De Anarchisten en de oorlog (I): De Anarchisten en de Eerste Wereldoorlog

Printer-friendly version

In het huidige anarchistische milieu, met name in Frankrijk en Rusland, ontwikkelen er zich debatten tussen twee tegengestelde opvattingen waarbij een bepaald deel zoekt om zich af te zetten tegen de nationalistische benadering die vervat zit in het regionalisme, de ‘etno-identiteit’ en de nationale bevrijdingsstrijd, vraagstukken die dikwijls kenmerkend zijn voor de zwakheden van het geheel van dit milieu. Heel in het bijzonder dwingt het rampzalige verloop van de kapitalistische maatschappij noodzakelijkerwijze al diegenen die vurig verlangen naar de sociale revolutie, om op een ernstige wijze het vraagstuk van de perspectieven voor het proletariaat onder ogen te nemen. Deze perspectieven komen tot uiting bij de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, maar ook wegens de noodzaak om het hoofd te bieden aan de ontwikkeling van de imperialistische oorlog die woedt over bijna alle continenten. Dit komt doordat de toestand waarin het kapitalisme in verval evolueert, steeds zwaarder en vernietigender doorwerkt.

Voor het proletariaat is de enige houding tegenover de imperialistische oorlog, die overeenstemt met zijn belangen het verwerpen van elke deelname aan het ene of andere oorlogvoerende kamp en vervolgens het aanklagen van alle burgerlijke krachten die, onder welk voorwendsel dan ook, de proletariërs oproepen om hun leven te geven voor één van de kapitalistische kampen. In deze context van de imperialistische oorlog, moet de arbeidersklasse het enige mogelijke perspectief voorop stellen: de ontwikkeling van de meest bewuste en onverzoenlijke strijd met het oog op de omverwerping van het kapitalisme. In die zin vormt het vraagstuk van het internationalisme het beslissende criterium voor het behoren van een organisatie of een stroming, enz. tot het kamp van het proletariaat.

Het internationalisme is gegrondvest op de universele voorwaarden die door het kapitalisme aan het proletariaat worden opgedrongen op wereldvlak, dit wil zeggen de tot het uiterste doorgedreven uitbuiting van haar arbeidskracht in alle landen en op alle continenten. En het is in naam van dit internationalisme dat uit de arbeidersklasse zelf de Eerste Internationale (IAA) is ontstaan. Het internationalisme heeft als referentiepunt dat de voorwaarden voor de ontvoogding van het proletariaat internationaal zijn: over grenzen en militaire fronten heen, over ‘rassen’ en culturen, vindt het proletariaat zijn eenheid in de gemeenschappelijke strijd tegen zijn uitbuitingsomstandigheden en in de gemeenschappelijke belangen voor het afschaffen van de loonarbeid en voor het kommunisme. Dat vormt de basis voor haar aard als klasse.

Voor het anarchisme maakt het internationalisme eerder meer deel uit van zijn abstracte ‘beginselen’ waaruit het zijn algemene en altijd geldende inspiratie opdoet, zoals het anti-autoritarisme, de vrijheid, het verwerpen van elk gezag, het anti-staatsinmenging, enz… dan een heldere en uitgewerkte opvatting dat dit internationalisme een onaantastbare klassengrens vormt die het kamp van het kapitaal en van het proletariaat afbakent. Deze moeilijkheid die vervat zit in de methode heeft gemaakt dat de geschiedenis van het anarchisme doorploegd is door voortdurende slingeringen, in het bijzonder tegenover het vraagstuk van de oorlog, tussen het innemen van doorslaggevende internationalistische standpunten en steriele pacifistische en humanistische of openlijk oorlogszuchtige.

In deze reeks artikelen zullen wij onderzoeken hoe het anarchisme, toen de mensheid voor het alternatief geplaatst werd van ‘socialisme of vernietiging van de mensheid’, stelling heeft genomen tegenover de beslissende test van de confrontatie met de imperialistische oorlog in het verloop van het wegzinken van het kapitalisme in zijn zelfvernietigende barbarij van zijn verval, met name bij het hoogtepunt van de wereldoorlogen.

Het verraad aan het internationalisme door de sociaal-democratie en het anarchisme in 1914

De uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog maakt de schandelijke val mee van de Socialistische Internationale, waarvan de grote meerderheid van de partijen zich onderwerpt aan het kapitaal, de Heilige Eenheid afsluit met elke respectievelijke nationale bourgeoisie en voorziet in de mobilisatie van het proletariaat in de imperialistische oorlog. Zo veranderen ook de voornaamste bestanddelen van het anarchisme tot oorlogsstokers ten gunste van de burgerlijke staat. Kropotkin, Tsjerkesoff en Jean Grave werden tot verwoede verdedigers van Frankrijk: “Laat die afgrijselijke veroveraars niet opnieuw de Latijnse beschaving en het Franse volk verpletteren… Laat hen geen eeuw van militarisme opdringen aan Europa” (1).

Het was in naam van de verdediging van de democratie tegen het militarisme dat zij de Heilige Eenheid ondersteunden: “De Duitse agressie was een bedreiging – die plaatsvond - niet enkel tegen onze hoop op ontvoogding maar tegen heel de menselijke evolutie. Om die reden hebben wij anarchisten, wij anti-militaristen, wij, vijanden van de oorlog, wij, gepassioneerde voorstanders van de vrede en de broederschap onder de volkeren, ons geschaard aan de kant van de weerstand en wij hebben niet gemeend ons lot te moeten scheiden van dat van de rest van de bevolking” (2). In Frankrijk gooit de anarcho-syndicalistische CGT haar eigen resoluties overboord. Die stelden haar tot taak om, in geval van oorlog, de algemenen staking te doen zegevieren. Ze vormde zich om tot de hysterische leverancier van kanonnenvlees voor de imperialistische afslachting: “tegen het vuistrecht, tegen het Germaanse militarisme, moet men de democratische en revolutionaire traditie van Frankrijk redden (…) Kameraden arbeiders, die men oproept aan de grenzen om de Franse grond te verdedigen. Vertrekt zonder spijt” (3). In Italië lanceerden groepen anarchisten en anarchosyndicalisten ‘fasci’ “tegen de barbarij, tegen het Duitse militarisme en het verdorven katholieke en roomsgezinde Oostenrijk”.

Deze instemming van de meerderheid van de sociaal-democratie en van het anarchisme ten gunste van de steun aan de imperialistische oorlog en de burgerlijke ontsproot uit fundamenteel verschillende dynamieken.

Het standpunt van de sociaal-democratie in 1914 tegenover de oorlog betekende een verraad aan het marxisme, de theorie van het internationale proletariaat, en aan zijn fundamenteel beginsel dat de proletariërs geen vaderland hebben. Daarentegen is de aansluiting van het merendeel van de internationale anarchistische leiders tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de imperialistische oorlog en bij de bourgeoisie geen misstap maar de logische ontknoping van hun anarchisme, overeenkomstig met hun wezenlijk politieke standpunten.

Zo rechtvaardigde Kropotkin in 1914 zijn chauvinistisch standpunt ten gunste van Frankrijk, in naam van het anti-autoritarisme, omdat het onaanvaardbaar is “dat een land geweld wordt aangedaan door een ander” (4). Door hun internationalisme te grondvesten op  (5) weerspiegelden de anarchisten de verdelingen die het kapitalisme opdringt aan het proletariaat. In de grond wortelt dit chauvinistische standpunt in het federalisme dat aan de grondslag zelf ligt van elke anarchistische opvatting. Door de staat te aanvaarden als een ‘natuurlijk verschijnsel’, ‘het recht van elke natie op bestaan en op een vrije ontwikkeling’, wordt het anarchisme er op een natuurlijke wijze toe gebracht om de volkeren van elkaar te scheiden’ en dus te kiezen voor de verdediging van de zwakste, van het geschonden recht, enz…Het brengt hen ertoe om in elke imperialistische oorlog, een onderscheid te maken tussen ‘aanvallers/aangevallenen’ of ‘onderdrukkers/onderdrukten’, enz… oordelend dat het enige gevaar in het ‘bestaan van de naties, hun neiging is om toe te geven aan het ‘nationalisme’ dat er door de heersende klasse wordt ingelepeld.Deze poging om het verwerpen van de oorlog te baseren op iets anders dan de klassestandpunten van het proletariaat laat alle ruimte open voor het rechtvaardigen van de steun ten gunste van de ene of andere oorlogsstoker. Concreet komt het neer op een keuze van ene imperialistische kamp tegen een ander.      

De trouw aan de internationalistische beginselen van Zimmerwald en de ontwikkeling van de klassenstrijd

Nochtans slaagden bepaalde anarchisten er in om een werkelijk internationalistisch standpunt in te nemen. Een minderheid van 35 libertaire militanten (waaronder A. Berkman, E. Goldman, E. Malatesta, D.Nieuwenhuis) publiceerden een Manifest tegen de Oorlog (februari 1915).

“Het is naïef en kinderachtig om, na de oorzaken en de kansen op conflicten te hebben vermenigvuldigd, op zoek te gaan naar de verantwoordelijkheden van de ene of de andere regering. Het is onmogelijk om een onderscheid te maken tussen offensieve en defensieve oorlogen.(…) Geen enkele van de oorlogsvoerders heeft het recht om zich te beroepen op de beschaving, net zoals geen enkele het recht heeft om te verklaren dat hij handelt uit wettige zelfverdediging. (…) Onder welke vorm ook de staat zich voordoet, hij is slechts de georganiseerde onderdrukking door  een minderheid van de bevoorrechten. Het huidige conflict illustreert dit op een treffende manier: alle vormen van de staat zijn in de huidige oorlog verwikkeld: het absolutisme met Rusland, het absolutisme vermengd met parlementarisme met Duitsland, de staat die regeert over volkeren van zeer verschillende rassen met Oostenrijk, het grondwettelijk democratisch regime met Engeland en het democratisch republiekeins regime met Frankrijk. (…) De rol van de anarchisten, wat ook de plaats of de toestand moge zijn waarin zij zich bevinden in de huidige tragedie, is om te verkondigen dat er slechts één bevrijdingsoorlog bestaat: diegene die in alle landen gevoerd wordt van de onderdrukten tegen de onderdrukkers, door de uitgebuiten tegen de uitbuiters” (6).

De capaciteit om vast te houden aan klasse-standpunten is veel duidelijker bij de proletarische massaorganisaties die zich gekeerd hadden naar het revolutionair syndicalisme, als reactie op het geleidelijk verlaten van elke revolutionair perspectief door de vooroorlogse sociaal-democratie. In Spanje klaagde A Lorenzo, een oud-militant van de Eerste Internationale en stichter van de CNT, onmiddellijk het verraad aan van de Duitse sociaal-democratie, van de Franse CGT, van de Engelse Trade Unions, omdat ze “hun idealen hadden opgeofferd op het altaar van hun respectievelijke vaderlanden, door de fundamentele internationale aard te negeren van het sociaal probleem”. In November 1914 ontwikkelde een ander Manifest, getekend door anarchistische groepen, vakbonden en arbeidersgemeenschappen uit heel Spanje dezelfde ideeën: aanklacht tegen de oorlog, aanklacht tegen de rivaliserende bendes, noodzaak van een vrede die “slechts kan gewaarborgd worden door de sociale revolutie” (7). De zwakste reactie kwam vanuit de anarcho-syndicalisten die het zwaarst belast waren met het gewicht van de anarchistische ideologie. Vanaf het verraad van de CGT, verzamelde zich een kleine minderheid die zich verzette tegen de oorlog in de kleine groep van ‘Vie Ouvrière’ van Monatte en Rosmer (8). Gevierendeeld splitst de anarchistische nevel zich op in sociaal-patriotten en internationalisten. Na 1915 zal de heropleving van de strijd van het proletariaat en de weerklank van het ordewoord van de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog, gelanceerd in Zimmerwald en Kienthal, door de conferenties van socialisten die zich verzetten tegen de oorlog, de anarchisten in staat stellen om hun verzet tegen de oorlog te verankeren in de klassenstrijd.

In Hongarije waren het na 1914 anarchistische militanten die aan het hoofd van de beweging tegen de imperialistische oorlog stonden. Onder hen brachten Ilona Duczynska en Tivadar Lukacs het Manifest van Zimmerwald in Hongarije binnen en maakten het bekend. Onder impuls van de internationalistische conferentie radicaliseert zich de Galileï Kring, gesticht in 1908 en samengesteld uit een mengeling van anarchisten en socialisten die waren uitgesloten door de sociaal-democratie, pacifisten, via een verhelderingproces. De kring evolueerde van anti-militarisme en anti-clericalisme naar socialisme, van een activiteit als discussiekring naar een meer gedreven activiteit van propaganda tegen de oorlog en een actieve tussenkomst in de gistinde arbeidersstrijd. Hun defaitistische pamfletten werden ondertekend met ‘Groep van Hongaarse socialisten aangesloten bij Zimmerwald’. In Spanje vormde de strijd tegen de oorlog, verbonden met een enthousiaste steun aan de eisenstrijd die zich vermenigvuldigde sinds eind 1915, de centrale activiteit van de CNT. Ze vertoonde een duidelijke wil tot discussie en een grote openheid tegenover de standpunten van de Conferenties van Zimmerwald en Kienthal die met enthousiasme begroet werden. Ze discussieerde en werkte samen met groepen van minderheids-socialisten die zich in Spanje tegen de oorlog keerden. Er werd een grote inspanning gedaan om de oorzaken van de oorlog te begrijpen en van de middelen om er tegen te strijden. Ze onderschreef de standpunten van de Linkervleugel van Zimmerwald en signaleerde “met alle arbeiders te willen dat er een einde aan de oorlog zou worden gemaakt door de opstand van het proletariaat in de oorlogvoerende landen” (9).

Oktober 1917, vuurbaken van de revolutie

Het uitbreken van de Revolutie in Rusland wekte een enorm enthousiasme. De revolutionaire beweging van de arbeidersklasse en de zegevierende opstand van Oktober 1917 brachten de proletarische stromingen van het anarchisme er toe om zich uitdrukkelijk in hun kielzog te plaatsen. De meest vruchtbare bijdrage van de anarchisten aan het revolutionaire proces werd geconcretiseerd door hun samenwerking met de bolsjewieken. Op internationaal vlak werden de politieke verwantschap en de toenadering van gezichtspunten van de internationalistische milieus met het kommunisme en de bolsjewieken nog versterkt. 

In de schoot van de CNT werd Oktober gezien als een ware triomf van het proletariaat. ‘Tierra y Libertad’ vond dat “de anarchistische ideeën getriomfeerd hebben”(10) en dat het bolsjewistische regime “geleid wordt door de anarchistische geest van het maximalisme” (11). ‘Solidaridad Obrera’ beweerde dat: “de Russen ons de weg wijzen”. Het ‘Manifest’ van de CNT lanceerde: “Laten wij kijken naar Rusland, naar Duitsland. Laat ons die kampioenen van de proletarische Revolutie nabootsen”.

Onder de Hongaarse anarchistische militanten leidde Oktober 1917 tot een actie tegen de oorlog die nog veel duidelijker gericht was op de revolutie. Om de proletarische beweging die in volle beroering was, te ondersteunen werd in Oktober 1918 vanuit de Galileï Kring de Socialistische Revolutionaire Bond opgericht, voor het wezenlijke deel bestaande uit libertairen, die stromingen groepeerde die zich zowel op het marxisme als op het anarchisme beriepen.

In deze fase was loopbaan van Tibor Szamuely voorbeeldig voor de bijdrage tot de revolutie van een goed deel van het anarchistische milieu dat verknocht was aan de proletarische zaak. Szamuely heeft zichzelf tijdens zijn hele leven als anarchist beschouwd. Gemobiliseerd aan het Russische front,  gevangen in 1915, komt hij in aanraking met de bolsjewieken na februari 1917. Hij droeg bij tot het organiseren van een kommunistische groep van proletarische krijgsgevangenen en tijdens de zomer van 1918 nam hij deel aan de strijd van het Rode Leger tegen de Witte in de Oeral.

Met de ontwikkeling van een prerevolutionaire situatie, kwam Szamuely terug naar Hongarije in november 1918 en werd hij een vurig verdediger van de stichting van een Kommunistische Partij die in staat zou zijn om leiding te geven aan de actie van de massa’s en het geheel van de revolutionaire elementen te groeperen. De erkenning van de dwingende noden van de klassenstrijd en de revolutie bracht anarchistische militanten er toe om hun afkeer tegen elke politieke organisatie en hun vooroordeel aangaande het uitoefenen van de politieke macht door het proletariaat te overwinnen. Het stichtingscongres van de Kommunistische Partij vond plaats einde november 1918 en de anarchisten waaronder O. Korvin, K. Krausz, uitgever van de anarchistische krant Tarsadalmi Forrdalom, namen er aan deel. Het congres nam een programma aan dat de dictatuur van het proletariaat verdedigde.

De HKP “ijverde van bij het begin voor het tot stand brengen van de Radenmacht” (12). In de revolutionaire beweging vanaf maart 1919 had Szamuely talrijke verantwoordelijkheden waaronder die van Commissaris voor militaire zaken die de strijd organiseerde tegen de contrarevolutionaire activiteiten. Anarchisten, vroeger muiters van Cattaro (februari 1918), vormden onder leiding van Cserny zijn stoottroep in de schoot van het Rode leger. Dit werd geïllustreerd tijdens de verdediging van Boedapest om de franco-servische aanslag tegen de hoofdstad te verijdelen en tijdens de steun aan de kortstondige Radenrepubliek van Slovakije in mei 1919. Omwille van hun rotsvaste inzet voor de proletarische revolutie kregen zij de bijnaam van ‘Kerels van Lenin’.

Tijdens het witte offensief in Rusland tegen Petrograd (Okober 1919), betoonden de anarchisten hun trouw aan de revolutie, ondanks hun meningsverschillen met de bolsjewieken. “De anarchistische Federatie van Petrograd, die arm was aan militanten omdat zij het beste van haar krachten had verleend aan de menigvuldige fronten  en aan de Bolsjewistische Kommunistische Partij, stond in de kwaaie uren (…) helemaal aan de kant van de Partij” (13)

De in-vraag-stelling van de dogma’s van het anarchisme

De ervaring van de wereldoorlog en de daaropvolgende revolutie dwong alle revolutionairen tot een volledige herziening van het vooroorlogse gedachtegoed en actievoering. Maar deze aanpassing stelde zich niet op dezelfde wijze voor allen. Tegenover de wereldoorlog had de linkerzijde van de sociaal-democratie, de kommunisten (bolsjewieken en Spartakisten voorop), vastgehouden aan een onverzoenlijk internationalisme. Zo was die in staat gebleken een actieve rol te spelen voor het ontwikkelen en het belichamen van de wil van de arbeidersmassa’s. Hun militanten wisten te beantwoorden aan de taken van het moment door zich fundamenteel te situeren in de continuïteit van hun programma, en te erkennen dat deze oorlog het tijdperk inluidde van het verval van het kapitalisme. Dit bracht met zich mee dat het einddoel van de proletarische beweging, het kommunisme, het ‘maximumprogramma’ van de sociaal-democratie, voortaan het onmiddellijk doel vormde.

Het verliep helemaal anders voor de anarchisten. Zij die slechts ‘volkeren’ erkenden, moesten eerst hun verwerping van de oorlog en hun internationalisme baseren op iets anders dan de idealistische retoriek van het anarchisme en het klassestandpunt van het proletariaat aannemen om dan trouw te blijven aan de zaak van de sociale revolutie.

Door zich open te stellen voor de standpunten die werden ontwikkeld door de kommunisten (via de internationalistische conferenties tegen de oorlog) zijn zij er in geslaagd om hun strijd tegen het kapitalisme te versterken en met name het overstijgen van het apolitisme en het weigeren van elke politieke strijd, die typerend is voor de opvattingen die geïnspireerd zijn op het anarchisme. Zo heeft in de schoot van de CNT de ontvangst van het boek van Lenin ‘Staat en Revolutie’ een zeer aandachtige studie opgewekt wat tot de conclusie leidde dat deze brochure ‘een toenaderingsbrug vormde voor het marxisme en het anarchisme’.

Door het prisma van misprijzen voor de politiek of het antiautoritarisme links te laten liggen, waren zij in staat om te leren uit de praktijk van de arbeidersklasse zelf in oppositie tegen de oorlog en in het revolutionaire proces in Rusland en Duitsland. Dat stelde hen in staat om een consequent internationalistisch standpunt in te nemen. In haar Congres van 1919, drukte de CNT zijn steun uit aan de Russische Revolutie en erkende de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat. Ze onderstreepte de bestaande identiteit tussen de beginselen en de idealen van de CNT en diegene die belichaamd waren in deze revolutie, en bediscussieerde haar toetreding tot de Kommunistische Internationale.

Ook verklaarde de Duitse anarchist Erich Mühsam als conclusie van zijn deelname aan de Radenrepubliek van München (1919) dat “de theoretische en praktische stellingen van Lenin over het ten uitvoer brengen van de revolutie en de kommunistische taken van het proletariaat een nieuwe basis hebben gelegd voor onze actie (…) Er zijn geen onoverkomelijk belemmeringen meer voor een éénmaking van het ganse revolutionaire proletariaat. Het is waar dat de anarcho-kommunisten hebben moeten toegeven op het belangrijkste meningsverschil tussen de twee grote tendensen van het socialisme; zij hebben moeten afzien van de negatieve houding van Bakoenin ten opzichte van de dictatuur van het proletariaat en op dit punt het standpunt van Marx moeten erkennen. De eenheid van het revolutionaire is noodzakelijk en mag niet worden uitgesteld. De enige organisatie die dat kan verwezenlijken is de Duitse Kommunistische Partij” (14).

In de schoot van het anarchistisch milieu hebben talrijke elementen die eerlijk waren toegewijd aan de sociale revolutie besloten om de strijd van de arbeidersklasse te vervoegen. De historische ervaring toont aan dat telkens wanneer zij waardevolle revolutionaire standpunten aannamen, dit gebaseerd was op proletarische standpunten die gegroeid waren uit de ervaring en de reële beweging van de arbeidersklasse en door toenadering te zoeken tot de kommunisten om vrucht te laten dragen en werkelijk tot leven te brengen.

Scott.

 

Voetnoten

1) Brief van Kropotkin aan Jean Grave, 2 september 1914.

2) Manifest van de Zestien (zo genoemd vanwege het aantal ondertekenaars), 28 februari 1916.

3) ‘La Bataille syndicaliste’, orgaan van de CGT, in Augustus 1914.

4) Brief aan J. Grave.

5) D. Guérin, L’Anarchisme, Idées Gallimard, p.80.

6) ‘De Anarchistische Internationale en de oorlog’, februari 1915.

7) Lees : ‘De CNT tegenover de oorlog en de revolutie (1914-19) in International Review n°129 en onze reeks over de geschiedenis van de CNT in de n°s 128 tot 133.

8) Lees :  Het Anarcho-syndicalisme tegenover de wisseling van het tijdperk: de CGT tot 1914’, in International Review n°120.

9) ‘Sobre la paz dos criterios’ (Twee criteria over de vrede), in Solidaridad Obrera, juni 1917.

10) 7 November 1917.

11) 21 November 1917.

12) R. Bardy : 1919, ‘La Commune van Budapest’, Ed. La Tête de Feuilles, 1972, p.50. 

13) V. Serge, ‘L’An I de la Révolution russe’, Ed. La Découverte, p. 509.

14) Brief van E. Mühsam aan de Kommunistische Internationale (september 1919). ‘Kommunistisch Bulletin’, 22 juli 1920.

Politieke stromingen en verwijzingen: 

Theoretische vraagstukken: