Door de crisis die het anarcho-sindikalistische milieu sedert enkele jaren verscheurt leiden de debatten tot een hele reeks van krachtenbundelingen. De stellingname van het bulletin A trop courber l’échine (Teveel het hoofd gebogen) is heel representatief voor het soort van vragen dat er in discussie is: “Wij zijn de erfgenamen van de oude revolutionaire beweging. Wij hebben er de wezenlijke actie- en organisatiemiddelen van bewaard zoals de sabotage, het internationalisme, de zelforganisatie en de directe actie. Wij hebben er vooral het doel van bewaard: het kommunisme. [...] Maar met welke werkelijkheid worden wij momenteel geconfronteerd? Zien wij een klasse die er voor strijdt om werkelijk haar toekomst te verwezenlijken? [...] Het begrip ‘klasse’ is steeds minder geldig om onze analyses te verhelderen en onze acties te leiden. Wij stellen inderdaad vast dat in de rijkere en geïndustrialiseerde landen het merendeel van onze tijdgenoten zichzelf niet meer herkennen als behorend tot een sociale klasse. Hoe kunnen wij de proletariër van vandaag definiëren? [...] Zich inbeelden dat de huidige eisenbewegingen iets gemeenschappelijks hebben met de oude revolutionaire arbeidersbeweging is een valse voorspiegeling. [...] Maar wat er vooral ontbreekt aan deze huidige bewegingen is juist wat kenmerkend was voor de oude beweging: een bewustzijn, een ethiek en een vastberaden wil om de wereld radicaal te veranderen. [...] Wat is er eigenlijk gemeenschappelijk in een 24-uurs staking voor het verkrijgen van een loonsverhoging van 1% en de daden die gesteld werden door het revolutionaire proletariaat? Niets.”