Frankrijk: De bourgeoisie gebruikt de rellen tegen de arbeidersklasse

Printer-friendly version

Drie weken lang haalden de rellen in de Franse voorsteden de voorpagina’s. Duizenden jongeren, voor een groot deel uit de armste lagen van de bevolking, hebben hun woede en wanhoop uitgeschreeuwd met Molotovcocktails en straatstenen.

De eerste slachtoffers van die vernielingen zijn de arbeiders. Het zijn hun auto’s die in brand zijn gestoken. Het zijn hun werkplaatsen die werden gesloten, waardoor honderden van hen technisch werkloos werden gemaakt. Een arbeider die op het avondjournaal werd geïnterviewd vatte de complete absurditeit van de gebeurtenissen meesterlijk samen in deze woorden: “Vanmorgen vond ik een vlugschrift op de voorruit van mijn uitgebrande auto. Bovenaan stond er ‘Verneuk Sarkozy’. Maar het is niet Sarkozy die ze verneukt hebben, maar mij!”

Ook al is de woede-uitbarsting van de jongeren uit de voorsteden volkomen gewettigd, dan nog vertegenwoordigt de sociale situatie die erdoor geschapen is een reëel gevaar voor de arbeidersklasse. Hoe daarop te reageren? Moet men zich scharen achter de relschoppers of achter de ‘republikeinse’ staat? Voor de arbeidersklasse gaat het hier om een valse keuze, want beide valstrikken zijn te vermijden. De eerste bestaat eruit de wanhopige revolte van die jongeren te zien als voorbeeld dat navolging verdient. Het proletariaat kan deze weg van de zelfvernietiging echter niet inslaan. Maar de ‘oplossing’ die de bourgeoisie met alle kracht aanprijst vormt een al even grote impasse.

Door profijt te slaan uit de angst die dergelijke gebeurtenissen opwekken doet de heersende klasse, met haar regering, haar staat en repressieapparaat zichzelf momenteel voor als waarborg voor de veiligheid van de bevolking, met name in de arbeiderswijken. Maar met die zo geruststellend bedoelde praatjes gaat een boodschap gepaard die bol staat van de dreigementen tegen de arbeidersklasse: “Strijd tegen de republikeinse orde, dat wil zeggen tegen de kapitalistische staat, dat is hetzelfde als zich gedragen als bandieten, als uitschot.”

De bourgeoisie gebruikt de angst om haar repressie-arsenaal te versterken...

De bourgeoisie is niet in staat het fundamentele probleem op te lossen, dat van de economische crisis. Vanzelfsprekend geeft ze er de voorkeur aan dat te verbergen en de spectaculaire kant van de rellen, de vernielingen en het geweld, in haar eigen voordeel te benutten. En we kunnen zeggen dat de journalisten hun uiterste best hebben gedaan om deze propaganda van de angst zo goed mogelijk te voeren.

Ze zijn hun informatie midden in de wijken gaan halen, ze brachten ons honderden beelden van brandende en uitgebrande auto’s, ze overstelpten ons met getuigenissen van slachtoffers, en ze hielden enquêtes over de haat die deze jongeren voelen voor de hele maatschappij.

Overal waren er die nachtelijke reportages over jongerenbendes, met helm op of een bivakmuts. We kregen op grote schaal te zien hoe er molotovcocktails en stenen werden gegooid, hoe er met de politie werd gevochten, met nu en dan een interview met een relschopper die zijn woede er ‘live’ mocht uitgooien: “Wij bestaan! Kijk maar: de auto’s branden” (Le Monde, 6-11-05) en ook: “Eindelijk wordt er aandacht aan ons besteed”.

De bourgeoisie heeft hier het hopeloos geweld breed uitgemeten van die jongelui uit de buitenwijken om een klimaat van terreur te scheppen. Het is voor haar een ideale gelegenheid om de versterking van haar repressief arsenaal te rechtvaardigen. De politie kan zich inderdaad de luxe veroorloven om zich voor te doen als beschermer van de arbeiders, borg te staan voor hun welzijn en veiligheid. Het debat tussen de socialistische partij en de rechtse UMP (van Sarkozy) heeft op dat punt de toon gezet. Voor de rechterzijde bestaat de oplossing er natuurlijk uit meer middelen ter beschikking te stellen van de politie door de interventie-eenheden van de CRS te versterken. Voor de linkerzijde geldt hetzelfde, maar dan anders aangekleed. De socialistische partij stelde voor terug te keren naar het systeem van de wijkpolitie. Anders gezegd: meer politie in de wijken! Daarom spraken beide grote partijen van de bourgeoisie zich uit voor het uitroepen van de noodtoestand.

Al die maatregelen om het repressieapparaat te versterken zullen geen eind maken aan het geweld in de voorsteden. Integendeel, ook als ze op het onmiddellijke vlak en tijdelijk doeltreffend kunnen zijn, dan nog kunnen ze op termijn de spanningen en de haat van die jongeren tegen de politie slechts aanwakkeren. De politici weten dat maar al te goed. Wat de bourgeoisie met die versterking van het politietoezicht op de ‘gevoelige’ wijken op het oog heeft, bestaat niet zozeer uit de groepjes rondhangende jongeren, maar veeleer uit de arbeidersklasse zelf. Door de schijn te wekken dat de republikeinse staat de proletariërs beschermt tegen het vandalisme van hun kinderen of die van hun buren, kan de bourgeoisie zich voorbereiden op de onderdrukking van de arbeidersstrijd zodra die een daadwerkelijke bedreiging gaat vormen voor de kapitalistische orde. Het instellen van de noodtoestand bijvoorbeeld moet de maatschappij laten wennen aan alledaagse doorlopende controle, de voortdurende aanwezigheid van politie en van huiszoekingen in de arbeiderswijken.

... en om de arbeidersklasse te verdelen

De walgelijkste kant van de huidige propaganda bestaat uit het aanwijzen van de immigranten als zondebok.

Omdat de relschoppers voor een deel kinderen van de immigratie zijn, worden de geïmmigreerde arbeiders er op een achterbakse manier van beschuldigd de ‘openbare orde’ en de veiligheid van de bevolking in gevaar te brengen omdat ze niet bij machte zouden zijn om hun kinderen in de hand te houden, hen een ‘fatsoenlijke opvoeding’ te geven en morele waarden bij te brengen. Het zijn die ‘onverantwoordelijke’ ouders die zich aan hun taken onttrekken, die als de ware schuldigen worden aangewezen. En de eerste prijs voor openlijk racisme gaat naar de minister van werkgelegenheid, Gérard Larcher, volgens wie “één van de oorzaken van het geweld in de voorsteden” bestaat uit... polygamie (Libération, 17 november)!

Maar de krachten van links droegen hun eigen steentje bij door onder het voorwendsel van humanisme de moeilijkheden naar voren te brengen van de Franse maatschappij om een bevolking te integreren van ‘verschillende culturele achtergronden’ (om die terminologie over te nemen). De twee grootste huidige sociologen van het vraagstuk van de buitenwijken, Didier Lapeyronie en Laurent Mucchilie, die zichzelf bevinden aan de linkerzijde van de politieke strijdtoneel, leggen er daarmee de nadruk op dat in de ogen van de jongeren die uit de immigratie zijn voortgekomen “het zich opwerken via de school is voorbehouden aan de ‘blanken’, de openbare diensten zijn niet meer gericht op integratie [...] en de woorden van de republiek [...] worden opgevat als de voorwendsels van een ‘blanke’ maatschappij.” (Libération, 15 november). De geïmmigreerde proletariërs zouden dus specifieke problemen hebben die niets te maken zouden hebben met die van de rest van de arbeidersklasse.

Door de geïmmigreerde arbeiders als de ware verant-woordelijken voor het voorstedelijk geweld aan te wijzen probeert de bourgeoisie de arbeiders weer eens tegen elkaar op te zetten, verdeeldheid te zaaien tussen Fransen en immigranten. Ze maakt gebruik van de blinde revolte van de jongeren uit de voorsteden om de werkelijkheid te verbloemen: de toenemende verpaupering van het geheel van de arbeidersklasse, wat ook haar nationaliteit, oorsprong of kleur moge zijn. Het probleem van de armoede, van de werkloosheid, de afwezigheid van enig vooruitzicht zou niet het gevolg zijn van de onoverkomelijke economische crisis van het kapitalisme, maar terug te brengen  tot een probleem van ‘integratie’ of van ‘cultuur’! Door de ouders van de jonge relschoppers zo aan de schqndpaal te’ nagelen, rechtvaardigt de heersende klasse meteen ook de aanvallen die zich momenteel zogenaamd richten op de ‘aanstokers van het geweld’, maar die morgen in werkelijkheid heel de arbeidersklasse zullen treffen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het stopzetten van uitkeringen aan de gezinnen van de ‘delinquenten’. En wat moeten we denken van de onmiddellijke uitwijzing van buitenlanders die opgepakt werden tijdens de rellen? De minister van binnenlandse zaken, Nicolas Sarkozy, heeft de prefecten van de departementen gevraagd alle vreemdelingen die veroordeeld werden wegens geweld in de voorsteden gedurende de laatste dertien nachten “zonder uitstel ons nationaal territorium” uit te wijzen, “ook wanneer zij een verblijfsvergunning hebben” (Libération, 9 november). Maar de arbeidersklasse hoeft zich geen illusies maken. Die maatregel zal geen uitzondering blijven, alleen voorbehouden aan ‘kleine criminelen’. Die uitwijzing uit het land voor ‘verstoring van de openbare orde’ zal de republikeinse staat in de toekomst zonder aarzelen gebruiken tegen de hele arbeidersklasse wanneer deze de strijd aangaat: om stakingen en hun eenheid te breken door de arbeiders die een ‘verblijfsvergunning’ hebben te dwingen weer aan het werk te gaan op straffe van het land te worden uitgezet.

Pawel / 17.11.2005

Geografisch: 

Theoretische vraagstukken: