Door Internationalisme op
Zoals in vele landen van West-Europa heeft de arbeidersklasse in België, maar vooral in Nederland de laatste weken en maanden de strijd tegen de aanvallen op haar levens- en werkomstandigheden gevoerd met een strijdwil die we in deze landen lang niet hebben gezien.
In Nederland sprak de bourgeoisie zelfs over een stakingsgolf. De regelmatige stakingsacties van de werkers van de Bijenkorf en in het streekvervoer, die al enige maanden plaatsvonden, kregen in januari bijval van het gemeentepersoneel, van de werkers bij de sociale werkplaatsen, van het personeel van andere winkelketens, van de chauffeurs van Über, van het zorg- en leerlingenvervoer, vande touringcarbedrijven, de werkers in de ziekenhuizen, de arbeiders in de drankindustrie en -handel, bij de PostNL, Douwe Egberts, en het aardappelverwerkingsbedrijf Aviko.
In België waren er in dezelfde periode stakingen en werkonderbrekingen van het personeel bij de OCMW’s in Brussel, de federale ambtenaren, de werkers van Bpost, de brandweer in Brussel, in de publieke non-profit sector en het openbaar vervoer, onder de gevangenisbewaarders en de bagageafhandelaars op Zaventem, bij het verdeelcentrum van Decathlon in Willebroek, en bij meer dan 100 vestigingen van Delhaize.
De arbeiders in beide landen volgen hiermee het voorbeeld van hun klassebroeders in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk [1].
Maar de strijd is nog uiterst versnipperd, iedereen staakt in zijn hoekje, voert actie op een andere dag, zonder massale betogingen of bijeenkomsten waar arbeiders over de voortgang van strijd kunnen discussiëren en beslissen. Hoe kunnen ze een antwoord vinden op dit dilemma? Verschillende linkse organisaties – die zich ‘socialistisch’, ‘kommunistisch’ dan wel ‘marxistisch’ noemen - schuiven oplossingen naar voren die op het eerste gezicht heel radicaal lijken; maar de vraag is: zijn ze dat wel en, vooral, beantwoorden ze werkelijk aan de noden van de arbeidersstrijd vandaag? Laten we eens nader bekijken hoe hun voorstellen eruitzien in de concrete strijd van de klasse.
‘De vakbond moet de strijd beter organiseren’
Grenzeloos schrijft bijvoorbeeld“Het wordt tijd dat de FNV in overleg met zijn achterban zijn terechte eisen uit de campagne ‘Nederland verdient beter’ politiek maakt” en besluit om “de achterban daar massaal voor te mobiliseren”[2]. In België stelt de Linkse Socialistische Partij (LSP) ook: “ABVV-leden moeten het heft in handen nemen voor een meer strijdbare en democratische vakbond”[3].
Wat beide groepen de arbeiders, als antwoord op de onwil van de bonden om consequenter te zijn in de organisatie van de vakbondsacties, hier voorhouden moet zonder meer worden ontzenuwd. Want de manier waarop de FNV, tezamen met andere vakbonden, bijvoorbeeld de strijd in de afgelopen periode heeft georganiseerd is heel bewust zo gedaan. Dat vloeit voort uit haar rol binnen het kapitalisme, die er niet in bestaat de strijd doeltreffend te maken maar juist om dit te beletten en de arbeiders te ontmoedigen en hun strijdwil te ondergraven.
Sedert meer dan een eeuw is de vakbond geen ‘zelforganisatie van de werkenden’ meer en kan dat ook nooit meer worden. De hele geschiedenis van de afgelopen honderd jaar toont aan dat alle vakbonden de strijd van de arbeiders systematisch hebben ondermijnd. Zelfs de zogenaamd radicale en strijdbare vakbonden[4], die door de ‘radicaal’ linkse groepen ten voorbeeld worden gesteld, hebben de belangen van de arbeidersklasse na de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 niet meer verdedigd.
De oriëntatie die deze groepen de arbeiders aanreiken, te weten om zich binnen de vakbondin te zetten voor een meer radicale koers, heeft alleen tot gevolg dat de meer kritische arbeiders worden afgeleid naar activiteiten zonder vooruitzicht, die in wezen niets veranderen en dus alleen ontmoediging in de hand werken.
‘De vakbond behoeden voor het verraad van de leiding!’
‘Als vakbonden niet strijdbaar zijn, dan ligt dat aan de leiders’, zo houden de strijdsyndicalisten ons voor. Volgens Socialistisch Alternatief is het gebrek aan strijdvaardigheid van de FNV toe te schrijven aan “het verraad van types zoals Wim Kok”[5], die de leiding hebben genomen binnen de vakbond. De GIS vindt op haar beurt dat er is iets fundamenteel fout zit in de FNV, als iemand “als Van Doesburg zo lang kon gedijen in de FNV [en]er niet voor zijn achterban, maar voor de klassenvijand zat”[6].
Het liedje van het verraad van de vakbondsleiders is echter zo oud als de weg naar Rome. In de laatste honderd jaar hebben alle vakbondsleiders zich tegen de arbeidersklasse gekeerd. Dat komt niet omdat ze zouden zijn overgelopen naar het kamp van de bourgeoisie, maar omdat de organisatie, waar ze leiding aan gaven, geen organisatie van de arbeidersklasse meer was, maar een organisatie van de burgerlijke Staat.
De ingroei van de vakbond in de burgerlijke Staat is het gevolg van de veranderde objectieve historische omstandigheden, die de inhoud van de arbeidersstrijd in de afgelopen honderd jaar fundamenteel heeft veranderd. Sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, toen de historische crisis van het kapitalisme een aanvang nam, zijn blijvende verbeteringen binnen het kapitalisme niet meer mogelijk. De werkelijke inhoud van de arbeidersstrijd bestaat daarom niet meer uit graduele verbeteringen van de werk- en levensomstandigheden, zoals die in de 19e eeuw nog van de staat afgedwongen werden, maar is gericht op de onmiddellijke wereldwijde omverwerping van het in verval verkerende kapitalisme. Zoals Lenin het eens verwoordde: sinds het begin van de 20e eeuw“schuilt achter elke staking de hydra van de revolutie”.
En als gevolg van deze veranderde historische inzet van de strijd is de vakbond, als het apparaat dat essentieel bedoeld was verbeteringen te bewerkstelligen binnen het kapitalisme (wat momenteel niet meer mogelijk is), opgeslokt door de burgerlijke Staat.
Daarom leidt ook de oproep van de uiterst linkse groepen om ‘de vakbonden te heroveren’ door de ‘corrupte leiding te verjagen’ geenszins tot de versterking van de strijddynamiek en de klassemacht van de arbeiders. Het zet de arbeiders aan om te streven naar het heroveren van een organisatie van de burgerlijke Staat in hun midden, die de greep van deze organisaties op de arbeidersklasse versterkt en de arbeiders naar een zekere nederlaag leidt.
De strijd voor de kwaliteit van de openbare diensten!
Een ander standpunt dat deze ‘radicale’ organisaties regelmatig naar voren schuiven is de verdediging van de openbare diensten - het openbaar vervoer, de zieken-, ouderen- en gehandicaptenzorg, het onderwijs, de cultuur, enzovoort - en ze leggen dan vooral de nadruk op de verdediging van de kwaliteit van deze diensten. De openbare diensten vormen, aldus de SAP, “samen de grondslag voor de opbouw van een werkelijk zorgzame en ecologische samenleving, die fundamenteel ingaat tegen de logica van geld en winst” [7]. Volgens de PVDA in België zijn het de openbare diensten die “zorgen voor een warme samenleving, waarin de mens voorop staat en niet de winst. Daarom steun ik de werknemers en de vakbonden van de openbare diensten in hun strijd voor respect en investeringen”[8].
Ook hier is een ondubbelzinnige afwijzing op zijn plaats. De openbare diensten, al of niet geprivatiseerd, zijn eerst en vooral instrumenten in dienst van de burgerlijke staat en het is dus complete onzin om ons voor te houden dat ze de ‘gemeenschap’ dienen. Maar vooral worden de werkers in deze ondernemingen net zozeer uitgebuit als in eender welk bedrijf. Ook in de openbare diensten wordt het werkritme opgevoerd, wordt er geherstructureerd, worden de lonen gedrukt, en worden er mensen ontslagen.
Daarenboven zijn vandaag ‘socialistische’ hervormingen binnen een kapitalistisch systeem in ontbinding onmogelijk. De ‘strijd voor de kwaliteit van de openbare diensten’ heeft dus niets gemeen met de strijd van de arbeiders voor hun werk- en levensvoorwaarden maar leidt ertoe dat hun belangen worden vermengd met die van bepaalde instanties van de burgerlijke staat.
Wat deze uiterst linkse groepennaar voren brengen gaat in feite lijnrecht in tegen de noden van de strijd, die erin bestaan haar te verenigen over de grenzen van de bedrijven en sectoren heen, en vertegenwoordigt een verkapte oproep aan de arbeiders om hun strijd als zelfstandige klasse op te geven.
De valse vrienden van de arbeiders
“Revolutionair socialisten steunen de acties”[9]. Alleszins niet organisaties zoals de Linkse Socialistische Partij (LSP), Socialistische Alternatieve Partij (SAP), PVDA in België, en Socialistisch Alternatief, Groep Internationale Socialisten (GIS), Grenzeloos in Nederland [10]. Zij zetten valstrikken en schetsen valse perspectieven om te beletten dat de dynamiek van de strijd zich versterkt en verdiept. En dat gebeurt niet toevallig. Dat komt omdat ze deel uitmaken, niet van het kamp van de arbeidersklasse, maar van het politieke apparaat van de bourgeoisie. “Het feit dat ze minder invloed hebben of dat ze een meer radicale taal aanslaan doet niets af aan het in wezen burgerlijke karakter van hun programma en hun aard, maar maakt ze tot nuttige ronselaars” voor de traditionele linkse partijen van het kapitaal [11]. Hun taak bestaat er dus in om met hun schijnbaar radicale taal de arbeidersstrijd gevangen te houden in de kapitalistische logica van winst, rentabiliteit en kostenbesparingen in het belang van het concurrentievermogen van de nationale economie.
De geschiedenis heeft bewezen dat, wanneer de arbeiders als één klasse optreden, zij in staat zijn tot zelfstandig te handelen, te debatteren, initiatieven te nemen en creativiteit te ontwikkelen en, in deze dynamiek, de aanvallen van de barbaarse bourgeoisie terug te dringen en de kommunistische maatschappij naderbij te brengen. In dit perspectief roepen de revolutionaire organisaties in hun interventie de arbeiders op de strijd zelf in handen te nemen door algemene vergaderingen en gekozen stakingscomités te organiseren. De voorbeelden van arbeidersstrijd van de afgelopen honderd jaar hebben er echter geen twijfel over laten bestaan hoe de arbeiders, in de ontwikkeling van hun strijd, iedere keer weer botsen op de manoeuvres van de vakbonden. Daarom moeten revolutionairen de arbeidersvijandige aard van deze organisaties permanent aan de kaak stellen. In ditzelfde kader is het ook onontbeerlijk de zgn. ‘radicaal linkse’ organisaties, die beweren de arbeidersstrijd te steunen maar haar dynamiek in werkelijkheid saboteren, te ontmaskeren en aan te klagen.
Zyart / 2023.04.08
[1] Zie bijvoorbeeld Internationaal pamflet van de IKS: Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Mexico, China...Overal dezelfde vraag: Hoe de strijd ontwikkelen? Hoe kunnen we de regeringen terugdringen?
[2] Grenzeloos, Nederland verdient beter ‒ Nederland heeft stevige eisen en actie nodig om van Rutte en de werkgevers te winnen
[3] LSP, Gerommel aan de top van het ABVV. Voor een strijdbare vakbond met democratie van onderuit
[4] Enkele van de bekendste voorbeelden zijn de Confederacion Nacional de Trabajo (CNT) in Spanje, de Industrial Workers of the World (IWW) in de VS, de Eenheidsvakcentrale (EVC) in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog, de Freie Arbeiter Union (FAU) in Duitsland na diezelfde oorlog.
[5] Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland
[6] GIS, Nederland verdient een democratische en strijdbare vakbeweging
[8] Verklaring van Hedebouw van de PVDA in: "Een warme samenleving bouw je op sterke openbare diensten"
[9] Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland
[10] Uitgezonderd de PVDA zijn al deze groepen directe of indirecte nazaten van de Vierde Internationale, die in 1938 is opgericht door Trotski, en die in de Tweede Wereldoorlog is overgegaan naar het kamp van de bourgeoisie door deel te nemen aan de imperialistische oorlog tegen Nazi-Duitsland. Slechts enkelen hebben zich tegen dit verraad van de Vierde Internationale gekeerd, waaronder Nathalie Trotski.
[11] Platform van de IKS, 13. De contra-revolutionaire aard van de ‘arbeiders’-partijen.