Door Internationalisme op
De nederlaag bij Ssangyong toont de noodzaak van uitbreiding van de strijd
Een van de meest betekenisvolle uitingen sinds vele jaren van de klassestrijd in Zuid-Korea was de bezetting van het autoconstructiebedrijf Ssangyong in Pyeongtaek bij Seoel, die begin augustus ten einde liep.
Nadat de fabriek gedurende 77 dagen bezet was geweest in omstandigheden waarin de arbeiders voedsel, water, gas en elektriciteit ontzegd was en waarin ze weerstand geboden hadden aan herhaalde aanvallen van de politie ondersteund door een eenheid rangers, door bandieten en stakingsbrekers, zagen de arbeiders zich gedwongen hun bezetting op te geven terwijl veel van hun voornaamste eisen niet ingewilligd waren, en ze werden onmiddellijk onderworpen aan een golf van repressie onder de vorm van aanhoudingen, ondervragingen en in sommige gevallen torenhoge boetes.
De Zuid-Koreaanse economie heeft zich nog niet echt hersteld van de rampzalige landing van de 'tijgers en draken' in 1997, een voorloper van de huidige kredietkrach. Sindsdien verkeert de hele autoindustrie er in een diepe crisis. Ssangyong Motor Company, dat nu onder controle staat van een Chinees conglomeraat van autobouwers, heeft zijn arbeidskracht geleidelijk aan verminderd en een plan voorgesteld om de fabriek als onderpand te geven om zich van leningen te verzekeren die het nodig hand om aan het faillissement te ontsnappen. Dit plan impliceerde nog veel meer ontslagen : 1700 arbeiders zouden gedwongen worden vervroegd op pensioen te gaan en 300 tijdelijke arbeiders zouden aan de deur gezet worden. Verder zou technologie naar China getransfereerd worden met de uiteindelijke bedoeling zich op de ruime markt van de machtige buur van Zuid-Korea te bevoorraden, waar mankracht aan lage prijs beschikbaar is.
De staking en bezetting van het bedrijf, die begon op de ochtend van 22 mei, gingen samen met de vraag niemand te ontslaan, niemand in een onzekere positie te brengen en het bedrijf niet in het buitenland te bevoorraden. Gedurende de bezetting heeft het duizendtal arbeiders dat het bedrijf bezette blijk gegeven van een voorbeeldige moed en vindingrijkheid om zich te verdedigen tegen de politiemacht die uitgerust was met helikopters, traangas, verlammende pistolen en ander militair materieel. Die weerstand vereiste niet enkel het fabriceren van geïmproviseerde wapens (metalen buizen, molotovcocktails, katapulten), maar ook een strategische zin en een verdedigingstactiek – zo hebben ze op de verpletterende overmacht van de repressiekrachten geantwoord door zich terug te trekken in de schilderafdeling, erop rekenend (terecht) dat de daar aanwezige ontvlambare materialen er de politie van zouden weerhouden traangas te gebruiken, vooral nadat er zich in Seoel onlangs een tragedie afspeelde waarbij vijf personen de dood vonden in een brand die aangestoken was tijdens een confrontatie met de politie.
Dergelijke acties vragen een uitgesproken zin aan initiatief en zelforganisatie. Het schijnt dat de arbeiders zich in 50 of 60 groepen van elk tien leden georganiseerd hadden, waarbij elke groep een afgevaardigde koos om de actie te coördineren.
De bezetting heeft ook solidariteitsacties uitgelokt vanwege andere arbeiders, waarvan er velen even onzeker zijn over hun toekomst. De arbeiders van de nabijgelegen autofabriek van Kia-Hyundai waren bijzonder actief, met honderden arbeiders die de fabriek kwamen verdedigen tegen de aanvallen van de politie. Pogingen om de bedrijfspoorten te bereiken en voedsel en andere voorraden naar de bezetters te brengen, stootten op geweld dat even brutaal was als het geweld dat gebruikt werd tegen de bezetters zelf. Het lijdt geen twijfel dat de bezetting ruime steun genoot van de hele Zuid-Koreaanse arbeidersklasse, een feit dat zich weerspiegelt in de houding van de nationale vakbondsfederatie KCTU, die een algemene staking uitriep van twee dagen en een nationale solidariteitsmeeting einde juli.
Welke lessen trekken uit deze nederlaag?
Maar hoewel sommige maatregelen die de bazen eerst hadden voorgesteld bij het einde van de staking geschrapt werden, is de bezetting toch op een nederlaag uitgedraaid. De arbeiders zijn verslagen en gekwetst uit de bezetting gekomen, sommigen ernstig verwond, en met een toename van het aantal zelfmoorden bij de arbeiders en hun families.
“Bij de slotonderhandelingen ging de plaatselijke vakbondssecretaris akkoord met het voorgesteld vervroegd pensioen (dat wil zeggen het ontslag met een ontslagvergoeding) voor 52% van de arbeiders, en met een verlof van één jaar zonder loon voor 48%, waarna die weer aangeworven zouden worden als de economische voorwaarden dat zouden toelaten. De maatschappij zou ook gedurende één jaar een maandelijkse vergoeding van 550.000 won betalen aan enkele arbeiders die naar commerciële posten verplaatst werden.
In de dagen volgend op deze beledigingen volgden ook de klappen tijdens de periode van voorhechtenis voor vele aangehouden arbeiders, in afwachting van het opstellen van aktes van beschuldiging en processen die door het bedrijf aangespannen werden tegen de vakbond KMWU waarvan ze 500 miljoen won eisen (45 miljoen VS $). Zoals al aangegeven staat de Koreaanse arbeidswetgeving in dit geval individuele processen toe en vervolgingen die in het verleden al arbeiders zonder enig bestaansmiddel gezet hebben. Het bedrijf eist een schadevergoeding van 316 miljard won (258,6 miljoen $), wat overeenstemt met een productieverlies van 14.600 voertuigen tengevolge van de staking.” (1)
Wat deze nederlaag vooral aantoont, is dat zelfs als men op de best mogelijke wijze de verdediging en bezetting van een fabriek organiseert, de strijd, wanneer hij niet uitgebreid wordt, in de grote meerderheid van de gevallen zal mislukken. De centrale noodzaak voor elke groep arbeiders die te maken krijgt met ontslagen, is andere arbeiders te gaan opzoeken, zich naar andere bedrijven en kantoren te begeven, en daar de noodzaak uit te leggen van een gemeenschappelijke actie teneinde een krachtsverhouding op te bouwen die in staat is bazen en staat terug te dringen. De actieve solidariteit die getoond werd door de arbeiders van Kia-Hyundai en andere bedrijven buiten de fabriekspoorten, bewijst dat dit geen utopie is, maar dat de beweging voorrang moet geven aan uitbreiding, eerder dan enkel weerstand te bieden aan de aanvallen van de politie tegen een bezet bedrijf, hoe noodzakelijk dat laatste ook mag zijn. De arbeiders die over deze nederlaag nadenken moeten zich de volgende vraag stellen: waarom vertaalden die authentieke uitdrukkingen van solidariteit zich niet in een directe uitbreiding van de strijd, naar Kia of naar andere arbeidsplaatsen? En verder: die militante minderheden die bezig zijn de strategie van de vakbonden in vraag te stellen, moeten zich verenigen in groepen en comités om aan te zetten tot uitbreiding van de strijd en tot de onafhankelijke organisatie ervan.
Voor ons ligt de sleutel van het probleem bij de kwestie dat de uitbreiding in handen gelaten werd van de vakbonden, voor wie het ontketenen van de staking deel uitmaakt van een vast ritueel, met symbolische acties die geenszins de bedoeling hebben een groot aantal arbeiders op de been te brengen, inclusief met hun steun aan de bezetting bij Ssangyong, waarbij ze uitbreiding van de strijd buiten beschouwing laten om hun eigen eisen voorop te stellen. Binnen de fabriek lijkt de vakbond KMWU de situatie globaal onder controle gehad te hebben. Loren Goldner, die in Korea was toen de strijd uitbrak en die in het bedrijf binnen geraakte, geeft de discussie weer die hij had met een arbeiders die aan de bezetting deelnam : “Ik praatte met een arbeider die actief aan de bezetting deelnam en de rol van de vakbond bekritiseerde. Volgens hem behield de KMWU de controle over de staking. Maar in tegenstelling tot de rol van de vakbonden in de strijd bij Visteon in het Verenigd Koninkrijk en in de ontmanteling van de autoindustrie in de Verenigde Staten, heeft de KMWU de illegale acties van bezetting van de fabriek en voorbereiding van haar gewapende verdediging gesteund. Anderzijds, in de onderhandelingen met het bedrijf, heeft hij zich geconcentreerd op de eis niemand te ontslaan en heeft hij zich toegevend opgesteld wat betreft de eisen van werkzekerheid voor allen en tegen de outsourcing.”
De uitbreiding van de strijd mag niet aan de vakbonden overgelaten worden. Ze kan enkel doeltreffend in handen genomen worden door de arbeiders zelf. Wanneer de vakbonden illegale acties steunen en wanneer hun plaatselijke vertegenwoordigers deelnemen aan een strijd, bewijst dat geenszins dat de vakbonden soms aan de kant van de strijd staan. Het bewijst in het beste geval dat de lagere vakbondsleiders, zoals in dit geval de plaatselijke KMWU-secretaris, vaak zelf arbeiders zijn en nog als arbeiders kunnen handelen. In het beste geval ook dient dit enkel om de illusie overeind te houden dat de vakbonden, ten minste op lokaal vlak, nog strijdorganen van het proletariaat zijn.
Goldner trekt volgende conclusies uit de nederlaag: “De nederlaag bij Ssangyong kan niet enkel toegeschreven worden aan de destabiliserende rol van de nationale organisatie van de KWMU die van bij het begin toeliet dat de onderhandelingen gekanaliseerd werden naar het nauw omlijnde doel van 'geen ontslag'... De nederlaag kan ook niet volledig verklaard worden uit het klimaat van economische crisis. Beide factoren speelden zeker een grote rol. Maar torenhoog boven hun onmiskenbaar impact is het de terugval, jaar na jaar, van de Koreaanse arbeidersklasse, vooral tengevolge van de werkonzekerheid, die nu meer dan de helft van de arbeidskracht treft. Duizenden arbeiders uit naburige fabrieken hebben herhaaldelijk hulp geboden aan de staking bij Ssangyong, maar dat was niet voldoende. De nederlaag van de stakers bij Ssangyong, ondanks hun heldenmoed en hun vasthoudendheid, zal de heersende ontmoediging nog vergroten tot een strategie ontwikkeld wordt die een bredere steun op de been kan brengen, niet om gewoonweg defensieve gevechten te leveren, maar om tot het offensief over te gaan.”
Wij gaan zeker akkoord over het feit dat de atmosfeer van economische crisis zeker een verlammend effect heeft op talrijke arbeiders, die enkel kunnen vaststellen dat het wapen van de staking dikwijls niet doeltreffend genoeg is wanneer de fabriek in elk geval toch gaat sluiten, en die zovele bezettingen tegen sluiting door een lange belegering hebben zien wurgen. De ontwikkeling van de werkonzekerheid speelt ook een rol door de arbeidskracht te versnipperen, hoewel we niet denken dat dit een doorslaggevende factor is en dat dit zeker niet enkel telt in het geval van Zuid-Korea. In elk geval is ze een aspect van de crisis zelf, één van de talrijke maatregelen die de bazen nemen om de kost van de arbeidskracht te verlagen en de weerstand te versnipperen.
En tenslotte heeft Goldner gelijk te zeggen dat de arbeiders tot het offensief moeten overgaan, dat wil zeggen dat ze de massastaking moeten aangaan die op termijn tot doel heeft het kapitalisme omver te werpen. Maar juist de ontluikende bewustwording van de omvang van die taak kan in een eerste tijd de arbeiders ook doen aarzelen de strijd aan te gaan.
Eén feit is zeker: de kwestie van de overgang van defensieve naar offensieve strijd kan niet enkel in Korea gesteld worden. Ze zal het resultaat zijn van een internationale rijping van de klassestrijd, en in die zin kunnen de nederlaag bij Ssangyong en de lessen die eruit getrokken kunnen worden een echte bijdrage zijn tot die ontwikkeling n
Amos / 1-09-2009
(1) Dit citaat is afkomstig van Loren Goldner, een geëngageerde intellectueel van Amerikaanse origine die lange tijd in Zuid-Korea gewoond heeft. Hij publiceerde talrijke artikels die vaak op een zeer pertinente manier de crisis van het kapitalisme en de klassenstrijd behandelen, in het bijzonder in Zuid-Korea. Hij heeft met name een gedetailleerde balans opgemaakt van de strijd in de fabriek van Ssangyong, te vinden op libcom.org, en waaruit dit en volgend citaat vandaan komen.