Door Internationalisme op
"Zolang het kapitalisme bestaat, zal er arbeidersstrijd zijn. Dit was het geval in de opgaande fase van het kapitalisme. En ook in de periode van verval(vanaf ongeveer 1914, en dit gold zelfs tijdens de periode van de contrarevolutie. En zelfs aan het begin van de COVID-periode was er arbeidersstrijd, in Italië, in de VS, enz. [...] Dus vraag ik me af: zijn stakingen op zichzelf, hoe positief ook, een indicatie van een algemene heropleving van de arbeidersstrijd? Kunnen stakingen soms niet de uitdrukking zijn van wanhoop, van twijfel? [...] wat zijn de criteria om te bepalen dat een bepaalde arbeidersstrijd een echte vernieuwing van de arbeidersstrijd vertegenwoordigt, een strijd die perspectief biedt” (C)
Het punt dat de kameraad aansnijdt is cruciaal voor de interventie van revolutionairen in de klassenstrijd: hoe kan de betekenis van een strijd worden vastgesteld, hoe "een strijd die perspectief biedt" te identificeren? Er zijn geen absolute criteria om te bepalen of een bepaalde staking "een echte vernieuwing van de arbeidersstrijd" vertegenwoordigt. Men moet echter oppassen voor een empiristische beoordeling van een dergelijke beweging, want in veel gevallen kan de schijn misleidend zijn. Om de werkelijke betekenis van een strijd te begrijpen, moet de analyse verder gaan dan oppervlakkige eigenschappen uitgaan van een evaluatiekader dat rekening houdt met:
- Ten eerste de eigenschappen van de historische periode waarin de strijd plaatsvindt: uitbreiding of achteruitgang van het kapitalisme, zeker. Maar wat belangrijker is in het huidige verval van het kapitalisme: is het een periode die gekenmerkt wordt door een globale tendens naar contrarevolutie of integendeel, door het openen van een koers naar belangrijke klassenconfrontaties?
- Vervolgens de beoordeling van de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat in een bepaalde historische periode: wat is de dynamiek van de klassenstrijd op het niveau van haar uitbreiding, vereniging of politisering? Wat is de impact van de ideologische manoeuvres en obstakels die de bourgeoisie heeft opgeworpen?
Zo’n kader maakt het mogelijk de ontwikkeling van de subjectieve factor binnen de klasse in te schatten, het bewustzijnsniveau van het proletariaat in te schatten.
Klassenstrijd en historische periode
In de huidige periode van het verval van het kapitalisme is de algemene koers naar een nederlaag of, integendeel, naar een versterking van de proletarische beweging een cruciaal referentiepunt voor de beoordeling van de mogelijkheden van een bepaalde strijd, hoe radicaal die op het eerste gezicht ook moge lijken. Ze stelt ons in staat om, naast de eenvoudige strijdbaarheid of zelfs het aantal arbeiders in de strijd, rekening te houden met het niveau van bewustzijn in de werkende massa's,.
Enkele historische voorbeelden tonen dit aan. In mei-juni 1936 trok een enorme golf van stakingen en fabrieksbezettingen door Frankrijk: twee en een half miljoen arbeiders uit alle sectoren, particulier en openbaar, en uit alle bedrijfstakken en diensten, gingen de strijd aan, zodat Trotski op 9 juni 1936 schreef dat "de Franse revolutie is begonnen". In werkelijkheid begon het proletariaat zich te scharen achter de burgerlijke ideologie van het antifascisme. Een ideologie die zou leiden tot een nederlaag en oorlog. Deze beweging vond plaats in een algemene dynamiek die ongunstige was voor de strijd.
Na de nederlaag van de revolutie in Duitsland en van andere massale bewegingen in West-Europa, na de overwinning van het stalinisme in Rusland, zegevierde de contrarevolutie en had het klassenbewustzijn onder de proletariërs een verregaande achteruitgang ondergaan. Daarom veranderde de beweging van 1936, ondanks tijdelijke verworvenheden zoals loonsverhogingen, de veertigurige werkweek en betaalde vakanties, al snel in een nationalistische lofzang en steun voor de regering van het Volksfront. Dit, op haar beurt, zou leiden tot een mobilisatie van de arbeiders ter voorbereiding op de wereldoorlog.
Op 23 oktober 1956 organiseerden studenten en jonge arbeiders een demonstratie in Boedapest om hun solidariteit te betuigen met een arbeidersopstand die bloedig was neergeslagen in Poznan in Polen. Op de 25ste sloten arbeiders in alle industriële centra van Hongarije zich aan bij de protesten, gingen in staking en vormden spontaan arbeidersraden: een spectaculaire ontwikkeling die het begin van een proletarische revolutie leek in te luiden. Maar in de jaren 1950 en 1960 bleef het proletariaat, geatomiseerd door de Tweede Wereldoorlog, grotendeels gemobiliseerd achter de democratische dan wel achter de stalinistische heersende klasse. Dus kon de bourgeoisie na de eerste mobilisaties profiteren van de democratische illusies die het bewustzijn van de arbeiders ondermijnden. Zo kon zij de beweging controleren. Op de 27ste installeerde zij een "progressieve" regering onder leiding van Imre Nagy, die onmiddellijk een tegenoffensief inzette door de gehate veiligheidspolitie te ontmantelen, democratische hervormingen te beloven en op te roepen tot herstel van de orde. Al snel betuigden de arbeidersraden, badend in illusies, hun steun aan de regering-Nagy door te besluiten de stakingen te beëindigen en het werk te hervatten.
De historische omstandigheden waren radicaal veranderd toen in Frankrijk de stakingsbeweging van Mei ‘68 uitbrak. De voedingsbodem ervan werd gevormd door de eerste tekenen van de terugkeer van de historische crisis van het kapitalisme, en ze werd op gang gebracht door een nieuwe generatie arbeiders, die de verschrikkelijke gebeurtenissen van de contrarevolutie niet hadden meegemaakt. Deze context stelde het proletariaat in staat het dode gewicht van het stalinisme opzij te gooien en te proberen de banden met zijn vroegere ervaringen te vernieuwen, zich bewust te worden van de noden van strijd op historisch vlak. Hoewel het de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging was, waarbij minstens 9 miljoen arbeiders betrokken waren, bagatelliseerden de media en de burgerlijke intellectuelen het belang ervan en legden zij de nadruk op de studentenopstand.
Het minder spectaculaire uiterlijk van de stakingsgolf verhulde in feite een gebeurtenis van het allergrootste belang, die het einde van de periode van contrarevolutie markeerde, de historische heropleving van de klassenstrijd op wereldschaal gedurende de volgende twee decennia inluidde, een bewustwording op gang bracht en in een breed milieu massale belangstelling wekte voor de geschriften van militanten van de revolutionaire arbeidersbeweging.
De krachtsverhouding tussen de klassen
Met de talrijke momenten van strijd in het kielzog van de beweging van Mei ’68, een strijd die de weg opende voor een dynamiek naar beslissende klassenconfrontaties en een bewustwording, was de krachtsverhouding aanvankelijk in het voordeel van het proletariaat. Dit werd benadrukt toen de arbeiders in Polen de kwestie van de openlijke politisering van de strijd, die een confrontatie met de burgerlijke staat inhield, aan de orde stelden.
De arbeidersklasse, met name in de kernlanden van het kapitalisme, is er in de jaren 1980 echter niet in geslaagd de koe bij de horens te vatten door zijn klassenbewustzijn te verdiepen. Ondanks talrijke momenten van strijd heeft zij het vakbondskader niet kunnen overstijgen en haar strijd weten te verheffen tot een open confrontatie van klasse tegen klasse. Hierdoor verloor de arbeidersklasse haar voordeel in de krachtsverhouding met de bourgeoisie, terwijl zij via haar strijdbaarheid niettemin verhinderde dat de bourgeoisie haar oplossing voor de crisis, een wereldoorlog, kon opleggen.
Deze tegenstrijdige situatie leidde uiteindelijk tot een patstelling, aangezien noch de bourgeoisie noch het proletariaat erin slaagde hun perspectief op te leggen.
Na het uiteenvallen van het Oostblok leidden de ideologische campagne over de ‘dood van het communisme’ en de ‘definitieve overwinning van de democratie’, evenals het begin van de fase van ontbinding met een versnelde verrotting van de maatschappij tot een eb van de klassenstrijd, waardoor klassenbewustzijn afnam, een machtsevenwicht ontstond dat ongunstig werd voor het proletariaat: "de ontbinding van het kapitalisme heeft de essentiële dimensies van de klassenstrijd diepgaand aangetast: collectieve actie, solidariteit, de behoefte aan organisatie, de verhoudingen die aan alle leven in de maatschappij ten grondslag liggen en die steeds meer afbrokkelen, het vertrouwen in de toekomst en in de eigen krachten, het bewustzijn, de helderheid, de samenhang en de eenheid van het denken, de liefde voor theorie." [1]
De tendens bestond om de omvang van deze eb te onderschatten en te vroeg, zoals in 2003, het einde van de achteruitgang van de arbeidersstrijd te voorspellen, aangezien de proletarische bewegingen in de jaren 1990 eerst werden afgeremd door een toenemende greep van de vakbonden en meer in het algemeen bedreigd door de schadelijke effecten van de druk van het individualisme en het ieder voor zich. Ook werden de bewegingen afgeremd door de ‘oplossing’ van de klasse in interklassistische en volksopstanden, zoals in de ‘Arabische Lente’ van 2010-‘11 of gedurende de ‘gele hesjes-beweging’ van 2018-‘19.
Er waren in die jaren wel demonstraties van proletarisch verzet ontstaan tegen de druk van de ontbinding, zoals de anti-CPE-beweging in 2006 in Frankrijk of de Indignados-beweging in Spanje (2011), maar die konden het einde van de verregaande achteruitgang niet inluiden, omdat ze niet krachtig en vooral bewust genoeg waren om op een klassenterrein een alternatief op te leggen voor de gevolgen van de ontbinding.
“Genoeg is genoeg!”
In tegenstelling tot voorgaande decennia vormt de huidige golf van strijd, die in het Verenigd Koninkrijk begon, een belangrijke breuk met de voorgaande dertig jaar. Afgezien van de onmiddellijke uitingen, benadrukt de context waarin deze strijd zich ontwikkelt zijn diepere betekenis:
- ondanks de druk van de ontbinding om te zoeken naar individuele oplossingen of oplossingen in interklassistische strijd en volksopstanden;
- ondanks de twee jaar durende COVID-19-pandemie, die het voor arbeiders moeilijker heeft gemaakt zich te verenigen voor de strijd;
- ondanks de huidige ‘maalstroom’ aan gevolgen van de kapitalistische ontbinding (pandemie, ecologische catastrofe, economische ontwrichting, enz.), waarbij oorlog in Oekraïne vooral de machteloosheid tegenover de toenemende barbarij lijkt te versterken,
zijn de arbeiders tot de conclusie gekomen dat "genoeg is genoeg" en dat de enige manier om hier een einde aan te maken is zich te mobiliseren op klassebasis om hun levens- en arbeidsomstandigheden te verdedigen. In feite kan de uitbreiding van deze golf alleen worden begrepen als zoals een verandering van de ‘mentaliteit’ van de massa’s, het resultaat van een lang proces van ondergrondse rijping binnen de klasse, van desillusies en afkeer van de belangrijkste thema’s van de burgerlijke ideologie.
Vooral van belang is dat de Britse arbeidersklasse zich in de voorhoede van deze breuk bevindt:
- ondanks de nederlaag van de mijnstaking in 1984-85 haar een zware slag had toegebracht en haar strijdlust in de afgelopen decennia had verzwakt,
- ondanks de intensieve populistische Brexit-campagne in haar gelederen diepe verdeeldheid had gezaaid tussen "remainers" en "leavers" (d.w.z. pro- en anti-EU),
- heeft het proletariaat in Engeland, onder druk van de wijdverbreide gevolgen van de economische crisis en de zware schade aan zijn levensomstandigheden, het hoofd geheven en zich resoluut in de strijd gemengd.
Net als mei '68 (maar in een andere context) wijst de huidige internationale beweging de huidige internationale beweging op een tendens om een diepgaande reflectie op gang te brengen en geleidelijk de referentiepunten te vinden die uiteindelijk zullen leiden tot de terugkeer van de eigen klassenidentiteit. Zij geeft uitdrukking aan een breuk met een lange periode van eb en vloed, gekenmerkt door desoriëntatie, door een vermindering van het klassenbewustzijn en door arbeidersstrijden die vaak volledig van elkaar geïsoleerd is. Ondanks hun zwakheden onderstreept juist de gelijktijdigheid van de huidige gevechten (in het grootste deel van West-Europa, maar ook in Korea of de VS) eens te meer de realiteit dat een strijd, wil ze slagen, zich moet ontwikkelen tot een ongedeelde en verenigde beweging in de hele klasse. De huidige strijdgolf toont niet alleen een ontwikkeling van de strijdbaarheid, maar ook een terugkeer van het vertrouwen van de arbeiders in hun eigen kracht als klasse en een diepgaande bezinning (ook al staan we nog maar aan het begin van dit moeilijke proces).
Aan de hand van voorbeelden uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging hebben we willen laten zien:
- het belang voor revolutionairen om de context van de arbeidersstrijd nauwkeurig te analyseren om het bewustzijnsniveau van de klasse te kunnen inschatten;
- dat een oppervlakkige blik op stakingen misleidend kan zijn en kan leiden tot een verkeerde beoordeling en uiteindelijk tot een verkeerde oriëntatie voor het optreden van revolutionaire organisaties.
Zoals Lenin schreef: "‘Onze leer is geen dogma, maar een leidraad voor actie’ – een stelling die door Marx en Engels voortdurend werd benadrukt. Zij spotten terecht met het uit het hoofd leren en eenvoudig herhalen van ‘formules’ die in het beste geval alleen geschikt zijn de algemene taken te schetsen, die onvermijdelijk worden gewijzigd door de concrete economische en politieke situatie in elke specifieke fase van het historisch proces.”
Dennis / 24.02.2023
[1] “How can the proletariat overthrow capitalism?”, International Review no. 168 (2022