Eind augustus volgden in Birma de ene betoging op de andere als gevolg van de plotselingen en drastische verhoging van de energieprijzen: 66% voor de benzine, 100% voor de diesel en meer dan 500% voor de gas. De officiële reden was de verhoging van de brandstofprijzen maar het ging er om de bevolking steeds meer te laten opdraaien voor het rampzalige wegzinken van het land in de crisis. De Birmaanse stat is nu al één van de drie armste staten van Eurazië en heeft een Bruto Intern Product (BIP) zo laag als dat van Noord-Korea. De financiële crisis van de laatste maanden en de gevolgen daarvan voor de wereldeconomie spaart geen enkel land en zeker niet de armste. De prijsstijging van energie veroorzaakte onvermijdelijk ook een algemene prijsstijging van de eerste levensbehoeften. Ook was de woede van een uitgezogen bevolking enorm, die moet overleven in een toestand van chronische armoede, onder het juk van een militaire kliek die haar dwingt tot ‘dwangarbeid’, dat wil zeggen slavernij, waarbij verkrachting op grote schaal wordt toegepast.