Het huidig vakbondsmaneuver kan enkel tot ontmoediging en wanhoop leiden. Het is slechts een valstrik, een schakel in de provocaties om strijd op klasseterrein te blokkeren

Printer-friendly version

Van het Noord- tot het Zuid-Station, waren de straten gevuld met rode, groene en blauwe kleuren. Een bonte verzameling van zowat 120.000 mensen afkomstig uit alle regio’s, over de taalgrens heen, die opstapten achter het gemeenschappelijk vakbondsfront. Die donderdag 6 november leek het wel alsof het centrum van het kapitalistische Europa, Brussel, veranderd was in een stad van de “socialistische” werkers.

Een vakbondsdelegatie van het ACV, AVLVB en ABVV eiste een onderhoud met de regeringstop in de Wetstraat. Want daar willen ze met de ministers in debat gaan over “alle a-sociale maatregelen, die de gezinnen en werknemers pijn doen”. In plaats van “de indexsprong door de strot te duwen” hebben ze het voornemen Michel te laten zien “waar het geld zit” en hem te zeggen: “ga het daar maar halen!” (Toespraak van ABVV vakbondsleider de Leeuw aan het einde van de betoging)

Op het eerste zicht stoere taal en spierballengerol door de vakbonden op deze eerste van een reeks aangekondigde acties. Hierna plannen ze nog drie regionale maandagstakingen en tenslotte een nationale 24 urenstaking op maandag 15 december, nog netjes voor het kerstbestand.

Het kapitalisme is geen charitatieve instelling

De acties van de vakbonden willen een ‘geschikte’ vorm geven aan het diepe ongenoegen en de verontwaardiging over de drastische besparingen van de nieuwe federale regering Michel, maar ook tegen die van de regionale regeringen. Zoals onder meer: De indexsprong van 2% op de lonen en uitkeringen; De verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar en van de leeftijd van het brugpensioen; De beknotting op uitkeringen voor werklozen en gepensioneerden; De verlaging van de toelagen voor de gezondheidszorg, duurdere kinderopvang en forse beknotting op de cultuurtoelagen; De verhoging van het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs; De afbouw van het tijdskrediet, de woonbonus, de reducties voor openbaar vervoer, elektriciteit en gaslevering, en van allerlei fiscale aftrekposten; Het ondergraven van het arbeidsstatuut van de havenarbeiders.

Het kapitalisme is in crisis en er is een internationale handelsoorlog gaande. Als België niet verpletterd wil worden door deze moordende internationale concurrentie en eindigen als een industrieel woestijn, dan moet ze maatregelen nemen om de concurrentiekracht van de nationale economie op peil te houden. Overheidsbesparingen zijn in deze logica onvermijdelijk om bijvoorbeeld de loonkosten omlaag te brengen. Het kapitalistisch productiesysteem overleeft op basis van de uitbuiting van de arbeidskracht. Het zuigt de werkenden uit totdat ze geen energie en puf meer over hebben om ze vervolgens als oud vuil af te danken. Het “beloont” ze precies met wat ze nodig hebben om dit zo lang mogelijk vol te kunnen houden en geen cent meer.

Volgens de Europese Commissie hebben: “De zwakke economische groei in de eurozone en de staatschuldencrisis ernstige gevolgen gehad voor de groei en de werkgelegenheid in de open Belgische economie. (…) Ze wordt met name geconfronteerd met een verlies aan exportmarktaandeel, een ontwikkeling die onder meer met de loonkosten en het hoge niveau van de overheidsschuld van het land in verband kan worden gebracht.” Daarom moet België volgens Europa “structurele maatregelen nemen die de groei bevorderen, en de aanpassingen spreiden over de verschillende overheidsniveaus.”

De bourgeoisie weet wel raad met deze situatie, ook als het reacties betreft, die door de aanvallen eventueel vanuit de arbeidersklasse of andere delen van de bevolking zullen oprijzen

De provocatie van de bourgeoisie

De vakbonden wekten de indruk dat er in Brussel en de volgende stakingsacties spijkers met koppen geslagen zouden worden. De arbeiders zouden zich niet langer laten pluimen. Volgens de vakbonden is het “nu genoeg geweest” en wordt het tijd dat de arbeiders nu laten zien dat het hen menens is.

Maar de demonstratie bleek niet anders dan een groots opgezette manoeuvre om diezelfde arbeiders in de valstrik te lokken.

In de weken voorafgaande aan de grote betoging hebben ze hun mond vol van “De regering van de patroons”; “De meest rechtse regering ooit”. De gezamenlijke vakbonden zouden “de oorlog hebben verklaard” omdat de “Monacoregering” hen het recht zou hebben ontzegd om mee te beslissen over de komende regeringsplannen. Maar hoe vaak ze het ook heeft aangekondigd, in werkelijkheid is het nooit tot een oorlog gekomen tegen de regering. Maar dit keer is het wel tot “een kleine oorlog” gekomen met een kleine groep geprovoceerde arbeiders, in woede ontstoken, toen deze aan het einde besefte dat de betoging als een kaars zou uitgaan.

Op weg naar de betoging kregen verschillende groepen vakbondsleden ruim de gelegenheid allerlei – al of niet gratis verstrekte - versnaperingen te nuttigen, waaronder alcoholische dranken. In het kader van dezelfde manoeuvre werden de demonstraten tijdens de wandeling van het Noord- naar het Zuid-Station ondergedompeld in golven van keiharde muziek en gierende luidsprekers en kregen dus geen moment de gelegenheid om met elkaar in discussies te treden over wat te doen na deze betoging. En dit gebeurde niet toevallig.

De vakbonden hebben zich in hun “oorlogscampagne” vooral gericht op de dokwerkers van Antwerpen. Dat de dokwerkers (en metaalarbeiders) zich zouden laten verleiden tot het gebruik van geweld was natuurlijk niet zeker. Maar gezamenlijke krachten van het kapitaal hebben wel alle voorwaarden geschapen om dit tot een zeer grote waarschijnlijkheid te maken.

En vervolgens schromen diezelfde vakbonden natuurlijk niet om als verklikkers op te treden en een aantal van de in de val gelokte arbeiders aan het parket uit te leveren. "Uiteraard willen we getuigen. Dit was geen klein incident zoals we vroeger wel eens meemaakten. Dit kunnen we echt niet tolereren", aldus hun nationaal secretaris voor havens, Marc Soens van de ACV. Ook is men bereid om foto's van de relschoppers te bekijken. "We kennen onze havenarbeiders perfect, we zouden hun gezichten meteen kunnen herkennen." (Idem)

Als we de klasse-oorlog verklaren aan het kapitalisme dan is het aanwakkeren van de woede en de haat binnen de klasse een zeer gewaagde onderneming. De groepen en elementen die dat propageren en doen, die dus het geweld verheerlijken, vormen groot gevaar voor de strijd van de arbeidersklasse. Zo stonden enkele tientallen vakbondshaters, anti-kapitalisten, supernationalisten, tezamen met geprovoceerde boze werkers, zij aan zij, in één en eenzelfde gevecht tegenover de politie.

Het massale karakter van de demonstratie van 6 november in Brussel was niet de uitdrukking van de strijdbaarheid, van de welke deel van de arbeidersklasse dan ook. De 120.00 demonstranten liepen niet met elkaar, maar slechts naast elkaar. Dat een deel van hen, uit louter onmacht, hun woede de vrije loop liet aan het einde van de betoging is niet onbegrijpelijk. Maar tot tevredenheid stemt het ons allerminst, integendeel. Dit in tegenstelling tot de stelling van een Nederlandse anarchistische goeroe op een internetforum: “De demonstratie liet de woede zien (… )  plus de bereidheid (….) van de vakbonden om die woede ruim baan te geven”. (Ravotr)

Nog voordat de volgende stappen in de reeks van vakbondsacties van start gaan is al duidelijk hoe verziekt de sfeer is bij de arbeiders. In reactie op het feit dat ze worden gebruikt als het pispaaltje van de vakbondsprovocaties en beschouwd als de zondebok, verklaarden op 13 november al dat ze klaar zijn voor de confrontatie: "op 24 november ga je pas echt wat zien".. Daarbij valt zelfs het woord 'Zwartberg', waar in 1966 bij het protest tegen de sluiting van de mijnen twee doden vielen. "Dan wordt er misschien eindelijk naar ons geluisterd." (De Morgen, 10-11-2014)

Het belangrijkste wat de bourgeoisie met het manoeuvre van 6 november, en de verschillende beurtstakingen daarna, wil bereiken is aan alles en iedereen goed duidelijk maken (inpeperen) dat

  • klassestrijd niet meer bestaat: “Je moet wel stilaan beseffen dat de klassenstrijd gestreden is.” (Open brief Jean-Marie Dedecker aan Rudy de Leeuw)

  • arbeidersstrijd is anti-democratisch, om ze geen respect toont voor de wil van de meerderheid van de bevolking, die deze regering gekozen heeft

  • arbeidersstrijd alleen maar leidt tot geweld waarmee ze, als de minderheid, haar wil opleggen aan de meerderheid van de bevolking

  • stakingen alleen maar leiden tot nog meer economische schade en nog meer soberheidsplannen nodig maken. “Door jouw tunnelzicht, zal de stakingstrein verder de economie ontsporen.” (Idem)

Geen vergelijking mogelijk met de demonstratie van 1986

Eenstemmig kunnen we lezen in de media dat dit een van de grootste betogingen is in dertig jaar, in het verlengde van die van 1986 tegen de besparingsronde van de toenmalige regering. Maar is deze betoging wel vergelijkbaar met die van 31 mei 1986?

Kenmerkend voor de beweging van 1986 was dat ze plaatsvond in de context van een internationale strijdgolf. Vlak daarvoor waren er in “Noorwegen 120.00 arbeiders in staking gegaan en stelden in Finland een kwart miljoen arbeiders zich gezamenlijk op tegen de staat.” (Internationalisme nr. 111) Nadat de strijd in België op haar einde kwam, volgden er nog allerlei andere stakingsbewegingen in de verschillende andere landen van West-Europa.

De strijdbeweging in België van 1986, die een ware uitdrukking was van de potentiële kracht van de arbeidersklasse, begon met “spontaan opgezette stakingen, die het vuur aan het lont staken. Het waren algemene vergaderingen en actiecomités in de staking die de dynamiek tot uitbreiding en eenmaking van de gevechten hebben bepleit. Het waren de arbeiders zelf die de mars op Brussel lanceerden als poging tot eenmaking van hun strijd.” (Internationalisme nr. 117)

Wat wel vergelijkbaar is tussen de situatie nu en toen is dat de vakbonden toen ook al tot taak hadden om te fungeren als de speerpunt van de kapitalistische staat, genesteld in de schoot van de arbeidersklasse.

Want het waren niet de vakbonden of ultralinks, maar “de arbeiders zelf die delegaties stuurden naar andere bedrijven (mijnwerkers, spoorarbeiders, MIVB??? ….) We zagen ook serieuze pogingen om de vakbonden de controle over de strijd te betwisten, om die controle in handen van de stakers te houden, zoals bijvoorbeeld met de coördinatie van de stakende leraren “Malibran” te Brussel.” (Internationalisme nr. 117)

“De strijdwil kreeg de vorm van de straat als een geschikte plaats om tot een eenheid in strijd te komen, werkenden en werklozen samen. Naast de betoging van 31 mei in Brussel waren er twee maanden lang talloze massale bijeenkomsten en betogingen in de grote industriesectoren, ondanks onophoudelijke pogingen van de vakbonden om de arbeiders geïsoleerd te houden.” (Internationalisme nr. 111)

De vakbonden waren niet van zins om zich niet zomaar buitenspel te laten zetten. Zo stelden ze alles in het werk om de dynamiek in de beweging te stokken, af te leiden en op een dood spoor brengen. Met behulp van de meer “radicale” vakbondsbasis lukte ze dat uiteindelijk. “Door de perspectieven, die uit de strijd naar voren komen (uitbreiding naar andere sectoren, zelforganisatie, mars naar Brussel, enzovoort) over te nemen, kon [deze laatste] ze van elke proletarische inhoud ontdoen.” (Internationalisme nr. 111)

In feite vormde de grote betoging van 31 mei 1986 voor de vakbonden de beste gelegenheid om op de rijdende trein te springen om er vervolgens de besturing, die ze zo half en half verloren waren, opnieuw van over te nemen. De vakbonden slaagden in hun manoeuvre omdat de arbeidersklasse, aan het einde van de massale betoging, niet zo goed wist hoe verder te gaan. De enige optie die haar nog overbleef was een politieke, een aanval op de staat, maar dat kwam niet in haar op.

De ongunstige omstandigheden voor de klassestrijd vandaag

In vergelijking tot de massale betoging in 1986 was de strijdbaarheid in de laatste betoging, in Brussel, totaal afwezig. Het gros van de demonstranten liep gedwee mee in de pas en de leuzen die ze meevoerden stelden vaak meer een vraag of een verzoek, dan een eis. “Waarom langer werken? Drie werknemers op de vier (toch al) ziek voor hun 65e jaar!” ;“Eendracht maakt zacht”;”Onderwijs, een recht?” en nog meer van dit soort spandoekteksten. Sommige officiële leuzen riepen zelfs op de “gemeenschap” op te laten draaien voor de politiek van de ondernemers:“Geen afdankingen, zeker niet met overheidsgeld”.

Op dit moment worden de werkers geconfronteerd met een systeem dat zich kenmerkt door steeds meer verpaupering, steeds meer vernietiging van de natuur, steeds meer oorlogen, steeds meer onverschilligheid en een steeds meer ongenadige uitbuiging van de werkers. Hoe is het mogelijk dat de arbeidersklasse in de huidige periode haar ontevredenheid zo weinig maal en op zo’n geringe schaal omzetten in een daadwerkelijke confrontatie met de vertegenwoordigers van een systeem dat niets meer te bieden heeft en steeds opnieuw haar onmenselijke karakter laat zien?

Dat komt hoofdzakelijk omdat de omstandigheden in de periode rond de val van de muur (die nu zo uitgebreid feestelijk herdacht wordt in de media) nogal radicaal zijn veranderd voor de arbeidersklasse. Er waren al moeilijkheden op het vlak van de strijdbaarheid, zoals dat in België na de massale betoging van 1986 ook al enigszins te zien was. De arbeidersklasse stootte op een muur van vakbondsmanoeuvres (zoals de versterking van het corporatisme) en was niet in staat om de strijd een kwalitatieve stap vooruit te zetten door het historische karakter, de politieke en culture dimensie, ervan in haar strijd op te nemen.

Langzamerhand ontstond er een soort van patstelling in de strijd tussen de arbeidersklasse aan de ene kant en de kapitalistische klasse met haar burgerlijke staat aan de andere kant. Beiden slaagden er niet in hun historisch perspectief door te zetten. Het gevolg was dat de maatschappij, door een verlies van interne samenhang, steeds meer begon te ontbinden. Het “ieder voor zich” werd steeds meer de meest karakteristieke eigenschap voor het kapitalisme in verval.

De val van de muur en de daaropvolgende ineenstorting van de diverse regimes in het oosten van Europa, deden er nog eens een flinke schep bovenop. Hele staten begonnen uiteen te vallen en de chaos begon steeds meer de overhand te nemen op het wereldtoneel. Alleen de meest dictatoriale en de grote democratische kapitalistische staten in het Westen wisten zich nog enige vorm van stabiliteit te verzekeren. De alledaagse praktijk scheen duidelijk te maken dat er werkelijk geen alternatief mogelijk was voor het democratische kapitalisme.

Vanaf dat moment ontstaat er ook een campagne om zo radicaal mogelijk democratisch te zijn. De democratie slaat de trom en doet, alomtegenwoordig, zijn invloed gelden. Democratie staat vanaf dat moment gelijk met de absolute vrijheid voor ieder individu en voor autonomie voor alle onderdrukte minderheden. Kommunisme, het historische perspectief van de arbeidersklasse, wordt vanaf dan gelijkgesteld met anti-democratie en geplaatst in de hoek van geheim gekonkel, achterbakse praktijken, van sektarisch gedoe en duistere krachten.

De ineenstorting van de stalinistische regimes in het bijzonder “leidde tot een belangrijke terugval van het proletariaat, zowel op het niveau van zijn bewustzijn als zijn militantisme. Deze terugval was diep en het duurde meer dan 10 jaar” (Internationale Revue nr. 130, 2007), alvorens de arbeiders opnieuw begonnen om het verzet weer enigszins vorm te geven.

Nochtans, in de loop van de tijd, vormden de diverse verschijnselen van de ontbinding, zowel op het materiaal als op ideologisch niveau, een belangrijke hinderpaal voor de ontwikkeling van de strijd van de arbeidende klasse:

  • op het economische en sociale vlak, neigden de materiële processen van decompositie om het identiteitsgevoel van het proletariaat te ondermijnen - de traditionele industriële concentraties van de arbeidersklasse zijn steeds in stukken gebroken; het sociale leven is steeds meer geatomiseerd; de werkloosheid op lange termijn, vooral onder de jeugd, versterkt deze atomisering en vergroot steeds meer de band met tradities van collectieve strijd;

  • de onophoudelijk ideologische campagnes van het de heersende klasse, het verkopen het nihilisme, het individualisme, het racisme, het occultisme en het godsdienstige fundamentalisme, die helpen om de werkelijkheid van de maatschappij te verduisteren, waarvan de fundamentele verdeling die tussen de klassen blijft;

  • de arbeidersklasse wordt vandaag geconfronteerd met een ernstig verlies aan vertrouwen - niet alleen in zijn bekwaamheid om de maatschappij te veranderen, maar zelfs in zijn capaciteit om zichzelf te verdedigen op het vlak van de dagelijkse praktijk. Dit heeft de capaciteit van het kapitalisme doen toenemen om de inspanningen van de arbeiders af te leiden van hun specifieke belangen naar de verdediging van een lapwerk van “populaire“ en “burgers“ bewegingen voor meer “democratie”. (Internationale Revue nr. 106, 2001)

De gevolgen van deze ontbinding leidden heel regelmatig tot wanorde en zelfs demoralisatie, en tekende een hele generatie van arbeiders.

Geen strijd achter maar tegen de vakbonden, geen strijd binnen maar tegen de kapitalistische logica

De leef- en werkomstandigheden zijn de afgelopen jaren al dramatisch verslechterd ondanks de grote mond van de vakbonden, zoals in 2013 en de jaren daarvoor. Volgens de vakbonden is “Nu is het erop of eronder: de waarheid moet boven tafel komen”. Maar welke waarheid willen de vakbonden boven tafel krijgen: de kapitalistische of de menselijke? De vakbonden hebben, sinds het begin van de eerste wereldoorlog, dus al meer dan honderd jaar, meegespeeld in het huichelachtige spel van het bestaande systeem en zeker niet voor de waarheid van een wereld zonder concurrentie, zonder klassen, zonder uitbuiting, zonder onderdrukking.

Nee, ook deze keer gaat het hen niet om de waarheid. Met de betoging in Brussel hebben de vakbonden een offensief gestart, die erin bestaat om via een reeks van versnipperde stakingen, monddode demonstraties, en andere specifieke acties (zoals de aparte demonstraties van welzijnswerkers, studenten en de staking van de treinbestuurders op 11 december), de arbeidersklasse mee te slepen naar de afgrond van de uitzichtloosheid. Hun enige doel is nog dieper het besef  te doen postvatten, onder de actieve en werkloze arbeiders en bedienden, de studenten, jongeren en gepensioneerden, dat strijd nergens toe leidt, dat de soberheidsmaatregelen onvermijdelijk zijn en dus niet anders dan geslikt kunnen worden. Het aanvaarden van de onmenselijke, in ontbinding verkerende, kapitalistische logica

De massale besparingen, die over ons heen gestort worden, hebben we dus niet alleen te wijten aan de regering, de ondernemers, gesteund door uitgebreide campagnes in de media, maar net zozeer aan de vakbonden, de eigenlijke wolf in schaapskleren. Want, zoals alle linkskommunisten weten, vormen de vakbonden al sinds de publicatie van dit programma in 1920 “naast de burgerlijke fundamenten, één van de belangrijkste steunpilaren van de kapitalistische klassenstaat.” (Programma van de "Kommunistische Arbeiter-Partei Deutschlands" [KAPD] van mei 1920)

Al 100 jaar lang staan de vakbonden niet meer aan de kant van de arbeidersklasse. Al een eeuw lang vormen de vakbonden geen strijdorganisatie meer van de arbeiders. Als de vakbonden momenteel hoog van de toren blazen, dan is dat niet om de belangen van de arbeiders, maar om die van de staat, van het kapitaal en die van de nationale economie te verdedigen. Om het verzet lam te leggen nog voor het echt de kans krijgt te rijpen, en een vorm aan te nemen die echt het gevecht aangaat met de oorzaken van al die ellende.

Zyart/ 25.11.2014

Territoriale situatie: