De verborgen erfenis van kapitalistisch links (II) Een methode en denkwijze ten dienste van het kapitalisme

Printer-friendly version

In het eerste deel van deze serie zagen we dat de linkse en uiterst linkse partijen van het kapitaal een programma hebben dat het kapitalisme verdedigt in naam van een “nieuwe maatschappij” die niets anders is dan een geïdealiseerde reproductie van het kapitalisme zelf [1]. Erger nog, zij enten een visie van de arbeidersklasse die deze volledig ontkent.(Het beeld dat zij van de arbeidersklasse geven, is een totale ontkenning van haar revolutionaire aard.)

In dit tweede artikel zullen wij nagaan welke denkwijze en welke analysemethode in deze partijen wordt ontwikkeld, vooral in de partijen die zich als ‘radicaler’ presenteren.

De eenheid tussen programma, theorie, functioneren en moraal

In het eerste artikel stelden we aan de kaak dat, eenmaal het programma ter verdediging van het kapitaal dat deze bedriegers presenteren hebben overwonnen, het noodzakelijk wordt een ander probleem onder ogen te zien: de manier van denken, de manier van omgaan met elkaar onder kameraden, de methoden van organiseren, de morele visie, de opvatting van debat, de visie van strijdbaarheid, die in deze partijen wordt beleefd. Het is nog moeilijker om af te komen van hun kijk op deze kwesties dan om de politieke misleidingen te ontmaskeren die zij verkopen, omdat  zij ons handelen conditioneren, ons gedrag vergiftigen en het zich verspreiden in de organisatorische werking.

De fragiele en zeer kleine revolutionaire organisaties van de Kommunistische Linkerzijde hebben dit cruciale probleem onder ogen moeten zien. Wij slagen erin het reactionaire programma van de linkse en extreem-linkse organisaties van het kapitaal te verwerpen, maar wat wij hun ‘verborgen gezicht’ noemen, d.w.z. hun manier van denken, hun regime van functioneren, hun morele visie, enz., dat alles, dat even reactionair is als het programma, wordt onderschat en niet onderworpen aan een onverbiddelijke en radicale kritiek.

Daarom is het niet voldoende om het programma van de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal aan de kaak te stellen; we moeten ook het verborgen organisatorische en morele gezicht dat zij delen met de rechtse en extreem-rechtse partijen aan de kaak stellen en bestrijden.

Een revolutionaire organisatie wordt niet alleen gereduceerd tot het programma, zij is de eenheid van programma, theorie en denkwijze, moraal en organisatorische werking. Er is een samenhang tussen de vier. "De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als één samenhangend geheel waarvan de onderdelen niet gescheiden zijn, maar onderling afhankelijk: (1) theoretische activiteit, waarvan de uitwerking een voortdurende inspanning vereist, en waarvan het resultaat niet iets is dat voor eens en voor altijd vastligt en voltooid is; (2) activiteit van tussenkomen in de economische en politieke strijd van de klasse. Dit is de praktijk bij uitstek van de organisatie, waarin de theorie een strijdwapen wordt door propaganda en agitatie; (3) organisatorische activiteit die werkt aan de ontwikkeling, de versterking van haar organen, het behoud van organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (lidmaatschap) niet zou kunnen worden omgezet in kwalitatieve ontwikkeling" “De activiteit van de revolutionaire organisatie kan alleen worden begrepen als een ongedeeld geheel, waarvan de componenten niet gescheiden maar onderling afhankelijk zijn: (1) haar theoretische activiteit, wier ontwikkeling een voortdurende inspanning moet zijn en nooit volledig af is. Ze is zowel noodzakelijk als onvervangbaar; (2) haar tussenkomst in de economische en politieke strijd van de klasse. Ze is bij uitstek de praktijk van de organisatie waar theorie, door propaganda en agitatie, wordt omgezet in een wapen van de strijd; (3) haar organisatorische activiteit die leidt tot de ontwikkeling en versterking van haar organen, tot het behoud van haar organisatorische verworvenheden, zonder welke de kwantitatieve ontwikkeling (nieuwe leden) niet tot een kwalitatieve ontwikkeling zal leiden” [2].

Het is duidelijk dat je niet voor het kommunisme kunt vechten met leugens, laster en manoeuvres. Er is een samenhang tussen de vier bovengenoemde aspecten. Zij kondigen allemaal de levenswijze en de maatschappelijke organisatie van het kommunisme aan en kunnen er nooit mee in strijd zijn. Zoals wij zeggen in de tekst “De kwestie van de organisatorische functionering in de IKS”: “In het organisatievraagstuk zitten op een geconcentreerde wijze een hele reeks wezenlijke aspecten vervat die ten grondslag liggen aan het revolutionaire perspectief van het proletariaat: (1) de fundamentele kenmerken van de kommunistische maatschappij en verhoudingen die zich ontwikkelen tussen de leden ervan; (2) het wezen van het proletariaat als de klasse die draagster is van de revolutie; (3) de aard van het klassebewustzijn, de kenmerken van zijn ontwikkeling en zijn uitdieping, van zijn uitbreiding in de klasse; (4) de rol van de kommunistische organisatie in het proces van de bewustwording van het proletariaat” [3].   

Links en extreem-links van het kapitaal zijn erfgenamen van de vervalsing van het marxisme door het stalinisme

We kunnen de linkse en extreem-linkse groepen van het kapitaal beschouwen als bezweerders van de politiek. Zij moeten de politieke standpunten van het kapitaal omkleden met een ‘proletarisch’ en ‘marxistisch’ omhulsel. Zij moeten Marx, Engels, Lenin en andere proletarische militanten het tegendeel laten zeggen van wat zij bedoelden. Zij moeten de standpunten die zij in een bepaald tijdperk van de arbeidersbeweging verdedigden, verdraaien, beknotten, manipuleren, om ze te veranderen in hun meest absolute tegendeel: citaten van Marx, Engels of Lenin nemen, hen laten zeggen dat kapitalistische uitbuiting goed is, dat de Natie het kostbaarste goed is, dat wij ons moeten inschrijven in de imperialistische oorlog, dat de Staat een weldoener is, enz.

Marx, Engels, Lenin, die streden voor de vernietiging van de staat, worden door deze groepen op magische wijze omgevormd in overtuigde verdedigers van de staat. Marx, Engels, Lenin, die onvoorwaardelijk voor het internationalisme streden, worden veranderd tot voorvechters van de ‘nationale bevrijding’ en het Vaderland. Marx, Engels, Lenin, die de defensieve strijd van het proletariaat aanmoedigden, worden kampioenen van het productivisme en van de opoffering van de arbeider op het altaar van de behoeften van het kapitaal.

De voorhoede van deze vervalsingsonderneming was het stalinisme [4]. Het voerde deze weerzinwekkende transformatie methodisch uit. Om dit te illustreren gebruiken wij als steunpunt het boek van Ante Ciliga In het land van de grote leugen  [5], waarin dit proces vanaf het midden van de jaren 1920 in detail wordt beschreven:

Het zeer bijzondere sociale regime dat zich in Sovjet-Rusland ontwikkelde, had de neiging om in alle takken van wetenschap zijn eigen ideologie te scheppen. Beter gezegd, het probeerde veeleer zijn eigen wereldbeeld samen te smelten met dat van de oude wetenschap, evenals met de traditionele ideologie van het marxisme en de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen” (p. 103). Om dit te verklaren herinnert hij eraan dat “Hegel had aangetoond dat een verschijnsel zijn vorm kan behouden terwijl het zijn inhoud volledig verandert; had Lenin niet gezegd dat het vaak het lot is van grote mannen om na hun dood als icoon te dienen, terwijl hun bevrijdende ideeën worden vervalst om een nieuwe onderdrukking en een nieuwe slavernij te rechtvaardigen?” (p. 109).

Uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Academie’ in Moskou maakt hij op dat “ieder jaar de programma’s werden veranderd, en de historische feiten en hun beoordeling steeds brutaler werden vervalst, en dit gebeurde niet alleen met betrekking tot de recente geschiedenis van de revolutionaire beweging in Rusland, maar ook met betrekking tot zulke verre gebeurtenissen als de Parijse Commune, de revolutie van 1848 en de eerste Franse revolutie. (…) En hoe zit het met de geschiedenis van de Komintern? Elke nieuwe uitgave gaf een nieuwe versie, in veel opzichten volledig in strijd met de voorgaande”(p. 100). “Aangezien deze vervalsingen tegelijkertijd in alle takken van het onderwijs werden ingevoerd, kwam ik tot de conclusie dat het hier niet om geïsoleerde gevallen ging, maar om een systeem dat erop gericht was de geschiedenis, de politieke economie en alle andere wetenschappen om te vormen volgens de belangen en de wereldbeschouwing van de bureaucratie.(...) In Rusland werd in feite een nieuwe school gevormd, de bureaucratische school van het marxisme” (blz. 101).

Volgens deze methoden maken de partijen van links en extreem-links gebruik van 3 procedures:

  • profiteren van de fouten van de revolutionairen;
  • standpunten als geldig te verdedigen die, toen die revolutionairen nog leefden juist waren, maar die vandaag contrarevolutionair zijn geworden;
  • het revolutionaire randje van hun standpunten af te halen door ze in een onschuldige abstractie te veranderen.

De vergissingen van de revolutionairen

Marx, Engels, Lenin, Rosa Luxemburg, waren niet onfeilbaar. Ze hebben fouten gemaakt.

In tegenstelling tot de mechanische opvatting van het burgerlijke denken is dwaling in vele gevallen onvermijdelijk en kan het een noodzakelijke stap zijn om tot de waarheid te komen, die daarentegen niet absoluut is, maar een

Dit wordt nog duidelijker als we bedenken dat het proletariaat zowel een uitgebuite als een revolutionaire klasse is en dat het, als uitgebuite klasse, te lijden heeft onder het volle gewicht van de heersende ideologie. Daarom, wanneer het proletariaat - of tenminste delen daarvan - durft na te denken, hypothesen te formuleren, eisen te stellen, zich doelstellingen voor te stellen, komen ze in opstand tegen de passiviteit en middelmatigheid die het kapitalistische gezond verstand oplegt, maar tegelijkertijd kunnen ze vervallen in verkeerde benaderingen, in ideeën die de sociale evolutie zelf - of zelfs de dynamiek van de klassenstrijd zelf - overstijgen of terzijde schuiven.

Marx en Engels, die meenden dat in 1848 het kapitalisme rijp was om door het kommunisme te worden vervangen, pleitten voor een nog steeds kapitalistisch ‘tussenprogramma’ dat als platform moest dienen voor het socialisme (de theorie van de ‘permanente revolutie’).

Hun kritische geest deed hen echter afzien van deze speculatie, die zij reeds in 1852 lieten varen. Evenzeer dachten zij dat de kapitalistische staat moest worden overgenomen en gebruikt als hefboom voor revolutie; de levende ervaring van de Parijse Commune overtuigde hen van die vergissing en zij concludeerden dat de kapitalistische staat moest worden vernietigd.

We zouden nog veel meer voorbeelden kunnen geven, maar wat we hier willen ontwikkelen is hoe de linkse groepen deze vergissingen gebruiken om hun contrarevolutionaire programma te rechtvaardigen. Lenin was een consequent internationalist, maar hij was niet duidelijk genoeg over nationale bevrijding en maakte op dat punt ernstige fouten. Die fouten worden uit hun historische context gehaald, losgemaakt van de internationalistische strijd die hij voerde, en op die manier worden het uiteindelijk ‘wetten’ die voor altijd gelden [6]. Zijn fouten worden omgevormd tot hypocriete middelen ter verdediging van het kapitaal.

Hoe slagen zij erin deze vervalsing te maken? Een van de belangrijkste middelen is het vernietigen van de kritische geest van de militanten. Consequente marxisten delen met de beste wetenschappers de kritische geest, dat wil zeggen het vermogen om standpunten in twijfel te trekken die om verschillende redenen botsen met de werkelijkheid en de behoeften van de strijd van het proletariaat. Het marxisme is geen verzameling dogma's die door geniale breinen zijn verzonnen en die niet kunnen worden gewijzigd; het is een strijdbare methode, levendig, analytisch, die zich voortdurend ontwikkelt en daarbij is de kritische geest fundamenteel. Het liquideren ervan is de voornaamste taak van de linkse groeperingen die het voorbeeld volgen van hun stalinistische meesters die, zoals Ciliga zich herinnert uit zijn tijd aan de ‘Kommunistische Universiteit’ in Moskou, waarde studenten, toekomstige partijkaders, “wat niet in de handleiding stond, bestond voor hen niet. Nooit vragen stellen buiten het officiële programma. Hun geestelijk leven was perfect gemechaniseerd. Toen ik probeerde hen verder te brengen dan de beperkte horizon van het programma, om hun nieuwsgierigheid en kritische zin te wekken, bleven zij zwijgen. Het leek erop dat hun gevoel voor het sociale afgestompt was”. (p. 98)

Zo moeten de proletarische militanten, de revolutionaire groepen, tegenover het blinde volgzaamheid dat door de linkse groepen wordt voorgestaan - van de stalinisten tot de trotskisten, met inbegrip van een groot deel van het anarchisme - vechten om de kritische geest levendig te houden, het vermogen om zichzelf in vraag te stellen, de permanente wil om naar de feiten te luisteren om te weten hoe ze standpunten die vanuit een historische analyse niet langer geldig zijn, opnieuw moeten overwegen.

Standpunten die ooit correct waren zijn veranderd in regelrechte leugens

Een ander kenmerk van de linkse methode is het gebruik van standpunten die terecht door revolutionairen werden ingenomen, maar die door de historische evolutie ontkracht of contraproductief zijn geworden. Bijvoorbeeld de steun van Marx en Engels aan de vakbonden. Het linkse denken concludeert dat, als de vakbonden in de tijd van Marx en Engels organismen van het proletariaat waren, zij dat voor altijd moeten zijn, in alle tijdperken. Ze gebruiken een abstracte en tijdloze methode. Zij verbergen het feit dat, met de verval van het kapitalisme, de vakbonden organen van de burgerlijke staat tegen het proletariaat zijn geworden. [7]

Er zijn revolutionaire militanten die breken met de linkse standpunten, maar zij slagen er niet in te breken met hun scholastieke methode. Zo beperken zij zich er bijvoorbeeld toe het linkse standpunt over de vakbonden om te draaien: als dat zegt dat de vakbonden altijd ten dienste van de arbeidersklasse hebben gestaan, concluderen zij nu dat de vakbonden altijd tegen de arbeidersklasse zijn geweest. Zij maken van het standpunt over de vakbonden een tijdloos standpunt, geldig voor eeuwig en altijd, en hoewel zij hebben gebroken met het linkse denken, zij blijven er in feite gevangenen van.

Hetzelfde geldt voor de sociaaldemocratie. De socialistische partijen van vandaag kunnen zich moeilijk voorstellen dat zij in het tijdperk van 1870 tot 1914 partijen van de arbeidersklasse waren die bijdroegen tot haar eenheid, haar bewustzijn en de kracht van haar strijd. Daartegenover stellen de linksen, vooral het trotskisme,heel eenvoudig: de sociaaldemocratische partijen zijn altijd arbeiderspartijen geweest en zullen dat ook altijd blijven, ondanks al hun excessen.

Er zijn echter revolutionairen die hetzelfde zeggen, maar dan omgekeerd: als de Trotskisten spreken over de sociaaldemocratie als een partij die altijd tot de arbeidersklasse behoort en zal blijven, dan concluderen zij dat de sociaaldemocratie altijd al kapitalistisch is en altijd is geweest. Zij negeren dat opportunisme een ziekte is die de arbeidersbeweging aantast en die haar partijen kan leiden tot verraad en integratie in de kapitalistische staat  [8].

Gevangenen van de linkse erfenis, vervangen zij de historische en dialectische methode door scholastiek. Niet begrijpen dat een van de beginselen van de dialectiek de transformatie van tegengestelden is: iets kan het ene zijn en eindigen in zijn tegendeel. De proletarische partijen kunnen door de degeneratie, veroorzaakt door het gewicht van de burgerlijke en kleinburgerlijke ideologie, veranderen in hun tegendeel: onvoorwaardelijke dienaren van het kapitalisme  [9].

Hier zien we nog een ander gevolg van de linkse methode: zij verwerpt een historische visie van de klassenstandpunten en hun uitwerkingsproces. Een ander wezenlijk bestanddeel van de proletarische methode wordt daardoor geamputeerd. Elke generatie van de arbeidersklasse staat op de schouders van de vorige, de lessen die de klassenstrijd en de theoretische inspanning in haar schoot hebben opgeleverd, leiden tot conclusies die als uitgangspunt dienen, maar die niet het eindstation zijn. De evolutie van het kapitalisme en de eigen ervaringen van de klassenstrijd maken nieuwe ontwikkelingen of kritische verbeteringen van de vroegere standpunten noodzakelijk. Het linkse denken ontkent een kritische historische continuïteit door een dogmatische en ahistorische visie te propageren.

In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelden de denkers die de burgerlijke revolutie inluidden een materialisme dat in die tijd revolutionair was omdat dit het feodale idealisme aan een onverbiddelijke kritiek onderwierp. Maar toen zij eenmaal de macht hadden gegrepen in de belangrijkste landen, werd het bourgeois denken conservatief, dogmatisch en ahistorisch. Het proletariaat daarentegen heeft in zich een kritisch en historisch denken, een vermogen om niet gebonden te zijn aan de situaties van een bepaald tijdperk, hoe belangrijk die ook mogen zijn, en om zich niet te laten leiden door het verleden of door het heden, maar door het perspectief van de revolutionaire toekomst waarvan het de drager is. “De geschiedenis van de filosofie en de geschiedenis van de sociale wetenschap tonen overduidelijk aan, dat het marxisme niets bevat dat lijkt op ‘sektarisme’ in de zin van een in zich besloten, starre leer, die opkwam terzijde van de hoofdweg van de ontwikkeling der wereldbeschaving. Integendeel, de hele genialiteit van Marx bestaat juist daarin, dat hij antwoord heeft gegeven op de vragen die reeds door de progressieve gedachte van de mensheid werden gesteld” [10].

De valstrik van de abstractie

Net als het burgerlijke denken is de linkse ideologie enerzijds dogmatisch en idealistisch, en anderzijds relativistisch en pragmatisch. De linkse rakker heft zijn linkerhand op en verkondigt ‘beginselen’ die tot universele dogma's zijn verheven, geldig voor alle werelden en voor alle tijden. Maar met zijn rechterhand, en zich beroepend op ‘tactische overwegingen’, houdt hij die heilige beginselen op zak omdat ‘voorwaarden niet aanwezig zijn’, omdat ‘de arbeiders het niet begrijpen’, omdat ‘het niet de geschikte tijdis’, enz.

Dogmatisme en ‘tacticisme’ zijn geen tegenpolen, maar vullen elkaar aan. Het dogma dat vandaag verplicht tot deelname aan de verkiezingen wordt aangevuld met de ‘tactiek’ om ze te ‘gebruiken’ om ‘zich bekend te maken’, ‘de weg naar rechts af te sluiten’, enz. Het eerste lijkt iets theoretisch, maar in werkelijkheid is het een abstracte visie, buiten de historische evolutie geplaatst. De tweede lijkt ‘praktisch’ en ‘concreet’, maar het is een slinkse en stompzinnige visie die niet uitgaat van samenhangende standpunten maar van alledaags handelen, dat zich enkel aanpast en opportunistisch is, typisch voor het burgerlijk denken.

Dit brengt ons bij het derde kenmerk van de linkse denkwijze: deze moet noodzakelijkerwijs de juiste standpunten van de revolutionairen abstraheren en uit hun context lichten om ze, zoals Lenin zei, te ontdoen van al hun revolutionaire scherpte, om ze onschadelijk te maken voor het kapitaal door ze te veranderen in abstracte en onwerkzame ‘principes’. Kommunisme, Dictatuur van het Proletariaat, Arbeidersraden, Internationalisme... verworden zo tot een grote retoriek, een cynische breedsprakigheid waarin de leiders helemaal niet geloven, maar die zij schaamteloos misbruiken om hun volgelingen te manipuleren. Ciliga wijst in bovengenoemde boek op “het talent van de kommunistische bureaucratie om het tegendeel te doen van wat zij verkondigt, om de ergste misdaden te verhullen achter het masker van de meest progressieve slogans en de meest welsprekende zinnen”(p. 52).

In linkse organisaties zijn er geen principes. Hun visie is zuiver pragmatisch en evolueert naar gelang van de omstandigheden, d.w.z. naar gelang de politieke, economische en ideologische behoeften van de nationale kapitaal dat zij dienen. De beginselen hebben een variabele geometrie en worden bewaard voor specifieke momenten: op partijfeestjes en grote vieringen; als voorwendsel om militanten te vervolgen met de beschuldiging dat zij ‘de beginselen hebben overtreden’; zij worden ook gebruikt als wapens in de ruzies tussen elkaar bestrijdende facties.

Deze visie op ‘beginselen’ staat radicaal tegenover die van een revolutionaire organisatie. Die is gebaseerd op “het bestaan van een programma dat voor de gehele organisatie geldt. Dit programma, dat de synthese is van de ervaring van het proletariaat waarvan de revolutionaire organisatie deel uitmaakt, en omdat het voortvloeit uit een klasse die niet alleen een heden, maar vooral een historische toekomst heeft, drukt deze toekomst uit door haar te vertalen in klasse-doelen en de weg die gevolgd moet worden om deze te bereiken, het brengt de essentiële standpunten samen die de organisatie in de klasse moet verdedigen, het dient als basis van toetreding tot de organisatie van revolutionairen”. “het bestaan van een programma, dat geldig is voor de hele organisatie. Dit programma, dat een synthese is van de ervaring van het proletariaat waar de organisatie deel van uitmaakt en dat voortgebracht is door een klasse die niet alleen een onmiddellijk bestaan maar ook een historische toekomst heeft: brengt deze toekomst tot uitdrukking door de doeleinden van de klasse te formuleren en de manier om die te bereiken; brengt de essentiële punten bijeen, die de organisatie binnen de klasse moet verdedigen; dient als basis voor een integratie in de organisatie” [11].

Het revolutionaire programma is de bron van de activiteit van de organisatie, haar inspirerend theoretisch lichaam, haar leidraad voor actie. Daarom moet het zeer ernstig worden genomen. De militant die uit het linkse kamp komt en zich daarvan niet weet los te maken, gelooft, vaak onbewust, dat het programma een show is, louter woorden die op plechtige momenten worden aangeroepen, daarom zoekt hij de ‘praktijk’ open roept hij voortdurend op de ‘retoriek’ achterwege te laten. Op andere momenten, wanneer hij boos is op een kameraad of zich gemarginaliseerd voelt door de centrale organen, probeert hij hen ‘op heterdaad te betrappen’ en gebruikt hij het programma als een steen om in hun gezicht te gooien.

Tegenover deze beide valse visies stellen wij de onmisbare functie van het programma in een proletarische organisatie, als een analysewapen dat door alle militanten wordt gedeeld en waarin allen zich inzetten voor de ontwikkeling ervan; als een middel om tussen te komen in de strijd van het proletariaat; als een oriëntatie en een actieve bijdrage aan zijn revolutionaire toekomst.

De pragmatische en ‘vernuftige’ drogredenen van het linkse denken doen veel kwaad, omdat zij een globaal denken belemmeren, dat in staat is van het algemene naar het concrete, van het abstracte naar het onmiddellijke, van het theoretische naar het praktische over te gaan. De linkse methode breekt de navelstreng die deze twee facetten van het proletarisch denken verenigt, en verhindert de eenheid tussen het concrete en het algemene, het onmiddellijke en het historische, het plaatselijke en het wereldwijde concreet te beleven. De tendens en de druk gaan in de richting van een eenzijdig denken. In het alledaagse is links localistisch, maar op feestdagen hanteert het een ‘internationalistisch’ discours. Links ziet alleen het onmiddellijke en het pragmatische, maar versiert dat met een ‘historische’ verwijzing en neemt zijn hoed af voor ‘principes’. Links is slecht in ‘concreet’ zijn als het gaat om het ontwikkelen van een abstracte analyse en gaat in abstracte nevelen gehuld als een concrete analyse nodig is.

De vernietigende effecten van de theoretische methode van links

Dit zijn, in een zeer synthetische vorm, enkele kenmerken van de linkse denkwijze en de gevolgen ervan voor de positie van kommunistische militanten.

Laten we eens kijken naar enkele van deze laatste. De Derde Internationale gebruikte een formule die alleen in bepaalde historische omstandigheden zinvol is: “achter elke staking doemt het spook op van de revolutie”.

Deze formule is niet geldig als de krachtsverhoudingen tussen de klassen gunstig zijn voor de bourgeoisie. Trotski gebruikte het bijvoorbeeld op een schematische wijze door te stellen dat de stakingen van 1936 in Frankrijk en het moedige antwoord van het proletariaat van Barcelona in juli 1936 tegen de fascistische staatsgreep, “de poorten van de revolutie openden”. Hij hield geen rekening met de onstuitbare koers naar de imperialistische oorlog, de verplettering van het Russische en Duitse proletariaat, de dienstneming van de arbeiders onder het vaandel van het antifascisme. Hij liet deze wereldhistorische analyse buiten beschouwing en paste slechts het lege recept toe dat “achter elke staking het spook opdoemt van de revolutie” [12].

Een ander gevolg is een vulgair materialisme dat tot in de kern doordrenkt is van economisme. Alles zou worden bepaald door de economie, begrepen op de meest bijziende(kortzichtige)manier. Fenomenen als oorlog worden ontkend in hun imperialistische, strategische, militaire wortels, om te proberen de meest fantasierijke economische verklaringen te vinden. ISIS, een maffiabende, een barbaars bijproduct van het imperialisme, zou een soort oliemaatschappij zijn.

Een ander gevolg van de manipulatie van de marxistische theorie door het linkse denken is tenslotte, dat deze theorie wordt opgevat als een zaak voor specialisten, deskundigen, geniale leiders. Wat deze verlichte geesten uitspuwen zou tot op de letter moeten worden gevolgd door de ‘militanten aan de basis’, die geen rol zouden kunnen spelen in de theoretische uitwerking, aangezien hun opdracht beperkt zou zijn tot het verspreiden pamfletten, het verkopen van de pers, het aandragen van de stoelen voor de bijeenkomsten, het ophangen van affiches... Met andere woorden, fungeren als kanonnenvoer voor de ‘geliefde leiders’.

Deze opvatting is noodzakelijk voor het linkse denken omdat het zijn taak is het denken van Marx, Engels, Lenin, enz. te vervormen, en daarvoor hebben zij de militanten nodig die hun verhaaltjes voor het slapen gaan blindelings te geloven. Het is echter schadelijk en destructief wanneer het de revolutionaire organisaties binnensluipt. De revolutionaire organisatie van vandaag  “is onpersoonlijker dan in de negentiende eeuw en treedt niet langer op als een organisatie van leiders die de massa van militanten leidt. De periode van vermaarde leiders en grote theoretici is voorbij. Theoretische verdieping is een werkelijke collectieve taak geworden. Naar het beeld van miljoenen ‘anonieme’ proletarische strijders, ontwikkelt het bewustzijn van de organisatie zich door de integratie en overstijging van het individuele bewustzijn in één collectief bewustzijn”  [13].

C.Mir/ 27.12.2017

 


[1] Links en extreem-links van het kapitaal zou men kunnen catalogiseren met deze passage die het Kommunistisch Manifest aan het burgerlijk socialisme wijdt: “Zij willen de bestaande maatschappij minus de elementen die haar revolutioneren en tot ontbinding brengen. Zij willen de bourgeoisie zonder het proletariaat. De bourgeoisie stelt zich de wereld waarin zij heerst natuurlijk als de beste wereld voor. Het bourgeois-socialisme werkt deze troostrijke voorstelling tot een half of heel systeem uit. Wanneer het van het proletariaat eist dat het zijn systeem zal verwezenlijken en het nieuwe Jeruzalem binnengaan, dan verlangt het in de grond van de zaak alleen dat het in de tegenwoordige maatschappij zal blijven staan, maar zijn hatelijke voorstellingen daarvan zal opgeven.(…) Het socialisme van de bourgeoisie bestaat juist in de bewering dat de bourgeois bourgeois zijn – in het belang van de arbeidersklasse.” (Manifest van de Kommunistische Partij, K. Marx and F. Engels)

[4]  Dit berustte weer op het cynische werk van de sociaal-democratie die in 1914 het proletariaat verraadde. Rosa Luxemburg in Ons Programma en de Politieke Situatie (toespraak gehouden op het eerste congres van de KPD, december 1918) hekelt “dat als officieel marxisme dat zo lang de lakens heeft uitgedeeld in de Duitse sociaal-democratie. (….) Wij weten waar dit marxisme vandaag is: als neven- en ondergeschikte van Eberts, David en consorten. Daar zien we de officiële vertegenwoordigers van de leer, die men ons tientallen jaren als het waarachtige, onvervalste marxisme heeft voorgehouden. Nee, samen met de Scheidemans contrarevolutionaire politiek te bedrijven, dat was niet de weg van het marxisme. Waarachtig marxisme strijd ook diegenen die het trachten te vervalsen.”

[5] Ante Ciliga (1898-1992), van Kroatische afkomst, werd lid van de Kommunistische Partij van Joegoslavië en woonde vanaf 1925 in Rusland, waar hij zich bewust werd van de contrarevolutionaire ontaarding van de USSR en zich aansloot bij Trotski's Linkse Oppositie. In 1930 werd hij voor de eerste keer gearresteerd, naar Siberië gestuurd en uiteindelijk in 1935 vrijgelaten. Sindsdien vestigde hij zich in Frankrijk, waar hij in bovengenoemd boek een zeer helder verslag schreef van alles wat er gaande was in de USSR, in de Derde Internationale en in de CPSU. Dit is in pdf versie te vinden op de website van libcom https://files.libcom.org/files/The%20Russian%20Enigma%20-%20Ante%20Ciliga.pdf.  Later verwijderde hij zich steeds meer van proletarische standpunten en evolueerde naar de verdediging van de democratie, vooral na de Tweede Wereldoorlog.

[12] Deze fout van Trotski is door het trotskisme tot vervelens toe uitgebuit om elke situatie van opstand of zelfs guerrilla staatsgrepen, zoals die in Cuba in 1959, ‘revolutie’ te gaan noemen.

Thema's verdiepen: 

Structuur van de site: 

Rubric: 

Kapitalistisch links