Nederland na de verkiezingen Het einde van de politieke stabiliteit?

Printer-friendly version

Afgelopen voorjaar hebben in Nederland de parlementsverkiezingen plaatsgevonden. In heel Europa werden ze met belangstelling gevolgd, waarbij iedereen zich afvoeg of Rutte erin zou slagen om voor een vierde termijn als Eerste Minister te gaan en zijn politiek van de afgelopen tien jaar zou kunnen voortzetten. Een politiek die gekenmerkt werd door soberheid en politieke stabiliteit. De uitslag van deze verkiezingen kon verder ook aanwijzingen inhouden voor de uitslag van de belangrijke verkiezingen in Duitsland dit najaar en in Frankrijk volgend voorjaar.

Nederland: toonbeeld van politieke stabiliteit

In de verschillende landen van de wereld is het virus van het populisme haar verwoestende werking in de afgelopen jaren al begonnen. Het referendum in Groot-Brittannië over de uittreding uit de EU zette een proces van chaotische politieke ontwikkeling in gang, welke nog steeds nagalmt. Het presidentschap van Trump in de VS heeft de chaos in het land aangewakkerd, met als de ware Apocalyps de bestorming van het Capitol door een horde rechts-extremisten. In Hongarije weet Orban de dreigende chaos alleen tegen te gaan door op ‘stalinistische wijze’ de touwtjes aan te halen. In Italië heeft de coalitieregering van de twee populistische partijen, gekenmerkt door 14 maanden van conflicten, Italië achtergelaten in nog grotere verdeeldheid dan voordien.

Tot nog toe was Nederland een toonbeeld van politieke stabiliteit. Afgezien van het fiasco van de regeringsdeelname van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) in 2002-2003 en de mislukte gedoogsteun van de PVV van Wilders in 2010-2012, wist de bourgeoisie in Nederland de gevolgen van de populistische opmars redelijk onder controle te houden. In 2017 was de populistische PVV al wel uitgegroeid tot de op één na grootste partij, nog net iets groter dan de christen-democratische en links-liberale D66, maar ook ver achter de grootste partij, de VVD van Rutte. Rutte zelf staat symbool voor stabiliteit, voor een bourgeoisie die de kunst van het politiek bedrijven verstaat en de populistische ‘uitwassen’, als uitdrukking van de fase van de ontbinding, tot nog toe heeft weten te neutraliseren.

Het begin van de politieke moeilijkheden

De regering Rutte II, die begon in 2012, was redelijk snel gevormd, ook al omdat hij slechts uit twee partijen bestond. De vorming van Rutte III werd daarentegen de langste regeringformatie in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Dat kwam gedeeltelijk door het feit dat er vier partijen nodig waren om een meerderheidsregering met een meerderheid in het parlement dus te formeren. Dat was voor een deel ook te wijten door het toegenomen onderlinge wantrouwen tussen de verschillende partijen. In weerwil van de titel, “Vertrouwen in de toekomst”, sprak uit het uitgebreide regeerakkoord, waarin alles tot in de details was vastgelegd, eigenlijk meer wantrouwen dan vertrouwen.

De uitslag van de verkiezingen van 2019 voor de Provinciale Staten en de Eerste Kamer vormde een eerste indicatie voor de groeiende moeilijkheden voor de Nederlandse bourgeoisie om de controle te behouden over haar politieke instellingen. Tijdens deze verkiezingen wist het populistische Forum voor Democratie vanuit het niets opeens 16 % van de stemmen te behalen en werd daarmee de grootste politieke partij in Nederland en, naast de VVD, de grootste partij in de Eerste Kamer. Deze reusachtige versterking van het populistische smaldeel in de Nederlandse politiek was een eerste waarschuwing. Deze trend kreeg haar absolute bevestiging in de uitslag van de verkiezingen voor het parlement van 17 maart van dit jaar. Nooit behaalden de populisten zoveel zetels als tijdens deze verkiezingen; samen zijn ze goed voor 28 van de 150 zetels. Dit is zelfs meer dan de 26 zetels die de LPF in 2002 behaalde. Belangrijker echter is het feit dat het parlement nog nooit zo verkruimeld was, opgedeeld is in 17 (en nu zelfs 18) fracties. Dit zijn er zelfs veel meer dan in België waar, vanwege de opsplitsing van de partijen over de taalgemeenschappen, van de meeste partijen twee versies bestaan. De enige van de klassieke zuilen die standhouden zijn de liberale met de rechts-liberale VVD van Rutte en de centrum-liberale D66. De christen-democraten (CDA), die ook deel uitmaakten van de regering Rutte III, hebben een flink verlies geleden. De groene en linkse partijen zijn verschrompeld tot ‘minipartijen’ met minder dan 10 zetels elk. Ook de populisten zijn verdeeld in vier ‘kerken’ die elkaar excommuniceren. Partijen zoals de ‘Partij voor de Dieren’ of de ‘Boerenburgerbeweging’ nestelen zich in het parlement. In de huidige Tweede Kamer halen slechts 4 partijen meer dan 10% van de stemmen, terwijl 13 partijen minder dan 10% van de stemmen behaald hebben. Het ‘ieder voor zich’ van de ontbinding brengt allerlei effecten met zich mee, zoals parlementsleden ‘die zich in de media trachten te profileren’ en zich daarbij niet langer laten weerhouden door de loyaliteit aan de eigen partij en aan de regeringscoalitie. In januari 2021 werd dit funest voor de regering Rutte, die in het parlement een meerderheid had van maar één zetel. Vanwege haar complete onvermogen om de toeslag voor de kinderopvang [1] in goede banen te leiden, had het parlement aangekondigd een motie van wantrouwen in te dienen tegen de regering. Toen de laatste besefte dat zelfs enkele leden van de coalitiepartijen de motie zouden onderschrijven, was ze genoodzaakt haar ontslag in te dienen.

Groeiende weerstand tegen ‘Zonnekoning’ Rutte

Eind maart was begonnen met de vorming van een nieuwe regeringscoalitie. Maar net toen die op gang begon te komen, kwam het opnieuw tot een botsing tussen parlementsleden en Rutte. Nadat er bekend was geworden dat er voor een van de parlementariërs (CDA parlementslid Pieter Omtzigt), die zich wat te nadrukkelijk had geprofileerd, ‘een functie elders’ werd gezocht, wilde de Tweede Kamer weten wat de achtergrond hiervan was. In het debat dat daarop volgde bleek dat dit onderwerp ter sprake was gekomen in het gesprek tussen Rutte en de beide verkenners (de voorlopers van de informateurs), iets wat Rutte in eerste instantie heftig ontkende. Pas toen hij diep door het stof was gegaan, berouw had getoond, en beterschap beloofd (‘een nieuwe bestuurscultuur’) kon hij een motie van wantrouwen, tegen hem persoonlijk gericht, afwenden. Dat deze parlementsleden ook regelmatig onderwerp van gesprek waren in de ministerraad was toen nog niet bekend, maar dat bleek later. En toen het parlement had geëist dat de notulen van de ministerraad uit de tweede helft van 2019 zouden worden vrijgegeven, bleek daaruit dat “Ze wilden geen kritische vragen en ze hebben alles geprobeerd, via anderen, om ze te intimideren en te muilkorven” (Azarkan van de partij DENK). In het debat dat volgde op de openbaarmaking van de notulen beloofde Rutte nogmaals beterschap, en voortaan meer rekening te zullen houden met de het parlement als ‘tegenmacht’.

De botsingen in april tussen de regering en de parlementariërs heeft de vorming van een nieuwe regering danig bemoeilijkt. Alle mooie beloften van Rutte, na de vermeende ‘machinaties’ van de regering in de richting van parlementsleden, lijken weinig zoden aan de dijk gezet. Uit het eindrapport dat Tjeenk Willink, de derde in de rij van kabinetsinformateurs sinds 17 maart, begin mei uitbracht blijkt dat van de 18 partijen in het parlement er sowieso 6 zijn die Rutte [2] niet meer geloofwaardig genoeg achten om met hem een nieuwe regering te vormen. Een van de pijlers waarop de bourgeoisie steunt om haar politieke systeem te verdedigen tegen de steeds groter wordende druk van de ontbinding is het naar voren schuiven (of het creëren zoals in Frankrijk) van populaire figuren die in staat zijn een belangrijk deel van de bevolking en van de politieke krachten rond zich te verenigen. Dit zagen we met Merkel in Duitsland, Macron in Frankrijk en recent ook met Draghi in Italië. Dit was ook het geval in de afgelopen 10 jaar met Rutte in Nederland. De huidige campagne tegen Rutte is een bijkomende uiting van het feit dat de Nederlandse bourgeoisie de politieke regie neigt te verliezen en dat de controle haar steeds meer ontglipt.

Het ‘ieder voor zich’ ondergraaft elke aanpak van de crisis

We zijn nu enkele maanden verder en de regeringsformatie is nog geen centimeter gevorderd. De ‘Denktank Coronacrisis’ van de Sociaal Economische Raad (SER), het belangrijkste adviesorgaan van de regering, heeft uitgangspunten geformuleerd voor de herstart van de economie en maatschappelijke activiteiten. In deze uitgangspunten staat voorop het herstel van de economie en anticiperen op toekomstige welvaart, terwijl er tegelijkertijd voor gezorgd moet worden dat maatschappelijke verworvenheden, zoals gezondheidszorg, overeind blijven. Centraal in de plannen van de bourgeoisie voor de komende periode staan dus de transitie van crisis naar herstel, overgoten met het sausje van verduurzaming en digitalisering. De bourgeoisie in Nederland lijkt dus niet te opteren voor een regering die onmiddellijk drastische bezuinigingen gaat doorvoeren en meteen de rekening presenteert van de financiële steunmaatregelen van ca. 40 miljard euro uit het coronatijdperk. De vraag blijft echter: welke vijf of zes partijen vinden een regeerprogramma dat hen niet verder in de vernieling rijdt en onder wiens leiding wordt het uitgevoerd?

Ondanks de mooie plannen, die nu door de bourgeoisie worden uitgewerkt in het kader van de formatie van een nieuwe regering, moeten we ons geen illusies maken. De bourgeoisie weet dat ze niet ongestraft kan doorgaan met geld uitgeven en de staatschuld op laten lopen. Wat ze sinds het begin van de pandemie in wezen doet, is dansen op het slappe koord. En dat tegen de achtergrond van een economie die beduidend zwakker en brozer is dan tijdens de bankencrisis van 2008. Economen voorzien dat een dergelijke politiek onvermijdelijk leidt tot een verheviging van de financiële schokken en een destabilisering van de munteenheid. Het gebrek aan controle van het politiek ‘spel’ kan de toestand alleen nog maar verergeren, want de effecten van de ontbinding blijven momenteel niet meer beperkt tot verschijnselen van de bovenbouw - zoals populisme, vluchtelingenstromen, ecologie, de verrotting van ideologie maar tasten steeds meer en steeds directer de economische basis aan van het kapitalistische systeem [3], zoals we hebben gezien met de pandemie: de ongebreidelde verspreiding van het virus heeft de wereld in een diepe crisis gestort, vergelijkbaar met de krach van 1929.

De huidige moeilijkheden van de Nederlandse bourgeoisie om een nieuwe stabiele regering te vormen, die de natie door de huidige en de komende stormen kan leiden, brengt op treffende wijze tot uitdrukking de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat zo langzamerhand tot alle uithoeken van de burgerlijke maatschappij doordringt. [4] En met de kortetermijnpolitiek, die in de fase van de ontbinding steeds meer begint te overheersen, zullen de economische voorwaarden alleen maar verslechteren, waarvan de gevolgen ongetwijfeld op de uitgebuite delen van de bevolking en met name op de arbeidersklasse afgewenteld zullen worden.

Dennis / 2021.06.07

 

[1] De zogeheten kindertoeslagaffaire bestond erin dat tienduizenden ouders in Nederland in de afgelopen jaren door de belastingdienst onterecht beschuldigd werden van fraude met de kinderopvangtoeslag. Hierdoor zijn deze gezinnen in zware problemen gekomen die zich niet allen beperken tot financiële problemen, maar ook problemen betreffen rondom huisvesting, zorg en de opvoeding van kinderen. Het werd een heuse affaire vanwege het feit dat de regering de ernst en de omvang deze beschuldigingen niet bekend wilde maken aan het parlement.

[2] Na tien jaar onafgebroken regeringsleider te zijn geweest, van 2010 tot 2020, is Rutte wat autocratische trekken gaan vertonen. Hij dicteert wat er moet gebeuren. Rutte en overheid is bijna synoniem geworden, zoals Ploumen van de PvdA onderstreepte: “Rutte gedraagt zich als een Zonnekoning.”

[4] De rellen in het weekend van 23 en 24 januari 2021 waren voor Nederlandse begrippen ongekend. Het waren niet eens de grote aantallen, maar het feit dat de rellen in 25 plaatsen tegelijk plaatsvonden, dat hier en daar teststraten vernield werden en in Twente zelfs een ziekenhuis werd aangevallen. Dit is een duidelijk bewijs dat de effecten van de ontbinding steeds meer om zich heen grijpen.

People: 

Territoriale situatie: 

Recent en lopend: 

Rubric: 

Coronacrisis