Door Internationalisme op
Op 23 december gingen de arbeiders van de ochtend- en middagploeg bij het autobedrijf SEAT in Barcelona spontaan in staking uit solidariteit met hun 660 kameraden die dezelfde dag van de directie hun ontslagbrief hadden ontvangen.
Dat vormde het begin van het antwoord op een criminele aanval op hun levensvoorwaarden. Het ging om een goed voorbereide en verraderlijk georganiseerde gezamenlijke aanval van het infernale trio bazen, Generaliteit (1) en vakbonden. Een aanval die veel verder reikt dan de 660 ontslagen, omdat daar de disciplinaire ontslagen bovenop komen van arbeiders die hadden deelgenomen aan de eerdere acties van begin december, de ontslagen die verborgen bleven achter het ‘vrijwillig’ ontslag van 296 andere arbeiders en de plannen om de uitbuiting op te drijven om zo de productie te vergroten en waarmee de arbeiders zouden opdraaien voor de ‘benodigde arbeidsuren’... Tenslotte is het een brutale aanval die de deur openzet voor verdere aanvallen. Niet voor niets kondigde de president van het bedrijf op arrogante en provocerende toon aan dat “de maatregelen opgenomen in dit akkoord niet volstaan om heel het personeelsoverschot weg te werken”.
Net zoals de kameraden bij SEAT en alle andere arbeiders moeten we de strijd aangaan. Maar om die kracht te kunnen bijzetten moeten we zo snel mogelijk de lessen trekken uit de strategie van manipulatie en demobilisatie die bazen, regering en vakbonden tegen de arbeiders voeren.
Sinds de aankondiging halverwege augustus dat het bedrijf een personeelsvermindering ‘moest’ doorvoeren, eventueel onderhandelbaar tegen een loondaling van 10%, hebben de bedrijfsleiding en degenen die zich voordoen als ‘vertegenwoordigers’ van de arbeiders, dat wil zeggen dat de vakbonden en de ‘linkse’ regering van de Generaliteit, de rollen onderling verdeeld om te beletten dat echte arbeidersstrijd de uitvoering van dat plan zou kunnen tegenhouden.
Meer dan vier maanden lang, van begin augustus tot begin december, getroosten de vakbondsvertegenwoordigers zich veel moeite om de onrust onder de arbeiders als gevolg van de ontslagdreiging verspreidde te kalmeren; de ontslagen zouden niet gerechtvaardigd zijn omdat “het bedrijf winstgevend is”; de crisis bij SEAT zou slechts ‘tijdelijk’ zijn of “het gevolg van slecht verkoopbeleid”. Dergelijke leugens hebben we aan de kaak gestelde in ons pamflet: SEAT – het bedrijf redden betekent ontslagen en nepcontracten: Alleen de arbeidersstrijd loont. Ze dienden om de waakzaamheid van de arbeiders te verminderen, het gaf de indruk dat het enkel om een provocatie ging van onverzadigbare bazen, die door de economische studies van vakbonden en de druk van de ‘progressieve’ en ‘linkse’ regering van de Generaliteit wel tot de orde zouden worden geroepen. Diezelfde bazen werkten mee aan het bedrog door wekenlang verstoppertje te spelen, tot op 7 november toen ze de ERE (een regularisatieprocedure voor werkgelegenheid) aankondigden voor 1346 arbeiders.
De vakbonden hadden voor die dag een gedeeltelijke staking georganiseerd, die de arbeiders uitbreiden met betogingen die in de ‘Vrijhandelszone’ en te Martorell (2) de wegen blokkeerden. Gezien die situatie riep het Eenheidsplatform (waaraan UGT, CCOO en CGT deelnemen) (3) toen op tot een staking van een dag op 10 november, en tot een betoging om te ‘eisen’ dat de Generaliteit “zich ten voordele van de arbeiders met het conflict zou bemoeien[!]. Met deze ‘actie’ wilden de drie vakbonden ons lot aan onze beulen toevertrouwen, aan de meesters van de mooie woorden en de dolkstoot in de rug. De staat is niet de vertegenwoordiger van het volk, maar de onvoorwaardelijke verdediger van de belangen van het nationaal kapitaal. Alle overheden – van de president tot de kleinste burgemeester – zijn er om over de verdediging daarvan te waken.”
Na die maskerade hebben de drie vakbonden geen vinger meer uitgestoken en tot geen enkele actie meer opgeroepen! Tot aan de eerste december! Met andere woorden: drie weken werden de arbeiders passief gehouden en moesten ze afwachten, werden afgestompt door onophoudelijke ‘onderhandelingen’, daarna door de ‘bemiddeling’ van Meneer Rané, belast met Werkgelegenheid in de Generaliteit. Zoals we dat in ons pamflet op de korrel namen “benadeelt deze tactiek van ‘druk uitoefenen’ en van ‘bezwaarschriften’ de arbeiders en maakt hij hen passief.”
Het Eenheidsplatform van de drie vakbonden verbindt zich ertoe “er weer tegenaan te gaan” na de verlofweek van 5 tot 10 december. Maar dat was eens te meer een leugen! Onder voorwendsel van de wettelijke grenzen die door de ERE worden opgelegd, onder druk van de Generaliteit die de dreiging van ‘arbitrage’ in de lucht liet hangen, lieten de vakbonden de mobilisaties achter wege en op 15 december ondertekenden CCOO en UGT (de CGT had zich op 13 december teruggetrokken) de overeenkomst rond de 660 ontslagen.
Maar het werd nog erger: een week lang werden ze de namen van de slachtoffers geheim gehouden en pas op de allerlaatste dag voor de vakantie werd het overgrote deel van de ontslagbrieven uitgedeeld, en als toppunt van cynisme en vernedering werden de getroffen arbeiders als nietsnutten en misdadigers voorgesteld. Met die smerige en laffe manoeuvre ontmaskerden ze zichzelf andermaal (zeiden ze niet dat ze het ‘best mogelijke akkoord’ hadden getekend?) en het toont ook aan hoe bang ze zijn voor de arbeiders, want als ze zich zeker van zichzelf hadden gevoeld dan zouden ze de ontslagen meteen hebben aangekondigd, en zouden ze geen massa veiligheidsagenten hebben opgeroepen om de zetels van UGT en CCOO te beschermen.
De CGT speelt de rol van ‘goede vakbond’ die dicht bij de arbeiders staat. Het staat vast dat 145 van zijn leden zich onder de ontslagen arbeiders bevinden. Maar het leed van die kameraden en de solidariteit met hen kunnen niet verbergen dat de CGT geen alternatief vormde voor het UGT-CCOO, integendeel, hij deed niet onder voor dat duo. Waarom deed hij mee aan de maskerade van de ‘onderhandelingen’ en de ‘strijd’ van het Eenheidsplatform dat hij pas zeer laat, op 13 december, verliet? Waarom riep hij, toen UGT en CCOO tekenden, alleen op tot een ‘mobilisatie’ die bovendien buiten het bedrijf plaatsvond, waarvan zeer weinig arbeiders op de hoogte waren en waaraan niet meer dan 200 mensen deelnamen? Waarom besloot de CGT op de ochtend van de 23e, net voordat de spontane stakingen uitbraken, “het protest tot enkele uren te beperken” (samenvatting op de internetsite Kaosenlared, 24.12.2005), terwijl juist dat het moment was om ertegenaan te gaan en de kracht daarvoor bestond, zoals werd aangetoond door de namiddagploeg die in vergadering bijeenkomt en besluit de hele dag te staken. Waarom bestond het enige alternatief van de kant de UGT er niet meer dan “de ontslagen één voor één te bekijken en zo nodig beroep te doen op het gerecht”?
Toen aan de 23ste bleven de arbeiders het slachtoffer van pogingen om ze rustig te houden, van een strategie om elk weerwoord te beletten. De vakbonden handelden niet pas tegen ons toen ze de ontslagen ondertekenden, ze traden al tegen ons op toen ze hun ‘strijdplannen’ maaken. Hun actie tegen de arbeiders bestond uit drie nauw verweven onderdelen:
– hun bondgenootschappen en overeenkomsten met bazen en regering ;
– hun ‘strijdplannen’ die in werkelijkheid een strategie tegen de strijd waren;
– hun onvoorwaardelijke verdediging van de belangen van het bedrijf en van de nationale economie die volgens hen zouden ‘samenvallen’ met die van de arbeiders, terwijl ze er loodrecht tegenover staan.
Daarom bestaat de voornaamste les uit de strijd bij SEAT die de arbeiders zelf in praktijk begonnen te brengen met de spontane stakingen en de vergaderingen van de 23ste er uit dat de strijd niet aan de vakbonden kan worden toevertrouwd.
Op 23 december wenden de ontslagen arbeiders, in plaats van naar huis te gaan om daar in hun eentje het angstwekkende vooruitzicht van werkloosheid aan te zien, zich tot hun kameraden en die gaven zich niet over aan het “oef, ik ben er niet bij” of aan het individualistische antwoord van het “redde wie zich redden kan”; ze brachten hun solidariteit tot uiting in de strijd. Dit betonen van solidariteit, van een gemeenschappelijk antwoord van ontslagen en arbeiders die hun baan behouden, van werklozen en werkenden, van mensen met een deeltijdse of tijdelijke job en mensen met een contract van ‘onbepaalde’ duur, dat is de basis voor een doeltreffend antwoord op de onmenselijke plannen van de kapitalisten.
Het jaar 2006 begint met het drama van de 660 ontslagen bij SEAT, maar wie gelooft dat het de laatste zijn? We weten allemaal van niet. We weten dat de dolkstoot van de ontslagen, dat de misdaad van de arbeidsongevallen, dat de angst de huur van een aanvaardbare woning niet te kunnen betalen, dat de bedreiging van de pensioenen, dat de ‘hervorming’ van de werkgelegenheid die het infernale trio regering-bazen-vakbeweging bekokstoven allemaal de bron van nieuw leed zullen zijn. Dat in de autosector, zoals in alle landen, de aanvallen op de le-vensvoorwaarden van de arbeiders zullen voortduren; dat de verschrikkingen van oorlog, hongersnood, barbaarsheid die samengaan met het kapitalisme zoals de zeis de dood begeleidt, zullen voortduren. Daarom moeten we de strijd aangaan. Maar om de strijd doeltreffend en krachtig te maken is het noodzakelijk klassensolidariteit te ontwikkelen, en die moet georganiseerd en gecontroleerd worden door de arbeiders zélf.
Het probleem bij SEAT beperkt zich niet tot de 660 ontslagen. Het probleem gaat het hele personeel aan. Het is niet alleen een probleem van de arbeiders bij SEAT, maar van alle arbeiders, evengoed van de ambtenaren met hun ‘gewaarborgde banen’ (hoelang nog?) als van de arbeiders in de privé-bedrijven, evengoed van de mensen niet beschikken over de benodigde werkvergunningen als van wie die wel heeft. Wij verkeren allemaal, of komen allemaal in dezelfde situatie terecht als de mensen bij SEAT!
Onze kracht bestaat uit onze klassensolidariteit, de eenheid in de strijd. Een strijd die beperkt blijft tot SEAT en opgesloten blijft binnen SEAT is een verloren strijd.
Maar waarin bestaat solidariteit? Moeten we de auto’s van dat merk boycotten (ontslaan de andere autobedrijven soms niet)? Moeten we samenkomsten van ontslagen arbeiders houden voor de fabriekspoorten? Hebben we iets aan de ‘steunverklaringen’ van het ‘kritische deel’ van de Comisiones Obreras of van de EUA (4)? Bestaat solidariteit uit ‘burgeracties’ in de wijken, een manipulatie die er alleen toe gediend heeft om de smerige manoeuvres van het infernale trio bij SEAT aanvaardbaar te maken?
Een dergelijke ‘solidariteit’ is al even vals als de ‘strijdplannen’ van het Eenheidsplatform bij SEAT. De enige doeltreffende solidariteit bestaat er uit zich aaneen te sluiten in de strijd! Dat betekent dat de arbeiders van verschillende sectoren, van verschillende wijken, versmelten in één en dezelfde strijd en alle barrières te doorbreken die ons zozeer verzwakken: die van het bedrijf, de sector, de nationaliteit, van de etnische achtergrond, doorbreken we door de directe kracht van delegaties, van algemene vergaderingen en gemeenschappelijke betogingen.
De ervaring bij SEAT spreekt duidelijk: we weten al wat er gebeurt als we de vakbonden, de bedrijfscomités en andere ‘eenheidsplatformen’ over ons lot laten beslissen.
De leiding van de strijd moet zich van begin tot eind in handen van de arbeiders bevinden. Zij moeten nagaan over hoeveel krachten zij kunnen beschikken, welke eisen te stellen, wat de mogelijkheden zijn om de strijd uit te breiden. Hun antwoord mag niet worden beïnvloed door de provocaties van de bedrijfsleiding of door de ‘actieplannen’ die uitgaan van hun medeplichtigen, de vakbonden. Hun antwoord moet de gezamenlijke beslissing zijn van de arbeiders georganiseerd in algemene vergaderingen en in gekozen en afzetbare comités. De onderhandelingen met de bazen en met de regering moeten plaatsvinden onder het toeziend oog van allen, zoals dat gebeurde in Vitoria in 1976 in Spanje of in 1980 in Polen. Het zijn de algemene vergaderingen zélf die op zoek gaan naar solidariteit door delegaties te sturen en betogingen te organiseren.
De tijd van berusting, van passiviteit en verwarring moet aan een eind worden gebracht. De manoeuvreerruimte die deze situatie het kapitaal jarenlang bood begint kleiner te worden. Dit is het uur van de strijd. De stem van de arbeidersklasse moet zich krachtiger laten horen.
Acción Proletaria, IKS-afdeling in Spanje / 12.2005
(1) De Generaliteit (Generalitat) is de autonome regering van de Catalaanse streek.
(2) Industriezones bij Barcelona.
(3) UGT (Algemene Arbeidersbond) is de confederatie van socialistische strekking. De CCOO’s (Arbeiderscomités) worden centraal geleid door de Spaanse ‘kommunistische’ partij. De CGT (Algemene Arbeidersconfederatie) is een centrale van ‘revolutionair-syndicalistische’ strekking, voortgekomen uit een ‘gematigde’ afsplitsing van de anarcho-syndicalistische CNT (Nationale Confederatie van de Arbeid).
(4) EUA (Esquerra Unida i Alternativa - Verenigd en Alternatief Links) is de vermomming van de Spaanse kommunistische partij in Catalonië.
Dat vormde het begin van het antwoord op een criminele aanval op hun levensvoorwaarden. Het ging om een goed voorbereide en verraderlijk georganiseerde gezamenlijke aanval van het infernale trio bazen, Generaliteit (1) en vakbonden. Een aanval die veel verder reikt dan de 660 ontslagen, omdat daar de disciplinaire ontslagen bovenop komen van arbeiders die hadden deelgenomen aan de eerdere acties van begin december, de ontslagen die verborgen bleven achter het ‘vrijwillig’ ontslag van 296 andere arbeiders en de plannen om de uitbuiting op te drijven om zo de productie te vergroten en waarmee de arbeiders zouden opdraaien voor de ‘benodigde arbeidsuren’... Tenslotte is het een brutale aanval die de deur openzet voor verdere aanvallen. Niet voor niets kondigde de president van het bedrijf op arrogante en provocerende toon aan dat “de maatregelen opgenomen in dit akkoord niet volstaan om heel het personeelsoverschot weg te werken”.
Net zoals de kameraden bij SEAT en alle andere arbeiders moeten we de strijd aangaan. Maar om die kracht te kunnen bijzetten moeten we zo snel mogelijk de lessen trekken uit de strategie van manipulatie en demobilisatie die bazen, regering en vakbonden tegen de arbeiders voeren.
Een berekende strategie om de arbeiders rustig te houden
Sinds de aankondiging halverwege augustus dat het bedrijf een personeelsvermindering ‘moest’ doorvoeren, eventueel onderhandelbaar tegen een loondaling van 10%, hebben de bedrijfsleiding en degenen die zich voordoen als ‘vertegenwoordigers’ van de arbeiders, dat wil zeggen dat de vakbonden en de ‘linkse’ regering van de Generaliteit, de rollen onderling verdeeld om te beletten dat echte arbeidersstrijd de uitvoering van dat plan zou kunnen tegenhouden.
Meer dan vier maanden lang, van begin augustus tot begin december, getroosten de vakbondsvertegenwoordigers zich veel moeite om de onrust onder de arbeiders als gevolg van de ontslagdreiging verspreidde te kalmeren; de ontslagen zouden niet gerechtvaardigd zijn omdat “het bedrijf winstgevend is”; de crisis bij SEAT zou slechts ‘tijdelijk’ zijn of “het gevolg van slecht verkoopbeleid”. Dergelijke leugens hebben we aan de kaak gestelde in ons pamflet: SEAT – het bedrijf redden betekent ontslagen en nepcontracten: Alleen de arbeidersstrijd loont. Ze dienden om de waakzaamheid van de arbeiders te verminderen, het gaf de indruk dat het enkel om een provocatie ging van onverzadigbare bazen, die door de economische studies van vakbonden en de druk van de ‘progressieve’ en ‘linkse’ regering van de Generaliteit wel tot de orde zouden worden geroepen. Diezelfde bazen werkten mee aan het bedrog door wekenlang verstoppertje te spelen, tot op 7 november toen ze de ERE (een regularisatieprocedure voor werkgelegenheid) aankondigden voor 1346 arbeiders.
De vakbonden hadden voor die dag een gedeeltelijke staking georganiseerd, die de arbeiders uitbreiden met betogingen die in de ‘Vrijhandelszone’ en te Martorell (2) de wegen blokkeerden. Gezien die situatie riep het Eenheidsplatform (waaraan UGT, CCOO en CGT deelnemen) (3) toen op tot een staking van een dag op 10 november, en tot een betoging om te ‘eisen’ dat de Generaliteit “zich ten voordele van de arbeiders met het conflict zou bemoeien[!]. Met deze ‘actie’ wilden de drie vakbonden ons lot aan onze beulen toevertrouwen, aan de meesters van de mooie woorden en de dolkstoot in de rug. De staat is niet de vertegenwoordiger van het volk, maar de onvoorwaardelijke verdediger van de belangen van het nationaal kapitaal. Alle overheden – van de president tot de kleinste burgemeester – zijn er om over de verdediging daarvan te waken.”
Na die maskerade hebben de drie vakbonden geen vinger meer uitgestoken en tot geen enkele actie meer opgeroepen! Tot aan de eerste december! Met andere woorden: drie weken werden de arbeiders passief gehouden en moesten ze afwachten, werden afgestompt door onophoudelijke ‘onderhandelingen’, daarna door de ‘bemiddeling’ van Meneer Rané, belast met Werkgelegenheid in de Generaliteit. Zoals we dat in ons pamflet op de korrel namen “benadeelt deze tactiek van ‘druk uitoefenen’ en van ‘bezwaarschriften’ de arbeiders en maakt hij hen passief.”
Het Eenheidsplatform van de drie vakbonden verbindt zich ertoe “er weer tegenaan te gaan” na de verlofweek van 5 tot 10 december. Maar dat was eens te meer een leugen! Onder voorwendsel van de wettelijke grenzen die door de ERE worden opgelegd, onder druk van de Generaliteit die de dreiging van ‘arbitrage’ in de lucht liet hangen, lieten de vakbonden de mobilisaties achter wege en op 15 december ondertekenden CCOO en UGT (de CGT had zich op 13 december teruggetrokken) de overeenkomst rond de 660 ontslagen.
Maar het werd nog erger: een week lang werden ze de namen van de slachtoffers geheim gehouden en pas op de allerlaatste dag voor de vakantie werd het overgrote deel van de ontslagbrieven uitgedeeld, en als toppunt van cynisme en vernedering werden de getroffen arbeiders als nietsnutten en misdadigers voorgesteld. Met die smerige en laffe manoeuvre ontmaskerden ze zichzelf andermaal (zeiden ze niet dat ze het ‘best mogelijke akkoord’ hadden getekend?) en het toont ook aan hoe bang ze zijn voor de arbeiders, want als ze zich zeker van zichzelf hadden gevoeld dan zouden ze de ontslagen meteen hebben aangekondigd, en zouden ze geen massa veiligheidsagenten hebben opgeroepen om de zetels van UGT en CCOO te beschermen.
De strijd moet gevoerd worden door de algemene arbeidersvergadering
De CGT speelt de rol van ‘goede vakbond’ die dicht bij de arbeiders staat. Het staat vast dat 145 van zijn leden zich onder de ontslagen arbeiders bevinden. Maar het leed van die kameraden en de solidariteit met hen kunnen niet verbergen dat de CGT geen alternatief vormde voor het UGT-CCOO, integendeel, hij deed niet onder voor dat duo. Waarom deed hij mee aan de maskerade van de ‘onderhandelingen’ en de ‘strijd’ van het Eenheidsplatform dat hij pas zeer laat, op 13 december, verliet? Waarom riep hij, toen UGT en CCOO tekenden, alleen op tot een ‘mobilisatie’ die bovendien buiten het bedrijf plaatsvond, waarvan zeer weinig arbeiders op de hoogte waren en waaraan niet meer dan 200 mensen deelnamen? Waarom besloot de CGT op de ochtend van de 23e, net voordat de spontane stakingen uitbraken, “het protest tot enkele uren te beperken” (samenvatting op de internetsite Kaosenlared, 24.12.2005), terwijl juist dat het moment was om ertegenaan te gaan en de kracht daarvoor bestond, zoals werd aangetoond door de namiddagploeg die in vergadering bijeenkomt en besluit de hele dag te staken. Waarom bestond het enige alternatief van de kant de UGT er niet meer dan “de ontslagen één voor één te bekijken en zo nodig beroep te doen op het gerecht”?
Toen aan de 23ste bleven de arbeiders het slachtoffer van pogingen om ze rustig te houden, van een strategie om elk weerwoord te beletten. De vakbonden handelden niet pas tegen ons toen ze de ontslagen ondertekenden, ze traden al tegen ons op toen ze hun ‘strijdplannen’ maaken. Hun actie tegen de arbeiders bestond uit drie nauw verweven onderdelen:
– hun bondgenootschappen en overeenkomsten met bazen en regering ;
– hun ‘strijdplannen’ die in werkelijkheid een strategie tegen de strijd waren;
– hun onvoorwaardelijke verdediging van de belangen van het bedrijf en van de nationale economie die volgens hen zouden ‘samenvallen’ met die van de arbeiders, terwijl ze er loodrecht tegenover staan.
Daarom bestaat de voornaamste les uit de strijd bij SEAT die de arbeiders zelf in praktijk begonnen te brengen met de spontane stakingen en de vergaderingen van de 23ste er uit dat de strijd niet aan de vakbonden kan worden toevertrouwd.
Op 23 december wenden de ontslagen arbeiders, in plaats van naar huis te gaan om daar in hun eentje het angstwekkende vooruitzicht van werkloosheid aan te zien, zich tot hun kameraden en die gaven zich niet over aan het “oef, ik ben er niet bij” of aan het individualistische antwoord van het “redde wie zich redden kan”; ze brachten hun solidariteit tot uiting in de strijd. Dit betonen van solidariteit, van een gemeenschappelijk antwoord van ontslagen en arbeiders die hun baan behouden, van werklozen en werkenden, van mensen met een deeltijdse of tijdelijke job en mensen met een contract van ‘onbepaalde’ duur, dat is de basis voor een doeltreffend antwoord op de onmenselijke plannen van de kapitalisten.
Het jaar 2006 begint met het drama van de 660 ontslagen bij SEAT, maar wie gelooft dat het de laatste zijn? We weten allemaal van niet. We weten dat de dolkstoot van de ontslagen, dat de misdaad van de arbeidsongevallen, dat de angst de huur van een aanvaardbare woning niet te kunnen betalen, dat de bedreiging van de pensioenen, dat de ‘hervorming’ van de werkgelegenheid die het infernale trio regering-bazen-vakbeweging bekokstoven allemaal de bron van nieuw leed zullen zijn. Dat in de autosector, zoals in alle landen, de aanvallen op de le-vensvoorwaarden van de arbeiders zullen voortduren; dat de verschrikkingen van oorlog, hongersnood, barbaarsheid die samengaan met het kapitalisme zoals de zeis de dood begeleidt, zullen voortduren. Daarom moeten we de strijd aangaan. Maar om de strijd doeltreffend en krachtig te maken is het noodzakelijk klassensolidariteit te ontwikkelen, en die moet georganiseerd en gecontroleerd worden door de arbeiders zélf.
De behoefte aan klassensolidariteit
Het probleem bij SEAT beperkt zich niet tot de 660 ontslagen. Het probleem gaat het hele personeel aan. Het is niet alleen een probleem van de arbeiders bij SEAT, maar van alle arbeiders, evengoed van de ambtenaren met hun ‘gewaarborgde banen’ (hoelang nog?) als van de arbeiders in de privé-bedrijven, evengoed van de mensen niet beschikken over de benodigde werkvergunningen als van wie die wel heeft. Wij verkeren allemaal, of komen allemaal in dezelfde situatie terecht als de mensen bij SEAT!
Onze kracht bestaat uit onze klassensolidariteit, de eenheid in de strijd. Een strijd die beperkt blijft tot SEAT en opgesloten blijft binnen SEAT is een verloren strijd.
Maar waarin bestaat solidariteit? Moeten we de auto’s van dat merk boycotten (ontslaan de andere autobedrijven soms niet)? Moeten we samenkomsten van ontslagen arbeiders houden voor de fabriekspoorten? Hebben we iets aan de ‘steunverklaringen’ van het ‘kritische deel’ van de Comisiones Obreras of van de EUA (4)? Bestaat solidariteit uit ‘burgeracties’ in de wijken, een manipulatie die er alleen toe gediend heeft om de smerige manoeuvres van het infernale trio bij SEAT aanvaardbaar te maken?
Een dergelijke ‘solidariteit’ is al even vals als de ‘strijdplannen’ van het Eenheidsplatform bij SEAT. De enige doeltreffende solidariteit bestaat er uit zich aaneen te sluiten in de strijd! Dat betekent dat de arbeiders van verschillende sectoren, van verschillende wijken, versmelten in één en dezelfde strijd en alle barrières te doorbreken die ons zozeer verzwakken: die van het bedrijf, de sector, de nationaliteit, van de etnische achtergrond, doorbreken we door de directe kracht van delegaties, van algemene vergaderingen en gemeenschappelijke betogingen.
De behoefte aan soevereine algemene vergaderingen
De ervaring bij SEAT spreekt duidelijk: we weten al wat er gebeurt als we de vakbonden, de bedrijfscomités en andere ‘eenheidsplatformen’ over ons lot laten beslissen.
De leiding van de strijd moet zich van begin tot eind in handen van de arbeiders bevinden. Zij moeten nagaan over hoeveel krachten zij kunnen beschikken, welke eisen te stellen, wat de mogelijkheden zijn om de strijd uit te breiden. Hun antwoord mag niet worden beïnvloed door de provocaties van de bedrijfsleiding of door de ‘actieplannen’ die uitgaan van hun medeplichtigen, de vakbonden. Hun antwoord moet de gezamenlijke beslissing zijn van de arbeiders georganiseerd in algemene vergaderingen en in gekozen en afzetbare comités. De onderhandelingen met de bazen en met de regering moeten plaatsvinden onder het toeziend oog van allen, zoals dat gebeurde in Vitoria in 1976 in Spanje of in 1980 in Polen. Het zijn de algemene vergaderingen zélf die op zoek gaan naar solidariteit door delegaties te sturen en betogingen te organiseren.
De tijd van berusting, van passiviteit en verwarring moet aan een eind worden gebracht. De manoeuvreerruimte die deze situatie het kapitaal jarenlang bood begint kleiner te worden. Dit is het uur van de strijd. De stem van de arbeidersklasse moet zich krachtiger laten horen.
Acción Proletaria, IKS-afdeling in Spanje / 12.2005
(1) De Generaliteit (Generalitat) is de autonome regering van de Catalaanse streek.
(2) Industriezones bij Barcelona.
(3) UGT (Algemene Arbeidersbond) is de confederatie van socialistische strekking. De CCOO’s (Arbeiderscomités) worden centraal geleid door de Spaanse ‘kommunistische’ partij. De CGT (Algemene Arbeidersconfederatie) is een centrale van ‘revolutionair-syndicalistische’ strekking, voortgekomen uit een ‘gematigde’ afsplitsing van de anarcho-syndicalistische CNT (Nationale Confederatie van de Arbeid).
(4) EUA (Esquerra Unida i Alternativa - Verenigd en Alternatief Links) is de vermomming van de Spaanse kommunistische partij in Catalonië.