Door IKSonline op
Een gebruikelijke tactiek in de kapitalistische aanval op de pensioenen en medische vergoedingen bestaat uit een poging om ‘gelaagde’ systemen in te voeren waarbij nieuwe werknemers lagere toeslagen en pensioenen krijgen, om het even of dat de vorm aanneemt van toeslagvermindering of hogere bijdragen voor medische verzorging en pensioenfondsen. De oudere arbeiders worden gelijmd met de belofte dat de kortingen niet op hen van toepassingen zullen zijn maar alleen op de onbekenden die in de toekomst zullen worden aangenomen. Traditioneel helpen de vakbonden om deze ‘afspraken’ er door te rammen, waarbij ze zichzelf op de borst trommelen vanwege het redden van de verworvenheden van de momenteel tewerkgestelde arbeiders, wat ze voorstellen als een ‘overwinning’. Deze tactiek verdeelt de arbeiders onder elkaar, de oudere generatie tegen de jongere – een rampenscenario voor de klasseneenheid – die de bedrijfsleiding alle gelegenheid geeft om te verdelen en te heersen.
Juist deze poging om de arbeiders te verdelen stond in het centrum van de recente strijd in het openbaar vervoer van New York City. De Metropolian Transit Authority (Hoofdstedelijke Openbaar Vervoersinstantie), onder leiding van de gouverneur en in mindere mate van de burgemeester, probeerde de pensioenleeftijd voor de nieuw tewerkgestelden van 55 naar 62 jaar te verhogen en nieuwelingen zes procent van hun loon in het pensioenfonds te laten storten. De pensionering op de leeftijd van 55 jaar (na 25 dienstjaren) bestond al heel lang als compensatie voor de uiterst barre arbeidsvoorwaarden waaronder de arbeiders van het openbaar zwoegen in 100 jaar oude metrotunnels, met smerige lucht en rook, rattenplagen en een algemeen gebrek aan sanitaire faciliteiten. Het voorstel van de regering zou geen gevolg hebben voor de pensioenleeftijd van de momenteel tewerkgestelde arbeiders.
Maar de arbeiders van het openbaar trapten overduidelijk niet in deze verdeel-en-heers zwendelarij. In naam van een arbeidersklasse die een frontale aanval op haar pensioenen onderging, trokken de arbeiders van het openbaar vervoer een duidelijke streep en weigerden welke verandering in het pensioensysteem dan ook te aanvaarden. Ze staakten om de pensioenrechten te beschermen van arbeiders die nog niet aan het werk waren, en die ze ‘onze ongeborenen’ noemden – hun komende, nog onbekende collega’s. Als zodanig werd deze strijd de tot op heden duidelijkste belichaming van de beweging waarin de arbeidersklasse probeert haar eigen identiteit en solidariteit weer terug te vinden. Hij was niet allen van grote invloed op de arbeiders die aan de strijd deelnamen, maar ook op de arbeidersklasse in andere sectoren. De arbeiders van het openbaar vervoer staakten vanuit een gevoel van klassensolidariteit met de komende generatie, met diegenen die zelfs nog niet waren aangenomen. Hij vond weerklank bij veel arbeiders in talrijke bedrijfstakken die merkten dat er eindelijk iemand opstond en zei: “Handen af van de pensioenen”.
De staking van 33.700 arbeiders in het openbaar vervoer waardoor New York City drie dagen werd lamgelegd gedurende de week voor Kerstmis was de belangrijkste arbeidersstrijd in de Verenigde Staten in vijftien jaar. Hij was belangrijk vanwege een aantal met elkaar vervlochten redenen: 1) de internationale context waarin hij plaatsvond; 2) de ontwikkeling van klassenbewustzijn onder de stakers zelf; en 3) de potentiële uitstraling van de staking op andere arbeiders. De betekenis van deze staking moet evenmin worden overdreven; hij is niet vergelijkbaar met de stakingen in de jaren 1980 die het gezag uitdaagden van het kapitalistische vakbondsapparaat dat dient om de arbeidersstrijd te beheersen en te laten ontsporen en waarin het vraagstuk werd gesteld van de uitbreiding van de strijd naar andere arbeiders. Toch is het belangrijk zijn draagwijdte, in de context van de moeilijke voorwaarden waarin de arbeidersstrijd zich vandaag afspeelt, goed te begrijpen.
Hoewel hij onder strakke controle bleef staan van een plaatselijke vakbondsleiding die beheerst wordt door ultra-links en de vakbondsbasis, is deze openbaar vervoersstaking niet alleen de weerspiegeling van groeiende strijdbaarheid binnen den arbeidersklasse, maar maakt ook deel uit van een nog belangrijker stappen naar de ontwikkeling van een vernieuwd gevoel van eigen identiteit en van zelfvertrouwen van de arbeidersklasse en van het inzicht van klassensolidariteit. Hij verenigde arbeiders over de grenzen van leeftijd en arbeidsplaats. De arbeiders van het openbaar vervoer begonnen deze staking hoewel ze wisten dat die in strijd was met de Taylor-Wet van de staat van New York, een wet die ambtenarenstakingen verbiedt en die de stakers automatisch beboet met inhouding van twee daglonen per gestaakte dag, wat er op neerkomt dat ze drie dagen loonverlies lijden voor iedere stakingsdag (één niet uitbetaalde dag en twee dagen boete). De stad dreigde er verder mee om een burgerrechtelijke boete te eisen van $25.000 voor iedere arbeider die in staking ging, en die iedere dag zou verdubbelen – $25.000 de eerste dag, $50.000 de tweede, en $100.000 voor de derde dag. Met dergelijke zware boetes boven het hoofd werd de beslissing om tot staking over te gaan niet lichtvaardig door de arbeiders genomen, maar ze vertegenwoordigde een moedige daad van militant verzet.
De staking in het openbaar vervoer in New York City vond plaats temidden van een internationale tendens binnen de arbeidersklasse om opnieuw de strijd aan te gaan ter verdediging van zijn klassenbelangen – na een terugval in de klassenstrijd van meer dan vijftien jaar sinds het ineenstorten van een van de twee imperialistische blokken die waren opgericht na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In 1989 stortte het stalinistische blok in dat geleid werd door het Russische imperialisme, en dat gevolgd werd door het uiteenvallen van het rivaliserende westerse blok geleid door de Verenigde Staten. De toenemende chaotische gebeurtenissen in de internationale situatie die daar op volgde luidde een periode in van stuurloosheid binnen de arbeidersklasse op internationaal vlak. De historisch veranderde omstandigheden, het onophoudelijke propaganda-offensief van de burgerlijke staat en haar massamedia dat daarmee gepaard ging over de dood van het kommunisme en de overwinning van de kapitalistische democratie en het verdwijnen van de klassen, dat alles eiste een zware tol van het proletariaat. Het proces van verheldering dat was ingezet aan het einde van de jaren 1960 werd onderbroken en verworvenheden in klassenbewustzijn ebden weg. Dit maakte het buitengewoon moeilijk om de rol van de vakbonden nog te begrijpen. Ze waren immers ooit zelfverdedigingsorganisaties van de arbeidersklasse geweest die lang geleden waren ingelijfd bij het staatsapparaat van het kapitalisme in verval. Nu dienden ze voor het kapitalisme als politie op de werkvloer, en moesten ze voorkomen dat de arbeiders op zoek gingen naar nieuwe strijdvormen om de klassenstrijd in eigen hand te nemen. De terugval in de klassenstrijd was zo diep en de ideologische aanval van de heersende klasse was zo grondig, dat de arbeidersklasse tekenen begon te vertonen van verlies aan zelfvertrouwen als klasse en zelfs moeilijkheden kreeg om zichzelf nog als klasse te zien.
Toch maakten de ernst van de globale economische crisis en de opeenstapeling van aanvallen van de heersende klasse op de levensstandaard van de arbeiders die daar het gevolg van waren, dat deze gruwelijke periode van proletarische stuurloosheid niet kon blijven duren. In 2002 zagen wij het begin van een ommezwaai in de internationale klassenstrijd, die gekenmerkt werd niet door een dramatische uitbarsting van militante strijd, maar eerder door de start van beginnende, aarzelende pogingen om weer op de historische voorgrond te komen. De eerste taak die door deze in vele landen ontluikende strijd werd gesteld was niet de uitbreiding van de strijd over de grenzen van geografische en industriële bedrijfstakken, maar het weer verwerven van bewustzijn op het meest elementaire vlak, dat van zelfbewustzijn als klasse en solidariteit.
Dit proces was in de Verenigde Staten al op gang gekomen zoals bleek uit de voorbeelden van de staking van de tuinbouw-arbeiders in Californië, de stakingen bij Boeing en Northwest Airlines, de transportstaking in Philadelphia en de staking van de afstudeerbegeleiders aan de universiteit van New York. Wat de staking van het openbaar vervoer in New York daarin nu zo belangwekkend maakt is niet slechts dat het de grootste staking was met de grootste weerslag, in de betekenis dat hij de grootste stad in Amerika voor drie dagen verlamde. Het belang is daarin gelegen, dat hij de ontwikkeling van het klassenbewustzijn weerspiegelt.
Zoals gezegd ging de staking vooral om de verdediging van de arbeiderspensioenen, die overal ter wereld onder een spervuur van de bourgeoisie liggen, maar vooral in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten zijn de ouderdomsuitkeringen van de staat minimaal en de arbeiders vallen terug op hun bedrijf of loopbaan-verbonden pensioenfondsen om hun levensstandaard op peil te houden als ze met ouderdomspensioen gaan. Beide soorten van pensioen zijn momenteel in gevaar. De inspanningen van de vorige Bush-regering om de ‘sociale zekerheid’ te hervormen, en van de huidige door openlijke financieel tekortkomingen en pogingen om de pensioenuitkeringen te verminderen. Sinds de ineenstorting van Enron, waarbij duizenden werknemers hun hele pensioen in rook zagen opgaan, komen ontelbare Amerikaanse bedrijven hun pensioenverplichtingen niet langer na. Nog recenter bleven de grote bedrijven in de luchtvaartindustrie, geconfronteerd met bankroet, in gebreke gebleven ten opzichte van hun pensioenverplichtingen. Het agentschap van de federale regering dat de verantwoordelijkheid overneemt voor deze bankroet gegane pensioenfondsen garandeert de arbeiders niet meer dan 50% van waar ze normaal recht op zouden hebben. Er zijn zoveel pensioenfondsen over kop gegaan dat dit agentschap nu al werkt met een geschat begrotingstekort van $24.000.000.000.
In de automobielindustrie, waar bankroeten dreigen voor General Motors en Ford, zijn de pensioenfondsen eveneens in gevaar.
Een nieuwe blijk van het vermogen van de arbeidersklasse om zichzelf als een klasse te zien en te begrijpen was merkbaar op allerlei vlak en in allerlei uitingen van de openbaar vervoersstaking. Het hoofdthema ervan – de bescherming van de pensioenen van toekomstige arbeiders – bevatte dit aspect overduidelijk. Het speelde niet enkel op een abstract niveau, maar was ook heel concreet te zien en te horen. Bijvoorbeeld, bij een stakingpiket bij een bus-depot in Brooklyn, verzamelden tientallen arbeiders zich in kleine groepjes om over de staking te discussiëren. Eén arbeiders zei dat hij dacht dat het niet gerechtvaardigd was om te staken voor de pensioenen van toekomstige arbeiders, voor mensen die wij niet eens kennen. Zijn mede-arbeiders antwoordden door te zeggen dat de toekomstige arbeiders die door het aanvaarden van de maatregelen getroffen zouden worden “onze eigen kinderen kunnen zijn.” Een andere vond het belangrijk om de eenheid te bewaren tussen de verschillende generaties van werkenden. Hij stelde dat het in de toekomst goed mogelijk is dat de regering zou snijden in de medische vergoedingen of uitbetalingen van de pensioenen van “ons als we met pensioen gaan. En het zal belangrijk zijn om de kerels die dan werken er aan te herinneren dat wij voor hen op de bres stonden, zodat ook zij voor ons opkomen om te voorkomen dat ze in onze uitkeringen wordt gesnoeid.” Gelijkaardige discussies vonden elders in de stad plaats, een duidelijke en concrete weerspiegeling van de neiging van de arbeiders om zichzelf te zien als een klasse, om verder te kijken dan de generatiegrenzen die het kapitalisme probeert te gebruiken om ze onderling te verdelen.
Andere arbeiders die langs de piketten reden toeterden uit solidariteit en schreeuwden steunbetuigingen. In Brooklyn drukte een groep onderwijzers van een nabijgelegen lagere school hun solidariteit uit door de staking te bediscussiëren met hun leerlingen en trokken met hun klassen van leerlingen in de leeftijd van 9-12 jaar naar de piketten. De kinderen brachten kerstkaarten naar de stakers met boodschappen als: “Wij steunen jullie. Jullie vechten voor respect.”
De kinderen werden door hun onderwijzers aangezet tot vraaggesprekken met de stakers en de kinderen vroegen de arbeiders wat voor job zij uitvoerden en waarom zij in staking waren.
De dag na beëindiging van de staking stapte een van onze kameraden op een stadsbus en ging een gesprek aan met de chauffeur dat een illustratie vormde voor de sporen die deze strijd naliet. Nadat hij betaald had zei hij tot de bestuurder, een 35 jarige latino arbeider, “Jullie kerels hebben juist gehandeld.” En de bestuurder antwoordde: “Maar we hebben niet gewonnen. Wij zijn weer aan het werk gegaan zonder arbeidsovereenkomst.” “Maar waar het echt op aan komt is wat jullie gedaan hebben. Jullie zeiden handen af van de pensioenen, arbeiders moeten bijeenblijven, wat er ook gebeurt. Het is een belangrijk voorbeeld voor andere arbeiders.” Waarop de chauffeur antwoordde: “Ja, dat is waar. Het was belangrijk dat we zijn opgekomen voor de arbeidersklasse.”
De staking in het openbaar vervoer werd een voorbeeld voor arbeiders uit andere bedrijfstakken. Buiten de bovengenoemde steun- en solidariteitsbetuigingen waren er ontelbare andere bewijzen. Arbeiders van buiten het openbaar vervoer werd verwelkomd bij de piketten. Op een bepaald moment bezocht een groep afstudeer-begeleiders van de universiteit van New York de piketten in Brooklyn, stelden zichzelf voor en bediscussieerden stakingzaken en strategieën met de arbeiders. In ontelbare werkplaatsen in de stad praatten arbeiders uit andere bedrijfstakken over het belang van solidariteit met als voorbeeld de verdediging van de pensioenen. De gemeentearbeiders, waarvan velen al drie of meer jaar werken zonder nieuwe arbeidsovereenkomst begrepen het belang van de strijd toen de arbeiders van het openbaar vervoer zich achter de slogan: “geen arbeidsovereenkomst, geen arbeid” schaarden.
De sympathie voor de stakers was zo sterk dat uit de eigen peilingen van de kapitalistische media bleek dat Roger Toussaint, de voorzitter van de transportarbeidersvakbond, op de eerste dag van de staking een betere instemmingsscore haalde dan de burgemeester of de gouverneur. Het bestaan van een overschot van $1,02 miljard van de Metropolian Transit Authority maakte dat de harde lijn van de bedrijfsleiding door andere arbeiders werd ervaren als buitensporig hard en ongenadig. De bourgeoisie ging op de tweede dag in de tegenaanval met een regelrechte campagne om de stakers af te schilderen als baarlijke duivels. De sensatiepers zoals de Post en de Daily News noemden de stakers ‘ratten’ en ‘lafaards’. Zelfs de liberale New York Times klaagde de staking aan als ‘onverantwoordelijk’ en ‘onwettig’.
Het thema van ‘onwettigheid’ werd overgenomen door burgemeester Michael Bloomberg en gouverneur George Pataki. Pataki verklaarde dat de staking misdadig was en dat er geen onderhandelingen zouden plaatsvinden zolang de arbeiders niet weer aan het werk gingen. Bloomberg nam deze houding over en klaagde de stakers aan als ‘schurken’ en ‘criminelen’. De miljardair en burgemeester wierp zich op als voorvechter van de arme arbeiders die door de staking benadeeld werden, en die zogenaamd te lijden zouden hebben als gevolg van de staking van de relatief beter betaalde arbeiders van het openbaar vervoer. Op zijn beurt klaagde Toussaint de burgemeester en de gouverneur aan voor hun belachelijke beschuldigingen en nam de transportarbeiders tegen de ‘beledigingen’ in bescherming.
Televisiereportages gingen vooral over de problemen die de staking veroorzaakte voor mensen die samen met de auto naar het werk gingen en die te voet over de East River brug trokken om in Manhattan op hun werk te geraken. Maar zelfs na dit spervuur wist het stadsbestuur dat de solidariteit van de arbeidersklasse met de staking sterk bleef. Een plaatselijke rechter dreigde vakbondsleiders in het gevang te gooien en individuele arbeiders te beboeten omdat ze een rechtbankoproep om de staking te beëindigen en weer aan het werk te gaan naast zich neerlegden, maar burgemeester Bloomberg oordeelde dat de rechtbank de boetes moest opdrijven, en niet de vakbondsleiders gevangen moest zetten, wat van Toussaint ‘een martelaar’ zou maken, met het risico sympathie-stakingen uit te lokken bij werknemers van andere openbare diensten.
De onwettigheid van de staking lokte veel discussie uit binnen de arbeidersklasse overal in de stad, en ook in het hele land. Hoe kon het onwettig zijn dat arbeiders protesteren door niet aan het werk te gaan? Dat vroegen vele arbeiders zich af. Zoals een arbeiders zei in een discussie in een school in Manhattan, “Het lijkt er haast op dat je alleen mag staken als het geen enkel gevolg heeft.”
Vele arbeiders waren er zich pijnlijk van bewust dat het nieuwe, militante leiderschap van de vakbond drie jaar geleden had gecapituleerd ten gunste van een contract dat 0% loonsverhoging bood voor het eerste jaar en 3% voor het tweede en derde jaar. De vakbond stond dus onder druk van een groeiend strijdbaarheid en woede van de arbeiders om in de huidige omstandigheden strijdbaarder op te treden. Alhoewel de linkse vakbond Local 100 van de Transit Workers Union de staking volkomen beheerste, en militante taal aansloeg en het veel over ‘solidariteit’ had om de greep op de staking te behouden, bestond de rol van de vakbond er toch uit de strijd te ondermijnen en de uitwerking van deze belangrijke staking te beperken. Al aan het beging van de staking gaven de vakbonden de gestelde eis van 8% jaarlijkse loonsverhoging voor de komende drie jaar op, en richtten zich geheel en al op de pensioenen. Tijdens de vakbondsbijeenkomst waarin werd gestemd over het stakingsbesluit was geen discussie of debat toegestaan, het was een vakbondsvertoning met een hoofdrol voor de volksmennerij van dominee Jesse Jackson.
De samenzwering van vakbonden en bedrijfsleiding werd blootgelegd in een stakingsverslag in New York Times. Al de scheldpartijen tussen de vakbond en regeringsvertegenwoordigers bleken nep. Toen de burgemeester en de gouverneur om het luidst dat het werk hervat moest worden voordat er sprake kon zijn van onderhandelingen, werden er in werkelijkheid geheime onderhandelingen gevoerd in het Helmsley Hotel, en de burgemeester aanvaarde in het geheim een voorstel van Toussaint om de bedrijfsleiding de pensioenmaatregelen te laten intrekken in ruil voor een verhoging van de arbeidersbijdragen voor de medische zorg om zo voor de regering de kosten goed te maken van het behoud van de pensioenen van de toekomstige arbeiders.
Dit door vakbond en regering georchestreerde einde van de staking is natuurlijk niet verwonderlijk, maar enkel een bevestiging van de arbeidersvijandige aard van het vakbondsapparaat, en ondermijnt op geen enkele manier de betekenis van de belangrijke vooruitgang die is geboekt in de ontwikkeling van het klassenbewustzijn. Het herinnert ons aan de belangrijke taken die voor de arbeidersklasse in het verschiet liggen; namelijk het wegbreken uit de vakbonds-dwangbuis en het zelf in handen nemen van de leiding over de strijd.
Internationalism (USA), december 2005
Juist deze poging om de arbeiders te verdelen stond in het centrum van de recente strijd in het openbaar vervoer van New York City. De Metropolian Transit Authority (Hoofdstedelijke Openbaar Vervoersinstantie), onder leiding van de gouverneur en in mindere mate van de burgemeester, probeerde de pensioenleeftijd voor de nieuw tewerkgestelden van 55 naar 62 jaar te verhogen en nieuwelingen zes procent van hun loon in het pensioenfonds te laten storten. De pensionering op de leeftijd van 55 jaar (na 25 dienstjaren) bestond al heel lang als compensatie voor de uiterst barre arbeidsvoorwaarden waaronder de arbeiders van het openbaar zwoegen in 100 jaar oude metrotunnels, met smerige lucht en rook, rattenplagen en een algemeen gebrek aan sanitaire faciliteiten. Het voorstel van de regering zou geen gevolg hebben voor de pensioenleeftijd van de momenteel tewerkgestelde arbeiders.
Maar de arbeiders van het openbaar trapten overduidelijk niet in deze verdeel-en-heers zwendelarij. In naam van een arbeidersklasse die een frontale aanval op haar pensioenen onderging, trokken de arbeiders van het openbaar vervoer een duidelijke streep en weigerden welke verandering in het pensioensysteem dan ook te aanvaarden. Ze staakten om de pensioenrechten te beschermen van arbeiders die nog niet aan het werk waren, en die ze ‘onze ongeborenen’ noemden – hun komende, nog onbekende collega’s. Als zodanig werd deze strijd de tot op heden duidelijkste belichaming van de beweging waarin de arbeidersklasse probeert haar eigen identiteit en solidariteit weer terug te vinden. Hij was niet allen van grote invloed op de arbeiders die aan de strijd deelnamen, maar ook op de arbeidersklasse in andere sectoren. De arbeiders van het openbaar vervoer staakten vanuit een gevoel van klassensolidariteit met de komende generatie, met diegenen die zelfs nog niet waren aangenomen. Hij vond weerklank bij veel arbeiders in talrijke bedrijfstakken die merkten dat er eindelijk iemand opstond en zei: “Handen af van de pensioenen”.
De draagwijdte van de staking in het openbaar vervoer
De staking van 33.700 arbeiders in het openbaar vervoer waardoor New York City drie dagen werd lamgelegd gedurende de week voor Kerstmis was de belangrijkste arbeidersstrijd in de Verenigde Staten in vijftien jaar. Hij was belangrijk vanwege een aantal met elkaar vervlochten redenen: 1) de internationale context waarin hij plaatsvond; 2) de ontwikkeling van klassenbewustzijn onder de stakers zelf; en 3) de potentiële uitstraling van de staking op andere arbeiders. De betekenis van deze staking moet evenmin worden overdreven; hij is niet vergelijkbaar met de stakingen in de jaren 1980 die het gezag uitdaagden van het kapitalistische vakbondsapparaat dat dient om de arbeidersstrijd te beheersen en te laten ontsporen en waarin het vraagstuk werd gesteld van de uitbreiding van de strijd naar andere arbeiders. Toch is het belangrijk zijn draagwijdte, in de context van de moeilijke voorwaarden waarin de arbeidersstrijd zich vandaag afspeelt, goed te begrijpen.
Hoewel hij onder strakke controle bleef staan van een plaatselijke vakbondsleiding die beheerst wordt door ultra-links en de vakbondsbasis, is deze openbaar vervoersstaking niet alleen de weerspiegeling van groeiende strijdbaarheid binnen den arbeidersklasse, maar maakt ook deel uit van een nog belangrijker stappen naar de ontwikkeling van een vernieuwd gevoel van eigen identiteit en van zelfvertrouwen van de arbeidersklasse en van het inzicht van klassensolidariteit. Hij verenigde arbeiders over de grenzen van leeftijd en arbeidsplaats. De arbeiders van het openbaar vervoer begonnen deze staking hoewel ze wisten dat die in strijd was met de Taylor-Wet van de staat van New York, een wet die ambtenarenstakingen verbiedt en die de stakers automatisch beboet met inhouding van twee daglonen per gestaakte dag, wat er op neerkomt dat ze drie dagen loonverlies lijden voor iedere stakingsdag (één niet uitbetaalde dag en twee dagen boete). De stad dreigde er verder mee om een burgerrechtelijke boete te eisen van $25.000 voor iedere arbeider die in staking ging, en die iedere dag zou verdubbelen – $25.000 de eerste dag, $50.000 de tweede, en $100.000 voor de derde dag. Met dergelijke zware boetes boven het hoofd werd de beslissing om tot staking over te gaan niet lichtvaardig door de arbeiders genomen, maar ze vertegenwoordigde een moedige daad van militant verzet.
De internationale context van de staking
De staking in het openbaar vervoer in New York City vond plaats temidden van een internationale tendens binnen de arbeidersklasse om opnieuw de strijd aan te gaan ter verdediging van zijn klassenbelangen – na een terugval in de klassenstrijd van meer dan vijftien jaar sinds het ineenstorten van een van de twee imperialistische blokken die waren opgericht na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In 1989 stortte het stalinistische blok in dat geleid werd door het Russische imperialisme, en dat gevolgd werd door het uiteenvallen van het rivaliserende westerse blok geleid door de Verenigde Staten. De toenemende chaotische gebeurtenissen in de internationale situatie die daar op volgde luidde een periode in van stuurloosheid binnen de arbeidersklasse op internationaal vlak. De historisch veranderde omstandigheden, het onophoudelijke propaganda-offensief van de burgerlijke staat en haar massamedia dat daarmee gepaard ging over de dood van het kommunisme en de overwinning van de kapitalistische democratie en het verdwijnen van de klassen, dat alles eiste een zware tol van het proletariaat. Het proces van verheldering dat was ingezet aan het einde van de jaren 1960 werd onderbroken en verworvenheden in klassenbewustzijn ebden weg. Dit maakte het buitengewoon moeilijk om de rol van de vakbonden nog te begrijpen. Ze waren immers ooit zelfverdedigingsorganisaties van de arbeidersklasse geweest die lang geleden waren ingelijfd bij het staatsapparaat van het kapitalisme in verval. Nu dienden ze voor het kapitalisme als politie op de werkvloer, en moesten ze voorkomen dat de arbeiders op zoek gingen naar nieuwe strijdvormen om de klassenstrijd in eigen hand te nemen. De terugval in de klassenstrijd was zo diep en de ideologische aanval van de heersende klasse was zo grondig, dat de arbeidersklasse tekenen begon te vertonen van verlies aan zelfvertrouwen als klasse en zelfs moeilijkheden kreeg om zichzelf nog als klasse te zien.
Toch maakten de ernst van de globale economische crisis en de opeenstapeling van aanvallen van de heersende klasse op de levensstandaard van de arbeiders die daar het gevolg van waren, dat deze gruwelijke periode van proletarische stuurloosheid niet kon blijven duren. In 2002 zagen wij het begin van een ommezwaai in de internationale klassenstrijd, die gekenmerkt werd niet door een dramatische uitbarsting van militante strijd, maar eerder door de start van beginnende, aarzelende pogingen om weer op de historische voorgrond te komen. De eerste taak die door deze in vele landen ontluikende strijd werd gesteld was niet de uitbreiding van de strijd over de grenzen van geografische en industriële bedrijfstakken, maar het weer verwerven van bewustzijn op het meest elementaire vlak, dat van zelfbewustzijn als klasse en solidariteit.
Dit proces was in de Verenigde Staten al op gang gekomen zoals bleek uit de voorbeelden van de staking van de tuinbouw-arbeiders in Californië, de stakingen bij Boeing en Northwest Airlines, de transportstaking in Philadelphia en de staking van de afstudeerbegeleiders aan de universiteit van New York. Wat de staking van het openbaar vervoer in New York daarin nu zo belangwekkend maakt is niet slechts dat het de grootste staking was met de grootste weerslag, in de betekenis dat hij de grootste stad in Amerika voor drie dagen verlamde. Het belang is daarin gelegen, dat hij de ontwikkeling van het klassenbewustzijn weerspiegelt.
Zoals gezegd ging de staking vooral om de verdediging van de arbeiderspensioenen, die overal ter wereld onder een spervuur van de bourgeoisie liggen, maar vooral in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten zijn de ouderdomsuitkeringen van de staat minimaal en de arbeiders vallen terug op hun bedrijf of loopbaan-verbonden pensioenfondsen om hun levensstandaard op peil te houden als ze met ouderdomspensioen gaan. Beide soorten van pensioen zijn momenteel in gevaar. De inspanningen van de vorige Bush-regering om de ‘sociale zekerheid’ te hervormen, en van de huidige door openlijke financieel tekortkomingen en pogingen om de pensioenuitkeringen te verminderen. Sinds de ineenstorting van Enron, waarbij duizenden werknemers hun hele pensioen in rook zagen opgaan, komen ontelbare Amerikaanse bedrijven hun pensioenverplichtingen niet langer na. Nog recenter bleven de grote bedrijven in de luchtvaartindustrie, geconfronteerd met bankroet, in gebreke gebleven ten opzichte van hun pensioenverplichtingen. Het agentschap van de federale regering dat de verantwoordelijkheid overneemt voor deze bankroet gegane pensioenfondsen garandeert de arbeiders niet meer dan 50% van waar ze normaal recht op zouden hebben. Er zijn zoveel pensioenfondsen over kop gegaan dat dit agentschap nu al werkt met een geschat begrotingstekort van $24.000.000.000.
In de automobielindustrie, waar bankroeten dreigen voor General Motors en Ford, zijn de pensioenfondsen eveneens in gevaar.
De ontwikkeling van het klassenbewustzijn bij de stakers
Een nieuwe blijk van het vermogen van de arbeidersklasse om zichzelf als een klasse te zien en te begrijpen was merkbaar op allerlei vlak en in allerlei uitingen van de openbaar vervoersstaking. Het hoofdthema ervan – de bescherming van de pensioenen van toekomstige arbeiders – bevatte dit aspect overduidelijk. Het speelde niet enkel op een abstract niveau, maar was ook heel concreet te zien en te horen. Bijvoorbeeld, bij een stakingpiket bij een bus-depot in Brooklyn, verzamelden tientallen arbeiders zich in kleine groepjes om over de staking te discussiëren. Eén arbeiders zei dat hij dacht dat het niet gerechtvaardigd was om te staken voor de pensioenen van toekomstige arbeiders, voor mensen die wij niet eens kennen. Zijn mede-arbeiders antwoordden door te zeggen dat de toekomstige arbeiders die door het aanvaarden van de maatregelen getroffen zouden worden “onze eigen kinderen kunnen zijn.” Een andere vond het belangrijk om de eenheid te bewaren tussen de verschillende generaties van werkenden. Hij stelde dat het in de toekomst goed mogelijk is dat de regering zou snijden in de medische vergoedingen of uitbetalingen van de pensioenen van “ons als we met pensioen gaan. En het zal belangrijk zijn om de kerels die dan werken er aan te herinneren dat wij voor hen op de bres stonden, zodat ook zij voor ons opkomen om te voorkomen dat ze in onze uitkeringen wordt gesnoeid.” Gelijkaardige discussies vonden elders in de stad plaats, een duidelijke en concrete weerspiegeling van de neiging van de arbeiders om zichzelf te zien als een klasse, om verder te kijken dan de generatiegrenzen die het kapitalisme probeert te gebruiken om ze onderling te verdelen.
Andere arbeiders die langs de piketten reden toeterden uit solidariteit en schreeuwden steunbetuigingen. In Brooklyn drukte een groep onderwijzers van een nabijgelegen lagere school hun solidariteit uit door de staking te bediscussiëren met hun leerlingen en trokken met hun klassen van leerlingen in de leeftijd van 9-12 jaar naar de piketten. De kinderen brachten kerstkaarten naar de stakers met boodschappen als: “Wij steunen jullie. Jullie vechten voor respect.”
De kinderen werden door hun onderwijzers aangezet tot vraaggesprekken met de stakers en de kinderen vroegen de arbeiders wat voor job zij uitvoerden en waarom zij in staking waren.
De dag na beëindiging van de staking stapte een van onze kameraden op een stadsbus en ging een gesprek aan met de chauffeur dat een illustratie vormde voor de sporen die deze strijd naliet. Nadat hij betaald had zei hij tot de bestuurder, een 35 jarige latino arbeider, “Jullie kerels hebben juist gehandeld.” En de bestuurder antwoordde: “Maar we hebben niet gewonnen. Wij zijn weer aan het werk gegaan zonder arbeidsovereenkomst.” “Maar waar het echt op aan komt is wat jullie gedaan hebben. Jullie zeiden handen af van de pensioenen, arbeiders moeten bijeenblijven, wat er ook gebeurt. Het is een belangrijk voorbeeld voor andere arbeiders.” Waarop de chauffeur antwoordde: “Ja, dat is waar. Het was belangrijk dat we zijn opgekomen voor de arbeidersklasse.”
De uitwerking van de strijd op andere arbeiders
De staking in het openbaar vervoer werd een voorbeeld voor arbeiders uit andere bedrijfstakken. Buiten de bovengenoemde steun- en solidariteitsbetuigingen waren er ontelbare andere bewijzen. Arbeiders van buiten het openbaar vervoer werd verwelkomd bij de piketten. Op een bepaald moment bezocht een groep afstudeer-begeleiders van de universiteit van New York de piketten in Brooklyn, stelden zichzelf voor en bediscussieerden stakingzaken en strategieën met de arbeiders. In ontelbare werkplaatsen in de stad praatten arbeiders uit andere bedrijfstakken over het belang van solidariteit met als voorbeeld de verdediging van de pensioenen. De gemeentearbeiders, waarvan velen al drie of meer jaar werken zonder nieuwe arbeidsovereenkomst begrepen het belang van de strijd toen de arbeiders van het openbaar vervoer zich achter de slogan: “geen arbeidsovereenkomst, geen arbeid” schaarden.
De sympathie voor de stakers was zo sterk dat uit de eigen peilingen van de kapitalistische media bleek dat Roger Toussaint, de voorzitter van de transportarbeidersvakbond, op de eerste dag van de staking een betere instemmingsscore haalde dan de burgemeester of de gouverneur. Het bestaan van een overschot van $1,02 miljard van de Metropolian Transit Authority maakte dat de harde lijn van de bedrijfsleiding door andere arbeiders werd ervaren als buitensporig hard en ongenadig. De bourgeoisie ging op de tweede dag in de tegenaanval met een regelrechte campagne om de stakers af te schilderen als baarlijke duivels. De sensatiepers zoals de Post en de Daily News noemden de stakers ‘ratten’ en ‘lafaards’. Zelfs de liberale New York Times klaagde de staking aan als ‘onverantwoordelijk’ en ‘onwettig’.
Het thema van ‘onwettigheid’ werd overgenomen door burgemeester Michael Bloomberg en gouverneur George Pataki. Pataki verklaarde dat de staking misdadig was en dat er geen onderhandelingen zouden plaatsvinden zolang de arbeiders niet weer aan het werk gingen. Bloomberg nam deze houding over en klaagde de stakers aan als ‘schurken’ en ‘criminelen’. De miljardair en burgemeester wierp zich op als voorvechter van de arme arbeiders die door de staking benadeeld werden, en die zogenaamd te lijden zouden hebben als gevolg van de staking van de relatief beter betaalde arbeiders van het openbaar vervoer. Op zijn beurt klaagde Toussaint de burgemeester en de gouverneur aan voor hun belachelijke beschuldigingen en nam de transportarbeiders tegen de ‘beledigingen’ in bescherming.
Televisiereportages gingen vooral over de problemen die de staking veroorzaakte voor mensen die samen met de auto naar het werk gingen en die te voet over de East River brug trokken om in Manhattan op hun werk te geraken. Maar zelfs na dit spervuur wist het stadsbestuur dat de solidariteit van de arbeidersklasse met de staking sterk bleef. Een plaatselijke rechter dreigde vakbondsleiders in het gevang te gooien en individuele arbeiders te beboeten omdat ze een rechtbankoproep om de staking te beëindigen en weer aan het werk te gaan naast zich neerlegden, maar burgemeester Bloomberg oordeelde dat de rechtbank de boetes moest opdrijven, en niet de vakbondsleiders gevangen moest zetten, wat van Toussaint ‘een martelaar’ zou maken, met het risico sympathie-stakingen uit te lokken bij werknemers van andere openbare diensten.
De onwettigheid van de staking lokte veel discussie uit binnen de arbeidersklasse overal in de stad, en ook in het hele land. Hoe kon het onwettig zijn dat arbeiders protesteren door niet aan het werk te gaan? Dat vroegen vele arbeiders zich af. Zoals een arbeiders zei in een discussie in een school in Manhattan, “Het lijkt er haast op dat je alleen mag staken als het geen enkel gevolg heeft.”
De rol van de vakbond in de sabotage van de strijd
Vele arbeiders waren er zich pijnlijk van bewust dat het nieuwe, militante leiderschap van de vakbond drie jaar geleden had gecapituleerd ten gunste van een contract dat 0% loonsverhoging bood voor het eerste jaar en 3% voor het tweede en derde jaar. De vakbond stond dus onder druk van een groeiend strijdbaarheid en woede van de arbeiders om in de huidige omstandigheden strijdbaarder op te treden. Alhoewel de linkse vakbond Local 100 van de Transit Workers Union de staking volkomen beheerste, en militante taal aansloeg en het veel over ‘solidariteit’ had om de greep op de staking te behouden, bestond de rol van de vakbond er toch uit de strijd te ondermijnen en de uitwerking van deze belangrijke staking te beperken. Al aan het beging van de staking gaven de vakbonden de gestelde eis van 8% jaarlijkse loonsverhoging voor de komende drie jaar op, en richtten zich geheel en al op de pensioenen. Tijdens de vakbondsbijeenkomst waarin werd gestemd over het stakingsbesluit was geen discussie of debat toegestaan, het was een vakbondsvertoning met een hoofdrol voor de volksmennerij van dominee Jesse Jackson.
De samenzwering van vakbonden en bedrijfsleiding werd blootgelegd in een stakingsverslag in New York Times. Al de scheldpartijen tussen de vakbond en regeringsvertegenwoordigers bleken nep. Toen de burgemeester en de gouverneur om het luidst dat het werk hervat moest worden voordat er sprake kon zijn van onderhandelingen, werden er in werkelijkheid geheime onderhandelingen gevoerd in het Helmsley Hotel, en de burgemeester aanvaarde in het geheim een voorstel van Toussaint om de bedrijfsleiding de pensioenmaatregelen te laten intrekken in ruil voor een verhoging van de arbeidersbijdragen voor de medische zorg om zo voor de regering de kosten goed te maken van het behoud van de pensioenen van de toekomstige arbeiders.
Dit door vakbond en regering georchestreerde einde van de staking is natuurlijk niet verwonderlijk, maar enkel een bevestiging van de arbeidersvijandige aard van het vakbondsapparaat, en ondermijnt op geen enkele manier de betekenis van de belangrijke vooruitgang die is geboekt in de ontwikkeling van het klassenbewustzijn. Het herinnert ons aan de belangrijke taken die voor de arbeidersklasse in het verschiet liggen; namelijk het wegbreken uit de vakbonds-dwangbuis en het zelf in handen nemen van de leiding over de strijd.
Internationalism (USA), december 2005