieler. Niet altijd: de Verenigde Staten en hun bondgenoten, waaronder het zeer ‘democratische’ Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië en... Oekraïne (!) verkochten ons de interventie in Irak in 2003 in naam van de - totaal verzonnen - dreiging van ‘massavernietigingswapens’ in handen van Saddam Hoessein. Een interventie die resulteerde in enkele honderdduizenden doden en twee miljoen vluchtelingen onder de Iraakse bevolking, en enkele tienduizenden doden onder de soldaten van de coalitie.
Vandaag voeren de ‘democratische’ leiders en de westerse media ons het sprookje van de strijd tussen de 'boosaardige duivel' Poetin en het ‘aardige klein duimpje’ Zelenski. We weten al heel lang dat Poetin een cynische crimineel is. Hij heeft trouwen het voorkomen dat erbij hoort. Zelenski heeft het voordeel dat hij niet zo'n strafblad heeft als Poetin en dat hij, voordat hij de politiek inging, een populaire komische acteur was (met een groot fortuin in de belastingparadijzen als gevolg). Maar zijn komische talenten hebben hem nu in staat gesteld om met bravoure zijn nieuwe rol als krijgsheer aan te nemen, als degene die mannen tussen 18 en 60 verbiedt om hun families te vergezellen die naar het buitenland willen vluchten, als degene die Oekraïners oproept om zich te laten doden voor ‘het Vaderland’, d.w.z. voor de belangen van de Oekraïense bourgeoisie en de oligarchen. Want wat ook de kleur is van de partijen die regeren, wat ook de toon is van hun toespraken, alle nationale staten zijn bovenal verdedigers van de belangen van de uitbuitende klasse, van de nationale bourgeoisie, tegenover de uitgebuitenen en tegenover de concurrentie van andere nationale bourgeoisieën.
In alle oorlogspropaganda presenteert elke staat zich als ‘slachtoffer van agressie’ en die zich moet verdedigen tegen de ‘agressor’. Maar aangezien alle staten in werkelijkheid schurken zijn, is het zinloos te vragen welke schurk bij een afrekening het eerst heeft geschoten. Vandaag hebben Poetin en Rusland als eerste geschoten, maar in het verleden heeft de NAVO, onder voogdij van de VS, veel landen in haar rangen opgenomen die, vóór de ineenstorting van het Oostblok en de Sovjet-Unie, door Rusland werden gedomineerd. Door de oorlog te beginnen, wil de schurk Poetin iets van de vroegere macht van zijn land terugwinnen, met name door te voorkomen dat Oekraïne lid wordt van de NAVO.
In werkelijkheid is de permanente oorlog sinds het begin van de 20e eeuw, met al het verschrikkelijke leed dat daaruit voortvloeit, onlosmakelijk verbonden met het kapitalistische systeem, een systeem dat gebaseerd is op concurrentie tussen bedrijven en tussen staten, waar de handelsoorlog tot de gewapende oorlog leidt, waar de verergering van de economische tegenstellingen, van de crisis, steeds meer oorlogsconflicten doet oplaaien. Een systeem dat gebaseerd is op winst en de wrede uitbuiting van de producenten, waarbij de laatsten gedwongen worden bloedgeld te betalen nadat zij eerst hebben betaald met de prijs van hun zweet.
Sinds 2015 zijn de wereldwijde militaire uitgaven sterk gestegen. Deze oorlog heeft dit proces alleen maar versneld. Als symbool van deze dodelijke spiraal is Duitsland begonnen met de levering van wapens aan Oekraïne, een historische primeur sinds de Tweede Wereldoorlog. Voor de eerste keer financiert ook de Europese Unie de aankoop en levering van wapens aan Oekraïne; en de Russische president Vladimir Poetin heeft gedreigd kernwapens te gebruiken om zijn vastberadenheid en vernietigende capaciteiten te tonen.
Niemand kan precies voorspellen hoe de huidige oorlog zal aflopen, ook al heeft Rusland een veel sterker leger dan Oekraïne. Vandaag zijn er over de hele wereld, en ook in Rusland zelf, talrijke demonstraties tegen de Russische interventie. Maar deze demonstraties zullen geen einde maken aan de vijandelijkheden. De geschiedenis heeft aangetoond dat de enige kracht die een einde kan maken aan de kapitalistische oorlog de uitgebuite klasse is, het proletariaat, de directe vijand van de bourgeoisie. Dit was het geval toen de arbeiders van Rusland in oktober 1917 de burgerlijke staat omver wierpen en de arbeiders en soldaten van Duitsland in november 1918 in opstand kwamen en hun regering dwongen de wapenstilstand te ondertekenen. Als Poetin honderdduizenden soldaten naar Oekraïne kon sturen om zich te laten doden, als veel Oekraïners vandaag bereid zijn hun leven te geven voor de ‘verdediging van het vaderland’, dan komt dat grotendeels omdat de arbeidersklasse in dit deel van de wereld bijzonder zwak is. De ineenstorting in 1989 van de regimes die beweerden een ‘socialistische’ of een ‘arbeidersstaat’ te vertegenwoordigen, had de arbeidersklasse in de wereld een zeer harde klap toegebracht. Deze klap trof de arbeiders die vanaf 1968 en gedurende de jaren 1970 hard hadden gestreden in landen als Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk, maar nog meer de arbeiders in de zogenaamde ‘socialistische’ landen, zoals die in Polen, die in augustus 1980 massaal en met grote vastberadenheid streden en de regering dwongen af te zien van repressie en hun eisen in te willigen.
Door ‘voor de vrede’ te demonstreren, en ervoor te kiezen het ene land tegen het andere te steunen, kunnen wij geen werkelijke solidariteit betuigen met de slachtoffers van de oorlog, de burgerbevolking en de soldaten van beide partijen, proletariërs in uniform die tot kanonnenvoer zijn veranderd. De enige solidariteit bestaat in het aan de kaak stellen van ALLE kapitalistische staten, ALLE partijen die oproepen om zich achter deze of gene nationale vlag te scharen, ALLE partijen die ons lokken met de illusie van vrede en ‘goede betrekkingen’ tussen de volkeren. De enige solidariteit die werkelijk effect kan hebben is de ontwikkeling van massale en bewuste strijd van de arbeidersklasse over de hele wereld. En vooral in het besef dat zij een voorbereiding is op de omverwerping van het systeem dat verantwoordelijk is voor de oorlogen en alle barbaarsheid die de mensheid steeds meer bedreigt, het kapitalistische systeem.
Internationale Kommunistische Stroming, 27 februari 2022
We verspreiden dit pamflet in alle landen waar onze militanten aanwezig zijn. Degenen die het eens zijn met de inhoud van dit pamflet kunnen het downloaden van de bijgevoegde pdf en het zo goed mogelijk verspreiden. |
In alle oorlogen zijn de klassieke en onvermijdelijke wapens van de staten die van de massapropaganda, de manipulatie en de desinformatie. Sinds de Eerste Wereldoorlog zijn de democratische grootmachten een waar broeinest van mind control, een laboratorium voor het opleggen van de ‘heilige unie’, voor het verkrijgen van de steun van de bevolking, met name het proletariaat, voor de oorlog en een ‘instemming’ met de opofferingen. Het manipuleren van de publieke opinie blijft het hoofddoel van de heersende klasse om haar misdaden te verbergen en nieuwe misdaden voor te bereiden.
De imperialistische oorlog in Oekraïne vormt geen uitzondering op deze verachtelijke pogingen tot manipulatie en propaganda. Het zijn de democratische machten, vooral in West-Europa, die de meest subtiele en ingewikkelde propaganda moeten voeren in een poging hun bloedige ondernemingen te legitimeren tegenover een proletariaat dat de grootste strijdervaring heeft en over een van de hoogste onderwijsniveaus ter wereld beschikt[1].
Manipulatie en propaganda rond het conflict in Oekraïne
Aan de vooravond van het conflict in Oekraïne verdedigden staatshoofden en regeringsleiders zich, zoals altijd, met de hand op het hart, om er alles aan te zullen doen om ‘de vrede te bewaren’. Terwijl de Russische troepen zich aan de grens met Oekraïne verzamelden, beweerde Poetin geen oorlogszuchtige bedoelingen te hebben en sprak hij slechts van ‘militaire manoeuvres’. Vóór zijn ontmoeting met de Duitse bondskanselier Olaf Scholz had hij ook toegezegd om zijn troepen gedeeltelijk terug te trekken, waarop Scholz op zijn beurt zei ‘verheugd’ te zijn over het nieuws. Zelfs na het begin van de invasie heeft Poetin nooit gesproken van een ‘oorlog’, een woord dat volstrekt verboden is, maar van een ‘speciale operatie’.
Wat Joe Biden betreft, hij kondigde de plannen van Poetin van tevoren aan door te preciseren dat de Verenigde Staten niet zouden ingrijpen in geval van een conflict. Daarmee gaf hij het groene licht aan de heerser in het Kremlin om zijn troepen en zijn land in de val te laten lopen. En Biden verscheen aan de wereld als een man van vrede die, in zijn woorden, “de diplomatie alle kansen wilde geven”.
Zelenski was ook een voorvechter van de vrede, een ‘vredelievend slachtoffer’, moedig, vastberaden en ‘vol heldenmoed’. In een rede tot de Franse Assemblée Nationale op 23 maart sprak hij een groep afgevaardigden toe die zich bij voorbaat al hadden laten overhalen en verleiden: “[...] Hoe kunnen we deze oorlog stoppen? Hoe kunnen we vrede brengen in Oekraïne? [...] We moeten samen optreden, samen druk uitoefenen op Rusland om vrede te bereiken.”
Achter de toespraken over vrede, achter de beeld van een klein land dat slachtoffer was van indringers, ging het sentiment en de wil schuil om de onuitsprekelijke Poetin te bestrijden. De valstrik van een ‘defensieve oorlog’ was gezet vanaf het begin. Zelenski kon dan met geweld kanonnenvoer, mannen van 18 tot 60 jaar, mobiliseren op Oekraïense bodemom ‘het vaderland te verdedigen’. Daarmee kon hij ook voortdurend bedelen om ‘wapens voor Oekraïne’ bij ‘ondersteunende’ westerse regeringen, waarbij hij op onbeschaamde wijze het leed van vluchtelingen uitbuitte voor zuiver politieke en oorlogszuchtige doeleinden.
In 1914 had het Entente-blok reeds soortgelijk ideologische trucs uitgehaald tegen de mogendheden van de Triple Alliantie. Duitsland werd toen als de enige ‘verantwoordelijk’ gehouden voor de oorlog vanwege de Duitse invasie van het kleine België, een land dat voortaan aan de ‘moffen’ was uitgeleverd, aan een ‘horde barbaren’. De Franse president Poincaré, die de oorlog achter de schermen met Rusland en zijn Britse bondgenoot koortsachtig had voorbereid, was tegelijkertijd een ‘voorvechter van de vrede’, zoals blijkt uit zijn toespraak van 14 juli 1915, toen hij te midden van de oorlog zei: “Gedurende vele jaren had onze hardwerkende democratie het werk van de vrede genoten. We zouden ieder die het zou hebben aangedurfd oorlogszuchtige projecten te voeden als een misdadiger of als een dwaas hebben beschouwd”. Het toppunt van cynisme en hypocrisie! Enkele dagen later, op 19 juli, zei de Duitse Bondskanselier in een toespraak in de Rijksdag vrijwel hetzelfde: “Wij hebben geen oorlog gewild, [...] het was de vrede die ons voorspoed bracht”. Hij had de pech dat hij als eerste aanviel!
De inval in Polen in september 1939 leek een slechte kopie, een ‘remake’: opnieuw de aanval van een ‘wolf’ tegen een ‘onschuldig lam’ en niet het resultaat van een logica die eigen is aan het kapitalisme en het imperialisme. De ‘wil tot vrede’ en de slachtofferstatus zijn klassiekers!
Zelfs Hitler verklaarde zich voorstander van vrede! In 1938 verklaarde hij in Berlijn, met betrekking tot de Frans-Duitse betrekkingen, aan de Franse ambassadeur dat hij wenste dat deze “vreedzaam en goed” zouden zijn. En de diplomaat Von Ribenttrop herhaalde vaak dat “de Führer geen oorlog wil”[2]. Het was eveneens in naam van de ‘vrede’ en het ‘antifascisme’ dat het proletariaat in de oorlog werd gezogen.
Aangezien niemand ‘oorlog wil’, ook al is het de levenswijze van het kapitalisme in verval, is het voor elke strijdende partijen noodzakelijkerwijs de schuld van de tegenstander. Voor Poetin ligt de schuld dus bij het Oekraïense regime, dat bestaat uit ‘nazi's’, ‘vervolgers van Russisch sprekende minderheden’ die strijden ‘tegen de vrijheid en de democratie’. Natuurlijk hekelt Poetin ook een andere ‘verantwoordelijke’ partij, de NAVO-strijdkrachten die hem al tientallen jaren omringen en die ‘Rusland willen verzwakken’.
De propaganda van Zelenski en de westerlingen die hem militair steunen, maakt de zaken des te verderfelijker en gevaarlijker voor de volkeren en het proletariaat in het Westen, omdat het ‘kleine vreedzame Oekraïne’ goed en wel lijkt te zijn ‘gewurgd door de Russische boeman’. Van alle imperialistische gangsters die bij dit conflict betrokken zijn, is Poetin inderdaad degene die als eerste naar de wapens heeft gegrepen. Zodra de oorlog begon, veranderde hij van een persona non grata in een ‘bloeddorstige gek’. Demoniseren is ook een echte klassieker in propaganda; hier vergemakkelijkt door Poetin’s persoonlijkheid en zijn stalinistische achtergrond[3].
In de Eerste Wereldoorlog werden het Duitse leger en zijn soldaten ook afgeschilderd als monsters, beschuldigd van “verkrachting, marteling en het koelbloedig doorsnijden van de kelen van kinderen”[4]. De huidige oorlog en de beelden ervan, de exploitatie van lijken die op de grond liggen, de beelden van verwoeste steden, de vermenigvuldiging van internationale onderzoeken naar ‘oorlogsmisdaden’[5], begaan door het Russische leger. Ook het bijna totale stilzwijgen aan Westerse zijde over de afpersingen door het Oekraïense leger, de opeenstapeling van geconstrueerde montages aan Russische zijde, dit alles vergezeld van een cyberpropaganda om de geesten te bedwelmen, getuigen van een intense en dagelijkse informatieoorlog.
Daarom, ook al wordt deze oorlog door de westerse bevolkingen als zorgwekkend beschouwd, steunen deze laatsten uiteindelijk heimelijk het zenden van ‘wapens voor Oekraïne’ om ‘de indringer een lesje te leren’. Met andere woorden: de oorlog en de slachtingen aanwakkeren in naam van een ‘legitiem’ en ‘defensief’ antwoord!
Alle staten zijn imperialistisch
In deze oorlog die Europa wreed treft, waar verschroeide aarde en totale irrationaliteit de totale absurditeit van een tragisch en barbaars avontuur aan het licht brengen, spelen de democratische grootmachten van het Westen nu de mooie rol van aanklager. Zij lijken ‘vreedzaam’ te zijn, geconfronteerd met een soort voldongen feit dat de situatie niet afhangt van hun eigen wil, maar van die van één man, de kille en cynische suïcidale dictator Poetin.
In werkelijkheid, zoals Rosa Luxemburg reeds opmerkte, zijn alle staten, groot of klein, echte rovers die alleen hun smerige imperialistische belangen verdedigen, zoals ook ons internationaal pamflet ons in herinnering brengt: “Sinds het begin van de 20e eeuw is de permanente oorlog, met al het verschrikkelijke leed dat hij veroorzaakt, onlosmakelijk verbonden met het kapitalistische systeem, een systeem dat gebaseerd is op concurrentie tussen bedrijven en tussen staten, waar handelsoorlog tot wapenoorlog leidt, waar de verergering van de economische tegenstellingen, van de crisis, steeds meer oorlogsconflicten doet oplaaien. Een systeem dat gebaseerd is op winst en de wrede uitbuiting van de producenten, waarbij deze laatsten gedwongen worden bloedgeld te betalen nadat zij eerst met de prijs van hun zweet hebben betaald”[6].
De verantwoordelijkheid van Poetin’s rivalen is weliswaar moeilijker waar te nemen achter de rookgordijnen van de westerse propaganda, maar daarom nog niet minder aanwezig. Het optreden van deze imperialistische mogendheden binnen de NAVO, die Oekraïne in grote hoeveelheden wapens leveren en een oorlog aanwakkeren die zich aan het verscherpen is, toont ruimschoots hun verantwoordelijkheid aan in de irrationele logica van het militarisme, en de massale planning van vernietiging door wapens. Op de eerste rij van deze gangsters, actoren in de versnelling van wanorde en chaos, is de imperialistische staat van Biden niet de minste. Door Rusland en de West-Europese bondgenoten met zijn verklaringen in de val te lokken en Poetin impliciet groen licht te geven, gaf hij uiting aan het machiavellisme van zijn strategie.
De handeling van het uitlokken van vijandelijkheden is een klassieker. Dit bleek reeds uit het commentaar van Alfred Rosmer op de Eerste Wereldoorlog, toen hij een voormalig senator, Jacques Bardoux, citeerde over de provocaties die Duitsland in de eerste oorlog tot de aanval brachten: “Wanneer is een oorlog offensief of defensief? Scheldwoorden zijn voor duizend interpretaties vatbaar. Zij zijn de uitdrukking van verschuivende en veranderende meningen. Als een diplomaat slim is, is de oorlog die hij uitlokt nooit offensief. Hij lijkt zich te verdedigen als hij aanvalt”[7].
De regering Biden heeft de ‘schijn opgebouwd zich te verdedigen wanneer zij in wezen aanvalt’, samen met haar ad hoc en gedwongen West-Europese bondgenoten. Enerzijds vallen zij aan door het cordon sanitaire dat de NAVO sinds de ineenstorting van de USSR rond Rusland heeft gelegd, en anderzijds door het verlangen om nieuwe landen als Finland en Zweden in het bondgenootschap op te nemen. In die schijn schuilt de kracht van de NAVO. Maar tegelijkertijd is deze criminele onderneming een uiting van een meer fundamentele historische zwakte: de dynamiek van het militarisme brengt chaos, irrationaliteit en vernietiging met zich mee.
In werkelijkheid zijn alle leiders van de imperialistische mogendheden die hun afschuw uitspreken over het machtsmisbruik van Poetin, degenen die zelf bloed aan hun handen hebben. Zij zijn het die de dodelijke dynamiek van de wereldorde alleen maar versnellen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, waren diezelfde geallieerde mogendheden geenszins de ‘ridders van de vrijheid’ die zij beweerden te zijn, maar barbaarse actoren van het imperialisme. Ze verdedigden hun eigen smerige belangen: “het Westen greep niet in om het nazisme te vernietigen of om de dreiging van een totalitair regime af te wenden. Het Europese evenwicht staat op het spel”[8]. In werkelijkheid was dit ‘Europese evenwicht’ niet meer dan een kwestie van machtsevenwicht tussen imperialistische gangsters.
Vandaag wordt Europa bedreigd door een nog grotere chaos in dit enorme gewoel. Wat ze ook zeggen, het zijn de grote wereldmachten die aan het roer staan. Dezelfden die in het verleden de ergste wreedheden begingen, altijd in naam van het ‘goede’. Denk aan de ‘strategische bombardementen’ van 1943, toen de geallieerden brandbommen lieten vallen op de volkswijken van Dresden en Hamburg, waarbij ten minste 250.000 mensen omkwamen. Laten we niet vergeten dat de Amerikaanse strijdkrachten in 2004 in Irak hele steden, zoals Fallujha, met de grond gelijk hebben gemaakt. De atoomdreiging en de angstaanjagende hetze over kernwapens mogen ons vandaag niet doen vergeten dat degenen die ze voor het eerst in Japan gebruikten, dezelfde waarden van ‘vrede’, ‘vrijheid’ en ‘democratie’ bepleitten. Hoewel zij op geen enkele manier militair in het nauw gedreven werden, hadden diezelfde schurken in de jaren 1950 serieus overwogen om Korea met kernwapens te bestoken!
We mogen geen illusies hebben: het kapitalisme in ontbinding kan alleen maar oorlog en chaos brengen, vernietiging, crisis, epidemieën en allerhande plagen. Het proletariaat mag de hersenspoeling die het tijdens alle oorlogen in het verleden heeft ondergaan, niet vergeten. Vandaag moet zij zich absoluut verzetten tegen de propaganda van alle oorlogvoerende partijen en van de oorlogszuchtigen die hen vergezellen. Degenen die zich laten misleiden kunnen denken dat de wapenleveranties aan Oekraïne een ‘oplossing’ zijn, ook al is die onbevredigend, omdat het proletariaat ook niet in staat is de oorlog onmiddellijk te stoppen. Maar in plaats van het lijden te sparen, kan deze optie de slachting alleen maar aanwakkeren door de destructieve krachten te versterken waarvoor beide partijen als kapitalistische spelers verantwoordelijk zijn. Alleen het klassenbewustzijn en de lessen uit het verleden stellen revolutionairen in staat de leugens van de bourgeoisie aan de kaak te stellen, zodat het proletariaat niet verstrikt raakt in de logica van de oorlog en zijn klassenstrijd kan ontwikkelen.
WH / 2022.06.11
[1] In tegenstelling tot het proletariaat in Oekraïne, dat verslagen en ingelijfd is, en het proletariaat in Rusland, dat uiterst kwetsbaar en voor overreding vatbaar is, is het proletariaat in West-Europa, hoewel het vooralsnog niet in staat is een einde te maken aan het conflict, niet bereid het offer van duizenden slachtoffers per dag te aanvaarden.
[2] Anne Morelli, Basisbeginselen van oorlogspropaganda (2001).
[3] Dit was het geval, om enkele voorbeelden te noemen, met Saddam Hoessein, die van de ene dag op de andere werd omgevormd tot de ‘Slager van Bagdad’, met Milosevic in Servië tijdens de oorlog in ex-Joegoslavië, en nu met Poetin.
[4] Birth of Totalitarian Democracy’, International Review nr. 155 (zomer 2015).
[5] Een juridisch concept dat de gewone oorlogsbarbarij legitimeert door ons te doen vergeten dat oorlog zelf een echte misdaad van het kapitalisme is.
[6] Zie onze internationaal pamflet “Imperialistische oorlog in Oekraïne: Kapitalisme is oorlog, oorlog aan het kapitalisme [300]”.
[7] Alfred Rosmer, "Le mouvement ouvrier pendant la Première Guerre mondiale [542]" (1936-1959). Er moet ook op gewezen worden dat het ‘defensieve’ argument in 1914 door alle sociale verraders (sociaaldemocratie) werd gebruikt om het proletariaat te ontwapenen en makkelijker bij de oorlog te betrekken.
[8] Philippe Masson, Een totale oorlog (1990).
De IKS heeft de stellingen over "De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213]" (Internationale Revue nr. 13) in mei 1990 aangenomen, een paar maanden na de ineenstorting van het Oostblok die aan de ineenstorting van de Sovjet-Unie voorafging. De val die de Verenigde Staten voor Saddam Hoessein hadden opgezet en die hem ertoe bracht begin augustus 1990 Koeweit binnen te vallen, en de daaropvolgende concentratie van de Amerikaanse strijdkrachten in Saoedi-Arabië, waren een eerste consequentie van de verdwijning van het Oostblok, van de poging van de Amerikaanse macht om de gelederen te sluiten van het Atlantisch bondgenootschap dat door de verdwijning van zijn Oost-Europese tegenstander dreigde uiteen te vallen. In het kielzog van deze gebeurtenissen, die het militaire offensief van de grote Westerse landen tegen Irak onder leiding van de Verenigde Staten voorbereidde, bediscussieerde en aanvaardde de IKS in oktober 1990 een oriëntatietekst over “Militarisme en ontbinding [298]” (“Militarism and decomposition”, International Review nr. 64), die een aanvulling vormde op de stellingen over de ontbinding
Tijdens het 22e Internationale Congres in 2017 heeft de IKS een actualisering van de stellingen over ontbinding aangenomen (“Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017) [438]”), waarin de 27 jaar eerder aangenomen tekst in grote lijnen werd bevestigd. De oorlog in Oekraïne brengt ons er thans toe een aanvullend document op te stellen over het vraagstuk van het militarisme, in lijn met dat van oktober 1990, en die het actualiseert. Een dergelijke stap is des te noodzakelijker omdat de fout die wij gemaakt hebben door het uitbreken van deze oorlog niet te voorzien, is te wijten aan het vergeten van onze kant van het analysekader dat de IKS zichzelf verscheidene decennia geleden had gegeven over het vraagstuk van de oorlog in de periode van het verval van het kapitalisme.
1) De tekst “Militarisme en ontbinding” uit 1990 herinnert ons in punt 1 aan het levende karakter van de marxistische methode en aan de noodzaak om de analyses, die wij in het verleden hebben kunnen maken, voortdurend te confronteren met de nieuwe realiteiten die zich aan ons voordoen, hetzij om ze te bekritiseren, hetzij om ze te bevestigen, hetzij om ze bij te stellen en te verhelderen. Het is niet nodig hierop in de huidige tekst terug te komen. Aan de andere kant, tegenover de onjuiste interpretaties van de huidige oorlog in Oekraïne die ons door sommige burgerlijke ‘deskundigen’ maar ook door de meerderheid van de groepen van het proletarisch politiek milieu (PPM) worden gegeven, is het nuttig om terug te keren naar de grondslagen van de marxistische methode betreffende het oorlogsvraagstuk, en meer in het algemeen naar het historisch materialisme.
Aan de basis hiervan ligt het idee dat: “In de maatschappelijke productie van hun leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen; deze productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke vormen van bewustzijn beantwoorden”. (Marx, “Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie [543]”). Deze voorrang van de economische materiële basis boven andere aspecten van het maatschappelijk leven is vaak op een mechanische en reductionistische manier geïnterpreteerd. Dit is iets wat Engels opmerkt en bekritiseert in een brief aan Joseph Bloch van september 1890 (en in vele andere teksten):
“(...) Volgens de materialistische geschiedenisopvatting zijn de productie en reproductie van het werkelijke leven in de geschiedenis het moment dat in laatste instantie bepalend is. Meer hebben Marx noch ik ooit beweerd. Wanneer iemand dat nu zo verdraait dat het economisch moment het enig bepalende is, dan verandert hij deze stelling in een nietszeggende, abstracte, absurde frase. De economische toestand is de basis. Maar de verschillende momenten van de bovenbouw - politieke vormen van de klassenstrijd en zijn resultaten - staatsinrichtingen die na hun overwinning door de overwinnende klasse zijn vastgesteld enz. - rechtsvormen, en met name de reflexen van al deze werkelijke strijdconflicten in het brein der betrokkenen (politieke, juridische, filosofische theorieën, godsdienstige opvattingen en een ontwikkeling tot een stelsel van dogmata) oefenen eveneens hun inwerking uit op het verloop van de historische strijd en bepalen in vele gevallen overwegend de vorm waarin zij gevoerd wordt. Het is een wisselwerking van al deze momenten waarin de economische beweging zich uiteindelijk noodzakelijk verwezenlijkt door al die oneindige hoeveelheid toevalligheden heen (…)”
Het is duidelijk dat men de ‘deskundigen’ van de bourgeoisie niet kan vragen zich te baseren op de marxistische methode. Anderzijds is het droevig vast te stellen dat vele organisaties die uitdrukkelijk beweren marxistisch te zijn en die deze methode daadwerkelijk verdedigen met betrekking tot de grondbeginselen van de arbeidersbeweging, zoals het proletarisch internationalisme, niet de visie van Engels over de oorzaken van oorlogen volgen, maar veeleer de visie die hij bekritiseerde. Zo lezen we met betrekking tot de Golfoorlog van 1990-91 het volgende: “De Verenigde Staten hebben ongegeneerd het ‘Amerikaanse nationale belang’ gedefinieerd dat hen tot handelen aanzette: het garanderen tegen een redelijke prijs van een stabiele aanvoer van in de Golf geproduceerde olie: hetzelfde belang dat hen ertoe aanzette Irak tegen Iran te steunen, zet hen nu aan Saoedi-Arabië en de petromonarchieën tegen Irak te steunen.” (Pamflet van IKP - Le Prolétaire) Of nog: “In feite is de Golfcrisis een crisis om de olie en om wie die controleert. Zonder goedkope olie zullen de winsten dalen. De winsten van het Westerse kapitalisme worden bedreigd en om deze reden en geen andere bereiden de VS een bloedbad voor in het Midden-Oosten...” (Pamflet van de CWO, afdeling van de Internationalistische Communistische Tendens in het Verenigd Koninkrijk).
Een analyse aangevuld door de afdeling van de ICT in Italië, Battaglia Comunista: “Olie, direct of indirect aanwezig in bijna alle productiecycli, heeft een doorslaggevend gewicht in het proces van vorming van de monopolierente en, bijgevolg, is de controle van de prijs ervan van vitaal belang (...) Met een economie die duidelijk tekenen van recessie vertoont, een overheidsschuld van duizelingwekkende proporties, een productieapparaat met een sterk productiviteitstekort in vergelijking met zijn Europese en Japanse concurrenten, kunnen de Verenigde Staten het zich op dit ogenblik absoluut niet veroorloven de controle te verliezen over een van de fundamentele variabelen van de gehele wereldeconomie : de prijs van de olie.” Wat er meer dan 30 jaar in het Midden-Oosten is gebeurd, logenstraft deze analyse. Door de verschillende avonturen van de VS in deze regio (zoals de oorlog die in 2003 werd begonnen door de regering Bush jr.) heeft de Amerikaanse bourgeoisie een economische prijs betaald die onvergelijkbaar veel hoger is dan al het voordeel dat zij behaald heeft door haar controle over de prijs van de olie (als zij die controle door deze oorlogen überhaupt al heeft kunnen uitoefenen).
Vandaag kan de oorlog in Oekraïne geen directe economische doelstellingen hebben. Noch voor Rusland, dat op 24 februari 2022 de vijandelijkheden begon, noch voor de Verenigde Staten, die al meer dan twee decennia profiteren van de verzwakking van Rusland door, na de ineenstorting van zijn imperium in 1989, de uitbreiding van de NAVO naar zijn grenzen door te drukken. Als Rusland erin slaagt nieuwe delen van Oekraïne in handen te krijgen, zal het enorme uitgaven moeten doen voor de wederopbouw van de gebieden die het heeft verwoest. Bovendien zullen de economische sancties die door de westerse landen zijn ingesteld, de reeds zwakke economie van het land op lange termijn nog verder verzwakken. Aan westerse zijde zullen diezelfde sancties ook aanzienlijke kosten met zich meebrengen, om nog maar te zwijgen van de militaire hulp aan Oekraïne, die nu al tientallen miljarden dollars bedraagt. In feite is de huidige oorlog de zoveelste illustratie van de analyse die de IKS maakt van het vraagstuk van de oorlog in de periode van het verval van het kapitalisme en vooral in de fase van ontbinding, die het hoogtepunt van dit verval vormt.
2) Sinds het begin van de 20e eeuw heeft de arbeidersbeweging gewezen op het imperialisme en de imperialistische oorlog als de belangrijkste manifestatie van de historische fase van de neergang van de kapitalistische productiewijze, van zijn verval. Deze verandering van historische periode bracht een fundamentele verandering met zich mee van de oorzaken van de oorlogen. De Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (GCF) heeft de kenmerken van deze wijziging op heldere wijze gepreciseerd:
“In de bloeiperiode van het kapitalisme droegen de oorlogen (of het nu nationale, koloniale of imperialistische veroveringen waren) bij tot de opwaartse beweging van een rijpend, zich versterkend en uitbreidend kapitalistisch economisch systeem. Kapitalistische productie gebruikte de oorlog als een verderzetting met andere middelen van zijn politieke economie. Iedere oorlog werd gerechtvaardigd en bracht zijn geld op, doordat er een nieuw gebied vrijkwam voor grotere expansie, en het verzekerde zo een verdere ontwikkeling van de kapitalistische productie.
In de vervalperiode van het kapitalisme, zijn zowel de oorlog als de vrede uitdrukkingen van dit verval, en versnellen ze het verval zelfs in grote mate.
Het zou fout zijn oorlog, per definitie, als negatief te beschouwen, als een vernietiger en een rem voor de ontwikkeling van de maatschappij, als tegengesteld aan de . . vrede, dat zou naar voor komen als het normale en positieve verloop van de voortdurende ontwikkeling van de productie en de maatschappij . Dit zou betekenen dat men een moreel concept zou introduceren in een objectief economisch bepaalde ontwikkeling.
Oorlog was het onmisbare middel dat het kapitalisme toegang verschafte tot gebieden die buiten zijn eigen invloedssfeer lagen en bijdroeg tot zijn ontwikkeling, in een periode waarin zulke gebieden nog bestonden en alleen opengesteld konden worden door geweld. Op diezelfde wijze brengt, de kapitalistische wereld, die historisch gezien alle ontwikkelingsmogelijkheden heeft uitgeput, zijn verval tot uitdrukking in de moderne imperialistische oorlogen, die enkel de productiekrachten verder naar de afgrond kan drijven en in een steeds sneller ritme de puinhopen opstapelt zonder enige mogelijkheid tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten te bieden.
Onder het kapitalisme bestaat er geen fundamentele tegenstelling tussen oorlog en vrede, maar er is een verschil tussen de bloei- en de vervalperiode van de kapitalistische maatschappij. Bijgevolg is er ook een verschil in de functie van de (in verhouding tot de vrede) in de respectievelijke periodes. Terwijl in de eerste periode de oorlog diende om de uitbreiding van de markt te verzekeren en langs die weg ook de productie van verbruiksgoederen, wordt de productie voornamelijk gericht in de tweede periode op de productie van vernietigingsmiddelen voor oorlogsdoeleinden. Het verval van de kapitalistische maatschappij wordt overduidelijk uitgedrukt door het feit dat in tegenstelling tot de bloeiperiode, waar oorlogen bijdroegen tot de economische ontwikkeling, in de vervalperiode de economische activiteit beperkt wordt voornamelijk in functie van de oorlog.
Dat betekent niet dat de oorlog het doel is geworden van de kapitalistische ontwikkeling, want dat doel is en blijft de meerwaardeproductie, maar wel dat de oorlog, die een permanent karakter aanneemt, de levenswijze geworden is van het kapitalisme in verval.”
(Rapport van de Conferentie van Gauche Communiste de France in juli 1945, aangehaald in “Historisch perspectief revolutie of oorlog!”, Internationale Revue nr. 9)
Deze analyse, die in 1945 werd geformuleerd, is al die tijd fundamenteel geldig gebleven, zelfs bij het uitblijven van een nieuwe wereldoorlog. Sindsdien heeft de wereld meer dan honderd oorlogen gekend die ten minste evenveel doden hebben veroorzaakt als de Tweede Wereldoorlog. Een situatie die voortduurde, en zelfs nog verergerde, na de ineenstorting van het Oostblok en het einde van de ‘Koude Oorlog’, die de eerste belangrijke manifestatie was van de fase van de ontbinding het kapitalisme. Onze tekst van 1990 (“Militarisme en ontbinding [298]”) kondigde dit reeds aan: “De algemene ontbinding van de maatschappij is het hoogste, het laatste, stadium van de vervalperiode van het kapitalisme. In die zin stelt dit stadium niet de kenmerken van het verval in vraag: de historische crisis van de kapitalistische economie, het staatskapitalisme, en ook niet de fundamentele verschijnselen van militarisme en imperialisme.
Meer nog, in de mate waarin de ontbinding zich openbaart als de opeenhoping van tegenstellingen waarin het kapitalisme zich sinds het begin van zijn verval ontwikkelt, worden de kenmerken die eigen zijn aan deze periode, nog verder versterkt: de ontbinding kan slechts erger worden. (…) Net zoals het einde van het Stalinisme niet het einde is van de historische tendens naar staatskapitalisme, waar het immers slechts een uitdrukking van was, net zo min impliceert het verdwijnen van de imperialistische blokken, het verlies van de greep van het imperialisme op het leven van de maatschappij. Het fundamentele verschil tussen beide ligt hierin, dat het einde van het Stalinisme het einde van een bijzonder afwijkende vorm van staatskapitalisme betekent, het einde van de blokken daarentegen, opent slechts de deur naar een nog meer barbaarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme.” De Golfoorlog in 1990-91, de oorlogen in het voormalige Joegoslavië die de hele jaren 1990 omvatte, de oorlog in Irak van 2003, die 11 jaar duurde, de oorlog in Afghanistan, die zo’n 20 jaar duurde, en vele andere kleinere oorlogen, vooral in Afrika, hebben deze voorspelling bevestigd.
Vandaag illustreert de oorlog in Oekraïne, in het hart van Europa, deze realiteit opnieuw en op een veel grotere schaal. Het is een veelzeggende bevestiging van de stelling van de IKS over de volledige irrationaliteit van oorlog in het verval van het kapitalisme vanuit het oogpunt van de wereldwijde belangen van dit systeem (zie de tekst “The significance and impact of the war in Ukraine [544]”, International Review nr. 168, aangenomen in mei 2022).
3) Zelfs indien het onderscheid tussen de oorlogen van de 19e eeuw en die van de 20e eeuw, zoals gemaakt in de tekst van de GCF van 1945, volkomen juist is, zelfs indien het idee dat “het verval van de kapitalistische maatschappij overduidelijk wordt uitgedrukt door het feit dat, in tegenstelling tot de bloeiperiode, waar oorlogen bijdroegen tot de economische ontwikkeling, in de vervalperiode de economische activiteit beperkt wordt voornamelijk in functie van de oorlog” globaal gezien juist is, kan men aan elk van de oorlogen van de 19e eeuw geen rechtstreeks economische oorzaak toekennen. Zo hadden de Napoleontische oorlogen catastrofale gevolgen voor de Franse bourgeoisie, waardoor deze in verhouding tot de Engelse bourgeoisie uiteindelijk aanzienlijk verzwakt werd, hetgeen de weg van de laatstgenoemde naar zijn overheersing in het midden van de 19e eeuw vergemakkelijkte. Hetzelfde geldt voor de oorlog van 1870 tussen Pruisen en Frankrijk. In het laatste geval gebruikt Marx (in het “Eerste adres van de Generale Raad over de Frans-Duitse oorlog”) de term ‘dynastieke oorlog’ die door de Franse en Duitse arbeiders werd gebruikt om deze oorlog te beschrijven. Aan de Duitse kant wilde de koning van Pruisen een keizerrijk opbouwen door de vele kleine Germaanse staten, die er tot dan toe slechts in geslaagd waren een douane-unie (Zollverein) te vormen, rond zijn kroon te verenigen.
De annexatie van Elzas-Lotharingen was het geschenk van deze verbintenis. Voor Napoleon III ging de oorlog in wezen om de versterking van een politieke structuur, het Tweede Keizerrijk, die werd bedreigd door de industriële ontwikkeling in Frankrijk. Aan Pruisische zijde heeft de oorlog, buiten de ambities van de monarchie, een politieke eenheid van Duitsland tot stand gebracht die de basis heeft gelegd voor de volledige industriële ontwikkeling van dat land, terwijl hij aan Franse zijde volkomen reactionair was. In feite illustreert het voorbeeld van deze oorlog perfect Engels’ presentatie van het historisch materialisme. Het laat zien dat de bovenbouwstructuur van de maatschappij, met name de politieke en ideologische (de regeringsvorm en de vorming van het nationale gevoel), een zeer belangrijke rol spelen in het verloop van de gebeurtenissen. Tegelijkertijd zien we dat de economische basis van de maatschappij zich in laatste instantie doorzet met de totstandkoming van de industriële ontwikkeling van Duitsland en daarmee van het kapitalisme in zijn geheel.
In feite vergeten de analyses, die in elke oorlog een economische oorzaak te zoeken, maar toch beweren ‘materialistisch’ te zijn, dat het marxistisch materialisme ook dialectisch is. En deze ‘vergeetachtigheid’ wordt een aanzienlijke hinderpaal voor het begrijpen van de imperialistische conflicten van ons tijdperk, dat juist gekenmerkt wordt door de aanzienlijke versterking van het militarisme in het leven van de maatschappij.
4) De tekst “Militarisme en ontbinding” uit 1990 wijdt een belangrijk deel aan de plaats die de Amerikaanse macht zou gaan innemen in de imperialistische conflicten van de periode die aanbreekt: “In de nieuwe historische periode die is aangebroken, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit zojuist bevestigd, presenteert de wereld zich als een reusachtige ‘rat race’, waar de neiging tot het ‘ieder voor zich’ ten volle zal spelen, waar allianties tussen staten in de verste verte niet het karakter van stabiliteit zullen hebben dat de blokken kenmerkte, maar zullen worden gedicteerd door de behoeften van het moment. Een wereld van moorddadige wanorde, van bloedige chaos, waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te handhaven door een steeds massaler en brutaler gebruik van zijn militaire macht.”
De Verenigde Staten zijn deze rol van ‘wereldpolitieagent’ in zekere zin blijven spelen na de ineenstorting van hun rivaal in de Koude Oorlog, zoals te zien was in Joegoslavië, met name aan het eind van de jaren 1990, en vooral in het Midden-Oosten vanaf het begin van de 21e eeuw (Afghanistan en Irak in het bijzonder). Zij hebben deze rol ook op zich genomen in Europa door nieuwe landen op te nemen in de militaire organisatie die zij controleren, de NAVO; landen die vroeger deel uitmaakten van het Warschaupact of zelfs van de USSR (Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, de Tsjechische Republiek, Roemenië, Slowakije). Reeds in 1990, toen er een einde kwam aan de verdeling van de wereld tussen het Oost- en het Westblok, werd de vraag gesteld of er een nieuwe verdeling van de wereld zou komen zoals die na de Tweede Wereldoorlog had plaatsgevonden:
“Tot nu toe is, in de periode van het verval, een dergelijke situatie van versnipperde imperialistische tegenstellingen, van het ontbreken van een verdeling van de wereld (of de beslissende zones daarvan) tussen twee blokken, nooit langer voorgekomen. Het verdwijnen van de twee imperialistische constellaties die uit de Tweede Wereldoorlog zijn voortgekomen, brengt de tendens met zich mee om opnieuw twee nieuwe blokken samen te stellen.” (“After the collapse of the Eastern Bloc, destabilization and chaos” [545], International Review nr. 61)
Tegelijkertijd werd in deze tekst gewezen op alle hinderpalen die een dergelijk proces in de weg staan, met name die wordt gevormd door de ontbinding van het kapitalisme : “de tendens naar een nieuwe verdeling van de wereld in twee militaire blokken wordt gedwarsboomd, en kan zelfs definitief in gevaar worden gebracht, door het steeds diepere en algemenere verschijnsel van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij, zoals wij reeds hebben onderstreept”. Deze analyse werd ontwikkeld in de oriëntatietekst “Militarisme en ontbinding” en drie decennia later is zij bevestigd door het ontbreken van een dergelijke verdeling van de wereld in twee militaire blokken. In de tekst “The significance and impact of the war in Ukraine [544]” wordt dit onderwerp verder uitgewerkt, waarbij uitgebreid wordt geput uit de tekst van 1990 om aan te tonen dat de wederopbouw van twee imperialistische blokken, die de planeet opdelen, nog steeds niet op de agenda staat. Het is misschien de moeite waard om in herinnering te brengen wat wij in 1990 schreven:
"... in de beginperiode van het verval, en tot aan de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog, kon er een zekere ‘pariteit’ bestaan tussen de verschillende partners in een imperialistische coalitie, hoewel de behoefte aan een leider altijd werd gevoeld. Zo was er in de Eerste Wereldoorlog geen fundamenteel verschil in operationele militaire macht tussen de drie ‘overwinnaars’: Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten. Deze situatie was reeds ingrijpend veranderd in de Tweede Wereldoorlog, toen de ‘overwinnaars’ onder de rechtstreekse afhankelijkheid van de Verenigde Staten werden geplaatst, die over een aanzienlijke overmacht beschikten ten opzichte van hun ‘bondgenoten’. Het zou nog duidelijker worden tijdens de gehele periode van de ‘Koude Oorlog’ (die zojuist is afgelopen), toen elk hoofd van het blok, de VS en de USSR, vooral door de controle over de meest vernietigende kernwapens, een absoluut overweldigende superioriteit hadden over de andere landen in hun blok. De reden voor een dergelijke tendens is dat, toen het kapitalisme in het verval wegzakte:
Voor deze laatste factor geldt hetzelfde als voor het staatskapitalisme: hoe meer de verschillende fracties van een nationale bourgeoisie de neiging hebben elkaar te verscheuren naarmate de crisis, die hun concurrentie aanwakkert, verergert, des te sterker moet de staat zijn om zijn gezag over hen te kunnen uitoefenen. Evenzo, hoe meer de historische crisis en haar openlijke vorm verwoestingen aanricht, des te sterker moet het hoofd van een blok zijn om de tendensen tot ontwrichting onder de verschillende nationale fracties die er deel van uitmaken te beheersen en te controleren. En het is duidelijk dat in de ultieme fase van het verval, die van de ontbinding, een dergelijk verschijnsel alleen maar op aanzienlijke schaal kan worden verergerd.
Om al deze redenen, en vooral om de laatste, is de vorming van een nieuw paar imperialistische blokken niet alleen voor vele jaren niet mogelijk, maar zal misschien ook nooit meer plaatsvinden: de revolutie of de vernietiging van de mensheid zal vóór die tijd plaatsvinden” (“Militarisme en ontbinding [298]”).
Deze analyse is momenteel nog steeds volledig geldig, maar wij moeten erop wijzen dat wij in de tekst van 1990 totaal geen rekening hebben gehouden met de mogelijkheid dat China op een dag de nieuwe leider van een blok zou kunnen worden, terwijl het nu duidelijk is dat het de belangrijkste rivaal van de Verenigde Staten aan het worden is. Achter dit verzuim ging een grote analytische fout schuil : wij hadden geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat China een leidende economische macht zou kunnen worden, hetgeen een voorwaarde is voor een land om de rol van leider van een imperialistisch blok te kunnen opeisen. Dit is wat de Chinese bourgeoisie heel goed heeft begrepen: zij zal alleen in staat zijn op militair vlak met de Amerikaanse bourgeoisie te concurreren als zij een economische en technologische macht verwerft die in staat is haar militaire macht te ondersteunen, anders zal zij hetzelfde lot ondergaan als de Sovjet-Unie aan het eind van de jaren 1980. Dit is een van de redenen waarom China, ook al breidt het zijn militaire ambities steeds verder uit (vooral richting van Taiwan), nog niet kan beweren, en zelfs nog een hele tijd niet, dat het in staat is een nieuw imperialistisch blok rond zich te verzamelen.
5) De oorlog in Oekraïne heeft de bezorgdheid over een derde wereldoorlog weer aangewakkerd, vooral door Poetin’s uitspraken over kernwapens. Het is belangrijk op te merken dat voor een wereldoorlog hetzelfde geldt als voor imperialistische blokken. In feite vormt een wereldoorlog de ultieme fase in de vorming van de blokken. Juist door het bestaan van volwaardige imperialistische blokken ontaardt een oorlog, die aanvankelijk slechts een beperkt aantal landen betreft, door de vorming van de bondgenootschappen in een veralgemeende vuurzee. Zo nam het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waarvan de diepe historische oorzaken werden gevormd door de verscherping van de imperialistische rivaliteit tussen de Europese mogendheden, de vorm aan van een keten van reacties waarin de verschillende geallieerden landen geleidelijk in het conflict met elkaar kwamen: Oostenrijk-Hongarije, gesteund door zijn bondgenoot Duitsland, wilde de moord op de troonopvolger in Sarajevo op 28 juni 1914 aangrijpen om het Koninkrijk Servië, dat ervan werd beschuldigd het nationalisme van de Servische minderheden in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk aan te wakkeren, onder druk te zetten. Servië kreeg onmiddellijk de steun van zijn Russische bondgenoot, die ook de ‘Triple Entente’ had gevormd met Groot-Brittannië en Frankrijk. Begin augustus 1914 trokken al deze landen tegen elkaar ten strijde, en andere staten zoals Japan, Italië in 1915 en de Verenigde Staten in 1917 volgden.
Hetzelfde gebeurde in september 1939 toen Duitsland Polen aanviel; het bestaan van een verdrag uit 1920 tussen Polen, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk bracht deze twee landen ertoe Duitsland de oorlog te verklaren, hoewel hun bourgeoisie een dergelijk conflict niet echt wilde, zoals een jaar eerder bleek uit hun ondertekening van het Verdrag van München. Het conflict tussen de drie belangrijkste Europese mogendheden breidde zich snel uit over de hele wereld. Thans bepaalt artikel 5 van het NAVO-handvest dat een aanval op een van de leden wordt beschouwd als een aanval op alle bondgenoten. Dit is de reden waarom landen die vóór 1989 deel uitmaakten van het Warschaupact (en zelfs van de Sovjet-Unie, zoals de Baltische staten) enthousiast lid werden van de NAVO: het vormde een garantie dat buurland Rusland niet zou proberen hen aan te vallen. Een houding die Finland en Zweden zojuist hebben aangenomen na decennia van ‘neutraliteit’. Dit is ook de reden waarom Poetin niet kon aanvaarden dat de Oekraïense staat zou toetreden tot de NAVO, zoals in zijn Grondwet was vastgelegd.
Het ontbreken van een verdeling van de wereld in twee blokken betekent dus dat een derde wereldoorlog momenteel niet aan de orde is en er misschien wel nooit meer zal komen. Het zou echter onverantwoordelijk zijn om de ernst van de wereldsituatie te onderschatten. Zoals we schreven in januari 1990:
“Daarom is het van fundamenteel belang te benadrukken dat, als de oplossing van het proletariaat - de kommunistische revolutie - de enige is die zich kan verzetten tegen de vernietiging van de mensheid (die het enige ‘antwoord’ vormt dat de bourgeoisie op haar crisis kan geven), deze vernietiging niet noodzakelijkerwijs het gevolg hoeft te zijn van een derde wereldoorlog. Zij zou ook het gevolg kunnen zijn van de voortzetting, tot in de uiterste consequenties (ecologische catastrofen, epidemieën, hongersnoden, ontketening van plaatselijke oorlogen, enz.) van de ontbinding.
Het historische alternatief ‘socialisme of barbarij’, zoals het door het marxisme werd benadrukt, was, nadat dit gedurende het grootste deel van de 20e eeuw was geconcretiseerd in de vorm van ‘socialisme of imperialistische wereldoorlog’, in de laatste decennia gepreciseerd in de angstaanjagende vorm van ‘socialisme of vernietiging van de mensheid’ als gevolg van de ontwikkeling van atoombewapening. Vandaag, na de ineenstorting van het Oostblok, is dit perspectief nog steeds geldig. Maar het moet worden benadrukt dat een dergelijke vernietiging kan voortkomen uit algemene imperialistische oorlogsvoering OF uit het ontbinding van de maatschappij” (“After the collapse of the Eastern Bloc, destabilization and chaos” [545], International Review nr. 61).
De drie decennia sinds de goedkeuring van dit document door de IKS hebben duidelijk gemaakt dat, zelfs afgezien van een derde wereldoorlog, “ecologische rampen, epidemieën, hongersnoden, ontketening van lokale oorlogen” de vier ruiters van de Apocalyps zijn die het voortbestaan van de mensheid bedreigen.
6) De oriëntatietekst “Militarisme en ontbinding” werd afgesloten met een gedeelte over “Het proletariaat tegenover de imperialistische oorlog”. Gezien het belang van deze vraag is het wellicht de moeite waard grote gedeelten hieruit te citeren in plaats van het te parafraseren:
“Meer dan ooit staat de oorlog dus centraal in het leven van het kapitalisme. Daarom is de kwestie van de oorlog meer dan ooit van fundamenteel belang voor de arbeidersklasse. Het is duidelijk dat deze kwestie niet nieuw is. Het was reeds een centraal punt voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (zoals de internationale congressen van Stuttgart 1907 en Bazel 1912 duidelijk maakten). Het werd natuurlijk nog doorslaggevender tijdens de eerste imperialistische slachtpartij (met de strijd van Lenin, Luxemburg en Liebknecht, en de revoluties in Duitsland en Rusland). Zijn belang bleef onveranderd in de periode tussen beide wereldoorlogen in, voornamelijk in de Spaanse Burgeroorlog, om nog te zwijgen van zijn belang gedurende de grootste Holocaust van deze eeuw, tussen 1939 en 1945. En het blijft tenslotte waar tijdens de uiteenlopende ‘nationale bevrijdings’-oorlogen na 194,5 die momenten waren in de confrontatie tussen beide imperialistische blokken. Sinds het begin van deze eeuw is oorlog het beslissende vraagstuk dat het proletariaat en haar revolutionaire minderheden moesten beantwoorden, veel meer nog dan bijvoorbeeld het vakbondsvraagstuk en het parlementarisme. Het had niet anders gekund, omdat oorlog de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval is; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en van de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.
In de huidige periode, waarin de barbaarsheid van de oorlog, meer nog dan in de afgelopen decennia, een dagelijks en alomtegenwoordig element van de wereldsituatie zal zijn (onafhankelijk van de profetieën van een Bush sr. en Mitterrand over een ‘nieuwe orde en vrede’), en steeds meer de ontwikkelde landen erbij zal betrekken (slechts beperkt door de arbeidersklasse van deze landen), is de kwestie van oorlog van nog groter belang voor de arbeidersklasse. De IKS heeft altijd benadrukt dat de ontwikkeling van een nieuwe revolutionaire golf zal voortkomen uit de verdieping van de crisis en niet uit oorlog. Deze analyse blijft nog steeds van kracht: de mobilisatie van de arbeidersklasse, het vertrekpunt voor strijd op grote schaal, zal uit economische aanvallen voortkomen. Op dezelfde wijze, op het niveau van bewustzijn, zal de verscherping van de crisis een fundamentele factor zijn, die het historische einde van de kapitalistische productiewijze toont. Doch op hetzelfde niveau van bewustzijn zal de kwestie van de oorlog wederom een rol van eerste orde spelen:
Het is waar dat oorlog, op een veel eenvoudiger wijze tegen de arbeidersklasse gebruikt kan worden dan de crisis en economische aanvallen:
De oorlog in Oekraïne roept bij de proletariërs momenteel inderdaad een gevoel van machteloosheid op, wanneer hij al niet leidt tot een dramatische rekrutering en tot de triomf van het chauvinisme, zoals in dit land zelf en deels ook in Rusland het geval is. In de westerse landen maakt dit zelfs een zekere versterking van de democratische ideologie mogelijk, dankzij de stortvloed van propaganda die door de ‘mainstream’ media wordt verspreid. We zouden een confrontatie zien tussen ‘het kwaad’, ‘de dictatuur’ (Poetin) aan de ene kant en ‘het goede’, ‘de democratie’ (Zelenski en zijn Westerse medestanders) aan de andere kant. Dergelijke propaganda was duidelijk minder effectief in 2003, toen de ‘baas’ van de ‘grote Amerikaanse democratie’, Bush jr., hetzelfde deed als Poetin nu, door de oorlog tegen Irak te beginnen (gebruik van een enorme leugen, schending van het ‘internationale recht’ van de VN, gebruik van ‘verboden’ wapens, bombardementen op de burgerbevolking, ‘oorlogsmisdaden’).
Dit gezegd zijnde, is het belangrijk de analyse in gedachten te houden die de IKS heeft ontwikkeld rond het vraagstuk van de ‘zwakste schakel’, waarbij de nadruk wordt gelegd op het verschil tussen het proletariaat van de centrale landen, met name dat van West-Europa, en dat van de landen in de periferie en van het voormalige ‘socialistische’ blok (zie met name onze artikelen “The proletariat of Western Europe at the centre of the generalization of the class struggle [546]” in International Review nr. 31, met een Nederlandse vertaling in Wereldrevolutie nr. 19 en “Debate: On the critique of the theory of the "weakest link" [547]” in International Review nr. 37). De oorlog tussen Rusland en Oekraïne onderstreept de zeer grote politieke zwakte van het proletariaat in deze landen. De huidige oorlog zal ook een negatieve politieke invloed hebben op het proletariaat van de centrale landen, maar dat betekent niet dat de opleving van democratische ideeën, die het ondergaat, het definitief zal verlammen. Want nu al ondervindt zij de gevolgen van deze oorlog door de economische aanvallen die gepaard gaan met de spectaculaire stijging van de inflatie (die reeds vóór het uitbreken van de oorlog was begonnen, maar die door de oorlog nog wordt versterkt). Noodzakelijkerwijs zal zij de weg van de klassenstrijd tegen deze aanvallen moeten inslaan.
“In de huidige historische periode, wordt de tussenkomst van de revolutionairen binnen de klasse bepaald door, naast natuurlijk de verscherping van de economische crisis, en de daaruit voortvloeiende aanvallen op de gehele klasse:
Daarom moet dit vraagstuk steeds voorop staan in de propaganda van de revolutionairen. In perioden als de huidige, waarin deze kwestie voorop staat in de internationale gebeurtenissen, moeten we van de buitengewone gevoeligheid binnen de arbeidersklasse voor dit vraagstuk gebruik maken om het speciale aandacht en prioriteit te geven.
De revolutionaire organisaties zullen er in het bijzonder voor moeten waken om:
7) Deze oriëntaties die meer dan 30 jaar geleden werden voorgesteld, zijn ook vandaag nog volkomen geldig. Maar in onze propaganda tegenover de imperialistische oorlog is het ook nodig te herinneren aan onze analyse van de voorwaarden voor de veralgemening van revolutionaire strijd, een analyse die met name ontwikkeld is in onze tekst van 1981 “The Historic Conditions for the Generalization of Working Class Struggle [548]” (International Review nr. 26). Tientallen jaren lang waren revolutionairen, zich baserend op de voorbeelden van de Commune van Parijs (die volgde op de Frans-Duitse oorlog), van de revolutie van 1905 in Rusland (ten tijde van de Russisch-Japanse oorlog), van 1917 in datzelfde land, van 1918 in Duitsland, van opvatting dat de imperialistische oorlog de beste voorwaarden schiep voor de proletarische revolutie, of zelfs dat deze alleen uit de wereldoorlog kon voortkomen. Dit is een analyse die nog steeds wijd verbreid is onder de groepen van de Kommunistische Linkerzijde, hetgeen gedeeltelijk hun onvermogen verklaart om de kwestie van de historische koers te begrijpen. Alleen de IKS heeft deze analyse duidelijk in twijfel getrokken en is teruggekeerd naar de ‘klassieke’ analyse zoals die door Marx en Engels in hun tijd (en deels door Rosa Luxemburg) werd ontwikkeld, waarbij men ervan uitging dat de revolutionaire strijd van het proletariaat zou voortkomen uit de economische ineenstorting van het kapitalisme en niet uit de oorlog tussen kapitalistische staten.
De argumenten die ter ondersteuning van onze analyse worden aangevoerd, kunnen als volgt worden samengevat:
“In Italië, waar het gevaar het grootst was [als gevolg van de arbeidersstrijd in het industriële noorden vanaf maart 1943], haastte de bourgeoisie zich (...) om het regime en vervolgens van bondgenootschap te veranderen [De koning zette Mussolini af en verving hem door de pro-geallieerde admiraal Badoglio]. In de herfst van 1943 was Italië in tweeën gedeeld, het zuiden in handen van de Geallieerden, de rest bezet door de Nazi's. Op advies van Churchill (‘we moeten Italië in zijn sop laten gaarkoken’) hebben de geallieerden hun opmars naar het noorden uitgesteld, waardoor een dubbel resultaat werd bereikt: enerzijds werd de onderdrukking van de proletarische beweging overgelaten aan het Duitse leger, anderzijds kregen de ‘anti-fascistische’ strijdkrachten de opdracht diezelfde beweging van het terrein van de anti-kapitalistische strijd naar dat van de anti-fascistische strijd af te leiden. (...) In Duitsland (...) voert de wereldbourgeoisie een systematische actie om te voorkomen dat er opnieuw gebeurtenissen plaatsvinden zoals die van 1918-19. In de eerste plaats gingen de geallieerden kort voor het einde van de oorlog over tot een massale uitroeiing van de bevolking van de volkswijken door middel van ongekende bombardementen op grote steden als Hamburg of Dresden (...).
Deze doelen hadden geen militaire waarde (bovendien zijn de Duitse legers grondig verpletterd): het ging er in feite om iedere organisatie van het proletariaat te terroriseren en te verhinderen. Ten tweede verwierpen de Geallieerden elk idee van een wapenstilstand totdat zij het gehele Duitse grondgebied hadden bezet: zij wilden dit grondgebied rechtstreeks besturen, in de wetenschap dat de verslagen Duitse bourgeoisie wellicht niet in staat zou zijn de situatie alleen te beheersen. Tenslotte hebben de Geallieerden, na de capitulatie van deze laatste, en in nauwe samenwerking met hem, de Duitse krijgsgevangenen maandenlang vastgehouden, om te vermijden dat hun ontmoeting met de burgerbevolking een explosieve mengsel zou kunnen veroorzaken. In Polen was het in de tweede helft van 1944 het Rode Leger dat de Nazi-troepen het vuile werk liet opknappen door de opstandige arbeiders van Warschau af te slachten: het Rode Leger wachtte maandenlang op enkele kilometers van de stad op de Duitse troepen om de opstand neer te slaan. Hetzelfde gebeurde in Boedapest in het begin van 1945” (“1943: The Italian proletariat opposes the sacrifices demanded for the war [549]”, International Review nr. 75).
8) In het verleden hebben wij kritiek geuit op de leuze van het ‘revolutionair defaitisme’. Deze leuze werd naar voren gebracht tijdens de Eerste Wereldoorlog, met name door Lenin, en was gebaseerd op een fundamenteel internationalistisch streven: het aan de kaak stellen van de leugens die werden verspreid door de sociaal-chauvinisten die beweerden dat hun land eerst een zege moest behalen voordat de proletariërs van dat land konden deelnemen aan de strijd voor het socialisme. Tegenover deze leugens wezen de internationalisten erop dat het niet de overwinning van een land is die de strijd van de proletariërs van dat land tegen hun bourgeoisie bevordert, maar integendeel de nederlaag ervan (zoals bleek uit de voorbeelden van de Commune van Parijs na de nederlaag toegebracht door Pruisen en van de Revolutie van 1905 na het debacle van Rusland tegen Japan). Vervolgens werd deze leuze van ‘revolutionair defaitisme’ uitgelegd als een wens van het proletariaat van elk land om zijn eigen bourgeoisie verslagen te zien worden waardoor de strijd voor de omverwerping van die bourgeoisie begunstigd werd, hetgeen duidelijk de rug toekeert naar een waarlijk internationalisme.
In feite heeft Lenin (die in 1905 de nederlaag van Rusland tegen Japan had toegejuicht) vooral de leuze ‘de imperialistische oorlog omzetten in een burgeroorlog’ naar voren gebracht, die een concretisering betekende van het amendement dat hij, samen met Rosa Luxemburg en Martov, had ingediend en was aangenomen op het Congres van de Socialistische Internationale in Stuttgart in 1907: “Mocht er echter oorlog uitbreken, dan is het onze plicht op te komen voor een spoedige beëindiging daarvan en met alle kracht te proberen de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen”.
De revolutie in Rusland in 1917 was een briljante illustratie van het ordewoord ‘de imperialistische oorlog om te vormen tot een burgeroorlog’: de proletariërs keerden zich tegen hun uitbuiters met de wapens die dezen hen hadden toevertrouwd met het oog hun klassenbroeders uit andere landen af te slachten. Zoals wij hierboven hebben gezien, is het weliswaar niet uitgesloten dat soldaten hun wapens tegen hun officieren kunnen richten (tijdens de oorlog in Vietnam is het voorgekomen dat Amerikaanse soldaten ‘per ongeluk’ hun superieuren doodden), maar dergelijke feiten zouden slechts van zeer beperkte omvang kunnen zijn en geenszins de basis kunnen vormen van een revolutionair offensief. Daarom moeten wij in onze propaganda niet alleen de leuze van het “revolutionair defaitisme” niet naar voren brengen, maar ook niet die van de “omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog”.
Meer in het algemeen is het de taak van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde om de balans op te maken van het standpunt van de revolutionairen ten opzichte van de oorlog in het verleden door te benadrukken wat nog geldig is (de verdediging van de internationalistische beginselen) en wat niet meer geldig is (de ‘tactische’ leuzen). In die zin kan de leuze van de ‘omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog’ van nu af aan geen realistisch perspectief zijn, maar anderzijds is het noodzakelijk de geldigheid te onderstrepen van het amendement dat op het Congres van Stuttgart in 1907 werd aangenomen, en met name van het idee dat de revolutionairen de plicht hebben “de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen”. Dit ordewoord is uiteraard niet onmiddellijk te verwezenlijken gezien de huidige zwakte van het proletariaat, maar het blijft een richtlijn voor de kommunistische interventie in de klasse.
IKS, mei 2022
Krachtsvertoon van het Russische leger door middel van grootscheepse ‘manoeuvres’ langs de Oekraïense grenzen, bijna dagelijkse aankondigingen door de Verenigde Staten van een op handen zijnde Russische invasie, het sturen van NAVO-troepen naar de Baltische staten en Roemenië, intens diplomatiek overleg ‘om de vrede te redden’, een Russische mediacampagne die de westerse hysterie aan de kaak stelt en de terugkeer van troepen naar hun kazernes aankondigt, wat onmiddellijk dan weer ontkend wordt door de Verenigde Staten en de NAVO, schermutselingen tussen het Oekraïense leger en separatisten in de Donbass: in deze naargeestige oorlogssabbat tussen imperialistische bourgeoisieën zijn de bedoelingen uiteenlopend en complex, gekoppeld aan de ambities van de verschillende hoofdrolspelers en aan de irrationaliteit die de periode van ontbinding kenmerkt. Dit alles maakt de situatie alleen maar gevaarlijker en onvoorspelbaarder: wat de concrete uitkomst van de ‘Oekraïense crisis’ ook is, het betekent sowieso een aanzienlijke toename van de militarisering, de oorlogszuchtige spanningen en de imperialistische tegenstellingen in Europa.
De hysterische campagne in de VS, die een op handen zijnde Russische invasie van Oekraïne aan de kaak stelt, volgt op een soortgelijke door de VS georkestreerde campagne in de herfst van 2021 met betrekking tot een ‘dreigende invasie’ van Taiwan door China. Geconfronteerd met een systematisch achteruitgang van het Amerikaanse leiderschap voert de regering Biden een imperialistische politiek die, in het verlengde van de door Trump ingezette koers, er in de eerste plaats in bestaat haar economische, politieke maar ook militaire middelen te concentreren op de belangrijkste vijand, China; vanuit dit oogpunt wordt met de onverzoenlijke houding ten aanzien van de Russische doelstellingen het signaal benadrukt dat in het najaar van 2021 aan Peking werd gegeven. Vervolgens ontwikkelde Biden, door de schepping van ‘hotspots’ in de wereld, een spanningsbeleid dat erop gericht is de verschillende imperialistische machten, die hun eigen troeven uitspelen, duidelijk te maken dat ze er alle belang bij hebben zichzelf onder de bescherming te plaatsen van de heersende peetvader. Deze politiek stuitte echter op beperkingen, opgelegd door de ontbinding, en leidde tot een matig succes in de Stille Oceaan met de oprichting van de AUKUS, die alleen de ‘blanke’ Engelstalige landen (Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië) samenbracht, terwijl Japan, Zuid-Korea en India zich afzijdig hielden. Dezelfde politiek wordt nu ook gevoerd ten aanzien van Rusland met de bedoeling de Europese landen weer onder Amerikaanse controle te brengen binnen de NAVO: Amerikaanse propaganda hekelt voortdurend de Russische invasie, terwijl ze cynisch verduidelijkt dat de Verenigde Staten niet militair in Oekraïne zullen ingrijpen omdat ze geen defensieverplichting hebben ten opzichte van dit land, in tegenstelling tot de landen van de NAVO. Het gaat hier om een verraderlijke boodschap gericht aan Europese landen. Maar buiten Boris Johnson die zich, net als in Azië, opstelt als de trouwe luitenant van de Amerikanen, onderstreept het recente diplomatieke ballet naar Moskou, op touw gezet door Macron en Scholz, hoezeer de Duitse en Franse bourgeoisie met alle middelen proberen hun bijzondere imperialistische belangen staande te houden.
Tegelijkertijd hoopt Joe Biden door deze politiek van confrontatie zijn imago te herstellen, dat ernstig is aangetast door de vlucht van de Amerikaanse troepen uit Afghanistan en door zijn herhaalde mislukkingen om zijn sociaaleconomische plannen door te voeren: “Na een jaar in functie heeft President Joe Biden,met uitzondering van de vorige President Donald Trump, de slechtste beoordeling van bijna alle gekozen presidenten” (CNN-politics, 06-02-2022) en als gevolg daarvan “is zijn partij in november op weg naar een nederlaag bij de tussentijdse verkiezingen”(La Presse, Montreal, 23-01-2022). Kortom, als de Verenigde Staten in het offensief zijn, is de manoeuvreerruimte van hun president niettemin beperkt vanwege zijn binnenlandse impopulariteit, maar ook omdat er, na de Iraakse en Afghaanse ervaringen, geen sprake kan zijn van massale inzet van ‘boots on the ground’. De aanwezigheid van Amerikaanse troepen aan de grenzen van Oekraïne blijft daarom eerder symbolisch.
Sedert een tiental jaren hebben we aangetoond dat Rusland - terwijl het een economische dwerg is - de rol van ‘onruststoker’ speelt in de wereld dankzij de macht van zijn strijdkrachten en zijn wapens, een erfenis van de periode waarin het aan het hoofd stond van een heel imperialistisch blok. Dit betekent echter niet dat het nu algemeen in het offensief is. Integendeel, het bevindt zich in een situatie waarbij al zijn grenzen steeds meer onder druk staan.
- In Centraal-Azië, met de Taliban aan de macht in Kaboel, hangt de moslimdreiging boven zijn Aziatische bondgenoten in de ‘stans’ (Oezbekistan, Turkmenistan, Tadzjikistan); daarnaast bevindt het zich tussen de Zwarte Zee en de Kaspische Zee in een latente oorlog met Georgië na de bezetting van Zuid-Ossetië en Abchazië in 2008 en probeert het de status quo te handhaven tussen Armenië-Azerbeidzjan na de oorlog in Nagorno-Karabach van 2020, waarbij Azerbeidzjan duidelijk het hof wordt gemaakt door Turkije. Tenslotte is de recente destabilisatie van Kazachstan een nachtmerrie voor Rusland, omdat dit land een centrale plaats inneemt in de verdediging van de oostkant van zijn borstwering.
- Aan de Europese zijde hebben Oekraïne en Wit-Rusland, die essentiële gebieden zijn aan de westkant van de borstwering (de Oekraïense grens ligt op slechts 450 km van Moskou), de afgelopen jaren sterk onder druk gestaan. Rusland rekende erop dat daar voor hem gunstige regimes zouden worden gehandhaafd, maar door de ‘Oranje Revolutie’ in Kiev in 2014 helde het land naar Europa, en in 2020 gebeurde in Wit-Rusland bijna hetzelfde.
Door de bezetting van de Krim in 2014 en de steun aan Russisch sprekende separatisten in Oost-Oekraïne (Donetsk en Lugansk), hoopte Poetin de controle te behouden over heel Oekraïne: “Inderdaad rekende hij op de akkoorden van Minsk, ondertekend in september 2014, om via de Donbass-republieken het recht van toezicht op de Oekraïense politiek te verkrijgen [federale structuur van het land met grote autonomie voor de regio's]. Het tegenovergestelde is gebeurd: niet alleen is de uitvoering ervan tot stilstand gekomen, maar president Volodymyr Zelensky, wiens verkiezing in april 2019 het Kremlin nog hoop gaf om de banden met Kiev opnieuw aan te halen, heeft de breuk met de ‘Russische wereld’, op gang gebracht door zijn voorganger, nog versterkt. Erger nog, de militair-technische samenwerking tussen Oekraïne en de NAVO neemt alleen maar toe, terwijl Turkije, dat zelf lid is van het bondgenootschap, gevechtsdrones heeft geleverd wat het Kremlin doen vrezen dat Kiev verleid zou kunnen worden tot een militaire herovering van de Donbass. Voor Moskou komt het er dus op aan het initiatief te nemen nu het nog kan” (Le Monde diplomatique, februari 2022, p.8).
Toen hij de tendens van de Verenigde Staten zag om zich steeds meer te richten op China, achtte Poetin het moment gunstig om de druk op Oekraïne op te voeren en daarmee ook ‘te onderhandelen over zijn plaats op het imperialistische toneel’; hij startte een strategie van ‘hybride oorlogsvoering’ met meerdere drukmiddelen, waaronder militaire spanningen, cyberaanvallen, economische (Russische gas) en politieke (erkenning van de afgescheiden republieken) dreigingen. Het Amerikaanse politieke en media-offensief zette hem voor het blok: door de luidkeelse aankondiging van een militaire operatie van Rusland om Oekraïne te bezetten, zorgden de Verenigde Staten ervoor dat elke beperktere actie van de kant van Rusland als een mislukking wordt beschouwd en probeerden hem zo aan te zetten tot een riskante en waarschijnlijk vrij langdurige militaire operatie, tegen de achtergrond van een Russische bevolking die niet klaar is om oorlog te voeren en een groot aantal ‘body bags’ te zien terugkeren. De Russische bourgeoisie weet dit maar al te goed; zo onderstreepte de Russische politicoloog, deskundige in de internationale politiek van Rusland, Fjodor Lukyanov: “De grens overschrijden van machtsvertoon naar gebruik (van macht) is een overgang naar een ander niveau van risico’s en gevolgen. Moderne maatschappijen zijn er niet klaar voor - en hun leiders weten dit.”(geciteerd in De Morgen, 11-02-2022).
De gebeurtenissen in Oekraïne hebben nu reeds een zeer belangrijke impact op de situatie in Europa, en dit op twee niveaus:
Ten eerste oefenen de verscherping van de imperialistische confrontaties, de Amerikaanse druk en de accentuering van het ‘ieder voor zich’ een extreem grote druk uit op de houding van de verschillende Europese staten. Biden’s onverzoenlijke uitspraken dwingen hen om een standpunt in te nemen en de kloof tussen hen groeit, wat ingrijpende gevolgen zal hebben voor zowel de NAVO als de Europese Unie. Aan de ene kant positioneert Groot-Brittannië, bevrijd van de restricties van de consensus binnen de EU, zich als de trouwste luitenant onder de getrouwen van de Verenigde Staten: zijn Minister van Buitenlandse Zaken kwalificeerde de Frans-Duitse pogingen om een compromis te vinden zelfs als een ‘tweede München’. Verschillende Oost-Europese landen zoals Roemenië, Polen of de Baltische staten roepen op tot standvastigheid van de NAVO en plaatsen zich resoluut onder de bescherming van de Verenigde Staten. Daartegenover zijn Frankrijk of Duitsland veel terughoudender en proberen hun eigen koers te volgen in het conflict, zoals onderstreept door de intensieve onderhandelingen van Macron en Scholz met Poetin. Het conflict benadrukt dat bijzondere belangen van economische maar ook van imperialistische aard deze landen ertoe aanzetten hun eigen politiek ten opzichte van Rusland te voeren, en die is precies het doelwit van de druk van de Verenigde Staten.
Meer in het algemeen zullen de geluiden van oorlog en de tendens tot militarisering van de economie met de confrontatie in Oekraïne opnieuw hun stempel drukken op het Europese continent. Vanwege de toename van de tegenstellingen in een context van chaos en het ‘ieder voor zich’ zal dit op een veel grotere impact hebben dan de oorlog in het voormalige Joegoslavië in de jaren 1990 of zelfs de bezetting van de Krim door Rusland in 2014. De houding van de verschillende landen (met name Duitsland en Frankrijk) ter verdediging van hun imperialistische belangen kan de spanningen binnen Europa alleen maar doen toenemen, de chaos die verband houdt met de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ nog verergeren en de onvoorspelbaarheid van de situatie op korte en middellange termijn vergroten.
Ongetwijfeld probeert geen van de hoofdrolspelers een algemene oorlog te beginnen omdat enerzijds de allianties, vanwege de toename van het ‘ieder voor zich’, niet betrouwbaar zijn en anderzijds en vooral omdat de bourgeoisie in geen van de betrokken landen de vrije hand heeft: de Verenigde Staten blijven gefocust op hun belangrijkste vijand, China, en president Biden vermijdt, net als Trump vóór hem, koste wat het kost ‘boots on the ground’ (vgl. de terugtrekking van troepen in Irak en Afghanistan en het steeds vaker delegeren van taken aan privébedrijven (Blackwater). Rusland op zijn beurt vreest een lange en massale oorlog die zijn economie en zijn militaire kracht ondermijnen (het Afghanistan-syndroom) en vermijdt ook om te veel reguliere eenheden in te zetten, zodat het ‘vuile werk’ wordt gedaan door privébedrijven (de Wagner-groep). Bovendien, zoals blijkt uit de aanhoudende moeilijkheid om de vaccinatiegraad te verhogen, staat de Russische bevolking zeer wantrouwend tegenover de Staat. Voor Europa ten slotte zou dit een economische zelfmoord betekenen, terwijl de bevolking er fundamenteel vijandig tegenoverstaat.
Het niet ontketenen van een totale en massale oorlog betekent echter niet dat er geen oorlogszuchtige acties zullen uitbreken; ze vinden momenteel trouwens al plaats in Oekraïne via de ‘lage intensiteitsoorlog’ (sic) met de separatistische milities in Charkov en Lugansk. De imperialistische ambities van de verschillende imperialismes, gecombineerd met de toename van het ‘ieder voor zich’,evenals de irrationaliteit die gepaard gaat met ontbinding, houden onvermijdelijk een vooruitzicht in van de toename van conflicten in Europa zelf, die het risico lopen een steeds chaotischere en bloederigere vorm aan te nemen: een toename van ‘hybride’ conflicten (combinatie van militaire, economische en politieke druk), nieuwe golven van vluchtelingen die West-Europa dreigen te overspoelen, evenals spanningen binnen de bourgeoisieën, zowel in de Verenigde Staten (vgl. de ‘welwillendheid’ van Trump jegens Poetin) als in Europa (zoals in Duitsland), en een groeiend verlies van controle over het politieke apparaat (populistische bewegingen).
Tegenover de haatdragende hetze van het nationalisme veroordeelt de Kommunistische Linkerzijde de imperialistische leugens van welke kant dan ook. Deze dient alleen de belangen dienen van de verschillende bourgeoisieën, de Russische, Amerikaanse, Duitse, Franse of … Oekraïense, en willen de arbeiders meesleuren in barbaarse conflicten. De arbeidersklasse heeft geen vaderland, de strijd van de arbeiders tegen kapitalistische uitbuiting is internationaal en verwerpt elke verdeeldheid op basis van geslacht, ras of van nationaliteit. De arbeiders moeten beseffen dat als ze de verergering van de botsingen tussen imperialistische haaien niet tegengaan met hun strijd, deze botsingen op alle niveaus zullen toenemen in een context van de accentuering van het ‘ieder voor zich’, de militarisering en de irrationaliteit. Vanuit dit perspectief vormt de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, vooral in het hart van de centrale landen van het kapitalisme, ook een essentieel wapen om de uitbreiding van deze oorlogszuchtige barbaarsheid tegen te gaan.
R. Havanais/ 18.02.2022
Als je een man bent tussen 18 en 60 en als je met je gezin, samen met honderdduizenden anderen, probeert te vluchten uit de oorlogsgebieden in Oekraïne dan wordt je met geweld gescheiden van je vrouw, je kinderen en je bejaarde ouders: je bent nu ingelijfd om het oprukkende Russische leger te bevechten. Als je in de steden blijft, zal je worden blootgesteld aan beschietingen en raketten, zogenaamd gericht op militaire doelen, maar die altijd ‘bijkomende schade’ veroorzaken, waar we voor het eerst over hoorden in de glorieuze Golfoorlog van 1991 in het Westen - woonblokken, scholen en ziekenhuizen worden vernietigd en honderden burgers worden gedood. Als je een Russische soldaat bent, is je misschien verteld dat de bevolking van Oekraïne je als een bevrijder zal verwelkomen, maar als je die leugen gelooft zal je boeten met bloed. Dit is de realiteit van de imperialistische oorlog van vandaag, en hoe langer het duurt, hoe groter de tol van dood en vernietiging zal zijn. De Russische strijdkrachten hebben laten zien dat ze in staat zijn hele steden met de grond gelijk te maken, zoals in Tsjetsjenië en Syrië. De westerse wapens die de Oekraïne binnenstromen, zullen de verwoesting alleen vergroten.
Een van de recente artikelen in de rechtse Britse krant The Daily Telegraph over de oorlog in Oekraïne had als titel ‘De wereld glijdt af naar een nieuwe donkere eeuw van armoede, irrationaliteit en oorlog’[1].
Met andere woorden, het wordt steeds moeilijker te verbergen dat we leven in een wereldsysteem dat ten onder gaat aan zijn eigen ontbinding. Of het nu gaat om de impact van de wereldwijde Covid-pandemie, de laatste verschrikkelijke voorspellingen over de ecologische ramp waarmee de planeet wordt geconfronteerd, de groeiende armoede als gevolg van de economische crisis, de zeer duidelijke dreiging die uitgaat van de verscherping van inter-imperialistische conflicten, of de opkomst van politieke en religieuze krachten aangewakkerd door ooit marginale apocalyptische legendes en complottheorieën, is de titel van The Daily Telegraph niet meer of minder dan een beschrijving van de werkelijkheid - zelfs als hun opinieschrijvers nauwelijks op zoek gaan naar de wortels hiervan, gelegen in de tegenspraken van het kapitalisme.
Sinds de ineenstorting van het Oostblok en de USSR in 1989-1991 hebben we betoogd dat dit wereldsysteem, dat al sinds het begin van de 20e eeuw achterhaald is, een nieuwe en laatste fase van zijn verval inging. In weerwil van de belofte dat het einde van de ‘Koude Oorlog’ een nieuwe wereldorde van vrede en welvaart zou brengen, benadrukten we dat deze nieuwe fase zou worden gekenmerkt door toenemende wanorde en escalerend militarisme. De oorlogen op de Balkan in het begin van de jaren 1990, de Golfoorlog van 1991, de invasie van Afghanistan, Irak en Libië, de verpulvering van Syrië, ontelbare oorlogen op het Afrikaanse continent, de opkomst van China als wereldmacht en de heropkomst van het Russische imperialisme hebben deze voorspelling allemaal bevestigd. De Russische invasie van Oekraïne markeert een nieuwe stap in dit proces, waarin het einde van het oude bloksysteem heeft geleid tot een waanzinnige strijd van ‘allen tegen allen’, waarbij voorheen ondergeschikte of verzwakte machten een nieuwe positie voor zichzelf opeisen in de imperialistische hiërarchie.
De betekenis van deze nieuwe ronde van openlijke oorlogvoering op het Europese continent kan niet worden gebagatelliseerd. De oorlog op de Balkan markeerde reeds de tendens van imperialistische chaos om terug te keren van de meer perifere regio's naar het hart van het systeem, maar dat was een oorlog ‘binnen’ een uiteenvallende staat waarbij de confrontatie tussen de grote imperialistische machten veel minder direct was. Vandaag zijn we getuige van een Europese oorlog tussen staten en een veel openlijkere confrontatie tussen Rusland en zijn westerse rivalen. Als de pandemie een versnelling van de kapitalistische ontbinding betekende op verschillende niveaus (sociaal, qua gezondheid, ecologisch, enz.), herinnert de oorlog in Oekraïne ons er sterk aan dat oorlog de levenswijze is geworden van het kapitalisme in verval, en dat militaire spanningen en conflicten zich op wereldschaal verspreiden en in intensiteit toenemen.
De snelheid van de Russische opmars in Oekraïne heeft veel goed geïnformeerde deskundigen verrast, en wijzelf waren er niet zeker van dat het zo snel en zo massaal zou gebeuren[2]. We denken niet dat dit te wijten was aan fouten in ons analysekader. Integendeel, het vloeide voort uit een aarzeling om dit kader toe te passen, dat al in de vroege jaren 1990 was uitgewerkt in bepaalde basisteksten[3] waarin we betoogden dat deze nieuwe fase van verval zou worden gekenmerkt door toenemende chaotische, brutale en irrationele militaire conflicten. Irrationeel wil zeggen, zelfs vanuit het standpunt van het kapitalisme zelf[4]: terwijl oorlogen, vooral die de weg vrijmaakten voor koloniale expansie, in de opgaande bloeiperiode van het kapitalisme duidelijke economische voordelen opleverden voor de overwinnaars, heeft de oorlog in de periode van het verval een steeds destructievere dynamiek aangenomen en betekent de ontwikkeling van een min of meer permanente oorlogseconomie een enorme aanslag op de productiviteit en winst van het kapitaal. Zelfs tot aan de Tweede Wereldoorlog waren er nog ‘winnaars’ aan het einde van het conflict, met name de VS en de USSR. Maar in de huidige fase zijn oorlogen, zelfs die door de ‘top’-landen in de wereld worden begonnen, fiasco’s gebleken op zowel militair als economisch vlak. De vernederende terugtrekking van de VS uit Irak en Afghanistan is daar een duidelijk bewijs van.
In ons vorige artikel wezen we erop dat een invasie of bezetting van Oekraïne Rusland waarschijnlijk in een nieuw moeras zou storten zoals het in de jaren 1980 in Afghanistan aantrof - en wat een sterke factor vormde in de ondergang van de USSR zelf. Er zijn al tekenen die erop wijzen dat dit ook het vooruitzicht is bij de invasie van Oekraïne, een invasie die op veel gewapend verzet stuit, niet populair is in grote delen van de Russische maatschappij, inclusief onder delen van de heersende klasse zelf, en heeft geleid tot een reeks vergeldingssancties van de belangrijkste rivalen van Rusland die zeker de materiële ellende zal vergroten waarmee de meerderheid van de Russische bevolking wordt geconfronteerd. Tegelijkertijd vergroten de westerse mogendheden de steun voor de Oekraïense, zowel ideologisch als door middel van wapenlevering en militair advies. Maar ondanks deze voorspelbare gevolgen verminderde de druk die vóór de invasie op het Russische imperialisme werd uitgeoefend dag na dag de mogelijkheid dat de mobilisatie van zijn troepen rond Oekraïne zich zou beperken bij een louter machtsvertoon. Vooral de weigering van de NAVO om een eventuele uitbreiding naar Oekraïne uit te sluiten, kon door het regime van Poetin niet worden getolereerd, en zijn invasie heeft duidelijk tot doel een groot deel van de militaire infrastructuur van Oekraïne te vernietigen en een pro-Russische regering te installeren. De irrationaliteit van het hele project, gekoppeld aan een bijna messiaanse visie om het oude Russische rijk in ere te herstellen, de grote kans dat het vroeg of laat tot een nieuw fiasco zal leiden, heeft Poetin en zijn omgeving er niet van weerhouden de gok te wagen.
Op het eerste gezicht wordt Rusland nu geconfronteerd met een ‘Verenigd Front’ van de westerse democratieën en een nieuwe krachtige NAVO, waarin de VS duidelijk een leidende rol speelt. De VS zullen er het meeste van profiteren als Rusland verzandt in een onoverwinnelijke oorlog in Oekraïne, en van de toegenomen cohesie van de NAVO, geconfronteerd met de gemeenschappelijke dreiging van het Russische expansionisme. Deze cohesie is echter broos: tot aan de invasie probeerden zowel Frankrijk als Duitsland hun eigen spel te spelen, benadrukten ze de noodzaak van een diplomatieke oplossing en voerden ze afzonderlijke gesprekken met Poetin. Het begin van de vijandelijkheden heeft hen beiden gedwongen zich terug te trekken en overeenstemming te bereiken over de tenuitvoerlegging van sancties, zelfs wanneer die hun eigen economie veel directer schaden dan die van de VS (het voorbeeld van Duitsland dat de Russische energievoorziening heeft stopzet die het hard nodig heeft). Maar er worden ook stappen gezet door de EU om haar eigen strijdkracht te ontwikkelen, en het besluit van Duitsland om zijn begroting voor defensie aanzienlijk te verhogen, moet ook in dit licht worden begrepen. Het is ook nodig om eraan te herinneren dat de Amerikaanse bourgeoisie zelf te maken heeft met grote verdeeldheid in haar houding tegenover de Russische macht: Biden en de Democraten hebben de neiging om de traditioneel vijandige benadering van Rusland te handhaven, maar een groot deel van de Republikeinse partij heeft een heel andere houding. Vooral Trump kon zijn bewondering voor Poetin’s ‘genialiteit’ niet verbergen toen de invasie begon...
Als we ver verwijderd zijn van de vorming van een nieuw Amerikaans blok, heeft het Russische avontuur ook geen stap betekend in de richting van de vorming van een Russisch-Chinees blok. Ondanks de recente gezamenlijke militaire oefeningen en ondanks eerdere uitingen van Chinese steun aan Rusland over kwesties als Syrië, heeft China nu afstand genomen van Rusland, zich in de VN-veiligheidsraad inzake de afkeuring van Rusland van stemming onthouden en zichzelf gepresenteerd als een ‘eerlijke bemiddelaar’ die oproept tot stopzetting van de vijandelijkheden. En we weten dat Rusland en China, ondanks het feit dat ze gemeenschappelijke belangen delen in oppositie met de VS, hun eigen meningsverschillen hebben, met name betreffende China’s ‘Nieuwe Zijderoute’-project. Achter deze meningsverschillen schuilt Rusland’s behoedzaamheid om zich te onderwerpen aan China’s expansionistische ambities.
In deze situatie spelen ook andere factoren van instabiliteit een rol, met name de rol van Turkije, dat tot op zekere hoogte Rusland het hof heeft gemaakt in zijn pogingen om zijn wereldstatus te versterken, maar dat tegelijkertijd met Rusland in conflict is gekomen over de oorlogen tussen Armenië en Azerbeidzjan en in Libië. Turkije heeft nu gedreigd om de Russische oorlogsschepen de doorgang naar de Zwarte Zee via de Straat van Dardanellen te blokkeren, maar ook hier zal de daadwerkelijke actie volledig worden bepaald door de Turkse nationale belangen.
Maar zoals we schreven in onze resolutie over de internationale situatie van het 24e Congres van de IKS, betekent het feit dat de internationale imperialistische betrekkingen nog steeds worden gekenmerkt door centrifugale tendensen “niet dat we in een tijdperk van grotere veiligheid leven dan in de periode van de Koude Oorlog, die gebukt ging onder de dreiging van een nucleair Armageddon. Integendeel, als de fase van ontbinding wordt gekenmerkt door een toenemend verlies van controle door de bourgeoisie, dan geldt dit ook voor de enorme vernietigingsmiddelen - nucleair, conventioneel, biologisch en chemisch - die door de heersende klasse zijn vergaard en nu over een veel groter aantal natiestaten zijn verspreid dan in de voorgaande periode. Hoewel er geen sprake is van een gecontroleerde opmars naar oorlog onder leiding van gedisciplineerde militaire blokken, kunnen we het gevaar van eenzijdige militaire uitbarstingen of zelfs groteske ongelukken niet uitsluiten, die een verdere versnelling van het afglijden naar barbarij zouden betekenen”[5].
Geconfronteerd met de oorverdovende internationale campagne om Rusland te isoleren en met de praktische maatregelen om zijn strategie in Oekraïne te blokkeren, heeft Poetin zijn nucleaire verdediging op scherp gezet. Dit is momenteel misschien slechts een nauwelijks verhulde bedreiging, maar de uitgebuitenen van de wereld kunnen het zich niet veroorloven om te vertrouwen op de ultieme redelijkheid van welk deel van de heersende klasse dan ook.
Om de bevolking, en vooral de arbeidersklasse, voor oorlog te mobiliseren, moet de heersende klasse naast haar bommen en artilleriegranaten een ideologische aanval lanceren. In Rusland lijkt het erop dat Poetin voornamelijk heeft vertrouwd op grove leugens over de ‘nazi's en drugsverslaafden’ die Oekraïne besturen, en niet zwaar heeft geïnvesteerd in het opbouwen van een nationale consensus over de oorlog. Dit zou een misrekening kunnen blijken te zijn, omdat er binnen zijn eigen heersende kringen, onder intellectuelen en in bredere lagen van de maatschappij onenigheid is. Er zijn een aantal demonstraties geweest en ongeveer 6.000 mensen zijn gearresteerd omdat ze protesteerden tegen de oorlog. Er zijn ook berichten over demoralisatie bij een deel van de troepen die naar Oekraïne zijn gestuurd. Maar tot nu toe zijn er in Rusland weinig tekenen van een beweging tegen de oorlog die gebaseerd is op de arbeidersklasse, die door tientallen jaren stalinisme is afgesneden van haar revolutionaire tradities. In Oekraïne zelf is de situatie van de arbeidersklasse nog duisterder: geconfronteerd met de verschrikkingen van de Russische invasie is de heersende klasse er grotendeels in geslaagd de bevolking te mobiliseren voor de verdediging van het ‘eigen land’, met honderdduizenden vrijwilligers om de indringers te weerstaan met elk wapen dat ze te pakken kunnen krijgen. We mogen niet vergeten dat ook honderdduizenden hebben gekozen voor de vlucht uit de slagvelden, maar aan de oproep om te vechten voor de burgerlijke idealen van democratie en natie is zeker gehoor gegeven door delen van het proletariaat, die zich aldus hebben opgelost in het Oekraïense ‘volk’ waar de realiteit van de verdeling in klassen is vergeten. De meerderheid van de Oekraïense anarchisten lijkt de extreemlinkse vleugel te vormen van dit volksfront[6].
Het vermogen van de Russische en Oekraïense heersende klassen om ‘hun’ arbeiders mee te slepen in de oorlog, toont aan dat de internationale arbeidersklasse niet homogeen is. De situatie is anders in de belangrijkste westerse landen, waar de bourgeoisie al tientallen jaren wordt geconfronteerd met de onwil van de arbeidersklasse - ondanks al haar moeilijkheden en tegenslagen - om zichzelf op te offeren op het altaar van de imperialistische oorlog. Geconfronteerd met de steeds oorlogszuchtigere houding van Rusland, heeft de heersende klasse in het Westen zorgvuldig ‘boots on the ground’ vermeden; en het avontuur van het Kremlin dus met directe militaire kracht tegemoet te treden. Maar dit betekent niet dat onze heersers de situatie passief accepteren. Integendeel, we zijn getuige van de meest gecoördineerde ideologische pro-oorlogcampagne in decennia, de campagne voor ‘solidariteit met Oekraïne tegen de Russische agressie’. De pers, van rechts tot links, publiceert en steunt de pro-Oekraïnse demonstraties, waarbij ze het ‘Oekraïense verzet’ als de vaandeldrager van de democratische idealen van het Westen ophemelen, die nu bedreigd worden door de gek in het Kremlin. En ze verhullen niet dat er offers zullen moeten worden gebracht – niet alleen omdat de sancties tegen de Russische energievoorziening zullen bijdragen aan de inflatoire druk die het nu al moeilijk maakt voor mensen om hun huizen te verwarmen, maar ook omdat, zo wordt ons verteld, als we de ‘democratie’ willen verdedigen, we onze uitgaven voor ‘defensie’ moeten verhogen. Zoals Andrew Rawnsley, de belangrijkste politieke commentator van de liberale Observer, het deze week uitdrukte:
“Sinds de val van de Berlijnse Muur en de ontwapening die daarop volgde, hebben het Verenigd Koninkrijk en zijn buurlanden het ‘vredesdividend’ voornamelijk uitgegeven om de vergrijzende bevolking betere gezondheidszorg en pensioenen te geven dan ze anders zouden hebben genoten. De terughoudendheid om meer aan defensie uit te geven is blijven bestaan, ook al zijn China en Rusland steeds oorlogszuchtiger geworden. Slechts een derde van de 30 NAVO-leden komt momenteel de toezegging na om 2% van het BBP aan hun strijdkrachten te besteden. Duitsland, Italië en Spanje halen de doelstelling niet.
Liberale democratieën moeten dringend de vastberadenheid herontdekken om hun waarden te verdedigen tegen tirannie die ze vertoonden tijdens de Koude Oorlog. De autocraten in Moskou en Peking geloven dat het westen verdeeld, decadent en in verval is. Het moet bewezen worden dat ze ongelijk hebben. Anders is alle retoriek over vrijheid slechts ruis voor de nederlaag”[7]. Het kan nauwelijks explicieter gesteld worden: zoals Hitler het uitdrukte, je kunt wapens hebben, of je kunt boter hebben, maar je kunt niet beide hebben.
Net op het ogenblik dat de arbeidersklasse in een aantal landen tekenen vertoonde van een nieuwe bereidheid om haar levens- en werkomstandigheden[8]te verdedigen, zal dit massale ideologische offensief van de heersende klasse, deze oproep tot opoffering ter verdediging van de democratie, een zware slag zijn tegen het potentieel voor de ontwikkeling van klassenbewustzijn. Maar groeiend bewijs dat het kapitalisme van oorlog leeft, kan op de lange termijn ook een factor zijn in de opkomst van het bewustzijn dat dit hele systeem, oost en west, inderdaad ‘decadent en in verval’ is, dat kapitalistische sociale verhoudingen van de planeet moeten worden verwijderd.
Geconfronteerd met de huidige ideologische aanval, die erop gericht is echte verontwaardiging over de gruwel die we in Oekraïne zien om te buigen in een steun voor een imperialistische oorlog, zal de taak van de internationalistische minderheden van de arbeidersklasse niet gemakkelijk zijn. Het begint met het reageren op alle leugens van de heersende klasse en erop aan te dringen dat, in plaats van zichzelf op te offeren voor de verdediging van het kapitalisme en zijn waarden, de arbeidersklasse met hand en tand haar eigen werk- en levensomstandigheden verdedigt.
Door de ontwikkeling van deze verdedigingsstrijd en door een zo breed mogelijke bezinning op de ervaring van de strijd van het proletariaat, zal de arbeidersklasse in staat zijn opnieuw aansluiting te vinden bij de revolutionaire strijd uit het verleden, in het bijzonder de strijd van 1917-1918 die de bourgeoisie dwong een einde te maken aan de Eerste Wereldoorlog. Dit is de enige manier om te strijden tegen kapitalistische oorlogen en de weg vrij te maken om de mensheid te bevrijden van de bron van oorlog: de kapitalistische wereldorde.
Amos / 28 Februari 2022
[1] Dit artikel schrijft eveneens dat “Het Oekraïense avontuur van Rusland dus van veel groter betekenis is dan de annexatie van de Krim, of de interventies van het Kremlin in Abchazië en Zuid-Ossetië. Poetin’s strategie is deze keer veel extremer en ambitieuzer, met echo's van Sudetenland.”
[3] In het bijzonder Oriëntatietekst: Militarisme en ontbinding [298]
[4] Deze fundamentele irrationaliteit van een maatschappelijk systeem dat geen toekomst heeft, gaat natuurlijk gepaard met een groeiende irrationaliteit op het niveau van de ideologie en de psychologie. De huidige hysterie over de geestesgesteldheid van Poetin berust op een halve waarheid, want Poetin is slechts één voorbeeld van het soort leider dat door de ontbinding van het kapitalisme en de groei van het populisme is voortgebracht. Zijn de media het geval van Donald Trump al vergeten?
[6] Zie bijvoorbeeld CrimethInc. : Russian Anarchists on the Invasion of Ukraine : Updates and Analysis [554]
Al meer dan vier maanden woedt er oorlog aan de poorten van Europa. Vier maanden van dit macabere schouwspel met zijn duizenden slachtoffers, zijn miljoenen vluchtelingen, zijn taferelen van vernietiging en verlatenheid. Vier maanden dus, sinds bloedbad en verwoesting hun grote terugkeer maakten naar Europa, waardoor de oorlogsspiraal waarin het kapitalisme wegzinkt, werd versneld. Deze weerzinwekkende manifestatie van de duik in de chaos en de barbarij van het kapitalisme gaat gepaard met het opnieuw oplaaien van de Covid-pandemie, waarbij een ‘zevende golf’ Europa momenteel overspoelt zonder dat de verschillende staten ook maar de minste sanitaire maatregel overwegen, en de bourgeoisie de bevolkingen aan hun lot overlaat. Ook de aaneenschakeling van hittegolven, zoals die in maart en april jl. India en Pakistan teisterden, herinnert ons eraan dat de rampen die met de klimaatverandering samenhangen een steeds grotere bedreiging vormen voor de mensheid. De meest extreme effecten (hittegolven, droogtes, overstromingen, tsunami's, enz.) worden zelfs de norm en zullen binnenkort in hele regio's het menselijk leven onmogelijk maken.
Aan deze accumulatie en gelijktijdig optreden van rampen zouden nog vele andere aspecten kunnen worden toegevoegd, die slechts één ding aantonen: de accentuering van de verrotting van de kapitalistische maatschappij en het totale onvermogen van de heersende klasse om deze historische tendens tegen te gaan. Deze drie belangrijke illustraties volstaan om te bevestigen dat het kapitalisme een achterhaalde productiewijze is geworden, die de mensheid geen andere toekomst kan garanderen dan die van haar eigen ondergang.
Sinds het begin van de 20e eeuw is oorlog onafscheidelijk verbonden met de kapitalistische maatschappij. Het is het precieze resultaat van de historische crisis van deze productiewijze: "na historisch alle ontwikkelingsmogelijkheden te hebben uitgeput en in de moderne oorlogsvoering, de imperialistische oorlogsvoering, de uitdrukking te vinden van deze ineenstorting die [...] de productiekrachten in een afgrond verzwelgt en in versneld tempo ruïne op ruïne stapelt"[1]. Maar in tegenstelling tot klimaatrampen of het ontstaan van een pandemie, zijn militarisme en de toename van oorlogen het product van de doelbewuste actie van de bourgeoisie, die niet in staat is haar imperialistische rivaliteiten anders te beslechten dan door haar toevlucht te nemen tot de wapens en het vergieten van het bloed van de uitgebuitenen.
De oorlog in Oekraïne vormt geen uitzondering op deze volstrekt irrationele logica[2] en is zelfs een verdieping van het militarisme en zijn barbaarse gevolgen, zoals blijkt uit de omvang van de gevechten, de tienduizenden doden, de stelselmatige verwoesting van hele steden, de executies van burgers, de onverantwoorde bombardementen op kerncentrales en de aanzienlijke economische gevolgen voor de hele planeet. De explosieve groei van de militaire begrotingen van alle landen en de toetreding van Zweden en Finland tot de krabbenmand die de NAVO is, zijn geenszins tekenen van het beroemde ‘Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog’ dat zo hypocriet door de bourgeoisie wordt gepredikt. Integendeel, het aanzwellen van de militaire arsenalen en, meer in het algemeen, de accentuering van de oorlogseconomie in alle richtingen zullen de spanningen tussen de staten alleen maar doen toenemen en leggen nu reeds de grondslagen voor toekomstige conflicten.
Terwijl de wereld nu al bijna drie jaar lijdt onder één van de dodelijkste pandemieën uit de geschiedenis en terwijl de economische crisis en de milieurampen verergeren, geven alle staten enorme bedragen uit aan wapens. Meer dan ooit staat de economie in dienst van de oorlog, in dienst van de ongebreidelde productie van vernietigingswerktuigen zonder de minste economische samenhang. Want een kanon, een raket of een gevechtsvliegtuig levert geen enkele meerwaarde op en is een pure verspilling, een zuiver verlies vanuit het oogpunt van het kapitaal op wereldschaal. De toename van de wapenproductie, de mogelijke omschakeling van strategische sectoren naar de militaire industrie, de schuldenlast die dit alles met zich meebrengt en de afname van investeringen in andere sectoren van de economie, zullen de wereldhandel dan ook aanzienlijk veranderen en de economische en sociale omstandigheden waaronder de uitgebuitenen te lijden hebben, nog verergeren.
Bovendien zijn de directe gevolgen van de oorlog zelf reeds merkbaar voor een groot deel van de wereldbevolking : buitensporige inflatie, totale ontwrichting van de productie- en bevoorradingsketens, economische vergeldingsmaatregelen tussen rivaliserende staten. Al deze gevolgen van de imperialistische oorlog treffen de uitgebuitenen in de hele wereld hard, niet in de laatste plaats door het tekort aan vele eerste levensbehoeften. Geconfronteerd met deze catastrofale situatie heeft de bourgeoisie geen ander aanbod dan de eindeloze ideologie van de opoffering, zoals de Europese regeringen die, geconfronteerd met de Russische vermindering van de aanvoer van gas, de bevolking oproepen de broekriem aan te halen door ‘energiesoberheid’ te betrachten, dit alles in naam van een pseudo-solidariteit met het Oekraïense volk. Deze verachtelijke propaganda van de grote energiebedrijven toont de verraderlijkheid en het cynisme van de heersende klasse, die nooit ophoudt om te proberen de arbeidersklasse te laten opdraaien voor haar crisis. Maar de leugens van de heersende klasse verbleken in vergelijking met de harde realiteit die miljarden mensen dagelijks aan den lijve ondervinden. Het bewijs is dat de wereld nog nooit zo veel honger heeft geleden.
Vandaag de dag storten het kapitalisme en zijn verschrikkingen meer dan 2 miljard mensen in een voedselcrisis en staan bijna 800 miljoen mensen op het randje van de hongerdood.
Zoals wij de afgelopen maanden herhaaldelijk hebben bevestigd, is het proletariaat, beroofd van zijn klassenbewustzijn, op dit moment niet in staat zichzelf te herkennen als een sociale kracht die zich kan verzetten tegen oorlog en die een revolutionair perspectief kan bieden. Geconfronteerd met inflatie en tekorten zijn revoltes uitgebroken op een terrein van strijd dat totaal vreemd is aan de methoden en doelstellingen van het proletariaat, zoals in Sri Lanka waar de woede van de bevolking is ingezet om de zittende president af te zetten, en diende zo als een massa die gemanoeuvreerd kon worden in de confrontaties tussen burgerlijke klieken. In Ecuador hebben duizenden ‘inheemsen’, gegroepeerd op etnische basis en afgesneden van de strijd van de arbeidersklasse, zich eveneens ten doel gesteld de heersende macht omver te werpen... ten voordele van een andere burgerlijke kliek.
In het hart van het wereldkapitalisme zijn de afgelopen weken echter de eerste tekenen te zien van reacties van arbeiders op de toenemende uitbuiting op de werkplek en de verslechtering van de levensomstandigheden als gevolg van de stijgende prijzen. Eind juni staakten meer dan 50.000 spoorwegarbeiders in Groot-Brittannië om hogere lonen te eisen. In Duitsland, Spanje en Frankrijk braken ook stakingen uit in de luchtvaartindustrie en bij de spoorwegen, gebaseerd op dezelfde eisen. Hoewel deze defensieve strijd nog in een embryonaal stadium verkeert, van elkaar gescheiden is en in toom wordt gehouden door de vakbonden, die hun sabotage-arsenaal inzetten door de verdeling tussen verschillende sectoren , blijft het een feit dat zij een illustratie vormt van een grote woede in de rijen van de arbeiders en van een potentieel voor de ontwikkeling van strijdbaarheid in de komende periode.
Maar bovenal tonen deze bewegingen volledig aan dat de economische crisis de beste bondgenoot blijft van het proletariaat, het meest gunstige terrein waarop het zijn solidariteit en zijn internationale eenheid kan ontwikkelen, en geleidelijk zijn identiteit en het bewustzijn van zijn revolutionair potentieel kan terugvinden. Alleen door deze lange en moeizame strijd zal het in staat zijn de mensheid uit de vernietigingsspiraal van het kapitalisme te bevrijden en zo de weg naar het kommunisme te wijzen.
Meer dan ooit behoort de toekomst toe aan de arbeidersklasse!
Vincent, 8 juli 2022.
[1] Rapport van de Conferentie van Gauche Communiste de France in juli 1945, aangehaald in “Historisch perspectief revolutie of oorlog!”, Internationale Revue nr. 9.
[2] Voor verdere uiteenzettingen over het onderwerp van de irrationaliteit van de oorlog, zie bijvoorbeeld de “Militarisme en ontbinding [298]” (“Militarism and decomposition”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 64. Een actualisatie, “Militarisme en ontbinding, mei 2022” , is gepubliceerd in Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 168.
In eerdere artikels hebben we al de werkelijke toedracht van de standpunten van de trotskisten [1] en de meeste anarchisten[2] aan de kaak gesteld. In dit artikel richten we ons vooral op andere ‘ultralinkse’ organisaties in Nederland en in België die niet tot de beide categorieën behoren: Doorbraak en Communistisch Platform in Nederland en PVDA in België.
In de eerste maanden van de oorlog in Oekraïne waren deze zich ‘marxistisch’ of ‘revolutionair’ noemende organisaties buitengewoon actief in de protesten tegen de oorlog. Ze tuimelden over elkaar heen in een poging om de meest ‘radicale’ verklaringen af te leggen en vooral om hun solidariteit voor het voetlicht te brengen met de arbeiders in Oekraïne en Rusland, die slachtoffer zijn van dit gewapend conflict. In ieder geval
De oorlog in Oekraïne is een belangrijke testcase op het vlak van de verdediging van de internationale solidariteit. Dat de solidariteit, die deze organisaties voorstaan, niet gebaseerd is op een internationalistisch principe, een principe dat de verwerping van de beide oorlogvoerende kampen (Oekraïne inbegrepen) inhoudt, zullen we in dit artikel proberen aan te tonen.
In hun ijver om voorop te lopen in de protesten tegen de oorlog riepen de genoemde organisaties om het hardst dat ze de voorstellen en initiatieven steunden die een einde aan de oorlog moeten maken, ten langen leste zelfs die van de vredesbeweging.
In tegenstelling tot wat deze organisaties voorwenden, bestaat er een essentieel verschil tussen de strijd tegen de oorlog en de strijd voor vrede, ook al lopen die in de protesten vaak door elkaar heen. Een strijd tegen de oorlog impliceert een strijd tegen het kapitalistisch systeem dat onvermijdelijk militarisme en oorlog genereert. Deze strijd kan alleen worden gevoerd worden door de arbeidersklasse omdat alleen zij in staat is deze strijd te richten tegen de wortels van het kapitalisme. Een strijd voor de vrede is daar het faliekante tegenovergestelde van. Door te steunen op het valse idee dat de kapitalistische Staten naar vrede streven, terwijl deze in wezen altijd de oorlog voorbereiden, blijft het pacifisme fundamenteel op burgerlijk terrein en propageert het de verzoening met de bourgeoisie, een campagne die de geesten van de arbeiders vergiftigt.
Meer dan 100 jaar geleden, vlak na het begin van de Eerste Wereldoorlog schreef Herman Gorter, die toen deel uitmaakte van de internationale linkse oppositie tegen de oorlog, een vlammend betoog tegen het pacifisme. Daarin benadrukte hij dat de strijd voor vrede de voorbereiding van de oorlog betekent en daardoor essentieel reactionair van karakter is: “Vredesbeweging en imperialisme behoren bij elkaar. Zij zijn twee zijden van hetzelfde ding. De vredesbeweging is de poging van de bourgeoisie, de reformisten en de radicalen om, nu het proletariaat staat voor de keuze van imperialisme of socialisme, het proletariaat te sturen naar het eerste. De vredesbeweging is de poging van het imperialisme van de bourgeoisie tegen het socialisme van het proletariaat”[4]. In wezen is het standpunt van de vredesbeweging, dat ontwapening mogelijk is, dat het militarisme uitgeroeid kan worden, en dat het kapitalisme een ‘vredelievend’ bestaan kan garanderen, één grote misleiding.
In de periode van het verval kent het kapitalisme maar één antwoord op zijn groeiende interne tegenspraken, veroorzaakt door de onoplosbare economische crisis: “In welke richting het zich ook evolueert, welke middelen het ook aanwendt om zich uit de greep van de crisis los te maken, het kapitalisme wordt onweerstaanbaar in de richting van zijn bestemming geduwd: de oorlog”[5]. Kapitalisme is oorlog, en zeker in de huidige periode van de historische crisis van het kapitalisme neigt de oorlog, ook al is dat in de vorm van een proliferatie van lokale oorlogen, zich te veralgemenen en een wereldwijd karakter aan te nemen.
De genoemde organisaties verdedigen niet Rusland en ook niet de Verenigde Staten en de NAVO, maar staan wel vierkant achter Oekraïne, want “Het Groot-Russische chauvinisme stelt de legitimiteit van het bestaan zelf van het huidige Oekraïne in vraag” (PVDA) wat een reden is om “onmiddellijk maatregelen [te] nemen die Putin en zijn belangrijkste bondgenoten direct raken” (Communistisch Platform) en een financiële bijdrage te geven “aan een van onderop-collectief van activisten in Oekraïne dat humanitaire hulp en steun aan kameraden in de territoriale verdediging organiseert” (Doorbraak).
Doorheen het protest tegen het in vraag stellen van de legitimiteit van Oekraïne door het Russische regime klinkt de roep om de zelfbeschikking van Oekraïne te verdedigen, waar dit land zogezegd recht op zou hebben, niettegenstaande het zogezegde gebrek aan ‘democratie’ door de duidelijke invloed van de neonazistische groeperingen, en maffia-achtige oligarchen op het regime.
Het ‘recht der naties op zelfbeschikking’, een leuze die tijdens de Eerste Wereldoorlog door Lenin werd gehanteerd, is echter een burgerlijk ordewoord en richt zich tegen de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse, zoals Rosa Luxemburg al aantoonde in haar geschrift over de Russische Revolutie. “Lenin en zijn kameraden hadden kennelijk verwacht dat zij als voorvechters van de nationale vrijheid, ‘inclusief losmaking uit de Russische staat’, Finland, de Oekraïne, Polen, Litouwen, de Baltische landen, de Kaukasiërs enzovoort tot evenzovele trouwe bondgenoten van de Russische Revolutie zouden maken, maar het tegendeel bleek waar: elk van deze ‘naties’ gebruikte deze nieuw verkregen vrijheid om zich als doodsvijand van de Russische Revolutie aan te sluiten bij het Duitse imperialisme en droeg onder bescherming daarvan de banier van de contrarevolutie tot in Rusland zelve”[6]. De naties, aan wie na 1917 zelfbeschikkingsrecht was toegekend door de Bolsjewiki, keerden zich dus onmiddellijk tegen de Oktoberrevolutie. Het recht op zelfbeschikking is in het verleden zelfs gebruikt als rechtvaardiging om een oorlog te beginnen, zoals in de Eerste Wereldoorlog toen de aantasting van de zelfbeschikking van Servië voor Rusland en van België voor Frankrijk en Groot-Brittannië een rechtvaardiging vormde om Centrale machten de oorlog te verklaren. Voor Rosa Luxemburg was het zonneklaar dat het idee van nationale zelfbeschikking“het grootste gevaar vormt voor het internationale socialisme”
Op 28 juli 1914 viel Oostenrijk-Hongarije Servië binnen en zou men formeel kunnen stellen dat dit laatste land een zuivere verdedigingsoorlog voerde, omdat het op een laffe wijze werd aangevallen. Echter, enkele jaren daarvoor had Servië in de eerste Balkanoorlog, van 8 oktober 1912 tot 18 juli 1913, zijn ware gezicht al laten zien door een deel van Kosovo te veroveren, dat behoorde tot het Ottomaanse rijk, en door in zijn expansiedrift naar de Adriatische kust verschillende minderheden binnen het Oostenrijks-Hongaars keizerrijk tegen Wenen op te stoken.
Maar het is niet alleen in een groot imperialistisch conflict dat kleinere naties (zoals Servië of België in 1914 of Oekraïne vandaag) hun imperialistische ambities doen gelden. Ook in beperkte conflicten maken deze staten hun nationale belangen tot inzet van oorlog, zoals we nog maar kortgeleden hebben gezien in de oorlog tussen Noord en Zuid-Soedan, tussen Azerbeidzjan en Armenië en tussen Kirgizië en Tadzjikistan.
Sinds het begin van de 20e eeuw zijn alle naties, groot of klein, imperialistisch en streven ze naar uitbreiding van hun invloedssfeer, het innemen van strategische posities of het veroveren van economisch interessante markten, ook al wordt dit laatste vanwege de permanente aard en diepgang van de wereldwijde economische crisis alsmaar moeilijker.
Eén organisatie doet het desondanks voorkomen alsof de oorlog in Oekraïne een zelfmobilisatie van het Oekraïense volk,“een echte vrijheidsstrijdgericht tegen deze imperialistische agressie is” (Doorbraak). Aldus ontleent Oekraïne haar gevechtskracht vooral “aan de motivatie van de bevolking – van de soldaten, gewapende vrijwilligers en mensen die op andere manier helpen” (Doorbraak). Maar Doorbraak doet daarmee de realiteit geweld aan, want behalve de klassenoorlog is elke oorlog hetzelfde, hoe je hem verder ook noemt: hij zaait dood en verderf zaait, jaagt tienduizenden jonge mensen de dood in en leidt tot een massale vernietiging, waaronder essentiële voorzieningen zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgingscentra, enzovoort. Daarom is het oproepen en aanmoedigen van mensen om zich te engageren voor de oorlog, zoals uit naam van de strijd tegen het imperialisme, een regelrechte misdaad. Want de oorlog, en ook die in Oekraïne, is een door de heersende klasse georganiseerde geweldsdaad, waarin grote delen van de arbeidersklasse gedwongen tegenover elkaar worden geplaatst, met een massale afslachting als gevolg.
De voornoemde organisaties schrijven ook dat de arbeidersklasse in de oorlogvoerende landen zich moet ontdoen van het kapitalisme en de regimes die dit systeem overeind houden. Zo zegt Communistisch Platform bijvoorbeeld dat“enkel via de ontwapening van de kapitalistische klasse door een zegevierende internationale arbeidersklasse het gevaar van oorlog voor eens en altijd kan worden bezworen.” en dat er“maar twee keuzes zijn: socialisme of barbarij”. Ondertussen bindt dezelfde organisatie de “zegevierende internationale arbeidersklasse” echter wel “aan de breed gedragen behoefte aan vrede” (Communistisch Platform). Deze breed gedragen behoefte krijgt gestalte in de vredesbeweging die, zoals we eerder hebben aangetoond, de strijd van de arbeidersklasse een einde te maken aan het kapitalisme echter niet ondersteunt, maar integendeel juist ondermijnt.
Ook anderen schrijven radicale taal, bijvoorbeeld dat“‘no war but the class war’ onder de aandacht en in de praktijk moet worden gebracht” (Doorbraak), of nog: “het ultieme doel is het omverwerpen van het kapitalisme” (PVDA).
Als ultralinks zegt dat er klassenstrijd nodig is en dat het kapitalisme omver geworpen moet worden, dan bedoelen ze daarmee geen massastaking die uitloopt in een proletarische revolutie. Al stellen ze het omverwerpen van het kapitalisme als het ‘ultieme doel’, in de tussentijd pleiten ze vooral voor ‘socialistische’ veranderingen die zou moeten worden bewerkstelligd door de invoering van een meer ‘radicale’ democratie, waarin de arbeiders hun overwicht in aantal binnen de maatschappij tot uitdrukking kunnen brengen in de keuze voor een regering louter bestaande uit ‘arbeiderspartijen’. De omverwerping van het kapitalisme zou starten met een ‘socialisatie’ van de bestaande burgerlijke staat, die in feite dus gewoon blijft bestaan, maar omgedoopt wordt tot een ‘socialistische’ staat. Daarmee is de grondslag voor imperialistische oorlog echter geenszins uit de wereld, wel integendeel.
De enige klasse die op termijn in staat is definitief een einde kan maken aan de oorlog is de arbeidersklasse. Want, terwijl de bourgeoisie niet in staat is het kader van de nationale staat te overstijgen en een werkelijke internationale eenheid te tot stand te brengen, kan de arbeidersklasse dit wel. Omdat ze in alle landen aan precies dezelfde uitbuitingsvoorwaarden is onderworpen, kent ze geen belangen die zich tot de nationale grenzen beperken. Deze fundamentele eigenschap van de arbeidersklasse ligt aan de basis van de stelling van het Kommunistisch Manifest “De arbeiders hebben geen vaderland”. Daarom neigt haar strijd er fundamenteel toe de nationale grenzen te overstijgen en is haar revolutie noodzakelijkerwijs internationaal.
In het verlengde van de campagnes ter verdediging van de democratie in Oekraïne, voeren deze groepen campagne voor internationale solidariteit met de “vrijheidsstrijd die in Oekraïne ook woedt” (Doorbraak). De campagnes hebben de arbeidersklasse niet op grote schaal weten over te halen om haar steun te geven aan de Oekraïne, aan de NAVO of aan beiden en zelfs de ‘radicale’ standpunten van deze ‘ultralinkse’ organisaties hebben daar geen verandering in kunnen brengen. We kunnen dat alleen maar toejuichen, omdat die standpunten niets te maken hebben met het internationalistisch principe, dat revolutionairen verdedigen. Want zonder er openlijk voor uit te komen, gaat hun argumentatie regelrecht in de richting van een rechtvaardiging van de verdedigingsoorlog van Oekraïne tegen de invasie door Rusland.
Internationale solidariteit is niet zomaar een opvatting die je kunt inwisselen voor iedere willekeurige andere opvatting. Voor de revolutionairen is het de uitdrukking van een principe, van het internationalisme, dat is geschreven in het bloed van de revolutionaire arbeiders die sinds 1848 - de eerste keer in de geschiedenis dat de arbeidersklasse zelfstandig optrad - hebben gestreden voor een maatschappijvorm vrij van uitbuiting, van onderdrukking en van oorlog. Dit principe geeft ook de fundamentele grens aan die bestaat tussen het kamp van de reactionaire bourgeoisie en van het revolutionaire proletariaat, een grens die ten enen male niet overschreden kan worden. Gebeurt dit wel door toch een kant te kiezen in de oorlog, dan betekent dat zonder meer verraad aan het internationalisme.
Dennis, Oktober 2022
[1] Over de trotskisten: “Trotskyism: beating the drums of imperialist war [557]”.
[2] Over de anarchisten: “Van internationalisme naar de ‘verdediging van de natie’ [312]”.
[3] De PVDA spreekt liever niet over Rusland als een imperialistische macht (wat op zich al veelzeggend is voor hun zgn. ‘internationalisme’), maar neemt voor het overige een soortgelijk standpunt als de beide andere organisaties, die vermeld zijn in dit artikel.
[4] Herman Gorter, “Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie, Hoofdstuk X De toekomst [558]”.
[5] “Crises et cycles dans l’économie du capitalisme agonisant (2eme partie) [559]”, Bilan nr. 12 september 1934.
[6] Rosa Luxemburg, “De Russische Revolutie [230]”.
Een reeks stakingen in de Verenigde Staten, gedragen door geïrriteerde arbeiders, doet grote delen van het land op hun grondvesten schudden. Deze beweging met de naam "striketober" (samentrekking van "strike" en "october") mobiliseert duizenden arbeiders die de ondraaglijke arbeidsomstandigheden, de fysieke en psychische vermoeidheid, de schandalige winststijgingen van de ondernemers van industriële groepen zoals Kellog's, John Deere, PepsiCo of in de gezondheidssector en privé-klinieken, zoals in New York, aan de kaak stellen. Het precieze aantal stakingen is moeilijk te tellen, omdat de federale regering alleen die stakingen telt waarbij meer dan duizend arbeiders betrokken zijn. Het feit dat de arbeidersklasse kan reageren en een strijdbaarheid aan de dag kan leggen in een land dat nu in het centrum van het wereldwijde ontbindingsproces staat, is een teken dat het proletariaat niet verslagen is.
Bijna twee jaar lang lag er overal ter wereld een loden deken over de arbeidersklasse met het uitbreken van de Covid-19 pandemie, de herhaalde lockdowns, de spoedopnames in ziekenhuizen en de miljoenen sterfgevallen. Overal ter wereld was de arbeidersklasse het slachtoffer van de veralgemeende nalatigheid van de bourgeoisie, van de verwaarlozing van de gezondheidsdiensten, die overbelast waren en altijd onderhevig aan de eisen van winstgevendheid. De druk van het alledaagse leven en de angst voor morgen versterkten een reeds sterk gevoel van kwetsbaarheid in de gelederen van de arbeiders, waardoor de tendens om in zijn schulp te kruipen nog werd geaccentueerd. Na de heropleving van de strijdlust die in de loop van 2019 en begin 2020 in verschillende landen tot uiting was gekomen, is de sociale confrontatie plots tot stilstand gekomen. Terwijl de beweging tegen de pensioenhervorming in Frankrijk een nieuwe dynamiek in de sociale confrontatie had laten zien, bleek de Covid-19 pandemie een krachtige verstikkende factor te zijn.
Maar temidden van de pandemie kon hier en daar, in Spanje, Italië, Frankrijk, strijd op het terrein van de arbeidersklasse ontstaan, via sporadische bewegingen die reeds blijk gaven van een betrekkelijk reactievermogen tegenover de ondraaglijke arbeidsomstandigheden, met name tegenover de toegenomen uitbuiting en het cynisme van de bourgeoisie in sectoren als de gezondheidszorg, het vervoer of de handel. Het isolement dat door het dodelijke virus werd opgelegd en het klimaat van terreur dat door de bourgeoisie werd verspreid, zorgden ervoor dat deze strijd echter niet bij machte was om een werkelijk alternatief naar voren te schuiven voor de voelbare achteruitgang van de gezondheid en de economische en sociale aftakeling.
Erger nog, deze uitingen van onvrede met de helse en gezondheidsbedreigende arbeidsomstandigheden, de weigeringen (door een minderheid) om zonder maskers en bescherming naar het werk te gaan, werden door de bourgeoisie voorgesteld als egoïstische, onverantwoordelijke en vooral schuldig eisen aan het ondermijnen van de sociale en economische eenheid van elke natie in haar strijd tegen de gezondheidscrisis.
Terwijl de Amerikaanse bevolking al jaren gedwongen is te vertrouwen op de almachtige staat, die haar gezondheids-, economische en sociale logica oplegt, gevoed, zoals elders, door de populistische leugens van een Donald Trump, die de kampioen van de volledige werkgelegenheid wilde zijn, en door de praatjes van de ‘nieuwe Roosevelt’, Joe Biden, scheppen duizenden arbeiders langzaam de voorwaarden om een collectieve kracht te herontdekken die ze enige tijd vergeten waren. Langzamerhand hervinden zij het vertrouwen in hun eigen kracht en hun vermogen om het schandelijke ‘two-tier pay system’ te weigeren[1], waarmee zij blijk geven van solidariteit tussen de generaties, waarbij de meerderheid van de ervaren en ‘beschermde’ werkers zij aan zij strijdt met hun jonge en in onzekerheid verkerende collega's.
Deze solidariteit tussen de generaties was in Frankrijk al in 2014 gebleken tijdens de strijd bij de Franse spoorweg- (SNCF) en luchtvaartmaatschappij (Air France) tegen identieke hervormingen. Het kwam ook al tot uiting in Spanje, tijdens de Indignados-beweging in 2011, en in Frankrijk, in 2006, tijdens de strijd tegen de CPE (Contrat de Première Embauche - Eerste Werkcontract). Deze solidariteit tussen de generaties vormt een groot potentieel voor de ontwikkeling van toekomstige strijd. Het is het teken van een zoektocht naar eenheid in de gelederen van de arbeidersklasse, terwijl de bourgeoisie nooit ophoudt de ‘oude profiteurs’ en de ‘luie jongeren’ te verdelen, zoals we bijvoorbeeld kunnen zien in de ‘Youth for climate’-beweging, die ter gelegenheid van de COP 26 opnieuw werd geactiveerd.
Ook al worden deze stakingen zeer goed omkaderd door de vakbonden (wat de bourgeoisie overigens in staat heeft gesteld deze mobilisaties voor te stellen als de ‘grote terugkeer’ van de vakbonden in de Verenigde Staten), toch hebben we enkele tekenen gezien die erop wijzen dat de door de verschillende vakbonden ondertekende overeenkomsten worden in vraag gesteld. Dit protest is nog embryonaal en de arbeidersklasse is nog ver verwijderd van een directe en bewuste confrontatie met deze waakhonden van de burgerlijke staat. Maar het is een zeer reëel teken van strijdbaarheid.
Sommigen zouden kunnen denken dat deze strijd in de VS de uitzondering is die de regel bevestigt: dat is niet zo! In de afgelopen weken en maanden waren er nog andere gevechten te zien:
Volgens de burgerlijke economen is de huidige inflatie, die de prijzen van energie en basisgoederen opdrijft en zo de koopkracht doet dalen, in de VS, Frankrijk, het VK of Duitsland, slechts een conjunctureel product van het ‘economisch herstel’. Ze houdt zogezegd verband met ‘specifieke aspecten’, zoals flessehalsproblemen in het zee- of wegtransport, de ‘oververhitting’ van de industriële productie, met name de spectaculaire stijging van de brandstof- en gasprijzen. Ze zou van voorbijgaande aard zijn voordat er opnieuw een regulering, een evenwicht in de productie van goederen plaatsvindt.
Alles is goed om gerust te stellenen en een ‘noodzakelijk’ inflatoir proces te rechtvaardigen... dat, ondanks alles, dreigt te blijven duren.
Het ‘helikoptergeld’, de honderden miljarden dollars, euro's, yen of yuan die de staten zonder de kosten te tellen maandenlang hebben gedrukt en uitgegeven om de economische en sociale gevolgen van de pandemie op te vangen en een wijdverspreide chaos te voorkomen, heeft de waarde van de valuta's alleen maar verzwakt en een chronisch inflatoir proces in de hand gewerkt. Er zal een prijs moeten worden betaald en de arbeidersklasse bevindt zich in de frontlinie van deze aanvallen.
Ook al is er nog geen directe en massale reactie gekomen op deze aanval, de inflatie kan dienen als een krachtige factor in de ontwikkeling en éénmaking van de strijd: de stijging van de prijzen van producten voor basisbehoeften, gas, brood, elektriciteit, enz. kan alleen maar een directe verslechtering betekenen van de levensomstandigheden van alle arbeiders, of zij nu in de openbare of in de particuliere sector werken, of zij nu actief, werkloos of gepensioneerd zijn.
De regeringen vergissen zich dan ook niet. Hoewel zij nog geen formele bezuinigingsprogramma's hebben opgelegd en integendeel op grote schaal miljoenen en miljoenen dollars, yuan en euro's hebben geïnjecteerd, weten zij dat het absoluut noodzakelijk is de activiteit nieuw leven in te blazen en dat er een sociale bom bestaat. Terwijl de regeringen dachten snel een einde te maken aan alle steunmaatregelen in verband met Covid en de rekeningen zo snel mogelijk te ‘normaliseren’, heeft Biden (om een sociale ramp te voorkomen) een ‘historisch’ plan van interventie opgesteld dat “miljoenen banen zal scheppen, de economie zal doen groeien en zal investeren in onze natie en onze mensen”[2].Je zou denken dat je droomde! Hetzelfde geldt voor Spanje, waar de socialist Pedro Sanchez een massaal plan van 248 miljard euro aan sociale uitgaven ten uitvoer legt, tot groot ongenoegen van een deel van de bourgeoisie, dat niet weet hoe de rekening zal worden betaald. Ook in Frankrijk probeert de regering achter alle hoera en verkiezingsretoriek voor de presidentsverkiezingen van 2022 in te spelen op sociale onvrede en ongenoegen met ‘energiebonnen’ en een ‘inflatiepremie’ voor miljoenen belastingbetalers zonder het probleem op te lossen.
Maar het erkennen en benadrukken van het reactievermogen van het proletariaat mag niet leiden tot euforie en de illusie dat er voor de arbeidersstrijd een koninklijke weg open ligt. Omdat het voor de arbeidersklasse moeilijk is zichzelf als uitgebuite klasse te erkennen en zich bewust te worden van haar revolutionaire rol, is het pad van significante gevechten die de weg naar een revolutionaire periode kunnen openen, nog ver verwijderd.
In deze omstandigheden blijft de confrontatie broos, slecht georganiseerd, grotendeels ingekaderd door de vakbonden, die staatsorganen gespecialiseerd in het saboteren van de strijd en die handig gebruik maken van corporatisme en verdeeldheid. In Italië bijvoorbeeld zijn de oorspronkelijke eisen en de strijdlust van de laatste strijd door de vakbonden en de Italiaanse extreem linkse partijen omgebogen naar een gevaarlijke impasse: de verrotte slogan van de “eerste massale staking in Europa tegen de gezondheidspas”, die de Italiaanse regering aan alle arbeiders heeft opgelegd.
Ook, terwijl sommige sectoren sterk te lijden hebben onder de crisis, sluitingen, herstructureringen en hogere arbeidsritme, worden andere sectoren geconfronteerd met een gebrek aan arbeidskrachten en/of een eenmalige productietoename (zoals in het vrachtvervoer, waar honderdduizenden chauffeurs in Europa ontbreken). In deze situatie schuilt het gevaar van verdeeldheid binnen de klasse door sectoriële eisen, die de vakbonden niet zullen aarzelen uit te buiten of aan te wakkeren.
Voeg daaraan de oproepen van radicaal links van het kapitaal om ook op burgerlijk terrein te mobiliseren: tegen extreem-rechts en de ‘fascisten’ of voor de ‘burgermarsen’ voor het klimaat... Hieruit blijkt eens te meer hoe kwetsbaar de proletariërs zijn voor de retoriek van "radicaal" links, dat elk middel weet te gebruiken om de strijd te verleggen naar een niet-proletarisch terrein, met name dat van het interklassisme.
En ook al kan de inflatie een factor van éénwording van de strijd zijn, het treft ook de kleinburgerij, met de stijging van de benzineprijs en de belastingen, elementen die overigens aanleiding hebben gegeven tot het ontstaan van de interklassistische beweging van de ‘gele hesjes’ in Frankrijk. De huidige context blijft inderdaad bevorderlijk voor het ontstaan van ‘volksopstanden’ waarin de proletarische eisen bedolven blijven onder de steriele en reactionaire verzuchtingen van de kleine bazen die zelf hard door de crisis zijn getroffen. Dit is bijvoorbeeld het geval in China, waar de ineenstorting van de vastgoedgigant Evergrande op zeer spectaculaire wijze de realiteit van een door overmatige schulden verzwakt China symboliseert, maar die leidt tot het protest van kleine eigenaars die bestolen zijn en als zodanig reageren.
De interklassistische strijd is een ware valstrik en stelt de arbeidersklasse niet in staat haar eigen eisen, haar eigen strijdbaarheid, haar eigen autonomie voor een revolutionair perspectief te doen gelden. De verrotting van de kapitalistische maatschappij, nog versterkt door de pandemie, weegt en zal blijven wegen op de arbeidersklasse, die nog steeds in grote moeilijkheden verkeert.
Het absenteïsme op het werk, de aaneenschakeling van ontslagnemingen in de bedrijven, de weigering om terug te keren naar werk dat vaak zwaar werk is voor zeer lage lonen, zijn de laatste maanden blijven toenemen. Maar dit zijn individuele reacties die meer een weerspiegeling zijn van een (illusoire) poging om te ontsnappen aan de kapitalistische uitbuiting dan om deze het hoofd te bieden door een collectieve strijd met klassebroeders. De bourgeoisie aarzelt niet deze zwakte uit te buiten om deze ‘ontslagnemers’, deze ‘veeleisende’ arbeiders te denigreren en zich schuldig te laten voelen, door hen rechtstreeks ‘verantwoordelijk’ te stellen voor het gebrek aan personeel in bijvoorbeeld ziekenhuizen of restaurants. Met andere woorden, om meer verdeeldheid te zaaien in de rangen van de arbeiders!
Ondanks alle moeilijkheden en valkuilen heeft deze laatste periode een bres geslagen en duidelijk bevestigd dat de arbeidersklasse in staat is zich te doen gelden op haar eigen strijdterrein. De ontwikkeling van haar bewustzijn loopt via deze vernieuwing van strijdbaarheid en het is nog een lange weg vol valkuilen. Op hun niveau moeten revolutionairen deze strijd verwelkomen en begeleiden, maar hun eerste verantwoordelijkheid is om zo goed mogelijk te strijden voor de uitbreiding ervan, voor hun politisering, die nodig is om het revolutionaire perspectief levend te houden, terwijl zij in staat moeten zijn hun grenzen en zwakheden te erkennen door de valstrikken die de bourgeoisie voor hen heeft uitgezet en de illusies die hen bedreigen krachtig aan de kaak te stellen,waar zij ook vandaan komen.
Stopio / 03.11.2021
[1]Een systeem van lagere lonen voor nieuwe werkers, bekend als de ‘grootvaderclausule’, die veel vakbonden met beide handen hebben ondertekend.
[2] Dit programma, dat typerend is voor het staatskapitalisme, is ook bedoeld om de Amerikaanse economie te moderniseren om haar concurrenten, met name China, beter het hoofd te kunnen bieden.
In de herfst van 2021 heeft de IKS in diverse delen van de wereld openbare bijeenkomsten georganiseerd rond het thema “De verergering van de ontbinding van het kapitalisme: zijn gevaren voor de mensheid en de verantwoordelijkheid van het proletariaat”. In de inleidende uiteenzetting werden de volgende krachtlijnen uiteengezet:
Het beeld dat de wereld ons vandaag de dag biedt, is dat van wereldwijde chaos en dus om een mondiale oplossing vraagt. Een nauwere waarneming van de wereld brengt inderdaad niet slechts één probleem aan het licht, maar een veelvoud van ontbindingsverschijnselen die alle sectoren van de maatschappij treffen. We hebben ze bij talloze gelegenheden benadrukt en ze laten zien dat de wereld zwaar ziek is. Hoe moet je anders de symptomen interpreteren die zich voordoen: de ongelooflijke corruptie die groeit en bloeit in het politieke apparaat, de permanente toename van misdaad, de onveiligheid, het stedelijk geweld (...) de vloedgolf aan drugs, die nu een massale vorm begint aan te nemen, de overvloed aan sekten, de heropleving van de godsdiensten, ook in bepaalde geavanceerde landen, de afwijzing van rationeel, coherent en gestructureerde denken (...),de marginalisering, de atomisering van individuen, de vernietiging van familiebanden, de uitsluiting van ouderen, de toename van de zelfmoorden ….
De inleiding op de openbare bijeenkomst zette de actualiteit van onze analyse van de ontbinding uiteen aan de hand van drie actuele gebeurtenissen: de terugtrekking van de VS uit Afghanistan, de Covid-pandemie en de gevolgen van het veranderende klimaat.
In feite illustreert elk van deze drie kwesties, ieder op zijn manier, de groeiende impasse van het kapitalisme, die tot uiting komt in zijn toenemende irrationaliteit, niet alleen ten aanzien van de belangen van de mensheid, maar ook ten aanzien zijn eigen belangen als een systeem van uitbuiting met een dodelijke concurrentie en rivaliteit tussen de verschillende actoren: naties, bedrijven, sectoren, ... kortom een toename van het ‘ieder voor zich’ ten koste van de handhaving van een minimale vorm van samenwerking tussen deze actoren die een voortzetting van de uitbuiting en accumulatie mogelijk maakt.
Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog,op haar eerste congres in 1919, verklaarde de Kommunistische Internationale dat het wereldkapitalisme een proces van “interne desintegratie”had ingezet en dat “het uiteindelijke resultaat van de kapitalistische productiewijze de chaos was”. De mogelijkheid voor de arbeidersklasse om duurzame hervormingen van het kapitalisme af te dwingen ten onder gegaan in de uitgebreide slachtingen in de loopgraven, de smeulende ruïnes die Europa daarna kenmerkten en de verarming van de arbeidersklasse. De arbeidersorganisaties uit het verleden, de sociaaldemocratische partijen en de vakbonden, hadden verraad gepleegd en waren in dienst getreden van de contrarevolutionaire bourgeoisie.
Het maximumprogramma van de arbeidersklasse dat in het Kommunistisch Manifest van 1848 werd uiteengezet, stond vanaf dat moment op de agenda van de geschiedenis. Het proletariaat moest de bourgeoisie omverwerpen en zijn politieke macht op wereldschaal vestigen.
Vandaag, na meer dan een eeuw van kapitalistische neergang, zien we hoe vooruitziend de woorden van de Kommunistische Internationale waren over de “interne desintegratie” van het wereldkapitalisme.
We ervaren daadwerkelijk de ineenstorting in een kapitalistische chaos, en alles wat dit impliceert voor het lot van het menselijk bestaan zelf, zoals honderd jaar geleden werd aangekondigd. In feite zijn we getuige van de laatste fase van het kapitalistische systeem dat zijn doodstrijd voert, de fase van sociale ontbinding. Laat ons duidelijk zijn, we kondigen niet het einde aan van de wereld van morgen, we hebben het over een lange termijn- en onomkeerbare trend, tenminste als er geen revolutionaire tussenkomst van de arbeidersklasse plaatsvindt!
In het verleden kenden alle maatschappijvormen in verval elementen van ontbinding, maar alleen het kapitalisme kent een fase van ontbinding
Maatschappijvormen hebben uitingen van ontwrichting gekend van het maatschappelijk weefsel, van verrotting van hun economische, politieke en ideologische structuren, enzovoort. Hetzelfde geldt voor het kapitalisme vanaf het begin van zijn vervalperiode. Het verschijnsel van sociale ontbinding bereikt momenteel echter zo’n omvang en diepgang dat het een nieuwe en unieke kwaliteit verkrijgt waarmee het laat zien dat het kapitalisme in verval in een specifieke fase is beland - de ultieme fase van zijn geschiedenis - waarin de ontbinding een, zo niet de beslissende, factor wordt in de evolutie van de maatschappij.
Hoe moet deze evolutie worden verklaard?
In een situatie waarin de twee fundamentele en vijandige klassen van de maatschappij, de bourgeoisie en het proletariaat, tegenover elkaar staan zonder erin te slagen hun eigen beslissende antwoord op te leggen, kan de geschiedenis niet blijven stilstaan. Terwijl de tegenstellingen van het kapitalisme in crisis alleen maar toenemen - vooral onder de slagen van de economische crisis - kunnen het onvermogen van de bourgeoisie om het minste vooruitzicht te bieden aan het geheel van de maatschappij en het onvermogen van het proletariaat om in de nabije toekomst openlijk haar eigen perspectief te bevestigen, alleen maar leiden tot een verschijnsel van algemene ontbinding, van verrotting van de maatschappij.
Het feit dat geen van de klassenmaatschappijen, die aan het kapitalisme voorafgingen, een fase van ontbinding doormaakten stelt ons in staat beter te begrijpen waarom dit wel het geval is in het kapitalisme. In feite konden in de klassenmaatschappijen die vooraf gingen aan het kapitalisme,de nieuwe productieverhoudingen, die de verouderde moesten vervangen, zich ontwikkelen binnen de maatschappij zelf. Dit zou de effecten en de omvang van de ontbinding van deze maatschappijvormen in zekere zin beperken. Maar de kommunistische samenleving, de enige die het kapitalisme kan opvolgen, kan zich op geen enkele manier binnen het kapitalisme ontwikkelen. Er is dus geen mogelijkheid van enige herstel van het maatschappelijk weefsel zonder de gewelddadige omverwerping van de macht van de bourgeoisie en de vernietiging van de kapitalistische productieverhoudingen.
Tijdens deze openbare bijeenkomsten werden belangrijke debatten gevoerd om beter de betekenis van de verschillende gebeurtenissen te kaderen en te begrijpen. De twee hiernavolgende artikelen wordt dieper ingegaan op een aantal fundamentele discussies zoals die zich tijdens de openbare bijeenkomsten in Frankrijk en Brazilië ontwikkelden.
Tijdens onze laatste online openbare bijeenkomst in november 2021 over “De verergering van de ontbinding van het kapitalisme: zijn gevaren voor de mensheid en de verantwoordelijkheid van het proletariaat”, trokken verschillende deelnemers de geldigheid van het concept van de ontbinding van het kapitalisme in twijfel, zoals ontwikkeld en verdedigd door het IKS. Met dit artikel willen we het debat voortzetten door nieuwe antwoorden te geven op de bezwaren die tijdens deze bijeenkomst zijn geuit. Zonder de inhoud van de verschillende interventies letterlijk te herhalen, kunnen de belangrijkste geformuleerde kritieken worden samengevat in drie punten:
Eerste kritiek: een innovatie die niet in de marxistische traditie staat
“Sinds het begin van het marxisme heeft vóór de IKS niemand zo'n theorie over de ontbinding van het kapitalisme ontwikkeld, noch de Bond van Kommunisten, noch de drie Internationales, noch enige andere organisatie, vroeger of nu, van de Kommunistische Linkerzijde, en niemand anders dan de IKS houdt zich er vandaag aan. Waarom dan deze innovatie in van het marxisme als het raamwerk van de verval van het kapitalisme voldoende is om de huidige situatie te verklaren?”
Tweede punt van kritiek: een idealistische benadering van de geschiedenis
“De IKS stelt dat de fase van ontbinding het resultaat is van een impasse tussen de fundamentele klassen van de maatschappij, bestaande uit een onmogelijkheid voor zowel de bourgeoisie als het proletariaat om hun eigen antwoord te bieden op de historische crisis van het kapitalisme: de wereldoorlog voor één, de wereldrevolutie voor de andere. In deze visie zou het proletariaat voldoende bewust zijn geweest om te voorkomen dat de bourgeoisie een wereldoorlog zou ontketenen, maar onvoldoende om zijn perspectief van de wereldrevolutie voorop te stellen. De moeilijkheden waarmee het proletariaat te kampen had, zouden nog groter zijn geworden na de anti-kommunistische campagne die ontketend werd tijdens de ineenstorting van het stalinisme, die ertoe leidde dat het kapitalisme in deze fase van ontbinding verzonk. Maar is zo’n belang hechten aan subjectieve factoren in de loop van de geschiedenis niet een idealistische benadering ervan?”
Derde punt van kritiek: een fenomenologische benadering gekoppeld aan een tautologische visie
“De IKS begint met het opstellen van een lijst van rampen die zich in de wereld voordoen en baseert zich op deze lijst om, door middel van een fenomenologische benadering, zijn theorie van de ontbinding van het kapitalisme uit te werken; het resultaat is een tautologische visie op de huidige periode, waar de ontbinding wordt verklaard door de gebeurtenissen en waar de gebeurtenissen worden verklaard door de ontbinding, die uiteindelijk niets verklaart en geen globaal begrip van de situatie mogelijk maakt”.
Het kapitalisme heeft, zowel in zijn opkomst- als in zijn vervalperiode, verschillende historische fasen doorgemaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval met de imperialistische fase, die begint met de intrede van het kapitalisme in zijn periode van verval. Alleen door stevig te vertrouwen op de wetenschappelijke methode van het marxisme konden de revolutionairen van die tijd, waaronder Lenin en Luxemburg, deze nieuwe fase in het leven van het kapitalisme identificeren, toen het concept van imperialisme nog niet door Marx en Engels was vertheoretiseerd.
Inderdaad, het marxisme, of de methode van het wetenschappelijk socialisme, kan op geen enkele manier vastgelegd in een onveranderlijk dogma om een realiteit te begrijpen die altijd in beweging is. Bovendien hebben Marx en Engels altijd zelf geprobeerd de standpunten te ontwikkelen, te verrijken en zo nodig te herzien, zoals blijkt uit hun voorwoord bij de Duitse heruitgave van het Kommunistisch Manifest uit 1872.
“De praktische toepassing van deze beginselen, zo verklaart het ‘Manifest’ zelf, zal overal en altijd van de historisch gegeven omstandigheden afhankelijk zijn. (…) Gezien de ontzaglijke ontwikkeling van de grootindustrie in de laatste vijfentwintig jaren en de daarmee voortschrijdende partijorganisatie der arbeidersklasse, gezien de praktische ervaringen, eerst van de Februarirevolutie [van 1848] en in nog veel sterkere mate van de Parijse Commune waarin het proletariaat voor de eerste maal gedurende twee maanden de politieke macht bezat, is tegenwoordig dit program op bepaalde punten verouderd”[1]
Dit was ook de houding van Luxemburg toen ze vocht tegen de positie die tot dan toe verdedigd werd door de arbeidersbeweging over de nationale kwestie: “Zoals ze zei en zeer duidelijk aantoonde was de verdediging in de jaren 1890 naar de letter van Marx’ steun aan de onafhankelijkheid van Polen in 1848, niet alleen een weigering te erkennen dat de maatschappelijke werkelijkheid was veranderd, maar ook een poging het marxisme van een levende methode om de werkelijkheid te onderzoeken te veranderen in een opgedroogd, quasi-religieus dogma”.[2]
We kunnen ook al het kritische werk noemen dat vanaf de jaren 1920 door de Kommunistische Linkerzijde is verricht met betrekking tot de ongekende problemen die zijn ontstaan door de ontaarding van de Russische Revolutie en de Kommunistische Internationale, in het bijzonder over de kwestie van de staat in de overgangsperiode en haar verhouding tot de dictatuur van het proletariaat.
De echte ‘innovaties’ (om zo te zeggen) met betrekking tot het marxisme worden daarentegen zowel vertegenwoordigd door de theorie van ‘de onveranderlijkheid van het marxisme sinds 1848’, uitgewerkt door Bordiga in het midden van de contrarevolutie, overgenomen en gedragen door de bordigisten van de Internationale Kommunistische Partij (IKP), en door de dubbelzinnige houding van de ‘Damenisten’ van de Internationalistische Kommunistische Partij (PCIint) op haar beurt, zelfs door de pure en eenvoudige afwijzing van de bordigisten van het idee van de verval van kapitalisme, terwijl dit concept vanaf het begin deel uitmaakt van het historisch materialisme![3] Het zijn bovendien dezelfde ‘innovaties’ met betrekking tot het marxisme die deze stromingen van de Kommunistische Linkerzijde ertoe brengen het concept van de ontbinding van het kapitalisme als on-marxistisch te verwerpen.
Ten tijde van het verval van het feodalisme kon de bourgeoisie, als uitbuitende klasse, in het bezit van haar eigen productie- en ruilmiddelen, in wezen rekenen op haar groeiende economische macht in de feodale maatschappij, waarop het vervreemde bewustzijn van haar klassebelangen was gebaseerd, om er eindelijk in te slagen de politieke macht te veroveren. In het tijdperk van de verval van het kapitalisme kan het proletariaat, als uitgebuite klasse die niets anders bezit dan haar arbeidskracht, niet rekenen en steunen op enige economische macht in de maatschappij; om de politieke macht te veroveren, kan hij alleen steunen op de ontwikkeling van zijn klassenbewustzijn en zijn organisatievermogen, waarvan de rijping daarom een essentieel element vormt van het machtsevenwicht tussen de klassen.
Aangezien de objectieve voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme en de vervanging ervan door het kommunisme met de intrede van de kapitalistische productiewijze in haar periode van verval vervuld zijn, hangt de toekomst van de kommunistische wereldrevolutie uitsluitend af van de subjectieve voorwaarden, de rijping in de diepte en breedte van het klassenbewustzijn van het proletariaat. Daarom is het essentieel voor de bourgeoisie om het bewustzijn van de arbeidersklasse permanent aan te vallen.
Dit aspect wordt het beste geïllustreerd door de gebeurtenissen die hebben geleid tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In juli 1914 stonden de rivaliserende imperialistische blokken klaar om elkaar militair te confronteren. Op deze datum bleef er voor de bourgeoisie maar één onzekerheid over: de houding van de arbeidersklasse tegenover de oorlog. Zou ze zich laten rekruteren, met name als kanonnenvlees, achter de nationale vlaggen? Deze onzekerheid werd op 4 augustus 1914 opgeheven met het verraad van de sociaaldemocratie die, na jaren te zijn vergiftigd door opportunisme, definitief overging naar het kamp van de bourgeoisie door voor oorlogskredieten te stemmen. Dit verraad werd ervaren als een klap op het hoofd van het proletariaat en veroorzaakte een achteruitgang van zijn klassenbewustzijn dat onmiddellijk door de bourgeoisie moest worden uitgebuit om de proletariërs voor de eerste imperialistische wereldoorlog te mobiliseren, met de onmisbare hulp van de oude organisaties van de arbeidersklasse zijn zojuist waren overgelopen naar de klassenvijand: de sociaaldemocratische partijen en de vakbonden.
Het was dus de klap toegebracht aan het klassenbewustzijn van het proletariaat die de bourgeoisie in 1914 uiteindelijk in staat stelde de Eerste Wereldoorlog te beginnen.
Het was ook de zwakte van datzelfde klassenbewustzijn in de jaren 1980, verergerd door de slag die de anti-kommunistische campagnes na de ineenstorting van het stalinisme, die het proletariaat verhinderden zijn eigen historisch perspectief van de kommunistische wereldrevolutie naar voren te schuiven en die ertoe leidden dat het kapitalisme in verval zijn fase van ontbinding binnenging; met andere woorden, het ontbreken van perspectief voor de arbeidersklasse komt momenteel neer op een gebrek aan perspectief voor de hele maatschappij. Dit alles illustreert het centrale en bepalende karakter van subjectieve factoren in de periode van verval van het kapitalisme voor de toekomst van de mensheid.
Verre van een idealistische benadering van de geschiedenis te zijn, vormt het belang dat gehecht wordt aan subjectieve factoren in de loop van de geschiedenis, dus een waarlijk dialectisch materialistische benadering ervan. Volgens Marx is klassenbewustzijn, zoals voor alle consequente materialisten, een materiële kracht. De kommunistische revolutie is een revolutie waarin het bewustzijn een centrale rol speelt: “Het kommunisme onderscheidt zich van alle vroegere bewegingen hierin, dat het de basis van alle vroegere productie- en verkeersverhoudingen omwentelt, en voor het eerst alle natuurlijke vooronderstellingen bewust als scheppingen van de mensen die tot dusver bestonden behandelt, ze van hun natuurlijk karakter ontdoet en aan de macht der geassocieerde individuen onderwerpt.”[4]
De feodale maatschappij in verval werd gekenmerkt door het optreden van elementen of verschijnselen van ontbinding, waarvan de wreedheden en morele desintegratie die de Dertigjarige Oorlog kenmerkten een perfecte illustratie zijn. Dat gezegd hebbende, het wegzakken van het feodalisme in zijn periode van verval ging hand in hand met de ontwikkeling van het kapitalisme, wiens economische dynamiek verhinderde dat de maatschappij als geheel in een fase van ontbinding verzonk.
In de kapitalistische maatschappij in verval is dat heel anders. Zij ziet niet de groei van een nieuwe uitbuitende klasse ontstaan, wier groeiende economische macht een tegenwicht zou zijn voor het onvermijdelijke wegzakken van de maatschappij in verval, noch zij ziet de ontwikkeling van een nieuwe productiewijze ter vervanging van de oude. Waarom?
Omdat de nieuwe maatschappij,die moet ontstaan uit de as van de oude maatschappij, het kommunisme, “de werkelijke beweging die de huidige toestand opheft”. Het kommunisme kan alleen worden opgericht op basis van de vernietiging van de oude kapitalistische productieverhoudingen. Zolang deze “beweging die de huidige toestand opheft” niet wordt gerealiseerd door de klasse die de drager is van een nieuwe maatschappij, vinden de elementen van ontbinding die zich opstapelen en versterken naarmate de vervalperiode vordert geen tegengestelde kracht die haar uiting kan beperken. Zonder een productiewijze die het uitstervende kapitalisme kan vervangen, vervalt de maatschappij in een proces van verrotting.
Gewapend met dit algemene kader voor het analyseren van de verval van het kapitalisme hebben we de verschijnselen waargenomen die zijn ontstaan in de jaren 1980. Het is deze benadering, en niet een fenomenologische benadering van de situatie, die ons in staat heeft gesteld het uiteenvallen van het Oostblok te identificeren evenals de ontbinding van de politiek van de blokken, waardoor de gang van het kapitalisme naar een nieuw wereldconflict tijdelijk en materieel onmogelijk werd. Evenzo heeft dit kader ons in staat heeft gesteld de ineenstorting van het stalinisme te analyseren als een beslissend moment de ontwikkeling van de ontbinding van het kapitalisme, die gedurende de gehele jaren tachtig was voortgeschreden. Het begin van deze nieuwe fase benadrukte de cruciale verantwoordelijkheid van het proletariaat voor de toekomst van de mensheid. Daarbij gebruikten we dezelfde benadering als de revolutionairen die te maken hadden met het fenomeen van de Eerste Wereldoorlog en identificeerden het als het begin van een tijdperk “van oorlogen en revoluties”, waarin, zoals Lenin beweerde, “het tijdperk van de progressieve bourgeoisie” had plaatsgemaakt voor het tijdperk van “de reactionaire bourgeoisie”; kortom, als een begin van de periode van verval van het kapitalisme.[5]
In tegenstelling tot de bezwaren die tegen ons zijn geuit, is het daarom niet zozeer de accumulatie van de specifiek verschijnselen van de ontbinding die aanleiding geeft tot ons begrip van deze laatste fase in het bestaan van het kapitalisme, maar een fundamenteel historische analyse van de verhouding tussen de twee belangrijkste klassen van de maatschappij. In dit opzicht is ons methodologische uitgangspunt in overeenstemming met het marxisme, dat van het vertrouwen op de klassestrijd en zijn dynamiek, op wat de ‘motor van de geschiedenis’ is en niet op eenvoudige ‘verschijnselen’ die zich door de omstandigheden hebben opgehoopt.
Deze benadering stelde ons ook in staat te begrijpen dat de ontbinding van het kapitalisme ‘zichzelf voedt’. Dit is met name het geval voor het verschijnsel van de Covid-19-pandemie, zowel een product van de ontbinding van het kapitalisme (toegenomen vernietiging van zowel de planetaire natuurlijke omgeving als van de structuren van gezondheidzorg en van medisch onderzoek, ‘ieder voor zich’ veralgemeend binnen de wereldbourgeoisie die culmineerde in de ‘oorlog van maskers’ en de ‘oorlog van vaccins’), maar ook een factor in de versnelling van dezelfde ontbinding (verder wegzinken in de economische crisis, vlucht vooruit in de schulden, toenemende imperialistische spanningen).[6] Deze benadering van de werkelijkheid is daarom geenszins tautologisch, maar past de methodologische strengheid toe van het dialectisch materialisme.
We moedigen lezers aan om hun overdenking over dit onderwerp voort te zetten, in het bijzonder door ons artikel te lezen over de marxistische wortels van het begrip ontbinding, gepubliceerd in International Revue nr. 117. [7] Maar ook om ons te schrijven om zo het debat voort te zetten.
DM / 29.12.2021
We doen in dit artikel verslag van enkele kwesties die werden besproken tijdens een openbare bijeenkomst van de IKS in Brazilië over het thema: “De verergering van de ontbinding van het kapitalisme: zijn gevaren voor de mensheid en de verantwoordelijkheid van het proletariaat”, die tot doel had om aan de hand van bepaalde recente en actuele gebeurtenissen de alomtegenwoordige realiteit van de laatste fase van de kapitalistische maatschappij, die van haar ontbinding, te illustreren. In dit document zullen wij geen verslag doen van alle interventies, die het standpunt van het IKS te onderschrijven, er twijfels en vragen over te uiten, of duidelijke meningsverschillen kenbaar te maken. Wij concentreren ons op enkele van de meningsverschillen die wij het belangrijkst achten en onze argumentatie daarover ontwikkelen, verder dan wij hebben kunnen doen tijdens de openbare bijeenkomst.[8]
1. Is de pandemie echt een sociaal fenomeen? En is ze een aanwijzing voor de ontbinding van het kapitalisme?
Onze presentatie stelde hierover: de Covid 19-pandemie heeft al bijna twee jaar centraal gestaan. Verre van slechts een natuurlijk fenomeen te zijn dat aan de oorsprong ligt van de ziekte zelf, is de pandemie een belangrijk sociaal fenomeen geworden dat de hele planeet treft. Hoewel voorspelbaar en sedert jaren voorzien, had het niet alleen voorkomen kunnen worden, maar de gevolgen ervan werden nog verergerd door de onmacht van de bourgeoisie om er iets aan te doen.
Een kameraad gaf toe dat hij nog steeds niet begreep hoe de pandemie een sociaal verschijnsel is en hoe zij dus een illustratie kan zijn van de ontbinding. Zelf begrijpen wij de reden van de moeilijkheid van de kameraad niet, want de geschiedenis toont aan dat er altijd een verband is geweest tussen de ontwikkeling van besmettingen enerzijds en de organisatie en de toestand van een maatschappij anderzijds. In de periode van het verval van het West-Romeinse Rijk bijvoorbeeld maakten de bestaansvoorwaarden en de expansiepolitiek van het Rijk het mogelijk dat de pestbacil zich op spectaculaire wijze kon verspreiden en een waar bloedbad onder de bevolking kon aanbrengen[9].
Voor het kapitalisme is ziekte altijd een hinderpaal geweest voor de goede werking van het productieapparaat, omdat ze de arbeidskrachten die onmisbaar zijn voor de schepping van meerwaarde ongeschikt maakt. Ze heeft ook de imperialistische ondernemingen belemmerd doordat ze de manschappen verzwakken die op de slagvelden gemobiliseerd zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hele geschiedenis van het kapitalisme aantoont dat de behandeling van ziekten een constante is in het bestaan van dit systeem en dat de vooruitgang of achteruitgang op dat vlak het product is van zijn eigen dynamiek[10]. Enkele van de door het kapitalisme genomen maatregelen vormen mijlpalen die hiervan getuigen,:
Het kapitaal zou nu kunnen beschikken over een beroepsbevolking die beschermd is tegen ziekte, altijd beschikbaar om uitgebuit te worden. Daarbij werd echter geen rekening gehouden met het feit dat de ongebreidelde ontwikkeling van het kapitalisme in zijn periode van verval leidt tot een grotere vernietiging van het milieu (ontbossing), een toename van het verkeer van personen, een ongecontroleerde verstedelijking, politieke instabiliteit en klimaatverandering, allemaal factoren die het ontstaan en de verspreiding van besmettelijke ziekten in de hand werken. Als gevolg daarvan wordt de mensheid sinds de jaren 2000 geconfronteerd met ten minste één nieuwe besmettelijke ziekte per jaar: (SARS, Ebola, Lassakoorts of Covid-19) en 70% van de opkomende ziekten zijn zoönosen, ziekten die van dieren op mensen worden overgedragen.
De bourgeoisie was niet in staat te reageren op de sterke signalen, die met de komst van de eerste SARS in 2003 door wetenschappers werden uitgezonden, om gedurende tien jaar lang en voor 150 miljoen euro het nodige onderzoek te verrichten dat de productie van een breedspectrum antiviraal middel tegen het Coronavirus mogelijk zou hebben gemaakt[11].Zij heeft ook niet gereageerd op de waarschuwingen van de CIA in 2019[12]. En tijdens de pandemie zelf negeerde zij over het algemeen de aanbevelingen van de WHO.
Het meest kwalijke aspect van de pandemie is dus de manier waarop alle staten hebben gereageerd: op een totaal onverantwoordelijke manier, met tegenstrijdige en chaotische maatregelen, zonder enig plan, zonder enige coördinatie, door cynischer dan ooit met het leven van miljoenen mensen te spelen. Dit is niet gebeurd in de staten die over het algemeen als ‘schurkenstaten’ worden omschreven, maar in de Verenigde Staten, Duitsland, de meer ‘geavanceerde’ landen, waar sprake is van zogenaamde ‘beschaving en vooruitgang’en in China met zijn groot bruto binnenlands product. De pandemie heeft het verval en de ontbinding van het kapitalisme aan het licht gebracht, de verrotting van zijn sociale en ideologische structuren, de wanorde en de chaos die van zijn productieverhoudingen uitgaan, het ontbreken van een toekomst voor een productiewijze die geplaagd wordt door steeds gewelddadiger tegenspraken, die het niet te boven kan komen.
De cijfers spreken voor zich: de heersende klasse is er niet in geslaagd de dood van 7-12 miljoen mensen wereldwijd te voorkomen en de verlamming van het productieapparaat te vermijden, wat een reeds dreigende wereldwijde economische recessie verergerde,. In recordtijd werden enkele goede vaccins geproduceerd, maar die tijd zou nog korter zijn geweest als alle landen hadden samengewerkt in plaats van de resultaten van hun onderzoek angstvallig geheim te houden, .... En deze vaccins zouden wel eens ontoereikend kunnen zijn zolang de armere helft van de wereldbevolking ongevaccineerd blijft, aangezien zij een kweekvijver vormt voor nieuwe, meer besmettelijke en gevaarlijke varianten van het virus ... voor de hele wereld. Dit is het toppunt van kapitalistische irrationaliteit.
2. Is er een oplossing voor de opwarming van de aarde onder het kapitalisme?
In onze presentatie werd betoogd dat de klimaatverandering haar oorsprong vindt in het kapitalisme dat natuurlijke hulpbronnen oppot en verspilt zolang het bestaat, zonder rekening te houden met de gevolgen van dergelijke acties. De omvang en intensiteit van de milieuvernietiging namen echter een hoge vlucht in de jaren 1960 en versnelden in de jaren 1980, aangewakkerd door de gevolgen van de economische crisis. Zozeer zelfs dat de gevolgen ervan steeds grotere delen van de bourgeoisie verontrusten, die zich bewust zijn van de impact van de klimaatverandering voor de economie en zelfs voor het leven op aarde, maar niet in staat zijn er iets aan te doen.
Twee kameraden menen daarentegen dat de bourgeoisie in staat is een oplossing te vinden voor de opwarming van de aarde. Het probleem is dat ze ons niet vertellen waarom alle pogingen die de bourgeoisie tientallen jaren lang in die richting heeft ondernomen - met haar klimaatconferenties van Rio 1992 tot de recente COP26 in Glasgow - niet hebben geleid tot iets substantieels om de wereldwijde catastrofe te voorkomen. De situatie is steeds dramatischer en de ‘partners’ blijken steeds meer onmachtig om het eens te worden over concrete en significante maatregelen om bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen te beperken.
Deze situatie is het gevolg van de tegenspraak tussen enerzijds het wereldwijde karakter van het kapitalisme en anderzijds het feit dat de natie het hoogste niveau van centralisatie is dat het kan bereiken. De uitingen van zijn anarchistische aard nemen toe naarmate de concurrentie tussen de verschillende landen zich verscherpt. Als een land vandaag de dag het initiatief zou nemen tot milieubeschermingsmaatregelen, neemt zijn concurrentievermogen af en loopt het in de wereldwijde concurrentie een aanzienlijke achterstand op.
3. Wat is het verschil tussen de fundamentele economische tegenspraken van het kapitalisme en de groeiende hindernissen voor de accumulatie die door dit systeem in ontbinding worden opgeworpen?
Dit verschil werd aan de orde gesteld door een kameraad die het belang van problemen als de opwarming van de aarde leek te onderschatten door ze te vergelijken met economische tegenstellingen, die niet overkomelijk zouden zijn. Alsof klimaatproblemen geen definitieve hindernis voor accumulatie zouden kunnen vormen! Dit is niet hoe de werkelijkheid werkt. In feite zijn de opwarming van de aarde, de verwoesting van de natuur, enzovoort al ten dele het gevolg van economische tegenstellingen.
Zoals blijkt uit de resolutie over de internationale situatie, die is aangenomen op het 24e Congres van de IKS: “De chaos die zich meester maakt van de kapitalistische economie bevestigt de opvatting van Rosa Luxemburg dat het kapitalisme geen zuiver economische ineenstorting zal meemaken. “Hoe gewelddadiger het kapitaal door middel van het militarisme het bestaan van de niet-kapitalistische lagen, zowel in de wereld als in eigen land, opruimt en de bestaansvoorwaarden van alle werkende lagen naar beneden haalt, des te meer verandert de dagelijkse geschiedenis van de kapitaalaccumulatie op het wereldtoneel in een voortdurende keten van politieke en sociale catastrofes en stuiptrekkingen, die, samen met de periodieke economische catastrofes in de vorm van crises, de voortzetting van de accumulatie onmogelijk zullen maken en de opstand van de internationale arbeidersklasse tegen de heerschappij van het kapitaal tot een noodzaak zullen maken, nog voordat zij economisch op haar natuurlijke, door haarzelf opgeworpen hindernis is gestuit” (Akkumulation des Kapitals [425], hoofdstuk 32).
4. Hoe nuttig is het voor ons analysekader van de situatie om het begrip ‘ontbindingsfase’ in te voeren binnen het verval van het kapitalisme?
Twee kameraden dachten dat het geen nut heeft. Een van hen is het volledig eens met de IKS als deze de nadruk legt op de uitingen van ontbinding van de maatschappij, maar spreekt ook de benadering tegen die uitgaat van het bestaan van een nieuwe fase binnen het verval van het kapitalisme. Hij ziet het nut niet in om die laatste in te voeren[13].
Voor de IKS is dit geenszins een academische maar een theoretische kwestie met praktische implicaties, waarbij wordt gekeken naar de bourgeoisie, het proletariaat en de interventie van revolutionairen. Een interventie die de voorhoede van het proletariaat waardig is, moet in staat zijn de geschiedenis te begrijpen en de periode waarin zij optreedt, en wat er op het spel staat, in het bijzonder met het oog op de klassestrijd.
Bijvoorbeeld, gedurende een hele periode van het kapitalisme in verval, van de Eerste Wereldoorlog tot de verdwijning van het Oostblok in 1989 en van het Westblok, was de wereld verdeeld tussen in twee rivaliserende imperialistische blokken en het historische alternatief was toen‘imperialistische wereldoorlog of revolutie’. Sindsdien is dit alternatief veranderd in ‘vernietiging van de mensheid in de chaos van een maatschappij in ontbinding of revolutie’.
Er zijn een aantal essentiële vragen, die de politieke voorhoede van het proletariaat moet behandelen, wil zij zich kunnen oriënteren en positief kunnen tussenkomen in de historische situatie:
Al deze vragen zullen aan de orde komen op een volgende door de IKS georganiseerde bijeenkomst.
IKS / december 2021
[1] Het Kommunistisch Manifest, Pegasus, 1975, blz. 9
[2] L’insurrection de Dublin en 1916 et la question nationale [563] [2], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 157 (zomer 2016).
[3] Zie: La théorie de la décadence au cœur du matérialisme historique (I) : de Marx à la Gauche communiste [564] [3], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 118
[4] Karl Marx / Friedrich Engels, De Duitse ideologie, Deel 1: Feuerbach [565]
[5] Zie:La théorie de la décadence au cœur du matérialisme historique (IV) [566] [4], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 121 (2e trimester 2005).
[6] Zie over dit onderwerp: Coronacrisis-Dossier: De ware doodsoorzaak is het kapitalisme! [567] op onze website
[7] Comprendre la décomposition du capitalisme (I) - Les racines marxistes de la notion de décomposition [568]
[8] Indien wij dergelijke bijdragen ontvangen, zullen wij deze uiteraard in de discussie op de volgende openbare bijeenkomst ter sprake brengen.
[9] Zie: “How the Roman Empire Collapsed”, Kyle Harper, 2019.
[10] Zie: Toutes les pandémies du passé étaient le produit de sociétés décadentes, celle de Covid-19 ne fait pas exception [569]
[11] Le Monde van 29 februari 2020.
[12] De wereld in 2035 zoals gezien door de CIA (2017): “De planeet en haar ecosystemen zullen in de komende jaren waarschijnlijk sterk worden beïnvloed door een verscheidenheid aan menselijke en natuurlijke veranderingen. [...] Veranderende milieuomstandigheden en de groei van mondiale verbindingen en handel zullen gevolgen hebben voor de neerslagfrequentie, de biodiversiteit en de reproductie van microben. Dit alles zal natuurlijk gevolgen hebben voor gewassen en landbouwsystemen en zal het ontstaan, de overdracht en de verspreiding van besmettelijke ziekten bij mens en dier doen toenemen. [...] Door lacunes en leemten in de nationale en internationale gezondheidsstelsels zal het moeilijker worden om uitbraken op te sporen en te beheersen, waardoor zij zich over zeer grote gebieden kunnen verspreiden”.
[13] Het is niet de eerste keer dat bepaalde fasen binnen het kapitalisme worden geïdentificeerd aan de hand van hun eigen kenmerken: “Net zoals het kapitalisme zelf verschillende perioden meemaakt (geboorte, opgang, verval), bestaat elke periode weer uit verschillende fasen. De opgangsperiode van het kapitalisme kan worden onderverdeeld in de achtereenvolgende fasen van de vrije markt, het aandelenkapitaal, het monopoliekapitaal, het 'Finanz'-kapitaal, het koloniale kapitaal en de vestiging van de wereldmarkt. De vervalperiode heeft zo ook z'n geschiedenis: het imperialisme, de wereldoorlogen, het staatskapitalisme, de permanente crisis en nu dan de ontbinding. Dit zijn verschillende en opeenvolgende aspecten uit het leven van het kapitalisme, elk karakteristiek voor een specifieke fase. Het is echter mogelijk, dat deze karakteristieken in rudimentaire vorm reeds eerder bestonden, en/of langer bleven bestaan. Loonarbeid bestond al tijdens het feodalisme en het Aziatisch despotisme (en slavenarbeid bestond ook nog tijdens het kapitalisme), maar verkreeg pas tijdens het kapitalisme een dominante plaats in de maatschappij. Het imperialisme bestond al tijdens de opkomstfase van het kapitalisme, maar werd pas in de periode van het verval zo overheersend in de maatschappij en de internationale relaties, dat de revolutionairen uit deze periode het identificeerden met het verval van het kapitalisme zelf.” (Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213], Stelling 3)
De verscheidenheid van de reactie van anarchistische organisaties op het imperialistische bloedbad in Oekraïne was tamelijk voorspelbaar. Vanaf haar ontstaan werd het anarchisme gekenmerkt door een diepgaande revolte tegen de kapitalistische uitbuiting, door een werkelijk verzet tegen het proces van proletarisering van de ambachten. Later kreeg het anarchisme, afgezien van haar rol binnen de radicale kleinburgerij, invloed op een deel van het proletariaat, en bracht het een visie met zich mee die ertoe neigde permanent te laveren tussen bourgeoisie en proletariaat
Als gevolg daarvan is het anarchisme altijd verdeeld geweest in een reeks tendensen, varierend van de anarchisten die deel gingen uitmaken van de linkervleugel van het kapitaal, zoals degenen die zich aansloten bij de republikeinse regering tijdens de oorlog van 1936-39 in Spanje, tot de anarchisten die duidelijk voorstander waren van internationalistische standpunten tegen imperialistische oorlog, zoals Emma Goldman tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wat de oorlog in Oekraïne betreft, is de reactie van het anarchisme zeer versnipperd: zij varieert van openlijke voorstanders van oorlog tot voorstanders van internationale solidariteit en eendrachtige actie tegen de oorlog.
Op cruciale momenten in de geschiedenis, zoals revoluties en imperialistische oorlogen, onderscheiden de waarlijk proletarische elementen zich van de handlangers van het kapitaal, die zich laten meeslepen door de heilige eenheid en het nationalisme. Alleen de proletarische elementen van het anarchisme zijn in staat een internationalistische koers te volgen en moeten worden gesteund. Als linkskommunisten veroordelen wij dus duidelijk de linkse of burgerlijke standpunten die door verschillende anarchisten naar voren worden gebracht, maar tegelijkertijd steunen wij de pogingen van groepen als KRAS in Rusland[1], het Anarcho-Syndicalistisch Initiatief (ASI) in Servië[2] en de Anarchist Communist Group (ACG) in Groot-Brittannië[3] om tussen te komen met een duidelijk internationalistisch standpunt.
De ACG heeft vanaf het begin van de oorlog een fundamenteel internationalistisch standpunt ingenomen.[4] Tegelijkertijd bevat deze verklaring een aantal verwarrende eisen, zoals de “ontbinding van de NAVO”, en de “massale bezetting van de eigendommen van Russische oligarchen in Groot-Brittannië en hun onmiddellijke omzetting in sociale woningen”. (Hoe zit het dan met de eigendommen van de Oekraïense oligarchen?) Je zou dezelfde immediatistische visie kunnen zien in de verklaring van de ASI-groep in Servië, die, ondanks een zekere helderheid over de aard van wat ‘vrede’ betekent in het kapitalisme, verklaart: “Laten we kapitalistische oorlogen veranderen in een arbeidersrevolutie!” Deze oproep tot revolutionaire actie is totaal onrealistisch gezien het lage niveau van de klassenstrijd vandaag. Maar deze verwarringen doen niets af aan de internationalistische essentie van de reacties van deze groepen op de oorlog.
Op 25 februari werd er al een gezamenlijke internationalistische verklaring gepubliceerd, ondertekend door 17 groepen rond de Anarkismo Coördinatie, waaronder de ACG. Daarin staat duidelijk dat “...onze revolutionaire en klasseplicht ons voorschrijft om de internationalistische, anti-oorlogs- en anti-imperialistische beweging van de arbeidersklasse te organiseren en te versterken. De logica van een agressiever of een progressiever imperialisme is een logica die leidt tot de nederlaag van de arbeidersklasse. Er kan geen sprake zijn van een imperialistische weg ten gunste van het volk. De belangen van de arbeidersklasse kunnen niet vereenzelvigd worden met die van de kapitalisten en de imperialistische machten”[5]. Op de website van het ACG staat ook een krachtige veroordeling van anarchistische groepen en publicaties die het nationalisme verdedigen, zoals de de groep Freedom in Londen[6].
Maar de verklaringen van de verschillende anarchistische stromingen moeten zorgvuldig en kritisch gelezen worden. Zo heeft de Franstalige sectie van de Internationale Anarchistische Federatie (IFA) in een op 24 februari gepubliceerd pamflet verkondigd: “Wij roepen ook op om overal ter wereld te strijden tegen het kapitalisme, het nationalisme en het imperialisme, en tegen het leger dat steeds weer nieuwe oorlogen op de spits drijft”[7].
Tegelijkertijd zien we in dezelfde IFA een openlijke oproep tot deelname aan de oorlog: een oproep tot steun aan de verzetscomités in Oekraïne, die vechten voor de ‘bevrijding’ van het land. Verschillende anarchistische groepen in uniform en gewapende voetbalsupporters worden voorgesteld als ‘vrijheidsstrijders’ - vaak met verwijzing naar het Zwarte Leger van Makhno tijdens de burgeroorlog in Rusland. Er is dus een duidelijke ‘gradatie’ in het anarchistische milieu van vandaag: van oproepen tot internationalisme, tot een oproep tot deelname aan dit escalerende conflict, als hulptroepen van het Oekraïense leger onder de vlag van de verzetscomités[1]. Ook sluiten in Oekraïne levende anarchisten uit Wit-Rusland zich aan bij de strijdkrachten van de Oekraïense staat – wat nog maar een teken is van de nederlaag en de ontreddering van de arbeidersklasse in dat gebied.
Een ander, overduidelijk, voorbeeld van volledig burgerlijke standpunten is de uitspraak van Russische anarchisten in de groep Anarchist Fighter: “...wat er nu in Oekraïne gebeurt gaat verder dan deze eenvoudige formule, en het principe dat iedere anarchist moet vechten voor de nederlaag van zijn land in oorlog” (onze nadruk). Zij stellen ook dat “De nederlaag van Rusland, in de huidige situatie, de kans zal vergroten dat mensen wakker worden, op dezelfde manier als gebeurde in 1905 [toen Ruslands militaire nederlaag door Japan leidde tot een opstand in Rusland], of in 1917 [toen Ruslands problemen in de Eerste Wereldoorlog leidden tot de Russische Revolutie] – en hun ogen zal openen voor wat er in het land aan de hand is...
De overwinning van Oekraïne zal ook de weg vrijmaken voor de versterking van de basisdemocratie - want als die wordt bereikt, zal dat alleen zijn door zelforganisatie van het volk, wederzijdse hulp en collectief verzet. Dit zou het antwoord moeten zijn op de uitdagingen die de oorlog op de maatschappij afvuurt”[9].
In de oorlog van 1914-18 en daarna gebruikten authentieke internationalisten als Lenin de term ‘revolutionair defaitisme’ om erop aan te dringen dat de klassenstrijd moest worden voortgezet, zelfs als dat de militaire nederlaag van het ‘eigen’ land betekende, maar dat ging gepaard met een duidelijke veroordeling van beide rivaliserende kampen. In handen van de linkervleugel van het kapitaal, of ze zichzelf nu ‘leninistisch’ of anarchistisch noemen, gaat de oproep tot de nederlaag van het ene land samen met steun aan de imperialistische rivaal, zoals duidelijk het geval is met de Anarchist Fighter groep. Dit heeft helemaal niets gemeen met proletarisch internationalisme.
Belangrijke sectoren van het anarchisme en het anarcho-syndicalisme hebben, tegelijkertijd verwijzend naar hun sterke antimilitaristische traditie, opnieuw hun steun betuigd aan de nationalistische oorlog - net zoals zij dat deden, samen met de sociaaldemocratie, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Maar met dit verschil dat, terwijl de sociaaldemocraten hun internationalistische principes verraadden, de anarchisten een bepaalde logica volgden, zoals we aanduidden in ons artikel over De Anarchisten en de Eerste Wereldoorlog [575] in 2009:
“Daarentegen is de aansluiting van het merendeel van de internationale anarchistische leiders tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de imperialistische oorlog en bij de bourgeoisie geen misstap maar de logische ontknoping van hun anarchisme, overeenkomstig met hun wezenlijk politieke standpunten. Zo rechtvaardigde Kropotkin in 1914 zijn chauvinistisch standpunt ten gunste van Frankrijk, in naam van het anti-autoritarisme, omdat het onaanvaardbaar is “dat een land geweld wordt aangedaan door een ander” (in de brief aan J. Grave)”.
“Door hun internationalisme te grondvesten op ‘zelfbeschikking’ en ‘het absolute recht van elk individu, elke associatie, elke commune, elke provincie, elke regio, elke natie om over zichzelf te beschikken, zich al dan niet te associëren, zich te verbinden met onverschillig wie en die verbintenis te verbreken’ (Daniel Guerin, “Het anarchisme [576]”), weerspiegelden de anarchisten de verdelingen die het kapitalisme opdringt aan het proletariaat. In de grond wortelt dit chauvinistische standpunt in het federalisme dat aan de basis zelf ligt van elke anarchistische opvatting. Door de staat te aanvaarden als een ‘natuurlijk verschijnsel’,‘het recht van elke natie op bestaan en op een vrije ontwikkeling’, wordt het anarchisme er op een natuurlijke wijze toe gebracht om de volkeren van elkaar te scheiden en dus te kiezen voor de verdediging van de zwakste, van het geschonden recht, enz… Het brengt haar ertoe om in elke imperialistische oorlog, een onderscheid te maken tussen ‘aanvallers/aangevallenen’ of ‘onderdrukkers/onderdrukten’, enz… oordelend dat het enige gevaar in het ‘bestaan van de naties’, hun neiging is om toe te geven aan het ‘nationalisme’ dat er door de heersende klasse wordt ingelepeld. Deze poging om het verwerpen van de oorlog te baseren op iets anders dan de klassestandpunten van het proletariaat laat alle ruimte open voor het rechtvaardigen van de steun ten gunste van de ene of andere oorlogsstoker. Concreet komt het neer op een keuze van ene imperialistische kamp tegen een ander”[10].
Vandaag wordt de anarchistische ‘familie’ verscheurd door de fundamentele tegenstelling tussen internationalisme en steun aan de imperialistische oorlog. Vandaag ook moet het linkskommunisme meer dan ooit zijn verantwoordelijkheid nemen en optreden als een pool van referentie en duidelijkheid tegenover al deze verwarring. Voor het linkskommunisme, als deel van de marxistische traditie, is het proletarisch internationalisme niet gebaseerd op abstracte idealen zoals vrijheid voor individuen, regio's of naties, maar op de werkelijke omstandigheden van het proletarisch bestaan: “Het internationalisme is gegrondvest op de universele voorwaarden die door het kapitalisme aan het proletariaat worden opgedrongen op wereldvlak, dit wil zeggen de tot het uiterste doorgedreven uitbuiting van haar arbeidskracht in alle landen en op alle continenten. En het is in naam van dit internationalisme dat uit de arbeidersklasse zelf de Eerste Internationale (IAA) is ontstaan. Het internationalisme heeft als referentiepunt dat de voorwaarden voor de ontvoogding van het proletariaat internationaal zijn: over grenzen en militaire fronten heen, over ‘rassen’ en culturen, vindt het proletariaat zijn eenheid in de gemeenschappelijke strijd tegen zijn uitbuitingsomstandigheden en in de gemeenschappelijke belangen voor het afschaffen van de loonarbeid en voor het kommunisme. Dat vormt de basis voor haar aard als klasse”[11].
Edvin
[1] Een groep die aangesloten is bij de anarcho-syndicalistische International Workers Association [577] (IWA-AIT).
[2] “Let’s turn capitalist wars into a workers’revolution! [578]” op de website van de IWA-AIT.
[3] “Take the side of the working class, notcompeting imperialist states! [579]”, op de website van de ACG.
[6] “Identity, nationalism and xenophobia atFreedom [581]”, op de website van de ACG.
[7] “International solidarity against Russian invasion!. Stop the War! [582]”. De rest van de oproep is een hypocriete verdraaiing tussen pacifisme en verdediging van Oekraïne.
[8] “Ukrainian Anarchists Mobilize forArmed Defense, Draw Solidarity fromAbroad as Russia Invades [583]”, op de website van Militant Wire.
Terwijl Rusland onophoudelijk bommen werpt op Oekraïense steden, herhaalden de vertegenwoordigers van de ‘democratische’ grootmachten aan het eind van de G7-bijeenkomst, die werd georganiseerd op 28 juni in de bucolische omgeving van de Beierse Alpen, in koor: “Rusland kan en mag niet winnen!” (Macron). Ze toonden zich ten onrechte verontwaardigd over de verschrikkingen van de gevechten, de tienduizenden doden, miljoenen vluchtelingen, de systematische vernietiging van hele steden, de executie van burgers, de onverantwoorde bombardementen op kerncentrales, en de aanzienlijke economische gevolgen voor de hele planeet. Door angst te veinzen trachtte deze groep cynici de zeer reële verantwoordelijkheid van het Westen voor dit bloedbad te verhullen, voornamelijk het destabiliserende optreden van de Verenigde Staten die, in hun pogingen om het verval van hun wereldleiderschap tegen te gaan, niet hebben geaarzeld om chaos en barbarij aan te wakkeren aan de poort van het historische centrum van het kapitalisme.
Maar de politiek van de VS is veel hypocrieter en berekender. In het begin van de jaren 1990 hadden de Verenigde Staten ‘informeel’ aan Moskou beloofd dat zij de ineenstorting van het Oostblok niet zouden aangrijpen om hun invloed uit te breiden tot aan de grenzen van Rusland. Zij aarzelden echter niet om de voormalige Oostbloklanden één voor één in hun invloedssfeer op te nemen, net zoals zij niet aarzelden om Taiwan massaal te bewapenen en diens pogingen te steunen om afstand te nemen van Peking, nadat zij eerst hadden beloofd het ‘één China’-beginsel te zullen eerbiedigen. De politiek van de VS ten aanzien van Oekraïne heeft niets te maken met de verdediging van weduwen en wezen, van de democratie, noch met mooie humanitaire beginselen. Wel in tegendeel, geen enkel land aarzelt om zich in bloed en modder te wentelen voor de verdediging van zijn eigen smerige imperialistische belangen.
Door Poetin uit te dagen Oekraïne binnen te vallen (en hem daartoe aan te zetten door duidelijk te maken dat ze niet zouden ingrijpen), door hem mee te sleuren in een grootschalige oorlog, hebben de VS, in een machiavellistische manoeuvre, tijdelijk belangrijke punten gescoord in de imperialistische arena, aangezien de strategie van de VS er in de eerste plaats op gericht is de onherroepelijke neergang van zijn leiderschap in de wereld tegen te gaan.
De Amerikaanse bourgeoisie was aldus in staat de controle van de NAVO over de Europese imperialismes te herstellen. Terwijl deze organisatie in het verderf leek te zijn gestort, ‘hersendood’ volgens Macron, zorgde de oorlog in Oekraïne ervoor dat dit instrument, dat de Europese imperialismes ondergeschikt maakte aan de belangen van de VS, weer op de voorgrond trad. Washington maakte van de Russische inval gebruik om de protesterende Europese ‘bondgenoten’ tot de orde te roepen : Duitsland, Frankrijk en Italië werden gedwongen hun handelsbetrekkingen met Rusland te verbreken en overhaast de militaire investeringen te doen die de Verenigde Staten al 20 jaar eisten.
Bovendien delen de VS beslissende klappen uit aan de militaire macht van Rusland. Maar via Rusland richten de VS zich in feite tegen China en zetten dit land onder druk. De belangrijkste doelstelling van het machiavellistische manoeuvre van de VS is de voortzetting van de indamming van China, die in de Stille Oceaan is begonnen, door de Russisch-Chinese betrekkingen te verzwakken. De mislukking van Rusland tegenover de Amerikaanse militaire steun aan het Oekraïense leger, is een duidelijke waarschuwing aan het adres van Peking. China heeft niet nagelaten geërgerd te reageren op de Russische invasie: hoewel het de sancties afkeurt, vermijdt Peking de rode lijn te overschrijden die tot Amerikaanse sancties zou leiden. Bovendien maakt het Oekraïense conflict het mogelijk een breed gebied, van de Oostzee tot de Zwarte Zee te blokkeren, een gebied dat onontbeerlijk is voor de ontplooiing van de ‘Nieuwe Zijderoutes’. Een dergelijke blokkade is ongetwijfeld een belangrijke doelstelling van het Amerikaanse manoeuvre.
Welke fractie van de bourgeoisie ook aan de macht is, sinds het begin van de fase van de ontbinding zijn de VS, in hun verlangen om hun afnemende suprematie te verdedigen, de belangrijkste kracht geweest voor de uitbreiding van chaos en oorlogszuchtige barbaarsheid door hun tussenkomsten en manoeuvres: zij hebben chaos teweeggebracht in Afghanistan en in Irak en hebben de opkomst van Al-Qaeda en Daesh bevorderd.
In de herfst van 2021 hebben zij bewust de spanningen met China over Taiwan aangewakkerd om de andere Aziatische mogendheden achter zich te krijgen. De politiek in Oekraïne is vandaag niet anders, hoewel hun machiavellistische strategie hen in staat stelt zich voor te doen als een vreedzame natie die zich verzet tegen de Russische agressie. Met hun overweldigende militaire overmacht wakkeren de VS oorlogszuchtige chaos aan als de meest doeltreffende hindernis tegen de ontplooiing van China als uitdager. Maar in plaats van de situatie in de wereld te stabiliseren, versterkt deze politiek de barbaarsheid van de oorlog en verscherpt ze de imperialistische botsingen van allerlei slag, in een chaotische, onvoorspelbare en bijzonder gevaarlijke context.
Door Rusland in de tang te nemen, verhoogt Washington de dreiging van chaos en oorlogszuchtige barbaarsheid in Europa. De oorlog in Oekraïne leidt tot steeds rampzaligere verliezen voor Rusland. Poetin kan de vijandelijkheden in dit stadium echter niet staken, omdat hij ten koste van alles trofeeën nodig heeft om de operatie in eigen land te rechtvaardigen en te redden wat er nog over is van het militaire prestige van Rusland teneinde, zonder op te geven, dit voor haar uiterst strategische gebied aan de Amerikaanse invloed te onttrekken. Anderzijds zullen de militaire macht en de economie van Rusland worden uitgehold, hoe langer de oorlog duurt. De VS hebben er geen enkel belang bij om een staking van de vijandelijkheden aan te moedigen, zelfs niet als dat betekent dat de bevolking van Oekraïne cynisch wordt opgeofferd. Onder de huidige omstandigheden kan het bloedbad alleen maar doorgaan en de barbaarsheid alleen maar toenemen, waarschijnlijk nog maanden of zelfs jaren, en zelfs in bijzonder bloedige en gevaarlijke vormen, zoals de dreiging die uitgaat van ‘tactische’ kernwapens.
Door het juk van de NAVO te herstellen, wakkeren de VS ook de imperialistische ambities en het militarisme van de Europese bourgeoisie aan. Ook al konden de Europese landen, na 1989, de illusie koesteren dat zij hun imperialistische politiek hoofdzakelijk op basis van hun economische troeven konden voeren, maakte het presidentschap van Trump en nog duidelijker de agressieve politiek van de regering Biden, gebaseerd op de militaire superioriteit van de Verenigde Staten dat nu vorm krijgt in Oekraïne, hen bewust van hun militaire afhankelijkheid en dus van de urgentie om hun bewapeningspolitiek te versterken, ook al kunnen zij zich in eerste instantie niet al te duidelijk distantiëren van de NAVO. Het besluit van Duitsland om zich massaal te herbewapenen en zijn militaire uitgaven te verdubbelen is een belangrijke imperialistische ontwikkeling op middellange termijn, omdat Duitsland, sinds de Tweede Wereldoorlog, slechts een bescheiden krijgsmacht had gehandhaafd.
De verdeeldheid binnen de NAVO tekent zich reeds af tussen een ‘onbuigzame’ pool die “Poetin op de knieën wil dwingen” (de VS, Groot-Brittannië, Polen en de Baltische staten) en een meer ‘verzoenende’ pool (“dit alles moet eindigen in onderhandelingen”, “we moeten vermijden Rusland te vernederen”). Door de druk op China op te voeren, vergroot de Amerikaanse bourgeoisie ook het risico van nieuwe oorlogszuchtige confrontaties. De Oekraïense crisis heeft gevaarlijk destabiliserende gevolgen voor de imperialistische positie van de belangrijkste uitdager van de VS.
Peking blijft een politiek van formele steun aan Poetin voeren zonder compromitterende toezeggingen, maar de oorlog heeft zware gevolgen voor zijn ‘Nieuwe Zijderoutes’ en voor de contacten met de Midden-Europese landen die China had weten te verleiden. Dit gebeurt op een moment dat de vertraging van zijn economie steeds duidelijker wordt, met een groei die momenteel wordt geraamd op 4,5% van het BBP. Terwijl de Verenigde Staten niet aarzelen deze moeilijkheden te benadrukken en uit te buiten in hun confrontatie met Peking, verergert deze situatie de spanningen binnen de Chinese bourgeoisie en vergroot zij het risico van een versnelling van de confrontaties op economisch en zelfs militair vlak.
Het ontbreken van een economische motivatie voor oorlogen was duidelijk vanaf het begin van het verval van het kapitalisme: “Oorlog was het onmisbare middel dat het kapitalisme toegang verschafte tot gebieden die buiten zijn eigen invloedssfeer lagen en bijdroeg tot zijn ontwikkeling, in een periode waarin zulke gebieden nog bestonden en alleen opengesteld konden worden door geweld. Op diezelfde wijze brengt, de kapitalistische wereld, die historisch gezien alle ontwikkelingsmogelijkheden heeft uitgeput, zijn verval tot uitdrukking in de moderne imperialistische oorlogen, die enkel de productiekrachten verder naar de afgrond kan drijven en in een steeds sneller ritme de puinhopen opstapelt zonder enige mogelijkheid tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten te bieden”[1].
Het conflict in Oekraïne is een levendig voorbeeld van hoe oorlog niet alleen zijn economische functie heeft verloren, maar hoe de vlucht naar voren in de chaos van de oorlog de strategische voordelen van oorlog steeds verder doet afnemen. Rusland is bijvoorbeeld een oorlog begonnen in naam van de verdediging van Russisch sprekende deel van de bevolking, maar het richt een bloedbad aan onder tienduizenden burgers in overwegend Russisch sprekende gebieden, terwijl het deze steden en regio's in ruïnes verandert en zelf aanzienlijke materiële en infrastructurele verliezen lijdt. Als het zich, in het beste geval, aan het eind van deze oorlog meester maakt van de Donbass en Zuidoost-Oekraïne, zal het een gebied van ruïnes hebben veroverd (de prijs van de wederopbouw wordt momenteel geraamd op 750 miljard euro), een bevolking die het haat en zal het een belangrijke strategische tegenslag hebben geïncasseerd op het vlak van zijn ambities als grootmacht.
In de politiek van indamming van China worden de Verenigde Staten ertoe gebracht een cynische politiek van ‘verschroeide aarde’ aan te moedigen, dat leidt tot een onmetelijke uitbarsting van economische, politieke en militaire chaos. De irrationaliteit van oorlog is nog nooit zo duidelijk geweest.
Deze tendens tot een toenemende irrationaliteit in de militaire confrontaties gaat hand in hand met de toenemende onverantwoordelijkheid van de heersende fracties die aan de macht komen, zoals geïllustreerd werd door het onverantwoorde avontuur van Bush junior en de ‘neo-cons’ in Irak in 2003, dat van Trump tussen 2018 en 2021 of de fractie rond Poetin in Rusland. Zij zijn het gevolg van de verergering van het militarisme en het verlies van de controle van de bourgeoisie over haar politieke apparaat, hetgeen kan leiden tot een avonturisme dat op den duur fataal is voor deze facties, maar bovenal gevaarlijk voor de mensheid.
Tegelijkertijd zijn de gevolgen van de oorlog voor de economische situatie van vele landen dramatisch. Rusland is een belangrijke leverancier van meststoffen en energie, Brazilië is afhankelijk van meststoffen voor zijn gewassen. Oekraïne is een belangrijke exporteur van landbouwproducten, en de prijzen voor grondstoffen zoals tarwe zullen waarschijnlijk stijgen. Staten als Egypte, Turkije, Tanzania of Mauritanië zijn voor 100% afhankelijk van Russische of Oekraïense tarwe en staan aan de rand van een voedselcrisis. Sri Lanka en Madagaskar, die al te diep in de schulden zitten, zijn bankroet. Volgens de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, dreigt de crisis in Oekraïne “tot 1,7 miljard mensen (meer dan een vijfde van de mensheid) in armoede, ontbering en honger te storten”. De economische en sociale gevolgen zullen wereldwijd en niet te overzien zijn: verpaupering, ellende, honger...
Hetzelfde geldt voor de ecologische bedreigingen van de planeet. De gevechten in Oekraïne, een land met de op twee na grootste kerncentrale van Europa, in een regio met een verouderende industrie - een erfenis uit het ‘Sovjet’-tijdperk - houden enorme risico's in voor ecologische en nucleaire rampen. Maar meer in het algemeen in Europa en in de wereld blijft de overstap op andere energie weliswaar officieel de prioriteit, maar de noodzaak om zich te ontdoen van Russische brandstoffen en te reageren op de stijgende energieprijzen zetten de grote economieën ertoe aan om nu al te proberen de productie van steenkool, olie, gas en kernenergie nieuw leven in te blazen. Duitsland, Nederland en Frankrijk hebben reeds maatregelen in die richting aangekondigd.
De onvoorspelbaarheid van de ontwikkeling van de confrontaties, de mogelijkheden van hun ontsporing, die sterker zijn dan tijdens de Koude Oorlog, kenmerken de huidige fase van ontbinding en vormen een van de bijzonder verontrustende dimensies van deze versnelling van het militarisme. Meer dan ooit stelt de huidige barbaarse oorlogsvoering de mensheid voor het duidelijke alternatief: ‘socialisme of vernietiging van de mensheid’. In plaats van dood en kapitalistische barbarij: socialisme!
R. Havannais / 2022.07.04
[1] Rapport over de internationale situatie, juli 1945,Conferentie van de Links-Kommunisten in Frankrijk, geciteerd in “Histories perspectief: revolutie of oorlog!”, Internationale Revue nr. 9.
De tekst van de IKS over de perspectieven die zich in de jaren 2020 openen[1] stelt dat de vele tegenstellingen en crises van het kapitalistische wereldsysteem - economisch, gezondheid, militair, ecologisch, sociaal - steeds meer samenvallen, op elkaar inwerken om een soort ‘wervelwindeffect’ te scheppen, waardoor de vernietiging van de mensheid een steeds waarschijnlijker uitkomst wordt. Deze conclusie is nu zo duidelijk geworden dat belangrijke delen van de heersende klasse eenzelfde beeld schetsen. De alarmbellen werden al geluid in het Human Development Report 2021-22 van de VN, maar het ‘Global Risk Report’ van het Wereld Economisch Forum, dat in januari 2023 werd gepubliceerd, is nog explicieter en spreekt over de ‘polycrisis’ waarmee de menselijke beschaving wordt geconfronteerd: “Aan het begin van 2023 wordt de wereld geconfronteerd met een reeks risico's die zowel geheel nieuw als griezelig vertrouwd aanvoelen. We hebben een terugkeer gezien van ‘oudere’ risico's - inflatie, crises rond de kosten van levensonderhoud, handelsoorlogen, kapitaalvlucht uit opkomende markten, wijdverspreide sociale onrust, geopolitieke confrontaties en het schrikbeeld van nucleaire oorlogsvoering - waarmee maar weinig bedrijfsleiders en beleidsmakers van deze generatie te maken hebben gehad. Deze worden versterkt door relatief nieuwe ontwikkelingen in het mondiale risicolandschap, waaronder onhoudbare schuldenniveaus, een nieuw tijdperk van lage groei, lage mondiale investeringen en de-globalisering, een afname van de menselijke ontwikkeling na decennia van vooruitgang, snelle en onbeperkte ontwikkeling van technologieën voor tweeërlei gebruik (civiel en militair), en de toenemende druk van de impact en ambities van de klimaatverandering in een steeds kleiner wordende vooruitzicht voor de overgang naar een wereld van 1,5°C. Samen vormen zij een uniek, onzeker en turbulent decennium”.
Dit is de bourgeoisie die eerlijk tegen zichzelf praat over de huidige mondiale situatie, ook al kan zij alleen maar in de waan blijven dat er binnen het bestaande systeem oplossingen kunnen worden gevonden. En zij zal deze waanideeën aan de wereldbevolking blijven verkopen, daarbij geholpen en bijgestaan door allerlei politieke partijen en protestcampagnes die radicaal klinkende programma's aanbieden die nooit de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen ter discussie stellen, welke tot deze dreigende catastrofe hebben geleid.
Voor ons als kommunisten is er natuurlijk geen oplossing mogelijk zonder afschaffing van de kapitalistische verhoudingen en zonder de basis te leggen voor een wereldwijde kommunistische samenleving. En wat het WEF noemt als een ander ‘risico’ in de komende periode - "wijdverspreide sociale onrust" - bevat, als we de term loskoppelen van alle verschillende burgerlijke of interklassistische bewegingen die het onder deze categorie schaart, de tegenpool van het alternatief waarmee de mensheid wordt geconfronteerd: de internationale klassenstrijd, die als enige kan leiden tot de omverwerping van het kapitalisme en de totstandkoming van het kommunisme.
De bourgeoisie is niet in staat de ‘polycrisis’ te lokaliseren in de onoplosbare economische tegenstellingen die voortvloeien uit de bestaande antagonistische maatschappelijke verhoudingen, en ziet de oorzaak ervan daarentegen in de abstractie van de ‘menselijke activiteit’; evenmin kan zij deze in een samenhangend historisch kader plaatsen. Voor kommunisten daarentegen is het catastrofale verloop van het wereldkapitalisme het gevolg van meer dan een eeuw van verval van deze productiewijze.
De oorlog van 1914-18 en de revolutionaire golf die deze veroorzaakte, bracht het Eerste Congres van de Kommunistische Internationale ertoe te verkondigen dat het kapitalisme zijn tijdperk van ‘innerlijke desintegratie’ had bereikt, van ‘oorlogen en revoluties’, waarbij de keuze werd geboden tussen socialisme en een afdaling in barbarij en chaos. De nederlaag van de eerste revolutionaire pogingen van het proletariaat betekende dat de gebeurtenissen aan het eind van de jaren 1920 en, vervolgens, in de jaren 1930 en 1940 (de grootste economische depressie in de geschiedenis van het kapitalisme, een nog verwoestender wereldoorlog, systematische volkerenmoord, enz.) de weegschaal deden doorslaan naar barbarij, en na de Tweede Wereldoorlog bevestigde het daaropvolgende conflict tussen het Amerikaanse en Russische blok dat het kapitalisme in verval nu het vermogen had om de mensheid te vernietigen. Maar het kapitalisme in verval bleef zich door een reeks fasen bewegen: de naoorlogse economische ‘boom’, de terugkeer van de open crisis aan het einde van de jaren 1960, de heropleving van de internationale arbeidersklasse na 1968. Deze laatste maakte een einde aan de overheersing van de contrarevolutie, verhinderde de dynamiek naar een nieuwe wereldoorlog en opende een nieuwe historische koers naar klassenconfrontaties, die het potentieel bevatten voor de heropleving van het kommunistische perspectief. Maar het onvermogen van de arbeidersklasse als geheel om dit vooruitzicht te ontwikkelen resulteerde in een patstelling tussen de klassen, die in de jaren 1980 steeds duidelijker werd. De ineenstorting van de oude imperialistische wereldorde na 1989 bevestigde en versnelde het begin van een kwalitatief nieuwe en definitieve fase in het tijdperk van het verval, die wij de ontbinding van het kapitalisme noemen. Het feit dat deze fase werd gekenmerkt door een groeiende tendens naar chaos in de internationale verhoudingen, vormde een extra belemmering voor een traject in de richting van een wereldoorlog, maar dit maakte de toekomst van de menselijke maatschappij geenszins veiliger. In onze Stellingen over de Ontbinding, gepubliceerd in 1990, voorspelden wij dat de ontbinding van de burgerlijke maatschappij zou kunnen leiden tot de vernietiging van de mensheid zonder een wereldoorlog tussen georganiseerde imperialistische blokken, door een combinatie van regionale oorlogen, ecologische vernietiging, pandemieën en sociale ineenstorting. We voorspelden ook dat de cyclus van arbeidersgevechten van 1968-89 ten einde was en dat de omstandigheden van de nieuwe fase grote moeilijkheden voor de arbeidersklasse met zich mee zouden brengen.
De huidige situatie van het wereldkapitalisme biedt een opvallende bevestiging van deze prognose. De jaren 2020 begonnen met de Covid-pandemie en werd in 2022 gevolgd door de oorlog in Oekraïne. Tegelijkertijd zijn we getuige geweest van talrijke bevestigingen van de wereldwijde ecologische crisis (hittegolven, overstromingen, smelten van de poolkappen, massale vervuiling van lucht en oceanen, enz.). Sinds 2019 beleven we ook een nieuwe duik in de economische crisis nu de ‘remedies’ voor de zogenaamde financiële crisis van 2008 hun beperkingen onthullen. Maar terwijl de heersende klasse van de grote landen er in de voorgaande decennia tot op zekere hoogte in geslaagd was de economie te vrijwaren van de gevolgen van de ontbinding, beleven we nu dit ‘wervelwindeffect’, waarbij alle verschillende uitingen van een maatschappij in ontbinding op elkaar inwerken en de afdaling in barbarij versnellen. Zo is de economische crisis merkbaar verdiept door de pandemie en de lock-downs, de oorlog in Oekraïne en de toenemende kosten van ecologische rampen; ondertussen zal de oorlog in Oekraïne ernstige gevolgen hebben op ecologisch gebied en over de hele wereld; de concurrentie om de slinkende natuurlijke hulpbronnen zal de militaire rivaliteit en de sociale opstanden verder aanwakkeren. In deze aaneenschakeling van effecten heeft de imperialistische oorlog, het resultaat van bewuste keuzes van de heersende klasse, een centrale rol gespeeld, maar zelfs de impact van een ‘natuurlijke’ ramp, zoals de verschrikkelijke aardbeving in Turkije en Syrië, is aanzienlijk verergerd door het feit dat die plaatsvond in een regio die al door oorlog was verlamd. En we kunnen ook met de vinger wijzen naar de endemische corruptie van politici en ondernemers, een ander kenmerk van de maatschappelijke ontbinding: in Turkije heeft het achteloze winstbejag in de plaatselijke bouwsector geleid tot het negeren van veiligheidsnormen, die het dodental van de aardbeving aanzienlijk hadden kunnen beperken. Deze versnelling en interactie van de verschijnselen van ontbinding markeren een nieuwe transformatie van de kwantiteit in kwaliteit in deze laatste fase van het verval, waardoor het duidelijker wordt dan ooit dat de voortzetting van het kapitalisme een tastbare bedreiging is geworden voor het overleven van de mensheid.
De oorlog in Oekraïne heeft ook een lange ‘voorgeschiedenis’. Hij is de culminatie van de belangrijkste ontwikkelingen in de imperialistische spanningen van de laatste drie decennia in het bijzonder:
In de schaduw van deze werelwijde imperialistische rivaliteit vindt er een uitbreiding en intensivering plaats van andere conflictgebieden die ook verband houden met de strijd tussen de belangrijkste machten, maar op een nog chaotischer manier. Talrijke regionale machten spelen steeds meer hun eigen kaart, zowel met betrekking tot de oorlog in Oekraïne als met betrekking tot de conflicten in hun eigen regio. Zo treedt Turkije, lid van de NAVO, op als ‘tussenpersoon’ ten behoeve van het Rusland van Poetin in de kwestie van graanleveranties, voorziet het Oekraïne van militaire drones, en staat in de Libische ‘burgeroorlog’ rechtstreeks tegenover Rusland. Saudi-Arabië heeft de VS getart door de weigering de olievoorraden te verhogen en zo de wereldolieprijzen te verlagen. India heeft geweigerd zich te houden aan de door de VS geleide economische sancties tegen Rusland.
Ondertussen heeft de oorlog in Syrië, die sinds de invasie van Oekraïne in de reguliere media bijna geen aandacht meer krijgt, zijn verwoestingen voortgezet, waarbij Turkije, Iran en Israël min of meer rechtstreeks bij de slachting betrokken zijn. Jemen is een bloedig strijdtoneel tussen Iran en Saudi-Arabië; de aanstelling van een uiterst rechtse regering in Israël gooit olie op het vuur van het conflict met de PLO, Hamas en Iran. Na een nieuwe Amerikaans-Afrikaanse top heeft Washington een reeks economische maatregelen aangekondigd die er uitdrukkelijk op gericht zijn de groeiende betrokkenheid van Rusland en China op dit continent tegen te gaan, dat blijft lijden onder de gevolgen van de oorlog in Oekraïne op het vlak van de voedselvoorziening en onder een heel mozaïek van regionale oorlogen en spanningen (Ethiopië-Tigray, Soedan, Libië, Rwanda-Congo, enz.) die de deur openzetten voor alle regionale en mondiale imperialistische aasgieren. In het Verre Oosten laat Noord-Korea, een van de weinige landen die Rusland rechtstreeks van wapens voorziet, zijn wapens kletteren tegenover Zuid-Korea (vooral door nieuwe raketlanceringen, die ook een provocatie tegen Japan zijn). En achter Noord-Korea staat China, dat reageert op de toenemende omsingeling door de VS.
Een ander oorlogsdoel van de VS in Oekraïne, en een duidelijke breuk met de inspanningen van Trump om het NAVO-bondgenootschap te ondermijnen, bestond erin om de onafhankelijke ambities van zijn Europese ‘bondgenoten’ te beteugelen, door hen te dwingen zich te voegen naar de Amerikaanse sancties tegen Rusland en Oekraïne te blijven bewapenen. Deze politiek om het NAVO-bondgenootschap te versterken heeft enig succes gehad, met Groot-Brittannië als de meest enthousiaste supporter van Oekraïense oorlogsinspanning. De wederopbouw van een echt door de VS gecontroleerd blok is echter nog ver weg. Frankrijk en Duitsland – waarbij de laatste vanwege opgeven van zijn traditionele ‘Ostpolitik’, en vanwege zijn afhankelijkheid van Russische energieleveranties het meest te heeft verliezen - blijven inconsequent over het leveren van de wapens die Kiev eist en hebben hun eigen diplomatieke ‘initiatieven’ richting Rusland en China voortgezet.
Ondertussen heeft China een zeer voorzichtige houding aangenomen ten opzichte van de oorlog in Oekraïne, door onlangs zijn eigen ‘Vredesplan’ te onthullen en te stoppen met het leveren van de ‘dodelijke hulp’, die Moskou zo wanhopig nodig heeft.
De algemene toestand - en zelfs als we de mobilisatie van het proletariaat in de centrale landen, die hiervoor nodig is, buiten beschouwing laten - bevestigen dus het standpunt dat we niet op weg zijn naar de vorming van stabiele imperialistische blokken. Maar dit vermindert geenszins het gevaar van ongecontroleerde militaire escalaties, inclusief het gebruik van kernwapens. Sinds George Bush Senior na de ondergang van de USSR de komst van een ‘Nieuwe Wereldorde’ aankondigde, hebben juist de pogingen van de VS om deze ‘orde’ op te leggen hen gemaakt tot de belangrijkste factor in de toename van de wanorde en de instabiliteit in de wereld. Deze dynamiek werd duidelijk geïllustreerd door de nachtmerrieachtige chaos die nog steeds heerst in Afghanistan en Irak na de invasies van de VS in die landen, maar hetzelfde proces is ook aan de gang in het conflict in Oekraïne. Rusland in het nauw drijven houdt dus het gevaar in van een wanhopige reactie van het Moskouse regime, inclusief de toevlucht tot kernwapens; maar als het regime instort, kan het zelfs leiden tot de desintegratie van Rusland zelf, waardoor een nieuw gebied van chaos ontstaat met de meest onvoorspelbare gevolgen. De irrationaliteit van de oorlog in het verval van het kapitalisme kan niet alleen worden afgemeten aan de gigantische economische kosten ervan, die alle korte termijn mogelijkheden tot winst of wederopbouw ver overstijgen, maar ook aan de brutale ineenstorting van de militair-strategische doelstellingen die, in de periode van het verval van het kapitalisme, de economische rationaliteit van de oorlog steeds meer hebben verdrongen. In de nasleep van de eerste Golfoorlog voorspelden wij in onze oriëntatietekst "Militarisme en ontbinding"[2]:
“In de nieuwe historische periode die wij zijn binnengegaan en die door de gebeurtenissen in de Golf is bevestigd, lijkt de wereld een enorme heksenketel, waar de tendens van 'ieder voor zich' ten volle zal werken en waar de allianties tussen staten lang niet dezelfde stabiliteit zullen hebben die de imperialistische blokken kenmerkten, maar gedomineerd worden door de onmiddellijke behoeften van het moment. Een wereld van bloedige chaos, waarin de Amerikaanse politieagent zal proberen een minimum van orde te handhaven door het steeds massalere en brutalere gebruik van militair geweld”.
Zoals uit de nasleep van de invasies van Afghanistan en Irak in het begin van de jaren 2000 is gebleken, heeft de toenemende afhankelijkheid van de VS van hun militaire macht duidelijk aangetoond dat, verre van een minimum aan orde te bewerstelligen, “de imperialistische politiek van de VS een van de belangrijkste factoren van wereldwijde instabiliteit is geworden” (Resolutie over de internationale situatie, 17e IKS congres, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 130), en de resultaten van het offensief van de VS tegen Rusland hebben nog duidelijker gemaakt dat de ‘wereldpolitieagent" de belangrijkste factor is geworden in de toename van de chaos op wereldschaal.
De oorlog in Oekraïne is een nieuwe klap voor een kapitalistische economie die al verzwakt en ondermijnd is door haar interne tegenstellingen en door de stuiptrekkingen die het gevolg zijn van haar ontbinding. De kapitalistische economie zat al midden in een neergang, gekenmerkt door de ontwikkeling van de inflatie, de toenemende druk op de valuta van de grootmachten en toenemende financiële instabiliteit (weerspiegeld in het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel in China, van deze van de cryptocurrencies en van de Big Tech). Deze economische crisis wordt nu op alle vlakken verergerd door de oorlog.
De oorlog betekent de economische vernietiging van Oekraïne, de ernstige verzwakking van de Russische economie door de immense kosten van de oorlog en de gevolgen van de door de westerse machten opgelegde sancties. De schokgolven zijn overal ter wereld voelbaar en voeden de voedselcrisis en de hongersnoden door de stijgende prijzen van eerste levensbehoeften en door graantekorten.
Het meest tastbare gevolg van de oorlog in de wereld is de explosie van de militaire uitgaven, die tot boven de 2000 miljard dollar zijn gestegen. Alle staten van de wereld zijn verwikkeld in de spiraal van herbewapening. Meer dan ooit worden de economieën onderworpen aan de behoeften van de oorlog, waardoor het deel van de nationale rijkdom dat wordt besteed aan de productie van vernietigingsmiddelen toeneemt. De kanker van het militarisme betekent een sterilisatie van kapitaal en vormt een verpletterende last voor het handelsverkeer en de nationale economie, wat leidt tot het eisen van steeds grotere offers van de kant van de uitgebuitenen.
Tegelijkertijd verspreiden de ernstigste financiële stuiptrekkingen sinds de crisis van 2008, veroorzaakt door een reeks bankfaillissementen in de VS (waaronder de 16e grootste bank van de VS) en vervolgens van Credit Suisse (de 2e grootste bank van het land), zich op internationale schaal, terwijl het massale ingrijpen van de Amerikaanse en Zwitserse centrale banken het risico van besmetting naar andere landen in Europa en andere risicosectoren niet heeft kunnen afwenden of niet konden voorkomen dat deze faillissementen uitgroeiden tot een ‘systemische’ kredietcrisis.
Anders dan in 2008, toen het faillissement van grote banken werd veroorzaakt door hun blootstelling aan subprime-hypotheken, zijn de banken dit keer vooral verzwakt door hun langetermijnbeleggingen in staatsobligaties, die door de plotselinge stijging van de rente ter bestrijding van de inflatie hun waarde verliezen. De huidige financiële instabiliteit, hoewel (nog) niet zo dramatisch als in 2008, nadert het hart van het financiële systeem, omdat het beroep op staatsobligaties - en in het bijzonder door de Amerikaanse schatkist in het centrum van dit systeem - altijd als het veiligste toevluchtsoord werd beschouwd.
Hoe dan ook, financiële crises, ongeacht hun interne dynamiek en onmiddellijke oorzaken, zijn uiteindelijk altijd een uiting van de crisis van de overproductie die in 1967 opnieuw de kop opstak en nog verergerd is door factoren die verband houden met de ontbinding van het kapitalisme.
Bovenal toont de oorlog de triomf van het ‘ieder voor zich’ en het falen, zelfs het einde, van elke vorm van ‘wereldwijd beheer’ wat betreft de coördinatie van de economieën, de aanpak van de klimaatproblemen, enz. Deze tendens van het ‘ieder voor zich’ in de verhoudingen tussen staten is sinds de crisis van 2008 geleidelijk toegenomen, en de oorlog in Oekraïne heeft een einde gemaakt aan veel van de economische tendensen die sinds de jaren 1990 onder de noemer ‘globalisering’ werden samengevat en werkzaam waren.
Niet alleen is het vermogen van de belangrijkste kapitalistische machten om samen te werken om de gevolgen van de economische crisis tegen te houden, min of meer verdwenen, maar de VS hebben, geconfronteerd met de verslechtering van hun economie en de verdieping van de wereldcrisis, en om hun positie als wereldleider te behouden, steeds meer doelbewust getracht hun concurrenten te verzwakken. Dit is een openlijke breuk met een groot deel van de regels die de staten sinds de crisis van 1929 hebben aangenomen. Het opent de weg naar een ‘terra incognita’, dat steeds meer gedomineerd wordt door chaos en onvoorspelbare gevolgen.
De Verenigde Staten, die ervan overtuigd zijn dat het behoud van hun leiderschap tegenover de opkomst van China in hoge mate afhangt van de macht van hun economie, die door de oorlog ook op politiek en militair vlak een sterke positie hebben verworven, voeren ook op economisch gebied een offensief tegen hun rivalen. Dit offensief werkt in verschillende richtingen. De VS is de grote winnaar van de ‘gasoorlog’, die tegen Rusland is begonnen, ten nadele van de Europese landen die gedwongen zijn de invoer van Russisch gas stop te zetten. Nadat de VS zelfvoorzienend zijn geworden op het gebied van olie en gas dankzij een energiebeleid op lange termijn dat onder Obama is ingezet, heeft de oorlog de suprematie van Amerika op strategisch energiegebied bevestigd. Het heeft zijn rivalen op dit vlak in het defensief gedrongen: Europa heeft zijn afhankelijkheid van Amerika's vloeibaar aardgas moeten aanvaarden; China, dat sterk afhankelijk is van ingevoerde fossiele energieën, is kwetsbaarder geworden omdat de VS nu de bevoorradingsroutes van China kunnen controleren. De VS hebben een ongekende capaciteit verworven om op dit niveau druk uit te oefenen op de rest van de wereld.
Gebruik makend van de centrale rol van de dollar in de wereldeconomie, omdat het 's werelds grootste economische macht betreft, hebben de verschillende monetaire, financiële en industriële initiatieven (van de economische herstelplannen van Trump tot aan de massale subsidies van Biden aan producten ‘made in the USA’ of de Inflation Reduction Act, enz) de ‘veerkracht’ van de Amerikaanse economie vergroot, en dit trekt kapitaalinvesteringen aan en zet industriële ondernemingen aan om zich te vestigen op Amerikaans grondgebied. De VS beperken zo de gevolgen van de huidige wereldwijde achteruitgang voor hun economie en schuiven de ergste gevolgen van inflatie en recessie door naar de rest van de wereld.
Om hun beslissend technologische voordeel veilig te stellen, streven de VS er ook naar de strategische technologieën (halfgeleiders) over te plaatsen naar de VS of deze technologieën onder een internationale controle te plaatsen, waarvan ze China willen uitsluiten. Daarnaast dreigen ze met sancties tegen elke concurrent voor hun monopoliepositie.
Het streven van de VS om hun economische macht te behouden heeft tot gevolg dat het kapitalistische systeem als geheel wordt verzwakt. De uitsluiting van Rusland van de internationale handel, het offensief tegen China en de ontkoppeling van hun beide economieën, kortom de verklaarde wil van de VS om de economische verhoudingen in de wereld in hun voordeel te herschikken, vormen een keerpunt: de VS blijken een factor te zijn in de destabilisering van het wereldkapitalisme en de uitbreiding van de chaos op economisch vlak.
Europa is bijzonder zwaar getroffen door de oorlog die het van zijn belangrijkste kracht heeft beroofd: zijn stabiliteit. De Europese hoofdsteden lijden onder de ongekende destabilisatie van hun ‘economisch model’ en lopen, onder de slagen van de ‘gasoorlog’ en het Amerikaanse protectionisme, een reëel risico van de-industrialisering en verplaatsing van industrieën naar Amerikaanse of Aziatische zones.
Vooral Duitsland vormt een explosieve concentratie van alle tegenstellingen van deze ongekende situatie. Het einde van de Russische gasleveringen brengt Duitsland in een situatie van economische en strategische kwetsbaarheid, waardoor zijn concurrentievermogen en zijn gehele industrie worden bedreigd. Het einde van het multilateralisme, waarvan het Duitse kapitaal meer dan enig ander land heeft geprofiteerd (waardoor het ook gespaard bleef van het gewicht van de militaire uitgaven), treft op een directere manier zijn economische macht, die afhankelijk is van de export. Het loopt ook het risico afhankelijk te worden van de VS voor zijn energievoorziening, terwijl deze laatste zijn ‘bondgenoten’ ertoe aanzet zich aan te sluiten bij de economisch-strategische oorlog tegen China en afstand te doen van hun Chinese markten. Omdat dit zo'n vitale afzetmarkt is voor Duits kapitaal, staat Duitsland voor een enorm dilemma, dat door andere Europese machten wordt gedeeld op een moment dat de EU zelf wordt bedreigd door de tendens van haar lidstaten om hun nationale belangen boven die van de Unie te stellen.
Wat China betreft: hoewel het twee jaar geleden werd voorgesteld als de grote winnaar van de Covid-crisis, is hij een van de meest kenmerkende uitingen van het ‘wervelwind’-effect. Het had al te lijden onder een economische vertraging en wordt nu geconfronteerd met grote schokken.
Sinds eind 2019 blijven de pandemie, de herhaalde lockdowns en de tsunami van infecties na het loslaten van het ‘Zero Covid’-politiek de Chinese economie verlammen.
China is verwikkeld in de wereldwijde dynamiek van de crisis, waarbij zijn financiële systeem wordt bedreigd door het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel. De achteruitgang van zijn Russische partner en de verstoring van de ‘Zijderoutes’ naar Europa door gewapende conflicten of de heersende chaos richten aanzienlijke schade aan. De sterke druk van de VS vergroot zijn economische moeilijkheden nog verder. En gezien zijn economische, gezondheids-, ecologische en sociale problemen is de aangeboren zwakte van zijn stalinistische staatsstructuur een grote handicap.
Verre van de rol van locomotief van de wereldeconomie te kunnen spelen, is China een tikkende tijdbom waarvan de destabilisatie onvoorspelbare gevolgen heeft voor het wereldkapitalisme.
De belangrijkste zones van de wereldeconomie bevinden zich reeds in een recessie of staan op het punt daarin weg te zakken. Maar de ernst van “de crisis die zich al tientallen jaren ontwikkelt en die de ernstigste van de hele vervalperiode zal worden, waarvan de historische betekenis zelfs verder zal gaan dan de grootste crisis van dit tijdperk, die van 1929” [3], blijft niet beperkt tot de omvang van deze recessie. De historische ernst van de huidige crisis duidt een vergevorderd punt aan in het proces van de ‘interne desintegratie’ van het wereldkapitalisme, dat in 1919 door de Communistische Internationale werd aangekondigd en dat voortvloeit uit de algemene context van de laatste fase van het verval, waarvan de belangrijkste tendensen zijn:
Wij zijn getuige van het samenvallen van verschillende uitingen van de economische crisis, en vooral van hun interactie in de dynamiek van hun ontwikkeling: zo vereist de hoge inflatie een verhoging van de rentevoeten; dit lokt op zijn beurt een recessie uit, die zelf een bron is van de financiële crisis, die leidt tot nieuwe injecties van liquiditeit, dus tot nog meer schulden, die al astronomisch zijn, en een verdere factor van inflatie vormen .... Dit alles toont het bankroet van dit systeem en zijn onvermogen om de mensheid een perspectief te bieden.
De wereldeconomie stevent af op stagflatie, een situatie die wordt gekenmerkt door het effect van overproductie en het ontketenen van inflatie als gevolg van de groei van onproductieve uitgaven (voornamelijk wapenuitgaven, maar ook de exorbitante kosten van de verwoestingen door de ontbinding) en het bijdrukken van geld waardoor de schulden verder worden aangewakkerd. In een context van toenemende chaos en onvoorziene versnellingen toont de bourgeoisie niet alleen haar onmacht: alles wat zij doet, verergert de situatie alleen maar.
Voor het proletariaat leidt de opflakkering van de inflatie en de weigering van de bourgeoisie om de ‘loon-prijsspiraal’ aan te wakkeren tot een drastische vermindering van de koopkracht. Daarbij komen nog massale ontslagen, ingrijpende bezuinigingen op de uitgaven voor sociale voorzieningen en aanvallen op de pensioenen, die een toekomst van armoede aankondigen, zoals dit reeds het geval is in landen van de periferie. Voor steeds grotere delen van het proletariaat in de centrale landen zal het steeds moeilijker worden om huisvesting, verwarming, voedsel of sociale zorg te behouden.
De bourgeoisie wordt geconfronteerd met een enorm tekort aan arbeidskrachten in een aantal sectoren. Dit verschijnsel, waarvan de omvang en de gevolgen voor de productie iets nieuws zijn, vertegenwoordigt de kristallisatie van een aantal factoren, die de interne tegenstellingen van het kapitalisme en de gevolgen van de ontbinding samenbrengen. Het is tegelijkertijd het product van de anarchie van het kapitalisme, dat zowel overcapaciteit - werkloosheid - als tekorten aan arbeidskrachten genereert. Andere factoren in dit verschijnsel zijn de globalisering en de toenemende versnippering van de wereldmarkt die de internationale beschikbaarheid van arbeidskrachten belemmert, demografische factoren zoals dalende geboortecijfers en vergrijzing van de bevolking die het aantal voor uitbuiting beschikbare arbeidskrachten beperken, het relatieve gebrek aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten, ondanks het selectieve immigratiebeleid dat door tal van staten wordt gevoerd. Daarbij komt nog de vlucht van loonarbeiders uit sectoren waar de arbeidsomstandigheden ondraaglijk zijn geworden.
De oorlog in Oekraïne laat ook duidelijk zien hoe oorlog de ecologische crisis, die zich gedurende de hele vervalperiode heeft ontwikkeld, maar in de eerste decennia van de laatste fase van het kapitalisme al nieuwe niveaus had bereikt, verder kan versnellen. De verwoesting van gebouwen, infrastructuur, technologie en andere hulpbronnen vormt een enorme verspilling van energie en de wederopbouw ervan zal nog meer koolstofemissies veroorzaken. Het onverantwoord gebruik van zeer destructieve wapens leidt tot vervuiling van bodem, water en lucht, met de altijd aanwezige dreiging dat de hele regio opnieuw een bron van kernstraling kan worden, hetzij door het bombarderen van kerncentrales, hetzij door het opzettelijke gebruik van kernwapens. Maar de oorlog heeft ook een ecologische impact op wereldvlak, aangezien hij de verwezenlijking van de mondiale doelstellingen voor de beperking van de uitstoot nog verder verwijderd heeft, waarbij elk land zich meer bezighoudt met zijn ‘energiezekerheid’, wat over het algemeen een grotere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen betekent.
Net zoals de milieucrisis een factor is in het ‘wervelwindeffect’, genereert zij ook haar eigen ‘terugkoppelingslussen’ die het proces van opwarming van de aarde al versnellen. Zo bevat het smelten van de poolkappen niet alleen de gevaren die inherent zijn aan de stijging van de zeespiegel, maar wordt het zelf een factor in de wereldwijde temperatuurstijging, aangezien het verlies van ijs leidt tot een verminderde capaciteit om zonne-energie terug te kaatsen in de atmosfeer. Evenzo zal door het smelten van de permafrost in Siberië een enorme voorraad van het krachtige broeikasgas methaan vrijkomen. De verergerende en gecombineerde effecten van de opwarming van de aarde (overstromingen, bosbranden, droogte, bodemerosie, enz.) maken steeds meer delen van de planeet onbewoonbaar, waardoor het wereldwijde vluchtelingenprobleem, dat al aangewakkerd wordt door het voortduren en uitbreiden van imperialistische conflicten, nog groter wordt.
Zoals Marx en Luxemburg het verklaarden, heeft de niet aflatende zoektocht naar markten en grondstoffen het kapitalisme ertoe aangezet de hele planeet te veroveren en te bezetten, waarbij de resterende ‘wilde’ gebieden worden vernietigd of onderworpen aan de wetten van de winst. Dit proces is onlosmakelijk verbonden met het ontstaan van zoönotische ziekten zoals Covid en legt zo de basis voor toekomstige pandemieën.
De heersende klasse is zich steeds meer bewust van de gevaren van de ecologische crisis, vooral omdat dit alles enorme economische kosten met zich meebrengt, maar de recente milieuconferenties hebben het fundamentele onvermogen van de heersende klasse bevestigd om de situatie aan te pakken, aangezien het kapitalisme niet kan bestaan zonder concurrentie tussen natiestaten en de eisen van de ‘groei’. Een deel van de bourgeoisie, zoals een aanzienlijke vleugel van de Republikeinse Partij in de VS, wier ideologie in stand wordt gehouden door de diepe irrationaliteit die kenmerkend is voor de laatste fase van het kapitalisme, blijft de klimaatwetenschap ontkennen, maar zoals de rapporten van het WEF en de VN laten zien, zijn de intelligentere facties zich terdege bewust van de ernst van de situatie. Maar de oplossingen die zij aandragen kunnen nooit tot de kern van het probleem doordringen en berusten in feite op technische oplossingen die net zo giftig zijn als de bestaande technologie (zoals in het geval van ‘schone’ elektrische voertuigen waarvan de lithiumbatterijen gebaseerd zijn op enorme en zeer vervuilende mijnbouwprojecten) of verdere aanvallen op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse inhouden. Zo is het idee van een ‘post-groei’ economie, waarin een ‘welwillende’ en ‘werkelijk democratische’ staat alle fundamentele verhoudingen van het kapitalisme (loonarbeid, veralgemeende goederenproductie) beheerst, niet alleen een logische absurditeit - want het zijn juist deze verhoudingen die ten grondslag liggen aan de noodzaak van eindeloze accumulatie - maar zou het ook gepaard gaan met felle bezuinigingsmaatregelen, gerechtvaardigd door de leuze ‘minder consumeren’. En hoewel de radicalere vleugel van de ‘groene’ bewegingen (Fridays for Future, Extinction Rebellion, enz.) steeds meer kritiek heeft op de ‘bla bla’ van de milieuconferenties van de overheid, kan hun oproep tot directe actie door bezorgde ‘burgers’ alleen maar verhullen dat arbeiders dit systeem op hun eigen klassenterrein moeten bestrijden en moeten erkennen dat echte ‘systeemverandering’ alleen mogelijk is via de proletarische revolutie. Nu milieurampen elkaar steeds sneller opvolgen, zal de bourgeoisie deze vormen van protest zeker gebruiken als valse alternatieven voor de klassestrijd, die als enige het perspectief kan ontwikkelen van een radicaal nieuwe relatie tussen de mensheid en haar natuurlijke omgeving.
In 1990 werd in de Stellingen over Ontbinding gewezen op de groeiende tendens van de heersende klasse om de controle te verliezen over haar politiek spel. De opkomst van het populisme, gevoed door het totale gebrek aan perspectief dat het kapitalisme biedt en de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ op internationaal vlak, is waarschijnlijk de duidelijkste uitdrukking van dit controleverlies, en deze tendens heeft zich voortgezet ondanks tegenzetten van andere meer ‘verantwoordelijke’ facties van de bourgeoisie (bijvoorbeeld de vervanging van Trump, en de snelle afzetting van Truss in het Verenigd Koninkrijk).
In de VS bereidt Trump nog steeds een nieuwe presidentiële kandidatuur voor dat, indien succesvol, de huidige oriëntaties van de buitenlandse politiek van de Amerikaanse regering ernstig zou ondermijnen; in Groot-Brittannië, het klassieke land van stabiele parlementaire regeringen, zagen we vier opeenvolgende premiers van de Tories voorbijgaan, die de diepe verdeeldheid in de deze partij als geheel tot uitdrukking brachten, en opnieuw voornamelijk werden aangedreven door de populistische krachten die het land in het fiasco van Brexit hadden geduwd; weg van de historische centra van het systeem blijven nationalistische demagogen als Erdogan en Modi optreden als buitenbeentjes, die de vorming van een solide bondgenootschap achter de VS in hun conflict met Rusland verhinderen. In Israël is Netanyahu ook opgestaan uit wat zijn politieke graf leek, gesteund door extreem-religieuze krachten, die openlijk pleiten voor annexatie van de Palestijnse gebieden. Zijn pogingen om het Hooggerechtshof ondergeschikt te maken aan zijn regering hebben een enorme protestbeweging uitgelokt, die volledig gedomineerd wordt door oproepen om de ‘democratie’ te verdedigen.
De aanval van 6 januari op het Capitool door aanhangers van Trump heeft duidelijk gemaakt dat de verdeeldheid binnen de heersende klasse, zelfs in het machtigste land ter wereld, steeds groter wordt en kan ontaarden in gewelddadige botsingen en zelfs burgeroorlogen. Na de verkiezing van Lula in Brazilië probeerden Bolsonaristische krachten hun eigen versie van 6 januari uit, en in Rusland groeit het verzet tegen Poetin binnen de heersende klasse, misschien wel het sterkst bij ultranationalistische groeperingen die niet tevreden zijn met het verloop van de huidige ‘speciale militaire operatie’ in Oekraïne. Er doen geruchten over militaire staatsgrepen de ronde; en hoewel Poetin zich momenteel aanpast aan de druk van rechts door voortdurend te dreigen met escalatie van de ‘oorlog met het Westen’, zou een vervanging van Poetin door een rivaliserende bende allesbehalve een vreedzaam proces zijn. In China ten slotte wordt de verdeeldheid binnen de bourgeoisie ook steeds duidelijker, vooral tussen de factie rond Xi Jinping, voorstanders van versterking van de centrale staatscontrole over de hele economie, en rivalen die meer zien in de mogelijkheden van de ontwikkeling van privé-kapitaal en buitenlandse investeringen. Hoewel nog tijdens het Partijcongres van oktober 2022 de heerschappij van de factie Xi onaantastbaar leek, hebben haar rampzalige aanpak van de Covid-crisis, de dieper wordende economische crisis en de ernstige dilemma’s die door de oorlog in Oekraïne zijn ontstaan, de werkelijke zwakheden van de Chinese heersende klasse aan het licht gebracht, die gebukt gaat onder een rigide stalinistisch apparaat dat niet over de middelen beschikt om zich aan te passen aan grote maatschappelijke en economische problemen.
Deze verdeeldheid maakt echter geen einde aan het vermogen van de heersende klasse om de gevolgen van de ontbinding tegen de arbeidersklasse te keren, of om, geconfronteerd met een opkomende klassestrijd, tijdelijk haar verdeeldheid opzij te zetten om de confrontatie met haar aartsvijand aan te gaan. En zelfs wanneer de bourgeoisie niet in staat is haar interne verdeeldheid onder controle te houden, wordt de arbeidersklasse permanent bedreigd door het gevaar gemobiliseerd te worden achter rivaliserende facties van haar klassevijand.
Het herstel van de strijdbaarheid van de arbeiders in een aantal landen is een belangrijke, historische gebeurtenis die niet alleen voortvloeit uit plaatselijke omstandigheden en niet verklaard kan worden door louter nationale omstandigheden.
Aan de oorsprong van deze heropleving ligt de strijd die sinds de zomer van 2022 in Groot-Brittannië werd gevoerd en die verder reikt dan de Britse context alleen; de reactie van de arbeiders in Groot-Brittannië werpt een licht op de strijd die elders wordt gevoerd en geeft deze een nieuwe en bijzondere betekenis. Het feit dat de huidige strijd is begonnen door een deel van het proletariaat dat het meest heeft geleden onder de algemene teruggang in de klassestrijd sinds het eind van de jaren 1980 is van grote betekenis: net zoals de nederlaag in Groot-Brittannië in 1985 de algemene teruggang aan het eind van de jaren 1980 aankondigde, onthult de terugkeer van stakingen en de strijdbaarheid van de arbeidersklasse in Groot-Brittannië het bestaan van een diepe stroming in het proletariaat van de hele wereld. Geconfronteerd met de verergering van de economische wereldcrisis begint de arbeidersklasse in dezelfde internationale beweging haar antwoord te ontwikkelen op de onverbiddelijke verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden. En deze analyse geldt ook voor de massale mobilisaties van de arbeidersklasse in Frankrijk die sinds drie maanden plaatsvinden als reactie op de aanval van de regering op de pensioenen. De arbeiders van dit land behoren al tientallen jaren tot de meest strijdvaardige ter wereld, maar de mobilisaties die begin 2023 zijn begonnen, zijn niet zomaar een voortzetting van de belangrijke strijd van de vorige periode: de omvang van deze mobilisaties moet ook, en vooral, worden verklaard door het feit dat zij integraal deel uitmaken van de strijdbaarheid waarvan het proletariaat van talrijke landen blijk geeft.
De huidige arbeidersstrijd in Europa bevestigt dat de klasse niet verslagen is en haar potentieel behoudt. Het feit dat de vakbonden deze bewegingen onbetwist controleren mag hun belang niet minimaliseren of relativeren. Integendeel, de houding van de heersende klasse, die lange tijd voorbereid is geweest op het vooruitzicht van een opleving van de arbeidersstrijd, getuigt van hun potentieel: de vakbonden waren bij voorbaat klaar een ‘militante’ houding aan te nemen en zich aan het hoofd van de beweging te stellen om hun rol als bewakers van de kapitalistische orde ten volle te kunnen spelen.
Gedragen door een nieuwe generatie arbeiders, getuigen de omvang en de gelijktijdigheid van deze bewegingen van een werkelijke verandering van ingesteldheid in de klasse en vormen ze een breuk met de passiviteit en desoriëntatie die vanaf het einde van de jaren 1980 tot nu toe de overhand hadden.
Geconfronteerd met de beproeving van de oorlog kon van de arbeidersklasse geen direct antwoord worden verwacht. De geschiedenis leert dat de arbeidersklasse zich niet rechtstreeks mobiliseert tegen de oorlog, maar tegen de gevolgen ervan voor het ‘thuisfront’. De schaarste aan pacifistische mobilisaties georganiseerd door de bourgeoisie betekent niet dat het proletariaat zich achter de oorlog schaart, maar het toont wel de effectiviteit van de campagne voor ‘de verdediging van Oekraïne tegen de Russische agressor’. Het is echter niet alleen een passieve weigering. De arbeidersklasse in de centrale landen is enerzijds nog steeds niet bereid het ultieme offer van de dood te aanvaarden, maar wijst anderzijds ook het door de oorlog vereiste offers op het vlak van de levens- en arbeidsomstandigheden. De huidige strijd is precies het antwoord van de arbeiders op dit niveau; het is het enige mogelijke antwoord en houdt de basisvoorwaarden in voor de toekomst, al laat het tegelijkertijd ook zien dat de arbeidersklasse nog niet in staat is het verband te leggen tussen de oorlog en de verslechtering van haar leefvoorwaarden.
De IKS heeft altijd volgehouden dat ondanks de klappen tegen het klassenbewustzijn, ondanks de teruggang in de afgelopen decennia:
Tot nu toe lijken de uitingen van strijdbaarheid die aan de oppervlakte zijn gekomen “zeer weinig weerklank te vinden binnen de rest van de klasse: het verschijnsel van strijd in het ene land die ‘reageert’ op bewegingen elders lijkt vrijwel onbestaande. Voor de klasse in het algemeen draagt het versnipperde en los van elkaar staande karakter van de strijd, althans aan de oppervlakte, weinig bij tot de versterking of liever het herstel van het zelfvertrouwen van het proletariaat, van zijn besef van zichzelf als een afzonderlijke kracht in de maatschappij, als een internationale klasse met het potentieel om de bestaande orde aan te vechten”[4].
Vandaag verandert de combinatie van een terugkeer van de strijdbaarheid van de arbeiders en de verergering van de economische wereldcrisis (in vergelijking met 1968 of 2008), die geen enkel deel van het proletariaat zal sparen en allen tegelijk zal treffen, objectief gezien de grondslagen van de klassenstrijd.
De verdieping van de crisis en de intensivering van de oorlogseconomie kunnen alleen doorgaan op wereldschaal en dat kan overal alleen maar een toenemende strijdwil opwekken. In deze ontwikkeling van strijdbaarheid en bewustzijn zal de inflatie een bijzondere rol spelen. Door alle landen, de hele arbeidersklasse te treffen, zet de inflatie het proletariaat aan tot strijd. Omdat het geen aanval is die de bourgeoisie kan voorbereiden en uiteindelijk terugtrekken, maar een product van het kapitalisme, impliceert het een diepere strijd en overdenking.
De opleving van de strijd bevestigt het standpunt van de IKS dat de crisis inderdaad de beste bondgenoot van het proletariaat blijft: “de onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis is de belangrijkste stimulans van de klassestrijd en de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan verzamelen op het terrein van de gedeeltelijke strijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse”[5]. Deze ontwikkeling van de strijd is geen eendagsvlieg zonder vervolg, maar heeft een toekomst. Ze wijst op een proces van klasseheropleving na jaren van teruggang, en bevat het potentieel voor het herstel van de klassenidentiteit, van de klasse die zich opnieuw bewust wordt van wat ze is, van de macht die ze heeft als ze de strijd aangaat.
Alles wijst erop dat deze klassenbeweging, ontstaan in Europa, lang kan duren en zich zal herhalen in andere delen van de wereld. Er ontstaat een nieuwe situatie voor de klassestrijd.
Hoewel juist de context van de ontbinding een obstakel vormt voor de ontwikkeling van de strijd en het herstel van het zelfvertrouwen van het proletariaat, ondanks het feit dat de ontbinding schrikbarende vorderingen heeft gemaakt, ondanks het feit dat de tijd niet meer aan haar kant staat, is de klasse erin geslaagd terug te keren naar de strijd. De recente periode heeft onze voorspelling in de resolutie over de internationale situatie van het 24e Internationale Congres treffend bevestigd:
“Zoals wij reeds in herinnering hebben gebracht, brengt de fase van ontbinding inderdaad het gevaar met zich mee dat het proletariaat eenvoudigweg niet reageert en gedurende een lange periode wordt platgewalst - een ‘dood door duizend steken’ in plaats van een frontale klassenconfrontatie. Niettemin stellen we dat er nog steeds voldoende aanwijzingen zijn dat, ondanks het onbetwistbare ‘voortschrijden’ van de ontbinding, ondanks het feit dat de tijd niet langer in het voordeel is van de arbeidersklasse, het potentieel voor een diepgaande proletarische heropleving –die leidt tot een hereniging tussen de economische en de politieke dimensie van de klassestrijd - niet verdwenen is.”
De strijd zelf is de eerste overwinning voor het proletariaat, het onthult in het bijzonder:
Het geleidelijke verlies van de klassenidentiteit stelde de bourgeoisie in staat de twee grootste momenten van proletarische strijd sinds de jaren 1980 (de beweging tegen het Startbanenplan in Frankrijk in 2006, en de Indignados in Spanje in 2011) te steriliseren of terug te winnen, omdat de belangrijkste krachten verstoken waren van deze beslissende basis voor de meer algemene ontwikkeling van het bewustzijn. Vandaag geven de tendens naar het herstel van de klassenidentiteit en de ontwikkeling van de onderaardse rijping de belangrijkste verandering op subjectief niveau weer, die het potentieel onthullen voor de toekomstige ontwikkeling van de proletarische strijd. Omdat zij het bewustzijn betekent van de vorming van een klasse verenigd door gemeenschappelijke belangen, tegenover die van de bourgeoisie, omdat zij de “vorming van het proletariaat als klasse” (Kommunistisch Manifest) betekent, is de klassenidentiteit een onafscheidelijk deel van het klassenbewustzijn, voor de bevestiging van het bewuste revolutionaire wezen van het proletariaat. Zonder die identiteit is er geen mogelijkheid voor de klasse om terug te grijpen naar haar geschiedenis om lering te trekken uit de strijd in het verleden en zo haar huidige en toekomstige strijd aan te gaan. De identiteit en het bewustzijn van de klasse kunnen alleen worden versterkt door de ontwikkeling van de zelfstandige strijd van de klasse op haar eigen terrein.
De heropleving van de klassestrijd en de ondergrondse rijping van het bewustzijn vereisen dat de vakbonden, deze staatsorganen die gespecialiseerd zijn in het inperken van de strijd van de arbeiders, en de linkse politieke organisaties, burgerlijke valse vrienden van de arbeidersklasse, zich op het voorplan plaatsen tegen de klassestrijd.
De huidige doeltreffendheid van de vakbondscontrole berust op de zwakheden die voortvloeien uit de ontbinding, zwakheden die politiek worden uitgebuit door de bourgeoisie, en uit de teruggang van het bewustzijn die al enkele decennia duurt en die tot uiting komt in de “krachtige terugkeer van de vakbonden” en de versterking van de “reformistische ideologie over de strijd in de komende periode, wat het werk van de vakbonden sterk vergemakkelijkt”[7].
Vooral het gewicht van de atomisering, het gebrek aan perspectief, de zwakte van de klassenidentiteit, het verlies van verworvenheden en van de lessen uit confrontaties met de vakbonden in het verleden liggen ten grondslag aan de uiterst belangrijke invloed van het corporatisme. Deze zwakte stelt de vakbonden in staat een machtige invloed op de klasse te behouden.
Hoewel zij nog niet bedreigd worden door een betwisting van deze controle over de strijd, hebben de vakbonden zich moeten aanpassen aan de huidige strijd, om beter hun gebruikelijke werk van verdeeldheid te kunnen uitvoeren, door een meer ‘strijdbare’, ‘arbeidersklasse’ taal te gebruiken, zich voor te doen als de vaklieden van de klasseneenheid, om deze des te beter te saboteren.
Parallel hieraan werken de verschillende uiterst linkse organisaties (en links in het algemeen) binnen en buiten de vakbonden en bieden hen een krachtige steun. Als verdedigers van de meest geraffineerde misleidingen tegen de arbeidersklasse, gehuld in een radicaal jasje, hebben zij ook de functie om minderheden op te vangen die op zoek zijn naar klassestandpunten.
Het constante spervuur ter verdediging van de ‘democratie’ en de belangen van het ‘volk’ is erop gericht het bestaan van klassetegenstellingen te verbergen, de leugen van de staat als beschermer te voeden en de proletarische klassenidentiteit aan te vallen, door de arbeidersklasse te reduceren tot een massa burgers of ‘sectoren’ van activiteit, gescheiden door bijzondere belangen.
Geconfronteerd met bewegingen van niet-uitbuitende klassen of van de door de economische crisis verpulverde kleinburgerij, moet het proletariaat oppassen voor ‘volksopstanden’ of interklassistische strijd die zijn eigen belangen verdrinken in een ongedifferentieerde som van ‘volks’belangen. Het moet vastberaden staan op het terrein van de verdediging van zijn eigen eisen en van zijn klassenzelfstandigheid, als voorwaarde voor de ontwikkeling van zijn kracht en zijn strijd.
Het moet ook de valstrikken verwerpen die de bourgeoisie heeft uitgezet rond de strijd op het vlak van deelproblemen (voor het behoud van het milieu, tegen rassenonderdrukking, feminisme, enz.) die de arbeiders afleidt van hun klasseterrein. Een van de meest effectieve wapens van de heersende klasse is haar vermogen om de effecten van ontbinding tegen de klasse te keren en de ontbindende ideologieën van de kleinburgerij aan te moedigen. Op de bodem van ontbinding, irrationaliteit, nihilisme en “no-future” woekeren allerlei ideologische stromingen. Hun centrale rol is om van elk weerzinwekkend aspect van dit kapitalistische systeem in verval een motief te maken voor een specifieke strijd, die wordt gevoerd door verschillende categorieën van de bevolking of soms door het ‘volk’, maar altijd gescheiden van het werkelijk in vraag stellen van het systeem als geheel.
Al deze ideologieën (ecologische, ‘woke’, raciale, enz.) die de klassestrijd ontkennen, of zoals degenen die ‘intersectionaliteit’ prediken, de klassestrijd op hetzelfde niveau plaatsen als de strijd tegen racisme of mannelijk chauvinisme, vormen een gevaar voor de klasse, in het bijzonder voor de jonge generatie arbeiders die geen ervaring heeft maar ten diepste verontwaardigd is door de toestand van de maatschappij. Op dit niveau worden deze ideologieën aangevuld met het geheel van links en modernisten (‘communisers’) die tot taak hebben de inspanningen van het proletariaat te steriliseren om het klassenbewustzijn te ontwikkelen en de arbeiders af te leiden van de klassestrijd.
Hoewel de klassestrijd van nature internationaal is, is de arbeidersklasse tegelijkertijd een heterogene klasse die haar eenheid moet smeden door middel van haar strijd. In dit proces heeft het proletariaat van de centrale landen de verantwoordelijkheid om de weg naar de revolutie te openen voor het wereldproletariaat.
In de meer recent ontwikkelde landen, zoals China, India, enz., zijn deze fracties van het proletariaat, ook al heeft de arbeidersklasse zich zeer strijdbaar getoond en ondanks hun kwantitatief gewicht, door hun gebrek aan historische ervaring bijzonder kwetsbaar voor de ideologische valstrikken en misleidingen van de heersende klasse. Hun strijd wordt gemakkelijk veroordeeld tot machteloosheid of in een burgerlijke doodlopende straatjes geleid (roep om meer democratie, vrijheid, gelijkheid, enz.) of volledig opgelost in interklassistische bewegingen die gedomineerd worden door andere maatschappelijke lagen. Dit bleek duidelijk tijdens de Arabische lente van 2011: de zeer reële arbeidersstrijd in Egypte loste zich snel op in het ‘volk’ dat zich vervolgens achter facties van de heersende klasse schaarde op het burgerlijke terrein van ‘meer democratie’. Of nog de immense protestbeweging in Iran, waar bij gebrek aan een duidelijk revolutionair perspectief, dat verdedigd wordt door de meer ervaren fracties van het wereldproletariaat, in West-Europa, de vele arbeidersgevechten in het land alleen maar konden verdrinken in de volksbeweging en van hun klassenterrein afgeleid werden achter de leuze voor vrouwenrechten.
Hoewel het proletariaat in de VS gekenmerkt is door zwakheden die verband houden met het feit dat de klasse in dat land niet rechtstreeks geconfronteerd is geweest met de contrarevolutie en geen diepe revolutionaire traditie bezit, heeft de arbeidersklasse van de eerste wereldmacht, ondanks de talrijke obstakels die de ontbinding met zich meebrengt, waarvan de VS het epicentrum is geworden (het gewicht van raciale verdeeldheid en populisme, de hele sfeer van quasi-burgeroorlog tussen populisten en Democraten, de impasse van bewegingen die werken op een burgerlijk terrein zoals Black Lives Matter) het vermogen getoond om haar strijd te ontwikkelen (tijdens de pandemie, de ‘Striketober’ golf in 2021) op zijn klasseterrein. Het proletariaat van de VS laat in een zeer moeilijke politieke situatie zien dat het begint te reageren op de gevolgen van de economische crisis.
De sleutel tot de revolutionaire toekomst van het proletariaat blijft in handen van zijn fractie in de centrale landen van het kapitalisme. Alleen het proletariaat van de oude industriële centra van West-Europa vormt het vertrekpunt voor de toekomstige wereldrevolutie:
Geconfronteerd met de toenemende botsing van de twee polen van het alternatief - vernietiging van de mensheid of kommunistische revolutie - hebben de revolutionaire organisaties van het linkskommunisme, en de IKS in het bijzonder, een onvervangbare rol te spelen in de ontwikkeling van het klassenbewustzijn, en moeten zij hun energie wijden aan het permanente werk van theoretische verdieping, aan het naar voren brengen van een duidelijke analyse van de wereldsituatie en aan het tussenkomen in de strijd van onze klasse om de noodzaak te verdedigen van klassezelfstandigheid, zelforganisatie en éénwording, en van de ontwikkeling van het revolutionaire perspectief.
Dit werk kan alleen worden gedaan op basis van een geduldige opbouw van de organisatie, die de basis legt voor de wereldpartij van de toekomst. Al deze taken vereisen een militante strijd tegen alle invloeden van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie in het milieu van de Kommunistische Linkerzijde en de IKS zelf. In het huidige tijdsgewricht worden de groepen van het linkskommunisme geconfronteerd met het gevaar van een echte crisis: op enkele uitzonderingen na zijn zij niet in staat geweest zich te verenigen ter verdediging van het internationalisme tegenover de imperialistische oorlog in Oekraïne, en staan zij steeds meer open voor het binnendringen van opportunisme en parasitisme. Een strikte naleving van de marxistische methode en de proletarische beginselen is het enige antwoord op deze gevaren.
[1] The acceleration of capitalist decomposition poses the clear possibility of the destruction of humanity [586]
[2] Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 64
[4] The idea of the historic course in the revolutionary movement
[6] De versnelling van de kapitalistische ontbinding stelt openlijk de kwestie van de vernietiging van de mensheid. [588]
[7] Theses on the economic and political crisis in the eastern countries [589], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 60
De huidige strijd in Groot-Brittannië, Griekenland, Denemarken, de Verenigde Staten, Mexico, Spanje en vooral in Frankrijk laat zien wat het geheim is van de echte kracht van onze klasse: massaliteit, het zoeken naar eenheid en klassesolidariteit, de duidelijke bevestiging aan de maatschappij dat WIJ DE WERKENDE KLASSE ZIJN. Er ligt een lange en zeer moeilijke weg voor ons, we moeten de vakbondscontrole doorbreken en ons daartegen verzetten door de algemene vergaderingen, de werkelijke éénmaking van de strijd, en hun revolutionaire politisering te bewerkstelligen, maar dat is de enige manier om het kapitaal en zijn staat terug te dringen en om eindelijk de voorwaarden te scheppen op wereldschaal die het proletariaat in staat stellen om in het offensief te gaan en de vernietiging van de kapitalistische staat in alle landen te bereiken.
De wrede repressiecampagne van de Franse staat
In Frankrijk ontketent de staat, tegenover de massabeweging van onze klasse, een meedogenloze repressie die we aan de kaak hebben gesteld in ons pamflet Répression, insultes, agressions sexuelles, gazage, matraquage… Il ne faut pas tomber dans le piège des provocations policières! [590], die we zo breed mogelijk hebben verspreid tijdens demonstraties en stakingen.
Het is niets nieuws voor een staat, die beweert voor ‘mensenrechten’ te zijn, om wrede onderdrukking te ontketenen. De Franse staat was de beul van de Commune van Parijs met duizenden doden en meer dan 30.000 arbeiders verbannen naar vernietigingskampen zoals in Frans Guyana.[1]
Het is wat de sociaaldemocratie en de Duitse vakbonden in 1918-23 deden tegenover de revolutionaire poging van het proletariaat, met 100.000 doden tot gevolg. Het is wat de Tweede Republiek deed in Spanje met 1500 doden in de arbeidersstrijd tijdens de republikeins-socialistische coalitie van 1931-33 en nog eens vele duizenden doden in de onderdrukking van de mijnopstand in Asturië in 1934.
De valstrik van het geweld door minderheden
De democratische staat doet op het gebied van repressieve barbaarsheid niets onder voor de schaamteloos dictatoriale éénpartijstaat of militaire dictatuur. Er is echter een zeer belangrijk verschil dat zijn repressie veel effectiever maakt: hij geeft haar een politieke inhoud en oriëntatie.
In Frankrijk heeft de repressieve campagne van de regering Macron als specifiek politiek doel, zoals in ons bovengenoemde artikel aan de kaak wordt gesteld, om
En nogmaals, deze manoeuvre is niet nieuw. Laten we eens terugdenken aan een tragische ervaring van het proletariaat in Spanje. In 1919 bereikten de arbeiders in Catalonië door middel van een massale staking, gebaseerd op de klassesolidariteit van de uitbreiding van de strijd, een kracht die de centrale regering en de bazen dwong zich terug te trekken. Dit was de beroemde staking bij La Canadiense.[2]
Het Spaanse kapitaal nam op barbaarse wijze wraak. Vanaf 1920 organiseerde het een provocerende moordcampagne op militanten van de CNT, uitgevoerd door gewapende bendes die betaald werden door de bazen en de burgerregering. Een deel van de CNT hapte toe: er werden gewapende groepen arbeiders georganiseerd die op elke moordaanslag reageerden met aanvallen op politieagenten, politici of ondernemers. Er ontstond een eindeloze spiraal van aanslagen en tegenaanslagen. Het proletariaat, afgesneden van het klasseterrein van de massale strijd en solidariteit, gevangen in deze spiraal van minderheids- en individualistisch geweld, raakte gedemoraliseerd, verloor alle kracht die het had opgedaan en zo werden de voorwaarden werden geschapen voor de Spaanse bourgeoisie om in 1923 de dictatuur van Primo de Rivera te vestigen, gesteund door de PSOE.[3]
De steun van Barbaria voor de valstrik van het geweld van minderheden
De zogenaamde ‘media’ presenteren de strijd in Frankrijk als vakbondsbewegingen en vooral als acties van minderheidsgeweld, hun uitzendingen en journaals laten onophoudelijk scènes zien van botsingen tussen politie-robotten en een paar mannen met capuchons, de steniging van luxe winkels, enz. Op die manier geven ze een vals en vertekend beeld van wat er gebeurt, proberen ze het te doen lijken alsof het kapitaal het meeste bang is voor deze belachelijke gewelddaden, die op de televisie worden uitgezonden. Zoals ons pamflet ontmaskert: “Onze kracht ligt niet in een steriele confrontatie met de superuitgeruste en supergetrainde bataljons van de CRS, mobiele gendarmes en andere vaandeldragers van de ‘orde’ van de uitbuiters. Onze strijd bestaat ook niet uit het ingooien van winkelruiten en het verbranden van vuilnisbakken. Geweld van minderheden versterkt de beweging niet. Integendeel, ze verzwakken haar!”
Barbaria verdedigt echter het tegenovergestelde, zij verheerlijkt deze domme gewelddaden, waarvan er veel door politieprovocateurs worden gepleegd.[4] Vanaf het begin is de titel van haar artikel veelzeggend: zij roept ons op om “het kapitalisme verbranden”, een misleidende zin die impliceert dat het doel van onze strijd niet de bewuste daad van vernietiging van het kapitalisme zou zijn, maar het nihilistische barbarij van “het kapitalisme verbranden”.
Dit is belachelijk en dom! De grote meester, de expert van het in brand steken is het kapitalisme zelf, zijn imperialistische vraatzucht leidt ertoe dat het huizen, mensen en landbouwgrond in brand steekt in eindeloze oorlogen zoals die in Oekraïne. Zijn tegenspraken, zijn onuitputtelijke dorst naar winst, leiden tot de ecologische vernietiging die het Amazonegebied, Australië of, midden maart, het groene Asturië in brand steekt.
In het goedpraten voor het ‘zuiverende’ vuur, verkondigt Barbaria “Parijs brandt, Nantes brandt...". Dit minderheidsvuur "loopt vooruit op wat wij als proletariërs nog steeds niet massaal en eensgezind kunnen uitdrukken in woorden, in vergaderingen, als klasse. Woede is niet genoeg, we hebben organisatie nodig, om onze posities, ons programma te herstellen.” [5]
Dat wil zeggen: in plaats van “ zich te organiseren, om solidariteit en eenheid te tonen, om samen te debatteren en op te staan tegen de machthebbers, om de voortdurende verslechtering van onze levens- en arbeidsomstandigheden te verwerpen, om dit systeem te verwerpen dat de mensheid in ellende en oorlog stort", zou het verbranden van containers, de linkse paus Varufakis in het gezicht slaan,[6] het middel zijn om naar de vergaderingen te komen, om als klasse te strijden, om ‘ons programma’ te ontwikkelen.
Het is een verachtelijke valstrik. In 1921-22 in Spanje vernietigde de confrontatie van groepen van de CNT met het kapitaal, in een spiraal van gevechten tussen gewapende mannen, de kracht die bereikt was door de staking van La Canadiens. Het bracht deze strijd niet ‘verder’, noch maakte het “het herstel van het programma van de arbeidersklasse” mogelijk, maar integendeel, het betekende een ernstige nederlaag voor het proletariaat in Spanje. Minderheidsacties van dom geweld openen geen enkele weg naar massale strijd, noch naar de vergaderingen, noch naar het breken van de vakbondscontrole, integendeel, ze verstrooien de klasse, demoraliseren haar, doen haar strijd verrotten, doen haar uiteenvallen in een individualistische ontbinding.
De ontkenning van het proletariaat
Het vuur van Barbaria steekt het kapitalisme niet in brand, maar verbrandt de arbeidersstrijd. Dit wordt duidelijk in het andere gif dat Barbaria probeert in te enten: de ontkenning van het proletariaat.
Barbaria heeft de mond vol van ‘proletariaat’, ‘klasse’ enzovoort, maar, zoals we in “Barbaria of kommunisme? [591]”aan de kaak stelden, presenteert Barbaria ons een ‘proletariaat’ dat in werkelijkheid een amorfe massa opstandige burgers is, dat wil zeggen de meest giftige ontkenning van het proletariaat als klasse.
Ten eerste zegt Barbaria dat “Het proletariaat een lange weg heeft te gaan om zijn historisch programma, met zijn revolutionair vermogen, opnieuw te ontdekken, een weg die begon sinds de eerste mens in opstand kwam tegen macht en uitbuiting.” Het lijkt erop dat het ‘historische programma’ van het proletariaat begonnen zou zijn met de Cro-Magnon mens of met de Homo sapiens! Sinds het ontstaan van klassenmaatschappijen is er sprake van “macht en uitbuiting”, maar alleen met het proletariaat is er een reële mogelijkheid om niet alleen “in opstand te komen” tegen uitbuiting, maar vooral om deze af te schaffen.
Zoals we zeiden in “Barbaria of kommunisme?” [591] “Deze visie laat het proletariaat verdwijnen, opgegaan in alle uitgebuite klassen van de geschiedenis. Hoewel het proletariaat solidair met hen is en het beste van hun strijd in zich opneemt, is het proletariaat anders omdat het niet alleen de uitgebuite klasse onder het kapitalisme is, maar ook de revolutionaire klasse. De slaven en horigen konden de uitbuiting niet beëindigen, maar het proletariaat is de eerste uitgebuite klasse in de geschiedenis die het vermogen en het bewustzijn heeft om het kapitalisme te beëindigen en de nieuwe maatschappij, het communisme, te scheppen.”
Ten tweede vermengt Barbaria het proletariaat met de milieustrijd. Het wrede politiegeweld tegen een milieuactivist tijdens een actie tegen stuwdammen in Solline (Frankrijk) leidt tot een wildgroei aan communiqués waarin bijvoorbeeld staat: “Laten we solidair zijn met alles wat Darmanin [de huidige minister van Binnenlandse Zaken] wil uitroeien, ontbinden, opsluiten, verminken: van de pensioenbeweging tot de antirepressiecomités, van de toekomstige ZAD's [zones om te verdedigen] tot de blokkadebeweging”. Dit zijn de woorden van de ouders van het slachtoffer, die Barbaria enthousiast weergeeft. Wat we hier zien is dat de strijd van de arbeiders wordt vermengd en zo wordt vastgeketend in de antirepressiecomités, de ZAD's, de groene blokkades, enz. Het proletariaat wordt ontbonden en met handen en voeten geketend aan openlijk burgerlijke bewegingen, vermomd als ‘antikapitalistisch’.
Op 13 mei 1968 waren de studenten in Frankrijk het slachtoffer van het barbaars politieoptreden. Het proletariaat solidariseerde zich met hen, MAAR het deed dat niet op het democratische terrein van de ‘anti-repressie’, maar op het proletarische terrein van de klassestrijd tegen de uitbuiting in het vooruitzicht van de afschaffing ervan. Het is een walgelijke manipulatie om de gerechtvaardigde verontwaardiging over het barbaarse politieoptreden tegen deze militanten te kanaliseren in een mengeling van ‘antikapitalistische strijd’, waar de klassebeweging tegen pensioenhervorming wordt ontkend en opgesloten in burgerlijke bewegingen zoals milieuprotest, ‘anti-repressie’, wokisme, etc.
Omar / 12.04.2023
[1] Zie onze artikelen over de Commune van Parijs: On the 140th anniversary of the Paris Commune [592]; On the 65th anniversary of the Paris Commune, Bilan no 29 (March-April 1936), [593] Hands off the Commune! [594]
[2] Over deze strijd, zie het derde artikel in onze serie over de geschiedenis van de CNT. History of the CNT (1919-23): The CNT's syndicalist orientation wrecks its revolutionary impetus [595]
[3] Zie het eerste artikel in onze serie “Linkse regeringen in dienst van kapitalistische uitbuiting”: Los gobiernos de izquierda en defensa de la explotación capitalista (I) [596]
[5] Van het artikel van Barbaria is naast een Engelse, Franse en Duitse, ook een Nederlandse vertaling verschenen met als titel: Frankrijk, Griekenland, Verenigd Koninkrijk… proletariërs van de hele wereld, laten we het kapitalisme verbranden! [597]
[6] “Wij maken van deze gelegenheid gebruik om de ‘hoodies’ van Exarchia te groeten die Varoufakis, de voorlaatste linkse slapjanus van de bourgeoisie, in het gezicht schopten en wij moedigen aan dat deze voorbeelden zich verspreiden”, zegt Barbaria
De Internationalistische Communistische Tendens publiceerde onlangs een verklaring over hun ervaringen met de ‘Geen Oorlog Maar Klassenoorlog’ (NWBCW) comités die ze lanceerden aan het begin van de oorlog in Oekraïne.[1] [600]. Er staat: "Er gaat niets boven een imperialistische oorlog om de ware klassenbasis van een politiek kader bloot te leggen, en de invasie van Oekraïne heeft dat inderdaad gedaan", waarbij wordt uitgelegd dat stalinisten en trotskisten opnieuw hebben laten zien dat ze tot het kamp van het kapitaal behoren - hetzij door de Oekraïense onafhankelijkheid te steunen, hetzij door zich aan te sluiten bij de Russische propaganda over de "denazificatie" van Oekraïne. In feite roepen de linkse partijen de arbeidersklasse openlijk op om de ene of de andere kant te steunen in een kapitalistische oorlog die de groeiende rivaliteit tussen 's werelds grootste imperialistische haaien uitdrukt en de mensheid bedreigt met catastrofale gevolgen. De ICT merkt ook op dat de anarchistische beweging diep verdeeld is tussen degenen die oproepen tot de verdediging van Oekraïne en degenen die een internationalistisch standpunt innemen en beide partijen afwijzen. Daarentegen zegt de ICT dat "de Kommunistische Linkerzijde in de hele wereld stevig achter de internationale belangen van de arbeidersklasse is blijven staan en deze oorlog heeft veroordeeld voor wat hij is".
Tot zover alles goed. Maar we verschillen grondig van mening als er vervolgens staat: "Van onze kant heeft de ICT het internationalistische standpunt een stap verder gebracht door te proberen samen te werken met andere internationalisten die de gevaren zien voor de arbeidersklasse in de wereld als deze zich niet organiseert. Daarom hebben we ons aangesloten bij het initiatief om op lokaal niveau over de hele wereld comités te ontwikkelen om een antwoord te organiseren op wat het kapitalisme overal voor arbeiders in petto heeft."
De behoefte aan controverse
Naar onze mening is de oproep van de ICT tot de vorming van “Geen Oorlog Maar de Klassenoorlog” comités allesbehalve een "verdere stap" in het internationalisme of een stap in de richting van een solide hergroepering van internationalistische communistische krachten. We hebben al een aantal artikelen geschreven waarin we onze standpunten hierover uiteenzetten, maar de ICT heeft op geen enkele daarvan gereageerd, een houding die gerechtvaardigd wordt door hun verklaring waarin ze erop aandringen dat ze zich niet willen bezighouden met "dezelfde oude polemiek" met degenen die, volgens hen, hun standpunten verkeerd hebben begrepen. Maar de traditie van de Kommunistische Linkerzijde, geërfd van Marx en Lenin en voortgezet op de pagina's van Bilan, is de erkenning dat polemiek tussen proletarische elementen onmisbaar is voor elk proces van politieke verheldering. En in feite is de verklaring van de ICT een verborgen polemiek, voornamelijk met de ICC. Maar door hun aard kunnen dergelijke verborgen polemieken, die verwijzingen naar specifieke organisaties en hun schriftelijke verklaringen vermijden, nooit leiden tot een echte en eerlijke confrontatie van standpunten.
In hun verklaring over de NWBCW beweert de ICT dat haar initiatief in lijn is met de continuïteit van de linkse stroming in het proces dat in gang is gezet door de Zimmerwald Conferentie van 1915, en dat ze een soortgelijke bewering al had gedaan in het artikel "NWBCW en het 'Echte Internationale Bureau' van 1915": "wij geloven dat het NWBCW-initiatief in lijn is met de principes van de linkerzijde van Zimmerwald".[2] [601].
Maar de activiteit van de linkerzijde van Zimmerwald, en vooral van Lenin, werd gekenmerkt door een niet aflatende polemiek die erop gericht was de revolutionaire krachten te distilleren. Zimmerwald verenigde verschillende tendensen van de arbeidersbeweging die tegen de oorlog waren, maar met aanzienlijke meningsverschillen over een aantal kwesties, en de linkerzijde was zich er ten volle van bewust dat een gemeenschappelijk standpunt tegen de oorlog, zoals uitgedrukt in het ‘Zimmerwald Manifest’, niet voldoende was. Daarom verborg de Linkerzijde van Zimmerwald haar meningsverschillen met de andere stromingen op de conferenties van Zimmerwald en Kienthal niet, maar bekritiseerde deze stromingen ook openlijk omdat ze niet consequent waren in hun strijd tegen de imperialistische oorlog. In en door dit debat vormden Lenin en zijn omgeving een kern die het embryo van de Kommunistische Internationale zou worden.
Onze eerdere beoordelingen van het NWBCW-initiatief
Zoals de lezers kunnen opmaken uit de publicatie van onze correspondentie met de IKS over de oproep van de IKS tot een gezamenlijke verklaring van de Kommunistische Linkerzijde als reactie op de oorlog in Oekraïne, heeft de weigering van het ICT om deze te ondertekenen en hun pleidooi van de NWBCW als een soort "rivaliserend" project het vermogen van de Kommunistische Linkerzijde om op dit cruciale moment gezamenlijk op te treden ernstig verzwakt. Voor het eerst sinds de oprichting van de internationale conferenties van de Kommunistische Linkerzijde in het begin van de jaren tachtig hebben zij de mogelijkheid om de krachten te bundelen in de kiem gesmoord. De ICT heeft ervoor gekozen deze correspondentie te beëindigen.[3] [602].
We publiceerden ook een artikel over de werkelijke geschiedenis van NWBCW in anarchistische kringen in de jaren 1990 [4] [603]. Deze groepen bevatten weliswaar allerlei verwarringen, maar gaven volgens ons uitdrukking aan iets wezenlijks: het antwoord van een kleine kritische minderheid op de massale mobilisaties tegen de oorlogen in het Midden-Oosten en de Balkan, mobilisaties die zich op duidelijk linkse en pacifistische gronden bevonden. Daarom vonden we het belangrijk dat de Kommunistische Linkerzijde tussenkwam bij deze formaties om daarbinnen duidelijke internationalistische standpunten te verdedigen. Aan de andere kant zijn er maar heel weinig van dit soort pacifistische mobilisaties als reactie op de oorlog in Oekraïne en het anarchistische milieu is, zoals we al hebben opgemerkt, diep verdeeld over deze kwestie. We zien dus heel weinig in de verschillende NWBCW-groepen waardoor we de conclusie van ons artikel in twijfel trokken: "De indruk die ons wordt gegeven door de groepen waarvan we op de hoogte zijn, is dat ze voornamelijk 'duplicaten' zijn van de ICT of aan haar gelieerde organisaties". Naar onze mening onthult deze duplicatie ernstige meningsverschillen, zowel over de functie en de werkwijze van de revolutionaire politieke organisatie als over haar relatie met minderheden op proletarisch terrein en zelfs met de klasse als geheel. Deze onenigheid gaat terug op het hele debat over fabrieksgroepen en strijdcomités, maar we zijn niet van plan om het in dit artikel uit te werken.[5] [604].
Belangrijker - maar ook verbonden met de vraag naar het verschil tussen een resultaat van de echte beweging en de kunstmatige uitvindingen van politieke minderheden - is de nadruk die in ons artikel wordt gelegd op het feit dat het initiatief van de NWBCW gebaseerd is op een verkeerde inschatting van de dynamiek van de klassenstrijd op dit moment. Onder de huidige omstandigheden kunnen we niet verwachten dat de klassenbeweging zich direct tegen de oorlog zal ontwikkelen, maar wel tegen de gevolgen van de economische crisis - een analyse die volgens ons ruimschoots is bevestigd door de internationale opleving van strijd die werd op gang gebracht door de stakingsbeweging in Groot-Brittannië in de zomer van 2022 en die, met onvermijdelijke ups en downs, nog steeds niet is afgelopen. Deze beweging was een directe reactie op de "kosten van levensonderhoud door de crisis" en, hoewel het de kiemen bevat van een diepere en meer wijdverspreide in-vraag-stelling van de impasse van het systeem en zijn drang naar oorlog, zijn we daar nog ver van verwijderd. Het idee dat de NWBCW-comités op de een of andere manier het startpunt zouden kunnen zijn voor een direct klasse-antwoord op de oorlog kan alleen maar leiden tot een verkeerde interpretatie van de dynamiek van de huidige strijd. Het opent de deur naar een militante politiek die, op zijn beurt, niet te onderscheiden zal zijn van de "doe nu iets" standpunten die typisch zijn voor links van het kapitaal. De verklaring van de ICT benadrukt dat hun initiatief eerst en vooral politiek is en gekant tegen activisme en kortetermijnvisie, en beweert dat de openlijk activistische richting die de NWBCW-groepen in Portland en Rome zijn ingeslagen, gebaseerd is op een misverstand over de werkelijke aard van het initiatief. Namelijk - volgens de verklaring - "degenen die zich aansloten bij NWBCW zonder te begrijpen waar het echt om ging, of liever, die het zagen als een uitbreiding van hun eerdere radicaal reformistische activiteiten. Zoals gebeurde in Portland en Rome, waar sommige elementen de NWBCW zagen als een middel om onmiddellijk een klasse te mobiliseren die nog aan het herstellen was van vier decennia van tegenslagen en die net zijn draai begon te vinden in de strijd tegen de inflatie. Hun onmiddellijke en ultra-activistische perspectief leidde alleen maar tot het verdwijnen van deze comités". Voor ons echter begrepen deze lokale groepen beter dan de ICT dat een initiatief dat werd gelanceerd bij gebrek aan een echte beweging tegen de oorlog - zelfs van de kant van kleine minderheden - alleen maar kan leiden tot pogingen om uit het niets een beweging te creëren.
Een nieuw "verenigd front"?
We zeiden al dat de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde, die Bilan publiceerde, aandrong op de noodzaak van een rigoureus publiek debat tussen proletarische politieke organisaties. Dit was een centraal aspect van hun principiële benadering van hergroeperingen, waarbij ze zich voornamelijk verzetten tegen de opportunistische pogingen van de Trotskisten en ex-Trotskisten uit die tijd om hun toevlucht te nemen tot fusies en hergroeperingen die niet gebaseerd waren op een serieus debat over fundamentele principes. In onze ogen is het NWBCW-initiatief gebaseerd op een soort "frontvormings" logica die alleen maar kan leiden tot gewetenloze en zelfs destructieve allianties.
In de verklaring wordt toegegeven dat sommige openlijk linkse groeperingen de slogan "Geen oorlog maar een klassenoorlog" hebben gekaapt om hun essentiële steun voor de ene of de andere partij in het conflict te verbergen. De ICT houdt vol dat ze dergelijke operaties niet kunnen voorkomen op basis van de toe-eigening van een vlag. Maar als je ons artikel leest over de openingsvergadering van het NWBCW-comité in Parijs [6] [605] blijkt dat niet alleen een aanzienlijk aantal deelnemers pleitte voor openlijk linkse "acties" onder de vlag van de NWBCW, maar ook dat een trotskistische groep die het zelfbeschikkingsrecht van Oekraïne verdedigt, Matière et Révolution, in feite was uitgenodigd voor de vergadering. Op dezelfde manier lijkt de NWBCW-groep in Rome gebaseerd te zijn op een alliantie tussen de ICT-afdeling in Italië (die Battaglia Comunista uitgeeft) en een puur linkse groep.[7] [606].
Laten we daaraan toevoegen dat het presidium van de bijeenkomst in Parijs bestond uit twee elementen die begin jaren 2000 uit het IKS werden gezet omdat ze materiaal hadden gepubliceerd dat onze kameraden blootstelde aan staatsrepressie - een activiteit die we aan de kaak stelden als verklikken. Een van deze elementen is lid van de Internationale Groep van Communistisch Links [ICGL], een groep die niet alleen een typische uiting is van politiek parasitisme, maar die werd opgericht op basis van dit politieachtig gedrag en daarom geen plaats zou moeten hebben in het internationalistische kommunistische kamp. Het andere element is nu de vertegenwoordiger van de ICT in Frankrijk. Toen de ICT weigerde de gezamenlijke verklaring te ondertekenen [tegen de oorlog in Oekraïne], voerde zij aan dat de definitie van de Kommunistische Linkerzijde te beperkt was, voornamelijk omdat het die groepen uitsloot die door de IKS als parasitair werden gedefinieerd. In feite is het overduidelijk gemaakt dat de ICT liever publiekelijk geassocieerd wordt met parasitaire groepen zoals de ICGL dan met de IKS. Een haar huidige beleid, via de NWBCW-comités, kan geen ander resultaat hebben dan aan deze groepen een certificaat van respectabiliteit te geven en hun langdurige pogingen om de IKS een paria te maken, aan te moedigen - juist vanwege verdediging door de IKS van de duidelijke gedragsprincipes die dergelijke groepen herhaaldelijk hebben geschonden.
In sommige gevallen, zoals in Glasgow, lijkt het erop dat NWBCW-groepen gebaseerd zijn op tijdelijke allianties met anarchistische groepen - zoals de Anarchist Communist Group - die internationalistische standpunten hebben ingenomen over de oorlog in Oekraïne, maar die verbonden zijn met groepen die zich op burgerlijk terrein bevinden (bijv. Plan C in het Verenigd Koninkrijk). En recentelijk heeft het ACG laten zien dat het zich liever associeert met zulke linksen dan te discussiëren met een internationalistische organisatie als de IKS, die het uitsloot van een recente bijeenkomst in Londen zonder enig protest van de CWO.[8] [607]. Dit betekent niet dat we geen discussie zoeken met echte internationalistische anarchisten. Sterker nog, we hebben de KRAS in Rusland, die bewezen heeft tegen imperialistische oorlogen te zijn, gevraagd de gezamenlijke verklaring op alle mogelijke manieren te steunen. Maar de ACG-affaire is weer een voorbeeld van hoe het NWBCW-initiatief doet denken aan het opportunistische ‘Eén Front-beleid’, waarin de Kommunistische Internationale haar bereidheid uitsprak om samen te werken met de sociaaldemocratische verraders. Dit was een tactiek om de kommunistische invloed in de arbeidersklasse te versterken, maar het werkelijke resultaat leidde tot de versnelling van de ontaarding van de Komintern en haar partijen.
In het begin van de jaren 1920 had de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde zware kritiek op dit opportunistische beleid van de Komintern. Zij bleef vasthouden aan het oorspronkelijke standpunt van de Komintern, namelijk dat de sociaaldemocratische partijen, door de imperialistische oorlog te steunen en zich actief te verzetten tegen de proletarische revolutie, partijen van het kapitaal waren geworden. Het is waar dat hun kritiek op de Eénheidsfront tactiek een dubbelzinnigheid had behouden: het idee van het "Verenigd Front van onderaf", gebaseerd op de veronderstelling dat de vakbonden nog steeds proletarische organisaties waren en dat het op dit niveau was dat kommunistische en sociaaldemocratische arbeiders samen konden strijden.
In hun conclusie bij de NWBCW-verklaring stelt de ICT dat er een historisch precedent is voor NWBCW-comités in de revolutionaire beweging: de oproep voor een Verenigd Proletarisch Front die in 1944 door de Internationalistische Kommunistische Partij (PCInt) in Italië werd gedaan. Deze oproep is fundamenteel internationalistisch van inhoud, maar waarom wordt er gesproken over een "Verenigd Proletarisch Front"? En wat betekent de volgende eis?
Wie waren deze "proletarische en niet-partijgebonden formaties"? Was het in feite een oproep aan de rangen en standen van de oude arbeiderspartijen om samen politieke activiteiten te ontplooien met militanten van PCInt?
De oproep van 1944 was niet zomaar een vergissing, zoals blijkt uit een nieuwe oproep - een jaar later - van de agitatiecomités van de PCInt die expliciet gericht was aan de agitatiecomités van de Italiaanse Socialistische Partij, de Stalinistische Communistische Partij en andere organisaties van burgerlijk links, en die opriep tot gezamenlijke actie in de fabrieken. We deden hiervan verslag in het International Review n°32. En in International Review n°34 publiceerden we een brief van de PCInt in antwoord op onze kritiek op de Oproep. In deze brief schreven zij:
Waarop wij [als IKS] antwoordden:
Het feit dat de ICT de oproep tot een Proletarisch Verenigd Front uit 1944 blijft verdedigen laat zien dat deze diepe fout niet "zowel politiek als theoretisch geëlimineerd" is... en dat de 'verenigd front van onderaf'-tactieken van 1921-23 zijn nog steeds de inspiratiebron zijn voor de opportunistische 'Geen oorlog maar klassenoorlog'-'beweging' van de ICT.
De ICT heeft dus op één punt gelijk met haar voorstel voor de NWBCW, "Geen oorlog maar klassenoorlog": het is in lijn met de opportunistische oproep tot een "verenigd proletarisch front" die door de PCInt in 1945 werd gelanceerd. Maar dit is geen continuïteit om trots op te zijn, omdat deze tactiek actief de klassenlijn verdoezelt die bestaat tussen het internationalisme van de Kommunistische Linkerzijde en het zogenaamde internationalisme van uiterst-links, het [politiek] parasitisme en het anarchistische moeras. Bovendien was de NWBCW bedoeld om een exclusief alternatief te zijn voor het compromisloze internationalisme van de Gezamenlijke Verklaring van de Kommunistische Linkerzijde, waardoor de revolutionaire krachten niet alleen verzwakt werden door opportunisme ten opzichte van links etc., maar ook door sektarisme ten opzichte van andere echte groepen van de Kommunistische Linkerzijde.
Amos (30 september 2023)
[We hebben een paar kleine wijzigingen aangebracht in de originele versie die op 19 september in het Frans is gepubliceerd. De oproep tot een "Proletarisch Verenigd Front", onlangs opnieuw gepubliceerd door de ICT, werd in feite gepubliceerd in 1944, niet in 1945 zoals oorspronkelijk vermeld. De oproep aan de agitatiecomités van de socialistische en communistische partijen werd gepubliceerd in 1945 - een verdere stap in de richting van opportunisme van de kant van de PCInt].
[1] [608] Het initiatief Geen Oorlog Maar Klassen [609]oorlog [1], zie Revolutionary Perspectives n°22
[2] [610] NWBCW en het "Echte Internationale Bureau" van 1915 [611] [2].
[3] [612] Correspondentie over de Gemeenschappelijke Verklaring van de groepen van de Communistische Linkerzijde over de oorlog in Oekraïne [613] [3]
[4] [614] Over de geschiedenis van Geen Oorlog Maar De Klassenoorlog [615] [4]
[5] [616] Zie bijvoorbeeld: Réponse au Parti communiste internationaliste (Battaglia Comunista) [617] [5] in Revue internationale13; L'organisation du prolétariat en dehors des périodes de lutte ouverte (groupes ouvriers, noyaux, cercles, comités) [618] [6] in Revue internationale 21; en ook "Fabrieksgroepen en tussenkomst van de IKS", Wereldrevolutie 26,
[6] [619] Een comité dat de deelnemers naar een doodlopende weg leidt [620] [7], Révolution internationale 496
[7] [621]De verklaring bevat een link naar een artikel in Battaglia Comunista over het lot van het comité in Rome, Sul Comitato di Roma NWBCW: un'intervista [622] [8]. Het beschrijft de negatieve uitkomst van een alliantie met een groep genaamd Società Incivile ("Barbaarse Samenleving"). Het is zo onduidelijk geschreven dat het erg moeilijk is om er veel uit op te maken. Maar als je de website van de groep bekijkt, lijken het hardcore linksen te zijn, die de lof zingen van de antifascistische partizanen en de stalinistische Communistische Partij van Italië. Zie bijvoorbeeld PCI non un album di ricordi ma frammenti di una vita politica collettiva che ha cambiato l'Italia e ha reso tutti più li [623] [9].
[8] [624] ACG sluit IKS uit van openbare bijeenkomsten, CWO verraadt solidariteit tussen revolutionaire organisaties [625] [10], Révolution Internationale 498.
De belangrijkste anarchistische organisatie in het Nederlandse taalgebied, de Vrije Bond, heeft tot nog toe geen officieel standpunt ingenomen ten aanzien van de oorlog in Oekraïne. Maar de Anarchistische Groep Amsterdam, het kloppend hart van de Vrije Bond, organiseert zo nu en dan een geldinzamelingsactie voor Solidarity Collectives, een antiautoritair vrijwilligersnetwerk in Oekraïne dat volgens eigen zeggen “betrokken is bij het verzet tegen de Russische invasie”en dat met het ingezamelde geld “de meest noodzakelijke humanitaire artikelen, militaire uitrusting en medische benodigdheden koopt”. Hiermee verleent dit netwerk steun aan “anti-autoritaire activisten, vakbondsleden en basisactivisten die zich bij de militaire eenheden hebben aangesloten”. Geld inzamelen voor Solidarity Collectives betekent dus de kant kiezen van en steun verlenen aan de Oekraïense kapitalistische Staat.
In hiernavolgende artikel wordt het standpunt ontmaskert van een anarchistische organisatie in Duitsland, die vergelijkbaar is met de Vrije Bond: de Freien Arbeiter Union (FAU). Die organisatie beweert zich niet voor het karretje te laten spannen van een of ander imperialistisch kamp. Maar zoals we in de loop van het artikel zien komt ze toch niet zonder bloed aan de handen uit de strijd in de Oekraïne. Goed beschouwd beperkt de opstelling van de FAU zich niet tot een onschuldige verwarring, maar leidt deze rechtstreeks “naar de oorlogspolitiek van de heersende klasse”en draagt ze bij aan de militaire barbaarsheid van de bourgeoisie. En net als de FAU, zou de Vrije Bond er ook goed aan doen niet langer stommetje te spelen, maar er ruiterlijk voor uit te komen dat ze zich schaart achter Oekraïense Staat en haar militaristisch geweld.
============================
"Direkte Aktion", het tijdschrift van de FAU in Duitstalige landen, publiceerde in maart 2022 de verklaring van het Internationale Comité van de FAU over de Russische inval in Oekraïne, die eindigt met de zin "Geen handdruk voor de oorlog en al zijn profiteurs - allen voor wereldwijde solidariteit".[1]
Wijst de FAU dus elke partijdigheid in deze oorlog strikt af en bestrijdt zij deze ook consequent? Nee, want de verklaring van het Internationaal Comité van de FAU bevat een hele reeks politieke standpunten die niets te maken hebben met een internationalistisch standpunt tegen de oorlog. Bij nader inzien gaan ze veel verder dan onschuldige verwarring en leiden ze rechtstreeks naar het terrein van de bourgeoisie en de oorlogspolitiek van de heersende klasse.In werkelijkheid bevindt zich achter deze verklaring een vindingrijke verdediging van de kapitalistische democratie en haar typische argumenten voor oorlog. In plaats van fel en zonder onderscheid alle partijen in de oorlog in Oekraïne te bestrijden en openlijk aan de kaak te stellen, kiest de FAU in feite één kant, die van Oekraïne en zijn bondgenoten.
De verklaring van het Internationaal Comité van de FAU is erg kort en sommige dingen worden slechts aangeduid, zoals haar standpunt over de politiek van het Duitse imperialisme ten aanzien van de oorlog in Oekraïne, de abstracte leuze van de FAU voor ‘wereldwijde solidariteit’. De FAU lijkt ook aan te nemen dat ‘humanitaire crises’ kunnen worden overwonnen binnen het kapitalisme (dat als geheel niets anders is dan een permanente humanitaire catastrofe!). Centraal staat echter hun democratische en linksburgerlijke rechtvaardiging van de oorlog. In hoeverre alle afdelingen, leden of sympathisanten van de enorm heterogene anarcho-syndicalistische beweging het eens zijn met deze verklaring is onduidelijk, maar we moeten haar op haar woord geloven, vooral omdat het geen artikel is van een enkel lid, maar de verklaring van een comité dat zich presenteert als de officiële vertegenwoordiger van het anarchosyndicalisme.
De arbeidersbeweging heeft een lange ervaring met oorlog en heeft daar de pijnlijke lessen uit moeten trekken. Doorslaggevend is het standpunt van het revolutionair internationalisme, dat het enige geldige antwoord van de arbeidersklasse op oorlog kan zijn en dat in de geschiedenis ook is geweest. De FAU lijkt dit alles niet te weten, laat staan te hebben begrepen.
De twee centrale lessen van de confrontatie van de arbeidersbeweging met de oorlog moeten hier worden onderstreept: In tegenstelling tot de opvattingen van het pacifisme, dat uitgaat van een mogelijke vrede in het kapitalisme en juist tegenover de Eerste Wereldoorlog jammerlijk ineenstortte, is de uitroeiing van de kanker van de oorlog alleen mogelijk door het overwinnen van het kapitalisme als een historisch achterhaald systeem in verval dat zich thans in een irrationeel proces van ontbinding bevindt.Niet de vredesonderhandelingen en het staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen, dat slechts een pauze is in de permanente oorlog, niet de vredesbeloften van linkse regeringen, niet de militaire bezetting van oorlogsgebieden door ‘vredestroepen’ kunnen een probleem oplossen dat in feite inherent is aan het kapitalisme en voordurend erger wordt.
Zelfs als de oorlog in Oekraïne is afgelopen, net zoals al velen daarvoor, zal de oorlogsspiraal niet stoppen. Alleen door een wereldwijde proletarische revolutie is dit mogelijk, ook al lijkt die ver weg.Nadat de Russische Revolutie van 1917 en de revolutionaire opstanden in andere oorlogvoerende landen de oorlog tijdelijk hadden gestopt, moest de arbeidersklasse de pijnlijke les ‘oorlog of revolutie’ leren.
Zoals Lenin het in 1918 zei: “Internationalisme betekent breken met de eigen sociaalchauvinisten (d.w.z. de verdedigers van het vaderland) en met de eigen imperialistische regering, betekent revolutionaire strijd tegen deze regering, betekent haar omverwerping, (...)"[2]."Er bestaat maar één werkelijk internationalisme: het met overgave werken aan het tot ontwikkeling brengen van de revolutionaire beweging en van de revolutionaire strijd in het eigen land, het ondersteunen (door propaganda, door morele en materiële hulp) juist van zulk een strijd, juist van zulk een lijn, en uitsluitend van zulk een lijn in alle landen zonder uitzondering”[3].
Internationalisme bestaat niet alleen uit een afwijzing van oorlog, maar gaat ervan uit dat slechts één kracht in de maatschappij, alleen de klassenstrijd van het proletariaat, de potentie heeft om oorlog te stoppen en uit te bannen. Een strijd van de arbeidersklasse die in alle landen hetzelfde karakter heeft en zich ook internationaal moet verenigen. Pacifisme, vredesbewegingen, oproepen tot weigering zijn geen uitdrukking van revolutionaire strijd, noch zijn ze een ‘eerste stap in de goede richting’.
Integendeel, zij verbergen het feit dat de strijd tegen de oorlog wordt gevoerd tussen de twee centrale klassen in de maatschappij, de bourgeoisie en het proletariaat. Ze zijn een smeltkroes van allerlei democratische illusies. Daarom is een internationalistisch standpunt gebaseerd op de contante strijd van het proletariaat en op niets anders.
Deze pijlers van het internationalisme waren de belangrijkste twistpunten op de conferenties van Zimmerwald 1915 en Kienthal 1916 tegen de oorlog. Niet de openlijke voorstanders van oorlog waren het grootste gevaar voor de arbeidersklasse, maar de heimelijke voorstanders, degenen die zich in arbeidersterminologie hulden, oppervlakkig tegen de oorlog waren, maar moeilijk te doorzien. Dit geldt nog steeds. De FAU, met haar snel zichtbare steun voor één partij in de oorlog in Oekraïne, zou in deze gelederen van schijninternationalisten zelfs geen plaats hebben gevonden!
“De militaire agressie van de Russische regering eist momenteel doden en gewonden, vernietigt steden, gemeenschappen en bestaansmiddelen, en streeft de macht en economische belangen van enkelen na, betaald met het bloed en de levens van duizenden. Op lange termijn dreigt het de - ook nu nog beperkte - vrijheidsrechten van het Oekraïense volk volledig uit te wissen ten gunste van de politieke dictatuur”.Over welke ‘vrijheidsrechten’ heeft de FAU het, die de Oekraïense staat blijkbaar nog gedeeltelijk garandeert aan de arbeidersklasse? De arbeidersklasse in Oekraïne wordt net als in Rusland op dezelfde meedogenloze manier door ‘haar’ kapitalistische staat, vandaag geleid door de regering Zelenski, als kanonnenvoer naar het front gestuurd en als schild gebruikt. Allemaal onder bedreigingen, repressie en een streng verbod om het land te verlaten.Beide partijen in deze oorlog worden op een onvoorstelbare schaal gekenmerkt door militaire wreedheid. In plaats van het meedogenloze karakter van de twee regimes - in Rusland onder de kliek van Poetin en in Oekraïne onder Zelenksi, die van ‘komiek’ tot militaire leider is veranderd - aan de kaak te stellen en te benadrukken dat de arbeidersklasse geen van de beide kampen moet verdedigen, maar moet bestrijden, bagatelliseert de FAU de werkelijke situatie door te spreken over het gevaar van het verlies van bestaande ‘vrijheidsrechten’ van de Oekraïense bevolking. Voor de FAU is dit een eerste argument om de Oekraïense democratie te verdedigen. Is dat geen pure spot?
Als de oorlog altijd het karakter van de kapitalistische staat en zijn politiek jegens de arbeidersklasse blootlegt, dan legt hij ook de leugens en rookgordijnen bloot van de politiek van het staatskapitalisme dat specifiek op het proletariaat is gericht, zoals ‘democratische verkiezingen in tijden van oorlog’ of ‘vakbondsvrijheid zelfs in tijden van oorlog’. De laatste wordt gezien als een prachtig geschenk voor de arbeidersklasse, vooral door anarcho-syndicalistische organisaties voor hun zogenaamde“transnationale en basisdemocratischevakbeweging”. Vakbonden, evenals het parlementarisme waarmee ze hand in hand gaan, zijn centrale en onmisbare aspecten van de burgerlijke democratie, de meest intelligente vorm van de dictatuur van het kapitalisme.
Zeggenschap in de staat en daarmee zogenaamd de vrijheid en rechtvaardigheid van de democratie voor de arbeidersklasse. Dit alles past momenteel rechtstreeks in de oorlogspropaganda van de Oekraïense staat en haar bondgenoten, zoals de Verenigde Staten, omdat dit specifiek gebaseerd is op de huidige oorlog over dezeveelgeprezen ‘verdediging van democratie’ De vakbonden in Oekraïne, van links naar rechts, maken deel uit van de oorlogsinspanningen, om een oorlogswaardige industrie in stand te houden en hun routinematige controlefunctie in de arbeidersklasse uit te oefenen.
Het ongenuanceerde wrede, koelbloedige maar makkelijker te doorzien kapitalistische regime in Rusland onder de duim van de regering Poetin probeert de oorlog te verkopen als "denazificatie". Om historische redenen (de oorlog tussen Rusland en Duitsland tussen 1942-45) baseert de Russische staat zijn oorlogspropaganda eveneens op de vermeende verdediging van "vrijheidsrechten" tegen het fascisme. Het antifascisme was in vergelijking met het botte bloeddorstige fascisme de zegevierende ideologie, vooral in de Tweede Wereldoorlog,om de arbeidersklasse naar het slachthuis te dwingen, slim gebruikt door het stalinisme en de geallieerden. De mythe van "vrijheidsrechten" kent diversekleuren.
De verklaring van de FAU onderscheidt met haar meetlat tussen (vanuit het perspectief van de arbeidersklasse zoals ze waarschijnlijk denken) verschillende staten: Oekraïne als het ‘kleinere kwaad’ dan Rusland. Democratische vrijheidsrechten worden verondersteld dit verschil te maken die volgens de FAU de verdediging van Oekraïne moet handhaven. In het verval van het kapitalisme is er echter geen fundamenteel verschil tussen de verschillende politieke groepen van de heersende klasse, hetzij het op nationaal als op internationaal vlak. Wat hen onderscheidt, is de ideologie waarachter je zehun doeleinden verbergen, of het nu met democratische, met open nationalistische of populistische propaganda.
Laten we de KRAS (Confederatie van Revolutionaire Anarcho-Syndicalisten), een anarcho-syndicalistische internationalistische groepering uit Rusland, hierop een antwoord geven, die, geheel in tegenstelling tot de FAU, in haar eigen verklaring tegen de oorlog in Oekraïne als het ware bewust beide kanten aanklaagt en bestrijdt: “De heersende elites van Rusland en Oekraïne, aangespoord en geprovoceerd door het wereldkapitaal, hebzuchtig naar macht en opgeblazen met de miljarden die zijn gestolen van de werkende mensen, hebben zichverenigd in een dodelijk gevecht. Hun honger naar winst en heerschappij wordt nu betaald met het bloed van gewone mensen – mensen zoals wij. (...) Welke ‘humanistische’, nationalistische, militaristische, historische of andere retoriek het huidige conflict ook rechtvaardigt, erachter schuilen slechts de belangen van degenen die politieke, economische en militaire macht hebben. Voor ons, de werkende mensen, gepensioneerden en studenten, brengt hij alleen lijden, bloed en dood. Het bombarderen van vreedzame steden, de beschieting door de artillerie, het doden van mensen kan nergens door worden gerechtvaardigd. (...) We roepen de mensen in het achterland aan beide kanten van het front, de arbeiders in Rusland en Oekraïne op om deze oorlog niet te ondersteunen, om hem niet te helpen - integendeel, om hem met alle kracht weerstaan!” [4]
Ondanks twijfels... vooral applaus voor de bourgeoisie van de VS en de EU
Dat de FAU zich op burgerlijk terrein bevindt is geenszins overdreven. Wat vinden we vervolgens in de verklaring? “Hoewel wij de huidige druk tegen de Russische regering en banken toejuichen, vinden wij de morele verontwaardiging van de NAVO-landen en de EU weinig geloofwaardig tegen de achtergrond van hun eigen imperialistische politiek. We denken bijvoorbeeld aan de aanvalsoorlogen van de Turkse regering tegen Armenië, Noord-Irak, Noordoost-Syrië, we hebben het over het gebrek aan steun voor de opstanden in Wit-Rusland of Hongkong, we hebben het over het gebrek aan steun voor de opstandelingen in Soedan en Myanmar. Wij verzetten ons resoluut tegen alle imperialisme.” De FAU ‘verwelkomt’de politiek van de ene partij in de oorlog tegen de andere - duidelijke woorden! De druk van de VS en de EU-staten (allemaal natuurlijk met verschillende doelen, inzet en wederzijdse spanningen) bestaat uit economische sancties waaronder de burgerbevolking lijdt, wapenleveranties, training van het Oekraïense leger en nog veel meer..... met andere woorden naakte oorlogsvoering. Deze ‘druk’ toejuichen, zoals de FAU doet, is volledig in tegenspraak met een internationalistisch standpunt tegen de oorlog.
Wat zit er achter de fatale logica van de FAU? Enerzijds is het, zoals hierboven reeds beschreven, het directe gevolg van de opvatting dat de arbeidersklasse de voorkeur moet geven aan het democratisch kapitalisme. Maar bovenal rechtvaardigt de FAU haar schouderklopje voor de politiek van de VS en de EU-staten door te zeggen dat Rusland militair de grens heeft overschreden en dat de agressor op zijn plaats moet worden gezet.
Behalve de oorlog in Oekraïne klaagt de FAU ook over het ‘gebrek aan steun’ voor democratische bewegingen tegen een militaire agressor. Blijkbaar verlangt de FAU naar een dergelijke steun en een hardere aanpak, die in een oorlog altijd centraal op militair niveau plaatsvindt, van de VS en de staten van de EU tegen de Turkse agressor. Welke oorlogspartij als eerste over de grens overschrijdt, is niet bepalend voor de houding van de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties tegenover de oorlog. Oorlog is onder het kapitalisme een permanente, alledaagse en een algemene levenswijze geworden en heeft in zijn geheel een imperialistisch karakter. Elke staat, klein of groot, heeft een imperialistisch karakter als integraal onderdeel van deze moorddadige dynamiek en voert een politiek overeenkomstig deze wetten. Achter de methode om oorlogvoerende partijen te onderscheiden in agressors en verdedigers, zoals we die in de verklaring aantreffen, schuilt botweg de rechtvaardiging van de ‘defensieve oorlog’.
Wanneer de FAU oproept tot "alle mogelijke hulp aan de moedige anti-oorlogsdemonstranten in Rusland en Wit-Rusland", blijft de andere partij in de oorlog ongemoeid. Alleen op het vlak van deserties (“steun aan deserteurs van beide zijden”) lijkt de FAU het volledig oneens te zijn met de Oekraïense staat. Een internationalistisch standpunt verdedigt het standpunt dat de arbeidersklasse zich moet verzetten tegen een imperialistische oorlog in alle landen op basis van dezelfde grondbeginselen, beginselen die losstaan van de krachten waarover zij voor een dergelijke strijd beschikt. Dit betekent niet dat de situatie in de bij de oorlog betrokken landen wordt genegeerd, met de illusie de klasse te kunnen mobiliseren voor een krachtig verzet tegen de oorlog door middel van een radicale oproep.
Er is inderdaad een verschil tussen de situatie van de arbeidersklasse in Oekraïne en in Rusland. In Oekraïne is de arbeidersklasse tot dusver door de bourgeoisie met succes in de oorlog gemobiliseerd via de nationalistische propaganda van de verdediging van het vaderland (vergezeld van het verbod voor dienstplichtigen om het land te verlaten) en heeft zij ideologisch een fatale nederlaag geleden. De Russische bourgeoisie daarentegen moet met de grootste omzichtigheid mannen zonder enig vooruitzicht uit arme streken mobiliseren als kanonnenvoer, hoewel er tot nog toe geen proletarische reacties tegen de oorlog zichtbaar zijn geworden in Rusland. Wij gaan ervan uit dat in de huidige situatie in Oekraïne, maar ook in Rusland, hoewel de situatie niet identiek is, geen enkele reactie van de arbeidersklasse tegen de oorlog kan worden verwacht. Deze moet vooral komen van de landen van West-Europa, waar het proletariaat een grote, zij het nog beperkte, afkeer heeft van deze oorlog in zijn geheel.
Het proletariaat in West-Europa verkeert niet in dezelfde situatie, omdat het sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer op grote schaal in een oorlog is gemobiliseerd en dus, in combinatie met de meest ingrijpende historische ervaringen, een centrale verantwoordelijkheid draagt in de strijd tegen de oorlog. Het is de ontwikkeling van de klassenstrijd in West-Europa tegen de fatale gevolgen van de oorlog voor het proletariaat die een perspectief kan bieden voor het verzet van de arbeidersklasse in Oekraïne en Rusland.
Het stilzwijgen van de FAU over een noodzakelijk verzet van de arbeidersklasse tegen de oorlog in Oekraïne is echter niet gebaseerd op een echte analyse van wat op dit moment ‘mogelijk’ is voor het proletariaat, maar op haar keuze voor de bourgeoisie die zij moet steunen. Hoewel de FAU in vergelijking met de Duitse sociaal-democratie ten tijde van de Eerste Wereldoorlog volstrekt onbeduidend is, belichaamde die in wezen dezelfde methode: de Duitse sociaal-democratie nam het absurde en nationalistische standpunt in dat een Duitse militaire overwinning de situatie in Duitsland zou stabiliseren en zo een voordelig uitgangspositie zou garanderen voor de Duitse arbeidersklasse. Conclusie: Arbeiders trekken ten strijde! Het lijkt erop dat de FAU het voordeel en de zekerheid van ‘vrijheidsrechten’ verwacht van een stilzwijgen van de arbeidersklasse in Oekraïne tegenover ‘hun’ eveneens door oorlog geobsedeerde regering. Een politiek van zwijgen is steun aan de oorlog.
Deserties, waarmee de FAU zich solidair verklaart (voor één keer geldend voor beide oorlogskampen!), zijn een reactie van wanhoop aan het bloedige oorlogsfront. Deserteurs zijn weliswaar een begrijpelijke reactie op de wreedheid van de oorlog en de dwang om zich onder dreiging van executie als kanonnenvoer over te geven, maar zij blijven altijd veroordeeld tot de individuele daad van vluchten, onderduiken, opgejaagd worden, de permanente angst om verraden te worden of het stempel ‘verrader van het vaderland’ te behouden, ook nadat de oorlog voorbij is. De arbeidersklasse kan zich alleen collectief tegen de oorlog verzetten, vooral via de klassenstrijd achter de fronten, in de fabrieken. Met name de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog hebben aangetoond dat alleen dit een perspectief kan geven aan een reactie van de soldaten aan het front tegen de oorlog. Maar ook daar is het collectief neerleggen van de wapens de belangrijke stap om de bourgeoisie het hoofd te bieden en zo het trieste lot van de individuele deserteurs te vermijden.
Het is geen toeval dat de FAU alleen de kwestie van deserties aan de orde stelt. Aandringen op een collectieve reactie van de onder dwang gemobiliseerde arbeiders in uniform (ook al is dat vandaag de dag in Rusland en Oekraïne niet mogelijk) is te ver verwijderd van haar methode. Het standpunt van de FAU is ook typerend voor veel organisaties en stromingen die beïnvloed zijn door het anarchisme, dat, op enkele uitzonderingen na, altijd de individuele rebellie centraal heeft gesteld.
De meest serieuze eis in de verklaring van de FAU is voor zelfverdedigingseenheden: “In de huidige aanvalsoorlog tegen de Oekraïense bevolking doen wij een beroep op jullie: Organiseer huisvesting, banen, officiële ondersteuning en transportdiensten voor de vluchtelingen uit Oekraïne, doneer geld, medicijnen, beschermende uitrusting zoals helmen en vesten aan linkse zelfverdedigings- en medische eenheden, steun deserteurs van beide kanten, (...)”. In de verklaring wordt een beroep gedaan op de solidariteit van de arbeiders om onder meer ‘zelfverdedigingseenheden’ te steunen. Het lijden van de burgerbevolking in Oekraïne als gevolg van de razende oorlog is grenzeloos, en alleen de vlucht van miljoenen zou velen kunnen redden van de dood door de bommen van beide strijdende partijen. De solidariteit van de arbeidersklasse met vluchtelingen is altijd - bijvoorbeeld ten tijde van de wereldoorlog - een uitdrukking geweest van de afkeer van de arbeidersklasse van oorlog, ook al was zij als klasse niet eens rudimentair in staat zich tegen de oorlog te verzetten. Het gevoel van solidariteit binnen de arbeidersklasse voor oorlogsslachtoffers kan echter gemakkelijk worden misbruikt door de heersende klasse. Vandaag is het de opoffering van vele arbeidersgezinnen in West-Europa die wordt uitgebuit in de vorm van steun voor depolitiek en de strategie van de West-Europese bourgeoisie: “Duitsland helpt de oorlogsslachtoffers”, maar in feite is het de arbeidersklasse die hen helpt... en de staat levert wapens!
De in de verklaring van de FAU genoemde ‘zelfverdedigingseenheden’, d.w.z. met wapens uitgeruste groepen, zijn en waren nooit iets anders dan een onderdeel van de oorlog. Sinds kort na het uitbreken van de oorlog in februari 2022 zijn er anarchistische gewapende groepen die openlijk samenwerken met het Oekraïense leger of er rechtstreeks deel van uitmaken. Het is macaber dat dit ook bestaat aan de Russische kant van de oorlog. De KRAS heeft dergelijke absurditeiten in de meest krachtige bewoordingen veroordeeld. Of de verklaring van de FAU hier nu blijk geeft van naïviteit, fantasie of wat dan ook, ‘zelfverdedigingseenheden’ voegen zich, zelfs wanneer zij worden voorgesteld als iets dat in het belang is van het lijdende mensen, rechtstreeks in de militaire barbarij van de bourgeoisie. Dat zou in Rusland niet anders zijn als de oorlog zich ook op Russisch grondgebied zou afspelen. Elke oorlogspartij rekent erop dat zij dergelijke civiele mobilisaties van ‘zelfbescherming’, d.w.z. civiele verdediging in de oorlog, in haar strategie kan opnemen. Zij vormen een onmisbaar onderdeel van de nationale oorlogsmobilisatie, een schakel tussen de burgerbevolking en het leger.
We overdrijven niet als we de verklaring van de FAU omschrijven als steun voor de oorlog. In een interview met een Oekraïense vakbondsman dat door de FAU is gemaakt, gepubliceerd en met geen woord bekritiseerd, eist deze laatste: “Ik wil iedereen oproepen Oekraïne te steunen, Oekraïense vluchtelingen en Oekraïense migranten te steunen en iedereen in Oekraïne te helpen”. Duidelijker kan men de tragische logica, die niets te maken heeft met een internationalistische houding, nauwelijks uitdrukken. Blijkbaar stoort de oproep om één partij in de oorlog te steunen de FAU niet.
Mario, 13.11.2022
[2] Die proletarische Revolution und der Renegat Kautsky [629], Oktober 1918, Lenin.
[3] De taken van het proletariaat in onze revolutie, April 1917, Lenin, Pagasus
Wij publiceren hier een verklaring van enkele kameraden in Turkije over de aardbeving die Turkije en Syrië heeft getroffen. Wij verwelkomen de snelle reactie van de kameraden op deze vreselijke gebeurtenissen, waarbij het officiële dodental de 21.000 al heeft overschreden en waarschijnlijk nog veel hoger zal uitvallen, met inbegrip van degenen die de eerste beving hebben overleefd maar nu geconfronteerd worden met honger, kou en ziekte. Zoals uit de verklaring blijkt, is deze ‘natuurlijke’ ramp nog veel dodelijker geworden door de onbarmhartige eisen van de kapitalistische winst en concurrentie, waardoor de mensen in volstrekt ontoereikende en karige woningen moeten leven. De bijzonder catastrofale gevolgen van de recente aardbeving illustreren de minachting van de bourgeoisie het leven en het lijden van de arbeidersklasse en de onderdrukten in deze periode waarin de kapitalistische productiewijze in alle opzichten uiteenvalt. Vooral het feit dat deze ramp plaatsvindt in het midden van een imperialistische oorlog versterkt de impact ervan aanzienlijk. Het epicentrum van de beving lag in Maraş, in de overwegend Koerdische regio die lange tijd het onderwerp was van het conflict tussen de Turkse staat en Koerdische nationalisten. In Noord-Syrië zijn een groot aantal van de slachtoffers vluchtelingen die hebben geprobeerd te schuilen voor de moorddadige oorlog in Syrië, en die al in helse omstandigheden leefden, nog verergerd door de doelbewuste bombardementen van het Assad-regime op ziekenhuizen in steden als Aleppo. De voortdurende confrontatie tussen strijdende kapitalistische facties in de regio zal ook een politieke en materiële belemmering vormen voor de toch al magere reddingsinspanningen.
**************************************
De omvang van de verwoestende gevolgen van de aardbeving in Maraş (6 februari 2023), die ook naburige provincies en Syrië heeft geschokt, is nog niet precies bekend. Volgens de media zijn meer dan tienduizend gebouwen verwoest, zijn duizenden mensen onder het puin gestorven en tienduizenden mensen gewond geraakt. De communicatie met sommige steden is al twee dagen verbroken. Wegen, bruggen en luchthavens zijn verwoest. In de haven van Iskenderun zou brand zijn uitgebroken. In veel gebieden zijn de aansluitingen voor elektriciteit, water en aardgas verbroken. Degenen die de aardbeving hebben overleefd, worstelen nu met honger en kou onder barre winterse omstandigheden. Er is ook zeer ernstig nieuws uit de aardbevingsgebieden in Syrië, dat militair bezet is door Turkije.
Twee grote aardbevingen achter elkaar zijn zeker ongewoon. In tegenstelling tot wat de heersende klasse en haar partijen beweren, betekent dit echter niet dat de door aardbevingen veroorzaakte verwoestingen normaal zijn. De misselijkmakende oproepen tot ‘nationale eenheid’ van zowel de oppositie als de heersende kapitalistische partijen kunnen niet verhullen dat iedereen weet: het kapitalisme en de staat zijn de hoofdschuldigen voor deze verwoesting.
1- Wij weten dat het proletariaat als klasse in actie allerlei vormen van solidariteit zal tonen met degenen die in de aardbevingsgebieden dakloos zijn geworden, gewond zijn geraakt en hun familieleden hebben verloren. Honderden mijnwerkers hebben zich al aangemeld om deel te nemen aan zoek- en reddingsacties in het aardbevingsgebied. Overal ter wereld zijn hulpverleners en zoek- en reddingsteams al solidair om de overlevenden te helpen. Deze solidariteit, als een van de grootste wapens van het proletariaat, is van levensbelang. De proletariërs kunnen niemand anders vertrouwen dan elkaar. We kunnen alleen emancipatie verwachten via onze eigen klasse, via eenheid, niet van de heersende klasse en haar staat.
2- De ervaringen met aardbevingen in Turkije bewijzen de destructieve en dodelijke gevolgen van de verstedelijking die zich heeft ontwikkeld met het oog op de sociale reproductie van het kapitaal. De enige reden voor het bouwen van huizen die niet aardbevingsbestendig zijn, het samenproppen van mensen in gebouwen met meerdere verdiepingen en dichtbevolkte steden in aardbevingsgebieden, is om te voorzien in de overvloedige en goedkope behoeften aan arbeidskrachten van het kapitaal. Na de aardbevingen van Gölcük en Düzce twintig jaar geleden (in de Marmara-regio) toont deze aardbeving eens te meer aan hoe oppervlakkig alle ‘maatregelen’ van de staat en de krokodillentranen van de heersende klasse zijn. Deze aardbeving en de gevolgen ervan bewijzen nu al op pijnlijke wijze dat de belangrijkste bestaansreden van de staat niet de bescherming van de arme en proletarische bevolking is, maar de bescherming van de belangen van het nationale kapitaal.
3- Waarom bouwt het kapitalisme dan geen permanente en solide infrastructuur, ook al vernietigen rampen regelmatig en systematisch zijn eigen productie-infrastructuur? Omdat in het kapitalisme gebouwen, wegen, dammen, havens, kortom investeringen in de infrastructuur in het algemeen, niet worden gebouwd met het oog op duurzaamheid of menselijke behoeften. In het kapitalisme worden al deze investeringen, of ze nu door de staat of door particuliere ondernemingen worden gedaan, gebouwd met het oog op winstgevendheid en voortzetting van het systeem van loonarbeid. Dichte bevolkingen worden samengepropt in onbewoonbare steden. Zelfs als er geen aardbeving is, vullen ongezonde betonnen gebouwen die hooguit 100 jaar meegaan steden en plattelandsgebieden. De verschrikkelijke kapitalistische verstedelijking van de afgelopen 40 jaar heeft steden en zelfs dorpen in heel Turkije in zulke betonnen graven veranderd. Het kapitalistische systeem, gebaseerd op de productie van meerwaarde, kan alleen in stand worden gehouden door zoveel mogelijk levende arbeidskrachten, d.w.z. proletariërs, in dienst te nemen en investeringen in vast kapitaal, d.w.z. infrastructuur, tot een minimum te beperken. In het kapitalisme is bouwen een permanente activiteit, de duurzaamheid van het gebouw, zijn harmonie met de omgeving en zijn antwoord op menselijke behoeften worden volledig genegeerd. Dit is de regel in het geavanceerde westerse kapitalisme en in de zwakkere kapitalismen van Afrika en Azië. Het enige maatschappelijk doel van het kapitaal en zijn staten is het bestendigen van de uitbuiting van een steeds groter aantal proletariërs.
4- De kapitalistische orde is zelfs niet in staat oplossingen aan te dragen die haar eigen orde van uitbuiting kunnen reproduceren. Bij ‘natuurrampen’ is het kapitaal niet alleen roekeloos, maar ook hulpeloos. Deze hulpeloosheid blijkt ook uit het gebrek aan coördinatie van de door de staat gecontroleerde hulporganisaties en het onvermogen van de staat om noodhulp te verdelen. We zien dit niet alleen in landen als Turkije, waar het kapitalisme in nog meer in verval is geraakt, maar ook in landen in het hart van het kapitalisme, zoals Duitsland, dat twee jaar geleden machteloos stond tegenover overstromingen, of de VS, waar wegen en bruggen door overstromingen waren ingestort als gevolg van verwaarloosde investeringen in de infrastructuur.
5- Het feit dat sommige delen van de burgerlijke oppositie de staat ‘ontoereikend’ vinden om de slachtoffers van de aardbeving te ‘helpen’ geeft een misleidend beeld van de aard van de staat. De staat is geen hulporganisatie. De staat is het collectieve geweldsapparaat van een minderheid van de uitbuitende klasse. De staat beschermt de belangen van het kapitaal. Zeker, aangezien de chaos in een rampgebied zowel de zwakte van de heersende klasse aantoont als de reproductie van het kapitaal zelf belemmert, zal de staat gedwongen zijn een minimum aan ‘hulp’ te organiseren. Maar het lijkt erop dat de staat zelfs niet in staat is deze minimale hulp te bieden. Hoe de staat ook ingrijpt in de ramp, zijn belangrijkste functie is het proletariaat in toom te houden en te concurreren met andere kapitalistische landen in het belang van het eigen nationale kapitaal. De staat is de ideologische en fysieke machine die de kapitaalaccumulatie ondersteunt, de bewaker van omstandigheden die arbeiders in dodelijke betonnen doodskisten proppen en hen weerloos achterlaten bij rampen.
6- Er is niets ‘natuurlijks’ aan de epidemieën, hongersnoden en oorlogen die we de laatste jaren hebben meegemaakt en waarvan de gevolgen wereldwijd worden gevoeld. Hoewel het tijdstip van een aardbeving niet kan worden voorspeld, kunnen de breuklijnen en mogelijke kracht van aardbevingen wel met zekerheid worden voorspeld. De hoofdverantwoordelijke voor al deze rampen zijn het kapitalisme en de natiestaten, de gehele bestaande heersende klasse, die de maatschappij organiseert rond de winning van meerwaarde en loonarbeid, die de militaristisch-nationalistische concurrentie versterkt en het bestaan en de toekomst van de mensheid bedreigt. Zolang het kapitalisme blijft overheersen, zolang de mensheid verdeeld blijft in natiestaten en klassen, zullen deze rampen zich blijven voordoen, steeds dodelijker, destructiever en frequenter. Dit is de duidelijkste aanwijzing voor de uitputting van het kapitalisme. Overal ter wereld drijft de heersende klasse de mensheid naar oorlogen, verschrikkelijke en onbewoonbare steden, honger en hongersnood, in een gigantische wereldwijde klimaatcrisis.
De aardbeving in en rond Maraş is het laatste concrete en pijnlijke bewijs dat de heersende klasse de mensheid geen positieve toekomst te bieden heeft. Maar dit mag ons niet aanzetten tot pessimisme. De solidariteit die onze klasse heeft getoond en zal tonen tijdens deze aardbeving zou ons hoop moeten geven. Rampen zijn verwoestend, niet omdat ze geen oplossing hebben, maar omdat onze klasse, het proletariaat, nog niet het zelfvertrouwen heeft om de wereld te veranderen en de mensheid te redden van de gesel van het kapitaal. De hulpbronnen van de mensheid en de aarde zijn voldoende om permanente, veilige woningen en nederzettingen te bouwen die ons zullen beschermen tegen rampen. De weg hiernaartoe zal opengaan zodra het proletariaat, de enige kracht die de hulpbronnen van de wereld kan mobiliseren voor bevrijding, zijn vertrouwen in zichzelf ontwikkelt en een wereldwijde strijd aangaat om de macht af te pakken van de corrupte kapitalistische klasse.
Een groep internationalistische communisten uit Turkije
De oorlog in Oekraïne is geen donderslag bij heldere hemel. De verwoestingen ervan vallen samen met een aantal andere catastrofale verschijnselen: verstoring van het klimaat, aantasting van het leefmilieu, een versnelde toename van de economische crisis, politieke stuiptrekkingen die zelfs het oudste land van het kapitalisme (het Verenigd Koninkrijk) treffen, de terugkeer van gruwelijke grootschalige hongersnoden, massale migratie van volkeren die oorlogsgebieden ontvluchten, slachtpartijen, vervolgingen of ellende... Deze combinatie van verschijnselen, hun onderlinge afhankelijkheid en interactie heeft de Internationale Kommunistische Stroming ertoe aangezet het onderstaande document aan te nemen, waarin getracht wordt ze op te integreren in een breder historisch kader, rekening houdend met de even belangrijke gebeurtenis die wordt gevormd door het opkomst van een grootschalige stakingsbeweging die het Verenigd Koninkrijk op zijn grondvesten deed schudden als gevolg van een diepe ontevredenheid: ‘de zomer van de woede’.
Worden een van de meest stuiptrekkende periodes in de geschiedenis en zijn nu al een opeenstapeling van onvoorstelbare rampen en leed. Het begon met de Covid-19 pandemie (die nog steeds voortduurt) en een oorlog in het hart van Europa, die al meer dan negen maanden duurt en waarvan niemand de uitkomst kan voorspellen. Het kapitalisme is op alle vlakken een fase van ernstige onrust ingegaan. Achter deze opeenstapeling en verwevenheid van de stuiptrekkingen schuilt de dreiging van de vernietiging van de mensheid. Zoals wij reeds hebben benadrukt in onze "Stellingen over de ontbinding [213]" [1] is het verval van het kapitalisme "de eerste vervalperiode, die het voortbestaan van de mensheid bedreigt, de eerste die de menselijke soort kan vernietigen" (Stelling 1).
Integendeel, zij heeft een geschiedenis die verschillende fasen kent. De fase van ontbinding is in onze Stellingen geïdentificeerd als de fase "die het kapitalisme in een nieuw en beslissend stadium heeft gebracht. Dit is het stadium waarin de ontbinding een beslissende, zo niet de beslissende, factor in de sociale ontwikkeling is geworden" (Stelling 2). Het is duidelijk dat als het proletariaat niet in staat is het kapitalisme omver te werpen, we getuige zullen zijn van een verschrikkelijke lijdensweg die leidt tot de vernietiging van de mensheid.
was een verbluffende illustratie van deze vier kenmerken, door:
Het samenvallen en de interactie van verwoestende verschijnselen leidt tot een "draaikolk-effect" dat elk van zijn deeleffecten concentreert, versnelt en vermenigvuldigt, wat nog meer vernietiging veroorzaakt. Sommige wetenschappers zien dit op een min of meer duidelijke wijze, zoals Marine Romanello van het University College London: "Uit ons rapport voor dit jaar blijkt dat we ons op een kritiek punt bevinden. We zien hoe de klimaatverandering de gezondheid wereldwijd ernstig aantast, terwijl de voortdurende wereldwijde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen deze gezondheidsschade verergert te midden van een veelheid aan mondiale crises.” Dit "draaikolk-effect" vormt een kwalitatieve verandering waarvan de gevolgen de komende tijd steeds duidelijker zullen worden.
In dit verband moet worden gewezen op de drijvende kracht van de oorlog als een voorgenomen en geplande actie van de kapitalistische staten, die de krachtigste en ernstigste factor van chaos en vernietiging wordt. In feite heeft de oorlog in Oekraïne een versnellend effect gehad op de barbarij en vernietiging, waarbij:
In deze context moet de uitbreiding van de milieucrisis, die een nooit eerder gezien niveau bereikt, in al haar ernst worden begrepen:
Een andere factor die verband houdt met de milieucrisis en deze verergert, is de vervallen staat van de kerncentrales [6]. in de context van de energiecrisis (als gevolg van de economische crisis) maar ook als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Er bestaat een duidelijk risico van ongekende rampen naast die het gevolg zijn van de bombardementen op de Oekraïense kerncentrales.
Wij zijn niet de enigen die de ernst van de situatie inzien, en het is zelfs een persoonlijkheid die er helemaal niet van kan worden verdacht een vijand van het kapitalisme te zijn, die verkondigt dat "de klimaatcrisis ons aan het doden is. Dit zou niet alleen een einde maken aan de gezondheid van onze planeet, maar ook aan die van haar hele bevolking door atmosferische besmetting..." (zegt Antonio Guterres, secretaris-generaal van de VN in een boodschap aan zijn Algemene Vergadering in september 2022).
Die zich sinds 2019 ontwikkelt en die eerst door de pandemie en vervolgens door de oorlog is verergerd. Deze crisis lijkt een langere en diepere crisis te worden dan die van 1929. In de eerste plaats omdat de gevolgen van de ontbinding in de economie de werking van de productie in de war dreigen te schoppen, waardoor voortdurend knelpunten en blokkades ontstaan in een situatie van groeiende werkloosheid, die paradoxaal genoeg gepaard gaat met een tekort aan arbeidskrachten. Het komt vooral tot uiting in het uitbreken van de inflatie, die door de verschillende opeenvolgende reddingsplannen die de staten, geconfronteerd met de pandemie en de oorlog, inderhaast hebben opgesteld, alleen maar is aangewakkerd door een ongebreidelde vlucht in de schulden. De verhoging van de rente door de centrale banken in een poging de inflatie te beteugelen dreigt een zeer erntige recessie te veroorzaken door zowel staten als bedrijven in een wurggreep te nemen. Een waarachtige tsunami van ellende, een meedogenloze verarming van het proletariaat in de kernlanden is nu aan de gang.
Wordt nog verergerd door twee zeer belangrijke factoren die verband houden met de ontoereikende controle door met name de machtigste kapitalistische staten op het geheel van de maatschappelijke verhoudingen:
Anderzijds kan men binnen de grote bourgeoisieën van de wereld redelijkerwijs geen politiek ontdekken die een dergelijke vernietigende en snelle erosie ook maar gedeeltelijk of tijdelijk zou kunnen tegenhouden. Zonder het reactievermogen van de bourgeoisie te onderschatten ziet men, althans voorlopig, niet de uitvoering van een politiek zoals in de jaren 1980 en 1990, die de ergste gevolgen van de crisis en de ontbinding verzwakte en vertraagde.
Ook al verbaast zij ons door haar snelheid en omvang, was grotendeels voorzien in de actualisering van onze analyse van de ontbinding door het 22e congres (Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017) [438])[8]. Enerzijds erkende het rapport duidelijk de opkomst van het populisme in de centrale landen van het wereldkapitalisme als een belangrijke manifestatie van het verlies aan controle van de bourgeoisie over haar politieke apparaat. Evenzo noemden wij als andere uiting de uitbarsting van vluchtelingenstromen en de uittocht van mensen naar de centra van het kapitalisme en wezen wij met name op de milieuramp en de omvang daarvan.
Tegelijkertijd wordt in het rapport gewezen op problemen die vandaag de dag niet op de voorgrond treden in de media, maar die wel steeds erger worden: terrorisme, het huisvestingsprobleem in de centrale landen, hongersnood en vooral "de vernietiging van de menselijke verhoudingen, van de familiebanden, van de affectie is alleen maar erger geworden, zoals wordt aangetoond door het toenemend gebruik van antidepressiva, de explosieve toename van het fysieke lijden op het werk, en het ontstaan van nieuwe beroepen die zich richten op het ‘coachen’ van mensen. In dezelfde trant waren er ook echte slachtoffers zoals die van zomer 2003 en in Frankrijk, toen 15.000 ouderen overleden midden in de hittegolf". Er zij op gewezen dat de pandemie deze tendens aanzienlijk heeft versterkt en dat zelfmoorden en psychische aandoeningen in deze periode worden beschouwd als ‘een tweede pandemie’.
Het analysekader dat dertig jaar eerder in de "Stellingen over de ontbinding" werd uiteengezet:
Tegenover deze situatie waarschuwen de "Stellingen over de ontbinding" weliswaar dat "anders dan in de jaren 1970 de tijd niet meer aan de kant van de arbeidersklasse staat" (Stelling 16) en dat het gevaar bestaat van een langzame maar uiteindelijk onomkeerbare erosie van de grondslagen zelf van het kommunisme, maar maken zij niettemin duidelijk dat "het historisch perspectief volledig open blijft" (Stelling 17).
Inderdaad: "Ondanks de zware slag die het ineenstorten van het Oostblok aan het bewustzijn van het proletariaat heeft toegebracht, heeft het geen belangrijke nederlagen op haar eigen strijdterrein geleden en is haar strijdbaarheid nog steeds intact. Bovendien, en dit is het element dat in laatste instantie de uitkomst van de wereldsituatie zal bepalen, is de onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis de belangrijkste stimulans van de klassestrijd en de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan verzamelen op het terrein van de gedeeltelijke strijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse" (Stelling 17).
"In tegenstelling tot de ontbinding, die de bovenbouw van de maatschappij aantast, raakt de economische crisis direct de fundamenten waarop deze bovenbouw rust; het legt de wortel bloot van het barbarendom, waardoor het proletariaat zich bewust kan worden van de noodzaak om radicaal van systeem te veranderen, in plaats van te proberen enkele onderdelen ervan te verbeteren." (Stelling 17).
Dit perspectief begint zich inderdaad af te tekenen "tegenover de aanvallen van de bourgeoisie, laat de arbeidersklasse in het Verenigd Koninkrijk zien dat zij opnieuw bereid is te vechten voor haar waardigheid, om de opofferingen te weigeren die het kapitaal onophoudelijk oplegt. En eens te meer is dit de belangrijkste weerspiegeling van de internationale dynamiek: afgelopen winter begonnen in Spanje en de VS-stakingen uit te breken; deze zomer hebben we ook Duitsland en België te maken gehad met stakingen; voor de komende maanden kondigen alle commentatoren ‘een explosieve sociale situatie’ aan in Frankrijk en Italië. Het is onmogelijk te voorspellen waar en wanneer de strijdwil van de arbeiders zich in de nabije toekomst op grote schaal zal manifesteren, maar één ding is zeker: de omvang van de huidige arbeidersmobilisatie in het Verenigd Koninkrijk is een belangrijk historisch gegeven: de dagen van passiviteit en onderwerping zijn voorbij. De nieuwe generaties arbeiders steken de kop op"[9].
Wij hebben benadrukt dat de strijd in het Verenigd Koninkrijk een breuk betekent met de passiviteit en desoriëntatie die tot dan toe heersten. De terugkeer van de strijdbaarheid van de arbeiders als antwoord op de crisis kan een bron van bewustwording worden, evenals onze interventie, die in een dergelijke situatie essentieel is. Het is duidelijk dat elke versnelling van de ontbinding erin slaagt de strijdbaarheid van de arbeiders een halt toe te roepen: de beweging in Frankrijk in 2019 kwam tot stilstand toen de pandemie uitbrak. Dit betekent een bijkomende en niet onbelangrijke moeilijkheid tegenover de ontwikkeling van de strijd en het herstel van het vertrouwen van het proletariaat in zichzelf en in zijn eigen krachten. Maar er is geen andere weg dan de strijd. De hervatting van de strijd is op zich al een eerste overwinning. Het wereldproletariaat kan in een zeer pijnlijk proces, met vele bittere nederlagen, eindelijk zijn identiteit als klasse herwinnen en uiteindelijk een internationaal offensief beginnen tegen dit stervende systeem.
Zij zullen nog duidelijker dan in het verleden het vooruitzicht tonen van de vernietiging van de mensheid die besloten ligt in de kapitalistische ontbinding. Aan de andere kant zal het proletariaat zijn eerste stappen zetten, zoals die zijn geschetst door de strijdbaarheid van de strijd in Groot-Brittannië, om zijn levensomstandigheden te verdedigen tegenover de toename van de aanvallen van elke bourgeoisie en de harde slagen van de economische wereldcrisis met al haar gevolgen. Deze eerste stappen zullen vaak aarzelend en vol zwakheden zijn, maar ze zijn onmisbaar als de arbeidersklasse haar historische bekwaamheid om haar kommunistisch perspectief op te leggen, opnieuw wil bevestigen. De twee polen van het perspectief zullen dus globaal tegenover elkaar staan in het alternatief: vernietiging van de mensheid of kommunistische revolutie, ook al is dit laatste alternatief nog heel ver weg en stuit het op enorme obstakels. Het verduidelijken van deze historische context is een reusachtige maar absoluut noodzakelijke en vitale taak voor de revolutionaire organisaties van het proletariaat. Dit vereist dat zij de beste verdedigers en voorvechters zijn van een algemeen perspectief. Het is ook een cruciale test voor hun bekwaamheid om de uitdagingen, die de verschillende aspecten van de huidige situatie met zich meebrengen, te analyseren en er antwoorden op te geven: oorlog, crisis, klassenstrijd, milieucrisis, politieke crisis, enz.
IKS, 28 oktober 2022
[1] Aangenomen in 1990
[3] In het algemeen is het risico voor de menselijke gezondheid in alle landen, ook in de ‘meest ontwikkelde’, dramatisch toegenomen, terwijl wetenschappers ook waarschuwen voor de mogelijkheid van nieuwe pandemieën. De studie van een team van het London University College, gepubliceerd in The Lancet, laat ook zien hoe de verspreiding van knokkelkoorts door de klimaatcrisis tussen 2018 en 2021 met 12% is toegenomen en dat "het aantal doden door hittegolven tussen 2017 en 2021, vergeleken met de periode 2000-2004, met 68% is toegenomen".
[4] The Lancet (2022). Het is juist dat de belangrijke factor van de enorme ecologische achteruitgang niet de enige factor is in de voedselcrisis, maar dat de concentratie van de productie in een klein aantal landen en de zware financiële speculatie met tarwe en andere essentiële voedingsmiddelen maken het probleem nog erger.
[5] Op zijn eigen manier erkent het Internationaal Monetair Fonds de realiteit van de situatie: “het is waarschijnlijker dat de groei verder zal vertragen en de inflatie hoger zal zijn dan voorzien. In het algemeen zijn de risico's groot en grotendeels vergelijkbaar met de situatie aan het begin van de pandemie - een ongekende combinatie van factoren bepaalt de vooruitzichten, waarbij afzonderlijke elementen op elkaar inwerken op manieren die inherent moeilijk te voorspellen zijn. Veel van de hieronder beschreven risico's zijn in wezen een intensivering van de krachten die reeds aanwezig zijn in het basisscenario. Bovendien kan de verwezenlijking van de risico’s op korte termijn de risico’s op middellange termijn bespoedigen en het oplossen van lange termijn problemen bemoeilijken.”
[6] In Frankrijk, een wereldreus in kernenergie, zijn 32 van de 56 kernreactoren gesloten.
[7] Resolutie over de internationale situatie [553] van het 24e IKS-congres.
[9] De bourgeoisie gelast nieuwe opofferingen, de arbeidersklasse antwoordt met strijd [633] (internationaal pamflet).
Op dinsdag 25 juli is kameraad Carl overleden. Zijn overlijden is een verlies voor de strijd van de arbeidersklasse. In ons streven naar het kommunisme zal onze strijd verder gaan, echter zonder zijn gedreven bijdragen.
De laatste jaren waren hard voor de kameraad: 7 jaar lang heeft hij moedig tegen zijn ziekte gestreden met verschillende ingrijpende behandelingen. Toch bleef hij al die tijd het werk van de IKS onverminderd steunen.
Carl werd actief onder impuls van de heropleving van de arbeidersstrijd in het begin van de jaren 1970. Hij kwam al snel in contact met discussiekringen die later zouden opgaan in Internationalisme, de afdeling in België van de IKS. Hij heeft het leven van die afdeling sindsdien van zeer nabij meegemaakt en gevolgd. Oprecht betrokken bij de strijd voor het kommunisme, nam hij deel aan het merendeel van de publieke activiteiten van de IKS en droeg met grote regelmaat bij met bemerkingen en kritieken over de situatie in de wereld, de pers en de strijdmomenten van de arbeidersklasse.
Hij was een van de trouwste sympathisanten van de IKS en vooral bleef hij de organisatie steunen op de moeilijke momenten, zoals de periode na de val van de Berlijnse Muur, toen een ongeziene propagandagolf over ‘de dood van het kommunisme’ over de arbeidersklasse werd uitgestort. Maar ook op momenten waar de IKS werd belasterd en met leugens overladen door destructieve, parasitaire elementen, bleef hij pal achter de IKS staan en nam haar verdediging op met duidelijke argumenten, die gebaseerd waren op een uitgebreide kennis van de arbeidersbeweging.
Hij onderkende het belang van het overbrengen van zijn kennis en ervaring naar de jongere generatie. Zo sloot hij zich onder meer rond 2010 enthousiast aan bij de discussiegroep Spartacus, “het initiatief van enkele jongeren die bewust momenten willen scheppen van politieke verheldering door verschillende standpunten en visies te confronteren.” (Over Spartacus [634])
Zoveel hij kon nam hij deel aan de strijdmomenten van de arbeidersklasse maar ook deed hij verslag van allerlei bijeenkomsten en demonstraties waar hij al of niet samen met de IKS aanwezig was. Hij volgde nauwgezet het politieke discours en de revolutionaire pers, dat steeds vaker resulteerde in een bijdrage aan het publieke debat over het kommunisme: schriftelijke reacties en bijdragen, mondelinge tussenkomsten op de openbare bijeenkomsten, en hulp bij de verspreiding van onze pers en vlugschriften. Het was de kracht van zijn overtuiging van het perspectief van het kommunisme als enig alternatief voor de mensheid die hem die kracht gaf.
Het digitale tijdperk maakte het mogelijk om eveneens meer deel te nemen aan activiteiten buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied, zoals de deelname aan het Engelstalig Forum van de IKS en internationale digitale bijeenkomsten. Eveneens maakte het een snellere en meer internationaal gerichte correspondentie mogelijk met op- en aanmerkingen over de meest uiteenlopende historische onderwerpen, niet weinig tot in kleinste details, zowel naar Internationalisme en naar andere afdelingen van de IKS.
De kameraad was heel belezen en goed geïnformeerd over de geschiedenis van de Kommunistische Linkerzijde. Zo maakte hij ons, indien toepasselijk, attent op feitelijke onjuistheden in de gepubliceerde artikelen.
Een goed voorbeeld van zijn deelname aan de verheldering van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde was zijn bijdrage over de Revolutie in Duitsland in november 2018. Daarin sneed hij een heel belangrijk onderwerp aan over de overgang van de sociaaldemocratie naar het kamp van de bourgeoisie. Dit resulteerde in een artikel dat onder de titel De strijd van de linkerzijde binnen de oude sociaaldemocratische partij - Reactie op een lezersbrief [635] op de website van de IKS is gepubliceerd.
De kameraad heeft tot op het laatste moment zijn krachten gewijd aan de strijd voor het kommunisme. Een van zijn meest recente bijdragen ging over de heropleving van de arbeidersstrijd, die in de zomer van 2022 een aanvang nam met de stakingsgolf in het UK. Omdat het standpunt van de IKS hem op dat moment niet helemaal duidelijk was vroeg hij de IKS om opheldering. In antwoord op de kwesties die de kameraad in die bijdrage opwierp, schreef de IKS een artikel onder de titel: Hoe kunnen we de algemene dynamiek van de arbeidersstrijd beoordelen? [636]
Carl bleef bijna tot de laatste dag betrokken bij de activiteiten van de IKS, zo vroeg hij in een van zijn laatste e-mails om hem meer te vertellen over “de ervaringen van voorbije tussenkomsten (bv. 1 mei in Brussel en Amsterdam, bv. de vakbondsbetoging van 22 mei), ook om daarvan te leren hoe zo'n tussenkomst kan of moet.”
Door de strijd voort te zetten betonen we hem de grootste eer.
IKS, 1 oktober 2023
Bijlage | Grootte |
---|---|
n_manifest3_klweb2.pdf [638] | 1.16 MB |
130 jaar geleden, toen de spanningen tussen de kapitalistische machten in Europa toenamen, stelde Friedrich Engels het dilemma waar de mensheid voor stond: socialisme of barbarij.
Dit alternatief werd werkelijkheid in de Eerste Wereldoorlog, die in 1914 uitbrak en 20 miljoen doden en 20 miljoen invaliden veroorzaakte en, in de chaos van de oorlog, de ‘Spaanse griep’ die meer dan 50 miljoen mensen het leven kostte.
De revolutie in Rusland in 1917 en revolutionaire pogingen in verschillende landen maakten een einde aan het bloedbad en toonden de andere kant van het historische dilemma dat Engels stelde: de omverwerping van het kapitalisme op wereldschaal door de revolutionaire klasse, het proletariaat, die de mogelijkheid opent van een kommunistische samenleving. Er volgde echter:
Sindsdien heeft de oorlog niet opgehouden slachtoffers te eisen op alle continenten.
Eerst was er de confrontatie tussen het Amerikaanse en het Russische blok, de ‘Koude Oorlog’ (1945-1989), met een eindeloze keten van plaatselijke oorlogen en de dreiging van een stortvloed van kernbommen die over de hele planeet hing.
Na het uiteenvallen van de USSR in 1989-1991 hebben chaotische oorlogen de planeet met bloed doordrenkt: Irak, Joegoslavië, Rwanda, Afghanistan, Jemen, Syrië, Ethiopië, Soedan... De oorlog in Oekraïne is de ernstigste oorlogscrisis sinds 1945.
De barbaarsheid van de oorlog gaat gepaard met een toename en een interactie van vernietigende krachten die elkaar wederzijds versterken: de COVID-pandemie, die nog lang niet overwonnen is en de dreiging van nieuwe pandemieën aankondigt; de ecologische en milieuramp die steeds sneller gaat en groter wordt, gecombineerd met de klimaatverandering, die rampen uitlokken die steeds meer oncontroleerbaar en moordend worden: droogtes, overstromingen, orkanen, tsunami's. ..., een ongekende mate van vervuiling van land, water, lucht en ruimte; de ernstige voedselcrisis die hongersnoden veroorzaakt van Bijbelse proporties. Veertig jaar geleden dreigde de mensheid om te komen in een Derde Wereldoorlog, vandaag kan zij worden vernietigd door deze eenvoudige samenloop en dodelijke combinatie van de vernietigingskrachten die nu aan het werk zijn: “Uiteindelijk maakt het niet uit of we worden gedood door een regen van thermonucleaire bommen of door vervuiling, radioactiviteit afkomstig van kerncentrales, hongersnood, epidemieën, massaslachtingen in de talloze kleine oorlogen (waarbij ook nucleaire wapens gebruikt kunnen worden). Het enige verschil tussen deze twee vormen van vernietiging is de snelheid. De ene vorm (wereldoorlog) is snel, de andere (ontbinding) is langzamer en daardoor veroorzaakt ze nog meer leed.”[2] Het dilemma, gesteld door Engels, neemt een veel dringender vorm aan: KOMMUNISME of VERNIETIGING VAN DE MENSHEID. Het moment is ernstig, en het is noodzakelijk dat internationalistische revolutionairen dit ondubbelzinnig tegen onze klasse zeggen, omdat alleen zij, door een permanente en niet aflatende strijd, het kommunistische perspectief kan openen.
Imperialistische oorlog is de manier van leven van het kapitalisme.
De zogenaamde ‘massamedia’ vervalsen en onderschatten de realiteit van de oorlog. In het begin spraken ze vierentwintig uur op vierentwintig alleen over de oorlog in Oekraïne. Maar na verloop van tijd werd de oorlog tot iets alledaags, hij haalde zelfs de krantenkoppen niet meer, de echo ervan ging niet verder dan enkele dreigende verklaringen, oproepen tot offers om ‘wapens naar Oekraïne te sturen’, het hameren op propagandacampagnes tegen de vijand, nepnieuws, allemaal opgediend met de ijdele illusies van ‘onderhandelingen’ ....
Oorlog tot iets alledaags maken, gewend raken aan de weerzinwekkende geur van lijken en rokende ruïnes, is de ergste vorm van verraad, het verbergen van het ernstige gevaar dat hij voor de mensheid inhoudt, blind zijn voor alle bedreigingen die ons permanent boven het hoofd hangen.
Miljoenen mensen in Afrika, Azië of Midden-Amerika kennen geen andere realiteit dan de OORLOG; van hun geboorte tot hun dood leven zij in een oceaan van barbaarsheid waar allerlei soorten wreedheden hand over hand toenemen: kindsoldaten, strafexpedities, gijzelingen, terroristische aanslagen, massale verplaatsingen van hele bevolkingsgroepen, willekeurige bombardementen...
Terwijl oorlogen in het verleden beperkt bleven tot de frontlinies en de soldaten, zijn de oorlogen van de 20e en 21e eeuw TOTALE OORLOGEN die alle sferen van het maatschappelijk leven omvatten en waarvan de gevolgen zich over de hele wereld uitstrekken en alle landen treffen, ook die welke niet rechtstreeks oorlog voeren. In de oorlogen van de 20e en 21e eeuw ontkomt geen enkele inwoner of plaats op de planeet aan de dodelijke gevolgen ervan.
Aan de frontlinies, die zich over duizenden kilometers kunnen uitstrekken, te land, ter zee, in de lucht en in de ruimte, worden levens genomen door bommen, geweervuur, mijnen en in veel gevallen zelfs door ‘vriendelijk vuur’... Gegrepen door een moorddadige waanzin, gedwongen door de terreur van hun superieuren of gevangen in extreme situaties, worden alle deelnemers gedwongen tot de meest, misdadige en vernietigende zelfmoordacties.
Op een deel van het militaire front wordt een ‘oorlog op afstand’ gevoerd, met de onophoudelijke inzet van ultramoderne vernietigingsmachines: vliegtuigen die ononderbroken duizenden bommen laten vallen; op afstand bestuurde drones die gericht zijn op alle ‘doelen’ van de vijand; mobiele of vaste artillerie die de tegenstander onophoudelijk bestookt; raketten die honderden of duizenden kilometers ver reiken...
Ook de zogenaamde ‘achterhoede’ van dit front wordt een permanent strijdtoneel waar de bevolking wordt gegijzeld. Iedereen kan sterven bij het periodieke bombardement van hele steden... In de bedrijven werken mensen met het geweer in de rug, onder streng toezicht van de politie, de politieke partijen, de vakbonden en alle andere instellingen die in dienst staan van de ‘verdediging van het vaderland’, terwijl ze tegelijkertijd het risico lopen te worden uitgeschakeld door de bommen van de vijand. Werk wordt een nog grotere hel dan de dagelijkse hel van de kapitalistische uitbuiting.
Het dramatisch gerantsoeneerde voedsel is een smerige, stinkende soep... Er is geen water, geen elektriciteit, geen verwarming... Miljoenen mensen zien hun bestaan gereduceerd tot overleven als beesten. Uit de lucht vallen granaten, die duizenden mensen doden of vreselijke kwellingen bezorgen; op de grond, onophoudelijke politie- of militaire controles, het gevaar gearresteerd te worden door gewapende handlangers, huurlingen van de staat die worden gekwalificeerd als ‘verdedigers van het vaderland’... Men moet voortdurend rennen om te schuilen in smerige, door ratten geteisterde kelders... Respect, de meest elementaire solidariteit, vertrouwen, rationeel denken... worden weggevaagd door de sfeer van terreur opgelegd niet alleen door de regering , maar ook door de Nationale Eenheid, waaraan de partijen en de vakbonden met meedogenloze ijver deelnemen. De meest absurde geruchten, de meest onwaarschijnlijke berichten doen onophoudelijk de ronde, waardoor een hysterische sfeer van beschuldiging, van blind wantrouwen, van massale spanning en pogrom ontstaat.
Oorlog is een barbarij die wordt gewild en gepland door regeringen, die het nog erger maken door bewust haat en terreur tegen de ‘ander’ te propageren, breuken en verdelingen tussen mensen, dood om de dood, het institutionaliseren van marteling, onderwerping, machtsverhoudingen te propageren, die worden voorgesteld als de enige mogelijke logica van maatschappelijke evolutie. De felle gevechten rond de kerncentrale van Zaporizja in Oekraïne tonen aan dat beide partijen er niet voor terugdeinzen een radioactieve ramp te riskeren die veel erger is dan Tsjernobyl en met dramatische gevolgen voor de Europese bevolking. De dreiging van het gebruik van kernwapens doemt op onrustwekkende wijze op.
Het kapitalisme is het meest schijnheilige en meest cynische systeem in de geschiedenis. Haar hele ideologische ‘kunst’ bestaat erin haar belangen voor te stellen als de ‘belangen van het volk’, versierd met de meest nobele idealen: rechtvaardigheid, vrede, vooruitgang, mensenrechten...!
Alle staten fabriceren een IDEOLOGIE VAN DE OORLOG om de oorlog te rechtvaardigen en hun ‘burgers’ te veranderen in hyena's die bereid zijn om te doden. “De oorlog is een methodisch georganiseerd, reusachtig moorden. Voor het stelselmatig moorden moet echter bij normaal aangelegde mensen eerst de daarbij passende bedwelming gekweekt worden. (…) De beestachtigheid van de praktijk moet overeenstemmen met de beestachtigheid van de gedachten en van de gezindheid, de laatste moet de eerste voorbereiden en begeleiden.” (Rosa Luxemburg, De crisis der sociaaldemocratie [639]).
De grote democratieën maken VREDE tot een pijler van hun oorlogsideologie. Demonstraties ‘voor de vrede’ hebben altijd imperialistische oorlogen voorbereid. In de zomer van 1914 en in 1938-1939 demonstreerden miljoenen mensen ‘voor de vrede’ in een onmachtige kreet van ‘mensen van goede wil’, waarin uitbuiters en uitgebuitenen hand in hand liepen, wat door het ‘democratische’ kamp steeds weer gebruikt werd om een opvoering van de oorlogsvoorbereidingen te rechtvaardigen.
In de Eerste Wereldoorlog had Duitsland zijn troepen gemobiliseerd om ‘de vrede te verdedigen’, die was ‘verbroken door de aanval in Sarajevo op zijn Oostenrijkse bondgenoot’. Maar aan de andere kant gaven Frankrijk en Groot-Brittannië zich over aan massamoord in naam van de vrede, die was ‘gebroken door Duitsland’. In de Tweede Wereldoorlog veinsden Frankrijk en Groot-Brittannië een ‘vredesinspanning’ in München tegenover de eisen van Hitler, terwijl ze zich koortsachtig voorbereidden op de oorlog en de invasie van Polen door de gecombineerde actie van Hitler en Stalin gaf hen het perfecte excuus om oorlog te voeren... In Oekraïne verklaarde Poetin tot enkele uren voor de invasie van 24 februari dat hij ‘vrede’ wilde, terwijl de VS de oorlogszucht van Poetin onophoudelijk aan de kaak stelden .....
De natie, de nationale verdediging en alle ideologische wapens die daaromheen draaien (racisme, religie enz.) zijn de kapstok om het proletariaat en de hele bevolking te mobiliseren in het imperialistische bloedbad. De bourgeoisie verkondigt in tijden van ‘vrede’ het ‘samenleven van de volkeren’, maar alles verdwijnt met de imperialistische oorlog. Dan vallen de maskers af en verspreidt iedereen de haat tegen de vreemdeling en de meedogenloze verdediging van de natie!
Allemaal presenteren ze hun oorlogen als ‘defensief’. Honderd jaar geleden werden de ministeries die belast waren met de oorlogszuchtige barbaarsheid ‘ministeries van oorlog’ genoemd, nu worden ze met de grootste schijnheiligheid ‘ministeries van defensie’ genoemd. Defensie is het vijgenblad van de oorlog. Er zijn geen aangevallen naties en geen naties die aanvallen, het zijn allemaal actieve deelnemers aan de dodelijke spiraal van de oorlog. In de huidige oorlog lijkt Rusland de ‘agressor’ te zijn omdat het het initiatief nam om Oekraïne binnen te vallen.
Maar voordien was er de machiavellistische uitbreiding van de NATO door de Verenigde Staten door verscheidene voormalige landen van het ‘Warschaupact’ erin op te nemen. Het is niet mogelijk elke schakel afzonderlijk te bekijken, het is noodzakelijk de bloedige keten van imperialistische confrontatie te onderzoeken, die de hele mensheid al meer dan een eeuw in zijn greep houdt.
Ze hebben het allemaal over een ‘schone oorlog’, die ‘humanitaire regels’ zou (of zou moeten) volgen, ‘in overeenstemming met het internationaal recht’. Dit is verachtelijk bedrog, gekoppeld aan grenzeloos cynisme en schijnheiligheid! De oorlogen van het kapitalisme in verval kunnen geen andere regel gehoorzamen dan de absolute vernietiging van de vijand, wat inhoudt dat de bevolking in het kamp van de tegenstander wordt geterroriseerd door genadeloze bombardementen... In een oorlog wordt een machtsevenwicht tot stand gebracht waarbij ALLES is toegestaan, van verkrachting tot de meest wrede bestraffing van de bevolking van de vijand, tot de meest willekeurige terreur die op de ‘burgers’ van het land zelf wordt uitgeoefend. De Russische bombardementen op Oekraïne volgen op de Amerikaanse bombardementen op Irak, op die van de Amerikaanse als Russische regeringen in Afghanistan en Syrië en daarvoor Vietnam; op de Franse bombardementen op zijn voormalige koloniën, zoals Madagaskar en Algerije; op de bombardementen op Dresden en Hamburg door de ‘democratische bondgenoten’; en op de barbaarse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. De oorlogen van de 20e en de 21e eeuw gingen gepaard met massale vernietigingsmethoden die door alle partijen werden toegepast, ook als het democratische kamp ze vaak toevertrouwt aan louche personen die de schuld krijgen.
Ze durven te praten over ‘rechtvaardige oorlogen’!!! Het deel van de NAVO dat Oekraïne steunt, zegt dat het een strijd is voor democratie tegen het despotisme en het dictatoriale regime van Poetin. Poetin zegt dat hij Oekraïne zal ‘denazificeren’. Beide zijn flagrante leugens. Het kamp van de ‘democratieën’ heeft evenveel bloed aan zijn handen: het bloed van de ontelbare oorlogen die zij rechtstreeks (Vietnam, Joegoslavië, Irak, Afghanistan) of onrechtstreeks (Libië, Syrië, Jemen...) hebben uitgelokt; het bloed van de duizenden migranten die op zee of aan de ‘trekpleisters’ aan de genzen van de Verenigde Staten of Europa, in de wateren van de Middellandse Zee... zijn gedood. De Oekraïense staat gebruikt terreur om de Oekraïense taal en cultuur op te leggen; hij vermoordt arbeiders wiens enige misdaad is dat zij Russisch spreken; hij dwingt iedere jongere, die op straat of onderweg wordt verrast, om in militaire dienst te treden; hij gebruikt de bevolking, ook in ziekenhuizen, als menselijk schild; hij zet neofascistische bendes in om de bevolking te terroriseren... Van zijn kant deporteert Poetin, naast de bombardementen, verkrachtingen en standrechtelijke executies, duizenden gezinnen naar concentratiekampen in afgelegen gebieden; hij dwingt terreur af in de ‘bevrijde’ gebieden en neemt Oekraïners op in het leger en stuurt ze naar de slachtbank aan het front.
Tienduizend jaar geleden was stammenoorlog een van de middelen om het primitieve kommunisme te doen uiteenvallen. Sindsdien is oorlog, onder de paraplu van productiewijzen die gebaseerd zijn op uitbuiting, een van de ergste plagen. Maar sommige oorlogen kunnen in de geschiedenis een progressieve rol hebben gespeeld, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van het kapitalisme, de vorming van nieuwe naties, de uitbreiding van de wereldmarkt, de stimulering van de ontwikkeling van de productiekrachten.
Sinds de Eerste Wereldoorlog is de wereld echter volledig verdeeld tussen de kapitalistische machten, zodat de enige uitweg voor elk nationaal kapitaal erin bestaat markten, invloedssferen en strategische zones te ontrukken aan zijn rivalen. Dit maakt oorlog en alles wat daarmee samenhangt (militarisme, gigantische toename van bewapening, diplomatieke bondgenootschappen...) tot de PERMANENTE MANIER VAN LEVEN van het kapitalisme. Een constante imperialistische spanning houdt de wereld in haar greep en sleept alle naties, groot of klein mee, ongeacht hun ideologisch masker en alibi, de oriëntatie van de regerende partijen, hun raciale samenstelling of hun cultureel en religieus erfgoed. ALLE NATIES ZIJN IMPERIALISTISCH. De mythe van ‘vreedzame en neutrale’ naties is een pure misleiding. Als sommige naties een ‘neutrale’politiek voeren, is dat om te proberen te profiteren van het confict tussen de meest resoluut tegengestelde kampen, om voor zichzelf een zone van imperialistische invloed af te bakenen. In juni 2022 trad Zweden, een land dat officieel al meer dan 70 jaar ‘neutraal’ is, toe tot de NAVO, maar het verraadde daarbij geen idealen, het voerde slechts zijn eigen imperialistische politiek ‘met andere middelen’.
Oorlog is zeker een voordelige zaak voor de bedrijven die betrokken zijn bij de productie van wapens of het kan zelfs een bepaald land voor een bepaalde tijd bevoordelen, maar voor het kapitalisme als geheel is het een economische ramp, een irrationele verspilling, een MIN die onvermijdelijk negatief drukt op de wereldproductie en schulden, inflatie en ecologische vernietiging veroorzaakt, nooit een PLUS die meer kapitalistische accumulatie mogelijk maakt.
Naast een onontkoombare noodzaak voor het overleven van elke natie is oorlog een dodelijke economische last. De USSR stortte in elkaar omdat zij niet bestand was tegen de krankzinnige wapenwedloop die de confrontatie met de VS met zich meebracht en die deze laatste tot het uiterste dreef met de beroemde inzet van ‘Star Wars’- in de jaren 1980. De Verenigde Staten, die de grote winnaar van de Tweede Wereldoorlog waren en tot het einde van de jaren 1960 een spectaculaire economische bloei beleefden, zijn bij het behoud van hun imperialistische hegemonie op vele hindernissen gestoten, vooral sinds de ontbinding van de blokpolitiek, die de opkomst van een dynamiek van nieuwe imperialistische honger - vooral bij de vroegere ‘bondgenoten’ - van betwisting en van ‘ieder voor zich’ in de hand heeft gewerkt. Dit was het gevolg van de gigantische oorlogsinspanning die de Amerikaanse macht gedurende meer dan 80 jaar moest leveren en de kostbare militaire operaties die zij moest ondernemen om haar status als eerste wereldmacht te handhaven.
Het kapitalisme draagt in zijn genen, in zijn DNA, de meest verhevigde concurrentie, het ALLEN TEGEN ALLEN en IEDER VOOR ZICH, voor elke kapitalist en voor elke natie. Deze ‘organische’ tendens van het kapitalisme kwam niet duidelijk naar voren in zijn opkomstperiode, omdat elk nationaal kapitaal nog voldoende ruimte had voor zijn expansie zonder in conflict te hoeven komen met rivalen. Tussen 1914 en 1989 werd dit afgezwakt door de vorming van grote imperialistische blokken. Met het abrupte einde van deze discipline vormen de centrifugale tendensen een wereld van dodelijke wanorde, waarin zowel imperialisten met ambities voor wereldhegemonie, als imperialisten met regionale aanspraken of meer lokale imperialisten allemaal streven hun imperialistische honger en belangen te stillen. In dit scenario proberen de VS te voorkomen dat iemand hen overschaduwt door onophoudelijk hun overweldigende militaire macht in te zetten, steeds te streven naar versterking ervan en voortdurend zeer destabiliserende militaire operaties te lanceren. De belofte in 1990, na het einde van de USSR, van een ‘nieuwe wereldorde van vrede en welvaart’ werd onmiddellijk ontkracht door de Golfoorlog en vervolgens door de oorlogen in het Midden-Oosten, Irak en Afghanistan. Deze oorlogen hebben de oorlogszuchtige tendensen zodanig aangewakkerd dat het ‘meest democratische imperialisme ter wereld’, de Verenigde Staten, nu het belangrijkste instrument is voor de verspreiding van de oorlogszuchtige chaos en de destabilisatie van de wereldsituatie.
China heeft zich ontpopt als een belangrijke concurrent voor het leiderschap van de VS. Zijn leger heeft, ondanks zijn modernisering, nog lang niet de kracht en ervaring van zijn Amerikaanse rivaal; zijn ‘oorlogstechnologie’, de basis voor een doeltreffende bewapening en oorlogsinzet, is nog beperkt en kwetsbaar, en blijft nog ver achter op de Amerikaanse macht. China is in de Stille Oceaan omringd door een keten van vijandige mogendheden (Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Australië, enz.), die zijn maritieme imperialistische expansie blokkeert. Geconfronteerd met deze ongunstige situatie is zij begonnen aan een gigantische economisch-imperialistische onderneming, genaamd de Zijderoute, die tot doel heeft een wereldwijde aanwezigheid en een uitbreiding over land tot stand te brengen via Centraal-Azië, in een van de meest gedestabiliseerde regio's van de wereld. Het is een inspanning waarvan de uitkomst hoogst onzeker is en die een totale en onmetelijke economische en militaire investering en een politiek-sociale mobilisatie vereist die haar controlemiddelen te boven gaat en die voornamelijk berust op de politieke rigiditeit van het staatsapparaat, een zware erfenis van het stalinistische maoïsme: het systematische en meedogenloze gebruik van zijn repressieve krachten, dwang en onderwerping aan een gigantisch ultra-bureaucratisch staatsapparaat, zoals blijkt uit de toename van de protesten tegen de ‘zerocovid’-politiek van de regering. Deze afwijkende oriëntatie en de opeenstapeling van tegenspraken die haar ontwikkeling diepgaand ondermijnen, zouden deze reus op lemen voeten, die China is, wel eens aan het wankelen kunnen brengen. Net zoals de grimmige en dreigende reactie van de VS de mate van moorddadige waanzin illustreert, van blinde vlucht in barbarij en militarisme (inclusief de toenemende militarisering van het maatschappelijk leven), die het kapitalisme heeft bereikt als symptomen van een algemene kanker die de wereld wegvreet en nu rechtstreeks de toekomst van de planeet en het leven van de mensheid bedreigt.
De oorlog in Oekraïne is geen storm in een glas water, hij volgt op de ergste pandemie tot nu toe van de 21e eeuw, COVID, met meer dan 15 miljoen doden, en waarvan de verwoestingen doorgaan met draconische lockdowns in China. Beide maken echter deel uit van een keten van rampen die de mensheid treffen, en zijn daar de drijvende kracht achter: de vernietiging van het milieu; de verstoring van het klimaat en de vele gevolgen daarvan; de hongersnood die met kracht terugkeert in Afrika, Azië en Midden-Amerika; de duizelingwekkende golf van vluchtelingen die in 2021 het ongekende aantal van 100 miljoen ontheemden of migranten heeft bereikt; de politieke wanorde die zich meester maakt van de centrale landen, zoals we zien bij de regeringen in Groot-Brittannië of het gewicht van het populisme in de Verenigde Staten; de opkomst van de meest obscurantistische ideologieën...
De pandemie heeft de tegenspraken blootgelegd die het kapitalisme ondermijnen. Een maatschappelijk systeem dat prat gaat op indrukwekkende wetenschappelijke vooruitgang beschikt over geen andere toevlucht dan de middeleeuwse methode van quarantaine, terwijl de gezondheidszorg instort en de economie al bijna twee jaar verlamd is, waardoor de economische crisis in een stroomversnelling raakt. Een maatschappelijke orde die beweert vooruitgang in haar vaandel te dragen, brengt de meest achterlijke en irrationele ideologieën voort die zijn uitgebarsten rond de pandemie met belachelijke complottheorieën, waarvan velen uit de mond van ‘grote wereldleiders’ komen.
Een directe oorzaak van de pandemie is de ergste ecologische ramp die de mensheid in jaren heeft bedreigd. Gedreven door winst en niet door de bevrediging van menselijke behoeften, is het kapitalisme een roofdier van natuurlijke hulpbronnen, net als van menselijke arbeid, maar tegelijkertijd heeft het de neiging natuurlijke evenwichten en processen te vernietigen, en ze op chaotische manier te wijzigen, als een tovenaarsleerling, die allerlei rampen uitlokt met steeds destructievere gevolgen: De opwarming van de aarde veroorzaakt droogtes, overstromingen, branden, de instorting van gletsjers en ijsbergen, de massale verdwijning van plant- en diersoorten met onvoorspelbare gevolgen en luidt de verdwijning in van de menselijke soort, veroorzaakt door het kapitalisme. De ecologische ramp wordt verergerd door de vereisten van de oorlog, door de oorlogsoperaties zelf (het gebruik van kernwapens is daar een duidelijke uiting van) en door de verergering van een wereldwijde economische crisis die elk nationaal kapitaal dwingt om een groot aantal regio's verder te verwoesten in een wanhopige zoektocht naar grondstoffen. De zomer van 2022 is een duidelijke illustratie van de ernstige bedreigingen van het leefmilieu voor de mensheid: een stijging van de gemiddelde en maximale temperaturen - de heetste zomer sinds ze internationaal worden geregistreerd - algemene droogte die rivieren zoals de Rijn, de Po of de Theems aantast, verwoestende bosbranden, overstromingen zoals in Pakistan die een derde van de oppervlakte van het land hebben getroffen, aardverschuivingen, . ... en te midden van dit rampzalige en verwoeste panorama trekken regeringen, in naam van de oorlogsinspanning, hun belachelijke verplichtingen ter ‘bescherming van het milieu’ in!
“Het uiteindelijke resultaat van het kapitalistische productieproces is de chaos”, verklaarde het Eerste Congres van de Communistische Internationale in 1919. Het is suïcidaal en irrationeel, in strijd met alle wetenschappelijke criteria, om te denken dat al deze verwoestingen slechts een optelsom zijn van voorbijgaande verschijnselen, elk veroorzaakt door bijzondere oorzaken. Er is een continuïteit, een opeenhoping van tegenspraken, die een bloedige rode draad vormt die hen verbindt en samenkomt in een dodelijke draaikolk die de mensheid bedreigt:
Zoals we zeiden in het Manifest van ons 9e Congres (1991): “Nooit heeft de menselijke maatschappij slachtpartijen gekend van een omvang als die van de beide wereldoorlogen. Nooit is de vooruitgang van de wetenschap op een dergelijke schaal gebruikt om vernietiging te zaaien, bloedbaden aan te richten en onheil te stichten. Nooit werden er naast zoveel opgehoopte rijkdom dergelijke hongersnoden veroorzaakt en een dergelijk lijden als al tientallen jaren in de ‘derde wereld’. Maar blijkbaar had de mensheid haar dieptepunt nog niet bereikt. Het verval van het kapitalisme betekent de doodstrijd van dit systeem. Maar die doodstrijd heeft een geschiedenis. Momenteel hebben we haar laatste stadium bereikt, dat van de algemene ontbinding van de maatschappij, van de openlijke verrotting”[3].
Het antwoord van het proletariaat
Van alle maatschappelijke klassen wordt het proletariaat het zwaarst getroffen door de oorlog. De ‘moderne’oorlog is gebouwd op een gigantische industriële machine die de tienvoudige uitbuiting van het proletariaat vereist. Het proletariaat is een internationale klasse die GEEN vaderland heeft, maar oorlog is de moord op de arbeiders ten behoeve van het vaderland dat hen uitbuit en onderdrukt. Het proletariaat is de klasse van het bewustzijn; oorlog is de irrationele confrontatie, het afzien van alle bewuste gedachten en overdenking. Het proletariaat heeft er belang bij de duidelijkste waarheid te zoeken; in de oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer, geketend, de mond gesnoerd, verstikt door de leugens van de imperialistische propaganda. Het proletariaat is de klasse van de eenheid over de grenzen van de taal, de godsdienst, het ras of de nationaliteit heen; maar de dodelijke confrontatie in de oorlog stelt als regel de verscheurdheid, de verdeeldheid, de confrontatie tussen naties en volkeren in. Het proletariaat is de klasse van het internationalisme, van het wederzijds vertrouwen en de solidariteit; oorlog vereist als drijvende kracht de achterdocht, de angst voor de ‘vreemdeling’, de meest verfoeilijke haat tegen de ‘vijand’.
Omdat de oorlog het proletarische wezen tot in zijn diepste vezels raakt en verminkt, vereist een veralgemeende oorlog de voorafgaande nederlaag van het proletariaat. De Eerste Wereldoorlog was mogelijk omdat de arbeiderspartijen van die tijd, de socialistische partijen en de vakbonden, onze klasse verraadden en zich aansloten bij hun bourgeoisie in de NATIONALE EENHEID tegen de vijand. Maar dit verraad was niet genoeg, in 1915 hergroepeerde de Linkerzijde binnen de sociaal-democratie zich in Zimmerwald en hief het vaandel van de strijd voor de wereldrevolutie. Dit droeg bij tot het ontstaan van massale strijd die de weg vrijmaakte voor de revolutie in Rusland in 1917 en de wereldwijde golf van de proletarische aanval van 1917-1923, niet alleen tegen de oorlog ter verdediging van de beginselen van het proletarisch internationalisme, maar ook tegen het kapitalisme door de bevestiging van haar vermogen om als verenigde klasse een barbaars en onmenselijk systeem van uitbuiting omver te werpen. Een onvergankelijke les uit 1917-1918! Het waren niet de diplomatieke onderhandelingen of de veroveringen van dit of dat imperialisme, die een einde maakten aan de Eerste Wereldoorlog. HET WAS DE INTERNATIONALE REVOLUTIONAIRE OPSTAND VAN HET PROLETARIAAT. ALLEEN HET PROLETARIAAT KAN EEN EINDE MAKEN AAN DE OORLOGSBARBARIJ DOOR ZIJN KLASSENSTRIJD TE RICHTEN OP DE VERNIETIGING VAN HET KAPITALISME.
Om de weg vrij te maken voor de Tweede Wereldoorlog moest de bourgeoisie zich niet alleen verzekeren van de fysieke, maar ook van de ideologische nederlaag van het proletariaat. Het proletariaat werd overal waar zijn revolutionaire pogingen het verst gingen, onderworpen aan meedogenloze terreur: in Duitsland onder het nazisme, in Rusland onder het stalinisme. Maar tegelijkertijd was het ideologisch ingelijfd, zwaaiend met de vaandels van het anti-fascisme en de verdediging van het ‘socialistische vaderland’, de USSR. “van ‘overwinning tot overwinning’ werd de klasse, aan handen en voeten gebonden, gesleept naar de tweede imperialistische oorlog, die haar, in tegenstelling tot de eerste, niet de mogelijkheid liet om op een revolutionaire wijze op te staan, maar waarin ze werd gemobiliseerd in de grote ‘overwinningen’ van het ‘verzet’, van het ‘anti-fascisme’, dan wel de koloniale en nationale ‘bevrijdingen’.” (Manifest van het eerste Internationale Congres van de IKS [640], 1975).
Sinds de historische heropleving van de klassenstrijd in 1968 en de hele periode waarin de wereld in twee imperialistische blokken was verdeeld, weigerde de arbeidersklasse van de grote landen de door de oorlog geëiste offers te brengen, laat staan naar het front te gaan om te sterven voor het vaderland, waardoor de deur naar een derde wereldoorlog werd afgesloten. Deze situatie is sinds 1989 niet veranderd.
De ‘niet-mobilisatie’ van het proletariaat van de centrale landen voor de oorlog is echter NIET TOEREIKEND. Een tweede les die voortvloeit uit de historische ontwikkeling sinds 1989 is: NOCH EEN EENVOUDIGE WEIGERING OM AAN OORLOGSHANDELINGEN DEEL TE NEMEN, NOCH EEN EENVOUDIG VERZET TEGEN DE KAPITALISTISCHE BARBARIJ VOLSTAAT. IN DIT STADIUM BLIJVEN STEKEN ZAL DE KOERS NAAR DE VERNIETIGING VAN DE MENSHEID NIET STOPPEN.
Het proletariaat moet het politieke terrein betreden van het algemene internationale offensief tegen het kapitalisme. Alleen “een bewustzijn over wat er op het spel staat in de huidige historische situatie, speciaal wat voor dodelijke gevaar de sociale ontbinding voor de mensheid betekent; [alleen] de vastbeslotenheid zijn klassestrijd voort te zetten, uit te breiden en te verenigen, de capaciteit om de vele valstrikken te ontwijken, die de bourgeoisie weet te zetten, ondanks haar ontbinding, zal de arbeidersklasse de aanvallen van de bourgeoisie één voor één kunnen beantwoorden en uiteindelijk tot het offensief kunnen overgaan en dit barbaarse systeem omvergooien” (Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213], stelling 17).
De achtergrond van de opeenstapeling van vernietiging, barbarij en rampen die wij aan de kaak stellen, is de onomkeerbare economische crisis van het kapitalisme, die aan de basis ligt van zijn hele functioneren. Sinds 1967 is het kapitalisme in een economische crisis beland die het vijftig jaar later nog niet heeft overwonnen. Integendeel, zoals blijkt uit de economische opschuddingen sinds 2018 en de toenemende escalatie van de inflatie, wordt het veel erger, met de nasleep van ellende, werkloosheid, onzekerheid en hongersnood.
De kapitalistische crisis raakt aan de fundamenten van deze maatschappij. Inflatie, werkonzekerheid, werkloosheid, helse ritmes en arbeidsomstandigheden die de gezondheid van de arbeiders vernietigen, onbetaalbare huisvesting... zijn het bewijs van een onverbiddelijke verslechtering van het leven van de arbeidersklasse. En, hoewel de bourgeoisie elke denkbare verdeling probeert te creëren door aan bepaalde categorieën arbeiders ‘meer bevoorrechte’ voorwaarden toe te kennen, zien we over het geheel genomen, aan de ene kant wat waarschijnlijk de ergste CRISIS in de geschiedenis van het kapitalisme zal zijn, en aan de andere kant de concrete realiteit van de ABSOLUTE VERPAUPERING van de arbeidersklasse in de centrale landen, die volledig de juistheid bevestigt van de voorspelling die Marx deed over het historisch perspectief van het kapitalisme en waarmee de economen en andere ideologen van de bourgeoisie de spot hebben gedreven.
De onverbiddelijke verergering van de crisis van het kapitalisme is een essentiële stimulans voor de strijd en het klassenbewustzijn. De strijd tegen de gevolgen van de crisis is de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de arbeidersklasse. De economische crisis treft rechtstreeks de infrastructuur van de maatschappij; zij legt dus de diepere oorzaken bloot van alle barbaarsheid die op de maatschappij drukt, waardoor het proletariaat zich bewust wordt van de noodzaak om het systeem radicaal te vernietigen en niet langer probeert bepaalde aspecten ervan te verbeteren.
In de strijd tegen de wrede aanvallen van het kapitalisme, en vooral tegen de inflatie die alle arbeiders algemeen en zonder onderscheid treft, zullen de arbeiders hun strijdbaarheid ontwikkelen, kunnen zij zichzelf gaan erkennen als een klasse met een kracht, een autonomie en een historische rol in de maatschappij. Deze politieke ontwikkeling van de klassenstrijd zal haar in staat stellen de oorlog te beëindigen door een einde te maken aan het kapitalisme.
Dit perspectief begint zich af te tekenen: “Tegenover de aanvallen van de bourgeoisie laat de arbeidersklasse in het Verenigd Koninkrijk zien dat zij opnieuw bereid is om voor haar waardigheid te vechten, om de offers te weigeren die het kapitaal voortdurend oplegt. En opnieuw is het de belangrijkste weerspiegeling van de internationale dynamiek: afgelopen winter begonnen de stakingen in Spanje en de VS; deze zomer waren er in Duitsland en België ook stakingen; voor de komende maanden voorspellen alle commentatoren ‘een explosieve sociale situatie’ in Frankrijk en Italië. Het is onmogelijk te voorspellen waar en wanneer de strijdlust van de arbeiders in de nabije toekomst op grote schaal zal terugkeren, maar één ding is zeker: de omvang van de huidige arbeidersmobilisatie in het Verenigd Koninkrijk is een belangrijk historisch feit: de dagen van passiviteit en onderwerping zijn voorbij. De nieuwe generaties arbeiders steken de kop op” (De bourgeoisie gelast nieuwe opofferingen, de arbeidersklasse antwoordt met strijd [633] – IKS, internationaal pamflet, augustus 2022).
We constateren een breuk met de passiviteit en desoriëntatie van voorgaande jaren. De terugkeer van de strijdbaarheid van de arbeiders als antwoord op de crisis kan een brandpunt van bewustzijn worden, bezield door de interventie van kommunistische organisaties. Het is duidelijk dat elke fase die de maatschappij doet wegzakken in de ontbinding, de inspanningen en de strijdwil van de arbeiders vertraagt of zelfs te verlamt: zoals het geval was met de beweging in Frankrijk 2019, die getroffen werd door het uitbreken van de pandemie.
Dit vormt een extra moeilijkheid voor de ontwikkeling van de strijd. Er is echter geen andere weg dan de strijd, waarbij de strijd zelf al een eerste overwinning is. Het wereldproletariaat behoudt, zelfs doorheen een proces, dat noodzakelijkerwijs bezaaid is met valkuilen en valstrikken opgeworpen door het politieke en vakbondsapparaat van zijn klassenvijand, en vol van bittere nederlagen, zijn capaciteiten om zijn klassenidentiteit te herwinnen en uiteindelijk een internationaal offensief te lanceren tegen dit stervende systeem.
De obstakels die de klassenstrijd moet overwinnen
De jaren ’20 van de 21e eeuw zullen daarom van groot belang zijn voor de historische ontwikkeling van de klassenstrijd en de arbeidersbeweging. Zij zullen - zoals we al sinds 2020 zien - duidelijker dan in het verleden het perspectief tonen van vernietiging van de mensheid, dat de kapitalistische ontbinding in zich draagt. Aan de andere kant zal het proletariaat de eerste stappen zetten, vaak aarzelend en met veel zwakheden, in de richting van zijn historisch vermogen om het kommunistisch perspectief te schetsen. De twee polen van het perspectief, vernietiging van de mensheid of kommunistische revolutie, zullen worden geschetst, hoewel de laatste nog heel ver weg is en in haar verwezenlijking enorme obstakels op haar pad tegenkomt.
Het zou voor het proletariaat zelfmoord betekenen om de gigantische obstakels te verhullen of te onderschatten, die zowel voortkomen uit het optreden van het kapitaal en zijn staten als uit de verrotting van de situatie zelf, die de sociale atmosfeer overal ter wereld vergiftigt:
Deze reusachtige omvang van de gevaren mag ons niet tot fatalisme drijven. De kracht van het proletariaat is het bewustzijn van zijn zwakheden, van zijn moeilijkheden, van de hindernissen die de vijand of de situatie tegen zijn strijd opwerpt: “Proletarische revoluties daarentegen, zoals die van de 19e eeuw, kritiseren zichzelf gestadig, onderbreken voortdurend hun eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om er weer opnieuw aan te beginnen, honen met meedogenloze grondigheid de halfheden, de zwakheden en de armzaligheid van hun eerste pogingen, schijnen hun tegenstander alleen neer te werpen, opdat hij nieuwe krachten uit de aarde zal kunnen opzuigen en zich nog reusachtiger tegenover hen zal kunnen verheffen, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbepaalde geweldigheid van hun eigen doeleinden, totdat de situatie is geschapen die elk omkeren onmogelijk maakt en de omstandigheden zelf roepen: Hic Rhodus, his salta! Hier is Rhodos, spring hier” (Marx: De 18 Brumaire van Louis Bonaparte [641]).
Het antwoord van de Kommunistische Linkerzijde
In ernstige historische situaties, zoals grootschalige oorlogen in Oekraïne, kan het proletariaat zien wie zijn vrienden zijn en wie zijn vijanden. De vijanden zijn niet alleen de grote leiders, zoals Poetin, Zelenski of Biden, maar ook de partijen van extreem rechts, rechts, links en extreem links die met de meest uiteenlopende argumenten, waaronder het pacifisme, de oorlog en de verdediging van het ene imperialistische kamp tegen het andere steunen en rechtvaardigen.
Meer dan een eeuw lang was en is alleen de Kommunistische Linkerzijde in staat om systematisch en consequent de imperialistische oorlog te aan te klagen en het alternatief te verdedigen van de klassenstrijd van het proletariaat, van zijn oriëntatie op de vernietiging van het kapitalisme door middel van de proletarische wereldrevolutie.
De strijd van het proletariaat beperkt zich niet alleen tot zijn defensieve strijd of massale stakingen. Een onmisbaar, permanent en onlosmakelijk onderdeel daarvan is de strijd van haar kommunistische organisaties en concreet, sinds een eeuw, van de Kommunistische Linkerzijde. De eenheid van alle groepen van de Kommunistische Linkerzijde is onontbeerlijk tegenover de kapitalistische dynamiek van vernietiging van de mensheid. Zoals we al stelden in het Manifest dat op ons eerste congres in 1975 werd gepubliceerd: “Het monolithisme van de sekten de rug toekerend, roept ze [dit Manifest]de kommunisten van alle landen op om zich bewust te worden van de immense verantwoordelijkheden die op hen rusten, de valse twisten die hen verdelen op te geven om de kunstmatige verdelingen die de oude wereld hen oplegt te boven te komen. Zij roept hen op zich aan te sluiten bij deze inspanning om, voordat de beslissende strijd uitbreekt, de internationale en verenigde organisatie van haar voorhoede te vormen. Als meest-bewuste fractie van de klasse moeten de kommunisten haar de weg vooruit tonen door zich de leuze eigen te maken: Revolutionairen aller landen, verenigt u!”.
IKS, december 2022
[1] Tegenover de revolutionaire poging in Duitsland in 1918 zei de sociaal-democraatNoske dat hij bereid was de rol van ‘bloedhond’ van de contrarevolutie op zich te nemen.
[2] Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [213], (Stelling 11).
[4] De gecombineerde legers van de Verenigde Staten, Frankrijk, Groot-Brittannië en Japan werkten vanaf april 1918 samen met de restanten van het voormalige tsaristische leger in een gruwelijke burgeroorlog die 6 miljoen doden eiste.
Na een vertraging die veel langer duurde dan we oorspronkelijk van plan waren, hervatten we het derde deel van de serie over communisme. Laten we kort in herinnering brengen dat het eerste deel, dat ook in het Engels en Frans in boekvorm is verschenen, begon met het bekijken van de ontwikkeling van het concept communisme van pre-kapitalistische samenlevingen tot de eerste utopische socialisten, en zich vervolgens richtte op het werk van Marx en Engels en de inspanningen van hun opvolgers in de Tweede Internationale om het communisme niet te begrijpen als een abstract ideaal, maar als een materiële noodzaak die mogelijk werd gemaakt door de evolutie van de kapitalistische maatschappij zelf.[1] Het tweede deel onderzoekt de periode waarin de marxistische voorspelling van de proletarische revolutie, die voor het eerst werd geformuleerd in de periode van de overheersing van het kapitalisme, werd geconcretiseerd door het aanbreken van het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’ dat in 1919 door de Communistische Internationale werd erkend.[2] Het derde deel heeft zich tot nu toe geconcentreerd op de aanhoudende poging van de Italiaanse Communistische Linkerzijde in de jaren 1930 om lering te trekken uit de nederlaag van de eerste internationale golf van revoluties, maar vooral van de Russische revolutie, en de implicaties van deze lessen voor een toekomstige periode van overgang naar het communisme.[3]
Zoals we vaak hebben benadrukt, was de Kommmunistische Linkerzijde in de eerste plaats het product van een internationale reactie tegen de ontaarding van de Communistische Internationale en haar partijen. De linkscommunistische groepen in Italië, Duitsland, Rusland, Groot-Brittannië en elders kwamen tot dezelfde kritiek op de achteruitgang van de Komintern in de richting van parlementarisme, vakbeweging en compromissen met de sociaal-democratische partijen. Er waren intense debatten tussen de verschillende linkse stromingen en enkele concrete pogingen tot coördinatie en hergroepering, zoals de oprichting van de Communistische Arbeiders Internationale in 1922, voornamelijk door groepen die waren afgestemd op de Duitse Communistische Linkerzijde. Maar tegelijkertijd was de snelle mislukking van deze nieuwe formatie het bewijs dat het tij van de revolutie aan het keren was en dat de tijd niet rijp was voor de oprichting van een nieuwe wereldpartij. Bovendien benadrukte dit overhaaste initiatief onder leiding van elementen binnen de Duitse beweging wat misschien wel de ernstigste verdeeldheid binnen de gelederen van het linkscommunisme was - de scheiding tussen haar twee belangrijkste uitingen, die in Duitsland en Italië. Deze scheiding was nooit absoluut: in de begindagen van de Communistische Partij van Italië waren er pogingen om begrip op te brengen voor en in debat te gaan met andere linkse stromingen; en elders hebben we gewezen op het debat tussen Bordiga en Korsch later in de jaren 1920.[4] Maar deze contacten werden minder naarmate de revolutie zich terugtrok en de twee stromingen op verschillende manieren reageerden op de nieuwe uitdagingen waarvoor ze zich gesteld zagen. De Italiaanse Linkerzijde was, terecht, overtuigd van de noodzaak om in de Komintern te blijven zolang die een proletarisch leven had en voortijdige splitsingen of het uitroepen van nieuwe en kunstmatige partijen te vermijden - precies de koers die de meerderheid van Duitse Linkerzijde volgde. Bovendien kon de opkomst van openlijk partijvijandige tendensen in de Duitse Linkerzijde, met name van de groep rond Rühle, de overtuiging van Bordiga en anderen alleen maar aanwakkeren dat deze stroming gedomineerd werd door anarchistische ideologie en praktijken. Ondertussen waren de Duitse linkscommunistische groepen, die neigden naar het definiëren van de hele ervaring van het Bolsjewisme en Oktober 1917 als uitingen van een verlate burgerlijke revolutie, steeds minder in staat om de Italiaanse Linkerzijde te onderscheiden van de hoofdstroom van de Communistische Internationale, niet in het minst omdat deze laatsten bleven beweren dat de plaats van de kommunisten binnen de Internationale was, vechtend tegen haar opportunistische koers.
De huidige ‘Bordigistische’ groepen hebben deze tragische en kostbare scheiding van wegen getheoretiseerd met hun volharding dat alleen zij de historische communistische linkerzijde vormen en dat de Duitse KAPD en haar uitlopers in werkelijkheid niets anders waren dan een kleinburgerlijke anarchistische afwijking. Groepen als de Internationale Communistische Partij (Il Partito) gaan zelfs zo ver dat ze een verdediging publiceren van Lenin's De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme, en dit aanprijzen als een waarschuwing voor ‘toekomstige afvalligen’[5]. Deze houding verraadt een nogal tragische miskenning van het feit dat de linkskommunisten als kameraden samen hadden moeten strijden tegen het steeds meer afvallige leiderschap van de Komintern.
Dit was echter in geen geval de houding van de Italiaanse Linkerzijde tijdens de theoretisch meest vruchtbare periode: de periode die volgde op de oprichting, in ballingschap uit fascistisch Italië, van de Linkerfractie aan het eind van de jaren 1920 en de publicatie van het tijdschrift Bilan tussen 1933 en 1938. In een “Ontwerpresolutie over internationale banden” in Bilan nr. 22 schreven ze dat "de internationalistische kommunisten van Nederland (de tendens Gorter) en elementen van de KAPD de eerste reactie vertegenwoordigen op de moeilijkheden van de Russische staat, de eerste ervaring van proletarisch beheer, door zich te verbinden met het wereldproletariaat door middel van een systeem van principes uitgewerkt door de Internationale". Ze concludeerden dat de uitsluiting van deze kameraden uit de Internationale "geen enkele oplossing voor deze problemen bracht".
Deze benadering legde de basis van proletarische solidariteit waarop het debat kon plaatsvinden, ondanks de zeer grote verschillen tussen de twee stromingen; verschillen die halverwege de jaren 1930 aanzienlijk groter waren geworden, toen de Nederlands-Duitse Linkerzijde zich ontwikkelde in de richting van de standpunten van het radencommunisme, waarbij niet alleen het Bolsjewisme maar ook de partijvorm zelf als burgerlijk werd gedefinieerd. Er waren nog meer moeilijkheden door de taal en een gebrek aan kennis van elkaars standpunten, met als resultaat, zoals we in ons boek The Italian Communist Left opmerken, dat de contacten tussen de twee stromingen grotendeels indirect waren.
Het belangrijkste contactpunt tussen de twee stromingen was de Ligue des Communistes Internationalistes in België, die in contact stond met de Groep van Internationale Communisten (GIC) en andere groepen in Nederland. Het is misschien veelzeggend dat de belangrijkste vrucht van deze contacten die in Bilan verscheen de samenvatting was, geschreven door Hennaut van de LCI, van het boek Grondbeginselen van de Communistische Produktion en Distributie[6] van de GIC, en de broederlijke maar kritische opmerkingen over het boek in Mitchell’s serie "Problemen van de overgangsperiode". Voor zover wij weten heeft de GIC op geen van deze artikelen gereageerd, maar het is toch belangrijk om onszelf eraan te herinneren dat de premissen voor een debat werden gelegd op het moment dat de Grondbeginselen werden gepubliceerd, niet in de laatste plaats omdat er daarna heel weinig pogingen zijn gedaan om de discussie voort te zetten. [7] We moeten duidelijk maken dat dit artikel geen poging zal doen om een diepgaande of gedetailleerde analyse van de Grondbeginselen te maken. Het heeft het meer bescheiden doel om de kritiek op het boek, gepubliceerd in Bilan, te bestuderen en zo enkele mogelijke terreinen voor toekomstige discussie aan te geven.
Op de Parijse conferentie van de pas opgerichte linkscommunistische groepen in 1974 legde Jan Appel, de veteraan van de KAPD en de GIC, die een van de belangrijkste auteurs van de Grondbeginselen was, uit dat de tekst was geschreven als onderdeel van de poging om te begrijpen wat er mis was gegaan met de ervaring van het staatskapitalisme of "staatscommunisme zoals we het soms plachten te noemen" in de Russische revolutie, en om enkele richtlijnen vast te leggen die het mogelijk zouden maken om soortgelijke fouten in de toekomst te vermijden. Ondanks hun meningsverschillen over de aard van de Russische revolutie was dit precies wat de kameraden van de Italiaanse Linkerzijde motiveerde om een studie te maken van de problemen van de overgangsperiode, ondanks het feit dat ze maar al te goed begrepen dat ze door de diepste periode van de contrarevolutie gingen.
Voor Mitchell, net als voor de rest van de Italiaanse Linkerzijde, waren de GIC de ‘Nederlandse internationalisten’, kameraden die bezield waren door een diep engagement om het kapitalisme omver te werpen en te vervangen door een communistische maatschappij. Beide stromingen begrepen dat een serieuze studie van de problemen van de overgangsperiode veel meer was dan een intellectuele oefening op zichzelf. Het waren militanten voor wie de proletarische revolutie een realiteit was die ze voor hun ogen hadden gezien; ondanks haar verschrikkelijke nederlaag behielden ze het volste vertrouwen dat ze zou herrijzen, en ze waren ervan overtuigd dat ze dan gewapend moesten zijn met een duidelijk communistisch programma als ze de volgende keer wilden zegevieren.
Aan het begin van zijn samenvatting van de Grondbeginselen stelt Hennaut precies deze vraag: "lijkt het geen tijdverspilling om ons te kwellen met de maatschappelijk regels die de arbeiders zullen moeten opstellen als de revolutie eenmaal volbracht is, terwijl de arbeiders helemaal niet op weg zijn naar de eindstrijd, maar in feite het terrein dat ze gewonnen hebben weer aan de triomferende reactie afstaan? Sterker nog, is niet alles hierover al gezegd door de congressen van de Komintern? ... Natuurlijk, voor hen voor wie de hele wetenschap van de revolutie neerkomt op het onderscheiden van de waaier van manoeuvres die de massa's moeten volgen, moet deze onderneming bijzonder zinloos lijken. Maar voor hen die van mening zijn dat het preciseren van de doelen van de strijd een van de functies is van iedere emancipatiebeweging, en dat de vormen van deze strijd, haar mechanismen en de wetten die haar reguleren alleen volledig aan het licht gebracht kunnen worden voor zover de uiteindelijk te bereiken doelen verduidelijkt zijn, met andere woorden dat de wetten van de revolutie steeds duidelijker worden naarmate het bewustzijn van de arbeidersklasse groeit - voor hen is de theoretische inspanning om precies te definiëren wat de dictatuur van het proletariaat zal zijn een fundamentele noodzaak"[8].
Zoals gezegd was Hennaut geen lid van de GIC maar van de Belgische LCI. In zekere zin was hij goed geplaatst om op te treden als ‘tussenpersoon’ tussen Nederlands-Duitse en Italiaanse Linkerzijde, aangezien hij met beide overeenkomsten en meningsverschillen had. In een eerdere bijdrage aan Bilan[9], bekritiseerde hij de opvatting van de Italiaanse kameraden over de ‘dictatuur van de partij’ en legde hij de nadruk op de controle van de arbeidersklasse op het politieke en economische domein via haar eigen algemene organen zoals de raden. Tegelijkertijd verwierp hij Bilan’s opvatting van de USSR als een gedegenereerde arbeidersstaat en definieerde hij zowel het politieke regime als de economie in Rusland als kapitalistisch. Daar moet aan toegevoegd worden dat hij ook begonnen was met een proces van verwerping van het proletarische karakter van de revolutie in Rusland, waarbij hij de nadruk legde op het gebrek aan rijpheid van de objectieve omstandigheden, zodat "de Bolsjewistische revolutie werd gemaakt door het proletariaat, maar dat het geen proletarische revolutie was"[10]. Deze analyse lag vrij dicht bij die van de radenkommunisten, maar Hennaut onderscheidde zich ook van deze laatsten op een aantal belangrijke punten: helemaal aan het begin van zijn samenvatting maakt hij duidelijk dat hij het niet eens is met hun verwerping van de partij. Voor Hennaut zou de partij na de revolutie des te noodzakelijker zijn om de ideologische overblijfselen van de oude wereld te bestrijden, hoewel hij niet van mening was dat de zwakte van de GIC op dit punt het belangrijkste probleem met de Grondbeginselen was; en aan het einde van zijn samenvatting, in Bilan nr. 22, wijst hij op de zwakte van de opvatting van de GIC over de staat en hun enigszins rooskleurige visie op de omstandigheden waarin een revolutie plaatsvindt. Hij is echter overtuigd van het belang van de bijdrage van de GIC en doet een serieuze poging om ze nauwkeurig samen te vatten in vier artikelen. Het was duidelijk niet mogelijk om binnen het bestek van een dergelijke samenvatting alle rijkdom - en sommige van de schijnbare tegenstrijdigheden - in de Grondbeginselen over te brengen, maar hij slaagt er goed in om de essentiële punten van het boek te schetsen.
Hennaut’s samenvatting brengt het veelbetekenende feit naar voren dat de Grondbeginselen zich helemaal niet buiten de voorgaande tradities en ervaringen van de arbeidersklasse plaatst, maar zich baseert op een historische kritiek van verkeerde opvattingen die binnen de arbeidersbeweging waren ontstaan, en op praktische revolutionaire ervaringen - met name de Russische en Hongaarse revoluties - die vooral negatieve lessen hadden opgeleverd. De Grondbeginselen bevat dus een kritiek op de opvattingen van Kautsky, Varga, de anarcho-syndicalist Leichter en anderen, en probeert tegelijkertijd weer aansluiting te vinden bij het werk van Marx en Engels, in het bijzonder De kritiek van het programma van Gotha en de Anti-Dühring. Het begint met de eenvoudige stelling dat de uitbuiting van de arbeiders in de kapitalistische maatschappij volledig verbonden is met hun scheiding van de productiemiddelen via de kapitalistische maatschappelijke verhouding van loonarbeid. Sinds de periode van de Tweede Internationale was de arbeidersbeweging afgeweken van het idee dat de eenvoudige afschaffing van het privé-eigendom het einde van de uitbuiting betekende, en de Bolsjewiki hadden dit (foutieve) inzicht grotendeels toegepast na de Oktoberrevolutie.
Voor de Grondbeginselen kan de nationalisatie of collectivisatie van de productiemiddelen heel goed samengaan met loonarbeid en de vervreemding van de arbeiders van hun eigen product. Waar het dus om gaat is dat de arbeiders zelf, via hun eigen organisaties, die geworteld zijn in de werkplek, niet alleen beschikken over de fysieke productiemiddelen, maar over het hele maatschappelijk product. Maar om ervoor te zorgen dat het maatschappelijk product van het begin tot het einde van het arbeidsproces (beslissingen over wat te produceren en in welke hoeveelheden, distributie van het product inclusief de beloning van de individuele producent) in handen van de producenten blijft, was een algemene economische wet nodig die aan een strenge boekhouding kon worden onderworpen: de berekening van het maatschappelijk product op basis van de gemiddelde maatschappelijke noodzakelijke arbeidstijd. Hoewel het precies de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd is die aan de basis ligt van de ‘waarde’ van producten in de kapitalistische maatschappij, zou dit niet langer waardeproductie zijn, want hoewel de individuele ondernemingen een aanzienlijke rol zouden spelen bij het bepalen van hun eigen bijdrage aan de arbeidstijd die in hun producten zit, zouden de ondernemingen hun producten vervolgens niet op de markt verkopen (en de Grondbeginselen bekritiseert de anarcho-syndicalisten juist omdat ze de toekomstige economie zien als een netwerk van onafhankelijke ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door ruilrelaties). In de visie van de GIC zouden producten eenvoudigweg worden gedistribueerd in overeenstemming met de algemene behoeften van de maatschappij, die zouden worden bepaald door een congres van raden samen met een centraal bureau voor de statistiek en een netwerk van consumentencoöperaties. De Grondbeginselen benadrukt met klem dat noch het congres van raden noch het bureau voor de statistiek ‘gecentraliseerde’ of ‘staats’organen zijn. Hun taak is niet om de arbeid te bevelen, maar om het criterium van de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd, grotendeels berekend op basisniveau, te gebruiken om toezicht te houden op de planning en distributie van het maatschappelijk product op wereldschaal. Een consequente toepassing van deze principes zou ervoor zorgen dat er in de volgende revolutie geen herhaling zou zijn van een situatie waarin " de machine uit onze handen glijdt" (de beroemde woorden van Lenin over het traject van de Sovjetstaat, geciteerd door de Grondbeginselen). Kortom, de sleutel tot de overwinning van de revolutie ligt in het vermogen van de arbeiders om directe controle over de economie te behouden, en het meest betrouwbare instrument om dit te bereiken is de regulering van productie en distributie door middel van de boekhouding van arbeidstijd.
Zoals gezegd verwelkomde de Italiaanse Linkerzijde[11] de bijdrage van de GIC maar spaarde zijn kritiek op de tekst niet. Grofweg kan deze kritiek in vier rubrieken worden ondergebracht, hoewel ze allemaal naar andere kwesties leiden en nauw met elkaar samenhangen.
1. Een nationale visie op de revolutie.
2. Een idealistische kijk op de werkelijke omstandigheden van de proletarische revolutie.
3. Miskenning van het probleem van de staat en centralisme, en een nadruk op de economische ten koste van politieke kwesties.
4. Meer theoretische verschillen met betrekking tot de economie van de overgangsperiode: het overwinnen van de waardewet en de inhoud van het communisme; egalitarisme en de beloning van arbeid.
In zijn reeks "Parti-État-Internationale"[12] had Vercesi Hennaut en de Nederlandse kameraden al bekritiseerd omdat ze het probleem van de revolutie in Rusland vanuit een eng nationaal standpunt benaderden. Hij benadrukte dat er geen echte vooruitgang kon worden geboekt in de richting van een communistische maatschappij zolang de bourgeoisie de macht op wereldschaal in handen had - welke vooruitgang er onder proletarisch ‘beheer’ ook werd geboekt op één gebied, het kon niet definitief zijn:
"De fout die de Nederlandse linkskommunisten, en met hen kameraad Hennaut, naar onze mening maken is dat ze een in wezen steriele richting zijn ingeslagen, want het is fundamenteel voor het marxisme dat de grondslagen van een communistische economie zich alleen op wereldschaal aandienen en nooit gerealiseerd kunnen worden binnen de grenzen van een proletarische staat. Deze kan op economisch gebied ingrijpen om het productieproces te veranderen, maar kan dit proces op geen enkele manier definitief op communistische grondslag plaatsen, omdat de voorwaarden voor het realiseren van zo'n economie alleen op wereldschaal bestaan. Door te denken dat het mogelijk is om de economische taken van het proletariaat in één land uit te voeren schenden we de essentie van de marxistische theorie. We zullen dit hoogste doel niet bereiken door de arbeiders te laten geloven dat ze, na de overwinning op de bourgeoisie, in staat zullen zijn om de economie in één land rechtstreeks te leiden en te beheren”[13].
In zijn serie werkte Mitchell dit thema verder uit:
"Terwijl het onbetwistbaar is dat een nationaal proletariaat bepaalde economische taken alleen kan vervullen na het installeren van zijn eigen heerschappij, kan de opbouw van het socialisme alleen op gang komen na de vernietiging van de machtigste kapitalistische staten, ook al kan de overwinning van een ‘arm’ proletariaat een enorme betekenis krijgen als het geïntegreerd wordt in het ontwikkelingsproces van de wereldrevolutie. Met andere woorden, de taken van een zegevierend proletariaat met betrekking tot de eigen economie zijn ondergeschikt aan de behoeften van de internationale klassenstrijd.
Het is opmerkelijk dat, terwijl alle echte marxisten de theorie van het ‘socialisme in één land’ hebben verworpen, de meeste kritiek op de Russische revolutie zich voornamelijk heeft gericht op de modaliteiten van de opbouw van het socialisme, waarbij eerder naar economische en culturele criteria wordt gekeken dan naar politieke, en wordt vergeten de logische conclusies te trekken die voortvloeien uit de onmogelijkheid van elke vorm van nationaal socialisme"[14].
Mitchell wijdde ook een groot deel van de serie aan het argumenteren tegen het Mensjewistische idee, grotendeels overgenomen door de radenkommunisten, dat de Russische revolutie niet echt proletarisch kon zijn omdat Rusland niet rijp was voor het socialisme. Tegenover deze benadering stelt Mitchell dat de voorwaarden voor de communistische revolutie alleen op wereldschaal kunnen worden gesteld en dat de revolutie in Rusland gewoon de eerste stap was geweest in een wereldwijde revolutie, noodzakelijk geworden door het feit dat het kapitalisme als wereldsysteem zijn periode van verval was ingegaan. Elk begrip van wat er was misgegaan in Rusland moet dus gesitueerd worden in de context van de wereldrevolutie: de ontaarding van de Sovjetstaat was in de eerste plaats niet het gevolg van de economische maatregelen van de Bolsjewiki, maar van het isolement van de revolutie. Volgens hem hadden de Nederlandse kameraden "een verkeerd oordeel over de Russische revolutie geveld, en vooral de reikwijdte van hun onderzoek naar de onderliggende oorzaken van de reactionaire evolutie van de USSR sterk ingeperkt. Ze zoeken de verklaring daarvoor niet in de onderstroom van de nationale en internationale klassenstrijd (een van de negatieve kenmerken van hun studie is dat ze een abstractie maken van de politieke problemen), maar in het economische mechanisme."[15]
Kortom: er zijn grenzen aan de conclusies die we kunnen trekken uit de economische maatregelen die tijdens de Russische revolutie zijn genomen. Zonder de uitbreiding van de wereldrevolutie zouden zelfs de meest perfecte maatregelen het proletarische karakter van het regime in de USSR niet overeind hebben kunnen houden, en hetzelfde gold voor elk land, ‘geavanceerd’ of ‘achtergebleven’, dat geïsoleerd was in een wereld die gedomineerd werd door het kapitaal.
We hebben opgemerkt dat Hennaut zelf wees op de neiging van de Nederlandse kameraden om de omstandigheden na een proletarische revolutie te vereenvoudigen: "het zou voor veel lezers kunnen lijken dat alles het beste van het beste is van alle mogelijke werelden. De revolutie marcheert voort, ze kan niet uitblijven en het is genoeg om de dingen aan zichzelf over te laten om het socialisme werkelijkheid te kunnen laten worden"[16]. Vercesi had ook betoogd dat ze de neiging hadden om de heterogeniteit in het klassenbewustzijn zelfs na de revolutie enorm te onderschatten - een fout die rechtstreeks verband hield met het feit dat de radenkommunisten de noodzaak van een politieke organisatie van de meer gevorderde elementen van de arbeidersklasse niet begrepen. Bovendien hield dit ook verband met de onderschatting door de Nederlandse kameraden van de moeilijkheden die de arbeiders ondervonden bij het direct in handen nemen van de productie. Mitchell van zijn kant stelt dat de Nederlandse kameraden uitgaan van een ideaal, abstract schema dat de stigmata van het kapitalistische verleden al uitsluit als basis voor de vooruitgang naar het communisme.
"We hebben al duidelijk gemaakt dat de Nederlandse internationalisten, in hun poging om de problemen van de overgangsperiode te analyseren, veel meer geïnspireerd zijn door hun verlangens dan door de historische werkelijkheid. Hun abstracte schema waarin ze als mensen, die volkomen in overeenstemming zijn met hun principes, de wet van waarde, de markt en geld uitsluiten, moet logischerwijs ook een ‘ideale’ verdeling van producten met zich meebrengen. Dat komt omdat voor hen ‘de proletarische revolutie de productiemiddelen collectiviseert en zo de weg opent naar het communistische leven; de dynamische wetten van de individuele consumptie moeten absoluut en noodzakelijk met elkaar verbonden zijn omdat ze onlosmakelijk verbonden zijn met de wetten van de productie. Deze verbinding wordt ‘vanzelf’ tot stand gebracht door de overgang naar communistische productie’ (blz.72 van hun brochure)"[17]
Later richt Mitchell zich op de hindernissen die de instelling van gelijke beloning van arbeid tijdens de overgangsperiode in de weg staan. Kortom, voor de Nederlandse kameraden lopen de lagere fase en de hogere fase van het communisme volledig door elkaar:
"Tegelijkertijd hebben ze, door de dialectische analyse te verwerpen en over het probleem van het centralisme heen te stappen, uiteindelijk de betekenis van woorden veranderd, want waar ze naar kijken is niet de overgangsperiode, die vanuit het oogpunt van het oplossen van praktische problemen als enige interessant is voor marxisten, maar de hogere fase van het communisme. Het is dan gemakkelijk om te spreken over ‘een algemene maatschappelijke boekhouding die gebaseerd is op een economisch centrum waar alle stromen van het economische leven samenkomen, maar dat niet het recht heeft om de productie te sturen of te beslissen over de verdeling van het maatschappelijk product’” (blz. 100/101.). En ze voegen eraan toe dat ‘in de vereniging van vrije en gelijke producenten de controle over het economische leven niet voortkomt uit persoonlijkheden of instanties, maar voortvloeit uit de openbare registratie van de werkelijke loop van het economische leven. Dit betekent dat de productie wordt gecontroleerd door reproductie’. Met andere woorden, ‘het economische leven wordt door zichzelf gecontroleerd door middel van de gemiddelde sociale arbeidstijd’. Met zulke formuleringen kunnen de oplossingen voor de problemen van het proletarisch beheer helemaal niet vooruit komen, omdat de brandende vraag die aan het proletariaat wordt gesteld niet is om de mechanismen uit te werken die de communistische maatschappij reguleren, maar om de weg te vinden die daar naartoe leidt."[18]
Het is waar dat er een aantal passages in de Grondbeginselen staan waar de Nederlandse kameraden Marx’ onderscheid tussen de lagere en hogere fase van de overgangsperiode aanhalen; en ze erkennen wel degelijk dat er een proces is, een beweging naar integraal communisme waarin de noodzaak van arbeidstijdboekhouding bijvoorbeeld geleidelijk aan belang zal inboeten met betrekking tot individuele consumptie:
“Een van de meest kenmerkende eigenschappen van AMW-ondernemingen (zoals gezondheidszorg en onderwijs) is het feit dat ‘nemen naar behoefte’ hier essentieel is. De omvang van het arbeidsuur speelt niet langer een rol bij de verdeling. Met de groei van het communisme zal dit type onderneming worden uitgebreid, zodat ook wordt gezorgd voor voedsel, persoonlijk vervoer, huisvesting, enzovoort, kortom: de bevrediging van algemene behoeften, op deze grond zal komen te staan. Deze ontwikkeling is een proces dat, voor zover het de technische kant van de taak betreft, snel kan plaatsvinden. Hoe meer de maatschappij in deze richting groeit, hoe meer producten volgens dit principe worden verdeeld, hoe minder de individuele arbeid de maatstaf zal zijn voor individuele consumptie. Hoewel arbeidstijd de maatstaf is voor individuele distributie, zal deze maatstaf in de loop van de ontwikkeling vernietigd worden”[19]
En tegelijkertijd, zoals Mitchell hierboven opmerkt, hebben ze het over de ‘vrije en gelijke producenten’ die juist in de lagere fase over dit of dat beslissen, een tijd waarin echte vrijheid en gelijkheid worden bevochten door het georganiseerde proletariaat, maar nog niet definitief zijn veroverd. De term ‘vrije en gelijke producenten’ kan alleen echt worden toegepast op een maatschappij waarin er geen arbeidersklasse meer is.
Een voorbeeld van deze neiging tot vereenvoudiging is hun behandeling van het landbouwvraagstuk. Volgens dit deel van de Grondbeginselen zou de ‘boerenkwestie’, die zo'n grote last was voor de Russische revolutie, geen grote problemen opleveren voor de revolutie van de toekomst, omdat de ontwikkeling van de kapitalistische industrie de meerderheid van de boeren al heeft geïntegreerd in het proletariaat. Dit is een voorbeeld van een zekere eurocentrische visie (en zelfs in Europa was dit in de jaren 1930 verre van het geval) die geen rekening houdt met de enorme aantallen niet-uitbuitende, maar ook niet-proletarische massa’s die op wereldschaal bestaan en die de proletarische revolutie zal moeten integreren in de werkelijk gesocialiseerde productie.
Spreken over het bestaan van andere klassen dan het proletariaat in de overgangsperiode doet onmiddellijk de vraag rijzen naar een semi-staat die onder andere tot taak zou hebben deze massa's politiek te vertegenwoordigen. Een ander gevolg van het abstracte schema van de Nederlandse kameraden is dus dat ze het probleem van de staat uit de weg gaan. Nogmaals, zoals we hebben opgemerkt, Hennaut ziet dat "de staat in het systeem van de Nederlandse kameraden een plaats inneemt die op zijn zachtst gezegd dubbelzinnig is."[20] Mitchell merkt op dat zolang er klassen bestaan, de arbeidersklasse de gesel van een staat zal moeten verdragen, en dat dit verbonden is met het probleem van centralisme:
"De analyse van de Nederlandse internationalisten verwijdert zich ongetwijfeld van het marxisme omdat ze nooit de fundamentele realiteit naar voren brengen dat het proletariaat gedwongen is de ‘gesel’ van de staat te verdragen totdat de klassen verdwenen zijn, dat wil zeggen, totdat het wereldkapitalisme opgeheven is. Maar het onderstrepen van zo'n historische noodzaak is toegeven dat staatsfuncties nog steeds tijdelijk vermengd zijn met centralisatie, ook al vindt dit plaats na de vernietiging van het kapitalistische onderdrukkingsapparaat en is het niet noodzakelijkerwijs in strijd met de ontwikkeling van het culturele niveau van de werkende massa's en hun vermogen om het heft in handen te nemen. In plaats van de oplossing voor deze ontwikkeling te zoeken in de werkelijke context van de historische en politieke omstandigheden, hebben de Nederlandse internationalisten geprobeerd deze te vinden in een toe-eigeningsformule die zowel utopisch als retrograde is en die niet zo duidelijk het tegenovergestelde is van ‘burgerlijk rechts’ als zij zich voorstellen".[21]
In het licht van de Russische ervaring waren de Nederlandse kameraden zeker terecht op hun hoede dat een centraal organiserend orgaan dictatoriale macht over de arbeiders zou kunnen krijgen. Tegelijkertijd verwerpen de Grondbeginselen de noodzaak van een vorm van centrale coördinatie niet. Ze hebben het over een centraal bureau voor statistiek en een ‘economisch congres van arbeidersraden’, maar deze worden voorgesteld als economische organen die belast zijn met eenvoudige coördinatietaken: ze lijken geen politieke of staatsfuncties te hebben. Maar door eenvoudigweg van tevoren te bepalen dat dergelijke centrale of coördinerende organen geen staatsfuncties op zich zullen nemen of daarmee verbonden zijn, verzwakken ze in feite het vermogen van de arbeiders om zichzelf te verdedigen tegen een reëel gevaar dat gedurende de hele overgangsperiode zal bestaan: het gevaar dat de staat, zelfs een ‘semi-staat’ die rigide wordt geleid door de unitaire organen van de arbeiders, en die zich steeds meer vormt tot een autonome macht ten opzichte van de maatschappij en opnieuw directe vormen van economische uitbuiting oplegt.
De notie van de postrevolutionaire staat komt kort voor in het boek (in feite in het allerlaatste hoofdstuk). Maar in de woorden van de GIC fungeert het " als een puur machtsapparaat van de dictatuur van het proletariaat. Het zal het verzet van de bourgeoisie breken ... maar heeft geen plaats in het beheer van de economie."[22]
Mitchell verwijst niet naar deze passage, maar het zou niet in tegenspraak zijn met zijn twijfels over de neiging van de GIC om de staat en de dictatuur van het proletariaat als identiek te beschouwen, een identificatie die volgens hem de arbeiders ontwapent ten gunste van de staat: "De actieve aanwezigheid van proletarische organismen is de voorwaarde om de proletarische staat in dienst van de arbeiders te houden en om te voorkomen dat hij zich tegen hen keert. Het ontkennen van het tegenstrijdige dualisme van de proletarische staat is het vervalsen van de historische betekenis van de overgangsperiode.
Sommige kameraden zijn daarentegen van mening dat er in deze periode een identificatie moet zijn tussen de arbeidersorganisaties en de staat. (zie: kameraad Hennaut’s ‘Aard en evolutie van de Russische staat’, Bilan blz.1121). De Nederlandse internationalisten gaan zelfs nog verder als ze zeggen dat aangezien ‘de arbeidstijd de maatstaf is voor de verdeling van het maatschappelijk product en het geheel van de verdeling buiten elke ‘politiek’ blijft, de vakbonden geen functie hebben in het communisme en de strijd voor de verbetering van de levensomstandigheden tot een einde zal zijn gekomen’” (blz.115 van hun brochure).
Het centrisme (van de aan Moskou gelieerde partijen) gaat ook uit van de opvatting dat, aangezien de Sovjetstaat een arbeidersstaat is, elke eis die door de arbeiders wordt gesteld een daad van vijandigheid tegenover ‘hun’ staat wordt, waardoor de totale ondergeschiktheid van de vakbonden en de fabriekscomités aan het staatsmechanisme wordt gerechtvaardigd."[23]
De Nederlands-Duitse Linkerzijde was natuurlijk veel sneller met het erkennen dat de vakbonden onder het kapitalisme geen proletarische organen meer waren, laat staan in de overgangsperiode naar het communisme, waar de arbeidersklasse haar eigen unitaire organen (fabriekscomités, arbeidersraden enz.) zou hebben geschapen. Maar Mitchell’s fundamentele punt blijft volkomen geldig. Door de reis te verwarren met de bestemming, door andere niet-proletarische klassen en de hele complexe sociale heterogeniteit van de situatie na de opstand uit de vergelijking te schrappen en vooral door een bijna onmiddellijke de toestand van de opheffing van het proletariaat als uitgebuite klasse voor ogen te hebben, laten de Nederlandse kameraden, ondanks al hun antipathie tegen de staat, de deur open voor het idee dat gedurende de overgangsperiode de noodzaak voor de arbeidersklasse om haar directe belangen te verdedigen overbodig is geworden. Voor de Italiaanse Linkerzijde was de noodzaak om de onafhankelijkheid van vakbonden en/of fabriekscomités te bewaren ten opzichte van de algemene organisatie van de maatschappij - kortom, ten opzichte van de overgangsstaat - een fundamentele les van de Russische revolutie waar de ‘arbeidersstaat’ de arbeiders uiteindelijk onderdrukte.
Dit ontwijken of vereenvoudigen van de staatskwestie, net als het falen van de GIC om de noodzaak van de internationale uitbreiding van de revolutie te begrijpen, maakt deel uit van een bredere onderschatting van de politieke dimensie van de revolutie. De obsessie van de GIC is het zoeken naar een methode om maatschappelijke arbeid te berekenen, te verdelen en te belonen zodat centrale controle tot een minimum kan worden beperkt en de overgangseconomie op een semi-automatische manier kan evolueren naar een integraal communisme. Maar voor Mitchell is het bestaan van zulke wetten geen vervanging voor de groeiende politieke volwassenheid van de werkende massa's, van hun werkelijke vermogen om hun eigen richting aan het sociale leven te geven.
"De Nederlandse kameraden hebben inderdaad een onmiddellijke oplossing voorgesteld: geen economisch of politiek centralisme, dat alleen maar een onderdrukkende vorm kan aannemen, maar de overdracht van het beheer aan ondernemingsorganisaties die de productie coördineren door middel van een ‘algemene economische wet’. Voor hen vindt de afschaffing van uitbuiting (en dus van klassen) niet plaats via een lang historisch proces waarin de deelname van de massa’s aan het maatschappelijk bestuur onophoudelijk toeneemt, maar via de collectivisering van de productiemiddelen, op voorwaarde dat dit gepaard gaat met het recht van de fabrieksraden om over de productiemiddelen en het maatschappelijk product te beschikken. Maar afgezien van het feit dat deze formulering haar eigen tegenstrijdigheid bevat - omdat het erop neerkomt dat de integrale collectivisatie (eigendom van iedereen maar van niemand in het bijzonder) wordt geplaatst tegenover een soort beperkte, ‘collectivisatie’, verspreid onder maatschappelijke groepen (de naamloze vennootschap is ook een gedeeltelijke vorm van collectivisering) - heeft ze eenvoudigweg de neiging om een juridische oplossing (het recht om over de ondernemingen te beschikken) te vervangen door een andere juridische oplossing, de onteigening van de bourgeoisie. Maar zoals we al gezien hebben, is de onteigening van de bourgeoisie slechts de eerste voorwaarde voor de maatschappelijke omvorming (ook al is volledige collectivisatie niet onmiddellijk realiseerbaar), en de klassenstrijd zal doorgaan zoals voor de revolutie, maar op politieke grondslagen die het proletariaat in staat zullen stellen om haar een beslissende richting op te leggen."[24]
Achter deze afwijzing van de politieke dimensie van de klassestrijd zien we een fundamenteel verschil tussen de twee takken van de Communistische Linkerzijde in hun begrip van de overgang naar het communisme. De Nederlandse kameraden erkennen de noodzaak van waakzaamheid tegenover de overblijfselen van " een sterke neiging, geërfd van de kapitalistische productiewijze, om de beschikkingsbevoegdheid bij een centraal autoriteit te leggen."[25] Maar deze verhelderende paragraaf verschijnt midden in een onderzoek naar boekhoudmethoden in de overgangsperiode, en in het boek als geheel is er weinig besef van de immense strijd die nodig zal zijn om de gewoonten van het verleden te overwinnen, evenals hun materiële en maatschappelijke verpersoonlijking in klassen, lagen en individuen die min of meer vijandig staan tegenover het communisme. In de visie van de GIC lijkt er weinig behoefte te zijn aan een politieke strijd, een confrontatie tussen botsende klassenstandpunten, binnen de organen van de arbeidersklasse, op de werkplek of op een breder maatschappelijk vlak. Dit komt ook overeen met hun afwijzing van de noodzaak van communistische politieke organisaties, van de klassenpartij.
We zullen enkele van de meer theoretische problemen van de economische dimensie van de communistische transformatie bekijken in het tweede deel van dit artikel.[26]
CD Ward
[1] Samengevat in: Communism Vol. 3, Part 2 - Communism is not just a nice idea, but a material necessity (Summary of Vol. 1) [650]
[2] Samengevat in Communism Vol. 3, Part 3 - Communism is not a 'nice idea', it is on the agenda of history (summary of Vol. 2) [651].
[3] Zie de artikelen in deze serie in International Review nrs. 127-132
[4] Zie artikel uit deel twee van de serie, Unravelling the Russian enigma: 1926-36 [652] in International Review nr. 105.
[6] Bilan nrs. 19, 20, 21, 22, 23.
[7]Van de studies over de Grondbeginselen kunnen we Paul Mattick's inleiding uit 1970 bij de Duitse heruitgave van het boek noemen. The Dutch and German Communist Left, uit 2001, bevat ook een hoofdstuk over de Grondbeginselen. Dit gedeelte laat de continuïteit zien van onze opvattingen met de kritiek op de tekst die voor het eerst naar voren kwam in Mitchell’s artikelen.
De eerste versie van de “Gondbeginselen van de communistische productie en distributie”, met een inleiding van Mattick, bestaat niet in het Nederlands "Grundprinzipien kommunistischer Produktion und Verteilung".
De versie uit 1935 is wel in het Nederlands Grondbeginselen van de communistische productie en distributie [654].
[8] Bilan nr.19. Les fondements de la production et de la distribution communistes - première partie [655]
[9] Bilan nr. 33 Nature et évolution de la révolution russe (A. Hennaut ) [656] en nr. 34, Nature et évolution de la révolution russe : réponse au camarade Hennaut (Vercesi) [657]
[10] Bilan nr. 34, Démocratie formelle et démocratie socialiste - suite (A. Hennaut) [658]
[11] We moeten hier preciezer zijn: Mitchell, zelf een voormalig lid van de LCI, maakte eigenlijk deel uit van de Belgische fractie die zich afsplitste van de LCI over de kwestie van de oorlog in Spanje. In een van zijn artikelen over de overgangsperiode (Bilan nr. 38) uitte hij kritiek "op de kameraden van Bilan", omdat hij vond dat ze niet genoeg aandacht hadden besteed aan het economische aspect van de overgangsperiode.
[13] Bilan nr. 21, geciteerd in “Communism Vol. 3, Part 4 - The 1930s: debate on the period of transition [659]”, International Review nr. 127
[14] Bilan nr. 37, opnieuw gepubliceerd als Italian Left 1936: Problems of the period of transition [660] in International Review nr. 132
[15] Bilan nr. 35, opnieuw gepubliceerd als Communism Vol. 3, Part 8 - The problems of the period of transition (IV) [661] in International Review nr. 131
[16] Bilan nr. 22, Les internationalistes hollandais sur le programme de la révolution prolétarienne [662]
[17] Bilan nr. 35, Problèmes de la période de transition (partie 4) [663]
[18] Bilan nr. 37, Problèmes de la période de transition (partie 5) [664]
[19] Grundprinzipien, blz. 68: “Die Vergesellschaftung der Verteilung”
[20] Bilan nr. 22, Les fondements de la production et de la distribution communistes - troisième et dernière partie [665]
[21] Bilan nr. 37, Problèmes de la période de transition (partie 5) [664]
[22] Grundprinzipien, Kapitel 19, blz. 139 “Vermeintliche Utopie”
[23] Bilan nr. 37, Problèmes de la période de transition (partie 5) [664]
[24] Bilan nr. 37, Problèmes de la période de transition (partie 5) [664]
[25] Grundprinzipien, Kapital 10, "Die sachliche Kontrolle".
Bijlage | Grootte |
---|---|
2023_n-pamflet_eenmaking-strijdvk-fr_jan2023.pdf [669] | 290.1 KB |
In het Verenigd Koninkrijk klinkt sinds juni de echo van de kreet, die gaat van staking tot staking:
Deze stakingsgolf in het Verenigd Koninkrijk is het symbool van de strijdbaarheid van de arbeiders, die zich overal ter wereld ontwikkelt:
De lijst zou eindeloos kunnen worden omdat er in werkelijkheid overal talloze kleine stakingen plaatsvinden, van elkaar gescheiden, in bedrijven en in de publieke sector. Want overal, in alle landen, in alle sectoren, verslechteren de levens- en arbeidsomstandigheden, overal zijn er prijsstijgingen en miserabele lonen, overal is er werkonzekerheid en flexibiliteit, overal is er een hels werkritme en onvoldoende personeel, overal is er een verschrikkelijke verslechtering van de woonomstandigheden, vooral voor jongeren.
Sinds de Covid-19 pandemie zijn ziekenhuizen het symbool geworden van deze dagelijkse realiteit voor alle werkers: onderbezetting en uitbuiting tot op het punt van uitputting, voor een salaris dat niet genoeg is om de rekeningen te betalen.
De lange stakingsgolf die het Verenigd Koninkrijk sinds juni teistert, een land waar het proletariaat sinds de Thatcher-jaren leek te berusten, drukt een echte breuk uit, een ommekeer van de stemming binnen de arbeidersklasse, niet alleen in het Verenigd Koninkrijk, maar internationaal. Deze gevechten tonen aan dat de uitgebuitenen niet langer met zich laten sollen nu de crisis zich steeds erger wordt.
Met een inflatie van meer dan 11% en de aankondiging van een bezuiniging door de regering Rishi Sunak volgden de stakingen zich op in nagenoeg alle sectoren: bij het vervoer (treinen, bussen, metro, luchthavens), in de gezondheidszorg, onder de arbeiders bij Royal Mail, onder de ambtenaren bij het Ministerie van Milieu, Voedsel en Plattelandszaken, onder de werkers bij Amazon, onder de leraren in Schotland, onder de arbeiders van de olie-industrie op de Noordzee ... De omvang van de mobilisatie van verzorgers is in dit land van een omvang die meer dan honderd jaar niet is vertoond! En de leraren zullen naar verwachting vanaf februari staken.
Ook in Frankrijk heeft de regering besloten een nieuwe ‘hervorming’ door te voeren waarbij de wettelijke pensioenleeftijd wordt verhoogd. Het doel is eenvoudig: geld besparen door de arbeidersklasse als een citroen uit te knijpen, tot op het kerkhof. Concreet betekent dit oud, ziek en uitgeput werken of vertrekken met een verminderd en miserabel pensioen. Bovendien zal ontslag de knoop in dit dilemma vaak doorhakken, al vóór de noodlottige leeftijd.
De aanvallen op onze levensomstandigheden zullen niet stoppen. De wereldwijde economische crisis zal verder verergeren. Om zich in de internationale arena van markt en concurrentie staande te houden, zal elke bourgeoisie in elk land de arbeidersklasse steeds ondraaglijker leef- en werkomstandigheden opleggen, door zich te beroepen op ‘solidariteit met Oekraïne’ of ‘de toekomst van de nationale economie’.
Dit geldt des te meer met de ontwikkeling van de oorlogseconomie. Steeds meer werk en rijkdom gaat naar de oorlogseconomie. In Oekraïne, maar ook in Ethiopië, Jemen, Syrië, Mali, Niger, Congo, enz. betekent dit bommen, kogels en dood! Elders betekent het angst, inflatie en opdrijving van het werkritme. Alle regeringen vragen ‘offers’!
Tegenover dit kapitalistische systeem, dat de mensheid in ellende en oorlog, in concurrentie en verdeeldheid stort, is het aan de arbeidersklasse (arbeiders in alle sectoren, in alle landen, werkloos of werkend, met of zonder diploma, werkend of gepensioneerd...) om een ander perspectief voor te stellen. Door deze ‘offers’ te weigeren, door een eensgezinde, massale en solidaire strijd te ontwikkelen, kan zij laten zien dat een andere wereld mogelijk is.
Ja, al maanden wordt er in alle landen en in alle sectoren gestaakt. Maar gescheiden van elkaar. Ieder heeft zijn eigen staking, in zijn fabriek, in zijn magazijn, in zijn bedrijf, op zijn kantoor. Er bestaat geen echt verband tussen deze gevechten, zelfs als het voor de stakers van het ziekenhuis voldoende zou zijn om de straat over te steken om die werkers op school of in de supermarkt aan de overkant te ontmoeten. Soms grenst deze verdeling aan het belachelijke wanneer in hetzelfde bedrijf de stakingen worden georganiseerd per beroep of per ploeg, of per etage. Je moet je voorstellen dat kantoorpersoneel op een ander tijdstip staakt dan het technisch personeel, of dat de werkers op de eerste verdieping staken zonder enig contact met de werkers op de tweede verdieping. Dit is wat soms echt gebeurt!
De versnippering van de stakingen, de opsluiting van elke staking in zijn hoekje is alleen speelt de bourgeoisie in de kaart, ze verzwakt ons, maakt ons machteloos, put ons uit en leidt ons naar de nederlaag.
Daarom steekt de bourgeoisie zoveel energie in de instandhouding ervan. In alle landen hanteert ze dezelfde strategie: de regeringen verdelen. Ze doen alsof ze deze of gene sector steunen, alleen om de andere beter te kunnen aanvallen. Ze richten zich op één sector, of zelfs één bedrijf, door beloftes te doen die ze nooit zullen nakomen, om tegelijkertijd te verhullen dat er overal elders aanvallen plaatsvinden. Om beter te kunnen verdelen, geven zij een specifieke steun aan één categorie en verminderen zij de rechten van alle anderen. Onderhandelingen per sector en per bedrijf zijn alom de regel.
In Frankrijk gaat de aankondiging van de pensioenhervorming, die de hele werkende klasse zal treffen, gepaard met een oorverdovend ‘debat’ in de media over de oneerlijkheid van de hervorming voor deze of gene categorie van de bevolking. Het moet eerlijker worden gemaakt door beter rekening te houden met de specifieke kwalificaties van stagiaires, bepaalde handarbeiders, vrouwen... Altijd dezelfde valstrik!
Waarom deze verdeling? Zijn het alleen de propaganda en de manoeuvres van de regeringen die ons op deze manier weten te verdelen, die de stakingen en de gevechten van de arbeidersklasse van elkaar scheiden?
Het gevoel dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten groeit. Het idee dat alleen een massale en eensgezinde strijd een krachtsverhouding tot stand kan brengen, ontkiemt in alle hoofden. Waarom dan deze maandenlange verdeling, in alle landen, in alle sectoren?
In het Verenigd Koninkrijk gaan stakingen traditioneel gepaard met piketten voor elke stakingslocatie. Al maanden staan er piketten naast elkaar, soms met slechts een dag verschil, soms op hetzelfde moment, maar een paar honderd meter van elkaar verwijderd, zonder dat er contact tussen hen is. Ieder zijn eigen staking, ieder zijn eigen piket. Zonder deze versnippering te bestrijden, zonder een echte eenheid in de strijd te ontwikkelen, dreigt de strijdwil uitgeput te raken. In de afgelopen weken zijn de impasse en het gevaar van deze situatie duidelijk geworden. De arbeiders die al zes maanden bij toerbeurt hebben gestaakt, zouden kunnen worden bevangen door een gevoel van vermoeidheid en machteloosheid.
In verschillende stakingen hebben de werkers ons echter laten weten dat zij zich betrokken voelen bij iets dat verder reikt dan hun bedrijf, hun kantoor en hun sector. De wil om samen te strijden groeit.
Al maandenlang, in alle landen, in alle sectoren, zijn het de vakbonden die deze versnipperde strijd organiseren, zijn het de vakbonden die hun methoden dicteren, die de arbeiders verdelen, isoleren, onderhandelingen per bedrijfstak, per bedrijf bepleiten, zijn het de vakbonden die van elke eis een specifieke eis maken, zijn het de vakbonden die waarschuwen dat we vooral ‘de eisen niet moeten vermengen om ze niet te laten verwateren’.
Maar de vakbonden hebben ook gemerkt dat de woede groeit, dat ze dreigt de dijken, die ze hebben opgezet tussen bedrijven, ondernemingen, sectoren, te overspoelen. Ze weten dat het idee van ‘samen strijden’ in de klasse aan het rijpen is.
Daarom beginnen de vakbonden in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld te praten over bijeenkomsten die de arbeiders van verschillende sectoren bijeenbrengen, iets wat zij tot nu toe zorgvuldig hebben vermeden. De woorden ‘eenheid’ en ‘solidariteit’ duiken op in hun toespraken. Ze geven het verdelen niet op, maar om dat te kunnen blijven doen, sluiten ze aan de bezorgdheid van de klasse. Zo houden ze de controle over de richting van de strijd.
In Frankrijk hebben de vakbonden bij de aankondiging van de pensioenhervorming hun eenheid en vastberadenheid getoond; zij riepen op tot grote betogingen op straat en tot een krachtmeting met de regering. Ze schreeuwen dat deze hervorming niet zal doorgaan, dat miljoenen mensen het moeten verwerpen.
Tot zover de retoriek en de beloftes. Maar wat is de realiteit? Om een idee te krijgen hoeven we alleen maar te denken aan de strijdbeweging van 2019-2020 in Frankrijk, die ook gericht was tegen de pensioenhervorming van Macron. Tegenover de toename van de strijdwil en de golf van solidariteit tussen de generaties hadden de vakbonden dezelfde truc gebruikt door te pleiten voor de ‘convergentie van de strijd’, een ersatz-eenheidsbeweging, waarbij de arbeiders in demonstratie achter elkaar werden opgedeeld per sector en per bedrijf. We waren niet allemaal samen, maar de ene achter ander. De vaandels van de vakbonden en de ordediensten verdeelden de betogingen in per bedrijf, per onderneming, per vakbond. Vooral geen discussies, geen vergaderingen. ‘Betoog met je gebruikelijke collega's en ga naar huis, tot de volgende keer.’ Geluidsinstallatie stonden zo luid om er zeker van te zijn dat de meest koppige onder de demonstranten elkaar niet konden verstaan. Want wat de bourgeoisie echt doet beven is wanneer de arbeiders hun strijd zelf ter hand nemen, wanneer ze zich organiseren, wanneer ze samenkomen debatteren... om een klasse in strijd te worden!
Om in het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk, net als elders, een krachtsverhouding op te bouwen die ons in staat stelt weerstand te bieden aan de voortdurende aanvallen op onze levens- en arbeidsomstandigheden, die morgen nog meedogenlozer zullen worden, moeten we, waar we kunnen, samenkomen om de strijdmethoden, die de kracht van de arbeidersklasse vormen en haar in staat hebben gesteld om op bepaalde momenten in haar geschiedenis de bourgeoisie en haar systeem aan het wankelen te brengen, te bespreken en naar voren te brengen:
In 1985, onder Thatcher, vochten de Britse mijnwerkers een jaar lang met enorme moed en vastberadenheid; maar geïsoleerd, opgesloten in hun bedrijf, waren ze machteloos; en hun nederlaag was er een van de hele arbeidersklasse. We moeten leren van onze fouten. Het is van vitaal belang dat de zwakke punten, die de arbeidersklasse al tientallen jaren ondermijnen en die onze opeenvolgende nederlagen hebben gekenmerkt, worden overwonnen: het corporatisme en de vakbondsillusie. De zelfstandigheid van de strijd, eenheid en solidariteit zijn de onmisbare mijlpalen in de voorbereiding van de strijd van morgen!
Daarvoor moeten we onszelf weer erkennen als leden van dezelfde klasse, een klasse die verenigd is door solidariteit in de strijd: het proletariaat. De strijd van vandaag is onmisbaar, niet alleen om ons te verdedigen tegen aanvallen, maar ook om deze klasse-identiteit op wereldschaal terug te winnen, om de omverwerping voor te bereiden van dit systeem dat synoniem is met ellende en rampen van allerlei aard.
In het kapitalisme is er geen oplossing: noch voor de vernietiging van de planeet, noch voor oorlogen, noch voor werkloosheid, noch voor werkonzekerheid, noch voor ellende. Alleen de strijd van het wereldproletariaat, gesteund door alle onderdrukten en uitgebuitenen van de wereld, kan de weg openen naar een alternatief, dat van het kommunisme.
De stakingen in het Verenigd Koninkrijk, de demonstraties in Frankrijk, vormen een oproep tot strijd voor de proletariërs van alle landen.
Internationale Kommunistische Stroming, 12 januari 2023
1- Wijzen de gebeurtenissen van de jaren 2020 op een kwalitatieve verandering in de ernst van de situatie, en betekent dit dat de tijd dringt voor de arbeidersklasse om haar beslissende strijd aan te vangen?
2- Is de ernst van de jaren ’20 van deze eeuw het gevolg van het aanslepen van het verval van het kapitalistisch systeem, en zijn de effecten van zijn ontbinding niet sterker geworden, waarbij ze elkaar versterken, nog meer dan in de voorgaande decennia?
3- Is de arbeidersklasse nog altijd in staat om het enige alternatief te bieden voor het kapitalisme? Is de strijdgolf in Groot-Brittannië een indicatie dat de klasse nog altijd in staat is de strijd op haar eigen terrein te voeren?
Als aanzet tot overdenking gaan we kort in op deze drie vragen.
1. Dit is wat het World Economic Forum in zijn “Global Risks Report” stelt tijdens hun jaarlijkse bijeenkomst in Davos op 11.01.2023:“De eerste jaren van dit decennium hebben een bijzonder ontwrichtende periode in de menselijke geschiedenis ingeluid. De terugkeer naar een ‘nieuw normaal’ na de COVID-19-pandemie werd snel verstoord door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, die een nieuwe reeks voedsel- en energiecrises inluidde - en problemen veroorzaakte die men in decennia van vooruitgang had trachten op te lossen.
Aan het begin van 2023 wordt de wereld geconfronteerd met een reeks risico's die zowel geheel nieuw als griezelig vertrouwd aanvoelen. We zien een terugkeer van ‘oudere’ risico's - inflatie, crises in de kosten van levensonderhoud, handelsoorlogen, kapitaalvlucht uit opkomende markten, wijdverbreide sociale onrust, geopolitieke confrontaties en het schrikbeeld van een kernoorlog - waarmee maar weinig bedrijfsleiders en beleidsmakers van deze generatie te maken hebben gehad. Deze worden versterkt door relatief nieuwe ontwikkelingen in het mondiale risicolandschap, waaronder onhoudbare schuldniveaus, een nieuw tijdperk van lage groei, lage mondiale investeringen en de-globalisering, een achteruitgang van de menselijke ontwikkeling na decennia van vooruitgang, snelle en onbeperkte ontwikkeling van technologieën voor tweeërlei gebruik (civiel en militair), en de toenemende druk van de gevolgen en ambities op het vlak van de klimaatverandering in een steeds kleiner wordende periode voor de overgang naar een wereld van 1,5°C. Samen vormen zij een uniek, onzeker en turbulent decennium.”
Het perspectief dat het rapport van deze denktank van de bourgeoisie schetst voor het huidige decennium is akelig correct. Het gaat echter niet in op de fundamentele oorzaken voor deze toenemende turbulenties, noch op de mogelijke alternatieven.
2. Waar is de opeenstapeling en samenloop van zoveel rampen het gevolg van? Voor de IKS is deze situatie, in continuïteit met de analyses van de arbeidersbeweging, de duidelijke uitdrukking van het verval van het kapitalisme en van een specifieke fase ervan, zijn ultieme fase van ontbinding. In 2020, toen de Covid-19-pandemie de planeet deed wankelen, hebben we aangetoond dat de ontbinding van de burgerlijke maatschappij plotseling was versneld. Wat de jaren die tot nu toe volgden volledig hebben bevestigd.
In de machtigste staten was de bourgeoisie er tot voor kort (over het algemeen) in geslaagd de vele catastrofes en crises, die haar systeem teisterden, af te remmen en de besmetting van de ene crisis door de andere zoveel mogelijk te voorkomen. Vandaar dat ze bij de arbeiders de indruk wekten dat het allemaal ‘bijzondere’ crises zijn, die allemaal los staan van elkaar: hier de klimaatcrisis, daar de imperialistische conflicten, daar de bezuinigingen... en niets leek met elkaar verband te houden, vooral niet met de historische crisis van het kapitalistische systeem. Maar sinds drie jaar is de wisselwerking tussen al deze crises aan het licht gekomen en alleen maar versterkt in een helse ‘wervelwind’.
De jaren ’20 van de 21ste eeuw lijken te wijzen op een samenloop van crisissen, terwijl de burgerlijke staten een almaar slinkende manoeuvreerruimte hebben. De oorlog in Oekraïne heeft de belangrijkste uitdrukking van het voortetteren van het kapitalisme, de regionale, ongecontroleerde en oneindige oorlog, naar het hart van het economisch systeem gestuwd, waar zulke oorlogen meestal in de periferie bestonden. De oorlog is bovenal een belangrijke katalysator van alle andere uitdrukkingen van het kapitalisme in verval. Zo houdt de oorlog in Oekraïne een reëel risico in op ongelukken met de kerncentrales door rücksichtloze bombardementen door beide kampen. De toename van de druk van de militaire uitgaven op de accumulatie van het kapitaal kan de economische duik naar beneden allen maar versterken. Ook de vluchtelingenstromen zetten druk op een politiek systeem waarin vreemdelingenhaat bon ton geworden is voor vrijwel elke burgerlijke fractie.
3. Het is een illusie te denken dat de strijd tegen de oorlog in Oekraïne de vonk kan zijn die het proletariaat de ogen zal openen over de inzet van deze periode. Dit soort oorlogen, gecombineerd met ecologische crisissen, pandemieën, desintegratie van staten, leiden in de arbeidersklasse niet tot het inzicht dat zij de enige kracht is die een alternatief biedt voor dit kapitalisme in verval. De focus op de oorlog miskent dat de economische strijd, die de enige manier is waardoor de klasse haarzelf kan beginnen ter herkennen.
De strijdgolf in Groot-Brittannië, die gaande is vanaf de zomer van 2022, toont dat de klasse, ondanks de crisissen, en ondanks alle ideologische campagnes, in staat is om op te komen voor haar belangen. Dit biedt een echt perspectief, omdat alleen de arbeidersklasse in staat is om de strijd op te nemen met dit systeem, en er een andere voor in de plaats stellen.
We zien allerhande oproepen om de strijd aan te gaan met de symptomen van de kapitalistische crisis, gaande van het verzorgen van vluchtelingen, tot de strijd tegen de trage ecologische transitie van de industrie. Dat de bourgeoisie overal wijst op ‘realistische alternatieven’, op ‘iets doen’ in het ‘hier en nu’, door deelstrijd aan te wakkeren, identiteiten naar voren te schuiven, zelfs de meest achterlijke, wijst erop dat de arbeidersklasse zichzelf niet mag herkennen en de strijd op het economische terrein ten koste van alles voorkomen moet worden. De randvoorwaarden, die op dit moment van iedere symptoombestrijding een uitzichtloze strijd maken, kunnen alleen drastisch worden bestreden door de omverwerping van de burgerlijke staat, en vervolgens de omvorming van de economische verhoudingen.
Door de perspectieven voor de strijd in hun tussenkomst duidelijk te maken, spelen de revolutionaire politieke minderheden hierbij een essentiële rol, als hun theoretische verdieping en hun methode van debat daadwerkelijk aansluiten bij de lange traditie van de Kommunistische Linkerzijde.
Als na het lezen van dit artikel uw interesse is gewekt, nodigen wij u uit om op onze eerstkomende openbare bijeenkomst op de hierboven gestelde vragen te reageren.
Bijlage | Grootte |
---|---|
2023_n-pamflet_gaza-oorlog_nov2023.pdf [674] | 311.5 KB |
“Verschrikking”, “bloedbaden”, “terrorisme”, “oorlogsmisdaden", “humanitaire ramp”, “genocide”... de woorden die op de voorpagina's van de internationale pers staan, spreken boekdelen over de omvang van de barbaarsheid in Gaza.
Op 7 oktober doodde Hamas 1.400 Israëli’s door jacht te maken tot in hun huizen op oude mannen, vrouwen en kinderen. Sindsdien neemt de staat Israël wraak en vermoordt op grote schaal. De stortvloed van bommen die dag en nacht op Gaza terecht komt, heeft al meer dan 10.000 Palestijnen het leven gekost, waaronder 4.800 kinderen. Te midden van verwoeste gebouwen zijn de overlevenden verstoken van alles: water, elektriciteit, voedsel en medicijnen. Op dit moment worden tweeënhalf miljoen Gazanen bedreigd door honger en epidemieën, 400.000 van hen zitten gevangen in Gaza-stad en elke dag vallen er honderden doden, verscheurd door raketten, verpletterd door tanks, geëxecuteerd door kogels.
De dood is alom in Gaza, net als in Oekraïne. Laten we de vernietiging van Marioepol door het Russische leger niet vergeten, de exodus van mensen, en de loopgravenoorlog die de mannen begraaft. Tot nu toe zouden er bijna 500.000 doden zijn. Aan iedere kant net zoveel. Een hele generatie Russen en Oekraïners wordt nu geofferd op het altaar van het nationale belang, in naam van de verdediging van het vaderland. En er komt nog meer: eind september werden in Nagorno-Karabach 100.000 mensen gedwongen te vluchten voor het Azerbeidzjaanse leger onder de dreiging van een genocide. In Jemen heeft het conflict waar niemand over praat meer dan 200.000 slachtoffers geëist en 2,3 miljoen kinderen aan ondervoeding blootgesteld. Dezelfde gruwelijke oorlog wordt gevoerd in Ethiopië, Myanmar, Haïti, Syrië, Afghanistan, Mali, Niger, Burkina Faso, Somalië, Congo, Mozambique... En op dit moment broeit er een confrontatie tussen Servië en Kosovo.
Wie is verantwoordelijk voor al deze barbaarsheid? Hoe ver kan oorlog zich verspreiden? En vooral, welke kracht kan zich ertegen verzetten?
Op het moment van schrijven, roepen alle landen Israël op om zijn offensief te “matigen” of “op te schorten”. Rusland eist een staakt-het-vuren, nadat het anderhalf jaar geleden Oekraïne met dezelfde wreedheid had aangevallen en nadat het in 1999 300.000 burgers had afgeslacht in Tsjetsjenië in naam van dezelfde “strijd tegen het terrorisme”. China wil vrede, maar het roeit de Oeigoerse bevolking uit en bedreigt de inwoners van Taiwan met een nog grotere vuurzee. Saoedi-Arabië en zijn Arabische bondgenoten willen een einde aan het Israëlische offensief terwijl ze de bevolking van Jemen decimeren. Turkije is tegen de aanval op Gaza terwijl het er zelf van droomt om de Koerden uit te roeien. Wat de grote democratieën betreft, na het steunen van “het recht van Israël om zichzelf te verdedigen”, roepen ze nu op tot “een humanitaire wapenstilstand” en “respect voor het internationaal recht”, nadat ze sinds 1914 met opmerkelijke regelmaat zelf hun deskundigheid op het gebied van massaslachtingen hebben getoond.
Dit is trouwens het belangrijkste argument van de staat Israël: “de vernietiging van Gaza is legitiem”, net als dit eertijds werd ingeroepen met de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de tapijtbombardementen op Dresden en Hamburg. De Verenigde Staten voerden de oorlogen in Afghanistan en Irak met dezelfde argumenten en dezelfde methoden als Israël vandaag! Alle staten zijn oorlogsmisdadigers! Groot of klein, overheerst of machtig, ogenschijnlijk oorlogszuchtig of gematigd, allemaal nemen ze in werkelijkheid deel aan de imperialistische oorlog op het wereldtoneel en allemaal beschouwen ze de arbeidersklasse als kanonnenvoer.
Het zijn deze hypocriete en bedrieglijke stemmen die ons nu willen overtuigen van hun oprecht streven naar vrede en hun oplossing: de erkenning van Israël en Palestina als twee onafhankelijke en autonome staten. De Palestijnse Autoriteit, Hamas en Fatah zijn een voorbode van hoe zo’n staat eruit zou zien: net als alle andere zou hij de arbeiders uitbuiten; net als alle andere zou hij de massa’s onderdrukken; net als alle andere zou hij oorlog voeren. Er zijn al 195 “onafhankelijke en autonome” staten op de planeet: samen geven ze meer dan 2000 miljard dollar per jaar uit aan “defensie”! En tegen 2024 zullen deze budgetten de pan uitrijzen.
Waarom verklaarde de VN dan zojuist: “We hebben een onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren nodig. Het duurt nu al dertig dagen. Genoeg is genoeg. Het moet nu stoppen”? Uiteraard willen de bondgenoten van Palestina dat het Israëlische offensief stopt. Maar wat Israëls bondgenoten betreft, die “grote democratieën” die beweren het “internationaal recht” te respecteren, zij kunnen het Israëlische leger niet zomaar stilzwijgend haar gang laten gaan. De slachtpartijen van ‘Israëls Defense Forces’ zijn te zichtbaar. Vooral omdat dezelfde bondgenoten ook militaire steun verlenen aan Oekraïne tegen “Russische agressie” en zijn “oorlogsmisdaden”. De barbaarsheid van de twee “agressies” mag niet als elkaars gelijke opvallen.
Maar er is een nog grondiger reden: iedereen probeert de verspreiding van de chaos te beperken, want iedereen kan erdoor worden getroffen, iedereen heeft iets te verliezen als dit conflict zich te veel verspreidt. De Hamas-aanval en de reactie van Israël hebben één ding gemeen: de tactiek van de verschroeide aarde. Het terroristische bloedbad van gisteren en het bommentapijt van vandaag kunnen geenszins leiden tot een echte en blijvende overwinning. Deze oorlog stort het Midden-Oosten in een tijdperk van ontwrichting en confrontaties.
Als Israël doorgaat, Gaza met de grond gelijk te maken en de inwoners onder het puin te begraven, bestaat het risico dat ook de Westelijke Jordaanoever in brand vliegt, dat Hezbollah Libanon bij de oorlog betrekt en dat Iran uiteindelijk zich actief gaat bemoeien. De verspreiding van chaos over de hele regio zou niet alleen een klap zijn voor de Amerikaanse invloed, maar ook voor de wereldwijde ambities van China, wiens kostbare Zijderoute door de regio loopt.
De dreiging van een derde wereldoorlog ligt op ieders lippen. Journalisten debatteren er openlijk over op TV. In werkelijkheid is de huidige situatie veel venijniger. Er zijn geen twee blokken, netjes gerangschikt en gedisciplineerd, die tegenover elkaar staan, zoals in 1914-18 en 1939-45 of tijdens de Koude Oorlog. Terwijl de economische en oorlogszuchtige concurrentie tussen China en de Verenigde Staten steeds wreder en beklemmender wordt, buigen de andere naties niet voor de bevelen van een van deze twee reuzen; ze spelen hun eigen rol, in de wanorde, de onvoorspelbaarheid en de kakofonie. Rusland viel Oekraïne aan tegen advies van China. Israël verplettert Gaza tegen advies van de VS. Deze twee conflicten belichamen het gevaar dat de hele mensheid met de dood bedreigt: de aangroei van oorlogen waarvan het enige doel is om de tegenstander te destabiliseren of te vernietigen; een eindeloze keten van irrationele en nihilistische eisen; het ieder voor zich, synoniem met oncontroleerbare chaos.
Voor een derde wereldoorlog zouden de arbeiders van West-Europa, Noord-Amerika en Oost-Azië bereid moeten zijn om in naam van het vaderland hun leven op te offeren, de wapens op te nemen en elkaar te doden voor de nationale vlag en belangen, wat vandaag absoluut niet het geval is. Maar wat zich nu aan het ontwikkelen is, heeft deze steun, deze mobilisatie van de massa’s, niet nodig. Sinds het begin van de jaren 2000 zijn steeds grotere delen van de planeet ondergedompeld in geweld en chaos: Afghanistan, Irak, Syrië, Libië, Libanon, Oekraïne, Israël en Palestina... Dit koudvuur verspreidt zich beetje bij beetje, land na land, regio na regio. Ziedaar, de enige mogelijke toekomst in het kapitalisme, dit wegrottende systeem van uitbuiting in verval.
Wat te doen? De arbeiders van elk land moeten zich geen illusies maken over een zogenaamd mogelijke vrede, over welke oplossing dan ook van de “internationale gemeenschap”, de VN, of welk rovershol dan ook. Kapitalisme is oorlog. Sinds 1914 is het bijna nooit opgehouden en heeft de oorlog nu eens het ene en dan weer het andere deel van de wereld getroffen. In de historische periode die voor ons ligt zal deze dodelijke dynamiek zich uitbreiden en versterken, met een onmeetbare barbaarsheid.
De arbeiders van alle landen moeten daarom weigeren zich te laten meeslepen, ze moeten weigeren partij te kiezen voor het ene of het andere burgerlijke kamp, in het Oosten, in het Midden-Oosten en overal elders. Ze moeten weigeren zich te laten misleiden door de retoriek die hen vraagt “solidariteit” te tonen met “het Oekraïense volk dat aangevallen wordt”, met “Rusland dat bedreigd wordt”, met “de gemartelde Palestijnse massa’s”, met “de geterroriseerde Israëli's”... In alle oorlogen, aan beide kanten van de grenzen, laten de staten de mensen altijd geloven dat er een strijd is tussen goed en kwaad, tussen barbaarsheid en beschaving. In werkelijkheid zijn al deze oorlogen altijd een confrontatie tussen rivaliserende naties, tussen rivaliserende bourgeoisieën. Het zijn altijd conflicten waarin de uitgebuitenen sterven ten gunste van hun uitbuiters.
De solidariteit van de arbeiders gaat daarom niet naar de ‘Palestijnen’ zoals ze niet gaat naar de ‘Israëli's’, de ‘Oekraïners’ of de ‘Russen’, omdat er onder al deze nationaliteiten uitbuiters en uitgebuitenen zijn. Het gaat naar de arbeiders en werklozen van Israël en Palestina, van Rusland en Oekraïne, net zoals het gaat naar de arbeiders van elk ander land in de wereld. Door te demonstreren “voor vrede”, door ervoor te kiezen om de ene kant tegen de andere te steunen kunnen we geen echte solidariteit tonen met de slachtoffers van oorlog, de burgerbevolking en de soldaten van beide kanten, proletariërs in uniform die veranderd zijn in kanonnenvoer, geïndoctrineerde en fanatieke kinderen. De enige solidariteit bestaat uit het aan de kaak stellen van ALLE kapitalistische staten, van ALLE partijen die ons oproepen om ons achter deze of gene nationale vlag te scharen, achter dit of dat oorlogsdoel, en AL diegenen aan te klagen die ons misleiden met de illusie van vrede en “goede betrekkingen” tussen de volkeren.
Deze solidariteit betekent vooral het ontwikkelen van onze strijd tegen het kapitalistische systeem dat verantwoordelijk is voor alle oorlogen, een strijd tegen de nationale bourgeoisie en haar staat.
De geschiedenis heeft laten zien dat de enige kracht die een einde kan maken aan kapitalistische oorlogen de uitgebuite klasse is, het proletariaat, de directe vijand van de bourgeoisie. Dit was het geval toen de arbeiders van Rusland in oktober 1917 de burgerlijke staat omverwierpen en toen de arbeiders en soldaten van Duitsland in november 1918 in opstand kwamen: deze grote strijdbewegingen van het proletariaat dwongen de regeringen de wapenstilstand te ondertekenen. Dit is wat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog: de kracht van het revolutionaire proletariaat! Echte en definitieve vrede, overal, kan enkel door de arbeidersklasse gewonnen worden door het kapitalisme op wereldschaal omver te werpen.
Deze lange weg ligt voor ons. Vandaag de dag betekent dit het ontwikkelen van de arbeidersstrijd op zijn eigen klasseterrein, tegen de steeds hardere economische aanvallen die op ons worden afgevuurd door een systeem dat in een onoverkomelijke crisis is gestort. Want door de aftakeling van onze levens- en arbeidsomstandigheden te weigeren, door de voortdurende offers te weigeren die gebracht worden in naam van het in evenwicht brengen van de begroting, het concurrentievermogen van de nationale economie of de noodzakelijke oorlogsinspanningen, beginnen we ons op te stellen tegen het wezen van het kapitalisme: de uitbuiting van de mens door de mens.
In deze strijd staan we samen, ontwikkelen we onze solidariteit, debatteren we en worden we ons bewust van onze kracht als we verenigd en georganiseerd zijn. In zijn strijd als een klasse draagt het proletariaat een wereld in zich die precies het tegenovergestelde is van het kapitalisme: aan de ene kant de opdeling in naties die verwikkeld zijn in economische en oorlogszuchtige concurrentie tot het punt van wederzijdse vernietiging; aan de andere kant een potentiële eenheid van alle uitgebuitenen van de wereld. Het proletariaat is begonnen deze lange weg te bewandelen, enkele stappen te zetten: tijdens de “zomer van woede” in het Verenigd Koninkrijk in 2022, tijdens de sociale beweging tegen de pensioenhervorming in Frankrijk begin 2023, tijdens de historische stakingen in de gezondheidszorg en de automobielsector in de Verenigde Staten in de afgelopen weken. Deze internationale dynamiek markeert de historische terugkeer van de strijdbaarheid van arbeiders, van de groeiende weigering om de permanente aftakeling van de levens- en arbeidsomstandigheden te accepteren en van de tendens om als strijdende arbeiders solidariteit te tonen tussen sectoren en tussen generaties. In de toekomst zullen onze stakingsacties het verband moeten leggen tussen de economische crisis en oorlog, tussen de geëiste offers en de ontwikkeling van wapenbegrotingen en -politiek, tussen alle plagen die het achterhaalde wereldwijde kapitalisme in zich draagt, tussen de economische, oorlogs- en klimaatcrises die elkaar voeden en aanwakkeren.
Tegen het nationalisme, tegen de oorlogen waarin onze uitbuiters ons willen meeslepen, zijn de oude leuzen van de arbeidersbeweging uit het Kommunistisch Manifest van 1848 vandaag relevanter dan ooit:
"Arbeiders hebben geen vaderland! Proletariërs van alle landen, verenigt u!”
Voor de ontwikkeling van de klassestrijd van het internationale proletariaat!
IKS, 6 november 2023
Bijlage | Grootte |
---|---|
2023_n-pamflet_verderdan68_mei2023.pdf [677] | 807.59 KB |
“Genoeg is genoeg!” (Verenigd Koninkrijk). “Geen jaar meer, geen euro minder” (Frankrijk). “Verontwaardiging komt van ver” (Spanje). “Voor ons allemaal” (Duitsland). Al deze leuzen, gescandeerd tijdens de stakingen van de afgelopen maanden over de hele wereld, laten zien hoezeer de huidige strijd van de arbeiders de algemene verslechtering van onze levens- en werkomstandigheden afwijst en tot uitdrukking brengt. In Denemarken, Portugal, Nederland, de Verenigde Staten, Canada, Mexico, China... dezelfde stakingen tegen dezelfde steeds ondraaglijker wordende uitbuiting. “De echte ontbering: je niet kunnen verwarmen, eten, jezelf verzorgen, verplaatsen!”
Maar onze strijd is veel meer dan dat. In de betogingen beginnen we spandoeken te zien waarop de oorlog in Oekraïne en de productie van steeds meer wapens en bommen wordt afgewezen, en om in naam van de ontwikkeling van deze oorlogseconomie de broekriem aan te halen: “Geen geld voor de oorlog, geen geld voor wapens, geld voor lonen, geld voor pensioenen” hoorden we tijdens de betogingen in Frankrijk. Ze geven ook uitdrukking aan de weigering om de planeet, in naam van de winst, vernietigd te zien worden.
Onze strijd is de enige die deze zelfvernietigende dynamiek tegenhoudt, het enige bolwerk tegen de dood en verderf die het kapitalisme voor ons in petto heeft. Want als we dit systeem in verval zijn eigen logica laten volgen, zal het steeds grotere delen van de mensheid meeslepen in oorlog en ellende, zal het de planeet vernietigen met broeikasgassen, verwoeste wouden en bommen.
Kapitalisme voert de mensheid naar de catastrofe!De klasse die de wereld regeert, de bourgeoisie, is zich gedeeltelijk bewust van deze realiteit, van de barbaarse toekomst die haar zieltogende systeem ons voorhoudt. Men hoeft slechts de studies en werken van haar eigen deskundigen te lezen om dit in te zien.
Volgens het “Global Risks Report”dat in januari 2023 tijdens het World Economic Forum in Davos werd gepresenteerd, hebben: “De eerste jaren van dit decennium een bijzonder ontwrichtende periode in de menselijke geschiedenis ingeluid. De terugkeer naar een ‘nieuwe norm’ na de COVID-19 pandemie werd snel verstoord door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, wat een nieuwe reeks voedsel- en energiecrises inluidde [...]. Aan het begin van2023, wordt de wereld geconfronteerd met een reeks risico’s [...]: inflatie, crises in de kosten van levensonderhoud, handelsoorlogen [...], geopolitieke confrontatie en het schrikbeeld van nucleaire oorlogsvoering [...], onhoudbare hoge schulden [...], een achteruitgang in menselijke ontwikkeling [...], de toenemende druk van de gevolgen en ambities van klimaatverandering [...]. Samen vormen zij een uniek, onzeker en turbulent decennium.”
In werkelijkheid is het komende decennium helemaal niet zo ‘onzeker’ want volgens hetzelfde rapport zal: “Het komende decennium worden gekenmerkt door ecologische en maatschappelijke crises [...], de ‘crisis van de kosten van levensonderhoud’ [...], het verlies van biodiversiteit en instorting van ecosystemen [...], geo-economische confrontatie [...], grootschalige onvrijwillige migratie [...], wereldwijde economische fragmentatie, geopolitieke spanningen [...]. Economische oorlogsvoering wordt de norm, met toenemende confrontatie tussen wereldmachten [...]. De recente stijging van de militaire uitgaven [...] zou kunnen leiden tot een wereldwijde wapenwedloop [...], met de gerichte inzet van nieuwe technologisch wapens op een potentieel meer vernietigende schaal dan in de afgelopen decennia.”
Tegenover dit overweldigende vooruitzicht staat de bourgeoisie machteloos. Zij en haar systeem zijn niet de oplossing, zij zijn de oorzaak van het probleem. Als zij ons via de media probeert wijs te maken dat zij alles in het werk stelt om de opwarming van de aarde tegen te gaan, dat een ‘groen’ en ‘duurzaam’ kapitalisme mogelijk is, dan kent zij de omvang van haar leugen.
Want, zoals het “Global Risks Report” aangeeft: “De atmosferische niveaus van kooldioxide, methaan en lachgas hebben allemaal hun piek bereikt. Emissietrajecten maken het hoogst onwaarschijnlijk dat de wereldwijde ambities om de opwarming te beperken tot 1,5°C zullen worden gehaald. De recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat er een verschil is tussen wat wetenschappelijk noodzakelijk is en wat politiek opportuun is.”
In werkelijkheid beperkt deze ‘discrepantie’ zich niet tot de klimaatkwestie. Ze is de uitdrukking van de fundamentele tegenstelling van een economisch systeem dat niet gebaseerd is op de bevrediging van menselijke behoeften maar op winst en concurrentie, op de roofbouw van natuurlijke hulpbronnen en de meedogenloze uitbuiting van de klasse die het grootste deel van de maatschappelijke rijkdom produceert: het proletariaat, de loonarbeiders van alle landen.
Is een andere toekomst mogelijk?Het kapitalisme en de bourgeoisie vormen dus een van de twee polen van de maatschappij, de pool die de mensheid leidt naar ellende en oorlog, naar barbarij en vernietiging. De andere pool is het proletariaat en zijn strijd. In de sociale bewegingen die zich sinds een jaar in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Spanje ontwikkelen, zijn het arbeiders, gepensioneerden, werklozen en studenten die zich verenigen. Getuige van het diepgaande karakter van de arbeidersstrijd zijn de actieve solidariteit, de collectieve strijdbaarheid: een strijd voor een radicaal andere wereld, een wereld zonder uitbuiting of maatschappelijke klassen, zonder concurrentie, zonder grenzen of naties. “Arbeiders blijven één blok”, roepen de stakers in het Verenigd Koninkrijk. “Of we vechten samen, of we eindigen dakloos”, bevestigen de demonstranten in Frankrijk. Het spandoek “Voor ons allemaal” waaronder de staking tegen de verarming op 27 maart in Duitsland plaatsvond, laat heel duidelijk het algemene gevoel zien dat in de arbeidersklasse groeit: we zitten allemaal in hetzelfde schuitje en we vechten voor elkaar. De stakingen in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk ïnspireren elkaar. In Frankrijk drukten de arbeiders expliciet hun solidariteit uit met hun klassenbroeders in Engeland: “Wij zijn solidair met de Engelse arbeiders, die al weken staken voor hogere lonen”. Deze reflex van internationale solidariteit is precies het tegenovergestelde van de kapitalistische wereld die verdeeld is in concurrerende naties, tot en met de oorlog. Ze herinnert ons aan de strijdkreet van onze klasse sinds 1848: “Proletariërs hebben geen vaderland! Proletariërs van alle landen, verenigt u!”
1968Overal in de wereld verandert de stemming in de maatschappij. Na tientallen jaren van passiviteit en gelatenheid, begint de arbeidersklasse de weg terug te vinden naar de strijd en haar waardigheid. Dit bleek uit de ‘Zomer van Woede’ en de terugkeer van de stakingen in het Verenigd Koninkrijk, bijna veertig jaar na de nederlaag van de mijnwerkers in 1985, toegebracht door Thatcher.
Maar we bemerken ook allemaal de moeilijkheden en de huidige beperkingen van onze strijd. Geconfronteerd met de stoomwals van de economische crisis, de inflatie en de aanvallen van de regering, die zij ‘hervormingen’ noemt, zijn we nog niet in staat een krachtsverhouding te scheppen in ons voordeel. Vaak geïsoleerd in afzonderlijke stakingen, of gefrustreerd doordat onze betogingen teruggebracht worden tot loutere wandelingen, zonder bijeenkomsten of discussies, zonder algemene vergaderingen of collectieve organisatie, streven we allemaal naar een bredere, sterkere, meer solidaire en eengemaakte beweging. In de betogingen in Frankrijk komt de roep om een nieuw Mei ’68 voortdurend terug. Geconfronteerd met de ‘hervorming’ die de pensioenleeftijd verhoogt naar 64 jaar, is de populairste leuze op de spandoeken: “jij legt ons 64 op, wij weer Mei ’68”.
In 1968 verenigde het proletariaat in Frankrijk zich door de strijd zelf in handen te nemen. Na de grote betogingen van 13 mei, om te protesteren tegen de onderdrukking van de studenten door de politie, verspreidden de stakingen en algemene vergaderingen zich als een lopend vuurtje in de fabrieken en op alle werkplekken om uiteindelijk met 9 miljoen stakers uit te monden in de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Geconfronteerd met deze dynamiek van uitbreiding en eenheid van de arbeidersstrijd haastten de regering en de vakbonden zich, teneinde de beweging te stoppen, een akkoord te sluiten voor een algemene loonsverhoging. Tegelijkertijd met deze heropleving van de arbeidersstrijd, was er een sterke comeback van het idee van revolutie, waar veel arbeiders in de strijd over spraken.
Deze omvangrijke gebeurtenis was een teken van de fundamentele verandering in het maatschappelijk leven: het was het einde van de verschrikkelijke contrarevolutie die vanaf het einde van de jaren 1920 op de arbeidersklasse was neergedaald, nadat de wereldrevolutie, na haar eerste overwinning in oktober 1917, in Rusland was mislukt. Een contrarevolutie die het afschuwelijke gezicht van het Stalinisme en het fascisme had aangenomen, die de deur had geopend naar de Tweede Wereldoorlog met zijn 60 miljoen doden en die daarna nog twee decennia had voortgeduurd. De fundamentele verandering werd in alle delen van de wereld snel bevestigd door een reeks gevechten van een omvang die decennialang niet te zien was geweest:
De Italiaanse hete herfst van 1969, ook wel ‘de sluipende Mei’ genoemd, met massale strijd in de belangrijkste industriële centra waarbij de vakbondsinkadering expliciet in vraag werd gesteld.
De arbeidersopstand van Córdoba in Argentinië in hetzelfde jaar.
De massale stakingen van de arbeiders aan de Baltische kust in Polen in de winter van 1970-71.
Talloze andere stakingen in de daaropvolgende jaren in vrijwel alle Europese landen, met name het Verenigd Koninkrijk.
In 1980 hebben de stakers in Polen, geconfronteerd met de stijgende voedselprijzen, deze internationale golf nog verder gezet door de strijd zelf in handen te nemen, zich te verenigen in grote algemene vergaderingen, zelf te beslissen de te stellen eisen en te ondernemen acties, en vooral door voortdurend te streven naar uitbreiding van de strijd. Geconfronteerd met dit machtsvertoon stond niet alleen de Poolse bourgeoisie, maar de heersende klasse van alle landen te beven.
In twee decennia, van 1968 tot 1989, heeft een hele generatie arbeiders ervaring opgedaan in de strijd. De vele nederlagen, en soms ook overwinningen, stelden deze generatie in staat de vele door de bourgeoisie opgezette valstrikken te trotseren die bedoeld waren om te saboteren, te verdelen en te demoraliseren. Haar strijd moet ons in staat stellen belangrijke lessen te trekken voor onze huidige en toekomstige strijd: alleen de samenkomst in open en massale algemene vergaderingen (AVs), autonoom, echt beslissen over het verloop van de beweging, buiten en zelfs tegen de vakbondscontrole in, kan de basis vormen van een verenigde en zich uitbreidende strijd, gedragen door solidariteit tussen alle sectoren, alle generaties. AVs waarin we ons verenigd voelen en vertrouwen hebben in onze collectieve kracht. AVs waarin we samen steeds meer verenigende eisen kunnen aannemen. AVs waarin we samenkomen en van waaruit we in massale delegaties kunnen uitgaan om onze klassenbroeders te ontmoeten, de arbeiders in de fabriek, het ziekenhuis, de school, het winkelcentrum, het kantoor... degenen die het dichtste bij zijn.
De nieuwe generatie arbeiders, die de fakkel nu overneemt, moet samenkomen, debatteren, om zich de grote lessen van de voorbije strijd opnieuw toe te eigenen. De oudere generatie moet de jongere generatie vertellen over hun strijd, zodat de opgedane ervaring wordt doorgegeven en een wapen wordt in de komende strijd.
Hoe zit het met morgen?Maar we moeten ook verder gaan. De golf van internationale strijd die begon in mei 1968 was een reactie op de vertraging van de groei en het opnieuw opduiken van massale werkloosheid. Vandaag is de situatie veel ernstiger. De catastrofale toestand van het kapitalisme zet het voortbestaan van de mensheid op het spel. Als we er niet in slagen het omver te werpen, zal de barbarij zich geleidelijk verspreiden.
Het elan van Mei ’68 werd verbrijzeld door een dubbele leugen van de bourgeoisie: toen de stalinistische regimes in 1989-91 instortten, beweerden zij dat de ineenstorting van het Stalinisme de dood van het kommunisme betekende en dat er een nieuw tijdperk van vrede en welvaart aanbrak. Drie decennia later weten we uit ervaring dat we in plaats van vrede en welvaart, oorlog en ellende kregen. We moeten begrijpen dat het Stalinisme het tegengestelde was van het kommunisme, dat het een bijzonder wrede vorm van staatskapitalisme was die voortkwam uit de contrarevolutie van de jaren 1920. Door de geschiedenis te vervalsen, door het Stalinisme als kommunisme voor te stellen (zoals de USSR van gisteren en het China, Cuba, Venezuela of Noord-Korea van vandaag!), is de bourgeoisie erin geslaagd de arbeidersklasse te doen geloven dat haar revolutionaire emancipatieproject alleen maar tot de ondergang kan leiden. Tot op het punt dat het woord ‘revolutie’ zelf verdacht en gewantrouwd werd.
Maar in de strijd zullen we geleidelijk onze collectieve kracht, ons zelfvertrouwen, onze solidariteit, onze eenheid en onze zelforganisatie ontwikkelen. In de strijd zullen we geleidelijk beseffen dat wij, de arbeidersklasse, in staat zijn een ander perspectief te bieden dan de dood en verderf van een kapitalistisch systeem in ontbinding: de kommunistische revolutie.
Het perspectief van de proletarische revolutie zal terugkeren in onze hoofden en onze strijd.
De toekomst is aan de klassenstrijd!Internationale Communistische Stroming
22 april 2023
Bijlage | Grootte |
---|---|
2023_n-pamflet_inhanden_mrt2023.pdf [679] | 810.94 KB |
Algemene stakingen en grote demonstraties op 7 maart in Frankrijk, 8 maart in Italië, 11 maart in het Verenigd Koninkrijk. Overal groeit en verspreidt de woede zich.
In het Verenigd Koninkrijk is al negen maanden een historische stakingsgolf aan de gang! Na tientallen jaren van bezuinigingen te hebben ondergaan zonder een spier te vertrekken, accepteert het Britse proletariaat de offers niet langer. “Enough is enough! Genoeg is genoeg!”. In Frankrijk is het de verhoging van de pensioenleeftijd die het vuur in de pan deed slaan. Demonstraties brengen miljoenen mensen op straat . “Geen jaar langer, geen euro minder”. In Spanje worden enorme betogingen gehouden tegen de ineenstorting van de gezondheidszorg en breken stakingen uit in talloze sectoren (schoonmaak, vervoer, IT, enz.). "La indignacion llega de lejos. De verontwaardiging zit diep”, erkennen de kranten. In Duitsland staakt het personeel in de publieke sector en hun collega’s van de post, gewurgd door inflatie, voor loonsverhoging. “Nooit eerder gezien in Duitsland”. In Denemarken zijn stakingen en demonstraties uitgebroken tegen de afschaffing van een feestdag om de verhoging van de militaire begroting te financieren. Ook in Portugal protesteren leraren, spoorwegpersoneel en gezondheidswerkers tegen de lage lonen en de kosten van levensonderhoud. Nederland, de Verenigde Staten, Canada, Mexico, China... dezelfde stakingen tegen dezelfde ondraaglijke en onwaardige levensomstandigheden: “Een helse beproeving: je niet kunnen verwarmen, eten, jezelf verzorgen, verplaatsen!”
Deze gelijktijdige strijd in al deze landen is geen toeval. Het bevestigt een echte mentaliteitsverandering binnen onze klasse. Na meer dan dertig jaar van berusting en moedeloosheid zeggen we doorheen onze strijd: “We pikken het niet langer. We kunnen en moeten vechten”.
Deze terugkeer van de strijdbaarheid van de arbeiders stelt ons in staat om samen, solidair en eensgezind de strijd aan te gaan, ons trots, waardig en verenigd te voelen in de strijd. In onze hoofden ontstaat een heel eenvoudig maar uiterst waardevol idee: we zitten allemaal in hetzelfde schuitje!
Werknemers in witte jassen, met blauwe kiel of stropdassen, werklozen, studenten met jobs zonder perspectief, gepensioneerden, uit alle sectoren, openbaar en privé, we beginnen ons allemaal te herkennen als een sociale kracht, verenigd door dezelfde omstandigheden van uitbuiting. Wij lijden onder dezelfde uitbuiting, dezelfde crisis van het kapitalisme, dezelfde aanvallen op onze levens- en arbeidsomstandigheden. We voeren dezelfde strijd. Wij zijn de arbeidersklasse.
“Workers stand together! Arbeiders staan eensgezind”, roepen de stakers in het Verenigd Koninkrijk. “Of we vechten samen, of we eindigen slapend op straat”, bevestigden de demonstranten in Frankrijk.
Strijdervaring uit het verleden toont aan dat het mogelijk is een regering te doen terugkrabbelen, haar aanvallen af te remmen.
In 1968 verenigde het proletariaat in Frankrijk zich door zijn strijd zelf ter hand te nemen. Na de grote demonstraties van 13 mei om te protesteren tegen de politierepressie tegen de studenten, verspreidden de stakingen en algemene vergaderingen zich als een lopend vuurtje in de fabrieken en op alle werkplekken om uiteindelijk met 9 miljoen stakers uit te monden in de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Geconfronteerd met deze dynamiek van uitbreiding en eenheid van de arbeidersstrijd, haastten de regering en de vakbonden zich een akkoord te sluiten over een algemene loonsverhoging om de beweging een halt toe te roepen.
In 1980 gingen de stakers in Polen, geconfronteerd met de stijging van de voedselprijzen, nog verder in hun strijd door bijeen te komen in grote algemene vergaderingen, en zelf te beslissen over de eisen en acties, en vooral door voortdurend te streven om hun strijd uit te breiden. Tegenover deze kracht stond niet alleen een bevende Poolse bourgeoisie, maar die van alle landen.
In 2006 trok de regering in Frankrijk, na slechts enkele weken van mobilisatie, haar ‘Startbaancontract’ in. Waarom? Wat maakte de bourgeoisie zo bang dat ze zich zo snel terugtrok? De studenten met precaire jobs zonder toekomst organiseerden massale algemene vergaderingen in de universiteiten, open voor arbeiders, werklozen en gepensioneerden, en brachten een éénmakende leuze naar voren: samen strijden tegen banen die voortdurend op de tocht staan en werkloosheid. Deze Algemene Vergaderingen waren de longen van de beweging, waar gedebateerd werd en besluiten werden genomen. Het resultaat: elk weekend brachten de demonstraties steeds meer sectoren samen. Loontrekkenden en gepensioneerden sloten zich aan bij de studenten, onder het motto: “Jong blaadje (‘lardon’) of ouwe knol (‘croûton’), allemaal dezelfde salade”. De Franse bourgeoisie en de regering, geconfronteerd met deze tendens om de beweging te verenigen, hadden geen andere keuze dan hun “Startbaancontract’ in te trekken.
Al deze bewegingen hadden eenzelfde dynamiek van uitbreiding van de strijd dankzij het feit dat de arbeiders zelf het heft in handen namen!
Vandaag, loontrekkers, werklozen, gepensioneerden, studenten met uitzichtloze jobs, ontbreekt het ons nog aan vertrouwen in onszelf, in onze collectieve kracht, om onze strijd zelf in handen hand te nemen. Maar er is geen andere weg. Alle door de vakbonden voorgestelde ‘acties’ leiden tot een nederlaag. Stakingsposten, stakingen, demonstraties, het blokkeren van de economie... het maakt niet uit zolang deze acties onder hun controle blijven. Als de vakbonden de vorm van hun acties veranderen naargelang de omstandigheden, dan is dat uiteindelijk altijd om beter hetzelfde te doen: de sectoren onderling verdelen en van elkaar isoleren, zodat we niet onderling discussiëren en zelf beslissen welke kant de strijd opmoet.
Wat hebben de vakbonden in het Verenigd Koninkrijk negen maanden lang gedaan? Ze hebben de reactie van de arbeiders versnipperd: elke dag een andere sector in staking. Iedereen in zijn eigen hoekje, iedereen op zijn eigen stakingspost. Geen samenkomsten, geen collectieve discussie, geen echte eenheid in de strijd. Dit is geen strategiefout, maar een opzettelijke verdeling.
Hoe is de regering Thatcher er in 1984-85 in geslaagd de rug van de arbeidersklasse in Engeland te breken? Dankzij het vuile werk van de vakbonden, die de mijnwerkers isoleerden van hun klassenbroeders in andere sectoren. Ze sloten hen op in een lange en steriele staking. Meer dan een jaar lang bezetten de mijnwerkers de mijnen onder het motto ‘blokkade van de economie’. Alleen en machteloos gingen de stakers tot het einde van hun kracht en moed. En hun nederlaag was de nederlaag van de hele arbeidersklasse! De arbeiders van het Verenigd Koninkrijk steken nu, dertig jaar later, pas de kop weer op! Deze nederlaag is dus een kostbare les die het wereldproletariaat niet mag vergeten.
Alleen het bijeenkomen in open, massale en zelfstandige Algemene Vergaderingen, die echt beslissen over het verloop van de beweging, kan de basis vormen van een verenigde en zich uitbreidende strijd, gedragen door de solidariteit tussen alle sectoren, en alle generaties. Algemene Vergaderingen waarin we ons verenigd voelen en vertrouwen hebben in onze collectieve kracht. Algemene Vergaderingen waarin we samen eisen kunnen aannemen die de beweging steeds verder eenmaakt. Algemene Vergaderingen waarin we samenkomen en die massale delegaties kunnen vormen om onze klassenbroeders en -zusters tegemoet te gaan, de arbeiders in de dichtstbijzijnde fabriek, ziekenhuis, school of kantoor.
“Kunnen we winnen?” Het antwoord is ja, soms als, en alleen als we onze strijd zelf in handen nemen. We kunnen de aanvallen even afstoppen, we kunnen een regering doen terugkrabbelen.
Maar de waarheid is dat de wereldwijde economische crisis hele delen van het proletariaat in werkonzekerheid zal storten. Om zich staande te houden in de internationale arena van de markt en de concurrentie zal elke bourgeoisie in elk land, of haar regering nu links, rechts of centrum, traditioneel of populistisch is, ons steeds onhoudbaardere leef- en werkomstandigheden opleggen.
De waarheid is dat met de ontwikkeling van de oorlogseconomie in de vier windstreken, de ‘offers’ die de bourgeoisie eist steeds ondraaglijker zullen worden.
De waarheid is dat de imperialistische botsing van de naties, van alle naties, een spiraal van vernietiging en bloedige chaos is die de hele mensheid naar het verderf kan leiden. Elke dag wordt in Oekraïne een stortvloed van mensenlevens, soms 18 of 16-jarigen, neergemaaid door de afschuwelijke Russische en Westerse moordmachines.
De waarheid is dat eenvoudige epidemieën van griep of bronchiolitis de verzwakte gezondheidsinstellingen nu op de knieën krijgen.
De waarheid is dat het kapitalisme de planeet zal blijven verwoesten en het klimaat zal blijven verstoren, en zo vernietigende overstromingen, droogtes en branden zal blijven veroorzaken.
De waarheid is dat miljoenen mensen zullen blijven vluchten voor oorlog, hongersnood, klimaatrampen, of voor alle drie, om vervolgens tegen de prikkeldraadmuren van andere landen aan te lopen of in zee te verdrinken.
Dus rijst de vraag: wat heeft het voor zin om te strijden tegen lage lonen, tegen het gebrek aan personeel, tegen deze of gene hervorming?
Omdat de arbeidersstrijd uiteindelijk de omverwerping van het kapitalisme in zich draagt en van al zijn kwalen, van een andere wereld, zonder klasse of uitbuiting, zonder oorlog of grenzen.
De echte overwinning is de strijd zelf. Het eenvudige feit dat we de strijd aangaan, dat we onze solidariteit ontwikkelen, is al een overwinning. Door samen te strijden, door niet te berusten, bereiden we de strijd van morgen voor en scheppen we beetje bij beetje, ondanks de onvermijdelijke nederlagen, de voorwaarden voor een nieuwe wereld.
Onze solidariteit in de strijd is de antithese van de moordende concurrentie van dit systeem dat verdeeld is in rivaliserende bedrijven en naties.
Onze solidariteit tussen generaties is de antithese van de no future, en van de destructieve spiraal van dit systeem.
Onze strijd symboliseert de weigering ons op te offeren op het altaar van militarisme en oorlog.
De strijd van de arbeidersklasse stelt onmiddellijk de fundamenten van het kapitalisme en de uitbuiting in vraag.
Elke staking draagt de kiemen van de revolutie in zich.
Internationale Kommunistische Stroming (1 maart 2023)
Het huidige imperialistische bloedbad in het Midden-Oosten is slechts de laatste in meer dan een eeuw van bijna permanente oorlog die het wereldkapitalisme sinds 1914 heeft gekenmerkt.
De moord op miljoenen weerloze burgers, de volkerenmoorden, het in puin schieten van steden en zelfs hele landen hebben niets opgeleverd behalve de belofte van meer en ergere gruweldaden in de toekomst.
De rechtvaardigingen of ‘oplossingen’ die door de verschillende, vechtende imperialistische machten, groot of klein, voor het huidige bloedbad worden gegeven, zijn, net als alle voorgaande, een gigantische misleiding om de uitgebuite arbeidersklasse te pacificeren, te verdelen en voor te bereiden op een broedermoord in naam van de ene nationale bourgeoisie tegen de andere.
Vandaag komt een regen van raketten en granaten neer op de mensen die in Israël en Gaza wonen. Aan de ene kant Hamas. Aan de andere kant het Israëlische leger. In het midden arbeiders die worden gebombardeerd, doodgeschoten, geëxecuteerd en gegijzeld. Duizenden zijn al omgekomen.
Overal ter wereld roept de bourgeoisie ons op om partij te kiezen. Voor het Palestijnse verzet tegen de Israëlische onderdrukking. Of voor het Israëlische antwoord op het Palestijnse terrorisme. Elk hekelt de barbaarsheid van de ander om oorlog te rechtvaardigen. De Israëlische staat onderdrukt het Palestijnse volk al tientallen jaren, met blokkades, intimidatie, controleposten en vernederingen. Palestijnse organisaties hebben onschuldige mensen gedood met messteken en bomaanslagen. Elke partij roept op tot het vergieten van het bloed van de ander.
Deze dodelijke logica is de logica van de imperialistische oorlog! Het zijn onze uitbuiters en hun staten die altijd een genadeloze oorlog voeren om hun eigen belangen te verdedigen. En wij, de arbeidersklasse, de uitgebuitenen, betalen altijd de prijs, met ons leven.
Voor ons, proletariërs, valt er geen kant te kiezen, we hebben geen vaderland, geen natie om te verdedigen! Aan beide kanten van de grens zijn we klassenbroeders! Noch Israël, noch Palestina!
Alleen het verenigde internationale proletariaat kan een einde maken aan deze toenemende slachtingen en de imperialistische belangen die erachter schuilgaan. Deze unieke, internationalistische oplossing, voorbereid door een handvol kommunisten van de Linkerzijde van Zimmerwald, werd bekrachtigd in oktober 1917 toen de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse het kapitalistische regime in Rusland omver wierp en haar eigen politieke klassemacht vestigde. Door zijn voorbeeld inspireerde Oktober een bredere, internationale revolutionaire beweging die de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog afdwong.
De enige politieke stroming die de nederlaag van deze revolutionaire golf overleefde en de militante verdediging van het internationalistische beginsel handhaafde, was de Communistische Linkerzijde. In de jaren 1930 hield zij vast aan deze fundamentele lijn van de arbeidersklasse tijdens de Spaanse oorlog, de Chinees-Japanse oorlog, terwijl andere politieke stromingen zoals de stalinisten, trotskisten of anarchisten hun imperialistische kamp kozen dat deze conflicten veroorzaakte. De Communistische Linkerzijde handhaafde haar internationalisme tijdens de Tweede Wereldoorlog terwijl die andere stromingen deelnamen aan het imperialistische bloedbad dat werd voorgesteld als een strijd tussen ‘fascisme en antifascisme’ en/of verdediging van de ‘Sovjet’ Unie.
Vandaag de dag houden de schaarse georganiseerde militante krachten van de Communistische Linkerzijde nog steeds vast aan deze internationalistische onverzettelijkheid, maar hun schaarse middelen worden nog verder verzwakt door de versplintering in verschillende groepen en een wederzijds vijandige, sektarische geest.
Daarom moeten deze uiteenlopende krachten, tegenover een steeds verder afglijden naar imperialistische barbarij, een gemeenschappelijke verklaring openbaar maken tegen alle imperialistische machten, tegen de oproepen tot nationale verdediging achter de uitbuiters, tegen de hypocriete pleidooien voor ‘vrede’, en voor de proletarische klassenstrijd die leidt tot de communistische revolutie.
ARBEIDERS VAN ALLE LANDEN, VERENIGT U!
Internationale Kommunistische Stroming
Internationalist Voice
17.10.2023
---------------------------------------------------
Waarom deze oproep?
Slechts 20 maanden geleden, na de Russische invasie in Oekraïne, werd door de IKS een soortgelijke gemeenschappelijke verklaring voorgesteld aan de linkscommunistische groepen. De groepen die het voorstel wel ondertekenden hebben, afgezien van het IKS - Istituto Onorato Damen, Internationalist Voice, International Communist Perspective (Zuid-Korea) - daarna twee Discussiebulletins van de groepen van de Communistische Linkerzijde opgesteld waarin ze hun respectievelijke standpunten en meningsverschillen bediscussieerden en gezamenlijke openbare bijeenkomsten gehouden.
Andere groepen van de Communistische Linkerzijde weigerden de oproep echter te ondertekenen (of reageerden helemaal niet) ook al waren ze het eens met het internationalistische beginsel ervan. Gezien de nog grotere urgentie van het gezamenlijk verdedigen van dit beginsel vandaag vragen we deze groepen - hieronder opgesomd - om deze oproep te heroverwegen en te ondertekenen.
Eén argument tegen het ondertekenen van de gemeenschappelijke verklaring over Oekraïne was dat andere meningsverschillen tussen de groepen te groot waren om dit toe te laten. Het bestaan van deze belangrijke meningsverschillen valt niet te ontkennen, of het nu gaat om kwesties van analyse, theoretische kwesties, opvatting over de politieke partij, of zelfs over de voorwaarden van lidmaatschap voor militanten. Maar het meest dringende en fundamentele principe van het proletarisch internationalisme, de klassengrens die algemene revolutionaire organisaties onderscheidt, is veel belangrijker. En een gemeenschappelijke verklaring over deze kwestie betekent niet dat de andere verschillen vergeten worden. Integendeel, de Discussiebulletins laten zien dat een forum voor debat daarover mogelijk en noodzakelijk is.
Een ander argument was dat een meer praktische invloed van het internationalistische perspectief in de arbeidersklasse nodig was, breder dan een oproep beperkt tot de Communistische Linkerzijde. Natuurlijk willen alle internationalistische militante communistische organisaties meer invloed in de arbeidersklasse. Maar als internationalistische organisaties van de Communistische Linkerzijde niet eens in staat zijn om op cruciale momenten van imperialistische conflicten praktisch gezamenlijk op te treden op basis van hun fundamentele beginsel, hoe kunnen ze dan verwachten serieus genomen te worden door bredere delen van het proletariaat?[1]
Het huidige Israël-Palestina conflict, gevaarlijker en instabieler dan alle voorgaande, minder dan twee jaar na het opnieuw uitbreken van de imperialistische oorlog in Oekraïne, en naast vele andere imperialistische conflicten die onlangs opnieuw zijn opgelaaid (Servië/Kosovo, Azerbeidzjan/Armenië, en de toenemende spanningen tussen de VS en China over Taiwan) betekent dat een gemeenschappelijke internationalistische verklaring nog dringender is dan voorheen.
Daarom vragen we de volgende groepen rechtstreeks en publiekelijk om hun bereidheid te tonen om de hierboven afgedrukte verklaring tegen de imperialistische oorlog mede te ondertekenen, die dan zo nodig kan worden aangepast of geherformuleerd volgens het gemeenschappelijke internationalistische doel:
Aan:
Internationalistische Communistische Tendens
PCI (Programma Comunista)
PCI (Il Partito Comunista)
PCI (Le Prolétaire, Il Comunista)
Istituto Onorato Damen)
Andere groepen buiten de Communistische Linkerzijde die het eens zijn met de internationalistische standpunten, die in deze oproep worden verdedigd, kunnen hun steun aan deze oproep bekendmaken en deze verspreiden.
[1] Voor een diepgaand debat over deze argumenten, zie La Gauche communiste sur la guerre en Ukraine [681].
We publiceren hier onze reactie op een bericht van het Anti-Militaristisch Initiatief[1], een netwerk voornamelijk gevestigd in Oost-Europa, dat deel uitmaakt van een bredere vraagstelling over de drang tot oorlog van het kapitalisme in de nasleep van de oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten. Een hele reeks groepen, waarvan de meeste zich identificeren met de anarchistische traditie, hebben verklaringen uitgegeven en opgeroepen tot conferenties om te discussiëren over ‘wat er gedaan moet worden’ met betrekking tot de steeds catastrofalere perspectieven die deze oorlogen openen.
We zijn blij dat de AMI-blog een aantal artikelen van het IKS over oorlog en internationalisme heeft gepubliceerd, waaronder een interview met Marc Chirik over revolutionairen die geconfronteerd werden met de Tweede Wereldoorlog, en een artikel dat de diepgaande verschillen laat zien die de oorlog in Oekraïne aan het licht heeft gebracht binnen de anarchistische ‘familie’, tussen degenen die een duidelijk internationalistisch standpunt willen innemen en degenen die openlijk pleiten voor de verdediging van de Oekraïense staat[2]. In ons antwoord moedigen we de AMI aan om verder uit te weiden over de discussies die gaande zijn binnen hun gelederen, en tegelijkertijd pleiten we voor de noodzaak om een globale analyse te ontwikkelen die deze oorlogen in een historische en globale context plaatst. Alleen zo kunnen we de perspectieven begrijpen die het kapitalistische systeem biedt en vooral de werkelijke mogelijkheden voor de klassenstrijd en de interventie van revolutionairen die geconfronteerd worden met een imperialistische oorlog. Zonder een dergelijke analyse vervalt men gemakkelijk in een steriel activisme dat alleen maar kan eindigen in ontmoediging vanwege het onvermijdelijke falen om onmiddellijke resultaten te bereiken.
Beste kameraden,
Sorry voor de lange vertraging in de reactie.
In jullie laatste brief zeiden jullie dat jullie aan het discussiëren waren over:
We willen jullie graag een paar belangrijke punten sturen als bijdrage aan jullie debatten.
We hebben verschillende artikelen gepubliceerd waarin we de situatie analyseren - voor het geval jullie ze nog niet hebben gezien, plaatsen we de hyperlinks aan het einde van ons antwoord.
Uit deze artikelen kunnen we een paar punten belichten.
De laatste oorlog in het Midden-Oosten, die gelijktijdig plaatsvindt met de oorlog in Oekraïne (die binnenkort zijn derde jaar ingaat) en de toenemende spanningen in de Kaukasus en op de Balkan en elders, kan niet los worden gezien van de wereldwijde confrontatie tussen de VS en China.
Maar terwijl de VS te maken hebben gehad met verschillende fiasco's in het Midden-Oosten (Irak-Syrië-Afghanistan) en hebben besloten om hun krachten te concentreren op het voorkomen dat China de leidende macht van de wereld wordt (wat zou betekenen dat de VS omver wordt geworpen) komt de laatste escalatie in het Midden-Oosten een beetje als een ‘ongewenste’ oorlog voor de VS.
In het bijzonder is de positie van de VS in het Midden-Oosten verzwakt door de manier waarop Israël te werk is gegaan (het opleggen van de grootste exodus ooit aan de bevolking van Gaza en beestachtige vergelding door middel van een tactiek van de verschroeide aarde).
Ook heeft de VS Rusland in de oorlog in Oekraïne gelokt. Rusland probeert zijn verloren posities uit de tijd van het bestaan van de twee blokken te heroveren. Het kan dit alleen doen met militaire middelen - zoals het al heeft laten zien door middel van zijn felle steun aan het Syrische regime. Deze oorlog tussen Oekraïne en Rusland levert nu steeds meer problemen op - omdat het een stagnerende oorlog is geworden en steun aan Oekraïne steeds impopulairder wordt in de VS.
De opkomst van China is niet alleen te danken aan zijn enorme economische groei. Deze is altijd gepaard gegaan met een langetermijnstrategie van modernisering en uitbreiding van het leger; en de projecten van de Zijderoute onthullen de reikwijdte van de ambities, net als natuurlijk de bewering dat het Taiwan in China wil integreren en de politiek van een grotere aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee - waar de westerse landen zich allemaal tegen verzetten. De EU, de VS en India hebben het ene na het andere project goedgekeurd om de Zijderoute tegen te gaan.
We zien een wereldwijde verscherping van de spanningen, die steeds meer landen overspoelt, en de laatste oorlog in het Midden-Oosten laat ook zien dat de VS steeds meer controle verliest over hun politieagent (Israël) in de regio. Met het ontketenen van de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog en de vele proxy-oorlogen daarna, is militarisme de manier van overleven van het systeem geworden en een echte kanker dat aan hem vreet.
Deze dynamiek alleen al laat zien dat we deze kanker van militarisme niet kunnen uitroeien als we het systeem niet overwinnen.
De bijeenkomst van de leidende politici en ‘deskundigen’ in Dubai op de COP 28 conferentie liet zien dat de heersende klasse niet in staat en grotendeels niet bereid is om de noodzakelijke maatregelen te nemen om de planeet te beschermen. Het lot van onze planeet in handen van de kapitalistische klasse laten, betekent dat de mensheid haar doodvonnis tekent - nog een dringende reden om het kapitalistische systeem te overwinnen.
We gaan niet in op de gevolgen van de economische crisis, de hongersnood, de massale uittocht van vluchtelingen die we op alle continenten zien, allemaal uitingen van dezelfde impasse waar het systeem de mensheid in heeft gedreven.
Kortom: we kunnen niet begrijpen wat er gebeurt als we slechts naar één aspect kijken, maar we moeten de totaliteit en de onderlinge samenhang tussen de verschillende destructieve componenten zien.
Hoe zien jullie dit verband en deze wereldwijde evolutie? Kunnen we gebeurtenissen in één land begrijpen door ze te isoleren van de rest, of moeten we ze situeren in een globaal kader?
Wat is jullie analyse? Welke discussies voeren jullie hierover met elkaar?
We hebben ook gemerkt dat, terwijl verschillende groepen erin slaagden een duidelijk standpunt in te nemen over de oorlog tussen Oekraïne en Rusland en steun aan beide partijen afwezen, een kristalheldere internationalistische positie tegen de oorlog in het Midden-Oosten voor sommige groepen vermeden werd of veel moeilijker in te nemen was. Een van de redenen is dat veel groepen nog steeds vasthouden aan het idee dat er iets progressiefs zou kunnen zitten achter de vorming van een Palestijnse staat. Wij verdedigen het standpunt van de Kommunistische Linkerzijde, die in continuïteit met de verdediging van het internationalisme ten tijde van de Eerste Wereldoorlog ook het internationalisme ten tijde van de Tweede Wereldoorlog verdedigde, en tegen de zogenaamde nationale bevrijdingsstrijd. De steun voor de vorming van elke nieuwe staat in wat de Derde Internationale het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’ noemde, is een totaal reactionair idee, dat alleen maar meer oorlogen in de hand werkt; we moeten ons inzetten voor de afschaffing van alle staten. Het overleven van de planeet - van de mensheid - kan niet verzekerd worden door meer staten, maar vereist juist de afschaffing van alle staten en het overwinnen van alle vormen van nationalisme.
Dit was de traditie van de Gauche Communiste de France en Marc Chirik, met wie je onlangs een interview hebt gepubliceerd.
We zouden willen dat we iets konden doen dat een onmiddellijk effect had op de oorlog. Onze verontwaardiging en woede bij het zien van de barbaarse daden in Oekraïne of in het Midden-Oosten doen ons begrijpelijkerwijs verlangen om de oorlogsmachine onmiddellijk te kunnen stoppen!
Maar we moeten inzien dat verontwaardiging niet genoeg is en dat het niet realistisch is om van de arbeidersklasse te verwachten dat ze op korte termijn doortastende, effectieve acties tegen de oorlog zullen ondernemen. Om een einde te kunnen maken aan deze en alle andere oorlogen, moeten we niets minder doen dan het systeem omverwerpen!
Om de werkelijke omvang van de uitdaging en de noodzakelijke oplossing te begrijpen, moeten we teruggaan naar de geschiedenis.
Het is waar dat de opstanden en revoluties van de arbeidersklasse in 1905 of tijdens de Eerste Wereldoorlog voortkwamen uit een reactie tegen de oorlog. Maar de omstandigheden van die oorlog en die van nu zijn heel verschillend. In 1914-18 was er de mobilisatie van miljoenen soldaten in de centrale landen van het kapitaal; dat is nu niet het geval. Het soort wapens dat in 1914-18 werd gebruikt waren kanonnen, in toenemende mate tanks, en ook enkele luchtaanvallen en chemische wapens (gas). Maar in de loopgraven was het nog steeds een gevecht van ‘man tegen man’. De oorlog stagneerde, raakte verschanst in de loopgraven en er was nog steeds de mogelijkheid van direct contact (geschreeuw tussen de loopgraven). Er kon na verloop van tijd dus verbroedering ontstaan in de loopgraven.
Dit is vandaag de dag allemaal niet meer het geval. De wapens (kogels, raketten, drones, bommen, vliegtuigen etc.) kunnen lange afstanden afleggen, zodat de soldaten de vijand niet eens zien.
In de Eerste Wereldoorlog was er uiteindelijk een massale mobilisatie van de soldaten - niet alleen desertie. Vanaf 1915 kwamen er stap voor stap meer protesten op straat en in de fabrieken, want de oorlog betekende intensivering van de arbeid, militarisering, gedwongen ‘sociale vrede’ in de fabrieken en vooral honger. Liebknecht verzamelde 60.000 arbeiders op de Potsdammerplatz en er ontstonden steeds meer demonstraties en wilde stakingen - waarbij de grote aantallen vrouwen, die in de fabrieken werden tewerk gesteld, ook een belangrijke rol speelden. Het hele militaire front en het thuisfront vielen uit elkaar. In Rusland begonnen de arbeiders tegen de officieren te vechten en zich te verbroederen; en er was ook een reactie tegen de oorlog van de vele boeren die onder dwang waren gerekruteerd. De menselijke/sociale factor speelde een sleutelrol in de oorlogsmachine. Toch gingen er van augustus 1914 tot februari 1917 en daarna tot oktober 1917 drie jaar van slachtingen voorbij en zelfs de revolutie in Rusland kon de oorlog aan de andere fronten nog niet stoppen. Pas in november 1918, met het uitbreken van de revolutie in Duitsland, nam de wereldoorlog een beslissende wending. De soldaten en mariniers van Kiel hadden het bevel gekregen om de ‘laatste slag’ tegen Groot-Brittannië te leveren, maar de matrozen realiseerden zich dat dit hun dood zou betekenen. Ze moesten dus direct voor hun leven vechten, voor hun overleving. De combinatie van een beginnende verbroedering aan het militaire front en de uitbarsting van strijd aan het thuisfront dwong de bourgeoisie in Duitsland om te reageren.
Deze omstandigheden bestaan vandaag de dag niet. Er worden steeds meer soldaten gerekruteerd in Oekraïne en Rusland en er is nog geen noemenswaardige klassenreactie tegen de oorlog geweest - ook al is er een massale uittocht geweest van mannen uit Oekraïne en nog veel meer uit Rusland om aan de gedwongen rekrutering te ontsnappen. Een massaal openlijk verzet tegen de oorlog in Rusland moet nog komen. Op dit moment lijkt er nog geen sprake te zijn van een groot voedseltekort of een ineenstorting van de economie. Het is een specificiteit van de Russische situatie dat de Russische economie zo sterk afhankelijk is van de olie- en gasexport, dus de sancties van het Westen/de VS hebben Rusland gedwongen om meer aan andere landen te verkopen - wat Rusland in staat heeft gesteld om tijd te winnen en het Poetin-regime heeft geholpen om een massale economische aanval op de arbeidersklasse te voorkomen. Maar deze tijdwinst zal waarschijnlijk niet eeuwig duren en de reactie van de arbeidersklasse in Rusland, die een sleutelfactor zou zijn in het verzet tegen de oorlog, blijft een onbekende, onvoorspelbare factor. De arbeidersklasse in Oekraïne wordt nog meer geconfronteerd met een alomtegenwoordig nationalisme. Elk verzet tegen de oorlog zal waarschijnlijk worden neergeslagen door het de regering Zelenski.
Daarom moeten we kijken naar de arbeidersklasse in het Westen. Omdat de arbeidersklasse in het Westen niet rechtstreeks voor de oorlog gemobiliseerd kan worden - de meeste arbeiders zouden weigeren om hun leven voor de oorlog op te offeren - en omdat de NAVO-landen zorgvuldig vermeden hebben om ‘troepen’ te leveren omdat ze weten dat de arbeidersklasse en misschien ook andere delen van de bevolking in het Westen dit niet zouden steunen. Het Westen heeft dus vooral het hele wapenarsenaal geleverd dat nodig is om de oorlog te verlengen.
Paradoxaal genoeg zijn de reacties in de VS in de Republikeinse partij zeer veelzeggend. Er is een groeiend verzet tegen het verder financieren van de oorlog in Oekraïne, omdat dit volgens hen ten koste zou gaan van de Amerikaanse economie. Ze hebben ook het gevoel dat de arbeidersklasse niet bereid is haar leven op te offeren en honger te lijden voor de oorlog in Oekraïne.
Er moet nog een andere factor in aanmerking worden genomen. In Rusland slaagde de arbeidersklasse er in Oktober 1917 in om een relatief zwakke en op dat moment nog geïsoleerde bourgeoisie omver te werpen. Het tegenoffensief van de Witte legers met de burgeroorlog begon pas een jaar later.
Maar de Duitse bourgeoisie was een veel ervarener en machtiger bourgeoisie en zij waren in staat om de oorlog ‘van de ene op de andere dag’ te beëindigen in november 1918, toen de matrozen van Kiel in beweging kwamen en er soldaten- en arbeidersraden werden opgericht, waarbij de weg van de Russische Revolutie werd gevolgd.
Het Duitse proletariaat stond dus tegenover een veel sluwere, intelligentere bourgeoisie, die de steun kreeg van de andere bourgeoisie zodra het proletariaat in Duitsland de kop opstak.
Vandaag de dag heeft de arbeidersklasse te maken met een steeds rotter wordende, ontbindende kapitalistische klasse, maar ondanks hun rotheid zijn ze vastberadener dan ooit om hun krachten te bundelen als hun dodelijke vijand, de arbeidersklasse, de kop opsteekt. En ze kunnen ook rekenen op de vakbonden, de linkse partijen enz. om de strijd van de arbeiders te saboteren. Een onmiddellijke dynamiek in de richting van een radicalisering van de strijd tegen de oorlog is dus nog niet te verwachten.
Waar ligt de sleutel?
De sleutel ligt nog steeds in de handen van de arbeidersklasse.
Wij denken dat de arbeiders in Groot-Brittannië, Frankrijk en meer recentelijk in de VS het bewijs hebben geleverd. Gedreven door inflatie of andere sterke aanvallen zijn de arbeiders in veel landen begonnen zich op te richten en zijn een decennialange periode van passiviteit en desoriëntatie tegenover de gebeurtenissen te doorbreken die zich ontwikkelden. Daarom spreken we van een ‘breuk’ in de klassenstrijd[3].
En wij denken dat dit vermogen van de arbeidersklasse om haar economische belangen te verdedigen de VOORWAARDE is voor de ontwikkeling van haar kracht, haar zelfvertrouwen, waardoor de klasse zichzelf kan herkennen en duidelijk kan begrijpen dat er twee grote klassen tegenover elkaar staan.
In die zin is de strijd ter verdediging van de economische omstandigheden absoluut noodzakelijk. Het is in deze economische strijd, waar de arbeiders moeten leren om de strijd in eigen handen te nemen (wat ze lange tijd niet hebben gedaan), waar ze opnieuw moeten leren om hun echte vijanden te identificeren (zijn dit de migranten, de vluchtelingen - zoals alle populisten en de rechtervleugel beweren - of degenen die hen uitbuiten?) en hun klassenbroeders en -zusters te herkennen die een klassensolidariteit kunnen ontwikkelen door zich te verenigen en zelf de strijd op te nemen.
En in de economische verdedigingsstrijd moeten de arbeiders opnieuw leren ontdekken dat de problemen veel dieper geworteld zijn in het systeem en niet de schuld van een of andere verrotte en hebzuchtige bankier (zoals de Occupy-beweging van 2011 ons probeerde te doen geloven), en ook dat alle andere bedreigingen voor het voortbestaan van de mensheid in wezen geworteld zijn in het systeem. Dit proces van politisering heeft dus het eigenlijke vuur van de klassenstrijd nodig, maar de discussies die in verschillende delen van de klasse worden gevoerd, kunnen worden aangedreven en gekatalyseerd door deze open strijd.
Rosa Luxemburg drong in november/december 1918 aan op de onmisbaarheid van veel meer druk vanuit de fabrieken en de economische strijd, zodra de ‘soldatenrevolutie’ de wind uit de zeilen was genomen door het besluit van de bourgeoisie om de oorlog te beëindigen.
Dit is de dynamiek van de klassenstrijd sinds 1905, toen duidelijk werd dat politieke en economische strijd moesten samensmelten in één grote stroom: de massale staking.
En door samen te komen als een klasse door te vechten voor haar economische belangen, kan de arbeidersklasse ook de destructieve invloed blokkeren van allerlei splijtzwammen zoals ‘identiteits’ kwesties (rond ras, seksualiteit, enz.). Omdat ze door haar economische strijd gedwongen wordt de solidariteit van alle andere arbeiders te zoeken om zich tegen de staat te verzetten en sterker te zijn dan de kapitalistische klasse door de uitbreiding en eenwording van de strijd, kan de arbeidersklasse de rol van magneet in de maatschappij spelen en een perspectief bieden aan allen die door het kapitaal onderdrukt worden - niet door zichzelf ‘op te lossen’ in een anonieme massa individuen, maar door als een verenigde kracht op te treden tegen de heersende klasse.
Als we erop aandringen dat de klasse haar economische strijd moet ontwikkelen, dan is dat niet omdat we weglopen voor onze verantwoordelijkheid ten opzichte van de oorlog. Maar het is de enige manier om een effectief antwoord te ontwikkelen. Geloven dat een onmiddellijke oplossing gevonden kan worden door een soort minderheids-‘actie’ is een doodlopende weg en zal uiteindelijk degenen die eraan deelnemen demoraliseren.
Het is onmisbaar om te begrijpen, zoals Pannekoek benadrukte in zijn beroemde boek Wereldrevolutie en communistische taktiek uit 1920, dat de proletarische revolutie de eerste revolutie in de geschiedenis is die volledig afhankelijk is van de collectieve, bewuste en massale actie van de arbeidersklasse. Ze kan op geen andere kracht rekenen dan haar eigen kracht - haar bewustzijn en haar solidariteit, haar vermogen tot eenwording.
Illusies wekken over een gemakkelijke en snelle uitweg is misleidend en demoraliserend. Daarom hebben we het plan van de Internationalistische Communistische Tendens om comités tegen de oorlog op te richten verworpen. Naar onze mening verwarren deze comités de in wezen politieke rol die revolutionaire organisaties moeten spelen tegenover imperialistische oorlogen. We hebben hierover verschillende artikelen geschreven[4].
Kort na het begin van de oorlog in Oekraïne namen we ook een standpunt in over deze kwestie in een artikel over militarisme en ontbinding, waaruit we hier citeren:
"8) In het verleden hebben wij kritiek geuit op de leuze van het ‘revolutionair defaitisme’. Deze leuze werd naar voren gebracht tijdens de Eerste Wereldoorlog, met name door Lenin, en was gebaseerd op een fundamenteel internationalistisch streven: het aan de kaak stellen van de leugens die werden verspreid door de sociaal-chauvinisten die beweerden dat hun land eerst een zege moest behalen voordat de proletariërs van dat land konden deelnemen aan de strijd voor het socialisme. Tegenover deze leugens wezen de internationalisten erop dat het niet de overwinning van een land is die de strijd van de proletariërs van dat land tegen hun bourgeoisie bevordert, maar integendeel de nederlaag ervan (zoals bleek uit de voorbeelden van de Commune van Parijs na de nederlaag toegebracht door Pruisen en van de Revolutie van 1905 na het debacle van Rusland tegen Japan). Vervolgens werd deze leuze van ‘revolutionair defaitisme’ uitgelegd als een wens van het proletariaat van elk land om zijn eigen bourgeoisie verslagen te zien worden waardoor de strijd voor de omverwerping van die bourgeoisie begunstigd werd, hetgeen duidelijk de rug toekeert naar een waarlijk internationalisme.
In feite heeft Lenin (die in 1905 de nederlaag van Rusland tegen Japan had toegejuicht) vooral de leuze ‘de imperialistische oorlog omzetten in een burgeroorlog’ naar voren gebracht, die een concretisering betekende van het amendement dat hij, samen met Rosa Luxemburg en Martov, had ingediend en was aangenomen op het Congres van de Socialistische Internationale in Stuttgart in 1907: ‘Mocht er echter oorlog uitbreken, dan is het onze plicht op te komen voor een spoedige beëindiging daarvan en met alle kracht te proberen de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen’.
De revolutie in Rusland in 1917 was een briljante illustratie van het ordewoord ‘de imperialistische oorlog om te vormen tot een burgeroorlog’: de proletariërs keerden zich tegen hun uitbuiters met de wapens die dezen hen hadden toevertrouwd met het oog hun klassenbroeders uit andere landen af te slachten. Zoals wij hierboven hebben gezien, is het weliswaar niet uitgesloten dat soldaten hun wapens tegen hun officieren kunnen richten (tijdens de oorlog in Vietnam is het voorgekomen dat Amerikaanse soldaten ‘per ongeluk’ hun superieuren doodden), maar dergelijke feiten zouden slechts van zeer beperkte omvang kunnen zijn en geenszins de basis kunnen vormen van een revolutionair offensief. Daarom moeten wij in onze propaganda niet alleen de leuze van het ‘revolutionair defaitisme' niet naar voren brengen, maar ook niet die van de ‘omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog’.
Meer in het algemeen is het de taak van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde om de balans op te maken van het standpunt van de revolutionairen ten opzichte van de oorlog in het verleden door te benadrukken wat nog geldig is (de verdediging van de internationalistische beginselen) en wat niet meer geldig is (de ‘tactische’ leuzen). In die zin kan de leuze van de ‘omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog’ van nu af aan geen realistisch perspectief zijn, maar anderzijds is het noodzakelijk de geldigheid te onderstrepen van het amendement dat op het Congres van Stuttgart in 1907 werd aangenomen, en met name van het idee dat de revolutionairen de plicht hebben ‘de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen’. Dit ordewoord is uiteraard niet onmiddellijk te verwezenlijken gezien de huidige zwakte van het proletariaat, maar het blijft een richtlijn voor de kommunistische interventie in de klasse"[5].
Wat dit betekent voor de rol van de revolutionairen, die noodzakelijkerwijs een kleine minderheid vormen, hebben we geprobeerd uit te werken in onze Gezamenlijke Verklaring tegen de oorlog en onze Oproep aan de groepen van de Kommunistische Linkerzijde, die jullie wellicht hebben gezien[6].
We zouden het fijn vinden als jullie ons op de hoogte houden van de discussies in jullie gelederen, en we willen natuurlijk ook graag direct met jullie in discussie gaan. Als jullie materiaal hebben dat jullie ons aanbevelen, stuur het ons dan.
We hopen dat we snel een directe uitwisseling van de grond kunnen krijgen.
Wij wachten op uw antwoord... en nogmaals onze verontschuldiging voor de late reactie.
Communistische groeten
de IKS / 10.12.2023
Geselecteerde teksten
Capitalism leads to the destruction of humanity... Only the world revolution of the proletariat can put an end to it [682], International Review nr. 169.
Slachtpartijen en oorlogen in Israël, Gaza, Oekraïne, Azerbeidzjan... Het kapitalisme zaait dood en verderf! Hoe kunnen we dit stoppen? (Internationaal pamflet) [683], IKSonline.
De werkelijkheid achter de burgerlijke leuzen [684], IKSonline.
War in the Middle East: another step towards barbarism and global chaos [685].
Militarisme en ontbinding (mei 2022) [299], IKSonline.
Report on imperialist tensions [686], International Review nr. 170.
[2] The revolutionary movement and the Second World War: interview with Marc Chirik, 1985 [688]; Between internationalism and the “defence of the nation” [689]. Het eigen artikel van AMI Anarchist antimilitarism and myths about the war in Ukraine [690] is een heel duidelijk antwoord op de argumenten van de ‘anarcho-defencisten’.
[3] Zie ons artikel De strijd ligt voor ons! [691], Internationalisme nr. 379.
[4] Bijvoorbeeld The ICT and the No War But the Class War initiative: an opportunist bluff which weakens the Communist Left, [692] World Revolution 398.
[5] Militarisme en ontbinding (mei 2022) [299], IKSonline.
[6] Gezamenlijke verklaring van de groepen van de Internationale Communistische Linkerzijde over de oorlog in Oekraïne [309], Internationalisme nr. 576.
Call from the communist left: down with the massacres, no support to any imperialist camp! No to pacifist illusions! For proletarian internationalism! [693], ICConline.
De Israëlische regering heeft aangekondigd dat het doel van haar verwoestende bombardementen en invasie van Gaza de vernietiging is van Hamas, en dat het niet de burgers doelwit zijn maar de infrastructuur en commandocentra van Hamas. Maar het ‘zijdelings’ doden van duizenden burgers, mannen, vrouwen en kinderen is zeker de beste manier om meer bekeerlingen te rekruteren voor het zogenaamde ‘Palestijnse Verzet’, ook al kan het zich hergroeperen en een zich andere naam geven, aangevuurd door een groeiend verlangen naar wraak, of dat nu in Gaza is, op de Westelijke Jordaanoever of in Israël zelf.
Een woordvoerder van de Israëlische regering, Avi Dichter, landbouwminister en voormalig lid van Shin Beth (inlichtingendienst) gaf, mogelijk in een onbewaakt ogenblik, een beter inzicht in de werkelijke doelen van de Israëlische aanval: "We zijn nu de Gaza Nakba aan het uitrollen. Vanuit operationeel oogpunt is het niet mogelijk om een oorlog te voeren - zoals de IDF probeert te doen in Gaza - met massa's tussen de tanks en de soldaten"[1].
In de Nakba, of catastrofe van 1948, ontvluchtten meer dan 700.000 Palestijnse vluchtelingen het gebied dat werd aangeduid als Israël, ‘aangespoord’ om te vertrekken door terroristische wreedheden door zionistische milities (het meest bekend is de slachting in Deir Yassin door de Stern bende) en verder aangemoedigd door triomfalistische proclamaties van de binnenvallende Arabische staten, die beloofden dat de vluchtelingen zouden terugkeren na hun op handen zijnde militaire overwinning. De Arabische legers werden verslagen en de vluchtelingen mochten nooit terugkeren; honderdduizenden zijn sindsdien in ellendige omstandigheden in vluchtelingenkampen gebleven. Kortom, de Nakba was de etnische zuivering van Israël, dus de Nakba van Gaza zou de verdrijving betekenen van de overgrote meerderheid van de inwoners, op de vlucht voor dood, vernietiging en een permanente blokkade. Zo’n ‘oplossing’ weerspiegelt de totale afwezigheid van een perspectief op lange termijn van de huidige Israëlische regering, omdat ze alleen maar een voorbode kan zijn van nog meer instabiliteit en oorlogen. Maar de wrede politiek van de regering-Netanyahu weerspiegelt slechts een diepere realiteit: dat de heersende klasse in alle landen, de hoeders van een stervende kapitalistische wereldorde, de mensheid geen perspectief te bieden heeft en steeds meer wordt meegezogen in een irrationele en suïcidale spiraal van vernietiging. De poging van de NAVO om Rusland ‘uit te putten’ in de oorlog in Oekraïne en de wanhopige pogingen van Rusland om de oostelijke uithoeken van dat land te annexeren, zijn het bewijs dat deze spiraal de grootste mogendheden op deze planeet niet spaart.
Honderdduizenden mensen hebben deelgenomen aan demonstraties over de hele wereld om de verwoesting van Gaza aan de kaak te stellen en op te roepen tot een staakt-het-vuren. Ongetwijfeld zijn velen, misschien wel de meesten, gemotiveerd door een oprechte verontwaardiging over dit genadeloze bombardement, dat tot nog toe ongeveer 16.000 slachtoffers heeft geëist en nog veel meer gewonden of daklozen heeft achtergelaten. Maar desondanks is de waarheid dat ze deelnemen aan pro-oorlog demonstraties, waar de leidende slogan, "Palestine will be free, from the river to the sea?" alleen kan worden bereikt door de militaire vernietiging van Israël en de massale slachting en verdrijving van Israëlische Joden - een Nakba in omgekeerde vorm. En op de ruïnes daarvan, een islamitisch Palestina naar het model van Iran[2]? Het willekeurige bloedbad dat op 7 oktober door Hamas werd aangericht, bijna nooit veroordeeld en zelfs openlijk gevierd in deze demonstraties, heeft de werkelijke methoden en doelen van het ‘verzet’ duidelijk gemaakt.
De onmogelijkheid van een ‘vrij Palestina’ weerspiegelt ook een diepere realiteit, die opnieuw het voortschrijdende verval van dit systeem uitdrukt: de onmogelijkheid dat alle zogenaamde ‘nationale bevrijdingsstrijd’ en nationalistische bewegingen meer zijn dan een aanvulling op de bloedige rivaliteit van grote en kleine imperialistische machten om de controle over de planeet.
De mensheid zal pas vrij zijn als de kapitalistische gevangenis van de natiestaat ontmanteld is en ze leeft in een wereldgemeenschap zonder uitbuiting en zonder nationale grenzen.
Er zijn mensen die inderdaad zowel de decimering van Gaza als de wreedheden van Hamas veroordelen. Sommigen zijn betrokken bij de dialoog tussen Israëli's en Palestijnen, ondanks de groeiende muur van haat die door deze oorlog is ontstaan. Ze vestigen hun hoop op een ‘politieke oplossing’ waarbij lokale en wereldmachten om de tafel gaan zitten en tot een werkbare overeenkomst komen, in het bijzonder het idee van vreedzame coëxistentie tussen Israël en een nieuw gevormde Palestijnse staat.
Maar een beroep doen op de goede wil van imperialistische staten heeft nog nooit oorlogen gestopt en evenmin zou een meer ‘liberaal’ Israël of een toekomstige Palestijnse staat kunnen ontsnappen aan de drang naar oorlog en imperialisme, waarvan, zoals Rosa Luxemburg in 1915 uitlegde, "geen natie zich afzijdig kan houden". Zoals we in ons internationale pamflet zeggen:
"De geschiedenis heeft laten zien dat de enige kracht die een einde kan maken aan kapitalistische oorlogen de uitgebuite klasse is, het proletariaat, de directe vijand van de bourgeoisie. Dit was het geval toen de arbeiders van Rusland in oktober 1917 de burgerlijke staat omverwierpen en toen de arbeiders en soldaten van Duitsland in november 1918 in opstand kwamen: deze grote strijdbewegingen van het proletariaat dwongen de regeringen de wapenstilstand te ondertekenen. Dit is wat een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog: de kracht van het revolutionaire proletariaat! Echte en definitieve vrede, overal, kan enkel door de arbeidersklasse gewonnen worden door het kapitalisme op wereldschaal omver te werpen"[3].
Wat hun goede bedoelingen ook zijn, degenen die vallen voor de leuzen van het pacifisme tonen hun illusies in de inherent gewelddadige aard van het huidige uitbuitingssysteem. De weg naar een menselijke wereldgemeenschap loopt via de klassenstrijd in alle landen, en deze strijd is noodzakelijkerwijs verplicht om de middelen te ontwikkelen om zichzelf te verdedigen tegen de aanvallen van een heersende klasse die tot de dood zal vechten om haar privileges te verdedigen. Pacifistische illusies ontwapenen de arbeidersklasse ideologisch en materieel.
Tegenover de kakofonie van waanideeën en valse leuzen die alle kapitalistische oorlogen voortbrengen, blijft het principe van het proletarisch internationalisme, de solidariteit van de uitgebuitenen over de hele wereld, onze enige verdediging, de enige basis om te begrijpen hoe we moeten reageren.
Amos, december 2023
[1] https://www.haaretz.com/israel-news/2023-11-12/ty-article/israeli-security-cabinet-member-calls-north-gaza-evacuation-nakba-2023/0000018b-c2be-dea2-a9bf-d2be7b670000 [698].. Hoewel deze uitspraak waarschijnlijk bedoeld is als kritiek op de officiële politiek, heeft hij de verdienste ‘een geheim te verklappen’ inzake de oorlogsdoelen van de Israëlische regering.
[2] Een andere leuze die vaak op deze demonstraties wordt gebruikt: "2-4-6-8, Israël is een terroristische macht". En dit is inderdaad waar. Maar toon ons een staat in de wereld van het kapitalisme die geen terreur gebruikt, hetzij om thuis afwijkende meningen de kop in te drukken, hetzij om oorlog te voeren. De belangrijkste geldschieter van Hamas, Iran, is hier een goed voorbeeld van: nadat het de demonstraties "Vrouw, Leven Vrijheid" in de straten van zijn steden wreed onderdrukte, heeft het sinds het begin van de laatste oorlog tussen Israël en Palestina 127 mensen geëxecuteerd, van wie velen hadden deelgenomen aan de protesten.https://www.theguardian.com/global-development/2023/dec/02/iran-using-ga... [699]
De bourgeoisie heeft altijd veel moeite gedaan om de geschiedenis van de arbeidersbeweging te vervalsen en degenen die zich daarin hebben onderscheiden af te schilderen als ongevaarlijk of verwerpelijk. De bourgeoisie weet dit net zo goed als wij. Daarom grijpt ze nog steeds alle mogelijke middelen aan om de overdracht van de gevechten van de grote revolutionairen uit het verleden en hun bijdragen aan de arbeidersbeweging te verdraaien of te verbergen, om ze uit het historisch geheugen van het proletariaat te wissen. Een van de fundamentele wapens van onze klasse in haar voortdurende confrontatie met het kapitalisme is haar klassenbewustzijn, dat zich onvermijdelijk voedt met de revolutionaire theorie, de marxistische theorie en de lessen en ervaringen van haar strijd. Vandaag, een eeuw na de dood van Lenin, kunnen we nieuwe ideologische aanvallen verwachten op de grote revolutionair die hij was, op het geheel van zijn bijdragen aan de strijd van het proletariaat: theoretisch, organisatorisch, strategisch...
Waar Marx wordt voorgesteld als een stoutmoedige en enigszins subversieve filosoof, wiens vermeende achterhaalde bijdragen het kapitalisme desondanks in staat stelden zijn ergste tekortkomingen te vermijden, dan kan niet hetzelfde worden gezegd van Lenin. Lenin nam deel aan en speelde een belangrijke rol in de grootste revolutionaire ervaring van het proletariaat; hij nam deel aan een gebeurtenis die de fundamenten van het kapitalisme deden schudden. Hij liet in zijn vele geschriften grote sporen na van deze fundamentele ervaring, die buitengewoon rijk was aan lessen voor de toekomstige strijd van het proletariaat. Maar al lang voor de Oktoberrevolutie had Lenin, zowel politiek als strategisch, een beslissende bijdrage geleverd aan de vormgeving van de organisatie van het proletariaat. Hij heeft een methode in het debat, in de overdenking en in de theoretische constructie toegepast die vandaag de dag essentiële wapens zijn voor de revolutionairen.
De bourgeoisie weet dit ook allemaal. Lenin was geen ‘staatsman’ zoals de bourgeoisie die altijd voortbrengt, maar een revolutionaire militant die zich inzette voor zijn klasse. Dit is wat de bourgeoisie het meest probeert te verbergen, door Lenin voor te stellen als een autoritaire man, die op eigen houtje beslissingen nam, zijn tegenstanders uitschakelde en gebruik maakte van onderdrukking en terreur ten voordele van zijn persoonlijk belangen. Op deze manier kan de heersende klasse een ononderbroken directe lijn trekken, een gelijkheidsteken zetten tussen Lenin en Stalin, die het werk van de eerste zou hebben voltooid door een systeem van terreur op te zetten in de USSR dat het exacte doeleind zou zijn van Lenins persoonlijke ontwerp.
Om tot die conclusie te komen blijft de bourgeoisie, naast een constante stroom schaamteloze leugens, hameren op de fouten van Lenin en isoleert ze die van al het andere, en vooral van het proces van debat en verheldering waarin deze fouten naar voren kwamen en natuurlijk overwonnen konden worden. Ze isoleert ze ook van de internationale context van de nederlaag van de wereldwijde revolutionaire beweging, die de Russische revolutie belette haar werk voort te zetten en haar deed afdrijven naar een bijzondere vorm van staatskapitalisme in de greep van Stalin.
Ultralinks, met de trotskisten voorop, zijn niet de laatsten die hun ideologische misleidingen te gelde maken gebaseerd op de fouten van Lenin, in het bijzonder toen hij zich ernstig vergiste en illusies had in de nationale bevrijdingsstrijd en in het potentieel van het proletariaat in de landen aan de periferie van het kapitalisme (de theorie van de zwakke schakel). Ultralinks heeft deze fouten gebruikt en gebruiken deze nog steeds om hun burgerlijke oorlogspropaganda te ontketenen, om de proletariërs ertoe aan te zetten om als kanonnenvoer op te treden in de imperialistische conflicten door middel van hun nationalistische leuzen en hun steun voor het ene imperialistische kamp tegen het andere, en in totale tegenspraak met het revolutionair en internationalistisch perspectief dat Lenin zo resoluut verdedigde. Hetzelfde geldt voor Lenins foute opvatting over trusts en grote banken, volgens welke de concentratie van kapitaal de overgang naar het communisme zou vergemakkelijken. Ultralinks greep dit aan om de nationalisatie van de banken en de grootindustrie te eisen en zo het staatskapitalisme te promoten als springplank naar het communisme, en zo hun leugenachtig opvatting te rechtvaardigen dat de ‘sovjet’-economie en de wreedheid van de uitbuiting in de USSR geen voorbeeld van kapitalisme was.
Maar Lenin laat zich absoluut niet samenvatten door hem te reduceren tot tot de fouten die hij maakte. Dit betekent niet dat ze genegeerd moeten worden. Ten eerste omdat ze, dankzij kritisch onderzoek, belangrijke lessen opleveren voor de arbeidersbeweging. Maar ook omdat er, tegenover het weerzinwekkende portret dat de bourgeoisie van hem schetst, geen sprake kan zijn van het neerzetten van Lenin als een perfecte, alwetende leider.
Lenin was inderdaad een strijder van de arbeidersklasse wiens vastberadenheid, organisatorisch inzicht, overtuiging en methode respect afdwingen. Zijn invloed op de revolutionaire koers aan het begin van de vorige eeuw is onbetwistbaar. Maar dit alles vindt plaats in een context, een beweging, een strijd, een internationaal debat, zonder welke Lenin niets had kunnen doen, niets had kunnen bijdragen aan de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse, net zoals Marx zijn reusachtige werk niet had kunnen doen en uitvoeren in dienst van het proletariaat, noch zijn inzet en militante energie had kunnen geven aan de opbouw van een internationale proletarische organisatie zonder een historische context van politieke opkomst van de arbeidersklasse.
Alleen in zulke omstandigheden kunnen revolutionaire persoonlijkheden zich uiten en het beste van zichzelf is onaf geven. Lenin heeft in bijzondere historische omstandigheden, gedurende zijn korte leven vorm gegeven en een fundamentele bijdrage nagelaten aan het proletariaat als geheel, op organisatorisch, politiek, theoretisch en strategisch vlak.
Verre van een academische intellectueel te zijn, was Lenin bovenal een revolutionaire militant. Het voorbeeld van de Zimmerwald Conferentie [1] is in dit opzicht treffend. Terwijl Lenin altijd een fervent verdediger van het proletarisch internationalisme was geweest en op het voorplan stond in de strijd tegen het bankroet van de Tweede Internationale, die het proletariaat in 1914 de oorlog indreef, bevond hij zich in de voorhoede van de strijd om de internationalistische vlam levend te houden terwijl de kanonnen in Europa bulderden.
Maar de Zimmerwald Conferentie werd niet alleen bijgewoond door overtuigde internationalisten, er waren ook veel verdedigers van pacifistische illusies die Lenin’s plan om de nationalistische waanzin te bestrijden die het proletariaat gevangen hield onder een regen van kogels, verzwakten. Maar Lenin begreep, binnen de Bolsjewistische delegatie, dat het sluiten van belangrijke compromissen met de andere tendensen op de conferentie de enige manier was om het proletariaat op dat moment hoop te geven.
Maar zelfs na de conferentie zou hij blijven vechten om de kwesties die op het spel stonden te verduidelijken door resoluut het pacifisme en de gevaarlijke illusies die het bevorderde, te bekritiseren. Deze standvastigheid, deze vastberadenheid om zijn standpunten te verdedigen en ze tegelijkertijd te versterken door theoretische verdieping en de confrontatie van argumenten, ligt aan de basis van een methode die elke revolutionaire militant vandaag de dag moet inspireren.
Op organisatorisch vlak leverde Lenin een zeer grote militante bijdrage aan de debatten die het Tweede Congres van de Russische Partij in 1903 dooreen schudden [2]. Hij had zijn standpunt al in 1902 uiteengezet in “Wat te doen?” een brochure die gepubliceerd werd als bijdrage aan het debat binnen de partij. Daarin verzette hij zich tegen de economistische visies die zich aan het ontwikkelen waren en pleitte hij daarentegen voor de visie van een revolutionaire partij, d.w.z. een wapen voor het proletariaat in zijn strijd tegen het kapitalisme.
Maar tijdens ditzelfde Tweede Congres voerde hij een beslissende en vastberaden strijd om zijn visie van de revolutionaire partij aanvaard te krijgen binnen de RSDAP: een partij van militanten, gedreven door een strijdgeest, bewust van hun engagement en hun verantwoordelijkheden in de klasse, tegenover een lakse opvatting van de revolutionaire organisatie die gezien werd als een som, een verzameling van ‘sympathisanten’ en occasionele medewerkers, zoals de Mensjewiki dat verdedigden. Deze strijd was ook een moment van verduidelijking over wat een militant in een revolutionaire partij is: geen lid van een groep vrienden die voorrang geven aan persoonlijke loyaliteit, maar een lid van een organisatie waarvan de gemeenschappelijke belangen, als uitdrukking van een verenigde en solidaire klasse, voorrang hebben op al het andere. Deze strijd heeft de arbeidersbeweging in staat gesteld om de overgang van de ‘kringgeest’ naar de ‘partijgeest’ tot stand te brengen.
Deze principes stelden de Bolsjewistische Partij in staat een leidende rol te spelen in de ontwikkeling van de strijd in Rusland tot aan de Oktoberopstand, door zichzelf te organiseren als een voorhoedepartij, die de belangen van de arbeidersklasse verdedigde en elk binnendringen van vreemde ideologieën in haar midden bestreed. We blijven deze principes verdedigen en ons hierop beroepen als de enige manier om de partij van morgen op te bouwen.
In zijn werk “Eén stap voorwaarts, twee stappen terug” komt Lenin terug op die strijd van het Tweede Congres en laat hij op elke bladzijde de methode zien die hij hanteerde om deze kwesties op te helderen: met geduld, vasthoudendheid, argumentatie, overtuiging. En niet, zoals de bourgeoisie ons wil doen geloven: met autoritarisme, bedreigingen, uitsluiting. De indrukwekkende hoeveelheid geschriften die Lenin heeft nagelaten is al voldoende om te begrijpen hoezeer hij het principe van geduldige en vastberaden argumentatie verdedigde en tot leven wist te brengen als het enige middel om revolutionaire ideeën te bevorderen: overtuigen in plaats van opdringen.
Veertien jaar na het congres van 1903, in april 1917, keerde Lenin terug uit ballingschap en paste dezelfde methode toe om zijn partij ertoe aan te zetten de vraagstukken van de periode op te helderen. In slechts een paar regels somden de beroemde Aprilstellingen[3] sterke, duidelijke en overtuigende argumenten op om te voorkomen dat de Bolsjewistische Partij zich op zou sluiten in het verdedigen van de burgerlijke voorlopige regering, en daarentegen aan de strijd voor een tweede revolutionaire fase te beginnen.
Dit was geen tekst die Lenin schreef in opdracht van de partij, die hem overigens ongewijzigd aanvaardde, maar een bijdrage aan een debat dat binnen de partij plaatsvond en waarin Lenin de meerderheid probeerde te overtuigen. In deze tekst definieert Lenin een strategie die gebaseerd op het minderheidskarakter van de partij binnen de massa, wat discussie en geduldige propaganda vereist: "leg geduldig, systematisch en met volharding uit". Dit is wat Lenin in werkelijkheid was, en die de bourgeoisie blijft afschilderen als een ‘alleenheersend en bloeddorstig iemand’...
Lenin was er nooit op uit iets op te dringen, maar altijd te overtuigen. Om dit te doen moest hij gegronde argumenten ontwikkelen en daarvoor moest hij zijn beheersing van de theorie ontwikkelen: niet voor zijn eigen persoonlijke cultuur, maar om deze vervolgens beter te kunnen doorgeven aan de hele partij en de arbeidersklasse als wapen voor de toekomstige gevechten. In zijn eigen woorden vatte hij zijn benadering als volgt samen: "er kan geen revolutionaire beweging zijn zonder revolutionaire theorie". En een bijzonder belangrijk werk laat toe om dat concreet te begrijpen: “Staat en de Revolutie” [4]. In de Aprilstellingen waarschuwde Lenin voor de Staat die was voortgekomen uit de Februariopstand en benadrukte hij de noodzaak om resoluut een revolutionaire dynamiek op te bouwen tegen deze Staat. In september voelde hij dat het onderwerp steeds crucialer werd en begon hij deze brochure te schrijven om een argumentatie te ontwikkelen dat gestoeld was op de verworvenheden van het marxisme over de kwestie van de Staat. Hij heeft het werk nooit afgemaakt, want het werd onderbroken door de Oktoberopstand.
Ook hier wordt Lenin’s methode geïllustreerd. De bourgeoisie schuift graag mannen naar voren die worden voorgesteld als natuurlijke leiders wier autoriteit enkel gebaseerd is op hun ‘genialiteit’ en ‘flair’. Lenin daarentegen dankte zijn overtuigingsvermogen aan een diepe betrokkenheid bij de zaak die hij verdedigde. In plaats van te proberen zijn standpunt op te dringen door gebruik te maken van zijn autoriteit binnen de partij of door gekonkel achter de schermen, verdiepte hij zich in het werk van de arbeidersbeweging over de kwestie van de Staat. Hij verdiepte zich in het onderwerp om beter te kunnen pleiten voor een breuk met het sociaaldemocratische idee om het bestaande staatsapparaat simpelweg over te nemen, en om te benadrukken dat het absoluut noodzakelijk was om ze te vernietigen.
Een revolutionair kan de juiste strategie niet door zijn genialiteit alleen ‘ontdekken’, maar door een diep begrip van wat er op het spel staat in de situatie en het krachtsverhouding tussen de klassen. Dit werd duidelijk geïllustreerd in juli 1917[5]. Terwijl de Bolsjewistische Partij in april het ordewoord ‘alle macht aan de sovjets’ lanceerde om de arbeidersklasse te richten tegen de burgerlijke staat die uit de Februarirevolutie was voortgekomen, begon het proletariaat zich in juli in Petrograd massaal te verzetten tegen de democratische heerschappij. De bourgeoisie deed toen wat ze het beste kan: ze zette een valstrik op voor het proletariaat door te proberen een voortijdige opstand uit te lokken die haar in staat zou hebben gesteld een ongebreidelde repressie te ontketenen, vooral tegen de Bolsjewiki.
Het succes van een dergelijke onderneming zou de revolutionaire dynamiek in Rusland ongetwijfeld op beslissende wijze in gevaar hebben gebracht en de Oktoberrevolutie zou waarschijnlijk niet hebben plaatsgevonden. Op dat moment was de rol van de Bolsjewistische Partij van fundamenteel belang om aan de arbeidersklasse uit te leggen dat het niet het moment was om aan te vallen en dat het proletariaat buiten Petrograd niet klaar was en gedecimeerd zou worden.
Om helderheid te krijgen over de leuzen die op een bepaald moment naar voren gebracht moesten worden, was een diep inzicht nodig in de machtsverhouding tussen de twee bepalende klassen in de maatschappij, maar ook het vertrouwen van het proletariaat op een moment dat deze laatste, in Petrograd, slechts uit was op de omverwerping van de regering. Dit vertrouwen werd niet gewonnen door middel van dwang, bedreigingen of andere ‘democratische’ trucjes, maar door het vermogen om de klasse op een duidelijke, diepgaande en goed geargumenteerde manier te oriënteren. Lenins rol in deze gebeurtenissen was ongetwijfeld cruciaal, maar het waren zijn jaren van onophoudelijke en geduldige strijd, vanaf de oprichting van de moderne partij van het proletariaat in 1903, via Zimmerwald en de Aprilstellingen van 1917 tot de julidagen, die de Bolsjewistische Partij in staat stelden de rol op zich te nemen die haar in elke periode toekwam en zo door het hele proletariaat erkend werd als het ware lichtbaken van de communistische revolutie.
De bourgeoisie zal Lenin altijd kunnen afschilderen als een op macht beluste strateeg, een hooghartige man die geen tegenspraak of erkenning van zijn fouten duldde. Ze zal de geschiedenis van het Russische proletariaat en zijn revolutie altijd in dit licht kunnen herschrijven, maar Lenin’s leven en werk zijn een blijvende ontkenning van deze grove ideologische manoeuvres. Voor alle revolutionairen van vandaag en morgen maken de diepte van zijn overtuiging, de nauwgezetheid van zijn toepassing van de marxistische theorie en methode, het rotsvaste vertrouwen dat hij daaruit putte in het vermogen van zijn klasse om de mensheid naar het communisme te leiden, van Lenin, een eeuw na zijn dood, een oneindig rijk voorbeeld van wat een communistische militant zou moeten zijn.
GD, januari 2024
[1] Zie: Zimmerwald (1915-1917): From war to revolution [704], International Review no. 44.
[2] Het doel van dit artikel is niet om in te gaan op de details van deze strijd. We verwijzen de lezers naar het artikel dat we over dit onderwerp hebben geschreven: 1903-04: The birth of Bolshevism, Deel 1, Deel 2 en Deel 3, International Review no.116, 117 en 118.
[3] Zie:Aprilstellingen van 1917: Wegwijzer voor de proletarische revolutie [519], IKSonline.
[4] Zie: Lenin's State and Revolution: Striking Validation of Marxism, [705] International Review no. 91.
[5] Zie: 80 years since the Russian Revolution: The July Days and the vital role of the Party [706], International Review no. 90.
Op 15 oktober 1923 stuurden 46 leden van de Bolsjewistische Partij een geheime brief naar het Politiek Bureau van het Centraal Comité van de Partij waarin ze onder andere de bureaucratische verstikking van het interne leven binnen de Partij aan de kaak stelden. Het ‘Platform van de 46’ markeerde de geboorte van de Linkse Oppositie, met Trotski als boegbeeld.
Trotskistische groeperingen beroepen zich op de Linkse Oppositie, waaruit in 1938 de door hen geclaimde Vierde Internationale ontstond
Over het algemeen hebben ze het echter niet nodig gevonden om deze verjaardag te vieren, en ook zijn ze zeer discreet gebleven over hun vermeende verbondenheid. Het verband dat ze leggen (en altijd hebben gelegd) tussen zichzelf en de revolutionairen van de jaren 1920 komt er echter op neer dat ze de ‘fouten’ van de arbeidersbeweging van die tijd als onveranderlijke politieke principes opvatten, in plaats van de revolutionaire standpunten die dankzij de revolutionaire golf van 1917-1923 konden worden geformuleerd. Het waren bovendien diezelfde dwalingen die als voedingsbodem dienden voor de basisstandpunten van het ‘trotskisme’ dat sinds de Tweede Wereldoorlog heeft gediend als een ‘linkse’ ondersteuning van de politiek van de burgerlijke staat tegen de arbeidersklasse.
De bloedige mislukking van het proletariaat, eerst in Duitsland en daarna in Hongarije in 1919, betekende het einde van de revolutionaire golf, die in oktober 1917 in Rusland was ontstaan. Dit werd gevolgd door een teruggang van de strijd over de hele wereld en het groeiende isolement van de revolutie in Rusland. Deze situatie woog zwaar op de Communistische Internationale (CI) en de Bolsjewistische Partij, die maatregelen begon te nemen die tegen de belangen van de arbeidersklasse ingingen: de onderwerping van de Sovjets aan de Partij, de inlijving van arbeiders in de vakbonden, de ondertekening van het Verdrag van Rapallo[1] en de bloedige onderdrukking van arbeidersstrijd (Kronstadt, Petrograd 1921). De goedkeuring van deze politiek versnelde slechts de nederlaag van de revolutie, waarvan deze maatregelen zelf de uitdrukking waren, en lokte reacties uit van de Linkerzijde in zowel de CI als in de Bolsjewistische Partij. Op het Derde Congres van de CI (1921) veroordeelde de Duits-Nederlandse Linkerzijde, verenigd in de KAPD, de terugkeer van het parlementarisme en het syndicalisme als een breuk met de standpunten van het Eerste Congres van de CI in maart 1919. Op ditzelfde congres reageerde ook de ‘Italiaanse Linkerzijde’ fel tegen de gewetenloze politiek van alliantie met de "centristen" en de uitholling van de kommunistische partijen door de massale intrede van fracties uit de sociaal-democratie.
Maar de eerste oppositie verscheen in Rusland zelf. Al in 1918 waarschuwde het tijdschrift Kommunist, opgericht door Boecharin, Ossinsky en Radek, de partij voor het gevaar van een politiek van staatskapitalisme. Tussen 1919 en 1921 reageerden verschillende groepen ("Democratisch Centralisme", "Arbeidersoppositie") ook op de opkomst van de bureaucratie binnen de partij en de groeiende concentratie van de beslissingsmacht in de handen van een minderheid. Maar de meest consequente reactie op het opportunistische afglijden van de Bolsjewistische Partij was de "Arbeidersgroep" van Miasnikov, die de geleidelijke opoffering van de belangen van de wereldrevolutie aan de belangen van de Russische staat door de partij aan de kaak stelde. Al deze beslist proletarische tendensen wachtten niet op Trotski en de Linkse Oppositie om te strijden voor de verdediging van de revolutie en de Communistische Internationale.
In feite begon de stroming, die bekend staat als de "Linkse Oppositie", pas vorm te krijgen binnen de Bolsjewistische Partij, en meer precies in haar leidende kringen na de politieke ineenstorting van de CI in Duitsland in 1923 en in Bulgarije in 1924. De betekenis van haar strijd kan worden samengevat in haar eigen ordewoord: "Dood aan de koelak, de Nepmen, de bureaucraat". Met andere woorden, het was een kwestie van het aanvallen van zowel de interclassistische politiek van ‘verrijk jezelf op het platteland’ dat Boecharin voorstond, als van de welig tierende bureaucratie van de partij en haar methoden. Internationaal richtte de kritiek van de oppositie zich op de vorming van het Anglo-Russisch Comité en de politiek van de Internationale in de Chinese Revolutie. Maar in feite konden al deze kwesties worden samengevat in één strijd, die van de verdediging van de proletarische revolutie tegen de theorie van ‘socialisme in één land’. Met andere woorden, de strijd ter verdediging van de belangen van het wereldproletariaat tegen het nationalistische politiek van de stalinistische bureaucratie.
De Linkse Oppositie in Rusland werd daarom geboren als een proletarische reactie op de catastrofale gevolgen van de contrarevolutie.
Maar haar late verschijning woog zwaar op haar denken en haar strijd. Ze bleek niet in staat om de werkelijke aard van het stalinistische en bureaucratische verschijnsel te begrijpen, gevangen als de Oppositie was in illusies over het arbeiderskarakter van de Russische staat. Het gevolg was dat ze, terwijl ze de politiek van Stalin bekritiseerde, actief de onderwerping van de arbeidersklasse steunde door de militarisering van de arbeid onder het beschermheerschap van de vakbonden, en zelfs het staatskapitalisme verdedigde door versnelde industrialisatie.
Omdat de Oppositie niet kon breken met de dubbelzinnigheden van de Bolsjewistische Partij over de verdediging van het ‘Sovjetvaderland’, was ze niet in staat om een vastberaden en samenghangende strijd te voeren tegen de ontaarding van de revolutie en bleef ze altijd op een lager niveau dan de proletarische oppositie die na 1918 was ontstaan. Vanaf 1928 werden steeds meer leden van de oppositie onderworpen aan stalinistische repressie. Ze werden opgejaagd en vermoord door de stalinisten. Trotski zelf werd de USSR uitgezet.
In andere secties van de Communistische Internationale ontstonden tendensen die zich verzetten tegen het toenemende contrarevolutionaire karakter van de politiek van de CI. Vanaf 1929 vormde zich rond en op instigatie van Trotski een groepering die de naam ‘Internationale Linkse Oppositie’ (ILO) kreeg. Deze vormde een uitbreiding van de Linkse Oppositie in Rusland en nam haar belangrijkste ideeën over. Maar in veel opzichten was deze oppositie een beginselloze groepering van allen die beweerden een linkse kritiek op het stalinisme te willen leveren. Door zichzelf elke echte politieke opheldering te ontzeggen, en door aan Trotski de rol over te laten om als haar belangrijkste woordvoerder en theoreticus op te treden, bleek ze niet in staat een vastberaden en samrnhangende strijd te voeren om de continuïteit van het kommunistische programma en de kommunistische principes te verdedigen. Erger nog, haar onjuiste opvatting van de ‘gedegenereerde arbeidersstaat’ leidde er uiteindelijk toe dat ze het Russische staatskapitalisme verdedigde. In 1929 verdedigde de Oppositie bijvoorbeeld de interventie van het Russische leger in China na de uitwijzing van Sovjetambtenaren door de regering van Tsjang Kai Tsjek. Bij deze gelegenheid lanceerde Trotski de beruchte leuze: "Onsterfelijke steun voor het socialistische vaderland, nooit voor het stalinisme!". Door de stalinistische (en dus kapitalistische) belangen los te koppelen van de nationale belangen van Rusland, kon deze leuze de arbeidersklasse er alleen maar toe aanzetten het vaderland te verdedigen, wat de weg vrijmaakte voor steun aan het imperialisme van de Sovjet-Unie. Deze opportunistische politiek werd ook belichaamd in de verdediging van de politiek van het verenigd front met de sociaal-democratie en de volksfrontvorming ten gunste van het antifascisme, ter verdediging van democratische ordewoorden en de verdediging van ‘het recht van volkeren op zelfbeschikking’.
Uiteindelijk was elke nieuwe tactiek van Trotski en de ILO slechts een volgende stap in de richting van capitulatie en onderwerping aan de contrarevolutie.
Deze catastrofale dwaling nam ook concrete vormen aan op organisatorisch vlak. In tegenstelling tot de Linkse Fractie van de Kommunistische Partij van Italië was de ILO niet in staat om de rol te begrijpen en te assimileren die moest worden gespeeld door organisaties die trouw bleven aan het kommunistische programma en de kommunistische principes toen de revolutie was verslagen en de kommunistische partijen waren overgelopen naar het kamp van de contrarevolutie. Door zichzelf op te vatten als een eenvoudige ‘loyale oppositie’ van de CI, met als doel deze van binnenuit te corrigeren, was de ILO niet in staat om lering te trekken uit de mislukking van de revolutionaire golf en om de fouten van de Communistische Internationale bij de wortel aan te pakken.
Tot 1933, toen ze definitief uit de ILO werd gezet, leidde de Linkse Fractie van de Kommunistische Partij van Italië de strijd binnen de Internationale Oppositie, zodat deze laatste op het spoor kon komen van het werk van een fractie die haar in staat zou stellen de continuïteit van het kommunistische programma en de kommunistische principes op zich te nemen met het oog op het openen van een nieuwe revolutionaire periode en de vorming van een nieuwe klassenpartij: "In het verleden hebben we de fundamentele notie van de 'fractie' verdedigd tegen het zogenaamde 'oppositie' standpunt. Met de fractie bedoelden we het organisme dat de kaders opbouwt om de continuïteit van de revolutionaire strijd te verzekeren en die voorbestemd zijn om de speerpunt van de proletarische overwinning te worden. Tegenover ons zegevierde het begrip 'oppositie' binnen de Internationale Linkse Oppositie. Deze verklaarde dat het niet nodig was om de noodzaak van de vorming van kaders aan te kondigen: de sleutel tot de gebeurtenissen lag in de handen van het centrisme en niet in de handen van de fractie. Deze divergentie neemt een nieuw karakter aan, maar het is nog steeds hetzelfde contrast, hoewel het op het eerste gezicht lijkt dat het probleem vandaag hierin bestaat: voor of tegen de nieuwe partijen. Kameraad Trotski verwaarloost voor de tweede keer totaal het werk van het vormen van kaders, in de overtuiging dat hij onmiddellijk kan overgaan tot de opbouw van nieuwe partijen en de nieuwe Internationale"[2]. Het onvermogen van Trotski en de oppositie om zich in te zetten voor het fractiewerk bracht hem ertoe de partijvorming op te vatten als een simpele kwestie van tactiek waarbij de wil van een selecte groep de historische omstandigheden kon vervangen. Deze benadering, die meer te maken had met magie dan met materialisme, verdoezelde duidelijk "de voorwaarden van de klassenstrijd omdat deze afhankelijk zijn van de historische ontwikkeling en de krachtsverhouding tussen de bestaande klassen"[3]. Zonder een echt politiek kompas kon de oppositie alleen maar heen en weer geslingerd worden door de grillen van de historische gebeurtenissen. Vandaar de oproep tot de oprichting van de Vierde Internationale (1938) op een moment dat de arbeidersklasse gemobiliseerd werd om de belangen van de verschillende imperialistische machten te verdedigen en de wereld op de rand stond van een tweede wereldslachting.
Dus in plaats van een geloofwaardige bijdrage te leveren aan de voorbereiding van de voorwaarden voor de toekomstige partij, verzwakte het traject van de Linkse Oppositie het revolutionaire milieu aanzienlijk en was het een bron van verwarring en desoriëntatie binnen de werkende massa's in de nacht van de contrarevolutie. De trotskistische beweging onderging het lot van elk opportunistische onderneming. Door tijdens de Tweede Wereldoorlog de verdediging van de USSR en het anti-fascistische kamp op zich te nemen, verraadde ze het proletarisch internationalisme en ging ze met al heel haar hebben en houden over naar het kamp van de bourgeoisie. Haar afstammelingen, de huidige trotskistische organisaties, staan nu aan de kant van de burgerlijke staat[4]. Anderzijds was de Italiaanse Fractie, door haar historische rol te begrijpen, in staat om het kommunistische programma en de organisatorische principes te behouden en te verdedigen. Ze was in staat de toekomst voor te bereiden door eerst de Gauche Communiste de France (1944-1952) en daarna de IKS in staat te stellen deze politieke erfenis over te nemen en de historische continuïteit van de organisatie van revolutionairen op zich te nemen om zo bij te dragen aan de vorming van de toekomstige partij, onmisbaar voor de triomf van de proletarische revolutie.
Vincent, 16 december 2023
[1] Geheime diplomatie van staat tot staat: de toestemming voor Duitse troepen om op Russisch grondgebied te trainen.
[2] Revue Bilan, nr. 1 (november 1933).
[3] Problèmes actuels du mouvement ouvrier international [707], Internationalisme nr. 23 (juni 1947)
[4] Niettemin moet worden opgemerkt dat Trotski tijdens de vroege stadia van de Tweede Wereldoorlog nog steeds de kracht had om al zijn politieke standpunten volledig te herzien, met name over de aard van de USSR. "In zijn laatste pamflet, “De USSR in oorlog”, zei hij dat als het stalinisme zegevierend en versterkt uit de oorlog zou komen, zijn oordeel over de USSR herzien zou moeten worden. Dit is wat Natalia Trotski, gebruikmakend van de gedachtegang van haar metgezel net als andere Trotskisten, met name Munis, ook deed op 9 mei 1951 door te breken met de Vierde Internationale over de aard van de USSR” (Trotsky, le "Révolutionnaire", l'"Internationaliste [708], RévoIution Internationale no. 179, mei 1989)
De aanleiding voor de publicatie van onderstaand artikel is de uitgave en presentatie van een aantal nummers van Bilan, het Theoretische Bulletin van de Linkse Fractie van de PCI (Italiaanse Communistische Partij) in het Spaans. Centraal in het artikel staat het belang van de historische continuïteit tussen de opeenvolgende revolutionaire organisaties van het proletariaat, zoals die onder meer door Bilan werd verzekerd.
Het historisch materialisme is ten diepste gebaseerd op het vaststellen op wel punt kritische continuïteit van de proletarische strijd plaatsvindt en op welk punt het breekt met zijn perspectief. Dat wil zeggen, wat de werkelijke verworvenheden en lessen zijn die in het licht van de klassenstrijd in het politieke programma van het proletariaat moeten worden opgenomen, en op welke historische materiële grondslagen deze zijn gebaseerd en welke daarentegen eerder vormen zijn van aanpassing aan het kapitalisme of verdraaiingen van het marxisme zijn.
De Italiaanse Linkse Fractie van de PCI werd in 1928 in Pantin (Parijs) opgericht door militanten in ballingschap om te strijden tegen de ontaarding van de Communistische Internationale (CI) en haar opportunistische politiek van allianties om de communistische partijen om te vormen tot massapartijen, door de leiding van de PCI [1] aan rechts te geven en links uit te sluiten. Daarom vatte de Fractie zichzelf aanvankelijk op als een fractie van de CI met als doel het corrigeren van de CI en de PCI op basis van de teksten van het Tweede Internationale Congres en de Stellingen van Rome (1922) en de geschriften van Bordiga. Ze riep ook op tot het bijeenroepen van het Zesde Congres van de CI onder leiding van Trotski; dat wil zeggen, in overeenstemming met de politiek van de trotskistische oppositie.
Aan het begin van de jaren 1930 realiseerde de Fractie zich echter dat de CI met de aanname van het ‘socialisme in één land’ dood was en een instrument was geworden van de buitenlandse politiek van de Russische staat; en ook dat de CP's werden geïntegreerd in de burgerlijke staat. Daartegenover verwierp de Fractie ook de politiek van de trotskistische oppositie om een nieuwe internationale te vormen, op basis van een politiek van allianties met de verraderlijke sociaaldemocratische partijen, waarmee uiteindelijk de politiek van de ontaarding van de CI werd gereproduceerd op een moment dat de nederlaag van de revolutionaire golf van 1917 werd bevestigd.
Daarom verscheen vanaf november 1933 het eerste nummer van een nieuwe publicatie, Bilan, die tot taak had om de balans op te maken van het verloop van de nederlaag van de revolutie en de betekenis en taken van een fractie te verduidelijken.
"Onze factie gelooft niet dat ze met de publicatie van dit bulletin definitieve oplossingen kan aandragen voor de verschrikkelijke problemen waarmee de proletariërs van alle landen geconfronteerd worden.
... Het is waar dat onze fractie een lang politiek verleden heeft, een diepe traditie in de Italiaanse en internationale beweging en een reeks fundamentele politieke standpunten. Maar het is niet haar bedoeling om haar politieke precedenten te gebruiken om te eisen dat men zich houdt aan de oplossingen die zij voorstaat voor de huidige situatie. Integendeel, ze nodigt revolutionairen uit om de standpunten, die ze momenteel verdedigt evenals de politieke standpunten in haar basisdocumenten, te onderwerpen aan de toets der gebeurtenissen.
Het is niet een verandering in de historische situatie die het kapitalisme in staat heeft gesteld de storm van de naoorlogse gebeurtenissen te doorstaan: in 1933 werd het kapitalisme op vergelijkbare wijze, en veel meer dan in 1917, als systeem van maatschappelijke organisatie definitief veroordeeld. Wat tussen 1917 en 1933 veranderde was het machtsevenwicht tussen de twee fundamentele klassen, tussen de twee historische krachten die in het huidige tijdperk werkzaam zijn: het kapitalisme en het proletariaat.
.... het proletariaat is misschien niet langer in staat om de triomf van de revolutie te stellen tegenover het uitbreken van een nieuwe imperialistische oorlog. Maar als er al een kans is op een onmiddellijke revolutionaire heropleving, dan ligt die alleen in het begrijpen van nederlagen uit het verleden. Zij die dit essentiële werk van historische analyse tegengaan met het cliché van de onmiddellijke mobilisatie van de arbeiders, scheppen alleen maar verwarring en verhinderen de echte hervatting van de proletarische strijd.
De kaders van de nieuwe partijen van het proletariaat kunnen alleen voortkomen uit een diepgaande kennis van de oorzaken van de nederlagen. En deze kennis mag geen enkel verbod of ostracisme dulden" (Bilan nr. 1, Inleiding).
Bovendien lijdt het geen twijfel dat de strijd van Bilan voor opheldering een bijdrage is aan het huidige revolutionaire programma, vanwege zijn verdediging van het proletarische karakter van de Russische revolutie, van zijn analyse van de fractie en haar betrekkingen met de partij, van zijn veroordeling van het frontisme, of van zijn kritiek op de staat in de overgangsperiode, enz.[2].
Daarom zijn we blij met de publicatie van de standpunten van dit Theoretisch Bulletin in het Spaans, wat het mogelijk maakt de standpunten van de Italiaanse Communistische Linkerzijde te verspreiden.
Bij een aantal belangrijke kwesties is Bilan er echter niet in geslaagd zijn kritiek tot het einde toe door te trekken. Bijvoorbeeld over de aard van de staat in Rusland, die ze bleef beschouwen als een proletarische staat, hoewel ze het lidmaatschap van de Volkenbond en de voorbereidingen op de Tweede Wereldoorlog aan de kaak stelde. Ook over het vakbondsvraagstuk, aangezien ze de vakbonden bleef verdedigen; of zelfs de standpunten van Mitchell [3] over de staat in de overgangsperiode [4] niet overnam. Het was vooral Internationalisme, de publicatie van de Franse Fractie van de Communistische Linkerzijde (FFGC) [5], die veel van de door Bilan naar voren gebrachte beschouwingen afrondde, met name in verschillende artikelen ondertekend door MC (Marc Chirik) [6], die na de oorlog in Venezuela een groep jongeren rond zich zou vormen: Internationalismo, dat dit werk van theoretische uitwerking voortzette en het vooruitzicht aankondigde van belangrijke gevechten in Europa met het oog op de ontwikkeling van de crisis, wat in Mei ‘68 bevestigd werd. MC en enkele andere militanten van Internationalismo emigreerden vervolgens naar Europa en namen deel aan de oprichting van de Internationale Communistische Stroming (IKS).
De presentatie bij deze uitgave van Bilan, die vrij uitputtend was over de geschiedenis van de Italiaanse Fractie, vermeldde de continuïteit van de FFGC en ging van daaruit verder met de vorming van de PCInt in 1943, die juist werd gevormd op basis van de negatie van de hele erfenis van Bilan [7] en de standpunten van de Fractie opeiste toen die nog niet had gebroken met de Komintern, alsmede die van Bordiga, en zich sinds het eind van de jaren 1920 afzijdig had gehouden van de militante inzet; maar noch Internationalismo, noch de IKS werden genoemd.
We moesten in onze tussenkomst dus duidelijk maken dat de IKS aanspraak maakt op de programmatische en organisatorische principes van Bilan, die door de Franse Communistische Linkerzijde (GCF) (Internationalisme) verder zijn ontwikkeld en die de IKS geïntegreerd heeft in haar basisteksten en haar platform, zoals het standpunt over het verval van het kapitalisme, het kapitalistische karakter van de staat van de USSR [8], het vakbondsvraagstuk, dat we hebben samengevat in een brochure: "de vakbonden tegen de arbeidersklasse"; of de staat in de overgangsperiode [9].
Wat de organisatorische principes betreft, om te beginnen is de naam communistische stroming al een toepassing van de standpunten van Bilan, omdat enerzijds nog niet voldaan is aan de historische voorwaarden voor de vorming van de partij [10], noch aan de voorwaarden om een fractie te vormen van de Komintern, waarmee geen organische continuïteit bestaat en die als partij van het proletariaat dood is; en nog minder van de communistische partijen, die als partijen van het kapitaal in de burgerlijke staat zijn geïntegreerd. Het is echter nodig om als fractie te werken rond de principes van de Communistische Linkerzijde en aan polemieken en verheldering met een Proletarisch Politiek Milieu (PPM).
Het ontstaan van de IKS is het resultaat van deze oriëntatie, met de hergroepering van Révolution Internationale (Frankrijk), Internationalisme (VS), World Revolution (GB) en Internacionalismo (Venezuela), later aangevuld met andere afdelingen in België, Italië en Spanje [11]. De IKS heeft de Internationale Conferenties van de Linkscommunistische Groepen [12] aan het eind van de jaren 1970 bevorderd. En onlangs heeft de IKS met het oog op de oorlog in Oekraïne een gemeenschappelijke verklaring van de Linkscommunistische Groepen voorgesteld (zoals we eerder een gemeenschappelijk standpunt aan het PPM voorstelden tegen de oorlog in Joegoslavië, dat echter werd verworpen). In het DNA van het IKS zitten de genen van de FFGC en Bilan, van "politieke verheldering die het toelaat om de huidige, bijzonder complexe situatie te begrijpen" van "het onderwerpen van onze standpunten aan het onderzoek van de feiten zonder verboden of ostracisme" (Bilan nr. 1, op cit).
In de vorming van de IKS was er zelfs een ‘fysieke’ continuïteit, helaas minuscuul, van sommige militanten die deel uitmaakten van Bilan, de Bond van Internationalistische Communisten in België of de FFGC, waaronder Marc Chirik, die lid was van het Uitvoerend Comité[13] van Bilan.
In overeenstemming met hun aard als leden van het politieke apparaat van het kapitaal, hebben de zogenaamde ‘linkse’ fracties, parlementair en buitenparlementair, van de socialisten in de regering tot de buitenparlementaire linkse organisaties (Trotskisten, Maoïsten, enz.), onze politieke standpunten gepresenteerd als doctrines, als producten van dit of dat genie: ‘marxisme-leninisme’, ‘maoïsme’, het gedachtengoed van Fernández, enz. waaruit men moet kiezen zoals in de supermarkt. Dit is een visie van de bourgeoisie, die politieke standpunten beschouwt als intellectuele leerstellingen en die bovendien de standpunten van Marx, Engels en Lenin verminkt, door het pure stalinisme voor te stellen als ‘marxisme-leninisme’, de verpletteraars van de revolutie (Stalin) als revolutionairen (Lenin) en burgerlijke leiders opgegroeid in oorlogen tussen fracties van de bourgeoisie (Mao, Ho Chi Minh) als grote theoretici van het communisme.
Daarom vragen velen ons op de demonstraties: Zijn jullie Leninisten? Zijn jullie Luxemburgisten? En op onze politieke afkomst antwoorden we, zoals op de achterkant van elke publicatie, als volgt:
"De standpunten van de revolutionaire organisaties en hun activiteit zijn het product van de voorbije ervaringen van de arbeidersklasse en van de lering die haar politieke organisaties daar sinds haar ontstaan uit hebben getrokken. De IKS beroept zich daarom op de achtereenvolgende bijdragen van de Bond van Communisten van Marx en Engels (1847-1852), van de drie Internationales (de Internationale Werklieden Vereniging, 1864-1872, de Socialistische Internationale, 1889-1914, de Communistische Internationale, 1919-1928), van de linkerfracties die zich in de jaren 1920-1930 uit de ontaardende Derde Internationale hebben losgemaakt, in het bijzonder de Duitse, Hollandse en Italiaanse Linkerzijde."
Politieke standpunten zijn het product van de historische strijd van het proletariaat en van de overdenking over de doelen en middelen van zijn strijd, de uitdrukking van zijn historische traditie, van zijn revolutionaire politieke programma. Dat is de ‘a-b-c’ van het communisme:
"De theoretische stellingen van de communisten berusten volstrekt niet op ideeën, op de principes, die door een of andere wereldhervormer uitgevonden of ontdekt zijn.
Zij zijn slechts de algemene uitdrukking van feitelijke verhoudingen van een bestaande klassenstrijd, van een onder onze ogen gebeurende historische beweging.." (Communistisch Manifest, II. Proletariërs en Communisten).
Losgemaakt van deze historische, internationale en militante strijd van het proletariaat, kunnen deze standpunten dienen om universitaire theses te maken of kunnen ze zelfs gebruikt worden als oorlogswapen tegen echte communistische organisaties, zoals in het geval van professor Bourrinet [14]. Of om ze te vervalsen, zoals Nuevo Curso/Emancipación/Communia doet, met de standpunten van de Communistische Linkerzijde, waarbij een uit de fantasie ontsproten Spaanse Communistische Linkerzijde tevoorschijn wordt getoverd, die het Trotskisme probeert te laten doorgaan voor de Communistische Linkerzijde [15].
Anderen, zoals de groep Barbaria, zien linkscommunisme als achterhaald en diens standpunten als bibliotheekmateriaal. En we zijn niet de enigen die dit zeggen: de kameraden van Programma Comunista geven ook een redelijk verstandige kritiek op het artikel over Bordiga [16]. Ze hekelen Barbaria’s manipulatie door Bordiga los te koppelen van de strijd van de groepen van de Communistische Linkerzijde in een poging een persoonlijke bijdrage te definiëren die ze zich kan toe-eigenen, om daarop een eigen theorie te bouwen, een eigen visie op problemen die in marxistische termen alleen benaderd kunnen worden vanuit het anonieme en collectieve werk van het partijorgaan"[17] .
De grote opkomst bij de presentatie toont aan dat er belangstelling is voor de geschiedenis van de Communistische Linkerzijde en haar organisaties. Dit bevestigt wat we zeggen, namelijk dat er, zij het mondjesmaat, een ondergrondse rijping van bewustzijn plaatsvindt onder minderheden, vooral onder jongeren die nadenken over de ernst van de situatie en het gebrek aan perspectief dat het kapitalisme biedt.
Deze minderheden wantrouwen vakbonds- en linkse praatjes, die in plaats van antwoorden te geven op hun zorgen, de ideologie en leuzen van de burgerlijke staat reproduceren en kijken daarom naar de standpunten van de Communistische Linkerzijde voor een radicale kritiek op het kapitalisme en een revolutionair perspectief.
Het is dan ook geen toeval dat we vandaag de dag, ondanks de verminderde krachten van de groepen van de Communistische Linkerzijde, getuige zijn van een politiek van omsingeling, middels een ‘cordon sanitaire’, dat probeert te verhinderen dat deze minderheden met linkscommunistische groepen in aanraking komen. Er wordt zelfs geprobeerd ze aan te klagen, door aanvallen te ontketenen die de Communistische Linkerzijde in diskrediet moeten brengen of door ‘neporganisaties’ in haar plaats naar voren te schuiven.
Hoewel de huidige situatie ver verwijderd is van die van 1968, toen we getuige waren van de opkomst van een generatie op zoek naar revolutionaire standpunten, is deze vergelijking toch zinvol om te laten zien hoe er toen een echte gisting was van revolutionaire standpunten, van vertalingen van Luxemburg, Pannekoek, Bordiga werden gepubliceerd, enz. Maar de meerderheid van de jongeren vond niet of verwierp het terrein van de historische continuïteit van de proletarische organisaties, voornamelijk vanwege de organische breuk in de continuïteit van de arbeidersbeweging als gevolg van de contrarevolutie, die werd versterkt door de politiek van generatiekloof die door de staat werd aangemoedigd [18]. Deze militante proletarische krachten kwamen terecht in de linkse groepen en gingen verloren voor de arbeidersklasse. In de huidige, veel neteligere situatie is dit gevaar groot, zo niet groter.
Hic Rhodes / 04.10.2023
[1] Communistische Partij van Italië
[2] Zie ons boek “De Italiaanse Linkerzijde”, zowel in het Engels als in het Frans.
[3] Ook Jehan. Jean Baptiste Mélis.
[4] Die een kritiek waren op het begrip zelf van de proletarische staat, op de identificatie van proletarische macht met de staat.
[5] Voortgekomen uit de minderheid van de Fraction in Frankrijk die zich verzette tegen de opportunistische dynamiek van de vorming van de PCInt (zie het boek over “De Italiaans Linkerzijde”).
[6] Zie: Marc, Part 1: From the Revolution of October 1917 to World War II [711] en Marc, Part 2: From World War II to the present day [253]
[7] En ze negeerde ook van de voortzetters ervan, de Internationale Communistische Linkerzijde, die zichzelf een Internationaal Bureau en een beginselverklaring gaf in 1938; dit IB verdween met de Tweede Wereldoorlog als gevolg van een interne crisis. Maar het werk werd voortgezet (deels door een harde kritiek op de opportunistische standpunten van Vercesi, die mede verantwoordelijk waren voor deze crisis) door de Franse Fractie tijdens de oorlog tot de vorming van Internationalisme - zie: Annexe II : Lettre de la Gauche communiste de France à tous les militants de la Gauche communiste internationale [712] – Nov. 1946 en Polemic with the CWO: The International Communist Left [713] "Het werk ging tijdens de oorlog regelmatig door, met een opmerkelijke systematisering en verdieping van de programmatische standpunten. Vanaf 1941 hield de fractie jaarlijkse conferenties die (onder andere) een veroordeling van Vercesi's revisionistische theorieën over de oorlogseconomie voortbrachten".
[8] Met betrekking tot deze kwesties is de IKS doorgegaan met de ontwikkeling van de analyses van Internationalisme en Internationalismo in het licht van de historische ontwikkelingen; we hebben bijvoorbeeld de Theses on decomposition [714] gepubliceerd die we op ons laatste congres hebben geüpdatet: Update of the Theses on Decomposition (2023) [715]; net zoals we eerder de ineenstorting van het Oostblok analyseerden, uitgaande van het analysekader van het staatskapitalistische karakter van de USSR: Theses on theeconomic and political crisis in the eastern countries [589]
[10] Een centraal argument in de verwerping van Trotski's initiatief om een nieuwe Internationale te vormen in de loop van de nederlaag van de revolutionaire golf was gebaseerd op een politiek van opportunistische allianties met de sociaaldemocratische partijen en die Bilan daarom Internationale 2 en ¾ noemde. Dit was ook aanwezig in de verwerping door de FFGC en de IKS van de ‘vermenigvuldiging’ van Bordigistische ‘partijen’.
[12] De conferenties werden bijeengeroepen door Battaglia Comunista (BC), op basis van "de aanname van het eurocommunisme door de CP's": de IKS moedigde BC aan om de conferenties bijeen te roepen en was betrokken bij het vaststellen van criteria voor deelname, die een klassenterrein vaststelden en ook bij de organisatie en publicatie van teksten.
[13] Uitvoerend Kommitee
[15] Zie: Nuevo Curso et la "Gauche communiste espagnole": Quelles sont les origines de la Gauche communiste ? [718]
[18] In Duitsland werden toen leuzen aangeheven als "de 30-plussers naar de concentratiekampen" .
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/structuur-van-de-site/pers
[2] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen
[3] https://nl.internationalism.org/tag/7/111/internationaal-bureau-voor-de-revolutionaire-partij
[4] https://www.internationalism.org
[5] https://nl.internationalism.org/tag/4/84/argentinie
[6] https://nl.internationalism.org/tag/politieke-stromingen-en-verwijzingen/internationalisten-argentinie
[7] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[8] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[9] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[10] https://nl.internationalism.org/tag/14/188/wat-de-iks
[11] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[12] https://Guardian.co.uk
[13] https://News24.com
[14] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[15] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme
[16] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk
[17] https://nl.internationalism.org/tag/2/35/deelstrijd
[18] https://nl.internationalism.org/were/104_boekenbeurs.html
[19] https://nl.internationalism.org/tag/11/153/lezersbrieven
[20] mailto:[email protected]
[21] https://nl.internationalism.org/were/106_boekenbeurs
[22] https://nl.internationalism.org/were/103_sandra.html
[23] https://nl.internationalism.org/were/101_utrecht
[24] http://www.komiteyehamahangi.com
[25] https://nl.internationalism.org/tag/4/89/iran
[26] https://nl.internationalism.org/tag/2/30/het-vakbondsvraagstuk
[27] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[28] https://nl.internationalism.org/Isme/323_rellencampagne
[29] https://nl.internationalism.org/were/107_debatrellen
[30] https://nl.internationalism.org/isme/316_scholieren
[31] https://nl.internationalism.org/webspecials/2006/newyorkstrike
[32] https://nl.internationalism.org/Isme/324_newyorkstaking
[33] https://nl.internationalism.org/isme/2005/321/heathrow
[34] https://nl.internationalism.org/were/103_depamf.html
[35] https://nl.internationalism.org/were/103_allem.html
[36] https://nl.internationalism.org/Isme/324_seatstaking
[37] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[38] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china
[39] https://nl.internationalism.org/tag/7/124/maoisme
[40] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[41] https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/200602/266/vier-openbare-activiteiten-van-de-iks-brazilie-een-versterking-van-de-pro
[42] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[43] https://nl.internationalism.org/tag/3/51/religie-en-godsdienst
[44] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[45] http://www.internationalism.org
[46] https://pt.internationalism.org/icconline/2006_reunioes_publicas?PHPSESSID=f5016836607dddc8f8b89739034f9b5e
[47] https://fr.internationalism.org/node/1407
[48] http://opop.sites.uol.com.br/
[49] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[50] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde
[51] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[52] https://nl.internationalism.org/tag/4/65/pakistan
[53] https://nl.internationalism.org/tag/4/61/azie
[54] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk
[55] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[56] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[57] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[58] https://nl.internationalism.org/content/dreigementen-tegen-iran-de-groeiende-irrationaliteit-van-de-kapitalistische-oorlog
[59] https://nl.internationalism.org/tag/7/114/radenkommunisme
[60] https://nl.internationalism.org/tag/8/136/hollandse-en-duitse-linkerzijde
[61] https://www.lutte-ouvriere.org
[62] https://www.lcr-rouge.org
[63] https://nl.internationalism.org/tag/7/126/trotskisme
[64] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[65] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[66] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[67] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[68] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[69] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[70] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[71] https://www.devrije.nl/
[72] https://www.lemaroc.org/economie/article
[73] https://fr.internationalism.org/icconline/2009/philippines-turquie
[74] https://fr.internationalism.org/rinte16/regroup.htm
[75] https://nl.internationalism.org/tag/7/121/ultra-links
[76] https://armoedebestrijding.be/publications/napincl_2008-2010.pdf
[77] https://armoedebestrijding.be/publications/NAP2008-2010_indicatoren.pdf
[78] https://www.federcasa.it/news/housing_statistics/Report_housing_statistics_2005_2006.pdf
[79] https://www.vlaanderen.be/wonen-in-vlaanderen/over-wonen-in-vlaanderen/vmsw
[80] https://www.foodbanks.be/nl/welkom
[81] https://nl.internationalism.org/files/nl/tractNL%5B1%5D.pdf
[82] https://nl.internationalism.org/
[83] https://www.cnnturk.com/2009/turkiye/12/05/erdogana.tekel.iscilerinden.protesto/554272.0/
[84] https://www.evrensel.net/haber.php?haber_id=63999
[85] https://www.kizilbayrak.net/sinifhareketi/haber/arsiv/2009/12/30/select/roeportaj/artikel/136/direnisteki-tek.html
[86] https://nl.internationalism.org/tag/3/41/cultuur
[87] https://nl.internationalism.org/tag/4/90/israel
[88] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[89] https://nl.internationalism.org/node/472
[90] https://nl.internationalism.org/ir21/griekenland.html
[91] https://es.internationalism.org/Rint144-edito+lucha
[92] https://nl.internationalism.org/node/853
[93] https://madrid.indymedia.org/node/17370:
[94] https://fr.internationalism.org
[95] https://nl.internationalism.org/node/655
[96] https://www.fr.internationalism.org/rinte62/decompo.htm
[97] https://nl.internationalism.org/tag/4/66/europa
[98] http://www.livestream.com/globalrevolution
[99] https://en.internationalism.org/forum/1056/beltov/4515/occupy-wall-street-protests
[100] https://en.internationalism.org/internationalismusa/201110/4549/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[101] https://www.precaria.org/assemblea-metropolitana-stati-generali-della-precarieta.html
[102] https://www.precaria.org/stati-generali-2010/ii-incontro-nazionale-dei-lavoratori-uniti-contro-la-crisi
[103] https://uniti.gnumerica.org/2010/10/12/comunicato-finale-ii-incontro-nazionale/
[104] https://nl.internationalism.org/tag/2/40/klassenbewustzijn
[105] http://www.leftcom.org
[106] https://nl.internationalism.org/tag/4/72/griekenland
[107] https://nl.internationalism.org/files/nl/Vragenlijst%20over%20de%20pers.doc
[108] https://nl.internationalism.org/tag/18/281/linkskommunisme-en-internationalistisch-anarchisme
[109] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme
[110] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme
[111] https://nl.internationalism.org/files/nl/25_08_12_uitn_2.pdf
[112] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[113] https://nl.internationalism.org/tag/4/76/nederland
[114] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland
[115] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[116] https://nl.internationalism.org/files/nl/uitnodiging_discussiecyclus_crisis_2.pdf
[117] https://www.birov.net/
[118] https://nl.internationalism.org/tag/4/67/balkan
[119] https://www.unhcr.org
[120] https://nl.internationalism.org/files/nl/24_08_13_uitn_2_0.pdf
[121] https://nl.internationalism.org/tag/3/43/historische-koers
[122] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/index.htm
[123] https://en.internationalism.org/ir/140/workers-councils-01
[124] https://en.internationalism.org/series/340
[125] https://en.internationalism.org/series/504
[126] https://en.internationalism.org/wr/237_poland.htm
[127] https://en.internationalism.org/ir/023/mass-strikes-in-poland-1980
[128] https://en.internationalism.org/ir/103_poland80.htm
[129] https://fr.internationalism.org/icconline/2011/dossier_special_indignes.html
[130] https://en.internationalism.org/tag/7/1230/occupy-movement
[131] https://en.internationalism.org/tag/7/1231/occupy-london
[132] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1219
[133] https://en.internationalism.org/icconline/201111/4578/oakland-occupy-movement-seeks-links-working-class
[134] https://en.internationalism.org/icconline/201203/4756/occupy-movement-west-coast-how-organizing-unorganized-led-division
[135] https://en.internationalism.org/worldrevolution/201111/4568/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[136] https://en.internationalism.org/ir/145/what-is-happening-in-the-middle-east
[137] https://en.internationalism.org/icconline/2011/04/middle-east-libya-egypt-class-struggle-and-civil-war
[138] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1136
[139] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1125
[140] https://en.internationalism.org/taxonomy/term/1123
[141] https://www.marxists.org/archive/marx/works/1850/class-struggles-france/index.htm
[142] https://en.wikipedia.org/wiki/Surplus_labour
[143] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm
[144] https://fr.wikipedia.org/wiki/Politique
[145] https://en.wikipedia.org/wiki/Revolution_of_1905
[146] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1906/massastaking/8.htm
[147] http://www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1848/manifest/manif1.htm
[148] https://nl.internationalism.org/tag/3/50/partij-en-fractie
[149] https://nl.internationalism.org/tag/3/53/vervreemding
[150] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[151] https://nl.internationalism.org/tag/17/285/poetin
[152] https://nl.internationalism.org/tag/4/95/rusland-kaukasus-centraal-azie
[153] https://nl.internationalism.org/tag/6/284/oekraine
[154] https://nl.internationalism.org/files/nl/isis_preview_0.jpg
[155] https://nl.internationalism.org/node/1073
[156] https://www.aitrus.info/node/3608 Individuen
[157] mailto:[email protected]
[158] https://en.internationalism.org/ir/120_cgt.html
[159] https://en.internationalism.org/series/271
[160] https://en.internationalism.org/ir/2008/132/spain_1934
[161] https://en.internationalism.org/ir/133/spain_cnt_1936
[162] https://en.internationalism.org/content/10367/war-spain-exposes-anarchisms-fatal-flaws
[163] https://nl.internationalism.org/internationalisme/200609/342/spanje-1936-links-misleidt-het-proletariaat-en-onderwerpt-het-aan-de-bu
[164] https://libcom.org/news/about-declaration-awu-confrontation-ukraine-23062014
[165] https://libcom.org/news/when-patriotic-anarchists-tell-verity-02072014
[166] https://libcom.org/forums/news/ukrainian-crisis-left-necessary-clarification-28092014
[167] https://nl.internationalism.org/node/1045
[168] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/oct/08/why-world-ignoring-revolutionary-kurds-syria-isis
[169] https://www.leftcom.org/en/articles/2014-10-30/in-rojava-people%E2%80%99s-war-is-not-class-war
[170] https://libcom.org/forums/news/isis-17062014
[171] https://nl.internationalism.org/node/1088
[172] https://libcom.org/article/bloodbath-syria-class-war-or-ethnic-war-0
[173] https://libcom.org/article/anarchist-federation-statement-rojava-december-2014
[174] https://nl.internationalism.org/tag/people/ocalan
[175] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[176] https://nl.internationalism.org/tag/6/298/pkk-koerdistan
[177] https://nl.internationalism.org/tag/6/305/terrorisme
[178] http://www.berlin-institut.org/pdfs/Kroehnert_Sterblichkeit.pdf
[179] https://berlingeschichte.de/bms/bmstxt99/9910prod.htm
[180] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/jan/13/flooding-public-spending-britain-europe-policies-homes
[181] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/17/farmers-uk-flood-maize-soil-protection
[182] https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/feb/20/climate-change-deniers-markets-fix
[183] https://www.theguardian.com/environment/2014/feb/09/global-water-shortages-threat-terror-war
[184] https://nl.internationalism.org/tag/6/299/natuurrampen
[185] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[186] https://nl.internationalism.org/tag/18/310/immigratie-vluchtelingen-en-de-arbeidersbeweging
[187] https://nl.internationalism.org/files/nl/openbare_bijeenkomst.pdf
[188] mailto:[email protected]
[189] mailto:[email protected]
[190] https://palebluejadal.tumblr.com/
[191] https://mondoweiss.net/2014/11/israels-become-oppression/
[192] http://www.dandurand.uqam.ca/evenements//evenements-passes/440-fences-and-walls-in-international-relations.html;
[193] https://www.fool.com/investing/general/2014/08/06/the-migrant-crisis-could-cost-billions-but-border.aspx
[194] https://fil.internationalism.org/internasyonalismo/201509/8638/boykot-eleksyon1-marxistang-paninindigan-sa-panahon-ng-dekadenteng-kap
[195] https://www.rappler.com/nation/elections/132850-duterte-8-point-economic-agenda/
[196] https://nl.internationalism.org/tag/17/314/duterte
[197] https://fr.internationalism.org/rinte95/berlin1948.htm
[198] https://www.coe.int/web/history-education/
[199] https://nl.internationalism.org/tag/6/318/migratie
[200] https://en.internationalism.org/icconline/201610/14149/trump-v-clinton-nothing-bad-choices-bourgeoisie-and-proletariat
[201] https://en.internationalism.org/ir/101_bilan.htm
[202] https://nl.internationalism.org/tag/5/316/modernisme
[203] https://nl.internationalism.org/tag/17/317/barrot
[204] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde
[205] https://nl.internationalism.org/tag/4/68/belgie
[206] https://nl.internationalism.org/tag/people/rosa-luxemburg
[207] https://nl.internationalism.org/tag/18/327/accumulatie-van-het-kapitaal
[208] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[209] https://srbeweging.wordpress.com
[210] https://nl.internationalism.org/tag/7/123/anti-fascismeracisme
[211] https://libcom.org/article/my-experience-icc-devrim-valerian
[212] https://nl.internationalism.org/node/721
[213] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[214] https://nl.internationalism.org/ir/16_function
[215] https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel
[216] https://nl.internationalism.org/tag/6/312/populisme
[217] https://nl.internationalism.org/tag/6/313/brexit
[218] https://nl.internationalism.org/iksonline/201604/1319/de-communist-league-van-tampa-en-de-kwestie-van-de-partij
[219] https://nl.internationalism.org/ir/16_partij
[220] https://libcom.org/forums/organise/communist-electoral-strategy-22082016
[221] https://en.internationalism.org/internationalreview/199701/1619/revolutionary-perspective-obscured-parliamentary-illusions
[222] https://www.marxists.org/archive/pannekoe/tactics/index.htm
[223] https://www.marxists.org/archive/bordiga/works/1922/democratic-principle.htm
[224] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[225] https://nl.internationalism.org/tag/5/333/aprilstellingen
[226] https://nl.internationalism.org/tag/17/329/lenin
[227] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[228] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[229] https://nl.internationalism.org/tag/17/331/victor-serge
[230] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm
[231] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/16.htm
[232] https://nl.internationalism.org/tag/17/330/ferro
[233] https://nl.internationalism.org/files/nl/oboktober17.pdf
[234] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[235] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[236] https://nl.internationalism.org/iksonline/201703/1361/openbare-bijeenkomst-brexit-en-president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maat
[237] https://en.internationalism.org/international-review/201608/14087/brexit-trump-setbacks-ruling-class-nothing-good-proletariat
[238] https://nl.internationalism.org/iksonline/201603/1309/debat-staan-we-terug-aan-de-vooravond-van-een-wereldoorlog-en-zo-niet-over-wel
[239] https://nl.internationalism.org/tag/17/320/trump
[240] https://nl.internationalism.org/files/nl/uitnodiging_pb_25-03-2017_0.pdf
[241] https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme
[242] https://nl.internationalism.org/iksonline/201611/1348/president-trump-symbool-van-een-zieltogend-maatschappelijk-systeem
[243] https://nl.internationalism.org/tag/4/92/noord-amerika
[244] https://nl.internationalism.org/tag/5/324/februarirevolutie
[245] https://nl.internationalism.org/tag/5/325/oktoberrevolutie
[246] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/mei-1968
[247] https://en.internationalism.org/node/3624
[248] https://nl.internationalism.org/iksonline/201509/1281/migranten-en-vluchtelingen-de-wreedheid-en-de-hypocrisie-van-de-heersende-klas
[249] https://de.internationalism.org/content/2546/die-deutsche-politik-und-das-fluechtlingsproblem-ein-spiel-mit-dem-feuer
[250] https://ici.radio-canada.ca/premiere/emissions/aujourd-hui-l-histoire/segments/entrevue/69025/mai-1968-paris-france-manifestations-etudiants-violence
[251] http://juralibertaire.over-blog.com/article-18020964.html
[252] https://en.internationalism.org/node/3417
[253] https://en.internationalism.org/ir/066/marc-02
[254] https://libcom.org/article/enrages-and-situationists-occupations-movement
[255] https://en.internationalism.org/wr/315/may68-meetings
[256] https://nl.internationalism.org/content/1428/50-jaar-na-mei-68-1-wegzakken-de-economische-crisis
[257] https://fr.internationalism.org/rinte53/mai1968.htm
[258] https://en.internationalism.org/content/3026/polemic-confusion-communist-groups-over-present-period
[259] https://en.internationalism.org/international-review/201609/14092/1950s-and-60s-damen-bordiga-and-passion-communism
[260] https://en.internationalism.org/international-review/201601/13787/report-class-struggle
[261] https://nl.internationalism.org/content/1414/22e-congres-van-de-iks-resolutie-over-de-internationale-situatie
[262] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201804/9690/greve-perlee-des-cheminots-manoeuvre-des-syndicats-nous-divise
[263] https://en.internationalism.org/international-review/201111/4593/indignados-spain-greece-and-israel
[264] https://nl.internationalism.org/files/nl/2019_n-pamflet_klimaat_sept2019_web.pdf
[265] https://nl.internationalism.org/tag/people/greta-thunberg
[266] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatbetoging
[267] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatstaking
[268] https://nl.internationalism.org/content/1442/het-kapitalisme-bedreigt-de-planeet-en-de-mensheid-alleen-de-wereldwijde-strijd-van-het
[269] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaat
[270] https://nl.internationalism.org/iks/201501/1228/9-de-frontvormingspolitiek-een-strategie-om-het-proletariaat-te-laten-ontsporen
[271] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/gele-hesjes
[272] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919
[273] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918
[274] https://nl.internationalism.org/content/top-van-kopenhagen-om-de-planeet-te-redden-moet-het-kapitalisme-vernietigd-worden
[275] https://nl.internationalism.org/content/marxisme-en-ecologie-het-kapitalisme-vergiftigt-de-aarde
[276] https://en.internationalism.org/icconline/201712/14574/kurdish-nationalism-another-pawn-imperialist-conflicts
[277] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie
[278] https://fr.internationalism.org/content/9761/a-propos-nos-reunions-publiques-cinquantenaire-mai-68#_ftn34
[279] https://nl.internationalism.org/content/1505/het-coronavirus-nog-eens-een-bewijs-dat-het-kapitalisme-een-gevaar-voor-de-mensheid
[280] https://nl.internationalism.org/content/1508/het-kapitalisme-verantwoordelijkheid-voor-de-gezondheidscatastrofe
[281] https://nl.internationalism.org/content/1510/covid-19-het-wereldproletariaat-maakt-een-einde-aan-het-kapitalisme-het-kapitalisme
[282] https://nl.internationalism.org/content/1512/veralgemeend-kapitalistisch-barbarendom-proletarische-wereldrevolutie
[283] https://nl.internationalism.org/content/1513/politieke-instabiliteit-belgie-en-covid-19-arbeiders-mogen-er-de-rekening-niet-voor
[284] https://nl.internationalism.org/content/1521/de-pandemie-onthult-en-versnelt-het-verval-en-de-ontbinding-van-het-kapitalisme
[285] https://nl.internationalism.org/content/1523/covid-19-ondanks-alle-hindernissen-smeedt-de-klassenstrijd-haar-toekomst
[286] https://nl.internationalism.org/content/1540/rapport-over-de-covid-19-pandemie-en-de-periode-van-kapitalistische-ontbinding
[287] https://nl.internationalism.org/content/1533/nederlandultralinks-en-de-covid-19-crisis-de-misleiding-van-een-nieuwe-start-binnen-het
[288] https://nl.internationalism.org/content/1543/covid-19-de-tweede-golf-nederland-en-belgie-de-onmacht-van-de-staten-en-regeringen-om
[289] https://nl.internationalism.org/content/1568/een-jaar-van-nalatigheid-ten-opzichte-van-covid-het-kapitalisme-doodt
[290] https://nl.internationalism.org/content/1566/covid-19-crisispolitiek-belgie-achter-de-maskerade-van-1-ploeg-van-11-miljoen
[291] https://nl.internationalism.org/content/1567/nederland-na-de-verkiezingen-het-einde-van-de-politieke-stabiliteit
[292] https://nl.internationalism.org/content/1588/voor-de-bourgeoisie-het-beste-beloven-het-ergste-voorbereiden
[293] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/coronacrisis
[294] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/corona
[295] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/coronacrisis-0
[296] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/covid-19
[297] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sars-cov-2
[298] https://nl.internationalism.org/iksonline/201601/1302/orientatietekst-militarisme-en-ontbinding
[299] https://nl.internationalism.org/content/1621/militarisme-en-ontbinding-mei-2022
[300] https://nl.internationalism.org/imperialistische-oorlog-oekraine-kapitalisme-oorlog-oorlog-aan-het-kapitalisme
[301] https://nl.internationalism.org/content/1611/alle-staten-zijn-verantwoordelijk-voor-de-oorlog
[302] https://nl.internationalism.org/content/1594/oekraine-verergering-van-oorlogsspanningen-oost-europa
[303] https://nl.internationalism.org/content/1596/onze-heersers-eisen-offers-op-het-altaar-van-de-oorlog
[304] https://nl.internationalism.org/content/1607/geconfronteerd-met-de-oorlog-en-de-crisis-mag-de-arbeidersklasse-geen-enkel-offer
[305] https://nl.internationalism.org/content/1604/de-imperialistische-oorlog-door-de-klassestrijd-beantwoorden
[306] https://nl.internationalism.org/content/1608/openbare-bijeenkomsten-van-de-iks-wie-kan-de-oorlogen-en-het-kapitalistische
[307] https://nl.internationalism.org/content/1633/vijf-maanden-van-speciale-operatie-imperialistische-botsingen-oekraine-vergroten-de
[308] https://nl.internationalism.org/content/1605/zimmerwald-conferentie-een-onontbeerlijke-referentie-voor-de-verdediging-van-het
[309] https://nl.internationalism.org/content/1599/gezamenlijke-verklaring-van-de-groepen-van-de-internationale-kommunistische-linkerzijde
[310] https://nl.internationalism.org/content/1622/imperialistische-barbaarse-en-criminele-propaganda
[311] https://nl.internationalism.org/content/1600/humanitaire-propaganda-dienst-van-de-oorlog
[312] https://nl.internationalism.org/content/1620/van-internationalisme-naar-de-verdediging-van-de-natie
[313] https://nl.internationalism.org/content/1606/ideologische-campagne-het-trotskisme-de-grote-ronselaar-van-het-imperialisme
[314] https://nl.internationalism.org/content/1643/pvda-doorbraak-communistisch-platform-een-valse-schijn-van-internationalisme-tegenover
[315] https://nl.internationalism.org/content/1634/oorlog-oekraine-pandemie-milieurampen-economische-crisis-alleen-het-proletariaat-kan-de
[316] https://nl.internationalism.org/content/1662/de-fau-kiest-de-kant-van-de-oekraiense-bourgeoisie
[317] https://www.leftcom.org/en/articles/2020-03-14/italy-we-re-not-lambs-to-the-slaughter-class-struggle-in-the-time-of-coronavirus
[318] https://www.wsws.org/en/articles/2020/04/20/ciud-a20.html
[319] https://libcom.org/article/workers-launch-wave-wildcat-strikes-trump-pushes-return-work-amidst-exploding-coronavirus
[320] https://fr.internationalism.org/content/10107/covid-19-des-reactions-face-a-lincurie-bourgeoisie
[321] https://en.internationalism.org/forum/16820/corona-virus-more-evidence-capitalism-has-become-danger-humanity
[322] https://www.youtube.com/watch?v=gXC1n8OexRU
[323] https://en.internationalism.org/content/16707/report-class-struggle-formation-loss-and-re-conquest-proletarian-class-identity
[324] https://edition.cnn.com/2020/04/22/africa/coronavirus-famine-un-warning-intl/index.html
[325] https://de.internationalism.org/content/2935/covid-19-weltweite-kapitalistische-barbarei-oder-proletarische-weltrevolution
[326] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/pandemie
[327] https://es.internationalism.org/content/4479/chile-ante-los-ataques-del-gobierno-la-respuesta-no-es-la-revuelta-popular-sino-la
[328] https://nl.internationalism.org/iksonline/201609/1340/terreur-terrorisme-en-klassegeweld
[329] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/197804/1321/resolutie-over-terreur-terrorisme-en-klassegeweld
[330] https://es.internationalism.org/content/4395/el-movimiento-obrero-en-chile-principios-del-siglo-xx
[331] https://en.internationalism.org/ir/115_allende.htm
[332] https://en.internationalism.org/content/16704/resolution-international-situation-2019-imperialist-conflicts-life-bourgeoisie
[333] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sociale-beroering-chili
[334] https://libcom.org/article/class-war-102019-yellow-vests
[335] https://fr.internationalism.org/content/9877/prise-position-camp-revolutionnaire-gilets-jaunes-necessite-rearmer-proletariat
[336] https://www.international-communist-party.org/English/TheCPart/TCP_021.htm
[337] https://www.internationalcommunistparty.org/index.php/en/publications/the-internationalist/363-the-internationalist-n-07-2020-2021/2768-after-minneapolis-let-the-revolt-of-the-american-proletarians-be-an-example-to-proletarians-in-all-metropolises
[338] https://www.leftcom.org/en/articles/2020-05-30/on-minneapolis-police-brutality-class-struggle
[339] https://en.internationalism.org/content/16855/covid-19-despite-all-obstacles-class-struggle-forges-its-future
[340] https://en.internationalism.org/internationalreview/197701/9333/ambiguities-internationalist-communist-party-over-partisans-italy-19
[341] https://en.internationalism.org/content/3203/polemic-wind-east-and-response-revolutionaries
[342] https://en.internationalism.org/content/3250/polemic-faced-convulsions-east
[343] https://www.leftcom.org/en/articles/2019-01-18/some-further-thoughts-on-the-yellow-vests-movement
[344] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/black-lives-matter
[345] https://nl.internationalism.org/tag/people/george-floyd
[346] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/black-lives-matter
[347] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/blm
[348] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/racismeanti-racisme
[349] https://nl.internationalism.org/tag/6/322/brexittrump
[350] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/ontbinding
[351] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verval
[352] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/republikeinse-partij
[353] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/democratische-partij
[354] https://nl.internationalism.org/tag/politieke-stromingen-en-verwijzingen/gic
[355] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/pensioenhervorming
[356] https://nl.internationalism.org/content/1495/wie-wie-nuevo-curso
[357] https://en.internationalism.org/content/16745/lassalle-and-schweitzer-struggle-against-political-adventurers-workers-movement
[358] https://www.marxists.org/deutsch/archiv/bebel/1911/leben2/
[359] https://www.marxists.org/deutsch/archiv/bebel/1911/leben2/kap1-06.html
[360] https://en.internationalism.org/ir/110_conference.html
[361] https://en.internationalism.org/content/9742/communique-our-readers-icc-under-attack-new-agency-bourgeois-state
[362] https://en.internationalism.org/icconline/201502/12079/doctor-bourrinet-fraud-and-self-proclaimed-historian
[363] https://en.internationalism.org/content/3753/communist-organisation-struggle-marxism-against-political-adventurism
[364] https://nl.internationalism.org/tag/people/gaizka
[365] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nuevo-curso
[366] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1876/1876aapmens.htm
[367] https://www.who.int/gho/hiv/en/
[368] https://stories.msf.org.uk/contagion-in-congo/index.html?gclid=EAIaIQobC
[369] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/covid-19
[370] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/virus
[371] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/george-floyd
[372] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/3.htm#eigendom
[373] https://www.bartleby.com/lit-hub/william-blake/84250-2/
[374] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1844/manuscripten/4.htm
[375] https://nl.internationalism.org/tag/people/marx
[376] https://nl.internationalism.org/tag/2/24/marxisme-de-theorie-van-de-revolutie
[377] https://nl.internationalism.org/tag/18/224/het-kommunistisch-perspectief
[378] https://fr.internationalism.org/content/9922/resolution-situation-internationale-2019-conflits-imperialistes-vie-bourgeoisie-crise
[379] http://news.bbc.co.uk/onthisday/hi/dates/stories/may/26/newsid_4396000/4396893.stm
[380] http://www.pewresearch.org/religion/uploadedfiles/Topics/Beliefs_and_Practices/religion-politics-06.pdf
[381] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/gunpowder-plot
[382] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/gleiwitz-incident
[383] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/operatie-susannah
[384] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/northwoods
[385] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/ebert-groener-pact
[386] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/propaganda-due-p2-lodge
[387] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/operatie-gladio
[388] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/kapp-putsch
[389] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/complottheorie
[390] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/samenzweringstheorie
[391] https://www.mlwerke.de/me/me02/me02_019.htm
[392] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1880/utopie/5.htm
[393] https://en.internationalism.org/content/16732/trump-v-squad-deterioration-us-political-apparatus
[394] https://nl.internationalism.org/tag/people/biden
[395] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/biden
[396] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen
[397] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/vs
[398] http://www.sebalorenzo.co,ar
[399] https://en.internationalism.org/content/16727/nuevo-curso-and-spanish-communist-left-what-are-origins-communist-left
[400] mailto:[email protected]
[401] https://en.internationalism.org/internationalreview/200908/3077/farewell-munis-revolutionary-militant;
[402] https://en.internationalism.org/content/2937/polemic-where-going;
[403] https://en.internationalism.org/international-review/201711/14445/communism-agenda-history-castoriadis-munis-and-problem-breaking-tr;
[404] https://en.internationalism.org/international-review/201808/16490/castoriadis-munis-and-problem-breaking-trotskyism-second-part-cont;
[405] https://en.internationalism.org/content/3100/confusions-fomento-obrero-revolucionario-russia-1917-and-spain-1936https://es.internationalism.org/cci/200602/753/1critica-del-libro-jalones-de-derrota-promesas-de-victoria
[406] https://en.internationalism.org/content/16727/nuevo-curso-and-spanish-communist-left-what-are-origins-communist-left;
[407] https://en.wikipedia.org/wiki/Spanish_Socialist_Workers%27_Party
[408] https://www.ultimahora.es/noticias/sociedad/1999/03/01/972195/espanol-preside-nuevo-consejo-europeo-accion-humanitaria-cooperacion.html
[409] https://en.wikipedia.org/wiki/NATO_Parliamentary_Assembly
[410] https://en.wikipedia.org/wiki/Repsol
[411] https://web.psoe.es/izquierdasocialista/docs/648062/page/patriotas-por-dios-por-patria-repsol.html
[412] https://nl.internationalism.org/wereldrevolutie/200507/107/het-congres-van-den-haag-1872-het-eerste-gevecht-van-het-marxisme-tegen-h
[413] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref1
[414] https://en.internationalism.org/content/16738/new-recession-capital-dema
[415] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref2
[416] https://nl.internationalism.org/content/1486/chili-de-inzet-niet-democratie-dictatuur-maar-kapitalistische-barbarij-proletarische
[417] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref3
[418] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref4
[419] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref5
[420] https://en.internationalism.org/content/16757/argentinean-cordobazo-may-
[421] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref6
[422] https://nl.internationalism.org/content/1427/beweging-van-de-gele-hesjes-het-proletariaat-moet-de-aanvallen-van-de-bourgeoisie
[423] https://en.internationalism.org/content/16772/popular-revolts-are-no-answer-world-capitalisms-dive-crisis-and-misery#_ftnref7
[424] https://nl.internationalism.org/content/1487/resolutie-over-de-krachtsverhouding-tussen-de-klassen
[425] https://www.marxists.org/deutsch/archiv/luxemburg/1913/akkkap/kap32.htm
[426] https://en.internationalism.org/content/3129/report-international-situation-part-1
[427] https://en.internationalism.org/books/dgcl/4/10_00.html
[428] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1915/junius/index.htm
[429] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/februaristaking
[430] https://nl.internationalism.org/tag/people/sneevliet
[431] https://nl.internationalism.org/tag/people/mll
[432] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/kpb
[433] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/socialistische-jonge-wacht
[434] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/amis-de-lexploite
[435] https://nl.internationalism.org/tag/people/josephe-jacquemotte
[436] https://nl.internationalism.org/tag/people/war-van-overstraeten
[437] https://nl.internationalism.org/tag/geschiedenis-van-de-arbeidersbeweging/1921-oprichting-kommunistische-partij-belgie
[438] https://nl.internationalism.org/content/1524/rapport-over-de-hedendaagse-ontbinding-mei-2017
[439] https://www.bbc.com/mundo/noticias-51705060
[440] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/bestorming-capitool
[441] https://nl.internationalism.org/tag/people/kamala-harris
[442] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen-vs
[443] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/proud-boys
[444] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/bestorming-capitool
[445] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/commune-van-parijs
[446] https://nl.internationalism.org/tag/9/141/1871-de-commune-van-parijs
[447] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/kronstadt-1921
[448] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-opstand-kronstadt
[449] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4261#_ftn9
[450] https://nl.internationalism.org/watis/platform
[451] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201511/1294/1914-hoe-de-duitse-sociaal-democratie-de-arbeiders-verraadde
[452] https://es.internationalism.org/cci-online/200706/1935/cuales-son-las-diferencias-entre-la-izquierda-comunista-y-la-iv-internacional
[453] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4261#_ftnref7
[454] https://nl.internationalism.org/content/het-kommunisme-geen-mooi-ideaal-maar
[455] https://nl.internationalism.org/tag/themas-verdiepen/ultralinks-deel-van-kapitalistisch-links
[456] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn3
[457] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn6
[458] https://es.internationalism.org/print/book/export/html/4267#_ftn13
[459] https://nl.wikisource.org/wiki/Manifest_van_de_Communistische_Partij
[460] https://nl.internationalism.org/ir/16_functie
[461] https://files.libcom.org/files/The%20Russian%20Enigma%20-%20Ante%20Ciliga.pdf
[462] https://en.internationalism.org/ir/037_natqn_02.html
[463] https://es.internationalism.org/cci-online/201104/3103/apuntes-sobre-la-cuestion-sindical
[464] https://en.internationalism.org/international-review/201508/13354/zimmerwald-and-centrist-currents-political-organisations-proletari
[465] https://en.internationalism.org/content/10160/1914-how-german-socialism-came-betray-workers
[466] https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1913/1913driecomponenten.htm
[467] https://www.marxists.org/francais/trotsky/livres/ical/ical.pdf
[468] https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/1917aprilstellingen.htm
[469] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1930/russische-revolutie/15.htm
[470] https://communisme.nu/artikelen/2014/07/02/zijn-jullie-democraten/
[471] https://nl.internationalism.org/iks/201501/1227/8-het-parlementaire-en-verkiezingsbedrog
[472] https://studylib.net/doc/13143240/the-communist-international-1919-1943-documents-volume-i
[473] https://nl.internationalism.org/watis/basisstandpunten
[474] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/politieke-situatie-nederland
[475] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland
[476] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/identitairen
[477] https://twitter.com/GerritHiemstra/status/1415394333277233155?ref_src=twsrc%5Etfw%7Ctwcamp%5Etweetembed%7Ctwterm%5E1415394334577500165%7Ctwgr%5E%7Ctwcon%5Es2_&ref_url=https%3A%2F%2Fjoop.bnnvara.nl%2Fnieuws%2Flimburg-zucht-onder-klimaatcrisis-rivier-door-va
[478] https://www.noodweer.be/waarom-heeft-het-de-afgelopen-dagen-zoveel-geregend-boven-de-benelux/
[479] https://www.liberation.fr/international/europe/inondations-le-nombre-de-morts-atteint-133-en-allemagne-153-en-europe-20210717_AAKJJWRYWZEGNJIQ3KKNNKBDQY/
[480] https://www.n-tv.de/politik/Warum-warnten-nicht-ueberall-Sirenen-vor-der-Flut-article22692234.html
[481] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/overstromingen
[482] https://nl.internationalism.org/files/nl/2022_n-pamflet_zomer-van-woede-vk_nov2022.pdf
[483] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/de-zomer-van-woede-2022
[484] https://fr.internationalism.org/content/10648/crise-covid-demontre-limpasse-du-capitalisme
[485] https://fr.internationalism.org/content/10582/luttes-aux-etats-unis-iran-italie-coree-ni-pandemie-ni-crise-economique-nont-brise
[486] https://fr.internationalism.org/content/10652/greve-metallurgie-a-cadix-espagne-notre-force-cest-nous-battre-tant-classe-ouvriere
[487] https://fr.internationalism.org/content/10649/manifestation-defense-lhopital-public-proletariat-doit-lutter-contre-lenfermement
[488] https://fr.internationalism.org/content/10617/revoltes-aux-antilles-syndicats-entrainent-ouvriers-impasse-dangereuse
[489] https://www.marxists.org/deutsch/archiv/lenin/1915/krieg/kap1.htm
[490] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1915/junius/6.htm
[491] https://nl.internationalism.org/rint18/pacifistsicheillusies
[492] https://nl.internationalism.org/internationalisme/200609/339/de-sociaal-democratie-de-negentiende-eeuw-en-de-oprichting-van-de-bwp-s
[493] https://www.marxists.org/nederlands/van_den_boom/1967/1967oktober.htm
[494] https://nl.internationalism.org/isme/322_nzimmerwald
[495] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201609/1336/fractie-nieuwe-partij
[496] http://www.dacob.be/ONLINETEKSTEN/Claude%20Renard%201917.pdf
[497] https://nl.internationalism.org/internationalisme/200606/311/de-sociaal-democratie-de-19de-eeuw-en-de-oprichting-van-de-bwp-de-doorb
[498] https://en.internationalism.org/ir/118_syndicalism_i.html
[499] https://nl.internationalism.org/tag/people/joseph-jacequemotte
[500] https://nl.internationalism.org/tag/people/andries-van-gool
[501] https://nl.internationalism.org/tag/people/abraham-soep
[502] https://nl.internationalism.org/tag/people/eduard-anseele
[503] https://nl.internationalism.org/tag/people/jules-destree
[504] https://nl.internationalism.org/tag/people/louis-de-brouckere
[505] https://nl.internationalism.org/tag/people/henri-de-man
[506] https://nl.internationalism.org/tag/themas-verdiepen/de-internationalistische-kommunistische-linkerzijde-belgie
[507] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/protesten-iran
[508] https://nl.internationalism.org/content/de-debatcultuur-een-wapen-van-de-klassestrijd
[509] https://nl.internationalism.org/content/1564/de-verborgen-erfenis-van-kapitalistisch-links-i-een-valse-visie-op-de-arbeidersklasse
[510] https://nl.internationalism.org/content/1565/de-verborgen-erfenis-van-kapitalistisch-links-ii-een-methode-en-denkwijze-ten-dienste
[511] https://nl.internationalism.org/content/1573/de-verborgen-erfenis-van-kapitalistisch-links-iii-een-wijze-van-functioneren-die-de
[512] https://nl.internationalism.org/content/1586/de-verborgen-erfenis-van-kapitalistische-links-iv-hun-moraal-en-de-onze
[513] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1888/1888voorwoordmanifest.htm
[514] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/200709/472/stellingen-over-de-studentenbeweging-van-lente-2006-frankrijk
[515] https://nl.internationalism.org/content/de-mobilisatie-van-de-verontwaardigden-spanje-en-zijn-weerslag-de-wereld-een-veelbelovende
[516] https://www.marxists.org/archive/reed/1919/10days/10days/index.htm
[517] https://es.internationalism.org/cci-online/200802/2185/debates-electorales-lo-contrario-de-un-verdadero-debate
[518] https://nl.internationalism.org/content/1555/honderd-jaar-geleden-de-opstand-van-kronstadt
[519] https://nl.internationalism.org/iksonline/201708/1388/aprilstellingen-van-1917-wegwijzer-voor-de-proletarische-revolutie
[520] http://www.zeno.org/Kulturgeschichte/M/Blos,+Wilhelm+Joseph/Denkw%C3%BCrdigkeiten+eines+Sozialdemokraten/1.+Band/Anhang/Brief+von+Karl+Marx+an+Wilhelm+Blos
[521] https://nl.internationalism.org/content/intern-debat-van-de-iks-orientatietekst-over-marxisme-en-ethiek-deel-i-juni-2004
[522] https://www.marxists.org/nederlands/pannekoek/1944/1944antropogenese.htm
[523] https://en.internationalism.org/ir/122_conferences
[524] https://en.internationalism.org/ir/139/trotsykism
[525] https://en.internationalism.org/icconline/2008/feb/principles
[526] https://en.internationalism.org/the-communist-left
[527] https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1936/1936moraal.htm
[528] https://es.internationalism.org/accion-proletaria/201704/4205/la-importancia-del-debate-moral-y-organizativo
[529] https://en.internationalism.org/internationalreview/198210/2952/machiavellianism-and-consciousness-and-unity-bourgeoisie
[530] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/8.htm
[531] https://nl.internationalism.org/content/678/darwinisme-en-marxisme-anton-pannekoek-deel-i
[532] https://nl.internationalism.org/Pannekoek_marxisme_darwinisme_deelII
[533] https://nl.internationalism.org/content/orientatietekst-vertrouwen-en-solidariteit-de-strijd-van-het-proletariaat-deel-i
[534] https://nl.internationalism.org/content/orientatietekst-vertrouwen-en-solidariteit-de-strijd-van-het-proletariaat-deel-ii
[535] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1848/manifest/cm.pdf
[536] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1894/kapitaal-3/48.htm
[537] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/klimaatopwarming
[538] https://nl.internationalism.org/files/nl/2022_n-pamflet_oekraine_april2022.pdf
[539] mailto:[email protected]
[540] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-oekraine
[541] https://nl.internationalism.org/tag/people/zelenski
[542] https://fr-academic.com/dic.nsf/frwiki/995967#Le_mouvement_ouvrier_contre_la_guerre
[543] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1859/1859voorwoordbijdrage.htm
[544] https://en.internationalism.org/content/17207/significance-and-impact-war-ukraine
[545] https://en.internationalism.org/content/3204/after-collapse-eastern-bloc-destabilization-and-chaos
[546] https://en.internationalism.org/ir/1982/31/critique-of-the-weak-link-theory
[547] https://en.internationalism.org/content/2962/debate-critique-theory-weakest-link
[548] https://en.internationalism.org/content/3105/historic-conditions-generalization-working-class-struggle
[549] https://en.internationalism.org/ir/075_1943.html
[550] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/donbass
[551] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/krim
[552] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/navo
[553] https://nl.internationalism.org/content/1575/24e-internationaal-congres-van-de-iks-resolutie-over-de-internationale-situatie
[554] https://crimethinc.com/2022/02/26/russian-anarchists-on-resisting-the-invasion-of-ukraine-updates-and-analysis
[555] https://www.theguardian.com/commentisfree/2022/feb/27/liberal-democracies-must-defend-their-values-and-show-putin-that-the-west-isnt-weak
[556] https://nl.internationalism.org/content/1587/strijd-de-vs-iran-italie-korea-noch-de-pandemie-noch-de-economische-crisis-heeft-de
[557] https://en.internationalism.org/content/17171/trotskyism-beating-drums-imperialist-war
[558] https://www.marxists.org/nederlands/gorter/1914/imperialisme/10.htm
[559] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2350
[560] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/doorbraak
[561] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/pvda
[562] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/inflatie-2021
[563] https://fr.internationalism.org/revue-internationale/201609/9443/l-insurrection-dublin-1916-et-question-nationale
[564] https://fr.internationalism.org/french/rint/118_decadence.htm
[565] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1845/duitse_ideologie/index.htm
[566] https://fr.internationalism.org/rinte121/decadence.html
[567] https://nl.internationalism.org/content/1529/coronacrisis-dossier-de-ware-doodsoorzaak-het-kapitalisme
[568] https://fr.internationalism.org/french/rint/117_decomposition.htm
[569] https://fr.internationalism.org/content/10371/toutes-pandemies-du-passe-etaient-produit-societes-decadentes-celle-covid-19-ne-fait
[570] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/verval
[571] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/ontbinding
[572] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/marxisme
[573] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/idealisme
[574] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/fenomenologie
[575] https://nl.internationalism.org/content/de-anarchisten-en-de-oorlog-i-de-anarchisten-en-de-eerste-wereldoorlog
[576] https://www.anarchisme.nl/namespace/het_anarchisme_guerin
[577] https://iwa-ait.org/content/kras-iwa-against-war
[578] https://iwa-ait.org/content/lets-turn-capitalist-wars-workers-revolution
[579] https://www.anarchistcommunism.org/2022/02/27/take-the-side-of-the-working-class-not-competing-imperialist-states/
[580] https://www.anarchistcommunism.org/2022/02/25/ukraine-international-statement/
[581] https://www.anarchistcommunism.org/2022/03/07/identity-nationalism-and-xenophobia-at-freedom/
[582] https://i-f-a.org/wp-content/uploads/2022/02/fa-statement.pdf
[583] https://www.militantwire.com/p/ukrainian-anarchists-mobilize-for?s=r
[584] https://nl.crimethinc.com/2022/02/26/russian-anarchists-on-resisting-the-invasion-of-ukraine-updates-and-analysis
[585] https://en.internationalism.org/2009/wr/325/anarchism-war1
[586] https://en.internationalism.org/content/17287/acceleration-capitalist-decomposition-poses-clear-possibility-destruction-humanity
[587] https://en.internationalism.org/content/17062/resolution-international-situation-adopted-24th-icc-congress
[588] https://nl.internationalism.org/content/1655/de-versnelling-van-de-kapitalistische-ontbinding-stelt-openlijk-de-kwestie-van-de
[589] https://en.internationalism.org/ir/60/collapse_eastern_bloc
[590] https://fr.internationalism.org/content/10976/repression-insultes-agressions-sexuelles-gazage-matraquage-il-ne-faut-pas-tomber-piege
[591] https://fr.internationalism.org/content/10693/barbarie-ou-communisme
[592] https://en.internationalism.org/ir/146/paris-commune
[593] https://en.internationalism.org/content/17030/65th-anniversary-paris-commune-bilan-no-29-march-april-1936
[594] https://en.internationalism.org/content/16993/hands-commune
[595] https://en.internationalism.org/ir/130/CNT-1919-1923
[596] https://es.internationalism.org/content/4521/los-gobiernos-de-izquierda-en-defensa-de-la-explotacion-capitalista-i
[597] https://barbaria.net/2023/03/21/francia-grecia-reino-unido-proletarios-de-todo-el-mundo-quememos-el-capitalismo/
[598] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/barbaria
[599] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/geweld
[600] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn1
[601] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn2
[602] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn3
[603] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn4
[604] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn5
[605] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn6
[606] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn7
[607] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftn8
[608] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref1
[609] https://www.leftcom.org/en/articles/2023-07-05/the-no-war-but-the-class-war-initiative
[610] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref2
[611] https://www.leftcom.org/en/articles/2022-07-22/nwbcw-and-the-real-international-bureau-of-1915
[612] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref3
[613] https://en.internationalism.org/content/17240/correspondence-joint-statement-groups-communist-left-war-ukraine
[614] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref4
[615] https://fr.internationalism.org/content/10793/lhistoire-des-groupes-no-war-but-the-class-war
[616] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref5
[617] https://fr.internationalism.org/rinte13/bc.htm
[618] https://fr.internationalism.org/rinte21/organisation.htm
[619] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref6
[620] https://fr.internationalism.org/content/10907/comite-qui-entraine-participants-limpasse
[621] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref7
[622] https://www.leftcom.org/it/articles/2023-01-03/sul-comitato-di-roma-nwbcw-un-intervista
[623] https://www.sitocomunista.it/pci/pci.html
[624] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11168#_ftnref8
[625] https://fr.internationalism.org/content/11039/lacg-exclut-cci-ses-reunions-publiques-cwo-trahit-solidarite-entre-organisations
[626] https://nl.internationalism.org/tag/7/112/battaglia-comunista
[627] https://nl.internationalism.org/tag/7/113/communist-workers-organisation
[628] https://direkteaktion.org/erklaerung-des-internationalen-komitees-der-fau-zur-russischen-invasion-in-der-ukraine/
[629] https://archive.org/stream/leninwerke_201705/Lenin%20Werke/LW28_djvu.txt
[630] https://aitrus.info/node/5921
[631] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-oekraine-1
[632] https://en.internationalism.org/content/17057/report-economic-crisis-24th-congress-icc
[633] https://nl.internationalism.org/content/1631/de-bourgeoisie-gelast-nieuwe-opofferingen-de-arbeidersklasse-antwoordt-met-strijd
[634] https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/about/
[635] https://nl.internationalism.org/content/1433/de-strijd-van-de-linkerzijde-binnen-de-oude-sociaaldemocratische-partij-reactie-op-een
[636] https://nl.internationalism.org/content/1677/hoe-kunnen-we-de-algemene-dynamiek-van-de-proletarische-strijd-beoordelen
[637] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/memoriam
[638] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_manifest3_klweb2.pdf
[639] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1915/junius/2.htm
[640] https://nl.internationalism.org/watis/manifest1975
[641] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1852/18e.htm
[642] https://fr.internationalism.org/manifeste9
[643] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/inflatie-2022
[644] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/jaren-2020
[645] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/jaren-20
[646] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/manifest
[647] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/jaren-2020
[648] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/jaren-20
[649] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/inflatie-2022
[650] https://en.internationalism.org/ir/124_communism
[651] https://en.internationalism.org/ir/125-communism
[652] https://en.internationalism.org/internationalreview/200103/9650/unravelling-russian-enigma-1926-36
[653] https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=&cad=rja&uact=8&ved=2ahUKEwizobmpw-iAAxVb3QIHHfZiBn8QFnoECBMQAQ&url=https%3A%2F%2Fwww.marxists.org%2Fnederlands%2Flenin%2F1920%2Fkinderziekten%2Findex.htm&usg=AOvVaw1KekX60TBSnjnYqdQVdYxx&opi=89978449
[654] https://www.marxists.org/nederlands/documenten/1950/1950gic.htm
[655] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2420
[656] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2522
[657] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2538
[658] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2528
[659] https://en.internationalism.org/ir/127/vercesi-period-of-transition
[660] https://en.internationalism.org/ir/2008/132/bilan1936
[661] https://en.internationalism.org/ir/131/commy-vol3-08
[662] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2438
[663] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2537
[664] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2552
[665] https://archivesautonomies.org/spip.php?article2431
[666] https://en.internationalism.org/content/9195/bilan-dutch-left-and-transition-communism-ii
[667] https://nl.internationalism.org/tag/8/135/italiaanse-linkerzijde
[668] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/overgangsperiode
[669] https://nl.internationalism.org/files/nl/2023_n-pamflet_eenmaking-strijdvk-fr_jan2023.pdf
[670] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/winter-anger
[671] https://www.bing.com/ck/a?!&&p=7f4a9d05fb318c90JmltdHM9MTY3NjE2MDAwMCZpZ3VpZD0xYzU2NjJhYy1kZmFjLTZiMmEtM2M5NS03MDAyZGVjMDZhOWImaW5zaWQ9NTQwOA&ptn=3&hsh=3&fclid=1c5662ac-dfac-6b2a-3c95-7002dec06a9b&psq=kargadoor+utrecht&u=a1aHR0cHM6Ly93d3cua2FyZ2Fkb29yLm5sL3V0cmVjaHQvbWVkZXdlcmtlcnMvZGlyZWN0aWUtZW4tYmVzdHV1ci5odG1s&ntb=1
[672] https://www.bing.com/local?lid=YN8000x7226070433363549612&id=YN8000x7226070433363549612&q=De+Kargadoor&name=De+Kargadoor&cp=52.095314025878906%7e5.116866111755371&ppois=52.095314025878906_5.116866111755371_De+Kargadoor
[673] https://nl.internationalism.org/tag/14/207/discussie-bijeenkomsten-permanenties
[674] https://nl.internationalism.org/files/nl/2023_n-pamflet_gaza-oorlog_nov2023.pdf
[675] https://nl.internationalism.org/tag/4/91/palestina
[676] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/palestiijns-israelische-oorlog
[677] https://nl.internationalism.org/files/nl/2023_n-pamflet_verderdan68_mei2023.pdf
[678] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/stakingen-frankrijkvk-2023
[679] https://nl.internationalism.org/files/nl/2023_n-pamflet_inhanden_mrt2023.pdf
[680] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/undefined
[681] https://fr.internationalism.org/content/10811/gauche-communiste-guerre-ukraine
[682] https://en.internationalism.org/content/17284/capitalism-leads-destruction-humanity-only-world-revolution-proletariat-can-put-end-it
[683] https://nl.internationalism.org/content/1714/slachtpartijen-en-oorlogen-israel-gaza-oekraine-azerbeidzjan-het-kapitalisme-zaait-dood
[684] https://nl.internationalism.org/content/1720/de-werkelijkheid-achter-de-burgerlijke-leuzen
[685] https://en.internationalism.org/content/17422/war-middle-east-another-step-towards-barbarism-and-global-chaos
[686] https://en.internationalism.org/content/17357/report-imperialist-tensions
[687] https://antimilitarismus.noblogs.org/english/
[688] https://antimilitarismus.noblogs.org/post/2023/08/29/the-revolutionary-movement-and-the-second-world-war-interview-with-marc-chirik-1985/
[689] https://en.internationalism.org/content/17185/between-internationalism-and-defence-nation
[690] https://antimilitarismus.noblogs.org/post/2022/09/13/anarchist-antimilitarism-and-myths-about-the-war-in-ukraine/
[691] https://nl.internationalism.org/content/1704/de-strijd-ligt-voor-ons
[692] https://en.internationalism.org/content/17396/ict-and-no-war-class-war-initiative-opportunist-bluff-which-weakens-communist-left
[693] https://en.internationalism.org/content/17416/call-communist-left-down-massacres-no-support-any-imperialist-camp-no-pacifist
[694] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-het-midden-oosten
[695] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-israel-palestina
[696] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/antimilitarisme
[697] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/anti-militarist-initiative
[698] https://www.haaretz.com/israel-news/2023-11-12/ty-article/israeli-security-cabinet-member-calls-north-gaza-evacuation-nakba-2023/0000018b-c2be-dea2-a9bf-d2be7b670000
[699] https://www.theguardian.com/global-development/2023/dec/02/iran-using-gaza-conflict-as-cover-to-step-up-executions-of-protesters
[700] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-palestina-israel
[701] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-het-midden-oosten
[702] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/israel
[703] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/palestina
[704] https://en.internationalism.org/content/3154/zimmerwald-1915-1917-war-revolution
[705] https://en.internationalism.org/internationalreview/199712/5385/lenins-state-and-revolution-striking-validation-marxism
[706] https://en.internationalism.org/ir/090/october-1917-80-years-on
[707] https://archivesautonomies.org/spip.php?article1811
[708] https://fr.internationalism.org/Brochure/trotsky
[709] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/linkse-oppositie
[710] https://nl.internationalism.org/tag/people/trotsky
[711] https://en.internationalism.org/ir/065/marc-01
[712] https://fr.internationalism.org/gcf/annexe2
[713] https://en.internationalism.org/ir/084_cwo.html
[714] https://en.internationalism.org/ir/107_decomposition
[715] https://en.internationalism.org/content/17377/update-theses-decomposition-2023
[716] https://en.internationalism.org/content/2733/resolution-state-transition-period
[717] https://en.internationalism.org/content/2939/report-international-conference
[718] https://fr.internationalism.org/content/9961/nuevo-curso-et-gauche-communiste-espagnole-quelles-sont-origines-gauche-communiste
[719] https://www.pcint.org/05_Elprol/022/022_barbaria.htm
[720] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/bilan
[721] https://nl.internationalism.org/tag/people/vercesi
[722] https://nl.internationalism.org/tag/people/marc-chirik
[723] https://nl.internationalism.org/tag/people/bordiga