Door IKS op
In het kapitalistisch verval, wanneer alleen de proletarische revolutie een stap vooruit betekent in de geschiedenis, kan er geen enkele, zelfs niet tijdelijke, gemeenschappelijke taak bestaan van de revolutionaire klasse met welke fractie van de heersende klasse dan ook, hoe ‘progressief’, ‘democratisch’ of ‘volks’ deze zich ook moge voordoen. In tegenstelling tot de opkomstperiode van het kapitalisme is het in de vervalperiode uitgesloten dat een fractie van de bourgeoisie een vooruitstrevende rol kan spelen. Met name de burgerlijke democratie, die in de vorige eeuw een vooruitstrevende politieke vorm vertegenwoordigde tegenover de overblijfselen van de feodale structuren, verloor met het begin van het verval iedere ware politieke inhoud. Zij bestaat nog slechts als masker voor de versterking van het staatstotalitarisme, en de fracties van de bourgeoisie die zich op haar beroepen, zijn even reactionair als alle andere.
Sinds de Eerste Wereldoorlog ontpopt de ‘democratie’ zich in feite als een van de ergste opiums voor het proletariaat. Het is in haar naam dat na deze oorlog de revolutie in verschillende landen van Europa werd neergeslagen; in haar naam en ‘tegen het fascisme’ werden tientallen miljoenen arbeiders in de tweede imperialistische oorlog onder de wapens geroepen. En het is opnieuw in haar naam dat het kapitaal momenteel probeert de proletarische strijd af te leiden naar bondgenootschappen ‘tegen het fascisme’, ‘tegen de reactie’, ‘tegen de repressie’, ‘tegen het totalitarisme’ enzovoort...
Als specifiek product van een periode waarin het proletariaat al verpletterd was, is het fascisme momenteel absoluut niet aan de orde en elke propaganda rond het ‘fascistisch gevaar’ is louter bedrog. Bovendien bezit het fascisme niet het monopolie van de repressie en wanneer de democratische of linkse politieke stromingen het hiermee gelijkstellen, dan is dat om beter te verbergen dat zij zelf zonder aarzelen dezelfde repressie gebruiken, en dat zelfs in zulke mate dat zijzelf de belangrijkste onderdrukkers van de revolutionaire klassebewegingen zijn geweest.
Net als de ‘volksfronten’ en de ‘anti-fascistische fronten’ zijn ook de ‘eenheidsfront’-tactieken geduchte middelen gebleken om de proletarische strijd af te wenden. Deze tactieken waarmee de revolutionaire organisaties ertoe worden bewogen samenwerking voor te stellen aan de zogenaamde ‘arbeiders’-partijen om ze ‘in het nauw te drijven’ en te ontmaskeren, komen uiteindelijk altijd neer op het handhaven van illusies rond de ware burgerlijke aard van deze partijen en op het uitstellen van de breuk van de arbeiders met deze partijen.
De zelfstandigheid van het proletariaat tegenover alle andere klassen van de maatschappij is de eerste voorwaarde voor de ontplooiing van zijn strijd in de richting van het revolutionaire doel. Alle bondgenootschappen, en vooral die met fracties van de bourgeoisie, kunnen slechts leiden tot zijn ontwapening tegenover zijn vijand omdat ze het proletariaat ertoe overhalen het enige terrein in de steek te laten waaraan het zijn krachten kan ontlenen: zijn klassenterrein. Elke politieke stroming die probeert het ertoe over te halen dit terrein in de steek te laten dient onmiddellijk de belangen van de bourgeoisie.