Alles lijkt a priori gunstig voor een ongekende explosie van arbeiderswoede. De crisis is overduidelijk aanwezig, niemand kan haar ontkennen, en niemand ontsnapt er aan. Weinig mensen geloven nog aan de 'uitweg uit de crisis' waarmee men ons nog dagelijks om de oren slaat. De planeet toont ons eveneens elke dag zijn spektakel van verwoesting: oorlogen en barbaarsheid, ondraaglijke hongersnood, epidemieën, om nog te zwijgen over de onverantwoorde manipulaties die de kapitalisten, als geflipte tovenaarsleerlingen, begaan met de natuur, met het leven en met onze gezondheid. En dat alles enkel in naam van de winst. Tegenover dat alles kan men zich moeilijk voorstellen dat een ander gevoel zich van de gemoederen meester maakt dan de revolte en de verontwaardiging. Het is moeilijk te geloven dat de meerderheid van de proletariërs nog gelooft in een toekomst onder het kapitalisme. En toch zijn de grote massa's nog niet de weg op gegaan van de strijd. Moeten we dan geloven dat het spel afgelopen is, dat de pletwals van de crisis te machtig is, dat de ontmoediging die de crisis teweegbrengt niet overwonnen kan worden?