Door IKSonline op
Niets maakt een uitbuitende klasse meer woedend dan een opstand van de uitgebuiten. De opstanden van de slaven in het Romeinse Keizerrijk en van de boeren onder het feodalisme werden altijd met de meest walgelijke wreedheid onderdrukt. De opstand van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme is echter een nog grotere belediging voor de heersende klasse van dit systeem, daar ze duidelijk en rationeel het spandoek hoog houdt van de nieuwe, kommunistische maatschappij, de maatschappij die werkelijk beantwoordt aan de historische noodzaak en mogelijkheid.
Voor de kapitalistische klasse is het daarom niet genoeg om alleen maar de revolutionaire pogingen van de arbeidersklasse te onderdrukken, om hen in bloed te smoren - hoewel de kapitalistische contrarevolutie zeker de bloedigste in geschiedenis is. Het is ook noodzakelijk om het idee belachelijk te maken dat de arbeidersklasse de draagster is van een nieuwe maatschappelijke orde, om de totale nutteloosheid van het kommunistische project aan te tonen. Hiervoor is, naast het arsenaal aan materiële wapens, een arsenaal van leugens en vervormingen vereist. Vandaar de noodzaak voor het kapitaal om, in het merendeel van de 20ste eeuw, vast te houden aan de grootste leugen in geschiedenis: de leugen dat het stalinisme gelijk staat aan het kommunisme.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989, en van de USSR twee later jaar, ofschoon het de bourgeoisie beroofde van een levend ‘voorbeeld’ van deze leugen, versterkte in feite in grote mate zijn effecten. Dit maakte het mogelijk om een gigantische campagne te ontketenen over de definitieve mislukking van het kommunisme, van het marxisme, en zelfs over de achterhaaldheid van het idee van de klassenstrijd zelf. De diepgaande en schadelijke gevolgen van deze campagne voor het bewustzijn van het wereldproletariaat zijn vaak onderzocht in de kolommen van onze Internationale Revue, en daarom zullen wij hier niet verder over dit punt uitweiden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat, alhoewel het effect van deze campagnes de afgelopen jaren is afgenomen - vooral omdat de beloften van de bourgeoisie over de nieuwe wereldorde van vrede en welvaart, die bedoeld was om het stalinisme na zijn ondergang op te volgen, niet meer bleek te zijn dan gebakken lucht. Toch zijn deze campagnes zo fundamenteel voor het systeem van ideologische controle van de bourgeoisie dat ze geen kans voorbij zal laten gaan om deze nieuw leven en invloed in te blazen.
Wij zijn nu het jaar ingegaan van de 80ste verjaardag van de Oktoberrevolutie, en er bestaat geen twijfel dat wij vele nieuwe verdraaiingen van dit thema zullen gaan zien. Maar één ding is zeker: de haat en verachting van de bourgeoisie voor de proletarische revolutie, die in 1917 in Rusland begon, hun inspanningen om de herinnering eraan te vervormen en van zijn werkelijke aard te ontdoen, zullen vooral worden geconcentreerd op de politieke organisatie die de geest van die enorme opstandige beweging belichaamde: de Bolsjewistische Partij.
Dit hoeft ons niet te verbazen: vanaf de dagen van de Bond van Kommunisten en de Eerste Internationale, is de bourgeoisie altijd bereid geweest de meerderheid van de arme arbeiders ‘te vergeven’, die in de luren waren gelegd door de samenzweringen en de programma's van de revolutionaire minderheden. De laatsten worden onveranderlijk gezien als eigenlijke belichaming van het kwaad. En voor het kapitaal is er niets zo erg geweest als de Bolsjewiki, die er al met al toch in geslaagd is de eenvoudige arbeiders langer en meer te ‘misleiden’ dan enige andere revolutionaire partij in geschiedenis.
Dit is niet de plaats om alle boeken, artikelen en documentaires te bekijken die momenteel worden gewijd aan de Oktoberrevolutie. Het is voldoende om te zeggen dat de meest verkochte – zoals Pipes’ The Unknown Lenin: from the Soviet Archives [De ongekende Lenin: uit de Soviet archieven], en het werk van de vroegere KGB-archivaris Volkogonov, die beweert toegang te hebben tot de dossiers die dateren van 1917, welke tot nog toe ontoegankelijk waren - een zeer precies thema hebben: aan te tonen dat Lenin en de Bolsjewiki een troep machtshongerige fanatici waren die alles deden wat nodig was om de democratische verworvenheden van de Februari-revolutie op te slorpen, en Rusland en de wereld in een van de meest rampzalige en mislukte experimenten van de geschiedenis te storten.
Natuurlijk hebben deze heren, met een minutieuze aandacht voor de details, bewezen hoe de Stalinistische terreur slechts de voortzetting en de vervulling was van de Leninistische terreur. De ondertitel van de Duitse uitgave van het werk van Volkogonov over Lenin, Utopia and Terror, vat de benadering van de bourgeoisie zeer goed samen: de revolutie ontaarde precies in terreur omdat ze probeerde een utopisch ideaal op te leggen, het kommunisme, dat werkelijk tegengesteld is aan de menselijke aard.
Een belangrijk element in deze anti-Bolsjewistische inquisitie is het idee dat het Bolsjewisme, met al zijn gepraat over marxisme en de wereldrevolutie, vooral een uitdrukking was van Russische achterlijkheid. Dit argument is niet nieuw: het was een van de favoriete deuntjes van de ‘renegaat Kautsky’ in de nasleep van de Oktober-opstand. Maar het heeft daarna aanzienlijke academische waardigheid verworven. Een van de het beste studies van de leiders van de Oktoberrevolutie - Bertram Wolfe's Three Who Made a Revolution, geschreven in de jaren 1950 - ontwikkelt dit idee met bijzondere aandacht voor Lenin.
In deze optiek zou Lenin’s visie van de proletarische politieke organisatie als een ‘klein’ lichaam, bestaande uit overtuigde revolutionairen, meer beantwoorden aan de samenzweerderige en geheime opvattingen van de Narodniki en Bakunin dan aan Marx. Dergelijke historici stellen dit vaak tegenover de meer ‘verfijnde’, ‘Europese’ en ‘democratische’ opvattingen van de Mensjewiki. En natuurlijk, aangezien de vorm van de revolutionaire organisatie nauw verbonden is met de vorm van de revolutie zelf, had de democratische Mensjewistische organisatie ons een democratisch Rusland kunnen geven, terwijl de dictatoriale Bolsjewistische vorm van organisatie ons een dictatoriaal Rusland gaf.
Het zijn niet alleen de officiële woordvoerders van de bourgeoisie die dergelijke ideeën uitventen. Zij worden ook verkocht, in een ietwat verschillende verpakking, door allerlei verschillende anarchisten, die zich specialiseren in de ‘we hadden het wel gezegd’ benadering van de Oktoberrevolutie. Wij wisten allang dat het Bolsjewisme gemeen was en in tranen zou eindigen - al dat gepraat over de partij, de overgangsstaat en de dictatuur van het proletariaat, waar kon dit anders toe leiden? Maar het anarchisme heeft de gewoonte om zichzelf voortdurend te vernieuwen en kan veel subtieler zijn dan dat. Een goed voorbeeld hiervan is het soort van onzin dat naar buiten wordt gebracht door een parasitair addergebroed van het anarchisme dat zich (onder andere) de London Psychogeographical Society noemt.
De LPA heeft hartgrondig het argument van IKS ondersteund dat het Bakoeninisme, met al zijn gepraat over vrijheid en gelijkheid, zijn kritieken van het marxistische ‘autoritair handelen’, in feite gebaseerd was op een diep hiërarchische en zelfs esoterische visie, welke dicht aanleunt tegen die van de vrijmetselarij. Maar voor de LPA is dit slechts de hors-d'oeuvres: het hoofdgerecht is de Bolsjewistische opvatting van de organisatie, die de ware voortzetting is geweest van het Bakoeninisme en dus van de vrijmetselarij. De cirkel is rond: de ‘kommunisten’ van LPA braken de restanten uit van de professoren van de Koude Oorlog.
De uitdaging, die door al deze laster tegen het Bolsjewisme wordt gesteld, is aanzienlijk en kon niet in het kader van één enkel artikel worden beantwoord. Om bijvoorbeeld een kritische beoordeling te maken van de ‘Leninistische’ opvatting van de organisatie, en om het vooroordeel te weerleggen dat de laatstgenoemde niet meer zou zijn dan een nieuwe versie van de Narodniki of van Bakoenin, zou op zich al een reeks artikelen vergen. Ons doel met dit artikel is evenwel meer precies. De bedoeling is om, in de reeks gebeurtenissen van de Russische revolutie, een bepaalde episode onderzoeken - de April Stellingen zoals die door Lenin bij zijn terugkeer in Rusland in 1917 zijn afgekondigd.
Het is niet eenvoudig om zoiets op een geschikt ogenblik te doen, op kop af 80 jaar later. Maar vooral omdat dit korte, scherpzinnige document ons voorziet van een uitstekend uitgangspunt voor het weerleggen van alle leugens over de Bolsjewistische Partij, en voor het opnieuw bevestigen van het meest wezenlijke ervan: dat deze partij geen product was van het Russische barbarendom, van een vervormd anarcho-terrorisme, of van het onverminderde verlangen naar macht van haar leiders. Het Bolsjewisme was eerst en vooral een product van het wereldproletariaat. Onafscheidelijk verbonden met de totale marxistische traditie, was het niet de kiem van een nieuwe vorm van uitbuiting en onderdrukking, maar de voorhoede van een beweging die bedoeld was om alle uitbuiting en de onderdrukking af te schaffen.
Van februari tot april
Eind Februari 1917 lanceerden de arbeiders van Petrograd massale stakingen tegen de ondraaglijke levensomstandigheden die door de imperialistische oorlog werden opgelegd. De leuzen van de beweging werden snel politiek, met arbeiders die opriepen om een einde te maken aan de oorlog en de autocratie omver te werpen. Binnen enkele dagen had de staking zich uitgebreid naar andere steden, en aangezien de arbeiders de wapens opnamen en zich met de soldaten verbroederden, nam de massastaking het karakter aan van een opstand.
In een herhaling van de ervaring van 1905 centraliseerden de arbeiders de strijd middels sovjets van arbeidersafgevaardigden, die gekozen werden door algemene vergaderingen in de fabrieken en op ieder ogenblik konden worden teruggeroepen. In tegenstelling tot 1905, begonnen de soldaten en de boeren dit voorbeeld op grote schaal op te volgen.
De heersende klasse, die erkende dat de dagen van de autocratie waren geteld, bevrijdde zichzelf van de Tsaar, en riep de liberale en ‘linkse’ partijen – in het bijzonder die elementen die proletarisch waren geweest en onlangs naar het burgerlijke kamp waren overgegaan door de oorlog te steunen – op om een voorlopige regering te vormen met het erkende doel om Rusland te leiden naar een systeem van parlementaire democratie. In werkelijkheid was er een situatie van dubbelmacht ontstaan, aangezien de arbeiders en de soldaten alleen maar werkelijk op de sovjets vertrouwden, en de positie van de burgerlijke Voorlopige Regering nog niet sterk genoeg was om hen te negeren, en nog minder om hen te ontbinden.
Maar deze diepgaande klasse-verdeling werd gedeeltelijk verduisterd door de nevel van democratische euforie die na de Februari-opstand op het land was neergedaald. Nadat de Tsaar opzij was gezet en de mensen van ongekende vrijheid genoten, scheen iedereen gewonnen te zijn voor de ‘Revolutie’ - met inbegrip van de democratische bondgenoten van Rusland die hoopten dat het Rusland in staat zou stellen om effectiever aan de oorlogsinspanning deel te nemen. Aldus stelde de Voorlopige Regering zich op als beschermster van de revolutie; de sovjets werden politiek overheerst door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, die alles deden wat in hun vermogen lag om deze te beperken tot loutere verlengstukken van het zojuist geïnstalleerde burgerlijke regime.
Kortom, de gehele stoot tot de massastaking en de opstand - die in werkelijkheid een manifestatie was van het meer universele revolutionaire beweging welke, als gevolg van de oorlog, in alle belangrijkste kapitalistische landen broeide - was afgeleid naar kapitalistische doeleinden.
Waar waren de Bolsjewiki in deze situatie, die zo vol was van gevaar en belofte? Zij verkeerden in een bijna complete wanorde:
“De eerste maand van de revolutie was voor het Bolsjewisme een tijd van verwarring en zwenkingen. In het ‘manifest’ van het Centraal Comité van de Bolsjewiki, dat terstond na de zegepraal van de opstand was uitgevaardigd, heette het dat “de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen evenals de opstandige troepen terstond hun vertegenwoordigers moeten kiezen in de Voorlopige Regering”. (…) “Ze handelden niet als vertegenwoordigers van een proletarische partij, die zich voorbereidt op een zelfstandige strijd om de macht, maar als linkervleugel van de democratie die, terwijl zij haar principes verkondigt, van plan is gedurende onbepaalde tijd de rol van loyale oppositie te vervullen”. (Trotski, Geschiedenis der Russische Revolutie, Deel I, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin)
Toen Stalin en Kamenev in maart het roer van de partij overnamen, stuurden zij deze nog verder naar het rechts. Stalin ontwikkelde een theorie over de complementaire rollen van de Voorlopige Regering en de sovjets. Erger, het officiële orgaan van de partij, Prawda, nam openlijk een ‘defensief’ standpunt in ten opzichte van de oorlog: “Onze leus is niet ‘weg met de oorlog’, een leus die zonder inhoud is. Onze leus is – druk op de Voorlopige Regering, met het doel deze te dwingen (…) een poging te doen om alle oorlogvoerende landen tot een onmiddellijk openen van vredesonderhandelingen te bewegen (…) Zolang blijft echter ieder als strijder op zijn post!”(Trotsky, idem)
Trotsky verhaalt hoezeer vele elementen in de partij een diepe ongerustheid en zelfs een woede voelden over deze opportunistische afwijking in de partij, maar ze waren programmatisch niet gewapend om het standpunt van de leiding te beantwoorden, aangezien het scheen te zijn gebaseerd op een perspectief dat door Lenin zelf was ontwikkeld en dat een decennium lang de officiële opvatting van de partij was geweest: het perspectief van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en de boeren’. De essentie van deze theorie was dat, hoewel de aard van de revolutie die zich in Rusland voltrok economisch gezien burgerlijk was, de Russische bourgeoisie zelf te zwak was om haar eigen revolutie te voltrekken, zodat de kapitalistische modernisering van Rusland door het proletariaat en de armere delen van de boerenstand in gang moest worden gezet.
Dit standpunt stond halverwege tussen dat van Mensjewiki - die zich erop beriepen ‘orthodoxe’ marxisten te zijn en beargumenteerden dat het de taak van het proletariaat was om kritische steun te geven aan de bourgeoisie tegen het absolutisme tot het moment dat Rusland rijp was voor het socialisme - en dat van Trotsky, wiens theorie van de ‘permanente revolutie’, ontwikkeld na de gebeurtenissen van 1905, benadrukte dat de arbeidersklasse er in de komende revolutie toe zou worden aangezet de macht te grijpen. Ze zou ertoe worden aangezet, voorbij aan het burgerlijke stadium van de revolutie, te gaan tot het socialistische stadium. Maar ze zou dit slechts kunnen doen als de Russische revolutie samenviel met, of een socialistische revolutie zou ontketenen in de industrielanden.
In feite was de theorie van Lenin, in het gunstigste geval, een product geweest van een dubbelzinnige periode, waarin het steeds duidelijker werd dat de Russische bourgeoisie geen revolutionaire kracht was, maar waarbij het nog niet duidelijk was of de periode van internationale socialistische revolutie was aangebroken. Niettemin was de superioriteit van de stelling van Trotsky precies gebaseerd op het feit dat ze niet zozeer van een zuiver Russisch maar van een internationaal kader vertrok; en Lenin zelf, ondanks zijn vele scherpe meningsverschillen met Trotsky in die periode, was, na de gebeurtenissen van 1905, herhaalde malen overgeheld naar de notie van de permanente revolutie.
In de praktijk bleek het idee van de ‘democratische dictatuur van arbeiders en boeren’ inhoudsloos te zijn; ‘orthodoxe Leninisten’ die de formule in 1917 bleven herhalen, gebruikten haar als een dekmantel voor het eenvoudigweg afglijden naar Mensjewistische standpunten. Kamenev beargumenteerde met kracht, aangezien de burgerlijke democratische fase van de revolutie nog niet was voltooid, dat het noodzakelijk was om kritische steun te geven aan de Voorlopige Regering: dit was nauwelijks in overeenstemming met de originele opvatting van Lenin, die benadrukte dat de bourgeoisie onvermijdelijk compromissen zou sluiten met de autocratie. Er bestonden zelfs serieuze tendensen tot de hereniging van de Mensjewiki en Bolsjewiki.
De Bolsjewistische Partij, die programmatisch was ontwapend, werd verleid tot compromissen en verraad. Op het moment dat Lenin uit ballingschap terugkeerde verkeerde het perspectief van de revolutie in het ongewisse.
In zijn Geschiedenis der Russische Revolutie (Deel 1, Hoofdstuk: de Bolsjewiki en Lenin), geeft Trotsky ons een pakkende beschrijving van Lenin’s aankomst, 3 april 1917, op het Finland Station in Petrograd. De Sovjet van Petrograd, gedomineerd door de Mensjewiki en de Sociaal-revolutionairen, organiseerde een reusachtig welkomstfeest en onthaalde Lenin met bloemen. In de naam van de Sovjet, begroette Tsjeidze Lenin met de volgende woorden:
“Kameraad Lenin (…) wij verwelkomen u in Rusland. (…) Maar wij zijn van mening dat de voornaamste taak van de revolutionaire democratie thans bestaat in de verdediging van onze revolutie tegen alle aanslagen, van binnen uit en van buiten af. (…) Wij hopen dat gij tezamen met ons deze doeleinden zult nastreven.”
Het antwoord van Lenin was niet gericht aan de leiders van het welkomstcomité, maar aan de honderden arbeiders en soldaten die in het station waren samengestroomd:
“Beste kameraden, soldaten, matrozen en arbeiders! Ik voel mij gelukkig in uw persoon de zegevierende Russische revolutie en u als de voorhoede van het proletarische leger van de gehele wereld te begroeten. (…) De dag is niet verre, waarop de volkeren op de roep van onze kameraad Karl Liebknecht de wapens tegen hun uitbuiters, de kapitalisten, zullen richten. (…) De Russische revolutie, die door u is volbracht, heeft een nieuw tijdperk ingeluid. Leve de socialistische wereldrevolutie!”
Zo bezorgde de spelbreker Lenin, vanaf het moment van zijn aankomst, het democratische carnaval een koude douche. Die avond zette Lenin zijn positie uiteen in een twee uur durende toespraak die verder alle goede democraten en geroerde socialisten met wanhoop vervulde. Zij wilden dat de revolutie niet verder zou gaan dan ze had gedaan in Februari, zij hadden de massastakingen van de arbeiders toegejuicht toen die de Tsaar hadden weggejaagd en de Voorlopige Regering in staat hadden gesteld om de macht te grijpen, maar tegelijkertijd vreesden zij iedere verdere klassenpolarisatie. De volgende dag, in een gezamenlijke vergadering van de Bolsjewiki en de Mensjewiki, zette Lenin uiteen wat bekend werd als zijn April Stellingen, die kort genoeg zijn om ze hier in hun geheel weer te geven:
"1. In onze houding tegenover de oorlog, die van de zijde van Rusland ook onder de nieuwe regering van Lvov en co, als gevolg van het kapitalistische karakter van deze regering, onvoorwaardelijk een imperialistische roofoorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.
Het klassenbewuste proletariaat kan aan een revolutionaire oorlog, die werkelijk de revolutionaire vaderlandsverdediging zou rechtvaardigen, alleen onder de volgende voorwaarden zijn toestemming geven:
a) dat de macht overgaat in handen van het proletariaat en van de zich daarbij aansluitende armste lagen van de boeren;
b) dat metterdaad en niet alleen met de mond wordt afgezien van alle annexaties;
c) dat volledig en metterdaad gebroken wordt met alle belangen van het kapitaal.
Met het oog op de omstandigheid dat brede lagen van de massa, die de revolutionaire vaderlandsverdediging aanhangen, het ongetwijfeld eerlijk menen en de oorlog alleen maar aanvaarden als een noodzakelijkheid en niet als middel tot veroveringen, met het oog op de omstandigheid dat ze door de bourgeoisie zijn bedrogen, moet men hun bijzonder grondig, volhardend en geduldig hun vergissing uiteenzetten, moet men hun het onverbrekelijke verband tussen kapitaal en imperialistische oorlog uiteenzetten, moet men bewijzen dat het zonder het omverwerpen van het kapitaal niet mogelijk is door middel van een waarlijk democratische vrede en niet door een vrede van geweld een einde te maken aan de oorlog.
Een zo ruim mogelijke propagering van deze opvatting moet onder het leger aan het front georganiseerd worden.
2. Het eigenaardige van de tegenwoordige situatie in Rusland ligt in de overgang van de eerste etappe van de revolutie, die als gevolg van het onvoldoende ontwikkelde klassenbewustzijn en van de onvoldoende georganiseerdheid van het proletariaat de bourgeoisie aan de macht heeft gebracht, naar de tweede etappe van de revolutie, die de macht in handen moet geven van het proletariaat en van de armste lagen van de boeren. Deze overgang is gekenmerkt enerzijds door een maximum aan legaliteit (Rusland is op het moment het meest vrije land van alle oorlogvoerende landen ter wereld), anderzijds door de afwezigheid van geweld tegenover de massa’s, en ten slotte doordat de massa’s blindelings vertrouwen stellen in de regering van de kapitalisten, de ergste vijanden van de vrede en van het socialisme.
Deze eigenaardigheid eist van ons de bekwaamheid ons aan te passen aan de bijzondere voorwaarden van het partijwerk onder de ontzaglijk brede, pas tot politiek leven ontwaakte massa’s van het proletariaat.
3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften, vooral ten aanzien van het afstand doen van annexaties. Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.
4. De erkenning van het feit dat onze partij in de meeste sovjets van arbeidersafgevaardigden in de minderheid is, voorlopig zelfs in een zwakke minderheid tegenover het blok van alle kleinburgerlijke opportunistische elementen, die onder de invloed zijn geraakt van de bourgeoisie en deze invloed op het proletariaat overbrengen — vanaf de volkssocialisten en sociaal-revolutionairen tot aan het Organisatiecomité (Tsjcheïdze, Tsereteli, Steklov enz. enz..
Aan de massa’s moet uiteengezet worden dat de raden van arbeidersafgevaardigden de enig mogelijke vorm van een revolutionaire regering zijn en dat het, zolang deze regering zich door de bourgeoisie laat beïnvloeden, het slechts onze taak kan zijn geduldig, stelselmatig, standvastig, in het bijzonder aangepast aan de praktische behoeften van de massa’s, de fouten van hun tactiek uiteen te zetten.
Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.
5. Geen parlementaire republiek — van de raden van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen —, maar een republiek van de raden van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onderen tot boven.
Afschaffing van de politie, van het leger, het ambtenarenkorps. De beloning van alle ambtenaren, die allen verkiesbaar en te allen tijde afzetbaar moeten zijn, mag niet uitgaan boven het gemiddelde loon van een goede arbeider.
6. In het agrarische program moet het zwaartepunt verlegd worden naar de raden van landarbeidersafgevaardigden.
Confiscatie van alle landerijen van grootgrondbezitters.
Nationalisatie van de gehele grond in het land; de beschikkingsmacht over de grond ligt in handen van de plaatselijke raden van landarbeiders- en boerenafgevaardigden. Vorming van speciale raad van afgevaardigden van de arme boeren. Het vormen van modelbedrijven uit alle grote landgoederen (ter grootte van ongeveer 100 tot 300 desjatinen, al naar gelang de plaatselijke en overige verhoudingen en ter beoordeling van de plaatselijke instellingen) onder het toezicht van de landarbeidersafgevaardigden en voor rekening van de gemeenschap.
7. Het onmiddellijk samensmelten van alle banken in het land tot één nationale bank en het instellen van controle daarop door de raad van arbeidersafgevaardigden.
8. Geen ‘invoering’ van het socialisme als onze onmiddellijke taak, maar op het ogenblik slechts de overgang naar het toezicht op de maatschappelijke productie en de verdeling van de voortbrengselen door de raad van arbeidersafgevaardigden.
9. Taken van de partij:
a) het onmiddellijk bijeenroepen van het congres;
b) wijziging van het partijprogram, in hoofdzaak op de volgende punten:
1) imperialisme en imperialistische oorlog;
2) onze houding tegenover de staat en onze eis inzake een ‘Commune-staat’.
3) verbetering van het oude minimumprogram;
c) verandering van de naam van de partij.
10. Vernieuwing van de Internationale.
Initiatief tot stichting van een revolutionaire Internationale, van een Internationale tegen de sociaal-chauvinisten en tegen het ‘centrum’."
De strijd om de Partij opnieuw te bewapenen: Demonstratie van de marxistische methode
Zalejski, toentertijd lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, vatte de reactie op de Stellingen van Lenin zowel binnen de partij als doorheen de hele beweging als volgt samen: “De Stellingen van Lenin maakten indruk van een bom die ontplofte” (Trotsky, blz. 370). De aanvankelijke reactie was ongeloof en een regen van vervloekingen op het hoofd van Lenin: Lenin was te lang in ballingschap geweest, had de voeling met de Russische werkelijkheid uit het oog verloren. Zijn perspectieven over de aard van de revolutie waren in een soort van ‘trotskisme’ vervallen.
Wat betreft zijn idee over de sovjets die de macht moesten grijpen, was hij teruggegaan tot het Blanquisme, avonturisme, anarchisme. Een voormalig lid van het Bolsjewistische Centrale Comité, Goldernberg, die op dat moment buiten de partij stond, stelde het zo: “Vele jaren bleef de plaats van Bakoenin in de Oktoberrevolutie onbezet, nu is deze door Lenin ingenomen” (Trotsky, blz. 369). Voor Kamenev zou de benadering van Lenin de Bolsjewiki verhinderen om op te treden als partij van de massa's, en hun rol terugbrengen tot dat van een ‘groep kommunistische propagandisten’. Dit was niet de eerste keer dat ‘oude Bolsjewiki’ zich, in naam van het
Leninisme, aan achterhaalde formules hadden vastgeklampt. In 1905 was de aanvankelijke Bolsjewistische reactie op de verschijning van de sovjets gebaseerd op een mechanische interpretatie van de kritieken van Lenin op het spontaneïsme in Wat te Doen; daardoor had de leiding de Sovjet van Petrograd opgeroepen zich ondergeschikt te maken aan de partij of zichzelf te ontbinden.
Lenin zelf verwierp deze houding ronduit. Hij was een van de eerste om de revolutionaire betekenis van de sovjet te begrijpen als orgaan van proletarische politieke macht, en benadrukte dat de vraag niet ‘sovjets of partij’, maar zowel sovjets als partij was, aangezien hun rollen complementair waren. Nu, nogmaals, moest Lenin deze ‘Leninisten’ les geven in de marxistische methode, om aan te tonen dat het marxisme het tegenovergestelde is van een dood dogma is. Het marxisme is een het levende wetenschappelijke theorie die voortdurend moet worden geverifieerd in het laboratorium van sociale bewegingen. De April Stellingen waren de belichaming van de capaciteit van het marxisme om, in het licht van de ervaring van de klassenstrijd, eerdere standpunten te verwerpen, aan te passen, te wijzigen of te verrijken.
“Nu is het zaak zich de onbetwistbare waarheid eigen te maken dat de Marxist rekening moet houden met het levende leven, met de nauwkeurige feiten van de werkelijkheid, in plaats van zich vast te klampen aan de theorie van gisteren, die, als elke theorie, in het beste geval slechts het fundamentele, algemene aangeeft en de gecompliceerdheid van het leven slechts bij benadering omvat. ‘Grauw, dierbare vriend, is ied’re theorie, doch groen de gouden boom des levens’.” (Lenin, Brieven over Tactiek, April 8-13, 1917 – het citaat is van Mephisto in Goethe's Faust). En in dezelfde brief scheldt Lenin over: “Die 'oude' Bolsjewiki, die al meer dan eens een droevige rol in de geschiedenis van onze partij hebben gespeeld door zinloos een uit het hoofd geleerde formule te herhalen in plaats van het eigenaardige van de nieuwe, levende werkelijkheid te bestuderen”.
Voor Lenin was de ‘democratische dictatuur’ reeds gerealiseerd in de sovjets van de afgevaardigden van arbeiders en boeren en in die zin was het reeds een ouderwetse formule geworden. De essentiële taak voor Bolsjewiki was nu om, binnen deze bredere sociale beweging, de proletarische dynamiek naar voren te schuiven, die was gericht op de vorming van een Commune-Staat in Rusland als voorpost van de wereldwijde socialistische revolutie. Men zou het oneens kunnen zijn met de inspanning van Lenin om de eer van de oude formule te bewaren, maar het essentiële element in zijn benadering was dat hij in staat was de toekomst van de beweging te zien, en dus de noodzaak om het patroon van achterhaalde theorieën te doorbreken.
De marxistische methode is niet alleen dialectisch en dynamisch; ze is ook globaal. Met andere woorden: ze plaatst elke bijzondere kwestie in een internationaal en historisch kader. En dit is wat Lenin vooral toeliet om de echte richting van gebeurtenissen te begrijpen. Vanaf 1914 hadden de Bolsjewiki, met Lenin voorop, het meest consistente internationalistische standpunt verdedigd tegen de imperialistische oorlog, door hem te begrijpen als een bewijs van de neergang van het wereldkapitalisme en dus van het openen van het tijdperk van de wereldwijde proletarische revolutie.
Dit was de hoeksteen van de leuze ‘zet de imperialistische oorlog om in een burgeroorlog’, welke Lenin had verdedigd tegen alle verschillende vormen van chauvinisme en pacifisme. Vasthoudend aan deze analyse werd Lenin niet om de tuin geleid door het idee dat de machtsovername door de Voorlopige Regering het imperialistische karakter van de oorlog veranderde, en hij onthield zich niet van stekelige opmerkingen naar de Bolsjewiki, die in deze fout waren vervallen: “De Prawda eist van de regering , dat deze van annexatie afziet. Van een regering met kapitalisten te verlangen dat zij van annexaties afziet – is onzin, hemeltergend” (aangehaald door Trotsky, blz. 365).
De onverzettelijke herbevestiging van het internationalistische standpunt inzake de oorlog betekende in de eerste plaats de noodzaak om de opportunistische toegeving in de partij te stoppen. Maar het was ook het uitgangspunt voor de theoretische liquidatie van de formule van de democratische dictatuur en alle Mensjewistische verontschuldigingen voor het steunen van de bourgeoisie. Tegenover het argument dat het achterlijke Rusland nog niet rijp voor was het socialisme, argumenteerde Lenin als een ware internationalist, die in Stelling 8 erkende dat “onze onmiddellijke taak niet de invoering van het socialisme is”. Rusland, op zich, was niet rijp voor het socialisme maar de imperialistische oorlog had aangetoond dat het wereldkapitalisme als geheel in feite overrijp was.
Vandaar Lenin’s groeten aan de arbeiders in het station Finland: de Russische arbeiders zouden, door de macht te grijpen, handelen als voorhoede van het internationale proletarische leger. Vandaar ook de roep om een nieuwe Internationale aan het eind van de Stellingen. En voor Lenin, zoals voor alle authentieke internationalisten van die tijd, was de wereldrevolutie geen vrome wens maar een concreet perspectief dat uit de internationale proletarische opstand tegen de oorlog voortkwam - stakingen in Groot-Brittannië en Duitsland, politieke demonstraties, muiterijen en verbroederingen tussen de strijdkrachten van verscheidene landen, en natuurlijk het opkomende revolutionaire getijde in Rusland zelf. Dit perspectief, op dat moment embryonaal, moest na de Oktober-opstand volledig worden bevestigd door de uitbreiding van de revolutionaire golf naar Italië, Hongarije, Oostenrijk en vooral Duitsland.
Het ‘anarchisme’ van Lenin
De verdedigers van marxistische ‘orthodoxie’ beschuldigden Lenin inzake de machtsgreep en van de aard van de post-revolutionaire staat van Blanquisme en Bakoeninisme. Blanquisme omdat hij zogezegd voorstander was een staatsgreep door een minderheid – hetzij door de Bolsjewiki alleen, hetzij door de industriële arbeidersklasse als geheel, handelend zonder rekening te houden met de meerderheid van boeren. Bakoeninisme omdat de verwerping, in de Stellingen, van een parlementaire republiek een concessie was aan de anti-politieke vooroordelen van de anarchisten en syndicalisten.
Ten aanzien van de eerste beschuldiging verdedigde Lenin, in zijn Brieven over Tactiek, zijn Stellingen als volgt: “In mijn Stellingen heb ik mij beslist gedistantieerd van elke sprong over de nog niet te boven gekomen boerenbeweging of in het algemeen kleinburgerlijke beweging, van elk spelen met het ‘grijpen van de macht’ door een arbeidersregering, van elk blanquistisch avontuur, want ik verwees direct naar de ervaringen van de Commune van Parijs. Zoals bekend is en zoals Marx in 1871 en Engels in 1891 uitvoerig hebben aangetoond, hebben deze ervaringen echter laten zien dat er geen plaats was voor Blanquisme, dat de directe, rechtstreekse, onvoorwaardelijke heerschappij der meerderheid en de activiteit der massa’s slechts verzekerd waren naarmate de meerderheid zelf bewust optrad.
In de Stellingen heb ik zeer beslist de strijd om de invloed binnen de sovjets van arbeiders-, landarbeiders-, boeren- en soldatenafgevaardigden in het middelpunt geplaatst. Om in dit opzicht niet de geringste twijfel te doen postvatten, heb ik in deze Stellingen tot twee maal toe gewezen op de noodzaak van een geduldig, standvastig, ‘aan de praktische behoeften van de massa’s aangepast’ ophelderingswerk.”
Wat betreft de terugkeer naar een anarchistisch standpunt ten opzichte van de staat, een punt waar hij in zijn Staat en Revolutie nog dieper op in zou gaan, wees Lenin er in april op dat de ‘orthodoxe’ marxisten, met figuren als Kautsky en Plechanow aan het hoofd, de werkelijke lessen van Marx en Engels over de staat hadden begraven onder een mesthoop van parlementarisme. De ervaring van de Commune had aangetoond dat de taak van het proletariaat in de revolutie er niet in bestond de oude staat over te nemen maar hem van top tot teen te vernietigen; dat het nieuwe instrument van proletarische regering, de Commune-Staat, niet is gebaseerd op het principe van parlementaire vertegenwoordiging, welke uiteindelijk slechts een façade is voor de dictatuur van de bourgeoisie, maar op de directe en herroepbare afvaardiging van onderaf, op de bewapende en autonoom georganiseerde massa's.
Door de sovjets, de ervaring van 1905 en van de nieuw ontstane revolutie van 1917 naar voren te schuiven bevestigde dit niet alleen dit perspectief, maar leidden ze ook een volgende stadium in. Terwijl de Commune een ‘volks’ lichaam was geweest waarin alle onderdrukte klassen van de maatschappij gelijkmatig werden vertegenwoordigd, waren de sovjets een hogere vorm, omdat zij het voor het proletariaat mogelijk maakten om zich zelfstandig te organiseren binnen de beweging van de massa's in het algemeen. De sovjets, als geheel genomen, zouden zo een nieuwe staat vormen: één die kwalitatief verschillend is van de oude burgerlijke staat maar niettemin een staat - en hier onderscheidt Lenin zich zorgvuldig van de anarchisten:
“Het anarchisme is het ontkennen van de noodzakelijkheid van de staat en van de staatsmacht in de periode van overgang van de heerschappij der bourgeoisie naar de heerschappij van het proletariaat. Maar ik bepleit, met een beslistheid die elke mogelijkheid van misverstand uitsluit, de noodzakelijkheid van de staat in deze periode, echter – in overeenstemming met Marx en de ervaringen van de Commune van Parijs – niet van de gebruikelijke burgerlijk-parlementaire staat, maar van een staat zonder een staand leger, zonder een tegen het volk gerichte politie, zonder een boven het volk geplaatst ambtenarenkorps. Wanneer de heer Plechanow in zijn blad ‘Jedinstwo’ uit alle macht tekeer gaat over anarchisme, dan is dat slechts een bewijs te meer voor zijn breuk met het marxisme.” (Lenin, Brieven over Tactiik).
De rol van de partij in de revolutie
De aanklacht dat Lenin een Blanquistische staatsgreep plande is onafscheidelijk van het idee dat hij streefde naar macht voor zijn partij alleen. Dit zou een centraal thema worden in al de verdere burgerlijke propaganda over de Oktober-revolutie: dat het niets meer was dan een staatsgreep die door de Bolsjewiki werd uitgevoerd. Wij kunnen hier niet alle verscheidenheden en nuances van deze stelling behandelen. Trotsky geeft een van de beste antwoorden in zijn Geschiedenis der Russische Revolutie, wanneer hij aantoont dat het niet de partij, maar de sovjets waren die de macht grepen in Oktober (zie ook onze artikelen over de Oktoberrevolutie in International Review 71 en 72).
Maar een van de leidraden van deze opvatting is het argument dat Lenin’s opvatting van de partij, als een sterk verweven en uiterst centraliseerde organisatie, onverbiddelijk heeft geleid tot deze minderheidsputsch in 1917 en, bij uitbreiding, tot de Rode Terreur en uiteindelijk tot het Stalinisme. Opnieuw is dit een verhaal dat teruggaat naar de originele splitsing tussen Bolsjewiki en Mensjewiki en dit is niet de plaats om in te gaan op een of ander detail van deze zeer belangrijke episode. Het is voldoende om te zeggen dat sinds die episode, Lenin’s opvatting van de revolutionaire organisatie is omschreven als Jacobijns, elitair militair zelfs terroristisch.
De zo gerespecteerd marxistische autoriteiten, zoals Luxemburg en Trotsky zijn geciteerd ter ondersteuning van deze visie. Wat onszelf betreft ontkennen wij niet dat de visies van Lenin over de organisatiekwestie, zowel in die periode als in latere periodes, veel punten bevatten die onjuist zijn (bijvoorbeeld zijn goedkeuring in 1902 van de stelling van Kautsky over het klassenbewustzijn dat, van buitenaf komt, een standpunt dat hij later verwierp); sommige van zijn opvattingen over het interne regime van de partij, over het verband tussen de partij en de staat, enzovoort).
Maar in tegenstelling tot de toenmalige Mensjewiki, en hun talrijke anarchistisch, sociaal-democratische, en radenistische navolgers, nemen wij deze fouten niet als ons uitgangspunt, en net zo min beginnen wij een analyse van de Commune van Parijs of de Oktoberrevolutie door de nadruk te leggen op de fouten - zelfs de fatale – die zij maakten. Het echte uitgangspunt is dat de levenslange strijd van Lenin om een revolutionaire organisatie op te bouwen een historische verworvenheid is van de arbeidersbeweging, en heeft de huidige revolutionairen een onontbeerlijke basis nagelaten om te begrijpen hoe een revolutionaire organisatie intern zou moeten functioneren, alsmede wat haar rol binnen de klasse als geheel moet zijn.
Met betrekking tot het laatstgenoemde punt, en tegen vele oppervlakkige analyses, was de ‘nauwe’ Bolsjewistische opvatting van organisatie, die Lenin stelde tegenover de ‘bredere’ Mensjewistische opvatting, niet eenvoudig de weerspiegeling van de voorwaarden opgelegd door de Tsaristische onderdrukking. Net als de massastakingen en de revolutionaire opstanden van 1905 niet de laatste echo’s waren van de burgerlijke revoluties van de 19de eeuw, maar de nabije toekomst toonden van de internationale klassenstrijd in het opkomende tijdvak van het kapitalisme in verval, zo vormde de Bolsjewistische opvatting van een partij van toegewijde revolutionairen, glashelder in haar programma en functionerend op een gecentraliseerde basis, een voorafspiegeling van de rol en de structuur, vereist voor de partij, door de voorwaarden van het kapitalistische verval, van het tijdvak van proletarische revolutie.
Het kan zijn, zoals vele anti-Bolsjewiki hebben beweerd, dat de Mensjewiki naar het westen keken voor hun model van de organisatie, maar zij keken ook achterom, naar het oude sociaal-democratische model van een massapartij die de klasse belichaamt, de klasse organiseert en de klasse vertegenwoordigt, in het bijzonder via het verkiezingsproces.
In tegenstelling tot alle beweringen dat de Bolsjewiki waren vastgelopen in de achterlijke Russische omstandigheden, en teruggingen naar het model van de samenzweringsgezelschappen, waren zij in werkelijkheid degenen die vooruit keken, voorwaarts naar een periode van massale revolutionaire onstuimigheid die niet konden worden georganiseerd, gepland of ingekapseld door de partij, maar die de rol van de partij niettemin essentiëler dan ooit maakte.
“Verlaten we namelijk het pedante schema van een kunstmatig door partij en syndicaat gecommandeerde demonstratieve massastaking van de georganiseerde minderheid, en beschouwen we het levende beeld van een uit de scherpste toespitsing van de klassentegenstellingen en de politieke toestand met oerkracht ontstane volksbeweging, (…) zo moet klaarblijkelijk de taak van de sociaaldemocratie niet in de technische voorbereiding en leiding van de massastaking, veeleer echter in de politieke leiding van de hele beweging bestaan.”
Aldus schreef Rosa Luxemburg op meesterlijke wijze in haar analyse van de massastaking en nieuwe voorwaarden van de internationale klassenstrijd (De Massastaking, de Politieke Partij en de Vakbonden). En zo kwam Luxemburg, die een van de meest verwoede critici van Lenin was geweest ten tijde van de splitsing van 1903, samen met de meest fundamentele elementen in de Bolsjewistische opvatting van de revolutionaire partij.
Deze elementen zijn met de grootste helderheid uiteengezet in de April Stellingen, die wij reeds ieder idee hebben zien afwijzen om de revolutie van bovenaf ‘op te leggen’: “Zolang wij in de minderheid zijn is het ons werk de fouten te bekritiseren en duidelijk te maken, waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de raden van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa’s zich door de ervaring van hun fouten ontdoen.”Dit werk van “geduldige, stelselmatige, standvastige uiteenzetting” was precies wat werd bedoeld met het geven van politieke leiderschap in een revolutionaire periode.
There could be no question of passing to the phase of insurrection until the revolutionary positions of the Bolsheviks had won over the soviets - and indeed, before that could happen, the revolutionary positions of Lenin had to win over the Bolshevik party, and this required a hard and uncompromising struggle from the moment Lenin arrived in Russia.
Er kon geen sprake zijn over te gaan naar de fase van opstand alvorens de Bolsjewiki de sovjets voor haar revolutionaire standpunten had gewonnen - en inderdaad voordat zoiets kon gebeuren, alvorens dat kon gebeuren, moesten de revolutionaire standpunten van Lenin de Bolsjewistische partij voor zich winnen, en dit vereiste een harde en compromisloze strijd vanaf het ogenblik dat Lenin in Rusland aankwam.
”Wij zijn geen charlatans. Wij moeten ons slechts op het bewustzijn van de massa's baseren” (de tweede toespraak van Lenin bij zijn die aankomst in Petrograd, geciteerd in Trotsky, blz 368). In de beginfase van de revolutie, gaf de arbeidersklasse de macht over aan de bourgeoisie, een feit dat geen marxist zal verwonderen“want we hebben altijd geweten en er vele malen op gewezen, dat de bourgeoisie zich niet alleen handhaaft door middel van geweld, maar ook als gevolg van het gebrek van bewustzijn en organisatie, het routinisme en de onderdrukte staat van de massa’s” (Brieven over Tactiek). Aldus was de belangrijkste taak van Bolsjewiki het klassenbewustzijn en de organisatie van de werkende massa’s voort te stuwen.
Deze rol stelde de ‘oude Bolsjewiki’ geenszins tevreden die meer ‘praktische’ plannen hadden. Zij wilden deelnemen aan de bestaande ‘burgerlijke revolutie’ en wilden dat de Bolsjewistische Partij een massale invloed zou hebben op de beweging zoals die toen was. Volgens de woorden van Kamenev waren zij met afschuw vervuld bij de gedachte aan een partij die zich, met zijn ‘zuivere’ standpunten, aan de zijlijn bevindt, teruggedrongen in de rol van een ‘groep kommunistische propagandisten’.
Lenin had er geen moeite mee deze truc bloot te leggen - hadden de chauvinisten bij het begin van de oorlog niet dezelfde argumenten gebruikt tegen de internationalisten, dat zij in contact bleven met het bewustzijn van de massa's, terwijl de Bolsjewiki en de Spartakisten niet veel meer dan marginale sekten waren? Het moet bijzonder kwetsend geweest zijn om dezelfde argumenten van een Bolsjewistische kameraad te moeten horen. Maar dit deed niets af aan de scherpte van het antwoord van Lenin:
“Kameraad Kamenev stelt ‘de partij van de massa’s’ tegenover ‘een groep propagandisten’. Maar de ‘massa’s’ zijn immers juist nu bezweken voor de roes van de ‘revolutionaire’ vaderlandsverdediging. En is het dan op zo’n moment ook voor internationalisten niet passender zich tegen de roes van de ‘massa’s’ te verzetten in plaats van bij de massa’s ‘te willen blijven’, dat wil zeggen het slachtoffer te worden van de algemene besmetting? Hebben we niet in alle oorlogvoerende Europese landen gezien hoe de chauvinisten zich trachtten te rechtvaardigen met de wens ‘bij de massa’s te blijven’? Moeten we niet in staat zijn een tijdlang in de minderheid te blijven tegen de roes van de ‘massa’? Is soms het werk juist van de propagandisten en juist op dit moment niet de sleutel om de proletarische lijn te bevrijden van de kleinburgerlijke ‘massa’roes van de vaderlandsverdediging? Juist het in elkaar vloeien van de massa’s, van de proletarische alsook van de niet-proletarische, ongeacht de klassenverschillen onder de massa’s, was een van de voorwaarden voor de psychose van de vaderlandsverdediging. Met verachting spreken over een ‘groep van propagandisten’ die de proletarische lijn voorstaan, is waarachtig bepaald niet op zijn plaats” (Brieven over Tactiek).
Deze benadering, deze bereidheid om tegen de stroom in te gaan en deel uit te maken van een minderheid die duidelijke en welomlijnde klassenprincipes verdedigt, had niets met zuiverheid of sektarisme te doen. Daarentegen was ze gebaseerd op een inzicht in de echte beweging die zich in de klasse ontwikkelde en op een capaciteit om een stem en richting te geven aan de meest radicale elementen binnen het proletariaat.
Trotsky toont aan hoe, zowel met betrekking tot het winnen van de partij voor zijn standpunten als het vechten voor de ‘proletarische lijn’ binnen de klasse als geheel, steun Lenin zocht bij deze elementen:
”Lenin vond tegenover de oude Bosjewiki steun bij een andere groep in de partij, die wel reeds beproefd, maar frisser was en meer met de massa’s contact had. De Bolsjewistische arbeiders hadden, zoals wij weten, in de Februari-revolutie de beslissende rol vervuld. Zij beschouwden het als vanzelfsprekend dat die klasse de macht moest krijgen, die de overwinning behaald had. Deze arbeiders hadden krachtig tegen de koers Kamenew-Stalin geprotesteerd en de wijk Wyborg had zelfs met een royement van de ‘leiders’ uit de partij gedreigd. Ditzelfde kon men in de provincie waarnemen. Bijna overal waren linkse Bolsjewiki, die men van maximalisme en zelfs van anarchisme beschuldigde. Er ontbraken aan de revolutionaire arbeiders slechts de theoretische middelen, om hun stellingen te verdedigen. Maar ze waren gereed om aan de eerste duidelijke oproep gehoor te geven” (geciteerd van Geschiedenis der Russische Revolutie; Reorganisatie van de Partij, blz. 384).
Dit was ook een uitdrukking van Lenin’s beheersing van de marxistische methode die, door voorbij te gaan aan de oppervlakteverschijnselen, de echte dynamiek van een sociale beweging kan onderscheiden. Daarentegen keerde Lenin zelf zich, in de vroege jaren 1920, terug naar het argument ‘bij de massa’s blijven’. Hiermee rechtvaardigde hij het Eenheidsfront en organisatorische fusie met centrumpartijen. Dit was dat een teken dat de partij zijn greep op de marxistische methode verloor en in het opportunisme gleed.
Maar dit, op zijn beurt, was het gevolg van het isolement van de revolutie en de fusie van Bolsjewiki met de Sovjetstaat. In de vloedgolf van de revolutie in Rusland was de Lenin van de April Stellingen noch een geïsoleerde profeet noch demiurg [wereldverbeteraar] die boven de gewone massa stond, maar de duidelijkste stem van de meest revolutionaire tendens binnen het proletariaat; een stem die, met oneindige nauwkeurigheid, de weg wees die leidde tot de Oktober-opstand.
Amos, Lente 1997.