Militarisme en ontbinding (mei 2022)

Printer-friendly version

De IKS heeft de stellingen over "De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme" (Internationale Revue nr. 13) in mei 1990 aangenomen, een paar maanden na de ineenstorting van het Oostblok die aan de ineenstorting van de Sovjet-Unie voorafging. De val die de Verenigde Staten voor Saddam Hoessein hadden opgezet en die hem ertoe bracht begin augustus 1990 Koeweit binnen te vallen, en de daaropvolgende concentratie van de Amerikaanse strijdkrachten in Saoedi-Arabië, waren een eerste consequentie van de verdwijning van het Oostblok, van de poging van de Amerikaanse macht om de gelederen te sluiten van het Atlantisch bondgenootschap dat door de verdwijning van zijn Oost-Europese tegenstander dreigde uiteen te vallen. In het kielzog van deze gebeurtenissen, die het militaire offensief van de grote Westerse landen tegen Irak onder leiding van de Verenigde Staten voorbereidde, bediscussieerde en aanvaardde de IKS in oktober 1990 een oriëntatietekst over “Militarisme en ontbinding” (“Militarism and decomposition”, International Review nr. 64), die een aanvulling vormde op de stellingen over de ontbinding

Tijdens het 22e Internationale Congres in 2017 heeft de IKS een actualisering van de stellingen over ontbinding aangenomen (“Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017)”), waarin de 27 jaar eerder aangenomen tekst in grote lijnen werd bevestigd. De oorlog in Oekraïne brengt ons er thans toe een aanvullend document op te stellen over het vraagstuk van het militarisme, in lijn met dat van oktober 1990, en die het actualiseert. Een dergelijke stap is des te noodzakelijker omdat de fout die wij gemaakt hebben door het uitbreken van deze oorlog niet te voorzien, is te wijten aan het vergeten van onze kant van het analysekader dat de IKS zichzelf verscheidene decennia geleden had gegeven over het vraagstuk van de oorlog in de periode van het verval van het kapitalisme.

1) De tekst “Militarisme en ontbinding” uit 1990 herinnert ons in punt 1 aan het levende karakter van de marxistische methode en aan de noodzaak om de analyses, die wij in het verleden hebben kunnen maken, voortdurend te confronteren met de nieuwe realiteiten die zich aan ons voordoen, hetzij om ze te bekritiseren, hetzij om ze te bevestigen, hetzij om ze bij te stellen en te verhelderen. Het is niet nodig hierop in de huidige tekst terug te komen. Aan de andere kant, tegenover de onjuiste interpretaties van de huidige oorlog in Oekraïne die ons door sommige burgerlijke ‘deskundigen’ maar ook door de meerderheid van de groepen van het proletarisch politiek milieu (PPM) worden gegeven, is het nuttig om terug te keren naar de grondslagen van de marxistische methode betreffende het oorlogsvraagstuk, en meer in het algemeen naar het historisch materialisme.

Aan de basis hiervan ligt het idee dat: “In de maatschappelijke productie van hun leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen; deze productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke vormen van bewustzijn beantwoorden”. (Marx, “Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie”). Deze voorrang van de economische materiële basis boven andere aspecten van het maatschappelijk leven is vaak op een mechanische en reductionistische manier geïnterpreteerd. Dit is iets wat Engels opmerkt en bekritiseert in een brief aan Joseph Bloch van september 1890 (en in vele andere teksten):

“(...) Volgens de materialistische geschiedenisopvatting zijn de productie en reproductie van het werkelijke leven in de geschiedenis het moment dat in laatste instantie bepalend is. Meer hebben Marx noch ik ooit beweerd. Wanneer iemand dat nu zo verdraait dat het economisch moment het enig bepalende is, dan verandert hij deze stelling in een nietszeggende, abstracte, absurde frase. De economische toestand is de basis. Maar de verschillende momenten van de bovenbouw - politieke vormen van de klassenstrijd en zijn resultaten - staatsinrichtingen die na hun overwinning door de overwinnende klasse zijn vastgesteld enz. - rechtsvormen, en met name de reflexen van al deze werkelijke strijdconflicten in het brein der betrokkenen (politieke, juridische, filosofische theorieën, godsdienstige opvattingen en een ontwikkeling tot een stelsel van dogmata) oefenen eveneens hun inwerking uit op het verloop van de historische strijd en bepalen in vele gevallen overwegend de vorm waarin zij gevoerd wordt. Het is een wisselwerking van al deze momenten waarin de economische beweging zich uiteindelijk noodzakelijk verwezenlijkt door al die oneindige hoeveelheid toevalligheden heen (…)”

Het is duidelijk dat men de ‘deskundigen’ van de bourgeoisie niet kan vragen zich te baseren op de marxistische methode. Anderzijds is het droevig vast te stellen dat vele organisaties die uitdrukkelijk beweren marxistisch te zijn en die deze methode daadwerkelijk verdedigen met betrekking tot de grondbeginselen van de arbeidersbeweging, zoals het proletarisch internationalisme, niet de visie van Engels over de oorzaken van oorlogen volgen, maar veeleer de visie die hij bekritiseerde. Zo lezen we met betrekking tot de Golfoorlog van 1990-91 het volgende: “De Verenigde Staten hebben ongegeneerd het ‘Amerikaanse nationale belang’ gedefinieerd dat hen tot handelen aanzette: het garanderen tegen een redelijke prijs van een stabiele aanvoer van in de Golf geproduceerde olie: hetzelfde belang dat hen ertoe aanzette Irak tegen Iran te steunen, zet hen nu aan Saoedi-Arabië en de petromonarchieën tegen Irak te steunen.” (Pamflet van IKP - Le Prolétaire) Of nog: “In feite is de Golfcrisis een crisis om de olie en om wie die controleert. Zonder goedkope olie zullen de winsten dalen. De winsten van het Westerse kapitalisme worden bedreigd en om deze reden en geen andere bereiden de VS een bloedbad voor in het Midden-Oosten...” (Pamflet van de CWO, afdeling van de Internationalistische Communistische Tendens in het Verenigd Koninkrijk).

Een analyse aangevuld door de afdeling van de ICT in Italië, Battaglia Comunista: “Olie, direct of indirect aanwezig in bijna alle productiecycli, heeft een doorslaggevend gewicht in het proces van vorming van de monopolierente en, bijgevolg, is de controle van de prijs ervan van vitaal belang (...) Met een economie die duidelijk tekenen van recessie vertoont, een overheidsschuld van duizelingwekkende proporties, een productieapparaat met een sterk productiviteitstekort in vergelijking met zijn Europese en Japanse concurrenten, kunnen de Verenigde Staten het zich op dit ogenblik absoluut niet veroorloven de controle te verliezen over een van de fundamentele variabelen van de gehele wereldeconomie : de prijs van de olie.” Wat er meer dan 30 jaar in het Midden-Oosten is gebeurd, logenstraft deze analyse. Door de verschillende avonturen van de VS in deze regio (zoals de oorlog die in 2003 werd begonnen door de regering Bush jr.) heeft de Amerikaanse bourgeoisie een economische prijs betaald die onvergelijkbaar veel hoger is dan al het voordeel dat zij behaald heeft door haar controle over de prijs van de olie (als zij die controle door deze oorlogen überhaupt al heeft kunnen uitoefenen).

Vandaag kan de oorlog in Oekraïne geen directe economische doelstellingen hebben. Noch voor Rusland, dat op 24 februari 2022 de vijandelijkheden begon, noch voor de Verenigde Staten, die al meer dan twee decennia profiteren van de verzwakking van Rusland door, na de ineenstorting van zijn imperium in 1989, de uitbreiding van de NAVO naar zijn grenzen door te drukken. Als Rusland erin slaagt nieuwe delen van Oekraïne in handen te krijgen, zal het enorme uitgaven moeten doen voor de wederopbouw van de gebieden die het heeft verwoest. Bovendien zullen de economische sancties die door de westerse landen zijn ingesteld, de reeds zwakke economie van het land op lange termijn nog verder verzwakken. Aan westerse zijde zullen diezelfde sancties ook aanzienlijke kosten met zich meebrengen, om nog maar te zwijgen van de militaire hulp aan Oekraïne, die nu al tientallen miljarden dollars bedraagt. In feite is de huidige oorlog de zoveelste illustratie van de analyse die de IKS maakt van het vraagstuk van de oorlog in de periode van het verval van het kapitalisme en vooral in de fase van ontbinding, die het hoogtepunt van dit verval vormt.

2) Sinds het begin van de 20e eeuw heeft de arbeidersbeweging gewezen op het imperialisme en de imperialistische oorlog als de belangrijkste manifestatie van de historische fase van de neergang van de kapitalistische productiewijze, van zijn verval. Deze verandering van historische periode bracht een fundamentele verandering met zich mee van de oorzaken van de oorlogen. De Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (GCF) heeft de kenmerken van deze wijziging op heldere wijze gepreciseerd:

“In de bloeiperiode van het kapitalisme droegen de oor­logen (of het nu nationale, koloniale of imperialis­tische veroveringen waren) bij tot de opwaartse beweging van een rijpend, zich versterkend en uitbreidend kapita­listisch economisch systeem. Kapitalistische productie gebruikte de oorlog als een verderzetting met andere mid­delen van zijn politieke economie. Iedere oorlog werd gerechtvaardigd en bracht zijn geld op, doordat er een nieuw gebied vrijkwam voor grotere expansie, en het ver­zekerde zo een verdere ontwikkeling van de kapitalis­tische productie.

In de vervalperiode van het kapitalisme, zijn zowel de oorlog als de vrede uitdrukkingen van dit verval, en versnellen ze het verval zelfs in grote mate.

Het zou fout zijn oorlog, per definitie, als negatief te beschouwen, als een vernietiger en een rem voor de ont­wikkeling van de maatschappij, als tegengesteld aan de . . vrede, dat zou naar voor komen als het normale en positieve verloop van de voortdurende ontwikkeling van de productie en de maatschappij . Dit zou betekenen dat men een moreel concept zou introduceren in een objectief economisch bepaalde ontwikkeling.

Oorlog was het onmisbare middel dat het kapitalisme toe­gang verschafte tot gebieden die buiten zijn eigen in­vloedssfeer lagen en bijdroeg tot zijn ontwikkeling, in een periode waarin zulke gebieden nog bestonden en alleen opengesteld konden worden door geweld. Op diezelfde wij­ze brengt, de kapitalistische wereld, die historisch ge­zien alle ontwikkelingsmogelijkheden heeft uitgeput, zijn verval tot uitdrukking in de moderne imperialis­tische oorlogen, die enkel de productiekrachten verder naar de afgrond kan drijven en in een steeds sneller ritme de puinhopen opstapelt zonder enige mogelijkheid tot verdere ontwikkeling van de productiekrachten te bieden.

Onder het kapitalisme bestaat er geen fundamentele tegen­stelling tussen oorlog en vrede, maar er is een verschil tussen de bloei- en de vervalperiode van de kapitalis­tische maatschappij. Bijgevolg is er ook een verschil in de functie van de (in verhouding tot de vrede) in de respectievelijke periodes. Terwijl in de eerste periode de oorlog diende om de uitbreiding van de markt te verzekeren en langs die weg ook de productie van ver­bruiksgoederen, wordt de productie voornamelijk gericht in de tweede periode op de productie van vernietigingsmiddelen voor oorlogsdoeleinden. Het verval van de ka­pitalistische maatschappij wordt overduidelijk uitgedrukt door het feit dat in tegenstelling tot de bloeiperiode, waar oorlogen bijdroegen tot de economische ontwikkeling, in de vervalperiode de economische activiteit beperkt wordt voornamelijk in functie van de oorlog.

Dat betekent niet dat de oorlog het doel is geworden van de kapitalistische ontwikkeling, want dat doel is en blijft de meerwaardeproductie, maar wel dat de oorlog, die een permanent karakter aanneemt, de levenswijze ge­worden is van het kapitalisme in verval.”

(Rapport van de Conferentie van Gauche Communiste de France in juli 1945, aangehaald in “Historisch perspectief revolutie of oorlog!”, Internationale Revue nr. 9)

Deze analyse, die in 1945 werd geformuleerd, is al die tijd fundamenteel geldig gebleven, zelfs bij het uitblijven van een nieuwe wereldoorlog. Sindsdien heeft de wereld meer dan honderd oorlogen gekend die ten minste evenveel doden hebben veroorzaakt als de Tweede Wereldoorlog. Een situatie die voortduurde, en zelfs nog verergerde, na de ineenstorting van het Oostblok en het einde van de ‘Koude Oorlog’, die de eerste belangrijke manifestatie was van de fase van de ontbinding het kapitalisme. Onze tekst van 1990 (“Militarisme en ontbinding”) kondigde dit reeds aan: “De algemene ontbinding van de maat­schappij is het hoogste, het laatste, sta­dium van de vervalperiode van het kapi­talisme. In die zin stelt dit stadium niet de kenmerken van het verval in vraag: de historische crisis van de kapitalisti­sche economie, het staatskapitalisme, en ook niet de fundamentele verschijnselen van militarisme en imperialisme.

Meer nog, in de mate waarin de ontbinding zich openbaart als de opeenhoping van tegen­stellingen waarin het kapitalisme zich sinds het begin van zijn verval ontwik­kelt, worden de kenmerken die eigen zijn aan deze periode, nog verder versterkt: de ontbinding kan slechts erger wor­den. (…) Net zoals het einde van het Stali­nisme niet het einde is van de histori­sche tendens naar staatskapitalisme, waar het immers slechts een uitdrukking van was, net zo min impliceert het verdwijnen van de imperialistische blokken, het ver­lies van de greep van het imperialisme op het leven van de maatschappij. Het fundamentele verschil tussen beide ligt hierin, dat het einde van het Stalinisme het einde van een bijzonder afwijkende vorm van staatskapitalisme betekent, het einde van de blokken daarentegen, opent slechts de deur naar een nog meer bar­baarse, verwrongen en chaotische vorm van imperialisme. De Golfoorlog in 1990-91, de oorlogen in het voormalige Joegoslavië die de hele jaren 1990 omvatte, de oorlog in Irak van 2003, die 11 jaar duurde, de oorlog in Afghanistan, die zo’n 20 jaar duurde, en vele andere kleinere oorlogen, vooral in Afrika, hebben deze voorspelling bevestigd.

Vandaag illustreert de oorlog in Oekraïne, in het hart van Europa, deze realiteit opnieuw en op een veel grotere schaal. Het is een veelzeggende bevestiging van de stelling van de IKS over de volledige irrationaliteit van oorlog in het verval van het kapitalisme vanuit het oogpunt van de wereldwijde belangen van dit systeem (zie de tekst “The significance and impact of the war in Ukraine”, International Review nr. 168, aangenomen in mei 2022).

3) Zelfs indien het onderscheid tussen de oorlogen van de 19e eeuw en die van de 20e eeuw, zoals gemaakt in de tekst van de GCF van 1945, volkomen juist is, zelfs indien het idee dat “het verval van de kapitalistische maatschappij overduidelijk wordt uitgedrukt door het feit dat, in tegenstelling tot de bloeiperiode, waar oorlogen bijdroegen tot de economische ontwikkeling, in de vervalperiode de economische activiteit beperkt wordt voornamelijk in functie van de oorlog” globaal gezien juist is, kan men aan elk van de oorlogen van de 19e eeuw geen rechtstreeks economische oorzaak toekennen. Zo hadden de Napoleontische oorlogen catastrofale gevolgen voor de Franse bourgeoisie, waardoor deze in verhouding tot de Engelse bourgeoisie uiteindelijk aanzienlijk verzwakt werd, hetgeen de weg van de laatstgenoemde naar zijn overheersing in het midden van de 19e eeuw vergemakkelijkte. Hetzelfde geldt voor de oorlog van 1870 tussen Pruisen en Frankrijk. In het laatste geval gebruikt Marx (in het “Eerste adres van de Generale Raad over de Frans-Duitse oorlog”) de term ‘dynastieke oorlog’ die door de Franse en Duitse arbeiders werd gebruikt om deze oorlog te beschrijven. Aan de Duitse kant wilde de koning van Pruisen een keizerrijk opbouwen door de vele kleine Germaanse staten, die er tot dan toe slechts in geslaagd waren een douane-unie (Zollverein) te vormen, rond zijn kroon te verenigen.

De annexatie van Elzas-Lotharingen was het geschenk van deze verbintenis. Voor Napoleon III ging de oorlog in wezen om de versterking van een politieke structuur, het Tweede Keizerrijk, die werd bedreigd door de industriële ontwikkeling in Frankrijk. Aan Pruisische zijde heeft de oorlog, buiten de ambities van de monarchie, een politieke eenheid van Duitsland tot stand gebracht die de basis heeft gelegd voor de volledige industriële ontwikkeling van dat land, terwijl hij aan Franse zijde volkomen reactionair was. In feite illustreert het voorbeeld van deze oorlog perfect Engels’ presentatie van het historisch materialisme. Het laat zien dat de bovenbouwstructuur van de maatschappij, met name de politieke en ideologische (de regeringsvorm en de vorming van het nationale gevoel), een zeer belangrijke rol spelen in het verloop van de gebeurtenissen. Tegelijkertijd zien we dat de economische basis van de maatschappij zich in laatste instantie doorzet met de totstandkoming van de industriële ontwikkeling van Duitsland en daarmee van het kapitalisme in zijn geheel.

In feite vergeten de analyses, die in elke oorlog een economische oorzaak te zoeken, maar toch beweren ‘materialistisch’ te zijn, dat het marxistisch materialisme ook dialectisch is. En deze ‘vergeetachtigheid’ wordt een aanzienlijke hinderpaal voor het begrijpen van de imperialistische conflicten van ons tijdperk, dat juist gekenmerkt wordt door de aanzienlijke versterking van het militarisme in het leven van de maatschappij.

4) De tekst “Militarisme en ontbinding” uit 1990 wijdt een belangrijk deel aan de plaats die de Amerikaanse macht zou gaan innemen in de imperialistische conflicten van de periode die aanbreekt: “In de nieuwe historische periode die is aangebroken, en de gebeurtenissen in de Golf hebben dit zojuist bevestigd, presenteert de wereld zich als een reusachtige ‘rat race’, waar de neiging tot het ‘ieder voor zich’ ten volle zal spelen, waar allianties tussen staten in de verste verte niet het karakter van stabiliteit zullen hebben dat de blokken kenmerkte, maar zullen worden gedicteerd door de behoeften van het moment. Een wereld van moorddadige wanorde, van bloedige chaos, waarin de Amerikaanse politieagent zal trachten een minimum aan orde te handhaven door een steeds massaler en brutaler gebruik van zijn militaire macht.”

De Verenigde Staten zijn deze rol van ‘wereldpolitieagent’ in zekere zin blijven spelen na de ineenstorting van hun rivaal in de Koude Oorlog, zoals te zien was in Joegoslavië, met name aan het eind van de jaren 1990, en vooral in het Midden-Oosten vanaf het begin van de 21e eeuw (Afghanistan en Irak in het bijzonder). Zij hebben deze rol ook op zich genomen in Europa door nieuwe landen op te nemen in de militaire organisatie die zij controleren, de NAVO; landen die vroeger deel uitmaakten van het Warschaupact of zelfs van de USSR (Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, de Tsjechische Republiek, Roemenië, Slowakije). Reeds in 1990, toen er een einde kwam aan de verdeling van de wereld tussen het Oost- en het Westblok, werd de vraag gesteld of er een nieuwe verdeling van de wereld zou komen zoals die na de Tweede Wereldoorlog had plaatsgevonden:

“Tot nu toe is, in de periode van het verval, een dergelijke situatie van versnipperde imperialistische tegenstellingen, van het ontbreken van een verdeling van de wereld (of de beslissende zones daarvan) tussen twee blokken, nooit langer voorgekomen. Het verdwijnen van de twee imperialistische constellaties die uit de Tweede Wereldoorlog zijn voortgekomen, brengt de tendens met zich mee om opnieuw twee nieuwe blokken samen te stellen.” (“After the collapse of the Eastern Bloc, destabilization and chaos”, International Review nr. 61)

Tegelijkertijd werd in deze tekst gewezen op alle hinderpalen die een dergelijk proces in de weg staan, met name die wordt gevormd door de ontbinding van het kapitalisme : “de tendens naar een nieuwe verdeling van de wereld in twee militaire blokken wordt gedwarsboomd, en kan zelfs definitief in gevaar worden gebracht, door het steeds diepere en algemenere verschijnsel van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij, zoals wij reeds hebben onderstreept”. Deze analyse werd ontwikkeld in de oriëntatietekst “Militarisme en ontbinding” en drie decennia later is zij bevestigd door het ontbreken van een dergelijke verdeling van de wereld in twee militaire blokken. In de tekst “The significance and impact of the war in Ukraine” wordt dit onderwerp verder uitgewerkt, waarbij uitgebreid wordt geput uit de tekst van 1990 om aan te tonen dat de wederopbouw van twee imperialistische blokken, die de planeet opdelen, nog steeds niet op de agenda staat. Het is misschien de moeite waard om in herinnering te brengen wat wij in 1990 schreven:

"... in de beginperiode van het verval, en tot aan de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog, kon er een zekere ‘pariteit’ bestaan tussen de verschillende partners in een imperialistische coalitie, hoewel de behoefte aan een leider altijd werd gevoeld. Zo was er in de Eerste Wereldoorlog geen fundamenteel verschil in operationele militaire macht tussen de drie ‘overwinnaars’: Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten. Deze situatie was reeds ingrijpend veranderd in de Tweede Wereldoorlog, toen de ‘overwinnaars’ onder de rechtstreekse afhankelijkheid van de Verenigde Staten werden geplaatst, die over een aanzienlijke overmacht beschikten ten opzichte van hun ‘bondgenoten’. Het zou nog duidelijker worden tijdens de gehele periode van de ‘Koude Oorlog’ (die zojuist is afgelopen), toen elk hoofd van het blok, de VS en de USSR, vooral door de controle over de meest vernietigende kernwapens, een absoluut overweldigende superioriteit hadden over de andere landen in hun blok. De reden voor een dergelijke tendens is dat, toen het kapitalisme in het verval wegzakte:

  • de inzet en de omvang van de conflicten tussen de blokken steeds globaler en algemener werden (hoe meer gangsters er te controleren waren, hoe machtiger de ‘kingpin’ moest zijn)
  • bewapening vergt steeds grotere investeringen (met name zouden alleen de zeer grote landen de middelen kunnen opbrengen om een volledig kernwapenarsenaal op te bouwen en voldoende middelen uit te trekken voor onderzoek naar de meest geavanceerde wapens);
  • en vooral, de centrifugale tendensen tussen alle staten, die het gevolg zijn van de verscherping van de nationale tegenstellingen, kunnen alleen maar toenemen.

Voor deze laatste factor geldt hetzelfde als voor het staatskapitalisme: hoe meer de verschillende fracties van een nationale bourgeoisie de neiging hebben elkaar te verscheuren naarmate de crisis, die hun concurrentie aanwakkert, verergert, des te sterker moet de staat zijn om zijn gezag over hen te kunnen uitoefenen. Evenzo, hoe meer de historische crisis en haar openlijke vorm verwoestingen aanricht, des te sterker moet het hoofd van een blok zijn om de tendensen tot ontwrichting onder de verschillende nationale fracties die er deel van uitmaken te beheersen en te controleren. En het is duidelijk dat in de ultieme fase van het verval, die van de ontbinding, een dergelijk verschijnsel alleen maar op aanzienlijke schaal kan worden verergerd.

Om al deze redenen, en vooral om de laatste, is de vorming van een nieuw paar imperialistische blokken niet alleen voor vele jaren niet mogelijk, maar zal misschien ook nooit meer plaatsvinden: de revolutie of de vernietiging van de mensheid zal vóór die tijd plaatsvinden” (“Militarisme en ontbinding”).

Deze analyse is momenteel nog steeds volledig geldig, maar wij moeten erop wijzen dat wij in de tekst van 1990 totaal geen rekening hebben gehouden met de mogelijkheid dat China op een dag de nieuwe leider van een blok zou kunnen worden, terwijl het nu duidelijk is dat het de belangrijkste rivaal van de Verenigde Staten aan het worden is. Achter dit verzuim ging een grote analytische fout schuil : wij hadden geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat China een leidende economische macht zou kunnen worden, hetgeen een voorwaarde is voor een land om de rol van leider van een imperialistisch blok te kunnen opeisen. Dit is wat de Chinese bourgeoisie heel goed heeft begrepen: zij zal alleen in staat zijn op militair vlak met de Amerikaanse bourgeoisie te concurreren als zij een economische en technologische macht verwerft die in staat is haar militaire macht te ondersteunen, anders zal zij hetzelfde lot ondergaan als de Sovjet-Unie aan het eind van de jaren 1980. Dit is een van de redenen waarom China, ook al breidt het zijn militaire ambities steeds verder uit (vooral richting van Taiwan), nog niet kan beweren, en zelfs nog een hele tijd niet, dat het in staat is een nieuw imperialistisch blok rond zich te verzamelen.

5) De oorlog in Oekraïne heeft de bezorgdheid over een derde wereldoorlog weer aangewakkerd, vooral door Poetin’s uitspraken over kernwapens. Het is belangrijk op te merken dat voor een wereldoorlog hetzelfde geldt als voor imperialistische blokken. In feite vormt een wereldoorlog de ultieme fase in de vorming van de blokken. Juist door het bestaan van volwaardige imperialistische blokken ontaardt een oorlog, die aanvankelijk slechts een beperkt aantal landen betreft, door de vorming van de bondgenootschappen in een veralgemeende vuurzee. Zo nam het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waarvan de diepe historische oorzaken werden gevormd door de verscherping van de imperialistische rivaliteit tussen de Europese mogendheden, de vorm aan van een keten van reacties waarin de verschillende geallieerden landen geleidelijk in het conflict met elkaar kwamen: Oostenrijk-Hongarije, gesteund door zijn bondgenoot Duitsland, wilde de moord op de troonopvolger in Sarajevo op 28 juni 1914 aangrijpen om het Koninkrijk Servië, dat ervan werd beschuldigd het nationalisme van de Servische minderheden in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk aan te wakkeren, onder druk te zetten. Servië kreeg onmiddellijk de steun van zijn Russische bondgenoot, die ook de ‘Triple Entente’ had gevormd met Groot-Brittannië en Frankrijk. Begin augustus 1914 trokken al deze landen tegen elkaar ten strijde, en andere staten zoals Japan, Italië in 1915 en de Verenigde Staten in 1917 volgden.

Hetzelfde gebeurde in september 1939 toen Duitsland Polen aanviel; het bestaan van een verdrag uit 1920 tussen Polen, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk bracht deze twee landen ertoe Duitsland de oorlog te verklaren, hoewel hun bourgeoisie een dergelijk conflict niet echt wilde, zoals een jaar eerder bleek uit hun ondertekening van het Verdrag van München. Het conflict tussen de drie belangrijkste Europese mogendheden breidde zich snel uit over de hele wereld. Thans bepaalt artikel 5 van het NAVO-handvest dat een aanval op een van de leden wordt beschouwd als een aanval op alle bondgenoten. Dit is de reden waarom landen die vóór 1989 deel uitmaakten van het Warschaupact (en zelfs van de Sovjet-Unie, zoals de Baltische staten) enthousiast lid werden van de NAVO: het vormde een garantie dat buurland Rusland niet zou proberen hen aan te vallen. Een houding die Finland en Zweden zojuist hebben aangenomen na decennia van ‘neutraliteit’. Dit is ook de reden waarom Poetin niet kon aanvaarden dat de Oekraïense staat zou toetreden tot de NAVO, zoals in zijn Grondwet was vastgelegd.

Het ontbreken van een verdeling van de wereld in twee blokken betekent dus dat een derde wereldoorlog momenteel niet aan de orde is en er misschien wel nooit meer zal komen. Het zou echter onverantwoordelijk zijn om de ernst van de wereldsituatie te onderschatten. Zoals we schreven in januari 1990:

“Daarom is het van fundamenteel belang te benadrukken dat, als de oplossing van het proletariaat - de kommunistische revolutie - de enige is die zich kan verzetten tegen de vernietiging van de mensheid (die het enige ‘antwoord’ vormt dat de bourgeoisie op haar crisis kan geven), deze vernietiging niet noodzakelijkerwijs het gevolg hoeft te zijn van een derde wereldoorlog. Zij zou ook het gevolg kunnen zijn van de voortzetting, tot in de uiterste consequenties (ecologische catastrofen, epidemieën, hongersnoden, ontketening van plaatselijke oorlogen, enz.) van de ontbinding.

Het historische alternatief ‘socialisme of barbarij’, zoals het door het marxisme werd benadrukt, was, nadat dit gedurende het grootste deel van de 20e eeuw was geconcretiseerd in de vorm van ‘socialisme of imperialistische wereldoorlog’, in de laatste decennia gepreciseerd in de angstaanjagende vorm van ‘socialisme of vernietiging van de mensheid’ als gevolg van de ontwikkeling van atoombewapening. Vandaag, na de ineenstorting van het Oostblok, is dit perspectief nog steeds geldig. Maar het moet worden benadrukt dat een dergelijke vernietiging kan voortkomen uit algemene imperialistische oorlogsvoering OF uit het ontbinding van de maatschappij” (“After the collapse of the Eastern Bloc, destabilization and chaos”, International Review nr. 61).

De drie decennia sinds de goedkeuring van dit document door de IKS hebben duidelijk gemaakt dat, zelfs afgezien van een derde wereldoorlog, “ecologische rampen, epidemieën, hongersnoden, ontketening van lokale oorlogen” de vier ruiters van de Apocalyps zijn die het voortbestaan van de mensheid bedreigen.

6) De oriëntatietekst “Militarisme en ontbinding” werd afgesloten met een gedeelte over “Het proletariaat tegenover de imperialistische oorlog”. Gezien het belang van deze vraag is het wellicht de moeite waard grote gedeelten hieruit te citeren in plaats van het te parafraseren:

“Meer dan ooit staat de oorlog dus centraal in het leven van het kapitalisme. Daarom is de kwestie van de oorlog meer dan ooit van fundamenteel belang voor de arbeidersklasse. Het is duidelijk dat deze kwestie niet nieuw is. Het was reeds een centraal punt voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (zoals de interna­tionale congressen van Stuttgart 1907 en Bazel 1912 duidelijk maakten). Het werd natuurlijk nog doorslaggevender tijdens de eerste imperialistische slacht­partij (met de strijd van Lenin, Luxem­burg en Liebknecht, en de revoluties in Duitsland en Rusland). Zijn belang bleef onveranderd in de periode tussen beide wereldoorlogen in, voornamelijk in de Spaan­se Burgeroorlog, om nog te zwijgen van zijn belang gedurende de grootste Holocaust van deze eeuw, tussen 1939 en 1945. En het blijft tenslotte waar tijdens de uiteenlopende ‘nationale bevrij­dings’-oorlogen na 194,5 die momenten waren in de confrontatie tussen beide imperi­alistische blokken. Sinds het begin van deze eeuw is oorlog het beslissende vraagstuk dat het proletariaat en haar revolutionaire minderheden moesten be­antwoorden, veel meer nog dan bijvoor­beeld het vakbondsvraagstuk en het par­lementarisme. Het had niet anders ge­kund, omdat oorlog de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval is; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en van de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.

In de huidige periode, waarin de bar­baarsheid van de oorlog, meer nog dan in de afgelopen decennia, een dagelijks en alomtegenwoordig element van de we­reldsituatie zal zijn (onafhankelijk van de profetieën van een Bush sr. en Mitter­rand over een ‘nieuwe orde en vrede’), en steeds meer de ontwikkelde landen erbij zal betrekken (slechts beperkt door de arbeidersklasse van deze landen), is de kwestie van oorlog van nog groter belang voor de arbeidersklasse. De IKS heeft altijd benadrukt dat de ontwikke­ling van een nieuwe revolutionaire golf zal voortkomen uit de verdieping van de crisis en niet uit oorlog. Deze ana­lyse blijft nog steeds van kracht: de mobilisatie van de arbeidersklasse, het vertrekpunt voor strijd op grote schaal, zal uit economische aanvallen voortkomen. Op dezelfde wijze, op het niveau van bewustzijn, zal de verscherping van de crisis een fundamentele factor zijn, die het historische einde van de kapitalisti­sche productiewijze toont. Doch op het­zelfde niveau van bewustzijn zal de kwestie van de oorlog wederom een rol van eerste orde spelen:

  • de oorlog toont de fundamentele conse­quenties van deze historische impasse van het kapitalisme: de vernietiging van de mensheid;
  • omdat de oorlog het enige logische antwoord op de crisis, het verval en de ontbinding is, dat het proletariaat kan tegengaan (in tegenstelling tot andere uitingen van ontbinding), omdat de arbeidersklasse in de centrale lan­den op dit moment niet achter de ba­nieren van het vaderland gemobiliseerd is.

Het is waar dat oorlog, op een veel eenvoudiger wijze tegen de arbeidersklasse gebruikt kan worden dan de crisis en economische aanvallen:

  • oorlog kan het pacifisme stimuleren;
  • oorlog kan het proletariaat een gevoel van machteloosheid geven, en zo de bourgeoisie in staat stellen haar econo­mische aanvallen te voltrekken” (“Militarisme en ontbinding”).

De oorlog in Oekraïne roept bij de proletariërs momenteel inderdaad een gevoel van machteloosheid op, wanneer hij al niet leidt tot een dramatische rekrutering en tot de triomf van het chauvinisme, zoals in dit land zelf en deels ook in Rusland het geval is. In de westerse landen maakt dit zelfs een zekere versterking van de democratische ideologie mogelijk, dankzij de stortvloed van propaganda die door de ‘mainstream’ media wordt verspreid. We zouden een confrontatie zien tussen ‘het kwaad’, ‘de dictatuur’ (Poetin) aan de ene kant en ‘het goede’, ‘de democratie’ (Zelenski en zijn Westerse medestanders) aan de andere kant. Dergelijke propaganda was duidelijk minder effectief in 2003, toen de ‘baas’ van de ‘grote Amerikaanse democratie’, Bush jr., hetzelfde deed als Poetin nu, door de oorlog tegen Irak te beginnen (gebruik van een enorme leugen, schending van het ‘internationale recht’ van de VN, gebruik van ‘verboden’ wapens, bombardementen op de burgerbevolking, ‘oorlogsmisdaden’).

Dit gezegd zijnde, is het belangrijk de analyse in gedachten te houden die de IKS heeft ontwikkeld rond het vraagstuk van de ‘zwakste schakel’, waarbij de nadruk wordt gelegd op het verschil tussen het proletariaat van de centrale landen, met name dat van West-Europa, en dat van de landen in de periferie en van het voormalige ‘socialistische’ blok (zie met name onze artikelen “The proletariat of Western Europe at the centre of the generalization of the class struggle” in International Review nr. 31, met een Nederlandse vertaling in Wereldrevolutie nr. 19 en “Debate: On the critique of the theory of the "weakest link"” in International Review nr. 37). De oorlog tussen Rusland en Oekraïne onderstreept de zeer grote politieke zwakte van het proletariaat in deze landen. De huidige oorlog zal ook een negatieve politieke invloed hebben op het proletariaat van de centrale landen, maar dat betekent niet dat de opleving van democratische ideeën, die het ondergaat, het definitief zal verlammen. Want nu al ondervindt zij de gevolgen van deze oorlog door de economische aanvallen die gepaard gaan met de spectaculaire stijging van de inflatie (die reeds vóór het uitbreken van de oorlog was begonnen, maar die door de oorlog nog wordt versterkt). Noodzakelijkerwijs zal zij de weg van de klassenstrijd tegen deze aanvallen moeten inslaan.

 “In de huidige historische periode, wordt de tussenkomst van de revolutio­nairen binnen de klasse bepaald door, naast natuurlijk de verscherping van de economische crisis, en de daaruit voort­vloeiende aanvallen op de gehele klasse:

  • het fundamentele belang van het vraagstuk van de oorlog;
  • de doorslaggevende rol van revolutio­nairen in het bewustwordingsproces van de arbeidersklasse over de inzet van de huidige periode.

Daarom moet dit vraagstuk steeds voorop staan in de propaganda van de revolutio­nairen. In perioden als de huidige, waar­in deze kwestie voorop staat in de inter­nationale gebeurtenissen, moeten we van de buitengewone gevoeligheid binnen de arbeidersklasse voor dit vraagstuk ge­bruik maken om het speciale aandacht en prioriteit te geven.

De revolutionaire organisaties zullen er in het bijzonder voor moeten waken om:

  • de manoeuvres van de vakbonden te ontmaskeren die schijnbaar oproepen tot economische strijd om de oorlogs­politiek beter te doen aanvaarden (bij­voorbeeld zogenaamd vanwege een `eerlijke verdeling' van de offers tus­sen arbeiders en bazen);
  • de pacifistische campagnes ontmaskeren die een geliefd middel zijn voor het demobiliseren van de arbeidersklasse in haar strijd tegen het kapitalisme en voor het afleiden naar het verrotte terrein van het interklassisme;
  • de ernst van de huidige situatie bena­drukken vooral door begrip te wekken van alle implicaties van de enorme ver­anderingen die de wereld pas heeft ondergaan, en met name de periode van chaos die hij is ingegaan” (“Militarisme en ontbinding”).

7) Deze oriëntaties die meer dan 30 jaar geleden werden voorgesteld, zijn ook vandaag nog volkomen geldig. Maar in onze propaganda tegenover de imperialistische oorlog is het ook nodig te herinneren aan onze analyse van de voorwaarden voor de veralgemening van revolutionaire strijd, een analyse die met name ontwikkeld is in onze tekst van 1981 “The Historic Conditions for the Generalization of Working Class Struggle” (International Review nr. 26). Tientallen jaren lang waren revolutionairen, zich baserend op de voorbeelden van de Commune van Parijs (die volgde op de Frans-Duitse oorlog), van de revolutie van 1905 in Rusland (ten tijde van de Russisch-Japanse oorlog), van 1917 in datzelfde land, van 1918 in Duitsland, van opvatting dat de imperialistische oorlog de beste voorwaarden schiep voor de proletarische revolutie, of zelfs dat deze alleen uit de wereldoorlog kon voortkomen. Dit is een analyse die nog steeds wijd verbreid is onder de groepen van de Kommunistische Linkerzijde, hetgeen gedeeltelijk hun onvermogen verklaart om de kwestie van de historische koers te begrijpen. Alleen de IKS heeft deze analyse duidelijk in twijfel getrokken en is teruggekeerd naar de ‘klassieke’ analyse zoals die door Marx en Engels in hun tijd (en deels door Rosa Luxemburg) werd ontwikkeld, waarbij men ervan uitging dat de revolutionaire strijd van het proletariaat zou voortkomen uit de economische ineenstorting van het kapitalisme en niet uit de oorlog tussen kapitalistische staten.

De argumenten die ter ondersteuning van onze analyse worden aangevoerd, kunnen als volgt worden samengevat:

  1. Als de oorlog in een land massale reacties van het proletariaat uitlokt, heeft de bourgeoisie van dat land een belangrijke troef in handen om het gras onder de voeten van die reacties weg te maaien: het staken van de vijandelijkheden, zich terugtrekken uit de oorlog. Dit gebeurde in november 1918 in Duitsland, waar de bourgeoisie, geïnstrueerd door het voorbeeld van de revolutie in Rusland, enkele dagen na de opstand van de zeelieden aan de Baltische Zee onmiddellijk de wapenstilstand met de Entente-landen ondertekende. Aan de andere kant is geen enkele bourgeoisie in staat de economische stuiptrekkingen te boven te komen die aan de basis zouden liggen van de massale en algemene strijd van het proletariaat.
  2. “... de oorlog brengt zowel overwinnaars als overwonnenen voort, tegelijk met de revolutionaire woede tegen de bourgeoisie, wordt ook een revanchistische tendens in de bevolking teweeggebracht. En deze revanchistische tendens dringt zelfs door tot de rangen der revolutionairen, zoals blijkt uit de tendens van het ‘nationaal-bolsjewisme’ in de K.A.P.D. en de strijd tegen het Verdrag van Versailles, die de spil zal worden van de propaganda van de K.P.D. Erger nog is het effect ervan op de arbeiders in de overwinnende landen. Zoals de periode na de eerste, en nog meer na de tweede wereldoorlog reeds heeft aangetoond, heerst er naast een reële en langzame hervatting van de klassenstrijd een geest van lusteloosheid, zo niet een regelrecht chauvinistisch delirium” (“Militarisme en ontbinding”).
  3. De bourgeoisie heeft lering getrokken uit de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire golf die deze heeft teweeggebracht. Enerzijds besefte zij dat het noodzakelijk was het proletariaat in de centrale landen politieke te verpletteren alvorens zich in de Tweede Wereldoorlog te storten. Dit werd bereikt met de instelling van Nazi-terreur aan Duitse zijde en anti-fascistische rekrutering aan Geallieerde zijde. Anderzijds nam de heersende klasse talrijke maatregelen om elke proletarische opstand tijdens of aan het einde van de oorlog te voorkomen of in de kiem te smoren, vooral in de verslagen landen.

“In Italië, waar het gevaar het grootst was [als gevolg van de arbeidersstrijd in het industriële noorden vanaf maart 1943], haastte de bourgeoisie zich (...) om het regime en vervolgens van bondgenootschap te veranderen [De koning zette Mussolini af en verving hem door de pro-geallieerde admiraal Badoglio]. In de herfst van 1943 was Italië in tweeën gedeeld, het zuiden in handen van de Geallieerden, de rest bezet door de Nazi's. Op advies van Churchill (‘we moeten Italië in zijn sop laten gaarkoken’) hebben de geallieerden hun opmars naar het noorden uitgesteld, waardoor een dubbel resultaat werd bereikt: enerzijds werd de onderdrukking van de proletarische beweging overgelaten aan het Duitse leger, anderzijds kregen de ‘anti-fascistische’ strijdkrachten de opdracht diezelfde beweging van het terrein van de anti-kapitalistische strijd naar dat van de anti-fascistische strijd af te leiden. (...) In Duitsland (...) voert de wereldbourgeoisie een systematische actie om te voorkomen dat er opnieuw gebeurtenissen plaatsvinden zoals die van 1918-19. In de eerste plaats gingen de geallieerden kort voor het einde van de oorlog over tot een massale uitroeiing van de bevolking van de volkswijken door middel van ongekende bombardementen op grote steden als Hamburg of Dresden (...).

Deze doelen hadden geen militaire waarde (bovendien zijn de Duitse legers grondig verpletterd): het ging er in feite om iedere organisatie van het proletariaat te terroriseren en te verhinderen. Ten tweede verwierpen de Geallieerden elk idee van een wapenstilstand totdat zij het gehele Duitse grondgebied hadden bezet: zij wilden dit grondgebied rechtstreeks besturen, in de wetenschap dat de verslagen Duitse bourgeoisie wellicht niet in staat zou zijn de situatie alleen te beheersen. Tenslotte hebben de Geallieerden, na de capitulatie van deze laatste, en in nauwe samenwerking met hem, de Duitse krijgsgevangenen maandenlang vastgehouden, om te vermijden dat hun ontmoeting met de burgerbevolking een explosieve mengsel zou kunnen veroorzaken. In Polen was het in de tweede helft van 1944 het Rode Leger dat de Nazi-troepen het vuile werk liet opknappen door de opstandige arbeiders van Warschau af te slachten: het Rode Leger wachtte maandenlang op enkele kilometers van de stad op de Duitse troepen om de opstand neer te slaan. Hetzelfde gebeurde in Boedapest in het begin van 1945” (“1943: The Italian proletariat opposes the sacrifices demanded for the war”, International Review nr. 75).

  1. De revolutionaire opkomst van het proletariaat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in de hand gewerkt door de kenmerken ervan: overwegend confrontaties tussen infanteristen, loopgravenoorlog die verbroedering mogelijk maakte tussen soldaten van de twee kampen die zich lange perioden op enkele meters van elkaar bevonden. De Tweede Wereldoorlog had niet de vorm van een loopgravenoorlog, maar werd gekenmerkt door het massale gebruik van mechanische en technologische middelen, met name bepantsering en luchtvaart, een tendens die sindsdien alleen maar sterker is geworden, nu staten steeds vaker een beroep doen op beroepslegers die steeds geavanceerdere wapens kunnen gebruiken, waardoor de mogelijkheden van directe verbroedering tussen strijders aan beide zijden sterk wordt beperkt. Tenslotte, ‘last but not least’, zou een derde wereldoorlog op een gegeven moment een beroep doen op kernwapens, hetgeen uiteraard radicaal afrekent met de mogelijkheid van een proletarische heropleving tijdens die oorlog.

8) In het verleden hebben wij kritiek geuit op de leuze van het ‘revolutionair defaitisme’. Deze leuze werd naar voren gebracht tijdens de Eerste Wereldoorlog, met name door Lenin, en was gebaseerd op een fundamenteel internationalistisch streven: het aan de kaak stellen van de leugens die werden verspreid door de sociaal-chauvinisten die beweerden dat hun land eerst een zege moest behalen voordat de proletariërs van dat land konden deelnemen aan de strijd voor het socialisme. Tegenover deze leugens wezen de internationalisten erop dat het niet de overwinning van een land is die de strijd van de proletariërs van dat land tegen hun bourgeoisie bevordert, maar integendeel de nederlaag ervan (zoals bleek uit de voorbeelden van de Commune van Parijs na de nederlaag toegebracht door Pruisen en van de Revolutie van 1905 na het debacle van Rusland tegen Japan). Vervolgens werd deze leuze van ‘revolutionair defaitisme’ uitgelegd als een wens van het proletariaat van elk land om zijn eigen bourgeoisie verslagen te zien worden waardoor de strijd voor de omverwerping van die bourgeoisie begunstigd werd, hetgeen duidelijk de rug toekeert naar een waarlijk internationalisme.

In feite heeft Lenin (die in 1905 de nederlaag van Rusland tegen Japan had toegejuicht) vooral de leuze ‘de imperialistische oorlog omzetten in een burgeroorlog’ naar voren gebracht, die een concretisering betekende van het amendement dat hij, samen met Rosa Luxemburg en Martov, had ingediend en was aangenomen op het Congres van de Socialistische Internationale in Stuttgart in 1907: “Mocht er echter oorlog uitbreken, dan is het onze plicht op te komen voor een spoedige beëindiging daarvan en met alle kracht te proberen de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen”.

De revolutie in Rusland in 1917 was een briljante illustratie van het ordewoord ‘de imperialistische oorlog om te vormen tot een burgeroorlog’: de proletariërs keerden zich tegen hun uitbuiters met de wapens die dezen hen hadden toevertrouwd met het oog hun klassenbroeders uit andere landen af te slachten. Zoals wij hierboven hebben gezien, is het weliswaar niet uitgesloten dat soldaten hun wapens tegen hun officieren kunnen richten (tijdens de oorlog in Vietnam is het voorgekomen dat Amerikaanse soldaten ‘per ongeluk’ hun superieuren doodden), maar dergelijke feiten zouden slechts van zeer beperkte omvang kunnen zijn en geenszins de basis kunnen vormen van een revolutionair offensief. Daarom moeten wij in onze propaganda niet alleen de leuze van het “revolutionair defaitisme” niet naar voren brengen, maar ook niet die van de “omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog”.

Meer in het algemeen is het de taak van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde om de balans op te maken van het standpunt van de revolutionairen ten opzichte van de oorlog in het verleden door te benadrukken wat nog geldig is (de verdediging van de internationalistische beginselen) en wat niet meer geldig is (de ‘tactische’ leuzen). In die zin kan de leuze van de ‘omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog’ van nu af aan geen realistisch perspectief zijn, maar anderzijds is het noodzakelijk de geldigheid te onderstrepen van het amendement dat op het Congres van Stuttgart in 1907 werd aangenomen, en met name van het idee dat de revolutionairen de plicht hebben “de door de oorlog veroorzaakte economische en politieke crisis uit te buiten om het volk op te wekken en daardoor de afschaffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen”. Dit ordewoord is uiteraard niet onmiddellijk te verwezenlijken gezien de huidige zwakte van het proletariaat, maar het blijft een richtlijn voor de kommunistische interventie in de klasse.

IKS, mei 2022

Theoretische vraagstukken: 

Rubric: 

Actualisering van de oriëntatietekst van 1990