Over de arbeidersmanifestatievan 2 oktober in Amsterdam
De uitgesproken onvrede en het massale karakter van de manifestatie tegen de bezuinigingen door de Nederlandse regering op 2 oktober in Amsterdam met zijn circa driehonderdduizend demonstranten kwam voor veel manifestanten als een verrassing. Zowel de discussies tijdens onze tussenkomst op 2 oktober als de opmerkingen op onze openbare bijeenkomst enkele dagen later bevestigden dit.
Samen met de sociale bewegingen in landen als Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk of Spanje geeft ze een onmiskenbaar bewijs dat de arbeidersklasse wel degelijk nog altijd bestaat, alle campagnes ten spijt die ons reeds 15 jaar naar het hoofd worden geslingerd (1).
Onder de titel Het geweldige succes vonden we over deze manifestatie een kritische beoordeling op de website van Eurodusnie uit Leiden (2). Daarin wordt naast een lichtjes ironische beschrijving van de gebeurtenissen, vooral ook enkele belangrijke overwegingen gegeven die we warm begroeten en waarvan we de belangrijkste gedeelten niet aan onze lezers willen onthouden:
“Enthousiasme alom, maar is daar werkelijk zoveel reden toe? Voor traditionele marxistische organisaties als de Internationale Socialisten en Offensief zijn het gouden tijden. Offensief, dat er zelf prat op gaat actief te zijn binnen bonden en de SP, stelt dat ‘de vakbonden leiding moeten blijven geven aan het opkomende verzet’ [...] Jammer voor de marxisten, maar FNV voorzitter Lodewijk de Waal zelf zal echter niet zo hard van stapel lopen. Met de massamanifestatie willen de bonden laten zien dat men nog steeds beschikt over een mobiliseerbare achterban en dat men recht heeft op een rol in het besluitvormingsproces, dat bepaalt waar hoeveel bezuinigd gaat worden. Want dat er fors moet worden ingegrepen in de sociale uitgaven, hebben zowel kabinet, bonden als oppositiepartijen herhaaldelijk verklaard.
[...] Door zowel de bonden als Keer het Tij wordt indirect gesuggereerd dat een regering geleid door de PvdA, beter is dan de huidige. De vraag is of een dergelijk kabinet werkelijk de ontevreden inwoners van Nederland ten goede zal komen. De twee Paarse Kabinetten (1994-2002), die onder leiding van de PvdA stonden, hebben laten zien waar de PvdA voor staat. [...] De net als de PvdA sociaal democratische FNV slikte in de polder maatregel na maatregel. [...] In feite is het huidige ‘centrum rechtse beleid’ op hoofdlijnen een voortzetting van het ‘centrum linkse beleid’ van de jaren negentig. [...]
Het terugbrengen van de PvdA en de vakbonden in het centrum van de macht zal de ingeslagen koers niet gaan veranderen. Helaas voor de traditionele marxisten, de vakbondsbonzen, de linkse politieke partijen en andere leiders van het verzet, het is niet meer de tijd om de verzorgingsstaat terug te eisen. [...] Het is duidelijk dat met de huidige koers, die een linkse en een rechtse variant kent, iedere vorm van solidariteit wordt gebroken. De ‘confrontatie’ tussen de bonden en de regering lijkt nog het meest op een rituele paringsdans waarbij al lang en breed overeenstemming bestaat over de hoofdlijnen van het beleid, maar voor de vorm nog wat wordt geharreward over de details. De bonden willen niets liever dan terug naar de onderhandelingstafel. ‘Als het kabinet serieus wil onderhandelen, kan het morgen bij ons langs komen’ zei de Waal op het Museumplein. De rol van de vakbonden in het controleren en verstikken van de creatieve onrust van dit moment kan niet worden overschat. Doekle Terpstra was hier op het Museumplein glashelder over: ‘Er is onrust in de hele maatschappij. Wij, de vakbeweging hebben die onrust slechts gekanaliseerd. Daar zijn we voor. Wij kunnen ook, samen met de regering zorgen voor draagvlak.’ [...]
Voor iedereen die werkelijke veranderingen wil, is het de tijd om uit het defensief te komen en niet langer de trieste linkse leiders te volgen in hun strijd tegen de afbraak, maar met een nieuw verhaal en nieuw elan in verzet te komen. Er is onrust, onvrede, er is een onbewuste wens te ontkomen aan de fragmentatie en individualisering van de kapitalistische disciplinering waarin iedereen word geacht zo efficiënt en gemotiveerd mogelijk te produceren van de wieg tot het graf. In de strijd voor een solidaire samenleving moet niet alleen worden afgerekend met dit rechtse kabinet, maar ook met de nostalgie van links naar de verzorgingsstaat en polderoverleg.”
De vraag die de schrijvers opwerpen of er wel reden is tot zo een overweldig enthousiasme naar aanleiding van de manifestatie is terecht. De vraag gaat niet zozeer over het feit dat de arbeiders massaal manifesteren en zich voor de strijd tegen de regeringsmaatregelen mobiliseren, wat samen met de reacties in andere landen deel uit maakt van de ommekeer in de klassenstrijd die er plaats vindt (3) als wel over de manier waarop dit vandaag gebeurt. We zijn het volkomen eens dat zolang die mobilisaties achter burgerlijk links en de vakbonden plaatsvinden dit slechts tot gevaarlijke illusies en nederlagen kan leiden. De ontwikkeling van een effectieve strijd kan slechts, zoals dit reeds herhaalde malen in het verleden werd aangetoond, buiten deze inkapselingorganen om en tegen hen in plaatsvinden.
We begroeten dus de meer dan kritische houding van de schrijvers ten opzichte van de vakbonden, links en ultralinks. Links en rechts hebben inderdaad momenteel geen ander wezenlijk programma aan te bieden. Regering en oppositie, ondernemers en vakbonden waren het vanaf het begin, zoals de schrijvers stellen, volkomen met elkaar eens over de te nemen maatregelen. En wanneer links en de vakbonden de illusies blijven propageren over mogelijk overleg dan is dat minder uit nostalgie dan wel als bewuste strategie om de strijd te saboteren.
Zo moet de "paringsdans" tussen links en rechts de ‘democratische’ illusies koesteren alsof er nog enig verschil kan gemaakt worden door een ‘linkse regering’. Hun rol en voornaamste doel vandaag is de arbeidersklasse te misleiden en iedere invraagstelling van dit uitzichtloze systeem te vermijden. Hun oproepen tot ‘realisme’ moeten de arbeiders er toe brengen de logica van de crisis en dus de noodzaak tot offers met drastische bezuinigingen te aanvaarden.
Wanneer de schrijvers een onderscheid maken tussen traditionele en niet-traditionele marxisten in het kamp van ultralinks willen we hen wel de vraag stellen wat dat onderscheid dan wel mag zijn? Voor ons in ieder geval zijn stalinisten en trotskisten helemaal geen marxisten of verdedigers van de arbeidersbelangen: ondanks al hun arbeiderstaal zijn het de kritische verdedigers van het staatskapitalisme.
We zijn het er ook roerend mee eens dat de vakbonden er voor zorgen dat de arbeidersstrijd in het gareel van de vakbondscontrole wordt gehouden. Zij trachten ieder verzet te kanaliseren teneinde het te saboteren en de klasse te ontmoedigen. Zo begon het in de loop van het voorjaar van 2004 tot de heersende klasse door te dringen dat de sfeer veranderde en dat de arbeiders niet langer van plan waren de maatregelen lijdzaam te ondergaan. Dat noodzaakte de vakbonden tot een verandering van strategie om de onvrede te steriliseren. Wanneer de hele politiek van de vakbeweging gericht bleef op het zo snel mogelijk begraven van de beweging en de terugkeer naar de onderhandelingstafel, waarover de arbeiders geen enkele controle hebben, dan was dat inderdaad om deze doos van Pandora zo snel mogelijk weer te sluiten.
We onderschrijven de oproep van de schrijvers dat Voor iedereen die werkelijke veranderingen wil, het de tijd is om uit het defensief te komen. Daarbij is het volgens ons van belang de betekenis van de manifestatie van 2 oktober niet te onderschatten als uitdrukking van een ommekeer in de klassenstrijd na een periode van bijna vijftien jaar teruggang en klassenvrede, maar eveneens de vele hinderpalen te onderkennen die er nog opgeruimd moeten worden na een zo lange periode. De arbeiders hebben inderdaad nog een lange weg af te leggen om hun strijd zelfstandig te voeren, onder eigen controle, op eigen terrein en voor hun eigen klassenperspectieven.
Tot slot, in schril contrast met veel anderen in het brede milieu van ‘autonomen’, ‘actiegroepen’ of elementen die zich graag op het anarchisme beroepen, vinden we in deze tekst de arbeidersklasse in het centrum van de overwegingen. Inderdaad als er al sprake was van strijd tegen uitbuiting bij vele van deze groepen of elementen, dan staat die in het gunstigste geval naast en op één lijn met allerlei ‘andere strijdvormen’ tegen onderdrukking in het algemeen zonder enig onderscheid. De discussie die zich ontspon op de website naar aanleiding van het artikel toont aan dat in hun zoektocht naar alternatieven velen in dit milieu nog met belangrijke vragen zitten in dit verband.
De auteurs hebben het er kennelijk wel nog moeilijk mee om in alle openheid de zaken bij hun naam te noemen. Zo vinden we de termen, die in hun ogen wellicht te ‘traditioneel’ marxistisch klinken, als klassenstrijd, arbeidersklasse, arbeidersbewustzijn niet terug. De vraag die we echter willen stellen wanneer er een oproep wordt gedaan aan iedereen die werkelijke veranderingen wil is: welke kracht in de maatschappij is in staat de omvorming van de maatschappij door te voeren en een eind te maken aan elke vorm van uitbuiting? Het onderkennen immers dat het proletariaat de enige klasse is die in staat is een revolutionair project te ondernemen geeft een duidelijk kader aan de discussie: waarvoor we staan, met wie, en waar we naar toe gaan.
Met de ineenstorting in 1989 van het Oostblok en zijn regimes, die niets anders waren dan een karikatuur van een algemene tendens naar staatskapitalisme, heeft de bourgeoisie aanhoudende campagnes gevoerd over het verdwijnen van de arbeidersklasse, de dood van het kommunisme en het bankroet van het marxisme. Die leugens worden stilaan doorprikt door de realiteit. Om, uit het defensief te kunnen komen is het van levensbelang dat de verspreide minderheden die werkelijke veranderingen nastreven, elkaar weten te vinden in een open debat ter verheldering van de aard, de doelen en de middelen van de strijd die daarvoor gevoerd moet worden. Het historisch kader van de gebeurtenissen, de dynamiek die er in vervat zit, de beslissende rol die het bewustzijn speelt in de ontwikkeling van de strijd en tenslotte de inschatting van de krachtsverhoudingen die bestaan tussen de klassen zijn zovele aspecten die in dit debat vervat zitten. Voor ieder van ons is het belangrijk vandaag om goed na te denken over de betekenis van dit keerpunt in de klassenstrijd, niet alleen in Nederland, maar internationaal, en er de lessen uit te trekken voor de toekomst (3). De IKS wil dit broodnodige debat met alle geïnteresseerden verder zetten. Ondermeer stellen wij onze openbare- en discussiebijeenkomsten hiervoor wijd open.
Lac / 06.11.2004
(1) Zie het artikel in dit blad pagina 1 en de bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 103.
(2) Artikel gedateerd 6 oktober 2004, zie: eurodusnie.nl.
(3) Zie vooral: Een keerpunt in de internationale klassenstrijd, in: Internationalisme nr. 302, en: Het einde van de ‘welvaartsstaat’ opent een nieuw vooruitzicht voor de klassenstrijd, in Internationalisme, nr. 308.
Sinds haar ontstaan heeft de arbeidersbeweging het hoofd moeten bieden aan de repressie van de bourgeoisie. Toch zou het een ernstige dwaling zijn ‑ getuigend van uiterste naïviteit ‑ om te geloven dat deze repressie alleen de vorm aanneemt van fysieke repressie die uitgeoefend wordt tegen stakingen of arbeidersopstanden.
De proletarische revolutie zal de eerste revolutie in de geschiedenis zijn waarvan het succes fundamenteel zal afhangen van het revolutionaire klassenbewustzijn van haar eigen doelstellingen, het uiteindelijke doel van haar strijd tegen het kapitalisme: het kommunisme. Dit historisch klassenbewustzijn ontwikkelt zich binnen de kapitalistische maatschappij onvermijdelijk op een heterogene manier binnen het proletariaat. Daarom kristalliseert het bewustzijn van de revolutionaire klasse zich allereerst in de politieke organisaties, de minderheidsvoorhoedes van de arbeidersklasse.
Als ironie van de geschiedenis heeft de bourgeoisie dikwijls scherpzinniger dan de massa’s zelf de fundamentele rol van de revolutionaire organisaties ingezien. Altijd al besteedde ze bijzondere aandacht aan de politieke organisaties die zich beroepen op de kommunistische revolutie, zelfs in de periodes waarin deze een uiterst kleine minderheid zijn, ja zelfs compleet onbekend zijn bij het proletariaat in zijn geheel. Dit geldt ongeacht het politieke regime van het moment. Om slechts twee voorbeelden te geven die ons direct aangaan:
‑ een belangrijk deel van ons boek over The Italian Communist Left is ontleend aan de geheime politiearchieven van Mussolini, die een spion had in het qua ledental onbetekenende groepje dat Bilan in de jaren dertig was;
‑ helemaal aan het begin van het bestaan van de groep die later onze afdeling in Frankrijk zou worden vernamen wij via een verklikker die spijt kreeg, dat onze organisatie al onder politiebewaking stond.
De revolutionairen hebben op één moment in de geschiedenis de methoden van de politieke politie op uitgebreide manier kunnen onderzoeken: na de revolutie van Oktober 1917, toen de archieven van de tsaristische geheime politie ‑ de Ochrana ‑ in handen vielen van de Bolsjewiki. Zich baserend op deze archieven schreef Victor Serge zijn boek “Wat elke revolutionair moet weten over de repressie”. Dit blijft een uitzetting van grote waarde voor het begrijpen van politiemethoden. Zoals Victor Serge zei was de Ochrana het “prototype van de moderne politieke politie”. Maar zoals we zullen zien ontstonden spionage en politieprovocatie niet met de Ochrana en hebben de revolutionairen niet op het boek van Serge gewacht om te begrijpen waarom ze zoveel in de belangstelling stonden.
Wat is het doel van deze politie‑interesse? Het gaat niet louter om het bespioneren, onderdrukken en vernietigen van revolutionaire organisaties. De bourgeoisie ‑ en haar politieke politie ‑ weten heel goed dat de politieke organisaties van het proletariaat niet ontstaan in de hoofden van de individuen die er deel van uitmaken maar uit de voorwaarden zelf van de klassenstrijd en de voortdurende oppositie tussen de arbeidersklasse en de kapitalistische maatschappij.
Het is geen toeval dat het personage van de provocateur altijd al veracht werd in de arbeidersbeweging, zowel in de politieke organisaties als in de organismes die de arbeidersklasse tot ontwikkeling brengt in haar strijd (algemene vergaderingen, fabriekcomités, enzovoort). Van hun ontstaan af aan hebben de politieke organisaties van de arbeidersklasse geprobeerd zich te wapenen tegen de activiteit van provocateurs. Zo is in de statuten van de London Corresponding Society (destijds één van de eerste werkelijke politieke arbeidersorganisaties) in 1795 de volgende zin te lezen: “Al diegenen die proberen om de orde te verstoren, onder het voorwendsel van het tonen van hun ijver, hun moed of om een andere reden, zijn verdacht. Een luidruchtig karakter is zelden een teken van moed, en een teveel aan ijver verbergt dikwijls verraad” (1). Op dezelfde manier vermeldde de Bond van Kommunisten, (waarvoor Marx het beroemde Manifest schreef in 1848) in artikel 42 van zijn statuten: “Aan de kant gezette individuen of geroyeerden, net als verdachte individuen in het algemeen, moeten door de Bond in de gaten worden gehouden en belet worden om schade te berokkenen”.
Toch kent de efficiëntie van de provocateur grenzen. Zoals Victor Serge nog eens onderstreept: “[...] De provocatie kan slechts schade berokkenen aan enkelingen of groepen [...] zij staat evenwel machteloos tegenover de revolutionaire beweging in haar geheel. Wij hebben een provocateur aan het werk gezien die zich belastte met het binnensmokkelen van bolsjewistische literatuur in Rusland (1912); een andere (Malinovski) die in de Doema (het Russisch Parlement) toespraken houdt die door Lenin waren geschreven [...]. Of een propagandabrochure verspreid wordt door een provocateur of door een toegewijde militant, het resultaat is hetzelfde: het wezenlijke is dat het gelezen wordt [...] Wanneer de geheime agent Malinovski in de Doema de woorden van Lenin laat weerklinken heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken geen reden om zich te verheugen op het succes van zijn betaalde agent. De woorden van Lenin hebben voor het land een veel groter belang dan de stem van die ene ellendeling op zichzelf”.
Erger nog dan de provocatie op zichzelf zijn de verdachtmaking en het wantrouwen die zich binnen de organisatie kunnen nestelen wanneer haar leden het mikpunt worden van provocaties. Dat is des te meer het geval omdat ‑ buiten dit unieke geval waarbij de archieven van de Ochrana werden buitgemaakt ‑ de revolutionairen duidelijk niet over de middelen beschikken om naar bewijsstukken te zoeken in de politiearchieven, en de politie doet er alles aan om de sporen uit te wissen en de werkelijke spionnen te beschermen. Erger nog, de politie heeft er zelfs geen behoefte aan om te ageren, zij hoeft alleen het wantrouwen en de verdachtmaking binnen te laten sijpelen en de vruchten er van te plukken: de verlamming, zelfs het uiteenspatten van de revolutionaire organisatie. Het boek van Thompson geeft ons een treffend voorbeeld van deze verlamming die de London Corresponding Society trof: “In 1794 werd een zekere Jones, van Tottenham, (ten onrechte) aangeklaagd wegens spionage, wegens heftige resoluties, waarvan men verdacht dat deze _ten doel hadden de Society in de val te lokken’. Zoals ons Groves (de echte spion) niet zonder een zekere listige humor rapporteerde, beklaagde Jones zich over het volgende: Als een burger een resolutie voorstelt die een beetje te energiek overkomt, dan wordt hij aangezien voor een door de regering gestuurde spion. Maar indien een burger in zijn hoekje gaat zitten en niets zegt, dan zou het zijn omdat hij gadeslaat wat er gebeurt en om er een rapport over te maken [...] de burgers weten niet meer wat te doen’” (2).
Het wantrouwen binnen een organisatie is een verlammende en splijtende factor voor een revolutionaire organisatie, maar de verdachtmaking is een verschrikkelijke en soms ondraaglijke last voor de individuele militant (Serge citeert het voorbeeld van militanten die zelfmoord pleegden of wanhoopsdaden begingen omdat ze er niet in slaagden ontlast te worden van een onterechte verdenking). Een kommunistisch militant gaat in oppositie tegen heel de burgerlijke maatschappij en alle kenmerken ervan. Hij wordt in de ban gedaan door de maatschappij, nagewezen door heel de burgerlijke propagandamachine, in het gunstigste geval als een fantast, in het ergste als een bloeddorstige misdadiger. Hij kan ongestraft als een beest worden opgejaagd. Om met opgeheven hoofd te blijven moet de kommunistische militant niet alleen een onwankelbare overtuiging behouden in de historische taak van het proletariaat, in de toekomst van de mensheid en in de noodzaak en mogelijkheid van de kommunistische revolutie. Hij moet ook zijn eer als militant bewaren, het respect en het vertrouwen van zijn strijdmakkers. Voor een kommunistisch militant bestaat er geen erger schaamte dan aangewezen te worden als verrader. Verdachtmakingen zijn gemakkelijk te verspreiden, maar heel moeilijk te weerleggen. Daarom hebben kommunistische militanten de plicht om hun waardigheid te verdedigen tegenover verdenkingen en laster, net zoals de organisatie de verantwoordelijkheid draagt dit vergif, dat de eenheid en de solidariteit onder kameraden vernietigt, niet in haar midden te tolereren.
Karl Marx publiceerde in 1860 niet zomaar zijn aanklacht tegen Karl Vogt, een agent van Napoleon III die Karl Marx er zelf van beschuldigd had een agent van de politie te zijn. De goed bedoelende’ burgerlijke commentatoren zien in deze tekst meestal een zwakheid van Marx, een zijsprong in zijn filosofisch’ werk om zich te verweren tegen een verachtelijk individu. En zij beschouwen zijn tekst ‑ met zijn minutieuze aandacht voor de meest lamentabele details van de activiteit van Vogt ‑ als een voorbeeld van het 'autoritarisme’ van een Marx die geen tegenspraak dulde. Zo wordt de houding van Marx, die er een hekel aan had om in het openbaar over zichzelf of zijn eigen zaken te praten, onbegrijpelijk. Maar toen zag hij zich gedwongen om een heel jaar te besteden aan dat onvermijdelijke werk van het verdedigen van zowel zijn eigen persoonlijke eer als revolutionair en van de beweging waarvan hij deel uitmaakte.
Victor Serge had wel degelijk gelijk toen hij schreef: “[...] Het is een traditie: de vijanden van de actie, de lafaarden, de goed geïnstalleerden, de opportunisten halen graag hun wapens uit de goot! Zij gebruiken verdachtmaking en laster om de revolutionairen zwart te maken”. Het gevaar van ongecontroleerde verdachtmakingen binnen de organisatie werd goed begrepen door alle revolutionairen uit het verleden. Hiervan getuigen reeds de statuten van de Bond der Rechtvaardigen, de voorloper van de Bond van Kommunisten (het klad van de statuten dateert van 1843): “Indien iemand zich wil beklagen over personen of vraagstukken die de Bond aangaan, moet hij dat openlijk in de vergadering [van de afdeling] doen. Kwaadsprekers zullen worden uitgesloten”. (Punt 9).
Op het einde van de negentiende eeuw werd dit basisstandpunt nog verfijnd. Het volstaat niet langer om de kwaadspreker uit te sluiten, men moet het middel vinden om deze eventuele aanklachten te behandelen zonder dat ze schade kunnen berokkenen aan de organisatie wanneer zij ongegrond zijn. Deze methode van de arbeidersbeweging wordt vooropgesteld in de statuten van de Berlijnse afdeling van de Duitse sociaal‑democratische partij, die in 1882 verklaarde (toen de partij nog in de illegaliteit werkte): “Iedere militant – zelfs al is het een welbekende kameraad – heeft de plicht om discreet te blijven omtrent de onderwerpen die binnen de organisatie bediscussieerd worden – waar het ook over gaat. Indien een kameraad een klacht hoort over een andere kameraad, dan heeft hij in de eerste plaats de plicht om deze vertrouwelijk te behandelen. Bovendien moet hij hetzelfde eisen van de kameraad die hem geïnformeerd heeft over de aanklacht; hij moet de reden van de aanklacht onderzoeken en te weten komen waar zij vandaan komt. Hij moet de secretaris [van de afdeling] er van verwittigen, en deze dient het vraagstuk op te helderen in een confrontatie tussen aangeklaagde en aanklager [...]. Elke andere actie, zoals bijvoorbeeld het verspreiden van verdachtmakingen verdenkingen die niet bekend zijn bij de secretarissen [dat wil zeggen van de verantwoordelijken van de afdeling] zal ernstige schade veroorzaken. Aangezien de politie er een notoir belang bij heeft om de verdeeldheid in onze rangen te stimuleren door het rondstrooien van verdachtmakingen moet elke kameraad die zich niet houdt aan de hierboven beschreven procedure beschouwd worden als een persoon die in dienst staat van de politie” (3).
Het is overduidelijk dat de revolutionairen destijds onder de voorwaarden van de illegaliteit doorlopend bekommerd waren met het gevaar van infiltratie van de politie in hun rangen. Maar de verdachtmaking binnen de organisatie is niet altijd het werk van de politie, ze kan ook ontstaan zonder de minste provocatie. Zelfs wanneer deze aantijgingen gelanceerd worden met de beste bedoelingen om de organisatie te beschermen, kan het wantrouwen dat ze teweegbrengen nog gevaarlijker zijn voor de gezondheid van de organisatie, en voor de veiligheid van de militanten zelf, dan de werkelijke provocatie zelf. Dat is wat Victor Serge ook nog aantoont: “Aantijgingen worden gemurmeld, vervolgens worden ze luidop gezegd, meestal is het onmogelijk om ze na te trekken. Het heeft onnoemelijke kwalen tot gevolg, op sommige vlakken nog erger dan de kwalen die toegebracht worden door de echte provocatie [...]. Dit kwaad ‑ de verdachtmaking, de argwaan onder ons ‑ kan enkel ingeperkt worden door een grote wilsinspanning.
Nooit ‑ en dat is trouwens een absolute voorwaarde voor iedere zegevierende strijd tegen de werkelijke provocatie en waarvan elke lasterlijke aantijging waar een militant bij betrokken is de inzet vormt ‑ mag iemand lichtvaardig beschuldigd worden en nooit mag een geformuleerde aantijging tegen een revolutionair naar de prullenmand verwezen worden. Iedere keer als er iemand verdacht wordt van een dergelijke verdenking, moet er een jury van kameraden worden samengesteld die zich uitspreekt over de aantijging of de verdachtmaking. Het zijn eenvoudige regels die in acht moeten worden genomen met onwrikbare striktheid als men de morele gezondheid van de revolutionaire organisaties wil bewaren”.
In dit eerste deel hebben wij geprobeerd aan te tonen dat:
‑ ten eerste, de politieprovocatie bestaat sinds het begin van de arbeidersbeweging, en dat deze tot doel heeft de organisatie van de revolutionairen te vernietigen door in haar midden wantrouwen te zaaien;
‑ ten tweede, dat dit wantrouwen in het midden van de organisatie niet noodzakelijk het werk is van de politie maar dat het ook kan voortkomen uit eenvoudige ongegronde aantijgingen;
‑ ten derde, dat de revolutionairen dergelijke aantijgingen altijd als even gevaarlijk beschouwd hebben voor de gezondheid van hun organisaties als wanneer deze het werk van de politie waren;
‑ tenslotte, dat d revolutionaire organisaties een methode hebben uitgewerkt om dergelijke aantijgingen te behandelen. Die methode bestaat er eerst en vooral uit om ze af te bakenen in een welomschreven organisatorisch kader om te vermijden dat het wantrouwen zich als een virus, op ongecontroleerde wijze, verspreidt binnen de organisatie. De IKS heeft zich altijd ingespannen om deze methode, een erfenis van de arbeidersbeweging, toe te passen bij aantijgingen of verdenkingen tegen militanten.
De kommunistische organisatie heeft geen 'natuurlijke’ plaats binnen de burgerlijke maatschappij, in tegendeel, zij is een vreemd lichaam in deze maatschappij. De tegenstelling tussen de beginselen van het kommunisme en de burgerlijke ideologie spelen zich niet alleen af buiten de organisatie maar ook binnenin. De infiltratie van deze ideologie die vreemd is aan het proletariaat kan tot uiting komen in opportunistische politieke standpunten die een deel van de organisatie kunnen besmetten. Maar het kan ook gebeuren op een veel verraderlijker manier, via individueel gedrag dat ontleend is aan dat van de heersende klasse (of bepaalde sociale lagen zonder historische toekomst) en die diametraal tegengesteld zijn aan wat het gedrag van een kommunistische militant zou moeten zijn
De IKS heeft altijd duidelijk gemaakt dat het politiek gedrag van militanten een vraagstuk is dat in verband staat met de beginselen van de klasse die de draagster is van het kommunisme. Tegen het gif van wantrouwen en verdachtmakingen bevestigen wij dat “de verhoudingen die de militanten van de organisatie met elkaar aanknopen onvermijdelijk de sporen vertonen van de kapitalistische maatschappij [...]. Toch mogen zij niet in flagrante tegenstelling staan tot het doel dat de revolutionairen nastreven en zijn noodzakelijkerwijs gebaseerd op onderlinge solidariteit en wederzijdse vertrouwen die duidelijk maken dat de organisatie deel uitmaakt van de klasse die het kommunisme in zich draagt”. (Platform van de IKS). Al in onze statuten legden we er de nadruk op dat het gedrag van een militant niet in tegenstelling mag staan tot het doel waarvoor wij strijden, en dat de debatten binnen de organisatie “gevoerd moeten worden met de grootst mogelijke striktheid maar tegelijkertijd door zich te onthouden van persoonlijke aanvallen die niet de plaats mogen innemen van samenhangende politieke argumentatie”. Deze gedragsregels aan zijn laars lappen, zich laten inpalmen door de concurrentiegeest die ingelepeld wordt door de kapitalistische maatschappij kan er toe leiden dat militanten zich ver verwijderen van de geest van het debat tussen kommunisten. In bepaalde gevallen kan het hen er zelfs toe drijven om (bijvoorbeeld wanneer ze in de minderheid zijn geraakt of het hen in de loop van een debat aan argumenten ontbreekt) verdachtmakingscampagnes te uiten tegen hun eigen kameraden, die dan gezien worden als tegenstanders die gevloerd moeten worden.
Het gebruikmaken van verdachtmakingscampagnes tegen militanten binnen revolutionaire organisaties heeft de arbeidersbeweging heel de geschiedenis vanaf haar ontstaan begeleid. Het volstaat om de terug te kijken op de verdachtmakingen van Bakoenin tegenover Marx binnen de IAA (Eerste Internationale) die er van beschuldigd werd een 'dictator’ te zijn (omdat hij ... Jood en Duitser was!), de verdachtmakingen die de Mensjewieken verspreiden na het congres van de POSDR in 1903 tegen Lenin, die ervan werd beschuldigd _een terreurregime zoals Robespierre te willen laten heersen in de partij’. Wij kunnen ook het extreme geval aanalen van de verdachtmakingscampagnes tegen Rosa Luxemburg, die opgezet werden door de opportunistische elementen van de Duitse sociaal‑democratische partij, die later zouden verraad plegen tegen de beginselen van de arbeidersklasse in 1914. Zo werd Rosa Luxemburg er in de wandelgangen van de partij van beschuldigd er _libertijnse’ zeden op na te houden (en zelfs een agente te zijn van de tsaristische politie, de Ochrana) door militanten die enkele jaren later in januari 1919 de moord op haar zouden organiseren: de bloedhond Noske en zijn spitsbroeders Ebert en Scheidemann.
Slechts één voorbeeld van onze voorlopers van de Kommunistische Linkerzijde in Frankrijk. Ook zij werden geconfronteerd met verdachtmakingen binnen de organisatie, zoals men kan lezen in de resolutie aangenomen op de conferentie van de GCF (Gauche Communiste de France) in 1945:
“Door goedkeuring van de resolutie op de algemene vergadering van 16 juni, die de breuk vaststelde met deze elementen van de organisatie [...] keert de conferentie zich vooral tegen de laaghartige verdachtmaking, die het geliefkoosde wapen geworden is van deze elementen tegen de organisatie en tegen de individuele militanten ervan."
Door hun toevlucht te nemen tot dergelijke methodes, scheppen deze elementen, als illustratie van hun zogenaamde politiek, een vergiftigde atmosfeer door wantrouwen te zaaien, de dreiging met pogroms (volgens hun eigen bewoordingen), het gangsterisme, en vereeuwigen zij aldus de laakbare traditie die tot op vandaag het voorrecht van het stalinisme was.
"De conferentie oordeelt dat het dringend is om er een eind aan te maken, en niet langer toe te staan dat verdachtmakingen de plaats innemen van politieke debatten in de betrekkingen tussen de militanten. Daarom richt zij zich tot de andere revolutionaire groepen om hen te vragen een eretribunaal op te richten, zich uit te spreken over de revolutionaire moraal van de belasterde kameraden en het kwaadspreken en de kwaadsprekers elk bestaansrecht te ontzeggen binnen de rangen van het proletariaat”.
Door het uitsluiten van het kwaadspreken en van de kwaadsprekers uit de eigen rangen zet onze organisatie de strijd van de revolutionairen uit het verleden voort, ter verdediging van de organisatie, tegenover alle pogingen om haar te vernietigen. Verdachtmaking hoort niet alleen niet thuis in de rangen van het proletariaat maar bovendien is het één van de geliefkoosde wapens van de bourgeoisie om de kommunistische organisaties zwart te maken en een veralgemeend wantrouwen te zaaien tegenover de standpunten die zij verdedigen. Om zich daarvan te overtuigen volstaat het om bijvoorbeeld de campagnes te citeren die gevoerd werden tegen Lenin (door de regering Kerenski die hem er van beschuldigde een agent van de Keizer en van het Duitse imperialisme te zijn) om de bolsjevistische partij zwart te maken aan de vooravond van de revolutie in Rusland. Ook werden er campagnes gevoerd tegen Trozki (die er van beschuldigd werd een agent van Hitler en het fascisme te zijn) om in de jaren 1930 elke strijd tegen het stalinisme te bekladden.
De strijd tegen de verdachtmakingen is niet alleen van levensbelang voor de militanten en de organisatie waartoe zij behoren. Hij gaat alle organisaties van de kommunistische beweging aan. Tegenover dergelijk vernietigend gedrag, dat om het even welke burgerlijke staat in de kaart speelt, heeft de IKS de plicht om het geheel van het proletarisch politiek milieu te waarschuwen. “Wanneer dergelijk gedrag bewezen is, is het de plicht van de organisatie om maatregelen te nemen die niet enkel haar eigen veiligheid beogen maar ook die van de andere kommunistische organisaties” (International Review, nr. 33, Rapport over de structuur en het functioneren van de organisatie).
IKS / 21.02.02
(1) Geciteerd uit E.P.Tompson, The making of the English working class, hoofdstuk 14.2, A army of redressers.
(2) Thompson, op.cit.
(3) Geciteerd door Fricke, History of the German Workers’ Movement, 1869‑1917.
In haar “Antwoord op de stompzinnige beschuldigingen van een organisatie die uit elkaar valt”, gepubliceerd op haar website, heeft het IBRP (1) een volgende grens overschreden in haar ernstig opportunistisch afglijden, dat we reeds duidelijk maakten in ons artikel “Het IBRP in gijzeling genomen door herrieschoppers!”: ze rechtvaardigt nu de anti-proletarische gebruiken van een parasitaire groep die zichzelf “Interne Fractie van de IKS” noemt.
Het ‘Antwoord’ van het IBRP begint met het bekritiseren van “het uiterst vulgaire karakter” van de toon van ons artikel, waarin wij de zogenaamde ‘Interne Fractie van de IKS’ (IFIKS) hebben afgedaan als een bende “herrieschoppers”. Als het IBRP de vermoorde onschuld speelt dan betekent dat niet dat zijzelf ‘beschaafder’ omgangsvormen heeft, die van een ‘heer’, want ze staat borg voor de methodes van de IFIKS en gebruikt deze voor haar eigen doeleinden. Vandaar dat het IBRP geen aanmerkingen had nóch op de vulgariteit van de tekst van de IFIKS getiteld “;Smaad kent geen grenzen”, nóch op “het uiterst vulgaire karakter” van de methoden van deze herrieschoppertjes, die geen scrupules kennen als ze nu oproepen tot pogroms tegen onze zogenaamde “vuiligheden” en tegen onze militanten die als “smeerlappen” worden gebrandmerkt (2).
Zo is dit ‘Antwoord’ van het IBRP op de “stompzinnige beschuldigingen” van de IKS er in de eerste plaats op gericht de diefstal van ons adressenbestand door een lid van de IFIKS goed te praten met de volgende argumenten: “als leidende kameraden van de IKS – die als zodanig beschikken over het adressenbestand van hun organisatie – met de organisatie breken en het adressenbestand bij zich houden omdat ze de kameraden willen overhalen tot de ‘juiste richting’, dan is dit geen diefstal. Het valse moralisme van de IKS stinkt van de huichelarij als ze allerlei soorten beschuldigingen uitstort over diegenen die haar in de steek laten”.
Deze poging tot ‘rechtvaardiging’ van de gangsterpraktijken van de IFIKS noopt ons tot een paar opmerkingen:
1. Ons adressenbestand, net zoals het geld en al het andere politieke materiaal, behoort toe aan de organisatie als geheel en niet aan de individuele leden die haar vormen. Dat is een elementair beginsel van functioneren van alle revolutionaire organisaties. En het IBRP weet dat heel goed! Daarom weigert ze ook te antwoorden op onze brief van 1 oktober 2004, waarin we onder andere de volgende vragen stelden:
2. Als het IBRP niet akkoord gaat met het beginsel dat dit materiaal toebehoort aan de organisatie en niet aan de individuele leden, dan betekent dit dat de militant die de financiën beheert, onder het voorwendsel van de voortzetting van politiek werk, er rustig met de kas vandoor kan gaan zodra hij uitgesloten wordt of breekt met de organisatie. Deze zienswijze is er één van een anarchist of een lompenproletariër, maar niet die van de organisaties van het proletariaat.
Wij herinneren het IBPR eraan dat de bende herrieschoppers van de IFIKS zich niet beperkte tot het stelen van ons adressenbestand. Ze heeft ook geld gestolen van de IKS. Ze heeft ook geld van de organisatie verduisterd door te weigeren ons de prijs van de vliegtuigtickets terug te betalen die bedoeld waren om twee afgevaardigden van onze afdeling in Mexico naar Parijs te laten komen: deze laatsten werden op het vliegveld van Roissy gekidnapt door de herrieschoppers van de IFIKS, die hen verhinderden om deel te nemen aan de Buitengewone Conferentie van 2002 (zie ons artikel in Révolution Internationale, nr. 323, mei 2002).
Het lezen van de argumenten van het IBRP waarmee diefstal van ons politiek materiaal wordtgerechtvaardigd, rechtvaardigt ons recht de vraag te stellen: heeft het IBRP ook met het geld, dat gestolen is van de IKS, de zaal kunnen huren om haar openbare bijeenkomst van 2 oktober in Parijs te houden (want het IBRP heeft deze bijeenkomst georganiseerd met materiele steun van de IFIKS)?
3. De opvatting van het IBRP volgens welke “leidende kameraden” al het materiaal mee kunnen nemen dat hen is toevertrouwd, omdat ze er niet in geslaagd zouden zijn om de militanten te overtuigen van de juistheid van hun standpunten, is volkomen vreemd aan de arbeidersbeweging. Deze politiek heeft een naam: het is de verwoestende politiek van de ‘verschroeide aarde’. Als men er niet in slaagt om zijn standpunten op waarde te laten schatten, dan berooft men de organisatie; en in een poging om haar activiteiten te saboteren maakt men zich meester van haar politieke materiaal (3).
Deze herrieschopperspraktijken zijn door de IKS al eerder publiekelijk aan de kaak gesteld tijdens de ‘affaire Chénier’ in 1981. Toentertijd hadden de twee organisaties die het IBRP zouden vormen (Battaglia Comunista en de Communist Workers Organisation) nog een minimum aan waardigheid: ze snelden nóch de burger Chénier nóch de parasitaire groep CBG te hulp. Ze schreeuwde geen moord en brand over “het uiterst vulgaire karakter” van de IKS toen wij in de navolgende termen de handelwijze van deze herrieschoppertjes verwierpen: “Deze kameraden (die van de voormalige afdeling van de IKS in Aberdeen) hadden al maanden weet van de manoeuvres van Chénier en ze hebben de diefstal achteraf goedgepraat als iets ‘normaals in het geval van een splitsing’. Onze veroordeling van deze praktijken werd gekwalificeerd als een ‘reactie van kleinburgerlijke bezitters’ [...] In de eerste nummers van The Bulletin verwees ze [de CBG] naar onze houding om zich over te geven aan de verspreiding van kletspraat over de IKS dat net zo laag als stompzinnig was [...] Als men zich afsplitst kan men stelen wat men wil, maar als men tenslotte een groep voor zichzelf heeft, is men thuis de baas… zodra de herrieschoppertjes enig bezit hebben verworven denken ze er anders over [...] Wat zijn de standpunten van de CBG? Ziedaar alweer een groep wier bestaan parasitair is. Wat vertegenwoordigt ze ten opzichte van het proletariaat? Een provinciaalse versie van het platform van de IKS, maar zonder de samenhang en met diefstal ter compensatie.” (Internationale Revue, nr. 36, In antwoord op de antwoorden). Wat we twintig jaar geleden vaststelden met betrekking tot de herrieschoppers-methoden van de CBG is bijgevolg volledig van toepassing op de IFIKS.
Het moet duidelijk zijn dat de IKS er niet van afziet om het geld dat de IFIKS heeft gestolen op de ene of andere manier terug te halen. Zij zal, als het zover is, dezelfde politiek voeren als meer dan twintig jaar geleden toen ze het materiaal terughaalde dat door een paar mensen van de ‘Chénier-richting’ gestolen was, en met name diegenen die de CBG vormden.
4. Juist omdat het gaat om een elementaire regel in het functioneren van de organisaties van het proletariaat, zoals vastgelegd in onze statuten, moet iedere militant die de organisatie verlaat (of dat nu gebeurt op eigen initiatief of als gevolg van een uitsluiting) al het materiaal teruggeven aan door de IKS dat hem is toevertrouwd voor zijn taken te vervullen: “de militant doet geen persoonlijke ‘investering’ in de organisatie, waarvan hij dividend verwacht of die hij kan terugtrekken als hij haar verlaat. We moeten daarom iedere praktijk van ‘beslaglegging’ op materiaal of fondsen uit de organisatie verwerpen als volslagen vreemd aan het proletariaat, zelfs als het doel er uit bestaat een andere politieke groep op te richten”. (Rapport over de structuur en de functionering van de organisatie van revolutionairen, punt 12, Internationale Revue, nr. 16). De leden van de IFIKS weten dus heel goed dat ze, door ons adressenbestand mee te nemen (en door geld te stelen van de organisatie), praktijken hebben toegepast die “volslagen vreemd zijn aan het proletariaat”. Ze hebben onze statuten overtreden en dus gebroken met de IKS door zich buiten de organisatie te plaatsen nogvoordat ze werden uitgesloten.
Onder andere daarom weigerden ze om een beroep te doen op een Erejury, zoals hen tweemaal is voorgeslagen door de IKS. Ze verklaarden de beschuldigingen die we op grond van hun gedrag tegen hen inbrachten als leugens (zie ons artikel op de website: De Erejury: een wapen om kommunistische militanten en organisaties te verdedigen).
5. Het IBRP geeft nog een ander argument om de diefstal te rechtvaardigen: omdat het om “leidende kameraden” ging, “als zodanig” konden de leden van de IFIKS zich het rechtaanmatigen het materiaal mee te nemen dat aan de organisatie toebehoorde. Dus, de “leiders” zouden rechten en privileges hebben die de “basismilitanten” niet hebben! Deze elitaire en bureaucratische visie vindt men terug in de burgerlijke (en met name in de stalinistische) organisaties, maar niet in die van de arbeidersklasse!
We willen er graag de nadruk op leggen dat de IKS niet het piramidale gezichtspunt van het IBRP huldigt van “leiders” maar van de leden van de “centrale organen”. Het is niet “als zodanig” (dat wil zeggen als “leidende” leden) dat de IKS haar adressenbestand had toevertrouwd aan iemand die nu lid is van de IFIKS. De IKS had haar dit bestand gegeven omdat zij als militant belast was met de verzending van de publicaties aan onze abonnees. Als wij deze zeer belangrijke en verantwoordelijke taak hebben toevertrouwd aan wat het IBRP “leidende kameraden” (iets wat de militanten van de IKS flink heeft doen lachen!) noemt, dan is dat alleen omdat ze deze zeer goed vervulde.
In argumenten, die in dit ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” zijn vervat, ontdekken we in werkelijkheid de medeplichtigheid van het IBRP aan deze diefstal. Ze zegt ons in feite dat de IFIKS het recht had dit adressenbestand te houden teneinde “kameraden voor de juiste richting te kunnen winnen” (4). Dit argument is niet alleen bedoeld om laaghartige praktijken van de IFIKS ‘goed te praten’. Het heeft ook en vooral de bedoeling om de pogingen tot sabotage en destabilisering van de IKS door het IBRP te rechtvaardigen, die al meer dan twee jaar achter onze rug om geschieden.
Onze lezers kunnen de manoeuvres van het IBRP ontdekken in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS, manoeuvres die eruit bestaan deze bende herrieschoppers aan te moedigen haar aanvallen tegen onze centrale organen en tegen onze militanten voor te zetten teneinde een maximum aan kameraden te winnen voor … “de juiste richting”! Wij nodigen onze lezers dus uit om zich te wenden tot Report of the meeting on 17-03-02, gepubliceerd in ditzelfde Bulletin, nr. 9 (beschikbaar op de website van de IFIKS). Ze zullen er de ‘argumenten’ vinden die de diefstal van ons adressenbestand moeten rechtvaardigen: het gaat er voor de IFIKS om (met de zegening van het IBRP) haar walgelijke proza aan de militanten van de IKS te zenden teneinde “de ogen van de militanten van de IKS te openen, waarvan wij menen dat zij op korte termijn in een dynamiek meegaan die erin bestaat het BO (Besluitvormende Orgaan) van de IKS te ‘volgen zonder zich vragen te stellen’ [...] Het IBRP heeft deze oriëntatie goedgekeurd”, en wel in de volgende termen: “Jullie moeten je strijd voortzetten tegen de huidige afwijkende richting en [voor] het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden.”
Zo vernemen we dus dat het IBRP niet alleen de IFIKS aanmoedigde om haar vuile werk te doen (dat eruit bestaat de brievenbussen van onze kameraden en onze abonnees te vullen met hun walgelijke laster), maar bovendien heeft ze deze strijd aangemoedigd en ondersteund … “voor het herstellen van de organisatorische en politieke verworvenheden van de IKS”! Onze lezers kunnen zich zelf een idee vormen van de dubbelzinnigheid en de ongelofelijke (maar ware!) dubbelzinnige taal van het IBRP: aan de ene kant pretendeert ze (op een huichelachtige manier) er belang bij te hebben de “organisatorische en politieke verworvenheden” van de IKS te verdedigen, aan de andere kant bevestigt ze (in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) de IFIKS te willen “overtuigen” dat de “intrinsieke zwakheden” van de IKS zijn gelegen in “de fundamentele methodologische vraagstukken die ons (het IBRP) altijd al van de IKS hebben gescheiden”.
En deze huichelarij bereikte werkelijk haar hoogtepunt toen het IBRP, terwijl ze tegelijkertijd de IFIKS steunde in haar strijd tegen onze zogenaamde “liquidationistische leiding” (zoals de IFIKS het noemde), schreef: “Het is niet aan ons om te zeggen wie gelijk of ongelijk heeft in de organisatorisch-disciplinaire twisten van de IKS! (zie de tekst van het IBRP, gedateerd februari 2002 en gepubliceerd in verschillende talen op hun website: Elementen ter overdenking over de crises van de IKS).
Men begrijpt nu veel beter waarom het IBRP de diefstal van ons adressenbestand niet kon veroordelen. Ze had er eenvoudigweg belang bij om de IFIKS (en haar smerige praftijken) te gebruiken, niet alleen als wervingsagent voor haar eigen winkeltje, maar ook om te proberen problemen te veroorzaken binnen de IKS.
Het is duidelijk dat (anders dan het IBRP pretendeert) niet het “valse moralisme van de IKS”, maar de verwerping door het IBRP van iedere vorm van proletarische moraal “stinkt naar hypocrisie”!
En wij herhalen nog een keer naar het IBRP (op het gevaar af nogmaals haar kuisheid van een kostschoolmeisje te choqueren): als men slaapt met een vrouw van lichte zeden, moet men niet verbaasd zijn als men een druiper oploopt.
In punt 2 van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen”, bevestigt het IBRP, nog altijd in verband met de diefstal van ons adressenbestand dat gebruikt werd om de uitnodiging te versturen voor de openbare bijeenkomst van 2 oktober: “We hoeven noch aan de IKS noch aan iemand anders verantwoording af te leggen over de manier waarop we politiek bedrijven” en het IBRP stigmatiseert de “pretentie van de IKS de zogenaamde tradities van de Kommunistische Linkerzijde te vertegenwoordigen”, iets wat haar “pathetisch” voorkomt.
Wat óns vooral “pathetisch” lijkt, dat is om te moeten vaststellen dat het IBRP, door van zichzelf een medeplichtige van de IFIKS te maken, haar eerstgeborenenrecht heeft verkocht voor een bord linzen. Daarom is zij bezig om niet alleen de traditie van de Kommunistische Linkerzijde voor de zwijnen te gooien, maar ook de elementaire beginselen van de arbeidersbeweging, om in plaats daarvan de wet van de jungle te aanvaarden!
Op de vraag, die gesteld werd door onze abonnees, “hoe heeft het IBRP onze adressen in handen gekregen?”, ziedaar het antwoord dat gegeven werd: hoepel op, het IBRP hoeft aan niemand verantwoording af te leggen over de “manier waarop ze politiek bedrijft”!
Menen de ‘leiders’ van het IBRP dat ze ook geen verantwoording hoeven af te leggen aan de militanten van haar eigen organisatie (die niet hebben deelgenomen aan deze openbare bijeenkomst of die verbaasd waren te vernemen dat de uitnodiging van het IBRP naar personen was verstuurd waarvan ze de adressen niet had)? Is “deze manier van politiek bedrijven” in overeenstemming met de statuten van het IBRP, of “volgen” deze militanten blindelings de (totaal onverantwoordelijke) politiek van hun ‘leiders’…“zonder zich vragen te stellen”?
In het eerste punt van haar ‘Antwoord’ aan onze “stompzinnige beschuldigingen” begint het IBRP met de vaststelling dat haar contacten met de IFIKS “bestaan en blijven bestaan” met als argument: “wij willen voorkomen dat met het vertrek van leiders van de ‘oude garde’, de zoveelste splitsing van de IKS leidt tot het ontstaan van een nieuwe dissidente groep van de IKS die zich beroept op haar orthodoxie”.
Dat is een heel mooi voornemen van het IBRP (en wij zijn werkelijk ontroerd door die liefdevolle zorg!). Maar we weten dat de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Het IBRP wil ons dus doen geloven dat het is om te voorkomen dat er een nieuwe parasitaire groep (want zelfs als men weigert dat te aanvaarden moeten we de dingen bij hun naam noemen!) ontstaat, dat zij probeert om de IFIKS ervan te overtuigen om de programmatische standpunten van de IKS te verwerpen (5). In werkelijkheid discussieert het IBRP echter met de leden van de IFIKS om ze te kunnen rekruteren.
En we zien niet in waarom ze zich in zulke bochten moet wringen om ons van haar ‘oprechtheid’ te overtuigen. In ieder geval heeft het IBRP geen enkele waardigheid meer: ze heeft zich er al toe verlaagd op zoek te gaan in… de vuilnisbak van de IKS!
Van onze kant blijven we het IBRP verzekeren dat het ons doel niet in het minst is om haar pogingen tot ‘krachtenbundeling’ te saboteren (zoals de IFIKS en haar tweelingbroer, de ‘Circulo’ van Argentinië van de daken schreeuwen). Als we werkelijk het gezichtspunt van een ‘winkeliertje’ verdedigden, dan nog zou het ons veel beter uitkomen als het IBRP de leden van de IFIKS in haar rangen inlijft. Ze zou een grote dienst bewijzen aan onze organisatie door ons te ontlasten van dit parasitaire groepje, dat niet ophoudt de naam van de IKS te bevuilen door zich op ons platform te beroepen.
De enige en uitsluitende reden waarom we het IBRP hebben gewaarschuwd tegen de verleidingingen van de IFIKS is de volgende: wij wilden voorkomen dat een organisatie van de Kommunistische Linkerzijde de proletarische beginselen met voeten treedt door in te staan voorde methodes van deze bende herrieschoppers. Maar als het IBRP zichzelf in diskrediet wil brengen door zich te verenigen met deze elementen, dan kan niemand dat verhinderen. Zoals het spreekwoord zegt: ‘Je kan een ezel niet laten drinken als hij geen dorst heeft’!
Nogmaals, hoe eerder het IBRP erin slaagt de IFIKS ervan te ‘overtuigen’ om ons met rust te laten des te beter voor ons! Jammer genoeg, door te weigeren onze analyse van het verschijnsel parasitisme ter harte te nemen (waarin enkel is overgenomen wat Marx naar voren bracht met betrekking de Alliantie van Bakoenin in de Eerste Internationale), berooft het IBRP zichzelf van een wapen dat haar ervoor kon behoeden haar eer te grabbel te gooien in dit schandelijke avontuur. Ze blijft achter de IFIKS aanlopen in de hoop de worst, die haar wordt voorgehouden, te pakken te krijgen: het vooruitzicht van een toekomstige afdeling van het IBRP in Parijs en Mexico!
De leden van de IFIKS zijn natuurlijk niet in het minst van plan om zich te laten ‘overtuigen’ door het IBRP en nog minder om zich bij haar aan te sluiten. Daarom blijven deze parasieten met een ziekelijke obsessie herhalen dat ze niet hebben ‘gebroken met de IKS’. Zo pronkt de IFIKS in haar laatste Bulletin (nr. 28) openlijk met een meningsverschil dat ze heeft met het IBRP: in tegenstelling tot wat de laatste verzekert in haar ‘Antwoord’ op de “stompzinnige beschuldigen” van de IKS, heeft de IFIKS het nodig gevonden “een kleine precisering aan te geven met betrekking tot wat het IBRP zegt: wij hebben niet gebroken (met de IKS), wij zijn buitengesloten”. We hebben werkelijk te doen met het IBRP en hopen dat ze over deze grote teleurstelling heen komt. We kunnen haar slechts uitnodigen haar illusies op te geven: de leden van de IFIKS kunnen zich niet bij het IBRP aanlsuiten, zoals ze nog een keer verzekeren in hun Bulletin nr. 28, ‘de fractie is de IKS’!: “wij, fractie, zijn de IKS!”.
We kunnen niet van het IBRP verwachten dat het een gek, die denkt Napoleon te zijn omdat dat zijn enige bestaansreden is, tot de werkelijkheid terug te brengen. We staan er echter versteld van dat het IBRP, aangetast door zijn eigen opportunisme, zelfs niet in staat is de totaal krankzinnige grootheidswaanzinnige aard van de gedachtewereld van deze zogenaamde ‘fractie’ in te zien.
Met betrekking tot onze Stellingen over het parasitisme, weet het IBRP ons nog te vertellen: “terwijl er zoveel dingen in de wereld gebeuren heeft de IKS niets beters te doen dan ‘Stellingen’ over haar interne twisten te schrijven”.
Iedere lezer die een beetje serieus is kan de samenvatting van de openbare bijeenkomst van 2 oktober van de IKS vergelijken met die van IBRP (op de website van Battaglia Comunista). Hij zal zien dat het IBRP over de oorzaken van de oorlog in Irak niet in staat was om te antwoorden op de vragen die gesteld werden op haar publieke bijeenkomst, en ook niet de argumenten te weerleggen die door de IKS naar voren werden gebracht (zie Révolution Internationale, nr. 351, Le vide politique et l’absence de méthode du BIPR)! Geconfronteerd met het uitbarsten van oorlogsbarbarij en bloedige chaos in Irak, in het Midden-Oosten, in Afrika, weet het IBRP niets anders te bedenken dan het op de helling zetten van de analyse van het verval van het kapitalisme (uitgewerkt door de Kommunistische Internationale). Ze weet niets beters te bedenken dan het overnemen van de propaganda van de burgerlijke economen om zo het proletariaat de troosten (en te misleiden) door het wijs te maken dat het kapitalisme nog een schitterende toekomst voor de boeg heeft!
Voor wat betreft de kritiek op onze Stellingen over onze “interne twisten” zou het IBRP zich eerst eens moeten richten tot Marx: terwijl er een gebeurtenis plaatsvond van de omvang van de Commune van Parijs in 1871 had Marx “niets beters” te doen een Conferentie bijeen te roepen in Londen, hoofdzakelijk gewijd aan het organisatievraagstuk en met name om het geval Bakoenin en zijn parasitaire groep, de ‘Alliantie van de socialistische democratie’, onder de loep te leggen! En het enige congres van de IAA waarop Marx persoonlijk aanwezig was, dat van Den Haag in 1872, was, op zijn aandrang en die van Engels, hoofdzakelijk gewijd aan het uitdiepen van de vraagstukken van organisatie en functioneren. En een jaar later hebben Marx, Engels en Lafargue een aanzienlijke hoeveelheid tijd en energie besteed aan het schrijven van een groot boek over de occulte kuiperijen van Bakoenin en zijn medeplichtigen (getiteld De Alliantie van de socialistische democratie en de Internationale arbeidersassociatie). Wat te denken van Lenin,die na het tweede Congres van de RSDAP “niets beters wist te doen dan te schrijven”, niet enkel Stellingen, maar zelfs een heel boek (Eén stap voorwaarts, twee stappen terug) “over de interne twisten” van de RSDAP?
Het IBRP heeft nog steeds niet begrepen dat (door haar onvermogen om zich de ervaringen uit de geschiedenis van de arbeidersklasse eigen te maken) het vraagstuk van de politieke houding van kommunistische militanten een principekwestie is. Daarom wordt het (en niet de IKS!) bedreigd met “uiteenvallen”. Door gemene zaak te maken met elementen die niets beters te doen hebben dan honderden pagina’s vol te schrijven met laster tegen de IKS en haar militanten (zie onder andere de politieroman van de IFIKS, getiteld Geschiedenis van het IS) komt het IBRP nu tot een “manier van politiek bedrijven” die volkomen vreemd is aan het proletariaat, niet alleen gebaseerd op diefstal, maar eveneens op leugens en laster.
In punt 5 van haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”, herhaalt het IBRP dat het er nooit op uit was om ‘gebruik te maken’ van de beschuldigingen van stalinisme door de IFIKS: “we houden de ‘waarschuwingen’ van een organisatie die [...] iedere keer beschuldigingen van opportunisme en stalinisme oogst voor belachelijk, en we hebben daarvan nooit gebruik willen maken”.
Deze bewering is een grove leugen. Wij verwijzen onze lezers nog eens naar Bulletin nr. 9 van de IFIKS, waarin het IBRP in de volgende termen geloofwaardigheid verleent aan de ‘stelling’ van de IFIKS volgens welke de IKS in een proces van “stalinistische ontaarding” zou zijn terechtgekomen: “Het is ons [het IBRP] duidelijk dat er een proces van eliminatie van militanten plaatsvond. Een eliminatie van de oude garde, waarvan alleen Peter overblijft [...] het zal snel gaan, de tendens om tot uitsluitingen over te gaan is reeds onomkeerbaar geworden” (6).
Dus, het IBRP is niet alleen op heterdaad betrapt op een leugen als ze nu, met de hand op het hart, beweert dat ze “nooit gebruik heeft willen maken van de beschuldigingen van stalinisme” tegen de IKS, maar ze heeft zichzelf tot woordvoerder gemaakt van de nauwelijks verhulde laster tegenover een van onze kameraden, de ‘leider-liquidator’ (om een geliefde uitdrukking van de IFIKS te gebruiken) die, net als Stalin ‘de oude garde zou hebben geëlimineerd’!
En het is eveneens deze “weerzinwekkende methodologie”, gebaseerd op leugens en laster, die het IBRP er onlangs toe heeft gebracht (in drie talen!) op haar website de lasterlijke tekst van ‘Circulo de Comunistas Internationalistas’ uit Argentinië te publiceren (waarvan wij al aan het licht brachten dat ze niets anders dan kolossaal bedrog is).
Ondanks het feit dat we op 27 oktober al de Verklaring van de NCI gepubliceerd hadden (zie onze website) blijft het IBRP de leugen rondstrooien dat de NCI, net als de IFIKS, “gebroken heeft met de IKS” (zie de website van Battaglia Comunista). Zo neemt het IBRP andermaal zijn wensen voor werkelijkheid.
Ondanks het feit dat de NCI haar deze Verklaring (waarin ze verzekert dat de teksten van ‘Circulo’ “schaamteloze leugens en laster zijn tegen de IKS”) had toegestuurd, heeft het IBRP het nog steeds niet nodig gevonden om de tekst van de ‘Circulo’, die de zogenaamde ‘stalinistische methoden’ van de IKS aanklaagt, van haar website te verwijderen. Dit betekent slechts dat ze doorgaat om leugens en laster te gebruiken en op haar eigen naam te schrijven.
De reden voor een dergelijke politiek van burgerlijke aard kan men vinden in Bulletin, nr. 9 van de IFIKS. Onze lezers zullen er ontdekken dat het IBRP en de IFIKS in maart 2002 begonnen waren een gezamenlijke een politieke strategie uit te werken om de IKS te vernietigen.
Zo horen we bij monde van het IBRP: “als we tot de conclusie komen dat de IKS een ‘waardeloze’ organisatie is geworden, dan zal ons doel zijn om er alles te doen om haar verdwijning te bevorderen” (vet van ons).
Ziedaar waarom en met welk politieke bedoeling de contacten tussen het IBRP en de IFIKS “bestaan en blijven bestaan”! Het is met dit duidelijk geuite doel “er alles te doen om haar verdwijning (die van de IKS) te bewerkstelligen” wierp het IBRP zich (net als de IFIKS) op delasterlijke tekst van de bedrieger (de zogenaamde “Circulo de Comunistas Internationalistas”), zoals een vlieg op een hoop stront!
Het IBRP verkeert echt niet in de positie om ons de les te lezen over enig ‘echt moralisme’. Haar kritiek op ons “valse moralisme” dient er slechts toe deze erbarmelijke werkelijkheid toe te dekken: het IBRP heeft de anti-proletarische ‘moraal’ van de jezuïeten aanvaard waarin het doel de middelen heiligt!
Om de IKS te vernietigen en het vonnis ten uitvoer te brengen dat zijzelf over onze organisatie (en achter onze rug om!) heeft uitgesproken is het IBRP momenteel bereid (en ze heeft daarvan al blijk gegeven) zich van de laaghartige methoden van de burgerlijke propaganda te bedienen.
Zo heeft ze, om haar doeleinden te bereiken, niet alleen een verbond gesloten met de herrieschoppers van de IFIKS en de grootheidswaanzinnige manipulator van de ‘Circulo’ in Argentinië, maar ze neigt er steeds meer toe om de “weerzinwekkende praktijken” van heel dit lekkere stelletje over te nemen!
Als we het IBRP een raad zouden mogen geven, dan is het de raad om eerst eens haar eigen stoep schoon te vegen: terwijl er sinds 11 september 2001 “zoveel dingen gebeurd zijn in de wereld”, weet het IBRP niets anders te doen dan oudenwijvenpraatjes op te hangen over ‘de oude garde’ van de IKS. Ze heeft niets beters te doen dan zich achter de oren te krabben over de vraag “of de IKS nu op sterven ligt” (Brief van het IBRP aan de fractie, gepubliceerd in het Bulletin, nr. 19 van de IFIKS). Ze heeft geen beter leesvoer kunnen vinden dan de politieroman van de IFIKS, doorspekt met kleine ‘pikante’ details over het ‘voorkomen’ en het persoonlijke leven van deze of gene militant!
En wat zijn, terwijl er momenteel “zoveel dingen gebeuren in de wereld”, de laatste streken van de groep die de pretentie en het lef heeft om zichzelf wereldwijd voor te doen als … de enige ‘serieuze pool’ van krachtenbundeling van de Kommunistische Linkerzijde? Zij weet niets beters te doen dan de hersenspinsel van een psychopaat (waarvan de leugens al net zo indrukwekkend zijn als de afwezigheid van scrupules) op haar website in drie talen voor te leggen ‘ter discussie’. En dat alles om er achter te komen of... onze telefonische contacten met de militanten van de NCI uit Argentinië (waarvan het IBRP zelfs niet de inhoud kent!) een nieuwe bevestiging zouden vormen voor de ‘stalinistische ontaarding’ van de IKS!
Door zich nu in te laten met de IFIKS heeft het IBRP een bom gelegd onder haar eigen huis. Wij kunnen de IFIKS slechts dankbaar zijn voor het feit dat ze ons, dankzij haar “Bulletins”, de bedoelingen heeft onthuld van het IBRP om “er alles te doen om de verdwijning te bevorderen” van onze organisatie. Voor één keer heeft ze met haar verklikkerij een dienst bewezen aan de IKS!
Als ze zichzelf niet te gronde wil richten, dan wordt het de hoogste tijd dat het IBRP een einde maakt aan haar “overdenkingen (en stompzinnige speculaties) over de crises van de IKS”, en eerst eens gaat nadenken over de oorzaken van haar eigen organisatorische tegenslagen en over haar huidige mislukkingen.
Dat is de enige ‘methodologie’ die haar (wellicht?) in staat stelt om te ontsnappen aan het noodlot waartoe haar aangeboren opportunisme haar altijd al vanaf haar ontstaan heeft veroordeeld.
Het wordt de hoogste tijd dat het IBRP onderkent dat ze, ondanks haar diplomatiek en ‘tactische’ verbond met de IFIKS, niet over de middelen beschikt om deze ambitie te realiseren: “de verdwijning van de IKS bevorderen” teneinde de ‘enige pool van krachtenbundeling’ van de Kommunistische Linkerzijde te zijn. Hoe meer het IBRP konkelt met deze bende herrieschoppers (en haar kleine ontaarde kloon in Argentinië), des te meer ze zich zal begeven op de weg, niet naar een “langzaam maar zekere samenvoeging van revolutionaire krachten” (zoals zij verzekert in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen”) maar naar een tragisch en grotesk einde van een … muis die zich groter voordoet dan een olifant!
IKS / 18.11.2004
(1) Internationaal Bureau voor de Revolutionaire Partij, een organisatie die zich beroept op de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde en die hoofdzakelijk bestaat uit de Communist Workers Organisation (CWO) in Engeland en Battaglia Comunista in Italië.
(2) Zie de tekst van de IFIKS Smaad kent geen grenzen, gepubliceerd op haar website, die de inleiding vormt op de Verklaring van de ‘Circulo’ van 2 oktober. Vreemd genoeg is deze Franstalige tekst van de website van de IFIKS verdwenen (hij is tot op heden alleen in het Spaans en het Engels gepubliceerd). Gelukkig hebben we kopieën bewaard en we kunnen deze aan de lezers op verzoek toesturen. Bovendien moet worden opgemerkt dat de oproepen tot pogrom, die door deze herrieschoppers zijn gedaan, enige weerklank vonden blijkt uit een anonieme dreigbrief die begin november naar ons email adres in Spanje werd gestuurd. De lezers kunnen de brief (even vulgair als walgelijk) van deze ‘anonieme schrijver’, vergezeld van ons antwoord, vinden op onze website in het Spaans (Antwoord op een anonieme brief).
(3) De IFIKS beschouwt de IKS dus als haar privébezit als ze verzekert in haar Bulletin, nr. 28 nog eens dat de IKS “onze organisatie” is. Het is dezelfde zienswijze die de ex-militant Michel, tijdens een geheime bijeenkomst waarvan wij de notulen ontdekten, ertoe bracht te verzekeren: “We moeten de middelen om te functioneren terugvorderen”. Er moet opgemerkt worden dat Michel er de voorkeur aan heeft gegeven zich terug te trekken in plaats van zich bij de ‘fractie’ aan te sluiten, omdat hij zich had gerealiseerd dat de dingen “die men (achter de rug van de IKS om) deed smerig zijn”! En in tegenstelling tot zijn vrienden van IFIKS heeft hij de IKS op een meer ‘eerbare’ wijze verlaten door zijn totale schuld aan de IKS af te betalen. Dat is ook het geval met een andere ex-militant (Stanley) die, alhoewel hij met de leden van de IFIKS deelnam aan allerlei gekonkel achter de rug van de organisatie om, zich van hen afkeerde en ook al het geld, dat hij nog schuldig was aan de IKS, afbetaalde.
(4) Terloops moet worden opgemerkt dat de leden van de IFIKS op geen enkelmoment enige poging hebben gedaan om de rest van de IKS te overtuigen van de ‘juiste richting’. Integendeel, door hun openlijke destructieve houding en hun strategie van de ‘verschroeide aarde’; door hun systematisch gebruik van leugens en chantage; door hun achterbakse aanvallen en gemene manoeuvres hebben ze zich geïsoleerd van alle andere militanten van de IKS, met inbegrip van degenen die in het begin het meest gevoelig waren voor hun argumenten. Terwijl de IKS hen aanspoorde om openlijk hun meningsverschillen naar voren te brengen in onze interne bulletins en op onze gebruikelijke bijeenkomsten, gaven ze er de voorkeur aan om documenten te laten circuleren onder ‘ingewijden’ en te weigeren ze ter beschikking te stellen van de rest van de organisatie, en hield ze geheime bijeenkomsten, bedoeld om samen te spannen en zo de organisatie te ‘ontwrichten’ (naar de woorden van een van die moraalridders). Ook toen we ze uitnodigden om in onze Internationale Revue een antwoord te publiceren op het artikel over het begrip ‘fractie’ dat in diezelfde Internationale Revue, nr. 108, was verschenen en dat, op basis van de historische ervaringen van fracties in het verleden, de opvattingen verwierp die aan de basis lagen van de oprichting van de ‘IFIKS’, weigerden ze om daarvan gebruik te maken om de lezers te overtuigen van de ‘juiste richting’.
(5) We leggen er de nadruk op dat in haar ‘Antwoord’ op onze “stompzinnige beschuldigingen” het IBRP overigens een aanzetje begint te geven tot analyse van het verschijnsel parasitisme. Zo verzekert ze, heel terecht, dat de vorming van een “nieuwe dissidente groep van de IKS” kan betekenen dat “de een of andere intellectueel, omringd door enkele sympathisanten, zich het recht toe-eigent zijn eigen kleine groepje te vormen door hier of daar een paar ideeën en standpunten te jatten, of vanuit een inherent onvermogen verenigd te blijven met andere kameraden”. Door verraad te plegen aan onze organisatorische beginselen, door weerzinwekkende laster tegen onze centrale organen en onze militanten te verspreiden, hebben de elementen van de IFIKS gebroken met de IKS (en wij zijn het daarover helemaal eens met het IBRP!): “ze hebben hun eigen onvermogen om verenigd te blijven met andere kameraden” blootgelegd. Door geld en materiaal van de IKS te “pikken”, door “hier of daar (bij de IKS en het IBRP) een paar ideeën en standpunten te jatten”, hebben deze oplichters geen enkel ‘recht’ om zich te beroepen om de Kommunistische Linkerzijde. We kunnen het IBRP slechts aansporen om nog een klein beetje moeite te doen om haar overdenkingen tot het einde toe door te zetten: dit zelf-geproclameerde groepje ‘Interne Fractie van de IKS’ is geen historische uitdrukking vanhet proletariaat. Ze heeft geen enkele legitimiteit en is niets anders dan een parasitaire groep! Wat betreft de karikatuur die het IBRP van onze analyse van het parasitisme maakt, in een poging de ‘stompzinnige’ beschuldigingen van de IKS, die “schreeuwt over een complot van de bourgeoisie!” belachelijk te maken, dit laat maar één ding zien: haar eigen onwetendheid van wat Marx tegenover zijn hekelaars aan de kaak stelde met betrekking tot de Alliantie van Bakoenin, toen hij verzekerde (als bewijs van zijn “stompzinnigheid”) dat de strijd van de Algemene Raad van de Eerste Internationale tegen Bakoenin een “complot” was “van de zon tegen de schaduw”!
(6) Wij willen terloops een kleine noot toevoegen om de waarheid te herstellen: a. Het idee, naar voren gebracht door het IBRP, dat er in de IKS nog maar één van de “oprichtende leden” (Peter) is overgebleven is een pure leugen. Wij raden het IBRP aan om de juistheid van de informatie die ze toegespeeld krijgt van de IFIKS voortaan te verifiëren. Want zoals Lenin zei: “wie iemand op zijn woord gelooft is een onverbeterlijke idioot”.
b. Het feit dat iemand tot de oprichters behoort, betekent geenszins dat hij is gevrijwaard van verraad. Moeten we het IBRP eraan herinneren dat van de zes leden die de Iskra hebben opgericht (en die van een ander niveau waren dan deze bende schurken), er vier zijn die verraad hebben gepleegd en tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn overgelopen naar het burgerlijke kamp? Lenin was het enige lid van de Iskra, die tot aan het einde trouw is gebleven aan de revolutionaire zaak.
Tenslotte moeten we nog een andere waarheid herstellen: de leden van de IFIKS zijn geen “leiders van de oude garde”, zoals het IBRP beweert. Geen van deze elementen behoorde tot de “oprichters van Révolution Internationale” (die met onze afdeling in Venezuela de voorloper was van de IKS), zoals zij overal rondbazuinen om zichzelf ‘op te hemelen’ met een ongelofelijke pretentie. Zelfs niet de oudste onder hen, de onzichtbare man (en ‘grondlegger’ van de IFIKS), burger Jonas: hij verliet de organisatie onmiddellijk na de terugval van de beweging van Mei ’1968 om later, in het midden van de jaren 1970, weer terug te keren.
En het is juist om te voorkomen dat er nog meer licht wordt geworpen op hun loopbaan binnen de IKS dat de leden van de IFIKS van geen Erejury willen weten. Deze striphelden, die zichzelf voor Superman of Wondervrouw houden, bedriegen liever iedereen die, zoals het IBRP, heel graag hun kinderverhaaltjes geloven. Het is niet omdat ze heel lang militant zijn geweest of benoemd werden in centrale organen dat ze “leiders van de oude garde” waren. In feite spelen ze “Aap, wat heb je mooie jongen” met elkaar om hun blazoen op te poetsen: het IBRP stuurt bloemen aan de leden van de IFIKS door ze voor te stellen als “leiders” van de “oude garde van de IKS” en de IFIKS betaald ervoor met de verklaring dat het IBRP de “enige serieuze pool van krachtenbundeling van de Kommunistische Linkerzijde” is. Daarop komt de hele diplomatieke ruil neer tussen het IBRP en de IFIKS!
“In België gaat het beter dan elders” zei Verhofstadt nog niet zo lang geleden en sommige statistieken in de burgerlijke pers die de balans van 2004 opmaken zouden dit bevestigen. Toch vonden de vakbonden, de waakhonden bij uitstek van diezelfde bourgeoisie, het nodig om tegen het einde van datzelfde jaar 2004, op 21 december, een brede manifestatie te organiseren met bijna vijftigduizend arbeiders in de straten van de hoofdstad. Zoals de herhaalde oproepen van de werkgeversorganisaties aantonen, wordt in de schoot van de bourgeoisie zelf een andere toon aangeslagen, één die niet langer verhult dat de behoeften van de crisis vereisen om het mes te zetten in het hart van de hele sociale zekerheid. De neteligheid van de situatie vergt een verandering in de houding van de bourgeoisie en dus een heel andere toon. Dit geeft nu al aanleiding tot grote spanningen in haar midden, met bijvoorbeeld het openlijk rechtse offensief in de VLD achter De Decker en de terugkeer naar een grotere liberale orthodoxie in het Mouvement Réformateur achter Reynders ten koste van de vleugel rond Louis Michel. Meerdere jaren lang is de paarse regering, met haar ‘linkse’ en ‘progressieve’ imago en vooral met haar andere politieke cultuur van “open en democratisch debat”, erin geslaagd om de anti-arbeidersmaatregelen als eerlijke compromissen en zelfs als cadeautjes aan de bevolking te verkopen. Zo is zij erin geslaagd om een psychologisch klimaat te handhaven waarin de bevolking en de arbeidersklasse een bepaald vertrouwen bleven koesteren in de regering en de toekomst niet al te bevreesd tegemoet zagen. Maar aan de vooravond van 2005 begint deze camouflage van de werkelijkheid van de crisis rafelig te worden. Inderdaad, ondanks de leugenachtige beweringen die Verhofstad en zijn kliek maar blijven colporteren, is de situatie in België niet beter dan die van zijn buurlanden en beginnen ongerustheid en ontevredenheid binnen de arbeidersklasse om zich heen te grijpen.
Deze ommekeer in de situatie is al heel zichtbaar in talrijke landen zoals in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Spanje en Italië, maar ook in de Verenigde Staten en Brazilië, waar de regeringen de aanvallen op het geheel van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse hebben verdubbeld. Deze nieuwe sociaal-economische maatregelen hebben reeds reacties van de arbeidersklasse opgeroepen, zoals in Duitsland, Spanje en Nederland (zie Internationalisme, nr. 312-313).
Sinds 2001 zijn de begrotingen en de verwachte groeicijfers overal ter wereld in neerwaartse zin herzien. De economische groei in de Eurozone was gemiddeld 1%. Landen als Duitsland en Nederland verkeerden officieel in recessie. Frankrijk en Italië volgden hen op de voet. Desalniettemin beleven we sinds de regeringsverklaring van september 2003 een voortdurend vertoon van euforie over de gezondheidstoestand van de economische situatie in België, teneinde de werkelijkheid van de crisis te verbergen. Het is in deze context dat de ‘paarse’ (socialistisch-liberale) regering de ‘Banenconferentie’ opende in samenwerking met de vakbonden en de patroons, met een enthousiasme dat door de economische situatie geenszins werd gerechtvaardigd: “Op weg naar 200.000 banen voor 2007” bazuinde de premier. De regering gaf daarvoor vijf dossiers vrij ‘ter onderhandeling’, waarin evenveel aanvallen tegen de arbeidersklasse verpakt zaten: belastingverlaging voor de ondernemingen, het aanmoedien van de ondernemingsgeest, het scheppen van werkgelegenheid, de begeleiding van werklozen – naast het op de rails zetten, voor later, van sleuteldossiers als de alternatieve financiering van de sociale zekerheid, de loonmatiging, de eindeloopbaandossiers. In de jaren 1990 heeft men de arbeiders ouder dan vijftig jaar aangespoord om een prépensioen te vragen onder het voorwendsel dat ze plaats zouden maken voor jongeren, en nu keert men de zaken eenvoudigweg om. Maar dat is allemaal zand in de ogen strooien, want in werkelijkheid gaat het erom in de vervroegde pensioenen en in de pensioenen zélf te hakken, naar het voorbeeld van Frankrijk, Duitsland, Nederland,... Al in de jaren 1990 heeft de toenmalige regering de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen van 60 naar 65 jaren opgetrokken, zonder veel ophef te veroorzaken. Zij kon toen profiteren van de diepe terugval in strijdbaarheid en bewustzijn van de arbeidersklasse.
Om al haar plannen tot een succesvol einde te brengen vroeg de bourgeoisie aan de arbeidersklasse om solidair mee te werken. Wat een succes! In plaats van banen te zien ontstaan, kondigde de automobielfabriek Ford met ingang oktober 2003, nog bijna staande de ‘Banenconferentie’, brutaalweg het ontslag aan van 3.000 arbeiders, dat wil zeggen van een derde van de arbeidsplaatsen in de laatste grote onderneming van Limburg. Ondertussen stapelen de massaontslagen zich op indrukwekkende wijze op: van 2001 tot oktober 2003 zijn er niet minder dan 40.000 arbeidsplaatsen verdwenen. En alleen in 2004 hebben De Post en de NMBS 4.000 banen laten vervallen. Het is in dit kader van voortdurende economische verloedering en van toename van de werkloosheid dat de regering Verhofstadt II een plan ter “begeleiding van werklozen” lanceert met aanwerving van 120 controleurs (ziedaar de schepping van werkgelegenheid!)... om de jacht op de werklozen beter te organiseren.
Sindsdien is de situatie nog verslechterd. De economen sluiten een recessie voor 2005 niet langer uit.
De open recessie die de meeste landen al vier jaar teistert en de nieuwe kolossale schuldenopeenhoping vormen de belangrijkste kenmerken van de verdieping van de economische wereldcrisis. In België bedraagt de bruto schuldenlast nog altijd 100% van het BIP, een van de zwaarste van de Europese staten. De schuldenlast groeit ook voor de gezinnen en men begint zich het hoofd te breken over de ontwikkeling van de armoede in de grote steden, maar vooral in de oude industriële centra van de twintigste eeuw die zijn omgevormd in economische woestijnen of in toeristische reservaten gewijd aan industriële archeologie. Sommige wijken van Charleroi en Luik tellen dertig tot veertig procent werklozen. Eén Belg op de vier is op de een of andere wijze afhankelijk van een sociale uitkering. Het wordt voor de bourgeoisie steeds moeilijker om dergelijke omstandigheden te verbergen en ze legt de nadruk op cijfers die ‘België’ laten zien tussen “de landen waar het goed leven is”. Een enquête van La Libre Belgique becijferde dat ongeveer 200.000 gezinnen in dit land de armoedegrens hadden bereikt.
Met bijna 8.000 bankroeten bereikte het aantal bedrijfssluitingen een nieuw historisch record waarbij 18.550 arbeidsplaatsen verloren gingen. De gouverneur van de nationale bank voorziet een groeivoet van 2,7% en de schepping van maar 17.700 banen in 2004. Maar voor 2005 verwacht hij 45.000 nieuwe banen met 2,5% groei. De VBO net als verschillende economen geven toe dat die cijfers overdreven optimistisch zijn en dat zo’n zwak groeiritme van de economische activiteit geen nieuwe banen meer zal opleveren. We staan ver van de 60.000 per jaar die Verhofstadt beloofde! De werkloosheid groeit onophoudelijk ondanks de jacht die op werklozen wordt gemaakt. In november 2004 waren er 8,6% meer werklozen dan in november van het jaar ervoor. Op een actieve bevolking van 4.975.000 personen zijn er 770.600 officiële werklozen waarbij de honderdduizenden niet-werkenden moeten worden opgeteld die afhankelijk zijn van de OCMW’s en andere diensten of helemaal geen uitkering hebben.
Momenteel wordt een aanval uitgevoerd op de arbeidstijd, overwerk en via de flexibiliteit van de werktijd. Meer werken volgens de behoeften van het kapitaal tegen minder loon. Daaruit bestaan de wensen van de bourgeoisie voor het nieuwe jaar. De collectieve arbeidsovereenkomsten worden niet langer gerespecteerd, noch in de privé-sector, noch door de staat die bijvoorbeeld weigert om bij De Post 36 in plaats van 38 uur te laten werken omdat dat “Zeer slecht is om nieuwe geldschieters aan te trekken”.
De aanvallen op de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de uitgaven voor de gezondheidszorg en het onderwijs laten op hun beurt de ernst van de crisis zien net als het onvermogen van de bourgeoisie om de sociale zekerheid nog langer te financieren. Gesteund door het algemene offensief van de bourgeoisie in Europa en haar klankkast in de vorm van de Europese Richtlijnen op economisch en sociaal vlak, presenteert de patronale belangenvereniging, het VBO, een eisenpakket voor de collectieve arbeidsovereenkomsten voor 2005/2006: loonbevriezing, ter discussie stelling van de loonindex, terugkeer naar de vrijheid om overuren te maken, grondige hervorming van de vervroegde pensioenen. In tegenstelling tot wat de vakbonden beweren is dat geen patronaal opbod, maar een concreet doel voor de gehele bourgeoisie. Wat ook niet vergeten kan worden is dat de vermindering van de ‘patronale lasten’ die over twee jaar 1.200.000.000 euro bedragen zullen doorwegen op het zoeken naar alternatieve financieringsbronnen voor de sociale zekerheid.
Opnieuw merken we dat België niet ontsnapt aan de algemene tendens van diepgaande en frontale aanvallen op de arbeidersklasse. Heel het geklets over de Belgische uitzondering is slechts één groot rookgordijn.
De Belgische bourgeoisie is zich heel wel bewust van de dreiging die van de arbeidersklasse uitgaat.
De opeenstapeling, de omvang en de aard van de aanvallen van de bourgeoisie zullen steeds meer de illusies ondergraven over de weldaden van een toekomstige heropleving die de heersende klasse nog altijd probeert te verspreiden. Maar bovenal, de ongerustheid bij de uitgebuiten zal toenemen, een onvrede en de vraag wordt gesteld wat hen in dit uitbuitingssysteem nog meer te wachten staat, voor hun kinderen en de komende generaties. De bourgeoisie voelt in werkelijkheid heel goed aan dat deze ongerustheid binnen de arbeidersklasse groeit, dezelfde ongerustheid die tot uitdrukking kwam bij de honderdduizenden demonstranten in Frankrijk, Oostenrijk, in Nederland en in Duitsland in 2003-2004. Zo gaan de werknemers in de gezondheidszorg al twee maanden wekelijks de straat op om hun statuten te laten herwaarderen en voor de schepping van 13.500 banen die in deze sector ontbreken. De herhaalde stakingen bij de post, de spoorwegen, de TEC in Charleroi, de MIVB, de gemeentediensten in 2003 en 2004 zijn tekenen aan de wand die ervan getuigen dat geleidelijk aan de ongerustheid algemeen begint te worden en overgaat in diepgaande onvrede. En dat vormt de aanzet voor strijdbaarheid en zelfvertrouwen van de klasse.
In die omstandigheden kozen de vakbonden het juiste moment om de lont uit het kruitvat te halen toen ze de onrust aanvoelden over de crisis en de plannen met de sociale zekerheid en de pensioenen. Ze organiseerden op 21 december 2004 een machteloze optocht en een staking voordat de strijdbaarheid goed en wel tot rijping kon komen, en er bijgevolg geen mobilisatie op klassenterrein plaatsvond, enkele dagen voor het eindejaarsverlof en aan de vooravond van kerstmis, zodat deze manifestatie duidelijk een demobilisatie zonder enig vervolg was. En als ‘eenheids’-manifestatie van het gezamenlijk vakbondsfront werd zo de illusie gezaaid van een eendracht en klassenkracht terwijl het in werkelijkheid om een goed gepland en beheerst manoeuvre ging van de vakbeweging om de arbeidersklasse te verzwakken. Dat deze manifestatie niettemin 50.000 arbeiders op de been bracht, waarbij nog moeten worden opgeteld de tienduizenden arbeiders en bedienden die toen in staking waren (hoewel doorgaans machteloos thuisgebleven), toonde de ongerustheid over de toekomst en het verlies aan vertrouwen in de voornemers van de bourgeoisie.
Wat de bourgeoisie het meeste ducht is dat de arbeidersklasse zichzelf als klasse begint te herkennen en van daaruit vragen begint te stellen bij haar eigen toekomst, over de aard van de crisis en de noodzaak van een andere keuze dan het kapitalisme. Het ging de Belgische bourgeoisie om het voorkomen van de bewustwording, en daarin is zij de laatste tien jaar wonderwel geslaagd, eerst onder de paars-groene, en nu paarse regering. De democratische campagnes, de dreigingen met delocalisaties en de angst voor werkloosheid verdoofden de strijdbaarheid van het proletariaat en ronselde de arbeiders achter de ‘democratische’ staat als ‘burgers’, afgezonderd van hun klassenbroeders. Dat alles kenmerkte de aard van de strijd, hun opsluiting op de werkplek, hun corporatistisch en heterogeen karakter. Maar het einde van de welvaartsstaat draagt het zaad van de strijdvereniging in zich, want hoe meer de aanvallen een algemeen karakter aannemen, des te meer moet het antwoord van de arbeiders globaal zijn.
Ook al worden de huidige gevechten nog gekenmerkt door hun sporadisch karakter, het is door hun opeenvolging, hun massaliteit en het feit dat ze een zeer geconcentreerd proletariaat in beweging brengen, dat ze fundamenteel getuigen van een groot verlies aan vertrouwen in de toekomst die het kapitalisme ons biedt. Deze strijd brengt een groeiende bewustwording tot uiting over het feit dat de aanvallen en de aftakeling van de levensvoorwaarden de arbeiders van alle landen raakt en in geen geval het probleem van een bepaalde sector vormt, van een afzonderlijk bedrijf of land. Uiteindelijk laat het zien dat het gevoel onder de arbeiders deel uit te maken van één en dezelfde klasse groeit.
Pol&Lac / 07.01.2005
Ondanks de daling van de dollarkoers en de stijging van de olieprijs doen de specialisten van de economische voorspelling geruststellend over de groeivoeten van 2004: 4,7% voor de Verenigde Staten, 3% voor Japan, 1,6% voor de Eurozone, 9,1% voor de eerste drie kwartalen 2004 in China. Hoe moeten we die resultaten begrijpen? Gaat het beter met de wereldeconomie? De bourgeoisie stelt de Verenigde Staten en vooral China voor als het nieuwe Eldorado, maar kunnen die twee als locomotieven voor de wereld dienen en de economie opnieuw aanzwengelen, ook in Europa?
Om op die vraag te antwoorden is het in de eerste plaats nodig de toestand te analyseren van de eerste wereldmacht om zich er rekenschap van te geven dat de bourgeoisie om het hardst roept dat alles goed gaat om het groeiend failliet van haar systeem voor het proletariaat verborgen te houden.
Als de specialisten van de wereldeconomie zich ergens niet in vergissen, dan is het wel in de ernst van de schuldenlast van de eerste wereldmacht. Om de economische machine weer aan te zwengelen heeft de Amerikaanse regering de openbare en handelstekorten de vrije loop gelaten. Ze heeft op kunstmatige wijze het huishoudelijk verbruik gefinancierd (dat verbruik is goed voor tweederde van het Amerikaans Bruto Intern Product en heeft een doorslaggevende invloed op de economische activiteit) door een massale daling van de belastingen voor de huishoudens, waartoe beslist werd na de recessie van 2001 (in feite gaat het om herhaalde dalingen in 2001, 2002, 2003 en 2004, voor een totaal bedrag van 1.900 miljard dollar over tien jaar), en door rentevoeten voor bancaire leningen die op het laagste niveau werden gebracht sinds 1945 (de FED bracht de rentevoet voor leningen terug tot 1%). Ondanks die maatregelen is de economische groei de laatste maanden teruggevallen van 5 tot 3,5%. Het vertrouwen van de huishoudens is nog gedaald in oktober 2004, tot het laagste niveau van de laatste zeven maanden, en de tekorten blijven aangroeien. De Amerikaanse regering spreekt zelfs van ‘tweelingtekorten’ om de ernst ervan aan te duiden. Het begrotingstekort is gestegen tot 413 miljard dollar, na de 377 miljard van 2003. De experts verwachten dat er tot 2011 3000 miljard dollar extra schulden zullen worden opgestapeld. “De regering moet momenteel 1,1 miljard dollar per dag lenen en geeft nog meer uit om de interesten op de schuld (159 miljard) te betalen, wat overeenkomt met de gezamenlijke begrotingen van onderwijs, binnenlandse veiligheid, justitie, politie, oud-strijders, ruimteonderzoek en internationale hulp.” (Le Monde, 04-11-2004) Wat het handelstekort betreft, dat overstijgt de 650 miljard dollar, otewel 5,7% van het BIP. De toestand is niet beter in de andere kapitalistische staten. De plotse stijging van de olieprijs en de hoge vlucht van de euro zullen de groeivoeten in Europa terugbrengen tot hoogstens 2%, terwijl de openbare schuld overal blijft toenemen en geen enkele Europese staat nog de regel kan toepassen van een maximumtekort van 3%, zoals vastgelegd in het verdrag van Maastricht. Een tekort van meer dan 4,1% voor Frankrijk, 3,9% voor Duitsland, 3,2% voor Groot-Brittannië (het dubbele van vorig jaar), meer dan 4% voor Italië.
De topontmoetingen van de G7, de zeven grootste economische machten, volgen elkaar op en lijken op elkaar omdat achter de eensgezinde en voluntaristische verklaringen ten gunste van een gemeenschappelijk beleid er in werkelijkheid precies het tegenovergestelde gebeurt. Door de verscherping van de crisis en met name de Amerikaanse schuldenlast, die gevaar op inflatie meebrengt, wordt de concurrentie verhevigd die aan de basis van het kapitalistisch systeem ligt. Met de daling van de rentevoeten heeft de Amerikaanse regering een politiek ontwikkeld van daling van de dollar ten opzichte van de euro, de voornaamste concurrerende munt, om delen van de markten voor uitvoer te veroveren en om de omvang van haar financiële schuld te verminderen. Die politiek van ‘competitieve devaluatie’ gebruikten de Verenigde Staten al in de jaren 1980 en 1995. Wat nu anders is, is de context waarin de Amerikaanse regering deze daling van de dollar gebruikt, namelijk een ongekende opstapeling van de schuldenlast van haareconomie. In de economische oorlog die nu woedt heeft de dollar een kwart van zijn waarde verloren en gaat het buitenlandse tekort de 5,5% van het Amerikaans BIP overstijgen. “Het terugbrengen van het BIP tot onder de 3,5%, wat de bedoeling lijkt te zijn, zal waarschijnlijk een verdere ontwaarding van de dollar met 35% tegenover alle andere munten noodzakelijk maken. De waardevermindering van het groene briefje is een poging om de Amerikaanse economie naar nieuwe evenwichten te brengen. De euro zou moeten stijgen tot 1,70 dollar, wat een zware tol zou zijn voor de Europese uitvoer.” (Les Echos, 6.11.04). Bij dit vooruitzicht op een nooit geziene daling van de dollar bedreigen de voornaamste Europese landen en Japan (waarvan de beperkte economische heropleving steunt op een opflakkering van de uitvoer) de Verenigde Staten openlijk met een interventie van hun centrale banken op de financiële markten om de Amerikaanse deviezen duurder te maken. De ernst van de huidige toestand schuilt niet zozeer in de concurrentie tussen de industrielanden, die de essentie is van het kapitalisme, maar in de tendens dat deze concurrentie juist in het hart van het kapitalisme (Verenigde Staten, Canada, Europa, Japan) de minimale overeenstemming op zal blazen die tot nu toe tussen de grootmachten bestond om de gevolgen van de crisis af te wentelen op de rest van de wereld.
In die context van monsterachtige schuldenlasten van de voornaamste ontwikkelde landen en van de daling van de dollar, deed het uit de pan swingen van de grondstofprijzen, met name van de olie, het spook weer opdoemen van de inflatie die de wereldeconomie in de loop van de jaren 1970 grote schade toebracht. Vandaar deze waarschuwing van het Internationale Monetaire Fonds: “Te lang wachten met een reactie op de eerste tekenen van inflatie zou wel eens moeilijk te herstellen kunnen blijken, en zou de centrale banken een deel van de geloofwaardigheid kunnen kosten die zij in de jaren 1980 en 1990 opgebouwd hebben.” (Le Monde, 1.10.04). Ondanks deze waarschuwing richten de burgerlijke experts alle aandacht op de oorzaken van deze stijging die zou liggen in een forse stijging van de vraag naar olie op wereldvlak, met name in China en de Verenigde Staten, en met een zekere tijdelijke instabiliteit in de bevoorrading waartegenover sommige producerende landen hun productiequota kunnen verhogen. De marxistische analyse daarentegen situeert het probleem in een globaler analysekader. In tegenstelling tot de voorgaande stijgingen, in 1973, 1979 of van 1997 tot 2000, die door de Verenigde Staten uitvoerig gebruikt werden in de handelsoorlog tegen de andere kapitalistische staten, Europa en Japan vooral (zie ons artikel Stijging van de olieprijs: geen oorzaak maar gevolg van de crisis, in Internationale Revue, nr. 19), heeft de huidige stijging de Amerikaanse economie in het algemeen en met name de consumptie door de huishoudens zwaar benadeeld, in een context waarin de Verenigde Staten gedwongen zijn veel meer olie in te voeren dan vroeger. De hoge olieprijs leidt onmiddellijk tot een vergroting van het Amerikaans begrotingstekort, te meer daar de olie in dollars wordt betaald en gezien de wisselkoers dus duurder is voor de Amerikanen dan voor de Europese economieën (die een vat in een munt betalen, de dollar, die goedkoper is dan hun eigen munt, de euro). Zo toont de stijging van de olieprijs de ernst van de economische crisis en meteen ook het verband dat kan bestaan met de huidige oorlogen. Er zit een deel speculatie in de prijsstijging (de experts schatten dat op 4 tot 8 dollar), maar zij is ook uitdrukking van het groeiend gewicht van chaos en barbarij op wereldschaal. Het onvermogen van de Verenigde Staten om de Iraakse productie opnieuw op te starten tengevolge van het militair drijfzand waarin zij verzinken, de dreiging met aanslagen op de installaties van de grootste producent, Saoedi-Arabië, de sociale onrust in Venezuela en Nigeria zijn daarbij de voornaamste factoren. Dit geheel van gebeurtenissen toont dat er niet aan de ene kant het economisch aspect is en aan het andere het militaire of imperialistische aspect, maar dat er een steeds grotere wisselwerking bestaat tussen een geheel van die factoren die elkaar voeden om uit te monden in een steeds chaotischer situatie die steeds minder controleerbaar wordt voor de bourgeoisie. De groeiende instabiliteit en wanorde in de kapitalistische wereld voedt de economische instabiliteit, die op haar beurt alleen maar meer militaire instabiliteit kan veroorzaken.
In deze context van astronomische verschulding van de wereldeconomie en met name van de eerste wereldmacht moeten we de groei aanklagen van de militaire uitgaven die de begrotingstekorten nog vergroten en wel ten koste van de civiele budgetten die alleen maar kunnen wegsmelten om de zich verbreidende barbaarsheid te financieren.
Zo hebben de Verenigde Staten sinds het ontketenen van de oorlog in Irak en tot aan de huidige bezetting van het land 140 miljard dollar uitgegeven. Die inspanning bleek niet voldoende want “het Pentagon heeft zopas, begin november, extra kredieten van 7 miljard dollar gevraagd om de militaire operaties in 2005 te financieren” (Le Monde, 09.11.2004). De begroting van het Pentagon zal in 2005 boven de 400 miljard dollar uitstijgen, zonder de kosten te rekenen van de oorlogen in Irak en Afghanistan. Dat is bijna de helft van de wereldwijde militaire uitgaven (45% om precies te zijn).
Vergelijking met de voorgaande oorlogen doet ons de absurde omvang van de huidige uitgaven beseffen. De Eerste Wereldoorlog kostte de Amerikaanse economie 190,6 miljard dollar. De Tweede Wereldoorlog 2.896,3 miljard dollar, de eerste Golfoorlog in 1991 slokte in enkele maanden 76,1 miljard dollar op (bron: Problémes Economiques, 01.09.2004).
Maar de andere staten blijven daarin niet achter en we kunnen als voorbeeld Frankrijk aanhalen, wetende dat sinds het einde van de jaren 1990 de militaire begrotingen over heel de wereld in de lift zitten. Terwijl de begroting van het Franse leger al aanzienlijk gestegen was, heeft de regering beslist “550 miljoen euro extra toe te wijzen om de militaire inzet die aan de gang is in Ivoorkust te financieren, en nog eens 100 miljoen euro voor andere operaties in het buitenland. Die uitgaven vinden plaats ten koste van de civiele ministeries.” (Les Echos, 10.11.2004).
In tegenstelling tot wat de bourgeoisie ons verteld, is wat ingebracht wordt in de militaire sfeer niet bestemd voor de reproductie van het productieve kapitaal, maar komt het neer op de vernietiging, puur en simpel, van het geïnvesteerde kapitaal. Dat betekent dat de ontwikkeling van het militarisme en de toename van de uitgaven die eraan verbonden zijn een extra last is die het economisch moeras alleen maar kan vergroten.
Achter de cijfers van de zogenaamde kapitalistische groei voor 2004 gaat in werkelijkheid een nieuwe, dramatische etappe schuil van verheviging van de crisis die het failliet aantoont van de kapitalistische productiewijze.
Donald / 12.12.2004
In Irak volgen de aanslagen elkaar op De dood maakt slachtoffers met tientallen tegelijk. Het Amerikaanse leger telt op dit ogenblik al 1.276 doden (waarvan meer dan 100 de laatste maand) en 9.765 gewonden. De aanval op Falloedja heeft minstens 2.000 slachtoffers gemaakt bij de rebellen. Er is geen enkele balans opgemaakt over de tienduizenden inwoners die niet konden vluchten omdat ze opgesloten waren tussen de gevechten. De balans van de oorlog loopt al op tot minimaal 15.000 slachtoffers. Een Engels medisch tijdschrift bracht een werkelijke balans van 100.000 doden in de openbaarheid!
Aanslag na aanslag sommen de media het aantal slachtoffers op, een sinister dagelijks register van de barbarij tussen de rubriek van ‘overig nieuws’ en maatschappelijke vraagstukken in het algemeen, alsof het ging om nieuws zoals al het andere. Deze banalisering van de wreedheden, voorgesteld als onontkoombar, als een ‘natuurverschijnsel’ en gepaard gaand met leugens en ideologische campagnes van de heersende klasse over de oorzaken ervan, heeft slechts tot doel om de barbarij, die wordt voortgebracht door het kapitalisme in ontbinding, voor het proletariaat aanvaardbaar te maken en de verontwaardiging die ze opwekt te neutraliseren. Deze gewenning aan de barbarij, een werkelijk gif voor het bewustzijn van het proletariaat dat er voortdurend wordt ingelepeld, moet bestreden worden omdat het een van de middelen is waarmee de bourgeoisie de passiviteit van de arbeidersklasse in stand houdt en daarmee haar klassenheerschappij over de maatschappij verzekert.
De uitbreiding van de barbarij betekent een van de meest monsterlijke manifestaties van het bankroet van het wegrottende kapitalistische systeem. Het kapitalisme, dat steeds groter delen van de planeet onderwerpt aan de gesel van de oorlog, vertegenwoordigt een bedreiging voor de beschaving en zelfs voor het overleven van de mensheid.
De grootste operatie van de Amerikaanse troepen sinds de val van Saddam Hussein, tegen de stad Falloedja; het voortzetten van de militaire offensieven “in de komenden weken en maanden” die zelfs zouden “toenemen bij het naderen van de Iraakse verkiezingen” (1); en de acties die sinds november worden uitgevoerd door 5.000 soldaten in de “dodendriehoek” van de provincie van Babylon, bieden geen enkel uitzicht op stabilisering. Het land is overgeleverd aan anarchie en aan krachtmetingen die bedoeld zijn om de voorwaarden te scheppen voor het houden van algemene verkiezingen die geloofwaardigheid moeten verlenen aan de Amerikaanse aanwezigheid in Irak. Maar de reactie van de Verenigde Staten op hun verlies aan controle over het land draagt enkel bij tot de ineenstorting van de Iraakse staat in een veralgemeende burgeroorlog en tot spanningen tussen de verschillende klieken ter plaatse. De bloedige aanslagen en de moorddadige schermutselingen nemen hand over hand toe in het hele gebied en geen enkel deel blijft daarvan gespaard.
In Bagdad zelf worden de aanslagen voortaan rechtstreeks gepleegd op de “groene zone”, de ultra-beveiligde sector van het centrum. De weg naar de luchthaven, die afgesloten is sinds er met raketten werd geschoten op Amerikaanse vliegtuigen, staat buiten Amerikaanse controle. Door gevechten in de stad bij volle daglicht moesten pantserwagens worden ingezet en werden hele wijken afgegrendeld. Ramadi kwam onder controle van de guerrilla te staan. Gevechten zijn aan de gang in het noorden, in Balad, Baji en Baaquba. Mossoel, de Koerdische hoofdstad, werd ingenomen en bleef drie dagen in handen van de opstandelingen van Falloedja. De Koerdische peshmerga’s, die het gros vormen van de nationale Iraakse garde die ingezet werd in Falloedja en bij de herinname van Mossoel, zijn steeds meer betrokken bij de botsingen.
De inname van Falloedja (een stad die “een groot aantal van de officieren van het leger en van de veiligheidstroepen van Saddam Hussein leverde en die deelnamen aan de onderdrukking van de Sjiïteten” (2) en dat een schuiloord was van deze kaders van het oude regime na de eerste slag om Falloedja), die plaatsvond met de stilzwijgende instemming van de sjiïtische gezagshebbers, verscherpt de spanningen tussen Sjiïten en Soennieten. Zo zijn “Hilla, een sjiïtische stad, en Latifiya, een soennitische stad, begonnen met een heimelijke onderlinge oorlog via moorden, hinderlagen en ontvoeringen” (3). Er is al een anti-soennitische Sjiïtische militie in het leven geroepen. Ook de verdeeldheid tussen de verschillende partijen rond de verkiezingen belooftbloedige afrekeningen tussen rivaliserende fracties. De Sjiïten, die 60% van de bevolking van Irak uitmaken, en die lange tijd onder Saddam Hussein van de macht waren uitgesloten, zijn onder leiding van de ayatollah Al-Sistani de warmste voorstanders van het houden van verkiezingen waaruit zij munt hopen te slaan. Maar de sjiïtische fractie van Moktada Al-Sadr, die dit jaar twee anti-Amerikaanse opstanden heeft aangevoerd, weigert er aan deel te nemen omdat tegen haar medestanders vervolgingen zijn ingezet.
Erfvijanden als de Koerdische organisaties UPK en UDK hebben zich voor de gelegenheid aaneengesloten. Onder de Soennieten is de verkiezingsboycot doorbroken; hoewel de belangrijkste organisatie, het Comité van de Oelema’s, vasthoudt aan zijn slogan van sabotage, hebben meerdere Soennitische organisaties beslist om hun eigen kaarten uit te spelen, met name de Islamitische Partij, die voortkomt uit het Moslimbroederschap. In dit wespennest verveelvoudigde het aantal politieke moorden en aanslagen op hooggeplaatste persoonlijkheden.
De toename van de terroristische aanslagen bij de nadering van de verkiezingen ontstaat niet uit zichzelf: het is het oorlogswapen dat de imperialisten die rivaliseren met de Verenigde Staten stiekem gebruiken om de Amerikaanse positie te ondermijnen.
Ondanks de wereldwijde verzwakking van de Verenigde Staten en de verzwakking van hun positie in Irak, waar nieuwe terugtrekkingen van geallieerde troepen worden aangekondigd (door Hongarije eind december, door Nederland in maart), slaan ze terug zoals bleek uit het houden van de conferentie over Irak in Sharm-el-Sheikh op 25 november. Eerst en vooral bezegelt deze de terugkeer van de Verenigde Staten in het kader van de Verenigde Naties. Dat stelt hen weer in staat om hun imperialistische afpersingen te verdoezelen achter de wettelijkheid van het ‘internationaal recht’, zoals toegekend in resolutie 1546, die weer als basis diende voor de nieuw aangenomen resolutie. Door zich achter het multilateralisme te scharen kunnen de Verenigde Staten zich momenteel aan hun rivalen opdringen, voornamelijk aan Frankrijk. De Verenigde Staten zijn er in geslaagd om het Franse imperialisme een toontje lager te laten zingen en de pogingen van Frankrijk om de eigen invloed in Irak te vergroten terug te brengen tot ijdele pogingen: Frankrijk, “dat er als eerste bij was om samen met Rusland te eisen dat er een internationale conferentie zou komen over Irak, heeft zijn ambities moeten bijstellen. Terwijl het een kalender eiste voor de terugtrekking van de coalitietroepen, moet het nu genoegen nemen met een vage verwijzing naar het tijdelijke karakter van hun aanwezigheid in Irak” (4).
Bovendien werd het Franse voorstel verworpen om de conferentie niet enkel open te stellen voor de Amerikaanse beschermelingen die aan de macht zijn in Bagdad, maar voor alle Irakese politieke krachten, “daarbij inbegrepen een bepaald aantal groepen of mensen die op dit ogenblik de weg gekozen hebben voor de gewapende verzet” (5), om zo aan allen die enig heil verwachten van Frankrijk duidelijk te maken dat dit land niet over de middelen beschikt om zijn aanspraken te laten gelden.
Bovendien lieten ze Frankrijk in het stof bijten met het akkoord over de vermindering van de Iraakse schuld met 80%. Frankrijk wilde, met de steun van Moskou en Berlijn, de belangrijkste geldschieters van Irak, ten gunste van een kliek die afhankelijk is van de Amerikaanse invloed niet verder gaan dan 50%.
Irak vormt het zenuwcentrum van de botsingen tussen de grootmachten die elkaar bestrijden om hun plaats op imperialistische rangorde van de wereld te behouden. De vlucht naar voren door het gebruik van de Amerikaanse militaire macht (waarvan de mankracht wordt opgevoerd van 142.000 tot 150.000 tegen eind januari), evenals het opbod dat dit met zich meebrengt, versnelt niet alleen het uiteenvallen van Irak, maar de schokgolven zijn ook voelbaar in de naburige landen waar de middelpuntvliedende krachten naar uiteenspatting eveneens worden versterkt. Van Palestina tot Pakistan, van Arabië tot de Kaukasus, de destabilisering van deze voor de kapitalistische wereld strategisch belangrijkste zone zal zware gevolgen hebben voor heel de wereldsituatie. De onderdompeling in de chaos van heel deze regio maakt op dramatische wijze duidelijk dat in de ontbindingsfase van het kapitalisme de imperialistische rivaliteiten en het doorlopend gebruik van de militaire macht (die er enkel toe bijdraagt dat de conflicten zich uitbreiden en steeds meer uit dehand lopen), de belangrijkste factor vormt in de ongekende ontwikkeling van barbarij.
Scott / 15.12.2004
1. Rumsfeld geciteerd door Libération, van 26.11.2004.
2. Libération, van 16.11.2004.
3. Ibid.
4. Libération, van 22.11.2004.
5. M. Barnier, Ibid.
Op vrijdag 5 november heeft de IKS, dankzij de steun van de militanten van de NCI uit Argentinië, een openbare bijeenkomst gehouden in Florencio Varela, een voorstad van Buenos Aires. Het thema was de evolutie van de klassenstrijd op wereldvlak. Zoals tijdens de voorgaande openbare bijeenkomst in augustus, was de inleiding kort gehouden om het debat zich zoveel mogelijk te laten ontwikkelen.
De inleiding legde niet alleen de wrede aanvallen op haar levensvoorwaarden bloot die de arbeidersklasse overal ter wereld ondergaat, ook in de meest ontwikkelde landen, maar ook de ontwikkeling van de oorlogsbarbarij. Ze verdedigde dat deze verschillende aspecten van de internationale situatie direct het product zijn van het kapitalisme in zijn vervalfase en vandaag van zijn ontbinding. Tegenover deze situatie gaat de arbeidersklasse vandaag opnieuw de weg van de strijd op, al gaat dat gepaard met veel moeilijkheden. Zij neemt de strijd weer op na een lange periode van openlijke terugval na het ineenstorten van het Oostblok, een terugval die te wijten was aan het gebruik door de bourgeoisie van het bankroet van het stalinisme om dit op leugenachtige wijze te associëren met het marxisme en het kommunisme. Deze hernieuwde ontplooiing van strijdbaarheid van de arbeiders illustreert dat de effecten van deze campagne aan het vervagen zijn. De heropname van de arbeidersgevechten laat zich concreet vaststellen aan de hand van de gevechten in de lente van 2003 in Frankrijk en Oostenrijk tegen de ‘hervorming’ van de pensioenen, de mobilisaties van de trambestuurders in Italië, van de engelse postbodes en brandweerlieden in de winter van 2003, vervolgens die van de arbeiders van de FIAT fabrieken in het zuiden van Italië, de gevechten in Duitsland van de arbeiders van Siemens, Porsche, Bosch, Alcatel, maar ook van Mercedes-Daimler-Chrysler; de gevechten van de scheepswerfarbeiders in Spanje (El Ferrol in Galicië, Puerto Real en San Fernando in de buurt van Cadiz, Sestao bij Bilbao). Deze internationale heropleving van de strijdbaarheid van de arbeiders werd nog eens geïllustreerd door massale betogingen zoals die van 45.000 personen in Berlijn op 2 oktober en op dezelfde dag in Amsterdam, met [ruim] 200.000 deelnemers tegen de plannen van de regering. Vervolgens gingen op 14 oktober 9.000 arbeiders van Opel-Bochum in Duitsland in staking tegen de aankondiging van een ontslagplan. De presentatie heeft onderstreept dat de behoefte aan solidariteit een zeer belangrijk kenmerk was van deze bewegingen: we hebben gezien hoe er zich in het bijzonder in de strijd bij Daimler-Benz een begin van arbeiderssolidariteit ontwikkelde tussen de arbeiders van twee fabrieken waar de bourgeoisie geprobeerd had om deze tegen elkaar op te zetten. In de schoot van deze inspanning van de arbeidersklasse om haar strijd te ontwikkelen, moeten we bovendien de opkomst van politieke overdenking in de diepte signaleren, op basis van het groeiende verlies aan illusies over de toekomst die het kapitalisme voor ons in petto heeft. Deze bewegingen hebben aangetoond dat zich geleidelijk aan het bewustzijn ontwikkelt dat alle sectoren van de arbeidersklasse in alle landen worden aangevallen en een zoektocht wordt ondernomen naar het perspectief van een andere maatschappij, al is deze nog verward. Er ontwikkelt zich dus in de schoot van de arbeidersklasse opnieuw het bewustzijn te behoren tot een aangevallen klasse, en deze bewustwording ligt aan de basis van het zoeken naar solidariteit, die onmisbaar is voor de klassenstrijd.
De deelnemers aan deze openbare bijeenkomst, de NCI zowel als anderen, hebben de informatie over de strijd in Europa die de presentatie van de IKS gaf, begroet. Dit maakte het voor hen mogelijk om beter te begrijpen dat de gevechten die zich ook in Argentinië ontwikkelen (het voorbeeld van een strijd in een vleescoöperatie werd aangehaald, en er zijn nog andere voorbeelden), hun volle betekenis krijgen binnen deze internationale dynamiek. Zij benadrukten dat er veel klassengevechten in de wereld plaatsvinden maar dat de media hier geen enkele informatie over verstrekken. Een van de deelnemers onderstreepte dat zich sinds het midden van de jaren 1990 in Argentinië een ‘volksstrijd’ ontwikkelt tegen zeer harde aanvallen. Hij toonde aan dat de recente gevechten in Argentinië tot aan het in vraagstellen van de staat waren gegaan. De kameraden van de NCI bevestigden hierop dat zij deze visie niet delen. Ook de IKS kwam tussen om te benadrukken dat alleen de arbeidersklasse de staat in vraag kan stellen via een massale, eensgezinde strijd die zich bewust is van wat er historisch op het spel staat. Wij benadrukten het gevaar van de inter-klassistische strijd, waarin de arbeidersklasse wordt opgelost in de andere lagen van de bevolking en waarin zij dus haar eigen kracht als klasse verliest. Het enige perspectief om een krachtsverhouding op te bouwen tegenover de bourgeoisie en haar staat, is het ontwikkelen van haar strijd op het eigen terrein, een zelfstandige en ééngemaakte strijd van de arbeidersklasse. In 2001 hebben we inter-klassistische revoltes meegemaakt waarin het proletariaat verdronken werd tussen de andere sociale lagen. Deze revoltes hebben de staat helemaal niet van zijn stuk gebracht.
De deelnemer die deze analyse naar voren bracht, was zeer oplettend bij deze argumentatie. Hij bracht met grote oprechtheid zijn wil tot uitdrukking om te begrijpen hoe de arbeidersklasse tegenover de staat een krachtsverhouding in haar voordeel kan ontplooien.
Een ander belangrijk aspect van de discussie draaide rond de vraag: hoe te strijden tegen de versplintering van de gevechten, hoe de eenheid binnen de arbeidersklasse te ontwikkelen? Over dit vraagstuk waren alle deelnemers het eens dat de vijanden van deze eenheid de vakbonden zijn. De IKS heeft het voorbeeld kunnen aanhalen van de strijd in Polen van 1980 om aan te tonen dat deze strijd zich had kunnen ontwikkelen over heel het land omdat de arbeiders de officiële vakbonden duidelijk doorzagen als vertegenwoordigers van de Staat. Het werd nodig geacht om de vakbonden van West-Europa, die hun anti-arbeiderskarakter veel handiger kunnen verbergen, de Poolse staat ter hulp te laten snellen om de dynamiek van de beweging te breken, door hen het perspectief van nieuwe ‘democratische’ vakbonden te geven. Walesa werd de kampioen van de sabotage en de bourgeoisie is hem er zeer erkentelijk voor.
De discussie onderstreepte ook dat het perspectief ligt in het ontwikkelen van de klassensolidariteit tot op internationaal vlak aangezien het kapitalisme op internationale schaal moet vernietigd worden en dat de basis van de klassenstrijd zelf nu net het internationalisme is. Een deelnemer vroeg aan de IKS om uit te leggen hoe de arbeiders zich dan, volgens haar, in de strijd moeten organiseren. De IKS heeft het debat over de massastaking aan het begin van de twintigste eeuw, na de beweging van 1905 in Rusland, in herinnering gebracht en de lessen die daaruit getrokken werden. We herinnerden aan het feit dat de vakbonden zich toen tegen dit debat keerden. Een centrale les uit de gevechten van die periode (gekenmerkt door de intrede van het kapitalisme in zijn verval) was dat van toen af aan, de gevechten niet langer beperkt konden blijven tot de corporatie, maar zich moest uitbreiden en dat het in en door de strijd is dat de arbeidersklasse haar strijdorganen doet ontstaan: algemene vergaderingen die gekozen en afzetbare comités kiezen. Deze organisatie maakt het de klasse mogelijk om de controle over haar strijd te behouden. Deze organisatie maakt de werkelijke uitbreiding ervan mogelijk .De vakbonden hebben verraad gepleegd en werden door de staat opgeslorpt omdat de arbeiders geen gebruik meer konden maken van permanente eenheidsorganisaties. Sindsdien zijn het de vakbonden die gestreden hebben tegen deze zelfstandige organisatie van de klasse, die verdwijnt zodra de strijd gestaakt wordt.
Aan het einde van het debat werd het vraagstuk van de ‘piqueteros’ te berde gebracht door diezelfde deelnemer. Volgens hem gaat het om een authentieke strijd van de werklozen, dus om een arbeidersstrijd aangezien de werklozen deel uitmaken van de arbeidersklasse. De IKS, net als de kameraden van de NCI, hebben hierop geantwoord dat ook al is het waar dat de werklozen deel uitmaken van de arbeidersklasse, en dat er veel werkloze arbeiders deel uitmaken van de beweging van de ‘piqueteros’, dit niet volstaat om deze een proletarische aard toe te kennen. In de vakbonden zijn er ook arbeiders, maar toch zijn deze daarom nog geen organisatie van de klasse. De beweging van de ‘piqueteros’ verdeelt de arbeiders in werklozen en actieven, en de werklozen onder elkaar aangezien er verschillende organisaties van ‘piqueteros’ bestaan. Bovendien hebben de arbeiders die er deel van uitmaken geen enkele zelfstandigheid en kunnen ze over niets beslissen. Zij zijn eenvoudigweg een manoeuvreermassa, die volkomen wordt gemanipuleerd. In die omstandigheden zijn de 150 peso’s die ze elke maand van de staat ontvangen, niet het gevolg van een krachtsverhouding die zij afgedwongen hebben, zoals de kameraad denkt, maar wel de prijs voor bewezen diensten, zelfs al zijn zij er zich niet van bewust.
De kameraad zei dat hij hier niet mee akkoord gaat, maar bevestigde dat hij erover nadenkt, en dat hij bereid is om het debat over deze vraag voort te zetten – een houding die de IKS heeft begroet.
De conclusie van de IKS heeft zodoende kunnen benadrukken dat er punten van akkoord waren over het internationale aspect van de klassenstrijd, over de noodzaak om de strijd te ontwikkelen, over het verwerpen van de vakbonden, over de noodzaak om te strijden voor de ontwikkeling van de eenheid van de klasse en de ontwikkeling van de bewustwording over wat er historisch op het spel staat. Zij heeft ook vermeld dat een deelnemer niet akkoord ging over de beweging van de ‘piqueteros’ maar dat hij wel de wil had om het debat over deze vraag voort te zetten. Deze kameraad stelde het trouwens op prijs dat in de conclusie de punten van overeenstemming en de meningsverschillen werden vermeld. Hij vroeg ook aan de IKS of zij hem de boeken van Rosa Luxemburg Inleiding tot de politieke economie en De accumulatie van het kapitaal kon verschaffen. De IKS gaat haar best doen om aan deze vraag te voldoen.
In de loop van het debat zijn de kameraden van de NCI verschillende keren tussengekomen, met name over de ‘piqueteros’; hun tussenkomsten situeerden zich in de continuïteit van hun eerdere stellingnamen (die wij gepubliceerd hebben in onze Internationale Revue). Ze hebben ook gezegd dat zij de historische verheldering van de IKS erg op prijs stellen. Er moet nog worden vermeld dat de deelnemers hebben bijgedragen in de zaalhuur. Deze bijeenkomst is een werkelijk debat in de schoot van de klasse geweest; een nuttig debat, omdat het de standpunten met elkaar confronteerde in het licht van de noodzakelijke politieke verheldering voor de strijd.
IKS / 11.11.2004
Sinds de eerste ronde van de presidentsverkiezingen op 31 oktober beleeft Oekraïne een politieke crisis waarin de Russischgezinde fractie van Leonid Koetsjma en Viktor Janoekovitsj in de clinch gaat met de hervormingsgezinde opposant Viktor Joesjtsjenko, die zich uitspreekt voor een ‘opening naar het westen’. Dit alles gebeurt tegen de achtergrond van diplomatieke spanningen en dreigende verklaringen van de kant van Rusland, waarop de Europese landen en vooral de Verenigde Staten reageren door een hardere houding aan te nemen. De betwisting van de uitslag van de totaal vervalste verkiezingen van 31 oktober en 21 november liep uit op de ontwikkeling van massale betogingen in de hoofdstad van Oekraïne, met de bezetting van het centrum van Kiev en het blokkeren van de toegang tot het parlement door betogers die zeiden door te zullen gaan “tot de zege van de democratie”. De ‘oranje revolutie’ is op gang, hoorde men alom, niet allen bij de supporters van Joesjtsjenko, maar ook bij de media van de grote democratische landen die deze ‘wil’ van het Oekraïense volk om zich te ‘bevrijden’ van de aan Moskou onderworpen kliek de hemel in prezen. Met foto’s en reportages bewezen de getuigenissen in de pers “De mensen zijn niet bang meer”, “wij zullen vrijuit kunnen spreken”, “mensen die zich onaantastbaar achtten, zijn dat niet langer”, enzovoort. Kortom de hoop op een beter en vrijer leven opende zich voor de bevolking en de arbeidersklasse van Oekraïne, met als beste bewijs dat de democratie voortschrijdt: op 26 december volgde een afgedwongen derde ronde van de verkiezingen, waarin Joesjtsjenko zeker de overwinning zou binnenslepen!
Achter die campagne gaat een inzet schuil die geenszins een strijd voor de democratie is. Die inzet heeft alles te maken met de steeds scherpere confrontatie tussen de grootmachten, in het bijzonder in het kader van het offensief dat de Verenigde staten momenteel voeren in hun strategie van het ‘terugdrijven’ van Rusland in het perspectief de Oekraïne uit de Russische invloedssfeer te halen. Het is van betekenis dat de grote woede van Poetin zich vooral keert tegen Amerika, want dat steunt kandidaat Joesjtsjenko en zijn ‘oranje’ beweging.
In een toespraak in New Delhi op 5 december beschuldigde de baas van het Kremlin de Verenigde Staten ervan dat zij “de veelzijdigheid van de beschaving willen hermoduleren naar de principes van een éénpolige wereld zoals een kazerne” en dat zij “een dictatuur willen opleggen in de internationale betrekkingen die opgesmukt wordt met een mooie pseudo-democratische fraseologie”. Hij heeft de kans niet voorbij laten gaan om de Verenigde Staten met hun neus op de realiteit van hun toestand in Irak te drukken door op 7 december in Moskou aan de Iraakse eerste minister te vragen hoe die dacht “verkiezingen te houden terwijl het land geheel bezet is door vreemde troepen”! In dezelfde logica heeft de Russische president zich verzet tegen de gemeenschappelijke verklaring van de 55 landen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) om het proces te steunen dat Oekraïne uit de crisis moet helpen en de rol te bevestigen van deze organisatie bij het controleren van de derde ronde van de presidentsverkiezingen op 26 december. Bij de belediging door de ‘internationale gemeenschap’ in het gezicht van Poetin door te weigeren zijn ‘petekind’ te erkennen kwam nog eens de aankondiging dat enkele honderden waarnemers zouden worden gestuurd, niet alleen uit de Verenigde Staten, maar ook onder meer uit Canada, Groot-Brittannië en Duitsland.
Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de overhaaste oprichting van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) in 1991, bedoeld om de resten van zijn voormalig rijk te redden, is Rusland voortdurend aan zijn grenzen bedreigd, als gevolg van zijn aangeboren neiging tot verdere afbrokkeling, en onder druk van Duitsland en de Verenigde Staten. Het losbarstenvan de eerste Tsjetsjeense oorlog in 1992, en dan van de tweede in 1996, steeds onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme, heeft de brutaliteit getoond van een mogendheid over zijn hoogtepunt die ten koste van alles probeert haar greep te behouden op de regio van de Kaukasus, strategisch zo belangrijk voor de Russische staat. Het ging er Moskou om zich met deze oorlog te verzetten tegen de imperialistische activiteiten van Washington – dat probeerde Rusland te destabiliseren – en van Berlijn dat een onmiskenbare imperialistische agressiviteit ontwikkelde, zoals al te zien was in het voorjaar van 1991 toen Duitsland een rol van eerste orde speelde bij het ontketenen van het Joegoslavisch conflict.
De kwestie van de Kaukasus is nog verre van opgelost omdat de Verenigde Staten er resoluut hun pions blijven vooruitschuiven. Dat is de betekenis die we moeten geven aan het ontslag van Tsjevarnadze in 2003 met de ‘rozenrevolutie’ die een pro-Amerikaanse kliek aan de macht bracht. Daardoor kon Amerika troepen in het land stationeren, naast de troepen die het al had in Kirgizistan en Oezbekistan (ten noorden van Afghanistan), waarmee ze hun militaire aanwezigheid nog versterken ten zuiden van Rusland, met de dreiging dat land te omsingelen. Met de kwestie van Oekraïne, die zowel voor tsaristisch als voor sovjet-Rusland altijd een koningspion geweest is, stelt het probleem zich voor de Russische staat momenteel op een nog crucialer manier.
Op economisch vlak is het partnerschap tussen Oekraïne en Rusland van het grootste belang voor Moskou, maar het is vooral strategisch en militair dat de controle over Oekraïne nog vitaler is dan over de Kaukasus.
Op de eerste plaats omdat Oekraïne de derde nucleaire macht ter wereld is, dankzij de militaire atoomcentrales die het erfde van het voormalige Oostblok, en dat Moskou nodig heeft om gewicht te leggen in de schaal van de imperialistische chantage rond de controle over heel deze nucleaire macht. Vervolgens, nadat Moskou iedere mogelijkheid tot rechtstreekse toegang tot de Middellandse Zee heeft verloren, zou het verlies van Oekraïne de mogelijkheden aanzienlijk verminderen om zelfs nog de resterende toegang tot de Zwarte Zee te behouden. En achter deze toegang tot de Zwarte Zee bevinden zich de Russische nucleaire basis van Sebastopol en de Russische vloot ofwel de enige en laatste weg is die het overblijft naar Azië en Turkije. Bovendien zou het verlies van Oekraïne de Russische positie tegenover de Europese landen, in de eerste plaats Duitsland, dramatisch verzwakken. Het zou ook zijn vermogen verminderen om een rol te spelen bij de ontwikkeling van Europa en de Oost-Europese landen die al overwegend pro-Amerikaans zijn. Bovendien is het zeker dat wanneer de Oekraïne zich op het westen richt (en daardoor dus vooral door de Verenigde Staten gecontroleerd zou worden), dit de groeiende onmacht van de Russische overheid meer dan ooit zou blootleggen, wat het uiteenvallen het GOS nog zou versnellen, met heel zijn nasleep van verschrikkingen. Zonder nog rekening te houden met het feit dat een dergelijke situatie alleen maar hele streken van Rusland zelf (waarvan de plaatselijke potentaatjes toch al niets liever willen dan zich los te maken) ertoe zou aanzetten hun onafhankelijkheid uit te roepen, daartoe aangemoedigd door de grootmachten die hen daar toch al toe aanzetten.
Het is dus op korte termijn een kwestie van leven en dood voor Rusland, dat al met de rug tegen de muur staat. Het lijdt dan ook geen twijfel dat Poetin alles in het werk zal stellen om Oekraïne binnen zijn invloedssfeer te houden, of de taart toch niet aan zijn neus voorbij te laten gaan zonder zijn deel op te eisen, dan wel deze tot pap te slaan.
Zo drijft Moskou regio’s van Oekraïne, vooral in het oosten en het zuiden, ertoe zich af te scheiden, wat de chaos en de destabilisatie in het gebied nog vergroot.
Daarmee reageert hij op dezelfde logica als zijn Amerikaanse rivalen van de regering Bush wier imperialistische politiek elke dag de vreselijke barbarij nog verergert.
Door deze poging Oekraïne in handen te krijgen voeren de Verenigde Staten hun druk nog op om Rusland ertoe te dwingen zich tot zijn eigen grenzen terug te trekken en om hun eigen invloedszone te vergroten. Zij zetten immers tegelijk ook hun politiek van omsingeling van Europa voort, die begon met het ontketening van de oorlog in Afghanistan en die meer bepaald tot doel heeft de uitbreiding van Duitsland naar het oosten te blokkeren.
Het oosten van Europa is inderdaad de ‘natuurlijke’ zone voor de imperialistische expansie van Duitsland. Dat was vooral te zien in de periode van het Derde Rijk waarvan de aandacht vooral was gericht op dit deel van de wereld, maar ook al tijdens de Eerste Wereldoorlog. Wanneer de Duitse bourgeoisie de praatjes van haar Amerikaanse rivaal overneemt om Rusland en zijn ‘neo-kolonialistisch’ politiek in Oekraïne aan te klagen, is dat om daar zelf in de toekomst de vruchten voor zichzelf van te plukken.
Wat zich in Oekraïne afspeelt, is dus geen spelletje met twee, maar met drie spelers, en het is geen voorspel op een stralende toekomst voor de OekraÏense bevolking, integendeel. Tot nu toe zat die in de netten van de Russische bourgeoisie, maar nu liggen drie haaien op de loer om elkaar te verscheuren en om zoveel mogelijk chaos te veroorzaken in dit land, met alle gevolgen die een dergelijke situatie kan hebben op regionaal en internationaal vlak.
Het is bijvoorbeeld zeker dat deze stap vooruit voor de Verenigde Staten niet zonder gevolgen zal blijven, niet alleen in Oekraïne, Rusland en het GOS, maar in heel de regio van centraal Azië. En als het inderdaad in de eerste plaats de grootmachten zijn die wanorde rondstrooien, dan moeten we ook niet het vermogen onderschatten van regionale machten zoals Turkije en Iran om roet in het eten te gooien; ze zullen niet passief blijven toezien en de dynamiek naar chaos nog aanwakkeren. De overheersende tendens tot uiteenspatten en tot permanente burgeroorlog in deze reusachtige zone, die sterk is toegenomen met de oorlog in Irak, zal in dit nieuwe aandachtspunt van de imperialistische spanningen een nieuwe indirecte hefboom vinden. De destabilisatie die dat meebrengt kan op haar beurt alleen maar zware gevolgen hebben met een nieuwe vlucht vooruit van talrijke landen (met op de eerste plaats Amerika dat een dolle wedren loopt om de controle van de planeet) met het ontstaan van nieuwe haarden van oorlogsspanning.
De democratische ‘keuze’ die in Oekraïne voorgesteld wordt is leugen en bedrog. De Oekraïense bevolking wordt herleid tot pionnen, gemanipuleerd en rondgeleid achter deze of gene van de rivaliserende burgerlijke fracties die elk handelen voor rekening van de ene of de andere imperialistische mogendheid. De ‘zege van de democratie’ zal geenszins de ellendige toestand van de arbeiders in Oekraïne verbeteren, maar zal hen integendeel meesleuren om hen te mobiliseren voor de verdediging van het ‘democratisch’ vaderland (nadat de vorige generaties ertoe waren gebracht het ‘socialistisch’ vaderland te verdedigen) en om hen de ‘oranje’ offers te laten brengen die de toekomstige leiders van Oekraïne zonder enige twijfel van hen zullen vragen. We moeten niet vergeten dat de ‘democraat’ Joesjtsjenko het niet naliet heeft offers van de arbeidersklasse te vragen toen hij eerste minister en bankier was van de pro-Russische regering die hij nu zo hard aanklaagt. De kliek die zich opmaakt om de macht over te nemen heeft de vorige niets te benijden en de kloven die erin bestaan kondigen geenszins enige stabiliteit aan. De vooruitzichten op democratie dienen om illusies in leven te houden over de mogelijkheid het kapitalistisch systeem te hervormen, het geleidelijk aan te veranderen in iets telkens hypothetischer ‘beter’. Ze zullen eisen dat het proletariaat zijn rug kromt om het ‘hogere’belang van de democratische staat te laten voorgaan op hun ‘kleinzielige’ eisen inzake hun basisbehoeften. Het perspectief een wereld te scheppen van ‘burgers’ in een democratie die ijvert voor een gelukkige mensheid is een illusie die tot doel heeft het bewustzijn te doden over de noodzaak het kapitalisme omver te werpen, dit systeem dat almaar meer barbarij en chaos voortbrengt .
Mulan / 17.12.2004
Honderd jaar geleden begon het proletariaat in Rusland zijn eerste revolutionaire beweging van de twintigste eeuw, die bekend werd onder de naam Russische revolutie van 1905. Omdat ze niet op een overwinning uitmondde, zoals twaalf jaar later wel het geval was met de Oktoberrevolutie, is deze beweging vandaag zo goed als geheel in de vergeethoek geraakt. Toch heeft de Revolutie van 1905 een hele reeks lessen opgeleverd, en antwoord gegeven op vragen die toen in de arbeidersbeweging leefden.
Honderd jaar geleden begon het proletariaat in Rusland zijn eerste revolutionaire beweging van de twintigste eeuw, die bekend werd onder de naam Russische revolutie van 1905. Omdat ze niet op een overwinning uitmondde, zoals twaalf jaar later wel het geval was met de Oktoberrevolutie, is deze beweging vandaag zo goed als geheel in de vergeethoek geraakt. Toch heeft de Revolutie van 1905 een hele reeks lessen opgeleverd, en antwoord gegeven op vragen die toen in de arbeidersbeweging leefden. Zonder die antwoorden zou de Revolutie van 1917 niet gelukt zijn. Hoewel de gebeurtenissen al een eeuw geleden plaatsvonden, staat 1905 politiek veel dichter bij ons dan het lijkt en is het voor de generaties revolutionairen van vandaag en morgen nodig zich de fundamentele lessen eigen te maken van deze eerste revolutie in Rusland.
De gebeurtenissen van 1905 spelen zich af aan de vooravond van de vervalfase van het kapitalisme, een neergang die er zijn stempel al op drukt, ook al was op dat moment slechts een zeer kleine minderheid van revolutionairen in staat de betekenis te vatten van de diepgaande veranderingen die zich afspelen in de maatschappij en in de strijdvoorwaarden van het proletariaat. In de loop van deze gebeurtenissen zien we dat de arbeidersklasse massale bewegingen ontwikkelt, over de grenzen van fabrieken, sectoren, beroepen heen, met één enkele eis, zonder duidelijk onderscheid tussen het economische en het politieke, zoals voordien het geval was met de vakbonds- en de parlementaire strijd, en zonder precieze leuzen van de kant van partijen en vakbonden. De dynamiek van deze bewegingen mondt voor het eerst uit in de vorming door het proletariaat van organen, de sovjets of arbeidersraden, die in het Rusland van 1917 en in de gehele revolutionaire golf die Europa daarna dooreenschudt de organisatievorm en machtsvorm zullen worden van het revolutionaire proletariaat.
In 1905 ging de arbeidersbeweging er nog van uit dat het de burgerlijke revolutie was die in Rusland op de dagorde stond, omdat de Russische bourgeoisie de politieke macht nog niet bezat, maar nog altijd onder het feodale juk van het tsarisme leefde. Dat standpunt wordt niettemin ondergraven door de leidende rol die de arbeidersklasse tijdens de gebeurtenissen op zich neemt. Dat de parlementaire en vakbondsstrijd, met de wisseling van historische periode die zich aan het voltrekken was, een reactionaire koers begon in te slaan was nog lang niet duidelijk en zou dat pas veel later worden. Maar dat de vakbonden en het parlement een compleet ondergeschikte rol in de gebeurtenissen zouden spelen (of helemaal geen) was daarvoor de eerste belangrijke aanwijzing. Het vermogen van de arbeidersklasse om haar toekomst in eigen handen te nemen en zichzelf daartoe te organiseren zette de visie van de Duitse sociaal-democratie en van de internationale arbeidersbeweging over de taken van de partij op de helling, haar taak van organisatie en inkadering van de arbeidersklasse, en het wierp nieuw licht op de verantwoordelijkheden van de politieke voorhoede van de arbeidersklasse. Veel aspecten van wat de doorslaggevende standpunten gingen vormen van de arbeidersbeweging in de vervalfase van het kapitalisme waren al aanwezig in 1905.
We zullen ons in het kader van dit artikel concentreren op bepaalde lessen die ons nog steeds actueel en cruciaal lijken voor de arbeidersbeweging van vandaag. Daarvoor komen wij in het kort terug op de gebeurtenissen van 1905 zelf, waarbij we steunen op de hoofdrolspelers en getuigen van toen, zoals Trotski, Lenin, Rosa Luxemburg, die er in hun geschriften in geslaagd zijn de grote politieke lessen te trekken, maar die ook de intense emotie weergeven die opgewekt werd door de kracht van de strijd in die maanden (1).
De Russische Revolutie van 1905 is een bijzonder duidelijke illustratie van wat het marxisme verstaat onder de fundamenteel revolutionaire aard van de arbeidersklasse. Het vermogen van het Russische proletariaat om van een situatie waarin het ideologisch overheerst wordt door de waarden van de maatschappij door te stoten naar een positie waarin het door middel van een massale strijdbeweging zelfvertrouwen vindt, zijn solidariteit ontwikkelt, zijn historische kracht ontdekt, tot en met het scheppen van de organen waarmee het zijn toekomst in eigen handen zal kunnen nemen, dat alles is het levend voorbeeld van de materiële kracht die het klassenbewustzijn van het proletariaat aanneemt wanneer het in beweging komt.
Sinds de val van de muur van Berlijn blijft de bourgeoisie voortdurend herhalen dat het kommunisme dood is en dat de arbeidersklasse niet langer bestaat. En de moeilijkheden die de klasse ondervindt lijken haar gelijk te geven. De bourgeoisie is er altijd op uit zijn eigen historische doodgraver te begraven. Maar de arbeidersklasse bestaat nog steeds – zonder arbeidersklasse bestaat er geen kapitalisme, en de gebeurtenissen van 1905 in Rusland herinneren ons eraan hoe de klasse van een toestand van onderwerping en ideologische verwarring onder het juk van het kapitalisme kan overstappen naar een situatie waarin zijzelf het onderwerp van de geschiedenis wordt, draagster van alle hoop, omdat ze in haar wezen zelf de toekomst van de mensheid draagt.
Vooraleer ons te buigen over de dynamiek van de Russische Revolutie van 1905, moeten we even herinneren aan de internationale en historische context waarin deze revolutie op gang is gekomen. De laatste decennia van de negentiende eeuw werden gekenmerkt door een bijzonder uitgesproken economische ontwikkeling overal in Europa. het zijn de laatste jaren waarin het kapitalisme zich met het grootste dynamisme ontwikkelt. De kapitalistisch meest gevorderde landen waren op zoek naar uitbreiding in achtergebleven gebieden, ofwel om goedkopere arbeidskrachten en grondstoffen te vinden, ofwel om afzetmarkten te scheppen voor hun waren. In die context wordt tsaristisch Rusland, land waarvan de economie gekenmerkt wordt door een bijzonder grote achterstand, een ideale bestemming voor de uitvoer van belangrijke kapitalen die geïnvesteerd zullen worden in middelgrote en grote industrieën. In enkele tientallen jaren wordt de economie er grondig veranderd, waarbij “de spoorwegen een belangrijk instrument bij de industrialisatie van het land zijn” (2). De gegevens over de industrialisatie van Rusland die Trotski opgeeft, tonen in vergelijking met andere landen met een steviger industriële structuur, zoals Duitsland of België in die tijd, dat terwijl het aantal arbeiders nog betrekkelijk klein was vergeleken bij de zeer talrijke bevolking (1,9 miljoen Russische arbeiders, tegenover 1,56 miljoen in Duitsland en 600.000 in het kleine België), dat Rusland toch een industriële structuur van het moderne type had die volstrekt niet hoefde onder te doen voor de andere mogendheden van de wereld. Van niets opgebouwd dankzij kapitalen die vooral uit het buitenland kwamen, werd de kapitalistische industrie in Rusland niet gevormd onder impuls van een interne dynamiek, maar wel dankzij de regelrechte transplantatie van technologieën en kapitalen die van buitenaf kwamen. De gegevens van Trotski tonen hoe de arbeidskracht in Rusland veel geconcentreerder was dan in andere landen omdat ze vooral verdeeld is over de grote en middelgrote bedrijven (38,5 % in bedrijven met meer dan 1000 arbeiders en 49,5 % in bedrijven met tussen de 51 en 1000 arbeiders, terwijl die cijfers in Duitsland respectievelijk 10 en 46% waren). Deze structurele cijfers van de economie verklaren de revolutionaire vitaliteit van een proletariaat dat voor het overige verloren liep in een bijzonder achtergebleven land waarin de boereneconomie veruit de overhand had.
Bovendien duiken de gebeurtenissen van 1905 niet uit het niets op, maar zijn ze het product van de opgestapelde opeenvolgende ervaringen die Rusland vanaf het einde van de negentiende eeuw dooreengeschud hebben. Zoals Rosa Luxemburg rapporteert : “[...] deze januaristaking in Petersburg is het onmiddellijk gevolg van de reusachtige algemene staking die kort daarvoor in december 1904 uitgebarsten was in de Kaukasus, in Bakoe, en die Rusland lange tijd in spanning hield. Maar de gebeurtenissen van december in Bakoe waren zelf de laatste en machtige echo van de grote stakingen die in 1903 en 1904 als terugkerende aardbevingen heel het zuiden van Rusland dooreenschudden, en die als voorspel de staking van Batoem in de Kaukasus hadden, in maart 1902. In feite is deze eerste reeks stakingen in de onophoudelijke keten van revolutionaire uitbarstingen van vandaag, niet eens meer dan vijf of zes jaar verwijderd van de algemene staking van de textielarbeiders van Petersburg in 1896 en 1897.” (3).
Op 9 (22) januari 2005 is het de verjaardag van wat men ‘Bloedige Zondag’ noemt, het begin van een reeks gebeurtenissen in het oude tsaristische Rusland die zich gedurende heel het jaar 1905 afspelen en die uitmonden op de bloedige onderdrukking van de opstand in Moskou in december. De activiteit van de klasse kent praktisch geen rust in dit jaar, ook al neemt de strijd vormen aan die niet altijd identiek zijn en heeft de strijd niet altijd dezelfde intensiteit. Er zijn in dit revolutiejaar drie doorslaggevende momenten: januari, oktober en december.
In januari 1905 worden twee arbeiders van de Poetilov-fabrieken in Petersburg ontslagen. Een solidariteitsstaking komt op gang, een petitie voor politieke vrijheden, het recht op onderwijs, de achturendag, tegen de belastingen enzovoort wordt opgesteld en door een massale betoging naar de tsaar gebracht. De onderdrukking van deze betoging wordt het vertrekpunt voor de revolutionaire ontvlamming van het land, een jaar lang. Het revolutionair proces in Rusland is dus op een ongewone manier van start gegaan. “Duizenden arbeiders, geen sociaal-democraten, maar gelovigen, trouwe onderdanen van de tsaar, geleid door de priester Gapone, stromen uit alle delen van de stad samen naar het centrum van de hoofdstad, naar de plaats van het Winterpaleis, om een petitie te overhandigen aan de tsaar. De arbeiders stappen op achter iconen en Gapone, aanvoerder van het moment, heeft aan de tsaar geschreven dat hij zich garant stelt voor diens persoonlijke veiligheid en hij smeekt hem zich aan het volk te vertonen.” (4). In april 1904 was de pope Gapone de drijvende kracht geweest van een “Bijeenkomst van Russische fabrieksarbeiders en bedienden van de stad Petersburg” die door de regering was toegestaan, in overleg met de politieofficier Zoebatov (5). Zoals Lenin zegt had deze organisatie de rol, op een manier die geheel gelijkt op wat vandaag met heel andere middelen gebeurt, de toenmalige arbeidersbeweging te beperken en in te kaderen. Maar de druk die zich ontwikkelde binnen het proletariaat had al een kritisch niveau bereikt. “En zo overschreed de zoeba-tistische beweging, door de politie omwille van haar controle ingesteld, met de bedoeling de autocratie te steunen en het politiek bewustzijn van de arbeiders te corrumperen, de grenzen die haar waren opgelegd, ze keert zich tegen de autocratie en leidt tot een explosie van klassenstrijd van het proletariaat.” (6). De ontknoping komt er wanneer de arbeiders, bij het Winterpaleis aangekomen om hun verzoek aan de tsaar te overhandigen, door het leger worden aangevallen dat “de massa met de blanke sabel aanvalt; de kozakken schieten op de ongewapende arbeiders die hen op hun knieën smeken tot de tsaar toegelaten te worden. Volgens politierapporten waren er die dag meer dan duizend doden en tweeduizend gewonden. De verontwaardiging van de arbeiders was onbeschrijflijk.” (7). Die diepe verontwaardiging van de Petersburgse arbeiders over degene die ze ‘Vadertje’ noemden en die hun smeekbede met wapengeweld beantwoord had, waarbij hij hen die zich aan zijn goedertieren onderwierpen woedend maakte, ontketende de revolutionaire gevechten van januari. De arbeidersklasse die begonnen was zich devoot, achter pope Gapone en de iconen van de kerk, te richten tot het ‘vadertje van de volkeren’, toont in het elan van de revolutie een onverwachte kracht. In deze periode is er een zeer snelle verandering in de geestesgesteldheid van het proletariaat, ze is de typische uitdrukking van het revolutionair proces waarin de proletariërs, ondanks hun geloof, bijgeloof en angsten, hun kracht ontdekken en zich bewust worden van de eenheid die hun kracht uitmaakt. “Van het ene eind van het land naar het andere schudde een grootse vloed van stakingen het lichaam van de natie dooreen. Volgens een ruwe berekening breidde de staking zich uit over 122 steden en dorpen, over verschillende mijnen in het Donetzbekken en tien spoorwegmaatschappijen. De proletarische massa’s werden tot diep in hun rangen geschokt. De beweging sleurde ongeveer een miljoen mensen mee. Zonder vooropgesteld plan, vaak zelfs zonder eisen te formuleren, nu weer onderbroken, dan weer losbarstend, alleen geleid door het instinct van solidariteit, heerste de staking gedurende bijna twee maanden over het land.” (8). Dit feit te gaan staken zonder specifieke eisen voorop te stellen, enkel uit solidariteit, omdat “een massa van miljoenen proletariërs plots, met een gevoel van ondraaglijke scherpte, het ondraaglijke van haar sociaal bestaan ontdekt” (9) is tegelijk de uitdrukking én een actieve factor van de rijping, binnen het Russisch proletariaat van die tijd, van het bewustzijn een klasse te zijn, en van de noodzaak om als klasse de confrontatie met zijn klassenvijand aan te gaan.
De algemene staking van januari wordt gevolgd door een periode van constante gevechten, die over het land opduiken en weer verdwijnen, rond economische eisen. Deze periode is minder spectaculair, maar daarom niet minder belangrijk. “De diverse ondergrondse stromingen van het revolutionair proces kruisen elkaar, belemmeren elkaar, zwengelen de interne tegenstellingen aan… een groot onweer gedurende het voorjaar en de zomer en de economische stakingen [...] speelden een onvervangbare rol.” Hoewel er “geen enkel sensationeel nieuws van het Russisch front” kwam, “gaat de revolutie in feite zonder ophouden door van dag tot dag, uur na uur, met haar ontzaglijk ondergronds werk dat de grondvesten ondermijnt van heel het keizerrijk.” (Ibid.) In Warschau komt het tot bloedige confrontaties.
In Lodz worden barricades opgeworpen. De matrozen van de pantserkruiser Potemkin in de Zwarte Zee komen in opstand. Heel deze periode bereidt het tweede hoogtepunt van de revolutie voor.
“Deze nieuwe grote revolutionaire actie van het proletariaat is van een heel andere aard dan de eerste staking in januari. Het politiek bewustzijn speelt er een veel belangrijker rol. Zeker, de aanleiding tot de massastaking was opnieuw toevallig en op het eerste zicht onbelangrijk: het ging om een conflict tussen de spoorlieden en de administratie over de Pensioenkas. Maar de algemene opstand van het industrieproletariaat die erop volgde steunde op een duidelijke politieke gedachte. De proloog van de januaristaking was een smeekbede aan het adres van de tsaar om politieke vrijheid te verkrijgen; het leuze van de oktoberstaking was: ‘Laten we een eind maken aan de constitutionele komedie van het tsarisme!’ En dankzij het onmiddellijke succes van de algemene staking dat zich vertaalde in het manifest van de tsaar van 30 oktober, valt de beweging niet uit zichzelf terug in een economische strijd, zoals in januari toen ze terug ging naar af. Nee, ze stroomt over, naar buiten toe, en oefent op krachtige wijze de nieuw verworven politieke vrijheid uit. De betogingen, de bijeenkomsten, de piepjonge pers, de openbare discussies, gevolgd door bloedige moordpartijen die een einde maken aan de vreugde, gevolgd door nieuwe massastakingen en nieuwe betogingen.” (Ibid.)
Een kwalitatieve verandering zet zich in deze maand oktober door. Ze wordt uitgedrukt in de vorming van de sovjet van Petersburg die een mijlpaal is in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging. Nadat de staking van de zetters in de drukkerijen was overgeslagen naar de spoorwegen en de telegraaf, beslissen de arbeiders in algemene vergadering een sowjet op te richten die het zenuwcentrum zal worden van de revolutie: “De Raad van arbeidersafgevaar-digden werd gevormd om aan een praktische noodzaak te beantwoorden die door de conjunctuur van het moment werd opgeworpen: er was behoefte aan een organisatie die over onaantastbaar gezag moest beschikken, die los stond van elke traditie, die in één slag de massa’s zou verenigen die verspreid waren en over geen banden beschikten; die organisatie moest een samenvloeiing zijn van alle revolutionaire stromingen binnen het proletariaat; ze moest in staat zijn initiatieven te nemen en zichzelf automatisch te controleren.” (10). In talrijke andere steden werden vervolgens ook sovjets opgericht.
Het verschijnen van de eerste sovjets gaat voor een groot deel van de internationale arbeidersbeweging onopgemerkt voorbij. Rosa Luxemburg, die op magistrale wijze en steunend op de revolutionaire ervaring van 1905 de nieuwe kenmerken analyseerde die de strijd van het proletariaat aanneemt aan de vooravond van de nieuwe historische periode, met name de massastaking, blijft niettemin de vakbonden beschouwen als de organisatievorm van de klasse (11). Het zijn de Bolsjewieken (en dan nog niet meteen) en Trotski die begrijpen welke stap vooruit de vorming van die organen, als organen van de machtsgreep, vertegenwoordigt voor de arbeidersbeweging. We zullen hier deze kwestie niet verder ontwikkelen omdat we er een ander artikel aan zullen wijden (12). We geven alleen aan dat het juist was omdat het kapitalisme aan zijn vervalfase begon, dat de arbeidersklasse zich vanaf dat moment direct geconfronteerd zag met de opdracht het kapitalisme omver te werpen. Daarom werd ze er na tien maanden van strijd, van socialistische agitatie, van rijping van het bewustzijn, van verandering van de krachtsverhouding tussen de klasse ‘natuurlijk’ toe gebracht de organen van haar macht te scheppen.
“De sovjets waren wezenlijk niets meer dan stakings-comités, zoals die altijd gevormd worden tijdens wilde stakingen. In Rusland breken de stakingen uit in de grote fabrieken en breiden ze zich snel uit over steden en provincies, daarom moeten de arbeiders op permanente wijze contact met elkaar kunnen houden. Ze verenigen zich en discussiëren in de werkplaatsen [...] ze sturen afgevaardigden naar andere fabrieken [...] Maar die taken krijgen in dit geval een heel andere omvang dan in de gewone stakingen. De arbeiders moesten zich inderdaad bevrijden van de zware tsaristische onderdrukking en beseften dat de grondvesten zelf van de Russische maatschappij door hun actie veranderden. Het ging niet enkel om lonen, maar ook om het geheel van problemen, globaal bekeken, verbonden aan de maatschappij. Ze moesten zelf een betrouwbare weg ontdekken op de verschillende gebieden en over politieke kwesties beslissen. Terwijl de staking intenser werd, zich over heel het land verbreidde, toen ze de industrie en de vervoermiddelen stil legden en het gezag verlamden, stonden de sovjets voor nieuwe problemen. Ze moesten het maatschappelijk leven organiseren, waken over de openbare orde en over de werking van de onmisbare openbare diensten, kortom ze moesten de taken op zich nemen die meestal worden uitgevoerd door regeringen. Wat zij beslisten, werd door de arbeiders uitgevoerd.” (13).
“De droom van de Grondwet wordt gevolgd door een brutaal ontwaken. De agitatie zorgt voor het losbranden in december van de derde algemene massastaking die zich over heel het Keizerrijk uitbreidt. Dit keer zijn het verloop en de uitkomst heel anders dan in beide vorige gevallen. De politiek actie ruimt de plaats niet voor economische actie zoals in januari, maar ze boekt ook geen snelle overwinning, zoals in oktober. De tsaristische camarilla doet geen nieuwe pogingen om echte politieke vrijheid in te stellen, en de revolutionaire actie stuit zo voor het eerst in al haar omvang op die onoverkomelijke muur: de materiële kracht van het absolutisme.” (14). De kapitalistische bourgeoisie, afgeschrikt door de beweging van het proletariaat, heeft zich aan de zijde van de tsaar geschaard. De regering heeft de liberale wetten niet uitgevoerd die ze pas had afgekondigd. De leiders van de sovjet van Petersburg worden gearresteerd. Maar de strijd gaat verder in Moskou: “De revolutie van 1905 bereikte haar hoogtepunt met de opstand in Moskou in december. Een klein aantal opstandelingen, georganiseerde en bewapende arbeiders –ze waren met niet meer dan achtduizend– biedt gedurende negen dagen verzet tegen de regering van de tsaar. Deze kon het garnizoen van Moskou niet vertrouwen, maar moest dat integendeel opgesloten houden en pas wanneer het regiment van Semionowski, opgeroepen in Petersburg, arriveert, kan hij de opstand onderdrukken.” (15).
In het tweede deel van dit artikel dat zal verschijnen in het volgende nummer, zullen we de proletarische aard van de revolutie van 1905 en de dynamiek van de massastaking bespreken.
Ezechiele (naar een artikel in Internationale Revue, nr. 120)
(1) In het kader van deze artikels kunnen we niet heel de rijkdom van de gebeurtenissen weergeven, noch alle kwesties behandelen. Daarvoor verwijzen we de lezer naar de historische documenten zelf.
(2) L. Trotski, 1905.
(3) R. Luxemburg, Massastaking, Partij en Vakbonden, 1906.
(4) Lenin, Rapport over de Revolutie van 1905, 9 (22) januari 1917.
(5) Zoebatow was een politieofficier, die in overeenstemming met de regering arbeidersverenigingen oprichtte die tot doel hadden de conflicten binnen een strikt economisch kader te houden en hen af te houden van het ter discussie stellen van de regering.
(6) Lenin, De staking van Petersburg, in Economische staking en politieke staking.
(7) Lenin, Rapport over de Revolutie van 1905, idem.
(8) L. Trotski, 1905.
(9) R. Luxemburg, Massastaking, Partij en Vakbonden.
(10) L. Trotski, 1905.
(11) Zie ons artikel Aantekeningen over de massastaking in Internationale Revue, nr. 27, 4e trimester 1981 (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave).
(12) Zie ons artikel Revolutie van 1905 : fundamentele lessen voor het proletariaat in Internationale Revue, nr. 43, 4e trimester 1985 (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave).
(13) Anton Pannekoek: De arbeidersraden (geschreven in 1941-1942).
(14) R. Luxemburg, Massastaking, Partij en Vakbonden.
(15) Lenin, Rapport over de Revolutie van 1905.
De laatste maanden zijn militanten en secties van de IKS bedreigd of hebben nauwelijks verholen doodsbedreigingen ontvangen. In december heeft de UHP-ARDE (1) op zijn website een tekst gepubliceerd met als titel Wetenschap en de kunst van de kluns (2) die een oproep tot moord bevat op onze militanten, aaneengeregen door een sinistere keten van spitsvondigheden: hij begint met ons te beschuldigen van racisme en van een achterbakse steun aan de politiek van de bourgeoisie; met het uitstallen van een hiërarchie van kwalificaties die begint met ‘klunzen’, verder gaat met ‘lompe ezels’ en eindigt met ‘imbecielen’. Na deze vooropgezette stellingen trekt hij de volgende conclusie: “TEGEN DE BURGERLIJKE CAMPAGNES VAN VERVALSING EN REPRESSIE VAN ONZE STRIJD! DOOD AAN DE IMBECIELEN!” (3)
De maand voordien was er een anonieme brief gearriveerd op het e-mail adres van onze sectie in Spanje, die eindigde met de volgende bedreiging: “Jullie zijn een bende hoerenzonen en jullie zullen oogsten wat jullie gezaaid hebben, kleine strontprofessortjes. Getekend: één van de lomperikken”.
Kort geleden, in januari 2005, was er een lid van de IFIKS (4) die dreigde een van onze kameraden van de afdeling in Frankrijk “de keel door te snijden” (5).
Wat moet de houding zijn van revolutionairen en elementen van het proletariaat tegenover de aaneenschakeling van gangsterbedreigingen die compleet vreemd zijn aan elk proletarisch gedrag? Er helemaal geen aandacht aan schenken door te denken dat het opgeblazen kikkers zijn of het resultaat van een tijdelijke opwinding? In een dergelijke appreciatie vervallen zou een zware fout zijn.
In de eerste plaats omdat een dergelijke houding zou betekenen dat men de historische ervaring van de arbeidersbeweging te grabbel gooit. Deze toont ons dat het vermoorden van arbeidersmilitanten werd voorafgegaan – en in grote mate werd voorbereid – door een opeenvolging van zeer onbillijke daden: belasterende beschuldigingen, bedreigingen, intimidaties, eerst verholen en daarna directe oproepen tot moord, dat wil zeggen een serie van kleine schakels die als ze met elkaar in verband gebracht worden, uitlopen op één grote ketting. Zo heeft de moord op Rosa Luxemburg in januari 1919, die uitgevoerd werd op bevel van de sociaal-democratische beulen, een traag rijpingsproces gekend: vanaf 1905 was er een aaneenschakeling van ernstige beschimpingen, van bedreigingen en provocaties tegenover deze proletarische militante. Geen enkele van deze feiten leek onrustbarend maar de moord van 1919 toonde aan dat een helse logica de feiten met elkaar verbond. Op dezelfde manier was de aanslag op Trotski, uitgevoerd door Mercader, het hoogtepunt van een serie stappen die georkestreerd waren door het stalinistische crapuul: eerst werd Trotski er van beschuldigd een agent van de Gestapo te zijn, en daarop volgden de campagnes die openlijk zijn kop eisten. Vervolgens kwamen de pressie op zijn zoon (Lyova) die uitmondde op wat lijkt op een 'medische' moord. (6) Nog later begonnen de directe doodsbedreigingen die werden uitgesproken door de Mexicaanse huurmoordenaars van het stalinisme. We kennen allen de tragische afloop. De geschiedenis toont aan dat er een min of meer directe band bestaat tussen de bedreigingen van vandaag en de moorden van morgen. Deze zijn het culminatiepunt van een hele bundel van laster, bedreigingen en haatcampagnes.
Op de tweede plaats mogen wij de context niet vergeten waarin de drie bedreigingen die we ontvangen hebben, zich situeren. De laatste maanden beleven wij een hernieuwde uitbarsting en vermenigvuldiging van de campagnes van de IFIKS, zoals hun Bulletin, nr. 28 bewijst, die ons voor 'smeerlappen' uitmaakt. Gevoegd bij hun ontelbare beledigingen, bedreigingen en laster draagt dit bij tot een klimaat waarin elke fysieke aanval op de IKS gelegitimeerd zou lijken.
Het is niet toevallig dat deze bedreigingen plaatsvinden in de context die we hierboven beschrijven. De daders ervan hebben duidelijk hun kamp gekozen. Aan de beledigingen, de haat-campagnes, het web van leugens en laster hebben ze nog de straffere woorden van oproep tot moord willen toevoegen.
Het is ook niet de eerste keer dat dit type ‘tussenkomst’ voorkomt. In 1996 was er ook al een weerzinwekkende campagne tegen de IKS, met andere hoofdrolspelers (7). Het was toen de GCI (Groupe Communiste Internationaliste), een groep die inderdaad ook op de pagina van bevriende organisaties staat van de UHP/ARDE, die zijn bijdrage tegen de IKS wilde leveren door middels spitsvondigheden op te roepen tot moord op onze kameraden in Mexico. Eerste vooronderstelling: door het aanklagen van de mao-stalinistische groep van Het Lichtend Pad in Peru zouden wij medeplichtig zijn aan de moord op proletarische gevangenen. Daaruit vloeide de tweede logische afleiding: “voor de IKS net zoals voor de burgerlijke staat, en in het bijzonder de Peruviaanse politie, betekent het zich aan de kant scharen van de onderdrukten, het Lichtend Pad ondersteunen”. De daarop volgende spitsvondigheid luidde: “in het arbeiderskamp heeft men altijd diegenen die zich lenen tot dit type van politie-allegaartje, als smeris of verklikker beschouwd”. Het vervolg droeg een nieuw sofisme bij: “Het zijn dezelfde democratische argumenten die gebruikt werden door Domingo Arango en Abad de Santillán tegenover de gewelddadige acties van de revolutionaire militanten”. En wat was de conclusie van de redenering? “En voor dat type van laster, waarvan het nut voor de staat heel reëel is, heeft Domingo Arango een kogel in de kop gekregen en wij kunnen slechts betreuren dat Abad de Santillán niet hetzelfde is overkomen”. (Communisme, orgaan van de GCI, nr. 43) (8).
Wij zijn ons bewust van het proces waarvan deze bedreigingen deel uitmaken. Wij gaan ons niet laten intimideren en daartegenover antwoorden we met wat we in 1996 al hebben gezegd: “Niets van dat alles zal ons doen terugschrikken. We gaan onze strijd versterken en heel de IKS mobiliseert zich om onze sectie in Mexico te verdedigen door een wapen in te zetten dat alleen het proletariaat bezit: het internationalisme. De internationale eenheid van de IKS verleent haar bepaalde kenmerken die vanuit het standpunt van de bourgeoisie niet te tolereren zijn, in de mate waarop elke poging tot vernietiging van één van haar delen onmiddellijk botst op de mobilisatie en de actieve solidariteit van haar geheel” (9).
Wij moeten met de grootste klem en zonder de minste toegeving de pogrommentaliteit bestrijden tegenover de revolutionairen want het is alleen op die manier dat wij de keten kunnen breken die door een hele serie van schakels aaneengeregen wordt, van de huidige duistere oproepen tot ‘dood aan de imbecielen’, en tot de moord op de communistische militanten van morgen.
Elke sociale klasse beschikt over haar eigen methodes. Wij weten welke die van de bourgeoisie zijn: enerzijds, de 'politieke' wapens van de laster, van de chantage, en anderzijds, de meer doortastende wapens van de moord, de terreur en van het meest weerzinwekkende sadisme. (10) Natuurlijk maken die wapens geen deel uit van het strijdarsenaal van het proletariaat en de authentieke revolutionaire groepen. Wij beschikken over andere wapens, die veel doeltreffender zijn in de strijd tegen het kapitalisme. Een daarvan en het belangrijkste, is de solidariteit.
De kracht van het proletariaat ligt in zijn solidariteit. De solidariteit is de uitdrukking van zijn eenheid. De solidariteit als het vermogen om al haar geledingen te verdedigen. De solidariteit om aan alle vijanden te tonen dat wie ook één van zijn delen aanvalt onmiddellijk geconfronteerd zal worden met het verweer van zijn geheel. Zo heeft de IKS, op unanieme wijze zijn solidariteit betoond met de kameraden en de bedreigde secties en neemt het alle noodzakelijke maatregelen voor hun verdediging. Op dezelfde wijze vragen wij aan onze sympathisanten dat zij actief hun solidariteit betuigen. Wij vragen dat ook aan allen die zich scharen achter de revolutionaire strijd tegen het kapitalisme, dat zij, zelfs al hebben zij meningsverschillen met de standpunten van de IKS, akkoord gaan om één front te maken tegenover deze obscene aanvallen. De solidariteit met de bedreigde kameraden is niet alleen hun beste verdediging maar ook de beste verdediging voor de militanten en kameraden die tegen het kapitalisme strijden. Het is tegelijk de beste bijdrage die wij kunnen leveren aan de verdediging van de kommunistische militanten van morgen.
De praktijk van laster, van leugens, van bedreigingen en intimidatie zijn radicaal onverzoenbaar met het doel van de menselijke wereldgemeenschap die het proletariaat vurig tracht te verwezenlijken na de vernietiging van de kapitalistische staat. Het is noodzakelijk om infiltratie van dergelijke gedragingen met wortel en tak uit te roeien omdat zij slechts de uitdrukking en de reproductie zijn van de verrotte kapitalistische maatschappij die wij willen afschaffen.
De verheldering van de revolutionaire standpunten, de gezamenlijke strijd tegen het kapitalisme en zijn barbarij kunnen niet verhinderd worden door de duistere manoeuvres van die benden van huichelaars, die zich achter een operette van ‘revolutionaire standpunten’ verbergen om, op een verraderlijke en achterbakse manier, alle soorten aanvallen te lanceren tegen diegenen die werkelijk strijden voor de proletarische zaak.
Solidariteit met onze bedreigde militanten en secties!
IKS / 15.02.2005.
(1) UHP: afkorting voor de Spaanse groep Uníos Hermanos Proletarios, ARDE is een publicatie die de spreekbuis schijnt te zijn van verschillende kernen die zich UHP noemen.
(2) Zie het antwoord van onze sectie in Spanje in Acción Proletaria, nr. 180 Antwoord aan UHP-Arde: beter een eerlijke kluns dan een smerige bedrieger.
(3) We wijzen op de laffe en achterbakse manier waarop deze individuen tot moord op onze militanten aanzetten. Met walgelijke schijnheiligheid zeggen ze de zaken niet openlijk, ze suggereren het: eerst zeggen ze dat de IKS bestaat uit ‘imbecielen’, om te eindigen met ‘dood aan de imbecielen’.
(4) Een groep van parasitaire schooiers die zichzelf de Interne Fractie van de IKS noemt en wier enige activiteit bestaat uit het rondstrooien van hopen laster tegen de IKS en het uitbraken van hatelijke oproepen tegen ons.
(5) Zie de aanklacht van deze episode in Révolution Internationale, nr. 354.
(6) Zie de getuigenissen omtrent de eigenaardige dood van de zoon van Trotzki tijdens zijn hospitalisatie in een Russische kliniek in Parijs: voornamelijk in Deutscher, Biografie van Trotzki en in Vereeken, The GPU in the trotskyist movement.
(7) In die periode waren het groepen als de Communist Bulletin Group of de Spaanse Hilo Rojo die samen met andere ‘kringen’ de auteurs waren van deze campagnes. Van hen hoorde men vervolgens nooit meer iets.
(8) Zo zien we dat de redacteurs van UHP-ARDE niets hebben uitgevonden in hun laffe achterbakse oproepen tot moord op ons. Zij hebben zich slechts laten inspireren door de methoden van de heren van de GCI.
(9) Uittreksels uit het artikel De parasieten van de GCI roepen op tot moord op onze militanten in Mexico, dat de GCI aanklaagt, in solidariteit met onze sectie in Mexico, gepubliceerd in al onze territoriale pers, zie Révolution Internationale, nr. 262.
(10) We wijzen erop dat de lomperikken zich sterk aangetrokken voelen tot deze methoden van de bourgeoisie. Dat is de reden waarom ze in perioden van revolutie over het algemeen toetreden tot de vrijkorpsen en andere gewelddadige milities van de bourgeoisie, zoals dat bijvoorbeeld gebeurd is in Duitsland in 1919.
Na al de campagnes over het verdwijnen van de arbeidersklasse, de dood van het kommunisme en het bankroet van het marxisme is wereldwijd een nieuwe generatie op zoek naar revolutionaire standpunten: standpunten vertrekkend van de arbeidersklasse als uitgebuite en revolutionaire klasse en van de verdediging van het proletarisch internationalisme. De ontwikkelingen van het kapitalisme drijven zelf in de richting van fundamentele vraagstellingen. Een minderheid binnen de arbeidersklasse ontdekt daarbij met enthousiasme de bijdragen van de Kommunistische Linkerzijde en begrijpt ook dat debat de voorwaarde vormt voor verheldering en bundeling van krachten. We hebben de oprichting van discussieforums en -groepen meegemaakt in bijvoorbeeld Rusland, Duitsland en Argentinië; we zien een toename van deelnemers aan onze openbare en discussiebijeenkomsten, waarbij ook anderen zijn uitgenodigd om er inleidingen te houden, en we ontvangen meer schriftelijke reacties. Er leven meer algemene vragen over crisis, rampen, oorlog en de perspectieven van het kapitalisme en over de aard van de arbeidersklasse; vragen over het verleden: hoe de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland te begrijpen en wat deze ons leert; vragen over het heden: hoe nu te strijden en tussen te komen binnen de arbeidersstrijd; vragen over de toekomst: welk alternatief voor het kapitalisme volgt er uit al de ervaringen van het verleden (1)?
Een open en broederlijk debat over die vragen, over de kwesties die de deelnemers eraan kunnen verdelen en verenigen, is niet alleen noodzakelijk voor de verheldering van de beginselen en de actie van de arbeidersklasse, maar ook om het heersende isolement te doorbreken, vertrouwen te scheppen en te leren begrijpen wat het betekent om samen te werken als strijders van één en dezelfde klasse. De ontwikkeling van een debat stuit niettemin op grote moeilijkheden, waarbij een manifest wantrouwen ten opzichte van revolutionaire organisaties wel één van de grootste is. Toen de IKS werd buitengesloten van de anarchistische boekenmarkten in Utrecht en Gent voelde een anarchistisch-radenistisch geïnspireerde kameraad zich er zelfs toe geroepen daarop als volgt te reageren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. Hun visie op een bepaald historisch conflict binnen de Eerste Internationale is even plat en eenzijdig als dat wat ik soms van een enkele bakoeninist mag vernemen. Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten.” (2).
Sommigen proberen hun eigen terughoudend te begrijpen in godsdienstige termen. In plaats van het open debat op te zoeken spreken ze van de behoefte van organisaties om ‘zieltjes te winnen’ in een ‘bekeringsdrift’. In plaats van het te hebben over de bundeling van de weinig revolutionaire krachten spreken ze van ‘sektarisme’. Of ze formuleren het in militaire termen, met ‘indoctrinatie’ voor debat en ‘rekrutering’ voor organisatie. Zo schreef een lezeres ons: “Voor jullie is het dus een noodzaak dat ik met jullie in contact blijf, omdat ik anders nooit tot werkelijk bewustzijn kan komen. Vandaar jullie zeer actieve rekruteringspolitiek, of liever gezegd ‘bekeringsdrift’ ten opzichte van mij.”, en: “Dan immers zou ik jullie argumenten moeten accepteren op basis van jullie autoriteit als meest bewuste deel van de klasse. En ik heb nu juist in mijn brief betoogd dat ik argumenten op basis van mijn EIGEN inzicht wil accepteren (of juist verwerpen).”
Waaruit bestaat de tegenspraak tussen het willen ontwikkelen van eigen inzichten en het aangaan van een debat? Het proces van theoretische verdieping en politieke vorming boekt niet veel voortgang als iedereen alleen probeert in zijn eigen hoekje zichzelf te verhelderen. De arbeidersklasse brengt geen revolutionaire enkelingen voort maar revolutionaire organisaties. Zelfs een organisatie kan niet alles weten en alles begrijpen. De arbeidersklasse als geheel kan ook niet verder kijken dan haar blikveld reikt. Maar een collectief debat voert veel verder dan de enkeling alleen kan komen. Zo heeft het Russische discussieforum, dat in 2004 door verschillende groepen in het leven werd geroepen, als uitgangspunt: “Het forum is daarom een open plek voor de discussie en confrontatie van politieke ideeën, met als enig doel de verheldering door politieke argumentatie waarbij de proletarische methode wordt gehanteerd die iedere benadering uitsluit die in tegenspraak is met het belangenloze doel van de bevrijding van de arbeidersklasse. Het is vooral geen ‘jachtgebied’ voor beginselloze rekrutering zoals die bijvoorbeeld wordt bedreven door organisaties die zich bevinden aan de uiterst linkerzijde van het politieke apparaat van de bourgeoisie (trotskisten, enz.)” (3).
De bestaande vrees om het debat aan te gaan en deel uit te maken van een proces van collectieve verheldering heeft een driedubbele grond.
Op de eerste plaats is er de druk van de burgerlijke ideologie via de media en door het dagelijks leven binnen het kapitalisme met al zijn beslommeringen die pogingen om tot klassenbewustzijn te komen stelselmatig ondermijnt en de propaganda die voorkomt dat kapitalistische toekomst in al zijn huiveringwekkendheid onder ogen wordt gezien. De campagnes over het verdwijnen van de arbeidersklasse, de dood van het kommunisme en het bankroet van het marxisme, vooral door de vereenzelviging van marxisme met stalinisme waarin de voornaamste slachtoffers als de beulen worden voorgesteld, verklaart veel van het wantrouwen en de terughoudendheid. Standhouden tegenover die druk is alleen mogelijk door het scheppen van een collectief kader. De bourgeoisie kenschetst marxisme, de marxisten en marxistische organisaties maar al te graag als iets ‘sektairs’ op zoek naar ‘willoze volgelingen’ voor ‘abstracte leerstellingen’, zoals die van de verschillende stalinistische organisaties en hun ‘kritische’ trotskistische aanhangsels. Vandaar dat de revolutionairen voortdurend het bestaande wantrouwen moeten afbreken en een vertrouwen op basis van ervaring met proletarische debat moeten winnen; ervaringen die heel anders zijn dan met burgerlijke organisaties die inderdaad rekruteren, monddood maken, dom houden en die onverantwoordelijkheid en passiviteit in de hand werken.
Dan is er de opportunistische angst voor revolutionaire helderheid en samenhang; en de wil om uit ongeduld en in naam van ‘onmiddellijke successen’ compromissen te sluiten met de burgerlijke ideologie. In plaats van successen op te leveren worden er zo vooral illusies versterkt zonder ook maar iets fundamenteels te verhelderen. Vandaar de wil om zichzelf als individu of als groepje af te grenzen en de eigen ‘autonomie’ te bewaren. Vandaar ook de opportunistische pogingen van het IBRP tot beginselloze samenwerking, onder de belofte van het bieden van een liefdevol huis maar zonder werkelijke overeenstemming of debat, wat enkel leidt tot het in gevaar brengen van de standpunten en organisatie (4). Pogingen om zonder wederzijdse kritiek op de korte termijn goede vrienden te blijven zijn gedoemd het wederzijds vertrouwen op termijn te ondergraven. De consequente revolutionairen daarentegen werken vooral voor de lange termijn en zoeken het debat op waar het tot verheldering kan leiden zelfs wanneer hun eigen invloed daardoor op het onmiddellijke vlak niet wordt vergroot en de tegenstand heftig is. Daarbij moeten ze soms op tenen gaan staan en kunnen niet alle gevoeligheden worden vermeden.
Tenslotte is er het terugschrikken voor de omvang van de taak die eerst verpletterend kan lijken en die een geweldige verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Alleen kunnen we ons daartegenover enkel nietig voelen terwijl er ook geen onmiddellijke resultaten kunnen worden verwacht. De angst om zich te binden is groot en het opnemen van een verantwoordelijkheid voor de lange termijn kan worden gevoeld als een aanslag op de persoonlijke vrijheid. Voor de enkeling geldt echter: ‘van ieder naar vermogen’ en er worden geen onmogelijke dingen geëist die enkel kunnen ontmoedigen. Maar de mens is een sociaal wezen en de enkeling kan zijn vermogens pas werkelijk tot ontwikkeling brengen binnen een collectief kader. Binnen de arbeidersklasse worden argumenten niet aanvaardt op basis van autoriteit, maar net zo min kan er een ‘anti-autoritaire’ houding zijn. In een debat wordt geen blind vertrouwen gevraagd maar geprobeerd te overtuigen en overtuigend te zijn. Als er geen ‘reputaties’ gered behoeven te worden, maar de collectieve verheldering en de belangen van de arbeidersklasse centraal gaat, hoeft er ook geen angst te zijn het mis te hebben, verworven standpunten ter discussie te moeten stellen en waar nodig te corrigeren. De kameraadschappelijke confrontatie van standpunten is een voortdurende ideologische strijd waarin niet het onverschillige burgerlijk-democratische beginsel van het ‘ieder-zijn-mening’ geldt, maar waar geprobeerd wordt tot overeenstemming te komen of meningsverschillen af te bakenen op grond van zo duidelijk mogelijke argumenten.
Het verwijt van indoctrinatie, rekrutering, bekeringsijver, sektarisme en de andere termen die worden gebruikt gaan als regel niet vergezeld van steekhoudende argumentatie tegenover politieke standpunten. Het is veeleer een middel om die kritiek, en bijgevolg het debat, uit de weg te gaan. Bovendien worden er begrippen aan een organisatie toegedicht die regelrecht ingaan tegen de proletarische moraal omdat ze het doel niet dichterbij brengen maar juist versperringen zijn op de weg: de organisatie heeft weinig aan kritiekloze meelopers, maar des te meer aan overtuigde, kritische en verantwoordelijke militanten. Opvallend in deze was bijvoorbeeld de houding van medewerkers van De Fabel van de Illegaal die eerst het debat met ons begroeten als een gesprek ‘tussen volwassen mensen’ om vervolgens te klagen over onze ‘paternalistische houding’, maar zonder ooit serieus in te gaan op onze politieke standpunten of daarvan in hun pers iets te laten doorklinken (5).
De IKS is een revolutionaire organisatie die natuurlijk probeert om zijn opvattingen te verspreiden en zich niet alleen politiek maar ook getalsmatig probeert te versterken door nieuwe leden te werven (6). Dat kan het resultaat van debat zijn, maar het is er geen voorwaarde voor. De IKS heeft duidelijke en samenhangende standpunten, verdedigt die in openbare vergaderingen die in het algemeen voor ieder toegankelijk zijn en door middel van haar pers. Zij is niet bang voor tegenspraak, gaat geen onderwerpen uit de weg, beantwoordt vragen en reageert op kritieken. Ze zoekt de polemiek met andere groepen en organisaties op bijeenkomsten en in de pers. Dat debat maakt deel uit van de ondergrondse rijping van het klassenbewustzijn dat in de hele klasse plaatsvindt en waarvan de organisatie van revolutionairen nu juist de hoogste uitdrukking is: een minderheid van de klasse die zich bewust aaneensluit om op georganiseerde en stelselmatige wijze de historische en wereldwijde ervaringen samenhangend bijeen te brengen om de beweging als geheel voort te stuwen.
De revolutionaire organisaties van de arbeidersklasse komen voort uit de arbeidersklasse zelf, zijn het product van de strijd en overdenking van de klasse. Mensen met gelijkgezinde denkbeelden sluiten zich van nature aaneen om zo de grondslag te leggen voor de maatschappij van de toekomst en daarmee de huidige strijd richting te geven. Helderheid over doelen en middelen is geen gegeven, maar moet voortdurend door strijd worden verworven en telkens opnieuw worden verdedigd tegen het binnensijpelen van de burgerlijke ideologie. Organisaties kunnen verdwijnen, in opportunistisch vaarwater terechtkomen en overgaan naar de bourgeoisie. Historisch is dat gebeurd met de partijen van de Tweede en de Derde Internationale en met de anarchistische en trotskistische groepen door hun houding ten opzichte van revolutie en oorlog, door hun verraad aan het proletarische internationalisme waartegen de marxisten altijd strijd hebben geleverd. Er bestaan geen blijvende verworvenheden, er is geen eeuwige, onveranderlijke leer die onvermijdelijk en zeker naar het doel leidt. Vandaar dat er voortdurend strijd is die ook onvermijdelijk tot uiting komt in organisatorische crises.
Maar er bestaat wel een methode, een methode die zelf ook verworven moet worden, en die voortdurend uitgediept en verbreed moet worden. Die methode bestaat eruit zich op stelselmatige wijze, in confrontatie met de werkelijkheid en met nieuwe ervaringen, zich te baseren op de historische en wereldwijde lessen die al zijn getrokken om zo de beweging als geheel voort te stuwen in de richting van het uiteindelijke doel. Die methode zelf is het product van een historische continuïteit sinds de Bond van Kommunisten uit 1847. De enkeling komt niet ver, vandaar dat de meest bewuste delen van de arbeidersklasse voortdurend hebben geprobeerd zich aaneen te sluiten en zich eveneens te oriënteren op het bestaande revolutionaire milieu.
We proberen de open debat-cultuur van de arbeidersklasse op bredere schaal te herstellen omdat dit een voorwaarde vormt voor het scherpen van de kritische geest en om de strijd van de arbeidersklasse voor haar zelfbevrijding niet alleen te bevorderen maar ook richting te geven. In die geest nemen we deel aan debatten waar die ook plaatsvinden. Het is onze militante overtuiging dat het marxisme de enig juiste methode biedt voor de kameraadschappelijke confrontatie tussen de verschillende standpunten die binnen de arbeidersklasse ontwikkeld zijn en leven: uitgaande van de ervaring van de arbeidersklasse en de bijdragen van de revolutionaire minderheden van de klasse en we willen dat in het debat zelf aantonen. De openbare bijeenkomsten van de IKS proberen we dan ook zodanig te organiseren dat ze kunnen fungeren om de breedst mogelijke overeenstemming te bereiken op grond van de grootst mogelijke politieke helderheid.
Manus / 12.03.2005
(1) Zie bijvoorbeeld het artikel over discussiekringen in Internationalisme, nr. 267.
(2) Open brief aan de anarchistische marktmeester, te vinden op onze website en op de site van De Dolle Hond.
(3) Zie voor het Russische discussieforum https://russia.internationalist_forum.org [15] en Internationalisme, nr. 310-311; voor het milieu in Argentinië de artikelen over de Núcleo Comunisto Internacionalista op onze website, voor het milieu in Duitsland de vele artikelen in onze Duitstalige pers en ook Heeft het marxisme een religieuze visie van de historische opdracht van de arbeidersklasse?, in Internationalisme, nr. 301, over de openbare bijeenkomsten in Amsterdam Internationalisme, nr. 308-309.
(4) Zie De bluf van een hergroepering, in Internationale Revue (Engels-, Spaans-, en Franstalige uitgave), nr. 40 en 41 en de Open brief van de IKS aan de militanten van de IBRP, 7 december 2004, in: Internationale Revue (Engels-, Spaans-, en Franstalige uitgave), nr. 120.
(5) Zie over De Fabel van de Illegaal onder andere Internationalisme, nr. 270, 274, 289, 298, en Wereldrevolutie, nr. 92, 96 en 98
(6) Zie het artikel Hoe je bij de IKS aan te sluiten?, in Wereldrevolutie, nr. 102 en op onze website.
De interprofessionele onderhandelingen van december 2004 en januari 2005 tussen patroons en vakbonden bevatten, volgens de media, alle ingrediënten van een spannend feuilleton: frequente wendingen en een ‘eind goed, al goed’: eerst waren de discussies ‘verkrampt’, doordat de patroons ‘provocerende’ eisen naar voor brachten waarop de vakbonden antwoordden met een betoging om de vakbondsonderhandelaars te steunen. Op het moment dat er een breuk dreigde kwam de regering tevoorschijn en slaagde er in om een ‘voor iedereen aanvaardbaar’ akkoord tot stand te brengen. Het was nog even schrikken toen de socialistische vakbond het akkoord verwierp maar alles kwam toch nog goed: de regering besliste ondanks alles de inhoud ervan toe te passen “aangezien hij door een brede meerderheid van Belgische ondernemers en werknemers was aanvaard”. De eerste minister Verhofstadt jubelde: “Het Belgische model van sociaal overleg heeft goed gewerkt, in een periode die niet gemakkelijk is”.
Het ‘sociaal overleg’ heeft inderdaad goed gewerkt en het is in naam van de heersende klasse dat Verhofstadt zich in de handen wrijft. Het spektakel ‘van grote omvang’ is in werkelijkheid slechts een misleiding van grote omvang om de werkenden beet te nemen. Achter de grootsprakige praatjes van de sociale ‘partners’ die zich er op beroepen een ‘eerbaar compromis bereikt te hebben dat ons sociaal model handhaaft’, schuilt de ongenadige werkelijkheid van de cijfers.
De ‘experts’ van regering en vakbonden beweren dat het loonpeil van de werkenden niet alleen behouden zou blijven maar dat de stijging van 4,5% van de sociale norm voor de komende twee jaren het mogelijk zou maken om tot ‘redelijke’ loonsverhogingen te komen. Laten we even de concrete gegevens bekijken:
– De loonsverhoging wordt berekend op basis van het brutoloon: de werkenden houden er slechts 35% van over in het loonzakje (ofwel 700 van de 2000 euro van de gemiddelde verhoging). Rekening houdend met de inflatie (het IMF voorziet reeds een inflatie van 2,2% voor 2005 in België), de 1% baremaverhoging op twee jaar inbegrepen en de productiviteitsstijging, blijkt het verleidelijke cijfer van de loonsverhoging niets anders te zijn dan een pure luchtspiegeling voor wat betreft de koopkracht van de werkenden!
– Dat de ‘toegestane’ loonsverhoging niets om het lijf heeft wordt bevestigd door het feit dat, na de berekeningen van de Centrale Raad van de economie, de lonen theoretisch hadden kunnen stijgen met 5,3% in twee jaar. Het patronaat erkent trouwens zelf dat het bereikte akkoord de loonmatiging goed realiseert: “Het uiteindelijke cijfer stelt ons zeker in staat om 60% in te halen van de loonontsporingen van de laatste twee jaar, maar ik blijf ervan overtuigd dat het verkiesbaar geweest ware om de totaliteit ervan in te halen. Desalniettemin hebben we een belangrijke stap vooruit gezet door te verkrijgen dat de norm lager zou liggen dan die voorgesteld door de Centrale Raad voor de economie. Dat is voor het eerst”. (R.Thomaes, afgevaardigd administrateur van het BEV, Le Soir, 18.02.05).
– Tenslotte is het vermelde getal de algemene norm die op het vlak van de sectoriele onderhandelingen kan aangepast worden naar boven… maar ook naar beneden!
De loonnorm is dus in werkelijkheid een belangrijke aanval op de lonen, die trouwens in de lijn ligt van de voorafgaande jaren: netto daling van het gemiddelde inkomen per belastingsbetaler met 0,6% in 2000 in vergelijking met 1999 (1,9% stijging van de inkomens bij een inflatie van 2,5%); daling van de lonen in 2004 met 0,25% (2,17% loonsverhoging bij 2,41% inflatie), terwijl het interprofessioneel akkoord van 2003-2004 nochtans een loonsverhoging van 5,4% voorzag in twee jaar!
Deze cijfers zijn nog veelbetekenender als er rekening wordt gehouden met het akkoord inzake flexibiliteit. Het patronaat heeft al berekend dat de extra loonkosten ruimschoots gecompenseerd zal worden door de duizelingwekkende stijging van de productiviteit dankzij een sterke toename van de flexibiliteit door middel van eenvoudige verdubbeling van de toegestane overuren (we gaan van 65 naar 130 per jaar, ofwel een gemiddelde van meer dan twee per week) en een forse daling van de patronale lasten die de regering verleende. De regering berekende trouwens dat de daling van de patronale lasten ruimschoots zal worden gecompenseerd door de toegekende loonsverhogingen, waarvan 65% rechtstreeks (belastingen) of indirect (sociale zekerheid) in haar kassa terechtkomt. Het interprofessioneel akkoord vertegenwoordigt dus voor het geheel van de werkenden een gevoelige toename van de spiraal van aanvallen op de werk- en levensvoorwaarden: zij zullen aan koopkracht verliezen, meer belastingen betalen op hun loon en nog hogere werkritmes opgelegd zien in het kader van een opgedreven flexibiliteit die inhoudt dat de werkweek feitelijk verlengd wordt. De bourgeoisie en haar regering zouden voor minder jubelen!
Maar, zouden sommige opwerpen, er is toch minstens een sociaal overleg geweest en onderhandelingen waarbij de arbeidersbelangen verdedigd konden worden? In tegenstelling tot wat de media en het ‘geruzie’ dat de sociale partners (sic) opvoeren voor de camera’s, willen doen geloven, bestaat het doel van het ‘sociaal overleg’ er niet uit te komen tot een ‘compromis dat rekening houdt met de belangen van de werkenden’, maar het doordrukken van maatregelen die het best de belangen van de nationale staat (met zijn regionale componenten) en de heersende klasse dienen. In het kader van een kapitalisme in verval, waarin duurzame hervormingen onmogelijk zijn geworden en waarin de wegrottende maatschappij geplaatst wordt voor de keuze van het alternatief socialisme of barbarendom, houdt de staat alle aspecten van het leven van de maatschappij in een totalitaire greep. De vakbonden zijn verworden tot radertjes van de staat, de organen die binnen de arbeidersklasse opereren om haar onder de duim te houden en haar de onmisbare opofferingen op te dringen die nodig zijn voor het overleven van de nationale economie en van de uitbuitende klasse in een verbeten oorlog op een oververzadigde wereldmarkt. In deze context heeft het opzetten van een politiek van ‘sociaal overleg’ (met ‘paritaire commissies’ sinds de jaren 1920 en het ‘sociaal pact’ van 1944, die de sociale partners verbonden met de wederopbouw van het land) tot doel om een politiek door te voeren van een staatskapitalistisch optimaal beheer van de economie ten bate van het nationaal kapitaal. En dat wordt verdoezeld achter een rookgordijn van het democratische ‘zoeken naar het beste compromis tussen de verschillende bestanddelen van de maatschappij’. Het interprofessioneel akkoord is bijgevolg helemaal geen toegift van de kant van de staat en haar agenten maar een aanval op de arbeidersklasse. Net zoals de sociale ‘verworvenheden’ zoals de sociale zekerheid of de werkloosheidvergoeding geen verworvenheden van de arbeidersklasse zijn maar een controlekader dat ingevoerd is door het staatskapitalisme (lees hiervoor de artikelen in Internationalisme, nr. 191, 214 en 309).
De sociale ‘partners’ zijn dus medeplichtig aan een omvangrijk misleidingspektakel dat is opgezet door de heersende klasse, om de werkenden voor de gek te houden en hun de nieuwe agressies op hun levens- en werkvoorwaarden zonder al te veel tegensputteren te doen slikken.
De maatregelen van het interprofessioneel akkoord zitten onmiskenbaar vervat in de prioritaire doelstellingen van de oriëntaties van de Belgische bourgeoisie zoals werd vooropgesteld door Verhofstadt 2: de productiviteit van de Belgische economie optimaliseren en de 'sociale lasten' verminderen: die waren ook vermeld in de ‘Nieuwjaarsboodschap’ van de heel socialistische woordvoerder van de SP.A Frank Vandenbroucke en Johan Vande Lanotte begin januari 2004: “Het is onmogelijk tezelfdertijd de beste pensoenen, de beste verzorging ter wereld en de kortste loopbaan te willen” (De Standaard, 04.01.04). De tewerkstel-lingsconferenties van september 2003 (zie Internationalisme, nr. 300 van 15.11.03) stippelden toen al de vijf stellingen uit van waaruit het offensief van de bourgeoisie gevoerd zou worden: de daling van de lasten voor de ondernemingen, de loonmatiging, de verlaging van de kosten verbonden aan de werkloosheid, de verlenging van de werkweek en de verlenging van de arbeidsduur tijdens het leven, de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. In een context van opgedreven concurrentie op de wereldmarkt onder druk van de crisis, zijn de loonsverlaging en de productiviteitsstijging van de arbeid van bij het beging voor de Belgische bourgeoisie, net zoals voor haar spitsbroeders in andere landen, een prioritaire krachtlijn geweest van haar aanvallen tegen de werkers.
Al in 1981 beweerde ze bijvoorbeeld: “De laatste jaren zijn de lonen te hard gestegen in België. Om de economie te redden moeten er besparingen komen en dat betekent wezenlijk dat er moet gedacht worden aan het ontkoppelen van de lonen aan de index” (Internationalisme, nr. 55, van 15.06.1981). In 1996 slaagde ze er in om een loonnorm op te dringen via een wet op de competitiviteit, die de evolutie van de Belgische lonen beperkt tot het gemiddelde van haar voornaamste concurrenten: Nederland, Frankrijk en Duitsland, en zo de lonen te blokkeren en de koopkracht terug te schroeven. Anderzijds is de productiviteit drastisch gestegen via een gevoelige verhoging van het werkritme en een explosie van de flexibiliteit. Zo stond België in 2003 op de tweede plaats voor de productiviteit per gewerkt uur: “de loonkosten zijn hoog maar de mensen werken hard” zegt het rapport (The Conference board, 05.07.03). De Belgische arbeiders produceren per uur 12% meer waarde dan de arbeiders in de Verenigde Staten. Dat zegt veel over het ritme en de flexibiliteit, die volgens de bourgeoisie nochtans verbeterd moeten worden. In feite lanceert de loonblokkering nieuwe oproepen tot vermindering van de loonmassa en ondanks het buitengewone peil van de productiviteit, verveelvoudigen zich het banenverlies en de ontslagen: tienduizenden banen zijn de laatste jaren verdwenen, zelfs bij de meest prestigieuze ondernemingen (Philips, Siemens, Ford, Opel, Arcelor, Bayer, Belgacom, De Post of de NMBS). 15% van de Belgen zit aan de armoedegrens en er zijn arbeiderswijken van de grote steden zoals Charleroi, Luik, Brussel, Antwerpen of Gent waar de werkloosheidsgraad bijna 30% is of zelfs meer. Deze helse en eindeloze spiraal van aanvallen, die voortkomt uit de opgedreven concurrentie op een oververzadigde wereldmarkt, illustreert het doodlopende straatje waarin het kapitalisme zit en de waardeloosheid van zijn ‘oplossingen’. Sinds meer dan 25 jaar belooft de bourgeoisie op niet aflatend wijze het einde van de tunnel… op voorwaarde van de aanvaarding van de noodzakelijke opofferingen. Vandaag weer, met het nieuwe interprofessioneel akkoord en de agressie die dit ontketent tegen de levens- en werkvoorwaarden van de werkenden, doet zij weer eens een oproep tot het opofferingsbereidheid van de arbeiders door te beweren dat het behoud van de sociale solidariteit door overleg de enige manier is om de solidariteit te verzekeren onder de arbeiders en om aan hun kinderen nog een toekomst te bieden.
De media-tamtam rond de verschillende wedervaardigheden van de interprofessionele onderhandelingen is de bourgeoisie van pas gekomen om gelijklopend met de maatregelen een campagne te lanceren die gericht was op het belemmeren van een bewustwording bij de arbeidersklasse omtrent de betekenis ervan en het nadenken over een alternatief voor de toestand. In het bijzonder via haar linkerfracties heeft ze het belang van een interprofessioneel akkoord onderstreept omwille van het behoud van de ‘sociale solidariteit’, de ‘sociale verworvenheden’. Ze hebben er op gehamerd dat in het geval van mislukking er een gevaar was voor het ontwrichten van het unitaire sociale weefsel: “Het gaat erom dat we ons sociaal model moeten redden. De PS moet haar verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat de relaties tussen werkgevers en werknemers goed blijven – zeker nu we voor een moeilijk debat staan over de eindeloopbaan” (De Standaard, 09.02.05): de socialisten stellen het ‘compromis’ van het interprofessioneel akkoord dus voor als een ‘noodzakelijke opoffering’ om het ‘sociaal overleg’ te redden, met als doel de werkers te beschermen tegen het gevaar van het egoïsme van de sterke sectoren tegenover de zwakkere, of ook van een welvarender Vlaanderen tegenover een minder rijk Wallonië, enzovoort, met andere woorden, aanvaardt het om de broeksriem aan te snoeren en wij zullen voor jullie met hand en tand de beginselen van de solidariteit verdedigen, dat wil zeggen het ‘sociale model van overleg’. Een mooi allegaartje van bedriegers! Voor links, een trouwe dienaar van het kapitaal, kan de sociale solidariteit enkel bestaan uit een pact met de uitbuiters. Bijgevolg bestaat de arbeiderssolidariteit in geen geval, zoals de bourgeoisie het voorstelt, uit het gebukt gaan onder de aanvallen van het kapitaal, want dat geeft de bourgeoisie de vrije hand om nog harder te meppen. In feite is wat de bourgeoisie predikt niet anders dan solidariteit… met haar uitbuitingssysteem. Voor de arbeidersklasse is solidariteit iets totaal anders: het enige antwoord, het enige wapen waarmee zij zich kan verzetten tegen de niet aflatende aanvallen van de bourgeoisie, is de strijd, zo eensgezind en massief mogelijk. Door de strijd te ontwikkelen tegen het kapitalisme, de verantwoordelijke voor de ellende en barbarij in alle uithoeken van de planeet, kan zij een ander perspectief gaan bieden voor de hele mensheid.
Jos / 07.03.05
Met de moord op de voormalige premier van Libanon, Rafik Hariri, wordt in het Midden-Oosten een haard van imperia-listische confrontaties opnieuw aangewakkerd. Deze nieuwe episode van de kapitalistische barbarij die zich op wereldschaal ontwikkelt, en in het bijzonder in het Midden-Oosten, met bloedige afrekeningen en een eindeloze spiraal van terroristische aanslagen die de bevolking blindelings treffen, herinnert ons er aan dat alle mooie vredespraatjes van de bourgeoisie, van de grote zowel als de kleine landen, niets meer zijn dan schaamteloze leugens en smerig cynisme. Het zijn precies de nationale fracties van de bourgeoisie die, niet tevreden met het op grote schaal zaaien van dood en verderf, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten in Irak of van Frankrijk in Afrika, de talloze terroristische groepjes manipuleren.
De aanslag op Rafik Hariri is een duidelijke logenstraffing van alle praatjes waarin begin januari de verkiezing van Mahmoud Abbas tot president van de Palestijnse autoriteit werd begroet als een waarborg voor vrede in de regio.
Dankzij deze gebeurtenis kunnen Frankrijk en de Verenigde Staten, die het initiatief namen in september 2004 tot resolutie 1559, die de terugtrekking eiste van het Syrische leger uit Libanon, stelling nemen in het politieke leven van Libanon, door Syrië nadrukkelijk aan te wijzen als opdrachtgever van deze aanslag. Het gaat er hen niet om de ‘vrijheid’ te garanderen van de Libanese bevolking. Hoegenaamd niet. Voor Chirac is het een te mooie gelegenheid om zich te beroepen op zijn ‘vriendschap’ met Hariri om te proberen Frankrijk weer dit land binnen te loodsen waaruit het in de jaren 1980 geleidelijk aan werd buitengewerkt, met de definitieve trap onder zijn kont in 1991, toen zijn Libanese beschermeling, generaal Aoun, er uit werd gegooid. Wat de Verenigde Staten betreft gaat het om een etappe in hun militaire strategie in Zuidwestelijk Azië, die er met name op is gericht druk uit te oefenen op Syrië, dat sinds vorige lente door de regering Bush regelmatig beschuldigd wordt van het herbergen van terroristen van Al-Qaida en van voormalige Iraakse leiders. Washington heeft al regelmatig duidelijk gewaarschuwd, ook onlangs nog, dat Syrië het doelwit zou kunnen worden van militaire aanvallen.
De overeenkomst die vandaag bestaat tussen de Amerikaanse en Franse boeven op de rug van Libanon en Syrië heeft als enige reden dat zij elk de verdediging van hun respectievelijke imperialistische belangen rechtvaardigen. Ze heeft geen andere toekomst dan het scheppen van een nieuwe bron van rivaliteit, via elkaar bestrijdende terroristische bendes, en van het aanwakkeren van de chaos in de regio.
De recente diplomatieke reizen van de kliek uit Washington zullen trouwens niet leiden tot een rooskleuriger toekomst. De laatste weken werd Europa op een intense wijze het hof gemaakt door de Amerikaanse diplomatie. Na het bezoek van staatssecretaris Kongolees Risee, was er Donald Rumsfeld die zich verplaatste naar de 41e Veiligheidsconferentie in Mün-chen, en dan was het de baas zelf, Bush, die kwam deelnemen aan de topontmoetingen van de NAVO en de Europese Unie, waarbij hij ontmoetingen had met Europese leiders, in het bijzonder degenen die zich verzet hebben tegen de militaire interventie in Irak: Chirac, Schröder, daarna ook Poetin. Waarom zo’n grote diplomatische bedrijvigheid? Wat wordt er voorbereid in de coulissen, achter de schijnheilige schouderklopjes tussen rivaliserende peetvaders, tussen Uncle Sam en de Europeanen? Wat betekenen die speeches over partnerschap om de vrijheid in de wereld te bevorderen?
De verandering van toon van de Amerikaanse grootmacht betekent niet dat deze het opgegeven heeft haar militaire macht te gebruiken om haar economische, politieke en militaire belangen in de wereld te verdedigen, maar wel dat ze haar strategie en haar ideologisch betoog probeert aan te passen, rekening houdend met de moeilijkheden die ze ondervindt, met name door het feit dat ze wegzakt in het Iraakse moeras. De politiek die in Irak wordt gevoerd zorgt ervoor dat overal ter wereld de vijandigheid toeneemt tegen de eerste mogendheid van de wereld en vergroot haar isolement op het wereldtoneel. Uncle Sam kan niet terugkrabbelen in Irak, dat zou zijn gezag op wereldschaal gevoelig verzwakken, daarom raakt hij verstrikt in moeilijk beheersbare tegenstellingen. De recente verkiezingen in Irak hebben trouwens de zege gegeven aan de verenigde lijst van sji-itische partijen, die eerder aanleunen tegen de Iraanse regering, en de nederlaag van de premier ad interim, de beschermeling van de Verenigde Staten Iyad Allaoui. “Deze regering zal uitstekende betrekkingen hebben met Iran [...]. In termen van regionale geopolitiek is dit niet het resultaat waarop de Verenigde Staten gehoopt hadden.” (Courrier International, nr. 746) Bij deze verzwakking van hun invloed op het spel van de Irakese politieke partijen moet nog het klimaat van terreur worden opgeteld dat in heel het land blijft heersen, met steeds moordender aanslagen en opeenvolgende slachtpartijen. De zogenaamde zege van de Iraakse democratie door het houden van verkiezingen heeft geenszins het gevaar bezworen van een opdeling van het land volgens de uiteenlopende belangen van de verschillende religieuze en etnische gemeenschappen. Iedereen is het er trouwens over eens dat het gewapende verzet waarschijnlijk zal blijven toenemen.
In die zin heeft het diplomatiek offensief en de Amerikaanse wil om zich opnieuw voor te doen als zijnde ‘op dezelfde golflengte als Europa’ vooral tot doel deze laatsten ervan de overtuigen zich naast hen te scharen om de democratie te verdedigen en te verbreiden over de wereld, met name in het Nabije en Midden-Oosten. De regering Bush stelt dezelfde militaire doelen als tijdens de eerste ambtsperiode na ‘11 september’, maar de ideologische verpakking ziet er anders uit om beter te beantwoorden aan de huidige situatie. Daarbij laat ze de Europese mogendheden horen dat alles voortaan in overleg met hen zal gebeuren, aangezien ze toch dezelfde menselijke, democratische vrijheden verdedigen als Amerika. Het is niet uitgesloten dat achter die maskerade bepaalde mogendheden, zoals bv. Frankrijk, een bevoorrechte rol beloofd werd in de afwikkeling van het conflict in Irak, in ruil voor een voortaan grotere inzet aan de zijde van de Amerikanen.
Achter die nadrukkelijk unitaire praat van het Amerikaans diplomatiek offensief blijven de meningsverschillen niettemin bestaan en zich ontwikkelen. Zoals een hoge verantwoordelijke van de NAVO benadrukt: “De ouwe Rumsfeld heeft viool voor ons gespeeld, zoals Kongolees Risee vorige week ook al deed” (Le Monde, 15-02-05). Terwijl de ploeg van Bush tot nu toe een politiek ‘van de ijzeren hand’ had gevoerd, wordt dat nu een politiek ‘van de ijzeren hand in een fluwelen handschoen’. Rumsfeld bevestigde dat voor de Verenigde Staten “de missie (in de militaire betekenis) de coalitie bepaalt”. Anders gezegd, Amerika zal enkel een beroep doen op de NAVO als dat zijn strategische belangen dient. Van hun kant hebben de Europeanen, en met name Duitsland, daarin gesteund door Frankrijk, openlijk gesteld dat het noodzakelijk is de NAVO te hervormen en het bondgenootschap te vervangen door een groep experts die representatief zijn voor de Amerikaanse en vooral Europese belangen. In één moeite heeft Duitsland duidelijk gezegd dat het zich ‘in het kader van Europa verantwoordelijk voelt door de internationale orde en stabiliteit’ en dat het daarom een zetel opeist als permanent lid van de VN-veiligheidsraad. Na het onmiddellijk afwijzen door de Verenigde Staten van een hervorming van de NAVO heeft Duitsland de toon opgedreven bij monde van zijn buitenlandminister Joschka Fischer die verklaarde : “We moeten weten of de Verenigde Staten zich binnen het stelsel van de Verenigde Naties bevinden, of daarbuiten.”
Deze spanning rond de rol van de NAVO concretiseert zich in de weigering van de Europeanen bij te dragen aan de opleidingsprogramma’s voor militairen en politie in Irak en hun eigen zeer beperkte deelname daaraan. Met betrekking tot Afghanistan hebben de Europese mogendheden aanvaard manschappen te leveren voor de Internationale interventiemacht (FIAS) die onder NAVO-bevel staat, want deze wordt aangevoerd door een Franse generaal en beschikt over aanzienlijke eenheden Franse en Duitse soldaten. Ze willen echter niet dat deze troepen later onder het bevel komen van de operatie ‘Enduring Freedom’, dat wil zeggen onder controle van het Amerikaanse leger. De kwestie van de NAVO is echter lang niet de enige twistappel. Nadat ze de symfonie gespeeld hebben van de Mensenrechten naar aanleiding van de onderdrukking van de studentenbeweging op het Tien An Men plein in China in 1989, staan de Europeanen, als goede kanonnenverkopers, klaar om het embargo op wapenhandel met dat land op te heffen. De Amerikanen zijn het daarmee niet eens, net zo min als Japan, maar dat heeft niets te maken met mensenrechten, het is gewoon omdat dit de wapenwedloop op het Aziatisch continent zou aanzwengelen en hun invloed in de regio zou bedreigen, een regio die al ten prooi is aan sterke militaire spanningen, die vandaag nog verhevigd worden door Noord-Korea dat officieel laat weten over het kernwapen te beschikken. Het bezoek van de Amerikaanse peetvader aan Europa zal dus niet meteen leiden tot een nieuw tijdperk van eenheid, en het zal evenmin de transatlantische betrekkingen versterken. Integendeel. De meningsverschillen stapelen zich op en de standpunten schuiven steeds verder uiteen. De strategieën en belangen van de enen en de anderen zijn verschillend want elkeen verdedigt de belangen van zijn land, zijn belangen van kapitalistische staat. Er zijn geen slechte Amerikanen aan de ene kant en goede Europeanen aan de andere. Het zijn allemaal imperialistische gangsters en de politiek van ‘ieder voor zich’ die door het gedoe van hartelijke eenheid heen schijnt kan op termijn enkel leiden tot nieuwe stuiptrekkingen, nieuwe scheuringen en tenslotte tot nieuwe militaire slachtpartijen, waarvan Iran en Syrië de komende doelwitten zouden kunnen zijn. Inderdaad, het voornaamste meningsverschil tussen de grootmachten – en dat de zwaarste gevolgen zal hebben voor dit deel van de wereld – betreft de politiek die gevoerd moet worden met betrekking tot Iran. De Europese grootmachten, Groot-Brittannië inbegrepen, zijn in het algemeen voorstander van het voortzetten van de onderhandelingen met dit land, teneinde, zoals ze zeggen, te verhinderen dat dit een militair nucleair programma zou ontwikkelen. Moskou van zijn kant is de belangrijkste partner van Teheran op nucleair vlak en is geenszins van plan zijn politiek te veranderen. Wat de Verenigde Staten betreft, rekening houdend met het gewicht van Iran als regionale macht, recent nog versterkt door de verkiezingsoverwinning van de sjiieten in Irak, willen die hun druk op de Europeanen en op Poetin vergroten om hun optie de voorkeur te geven. De kliek van Bush dreigt er daarom mee de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in beweging te zetten, met als mogelijkheid op termijn een nieuwe militaire escalatie die enkel kan leiden tot nog grotere chaos en barbaarsheid in de regio.
Zoals we al herhaaldelijk geschreven hebben in onze pers zijn de chaos en de militaire conflicten die zich al jarenlang over de planeet ontwikkelen en die geen enkel werelddeel sparen het rechtstreekse gevolg van de nieuwe periode die in 1989 begon met de ineenstorting van het Oostblok en het daaropvolgende uiteenvallen van het Westerse Blok. Verre van een ‘nieuwe periode van vrede’ te openen zoals vader Bush toen beweerde, leidde dit zoals we stelden tot een wereld van moordende wanorde, van bloedige chaos waarin enkel de Amerikaanse gendarme probeerde een minimum aan orde te doen heersen door een steeds massaler en brutaler gebruik van zijn militaire macht (1).
De Golfoorlog van 1991, de oorlogen in Joegoslavië, Rwanda en Tsjetsjenië, Somalië en Oost-Timor, de aanslagen op de Twin Towers en die in Madrid, om maar enkele van de gewelddadige stuiptrekkingen te noemen van de fase van ontbinding van het kapitalisme (2), telkens gaat het om imperialistische botsingen tussen staten, klein of groot, die verantwoordelijk zijn voor die moordpartijen. Voor de Ver-enigde Staten vallen de nationale belangen samen met het behoud van een wereldorde die gebouwd is op hun eigen voordeel. De verergering van de chaos in de imperialistische conflicten maakt hun rol van leider van de wereld steeds moeilijker vol te houden. De Russische dreiging bestaat niet langer, maar hun voormalige bondgenoten, met name de Europeanen met Frankrijk en Duitsland op kop, willen voortdurend hun eigen belangen van kapitalistische naties verdedigen. De ontwikkeling van de economische crisis scherpt de imperia-listische eetlust aan van alle staten en laat geen ander keuze aan de Amerikaanse mogendheid dan zich te storten in veroveringen, in pogingen zijn rivalen te destabiliseren, en vooral in het herhaald inzetten van zijn militaire macht, wat tot resultaat heeft dat de chaos en de barbarij worden verergerd in de regio’s waar die militaire expedities plaatsvinden. In dat verband is de strategie die de regering van zoon Bush na de aanslagen van 11 september 2001 uitgestippeld heeft, de ‘oorlog aan het terrorisme’, een poging tot antwoord op de verzwakking van het Amerikaans leiderschap. Tegenover de groeiende verzet daartegen door de andere imperialistische mogendheden, gebruiken de Amerikanen het voorwendsel van de aanslagen en de noodzaak te vechten tegen de schimmige Al Qaida en Bin Laden om een ongekend militair offensief te voeren op wereldvlak. In die langdurige militaire campagne wordt een aantal landen aangeduid als leden van de ‘As van het Kwaad’ die militair moet worden opgeruimd. Dat is het geval met Afghanistan, daarna met Irak, Noord-Korea, Iran. In feite stellen de Verenigde Staten zich telkens globalere en bredere strategische doelen, die de noodzaak omvatten van een doorslaggevende aanwezigheid in Centraal Azië, met het doel de controle over dat gebied te verwerven, maar ook over het Midden-Oosten en het Indisch subcontinent. Het strategisch doel op lange termijn is de omsingeling van Europa en van Rusland. Amerika heeft als bijzondere bekommernis het verwerven van de onbetwiste controle over de voornaamste toevoerbronnen van energiegrondstoffen, teneinde die aan hun imperialistische rivalen te ontfutselen, in het bijzonder de Europese mogendheden, Rusland, Japan en China, met het oog op toekomstige imperialistische crises waarin zij tegenover hen zullen komen te staan. Sinds 2001 hebben de Verenigde Staten een dergelijke politiek in praktijk proberen te brengen, maar we moeten vaststellen dat ze grote moeite hebben om die op koers te houden, gezien de vastberadenheid van hun rivalen, die hoewel ze minder machtig zijn vast van plan zijn kost wat kost hun imperialistische belangen te verdedigen. Dat alles heeft al geleid tot de grootste chaos uit de geschiedenis, en die kan in de toekomst enkel erger worden.
Donald / 24.02.2005
(1) Zie Militarisme en ontbinding, Internationale Revue, nr. 64 (Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave).
(2) Zie onze stellingen over De ontbinding, eindstadium van het verval van het kapitalisme, Internationale Revue, nr. 107.
Sinds midden januari betogen de scholieren in Frankrijk tegen een nieuwe hervorming van de Nationale Opvoeding, het plan Fillon. Iedere dag gaan er scholieren zowat overal in Frankrijk in staking en vormen ze optochten naar de centra van de steden. En de nationale actiedagen tonen werkelijk aan dat de beweging wint aan kracht. Eerst waren ze maar met enkele honderden, samen met de arbeiders tijdens de betogingen van 20 januari en 5 februari, op 10 februari waren ze al met 100.000 op straat in zowat heel Frankrijk en 40.000 alleen al in Parijs vijf dagen later. Begin maart is er een nieuwe betoging voorzien.
Wat is de betekenis van deze beweging? De jongeren, scholieren of studenten, zijn noch een klasse, noch een bepaalde laag van de maatschappij. Een studenten- of scholierenbeweging is dus interklassistisch van aard en er vermengen zich kinderen van arbeiders, van bourgeois, toekomstige proletariërs en uitgebuiten evenals leidende kaders van de natie van morgen. De arbeidersklasse wordt er eerder in opgelost en daarmee ook haar strijd, haar eisen, haar methodes, zoals we reeds konden zien tijdens de betogingen tegen verschillende hervormingsprojecten van scholen en universiteiten. Daarom heeft de bourgeoisie, sinds 1968, in haar media steeds een maximale echo gegeven aan dergelijke bewegingen met de bedoeling de strijd van het proletariaat op de achtergrond te kunnen schuiven. Maar een scholierenbeweging hoeft zich niet altijd daartoe te beperken. Er zijn ook momenten waarin de jongere generaties de manier uitdrukken waarop zij de staat zien, en vooral de evolutie van de maatschappij. Welk leven staat ons te wachten? In welke wereld zullen wij terechtkomen? En hier is er geen enkele twijfel, er heerst een werkelijke malaise. Het is bijzonder waar voor een scholierenbeweging, die nog meer dan een studentenbeweging, in meerderheid bestaat uit kinderen van de werkende klasse. Zo weigeren de scholieren de toekomst die hen beloofd wordt: werkloosheid of werk onder ondraaglijke omstandigheden en in elk geval steeds meer ellende. Dat komt niet alleen tot uiting in hun eisen, maar ook in de waas van gevoel die zweemt rond de talrijke getuigenissen. Sommige scholieren weten niet waarvoor ze daar zijn, in de beweging, maar ze delen de hoop en de gulheid die voortspruit uit de strijd tegen het systeem en zijn instellingen.
In het begin waren de eisen gericht op twee heel secundaire punten van de hervorming: de instelling van een voortdurende controle van de bac-test (eindexamen middelbaar onderwijs) en het stoppen van de TPE (ingekaderd personeelswerk) bij de eindexamens. Het kan vreemd klinken dat leerlingen een voortdurende evaluatie verwerpen terwijl deze er voor zou kunnen zorgen dat de druk op het einde van het jaar verminderd wordt, het beruchte ‘bachotage’. Maar het argument van de scholieren is interessant. Het gaat om “de vrees voor een onderwijs met twee snelheden, de rijken enerzijds en de anderen anderzijds” (Libération, 15.02.2005) waar de leerlingen van de ‘misdeelde zones’ diploma’s zouden verkrijgen die nog minder waard zouden zijn dan de huidige. Naast de illusie van enige mogelijke gelijkheid onder het kapitalisme vertolkt dat een diepgaande onrust over het leven na het eindexamen, met op de achtergrond het gevoel dat er voor de meerderheid geen uitkomst is. Ook de tegenstand tegen de TPE bij de eindproeven komt zich bij deze meer algemene ongerustheid voegen. Deze werken staan immers een zelfstandig onderzoek toe rond een thema door beroep te doen op een samenvloeiing van meerdere velden van disciplines evenals een collectieve overdenking.
Door deze af te schaffen, met de bedoeling om het aantal leerkrachten te verminderen, vermindert de regering op die manier bewust, voor de scholieren de mogelijkheid, die al heel beperkt en ingekaderd was, om een schijn van overdenking te kunnen uitvoeren om de wereld rondom zich te begrijpen. Dit luik van de hervorming is in de ogen van de scholieren dus het symbool geworden van de onophoudelijke druk van het kapitaal dat, in naam van de winst-gevendheid, de levensvoorwaarden van iedereen elke dag meer ontmenselijkt.
De bourgeoisie is zich volledig bewust van deze tendens tot ontwikkeling van overdenking en strijdbaarheid bij de komende generatie van arbeiders. Eerst en vooral staat de pers vol van getuigenissen. Bijvoorbeeld: “Wij vechten voor onze toekomst”; “Ik ben fier op onszelf want wij bewijzen dat wij willen beslissen over onze toekomst. Wij zijn geen schapen”. (Libération, 08.02.2005). Bovendien weet de heersende klasse dat dit overeenkomt met een algemene rijping in de schoot van de klasse: “Jongeren en jongvolwassenen leven in een wederzijdse verwachting. De scholierenbetogingen getuigen van een zweem van malaise van een generatie [...]. En de volwassenen hebben nood aan de energie van deze jeugd die getuigt van een potentieel aan activisme en contestatie” (Ibidem). Daarom heeft de regering geprobeerd om op zondag 13 februari de beweging te ontmijnen door het aspect van ‘voortdurende evaluatie’ terug te trekken. En het is juist omwille van het feit dat er achter de afwijzing van dit aspect van de aanval in het bijzonder, veel bredere bekommernissen schuilgaan dat de terugtrekking van de regering de beweging helemaal niet heeft kunnen stoppen. Nochtans hadden de ultra-linksen in het begin de schijnwerpers gericht op de bac-proef. De LCR (Trotskistische Communistische Bond, zusterorganisatie van de Belgische SAP) bijvoorbeeld, die heel erg op de voorgrond stond in de betogingen dank zij haar jongerentak de JCR, stelde: “Het voornaamste probleem is het in vraagstellen van de nationale en anonieme bac-proef door de hervorming Fillon, want hij wordt beetje bij beetje omgevormd tot een voortdurende evaluatie” (Rouge, 03.02.2005).
Maar verre van af te zwakken heeft de scholierenmobilisatie zich nog versterkt en veel meer cruciale eisen vooropgesteld voor scholieren en voor de leerkrachten: tegen de inkrimping van de budgetten, tegen het schrappen van banen. Nationale Opvoeding is een sector waar de arbeidersklasse in de laatste jaren bijzonder aangevallen is. Door het aantal opzichters over een periode van tien jaar door tien te delen, door geleidelijk aan de verplegers en sociale assistenten te laten verdwijnen, door het aantal leerkrachten te verminderen, door nepbaantjes te verveelvoudigen (hulppersoneel, tijdelijke contracten), schept de staat ondraaglijke voorwaarden voor iedereen. Iedereen moet het gelag betalen, personeel zowel als leerlingen!
Om aan het hoofd van de beweging te blijven, hebben de LCR en de scholierenvakbonden zoals de Fidl of de UNL hun geweer van schouder veranderd daags na de betoging van 15 februari. Gedaan met het focussen op de hervorming van het eindexamen, voortaan schalt de LCR: “Door het aanklagen van de vermindering van de uitgaven voor opvoeding, het afschaffen van middelen, banen, opties [...] wijzen de scholieren op de straat de structuur zelf van het voorstel van Fillon met de vinger [...]. Aan deze wet valt niet te sleutelen: wij moeten de globale intrekking ervan eisen, niet enkel rond het vraagstuk van de bac-proef, maar ook het geheel van het voorstel” (Rouge, 18.02.2005). Maar als de trotskisten, net zoals politiek en syndicaal links, de diepe bekommernissen van de scholieren overnemen, dan is dat enkel om ze beter te kunnen afleiden. Er is een poging om deze in vraagstelling vanuit klassenstandpunt af te leiden naar het verrotte terrein van de verdediging van de Openbare Diensten. De JCR titelt aldus: “Nee tegen de bazenschool”. Verder nog beweert de LCR dat “de verwerping van de hervormingen van Fillon voor het onderwijs, door de schooljeugd, de leerkrachten en de ouders van de leerlingen duidelijk een afwijzing uitdrukt van de hervormingen of eerder tegen de liberale hervormingen die door de regering voortgestuwd worden” (Red van 16 februari en een pamflet van de LCR van 14 februari). Er wordt niet gesproken over de crisis van het kapitalisme maar over een democratisch probleem betreffende de plaats en de opvatting van de school; de uitbuitende klasse wordt beperkt tot het patronaat met de bedoeling de kapitalistische staat uit de wind te houden. Zo verspreidt de LCR binnen de rangen van de scholieren de illusie van een mogelijkheid van een bevrijdende en humanistische nationale opvoeding binnen dit uitbuitingssysteem. De leerkrachten worden verzocht hun leerlingen te volgen in de verdediging van de republikeinse staat, dezelfde die de aanvallen bedisselt tegen de arbeidersklasse!
De verdediging van de gelijkheid, de strijd voor een sociaal kapitalisme tegenover een liberaal kapitalisme zijn allemaal valstrikken en doodlopende straatjes. Voorvoelend dat het kapitalisme niets anders meer te bieden heeft dan ellende, zoeken de nieuwe generaties van de arbeidersklasse een weg naar een betere toekomst. En hier is er slechts één oplossing. Strijden tegen de verloedering van de levensvoorwaarden, vechten voor hun toekomst en die van de mensheid betekent zich scharen achter de strijd van het proletariaat voor de communistische revolutie.
Pavel /23.02.2005
Op 5 en 6 april vierden de socialistische partijen uit Noord en Zuid het 120 jarig bestaan van de Belgische Werklieden Partij. Deze werd in 1885 in Brussel gesticht door een nationaal arbeiderscongres samengesteld uit 112 afgevaardigden van arbeidersverenigingen hoofdzakelijk uit Brussel en Vlaanderen en was de uitdrukking van een geweldige ontwikkeling in België net als overal in Europa van de strijd en de organisatie van de arbeidersklasse. Hij vormde tevens een uitdrukking van de geweldige hoop voor het geheel van de uitgebuiten op een revolutionaire omwenteling van de kapitalistische maatschappij.
Maar nu voeren al de socialistische partijen, overal ter wereld, of ze nu in de regering zitten of zich in de oppositie bevinden dezelfde politiek tegen de arbeiders. Ofwel ze misleiden de arbeidersstrijd en brengen haar op een dwaalspoor, ofwel nemen ze rechtstreeks de soberheidsmaatregelen. Zij zijn het ook die de arbeiders hebben meegesleept in de slachtingen van de wereldoorlogen en die momenteel deelnemen aan de uitbreiding van de oorlogsbarbarij (zoals Blair in Irak). Het zijn dezelfde partijen die de arbeidersgevechten saboteren of er op afgeven (zoals bij Ford Genk, DHL of onlangs bij AGC) en ook niet zullen aarzelen om morgen openlijk de strijd van de arbeidersklasse te onderdrukken en in het bloed te smoren als dit nodig mocht zijn om het kapitaal te redden.
De laatste 90 jaar geschiedenis van de arbeidersbeweging staan vol van de voorbeelden van de arbeidersvijandige rol van de sociaal-democratie. Maar hoe kon een partij, die in de negentiende eeuw de weg naar de sociale revolutie kristalliseerde en de beweging van de arbeiders naar hun bewustwording en zijn organisatie vertegenwoordigde, ontaarden tot die partij die vandaag de agressie van de bourgeoisie organiseert en toepast?
In de negentiende eeuw, in de periode van opbloei en ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze over heel de planeet, zorgde het kapitalisme voor economische expansie waarbij het daadwerkelijk mogelijk was een blijvende verbetering af te dwingen van de bestaansvoorwaarden van het proletariaat. Die verbetering van haar arbeids- en leefomstandigheden heeft de arbeidersklasse door verbeten strijd afgedwongen. In het kader van die strijd konden de arbeiders op de tegenstellingen tussen burgerlijke fracties in het parlement inspelen om bepaalde voordelen los te krijgen.
Die strijd voor het verkrijgen van hervormingen en om de kapitalistische uitbuiting binnen bepaalde perken te houden aan de ene kant, en aan de andere het inzicht dat die strijd geen doel op zich kon zijn, maar alleen een onderdeel van de globale, revolutionaire strijd, vulden elkaar volgens de revolutionairen in de arbeiderspartijen in de negentiende eeuw aan. Die dubbele opdracht stond centraal voor de Tweede Internationale, voor de sociaal-democratie.
Onder invloed van de successen die behaald werden in de parlementaire en vakbondsstrijd raakte de hele idee van revolutie echter meer en meer in de verdrukking ten gunste van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De sociaal-democratische partijen raakten vergiftigd door het reformisme. Dat was des te meer zo omdat de bourgeoisie zich actief inzette om de sociaal-democratie onder haar controle te krijgen en haar te gebruiken om de arbeidersklasse in te kaderen. Het proletariaat was immers in volle ontwikkeling en betekende een groeiende bedreiging voor de burgerlijke macht. De linkerzijde binnen de Tweede Internationale voerde onophoudelijk strijd tegen die ontaarding, maar slaagde er niet in die algemene tendens tegen te houden. De intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode dreef vakbonden en parlementaristen in het kamp van de bourgeoisie.
Aan het begin van de twintigste eeuw is de vorming van de wereldmarkt voltooid en daardoor wordt de concurrentie tussen de verschillende kapitalistische naties steeds feller. De economische oorlog die de kapitalistische naties onderling voeren kon enkel uitmonden op een militaire, op een wereldoorlog. De intrede van de kapitalistische productiewijze in haar vervalperiode stelt het proletariaat en zijn organisaties plotseling voor de keuze “oorlog of revolutie”. Ofwel het proletariaat gaat zonder aarzelen de strijd aan, en laat daarbij de oude strijdvormen, parlementarisme en syndicalisme, die een belemmering geworden zijn, achter zich, ofwel het capituleert voor de kapitalistische barbaarsheid door mee te lopen achter de nationalistische frasen van de verschillende bourgeoisieën. Maar het oude sociaal-democratische apparaat is al totaal verrot door het reformisme, zoals geïllustreerd werd door het slot van de toespraak door Emile Vandervelde, voorzitter van de BWP, in december 1911 voor de kamer: “De dag dat België wordt aangevallen zullen we het verdedigen. Wij zullen vechten zoals de anderen en wellicht zelfs met meer hartstocht dan de anderen”. Zodra de oorlog dan ook uitbrak treden de sociaal-chauvinisten in België net als in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen op als ronselaars voor de imperialistische slachting en verraden zij definitief de arbeidersklasse. De Tweede Internationale is dood. Alleen de linkerzijde van de socialistische partijen houdt zich aan het proletarisch internationalisme, verdedigt het ‘revolutionair defaitisme’ en neemt actief deel aan de bewustwording in het proletariaat over de noodzaak van revolutie. Die verdediging krijgt vorm met de oprichting van de kommunistische partijen en van de Derde Internationale, de Kommunistische Internationale.
Het kapitalistisch systeem is aan het eind van zijn historische opdracht gekomen. Het heeft de opkomst van een nieuwe productiewijze, de kommunistische samenleving, mogelijk en noodzakelijk gemaakt. Het is mogelijk geworden omdat het kapitalisme op wereldvlak zijn hoogtepunt heeft bereikt net als het de klasse die het omver zal werpen voldoende ontwikkeld heeft. Het is ook noodzakelijk omdat het systeem enkel nog kan overleven door de helse spiraal van crisissen en oorlogen, die steeds erger en moorddadiger worden en nu zelfs het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengen. In dit kader van het verval is het niet langer de taak van de arbeidersklasse te vechten voor blijvende politieke en economische hervormingen – die onmogelijk geworden zijn –, maar te vechten voor de omverwerping van de heerschappij van de bourgeoisie. Dat is het enig realistisch vooruitzicht voor de strijd ter verdediging van haar onmiddellijke belangen. In deze voortdurende strijd heeft het proletariaat de middelen geschapen voor die revolutionaire strijd: de arbeidersraden en de politieke voorhoede die zijn strijd vooruit moeten helpen. De revolutionaire golf van 1917-1923 heeft het belang daarvan aangetoond en ook de plaats van de sociaal democratie: aan de zijde van de bourgeoisie, als aartsvijand van de revolutionaire beweging van de arbeidersklasse.
Nu, ruim 90 jaar na de Eerste Wereldoorlog, kan er geen twijfel meer over bestaan. De socialistische partijen vormen overal en voorgoed een politieke fractie van de bourgeoisie. In de huidige periode van open crisis van het kapitalistisch systeem, van harde besparingen om de voorrechten van de bourgeoisie veilig te stellen, en nu de arbeidersstrijd zich, weliswaar nog moeizaam, weer ontwikkelt, na de oorverdovende campagnes over de dood van het kommunisme volgend op de ineenstorting van de stalinistische regimes in de Oostbloklanden, speelden en spelen de socialistische partijen (zoals Mitterand en Jospin in Frankrijk, Schröder in Duitsland; Zapatero in Spanje) nog een hoofdrol in de strategie van de bourgeoisie om de soberheid te doen aanvaarden in naam van ‘het algemeen burgerbelang’ door haar met een vernislaagje van ‘progressief’ of ‘links’ te bedekken. In België sedert de verkiezingen van 1987 vertrouwt de bourgeoisie aldus aan de socialistische partijen in Noord en Zuid regeringsverantwoordelijkheid toe op alle niveaus van de macht. Door de drastische besparingspolitiek van de regeringen Dehaene met het terugschroeven van de schuld en van het begrotingstekort, en die van de ‘actieve welvaartstaat’ van de regeringen Verhofstadt, hebben de socialistische voormannen Tobback, Di Rupo, Vandenbroucke of VandeLanotte jarenlang hun onfeilbare trouw betoond aan de bourgeoisie en hoezeer ze onverzettelijke vijanden van de arbeidersklasse zijn.
Jos&Lola / 03.04.2005
Vandaag bazuinen de westerse media uit dat er een democratische wind van verandering door de wereld waait. Van Irak tot Libanon, via de landen die deel uitmaakten van de voormalige ‘sovjet’-ijsvelden tot aan de republieken in de Kaukasus en Centraal-Azië; de oppermachtige drang naar een ‘vrije’ wereld zou een ongekende vlucht nemen.
De verkiezingen die plaatsgehad hebben of op komst zijn in Afghanistan, in Irak, in Saoedi-Arabië, in Centraal-Azië; de ‘democratische’ revoluties in Georgië, Oekraïne en nu in Kirghizistan; de betogingen van het Libanese volk tegen de aanwezigheid van de Syrische troepen; het weer op gang brengen van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. Dat alles zou de uitdrukking zijn van een wil van de volkeren om zich aan te sluiten bij het democratisch paradijs. De promotoren van deze aangekondigde idyllische wereld zijn de Westerse grootmachten en in het bijzonder de Verenigde Staten, die beweren dat “de dooi heeft ingezet” in de landen van het ‘Grote Midden-Oosten’ en dat “de hoop en de vrijheid zich uitbreiden over de hele planeet”. Deze visie van ongebreideld optimisme van de toekomstige kapitalistische wereld is een grove illusie die tot doel heeft voor het wereldproletariaat te verbergen dat de toestand die de mensheid vandaag beleeft nog nooit zo ernstig is geweest. Want achter de circuseffecten van de wereldbourgeoisie, te beginnen met die van de ontwikkelde landen, is een zeer duidelijke verscherping van de imperialistische spanningen werkzaam. En het zijn juist de landen die geprezen worden omwille van hun ‘strijd voor de democratie’ die in het centrum van het oorlogsgestook tussen de grootmachten bevinden en van het offensief dat door de Verenigde Staten is ingezet na de herverkiezing van Bush.
De tweede verjaardag van de bezetting van Irak door het Amerikaanse leger behoeft geen commentaar: meer dan 100.000 Irakezen zijn gedood, waarvan een groot deel onschuldige burgerbevolking, 1.520 Amerikaanse soldaten zijn gedood en 11.300 gewond, tientallen steden en dorpen vernield, en met hen de infrastructuur die voorzag in water, elektriciteit en een deel van de brandstof. 200 Miljard dollar is er al uitgegeven voor deze barbarij. En het is wel degelijk omdat de Bush-administratie zich bewust is van het wegzakken in het Irakese moeras en de nefaste gevolgen van deze toestand voor hun positie als eerste wereldmacht dat ze zo’n alzijdig tegenoffensief ontplooit.
Wie ook de verantwoordelijken zijn van de aanslag die 19 doden eiste, waaronder de leider van de oppositie Hariri, wij moeten ons de vraag stellen: wie haalt er voordeel uit de misdaad? Zeker Syrië niet. Niet alleen wordt het door het geheel van de ontwikkelde landen op de beklaagdenbank gedwongen, maar het wordt ook door landen van de Arabische Liga zoals Saoedi-Arabië en Egypte met de vinger gewezen. Bovendien heeft de internationale druk hen er toe verplicht zich terug te trekken uit de militaire stellingen die ze met zoveel moeite hadden verworven in Libanon tijdens de jaren 1980. Ze moeten hun greep verslappen op het politieke leven in Libanon om vrij spel te laten aan de Franse en Amerikaanse inmenging.
Deze aanslag blijkt eerder een ‘buitenkans’ voor Bush en Chirac, dezelfden die in september 2004 aan de wieg stonden van de stemming over resolutie 1559, die de terugtrekking van het Syrische leger eiste uit Libanon. Het werkelijke doel van de luidruchtige bijval die door Frankrijk en de Verenigde Staten verleend werd aan de gigantische betogingen van de Libanese oppositie, die opkomt voor de verandering van de pro-Syrische regering en voor het zo snel mogelijk houden van verkiezingen, betekende in werkelijkheid het doordringen in het politieke leven van Libanon om er hun eigen prerogatieven te verdedigen.
Frankrijk mikt voor zijn part op het terugwinnen van de invloed die het in het verleden in Libanon had, tijdens de Koude Oorlog toen het de belangen van het Westers Blok verdedigde. Deze invloed was vervolgens geleidelijk omgeslagen om helemaal te verdwijnen met het aan de dijk zetten van de christelijke generaal Michel Aoun, de stroman van Parijs. Nu de nieuwe situatie gunstig is, beoogt Chirac diens terugkeer naar Libanon. Het spel is echter nog niet gewonnen voor Frankrijk, dat sinds de eliminatie van Hariri nog meer gebrek heeft aan steunpunten. En het is wel degelijk om deze reden dat Chirac hals over kop naar Beiroet gevlogen is daags na de dood van deze ‘vriend’ van Frankrijk. Bovendien ziet Frankrijk zich verplicht tot de gevaarlijke exercitie om van alle walletjes te eten. Zo vermijdt het zorgvuldig om Hezbollah te veroordelen als terroristische groep, om niet met de rug naar Syrië toe te komen staan, aan wie de “partij Gods” steun verleent, en om zich ook niet van Iran af te keren. Parallel daaraan doet het inspanningen om de verschillende bestanddelen van de Libanese oppositie te steunen, zoals de christelijke milities. En tenslotte ziet het zich genoodzaakt om zijn kritiek op het Witte Huis in te tomen, aangezien zij voor wat betreft het Libanese probleem bepaalde gelijklopende belangen hebben. Wat de Bush-administratie betreft kan men er zijn kop op verwedden dat ze niet zal nalaten om deze spagaat van de Franse diplomatie op het geschikte moment aan te stippen, want het gaat er voor haar om de aanspraken van Frankrijk op een terugkeer in te regio in te dammen.
Ook profiteren vooral de Verenigde Staten en hun Israëlische bondgenoten van de dood van Hariri. Deze heeft een toestand geschapen die zou kunnen uitdraaien op een beslissend voordeel voor de Bush-administratie tegenover de ‘as van het kwaad’ in het Midden-Oosten: Syrië, de Hezbollah en Iran. Sinds de lente van vorig jaar wordt Syrië door Uncle Sam openlijk bedreigd onder het voorwendsel dat het aan de terroristen van Al Qaïda onderdak verleent en als uitvalsbasis dient voor de oude getrouwen van Saddam Hussein. In dezelfde zin zijn de Israëlische verantwoordelijken een diaboliseringscampagne gestart tegen de pro-Iraanse Hezbollah die door Syrië wordt gesteund. Voor Washington moet Syrië weg uit Libanon. Maar het uiteindelijke doel is het regime in Damascus te destabiliseren om het een regering op te dringen van soennitische strekking met het oog op het isoleren van de Hezbollah en het sjiïtische Iran. Zo richten de Verenigde Staten, achter Syrië, hun vizier op Iran, dat een steeds nadrukkelijker rol gaat spelen als regionale macht, nota bene door zich tegen de eerste wereldmacht op te stellen en bezig om zich te voorzien van het atoomwapen.
Zo maakt de druk van de Bush-administratie op Syrië deel uit van hetzelfde plan als de gespierde redevoeringen tegen Iran. Als het Amerikaanse offensief tegen Iran vandaag via Syrië verloopt, dan is dat vanwege het feit dat een militaire tussenkomst in Iran op enorme moeilijkheden zou stuiten, die nog groter zijn dan in Irak. Ondanks het bekendmaken van de Israëlische oorlogsplannen om de Iraanse installaties te bombarderen, wanneer Iran niet zou afzien van het verwerven van het atoomwapen, is het toch weinig waarschijnlijk dat het Amerikaanse leger, gezien het Irakese moeras, in de nabije toekomst in staat zou zijn om een nieuw militair front te openen. Niettemin betekent dit niet dat er rust komt in de regio. In Libanon gaan zich waarschijnlijk moordende botsingen ontwikkelen tussen de verschillende gemeenschappen, die worden opgehitst door de verschillende aanwezige klieken die zelf voor rekening van naburige machten of grootmachten optreden. De verklaringen van Nasrallah, de leider van de Hezbollah, voor wie de terugtrekking van Damascus zal neerkomen op de burgeroorlog, zijn geen bluf zoals al wordt aangetoond door de aanslagen die elkaar beginnen op te volgen in Libanon. De Amerikaanse druk op Syrië kan trouwens niet anders dan Syrië er toe brengen om de banden met Iran nauwer aan te halen en nog actiever het verzet tegen de aanwezigheid van de Verenigde Staten in Irak te ondersteunen. Om het duidelijk te zeggen, maken we een nieuwe etappe mee in het uitwaaieren van de chaos naar andere geografische zones en van naar nieuwe bloedbaden.
De Amerikaanse diplomatie is ook aan het stoken in het vroegere sovjetimperium, in de Kaukasische republieken en in Centraal-Azië. In naam van de democratie en de vrijheid, financiert en moedigt het Witte Huis de oppositiebewegingen aan tegen de regeringen die banden hebben met de Russische staat. Na de ‘rozenrevolutie’ in Georgië in 2003, vervolgens de ‘oranje revolutie’ in Oekraïne, werpt de heel recente ‘tulpenrevolutie’ in Kirghizistan een nieuwe steen van de Verenigde Staten op de defensieopstelling van het Russisch imperialisme.
Washington gaat er trouwens openlijk prat op. De Amerikaanse ambassadeur in Bisjkek, de Kirghizische hoofdstad verklaarde, daags na de vlucht van president Akaïev, het volgende voor de CNN: “Wat er gebeurt beroert het Kirghizische volk en zijn beslissingen, en de Verenigde Staten zijn er trots op daarin een steunende rol te spelen”. Duidelijker kan het niet.
Het is via de regeringsorganismes en verenigingen die gespecialiseerd zijn in de promotie van de democratie over heel de wereld zoals de Soros-stichting of de NED dat de Verenigde Staten al deze oppositiebewegingen steunen. We wijzen erop dat de laatstgenoemden buiten hun actieve deelname aan de anti-Russische “revoluties”, een werkelijke invloed hebben in Moldavië en dat de Amerikaanse senaat pas een motie over de democratie heeft aangenomen die in Wit-Rusland moet worden verwezenlijkt.
Zo maken we een regelrechte omsingelingsbeweging mee van heel Rusland, of het nu gaat om zijn grenzen in het Westen, het Oosten of het Zuiden, een omsingeling die het gevolg is van de militaire inval in Afghanistan.
Zoals we al eerder in onze pers hebben uiteengezet (zie Révolution Internationale, nr. 354), wordt Rusland sinds de ineenstorting van het Oostblok, geconfronteerd met de voortdurende afkalving van zijn invloed in Centraal- en Oost-Europa. Dit vertaalt zich door het feit dat het geheel van de landen die deel uitmaakten van het Warschaupact nu toegetreden zijn tot de NAVO en tot Europa. En het geheel van de landen van het GOS, die in 1991 onder controle van Rusland geplaatst werden, dat vandaag in de maalstroom zit en zich onvermijdelijk losscheurt.
Wanneer de Russische beer tegenwoordig één voor één de resten van zijn rijk ziet verdwijnen, is dat omdat de Verenigde Staten Rusland proberen te verzwakken, vooral nadat het geweigerd heeft om in de pas te lopen tijdens de laatste tussenkomst in Irak. Een dergelijke opstelling van Rusland had inderdaad in grote mate bijgedragen tot de vastbeslotenheid van Frankrijk en Duitsland om het hoofd te bieden aan de Verenigde Staten. Nu oogst Rusland het dividend van zijn niet-alliantie met Washington.
Maar de belangrijkste motivatie van de Verenigde Staten in hun politiek om de landen van het GOS aan hun invloed te onderwerpen, is om te vermijden dat ze in de invloedssfeer zouden terechtkomen van de Europese grootmachten, en in de eerste plaats van Duitsland dat traditioneel een oostwaarts gerichte as van imperialistische uitbreiding kent. In feite maakt dit wezenlijke doel van het Amerikaanse offensief deel uit van het vervolg van een omsingelingsstrategie van datzelfde Europa, waarvan de inval in Afghanistan in 2003 de eerste steen is geweest.
Wat er op het spel staat is van die aard dat het slechts de spanning tussen de grootmachten kan opdrijven. De uitgangssituatie wordt ingewikkelder en de situatie wordt alsmaar onstabieler door het belang dat tweederangs machten als Turkije of Iran stellen in bepaalde grondgebieden van de voormalige Sovjet-Unie. Dezen oordelen dat zij ook een kaart te spelen hebben om, in de buurt van hun eigen grenzen, aanspraken te maken op dit of dat grondgebied.
Voor Rusland staat het buiten kijf dat het zich niet passief zal laten reduceren tot de status van een tweederangs regionale macht. In dat verband moet worden onderstreept dat voor Rusland het verlies van bepaalde van zijn voormalige satellieten van het GOS een aanzienlijke verzwakking inhoudt van zijn nucleair potentieel. Het voorbeeld van Oekraïne, dat belangrijke Russische bases heeft op zijn grondgebied, is veelbetekenend voor deze situatie.
Zo kan de wind van de “democratisering” die door de oude sovjetrepublieken waait, verre van de regio te stabiliseren, Rusland alleen maar in een vlucht naar voren in de oorlog storten. De moord van de Russische veiligheidsdiensten op de Tsjetsjeense onafhankelijkheidsleider Maschadov, de enige persoon die over voldoende legitimiteit beschikte om een proces van politieke regeling van het conflict mogelijk te maken in dit land, gaat duidelijk die richting uit. Door Maschadov uit de weg te ruimen belet Rusland in feite de Verenigde Staten om deze te gebruiken om een nog een ‘democratisch proces’ aan te zwengelen in Tsjetsjenië.
De groeiende druk van de Verenigde Staten, zowel tegen Rusland als tegen bepaalde landen van Europa, kan niet anders dan een toenemende oppositie van deze laatsten teweegbrengen tegen de Amerikaanse plannen. Verre van zich te ‘onderwerpen’, hebben Frankrijk, Duitsland en Rusland, vergezeld door het Spanje van Zapatero, op hun recente ‘top’ een verharding te kennen gegeven van hun standpunten tegenover Amerika, in het bijzonder via hun oproep tot militaire terugtrekking uit Irak.
Een dergelijke dynamiek is niet zonder invloed op het militaire engagement van de eerste wereldmacht die, op haar beurt, de vorm aanneemt van een vlucht naar voren.
Vijftien jaar geleden, bij de ineenstorting van het Oostblok, beloofde de Westerse bourgeoisie ons een “tijdperk van vrede in een Nieuwe Wereldorde”. Van Irak tot voormalig Joegoslavië, via Rwanda, Somalië, het Nabije en Midden-Oosten, West- en Centraal-Azië, is de planeet het toneel geweest van een verdubbeling van geweld en wreedheden. Vandaag heeft al de propaganda van de bourgeoisie over de “wind van democratie en vrijheid” niets van een verfrissende lucht. Het is lucht die meer dan ooit is bedorven, net zoals het kapitalistische systeem de stank verspreidt van dood en barbarij.
Donald / 25.03.2005
De SAP heeft onlangs een brochure uitgebracht in de serie Cahiers de Gauche getiteld Een geschiedenis om voor te knokken (une histoire à batailler), gewijd aan het verheerlijken van de rol die het trotskisme heeft gespeeld in het bedrog en de historische leugens. Een zeer kort voorwoord laat al vanaf de eerste zinnen zien dat het niet de bedoeling van de redactie was historische lessen over te brengen die de arbeidersklasse zouden kunnen helpen om aan te knopen bij haar geschiedenis, maar vooral om een visie te verdedigen op de klassenstrijd en het proletarisch internationalisme die niets te maken heeft met de arbeidersklasse maar alles met de bourgeoisie: “De geschiedenis van revoluties en omvangrijke sociale strijd is vooral die van de volken in actie voor hun bevrijding, of, om het met Trotski te zeggen, het moment waarop de massa’s direct en bewust ingrijpen in de geschiedenis”. Dat is een raar mengsel en bedrog. Het op één hoop gooien van volk met arbeidersklasse maakt deel uit van de politieke santenkraam van het trotskisme en van de bourgeoisie in het algemeen, wat neerkomt op klassensamenwerking. Het bedrog bestaat er in de gedachtegang van Trotski te verdraaien waar deze het heeft over de massa’s, dat wil zeggen wanneer hij verwijst naar de arbeidersklasse en haar alleen.
Maar het uitgelezen deel van deze brochure bestaat uit de uitgewerkte toespraak van Ernest Mandel, dertig jaar lang leider en theoreticus van de Vierde Internationale, over de Trotskisten en het Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze uiteenzetting vormt het summum om te begrijpen welke visies, vreemd aan het marxisme, bepaalde individuen en groepen die rond Trotski ronddraaiden, meegesleurden naar het kamp van de bourgeoisie. Het duurde niet lang of na de dood van de grote revolutionair die Trotski was in 1940 werden de theoretisch dwalingen van de meester door een deel van zijn weeskinderen gebruikt werden als bruggetjes om hen in de loop van de oorlog 1939-1945 definitief het kamp van de bourgeoisie binnen te loodsen.
Trotski stelde de hypothese op dat er in de stalinistische USSR resten te vinden waren van de proletarische revolutie van 1917 en hij sprak dan ook van een ‘ontaarde arbeidersstaat’. Dit standpunt was bestreden door de stromingen van de Kommunistische Linkerzijde die duidelijk maakten dat de Oktoberrevolutie was verslagen door de internationale bourgeoisie. De Sovjetstaat was dus een burgerlijke staat. Omdat Trotski een marxist was liet hij het aan de geschiedenis over om een oordeel te vellen en was hij uitdrukkelijk bereid om zijn visie te herzien mocht de USSR deelnemen aan de imperialistische oorlog die zich aankondigde. Zijn dood voorkwam dat hij het oordeel van de geschiedenis vernam. Wat de trotskisten betreft die beweerden zijn gedachtegang voort te zetten, die waren niet verlegen om een dergelijke opvatting, tegen de feiten in, te blijven huldigen, en de USSR zelfs in de oorlog steun te verlenen, dat wil zeggen het ene imperialistische kamp te ondersteunen tegen het andere. Dit verraad is fundamenteel omdat daarmee een standpunt op de helling wordt gezet dat het proletarische kamp scheidt van dat van de bourgeoisie: het internationalisme. In werkelijkheid vormde dat een radicale breuk met het denken van Trotski. En dat nog altijd verdedigen is alleen mogelijk door van dat denken een schijnvertoning te maken.
Want de oude revolutionair week niet van het internationale koers af. Net voordat hij werd vermoord schreef hij in mei 1940 in zijn manifest aan de Alarm-conferentie dat hij : “niet de ene fractie van het imperialistische systeem steunde tegen het andere, maar een eind wilde maken aan het systeem als geheel”. Naar onze bescheiden mening was hij nog heel goed in staat zijn opportunistische standpunten te herzien over de aard van de imperialistische oorlog en over de ‘verdediging van de USSR’ (zie Het Alarm-manifest).
Deze laatste geschriften van Trozki maakten het inderdaad mogelijk dat bepaalde elementen en groepen, die dicht tegen hem aanleunden, vasthielden aan de beginselen van het proletarisch internationalisme en dat ze een werkelijke proletarisch houding in te nemen ten opzichte van het imperialisme van de USSR en de wereldoorlog als geheel. Er bleven er over die het verraad van de Vierde Internationale aan de kaak stelden net als zijn overlopen naar de rangen van de bourgeoisie. Sommigen braken heel vroeg, andere leidden een hardnekkige strijd binnen de Vierde Internationale: Natalia Trotski, de UCI in Griekenland met Stinas (2), de Spaanse afdeling in Mexico met Munis en Péret, de Oostenrijkse RKD, het MLL-front van Sneevliet en de Spartacusbond in Nederland, en ook verschillende elementen in België (3).
In de geschiedenis van de arbeidersbeweging is het uitbreken van de oorlog een doorslaggevend moment in de historisch overleving van de organisaties van het proletariaat. We hoeven maar te denken aan de strijd van Lenin, Rosa Luxemburg, Trotski en alle internationalisten tijdens de Eerste Wereldoorlog tegen het opportunisme en het sociaal-patriotisme van de Europese sociaal-democratie die van toen af de leverancierster werd van kanonnenvlees voor rekening van haar nationale bourgeoisie. Wat de sociaal-democratie deed in de oorlog van 1914-1918 dat deed de Vierde Internationale in de oorlog van 1939-1945: “Het trotskisme hield op een stroming te zijn van de arbeidersbeweging toen het definitief overliep naar het kamp van het kapitalisme in de loop van de Tweede wereldoorlog (1939-1945). Tijdens de tweede imperialistische wereldslachting van de twintigste eeuw verwierp de trotskistische Vierde Internationale de defaitistische leuzen van de Bolsjewiki zoals ‘Vormt de imperialistische oorlog om tot burgeroorlog!’. De trotskisten verdedigden inderdaad het democratische imperialistische kamp en het stalinisme tegen de fascistische imperialisten, door op te roepen tot de omvorming van de ‘imperialistische oorlog in een werkelijke oorlog ter verdediging van de USSR en tegen het fascisme’” (4).
Het gaat hier niet om politieke of theoretische vergissingen. Het zijn de Vierde Internationale en zijn fanatieke volgelingen die braken met Trotski in het bijzonder en met het marxisme in het algemeen.
Inderdaad, de uiteenzetting die Ernest Mandel in 1976 gaf vat de perverse en fundamenteel burgerlijke visie samen van het trotskisme over de oorlog, want het ging nooit uit van de belangen van de arbeidersklasse maar van de nationale bevrijdingsstrijd en het recht der naties op zelfbeschikking. Ernest Mandel analyseert de Tweede Wereldoorlog als het gelijktijdig naast elkaar bestaan van niet minder dan vijf oorlogen! Er is natuurlijk een oorlog tussen de imperialistische grootmachten, en tegelijk zijn er nog vier oorlogen van ‘nationale bevrijding’: “een rechtvaardige oorlog van nationale bevrijding door het Chinese volk; een rechtvaardige nationale verdediging van de USSR; een rechtvaardige nationale bevrijdingsoorlog van de onderdrukte koloniale volkeren van Afrika en Azië” en tenslotte “de vijfde oorlog, de ingewikkeldste, en die het duidelijkst tot uiting komt in Joegoslavië en Griekenland en aanwezig is in andere landen van Europa die door de Nazi’s bezet zijn. Maar waar het fundamenteel op aan komt is dat het strijd is van volkeren voor hun ‘bevrijding’”. Over het belang van hun politieke leiding zegt het trotskisme ons: “Het is niet noodzakelijk om politiek vertrouwen te hebben of een politieke steun te geven aan de leiders van één nationale bevrijdingsstrijd in het bijzonder vooraleer de juistheid van deze strijd te evalueren. Wanneer een staking geleid wordt door vakbondsbureaucraten waarin we geen enkel vertrouwen hebben, dan belet ons dat in geenszins om de staking als dusdanig te ondersteunen”. (Ernest Mandel in de Cahiers de la Gauche, p. 41, Winter 2005). Men kan zich zeer goed de innerlijke verscheurdheid voorstellen waarin elke trotskistische militant terecht kwam bij confrontatie met deze vijf oorlogen, want de vergelijking met de staking is absurd. Het bewijs door Ernest Mandel bereikt zijn toppunt van schaamteloosheid met de verheerlijking van de Joegoslavische KP, die in 1945 de macht overneemt: “Bij het begin van de opstand van 1941 telde de Joegoslavische KP slechts 5.000 actieve leden. Toch stond deze partij in 1945 aan het hoofd van anderhalf miljoen arbeiders en boeren. Dat was geen kleinigheid. Zij hebben de mogelijkheden en de kansen gezien die er kwamen door het revolutionaire proces en zij hebben zich gedragen als revolutionairen – bureaucratische revolutionairen – centristen, van stalinistische afkomst als u wilt, maar men kan ze geenszins contra-revolutionairen noemen”. Deze visie van een revolutionair stalinisme is niet specifiek voor Ernest Mandel, zij wordt gedeeld door allen die zich momenteel op het trotskisme beroepen. Het nog immer herdrukken van een dergelijke verheerlijking van de stalinistische leiders versterkt de campagnes van de bourgeoisie over de dood van het kommunisme en de afstamming van het stalinisme van het marxisme.
Anderzijds vindt men er het gebruikelijke samenraapsel van proletarische strijd vermengd met nationalistische kleinburgerlijke eerzucht waarmee het trotskisme het bewustzijn van de arbeidersklasse heeft geperverteerd en waarmee het ook nu nog het bewustzijn verknoeit van een nieuwe generatie van jonge proletariërs die open staat voor politieke overdenking. De analyse van Rosa Luxemburg bracht duidelijk naar voor dat in de periode van het historische verval van het kapitalisme de zogenaamde nationale bevrijdingsoorlogen niets anders kunnen zijn dan een mythe en dat ze tot bijzondere momenten zijn geworden van de botsingen tussen de imperialistische machten, en dat alle staten, groot of klein, imperialistisch zijn. Het trotskisme verdraait het marxisme en de geschiedenis van de arbeidersbeweging al een halve eeuw, want zijn rol bestaat eruit de ronselaar te spelen, zoals de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk dat al onderstreepte in 1947: “Het is het wezenlijk karakter van het trotskisme om in al zijn lopende stellingnamen het proletariaat een keuze te bieden, niet van oppositie en klassenoplossing, maar een keuze tussen twee groeperingen, twee kapitalistische krachten”. Dat zijn de trotskisten ook de laatste jaren onophoudelijk blijven doen, sinds het ineenstorten van hun socialistische paradijs. Tijdens de eerste Golfoorlog riepen sommigen van hen de arbeidersklasse op tot ‘militaire steun aan het Iraakse volk’, terwijl anderen van de Iraakse arbeiders eisten dat ze gewapenderhand hun land zouden verdedigen tegen het superimperialisme van de Verenigde Staten. Rood van 16 juni 1993 roept het proletariaat op om het Bosnische moslimkamp te ondersteunen. Op hetzelfde moment betreurde Rouge, het orgaan van de Vierde Internationale in Frankrijk, dat het geen Internationale Brigades kon sturen. En er zijn sindsdien nog andere gelegenheden geweest waar het trotskisme heeft bijgedragen, als burgerlijke fractie, tot de oorlogscampagnes die opbloeiden in het tijdperk van vrede en voorspoed dat was aangekondigd met de val van de Muur.
Deze campagnes zijn bestemd om het proletariaat weg te lokken van zijn klassenterrein en het ertoe te verleiden zich te scharen achter de nationale bourgeoisie en haar staat. Door hun actie, op oorlogs- zowel als op het sociaal terrein, spannen de trotskisten zich in om de arbeidersklasse te beletten zich ervan bewust te worden dat het tijdperk van de hervormingen net als dat van nieuwe naties, en ook de illusie over nieuwe veerkracht van een vredelievend en welvarend kapitalisme voor altijd vervlogen zijn. Maar zij zullen er niet in stagen te beletten dat het proletariaat weer vertrouwen in eigen kracht krijgt en zichzelf tot één zelfstandige klasse om te vormen, de belangrijkste voorwaarde voor de omverwerping van het kapitalisme en de verwezenlijking van de klasseloze maatschappij.
Pol / 07.04.05
(1) Zie Internationalisme, nr. 211.
(2) Zie het artikel in de Internationale Revue, Engels, Spaans- en Franstalige uitgave, nr. 72.
(3) Er waren andere groepen die zich keerden tegen de verdediging van de USSR, maar zonder dit standpunt als een breuklijn te beschouwen met het proletarisch internationalisme en uiteindelijk zijn ook deze groepen meegesleurd in de globale logica van het trotskisme dat was ingelijfd bij de bourgeoisie (bijvoorbeeld de tendens Barta, voorloper van Lutte Ouvrière, en de tendens van G. Vereecken in België).
(4) Zie brochure van de IKS Het Trotskisme tegen de Arbeidersklasse).
In het eerste deel van dit artikel (in Internationalisme nr. 316) onderstreepten we de internationale context en herinnerden we aan het algemene kader van de revolutie van 1905 in Rusland. We benadrukten het belang van de lessen die eruit getrokken worden voor de arbeidersklasse.
In het tweede deel van dit artikel zullen we het, zoals aangekondigd, hebben over de proletarische aard van deze gebeurtenissen en over de dynamiek van de massastaking die het proletariaat ertoe gebracht heeft om nieuwe organisatie- en machtsorganen in zijn strijd te doen ontstaan, de sovjets. We zullen zien dat al de creativiteit van de arbeidersklasse, aan de vooravond van het verval van het kapitalisme, er gekomen is zonder enige rol van betekenis van de vakbonden of van de parlementaire strijd. Het vermogen van de arbeidersklasse om haar toekomst in eigen hand te nemen, op basis van haar solidariteit en van de ervaring die ze vergaard heeft, was een voorafspiegeling van de nieuwe verantwoordelijkheden, die haarzelf en haar voorhoede toekwamen. Doorslaggevende standpunten voor de arbeidersbeweging in de fase van verval van het kapitalisme waren dus al ingeschreven en aanwezig in 1905.
Nu we de essentiële elementen van de geschiedenis in herinnering gebracht hebben, willen we hier een eerste punt onderstrepen: de revolutie van 1905 heeft een fundamentele hoofdrolspeler, het Russische proletariaat, en heel haar dynamiek volgt nauwgezet de logica van deze klasse.
Lenin zelf is daarover voldoende duidelijk wanneer hij eraan herinnert dat naast haar “burgerlijk-democratische” aard, die te wijten is aan haar “sociale inhoud”, “de Russische revolutie tegelijkertijd ook een proletarische revolutie was, niet alleen omdat het proletariaat er de leidende kracht van was, de voorhoede van de beweging, maar ook omdat het specifieke instrument van het proletariaat, de staking, de voornaamste hefboom vormde om de massa’s in beweging te brengen en het meest kenmerkende feit was van de stijgende golf van beslissende gebeurtenissen” (1). Maar wanneer Lenin het over staking heeft, moeten we daarin niet de acties van 4, 8 of 24 uur in zien, van het soort dat de vakbonden ons vandaag voorstellen in alle landen ter wereld. In feite ontwikkelde zich met 1905 wat men later de massastaking is gaan noemen, een “oceaan van fenomenen” (zoals Rosa Luxemburg het noemde), dat wil zeggen de spontane uitbreiding en zelforganisatie van de strijd van het proletariaat die kenmerkend zal zijn voor alle grote strijdmomenten van de 20e eeuw (2). De linkervleugel van de sociaal-democratie, waaronder de bolsjewieken, Rosa Luxemburg, Pannekoek, zal er de bevestiging in zien van haar standpunten (tegen het revisionisme à la Bernstein (3) en het parlementair cretinisme), maar ze zal een diepgaande theoretische arbeid moeten volbrengen om volop de verandering in de levensvoorwaarden van het kapitalisme (de fase van imperialisme en van verval) te begrijpen die de verandering bepalen in de doeleinden en middelen van de klassenstrijd. Maar Luxemburg gaf er de premissen al van aan: “Zo blijkt de massastaking dus geen specifiek russisch, uit het absolutisme voortgekomen product, maar een algemene vorm van proletarische klassenstrijd die uit het tegenwoordige stadium van de kapitalistische ontwikkeling en de klassenverhoudingen ontstaat (…) ... de huidige russische revolutie staat op een punt van de historische weg, die al over de berg heen, over het hoogtepunt van de kapitalistische maatschappij is voortgeschreden (...).” (4)
De massastaking is niet gewoon een massabeweging, een soort volksopstand die ‘alle onderdrukten’ omvat en die per definitie positief zou zijn, zoals de ultralinkse en anarchistische ideologieën ons vandaag willen doen geloven. In 1905 schreef Pannekoek “Als we de massa in haar algemene betekenis nemen, het geheel van het volk, dan blijft er in de mate waarin de uiteenlopende opvattingen en intenties elkaar neutraliseren, blijkbaar niets anders over dan een willoze, onberekenbare massa, overgeleverd aan wanorde, wispelturig, passief, van hier naar daar dwalend tussen diverse impulsen, tussen ongecontroleerde bewegingen en een apathische onverschilligheid – kortom, zoals men weet, het beeld dat de liberale schrijver smaar al te graag schilderen van het volk (…) Zij kennen de klassen niet. Daarentegen is het de kracht van de socialistische doctrine dat zij een ordenend principe en een systeem ingevoerd heeft om de eindeloze variëteit van menselijke individualiteiten te interpreteren, door het principe in te voeren van de verdeling van de maatschappij in klassen.” (6)
Terwijl de bourgeoisie, en met haar de opportunisten in de arbeidersbeweging, zich met afschuw afkeerden van de ‘onbegrijpelijke’ beweging van 1905 in Rusland, ging de revolutionaire linkerzijde de lessen trekken uit de nieuwe situatie: “… de massa-acties zijn een natuurlijk gevolg van de ontwikkeling van het moderne kapitalisme tot imperialisme, ze zijn steeds meer en onophoudelijk de strijdvorm die zich aan haar opdringt.” (6)
De massastaking is evenmin een kant en klaar recept zoals de ‘algemene staking’ waarvoor de anarchisten kiezen (7), maar wel de wijze waarop de arbeidersklasse zich uitdrukt, een manier om haar krachten te groeperen om haar revolutionaire strijd te ontwikkelen. “In één woord: de massastaking zoals de Russische revolutie er ons een toont, is niet een slim middel dat is uitgedokterd om het effect van de proletarische strijd te versterken, maar is de bewegingswijze van de proletarische massa, de vorm waarin de proletarische strijd verschijnt in de revolutie” (8). de massastaking is iets waarvan we ons vandaag moeilijk een direct en concreet idee kunnen vormen, tenzij dan voor de minder jonge mensen, door wat de strijd van de Poolse arbeiders in 1980 betekend heeft (9). Verwijzen we daarom nogmaals naar Rosa Luxemburg, die er een stevig en lucide kader aan gegeven heeft: “(...) de massastakingen, van de eerste grote loonstrijd van de textielarbeiders in Petersburg in 1896-97 tot de laatste grote massastaking in december 1905, gaan onmerkbaar over van economische in politieke, zodat het haast onmogelijk is een grens te trekken tussen de een en de ander. Ook elke van de grote massastakingen herhaalt zo te zeggen in het klein de algemene geschiedenis van de russische massastaking, en begint met een puur economisch of in ieder geval een syndicaal deelconflict, om daarna langs alle treden tot aan de politieke betoging te eskaleren. (…) De massastaking van januari 1905 ontwikkelde zich uit het interne conflict in de Poetilov-fabrieken, de oktoberstaking uit de strijd van de spoorweglieden om de pensioenkas, de decemberstaking tenslotte uit de strijd van de post- en telegraafbeambten om het recht op vereniging. De vooruitgang van de beweging komt niet daarin tot uitdrukking dat het economische beginstadium uitvalt, maar veel meer in de snelheid waarmee alle etappes tot aan de politieke betoging worden doorlopen, en in de extremiteit van het punt waarop de massastaking zich toebeweegt. (…) ...en zo vormen het economische en het politieke moment in de periode van de massastaking, ver ervan verwijderd om zich zuiver van elkaar te scheiden of elkaar wederzijds uit te sluiten (…) slechts twee in elkaar verstrengelde kanten van de proletarische klassenstrijd in Rusland.” (10) Rosa Luxemburg snijdt hier een centraal aspect aan van de revolutionaire strijd van het proletariaat: de onverbreekbare eenheid tussen de economische strijd en de politieke. In tegenstelling tot degenen die toen beweerden dat de politieke strijd het overstijgen betekent, het edele gedeelte om zo te zeggen, van de strijd van het proletariaat in zijn confrontaties met de bourgeoisie, legt Luxemburg duidelijk uit hoe de strijd zich van het economische terrein ontwikkelt naar het politieke terrein om vervolgens met grotere kracht terug te keren naar het terrein van de eisenstrijd. Dat alles is bijzonder duidelijk wanneer men de teksten herleest over de revolutie van 1905 betreffende het voorjaar en de zomer. Men ziet hoe het proletariaat dat op bloedige zondag begonnen was met een politieke manifestatie om, op een zeer nederige toon, democratische rechten te eisen niet alleen niet is gezwicht voor de zware repressie, maar dat ze uit die episode gekomen met vernieuwde en versterkte energie tevoorschijn komt en dat ze in de aanval is gegaan om haar werk- en levensvoorwaarden te verdedigen. Zo heeft in de volgende maanden een vermenigvuldiging van de gevechten plaatsgevonden. Die periode was ook van het grootste belang omdat, zoals Luxemburg onderstreept, ze het proletariaat de mogelijkheid gegeven heeft zich achteraf alle lessen eigen te maken van de proloog van januari en om haar ideeën voor de toekomst helderder te formuleren.
Een aspect dat van bijzonder belang is in het revolutionair proces in Rusland 1905, is zijn sterk spontane karakter. De strijd duikt op, ontwikkelt en versterkt zich, doet nieuwe strijdinstrumenten ontstaan zoals de massastaking en de sovjets, dat alles zonder dat de revolutionaire partijen van dat moment erin slagen daarbij betrokken te zijn of zelfs maar op het moment zelf volledig te begrijpen wat de implicaties waren van wat er zich afspeelde. De kracht van het proletariaat in de beweging op het terrein van zijn eigen klassenbelangen is formidabel en bevat een onvoorstelbare creativiteit. Het was Lenin zelf die dit een jaar later erkende toen hij de balans opmaakte van de revolutie van 1905: “Van de staking en de betogingen gaat men over naar het opwerpen van geïsoleerde barricades. Van de geïsoleerde barricades naar de bouw van massabarricades en straatgevechten met de troepen. Over de hoofden van de organisaties heen stapte de proletarische massastrijd over van de staking naar de opstand. Daar ligt de grote historische verworvenheid van de Russische revolutie, een verworvenheid die te danken is aan de gebeurtenissen van december 1905 en die net als de vorige bereikt werd door immense offers. Van de algemene politieke staking heeft de beweging zich opgewerkt naar een hoger niveau. Zij heeft de reactie ertoe gedwongen tot het uiterste van haar weerstand te gaan: zo heeft ze het moment geweldig veel dichter gebracht waarop de revolutie zelf tot het uiterste zal gaan in het gebruik van haar offensieve middelen. De reactie kan niet verder gaan dan het bombarderen van de barricades, van de huizen en de mensenmassa’s. De revolutie van haar kant kan wel verder gaan dan de strijdgroepen van Moskou, zij heeft nog ruimte, welk een ruimte in uitgestrektheid en diepgang! (…) De verandering van de objectieve strijdvoorwaarden die de noodzaak oplegde over te stappen van de staking naar de opstand, werd door het proletariaat veel eerder aangevoeld dan door zijn leiders. De praktijk heeft zoals altijd voorsprong genomen op de theorie.” (11)
Deze passage van Lenin is vandaag bijzonder belangrijk, nu er bij gepolitiseerde elementen en tot op zekere hoogte ook binnen proletarische organisaties twijfels bestaan, in verband met het idee dat het proletariaat er nooit zal in slagen te ontwaken uit de apathie waarin het soms lijkt verzonken te zijn. Wat in 1905 gebeurde is een klinkklare ontkenning van die twijfels die we voelen wanneer we het spontane karakter van de klassenstrijd zien. Zij zijn enkel een uitdrukking van een onderschatting van het proces dat zich in de diepte in de klasse afspeelt, een ondergrondse rijping van het bewustzijn waarover Marx al schreef toen hij het over de ‘oude mol’ had. Het vertrouwen in de arbeidersklasse, in haar vermogen om een politiek antwoord te vinden op de problemen die zich aan de maatschappij stellen, is vandaag een kwestie van het grootste belang. Na de ineenstorting van de muur van Berlijn en de campagne van de bourgeoisie die daarop volgde over het failliet van het kommunisme, dat valselijk gelijkgesteld wordt met het vreselijk stalinistische regime, ondervindt de arbeidersklasse moeilijkheden om zich als klasse te herkennen, en dus om zich te herkennen in een project, een perspectief, in een ideaal om voor te vechten. Het gebrek aan perspectief leidt tot een terugval in de strijdwil, een verzwakking van de overtuiging dat het loont te vechten, omdat men niet zomaar vecht maar alleen wanneer er een doel is dat bereikt kan worden. Daarom zijn vandaag het gebrek aan duidelijkheid over het perspectief en het gebrek aan zelfvertrouwen in de arbeidersklasse sterk met elkaar verbonden. Maar het is fundamenteel in de praktijk dat een dergelijke situatie overwonnen kan worden, door de directe ervaring van de arbeidersklasse met de mogelijkheden en noodzaak te strijden voor een perspectief. Dat is precies wat is gebeurd in Rusland in 1905 toen “op enkele maanden tijd de zaken compleet veranderd zijn. De honderden revolutionaire sociaal-democraten waren ‘plots’ met duizenden, en die duizenden werden de leiders van twee tot drie miljoen proletariërs. De proletarische strijd wekte en grote gisting op, en zelfs deels een revolutionaire beweging, in het diepste van de massa van 50 tot 100 miljoen boeren; de boerenbeweging had haar weerslag in het leger en leidde tot militaire revoltes, gewapende botsingen tussen troepen.” (12) En dat was niet alleen een noodzaak voor het proletariaat in Rusland, maar voor het wereldproletariaat in het algemeen, en het meest ontwikkelde deel ervan, het Duitse proletariaat, inclusief: "In de revolutie, waar de massa zelf op het toneel verschijnt, wordt het klassenbewustzijn praktisch en actief. Een jaar revolutie heeft het Russische proletariaat de scholing gegeven, die het Duitse proletariaat niet kunstmatig kon opdoen door 30 jaar parlementaire en syndicale strijd. (…) Even zeker echter zal in Duitsland in een periode van krachtige politieke actie het levende, daadwerkelijke, revolutionaire klassengevoel de breedste en diepste lagen van het proletariaat aangrijpen en wel des te sneller en des te krachtiger naarmate het opvoedingswerk van de sociaal-democratie omvangrijk is geweest." (13) Rosa Luxemburg parafraserend kunnen we vandaag zeggen dat het vandaag even waar is, in een wereld die in een diepe economische crisis verkeert en in het licht van het onmiskenbare onvermogen van de bourgeoisie om het failliet van heel het kapitalistisch systeem het hoofd te bieden, dat een actief en levend revolutionair gevoel zich meester zal maken van de rijpste delen van het wereldproletariaat, en dat in het bijzonder in de landen waar het kapitalisme het meest ontwikkeld is en waar de ervaring van de klasse het rijkst en het diepst geworteld. Dit vertrouwen dat wij vandaag uitspreken in de arbeidersklasse, is geen geloofsbelijdenis, stemt ook niet overeen met een houding van blind, mystiek vertrouwen, maar steunt juist op de geschiedenis van deze klasse en op haar soms verbazingwekkend vermogen tot herstel, in situaties van ogenschijnlijke verlamming, want zoals wij hebben proberen aantonen, al is het waar dat de dynamiek waardoor het rijpingsproces van haar bewustzijn zich realiseert vaak duister en moeilijk te vatten is, toch staat het vast dat deze klasse er historisch toe gedreven wordt door haar plaats in de maatschappij van uitgebuite klasse en tegelijkertijd revolutionaire klasse, zich te verheffen tegen de klasse die haar onderdrukt, de bourgeoisie, en dat zij in de ervaring van die strijd het zelfvertrouwen zal hervinden dat haar vandaag ontbreekt: “Eerst hadden we een machteloze, gehoorzame massa met de inertie van een kadaver, tegenover een heersende kracht die van haar kant goed georganiseerd is en weet wat ze wil, die de massa manipuleert zoals het haar uitkomt; en zie dan hoe deze massa zich omvormt tot georganiseerde mensheid, in staat haar eigen lot te bepaalden door haar eigen bewuste wil uit te voeren, in staat de oude heersende macht het hoofd te bieden. Zij was passief; ze wordt een actieve massa, een organisme voorzien van een eigen leven, door zichzelf aaneengesmeed en gestructureerd, voorzien van haar eigen bewustzijn, haar eigen organen.” (14)
Samen met de ontwikkeling van het vertrouwen van de arbeidersklasse in zichzelf, gaat noodzakelijkerwijze een ander element samen dat cruciaal is voor de strijd van het proletariaat: de solidariteit in zijn eigen rijden. De arbeidersklasse is de enige klasse die in wezen echt solidair is omdat er in haar schoot geen conflicterende economische belangen bestaan – in tegenstelling tot de bourgeoisie, de klasse van de concurrentie waar de solidariteit zich in het beste geval uitdrukt binnen de nationale grenzen of nog beter tegen zijn historische vijand, het proletariaat. De concurrentie wordt het proletariaat opgedrongen door het kapitalisme, maar de maatschappij waar het de drager van is, maakt een einde aan alle verdelingen, is een echte mensengemeenschap. De proletarische solidariteit is een fundamenteel wapen in de strijd van het proletariaat; zij stond aan de oorsprong van de grandioze omverwerping van het jaar 1905 in Rusland: “De vonk die de brand aangestoken heeft, was het gemeenschappelijk conflict tussen kapitaal en arbeid: de staking in een fabriek. Het is echter interessant vast te stellen dat de staking van de 12.000 Poetilov-arbeiders die begon op maandag 3 januari, in de eerste plaats een staking was die uitgeroepen werd in naam van de proletarische solidariteit. De oorzaak was het ontslag van 4 arbeiders. “Toen de eis van reïntegratie van de 4 verworpen werd –schreef een kameraad uit Petersburg op 7 januari – stond de fabriek in één klap stil, bij volledige unanimiteit.”” (15)
Het is geen toeval dat de bourgeoisie vandaag haar best doen om het begrip solidariteit te herleiden tot een ‘humanitaire’ vorm of nog te begieten met een sausje ‘solidaire economie’, een van de snufjes van de nieuwe 'andersglobalistische' ‘beweging’ die probeert de bewustwording af te leiden die zich doorzet in de diepte van de maatschappij over de impasse die het kapitalisme betekent voor de mensheid. Als de arbeidersklasse zich in haar geheel nog niet bewust is van de macht van haar solidariteit, dan heeft de bourgeoisie van haar kant de lessen niet vergeten die het proletariaat haar in de loop van de geschiedenis ingepeperd heeft.
“In de storm van de revolutionaire periode verandert zich juist de proletariër van een voorzorgende familievader die steun verlangt in een ‘romantische revolutionair’ voor wie zelfs het hoogste goed –zijn leven– laat staan het materiële welzijn maar van weinig waard is in vergelijking met de strijdidealen. Wanneer echter de leiding van de massastaking in de zin van het commando over haar ontstaan, en in de zin van de berekening en de dekking van haar kosten, een zaak van de revoluionaire periode zelf is, dan komt de leiding van de massastakingen in een heel andere zin aan de sociaal-democratie en haar leidinggevende organen toe (…) De sociaal-democratie is ertoe geroepen om de politieke leiding ook temidden van de revolutie periode op zich te nemen. De belangrijkste taak van de ‘leiding’ in de periode van massastaking bestaat erin het ordewoord van de strijd te geven, de strijd richting te geven, de tactiek van de politieke strijd op zo’n manier in te richten dat in elke fase en op elk moment van de strijd het geheel van de bestaande en ontketende macht van het proletariaat gerealiseerd wordt en in de gevechtsopstelling van de partij tot uitdrukking komt (...), dat de taktiek op de werkelijke krachtsverhoudingen vooruitloopt.” (16) Gedurende het jaar 1905 werden de revolutionairen (die toen sociaal-democraten genoemd werden) vaak verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, zijn nieuw zijn, zijn creatieve verbeelding, en ze waren niet altijd in staat de ordewoorden te geven waarover Luxemburg het heeft, “in elke fase, op elk moment”, en ze hebben zelfs belangrijke fouten begaan. Nochtans zijn de fundamentele revolutionaire arbeid die ze voor en tijdens de beweging geleverd hebben, de socialistische agitatie, de actieve deelname aan de strijd van hun klasse onmisbare factoren geweest in de revolutie van 1905. Hun vermogen om daarna de lessen uit die gebeurtenissen te trekken heeft het terrein klaargemaakt voor de overwinning van 1917.
Ezechiele
(naar een artikel in Revue Internationale 120, 1e kwartaal 2005)
(1) Lenin, ‘Rapport over de revolutie van 1905’.
(2) Zie ons artikel ‘Historische voorwaarden van de veralgemening van de strijd van de arbeidersklasse’ in Revue Internationale 26, 3e kwartaal 1981.
(3) Bernstein was in de Duitse sociaal-democratie de promotor van de idee van een vreedzame overgang naar het socialisme. Zijn stroming staat bekend onder de naam revisionisme. In haar brochure ‘Reform oder Revolution’ bestreed Rosa Luxemburg het revisionisme als uitdrukking van een gevaarlijke opportunistische dwaling die de partij bedreigde.
(4) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’ (1906)
(5) ‘Marxisme en teleologie’, in 1905 gepubliceerd in Neue Zeit, geciteerd in ‘Massa-actie en revolutie’ (1912)
(6) A. Pannekoek, ‘Massa-actie en revolutie’, Neue Zeit, 1912.
(7) De anarchisten hebben trouwens geen enkele rol gespeeld in 1905. Het artikel in onze Revue Internationale 120 over de CGT in Frankrijk onderstreept dat 1905 geen enkele echo oproept bij de anarcho-syndicalisten. Zoals Rosa Luxemburg in het begin van haar brochure ‘Massastaking, partij en vakbonden’ duidelijk maakt is het anarchisme compleet onbestaande als serieuze politieke tendens in de Russische revolutie. “De Russische revolutie, diezelfde revolutie die de eerste historische proef op de som van de massastaking is, betekent niet alleen geen eerherstel voor het anarchisme, maar ze betekent juist een historische liquidatie van het anarchisme.”
(8) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(9) Zie onze brochure over Polen 1980.
(10) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(11) Lenin, ‘De lessen uit de opstand van Moskou’, 1906.
(12) Lenin, ‘Rapport over de revolutie van 1905’.
(13) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
(14) A. Pannekoek, ‘Massa-actie en revolutie’, Neue Zeit, 1912.
(15) Lenin, ‘Economische staking en politieke staking’.
(16) R. Luxemburg, ‘Massastaking, partij en vakbonden’.
Sinds een jaar of vijftien betaalt Afrika, dat voortdurend in vuur en vlam staat, een zware tol aan de wereldwijde impasse van het kapitalisme. Vernietiging van levens en het leefmilieu, afgrijselijke ziektes, een absolute ellende van de bevolking en de arbeidersklasse zijn het gevolg van oorlogen waarbij de grootmachten direct betrokken zijn en waarvoor ze als eersten verantwoordelijk zijn. Alhoewel er geen enkel vredig oord op dit continent bestaat, is de toestand momenteel uiterst dramatisch in de Democratische Republiek Congo, in Soedan, in de Ivoorkust en in Togo.
Na de massale slachtpartijen van verleden zomer in het oosten van de Democratische Republiek Congo, die uitgevoerd werden door bloeddorstige bendes die op jacht waren naar bevolkingen van Tutsi-afkomst, verhevigen de moorden en zijn er zelfs VN-troepen bij betrokken. In deze regio heeft de oorlog sinds augustus jongstleden al duizenden doden geëist bovenop de 60.000 slachtoffers en de 500.000 vluchtelingen van 2003.
Tegen deze achtergrond hebben de VN-militairen, die steeds directer betrokken worden in de oorlog in de DRCongo, deze maand, onder het voorwendsel van het wreken van hun collega's die door gewapende bendes waren vermoord, een honderdtal Congolese militieleden omgebracht.
Van hun kant staan de criminele Rwandese en Congolese autoriteiten, die de verschillende bendes inkaderen, klaar om erop af te gaan door hun respectievelijke troepen naar de gevechtszones te sturen. Eens te meer staat de bloedige chaos van de RDCongo op het punt om de hele regio van de Grote Meren in vuur en vlam te zetten, terwijl de grootmachten en de VN hun eigen criminele verantwoordelijkheden in de slachtpartijen verdoezelen.
Tien jaren van massale vernietiging van het land, van slachtpartijen en verminkingen, zijn nog niet voldoende voor deze imperialistische aasgieren. En nochtans is dat gespuis daar officieel op het terrein aanwezig om de 'vrede', de 'verzoening' en de 'democratie' te verzekeren…
Maar hoe ziet het er in werkelijkheid uit?
De waarheid is dat daags na de afloop van de afschuwelijke 'Rwandese volkerenmoord' Frankrijk en de Verenigde Staten, die de elkaar verscheurende Rwandese bendes op afstand sturen, oog in oog met elkaar stonden op Congolese bodem om daar door te gaan met het vereffenen van hun bloeddorstige rekeningen middels lokale bondgenoten. Het vervolg kennen we: niet aflatende moordpartijen met miljoenen doden en gewonden. Over deze zaak hebben twee organisaties, een NGO uit New York (IRC) en een Australisch medisch onderzoekscentrum, december jongstleden een rapport openbaar gemaakt dat aantoont dat de oorlog in de DRCongo sinds 1996 al 3,8 miljoen doden heeft geëist, waardoor het conflict in de DRCongo het bloeddorstige conflict is geworden sinds de Tweede Wereldoorlog. De democratische grootmachten zijn dus eigenlijk stilzwijgend voorbijgegaan aan een volkerenmoord van bijna de 4 miljoen slachtoffers, die slechts uitgevoerd kon worden met hun actieve medeplichtigheid.
Terwijl de moorden verder gaan en de veralgemening van een bloedig conflict dreigt, roepen de VN en de grootmachten op tot 'beheerstheid', terwijl ze hun boodschappers uitsturen om 'raad' te geven aan de verschillende krijgsheren.
Deze diplomatieke manoeuvres vormen slechts de voorbereiding van een criminele gesjoemel van de imperialistische grootmachten die alleen oog hebben voor de bescherming van hun laag-bij-de-grondse kapitalistische belangen. Als we even terugblikken zijn er inderdaad sinds het begin van de oorlog al tientallen 'vredes'plannen en resoluties van de VN geweest, die gevolgd werden door ontelbare een 'staakt-het-vurens', welke nooit een einde hebben gemaakt aan de afslachtingen.
De nieuwe golf van massamoorden laten de grootmachten steenkoud, of erger: ze gaan verder met het, vanachter de schermen, op afstand sturen van de bloeddorstige bendes zonder ook maar de schijn te wekken de moordenaars te willen tegenhouden.
De criminele rol van de VN in het conflict is daarvan een illustratie. Net zo min als in mei 2003, toen ze passief toekeken bij de moord op 60.000 mensen in Ituri, verhinderen de in de RDCongo aanwezige blauwhelmen de afslachtingen. Maar erger nog: hun leden nemen, samen met de andere criminelen, rechtstreeks deel aan de afpersingen, en het seksueel geweld. Het is zo erg dat het secretariaat van Kofi Anann openlijk heeft moeten toegeven dat de "Blauwhelmen die in Congo gelegerd zijn seksuele misbruiken hebben begaan " (!). Deze misdaden zijn des te schandelijker als je in ogenschouw het aantal in ogenschouw neemt (40.000 sinds het begin van de oorlog) en het feit dat het de kinderen zijn, meisjes en jongens, die het slachtoffer zijn van het seksuele geweld. Om kort te gaan, de VN stelt zich er niet mee tevreden de wereld te bedriegen over haar rol als 'vredesmacht', maar ze is bovendien direct betrokken bij de criminele operaties van de imperialistische grootmachten.
Het zijn diezelfde grootmachten die dit land in een eindeloze chaos gestort hebben, en hun eigen verantwoordelijkheden proberen weg te moffelen achter een bedrieglijke propaganda. Om haar oorlogsgestook te maskeren beraamt de bourgeoisie van de grote imperialistische landen voor de ogen van de wereld inderdaad systematisch 'vredes'- en 'verzoeningsplannen' voor deze regio. In 2003 waren de peetvaders van de Congolese bendes er in geslaagd om dezen een compromis op te dringen dat zou leiden tot de vorming van een 'regering van nationale eenheid'.
Deze episode bood de bourgeoisie de gelegenheid om te wauwelen over de komst van een 'nieuw tijdperk van vrede en verzoening' in de DRCongo. Grove misleiding! De schijnregering die op poten werd gezet, liet er geen gras over groeien, toen in juni vorig jaar een van haar leden de wapens opnam om al afslachtend de stad Bukavu te bezetten en de burgerbevolking met duizenden op de vlucht te doen slaan.
Als de gewapende arm van diegenen die de regio willen controleren, slijpt iedere groep haar wapens om deze in te zetten tegen de anderen. Al deze gangsters, die enkel leven van de oorlog, storten het land in een bloedbad van allen tegen allen.
Anders gezegd, en in tegenspraak tot de leugenachtige propaganda van de bourgeoisie, is de vrede in deze zone onmogelijk. Het perspectief dat zich aftekent voor de DRCongo is het vervolg en de veralgemening van de oorlogsbarbarij.
Sinds de zomer van 2003 gaan de slachtpartijen in het Soedanese Darfoer gewoon voort en zoals de VN-verantwoordelijke van 'humanitaire zaken' onlangs zelf aankondigde zou het gaan om 180.000 doden in een periode van 18 maanden. Gedurende deze hele periode hebben de imperialistische grootmachten van de VN verklaard 'bezorgd' te zijn om de 'volkerenmoord' en om de 'misdaden tegen de menselijkheid' die in Soedan begaan worden, maar in werkelijkheid zijn zij het die de oorlogvoerenden onderhands bewapend, ondersteund en gemanipuleerd hebben. In feite bewapent en beschermt het Soedanese leger de bloeddorstige milities die onvermoeid jagen op de bevolking welke er van beschuldigd wordt de rebellen te ondersteunen, terwijl zij zelf worden bewapend en gefinancierd door bepaalde naburige landen zoals Tsjaad. Achter deze twee landen en de rebellen zitten andere nog machtigere imperialistische gieren, namelijk de Fransen en de Amerikanen die, achter het gezwets over de 'vredesresoluties', elkaar de controle betwisten over de lokale bendes en de regio. Het masker van de VN valt wanneer de criminele schijnheiligheid van deze heren bloot komt te liggen:
"De Amerikanen hebben een tweede aspect toegevoegd aan de sancties tegen het regime van Khartoem, waartegen de Russen, de Chinezen en de Algerijnen bewaar hebben. De Europeanen die zonder probleem voor de sancties stemmen, keren zich anderzijds tegen de Verenigde Staten met betrekking tot het gedeelte van de tekst dat handelt over het vervolgen van de verantwoordelijken van de begane afpersingen in Darfoer". (Le Monde van 19 maart 2005).
Ziedaar hoe de beruchte 'vredesonderhandelingen' van de VN, die zogenaamd een einde zouden moeten maken aan de 'volkerenmoord' in Darfoer, verlopen. Het cynisme van de grootmachten staat slechts gelijk met de graad van barbarij waarvoor zij de eindverantwoordelijkheid dragen. Niet alleen zijn deze bandieten medeplichtigen van de bloeddorstige moordenaarsbendes, maar bovendien vertonen ze een totaal misprijzen voor het lot van de 200.000 doden van deze oorlog.
De oorlog tussen de gewapende bendes is opnieuw losgebroken en dreigt de bloedige chaos te veralgemenen onder de ogen van de 11.000 militairen van de VN en het Franse imperialisme. Een presidentiële militie van Gbagbo heeft inderdaad onlangs een stelling van de rebellen uit het noorden aangevallen en dezen hebben daarop geantwoord met de beslissing de 'vredesbemiddelingen' van de Zuidafrikaanse president te beëindigen om zich beter voor te bereiden op de vernieuwde uitbarsting van de oorlog. Deze nieuwe botsing was voorspelbaar omdat de soldaten van de VN en de Fransen die aanwezig zijn op het terrein, sinds enige tijd containers lieten passeren, volgestouwd met munitie, die bestemd was voor de oorlogvoerenden. En dat terwijl er officieel door de Veiligheidsraad een embargo was ingesteld, om zogezegd de uitvoer van wapens te beletten. Wat een cynisme!
Op de achtergrond van de militaire botsingen, die daar plaatsvinden, verhevigen de imperialistische rivaliteiten op het diplomatieke vlak. Zo is president Chirac zelfs zo ver gegaan om openlijk zijn Zuidafrikaanse ambtgenoot aan te klagen de Franse politiek in deze regio te saboteren. Achter de schermen verdenken de Fransen de Zuidafrikanen ervan om, achter hun rug om, met de machthebbers van de Ivoorkust te konkelfoezen. En dat legt de criminele gulzigheid van deze twee imperialistische machten bloot om de controle over de Ivoorkust. En dat is de enige reden waarom Frankrijk daar nog steeds met 5.000 man troepen aanwezig is.
De plotselinge verdwijning (op 5 februari jongstleden) van president-generaal Gnassingbé Eyadema dreigt uit te lopen op een bloedige chaos door de imperialistische vraatzucht waarvan het land het slachtoffer is. De eerste botsingen tussen de opvolgers van de overleden generaal en de oppositie liepen al uit op verschillende doden en gewonden. Ook daar worden de verschillende lokale bendes, die elkaar in de haren vliegen, opnieuw instrumenten van de imperialistische staten die hen ondersteunen. Zo hebben de diverse lokale machten (Libië, Burkina, Ghana, enz.) zich in het gezelschap van Frankrijk, na het overlijden van de Togolese president, gestort op diens zoon Faure (gekozen door de militairen trouw bleven aan zijn vader) in een poging hem te controleren en te onderwerpen aan hun respectievelijke imperialistische belangen.
Het Franse imperialisme bijt op zijn tandvlees en doet er alles aan om zijn invloed in Togo te behouden. In feite zijn de betrekkingen tussen Frankrijk en Togo altijd gekenmerkt geweest door de 'gaullo-barbouze' logica (deze uitdrukking komt voort uit het feit dat de netwerken van generaal De Gaulle in Afrika gevormd waren door geheime agenten) van de vroegere koloniale grootmacht. Eyadema, die gevormd was door en 40 jaar lang op afstand gestuurd werd om de belangen van het Franse imperialisme te dienen, was er trouwens het perfecte voorbeeld van. Dat heeft hem in staat gesteld om de staatsgrepen (in 1963, en vervolgens in 1967) te plegen tegen de oppositie van de toenmalige de Franse politiek (van ex-president Olimpio). Hij kon deze plegen dankzij de 'dekking' die hij kreeg van Foccart, ex-'grote baas' van de 'gaullistische geheime agenten', de overleden 'speciale gezant voor Afrikaanse zaken' van generaal De Gaulle. En het is geen toeval dat, na de dood van Eyadema, Chirac officieel verklaart dat er "met hem een vriend van Frankrijk verdwijnt die voor mij ook een persoonlijke vriend was".
Deze woorden van de Franse president tonen duidelijk aan dat het Franse imperialisme, om zijn belangen veilig te stellen in dit oude koloniale bastion, zich voorbereidt op de confrontatie die zich aftekent in Togo,
Wat in dit land staat te gebeuren is, net als in de bovengenoemde landen, een soort Congolees verloop. Het is zonder meer duidelijk dat het perspectief voor heel Afrika zich al afspeelt in de DRCongo, 't is te zeggen: de veralgemening van de eindeloze barbarij.
Het is duidelijk dat, om een dergelijk perspectief om te gooien er niet gerekend moet worden op een grootmacht van eerste of van derde orde, noch op een internationale instelling zoals de VN, die slechts een rovershol is, maar op de omverwerping van het kapitalisme door de arbeidersklasse.
Amina / 24.03.2005
Tijdens de onderhandeling van het interprofessioneel akkoord, hebben links en de vakbonden een hoofdrol gespeeld in de ideologische campagne die er op mikte om dit akkoord tussen de 'sociale partners', onder het toeziend oog van de regering Verhofstadt, voor te stellen als een positief resultaat voor de arbeiders. Volgens deze trouwe dienaren van de nationale belangen zouden wij moeten vertrouwen op de staat om ons te verdedigen. Ze zouden ons in het bijzonder willen wijsmaken dat de staat, in plaats van de kapitalistische belangen te verdedigen, de arbeiders zou kunnen verdedigen, dat hij een staat zou kunnen zijn op te treden ter bescherming van de loontrekkers en niet langer 'ten dienste van het patronaat'¼ In het vorige nummer van Internationalisme (nr. 316) hebben wij aangetoond dat niets minder waar is. Het is eigenlijk de staat die de orkestleider is van alle aanvallen van de bourgeoisie, hij leidt de meest algemene aanvallen die het geheel van de arbeidersklasse treffen: voor wat betreft de pensioenen, de Sociale Zekerheid, tegen de werklozen. Hij beslist erover welke economische sectoren 'geherstructureerd' moeten worden. Het is de staat als patroon die het voorbeeld geeft van de brutaliteit van de aanvallen, door het aantal ambtenaren massaal te verminderen en hun lonen jarenlang te blokkeren. De staat kan enkel de verdediger bij uitstek zijn van de klassenbelangen van de bourgeoisie en verdedigt in alle omstandigheden de belangen van het nationale kapitaal tegen de arbeidersklasse.
Anderzijds hebben de socialistische partijen en de vakbonden een intensieve mediacampagne gevoerd om het idee door te drukken dat het akkoord cruciaal was voor het behoud van de 'sociale solidariteit' onder de arbeiders, tegenover het gevaar van het uiteenrafelen van de eenheid van het sociale weefsel: het gevaar van egoïsme van de sterke sectoren tegenover de zwakke, van het welvarende Vlaanderen tegenover het minder rijke Wallonië, etc.. Het akkoord zou dus een solidair verzet bevorderen tegen de aanvallen en des te meer omdat de vakbonden zich borg zouden stellen voor de rechtvaardige en evenwichtige toepassing ervan. De werkelijkheid van deze 'sociale realiteit' onder vakbondscontrole is de afgelopen weken op dramatische wijze aan het licht gekomen: voor de werkers is ze synoniem met het isolement van de strijd en de capitulatie tegenover de logica van de uitbuiters.
De vakbonden hadden het interprofessioneel akkoord doen slikken door het voor te stellen als een grote overwinning, dat de flexibiliteit zal toegepast worden 'onder controle van de vakbonden' (sic) en dat de eisenstrijd in ieder geval zou voortgezet worden in de sectoren. De demagogie van het ronkende gezwets dient in werkelijkheid alleen om de aanvallen te op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse en de sabotage van haar strijd verbergen:
- Wat de voordelen van een flexibiliteit onder vakbondscontrole aangaat, volstaat het om te zien hoe, in de sectoren waar deze worden toegepast, er elke dag stakingsbewegingen uitbreken, meestal spontaan, zoals bij de Post, de NMBS of in het streekvervoer (De Lijn, MIVB, TEC) tegen de onderbemanning en de veiligheidsproblemen (werkongevallen, verkeersongevallen, agressie) die er uit voortvloeien.
- Wat de vakbondsacties betreft in de sectoren, tonen de recente bewegingen van de 'witte woede' of in de voedingssector aan, waartoe deze leiden: het versplinteren van de strijd en van de eisen. Op het vlak van de eisen worden categorieën en subcategorieën van het verzorgend personeel tegen elkaar uitgespeeld (“het aanpassen van de einde-loopbaan van de verpleegsters, goed, maar niet die van het schoonmaak- en administratief personeel”!); het scheiden van de acties van het verzorgend personeel dat afhankelijk is van de federale staat, van diegenen die afhangen van de gemeenschappen, de concurrentie opdrijven tussen de verschillende vakbonden; het aanwakkeren in de voedingssector van de niveaus in de looneisen tussen die bedrijven die 'overvloedige winsten' maken en die welke 'de concurrentie nauwelijks aankunnen', enz.
Zo hebben de vakbonden perfect het kader omlijnd waarin zij toestaan dat de ontevredenheid en het begin van strijdbaarheid van de arbeiders tot uitdrukking komt: zij bezetten het sociale terrein en sluiten het echte balen, dat leeft in brede lagen van het proletariaat, op in de dwangbuis van de fabriek, de sector, de beroepscategorie, de streek. Dit actiekader
- sluit de strijd op in de uitzichtloze logica van de democratische solidariteit die slechts kan leiden tot de nederlaag;
- versnippert de strijd en verbergt wat hen verenigt, terwijl de werkelijkheid van het doen samenlopen van de strijd zich meer dan ooit opdringt; Zo vindt men in de beweging van de 'witte woede', achter hun looneisen de algemene wil om weerstand te bieden aan de daling van de lonen, de bijkomende aanwervingen zijn een weerklank tegen de rationalisaties en tegen het helse ritme voor diegenen die werken, het aanpassen van de eindeloopbaan is tenslotte een antwoord op de flexibiliteit en de stress.
Tezelfdertijd mikken links en de vakbonden er op om het idee aan de arbeidersklasse op te dringen dat een 'radicale', 'onredelijke' oppositie tegen de kapitalistische logica gedoemd is tot mislukken. Dat is de les die er ingepompt wordt met behulp van een mediaheisa rond de drie en een halve maand lange staking, die gevoerd werd door de arbeiders van AGC Automotive (ex-Splintex) te Fleurus, een filiaal van de multinational Asashi Glass, tegen de beslissing om 284 van de 840 banen te schrappen, ofwel een derde van de effectieven. "Sinds de eerste dag hebben we onze plicht gedaan" beweert de afgevaardigde van de socialistische vakbond van de bedienden trots (Indymedia, 18.03.2005). In feite is de tactiek van de 'vakbondsstrijd' er volop ontplooid: totaal isolement van de staking, het verhinderen van elke werkelijke regionale of internationale solidariteit in de schoot van het bedrijf (buiten de schaarse vakbondsdelegaties), het behoud van de activiteit in de fabriek en de verdeling tussen de arbeiders door te aanvaarden dat de niet-stakers de fabriek binnenkwamen als gevolg van een gerechtelijke beslissing, de tegenstelling tussen de leden van de socialistische en christelijke vakbonden, terwijl het to-the-finish van de stakers werd aangepord met behulp van de basissyndicalisten en de ultralinksen van de PvdA. En als orgelpunt, bij het einde van de strijd, nog een botsing tussen een stakingscomité en een comité van niet-stakers die het bedrijf bezetten en opriepen tot het stoppen van de staking om 'het bedrijf te redden'. Kortom alles werd in het werk gesteld:
- om de strijdende arbeiders te isoleren, te verdelen, te ontmoedigen en tot wanhoop te brengen: niet alleen hebben ze niets bereikt (de ontslagen blijven gehandhaafd, de flexibiliteit is fors toegenomen, de werkelijke lonen zijn tot 30% gedaald), maar bovendien is het conflict geëindigd in ontmoediging, berusting en verbittering ;
- om het geheel van de klasse het idee in te rammen dat ze machteloos staat om zich te verzetten tegen de chantage van de sluiting en de delokalisering om de herstructureringen door te drukken, ontrieft links zich niet om het mes nog eens om te draaien in de wonde, door de arbeiders nog eens op cynische wijze de les te spellen dat men "moet weten een staking te beëindigen", want anders "bezoedelt men het imago van Wallonië" (sic) want men kan niet "op zijn eentje strijden tegen de globalisering" (Van Cauwenbergh, minister-president van de Waalse regio).
Het isolement aanvaarden leidt noodzakelijkerwijze naar het zich opsluiten in de logica van het belang van de nationale economie.
Overal wordt de arbeidersklasse bij de keel gegrepen. Ze wordt geconfronteerd met dezelfde ondraaglijke degradatie van haar levens- en werkvoorwaarden, met de dramatische vermindering van haar koopkracht, met de toename van de nepstatuten, van de vermindering van de sociale prestaties, van de uitholling van haar lonen en pensioenen, van de stijging van de prijzen voor de levensnoodzakelijke producten, de openbare diensten, de belastingen. De proletariërs en hun kinderen ervaren de angst voor een toekomst die met de dag somberder wordt... Ze worden er steeds meer toe gedreven na te denken over hun overuitbuiting in een wereld die uitsluitend drijft op de criteria van winst, concurrentie, rentabiliteit, en een in vraagstelling over een planeet die steeds gevaarlijker, barbaarser, gekker en ontmenselijkt wordt.
De bourgeoisie neemt het voorgetouw door massaal het sociaal terrein te bezetten omdat ze zich bewust is van de spanning van het sociaal klimaat, van deze algemene onvrede die de arbeiders er toe drijft om zich vragen te stellen over de wereld waarin zij leven. En het is de rol van de vakbonden om hun inkapselingsfunctie te vervullen, om de arbeiders te verdelen en te isoleren door zich vandaag te beijveren om de pogingen tot bewustwording, die zich nog op een verwarde manier manifesteren in de schoot van de arbeidersklasse, te blokkeren en af te leiden.
Tegenover de uitzichtloosheid van het kapitalisme is het enige mogelijke antwoord van de proletariërs de ontwikkeling van hun strijd op hun klassenterrein. Zij hebben geen andere keuze dan te vechten, anders zullen ze steeds meer opofferingen en aanvallen van de bourgeoisie te verwerken krijgen. De ontwikkeling van hun strijd is de enige manier voor de proletariërs om zich te verzetten tegen de steeds krachtiger aanvallen van de bourgeoisie die geen andere keuze heeft dan de proletariërs altijd maar meer uit te buiten, omdat ze alsmaar verder wegglijdt in een onomkeerbare crisis.
Tegelijkertijd wordt de arbeidersklasse er toe gedreven om te begrijpen dat haar strijd niet diezelfde is als die van links en de vakbonden: niet voor een beheer 'in overleg' of enige ander beheer van de uitbuiting, maar wel degelijk tegen het kapitalistische systeem in zijn geheel wiens bankroet alsmaar openlijker tot uiting komt.
De arbeidersklasse ziet zich ook genoodzaakt om zich ervan bewust te worden hoe zij moet strijden. Het is onmogelijk een krachtsverhouding op te bouwen die de bourgeoisie zou doen terugdeinzen als men verdeeld blijft, geïsoleerd op één plaats, in één bedrijfstak, in één bedrijf; zolang men niet erkent dat de arbeiders van dit of dat bedrijf, of van deze of gene sector, dezelfde eisen hebben en dezelfde strijd voeren en dat het er op aan komt zo talrijk mogelijk en eensgezind te strijden. Er bestaat al een wil om samen te komen, om samen over hun werkvoorwaarden te discussiëren, om aan het isolement te ontsnappen en de vragen te ontwikkelen hoe te strijden en hoe de aanvallen van de bourgeoisie het hoofd te bieden. De sporadische reacties van verontwaardiging en balen die steeds meer opduiken tegenover een groeiende verslechtering van de werkvoorwaarden, dikwijls als gevolg van agressie of werkongevallen, en die kunnen leiden tot sectoriële stakingen, illustreren een diepe ontevredenheid en een heropkomst van de arbeidersstrijdbaarheid die nog zeer vaag is, ongelijk en verschillend per sector. Deze huidige reacties van de arbeidersklasse getuigen van een nog kiemende maar werkelijke, natuurlijke solidariteit van de arbeidersklasse die ertoe gedreven wordt om zich steeds openlijker te uiten en te bevestigen in de ontwikkeling van gevechten. Dit is een onontbeerlijke, onvermijdelijke en beslissende dimensie van de strijd. De arbeidersklasse wordt er toe gebracht om te ervaren dat wanneer één deel van de klasse een aanval te verwerken krijgt, in feite heel de klasse geviseerd wordt, die morgen dezelfde aanval zal ondergaan als zij niet reageert. De steun aan een strijd die aan de gang is, is geen kwestie van financiële solidariteit of vakbondsdelegaties die door de vakbonden herleid worden tot 'het betuigen van hun solidariteit'. Het betekent integendeel zich niet laten isoleren, zich verbonden voelen, er actief aan deelnemen, ook in strijd gaan, hem uitbreiden en zich de middelen verschaffen om op hun beurt nieuwe sectoren in de strijd te betrekken, over de grenzen van het corporatisme heen. Door weer aan te sluiten bij deze ervaringen, door zo talrijk mogelijk deel te nemen aan de strijd van de klasse, zullen de proletariërs er weer vertouwen in krijgen dat ze in staat zijn een krachtsverhouding aan de bourgeoisie op te leggen. Zo zullen ze ook weer het gevoel krijgen te behoren tot éénzelfde klasse, die de enige sociale kracht is die de draagster is van een perspectief op de omverwerping van dit systeem en van een toekomst voor de mensheid.
Jos / 03.04.05
China zou volgens de bourgeoisie het nieuwe naaiatelier van de wereld geworden zijn. Elke dag overspoelen de burgerlijke media ons met beelden en reportages over de aankomst in Frankrijk, Europa, of zelfs in de Verenigde Staten, van massa’s hemden, broeken en andere kledingstukken ‘made in China’. Voor de westerse bourgeoisieën is het waarschijnlijk nodig deze ‘vloedgolf van Chinees textiel’ zoveel mogelijk tegen te houden. Maar voor de arbeidersklasse ligt de zaak helemaal anders. Als vandaag Aziatische waren de westerse markten overspoelen, dan komt dat omdat in die delen van de wereld de arbeidskracht zo belachelijk goedkoop is dat er aan zeer lage prijs geproduceerd kan worden. In de economische oorlog die ze voeren worden de verschillende nationale bourgeoisieën ertoe gedreven de proletariërs steeds wreder uit te buiten. In naam van de vereisten van de concurrentie probeert het kapitalisme dus de hele arbeidersklasse overal ter wereld mee te sleuren in een spiraal van toenemende ellende en uitbuiting.
Sinds begin 2005 werden in de Verenigde Staten in deze sector 17.000 banen geschrapt en 14 fabrieken gesloten. Dat stemt overeen met een stijging van de invoer in dit land van 1250% voor katoenen hemden en 300% voor ondergoed. De Amerikaanse regering heeft onmiddellijk gereageerd: “Door zo snel in te grijpen met het opleggen van beschermingsmaatregelen heeft de Amerikaanse regering een luide boodschap gestuurd om duidelijk te maken dat ze begrijpt dat deze enorme toevoer een echte crisis inhoudt voor onze arbeiders.” (C. Johnson, voorzitter van de textielfederatie) In feite trekt de Amerikaanse bourgeoisie, net als de Franse trouwens, zich geen bal aan van het lot van de arbeiders. Wat haar verontrust in de handelsoorlog die vandaag woedt, is de verzwakking van de concurrentiekracht van haar nationaal kapitaal. Eveneens om die reden proberen de landen van de Europese Unie, ondanks hun verdeeldheid, zich in slagorde op te stellen. De Europese commissaris van handel heeft onlangs aangekondigd dat hij de Chinese import van T-shirts en vlasgaren dringend wil beperken. Hij heeft China ook gevraagd zelf maatregelen te nemen om te vermijden dat de beschermingsclausules zouden moeten toegepast worden die voorzien zijn in het akkoord over de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Wat Frankrijk betreft, dat een belangrijk invoerder in de textielsector blijft, is het standpunt nog duidelijker. De Franse bourgeoisie eist dat met onmiddellijke ingang protectionistische maatregelen genomen worden. Het is nu al duidelijk dat verschillende duizenden ontslagen geprogrammeerd zijn in de sector. de Franse bourgeoisie wil ons wijsmaken dat ze protectionisme wenst om de werkvoorwaarden van ‘haar’ arbeiders te beschermen. Ze gaat zelfs zover de miserie van de Chinese arbeiders aan te klagen die geofferd worden op het altaar van de winst. Maar dat dient enkel om haar eigen aanvallen beter te verbergen, haar eigen actie als uitbuitende klasse. Want in werkelijkheid voert de bourgeoisie overal hetzelfde beleid. Om haar winsten veilig te stellen in volle situatie van economisch failliet, verlaagt ze de lonen in eigen land om aan betere prijzen te kunnen exporteren en verkopen. In weerwil van wat andersglobalisten en andere gauchisten vertellen, gaat het dus niet om een beleid dat enkel door deze of gene liberale staat wordt gevoerd. Onder dit kapitalisme in crisis voeren alle naties een genadeloze handelsoorlog, allemaal zetten ze de arbeidersklasse zwaar onder druk. Voor lek land is het inderdaad van levensbelang zich zo goed mogelijk te plaatsen op de wereldmarkt, wat ook de gevolgen zijn voor de proletariërs.
Daarom heeft de Chinese bourgeoisie onmiddellijk gereageerd op de protectionistische maatregelen die door de Verenigde Staten en de Europese Unie overwogen werden. De Chinese minister Bo Xilai, geciteerd door het agentschap Nieuw China, liet onmiddellijk weten dat “China sterk gekant is deze de beperkingen die door andere landen opgelegd worden”. Dezelfde minister verklaarde op 18 mei jl. : “De integratie van de textielhandel is een belangrijk recht dat China geniet sinds zijn toetreding tot de WTO. China zal zelf geen beperkingen opleggen aan zijn uitvoer van textielproducten.” De boodschap kan niet duidelijker geformuleerd worden. Met de nieuwe recessie die al begonnen is, zal geen enkel kapitalistisch land enig cadeau weggeven aan de andere.
Met de delocalisaties is het van hetzelfde laken een pak. Een studie besteld door de commissie financiën van de Franse senaat, uitgevoerd door de groet Katalyse, voorziet dat in de periode 2005-06 202.000 dienstenjobs uit Frankrijk gedelocaliseerd zullen worden. Daarbij moeten nog eens tienduizenden jobs gevoegd worden, verbonden aan de warenproductie, waarvoor geen al te grote kapitaalinvestering vereist is, zoals verbruiksgoederen of meubels. Het verschijnsel van de delocalisatie dat in de jaren 1990 begon, kent vandaag een zeer reële versnelling. Ook op dat vlak is de enige bekommernis van het kapitalisme maximale rentabiliteit. Voor Frankrijk, net als voor de Europese voornaamste industrielanden zijn de favoriete uitwijkbestemmingen natuurlijk China, India en nu ook Oost-Europa. De laatste belangrijke delocalisatie was die van het complete beheersapparaat van Philips, de electronicareus, dat verhuist naar Lodz in Polen. De Britse confederatie van de industrie stelt dat met het huidige ritme van de delocalisaties, er over 10 jaar “geen werk meer zal zijn voor onopgeleid personeel in het Verenigd Koninkrijk”. De krant The Daily Telegraph voegt er cynisch aan toe: “We moeten ervoor zorgen dat de mensen een opleiding krijgen. Als je opgeleid bent, hoef je niks te vrezen.” Leugens! Het regent vandaag ontslagen in alle sectoren, of het nu puntsectoren zijn of niet. De werkloosheidslijsten staan vol met werklozen met stapeltjes diploma’s.
De bourgeoisie neemt er geen genoegen mee de lonen van de arbeidersklasse zonder ophouden aan te vallen, ze gebruikt daarbovenop nog de toestroom van Chinees textiel en de dreiging van delocalisatie om een ware chantage te voeren tegen heel de arbeidersklasse.
De bourgeoisie speelt met het grootst mogelijke cynisme de schrikbarende levensvoorwaarden die de arbeiders kennen in India, China of nog in Oost-Europa uit onduidelijk te maken dat de arbeiders in Frankrijk ondanks de aftakeling van hun levenspeil toch niet te klagen hebben. Dat laat haar toe nieuwe offers te vragen, zoniet zal ze niet langer kunnen concurreren met Azië en Oost-Europa. De bourgeoisie streeft zo verschillende doelwitten na.
Ze probeert de arbeiders in Frankrijk een schuldgevoel aan te praten, omdat zij zouden terugvechten hoewel ze het minder slacht hebben, terwijl zoveel andere proletariërs elders op de wereld in veel slechtere omstandigheden leven. Ze probeert ook in het hoofd van de arbeiders in te prenten dat als ze niet bereid zijn voor minder loon te werken, er nog meer delocalisaties zullen volgen. De werkloosheid die dat zal meebrengen, zou dus niet de fout zijn van het failliete kapitalisme, maar van het ‘egoïsme’ van de arbeiders.
En tenslotte, door te tonen dat de arbeiders in sommige landen bereid zijn voor praktisch niks te werken, op straffe van te creperen van de honger, zij en hun families, verspreidt ze op een geniepige manier de concurrentie en dus de verdeling binnen de arbeidersklasse. Die politiek van de zondebok en van de chantage is een constante in het leven van de bourgeoisie. Vandaag zijn het de arbeiders in China, India, Polen of Hongarije die met de vinger gewezen worden. Gisteren waren het die uit Algerije, Marokko, Spanje of Portugal die te grabbel gegooid werden voor de ‘openbare opinie’. Het proletariaat mag zich niet laten vangen door dergelijke smerige en verwerpelijke ideologische leugens. De arbeidersklasse wordt overal uitgebuit. En ze is dat nog wreder in gebieden waar ze zich minder goed kan verdedigen. De arbeidersklasse moet zich stukje bij beetje als klasse laten gelden in de heropkomst van de strijd vandaag, eensgezind en solidair, overal ter wereld. De competitiviteit van de burgerlijke ondernemingen is enkel een probleem van het kapitalisme, geenszins van het proletariaat.
De Franse, Britse, Amerikaanse, Duitse,… bourgeoisie wil het proletariaat verdelen, het aan de natie vastketenen om het te kunnen meesleuren in haar spiraal van concurrentie. Zoals Marx en Engels stelden in Het Kommunistisch Manifest, hebben de proletariërs geen vaderland, overal hebben zij dezelfde belangen, overal ondergaan ze dezelfde onderdrukking. Wat de arbeiders van de gehele wereld in geen geval uit het oog mogen verliezen, is dat zij allemaal tot dezelfde klasse behoren, en dat het de groeiende solidariteit in hun rangen is waaruit ze de kracht zullen kunnen putten waarmee hun strijd de aanvallen van de bourgeoisie zal kunnen verijdelen.
Tino / 25-5-05
De crisis van het systeem drijft de bourgeoisieën, in een wanhopige achtervolgingskoers om hun productiekosten te verlagen, tot aanvallen op de levensomstandigheden van de proletariërs. Enerzijds door groei van de productiviteit, wat betekent dat het arbeidsritme wordt opgevoerd en de flexibiliteit van de arbeidskracht wordt vergroot om zo het aantal arbeiders terug te brengen tot het noodzakelijke minimum. Anderzijds, door het najagen en op de spits drijven van grootse programma's van ‘hervormingen’. Maatregelen gericht op het aanpakken van het indirecte loon van de arbeiders, de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de vergoeding van de gezondheidszorg, van ziektedagen en invaliditeitsuitkeringen. De bourgeoisie spaart geen enkele laag van de arbeidersklasse, of het nu de oudere of de jonge generatie is, of die nu werkt dan wel werkloos is, of die in de openbare dan wel in de privé-sector werkt. De concrete gevolgen van deze aanvallen bestaan uit een algemene aftakeling van de arbeids- en levens-omstandigheden van het geheel van de wereldarbeidersklasse. Nog nooit werd het proletariaat geconfronteerd met dergelijke harde, massale en omvangrijke aanvallen waardoor miljoenen arbeiders worden geraakt. In de geïndustrialiseerde naties begint de welvaartsstaat als een kaartenhuisje ineen te storten. Het onderhoud van de arbeidskracht kan niet langer worden verzekerd. Dat vormt een overduidelijke manifestatie van het failliet van het systeem.
Maar toch viert de bourgeoisie in zijn geheel cynisch de zestigste verjaardag van de sociale zekerheid in België. Maar wij hebben niets te vieren. Terwijl de massale aanvallen een verenigd en massaal antwoord van de gehele arbeidersklasse noodzakelijk maken (van werkenden, werklozen en gepensioneerden), leiden de vakbonden en hun ultralinkse en andersglobalistische handlangers de bedenkingen van de arbeiders over het failliet van het kapitalisme af in de richting van illusoire maatregelen om ‘de sociale zekerheid te redden’. Terwijl de frontale aanval op de sociale bescherming betekent dat een heel onderdeel van de welvaartsstaat verbrijzeld wordt onder de mokerslagen van de economische crisis, blijven onze verdedigers van de sociale zekerheid dezelfde leugen verkondigen: de sociale zekerheid zou een overwinning zijn van de arbeidersklasse, verworven aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Tegenover deze nieuwe vervalsing van de geschiedenis door de gezamenlijke krachten van links, ultralinks en de vakbonden, en de valse solidariteit die daarachter schuilgaat dient de waarheid in ere te worden hersteld door in het kort de geschiedenis te schetsen van de sociale verzekeringen en de oprichting van de sociale zekerheid in 1945 vanuit kapitalistisch oogpunt. Dit bevestigt de marxistische analyse en laat toe te begrijpen dat men voor de arbeiders net achter het klatergoud van de sociale zekerheid het historisch bankroet van de verzorgingsstaat en van het kapitalistische systeem wil verborgen houden.
Waarom stellen wij dan dat het instellen van de sociale zekerheid een nederlaag was voor de arbeidersklasse ?
De sociale zekerheid was helemaal geen resultaat van arbeidersstrijd. Ze werd uitgedacht, bestudeerd en georganiseerd door de hoogste lagen van de bourgeoisie op een moment waarop het proletariaat fysiek en ideologisch zwaar verslagen was. Het uitbreken van de tweede wereldoorlog was al mogelijk geworden door de inkadering van de arbeiders achter de burgerlijke vaandels van de ‘democratie’ en het fascisme. En de oorlog zelf kwam die sombere toestand in het klassenbewustzijn nog verder doordrijven door proletariërs van de twee kampen tegen elkaar op te jagen voor lage imperialistische belangen. De vijftig miljoen doden, de slachtpartijen en bloedorgieën op de slagvelden en in de concentratiekampen, waren mogelijk over het lijk van het proletarisch internationalisme heen. In die weerzinwekkende situatie van nationale eenheid heeft de bourgeoisie de sociale zekerheid ingevoerd. Vanaf 1943, toen de toestand strategisch in het voordeel van de Amerikanen begon te keren, bereidde de bourgeoisie zich actief voor op de situatie na de overwinning. In alle landen, onder de bezetting of in ballingschap, ontmoeten vertegenwoordigers van staat, patronaat en vakbonden elkaar, om samen de sociale wetgeving van de tweede helft van de 20e eeuw klaar te stomen. Wat hen daarbij het meest zorgen maakte was het volgende :
1. De ellende van de oorlog en de noodtoestand vlak na de oorlog betekenden een gevaar van het opkomen van sociale bewegingen op grote schaal. De bourgeoisie was bang, onterecht zoals later bleek, voor een herhaling van een periode van opstanden, zoals die van 1917-1923. De sociale zekerheid die werd ingesteld was vooral een zekerheid voor de bourgeoisie zelf.
2. Europa heropbouwen na zoveel jaren ontbering en leed vereiste van de arbeidersklasse een nieuwe inspanning. Voor de bourgeoisie, die sociale vrede en nationale eendracht nodig had voor de goede werking van haar ondernemingen, kwam de sociale zekerheid goed van pas om die overuitbuiting van de arbeidersklasse te rechtvaardigen.
3. Met het ineenstorten van de as-mogendheden werd het ‘geallieerd’ blok in twee gesneden en begon de koude oorlog. Elk kamp verdedigde ten koste van alles elk brokje territorium. In die strategie was de inplanting van ‘kommunistische’ partijen in het verzet en hun impact in de arbeidersklasse uiterst belangrijk voor het sovjetblok. De westerse bourgeoisie deed alles om de invloed van die partijen en het oprukken van de sovjettroepen tegen te gaan. Het opzetten van de sociale zekerheid, voorgesteld als ‘grote arbeidersoverwinning’, vormt een deel van die globale strategie van de bourgeoisie. In die zin was belangrijkste doel van het Marshall plan (investeringen en Amerikaanse giften) niet het ‘heropbouwen’ van Europa, maar wel de catastrofale gevolgen van de naoorlogse crisis verzachten om de bourgeoisie van West-Europa te ondersteunen in het behouden van de sociale controle in hun land.
In de vorige eeuw waren de achturendag, het verbod op kinderarbeid, op nachtwerk door vrouwen, nog echte toegevingen die door harde arbeidersstrijd werden afgedwongen. Maar de sociale pakten van na de tweede wereldoorlog heeft de bourgeoisie gevormd tegen een achtergrond van globale controle over de maatschappij om de heropbouw van de vernielde economie te plannen en sociaal te onderhandelen in de naoorlogse periode. De sociale zekerheid is het systeem dat de bourgeoisie wou instellen om de sociale vrede te vrijwaren en vooral om de greep van de staat op het economisch en sociaal leven te versterken.
In de negentiende eeuw is het kapitalisme nog in volle ontwikkeling. Het verovert de wereld en verbreidt zijn productie verhoudingen over heel de planeet. In dat kader van voortdurende groei is een blijvende verbetering van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse echt mogelijk. De klasse verenigde zich in ‘coalities’ om de concurrentie onder de arbeiders uit te schakelen. Groeiende solidariteit in de strijd voerde geleidelijk tot het oprichten van stakingskassen en kassen voor ziekte en werkloosheid. Zo leert het proletariaat stap voor stap doorheen de strijd zichzelf te herkennen als een internationale klasse verenigd rond dezelfde belangen. Zij leert zich organiseren en samensmeden in de strijd. Die organisaties liggen aan de basis van het oprichten van vakbonden en massapartijen (sociaal-democratie). Zo werden sociale en economische verworvenheden verkregen na harde confrontaties met de bourgeoisie. Onder druk van de strijd werd het parlement gedwongen om hervormingen te stemmen die de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse blijvend verbeterden.
Ook al kon de arbeidersklasse op bepaalde punten de burgerlijke overheersing bedreigen in de negentiende eeuw, toen het kapitalisme nog in zijn opkomende fase was, toch waren de productiekrachten en het proletariaat zelf nog niet genoeg ontwikkeld om op internationale schaal de revolutie te doen zegevieren. Daarom kon de bourgeoisie tolereren dat haar klassenvijand zich permanent organiseerde op eigen terrein, ook al heeft ze haar best gedaan om de organisatie van het proletariaat te saboteren.
Die tijden van glorie voor de ontwikkeling van het kapitalisme en de arbeidersbeweging, waarin het minimum en het maximum programma gelijktijdig konden bestaan, hebben mogelijk gemaakt dat er illusies kwamen over een vreedzaam kapitalisme, zonder beperkingen, en stap voor stap te hervormen. De grote meerderheid van de arbeiderspartijen en de vakbonden vielen volop in dat plat reformisme. Ze beperkten zich tot het verdedigen van de directe belangen van de arbeidersklasse (minimum programma) en lieten het historisch perspectief vallen van de socialistische revolutie door de instelling van de dictatuur van het proletariaat (maximum programma).
De economische crisis en het uitbreken van de eerste wereldoorlog komen brutaal herinneren dat het kapitalisme stuit op onoverkomelijke grenzen en dat het dreigt de mensheid in barbaarsheid te storten. Dat is het teken van het begin van de vervalfase van het kapitalisme. Het systeem heeft zijn historische rol gespeeld, de productiekrachten zijn voldoende ontwikkeld om de onderliggende basis voor het socialisme te vormen, en het proletariaat, dat in 1917 in Rusland de macht greep, is een permanent gevaar voor de bourgeoisie geworden. Het verdelen van de wereld onder de grootmachten maakt een eind aan de fase van voortdurende uitbreiding van het kapitalisme en opent het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale het analyseerde. Getuige daarvan zijn de tientallen miljoenen doden tijdens de twee wereldoorlogen, de onophoudelijke oorlog in de ‘derde wereld’ uit de tijd van de ‘koude oorlog’ en het uitbreken van slachtpartijen van de Golfoorlog, over ex-Joegoslavië tot de genocide in Rwanda, de grote crisis van de jaren dertig en de crisis vandaag, die nu al meer dan dertig jaar duurt, alle ellende en barbaarsheid.
De bourgeoisie kan niet langer tolereren dat haar klassenvijand zich permanent op eigen terrein kan organiseren, en kan leven en groeien binnen eigen organisaties. De staat gaat alle aspecten van het leven van de maatschappij totalitair overheersen. De tijd dat het kapitaal nog permanente proletarische organisaties kon tolereren is achter de rug. De vakbonden zijn dan ook een deel van het raderwerk geworden van de staat, organen die binnen de arbeidersklasse controle uitoefenen en de belangen van het kapitaal erdoor duwen. De vakbonden verdedigen niet langer de onmiddellijke belangen van de arbeidersklasse. Er valt geen minimum programma meer te verdedigen. Alleen het maximum programma biedt een antwoord op de mogelijkheid en de noodzaak van de proletarische strijd. Echte en blijvende hervormingen zijn niet langer mogelijk in de vervalfase. Dat is de reden waarom het proletariaat nieuwe unitaire strijdorganisaties heeft ontwikkeld, de algemene vergaderingen en arbeidersraden, die enkel kunnen bestaan door en tijdens openlijke strijd. Die groeiende greep van de staat op alle gebieden van de maatschappij, en speciaal op sociaal vlak, betekent dat elk leven van de arbeidersklasse opgeslorpt wordt en omgevormd tot zijn tegendeel : op burgerlijk terrein. Concreet heeft de staat, meestal via de vakbonden en soms ook rechtstreeks, de oude stakingskassen ingepikt, en diverse uitkeringen, verzekeringen in geval van werkloosheid, patronale of staatsrepressie, die voordien door de arbeiders beheerd werden. Zo is de bourgeoisie erin geslaagd om de politieke en economische solidariteit uit handen van de arbeidersklasse te halen en over te maken aan de staat. Tussen de twee wereldoorlogen wordt al een deel van de sociale zekerheid op poten gezet. In 1920 werd bijvoorbeeld het Nationaal Crisisfonds opgericht dat de werkloosheidskassen opslorpt. In 1938 wordt de verplichte werkloosheidsverzekering ingesteld.
Hoe helpt de sociale zekerheid mee aan die stijgende controle van de staat over de arbeidersklasse? De sociale zekerheid werd ons steeds voorgesteld als een ‘verworvenheid’, een ‘geschenk’, een fonds betaald door de staat, het patronaat en de arbeiders samen. Niets is minder waar! De fondsen die de sociale zekerheid spijzen zijn een integraal deel van het loon van de arbeidersklasse die door de staat naar de vakbonden en mutualiteiten worden omgeleid. In werkelijkheid betalen de arbeiders drie keer: rechtstreeks door hun eigen bijdragen, indirect door de staat via de belastingen en door de ‘patronale bijdragen’ die de kapitalisten afhouden van het loon. Alle rijkdom komt voort uit arbeid. De staat en het patronaat produceren niks op zich, de belastingen en winsten worden afgehouden op het werk van de arbeiders. En dat maakt het systeem natuurlijk rechtvaardig voor de bourgeoisie! Door een indirect loon te scheppen, dat beheerd wordt door de staat en de vakbonden, bindt de bourgeoisie de arbeidersklasse materieel en ideologisch aan staat en vakbonden : “De bourgeoisie nam de politieke solidariteit uit handen van de arbeiders om die om te zetten in een economische solidariteit in handen van de staat. Door het salaris op te delen in een deel dat direct wordt uitbetaald door de baas en een deel dat indirect wordt uitbetaald door de staat, versterkte de bourgeoisie het bedrog aanzienlijk, dat er uit bestond de staat voor te stellen als een orgaan dat boven de klassen staat, en borg staat voor het algemene belang van de sociale zekerheid van de arbeidersklasse. De bourgeoisie slaagde er in de arbeidersklasse materieel en ideologisch aan de staat te binden.” (Internationale Revue, Engels, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 115, p. 13).
Meer dan ooit zijn de nieuwe aanvallen op de sociale zekerheid een uitdrukking van het bankroet van het kapitalistisch systeem, van het einde van de verzorgingsstaat en van de mythe van de sociale dekking van ‘de wieg tot het graf’. Vandaag, met een bodemloze reserve aan arbeidskrachten, moet het kapitalisme een steeds groeiend deel van het proletariaat opofferen teneinde de werkkracht zo goedkoop mogelijk te houden. Laat staan dat ze de rest laten creperen. Voor links, als trouwe dienaar van het kapitaal, kan de sociale solidariteit enkel bestaan uit een pact met de uitbuiters. In feite is wat de bourgeoisie predikt niet anders dan solidariteit¼ met haar uitbuitingssysteem. Het principe van de sociale zekerheid verdedigen komt erop neer dat men de burgerlijke staat vraagt om de veiligheid van de arbeidersklasse te vrijwaren. Het mechanisme van de sociale zekerheid verdedigen is bereid zijn om ons lot te binden aan dat van onze ergste beulen, het is onze klassensolidariteit vervangen door een denkbeeldige ‘nationale solidariteit’.
De arbeiderssolidariteit betekent echter geenszins, zoals de bourgeoisie het voorstelt, dat we gebukt moeten gaan onder de aanvallen van het kapitaal, want net zomin als dit vroeger het geval was, garandeert dat ons een betere toekomst. Tegenover die nepsolidariteit die de bourgeoisie ons voorstelt moeten we de enige en echte klassensolidariteit stellen, de strijd op het eigen klassenterrein, zo eensgezind en massief mogelijk. Enkel een echte politieke solidariteit, een eenmaking van heel de arbeidersklasse in de strijd tegen het kapitalisme, de verantwoordelijke voor de ellende en barbarij in alle uithoeken van de planeet, en tegen zijn burgerlijke staat en zijn vakbonden, kunnen een ander perspectief gaan bieden voor de hele mensheid.
Er is nu al meerdere jaren geweigerd de IKS als standhouder toe te laten op de alternatieve boekenbeurs te Gent net als op de anarchistische beurs in Utrecht. Verschillende jaren deden de organisatoren alsof onze aanvraag te laat zou zijn ingediend, of er gebrek was aan plaats, enzovoort. Een beetje sterk. Toen we aandrongen antwoordden de organisatoren dat we niet passen in het door hen gewenste anarchistische profiel. Het komt natuurlijk niet bij ons op om ons te beklagen over deze beslissing of een beroep te doen op een welwillender houding van de organisatoren. Het gaat ons erom de ware redenen van de herhaalde weigering van de organisatoren van deze boekenbeurzen bloot te leggen.
Na hun administratieve uitvluchten liegen de organisatoren bewust als ze hun weigering rechtvaardigen met ideologische redenen (we zouden niet het profiel hebben). Wie heeft op deze beursen niet de aanwezigheid gezien van stands, publicaties, groepen en verenigingen die openlijk sociaal-democratisch zijn, stalinistisch of nationalistisch... en die in het geheel geen ‘anarchistisch profiel’ hebben. Waarom wordt dan de IKS uitgesloten, een organisatie die zich beroept op het proletarisch internationalisme en die alle nationalistische ideologieën, op welke etnische, historische of religieuze voorwendsels die ook gebaseerd zijn, beschouwd als een waar vergif voor de proletariërs?
De IKS heeft zijn marxistische standpunten altijd duidelijk naar voren gebracht net als zijn principiële meningsverschillen met het anarchisme. De IKS heeft altijd de burgerlijke standpunten van het officiële anarchisme aangeklaagd dat uitdraait op een verdediging van de democratische staat (zoals het geval was met Kropotkin en de Franse CGT in 1914 of de Spaanse CNT in 1936) en op de verdediging van het achterlijkste nationalisme (zoals het Bretoense of Vlaamse anarcho-nationalisme: zie daarover het artikel over Het anarcho-nationalisme van De Vrijbuiter in De Fabel van de Illegaal, nr. 68). Als de organisatoren onze aanwezigheid ongewenst vinden, dan is het omdat allerlei mensen die op zoek zijn om hun politieke inzichten te verruimen en te verdiepen, geïnteresseerd raken in de analyses van de Kommunistische Linkerzijde, in de vragen die we stellen en politieke antwoorden die we geven met betrekking tot onderwerpen van belang voor de arbeidersklasse en de toekomst van de mensheid. Wat de organisatoren in werkelijkheid willen is voorkomen dat er een eerlijke en open confrontatie van politieke standpunten plaats vindt. Ondanks hun (valselijk) libertaire woorden leunen ze liever aan tegen hun stalinistische en ultra-linkse (pro- of antistalinistische) buren dan dat ze de Kommunistische Linkerzijde in staat stellen gehoor te vinden voor een duidelijk internationalistisch klassenperspectief.
We verbazen ons geen moment over deze houding van de organisatoren die zo het ideologisch totalitarisme versterken waarvan ze een radertje zijn, hoewel bescheiden, niettemin onmisbaar om te voorkomen dat mensen die zichzelf vragen stellen daarop politieke antwoorden vinden waarover ze kunnen debatteren. Door ons een stand te weigeren draagt het officiële anarchisme haar steentje bij aan het burgerlijke eenheidsdenken.
Sommige deelnemers die zich aan deze houding ergerden hebben trouwens al openlijk van hun solidariteit blijk gegeven door onze pers vanaf de tafels van hun stands te verspreiden en ze aarzelden ook niet om zich mondeling en schriftelijk te beklagen over de houding van de organisatoren: “De IKS staat inderdaad zeer kritisch tegenover het anarchisme, maar dat spreekt voor zich: het zijn nu eenmaal marxisten. [...] Voor wie belangstelling heeft voor hun standpunten staan ze echter open voor discussie. Hun bijeenkomsten zijn openbaar en je mag er ongehinderd je anarchistische standpunten komen toelichten of zelfs anarchistische pamfletten verspreiden onder de bezoekers. Dat lijkt me dus heel wat democratischer dan een anarchistische boekenbeurs waar enkele organisatoren op eigen houtje beslissen om bepaalde groepen te weigeren. Voor sommige anarchisten is het misschien wel interessant om de verschillen en overeenkomsten te kunnen onderscheiden, waarbij men de eigen standpunten leert formuleren en verdedigen. Wanneer je echter geen zin hebt om met hen in discussie te gaan, bijvoorbeeld omdat ze niet anarchistisch, veganistisch, feministisch of pacifistisch genoeg zijn, of anderszins niet in je wereldbeeld passen, dan doe je dat gewoon niet... Het is echter wat anders dan een platform te bieden voor de platte propaganda van stalinisten en trotskisten die zieltjes komen winnen! [...] “ik zie in het geval van de IKS vooralsnog onvoldoende grond om hen deelname aan de anarchistische boekenmarkt te ontzeggen. Het is daarbij geenszins mijn bedoeling om dan maar meteen de poorten open te zetten voor de hele trotskistische en stalinistische mikmak; mijns inziens onderscheidt de IKS zich, ook vanuit een anarchistisch standpunt, daar in gunstige zin van. De historische stromingen waarop zij zich beroepen zijn in hun tijd overigens in niet mindere mate het slachtoffer geworden van de door Trotski en Stalin ontketende repressie en terreur dan de anarchisten. Het zou toch vreemd zijn als een bepaalde manier van denken die door toedoen van het stalinisme praktisch van de aardbodem is verdwenen (en die op velen ongetwijfeld een anachronistische indruk maakt) nu het zwijgen wordt opgelegd door anarchisten!” (1). Wie politiek consequent wil zijn moedigen we aan stelling te nemen en we publiceren die ook.
Van onze kant nodigen we eenieder, die daadwerkelijk een confrontatie van ideeën wil aangaan en over de problemen van de wereld wil debatteren, over de klassenstrijd en de toekomst van de mensheid, uit voor onze openbare activiteiten, zowel voor onze discussiebijeenkomsten waar gedebatteerd wordt rond de vragen van deelnemers, als voor onze openbare bijeenkomsten waar gedebatteerd wordt aan de hand van een inleiding waarin het standpunt van de IKS over een onderwerp wordt uiteengezet, of ons aan te spreken tijdens de verkoop van onze pers tijdens verschillende manifestaties en de strijd van de arbeidersklasse.
Mei 2005
(1) Zie: Open brief van uitgeverij De Dolle Hond aan de anarchistische marktmeesters van de Utrechtse boekenbeurs, op onze website: https://www.internationalism.org/dutch [22] , en Organisatoren anarchistische boekenbeurs te Utrecht onthullen hun stalinistische praktijken, in: Wereldrevolutie, nr. 101.
“Wij hebben gewonnen!”, zo scandeerde op de avond van 29 mei ‘het volk van links’ op het Bastille-plein te Parijs. “Deze overwinning is er vooral een van de arbeiders, van de bedienden, van de jongeren en de werklozen (die) elkaar gevonden hebben bij de stembus om deze liberale dwangbuis te verwerpen”, verklaarde de nationale secretaris van de stalinistische Parti Communiste Français en ze voegde er aan toe: “Deze overwinning werd opgebouwd (...) in een dynamiek van een volksoploop die deed denken aan de grote momenten van het Volksfront of van Mei 1968”; terwijl de trotskist Besancenot van de Ligue des Communistes Révolutionnaires sprak van “een beweging van sociale wraak”. In Nederland verklaarde de ‘democratische’ en ‘progressieve’ ‘Stichting Sociaal Europa’ in Nederland; “De afwijzing van deze grondwet geeft hoop aan de werklozen en mensen levend in armoede en bestaansonzekerheid. De hoop dat het nee tegen de neoliberale grondwet in Frankrijk en Nederland een omslag in de geschiedenis teweeg zal brengen die leidt tot een radicale heroriëntatie in de Europese politiek.” Een ander linksgeaard ‘Comité Grondwet Nee’ deed er nog een schepje bovenop: “Deze uitslag is ronduit gunstig voor de toekomst van Europa. De hoge opkomst en de vele discussies geven aan dat Europa leeft onder de bevolking, als de mensen er zelf maar werkelijk iets over te zeggen hebben. In twee van de drie landen waar een referendum is gehouden was er sprake van een hoge opkomst en een duidelijk afwijzen van de Grondwet. Dat geeft aan dat er een breed draagvlak is voor een democratisch en sociaal Europa.”
Links staat op de eerste rij om de overwinning van het NEEN voor te stellen als “een grote overwinning van de arbeidersklasse”. Leugens! De arbeidersklasse heeft niets gewonnen. Integendeel, de bourgeoisie heeft gebruik gemaakt van haar referendum om het klassenbewustzijn te bederven door te profiteren van de illusies die nog sterk leven binnen de arbeidersklasse ten aanzien van de democratie en de verkiezingen.
De proletariërs moeten er over nadenken dat wat hen altijd wordt voorgesteld als “grote arbeidersoverwinningen” steeds de grootste en de gevaarlijkste nederlagen betekenden voor hun klasse. Net zo was het in 1936, met het aantreden van de regering van het Volksfront in Frankrijk, dat vandaag nog steeds wordt voorgesteld als “een grote overwinning” voor de arbeiders, terwijl de regering van dat Volksfront de bourgeoisie in staat stelde om de arbeidersklasse massaal in te kaderen achter de vlag van het antifascisme ten gunste van de verschrikkingen en de afslachtingen van de Tweede Wereldoorlog. Het is in naam van de grote leugen van “de triomf van de dictatuur van het proletariaat in de USSR”, van “de overwinning van het socialisme in één land” en van “de vooruitgang bij de opbouw van een kommunistische maatschappij”, die een halve eeuw lang hele generaties van arbeiders meesleurde en opofferde op het altaar van de stalinistische contrarevolutie, achter een ideologie van de “verdediging van het socialistisch vaderland”, maar die ook uitgebuit, uitgemoord, gedeporteerd en gevangen werden gezet door datzelfde “vaderland van het socialisme”.
De proletariërs zijn met open ogen in de val gelopen waarbij het hen zó werd voorgesteld dat er met het referendum voor hen iets op het spel stond. Vandaag buit de bourgeoisie de situatie uit in haar eigen voordeel en het bewustzijn van de arbeiders te ondergraven door hen wijs te maken dat het stembiljet doeltreffender zou zijn dan de klassenstrijd, ook al kunnen de effecten van deze propaganda wel eens heel snel wegsmelten onder druk van de werkelijkheid.
De enorme en voortdurende tamtam rond het referendum, voor, tijdens en erna, heeft slechts één doel: de proletariërs de grove leugen doen slikken dat het meest doeltreffende middel om de bourgeoisie terug te dringen en om hun stem te laten horen en hun ongenoegen uit te drukken, niet de ontwikkeling van de klassenstrijd zou zijn maar het stembiljet. Zo winden de trotskisten van Offensief in Nederland er geen doekjes om: “Nadat de Nederlandse werkende bevolking in het najaar al had laten zien zich niet zomeer neer te leggen bij draconische bezuinigingsmaatregelen en afbraak van de verzorgingsstaat blijkt nu ook weer dat zij het beleid van het kabinet Balkenende spuugzat is. Op 2 oktober van het vorige jaar gingen meer dan 300.000 mensen uit protest tegen de kabinetsplannen de straat op in Amsterdam. Nu wordt andermaal een belangrijk politiek onderwerp van dit neoliberale kabinet naar de prullenmand verwezen.” (Website offensief: De stem tegen de Grondwet was een stem van de werkende mensen tegen de zakkenvullers).
Van extreem rechts tot ultralinks, had de niet aflatende ideologische trom, die naar hartelust drie maand lang werd geroerd, slechts de bedoeling om een maximum aan proletariërs aan te trekken en te ronselen op het verkiezingsterrein.
De bourgeoisie is er inderdaad in geslaagd om de aandacht van de arbeiders te trekken, de ergste verwarringen te zaaien om een maximum aan proletariërs naar het verkiezingsterrein te drijven. Het referendum was alomtegenwoordig in alle media. Het was onmogelijk om te ontsnappen aan de vinnige debatten, de vlammende polemieken omtrent wat er op spel zou staan bij deze stembusslag. Deze ideologische hersenspoeling moest elke ‘burger’, en vooral de proletariërs ervan overtuigen dat deze raadpleging absoluut cruciaal en bepalend was. Alle fracties van de bourgeoisie gingen er prat op dat ze “een groot democratisch debat” hebben kunnen lanceren en opluisteren. Maar het heeft als enig doel stuurloos te maken en in de hoofden van de arbeiders een maximum aan verwarring en illusies te zaaien. Alle media en politieke verantwoordelijken hebben het uitgeroepen: “stem wat je wilt, maar ga stemmen!” Het voornaamste ideologisch gif dat in deze campagne werd gespuid was dat “niets meer zal zijn als tevoren”, dat de kracht van het ‘nee’, gevoed door de sociale ontevredenheid tegenover de regeringen, de bourgeoisie er toe zou dwingen om van de sociale bekommernis het centrum van haar campagne te maken. Dat is gedeeltelijk waar, maar de enige bedoeling van die manoeuvre was de arbeiders in de democratische val te duwen, in de verkiezingsvalstrik, doordat deze campagne voordien terecht verveling en een totaal gebrek aan belangstelling opwekte in de arbeidersklasse. Maar vanaf het moment dat de regering er in slaagde om de ontevredenheid te kanaliseren rond een referendum, dat ze terughoudender zou worden door de richtlijn Bolkenstein in te trekken, is ze er in geslaagd om de democratische misleiding op het verkiezingsterrein tot nieuw leven te wekken. Maar denkt de bourgeoisie werkelijk ons te kunnen laten geloven dat in de periode ná het referendum alle voorrang zou worden gegeven aan het sociale? Meer dan ooit bestaat de toekomst die het kapitalisme ons biedt uit het versterken van de aanvallen tegen de arbeiders. Deze ideologische propaganda wil ons knollen voor citroenen verkopen, ons laten geloven dat de reactie van de ‘burgers’ de koers van het kapitalisme kan veranderen, de bourgeoisie kan doen buigen en de weg van het liberalisme en de bedrijfsdelocalisaties kan blokkeren. De regeringspolitiek zal geen haarbreed veranderen.
De belangrijkste doelstelling van de bourgeoisie ten opzichte van de proletariërs in om het even welke verkiezing is hen er toe te drijven het collectieve terrein van de strijd te verlaten om hun stem uit te brengen als ‘burger’, geatomiseerd, afgesneden van de klasse, in de terecht zo genoemde ‘isoleercel’ van het stemhokje, op een terrein van drijfzand, dat niet het hunne is maar dat van de bourgeoisie. Voor de arbeidersklasse is het verkiezingsterrein een ideologische valstrik die de ergste verwarringen moet zaaien en moet beletten dat zij haar klassenbewustzijn tot ontwikkeling brengt.
Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw streden de arbeiders er voor en werden ze zelfs neergeschoten omwille van het algemeen stemrecht. Vandaag is het andersom. Het zijn de regeringen die alle middelen inzetten waarover ze beschikken opdat een maximum aantal mensen gaat stemmen. Waarom?
Tijdens de hele opkomstperiode van het kapitalisme waren de parlementen de plaats bij uitstek waar de verschillende fracties van de bourgeoisie elkaar bestreden of zich verenigden om hun belangen te verdedigen. Ondanks de gevaren en de illusies die dat met zich meebracht hadden de arbeiders er belang bij om in een periode waarin de proletarische revolutie nog niet op de dagorde stond zich te mengen in de botsingen tussen de burgerlijke fracties en soms bepaalde burgerlijke fracties te steunen tegen andere, om te proberen hun lot binnen het systeem te verbeteren. Zo dwongen de arbeiders in Engeland in 1848 de tien-urige werkdag af en in 1859 werd die ook in België ingevoerd; in 1865 werd de wet op de samenzwering ingetrokken (het recht om zich te organiseren), in Frankrijk werd het vakbondsrecht erkend in 1884, enzovoort.
Maar de toestand werd volslagen anders met het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij is toen haar periode van permanente crisis en onvermijdelijke neergang binnengetreden. Het kapitalisme heeft de planeet veroverd en de wereld is verdeeld onder de grootmachten. Elke imperialistische grootmacht kan voortaan alleen nog maar nieuwe markten veroveren ten koste van anderen. Wat toen aanving was een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”, zoals in 1919 werd verkondigd door de Communistische Internationale. Het werd een tijdperk dat gekenmerkt zou worden door de economische ineenstortingen zoals de crisis van 1929, twee wereldoorlogen en de revolutionaire uitbarsting van het proletariaat in 1905 in Rusland, van 1917 tot 1923 in Rusland, Duitsland, Hongarije en Italië. Om het hoofd te bieden aan deze groeiende moeilijkheden, werd het kapitaal genoodzaakt om voortdurend de macht van haar staat te versterken. Bovendien neigt de staat er steeds meer naar om meester te worden van het geheel van het sociale leven en in de eerste plaats op het vlak van de economie. Deze ontwikkeling van de rol van de staat gaat vergezeld van een verzwakking van de wetgevende macht ten gunste van de uitvoerende. Zoals het Tweede Congres van de Communistische Internationale zei: “Het zwaartepunt van het huidige politieke leven is volledig en definitief uit het parlement verdwenen”.
Voor de arbeiders kan er geen sprake meer van zijn een plaats te veroveren binnen het kapitalisme, het gaat er om het omver te werpen omdat dit systeem niet meer in staat is hen duurzame hervormingen noch een lotsverbetering toe te staan.
Wat overblijft is een ideologische rol van het kiesrecht, die bepalend blijft. De misleidende rol van de parlementaire instellingen bestond reeds in de negentiende eeuw maar was toen bijkomstig, stond ten achter bij haar politieke functie. Vandaag is de misleiding de enige functie die nog overblijft voor de bourgeoisie: zij heeft ten doel te laten geloven dat de democratie het kostbaarste gedachtegoed is, dat het de uitdrukking is van de soevereiniteit van het volk, het komt neer op de vrijheid om zelf zijn uitbuiters te kiezen. De parlementaire democratie en vooral het bedrog van de democratische ideologie blijven het beste middel om het arbeidersbewustzijn te vergiftigen en het is het meest doeltreffende en gevaarlijkste ideologische wapen om het proletariaat te onderwerpen.
De aanvallen tegen de arbeiders gingen de laatste maanden steeds verder door en onmiddellijk na deze stembusslag zullen de proletariërs merken dat hun arbeids- levensvoorwaarden nog verder zullen aftakelen. De bourgeoisie probeert tijd te winnen om zo het moment van massaler confrontaties met het proletariaat uit te stellen. Ze moet steeds meer ideologische parades vinden en haar uiterste best doen om in de arbeidersklasse de ontwikkeling van het klassenbewustzijn over het bankroet van het kapitalistisch systeem af te remmen. Zoals we vorige maand nog schreven in onze pers in Frankrijk en in Nederland, “De stembusuitslag zal niets veranderen aan de toename van de anti-arbeiders aanvallen die door de nationale bourgeoisieën worden uitgevoerd, aan de versnelling van de aftakeling van de levensvoorwaarden van de proletariërs, aan de ontslagen, aan de bedrijfsdelocalisaties, aan de groei van de werkloosheid en de nepbaantjes, aan het snoeien in alle sociale begrotingen, aan de versnelde ontmanteling van de sociale bescherming. Het zijn allemaal producten van de crisis en verschijnselen van het bankroet van het kapitalistische systeem op wereldschaal.”
Tegenover de vrees voor de toekomst die in het centrum staat van de huidige bekommernissen van de arbeiders, ligt het antwoord niet op het terrein van de verkiezingen noch op dat van de democratie; het ligt in de ontwikkeling van de klassenstrijd, het enige terrein waarop de arbeiders de aanvallen van de bourgeoisie kunnen beantwoorden.
Wim & Lac / 6.06.2005
De bourgeoisie viert met veel praal het 175-jarig bestaan van de Belgische onafhankelijkheid. De herdenking van de grote gebeurtenissen uit ‘onze nationale geschiedenis’ stelt haar in staat om het ‘nationaal gevoel’ weer wat leven in te blazen, want dat heeft ze nodig om de bereidheid tot ‘offers uit solidariteit’ aan te moedigen net als de mobilisatie voor de verdediging van de nationale economie.
De bourgeoisie viert met veel praal het 175-jarig bestaan van de Belgische onafhankelijkheid. De herdenking van de grote gebeurtenissen uit ‘onze nationale geschiedenis’ stelt haar in staat om het ‘nationaal gevoel’ weer wat leven in te blazen, want dat heeft ze nodig om de bereidheid tot ‘offers uit solidariteit’ aan te moedigen net als de mobilisatie voor de verdediging van de nationale economie.
De arbeidersklasse heeft geen enkele reden om aan die herdenking deel te nemen. De Belgische staat vormde vanaf zijn oprichting een wapen tegen de arbeidersstrijd en al die 175 jaar zien we, dikwijls op bloedige wijze, de kenmerken die de Belgische staat al vanaf het begin had. Daarom is het voor de arbeiders belangrijk na te gaan onder welke voorwaarden de Belgische staat in 1830 ontstond en welke bijzondere kenmerken er uit voortvloeien, want die wegen nog altijd door op de klassenstrijd. Dat is de bedoeling van de vier artikelen die we aan dit onderwerp zullen wijden (1).
Bij iedere mislukte poging tot revolutie kunnen de reactionairen de contrarevolutie voorstellen als de overwinning van de revolutie (denk bijvoorbeeld aan het stalinisme dat zich in de Sovjet-Unie opdrong onder het mom van het ‘socialisme in één land’). Datzelfde zien we ook bij de ‘Belgische revolutie’: de vorming van de Belgische staat in 1830 was niet meer dan een pseudo-revolutionaire maskerade, of, beter gezegd, het werk van de contrarevolutie in een poging om de ontwikkeling van de productiekrachten in deze regio af te remmen.
We herinneren er aan dat vanuit proletarisch standpunt de geschiedenis niet dient om dingen goed te praten. Als we spreken van landen waarvan de vorming historisch noodzakelijk was en van anderen waarvan dit niet het geval was, is dat niet om het bestaan van de eersten te rechtvaardigen. We gaan hierbij uit van de krachtsverhoudingen tussen de klassen en niet van de moraal. Vanuit het standpunt van de revolutionaire arbeidersklasse heeft de vorming van sommige naties in de opgaande periode van het kapitalisme de ontwikkeling van de productieverhoudingen bevorderd en heeft ze sommige reactionaire krachten een slag toegebracht. In de huidige vervalperiode van het kapitalisme daarentegen kan geen enkele natie nog als vooruitstreven worden bestempeld.
De Franse revolutie had als taak de oude nationaliteit om te vormen tot een moderne kapitalistische natie. Ze had ook de middelen ter beschikking om te slagen in wat tot dan altijd door Engeland was verhinderd: van België een Franse provincie maken. De revolutie bereikte zelfs nog meer: het Spaans en Oostenrijks absolutisme had drie eeuwen lang vergeefs geprobeerd de lokale privileges van hun onderdanen in de Nederlanden af te schaffen. De revolutie maakte die privileges in één keer ongedaan. In plaats van de traditionele provincies vormden ze departementen. Alle afzonderlijke privileges van de provincies, de adel, de gilden en de kerk werden afgeschaft. Alle Belgen werden zonder onderscheid Fransen. Ze waren allemaal ‘gelijk’ en werden bestuurd in dezelfde taal, het Frans, waarin heel het openbaar leven werd geregeld. Het vooruitstrevend karakter van de Franse revolutie werd bevestigd door een enorme vooruitgang van de productiekrachten. Het feodalisme was als hinderpaal uitgeschakeld en de economie kon opbloeien. De Franse markt opende onbeperkte afzetgebieden, de eeuwenlange economische stilstand ruimde plaats voor een tijdperk van versnelde kapitalistische ontwikkeling, de ‘industriële revolutie’: het gebruik van machines en stoom, de opkomst van de manufacturen voor massa-productie en, in tegenstelling tot de vroegere ambachten, met een aanzienlijke arbeidskracht.
Met het kapitalisme groeide er na de burgerlijke revolutie een belangrijke industrie die grote legers van wapens moest voorzien. Daardoor nam het belang van ijzer en steenkool in het moderne productieproces sterk toe en de hoeveelheid steenkool en staal waarover men beschikte bepaalde in aanzienlijke mate de omvang van de kapitalistische productie. Buiten Engeland was er geen enkel land in Europa waar per inwoner zoveel steenkool werd ontgonnen als in België. Bovendien beschikte België over grote ijzervoorraden zodat de staalindustrie tot ontwikkeling kon komen. De uitverkoop van de bezittingen van de verbannen geestelijkheid en edellieden deed het aantal boeren met eigen grond toenemen. De suikerbietraffinaderijen introduceerden in de landbouw de industriële werkwijzen van het kapitaal. Beschut tegen de Engelse concurrentie kon de textielindustrie herleven en gemechaniseerd worden.
Die opmerkelijke industriële vooruitgang, die beslissende stap naar het kapitalisme, was slechts mogelijk dankzij de Franse revolutie en de aanhechting bij Frankrijk, die de Belgische industrie grote afzetgebieden gaf. Met de oude politieke en sociale structuren zou dat ondenkbaar geweest zijn.
Met de contrarevolutie van 1815 onder leiding van Rusland en Engeland werd besloten de kapitalistische ontwikkeling van Frankrijk tegen te gaan. Hiervoor werd België geneutraliseerd: het werd bij Holland gevoegd. Er werd voorzien dat Pruisen en Engeland tijdens oorlogen de fortenlinie langs de Belgische grens konden bezetten. De beide gebieden die nu verenigd werden vormden geen samenhangende eenheid. Onder Frans bestuur was het zuiden een industriegebied in volle ontwikkeling geworden. Het noorden daarentegen bleef een onafhankelijk koninkrijk tot het in 1810 bij Frankrijk werd gevoegd. Het noorden zat sinds de achttiende eeuw als handels- en koloniale macht in het slop en in het napoleontisch tijdperk verloor het voorgoed wat tot dan toe de voornaamste basis van zijn rijkdom was geweest, namelijk het merendeel van zijn kolonieën en overzeese markten in de oorlogen die het als bondgenoot van Napoleon tegen Engeland voerde. Daarom beschouwde de Nederlandse staat het zuiden na de eenmaking als een aanhangsel dat Nederland de kans moest geven de eigen noodzakelijke industrialisering uit te stellen. De staat haastte zich niet om voor het zuiden de protectionistische maatregelen te nemen die het broodnodig had om het hoofd te bieden aan de buitenlandse concurrentie en om markten te veroveren als afzetgebied voor zijn snel groeiende industrie. Uiteindelijk stond het bestuur vrijwel volledig onder controle van het noorden. Willem liet België opdraaien voor de enorme schulden van het noorden. Aanvankelijk kon de Belgische industrie zich nog blijven ontwikkelen dankzij de stimulans van haar ‘Franse periode’ en enkele protectionistische maatregelen door de Nederlandse regering. Maar vanaf 1828 verschenen de eerste symptomen van een overproductiecrisis. Zo was de Luikse gouverneur Sandberg ongerust over de buitengewone ontwikkeling van de productiemiddelen, “een ontwikkeling die over het algemeen minder is gebaseerd op de zekerheid van bestaande markten dan op de hoop die te vinden”. De faillissementen en de werkloosheid nemen toe (in 1828 leeft al 14,2 % van de bevolking van de liefdadigheid), de lonen volstaan niet meer om in leven te blijven en de voedselprijzen schieten omhoog.
Zo stonden de zaken ervoor vlak voor de ‘revolutie’ van 1830. Een economische ontwikkeling die sterk werd ondermijnd door de contrarevolutie die België van Frankrijk had losgemaakt; een economische crisis (1828-1830, in het kielzog van de grote crisis van 1825 in Engeland) die duidelijk de zware gevolgen van die belemmering toont; een brutale uitbuiting en een verschrikkelijke ellende onder de arbeidersklasse.
Begin 1830 beperkte de Belgische bourgeoisie (op enkele onbetekenende fracties na) zich tot een oppositie binnen de Nederlandse staat om een aantal politieke, economische en religieuze eisen ingewilligd te krijgen. Maar op 27 juli 1830 breekt in Parijs een volksopstand uit die al snel successen boekt. Het enthousiasme van de Belgische bevolking voor de Parijse gebeurtenissen is groot en het gistingsproces breidt zich uit onder de arbeiders. Vanaf 22 augustus verschijnen in Brussel affiches op de muren die voor de 25ste van die maand revolutie aankondigen. Op de avond van de 23ste woelt het oproer onder impuls van werkloze wevers en typografen. Het is geen ‘nationale’ beweging: men roept ‘Leve Frankrijk’, men zingt de Marseillaise, er wordt gezwaaid met de Franse driekleur en er verschijnen ook rode vlaggen. De 24ste en 25ste breidt de arbeidersopstand zich uit. Winkels worden geplunderd, de nieuwe machines in de textielfabrieken worden vernield, de stad bezet, de Franse vlag wordt op het stadhuis gehesen. Wapens en munitie worden verdeeld, het leger wordt teruggedreven en schiet alleen bij uitzondering. Niemand maakt zich op dat ogenblik druk over een ‘Belgisch vaderland’.
Maar dan “beslissen een aantal bourgeois met eigen middelen te handelen omdat ze hun bezittingen bedreigd zien. Op de avond van de 26ste komen ze bijeen op de Grote markt, ze vormen vrijwilligerskorpsen die de driekleur van de Brabantse opstand (zwart-geel-rood) als vaandel nemen. [...] Onmiddellijk worden maatregelen genomen om te verhinderen dat de beweging een anti-nationaal karakter zou krijgen” (2). De Belgische bourgeoisie zag in dat ze het onderspit zou kunnen delven als ze trouw bleef aan de Nederlandse macht. Wanneer ze daarentegen de Belgische staat zou uitroepen, dan kon ze de arbeidersopstand ontkrachten en inkapselen in de vorm van een ‘nationale revolte’. Het moet haar worden nagegeven dat ze de zaken goed aanpakte. De 26e en 27e organiseert de burgerwacht een bloedige repressie. Er vallen een dertigtal doden en honderden arbeiders worden aangehouden. Daarna gebruikt de bourgeoisie, slim en cynisch als ze is, de arbeiders als kanonnenvlees in de septembergevechten tegen de Hollanders om de definitieve oprichting van de Belgische staat mogelijk te maken.
De ‘geestelijke vaders van België’ lieten de arbeiders al neermaaien toen ze zelf nog maar enkele uren eerder hun ‘nationale vlag’ hadden ontdekt; deze bourgeois vertegenwoordigen in werkelijkheid alleen de contrarevolutie van binnenuit. In feite zijn de grootmachten van Europa de werkelijke oprichters van de Belgische natie en staat. De oprichting van een onafhankelijke, kleine, zwakke en ongevaarlijke natie bevestigde de afscheiding van Frankrijk en vormde meteen een volgzaam steunpunt tegen het ‘Frans expansionisme’. Het valt dan ook gemakkelijk te begrijpen dat de vertegenwoordiger van Groot-Brittannië, burggraaf Palmerston, de ‘enige loyale verdediger van de Belgische zaak’ was. Niet zonder zwarte humor werd hij de ‘vader van België’ genoemd (ibid., p. 566).
Kortom, de oprichting van de Belgische staat is het negatieve werk, de giftige vrucht van alleen de contrarevolutie, die de historische ontwikkeling zoveel mogelijk tegenhoudt. Maar heeft de oprichting van deze nieuwe staat niet ook een zekere ontwikkeling van de productiekrachten, van industrie en handel mogelijk gemaakt?
1) Zeker, de contrarevolutie kon niet verhinderen, dat toen de archaïsche en feodale structuren waren omvergeworpen, dat het zaad dat de revolutie had ontkiemde. Al wat ze kon doen was het ene deel van de revolutie te isoleren van het andere, het op te sluiten in een te eng kader, dat juist ongunstig was voor de industrialisering en de instelling van moderne sociale verhoudingen. De geschiedenis bewijst inderdaad dat de Belgische staat niet het resultaat was van een revolutie, maar van een contrarevolutie, die aan de Franse revolutie haar Belgische provincie ontnam. Men kan de volgende vergelijking maken: wanneer het Ruhrgebied gescheiden zou worden van Duitsland zou het zeker nog geïndustrialiseerd zijn, maar op een veel minder intensieve manier dan nu dankzij het bestaan van één enkele Duitse economische en politieke eenheid.
2) Wat betreft de industrialisatie heeft de contrarevolutie één deel van de andere geïsoleerd om het op te sluiten binnen enge grenzen en om zijn ontwikkeling af te remmen. De industrialisatie van België zou een nieuw en sociaal vooruitstrevend feit zijn geweest als men enkel de structuren van nà 1830 vergelijkt met die van 1789, toen absolutisme en feodalisme nog heersten. Maar de instelling van een modern, zelfs burgerlijk systeem in België is niet te danken aan de oprichting van de Belgische staat in 1830. Er heerste in deze provincie al veel eerder een burgerlijke staat en de industrialisatie die daarvan het gevolg was was aanzienlijk, want België was één van de meest geïndustrialiseerde gebieden op het Europese vasteland.
De contrarevolutionaire aard van de vorming van de Belgische staat wordt ook duidelijk als we de gebeurtenissen in België vergelijken met die in Polen, waar in dezelfde periode een beweging op gang kwam. Marx en Engels hebben met betrekking tot Polen het begrip van de ‘noodzakelijke natie’ ontwikkeld, een begrip die ze niet van toepassing achtten op de Belgische staat. De redenen waarom een Poolse staat vanuit revolutionair standpunt noodzakelijk was zijn vooral de volgende: enerzijds zou de revolutionaire oprichting van een Poolse staat het broze contrarevolutionaire evenwicht dat heerste in Centraal en Oost-Europa aan het wankelen hebben gebracht; anderzijds zou de onafhankelijkheid van Polen de instelling van moderne sociale en productieverhoudingen in dat land mogelijk maken, terwijl de contrarevolutie het behield als achtergebleven landbouwland (de feodale aristocratie van grootgrondbezitters was de bondgenoot van de buitenlandse onderdrukking).
Die voorwaarden komen in feite op één enkele kwestie neer: in dat deel van Europa stond de burgerlijke revolutie met de oprichting van nationale staten nog op de revolutionaire dagorde. Daarom probeerde de georganiseerde Europese contrarevolutie met alle middelen de beweging in Oost-Europa tegen te houden. Die voorwaarden bestonden daarentegen niet voor België. De oprichting van een Belgische staat en natie zou geen enkele internationale verschuiving veroorzaken, integendeel. En verder bracht ze evenmin een verschuiving in de sociale en productieverhoudingen in het land zelf mee. De Belgische natie van 1830 was volslagen kunstmatig, en dat zou belangrijke gevolgen hebben voor haar verdere ontwikkeling.
J. Janssens en Jos
(1) We verwijzen de lezer naar de artikelenreeks ‘La nation et l’Etat belge produits de la contre-révolution’ en het boek ‘La Belgique, Etat constitutionnel modèle’, gepubliceerd door ‘Le Fil du Temps’. De studiekring ‘Fil du Temps’ van Roger Dangeville splitste zich af van de PCInt in de jaren 60. Dangeville maakte enige tijd deel uit van de discussiekring op initiatief van Maximilien Rubel die voortkwam uit de Gauche Communiste de France. Zie ook ons boek over de Italiaanse Communistische linkerzijde.
(2) F. Van Kalken, Historie de Belgique, p. 544, vet van ons.
Minstens duizend doden en ongeveer tweeduizend gewonden, duizenden vluchtelingen die gevlucht zijn naar het buurland Kirghizstan, dat is de verschrikkelijke balans, die we tot nog toe opmaken van de wrede repressie die het Oezbeekse leger uitvoerde tegen het volksoproer (1) dat op 13 mei plaatsvond in meerdere Oezbeekse steden van de Ferghana-vallei, met name in Andijan, Pakhtabad en Kara Su. Het leger aarzelde niet om pantservoertuigen te gebruiken, helikopters in te zetten en met de zware mitrailleurs te schieten op een betoging die tienduizenden mensen op de been had gebracht waaronder veel vrouwen en kinderen. Het leger heeft de schoot de gewonden dood met een kogel in het hoofd en de politieke politie is overgegaan tot honderden lukrake arrestaties en aanhoudingen. Geheel in de traditie van het Russische stalinisme deed de regering van de despoot Karimov er alles aan om de feiten te vervalsen. Vanaf het begin van het oproer werden de media gemuilkorfd om vervolgens het bloedbad voor te stellen als het antwoord op een islamistische gewapende opstand. Deze versie werd aanvankelijk door de Amerikaanse, Russische, Chinese en Europese regeringen overgenomen om daarna wat ‘kritischer’ te worden toen getuigenissen van sommige overlevenden van deze tragedie begonnen te circuleren. Om hun belangen van imperialistische schurken te verdedigen ondersteunen de grote democratieën met het meest abjecte cynisme het machtsmisbruik van Karimov, begaan in naam van de strijd tegen het terrorisme, terwijl ze hem ondertussen vriendelijk verzoeken toch enkele democratische hervormingen door te voeren (2). Verontwaardiging veinzend, zoals na elke moordpartij die voortvloeit uit de barbarij van het kapitalisme, eisen de internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de OSCE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) en meerdere niet-gouvernementele organisaties een onderzoek. Tegenover dergelijke leugens en tegenover de burgerlijke propaganda die deze gebeurtenissen afdoet als ‘gevaar van het terrorisme’ of ‘bloeddorstigheid van de tiran Karimov’, is het nodig te begrijpen dat deze bloedige repressie alleen kan worden verklaard als uitvloeisel van de erfenis van het stalinisme, van de tendens tot ontbinding van de kapitalistische maatschappij, en van de chaos die dit wordt veroorzaakt door de oplopende militaire spanningen tussen de verschillende staten op wereldschaal en met name ook in Centraal-Azië, dat hierin een strategische zone vormt.
Historisch werden de republieken van Centraal-Azië in 1924 door Stalin in het leven geroepen. De ‘opdeling’ vond feitelijk plaats op dezelfde wijze waarop Frankrijk te werk ging met zijn bezittingen in zwart Afrika toen het in de negentiende eeuw zijn koloniale veroveringen maakte. Dit ambachtelijke mozaïek hield stand door de stalinistische terreur die over de bevolking werd uitgeoefend tot aan het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de onafhankelijkheid van de Centraal-Aziatische republieken in 1991. Met het verdwijnen van dit ijzeren korset ging er een ware doos van Pandora open. De absurde geografische indeling die achterbleef na het uiteenspatten van de Sovjet-Unie maakte van de rijkste en meest bevolkte regio, de vallei van Ferghana, een betwiste plek: opgedeeld tussen Oezbekistan, Kirghizistan en Tadjikistan, versneden in ontelbare enclaves voorbestemd voor grensconflicten, vormt het een permanente haard van etnische en religieuze conflicten. Deze verwikkelingen kunnen enkel uitlopen op conflicten zoals in de Kaukasus. In 1990 bijvoorbeeld vielen er honderden doden bij het geweld tussen Oezbeken en Kirghizen in Zuid-Kirghizistan en in de burgeroorlog in Tadjikistan vielen tussen 1992 en 1997 50.000 doden. Het risico van etnische botsingen is voortdurend aanwezig, des te meer omdat er tussen de drie republieken van de Ferghana-vallei getwist wordt om de verdeling van de grond, het water en over van de controle over smokkel van wapens en drugs afkomstig uit het naburige Afghanistan. In deze chaotische context heeft de oorlog in Afghanistan, waarin de noordelijke Alliantie tegenover de Taliban stond, een belangrijke weerslag gehad op Centraal-Azië, voornamelijk door de ontwikkeling van een veelheid van islamistische groepen die de rivaliteiten en spanningen tussen de verschillende republieken nog versterken en een deel van de bevolking meesleuren in nieuwe slachtpartijen. Deze toestand is bijzonder dramatisch voor de gewone bevolking en werd nog verergerd door het autoritaire beheer van deze staten omdat het merendeel van deze leiders oude stalinistische apparatschiks zijn. In Oezbekistan is het de familieclan van Karimov en zijn getrouwen die zich meester maakten van de sectoren die de rijkdom voortbrengen, voornamelijk grondstoffen, en de corruptie is er heer en meester. De bevolking leeft van 10 tot 20 dollar per maand, en het Bruto Intern Product per inwoner is sinds 1998 met meer dan 40% gedaald. De bevolking zit bijgevolg klem, kan nog kiezen tussen pest en cholera, de oude stalinistische peetvaders steunen of één van de talrijke nieuwe islamistische mantelorganisaties achterna lopen. Deze verpaupering van de bevolking, met op de achtergrond het uiteenvallen van de republieken van Centraal-Azië, zelf een uitvloeisel van de ontbinding van het kapitalisme, maakt van deze regio een waar kruitvat.
De Amerikaanse interventie in 2001 in Afghanistan, in naam van de oorlog tegen het terrorisme, versnelt deze destabilisering nog aanzienlijk. Des te meer omdat Uncle Sam zich er niet om bekommert vrede in deze regio te brengen, maar er zijn leiderschap verdedigt. “De Verenigde Staten installeren zich in Centraal-Azië met de bedoeling daar ook te blijven, niet alleen in Afghanistan maar ook in de twee naburige voormalige sovjetrepublieken (Tadjikistan en Oezbekistan). Dit betekent een duidelijke dreiging richting China, Rusland, India en Iran. Maar de draagwijdte van de gebeurtenis is nog diepgaander: het is een stap in de richting van een omcirkeling van de Europese grootmachten een herhaling van de oude politiek van ‘indijking’ die ook al op de Sovjet-Unie werd toegepast. De hoge bergen van Centraal-Azië maken een strategische controle mogelijk over het Midden-Oosten en over de oliebevoorrading, een belangrijk element voor de economie en de militaire actie van de Europese naties”. (Internationale Revue, Engels, Frans en Spaanstalige uitgave, nr. 108, november 2001).
Zo kwam Eurazië de laatste jaren in de vuurlinie te liggen van de imperialistische schurken. De Amerikanen gaven vele miljoenen dollars uit voor de installatie van militaire bases voor hun interventie in Afghanistan en voor de controle over de regio. (Volgens de Amerikaanse pers maakt de CIA zelfs gebruik van de Oezbeekse kennis van zaken in het martelen want ze brengt er met speciale vliegtuigen aangehouden ‘terroristen’ uit Irak en Afghanistan naar toe om deze te laten ondervragen). Tegenover dit offensief in zijn achtertuin heeft Rusland zijn eigen bases in de regio versterkt, voornamelijk in Kirghizistan en in Tadjikistan, en China heeft nieuwe militaire uitrustingen voor het Kirghizisch leger betaald, in de hoop binnenkort in deze strategische zone militaire voet aan de grond te kunnen zetten. Dit militaire opbod brengt alles behalve stabiliteit, zoals te zien aan de huidige chaos in Irak en Afghanistan en het anti-Amerikaanse verzet dat blijft toenemen. In plaats van zich terug te trekken kunnen de Verenigde Staten niet anders dan hun militaire aanwezigheid nog opvoeren. Deze vlucht vooruit wordt nog gevoed door de rivaliserende mogendheden. Voor de bevolking van Centraal-Azië dragen al deze uitingen van de ontbinding van het kapitalisme de kiemen in zich van nog meer barbarij en chaos, van nieuwe slachtpartijen, hetzij in etnische of militaire conflicten, hetzij via de bloedige onderdrukking van sociale oproer, zoals we die onlangs zagen in Oezbekistan.
Donald / 24.5.2005
(1) Het lijkt waarschijnlijk dat het uitbarsten van het oproer enerzijds het gevolg is van een omvangrijke economische aanval door de regering (instelling in april van nieuwe dwangmaatregelen voor kleinhandelaars op straat terwijl de zwarte markt de enige economische long blijft, gezien de massale werkloosheid de enige mogelijke activiteit voor miljoenen Oezbeken die proberen te overleven) en anderzijds het proces tegen 23 kleine ondernemers die beschuldigd werden van islamisme. De bevolking kwam toen op straat om ‘recht’ en ‘vrijheid’ te eisen, met daartussen politieke oppositiegroepen tegen de regering, waaronder bepaalde islamistische groepen.
(2) Hoewel de Amerikaanse regering voorlopig Karimov steunt kan het niet worden uitgesloten deze, zodra ze in staat zijn om een politieke oppositie tegen hem van de grond te krijgen, zich van deze stalinistische marionet zullen ontdoen net als ze dat eerder deden in Georgië, Oekraïne en Kirghizistan, wat beter overeen zou stemmen met de rechtvaardiging van hun huidige militaire interventies gebaseerd op vrijheid en democratie voor de nog onderdrukte volkeren.
We publiceren hier uittreksels uit de resolutie over de internationale situatie die goedgekeurd werd op het onlangs gehouden zestiende congres van de IKS. Het gaat om het laatste deel van de resolutie die betrekking heeft op de evolutie vandaag van de krachtsverhouding tussen de klassen. Geïnteresseerde lezers kunnen de integrale tekst van deze resolutie terugvinden in het volgende nummer van de Internationale Revue, dat in het derde kwartaal van 2005 zal verschijnen.
Het argument dat het kapitalisme een systeem in verval is, wordt vaak bekritiseerd omdat het zou leiden tot fatalisme – het idee van een automatische ineenstorting en een spontane omverwerping door de arbeidersklasse, waarbij er niet de minste behoefte meer zou bestaan aan de tussenkomst van een revolutionaire partij. In werkelijkheid heeft de bourgeoisie getoond dat ze niet zal toelaten dat haar systeem economisch ineenstort. Desalniettemin zal het kapitalisme, als het aan zijn eigen dynamiek overgelaten wordt, zichzelf vernietigen in een reeks oorlogen en andere rampen. In die zin is het ‘fataal gedoemd’ te verdwijnen. Maar er bestaat geen enkele zekerheid dat het antwoord van het proletariaat opgewassen zal zijn tegen wat er op het spel staat. Dat is geen ‘fataliteit’ die vooraf al ingeschreven staat in de geschiedenis. Zoals Rosa Luxemburg in 1916 schreef in het inleidend hoofdstuk van de Juniusbrochure:
“Het socialisme is de eerste volksbeweging van de wereldgeschiedenis die zich tot doel stelt, en die door de geschiedenis is geroepen, om in het sociale doen en laten van de mensen een bewuste zin, een planmatige gedachte en daarmee de vrije wil in te voeren. Daarom noemt Friedrich Engels de definitieve overwinning van het socialistische proletariaat een sprong van de mensheid uit het dierenrijk in het rijk van de vrijheid. Ook deze ‘sprong’ is aan ijzeren wetten van de geschiedenis, aan duizend treden van een voorafgaande, martelende en al te trage ontwikkeling gebonden. Maar hij kan nooit worden volbracht, wanneer uit de hele door de ontwikkeling bijeengedragen stof van materiële voorwaarden niet de ontbrandende vonk van de bewuste wil van de grote volksmassa opspringt. De overwinning van het socialisme zal niet als een noodlot uit de hemel komen vallen. Zij kan alleen door een lange keten van geweldige krachtmetingen tussen de oude en de nieuwe machten worden veroverd, krachtmetingen waarin het internationale proletariaat onder de leiding van de sociaal-democratie leert en probeert zijn lotgevallen in eigen hand te nemen, het roer van het maatschappelijke leven te bemachtigen, uit een willoze speelbal van zijn eigen geschiedenis, er de doelbewuste leider van te worden.”
Het kommunisme is dus de eerste maatschappij waarin de mensheid op bewuste wijze meester is over haar productief vermogen. En zoals in de proletarische strijd doel en middelen niet van elkaar gescheiden kunnen worden, zo kan de beweging naar het kommunisme niets anders zijn dan de “zelfstandige beweging van de overstelpende meerderheid in het belang van de overstelpende meerderheid” (Het Kommunistisch Manifest): verdieping en uitbreiding van het klassenbewustzijn zijn een onmisbare maatstaf van de vooruitgang naar de revolutie en naar de definitieve vervanging van het kapitalisme. Dat proces is noodzakelijkerwijze uiterst moeilijk, ongelijk en heterogeen, omdat het gebeurt met een uitgebuite klasse die geen enkele economische macht bezit in de oude maatschappij en die voortdurend onderworpen blijft aan de ideologische heerschappij en aan de manipulaties van de heersende klasse. Op geen enkele manier kan dit proces op voorhand gewaarborgd zijn. Er bestaat integendeel de reële mogelijkheid dat het proletariaat, geconfronteerd met de ontzagwekkendheid van een taak die zijns gelijke niet kent, er niet in slaagt zich tot het niveau te verheffen van zijn historische verantwoordelijkheid, met alle vreselijke gevolgen die dit zou meebrengen voor de mensheid.
Het hoogste punt dat tot nu toe door het klassenbewustzijn bereikt werd, was de opstand van Oktober 1917. Dit is door de geschiedschrijvers van de bourgeoisie, evenals door de alle bleke afspiegelingen daarvan in het anarchisme en de ideologieën die eraan verbonden zijn steeds met grote stelligheid verworpen geworden. Voor hen was Oktober 1917 gewoon een putsch van machtsgeile bolsjewieken. Oktober vertegenwoordigt binnen het proletariaat echter de erkenning dat er voor de mensheid in haar geheel geen andere uitweg bestaat dan de revolutie door te voeren in alle landen. Nochtans is dit inzicht niet voldoende diep en breed verankerd in het proletariaat. De revolutionaire golf van toen is mislukt omdat de arbeiders van de wereld, vooral die van Europa, niet in staat waren een globaal politiek inzicht te ontwikkelen dat hen in staat zou gesteld hebben op adequate wijze de taken op te nemen die hen opgelegd werden door de nieuwe periode van oorlogen en revoluties die in 1914 aangebroken was. Het gevolg was dat de arbeidersklasse vanaf het eind van de jaren 1920 begon aan de langste en diepste terugval die zij in haar geschiedenis ooit beleefd heeft, niet zozeer op het vlak van de strijdwil, want in de jaren 1930 en 1940 waren er momenten waarop de strijdwil van de klasse tot explosie kwam, maar vooral op het vlak van het bewustzijn, omdat de arbeidersklasse zich op politiek vlak actief liet meeslepen in de antifascistische programma’s van de bourgeoisie, zoals in 1936-39 in Spanje, of in 1936 in Frankrijk, of in de verdediging van de democratie en het stalinistisch ‘vaderland’ gedurende de tweede wereldoorlog. Die diepe terugval in haar bewustzijn heeft zich uitgedrukt in het haast volledig verdwijnen van de revolutionaire minderheden in de jaren 1950.
De historische heropkomst van de strijd in 1968 heeft het perspectief op lange termijn van de proletarische revolutie terug op de dagorde geplaatst, maar dat was slechts voor een kleine minderheid van de klasse een uitdrukkelijk en bewust feit, dat zich weerspiegelde in het herboren worden van de revolutionaire beweging op wereldschaal. In de strijdgolven tussen 1968 en 1989 werden belangrijke stappen gezet op het vlak van het bewustzijn, maar ze neigden ertoe zich te situeren op het vlak van de onmiddellijke strijd (kwesties inzake uitbreiding, organisatie enz.). Hun zwakste punt was het gebrek aan politieke diepgang, wat deels een uitdrukking was van de vijandigheid tegenover politiek als gevolg van de stalinistische contrarevolutie. Op politiek vlak was de bourgeoisie ruimschoots bij machte haar eigen uitkomsten op te leggen, eerst door het vooruitzicht te bieden op een verandering door het installeren van links in de regering (1970) en dan door links in de oppositie op te dragen de strijd van binnen uit de saboteren (jaren 1980). De strijdgolf van de jaren 1968 tot 1989 was wel in staat de gang naar wereldoorlog te versperren, maar omdat ze niet in staat was haar historische, politieke dimensie te ontwikkelen, heeft ze de overgang bepaald naar de fase van ontbinding. De historische gebeurtenis die deze overgang markeert –de ineenstorting van het Oostblok– was tegelijk een gevolg van de ontbinding en een factor die haar versterkte. De dramatische veranderingen die er gekomen zijn aan het einde van de jaren 1980 waren tegelijk het product van de politieke moeilijkheden van het proletariaat en –omdat ze aanleiding waren tot een propagandaoorlog rond de dood van het kommunisme en van de klassenstrijd – waren ze ook een sleutelelement dat geleid heeft tot een zware terugval van het bewustzijn in de klasse, tot op het punt waarop het proletariaat zelfs zijn eigen fundamentele klassenidentiteit uit het oog verloor. De bourgeoisie is er dus in geslaagd haar finale overwinning uit te roepen over de arbeidersklasse en deze laatste is er tot op heden niet in geslaagd om met voldoende kracht die bewering te ontkrachten.
Ondanks al die moeilijkheden betekende de periode van terugval geenszins “het einde van de klassenstrijd”. De jaren 1990 werden doorkruist door een aantal bewegingen die aantoonden dat het proletariaat nog intacte strijdwil in reserve had (bv. in 1992 en 1997). Maar geen enkele van die bewegingen vertegenwoordigde een echte verandering op het vlak van het bewustzijn. Vandaar het belang van de recentere bewegingen die, hoewel ze geen spectaculaire impact hebben of het gevoel geven van de ‘grote vooravond’ zoals 1968 in Frankrijk, toch een keerpunt vertegenwoordigen in de krachtsverhouding tussen de klassen. De gevechten in 2003-2005 vertonen volgende kenmerken:-ze treffen belangrijke sectoren van de arbeidersklasse in de landen van het centrum van het wereldkapitalisme (zoals Frankrijk in 2003);-ze geven blijk van zorg om kwesties die explicieter politiek zijn, in het bijzonder de kwestie van de pensioenen die het probleem stelt van de toekomst die de kapitalistische maatschappij voor ons allen in petto heeft;-ze gaven het herverschijnen te zien van Duitsland als centraal punt voor de arbeidersstrijd, voor het eerst sinds de revolutionaire golf van begin vorige eeuw;-de kwestie van de klassensolidariteit werd op bredere en meer expliciete wijze gesteld dan ooit in de gevechten van de jaren 1980, in het bijzonder tijdens de recentste bewegingen in Duitsland.-ze vallen samen met de opkomst van een nieuwe generatie elementen die op zoek zijn naar politieke duidelijkheid. Die nieuwe generatie manifesteert zich tegelijk in een nieuwe toestroom van openlijk gepolitiseerde elementen en ook in nieuwe groepen arbeiders die voor ’t eerst de strijd aangaan. Zoals gebleken is op bepaalde belangrijke manifestaties, is zich de sokkel aan het vormen voor de eenheid tussen de nieuwe generatie en de ‘generatie van 68’ –zowel de politieke minderheid die de kommunistische beweging in de jaren 1960 en 1970 heropgebouwd heeft en de bredere lagen arbeiders die de rijke ervaring van de klassenstrijd tussen 1968 en 1989 meegemaakt heeft.-in tegenstelling tot de visie van het empirisme die alleen de oppervlakte van de werkelijkheid kan zien en blind blijft voor de diepere onderliggende tendensen, werd de ondergrondse rijping van het bewustzijn niet uitgeschakeld door de algemene terugval van het bewustzijn sinds 1989. Het is een kenmerk van dat proces dat het zich in het begin alleen manifesteert in een minderheid, maar de verbreding van die minderheid is de uitdrukking van de vooruitgang en de ontwikkeling van een breder fenomeen in de klasse. Na 1989 zagen we al een kleine minderheid gepolitiseerde elementen die zich vragen stelde over de campagnes van de bourgeoisie rond ‘de dood van het kommunisme. Die minderheid wordt nu versterkt door een nieuwe generatie die ongerust is over de richting waarin de burgerlijke maatschappij in het algemeen evolueert. Op het meest algemene niveau drukt dit het feit uit dat het proletariaat niet verslagen is, en dat het historisch vooruitzicht op massale klassenconfrontaties dat in 1968 geopend werd, gehandhaafd blijft. Maar op een specifieker vlak maken het ‘keerpunt’ van 2003 en het verschijnen van een nieuwe generatie van zoekende elementen duidelijk dat het proletariaat aan het begin staat van een nieuwe poging om een aanval te lanceren tegen het kapitalistisch systeem, na de mislukking van de poging uit de jaren 1968-1989.
-Hoewel het proletariaat dagelijks geconfronteerd wordt met de schijnbaar ‘elementaire’ taak zijn klassenidentiteit te bevestigen, schuilt achter dat probleem het perspectief van een veel ineengrijpender mengsel van onmiddellijke en politieke strijd. De kwesties die door de strijd in de fase van ontbinding opgeworpen worden, zullen steeds ‘abstracter’ lijken, maar in feite zijn het globalere kwesties zoals de noodzaak van klassensolidariteit tegen de alomtegenwoordige versnippering, de aftakeling van de verzorgingsstaat, de alomtegenwoordigheid van oorlog, de dreiging die wereldwijd op het milieu weegt – kortom, de kwestie van de toekomst die deze maatschappij ons nog kan bieden, en dus de kwestie van een ander type maatschappij.
Binnen dit proces van politisering zijn er twee elementen die tot nu toe een eerder afremmende invloed op de klassenstrijd hadden, die van nu af steeds belangrijker zullen worden als stimulansen voor de komende bewegingen: de kwestie van de massale werkloosheid en de kwestie van de oorlog.
Tijdens de strijd in de jaren 1980, toen de massale werkloosheid steeds meer een feit werd, bereikten noch de strijd van de werkende arbeiders tegen de opgelegde ontslagen, noch het verzet van de werklozen op straat een opmerkelijk niveau. Er is toen geen enkele werklozenbeweging geweest die vergeleken kan worden met het niveau dat bereikt werd in de jaren 1930, terwijl dat toch een periode was van zware nederlaag van de arbeidersklasse. In de recessies van de jaren 1980 hadden de werklozen af te rekenen met een vreselijke versnippering, vooral bij de jonge generatie van proletariërs die geen enkele arbeidservaring had en nooit collectieve strijd had meegemaakt. Ook al voerden de werkende arbeiders grootschalige strijd tegen de ontslagen, zoals in de mijnsector in Groot-Brittannië, dan werd de negatieve uitkomst van die bewegingen door de heersende klasse gebruikt om de gevoelens van gelatenheid en wanhoop op te drijven. Dat is recent nog gebleken bij de reactie op het failliet van de Rover autofabrieken in Groot-Brittannië, waar de enige ‘keuze‘ die de arbeiders geboden werd er een was tussen deze of gene combinatie van nieuwe eigenaars om het bedrijf verder te laten bestaan. Maar omdat de speelruimte van de bourgeoisie inkrimpt en zij steeds minder in staat is de werklozen een bestaansminimum te garanderen, is de kwestie van de werkloosheid gedoemd zich te ontwikkelen tot een aspect dat veel subversiever is, dat de solidariteit tussen werkenden en werklozen bevordert, en dat de klasse als geheel ertoe aanzet dieper en actiever na te denken over het failliet van dit systeem.
We kunnen dezelfde dynamiek vaststellen met betrekking tot de kwestie van oorlog. In het begin van de jaren 1990, zorgden de eerste grote oorlogen van de ontbindingsfase (Golfoorlog, Balkanoorlogen) eerder voor een versterking van de gevoelens van onmacht die opgewekt waren door de campagnes rond de ineenstorting van het Oostblok, toen de voorwendsels van ‘humanitaire inmenging’ in Afrika of in de Balkan nog een schijntje geloofwaardigheid konden hebben. Sinds 2001 en de ‘oorlog tegen het terrorisme’ echter zijn de leugens en schijnheiligheid waarmee de bourgeoisie de oorlog goedpraat steeds doorzichtiger, ook al heeft de ontwikkeling van enorme pacifistische bewegingen de vraagstelling die daaromheen ontstaan is grotendeels verdronken. Bovendien hebben de oorlogen van vandaag een steeds groter impact op de arbeidersklasse, ook al blijft die invloed grotendeels beperkt tot de landen die rechtstreeks bij die conflicten betrokken zijn. In de Verenigde Staten gaat het om het groeiend aantal families die geconfronteerd worden met proletariërs in uniform die gewond of gedood worden, maar nog veel meer met de reusachtige economische kosten van de militaire avonturen, die even hard gestegen zijn als het sociaal loon gedaald is. En naarmate het steeds duidelijker wordt dat de militaristische tendensen van het kapitalisme zich slechts verder ontwikkelen in een als maar opgaande spiraal, maar dat de heersende klasse er steeds minder controle over heeft, zullen de problemen van de oorlog en hun verband met de crisis ook leiden tot een diepere en bredere overdenking van wat er historisch op het spel staat.
Op paradoxale wijze is de onmetelijkheid van die kwesties één van de voornaamste redenen waarom de huidige terugkeer van de strijd zo beperkt en zo weinig spectaculair lijkt, vergeleken bij de bewegingen die de heropkomst kenmerkten van het proletariaat aan het einde van de jaren 1960. Tegenover de grote problemen zoals de economische wereldcrisis, de vernietiging van het milieu op wereldvlak, of de spiraal van het militarisme, kan de dagelijkse verdedigingsstrijd onaangepast en machteloos lijken. Aan de ene kant weerspiegelt dit het reële inzicht dat er geen oplossing bestaat voor de tegenstellingen die het kapitalisme vandaag omknellen. Maar terwijl de bourgeoisie in de jaren 1970 nog kon beschikken over een hele waaier misleidingen over de mogelijkheden om een beter leven te verzekeren, lijken de pogingen die de bourgeoisie vandaag doet om te doen geloven dat we in een periode van ongeziene groei en voorspoed leven op het wanhopige ontkennen door een man in doodsnood die zijn nakende dood niet onder ogen kan zien. Het verval van het kapitalisme is de periode van sociale revoluties omdat de strijd van de uitgebuiten niet kan leiden tot enige verbetering van hun bestaan. Hoe moeilijk het ook kan zijn over te stappen van het defensieve naar het offensieve niveau van de strijd: de arbeidersklasse heeft geen andere keuze dan die moeilijke en schrikbarende sprong te wagen. Zoals alle kwalitatieve sprongen wordt hij voorafgegaan door een hele reeks kleine, voorbereidende stappen, van stakingen voor brood tot vorming van kleine discussiegroepen overal ter wereld.
Geconfronteerd met dit perspectief van politisering van de strijd hebben de revolutionaire organisaties een unieke en onvervangbare rol te vervullen. Nochtans heeft de samenloop van de groeiende gevolgen van de ontbinding met de zeer oude zwakheden op theoretisch en organisatorisch vlak en het opportunisme dat heerst in de meerderheid van de proletarische politieke organisaties al duidelijk gemaakt dat de meeste van die groepen niet bij machte zijn aan de vereisten van de geschiedenis te beantwoorden. Dat wordt nog het duidelijkst geïllustreerd door de negatieve dynamiek waarin het IBRP sinds enkele tijd wordt meegesleurd. Niet alleen omdat het volstrekt niet in staat is om de betekenis van de nieuwe fase van ontbinding te begrijpen, verbonden met zijn verlaten van een theoretisch sleutelbegrip zoals het verval van het kapitalisme, maar op een nog vernietigender wijze omdat het de spot drijft met de fundamentele normen van proletarische solidariteit en gedrag, met haar flirt met het parasitisme en het avonturisme. Die regressie is des te erger omdat vandaag de premissen bestaan voor de opbouw van de kommunistische wereldpartij. Tezelfdertijd legt het feit dat de groepen van het proletarisch politiek milieu zichzelf diskwalificeren in het proces dat leidt tot de vorming van de klassenpartij nog eens de nadruk op de cruciale rol die de IKS te spelen heeft in dat proces. Het wordt steeds duidelijker dat de toekomstige partij niet het product zal zijn van een ‘democratische’ optelling van verschillende groepen van het milieu, maar dat de IKS al het skelet vormt van de toekomstige partij. Maar opdat de partij echt vlees zal worden, moet de IKS bewijzen dat zij opgewassen is tegen de taak die de ontwikkeling van de klassenstrijd en het verschijnen van een nieuwe generatie zoekende elementen haar opleggen.
IKS, voorjaar 2005
In Internationalisme, nr. 319 hebben we gezien hoe de Belgische natie en staat die in 1830 ontstonden een contrarevolutionaire en kunstmatige schepping waren, uitgedokterd door de grootmachten van die tijd. Ze vormden een benepen en niet-progressief kader dat de industrialisatie en de invoering van moderne sociale verhoudingen geenszins bevorderde. Dat zou zwaar doorwegen op de latere ontwikkeling van België in de loop van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, ondanks de economische groei die het land kende in het kader van de internationale expansie van het kapitalisme.
In Internationalisme, nr. 319 hebben we gezien hoe de Belgische natie en staat die in 1830 ontstonden een contrarevolutionaire en kunstmatige schepping waren, uitgedokterd door de grootmachten van die tijd. Ze vormden een benepen en niet-progressief kader dat de industrialisatie en de invoering van moderne sociale verhoudingen geenszins bevorderde. Dat zou zwaar doorwegen op de latere ontwikkeling van België in de loop van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, ondanks de economische groei die het land kende in het kader van de internationale expansie van het kapitalisme.
Het te enge kader van de Belgische entiteit veroorzaakt al in de eerste bestaansjaren van de jonge staat scherpe economische moeilijkheden: de jaren 1830 en 1840 zijn jaren van economische stagnatie en pauperisme voor de arbeidersklasse, die in 1847, zoals overal in Europa, uitlopen op een verschríkkelijke economische crisis. In het artikel België, modelstaat in de Neue Rheinische Zeitung van augustus 1848 geeft Karl Marx een aantal sprekende cijfers die de omvang van die crisis aangeven: in één jaar tijd (1847-1848) daalt de export van producten uit de Belgische mijnbouw en metaalnijverheid met meer dan éénderde; op twee jaar tijd (1846-1848) ging de wolindustrie met 64% achteruit. Twintig jaar economische stagnatie met een zware crisis als hoogtepunt, dat was het begin van de geschiedenis van deze kunstmatige staat. De sluiting van de Schelde door Nederland in 1830 was er de opvallendste uitdrukking van. De heropening van deze waterweg, van levensbelang voor de nationale handel, werd pas in 1863 bereikt!
De Belgische bourgeoisie redt zich slechts uit de economische moeilijkheden dankzij een bijzonder scherpe uitbuiting van de arbeidskracht. De arbeids- en levensvoorwaarden van het Belgische proletariaat zijn verschrikkelijk. De arbeidsdag duurde gemiddeld veertien uur, maar zestien uur was geen uitzondering. “Zelfs in de steenkool- en staalfabrieken worden de arbeiders, mannen zowel als vrouwen, van elke leeftijd, onbelemmerd opgebruikt zonder enige beperking op de duur van de arbeidsuren [...] ; in de hoogovens waren er op 1000 arbeiders, 688 mannen, 149 vrouwen, 98 jongens en 65 meisjes onder de 16 jaar.” (K.Marx, Het kapitaal, deel I, afdeling 3, hoofdstuk X, vii). Het loon was zeer mager in verhouding tot de enorme uitbuiting. Herinneren we eraan dat de Belgische arbeider in 1820 slechts half zoveel verdiende als de Engelse. Om deze toestand zo te houden, heerste er een brutale repressie, die al onmiddellijk na de ‘Belgische revolutie’ georganiseerd werd. Eind 1830-begin 1831 verklaart de Courrier belge naar aanleiding van de revoltes in Henegouwen, Antwerpen, Ieper, Luik, Brugge en Gent: “Wij zien ons verplicht de staat van beleg uit te roepen in onze steden (Gent bv.) om ons te beschermen tegen de interne vijanden [onze onderstreping] die nog barbaarser zijn dan de Hollandse soldaten.”
De bourgeoisie bracht zeer snel een indrukwekkende repressiekracht op de been, die het land jarenlang tot “het gedroomd paradijs en vrij jachtgebied van grootgrondbezitters, kapitalisten en pastoors maakte. Zoals de aarde jaarlijks haar omwenteling doorloopt, zo getrouw volbrengt de Belgische regering haar jaarlijkse slachting onder de arbeiders.” (K.Marx, Oproep aan de arbeiders van Europa en de Verenigde Staten, 1869) Onder het juk van deze genadeloze uitbuiting en brutale repressie is het pas vanaf 1868, in het spoor van de ontwikkeling van de invloed van de Eerste Internationale, dat er in België belangrijke arbeidersstrijd uitbreekt, die de moeilijke strijd opent voor een verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden en ook voor de organisatie van de arbeidersklasse.
De tweede helft van de negentiende eeuw opent voor het Belgisch kapitalisme een periode van expansie die er één van de eerste industriemogendheden van Europa van maakt. Het is zelfs het enige land in Europa dat een ontwikkelingsniveau bereikt dat het niveau van Groot-Brittannië benadert. De uitvoer, die in 1936 145 miljoen BF bedroeg, bereikte de 200 miljoen pas in 1850, maar verdubbelt dan tussen 1850 en 1860, waarna de toename ervan groot blijft. Ondanks een zware economische depressie die de Belgische economie vooral in de jaren 1870 en 1880 treft, na de Frans-Pruisische oorlog van 1870, blijkt uit volgende cijfers de omvang van de expansie gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw:
Omvang van de productie in miljoen ton :
1850 1900
Hoogovens 11 91
IJzerfabrieken 12 84
Staalfabrieken 0 190
Zink 10 59
Glas 8 65
Vermelden we ook nog dat de hoeveelheid paardekracht stoom die gebruikt wordt in de Belgische industrie stijgt van 50.000 in 1850 naar 700.000 in 1899!
Ondanks die indrukwekkende economische ontwikkeling blijft de ontwikkeling van het kapitalisme getekend door het benepen kader van de Belgische staat. Die voorkomt het tot uitbarsting komen van de uiterst ingewikkelde innerlijke tegenstellingen die op alle niveaus van de burgerlijke orde bestaan:
- Op economisch vlak; omdat België een kunstmatige schepping is heeft het geen eeuwenlange en geleidelijke nationale centralisatie doorgemaakt. Zijn economische samenhang is dan ook volkomen kunstmatig. Het economisch weefsel in Vlaanderen is tegengesteld aan dat van Wallonië, alsof er in België geen nationale productie bestaat, een tegenstelling die in de loop van de geschiedenis van beide landsdelen terug te vinden is. Dat wordt duidelijk geïllustreerd door het feit dat de industrialisering van Wallonië niet het resultaat is van een of andere Belgische economische ontwikkeling, maar wel van de integratie van die streek in de Franse revolutionaire sfeer. De vorming van België als kunstmatige staat, die de kapitalistische ontwikkeling in een te eng kader opsluit, belet echter niet alleen het uitschakelen van historische overblijfselen, maar zal de ongelijkheden tussen beide landsdelen nog versterken. Zo heeft bijvoorbeeld de repressie van de orangisten (aanhangers van de eenheid met Nederland) en de sluiting van de Schelde vele Gentse textielbarons en Antwerpse reders naar Nederland doen uitwijken, wat de achterstand van Vlaanderen nog vergroot. Het te enge kader zal tenslotte ook de voortzetting van de industriële concentratie in Wallonië belemmeren: de katholieke regering (vertegenwoordiger van de grondbezittende bourgeoisie, bondgenoot van de kleine ondernemers) zal meer dan veertig jaar lang de ontwikkeling van naamloze vennootschappen afremmen, die een wezenlijk instrument zijn voor de ontwikkeling van de industriële kapitalisme. Zo bleven er na 1830 twee economische polen bestaan: een hoofdzakelijk industrieel kapitalisme in Wallonië en in Vlaanderen vooral een grondbezitterskapitalisme. En het noorden zal zich pas werkelijk gaan ontwikkelen wanneer het zuiden al in verval begint te raken, dat wil zeggen na de Eerste Wereldoorlog.
- Op politiek vlak behoudt de klasse van de grootgrondbezitters, vooral gevestigd in Vlaanderen (met als politieke arm de katholieke partij), haar macht. In 1789 werd ze, zowel in Frankrijk als in België, van de macht verjaagd, maar dat werd weer goedgemaakt door de contrarevolutie van 1815. En in de ‘revolutie’ van 1830 bleven haar economische en politieke posities gehandhaafd. De kloof tussen het katholieke en agrarische Vlaanderen en het Wallonië met zijn mijnbouw en industrie zat dus vanaf het begin in de structuren van de Belgische staat ingebakken. Die belemmering drukt enorm op de industriële bourgeoisie, die gedwongen wordt enorme renten te betalen aan de moderne landheren, heffingen die de kapitaalaccumulatie in de industrie nog verder afremden.
De Waalse fractie van de bourgeoisie, economisch overheersend en progressief, leefde dus niettemin op lafste manier in een dubbelzinnige situatie met de grootgrondbezitters, die ze noch op economisch, noch op politiek vlak had kunnen uitschakelen (de katholieke partij regeert, op enkele korte onderbrekingen na, tot aan de Eerste Wereldoorlog). Pas wanneer de verbeteringen inzake grondbewerking dankzij industrialisatie en mechanisatie zo’n enorme uitbreiding hebben genomen dat de landheren zich tot bourgeois omvormen krijgt het industriële kapitalisme de bovenhand. Die beweging begint op het einde van de negentiende eeuw en gaat samen met de ontwikkeling van een Vlaamse industrie en een Vlaamse bourgeoisie.
- Op taalkundig vlak gaat de zegetocht van een nationale taal over de oude streektalen en dialecten uit de middeleeuwen meestal samen met de verbreiding van de kapitalistische productie over heel de natie. De taalkwestie wordt dus meestal gewoon opgeklaard met de burgerlijke revolutie en de vorming van een nationale markt en productie, die samengaan met unitaire administratieve en opvoedingsstructuren. Maar omdat de Belgische staat opgelegd werd als belemmering voor de ontwikkeling van bredere productieve en sociale structuren, en dat hij dus geen economische en politieke centralisatie kon opleggen, kan hij op taalkundig vlak alleen maar falen. Met het doel die centralisatie te ondersteunen, heeft de Franstalige industriële bourgeoisie geprobeerd het Frans als enige nationale taal op te leggen. De voorlopige regering verklaarde op 16 november 1830 dat “het Frans de officiële taal in België zal zijn.” Maar vanaf 1840 ontwikkelt het verzet daartegen zich in de Vlaamse kleinburgerij die zich daardoor uitgesloten voelde uit het staatsapparaat. Met de ontwikkeling van een Vlaamse bourgeoisie aan het einde van de negentiende eeuw versterkt die oppositie zich en maakt ze definitief een einde aan de taalkundige eenmaking.
De Belgische bourgeoisie heeft niet kunnen profiteren van de periode van uitbreiding van het kapitalisme om de tegenstellingen die voortvloeiden uit haar kunstmatig opgelegd kader weg te vlakken, en die tegenstellingen hebben op hun beurt de ontwikkeling van de strijd en organisatie van het proletariaat erg belemmerd. Op het vlak van de arbeids- en strijdvoorwaarden werd de wrede concurrentie tussen de Waalse arbeiders en de geproletariseerde Vlaamse boeren door de Belgische bourgeoisie op de spits gedreven en uitgebuit om de arbeids- en levensomstandigheden op een extreem laag niveau te houden. De Engelsman Seebohm Rowntree voerde in die periode een studie uit over de armoede in Groot-Brittannië, en daarna in België. Hij was geshockeerd over de toestand van de arbeidersklasse in België. Geen enkel land heeft zo lang als België de arbeid van vrouwen en kinderen uitgebuit (1).
Die situatie verklaart ook waarom de ontwikkeling van de arbeidersbeweging zo moeizaam verliep in onze streken, zelfs na de impuls die vanaf 1864 werd gegeven door de Eerste Internationale. De strijd heeft zeker vaak een explosief en spontaan karakter, zoals tijdens de grote staking van 1886 in het gehele Waalse industriebekken, maar het klimaat lijkt vaak meer op een ‘industriële opstand’, waarbij geprotesteerd wordt zonder dat er precieze eisen geformuleerd worden – een verzet tegen de mechanisering, eerder dan een strijd voor de verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Dergelijke sociale explosies monden uit op genadeloze repressie. Ondanks haar ‘uitermate democratische’ grondwet aarzelt de bourgeoisie niet op de arbeidersmassa te laten schieten, zoals in 1886 bijvoorbeeld, wanneer er een dertigtal doden valt.
Die moeilijkheden blijken ook op politiek vlak, waar de anarchistische tendensen overheersen bij de arbeiders: de Vereniging Het Volk van de richting Proudhon wordt de Belgische afdeling van de Eerste Internationale en in 1872 kiest de Belgische afdeling onder invloed van Cesar De Paepe de kant van Bakoenin tegen Marx. Die tendensen leggen de nadruk op het organiseren van coöperatieven van producenten en verbruikers en vertonen weinig belangstelling voor de economische (Proudhon verwerpt de staking als strijdwapen) of de politieke strijd (misprijzen voor de ontwikkeling van gecentraliseerde organisaties, of voor de strijd voor algemeen stemrecht). De oprichting van een politieke organisatie van het proletariaat is dus een bijzonder moeilijke taak en wanneer de Belgische Werklieden Partij tenslotte op nationaal vlak opgericht wordt, in 1885, wordt daarmee dus wel een georganiseerd kader en perspectieven geboden voor de arbeidersstrijd, maar met grote concessies aan de anarchistische tendensen, de coöperatistische en de mutualistische, dus op een basis die maar weinig gericht is op de verdediging van het revolutionair programma van de arbeidersklasse (zo weigert de partij bijvoorbeeld de algemene staking uit te roepen in 1886). Ze kiest veeleer voor een prioritair reformistische oriëntatie met de invoering van het algemeen stemrecht. Binnen de Tweede Internationale zal de partij zich meestal onderscheiden door standpunten die aanleunen bij de rechtervleugel ervan.
De Belgische bourgeoisie heeft geen gebruik weten te maken van de periode van ontwikkeling van het kapitalisme (negentiende eeuw) om haar economische, politieke en taalkundige tegenstellingen te boven te komen. Dat onvermogen zal zwaar doorwegen wanneer, met de Eerste Wereldoorlog, het wereldkapitalisme langzaam maar zeker wegglijdt in een situatie van permanente crisis en oorlog. Het algemeen verval van het kapitalisme zal de fundamentale afwezigheid van samenhang van de Belgische staat onherroepelijk blootleggen. Maar het zal ook de grote handigheid aantonen van de bourgeoisie bij het gebruik van die tegenstellingen om de arbeidersstrijd te verdelen en te misleiden.
Jos / 31.8.05
(1) R. Leboutte, J. Puissant, D. Scuto, Un siècle d’histoire industrielle (1873-1973). Belgique, Luxembourg, Pays-Bas. Industrialisation et sociétés, SEDES.
In juli beefde de wereld drie weken lang van een golf moorddadige aanvallen van ongeziene frequentie, van Londen tot Charm el Cheikh en Turkije. Hierbij voegen zich de dagelijkse bomaanslagen in Irak en Afghanistan, in Libanon en Bangladesh. Alle staten en hun regeringen proberen ons wijs te maken dat zij het terrorisme bestrijden en dat zij in staat zijn om de bevolkingen te beschermen. Allemaal leugens!
De staten bestrijden het terrorisme niet. Zij zijn het zelf die het uitzaaien en het laten woekeren. Het wordt steeds duidelijker dat alle staten, groot en klein, deelnemen aan terroristische fracties en groepen overal ter wereld, erin infiltreren en manipuleren, en ze gebruiken om hun smerige belangen te verdedigen of door te drukken. Het terrorisme is een wapen geworden dat steeds vaker wordt gebruikt in de openlijke of verborgen oorlog tussen de bourgeoisieën over de hele wereld. Herinneren we ons dat Bin Laden en de groep Al Qaïda in de jaren 1980 de Amerikaanse school van de CIA hebben doorlopen om het verzet tegen de Russische bezetting van Afghanistan te organiseren. Talrijke burgerlijke leiders die vandaag voor respectabel doorgaan, van Begin tot Arafat via Gerry Adams, zijn voormalige terroristenleiders.
Dit verschijnsel is een product van een rottend kapitalisme, het is één van de meest schreeuwende uitrdukkingen van de barbaarsheid van de kapitalistische maatschappij. De burgerlijke staat profiteert van de permanente gevoelens van onveiligheid, van de angst en de onmacht die dergelijke misdaden in de bevolkingen teweegbrengen, om zich als het enig mogelijke bolwerk tegen de opkomst van het terrorisme voor te stellen. Niets is minder waar! De arbeidersklasse kan niet anders dan zich door de aanslagen direct getroffen voelen, verontwaardigd en in oproer te raken. Vaak zijn het proletariërs, op weg naar hun werk, die de voornaamste slachtoffers van deze barbaarse misdaden zijn, zoals in New York in 2001, in Madrid in 2004 en dit jaar in Londen. (1) Maar de solidariteit met de slachtoffers van hun klassenbroeders kan op geen enkele wijze langs de weg van nationale eenheid met de bourgeoisie tot stand komen. In tegendeel, zij is alleen mogelijk door deze valse eenheid categorisch af te wijzen. De staat vraagt ons om de rangen te sluiten rond zijn verdediging en die van de democratie in een geest van nationale saamhorigheid. Maar men kan geen enkel vertrouwen in hem stellen voor de bescherming van de bevolkingen tegen het terrorisme. Het zijn de regeringen die als oorlogsdrijvers zelf verantwoordelijk zijn voor de ontketening van verschrikkingen die ze niet in staat zijn een halt toe te roepen. Hoe openlijker de bourgeoisie het terrorisme de oorlog verklaart, des te meer aanslagen er plaatsvinden, des te meer de grootmachten zich in bloed en modder wentelen, en de bevolkingen een keurslijf opdringen van geweld, oorlog en weerwraak zonder einde. De enige concrete maatregelen die de bourgeoisie in naam van het anti-terrorisme kan treffen, zijn het invoeren van soortgelijke plannen als “Vigipirate” in Frankrijk, bedoeld om een brutale versterking van het repressieapparaat te doen aanvaarden, en vooral om de controle over de bevolking te versterken.
De anti-terroristische campagnes hebben het in de eerste plaats mogelijk gemaakt om een versterking van het repressieapparaat door te voeren die zijn weerga niet kent. De situatie in Groot-Brittannië geeft daar een stichtelijk voorbeeld van. Het meest flagrante is de moord op een jonge Braziliaan in de metro van Londen, waarbij de politie toestemming had om iedere verdachte zonder meer dood te schieten. De Engelse bourgeoisie heeft snel begrepen dat de arbeidersklasse niet klaar staat om zich achter de belangen van de burgerlijke staat te scharen in naam van het “anti-terrorisme”. Zij heeft er wel voor gewaakt om op te roepen tot monsterdemonstraties tegen het terrorisme, zoals die na de aanslagen op het station van Atocha in april 2004 in de straten van Madrid en in heel Spanje hebben plaatsgevonden. Zij is het waarschijnlijk zelf geweest die een tweede reeks van “mislukte” aanslagen op touw heeft gezet, die alles van een schijnbare nabootsing hadden, juist met het doel om de boodschap van nationale mobilisatie opnieuw te versterken, en om de proletariërs de fijnmazige controles en politiesurveillance gemakkelijker te doen slikken.
Desondanks heeft de arbeidersklasse laten zien dat ze zich niet laat intimideren. De staking van duizend arbeiders op de luchthaven van Heathrow bij Londen uit solidariteit met 670 klassenbroeders, die aan hun zijde brutaal werden aangevallen en bedreigd met ontslag, is er een onweerlegbaar bewijs van. Ondanks de aanwezige druk van de politie heeft dit gevecht duidelijk laten zien dat voor de proletariërs niet de handhaving van de burgerlijke orde en haar terreur op het spel staat, maar de verdediging van hun klassenbelangen tegenover de aanvallen die ze ondergaan. En het is juist de ontwikkeling van hun gevechten die op de dagorde staat. Deze hervatting van arbeidersgevechten tegenover de gelijktijdige doorvoering van politiemaatregelen laat goed zien wat het werkelijke doel is van heel dat machtsvertoon van de politie. De werkelijke zorg van de bourgeoisie is niet de jacht op terroristen. Ze is zich ervan bewust dat ze, met de verscherping van de economische wereldcrisis, steeds wredere aanvallen aan het proletariaat moet opleggen, en dat ze het hoofd moet bieden aan een ontwikkeling van afweergevechten van de arbeidersklasse hiertegen op internationale schaal.
Er bestaat geen tovermiddel waarmee terroristische aanslagen onmiddellijk, van de ene op de andere dag, kunnen worden verhinderd, net zomin als de uitbreiding van de imperialistische oorlog over heel de planeet door een mirakel een halt kan worden toegeroepen. Er bestaat één enkele klasse die de mogelijkheid heeft om zich op termijn te weer te stellen tegen het de macht van het terrorisme, de oorlog en de barbarij, en dat is het proletariaat. Het kan dit doen door zijn afweergevechten tegen de aanvallen van de bourgeoisie op zijn eigen klassenterrein te ontwikkelen. De werkelijke inzet die de burgerlijke orde bedreigt, is dat doorheen de ontwikkeling van de klassenstrijd de arbeidersklasse zich bewust wordt van het verband dat bestaat tussen de aanvallen die zij ondergaat enerzijds, en de oorlog en het terrorisme anderzijds, en dat dit uitloopt op het in vraag stellen van het kapitalistische systeem in zijn geheel en op de noodzaak om het te vernietigen.
En het is alleen door de omverwerping van het kapitalistische systeem en zijn uitbuitingsverhoudingen dat de arbeidersklasse daarin kan slagen. De methoden en de actiemiddelen van het proletariaat zijn gebaseerd op het klassenbewustzijn en de klassensolidariteit, op het collectieve, verenigende en internationalistische karakter van zijn strijd. Ze staan daarmee radicaal en onverzoenlijk tegenover die van het terrorisme.
In Groot-Brittannië hebben de proletariërs het laten zien dat ze in staat zijn om met solidariteit op klassenterrein te reageren op de chantage van de bourgeoisie, tegen de ontslagen en aanvallen van het kapitalisme. De arbeiders van alle landen moeten zich door dit voorbeeld laten inspireren. Het is door hun klassengevecht te voeren op een terrein van verzet en solidariteit tegenover de economische aanvallen die zij ondergaan, dat zij een alternatief en een perspectief kunnen opwerpen tegenover de impasse en de oorlogsbarbarij van de kapitalistische wereld, die het overleven van heel de mensheid bedreigt.
nee tegen de nationale eenheid,
ja tegen de klassensolidariteit!
Wim / 24.08.2005
(1) Zie over de aanslagen op 7 juli in Londen en de executie te Stockwell op 22 juli de artikelen op onze web site: https://www.internationalism.org [33].
Sinds het einde van de heropbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog blijft de kapitalistische wereld langzaam maar onverbiddelijk wegzakken in haar economische crisis. In het eerste deel van dit artikel zullen we de realiteit van deze evolutie aantonen tot aan het einde van de 20e eeuw. Het tweede deel zal meer in het bijzonder aantonen dat het kapitalisme aan een nieuwe fase van economische recessie begonnen is, die onvergelijkelijk erger is dan de voorafgaande recessies.
De bourgeoisie kijkt niet op een bedrog meer of minder. Nu de economische crisis op het punt staat om een nieuwe bruuske versnelling door te maken, probeert zij de arbeiders op te sluiten op een verkeerd terrein, namelijk dat van de strijd tegen de liberale economie en de markteconomie. Zo houdt ze voor de arbeiders bewust verborgen dat de grote regelaar van de kapitalistische economie en van de aanvallen tegen de arbeidersklasse de kapitalistische staat zelf is. In de ‘krachtlijnen voor tewerkstelling’ van de Europese grondwet kunnen we lezen dat de staten “de te restrictieve voorwaarden” moeten hervormen “van de wetgeving betreffende de werkgelegenheid die de dynamiek van de arbeidsmarkt beïnvloeden” en dat ze “de diversiteit” moet bevorderen “van de modaliteiten van de arbeidscontracten, met name op het vlak van de arbeidstijd”. De verwerping van de grondwet zal die politiek geen jota doen veranderen. Het proletariaat wordt zo opgeroepen de laatste recessies te vergeten, en ook de beurskrach van 2001-2002, en tegelijk daarmee ook alle massale aanvallen en de verslechtering van zijn levensomstandigheden, die onophoudelijk zijn doorgegaan sinds het begin van de economische wereldcrisis aan het eind van de jaren 1960, en die vooral zijn geaccentueerd aan het begin van de jaren 2000. De arbeidersklasse betaalt een zware prijs voor het bankroete kapitalisme, en dan spreken we nog niet over de massale aanval op de pensioenen en de ontmanteling van de “Sociale zekerheid”. De bourgeoisie probeert, cynisch als altijd, het proletariaat er opnieuw van te overtuigen dat als het enkele extra offers wil brengen, het morgen beter wordt, dat het levenspeil weer gaat stijgen en de werkloosheid zal dalen! Dat zijn nog meer leugens. Leugens die slechts tot doel hebben ervoor te zorgen dat de arbeidersklasse bereid is te betalen met een toename van haar ellende en haar uitbuiting voor het rampzalig wegzinken van het kapitalisme in zijn economische crisis.
De recessies van 1967, 1970-71, 1974-75, 1991-93 en 2001-2002 werden tendentieel steeds langer en dieper, en dat in een context van constante daling van de gemiddelde groeivoet van de wereldeconomie. De groei van het Bruto Binnenlands Product op wereldvlak volgde dezelfde dalende tendens, van meer dan 4% in de jaren 1950 tot minder dan 1% begin jaren 2000. Met de ineenstorting van de economie die de kapitalistische wereld getroffen heeft aan het einde van de jaren 1920 en in het begin van de jaren 1930, met zijn opeenvolging van explosies van ellende en werkloosheid onder de arbeiders die er noodzakelijkerwijze uit moest voortvloeien, heeft het kapitalisme een maximum aan lessen getrokken. Sindsdien, en na de Tweede Wereldoorlog, heeft het kapitalisme zich georganiseerd om te proberen een bruuske ineenstorting van zijn economie te voorkomen. We zien dan een versterking van de controlerende rol van de staat over het geheel van de nationale economie. Overal ter wereld heeft de ontwikkeling van het staatskapitalisme, behalve de economische functie die het toebedeeld krijgt, ook een rol in de militarisering van de maatschappij en de inkadering van de arbeidersklasse. Maar omdat dat alles nog niet volstond om de bourgeoisie gerust te stellen, richt ze internationale organismen op, zoals de Comecon voor het voormalige Oostblok en het IMF voor het westerse blok, die erover moeten waken dat er geen al te gewelddadige schokken komen voor de economie. In dezelfde zin, en anders dan in de periode voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, gaat de bourgeoisie de rol van de centrale banken versterken. Die worden ertoe gebracht om een rechtstreekse rol te spelen in de economische politiek door hun invloed op de rentevoeten en de geldmassa.
In tegenstelling tot wat de bourgeoisie ons wijsmaakt, bevindt de economie zich desondanks langzaam maar zeker in een neergang. Het staatskapitalisme kan dit proces zeker afremmen, maar het kan de onverbiddelijke ontwikkeling ervan niet stuiten. Zo zien we sinds 1960 economische heroplevingen die telkens beperkter zijn, en periodes van recessie die steeds dieper worden. De kapitalistische wereld zakt weg in haar crisis. Onverlet alle bijzondere verschillen duiken Afrika, Centraal Amerika, het voormalige Sovjetblok en het grootste deel van de Aziatische landen in een toenemende economische chaos. Al vele jaren zijn de Verenigde Staten, Japan en Europa aan de beurt om rechtstreeks de gevolgen van de crisis te ondervinden. In de Verenigde Staten daalde de groeivoet per decennium van 4,11% in 1950-60 naar 3% in 1990-99. Voor Europa zijn die cijfers respectievelijk 4,72% en 1,74% (bron: OESO). De groei op wereldvlak van het BBP per inwoner daalde in de periode 1961-2003 van bijna 4% naar minder dan 1%. Na de heropbouwperiode die volgde op de Tweede Wereldoorlog, door de bourgeoisie de ‘glorieuze dertig jaar’ genoemd, is de wereldproductie dus geleidelijk maar onverbiddelijk de weg van de recessie opgegaan. Die recessie kon serieus afgeremd en onderbroken worden in haar ontwikkeling door de steeds kortere, maar toch reële periodes van herstel, gewoon omdat de wereldbourgeoisie steeds meer beroep gedaan heeft op schuldenmakerij en het gebruik van steeds omvangrijker begrotingstekorten. De eerste wereldmacht geeft daarvan zonder twijfel het treffendste voorbeeld. De VS gingen van een overschot op de openbare begroting van 2% in 1950 naar een begrotingstekort dat vandaag de 4% nadert. De totale schuld van de Verenigde Staten, die vanaf de jaren 1950 tot aan het begin van de jaren 1980 langzaam toenam, is in de afgelopen 20 jaar werkelijk geëxplodeerd. Ze is simpelweg verdubbeld, van 15.000 miljard dollar naar meer dan 30.000 miljard. De Verenigde Staten zijn van voornaamste geldschieters van de planeet verworden tot het land met de grootste schulden. Maar het zou volstrekt verkeerd zijn om te denken dat, ondanks de bijzonderheden die eigen zijn aan de eerste wereldmacht, deze tendens niet zou overeenstemmen met de globale evolutie van de kapitalistische economie. Eind jaren 1990 bereikte Afrika een schuldenniveau van meer dan 200 miljard dollar, evenals het Midden-Oosten; Oost Europa staat op meer dan 400 miljard en Azië en de regio van de Stille Oceaan (inclusief China) op meer dan 600 miljard, net als Latijns Amerika (bron: État du monde 1998).
Wanneer we de industriële productie bekijken, is de werkelijkheid van de vertraging van de economische wereldgroei sinds het einde van de heropbouwperiode nog frappanter. Van 1938 tot 1973, over een periode van 35 jaar dus, groeide de industriële productie van de ontwikkelde landen met 288%. Gedurende de daarop volgende 22 jaar, bereikt die groei slechts 30% (bron: OESO).
De vertraging van de ontwikkeling van de industriële wereldproductie verschijnt hier dus zeer duidelijk. De arbeidersklasse moest daar vanzelfsprekend voor opdraaien. Als we alleen de vijf economisch hoogst ontwikkelde landen van de wereld nemen, zien we een veelzeggende evolutie van de werkloosheid. Die vertrekt van een gemiddelde van 3,2% in 1948-52, stijgt naar 4,9% in 1979-81 en komt uit op 7,4% in 1995 (bron: OESO). Deze cijfers zijn wel te verstaan afkomstig van de bourgeoisie. Daardoor onderschatten zij welbewust deze realiteit voor de arbeidersklasse. Bovendien is de werkloosheid over heel de planeet voortdurend blijven toenemen na 1995.
Om het wegzinken in de crisis af te remmen kon de bourgeoisie er niet mee volstaan om, op internationaal vlak, nieuwe instanties in het leven te roepen, noch om zich in verbazingwekkende schulden te steken (zoals we net gezien hebben), om op een geheel kunstmatige wijze een koopkrachtige markt in leven te houden die in werkelijkheid compleet verzadigd is. Zij moest bovendien proberen om de voortschrijdende val van haar winstvoet af te remmen. Kapitalisten investeren met geen andere bedoeling om steeds grotere winsten te boeken in verhouding tot het geïnvesteerde kapitaal. Dat is wat die fameuze winstvoet gaat bepalen. Van 1960 tot 1980 is hij gedaald van 20% naar 14%, ook in Europa. Vervolgens is hij, aan het einde van de jaren 1990, als door een wonder in de Verenigde Staten naar 20% en in Europa naar meer dan 22% gestegen. Moet de arbeidersklasse dan in wonderen gaan geloven? Twee factoren kunnen deze stijging verklaren: de toename van de arbeidsproductiviteit of de toegenomen soberheid die aan de arbeiders opgelegd werd. Welnu, de arbeidsproductiviteit heeft in deze periode de helft van haar groei zien wegsmelten. Het is dus door de levensomstandigheden van de arbeidersklasse aan te vallen dat de bourgeoisie, al is het tijdelijk, haar winstvoet heeft kunnen herstellen. De ontwikkeling van het loonaandeel als percentage van het BBP in Europa bevestigt die realiteit ten volle. In de jaren 1970-80 bedroeg dat meer dan 76% in Europa en meer dan 79% in Frankrijk, om daarna zowel in Frankrijk als in geheel Europa terug te vallen naar 66%. Het is klip en klaar dat de verscherping van de uitbuiting en de ontwikkeling van de ellende in de arbeidersmilieus de voornaamste oorzaken zijn van het tijdelijk herstel van de winstvoet in de jaren 1990.
In een tweede deel van dit artikel zullen we de afdaling in de hel laten zien van de huidige fase in de verscherping van de economische wereldcrisis.
T.
Onmiddellijk na de aankondiging van vleesprijs-verhogingen reageerden de arbeiders in talrijke fabrieken met spontane stakingen. De eerste juli gingen de arbeiders van Tczew bij Gdansk en te Ursus in de buitenwijken van Warschau in staking. In Ursus werden algemene vergaderingen gehouden, er werd een stakingscomité benoemd en gemeenschappelijke eisen werden naar voren gebracht. In de daaropvolgende dagen breidden de stakingen zich verder uit: Warschau, Lodz, Gdansk, enzovoort. De regering probeert verdere uitbreiding tegen te gaan door snel concessies te doen zoals loonsverhogingen. Halverwege juli gaan de arbeiders in Lublin, een belangrijk spoorwegknooppunt, in staking. Lublin lag op de treinverbinding die Rusland met Oost‑Duitsland verbond. In 1980 vormde het een vitale verbinding voor de bevoorrading van de Russische troepen in Oost‑Duitsland. De eisen van de arbeiders zijn de volgende: geen repressie tegen arbeiders in staking, terugtrekking van de politie uit de fabrieken, loonsverhogingen en vrije vakbondsverkiezingen.
De arbeiders hadden lering getrokken uit de strijd van 1970 en 1976 (1). Ze zagen duidelijk in dat het officiële vakbondsapparaat aan de kant van de stalinistische staat en de regering stond telkens als ze eisen naar voren brachten. Daarom namen ze onmiddellijk het initiatief in de massastaking van 1980. Ze wachtten niet op instructies van boven, marcheerden gelijk op, hielden vergaderingen waarin ze zelf beslisten over de plaats en het moment van de strijd. Dat gebeurde het duidelijkst in Gdansk, Gdynia en Sopot, dat wil zeggen in de industriële ring van de Baltische Zee. Alleen al de Lenin‑scheepswerven telden 20.000 arbeiders.
Gemeenschappelijke eisen werden naar voren gebracht in massale bijeenkomsten. Er werd een stakingscomité gevormd. In het begin stonden economische eisen voorop. De arbeiders waren vastbesloten. Ze wilden geen herhaling van de bloedige verplettering van de strijd zoals in 1970 of 1976. In een industrieel centrum zoals dat van Gdansk‑Gdynia‑Sopot sprak het vanzelf dat alle arbeiders zich moesten verenigen om een krachtsverhouding in hun eigen voordeel op te leggen. Een inter‑fabriekscomité (MKS) werd opgericht; het werd samengesteld uit 400 leden, twee afgevaardigden per bedrijf. Tijdens de tweede helft van augustus kwamen er zo’n 800 tot 1.000 afgevaardigden bijeen. Door een inter‑fabriekscomité te vormen werd de gebruikelijke krachtversplintering te boven gekomen. Voortaan konden de arbeiders het kapitaal bekampen op eendrachtige wijze. Elke dag werden er algemene stakersvergaderingen gehouden op de Lenin scheepswerf. Er werden luidsprekers neergezet om iedereen in staat te stellen de discussies in de stakingscomités en de onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de regering te volgen. Later werden er ook microfoons aangebracht buiten de vergaderzaal van het MKS, zodat de arbeiders die in de algemene vergaderingen aanwezig waren onmiddellijk konden ingrijpen in de discussies van het MKS. ’s Avonds keerden de afgevaardigden ‑ de meesten voorzien van cassettes waarop de discussies waren vastgelegd ‑ terug naar hun werkplek om aldaar verslag uit te brengen over de discussie en de situatie en verantwoording af te leggen over de uitvoering van hun mandaat tegenover ‘hun’ algemene fabrieksvergaderingen.
Dankzij die middelen kon een zo groot mogelijk aantal arbeiders deelnemen aan de strijd. De afgevaardigden dienden over de uitvoering van hun mandaat verantwoording af te leggen, waren op ieder moment afzetbaar, en de algemene vergaderingen bleven altijd soeverein. Dit alles stond lijnrecht tegenover de vakbondspraktijken.
In die periode, nadat de arbeiders van Gdansk‑Gdynia‑Sopot hun krachten hadden samengebundeld, breidde de beweging zich uit naar andere steden. Om de communicatie tussen de arbeiders te saboteren sloot de regering op 16 augustus de telefoonlijnen af. Onmiddellijk dreigden de arbeiders hun beweging nog verder uit te breiden als de regering ze niet onmiddellijk weer aansloot. Die deed een stap terug.
De algemene vergadering besloot een arbeidersmilitie op te richten. Terwijl de alcoholconsumptie ruim verspreid was werd er collectief besloten die te verbieden. De arbeiders wisten wat ze te doen hadden om helder te blijven in hun confrontatie met de regering.
Een regeringsdelegatie ontmoette de arbeiders om te onderhandelen. Dat gebeurde in de openbaarheid voor een algemene vergadering in plaats van achter gesloten deuren. De arbeiders eisten een andere samenstelling van de regeringsdelegatie omdat die was samengesteld uit vertegenwoordigers van een te lage rang. De regering deed eens te meer een stap terug.
Toen de regering ermee dreigde hardhandig in te grijpen in Gdansk verklaarden de spoorwegarbeiders van Lublin: “Als de arbeiders van Gdansk fysiek worden aangevallen en ook maar één van hen een haar wordt gekrenkt, dan verlammen we de strategisch belangrijkste spoorwegverbinding tussen Rusland en Oost‑Duitsland.” De regering wist wat er op het spel stond: haar hele oorlogseconomie. Haar troepen zouden in hun zwakste zijde worden geraakt, en dat zou, in de koude oorlogperiode, fataal voor haar zijn.
In haast alle grote steden waren de arbeiders gemobiliseerd. Meer dan een half miljoen van hen begreep dat ze de enige beslissende kracht vormden in het land die in staat was zich tegen de regering te verzetten. Ze voelden aan wat hun die kracht gaf:
‑ de snelle uitbreiding van de beweging in plaats van die uit te putten in gewelddadige confrontaties zoals in 1970 en 1976;
‑ hun zelforganisatie, dat wil zeggen hun vermogen om zelf initiatieven te nemen in plaats van te rekenen op de vakbonden;
‑ het houden van algemene vergaderingen waarin ze hun krachten konden bundelen, controle over de beweging konden uitoefenen, de grootst mogelijk massadeelname mogelijk maakten en voor het oog van allen met de regering onderhandelden;
Kortom, de uitbreiding van de beweging was het beste wapen van de solidariteit; de arbeiders stelden zich niet tevreden met mooie verklaringen, ze namen zelf het initiatief in de strijd. Dat maakte de ontwikkeling van een heel andere krachtsverhouding mogelijk. Zolang de arbeiders zo massaal en verenigd strijd leverden kon de regering niet tot repressie overgaan. Tijdens de stakingen van de zomer toen de arbeiders de regering verenigd te lijf ging, werd geen van hen vermoord of zelfs maar geslagen. De Poolse bourgeoisie begreep dat ze zich een dergelijke vergissing niet kon veroorloven maar dat ze de arbeidersklasse van binnenuit diende te verzwakken.
De arbeiders van Gdansk die van de regering concessies wisten af te dwingen eisten daarenboven dat deze eveneens golden voor de arbeiders in de rest van het land. Ze verzetten zich tegen iedere verdeling en toonden op deze wijze hun solidariteit met de andere arbeiders.
De arbeiders werden het referentiepunt voor de hele bevolking. Behalve de arbeiders die naar Gdansk kwamen om direct contact te leggen met de arbeiders in staking, kwamen er ook boeren en studenten naar de fabriekspoorten om stakingsbulletins in ontvangst te nemen en allerlei informatie in te winnen. De arbeidersklasse werd de leidende macht in het land.
Het gevaar dat de strijd in Polen vormde kon duidelijk opgemaakt worden uit de reacties van de buurlanden.
De grenzen van Polen met Oost‑Duitsland, Tsjecho‑Slowakije en de Sovjet‑Unie werden onmiddellijk gesloten. Hoewel de arbeiders vroeger regelmatig naar Oost‑Duitsland konden gaan, vooral naar Berlijn, om inkopen te doen omdat er in de Poolse winkels nog minder lag dan in de Oost‑Duitse, probeerde de bourgeoisie de arbeidersklasse nu te isoleren. Direct contact tussen de arbeiders van de verschillende landen was ten koste van alles te vermijden. En de bourgeoisie had goede redenen voor dergelijke maatregelen! Want in het steenkoolgebied van Ostrava dat aan de andere kant van de grens met Tsjecho‑Slowakije lag waren de mijnwerkers, het Poolse voorbeeld volgend, eveneens in staking gegaan. In de Roemeens mijngebieden net als in Togliattigrad in Rusland sloegen de arbeiders ook de Poolse weg in. En als er in de landen van West‑Europa geen stakingen waren in onmiddellijke solidariteit met de strijd van de arbeiders in Polen namen arbeiders van verschillende landen niettemin de slogans van hun Poolse klassenbroeders over. In Turijn hoorden we de arbeiders in september 1980 in koor roepen: “Gdansk toont ons de weg.”
Door het geschapen vooruitzicht en de strijdmethoden had de massastaking een enorme invloed op de arbeiders van de andere landen. Daarmee liet de arbeidersklasse andermaal zien, zoals eerder in 1953 in Oost‑Duitsland, in 1956 in Polen en Hongarije, in 1970 en 1976 nogmaals in Polen, dat in de zogenaamd ‘socialistische’ landen de kapitalistische uitbuiting net zo goed bestond als in het westen, en dat de regeringen de vijanden van de arbeidersklasse zijn. Ondanks het isolement dat aan de Poolse grenzen werd opgelegd, ondanks het IJzeren Gordijn, vertegenwoordigde de arbeidersklasse in Polen, zolang zij gemobiliseerd bleef, een referentiepunt op wereldvlak. Juist in de periode van de Koude Oorlog, tijdens de oorlog in Afghanistan, bracht de strijd van de arbeiders in Polen een belangrijke boodschap over: zij verzetten zich tegen de bewapeningswedloop en de oorlogseconomie door middel van de klassenstrijd. De vraag van de vereniging van de arbeiders in het Oosten en het Westen, zelfs wanneer dat nog niet concreet gesteld werd, doemde als perspectief weer op.
De beweging kon met een dergelijke kracht tot ontwikkeling komen omdat ze zich snel uitbreidde en omdat de arbeiders het initiatief in eigen hand hielden. De uitbreiding tot buiten de fabriek, de algemene vergaderingen, de onmiddellijke afzetbaarheid van de afgevaardigden, dat alles droeg bij tot haar kracht. Hoewel er in het begin geen vakbondsinvloed was zetten de leden van de ‘vrije vakbond’ (2) zich in om de strijd te dwarsbomen.
Terwijl aanvankelijk de onderhandelingen in alle openbaarheid werden gevoerd, werd er na enige tijd beweerd dat er ‘experts’ nodig waren om de details met de regering te regelen. De arbeiders konden de onderhandelingen steeds minder volgen, nog minder er aan deelnemen, terwijl de luidsprekers waardoor alles gevolgd kon worden het niet meer deden als gevolg van ‘technische’ problemen. Lech Walesa, lid van de ‘vrije vakbond’, werd gekroond als leider van de beweging dankzij het feit dat hij eerder ontslagen was door de directie van de scheepswerven in Gdansk. De nieuwe vijand van de arbeidersklasse, de ‘vrije vakbond’, had de beweging geleidelijk geïnfiltreerd en begon zijn sabotagewerk. Zo begon hij de arbeiderseisen volslagen te verminken. Terwijl er aanvankelijk economische en politieke eisen bovenaan de lijst stonden, drongen de ‘vrije vakbond’ en Walesa aan op erkenning van de ‘onafhankelijke’ vakbond waarbij de economische en politieke eisen op de tweede plaats kwamen. Ze volgden een oude tactiek: de verdediging van de vakbond in plaats van arbeidersbelangen.
De ondertekening van de overeenkomsten van Gdansk op 31 augustus betekende het einde van de beweging (zelfs als de stakingen op andere plaatsen nog enige dagen voortduurden). Het eerste punt van deze overeenkomst keurde de oprichting goed van een ‘onafhankelijke en zichzelf besturende’ vakbond, die als ‘Solidarnosc’ de geschiedenis zou ingaan. De vijftien leden van het presidium van de MKS (het interfabrieks‑stakingscomité) vormden de leiding van de nieuwe vakbond.
Omdat de arbeiders helder waren geweest over het feit dat de officiële vakbonden achter de staat aan holden dachten de meesten van hen dat de vakbond Solidarnosc die net was opgericht, met tien miljoen arbeiders, niet corrupt was en hun belangen verdedigde. Ze misten de ervaring van de arbeiders in het Westen die al tientallen jaren met ‘vrije’ vakbonden overhoop lagen.
Terwijl Walesa toen al beloofde: “Wij willen een tweede Japan scheppen en welvaart voor allen realiseren”
en vele arbeiders nog grote illusies konden koesteren door hun gebrek aan ervaring over de realiteit van het kapitalisme in het Westen, fungeerden Solidarnosc en Walesa als brandweermannen voor het kapitalisme om de strijdbaarheid van de arbeiders uit te doven. Deze illusies in de schoot van de arbeidersklasse in Polen waren niets anders dan het gewicht en de impact van de democratische ideologie die woog op dit deel van het wereldproletariaat. Het democratische gif dat reeds zeer sterk was in de westerse landen kon niet anders dan nog een grotere kracht hebben in Polen, na vijftig jaar stalinisme. Dat hadden de Poolse en de wereldbourgeoisie goed begrepen. Het zijn deze democratische illusies die de voedingsbodem waren van waaruit de bourgeoisie en haar vakbond in staat waren om hun anti-arbeiderspolitiek te voeren en de repressie te ontketenen.
In de herfst van 1980, terwijl de arbeiders opnieuw in staking gaan uit protest tegen de overeenkomsten van Gdansk, en na te hebben vastgesteld dat zelfs met een ‘vrije’ vakbond aan hun zijde hun materiële omstandigheden verslechterden, begon Solidarnosc zijn ware gezicht te laten zien. Direct na het einde van de massastaking vliegt Walesa her en der in een legerhelicopter om de arbeiders op te roepen hun stakingen onmiddellijk te beëindigen. “Wij hebben geen nieuwe stakingen meer nodig omdat dat ons land naar de afgrond voert, we moeten het rustiger aan doen.”
Van meet af aan begint Solidarnosc de beweging te saboteren. Zodra het mogelijk is neemt hij het initiatief uit handen van de arbeiders en voortkomt dat er nieuwe stakingen uitbreken.
In december 1981 kan de Poolse bourgeoisie eindelijk de repressie loslaten op de arbeiders. Solidarnosc deed zijn uiterste best om de arbeiders politiek te ontwapenen en bereidde daarmee hun nederlaag voor. Terwijl tijdens de zomer van 1980, dankzij de zelforganisatie en de uitbreiding van de strijd, en omdat er geen vakbonden waren die de arbeiders konden inkaderen, geen enkele arbeider klappen kreeg of gedood werd, worden er in december 1981 meer dan 1200 arbeiders vermoord, verdwenen er tienduizenden in de gevangenis of moesten in ballingschap gaan. Deze militaire repressie werd bovendien georganiseerd in een intense samenwerking tussen de heersende klassen van oost en west.
Na de stakingen van 1980 bood de westerse bourgeoisie Solidarnosc allerhande vormen van steun aan om hem te versterken tegen de arbeiders. Een campagne als die van de ‘medicamentenpakketten voor Polen’ werd georganiseerd en een goedkoop krediet werd vrijgemaakt in het kader van het IMF om te voorkomen dat de arbeiders in het westen het Poolse voorbeeld zouden volgen en zelf hun strijd in handen zouden nemen. Voorafgaand aan de repressie van 13 december 1981 werden de plannen direct gecoördineerd door de regeringsleiders. Op 13 december, precies de dag van de repressie, ontmoetten de sociaal‑democratische bondskanselier Helmut Schmidt en de leider van Oost‑Duitsland, de stalinist bij uitstek Erich Honecker, elkaar in de omgeving van Berlijn en deden of ze “niets wisten van de gebeurtenissen.” In werkelijkheid gaven ze niet slechts hun goedkeuring voor de repressie maar de Poolse bourgeoisie kon ook profiteren van de ervaring van haar westerse collega’s in het te lijf gaan van de arbeidersklasse.
Een jaar na de stakingen, in december 1981 liet Solidarnosc zien hoe groot de nederlaag was die ze de arbeiders had toegebracht. Na de stakingen van 1980, zelfs voordat de winter was begonnen, had Solidarnosc al bewezen welk een steunpilaar het was geworden voor de staat. En als sindsdien de voormalige leider van Solidarnosc, Lech Walesa, gekozen werd tot president van Polen, dan was het juist omdat hij in zijn functie van vakbondsleider al had laten zien dat hij een buitengewone verdediger was van de Poolse staatsbelangen.
Zelfs als er sindsdien vijfentwintig jaren zijn voorbijgegaan, en veel van de arbeiders die toen aan de stakingsbeweging deelnamen werkloos zijn geworden en in de emigratie in zijn gedreven, dan blijft hun ervaring van onschatbare waarde voor heel de arbeidersklasse. Zoals de IKS al in 1980 schreef: “Op al deze punten vertegenwoordigt de strijd in Polen een geweldige stap vooruit voor de strijd van het proletariaat op wereldschaal; daarom is deze strijd de belangrijkste sinds een halve eeuw” (Resolutie over de klassenstrijd, Vierde Congres van de IKS, 1980, Internationale Revue, nr. 26). Dit vormde het hoogtepunt van een internationale strijdgolf, waarvan we de lessen tijdens ons Dertiende Congres in 1999 nogmaals benadrukten in ons rapport over de klassenstrijd: “Historische gebeurtenissen van een dergelijk niveau hebben gevolgen op de lange termijn. De massastaking in Polen leverde het bewijs dat de klassenstrijd de enige kracht vormt die de bourgeoisie ertoe kan nopen haar imperialistische rivaliteiten aan de kant te zetten. Ze liet vooral zien hoe het Russische Blok, dat door zijn zwakte historisch veroordeeld was om in iedere oorlog de rol van ‘agressor’ te spelen, niet in staat was om zijn groeiende economische crisis het hoofd te bieden met een politiek van militaire expansie. Het was overduidelijk dat de arbeiders in de Oostbloklanden (en in Rusland zelf) niet zonder meer konden dienen als kanonnenvoer in zo een komende oorlog ter meerdere eer en glorie van het ‘socialisme’. Zo werd de massastaking in Polen een machtige factor van de toekomstige ineenstorting van het Russische imperialistische blok [...]” (Internationale Revue, nr. 99, 1999)
IKS
(1) Tijdens de winter van 1970‑1971 gingen de arbeiders van de Baltische scheepswerven in staking tegen de prijsverhogingen voor de eerste levensbehoeften. Het stalinistische regime reageerde aanvankelijk met een gruwelijke repressie van de manifestaties waarbij enkele honderden doden vielen, vooral in Gdansk. Maar daarmee waren de stakingen niet ten einde. Uiteindelijk werd de partijleider, Gumulka, afgezet en vervangen door een ‘sympathieker’ personage, Gierek. Deze moest acht uur lang discussiëren met de arbeiders van de scheepswerven van Szczecin om ze ervan te overtuigen het werk te hervatten. Natuurlijk zou hij nooit de beloften nakomen die hij hen toen deed. In 1976 veroorzaakten nieuwe grove economische aanvallen stakingen in meerdere steden, vooral in Radom en Ursus. De repressie kostte enkele tientallen doden.
(2) Het ging eigenlijk niet zozeer om een vakbond als wel om een kleine groep arbeiders die, in contact met het KOR (comité voor de verdediging van arbeiders) dat na de repressie van 1976 was samengesteld uit intellectuelen van de democratische oppositie en die ijverde voor de legalisering van een onafhankelijke vakbond.
“700 vluchten geannuleerd, 70.000 passagiers gegijzeld door een handvol onverantwoordelijken midden in de vakantieperiode!” Dat was de boodschap die de pers en alle Britse media er voortdurend inhameren naar aanleiding van de staking die van 11 tot 14 augustus de Londense luchthaven Heathrow heeft lamgelegd. De kracht en de irritatie waarmee de bourgeoisie de stakers veroordeelde toont de historische draagwijdte van deze arbeidersstrijd. Luttele weken na de aanslagen van 7 juli in Londen, terwijl de bourgeoisie probeerde de nationale consensus nieuw leven in te blazen door middel van haar anti-terroristische campagne, ging een duizendtal luchthavenarbeiders spontaan in staking uit solidariteit met 670 arbeiders van het Amerikaanse cateringbedrijf Gate Gourmet, een onderaannemer van British Airways, toen hen ontslag werd aangezegd.
Dit ontslag was het resultaat van een cynisch en provocerend beleid van het bedrijf, dat erop gericht is om de huidige werknemers, merendeels van Indiaas-Pakistaanse afkomst, te vervangen door nog goedkopere arbeidskrachten uit Oost-Europa. Deze solidariteitsstaking illustreert op schitterende wijze de heropleving van de strijdbaarheid van de arbeidersklasse. Dat is des te belangwekkender in een land waarin de terugtocht van het proletariaat vergezeld ging van een diepe demoralisatie na de grote nederlagen die het in 1979 en 1984 leed, vooral in de mijnwerkersstaking. De strijd bevestigt vooral het ware karakter van het proletariaat, doordat de belangrijkste waarden van de mensheid in het centrum van de arbeidersstrijd staan, zoals solidariteit en zin voor menselijke waardigheid in zijn afwijzing van het onaanvaardbare en tegenover heel de laster van de bourgeoisie.
Het hervatten van de klassenstrijd wordt op internationale schaal bekrachtigd en heeft dezelfde kenmerken als in Heathrow. Na de arbeidersstrijd bij Mercedes (Daimler-Chrysler) verleden jaar in Duitsland zijn het in juli duizenden arbeiders van het Honda-filiaal in India geweest die op zo’n twintig kilometer van de hoofdstad New Delhi hun solidariteit betuigden met dertig ontslagen kameraden. Ze overschreden daarbij het wettelijke stakingsrecht en moesten het opnemen tegen de zeer gewelddadige repressie door de oproerpolitie. In Argentinië is zojuist een strijdgolf uitgebroken (waarop we later terugkomen), die dezelfde tendensen tot ontwikkeling van arbeiderssolidariteit tot uitdrukking bracht. Van 8 tot 11 augustus gaven 130.000 mijnwerkers gehoor aan een stakingsoproep in de goudmijnen van Zuid-Afrika. Hoewel zij onder de vakbondscontrole van de NUM bleef was het de grootste stakingsbeweging in dit land sinds 1987. Al deze gebeurtenissen onthullen het potentieel van de internationale ontwikkeling van arbeidersgevechten, die een aanmoedigend voorbeeld stellen voor de toekomst van de klassenstrijd.
De media – de openbare stem van de staat en van de heersende klasse – hebben hun woede tegen de stakers van Heathrow geventileerd. Hoe durven de arbeiders daar klassensolidariteit boven de winsten van de onderneming te stellen? Weten zij niet dat zaken als arbeiderssolidariteit en klassenstrijd achterhaald zijn? Dat is toch in de jaren 1970 uit de mode geraakt, of niet? Volgens een stafmedewerker van een de rivalen van British Airways, geciteerd in de Sunday Times van 13 augustus, is “in vele opzichten (...) de luchtvaart de laatste niet-hervormde industrietak (...) Zij is zoals de havens, de mijnen of de automobielindustrie in de jaren 1970 waren.” Waarom leren deze achterlijke arbeiders niet dat het principe van de maatschappij vandaag “ieder voor zich” is en niet “arbeiders aller landen verenigt u”?
Vreemd toch hoe deze “nieuwe” filosofie van de vrijheid van ieder afzonderlijk individu de bazen niet hindert om van de loonslaven absolute gehoorzaamheid te eisen. Het klopt, sommige media zijn een klein beetje kritisch op de openlijke “shoot-to-kill” methoden van Gate Gourmet. Toen de cateringarbeiders een bijeenkomst hielden om te discussiëren over hoe te antwoorden op een truc van het management die het op hun banen gemunt had, werd de bijeenkomst ingesloten door veiligheidsagenten en werden 600 arbeiders – zelfs degenen die met ziekteverlof of met vakantie waren – op staande voet ontslagen vanwege het voeren van een niet-erkende actie, sommigen per megafoon. Dit is tamelijk aanmatigend, maar niettemin een uitdrukking van een houding van het management die steeds wijder verbreid raakt. Arbeiders bij Tesco worden geconfronteerd met de afschaffing van betaald verlof in de eerste drie ziektedagen, andere bedrijven kijken met belangstelling naar deze nieuwe “hervorming”. Arbeiders in warenhuizen worden elektronisch gevolgd om te zeker te stellen dat geen seconde van “de baas zijn tijd” wordt verspild. Het huidige politieke klimaat, waarin we worden verondersteld om iedere politietreiterij te accepteren uit naam van het “anti-terrorisme”, zal de arrogantie van de bazen alleen maar vergroten.
Deze aanvallen zijn niet slechts het merkteken van bijzonder inhalige bazen die “Amerikaanse” methoden toepassen. De toenemende brutaliteit van de aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeiders is de enige wijze waarop de kapitalistenklasse kan antwoorden op de economische wereldcrisis. De lonen moeten laag gehouden worden, de productiviteit hoog, pensioenen drastisch verlaagd, uitkeringen verminderd, omdat ieder bedrijf en ieder land in een wanhopige strijd verwikkeld is om hun rivalen op een overladen markt de loef af te steken.
Tegenover deze aanvallen is de arbeiderssolidariteit onze enige verdediging. De bagage-afhandelaars en andere medewerkers op Heathrow die het werk neerlegden toen ze van de massaontslagen hoorden, hebben laten zien dat ze dit perfect begrijpen. Ze zijn zelf het doelwit geweest van dezelfde soort aanvallen en ze zijn in soortgelijke gevechten verwikkeld geweest. De onmiddellijke effectiviteit van hun staking onthulde meteen de macht van de arbeiders wanneer zij een verenigde en vastberaden actie ondernemen. Het is de enige basis waarop de bazen gedwongen kunnen worden om de ontslagen arbeiders terug in dienst te nemen, en het zal de luchthavenbazen doen aarzelen om in de nabije toekomst soortgelijke aanvallen te lanceren. Afgezonderd per categorie zijn de arbeiders een gemakkelijke prooi voor de heersende klasse. Vanaf het moment dat de strijd zich naar andere arbeiders uitbreidt, verandert dit beeld.
Maar er kleeft een nog veel belangrijkere betekenis aan de arbeiderssolidariteit.
In een maatschappij die om ons heen uit elkaar valt, waarin het “ieder voor zich” de vorm aanneemt van terrorisme, racistische aanvallen, gangsterdom en willekeurig geweld van allerlei slag, vormt de solidariteit van de arbeiders dwars door alle verdelingen naar werksoort, religie, sekse of natie het enige tegengif tegen dit systeem, het enige uitgangspunt voor het scheppen van een andere maatschappij, gebaseerd op menselijke behoeften en niet op de jacht naar winst. Tegenover een systeem dat wegzinkt in veralgemeende oorlog en zelfvernietiging, is het geen overdrijving om te beweren dat de klassensolidariteit de enige werkelijke hoop is voor het overleven van de menselijke soort.
Dat dit tegelijk geen ijdele hoop is, wordt duidelijk wanneer we over de grenzen van Groot-Brittannië heen kijken. In de laatste twee jaar zien we een groeiende heropleving van arbeidersgevechten na jaren van wanorde. In de belangrijkste ervan, de gevechten van de Franse arbeiders tegen de aanvallen op de pensioenen in 2003, het gevecht van de Duitse automobielarbeiders tegen ontslagen, is het element van de solidariteit fundamenteel geweest. Deze bewegingen bevestigen dat de internationale arbeidersklasse niet is verdwenen en niet is verslagen.
Vanzelfsprekend hebben de media geprobeerd om de betekenis van de solidariteitsacties op Heathrow te verbergen. Ze begonnen te spreken over de familiebanden tussen de cateringarbeiders en de bagage-afhandelaars en andere luchthavenmedewerkers. Die bestaan, maar terwijl de meerderheid van de cateringarbeiders een Indiase achtergrond hebben, is de meerderheid van de bagage-afhandelaars “blank”. Kortom, dit was authentieke klassensolidariteit die alle etnische verdelingen oversteeg.
De nieuwsuitzendingen probeerden ook de mogelijke sympathie van andere arbeiders met de luchthavenwerkers te ondermijnen door het lijden van de passagiers wier vluchten door de staking werden onderbroken in de schijnwerpers te zetten. Wanneer je het grootste gedeelte van het jaar hebt lopen zweten van het werk is het zeker geen pretje om vervolgens je vakantieplannen in duigen te zien vallen. Hun acties aan andere arbeiders uitleggen en aan de bevolking in het algemeen is een taak die alle arbeiders op zich moeten nemen wanneer ze in strijd treden. Maar zij moeten ook de hypocriete mediachantage weerstaan die er altijd op uit is om hen als de schurken in het stuk neer te zetten.
Wanneer de heersende klasse niet wil dat wij de klassensolidariteit herkennen die we voor onze ogen zien, bestaat er ook nog een andere waarheid die zij tracht te verduisteren: dat arbeiderssolidariteit en vakbondsstrijd niet langer hetzelfde zijn.
De methoden die in deze strijd worden gebruikt zijn, waren een directe uitdaging aan het vakbondsdraaiboek:
- De arbeiders van Gate Gourmet besloten om een algemene vergadering in hun kantine te houden om over het laatste manoeuvre van het management te discussiëren. Dit was een niet-officiële bijeenkomst onder werktijd. Het idee zelf van algemene vergaderingen waarop je discussieert en besluiten neemt, gaat tegen alle officiële vakbondspraktijken in;
- Het overige luchthavenpersoneel heeft de officiële richtlijnen eveneens genegeerd door te staken zonder vakbondsstemming; zij hebben de draaiboeken verder getrotseerd door “secundaire” actie te ondernemen.
Dit soort acties zijn gevaarlijk voor de heersende klasse omdat zij de arbeiders aan de vakbondscontrole dreigen te doen ontsnappen, die de “officiële”, door de staat erkende, organen zijn geworden om de klassenstrijd onder controle te houden. In de afgelopen periode is er een gestage toename van dit soort “wilde” acties geweest: het vorige grote conflict op Heathrow (1), talrijke stakingen bij de post, en tegelijk met het nieuwste gevecht op Heathrow waren er onofficiële stakingen bij de buschauffeurs van Edinburgh en bij de Ford gieterij in Leamington Spa.
In het geval van Heathrow slaagde de TGWU (2) erin greep op de situatie te krijgen. Officieel moest zij de onofficiële werkonderbreking afwijzen en de arbeiders aansporen om het werk te hervatten. Maar met de hulp van “revolutionaire” groepen zoals de SWP (3) is de vakbond erin geslaagd om de strijd voor te stellen als een strijd voor de verdediging van de vakbond, om de represailles tegen militante arbeiders – die zeker deel uitmaakten van de strategie van Gate Gourmet – te identificeren met een aanval op de vakbond. Dit maakt het gemakkelijker voor de kaderleden, die merendeels werkelijk denken dat zij in het belang van collega’s handelen, om de strijd binnen het vakbondskader te houden.
Wat hier onderhuids broeit is niet een strijd voor “de verdediging van de vakbonden” maar steeds massalere bewegingen waarin de arbeiders het hoofd zullen bieden aan de vakbondsmachinerie als het eerste obstakel op hun weg. Om in en door de strijd de breedst mogelijke klassensolidariteit op te bouwen, staan de arbeiders voor de noodzaak om hun eigen algemene vergaderingen open te stellen voor alle arbeiders, en om stakingscomités te kiezen die alleen aan deze vergadering verantwoording schuldig zijn. Militante arbeiders die dit perspectief begrijpen, zouden niet geïsoleerd moeten blijven, maar moeten beginnen om samen te komen, om dit te bediscussiëren in voorbereiding op toekomstige gevechten.
World Revolution / 15.08.2005
(1) Zie ook de volgende artikelen in het Nederlands:
- “Een keerpunt in de internationale klassenstrijd” in Wereldrevolutie, nr. 101, januari t/m april 2004, en Internationalisme, nr. 302;
- “Groot-Brittannië: Als antwoord op de toename van de kapitalistische aanvallen herneemt de arbeidersklasse de strijd” in Wereldrevolutie, nr. 102, mei t/m augustus 2004 en Internationalisme, nr. 306-307.
(2) Transport General Workers’ Union, de Britse vervoersbond
(3) Socialist Workers Party, trotskisten van de richting van Tony Cliff
Een economisch ‘Marshallplan’ voor Wallonië onder de naam Onze krachten bundelen werd met veel luister op 30 augustus door de Waalse gewestregering afgekondigd. Nooit werd meer ruchtbaarheid gegeven, tot ver over de taalgrens heen, aan een gewestelijk relanceplan. De reacties van werkgevers, vakbonden, politici van meerderheid en oppositie aan Vlaamse en Waalse zijde waren dan ook overal positief tot enthousiast.
Het is nochtans niet de eerste keer dat Wallonië met een ambitieus herstelplan op de proppen kwam, zoals sommige commentatoren er schuchter aan toevoegen. Maar minister van Waalse economie Marcourt (PS) onderstreept dat er “nog nooit zoveel geld is uitgetrokken om de Waalse economie te stimuleren”. En meer nog dan de cijfers worden de principes en de oriëntatie van het plan toegejuicht: onder het credo “Er moet eerst welvaart gecreëerd worden vooraleer ze verdeeld kan worden” wordt iedereen opgeroepen zich met het wel en vooral met het wee van het zieltogend kapitalisme te verzoenen; de oproep tot “verantwoordelijkheidszin en mentaliteitsverandering” zijn de gesels die de arbeidersklasse in het gareel moeten houden om de concurrentiewedloop te winnen en met schuldgevoel opzadelen mocht dit mislukken.
Bovendien is het Marshallplan niet enkel maar bluf of een reclamestunt voor de politieke formatie, het opent nieuwe wegen voor… aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse.
De druk van de economische wereldcrisis brengt een toenemende verslechtering van de concurrentiepositie van België met zich mee. De groeicijfers zijn marginaal en liggen onder het Europees gemiddelde. De werkloosheidsgraad bereikte in juli officieel 13,4% (Vlaanderen 9,36%, Wallonië 18,8%, Brussel 21,2%). Nog nooit gingen zo veel bedrijven failliet; een tweede recordjaar op rij valt te verwachten. De Belg leent bovendien meer dan ooit en zit forser in de schulden. Zo hebben de Belgische particulieren met zijn allen 128,5 miljard euro schulden bij de banken of 12.500 euro per Belg.
Niet te verwonderen dus dat er verlies van vertrouwen alom is. De conjunctuurbarometer staat duidelijk in het rood. En voor het eerst sinds 1997 is ook de vertrouwensindex (VRIND) gedaald. Zo geloven amper 7% van de Vlamingen nog dat het wettelijk pensioen zal volstaan.
Die situatie vereist steeds gelijklopender, globale en massale soberheidsmaatregelen. Het Marshall-plan maakt geheel en al deel uit van deze behoeften van het Belgische kapitaal, ondanks de schijnbare bezwaren van een Di Rupo. Maar zoals Vice premier Dewael zegt: “Je moet niet kijken naar wat de PS verklaart, maar naar wat ze doet.”
Officieel heet het dat men een miljard euro wil uitgeven in vier jaar bovenop het gewone budget om de zieltogende Waalse economie uit het slop te halen, wat overeenstemt met jaarlijks een verhoging met 5% van het budget, rond vijf prioriteiten. Deze ambitieuze maatregelen wil men bekostigen door ‘uitzonderlijke middelen’ in de Waalse begroting. Via de verkoop van participaties vooral in de staalindustrie, besparingen en herschikking van de kredieten en van minder prioritaire beleidsmaatregelen.
PS voorzitter Di Rupo wijst erop dat het “Marshallplan geen zoekactie is naar federaal of Waals geld. Hij wil vakbonden, werkgevers, universiteiten en culturele spelers ‘mobiliseren’ om een nu-of-nooit-plan voor Wallonië op te stellen”.
In mensentaal vertaalt: 'hele sectoren van de economie worden opgegeven en nog-meer-dan-vroeger gaan we het geld uit de zakken van de arbeiders halen!'
1. Dit plan wordt bedrieglijk voorgesteld als een “nu-of-nooit” Marshallplan met “nooit-geziene” te investeren sommen die het idee moeten voeden dat de Waalse economie zich kan ‘herstellen’. In tegenstelling tot de na-oorlogse situatie van het Marshall-plan voor de wederopbouw, zijn de globale omstandigheden nu totaal verschillend en momenteel bevindt het wereldkapitalisme zich in een langdurende tendens tot economische inkrimping, de begrotingstekorten zijn omvangrijk en de omstandigheden bieden geen klimaat voor renderende investeringen. De wereldeconomie zit als geheel in een overproductiecrisis.
Cijfers zijn trouwens relatief: de bourgeoisie bluft met haar niet meer dan één miljard euro op 4 jaar, ter vergelijking: de stad Antwerpen krijgt dit jaar al 400.000 euro extra alleen om probleemsituaties op te vangen in het onderwijs, en de vorige Waalse regering besteedt één miljard euro enkel aan huisvesting. De overheid propt bovendien al jaren tevergeefs miljarden in de Waalse economie. Maar nu zou het anders zijn? Dit ‘herstel’-plan, net zoals alle andere, beoogt slechts om door besparingen op de kap van de arbeiders de bedrijven, in een aantal sectoren, terug competitiever te maken. De toenemende brutaliteit van de aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeiders is de enige manier waarop de kapitalistenklasse kan antwoorden op de economische wereldcrisis. De lonen moeten laag gehouden worden, de productiviteit hoog, pensioenen drastisch verlaagd, uitkeringen verminderd, omdat ieder bedrijf en ieder land, iedere regio in dit geval, in een wanhopige strijd verwikkeld is om de rivalen op een overladen markt de loef af te steken.
2. Het plan spreekt over “uitzonderlijke financieringsmiddelen” en verdoezeld aldus dat dit geld rechtstreeks en/of onrechtstreeks uit de zakken van de werkende en werkloze bevolking zal komen. Vooreerst geven passages en uitlatingen als: “0% de croissance et mobilité général pour les fonctionnaires” en “als het Di Rupo menens is met zijn relance, dan moet hij de overheid ontmantelen” (Marc Devos, docent arbeidsrecht Universiteit Gent en VUB) en het voornemen om de 70 structuren over de zes basins te rationaliseren, duidelijk te kennen dat de besparingen waar ze het over heeft niets anders betekenen dan de afbraak van de openbare diensten. Vervolgens zullen de opgezette vormingsprogrammas de druk op de werklozen verhogen en sancties voorzien om op die manier uitkeringen te beknotten en zullen de banen die eventueel gaan gecreëerd worden nogmaals een slechter en precairder statuut in het leven roepen. Tenslotte zullen met “het herschikken van kredieten en minder prioritaire maatregelen” de werknemers in minder ‘prioritaire’ sectoren er de dupe van zijn en zullen de staalarbeiders van Arcelor de 180 miljoen euro die de aandeelhouders ophoesten voor het plan in de korste keren mogen terugverdienen.
3. “Solidariteit is altijd ons sterke punt geweest, nu is het tijd voor verantwoordelijkheid...” stelt Waals minister-president J.C. Van Cauwenberghe. “Wallonië heeft ook een mentaliteitsverandering nodig... Het imago van veel stakingen moet verdwijnen..” wordt er door verschillende woordvoerders aan toegevoegd. Ook hier liegt de bourgeoisie! In realiteit wilt ze de arbeidersklasse mobiliseren in een eenheidsfront met de bourgeoisie, haar dwingen om de klassensolidariteit te verruilen voor die met haar uitbuiters en voor sociale vrede.
“De boodschap is overgekomen, gefeliciteerd met de marketing.” Onder deze bewoording feliciteerde oppositiekopstuk Kubla (MR) op TV deux zondag 4/9 in de uitzending Mise au Point de Waalse regering voor haar geslaagde opzet. Niet alleen de boodschap immers maar vooral de termen waarin en de manier waarop ze gelanceerd wordt zijn kenschetsend voor de opzet van de makers ervan. Dit plan geeft de rest van de Belgische bourgeoisie de pap in de mond om het najaarsoffensief op de arbeidersklasse in te zetten. Met de begroting 2006 (waar voor de eerste keer opnieuw overwogen wordt een begrotingstekort te aanvaarden), de besparingen op de werkingsuitgaven van de overheid (sociale zekerheid, gezondheidszorg), de beroepsloopbaan en het einde loopbaandebat (met onder meer de pensioenen), wordt het sociale model immers verder in vraag gesteld.
Vanaf haar aantreden heeft de regering Verhofstadt II de vijf structurele peilers goed ingeschat die tezamen onmisbaar zijn om de productiviteit van de nationale economie te herstellen: a) vermindering van de lasten voor ondernemingen; b) loonmatiging; c) vermindering van de kosten voortkomend uit werkloosheid; d) verruiming van de arbeidstijd per week en verlenging van de arbeidstijd tijdens het leven (einde loopbaan); e) alternatieve financiering van de sociale zekerheid.
Ook de Vlaamse regering buigt zich over het budget 2006 en wil een vinger in de besparingspap. ‘Een nieuwe wind zoals in het Marshallplan is goed’ wordt gezegd, ‘maar nu moeten we nog verder gaan’. Zo wil Vlaams minister Fientje Moerman ontslag gemakkelijker en goedkoper maken. Voor alle duidelijkheid en met het nodige cynisme voegt ze er aan toe: “Ik ben niet voor sociale afbraak. Wel voor meer werkgelegenheid.” (De Standaard, 2/9).
Het pleidooi voor meer bevoegdheid voor de regio’s, ook inzake loonvorming en werkgelegenheid moet de gewestregeringen de kans geven om de arbeidersklasse nog verder te verdelen en per opbod tegen elkaar uit te spelen.
Als de bourgeoisie de werkelijkehid van de recessie al eens onder ogen ziet, dan is het om die onmiddellijk te bagatelliseren en de komst van de volgende heropleving aan te kondigen. Allerlei redenen worden opgegeven om de concreet de ongerustheid van de arbeidersklasse te verminderen. Met haar Marshallplan erkent de bourgeoisie de ernst van de situatie en probeert ze de ongerustheid van de arbeidersklasse te sussen en haar met een kluitje in het riet te sturen.
Ontgoocheling en ongerustheid moeten echter omgezet worden in open strijd en niet gesust. Tegenover deze aanvallen is de onderlinge arbeiderssolidariteit onze enige verdediging. De krachten bundelen, niet laten verdelen in publiek-privé, per regio of taalgemeenschap, werkenden en niet werkenden, ouderen en jongeren, allochtonen en autochtonen. De arbeiders kunnen verzet aantekenen door zich bewust te worden van hun eigen kracht, door uit het isolement te breken dat hen door de vakbonden wordt opgelegd en door de solidariteit te zoeken van hun klassenbroeders die dezelfde aanvallen ondergaan.
Tegenover de gezondmakingsplannen van de bourgeoisie bestaat de enig mogelijk ‘gezondmaking’ van de ‘economische’ organisatie van de maatschappij uit de vernietiging van het kapitalisme, de instelling van de maatschappij waar het doel van de productie niet langer de winst is, de rentabiliteit van het kapitaal, maar gewoon de bevrediging van de menselijke behoeften.
LAC / 09.09.2005
Als eerste staaltje van cynisme en leugens:
In het plan staat dat “De Waalse regering het aantal acties vergroot en de initiatieven stimuleert voor het creëren van welvaart en tewerkstelling.”
Dat is wel goed nieuws voor de arbeiders van Sonaca want…
“De Waalse vliegtuigconstructeur Sonaca buigt zich vandaag over een reorganisatieplan. Daarbij zouden 300 van de 1.890 werknemers hun baan verliezen. Sonaca is een van de bedrijven die het economisch herstel van Wallonië moeten trekken. Naast het schrappen van banen staan er ook een loonsverlaging en een verlenging van de werktijd in het plan. Het doel is om de verwachte daling van het omzetcijfer tegen te gaan.
De hoofdaandeelhouder van Sonaca is het Waalse Gewest met 98 procent van het kapitaal. In het ambitieus economisch herstelplan van Wallonië wordt de sector van de vliegtuigbouw beschouwd als een van de steunpilaren. De vakbonden wijzen er in het krantenartikel (in La libre Belgique) op dat Sonaca met de reorganisatie twee doelen voor ogen heeft: middelen vrijmaken om de internationale uitbreiding van het bedrijf te financieren, en de onderneming aantrekkelijk maken voor een financiële partner.”(De Standaard,5.09.2005)(sic!)
Ver van een Spaans-Marokkaanse bijzonderheid is de repressie van de emigranten te Ceuta en Melilla de nieuwste episode van een lange lijst van verschrikkingen die het kapitalisme dit armste deel van de bevolking doet ondergaan. Duizenden emigranten verdrinken jaarlijks in de Straat van Gibraltar. Evenveel, zo al niet meer, worden met geweld onderdrukt en in doorgangskampen geparkeerd, omdat ze met ellendige bootjes Europa hebben willen bereiken via Sicilië, de Canarische Eilanden en, recentelijk, Cyprus en Malta. De kampioenen van de ‘mensenrechten’, Frankrijk en Groot-Brittannië, blijven niet stilstaan zoals blijkt uit de gezamenlijke sluiting van het centrum in Sangatte in Pas-de-Calais, die honderden vluchtelingen volslagen berooid achterlaat, en uit de belofte van Sarkozy om 24.000 vluchtelingen zonder papieren per chartervlucht voor het einde van het jaar 2005 terug te sturen, of uit de onderhandelingen die Frankrijk voert met Libië om er doorgangskampen te openen, zoals in Marokko, Algerije of Oekraïne en Moldova. Tegenover een economische crisis die alsmaar groter wordt, waarin het aantal migranten in dertig jaar is gestegen van 75 naar 200 miljoen personen, is het kapitalisme ten einde raad, en het lot dat het voor de mensheid in petto heeft, ligt opgesloten in wat het deze massa van immigranten laat ondergaan. Want de ellende van de immigranten condenseert die van het proletariaat als een klasse die niets anders bezit dan zijn arbeidskracht. In de onmenselijke condities die vandaag de emigranten wordt opgelegd, verschijnt deze arbeidskracht duidelijk voor wat ze is: een eenvoudige waar, die de burgerlijke slavenhandelaars altijd voor de laagste prijs hebben gekocht om hun kapitaal te laten gedijen, en wanneer er teveel werklieden op de markt zijn, betekent dit werkloosheid voor een groot deel van de arbeidersklasse, de uittocht, repressie en de dood voor de armsten onder ons.
Vanaf eind september hebben we gedurende twee weken een opeenvolging van hallucinante scènes aan de Zuidgrens van de Europese Unie gezien. Eerst waren het de massale overvallen op de versperringen die door de Spaanse regering waren aangebracht. Het lukte duizenden emigranten deze hindernis te overwinnen met kleerscheuren en bloedvergieten. Daarna kwamen de kogelregens die vijf emigranten hebben neergemaaid. Alle verdraaiingen door de officiële woordvoerders ten spijt zijn deze naar alle waarschijnlijkheid afgevuurd door de krachten van de ‘zeer democratische’ en ‘zeer vredelievende’ regering van de heer Zapatero, die zich graag voordoet als een Bambi, een ongevaarlijk hertje. Vervolgens kwam de inzet van het Legioen en de Guardia Civil met de opdracht om de emigranten ‘op een humane wijze’ (sic) terug te drijven. Op 6 oktober, na duistere onderhandelingen tussen de Spaanse en Marokkaanse regering, namen de gebeurtenissen een wending: zes emigranten werden op Marokkaans grondgebied neergemaaid. Deze moorden zijn het begin van een hele reeks van steeds brutaler wordende acties: emigranten die op 7 oktober aan hun lot worden overgelaten in de woestijn ten zuiden van Oujda, het massaal uitkammen van de Marokkaanse steden met concentraties van emigranten; chartervluchten ter repatriëring naar Mali en Senegal waarbij mannen en vrouwen opeengepakt werden, opnieuw een massale deportatie van emigranten in autobussen van de dood naar de Sahara woestijn.
Vanaf 6 oktober neemt de regering Zapatero haar de rol weer op van ‘kampioen onder de handige jongens’. Zij ‘protesteert’ luidruchtig tegen Marokko vanwege de ‘onmenselijke’ behandeling die de emigranten ondergaan en stelt met een groots opgezet mediavertoon haar project voor van een ‘ultramoderne’ omheining (in werkelijkheid drie hekwerken achter elkaar) die ondoordringbaar is, zonder dat de emigranten ‘ook maar een haartje wordt gekrenkt’. Hun collega’s van de Europese Unie haasten zich om zich te vervoegen bij het koor van het ‘democratisch protest’ tegenover de Marokkaanse ‘excessen’. Ze ‘eisen’ een ‘respectvolle behandeling van de emigranten’ en debiteren ons hun gewoontegetrouw gekakel over de Europese Unie als ‘gastland’ en over de noodzaak tot ‘ontwikkeling’ van de Afrikaanse landen. De Spaanse minister van buitenlandse zaken, een expert in gelukzalig glimlachen, laat zijn tanden zien en kondigt heel ernstig aan dat ‘Spanje geen enkele illegale emigratie zal toelaten hoewel dat compatibel zou zijn met het respect voor de emigranten.’ (sic)
In deze crisis kunnen we de twee gezichten van de democratische staten zien. Vanaf 6 oktober toont de regering Zapatero, nadat zij haar vuile oorlog tegen de emigranten handig heeft uitbesteed aan Marokko, haar gewone masker van engelachtige voorstander van de ‘vrede’, de ‘mensenrechten’ en het ‘respect voor personen’. Dat is het gezicht van het cynisme, de leugen en het manoeuvre: de mantel van de meest afstotelijke schijnheiligheid waarmee de ‘grote democratieën’ zich gewoonlijk omhullen. Want de dagen er voor liet de regering Zapatero een ander gezicht zien: dat van het massaal neermaaien, dat van de Guardia Civil die zijn woede koelde op een emigrant, dat van de prikkeldraad en de overvliegende helikopters, dat van de uitzettingen naar de Afrikaanse landen… Een gezicht dat de hypocriete sluier van het gezwets over de ‘rechten’ en de ‘vrijheden’ scheurt en harde werkelijkheid onverbloemd liet doorschemeren: de ‘socialist’ Zapatero doet tegenover de emigranten hetzelfde als de zo verguisde Sharon met zijn muur in Cisjordanië en Gaza of de Oost-Duitse stalinisten Ulbricht en Honecker die de Berlijnse muur optrokken. De twee gezichten, die van de democratische schijnheiligheid en die van de bloedhond zijn in werkelijkheid niet met elkaar in tegenspraak maar vullen elkaar aan. Ze vormen een onmisbare eenheid in de methoden van het kapitalisme, een sociaal systeem dat steunt op een minderheidsklasse van uitbuiters, de bourgeoisie, wier overleving steeds meer frontaal in botsing komt met de belangen en noden van het proletariaat en van de grote meerderheid van de bevolking.
In het tragische probleem van de emigratie zien we hoe het kapitalisme, geconfronteerd met een steeds scherper wordende crisis – die de meest extreme vormen aanneemt op continenten als Afrika – niet langer in staat is om een overlevingsminimum te verzekeren voor een steeds groeiende massa van mensen die vluchten voor de hel van honger, oorlog en de meest dodelijke epidemieën. Op hun vlucht worden ze uitgekleed en beroofd door de politie en de maffia’s van de landen waar ze doorheen trekken, die daarbij kunnen rekenen op de baatzuchtige instemming van hun respectievelijke staten. En wanneer ze het verhoopte doel bereiken botsen ze op een nieuwe muur van de schande, met prikkeldraad, kogels en deportaties… Onderworpen aan een steeds dieper wordende crisis, zijn de landen van de Europese Unie steeds minder het ‘toevluchtsoord van vrede en voorspoed’ waarmee ze ons proberen te imponeren. Hun economieën kunnen slechts druppelsgewijs die onmetelijke menselijke vloedgolf opslorpen en dan nog onder vernederende uitbuitingsvoorwaarden die geleidelijk aan gaan lijken op die van de landen waar de emigranten vandaan vluchtten.
Deze toestand ontwikkelt zich in een context van groeiende imperialistische spanningen tussen de verschillende staten die ieder voor zich uitpluizen hoe ze aan de rivaal klappen kunnen uitdelen of messen kunnen slijpen om hem te chanteren. Dit maakt van de emigranten een aantrekkelijke massa om mee te manoeuvreren die misbruikt wordt door de verschillende regeringen. Marokko probeert Spanje te chanteren door aan de gespecialiseerde maffia’s allerlei faciliteiten te verschaffen voor het verhandelen van de emigranten om hun ‘sprong’ naar de andere kant uit te voeren. Maar van zijn kant probeert Spanje, als zuidelijke toegangspoort tot de Europese Unie, de hoogst mogelijke prijs te ontvangen voor zijn diensten als bloeddorstige waakhond.
Dit bloedige spel van bedriegers en afzetters gebeurt ten koste van de levens van honderdduizenden mensen die zijn veroordeeld tot een tragische Odyssee. De machtigste staten stellen zich aan de wereld voor als de meest ‘menselijke en solidaire’, eenvoudigweg omdat zij er achter de coulissen in slagen om hun zwakkere collega’s voor het vuile werk te laten opdraaien. Marokko komt er uit als ‘de schurk van de film’ (de traditie van de meest wilde brutaliteit van zijn politiekorps en militairen maken het mogelijk om die rol perfect te spelen) terwijl Spanje en de ‘partners’ van de EU, zijn opdrachtgevers zonder scrupules (1), het lef hebben om het de les te lezen in ‘democratie’ en ‘mensenrechten’. Maar de groeiende tegenstellingen van het kapitalisme, de verdieping van zijn historische crisis, het proces van ontbinding dat het langzaam aanvreet, de verscherping van de klassenstrijd, laat deze grootmachten, volleerde acteurs in de rol van de ‘goede’ in het democratisch theater, steeds directer als bloedhonden zien. Drie maanden geleden zagen we hoe de Britse politie, de meest democratische ter wereld’, in koelen bloede een jonge Braziliaan heeft vermoord(2). In september zagen we hoe het leger en de Noord-Amerikaanse politie klappen uitdeelde in plaats van voedsel en hulp voor de slachtoffers van de orkaan Katrina. Vandaag zien we hoe de regering Zapatero emigranten liquideert, troepen opstelt en een muur van de schande opricht. Een kapitalisme met een menselijk gezicht is onmogelijk. De belangen van de mensheid zijn onverzoenlijk met de noden van dit systeem. Opdat de mensheid kan leven, moet het kapitalisme sterven. De kapitalistische staat in alle landen vernietigen, de grenzen afschaffen en de uitbuiting van de ene mens door de andere, dat is de richting die het proletariaat moet geven aan zijn strijd opdat de mensheid eenvoudigweg kan beginnen te leven.
I.K.S. / 11.10. 2005.
(1) Onlangs hebben de autoriteiten van de Europese Unie hun Marok-kaanse spitsbroeders openlijk herinnerd aan de omvangrijke kredieten die ze hen hadden toegekend om hun rol van gendarme te spelen, iets wat ze tot nog toe hadden vermeden.
(2) Zie op onze web site het artikel: ‘Executie bij Stockwell, Londen: De democratische politiekogels van vandaag bereiden de doodseskaders van morgen voor’
Negentig jaar geleden, in september 1915, werd in Zimmerwald de eerste internationale socialistische conferentie gehouden, amper een jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Wanneer we deze gebeurtenis in herinnering brengen, is dat niet alleen om de aandacht te vestigen op een bladzijde uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging, maar vooral om de centrale, nog steeds geldige, betekenis van die conferentie levend te houden in het geheugen van de arbeiders: de strijd van het proletariaat is onwankelbaar en wezenlijk verbonden met een strijd tegen zijn uitbuiting en tegen de oorlog, voor de omverwerping van het kapitalisme. In dat verband is de verantwoordelijkheid van de revolutionairen van vitaal belang: zij moeten die strijd richten op zijn revolutionair perspectief.
De vermenigvuldiging van de oorlogsconflicten, de oorlogspropaganda van de imperialistische grootmachten en hun zucht naar concurrentie en vernedering overspoelen de wereld met een steeds wredere barbaarsheid. In die zin zijn de ‘geest’ en de lessen van Zimmerwald nog steeds brandend actueel voor het proletariaat.
Zimmerwald is de eerste proletarische reactie op de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. De toenemende weerklank van de conferentie heeft opnieuw hoop gegeven aan de miljoenen arbeiders die ondergedompeld waren in de bloedige verschrikkingen van de oorlog. Het uitbreken van de oorlog op 4 augustus 1914 is een catastrofe zonder weerga voor de arbeidersbeweging. Parallel aan de intense nationalistische hersenspoeling door de bourgeoisie vormt het verraad van de voornaamste sociaal-democratische arbeiderspartijen het doorslaggevend element dat het proletariaat in deze onnoemelijke moordpartij zal meeslepen. Hun parlementsfracties hebben in naam van de Heilige Eenheid de oorlogskredieten goedgekeurd en zetten de arbeidersmassa’s op die manier aan elkaar te vermoorden voor de belangen van de imperialistische mogendheden, in de meest verwerpelijke chauvinistische hysterie. Vanaf het begin van de oorlog verklaren de vakbonden uit eigen beweging elke staking voor verboden. De trots van de arbeidersklasse, de Tweede Internationale, gaat op in de vlammen van de wereldoorlog, nadat haar belangrijkste partijen, de Franse Socialistische Partij en vooral de Duitse Sociaal-democratische Partij schandelijk zijn overgelopen. Hoewel ze al door reformisme en opportunisme aangetast was, had de Tweede Internationale zich, onder impuls van haar revolutionaire minderheden, de Duitse linkerzijde en de Bolsjewieken met name, al vroeg uitgesproken tegen de oorlogsvoorbereidingen en de oorlogsdreiging. In 1907, op het Congres van Stuttgart, daarna bevestigd op het Congres van Bazel in 1912, en nog herhaald tot in de laatste dagen van juli 1914, was ze opgestaan tegen de oorlogspropaganda en de militaristische plannen van de heersende klasse. Zo gingen enkele decennia van werk en inspanningen in één klap verloren. Maar, trouw gebleven en onverzettelijk in het principe van het proletarisch internationalisme blijft de revolutionaire minderheid, die jarenlang gevochten heeft tegen het opportunisme binnen de Tweede Internationale en haar partijen, zich verzetten en blijft ze de strijd leiden:
- in Duitsland met de groep ‘Die Internationale’, die in augustus 1914 feitelijk gevormd wordt rond Luxemburg en Liebknecht, en met ‘Lichtstrahlen’, de linkerzijde uit Bremen;
- in Rusland en in de emigratie met de Bolsjewieken;
- in Nederland met de Tribunistische Partij van Gorter en Pannekoek;
- in Frankrijk met een deel van het revolutionair syndicalisme rond Rosmer en Monatte;
- in Polen met de SDKPiL, enz.
Ook begint zich een andere, nog aarzelende, stroming te ontwikkelen, die twijfelt tussen een houding van oproep tot de revolutie en een pacifistisch standpunt (de Mensjewieken, de groep van Martov, de Italiaanse Socialistische Partij). Sommigen ervan zullen opnieuw aansluiting zoeken bij de sociaal-chauvinistische verraders. Het is dus in een voortschrijdende confrontatie, dat de revolutionaire beweging de strijd zal aangaan tegen de imperialistische oorlog. Zo worden de onvermijdelijke breuk binnen de socialistische partijen en de vorming van een nieuwe Internationale voorbereid.
De belangrijkste taak van het moment is dus het bevorderen van de internationale hergroepering van de revolutionairen. Meteen worden er contacten gelegd tussen de verschillende internationalisten die gebroken hebben met het sociaal-patriottisme. De strijd tegen de oorlog wordt aangewakkerd, in Duitsland in de eerste plaats, waar Liebknecht op 2 december nog de enige was die openlijk tegen de oorlogskredieten stemde. In de komende maanden volgen andere afgevaardigden zijn voorbeeld. De activiteit van de arbeidersklasse tegen de oorlog komt op gang, aan de basis van de arbeiderspartijen, maar ook in de fabrieken en op straat. De vreselijke realiteit van de oorlog met haar massagraven, de talloze verminkten aan het front, de toenemende armoede in het binnenland zal steeds meer arbeiders de ogen openen en hen doen ontwaken uit de nevels van de nationalistische roes. In Duitsland komt het in maart 1915 tot de eerste betoging tegen de oorlog van vrouwen die aan het werk gezet zijn in de wapenindustrie. In oktober vinden bloedige botsingen plaats tussen politie en betogers. In november van hetzelfde jaar betogen in Berlijn 15.000 mensen wederom tegen de oorlog. Klassenbewegingen duiken ook in andere landen op, in Oostenrijk, in Groot-Brittannië, in Frankrijk. Deze heropleving van de klassenstrijd, verbonden aan de activiteit van de revolutionairen, die in zeer gevaarlijke omstandigheden propagandamateriaal tegen de oorlog verspreiden, zal de organisatie van de Conferentie van Zimmerwald (bij Bern in Zwitserland) versnellen, waar van 5 tot 8 september 1915 37 afgevaardigden uit 12 Europese landen bijeenkomen. Deze Conferentie wordt het symbool van het ontwaken van het internationale proletariaat dat getraumatiseerd was door de schok van de oorlog. Zij wordt een beslissende etappe op weg naar de revolutie in Rusland en de oprichting van de Derde Internationale. Het Manifest dat ze doet verschijnen is de vrucht van een compromis tussen de verschillende tendensen die er vertegenwoordigd zijn. De Centristen spreken zich uit voor een einde aan de oorlog in een pacifistische optiek, zonder te wijzen op de noodzaak van revolutie. Zij keren zich heftig tegen de Linkerzijde, vertegenwoordigd door de groep ‘Die Internationale’, de ISD en de Bolsjewieken, die van het verband tussen oorlog en revolutie de centrale kwestie maakt. Lenin bekritiseert zeer sterk die pacifistische toon, en de afwezigheid van middelen om de oorlog te bestrijden die uit het Manifest spreekt: "Het ordewoord vrede heeft op zich helemaal niets revolutionairs. Het wordt pas revolutionair wanneer het zich verbindt met onze argumentatie voor een revolutionaire tactiek, wanneer het samengaat met een oproep tot revolutie, met een revolutionair protest tegen de regering van het land waarvan men burger is, tegen de imperialisten van het vaderland waartoe men behoort." (1) Met andere woorden: het enige ordewoord voor het imperialistische tijdperk is: "omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog". Zonder haar kritieken weg te steken beschouwt de Linkerzijde het Manifest, ondanks zijn zwakke kanten "als een stap voorwaarts naar de werkelijke strijd tegen het opportunisme, naar de breuk en de splitsing" (1). Het Manifest van Zimmerwald zal een enorme weerklank krijgen in de arbeidersklasse en onder de soldaten. Met de voortzetting van een sterke heropleving van de internationale klassenstrijd, en de onverzoenlijke strijd van de Linkerzijde om een splitsing te bewerkstelligen in de rangen van de centristen, zal de tweede Internationale Conferentie in maart 1916 in Kienthal zich duidelijker links oriënteren en een duidelijke breuk doorzetten met de pacifistische fraseologie.
De aanzienlijke uitbreiding van de klassenstrijd in het jaar 1917 in Duitsland, in Italië en vooral het uitbreken van de revolutie in Rusland, eerste stap naar de wereldrevolutie, betekenen het einde van de Zimmerwaldbeweging die al haar potentieel opgebruikt had. Van nu af aan is het enige perspectief de oprichting van een nieuwe Internationale, die, rekening houdend met de trage rijping van het revolutionair bewustzijn, de vorming van consequente Kommunistische partijen en het wachten op het uitbreken van een revolutie in Duitsland, anderhalf jaar later zou volgen, in 1919.
Ondanks haar zwakheden heeft de Beweging van Zimmerwald dus een doorslaggevende betekenis in de geschiedenis van de revolutionaire beweging gehad: symbool van het proletarisch internationalisme, banier van het proletariaat in zijn strijd tegen de oorlog en voor de revolutie. Ze vormde een werkelijke brug tussen de Tweede en de Derde Internationale.
Eén van de grote lessen van Zimmerwald die nog steeds geldig zijn voor ons tijdperk van onvoorstelbare toespitsing van imperialistische spanningen en conflicten, is het opnieuw bevestigen van het belang van de kwestie van de oorlog voor het proletariaat. Samen met de strijd tegen de uitbuiting maakt de strijd tegen de oorlog, tegen het oorlogszuchtig gestook van de bourgeoisie, integraal bestanddeel uit van de klassenstrijd. De geschiedenis van de arbeidersbeweging toont aan dat de arbeidersklasse oorlog altijd als een ramp beschouwd heeft waar zij systematisch het voornaamste slachtoffer van wordt. Oorlog is geen afwijkend fenomeen binnen het kapitalisme, zeker niet in zijn periode van verval. Hij maakt deel uit van het functioneren ervan en is een permanent aspect geworden van zijn bestaanswijze. De reformistische illusie van een kapitalisme zonder oorlog is dodelijk voor het proletariaat. Verstrengeld in hun tegenstellingen, in een economische crisis die geen uitweg heeft omdat de betaalkrachtige markten op wereldvlak verzadigd zijn, kunnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie niet anders dan elkaar verscheuren om hun deel van de koek te behouden, om het deel van andere fracties te overmeesteren of strategische posities te veroveren die nodig zijn om hun heerschappij te behouden. In die zin is het idee dat we kunnen vechten voor een verbetering van onze levensvoorwaarden of voor vrede op zich, zonder te raken aan de grondvesten van de macht van het kapitaal een misleiding, een onmogelijkheid. Zonder het perspectief van massale politieke, revolutionaire strijd van de arbeidersklasse is er gewoon geen echte strijd tegen de kapitalistische oorlog. Het pacifisme is een reactionaire ideologie die gebruikt wordt om de ontevredenheid met de oorlog en de revolte van het proletariaat ertegen te kanaliseren om ze machteloos te maken. Evenzo betekent het voor de proletariërs, wanneer zij in de valstrik van de verdediging van de burgerlijke democratie trappen door de handen ineen te slaan met hun uitbuiters, door zich aan te sluiten bij oorlogszuchtige campagnes van de heersende klasse, dat ze zich aan handen en voeten gebonden uitleveren aan steeds meer barbarij: aan de oorlogsdynamiek van het kapitalisme in ontbinding dat, van de ene ‘lokale’ oorlog naar de andere, tenslotte het voortbestaan zelf van de mensheid bedreigt. De strijd van de arbeidersklasse voor haar eigen belangen, met het oog op de omverwerping van deze maatschappij voor het kommunisme is de enig mogelijke strijd tegen de oorlog.
SB
(1) Lenin, Tegen de stroom, eerste deel.
Via een wrede uitbuiting van de arbeidersklasse verwezenlijkte de Belgische bourgeoisie een indrukwekkende economische en imperialistische expansie op het einde van de 19e en bij het begin van de 20e eeuw. Dat maakte van België één van de meest ontwikkelde en machtige kapitalistische landen.
In Internationalisme nr. 319 en nr. 321, hebben we aangetoond dat de Belgische staat een contrarevolutionaire en kunstmatige schepping was, die door de grootmachten van die tijd in het leven werd geroepen, als een benepen en niet-progressief kader, ongunstig voor de industrialisering en het invoeren van moderne sociale verhoudingen. Via een wrede uitbuiting van de arbeidersklasse verwezenlijkte de Belgische bourgeoisie nochtans een indrukwekkende economische en imperialistische expansie op het einde van de 19e en bij het begin van de 20e eeuw. Dat maakte van België één van de meest ontwikkelde en machtige kapitalistische landen. Niettemin kon de Belgische bourgeoisie niet profiteren van de bloeiperiode van het kapitalisme voor het wegwerken van de economische, politieke en taalkundige tegenstellingen die voortvloeiden uit de kunstmatige schepping van haar staat. Dit onvermogen gaat zich steeds openlijker laten aanvoelen wanneer het wereldkapitalisme, met de Eerste Wereldoorlog, langzaam maar zeker afglijdt in een permanente toestand van crisis en oorlog.
De intrede in de vervalperiode van het kapitalisme legtonvermijdelijk het inherente gebrek aan samenhang van de ‘Belgische staat’ bloot en gaat de tegenstellingen in de schoot van de bourgeoisie nog verscherpen. Dat komt op opzienbarende wijze tot uiting in het verloop zelf van de Eerste Wereldoorlog waarbij een fractie van de bourgeoisie en van de Vlaamse kleinburgerij heult met het Duitse imperialisme, door het feit dat zij vindt dat elk perspectief van het verdedigen van haar belangen geblokkeerd wordt in de schoot van de Belgische staat door de heersende Franstalige bourgeoisie.
In de periode tussen de twee wereldoorlogen glijdt het zwaartepunt van de Belgische economie steeds meer naar de Vlaamse regio: de stagnatie van de Waalse industriële productie zet in terwijl Vlaanderen profiteert van de strategische positie van de haven van Antwerpen en van de nieuwe mijnen in Limburg, uitgebaat op grote schaal en volgens een geavanceerde technologie, en een werkelijke economische ontwikkeling kent. Zelfs de crisis van 1930 brengt de opmars van het industrialiseringsproces in Vlaanderen weinig uit zijn evenwicht, terwijl in Wallonië de industriële tewerkstelling stagneert wegens de belangrijke rationalisering van de staalsector van 1930-1939. Op het politiek vlak echter blijft de blokkade op het niveau van de staat totaal, wat binnen de bourgeoisie en de Vlaamse kleinburgerij in de jaren 1930 een opstoot veroorzaakt van een contesterende, zelfs separatistische stroming. Dit komt tot uiting in de steile opkomst van het ‘autonomistische’ VNV (Vlaamse Nationaal Verbond) en van het Groot-Nederlandse ‘Verdinaso’.
Na de Tweede Wereldoorlog, in de na-oorlogse ontwik-kelingsperiode, wordt de neergang van de Waalse industrie nog versterkt, terwijl de ontwikkeling van Vlaanderen nog toeneemt, begunstigd door een massale toevloed van buitenlands kapitaal in de petroleumsector, de petrochemie (60% vestigt zich in Antwerpen), de automobiel en de elektronica. Op politiek vlak ontbrandt de strijd om de invloed in het traditioneel politiek apparaat tussen de oude Franstalige bourgeoisie en de nieuwe Vlaamse bourgeoisie dat zijn economische macht vertaald wil zien in een overeenkomstig gewicht in het staatsapparaat.
Het opduiken van een nieuwe crisis van het kapitalisme op het einde van de jaren 1960 en begin van de jaren 1970 versterkt deze tegenstellingen nog meer: de traditionele politieke formaties van de bourgeoisie (Christen-democraten, Socialisten, Liberalen) vallen allemaal uiteen in Vlaamse en Franstalige partijen terwijl er op het politiek schaakbord een opbloei komt van ‘regionalistische’ partijen, zoals de ‘Volksunie’ in Vlaanderen, het ‘Rassemblement Wallon’ in Wallonië of het ‘Front des Francophones’ in Brussel. De bourgeoisie gaat dan de weg op van een eindeloze ‘federalisering’ van de staat om te proberen een broos evenwicht tussen de regionale fracties te vinden.
De uitdeining van de ontbinding en van het ‘ieder-voor-zich’ in de wereld op het einde van de 20e eeuw maakt dat het zoeken naar en het opleggen van deze evenwichten steeds meer illusoir en onzeker worden en maakt de tegenstellingen alsmaar explosiever: ‘Wallonië sterft af omdat Vlaanderen alle investeringen afsnoept’ beweert de Franstalige bourgeoisie in koor. En haar Vlaamse tegenhanger repliceert daarop met: ‘We zitten in de crisis omdat men ons doet opdraaien voor de miljoenenafgrond van de onrendabele Waalse industrie’. En ook al heeft de bourgeoisie geprobeerd om de regionalistische partijen te elimineren door ze te laten opslorpen door de traditionele partijen, het kwam als een boemerang terug op haar af. Het heeft slechts een destabilisering van diezelfde traditionele partijen tot resultaat gehad en een sterke expansie van een openlijke separatistische partij, het ‘Vlaams Blok’ (nu Vlaams Belang) dat sinds de jaren 1990 in opmars blijft.
De middelpuntvliedende krachten en de communautaire spanningen zijn wel degelijk de uitdrukking van de misvorming van bij de geboorte van de Belgische bourgeoisie, die te wijten is aan de omstandigheden van de oprichting van haar staat. Toch betekent dat niet dat zij een machteloze en zwakke bourgeoisie zou zijn tegenover de arbeidersklasse. Wel integendeel. Het gaat om een economisch krachtige bourgeoisie, die door de beperktheid van haar nationaal territorium bedreven is in de internationale handelsoorlog en uitermate ervaren in de strijd tegen haar aartsvijand, de arbeidersklasse.
Sinds het begin van de 20e eeuw, heeft de Belgische bourgeoisie uitgeblonken als een bijzonder expert in het gebruik van heel het gamma van democratische misleidingen tegen de arbeiders. Maar daarenboven heeft ze breedvoerig haar meesterschap laten zien in het gebruik van haar interne spanningen tegen de arbeidersklasse. Het systematisch gebruik ervan is een constante in de anti-arbeiderspolitiek van de Belgische bourgeoisie sinds de Eerste Wereldoorlog en in het bijzonder sinds het heropduiken van de klassenstrijd op het einde van de jaren 1960 en dit op meerdere vlakken:
- De politiek van de ‘machtsoverdracht naar de regio’s’ dient vooral voor het wettigen van het doorvoeren van herstructureringen in de industrie en de administratie, zoals het nog op karikaturale wijze wordt aangetoond met het recente ‘Marshall-plan voor Wallonië’ van de Waalse regering. Sinds de jaren 1970 is de vermindering van de budgetten en het personeel, onder de mom van een ‘grotere doeltreffendheid’ een kenmerk van de ‘geregionaliseerde administraties’, zoals het Onderwijs, de Openbare Werken, het Openbaar Vervoer, het gemeentepersoneel of de werkloosheid. Wat de verlieslijdende industrieën betreft, zoals de staalnijverheid in Wallonië of de scheepswerven in Vlaanderen, die zijn gesaneerd of gesloten in naam van het regionale dynamisme dat zich niet kan laten hinderen door ‘bedrijven in moeilijkheden’.
- De communautaire en regionale spanningen worden bovendien handig opgezet en gedramatiseerd om de aanvallen tegen de arbeidersklasse te verdoezelen. Een perfect symbool daarvan is het feit dat de heropkomst van de arbeiderstijd in 1968 in België gepaard ging met een scherpe communautaire crisis (de splitsing van de Leuvense Universiteit) en dat werd een constante bij de soberheidspolitiek van de bourgeoisie. Gedurende de ganse jaren negentig, haalde het federaliseringsproces de krantenkoppen terwijl er op het zelfde moment uiterst harde soberheidsmaatregelen genomen werden om drastisch te snoeien in het verlieslatende staatsbudget. De verbale dreigingen met separatisme die beantwoord werden door oproepen tot eendracht werden aangedikt om de aandacht van de bevolking te polariseren, en natuurlijk vooral de arbeiders, om hen af te leiden van wat er werkelijk op het spel stond.
- Er wordt een constante mediacampagne ontwikkeld om de arbeiders te mobiliseren achter de belangen van ‘hun’ taalgemeenschap en alles wordt ingezet om een concurrentie tussen de regio’s aan te wakkeren. In 1918-19 al werd de revolutionaire golf tegen de afschuw van de oorlogsslachtingen bij de Vlaamse arbeiders overstemd door geklets over ‘de Vlaamse soldaten die het slachtveld ingestuurd werden door Franstalige officieren wier orders ze niet eens snapten’. En vandaag hameren de burgerlijke media er de godganse dag in dat ‘Vlaanderen niet langer wil betalen voor het verlieslatende Waalse staal’, dat “Wallonië niets te maken heeft met de Vlaamse scheepswerven zonder toekomst’, dat ‘Het Onderwijs degelijker zou zijn in Vlaanderen’, dat ‘de werklozen minder gesanctioneerd worden in Wallonië’, enz. België is -zoals wij gezien hebben- niet het resultaat van een lang historisch, economisch en sociaal rijpingsproces, zoals bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland. Het zal bijgevolg niet dezelfde nationalistische misleidingen kunnen ontwikkelen van een ‘onafhankelijke en solidaire, sterke en eendrachtige natie’. Maar de Belgische bourgeoisie speelt haar eigen beperkingen handig uit om de bewustwording van het proletariaat te belemmeren. De misleiding van het ‘sub-nationalisme’ van de ‘macht van de regio’s’ is dus inherent aan naties als België, net zoals die van de ‘nationale inspanning’ dat is voor meer ‘samenhangende’ naties. Ze mikken fundamenteel op het verkrijgen van hetzelfde resultaat: de arbeiders mobiliseren achter hun (nationale of regionale) bourgeoisie, de Waalse arbeiders dus opzetten tegen hun Vlaamse klassebroeders of omgekeerd en hen de onvermijdelijkheid van de crisis, de offers en de oorlog doen aanvaarden.
- Het regionalistische gif is tenslotte een wapen dat systematisch gebruikt wordt door de bourgeoisie om de arbeidersstrijd die opduikt te verdelen en te isoleren. Het gaat om een cruciale dam die al sinds de jaren 1930 weegt op de ontwikkeling van de strijd van de arbeiders: het oproer van 1932 werd voornamelijk beperkt tot Wallonië (en dan nog voornamelijk tot Charleroi en de Borinage); bij de algemene staking van 1960-61, buitten de socialisten en de Waalse syndicalisten de misleiding van het federalisme uit om de arbeidersstrijd te verdelen en af te leiden naar een doodlopend straatje; het Vlaamse nationalisme heeft een niet te verwaarlozen rol gespeeld in de wilde stakingen van de Limburgse mijnwerkers in 1966 en 1970; het regionalistische wapen werd nog gebruikt als een krachtig instrument om de strijd tegen de sluiting van de mijnen te beperken en uit elkaar te slaan, eerst in Wallonië en later in Vlaanderen, en later ook in de Waalse staalindustrie en de Vlaamse scheepswerven.
De ‘sub-nationalistische’ misleiding probeert voor de arbeidersklasse te verdoezelen dat het een veralgemeende wereldcrisis is die de Waalse industrie de das omdoet en de Vlaamse industrie aan mootjes hakt, dat het kapitalisme in zijn geheel in crisis verkeert en in vraag moet gesteld worden. En de bourgeoisie maakt daarbij handig gebruik van het verwrongen evenwicht van haar staat en haar eigen tegenstellingen om elke ontwikkeling tegen te werken van de bewustwording van de arbeiders ontrent deze werkelijkheid, om hun strijdbaarheid te ontrafelen en om te proberen hen aan ‘hun’ regionale bourgeoisie te binden ter ‘verdediging van hun regio’. Het is geen toeval dat haar agenten onder de arbeiders, de socialisten, de vurigste propagandisten zijn van de verdediging van ‘hun’ streek en dat ze oproepen tot de ‘verantwoordelijkheidszin van de arbeiders om Wallonië te redden’, samen met de andere ‘burgers’. En het zijn welzeker de meest ‘linkse’ vakbondsleiders in Wallonië die de ‘federalisering’ verdedigen, terwijl er in de vakbonden in Vlaanderen stemmen opgaan (vooral in de sectoren die al hevig getroffen zijn door de crisis: de textiel-, voeding- en meubelsector) voor een ‘positievere’ samenwerking met het Vlaamse patronaat en voor ‘het behoud van het Vlaamse geld in Vlaanderen’.
Daartegenover moeten de arbeiders het voorbeeld nemen van de massale stakingen in de Openbare Diensten in 1983 en vooral van de golf van arbeidersstrijd van april-mei 1986, wier kracht er juist in bestond dat er een duidelijke tendens was om de regionalistische opsluiting te overstijgen en te weigeren in te gaan op het doodlopende straatje van het regionalisme en de valse tegenstelling tussen Waalse en Vlaamse arbeiders. Het redden van een natie of van een regio is de doelstelling van de bourgeoisie, niet de onze. Het zijn hun structuren, hun instellingen, hun voorrechten die ze proberen te redden. Vandaag is de crisis algemeen en wereldomvattend en ze leidt de bourgeoisie in recht lijn naar de helse cyclus van oorlogen, van vernietiging en van chaos, als wij niet onze oplossing opdringen: de internationale macht van de arbeidersklasse om een maatschappij op te bouwen die eindelijk ten dienste van de mens zal staan. En dat kunnen we enkel eendrachtig bereiken, door de regionale en nationale barrières te doorbreken.
Jos / 25.10.2005
In het eerste deel van dit artikel, verschenen in het vorig nummer van Internationalisme hebben we de ontwikkeling van de economische crisis van het kapitalisme laten zien sinds het einde van de jaren 1960, na de wederopbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog. In dit tweede gedeelte zullen we proberen aan te tonen dat de kapitalistische wereld nu wegzinkt in een nieuwe wereldwijde recessie, die de bourgeoisie steeds zwaarder op de arbeidersklasse moet laten doorwegen.
Geconfronteerd met die nieuwe aftakeling van de kapitalistische economie heeft de bourgeoisie ons begin jaren 2000 wijs willen maken dat er een nieuwe fase van economische expansie begon, met name in de Verenigde Staten, maar ook in China en India. Wat die landen in Azië betreft ging het om schammteloze leugenpropaganda van de bourgeoisie, we komen daar in een komend artikel nog uitvoerig op terug.
Wat betreft de Verenigde Staten, de eerste economische macht van de wereld, is het niet moeilijk aan te tonen dat de burgerlijke leugens terzake niets om het lijf hebben. Zonder een federaal begrotingstekort, waarvan de omvang en de groei de bourgeoisie zelf angst aanjaagt, zou de Amerikaanse economie zonder de minste twijfel in recessie zijn.
Maar welke andere factoren spelen er mee bij die fameuze Amerikaanse ‘heropleving’?
De eerste oorzaak is de massale steun die de Amerikaanse regering ontwikkelde voor de consumptie door de huishoudens. Die politiek is het gevolg van een spectaculaire daling van de belastingen van de betere en de middenklassen ten koste van een versnelde aftakeling van de federale begroting.
Op de tweede plaats is er de daling van de rentevoeten van 6,5% begin 2001 naar 1% begin 2004, waardoor de schuldenlast van de huishoudens werd opgedreven.
En tenslotte wordt er steeds meer beroep gedaan op spaargeld, dat daardoor wegsmelt als sneeuw voor de zon: van 12% in 1980 naar een magere 2% begin jaren 2000.
De spectaculaire daling van de rentevoeten en het massaal gebruiken van spaargeld vertalen zich in de Verenigde Staten dus in een massale schuldenlast van de huishoudens.
De Amerikaanse staat heeft zo op volledig kunstmatige wijze de onroerend goedmarkt en de automarkt ondersteund. De Amerikaanse bourgeoisie heeft de huishoudens, soms met gratis leningen ertoe gedreven hun eigen huis te kopen, waardoor er meer leningen dan ooit werden afgesloten. Sinds 1977 zijn de Amerikaanse hypothecaire leningen met 94% gestegen tot een totaal van 7,4 miljard dollar. Sinds 1977 zijn de bankkredieten bestemd om onroerend goed te verwerven toegenomen met 200%. Sinds 1988 is de prijs van onroerend goed meer dan verdubbeld. Gemiddeld vertegenwoordigt de hypothecaire schuld van een familie van vier personen een gemiddelde som van zo’n 120.000 dollar. De doorgedreven stijging van de roerend goedprijzen heeft ook voor koortsachtige speculatie in die sector geleid. Zolang de interestvoeten laag blijven, dicht bij nul, kan de schuldenlast van de huishoudens nog draaglijk zijn. Maar met de stijging van de interestvoeten die op gang komt en de toename van de schuld die eruit voortkomt wacht een grote meerderheid van Amerikaanse huishoudens kort en goed de ruïnering.
En tenslotte voeren de Verenigde Staten met dat beleid van uiterst lage interestvoeten een schaamteloze politiek van devaluatie van de dollar om de eigen concurrentiekracht te vergroten, waardoor ze de ergste gevolgen van de verslechtering van de economische crisis op de rest van de wereld kunnen afwentelen. Geconfronteerd met de ernst van die crisis stort elke bourgeoisie zich in een genadeloze handelsoorlog.
Het proletariaat in Europa heeft bittere ervaringen opgedaan met van de massale ontwikkeling van ontslagen en de ontmanteling van de ‘welvaartsstaat’ (terugbetaling van dokters- en medicijnkosten, uitverkoop van de pensioenen,…). Maar wat nog meer opvalt is dat deze heropleving, ondanks de grote middelen die zijn ingezet, van zeer korte duur waren. De nieuwe recessie en de terugkeer van de inflatie laten de bourgeoisie geen enkel respijt. De recessie kondigt zich aan en de inflatie doet haar herintrede. De financiële groep TD Bank wil iedereen graag geruststellen, maar kondigt niettemin een vertraging aan van de wereldwijde groei: “Het reëel Bruto Intern Product zal wereldwijd waarschijnlijk afnemen van 4,8% in 2004 naar 4,2% in 205 en 3,9% in 2006… In feite zal de Amerikaanse groei vertragen van 4,4% in 2004 naar 3,8% in 2005, en dan 3,2% in 2006, terwijl men in China voorziet dat de groeivoet er zal schommelen rond 8%-8,5%, tegenover meer dan 9% in 2004.” Toch lijken die voorspellingen door de burgerlijke deskundigen de werkelijkheid nog te onderschatten, wat niet belet dat ze al donkere dagen voorzien voor de kapitalistische economie, die openlijk de ideologische campagnes van de bourgeoisie tegenspreken.
Op 22 februari jl. doken nieuwe belangrijke problemen op de financiële markten op, die andermaal wezen op de rampzalige omstandigheden waarin het internationaal financieel systeem zich bevindt. Op 24 februari stelde het hoofdartikel van de New York Times vast dat “De koersdaling van de dollar dinsdag geen ineenstorting veroorzaakte. Maar ze heeft er zonder twijfel een voorproefje van gegeven […] De episode van dinsdag vindt haar oorsprong in structurele Amerikaanse onevenwichten…” De Washington Post schreef in de loop van dezelfde maand: “De klok brengt ons steeds sneller bij de catastrofe. Een afgeleefde financiële bovenbouw wordt door elkaar geschud door een nieuwe energiecrisis, door de agitatie rond de dollar en de ongecontroleerde Amerikaanse financiën.” Een tijdje geleden werd 1,32 dollar nog geruild tegen 1 euro. Een daling van de dollar leek onafwendbaar. Maar de crisis die de Europese economische ruimte momenteel treft heeft dat tijdelijk verstoord. Op 3 juni haalde de euro zijn laagste peil sinds acht maanden, samenvallend met een bruuske opgang van de dollar.
De bourgeoisie heeft af te rekenen met steeds ernstiger monetaire turbulenties, die haar elke visie op middenlange termijn ontnemen. Daar moeten we nog aan toe voegen dat de dollar de laatste jaren vooral door Japan, Saoedi-Arabië en China werd ondersteund. We weten dat de Saoedi’s sinds twee jaar hun investeringen uit de Verenigde Staten verhuizen naar andere delen van de wereld. Vandaag toont China dat het op dat vlak ook een punt bereikt heeft dat onhoudbaar is geworden voor zijn economie. De woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken Aing Gang verklaarde in april in Peking dat “als een land niet in staat is die tekorten met binnenlands spaargeld te ondersteunen, het niet kan steunen op het spaargeld van een ander land”. Anders gezegd: op zijn beurt is China niet meer in staat het enorme Amerikaan tekort te financieren. De Aziatische, Japanse en Chinese centrale banken zijn overspoeld met krediet-dollars, met banken aan de rand van het failliet die ze niet meer kunnen opslorpen. De grootste obliga-tiehouders van de Amerikaanse staat zijn de centrale banken van Azië en de regio van de Stille Oceaan. Zij beschikken samen, met die van Japan en China, over Amerikaanse staatsobligaties ter waarde van meer dan een miljard dollar. China zet een groot gedeelte van zijn productie af op de Amerikaanse binnenlandse markt. Het wordt dan in dollars betaald, die het voor een deel gebruikt om obligaties van de Amerikaanse schatkist te kopen, en zo het kolossaal Amerikaans begrotingstekort te financieren. Die politiek maakt het Peking op zijn beurt mogelijk om elke dag nieuwe fabrieken voor exportgoederen te openen, voor uitvoer naar de markt van de Verenigde Staten en met Amerikaanse goedkeuring. Ondertussen wordt de Chinese economie gesubsidieerd door het begrotingstekort en het staatsschulden. Dat blijft maar aangroeien en komt net als in de Verenigde Staten in een zone van hoge turbulentie. In 1987 bedroeg het nog iets meer dan 100 miljard yuan, momenteel is dat bijna 500 miljard. Een tekort dat voornamelijk door het Chinese banksysteem wordt gefinancierd en dat daardoor verzuipt in dubieze schuldbekentenissen. De toenemende instabiliteit van de dollar brengt het internationaal financieel systeem vandaag in een verhoogde risicozone.
Voor de meeste landen heeft het bezit van dollars allen zin omdat het gaat om de voornaamste munt van de wereldhandel. Precies die functie van de dollar wordt in gevaar gebracht door de mogelijke ineenstorting ervan. Ondanks de huidige stijging van de dollar in vergelijking met de verzwakking van de euro, kan de ongelooflijke schuldenlast van de Amerikaanse economie in de huidige periode de dollar alleen naar een nieuwe daling drijven. Dit gevaar stelt vele landen voor de noodzaak om hun tegoeden in andere, sterkere deviezen om te zetten. Er is het oplaaien van de grondstofprijzen, die op 8 maart volgens de index van het CRB (Commodity Research Bureau), die de 17 belangrijkste grondstoffen omvat, het hoogste peil sinds 24 jaar bereikten. Er is dus niet allen de aardolie die duurder wordt, al kost een vat dat zes jaar geleden 10 dollar kostte nu meer dan 55 dollar. De speculatie, die altijd aanwezig is, ook bij het vormen van een onroerend goedballon die op het punt staat uiteen te knallen, en de rampzalige toestand van het internationaal monetair systeem hebben de goudprijs naar een nieuw historisch record gedreven van 440 dollar per ounce. Twee dagen later verklaarde de voormalige premier van Australië, Paul Keating: “We moeten ons voorbereiden op een rampzalige krach van de dollar en op het uitbarsten van paniek.”
Ondanks een neerwaartse druk op de prijzen door een politiek van terugdringen van de lonen, doet deze algemene schuldenlast overal samen met de recessie ook het spook van de inflatie weer opduiken. De uitermate sterke druk om de loonmassa te verlagen, die een tendens tot prijsdaling meebrengt, is niet meer in staat de inflationistische tendensen op langere termijn tegen te houden. Alle geïndustrialiseerde landen van Europa, Azië en ook van Amerika zelf ondergaan opnieuw inflationistische tendensen. De vermindering van de monetaire massa die daaruit onherroepelijk voortvloeit, zal op haar beurt een bijkomende actieve factor zijn in de recessie die zich vandaag aftekent. De bourgeoisie wordt aldus zelf gedwongen maatregelen te nemen die de economie zullen vertragen, terwijl de recessie al opnieuw aanwezig is. Met een schuld die gelijk was aan 58% van het BIP en een groei die voor 60% toe te schrijven is aan militaire uitgaven, geeft de Amerikaanse recessie die komt opzetten de toon aan voor het geheel van de wereldeconomie. De verzwakking van de economische samenhang in de Europese Ruimte, met name op monetair vlak, zal zich in die internationale context vertalen in een nog sterkere intrede in de recessie. De turbulentie die het internationaal financieel systeem zal doormaken zal zonder twijfel ook nog moeilijk te meten gevolgen hebben voor de aftakeling van de kapitalistische economie.
De zeer korte economische heropleving begin jaren 2000 heeft geleid tot een massale versnelling van de werkloosheid en van de verarming van de arbeidersklasse. We kunnen ons dus al inbeelden wat de omvang zal zijn van de aanval die het kapitalisme nu zal proberen uitvoeren op het proletariaat. Eén van de symbolen van de fameuze heropleving die pas ineengestort is was waarschijnlijk het virtueel failliet van twee van de grootste autoconstructeurs van de wereld: General Motors en Ford. Gesteld voor een dergelijke aftakeling van de kapitalistische economie en een dergelijke ontwikkeling van de uitbuiting van de arbeiders mag het proletariaat zich minder dan ooit vergissen wie de vijand is. Die vijand is niet het liberalisme of de vrije concurrentie, het is evenmin het privé-patronaat, of wat men de globalisering noemt. De vijand is het kapitalisme dat nu failliet is, de burgerlijke klasse en haar staat. Dat zijn de enige ware vijanden van de arbeidersklasse en van de gehele mensheid. Nu al kunnen we stellen dat de nieuwe recessie veel dieper zal zijn dan alle voorgaande sinds het einde van de wederopbouwperiode. Maar het proletariaat moet zich niet laten ontmoedigen door dit vooruitzicht. Als de economische crisis versnelt en met haar ook de aanvallen tegen de arbeidersklasse zullen toenemen, dan ontwikkelen die zich op een moment waarop het proletariaat dankzij een groeiend zelfvertrouwen weer de weg opgaat van de strijd en van de ontwikkeling van zijn solidariteit en klassenbewustzijn. Dat is een situatie die veel mogelijkheden biedt voor de klassenstrijd.
Tino
Ondanks de algemene ontevredenheid onder de arbeiders, ondanks een massale aanwezigheid op de betoging van het gemeenschappelijk vakbondsfront op 28 oktober in Brussel, zet de regering onverwijld haar plannen door. Zeker, een ‘ultiem overleg’ over ‘punten en komma’s’ kan nog wel om ‘iets eerbaars’ (dixit de secretaris van ABVV-metaal Jorissen) aan de bonden toe te staan waarmee deze hun achterban kunnen wijsmaken dat ze ‘het uiterste uit de kan gehaald hebben’ om alzo de strijdbaarheid definitief te ondergraven. Want, SPa voorzitter Vande Lanotte stelt het overduidelijk : het generatiepact is een ‘links programma’ (sic) dat niet vatbaar is voor heronderhandeling.
Voor ‘links’ zijn dus de toename van de jaren arbeid, het verminderen van het pensioen en van de werkloosheidsuitkeringen, de afschaffing van het prepensioen een ‘links programma dat de arbeiders ten goede komt’! Zo blijkt eens te meer hoezeer socialisten en vakbonden meesterstukken zijn in de strategie van de bourgeoisie om de arbeiders te misleiden, hun strijd te ontkrachten en ze te doen opdraaien voor de doodscrisis van haar systeem. Onze tussenkomst op de betoging van 28.10 legde precies de klemtoon op de betekenis van de maatregelen en op de hypocriete rol van socialisten en bonden, deze zogenaamde ‘arbeidersvrienden’ die in werkelijkheid alles doen om de strijd van de arbeiders tegen de aanvallen te nekken. Onze analyse blijkt duidelijk uit het pamflet hieronder dat de IKS in het Nederlands en het Frans verspreidde.
De inzet blijft dus niet beperkt tot het vraagstuk van de brugpensioenen. De regeringsmaatregelen vormen een aanval op de hele arbeidersklasse: ouderen net als jongeren, werkenden net als werklozen, de arbeiders van alle regio’s en gemeenschappen. Tegenover de aanvallen bestaat er geen andere keuze dan strijd te leveren om de arbeids- en levensomstandigheden te verdedigen.
De sociale werkelijkheid laat duidelijk zien dat het proletariaat bestaat en geen andere keuze heeft dan zijn strijd overal ter wereld tot ontwikkeling te brengen. Dat bleek ook al toen de arbeiders van de openbare diensten in Frankrijk en in Oostenrijk in 2003 met aanvallen van dezelfde orde werden geconfronteerd, uit de manifestaties in Duitsland en ook uit de 300.000 manifestanten tegen de plannen van de regering Balkenende in Nederland in 2004. De arbeiders weten heel goed dat ze een krachtsverhouding in hun eigen voordeel moeten opleggen en dat de vakbondsonderhandelingen er alleen toe dienen de verraderlijke maatregelen door te drukken en nederlagen te versterken. Het is alleen in de strijd dat de arbeidersklasse de bourgeoisie kan terugdrijven.
Tegenover de vakbondsverklaringen dat ‘deze of gene niet betrokken is’, tegen de verdeling in regio’s en sectoren, tegen het laten ontsporen van de strijd door de vakbonden en de capitulatie tegenover de maatregelen van de bourgeoisie, moeten de arbeiders hun onderlinge solidariteit ontwikkelen, naar eenheid zoeken, hun algemeen belang naar voren brengen tegenover de nadruk die de vakbonden voortdurend leggen op het specifiek karakter. Deze klassensolidariteit komt de laatste tijd steeds sterker tot uiting in Europa waarbij de vakbondsverdelingen worden overstegen:
– bij Daimler-Benz in 2004 in Duitsland gingen de arbeiders van de andere vestigingen in staking uit solidariteit met de arbeiders van een der vestigingen die gesloten zou worden;
– bij Heathrow in Groot-Brittannië gingen onlangs zo’n duizend arbeiders van de vlieghaven spontaan in staking uit solidariteit met de 670 arbeiders van het cateringbedrijf waarvan het ontslag was aangekondigd;
– in de Verenigde Staten trapten de arbeiders tijdens de staking van 18.500 mecaniciens van Boeing niet in de manoeuvre van de verdeling tussen ‘nieuwkomers’ en ‘anciens’, jongeren en ouderen; ze verzetten zich ook tegen een poging van de directie om tijdens de onderhandelingen de belangen van de arbeiders onderling tegen elkaar uit te spelen met het voorstel om verschillende maatregelen te nemen voor drie grote fabrieken.
De crisis drijft alle nationale bourgeoisieën ertoe dezelfde steeds brutaler en massaler maatregelen te nemen. De uniformisering van deze aanvallen op wereldschaal toont de innerlijke tegenstellingen van het systeem, het bankroet van het kapitalisme en zijn historische impasse. Zij moet bij de arbeiders wel de vraag oproepen welke werkelijke toekomstperspectieven de bourgeoisie nog voor de maatschappij te bieden heeft.
JA tegen de klassensolidariteit in de strijd tegen de aanvallen!
JA tegen de strijd voor de opbouw van een maatschappij gebaseerd op menselijke behoeften en niet op de winst!
27 oktober 2005, Internationalisme
December vorig jaar teisterde de tsunami Zuid-Azië. De vloedgolf zou 500.000 mensenlevens kosten in Indonesië (Sumatra), Thailand en India raken. De burgerlijke media konden overal hun krokodillentranen plengen en oproepen tot omvangrijke hulpacties, maar toch ging het de kapitalistische staten om iets heel anders. In dit gebied zijn de spanningen tussen de staten heel groot, vooral tussen India en Pakistan, en al de grote imperialistische machten probeerden nauwelijks verholen hun belangen zo goed mogelijk te verbergen achter hun respectievelijke niet-regeringsorganisaties. Vandaar dat gezien de volslagen ondoelmatigheid van de humanitaire hulp ter plekke zelfs journalisten werden gedwongen toe te geven: "Het concurrentieklimaat waarin de niet-regeringsorganisaties en de diensten van de Verenigde Naties werken vormt een andere verklaring. Vier recente studies komen onafhankelijk van elkaar tot vergelijkbare conclusies: het financiële manna waaruit de internationale humanitaire hulp bestaat heeft een tamelijk ongepaste stormloop op de middelen van de donateurs teweeggebracht, vaak ten koste van de door de rampen getroffen bevolking en de hulp in noodsituaties en daarmee dus van de integriteit van de organisaties... Deze worden vaak geleid door de prioriteiten van hun donateurs, die fondsen toekennen om hun nationale belangen voor te laten gaan” (Le Monde Diplomatique, 17 oktober, vet van ons). Erger nog, “de afwezigheid van coördinatie en de veelheid van initiatieven van de verschillende niet-regeringsorganisaties brachten rivaliteitsverschijnselen, langs elkaar heen werken en ontoereikende hulp met zich mee” (Libération, 20 oktober). De werkelijkheid kan niet cynischer worden weergegeven. Deze imperialistische concurrentie, waarvan de niet-regeringsorganisaties de speerpunt vormen, komt tot uiting in verspilling, zo al niet sterilisatie, van een heel deel van de povere hulp die door de staten wordt toegekend en zelfs van de hulp van particulieren die verontwaardigd waren over zoveel menselijk lijden.
Het werkelijke belang dat het kapitalisme aan het menselijk leven toekent, zijn motieven voor de politiek van de ‘humanitaire’ hulp, worden heel gruwelijk en helder duidelijk bij rampen die geografische zones treffen van weinig geostrategisch belang. Slechts enkele maanden voor de tsunami Zuidoost-Azië trof werden er in Haïti en Santo Domingo verwoestingen aangericht door vreselijke overstromingen. Hoewel er duizenden doden vielen werd er nauwelijks hulp geboden, geen bekendheid aan gegeven of een media-campagne van ‘solidariteit’ met de getroffen bevolking op gang gebracht (bij de tsunami was die niet meer dan een gigantische zwendelarij op wereldschaal). Hetzelfde moet worden vastgesteld voor wat betreft het Amazonegebied, waar al vier jaar de gruwelijkste droogte uit zijn geschiedenis heerst, en alwaar de bevolking eenvoudig aan haar trieste lot wordt overgelaten. En in de maand september trof de storm Stan volop Guatemala, maar ook El Salvador, Nicaragua en het zuidoosten van Mexico, waarbij duizenden doden en tienduizenden slachtoffers vielen. Bijvoorbeeld, op zondag 9 oktober werden daaraan enkele seconden besteed in de rubriek ‘overig nieuws’, een modderstroom in een afgelegen dorp van Guatemala. Dit korte bericht ging over een afschuwelijk bloedbad. De 1400 inwoners van dit dorp kwamen om. Mannen, vrouwen en kinderen kwamen om, verdronken, verstikt en verpletterd onder de grondverschuivingen en de stortregens. Tegenover deze nieuwe tragedie beloofde Washington heel ‘vrijgevig’ om zes helikopters te sturen en evacuaties te vergemakkelijken. Het overgrote deel van de niet-regeringsorganisaties en de belangrijkste imperialistische machten toonden geen enkele belangstelling voor dit menselijk drama; dit gebied ging lijdend ten onder in onverschilligheid en epidemieën.
Toen de cycloon Katrina, nog maar enkele weken geleden, New Orleans en het zuidoosten van de Verenigde Staten trof, was de houding van de bourgeoisie heel anders. De onverschilligheid werd afgewisseld door een mediabombardement. Op de televisie, in de kranten werden de godganse dag beelden vertoond van de arme bevolking, in de val zittend, zonder levensmiddelen, zonder dak boven het hoofd en rustig gehouden door tot de tanden bewapende Amerikaanse soldaten. Dat was niet onschuldig. Het ging de belangrijkste rivaliserende nationale bourgeoisieën er om de onmenselijkheid, de onverschilligheid en het onvermogen van de Verenigde Staten te laten zien om hun eigen bevolking te beschermen, terwijl ze in staat zijn fabelachtige militaire middelen in te zetten om de bevolking van Irak en Afghanistan te bombarderen. De anti-Amerikaanse ideologische campagne kwam op volle gang en bood imperialistische machten als Frankrijk en Duitsland de gelegenheid om te laten weten dat ze klaar stonden de tekortschietende Amerikaanse staat te hulp te snellen. Condoleeza Rice moest zelfs de woorden van de regering en van president Bush afzwakken, die onmiddellijk en heftig reageerde op die aanbiedingen: “In een interview met het netwerk ABC verklaarde Bush aanvankelijk ‘Wij stellen de hulp op prijs, maar we redden onszelf wel’. Vervolgens kwam de Amerikaanse president ter zake: ‘We hebben ze niet om hulp gevraagd’.” Het cynische gebruik van deze ramp door de belangrijkste rivaliserende machten van de Verenigde Staten baarde tijdelijk vrucht door de hele wereld te laten zien hoezeer de grootste wereldmacht zijn taken verwaarloost ten overstaande van de ontreddering van de eigen bevolking.
De ontwikkeling van de imperialistische spanningen was geen enkel respijt beschoren. In de maand oktober vond onmiddellijk een nieuwe aardbeving plaats, die het gebied van Indisch en Pakistaans Kasjmier raakte. Tien dagen na deze beving bleef het aantal slachtoffers stijgen nadat het de 50.000 al had overschreden. Net als na de tsunami haastten allerlei niet-regeringsorganisaties zich om hulp aan te bieden, en daarachter toonden alle grootmachten hun bereidwilligheid om actief aan de hulpverlening deel te nemen. Wat werd daarmee bereikt? “Ik denk niet dat veel mensen in deze kou kunnen overleven [...]. We zagen de laatste dagen gevallen van diarree, koorts, aandoeningen van de luchtwegen” (Dokter Bilal, aangehaald in Courrier International, 16 oktober).
In dit deel van Kasjmier grijpt de stank van dood en verrotting eenieder naar de keel en uit de bergen komen overlevenden toestromen op zoek naar onderdak. Meerdere weken na deze gigantische ramp is de in praktijk gebrachte hulp zo goed als onbetekenend. Deze uithoek van de wereld is van heel groot geostrategisch en imperialistisch belang, als kardinaal punt tussen Europa, Azië en Rusland. Vandaar dat het al jarenlang het toneel vormt van oorlogsrivaliteiten tussen India en Pakistan. Het contrast tussen de logistieke militaire middelen die in dit gebied worden ingezet en de extreme nood van de bevolking is absoluut aangrijpend. In feite kunnen deze militaire middelen op geen enkele manier worden ingezet voor hulp. “De dichtstbijzijnde inzetbare helikopters bevinden zich in India, maar de betrekkingen tussen de twee landen die elkaar de soevereiniteit over Kasjmier betwisten zijn gespannen.” De Pakistaanse president Pervez Musharraf zei dat “hij de inzet van Indische helikopters zou aanvaarden, op voorwaarde dat deze zonder uitrusting komen” (Libération, 22 oktober). Nog duidelijker en onmenselijker verdedigde hij zijn standpunt in de volgende bewoordingen: “er bestaan militaire verdedigingsplannen en er worden, net als aan de Indische kant, militaire middelen ingezet. Maar we willen in geen geval dat de militairen hier komen.” Als president Pervez Mousharraf zo reageert dan is het omdat hij heel goed weet dat achter deze voorstellen voor humanitaire hulp in werkelijkheid een poging schuilgaat om militair vooruitgang te boeken. Maar in de imperialistische rivaliteiten tussen India en Pakistan zijn ook de grote imperialistische machten betrokken: de Verenigde Staten, China, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië... geen enkele grootmacht kan onverschillig blijven als het over deze regio gaat. Ten bewijze daarvan “besloot de NAVO om 500 tot 1000 manschappen naar het noorden van Pakistan te sturen, maar zal daarentegen niet in staat zijn om tegemoet te komen aan de oproep van de Verenigde Naties om een luchtbrug te vormen naar honderdduizenden geïsoleerde slachtoffers, die door koude en honger worden bedreigd.” (Libération, 22 oktober). Wanneer internationale instellingen als de NAVO en de Verenigde Naties al niet in staat zijn om de minste hulp te coördineren, dan is dat eenvoudigweg omdat hun roeping niet is om humanitair op te treden. Ze vormen niet meer dan een arena voor de imperialistische confrontaties tussen diezelfde grootmachten.
De schade die door de zogenaamde natuurrampen wordt aangericht waren in de jaren 1990 drie keer omvangrijker dan in het daaraan voorafgaande decennium en vijftien keer groter dan in de jaren 1950. Als steeds meer geografische zones en bevolkingen vernietigd worden door de gevolgen van deze rampen, dan moet het voor het proletariaat duidelijk zijn dat de bourgeoisie er alleen iets om geeft als zij openlijk haar imperialistische en nationale belangen kan uitspelen. In de getroffen gebieden die niet aan hun lot worden overgelaten omdat ze een geostrategische inzet vormen, is de zogenaamd humanitaire interventie in feite een factor die de toestand ter plekke nog slechter maakt, die de wanorde, de puinhoop en de chaos nog vergroot. De vlucht vooruit van het kapitalisme in de imperialistische spanningen draagt onmiddellijk bij tot de verergering van de barbarij die uit deze rampen voortvloeit. De arbeidersklasse is de enige klasse die in staat is om het kapitalisme omver te werpen en een eind te maken aan dit zelfmoord-scenario door de kommunistische maatschappij op te richten die voor eens en voor altijd de verhoudingen van uitbuiting en van winst opheft waaruit deze verschrikkingen voortkomen.
Tino / 22.10.2005
Zoals onze lezers bekend is, organiseert de IKS regelmatig openbare- en lezersbijeenkomsten. De levendige debatten die er gevoerd worden gaan over uiteenlopende onderwerpen in verband met vragen naar aanleiding van actuele gebeurtenissen of over historische kwesties rond de strijd van de arbeidersklasse. Tijdens de lezersbijeenkomst van 11 juni te Nantes (Frankrijk) stelde één van de deelnemers een pamflet voor dat hij samen met andere jonge kritische elementen opgesteld had en dat in Rennes verspreid werd om de ideologische campagne en het referendum over de Europese grondwet aan de kaak te stellen. Deze actie past volkomen in de inspanningen van het proletariaat om zijn klassenstrijd te ontwikkelen.
We geven hier enkele citaten uit het pamflet:
“De geschiedenis van Europa is niets anders dan de geschiedenis van het kapitaal en zijn afstotelijke creaturen, de Natie-Staten. De verwezenlijking van dat Europa is nodig geworden door de wereldwijde dynamiek van het kapitalisme, een kartel van staten voor de - tot op zekere hoogte gemeenschappelijke - verdediging van hun respectievelijke imperialismen, en voor de –nog te zeer versplinterde - repressie van hun gedeelde schrikbeeld: het proletariaat en de weinige fracties daarvan die zich nog roeren, waaraan de rustige zwijgzaamheid van de democratie zou opgelegd moeten worden.
Deze bedrieglijke eenmaking onder de leiding van een handvol dominerende staten, dat gemeenschappelijk maken van de middelen om te schaden, wordt ons voorgesteld als de meest wenselijke verwezenlijking van het democratisch tijdperk, en als de altijd nog te verwachten rechtvaardiging van de ellende die we ondergaan.
Wat ons betreft, die eraan gewend zijn onder de charmante trekken van de wijze en gelukkige democratie het afschuwelijke gezicht van het kapitaal en zijn bloedige dictatuur te herkennen, wij zeggen duidelijk: “net zoals Frankrijk, die oude tandeloze heks, ons ten allen tijde vreemd is, net zo zal dat kreng Europa in ons altijd doodsvijanden vinden, die dromen van de dag dat het in de diepste krochten van de geschiedenis valt. Tegen de naties en de super-naties, rotte wiegen van het kapitaal, tegen de beschimmelde en door wormen aangevreten democratische ideologie, is ons vaderland de proletarische Internationale, de Internationale die alle paleizen, alle kapitalen van de oude wereld zal plunderen (…) Men stelt ons een referendum voor over de pompeuze Europese grondwet waar we ons gat aan afvegen. Laten we om te beginnen spuwen op die arme domkoppen en die gore smeerlappen, waarvan de eersten beslist hebben heel het walgelijke ‘democratische debat’ te respecteren dat door de anderen georkestreerd wordt” (…) We danken de zeer betrekkelijke goedaardigheid van onze goede en loyale democratische staten slechts aan de tijdelijke afwezigheid van het revolutionaire proletariaat op het slagveld van de geschiedenis (maar wees daar maar zeker van: de Oude Mol graaft altijd, en op een goeie dag zal zijn ondermijnend werk beloond worden).
In de democratie worden de genomen beslissingen alleen toegepast als de werkelijkheid dat vereist: het is de noodzakelijkheid van de beweging van de geschiedenis die de knopen doorhakt, niet de pathetische vergaderingen en de brave referenda. Zeg ‘ja’ of zeg ‘nee’: er verandert niets, behalve dat jullie weer eens zult hebben deelgenomen aan het verkiezingscircus en daarmee de democratische maskerade hebt versterkt die wij uitkotsen. Dat voor eens en altijd de bloedige nationale en supranationale leeghoofden en hun staatsmarionetten creperen! Weg met Frankrijk! Weg met Europa! Leve het proletariaat! Leve de revolutie!”
Het pamflet is getekend: “enkele communisten”
Het initiatief en de inhoud van een dergelijk pamflet werden warm begroet door de IKS en de aanwezigen. Het gaat inderdaad om een doordachte en bewuste inspanning van een minderheid van de arbeidersklasse om de burgerlijke democratie en de mediacampagne van de heersende klasse aan te klagen. Dat moeten we des te meer onderstrepen omdat de democratie inderdaad het hart is van de ideologie van de heersende klasse, één van de voornaamste pijlers van het kapitalistisch systeem. In een context van zeer grote intensiteit van de campagne van democratisch bedrog, waarmee ze zo sterk de instellingen en de ‘opbouw van Europa’ prees en daarbij wilde doen geloven dat de toekomst van elke proletariër zou afhangen van het invullen van een simpel stembiljet, was het des te moediger om zowel zijn verontwaardiging uit te drukken, als ook het resultaat van een overdenking om die staatspropaganda aan te klagen. Verschillende tussenkomsten in de bijeenkomst plaatsten de aanval die de bourgeoisie uitvoert op het bewustzijn van het proletariaat op de voorgrond, en de gevaren die de terecht aangeklaagde democratische ideologie inhoudt. De discussie heeft dus duidelijk laten zien dat de overdenking die in het pamflet ontwikkeld wordt een politieke kracht vertegenwoordigt om uit het omhulsel van democratisch en nationalistisch gif te geraken. En het is duidelijk dat deze positieve dynamiek in de zin gaat van verduidelijking, die de intiatiefnemende kameraden in staat stelt om toenadering te zoeken tot de revolutionaire standpunten van de Kommunistische Linkerzijde en om zich die opnieuw eigen te maken.
De inspanning om zo’n pamflet uit te brengen is ook tekenend voor de huidige periode. Het laat zien dat de ontwikkeling van een ondergrondse rijping binnen de arbeidersklasse een realiteit is. In verband hiermee drukt zij een ander, meer bijzonder verschijnsel uit, namelijk het opkomen van een overdenking bij de jeugd van de barbaarse realiteit van het kapitalisme en van de noodzaak om een ander perspectief te vinden dan het ‘no future’ en de uitwasemingen van de sociale ontbinding.
Het onvermijdelijke verlangen dat “alles meteen moet bewegen”, buiten elk organisatorisch en gestructureerd kader, heeft zich in het pamflet afgetekend in een reactie van revolte tegen de “arme domkoppen” die “heel het walgelijke ‘democratische debat’ (...) respecteren.” Deze kortzichtige verwerping werd op verschillende wijze bekritiseerd door sommige aanwezigen. Maar in feite kan die reactie van revolte tegen “hen die de burgerlijke propaganda voor zoete koek slikken” gerechtvaardigd lijken voor elementen die ongeduld en revolte uitdrukken tegenover het feit dat de arbeiders voor de één of andere fractie van de bourgeoisie gaan stemmen. De discussie toonde ook aan dat zo’n houding toegevingen inhoudt aan de anarchiserende ideologie, wat die kameraden kwetsbaarder maakt voor het anarchisme, dat door bourgeoisie in stand wordt gehouden en waarvan één van de klassieke ideologische bestanddelen het beschuldigen van individuen is (de ‘domkoppen’). Hier weegt ook de ideologie van individualistische visies op de klassenstrijd die ertoe leiden dat bepaalde delen van de arbeidersklasse verworpen of geminacht worden omdat ze als ‘minder duidelijk’ worden gezien. Maar dat ideologisch product wordt tezelfdertijd ook meteen bestreden, aangezien één van de opstellers tijdens de bijeenkomst verduidelijkte dat het pamflet geschreven was “om reacties uit te lokken”. In de arbeidersbeweging hebben de revolutionairen zich altijd ingespannen om de arbeidersklasse te doen reageren, maar nooit door haar te beschimpen, of door de arbeiders die door de burgerlijke ideologie misleid zijn als imbecielen te behandelen. Eén van de voornaamste taken van de revolutionairen is juist de valstrikken van de burgerlijke ideologie bloot te leggen en geduldig en onvermoeibaar aan de arbeidersklasse de gevaren uit te leggen die haar bedreigen wanneer ze geloof hecht aan de verkiezingsleugens van de heersende klasse. De houding die erin bestaat “dommeriken” die gaan stemmen met de vinger te wijzen, kan die elementen die op zoek zijn of twijfels hebben enkel maar tegen zich in het harnas jagen. Ze belemmert een echte overdenking door die elementen meteen in het kamp te gooien van “hen die zich laten beetnemen”, zonder een duidelijk en echt kritisch antwoord te geven op hun vragen.
In die zin heeft de discussie de noodzaak aangetoond van een kameraadschappelijk debat om de overdenking vooruit te helpen. Dat is ook de benaderingswijze van de kameraad geweest die naar de bijeenkomst was gekomen om een tekst van strijdbare elementen te verdedigen, en die zich daarbij op een zeer positieve wijze in de discussie heeft ingeschakeld.
De kameraad is in de discussie tussengekomen om te antwoorden, om zijn standpunt en zijn meningsverschillen uiteen te zetten: “Ons pamflet heeft niet de bedoeling te verhelderen, maar werd geschreven tegen de consensus en om reacties uit te lokken (…) Ik heb een andere visie op de organisatiekwestie en het militantisme dan de IKS. De IKS is zeker niet akkoord met onze analyse op dat vlak, dat zij als radenistisch zal beschouwen. Zonder de massa’s die de revolutie doorvoeren zijn wij geen revolutionairen. De organisatie wordt in het leven geroepen om aan een precieze taak en aan precieze behoeften te beantwoorden. Buiten de revolutionaire periode is zij van geen nut en wordt er in dat kader toe gedreven zich te bureaucratiseren. Waarvoor zouden we een organisatie nodig hebben? De meetings, pamfletten enz. kunnen zeer goed zonder haar gemaakt worden. (…) Marx en Engels waren theoretici en vertolkten de sociale beweging. Tussen 1852 en 1864 bestond er geen organisatie en toch zijn de ideeën van Marx niet ontaard. Mijn kritiek heeft betrekking op het feit dat organisaties ontaarden wanneer hun rol is uitgespeeld (…) De IKS heeft een tussenkomst in de arbeidersklasse, de IKS wil discussiëren. Goed ! Maar ik ben er niet zeker van dat men met het houden van openbare bijeenkomsten een invloed opbouwt. Er zijn niet vanzelf proletariërs die komen of die overtuigd zijn. Ik heb de indruk dat het niets oplevert te discussiëren over een tekst (Nvdr: de kameraad verwijst hier naar onze inleidende teksten op de openbare bijeenkomsten) Wij hebben geen cursus nodig! (…) Ik ontken de noodzaak van een organisatie niet, maar (die is) alleen in de revolutionaire periode (nodig).“
Volgens het standpunt dat de kameraad hier ontwikkelt, zou de organisatie zich beperken tot een aspect dat van onmiddellijk en beperkt nut is tijdens de revolutionaire periode. En vooral zou zijn een gevaar inhouden na de revolutie. We vinden hier, zoals de kameraad overigens zelf toegeeft, het oude radenistische liedje terug, dat achter een vage overweging over het ‘eventuele nut’ van de organisatie, deze a priori beschouwt als een soort bedreiging, een ‘machine die corrumpeert’, een ‘instrument’ in de handen van ‘leiders’. Per slot van rekening wordt hieruit duidelijk dat de kameraad niet overtuigd is van het nut van een organisatie, eigenlijk ook niet voor de ‘periode van revolutie’. Volgens hem is de arbeidersklasse perfect in staat zichzelf te organiseren – en op dat punt zijn we het met hem eens. Maar we raken hier de knoop van de problematiek van de kameraad die in de partij ook een permanent potentieel gevaar ziet voor de arbeidersklasse. Voor hem kan de partij niet anders dan de controle over de strijd aan het proletariaat ontfutselen en is daarom op termijn een vijand van de ontwikkeling van zijn strijd die zich slechts volledig kan identificeren met de machtsgreep binnen de staat.
De kameraad gaat in feite voorbij aan deze essentiële kwesties, wat nog bijdraagt tot zijn neiging om de partij op een verwarde wijze aan de staat gelijk te stellen, en dus om in de partij in de eerste plaats slechts een ‘gevaar’ te zien. Als in een noodlot wordt de dynamiek van ‘bureaucratisering’, in de radenistische terminologie, vanuit dat standpunt gezien, dan onvermijdelijk. Welnu, er bestaat geen enkele fataliteit en het leven van een organisatie is een permanente strijd waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Het moet duidelijk zijn dat de partij niet tot taak heeft de macht te grijpen, zelfs niet ‘in naam van de klasse’, en dat zij altijd een orgaan van politieke oriëntering blijft, dat verre van zich met de staat te vereenzelvigen, er vreemd aan is. En dat zowel voor, tijdens, als na de revolutie, dus inclusief de periode na een opstand. Zij is en blijft een product van de arbeidersklasse en van haar historische strijd. Alleen een nederlaag van de marxistische stroming en een zege van het opportunisme, dat wil zeggen het binnendringen van de heersende ideologie in de partij, betekent een potentieel gevaar dat inderdaad dodelijk kan zijn. Maar dat neemt niet weg dat het op alle momenten van vitaal belang is voor de meest bewuste minderheden van de klasse om georganiseerd te zijn om een actieve factor in de strijd te zijn, om actief en doeltreffend deel te nemen aan de versnelling van de homogenisering van het bewustzijn in de klasse.
Wat in werkelijkheid soms moeilijk te begrijpen valt, is dat de arbeidersbeweging voortdurend organisatorische taken moet vervullen, ook wanneer de grote massa’s compleet afwezig schijnen te zijn van het toneel van de geschiedenis of wanneer ze verslagen zijn. Het is waar dat de proletarische partijen opduiken in verband met de opkomst van de strijd van de arbeidersklasse, dat ze zich vervolgens ontwikkelen en weer verdwijnen in de fasen van contrarevolutie, zoals dat formeel het geval was met de Bond van Kommunisten in 1852. Maar dat betekent nog niet dat elke georganiseerde activiteit geheel verdwijnt.
Vanuit dit oogpunt bezien was Marx van 1852 tot 1864 geen ‘geïsoleerd individu’ die zich ‘terugtrok om te studeren’, een ‘denker’ of ‘geniale filosoof’, zoals de bourgeoisie hem graag voorstelt. Hij is integendeel een echte kommunistische militant gebleven: “Marx heeft de Bond niet op autoritaire wijze ontbonden in 1850, evenmin als de Ie Internationale in 1872. Hij heeft gewoon uitgelegd dat de revolutionairen zich moeten voorbereiden op het komende uiteenvallen van die partijen, door zich te organiseren om zelfs in afwezigheid van die partijen de rode draad van de kommunistische activiteit voort te zetten.” (1) Geïsoleerde individuen kunnen a contrario geen enkel reëel actieterrein behouden en de bewuste beweging van de klasse kan nooit worden teruggebracht tot de overdenking van een aantal verspreide individuen. Gedurende die periode van terugval van de klassenstrijd hebben Marx en Engels daarentegen steeds hun wil getoond om georganiseerde banden te behouden en een revolutionaire pers uit te geven. Uit de historische ervaring van de klasse hebben Marx en Engels zo de contouren van de notie van de partij vooruitlopend kunnen preciezeren door wat we het werk van een ‘fractie’ avant la lettre zouden kunnen noemen: “het proces van rijping en bepaling van het begrip fractie vindt dus zijn oorsprong (maar niet zijn conclusie) in dat eerste netwerk van kameraden dat de ontbinding van de Bond van Kommunisten overleefd had.” (idem)
Het voorbeeld van de Italiaanse Linkerzijde in de jaren 1930, dat in de discussie werd aangehaald, vormt een duidelijke weerlegging van het idee dat organisaties nutteloos zouden zijn buiten revolutionaire bewegingen. Het werk van de Italiaanse Linkerzijde, verricht in de uiterst moeilijke omstandigheden van de triomf van het stalinisme, is een van de vruchtbaarste geweest op verschillende theoretische vlakken, met name inzake het organisatievraagstuk. Zonder deze activiteit van een fractie en dus van een organisatie, die met name door Bilan werd gevoerd, zou er vandaag geen georganiseerde uitdrukking van de Kommunistische Linkerzijde kunnen bestaan die zover is uitgebouwd als de IKS! We kunnen ook veel eenvoudiger stellen dat als we de redenering van de kameraad toepassen op de opkomende fase van het kapitalisme, waarin de revolutie nog niet mogelijk is omdat de historische voorwaarden er nog niet rijp voor zijn, waarin het proletariaat zich als klasse vormt, we er al snel toe zouden komen om de organisatorische gevechten van Marx en Engels, van Luxemburg en Lenin in de afvalbak te gooien! Zoals een deelnemer terecht opmerkte : “De organisatie is niet alleen op bepaalde historische momenten aanwezig. Er bestaat een sociale verhouding die maakt dat de organisatie er is om tegen de heersende ideologie te strijden. De organisatie is een noodzaak om opgewassen te kunnen zijn tegen de permanente druk van de burgerlijke ideologie. Het gaat om een fundamentele factor die zowel in de diepte werkt als in de breedte.”
Juist door de breedste en omvangrijkste politieke discussie en door de erkenning dat de revolutionaire organisaties zijn belangen verdedigen zal het proletariaat het best in staat zijn om zich politiek te versterken en de confrontatie met de bourgeoisie aan te gaan.
De geduldige activiteit van internationale krachtenbunde-ling gaat samen met de opbouw van de organisatie van het pro-letariaat. De zorg om continuïteit om een politieke erfenis door te geven aan een nieuwe generatie militanten is vandaag onmisbaar om de toekomstige partij en de volgende revolutionaire aanval voor te bereiden. De voorwaarden voor het verschijnen van de partij hangen samen met de klassenstrijd, maar zij is er geen mechanisch product van dat uit het niets verschijnt. Zij dankt haar bestaan vooral aan de duidelijkheid en de vastbeslotenheid, aan de strijd van de revolutionaire voorhoede. Zoals de Russische revolutie bewezen heeft, werd de bolsjewistische partij lang voor de revolutie opgebouwd. Hierdoor werd een vruchtbare tussenkomst mogelijk die de gisting voorbereid heeft in de meetings, in de stakingen en betogingen, in de arbeidersraden. Dit alles om een onvervangbare functie te vervullen, die van het katalyseren van het rijpingsproces van het proletarisch bewustzijn naar de overwinning. Vandaag, nu de impasse van het kapitalisme in crisis het proletariaat er opnieuw toe drijft zijn strijd voort te zetten en te ontwikkelen, is het de taak van de revolutionairen te werken aan de hergroepering, aan de eenheid van de revolutionaire energieën met het oog op de opbouw van de toekomstige wereldpartij. Uit dat oogpunt kunnen we het niet eens zijn met de visie van de kameraad die in onze bijeenkomsten en in het uitwerken van een politieke koers enkel een ‘cursus’ ziet die ‘niets bijdraagt’. In tegenstelling tot deze visie die van de IKS een soort ‘leraar’ maakt en van de deelnemers ‘passieve leerlingen’ die voorgekauwde ‘lessen’ moeten slikken, stellen wij dat het proletariaat niet dergelijke ‘pedagogische’ recepten volgt die vreemd zijn aan het marxisme. Wel integendeel, onze bijeenkomsten zijn, we herhalen het, een plaats van debat die een politieke confrontatie mogelijk moet maken met het oog op een verheldering voor de behoeften van de strijd. Ze maken deel uit van het noodzakelijk bewustwordingsproces om te vechten tegen de ideologische druk van de bourgeoisie, om de strijd te ontwikkelen en de toekomst voor te bereiden.
WH / 20.8.2005
(1) Zie De verhouding Fractie-Partij in de marxistische theorie in: Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 64, eerste kwartaal 1991.
Donderdag 15 december 2005 heeft het parlement het ‘solidariteitspact tussen de generaties’ en de alternatieve financiering van de sociale zekerheid aangenomen, ondanks een diep ongenoegen binnen de arbeidersklasse. Dit uitte zich in het bijzonder met de samenkomst van 100.000 arbeiders in Brussel tijdens de nationale vakbondsbetoging van 28 oktober. ‘Onaanvaardbare maatregelen’ had het ABVV nochtans getrompetterd in oktober; maar in december kondigde diezelfde organisatie zonder verpinken aan: “opschor-ting van de acties en het zoeken naar andere meer doelgerichte pressiemiddelen (sic).” Regering en patronaat kunnen tevreden zijn over de doeltreffendheid van hun vakbondsorganisaties: als ze er in geslaagd zijn om het pact door te drukken dan hebben ze dat vooral te danken aan het gekonkel van het ABVV, ACV en ACLVB.
Het laatste trimester van 2005 is de meest sociaal bewogen periode geweest in België sinds een vijftiental jaren. In minder dan drie maanden en als antwoord op een serie aanvallen van globale aard op haar levensvoorwaarden uitgaande van de liberaal-socialistische regering, heeft de arbeidersklasse heel uitgebreid haar ongerustheid en ontevredenheid gemanifesteerd met een begin van daadwerkelijke strijdbaarheid. Maar de socialisten in de regering en de vakbonden op het sociale terrein hebben magistraal samengewerkt om de acties in het honderd te laten lopen en de plannen van de bourgeoisie door te drukken. En op het onmiddellijk vlak hebben ze hun doel volkomen bereikt.
Op het politiek vlak hebben de socialisten, de meesters van de manoeuvre bij de aanvallen, zich geen moeite gespaard om in samenspraak met de vakbonden het arbeidersverzet op te sluiten binnen de grenzen van het burgerlijk democratisch spel van het ‘onderhandelen’ over een ‘solidariteitspact’ tussen de ‘burgers’ voor het welzijn van de nationale economie. Vanaf het begin van de ‘onderhandelingen’, hebben ze de arbeiders doen geloven dat de regering de pre-pensioenen en de sociale zekerheid in hun voordeel zouden hervormen. De vice-premier van de PS, L.Onckelinx, gaf zich volledig met deze retoriek: “Op het einde van de discussies hebben zowel het ACV als het ABVV het werk begroet dat ik had verzet in de regeringsonderhandeling… En alle correcties voor het verbeteren van de pensioenen… De liberalen wilden een malus pensioen, wij hebben een bonus pensioen uit de brand gesleept… Als de PS achter het ‘generatiepact’ staat, dan is het omdat het onmisbaar is. Als wij niets doen gaat het ganse sociale systeem er aan. Ik zeg het jullie, we hebben geen keuze!” (Le Soir, 24.12.2005). Inderdaad, tegenover de druk van de crisis op de economie heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse aan te pakken. En het bedrog bestaat er juist uit dat men de arbeiders doet geloven dat maatregelen die genomen worden door een regering van links minder pijn zouden doen. In werkelijkheid zitten de PS/SPA niet in de regering om de belangen van de arbeiders te verdedigen maar om de arbeiders het fabeltje op te dissen dat de aanvallen van de bourgeoisie worden doorgevoerd... voor hun eigen bestwil en in hun eigen belang. Bovendien, wanneer de ontevredenheid stijgt en het rookgordijn optrekt, aarzelen die grote verdedigers van de arbeiders niet om met de meest schofterige retoriek uit de hoek te komen om de arbeiders tegen elkaar uit te spelen. Zo probeert de voorzitter van de Vlaamse Socialisten, Vande Lanotte, de spanningen aan te wakkeren tussen de verschillende arbeidersgeneraties: “Het is aan jullie om in de bedrijven te gaan uitleggen welke keuzes wij hebben gemaakt. Wij hebben het uitvoerig gehad over de pensioenen maar op lange termijn draait het om de jongeren” (La Libre Belgique, 17.10.2005). Met andere woorden, diegenen die de maatregelen bekritiseren zijn ondankbaren en egoïsten die enkel denken aan hun eigen toekomstig pensioen en de toekomst van de jongeren daaraan opofferen.
Om het verscheurende debat omtrent de ‘arbeidersbelangen’ nog meer geloofwaardigheid te verlenen en om de acties nog beter in een democratisch en wettelijk kader op te sluiten, en ondertussen het ‘radicale’ imago van de ABVV-vakbond op te vijzelen, heeft de bourgeoisie in haar media een zogenaamde tegenstelling opgeklopt tussen de socialistische partijen en vakbonden. In het boven geciteerde interview, gaat Onckelinx ‘tekeer’ tegen het ABVV, dat er van beschuldigd wordt desinformatie te verstrekken over de ‘vooruitstrevende’ inhoud van het pact. En Vande Lanotte verklaarde aan het adres van de syndicalisten, “wie zich afkeert van links richt zich op rechts.” De socialistische vakbond vroeg op zijn beurt “aan haar nationale vertegenwoordigers om niet meer deel te nemen aan de partijbureaus van de PS en de SP.a” (BHV, 8.11.2005), en hun ‘baas’ Vandermeeren, voegde daar aan toe: “De vakbeweging en zijn aangesloten bonden weten bij de volgende verkiezingen wie hun ware vrienden zijn.” De belangrijkste valstrik voor de arbeidersklasse bestaat er uit haar te doen geloven dat het enige doel van de arbeidersacties kan bestaat uit het druk uitoefenen op de parlementaire krachten om een waardig compromis te bereiken binnen het kader van de overlegstructuren van de burgerlijke staat. Zo maakten de vakbondsmobilisaties vanaf het begin deel uit van de logica van de burgerlijke democratie en het is geheel en al binnen die logica dat de vakbonden hun acties hebben stopgezet na de stemming in het parlement, want “de vakbonden voeren geen staking tegen het democratisch verkozen parlement (sic).” (X. Verboven, socialistische vakbondsleider, De Morgen, 17.12.2005).
Op sociaal vlak hebben de vakbonden, om het zo te zeggen, niet werkloos toegezien. Zij hebben goed hun rol gespeeld die er uit bestond pogingen tot arbeidersverzet in te kapselen en te saboteren om een gevoel van onmacht op te wekken tegenover de aanvallen. Vanaf juni 2005 was de christelijke centrale de eerste om het spel op gang te brengen door een algemene staking aan te kondigen voor na de vakantie. Het ABVV hield toen zijn adem nog even in. In september, toen de inhoud van het pact werd onthuld, kondigde het ABVV een algemene staking af voor 7 oktober, terwijl het ACV in gans haar pers blokletterde: “10 goede redenen om niet te staken.” Dat was het eerste bedrijf van de vakbondsmanoeuvre, dat van de verdeling. Nochtans zag men bij de algemene staking van het ABVV een belangrijke deelname van delegaties van het ACV en zelfs van de kleine liberale centrale ACLVB aan de zijde van de stakende arbeiders. De daaropvolgende dagen raakt de ‘leiding’ van het ACV ‘in de minderheid tijdens een interne raadpleging van de afgevaardigden’ en de vakbond maakte een bocht van 180 graden. Deze overwinning van de ‘vakbondsdemocratie’ moest de arbeiders ervan overtuigen - de gauchisten en de basissyndicalisten zijn daarvan de beste propagandisten - dat de ‘vakbonden in dienst staan van wat de arbeiders willen’ en dat ze dus ‘het middel bij uitstek zijn om strijd te voeren’.
In werkelijkheid werd het tweede bedrijf van de manoeuvre opgevoerd: het algemeen vakbondsfront werd ter plekke opnieuw leven ingeblazen en de eenheid van de verdelers werd opgezet om de eerste tekenen van strijdbaarheid onder de arbeiders des te beter in de kiem te kunnen smoren. De vakbondsinstanties gingen op één lijn staan met radicale verklaringen tegen het pact en de herfinanciering van de sociale zekerheid: “Deze maatregelen zijn onaanvaardbaar”; “Raak niet aan de pré-pensioenen !”; “Het ABVV en het ACV eisen dat de regering opnieuw onderhandelt over het solidariteitspact tussen de generaties” (Syndicats, nr. 17, 21.10.2005) en ze klaagden de maatregelen aan van het solidariteitscontract in alle toonaarden aan. Dit gemeenschappelijk vakbondsfront, de eenheid van de saboteurs, heeft niets te maken met de eenheid van de klasse. Deze eenheid wordt verwezenlijkt in de actie en buiten de vakbondsinstanties om, door eigen besluitvormings- en actieorganen in het leven te roepen, zoals algemene vergaderingen, stakingscomités die onmiddellijk afzetbare afgevaardigden kiezen die enkel verantwoording verschuldigd zijn aan de zelfstandige algemene vergaderingen. Het gemeenschappelijk front daarentegen was een dam die werd opgeworpen voor het inkapselen van het ongenoegen en de woede die steeds meer toenamen en vooral ter voorbereiding van de manoeuvre die zijn hoogtepunt zou bereiken in de algemene staking en de nationale betoging van 28 oktober. Voor de bourgeoisie was het van belang dat de acties van 28 oktober in de ogen van de arbeidersklasse er uitzagen als een overwinning van het gemeenschappelijk vakbondsfront. Dat wordt immers voorgesteld als de hoogste uitdrukking van de eenheid van de arbeidersklasse om daarmee in staat te zijn om in de daaropvolgende weken de lont uit het kruitvat van de strijdbaarheid te halen.
En inderdaad, na 28 oktober veranderen de vakbonden van toon. Le Soir van 26 en 27 november 2005 schrijft: “Kunnen de vakbonden iets veranderen aan de onbuigzaamheid van het ‘pact’ tegenover een federale regering die vasthoudt aan haar standpunten? Ja. Ze kunnen niets veranderen aan de geest van het pact, noch aan het opschuiven van de pensioenleeftijd van 58 naar 60 jaar in 2008. Maar een gamma van verzachtenden maatregelen is mogelijk. De vakbondseisen zoals die op de pamfletten werden verspreid zijn gematigd.” De burgerlijke pers liet duidelijk overkomen dat de teerling was geworpen. Om de demoralisering helemaal af te ronden planden de vakbonden ‘trapsgewijze actieplannen’, aangekondigd op woensdag 23 november door de voorzitter van het ABVV die ‘het nog hard speelde’: “Wij gaan geen symbolische acties voeren. Wij gaan ons niet beperken tot perscommuniqués! Neemt dat niet al te licht op. Er zullen ernstige harde acties komen, stakingen als het moet (sic).” In werkelijkheid vormen de ‘dagen van bewustmaking en informatie’ van het gemeenschappelijk vakbondsfront de gelegenheid om in de bedrijven definitief de resten van woede te laten doodbloeden door die te richten op schijnacties, zoals wegversperringen en blokkeringen van grootwinkelbedrijven die de strijdmethodes van de arbeidersklasse ongeloofwaardig maken. Het doel was gelegen in het opwekken van ontmoediging en onmacht, maar ook het aanwakkeren van verdeeldheid tussen de arbeiders, tussen stakers en niet-stakers, al te meer omdat de ‘redenen tot strijd’ die door de vakbonden naar voren werden gebracht - het een of andere bijkomstige punt van het ‘pact’ bijstellen - niet veel mensen meer motiveerden.
Links en de vakbonden zijn er in geslaagd om het verzet van de arbeiders te saboteren, de maatregelen zijn er door geramd, en dus op het onmiddellijk vlak lijkt de beweging voor de arbeiders op een nederlaag te zijn uitgelopen. In breder perspectief geplaatst vertoont de balans echter een heel wat genuanceerder beeld.
Eerst en vooral dient er de nadruk op te worden gelegd dat de maanden oktober en november van groot belang waren voor de lange en moeilijke ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse in België. Ze markeerden een, weliswaar nog beperkte, heropleving van de arbeidersstrijdbaarheid na een terugval en een stagnatie van meer dan tien jaar tegenover de klappen die de bourgeoisie uitdeelde. Dit begin van heropleving van strijdbaarheid in België maakt geheel en al deel uit van een bredere beweging van het proletariaat dat, tegenover de veralgemeende aanvallen in het merendeel van de industrielanden, probeert om opnieuw het terrein te vinden van de klassestrijd tegenover de gevolgen van de crisis van het kapitalisme. Nog belangrijker zijn bovendien de onderwerpen waarop de strijd zich toespitste, namelijk de pensioenen en de pré-pensioenen, die een fundamentele problematiek stellen zoals die wordt opgeworpen door het bankroet van het kapitalistisch systeem en dus van de toekomstperspectieven van de arbeidersklasse.
De tweede vaststelling is dat de vakbondsacties zijn uitgelopen op een duidelijke en onmiddellijke nederlaag, hetgeen door veel arbeiders aangevoeld als een gevolg van het volkomen duidelijke vakbondsgekonkel en niet als een nederlaag die door links als een overwinning kon worden voorgesteld. De ergste nederlagen van de arbeidersklasse zijn juist de nederlagen die ervaren worden als overwinningen, die illusies scheppen. Daarvan is hier vast en zeker geen sprake omdat de vakbondssabotage er dik bovenop lag. Ook kan de nederlaag kostbare lessen opleveren, voornamelijk over hoe strijd te voeren en het schenken van vertrouwen aan links en de vakbonden. Deze lessen zijn van kapitaal belang voor de komende strijd die zich al aankondigt omdat de regering al heeft bekend gemaakt om voor de lonen dringend een nieuw ‘matigingsplan’ te willen opleggen ter waarborging van de concurrentiepositie van de nationale economie in de strijd op leven en dood tussen de kapitalistische staten.
Jef & Jos / 08.01.2006
De delokalisaties worden te pas en te onpas gebruikt in de propaganda van de bourgeoisie. Het lijkt wel alsof ze alle andere aanvallen waaraan het proletariaat onderworpen is in de schaduw stellen, en dat ze er zelfs de verklaring voor worden. Andersglobalisten, linkse partijen en ultralinksen staan overal op de bres om het ‘ultraliberalisme’ aan te klagen van die aasgieren van bazen en van die aandeelhouders die uit zijn op vette dividenden. Tussen alle mogelijke opties voor een ‘andere wereld’ zouden zij voor de slechtste politiek kiezen. In dit artikel zullen we daarentegen aantonen dat de delokalisaties rechtstreeks voortvloeien uit de fundamentele wetmatigheden die het kapitalistische systeem regeren.
In tegenstelling tot wat de andersglobalisten vertellen met hun “alles wordt tegenwoordig koopwaar” is het al sinds heel lang dat onder het kapitalisme de warenverhoudingen het geheel van de sociale en menselijke verhoudingen in de maatschappij beheersen. In de kapitalistische maatschappij is het leveren en verkopen van een waar het enige middel om een deel van de geproduceerde goederen te verkrijgen, op straffe van het verlies van elk middel van bestaan. Voor wie over geen enkel productiemiddel beschikken, de proletariërs, en die zich daardoor in de materiële onmogelijkheid bevinden om waren te produceren, zit er niets anders op dan op de markt een bijzondere waar aan te bieden, namelijk hun arbeidskracht.
Zoals voor elke andere waar het geval is, wordt de waarde van de arbeidskracht op de markt uitgedrukt in een prijs en in geld: het loon. De waar arbeidskracht verschilt in niets van de andere waren op de markt, tenzij dan dat ze onafscheidelijk verbonden is met haar verkoper, de arbeider, en dat ze niet te lang op een koper kan wachten, omdat ze anders met haar drager, de arbeider, te gronde zal gaan bij gebrek aan levensmiddelen.
Voor haar kapitalistische koper, de bourgeois, betekent de arbeidskracht, die hij verbruikt, de bron van zijn winst. Zou de industriële kapitalist de loonarbeider die hij aangeworven heeft alleen zolang laten werken als voor de arbeider nodig is om het loon te verdienen dat hij ontvangt, dan zou de baas geen enkele winst maken. Hij moet de loonarbeider dus langer laten werken dan die tijd. De arbeidstijd van elke arbeider bestaat –of hij dat nu beseft of niet– uit twee delen: een deel dat betaald wordt, en waarin de arbeider slechts de waarde van zijn loon vergoedt, en een deel dat niet betaald wordt, waarin hij gratis arbeid verricht voor de kapitalist die zich het geheel van de productie toeëigent.
De conditie van proletariër herleidt zich tot de onzekerheid van zijn bestaan. “De proletariër is hulpeloos; op zichzelf aangewezen kan hij geen dag leven. De bourgeoisie heeft zich het monopolie aangematigd over alle levensmiddelen, in de ruimste zin van het woord. Wat de proletariër nodig heeft, kan hij slechts krijgen van deze bourgeoisie wier monopolie door de staatsmacht wordt beschermd. De proletariër is dus in rechte en in feite de slaaf van de bourgeoisie; zij kan over zijn leven en zijn dood beschikken. Zij biedt levensmiddelen aan, maar voor een ‘equivalent’, voor zijn arbeid; zij laat hem daarbij zelfs nog de schijn, alsof hij uit vrije wil handelt, alsof hij als mondig mens, vrij en zonder dwang ermee instemmen zou een verdrag met haar af te sluiten. Een mooie vrijheid is dat, waarbij de proletariër geen andere keus heeft dan om met de voorwaarden die de bourgeoisie hem stelt in te stemmen... te verhongeren, dood te vriezen of zich naakt bij de dieren in het bos te voegen!” (1).
Onder het kapitalistische systeem is de honger om de meerarbeid uit te buiten onverzadigbaar: hoe meer onbetaalde arbeid het kapitalisme onttrekt aan de arbeiders, hoe beter. Het ongebreideld uitpersen van meerwaarde is het doel en de rol van de aankoop van de waar arbeidskracht door de kapitalist. “De industriële kapitalist blijft in de grond evengoed een handelaar. Zijn activiteit als kapitalist [...] beperkt zich net als die van de handelaar tot de markt. Zijn taak bestaat erin om de nodige grondstoffen, hulpstoffen, arbeidskrachten enz. zo doelmatig en goedkoop mogelijk in te kopen, en om de in zijn onderneming gefabriceerde waren zo duur mogelijk te verkopen. Op het gebied van de productie heeft hij niets anders te doen dan ervoor te zorgen dat de arbeiders voor een zo gering mogelijk loon zo veel mogelijk arbeid leveren, dat er zoveel mogelijk meerwaarde uit hen wordt geperst.” (2).
Een grens aan deze uitbuiting bestaat slechts in de uitputting van de uitgebuite, en door het vermogen van de arbeidersklasse zich te verzetten tegen de uitbuiter. Om het tijdsgedeelte van de gratis arbeid te vergroten, waarin de arbeider het kapitalisme zijn meerwaarde levert, beschikt het kapitaal over verschillende middelen: de verlenging van de arbeidsdag, het opdrijven van het werkritme en de verlaging van de lonen, zelfs tot het minimum dat nodig is om de arbeider alleen in leven te houden.
Zoals iedere waar is de arbeidskracht onderworpen aan de concurrentie en de wisselvalligheden van de kapitalistische markt. “En als er meer arbeiders voorhanden zijn dan het de bourgeoisie goeddunkt te werk te stellen, wanneer er dus aan het eind van de concurrentiestrijd toch nog een aantal overblijft, dat geen werk kan vinden, dan moet dit aantal maar verhongeren. Want de bourgeois zal hen toch heus geen werk geven, als het product van hun arbeid niet met voordeel verkocht kan worden.” (3). De concurrentie, “meest volkomen uitdrukking van de oorlog van allen tegen allen, die de moderne burgerlijke maatschappij beheerst” waarin de arbeiders elkaar “onderling net zo beconcurreren, als de leden van de bourgeoisie elkaar onderling beconcurreren.” Met het tegen elkaar opzetten van actieven en werklozen, autochtonen en immigranten of verschillende nationale fracties van het proletariaat, is de concurrentie “in de handen van de bourgeoisie het scherpste wapen tegen het proletariaat” (4).
De delokalisatie van productieplaatsen uit de industrielanden naar landen waar de arbeidskracht goedkoop is, is het gevolg van de kapitalistische wetten van het zoeken naar een maximale winstvoet. Onder druk van de ongebreidelde concurrentie tussen de grote kapitalistische industrielanden op steeds beperktere markten, zijn de gemiddelde uurlonen van 18 euro in Spanje, 4 euro in Polen en Tsjechië, 2 euro in Brazilië en Mexico, 1 euro in Roemenië, 0,7 euro in India en China tegenover 23 euro in West Europa en de Verenigde Staten een buitenkansje voor het kapitalisme, de vampier van de arbeidskracht.
Reeds in de negentiende eeuw heeft de bourgeoisie nooit geaarzeld, wanneer de productietechnieken dat toelieten, de weefgetouwen bijvoorbeeld te demonteren om elders, in een andere streek, op zoek te gaan naar goedkopere en meer volgzame arbeidskrachten om uit te buiten.
De delokalisaties zijn voor de arbeidersklasse dus niets nieuws, maar een oud en internationaal verschijnsel dat in alle landen voorkomt. Toch kent dit verschijnsel sinds de jaren 1990, onder druk van de economische crisis die al drie decennia aanhoudt, een onmiskenbare uitbreiding. In talloze sectoren waar de arbeidskracht een belangrijk deel uitmaakt van de globale kosten van de productie, is die transfer van de industrielanden naar landen waar de productiekosten het laagst zijn zelfs “al grotendeels doorgevoerd” (5).
In de automobielsector bijvoorbeeld hebben de grote merknamen al lang hun toevlucht genomen in delokalisaties. Renault produceert de R12 sinds 1968 in Roemenië. “Vanaf de jaren 1970 is Renault, net als trouwens PSA, op zoek naar lokale partners in Brazilië, Mexico, Argentinië, Colombia en Turkije. [...] Na de herstructureringen in de jaren 1980 stort Renault zich op de aankoop van Samsung in Zuid-Korea en van Dacia in Roemenië, in 1999.” (6). De bourgeoisie heeft overigens de ineenstorting van de stalinistische regimes en het einde van de zogenaamde ‘socialistische economie’ niet afgewacht om de westerse mogendheden te laten investeren en te delokaliseren naar de landen van het voormalig Oostblok.
Alle sectoren van de kapitalistische productie zijn betrokken bij delokalisaties, maar niet elke productie zal gedelokaliseerd worden, in tegenstelling tot wat de propaganda van de bourgeoisie laat horen. “De sectoren van de industrie die betrokken zijn bij delokalisatie zijn talrijk: leer, textiel, kleding, metalen, huishoudelijke apparaten, automobiel, elektronica… Ook de tertiaire sector wordt getroffen: telefonische call centra, informatica, boekhouding… Om eerlijk te zijn is elke massaproductie en elke repetitieve dienst vatbaar voor delokalisatie naar gebieden waar de kosten van de arbeidskracht duidelijk lager liggen.” (7) De drastische daling van de transportprijzen die in de jaren 1990 doorzette (een daling met 45% van het maritiem transport en met 35% van het luchtvrachtverkeer tussen 1985 en 1993) heeft de geografische afstand tussen de productieplaatsen van talloze waren en de markten waar ze verbruikt zullen worden nog minder storend gemaakt.
De uitbuiting tegen lage prijs van de intellectuele hightech arbeidskracht, die te duur geworden was in de westerse landen, wordt koortsachtig nagestreefd, waarbij op de opleidingskosten bespaard worden door die ter plaatse te organiseren. In China zijn steeds meer westerse overheidsorganen en privé-ondernemingen bezig “ter plaatse onderzoekscentra op te richten, zoals France Télécom in Canton in juni 2004, om te profiteren van de overvloed aan goedkope wetenschapslui die door de Chinese laboratoria worden aangeboden” (8). India is binnen enkele jaren ook een leverancier geworden van computerprogramma’s.
Anderzijds worden de delokalisaties volop gebruikt om de onproductieve kosten van de grootste ondernemingen te drukken (geïnformatiseerd beheer, beheer en onderhoud van netwerken, loonadministratie, financiële diensten, klantendiensten, orderadministratie, telefonische call centra), soms tot 40 à 60%. Het gaat zover dat “alles wat op afstand kan gebeuren en per telefoon of satelliet doorgegeven kan worden, klaar is voor delokalisatie”. Zo begint India “de achterwinkel te worden van de Britse en Amerikaanse bedrijven” (5).
In de moordende concurrentie tussen de naties zetten de staten van de ontwikkelde landen uitdrukkelijk een rem op het vertrek naar het buitenland van bepaalde activiteiten. Het is een strategische noodzaak om op het eigen grondgebied bepaalde industrieën te bezitten die een militaire macht kunnen garanderen die het hoofd kan bieden aan naties van hetzelfde kaliber. Dat is een kwestie van overleven in de imperialistische arena. Meer in het algemeen is het economisch even onmisbaar dat op het grondgebied de centrale productie behouden blijft van sleutelsectoren die de kracht uitmaken van het nationaal kapitaal tegenover de concurrentie. In de automobielsector “tekent zich onder druk van de concurrentie die verplicht te produceren tegen steeds lagere kosten een beweging af van delokalisatie van de productie van kleinere wagens voor de Franse markt naar lage lonenlanden, terwijl in Frankrijk de productie behouden blijft van wagens uit de hogere klassen in zeer geautomatiseerde fabrieken” (6). Hetzelfde in de textielsector, waar “momenteel alleen de stoffen die technologie en kennis vereisen nog in Frankrijk gefabriceerd worden” (6).
Het aantal landen dat profijt heeft van de delokalisaties is beperkt: “India, de Maghreb landen, Turkije, de landen van Centraal en Oost Europa (PECO) en Azië (met name China)” (7). Elk nationaal kapitaal heeft zijn bevoorrecht land van bestemming, maar ze beantwoorden allemaal aan een reeks dwingende criteria. Die landen moeten een zekere interne stabiliteit kennen, wat voor een steeds geringer aantal landen opgaat, nu de ravages van de oorlog steeds grotere gebieden van de planeet in hun greep krijgen. Maar ze moeten ook beschikken over een aangepaste infrastructuur en over arbeidskracht die ervaring heeft met de kapitalistische uitbuiting of zelfs enigszins opgeleid is. De meeste van de doellanden hebben een industrieel verleden (Oostbloklanden) of hebben een zekere industrialisering gekend. De landen van Afrika bezuiden de Sahara, die maar al te graag delokalisaties zouden verwelkomen, hebben er nog geen spoor van gezien.
De definitie zelf van delokalisatie als “verplaatsing naar het buitenland van een (bijvoorbeeld) in Frankrijk bestaande economische activiteit, waarvan de productie dan weer in Frankrijk ingevoerd wordt” (8) verklaart voor een deel het geheim van de prachtige resultaten die de bourgeoisie opdist met betrekking tot de zogenaamde Chinese en Indiase wonderen. Maar gezien vanuit het geheel van de wereldproductie zijn de delokalisaties een nuloperatie. Er wordt inderdaad een industriële pool gecreëerd op een plaats waar er voorheen geen was, maar er is in geen geval ontwikkeling of een nieuwe opkomst van de kapitalistische productie, aangezien de schepping van een voorheen onbestaande activiteit in dat gastland direct samengaat met de deïndustrialisatie en stagnatie van de meest ontwikkelde economieën.
Decennia lang zijn de onderontwikkelde landen er niet in geslaagd investeringen te realiseren om massaal moderne technologie te verwerven die onmisbaar is om de concurrentie aan te gaan met de meest ontwikkelde landen en om een industrialisatiepeil te bereiken dat die naam waardig is, zelfs met erg goedkope arbeidskrachten. Hun onderontwikkeling en het behoud daarvan zijn vandaag zelfs een voorwaarde om zich te mogen verheugen in de belangstelling van het kapitalisme voor de uitbuiting van de arbeidersklasse daar ter plaatse.
De afwezigheid van enig vooruitzicht op een verbetering van de levensvoorwaarden van het proletariaat in de gastlanden van de delokalisaties en de ontwikkeling van de werkloosheid in de westerse landen, waar het gros van de gedelokaliseerde productie afgezet wordt, zullen niet bijdragen tot een uitbreiding van de wereldmarkt, maar tot een verergering van de overproductiecrisis.
De delokalisaties zijn op zich niet de oorzaak van de werkloosheid en de daling van het levenspeil van het proletariaat. Ze zijn slechts één van de vele aanvallen die het te verduren heeft, en die allemaal dezelfde wortels hebben: de economische wetten van het kapitalistisch systeem die voor elke natie en elke bourgeoisie gelden, en die de kapitalistische wereld onderdompelen in een overproductiecrisis zonder uitweg.
Om de meerwaarde die door de arbeidersklasse geproduceerd wordt, en die zit opgesloten in de gefabriceerde waren, te kunnen opstrijken, moet de kapitalist die waren verkopen op de markt.
De kapitalistische overproductiecrisissen, plaag van het kapitalistisch systeem, vinden hun oorsprong altijd in de onderconsumptie door de massa’s, waartoe de arbeidersklasse gedwongen wordt door het systeem van uitbuiting van de loonarbeid, dat voortdurend het deel van de sociale productie vermindert dat aan het proletariaat toevalt. Het kapitalisme moet voor een gedeelte betaalkrachtige kopers vinden buiten degenen die zijn onderworpen aan de verhouding arbeid-kapitaal.
Vroeger bestonden er op de binnenlandse markt grote sectoren van voorkapitalistische productie (het handwerk en vooral de landbouw) die relatief welvarend waren en een voedingsbodem vormden voor de kapitalistische groei. Op wereldvlak liet de enorme buitenkapitalistische markt van de koloniale landen, die toen werden veroverd, toe om de overproductie van waren uit de industrielanden af te zetten. Nadat het kapitalisme aan het begin van de 20e eeuw de hele planeet aan zijn economische verhoudingen onderworpen heeft, beschikt het niet meer over de historische voorwaarden die het toelieten het hoofd te bieden aan zijn tegenstellingen.
Het kapitalisme begon toen aan zijn fase van onomkeerbare neergang, die de mensheid veroordeelt tot oorlogen, de stuiptrekkingen van zijn crisissen, en tot een veralgemeende ellende, die de mensheid met de complete vernietiging bedreigen.
Scott / 11.2005
(1) Uit: Friedrich Engels, De toestand van de arbeidersklasse in Engeland (1845), “De concurrentie”, p. 136 in de uitgave van Progres, 1987.
(2) Uit: Karl Kautsky, Das Erfurter Programm (1892), hoofdstuk 2: Het proletariaat. (3) Engels, idem p.138
(4) Engels, idem p.136
(5) Novethics.fr, 10 januari 2001
(6) L’Expansion, 27 januari 2004
(7) Vie publique.fr, 12 januari 2004
(8) Le Monde.fr, 27 juni 2004
Het rellen in de Franse buitenwijken hebben aanleiding gegeven tot veel discussie onder degenen die op zoek zijn naar een alternatief voor het kapitalisme. Zo kwam er op het intertnetforum van de groep Eurodusnie in Leiden een heel debat op gang over de vraag of de revolte al dan niet moest worden toegejuicht. En de discussie was al even levendig tijdens onze discussiebijeenkomst in Amsterdam en de openbare bijeenkomst in Brussel.
Voor ons gaat de discussie vooral over twee belangrijke vragen voor het begrip van de dynamiek en de perspectieven van de klassenstrijd:
1) Kan iedere sociale beweging, wat ook haar aard is, bijdragen aan revolutionaire strijd tegen het kapitalisme?
2) Vormen de revoltes in Frankijk een stap voorwaarts in de ontwikkeling van de proletarische strijd of vormen ze daarentegen een hindernis voor de verdere ontwikkeling ervan?
Voor sommigen, in het forum van Eurodusnie zowel als tijdens onze openbare bijeenkomsten, bestond de hoofdzaak uit ‘de beweging’, ‘de actie’, ‘het geweld’, de ‘ondermijning van de gevestigde orde’ en vormde de revolte op zichzelf een stap voorwaarts in de strijd tegen het kapitalisme. Het zou op de een of andere manier genoeg zijn om er een beetje richting aan te geven met wat politieke standpunten en deze jongeren die door het kapitalisme worden buitengesloten zouden kunnen worden omgevormd in belangrijke krachten tegen het kapitalisme.
We denken dat dit een grote analysefout is: niet alle sociale bewegingen dragen bij aan de strijd tegen het kapitalisme, integendeel, sommigen, zelfs als hun oorsprong niet ligt in een provocatie en ze niet door de bourgeoisie zijn opgezet, kunnen door de bourgeoisie gebruikt worden om zichzelf te versterken tegenover het proletariaat, tegen zijn bewustzijn en eenheid. Dit betekent niet in het minst dat we ons standpunt ‘vanaf het balkon’ verkondigen of dat we ‘salonsocialisten’ zouden zijn, want actie is niet hetzelfde als activisme, concreet zijn betekent niet in oppervlakkigheid vervallen, het naar voren brengen van onmiddellijke antwoorden op omstandigheden is niet hetzelfde als kortzichtigheid. De middelen, de wapens en de logica van de arbeidersstrijd zijn niet dezelfde als de middelen, de wapens en de logica van de burgerlijke klasse. Voor het proletariaat en meer in het bijzonder in de strijd voor het kommunisme zijn niet alle middelen geëigend. Als het internationale proletariaat momenteel voor belangrijke hindernissen staat en een lange weg heeft af te leggen om zijn strijd weer tot ontwikkeling te laten komen, dan is dat juist omdat jarenlang de beste krachten ervan zijn omgevormd door de kapitalistische krachten (vaak burgerlijk links of van de vakbeweging) naar een glibberig terrein in naam van ‘onmiddellijke resultaten’ en tegen ‘principes die enkel goed zijn voor theoretici’, enzovoort.
Toen de bourgeoisie het feodalisme bevocht en zelf nog een revolutionaire klasse was kon zij om het even welke strijd ondersteunen en om het even welke andere klasse tot haar zaak overhalen omdat zijzelf een uitbuitende klasse was die niet probeerde de uitbuiting af te schaffen maar integendeel een nieuwe vorm van uitbuiting te veralgemenen. Dat staat in tegenstelling tot de praktijk van het proletariaat: dat beschikt over geen enkele economische macht binnen de kapitalistische maatschappij en stelt zich niet tot doel een nieuw soort van uitbuiting in te stellen maar in tegendeel uitbuiting in al zijn vormen af te schaffen. Daarom bestaan zijn wapens uit eenheid, bewustzijn, zelforganisatie en zijn politieke zelfstandigheid als klasse. Die wapens worden ongetwijfeld in de strijd gesmeed, maar niet in om het even welke strijd.
Meerdere mensen op onze openbare bijeenkomsten antwoordden daarop dat "het grootste deel van de rellen toch uit arbeiderswijken kwam". Een beweging is niet proletarisch omdat hij voor de meerderheid uit arbeiders bestaat, noch omdat hij ‘problemen’ stelt voor het kapitalisme, noch omdat hij gewelddadig is of zich richt tegen overduidelijk onrecht. De betogen over ‘radicaliteit’, ‘geweld’, ‘verzet’ en ‘massaliteit’ gaan voorbij aan het wezenlijke, namelijk het enig juiste criterium om een beweging te analyseren en te zien of die steun verdient: versterkt die de eenheid, het bewustzijn, de zelfstandigheid van het proletariaat? Anders gezegd, bevindt deze zich, zelfs als het maar embryonair is, op zijn klassenterrein?
Dat is inderdaad het belangrijkste vraagstuk want sommige deelnemers van de discussiebijeenkomst in Amsterdam drongen er op aan dat de IKS de hele klasse diende op te roepen zich bij de relschoppers in de buitenwijken aan te sluiten. Uitgaande van de hierboven geformuleerde criteria zou dat van groot onbegrip getuigen over de dynamiek van de arbeidersstrijd en van een valse verwachting dat de rellen in de Franse buitenwijken een bijdrage zouden leveren aan de revolutionaire strijd tegen het kapitalisme. De acties zijn ongetwijfeld niet door de bourgeoisie uitgelokt (zelfs als de uitspraken van Sarkozy onherroepelijk olie op het vuur gooiden) en we kunnen de woede begrijpen van al deze jongeren die men gewoonweg links laat liggen. Maar toch zijn we er van overtuigd dat hun acties niets te maken hebben met de strijd van de arbeidersklasse en integendeel daar direct tegen ingaan.
De rellen in de buitenwijken zijn vooral ingegeven door wanhoop, uitzichtloosheid, door een machteloze en blinde haat. De klassenstrijd daarentegen vertrekt vanuit een minimum aan vertrouwen in de toekomst en verontwaardiging over de barbaarsheid en het lijden dat door het kapitalisme wordt veroorzaakt. Wie een ‘revolutionaire kracht’ wil toekennen aan deze acties verwart haat met verontwaardiging en wanhoop met bewuste actie. Als de verontwaardiging een positief gevoel is dat de strijdbaarheid voedt en de vastbeslotenheid tegenover de kapitalistische uitbuiting en de barbaarsheid daarvan, dan is de haat een louter negatief gevoel dat enkel een totale vernietigingsdrang voedt. En terwijl de wanhoop mensen tot gewelddadige acties kan brengen die nergens toe leiden, dan maakt de bewuste actie een ontwikkeling van de strijd mogelijk, door de kritiek en het rechtzetten van vergissingen, door de revolutionaire strijd.
Dergelijke commandoacties van kleine groepen richten zich voornamelijk op het in brand steken van geparkeerde auto’s. De botsingen met de politie die voortkomt uit een begrijpelijke haat tegenover de arrogante en onverdragelijke uitdagende houding bleven betrekkelijk beperkt. Er was geen massabeweging maar een opeenvolging van onsamenhangende nachtelijke acties van kleine groepen. Dat schept een contrast met de strijd van het proletariaat: een strijd die moed vereist, met open vizier, massaal ondernomen en die zijn kracht in het daglicht stelt, zonder het spektakel en de snoeverij van de ‘stadsguerilla’. Zij brengt haar doeleinden openlijk naar voren en hijst haar vaandel voor heel de maatschappij. Zij is niet blind op zoek naar een frontale botsing met haar klassenvijand, gaat die ook niet uit de weg, maar bereidt die met geduld en onverzettelijkheid voor.
De bewegingen in Frankrijk bevatten bovendien een heel gevaarlijk aspect: dat van botsingen tussen kinderen van de arbeidersklasse. Het geweld van deze jongeren keerde zich vooral tegen andere arbeiders, lotgenoten die dezelfde twijfels hebben over de toekomst die het kapitalisme biedt. Ze staken auto’s van hun klassenbroeders in brand, ze vielen brandweerlieden aan, ze bekogelden autobussen waarin hun buren uit dezelfde wijk zaten met stenen en staken ze in de brand. De revoltes van de boeren in de middeleeuwen waren zeker wanhopig, maar ze waren gericht tegen de heren, er werden kastelen aangevallen waarbij de rijkdom werd geplunderd. De jongeren in de buitenwijken die nu door het kapitalisme worden buitengesloten vielen niet de luxewijken aan of de symbolen van het systeem, maar hun eigen buren in de armoedewijken. Het geweld van de arbeidersklasse richt zich tegen het kapitaal en zijn staat, nooit tegen de eigen klassenkameraden. De onderdrukking van Kronstadt in 1921 versnelde de ontaarding van de Bolsjewiki en de nederlaag van de Oktoberrevolutie in Rusland omdat daarmee het geweld tussen klassenbroeders werd gewettigd.
Als arbeiderskinderen zich tegen hun klassenbroeders keren en daarvan zelfs de hoofdzaak van hun beweging maakten, dan is het onder invloed van een verschijnsel dat binnen het kapitalisme tot ontwikkeling komt en dat hele delen van de arbeidersklasse dreigt mee te slepen: de ontbinding van dit steeds verder wegrottende systeem. De Stellingen over de ontbinding, aangenomen in 1990, waarschuwde al tegen dit gevaar:
"We moeten duidelijk zijn over het gevaar van de ontbinding voor het vermogen van het proletariaat om zichzelf op te werken tot het niveau van zijn historische taak. Het uitbarsten van de imperialistische oorlog in het hart van de ‘beschaafde wereld’ was "een aderlating, die de Europese arbeidersbeweging dodelijk dreigde uit te putten" en "die dreigde het perspectief van het socialisme te begraven onder het puin van het barbaars imperialisme [...] door op het slagveld de beste krachten van het internationale socialisme, de voorhoedetroepen van het wereldproletariaat, af te slachten (Rosa Luxemburg, De crisis in de sociaal-democratie). Net zo kan de ontbinding van de maatschappij, die alleen maar erger kan worden, de beste krachten van het proletariaat wegrukken en daardoor definitief het perspectief van het kommunisme op het spel zetten."
Deze verlompenisering raakt vaak meer in het bijzonder de jongere delen van de klasse die bij voorbaat van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, en brengt ze er toe een niet alleen wanhopige maar ook zelfvernietigende en zelfs tot zelfmoordneigende strijd te voeren. In punt 14 van de stellingen schreven we daarover:
"Eén van de factoren die de omstandigheden verslechteren is gelegen in het feit dat een groot deel van de jongere arbeidersgeneraties de plaag van de werkloosheid ondergaan voordat ze zelfs maar de mogelijkheid hebben gehad om samen met kameraden op het werk en in de strijd te ervaren wat het collectieve bestaan van de arbeidersklasse betekent. Hoewel de werkloosheid, die een onmiddellijk voortvloeit uit de huidige crisis, ‘op zich’ geen uiting van de ontbinding is, loopt de werkloosheid, in deze bijzondere fase van het verval, uit op gevolgen die zelf een bijzonder aspect van die ontbinding vormen. Wanneer de werkloosheid over het algemeen duidelijk kan maken dat het kapitalisme de arbeiders geen zekere toekomst kan bieden, dan vormt zij momenteel ook een krachtige factor in de ‘lompenproletarisering’ van bepaalde delen van de klasse, vooral onder jonge arbeiders, wat de huidige en toekomstige politieke vermogens van de klasse verzwakt. Gedurende de hele jaren tachtig, met een aanzienlijke groei van de werkloosheid, zagen we daardoor een afwezigheid van belangrijke bewegingen, of zelfs werkelijke aanzet tot organisatie bij de arbeiders zonder werk. Dit bewijst hoe groot de druk is die de werkloosheid door de ontbinding oplegt aan de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn."
Betekent dit dat er niets anders overblijft dan aanvaarding van het lot en wanhoop? Nee, want de arbeidersklasse beschikt over middelen om deze omstandigheden te boven te komen:
"De verschillende elementen die de kracht van de arbeidersklasse komen in onmiddellijke botsing met de verschillende ideologische aspecten van de ontbinding:
– de collectieve actie, de solidariteit, die geconfronteerd worden met de versplintering, het ‘ieder-voor-zich’ en de onverschilligheid;
– de noodzaak van organisatie botst op de ontbinding, op het uiteenvallen van de relaties die de basis van het maatschappelijk leven vormen;
– het vertrouwen van het proletariaat in de toekomst en in eigen kracht wordt voortdurend ondermijnd door de algemene wanhoop waarvan de maatschappij doordrenkt raakt, het nihilisme en het ‘no future;
– het bewustzijn, de helderheid, de samenhang en eenheid van het denken, de voorliefde voor theoretisch begrip, die zich een weg moeten banen door de vlucht in droombeelden, drugs, sekten, mysticisme, de verwerping en vernietiging van het denken, die ons tijdperk kenmerken."
En juist omdat al deze verschillende krachten binnen de arbeidersklasse aan het werk zijn, juist omdat we ons er bewust van moeten zijn dat er momenteel binnen de arbeidersklasse een bewustzijnsontwikkeling plaatsvindt en, hoewel pril nog ook, een ontwikkeling van de strijd die afweer tegen het binnendringen van de kapitalistische ontbinding in de arbeidersrangen zal brengen, is het ook zo belangrijk om energiek de strijd aan te binden met het ten hemel geprezen idee van ‘actie omwille van de actie’.
We hebben een sterk gevoel van solidariteit met deze jongeren, deze arbeiderskinderen, die verloren lopen in een beweging zonder toekomst, een beweging die vernietigend is en op zelfmoord uitloopt. In ieder geval betekent solidariteit niet het toejuichen van een strijdvorm die ze naar de afgrond voert. Solidariteit betekent noodzakelijkerwijs een harde kritiek. Deze jongeren zijn geen vijanden van hun klasse geworden. Ze kunnen zich aansluiten bij de proletarische strijd binnen het raamwerk van zijn algehele ontwikkeling, van de verbreiding van revolutionaire standpunten, van discussie, van kritiek en zelfkritiek. De arbeidersklasse zal nog vele fouten maken, en talrijke gedeeltelijke nederlagen ondergaan. Ze zullen hoe dan ook bijdragen aan de revolutionaire strijd zijn als er lering uit wordt getrokken, als ze in staat zijn tot een gedegen zelfkritiek die de kern van de problemen raakt en die het mogelijk maakt om de revolutionaire standpunten verder uit te diepen en uit te dragen.
Jos / 21.12.2005
In oktober 1975, meer dan dertig jaar geleden dus, verscheen de eerste aflevering van Internationalisme, orgaan van de Internationale Kommunistische Stroming in België. Het uitbrengen en verspreiden van een kommunistische publicatie gedurende drie decennia is een belangrijke verwezenlijking in het tijdperk van ‘hersenspoelingen’ door de media. Het is een verwezenlijking die natuurlijk niet alleen het werk is van een groep in België maar vooral het product van de inspanningen van de IKS als geheel.
Dit vormt een gelegenheid om in de herinnering te roepen – door uittreksels uit de Voorstelling van de krant en de organisatie die deze eerste aflevering inleidde – in welke samenhang een reeks van revolutionaire groepen (1) besloten om hun krachten te bundelen en een krant uit te geven. Voor de initiatiefnemers uit die tijd betekende de crisistoestand van het kapitalisme dat er voor de klassenstrijd veel op het spel stond: “Na tientallen jaren van massale vernietiging en verscherpte uitbuiting sinds de Eerste Wereldoorlog, met meer dan vijftig miljoen doden, met zwarte ellende voor meer dan de halve mensheid en met een steeds verdergaande aftakeling van de levensvoorwaarden, heeft het kapitalisme vandaag niet veel verweer meer tegen de diepste crisis in haar geschiedenis [...] Al de pogingen om de crisis in te dijken betekenen slechts een uitstellen van de vernietiging van het systeem [...] De totale kapitalistische productiewijze is in verval. De maatschappij ontwikkelt zich met steeds enger wordende mogelijkheden die opgelegd worden door een systeem van verouderde sociale verhoudingen. De verstikking van de ontwikkeling van de productiekrachten door de kapitalistische productieverhoudingen wordt steeds knellender en bedwingt de grootste klasse (de arbeidersklasse) van de mensheid. De klassentegenstellingen verscherpen, en met hen groeit de levensnoodzaak voor de arbeidersklasse om zich de middelen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de vernietiging van dit historisch vergankelijke kapitalistisch systeem”. Daar tegenover stelt de inleiding de enorme verantwoordelijkheid die rust op de schouders van de revolutionaire groepen, die “bewust [zijn] van de enorme problemen waarvoor de arbeidersklasse gesteld is en van de toename van de burgerlijke misleidingen en de kapitalisme pogingen om de arbeidersklasse versnipperd en geïsoleerd te houden.” Vandaar de noodzaak om zich bij een internationale revolutionaire organisatie aan te sluiten, met het doel het revolutionaire perspectief dat zich opdringt te verdedigen binnen de arbeidersklasse: “Vastbesloten om niet geïsoleerd te blijven in het kader van nationale problemen en bewust van de noodzaak voor de arbeidersklasse om zich als revolutionaire klasse op wereldschaal te vormen, hebben de groepen van in het begin hun eenmaking verbonden aan dat van een internationale hergroepering [...]. Een algemene en internationale visie is onmisbaar voor elke revolutionaire organisatie die op een samenhangende wijze wil tussenkomen in de klassenstrijd. Aleen dan kan de ontwikkeling van de bewustwording van het proletariaat en zijn strijd voor het socialisme perspectief krijgen.”
Dertig jaar later kunnen we niet meer dan aanstippen hoezeer het analysekader over de toestand van het kapitalisme dat in 1975 werd voorgesteld – en dat toentertijd door velen als slechte science-fiction werd beschouwd – ruimschoots door de feiten is bevestigd is: dertig jaar crisis heeft de kapitalistische productiewijze laten wegrotten en deze heeft op haar beurt de mensheid in een helse spiraal gestort van vernietiging, dood en verderf. Meer dan ooit geldt momenteel het revolutionaire alternatief van vóór 1914 als een niet te omzeilen werkelijkheid, dat van socialisme of barbarij. In deze samenhang betekenden de 322 afleveringen van Internationalisme, binnen het raamwerk van de IKS als geheel, een onverzettelijke verdediging van de proletarische perspectieven tegenover de gebeurtenissen die het tijdperk markeerden. Dit vond plaats in de twee belangrijkste talen van het land, waarbij de leugens en het bedrog van de bourgeoisie, vooral ook dat van haar ‘linkse’ socialistische- en vakbonds-, en haar ‘gauchistische’ stalinistische of trotskistische fracties, werden ontmaskerd en aangeklaagd. Ze zijn trouwens een onmisbaar werktuig gebleken voor de tussenkomst van de revolutionairen op de sleutelmomenten van de klassenstrijd in België, zoals op het moment van de veralgemeende strijd van de lente van 1986, de strijd van de mijnwerkers en staalarbeiders tegen de sluitingen of ook nog tijdens de recente bewegingen tegen het ‘generatiepact’.
In deze strijd beschikt de arbeidersklasse over slechts twee wapens, haar organisatie en haar bewustzijn. De revolutionaire pers is het middel bij uitstek om het bewustzijn binnen de klasse te verbreiden en te verdiepen, en dit meer dan ooit nu het perspectief van het kommunisme zich opdringt als het enige alternatief voor de mensheid tegenover de barbarij, maar in een context van maatschappelijke ontbinding waarin het voor de arbeidersklasse niet gemakkelijk is om haar strijd te ontwikkelen. Nu gaat het er inderdaad niet enkel om het nadenken over wat er op een gegeven ogenblik onmiddellijk op het spel staat, in één bepaald conflict. Om haar strijd te ontwikkelen heeft de arbeidersklasse behoefte aan een bredere visie en vooruitzichten op de langere termijn, zoals het begrijpen van het verval en de ontbinding van het kapitalisme die oorlogen en ellende veroorzaken, maar ook het begrijpen van de mogelijkheid om het te vernietigen en de noodzaak van haar eigen revolutionaire taak, het perspectief van het kommunisme.
Om die redenen blijft de regelmatige publicatie van een krant die de klassestandpunten van de arbeidersklasse verdedigt tegen de leugens van de bourgeoisie vandaag minstens even belangrijk als ten tijde van Marx of Lenin, of in de jaren 1930 en 1940, toen kleine groepen linkskommunisten hun publicaties uitgaven.
(1) Het ging hier om de Journal des Luttes de Classe, de Revolutionaire Raden Socialisten en de Vrije Raden Socialisten uit achtereenvolgens Brussel, Antwerpen en Gent.
Drie weken lang haalden de rellen in de Franse voorsteden de voorpagina’s. Duizenden jongeren, voor een groot deel uit de armste lagen van de bevolking, hebben hun woede en wanhoop uitgeschreeuwd met Molotovcocktails en straatstenen.
De eerste slachtoffers van die vernielingen zijn de arbeiders. Het zijn hun auto’s die in brand zijn gestoken. Het zijn hun werkplaatsen die werden gesloten, waardoor honderden van hen technisch werkloos werden gemaakt. Een arbeider die op het avondjournaal werd geïnterviewd vatte de complete absurditeit van de gebeurtenissen meesterlijk samen in deze woorden: “Vanmorgen vond ik een vlugschrift op de voorruit van mijn uitgebrande auto. Bovenaan stond er ‘Verneuk Sarkozy’. Maar het is niet Sarkozy die ze verneukt hebben, maar mij!”
Ook al is de woede-uitbarsting van de jongeren uit de voorsteden volkomen gewettigd, dan nog vertegenwoordigt de sociale situatie die erdoor geschapen is een reëel gevaar voor de arbeidersklasse. Hoe daarop te reageren? Moet men zich scharen achter de relschoppers of achter de ‘republikeinse’ staat? Voor de arbeidersklasse gaat het hier om een valse keuze, want beide valstrikken zijn te vermijden. De eerste bestaat eruit de wanhopige revolte van die jongeren te zien als voorbeeld dat navolging verdient. Het proletariaat kan deze weg van de zelfvernietiging echter niet inslaan. Maar de ‘oplossing’ die de bourgeoisie met alle kracht aanprijst vormt een al even grote impasse.
Door profijt te slaan uit de angst die dergelijke gebeurtenissen opwekken doet de heersende klasse, met haar regering, haar staat en repressieapparaat zichzelf momenteel voor als waarborg voor de veiligheid van de bevolking, met name in de arbeiderswijken. Maar met die zo geruststellend bedoelde praatjes gaat een boodschap gepaard die bol staat van de dreigementen tegen de arbeidersklasse: “Strijd tegen de republikeinse orde, dat wil zeggen tegen de kapitalistische staat, dat is hetzelfde als zich gedragen als bandieten, als uitschot.”
De bourgeoisie is niet in staat het fundamentele probleem op te lossen, dat van de economische crisis. Vanzelfsprekend geeft ze er de voorkeur aan dat te verbergen en de spectaculaire kant van de rellen, de vernielingen en het geweld, in haar eigen voordeel te benutten. En we kunnen zeggen dat de journalisten hun uiterste best hebben gedaan om deze propaganda van de angst zo goed mogelijk te voeren.
Ze zijn hun informatie midden in de wijken gaan halen, ze brachten ons honderden beelden van brandende en uitgebrande auto’s, ze overstelpten ons met getuigenissen van slachtoffers, en ze hielden enquêtes over de haat die deze jongeren voelen voor de hele maatschappij.
Overal waren er die nachtelijke reportages over jongerenbendes, met helm op of een bivakmuts. We kregen op grote schaal te zien hoe er molotovcocktails en stenen werden gegooid, hoe er met de politie werd gevochten, met nu en dan een interview met een relschopper die zijn woede er ‘live’ mocht uitgooien: “Wij bestaan! Kijk maar: de auto’s branden” (Le Monde, 6-11-05) en ook: “Eindelijk wordt er aandacht aan ons besteed”.
De bourgeoisie heeft hier het hopeloos geweld breed uitgemeten van die jongelui uit de buitenwijken om een klimaat van terreur te scheppen. Het is voor haar een ideale gelegenheid om de versterking van haar repressief arsenaal te rechtvaardigen. De politie kan zich inderdaad de luxe veroorloven om zich voor te doen als beschermer van de arbeiders, borg te staan voor hun welzijn en veiligheid. Het debat tussen de socialistische partij en de rechtse UMP (van Sarkozy) heeft op dat punt de toon gezet. Voor de rechterzijde bestaat de oplossing er natuurlijk uit meer middelen ter beschikking te stellen van de politie door de interventie-eenheden van de CRS te versterken. Voor de linkerzijde geldt hetzelfde, maar dan anders aangekleed. De socialistische partij stelde voor terug te keren naar het systeem van de wijkpolitie. Anders gezegd: meer politie in de wijken! Daarom spraken beide grote partijen van de bourgeoisie zich uit voor het uitroepen van de noodtoestand.
Al die maatregelen om het repressieapparaat te versterken zullen geen eind maken aan het geweld in de voorsteden. Integendeel, ook als ze op het onmiddellijke vlak en tijdelijk doeltreffend kunnen zijn, dan nog kunnen ze op termijn de spanningen en de haat van die jongeren tegen de politie slechts aanwakkeren. De politici weten dat maar al te goed. Wat de bourgeoisie met die versterking van het politietoezicht op de ‘gevoelige’ wijken op het oog heeft, bestaat niet zozeer uit de groepjes rondhangende jongeren, maar veeleer uit de arbeidersklasse zelf. Door de schijn te wekken dat de republikeinse staat de proletariërs beschermt tegen het vandalisme van hun kinderen of die van hun buren, kan de bourgeoisie zich voorbereiden op de onderdrukking van de arbeidersstrijd zodra die een daadwerkelijke bedreiging gaat vormen voor de kapitalistische orde. Het instellen van de noodtoestand bijvoorbeeld moet de maatschappij laten wennen aan alledaagse doorlopende controle, de voortdurende aanwezigheid van politie en van huiszoekingen in de arbeiderswijken.
De walgelijkste kant van de huidige propaganda bestaat uit het aanwijzen van de immigranten als zondebok.
Omdat de relschoppers voor een deel kinderen van de immigratie zijn, worden de geïmmigreerde arbeiders er op een achterbakse manier van beschuldigd de ‘openbare orde’ en de veiligheid van de bevolking in gevaar te brengen omdat ze niet bij machte zouden zijn om hun kinderen in de hand te houden, hen een ‘fatsoenlijke opvoeding’ te geven en morele waarden bij te brengen. Het zijn die ‘onverantwoordelijke’ ouders die zich aan hun taken onttrekken, die als de ware schuldigen worden aangewezen. En de eerste prijs voor openlijk racisme gaat naar de minister van werkgelegenheid, Gérard Larcher, volgens wie “één van de oorzaken van het geweld in de voorsteden” bestaat uit... polygamie (Libération, 17 november)!
Maar de krachten van links droegen hun eigen steentje bij door onder het voorwendsel van humanisme de moeilijkheden naar voren te brengen van de Franse maatschappij om een bevolking te integreren van ‘verschillende culturele achtergronden’ (om die terminologie over te nemen). De twee grootste huidige sociologen van het vraagstuk van de buitenwijken, Didier Lapeyronie en Laurent Mucchilie, die zichzelf bevinden aan de linkerzijde van de politieke strijdtoneel, leggen er daarmee de nadruk op dat in de ogen van de jongeren die uit de immigratie zijn voortgekomen “het zich opwerken via de school is voorbehouden aan de ‘blanken’, de openbare diensten zijn niet meer gericht op integratie [...] en de woorden van de republiek [...] worden opgevat als de voorwendsels van een ‘blanke’ maatschappij.” (Libération, 15 november). De geïmmigreerde proletariërs zouden dus specifieke problemen hebben die niets te maken zouden hebben met die van de rest van de arbeidersklasse.
Door de geïmmigreerde arbeiders als de ware verant-woordelijken voor het voorstedelijk geweld aan te wijzen probeert de bourgeoisie de arbeiders weer eens tegen elkaar op te zetten, verdeeldheid te zaaien tussen Fransen en immigranten. Ze maakt gebruik van de blinde revolte van de jongeren uit de voorsteden om de werkelijkheid te verbloemen: de toenemende verpaupering van het geheel van de arbeidersklasse, wat ook haar nationaliteit, oorsprong of kleur moge zijn. Het probleem van de armoede, van de werkloosheid, de afwezigheid van enig vooruitzicht zou niet het gevolg zijn van de onoverkomelijke economische crisis van het kapitalisme, maar terug te brengen tot een probleem van ‘integratie’ of van ‘cultuur’! Door de ouders van de jonge relschoppers zo aan de schqndpaal te’ nagelen, rechtvaardigt de heersende klasse meteen ook de aanvallen die zich momenteel zogenaamd richten op de ‘aanstokers van het geweld’, maar die morgen in werkelijkheid heel de arbeidersklasse zullen treffen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het stopzetten van uitkeringen aan de gezinnen van de ‘delinquenten’. En wat moeten we denken van de onmiddellijke uitwijzing van buitenlanders die opgepakt werden tijdens de rellen? De minister van binnenlandse zaken, Nicolas Sarkozy, heeft de prefecten van de departementen gevraagd alle vreemdelingen die veroordeeld werden wegens geweld in de voorsteden gedurende de laatste dertien nachten “zonder uitstel ons nationaal territorium” uit te wijzen, “ook wanneer zij een verblijfsvergunning hebben” (Libération, 9 november). Maar de arbeidersklasse hoeft zich geen illusies maken. Die maatregel zal geen uitzondering blijven, alleen voorbehouden aan ‘kleine criminelen’. Die uitwijzing uit het land voor ‘verstoring van de openbare orde’ zal de republikeinse staat in de toekomst zonder aarzelen gebruiken tegen de hele arbeidersklasse wanneer deze de strijd aangaat: om stakingen en hun eenheid te breken door de arbeiders die een ‘verblijfsvergunning’ hebben te dwingen weer aan het werk te gaan op straffe van het land te worden uitgezet.
Pawel / 17.11.2005
Hieronder drukken we een artikel af dat de IKS-afdeling in Spanje (Accion Proletaria) op het internet plaatste in een discussieforum over de zelfstandigheid van het proletariaat (www.alasbarricadas.org [44] in het Spaans).
Dit forum begon naar aanleiding van de inzending, door een kameraad die ons onbekend is, van een artikel waarin we de balans opmaakten van een bijeenkomst over arbeidersautonomie en onze tussenkomst daarin (1). Die bijeenkomst vond plaats in Barcelona en wekte een hartstochtelijk, diepgaand en loyaal debat op. Alle deelnemers deelden de wil om een eind maken aan het kapitalistisch systeem dat voor de overgrote meerderheid van de mensheid zoveel economisch, psychisch, moreel, ecologisch lijden met zich meebrengt. Maar het debat ging over de vraag “wie kan de motor zijn van een sociale omvorming van een dergelijke omvang?” Samengevat tekenden zich twee antwoorden af. Voor de een is het de arbeidersklasse, het proletariaat. Anderen, waaronder een kameraad die Piti wordt genoemd, verstaan onder ‘proletariaat’ een gemeenschap van rebellerende individuen.
Wij verdedigen natuurlijk het eerste antwoord. En hier we willen de argumenten daarvoor uiteenzetten.
Na het geleidelijk uiteenvallen van het oorspronkelijk stammenkommunisme werd de menselijke maatschappij verdeeld klassen en de motor van haar ontwikkeling was de klassenstrijd.
Die sociale oorlog vindt plaats in een historische omgeving van achtereenvolgende productiewijzen (slavernij, feodalisme, kapitalisme). Het vormt ook het algemene raamwerk waarbinnen de ontwikkeling van de productiekrachten, vol van innerlijke tegenspraken, kon plaatsvinden.
Dát vormt de meest samenhangende uitleg van de menselijke geschiedenis. Dat vormt eveneens het middel waarmee de huidige generaties vooruit kunnen komen met betrekking tot de dilemma’s die de huidige toestand van het kapitalisme hen stelt: ofwel vernietiging van de mensheid, ofwel de bevrijding ervan en het begin van een nieuwe historische etappe die steunt op de afschaffing van de sociale klassen, van de staten en de nationale grenzen; de vereniging van alle menselijke wezens in een mensengemeenschap die leeft en handelt door en voor zichzelf.
Tegenover die verklaring, die het meest samenhangend wordt verdedigt door het marxisme, zijn veel theorieën opgesteld die niet zozeer met elkaar gemeen hebben dat ze het bestaan van klassen ontkennen – dat doen alleen de meest kortzichtigen – maar wel de klassenstrijd als motor van de geschiedenis.
Als andere motoren worden genoemd: God, de Universele Geest, leiders en andere individuen die over bijzondere machten beschikken, groeperingen van mensen van goede wil, een minderheid van samenzweerders, van allerlei verlichters of predikers van alle mogelijke sociale en filosofische stelsels, allemaal begaan met het bestrijden van het kwaad in deze onderwereld.
De klassenstrijd heeft in de geschiedenis altijd een revolutionaire klasse voortgebracht die de draagster is van een nieuwe organisatie van het maatschappelijke leven, tegenover een reactionaire klasse die vasthield aan de verdediging van privileges en belangen verbonden aan de oude orde. In het algemeen liepen die conflicten uit op de zege van de nieuwe revolutionaire klasse en het min of meer snel verdwijnen van de oude klasse. Maar dat succes staat nooit vooraf vast door de één of andere onherroepelijke voorbeschikking. In de geschiedenis hebben zich omstandigheden voorgedaan waarin de maatschappelijke ontwikkeling vastliep, waarin de twee belangrijkste klassen van de maatschappij elkaar uitputten in vruchteloze conflicten waarin er geen uitweg was. Daarom beschouwt het Kommunistisch Manifest de klassenstrijd als een sociale oorlog “die altijd uitmondt op een revolutionaire omvorming van de gehele maatschappij of op de ondergang van de strijdende klassen”.
Geen enkele klasse is de blinde voltrekker van een vooraf vaststaand historisch lot, en evenmin de onvrijwillige uitvoerder van een noodzaak die bepaald wordt door de maatschappelijke ontwikkeling. Om de maatschappij te bevrijden van de kluisters die zijn opgelegd door de oude orde hebben de revolutionaire klassen een zekere mate van bewustzijn en wil nodig. Als die ontbreken zal de objectieve noodzaak, die enkel als historische mogelijkheid bestaat, niet verwezenlijkt worden en zal de sociale ontwikkeling vastlopen en wegzinken in chaos en vernietiging.
In de overgang van de oude slavenmaatschappij naar de feodale orde die daar op volgde bestond de beslissende factor uit de objectieve ontwikkeling, terwijl het bewustzijn en de subjectieve handelen een heel beperkte rol speelden. In de vernietiging van het feodalisme en de opkomst van het kapitalisme vormden de objectieve krachten de hoofdfactor, maar speelde het bewustzijn – een bewustzijn dat vooral ideologisch was – een belangrijke rol, vooral in de laatste etappe, die van de politieke machtsgreep door de bourgeoisie toen haar economische heerschappij over de maatschappij verzekerd werd.
Tijdens de revolutie die een eind zal maken aan het kapitalisme zal de beslissende rol daarentegen gespeeld worden door het bewustzijn, de bezieling, de solidariteit, de heldhaftigheid en de strijdbaarheid van de grote proletarische massa’s. Zonder die subjectieve kracht, zonder de betrokkenheid van een groot aantal bewuste individuen, zal de revolutie niet mogelijk zijn. Piti legt de nadruk op het belang van het bewustzijn (wat hij voorwaarde van ‘zelfbewuste individuen’ noemt), op solidariteit en wederzijds vertrouwen (wat hij ‘gemeenschap van rebellen’ noemt)… Wij delen die zorg: voor ons is het momenteel één van de fundamentele opgaven van de huidige generaties van de arbeidersklasse om in en door de strijd bewustzijn en solidariteit te ontwikkeling en hun eigen maatstaven aan te leggen. Zonder een ontwikkeling op grote schaal van de geestelijke en morele krachten zal de wereldrevolutie niet mogelijk zijn.
Daartegenover meent Piti dat de arbeidersklasse geen revolutionaire klasse meer is. Hij zegt niet dat de klassenstrijd verdwenen is, hij ontkent ook niet dat die strijd in andere fasen van het kapitalisme bestaan heeft en de motor van historische verandering was, maar zijn uitgangspunt ligt vast: : “Wat ik de ‘eerste aanval op de klassenmaatschappij’ noem (ik heb het dan over het begin van de twintigste eeuw en zijn revoluties in bijvoorbeeld Rusland, Kronstadt en Duitsland) en de ‘tweede aanval op de klassenmaatschappij’, mei 1968, de autonomenrevoltes in Duitsland, Autonomia Operaia in Italië, de arbeidersstakingen in Polen, de beweging van de assemblees in Spanje, dat waren bewegingen die verslagen werden, de zelfstandigheid van de arbeiders werd de nederlaag toegebracht.”
Zeker, de internationale revolutionaire golf werd verslagen en die nederlaag zette de deur open voor de vreselijkste contra_revolutie uit heel de menselijke geschiedenis. Het is ook waar dat de aanvankelijke prikkel van de arbeidersstrijd in 1968 geleidelijk aan verwaterde tot zich in 1989 een zware terugval voordeed in het bewustzijn en de strijdbaarheid van de arbeiders.
Maar waarom trekt Piti uit die mislukkingen de conclusie dat de arbeidersklasse haar revolutionaire aard verloren zou hebben? Hij steunt daarvoor op twee dingen: enerzijds heeft het kapitalisme zo’n grote verandering doorgemaakt dat we momenteel tegenover een nieuw ‘economisch model’ staan, en anderzijds brengt dit nieuwe economisch model zoveel sociale veranderingen met zich mee dat die het einde betekenen van de arbeidersklasse als revolutionaire klasse. “Dan (in de jaren 1980) beginnen de veranderingen. De vakbonden, als instrumenten van de integratie van de arbeidersklasse, ageren rechtstreeks voor hun eigen belangen door met patronaat en staat te onderhandelen, waarbij ze zonder protest de politiek van sociale afbraak en personeelsverminderingen aanvaarden. Dat breekt een hele generatie van rebellen, een gemeenschap van rebellen die werd overgeërfd uit de vorige etappe, het breekt haar bewustzijn. De arbeidersklasse wordt uit de bedrijven gegooid, er zijn industriële reconversies en de tertiaire sector gaan domineren in de economie (verandering van economisch model), en de delokalisatie van bedrijven op zoek naar goedkope en slaafse arbeidskracht [...] De technologie speelt een fundamentele rol, er is een technologische revolutie die maakt dat veel arbeiders verplicht worden vormingsstages te volgen. De technologie speelt in de kaart van de globalisering van de economie en de automatisering. Nochtans laten die nieuwe voorwaarden toe het welzijn van een minderheid van arbeiders te verbeteren. De technische kaders doen hun intrede, de arbeiders_eigenaars, de kleine ondernemers, enz. [...] De huidige periode is uniek en er komt geen terugkeer in het productief systeem, we komen niet terug naar de fabrieksidentiteit’.”
Gedurende heel zijn geschiedenis heeft het kapitalisme talrijke technologische, organisatorische en sociologische veranderingen doorgemaakt... Het kapitalisme is een dynamische productiewijze, altijd gedwongen om onophoudelijk zijn organisatie, zijn productiemethoden en -middelen te veranderen… Het Kommunistisch Manifest erkent dat “De bourgeoisie kan niet bestaan zonder de productie_instrumenten, dus de productieverhoudingen, dus alle maatschappelijke verhoudingen, voortdurend te revolutioneren. Onveranderde instandhouding van de oude productiewijze was daarentegen de eerste bestaansvoorwaarde voor alle vroegere industriële klassen. De voortdurende omwenteling van de productie, de onafgebroken verstoring van alle maatschappelijke toestanden, de eeuwige onzekerheid en beweging onderscheiden het bourgeoistijdperk van alle andere.”
Maar betekent dat dynamisme ook een verandering in de aard van het kapitalisme, een wijziging van de grondvesten van dit uitbuitingssysteem?
Het kapitalisme heeft talrijke stadia doorlopen zoals de manufactuur, het mechanisatie, de grote industrie, het monopoliekapitaal, het imperialisme, het staatskapitalisme. De heerschappij van de kapitalistische eigendom is voortdurend veranderd (handelaars, individueel bezit van industriebaronnen, gezamenlijk bezit door middel van aandelenmaatschappijen, volslagen staatsbezit – zoals in de zogenaamd ‘socialistische’ landen – of gemengd, multinationaal bezit…); de technieken hebben spectaculaire veranderingen ondergaan (zoals mechanisatie, spoorwegen, stoomschepen, luchtvaart, telecommunicatie, informatica, olie_ en atoomenergie); de arbeidsorganisatie heeft ook verschillende stadia doorlopen (zoals extensief, intensief, wetenschappelijke arbeidsorganisatie en lopende band, enorme industrieconglomeraten, decentralisatie, delokalisaties, onderaanneming); het arbeidsregime neemt verschillende vormen aan (zoals thuiswerk, vrouwen- en kinderarbeid, arbeid van onbepaalde duur, ambtenaren, dwangarbeid, dagloners, tijdelijke en deeltijdse baantjes, taakarbeid, stukwerk). Toch loopt daar een rode draad doorheen, als een onveranderlijke kern in een doorlopend veranderende veelheid:
– De onteigening van de producenten, zodanig dat de boeren en handwerkers van hun productie- en levensmiddelen gescheiden worden, en eenmaal arbeider geworden het juk van de loonarbeid krijgen opgelegd om in hun behoeften te kunnen voorzien.
– De uitbuiting van de arbeidskracht van de arbeider waarvan het loon zijn individuele reproductie en die van zijn familie moet dekken, door meerwaarde voort te brengen die de kapitaalsaccumulatie dient.
– De accumulatie van het kapitaal. Het doel van de productie is niet zozeer het bevredigen van de consumptiebehoeften van de heersende klasse, maar wel de herinvestering van de meerwaarde die een nieuw kapitaal reproduceert.
Wanneer Piti de globalisering aanhaalt als een grote fundamentele verandering die zich tijdens de jaren 1980 voordoet, dan moeten we hem erop wijzen dat hij iets ontdekt dat al een eeuw eerder plaatsvond: “De bourgeoisie heeft door haar exploitatie van de wereldmarkt de productie en consumptie van alle landen kosmopolitisch gemaakt. [...] In plaats van de oude, door de producten van het eigen land bevredigde behoeften, treden nieuwe, welker bevrediging de producten van de verst afgelegen landen en verst verwijderde klimaten vereist. In plaats van het oude plaatselijke en nationale zelfgenoegzaamheid en afgeslotenheid treedt een alzijdig verkeer, een alzijdige afhankelijkheid van de naties van elkaar. En zoals het in de materiële productie is, zo ook in de geestelijke. De geestelijke voortbrengselen van de afzonderlijke naties worden gemeengoed. De nationale eenzijdigheid en bekrompenheid worden meer en meer onmogelijk en uit de vele nationale en lokale literaturen vormt zich een wereldliteratuur. De bourgeoisie trekt door de snelle verbetering van alle productiewerktuigen, door de oneindig vergemakkelijkte communicaties alle, ook de meest barbaarse, naties binnen de beschaving. De lage prijs van haar waren zijn de zware artillerie waarmee zij alle Chinese muren plat schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot capituleren dwingt. Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, indien zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zichzelf in te voeren, dat wil zeggen bourgeois te worden. In één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.” Deze passage komt niet uit een vurige tekst voor of tegen de globalisering, maar uit het Kommunistisch Manifest, geschreven in 1848!
Technologische revolutie? Het is waar dat de telecom-municatie, de informatica en de elektronische netwerken een sterke ontwikkeling hebben doorgemaakt; er wordt gesproken over biotechnologie en stamcellen; het is waar dat grote stukken landbouwgrond ten prooi vallen aan grondspeculatie die imponerende wolkenkrabbers laat ontstaan, chips-gestuurde huisvesting en hele rijen... lege flatgebouwen. Maar die ‘fascinerende’ veranderingen vertegenwoordigen geen reële ontwikkeling; ze lijken meer op de laatste oprispingen van een zieke maatschappij. Bovendien is geen van die veranderingen te vergelijken met de radicale omwentelingen die plaatsvonden in de opkomstperiode van het kapitalisme: “De bourgeoisie heeft in haar nauwelijks honderd jaar oude klasseheerschappij massaler en kolossaler productiekrachten geschapen dan alle voorgaande generaties tezamen. Onderwerping van de natuurkrachten, machinerie, toepassing van de chemie in industrie en landbouw, stoomvaart, spoorwegen, elektrische telegrafie, het ontginnen van gehele werelddelen, het bevaarbaar maken van rivieren, gehele uit de grond gestampte bevolkingen – in welke vroegere eeuw had men vermoed dat zulke productiekrachten in de schoot van de maatschappelijke arbeid sluimerden?” (Kommunistisch Manifest).
De kapitalistische productiewijze wordt niet in de eerste plaats bepaald door de techniek, de organisatievormen van de onderneming of de arbeid… Die draaimolen is niet meer dan de buitenkant die het mechanisme verbergt: de productieverhoudingen die gebaseerd zijn op loonarbeid en onttrekking van meerwaarde. Die hoofd-mechanismes zijn niet in het minst veranderd. Zij blijven de pijlers die heel het gebouw rechthouden. Piti, die de spektakelmaatschappij zo zwaar op de korrel neemt, is zelf het slachtoffer van een optische illusie die kenmerkend is voor het kapitalisme: vergeleken bij de starre onveranderlijkheid van de voorafgaande maatschappijen lijkt het kapitalisme een onophoudelijke caleidoscoop van veranderingen, maar die laten de grondvesten altijd onaangeroerd.
Die vormen zijn evenmin bepalend voor de werkelijke dynamiek van het kapitalisme. Dat is altijd koortsachtig op zoek naar een steeds groter meerwaarde-massa en een steeds omvangrijker markt in verhouding tot haar accumulatiebehoeften. Zodra het kapitalisme in het begin van de twintigste eeuw de wereldmarkt beheerst komt het door die onafwendbare dynamiek in de historische fase van verval en neergang. Die fase is natuurlijk nog steeds die van de huidige maatschappij, met zijn onophoudelijke oorlogen, zijn grenzeloze barbaarsheid, zijn economische crisissen en stuiptrekkingen, zijn staatstotalitarisme en zijn ideologische en morele ontbinding. De veranderingen waarover zoveel drukte wordt gemaakt zijn oppervlakkig (technisch, financieel, diensten), maar men vergeet helemaal die andere ‘verandering’ die van veel grotere betekenis is, die doorslaggevend is voor het dagelijkse leven van enorme mensenmassa’s. De overgang van de opkomstperiode van het kapitalisme naar zijn fase van verval, waardoor heel de twintigste eeuw gekenmerkt wordt, stelt ons in staat te begrijpen waar al dat vreselijk lijden, waar die diepe ontreddering ie miljoenen mensen ondergaan vandaan komt, ze helpt ons de realiteit te begrijpen van een maatschappij in doodsstrijd, ze geeft ons de kracht en het bewustzijn om te vechten voor de opbouw van een nieuwe maatschappij. De andere visie daarentegen verblindt ons met een ‘moderniteit’ en een ‘vooruitgang’ waarachter de vreselijke hel schuilgaat waarin het overgrote deel van de mensheid verkeert.
Accion Proletaria / 16.05.2005
(1) Ze spreken over arbeidersautonomie om hun boodschap kracht bij te zetten over het einde van het proletariaat, in Accion Proletaria, nr. 181.
(2) Piti is één van de kameraden die aan het discussieforum deelnamen om een standpunt te verdedigen dat zijzelf omschrijven als ‘neo_situationistisch’.
Het werkloosheidsprobleem staat in het centrum van de vragen die worden opgeworpen door de rellen die zich afspeelden in de Franse voorsteden. Maar in tegenstelling tot wat de bourgeoisie en haar politici ons voorhouden, is het geen probleem dat beperkt blijft tot de immigrantenjongeren. Met al de wekenlang overbelichte debatten en betogen werd geprobeerd ons er van te overtuigen dat het uitsluitend zou gaan om een vraagstuk van de jongeren van Afrikaanse en Noord-Afrikaanse afkomst die opeengepakt zitten in de getto’s van de voorsteden waar de werkloosheid 30 tot 40% bedraagt. Door het voor te stellen als een specifiek probleem van mensen die aan hun lot zijn overgelaten, heeft de heersende klasse in Frankrijk net zoals in andere landen, alle aandacht gericht op een bijzondere deel van de bevolking, op de jongeren zonder toekomstperspectief, met de bedoeling het uiteindelijke probleem te verdoezelen en uit de weg te gaan. Het vraagstuk van de werkloosheid raakt en bedreigt de hele arbeidersklasse. Elke dag komen er nieuwe karrenvrachten massale ontslagen bij en worden er duizenden arbeiders op de keien gezet niet alleen in Frankrijk maar in van de meest ‘ontwikkelde’ landen, net zoals overal elders. Wat de bourgeoisie probeert te verbergen is de diepgaande betekenis van deze massawerkloosheid. Ze probeert te verhinderen dat er een verband wordt gelegd tussen de verschijnselen in de voorsteden en de alledaagse ontslagen van proletariërs. Deze polarisering op het meest kansarme, meest broze, meest kwetsbare en verloederde deel van de arbeidersklasse, is niet nieuw: in de jaren 1980 werden de groei van de massale werkloosheid, de ontmanteling van het systeem van sociale zekerheid en het brutaal wegzinken in de verpaupering van de arbeidersklasse op rekening geschreven van een nieuwe sociologische categorie die de ‘nieuwe armen’ werd gedoopt en die men aldus marginaliseerde ten opzichte van de rest van de arbeidersklasse.
De bourgeoisie heeft de ellende en ontreddering die het kapitalisme teweegbrengt altijd cynisch benut. Diegenen die worden voorgesteld als havelozen, die elke hoop op een toekomst hebben laten varen, die geen perspectieven noch houvast meer hebben, die willens en wetens worden genegeerd en al tientallen jaren worden veracht, worden van de ene dag op de andere voor het voetlicht gebracht alsof de maatschappij om hen draait. Het is de boom waardoor we het bos van de groeiende ellende niet meer zien waardoor de arbeiders steeds harder worden getroffen. Daarmee doet de heersende klasse een poging om een waaier van verklaringen uit te spreiden over de oorsprong en de aard van het probleem: identiteitscrisis van de jeugd, onvoldoende integratie van immigranten, ongelijkheid van kansen, discriminatieproblemen bij sollicitaties, gebrek aan opvoeding tot burgerzin als gevolg van mislukkingen op school, opkomst van racisme en vreemdelingenhaat...
Al deze oppervlakkige en gedeeltelijke verklaringen komen de bourgeoisie van pas voor het bedrog dat er ‘oplossingen’ zouden bestaan, mogelijke hervormingen om binnen het kapitalisme het lot van de jongeren in de voorsteden te verbeteren. Maar alle voorstellen en volslagen illusoire maatregelen van de regering kunnen het probleem van de werkloosheid niet oplossen: leercontracten vanaf veertien jaar, meer geld en middelen vrijmaken voor verenigingsinstellingen, toename van het aantal vormingsplaatsen, vrijwillige burgerdienst, en ga zo maar door. Deze maatregelen zijn, gezien de toenemende druk van de werkloosheid, van de tijdelijke en deeltijdse baantjes en de ellende in de maatschappij, pogingen die tot mislukken zijn gedoemd. Het is voornamelijk zand in de ogen strooien. Alle fracties van de bourgeoisie, van links zowel als van rechts hebben niets beters meer te vertellen. Maar dat maakt het wel mogelijk om de stromen gif van ideologische propaganda uit te storten die er fundamenteel toe dienen om de uitgebuiten te verdelen, om de wederzijdse belangen tegen elkaar uit te spelen. De heersende klasse rechtvaardigt daarmee een permanente kloof tussen de generaties, tussen autochtone en allochtone arbeiders, tussen werkende en werkloze arbeiders. Enerzijds jut ze de werklozen op om de arbeiders die nog werk hebben te beschouwen als bevoorrechten die niet te klagen zouden hebben laat staan strijd zouden mogen leveren voor de verdediging van hun lonen, tegen de vermindering van hun pensioenen en de verslechtering van hun arbeidsvoorwaarden. Anderzijds zet ze de arbeiders er toe aan om zich iedere toekomstige strijd van werklozen in te beelden als een uiting van ‘gepeupel’, dat tot niets anders in staat is dan het ontketenen van blinde razernij, haat en zelfvernietiging.
De diepgaande sociale malaise die uit de onlusten in de voorsteden bleek is de uiting van de economische wereldcrisis van het kapitalisme en onthult het onherstelbare bankroet van dit systeem. Daarom brachten de rellen in de voorsteden zo’n grote onrust teweeggebracht bij de andere Europese bourgeoisieën die met hetzelfde probleem geconfronteerd worden. Als de jongerenrellen in de buitenwijken, die in het teken staan van het ‘no future’, op zichzelf geen enkele toekomst of uitzicht bieden omdat ze de loutere weerspiegeling zijn van de kapitalistische hel, dan onthullen ze toch het diepe ongenoegen en de uitzicht-loosheid van het in crisis verkerende kapitalistische systeem dat niet langer in staat is om de jonge generaties op te nemen in zijn productieapparaat. Deze wel heel sprekende uiting van het bankroet van het kapitalisme stelt meer dan ooit het alternatief: omverwerping van de burgerlijke orde of het wegzinken van de hele menselijke maatschappij in chaos, ellende en barbarendom.
Het enig noodzakelijke en mogelijke antwoord op de werkloosheid die steeds meer arbeiderskinderen bedreigt, is het in beweging komen, de ontwikkeling van eensgezinde en massale verdedigingsstrijd van de arbeidersklasse tegenover de ontslagen en alle aanvallen die ze ondergaat. Enkel de klassenstrijd zal het mogelijk maken dat de arbeiders die nu tot werkloosheid veroordeeld zijn en degenen die momenteel betrokken zijn bij de onlusten, de kans te geven hun plaats te vinden in een positief revolutionair en internationalistisch perspectief. Tegenover het ‘no future’ en de wanhoop die blijkt uit de rellen in de voorsteden blijft het proletariaat de enige draagster van de toekomst omdat het de enige sociale kracht is die het kapitalistische uitbuitingssysteem omver kan werpen, die de ellende, de werkloosheid kan uitroeien, die de loonarbeid, de winst en concurrentieverhoudingen kan afschaffen. Het is de enige klasse die kan bewerkstelligen dat er andere sociale verhoudingen worden doorgevoerd en kunnen opbloeien, waardoor de mensheid uiteindelijk vastbesloten kan beginnen met het bevredigen van haar behoeften.
W / 18.11.2005
Na de smerige slag die de arbeiders te verduren kregen met de goedkeuring van het ‘Solidariteitspact tussen de generaties’, besliste de eerste ministerraad van januari 2006 in volle euforie dat hij verder zou gaan met het ‘op orde stellen’ van de Belgische economie, met andere woorden dat het nog niet gedaan was met het ondergraven van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Nu heeft de liberaalsocialistische coalitie het gemunt op de lonen van de werkenden. Het rapport van de Nationale Bank van midden februari komt als geroepen. Daarin wordt weer aangedrongen op een ‘competitiviteitspact’ en op een vermindering van de bedrijfslasten. ‘Algemene mobilisatie in naam van de competitiviteit’ titelt Le Soir van 16 februari. De gouverneur van de Nationale Bank, het VBO en de regering hadden al vóór Kerstmis 2005 de intentie om de loonkost ter discussie te stellen. Maar de vakbonden zagen het nog niet zitten om reeds over een nieuwe loonmatiging te ‘onderhandelen’ terwijl zij nog volop bezig waren acties uit te stippelen om de strijdbaarheid tegen het solidariteitspact uit te putten (zie Internationalisme, nr. 323).
Men weet dus waaraan men zich kan verwachten en dit des te meer omdat de socialisten en de vakbonden in de eerste linie staan om te erkennen dat de ‘lonen uit de hand lopen’. Zo heeft Frank Vandenbroucke, de vroegere federale minister van tewerkstelling en een van de architecten van het ‘Solidariteitspact’, verklaard dat de Belgische lonen te hoog zijn en dat er een politiek dient gevoerd te worden van loonmatiging over verschillende jaren. Verder bevestigt hij wat de nieuwe voorzitter van de Vlaamse socialisten, Vande Lanotte al had bekend: “We hebben een zeer zachte methode gekozen. Maar dat is niet het eindpunt van de hervormingen; het werk moet nog beginnen...” (De Morgen, 21.1.06). Ook de voorzitter van de Waalse PS, Di Rupo, verklaarde reeds in augustus 2005: “We kunnen ons geen groter wordende kloof permitteren wat de arbeidskost betreft met onze buurlanden.” De christen-democraten tenslotte bevestigen bij monde van Milquet hun grote zin voor verantwoordelijkheid: “Er is een probleem met de competitiviteit” (RTL TV, 13.01.06). De vakbonden vervolledigen het eensgezinde koor: “Wij ontkennen niet het bestaan van een deficit op het vlak van de competitiviteit, maar er mag niet geraakt worden aan de minimumlonen.” (FGTB). (Bedankt voor de andere !!). Zij voegen er aan toe: “Wij hebben geen keuze. De wet dwingt ons het probleem terdege aan te pakken. Tussen de sociale partners moet men proberen een gemeenschappelijke analyse te delen.” (CSC, Le Soir, 08.01.06). Het betreft dus geen vage plannen die door om het even wie worden gemaakt. Van links tot rechts, vakbonden inbegrepen, heerst er een mooie eensgezindheid in de schoot van de Belgische bourgeoisie: De Belgische loontrekker kost te veel!
Natuurlijk verklaart iedereen, van eerste minister Verhofstadt tot Di Rupo of de vakbonden, dat men niet zal raken aan de index. En de eerste minister looft de “opbouwende geest van de sociale partners die tot een akkoord zullen komen omtrent de competitiviteit van de bedrijven” (Le Soir, 28- 29.01.06). Zulke verklaringen maken deel uit van de zachte methode die de socialisten van noord en zuid zo nauw aan het hart ligt: “We kunnen de index behouden, maar er zal weinig overschieten voor de loonsverhogingen” (Vanden-broucke, De Morgen, 21.01.06). In werkelijkheid vermijden de regering en de ‘sociale partners’ om de index frontaal in vraag te stellen; deze wordt immers als een soort symbool behouden maar tegelijk van elke inhoud ontdaan door middel van ‘all-in’ sectoriële akkoorden die de loonmatiging reeds vastleggen in de bouw, de metaalconstructie, de voeding, de schoonmaak, de garages, de elektriciens en het hout, met andere woorden in totaal bij één loontrekker op vijf in België en het is de bedoeling zulke akkoorden te veralgemenen voor alle loontrekkers. Het ‘all-in’ bestaat erin een gemeenschappelijke pot te onderhandelen die een combinatie is van loonsverhoging en indexatie. Als de stijging de voorziene inflatie overstijgt knaagt men aan de verhogingen. Zonder die indruk te geven mikt de bourgeoisie er op om via dit procédé de lonen te verlagen. Want zelfs met het indexsysteem, dat ‘de wereld ons benijdt’ en ondanks de ‘loonontsporingen’ die door links en rechts worden aangeklaagd, erodeert de koopkracht van de werkenden en de sociale uitkeringsgerechtigden langzaam maar zeker. Volgens een studie van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van consumentenverenigingen, is de koopkracht van de ambtenaren met 2,8% verminderd, die van de loontrekkers met 2,08% en die van de ‘economisch zwakkere gezinnen’ met 3,2%.
De argumentatie van Verhofstadt, Di Rupo, Vande Lanotte of van de sociale partners naar de arbeidersklasse toe is fundamenteel dezelfde : het is een oproep tot de opofferingsgeest voor het algemeen welzijn, een oproep tot sociale vrede, tot positief denken. De ‘loonmatiging’ is van levensbelang voor het behoud van de competitiviteit die op haar beurt zou toestaan de levensstandaard te behouden, de tewerkstelling te verzekeren tegen de delocalisaties, en de verzorgingsstaat te redden. Deze schijnheilige argumenten zijn er slechts op gericht om de werkenden een rad voor de ogen te draaien:
– Met een volleerd cynisme, beweert de bourgeoisie de levensstandaard te waarborgen... door de lonen te verlagen en de pensioenen aan te vallen... door herstructureringen die de tewerkstelling vernietigen te bewerkstelligen (ARCELOR, Ford, Belgacom, INBEV,…), door haar toevlucht te nemen tot goedkope arbeidskracht uit het zwarte circuit of volledig legaal dank zij de ‘grote Europese tewerkstellingsmarkt’;
– Zij schrikt er niet voor terug te liegen om deze boodschap er door te rammen. Als men zich buigt over de officiële cijfers van de loonkost in de Belgische industrie (berekend door de Nationale Bank), stelt men vast dat België zich op de twaalfde plaats bevindt juist voor Spanje en Portugal en ver achter Groot-Brittannië en Duitsland, waar de loonkosten 30 tot 40% hoger zijn (Nationale Bank, De industrie in België, p. 27);
– Dat is net zo met de chantage ten overstaan van de delocalisaties en de sluitingen van bedrijven. Zelfs in zeer competitieve bedrijven zoals Daimler in Duitsland of VW en INBEV in België, aarzelt de bourgeoisie niet dit soort chantage te gebruiken om het opgeven van de ‘voordelen’ te eisen ten einde de productiekosten te drukken (zie Internationalisme, nr. 310).
De arbeiders in België moeten weten dat dit gezwets, met bijna dezelfde cijfers en argumenten, ook in Duitsland, Nederland of in Frankrijk aan hun collega’s opgedist wordt door hun respectievelijke bourgeoisieën. Deze politiek sleurt dus het geheel van de arbeidersklasse mee in een helse spiraal van loonsdalingen, sluitingen, vermindering van de sociale uitkeringen in het geheel van de industrielanden.
De tamtam rond de ‘verantwoordelijkheidszin van de arbeiders’ heeft vooral tot doel de ware redenen van de crisis en van de inleveringen weg te moffelen: immers, in een toestand van verzadiging van de markten, van toegespitste concurrentie tussen de nationale kapitalen, van groeiende impasse van een in het nauw gedreven systeem, kan ‘de loontrekkende alleen maar te duur zijn’! In feite heeft de bourgeoisie geen enkele andere uitweg meer dan de veralgemeende agressie tegen de levensstandaard van de arbeidersklasse, het opdringen van een steeds zwartere ellende en een radeloze vlucht in de oorlogsbarbarij. Bijgevolg zijn de mediacampagnes over de bedreigingen voor de competitiviteit en over de delocalisaties er enkel op gericht om druk uit te oefenen op de lonen, om de arbeidersklasse mee te slepen achter de verdediging van het nationaal kapitaal, om de ware redenen van de economische wereldcrisis te verdoezelen, om de arbeiders te ontwapenen in hun verzet tegen de aanvallen op hun levensstandaard.
Als links en de vakbonden de spits afbijten in deze campagne en met ijver de noodzaak van deze maatregelen verdedigen, als ze in de eerste linie staan om de nationale economie te redden, dan is dat eenvoudigweg omdat zij de vurigste verdedigers zijn van het kapitalistische systeem en zijn ‘democratische’ staat. Di Rupo, Vande Lanotte en consorten kunnen mooi zeggen dat, zonder hun aanwezigheid in de regering, de sociale teloorgang nog erger zou zijn. Men moet stekeblind zijn om niet de centrale rol te zien die de PS/SPa spelen in de uitwerking van de soberheidsplannen die wij al vijftien jaar lang aangesmeerd krijgen, noch hun niet aflatende inspanningen om ons te doen geloven dat er geen andere wegen zijn dan de competitiviteit van de bedrijven, de loonmatiging, de solidariteitspacten met de bourgeoisie, waarbij zij zelf de vurigste verdedigers blijken te zijn van het nationaal kapitaal en de burgerlijke staat. Hoe kan men nog geloof hechten aan de voornaamste verantwoordelijken voor deze trage maar zekere sociale teloorgang wanneer zij beweren te strijden tegen de ellende, terwijl zij zelf ten volle bijgedragen hebben om deze te verergeren. De vakbonden zijn een andere hoofdpion in het arsenaal van de bourgeoisie. Zij doen volledig mee in de tactiek van het zacht doorvoeren van de hervormingen, nadat ze eerst de woede, de ongerustheid over de toekomst en het ongenoegen van de arbeidersklasse hebben ingekapseld. De ronkende oorlogsverklaringen van de vakbondsleiders werden snel opgeborgen. En hun laatste kuiperijen, de bekrachtiging van de beginselen van het ‘competitiviteitspact’, laten geen enkele twijfel omtrent hun bedoelingen.
Het laatste trimester van 2005 werd in België gekenmerkt door een begin van heropkomst van de strijdbaarheid, zoals dit ook tot uiting kwam in het merendeel van de industrielanden. In de sociale bewegingen van het afgelopen jaar, heeft een nieuwe generatie van proletariërs zich ook in België gemanifesteerd maar de vakbonden waren er als de kippen bij om ze in te kapselen. Vanuit dit gezichtspunt is de betekenisvolle aangroei van de bij een vakbond aangesloten jonge werkenden die de laatste weken zo dik in de verf gezet werd door de media, een uiting van tegenstrijdige tendensen. Enerzijds drukt het de groeiende ongerustheid uit over de toekomst, die tot uiting komt in brede lagen van jonge arbeiders en hun wil om zich niet te laten uitbuiten zonder strijd. Anderzijds is het een illustratie van de illusies in links en in de vakbonden die nog taai zijn en verbonden zijn aan een herwonnen geloofwaardigheid van deze laatsten in de jaren 1990. Het toont dus dat het bewustzijn van deze elementen met betrekking tot de wapens en de perspectieven van hun strijd nog laag is. Maar onder de mokerslagen van de crisis en de aanvallen van de bourgeoisie, tegenover het gekonkel van de vakbonden, zullen de verzuchtingen van de nieuwe generatie van proletariërs onvermijdelijk hevig in botsing komen met de praktijk en de aard van de vakbonden. Uit deze botsing zal geleidelijk een bewustwording groeien dat enkel de strijd, die de arbeiders zelf in handen nemen, hen kan leiden op weg naar de overwinning tegen de uitbuiting.
J&J / 26.02.06
Vandaag voeren de socialistische partijen, waar ook ter wereld, of ze nu in de regering zitten of in de oppositie, een zelfde politiek tegen de arbeiders, door de arbeidersstrijd te misleiden en af te leiden, of door zelf rechtstreeks soberheidsmaatregelen door te voeren. Zij zijn het ook die de arbeiders meegesleept hebben in de slachtpartijen van de wereldoorlogen van de twintigste eeuw en die vandaag deelnemen aan de uitbreiding van de oorlogsbarbarij. En morgen zullen diezelfde partijen niet aarzelen de strijd van het proletariaat in bloed te smoren wanneer dat vereist wordt om het kapitaal veilig te stellen, zoals ze al talloze keren aangetoond hebben in de afgelopen eeuw. In naam van die realiteit van vandaag verwerpen vele mensen de betekenis en de bijdragen van de sociaal-democratie in de negentiende eeuw, omdat ze die verbinden aan het gekonkel van de PS van Di Rupo of van de SPa van Vande Lanotte, die zich trouwens beroepen op die afstamming.
Ons artikel over de ontwikkeling van de sociaal-democratie in België in de negentiende eeuw wil de fundamentele bijdrage van de sociaal-democratie aan de proletarische strijd in het licht stellen, los van het verraad en haar overgang naar het kamp van de bourgeoisie bij het begin van de twintigste eeuw. Door die continuïteit te verdedigen willen wij de partijen de hemel niet in prijzen die deel uitmaakten van de Tweede Internationale. Het gaat er ons nog minder om hun praktijk voor te stellen als iets dat bruikbaar zou zijn in ons tijdperk. En het gaat er al helemaal niet om de erfenis op te eisen van de reformistische fractie die vergleed naar 'sociaalchauvinisme' en die bij het uitbreken van de oorlog overliep naar het kamp van de bourgeoisie. Waar het wel om gaat, is te begrijpen dat de Tweede Internationale, en de partijen zoals de BWP waaruit zij bestond, authentieke uitdrukkingen van het proletariaat waren op een belangrijk moment in de geschiedenis van de arbeidersbeweging.
De geschiedenis heeft de ontwikkeling van de arbeidersklasse in België het leven niet gemakkelijk gemaakt. Het proletariaat had achtereenvolgens te lijden onder de opeenvolgende overheersing door Oostenrijk, Frankrijk en Nederland die onze streken tot in 1830 aan hun eigen economische en politieke eisen onderwierpen. Daarna waren er de tegenstellingen die voortvloeien uit het kunstmatige kader van de schepping van de Belgische staat in 1830 die de ontwikkeling van bewustzijn en organisatie van het proletariaat zwaar belast hebben. De Belgische bourgeoisie kon niet volop profiteren van de expansieperiode van het kapitalisme en de spectaculaire industriële groei om zijn innerlijke tegenstellingen uit te vlakken. Het gebrek aan economische homogeniteit en eenheid van België en de politieke instabiliteit hebben sterk bijgedragen tot het binnendringen van regionalistische, lokalistische en corporatistische reflexen in de rangen van het opkomende proletariaat. De wrede concurrentie tussen Waalse arbeiders en Vlaamse geproletariseerde boeren werd nog op de spits gedreven en voortdurend uitgebuit door de bourgeoisie. De ruimte en mogelijkheden voor hervormingen werden beperkt door de interne tegenstellingen van de bourgeoisie, waarvoor strakheid en repressieve discipline in de plaats kwamen. In tegenstelling tot Engeland, waar de ontwikkeling van het kapitaal en de stabiliteit van de econome en het politieke kader de bourgeoisie in de gelegenheid stelden toegevingen te doen aan de arbeidersklasse, werd België, na Groot-Brittannië toch het meest geïndustrialiseerde land van die tijd, traditioneel steeds beschouwd als het land met de laagste lonen en de langste werkdagen, en dit tot het einde van de negentiende eeuw.
De materiële ontbering, de fysieke ellende, de culturele onontwikkeldheid, de gelatenheid, de onwetendheid, de onderwerping aan de geestelijkheid en de samenstelling die sterk beïnvloed is door haar professionele en agrarische afkomst, laten ons toe het lage peil te begrijpen van het klassenbewustzijn en de organisatiegraad. De eerste beroepsverenigingen en weerstandskassen die vanaf 1840 opgericht werden bleven door hun lokalisme en corporatisme meestal geïsoleerd, remden de eenmaking van de arbeidersstrijd af en hielden zich verre van internationale contacten. De strijd heeft vaak een explosief en spontaan karakter, een weerspiegeling van de wanhoop, de woede en verbittering. De arbeiders protesteren, maar formuleren geen enkele precieze eis, ze verwerpen de mechanisering... Die sociale uitbarstingen monden uit op genadeloze repressie: "Het gaat er voor de bourgeoisie om elke bewustwording bij de arbeiders in de kiem te smoren en de minste vorm van oppositie te ontmoedigen." (M. Liebman, Les socialistes belges 1885-1914, p. 13) In betogingen en bij stakingen vallen tientallen doden en tussen 1830 en 1860 worden meer dan 1600 arbeiders vervolgd voor stakingsfeiten. Daarom onderstreept de beroemde Oproep tot de arbeiders van Europa en Amerika die door de IWV gedaan wordt in 1869, wanneer hij verwijst naar de belangrijke stakingen die toen plaatsvonden in de Borinage, dat er "in de beschaafde wereld maar één klein land is waarvan het leger tot taak heeft de stakende arbeiders te vermoorden, waar elke staking gretig en kwaadaardig als voorwendsel gebruikt wordt om officieel arbeiders af te slachten. Dat kleine land dat zo speciaal begiftigd is, dat is België."
Die moeilijkheden van de arbeidersbeweging in België zijn een levende illustratie van het feit dat ellende op zich niet volstaat. Er is een klasse nodig die vertrouwen krijgt in zichzelf, die zich op zelfstandige manier organiseert, die zich bewust wordt, om op zegevierende wijze te weerstaan aan de aanvallen van het kapitaal.
Deze situatie verklaart de moeilijkheden die de ontwikkeling van de arbeidersbeweging in deze streken kende. De actieve deelname van het proletariaat aan de 'Belgische revolutie' van 1830 had eerst geleid tot tolerantie ten opzichte van de verspreiding van de blanquistische, utopisch-socialistische en vooral proudhonistische ideeën. Een eerste arbeidersvereniging wordt door J. Kats opgericht in 1836 in Brussel. Tussen 1843 en 1847 zien we verschillende groeperingen ontstaan (het Genootschap Agneessens met J. Pellering, de Arbeidersassociatie, de Democratische Associatie, een internationale groepering die zich vooral inspireert op Fourier en waarvan Marx en elementen van Agneessens deel uitmaken, de Alliantie, enzovoort). Dat zorgt voor een zekere gisting, maar diep gaat het nog niet. Ondersteund door bourgeois die gewonnen zijn voor de democratische ideeën, zetten de beweging en haar ideeën zich niet door als die van een klasse die tegengesteld is aan de bourgeoisie: "de socialistische ideeën bestonden toen uit een mengsel van democratie, republicanisme, gevoelsmatig socialisme en atheïsme... [die] weinig weerklank vonden bij de massa's." (L. Bertrand, Histoire de la Démocratie et du Socialisme en Belgique depuis 1830, Vol 2, p. 206). Er bestaat nog geen arbeidersklasse die zich bewust is van zichzelf en van haar kracht.
De repressie na de revoluties van 1848 in Europa deed vele elementen naar België vluchten, maar de tolerantie uit de jaren 1830 heeft er plaats gemaakt voor een zeer nauwgezet toezicht. Hoewel Marx en andere Duitse kommunisten, die vooraan staan bij de internationale inspanningen tot ontwikkeling van het proletarisch programma, rond 1845 enkele jaren in Brussel verblijven, zijn het toch vooral de talrijke Franse vluchtelingen van na de staatsgreep van 1851 in Parijs die de jonge arbeidersbeweging beïnvloeden. Het Proudhonisme met zijn ideeën van wederzijdse steun en coöperaties plant zich stevig in en wordt vooral verwoord en verspreid door Jan Pellering en de Luikenaar Nicolas Coulon. Het drukt het verlangen uit van een terugkeer naar een afgesloten verleden en houdt zich afzijdig van elke politieke en economische strijd van het proletariaat. Rond 1860 concentreert de socialistische en democratische propaganda zich, na een afsplitsing van de beweging van Pellering en Coulon, in de Association de la démocratie militante socialiste: le Peuple in Brussel, nog altijd van antiklerikale inspiratie ("rationalisme en socialisme horen samen") en proudhonistisch, maar opener en meer gericht op solidariteit.
De ontwikkeling van organisaties van syndicaal type wordt tegengewerkt door het misprijzen van de Proudhonisten voor de economische strijd. Terwijl in Groot-Brittannië vanaf het einde van de achttiende eeuw de eerste hulpkassen en arbeidersverenigingen ontstaan, dat die vanaf 1842 de afschaffing bekomen van het verbod op coalities en dat ze voordeel halen uit de vakbondskaders die al gevormd werden in de illegaliteit, vormen de arbeidersvakbonden in België zich pas vanaf 1857 en blijven ze verboden tot 1866. Die tweede tak van de arbeidersbeweging in België verschijnt onder invloed van het Britse trade-unionisme, met name in de textielfabrieken in het Gentse, onder impuls van onder meer De Ridder en Moyson, afkomstig van de Association ‘le Peuple’. Zo wordt een hiaat opgevuld dat door de Proudhonisten gelaten werd op het vlak van de economische strijd.
De oprichting van de Eerste Internationale in 1864 en dankzij haar de promotie van de marxistische ideeën op internationaal vlak zal leiden tot een nieuwe ontwikkeling van bewustzijn en organisatie van het proletariaat in België. Bij de oprichting van de Internationale Werlieden Vereniging (IWV) in Londen in 1864 waren er geen Belgen aanwezig. Pas in juli 1865 wordt in Brussel de Belgische afdeling van de Ie Internationale gevormd. Haast onmiddellijk neemt die de Association ‘Le Peuple’ op, die er de enige afdeling van wordt. Ze blijft de nadruk leggen op proudhonistische thema's zoals het oprichten van coöperaties van producenten en verbruikers, en toont geen belangstelling voor de economische en politieke strijd en een misprijzen voor de ontwikkeling van gecentraliseerde organisaties. Elk gezag belet de vrije associatie, de economische basis van een nieuwe maatschappij.
De heldhaftige strijd van de mijnwerkers in 1868 en 1869 en de moorddadige repressie die erop volgt brengen de Belgische afdeling van de IWV er tenslotte toe zich op de arbeiders in strijd te richten, het belang van de strijd en van de propaganda onder de arbeiders te erkennen en de solidariteit ter harte te nemen. De Gentse syndicalisten, die tot dan toe zeer lokalistisch waren maar waar een kiemende kern marxisten bij hoorde, vervoegen de Belgische afdeling van de IWV, die van dan af actief contact zoekt met de arbeiders. Op enkele maanden tijd wordt een honderdtal meetings gehouden en al snel neemt het aantal activiteiten en plaatsen waar de Internationale zich inplant toe over het hele land. In 1870 verenigt de IWV 70.000 arbeiders in België.
De ideeën van Fourier en Blanqui verliezen duidelijk aan invloed, en zelfs al blijven de aanhangers van Proudhon in de meerderheid in België wint het marxisme aan invloed, zoals de evolutie toont van een belangrijke figuur als C. De Paepe vanaf 1867. Die begint de stellingen van Proudhon ernstig te bekritiseren, erkent dat de coöperatieve beweging de uitbuiting van de loonarbeid in stand houdt en stelt dat een sociale revolutie noodzakelijk is. Kortom, op dat moment "is de Internationale een macht geworden in België" (L. Bertrand, Histoire de la Démocratie et du Socialisme en Belgique depuis 1830, Vol. 2, p. 171), want ze vormt echt het vertrekpunt voor socialistische actie die op nationaal vlak overlegd en georganiseerd wordt. Er blijven zeker nog belangrijke zwakheden bestaan die ook aan de oppervlakte zullen komen. Het particularisme is afgezwakt, maar nog niet overwonnen. Het apolitisme blijft ook nog sterk, gevoed door de abstentionistische stellingen die door Proudhon en zijn aanhangers verspreid worden. Het geheel blijft een beetje lijken op een samenraapsel, ook als het gaat om het erkennen van het belang van de economische strijd voor het proletariaat.
Vanaf 1870 wordt het elan van de IWV echter gebroken, eerst door de Frans-Pruisische oorlog van 1870, die elke internationale activiteit zeer moeilijk maakt, en dan enkele maanden later door de verplettering van de Commune van Parijs in 1871. De marxistische strijd tegen het vernietigend optreden in de Internationale van de aanhangers van Bakoenin heeft bovendien een hoge tol geëist. Dat was in het bijzonder zo in België, waar het gekonkel van de aanhangers van Bakoenin de politieke verwarring ten top dreven, de krachten versnipperden en verdeeldheid zaaiden. Op het congres van Den Haag in september 1872 kiest de Belgische delegatie, in tegenstelling met de uitgebrachte stemming op de nationale conferentie van juli 1872, ondanks alles toch de kant van Bakoenin tegen Marx. Van dat moment af verwatert de IWV in België, wat een aanzienlijke leegte achterlaat.
De strijd van de IWV, ook al beleefde die toen een tijdelijke terugval, was van grote historische waarde, want van nu af zou niets meer zijn als voorheen. Naast de ervaring van de IWV zelf had de Commune van Parijs voor de arbeidersbeweging aangetoond hoe belangrijk een zelfstandige arbeiderspartij en politieke actie zijn om de massa's te vormen en te mobiliseren. De actie van de IWV had het socio-politiek klimaat grondig veranderd. Haar "propaganda maakte de mijnwerkers bewust, niet alleen van de identiteit van hun sociale conditie, de gelijkenis van hun uitbuiting, maar ook van de diepe solidariteit die hen verbindt met alle arbeiders van het land, en zelfs van Europa..." (J. Puissant, La structuration politique du mouvement ouvrier, Vol 1, p. 81). Meer algemeen zag men in België dankzij de Internationale in de jaren 1867-1872 een buitengewone ontwikkeling van het arbeidersbewustzijn, die samenging met een groeiend vermogen van het proletariaat om zich te organiseren.
De volgende jaren worden de verwarringen ten opzichte van het anarchisme steeds verder opgeklaard. Als in Wallonië de invloed van uit Frankrijk de arbeidersklasse nog gevangen houdt in een organisatorische leegte en in politiek absenteïsme, zien we dat de zeldzame Vlaamse industriecentra, in het bijzonder de streek van Gent "de aantrekkingskracht ondergaan van het Duitse socialisme dat zich begint te organiseren en dat definitief tot ontwikkeling komt" (M. Liebman, Les socialistes belges 1885-1914, p. 41). In Duitsland wordt door W. Liebknecht en A. Bebel, medestanders van Marx, in 1869 in Eisenach inderdaad de Sociaal Democratische Arbeiders Partij opgericht, resultaat van een breuk op marxistische basis met de organisatie van Lassalle. In 1875, bij de hereniging van beide partijen, zijn de marxisten in de meerderheid, ook al zit het programma dat aanvaard wordt vol toegevingen aan de lassalliaanse opvattingen. Dit programma, met zijn sterke en zwakke kanten, is vanaf 1875 de inspiratiebron van de Gentse arbeidersfederatie die in 1874 opgericht wordt rond militanten als E. Anseele. In Brussel dan weer hergroeperen beroepsverenigingen zich in een Kamer van de Arbeid rond César de Paepe en de jonge Louis Bertrand.
De anti-autoritaire Internationale, gecontroleerd door de bakoeninisten, ontbindt steeds verder en houdt haar laatste congres in juni 1876. Op het einde van datzelfde jaar verklaren arbeidersgroeperingen uit Antwerpen, Gent en Brussel zich akkoord inzake de noodzaak van politieke actie, maar nog niet over de modaliteiten om een politieke organisatie op te richten naast de vakbonden. Bij gebrek aan een totaal akkoord en in afwachting van weerklank bij de arbeidersmassa's in de Waalse industriebekkens, worden in 1877 twee partijen opgericht: de Vlaamse Socialistische Partij, volgens Duits model, en de Brabantse Socialistische Partij. De motie van Anseele, aanvaard door de grote meerderheid van de eerste partij, is ondubbelzinnig inzake de politieke en organisatorische beginselen: "het proletariaat, georganiseerd in een afzonderlijke partij, tegengesteld aan alle andere partijen gevormd door de bevoorrechte klassen, moet alle politieke middelen gebruiken die leiden tot de sociale emancipatie van allen" (C. Renard, La conquête du suffrage universel en Belgique, p. 45). Het programma van de tweede partij is minder duidelijk en bevat vooral beroepsverenigingen, in de voorbijgestreefde traditie van de IWV.
Het is uiteindelijk in 1879 dat de Vlaamse en Brusselse formaties zich verenigen in de Belgische Socialistische Partij en dat de anarchistische, apolitieke standpunten duidelijk in de minderheid raken. Verschillende elementen uit Wallonië, vooral uit Verviers, sluiten zich aan bij de partij. Maar de moeilijkheden zijn daarmee nog niet van de baan. De pasgeboren BSP besluit haar krachten te richten op het bekomen van het algemeen stemrecht: betogingen, congressen, indiening van kandidaturen bij de verkiezingen van 1880, evenveel tegenslagen als inspanningen. In Verviers en Luik komt de klasse in beweging en rijpt stilaan het idee van een alliantie. In februari 1885 breekt een belangrijke staking uit in de Borinage: arbeiders en werklozen verenigen zich in de strijd. Eduard Anseele besluit brood dat gemaakt is in de coöperaties aan de werklozen en arbeidersgezinnen in heel het land uit te delen. Die daad van solidariteit wordt door de bevolking meer op prijs gesteld dan alle redevoeringen die de weldaden van eenheid bezingen. Wanneer de Arbeidersliga van Brussel, die in de marge werkt van de Brabantse Socialistische Partij, de samenroeping vraagt van een algemeen congres op 5 april 1885, krijgt ze een bijna unanieme steun.
De volgende dag, 6 april 1885, verklaren 112 vertegenwoordigers van arbeidersverenigingen, vooral uit Brussel en Vlaanderen, bijeen te Brussel onder voorzitterschap van Louis Bertrand, dat ze zich aansluiten bij de oprichting van een Belgische Werklieden Partij (BWP). Programma en statuten worden enkele maanden later goedgekeurd. Die oprichting is de uitdrukking van een formidabele ontwikkeling, in België net als in Europa, van de strijd en de organisatie binnen de arbeidersklasse. Ze biedt een georganiseerd kader en perspectieven voor de arbeidersstrijd en vertegenwoordigt tegelijkertijd een buitengewone hoop op de revolutionaire omverwerping van de kapitalistische maatschappij door het geheel van de uitgebuiten.
LAC / 21.02.2006
We publiceren hier het tweede deel van het artikel over de delokalisaties. In het eerste deel, verschenen in Internationalisme nr. 323 en Wereldrevolutie nr. 107, hebben we in het daglicht gesteld dat het niet om een nieuw of recent verschijnsel gaat, zoals het altermondialisme en ultralinks beweren, maar dat het tegelijk met het kapitalisme op de wereld is gekomen. Het is het gevolg van de ongebreidelde concurrentie tussen kapitalisten die eigen is aan het systeem, en een middel om een maximale uitbuiting van de arbeidersklasse na te streven. In het tweede deel zullen we zien dat de delokalisaties een middel zijn om de proletariërs wereldwijd tegen elkaar te laten concurreren, dat deel uitmaakt van het geheel van de kapitalistische aanvallen tegen hen. De tamtam die ‘links’ ertegen maakt, verklaart ze in feite tot een bijzondere aanval op zich, die “vermijdbaar” en dus minder “acceptabel” zou zijn dan andere aanvallen. Hiermee wordt in feite de werkelijkheid van de permanente crisis van het kapitalisme en van zijn ineenstorting verdoezeld.
De delokalisaties hebben miljoenen banen vernietigd in de westerse industrielanden. In enkele tientallen jaren zijn hele industrietakken, zoals de textielsector, bijna helemaal overgebracht naar de landen waar de arbeidskracht goedkoper is. “De Franse textielindustrie stelt nog slechts 150.000 personen te werk, dat wil zeggen evenveel als de Tunesische, tegen één miljoen dertig jaar gelden” (1). In andere sectoren is het de uitdrukking van een voortdurende daling van de werkgelegenheid. Zo “zouden de personeelsbestanden, die in de automobielsector in Frankrijk sinds 1990 van 220.000 naar 180.000 gedaald zijn, ondanks de komst van buitenlandse constructeurs zoals Toyota, nog verder moeten inkrimpen” (2). De delokalisaties vormen een van de brutaalste aanvallen van de heersende klasse op het proletariaat. Eerst en vooral door de proporties die deze samen met de andere aanvallen op een bepaald moment kunnen aannemen. Zo werden er in België tussen 1990 en 1995, meer dan 17.000 arbeiders getroffen door de delokalisaties, wat neerkomt op 19% van de collectieve ontslagen. Vervolgens is er het feit dat de getroffen arbeiders weinig kans maken om opnieuw een baan te vinden en dus de rangen van de langdurig werklozen aanvullen. Tenslotte spreiden de delokalisaties zich uit naar nieuwe categorieën van arbeiders, die van de 'witte boorden' en de hoog gekwalificeerde arbeidskracht. In Frankrijk “dreigen 200.000 banen in de dienstensector (waarvan 90.000 diensten zijn voor de bedrijven, 20.000 voor onderzoek en ontwikkeling) overgebracht te worden naar Oost-Europa of Azië tegen 2010” (3).
Nochtans treffen de delokalisaties niet alleen diegenen die hun baan verliezen in de westerse industrielanden. Heel het wereldproletariaat komt onder de druk te staan van de dolle concurrentiekoers tussen de kapitalistische landen en de chantage met de delokalisatie gebeurt zowel in de vertrek- als in de bestemmingslanden van de delokalisaties. In India wordt de vrees uitgespeeld voor de concurrentie van Rusland, Pakistan en China. In Oost-Europa wordt de arbeidersklasse van bepaalde sectoren (voeding, textiel, petrochemie en communicatie-uitrusting) ook geconfronteerd met de delokalisaties naar de landen van Azië. De zoektocht van productie tegen de geringste kosten maakt dat er binnen China delokalisaties zijn naar arme regio's van het centrum en het oosten, een heersende tendens in de textielsector. Het kapitaal heeft de richtlijnen van Bolkestein niet afgewacht om de ‘omgekeerde’ delokalisaties te gebruiken door arbeidskrachten te gebruiken uit landen met een lagere levensstandaard om bestaande arbeidskracht te vervangen. De toevlucht tot illegale arbeidskracht is sinds de jaren 1990 gevoelig toegenomen; hij bereikt al 62% in de Italiaanse landbouw!
De delokalisaties zijn in werkelijkheid de illustratie van het opzetten van ongenadige concurrentie van verschillende delen van de arbeidersklasse tegenover elkaar op internationale schaal.
De versterking van de kapitalistische uitbuiting voor heel de arbeidersklasse
Door te delokaliseren naar Oost-Europa of naar China, mikken de grote bedrijven en de westerse staten er op om te profiteren van de verschrikkelijke uitbuitingsomstandigheden die het kapitaal daar oplegt. Dat is het geval in China waar “miljoenen mensen tussen de 60 en 70 uur per week werken en minder verdienen dan het minimumloon van hun land. Ze leven in slaapzalen waar soms tot 20 personen worden opgehokt. De werklozen die recent hun baan verloren hebben zijn bijna even talrijk als de werklozen in de rest van de wereld samen”(4). “De ontslagpremies en de bijpassingen die aan de arbeiders beloofd werden, worden nooit gestort. (…) aan de arbeiders kan het recht geweigerd worden te huwen, dikwijls wordt het ze verboden zich te verplaatsen binnen het bedrijf (waar ze gelogeerd zijn) of het te verlaten buiten de werkuren. (…) In de fabrieken van de speciale zone van Shenzhen, in het zuiden van China, is er een gemiddelde van 13 arbeiders per dag die een vinger of een arm verliezen en sterft om de 4,5 werkdagen een arbeider aan een arbeidsongeval” (5).
Wat het kapitaal er toe drijft om te delokaliseren naar Oost-Europa is het doel om “een goed gevormde en weinig kostende bevolking” uit te buiten “Al deze landen hebben arbeidsdagen die langer duren dan in het Westen, respectievelijk 43,8 en 43,4 uur in Letland en Polen. Bij al die werkuren komt nog bij dat de overuren minder of zelfs niet betaald worden (…) Bovendien is er een grote toename van het deeltijds werk. Dit is dikwijls het voorrecht van de ouderen, de gehandicapten en de jongeren die op de arbeidsmarkt komen. In Polen zijn 40% van de deeltijdse arbeiders gepensioneerden, mensen met een handicap. (…) (De talrijke bedrijven met buitenlands kapitaal) bieden ook het meest 'asociale' werk: men vindt daar heel veel grote winkelcomplexen die zeven dagen per week, en vierentwintig uur per dag open zijn” (6).
In de westerse landen betekenen de delokalisaties het afdanken van de arbeiders, wier uitbuiting niet genoeg winst oplevert voor het kapitaal. Nochtans is het aandeel van de delokalisaties op de andere aanvallen niet de enige bron van werkloosheid en het aantasten van de levensvoorwaarden van het proletariaat. Het doel dat de bourgeoisie nastreeft is niet het massaal overbrengen van het geheel van de productie naar lage-lonenlanden. Zo is “de weerslag op de tewerkstelling niet verwaarloosbaar, maar blijft hij toch beperkt (…) de delokalisaties zijn verantwoordelijk voor 7% van de herstructureringen en voor 5% van de geschrapte banen in Europa. (…) Tussen 1990 en 2001 hebben de delokalisaties van Duitse bedrijven naar landen van Oost- en Centraal- Europa geleid tot het schrappen van 90.000 arbeidsplaatsen in Duitsland, dat wil zeggen 0,7% van het personeelsbestand van de betrokken bedrijven en 0,3% van de totale Duitse tewerkstelling”(7).
In Frankrijk "zouden 95.000 banen in de industrie geschrapt zijn en gedelokaliseerd naar het buitenland tussen 1995 en 2001, dat wil zeggen een gemiddelde van 13.000 per jaar. In vergelijking daarmee is het jaarlijkse opdoeken van banen in de industrie van de orde van 500.000. (…) Men vermoedt dat de delokalisaties een totaal bereiken van 2,4% van de effectieven van de industrie, uitgezonderd de energiesector. (…) Slechts een beetje minder dan de helft van de delokalisaties zijn bestemd voor zogenoemde 'lage lonen' landen. Ongeveer één sluiting van een industriële onderneming op 280 stemt overeen met een delokalisatie naar een lage lonen land” (8). De uitlatingen van de bourgeoisie zelf maken brandhout van de bewering dat de delokalisaties de belangrijkste verklaring zouden zijn voor de desindus-trialisatie en de massale werkloosheid.
Het feit daarentegen dat de bourgeoisie haar toevlucht neemt tot de chantage met de delokalisaties als middel om het proletariaat alsmaar grotere opofferingen te doen aanvaarden, geeft aan wat er voor de bourgeoisie op het spel staat: hardere uitbuitingsvoorwaarden opdringen en een vermindering van de kosten van de arbeidskracht (lage lonen) daar waar de productie niet delokaliseerbaar is en niet moet zijn, daar waar de inzet economisch het belangrijkst is voor het kapitaal en de concurrentie tussen de kapitalistische haaien het grofst is.
Het voorbeeld van Duitsland is bijzonder illustratief. In naam van de concurrentiekracht van de ‘Duitse onderneming’ en dank zij de chantage van de delokalisaties en het schrappen van banen is de flexibiliteit opgelegd, of door arbeidstijdvermindering met loonverlies, of door arbeidstijdvermeerdering zonder loonaanpassing. Zo heeft Siemens, na het overbrengen van haar activiteiten Diensten en Ontwikkeling naar Tsjechië, India, Rusland en China, in 2004 de 40 urige werkwerk opgelegd zonder loonaanpassing aan een groot deel van zijn 167.000 Duitse loontrekkers, onder de bedreiging van de delokalisatie van minstens 5.000 banen. In 2005 heeft de directie, nadat zij had aangekondigd dat er 2400 banen zouden geschrapt worden in haar informaticadienst SBS, de 4.600 loontrekkers van haar communicatieafdeling Com een vermindering van de werkweek opgelegd tot 30 uur (in plaats van 35,8) met loonsvermindering! Gelijklopend daarmee is de openbare sector de kampioen geworden van het ‘meer werken’. De spoorwegmaatschappij DB is overgestapt naar 40 uur en de verschillende deelstaten hebben de arbeidstijd van de regionale ambtenaren opgedreven van 40 naar 42 uur. Kortom het is op die manier dat in Duitsland, waar de bourgeoisie de hoogste loonkosten van de grote landen van de OESO onder vuur neemt, “de uitbetalingen, in werkelijke waarde, gedaald zijn met 0,9% tussen 1995 en 2004” (9). Daar, net zoals elders, kan de chantage van de delokalisaties niet losgemaakt worden van de andere aanvallen en gaat ze gepaard met de hervorming van het functioneren van de arbeidsmarkt, net als het in-vraag-stellen van de pensioensystemen en de ziekteverzekering.
Een reusachtige ideologische campagne tegen het bewustzijn in de arbeidersklasse
De burgerlijke campagnes richten hun schijnwerpers alleen op de delokalisaties omdat de heersende klasse er voordeel uit haalt tegen het proletariaat om het te ontwapenen in zijn strijd. Wanneer de vakbonden, de linkse partijen, de ultralinksen en de andersglobalisten, de delokalisaties verketteren als kenmerk voor de terugkeer naar arbeidsvoorwaarden zoals in de 19e eeuw, dan dient dat om voor het proletariaat beter te verdoezelen hoe zijn werkelijke toestand er uit ziet in de maatschappij.
Het marxisme heeft de tendensen tot de verlenging van de arbeidsdag en het verlagen van de lonen tot het levensminimum nooit toegeschreven aan het bloeddorstige karakter van de een of andere kapitalist in het bijzonder maar als het product van de voorwaarden die tot de aard zelf van het kapitalistisch systeem behoren. Het kapitalisme is werkelijk een vampier die verslaafd is aan de arbeidskracht, waar hij winst uitzuigt en waarmee hij zich voedt, die letterlijk diegenen doet leegbloeden die het schragen, de proletariërs: ”Maar in zijn mateloos blinde drift, in zijn weerwolfachtige geeuwhonger naar meerarbeid, rent het kapitaal niet alleen de morele grenzen, maar ook de puur fysieke maximumgrenzen van de arbeidsdag omver. (…) Het kapitaal vraagt niet naar de levensduur van de arbeidskracht. Het enige dat het interesseert is het maximum aan arbeidskracht dat er op een werkdag uitgeperst kan worden. Het bereikt dit doel door de levensduur van de arbeidskracht te verkorten. (…) De kapitalistische productie, die in wezen productie van meerwaarde, opslorping van meerarbeid is, produceert dus met de verlenging van de arbeidsdag niet alleen de verkommering van de menselijke arbeidskracht, die wordt beroofd van de normale voorwaarden voor haar ontwikkeling en activiteit, in zowel morele als fysieke zin. Zij produceert de voortijdige uitputting en doding van diezelfde arbeidskracht. Zij verlengt de productietijd van de arbeider gedurende een bepaalde periode door zijn levenstijd te verkorten” (10).
Het enorme verschil met vandaag is dat in de 19e eeuw het proletariaat kon hopen op een verzachting van zijn toestand in de schoot van het kapitalistische systeem. “Meteen al de eerste decennia van de onbeperkte huishouding van de grootindustrie hebben een zo vernietigende uitwerking gehad op de gezondheid en levenstoestanden van de werkende volksmassa, hebben zo verschrikkelijke sterfte, ziekelijkheid, fysieke verminking, geestelijke verwaarlozing, epidemische ziekten, ongeschiktheid voor militaire dienst teweeggebracht, dat de bestendigheid zelf van de maatschappij ten diepste bedreigd scheen. (…) Het kapitaal moest dus, in zijn eigen belang, om de uitbuiting in de toekomst mogelijk te maken, enkele grenzen stellen aan de tegenwoordige uitbuiting. De kracht van het volk moest een beetje geschoond worden om haar verdere uitbuiting veilig te stellen. Van een onrendabele roofeconomie moest worden overgegaan op de rationele uitbuiting. Daaruit zijn de eerste wetten over de maximale arbeidsdag ontstaan, net als het geheel van de burgerlijke sociale hervormingen." (11) En dat resultaat werd dan nog behaald tegen de verwoede weerstand van de kapitalisten en na decennia van niet aflatende klassenstrijd. Het kon slechts verkregen worden omdat het kapitalistische systeem zich in een opbloeiende fase bevond, in volle expansie.
Vandaag kan de niet aflatende concurrentie tussen de kapitalistische naties in hun strijd om steeds nauwer wordende markten, oververzadigd met waren, niets anders uitlokken dan een algemene in-vraag-stelling van de bestaande ‘levensstandaard’ van de westerse industrielanden, zonder hoop op terugkeer. Alle feiten bevestigen de voorspellingen van het marxisme, de ineenstorting van het kapitalisme is een sociale ramp.
Voor de arbeiders van de hele wereld zit er niets anders op dan leren elkaar te beschouwen als strijdkameraden en elkaar de hand te reiken over de sectoren en grenzen heen, om van hun bewegingen één enkele strijd te maken tegen het kapitalisme en hun bewustzijn te ontwikkelen dat deze strijd enkel als doel kan hebben om het kapitalistische systeem te vernietigen, dat wil zeggen de afschaffing van de loonarbeid, de wortel van de slavernij van het proletariaat n
Scott
(1) L'Expansion, 27 oktober 2004
(2) Idem
(3) L'Expansion.com, 19 april 2005
(4) CISL en ligne, 9 december 2005
(5) China, Amnesty International, 30 april 2002
(6) Le Monde, 18 oktober 2005
(7) Le Monde, 26 mei 2005
(8) Dossiers et documents du Monde, november 2005
(9) L'Humanité, 14 februari 2006
(10) K. Marx, Het kapitaal, deel 1, Hoofdstuk VIII: De arbeidsdag. Voor de noties arbeidskracht, meerwaarde, meerarbeid (overwerk), zie deel 1 van dit artikel in Internationalisme nr. 323 / Wereldrevolutie nr. 107.
(11) Rosa Luxemburg, Inleiding tot de politieke economie, Hoofdstuk IV: Loonarbeid.
In het eerste deel van deze artikelenreeks hebben wij uitgelegd dat, vanaf het ontstaan van de arbeidersklasse tot aan de Commune van Parijs in 1871, een van de wezenlijke taken van de arbeidersklasse en haar inspanningen om zich te organiseren, nog bestond in de noodzaak om zich te bevestigen als een bijzondere klasse tegenover de andere klassen in de maatschappij. In deze historische context, die gekenmerkt werd door de onvolwassenheid van een proletariaat dat bezig was te ontstaan en nog zonder eigen ervaring was, worden de eerste organisaties van het proletariaat in België, ver van elke politieke en economische strijd van de klasse, dikwijls gekenmerkt door een visie waarin de revolutie het werk moet zijn van een minderheid van samenzweerders of door de visie van de utopisch socialisten, die blauwdrukken ontwierpen voor een toekomstige maatschappij die al binnen de kapitalistische maatschappij zou ontstaan.
Het is niet omdat het proletariaat de klasse is die er historisch toe geroepen is om het kapitalisme omver te werpen dat het vanaf zijn verschijning in de kapitalistische maatschappij ook daadwerkelijk klaar staat voor de revolutie. De doelstellingen en de dynamiek van de politieke organisaties van het proletariaat moeten begrepen worden vanuit hun historische bestaansvoorwaarden. Niet alleen om te bepalen wat de onmiddellijke doelstellingen en vormen van de proletarische strijd zijn, en kunnen zijn, maar ook om te zien welke graad van bewustzijn de proletarische klasse historisch heeft bereikt. In het eerste deel van deze artikelenreeks hebben wij uitgelegd dat, vanaf het ontstaan van de arbeidersklasse tot aan de Commune van Parijs in 1871, een van de wezenlijke taken van de arbeidersklasse en haar inspanningen om zich te organiseren, nog bestond in de noodzaak om zich te bevestigen als een bijzondere klasse tegenover de andere klassen in de maatschappij. In deze historische context, die gekenmerkt werd door de onvolwassenheid van een proletariaat dat bezig was te ontstaan en nog zonder eigen ervaring was, worden de eerste organisaties van het proletariaat in België, ver van elke politieke en economische strijd van de klasse, dikwijls gekenmerkt door een visie waarin de revolutie het werk moet zijn van een minderheid van samenzweerders of door de visie van de utopisch socialisten, die blauwdrukken ontwierpen voor een toekomstige maatschappij die al binnen de kapitalistische maatschappij zou ontstaan. In een context van ontwikkeling van de sociale en economische voorwaarden van het kapitalisme beleeft de arbeidersklasse de bittere ervaring van de onmogelijkheid van een gezamenlijke strijd van proletariaat en bourgeoisie. Zowel de ervaring van de economische strijd van de arbeiders, en vooral van de gevechten die door de Internationale Werklieden Vereniging (IWV, de 1e Internationale) werden gesteund, als het voorbeeld van de eerste ervaring van arbeidersmacht in de geschiedenis met de Commune van Parijs in 1871, stelden de arbeidersbeweging in staat om een belangrijke sprong voorwaarts te maken op het vlak van de ontwikkeling van haar organisatie en haar bewustzijn. Maar de terugval van de klassenstrijd als gevolg van de verpletterende nederlaag van de Commune en het ondermijningswerk van de Bakoeninisten achter de rug van de IWV hebben ervoor gezorgd dat deze lessen niet onmiddellijk getrokken konden worden. Het zijn tenslotte de lessen van de Commune en de ervaring in Duitsland die de absurditeit hebben aangetoond van het idee dat de arbeiders eenvoudigweg de politieke activiteit aan de kant zouden kunnen schuiven, dat wil zeggen de eisenstrijd ten opzichte van de staat op onmiddellijk vlak en de politieke machtsovername in het revolutionaire perspectief. Het is op basis van deze lessen dat we tussen 1876 en 1885 het wordingsproces van de gecentraliseerde Belgische Werklieden Partij (BWP) moeten bekijken als: “uitdrukking van een formidabele ontwikkeling, in België net zoals overal elders in Europa, van de strijd en de organisatie in de schoot van de arbeidersklasse. Voor het geheel van de uitgebuiten vertegenwoordigde ze tezelfdertijd een buitengewone hoop op een revolutionaire omverwerping van de kapitalistische maatschappij”(1 ).
Alhoewel de stichting van de BWP in 1885 een wezenlijke schakel vormt, is men nog op zoek naar de socialistische gedachte: "Het werkelijke debat is nog nauwelijks geschetst; de theoretische analyse blijft totaal afwezig"(2 ). Nog heel wat verwarring bleef, reeds heel wat dubbelzinnigheid verrees. Maar hoe groot ook de politieke verwarring en het gewicht van het opportunisme en het reformisme waren, vanaf haar oprichting had de BWP, net als alle andere sociaal-democratische partijen, als maximumprogramma de revolutie. De vakbonds- en de kiesstrijd waren in wezen het praktische middel, het minimumprogramma dat was aangepast aan de mogelijkheden en noden van het tijdperk, om de verwezenlijking van dit einddoel voor te bereiden. "Onze beweging moet revolutionair zijn, wanneer al niet met betrekking tot de middelen, dan toch tenminste wat het doel betreft"(3 ). In de 19e eeuw, in de opgaande periode van het kapitalisme, vulden de strijd voor de verovering van hervormingen en de inperking van de kapitalistische uitbuiting enerzijds, en het begrijpen van deze strijd niet als een doel op zich maar als een moment van de globale revolutionaire strijd anderzijds, elkaar aan en stemden overeen met de doelstellingen en mogelijkheden van de periode. “ (...) uit deze eigenaardige situatie ontstaat voor de sociaal-democratische fractie de moeilijke taak om niet alleen als vertegenwoordigster van een oppositionele partij op te treden, maar ook als vertegen-woordigster van een revolutionaire klasse. Met andere woorden: haar taak is niet alleen om de politiek van de heersende klassen vanuit het oogpunt van de onmiddellijke belangen van het volk te bekritiseren, dat wil zeggen vanuit het standpunt van de bestaande maatschappij, maar ook om er, stap voor stap , het ideaal van een socialistische maatschappij tegenover te stellen, dat boven de meest vooruitstrevende burgerlijke politiek uit stijgt.”(4 ). Deze dubbele taak weerspiegelt zich, ondanks de onmiskenbare zwakheden, in het programma van de BWP van 1885 en vooral in dat van 1894, geïnspireerd op het program van Erfurt uit 1891 van de SPD in Duitsland. Zo veroordeelt het Charter van Quaregnon van 1894 niet alleen het kapitalistische regime “dat de maatschappij in twee noodzakelijk vijandige klassen verdeelt” maar het spreekt zich ook uit voor de “afschaffing van de klassen” en “een grondige omvorming van de maatschappij” omdat “het behoud van het kapitalistische regime onverzoenbaar is met dit ideaal” (punten 3 en 4). Dit programma en deze actie van de BWP sluiten eveneens aan bij een internationale inspanning van organisatie van het proletariaat om verheldering en decantatie. De stempel van het marxisme is onmiskenbaar, vooral na de stichting van de 2e Internationale in 1889, die zijn zetel vestigde in Brussel, net als zijn Internationaal Bureau, als teken van vertrouwen. Maar de BWP zal er nooit in slagen om de helderheid van de marxisten van de Duitse SPD te bereiken, die zij zo zeer bewondert. Want alhoewel de twee dimensies wel degelijk aanwezig zijn in hun programma en in hun uitspraken, blijft hun begrip ervan erg abstract en vaag. De strijd voor de hervorming onmiddellijk, en de strijd voor de revolutie wordt naar Sint Juttemis verplaatst. Hervorming en revolutie worden dikwijls beschouwd als twee van elkaar gescheiden momenten van de socialistische verovering, in plaats van ze te zien als met elkaar verwoven en bepaald door de historische ontwikkelingsperiode van het kapitalisme.
In het tweede deel van de 19e eeuw kwam een periode van expansie van het kapitalisme me op gang in België, die het tot een van de grootste industriemachten van Europa maakte. Het schiep een kader waarin de duurzame verbetering van de bestaansvoorwaarden van het proletariaat een werkelijke mogelijkheid werd. Maar in tegenstelling tot wat bepaalde libertaire milieus vandaag denken, waren de hervormingen in de 19e eeuw geen geschenk, in de schoot geworpen door een liberale bourgeoisie. Het benepen karakter van de Belgische staat heeft de interne tegenstellingen van de bourgeoisie in stand gehouden en heeft haar wil tot hervormingen sterk beperkt. In tegendeel, het is juist deze situatie van een Belgische bourgeoisie die zich halsstarrig tegen iedere hervorming verzet, die ertoe heeft geleid dat de arbeidersklasse er slechts door middel van massieve, uitgebreide en strijdbare, georganiseerde bewegingen in slaagt om sociale en politieke hervormingen af te dwingen (zie het eerste deel van deze reeks). In dit kader zijn de inspanningen tot organisatie van de klasse, het zoeken naar een samenhangend politiek programma en naar een doeltreffende actie evenveel wapens die de vooruitgang ervan mogelijk maken. Het is dus vanaf 1885, na meer dan tien jaar van mislukkingen, dat de BWP, als concentratie van haar kracht, de arbeidersklasse in staat stelt om van de bourgeoisie verbeteringen af te dwingen van haar erbarmelijke toestand, van haar werkvoorwaarden en van haar politieke rechten, en dit doorheen haar economische en politieke gevechten. Tot 1880 werd België beschouwd als het meest sociaal achterlijke van de industrielanden en kende het nog een cijnsstemrecht. Deze achterstand zal gedeeltelijk worden ingehaald in het licht van de sociale branden van 1886 en van de massale stakingen van tienduizenden tot honderdduizenden arbeiders, met of zonder officiële steun van de BWP zoals die van 1887, 1888, 1891, 1893, 1902 en 1913, die voortduurden tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in 1914.
In 1886 zal de BWP, die nauwelijks was opgericht, worden ondergedompeld in de eerste grote arbeidersrevolte die uitbrak in alle industriebekkens en dit zal een stempel drukken op haar politieke evolutie. De BWP stond voor de verscheurende keuze: het avontuur ondersteunen en haar organisatie in gevaar brengen, of zich desolidariseren en al haar krediet in de klasse verliezen. Haar keuze zal pragmatisch zijn, noch vlees noch vis, en zal bepalend zijn voor haar politiek van toen af aan. “De organisatie eerst, de helderheid later; nee aan het anarchistische avontuur, ja aan de discipline.” Maar terwijl de BWP verscheurd stond tegenover de omvang en de vurigheid van de beweging, hebben de leiders van het land de waarschuwing begrepen. De bourgeoisie heeft voor het eerst het gevaar onderkend van een ontketende arbeidersklasse, en tezelfdertijd een klasse die via de BWP vertrouwen krijgt in haar kracht, die haar solidariteit organiseert en haar gecentraliseerde organisatie opbouwt. De repressie volstaat niet meer, er moet toegegeven worden. “Eerst de terreur, daarna een aanzet van wijsheid en een beetje hervorming” (5 ).
Zo kwam het dat als gevolg van de strijd een periode begon van herziening van de arbeidswetgeving en dat de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse werkelijke verbeteringen kenden. Gepaard aan de algemene stijging van de levensstandaard, kwam er ook een ontwikkeling van het culturele niveau. Herinneren we ons het immense analfabetisme dat heerste in België, van 60% tot 90% al naargelang de regio; de bourgeoisie zou tot 1913 wachten met het instellen van het verplicht lagere schoolonderwijs! Al in 1886 en 1887, waren er verschillende wetsherzieningen over het afschaffen van de uitbetalingen van lonen in natura, in 1888 over de inspectie en de veiligheid van de werkplaatsen, in 1889 een eerste wetsherziening over de wettelijke beperking van de kinder- en vrouwenarbeid (gevolgd door aanvullingen in 1892, in 1911 en 1914) en over de hygiëne (huisvesting en werkplaats), in 1890 de invoering van een kas voor werkongevallen, tussen 1897 en 1907 tussenkomst van de staat in de financiering van werkloosheidskassen en, vanaf 1900, de organisatie van een eerste pensioenkas. Wat de koopkracht betreft, op 50 jaar (1846 – 1899) was die meer dan verdubbeld en vooral van 1877 tot 1899. Tenslotte was er ook nog de vermindering van de werktijden. Het IWV had een serie belangrijke gevechten geleverd voor de vermindering van de werkdag van 14 tot 12 uur of soms tot 10 uur. Maar de actie van bewustmaking die door de IWV was ingezet, werd voortgezet door de agitatie die vooruitliep op de stichting van de BWP, om heel intens te worden in het laatste decennium van de 19e eeuw en het eerste van de 20e eeuw. Het is de BWP die de eis van de ‘driemaal-acht’ vanaf de 1e mei 1886 zal lanceren en populariseren, door een algemene staking te organiseren in de Luikse industriebekkens. Ze schrijft deze eis in haar charter van 1894, alhoewel het in werkelijkheid eerder draaide rond de 10 uur die moest veralgemeend worden. Doorheen een hele reeks van stakingen, betogingen en meetings, dikwijls uitgevoerd door haar Vakbondscommissie vanaf 1899, om haar te steunen in de wetsvoorstellen die ze indient ten gunste van het geheel van de arbeiders, zal de BWP er vooral tussen 1905 en 1914 erin slagen om de werkdag tot 9 à 10 uur terug te brengen. In 1905 werd de zondagsrust wet. Toch moeten wij er aan toevoegen dat België tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog het land van de lage lonen en lange werkdagen bleef, vooral in Vlaanderen vanwege de afwezigheid van grote industrieën. Het was vooral door klassensolidariteit en door het besmettelijke voorbeeld van de gevechten in het zuiden van het land dat de arbeiders in Vlaanderen, met vertraging, profiteerden van de vruchten van het gevecht om de levensomstandigheden van de hele klasse te verbeteren.
De revolte van 1886 had als ander resultaat de herziening van de grondwet en de invoering van het algemeen stemrecht afgezwakt tot het meervoudig stemrecht. Zelfs al begon de strijd voor het algemeen stemrecht in België al vanaf 1830, dan kende ook deze strijd slechts zijn hoogtepunt met de stichting van de BWP. Sinds de marxisten als overwinnaars uit de bus waren gekomen tegen de visies van het politiek absenteïsme van de Proudhonisten, waren de strijd voor de sociale hervormingen en de politieke rechten steeds nauwer verbonden. Het ‘Algemeen Stemrecht’ “is de sleutel tot alle andere politieke en sociale hervormingen die onze partij tot doel heeft te realiseren” zei L. Bertrand, op het Congres van de BWP in 1891. Want in deze opgaande periode van het kapitalisme was de strijd voor politieke democratische rechten, naast de strijd voor hervormingen, vanaf de eerste bevestigingen van het proletariaat als klasse, de krachtlijn voor werkelijk doeltreffend verzet. “De grote socialistische betekenis van de vakbondsstrijd en van de politieke strijd berust hierin dat ze het inzicht, het bewustzijn van het proletariaat socialiseren, dat ze het als klasse organiseren”, schreef Rosa Luxemburg in Hervorming of Revolutie? (I,5).
De BWP zal dit in haar strijd voor het algemeen stemrecht in praktijk brengen, zelfs als men vele aspecten van haar aanpak kan en moet bekritiseren. Om dat te bereiken doet ze bij herhaling beroep op de algemene massastaking, een indrukwekkend wapen dat maar zeer weinig Europese socialistische partijen besloten om in hun arsenaal op te nemen. De algemene massastaking is lange tijd onder de marxisten als een utopie beschouwd, die des te gevaarlijker was omdat zij, in de geest van sommige voorstanders, erop doelde de arbeidersklasse te verwijderen van de politieke actie om in plaats daarvan de vermeend romantische en anarchiserende verleidingen van de directe actie te stellen. Door dit te doen verleende de BWP zich voor lange tijd een reputatie van quasi revolutionaire energie. Nochtans is er een verschil tussen schijn en bewuste werkelijkheid. Want de leiders van de BWP hebben altijd gedacht dat de massastaking slechts kon uitbarsten als laatste middel, wanneer alle andere middelen uitgeput waren en ondoeltreffend waren gebleken. Maar dat belet niet dat wij met R. Luxemburg kunnen vaststellen dat “In de strijd vanaf 1886 tot op heden voor het algemene stemrecht maakte de Belgische arbeidersklasse gebruik van de massastaking als meest doeltreffende politieke middel. Zij heeft aan haar in het jaar 1891 de eerste capitulatie van de regering en van het parlement te danken: het begin van de grondwetsherziening; zij verdankt haar in het jaar 1893 de tweede capitulatie van de heersende partij: het algemeen meervoudig stemrecht” (6 ). En wie massastaking zegt weet: “een groot deel van de betekenis van elke massastaking ligt in haar totstandkomen zelf, in de politieke actie die erin tot uiting komt – in zoverre als het gaat om spontane, of op gezag van de Partij, kortelings tot stand gekomen betogingen in strijdbare geest.” (7 ). In 1894 zal de BWP de vruchten van haar actie plukken. Ze komt als overwinnaar uit de verkiezingen te voorschijn en doet haar intrede in het parlement met 28 zetels, wat furore maakt in Europa. De verklaring van de BWP van 1895, na deze verkiezingsoverwinning, laat nog duidelijk zien dat men in deze periode vond dat “elke verkiezingscampagne gezien moet worden als propagandawerk: het enig nagestreefd doel blijft de socialistische idee en de mandaten komen er als het ware bovenop.”(8 ) Het socialisme ontdekt het parlement, zegt professor Liebman in zijn studie over de BWP, maar nog niet het parlementarisme. Inderdaad, talrijk zijn de parlementaire tussenkomsten, vol woede tegen de kapitalistische uitbuiting, het onrecht en de wreedheden van de bestaande orde. Ze worden de vertolkers van de arbeiderseisen, de verdedigers van de strijders, de dragers van het socialistische programma, de professoren in marxisme. Een anekdote: de verslagen van de kamer stijgen van 17.700 abonnementen tot 61.180, en de uitgever verdrievoudigt de prijs om zijn succes tegen te gaan.
Cesar de Paepe verklaarde reeds in 1890: "Als wij het Algemeen Stemrecht willen is dat om een revolutie te vermijden want hervorming of revolutie, Algemeen Stemrecht of universele omwenteling, dit is het dilemma op dit ogenblik voor het Belgische volk "(9 ). Deze tendens tot reformisme et opportunisme wordt alsmaar nadrukkelijker, vooral na de intrede van de BWP in het parlement in oktober 1894, een periode die beslist cruciaal is voor heel de internationale socialistische beweging. Deze tendens tot reformisme en opportunisme barst met kracht los in 1902, wanneer de vreedzame en legalistische tactiek van de B.W.P. de nederlaag van de arbeidersbeweging met zich meebrengt. Nochtans had dat alles niet verhinderd dat de BWP zich geassocieerd had met de 2e Internationale om de Duitser Bernstein te bekritiseren, die vanaf 1898 een openlijke aanpassing van de sociaal-democratie aan het kapitalistische regime voorstond, en de Fransman Millerand, die een portefeuille aanvaard in het kabinet van Waldeck-Rousseau. Maar tijdens de algemene stakingen van 1902 en 1913, verried de BWP inderdaad de arbeidersbeweging ten gunste van een parlementair compromis met de liberalen, een oriëntatie die steeds kenmerkender was voor de 2e Internationale in haar geheel, en die zich onderscheidde door de legale en parlementaire strijd tegenover de revolutie te stellen: “Louis Bertrand, veteraan van de socialistische beweging, verborg niet dat hij bereid zou zijn om de consignes van de Internationale te laten vallen als de Liberalen aan de BWP zouden voorstellen om met hen tot de regering toe te treden. En Vandervelde zelf voorzag toen de mogelijkheid, voor zijn parlementaire groep, om voor het oorlogsbudget te stemmen, wanneer de liberalen ermee zouden instemmen het verkiezingssysteem te verbeteren”(10 ). Rosa Luxemburg heeft het niet nagelaten om in haar brochure “De Belgische ervaring van de algemene staking” (1902) de houding van de Belgische socialisten op dit punt stevig te bekritiseren, net zoals in de andere kritieken die er op zouden volgen. Maar de reformistische logica in 1902 was overheersend en onomkeerbaar geworden in de BWP. “Wat van het grootste gewicht is in deze redering van kameraad Vandervelde is de onvermijdelijke conclusie dat de triomf van dit algemeen stemrecht niet anders meer te verwachten valt dan door de parlementaire methode”. De reformistische bocht was genomen.
In het derde deel van dit artikel zullen we de opkomst van het opportunisme en het reformisme in de BWP, en de strijd daartegen door de verschillende opposities, verder belichten.
Lac / 7.04.2006
1 De trage en moeilijke strijd voor de oprichting van arbeidersorganisaties, Internationalisme, nr.324
2 M. Liebman, Les socialistes belges 1885-1914, p.52
3 E. Vandervelde in Le Peuple, 13 februari 1894
4 R. Luxemburg, Sociaal-democratie en Parlementarisme, Sächische Arbeiterzeitung, 5 en 7 december 1904
5 M. Liebman, Les socialistes belges 1885-1914, p.62
6 R. Luxemburg, De Belgische ervaring, Neue Zeit, 1902
7 R. Luxemburg, Nieuwe Belgische ervaring, Leipziger Volkszeitung, 15 mei 1913
8 C. Renard, De verovering van het algemeen enkelvoudig kiesrecht in België, 1966, p.145
9 G. Van Meir, De geschiedenis van de BSP, p.18
10 C. Renard, Octobre 17 et le mouvement ouvrier belge, p.14
De beweging van de studenten in Frankrijk tegen de CPE (1) heeft niets te maken met de meeste vroegere bewegingen van klassensamenwerking van de studentenjeugd. Zij maakt integraal deel uit van de strijd van de wereldarbeidersklasse. Tegenover een bijzonder laaghartige aanval op de jonge arbeidersgeneraties, een aanval die de arbeidsonzekerheid institutionaliseert in naam van ‘strijd tegen de onzekerheid’, hebben de studenten het klassenkarakter van hun strijd onmiddellijk begrepen en opgenomen.
Terwijl sommigen specifieke eisen van de studenten (2) wilden vermengen met de centrale eis van intrekking van de CPE besloten de studentenvergaderingen om alleen die eisen naar voren te brengen die de hele arbeidersklasse aangaan.
Wat de kracht van deze beweging uitmaakt, is juist dat zij zich vastbesloten op het terrein van de klassenstrijd van de uitgebuiten tegen de uitbuiters heeft gesteld. En dat deed zij door de strijdmethoden en principes van de arbeidersklasse op te nemen. Het belangrijkste van deze principes is de solidariteit. Door te breken met het ‘ieder voor zich’, met de idee “als ik mijn studie maar braaf volg en me twee jaar lang koest houd, dan kom ik er wel doorheen”, hebben de studenten de enige houding tegen de aanvallen van het kapitalisme aangenomen die voor de arbeidersklasse mogelijk is: de verenigde strijd. En deze solidariteit manifesteerde zich niet uitsluitend ‘tussen studenten onderling’. Ze hebben zich van meet af aan tot de loonarbeiders gewend, om hun solidariteit te winnen, en omdat ze goed hebben begrepen dat de arbeidersklasse als geheel wordt aangevallen. Met hun dynamisme, hun strijdbaarheid en hun oproepen zijn ze er bij vele faculteiten in geslaagd om onderwijzend en administratief personeel in de strijd te betrekken, door hen gemeenschappelijke algemene vergaderingen voor te stellen.
Een andere, duidelijk proletarische, karaktertrek van de beweging is de wil om het bewustzijn van de deelnemers te ontwikkelen. De staking op de universiteiten is begonnen met blokkades. Die waren niet bedoeld als een ‘overrompeling’ waarmee een ‘fanatieke minderheid aan de meerderheid de wet voorschrijft’, zoals kleine groepjes ‘anti-blokkeerders’ beweerden als communicantjes die de toegang tot de mis was ontzegd. De blokkades waren een middel van de meest bewuste en strijdbare studenten om hun vastberadenheid te tonen en vooral om zoveel mogelijk van hun kameraden in de algemene vergaderingen te betrekken, waarbij velen die de betekenis van de aanvallen van de regering niet hadden begrepen, of de noodzaak om daartegen de strijd aan te gaan, in discussie en met argumenten werden overtuigd.
Door deze algemene vergaderingen werd het mogelijk zich steeds beter te organiseren, werden stakings-comités en commissies in het leven geroepen die daar verantwoording aan afleggen, en ze vormen de longen van de beweging. Dat zijn middelen van de arbeidersstrijd. De vergaderingen zijn openbaar, niet afgesloten en in zich zelf gekeerd zoals dat meestal het geval is bij de vakbondsvergaderingen waarin alleen mensen van ‘ons bedrijf’ worden toegelaten met uitzondering misschien van gepatenteerde kaderleden of bondsbestuurders. Al heel snel zagen we deelname van delegaties van studenten van de ene universiteit aan de algemene vergaderingen van andere universiteiten. Behalve dat dit het gevoel van kracht en eenheid tussen de verschillende algemene vergaderingen versterkte, stelde het degenen die achteropliepen liepen in staat om zich op te trekken aan de vorderingen van wie meer vooropliepen. Ook dat is een belangrijk kenmerk van de dynamiek van arbeidersvergaderingen in klassenbewegingen die een bepaald niveau van bewustzijn en organisatie hebben bereikt. De openheid van de algemene vergaderingen beperkte zich niet tot studenten van andere universiteiten, maar strekte zich evengoed uit tot niet-studenten. Vooral arbeiders, gepensioneerden, ouders en grootouders van studenten en middelbare scholieren ontvingen in het algemeen een zeer warm en aandachtig onthaal, zodra de vergaderingen hun activiteiten richtten op het uitbreiden van de beweging naar de loonarbeiders toe.
Tegenover deze voorbeeldige mobilisatie van de studenten op het terrein van de arbeidersklasse met de methoden van die klasse zagen we de vorming van een Heilige Alliantie tussen de verschillende peilers van de kapitalistische orde: regering, repressiekrachten, media en vakbonden.
De regering probeerde eerst aan verschillende touwtjes te trekken om haar schurkachtige wet er met groot machtsvertoon door te drukken. In het bijzonder legde zij een ‘kolossale subtiliteit’ aan de dag door te proberen die tijdens de schoolvakanties door het parlement te jagen. Dat mislukte: in plaats van de studentenjeugd te demoraliseren en te demobiliseren werd de verontwaardiging nog groter en nam de mobilisatie nog toe. Vervolgens deed de regering een beroep op de repressiekrachten om te verhinderen dat de Sorbonne naar het voorbeeld van andere universiteiten zou gaan dienen als ontmoetingsplaats voor studenten in actie. Daarmee probeerde zij de strijdbaarheid van de studenten in de Parijse regio op dit symbool te richten. Een tijdje trapten sommige studenten in de val. Maar al heel snel bleek de rijpheid van de meerderheid van de studenten en weigerde de beweging om op de dagelijkse provocaties in te gaan die bestond uit de aanwezigheid van tot de tanden toe gewapende oproerpolitie (CRS) midden in het Quartier Latin. Daarop zette de regering, in stille verstandhouding met de vakbonden waarmee zij de routes voor de manifestaties afspreekt, een echte muizenval op voor de demonstranten op 16 maart in Parijs: aan het einde van de route waren ze ingesloten door politiekrachten. Dat was opnieuw een provocatie waarop de studenten niet ingingen, maar die jongeren uit de voorsteden wel de gelegenheid gaf om zich aan gewelddadigheden te buiten te gaan, die vervolgens volop door de televisiezenders konden worden gefilmd. Deze gewelddadigheden verplaatsten zich naar de Sorbonne die niet toevallig vlak bij het eindpunt van de demonstratie lag... Het bedoeling daarvan was om angst aan te jagen aan degenen die naar de grote manifestatie op 18 maart wilden gaan. Opnieuw mislukte de manoeuvre: de opkomst was buitengewoon hoog. Tenslotte hebben de ‘relschoppers’ het op 23 maart, met toestemming van de politie, op de demonstranten zelf voorzien, om ze te beroven of om ze simpelweg, zonder enige reden, af te tuigen. De gewelddadigheden hadden op vele studenten een demoraliserend effect: “Wanneer de CRS op ons losslaat, krijgen wij klappen, maar wanneer het de jochies uit de voorsteden zijn, waar we ook voor vechten, krijgt onze moraal een klap.” Maar de woede richtte zich vooral tegen de autoriteiten, omdat het overduidelijk was dat de politie medeplichtig was aan de gewelddadigheden. Vervolgens beloofde Sarkozy dat de politie dergelijke agressie tegen de demonstranten niet meer zou toelaten. Het is duidelijk dat de regering zo de kaart van de ‘ontsporing’ uitspeelt, nota bene door de wanhoop en het blinde geweld van bepaalde jongeren uit de voorsteden te gebruiken, die in wezen zelf het slachtoffer zijn van een systeem dat hen met groot geweld vermorzelt. Ook daarop was het antwoord van vele studenten zeer waardig en verantwoordelijk: in plaats van te proberen om gewelddadigheden tegen de jonge ‘relschoppers’ te organiseren, hebben ze bijvoorbeeld op de faculteit van Censier besloten om een ‘commissie voorsteden’ in te stellen. Die had tot taak om met de jongeren uit de arme wijken te gaan praten, vooral om hen uit te leggen dat de strijd van studenten en scholieren ook in het belang is van de jongeren die in de wanhoop van massale werkloosheid en uitsluiting leven.
De verschillende pogingen van de regering om de strijdende studenten te demoraliseren of om ze op het terrein van herhaaldelijke confrontaties met de politiemacht te slepen stootten op een terughouden en vooral waardig antwoord. Dezelfde waardigheid zagen we niet aan de kant van de media. Die overtroffen zichzelf in hun rol van prostituées van de kapitalistische propaganda. Op het televisienieuws gingen de taferelen van geweld aan het einde van sommige manifestaties overal de ronde, terwijl niets werd getoond van de algemene vergaderingen, over de organisatie en de buitengewone rijpheid van de beweging. Maar toen het op één hoop gooien ‘strijdende studenten = relschoppers’ duidelijk niet aansloeg, herhaalde zelfs Sarkozy dat hij een duidelijk onderscheid maakte tussen aardige studenten en ‘schooiers’. Dat hindert de media op hun beurt niet om de beelden van gewelddadigheden op obscene wijze te blijven uitventen. Ze werden uitgezonden als opmaat voor beelden van andere gewelddadigheden – zoals van de aanval van het Israëlische leger op de gevangenis in Jericho of van een bloedige terroristische aanslag in Irak. Toen de stompzinnigste trucjes hun doel misten was het de beurt aan de specialisten van de psychologische manipulatie. Men wil angst en afkeer verbreiden, de onbewuste gelijkstelling ‘manifes-taties=geweld’ doen postvatten, zelfs als de officiële boodschap de tegenovergestelde was.
De grote meerderheid van studenten en arbeiders omzeilden en neutraliseerden deze valstrikken en manipulaties. Daarom nam de vijfde colonne van de burgerlijke staat, de vakbeweging, met grote middelen de zaken ter hand. De regering had zich – door haar onderschatting van de strijdbaarheid en het bewustzijn die de jonge bataljons van de arbeidersklasse in zich dragen – in een impasse gemanoeuvreerd. Het is duidelijk dat zij niet meer terug kon. Raffarin zei al in 2003: “Het is niet de straat die regeert.” Een regering die voor ‘de straat’ zwicht, verliest haar autoriteit en opent de poort voor nog veel gevaarlijker bewegingen, zeker in een situatie waarin zich binnen de arbeidersklasse een enorme onvrede opeenhoopt over de groei van de werkloosheid, de arbeidsonzekerheid, en de aanvallen die dagelijks op hun levensomstandigheden worden uitgevoerd. Vanaf eind januari organiseerden de vakbonden ‘actiedagen’ tegen de CPE. Nadat de studenten de strijd aangingen en de loonarbeiders opriepen om op hun beurt strijd te leveren, deden ze zich in een lang niet vertoonde eendracht voor als de beste bondgenoot van de beweging. Maar laten we ons niet vergissen: achter hun tentoongestelde onverzettelijkheid, stoer tegenover de regering, doen ze niets om de arbeidersklasse als geheel werkelijk te mobiliseren.
Terwijl we op televisie regelmatig krijgshaftige verklaringen horen van Thibault, Mailly en consorten, heerst er op het niveau van de bedrijven stilzwijgen. Zeer vaak arriveren de vakbondspamfletten met oproepen tot staking of demonstraties (wanneer ze er al zijn) op de dag zelf, of zelfs een dag later. De schaarse algemene vergaderingen die de vakbonden beleggen, vinden plaats in bedrijven waar ze bijzonder sterk staan (zoals bij EDF en GDF) (3) en waar ze niet hoeven te vrezen om voorbijgestreefd te worden. Bovendien hebben deze algemene vergaderingen niets gemeen met wat we een maand lang in de faculteiten meemaakten: de arbeiders worden uitgenodigd om braaf te luisteren naar de slaapverwekkende praatjes van vakbondsafgevaardigden, die om beurten voor eigen parochie komen preken met het oog de volgende verkiezingen van ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Toen Bernard Thibault er op 26 maart bij de ‘Grand Jury RTL’ erg de nadruk op legde dat de arbeiders hun eigen strijdmethoden hebben, die anders zijn dan die van de studenten, en hij vooral niet wilde dat ze elkaar de les zouden lezen, was dit niet aan dovemansoren gericht: onmogelijk dat de arbeiders de methoden van de studenten zouden overnemen, want dat zou betekenen dat de vakbonden de controle over de situatie zouden kwijtraken en niet langer hun rol als sociale brandweerlieden kunnen spelen! Want dat is hun voornaamste functie in de kapitalistische maatschappij. Zelfs hun meest radicale praatjes vandaag dienen alleen om het vertrouwen van de arbeiders te behouden, om des te beter hun strijd te kunnen saboteren wanneer regering en ondernemers in moeilijkheden dreigen te komen. Deze les zullen de studenten, en ook alle arbeiders moeten onthouden voor hun toekomstige strijd.
Op het moment van schrijven kunnen we nog niet voorzien hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen. Maar zelfs wanneer de heilige alliantie tussen de verdedigers van de kapitalistische orde een eind maakt aan de voorbeeldige strijd van de studenten, hoeven ze daardoor niet ontmoedigde te raken, net zomin als andere sectoren van de arbeidersklasse. Ze hebben al twee belangrijke overwinningen behaald. Aan de ene kant zal de bourgeoisie haar aanvallen een tijdje moeten inperken, wil ze niet opnieuw, net als nu, in moeilijkheden worden gebracht. Aan de andere kant vormt deze strijd een ervaring van onschatbare waarde voor een hele nieuwe generatie van strijders van de arbeidersklasse.
Zoals in het Kommunistisch Manifest al meer dan 150 jaar geleden werd gesteld: “Van tijd tot tijd overwinnen de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijke resultaat van hun strijd is niet het onmiddellijke succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders.” De solidariteit en het dynamisme van de strijd, het collectief in handen nemen ervan door algemene vergaderingen, dat zijn de verworvenheden van de huidige strijd van de studenten die aan de komende strijd van de hele arbeidersklasse de weg zal wijzen
Internationale Kommunistische Stroming, 28 maart 2006.
(1) Lees over de strijd tegen de CPE (het ‘eerste aanstellingscontract’) de artikelen op onze website (https://nl.internationalism.org). Deze zijn in druk verkrijgbaar als bijlage bij Wereldrevolutie, nr. 107 en bij Internationalisme, nr. 324.
(2) bijvoorbeeld de intrekking van het LMD. Het Licence Masters Doctorat is de Europese norm voor cursussen in het universitaire onderwijs.
(3) EDF en GDF: grote Franse electriciteits- en gasbedrijven.
De oorlog in Irak is nu drie jaar geleden begonnen. Het reusachtig militair offensief geleid door de Verenigde Staten moest er actief toe bijdragen om de wereld veiliger te maken. De Amerikaanse kruistocht tegen het internationaal terrorisme, waarvan het Irak van Saddam Hoessein een bastion zou zijn, werd gelanceerd in naam van de vrede, de vooruitgang van de beschaving en de strijd tegen tirannie en obscurantisme. Hoe staat het daar nu mee, na drie jaar van bloedbaden en moordpartijen? In welke toestand bevinden Irak en de hele regio van het Midden-Oosten zich? Welke toekomst heeft deze wereld vol ontbinding voor ons in petto?
Irak zakt onherroepelijk weg in een algemene oorlog
We hoeven alleen te kijken in wat voor tragische situatie de Irakese bevolking zich vandaag bevindt om het begin van een antwoord op deze vraag geven. In de maand februari is er een toename geweest van het aantal zelfmoordaanslagen. Meer dan 75 mensen werden gedood tijdens een nieuwe opflakkering van geweld, op dinsdag 28 februari, in vijf explosies in Bagdad. Binnen één week tijd, tussen 22 en 28 februari, heeft de Irakese pseudo-regering verklaard dat 458 mensen gewond zijn geraakt en 379 gedood, zonder de slachtoffers mee te rekenen van de aanslag op het sjiitische heiligdom van Samarra. Het geweld en de barbaarsheid die zich vandaag in dit land ontwikkelen worden steeds bloediger en onmenselijker. Op dinsdag 28 februari vonden 32 mensen de dood en raakten meer dan 100 anderen gewond bij de haast gelijktijdige ontploffing van twee bommen van fanatieke kamikazes. De dagelijkse onderdompeling in de verschrikkingen moet helaas steeds duidelijker worden geconstateerd. De twee aanslagen vonden plaats in een rij van mensen die stonden te wachten om huisbrandolie te kopen in de wijk Al Amine in het zuidoosten van Bagdad, en bij een postkantoor in dezelfde agglomeratie. In Irak zijn aanslagen dagelijkse kost geworden, ze storten de bevolking in een permanente angst.
De ontwikkeling van de chaos in Irak wordt in het bijzonder geïllustreerd vanaf 22 februari jl. Irak werd al onophoudelijk getroffen door anti-Amerikaanse aanslagen, maar ook op basis van botsingen tussen de gemeenschappen, zoals op die dag met een gebeurtenis die zware gevolgen heeft : de aanslag die de heilige sjiitische moskee van Imam Ali in Basra in Zuid Irak beschadigde heeft. De ontploffing heeft paniek veroorzaakt in de stad, midden in een overwegend sjiitische regio. Deze aanslag heeft een geweldige toename veroorzaakt in de gewapende botsingen tussen sjiieten en soennieten. Sinds dat ogenblik hebben de confrontaties van religieuze aard met zekerheid meer dan 300 doden gemaakt. Er zijn steeds meer gewapende aanvallen. Foltering en standrechtelijke terechtstellingen worden algemeen: "De lichamen van 15 jonge Irakezen, de handen gebonden en met sporen van ophanging, werden ontdekt in een bestelwagen in het westen van Bagdad. Elders werden 29 met kogels doorzeefde lichamen met gebonden handen gevonden in een kuil in het oosten van de stad. Die lichamen werden recent begraven en er zouden er nog andere kunnen zijn, voegde de bron van het ministerie eraan toe." geciteerd in Courrier International, 14-03-2006) De arbeidersklasse in Irak blijft niet gespaard : rond 25 februari werden 45 arbeiders van een brikettenfabriek, van sjiitische en soennitische geloofsrichting, doorzeefd met kogels teruggevonden, zonder dat iemand wist wie de moordenaars zijn. Elke dag ondergaat de Irakese bevolking de verschrikking van het kapitalisme. De opflakkering van geweld, de onweerstaanbare opgang en het geweld van de oorlog tussen de gemeenschappen heeft de 'regering' van het land ertoe gebracht vanaf 22 februari de avondklok in te stellen van 20 uur tot 6 uur in de gebieden ten noorden van de hoofdstad, met name in de streek van Samarra. Die maatregel zou het land wat kalmte moeten brengen. Het voortduren en verergeren van de moordpartijen en aanslagen, tegen de maatregelen van de Irakese overheid in, toont hoe onmachtig ze is om de situatie onder controle te houden. De massale aanwezigheid van het Amerikaanse leger, diens potentieel in grond- en luchtbewapening, zijn geenszins een factor van stabilisatie om het land beter te kunnen controleren, zoals de Amerikaanse bourgeoisie hoopt, maar juist een bepalend element van de toenemende instabiliteit en chaos. Irak is definitief onregeerbaar geworden. Ook als op dit moment de leiders van de parlementaire groepen onder toezicht van de Amerikaanse ambassadeur Zalmay Khalizad begonnen zijn aan 'onderhandelingen' over de vorming van een nieuwe regering. President Jalal Talabani heeft inderdaad de instelling aangekondigd van een parlementaire commissie. In deze krabbenmand waarin elke burgerlijke kliek met wapens in de hand naar de onderhandelingstafel komt, doet de kwestie van de keuze van de eerste minister en van zijn bevoegdheden de democratische schijn aan flarden vliegen : "De Koerden en de soennieten weigeren de heraanstelling van aftredend eerste minister Ibrahim Jaa Fari, die gewenst wordt door de conservatieve sjiieten die in de meerderheid zijn." (Courrier International, 13-03-2006) In een situatie die wegzinkt in oorlog en chaos wil elke leider van de verschillende communautaire bourgeoisieën zich altijd zo hevig mogelijk verzetten om macht en militaire en financiële voordelen in de wacht te slepen.
Een Amerikaanse poging tot reactie is tot mislukking gedoemd
Drie jaar na hun offensief en geconfronteerd met de overduidelijkheid van de complete mislukking van hun militaristisch beleid in Irak moeten de Verenigde Staten wel proberen een grote slag te slaan. Hun verzwakking als eerste wereldmacht, het steeds verder wegzakken in het Irakese moeras, kan de Amerikaanse bourgeoisie niet zonder reageren aanvaarden. Dit des te meer omdat de oorlogspolitiek van de regering Bush steeds meer in vraag gesteld wordt door de Amerikaanse bevolking, waarbij betogingen opduiken die terugtrekking zonder meer eisen van de Amerikaanse troepen uit Irak. De 2991 dode Amerikaanse soldaten die officieel geteld zijn sinds maart 2003 wegen zeer zwaar in zo'n context van mislukking van de Amerikaanse imperialistische politiek. Terwijl de Verenigde Staten bij de Verenigde Naties tussenkwamen om op te roepen tot kalmte, uit angst dat het land, dat op de rand staat van een open oorlog tussen de soennitische minderheid die gisteren nog aan de macht was, en de machtshongerige sjiitische meerderheid, compleet oncontroleerbaar wordt, bereiden ze toch een nieuw militair offensief voor in de gevoeligste zones van Irak. Dat moest de meest massale operatie worden sinds het begin van de oorlog drie jaar geleden. Met veel publiciteit verlieten wolken bommenwerpers en helikopters de Amerikaanse bases in het Midden-Oosten om een harde klap toe te brengen aan “terroristen en andere activisten die terugverlangen naar de macht van Saddam Hoessein". Dat offensief is vandaag ook uitgeblust, wat opnieuw de groeiende breekbaarheid en verzwakking van de Verenigde Staten in Irak en in de wereld laat zien.
Chaos en oorlog verspreiden zich over het hele Nabije en Midden-Oosten
Tijdens zijn recent bezoek aan Frankrijk liet Abdallah II, de koning van Jordanië, openlijk zijn ongerustheid horen over het zeer reële gevaar van een openlijke oorlog tussen sjiieten en soennieten in heel het Nabije en Midden-Oosten : "Met betrekking tot de sjiitische halve maan sprak ik mijn vrees uit, het politieke spel, onder de dekmantel van het geloof, te zien uitmonden op een conflict tussen soennieten en sjiieten, waarvan we nu reeds de eerste stappen zien in Irak. Het potentieel gevaar van een interreligieus conflict bestaat. En dat zou rampzalig zijn voor ons allen." (Le Monde Diplomatique, maart 2006). De massale aanwezigheid van sjiieten in Koerdistan, in Saoedi-Arabië en vooral in Iran, maakt dat gevaar des te waarschijnlijker. De Iraanse politiek van verdediging van zijn imperialistische belangen in Irak via de sjiitische meerderheid is een belangrijke factor die meewerkt aan de ontwikkeling van de oorlog in heel de regio. Het Israëlisch-Palestijnse conflict past helemaal in deze uitbreiding van de chaos. Het aan de macht komen van Hamas in Palestina, dat gisteren nog een (archaïsche en irrationele) fractie van de bourgeoisie was die het terrorisme aanhing, kan op termijn alleen maar leiden tot een versnelde vlucht vooruit in de oorlog door het Israëlische imperialisme. De toenemende destabilisering van deze regio, maar ook van Jordanië, dreigt zich aan te sluiten bij het kruitvat Irak.
Het voortduren van het conflict in Irak brengt een blijvende verzwakking mee van het Amerikaanse leger.
De Democratische afgevaardigde John Murtha die in november 2005 een felle polemiek uitlokte door om de onmiddellijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak te vragen, rechtvaardigde zijn stelling door zich erop te beroepen dat "officieren hem uitgelegd hadden dat het leger op het punt stond te breken" (zie Le Monde.fr, 20-03-2006). De Verenigde Staten verkeren in steeds grotere materiële en politieke moeilijkheden om de aanwezigheid van 138.000 soldaten in Irak te handhaven. Daarom ziet de Amerikaanse staat zich genoodzaakt om de terugtrekking van 38.000 soldaten, vóór het einde van dit jaar, in ogenschouw te nemen ondanks het verlies van controle over de situatie in Irak. Het toenemende onvermogen om de oorlog in Irak te ondersteunen drukt zich ook uit in de mislukking van de rekruteringscampagne door het Amerikaanse leger in 2005: “Het resultaat ervan was het slechtste in een kwart eeuw.” (Le Monde.fr, 20-03-2006). Vandaag is de Amerikaanse bourgeoisie verplicht vooral soldaten te ronselen uit steeds jongere leeftijdscategorieën, die van 17 tot 24 jaar, en daarbij minder strenge eisen te stellen aan de fysieke selectie. De ontwikkeling van de ellende in de Verenigde Staten drijft de mensen uit de jongere generaties er niet meer toe om bij het leger te gaan. Zo komt de onvrede van de bevolking tegen de oorlog in Irak openlijk tot uitdrukking. Het Pentagon biedt de rekruten vandaag een premie van 20.000 dollar. Verder zou de bovengrens voor rekrutering, met akkoord van het Congres, moeten worden opgetrokken van 35 naar 42 jaar. Dat alles toont open en bloot de versnelde verzwakking van de eerste militaire mogendheid van de wereld.
Deze verzwakking van het Amerikaans imperialisme kan dit alleen maar steeds verder vooruit drijven in zijn oorlogszuchtige politiek. Dat blijkt duidelijk uit de verklaring van de Amerikaanse president G. Bush, geciteerd in Courrier International van 17 maart jl.: "Iran is misschien de grootste uitdaging die een land ons stelt." Het verlies van controle van de Verenigde Staten in Irak en de groeiende invloed van Iran in dit land via de sjiitische gemeenschap leiden tot diplomatieke onderhandelingen tussen beide landen. Maar het onstuitbare oplaaien van de imperialistische tegenstellingen, samen met de versnelde verzwakking van de Verenigde Staten laat geen adempauze toe. De ophanden zijnde Amerikaans-Iraanse confrontatie zou zich wel eens kunnen beginnen concretiseren in het Nabije Oosten, op Libanees terrein. Terwijl de Libanese bourgeoisie, na het vertrek van het Syrische leger, intern verscheurd wordt, is het gewicht van Hezbollah, de sjiitische beweging die openlijk de oorlog tegen Israël verdedigt, een belangrijk wapen van Iran tegen de Verenigde Staten. De onverzoenlijkheid van Teheran inzake haar nucleaire politiek wordt door oorlogszuchtige verklaringen van de Verenigde Staten aan hun adres beantwoord. De steeds duidelijker steun van Rusland aan Iran, samen met de irrationele opgang van de oorlogspolitiek van de Verenigde Staten, kondigen niets goeds aan.
De verzwakking van de capaciteit tot militaire bezetting van de Verenigde Staten, hun onvermogen om hun troepen op het terrein te ontplooien, doen vermoeden dat de kapitalistische barbarij voortgezet zal worden met behulp van massale bombardementen, die alleen ruïnes en ontreddering achterlaten. De bourgeoisie van de voornaamste imperialistische landen, verbeten concurrenten van de Verenigde Staten zoals Frankrijk, Duitsland, Rusland en zelfs China, kunnen niet anders dan zich cynisch verheugen over deze verzwakking van Amerika. Ze zullen niet de minste scrupules hebben om zo actief mogelijk deel te nemen aan het militair laten vastlopen van de Verenigde Staten, zoals dat al gebeurt in Afghanistan en Irak.
Tegenover de opgang van de kapitalistische barbarij moet de klassenstrijd gesteld worden.
Op het ogenblik waarop de kapitalistische barbarij opnieuw in een stroomversnelling terechtkomt, drukt de hoop van heel de mensheid zich concreet uit in de ontwikkeling van de klassenstrijd: in de Verenigde staten, in Duitsland, in Engeland en nu ook vooral in Frankrijk. Alleen de strijd van de arbeidersklasse, door zich op steeds meer eensgezinde en solidaire manier te ontwikkelen, zal door de kommunistische revolutie de gewapende arm van het verrottende kapitalisme kunnen tegenhouden. De jonge generaties arbeiders, die vandaag volop de strijd aangaan tegen het kapitalisme, moeten weten dat hun klassenbroeders in 1917 met de zegevierende proletarische revolutie in Rusland de wereldbourgeoisie gedwongen hebben een einde te maken aan de eerste imperialistische slachting. Deze revolutie, en de revolutionaire golf die zich toen vooral in Centraal-Europa en Duitsland ontwikkelde, was geen uitzondering, geen ongelukje van de geschiedenis. Zij is in ons historisch tijdperk mogelijk en noodzakelijk n
Tino / 24.03.2006
De strijd van studenten, scholieren en arbeiders in Frankrijk tegen het CPE wordt in de Belgische pers afgedaan als een reflex van ‘conservatisme’, van ‘anti-Europese gezindheid’; ‘de Fransen willen geen verandering’ (zie onder meer De Standaard, 11 april 2006).
Maar zoals duidelijk blijkt uit de artikels die we daarover publiceren in deze krant (zie ook het supplement bij Internationalisme, nr. 324) is “Het CPE niet alleen een daadwerkelijke en nauwgezette economische aanval. Het is ook een symbool.” Inderdaad, het is het ‘symbool’ van het bankroet van de kapitalistische economie, van de 'verandering' naar steeds meer ‘precariteit’, bestaansonzekerheid, willekeur, onbestendige en hachelijke jobs, verpaupering. De tijd waarin het bedrijf in de kapitalistische propaganda kon worden voorgesteld als één grote familie, met een baan voor het leven, met sociale zekerheid, waarin er gezorgd werd voor de oude dag – dat alles is stilaan voorgoed verleden tijd. De ‘progressieviteit’ van de bourgeoisie bestaat er vandaag in voltijdse jobs met contracten van onbeperkte duur te vervangen door allerlei deeltijdse, onstabiele contracten, vormen van stages en werkervaringsprojecten, uitzendarbeid, sociale tewerk-stelling of kortlopende en onderbetaalde contracten, flexibele vormen van werk aangepast aan de wispelturige conjunctuur van een kapitalistische economie in crisis. Het ‘Pro-Europees programma’ betekent voor steeds meer mensen, vooral jongeren, een leven zonder vaste aanstelling, onderbroken door perioden van werkloosheid, zonder stabiele levenssituatie. In steeds meer landen worden, onder het voorwendsel jongeren een toegang tot de arbeidsmarkt te verlenen, de laatste vaste banen vervangen door “€1000,-loopbanen”.
Met het CPE in Frankrijk laat het kapitalisme zijn ware gezicht zien, hetzelfde gezicht dat het in België zo goed mogelijk verbergt: dat van een systeem in verval dat geen enkele toekomst meer te bieden heeft aan nieuwe generaties. Een wegrottend systeem in een onoplosbare economische crisis, dat hier in Europa en in alle uithoeken van de wereld miljoenen mensen overlevert aan armoede en ellende, opstookt tot economische en militaire oorlogen, massa’s mensen op de vlucht drijft. Maar de Belgische bourgeoisie blijft volhouden dat het “bij ons minder slecht gaat” en zelfs dat “de Belgische economie weer begint aan te trekken”. We zouden minder 'conservatief' zijn dan de Fransen, meer 'Europees', flexibeler, 'welwillender'. Daaraan zouden we onze welvaart te danken hebben. We zouden verder moeten gaan met de hervormingen van de actieve welvaartsstaat, het Waalse Marshallpact, het Generatiepact, het Competitiviteitspact… Ware het niet dat uit haar eigen statistieken geleidelijk een heel ander beeld naar voren komt dat in niets verschilt van dat van Frankrijk! De verpaupering grijpt ook in België om zich heen. Het gaat niet langer om een verschijnsel aan de rand van het kapitalisme, of eigen aan een of ander weerspannig, eigenzinnig land, zoals sommige commentatoren halsstarrig volhouden, maar om iets waardoor alle centra van het wereldkapitalisme worden aangetast. En dan komt een of ander clown van de bourgeoisie ons met het nodige cynisme vertellen dat we niet mogen klagen omdat het hier “nog altijd beter is dan in Afrika” en ook “beter dan in de jaren 1950”.
Het is voldoende om zich heen te kijken, internet, kranten of statistieken na te gaan, om overstelpt te worden door gegevens van de om zich heen grijpende verpaupering. Als de Europese Unie in 1992 nog een enorme campagne organiseerde over het ‘sociale Europa’ waarin iedere burger een waardige plaats zou hebben dan heeft de bourgeoisie die illusie inmiddels allang opgegeven. Eurostat, de statistische dienst van dezelfde Europese Unie, publiceerde sindsdien reeds herhaaldelijk cijfers over armoede en werkloosheid in Europa. Reeds in april 2003 konden we vernemen: “56 miljoen Europeanen - of vijftien procent van de bevolking - zitten op zwart zaad”; “schokkende cijfers” schreef zelfs de burgerlijke pers. “in ons land leeft dertien procent van de bevolking in armoede. De Belgische armen houden net het hoofd boven water. Ze leven op een dieet van brood, confi-tuur, choco en aardappelen en af en toe wat bier of goedkope sterke drank om de doffe ellende even te vergeten. “Recht op roes”, heet dat. Nochtans zijn ze met 1,3 miljoen. In de marge van de welvaartsstaat gebeuren dingen die het daglicht schuwen.” (De Standaard, 6.11.2003). Hetzelfde Eurostat constateerde in 2005: “De armoedegraad is hier het hoogst onder de werklozen: 32 procent…Dat komt omdat zoveel mensen in België niet werken, zegt de EU. Van alle gepensioneerden zouden er in België 21 procent in armoede leven. Het gemiddelde voor de 15 oude EU-landen is maar 17 procent.” (De Standaard, 21 mei 2005) En reeds een half jaar later moeten de cijfers nogmaals worden bijgesteld: “Vijftien procent van de Belgische bevolking of meer dan 1,5 miljoen mensen valt onder de armoedegrens, die gedefinieerd wordt als een maandelijks inkomen van 772 euro voor een alleenstaande. Werk blijkt niet langer een garantie tegen armoede. Onder de werkenden bevinden zich 4 tot 6 pct armen” (De standaard, 5 december 2005). Ludo Horemans tenslotte, ondervoorzitter van het Europees netwerk van armenorganisaties vindt het toch nog “Positief dat we het nog steeds beter doen dan het Europese gemiddelde. Maar er is wel een probleem. De jongste tien jaar is veel gezegd en aangekondigd, maar op een of andere manier slagen we er in België niet in om de armoede echt terug te dringen. We maken een pas op de plaats, en daardoor lopen we achter op andere Europese landen.” (De Standaard, 18 augustus 2005).
De tendens is duidelijk. Inderdaad de feiten zijn hoe langer hoe schokkender, in 2001 leefde reeds 21% van de wereldbevolking van minder dan $1,- per dag terwijl meer dan de helft van minder dan $3,- moest rondkomen; en dat is toch nauwelijks iets waar de bourgeoisie trots op kan zijn. En als de omstandigheden steeds meer beginnen te lijken op die van de jaren 1950, dan is dat zonder enige illusie van een ‘wederopbouw’. De perioden van economische ‘opleving’ worden steeds korter en oppervlakkiger en de recessies steeds dieper en langer. Het zijn de hobbels naar de afgrond, geen fluctuaties van een zich uitbreidende economie. En de recessie die begin 2001 inzette is nog lang niet voorbij.
Waals Marshallpact, Generatiepact, Competitiviteitspact, Marshallplan in wallonië, zovele maatregelen en keurslijven waarbij het venijn in de staart zit: de arbeidersklasse wordt ‘gepakt’: pensioenen worden onderuit gehaald, lonen geblokkeerd, de loopbanen (van ouderen) verlengd om de pensioenen te doen dalen, de zekerheid van een baan (voor jongeren) vervalt stilaan… Als de ondernemers bovendien klagen dat de lonen 8% boven het Europese gemiddelde liggen en vergeten te vertellen dat de arbeidsproductiviteit in België 20% boven het Europese gemiddelde ligt, dan geven ze enkel aan hoeveel ze onze inkomens zelfs op de korte termijn willen laten dalen. De hele campagne rond het ‘conservatisme’ in de beloningssystemen is er onder andere op gericht komaf te maken met overblijvende leeftijds- of anciënniteitsbarema’s. In de ‘vergeten passage’ van het Generatiepact werd dat als volgt gepresenteerd: “Er kan worden gedacht aan een gerichte aanmoediging voor de sectoren en ondernemingen om voor de nieuwe intreders op de arbeidsmarkt tot barema’s te komen waarin het element leeftijd minder zwaar weegt en waarin jongeren méér gaan verdienen dan vandaag.” (De Standaard, 16 maart 2006). Dat is ook nog aangeprezen als een uiting van de “voorzichtigheid van de ondernemers” in een “aantrekkende economie”; wat alleen maar bewijst dat de ondernemers zélf geen woord van geloven van de miraculeuze wederopstanding van de economie.
Op het vlak van het netwerk van gezondheidszorg, pensioenen en werklozensteun zien we dat de tendens zich onomkeerbaar verder zet naar sociale uitsluiting. Kijken we enkel naar de werkloosheid dan leren de officiële cijfers ons dat voor Brussel de werkloosheid in 2003 voor het eerst de 20% overschreed terwijl meer dan een kwart van de bevolking leefde in huishoudens zonder betaald werk; van de jongeren – heel onheilspellend – is dit zelfs 40% (1). Met één van de drie werkloos zijn vooral jongeren daar het slachtoffer van. Als de toestand in bijvoorbeeld Antwerpen en Gent, zonder wezenlijk verschillend te zijn, net iets beter is dan in Brussel, dan is die nog slechter in de grote steden van de Waalse regio zoals Luik en Charleroi. Het rapport van de Belgische federatie van voedselbanken leert ons dat in 2005 er 106.550 mensen beroep deden op voedselbedelingen tegenover 70.000 in 1995. Kortom: van een politiek van uitkering naar een politiek van soepbedeling!
Gezondheidszorg wordt met iedere ingreep van de regering onbereikbaarder en zou wel eens kunnen denken dat het geen toeval is dat een discussie over uitbreiding van de euthanasiewet op de agenda staat om ‘overbodige kosten te besparen’ op onproductieve delen van de bevolking. Kortom: van een politiek van gezondheidszorg naar een politiek van stervensbegeleiding!
Voor de sociale huisvesting gaat het probleem hoe langer hoe meer over het kunnen betalen van de huishuur en woonlasten. Kortom: van een politiek van sociale huisvesting naar een politiek van opvang van daklozen!
De bourgeoisie beweert de sociale uitsluiting te bestrijden, maar doet niets anders dan schijntegenstellingen versterken tussen werkenden en werklozen, het onderscheid tegelijk een ‘etnisch’ gezicht geven en de schuld van de werkloosheid te leggen bij de werklozen of de weerstand van bepaalde groepen om zich ‘te integreren’. Zo worden verschillende delen van de arbeidersklasse en niet-uitbuitende lagen van de bevolking tegen elkaar opgestookt door in te spelen op gevoelens van angst, haat, rancune en jalousie over ‘privileges’ van werkende ouderen of ‘profiterende’ etnische groepen.
Het aanvaarden van offers zal bankroete ondernemingen niet redden net zo min als de bankroete staat; wanneer de bourgeoisie dergelijke middelen structureel nodig heeft is het omdat haar systeem ten dode is opgeschreven. Zo leidt ieder offer tot nieuwe offers, en als één groep arbeiders offers aanvaard gaat dat ook onmiddellijk ten koste van alle andere arbeiders omdat de bourgeoisie probeert haar eigen ‘competitiviteit’ op de been te houden door de arbeiders tegen elkaar uit te spelen. Voor de arbeiders stelt zich ondertussen de vraag: moeten we onze hoop stellen op ondernemer en staat of juist op de strijd van onze eigen klasse?
De voorbije stakingen en betogingen in Frankrijk tegen het CPE maken volop deel uit van een wereldwijde opleving van strijd tegen de verpaupering die het zieltogend kapitalisme veroorzaakt. De beweging kondigt een richting van strijd aan en had niets gemeen met corporatisme of klassensamenwerking door de eerdere studentenbewegingen. Geconfronteerd met een aanval op de arbeidersjeugd die de onzekerheid en hachelijkheid institutionaliseert, en dan ook nog in naam van deze te bekampen, begreep de studerende jeugd dat hun verzet, een verzet was van de hele arbeidende klasse tegen bestaansonzekerheid en verpaupering. De solidariteit stond eens te meer centraal in de beweging, net zoals dit het geval was in de stakingsbewegingen van de laatste maanden bij de bagageafhandeling in het engelse Heathrow uit solidariteit met de afgedankte cateringwerkers, in de New Yorkse metro en de staking van anderhalf miljoen lokaal overheidspersoneel in Engeland tegen de aanval op de pensioenen voor de huidige en komende generaties. Eveneens bij de spontane staking van de postmannen in het Ierse Belfast tegen de verdeling in katholieke en protestantse sectoren, en bij de duitse arbeiders in de automobielindustrie die samen opkomen tegen de afslankingen en zo de pogingen dwarsbomen van de regering om hen tegen elkaar op te stoken. Iedere dag komen er nieuwe bewijzen bij dat de solidariteit weer centraal staat in de opkomende arbeidersstrijd tegen de effecten van de wereldcrisis en de schreeuwende armoede: de strijd van 40.000 textielarbeiders in Vietnam, de stakingsgolf die de verleden zomer door Argentina trok, de strijdbare revolte van de bouwvakkers in Dubai. Daar liggen de voorbeelden van strijd tegen het 'conservatisme' van een overjaars kapitalisme, de bouwstenen van een nieuwe maatschappij, van een 'wereldgemeenschap', van ‘verandering’ tegen de vernietigende wetmatigheden van de crisis n
Manus&Lac /13.04.2006
(1) Negende Armoederapport van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, april 2004, https://www.armoede.be [50].
De staking van het gemeentepersoneel tegen de aanvallen op de pensioenen vindt plaats op dezelfde dag waarop er in Frankrijk een algemene staking is tegen de aanvallen op de werkzekerheid van jonge arbeiders. Zo maken twee van de oudste en meest ervaren delen van de internationale arbeidersklasse aan de heersende klasse duidelijk dat ze niet bereid zijn haar aanvallen te slikken. Ze verwerpen de logica van de kapitalisten die wil dat de arbeiders hun levens - en arbeidsvoorwaarden moeten opofferen in het belang het kapitalistisch systeem; de logica die wil dat de gepensioneerden, de werklozen en de werkende arbeiders langer en harder moeten zwoegen om dit systeem in verval overeind te houden.
De staking van het gemeentepersoneel is waarschijnlijk één van de grootste gevechten in Groot-Brittannië van de laatste jaren. De vaste wil van de arbeiders, of ze nu jong of oud zijn, voltijds of deeltijds werken, is de uitdrukking van één van de machtigste wapens van de arbeidersklasse: haar solidariteit.
Liever dan zich te laten verdelen en tegen elkaar te laten opzetten hebben ze zich allen aaneengesloten in een gemeenschappelijke strijd.
Dergelijke solidariteit is het enige antwoord op de aanvallen van de heersende klasse. Gemeentewerkers wordt, net als alle andere arbeiders, verteld dat ze wat van hun pensioengeld moeten inleveren, dat ze pas na 40 jaar uitgebuit te zijn op rust kunnen gaan! Waarom? Blijkbaar omdat te veel arbeiders te lang leven en dat ze een last geworden zijn voor de jongere generaties! De gemeentewerkers hebben die logica verworpen. Oud en jong verenigen zich in de strijd omdat ze begrijpen dat het de verantwoordelijkheid van de generatie van nu is de belangen van de komende generaties te verdedigen.
Op die manier nemen ze hun plaats in binnen een internationale beweging waarin arbeiders in Frankrijk, Oostenrijk en de Verenigde Staten weigeren de aanvallen te slikken op hun pensioenen en die van hun kinderen. In 2003 hebben arbeiders in de openbare sector in Frankrijk massale demonstraties gehouden tegen de aanvallen op de pensioenen, net als in Oostenrijk, waar we de grootste betogingen zagen sinds de Tweede Wereldoorlog. Met kerstmis 2005 in New York staakten de arbeiders van het openbaar vervoer om hun pensioenen te verdedigen. Ze maakten duidelijk dat ze dit ook deden voor de generaties die na hen komen.
De arbeiders zijn niet enkel aan het vechten voor de pensioenen. In 2005 verenigden arbeiders uit de autosector zich met arbeiders uit andere sectoren in Duitsland tegen de ontslagen bij Daimler-Chrysler. In Spanje voerden de arbeiders bij SEAT in Barcelona wilde stakingen tegen het ontslag van 600 van hun kameraden. Sinds maart vechten studenten in Frankrijk tegen de invoering van de CPE, een wet die inhoudt dat iedereen onder de 26 om het even wanneer ontslagen kan worden tijdens de eerste twee jaar van zijn job. De studenten zijn naar bedrijven getrokken om er de arbeiders op te roepen hen te steunen, en honderdduizenden arbeiders hebben zich bij betogingen aangesloten.
De media hebben met betrekking tot Frankrijk alleen over ‘rellen’ gepraat, en sommige elementen hebben zich – aangemoedigd door de staat – laten meeslepen in het doodlopend straatje van gewelddaden, maar de meerderheid heeft Algemene Vergaderingen (AV's) gehouden waar ze op een bewuste en verenigde wijze gediscussieerd hebben over wat hen te doen staat. De meest vooroplopende AV's hebben andere arbeiders uitgenodigd aan hun discussies deel te nemen en zijn gaan discussiëren met werkende en werkloze arbeiders.
In Groot-Brittannië hebben de media en de politici het gemeentepersoneel voorgesteld als arbeiders die bevoorrecht zijn en die in de watten worden gelegd, in vergelijking met die in de privé-sector. Dat is een vuile leugen die moet dienen om de arbeidersklasse te verdelen. In werkelijkheid worden de pensioenen van alle arbeiders aangevallen. In de privé-sector zagen ze bij Rentokil hun pensioenen ter hoogte van het loon aan het einde van hun loopbaan afgeschaft, terwijl 80.000 arbeiders hun pensioen compleet kwijt zijn omdat bedrijven over de kop zijn gegaan. Hetzelfde is bezig in de openbare sector. Als de bazen de aanvallen van vandaag kunnen doordrijven, dan zullen ze gauw terugkomen voor méér: complete afschaffing van de eindloonpensioenen, verlaging van het pensioengeld, optrekken van de pensioenleeftijd. Het Turner Report beveelt aan dóór te laten werken tot 68 jaar, en dat is nog maar een begin!
Arbeiders in de privé-sector hebben ook tegen deze aanvallen gevochten. Vorige herfst staakten de Britse gasfitters om hun eindloonpensioenen te behouden voor alle nieuwe arbeiders. De pogingen om de arbeidersklasse te verdelen moeten afgewezen worden.
Deze verdeling wordt niet alleen doorgevoerd door de media en de politici, maar ook door de vakbonden. Een jaar geleden werd er gesproken over een staking in de openbare sector tegen de aanvallen op de pensioenen. En wat is er gebeurd? Niks. Nee, eigenlijk deden de vakbonden een heleboel. De vakbond van de staatsambtenaren ging ermee akkoord een aanval op de pensioenen te helpen doorvoeren die aan nieuwe arbeiders de eindloonpensioenen ontzegt. In de gezondheidszorg (1) begroeven Unison en andere bonden de kwestie onder de dekmantel van verder overleg over de pensioenen met de directies. In de gemeenten stelden de vakbonden strijd in het vooruitzicht temidden van duistere praatjes dat anderen in de openbare sector betere overeenkomsten zouden krijgen. Dus in een situatie van grote ontevredenheid in de hele openbare sector hebben de vakbonden nu drie onderscheiden groepen afgezonderd: de staatsambtenaren, de gezondheidswerkers en het gemeentepersoneel, en nu proberen ze de gemeentewerkers op te zetten tegen de anderen.
De huidige 24 uurs staking is een onderdeel van deze strategie. De vakbonden weten dat de gemeentewerkers woest zijn over de aanval en dat zij moeten tonen hoe goed ze de belangen van hun ‘leden’ wel verdedigen. Maar terwijl de 24 uurs staking zeker de grote strijdwil van de gemeentewerkers toont, laat ze de vakbonden ook toe de arbeiderswoede in bedwang te houden. Ze gebruiken ze ook om de gemeentewerkers onderling te verdelen. Niet alle vakbonden doen mee aan de staking. Wie lid is van een vakbond die niet staakt staat voor de keuze: ofwel aan de staking deelnemen met de kans op strafmaatregelen van de vakbond, ofwel door de stakingsposten heen breken. Verder zijn er veel gemeentewerkers die niet bij een vakbond aangesloten zijn en daarmee voor een gelijkaardige keuze gesteld worden.
Deze doelbewuste versnippering van de arbeiders maakt de noodzaak overduidelijk dat we bij elkaar moeten komen in massabijeenkomsten over alle vakbondsverdelingen heen, dat we direct naar andere werkplaatsen en sectoren moeten gaan om te discussiëren over hoe we de aanvallen samen moeten bestrijden. Niemand zal dat voor ons doen. De toekomst ligt in onze handen!
IKS / 25.03.2006
(1) in Groot-Brittannië: NHS (National Health Service)
De beweging van de studenten tegen de CPE (contract eerste aanstelling of startbaan) is er in geslaagd om de bourgeoisie te doen terugkrabbelen, die op 10 april haar CPE heeft ingetrokken. Maar ook al moest de regering terugkrabbelen, toch is dat ook en vooral gebeurd doordat de arbeiders zich gemobiliseerd hebben in solidariteit met de kinderen van de werkende klasse, zoals we hebben gezien tijdens de betogingen van 18 en 28 maart en 4 april.
Ondanks de ‘verrottingsstrategie’ die de regering toepaste om haar CPE (ook vertaald als ‘Contract pour se faire entuber’ = contract om zich te laten bedonderen) met geweld door te drukken, zijn de studenten niet bezweken voor de kapitalistische intimidatie met haar smerissen, haar dienstkloppers en haar klikspanen. Door hun vastberadenheid, hun voorbeeldige moed, hun diepe zin voor solidariteit, hun vertrouwen in de arbeidersklasse, zijn de strijdende studenten (en de meest bewuste en rijpe scholieren) erin geslaagd de arbeiders ervan te overtuigen om met hen mee de straat op te gaan. Talrijke arbeiders uit alle sectoren, van openbaar tot privé, waren in de betogingen aanwezig. Deze solidariteitsbeweging van heel de arbeidersklasse heeft de wereldbourgeoisie diep verontrust. Daarom hebben de media systematisch de werkelijkheid vervalst en heeft de Duitse bourgeoisie zich genoodzaakt gezien om het uitvoeren van een tweelingbroertje van de CPE in Duitsland af te remmen. In deze zin is de internationale weerklank van de strijd van de studenten in Frankrijk één van de grote overwinningen geweest van deze beweging.
De meest platte pennenlikkers van het kapitaal (zoals die van het dagblad Libération die in hun roze dagblad aankondigden dat ‘het grote feest’ van de kinderen van de middenklasse zou uitlopen op een ‘kater van jewelste’) kunnen nog altijd de mis gaan zingen of de Marseillaise: de strijd tegen de CPE was geen ‘fronde’ van koppensnellers geleid door Jacobijnen uit de moderne tijd, noch een soort ‘Oranjerevolutie' georkestreerd door fans van popmuziek. Zelfs indien de grote meerderheid van de strijdende studenten, bij gebrek aan ervaring en kennis van de arbeidersbeweging, nog geen helder bewustzijn heeft van de historische draagwijdte van hun strijd, dan nog hebben ze de deuren van de toekomst opengegooid. Ze hebben de fakkel overgenomen van hun voorgangers: van hen die een eind gemaakt hebben aan de oorlog van 1914-18 door de ontwikkeling van de internationale solidariteit van de arbeidersklasse op het slagveld; van degenen die later in de clandestiniteit de beginselen van het proletarisch internationalisme zijn blijven verdedigen tijdens de tweede wereldslachting; van degenen die vanaf mei 1968 een eind gemaakt hebben aan de lange periode van de stalinistische contra-revolutie en die daardoor de uitbarsting van een derde wereldoorlog verhinderden.
Een andere reden waarom de bourgeoisie is teruggekrabbeld, was om haar vakbonden uit de brand te helpen. De heersende klasse (die heeft kunnen genieten van de ‘solidariteit’ van heel de kapitalistische klasse van de grootmachten van Europa en Amerika) heeft ten slotte ingezien dat het beter was tijdelijk ‘gezichtsverlies’ te lijden dan haar apparaat van vakbondsinkapseling te verbranden. Het was wel degelijk om de meubels te redden dat het opperhoofd van de bazen, Laurence Parisot (die voor de gelegenheid zijn rol van ‘bemiddelaar’ en ‘partner’ van de sociale vrede briljant heeft gespeeld) is gaan onderhandelen met het vakbondsfront.
De regering is ten slotte gezwicht voor de druk van de straat omdat men in het merendeel van de bedrijven de houding van de vakbonden in vraag begon te stellen. Die hadden niets gedaan om de solidariteit van de arbeiders met de studenten tot uitdrukking te brengen, in tegendeel. In de meeste bedrijven, zowel van de openbare als van de privé-sector, was er geen enkel vakbondspamflet dat opriep tot de betoging van 18 maart. De stakingsaanzeggingen van de ‘actie- en mobilisatiedag’ van 28 maart en van 4 april werden door de vakbondsleidingen op het laatste moment en in de grootste verwarring gedaan. En wanneer de vakbonden alles in het werk gesteld hebben om het houden van soevereine Algemene Vergaderingen te vermijden, dan was dat met het argument dat loonarbeiders ‘niet dezelfde strijdmethodes hebben als studenten’ (aldus Bernard Thibault in een uitzending van De grote jury van RTL op 26 maart)! Hun dreiging met ‘verlengbare algemene staking’ aan het einde van de beweging was in de ogen van een groot aantal arbeiders niets anders dan een bluf uit het poppentheater!
De enige sector waar de vakbonden een maximum aan publiciteit hebben besteed om de arbeiders op te roepen tot staking tijdens de actiedagen van 28 maart en 4 april, was die van het transport. Maar deze stakingsoproepen hadden als enig doel om de solidariteitsbeweging van de arbeidersklasse tegen de CPE te saboteren. Het totaal blokkeren van het transport is inderdaad een klassieke manoeuvre van de vakbonden (en voornamelijk van de CGT) om de staking onpopulair te maken en de arbeiders tegen elkaar op te zetten. Het feit dat de vakbondsoproepen tot het blokkeren van het transport weinig weerklank vonden, heeft het mogelijk gemaakt dat zoveel mogelijk arbeiders kon deelnemen aan de betogingen. Het onthult ook het gezichtsverlies van de vakbonden in de bedrijven. Getuige daarvan was nog het feit dat in de betogingen een belangrijk aantal loontrekkers zich op het trottoir groepeerden, zo ver mogelijk af van de vakbondsspandoeken.
Ook vanwege het feit dat de arbeiders uit de privé-sector (zoals van SNECMA en Citroën in de Parijse regio) begonnen waren zich in solidariteit met de studenten te mobiliseren, waarbij ze de vakbonden dwongen om hen ‘te volgen’ wanneer die de controle niet kwijt wilden raken, hebben de bazen druk uitgeoefend op de regering om terug te krabbelen voordat er spontane stakingen zouden uitbreken in belangrijke bedrijven van de privé-sector. Om te vermijden dat de vakbonden compleet in hun hemd zouden komen te staan en overspoeld zouden worden door een oncontroleerbare beweging van de loonarbeiders, had de Franse bourgeoisie geen ander alternatief dan de vakbonden te hulp te snellen door de CPE zo snel mogelijk in te trekken na de betoging van 4 april.
De meest intelligente journalisten hadden het goed gezien toen ze op 7 maart op de TV beweerden: “Overal zit mijngas” (Nicolas Domenach). In die zin heeft De Villepin een deel van de waarheid gezegd toen hij voor het poppentheater van het nationale parlement, daags na deze ‘actiedag’, stelde dat zijn voornaamste bekommernis niet zijn persoonlijke trots was, maar ‘het algemeen belang’ (dat wil zeggen: van het nationaal kapitaal!). Geconfronteerd met deze toestand hebben de minst stupide sectoren van de heersende klasse aan de alarmbel getrokken door een ‘snelle uitweg’ uit de crisis aan te kondigen na de actiedag van 4 april, waarop enkele miljoenen betogers (waaronder talrijke arbeiders uit de privé-sector) de straat waren opgegaan.
Ondanks het voorbeeldige solidariteitsbetoon van de kapitalistische staat met zijn vakbonden, hadden deze laatste te veel veren gelaten om de arbeidersklasse te misleiden met hun ‘radicale’ taal. En het was juist om het hele sociale terrein te controleren en in te kapselen dat, eens te meer, de traditionele kaart van de ‘vakbondsverdeeldheid’ aan het einde van de beweging werd uitgespeeld door de oude centrales (CGT, CFDT, FO, CGC, UNEF) en de ‘radicale’ vakbonden SUD en CNT. Wat de ‘nationale coördinatie’ betreft, hebben we kunnen zien dat deze op het einde van de beweging er voornamelijk op uit was om de studenten af te matten, om ze voor de camera's te demoraliseren en belachelijk te maken – zoals in Lyon in het weekeinde van 8 en 9 april, toen de afgevaardigden van de universiteiten uit heel Frankrijk twee dagen lang hun tijd hebben verdaan met het stemmen… waarover ze zouden stemmen
!
Tegenover het verlies aan geloofwaardigheid van de vakbonden hebben we tenslotte het publieke optreden kunnen meemaken van de figuranten van deze Franse komedie: na de grote vakbondscentrales, zijn de ‘vrienden’ en ‘vriendinnen’ van Arlette Laguiller de dansvloer opgegaan tijdens de betoging van 11 april, om op hun beurt veel drukte te maken. Op 18 maart stonden de militanten van Lutte Ouvrière (trotskisten) nog op de stoep ballonnen op te blazen en “LO”-stickers op iedereen te plakken die zich in hun buurt waagde! Terwijl de regering en de ‘sociale partners’ beslist hadden om onderhandelingen op gang te brengen voor een ‘eerbare’ uitweg uit de crisis en de CPE op 10 april was ingetrokken, zagen we LO gesticuleren tijdens de begrafenis-manifestatie van 11 april in Parijs. Op die dag hadden ze een maximum aan scholieren en studenten, die tot het bittere einde door wilden gaan, opgeroepen de straat op te gaan om de beweging achter de rode vlaggen van LO te ‘radicaliseren’, naast de blauwwitte lappen van SUD of de rood-zwarte van de CNT. Al deze ultralinkse of anarchoïde klieks vonden elkaar in roerende eensgezindheid achter het ordewoord: “Intrekking van de CPE, van de CNE en de wet op de Gelijke Kansen!” of zelfs “Villepin aftreden!”
De meest ervaren arbeiders kennen het doel van een dergelijke kabaal maar al te goed: De studenten bedriegen die op zoek zijn naar een politiek perspectief, door een schijnradicalisme uit te spelen waarachter hun door en door kapitalistische aard schuilgaat. Ook proberen deze valse revolutionairen (in werkelijkheid gepatenteerde saboteurs) de kaart van het “radicale” of “basissyndicalisme” uit te spelen om de ‘verrottingsstrategie’ te voltooien. Ultralinks en de meest heetgebakerde anarchisten hebben geprobeerd om in Rennes, Nantes, Aix-en-Provence, en ook in Toulouse, studenten die tot het uiterste wilden gaan, stuk voor stuk tot fysieke botsingen te drijven met hun kameraden die voor het opheffen van de blokkade van de faculteiten begonnen te stemmen. Het vooruitschuiven van het ‘radicale’ of ‘basissyndicalisme’ is niets anders dan een goed uitgedokterd manoeuvre van bepaalde fracties van de staat om de meest strijdbare studenten en arbeiders achter de reformistische ideologie te scharen.
Heel het terrein van de overdenking wordt vandaag met een dicht netwerk van professionele saboteurs overtrokken door LO, SUD (ontstaan als een afsplitsing van de CFDT in de sector van de PTT in 1988) en vooral door de Ligue Communiste Révolutionnaire (zusterorganisatie van de belgische trotskisten SAP) – die de universiteiten altijd als haar privé jachtterrein heeft beschouwd en voortdurend de vakbonden heeft gedekt door de studenten op te roepen om ‘druk uit te oefenen’ op hun leidingen opdat die op hun beurt de arbeiders zouden oproepen om in strijd te gaan. Alle “radicale” fracties van het inkapselingsapparaat van de arbeidersklasse hebben zich voortdurend aan de studenten vastgeklit om de beweging te doen ontaarden of haar in te kapselen door haar af te leiden naar het verkiezingsterrein (heel dit mooie wereldje komt met kandidaten aandraven voor de verkiezingen) en dat komt neer op de verdediging van de “wettelijkheid” van de burgerlijke “democratie”.
Het is trouwens wel degelijk omdat de CPE een symbool was van het historische bankroet van de kapitalistische productiewijze, dat heel ‘radicaal’ links (lollie-roze, rood en groen) zich nu verstopt achter de etalage van de grote kameleon ATTAC, om ons te doen geloven dat men “de best mogelijke wereld” zou kunnen uitbouwen binnen een systeem dat gebaseerd is op de absurde wetten van het kapitalisme, die van de uitbuiting en van de zucht naar winst.
Zodra de arbeiders hun solidariteit met de studenten begonnen te betuigen, hebben we kunnen zien hoe de vakbonden, de linkse partijen en ultralinksen van allerlei pluimage het terrein gingen bezetten om de studenten terug in het gareel te krijgen van de klassensamenwerking van het weldenkende kleinburgerdom. De grote reformistische supermarkt werd opengesteld tijdens de discussieforums: iedereen werd uitgenodigd om de valse rotzooi te slikken van José Bové, van Chávez (kolonel, president van Venezuela en lieveling van de LCR) of van Bernard Kouchner en andere “artsen zonder grenzen”, die de proletariërs regelmatig komen afpersen of opzadelen met een schuldgevoel door hen te doen geloven dat het geld van hun ‘humanitaire’ giften de hongersnoden en epidemieën in Afrika zouden kunnen oplossen! De loonarbeiders die zich tegen de CPE hebben gemobiliseerd worden er nu toe opgeroepen vertrouwen te stellen in de vakbonden die als enige het monopolie van de staking in handen hebben – en vooral van geheime onderhandelingen met de regering, de bazen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken
Wij drukken hieronder de tekst af die een sympatisant ons heeft opgestuurd ter gelegenheid van de stille mars georganiseerd in Antwerpen na de straatmoorden op 11 mei.
Eens te meer slaat de sociale ontbinding toe: een jongere zonder perspectieven ‘slaat door’ en knalt drie personen neer op straat. Een maand eerder vermoorden andere jongeren een jongeman en beroofden hem van zijn MP3. Jammer genoeg is dergelijk geweld de laatste vijftien jaar steeds minder een uitzondering geworden: een kind verkracht door jongeren in Groot-Brittannië, moorden op Amerikaanse scholen, anti-vreemdelingen pogroms in Duisland, geweld tegen moslims in Nederland.
De bourgeoisie gebruikt deze gebeurtenissen, die een gevolg zijn van de verrotting van haar eigen uitbuitingssysteem, het gewettigde gevoel van afschuw die ze oproepen en het medeleven dat ze opwekken, om de bevolking in het algemeen en het proletariaat in het bijzonder op te roepen om zich achter de staat en de democratie te scharen. Deze worden voorgesteld als de enige mogelijke dammen tegen het irrationele geweld dat uitbarst in de grote steden. Het kapitalisme heeft geen enkele oplossing te bieden tegen dit geweld: in tegendeel, zijn eigen voortbestaan veroorzaakt het.
De tekst die wij afdrukken is veelbelovend vanuit meer dan één invalshoek: eerst en vooral toont hij aan dat niet iedereen zomaar de ‘uitleg’ van de bourgeoisie aanvaardt, dat er steeds meer een tendens opkomt om kritisch na te denken over de ideologische campagnes van de heersende klasse. Vervolgens is de tekst zelf een oproep tot collectieve discussie aangezien hij door zijn auteur in zijn omgeving werd verpreid. Hij nodigt hen, die het doelwit zijn van de cmpagnes van de bourgeoisie, uit tot debat en op die manier draagt hij bij tot het tegengif dat de arbeidersklasse vormt tegen het ideologische venijn van de bourgeoisie.
Wij steunen dus volop deze aanpak en wij kunnen onze lezers er alleen maar toe aanzetten om dezelfde richting in te slaan.
Onlangs ontving ik verschillende uitnodigingen om deel te nemen aan de ‘Witte mars’ van vrijdag. Deze mars komt er als reactie op de moorddaden te Antwerpen gepleegd door een jongeman van achtien. Nadat deze jongere zichzelf kaalschoor, kocht hij een jachtgeweer en ging vervolgens op moordtocht. Hij doodde een Afrikaans meisje en een tweejarig kind en verwondde een meisje met een hoofddoek. Vervolgens werd hij zelf verwond door de politie, opgepakt en verhoord. Tijdens zijn verhoor vertelde hij dat hij bewust allochtonen had neergeschoten.
De gepleegde moorden zijn verschrikkelijk en vallen niet goed te praten. Velen toonden hun medeleven met de slachtoffers. Men is geshockeerd door het irrationele geweld dat er vandaag de dag heerst en wil dit tonen door mee te stappen in een mars, georganiseerd door de overheid. Dit is best begrijpelijk, maar toch stel ik me hier veel vragen bij.
Wat is nu de bedoeling van deze mars? "Voor een betere wereld zonder zinloos en racistisch geweld" (De Standaard, 26 mei 2006) Om te tonen aan de samenleving dat we tegen zinloos geweld zijn. Zijn we dat niet al jaren? Is het geweld gestopt? Zal het nu stoppen? Pakken we de werkelijke oorzaken van het geweld aan? Ik denk dat het belangrijk is de diepgaande wortels van het probleem te achterhalen, ons vragen te stellen over de wereld waarin we leven. Het is niet door passief mee te stappen in een mars dat er iets zal veranderen.
Waarom bestaat er zulk irrationeel geweld? Waarom bestaat er xenofobie (= angst voor vreemdelingen)? Hoe komt het dat in de hedendaagse periode xenofobe, extreem rechtse ideeën zoveel succes hebben? Dit zijn volgens mij algemene, fundamentele vragen die moeten worden gesteld. Vragen die de huidige maatschappij zelf in vraag stellen en niet binnen haar logica blijven steken.
Volgende vragen werden naar voren gebracht door de media en de politiekers: "Is het Vlaams Belang verantwoordelijk? In welke mate is het verantwoordelijk? Welke straf moeten we de dader geven? Wat kunnen we tegen dit geweld doen, zonder dat het onze ‘democratie’ aantast?" Deze vragen zijn een valstrik. Men redeneert binnen de grenzen van de maatschappijlogica, binnen haar beperkingen. Men pakt alleen maar de gevolgen aan in plaats van de maatschappij zelf te veranderen, want het zijn haar fundamenten zelf die wankel staan.
Het Vlaams Belang bijv. zou de oorzaak zijn van het probleem. Deze argumentatie gaat niet op. Extreem rechtse partijen zijn een gevolg, geen oorzaak, van een maatschappij die een zondebok zoekt voor haar miserie. Deze partijen wakkeren die haat wel aan, maar in wezen zijn zij een uitdrukking van het gedachtegoed dat de hedendaagse maatschappij schept.
Welke straf moet de misdadiger krijgen? Als we ons nu eens de vraag stelden: waarom bestaan er misdadigers? Wat maakt dat mensen moorden? Frustratie, depressie? Hoe komt het dan dat er vandaag zovelen zich niet goed in hun vel voelen? (in 2004 was gemiddeld 8 % van de bevolking van 15 jaar en ouder depressief) Is het de uitzichtloosheid, een gebrek aan vertrouwen in de toekomst?
Wat u ook doet, ik vraag u die algemene vragen te stellen, erover na te denken, met anderen erover te praten en niet blindelings in de leuzen van de organisatoren te vertrouwen. Stel u vragen bij de mars zelf. Wie organiseert ze? Wie roept op om mee te stappen? Wie heeft er belang bij? Zelf zal ik niet aanwezig zijn op de mars n
Met oprechte groeten,
Y.
In de vorige artikels in deze reeks hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP doorheen heel zijn totstandkoming getekend werd door een oppervlakkige assimilatie van het marxistisch analysekader en door een diepgaande invloed van de anarchistische ideeën van Proudhon of de putchistische theorieën van Blanqui.
In de vorige artikels in deze reeks hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP doorheen heel zijn totstandkoming getekend werd door een oppervlakkige assimilatie van het marxistisch analysekader en door een diepgaande invloed van de anarchistische ideeën van Proudhon of de putchistische theorieën van Blanqui. De jaren van strijd tegen deze ideeën brachten de BWP er steeds meer toe wettelijke actie tegenover avonturisme, provocatie en samenzwering te plaatsen. In die logica moest elke spontane actie, voortkomend uit een woede-uitbarsting of een impulsieve eis wel met wantrouwen bekeken worden omdat ze de socialistische leiders in een onverwachte en destabiliserende situatie bracht. Bovendien hadden zij de neiging elke vorm van kritiek te beschouwen als een buitensporigheid die de partijdiscipline met de voeten trad.
We hebben ook onderlijnd hoe de BWP van bij haar oprichting een snelle ontwikkeling kende inzake aanhang en invloed. Haar actie binnen de normen van de burgerlijke wettelijkheid voedde al snel illusies over de mogelijkheid voor de arbeidersklasse om die normen in haar eigen voordeel te gebruiken. De massa-actie wordt steeds meer vervangen door de parlementaire actie en door tactische akkoorden (zoals het kartel met de liberalen vanaf 1902, iets dat nergens anders in Europa bestond) (1).
Naarmate de mogelijkheid van een geweldige en onoplosbare economische crisis van het kapitalisme zich leek te verwijderen en de voorspoed voortduurde, bedwelmt de stelselmatige verbetering van de situatie van de arbeiders door economische en politieke strijd steeds meer elementen in de socialistische beweging. Dit zet de deur open voor reformistische illusies, waarbij elk streven wordt opgegeven naar de politieke machtsgreep door het proletariaat in het perspectief van de socialistische revolutie. De verwezenlijking van eisen die reeds lange tijd gesteld werden doet hen duizelen en versterkt nog de reformistische illusies. In een context waarin de arbeidersklasse in België na tal van inspanningen eindelijk enkele tastbare hervormingen kan afdwingen, is het begrijpelijk dat de Belgische socialistische leiders zich makkelijk hebben laten meeslepen op de weg van het opportunisme. Ze zullen er de BWP en heel de Internationale tenslotte toe brengen het idee op tafel te gooien dat de arbeidersklasse de macht zou kunnen veroveren na een lange evolutie waarbij ze pijnloos door hun aantal zegevieren en enkel dankzij het stembiljet ! Kortom: van een organisatie die in wezen gericht was op een revolutionaire toekomst, veranderde de sociaal-democratie geleidelijk aan in een organisatie die vastgepind zat op het heden en op het bekomen van onmiddellijke verbeteringen in de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse.
Verschillende verantwoordelijken en militanten van de BWP ontdeden het marxisme van zijn inhoud, en stelden de machtsovername voor als het uiteindelijke bereiken van een socialistische meerderheid in het parlement. Dit zou samen gaan met een opeenvolging van hervormingen die doorheen een compleet geweldloos proces doorgevoerd zouden worden binnen het kader van de socio-economische structuren van het kapitalisme. Elke andere methode, zei men, zou leiden tot een nieuwe Commune van Parijs, waarvan men alleen de nederlaag onthouden had. Elke andere kijk op de toekomst was slechts een oprakelen van anarchisme of blanquisme. Dat gebrek aan inzicht in de revolutionaire strijd bracht hen er van bij de revolte van 1886 toe in talloze verklaringen te herhalen dat de stakingen op het juist gekozen moment moeten ingezet worden, en dat ze strikt geweldloos en legaal moeten zijn.
Tot dan toe had de opeenvolging van talrijke gevechten met revolutionaire allures in de jaren 1885-94 de verleiding bezworen toe te geven aan de reformistische ideologie, maar daarna wordt deze steeds invloedrijker en vrijpostiger. De zwakheden van vroeger worden nu echte hinderpalen.
Onder de Socialistische Jonge Wacht was er steeds een beroering die leidde tot de vorming van kleine oppositiegroepen, voornamelijk in Gent, Brussel en Antwerpen. Dat zal van belang zijn voor het opduiken van internationalistische kernen tijdens de oorlog. Daarnaast onderscheidt men drie belangrijke stromingen in de oppositie tegen het opportunisme van de BWP : de revolutionaire radicalen, de revolutionaire syndicalisten en tenslotte de marxistische linkerzijde. De oudste revolutionaire radicalen waren de stroming rond Alfred Dufuisseaux en daarna rond Jules Destrée. Het was een voornamelijk Waalse stroming, die eerder gekenmerkt werd door jakobijns, blanquistisch en democratisch radicalisme, dat een gewelddadige en radicale arbeidersstrijd propageerde, dan door socialistische fundamenten. Deze stroming duikt vooral op wanneer de politiek van de Algemene Raad van de BWP en haar parlementairen frontaal botst met de grote bewegingen van de arbeidersklasse. Rond Dufuisseaux, die uit de BWP uitgesloten werd, ontstaat in 1887 de Parti Socialiste Républicain, waarbij heel de beweging in Henegouwen aansluit. Maar al gauw wordt duidelijk dat het in de PSR stikt van de betaalde provocateurs en dat haar meest extremistische ordewoorden afkomstig zijn van individuen die direct betaald worden door de Staatsveiligheid. Door hun gewelddadige en geïsoleerde acties in 1888 lokken ze de repressie uit die er bijna in slaagt de strijdbaarste delen van de klasse te onthoofden en te desorganiseren. De hereniging met de BWP gebeurt in 1889. Deze ervaring versterkt de BWP in haar verbeten strijd tegen het reële gevaar van het avonturisme aan de ene kant, maar vergroot anderzijds haar onvermogen om de klassegevechten richting te geven en brengt haar ertoe de spontane acties van de klasse af te remmen, waarbij ze de lessen van de IAA van Marx vergeet met betrekking tot de initiële zwakheden van de opstand van de Commune van Parijs. Het is nog steeds de oppositionele stroming van Destrée die direct na de Algemene staking van 1902 het verbond tussen de BWP en haar bourgeois bondgenoten aan de kaak stelt, maar aan de vooravond van de oorlog lost deze oppositionele stroming op in het niets en Jules Destrée wordt één van de meest hartstochtelijke verdedigers van een ultranationalistisch 'oorlogssocialisme'.
De botsing tussen de geweldige arbeidersstrijd en de BWP-leiding die de revolutionaire potentie afremde, vooral vanaf 1893 en ook nogmaals in 1902, deed niet alleen radicale interne opposities binnen de BWP, maar ook een veelzijdige revolutionaire dissidentie ontstaan, zoals de Revolutionaire Socialistische Arbeiderspartij in Vlaanderen of de Ligue Ouvrière (waarbij de jonge J. Jacquemotte zich aansloot, later medeoprichter van de KPB) en La bataille in Wallonië. Vanaf 1908 merken we pogingen tot hergroepering van een uiterste linkerzijde met de revolutionaire dissidenten van de BWP, die een Revolutionaire Federatie gaan vormen. De meeste onder hen glijden van het antiparlementarisme steeds verder door naar het afwijzen van elke politieke strijd. Sommigen smelten samen met anarchistische stromingen of komen in hun vaarwater terecht. De opportunistische politiek van getalm en voortdurende aarzelingen, de neiging tot onderhandelingen met de progressieve liberalen en het maar laten aanmodderen vanwege de BWP brengen inderdaad mee dat in de arbeidersklasse een tendens groeit die politieke actie gelijk gaat stellen met parlementaire activiteit, parlementaire activiteit met opportunisme en tenslotte opportunisme met het idee zelf van politieke partij. De meeste van degenen die toen zeer kritisch stonden tegenover het parlementarisme waren erg beïnvloedbaar door de tijdloze en radicale antiparlementaire standpunten van de anarchisten. Een ander antwoord dat vele militante revolutionaire arbeiders gaven op de ontwikkeling van het opportunisme, van een politiek van de Werklieden Partij die volledig onderworpen is aan de parlementaire routines en die hen voorkwam als iets totaal onaangepast om zich voor te bereiden op de socialistische omvorming van de maatschappij, was de verwerping van de politieke activiteit in haar geheel, en het zich terugtrekken op de 'directe actie' van syndicaal type. Vaak vinden ze de radicale dissidenten terug op hun terrein. De revolutionaire syndicalistische beweging was aldus een echt proletarische oppositiebeweging en stelde zich tot doel vakbonden op te bouwen die de eenheidsorganen van de arbeidersklasse zouden zijn. Deze zouden in staat moeten zijn én haar te groeperen met het oog op de verdediging van haar economische belangen, én in staat haar ook voor te bereiden op de dag waarop ze de macht zou grijpen door middel van de algemene staking én in staat als organisatorische structuur te dienen voor de toekomstige kommunistische samenleving. Lenin merkte terecht op dat "het revolutionair syndicalisme het rechtstreeks en onontkoombaar resultaat was van opportunisme, reformisme en parlementaire domheid". Zoals C. Renard juist vooropstelt in zijn studie : "In feite begingen de revolutionaire syndicalisten precies dezelfde fout als de reformisten die ze veroordeelden, maar dan omgekeerd ; ook zij verwarden politieke actie met parlementaire tactiek ; zij overlaadden de partij op zich met alle grieven die voortvloeiden uit de opportunistische praktijken die verantwoordelijk waren voor haar ontaarding" (2). In zijn eerste nummer stelde L'Exploité, orgaan van de Belgische revolutionair syndicalisten, dat het syndicalisme de hoofdrol te spelen zou krijgen in de omverwerping van de burgerlijke maatschappij en de instelling van de collectivistische of kommunistische samenleving van morgen, in navolging van de voorbeelden van de CGT van Sorel en Monatte in Frankrijk.
Vooral tussen 1903 en 1909 zien we een reeks initiatieven in die zin. Een revolutionair syndicalistische oppositie wordt opgericht in Luik en in Charleroi en, nog belangrijker, zij het minder politiek, in Verviers. Kernen ontstaan ook in Gent, Antwerpen en Brussel. Een Belgische CGT wordt opgericht, die op het hoogtepunt van haar bestaan 4000 leden telt. De linkerzijde in de BWP en haar syndicale commissie reageren door een nieuw soort vakbondsconfederatie te creëren, breder en nog meer gericht op de klassenstrijd, met meer politieke onafhankelijkheid tegenover de BWP. Sommige dissidenten sluiten zich dan (terug) aan bij de vakbonden van de BWP. In maart 1911 wordt hun blad L'Exploité opgericht, socialistisch orgaan van directe actie, dat zeer snel aan invloed wint. Jacquemotte wordt één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de oppositie in de BWP (hij wordt secretaris van de Vakbond van Socialistische Bedienden in Brussel en lid van de Syndicale commissie van de BWP). Zij verzetten zich tegen het verbond met de liberalen en stellen dat de parlementaire actie de sociale kwestie niet kan oplossen. Op het BWP-congres van 1913 zijn Jacquemotte en zijn vrienden de enigen die de stellingen van Vandervelde over de oorlog bevechten. Op twee trouwens onderling nauw verbonden vraagstukken, de rol van de vakbonden en die van de partij, waren ze een heel eind geëvolueerd naar standpunten die dicht bij die van de marxisten lagen. Tenslotte lokte de reactie op de opportunistische politiek ook, parallel met de syndicale oppositie, het opduiken uit van -zij het zwakke- marxistische fracties. Het gaat om de oppositie rond Hendrik De Man en Louis de Brouckère, die gedurende enkele jaren een openlijk marxistische tendens leiden, vooral in Brussel, Antwerpen en Luik. In het begin drukt de oppositie van Louis de Brouckère zich vooral uit tegen de voortdurende toenadering tussen de arbeidersbeweging en de liberalen en tegen de groeiende parlementarisering die blijkt uit die evolutie. Maar vooral vanaf de verkiezingen van 1908, tijdens een debat over het ministerialisme, omdat er volgens hen in het kader van een burgerlijke maatschappij geen "socialistische ministers kunnen zijn, gevangenen van de kapitalisten en gedwongen dezen te dienen tegen de arbeiders." De staat is een instrument van de heersende klasse en dus kan "de socialist die aanvaardt te functioneren in die machine, wat ook zijn persoonlijke gevoelens zijn, niets anders doen dan haar te laten functioneren tegen het proletariaat. Het goedkeuren van begrotingen, zoals dat van de oorlog, van binnenlandse zaken of justitie, maakt de socialisten bovendien verantwoordelijk voor de repressie tegen de arbeiders en maakt het voortzetten onmogelijk van de noodzakelijke antimilitaristische campagne. De socialisten worden zo bij de proletariërs ambtshalve advocaten van de bourgeoisie." (3) Meteen snijdt Louis de Brouckère ook met grote helderheid de kwestie aan van de machtsgreep: "het bewuste proletariaat zal de regering van de maatschappij maar overnemen wanneer het in staat zal zijn met geweld de stem van zijn kiezers te ondersteunen en elk verzet te breken dat ertegen gevoerd wordt." Op dat ogenblik "richt de socialistische macht zich op op de ruïnes van de voorgaande orde." De motie die hij indiende tegen het ministerialisme wordt gesteund door een kwart van de stemmen van het congres. Zo krijgt een marxistische linkerzijde stilaan vorm.
Van 1911 tot 1913 geeft de linkse oppositie binnen de BWP als tendens een eigen blad uit, De Klassenstrijd. In 1913 bekritiseren ze, hoewel nog niet op eensgezinde wijze, de beslissing van het "Nationaal comité voor het Algemeen stemrecht en de Algemene staking" om de actie stop te zetten ten voordele van een grondwetsherziening. Ze stellen zelfs voorop dat de Algemene Staking van nu af het kapitalisme zelf als doelwit moet kiezen, en die massa-actie lijkt hen een nuttige inleiding op de 'klassendictatuur' van het proletariaat, die zij nodig en onvermijdelijk vinden. Hendrik de Man en vooral Louis de Brouckère publiceren in 1911 hun theoretische kritieken op de politiek van de BWP-leiding in een studie in de 'Neue Zeit' van de Duitse SPD. En hoewel de BWP geen stroming omvat die zich openlijk op het revisionisme beroept, belet dat de BWP niet -zegt de Brouckère in zijn studie- "dat revisionisme in praktijk te brengen", "het bernsteinisme zonder Bernstein". In de allerlaatste jaren voor de oorlog raakt de oppositie buiten adem, en vooral de Brouckère en De Man sluiten zich terug bij de leiding aan in haar oppositie tegen de ontwikkeling van arbeidersbewegingen in 1913 en ze verdedigen volop de nationalistische en de tot het uiterste doorgedreven lijn gedurende de oorlog van 1914-1918: "Uit de rangen gestapt om het reformisme te bekritiseren, zijn ze er terug in gestapt toen ze er overheen moesten gaan" (M. Liebman).\
De strijd voor een revolutionair programma impliceert altijd een strijd tegen het opportunisme in de rangen van het proletariaat. Omgekeerd is het opportunisme altijd bereid de kleinste kier in de waakzaamheid en concentratie van de revolutionairen uit te buiten en hun fouten voor zijn eigen doeleinden te gebruiken. Die stelling wordt volop door de geschiedenis van de BWP bevestigd. "Het Belgisch voorbeeld is dus op dat vlak zeer verhelderend over de manier waarop opportunisme en reformisme aan de vooravond van de oorlog de overheersende tendens geworden waren in haast alle partijen die aangesloten waren bij de IIe Internationale. Stap van spectaculaire verloochening. Een langzame en onstuitbare afgang onder de dekmantel van vele dubbelzinnigheden. Een diepe aanpassing, niet alleen aan de specifieke voorwaarden in elk land, maar ook aan de specifieke voorwaarden van het burgerlijk parlementarisme in elke staat." (4) De stemmen die de leiding van de BWP bekritiseerden waren ontegensprekelijk talrijk, om niet te zeggen permanent. Het is echter minder de permanentheid, maar eerder de politieke zwakheid van die kritiek die we in de verf moeten zetten. Zoals hoger beschreven was de marxistische traditie aan de zwakke kant, terwijl de anarchistische en ook het revolutionair syndicalisme daarentegen sterker stonden en de Belgische arbeidersbeweging tekenden, en dus ook het verzet tegen de reformistische ontaarding.
De politieke organisaties van het proletariaat waren nooit een monolithisch blok van identieke opvattingen. De meest gevorderde elementen bevonden zich vaak in de minderheid. Zij die beweren dat de BWP en de IIe Internationale in het algemeen een burgerlijke beweging waren omdat ze onder invloed stonden van de heersende ideologie, begrijpen de arbeidersbeweging niet, met haar onophoudelijke strijd tegen het binnendringen van de ideeën van de heersende klasse in haar rangen, en evenmin de bijzondere voorwaarden waarin de partijen van de IIe Internationale zelf die strijd voerden. Het gevecht om de IIe Internationale op een marxistische basis op te bouwen en daarna de strijd van de Linkerzijdes om haar op die marxistische basis te handhaven tegen de reformistische tendensen, en daarna, zoals we in het laatste deel zullen zien, tegen de 'sociaal-patriotten'.
Lac / 07.04.2006
1. De trage en moeilijke strijd voor de vorming van arbeidersorganisaties, Internationalisme, nr. 324; Sociale hervorming of revolutie?, Internationalisme, nr. 325
2. C. Renard, Octobre 17 et le mouvement ouvrier belge, p. 36
3. L. de Brouckère in Le Peuple, mei 1909
4. C. Renard, Octobre 17 et le mouvement ouvrier belge, p. 14
Onze kameraad Clara is op zaterdag 15 april 2006 op de leeftijd van 88 jaar overleden in het Tenon-ziekenhuis in Parijs.
Clara werd op 8 oktober 1917 in Parijs geboren. Haar moeder Rebecca was van Russische afkomst. Ze was naar Frankrijk gekomen omdat ze in haar geboortestad Simferopol op de Krim als Joodse geen toelating kreeg tot de medicijnenstudie die ze graag wilde doen. In Parijs kon ze tenslotte verpleegster worden. Maar al vóór haar komst naar Frankrijk was ze een militante van de arbeidersbeweging en was ze deelgenoot aan de oprichting van de afdeling in Simferopol van de sociaal-democratische partij. De vader van Clara, Paul Geoffrey, was een gekwalificeerd arbeider gespecialiseerd in het maken van juwelenkoffers. Voor de Eerste Wereldoorlog was hij lid van de CGT, in de anarcho-syndicalistische beweging, en daarna, met de Russische Revolutie van 1917, ontwikkelde hij zich in de richting van de Kommunistische Partij. Vanaf haar prille jeugd werd Clara dus opgevoed in de tradities van de arbeidersbeweging. Zij werd lid van de Kommunistische Jeugd (JC) toen ze zo’n vijftien jaar was. In 1934 ging Clara met haar vader naar Moskou op bezoek bij de zuster van haar moeder die ze op haar twaalfde verloren had. Wat ze in Rusland zag, onder meer de nieuwe woningen die gebouwd werden voor een minderheid van bevoorrechten en niet voor de arbeiders, riep vragen bij haar op over het ‘socialistisch vaderland’, en bij haar terugkeer brak ze met de JC. In die tijd had ze al talloze discussies met onze kameraad Marc Chirik (die ze op haar negende had leren kennen, want haar moeder was een vriendin van de zuster van de eerste partner van Marc), ondanks het verzet van haar vader die trouw was gebleven aan de CP en die het niet op prijs stelde dat zij contacten onderhield met ‘trotskisten’.
In 1938, op de dag dat ze meerderjarig werd en de goedkeuring van haar vader niet meer nodig had, werd Clara officieel de gezellin van Marc.
Marc was toen lid van de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde, en hoewel Clara zelf geen lid was, was ze wel sympathisante van de groep. Tijdens de oorlog werd Marc opgeroepen voor het Franse leger, hoewel hij geen Fransman was en zijn enige identiteitsbewijs jarenlang een uitwijzingsbevel was waarvan de uitvoeringstermijn elke twee weken opnieuw werd uitgesteld. Hij was in Angoulême gelegerd op het moment van de Franse overgave. Met een kameraad van de Italiaanse Fractie uit België, die als Jood op de vlucht was voor de oprukkende Duitse troepen, verliet Clara Parijs per fiets om zich bij Marc te voegen in Angoulême. Toen ze daar aankwamen, was Marc samen met andere soldaten al aangehouden door het Duitse leger, dat gelukkig nog niet vastgesteld had dat hij Joods was. Clara bracht hem burgerkleren en slaagde erin Marc met een andere Joodse kameraad te laten ontsnappen uit de kazerne waar ze gevangen zaten. Marc en Clara vluchtten naar de vrije zone en bereikten in september 1940 per fiets Marseille. Daar zette Marc zich in voor het reorganiseren van de Italiaanse Fractie die bij het begin van de oorlog uiteen gevallen was.
Hoewel ze er formeel geen lid van was, nam Clara deel aan de werkzaamheden en discussies waardoor de ontwikkeling van het werk van de Italiaanse Fractie terug op het goede spoor gezet kon worden. Ondanks de gevaren van de Duitse bezetting bracht zij politieke documenten geadresseerd aan andere kameraden van de Italiaanse Fractie van de ene stad naar de andere.
Gedurende die periode nam Clara ook deel aan de activiteiten van de OSE (Organisatie voor Hulp aan Kinderen) die Joodse kinderen opnam en verborg om ze te beschermen tegen de Gestapo.
Eigenlijk was het op het moment van de ‘bevrijding’ dat Marc en Clara het grootste doodsgevaar gelopen hebben, toen stalinistische ‘verzetslui’ van de PCF hen in Marseille arresteerden. Ze werden ervan beschuldigd verraders te zijn, ‘medeplichtigen van de Moffen’, omdat men bij een huiszoeking bij hen schriften in het Duits gevonden had. In feite maakten die schriften deel uit van een cursus Duits die Marc en Clara hadden gevolgd bij Voline, een Russische anarchist die had deelgenomen aan de revolutie van 1917. Ondanks de zwarte ellende waarin hij leefde, wilde Voline geen materiële hulp aanvaarden. Marc en Clara hadden hem toen gevraagd hen een cursus Duits te geven, waarna hij wel bereid was samen met hen maaltijden te nuttigen.
Bij de huiszoeking hadden de stalinisten ook internationalistische pamfletten gevonden in het Frans en in het Duits, die gericht waren aan de soldaten uit beide kampen.
Dankzij een gaullistische officier die aan het hoofd stond van de gevangenis (en wiens vrouw Clara kende omdat ze samen voor OSE gewerkt hadden) konden Marc en Clara op het nippertje ontsnappen aan de moordenaars van de PCF. Die officier had eerst belet dat de stalinisten Marc en Clara zouden vermoorden (de verzetslui van de PCF hadden Marc inderdaad gezegd: “Stalin heeft je niet te pakken gekregen, maar wij krijgen je wel”). Verwonderd dat Joden ‘collaborateurs’ konden zijn, wilde de officier de politieke houding begrijpen van Marc en Clara die propaganda maakten voor verbroedering tussen Franse en Duitse soldaten. Hij legde zich er rekenschap van af dat die houding niets met enig ‘verraad’ te maken had ten gunste van het nazi-regime. Daarom liet hij hen discreet, in zijn eigen auto, uit de gevangenis ontsnappen en gaf hen de raad zo snel mogelijk Marseille te verlaten, vóór de stalinisten hen konden terugvinden.
Marc en Clara gingen naar Parijs, waar ze andere kameraden (en sympathisanten) terugvonden van de Italiaanse en van de Franse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde. Clara bleef tot 1952 het werk van de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (GCF, de nieuwe naam van de Franse Fractie) steunen.
In 1952 besloot de GCF, gezien de dreiging van een nieuwe wereldoorlog, dat een aantal van haar leden Europa moesten verlaten teneinde de organisatie veilig te stellen wanneer het continent opnieuw door oorlog geteisterd zou worden. Marc vertrok in juni 1952 naar Venezuela. Clara volgde hem in januari 1953, toen hij daar eindelijk vast werk gevonden had.
In Venezuela nam Clara weer haar beroep van onderwijzeres op. In 1955 richtte ze met een collega een Franse school op in Carácas, het College Jean-Jacques Rousseau, dat in het begin maar twaalf leerlingen telde, voor het merendeel meisjes die niet naar de enige andere Franse school konden die door paters werden geleid. Het College, waarvan Clara directrice was (en Marc beheerder, tuinman en chauffeur van de schoolbus), telde uiteindelijk meer dan 100 leerlingen. Verschillende daarvan bleven, onder de indruk van de doeltreffendheid, maar ook van de pedagogische en menselijke gaven van Clara, met haar tot aan haar dood in contact. Eén van haar oud-leerlingen, gevestigd in de Verenigde Staten, heeft haar zelfs nog bezocht in 2004.
Na het vertrek van Marc en andere kameraden valt de GCF uiteen. Pas vanaf 1964 kan Marc een kleine kern vormen van zeer jonge elementen die in Venezuela begonnen met het uitgeven van het tijdschrift Internacionalismo.
In de loop van die periode is Clara niet rechtstreeks betrokken bij de politieke activiteiten van Interna-cionalismo, maar haar school levert materiële middelen en is de vergaderplaats voor de activiteiten van de groep.
In mei 1968 komt Marc naar Frankrijk om er deel te nemen aan de sociale bewegingen en opnieuw contact te leggen met zijn oude kameraden van de Kommunistische Linkerzijde. Tijdens zijn verblijf in Frankrijk doet de Venezolaanse politie huiszoeking op het College Jean-Jacques Rousseau en heeft er het politiek materiaal ontdekt dat zich daar bevond. Het College wordt gesloten en afgebroken. Clara moet in alle haast Venezuela verlaten en voegt zich bij Marc. Vanaf dan installeren Marc en Clara zich opnieuw in Parijs.
Vanaf 1968 neemt Marc deel aan de werkzaamheden van de groep Révolution Internationale (RI) die in Toulouse was gevormd. Vanaf 1971 gaat Clara deel uitmaken van de activiteiten van RI, dat de afdeling in Frankrijk van de IKS wordt.
Sindsdien is ze in onze organisatie een trouwe militante gebleven, die haar deel van de werklast van de IKS opnam. Na de dood van Marc, in december 1990, zette ze haar militante activiteit verder in de organisatie waaraan ze altijd zeer gehecht geweest is. Ook al was ze persoonlijk erg onder de indruk van het vertrek van enkele oude kameraden die betrokken waren bij de oprichting van Révolution Internationale en zelfs van Internacionalismo, dan hebben die deserties haar inzet voor de IKS op geen enkel moment aan het wankelen gebracht.
Ondanks haar problemen met ziekte en ouderdom heeft ze tot het laatste moment altijd willen blijven deelnemen aan de activiteiten van de IKS. Ze bleef met grote regelmaat haar maandelijkse contributie betalen en wilde de discussies blijven volgen, ook al kon ze niet meer aan alle vergaderingen deelnemen. Haar zicht was erg achteruitgegaan, maar ze bleef zoveel mogelijk de pers en de interne documenten van de IKS lezen (de organisatie drukte ze voor haar af met extra groot lettertype). Telkens als een kameraad haar bezocht, vroeg ze hem verslag te doen van de discussies en activiteiten van de organisatie.
Clara was een kameraad waarvan de zin voor broeder-lijkheid en solidariteit alle militanten van de IKS erg beïnvloed heeft. Ze werden altijd zeer warm door haar ontvangen. Ze hield ook broederlijke banden met de oude kameraden van de Kommunistische Linkerzijde, bracht hen met name solidaire steun in geval van ziekte (zoals het geval was met Serge Bricianer, ex-lid van de GCF, of Jean Malaquais, sympathisant van de GCF, die ze kort voor zijn dood in 1998 in Genève ging bezoeken). Na de dood van Marc bleef ze die traditie van broederlijkheid en solidariteit die de arbeidersbeweging in het verleden kenmerkte, doorgeven aan de nieuwe generaties militanten. Met grote vreugde zag ze hoe die solidariteit van de klasse die draagster is van het kommunisme weer op magistrale wijze opduiken in de beweging van de studenten in Frankrijk. Een beweging die Clara met enthousiasme heeft begroet voor ze ons verlaten heeft.
Ondanks haar fysieke verzwakking en haar zeer beproevende gezondheid die ze met een bewonderenswaardige moed heeft gedragen, heeft Clara ons verlaten op het moment waarop een nieuwe generatie de poorten naar de toekomst openzet.
Clara geeft ons het voorbeeld van een vrouw die heel haar leven gevochten heeft naast en in de arbeidersklasse, waarbij ze blijk gaf van uitzonderlijke moed (toen ze met name haar leven riskeerde tijdens de jaren van de contrarevolutie). Een vrouw die tot het einde trouw is gebleven aan haar revolutionaire ideeën en betrokkenheid.
Toen de IKS het bericht van haar overlijden vernam, hebben de afdelingen (en individuele kameraden) aan het centraal orgaan een groot aantal getuigenissen gestuurd die de menselijke warmte, de toewijding aan de zaak van het proletariaat en de zeer grote moed die Clara haar leven lang getoond heeft begroetten.
Clara is op zaterdag 22 april begraven op het Parijse kerkhof van Ivry (hetzelfde waar op 31 januari 1889 de man van Clara Zetkin, Ossip, begraven werd). Na de plechtigheid heeft de IKS een bijeenkomst georganiseerd om hulde te brengen aan haar nagedachtenis, in aanwezigheid van talrijke internationale delegaties van de IKS, van vele sympathisanten die Clara persoonlijk gekend hebben, en van leden van haar familie.
Aan haar zoon Marc, aan haar kleinkinderen Miriam en Jan-Daniel betuigen we onze grote solidariteit en sympathie. Hieronder (p.6) publiceren we een groot deel uit de brief die de IKS geschreven heeft aan haar zoon en zijn familie.
IKS / 25.04.2006
De IKS
Beste kameraad Marc,
Met deze weinige woorden willen we in de eerste plaats onze solidariteit en sympathie betuigen na het verdwijnen van Clara, jouw moeder en onze kameraad. We willen je ook de emotie overbrengen van alle kameraden van onze organisatie.
De meesten onder ons hebben Clara in de eerste plaats gekend als de gezellin van Marc, je vader, die een zo belangrijke rol gespeeld heeft in de strijd van de arbeidersklasse, in het bijzonder gedurende de ergste momenten die deze doormaakte, en ook als belangrijkste grondlegger van de IKS. Dat was op zich al een reden tot ontroering en respect jegens Clara: de gezellin van Marc kan alleen maar een goede persoon zijn. De moed en waardigheid die ze betoont heeft toen je vader overleed, waarvoor ze toch een immense liefde koesterde, hebben ons haar grote karaktersterkte bevestigd, een kwaliteit die we al van haar kenden en die ze tot op het laatste is blijven tonen. Onder andere daarom was Clara voor de militanten van de IKS méér dan enkel de gezellin van Marc, veel meer dan dat. Het was een kameraad die tot het einde toe trouw is gebleven aan haar overtuiging, die is blijven deelnemen aan onze strijd, die ondanks de moeilijkheden die haar leeftijd en haar ziekte meebrachten, erop stond op de hoogte te blijven van het leven van onze organisatie. Alle kameraden waren onder de indruk van haar levenswil en van de volledige helderheid die ze tot op het laatst behouden heeft. Daarom zijn de ontroering en het respect die elkeen onder ons vanaf het begin voor haar koesterde in de loop der jaren enkel nog gegroeid.
Korte tijd voor zijn dood vertrouwde je vader ons toe hoe ongelooflijk tevreden hij was met de verdwijning van het stalinisme, die beul van de revolutie en van de arbeidersklasse. Tezelfdertijd drukte hij de ongerustheid uit die hij voelde door van de negatieve gevolgen die deze gebeurtenis zou uitoefenen op het bewustzijn en de strijd van de arbeidersklasse. Clara, die haar revolutionaire overtuiging overeind hield, beleefde hoe de laatste dagen van haar bestaan verlicht werden door de heropleving van de strijd door de nieuwe generaties. Voor ons is dat, ondanks ons verdriet, een reden tot troost.
Met Clara verdwijnt één van de laatste personen die getuige en deelneemster is geweest in die verschrikkelijke jaren waarin de revolutionairen werden teruggebracht tot een heel kleine minderheid met als taak het blijven verdedigen van de internationalistische principes van het proletariaat, een strijd die met name gevoerd werd door de militanten van de Italiaanse Linkerzijde, de Hollandse Linkerzijde en de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk. Zonder deze strijd zou de IKS momenteel niet bestaan. Clara vertelde ons nu en dan over deze kameraden en wij konden in haar woorden de grote waardering en ontroering voelen die zij voor hen koesterde. In die zin bleef Clara voor ons, na het verdwijnen van je vader, een levende band met die generatie van kommunisten waar wij ons met trots op beroepen. Het is die band die we nu, naast de persoon van onze kameraad Clara, verloren hebben. Nogmaals, beste kameraad Marc, willen wij onze solidariteit betuigen en we vragen je die solidariteit ook over te brengen aan je kinderen en aan de andere leden van je familie.
IKS / 17.04.2006
De drievoudige aanval van 24 april in Dahab, een Egyptische badstad, op het hoogtepunt van de toeristische toevloed, eiste meer dan 30 doden en 150 gewonden. Hij herinnerde de wereldbevolking eraan dat niemand nog veilig is voor de woede van terrorisme en oorlog die de planeet teistert. En het zijn niet de ‘unanieme veroordelingen’ en de schijnheilige verklaringen van de staatslieden bij wie deze aanslag “gevoelens opwekt van gruwel en verontwaardiging”, of die deze daad verwerpen als een “afgrijselijk geweld”, die daaraan iets zullen veranderen.
In tegendeel, deze aanval die gericht was op onschuldigen die er een paar vakantiedagen doorbrachten, geeft hen een nieuwe kans om achter hun krokodillentranen weer eens hun “strijd tegen het terrorisme” op te kloppen, dat wil zeggen het voortduren ervan met zicht op nog grotere afslachtingen.
We kunnen de hele doeltreffendheid aanschouwen van deze zogenaamde “genadeloze strijd tegen de gesel van het terrorisme” en voor “de vrede en stabiliteit”. Hij wordt gevoerd door de grootmachten, de Verenigde Staten voorop, en kan afgemeten worden aan de barbarij die letterlijk is uitgebarsten in talrijke streken van de wereld. Nooit zijn er zoveel spanningshaarden, militaire botsingen, herhaalde blinde aanslagen geweest, waarvoor de grootmachten en hun kleinere broertjes de directe verantwoordelijkheid dragen. Van Afrika tot Azië en via het Midden-Oosten dreigen zij voortdurend in omvang toe te nemen.
De oorlog in Afghanistan en die van Irak zijn uitgemond in een reeks van rampen met als resultaat de verbreiding van de chaos en de onmogelijkheid van enige terugkeer naar stabiliteit in deze landen, net zoals de groeiende instabiliteit van de omliggende gebieden.
Wat Irak betreft spreken de vernietigingen en de gruwelen die zich daar dagelijks afspelen voor zich. Ze kondigen het wegzinken aan in de hel van openlijke of bedekte gewapende botsingen. Wij komen hier niet terug op de toestand van dit land waarover we in de vorige aflevering berichtten (zie Internationalisme, nr. 325).
In Afghanistan, waarbij de inval door de troepen van de Amerikaanse coalitie ‘gewettigd’ werd door de strijd tegen het terrorisme, zoals belichaamd door Bin Laden, als gevolg van de aanvallen van 11 september op de Tweelingtorens, is de stagnatie totaal. De regering van Kaboel is het voorwerp van onophoudelijke aanvallen en de hoofdstad ligt regelmatig onder raketvuur van verschillende Pashtoen en Afghaanse klieken die om de macht strijden. In het zuiden en het oosten van het land, hebben de Taliban opnieuw terreinwinst geboekt met aanslagen en commando-operaties. Ook de Verenigde Staten zagen zich verplicht om deze maand een nieuwe operatie op te zetten van de militaire politie genaamd ‘Mountain Lion’, zo’n 2500 man sterk en ondersteund door een bijzonder indrukwekkende luchtmacht. Het werd duidelijk gezegd dat de doelstellingen van deze operatie massale vernietigingen zijn net zoals in 2001 en 2002. Toch probeerden de media op aandrang van de Amerikaanse staat het belang ervan te verdoezelen waarbij vooral het ‘psychologisch’ karakter van dit nieuwe offensief werd benadrukt. Want het zou er immers vooral om gaan “druk uit te oefenen op de neo-taliban en de indruk te ver,ijden dat zij de overhand zouden hebben, zowel in de ogen van de Afghaanse bevolking, die ‘gerustgesteld’ moet worden, als de internationale publieke opinie” (Le Monde, 13 april). Dat is wat men noemt massale psychologische afschrikking.
Het Midden-Oosten begint nog verder in de barbarij af te zinken. Niet alleen zijn de Verenigde Staten niet in staat geweest een consensus af te dwingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, maar hun onmacht om de agressieve en provocerende politiek van Sharon te matigen heeft de politieke crisis opgedreven zowel in de bezette gebieden als in Israël zelf. Zo verscheuren de verschillende Israëlische politieke fracties elkaar steeds meer. Maar het is vooral aan Palestijnse kant dat de nederlaag het meest opzienbarend is, met de sterke opkomst van de Hamas, een buitengewoon achterlijke en radicaal anti-Israëlische Palestijnse fractie, die bovendien nog in de clinch ligt met de Fatah. Zo regelen de beide Palestijnse kampen hun conflicten met vuurwapens in de Gazastrook. Dit is een ware drukketel van 1.600.000 inwoners (de dichtste mensenconcentratie ter wereld) van wie 60% vluchteling is, die steeds verder in de ellende worden gedompeld door het stopzetten van de internationale hulp en de leegloperij veroorzaakt door de slagbomen en identiteitscontroles van het Israëlische leger die de bevolking belet om in Israël te gaan werken.
De bouw door de Israëlische staat van de ‘Apartheidsmuur’ op de Westelijke Oever kan de spanning alleen maar verder opdrijven en de opeengeperste, misprezen Palestijnse bevolking wordt steeds meer geronseld door islamistische groepen. Dit drijft hen tot een nog grotere radicalisering naar het terrorisme. Wanneer de muur af zal zijn, komen 38 dorpen met 49.400 Palestijnen in enclaves terecht en kome de 230.000 Palestijnse inwoners van Jeruzalem aan de andere Israëlische kant van de demarcatielijn terecht. Globaal genomen zal deze constructie uitlopen op het opsluiten van de bevolking in een serie van ‘bantoestans’ die van elkaar gescheiden blijven.
Sinds 2003 is de krachtmeting tussen Iran en de grootmachten rond de beschikking van Teheran over kernenergie de voorbije zomer toegenomen on nu tot een hoogtepunt te komen. Met het ultimatum dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties stelden en waarbij Iran werd aangemaand om vóór 28 april te stoppen met elke activiteit in verband met het verrijken van uranium en de weigering van dit land om zich daaraan te onderwerpen, zijn de diplomatieke spanningen verder toegespitst. In een internationale context waar de oorlogsgekte van de kapitalistische wereld doorlopend wordt uitgestald, en in een streek van de planeet waar dagelijkse moordpartijen hoogtij vieren, is de krachtmeting tussen de Iraanse staat en de Verenigde naties vol van gevaren. Er dreigt een nieuwe uitbreiding en verheviging van de barbarij.
Het spreekt voor zich dat Iran al het mogelijke doet om over kernwapens te kunnen beschikken, en dat al sinds 2000. Het gezwets van zijn leiders over het uitsluitend ‘vreedzaam’ en ‘burgerlijk’ gebruik van dit vermogen om kernenergie op te wekken zijn klinkklare leugens. Vroeger was het een bruggenhoofd van het Amerikaanse blok en vervolgens werd het verlaagd in rang tot een achterlijke figurant in de jaren na het regime van Khomeini. Het bloedde leeg op het vlak van mensenlevens en op economisch gebied door de oorlog tegen Irak in het midden van de jaren 1980 en herstelde zich geleidelijk aan in de loop van de jaren 1990. Het genoot de Russische militaire hulp en de verzwakking van Irak (zijn historische rivaal met betrekking tot de controle over de Perzische Golf) als gevolg van de Eerste Golfoorlog en de herhaalde aanvallen van de Verenigde Staten tegen Bagdad tot het definitief vernietigende Amerikaanse offensief van 2003. Momenteel wil Iran zich duidelijk opstellen als een regionale macht waarmee weer rekening moet worden gehouden. Zijn troeven zijn niet te veronachtzamen.
Dat komt tot uiting in uitdagender en misprijzender verklaringen van de Iraanse regeringsleiders tegenover de Verenigde Naties, en vooral tegenover de Verenigde Staten.
De Iraanse staat stelt zich voor als een sterke en stabiele staat, met het weer aan de macht komen van de meest reactionaire en islamistische fractie, terwijl rondom zich, in Irak en Afghanistan, de chaos heer en meester is. Deze toestand maakt het mogelijk een pro-Arabisch ideologisch offensief te voeren om zich op te werpen als het speerpunt van een ‘onafhankelijke’ pan-islamitische identiteit (in tegenstelling tot Saoedie-Arabië dat wordt voorgesteld als de slippendrager van de Verenigde Staten) via anti-Israëlische geklets en zijn openlijke oppositie tegen de Verenigde Staten van Amerika.
Het feit dat Washington maar niet in staat is om de pax americana te laten gelden in Irak en Afghanistan levert koren op de molen van deze anti-Amerikaanse propaganda. En het verleent geloofwaardigheid aan de Israëlische verklaringen dat de dreigingen van het Witte Huis flauwekul zijn.
De toestand in Irak zelf heeft de militaire aspiraties van Iran alleen maar kunnen aanwakkeren. Behalve de evidente mislukking van Bush, is er de aanwezigheid van een belangrijke sjiïtische overheersing in de bevolking en in de regering, zoals in Iran. Dat heeft de Iraanse imperialistische honger opgewekt door het perspectief op een grotere invloed zowel in dat land zelf als in de Perzische Golf.
Maar het zijn eveneens de patente meningsverschillen tussen de verschillende landen die in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn vertegenwoordigd, die door de Iraanse staat tot de laatste druppel wordt uitgemolken. Zo komt het dat, hoewel al deze landen verklaren zich te ‘verzetten’ tegen het perspectief van een Iran voorzien van kernwapens, vormt de openlijke verdeeldheid onder elkaar voor Teheran nog een reden om een hogere toon aan te slaan tegenover de eerste wereldmacht. Als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië reageren door te dreigen met een interventie, dan zien we Frankrijk daarentegen verklaringen afleggen tegen iedere militaire interventie in Iran. China en Rusland, zijn op hun beurt, net zoals Duitsland (dat nu tijdelijk toenadering zoekt tot Rusland), onverzettelijk tegen elke, zeker iedere militaire, vergeldingsmaatregel die aan Iran zou kunnen worden opgelegd. Deze beide landen, en Moskou op kop, leverden in het verleden materiaal aan Iran zodat het zijn kernarsenaal kon ontwikkelen.
Met een dergelijke toestand komt de regering Bush in de problemen. De Iraanse provocatie dwingt haar te reageren, bijvoorbeeld met welgerichte luchtbombardementen (op slecht geïdentificeerde doelwitten, dikwijls in het hart van de grote steden). Deze nieuwe fase in de oorlog in het Midden-Oosten kan het anti-oorlogsgevoel aanwakkeren dat zich ontwikkelt in de Amerikaanse bevolking die zich steeds meer keert tegen de oorlog in Irak.
Maar de Verenigde Staten zouden eveneens het hoofd moeten bieden aan een radicalisering van de Arabische landen en van alle islamistische groepen, zonder nog de golf van aanslagen mee te tellen waarmee Iran duidelijk herhaaldelijk heeft gedreigd.
Wat ook de uitkomst is van de ‘Iraanse crisis’, er valt niet aan te twijfelen dat deze zal uitlopen op een verergering van de oorlogsspanningen tussen de landen van het Midden-Oosten en de Verenigde staten. Maar ook tussen de eerste wereldmacht en haar rivalen die op een verkeerde stap van het Witte Huis zitten te wachten om er ‘punten tegen te scoren’ door het te brandmerken als oorlogsstoker. Wat het lot van de bevolking betreft die, net zoals anderen voor hen, gedecimeerd worden door de oorlog, dat is de allerlaatste bekommernis van deze imperialistische bandieten, kleine en grote.
Mulan / 25.04.2006
Wij wensen uitdrukkelijk onze solidariteit te betuigen met de strijd van de 23.000 arbeiders van de metaalindustrie, sinds 3 mei in Vigo in de provincie van Galicië (Spanje), waarvan een groot deel jonge arbeiders. Zonder uitzondering hebben de media en de websites van de vakbonden en de politieke organisaties die zichzelf als radicaal betitelen een doodse stilte bewaard over deze gebeurtenis, zowel in Spanje zèlf als op internationaal vlak (1). Voor de arbeidersklasse is het belangrijk dat er discussie wordt gevoerd over deze ervaring, dat we er met een kritische geest lering uit trekken om ze in praktijk te brengen. Want alle arbeiders gaan gebukt onder dezelfde problemen: bestaansonzekerheid, steeds onverdraaglijker arbeidsvoorwaarden, prijsstijgingen, aankondigingen van aanvallen op de pensioenen, aanvallen op de arbeiders in de openbare diensten…
Op hetzelfde moment dat het helse trio regering-bazen-vakbonden nieuwe hervormingen van de arbeid ondertekent die, onder het voorwendsel van de ‘strijd tegen de bestaansonzekerheid’, niets anders doen dan deze juist des te meer verbreiden door de vergoedingskosten bij ontslag te verlagen en door een veralgemening voor te stellen van contracten van tijdelijke duur beperkt tot twee jaar, brak er in de metaalsector een massale staking uit, waarin ongeveer 70% van de arbeiders uit deze sector betrokken was, met als belangrijkste motief juist de strijd tegen de bestaansonzekerheid.
De strijd tegen de nieuwe hervorming van de arbeid verloopt niet via actiedagen en ‘acties’ georganiseerd door de talrijke radicale vakbonden. Het is integendeel een strijd van de arbeiders zèlf, stakingen waartoe collectief wordt besloten: het zijn zulke stakingen die ondersteund en uitgebreid moeten worden. Want zo kunnen de krachten worden verzameld om zich te weer te stellen tegen de voortdurende aanvallen van het kapitaal.
De staking in de metaal was massaal en werd georganiseerd onder de vorm van algemene en openbare vergaderingen op straat. De arbeiders besloten dat deze vergaderingen open zouden staan voor allen die hun mening wilden geven, die de staking ondersteunen, vragen wilden stellen of eisen wilden formuleren. In het stadscentrum werden massale betogingen georganiseerd. Meer dan tienduizend arbeiders kwamen dagelijks bijeen om de strijd te organiseren, om te beslissen over de te ondernemen acties, om te beslissen tot welke bedrijven men zich moest wenden voor solidariteit van andere arbeiders, om te luisteren naar de weinige informatie die over de staking werd verspreid, om discussies aan te gaan met de bevolking op straat en ga zo maar door.
Het is veel betekenend dat de arbeiders van Vigo dezelfde strijdmiddelen gebruiken als de studenten in Frankrijk tijdens de laatste gebeurtenissen. De algemene vergaderingen staan open voor andere arbeiders, actieven, werklozen en gepensioneerden. De algemene vergaderingen vormden op beide plaatsen ook de zuurstof van de beweging. Het is ook veelbetekenend dat nu in 2006 de arbeiders van Vigo naar dezelfde middelen teruggrijpen als in 1972: het dagelijks houden van grote algemene vergaderingen die toen de arbeiders van de hele stad bijeenbrachten. De arbeidersklasse is een internationale en historische klasse en het zijn deze twee kenmerken waaruit zij kracht kan putten.
Van het begin van de beweging af probeerden de strijdende arbeiders om de solidariteit van andere arbeiders te verkrijgen, vooral die van de grote bedrijven van de metaalsector die genieten van bijzondere overeenkomsten en die, zich daardoor niet ‘niet betrokken zouden voelen’. Zij stuurden massale afvaardigingen naar de scheepswerven, naar Citroën en naar de belangrijkste andere fabrieken. De scheepswerven zijn op 4 mei uit solidariteit unaniem in staking gegaan. Vanuit het egoïstische en koude standpunt van de burgerlijke ideologie van de heersende klasse dat ieder maar zijn eigen boontjes moet doppen kan deze actie enkel maar als een ‘bevlieging’ worden begrepen. Maar voor de arbeidersklasse vormt deze actie het beste middel om de bestaande situatie te lijf te gaan en om de toekomst voor te bereiden. Voor de bestaande situatie omdat elke sector van de arbeidersklasse zich slechts sterk kan maken als zij kan steunen op de strijd van de anderen. Om de toekomst voor te bereiden omdat de maatschappij die het proletariaat nastreeft de mensheid in staat zal stellen om verlost te worden van de dilemma’s van het kapitalisme haar oorsprong vindt in de solidariteit, in de menselijke wereldgemeenschap.
Op 5 mei kwamen bijna 15.000 arbeiders uit de metaal bijeen bij de ingang van de grootste fabriek van de stad (Citroën, met 4.500 arbeiders), om ze op te roepen tot een algemene vergadering voor de poorten van de fabriek om deel te nemen aan de discussie in een poging ze te overtuigen om zich bij de strijd aan te sluiten. Deze waren onderling verdeeld, de eén bereid om in staking te gaan terwijl de ander aan het werk wilde. Terwijl de discussie zich ontwikkelde begonnen groepen vakbondsmensen eieren en andere etenswaren te gooien naar de arbeiders van Citroën en deden de balans overslaan naar het zich niet aansluiten bij de stakers. Uiteindelijk gingen ze allemaal aan het werk. Maar het zaad dat gezaaid was door de massale afvaardiging van die dag wierp zijn vruchten af: op dinsdag 9 mei begonnen de werkonderbrekingen zowel bij Citroën als in andere grote bedrijven.
De solidariteit en de uitbreiding van de strijd waren ook de belangrijkste sterke punten van de beweging van de studenten in Frankrijk. In feite was het zo dat onmiddellijk toen er in de grote bedrijven een spontaan gevoel van solidariteit met de studenten op gang kwam, zoals bij Snecma of Citroën, de Franse bourgeoisie de CPE introk. Solidariteit en uitbreiding van de strijd kenmerkten ook de algemene staking van Vigo in 1972, die de ijzeren vuist van de franquistische dictatuur liet terugkrabbelen. Ook daar kunnen we de internationale en historische kracht van de arbeidersklasse zien.
Op 8 mei, toen 10.000 arbeiders optrokken naar het station om na een algemene openbare vergadering reizigers te informeren werden ze van alle kanten met een ongehoord geweld aangevallen door de politie. De charges van de politie waren uitermate gewelddadig. De kleine groepjes verspreide arbeiders werden ongenadig lastig gevallen door de ordestrijdkrachten. Er waren verschillende gewonden en dertien arrestaties. Vanaf dat moment werd de black-out verbroken in de Spaanse media, maar enkel om het geweld van de botsingen tussen arbeiders en politie in beeld te brengen.
Deze repressie zegt genoeg over de ‘democratie’ en haar mooie gezwets over ‘onderhandelingen’, over de ‘vrijheid van betoging’ en de ‘vertegenwoordiging van alle burgers’. Wanneer de arbeiders op hun klassenterrein vechten aarzelt het kapitaal geen ogenblik om de repressie te ontketenen. En daar kan men de ware aard zien van de cynische kampioen van de ‘dialoog’, mijnheer Zapatero, socialist en regeringsleider. Hij weet op wie hij moet terugvallen: zijn laatste socialistische voorloper, de mijnheer Gonzalez, was reeds verantwoordelijk voor de dood van een arbeider tijdens de strijd op de scheepswerven van Gijón (1984) en van een andere in Reinosa tijdens de strijd van 1987. Zij gaan verder in de traditie van een andere beroemde bourgeois, de grote linkse republikein Azaña, die in 1933 het bevel gaf om ‘in de buik te schieten’ bij de slachtpartij van de dagloners in Casas Viejas.
De klopjacht in het spoorwegstation had wel een belangrijk politiek doel: de arbeiders opsluiten in uitputtende gevechten met de ordestrijdkrachten, ze te dwingen om massale acties op te geven (betogingen en algemene vergaderingen) ten voordele van de verspreiding tijdens botsingen met de politie. Het doel is duidelijk om ze in de val te lokken van op voorhand verloren, regelrechte veldslagen waarmee ze de geloofwaardigheid zouden verspelen die ze bij de andere arbeiders hadden opgebouwd.
De Franse regering probeerde dezelfde manoeuvre uit tegen de beweging van de studenten: “De diepgang van de beweging van de studenten komt eveneens tot uiting in haar capaciteit om niet te trappen in de valstrik van het geweld die de bourgeoisie verschillende keren voor haar had uitgezet, daarbij inbegrepen het gebruiken en manipuleren van de ‘herrieschoppers’: de politiebezetting van de Sorbonne, de valstrik op het einde van de betoging van 16 maart, de politiecharges op einde van die van 18 maart, het geweld van de ‘herrieschoppers’ tegen de betogers van 23 maart. Zelfs indien een kleine minderheid van studenten, en voornamelijk diegenen die beïnvloed zij door de anarchiserende ideologie, zich laten verleiden hebben door botsingen met de politie, dan heeft de grote meerderheid onder hen het toch ter harte genomen om de beweging niet te laten wegrotten in herhaalde botsingen met de oproerpolitie.” (Stellingen over de studenten beweging van de lente 2005 in Frankrijk, www.nl.internationalism [51]).
De arbeiders mobiliseerden zich vervolgens massaal om de vrijlating te eisen van de aangehouden arbeiders, met een betoging van 10.000 mensen en waarmee het doel werd bereikt. Het is veelbetekenend dat de media (El País, El Mundo, de televisie…) die tot op dat moment een totaal stilzwijgen bewaard hadden over de beweging van de algemene vergaderingen, de massale betogingen en de solidariteit, de botsingen van 8 mei uitspitten. De boodschap die ze ons willen overbrengen is duidelijk: “Als je wil opvallen of de aandacht op je wil vestigen, organiseer dan gewelddadige acties!” De bourgeoisie is de eerste die profijt haalt uit het demoraliseren van de arbeiders in steriele gevechten.
Het is al lang geleden dat de vakbonden nog om een wapen van de arbeiders waren en zich omvormden tot een schild van het kapitaal. Dat werd aangetoond door hun deelname aan alle hervormingen voor de arbeidshervormingen van 1988, 1994, 1997 en 2006, die zoveel hebben bijgedragen tot het ontwikkelen van de bestaansonzekerheid en de ‘hotdogbaantjes’. De drie vakbonden (Comisiones Obreras, UGT en CIG (2)) namen enkel aan de staking deel om haar van binnenuit te kunnen ondermijnen en er weer onder controle te krijgen . Dat wordt aangetoond door het feit dat ze zich, zonder enig succes, verzetten tegen het sturen van massale afvaardigingen naar andere bedrijven, door daarvoor in ruil een algemene staking van de metaalsector op 11 mei ‘aan te bieden’. De arbeiders hebben niet op hen gewacht en weigerden geloof te hechten aan deze ‘J’ dag (‘overwinningsdag’) van de kant van de vakbonden. Ze brachten de werkelijk proletarische methode in praktijk: het sturen van massale afvaardigingen, direct contact met andere arbeiders, de massale en collectieve actie.
Maar op 10 mei, na 20 uur onderhanden, ondertekenden de vakbonden een overeenkomst die, goed verdoezeld, een mokerslag betekende omdat de belangrijkste eisen verkwanseld waren in ruil voor prullaria en ze haastten zich om de hun oproep tot de algemene staking van de sector voor de volgende dag in te trekken. Een groot deel van de arbeiders uitte onmiddellijk zijn verontwaardiging en de stemming over de ondertekening van deze overeenstemming werd verdaagd tot 11 mei.
Er moet lering worden getrokken uit deze manoeuvre van de stakingsbrekers: men kan de onderhandelingen niet in vakbondshanden laten, ze moeten geheel en al worden gevoerd worden door de algemene vergaderingen. Deze moeten een onderhandelings-comité benoemen dat dagelijks rekenschap aflegt over de onderhandelingsresultaten. Dat is wat er in de jaren 1970 gebeurde en wat we weer moeten opnemen als we niet bedrogen willen worden door deze lakeien.
We weten niet hoe de strijd verder zal verlopen. Maar wat ook de uitkomst zal zijn, hij biedt ons al wezenlijke lessen. De crisis van het kapitalisme biedt geen ruimte meer voor een stopzetting van de aanvallen. Het is nu al meer dan twintig jaar dat de bestaansvoorwaarden van het proletariaat van alle landen in vrije val zijn, en de aanvallen zullen steeds erger worden. We worden gedwongen ons te verdedigen, we moeten de kracht van de arbeidersklasse weer herontdekken en in deze beweging verstrekt een strijd als die van Vigo ons een belangrijke les: wij hebben genoeg van de strijdmethodes van de vakbonden die enkel leiden tot ontmoediging en onmacht. alleen de proletarische strijdmiddelen die we in Vigo zagen en die in de lijn liggen van de beweging van de studenten in Frankrijk geven ons de kracht en de eenheid die we nodig hebben. Ze stellen ons in staat om niet langer gemanipuleerd te worden door vakbondsleiders en zo worden we een klasse die kan nadenken, beslissen en strijden op een bewuste, eensgezinde en solidaire wijze.
IKS / 10.05.2006
(Naar een stellingname op de website van onze afdeling in Spanje.)
(1) De CNT, de meest ‘radicale’ vakbond, bewaarde een oorverdovende stilte over de strijd tot aan 8 mei.
(2) CIG: Confédération Intersyndicale de Galice. Radicaal-nationalistische vakbond die een heel ‘strijdbare’ rol speelde als tegenwicht voor de ‘gematigdheid’ van de twee anderen.
In de drie vorige delen van deze serie hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP van bij haar oprichting een snelle ontwikkeling in aantal en in invloed doorgemaakt heeft. Het succes van de parlementaire en syndicale strijd voor het bekomen van daadwerkelijke hervormingen zal ervoor zorgen dat het idee zelf van een revolutie steeds meer verdwijnt ten voordele van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De zwakheden van de partij veranderen in een doctrine. De BWP wordt net als de andere sociaal-democratische partijen verteert door het gangreen van het opportunisme en reformisme, ondanks de dagelijkse strijd van de marxistische linkerzijde tegen dit verval. En dat des te meer omdat de bourgeoisie er actief naar streefde de sociaal-democratie onder controle te krijgen om zo de arbeidersklasse in te kaderen die volop in ontwikkeling was en een steeds grotere dreiging inhield voor haar heerschappij.
In de drie vorige delen van deze serie hebben we duidelijk gemaakt hoe de BWP van bij haar oprichting een snelle ontwikkeling in aantal en in invloed doorgemaakt heeft. Het succes van de parlementaire en syndicale strijd voor het bekomen van daadwerkelijke hervormingen zal ervoor zorgen dat het idee zelf van een revolutie steeds meer verdwijnt ten voordele van het uitsluitend nastreven van hervormingen. De zwakheden van de partij veranderen in een doctrine. De BWP wordt net als de andere sociaal-democratische partijen verteert door het gangreen van het opportunisme en reformisme, ondanks de dagelijkse strijd van de marxistische linkerzijde tegen dit verval. En dat des te meer omdat de bourgeoisie er actief naar streefde de sociaal-democratie onder controle te krijgen om zo de arbeidersklasse in te kaderen die volop in ontwikkeling was en een steeds grotere dreiging inhield voor haar heerschappij (1).
In het begin van de 20e eeuw is de vorming van de wereldmarkt voltooid en daarmee wordt de concurrentie tussen de verschillende kapitalistische naties op de spits gedreven. De economische oorlog tussen de naties kan enkel uitmonden op een wereldwijd militair conflict. De eerste wereldoorlog illustreert op bijzonder bloedige manier dit begin van de doodsstrijd van het wereldkapitalisme. Het kapitalistisch systeem heeft zijn historische missie volbracht en maakt het aantreden van een andere productiewijze mogelijk en noodzakelijk, de kommunistische maatschappij. Vanaf dat moment is het de historische taak van het proletariaat te strijden voor de omverwerping van het kapitalisme, de enige reële uitkomst van de strijd voor zijn onmiddellijke belangen. De intrede van de kapitalistische productiewijze in haar vervalperiode plaatst het proletariaat en zijn organisaties brutaal voor de keuze 'oorlog of revolutie'.
Gedragen door de theoretische vooruitgang in de arbeidersbeweging gedurende de 19e eeuw en het begin van de 20e, verzekert de BWP net als haar zusters in de gehele wereld het proletariaat dat zij zich met alle middelen tegen de wereldslachting die zich aankondigt zal verzetten en onderschrijft ze de verklaringen van de congressen van de IIe Internationale. Want hoewel ze verteert wordt door reformisme en opportunisme had de IIe Internationale, onder impuls van haar revolutionaire minderheden, al snel stelling gekozen tegen de oorlogsvoorbereidingen en de oorlogsdreiging. Zo had ze zich, op het congres van 1907 in Stuttgart, bevestigd door dat in Kopenhagen (1910), dat van Basel (1912) en zo door tot de laatste dagen van juli 1914, verzet tegen de oorlogspropaganda en het militaristische streven van de heersende klasse. Het internationalisme gaf de toon aan van die resoluties. Maar het uitbreken van de oorlog op 4 augustus 1914 betekent een ramp zonder voorgaande voor de arbeidersbeweging. Parallel met de intense nationalistische ideologische hersenspoeling vanwege de bourgeoisie is het doorslaggevende element dat haar gaat meesleuren in deze ongehoorde moordpartij het verraad van de voornaamste sociaal-democratische arbeiderspartijen. Hun parlementsfracties keuren de oorlogskredieten goed in naam van de Heilige Eenheid en drijven de arbeidersmassa's ertoe elkaar uit te moorden in het belang van de imperialistische mogendheden in een vreselijke chauvinistische hysterie. Wanneer ze finaal voor de keuze geplaatst worden stemmen alleen de Russische bolsjewieken en de Servische socialisten tegen de oorlogskredieten. De vakbonden vaardigen van bij het begin van de oorlog een stakingsverbod uit. In België is het oude sociaal-democratische apparaat aan de vooravond van de oorlog al compleet verrot door opportunisme en reformisme,zoals blijkt uit het slot van de speech van BWP-voorzitter E. Vandervelde voor de Kamer in december 1911: "De dag waarop België aangevallen zal worden zullen wij het verdedigen. Wij zullen evengoed vechten als de anderen, misschien wel harder dan de anderen." Of nog eens dezelfde Vandervelde die in 1913 vond dat Frankrijk zijn republikeinse instellingen moest verdedigen tegen keizerlijk Duitsland. Wat een verschil met zijn boodschap van socialistisch internationalisme uit de bloeitijd van de BWP: "Er komt een moment waarop de arbeiders die gij in de kazernes opgesloten hebt zich echt te stom vinden omdat ze op andere arbeiders schieten, een moment waarop de proletariërs zullen zeggen: die Duitser, die Fransman, dat is een arbeider zoals wij. Het is een makker in onze arbeid, in onze ellende. We houden zielsveel meer van hem dan van de vette kapitalisten die ons uitbuiten. Voor mannen als Jaurès of Liebknecht koesteren we veel meer broederlijke sympathie dan voor een Woeste of Helleputte bijvoorbeeld." (Kamer van Volksafgevaardigden, zitting van 17.12.1894) en "Er komt een moment", roept Vandervelde, "waarop gij van deze mensen (de arbeiders, nvdr) niet langer zult bekomen dat zij zo dom zijn u te verdedigen, uw waakhonden te zijn!" (idem) We herinneren eraan dat het Charter van Quaregnon uit 1894 (het programma van de BWP) stelt dat "de socialisten van alle landen solidair moeten zijn, de bevrijding van de arbeiders is geen nationale maar een internationale opdracht". Wat is er geworden van de massale antimilitaristische betogingen, zoals die van augustus 1897 op initiatief van de BWP, toen tienduizenden opstapten achter de slogan "het socialisme breekt het laatste geweer", "Weg met de oorlog, weg met sabels en kanonnen"?
Van bij het uitbreken van de oorlog dienen de 'sociaal-chauvinisten' in België net als in de voornaamste industrielanden als ronselaars voor de imperialistische slachting en verraden daarbij definitief de arbeidersklasse. De BWP vond dat een oorlog tussen allianties een oorlog was 'ter verdediging van de democratie' tegen de 'militaire monarchieën'. En het argument dat de Belgische socialisten enkel een 'defensieve oorlog' aangingen na de schending van de Belgische 'neutraliteit' door het Duitse imperialisme, was enkel nuttig voor de propaganda van de rechterzijde en zou tot in 1917 het centrum misleiden. Dit argument was bedrog : behalve de complete onderwerping van de Belgische sociaal-democraten aan de heilige eenheid van bij het begin van de oorlog, maken de verklaringen van de leiders van de BWP voor 1914 al overduidelijk dat ze klaarstonden om verraad te plegen en alle lessen en analyses van de arbeidersbeweging overboord te gooien, over het imperialisme, de oorlog en het proletarisch internationalisme. Het is duidelijk dat de Belgische neutraliteit niets meer dan politieke fictie was in de imperialistische wereld van 1914. De 'neutrale landen' hadden alleen maar een façade van 'neutraliteit'. Door een koloniaal rijk te veroveren en door actief deel te nemen aan de invloedsstrijd voor de controle over de wereldmarkt had het Belgische kapitalisme zich volop op het terrein van de imperialistische tegenstellingen geplaatst. Louis de Brouckère schreef daarover: "We hebben gestemd voor de annexatie van Congo en we dachten de kolonie in de hand te houden. Vandaag blijkt dat de kolonie ons in haar greep heeft. Wij zijn opgenomen in de kring van 'wereldmachten' en de groten zullen ons niet los laten. We moeten hun beweging volgen, ons bewapenen wanneer zij dat zeggen, geld uitgeven wanneer zij dat zeggen." (2). Het argument dat België, afzonderlijk beschouwd een defensieve oorlog zou voeren, ontging niet aan de aandacht van Lenin. "Laten we aannemen," zei hij in 1915 "dat alle staten die er belang bij hebben de internationale verdragen te respecteren de oorlog verklaren aan Duitsland om te eisen dat dit land België verlaat en schadeloos stelt. In dit geval zou de sympathie van de socialisten natuurlijk uitgaan naar de vijanden van Duitsland. Maar de 'Drievoudige (en Viervoudige) Alliantie' voert de oorlog niet omwille van België, dat is algemeen bekend, en alleen hypocrieten zullen dat verbergen. Op het terrein van de huidige oorlog van de huidige regeringen is het niet mogelijk België te helpen anders dan door te helpen Oostenrijk of Turkije enz. te versmachten! Wat komt die 'verdediging van het vaderland' daarbij dan doen?" (3) Het geval van België kon dus de algemene aard van de oorlog niet veranderen. Het geeft één van beide imperialistische blokken alleen de mogelijkheid zijn redenen om ten oorlog te trekken wat te verfraaien door het internationaal recht in te roepen en de barbaarsheid van de tegenstander aan te klagen. Bovendien is de BWP zeker niet de laatste die struikelt over de drempel van de 'verdediging van de geboortegrond'. In één klap keuren de socialistische afgevaardigden de 200 miljoen oorlogskredieten goed en applaudisseren ! De BWP steunt voortaan de heilige eenheid voor de oorlog. De BWP had trouwens het trieste voorrecht de eerste socialistische partij te zijn die toetrad tot een regering van nationale eenheid. Als ronselaar voor de bourgeoisie roept ze de Belgische arbeiders te schieten op de Duitse. En op 4 augustus 1914, de dag waarop de invasie van België door het Duitse leger begint, wordt haar leider E. Vandervelde gebombardeerd tot minister van staat in de oorlogsregering. Zo verklaart hij: "de klassenstrijd wordt opgeschort, het ganse volk wijdt zich aan de verdediging van grondgebied en vrijheid" (4). Daarna wordt hij in 1916 minister van burgerlijke en militaire bevoorrading in de Belgische regering die zetelt in Le Havre. In die hoedanigheid gaat hij op verzoek van de koning naar het front om het patriottisme aan te wakkeren dat door lange jaren van eindeloze slachtingen verzwakt is, en om de jacht te openen op deserteurs en internationalistische arbeiders. Vier jaar lang zal Vandervelde als voorzitter van de Internationale en van de BWP een belangrijke propagandapion zijn voor de zaak van de geallieerden. Als voorzitter van de Internationale richt hij een oproep aan de Russische socialisten om hun strijd tegen het tsarisme voorlopig opzij te schuiven en de Europese democratie tegen het Pruisisch militarisme te verdedigen (in feite het tegendeel van de resolutie van Basel uit 1912). Naast hem zal E. Anseele, minister vanaf 1916, zich ontpoppen als een echte havik, oorlogspropagandist tot de eindoverwinning. Maar ook een reeks oude opposanten van de opportunistische politiek zoals Jules Destrée horen tot de meest gedreven herauten van wat men het oorlogssocialisme is gaan noemen. Zijn ongebreideld en ongenuanceerd patriottisme maakte van hem een doorgedreven verdediger van de burgerlijke democratie. Zo legt hij in het parlement ronkende verklaringen af die de stelling verwerpen dat 'de arbeiders geen vaderland hebben' om daarop te verkondigen dat "alle volkeren de plicht hebben de territoriale integriteit van hun land te verdedigen" (5). Hij werd trouwens met een missie belast naar het toen neutrale Italië om er "het voor het proletariaat verzwakkende en kwalijke effect te bestrijden van de neutralistische theorieën" (6). Maar er waren ook Louis de Brouckère en De Man die de marxistische oppositie lieten vallen en zich als vrijwilliger opgaven voor het Belgisch leger. Hun voorbeeld werd gevolgd oor meerdere opposanten, waaronder ook uit de Socialistische Jonge Wacht (SJW). Dat betekent dat de socialistische beweging unaniem was wat betreft de verdediging van het grondgebied en dat zij zich volmondig aan de zijde van de geallieerden schaarde.
Ondanks al dat chauvinisme en die misleidende oorlogspropaganda ontwikkelen zich vanaf de zomer van 1916 belangrijke massabewegingen, met name in Duitsland, om de woede van de arbeiders uit te drukken tegen het lijden, ontbering en ellende die door de oorlog veroorzaakt werden. Zo brak in 1917 een muiterij uit in een groot deel van het Franse leger. Soldaten die op verlof vertrokken zongen de Internationale in de treinen en eisten vrede. De lastigste eenheden worden onder vuur genomen door hun eigen kanonnen en 55 'muiters' moeten voor de krijgsraad verschijnen en worden geëxecuteerd (7).
Het echte begin van de revolutionaire golf situeert zich in de maand februari 1917, in Rusland. In Petersburg is er een uitbarsting van al de woede die opgekropt zit in de arbeidersrangen -en in de andere arme lagen van de bevolking- tegen de voedselbevoorrading van de toenmalige hoofdstad van Rusland die van dag tot dag ontoereikender is, en tegen de overuitbuiting die opgelegd wordt door de oorlogseconomie. De beroepssoldaten die opgetrommeld worden om de opstand neer te slaan, sluiten er zich bij aan. De revolutionaire gebeurtenissen in Rusland krijgen natuurlijk een enorme weerklank bij het proletariaat in Europa en in de hele wereld, maar in de eerste plaats toch bij degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de interimperialistische slachtpartij. Het komt overal tot betogingen en gedreven sympathiebetuigingen met de Rode Oktober, en België vormt hierop geen uitzondering, met in het bijzonder uitingen van verbroedering tussen soldaten van de tegenover elkaar staande legers. Wanneer de Russische revolutie op gang begint te komen in 1917 trekt de leiding van de BWP ten strijde tegen het bolsjewistisch gevaar. In het begin had de BWP nog, zoals de meeste sociaal-democratische partijen, via tussenkomst van Vandervelde, de Brouckère en Colon uit Le Havre een telegram naar het comité van Petersburg gestuurd om de zege op het tsarisme te begroeten (8 maart 1917). Maar dan veroordeelt E. Vandervelde de revolutionaire arbeiders van Rusland en steunt hij openlijk Kerenski en de contrarevolutie: "de politiek van de bolsjewieken speelt in de kaart van de koning van Pruisen", "het bolsjewisme is de negatie van socialisme". De Man en de Brouckère gaan met Vandervelde in mei-juni 1917 naar Rusland om het streven naar vrede en de opkomst van het bolsjewisme tegen te gaan en Rusland aan te sporen de heilige oorlog tegen Duitsland voort te zetten in plaats van te luisteren naar hen die uitnodigen de wapens tegen de eigen bourgeoisie te richten. Wat een contrast met de solidariteitsbeweging tijdens de opstand in Rusland in 1905 toen Huysmans in naam van de Internationale opriep tot steun aan de Russische Revolutie, onder meer door wapens te kopen en te verschepen.
Maar het is in Duitsland, waar de machtigste arbeidersbeweging huist, dat de doorslaggevende gevolgen zich voordoen. Na een tijd van 'incubatie' gedurende 1917, zwelt de arbeidersrevolte gedurende het jaar 1918 aan om tot ontbranding te komen begin november. Rode vanen wapperen op de Duitse oorlogsvloot die in Kiel voor anker ligt. Overal worden arbeiders- en soldatenraden gevormd, zoals in Brussel, waar de Duitse soldaten op 10 november 1918 in opstand komen tegen hun officieren. Ze bezetten de Kommandantur, verkiezen een Revolutionaire soldatenraad en doen een oproep tot solidariteit bij de Belgische arbeiders en vakbonden. Maar die geven geen krimp, ook al speelt Jacquemotte er een belangrijke rol. De BWP heeft de Belgische arbeiders immers verboden zich solidair te tonen. Er is wel geen onmiddellijk gevaar in België, maar de gebeurtenissen in Rusland en Duitsland en de vorming van een revolutionaire soldatenraad in Brussel hebben indruk gemaakt. De bourgeoisie beseft nu dat de arbeiders in uniform die uit de loopgraven komen geen genoegen zullen nemen met de vooroorlogse toestand. Diezelfde socialisten (zoals Joseph Wauters) onder dekmantel van het Nationaal Comité voor Voedselhulp in Brussel gaan nu praten met E. Franqui van de Société Générale, de industrieel E. Solvay of de liberaal P.E. Janson over de voorbereiding van een regering van nationale eenheid die voor een goedkope relance moet zorgen, teneinde de besmetting door revolutionaire bewegingen te voorkomen. Dat leidt tot de onderhandelingen met de koning in het kasteel van Loppem op 12 november. De socialisten krijgen belangrijke ministerposten toegewezen; Vandervelde op Justitie, Anseele op Openbare Werken en Nijverheid en Joseph Wauters op Arbeid. De koning is het met Anseele eens dat, om België in kalmte en orde herop te bouwen, alle partijen de strijdbijl moeten begraven en toetreden tot een regering van nationale eenheid die enkele belangrijke eisen van de arbeiders moet inwilligen: zo wordt het Algemeen Stemrecht toegekend, wordt artikel 310, tegen vakbondsstakingen, uit de strafwetboek geschrapt, worden belangrijke toegevingen gedaan inzake de achturendag en wordt een ouderdomspensioen van 700 frank ingevoerd.
In feite moet dit programma de smeulende brand blussen, en mag enkel ruimte laten voor pseudo-revolutionaire rellen (8). Want sociale beroering was er zonder twijfel. Die kwam krachtig tot uitdrukking tussen 1919 en 1921 in een groot aantal wilde stakingen (1919: 160.000 stakers en 1920: 290.000 stakers). De socialisten doen al wat ze kunnen om de stakingen te breken. Wauters bijvoorbeeld door de paritaire comités in te stellen. Louis Bertrand stelt de verplichte bemiddeling voor bij sociale conflicten, en Destrée betwist het stakingsrecht voor ambtenaren. Eind 1921 krijgt de beweging een symbolische betekenis. Een staking van de metaalarbeiders in Seraing breidt uit naar de mijnwerkers en naar andere arbeiders en radicaliseert wanneer de vakbondsleiding en de socialistische burgemeester Merlot een verzoening proberen door te drukken. De stakers komen regelrecht in opstand tegen de vakbondsleiding die de beweging weigert te steunen. Voor het eerst in de geschiedenis van de BWP bestormen de proletariërs een Volkshuis van de BWP, wat de historische draai illustreert die de BWP en het vakbondsapparaat gemaakt hebben.
Tot besluit nog twee voorbeelden van de politiek van de BWP in de regering, die haar overstap naar de bourgeoisie duidelijk maken. Om te beginnen kiest de BWP volop partij voor de annexatie van de Oostkantons en van de Duitse kolonies Burundi en Ruanda, en was Vandervelde één van de medeondertekenaars van het Verdrag van Versailles (28-06-1919), iets wat voor de oorlog compleet ondenkbaar zou geweest zijn. Later in hetzelfde jaar 1919 kiest ze de kant van de Duitse sociaal-democratie SPD die de repressie organiseert tegen de arbeiders die in Berlijn in opstand gekomen waren. Bovendien aanvaardt ze dat de Belgische regering met het sturen van een militair expeditiekorps naar het Ruhrgebied deelneemt aan de 'pacificatie' van dit industriegebied.
De politieke organisaties van het proletariaat sterven omdat ze overwonnen worden, omdat ze verraad plegen door naar het kamp van de vijand over te lopen. Dat was ook het geval met de BWP. Maar fracties van de organisatie, de linkerzijdes, waren sterk genoeg om de armen niet te laten zakken onder druk van de heersende klasse. Zij verzekerden de continuïteit van wat de organisatie aan proletarische elementen bevatte. In die zin betekent zich beroepen op continuïteit doorheen de verschillende politieke proletarische organisaties, zich beroepen op de actie van de opeen volgende linkse fracties die als enigen in staat waren die continuïteit te verzekeren. Maar die strijd wordt niet om het even hoe gevoerd. Hij speelt zich af binnen de organisaties die de meest gevorderde elementen van de arbeidersklasse groeperen. Proletarische organisaties die, ondanks al hun zwakheden, steeds een levende uitdaging geweest zijn voor de bestaande orde.
"Wij stoten de halve maatregelen, de leugens en de luiheid van de versleten officiële socialistische partijen ver van ons af, wij kommunisten, verenigd in de IIIe Internationale, wij zien onszelf als de rechtstreekse opvolgers van de inspanningen en de heldhaftige opoffering van een lange reeks revolutionaire generaties, van Babeuf tot Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. De Ie Internationale heeft de komende ontwikkelingen voorzien en de wegen voorbereid, de IIe Internationale heeft miljoenen proletariërs bijeengebracht en georganiseerd, en de IIIe Internationale zal de Internationale van de massa-actie zijn, de Internationale van de verwezenlijking van de revolutie." (Manifest van het oprichtingscongres van de Kommunistische Internationale aan de proletariërs van de gehele wereld!, maart 1919.
LAC / 05.08.2006
(1) De trage en moeilijke strijd voor de vorming van arbeidersorganisaties, Internationalisme nr. 324; Sociale hervorming of revolutie ?, Internationalisme nr. 325; De opkomst van reformisme en opportunisme, Internationalisme nr. 326.
(2) Louis De Brouckère, Socialisme et lutte de classe, nr.14, juli 1914.
(3) Lenin, Socialisme en oorlog: Het voorbeeld van België, 1915.
(4) Vandervelde, Le parti ouvrier belge 1885-1925, p. 68.
(5) Toespraken van Furnémont et Destrée, Parlementaire annalen, 1912-13, p. 661 , 665, 942.
(6) Jules Destrée, Les Socialistes et la Guerre européenne, Parijs, 1916, p. 75.
(7) De muiters van 1917 horen thuis in het geheugen van het wereldproletariaat, niet in dat van de natie!, in Internationalisme, nr. 247, december 1998.
(8) Leo Picard, Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, Tussen de twee oorlogen, p. 493.
Met de intrede van de herfst zien we ook de terugkeer van het verkiezingscarnaval, deze keer op het niveau van de steden en gemeenten; zoals altijd gaat het gepaard met een opstapeling van bluf, politiek gemanoeuvreer, leugens en illusies. Eens te meer zal men ons vragen om onze ‘burgerplicht’ te vervullen, om, door het uitbrengen van onze stem, mee te werken aan een goed beheer van het systeem, deze keer op stedelijk of gemeentelijk vlak, om ons te mobiliseren voor de ‘verdediging van de democratie’. In werkelijkheid zijn de teerlingen al op voorhand geworpen: het is altijd de bourgeoisie die de verkiezingen wint. Op dit verrotte terrein hebben de arbeiders niets te verdedigen. De proletariërs hebben de ervaring al lang opgedaan: of links of rechts het nu haalt, of de een of andere kandidaat verkozen wordt, voor hen komt het neer op dezelfde politiek van onophoudelijke aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse.
Om die reden roepen de revolutionairen de arbeiders dan ook vandaag op om af te zien van elke deelname aan de verkiezingen in naam van de verdediging van hun onmiddellijke en historische belangen. Door hun strijd te ontwikkelen op hun eigen klassenterrein, tegen de ellende, op de werkplaats, in de stakingen en betogingen kunnen zij hun woede werkelijk tot uiting brengen.
Deze houding van de revolutionairen is niet specifiek voor de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België zullen doorgaan. Het dateert al uit het begin van vorige eeuw dat de arbeiders, in tegenstelling tot de 19e eeuw geen enkele mogelijkheid meer rest om van de verkiezingen gebruik te maken om hun belangen te verdedigen.
In de 19e eeuw, tijdens de ganse bloeiperiode van het kapitalisme, ging de arbeidersstrijd tegen de uitbuiting en de repressie door de bourgeoisie noodzakelijkerwijs via een strijd voor hervormingen, via moeizame eisenstrijd voor het veroveren en ontrukken van mogelijke, werkelijke en duurzame verbeteringen van werk- en bestaansvoorwaarden van de arbeidersklasse op het economisch en politiek terrein. Toentertijd kon het parlement nog gebruikt worden als een tribune waardoor de arbeidersklasse haar stem kon laten horen en zich een plaats kon veroveren in het kapitalisme dat nog volop in bloei was. Wegens dit feit, en door de illusies te bestrijden dat het mogelijk was om via democratische, vreedzame en reformistische wegen tot het socialisme te komen, namen de revolutionairen desalniettemin volop deel aan de strijd voor het verkrijgen van het algemeen kiesrecht. Zij riepen de arbeiders op om in bepaalde gevallen deel te nemen aan de verkiezingen en het burgerlijk parlement, om dergelijke hervormingen er door te krijgen door in te spelen op de tegenstellingen tussen progressieve en reactionaire fracties van de heersende klasse die met elkaar botsten.
Op het einde van de 19e en bij het begin van de 20e eeuw in tegendeel kon het kapitalisme dat zijn heerschappij over het geheel van de planeet had uitgebreid, niet langer een progressief systeem zijn. Het kan de economische tegenstellingen die het belagen niet langer overstijgen, het kan de cyclische overproductiecrises niet meer oplossen want het botst op de grenzen van de wereldmarkt die steeds meer oververzadigd geraakt. Alle sociale productieverhoudingen, privaat eigendom, loonarbeid, natie, die het kader gevormd hadden waarmee het kapitalisme er in geslaagd was om zich over de hele planeet te veralgemenen en die een formidabele ontwikkeling van de productiekrachten hadden mogelijk gemaakt, vormen zich om tot zovele hindernissen voor deze verdere ontwikkeling.
Het kapitalisme treedt definitief zijn permanente historische crisis binnen. Van dan af kan het niet langer meer overleven tenzij via een helse spiraal van crisis, oorlog, heropbouw, nieuwe nog scherpere crisis, die het samen met de rest van de mensheid doen afglijden naar een steeds grotere barbarij en ellende.
Deze onoverkomelijke tegenstellingen die het kapitalisme aanvreten sinds het begin van de 20e eeuw, krijgen door hun intensiteit, hun duur, hun veralgemening over alle landen een kwalitatief nieuwe dimensie. Zij plaatsen de arbeidersklasse voor de noodzaak en de mogelijkheid om direct over te gaan tot het omverwerpen van het kapitalisme.
Van dan af aan, en rekening houden met de verbitterde concurrentie tussen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie die elkaar de steeds schaarser wordende afzetmarkten betwisten op de wereldmarkt, houdt de overleving van het kapitalisme in, dat de uitbuiting en de aanvallen op alle levensvoorwaarden van de arbeidersklasse geïntensifieerd worden. Voortaan is er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toekennen van werkelijke en duurzame hervormingen aan de arbeidersklasse, om het even op welk vlak, economische of politiek. Zij dringt het tegendeel op: steeds meer opofferingen, ellende, uitbuiting en barbarij.
Onder deze voorwaarden is het voor het proletariaat niet langer mogelijk zich te verdedigen op het terrein van de burgerlijke instellingen. Haar enige taak bestaat er voortaan in om zich voor te bereiden op het bevestigen van haar eigen revolutionair perspectief met de bedoeling dit zieltogende systeem van top tot teen te vernietigen.
Om dat te bereiken moet het alle strijdvormen uit het verleden die waardeloos geworden zijn verwerpen: de strijd in de vakbonden en op het verkiezingsterrein. Deze middelen die het in de 19e eeuw mogelijk maakten om zich waar te maken en als klasse te vormen zijn nu wapens van de bourgeoisie geworden, misleidingkrachten die voor niets anders dienen dan om de arbeiders te ontwapenen, hen af te leiden van het werkelijke terrein van hun strijd tegen het kapitaal.
Daarom heeft de arbeidersklasse vandaag geen keuze. Ofwel laat ze zich meesleuren op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staat, die haar uitbuiting en onderdrukking organiseert, het terrein waarop zij niet anders dan geatomiseerd kan worden, en dus machteloos gemaakt wordt om weerstand te bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt zij haar collectieve strijd, op solidaire en eensgezinde wijze, om haar levensvoorwaarden te verdedigen. Alleen op die manier zal zij haar klassenkracht kunnen ontwikkelen, zich kunnen verenigen en organiseren buiten de burgerlijke instellingen om de strijd te voeren met het oog op het omverwerpen van het kapitalisme. Slechts op dergelijke wijze zal zij, in de toekomst, een nieuwe maatschappij kunnen opbouwen die zal ontdaan zijn van uitbuiting, ellende en oorlogenn
Internationalisme
Hieronder publiceren we de beginselverklaring van een nieuwe proletarische groep in Turkije: Enternayonalist Komünist Sol, Internationalistisch Kommunistisch Links. De IKS publiceerde al eerder op zijn website een pamflet van deze groep ter gelegenheid van 1 Mei dat we hielpen verspreiden. Om in contact te komen met de EKS, schrijf naar: [email protected] [54].
De standpunten van de EKS zijn basisstandpunten voor toetreding. Ze zijn vlug neergeschreven vanuit het oogpunt van een groep, die oorsprongkelijk samenkwam voor het opmaken en verspreiden van pamfletten voor specifieke manifestaties, en die zich ontwikkelde in de richting van een politieke formatie. En als zodanig zijn ze onderhevig aan toekomstige verandering. Ze zijn een stellingname over wat we momenteel zien als de basisstandpunten die revolutionairen verdedigen:
We definiëren onszelf noch als een ‘marxistische’ noch als een ‘anarchistische’ groep. Alhoewel de meeste van onze leden zichzelf als kommunisten beschouwen sluiten wij geen gemeenschappelijk werk uit met anarchisten, die aansluiten bij de basisstandpunten van de arbeidersklasse, in de dezelfde politieke organisatie. Wij zijn van mening dat in de huidige toestand in Turkije, waar bijna niemand revolutionaire standpunten verdedigt, het een grote misvatting zou zijn om mensen uit te sluiten die fundamenteel dezelfde standpunten verdedigen als wij, op grond van historische argumenten over zaken die plaatsvonden in het begin van de voorbije eeuw. Dit betekent evenwel niet dat wij deze thema’s niet bediscussiëren en dat wij niet zouden proberen om daarover meer helderheid te verwerven.
Enternasyonal Komünist Sol.
1. Verwerping van parlementarisme en sociaal-democratie
Het idee dat de bestaande orde veranderd kan worden via parlementaire of democratische middelen is de belangrijkste hindernis waarmee de arbeidersbeweging geconfronteerd wordt bij elke stap die ze zet. Alhoewel deze illusie bewust in het leven wordt geroepen door de heersende klasse, wordt ze ook verdedigd en voorgesteld als een oplossing door de linkse groepen, die niet in staat zijn tot het vatten van de klassenaard van het parlement, die gebaseerd is op het idee dat de arbeidersklasse belang heeft bij de natie. Maar in werkelijkheid is het niet meer dan een circus dat probeert het idee door te drukken dat een beweging op klassenbasis zowel onbetekenend als zinloos is, met de bedoeling het proletariaat te mobiliseren achter de belangen van de bourgeoisie. Ook de sociaal-democratie, die de ideologie verdedigt van democratische rechten en vrijheden, en de verandering van het bestaande evenwicht ten gunste van de arbeidersklasse door middel van hervormingen, die niet langer mogelijk zijn onder het kapitalisme, dient vanuit haar positie als een middel om een tussenpositie in te nemen tussen de heersende klasse en de arbeidersklasse, wat neerkomt op het verdedigen van de belangen van de bourgeoisie. Terwijl de sociaal-democratie geen hindernis vormt voor de heersende klasse, is ze anti-arbeidersklasse, en neemt zij een contra-revolutionair standpunt op momenten dat de proletarische beweging opkomt, en zij vormt een ideologie van samenwerking met de klassenvijand ten behoeve van de bourgeoisie.
Net zoals het parlement organiseren de vakbonden de arbeiders als een deel van het kapitaal. Daarbij komt nog dat zij wegens hun plaats in het centrum van de arbeidersklasse, de allereerste hindernis zijn voor de proletarische strijd. Wanneer de arbeidersklasse passief lijkt, en haar strijd tegen het kapitaal niet duidelijk is, geradicaliseerd of veralgemeend, organiseren de vakbonden de arbeidersklasse als variabel kapitaal, en als loonslaven, net zoals ze de illusie veralgemenen dat dit zowel respectabele als rechtvaardige manieren zijn om te leven. Niet alleen zijn de vakbonden niet in staat tot revolutionaire actie maar ze zijn evenmin in staat om de levensstandaard van de arbeiders in het hier en nu te verdedigen. Dit is de belangrijkste reden waarom de vakbonden burgerlijke, pacifistische, chauvinis-tische en staatstactieken zijn. Wanneer de beweging van de arbeiders radicaliseert en tot ontwikkeling komt, schuiven de vakbonden democratische en revolutionaire slogans naar voren, en op die manier proberen zij de beweging te manipuleren, alsof het niet het belang van de arbeidersklasse zou zijn zich te bevrijden van de loonslavernij, maar die in verschillende vormen te bestendigen. De methoden van de ‘vakbondsbasis’ en het zelfbeheer worden op verschillende plaatsen en omstandigheden gebruikt, met geen ander gevolg dan dat de arbeiders uit eigen wil de heerschappij van het kapitaal aanvaarden. In werkelijkheid bestaat het enige wat de vakbonden doen uit het verdelen van de arbeiders in verschillende sectoriële groepen en staan ze met hun klassenbelangen als geheel achter de sociaal-democratische slagzinnen.
Nationalisme is de basisslogan die de bourgeoisie gebruikt om de arbeidersklasse te organiseren achter de kapitalistische belangen. De bewering dat, onafhankelijk van hun klassenpositie, ieder lid van de natie in dezelfde boot zou zitten, dient alleen om het revolutionair potentieel van de arbeidersklasse te vernietigen door twee aan elkaar tegengestelde klassen op ideologisch vlak samen te smelten. Vertrekkend vanuit deze vaststelling komt het er op neer dat iedereen maar moet werken voor ‘zijn’ of ‘haar’ eigen natie, eigen kapitalistische klasse, en dat de strijd voor hun eigen klassenbelangen zou uitlopen op het doen zinken van het schip. In tegenstelling tot wat heel links beweert vertonen zowel het Turkse als het Koerdische nationalisme geen andere eigenschappen.
De fundamentele waarheid die ontkend wordt door mensen die het hebben over nationale bevrijdingsstrijd tegen het imperialisme is dat de karaktertrekken van de strijd van de arbeidersklasse boven de naties staat. De bevrijding van de arbeidersklasse kan allen worden bereikt door de vlag van de klassenstrijd te hijsen tegen ieder soort van nationale bevrijding, demagogie, en imperialistische oorlog. Momenteel bevinden mensen die het hebben over een ‘nationaal front’ tegen de imperialisten en over nationale onafhankelijkheid, zich in een wedren met de liberalen, waartegen ze denken zich te verzetten, om klassentegenstellingen te ontkennen. Het Koerdisch nationalisme, de zogenaamde tegenspeler van het Turkse nationalisme waaraan het ook voedsel geeft, verwerkelijkt de volledige deling van de arbeidersklasse door dezelfde rol te spelen als het Turkse nationalisme voor de arbeiders in de eigen gebied.
Kommunisme is geen mooie utopie die ooit eens bereikt kan worden, noch een theorie waarvan de noodzaak wetenschappelijk bewezen is, maar het is de strijd van de arbeiders voor hun eigen belangen als een beweging. In die zin heeft kommunisme niets te maken met de ultra-linkse definities daarvan. Het wordt eerder geboren uit de arbeidersstrijd voor zijn onmiddellijke belangen en is een uitdrukking van hun behoefte aan bevrijding van de loonarbeid, van kapitaal en de staat. Als gevolg daarvan is het de verwerping van alle delingen tussen intellectuelen en arbeiders, tussen uiteindelijke doelen en onmiddellijke belangen, tussen ‘vakbondsbewustzijn’ en ‘socialistisch bewustzijn’, tussen doel en middelen. Telkens als de arbeiders de strijd aangaan voor hun eigen belangen, onafhankelijk van de vakbonden en zelfverklaarde arbeiderspartijen, bloeit het kommunisme op in hun strijd. Op dezelfde wijze wordt de kommunistische organisatie binnen de strijd organische gevormd, en ontstaat uit de internationale vereniging van de tussenkomsten van de meest radicale en vastbesloten minderheden in de klassenstrijd, waarin de tegenstelling tussen arbeiders en kapitaal tot uiting komt.
06.2006
Men kan niet anders dan met verontwaardiging en walging worden vervuld door deze nieuwe manifestatie, deze uitbarsting van de oorlogsbarbarij in het Nabije-Oosten: 7000 luchtaanvallen op Libanees grondgebied, meer dan 1200 doden in Libanon en in Israël (waaronder meer dan driehonderd kinderen van onder de twaalf jaar), bijna 5000 gewonden, een miljoen burgers die op de vlucht sloegen voor de bombardementen en die probeerden weg te komen uit de gevechtszones. Anderen, te arm om de gevechtszones te ontvluchten, verschansen zich naar het mogelijke, met pijn in de buik van de angst.... Hele wijken, hele dorpen zijn herschapen in ruïnes, ziekenhuizen worden overspoeld en zijn propvol: dat is de voorlopige balans van een maand oorlog in Libanon en Israël als gevolg van het offensief dat de Tsahal inzette om de toenemende invloed van Hezbollah te verminderen en in antwoord op één van de vele moordadige aanvallen van de islamitische milities over de Israëlisch-Libanese grens heen. De vernietigingen worden geschat zes miljard euro te bedragen, zonder dan nog de kosten te rekenen van de oorlog zélf. Uiteindelijk is de oorlogsoperatie uitgelopen op een mislukking die ook een smadelijke tegenslag vormt en een abrupt einde maakt aan de mythe van onoverwinnelijkheid, van de onkwetsbaarheid van het Israëlische leger. Het is ook een nieuwe terugslag en een verdere verzwakking van het Amerikaanse leiderschap. Hezbollah komt daarentegen versterkt uit het conflict en heeft in de ogen van het geheel van de Arabische landen een nieuwe legitimiteit verworven door zijn verzet.
Deze oorlog luidt een volgende stap in van het in vuur en vlam zetten van heel het Midden-Oosten en van het wegzinken in een steeds maar oncontroleerbare chaos, waartoe alle imperialistische machten hebben bijgedragen, van de grootste tot de kleinste, in de schoot van de zogenaamde internationale gemeenschap. Vanwaar deze slachtpartijen, deze golf van moordende gevechten?
De patstelling in het Nabije-Oosten was al een feit met het aan de macht komen van de ‘terroristen’ van Hamas op het Palestijnse grondgebied (met een onverzettelijkheid van de Israëlische regering waardoor deze bijdroeg tot het provoceren van een ‘radicalisering’ van een meerderheid van de Palestijnse bevolking) en de openlijke verscheurdheid binnen de Palestijnse bourgeoisie, tussen Fatah en Hamas, waardoor iedere oplossing door onderhandelingen onmogelijk werd gemaakt. De Israëlische terugtrekking uit Gaza om de Westelijke Oever beter te isoleren en af te sluiten zal niet veel zoden aan de dijk hebben gezet. Israël had geen andere oplossing dan een andere richting in te slaan om de toenemende invloed tot staan te brengen van Hezbollah in Zuid-Libanon, die gesteund, gefinancierd en bewapend wordt door de Iraanse peetvader. Het voorwendsel dat door Israël werd gegeven om de oorlog te ontketenen bestond uit het vrij krijgen van de twee soldaten die Hezbollah gevangen had genomen: bijna twee maand na hun ontvoering zijn ze nog steeds gevangenen van de sjiitische milities, en het eerste getouwtrek over dit onderwerp is nog nauwelijks door de Verenigde Naties begonnen. De andere opgegeven reden bestond uit het ‘neutraliseren’ en ontwapen van Hezbollah, waarvan de aanvallen en de invallen op Israëlisch grondgebied vanuit Zuid-Libanon een belangrijke bedreiging zouden vormen voor de veiligheid van de Hebreeuwse staat. Dit staat net zo in wanverhouding tot de werkelijkheid als het doden van een mug met een bazooka. De Israëlische staat heeft zich met een ongelooflijke brutaliteit, met beest-achtigheid en verbetenheid, overgeleverd aan een ware politiek van de ‘verschroeide aarde’ tegen de burgerbevolking van de dorpen in Zuid-Libanon, die zonder enig mededogen van hun land en uit hun huizen werden gejaagd, die honger moesten lijden, geen drinkwater hadden en blootgesteld werden aan de ergste epidemieën. Er zijn ook negentig bruggen en ontelbare verbindingswegen stelselmatig afgesneden (wegen, autosnelwegen…), drie elektrische centrales en duizenden woningen werden vernield, de luchthaven van Beiroet werd onbruikbaar gemaakt, en er werd onophoudelijke gebombardeerd. De Israëlische regering en haar leger herhaalde tot vervelens dat ze de ‘burgerbevolking wilden spare’ en slachtpartijen zoals die van Kanaa werden afgedaan als ‘betreurenswaardige incidenten’ (zoals het fameuze ‘collatoral dammage’, de ‘zijdelingse schade’ in de Golfoorlogen en in de Balkan). Maar het is wel onder deze burgerbevolking dat de meeste slachtoffers vallen, en verreweg de meeste: 90% van de doden!
Deze oorlog kon niet uitbarsten zonder het groene licht van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten, die hun hoofd in het wespennest van de oorlog in Irak en in Afghanistan hebben gestoken, en na de mislukking van hun ‘vredesplan’ om het Palestijnse vraagstuk op te lossen, moeten de regelrechte mislukking vaststellen van hun tactiek van het omsingelen van Europa, waarvoor de Nabije en het Midden-Oosten de strategische hoofdkaarten vormden. Vooral de Amerikaanse aanwezigheid in Irak is al drie jaar uitgedraaid op een bloedige chaos, een ware afschrikwekkende burgeroorlog tussen rivaliserende fracties, dagelijkse aanslagen die de bevolking blindelings treffen, in een ritme van tachtig tot honderd doden per dag. Al deze mislukkingen en deze onmacht getuigen van de historische verzwakking van de Amerikaanse bourgeoisie in deze regio, die bovendien in de hele wereld haar leiderschap steeds meer ter discussie gesteld ziet. Dat is trouwens de reden waarom nieuwe imperialistische pretenties van andere staten steeds meer op de voorgrond treden, te beginnen met die van Iran. In deze samenhang stond het buiten kijf dat de Verenigde Staten zelf zouden ingrijpen, terwijl het doel in de regio eruit bestaan om de staten aan te pakken die zij aanklagen als ‘terroristisch’ en als belichamingen van de ‘as van het kwaad’, zoals Syrië en vooral Iran waarvan Hezbollah de steun geniet. Het Israëlische offensief, dat als waarschuwing moest dienen aan deze twee staten, laat zien dat de belangen van het Witte Huis en die van de Israëlische bourgeoisie volkomen parallel lopen. De Verenigde Staten remden binnen de Verenigde Naties trouwens wekenlang de overeenkomsten over een staakt-het-vuren af en saboteerden die zelfs om het Israëlische leger in de gelegenheid te stellen haar operationele bases dieper in Libanees grondgebied te laten doordringen, tot aan de beroemde Litani rivier.
Behalve het feit dat er voor de Hebreeuwse staat geen sprake van kan zijn zich blijvend te nestelen in Zuid-Libanon, maken de problemen waarmee de Verenigde Staten en de staat Israël worden geconfronteerd in het Nabije en het Midden-Oosten deel uit van dezelfde dynamiek: dezelfde aandrang om vooruit te vluchten in militaire avonturen om hun imperialistische belangen te waarborgen en vooral hun statuut van politieagent. Ze komen steeds meer vast te zitten in hetzelfde wespennest, in hetzelfde onvermogen om een steeds groeiende chaos onder controle te houden, die door hun ingrijpen wordt veroorzaakt en die even zo vele dozen van Pandora opent.
Binnen de Israëlische bourgeoisie schuiven burgers en militairen de verantwoordelijkheid voor een slecht voorbereidde oorlog op elkaar af. Israël doet de bittere ervaring op dat een militie die opgaat in de bevolking niet op dezelfde manier bestreden kan worden als een staand leger van een gevestigde staat (1). Hezbollah net als Hamas was in het begin niet meer dan één van de vele islamitische milities die werden opgericht tegen de Israëlische staat. Zij werd gevormd tijdens het het Israëlische offensief in Zuid-Libanon in 1982. Dankzij haar sjiitische samenstelling kon ze genieten van de financiële steun van het regime van de Iraanse ayatollah’s en molla’s. Ook Syrië, dat omvangrijke logistieke steun verleende, maakte er gebruik van als achterhoede toen het in 2005 werd gedwongen om zich uit Libanon terug te trekken. Deze bende van bloeddorstige moordenaars is er tezelfdertijd in geslaagd om geduldig een machtig netwerk te vormen van rekruteringsagenten door medische, sanitaire en sociale voorzieningen terug te betalen uit kassen die gespijsd worden door gulle giften die voortkomen uit het petroleummanna van de Iraanse staat. Momenteel veroorloofd deze zich het herstel te vergoeden van door de bommen en raketten vernielde of beschadigde huizen, om haar in staat te stellen de burgerbevolking in haar rangen te ronselen. Zo konden we reportages zien van dit ‘schaduwleger’ samengesteld uit kinderen van tussen de tien en de vijftien jaar, die in de bloedige afrekeningen mogen dienen als kanonnenvlees.
Syrië en Iran vormen op dit ogenblik het meest homogene blok rond Hamas en Hezbollah. Vooral Iran loopt te koop met zijn ambities om de belangrijkste imperialistische macht van de regio te worden. Door het bezit van atoomwapens zou het die rol inderdaad kunnen spelen. Al maandenlang tart de Iraanse regering de Verenigde Staten door zijn atoomprogramma voort te zetten. Vandaar dat Iran zijn arrogante provocaties opdrijft en met zijn oorlogsbedoelingen te koop loopt, zelfs verklarend dat het de staat Israël van de kaart te vegen.
Het toppunt van het cynisme en schijnheiligheid wordt bereikt door de Verenigde Naties die tijdens de maand die de oorlog duurde in Libanon voortdurend zijn ‘vredeswil’ uitsprak terwijl het zijn ‘onmacht’ (2) ten toon spreidde. Dit is een schaamteloze leugen. Dit ‘rovershol’ is het moeras waar de meest monsterachtige krokodillen van de planeet met elkaar ravotten. De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad zijn de grootste roversstaten van de planeet. De Verenigde Staten, waarvan de alleenheerschappij berust op de machtigste militaire armada ter wereld en waarvan de militaire misdrijven sinds het uitroepen in 1990 van “een tijdperk van vrede en voorspoed” door Bush senior (de twee Golfoorlogen, de interventie in de Balkan, de bezetting van Irak, de oorlog in Afghanistan…) voor zich spreken.
Groot-Brittannië heeft dusverre deelgenomen aan de afstraffingscampagnes van de Verenigde Staten om zijn eigen belangen te verdedigen. Zo hoopt het de invloedszone te heroveren waarover het beschikte door zijn oud protectoraat in deze regio (vooral Iran en Irak). Het probeert koste wat kost zijn aanwezigheid in de regio te behouden, hopende daarvan in de komende jaren de dividenden op te strijken.
Rusland, dat verantwoordelijk is voor de ergste wreedheden tijdens zijn twee oorlogen in Tsjetsjenië en dat met moeite de ineenstorting van de USSR verteerd en zijn wraaklust herkauwt, komt momenteel met nieuwe imperialistische pretenties op de proppen door te profiteren van de zwakte van de Verenigde Staten. Daarom speelt het de kaart van steun aan Iran en wat discreter van Hezbollah. China, dat winst slaat uit zijn groeiende economische invloed, droomt ervan om toegang te krijgen tot nieuwe invloedszones buiten Zuidoost-Azië. En het lonkt naar Iran, omdat het ook één van de staten is waarop het zijn zinnen heeft gezet om zijn doel te bereiken. Deze twee staten hebben elk doorlopend voorop gelopen om de resoluties van de Verenigde Naties te saboteren.
Wat Frankrijk betreft, het bloed dat aan zijn handen kleeft maakt die niet minder vuil dan die van de anderen. Het heeft niet alleen volop deelgenomen aan de eerste Golfoorlog in 1991, maar het speelde ook de pro-Servische kaart op de Balkan, waar het in het kader van de Verenigde Naties koelbloedig aanstuurde op het laten afslachten van de Bosnische bevolking in de enclave van Srebrenica in 1993. Het naam deel aan het opjagen van de Taliban in Afghanistan (de dood van twee soldaten van de ‘speciale strijdmachten’ van de COS heeft pas geleden het volle licht geworpen op deze tot dusverre heel erg discrete activiteit)(3).
Maar het is vooral in Afrika dat het Franse imperialisme betrokken is bij duistere zaakjes. Het is Frankrijk dat de inter-etnische afslachtingen uitlokte in Rwanda door de liquidatie aan te moedigen van Tutsies door Hutus met de meest barbaarse methodes, voor de verdediging van zijn smerige imperialistische belangen op Afrikaanse bodem.
De Franse bourgeoisie heeft heimwee naar een tijdperk waarin het met Groot-Brittannië de invloedszones verdeelde in het Midden-Oosten. Met het noodgedwongen opgeven van zijn bondgenootschap met Saddam Hoessein tijdens de eerste Golfoorlog in 1991 en vervolgens met het vermoorden van zijn ‘beschermeling’ Massoed in Afghanistan, concentreert het zijn hoop op juist het heroveren van Libanon. Daar was het met geweld verjaagd tijdens de eerste oorlog van Libanon in 1982/83 door het offensief van Syrië tegen de Libanees-christelijke regering en vervolgens door de Israëlische tussenkomst die werd geleid door de ‘slager’ Sharon en op afstand bediend door de Verenigde Staten. En Syrië, dat toen tot het kamp van de voormalige Sovjet-Unie behoorde, was toen gedwongen om Libanon te verlaten en zich te schikken naar het westerse kamp. Het heeft Syrië nooit de moord in februari 2005 (toegeschreven aan Bachir al-Assad) vergeven op de voormalige Eerste Minister Rafic Hariri, die een grote ‘vriend’ was van Chirac en van Frankrijk. Dat is de reden waarom het, ondanks zijn verlangen om met Iran te flirten (dat voorgesteld wordt als een ‘groot land’ waarmee onderhandeld moet worden), Frankrijk zich toch achter het Amerikaanse plan voor Libanon schaart, rond de fameuze resolutie 1201 van de Verenigde Naties, en zelfs het plan bekokstoofde voor het inzetten van UNIFIL-troepen. Ondanks de terughoudendheid van de generale staf die protesteerde vanuit de overweging dat de militaire operaties van Frankrijk in het buitenland ‘onder spanning staan’ (rond de 15.000 man ingezet bij vele verschillende fronten: Ivoorkust met de operatie Licorne, Tsjaad, Kongo, Djiboeti, Darfour, Kosovo, Macedonië, Afghanistan), heeft de Franse regering de schepen achter zich verbrand. Het heeft toegezegd om voor Zuid-Libanon 400 tot 2.000 soldaten te leveren voor UNIFIL. Maar op enkele voorwaarden: namelijk de verlenging van zijn mandaat voor het algemene bevelhebberschap over de tot februari 2007 15.000 ingezette mannen met het gebruik van geweld in geval van agressie. Inderdaad, de herinnering bij nazinderen aan de aanslag op het gebouw Drakkar in Beiroet waar het Franse contingent in oktober 1983 was gelegerd en die uitliep op het verlies van 58 parachutisten door een aanval van sjiitische terroristen wat leidde tot het vertrek van Frankrijk uit Libanon. Toch zijn de aarzelingen van de Franse bourgeoisie om van het diplomatieke terrein over te stappen naar een meer militair terrein niet van de baan. De belangrijkste taak van UNIFIL bestaat uit het ondersteunen van een zeer zwak Libanees leger dat nog maar nauwelijks weer is opgericht – slechts 15.000 man sterk – en belast met het ontwapenen van Hezbollah. Deze missie is des te gevaarlijker omdat twee leden van Hezbollah deel uitmaken van de Libanese regering, en omdat Hezbollah, dat zelf een aureool van prestige heeft omdat het in zijn eentje de mislukking van het machtige leger van de Tsahal heeft bewerkstelligd, zich nooit zo sterk en vol zelfvertrouwen heeft gevoeld (het heeft zijn capaciteit laten zien om raketten af te vuren en tot aan het tekenen van de wapenstilstand de steden van Noord-Israël te bedreigen) en vooral omdat het Libanese leger in aanzienlijke mate door haar is geïnfiltreerd. Ook andere grootmachten staan te trappelen, zoals Italië, dat, in ruil voor het leveren van grootste contingent van de troepen van de Verenigde Naties, na 2006 het oppercommando van UNIFIL in Libanon krijgt overgedragen. Nauwelijks een paar maanden na de terugtrekking van de troepen uit Irak doet Prodi, die de Berlusconi-ploeg zo scherp bekritiseerde voor de deelname aan de oorlog in Irak, hetzelfde in Libanon, waarmee de Italiaanse ambities om zich onder de groten te begeven worden bevestigd, maar dan wel met het risico wat veren te laten.
De patent hachelijke situatie voor Israël en de Verenigde Staten vertegenwoordigt een nieuwe belangrijke stap voorwaarts in de verzwakking van de Amerikaanse hegemonie. Maar verre van een factor te zijn die de oorlogsspanningen zal verminderen zal het die vergroten. Het vormt een aanmoediging om de imperialistische pretenties van al de andere staten nog te vergroten. Zo kondigt het geen enkel ander vooruitzicht aan dan dat van ontwrichting en groeiende chaos.
Het Nabije- en Midden-Oosten bieden momenteel een samenballing van de irrationele aard van de oorlog waarin elke van de imperialismes steeds meer zwelgt om zijn eigen belangen te verdedigen ten koste van een steeds verdere en steeds bloediger uitbreiding van de conflicten waarin steeds meer staten betrokken raken. Syrië en Iran staat op het punt betrokken te raken. Omgekeerd drijft die situatie de Verenigde Staten en Israël tot een nog gruwelijker en bloediger antwoord. De Israëlische Minister van Defensie liet dan ook duidelijk voelen dat de wapenstilstand niet meer dan tijdelijk is om de krachten opnieuw te verzamelen om een tweede aanval te openen waarmee hij beloofde Hezbollah definitief te vernietigen.
De uitbreiding van de gebieden waarin bloedige confrontaties plaatsvinden is een uiting van het onontkoombaar karakter van de kapitalistische oorlogsbarbarij. Oorlog en militarisme zijn allang de permanente bestaanswijze geworden van een kapitalisme in verval en in volle ontbinding. Dat is één van de belangrijkste kenmerken van de tragische impasse waarin een systeem is terechtgekomen dat de mensheid niets anders meer te bieden heeft dan het zaaien van dood en verderf.
Er komt steeds meer verzet tegen de oorlog op gang. Vorig jaar vonden er grote manifestaties plaats in Tel-Aviv en Haïfa uit protest tegen de stijging van de levenskosten. De regering werd er daarbij van beschuldigend dat haar opdrijving van de militaire begroting ten kosten van de sociale begroting onevenredig was en daarmee een buitensporige inflatie aanwakkerde. De mislukking van de oorlog kan momenteel uitingen van sociale onvrede enkel bevorderen.
In de Palestijnse gebieden komt de woede van de ambtenaren die al maanden geen loon meer hebben ontvangen (door de kredietbevriezing door de Europese Unie sinds de verkiezing van Hamas) steeds sterker tot uiting.
Toch worden van de proletariërs en van de burgerbevolking miljoenen mensen, of die nu van oorsprong joods, Palestijns, sjiitisch, soennitisch Druzisch, Koerdisch, christen-maronitisch of nog anders zijn, in gijzeling genomen en onderworpen aan een dagelijkse terreur.
Welke solidariteit kunnen we betuigen met de bevolking die in deze gruwelijke oorlog wordt geslachtofferd? De Franse bourgeoisie verklaarde naar het voorbeeld van het tijdschrift Marianne van 12 augustus dat we ons erop moeten beroepen “allemaal zionisten, Palestijnse nationalisten en Libanese patriotten te zijn.” De revolutionairen daarentegen heffen luid en duidelijk de eenheidsslogan aan van de arbeidersklasse: “De proletariërs hebben geen vaderland!” De arbeidersklasse heeft geen enkel nationaal belang en geen enkel kamp te verdedigen Die nationale belangen zijn altijd de belangen van de bourgeoisie die haar uitbuit. Zich verzetten tegen de oorlog betekent zich verzetten tegen alle kapitalistische kampen. Alleen de omverwerping van het kapitalisme kan een einde maken aan het uitbreken van de oorlogsbarbarij. De enige ware solidariteit binnen het proletariaat met de klassenbroeders die worden blootgesteld aan de ergste bloedbaden bestaat uit het op de been komen op éigen klassenterrein tegen de éigen uitbuiters. Dat betekent zich teweer te stellen en de maatschappelijke strijd te ontwikkelen tegen de éigen nationale bourgeoisie. En dat gebeurde tijdens de stakingen die het vliegveld Heathrow in Londen lamlegden en tijdens de staking van het transport in New York in 2005, net als tijdens de staking van de arbeiders van de Seat-fabriek in Barcelona in het begin van dit jaar, en net als met de mobilisatie van de toekomstige proletariërs tegen de startbaancontracten in Frankrijk en van de metaalarbeiders in Vigo in Spanje. Die strijd, die getuigt van een heropleving van de strijd van de klasse op internationale schaal vormt de enige sprank van hoop op een andere toekomst, op een alternatief voor de mensheid tegenover de kapitalistische barbarij.
Wim / 28.08.2006
(1) De kritieken op de manier waarop de oorlog voorbereidt en gevoerd werd stapelden zich op en raakt zelfs het hoge Israëlische militaire hoofdkwartier. Zo kon een journalist verklaren dat het leger dat in het algemeen ‘de grote stomme’ wordt genoemd ‘de grote kletskous’ was geworden.
(2) Dit cynisme en deze schijnheiligheid werden ter plaatse heel duidelijk tijdens een gebeurtenis van de laatste oorlogsdagen: een konvooi bestaande uit een deel van de bevolking van een Libanees dorp, met menige vrouwen en kinderen die probeerden de gevechtszones te ontvluchten, kwam onder vuur van Tsahal. De leden van het konvooi zochten bijgevolg toevlucht bij een nabijgelegen kamp van de Verenigde Naties. Ze kregen als antwoord dat ze onmogelijk gehuisvest konden worden omdat daarvoor geen enkel mandaat bestond. De meesten (58 van hen) werden gedood door het vuur van het Israëlische leger en onder de passief toezien van de UNIFIL-troepen (volgens een getuigenverklaring op de televisie van de moeder van een ontsnapt gezin).
(3) De ongebruikelijk nadruk van de media op deze gebeurtenis die ‘gelegen’ komt dient ertoe de bevolking te wennen aan het idee dat er meer soldaten zullen sneuvelen en dat er vele slachtoffers zullen vallen tijdens de militaire operaties waaraan Franse strijdkrachten in het kader van UNIFIL in Zuid-Libanon zullen deelnemen.
Het Front Populaire in Frankrijk was een belangrijk moment in de voorbereiding op de imperialis-tische wereldoorlog door het proletariaat massaal op te trommelen voor de verdediging van de kapitalistische staat in naam van de strijd tegen het fascisme. Die realiteit staat lijnrecht tegenover de ideologische campagnes van de bourgeoisie die deze periode momenteel afschilderen als een periode van ‘overwinningen voor de arbeidersklasse’. In onderstaand artikel gaat het over de oorlog in Spanje, die de ultieme etappe was van die mobilisering van het wereldproletariaat, steeds in de eerste plaats onder de misleidende vlag van de ‘strijd tegen het fascisme’, door alle linkse fracties en de vakbonden.
Deze vreselijke tragedie voor de arbeiders die momenteel nog steeds cynisch wordt voorgesteld als ‘Spaanse revolutie’ of als ‘grote revolutionaire ervaring’ betekende daarentegen, met de ideologische en fysieke verplettering (meer dan één miljoen doden tussen 1931 en 1939 in Spanje) van de laatste levendige krachten van het Europees proletariaat, de triomf van de contrarevolutie. Die moordpartij vormde de generale repetitie die de weg breed openlegde voor het ontketenen van de mperialistische wereldoorlog.
De jaren 1930 tot 1939 zijn jaren van voorbereiding op de oorlog die zich zal afspelen op de as van de revolutionaire golf die voortkwam uit de Eerste Wereldoorlog. Overal ter wereld was het proletariaat gebroken, verslagen, in de greep genomen door het kapitalisme, dat het van zijn klassenterrein afleidde met de valse keuze ‘fascisme of democratie’ en het onderwerpt aan de nationalistische hysterie die het onherroepelijk naar de oorlog voert.
Tegelijkertijd worden bijna alle arbeidersorganisaties, die al volop in ontaarding zijn, na de dood van de Kommunistische Internationale die beklonken werd met het uitroepen van het ‘socialisme in één land’, opgeslokt door het kamp van de bourgeoisie of ze vallen geheel uiteen. De ‘kommunistische partijen’ worden simpele doorgeefluiken voor de politiek van ‘verdediging van het socialistische vaderland’ ten dienste van de stalinistische contrarevolutie. De enige stemmen die zich tegen de stroom in verheffen en stevig klassenstandpunten handhaven, zoals Bilan (van 1933 tot 38 blad van de Kommunistische Linkerzijde van Italië in het buitenland) blijven beperkt zich tot die van een handvol revolutionairen.
Spanje, waar zich nog een fractie van het proletariaat bestond die nog niet verpletterd was omdat het land niet had deelgenomen aan de Eerste Wereldoorlog, wordt het doelwit van een grootse manoeuvre van de verenigde bourgeoisie om de arbeiders ertoe te brengen hun klasseterrein te verlaten en hen af te leiden naar het kapitalistische terrein van een uitsluitend militair en imperialistisch gevecht.
Door zijn geopolitieke positie aan de poort van Europa, waar het aan de ene kant de Middellandse Zee afsluit en aan de andere kant wegen naar de Atlantische Oceaan en naar Afrika opent, vormde Spanje een ideaal terrein waar de imperialistische spanningen zich konden botvieren die door de economische crisis op de spits gedreven waren, vooral voor het Duitse en het Italiaanse imperialisme die probeerden een sterke positie te veroveren aan de Middellandse Zee, en die de gang naar oorlog versnellen.
Daarbij boden de verouderde structuren van dit land, die grondig door elkaar werden geschud door de economische wereldcrisis van het kapitalisme in de jaren 1930, een gunstig terrein om het proletariaat af te leiden. De mythe van een ‘burgerlijk-democratische revolutie’ die de arbeiders zouden moeten doorvoeren, wordt opgevoerd om hen op te trommelen achter het alternatief ‘republiek of monarchie’ dat de weg bereidt voor de strijd van ‘antifascisme tegen fascisme’.
Na de militaire dictatuur van Primo de Rivera, ingesteld in 1923, en die kan rekenen op de actieve steun van de socialistische vakbond UGT, werkt de Spaanse bourgeoisie vanaf augustus 1930 het ‘Pact van San Sebastian’ uit, waar de beide grote vakbonden bij betrokken zijn, de UGT en de CNT, die gedomineerd wordt door de anarcho-syndikalisten. Het Pact legt preventief de basis voor een ‘republikeins alternatief’ voor de monarchistische macht. Dan, op 14 april 1931 dwingt ze koning Alfons XIII tot aftreden met de dreiging van een treinstaking en roept ze de republiek uit. De verkiezingen brengen een sociaal-republikeinse coalitie aan de macht. De nieuwe regering, ‘republikeins en socialistisch’, toont meteen hoezeer ze tegen de arbeiders gekant is. De repressie daalt genadeloos neer op de stakingsbewegingen die opduiken tegenover de snelle stijging van de prijzen en van de werkloosheid. Onder de arbeiders vallen honderden doden en gewonden, met name in januari 1933 in Casas Viejas in Andalusië. Tijdens deze vlaag van repressie beveelt de ‘linkse’ republikein Azana aan de soldaten: “Geen gewonden, geen gevangenen, schiet op de buiken!”
Die bloedige onderdrukking van de arbeidersstrijd, uitgevoerd in naam van de democratie, zal twee jaar duren en geeft de krachten van rechts de tijd zich te organiseren, tegelijk met het buiten adem raken van de regeringscoalitie. In 1933 haalt rechts de meerderheid. Een deel van de Socialistische Partij, die ten zeerste misprezen wordt vanwege de repressie die ze uitgevoerde, maakt daarvan gebruik om een ruk naar links door te voeren.
De voorbereiding van het imperialistisch oorlogsfront, dat wil zeggen de noodzaak het proletariaat af te leiden van de stakingen die zich ontwikkelen, is de realiteit waarbinnen de activiteit van de linkse politiek organisaties tot ontwikkeling komt. In april-mei 1934 breiden de stakingen zich uit. De metaalarbeiders in Barcelona, de spoormannen, en vooral de bouwvakkers in Madrid gaan zeer harde strijd aan. Tegenover die strijd richt heel de propaganda van links en ultra-links zich op het antifascisme, om de arbeiders mee te sleuren in een politiek van ‘eenheidsfront van alle democraten’, een ware dwangbuis voor het proletariaat.
Van 1934 tot 1935 worden de arbeiders onderworpen aan een ware ideologische hersenspoeling in het vooruitzicht op de verkiezingen om een programma van Volksfront in te voeren en ‘het hoofd te bieden aan het fascistisch gevaar’.
In oktober 1934 tuimelen de arbeiders in Asturië, daartoe aangespoord door de linkse krachten, in de vakstrik van een suicidaire confrontatie met de burgerlijke staat. Die slaat hen bloedig neer. Hun opstand en daarna hun heldhaftige verzet in de mijngebieden en in de industriële zones rond Oviedo en Gijon wordt door de PSOE en UGT volledig afgezonderd om met alle middelen te verhinderen dat de strijd zich zou uitbreiden naar de rest van Spanje, vooral naar Madrid. De regering brengt 30.000 soldaten met tanks en vliegtuigen op de been in Asturië om de arbeiders genadeloos te verpletteren, waarmee een periode van gewelddadige onderdrukking volgt in het hele land.
Op 15 januari 1935 wordt het kiesverbond van het Volksfront ondertekend door alle linkse organisaties en door de trotskiserende gauchisten van de POUM. De anarchistische leiders van CNT en FAI laten hun ‘anti-verkiezingsprincipes’ varen om deze onderneming toe te dekken met een medeplichtige stilte die duidelijk gelijkstaat aan een steun. In februari 1936 wordt de eerste Volksfrontregering verkozen. Terwijl een nieuwe golf van stakingen tot ontwikkeling komt, roept de regering op tot kalmte, vraagt zij aan de arbeiders op te houden met staken en zegt dat die stakingen in de kaart spelen van het fascisme. De PCE gaat zelfs zo ver te zeggen dat “de bazen de stakingen uitlokken en aansporen voor politieke redenen van sabotage.” In Madrid, waar op 1 juni een algemene staking uitbreekt, verhindert de CNT elke rechtstreekse confrontatie met de staat door hun fameuze leuze van het zelfbeheer te lanceren. Dat zelfbeheer zal ertoe dienen de arbeiders op te sluiten in ‘hun’ fabriek, ‘hun’ landbouwzone of ‘hun’ dorp, met name in Catalonië en Aragon.
De militairen voelen zich sterk genoeg om in juli vanuit Marokko een ‘Verklaring’ uit te geven onder leiding van ene Franco die zijn eerste wapenfeiten als generaal verzameld onder bevel van de Republiek die door de socialisten geleid wordt. Het weerwoord van de arbeiders volgt onmiddellijk: op 19 juli 1936 roepen de arbeiders de staking uit tegen de opstand van Franco en trekken massaal naar de kazernes om die poging te ontwapenen, zonder zich iets aan te trekken van de tegengestelde richtlijnen van het Volksfront en de republikeinse regering. De arbeiders verbinden de eisenstrijd aan de politieke strijd en stoppen door hun actie de moordende hand van Franco. Maar tegelijk worden de oproepen tot kalmte die uitgaan van het Volksfront – “De regering beveelt, het Volksfront gehoorzaamt” – op andere plaatsen nagevolgd. In Sevilla bijvoorbeeld, waar de arbeiders de opdracht van de regering af te wachten opvolgen, en in een vreselijk bloedbad door de militairen worden afgeslacht.
De linkse krachten van het kapitaal ontplooien dan volop hun manoeuvres om de arbeiders achter zich te mobiliseren (1). Binnen de 24 uur ruimt de regering, die met de franquistische troepen onderhandelde en met hen de moordpartij op de arbeiders organiseerde, de plaats voor de regering Giral, ‘linkser’ en ‘antifascistischer’, die zich aan het hoofd plaatst van de arbeidersopstand om die uitsluitend te richten op de confrontatie met Franco, enkel en alleen op militair terrein! De arbeiders worden enkel bewapend om hen naar het ‘front’ te sturen tegen de troepen van Franco, weg van hun klassenterrein. Erger nog: de regering spant de misdadige valstrik van een zogenaamd ‘verdwijnen van de republikeinse kapitalistische staat’, terwijl die zich enkel verschuilt achter een pseudo-‘arbeidersregering’ die de arbeiders afleidt naar een heilige eenheid tegen Franco via organismen zoals het Centraal Comité van de Anti-fascistische Milities en de Centrale Raad van de Economie. De illusie van een ‘dubbele macht’ wordt gewekt, en die levert de arbeiders definitief over aan hun beulen. De bloedige moordpartijen die dan plaatsvinden in Aragon, Oviedo, Madrid, zijn het resultaat van het misdadige manoeuvre van de republikeinse en linkse bourgeoisie waardoor de arbeidersreacties van 19 juli 1936 mislukken. Daarna worden honderdduizenden arbeiders ingelijfd in de milities van de anarchisten en van de POUM om de ‘sociale revolutie te verdedigen’. Ze worden door de Volksfrontregering de dood ingestuurd op het ‘anti-franquistisch’ imperia-listisch front. Die milities worden al snel gemilitariseerd en de meest strijdbare arbeiders dienen dan als kanonnenvlees voor de kapitalistische belangen die ze denken te bestrijden.
Nu het zijn klassenterrein verlaten heeft, wordt het proletariaat in de oorlog de keel doorgesneden en ziet het zich onderworpen aan een wrede extra uitbuiting in naam van de ‘anti-fascistische’ oorlogseconomie van het Volksfront: loondaling, inflatie, rantsoenering, militarisering van de arbeid, verlenging van de arbeidsdag en stakingsverbod...
Het proletariaat van Barcelona komt andermaal in opstand, in mei 1937, maar in wanhoop, en het wordt afgeslacht door de regering van het Volksfront, door de PCE en zijn Catalaanse filiaal PSUC op kop, terwijl de franquistische troepen vrijwillig hun oprukken stilleggen om de stalinistische beulen de ruimte te geven de arbeiders te verpletteren:
“Op 19 juli 1936 verpletterden de proletariërs van Barcelona met de blote handen de aanval van de bataljons van Franco, tot de tanden bewapend. Op 4 mei 1937 lieten diezelfde proletariërs, bewapend, veel meer slachtoffers achter op de straatstenen dan in juli toen ze Franco moeten terugdrijven, en het is de anti-fascistische regering – waarin tot zelfs de anarchisten zetelen en waarmee de POUM onrechtstreeks solidair is – die het uitschot van de repressietroepen loslaat op de arbeiders” schrijft Bilan in 1938 in het artikel Lood, mitraille, gevang: zo dient het Volksfront de arbeiders van Barcelona van antwoord.
In deze bloedige tragedie hebben alle zogenaamde arbeidersorganisaties niet alleen aangetoond dat ze in de burgerlijke staat geïntegreerd zijn, maar hebben ze ook deelgenomen aan de verplettering van het proletariaat. De enen, zoals de PCE en de PSUC, toonden zich grote partijen van de burgerlijke orde, PSOE en UGT namen ook rechtstreeks hun rol waar van beulen, anderen, zoals de CNT, de FAI, de POUM, dreven de arbeiders ertoe hun klassenterrein te verlaten in naam van het ‘anti-fascistisch front’ om hen zo in de armen te drijven van hun moordenaars en in de imperialistische warboel. De aanwezigheid van anarchistische en CNT-ministers in de Catalaanse regering en daarna in de centrale regering van Caballero was een machtige factor om de arbeiders te misleiden ten gunste van het Volksfront. De anarchisten hebben voor de bourgeoisie een rol van eerste orde gespeeld in de manoeuvre om de arbeiders te bedriegen over de klassenaard van de Volksfrontregering:
“Zowel op het vlak van de principes als uit overtuiging is de CNT altijd tegen de staat geweest en vijandig tegen elke regeringsvorm. Maar de omstandigheden hebben de aard van de Spaanse regering en staat veranderd. Momenteel is de regering, als instrument dat de staatsorganen controleert, niet langer een kracht die de arbeidersklasse onderdrukt, net zoals de staat niet langer een organisme vertegenwoordigt dat de maatschappij in klassen verdeelt. De ene zowel als de andere onderdrukken het volk nog minder nu dat leden van de CNT daarbij betrokken zijn.” (Frederica Montseny, anarchistisch minister, 4 november 1936).
Alle organismen van het Volksfront, en in het bijzonder de stalinisten die er de gewapende arm van waren, riepen een wreedaardige oorlog uit tegen de elementen van de zeldzame stromingen die te midden van deze vreselijke verwarring streden om revolutionaire standpunten te verdedigen. Ze stuurden hen naar de gevaarlijkste plaatsen aan het front, lieten hen achter zonder munitie, lieten hen in de gevangenis werpen door de politie van de ‘republikeinse krachten’ of vermoordden hen simpelweg.
De gebeurtenissen van Spanje leggen bloot wie degenen écht waren die beweerden aan de kant van de arbeiders te staan, de democraten in het algemeen, de socialisten, ‘kom-munisten’ of anarchisten, die in de praktijk de meest verbeten verdedigers waren van de burgerlijke staat en van het nationale kapitaal, de ergste vijanden van de arbeidersklasse.
De oorlog in Spanje sleept zich voort tot in 1939 en mondt dan uit op de militaire overwinning van Franco, op het moment waarop de andere fracties van het wereldproletariaat, overal overwonnen door de contrarevolutie, op hun beurt als kanonnenvlees dienden in de algemene imperialistische confrontatie achter hun ‘eigen’ nationale bourgeoisieën.
C.B.
(1) Het aanpassingsvermogen van de Spaanse bourgeoisie tegenover het proletariaat kan geïllustreerd worden aan de hand van de politieke loopbaan van Largo Caballero: voorzitter van de vakbond UGT vanaf 1914, zit in het parlement voor de PSOE, wordt lid van de Staatsraad van dictator Primo de Rivera en daarna Minister van Arbeid in de eerste republikeinse ‘coalitieregering’ tussen 1931 en 1933, daarna is hij één van de voornaamste voortrekkers van het Volksfront, waarna hij naar ‘gauchistische’ standpunten overhelt die hem in staat stellen leider te worden van de regering tussen september 1936 en mei 1937.
De Britse politieagent die de arrestatie van een aantal verdachten bekendmaakte in het meest recente bommencomplot vertelde dat de groep “massamoord op een onvoorstelbare, ongeziene schaal” aan het plannen was.
Wanneer ze inderdaad van plan waren om vliegtuigladingen vol passagiers boven steden in de Verenigde Staten te vernietigen, dan zou het zeker gaan om een plan voor massamoord. De methoden van Bin Laden en de ‘jihad-strijders’ die hem bewonderen zijn de methoden van het barbarendom. De slachtoffers van hun aanvallen zijn in de eerste plaats de uitgebuiten en onderdrukten, de arbeiders, de armen. Het ‘islamitisch verzet’ vermoord al wie naar hun werk gaan, die van de ene dag in de andere proberen te overleven in een vijandige maatschappij, in New York, Madrid, Londen, Mumbai, Beslan, en iedere dag opnieuw in Irak. In feite zijn de methoden van de ‘jihad-strijders’ dezelfde als die van de ‘ongelovige’ machten die ze beweren te bestrijden: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Israël, Rusland en de rest.
Juist op het moment dat de regeringen van ‘het Westen’ de islamofobie en het racisme proberen aan te wakkeren tegen degenen die als moslims worden geïdentificeerd, bestaat het antwoord van de ‘jihad-strijders’ uit het prediken van racisme tegen de ‘kafirs’, en in het bijzonder tegen de Joden, waarbij zij de ergste leugens van het Hitlerisme doen herleven. Deze ideologieën worden gebruikt om de massaslachting van niet-moslims te rechtvaardigen – waarin ook moslims bij duizenden om het leven worden gebracht, zoals momenteel in Irak. De ‘jihad-strijders’ zijn het werkelijke spiegelbeeld van Bush en Blair met hun ‘oorlog tegen het terrorisme’.
En dat is precies ons punt. Terroristische gruweldaden tegen onschuldigen zijn noch ‘onvoorstelbaar’ noch ‘ongezien’. Diegenen die aan de macht zijn en die de beoogde gruweldaad veroordelen, verrichten zelf veel grotere gruweldaden omdat zij over superieure vuurkracht beschikken. Zij zijn de ‘democratische’ jihad-strijders, die de belangrijkste staten van de wereld besturen, en die verantwoordelijk zijn voor het afslachten van burgers op een veel grotere schaal – in Irak, Libanon, Afghanistan en in Tsjetsjenië... De oorlogen die de ‘democratische’ machten ontketenen zijn het suprème model van de terreur: hoe anders kun je het gebruik van grofste militaire machtsvertoon noemen om hele volkeren te intimideren? Wat is de verwoesting van Libanon door Israël anders dan terreur, wat de ‘shock-and-awe’-campagne van de Verenigde Staten in 2003? Om nog maar te zwijgen over Churchills ‘oppervlakte-bombardementen’ van Duitsland aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Imperialistische oorlog is terreur tegen de mensheid. De staten die hem voeren zijn even goed thuis in de duistere methoden van de ‘terroristen’ als in de openlijke, massieve terreur van luchtbombardementen. Wie anders dan de ‘democratische’ Verenigde Staten van Amerika trainden Bin Laden om tegen de Russen te vechten? Wie gebruikte de protestantse bendes in Ulster om moorden en bomaanslagen te plegen anders dan het ‘democratische’ Groot-Brittannië? Wiens stichters waren even goed terroristen als Menachim Begin, anders dan het ‘anti-terroristische’ Israël? En door zijn spionnen en informanten kan de ‘democratische’ staat bovendien de terroristische bendes op subtiele wijze gebruiken, zelfs wanneer ze ‘aan de andere kant’ staan. De officiële polemiek tegen ‘samenzweringstheorieën’ ten spijt bestaat er toenemend bewijs dat de Verenigde Staten Al Qaïda toelieten zijn aanvallen in september 2001 uit te voeren. Het doel hiervan was om een nieuw ‘Pearl Harbour’ te creëren en zo een groot imperialistisch offensief in Afghanistan en Irak te rechtvaardigen, iets dat eerder al openlijk was overwogen door de ‘neo-conservatieve’ theoretici. De staat kan echter net zo goed terroristische samenzweringen ‘fabriceren’ waar ze niet bestaan: Jean-Charles de Menezes liet zijn leven in een van deze set-ups in Stockwell, en de massieve overval in Forest Gate afgelopen juni had bijna opnieuw een ‘toevallig slachtoffer’ tot gevolg. Onverlet of het om een werkelijke of om een ‘verzonnen’ dreiging gaat, de staat zal de activiteiten van terroristen altijd gebruiken om zijn arsenaal aan onderdrukkingswetten en zijn omvangrijke inlichtingen- en surveillance-apparaat te versterken.
Na 11 september stelde Bush ons voor een valse keuze: met óns, of met de terroristen. Momenteel hebben miljoenen gezien waar Bush voor staat, maar ze zijn niet ontsnapt aan de valse keuze. Vele jonge mensen die inzien dat de wereld waarin we leven op een catastrofe afstevent, worden misleid door het terrorisme als ‘het enige alternatief’. Maar dat is een vals alternatief, een net zo rampzalige doodlopende weg, die hen tot recruteerders maakt voor een suïcidale mars naar de imperialistische oorlog. Dat wordt duidelijker in de oorlog die zich over het Midden-Oosten verspreidt, en die zijn weerslag heeft in de Verenigde Staten en in Europa.
Maar tegenover het onverbiddelijke verval van de huidige maatschappij, die afglijdt in oorlog en chaos, bestaat er een andere kant: die van de uitgebuite klasse, het proletariaat, van de grote meerderheid van ons, die er geen belang bij heeft om zich te laten meeslepen in broedermoord en inter-imperialistische bloedbaden.
Tegenover de versnellende ineenstorting van het kapitalisme, dat in alle hoeken van de planeet heeft bewezen het overleven van de mensheid zélf in gevaar te brengen, bestaat er slechts één oorlog die het waard is om gevochten te worden: de klassenoorlog die de arbeiders van alle landen en kleuren verenigt tegen de gangsters die de planeet regeren en die er steeds meer de controle over verliezen.
De klassenstrijd, die volgens de beweringen van velen allang begraven zou zijn, staat op het punt opnieuw uit te breken. Dit zien we in een aantal recente bewegingen:
- In de Algemene Vergaderingen en manifestaties van de studenten in Frankrijk, die massaal in staking waren aan de universiteiten en in de scholen, van alle kleuren en overtuigingen tezamen, en die een beweging ontketende, die, net als in 1968, de heersende machten schokte, vooral toen steeds grotere aantallen loonarbeiders samen met de studenten begonnen op te trekken;
- In de wilde stakingen van de arbeiders bij de posterijen in Belfast; officieel ‘Loyalistisch’ en ‘Katholiek’ marcheerden ‘onofficieel’ tezamen door ‘vijandige’ straten en trotseerden daarmee het nationale schisma en de paramilitaire bendes van beide kampen;
- In de staking op Heathrow in de zomer van verleden jaar, waarbij de bagageafhandelaars het werk neerlegden uit solidariteit met de arbeiders bij Gate Gourmet, en zich over raciale en seksuele scheidslijnen heen verenigden door hun gemeenschappelijke verontwaardiging over de tirannieke methoden van het management, opnieuw alle ‘vakbondswetgeving’ trotserend.
In deze uitingen van klassensolidariteit van de arbeiders zien we de contouren van de werkelijke gemeenschap van de mensheid, een gemeenschap die wordt geschapen door een menselijke activiteit voor andere mensen, en die daardoor niet langer verslaafd is aan religie of aan de staat.
World Revolution / 14.08.2006
In de twee vorige artikels (Internationalisme, nr. 323 en nr. 325) zagen we dat al het gedoe rond de delocalisaties in de eerste plaats dient als chantagemiddel om de arbeidersklasse te dwingen alsmaar lagere lonen en alsmaar slechtere werkvoorwaarden te aanvaarden.
De onomkeerbare crisis die het kapitalisme doormaakt vertaalt zich steeds weer in het massaal ontslaan van arbeiders. De arbeidskracht, wier uitbuiting de bron is van de kapitalistische winst, ziet haar prijs als gevolg daarvan steeds verder dalen (zoals gebeurt met elke waar die in overvloed op de verzadigde markt aanwezig is), omdat de drastische vermindering van de productiekosten (waarbij het loon op de eerste plaats staat) het enige middel is waarover de bourgeoisie beschikt om de concurrentie aan te kunnen op de steeds nauwere markten die met waren verzadigd zijn. Sinds bijna honderd jaar bevindt het kapitalistisch systeem zich in zijn vervalfase en het toont hoe weinig het in staat is degenen die het uitbuit een andere toekomst te bieden dan een toenemende afbraak van hun bestaansvoorwaarden : massale werkloosheid en absolute verpaupering waarin steeds bredere delen van de bevolking terecht komen, zelfs wanneer ze nog werk hebben.
De arbeidersklasse heeft in haar strijd overal ter wereld dezelfde opdracht. Ze kan zich niet langer beperken tot een strijd die probeert de gevolgen van de uitbuiting te beperken. Het enige realistische vooruitzicht waardoor ze een einde zal kunnen maken aan alle kwellingen waartoe het kapitalistisch systeem haar veroordeelt, is de oorzaken zelf van haar uitbuiting aan te pakken. De enige uitweg uit de kapitalistische economische crisis en de enige weg die het proletariaat naar een menswaardig bestaan kan leiden is de afschaffing van de arbeidskracht als waar, dat wil zeggen de vernietiging van de kapitalistische sociale verhoudingen en de afschaffing van de loonslavernij op wereldschaal.
De delocalisaties worden ook rechtstreeks gebruikt om het proletariaat te koppelen aan de ideologie van de concurrentie, het op te sluiten in het kader van de verdediging van het nationaal kapitaal en het zo te onderwerpen aan de vereisten daarvan. Dat is wat in de eerste plaats beoogd wordt door de burgerlijke propaganda wanneer die het idee opwerpt dat de kapitalistische staat een 'beschermende factor' zou kunnen zijn tegen de ‘wandaden van de mondialisering’. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de Verenigde Staten met het gedoe rond de maatregelen die genomen worden om te beletten dat ondernemingen die delokaliseren zouden kunnen meedingen naar openbare aanbestedingen, of met het opbod in overbluffen van parlementaire initiatieven uit het kamp van de Democraten om "een consultatie van het personeel en van de verkozenen uit de streek verplicht te maken vooraleer de productie naar het buitenland verplaatst kan worden" (1). De praatjes van de regering, net als van de oppositie, volgens dewelke er "in dit land iets gedaan moet worden om de burgers tewerkstelling in het land te garanderen" (G. Bush) hebben geen ander doel dat de misleiding versterken dat de staat 'boven de klassen staat' en ‘ten dienste staat van alle burgers’, en de illusie overeind te houden dat de belangen van de heersende klasse te verzoenen zijn met die van de arbeidersklasse binnen het nationale kader. Integendeel: de staat kan op generlei wijze een bondgenoot van de arbeiders zijn. Hij staat tegelijk garant voor de belangen van de heersende klasse, door het in stand houden van haar uitbuitingssysteem, en hij is een werktuig in haar handen om de aanvallen tegen het proletariaat te organiseren. Zoals de genadeloze economische oorlog tussen alle staten van de wereld aantoont, en het losbranden van oorlogsconflicten, vormt de nationale staat het middel waarmee de verschillende naties hun ongeremde concurrentie botvieren. Op geen enkele wijze is de staat een reddingsboei voor de arbeidersklasse, hij is klaar en duidelijk een van haar geduchtste vijanden. In zijn strijd zal het proletariaat juist met de staat de confrontatie aangaan.
Anderzijds schuift de burgerlijke propaganda de schuld voor de aftakeling van de levensvoorwaarden van het westers proletariaat af op de schouders van de Poolse, Chinese of Indiase arbeiders, wat niet anders is dan een verfoeilijke poging de verschillende delen van het wereldproletariaat tegen elkaar op te zetten. Zo heeft de bourgeoisie eind 2004 en gedurende heel het jaar 2005 van het ‘conflict’ bij Vaxholm in Zweden het model gemaakt van de ‘antiliberale strijd’. De tewerkstelling op een werf van Letse arbeiders, die minder goed betaald worden dan de Zweedse arbeiders, werd door de vakbonden gebruikt om een reusachtige campagne te voeren die ruim uitgespeeld werd door de bourgeoisie, ook in het buitenland. In naam van de ‘solidariteit’ en het ‘weigeren van discriminatie tussen arbeiders’ werd de scheepswerf door verschillende vakbondsfederaties geblokkeerd, met slogans als ‘Go Home’, totdat de Letse arbeiders van hun inkomsten beroofd werden en zich gedwongen zagen te vertrekken. De campagne leidde tot een brede nationale mobilisatie om de arbeiders aan de kant te krijgen van de overheid, de sociaal-democratische regering en de vakbonden, voor de ‘bescherming van het Zweeds sociaal model’ en de verdediging van ‘de arbeidswetgeving, onze zekerheid’! Die ervaring toont maar één ding: de proletariërs uitnodigen te vechten tegen ‘de zogenaamd minst sociale’ komt erop neer het proletariaat op te sluiten, fractie per fractie, in de verdediging van ‘hun’ uitbuitingsvoorwaarden binnen elke kapitalistische natie, van het op te splitsen in tegengestelde en concurrerende eenheden. Door de arbeidersklasse zo in de val te lokken in het kader van de verdediging van het nationaal kapitaal en op het terrein van het nationalisme, probeert de bourgeoisie de proletariërs tegen elkaar op te zetten en hen elke mogelijkheid tot eenheid en solidariteit tussen arbeiders over de grenzen heen te ontnemen.
Deze kwestie van solidariteit krijgt al een concrete draagwijdte wanneer de bazen de arbeiders van verschillende geografische vestigingen van eenzelfde bedrijf tegen elkaar laten concurreren door middel van delocalisaties.
De arbeiderssolidariteit zal in de toekomst een doorslaggevende rol spelen in de toekomst van de klassenstrijd. Zowel in het land van oorsprong als in dat van bestemming van de delocalisatie mag geen enkele fractie van het proletariaat buiten de huidige heropkomst van de strijd blijven die veroorzaakt wordt door de economische crisis in alle delen van de wereld. Onze pers heeft al nieuws gebracht over arbeidersstrijd in India (Révolution Internationale, nr. 367), Dubaï en Bangladesj (Révolution Internationale, nr. 370). In China neemt de arbeidersstrijd vandaag ook uitbreiding en "treft vandaag zowel de privé-sector als de bedrijven van de kustgebieden die op export gericht zijn. Bedrijven die in onderaanneming werken voor buitenlandse firma's dankzij een overvloedige en gewillige arbeidskracht [...] omdat de arbeiders, vooral die van de nieuwe generaties, meer en meer bewust zijn van hun rechten. Zij hebben ook een punt bereikt waarop de toestand niet langer aanvaardbaar is." (2) Vietnam werd eind 2005-begin 2006 meerdere maanden dooreen geschud door een golf van wilde stakingen die losbarstte buiten elke controle van de vakbonden en waarbij meer dan 40.000 arbeiders uit de vrijhandelszones van Saigon en het binnenland betrokken waren. "Het conflict over lonen en arbeidsvoorwaarden begon in december in Vietnam [...] waar dozijnen buitenlandse bedrijven fabrieken geïnstalleerd hebben om profijt te halen uit de enorme massa goedkope arbeidskracht. [...] Die golf van spontane stakingen, beschouwd als de ergste sinds het einde van de Vietnamese oorlog, begon bijna drie maanden geleden voornamelijk in bedrijven met buitenlands kapitaal in de zuidrand van Saigon." (3) We vinden er dezelfde tendensen in terug die de huidige arbeidersstrijd kenmerken, die de kwestie van arbeiderssolidariteit centraal plaatsen en waarbij tienduizenden arbeiders uit alle sectoren bij betrokken zijn. Sinds eind december "volgen werkonderbrekingen elkaar al meer dan een maand op en zijn verhard nadat 18.000 arbeiders het werk neerlegden bij Freestend, een Taiwanese firma waarvan de fabriek schoenen maakt voor rekening van merken als Nike en Adidas." (4). Op 3 januari "staakten 11 duizend werkers in 6 fabrieken in de streek van Linh Xuat, provincie Thuc Duc, voor hoger loon. Vanaf de volgende dag treft de staking de bedrijven van Hai Vunh en Chutex. Dezelfde dag sluiten vijfduizend arbeiders van de firma Kollan & Hugo zich bij de staking aan om het optrekken van de minimumlonen te eisen. [...] Bij het bedrijf Latex gaan alle 2340 mensen in staking uit solidariteit met die van Kollan en vragen een verhoging van de laagste lonen met 30%. Die arbeiders trekken naar het bedrijf Danu Vina en overhalen het personeel daar zich bij hun staking aan te sluiten. Op 4 januari betogen de Vietnamese arbeiders van de plantage Grawn Timbers ltd in de provincie Binh Duong bij Saigon tegen de plotse verlaging van de lonen, zonder aankondiging of uitleg. Dezelfde dag gaan duizenden arbeiders van de bedrijven Hai Vinh, Chutex, in dezelfde industriezone als Grawn Timbers, in staking om te protesteren tegen de lonen. Op 9 januari duren de stakingen in deze streek nog voort. In de buitenwijken van Saigon breken vier nieuwe stakingen uit waaraan duizenden arbeiders deelnemen." (5). In de kapitalistische wereld is concurrentie de wortel van de sociale verhoudingen en die spaart de arbeiders des te minder want de bourgeoisie speelt haar uit om de arbeiders te verdelen en te verzwakken en er zo profijt uit te trekken. De arbeidersklasse kan haar eigen kracht enkel ontwikkelen door tegenover de heersende concurrentie het principe te stellen van haar klassesolidariteit. Enkel die solidariteit laat de ontwikkeling toe van de arbeidersstrijd als daadwerkelijk middel om tegen de staat in te gaan en als basis voor een alternatief maatschappijmodel voor deze wereld van ieder voor zich : de maatschappij zonder klassen, de maatschappij van het kommunisme. Die solidariteit kan natuurlijk enkel internationaal gezien worden. In de huidige maatschappij is de arbeidersklasse de enige klasse die in staat is solidariteit op wereldschaal te ontwikkelen. De arbeidersbeweging heeft trouwens van bij het begin haar internationale aard benadrukt. In de tijd van Marx was één van de onmiddellijke redenen voor de oprichting van de Internationale de noodzaak voor de Engelse arbeiders hun strijd te coördineren met de Franse arbeiders, omdat de bazen probeerden arbeiders van daar over te brengen als stakingsbrekers. "De economische crisis verscherpte de sociale tegenstellingen en de stakingen volgden elkaar op in alle landen van West-Europa. [...] In vele gevallen slaagde (de Internationale) erin het inschakelen van stakingsbrekers tegen te houden, en daar waar buitenlandse arbeiders, door hun onwetendheid inzake de plaatselijke omstandigheden, als stakingsbrekers gebruikt werden, bracht zij er hen vaak toe solidair te zijn. In andere gevallen organiseerde ze intekenlijsten om de stakers te steunen. Dat betekende niet alleen een morele ondersteuning voor de stakers, maar joeg de bazen ook de stuipen op het lijf: ze hadden niet langer af te rekenen met 'hun' arbeiders, maar met een nieuwe en duistere macht die overeen internationale organisatie beschikte." (6). Het proletariaat is nooit sterker dan wanneer het zich als een internationale en eengemaakte kracht opstelt tegenover de bourgeoisie.
Scott / 07.2006
(1) L'Expansion, 13.02.2004.
(2) Le Monde, 14.10.2006.
(3) Telex van AFP, 15.03.2006.
(4) Courrier International, nr. 706
(5) Massale stakingen in Vietnam om degelijke lonen af te dwingen op Viettan.org; en Marianne, nr. 470, 22 april 2006.
(6) B. Nicolaïevski, O. Maenchen-Heffen, La vie de Karl Marx, NRF, Gallimard, p. 317.
Sinds enige tijd verschijnen er niet alleen in de ultra-linkse milieus (van de trotskistische partijen tot de stalinisten van de PvdA), maar zelfs in de burgerlijke media pleidooien over de noodzaak van een “volkspartij links van de SP.a/PS of de Groenen.” In deze logica zijn er verschillende initiatieven gelanceerd om een dynamiek op gang te brengen die zou moeten leiden tot de opkomst van een dergelijke partij.
Bovendien heeft de bourgeoisie ook een zekere aandacht besteed aan het 'verkiezingssucces' van de 'ex-stalinistische' PvdA, die het aantal van zijn gemeenteraadsleden heeft verdrievoudigd. Zij heeft in het bijzonder haar nieuwe oriëntatie naar een ‘links populisme’ naar Nederlandse voorbeeld verwelkomd. Nochtans komt die heroriëntatie een beetje laat. De stalinistische en maoïstische stempel staat er nog zo duidelijk op gedrukt dat deze nieuwe bocht van de PvdA verre van evident is.
De wedloop naar de stichting van een nieuwe partij links van de SP.a is nu volop gestart onder het waakzame oog van de bourgeoisie. In dit perspectief hebben de LSP en de SAP campagne gevoerd voor een reeks oproepen voor een 'andere politiek' (CAP = Comité voor een Andere Politiek) en een 'ander links' (UAG = une autre gauche). Hun argumentatie gaat als volgt: “De arbeidersklasse heeft nood aan een partij die haar belangen verdedigt, die een andere stem laat horen in de debatten, die de bevolking kan informeren en mobiliseren, en die weigert zich te plooien naar de neo-liberale logica die er op gericht is om af te rekenen met al wat onze grootouders en ouders door strijd verworven hebben. Het is mogelijk! In Duitsland heeft een nieuwe formatie, de Linkspartei, pas nog 8,7% behaald bij de laatste parlementsverkiezingen. In de beweging tegen de hervormingen van Schröder, hebben syndicalisten van verschillende vakbonden zich verenigd met andere activisten in een campagne voor de nieuwe partij. Dit heeft geleid tot de oprichting van de WASG, die zich samen de PDS aangeboden heeft bij de verkiezingen onder de naam Linkspartei” (Website van de LSP/MAS). Voor deze fans van een ‘ander links’ was zaterdag 28 Oktober een grote dag, want toen is er in Brussel een ‘Comité voor een Andere Politiek’ (CAP) opgericht rond een reeks van persoonlijkheden van de socialistische en syndica-listische linkerzijde (zoals de ex-volksvertegenwoordiger Sleeckx en de vroegere baas van de socialistische vakbond Debunne) en men heeft meteen beslist om deel te nemen aan volgende parlementsverkiezingen.
En voor de arbeiders? Is deze nieuwe partij, is dit ‘ander links’, deze ‘andere politiek’ werkelijk een bijdrage tot hun strijd?
De overduidelijke anti-arbeiderspolitiek van de socialistische partijen SP.a/PS, die al 18 jaar in de regering zitten, net zoals de corruptie en de schandalen die hen geregeld teisteren, maken dat vele elementen die op zoek zijn naar een alternatief tegenover de barbarij van het wegrottende kapitalisme zich van hen afkeren. Daarmee geconfronteerd kan het logisch lijken om die mensen op te roepen tot het opbouwen van een 'echte linkse partij' om hun belangen te verdedigen in het vertegenwoordigingssysteem van de burgerlijke staat, van de gemeente of van het nationale parlement. Maar het is niet de eerste keer dat een partij zich opwerpt als manifestatie van een 'ander links' en oproept om voor haar te stemmen met de belofte van een 'andere politiek': van verschillende ‘communistische’ partijen tot de PDS in Duitsland of de ‘Arbeiders partij’ van Lula in Brazilië, hebben deze partijen 'links van de SP.a/PS' dat allemaal beloofd. Het heeft hen niet gehinderd om, van ‘president’ Lula tot de ‘ex-communisten’ in Frankrijk of in Duitsland, een politiek van versterking van het nationale kapitaal te voeren en te ondersteunen. Evenzo in Italië, waar de Partito de Rifundazione Comunista tot de sociaal-liberale coalitie van Romano Prodi toegetreden is en bevestigt dat het bereid is tot ‘regeren’, dat wil zeggen om de nodige maatregelen te nemen om de concurrentiekracht van het nationale kapitaal te versterken.
Voor de revolutionairen was het verraad van de socialistische partijen, en later dat van de ‘communistische’ of ‘arbeiderspartijen’ geen toeval, geen ongelukje of een gevolg van slechte leiders. Het is het resultaat van de evolutie zelf van het kapitalistische systeem en van zijn huidige fase. In de huidige fase van zijn verval, van de wereldcrisis, van de chaos en de veralgemeende oorlogen, is het geheel van de burgerlijke staten geëvolueerd naar een systeem waarin de partijen niet langer de uitdrukking zijn van de strijd tussen burgerlijke fracties om de controle over de staat, maar waarin het geheel van de partijen het uitvloeisel zijn van de belangen van het nationale kapitaal en meewerken aan de verdediging ervan in de machtsstrijd tussen de imperialistische rovers op internationaal vlak.
Geloven dat in een dergelijke context, die geheel onder controle staat van de burgerlijke staat, zich een partij zou kunnen ontwikkelen die opkomt voor de belangen van de uitgebuiten in het kader van het parlementaire verkiezingssysteem, en zelfs de macht zou kunnen veroveren, betekent zichzelf sprookjes vertellen, zich in slaap wiegen met illusies.
In het begin van de twintigsteeeuw hebben de opportunistische fracties in de schoot van de Sociaal-Democratie, verblind door de exponentiële groei van het kapitalisme en de indrukwekkende ontwikkeling van hun eigen krachten, de illusie verspreid van een geleidelijke overgang naar het socialisme via een overname van de controle over de burgerlijke staat door middel van de hefboom van de verkiezingen. Honderd jaar later, na twee wereldoorlogen, verschrikkelijke economische crises en een groeiende chaos en barbarij over de hele planeet, kan het naar voren brengen van een dergelijke opvatting slechts worden beschouwd als een onbeschaamde misleiding die de bedoeling heeft om de arbeiders op te sluiten in een suicidaire koers.
Wanneer er twijfels worden geuit over het nut van een dergelijke partij in het kader van het parlementaire systeem, krijgen we van de ultralinksen als antwoord in het oor gefluisterd: “Wij laten ons niet bedotten. Wij weten dat deze nieuwe partij niet de revolutionaire partij zal zijn, dat deze of gene politieke- of vakbondsleider nog verraad zal plegen, maar deze negatieve ervaring is een onontkoombare fase voor de arbeiders om te leren wie de werkelijke revolutionairen zijn” (MAS, Voor een nieuwe arbeiderspartij, 06.04.06) Deze aanpak stemt volop overeen met de manipulatorische visie van de klassenstrijd, die eigen is aan trotskistische groepen, die vinden dat de arbeidersklasse een schaapachtige massa is die men in de ene of andere richting kan leiden. Laten geloven dat het opsluiten van de arbeiders in een reformistische logica en een perspectief van zelfmoordacties de bewustwording zou stimuleren, getuigt van cynisme zonder grenzen. In plaats van te steunen op de ervaring van haar eigen kracht en organisatie die de arbeidersklasse kan verwerven in de strijd, stelt de LSP/MAS als perspectief voor de bewustwording… de individuele ervaring van ‘elke arbeider apart’. De democratische misleiding verandert ‘elke arbeider apart’ in een ‘burger’ die alleen in het stemhokje staat, met de illusie dat zijn stembriefje invloed gaat hebben op zijn sociale levensvoorwaarden. De ultralinkse aanpak beweert dat men moet vertrekken van de illusies van de arbeiders om ze mee te slepen in een negatieve ervaring opdat zij bewust zouden worden. Beweren dat het bewustzijn ontstaat uit verwarring, uit de misleiding en de ontmoediging, getuigt van het meest verachtelijke cynisme en maakt het ondertussen mogelijk om de arbeidersklasse op te sluiten in de democratische campagnes van de bourgeoisie.
Wanneer de arbeidersklasse er geen enkel belang bij heeft om op te komen voor de oprichting van een nieuwe linkse partij, hoe is het dan met de bourgeoisie gesteld? Geconfronteerd met het ongeloofwaardig worden van de ‘klassieke’ linkse partijen, heeft ze er ongetwijfeld belang bij dat nieuwe, meer geloofwaardige krachten de fakkel overnemen: krachten die niet ongeloofwaardig zijn door het uitoefenen van de macht maar die de arbeidersklasse, via hun radicale taal en imago, naar dezelfde valstrikken van het parlementarisme en de illusie van de strijd voor hervormingen binnen de burgerlijke staatsstructuren leiden.
Vanuit dit gezichtspunt leveren organisaties als de LSP, SAP of de PvdA, daadwerkelijk puik werk af… ten dienste van de bourgeoisie. Voor deze organisaties zou het inderdaad voor de arbeiders een prioriteit moeten zijn om zich in te zetten om een partij die ‘linkser’ is dan de SP.a/PS naar het burgerlijk parlement te sturen. Het eerste doel is dan ook om actief aan de verkiezingen deel te nemen, een programma uit te werken voor systeemhervormingen, persoonlijkheden op de voorgrond plaatsen zoals Sleeckx en Debunne, die burgerlijke politici zijn, vakbondsleiders die zich altijd hebben opgesteld voor de verdediging van de belangen van de staat en tegen de arbeidersklasse. Kortom, om met radicale taal politieke praktijken en programma’s te bemantelen die burgerlijk zijn. De referentiepunten van deze nieuwe arbeiderspartij zijn eveneens overschotten van stalinistische partijen zoals de PDS in Duitsland (ex-communistische partij in de ex-DDR), de WASG van Lafontaine (ex-leider van de SPD), Rifondazione (overblijfsel van de ex-Communistische Partij van Italië), de Socialistische Partij in Nederland (een ex-maoïstische partij die zich tot het linkse populisme heeft bekeerd). Om het nog maar niet te hebben over de PT van Lula in Brazilië en de oude en nieuwe ultralinkse iconen van Latijns-Amerika, zoals Castro, Morales of Chavez. Ziedaar de referenties die de arbeiders moeten overtuigen om eindelijk eens vertegenwoordigers naar het parlement te sturen die komaf zouden maken met de bezuinigingspolitiek.
Het doel van deze campagnes voor een ‘echt links’ komt in werkelijkheid helemaal niet neer op het bieden van een perspectief aan de strijd van de arbeidersklasse, maar in tegendeel op het afleiden van het ongenoegen dat steeds meer tot uiting komt in doodlopende acties. Om zo de bewustwording en het nadenken in de schoot van het proletariaat omtrent de perspectieven en strijdmiddelen tegenover de groeiende barbarij van de burgerlijke maatschappij te vermijden. De druk van de crisis en de soberheid overal in Europa stimuleert de hervatting van de strijdbaarheid van de arbeidersklasse, die zich overal ter wereld met steeds meer kracht begint af te tekenen. In België heeft de strijd tegen het ‘generatiepact’ eind 2005 eveneens een begin laten zien van strijdbaarheid. En de bourgeoisie heeft begrepen dat deze hervatting van de strijdbaarheid, ook al is ze er in geslaagd om de arbeiders een nederlaag in de maag te splitsen (de wet is doorgevoerd) tevens vergezeld gaat van een begin van bewustwording over het feit dat de nederlaag het resultaat is van de vakbondssabotage. Het doel van de campagne rond een ‘ander links’ is dus om de onvrede en dit begin van bewustwording om te leiden naar het terrein van de verkiezingen. Daar speelt de propaganda voor een nieuwe arbeiderspartij op in. Ze probeert de illusies in de meest strijdbare vakbonden te doen herleven en in de mogelijkheid om de zaak van de arbeiders in het parlement of in de gemeenteraad te verdedigen. De bourgeoisie bereidt zich voor op een nieuwe periode van confrontatie tussen de klassen die bevestigd wordt door de mobilisatie van de jongere generaties van proletariërs tegen de CPE (startbanencontract) in Frankrijk. Daarin kwamen immers de nieuwe kenmerken van de arbeidersstrijd tot uiting, zoals de solidariteit in de strijd en het in handen nemen ervan door de Algemene Vergaderingen (zie Internationalisme, nr. 326, De beweging tegen de CPE: een rijke ervaring voor de komende strijd).
“De arbeiders de verwarring en de misleiding insturen opdat ze duidelijk inzicht zouden verwerven”: dat is nu een van de meest cynische doelen van de campagne rond de “echte linkse partij”. Het illustreert perfect de vuile rol de deze ‘revolutionairen’, die de trotskisten of de PvdA beweren te zijn, in werkelijkheid spelen: de elementen die op zoek zijn naar een werkelijk alternatief tegen het kapitalisme terugleiden naar de verdediging van de democratie en de strijd voor hervormingen, om bij hen elke dynamiek van bewustwording te vernietigen.
Betekent dat nu voor ons dat een politieke organisatie nutteloos is? Wel in tegendeel, wij bevestigen dat een revolutionaire politieke organisatie onmisbaar is, maar in geen geval de arbeidersklasse mag lanceren op het zelfmoordspoor van het reformisme, en nog minder om zich in te zetten op het burgerlijke terrein van de gekozen vertegenwoordiging in de organen van de kapitalistische staat. In tegendeel haar rol bestaat er in de historische ervaring van de klassengevechten te verdedigen en in de voorhoede van haar bewustwording te zijn, juist door zonder toegevingen alle illusies te bestrijden in de democratie, in de vakbonden, in links in het algemeen. Het behoort tot haar verantwoordelijkheid om de meest markante ervaringen van de strijd te veralgemenen, de ervaringen die de dynamiek van de politisering van de nieuwe generaties van proletariërs onderstrepen, zoals de strijd tegen de CPE, of andere gevechten, de stakingen van de Metro in New York, bij Mercedes-Benz in Duitsland, die van de metaalarbeiders in Vigo in Spanje, waarin overal de kenmerken opdoken van proletarische solidariteit, de Algemene Vergaderingen net als de eis tot directe onderhandelingen met de tegenstander, zonder vakbondsbemiddeling (zie Internationalisme, nr. 326). En daar waar het mogelijk is, komt de IKS tussen als een revolutionaire organisatie, zonder het oppeppen van enige illusie. De arbeidersklasse heeft er behoefte aan om haar zwakheden te leren kennen als troeven om zich voor te bereiden op de komende strijd, want alleen de waarheid is revolutionair.
J. & J. / 01.11.2006
De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 gaan de geschiedenis in als “De Slag om Antwerpen”. Televisieploegen uit half Europa kwamen in “de hoofdstad van extreem-rechts” bijeen voor wat een mediatsunami is genoemd: zou burgemeester Patrick Janssens van de sociaal-democratische SP.a een halt kunnen toeroepen aan het populistische succes van het verketterde Vlaams Belang? Zou het cordon sanitaire rond het intolerante VB standhouden? De Morgen titelde op 7 oktober vol trots op de voorpagina:“Heel Europa staart naar Antwerpen”. De oorlogskreet was: “Extreem rechts, No Pasaran!” Gedragen door de hele burgermaatschappij waren het artiesten van Helmut Lotti, Wil Tura en Adamo tot aan Gorki, Zap Mama, Clouseau, Arno en dEUS die in Antwerpen, Gent, Brussel en ook Charleroi op de been kwamen om vooral de jeugd te bewerken in een campagne ‘voor verdraagzaamheid’. Een dag later kon de televisie wereldwijd ‘opgelucht’ melden dat de opzet was geslaagd. Aan de horizon van wat “Zwarte Zondag” dreigde te worden “verscheen een rode gloed die hoop doet opflakkeren” (De Morgen, 10 oktober). Patrick Janssens verklaarde verheerlijkend: “Ik stel vast dat je het VB kunt tegenhouden door een positief beleid te voeren.” Er werd gesproken in de overtreffende trap, er werden tranen geplengd, er werd voor de camera’s geknuffeld, en vervolgens begon het gekonkelfoes rond de verdeling van de schepenambten.
De gepolariseerde ‘presidentscampagne’ van de ‘democraat’ Patrick Janssens tegen de ‘fascist’ Filip Dewinter leek verdacht veel op de anti-fascistische tweestrijd uit 1936 in Brussel tussen de democratische Eerste Minister Van Zeeland tegen de leider van de rexisten Degrelle. Janssens bedankte ook de sociaal-democratische Amsterdamse burgemeester Job Cohen, de burgerlijk-democratische tegenhanger van het populisme, voor zijn voorbeeldfunctie bij het nemen van ‘positieve maatregelen’ in de grote stadspolitiek. Zo trad Patrick Janssens naar voren als de kampioen van de ‘democratie’ en de ‘redelijkheid’ tegenover intolerantie en haat, van ‘positieve’ maatregelen tegenover ieder ‘negativisme’.
In wezen kan de bourgeoisie best leven met een rechts-populistische vleugel. De onvrede houdt een dreiging in en de bourgeoisie heeft uiteindelijk liever dat er, binnen zekere grenzen, op Vlaams Belang wordt gestemd dan dat de klassenstrijd oplaait. Ze kan het rechtse populisme in bepaalde omstandigheden gebruiken: neemt het echter een te grote omvang aan dan dreigt het zich tegen haar te keren doordat ‘onverantwoordelijke’ en ‘oncontroleerbare’ politiekers belangrijke mandaten krijgen.
Maar het belang van het rechtse populisme is ook tanende om een andere reden: de bourgeoisie moet zich voorbereiden op de verandering in de krachtsverhouding tussen de klassen en haar politieke geschut zo gunstig mogelijk opstellen tegenover het proletariaat. Er is een nieuwe generatie voor wie het woord ‘solidariteit’ weer betekenis heeft. Zolang de klassenstrijd niet uitbreekt denkt de bourgeoisie haar soberheidsmaatregelen het beste ‘voorzichtig’ te verkopen, met als ‘sociaal rechtvaardig’ uitgekraamde, vooral sluipende en stiekeme maatregelen, genomen door een weer geloofwaardig gemaakte burgerlijke politiek met regelmatige politieke wisseling van de regeringswacht. De zachte taal van de ‘tolerantie’ verbergt zo de komende harde maatregelen.
De bourgeoisie moet, vooral bij de jongeren, de illusie wekken dat de burgerlijke democratie de onvrede kan wegnemen en de problemen zo al niet oplossen dan toch in ieder geval onder controle houden. Zo wordt de arbeidersklasse meegesleept in de valse keuze tussen rechts-populisme en burgerlijke democratie, op grote afstand van strijd op haar eigen klassenterrein. Precies daarvoor staat het ‘positieve’ beleid van Patrick Janssens model: onvrede en strijdbaarheid worden bij voorbaat gekwalificeerd als ‘negativisme’. Dat betekent dat we de komende soberheidsmaatregelen zonder morren moeten slikken omdat we anders het risico lopen gelijk in de zeurderige hoek van het Vlaams Belang, of meer in het algemeen in dat van ‘extremisme’, ‘onverantwoordelijkheid’ en ‘onredelijkheid’ te worden gedrukt.
De ‘strijd tegen het rechtse populisme’ is voor de bourgeoisie vooral een saamhorigheidsoperette achter het Belgische staatsapparaat. Het hele verkiezingscircus is er op gericht de onvrede binnen de arbeidersklasse wat meer op te sluiten binnen de klassieke politieke structuren van de bourgeoisie. De nieuwe ‘geloofwaardigheid’ zal vervolgens worden gebruikt om verdere aanvallen op de arbeidersklasse voor te stellen als ‘sociaal gerechtvaardigd’, als ‘redelijk’ en ‘onvermijdelijk’. En dat wordt de arbeiders opgelepeld als de ‘grote overwinning’ van de democratie over het rechtse populisme.
Er heeft binnen de burgerlijke politiek een ‘zuivering’ op ongekende schaal plaatsgevonden. Na de stoelendans van ‘overstappende’ politiekers, met linker- en rechtervoorwielen die van de verschillende partijwagens afdraaiden, met bestuurders die ‘hun verantwoordelijkheid namen’ door op te stappen, na de Dutroux-affaire, de witte marsen, een falende politie en justitie, ontsnappende criminelen, comploterende militairen, corruptieschandelen in SP/PS, dolle koeien, dioxinekippen en varkenspest, kortom na eindeloze ideologische bombardementen, probeert de bourgeoisie het politieke landschap weer wat stabiliteit te geven. Ook aan de Waalse kant verandert er weinig en wist de gezuiverde sociaal-democratische PS van Elio Di Rupo – “J’en ai marre des parvenus”; ik ben de omhooggevallen baantjesjagers spuugzat – zich te handhaven. De slachtoffers, beschuldigd van corruptie, vriendjespolitiek en zakkenvullerij verdwijnen om plaats te maken voor ‘competente bestuurders’ die weer vertrouwen moeten inboezemen. Partijnamen en partijvoorzitters zijn vervangen. Of, wat volgens de Mechelse Bart Somers nodig is: “Interne cohesie, goed bestuur en permanent uitleggen dat je hard werkt.” (De Morgen, 10 oktober). Maar hoe netjes ook gepresenteerd, de uitbuiting en de aanslag op de arbeids- en levensomstandigheden blijven; thema’s die in de verkiezingscampagnes geheel ontbraken.
De vraag is ook gerechtvaardigd in hoeverre de bourgeoisie de situatie binnen Antwerpen niet bewust heeft laten wegrotten om nu haast te maken met het ‘schoon schip maken’. Er is jaren geharreward over de ‘pijnpunten’ van de ‘multi-culturele samenleving’. Eerdere immigrantengeneraties hadden geen grote integratieproblemen omdat ze de hoop konden hebben hun kinderen een betere toekomst te bieden. Nu met de groeiende werkloosheid die hoop grotendeels vervlogen is ontstaan er problemen die de bourgeoisie tegen de arbeidersklasse uitspeelt zonder ze nog op te kunnen lossen: ‘radicalisering’ aan de ene kant, ‘intolerantie’ aan de andere. De bourgeoisie gaf een ‘etnisch’ gezicht aan de oplopende werkloosheid en stak voor de gevolgen van de economische crisis een beschuldigende vinger uit naar de immigranten. Goedkope ‘illegalen’ dragen ondertussen hele sectoren zoals de bouwindustrie en bedreigen ‘Belgische’ banen en helpen de lonen te drukken. Het democratisch-burgerlijke vreemdelingenbeleid bood zo een gratis platform aan Filip Dewinter voor diens haat-campagnes. Zo schiep de bourgeoisie zelf de ‘intolerantie’ die ze vervolgens tegen de arbeidersklasse uitspeelt door schuldgevoelens aan te praten, een gevoel van onmacht en chauvinistische schaamte op te dringen, en waartegenover ze voor zichzelf het monopolie van ‘solidariteit’ opeist. “We zijn ertoe veroordeeld met elkaar samen te leven, wat ook onze politieke overtuiging, onze godsdienst of onze etnische achtergrond is. Of we dat doen in een steeds verder escalerend conflictmodel dan wel in een poging tot constructieve dialoog, is de keuze die Vlaanderen zondag zal maken voor de volgende zes jaar.” (Yves Desmet in De Morgen, 7 oktober). Het wordt de arbeiders op het ene moment aangepraat dat ze een fantastische overwinning van de ‘tolerantie’ hebben geboekt, en op het andere worden ze juist gebrandmerkt als de eigenlijke bron van de ‘intolerantie’.
Dat er een beetje kwade opzet in het spel is blijkt ook daaruit dat er in de laatste twintig jaar geen enkele nationale politieker uit het Antwerpse is geweest, een stad waar de politiek steeds meer tot een spel van loutere zakkenvullerij en baantjesjagerij was verworden. Patrick Janssens, een reclamemaker vers uit het bedrijfsleven, is pas sinds drie jaar ingezet om er het populistische tij te keren. Maar waaruit bestaat diens ‘positieve beleid’ anders dan uit de soberheidsmaatregelen die nu al tientallen jaren geleidelijk en soms wat harder en sneller, en onder steeds wisselende voorwendsels, worden doorgevoerd? De sociale controle is versterkt waarbij intimiderende ‘huisbezoeken’ normaal zijn geworden, een maatregel die zelfs Filip Dewinter niet gemakkelijk zou hebben durven afkondigen. Uitbetaling van overuren en premies staan op de helling, het is alles flexibilisering, opdrijven van de werkdruk, meer verantwoordelijkheid voor de stadswerkers en ontslag voor wie het niet meer aankan. Patrick Janssens heeft niet de politiek, maar wel de marketingstrategie veranderd.
De taken tussen SP.a-Spirit, VLD en CD&V-N-VA waren in Antwerpen vooraf netjes verdeeld: de laatste twee brachten vrijwillig offers om de SP.a te ‘depanneren’ en vooral deze partij de kans te geven het VB voorbij te streven. SP.a-Spirit heeft in de grote Vlaamse steden in dertig jaar niet zo’n stemmental gehaald en zelden een groter verkiezingsoverwinning geboekt (1). Het werd Filip Dewinter duidelijk dat hij het burgemeestersambt van Antwerpen kan vergeten; de bourgeoisie liet hem enkel zijn recalcitrante bijrolletje spelen voorzover dat van pas kwam. Vlaams Belang verloor desalniettemin nog niet in Antwerpen, terwijl het in de provincie nog een aanzienlijke stemmenwinst verkreeg. Ondanks dat Borgerokko weer Borgerhout wordt genoemd scoort de partij voor heel Vlaanderen nog altijd ruim 20%. Toch werd ietwat voorbarig uitgekreten dat dit het begin was van de historische neergang van het VB. Maar omdat het ‘gevaar’ nog niet is geweken kan deze ideologische campagne zonder problemen ook de inzet worden van de landelijke verkiezingen volgend jaar waarvoor een meer definitieve overwinning van de burgerlijke democratie over het rechtse populisme in het vooruitzicht wordt gesteld.
Het Vlaams Belang is voor de bourgeoisie deels een graadmeter en uitlaatklep voor bestaande onvrede. Een stem uit onvrede voor het Vlaams Belang verraadt niet alleen een zwak klassenbewustzijn, maar door de gezaaide xenofobie vormt het ook een belangrijke hindernis voor de eensgezinde verdediging van de materiële belangen van de arbeidersklasse. Zo maakt het populisme, zowel dat van rechts dat nu wordt ‘bevochten’ als dat van links dat om de toekomst voor te bereiden in de maak is (2), momenteel een onmisbaar onderdeel uit van het burgerlijke politieke landschap.
Verhofstadt zal het komende jaar met de regeringspartners slag gaan leveren over de onderlinge verdeling van de stemmen (de SP.a/PS mag tenslotte ook niet té groot worden) maar de nadruk zal liggen op de campagne tegen het Vlaams Belang en de ‘redelijkheid’ van de staatspolitiek en vooral van de democratisch te nemen maatregelen: nieuwe aanslagen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de hele niet-uitbuitende bevolking.
Voor de bourgeoisie waren deze verkiezingen een geweldig succes. Niet alleen werd het rechtse populisme tot beheersbare proporties teruggebracht; de hele burgerlijke politiek won aan geloofwaardigheid en de campagne rond ‘goed bestuur’ heeft het bedje gespreid voor nieuwe besparingsmaatregelen. De arbeidersklasse wacht een zware taak deze manoeuvres te doorzien en er mee af te rekenen door de strijd op eigen klassenterrein aan te gaan.
Manus / 31.10.2006
(1) Filip Dewinter van de VB daarentegen sprak niet geheel onterecht van een ‘pyrrus-overwinning’: de stemmenwinst van de SP.a was er vooral een van een ‘kannibaal’ die zijn eigen coalitiepartners, het liberale VLD van premier Verhofstadt en van de christelijke CD&V-N-VA, had opgevreten om zelf de grootste te kunnen worden. Patrick Janssens verklaarde dan ook heel royaal te zullen zijn tegenover de verliezende partijen bij de verdeling van de schepenambten: “Ik wil alle andere meerderheidspartijen bedanken. Ik begrijp dat ze dit resultaat niet helemaal rechtvaardig vinden, ik geef hen gelijk.”. En VLD-lijsttrekker Ludo Van Campenhout merkte direct op: “er is ook een politieke logica en die zegt dat Janssens een flink stuk zal moeten terugbetalen van wat hij zondag heeft binnengehaald” (De Morgen, 8 oktober). Kortom, “CD&V en VLD hebben al wel laten verstaan hard te willen onderhandelen, om te vermijden dat over zes jaar Janssens opnieuw als enige met de bonus wegloopt.” (De Morgen, 10 oktober 2006).
(2) Zie het artikel elders in dit blad.
De ernst van de opwarming van het klimaat als gevolg van de broeikasgassen is een ‘waarheid die ongelegen komt’. Dat vertelt Al Gore ons in ieder geval, voormalig vice-president van de Verenigde Staten die sinds zijn verkiezingsnederlaag in 2000 van de ene conferentie naar de andere vliegt (Verenigde Staten, Japan, China, Duitsland,...) om de wereld, als een vogel die een onheilsboodschap brengt, te berichten over deze ‘vervelende waarheid’. Het was dus te verwachten dat filmmaker David Guggenheim - pro-Democraat - één van die talloze conferenties in beeld zou brengen met de voor de hand liggende titel: An Unconvenient Truth.
Het ‘pijnlijke’ aan deze zaak is dat het een hoge functionaris van de Amerikaanse bourgeoisie is die ons op wereldschaal het verhaal vertelt in een magistrale uiteenzetting op reuzenscherm... Albert Gore heeft een geweldige ontdekking gedaan! Al bijna dertig jaar buigt de wetenschappelijke gemeenschap zich over het probleem en al tien jaar is ze het er unaniem over eens dat de aarde steeds verder opwarmt als gevolg van industriële vervuiling. De enige en uitsluitende openbaring van de film bestaat uit Al Gore zelf, met zijn aangeboren talent om komedie te spelen. Inderdaad, hij doet zichzelf voor als kampioen in alle categorieën van de milieuverdediging, al sinds zijn studies op Harvard waar hij aandachtig de lessen volgde van professor Roger Revelle (pionier van de globale opwarmingstheorie). Toch was hij degene die met Clinton "het lozen heeft toegelaten van dioxine in de oceanen en die in de Verenigde Staten de grootste ontbossing uit de geschiedenis veroorzaakte." (The Independent, aangehaald in Courrier International, 15.06.2006).
Albert Gore, deze spons die zich volgezogen heeft met huichelarij is een zeer waardig vertegenwoordiger van zijn sociale klasse. Alle staten zijn op de hoogte van de gevaren voor het klimaat. Ze belijden allemaal luid en duidelijk hun wil om tot daden over te gaan om het natuurlijke milieu van de menselijke soort te beschermen en de toekomst voor de komende generaties veilig te stellen. Maar ondanks de vurige verklaringen op de Aardetop in Rio (1992) en de fantastische resoluties van het protocol van Kyoto (1998) neemt de vervuiling zienderogen toe en wordt het gevaar door de ontregeling van het klimaat groter. Per slot van rekening is de waarheid die zo ongelegen komt, en die de bourgeoisie verbergt achter al haar conferenties en nu ook deze film, het feit dat de kapitalistische wereld helemaal niet in staat is om een oplossing te vinden voor de klimatologische gevaren... en dat des te meer omdat zij er de hoofdverantwoordelijke voor is.
Het kapitalistisch systeem dat nu al bijna een eeuw bankroet is, vertegenwoordigt geen enkele vooruitgang meer voor de mensheid. Zijn voortbestaan gebeurt op een zieke en vernietigende basis. De rampzalige ecologische gevolgen die sinds de jaren 1950 merkbaar zijn, vormen daarvoor een verder bewijs.
IJskolommen liegen niet! Ze worden verzameld in Antarctica en geven ons een beeld van de samenstelling van de atmosfeer over verschillende honderdduizenden jaren. Ze tonen duidelijk aan dat de CO2-concentratie nog nooit zo hoog was als vanaf de helft van de twintigste eeuw. De uitstoot van broeikasgassen, kenmerkend voor de kapitalistische productiewijze, is voortdurend groter geworden en de gemiddelde temperatuur stijgt eveneens met een regelmatig ritme. "De planeet is vandaag warmer dan ze ooit geweest is tijdens de laatste twee millennia, en als deze tendens zich doorzet zal ze aan het einde van de 21e eeuw waarschijnlijk heter zijn dan ooit gedurende de laatste twee miljoen jaar." (The New Yorker, geciteerd in Courrier International, oktober 2006).
Deze snelle opwarming is trouwens met het blote oog zichtbaar aan beide polen van de wereld. Het smelten van de Noordpool gaat zo snel dat hij rond het jaar 2080 verdwenen zal zijn. Alle grote gletsjers slinken en de oceanen warmen op. In 1975 hield James Hansen, directeur van het Goddard Institute voor Ruimtestudies (GISS), zich bezig met klimaatveranderingen. "In zijn stelling over de planeet Venus werpt hij de hypothese op dat als die planeet nu een gemiddelde oppervlaktetemperatuur heeft van 464 °C, dat komt doordat de planeet omgeven wordt door een mist van koolzuurgas die een aanzienlijk broeikaseffect veroorzaakt. Enkele tijd later bracht een ruimtesonde het bewijs dat Venus inderdaad geïsoleerd wordt door een atmosfeer die voor 96% uit koolstofdioxide bestaat." (The New Yorker). Dat is wat de aarde in een verre toekomst te wachten zou kunnen staan onder invloed van de voortdurende opstapeling van CO2... de uitroeiing van elke vorm van leven. Maar we hoeven ons niet zover in de toekomst te verplaatsen om de verwoestende invloed te zien van de klimaatopwarming. Lang voordat het broeikaseffect de aarde omgevormd zal hebben tot een oven van 400 °C zullen de voortekenen van de ommezwaai in het klimaat al ruimschoots volstaan om een ware slachting aan te richten onder de menselijke soort: overstromingen, epidemieën, orkanen...
De directeur van de British Antarctic Survey, Chris Rapley, deed begin 2005 opmerken dat de gletsjertong van Westelijk Antarctica aan het smelten is. Deze tong, zo groot als Groenland, bevat voldoende water om het niveau van de zeeën met 7 meter te doen stijgen, wat het onderlopen betekent van grote bewoonde gebieden in Thailand, India, Nederland, en de Verenigde Staten.
Een andere directeur, die van INSERN, stelde in 2000 al vast dat "de voortplantings- en besmettingscapaciteit van een aantal insecten en knaagdieren, verspreiders van parasieten en virussen, afhankelijk is van de temperatuur en de vochtigheidsgraad van het milieu. Anders gezegd: een temperatuurstijging, hoe bescheiden ook, zet het licht op groen voor de groei van een aantal ziektefactoren voor mens en dier. Dat is het geval met parasitaire ziekten zoals moeraskoorts [...] en met infectieziektes als knokkelkoorts, sommige hersenvliesontstekingen en bloedkoortsen die de laatste jaren terrein hebben gewonnen. Ofwel duiken ze weer op in gebieden waar ze verdwenen waren, ofwel treffen ze gebieden die tot nu toe gespaard waren gebleven waren..."
Een laatste illustratie is get aantal en de kracht van orkanen die met de opwarming toeneemt. Inderdaad, de vochtige luchtkolom waardoor orkanen ontstaan vormt zich pas wanneer de oppervlaktetemperatuur van de zee hoger is dan 26 °C. Wanneer de oceanen opwarmen, worden de gebieden waar deze grens overschreden wordt groter. Toen Katrina categorie 5 bereikte in de orkaanklassering, bedroeg de temperatuur van het oppervlaktewater in de Golf van Mexico ongeveer 30 °C. Volgens Kerry Emmanuel van het Massachusetts Institute of Technology "dreigt de verdere opwarming het vernietigend potentieel te vergroten van tropische cyclonen en, met de toename van de kustbevolking, in de 21ste eeuw ook in aanzienlijke mate het aantal slachtoffers tengevolge van orkanen." Nadat hij de statistieken over de kracht van orkanen in de laatste vijftig jaar uitgeplozen had, komt K. Emmanuel tot de conclusie dat de meest recente orkanen gemiddeld langer duren en dat de windsnelheden 15% hoger liggen, wat de vernietigde kracht met 50% verhoogt.
Kortom genoeg om de tien plagen van Egypte en alle zondvloeden van de Bijbel op een picknick te doen lijken.
In tegenstelling tot Venus waar het klimaat op natuurlijke wijze naar helse temperaturen evolueerde, heeft de huidige opwarming van de aarde een heel andere oorzaak... de industriële activiteit van de mens. Maar die waarheid bevat helemaal niets nieuws want veel klimatologen (en de bourgeoisie zelf) maken er geen geheim van. De affiche voor de film van Al Gore is nog explicieter want ze toont een fabrieksschoorsteen waaruit een wolk komt die de vorm van een cycloon aanneemt. "De industrie is schuldig!" Dat is een wel erg gewillige zondebok, want in feite is het niet de industrie als dusdanig die er schuld aan heeft, maar wel hoe die wordt gebruikt, met andere woorden: de manier waarop het kapitalisme werkt. De kapitalistische productiewijze heeft het milieu steeds vervuild, ook al in de negentiende eeuw toen ze nog een factor van vooruitgang was. Het kapitalisme trekt zich niks aan van de gezondheid van het milieu. "Accumulatie om de accumulatie, productie om de productie, dat is het ordewoord van de politieke economie die de historische missie van de burgerlijke periode aankondigt. En ze heeft nooit stilgestaan bij de pijn die het scheppen van rijkdom met zich meebrengt: waartoe zou dat gejammer dienen dat toch niets verandert aan de historische onafwendbaarheden?" (Karl Marx, Het Kapitaal, Boek I). De accumulatie van kapitaal is het hoogste doel van de kapitalistische productie en het lot dat de mensheid of het milieu beschoren wordt heeft geen belang... zolang het rendeert, is het goed. De rest is tenslotte een ‘quantité négligeable’, een onbelangrijk detail.
Maar wanneer het systeem bij het begin van de twintigste eeuw aan zijn vervalfase begint, neemt de vernieling van het natuurlijk milieu hele andere dimensies aan. Ze wordt genadeloos, net zoals de genadeloze strijd die de kapitalistische ratten met elkaar leveren om zich te handhaven op de wereldmarkt. De productiekosten tot het minimum herleiden om zo concurrentieel mogelijk te zijn wordt een onafwendbare regel om te overleven. In die context worden maatregelen om de industriële vervuiling in te perken een onaanvaardbare kostenpost.
Die voortdurende economische noodzaak om de laagste kosten te bereiken verklaart ook de omvang van de materiële en menselijke schade die aangericht werd sinds het begin van vorige eeuw. Bouwconstructies in golfkarton, slecht onderhouden dijken, falende reddingssystemen... het kapitalisme is zelfs niet in staat een minimum aan bescherming te bieden tegen natuurrampen, epidemieën en andere plagen die het blijft voortbrengen.
De cinematografische onderneming van Mijnheer Gore komt ons tenslotte vertellen dat we over de macht beschikken om de stand van zaken te veranderen, het aangerichte kwaad te herstellen en het gevaar van klimaatopwarming af te wenden als we maar de moeite willen doen om volmaakt... 'groene burgers' te worden. Daarom somt de aftiteling van zijn film een lange lijst van aanbevelingen op: "verander van thermostaat", "plant een boom",... "stem voor een kandidaat die het milieu verdedigt... en als die er niet is, kom dan zelf op !" En tenslotte : "als je gelovig bent, bid dan opdat de anderen hun gedrag zouden veranderen". Dat laatste is misschien de enige zinnige raad, een bourgeois waardig: "voor de zon verduisterd wordt en de sterren uit de hemel vallen, kniel neer en bidt". Een ware bekentenis van onmacht van de bourgeoisie en haar wereld!
De arbeidersklasse kan het zich niet veroorloven nog langer het lot van de planeet over te laten aan dergelijke mensen en hun systeem. De ecologische crisis is een bewijs te meer van het feit dat het kapitalisme vernietigd moet worden voor het de wereld meesleept in de afgrond.
Een samenleving scheppen die de mens en zijn toekomst centraal plaatst is een dwingende noodzaak geworden. Het kommunisme is die wereld die nodig is en de proletarische revolutie is de weg die de mensheid daar heen voert.
Jude / 20.10.2006
Vijftig jaar nadat de arbeidersopstand als een schokgolf door Hongarije ging in 1956, ‘vieren’ de gieren van de bourgeoisie opnieuw de verjaardag ervan op de hun gebruikelijke manier. De traditionele burgerlijke pers doet weemoedig over het heldhaftige verzet van het ‘Hongaarse volk’ voor ‘nationale onafhankelijkheid’ en tegen de ‘verschrikkingen van het Kommunisme’. Dergelijke herinneringen beschrijven louter de verschijningsvorm van de opstand en verdoezelen en verdraaien dus zijn ware betekenis.
De arbeidersopstand van 1956 in Hongarije, is geen uiting van de wil van het ‘volk’ om het ‘Kommunisme’ naar stalinistisch model te hervormen of om de onafhankelijkheid van de natie te winnen. Hij is het directe resultaat van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme in Oost-Europa en in de hele wereld.
Nauwelijks was de Tweede Wereldoorlog ten einde of de druk van de inter-imperialistische wedijver tussen Moscou en Washington, dwong het Kremlin om zich in een razende wapenproductie te storten. Zware industrie en militaire productie werden versneld opgetrokken ten koste van de consumptiegoederen en de levensstandaard van de arbeidersklasse.
De USSR als overwinnaar en bezetter van Oost-Europa, eist inderdaad van de vers onderworpen satellietstaten dat ze hun productieapparaat volledig onderwerpen aan de militaire en economische belangen van de Sovjet-Unie.
Een waar bloedzuigerssysteem wordt ingesteld vanaf 1945-1946 met bijvoorbeeld de ontmanteling van sommige fabrieken en hun overplaatsing (met inbegrip van de arbeiders) naar Russische bodem. In Rusland en zijn satellietstaten ondergaan de arbeiders een systeem van over-uitbuiting van hun arbeidskracht dat de hel zoals beschreven door Dante benaderd. Zo wordt in Hongarije, dankzij het stalinistische recept van het stachanovisme, in het plan van 1950 de wapenproductie vervijfvoudigd.
De Russische bourgeoisie moest de lonen laag houden en de zware industrie zo snel mogelijk uitbreiden. In de periode van 1948-53 daalde de levenstandaard over heel Oost-Europa onder het vooroorlogse peil, maar de Sovjet-Unie verrees uit deze periode met een atoombom en zijn Spoetniks.
In deze omstandigheden groeit geleidelijk de woede binnen het proletariaat. De opgevoerde uitbuiting wordt steeds ondraaglijker; de opstand stond op uitbreken. De Tsjecho-Slowaakse arbeiders net als die van Oost-Berlijn waren al in opstand gekomen en maakten het ingrijpen door Russische tanks nodig om de orde te herstellen. De opstandswind tegen het stalinisme die in het oosten waaide zou zijn hoogtepunt vinden in de Hongaarse opstand van oktober 1956.
De opstand in Budapest op 23 Oktober kwam er aanvangkelijk naar aanleiding van een massabetoging, die oorspronkelijk georganiseerd was door studenten, ‘uit solidariteit met het volk van Polen’, dat net tevoren op haar beurt had gepoogd om op te komen tegen de loodzware druk van de stalinistische regimes.
Het onvermurwbare antwoord van de gezagshebbers, die de betogers als ‘fascisten’ en ‘contrarevolutionairen’ bestempelden, de bloedige repressie door de AVO (geheime politie), en vooral het feit dat de ‘studenten’betoging aangegroeid was met duizenden en duizenden arbeiders, vormde het vreedzame protest om tot een gewapende opstand voor democratische hervormingen en de terugkeer aan de macht van de ‘hervormingsgezinde’ leider Nagy.
We gaan hier niet in op alle details die leidden tot de opstand van 23 Oktober en de uiteindelijke Russische tussenkomst die duizenden doden eiste, in meerderheid jonge arbeiders. Wij willen enkel het algemene karakter van de opstand in beschouwing nemen om hem te redden van de verschrikkelijke verwarringen die er rond geweven worden.
De oppositie tegen de ‘oude garde’ kwam op twee manieren tot uiting. De eerste was van binnen de bourgeoisie zelf, geleid door de liberale bureaucraten en gesteund door de eerder radicale studenten, intellectuelen en kunstenaars. Zij kwamen op voor een meer democratische en voordelige vorm van het staatskapitalisme in Hongarije. Maar de ‘andere oppositie’ was het spontane verzet van de arbeidersklasse tegen de monsterachtige uitbuiting die haar werd opgelegd. In Hongarije ‘versmolten’ deze twee bewegingen in de opstand. Maar het was de beslissende tussenkomst van de arbeidersklasse die een protestbeweging omvormde tot een opstand, en het was vervolgens de besmetting van de arbeidersopstand met al de democratische en nationalistische ideologie van de intellectuelen die de proletarische beweging zouden verzwakken.
Deze ontvankelijkheid van de arbeidersklasse voor het nationalistische vergif was niet meer dan het gevolg van de historische koers tot dan toe, die van de contrarevolutie die begon in de jaren 1920. Het proletariaat beschikte op wereldschaal over haar geringste kracht, ideologisch platgewalst door de nederlaag van zijn eerste revolutionaire golf van 1917-1923, fysiek verpletterd door de wereldoorlog, en ingekaderd door de vakbonden en zijn neven van de politie. Daardoor was het, zonder helder vooruitzicht, onmogelijk om verder te gaan dan het stadium van de revolte en in de richting van de revolutie te gaan, net als dat het in Hongarije moeilijk was zichzelf teweer te stellen tegen de nationalistische propaganda van een burgerlijke fractie en van zijn leger.
De arbeiders deden de protestbeweging uitbarsten omwille van de ondraaglijke levens- en werkvoorwaarden waartoe zij gedwongen werden. Eenmaal de arbeiders hun gewicht in de beweging hadden geworpen verkreeg deze een gewelddadig en onverzettelijk karakter dat niemand had verwacht. Alhoewel verschillende elementen deelnamen aan de gevechten (studenten, soldaten, boeren, enz.) waren het overwegend de jonge arbeiders die in de eerste dagen van de opstand het eerste contingent vernietigden van de Russische tanks die naar Budapest waren gestuurd om de ‘orde’ te herstellen. Het was vooral de arbeidersklasse die de Hongaarse politie en het leger deed uiteenvallen en zichzelf bewapende voor het gevecht met de AVO en het Russische Leger. Toen de tweede golf van Russische tanks aankwamen om de opstand te neer te slaan, waren het de arbeiderswijken die in puin moesten geschoten worden want daar zaten de voornaamste weerstandsnesten. En zelfs na het herstel van de ‘orde’ en de installatie van de regering Kadar, zelfs nadat duizenden arbeiders afgeslacht waren, bleef het proletariaat verzet plegen door middel van talrijke en bittere gevechten.
De krachtigste uitdrukking van het proletarische karakter van de opstand was het opduiken van echte arbeidersraden over heel het land. Verkozen op fabrieksniveau, verbonden deze raden hele industriegebieden en steden, en waren zonder twijfel de organisatorische kern van de hele opstand. Ze namen de taak op zich van de organisatie van de distributie van wapens en voedsel, voerden de algemene staking, leidden de gewapende strijd. In sommige steden waren ze onbetwist heer en meester. Het verschijnen van deze raden zaaide ongerustheid en afgrijnzen onder de kapitalistische klasse, in het oosten als in het westen.
Maar de Hongaarse arbeidersstrijd ten hemel prijzen, zonder zijn uiterste zwakheden en verwarringen te analyseren, zou verraad betekenen aan onze taak als revolutionairen. Die komt er op neer om niet passief de arbeidersstrijd toe te juichen maar zijn beperkingen te bekritiseren en de algemene doelstellingen van de beweging van de klasse uit te stippelen. Ondanks het feit dat de arbeiders tijdens de opstand feitelijk de macht hadden in grote delen van Hongarije, was de rebellie van 1956 geen bewuste poging van het proletariaat om voor zichzelf de politieke macht te grijpen en een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was een spontane revolte die er niet in slaagde tot een revolutie uit te groeien, omdat de arbeidersklasse een duidelijk politiek inzicht miste van de historische doelstellingen van haar strijd, omdat zij nog ten volle gebukt ging onder het ideologisch gewicht van de contrarevolutie.
In onmiddellijke zin was de belangrijkste hindernis voor de Hongaarse arbeiders, de enorme dam van nationalistische en democratische ideologie, die van alle kanten rondom hen werd opgetrokken. De studenten en intellectuelen waren de meest actieve verspreiders van deze ideologie, maar de arbeiders gingen zelf ook gebukt onder al deze illusies. Dus, in plaats van de zelfstandige belangen van het proletariaat te stellen tegen die van de kapitalistische staat en van alle andere klassen, neigden de raden er toe om de arbeidersstrijd gelijk te stellen met de strijd van het ‘volk’ om de staatsmachine om te vormen en ‘nationale onafhankelijkheid’ te verwerven. Nationale onafhankelijkheid is een reactionaire utopie in het tijdperk van het verval van het kapitalisme en het imperialisme. In plaats van op te roepen – zoals de sovjets in Rusland in 1917 hadden gedaan – tot het vernietigen van de burgerlijke staat en de internationale uitbreiding van de revolutie, beperkten de raden zich tot het eisen van de terugtrekking van de Russische troepen, een ‘onafhankelijk socialistische Hongarije’ onder leiding van Imre Nagy, vrijheid van meningsuuiting, zelfbeheer van de fabrieken, enzovoort. De strijdmethoden die gebruikt werden door de raden waren impliciet revolutionair, en drukten intrinsiek de revolutionaire aard uit van het proletariaat. Maar de doelstellingen die zij aannamen bleven steken binnen het politieke en economische kader van het kapitalisme. De tegenspraak waarin de raden gevangen zaten kan opgesomd worden in de volgende eis die naar voren gebracht werd door de arbeidersraad van Miskolc:
“De regering moet de vorming voorstellen van een Nationale Revolutionaire Raad, gebaseerd op de arbeidersraden van de verschillende departementen en van Budapest, en samengesteld door democratisch door hen verkozen afgevaardigden. Tezelfdertijd moet het oude parlement worden ontbonden.” (geciteerd in Bureaucratie en Revolutie in Oost-Europa door Chris Harman, p. 161).
Maar in plaats van deze stap te nemen, stelden de raden hun eis tot ontbinding van het parlement en het opzetten van een centrale arbeidersraad door de regering van Imre Nagy, dit wil zeggen van diezelfde macht die zij hadden moet opruimen! Zo'n illusies konden enkel leiden tot het neerslaan van de raden, of van hun integratie in de burgerlijk staat. Het komt de meerderheid van de arbeidersraden toe dat zij verkozen om vechtend ten onder te gaan of zichzelf ontbonden toen zij inzagen dat er geen perspectief zat in verdere strijd en dat zij gedoemd waren om marionetten te worden van de regering Kadar.
Het feit dat de Hongaarse arbeiders niet in staat waren om een revolutionair inzicht te verwerven van hun toestand, kwam ook tot uiting in het feit dat, voor zover wij weten, er geen enkele revolutionaire politieke organisatie tot stand kwam bij deze immense uitbarstingen. Zoals Bilan, de publicatie van de Italiaanse Linkerzijde, schreef over Spanje in de jaren 1930, was het falen van het Spaanse proletariaat om een partij van de klasse in het leven te roepen, ondanks de radicale aard van zijn strijd, fundamenteel de uitdrukking van de diepe inzinking waarin de internationale proletarische beweging weggezonken was. Tegen 1956 was deze toestand in zekere zin nog erger: de laatste kommunistische Linkerzijdes waren verdwenen, en niet alleen in Hongarije, maar over heel de wereld, zag het proletariaat zichzelf verstoken van bijna elke eigen politieke uitdrukking. De zwakke revolutionaire stemmen die er nog waren, werden gemakkelijk vermalen door het gebrul van die krachten van de contrarevolutie wier taak het is om te spreken 'in naam' van de arbeidersklasse. De stalinisten aller landen toonden hun brutale reactionaire aard door de arbeidersopstand af te doen als een samenzwering in dienst van de clan rond ex-dictator Horthy (1) of van de CIA. Uit afkeer stapten vele individuen in die tijd uit de kommunistische partij, maar die partijen zelf stonden vierkant achter de woeste repressie van de Hongaarse arbeiders. Bovendien bekritiseerden sommigen onder hen, geleid door de grote roerganger voorzitter Mao in Beijing, Kroetsjov omdat hij de Hongaarse arbeiders niet krachtdadig genoeg had neergeslagen! Van hun kant kan het zo lijken dat de trotskisten die hun ‘steun’ uitbazuinden voor de opstand, aan de kant van de arbeiders hebben gestaan. Maar door de opstand te definiëren als een ‘politieke revolutie’ voor ‘arbeidersdemocratie’ en voor ‘nationale onafhankelijkheid’, dragen ze bij tot het versterken van de bedrieglijke misleiding dat de staat in Hongarije al een arbeiderskarakter had en dat hij alleen moest gezuiverd worden van zijn bureaucratische misvormingen om weer volledig in arbeidershanden te komen.
Niet alleen hebben de trotskistische organisaties een ideologisch gif gespuid bedoeld om te proberen de arbeidersstrijd binnen het kader van de burgerlijke staat te houden, maar ook ondersteunden ze openlijk de meest ‘liberale’ vleugel van de bureaucraten van de stalinistische regimes. De stellingname in 1956 door de druïde van de Vierde Internationale, Ernest Mandel, met betrekking tot de overwinning van de Gomulka-clique in Polen laat hierover geen twijfel bestaan: “De socialistische democratie zal nog veel veldslagen moeten winnen in Polen, (maar) de voornaamste, die het mogelijk maakte dat miljoenen arbeiders zichzelf weer identificeren met de arbeidersstaat, is al gewonnen.” (geciteerd in Harman, p. 108).
Sinds 1956 zijn er meer ‘radicale’ analyses gemaakt van de Hongaarse gebeurtenissen, maar weinige breken daadwerkelijk met het analysekader van de trotskisten. De libertairen van Solidarity bijvoorbeeld zien in hun brochure over Hongarije 1956 de eis voor arbeiderszelfbeheer (zoals het werd uitgewerkt door de Hongaarse vakbonden!) als een werkelijke revolutionaire kern van de opstand. Maar deze eis, net zoals die voor nationale onafhankelijkheid en voor democratie, was alweer een afleiding van de allereerste taak van de arbeiders: de vernietiging van de kapitalistische staat, het grijpen van de macht door de raden, niet louter de economische maar ook de politieke.
Naar de jaren 1950 wordt door vele fracties van de bourgeoisie met heimwee teruggeblikt, want het was de periode toen de kapitalistische ideologie een absolute controle leek te hebben verworven over de arbeidersklasse. De arbeiders van Oost-Europa waren dus geïsoleerd en onderworpen aan al de illusies die gevoed werden door een schijnbaar ‘bijzondere’ toestand. Met het kapitalisme in het Westen dat schijnbaar zo voorspoedig en vrij leek, was het voor de arbeiders van het Oostblok niet zo moeilijk om de ‘Sovjet-Unie’ of het ‘stalinisme’ als hun vijand te zien en niet het wereldkapitalisme zelf. Dit verklaart de vreselijke illusies die de opstandelingen dikwijls hadden over de ‘democratische’ regimes van het Westen. Velen hoopten dat het Westen ‘hen ter hulp zou snellen’ tegen de Russen. Maar het Westen had de Sovjet-Unie in Yalta al het ‘recht’ verleend om de arbeiders van de Oostbloklanden uit te buiten en te onderdrukken, en had er geen belang bij om enige hulp te verstrekken aan iets dat zo oncontroleerbaar was als een massale arbeidersopstand.
De kapitalistische wereld is niet langer wat hij was in 1950. Sinds het einde van de jaren 1960 is het hele systeem dieper en dieper aan het wegzinken in een onoplosbare economische crisis, de uitdrukking van de historische neergang van het kapitalisme sedert bijna honderd jaar. In antwoord op deze crisis heeft een nieuwe generatie arbeiders een nieuwe tijdperk ingezet van klassenstrijd op internationaal vlak. Als men de stakingen van de jaren 1970-1980 in Polen vergelijkt met de opstand in Hongarije, kan men zien dat vele illusies van de jaren 1950 hun greep zijn beginnen verliezen. De arbeiders van Polen streden niet als ‘Polen’ maar als arbeiders; en hun onmiddellijke vijanden waren niet ‘de Russen’ maar hun eigen bourgeoisie; hun onmiddellijke doel was niet de verdediging van ‘hun’ land maar de verdediging van hun eigen levensstandaard. Het is dit opnieuw opduiken van het internationale proletariaat op zijn eigen klassenterrein, dat eens te meer de kommunistische wereldrevolutie op de historische agenda heeft geplaatst. Maar alhoewel de Hongaarse opstand behoort tot een periode die door de arbeidersklasse achterhaald is, toch heeft ze de huidige arbeidersklasse nog veel te leren in haar strijd om bewust te worden van haar revolutionaire opdracht. Doorheen zijn vergissingen en verwarringen heeft de opstand veel cruciale lessen onderstreept over wie de vijanden van de arbeidersklasse zijn: nationalisme, zelfbeheer, stalinisme in al zijn vormen, de ‘westerse democratie’, enzovoort, enzovoort. Maar tegelijkertijd vormde de opstand de heldhaftige aankondiging van de toekomst die het proletariaat overal wacht, in de mate dat het de bourgeoisie van Oost en West de stuipen op het lijf joeg met het spook van de bewapende arbeidersraden.
Naar World Revolution, krant in Groot-Brittannië van de IKS
(1) Horthy: admiraal die de Revolutie van 1919 neersloeg in Hongarije, anti-semiet, collaboreerde met het nazi-regime.
Eind oktober 2006 werd in de Zuid-Koreaanse steden Seoel en Ulsan een conferentie gehouden van internationalistische organisaties waartoe was op-geroepen door het Socialistisch-Politiek Verbond (SPV). Hoe bescheiden het deelnemerstal ook was, de SPV is (voorzover ons bekend) de eerste geor-ganiseerde uiting in het Verre Oosten van de beginselen van de Kommunistische Linkerzijde, en deze conferentie was zeer zeker de eerste in zijn soort. Als zodanig heeft hij een historische betekenis, en de IKS verleende van ganser harte zijn steun door een delegatie te sturen om de conferentie toe te spreken (1).
In de dagen voorafgaand aan de conferentie werd het belang op de lange termijn van de doelstelling overschaduwd door de dramatische verscherping van inter-imperialistische spanningen in de regio door het tot ontploffing brengen van Noord-Korea’s eerste atoombom en de manoeuvres die daarop volgden van vooral de verschillende regionale machten (Verenigde Staten, China, Japan, Rusland, Zuid-Korea). Tijdens de conferentie werd dit vraagstuk dan ook uitvoerig besproken wat aanleiding gaf tot de aanvaarding van onderstaande tekst door de deelnemers waarvan de namen onderaan de verklaring te vinden zijn:
Volgend op het nieuws over de nucleaire tests in Noord-Korea; wij, kommunistische internationalisten bijeengekomen in Seoel en Ulsan:
Veroordelen de ontwikkeling van het vermogen van nog meer kapitalistische staten om kernbommen te maken: de atoombom is het ultieme wapen in de inter-imperialistische oorlogvoering waarvan het enige doel bestaat uit de massale uitroering van de burgerbevolking in het algemeen en de arbeidersklasse meer in het bijzonder.
Veroordelen onvoorwaardelijk deze nieuw stap in de richting van oorlog door de kapitalistische Noord-Koreaanse staat die hiermee (alsof dat nog nodig was) andermaal laat zien dat deze in het geheel niets te maken heeft met arbeidersklasse of kommunisme, en dat hij niets anders is dan een heel extreme en groteske versie van de algemene tendens naar militaristisch barbarendom van het kapitalisme in verval.
Veroordelen onvoorwaardelijk de huichelachtige campagne door de Verenigde Staten en hun bondgenoten tegen hun Noord-Koreaanse vijand die niets anders is dan de ideologische voorbereiding voor het laten uitbreken – zodra ze daarvoor over de middelen beschikken – van hun eigen preventieve aanvallen waarvan de werkende bevolking het belangrijkste slachtoffer zal worden, net als momenteel in Irak. We zijn niet vergeten dat de Verenigde Staten de enige supermacht is die atoomwapens heeft ingezet om de burgerbevolking van Hirosjima en Nagasaki uit te moorden.
Veroordelen onvoorwaardelijk de zogenaamde ‘vredesinitiatieven’ die onvermijdelijk onder de hoge bescherming van andere imperialistische gangster zoals China staan. Deze zullen niet over vrede gaan, maar over de eigen imperialistische belangen in de regio. De arbeiders kunnen geen vertrouwen stellen in de ‘vredelievende bedoelingen’ van welke kapitalistische staat dan ook.
Veroordelen onvoorwaardelijk iedere poging van de Zuid-Koreaanse bourgeoisie om onder het voorwendsel van verdediging van nationale vrijheid of democratie repressieve maatregelen te nemen tegen de arbeidersklasse of tegen activisten in hun verdediging van internationalistische beginselen.
Bevestigen onze volledige solidariteit met de arbeiders van Noord- en Zuid-Korea, China, Japan en Rusland die als eersten zullen lijden onder militaire actie wanneer die uitbreekt.
Verklaren dat alleen de wereldwijde arbeidersstrijd voor altijd een eind kan maken aan het voordurende dreiging van barbarendom, imperialistische oorlog en nucleaire vernietiging dat tijdens het kapitalisme over de mensheid hangt.
De arbeiders hebben geen land te verdedigen!
Arbeiders aller landen, verenigt u!
Deze verklaring werd ondertekend door de volgende organisaties en groepen:
Een aantal bij de Conferentie aanwezige kameraden tekenden deze verklaring eveneens op persoonlijke titel:
(1) Nadere gegevens over deze conferentie volgen.
Het vastlopen van de oorlog in Irak en de vermenigvuldiging van dodelijke aanslagen maken overduidelijk dat de strijd tegen het internationale terrorisme, zowel in het Midden-Oosten als in de rest van de wereld, compleet mislukt is. De Verenigde Staten worden niet slechts vernederd maar krijgen striemende klappen.
Hoe is het mogelijk dat het sterkste leger van de wereld, uitgerust met de meest moderne technologie, de meest doeltreffende inlichtingendiensten, de meest verfijnde wapens om doelen te lokaliseren en op honderden kilometers afstand te treffen, vastzit in een dergelijk wespennest? Voor de heersende klasse is het antwoord vanzelfsprekend: het kan slechts te maken hebben met de onbekwaamheid van Bush jr., de “slechtste president uit de geschiedenis van de Verenigde Staten: onwetend, arrogant en volkomen stupide” (in de woorden van de schrijver Norman Mailer). Kortom, een halve imbeciel die wordt omgeven door een bende nietsnutten. Deze uitleg is simpel en werkt des te beter omdat Bush echt niet veel moet doen om dit aannemelijk te maken. Maar zij staat ver bezijden het werkelijke probleem, en daaruit bestaat juist haar nut voor de bourgeoisie. Of het kapitalisme deze of gene richting opgaat, hangt niet af van het ene of andere individu aan de top van de staat. Het is de toestand van het systeem die politieke oriëntaties opdringt. De eerste wereldmacht moet noodzakelijkerwijze haar rangorde verdedigen. De Verenigde Staten kunnen geen andere politiek voeren dan die Paul Wolfowitz (een eminent lid van de republikeinse beleidsploeg) sinds het begin van de jaren 1990 naar voren bracht: “De wezenlijke politieke en militaire missie van Amerika in het tijdperk na de Koude Oorlog zal er uit bestaan om te verhinderen dat er een rivaliserende militaire supermacht kan opkomen in West-Europa, in Azië of in de gebieden van de vroegere Sovjet-Unie.” Deze ‘doctrine’ is openbaar gemaakt in maart 1992 toen de Amerikaanse bourgeoisie nog illusies koesterde over het succes van deze strategie, kort na de ineenstorting van de USSR en de hereniging van Duitsland. Met dit doel voor ogen verklaarden deze lieden enige jaren geleden dat er “een nieuw Pearl Harbour nodig was”, om de natie te mobiliseren, om de democratische waarden van Amerika aan de wereld op te leggen, en om de imperialistische rivaliteiten in de kiem te smoren. Daarom past het om er aan te herinneren dat de aanval op de Amerikaanse marinebasis in december 1941, die aan Amerikaanse kant 4.500 doden en gewonden kostte, de Verenigde Staten in staat stelde om aan de oorlog deel te nemen aan de kant van de Geallieerden, door de publieke opinie, die eerder voor het grootste deel aarzelde tegenover de deelname aan de oorlog, te doen omzwaaien. En dat terwijl de hoogste Amerikaanse politieke autoriteiten op de hoogte waren van dit project en niet tussen beide kwamen. Sindsdien werd slechts dezelfde politiek uitgevoerd: de aanslagen van 11 september 2001 hebben hen een 'nieuw Pearl Harbour' in de schoot geworpen en het is in naam van deze nieuwe kruistocht tegen het terrorisme dat zij de inval in Afghanistan en vervolgens in Irak hebben kunnen rechtvaardigen.
De balans van deze politiek, de enige die de eerste wereldmacht kan voeren, is verpletterend: 3.000 gesneuvelde soldaten sinds het begin van de oorlog in Irak ongeveer drie jaar geleden (waaronder meer dan 2.800 aan Amerikaanse zijde), 655.000 Irakezen zijn omgekomen tussen maart 2003 en juli 2006, terwijl de moorddadige aanslagen en de botsingen tussen sjiitische en soennitische fracties alleen maar erger geworden zijn. Er zijn 160.000 man bezettingstroepen aanwezig op Irakees grondgebied onder het oppercommando van de Verenigde Staten. Deze zien zich niet in staat om "hun missie van ordehandhaving te waarborgen" in een land dat op het punt staat om uiteen te spatten in een burger-oorlog. Niet alleen bevechten de sjiitische en soennitische milities elkaar al maanden met geweld, maar verscheuren ook rivaliserende sjiitische bendes elkaar onderling en zaaien ze terreur, voornamelijk de bende onder het bevel van Moqtada al-Sadr (met zijn zelfuitgeroepen 'Mehdi-leger') en de Al-Badr brigades (verbonden aan de heersende partij in de regering), die verantwoordelijk zijn voor de voornaamste bloedbaden in Amara, Nasirijja, Basra waar ze proberen hun wet op te leggen. In het zuiden van het land hebben soennitische activisten, die prat gaan op hun banden met Al Qaïda onlangs een 'islamitische republiek' uitgeroepen, terwijl in de regio van Bagdad de bevolking geconfronteerd wordt met autobommen, exploderende bussen of zelfs fietsen, naast de afpersingen van plunderaars. De Amerikaanse troepen hoeven hun neus maar te laten zien of ze staan al bloot aan hinderlagen.
De oorlogen in Irak en Afghanistan slokken bovendien kolossale sommen geld op die de begroting van de Verenigde Staten steeds verder aanvreten en hen met torenhoge schulden opzadelen. De toestand in Afghanistan is niet minder rampzalig. De niet-aflatende jacht op Al Qaïda en de aanwezigheid, ook daar, van een bezettingsleger geven de Taliban weer krediet (ze wasin 2002 uit de macht verdreven, maar werd vervolgens door Iran en China herbewapend), en ze vermenigvuldigen hun hinderlagen en aanslagen.
De ‘terroristische demonen’ als Bin Laden of het regime van de Taliban zijn trouwens allebei ‘scheppingen’ van de Verenigde Staten geweest om de USSR tegen te werken ten tijde van de imperialistische blokken, na de inval van de Russische troepen in Afghanistan. De eerstgenoemde is een ex-spion die gerekruteerd werd door de CIA in 1979. Nadat hij gediend had als financieel tussenpersoon in een wapenhandel tussen Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten voor de Afghaanse ‘ondergrondse’ werd hij na de Russische inval bemiddelaar van de Verenigde Staten om geld uit te delen onder het Afghaanse verzet. De Taliban van hun kant zijn bewapend en gefinancierd door de Verenigde Staten en zij zijn destijds aan de macht gekomen met de volledige instemming van Uncle Sam.
Het is bovendien ook overduidelijk dat de grote kruistocht tegen het terrorisme, in plaats van uit te monden in de uitroeiing ervan, slechts is uitgelopen op een vermenigvuldiging van terroristische acties en zelfmoordaanslagen, wier enige motief is om zoveel mogelijk slachtoffers te maken.
Vandaag staat het Witte Huis machteloos tegen de meest vernederende lange neus die de Iraanse staat maakt. Dit geeft trouwens staten van vierde of vijfde rang vleugels, zoals Noord-Korea, dat zich veroorloofde om op 8 oktober een kernproef uit te voeren die het tot de achtste land met kernwapens maakt. Deze gigantische uitdaging brengt heel het evenwicht van Zuidoost-Azië aan het wankelen en zal op zijn beurt de aspiraties aanwakkeren van nieuwe pretendenten voor het verwerven van kernwapens. De snelle remilitarisering en herbewapening van Japan en zijn oriëntatie op de productie van kernwapens hebben er pas weer een voorwendsel bij gekregen om zich tegen de onmiddellijke buren van Japan te keren.
Daarbij moet ook de verschrikkelijke chaos vermeld worden van de toestand in het Midden-Oosten, en in het bijzonder in de Gaza-strook. Als gevolg van de verkiezingsoverwinning van Hamas eind januari werd de internationale hulp stopgezet en heeft de Israëlische regering de blokkering doorgevoerd van de fondsen van belastinginkomsten en douanerechten aan de Palestijnse Autoriteit. 165.000 ambtenaren worden al zeven maanden niet meer betaald maar hun woede, net als die van een hele bevolking waarvan 70% onder de armoedegrens leeft, en met een werkloosheid van 44%, wordt gemakkelijk ingekapseld door straatgevechten waarin sinds 1 oktober Hamas en Fatah weer tegenover elkaar staan. De pogingen van het vormen van een regering van nationale eenheid stranden de een na de ander. Tezelfdertijd belegert de Tsahal, na zijn terugtrekking uit Zuid-Libanon, opnieuw de grenszones met Egypte in het zuiden van de Gaza-strook en heeft het zijn bombardementen op de stad Rafah hervat, onder het voorwendsel op de terroristen van Hamas te jagen.
De bevolking leeft er in een klimaat van permanente terreur en onzekerheid. Sinds 25 juni zijn er in dit gebied al 300 doden gevallen.
Het fiasco van de Amerikaanse politiek is dus overduidelijk. Daardoor komt het dat de Bush-regering zo erg ter discussie staat, zelfs in eigen, republikeinse kamp. 60% van de Amerikaanse bevolking denkt dat de oorlog in Irak een ‘slechte zaak’ is, een groot deel ervan gelooft niet meer in de stelling dat de kernbewapening tegengehouden kan worden of aan het bestaan van banden tussen Saddam met Al Qaïda. De mening vat post het dit slechts een voorwendsel was om een militaire tussenkomst in Irak te rechtvaardigen. Een half dozijn recente boeken (waaronder een van de journalistieke vedette Bob Woodward die het Watergate-schandaal ten tijde van Nixon had onthuld) heeft een ongenadige beschuldiging opgesteld om deze 'staatsleugen' aan te klagen. Deze boeken spreken zich uit voor een terugtrekking van de troepen uit Irak. Dat betekent helemaal niet dat de militaristische politiek van de Verenigde Staten in de grond geboord wordt, maar wel dat de regering verplicht is hiermee rekening te houden, haar eigen tegenstellingen moet blootleggen om te proberen zich aan de nieuwe politieke situatie aan te passen.
De nieuwste zogenaamde ‘miskleun’ van Bush om toe te geven dat er een parallel bestaat met de oorlog in Vietnam valt samen met de ‘lekken’… die georkestreerd werden door interviews met James Baker. Het plan van de ex-chef van de generale staf van Reagan, en staatssecretaris ten tijde van Bush senior, mikt op de opening van een dialoog met Syrië en Iran en vooral op een gedeeltelijke terugtrekking van de troepen uit Irak. Deze poging om beperkt te paraderen onderstreept het peil van de verzwakking van de Amerikaanse bourgeoisie die zich een algehele terugtrekking niet kan veroorloven omdat dit de meest striemende kaakslag uit zijn geschiedenis zou zijn. De parallel met Vietnam is eigenlijk een bedrieglijke onderschatting. Want indertijd stelde de terugtrekking van de troepen uit Vietnam de Verenigde Staten in staat tot een strategische heroriëntatie ten voordele van hun bondgenootschappen en om China binnen hun eigen kamp te trekken tegenover de USSR. Daarentegen zou het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Irak een zuivere capitulatie zonder compensatie betekenen die de Amerikaanse grootmacht compleet ongeloofwaardig zou maken. Deze tegenstrijdigheden zijn schreeuwende uitingen van de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap en de opgang van het ‘ieder voor zich’. Een verandering van de meerderheid in het nieuwe Congres zal geen andere ‘keuze’ aanreiken dan een vlucht naar voren in steeds moorddadigere militaire avonturen die een uiting zijn van de impasse van het kapitalisme.
In de Verenigde Staten is het gewicht van het chauvinisme dat ten toon gespreid werd na 11 september voor het grootste deel weggeëbd met de ervaring van het dubbele fiasco van de ‘strijd tegen het terrorisme’ en het wegzakken in het moeras van de oorlog in Irak. De rekruteringscampagnes voor het leger hebben moeite om kandidaten te ronselen die bereid zijn om zich in Irak aan flarden te laten schieten, terwijl de troepen zelf door demoralisatie overmand worden. Ondanks de risico's vinden er duizenden deserties plaats. Men heeft vastgesteld dat al meer dan duizend deserteurs hun toevlucht hebben gezocht in Canada.
Deze toestand licht een sluier op van een heel ander perspectief. Het steeds meer ondraaglijk worden van de oorlog en de barbarij in de maatschappij is een onmisbare dimensie in de bewustwording van de proletariërs van het niet te herstellen bankroet van het kapitalistisch systeem. Het enige antwoord dat de arbeidersklasse tegenover de imperialistische oorlog kan stellen, de enige solidariteit die zij kan betuigen aan haar klassenbroeders die blootgesteld zijn aan de ergste afslachtingen, is om in verweer te komen op haar eigen klassenterrein om een eind te maken aan dit systeem.
W / 21.10.2006
Op de avond van 14 december kondigde de RTBF het einde van België aan; het Vlaamse parlement zou gestemd hebben voor de onafhankelijkheid. Het was pas een half uur later dat de RTBF de kijkers op de hoogte bracht door een ondertitel te plaatsen: ‘dit is wellicht fictie’. De verontwaardigde reacties van de belangrijkste politieke leiders waren gespeeld. Wie kan er nu geloof aan hechten dat deze mensen niet op de hoogte waren van de inhoud van deze ‘politieke fictie’? Ze staat al tien jaar in de steigers, en het centrale thema ervan, het uiteenspatten van België, was toch niet aan zijn proefstuk op de nationale zenders? Buiten de groteske dramatisering ervan door de media en de politieke middens om de boodschap over te brengen, moet er vooral worden vastgesteld dat deze ‘elektroshock’-uitzending over het communautaire vraagstuk niet zomaar uit de lucht is komen vallen: ze vond plaats op het moment zelf dat de ganse bevolking en de arbeidersklasse van het land zich zorgen maakte over de brutale slag die aan de arbeiders van VW werd toegebracht. De RTBF had er beter aan gedaan om haar uitzending als volgt te ondertitelen: ‘Dit is absoluut geen toeval’.
De communautaire spanningen hebben natuurlijk hun historische wortels in de vorming van de Belgische staat (zie onze artikels over dit vraagstuk in Internationalisme, nr. 319, 321 en 323). Het was een contrarevolutionaire en kunstmatige schepping, op getouw gezet door de grootmachten van die tijd, als een benepen en niet vooruitstrevend kader, ongunstig voor de industrialisering en de invoering van moderne sociale verhoudingen. Het is vooral de intrede van het verval van het kapitalisme die onvermijdelijk het inherente gebrek aan samenhang van de ‘Belgische natie’ zal blootleggen en de tendens zal inzetten om de tegenstellingen binnen de bourgeoisie steeds verder op de spits te drijven. De verbreiding van de ontbinding en van het ‘ieder voor zich’ op het einde van de twintigste eeuw versterkt deze middelpuntvliedende krachten en de communautaire spanningen nog verder en maakt het zoeken naar het opleggen van evenwicht steeds moeilijker. En dat mondt regelmatig uit in het feit dat de regionale fracties van de Belgische bourgeoisie en hun politieke partijen met getrokken messen tegenover elkaar staan.
Maar ondanks deze voortdurende moeilijkheden, die onlosmakelijk verbonden zijn aan de vorming van haar staat, is de Belgische bourgeoisie er altijd in geslaagd om haar eigen zwakheden op een magistrale manier uit te spelen tegen de arbeidersklasse. Dat realiseert ze door zelfs van de communautaire verdelingen en tegenstellingen een van haar speerpunten te maken bij de inkapseling en sabotage van de arbeidersstrijd. Al vijftig jaar worden deze systematisch gebruikt om de eenmaking van de arbeidersklasse op haar strijdterrein te beletten, door in te spelen op de verschillen tussen de regio’s: het regionalistische wapen was een krachtig middel om de strijd tegen de mijnsluitingen onder controle te houden en ongevaarlijk, eerst in Wallonië en later in Vlaansderen, daarna van de staalnijverheid in Wallonië en vervolgens van de scheepswerven in Vlaanderen. En vandaag hameren de burgerlijke media er de hele dag op dat ‘het onderwijs beter zou zijn in Vlaanderen’, dat ‘minder werklozen gesanctioneerd worden in Wallonië’, enzovoort. Evenzo is het één van de inkapselingsvormen van de vakbonden; ze scheiden de arbeiders niet alleen van elkaar per sector en per bedrijf, maar ook per streek.
Maar de verschrikkelijke agressie tegen de arbeiders van VW druiste juist diametraal in tegen deze tendens: door de geografische positie van de fabriek (Brussel) en vooral door de samenstelling van de arbeidskracht uit bijna gelijke delen van arbeiders uit de beide regio’s, kon de kaart van de regionalistische misleiding, de verdeling tussen Walen en Vlamingen, niet worden uitgespeeld bij het opleggen van de herstructureringsmaatregelen bij VW. In tegendeel zelfs, via de aanval op zich, maar ook via de uitingen van solidariteit die uit alle regio’s kwamen, begon het bewustzijn onder de arbeiders te kiemen over het feit dat de vijand niet de Waalse of Vlaamse arbeider was, maar een perspectiefloos systeem en dat de kracht om zich te verdedigen daaruit wordt geput dat ze tot een klasse behoren: tegen alle sectoriële, regionale en nationale verdelingen. Dat vormt de belangrijkste inzet van de komende strijd. Een begin van bewustwording dus waarbij ter discussie wordt gesteld wat historisch gezien één van de fundamentele dammen is die de Belgische bourgeoisie heeft opgeworpen tegen de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, vooral in de vervalperiode (een bewustwording die patroons, vakbonden en partijen trouwens probeerden in te perken door het idee te laten insijpelen dat de Duitse arbeiders verantwoordelijk zouden zijn voor de keuze van VW om eerder in België dan in Duitsland te ontslaan). Voor de bourgeoisie kwam het er absoluut op aan om dit inzicht ten koste van alles te voorkomen door de traditionele tegenstellingen weer in het centrum van de belangstelling te plaatsen om de arbeiders opnieuw te strikken in de netten van het burgerlijke bedrog.
Om al deze redenen mag de arbeidersklasse zich niet inlaten met de veelvuldige misleidingen die in deze campagne is ontwikkeld, noch zich illusies te maken over het komende verkiezingscircus. Want daar zullen wij zien hoe aan de ene kant het regionale getetter zal worden opgedreven, en aan de andere kant dat over de noodzaak om samenhang van de staat te bewaren. Met het trekken van lering uit het conflict bij VW moeten de arbeiders de strijd voortzetten en zich inspannen om alle valstrikken van de bourgeoisie te doorzien, als stappen vooruit in het parcours van de herovering van hun gevoel tot een klasse te behoren.
Januari 2007
Bijna twee maanden zijn de arbeiders van VW-Vorst in staking geweest tegen de drastische afslanking van het bedrijf. Met gevoelens van hoop en vertwijfeling werden zij als een speelbal heen en weer geslingerd tussen patronaat, regering en vakbonden, tussen Duitse, Spaanse, Belgische, en nog tal van andere nationale en regionale belangen. Voor de arbeiders is het vandaag belangrijk lessen te trekken uit deze strijdervaring. Eén ding staat vast: met vereende kracht hebben de burgerlijke partijen en organisaties er alles aan gedaan om de strijdbaarheid van de arbeiders te bekoelen en om de realiteit van de economische crisis die aan de basis ligt van de herstructureringsplannen te verdoezelen. Voor hen kwam het erop aan het failliet van het kapitalistische marktmechanisme weg te moffelen en de woede van de arbeiders op te vangen in de perspectiefloze ‘actie’-methodes van de vakbonden. En vooral de dynamiek naar de opbouw van een echte solidariteit – deze tussen de arbeiders onderling en niet die met het kapitaal in moeilijkheden – te dwarsbomen.
De media schrijven bladzijdenlang over de “hemeltergend hoge vertrekpremies”, de “superhoge lonen” van de VW-Vorst-arbeiders. Waar ze echter als vermoord over zwijgen is dat de herstructureringsmaatregelen die in VW-Vorst aangekondigd worden een uittekening zijn van hetgeen niet alleen de overblijvende VW-arbeiders maar ook de ganse arbeidersklasse te wachten staat.
De inlevering wordt immers bijzonder zwaar: slechts 2000 à 2200 jobs zullen overblijven van de ongeveer 5200 rechtstreekse werknemers. In 2009, als alles goed verloopt, zou er in totaal terug voor 3000 man werk zijn, zo wordt er beloofd, weliswaar voor een deel in andere meer precaire contracten. 950 werknemers gaan met brugpensioen, maar volgens de regels van het nieuwe generatiepact. 1950 verlaten op ‘vrijwillige basis’ het bedrijf, met voor de eerste 1500 een oprotpremie als beloning. Voor de meeste onder hen met werkloosheid als enig perspectief. Voor de blijvers is er een systeem van ‘langdurige tijdelijke werkloosheid’ maar vooral, bovenop de 33% productiviteitsstijging die de arbeiders reeds realiseerden in de periode 2001-2005 en de nieuwe regeling inzake flexibiliteit sedert de zomer van 2006 (werktijden tot 10 uur per dag en 48 uur per week), wordt er een nieuwe CAO afgesloten met lagere loon- en productiekosten. De productievoorwaarden zouden in 2009 gelijk moeten zijn met die van de VW-vestiging in het oostelijk Duitse Mosel waar de loonkosten 16,9 euro per uur bedragen tegenover 23,8 euro vandaag voor VW-Vorst. Met andere woorden: een bijzonder harde opdrijving van productiviteit, flexibiliteit met wellicht tot meer dan 20% loonsverlaging er bovenop. En dan zwijgen we nog over de vele duizenden arbeiders van de toeleveringsbedrijven die grotendeels aan hun lot worden overgelaten en voor het overgrote deel ontslagen zullen worden aan veel slechtere voorwaarden nog als hun collega’s bij VW. Indien VW jarenlang door de bourgeoisie als een modelbedrijf geprezen werd op het vlak van loon- en arbeidsvoorwaarden en werkzekerheid staat het ongetwijfeld nu model voor wat diezelfde bourgeoisie ons vandaag nog kan aanbieden: verregaande offers voor een systeem dat volledig op de dool is.
De media schrijven bladzijdenlang over de interne politiek van VW, de specifieke problemen van de automobielsector, het getouwtrek tussen de noden van de Belgische en Duitse economie, de zogenaamd overdreven winsten bij VW. Waarover men echter zwijgt is de realiteit van de crisis van het kapitalistische systeem, de wezenlijke oorzaak achter de herstructurering van VW.
Zo legt de socialistische metaalvakbond de verantwoordelijkheid voor dit bloedbad niet bij de patroons en de burgerlijke staat maar bij de Duitse arbeiders zelf en ‘hun’ bonden, die om de ‘Duitse banen’ te redden de ‘Belgische jobs’ bij VW-Vorst zouden opgeofferd hebben! Een afschuwelijke leugen! Schrapt VW niet ook 20.000 jobs in Duitsland, met daarbovenop loonsverlaging en arbeidstijdverlenging? De Duitse arbeiders, zoals die van alle landen, zijn net zo goed het slachtoffer van de kapitalistische agressie. De onomkeerbare historische crisis die het kapitalisme op wereldvlak doormaakt, vertaalt zich immers in het massaal ontslaan van arbeiders in alle landen. De arbeidskracht, wiens uitbuiting de bron is van de kapitalistische winst, ziet haar prijs als gevolg daarvan steeds verder dalen (zoals gebeurt met elke waar die in overvloed op de verzadigde markt aanwezig is) omdat de drastische vermindering van de productiekosten (en hierbij staat het loon op de eerste plaats) het enige middel is waarover de bourgeoisie beschikt om de concurrentie aan te kunnen op de steeds nauwere markten die met waren verzadigd zijn. Delokalisaties en herstructureringen dienen in de eerste plaats als drukkingsmiddel om de arbeidersklasse overal te dwingen almaar lagere lonen en almaar slechtere arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. Arbeiders hier worden opgezet tegen de arbeiders van de andere landen in een eindeloze spiraal van loondalingen, productiviteitsver-hogingen en verloedering van de levensvoorwaarden (1). Wat biedt deze eindeloze spiraal van genadeloze concurrentie nog tenzij sluitingen (Renault Vilvoorde, Sabena, …), massale ontslagen (NMBS, Ford Genk, INBEV, DHL, Agfa Gevaert, …) en inleveringen (‘generatiepact’, ‘flexibiliteitpact’, ‘concurrentie- en werkgelegenheidspact’, …)?
De media schrijven bladzijdenlang over de negatieve invloed van de jarenlange ‘stakingscultuur’ van de VW-arbeiders en anderzijds over de constructieve en verantwoordelijke wijze waarop de vakbonden ‘actie’ gevoerd hebben. Wat ze hiermee nastreven is in feite de VW-arbeiders en tegelijk ook de ganse arbeidersklasse te overtuigen dat zij maar beter haar volle vertrouwen kan schenken aan de ‘realistische’ aanpak van de vakbonden, die, in overleg met de ‘behulpzame’ regering en met het patronaat het onderste uit de kan zal halen voor de arbeiders in de context van een nationale economie die verwikkeld is in een bikkelharde concurrentie op de wereldmarkt.
Herstructureringen en delokalisaties worden aldus gebruikt om het proletariaat te verdelen en te koppelen aan de ideologie van de concurrentie. Arbeiders worden opgesloten, fractie per fractie, en gericht op de verdediging van ‘hun’ uitbuitingsvoorwaarden, van het eigen bedrijf, van het fabrieksmerk ‘VW’, van het nationaal kapitaal. Vanuit deze logica is het kinderspel voor de burgerlijke propaganda – en de bonden spelen hierbij een vooraanstaande rol – om de gedachte ingang te doen vinden dat de kapitalistische staat en zijn regering een ‘beschermende factor’ zijn tegen de ‘wandaden’ van de ‘mondialisering’: “Premier Verhofstadt wist het Duitse topmanagement van VW tot garanties over een doorstart te overtuigen, in ruil voor een royaal aanbod van overheidshulp” (De Standaard, 09/01/2007). De regering wordt zo een ‘objectieve’ bondgenoot van de arbeiders teneinde de Duitse bonzen van VW tot rede te brengen en op te roepen de arbeiders ergens anders het mes op de keel te zetten (zoals in Spanje).
En de bourgeoisie weet maar al te goed dat deze boodschap het best aanslaat als er een gevoel van onmacht kan opgeroepen worden bij de arbeidersklasse en een afwezigheid van perspectief om collectief als klasse weerstand te bieden. Hiervoor zorgden de vakbondsmanoeuvres: vanaf het begin werden de arbeiders naar huis gestuurd, geïsoleerd van elkaar, zonder informatie of perspectieven. Een eindeloze aanslepende staking werd in het vooruitzicht gesteld, zonder algemene stakersvergaderingen waar echte discussies en beslissingen mogelijk waren, zonder gekozen, gecontroleerd en afzetbaar stakingscomité, zonder mobiliserende meetings, zonder massale delegaties die actief de solidariteit en uitbreiding zoeken naar andere delen van de arbeidersklasse. Elke uitbouw van echte strijdmiddelen en van een dynamiek om de strijd te versterken werd in de kiem gesmoord. De gedachte zélf van strijd voeren werd hoe langer hoe meer als zinloos ervaren. Er restte de arbeiders tenslotte niets anders dan te berusten in hun lot en al hun vertrouwen te stellen in de regerings- en vakbondsonderhandelaars.
En tenslotte schreven de media ook bladzijdenlang over het gebrek aan solidariteit binnen de arbeidersklasse met de VW-arbeiders en onder VW-arbeiders zelf. “Spontane solidariteitsacties, zoals in 1997 voor het personeel van Renault Vilvoorde, zijn er niet geweest” (De Standaard, 09/01/2007). Niet toevallig werd door de bourgeoisie – meer bepaald door de vakbonden – bijzondere aandacht besteed aan dit aspect van de campagne gedurende de ganse strijd:
De intensiteit van deze campagne is in feite een uitstekende indicator voor de angst die de bourgeoisie bij dit conflict bevangt. Door de ligging van VW in het Brusselse en het feit dat er evenveel getroffen arbeiders uit beide landsregio’s komen kon de kaart van de regionalistische en linguïstische misleiding veel moeilijker uitgespeeld worden. Bijgevolg was zij precies bijzonder bevreesd voor het ontstaan van een breed gevoel van solidariteit onder de arbeiders, over de sectoriële, regionale en taalkundige verdeeldheid heen, geen solidariteit uit ‘medelijden’ dus, maar een solidariteit van de arbeiders onderling, voor gemeenschappelijke belangen en dus belangeloos, zonder egoïsme, tegen dit barbaars systeem in ontbinding.
Al is de bourgeoisie met haar vakbondssabotage er uiteindelijk in geslaagd om de strijdbaarheid van de VW werknemers in te kapselen en te ontkrachten, toch laat de betoging van 2 december precies een ander facet van de sociale werkelijkheid zien. Door de dagelijkse aankondigingen van ontslagen en herstructureringen in fabrieken, dienstensector en openbare diensten groeit het besef bij steeds meer arbeiders dat iedereen wordt aangevallen. De sluiting van een sterk en strijdbaar bedrijf zoals VW roept niet enkel ‘medelijden’ op zoals de kranten schreven, maar vooral ook verontwaardiging, algemene ongerustheid over de toekomst. Velen kwamen betogen omdat dit de enige mogelijkheid was in de huidige omstandigheden om solidariteit te betonen. De aanwezigheid van veel jongeren sprak boekdelen: “Wij staan hier samen met onze ouders, wat rest er ons nog.” Ook tal van gepensioneerden waren aanwezig.
Deze toenemende strijdbaarheid zit weliswaar nog in een aanvangsfase maar er is een groeiende vastberadenheid in de arbeidersklasse om tegen de ontslagen te vechten. Jarenlang hebben de arbeiders aanvallen geslikt op hun arbeidsvoorwaarden, op hun lonen en werkzekerheid teneinde de werkgelegenheid te behouden op hun werkplek zelf. Maar vandaag zijn steeds minder werkenden bereid om deze eindeloze offers te brengen. Velen weten nog niet goed hoe samen te strijden, soms ook niet goed tegen wie of op wat zich te richten, hetgeen verklaart waarom het vandaag nog mogelijk is dat zij zich achter vakbond en regering scharen. Ondanks de grootse ideologische campagnes heerst er echter veel scepticisme ten aanzien van de gedane beloftes bij VW en dus ook elders. Het voorbije conflict kan niet afgedaan worden noch als een voorbeeld van een overwinning noch als dat van een nederlaag. Er heerst woede, wantrouwen en niet enkel verslagenheid in de arbeidersklasse als geheel.
Daarom is de bourgeoisie ook ongerust. Zij is zich bewust dat de klasse uit deze gebeurtenissen en sabotagemanoeuvres belangrijke lessen kan trekken. Daarom juist doet ze zoveel inspanningen om de solidariteit te kleineren. Werkloosheid bestrijden is niet eenvoudig. Dikwijls zullen de patroons inderdaad de stakingen net aanwenden als een voorwendsel om hun sluitingsplannen door te voeren (die sowieso gepland waren), zoals bij VW. Ze zullen hierin des te gemakkelijker slagen als de weerstand van de arbeiders geïsoleerd blijft tot een fabrieksvestiging of bedrijf. Anderzijds kan de dreiging of de reële uitbreiding van de strijd over de grenzen van vakbonds-, sectoriele of andere verdelingen heen – kortom de dreiging tot massastaking – de heersende klasse dwingen terug te krabbelen, zoals dit het geval was bij de strijd tegen de CPE in Frankrijk. Zo’n terugtocht is uiteraard tijdelijk. De verdieping van de economische crisis zal haar dwingen om terug tot het offensief over te gaan en nog meer desperate aanvallen uit te voeren op de arbeids- en levensvoorwaarden. Uiteindelijk, en dat is de voornaamste les, is de massale werkloosheid een onmiskenbaar teken van het bankroet van de kapitalistische samenleving. Voor de arbeidersklasse moet dit de stimulans zijn om niet enkel tegen de effecten van de uitbuiting weerstand te bieden maar tegen de uitbuitingsmaatschappij zelf.
Lac / 06.01.2007
(1) Zie de artikelenserie over de delokalisaties in Internationalisme, nr. 323, 325 en 328.
De wetten Sarkozy van 2003 en 2006 hebben de anti-immigrantenpolitiek aanzienlijk verscherpt. De uitwijzingen uit Frankrijk volgen elkaar op in een hels tempo: 12.000 in 2003, 15.000 in 2004, meer dan 20.000 in 2005 en waarschijnlijk 25.000 in 2006. Met het hart in de keel verstoppen duizenden families zich, geterroriseerd door de gedachte teruggestuurd te worden naar een plek op de wereld waar slechts de dood op hen wacht. Wat kan men anders dan verontwaardigd en woedend zijn tegenover een dergelijke onmenselijke politiek? Zelfs schoolgaande kinderen kunnen een razzia meemaken om te “vermijden dat het schoolgaan een nieuwe vorm van onwettige immigratie zou worden.” (sic!). Hoe te reageren en te strijden tegen deze wrede en onaanvaardbare maatregelen? De linkse organisaties en verenigingen wijzen allen dezelfde verantwoordelijke aan: de minister van Binnenlandse Zaken, Nicolas Sarkozy. Om aan dat alles een einde te maken zou het volstaan Sarko uitde macht te verwijderen. “Stemt, stemt tegen Sarko in mei 2007 en alles zal beter gaan”, dat is in wezen de boodschap die onophoudelijk wordt herhaald door alle linkse krachten. Maar is dat werkelijk de oplossing?
Natuurlijk niet! Men zou zichzelf in slaap wiegen met illusies wanneer men gelooft dat de socialistische en communistische partijen een andere politiek zouden voeren als zij aan de macht zouden komen. Om zich daarvan te overtuigen hoeft men zich slechts enkele grote wapenfeiten van deze burgerlijke fracties in herinnering te roepen. De PCF heeft nooit afgezien van de meest brutale middelen om zich te ontdoen van de immigranten die zij ongewenst vond. Zo heeft de PCF in 1981 de illegale Malinesiërs in een van zijn steden, Montreuil-sous-Bois, doodgewoon met de bulldozer verjaagd. Wat de PS betreft kan haar politiek samengevat worden in de volgende opzienbarende verklaring van de socialistische eerste minister Michel Rocard in 1989: “Frankrijk kan niet alle ellende van de wereld ontvangen.” En “om niet alle ellende van de wereld te ontvangen” heeft de socialiste Edith Cresson in 1991 de massale uitwijzingen ingesteld, gebruik makend van chartervluchten. Het is om “om niet alle ellende van de wereld te ontvangen” dat Jean-Pierre Chevènement tijdens het Jospin-tijdperk zijn honden ophitste en op de illegalen losliet door zijn ordestrijdkrachten het bevel te geven de uitwijzingen te vermenigvuldigen: “De activiteit met betrekking tot het verwijderen van buitenlanders staat op een abnormaal laag peil. [...] Ik zou het op prijs stellen wanneer er in de laatste maanden van 1999 een beduidende toename van het aantal daadwerkelijke uitwijzingen zou zijn.” (1). Zo wordt de schijnheilige sluier van de grootspraak van links over het humanisme en het recht op waardigheid aan stukken gescheurd!
In feite hebben rechts en links, sinds 1974, elkaar afgelost op de hoogste staatsposten en dezelfde anti-immigrantenpolitiek bleef aan. Aan het einde van de jaren 1960 betekende de terugkeer van de economische crisis het einde aan de volledige tewerk-stellingspolitiek en de toename van de werkloosheid. Omdat ze niet meer waren dan fabrieksvlees dat niet meer kon worden uitgebuit, werden de immigranten steeds meer tot een last. Daarom besloot de toenmalige president Giscard d’Estaing de immigratie te ‘onderbreken’ en vervolgens, drie jaar later een ‘hulp bij terugkeer’ in het leven te roepen. Sindsdien zijn de anti-immigratiewetten bij elke recessie alleen maar verscherpt en dat door alle regeringen zonder uitzondering.
Dit zieltogende kapitalisme is niet langer in staat om een al maar groeiend deel van de mensheid op te nemen in het productieproces. Zijn ‘oplossing’ bestaat er uit om het ‘overschot’ ver over zijn grenzen uit te wijzen opdat het elders zou creperen. De volgende regering, van welke politieke kleur ze ook zal zijn, zal deze druk nog versterken. Het enige verschil tussen links en rechts zal de taal zijn, de ideologische verpakking. Het is waar dat de PS er meester in is geworden om de meest onmenselijke maatregelen een roze tintje te geven. De ‘gekozen immigratie’ maakt aldus plaats voor een ‘gedeelde immigratie’ gebaseerd op ‘het contractueel vaststellen van de migratiestromen samen met de landen van oorsprong’. In klare taal gaat het om een ‘krachtige politiek tegenover de illegale immigratie’ met als toegift het in leven roepen van een ‘gezamenlijke politie aan de grenzen van de Unie’. (2). Maar men kan er zeker van zijn, de uitwijzingen zullen met de PS zeer pedagogisch aangepakt worden, zoals François Hollande trots bevestigt: “Onze wetten op de immigratie moeten aan onze partners worden toegelicht.” Kortom, zoals Laurent Fabius zegt: “men kan humanist zijn zonder daarom laks te zijn!” (3)
In feite zou geen enkele vooruitziende man (of vrouw) aan het hoofd van de staat een andere politiek kunnen volgen. De wortels van het probleem liggen veel dieper en zijn verbonden met de aard van het kapitalistische systeem en zijn historische crisis. Via het tragische probleem van de emigratie zien wij hoe dit uitbuitingssysteem niet meer in staat is om een over-levingsminimum te verzekeren voor een steeds groter massa mensen die op de vlucht zijn voor de hel van honger, oorlogen en epidemieën. In dertig jaar is het aantal migranten in de wereld van 75 tot 200 miljoen mensen gestegen! En sinds het begin van de 21ste eeuw is de gezondheidstoestand wereldwijd aanzienlijk verslechterd. Vandaag is er een nieuwe kwalitatieve stap vooruit gezet met de woekering van gewapende conflicten en de afschrikwekkende ontwikkeling van de ellende; de exodus bereikt een in de geschiedenis van de mensheid nog niet eerder geziene omvang. Tegenover deze vloedgolf sluiten alle naties hun grenzen.
In de Verenigde Staten zal er tegen 2008 langs de Mexicaanse grens een werkelijke muur van 1.200 km gebouwd worden met radars, detectors, infraroodcamera's en een leger van 18.000 grensbewakers. De staat maakt zelfs gebruik van satellieten en robotvliegtuigen! Terwijl er al elk jaar honderden mensen in de woestijn omkwamen in de hoop de Verenigde Staten te bereiken, zullen het er, met deze ‘muur van de schaamte’, weldra duizenden zijn die daar met open mond gaan creperen.
In Europa is de toestand nog dramatischer. Rondom heel de Schengen-zone schieten de kampen waar men de illegalen opeenpakt als paddestoelen uit de grond. Een jaar geleden kwam deze gruwel openlijk ter sprake toen ons, in verband met de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla in het Noorden van Marokko, beelden bereikten van mensen die letterlijk gespietst werden op de prikkeldraadversperringen aan de grens, die getroffen werden door politiekogels of die als schurftige honden midden in de woestijn gedropt werden. Dit barbaarse optreden werd trouwens uitgevoerd op bevel van de Spaanse regeringsleider, de zeer ‘democratische’ en ‘pacifistische’ meneer Zapatero, die eens te meer aantoonde dat zich achter het humanistische masker het hatelijke en bloeddorstige gezicht verbergt van de sociaal-democratie. Sindsdien is de situatie alleen maar verslechterd doordat ze zich heeft veralgemeend over heel Zuid- en Oost-Europa. Dit jaar zijn er op de ‘paradijselijke’ Canarische Eilanden in de Atlantische Oceaan 27.000 mensen aangespoeld in sloepjes van het (nood)lot, dat wil zeggen vijf maal meer dan in 2005! Dezelfde tragedie speelt zich af aan de kusten van Italië, op het eiland Lampedusa, op Malta en op Cyprus. Dezelfde tragedie aan de grens met Oekraïne, waar de zeer democratische Europese landen in het geheim het beheer van de kampen uitbesteden aan de Hongaarse staat, met werkelijke sloppenwijken waar duizenden illegalen uit de voormalige USSR of uit Azië zijn opeengepakt. En het ergste moet nog komen. Zoals dit zonder omwegen wordt bevestigd door Froilán Rodriguez (vice-minister voor immigratie van de Canarische Eilanden), “moet men zich voorbereiden op nooit geziene lawines” (4). Bewust van deze versnelling en bewust dat de toestand alleen maar zal verslechteren, zijn de Europese bourgeoisieën bezig om zich uit te rusten met een hoogtechnologisch uitgerust leger, belast met het de dood indrijven van duizenden migranten, net zoals in de Verenigde Staten: oprichten van kampen, infraroodkijkers, lucht- en zeepatrouilles…
Het kapitalisme is ten einde raad en het lot dat het voor de mensheid in petto heeft zit samengeperst in wat het deze massa van immigranten doet ondergaan. Door in te zien dat al deze ellende en onmenselijkheid voortkomt uit het kapitalisme in verval wordt één werkelijkheid overduidelijk: stemmen in mei 2007, voor wie dan ook, dient helemaal niets anders dan om zichzelf in slaap te wiegen met illusies. Opdat de mensheid kan leven, moet het kapitalisme sterven. Eenmaal bewust van wat er op het spel staat, en van de omvang van deze taak, is de eerste reactie dikwijls “maar in afwachting van deze ‘grote dag’ moet er toch iets gedaan worden!” Ja, natuurlijk moet er iets gedaan worden. Er moet gestreden worden, gestreden op het terrein van de arbeidersklasse. In de strijd komen de diepste gevoelens van solidariteit tot een praktische uitdrukking. En juist vandaag is de arbeidersklasse weer bezig met het terugvinden van deze weg, ze vindt haar strijdbaarheid terug, haar instincten van eenheid en solidariteit.
Op het onmiddellijke vlak zijn het de leerkrachten en ouders die in staking gaan en die zich fysiek verzetten tegen de politie die kinderen direct uit de klas komt halen. In alle lagere scholen, colleges en lycea waar zich ‘illegalen’ bevinden in korte broek, ontwikkelen zich discussies over hoe men de razzia’s kan beletten, hoe het ene of het andere kind verstoppen. Er zijn arbeiders die het werk stilleggen ter verdediging van hun fabriekskameraden zonder papieren die met uitwijzing bedreigd worden.
Ten slotte is er nog de strijd die getuigt van de diepgaande solidariteit en eenheid van het proletariaat, zoals die van de bagageafhandelaars die meerdere dagen de luchthaven van Heathrow in Londen hebben geblokkeerd, in Augustus 2005, uit solidariteit met de Pakistaanse arbeiders in de ravitaillering, die het slachtoffer waren van een gemene aanval van hun werkgever Gate Gourmet. Nochtans werden deze bagageafhandelaars niet bedreigd met ontslag en toch versloegen de media overal tegelijkertijd (5) de staatspropaganda van de heer Blair (nog een socialist!), die juist de haat opklopte tegen de Pakistani, die allemaal afgeschilderd werden als potentiële terroristen. In deze voorbeeldige strijd was het verschil bijna voelbaar tussen de verrotting van de burgerlijke ideologie en de grootsheid van de proletarische moraal.
De solidariteit van de arbeidersklasse heeft niets te maken met medelijden en neerbuigende gevoelens. Het gaat om een werkelijke solidariteit, gesmeed door het bewustzijn te behoren tot éénzelfde strijd, klassenbroeders te zijn, slachtoffers van hetzelfde systeem, van dezelfde uitbuiting, wat ook haar nationaliteit, kleur of godsdienst moge zijn. Door te stellen dat een natie “niet alle ellende van de wereld kan ontvangen”, drukt Michel Rocard de gedachtegang van heel de bourgeoisie uit. Maar de arbeidersklasse hoeft deze logica van het kapitalisme en zijn nationale grenzen niet te aanvaarden. In tegendeel, zij moet er haar internationalistisch wezen tegenover stellen door ronduit te bevestigen: “De arbeiders hebben geen vaderland. Arbeiders aller landen, verenigt u!”
Pavel / 16.10.2006
(1) Ministeriële circulaire van Oktober 1999.
(2) Maatregel aangenomen eind maart in het kader van de ‘Commissie voor het project 2007’ van de Parti Socialiste.
(3) Libération van 24 augustus 2006.
(4) Libération van 12 september 2006.
(5) Staking op hetzelfde moment als aanslagen in de Londense metro.
Ondanks de spiraal van nationalistische haat die in Israël en Palestina doorgaans de klassenstrijd in Israël en Palestina verlamt, drijven de grote economische ontberingen als gevolg van de permanente staat van oorlog de arbeiders van de twee tegenover elkaar staande kampen ertoe om voor hun eigen klassenbelangen op te komen. In september zette kantoorpersoneel van de Westelijke Oever en de Gaza-strook stakingen en betogingen op touw. Ze eisten van de Hamas-regering de uitbetaling van meerdere maanden achterstallige lonen, na de blokkering van de internationale fondsen door de staat Israël. Zo sloten ze zich aan bij de eisen van een groot deel van de 170.000 stakende ambtenaren. Ook de leerkrachten gingen sinds 4 september in staking met stakingspercentages die gaan van 80 tot 95%, van Rafah (in het zuiden van de Gaza-strook) tot Jenin (in het noorden van de Westelijke Oever). Deze beweging heeft zich uitgebreid tot in de Palestijnse politie en vooral begin oktober tot de gezondheidszorg waar de hygiënische toestand dramatisch is, met inbegrip van de Westelijke Oever. De ambtenaren van het Ministerie van Gezondheid ontvingen slechts drie gedeeltelijke lonen in zeven maanden en ze hebben beslist om over te gaan tot een onbeperkte staking om de betaling van hun loon op te eisen.
Parallel daaraan berichtte de site van Libcom.org, op 29 november dat er een algemene staking was uitgebroken onder de Israëlische ambtenaren, op de vliegvelden en de havens en dat alle postkantoren gesloten waren. 12.000 ambtenaren van de gemeentediensten, zoals de brandweer, gingen in staking, daarmee gehoor gevend aan de oproep van de vakbondscentrale Histradroet (de Algemene Federatie van de Arbeid) als antwoord op niet respecteren van de akkoorden tussen de vakbonden en lokale en religieuze autoriteiten. Histradroet heeft ook verklaard dat deze nog achterstallig moeten betalen en dat het geld van de ambtenaren dat in pensioenfondsen gestort moest worden was verdwenen.
De imperialistische oorlog vergroot de economische ruïne en de ellende van de proletariërs in de regio. De bourgeoisie van beide kampen is steeds minder in staat om zijn loonslaven te betalen.
Deze twee acties vormden het voorwerp van allerhande politieke manipulaties. Op de Westelijke Oever en in Gaza heeft de nationalistische oppositie, de Fatah, geprobeerd om de stakingen te gebruiken om druk uit te oefenen op hun rivalen van Hamas.
In Israël heeft de Histradroet al een lange traditie van ‘algemene stakingen’, die onder grote controle staan om de woede van de arbeiders weg te leiden naar burgerlijke terrein en ten gunste van de een of andere fractie. Maar het is veelbetekenend dat in Israël de algemene staking van de Histradroet (die na vierentwintig uur werd stopgezet) werd voorafgegaan door een golf van minder gecontroleerde stakingen onder bagagepersoneel, leerkrachten, universiteitsprofessoren, bankpersoneel en ambtenaren.
De ontgoocheling rond het militaire fiasco van Israël in Libanon heeft dit groeiend ongenoegen zonder enige twijfel gevoed. Tijdens de staking in de Palestijnse gebieden in september veroordeelde de regering van Hamas de actie van de ambtenaren als indruisend tegen het nationale belang en probeerde zij de stakende leerkrachten tot andere gedachten te brengen: “Als u wilt betogen, betoogt dan tegen Israël, de Amerikanen en Europa!”
In feite gaat de klassenstrijd tegen het nationaal belang in en stelt zich daardoor op tegen de imperialistische oorlog.
Amos / 2.12.2006
Beste,
Ik kan het niet goed opmaken uit de propaganda die jullie verspreiden of uit de berichten op jullie site, maar ik vraag mij af of Internationalisten, linkskommunisten morgen ook betogen.
Staan jullie niet achter de betoging die solidariteit met de VW-ARBEIDERS beoogt, een betoging die er is gekomen vanuit de woede van de basis. Als de vakbondsleiders geen directe actie ondernemen omdat zij tot de politieke bourgeoisie horen, moeten we de arbeiders nog niet in de steek laten, toch? (M.B.)
Ons antwoord:
Beste kameraad,
Je hebt overschot van gelijk om te beweren dat men de arbeiders niet kan laten vallen. En het staat ook zonder meer vast dat het fundamenteel is om onze solidariteit te betuigen met de ontslagen arbeiders van VW. Maar hoe kunnen de revolutionairen hun solidariteit tot uitdrukking brengen met de arbeiders van VW? Wat ons betreft, hebben de revolutionairen voor alles de verantwoordelijkheid om zo duidelijk mogelijk te zijn met betrekking tot de perspectieven die zich aftekenen voor de strijd en zijn organisatie: geen verhaaltjes vertellen aan de arbeiders, ze niet in slaap wiegen met illusies, hun werkelijke krachten vooropstellen en hun valse vrienden aanklagen en de valstrikken die deze voor hen uitzetten. Daarom klagen de internationalisten de valse nationale tegenstellingen aan als pogingen om hen te laten geloven dat de regering, de patroons en de arbeiders solidair zouden moeten zijn voor het behoud van de nationale economie. Daarom ook stellen ze voorop, zoals wij gedaan hebben in ons pamflet, dat de vakbonden van vandaag professionele saboteurs zijn van de strijd en dat een cruciale voorwaarde voor de ontwikkeling van de strijd, het in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf is, via dagelijkse en soevereine algemene vergaderingen.
Om deze perspectieven te verdedigen heeft de IKS een pamflet wijd verspreid ontrent de ontslagen bij VW, niet alleen aan de fabriek zelf maar op talrijke plaatsen in verschillende steden in heel België, want de vragen die worden opgeworpen door het conflict bij VW gaan heel de arbeidersklasse aan. Het pamflet is eveneens op de internetsite van de IKS geplaatst en is daar vertaald in het Duits en in andere talen. Verder was de IKS aanwezig op de betoging van 2 december om er het pamflet te verspreiden, en haar pers te verkopen en om te discussiëren met de arbeiders. Met het doel om een brede discussie mogelijk te maken ontrent de perspectieven van de beweging, hebben wij eveneens een speciale openbare bijeenkomst georganiseerd en wijden wij nu een ruime plaats aan de lessen uit het conflict in onze krant. Wij kunnen jou, net als onze andere lezers, er enkel toe aanmoedigen om aan deze overdenking deel te nemen opdat de strijd van de arbeiders bij VW kan bijdragen tot het smeden van de wapens voor de komende strijd van de arbeidersklasse.
Internationalisme
Verontwaardigd door een drama zoals dat bij VW en door het cynische antwoord van het patronaat en de sociaal-liberale regering, voor wie “het nutteloos is om zich te verzetten tegen de wetten van de economie, de mondialisering en volgens wie het beter is om er het beste van te maken door nog meer opofferringen te aanvaarden en door, uitbuiters en uitgebuiten, eendrachtig de handen in elkaar te slaan in het belang van de nationale economie”, vragen vele arbeiders zich af: Wat te doen? Hoe te reageren? Groepen van ‘socialistisch links’, zoals de PvdA, de SAP of de LSP, beweren een antwoord aan te dragen voor deze lastige vragen. Met radicale slagzinnen als: “Handen af van onze tewerkstelling”, “Geen ontslagen”, “Solidariteit met de arbeiders van VW en van de onderaannemers”, “Een andere politiek is nodig”, werpen deze ‘gauchistische’ organisaties zich op als onverzettelijke verdedigers van de belangen van de arbeiders. Maar laten we eens kijken achter de slogans, en een licht werpen op de pamfletten die verdeeld werden op 2 december, tijdens de vakbondsbetoging in solidariteit met de arbeiders van VW, en zien welke perspectieven zij echt vooropstellen voor de strijd en de organisatie ervan.
1. Deze ‘socialistische linksen’ roepen in de eerste plaats de arbeiders op om zich te mobiliseren tegen de ‘arrogantie van de multinationals’ en de ‘superwinsten’ van rijke aandeelhouders: “Volkswagen schrapt 4.000 jobs in België en 20.000 in Duitsland. Nochtans bulken de groep en zijn aandeelhouders van het geld”; “Als er vandaag duizenden families in België in angst leven, dan is dat om de familie Porsche, het vijfde grootste Duitse fortuin met 5,1 miljard Euro, aan te dikken” (Solidair, PvdA, 29.11.2006). Alsof de Belgische ondernemingen niet zouden rationaliseren en delokaliseren! Alsof de reden van de vernietigende spiraal van economische kaalslag en oorlog die de wereld vandaag meesleurt zou liggen in de superwinsten van enkele schatrijke families! Via dergelijke argumenten moffelen deze organisaties in werkelijkheid de ware redenen weg, van de ramp die onze wereld treft. Het probleem ligt niet in de gulzigheid van enkele oude vrekken maar in de doodscrisis die de grondvesten zelf van de kapitalistische productiewijze aantast en aantoont dat deze historisch voorbijgestreefd is. Wat op tragische wijze wordt aangetoond door de massale ontslagen bij VW, is juist het onafwendbare ineenstorten van dit economisch systeem in verval waarvan de langzame doodsstrijd gepaard gaat met een ononderbroken opeenvolging van economische rampen en oorlogsslachtingen.
Door in het bijzonder de multinationals en de ‘grote fortuinen’ aan te klagen, doen deze ‘gauchistische’ groepen tegelijkertijd het idee binnensijpelen dat de arbeidersklasse druk zou moeten uitoefenen op de nationale staat om op te treden als een mogelijke medestander van de arbeiders: zo beweren ze, met betrekking tot VW, dat “indien de multinational niet op zijn beslissing terugkomt, de regering de terugbetaling moet eisen van de toegekende belastingvoordelen. Ja, zelfs beslag moet leggen op het kapitaal van een miljard Euro van zijn coördinatiecentrum” (Solidair). Deze kapitalistische staat die de soberheid oplegt, de strijd onderdrukt en voortdurend de levensvoorwaarden aanvalt van de arbeidersklasse, diegene die ontslaat bij de NMBS en de Post, wordt dus voorgesteld als een bondgenoot van wie de arbeiders heil zouden kunnen verwachten!
2. Datzelfde ‘socialistisch links’ stelt als strijdperspectief het aanpassen van de arbeids- en levensvoorwaarden binnen het systeem. Zo roept de PvdA de arbeiders van VW er toe op om te strijden voor “het instellen van een nieuwe spreiding van de productie binnen de groep”, “een evenredige herverdeling van de modellen en de productie ervan over de verschillende Europese vestigingen” (pamflet Raak niet aan mijn job, PvdA). Met andere woorden, druk uitoefenen op het patronaat voor de ‘evenredige spreiding’ van de soberheid, ja zelfs aan de arbeiders van andere landen vragen om meer soberheid te aanvaarden ‘uit solidariteit’!
Anderen schijnen ‘radicalere’ perspectieven naar voren te schuiven: zij dringen aan op de druk die moet uitgaan van de strijd op de ‘overheid’ voor het doorvoeren van een beheer en een reconversie van de economie ten gunste van de arbeiders: “De overheid zou in de vestiging van Vorst echt de belangen van de arbeiders moeten dienen door de productie te heroriënteren op basis van een maatschappelijk debat ontrent de mobiliteit” (pamflet van de LSP); “een politiek die de controle van de arbeiders en hun vertegenwoordigers in de bedrijven versterkt, opdat er echte alternatieven zouden kunnen voorop gesteld worden [...] reconversie van de productie, onder controle van de vakbonden en de arbeiders” (pamflet van het Comité voor een Andere Politiek).
Het geheel van de voorstellen heeft één leidmotief: de acties moeten druk uitoefenen met het oog op het aanpassen van het systeem, het invoeren van hervormingen ten gunste van de arbeiders. Het idee dat er natuurlijk aan ten grondslag ligt is dat de arbeiders en de kapitalisten fundamenteel in hetzelfde schuitje zitten en dat voldoende druk op de ‘rijken’ het mogelijk moet maken om een beter sociaal en ecologisch evenwicht te vinden. Met dergelijke oriëntaties verdoezelen de ‘gauchisten’ de historische crisis van het kapitalisme en wat er daaruit voortvloeiend op het spel staat: de soberheidspolitiek van de laatste dertig jaar net zoals de ellende, de oorlogsslachtingen en de chaos op wereldschaal die niet voortvloeien uit de slechte wil van de ‘rijke aandeelhouders’ maar uit een economisch en politiek systeem dat op drift geslagen is. Het gaat er dus niet langer om het kapitalisme te hervormen maar het te vernietigen voor het de mensheid om zeep helpt. Want voor het behoud van haar privileges zal de bourgeoisie niet aarzelen om de arbeidersklasse in de meest barre ellende te storten, om haar te gebruiken als kanonnenvlees en de mensheid in het ergste barbarendom te doen wegzinken.
3. Achter hun radicale taal roepen de PvdA, de SAP en de LSP, er in de grond toe op om te strijden voor het hervormen van de democratische staat, die een dam zou vormen die de arbeiders beschermt tegen de uitwassen van de ‘neo-liberale logica’. De arbeidersklasse zou de ‘sociale dimensie’ moeten verdedigen van de democratische staat tegen de neo-liberale uitglijders en de druk op de ‘overheid’ zou moeten waarborgen dat de sociale voorwaarden terug aanvaardbaar zouden worden en de weerslag van de herstructureringen zou verminderen: “werktijdvermindering zonder loonverlies in de verschillende vestigingen van de groep”; “prépensioen op 55 jaar voor iedereen” (pamflet Raak niet aan mijn job, PvdA); “Het generatiepact moet worden teruggeschroefd” (pamflet van de vakbondsbasis, 15 DeBe/Mo 15 De). Of deze verdediging van de democratische staat wordt gesteld op het Belgisch vlak of zelfs op het vlak van een “Europese politiek die de macht van de aandeelhouders aan banden moet leggen en de concurrentie moet doen ophouden tussen de generaties en tussen de landen” (pamflet van het Comité voor een Andere Politiek, beweging voor een nieuw socialistisch links), het beeld dat wordt opgehangen van een sociale staat die de arbeider in bescherming neemt in het kader van de democratie, is in elk geval een valstrik. Het zijn daadwerkelijk de kapitalistische staten en hun regeringen die, met behulp van soberheidsplannen en tewerkstellings-, competitiviteits- en generatiepacten, de flexibiliteit verhogen en de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse aantasten.
De democratische staat wordt niet alleen geacht de arbeiders te beschermen, hij zou ronduit, en dank zij een ‘werkelijk reconversieplan’, de reconversie kunnen paren aan een maatschappij met respect voor de mens en de natuur: “De verdediging van de tewerkstelling van de arbeiders van deze sector houdt dus, op termijn, haar reconversie in naar de productie van sociaal nuttige en ecologisch draagbare producten. De fabriek in Vorst zou zich, bijvoorbeeld, kunnen wijden aan de productie van voertuigen voor gemeenschappelijk vervoer en van materiaal voor het uitrusten van het Brusselse streekvervoer of aan het lanceren van een openbaar initiatief van de productie van een veilig en ecologisch verantwoord voertuig” (Pamflet van de SAP). Buiten het feit dat dit voorstel een hersenschim is, illustreert het eens te meer de misleidende aard van het zelfmoordperspectief dat door deze groepen aan de arbeiders wordt voorgesteld.
Kortom de argumentatie van de ‘gauchistische’ groepen mikt er op om het idee op te dringen dat de staat, in plaats van ten dienste te staan van de patroons, de arbeiders zou kunnen verdedigen, dat de staat tot een beschermheer van de loontrekkers zou kunnen worden en niet langer ‘in dienst van het patronaat’ zou staan. Niets is minder waar. In het kapitalisme in verval is het in werkelijkheid de staat die de aanvallen van de bourgeoisie coördineert. Hij is het die de meest algemene aanvallen leidt die de arbeidersklasse in haar geheel treffen: omtrent de pensioenen, de sociale zekerheid, tegen de werklozen. Het is de staat als patroon, die zelf het voorbeeld geeft van de brutaliteit van de aanvallen door het massaal verminderen van het aantal van zijn ambtenaren en door hun lonen gedurende jaren te blokkeren. De staat kan enkel de verdediger bij uitstek zijn van de belangen van de burgerlijke klasse door alle omstandigheden te verzekeren voor de verdediging van de belangen van het nationale kapitaal tegen de arbeidersklasse.
4. Wat de organisatie van de strijd betreft roepen de PvdA, de SAP en de LSP, de arbeiders er toe op om druk uit te oefenen op ‘hun’ vakbondsorganisaties en ‘hun’ délégués om de strijd te organiseren. En dit terwijl de vakbonden van bij het begin elke arbeidersmobilisering onderdrukt hebben door de arbeiders naar huis te sturen en aldus elke mogelijkheid hebben uitgeschakeld van uitbreiding naar andere bedrijven. En op het ogenblik dat deze professionele saboteurs de voorwaarden scheppen die hen in staat moesten stellen om de solidariteitsbetoging voor te stellen als een uitdrukking van de onmacht (zie artikel hiernaast), doet de LSP op een schijnheilige manier het idee schuimen onder de arbeiders omtrent de illusies in de vakbonden: “Waarom geen gebruik maken van het succes van deze betoging om een algemene 24 urenstaking aan te kondigen tegen de ontelbare herstructureringen?” (pamflet van de LSP).
De vakbonden zijn niet aan hun proefstuk: denken wij maar even terug aan het ‘solidariteitspact’ een jaar geleden. “Onaanvaardbare maatregelen” bazuinde het ABVV in oktober; maar ondanks het diepe algemene ongenoegen binnen de arbeidersklasse, dat in het bijzonder tot uiting kwam op de bijeenkomst van 100.000 arbeiders in Brussel tijdens de nationale vakbondsbetoging van 28 oktober, kondigde diezelfde organisatie eind december zonder verpinken aan: “opschorting van de acties en het zoeken naar meer doelgerichte drukkingsmiddelen” (sic!). En het parlement nam zonder tegenstand in december het ‘solidariteitspact’ aan net als de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Zoals de aanval op de arbeiders van VW eens te meer heeft laten zien, is het overlaten van de belangen van de arbeiders in de handen van de vakbonden de beste waarborg voor een totale nederlaag. Nu al sedert meer dan honderd jaar verdedigen de vakbondsorganisaties niet langer de belangen van de arbeidersklasse maar zijn ze omgevormd tot de waakhonden van de bourgeoisie in de fabriek. En door hun kritische steun aan deze organisaties waarborgen de ‘gauchistische’ groepen hun geloofwaardigheid, door de arbeiders die zich vragen stellen telkens terug in het vakbondsgareel terug te brengen.
Deze opstelling van de ‘gauchistische’ organisaties zoals de PvdA, de SAP en de LSP is niet eenmalig. Achter hun radicaal gepraat dat hen in staat stelt om de elementen aan te zuigen die ontgoocheld zijn door de voortdurende sabotage van de strijd door de vakbonden en door de openlijke deelname van traditioneel links aan de soberheids- en herstructureringspolitiek, vormen de strijd- en organisatieperspectieven die door deze groepen worden voorgesteld een zelfmoordkader voor de strijd. Dit kader kan enkel leiden tot ontmoediging en oriënteert de solidariteit naar verrotte perspectieven die leiden tot berusting en het slikken van de aanvallen. De schijnbare radicaliteit van hun stellingen is dus een lokvogel om de elementen die op zoek zijn naar een werkelijk alternatief voor het kapitalisme af te leiden naar de verdediging van de democratie en de strijd voor hervormingen, en om bij hen uiteindelijk elke dynamiek van bewustwording te kelderen.
Geconfronteerd met het verlies aan geloofwaardigheid van de ‘klassieke’ linkse partijen heeft de bourgeoisie er alle belang bij om nieuwe geloofwaardige krachten in stelling te brengen om de wacht af te lossen. Krachten die nog niet aangetast zijn door uitoefening van de macht maar die, via een radicaler gepraat en image, de arbeiders leiden naar dezelfde valstrikken van het parlementarisme en de illusoire strijd voor de hervorming van de burgerlijke staatstructuren. Vanuit dit standpunt doen de organisaties van ‘socialistische links’ zoals de LSP, de SAP en de PvdA een uitstekend werk... in dienst van de burgerlijke klasse.
Jos / 01.01.2007
De Franse OCL (Organisation Communiste Libertaire) publiceerde in haar maandblad Courant Alternatif in de zomer van 2006 een lang dossier onder de veelbelovende titel: “De rellen in de voorsteden in het licht van de beweging tegen de CPE.” Er zijn weinig organisaties die vandaag nog terugblikken op de voorbeeldige strijd van afgelopen voorjaar. De beweging van de studenten in Frankrijk is nochtans een goudmijn voor het hele wereldproletariaat. Haar dynamiek en methoden vormen even zovele lessen voor de arbeidersklasse om overal de strijd in eigen handen te nemen. De rellen in de voorsteden willen begrijpen ‘in het licht van de beweging tegen de CPE’ is dus van het grootste belang. En de OCL stelt meteen de juiste vraag : “Het enorme elan van solidariteit waarvan begin 2006 de schoolgaande jeugd genoten heeft in haar beweging tegen de CPE [...] zet ertoe aan opnieuw na te denken over de sociale revolte die vele volkswijken afgelopen herfst getroffen heeft [...] Waarom kon die revolte op zo weinig sympathie rekenen bij de bevolking ?”
Maar voor deze libertaire organisatie is die mooie intentieverklaring niets meer dan een alibi om kolom na kolom op de de beweging van vorig voorjaar te spugen en zich laatdunkend over de strijdende studenten uit te laten.
In werkelijkheid buigt de OCL zich niet één keer over de rellen ‘in het licht van de beweging tegen de CPE’ (Contrat de Première Embauche: het startbaancontract). Geen enkele keer probeert ze te begrijpen ‘in het licht’ van de Algemene Vergaderingen die voor alle arbeiders openstonden en van de verenigende ordewoorden van de strijd van de studenten, waarom het in brand zetten van de volkswijken slechts angst teweeggebracht heeft en het op zichzelf terugtrekken van de grote meerderheid van de arbeiders, waarom het slechts een versterking van de veiligheidspolitiek en de repressiemaatregelen van de staat vergemakkelijkt heeft.
Terwijl ze zichzelf drapeert met valse radicaliteit geeft de OCL zich daarentegen over aan een lofzang op het geweld. Ze rechtvaardigt punt voor punt het in band steken van lijnbussen, van scholen, auto’s, sportzalen... om te bewijzen dat dit geen ‘doelloze daden’ zijn, dat deze ‘doelwitten’ een revolte tonen tegen alles wat de jongeren van de buitenwijken dagelijks onderdrukt. Als bewijs geeft ze ons mee: “Waarom personenauto’s vernielen [...] ? Omdat wanneer 1/3 tot 2/3 van de huishoudens in sommige wijken geen geld hebben om er een te kopen, het bezit van een auto, net als het hebben van een vaste baan, voor sommige jongeren iets van de bevoorrechten is.” Nee, precies zijn buurman aanvallen omdat hij iets minder in de ellende zit, dat is wel de antithese van proletarische strijd. De woede van die jonge relschoppers is natuurlijk terecht, hun leven vandaag en morgen is ondraaglijk en onaanvaardbaar, maar meegesleurd door de woede van de wanhoop en het ‘no future’ kunnen ze zich slechts uitdrukken op het verrotte terrein van haat en vernieling.
Hun rellen konden niet uitmonden op enige solidariteitsbeweging in de arbeidersklasse. Ook al konden vele arbeiders de woede van die jonge uitgeslotenen ‘begrijpen’, dan nog waren ze er de eerste slachtoffers van. Op geen enkel moment konden ze zich herkennen in dergelijke methoden die inderdaad niet tot de klassenstrijd behoren.
Daarom heeft de staat tijdens de beweging tegen de CPE de ene provocatie na de andere gelanceerd, in de hoop de studenten op hun beurt mee te trekken in de impasse van gewelddadige rellen. De bedoeling was duidelijk : het “immense elan van solidariteit” moest gebroken worden, de dynamiek van de ontwikkeling van eenheid en vertrouwen in het proletariaat moest gebroken worden door de jonge betogers af te schilderen als relschoppers om zo de arbeiders, die zich in steeds grotere aantallen bij de betogingen aansloten, schrik aan te jagen. Begin maart werd de Sorbonne door tot de tanden gewapende CRS-oproerpolitie belegerd, waardoor in het Quartier Latin een sfeer van stadsoorlog geschapen werd. De studenten zaten in de val, weigerden op te geven, en zaten zonder water en eten. Alles werd in het werk gesteld om ze te doen buigen en confrontaties uit te lokken. Maar de studenten hebben niet toegegeven. Op 16 maart is het hetzelfde liedje: de regering, met de medeplichtigheid van de vakbonden waarmee over de route van de betogingen onderhandeld wordt, zetten een ware muizenval uit voor de Parijse betogers die aan het einde van het parcours ingesloten worden door de politie. Maar opnieuw trappen ze niet in de val van de opwinding over een gespierde confrontatie. En opnieuw geven de media een compleet vertekend beeld van wat zich op deze dag afgespeeld heeft door de camera's alleen te richten op enkele honderden jongeren uit de voorsteden die zich in de marge van de betoging overgeven aan stenengooien en ander zinloos geweld. Tenslotte is het op de 23e, met de zegen van de aanwezige politie, dat groepen jongeren zich tegen de betogers gekeerd hebben om hen te beroven of om hen zonder reden af te rossen. Niet alleen in Frankrijk, maar wereldwijd probeert de bourgeoisie op deze wijze de aandacht van de arbeidersklasse te richten op het verrotte terrein van vernielingen en knokpartijen met de politie. In Groot-Britannië, in de Verenigde Staten... namen de nieuwsjagers alleen nog maar het woord ‘riots’ (rellen) in de mond.
In het licht van deze feiten zijn de stellingnamen van de OCL ronduit walgelijk. Voor haar is het enige positieve dat we uit de beweging tegen het CPE moeten onthouden juist die vernietigingsdrang: “Een actieve minderheid heeft zich ingezet om de beweging te radicaliseren, zowel door gewelddadige acties in de marge van de betogingen als met wilde bezettingen.” De OCL stelt verder: “Een geradicaliseerde minderheid van studenten of revolutionaire militanten toonde zich vastbesloten om het uit te vechten met de politie en om etalageruiten en andere symbolen van de consumptiemaatschappij te vernietigen.” En deze ‘heldhaftige’ daden zouden een “samengaan in dezelfde gewelddadige houding” moeten vertegenwoordigen met “degenen die uit de volkswijken komen.” Hier komt tenslotte het ware gezicht tevoorschijn van de solidariteit met de jongeren uit de voorsteden waar de OCL zo de nadruk op legt: het navolgen van dezelfde rellenmethodes, heel de jeugd en alle arbeiders aanmoedigen om zich in die brandhaard en die strijd zonder vooruitzichten te gooien. De OCL doet dus niets anders dat het spelletje van de staat meespelen die ze zegt zo te haten. Precies die “minderheid van geradicaliseerde studenten” en die zogenaamd “revolutionaire militanten” heeft de bourgeoisie gebruikt om de beweging in diskrediet te brengen en er angst, wantrouwen en verdeeldheid in te zaaien.
Maar de OCL speelt niet alleen mee in het spel van de bourgeoisie, ze gaat nog verder door schaamteloos de strijd van de studenten af te kammen: “We begrijpen hier beter wat voor zware gevolgen het stopzetten van de mobilisatie tegen de CPE heeft gehad voor de jongeren uit de volkswijken: door op dat punt toe te geven, kreeg de regering de handen vrij om de rest van de wet over gelijke kansen en de CESEDA inzake immigratie onveranderd door te voeren.” Je moet maar durven! De onophoudelijke aanvallen die vandaag op de arbeidersklasse regenen zouden tenslotte vergemakkelijkt zijn door de strijd van het afgelopen voorjaar. Sterker nog: “De ‘zege’ van de beweging tegen de CPE werd [...] gedeeltelijk behaald over de rug van de jongeren die onderaan de sociale ladder vastzitten, door voor anderen de kansen veilig te stellen om die te kunnen beklimmen.” De studenten zouden tenslotte niets anders zijn dan kleinburgers die vechten voor hun eigen portemonnee, om hun voorrechten te kunnen behouden, zonder zich te bekommeren om de andere arbeiders, en nog minder om de jongeren in de volkswijken. Het zouden slechts individuen zijn die “voor examens willen slagen om op te klimmen in de sociale hiërarchie.” Niets is minder waar! (1).
De realiteit is, integendeel, dat de studenten, bewust van de onzekerheid van hun huidige en toekomstige situatie, zich in de arbeidersklasse hebben herkend. Ze hebben zich massaal in de strijd geworpen voor de toekomst van de HELE maatschappij, van alle generaties, van de werklozen en de precaire arbeiders, en dus ook om de jongeren uit de volkswijken een perspectief te bieden en hen de gelegenheid te geven om uit de wanhoop te klimmen waarin het blinde geweld van november 2005 hen heeft geduwd. De faculteit Censier in Parijs heeft een ‘Vommissie Voorsteden’ opgericht, belast om te gaan praten met de jongeren uit de achtergestelde wijken, met name om hen uit te leggen dat de strijd van studenten en leerlingen ook in het belang is van de jongeren die in de wanhoop van de massale werkloosheid en de sociale uitsluiting gestort zijn. In de algemene vergaderingen werden regelmatig tussenkomsten gehoord als: “Door de CPE af te wijzen, vechten wij zowel voor ons als voor de minstbedeelden.” Het meest overtuigende bewijs is waarschijnlijk de eis van amnestie voor alle jongeren die veroordeeld werden gedurende de ‘hete herfst’ van 2005. In tegenstelling tot de leugens die de OCL verspreidt, heeft de kracht van de beweging tegen de CPE, het vermogen van de studenten om een gevoel van solidariteit mee te dragen in de strijd, een onmiddellijk resultaat gehad, namelijk dat een grote meerderheid van de jongeren uit de voorsteden zich bij die strijd heeft aangesloten. Naarmate de strijd zich ontwikkelde, zijn de leerlingen van de lycea in de voorsteden zich in steeds grotere getale komen aansluiten bij de betogers, waardoor de afpersers en ander kleine misdadigers in de minderheid en in de marge bleven. Terwijl de rellen slechts een klein gedeelte van de jongeren in de hysterie van geweld konden meeslepen, terwijl de rest zich afgeschrikt opsloot, heeft de strijd van de studenten, haar methoden en doelstellingen, een andere manier om strijd te voeren en een perspectief geboden.
Omdat de strijd van de schoolgaande jeugd tegen de CPE zich de echte strijdmethoden van de arbeidersklasse heeft eigen gemaakt (met name de Algemene Vergaderingen, de verenigende ordewoorden en de straatbetogingen), heeft ze kunnen rekenen op de sympathie en solidariteit van een groeiend aantal proletariërs. Juist omdat de beweging tegen de CPE niet steunde op vernielingen in arbeiderswijken, maar op solidariteit tussen de generaties, tussen alle sectoren van de arbeidersklasse, tegen de aanvallen van de bourgeoisie, heeft ze duizenden jongeren kunnen aantrekken die enkele maanden nog ten prooi waren aan wanhoop, en heeft deze beweging een sociale kracht kunnen opbouwen die in staat was om de regering terug te dringen.
Pavel / 19.11.06
(1) Het is dan ook uiterst komisch om in de conclusie van dit dossier te kunnen lezen: “In de eerste plaats moet worden getracht om een solidariteit tussen proletariërs te bewerkstelligen, door de aandacht te vestigen op het gemeenschappelijke lot van de kapitalistische uitbuiting en de precariteit die allen bedreigt (zonder na te kunnen laten er iets aan toe te voegen) ofschoon in verschillende mate.”
De repressie die de Mexicaanse staat ontketend heeft tegen de bevolking van Oaxaca legt de bloeddorstige wreedaardigheid van de democratie bloot. Sinds vijf maanden is Oaxaca omgevormd tot een waar kruitvat, met paramilitaire korpsen en politie als gewapende arm van de staatsterreur. Huiszoekingen, opsluitingen en martelingen worden elke dag gebruikt door de staat om ‘orde en vrede’ te herstellen. De uitspattingen van de politie hebben tientallen ‘verdwijningen’ tot gevolg, talloze gevangenen en minstens drie doden (zonder het twintigtal personen mee te rekenen dat tussen mei en oktober dit jaar vermoord werd door de witte gardisten).
Zes jaar geleden verklaarde de heersende klasse dat met de regeerperiode van Fox een ‘tijd van veranderingen’ ingeluid werd. Maar de realiteit maakt duidelijk dat welke partijen of personen er ook in de regering zetelen, het kapitalisme geen enkele verbetering te bieden heeft... en het is duidelijker dan ooit dat het huidige systeem niets anders te bieden heeft dan uitbuiting, ellende en repressie. De hele arbeidersklasse moet zeer grondig de lessen trekken uit wat in Oaxaca is gebeurd om te begrijpen dat de toestand van geweld en repressie die zich daar ontwikkeld heeft niet gebonden is aan een regering in het bijzonder, maar dat ze in de aard van het kapitalisme zelf besloten ligt.
Opdat de komende strijd beter voorbereid zij, is het nodig een stand van zaken te bepalen omtrent de betekenis van de huidige mobilisaties.
De huidige betogingen in Oaxaca zijn zonder twijfel een uitdrukking van de ontevredenheid die er onder de arbeiders bestaat tegen de uitbuiting en de schande van het kapitalisme. De mobilisaties in die streek drukken de onvrede uit over de toenemende aftakeling van de levensvoorwaarden. Ze zijn het resultaat van een diepe woede en bewijzen een ware moed en strijdwil. Maar ze werden echter misbruikt door de bourgeoisie die erin geslaagd is de doeleinde, methodes en organisatie van de acties aan de controle van de arbeiders te onttrekken.
De conflicten die zich ontwikkelen binnen de bourgeoisie (die verdeeld is in rivaliserende fracties) hebben geholpen om de sociale onvrede af te leiden door de strijd voor looneisen te herleiden tot een beweging zonder vooruitzichten, afgeleid door één van de fracties van de bourgeoisie, de ‘democratiserende’, tegen een andere, bestaande uit oude kopstukken.
Geconfronteerd met de mobilisatie heeft het sysreem duidelijk zijn bloeddorstige aard getoond, maar dat gebruik van terreur door de staat gaat verder dan de repressie tegen de betogers van Oaxaca. Het optreden van de militaire en politiemacht heeft niet als hoofddoel de Volksassemblee van de volkeren van Oaxaca (APPO) van de kaart te vegen, maar wil fundamenteler terreur verbreiden als een waarschuwing en dreiging tegen het geheel van de arbeiders. De staatsterreur werd ontketend door de repressiekrachten van de staat te koppelen aan die van de federale regering, waarbij duidelijk getoond werd dat zelfs wanneer er een strijd bestaat tussen verschillende groepen van de bourgeoisie, deze er steeds in slagen een akkoord te bereiken om hun repressieve taak tot een goed einde brengen. De veronderstelling dat het mogelijk zou zijn een ‘dialoog’ aan te gaan met een deel van de bourgeoisie, komt erop neer de ijdele hoop te voeden dat er binnen de bourgeoisie een ‘progressieve’ of ‘verlichte’ fractie zou kunnen bestaan. Door het ontslag van Ulises Ruiz (1) als hoofddoel van de beweging voorop te stellen, heeft de APPO de illusie gewekt dat het kapitalistisch systeem verbeterd kan worden door het te democratiseren of door de mensen die de macht dragen te vervangen.
Het ordewoord van de APPO om de krachten te bundelen tegen Ulises Ruiz versterkt op geen enkele manier de collectieve overdenking en de bewuste actie. Het betekent integendeel het verspreiden van verwarring en het onderwerpen van de sociale actie aan de belangen van één van de fracties van de bourgeoisie tegen een andere. Het duidelijkste bewijs van die afleiding en van de groeiende verwarring wat betreft de objectieven blijkt uit het feit dat de loonkwestie, die aan de basis van de beweging lag, naar de achtergrond verschoven is. Vakbonden en federale regering hebben de loonkwestie herleid tot een eenvoudig technisch probleem van adequate steun voor de streek door een planning van de openbare uitgaven, waardoor ze de kwestie konden isoleren en haar voorstellen als een ‘plaatselijk’ probleem, zonder enig verband met de rest van de loontrekkers.
De strijdmethodes die vooropgesteld werden, piketten, blokkades, uitputtende marsen en uitzichtloze confrontaties, hebben belet dat solidariteit tot uiting kwam. Ze hebben de beweging integendeel geïsoleerd, haar kwetsbaar gemaakt tot ze een gemakkelijk doelwit werd voor de repressie.
De samenstelling van de APPO (bestaande uit ‘sociale-’ en vakbondsorganisaties) toont al dat deze organisatie, en de beslissingen die ze neemt, ontglippen aan de handen van het proletariaat. Omdat ze de discussie en overdenking overgelaten heeft aan de vakbonden en de groepen van de linkerzijde van de bourgeoisie, heeft deze structuur haar niet-proletarische aard voldoende aangetoond. Ze heeft er duidelijk voor gezorgd dat de kracht van destrijdende arbeiders finaal verdund en verzwakt werd, een kracht die zich nooit kan uitdrukken in een structuur die, hoewel ze zich voordoet als zogenaamd open assemblee, in de praktijk haar ware aard toont, namelijk die van een interklassefront dat geleid wordt door de verwarring en wanhoop van de middenlagen. De oproep die op 9 november 2006 gelanceerd werd om de APPO om te vormen tot een permanente structuur (Staatsassemblee van de volkeren van Oaxaca) bewijst dat goed, namelijk wanneer ze de Grondwet van 1917 van de Mexicaanse bourgeoisie omschrijft als "een historisch document dat de bevrijdende traditie van ons volk bevestigt" en door op te roepen die te verdedigen, "alsmede het grondgebied en zijn natuurlijke grondstoffen". Het radicalisme beperkt zich tot de verdediging van de nationalistische ideologie, die puur vergif is voor de arbeiders. De oproep bevat bovendien een regelrecht vervalsing van het proletarisch internationalisme wanneer ze de noodzaak uitroept van "het smeden van banden van samenwerking, solidariteit en broederschap met alle volkeren van de aarde voor de opbouw van een rechtvaardige, vrij en democratische maatschappij, een echte menselijke samenleving"... door de strijd voor de "democratisering van de VN"!
De oprichting van de APPO was geen stap vooruit voor de beweging van de arbeiders, ze is integendeel verbonden aan de verplettering van hun onvrede. De APPO heeft zich ontpopt tot een echte ‘dwangbuis’ om de proletarische strijdwil aan banden te leggen. De stalinistische, maoïstische en trotskistische groepen en de vakbonden die er deel van uitmaken hebben de moed en de uitdrukkingen van solidariteit van de arbeidersklasse van hun ware aard kunnen ontdoen door er een oriëntatie en een actie aan op te leggen die mijlenver verwijderd is van de belangen van de arbeiders en van de andere uitgebuiten. De vergelijkingen die de APPO durft te maken tussen haar structuur en die van de sovjets, hun pretentie dat ze een ‘embryo van arbeidersmacht’ zijn, dat alles zijn allemaal beledigingen aan het adres van de arbeidersbeweging.
De authentieke proletarische organisatie onderscheidt zich hierin, dat de doeleinden die ze zich stelt direct verbonden zijn aan haar klassebelangen, dat wil zeggen aan de verdediging van haar levensvoorwaarden. Ze stelt zich niet tot doel de ‘nationale economie’ te verdedigen, de verstaatste economie of de democratisering van het systeem dat haar uitbuit. Ze streeft vóór alles haar politieke onafhankelijkheid te verdedigen tegenover de heersende klasse, een onafhankelijkheid die haar in staat stelt haar strijd te voeren tegen het kapitalisme.
In die zin houdt de eisenstrijd van de arbeiders de voorbereiding in van een radicale kritiek van de uitbuiting: ze drukken het verzet uit tegen de economische wetten van het kapitalisme en de radicalisering ervan opent de weg naar de revolutie. Dat zijn momenten die deel uit maken van de voorbereiding op de revolutionaire gevechten die het proletariaat zal moeten leveren, en in die zin zijn ze de kiemen van de revolutionaire strijd.
Als internationale en internationalistische klasse moet het proletariaat in alle landen zich de ervaringen van zijn voorbije gevechten eigen maken en assimileren. Het is dus onmisbaar om de ontwikkeling van zijn bewustzijn aan te zwengelen dat het zich bijvoorbeeld de lessen eigen maakt van de mobilisatie die ontwikkeld werd door studenten en arbeiders in Frankrijk in het voorjaar 2006 tegen het Startbaancontract (CPE). De wezenlijke les van die beweging was haar organisatievermogen waardoor het voldoende controle over de strijd kon behouden om de gauchisten en vakbonden te verhinderen de beweging van haar centraal doel af te leiden, de strijd tegen de precariteit. De strijd die de arbeiders in Vigo (Spanje) in dezelfde periode gevoerd hebben gaat in dezelfde zin met hun looneisen en de uitbreiding van de strijd via de controle over hun assemblees tegen de sabotage door de vakbonden.
De verdediging van hun levensvoorwaarden, de organisatorische zelfstandigheid en de massale overdenking die in deze bewegingen bereikt werden, zijn lessen voor het gehele proletariaat, lessen die het voorop zal moeten stellen om zijn toekomstige gevechten te ontwikkelen.
Gebaseerd op een artikel in Revolucion Mundial, orgaan van de IKS in Mexico / 18.11.2006
(1) Gouverneur van de Staat van Oaxaca, lid van de voormalige leidende partij van Mexico, de PRI, corrupt en clientelist.
De bourgeoisieën van de meest ontwikkelde landen, met inbegrip van de Verenigde Staten, hebben ieder uit imperialistisch eigenbelang het verschijnen van het plan Baker voor de Amerikaanse buitenlandse politiek toegejuicht. Het werd uitgewerkt door een studiegroep die bestond uit de Amerikaanse top-politici: conservatieven zowel als democraten. Na de gevoelige nederlaag van president Bush en zijn regering bij de verkiezingen voor de het huis van afgevaardigden en de senaat moest de Amerikaanse bourgeoisie wel reageren. Die nederlaag werd vooral veroorzaakt door de totale mislukking van de imperialistische politiek van de Verenigde Staten in Afghanistan en vooral in Irak. Het steeds verder vastlopen van haar leger in Irak, de totale afwezigheid van enig perspectief, en de hand over hand toenemende chaos zijn slechts uitingen van de versnelde aftakeling van de grootste wereldmacht. Nu ze is een volslagen impasse is geraakt werkt de Amerikaanse bourgeoisie al maandenlang zeer officieel aan een nieuwe koers die geloofwaardiger moet overkomen en de verdediging van haar imperialistische belangen beter dient. Dat was de reden voor de oprichting van een onderzoekscommissie voor Irak die, in het voetlicht van de media, zo juist haar verslag heeft uitgebracht.
Het Amerikaanse imperialisme kan zijn aftakeling in de imperialistische arena niet ongedaan maken. Dit plan omvat de hele imperialistische politiek van de Verenigde Staten aan. Het begint met de voor de hand liggende vaststelling dat de oorlogspolitiek in Irak geen schijn van kans maakt. Maar het gaat verder, het benadrukt de opkomst van grote druk van anti-Amerikaanse en anti-Israëlische politiek in heel het Nabije en Midden-Oosten. Het lijkt er op dat dit verslag ingaat tegen de politiek die de Verenigde Staten in dit deel van de wereld al jarenlang voeren. Het voorziet in een geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak en de massale versterking van het Iraakse leger dat onder de leiding zou moeten komen te staan van de eerste minister Noeri Kamal Al Malaki. Terwijl de bloedige aanslagen elkaar in steeds hoger tempo opvolgen, met een volslagen machteloze regering en een Amerikaans leger dat zich verschanst heeft in versterkte kampen, wordt onmiddellijk duidelijk wat een dergelijk voorstel is: onrealistisch, onuitvoerbaar en niet van deze wereld. Dat is zo overduidelijk dat men zich er in het plan Baker voor hoedt om de streefdatum voor de terugtrekking van de Amerikaanse troepen op te geven. Dat geldt ook voor de andere voorstellen die in dit rapport worden gedaan. Wat bij het lezen van het rapport eveneens opvalt zijn de voorstellen om de dialoog met Syrië en Iran officieel weer aan te gaan. Het verslag brengt dat nauwkeurig onder woorden: “Iran moet aanmoedigende voorstellen ontvangen, zoals herstel van de betrekkingen met de Verenigde Staten, en anderzijds afschrikkende om de vloed van wapens te stelpen die bestemd is voor de Iraakse milities. Het land moet geïntegreerd worden in de Studiegroep omtrent Irak.” (Courier International, 14 december 2006). Dit voorstel van het rapport is zo onrealistisch dat het duidelijk de totale impasse aantoont waarin de Verenigde Staten zich in Irak bevinden. En het is nog erger, ze zijn steeds minder in staat om de toenemende aanmatigingen van Syrië en Iran te temperen. De onmogelijkheid van het Amerikaanse leger om de toestand in Irak te beheersen drijft de Amerikaanse bourgeoisie er zelfs toe om in overweging te nemen Iran te betrekken in een poging om de Iraakse chaos te beheersen. Deze alternatieve politiek kan op niets anders uitlopen dan op toenemende eisen van Iran, op het vlak van de ontwikkeling van een kernwapen, maar ook strategisch, in het gehele Nabije en Midden-Oosten. Dergelijke eisen en stappen vooruit van het Iranese imperialisme zijn noch voor Israël, noch de verenigde Staten zelf aanvaardbaar. Het is hoogst waarschijnlijk dat in de komende maanden de toon van de Amerikaanse redevoeringen voor wat betreft de internationale betrekkingen gematigder zal worden en zal oproepen tot meer ‘internationale samenwerking’ in wat de bourgeoisie de strijd tegen het internationale terrorisme noemt. In het weinig waarschijnlijke geval dat dit slaagt zal de chaos zich over het gehele Nabije en Midden-Oosten uitbreiden. De toon is trouwens al gezet met de verklaring van de koning van Saoedie-Arabië, Abdallah aan de Amerikaanse vice-president Dich Cheney, bij zijn bezoek aan Riyad enkele weken geleden: “Saoedie-Arabië heeft de regering Bush laten weten dat in het geval van terugtrekking van Amerikaanse troepen het koninkrijk financiële steun zou kunnen gaan verlenen aan de Soennieten in Irak in om het even welk conflict waarin zij tegenover de Sjiieten zouden staan.” (Courier International, 13 december 2006). In Irak staan de Verenigde Staten met de rug tegen de muur. Geen van de voorgestelde mogelijkheden op militair vlak is bevredigend voor het Amerikaanse imperialisme. De toenemende betwisting van de Amerikaanse oppermacht niet alleen door Iran, maar tevens door imperialistische landen als Frankrijk, Duitsland en zelfs Rusland, kan de Verenigde Staten in de toekomst enkel drijven tot een steeds moorddadigere en barbaarsere vlucht vooruit, ongeacht de ontwikkeling van hun politiek in Irak. Dit kapitalisme in volle ontbinding zal ons nog veel meer vernietigende en irrationele militaire ingrepen voorschotelen.
Rossi
Sinds de winter van 2003 is er een ware volkerenmoord aan de gang in Darfoer, de westelijke regio van Soedan die grenst aan Tsjaad. Officieel telt men al meer dan 300.000 doden en 2.500.000 mensen zijn verdreven naar kampen waar geen enkele veiligheid verzekerd is. Anderen dwalen rond in een zone die ligt tussen Tsjaad en Soedan, omkomend van honger en de aanvallen ondergaand van min of meer gecontroleerde bewapende bendes die de streek onveilig maken. Dorpen worden geregeld gebombardeerd door de Soedanese luchtmacht en de bevolking wordt onderworpen aan afpersingen van de ‘janjaweeds’, met steun van de regering die hen betaalt. Het zijn bloeddorstige milities die in 1988 in Darfoer opdoken na de nederlaag van Khadafi in Tsjaad en van zijn Tsjaadse bondgenoot, die in deze regio onder bescherming van Khartoem stond. Deze laatsten verkrachten vrouwen en kinderen, plunderen en steken dorpen en velden in brand, vallen het vee aan en voeren een politiek van systematische vernietiging.
Het was pas in 2004 dat de Verenigde Naties zich, in de persoon van Kofi Annan, zou gaan ‘bekommeren’ om de toestand door het voor te stellen als een ‘etnisch en raciaal’ conflict. En ondanks de verklaringen van ‘goede bedoelingen’ hebben de pseudo-bedreigingen met vergeldingsmaatregelen de omstandigheden alleen maar verslechterd. En het zijn niet de luttele 7.000 soldaten die door de Afrikaanse Unie zijn gestuurd, zonder middelen of duidelijke doelstellingen, die daarin verandering kunnen brengen. In januari 2005 spreekt de Verenigde Naties duidelijk over ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en roept het met zijn tweede resolutie nr. 1593 het internationaal gerechtshof op om vervolgingen in stellen tegen de verantwoordelijken van de begane misdaden. In augustus 2006 stemt de Veiligheidsraad voor het zenden van 17.000 soldaten en 3.000 politieagenten die echter niet worden toegelaten door Omar Al Bechir, de Soedanese president, die dit beschouwt als een ‘invasie’.
Momenteel, nu de Soedanese staat zijn militaire druk opvoert op de rebellenbewegingen, voornamelijk op het Bevrijdingsleger van Soedan, waarvan de opkomst het voorwendsel vormde voor de ontketening van dit geweld, verdubbelt de afpersing van de bevolking. En het is op dit moment Tsjaad dat de rebellengroepen tegen Khartoem steunt onder het welwillend oog van Frankrijk, dat zelf weer hulp verleent aan de Tsjaadse rebellen. Daardoor worden de moorden geëxporteerd naar Centraal Afrika, terwijl de Verenigde Naties zich nog steeds machteloos toont, ondanks de ‘zeer vruchtbare discussies’ in Addis Abeba.
In werkelijkheid trekt niemand in dit wespennest zich iets aan van de bevolking en de aarzelingen weerspiegelen de achtereenvolgende belangen, waarvoor de bevolking geslachtofferd wordt. Want Soedan met zijn olie wordt door de ontwikkelde landen het hof gemaakt, en dat stelt dit land in staat om zijn politiek van de verbrande aarde in Darfoer voort te zetten en nog op te drijven. Dit geldt ook voor de Verenigde Staten, die voor de show één van zijn vele wapenembargo’s heeft afgekondigd en waarvan de ondoeltreffendheid alom bekend is. Ook voor Groot-Brittannië heeft zich vierkant opgesteld tegen elke militaire interventie. En dan nog Frankrijk, dat reeds banden met Soedan had en daarom de ogen sluit. Het is slechts door het risico op de destabilisering van Tsjaad en Centraal Afrika, twee van zijn laatste bolwerken in Afrika, dat de Franse regering wenst om ‘Darfoer te stabiliseren’ om zo een domino-effect te vermijden. Anders gezegd, zolang ze verrekken in Darfoer is dat van geen belang, maar ze moeten niet komen rotzooien in de Franse achtertuin! Wat China betreft, een bijzonder actieve wereldwijde wapenhandelaar, die heeft er een afzetmarkt gevonden voor de afzet van zijn militair materiaal.
En zelfs indien de Verenigde Naties zijn ‘vredestichtende’ soldatentroepen stuurt naar Darfoer, kan men er zeker van zijn dat dit slechts de aanleiding kan worden tot een nieuwe periode van verdere destabilisering, want elk van de hoofdrolspelers heeft geen ander doel dan het verdedigen van zijn eigenbelang via de steun aan rebellenbendes.
Eens te meer zien we de werkelijkheid van deze kapitalistische wereld in volle ontbinding, waarbij de mensheid gegijzeld en tot de speelbal wordt gemaakt van interne twisten en oorlogen tussen bewapende klieken die zich vermenigvuldigen op de planeet, ondersteund door de grootmachten, groot en klein, die elkaar onderling verscheuren achter hun leugenachtig en cynisch gepraat.
Mulan / 24 .11.2006
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 413.3 KB |
Nadat de directie van Airbus zich meerdere weken in allerlei bochten heeft gewrongen, en na een ontmoeting tussen Chirac en Merkel, is nu de valbijl gevallen: 10.000 banen in Europa verdwijnen en verschillende fabrieken zullen worden gesloten of verkocht.
Met de hand op het hart vertelt ons de directie “er zullen geen gedwongen ontslagen vallen”, “alles zal met vroegtijdige pensionering en vrijwillig vertrek worden geregeld”. Er komen geen ontslagen bij Airbus, maar dat betreft slechts de helft van het personeel dat wordt geraakt: de 5000 uitzendkrachten of loonarbeiders bij onderaannemers worden verzocht om op te hoepelen. Wat voor de loonarbeiders van Airbus het “vrijwillig vertrek” betekent, kunnen we op de vingers van één hand natellen: pesterijen door allerlei lagere chefs om hen te doen afknappen. Alles bij elkaar genomen zal er nog meer werkloosheid zijn, vooral onder de jongeren die werk zoeken. En voor wie blijft: als maar helsere arbeidsritmen, meer werken voor hetzelfde salaris, of minder.
Om de crisis van Airbus te verklaren en om dergelijke maatregelen te rechtvaardigen, zingt een ieder zijn eigen liedje. Voor Gallois, de baas van Airbus, is het in de eerste plaats vanwege de sterke Euro: de vliegtuigen van Airbus zijn te duur in vergelijking met die van Boeing. Voor de vakbonden gaat het om een kwestie van slecht management of om de inhaligheid van de aandeelhouders. Voor de bazen is het omdat de staat zich heeft willen inmengen in de industriële politiek, wat zijn rol niet zou zijn: men moet de privé-investeerders het onder elkaar laten uitzoeken. Voor de linkse partijen is het omdat de staat zijn rol van aandeelhouder niet heeft gespeeld. Voor de Franse pers is het vanwege de Duitse staat die de dekens naar zich toe heeft getrokken. De Duitse pers, en de Duitse bourgeoisie die erachter staat, valt het moeilijk om dit argument om te keren, aangezien dat de chemiegigant Bayer net de opheffing van 6100 arbeidsplaatsen heeft aangekondigd, terwijl de directie van Deutsche Telekom terzelfdertijd heeft besloten om 50.000 arbeiders naar onderaannemers over te plaatsen – wat een manier is om hun ontslag voor te bereiden, dat zal volgen wanneer ze eenmaal in vele kleine bedrijfjes zijn ondergebracht en dit alles zonder dat de fransen hier voor iets tussen zitten. En om maar meteen met een ruime maat te meten, moeten degenen die achterblijven vijf uur per week extra werken zonder loonsverhoging. Door haar media probeert de Duitse bourgeoisie de arbeiders bij Airbus te vertroosten door te zeggen dat het voor hen nog erger had kunnen zijn: het zijn immers de Franse arbeiders die het meest getroffen worden. De Spaanse pers laat hetzelfde klokgeluid horen: Wanneer we niet al te slecht af zijn, is dat omdat we competitiever zijn. En om een regeltje aan het nationalistische refrein toe te voegen, worden de Duitsers en de Fransen ervan beschuldigd ieder hun eigen potje te koken zonder de Spanjaarden te raadplegen.
De Britse pers van zijn kant daar domineert vooral discretie: Op dit moment worden honderdduizenden arbeiders in de gezondheidszorg aangevallen met een bevriezing van hun toch al bijzonder lage salarissen.
Voor de Duitse vakbonden zijn de moeilijkheden van Airbus maar één voorbeeld onder meerdere van het slechte beheer door de bazen, dat ook al verantwoordelijk wordt gesteld voor de moeilijkheden bij Deutsche Telekom en bij Bayer. Zij eisen om nog meer betrokken te worden bij het beheer van de ondernemingen, terwijl ze praktisch al 50% van alle ondernemingsraden vertegenwoordigen, en ze al betrokken zijn geweest bij alle beslissingen bij Airbus en in andere sectoren. In dat kader stellen ze voor dat de te nemen maatregelen “om de toekomst van Airbus veilig te stellen” lokaal bediscussieerd worden, fabriek per fabriek, door de bazen en de vakbonden.
De Franse vakbonden klagen op hun beurt eveneens het “slechte bestuur” van de huidige directie aan, en stellen voor de staat een zwaardere stem te geven in het beheer van Airbus. Dit perspectief wordt ook gesteund door de Eerste Minister en door de rechtse en centrum-kandidaten bij de aanstaande presidentsverkiezingen Sarkozy en Bayrou. De socialistische kandidate Ségolène Royal doet er nog het voorstel bovenop dat de regio’s in het kapitaal van de vliegtuigbouwer moeten deelnemen. Dat bestaat al in Duitsland, waar de Länder deelnemen aan het kapitaal van Airbus, met het intussen bekende resultaat!
Er kan een greintje waarheid zitten in sommige van deze verklaringen. Het klopt dat de sterke Euro de verkoop van vliegtuigen die in Europa zijn geproduceerd hindert tegenover de concurrentie van Boeing. Het is juist dat er beheersproblemen zijn bij Airbus. In het bijzonder klopt het dat de concurrentie tussen de Duitse en de Franse staat de zaken niet heeft geregeld. Iedereen kan een stukje van de waarheid vertellen, maar allemaal delen deze lieden dezelfde leugen: dat de arbeiders die vandaag opdraaien voor de moeilijkheden van Airbus dezelfde belangen zouden hebben als hun bazen. Kortom, ze zouden met het doel van deze praatjes moeten instemmen: Airbus moet rendabel worden tegenover Boeing. En dat is precies wat de Amerikaanse bazen aan de Amerikaanse arbeiders vertellen, en waarom de laatsten in de afgelopen jaren tienduizenden ontslagen hebben ondergaan. Per slot van rekening willen alle praatjes die de “verantwoordelijken” afsteken – regering, bazen of vakbonden – de boodschap doen overkomen dat de Amerikaanse arbeiders de vijanden zouden zijn van de Europese, net als de Franse, Duitse, Engelse en Spaanse arbeiders allemaal elkaars vijanden zouden zijn. Uiteindelijk wil het geheel van de burgerlijke krachten in de economische oorlog van vandaag de arbeiders in de verschillende landen tegen elkaar opzetten net zoals ze dat in de militaire oorlogen doet.
De kapitalisten houden niet op om ons te vertellen dat ze elkaar onderling beconcurreren, en dat klopt zeker. De oorlogen van de twintigste eeuw hebben ons laten zien dat het de arbeiders zijn die het meeste te verliezen hebben in deze rivaliteiten tussen kapitalistische naties, en dat ze geen enkel belang hebben om zich aan de bevelen en de belangen van hun respectievelijke nationale bourgeoisie te onderwerpen. In de logica van het kapitalisme moeten de Amerikaanse net als de Europese arbeiders steeds meer offers brengen. Wanneer Airbus rendabeler wordt ten opzicht van Boeing, zullen de Amerikaanse arbeiders nieuwe aanvallen ondergaan. Er is trouwens vanaf vandaag al een banenverlies van 7000 aangekondigd. Vervolgens is het aan de Europese arbeiders om opnieuw de rekening te betalen. Ieder terugwijken van de arbeiders tegenover de kapitalistische eisen zal overal slechts de weg bereiden voor nieuwe aanvallen, die nog gewelddadiger zullen zijn dan de voorgaande. Het kapitalistische systeem heeft geen andere “opties”, want het verkeert in een onoplosbare crisis. Het enige antwoord dat het daarop heeft bestaat eruit als maar meer banen te schrappen en de arbeiders die “de kans hebben” om hun baan... voor het moment te behouden een steeds wredere uitbuiting op te leggen.
Voor de arbeiders die vandaag door de maatregelen van de directie van Airbus worden getroffen, bestaat er geen alternatief dan de strijd aan te gaan. In verschillende fabrieken van Airbus hebben ze dat onmiddellijk begrepen. Meteen na de aankondiging van de directieplannen zijn de 1000 arbeiders van de fabriek in het Zuid-Duitse Laupheim spontaan in staking gegaan, op hetzelfde moment dat de arbeiders in Méaulte, Picardië, het werk neerlegden. Ze hebben daar het werk weer hervat nadat de vakbonden hen hebben verteld dat de fabriek niet zou worden verkocht, wat een leugen was.
Maar de arbeiders van Airbus zijn niet de enigen die in deze strijd betrokken zijn. Alle uitgebuiten moeten zich solidair voelen tegenover de aanvallen die vandaag op de arbeiders in de luchtvaartsector neerkomen, die morgen opnieuw de automobielsector zullen treffen, de Telecom, de chemie, en alle sectoren.
De arbeiders moeten zich in soevereine algemene vergaderingen verenigen, waarin ze over doelen en middelen van hun strijd discussiëren en beslissen. Hun strijd, dat is de zaak van de arbeiders zelf. Dat is niet de zaak van verkiezingskandidaten, die hun beloften vergeten zodra ze aan de macht zijn. Dat is ook niet de zaak van hun gepatenteerde “vertegenwoordigers”, de vakbonden. Die besteden hun tijd met verdeeldheid te zaaien tussen de arbeiders onderling, of het nu in één fabriek is dan wel in eenzelfde productie-eenheid. We zien dat vandaag in Toulouse, waar de praatjes van de belangrijkste vakbond, “Force Ouvrière” proberen de ‘blauwe boorden' in de fabrieken tegen de ‘witte boorden’ van het hoofdkantoor uit te spelen, die zelf ook zwaar worden getroffen. Of die de arbeiders in het ene land tegenover die van een ander proberen te stellen, want de vakbonden zijn de eersten die de nationale dweilen uithangen. Voor de Franse vakbonden van Airbus, met “Force Ouvrière” aan het hoofd, moet er worden “gestreden”, inclusief het lamleggen van de productie, voor een “betere verdeling van de offers”. Met andere woorden: om de Duitse arbeiders nog zwaarder te treffen. En zelfs wanneer een vakbond als IG-Metall voor medio maart een gezamenlijke actiedag voorstellen voor de arbeiders uit de verschillende landen met Airbus-nederzettingen, is dat slechts een manoeuvre om te voorkomen dat de arbeiders zich ervan bewust worden dat hun belangen niet die van het nationale kapitaal zijn, en om in één adem door zijn verklaringen tegen de staking als toonbeeld van “verantwoordelijkheid” voor te stellen.
Tegelijkertijd is het een middel om een “solidariteit” tussen de Europese arbeiders van Airbus te cultiveren die tegenover de Amerikaanse arbeiders van Boeing worden gesteld, die in de herfst van 2005 een massieve staking hebben gehouden tegen de aanvallen van hun bazen.
De noodzakelijke solidariteit van alle arbeiders is begonnen zich te manifesteren, notabene door spontane werkonderbrekingen in fabrieken die relatief gespaard blijven, zoals in Hamburg en Bremen, de belangrijkste in Duitsland. Onlangs hebben de arbeiders van Airbus in het zuiden van Spanje, die nu worden aangevallen, hun steun betuigd aan de manifestaties van de families van arbeiders van het automobiel-uitrustingsbedrijf Delphi, die op straat gegooid waren door de sluiting van de fabriek in Puerto Real. Dat is de weg die alle arbeiders op moeten gaan.
Tegenover de oproepen van de bazen om het schrappen van banen, loonsverlagingen, en verslechtering van de arbeidsomstandigheden te accepteren is slechts één antwoord mogelijk: de offers afwijzen, die nog brutalere aanvallen voorbereiden! Alleen de strijd loont!
Tegenover de pogingen om de arbeiders per fabriek of per land te verdelen – de solidariteit van de hele arbeidersklasse!
Tegen het isolement, dat altijd naar de nederlaag leidt: de uitbreiding van de strijd! De arbeidersvergaderingen moeten massale delegaties naar de andere ondernemingen sturen, opdat het geheel van de arbeiders deel neemt aan een solidariteitsbeweging.
Tegenover een kapitalistisch wereldsysteem dat ten einde raad is, dat steeds brutalere aanvallen onderneemt tegen alle arbeiders in alle sectoren en alle landen, bestaat er voor de arbeidersklasse geen ander alternatief dan steeds vastberadener, steeds omvangrijker en steeds meer solidaire gevechten te voeren. Dat is het enige middel om een hindernis op te werpen aan een verscherping van de uitbuiting, aan steeds onmenselijker arbeids- en levensomstandigheden, en om zich voor te bereiden op de omverwerping van dit systeem, dat ellende, oorlog en barbarij zaait.
Internationale Kommunistische Stroming / 5 maart 2007
Sinds enkele tientallen jaren ondersteunen de verschillende ultralinkse organisaties, en dan vooral de trotskistische, ‘de gerechtvaardigde strijd van het Palestijnse volk’ tegen ‘het Amerikaanse imperialisme’ in naam van de ‘nationale bevrijdingsstrijd’. Momenteel worden de Palestijnse gebieden in volledige chaos gestort door onderlinge strijd. Sinds de president van de Palestijnse Autoriteit op 16 december vervroegde presidentiële en parlementaire verkiezingen aankondigde vonden in Gaza gewapende confrontaties plaats tussen rivaliserende fracties, enerzijds de islamisten van Hamas die de regering vormen en anderzijds Fatah van president Mahmoud Abbas. De confrontaties zijn bloedig: straatgevechten, aanslagen met bomauto’s, herhaaldelijk ontvoeringen. Het vereffenen van hun onderlinge rekeningen zaait dood en terroriseert de bevolking van de Gazastrook, die al te gronde is gericht is door de armoede.
Wat vinden trotskistische organisaties zoals Lutte Ouvrière (LO) of de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR, zusterorganisatie van de SAP in België) van een dergelijke ontketening van geweld en barbarij?
Onveranderd wijzen LO en de LCR met de vinger naar diegenen die volgens hen als enigen schuldig zijn: de Verenigde Staten en de ‘zionistische staat Israël’. LO verklaart in een artikel in zijn weekblad van 6 oktober: “Chaos en confrontaties zijn het onmiddellijke gevolg van de financiële sancties die door de Europese Unie, de regering van de Verenigde Staten en die van Israël werden opgelegd” en ook: “Het zijn wel degelijk Israël en zijn westerse meesters die verantwoordelijk zijn voor de rampzalige toestand waarin de Palestijnen verkeren” (LO, nr. 2003, 22 december 2006). Het imperialisme is onlosmakelijk verbonden aan het leven van iedere burgerlijke nationalistische fractie en komt tot uiting in een strijd ter verdediging van het nationaal kapitaal tegen alle concurrerende staten, van de grootste tot de kleinste. Er dient aangestipt te worden (tot ongenoegen van de trotskistische groepen) dat, wanneer Fatah kan rekenen op de steun van Israël, Verenigde Staten en de Europese Unie en Hamas financieel gesteund en bewapend wordt door Iran en Syrië, dat juist komt door het bestaan van Palestijnse burgerlijke klieken.
Door zogenaamd ‘alle Palestijnen’ te ondersteunen, moedigt LO de arbeidersklasse in feite aan om zich te scharen achter de burgerlijke klieken en zich te laten ronselen als kanonnenvlees voor de verdediging van het Palestijnse vaderland. Dat is wat deze organisatie, net als het geheel van de trotskistische groepen, altijd doet en ook enkel de politiek van bepaalde landen, van bepaalde staten, als imperialistisch aanduidt.
Wat de LCR betreft, die steekt het evenmin onder stoelen of banken door luid en duidelijk haar directe steun te betuigen niet aan het ‘Palestijnse volk’ in het algemeen, maar direct aan de een of andere fractie of militie. Daags na de verkiezingen waarbij Hamas als overwinnaar uit de bus kwam, verklaarde een communiqué van de LCR van 26 januari 2006: “Fundamenteel dragen de Israëlische regeringen, en die van Sharon op kop, en de Verenigde Staten een grote verantwoordelijkheid in wat sommigen een ‘politieke aardverschuiving’ noemen. Deze gespierde politiek van Bush en Sharon heeft de leiders van de Fatah parten gespeeld en Hamas in de kaart gespeeld.” De trotskistische organisaties zijn gebrand op het voortdurend kiezen voor één van de aanwezige kampen in alle oorlogen, in ieder conflict. En die politiek wordt hier ronduit belachelijk. Zo hebben we kunnen meemaken hoe bij de LCR de steun geleidelijk aan verschoof van Fatah naar Hamas: “De Verenigde Staten en Israël proberen de president van de Palestijnse Autoriteit te versterken [...] om de regering van Hamas te verzwakken, die massaal verkozen is en gesteund wordt door de meerderheid van de Palestijnen” of nog meer onomwonden: “Dat is de achtergrond van de bloedige botsingen van de laatste weken in Gaza, tussen de militanten van Fatah en die van Hamas, en waarvoor Fatah de volledige verantwoordelijkheid draagt.” (door ons vet gedrukt).
Die windhaanpolitiek veroorzaakt ontreddering binnen de trotskistische stroming en daarvan getuigt het woedende gebekvecht op het forum van de ‘revolutionaire marxisten’ (https://forumtrots.agorasystem.com/lcr [60]) dat onderhands onderhouden en gecontroleerd wordt door de LCR. Terwijl de oorlog tussen de Palestijnse fracties voortwoekert, gaat het er haar om voor één van deze fracties te kiezen, opdat het Palestijnse volk, in slijk en bloed, eindelijk de weg van haar ‘nationale bevrijding’ kan inslaan. Sommigen willen Fatah ondersteunen, dat progressief zou zijn. Anderen willen daarentegen, om dezelfde redenen, Hamas ondersteunen.
Een kleine bloemlezing, de één stelt “Eén van de fracties is burgerlijk nationalistisch en de andere vertegenwoordigt het groene fascisme. Ik verkies Fatah!” Een ander antwoordt hem: “Wat wij in deze crisis duidelijk kunnen merken is dat Fatah toch een drempel heeft overschreden als hulptroep van het imperialisme door de regering van Hamas te veroordelen […] en door naar alle middelen te grijpen om die te destabiliseren.” Een derde drukt zich als volgt uit: “Hamas verdedigt noch de bourgeoisie noch het fascisme maar een feodaal systeem gestoeld op het religieuze obscurantisme terwijl Fatah, nationalistisch en niet-confessioneel […] een zelfstandige staat verdedigt die geleid wordt door een nationale bourgeoisie […]. Ik kies voor de PLFP.” Nog een andere trotskistische sympathisant doet er nog een schepje bovenop: “Zelfs indien de PLFP de Hamas zou ondersteunen?” Antwoord van de voorafige: “Bij afwezigheid van een marxistische en revolutionaire organisatie die in staat zou zijn om een gewicht in de schaal te werpen bij de huidige gebeurtenissen, betuig ik mijn kritische steun aan wie ik kan! En dus aan de PLFP in dit geval…”. In naam van de democratie laat de LCR deze argumenten op een cynische manier onbeantwoord. En met reden, de wanklank van het debat is niets meer dan de weerspiegeling van de eigen innerlijke tegenspraken.
LO en de LCR vermijden zorgvuldig om de vraag te stellen: wáár stelt zich de verdediging van de belangen van de arbeidersklasse, in Palestina, in Israël of elders in de wereld? De wrede uitbuiting van de arbeidersklasse door de Palestijnse en Israëlische bourgeoisie is als bij toverslag verdwenen. De “verdediging van het Palestijnse vaderland, in naam van de gerechtvaardigde rechten van de Palestijnen” wordt er als slogan ingehamerd om de arbeidersklasse te ronselen voor het inter-imperialistische wespennest. Zo verspreiden de trotskistische broeinesten het ergste nationalistische gif in het bewustzijn van de arbeiders. Iedere bourgeoisie, Palestijns of Israëlisch, roept de arbeiders die op hun grondgebied wonen er toe op om deel te nemen aan de oorlog. Enerzijds moet er gestreden worden voor “de gerechtvaardigde zaak van het Palestijnse volk” en anderzijds zou men “Israël moeten verdedigen tegen de dreiging van het fanatisme van de Arabische moslimwereld.” Wat zijn de gevolgen van een dergelijk standpunt zowel voor de arbeiders die in Palestina leven als in Israël? Wat moet de houding zijn van de arbeiders overal ter wereld ten opzichte van dit conflict? Deze vragen en de antwoorden die er op komen zijn niet van bijkomstig belang voor de arbeidersklasse, integendeel, zij zijn van levensbelang voor de ontwikkeling van de klassenstrijd en het proletarische bewustzijn.
Overal hebben de arbeiders dezelfde belangen te verdedigen, tegen dezelfde klasse van uitbuiters. Dat betekent slechts één ding voor de arbeidersklasse: tegenover de imperialistische en nationale oorlogen van de bourgeoisie kan het proletariaat enkel zijn klassenoorlog stellen en zijn internationale eenheid. Rosa Luxemburg, een van de grootste persoonlijkheden van het revolutionaire proletariaat, beklemtoonde dit bijna een eeuw geleden al luid en duidelijk: “In het tijdperk van het ontketende imperialisme kan er geen nationale oorlog meer zijn. De nationale belangen zijn niets anders dan een misleiding die tot doel heeft om de werkende volksmassa’s in dienste te stellen van hun doodsvijand: het imperialisme” (1). Onder het mom van een gerust geweten en in naam van de verdediging van een Palestijns vaderland waar de rechten van het volk gerespecteerd zouden worden, zien we met welk vuil werk organisaties als LO en de LCR zich bezighouden. Erger nog! Wanneer zij geconfronteerd worden met organisaties die op een werkelijke en concrete wijze het proletarisch internationalisme verdedigen, behandelen zij die als ‘onverschilligen’. Het enig mogelijke marxistische en revolutionaire standpunt is dat wat gesteld werd door een aanhanger van de standpunten van het Links Kommunisme, die het woord nam op het trotskistische Forum: “Wat er in Gaza gebeurt toont eens te meer aan wat de nationalistische ideologie voor de arbeidersklasse betekent. Wanneer de arbeidersklasse vergiftigd is door deze ideologie wordt deze er telkens toe gebracht om elkaar onderling uit te moorden voor belangen die niet de hunne zijn. Dat hebben we gezien in 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog, tijdens de conflicten tussen het Oostblok en het Westen. Nu weer met de ontwrichting van de Palestijnse Autoriteit worden de Palestijnse arbeiders er toe gebracht om elkaar af te maken in naam van het feit dat het ene of het andere kamp progressief zou zijn. En dat terwijl alle aanwezige kampen een nationale zaak verdedigen die niet het terrein is van de arbeidersklasse. Tegenover een dergelijke toestand moet eens te meer de oorlogskreet van de arbeidersklasse worden aangeheven: proletariërs hebben geen vaderland!”.
Tino / 22.01.2007
(1) Stellingen over de internationale democratie.
Na 90 jaar blijft de ontketening van de Russische Revolutie in 1917 de meest reusachtige, meest bewuste massabeweging van de uitgebuiten. Ze was rijker aan ervaringen, aan initiatieven en aan creativiteit dan welke andere gebeurtenis uit de geschiedenis ook.
Na 90 jaar blijft de ontketening van de Russische Revolutie in 1917 de meest reusachtige, meest bewuste massabeweging van de uitgebuiten. Ze was rijker aan ervaringen, aan initiatieven en aan creativiteit dan welke andere gebeurtenis uit de geschiedenis ook. Miljoenen proletariërs zijn er toen werkelijk in geslaagd om hun isolement te doorbreken, om zich bewust te verenigen, om zich de middelen te verschaffen om collectief, als één macht op te treden, en om de instrumenten voor de omverwerping van de burgerlijke staat en het veroveren van de macht in werking te brengen: de arbeidersraden (sovjets). Belangrijker nog dan de omverwerping van het eeuwenoude tsaristische regime was dat deze bewuste massabeweging niets minder aankondigde dan het begin van de proletarische wereldrevolutie in het kader van een internationale golf van revoltes van de arbeidersklasse tegen de oorlog en tegen het kapitalistisch systeem in zijn geheel.
De bourgeoisie heeft zich hierin niet vergist; zij verspreidt sinds decennia de meest doortrapte leugens over deze historische gebeurtenis. Met een heel palet aan spitsvondigheden doen de burgerlijke historici in feite niets anders dan één van de meest afgezaagde legendes herhalen, die de Russische Revolutie van februari 1917 afschildert als een beweging voor ‘democratie’, die door een bolsjewistische staatsgreep verkracht zou zijn. Februari 1917 zou een waar ‘democratisch feest’ geweest zijn, Oktober 1917 een platvloerse ‘staatsgreep’, een manipulatie door de bolsjewistische partij van de achterlijke massa’s van tsaristisch Rusland. Deze schaamteloze vervalsing is het product van de angst en de woede die de wereldbourgeoisie voelt tegenover een collectief en solidair werk, een bewuste actie van de uitgebuite klasse, die het hoofd durft te verheffen en de bestaande orde der dingen in vraag stelt.
De opstand van de arbeiders van St. Petersburg (Petrograd) in Rusland in februari 1917 komt niet als een donderslag bij heldere hemel. Hij ligt in het verlengde van de hard onderdrukte economische stakingen die door de Russische arbeiders vanaf 1915 gevoerd worden tegen de wreedheid van de wereldoorlog, tegen de honger, de zwarte ellende, de doorgedreven uitbuiting en de ononderbroken terreur van de staat van oorlog. Deze stakingen en revoltes beperken zich in die periode niet tot het Russische proletariaat, maar maken deel uit van de strijd en de acties van het internationaal proletariaat. Een soortgelijke golf van arbeidersverzet ontwikkelt zich in Duitsland en Oostenrijk, in Groot-Britannië... Aan het front, vooral bij het Russische en het Duitse leger, vinden muiterijen, collectieve deserties, en verbroedering tussen soldaten van beide kanten plaats. Nadat het zich had laten meeslepen door het vergif van het patriottisme en het ‘democratisch’bedrog van de regeringen, gesteund door het verraad van de meeste sociaal-democratische partijen en vakbonden, stak het wereldproletariaat opnieuw de kop op en begon het uit de mist van de chauvinististische dronkenschap te ontwaken. Aan het hoofd van de beweging bevonden zich de internationalisten – bolsjewieken, spartakisten, heel de linkerzijde van de IIe Internationale die de oorlog, nadat die in augustus 1914 was uitgebroken, onophoudelijk aanklaagden als een imperialistische rooftocht, als de uitdrukking van het failliet van het wereldkapitalisme, als het signaal voor het proletariaat om zijn historische missie ten uitvoer te brengen: de internationale socialistische revolutie. Deze historische uitdaging is de arbeidersklasse aangegaan vanaf 1917 tot in 1923. In de voorhoede van deze proletarische beweging die een einde maakte aan de oorlog en die de mogelijkheid opende voor de wereldrevolutie stond het Russische proletariaat in de maand februari van 1917. Het losbarsten van de Russische Revolutie was dus geen nationale gebeurtenis of een op zichzelf staand fenomeen – dat wil zeggen een vertraagde burgerlijke revolutie die zich ertoe beperkte het feodale absolutisme omver te werpen. Ze vormde integendeel het hoogtepunt van het antwoord van het wereldproletariaat op de oorlog, en op een nog fundamenteler niveau: op de intrede van het kapitalistisch systeem in zijn vervalperiode.
Tussen 22 en 27 februari ontketenen de arbeiders van St. Petersburg een opstand in antwoord op het historisch probleem dat gesteld wordt door de wereldoorlog als uitdrukking van het verval van het kapitalisme. De staking begint bij de textielarbeiders die de aarzelingen bij de revolutionaire organisaties opzijzetten, en omvat binnen drie dagen praktisch alle fabrieken van de hoofdstad. Op de 25e hebben 240.000 arbeiders het werk stilgelegd. Ze blijven geenszins passief in hun werkplaatsen, maar komen bijeen in meetings en straatbetogingen, waar de ordewoorden van het eerste uur om ‘brood’ te eisen al snel versterkt worden tot ‘weg met de oorlog’ en ‘weg met de autocratie.’
Op de avond van de 27e heerst de opstand, gevoerd door het bewapende proletariaat, als heer en meester over de stad, terwijl arbeidersstakingen en betogingen op gang komen in Moskou, en in de dagen daarna ook in de provinciesteden Samara, Saratov en Charkov... Geïsoleerd en niet bij machte een leger, dat sterk verzwakt is door de oorlog, in te zetten tegen de revolutionaire beweging, ziet het tsaristisch regime zich gedwongen om af te treden.
Wanneer eenmaal de eerste ketenen gebroken zijn, willen de arbeiders niet meer wijken. Om niet blindelings te handelen, bouwen ze voort op de ervaring van 1905 en richten ze sovjets op, die toen al spontaan waren ontstaan tijdens de massastaking. De arbeidersraden waren de directe uitdrukking van duizenden arbeidersvergaderingen in de bedrijven en de wijken. Ze pasten de soevereiniteit toe van de assemblees en de centralisatie via verkozen en permanent afzetbare afgevaardigden. Een dergelijk sociaal proces kan vandaag voor veel arbeiders utopisch lijken, maar het is het proces van transformatie van een onderworpen en verdeelde massa tot een verenigde klasse die als één enkel mens optreedt en in staat is zich in de revolutionaire strijd te gooien. Meteen na 1905 beschreef Trotski wat een arbeidersraad is : “Wat was de sovjet van arbeidersafgevaardigden? De sovjet werd gevormd om aan een praktische nood te beantwoorden die voortkwam uit de loop der gebeurtenissen. Het was een gezaghebbende organisatie maar die niet op tradities boogde, die in één klap een versnipperde massa van honderdduizenden mensen kon samenvatten, bijna zonder organisatieapparaat, die de revolutionaire stromingen in het proletariaat verenigde, die in staat was om initiatieven te nemen en om zichzelf op een spontane manier te controleren en, het belangrijkste van allemaal, die binnen 24 uur vanuit de illegaliteit naar buiten kon treden.” (Trotski, 1905). Deze “eindelijk gevonden vorm van de dictatuur van het proletariaat”, zoals Lenin het uitdrukte, maakte de permanente organisatie in vakbonden vervallen en overbodig. In de periode waarin de revolutie historisch gezien op de agenda staat, breekt de strijd spontaan uit en neigt hij ertoe zich over alle productiesectoren uit te breiden. Het spontane ontstaan van de arbeidersraden is dus het directe resultaat van het explosieve en ongeprogrammeerde karakter van de revolutionaire strijd.
De arbeidersraden ten tijde van de Russische Revolutie waren niet een eenvoudig passieve product van uitzonderlijke objectieve omstandigheden, maar het product van een collectieve bewustwording. De radenbeweging heeft zelf het materiaal aangedragen voor de zelfopvoeding van de massa's. De arbeidersraden vermengden voortdurend de economische en politieke aspecten (van de strijd) tegen de heersende orde. Zoals Trotski schreef : “Een revolutie leert, en wel snel. Daarin is haar kracht gelegen. Iedere week bracht de massa’s iets nieuws. Iedere twee maanden waren een tijdperk. Eind februari – de opstand. Eind april – optreden van gewapende arbeiders en soldaten in Petrograd! Begin juli – een nieuw optreden op veel grotere schaal en onder veel positievere leuzen. Eind augustus – de poging tot een staatsgreep van Kornilov, afgeslagen door de massa’s. Eind oktober – machtsgrijping door de bolsjewiki. Onder deze gebeurtenissen, die verbluffend zijn door hun wetmatige verloop, voltrokken zich diepgaande, interne processen welke de verschillende delen van de arbeidersklassen samensmolten tot één politiek geheel. (...) Men hield bijeenkomsten in de loopgraven, op dorpspleinen, in fabrieken... Maandenlang was in Petrograd en in heel Rusland elke straathoek een politieke tribune...” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie)
Door de arbeidersraden het overwicht te geven, verschafte het Russische proletariaat zich de middelen om zijn strijd te voeren, maar desondanks bevond het zich vanaf februari in een bijzonder gevaarlijke situatie. De krachten van de internationale bourgeoisie probeerden immers dadelijk de situatie in haar voordeel te keren. Omdat ze de beweging niet in bloed konden smoren, probeerden ze haar te richten op burgerlijk ‘democratische’ doeleinden. Enerzijds werd een officiële voorlopige regering gevormd met als doel de voortzetting van de oorlog. Anderzijds werden de sovjets in het begin overspoeld door mensjewieken en sociaal-revolutionairen. Deze laatsten, waarvan de meerderheid met de oorlog overgelopen was naar het kamp van de bourgeoisie, genoten bij het begin van de februarirevolutie van een immens vertrouwen onder de arbeiders. Ze kwamen vanzelf terecht in het Uitvoerend Comitee van de Sovjet. Vanuit die strategische positie probeerden ze op alle mogelijke manieren de sovjets te saboteren, ze te vernietigen. Van een situatie van ‘dubbele macht’ kwam men daardoor in een situatie van ‘dubbele onmacht’ terecht in mei en juni 1917 omdat het Uitvoerend Comitee van de sovjets als masker diende voor de bourgeoisie om haar doelen te realiseren, met in de eerste plaats het herstellen van de orde aan het front en in het achterland om de imperialistische slachting te kunnen voortzetten. De demagogen van mensjewieken en sociaal-democraten deden steeds opnieuw beloftes over vrede, over een oplossing voor het landbouwprobleem, over de invoering van de achturendag, enzovoort, zonder dat daar ooit iets van terechtkwam. Ook al waren de arbeiders, tenminste die in Petrograd, ervan overtuigd dat alleen de sovjetmacht hun aspiraties kon verwezenlijken, en al zagen ze dat geen rekening gehouden werd met hun wensen en eisen, dan geloofde men in de provinciesteden en onder de soldaten nog in de ‘verzoeners’, in degenen die opkwamen voor de zogezegde burgerlijke revolutie. Tenslotte was het Lenin die met zijn Aprilstellingen, twee maanden na het ontketenen van de beweging, zijn gedurfde platform onthulde om de partij van de bolsjewieken te herbewapenen, die ook al de neiging had om zich met de voorlopige regering te verzoenen. Zijn Stellingen maakten overduidelijk welke weg het proletariaat opging en formuleerden de perspectieven van de partij: “1. In onze houding tegenover de oorlog die (...) ook onder de nieuwe regering (...) onvoorwaardelijk een imperialistische oorlog blijft, zijn ook de geringste concessies aan de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ ontoelaatbaar.” “3. Generlei steun aan de Voorlopige Regering, het aan het licht brengen van heel de leugenachtigheid van al haar beloften... Ontmaskering van de Voorlopige Regering in plaats van de ontoelaatbare, tot illusies aanleiding gevende ‘eis’ dat deze regering, de regering van de kapitalisten, moet ophouden imperialistisch te zijn.” “5. Geen parlementaire republiek – van de Sovjets van arbeidersafgevaardigden daarheen terugkeren zou een stap achteruit betekenen – maar een republiek van Sovjets van arbeiders-, landarbeiders- en boerenafgevaardigden in het gehele land, van onder tot boven.” Gewapend met dit stevige kompas was de bolsjewistische partij bij machte concrete voorstellen te doen die beantwoordden aan de noden en mogelijkheden op elk moment van het revolutionair proces door het vooruitzicht van de machtsgreep in het vizier te houden, en door een werk van “bijzonder grondig, volhardend en geduldig” uitleggen” (Lenin). En in deze strijd van de massa’s om de controle over hun organisaties in handen te nemen tegen de sabotage door de bourgeoisie, werd het na verschillende politieke crises, in april, in juni en vooral in juli, mogelijk de Sovjets te vernieuwen, waarin de bolsjewieken tenslotte de meerderheid behaalden. De doorslaggevende activiteit van de bolsjewieken heeft dus als centrale krachtlijn de ontwikkeling van het klassenbewustzijn, met een vertrouwen in de capaciteit tot kritiek en analyse van de massa’s en een vertrouwen in hun vermogen tot vereniging en zelforganisatie. De bolsjewieken hebben de massa’s nooit willen onderwerpen aan een vooraf opgesteld ‘actieplan’ dat hen zou verheffen zoals men een leger leidt. “De voornaamste kracht van Lenin was daarin gelegen, dat hij de innerlijke logica van de beweging begreep en daarnaar zijn politiek richtte. Hij drong zijn plan niet aan de massa’s op. Hij hielp de massa’s hun eigen plan te zien en te verwezenlijken.” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, hoofdstuk ‘de reorganisatie van de partij’) Zo kwam het dat de bolsjewieken vanaf september in de vergaderingen van arbeiders en soldaten duidelijk de kwestie van de opstand stelden. “Tot de opstand werd om zo te zeggen besloten op een vastgestelde datum: 25 oktober. Daartoe werd niet besloten op een geheime vergadering, maar openlijk en publiekelijk, en de zegevierende revolutie had precies op die 25e oktober plaats...” (idem.) Ze veroorzaakte een enthousiasme zonder weerga bij de arbeiders van de gehele wereld en werd het ‘lichtbaken’ dat de toekomst van alle uitgebuiten verlichtte. Vandaag nog is de vernietiging van de politieke en economische macht van de heersende klasse een dwingende noodzaak om te overleven. De dictatuur van het proletariaat, georganiseerd in soevereine Raden blijft de enige realistische weg om de basis te leggen voor een nieuwe, waarachtig communistische maatschappij. Dat moeten de proletariërs zich herinneren in het licht van de ervaring van 1917.
SB
Sinds enkele weken hebben de media het startsein gegeven voor de verkiezingscampagne van 10 juni. Ze prenten ons in dat “De burger, zoals om de vier jaar, zal kunnen deelnemen aan het bepalen van de politiek van het land en zijn democratische vertegenwoordigers zal kunnen kiezen.” En ze tonen ons ook wat er op het spel staat bij deze verkiezingen: Zullen Verhofstadt en zijn ‘ethisch-progressieve’ coalitie de meerderheid behouden of zullen de christen-democraten en hun ‘moreel reveil’ een nieuwe meerderheid behalen? Zal de toekomstige eerste minister de liberaal Verhofstadt zijn, de christen-democraat Leterme of de socialist Di Rupo? Komt er een nieuwe ronde van gemeenschapsonderhandelingen om de bevoegdheden te regionaliseren of eerder een zekere ‘her-federalisering’ van bepaalde financiële middelen? Ze stellen ons ook de wedijverende programma’s voor: terwijl de liberalen meer de individuele vrijheden willen om het land beter te integreren in de gemondialiseerde maatschappij, dan beweren de christen-democraten anderzijds dat zij de staat beheren als ‘een goede familievader’ met behoud van ‘een zorgzame samenleving’ die zich bekommert om de ‘allerarmsten’. De socialisten van hun kant roepen op tot een verbond van progressieven en groenen om een ‘sociaal rechtschapen en milieuvriendelijke maatschappij op te bouwen’. Maar op socio-economisch vlak zijn alle partijen het eens over het wezenlijke, zelfs al spelen ze in op enkele verschillen omtrent de aanvullende maatregelen: de groei van de nationale economie gaat de goede richting uit en alles moet in het werk gesteld worden ‘om de competitiviteit ten koste van alles te handhaven’ tegenover de concurrenten op de internationale markt waar de wedijver wreed is. Zijn zij trouwens niet allen betrokken bij het uitvoeren van deze politiek op de verschillende machtsniveaus? De liberalen leiden de federale regering, de christen-democraten de Vlaamse regering, de socialisten de Waalse deelregering en het Brussels gewest.
En juist op het sociaal vlak is er één vraagstuk dat totaal ontbreekt in het verkiezingsdebat, namelijk dat van de arbeids- en levensomstandigheden van de bevolking in het algemeen en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Weggeveegd de crisis, de ontslagen, de loonsdalingen, de flexibiliteit, de stress, een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld, jongeren die doorslaan… Deze stilte hoeft ons niet te verbazen want op het vlak van de aanvallen tegen de arbeidersklasse, zijn alle partijen het roerend eens en hun ministers zitten tot over de oren verwikkeld in de getroffen maatregelen.
Achter de verkiezingsheisa schuilt de heilige eenheid om de arbeidersklasse aan te vallen
Denken wij even terug aan de hoofdlijnen van het offensief van de bourgeoisie zoals geformuleerd tijdens de conferenties voor tewerkstelling van september 2003 (cf. Internationalisme, nr. 300, 15.11.03), die het geheel van de patronale, syndicale en politieke krachten bijeenbracht. Ze hadden vijf werkterreinen vooropgesteld voor de aanvallen op de loontrekkenden: daling van de bedrijfslasten, loonmatiging, vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid, verlenging van de werkweek en loopbaanverlenging en tenslotte de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Tegenover het misleidende gepraat van de partijen is het niet nutteloos om de vernietigende gevolgen van deze voorbedachte politiek even in herinnering te roepen:
- Daling van de bedrijfslasten:
Belastingwijzigingen voor de bedrijven, het versoepelen van ontslagprocedures en vooral maatregelen die de flexibiliteit doen toenemen volgden elkaar op. Het patronaat heeft berekend dat de toegekende matige loonstijgingen de laatste jaren ruimschoots gecompenseerd worden door een duizelingwekkende productiviteitsstijging, dank zij de toename van de flexibiliteit, mogelijk gemaakt door een verdubbeling van de maximaal toegestane arbeidstijd (in 2006 ging het aantal arbeidsuren per jaar boven de officiële arbeidstijd van 65 naar 130 arbeidsuren, ofwel een gemiddelde van twee uur per week), en een sterkere lastendaling voor de werkgevers, toegekend door de regering. In 2003 stond België op de tweede plaats op de wereldranglijst van de productiviteit per gewerkt uur en in 2006 staat het nog altijd in de top-3 (na Luxemburg en Noorwegen) (The Conference Board, in De Morgen, 27.01.07). De Belgische arbeider produceert per uur 12% meer waarde dan in de USA, wat veel zegt over het ritme en de flexibiliteit van de arbeid, die volgens de bourgeoisie nochtans moeten worden verbeterd.
- Loonmatiging:
Sinds minstens tien jaar kunnen de lonen de prijzenindex met moeite te volgen en dikwijls, zoals in 2005, is er een ‘officiële’ daling van de koopkracht, net als trouwens in andere landen van Europa en in de Verenigde Staten (De Morgen, 05.06.06). In elk geval is de ‘automatische loonindexering’ zelf een mythe in de mate dat er met de index geknoeid is (petroleumproducten en producten ‘schadelijk voor de gezondheid’ zijn er uitgehaald). Bovendien heeft de bourgeoisie sinds 1990 een ‘loonnorm’ ingevoerd om de index te ‘matigen’ door te bepalen dat de voorziene loonstijgingen niet hoger mogen zijn dan het gemiddelde toegekend in Duitsland, Nederland en Frankrijk. Voor 2007-2008 is die vastgelegd op 0,5% onder die welke voorzien zijn in deze landen. Men hoeft er dus niet verbaasd over te zijn dat de koopkracht van de Belgische arbeider de laagste is van alle industrielanden van Europa, bijvoorbeeld 25% minder dan in Nederland (cijfers van de Federatie van Europese Werkgevers, De Morgen, 05.06.06).
- Vermindering van de kosten verbonden aan de werkloosheid:
Onder de mom van de veel te hoge werkloosheidsgraad in verhouding tot de werkaanbiedingen (cf. De Nationale Bank onderstreept dat de werkloosheidsgraad van 8% te hoog blijft in verhouding tot de economische groei terwijl de bedrijven geen kandidaten vinden (De Morgen, 15.02.07), pleiten regering en patronaat met steeds harder voor het verminderen van de werkloosheidsuitkeringen en voor het beperken van de duur ervan. Zo heeft de Vlaamse socialistische minister voor tewerkstelling, F. Vandenbroucke een systematische politiek gevoerd van het individueel volgen van jonge werklozen om hen onder druk te zetten en te sanctioneren als ze niet ‘proactief zijn op de arbeidsmarkt’. Bovendien pleit hij voor hogere werkloosheidsvergoedingen… maar van beperkte duur om de druk op te voeren want de ‘werkaanbiedingen kunnen niet meer worden ingevuld.’
- Verlenging van de werkweek en loopbaanverlenging:
Tegenover een tewerkstellingsgraad van 60,9%, één van de laagste van Europa, heeft het ‘generatiepact’, aangenomen in 2005, de loopbaanbeëindiging vastgelegd op 65 jaar (in afwachting van de 67 jaar zoals in Duitsland?) en iedere kans op vervroegd pensioen vóór 60 jaar drastisch ingeperkt.
- Alternatieve financiering van de sociale zekerheid:
Sedert meer dan tien jaar zijn de sociale minima geblokkeerd of door de opeenvolgende regeringen karig opgetrokken: “Onze sociale zekerheid wordt ernstig bedreigd” erkennen zelfs de geleerde sociologen van het Centrum voor Sociale Studies van de Universiteit van Antwerpen (De Morgen, 26.02.07). De pensioenen en sociale uitkeringen, vooral de minimum-uitkeringen van het OCMW, zijn in België lager dan elders (in vergelijking met de toegekende uitkeringen in Nederland en Frankrijk) en ze liggen dikwijls onder de Europese armoedegrens (De Standaard, 07.02.06). 15% van de Belgen leeft onder de armoedegrens (27% in Brussel) en in de arbeiderswijken van de grote steden zoals Charleroi, Luik, Brussel, Antwerpen of Gent, benadert de werkloosheid 30% of overstijgt die: 14,3% van de Belgische volwassenen en 13,5% van de jongeren leven in een gezin waarin helemaal niemand werk heeft (De Standaard, 20.02.07).
Kortom, de werkenden zagen hun koopkracht dalen, betalen meer belastingen (directe, of indirecte ‘voor het milieu’) op hun loon en krijgen een steeds hoger ritme opgelegd in het kader van de opgedreven flexibiliteit. Dit houdt bovendien een feitelijke verhoging van de gemiddelde arbeidstijd in, door de bepalingen voor de lengte van de arbeidsdag te vervangen door bepalingen over de arbeidsmaand. Daar bovenop zijn de ontslagregelingen versoepeld en de werkloosheidsuitkeringen, net als de sociale uitkeringen en de pensioenen, verlaagd. En dit in een land waar de kwaliteit van de lucht en het water en meer in het algemeen de toestand van het leefmilieu catastrofaal is: “De druk op de waterlopen en de grondstoffen ligt bij de hoogste van alle OESO-landen” (Rapport van de OESO, aangehaald in De Morgen, 26.09.06). Bijgevolg is ook de druk op hun fysieke en mentale gezondheid enorm. In Vlaanderen is het peil van de stress gestegen van een waarde van 15 op de stressindex in 2000 tot het peil van 19 vandaag, ofwel een stijging van meer dan 25%.
Wie denkt dat het daarmee gedaan is begrijpt nog steeds weinig van het helse raderwerk van de opgedreven concurrentie op de verzadigde wereldmarkt waarin de bourgeoisie gevangen zit. Die drijft haar tot het steeds harder aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse: ondanks een uitzonderlijk productiviteitspeil, zijn het banenverlies en de ontslagen in België verveelvoudigd: tienduizenden arbeidsplaatsen zijn in de laatste jaren verdwenen tot bij de meest prestigieuze bedrijven: Philips, Siemens, Ford, Opel, ARCELOR, Bayer, Belgacom, De Post en de NMBS. VW-Vorst is daarvan het laatste karikaturale voorbeeld. Hoewel het bedrijf sterk presteerde, heeft de zelfmoordkoers van de productiviteit geleid tot het ontslag van meer dan de helft van de arbeiders met inbegrip van een productiviteitsstijging van 20% voor diegenen die blijven met het opleggen van de 38-urenweek terwijl zij slechts betaald worden voor 35 uur en een deel van de lonen en variabele premies afhankelijk te maken van de bedrijfsresultaten.
De verkiezingen dienen de belangen van de bourgeoisie
Dit systematisch offensief tegen de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse – die men trouwens overal aantreft in het geheel van de industrielanden (cf. het soberheidsplan van de ‘grote coalitie CDU-SPD in Duitsland) – is, niet te vergeten, het product van een meer bewuste en systematische politiek waaraan het merendeel van de politieke krachten hebben meegewerkt op beleidsniveau of elders. Ook al heerst er eenstemmigheid onder het geheel van de politieke partijen, toch moeten zij - ter behoud van enige geloofwaardigheid en vooral om aan de aanvallen een aureool van billijkheid te geven - deze onderdompelen in een dikke mist van ideologisch bedrog. De verkiezingen en de democratische tamtam dienen juist om dit te verwezenlijken.
De heisa rond de verkiezingen bestaat er uit om de arbeiders ervan te overtuigen dat stemmen het belangrijkste wapen is van de arbeidersklasse ter verdediging van haar belangen, en vooral dat men moet stemmen voor het ‘verbeteren’, ‘veranderen’, het opbouwen van een ‘rechtvaardigere’ maatschappij. Het is er fundamenteel op gericht om ze op te sluiten in de valse keuze van het democratische bedrog: een beetje minder directe belastingen of een beetje meer indirecte in naam van het leefmilieu en van de mobiliteit; het stimuleren van de individuele verantwoordelijkheid of eerder het versterken van collectieve beperkingen op het vlak van de ‘sociale zekerheid’; het begunstigen van de vrije concurrentie of het opleggen van sociale verplichtingen voor de arbeidsmarkt. Het ‘debat’ draait altijd rond het aanpassen van de ‘rationaliserings’-maatregelen, onder de vorm van ‘onvermijdelijke’ offers, nooit over het beginsel of de logica die daaraan ten grondslag ligt. De verkiezingscampagne maakt deel uit van een veel breder manoeuvre die er op gericht is om de arbeidersklasse er van te overtuigen dat zij zich moet inzetten in de burgerparticipatie en voor de verdediging van de democratische instellingen. En dit brengt het billijken van de soberheidspolitiek met zich mee ‘uit burgersolidariteit’. Via deze weg gaat het er in feite om de ‘democratisch vastgestelde’ offers op te leggen en de aandacht van de werkenden af te leiden van de werkelijke redenen voor de herstructureringsmaatregelen en de soberheid: de spiraal zonder uitweg van rationalisaties ter verhoging van de rentabiliteit waarin het kapitalistische systeem in verval is terechtgekomen.
Als de verkiezingscampagnes voor de bourgeoisie een kostbaar ideologisch instrument zijn geworden van het democratisch bedrog, dan zijn ze momenteel voor de arbeidersklasse lokaas. Ze laten immers het idee binnensijpelen dat de arbeider ‘als burger’ de politiek van de bourgeoisie kan beïnvloeden, zelfs bepalen. De verkiezingen zijn voor de arbeidersklasse een valstrik, waarmee de illusie in stand wordt gehouden dat men via een stem als individuele ‘burger’ in het stemhokje invloed zou kunnen uitoefenen op de politiek van de bourgeoisie, en die zelfs radicaal zou kunnen ombuigen. In het kapitalisme in verval is het de burgerlijke staat die de politieke koers uitwerkt om op de beste manier de nationale belangen te verdedigen in de strijd om de markten op internationaal vlak. De verschillende parlementaire fracties zijn niets anders dan uitingen van deze politiek. De (betrekkelijke) waaier van hun programma’s, slogans en kleuren en de organisatie van verkiezingen en van verkiezingscampagnes dienen slechts om de ‘democratische illusie’ in stand te houden. Ze dienen om de ‘burger’ de indruk te geven, en vooral aan de loontrekkende werkenden, dat zij om de vier jaar werkelijk de politiek van hun ‘vaderland’ kunnen bepalen zowel als de politici die deze moeten uitvoeren. In werkelijkheid sluiten zij, net zoals het stemhokje met de kiezer doet, de arbeider op als een burger in een absurde, helse zelfmoordspiraal van moordende concurrentie die het in het nauw gebrachte kapitalistische systeem aan de wereld oplegt.
De arbeidersklasse kan het zich niet de minste zinsbegoocheling veroorloven over de mogelijkheid van lotsverbetering via de stembus, noch door vertrouwen te schenken aan diegenen die beweren de rijkdommen anders te zullen verdelen. Het is net het tegenovergestelde. Daarmee kan zij slechts dieper wegzinken in een steeds ondraaglijker ellende. In feite heeft de arbeidersklasse niets te zoeken op het verkiezingsterrein. Het is doorgestoken kaart: de verkiezingen dienen alleen maar één klasse, die van de uitbuiters. Men hoeft zich daar geen enkele illusie over te maken. Dit uitbuitingssysteem kan niet hervormd worden. Het moet worden vernietigd. Enkel de ontwikkeling van haar strijd voor het omverwerpen van dit systeem op wereldschaal kan het mogelijk maken dat er zich voor haar een ander perspectief ontvouwt .
Jos / 27.02.07
De klinkende verkiezingsoverwinning van Chavez, die bij de verkiezingen van 3 december 2006 63% van de geldige stemmen kreeg tegenover 37% voor de oppositiekandidaat, versterkt en wettigt niet alleen de macht van de chavistische sector van de bourgeoisie, maar betekent ook een overwinning voor de gehele Venezolaanse bourgeoisie. Eens te meer heeft de confrontatie tussen fracties van de bourgeoisie, die de politieke scène beheerst sinds Chavez in 1999 aan de macht kwam, de bevolking in haar ban kunnen houden en haar ertoe gebracht massaal aan de verkiezingsstrijd deel te nemen: volgens cijfers van de Nationale Verkiezingsraad (CNE) lag de massa niet-stemmers van 25% ver onder het gemiddelde van rond de 40%.
Door opnieuw delen van de oppositie aan het verkiezingstoneel deel te laten nemen (die zich afzijdig hielden van de parlementsverkiezingen van 2005) is de bourgeoisie erin geslaagd het bedrog van democratie en verkiezingen nieuw leven in te blazen. Maar de belangrijkste steun aan dit streven kwam van het chavisme zelf dat de strijd op de spits dreef door de oppositiekandidaat ervoor uit te maken de kandidaat van de ‘duivel Bush’ te zijn, en dat als hij zou winnen dit het bestaan van de ‘missies’ (waarmee de regering haar beleid van ‘politieke rechtvaardigheid’ ten uitvoer brengt) en de verworvenheden van de ‘revolutie’ in gevaar zou brengen. Op die manier worden het proletariaat en de massa’s van sociaal uitgeslotenen opnieuw in de tang genomen. Door de tegenstellingen tussen burgerlijke frakties op de spits te drijven wordt ervoor gezorgd dat ze hun hoop richten op een deel van de bourgeoisie die handig gebruik maakt van een links-populistische politiek gericht op de armste lagen van de maatschappij door gebruik te maken van de hoge olie-inkomsten. Dat beleid bestaat uit niets anders dan het beheer van de schaarste en de bestaansonzekerheid door aan te sturen op een ‘gelijkheid’ die het geheel van de maatschappij op het laagste niveau gelijkschakelt, de middenlagen verarmt maakt en ook de arbeiders en uitgeslotenen nóg armer maakt. Dat is het recept van het ‘socialisme van de 21e eeuw’ dat het chavisme exporteert naar Bolivia, Ecuador en Nicaragua en dat dient als stokpaardje om zich te versterken in de geopolitieke situatie van de regio.
Het ‘radicale’ anti-Amerikanisme van Chavez (dat door de anti-globalistische bewegingen zo hard wordt toegejuicht), de steun aan andere ultralinkse regeringen zoals die van Bolivia, Ecuador en Nicaragua, alsook de ‘hulp’ aan andere landen uit de regio via een daling van de oliefactuur voor die landen, gebruikt de olie om de regio te beheersen, ten koste van de belangen van de Amerikaanse bourgeoisie die Latijns-Amerika altijd als haar privé-achtertuin heeft beschouwd.
Wat steekt er achter de ‘massale volkssteun’ voor Chavez?
De chavistische sector van de bourgeoisie, geleid door enkele militaire en burgerlijke sectoren van links en ultra-links, heeft als sociale basis de steun van de uitgebuite massa’s, voornamelijk de sociaal uitgesloten massa’s, de massa’s waaraan ze de illusie verkochten dat ze uit hun situatie van armoede zouden kunnen geraken in... 2021!!
Het ‘grote inzicht’ van dit deel van de bourgeoisie bestond eruit zichzelf voor te stellen als van volkse komaf en als naast de armen staand. Dit bestaan als ‘arme’ dient om zich als slachtoffer voor te doen van de ‘burgerlijke slagen onder de gordel’, vooral van de kant het Amerikaans imperialisme, dat als dreiging van buiten wordt gebruikt en dat ‘de revolutie’ ervan zou weerhouden ‘de armoede uit te bannen’.
De regering Chavez heeft halverwege het jaar 2003 de ‘sociale uitgaven’ in een andere richting gestuurd met de oprichting van de zogenaamde ‘missies’, sociale plannen. Daarmee deelt de staat kruimels uit aan de bevolking, met twee belangrijke doelen: het bewaren van de sociale vrede en het versterken van de controle over de verarmde massa’s om zo de actie tegen te werken van de delen van de bourgeoisie die al meerdere pogingen deden om Chavez de macht te ontnemen. Deze ‘sociale uitgaven’ gingen samen met een ongeziene ideologische manipulatie die eruit bestond het staatskapitalistisch beleid van het chavisme voor te stellen als dat van een welwillende staat die de rijkdom op ‘rechtvaardige’ wijze verdeeld. Zo wordt bij de verpauperde massa’s de illusie gewekt dat de staat over onuitputtelijke middelen beschikt, dat de kraan van de oliedollars alleen maar hoeft te worden opengedraaid en dat de frakties van de bourgeoisie er daadwerkelijk belang bij hebben de problemen aan te pakken en op te lossen.
Om de presidentsverkiezingen te winnen (waarin het 7 miljoen stemmen behaalde, terwijl het doel 10 miljoen was, op een kiesgerechtigde bevolking van 16 miljoen), heeft het chavisme, zoals eerdere regeringen ook deden in verkiezingsjaren, het overgrote deel van zijn staatsuitgaven in het jaar 2006 gedaan. In de eerste maanden werd de invoer van voedingswaren opgevoerd die vervolgens tegen gesubsidieerde bedragen werden verkocht; door allerlei werken op te starten waarvan sommigen niet werden uitgevoerd, door vaste arbeiders in mei en september een verhoging van het minimumloon te geven; door de uitkeringen van ouderdomspensioenen te versnellen; door achterstallige schulden aan arbeiders uit te betalen, door te onderhandelen over aflopende collectieve arbeidsovereenkomsten, en ga zo maar door. Tenslotte ontvingen ambtenaren, gepensioneerden en leden van de ‘missies’ enkele dagen voor de verkiezingen eenmalige premies. De regering organiseerde dat ‘groot festijn’ met het ‘zwarte goud’, de olie, om bij de bevolking een illusie van welvaart op te wekken. Die uitgaven, bovenop die van een ongekende toename van de invoer, de aankoop van wapens, ‘hulp’ aan andere landen, enzovoort, zijn er verantwoordelijk voor dat de staatsuitgaven in 2006 met 58% stegen ten opzichte van 2005, wat neerkomt op 35% van het Bruto Intern Product. Een tijdbom die vroeg of laat gevolgen zal hebben op het vlak van de economische crisis.
De ‘sociale verworvenheden’ van het chavisme maken de verpaupering nog erger
Volgens de propaganda die het chavisme in binnen- en buitenland verspreidt (met de hulp en goede raad van linkse leiders en intellectuelen, daarbij vooraanstaande leiders van de andersglobalistische beweging waaronder François Ramonet een belangrijke plaats inneemt) stevent Venezuela af op het uitbannen van de armoede tegen 2021.
De werkelijkheid die achter de verstikkende publiciteit van de chavistische regering schuilgaat is heel anders. Het volstaat een bezoek te brengen aan de armenwijken van het uiterste oosten (Tetare) of westen (Catia) van de hoofdstad Caracas, of zelfs het centrum van de stad, om de tastbare ellende te zien die achter dat rookgordijn wordt verborgen: ontelbare behoeftigen, meestal jongeren, leven en slapen op straat, onder de bruggen en langs de rivier de Guaire (een open riool waarin het afvalwater van de stad wordt geloosd). Straten en pleinen liggen vol vuil dat ratten aantrekt en ziekten verspreidt. Tienduizenden rondtrekkende straatventers (‘buhoneros’) die wat basisvoedingsmiddelen verkopen, doen de rangen van de zogenaamde informele economie aanzwellen. De omvang van de criminaliteit heeft Caracas tot één van de gevaarlijkste steden van de regio gemaakt terwijl Venezuela als geheel hard op weg is om het land met de grootste criminaliteit van het continent te worden, waarbij het Colombia onttroont dat een tijdlang in dat klassement bovenaan stond. Op nationaal vlak neemt het aantal gevallen van malaria en gewrichtsontstekingen toe terwijl de sterfte van kinderen en moeders groeit. Dat beperkt zich niet tot Caracas, maar geldt voor alle grote steden en verovert stilaan de middelgrote en kleinere steden. Hoewel de regering maatregelen heeft genomen om al die ellende te verbergen, of haar toeschrijft aan ingrepen van de oppositie of van het Amerikaans imperialisme, kunnen de bewijzen van de verarming niet worden weggemoffeld.
Met hemeltergende schijnheiligheid bekritiseren de sectoren van de oppositie die uitingen van armoede om zichzelf voor te stellen als de betere keuze ter ‘verdediging van de armen’, terwijl hun ware bedoeling er natuurlijk uit bestaat de controle over het staatsapparaat weer in handen te krijgen. De regeringspropaganda bericht op zijn beurt niet over de situatie of bagatelliseert die, wat trouwens niet eigen is aan de Venezolaanse steden, maar een gemeenschappelijke noemer met steden in andere landen aan de periferie.
Naast deze zichtbare uitdrukkingen van armoede zijn er ook minder opvallende tekenen van verarming van de proletarische massa’s: via de door de staat aangemoedigde coöperaties werd de losse tewerkstelling geïnstitutionaliseerd omdat de arbeiders van de coöperaties minder verdienen dan de vaste arbeiders en ze, volgens de verklaringen van vakbonden en de coöperaties zélf, niet eens het officiële minimumloon verdienen. De discussie over de collectieve arbeidsovereenkomsten, vooral die voor de ambtenaren, heeft grote vertraging opgelopen. De loonsverhogingen worden toegekend via decreten en in de grote meerderheid door losse premies die geen invloed hebben op de sociale verzekering en die, als ze al uitbetaald worden, dan is het met grote vertraging. Door de ‘missies’ en andere regeringsplannen worden naast de officiële nieuwe dienstverleningsorganen geschapen in de sectoren als gezondheidszorg en onderwijs, en die worden gebruikt om de vaste arbeiders onder druk te zetten en hun arbeidsvoorwaarden aan te tasten. Zoals we kunnen zien zijn bestaansonzekerheid en flexibiliteit van het werk en de aanvallen op de lonen van de arbeiders, kenmerkend voor ‘ongetemde’ kapitalisme, onvermijdelijk voor elke bourgeoisie, de chavistische, die zich zo ‘anti-neo-liberaal’ voordoet, daarbij inbegrepen.
De loonafhankelijken en uitgesloten massa’s betalen de prijs van de groeiende staatsuitgaven. De ‘nieuwe’ chavistische bourgeoisie probeert die te compenseren door een opgedreven inflatie, die de laatste drie maanden de hoogste van heel Latijns-Amerika was (2004: 19,2%; 2005: 14,4%; 2006: 17%, volgens de officiële cijfers). Die toename, die fundamenteel veroorzaakt wordt door de economische staatspolitiek, heeft de levensvoorwaarden van het geheel van de bevolking ondergraven, vooral van de massa’s armen die 70% van hun inkomsten uitgeven voor voedsel. Volgend de cijfers van de Venezolaanse Centrale Bank bedroegen de gezamenlijke prijsverhogingen in de gemelde periode daarvoor 152% (26% in 2006). De schattingen voor 2007 zijn geenszins rooskleuriger, want men verwacht een inflatie boven de 20%; die van januari 2007 alleen al bedroeg 2%, de hoogste van de regio.
Door de verkiezingsoverwinning krijgt het chavisme groen licht om zijn aanvallen op de arbeiders voor te zetten
Enkele dagen na de verkiezingen versnelde de regering een geheel van maatregelen om haar doelstelling van ‘socialisme van de 21e eeuw’ te versterken, met het argument dat ‘het volk’ bij de verkiezingen zijn steun aan die doelstelling had verleend.
Om te beginnen toonde regering haar spierballen aan de vijandige sectoren van de bourgeoisie, zowel van het nationaal kapitaal als op internationaal vlak, door een aantal nationalisatiemaatregelen aan te kondigen in verschillende economische sectoren (Zoals telecommunicatie, audiovisuele middelen en energie), een meerderheidsaandeel te nemen in de olie-ontginning die tot dan toe in handen was van multinationals, en een vergroting van de belastingdruk. Die maatregelen tonen het hoofddoel van de chavistische bourgeoisie: het verwerven van een directer controle over de nationale economie apparaat door radicaal staatskapitalistische maatregelen.
De bourgeoisie weet dat de crisis, als gevolg van de excessieve staatsuitgaven die bij het politieke model van het chavisme horen, vroeg of laat zal uitbreken. Daarom voorzien de zogenaamde ‘motoren van de bolivariaanse revolutie’ in maatregelen voor groter politieke en sociale controle over de arbeiders en de bevolking in het algemeen via de zogenaamde ‘Volksmacht’ en de Gemeenteraden.
Terwijl ze de versterking aankondigde van deze sociale controle-organen begon de regering het nieuwe jaar ook met het nemen of aankondigen van maatregelen tegen de levensvoorwaarden van de arbeiders en de bevolking:
– controle- en repressiemaatregelen tegen de straatventers in de hoofdstad en daarna in het gehele land;
– aankondiging van een verhoging van de benzineprijs, die vroeger of later in werking zal treden;
– de ‘missies’ worden gedeeltelijk aan hun lot overgelaten (bijvoorbeeld die van voedseldistributie en gezondheidszorg), wat leidde tot het sluiten van meerdere instellingen en het wegvallen van de bevoorrading van bepaalde basisproducten met door de staat vastgestelde prijzen. De regering heeft heel slim delen van het privé-kapitaal ervan beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor deze situatie, terwijl die voortvloeit uit maatregelen van de regering;
– er is een strijd aangekondigd tegen de bureaucratie en de corruptie. In dat kader heeft Chavez geëist dat de hoge lonen van top-bureaucraten van de staat verlaagd worden (die in sommige gevallen het vijftigvoudige bedragen van een officieel minimumloon). Het gaat om een afleidingsmanoeuvre, want het chavisme kocht zelf de trouw van de top-bureaucraten van staat en leger door hen met lonen tot multimiljonairs te maken en door hen een beheer van de staatsmiddelen mogelijk te maken waarover geen ophef wordt gemaakt. Het ware doelwit van deze maatregel bestaat enkel uit het aanpakken van de kleine bureaucraten, dat wil zeggen door de banen van het kantoorpersoneel in overheidsdienst op de tocht te zetten (zoals door hen te verplichten coöperatieven te vormen) en zelfs door ze te ontslaan.
De regering, gesterkt door haar grote populariteit, is bezig volop haar ware gelaat als burgerlijke regering te tonen. Nadat ze de arbeiders en de uitgebuite lagen in de verkiezingen heeft gebruikt, kondigt ze nu maatregelen van soberheid en repressie aan.
In die omstandigheden hebben de arbeiders in Venezuela, net als in de rest van de wereld, geen ander uitweg dan hun strijd te ontwikkelen tegen de onophoudelijke aanvallen van het kapitaal. We weten dat die strijd niet gemakkelijk zal zijn, deels ook door de verwarring die de chavistische ideologie heeft gezaaid en waardoor ieder begrip van socialisme verzwakt en gemanipuleerd is, dat wil zeggen het te bovenkomen van het rijk van de bestaansonzekerheid door de revolutionaire strijd van het proletariaat.
IKS / 18.02.2007
“Het inschrijvingsgeld van de cursussen voor volwassenen in Vlaanderen wordt sterk verhoogd vanaf september 2007 en dat geldt ook voor de cursus Nederlands voor allochtonen die hier wonen. Daartegen is er vandaag donderdag 11.01.07 een betoging geweest bij de Vlaams Ministerie van Onderwijs, in Brussel, waar leraars en cursisten een actie gevoerd hebben […]. Graag jullie commentaren en eventueel steun. Dat gaat niet alleen over Nederlands te kunnen leren, maar ook over andere cursussen voor volwassenen. T & G.”
We willen graag ingaan op deze oproep en op verdere reacties hierover van verschillende lezers en contacten omdat ze kenmerkend zijn voor de onrust die deze nieuwe bezuinigingsmaatregel van Vlaamse minister van Onderwijs, de ‘socialist’ Vandenbroucke zaait. Deze reacties zijn ook kenmerkend voor de dynamiek en de vele vragen die door de acties worden opgeroepen. Wie is er getroffen? Hoe reageren? Samen de straat op gaan? De lessen onderbreken? Hoe oproepen tot solidariteit? De vele vragen die de actievoerders zich stellen over de weg die moet afgelegd worden om een werkelijke krachtsverhouding op te bouwen zijn inderdaad een essentieel onderdeel voor een succesvol verzet.
Een nieuwe aanval die de arbeidersklasse viseert
“Om te vermijden dat cursisten van de ene ‘huis- tuin en keukencursus’ naar de andere shoppen, stelt de minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke (SP.A), voor om het inschrijvingsgeld te verhogen.” (De Standaard, 14.02.2007). Concreet gezien komt het er op neer het inschrijfgeld per lesuur op te trekken naar 1 Euro, wat in de praktijk neerkomt op een verdrie- of verviervoudiging van de kosten (per cursus dikwijls een stijging van 100 naar 300 EUR) ! Maar zegt Vandenbroucke: “Nu fladderen te veel volwassenen van, pakweg, een cursus bloemschikken naar een cursus Italiaans en terug. Deze hobbycursisten bevolken het volwassenenonderwijs, maar in de lessen zitten evengoed volwassenen die de opleiding hard nodig hebben. Door een financiële drempel op te werpen, moeten vooral nog de gemotiveerde volwassenen overblijven. ” (De Standaard, 14.02.2007). Daar zullen die ‘volwassenen die de opleiding hard nodig hebben’ zeer tevreden mee zijn (sic)! Dit is de zoveelste nieuwe regelrechte aanval op de leefomstandigheden van de werkende bevolking. Deze keer via het Volwassenonderwijs. Het zal een deel van de werkende klasse belemmeren om zich verder te scholen of om te scholen en om alzo zelf te proberen hun jobkansen en levenskwaliteit te verbeteren. Voor de allochtonen zal nog een groter bedrag afgeroomd worden van hun (over)leefloon en wordt het hen nog moeilijker gemaakt om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. En dan zwijgen we nog over de druk die uitgeoefend wordt met betrekking tot de aanwezigheden van de cursisten (die soms afwezig zijn omdat ze moeten werken in jobs met zeer flexibele en moeilijke uurroosters). Sommige overheidsinstanties gaan zover om van de scholen te eisen dat ze voor hen gaan klikken over wie wel of niet aanwezig is.
Dit staat in schril contrast met de veel gehanteerde slogan en beloften over de waarborg op ‘levenslang leren’ of op een ‘sociaal onderwijsbeleid’ van dezelfde ‘socialistische’ minister die hij al heel de legislatuur verkondigt en die zo breed worden uitgesmeerd in de media. Ook in Frankrijk probeerde men de CPE aanvankelijk te verkopen als een “sociale maatregel om jongeren aan werk te helpen”, ook bij VW worden de massale afdankingen en loonsverlaging verkocht “om de toekomst veilig te stellen”. Eens te meer wordt een bezuinigings- of rationalisatiemaatregel verkocht als een ‘sociale’ beslissing die de ‘toekomst moet waarborge’! De zoveelste les dus dat we van welke regering ook, met of zonder socialistische ministers, niets anders kunnen verwachten dan maatregelen die de overlevingskansen van het kapitalistisch uitbuitingssysteem moeten verhogen. Minder productiekosten, minder indirect loon, minder sociale uitgaven, duurder onderwijs, duurder cultureel en sociaal aanbod, hogere bijdrage voor gezondheid.
Maar men zou kunnen denken dat de minister misschien met de besparingsmaatregel de lonen van de leerkrachten wil verdubbelen? Wel integendeel: in heel Vlaanderen wil Vandenbroucke de vormingscentra per regio samenvoegen, rationaliseren dus, ‘vraag en aanbod beter afstemmen op elkaar’ wordt dit in vakjargon genoemd. Dit wil zeggen met minder personeel en minder logistieke ondersteuning en een betere ‘benuttigingsgraad’ van de geïnvesteerde middelen de boel doen draaien. Deze situatie roept juist, op zijn zachtst gezegd, veel vragen en onrust op bij het personeel: hoeveel jobs gaan hier sneuvelen en volgens welke criteria? Bovendien zouden de directies ‘goede’ leerkrachten mogen ‘belonen’ in de zin van: de ene geeft 15 uur en de andere 25 uur, voor hetzelfde loon. Leve de willekeur en het favoritisme dus! Een meesterzet van verdeel en heers.
Solidariteit opbouwen
Zowel leerkrachten, logistiek personeel als de cursisten lieten zich niet in slaap wiegen omdat ze zich bewust waren dat dit een georkestreerde bezuinigingsmaatregel is die aan de ribben zal blijven plakken van veel arbeidersgezinnen: meer dan 200.000 cursisten en enkele duizenden personeelsleden. De actie van 11 januari door leerkrachten en cursisten waarvan boven sprake was immers een eerste spontane reactie van leerkrachten en cursisten samen. Een zoektocht waarin de ordewoorden van vakbonden en directies niet werden afgewacht. In de voorbije maanden volgden in die zin verschillende acties verspreid over heel Vlaanderen terwijl de vakbonden ‘in alle stilte’ aan het onderhandelen waren. (zie ondermeer:www.neeaanleuro.be [63] en www.platformvolwassenenon [64]derwijs.be). Vakbonden en inrichtende machten en centra reageerden prompt door eigen ‘acties’ te lanceren via het ‘platform volwassenenonderwijs’ en op te roepen om de lessen gedurende twee dagen tien minuten te onderbreken. Wat een uitzichtloos perspectief! Hun eisenbundel bulkt bovendien uit van visies die de ene categorie tegen de andere uitspeelt en ‘constructief ingaat’ op tal van deelaspecten van het plan van de minister. Geen illusies! Om zo'n maatregel tegen te houden zullen wij moeten rekenen op de solidariteit binnen de arbeidersklasse en die ook actief gaan zoeken. Wij mogen niet geïsoleerd blijven. En daar rekenen de beleidsmakers en hun lakeien de vakbonden op. Dan kunnen zij, ieder in zijn eigen rol, de maatregel er door rammen. Wij hebben gezien hoe de arbeiders bij VW gemanipuleerd werden (zie elders in deze krant) om tot slot (en dank zij de vakbonden) afdankingen en loonsdaling door de strot geduwd te krijgen, “in naam van het gezond verstand”. Dat is wat de actievoerders willen vermijden. Maar hoe, want dat is de vraag die overal in de gesprekken die we voerden naar voor springt. Zoals de gebeurtenissen bij VW andermaal lieten zien, moeten wij onze inspanningen richten op het actief zoeken van solidariteit en daardoor naar een uitbreiding van onze strijd en het opentrekken naar gemeenschappelijke eisen. Daarvoor zullen we zelf de organisatie van de strijd in eigen handen moeten houden door tot algemene vergaderingen van de betrokkenen op te roepen en de inzet te verbreden.
Alleen door een krachtsverhouding op te bouwen tegenover de bourgeoisie kunnen wij haar besparingswoede en alle ellende van dien tijdelijk doen terugwijken. Want zij kent geen ander beginsel dan productiviteit, kostenbesparing en nastreven van winst en daarvoor moet alles wijken. De strijd van de arbeidersklasse echter kan maar leven via de solidariteit en draagt in zich de kiemen van een maatschappij die streeft naar een productie voor de werkelijke behoefte van de hele mensheid .
K. Stof&Lac / 3.3.2007
Na alle ophef over de documentaire film van Al Gore (An Inconvenient Truth; Een ongerieflijke waarheid) en vervolgens het ‘ecologisch verbond’ van televisiepresentator Nicolas Hulot in Frankrijk heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (1), in vergadering eind januari te Parijs om de conclusies te trekken uit het eerste deel van zijn rapport voor 2007, op zijn beurt de alarmklok voor het klimaat geluid. Dit keer zijn de vijfhonderd belangrijkste deskundigen ter wereld (onder het gezag van de Verenigde Naties) formeel en eensgezind: de aarde ondergaat een ingrijpende klimaatverandering die nooit eerder is gezien. “De paleoklimatologische gegevens (2) bevestigen dat de opwarming van de laatste vijftig jaar afwijkt van minstens de laatste 1300 jaar” (Samenvatting voor besluitvormers). Op kleinere schaal stelt het IPCC vast dat van de laatste twaalf jaar er elf zijn die behoren tot “de twaalf warmste jaren sinds de oppervlaktetemperatuur wordt gemeten (sinds 1850).”
De opwarming van het klimaat schrijdt voort, en als de mens de uitstoot van CO2-gas, dat het broeikaseffect veroorzaakt, niet drastisch vermindert, zal de temperatuur van de aarde tot het jaar 2100 tussen de twee en vier graden Celsius stijgen. In één enkele eeuw veroorzaakt de menselijke activiteit dus een radicale klimaatverandering die anders alleen in miljoenen jaren van natuurlijke ontwikkeling teweeg kan worden gebracht. Vandaar dat de toekomst die deze groep van deskundigen door middel van een reeks van mogelijke scenario’s schildert niet echt schitterend is: de komende klimaatomstandigheden voor het menselijk leven zijn apocalyptisch... daarbij inbegrepen: in “het beste geval”!
De eerste gevolgen van een vijandige en dodelijke natuurlijke omgeving laten niet op zich wachten: “Groter en langduriger droogte wordt sinds 1970 waargenomen over grote oppervlakten, vooral in de tropische en sub-tropische gebieden”... en ook: “de waarnemingen maken duidelijk dat er ongeveer sinds 1970 een toename is van tropische cycloon-activiteit in het noorden van de Atlantische Oceaan, in samenhang met een verhoging van de oppervlaktetemperatuur van de zee in de tropen.”
“Sinds 1970...”, het is dus oud nieuws... “Welk nieuws”, zo vraagt Le Nouvel Observateur zich af, “bieden onze wetenschappers in hun uitgave van 2007?”“Terwijl het geheim heel goed bewaard werd waren de voorbereidende werkzaamheden alleen toegankelijk voor de specialisten die hun mond hielden.”
We moeten de oren dus wijd openen voor de openbaring van dit “goed bewaarde geheim” en er vooral niets van missen: “de hoofdmoot van de waargenomen opwarming van de laatste vijftig jaar is heel waarschijnlijk het gevolg van de door de mens voortgebrachte toename van concentraties van gas dat het broeikaseffect veroorzaakt.” Tussen het rapport van 2001 en dat van 2007 zijn we zo overgegaan van “waarschijnlijk” tot “heel waarschijnlijk” en de uitdrukking “door de mens voortgebracht” is er aan toegevoegd. Wat een geweldige wetenschappelijke vooruitgang! Wie had dat nu kunnen denken?
Het enig nieuwe in dat alles is dat vijfhonderd wetenschappers (“met jarenlange ervaring”, volgens Le Nouvel Observateur) van hun stoel zijn gevallen en nu sterretjes zien... ongetwijfeld een harde klap!
De aarde warmt op en de menselijke activiteit is daar niet vreemd aan... Er was toch niet veel nodig om zich daarvan rekenschap af te leggen. “Sinds 1970...” hebben de internationale conferenties elkaar opgevolgd (Stockholm, Rio, Kyoto...), die telkens dezelfde machteloosheid tentoonspreidden maar ook steeds minder ruimte hadden om te ontkennen wat overduidelijk is... deze ongerieflijke waarheid.
Hoe dan ook, het idee (bijna een waarheid als een koe) volgens welk “de mens de belangrijkste oorzaak vormt van de ontregeling van het klimaat” is niet aan dovemansoren gericht. Het wordt onmiddellijk uitgebaat in het voordeel van de heersende klasse om deel te gaan uitmaken van haar ruime verzameling van allerlei gezichtsbedrog.
“Het wordt warmer: de schuld van de mens” (titel van een artikel in Libération van 2 februari). Daar is hij weer, die stoute bengel, zo onredelijk en egoïstisch, die de planeet vernietigt zoals men speelgoed stukmaakt. Het aanwijzen van een liefst zo onbestemd mogelijke zondebok is gemakkelijk, met als groot voordeel dat het eigenlijke, inderdaad ongerieflijke probleem met één klap van tafel is geveegd, namelijk dat van de productiewijze. En toch is de mens sinds hij op aarde is niet bezig het milieu te vernietigen en heeft hij het klimaat niet grootschalig in de war gebracht omdat de thermostaat dan allang op “+400 ºC” had gestaan. Deze ongekende ecologische crisis ontstond in de tweede helft van de twintigste eeuw en is dus nauw verbonden met het bestaan van een productiewijze (die zelf ook ongekend is in de geschiedenis van de menselijke soort): de kapitalistische productiewijze. De industriële activiteit binnen het raamwerk van het kapitalisme (een systeem dat geen andere wet kent dan die van de economische rentabiliteit voor zoveel mogelijk concurrentiekracht en winsten) en wat dat de mensheid en haar leefmilieu kost...: dat is de ware kern van het probleem dat opgelost moet worden.
De mensen, de bevrediging van hun behoeften, de lucht die ze inademen, hun toekomst... alles wat het meest wezenlijk is wordt in deze wereld op de laatste plaats gesteld.
We kunnen heel geleerd doen en ons in wetenschappelijke objectiviteit kleden maar we maken daarom niet minder deel uit van een systeem en dan zijn er als altijd waarheden die liever verborgen worden gehouden.
De klimaat-chaos klopt op de deur en dus is er “gezien de urgentie geen tijd meer voor halve maatregelen: het is tijd voor de revolutie in de eigenlijke betekenis van het woord. De revolutie van het geweten. De economische revolutie.” En het is een ‘revolutionair in ruste’ die het ons meedeelt: Jacques Chirac. Deze clowneske oproep van de Pancho Villa (4) van het Elysée is vooral een manifest teken van het overduidelijke onvermogen van de bourgeoisie om de ecologische crisis die haar systeem veroorzaakt te boven te komen. De veertig landen die op 3 februari bijeenkwamen voor de Conferentie van Parijs (om uitspraak te doen over het rapport van de IPCC) eisten evenzo plechtig de aanvaarding van een “Universele verklaring van milieurechten en -plichten”; “Dit gemeenschappelijke handvest zal de huidige en komende generaties garanties verlenen voor een nieuw mensenrecht: het recht op een onbedorven en beschermd milieu.” Maar omdat ze nogal kort van memorie zijn is het nodig er aan te herinneren dat dezelfde landen al op de Top van de Aarde in Rio in 1992 bij alle heiligen zworen, “vastbesloten te zijn het klimaatsysteem te beschermen voor de huidige en komende generaties” ... en de uitstoot van gas dat het broeikaseffect veroorzaakt terug te dringen! Kortom, of het nu op zijn Chirac’s met “Viva la Revolucion!” gaat of met lyrische en plechtige verklaringen over ‘Mensenrechten’, over ‘De Burger’ of ‘De Aarde’; de heersende klasse is onverbeterlijk niet in staat om de huidige en komende generaties een toekomst te bieden.
Het is trouwens tekenend dat de enige uitweg die de bourgeoisie ons voorspiegelt bestaat uit de oprichting van een “energiesobere en zuinige” maatschappij naar het voorbeeld van de mediaonderneming van 1 februari: “Vijf minuten adempauze voor de planeet”, waarbij de Europese gezinnen door zeventig ecologische verenigingen werden opgeroepen om hun elektriciteitsverbruik te onderbreken. “Pas op, de toevoer wordt afgesloten!” ... en zo wordt de mensheid, na alle inspanning, met het omzetten van één enkele schakelknop in het duister geworpen, als voorproefje voor de terugkeer naar het stenen tijdperk. Als een wereld bankroet gaat is het niet verbazingwekkend dat men over een toekomst als grotbewoners begint na te denken.
De arbeidersklasse kan geen tijd verspillen aan dergelijke hersenspinsels. Want deze wereld is de hare niet, en omdat zij via alle poriën de pestlucht van de dood opneemt zal zij zich daar zonder rouwen van ontdoen om de grondslag te leggen voor een nieuwe maatschappij, die in staat is om van de aarde het kostbaarste bezit van het leven en van de menselijke activiteit te maken..
Jude / 19.02.2007
(1) IPCC, Intergouvernementeel panel over de klimaatverandering.
(2) paleoklimatologie = de studie van het klimaat tot een miljoen jaar geleden.
(3) Volgens sommige schattingen zou de opwarming van de planeet over de hele wereld de migratie van meer dan 200.000.000 mensen kunnen veroorzaken: de ‘klimaatvluchtelingen’.
(4) een Mexicaans bandiet-revolutionair.
Op 27 februari antwoordde 76% van de arbeiders bij VW-Vorst met “Ja” op de enige vraag die in het door de vakbonden georganiseerde referendum werd gesteld: “Gaat u akkoord of niet akkoord om met Audi verder te gaan?” Terwijl in november 2006 de regering ‘verontwaardiging’ veinsde over de brutaliteit van de aanvallen teneinde de woede van de arbeiders te kalmeren, spreekt zij nu haar voldoening uit over een stemming waarmee dezelfde aanvallen worden bekrachtigd: “De eerste minister, Guy Verhofstadt sprak zijn voldoening uit over de bij VW-Vorst gehouden stemming. Het gezonde verstand voerde de boventoon, zei de eerste minister die zich verheugde in het vooruitzicht van een concretisering van een mooi industrieel plan, zoals het was voorgesteld tijdens zijn onderhoud met de heren Piëch en Winterkorn op 1 december 2006. De eerste minister benadrukte nogmaals dat de positieve stemming van de arbeiders bij VW-Vorst niet alleen arbeidszekerheid verschaft voor 2.200 arbeiders van Audi/VW maar tevens voor de duizenden arbeiders die worden tewerkgesteld door de toeleveringsbedrijven.” (Agence Belga, 27/02/2007). De provocerende wijze waarop de vraag was geformuleerd stelde de arbeiders voor een valse keuze: ófwel een vermindering aanvaarden van de loonmassa et slechtere arbeidsomstandigheden, ófwel de maatregelen verwerpen en een zelfmoord-weg inslaan die zou uitlopen op een verlies van de 2.200 overblijvende arbeidsplaatsen en van nog eens duizenden bij de onderaannemers. In dat laatste scenario zou de bourgeoisie de hele verantwoordelijkheid voor de fabriekssluiting bij de arbeiders kunnen leggen en ze een schuldgevoel kunnen aanpraten voor de ontslagen bij de onderaannemers.
Drie maanden lang werden de arbeiders van VW-Vorst geheel en al in het ongewisse gelaten over hun toekomst. Het gaat er hier niet om te speculeren over de bedoelingen van VW om de fabriek al dan niet te sluiten, waarmee er chantage werd gepleegd, want het resultaat van het ultimatum is er vandaag: de arbeiders hebben moeten slikken, zonder enige garantie voor de toekomst, dat er 3.000 arbeidsplaatsen verloren gaan met nieuwe offers voor de overblijvende 2.200 banen waaronder de verlenging van de arbeidstijd tot 38 betaalde uren per week, tegen het loon van de 35 huidige uren. Dat de bourgeoisie er drie maanden over deed om dit resultaat te bereiken kan niet alleen worden verklaard door de strijdbaarheid onder de arbeiders van VW, maar vooral door de algemene onrust die daarmee vergezeld gaat. Het Belgische kapitalisme kan haar erg hoge productiviteit en concurrentiekracht momenteel alleen handhaven door een voortdurende afbraak van de arbeids- en levensomstandigheden van de hele arbeidersklasse. Daarom gaat het om een algemene onrust die bij alle arbeiders heerst. Daarom zijn al de loontrekkenden ook zo gevoelig voor de strijd bij VW. De bourgeoisie wilde de arbeidersklasse derhalve een flinke nederlaag bezorgen voordat deze onvrede werd omgezet in algemene strijdbaarheid. Vandaar dat de aanzienlijke economische en sociale afbraak die de bourgeoisie momenteel weet op te leggen aan de arbeiders van VW alle werkenden raakt en die voelen heel goed dat deze afbraak in de nabije toekomst ook voor hen in het verschiet ligt.
In november 2006, toen het conflict bij VW uitbrak, veroorzaakte het besluit om 4.000 arbeiders te ontslaan een schok in de hele arbeidersklasse in België. Vanwege het algemene klimaat van gespannen sociale verhoudingen moest de bourgeoisie bijgevolg enige voorzichtigheid betrachten en ze liet de vakbonden alle ruimte om de arbeiders op dood spoor te zetten. Toen de woede groot was in vele delen van de arbeidersklasse, zoals duidelijk werd met de manifestatie van 2 december, deden de vakbonden er alles aan om een daadwerkelijke solidariteit te voorkomen. Om ieder strijdperspectief te ontnemen, van uitbreiding en van algemene vergaderingen, aanvaardden de vakbonden snel het verlies van 3.000 arbeidsplaatsen door die om te zetten in brugpensioenen en een ontslagpremie... die de directie van VW op haar beurt in alle haast aanvaardde: “950 werknemers gaan met brugpensioen, maar volgens de regels van het nieuwe generatiepact. 1950 verlaten op ‘vrijwillige basis’ het bedrijf, met voor de eerste 1500 een oprotpremie als beloning. Voor de meeste onder hen met werkloosheid als enig perspectief. Voor de blijvers is er een systeem van ‘langdurige tijdelijke werkloosheid’ maar vooral, bovenop de 33% productiviteitsstijging die de arbeiders reeds realiseerden in de periode 2001-2005 en de nieuwe regeling inzake flexibiliteit sedert de zomer van 2006 (werktijden tot 10 uur per dag en 48 uur per week), wordt er een nieuwe CAO afgesloten met lagere loon- en productiekosten. De productievoorwaarden zouden in 2009 gelijk moeten zijn met die van de VW-vestiging in het oostelijk Duitse Mosel waar de loonkosten 16,9 euro per uur bedragen tegenover 23,8 euro vandaag voor VW-Vorst.” (Internationalisme, nr. 329).
De verdelingsmanoeuvres van de vakbonden kregen geleidelijk de overhand en de strijdvoorwaarden werden steeds ongunstiger: “Hiervoor zorgden de vakbondsmanoeuvres: vanaf het begin werden de arbeiders naar huis gestuurd, geïsoleerd van elkaar, zonder informatie of perspectieven. Een eindeloze aanslepende staking werd in het vooruitzicht gesteld, zonder algemene stakersvergaderingen waar echte discussies en beslissingen mogelijk waren, zonder gekozen, gecontroleerd en afzetbaar stakingscomité, zonder mobiliserende meetings, zonder massale delegaties die actief de solidariteit en uitbreiding zoeken naar andere delen van de arbeidersklasse. Elke uitbouw van echte strijdmiddelen en van een dynamiek om de strijd te versterken werd in de kiem gesmoord. De gedachte zélf van strijd voeren werd hoe langer hoe meer als zinloos ervaren. Er restte de arbeiders tenslotte niets anders dan te berusten in hun lot en al hun vertrouwen te stellen in de regerings- en vakbondsonderhandelaars.” (Internationalisme, nr. 329). Zo ging een werkelijk strijdperspectief geleidelijk in rook op.
Regering en vakbonden slaagden er in toenemende mate in om een gevoel van alleen-staan en onmacht op te leggen aan de 2.200 overblijvende arbeiders. Het was juist de strijdsabotage door de vakbonden die de bourgeoisie in staat stelde om nu des te vastbeslotener en brutaler een ware chantage aan te arbeiders op te leggen. De ‘onderhandelingen’ tussen directie en vakbonden werden in het geheim gevoerd om de arbeiders voor een voldongen feit te kunnen plaatsen. Maar als de vakbonden, al ‘onderhandelend’ achter hun rug om, dachten dat ze de maatregelen voor de ‘redding’ konden opleggen zonder de arbeiders zelfs maar te raadplegen dan slaagden ze er niet in de reactie van de arbeiders te voorkomen; die aarzelden niet om na drie uitputtende maanden van onzekerheid andermaal in staking te gaan, en wel twee dagen voordat de vakbonden het akkoord met de directie zouden ondertekenen. Volslagen onwetend gehouden over hun lot gingen de overblijvende arbeiders spontaan in staking: “De drie vakbonden zouden zelf beslissen over het al dan niet goedkeuren van de directieplannen. Maar de arbeiders zagen dat anders. Maandagochtend weigerden ze om naar de assemblagelijnen te gaan. Later protesteerden ze voor de ramen van de zaal waar de ondernemingsraad bijeenkwam. Ze veroordeelden het gebrek aan informatie over de inhoud van het plan en verweten hun vertegenwoordigers hen niet te raadplegen.” (Le Soir, 27/02/2007).
Maar na drie maanden later waren de omstandigheden niet meer dezelfde. Gezien het vertrek van de meer dan helft van de arbeiders en het volslagen ontbreken van enig breder strijdperspectief dat de vakbonden de arbeiders hadden kunnen ontnemen, konden ze hun woede enkel uiten in een laatste strijd om hun eer te redden. De bourgeoisie en haar media lieten niet af openlijk druk uit te oefenen door de arbeiders voor ‘onverantwoordelijk’ uit te maken indien wanneer ze het akkoord dat door de vakbonden was gesloten niet zouden aanvaarden. Terwijl in december 2006 de regionale en de taal-kaarten niet kon worden uitgespeeld om de arbeiders die zich in de strijd hadden verenigd op te delen, dan bloeien nu de verdelingsmanoeuvres op rond de zogenaamde Waalse ‘heethoofden’ van het FGTB en de ‘gewillige’ Vlamingen van de ACV. In die grondig veranderde krachtsverhoudingen konden de vakbonden een referendum met geheime en individuele stemming houden over een vraag die geen andere keuze liet dan het legitimeren van de ondertekening van het akkoord dat de vakbonden met de directie hadden gesloten. Deze stemming vertegenwoordigt niet slechts een overwinning voor de directie van VW, maar ook van de regering en vooral van de vakbonden, en een nederlaag voor de arbeiders, niet alleen die van VW in België, in Duitsland en in Spanje, maar ook voor de gehele uitgebuite klasse in België. Deze overwinning van de bourgeoisie zal als voorbeeld gaan dienen om de productiviteit over de rug van de arbeiders nog verder op te voeren en de concurrentie onder hen op te drijven. Maar ondanks deze tijdelijke nederlaag is de arbeidersklasse nog in staat lering te trekken uit haar mislukkingen; de ervaring kan op termijn enkel leiden tot een bewustwording dat we alléén niet kunnen winnen en dat de solidariteit niet passief kan blijven. Een nieuwe dynamiek in die betekenis komt onvermijdelijk met de komende strijd.
Internationalisme / 01.03.2007
Toen Lenin, terugkerend uit zijn ballingschap in Zwitserland, op 4 april 1917 in Petrograd aankwam, wendde hij zich onmiddellijk tot de duizenden arbeiders en soldaten die in het station waren toegestroomd met de volgende woorden: "Waarde kameraden, soldaten, matrozen en arbeiders, ik heb de eer in u de overwinnende Russische revolutie te begroeten, u te begroeten als de voorhoede van het proletarisch wereldleger... De Russische revolutie die door u tot stand is gebracht heeft een nieuw tijdperk geopend !...". Negentig jaar later zijn de bourgeoisie, haargeschiedschrijvers en de media aan haar leiband nog steeds volop bezig de ergste leugens en historische verdraaiingen in stand te houden over de proletarische wereldrevolutie die in Rusland begon.
Al de haat en minachting van de heersende klasse tegenover de titanenstrijd van de uitgebuite massa's komt samen in het belachelijk maken en tot beuzelarij kwalificeren van de kommunistische voornemens van de arbeidersklasse; het 'aantonen' van haar fundamentele onvermogen om op wereldschaal een nieuwe sociale orde, waarvan zij de enige draagster is, in te stellen. De ineenstorting van het Oostblok in 1989 heeft deze klassenirritaties enkel aangewakkerd. Sindsdien is er een reusachtige campagne gestart om de duidelijke mislukking van het kommunisme, dat met het stalinisme vereenzelvigd wordt, in alle windrichtingen uit te bazuinen, en daarmee ook de mislukking van het marxisme, de klassenstrijd zou achterhaald zijn net als natuurlijk het hele idee van de revolutie, die enkel zou kunnen uitdraaien op terreur en de Goelag. In het midden van deze weerzinwekkende propaganda staat de politieke organisatie, de belichaming van de omvangrijke opstand van 1917, de Partij van de Bolsjewieken, en daarop spitst het publiek aan de kaak stellen door de verdedigers van de bourgeoisie zich dan ook toe. Voor al deze goedpraters van de kapitalistische orde, waaronder de anarchisten, en wat ook hun zogenaamde onderlinge meningsverschillen mogen zijn, gaat het erom dat Lenin en de bolsjewieken een bende machtshongerige fanatici zouden zijn geweest die er alles aan deden om de democratische verworvenheden van Februari 1917 de nek om te draaien (zie Internationalisme, nr. 330) teneinde Rusland en de wereld te storten in één van de rampzaligste ervaringen uit de geschiedenis.
Ten opzichte van die ongelooflijke laster over het bolsjewisme is het aan de revolutionairen om de waarheid te herstellen en de kern van de zaak over de Partij van de Bolsjewieken andermaal naar voren te brengen. Deze partij was geen product van de barbarij en de achterlijkheid van Rusland, van een gedeformeerd anarcho-terrorisme, of van de absolute machtshonger van haar leiders. Het bolsjewisme was op de eerste plaats een product van het wereldproletariaat, verbonden aan de marxistische traditie; het vormde de voorhoede van een internationale beweging om iedere uitbuiting en onderdrukking af te schaffen. De stellingen die Lenin redigeerde toen hij in 1917 in Rusland terugkeerde, en die bekend staan als de Aprilstellingen, vormen een uitmuntend uitgangspunt om de leugens te bestrijden die over de Partij van de Bolsjewieken zijn uitgestrooid, over haar aard, haar rol en haar banden met de proletarische massa's.
In een eerder artikel (Internationalisme nr. 330) herinnerden we eraan dat de arbeidersklasse in Rusland met de gebeurtenissen van Februari 1917 de weg opende voor de kommunistische wereldrevolutie door het tsarisme omver te werpen, door zich in Sovjets te organiseren en door van een groeiende radicaliteit blijk te geven. De opstand leidde tot een situatie van dubbele macht. De officiële macht was die van de 'Voorlopige Regering' van de bourgeoisie, die aanvankelijk werd geleid door de 'liberalen', maar die later een wat 'socialistischer' kleur aannam onder leiding van Kerenski. Anderzijds bevond de werkelijke macht zich in brede zin al in handen van de sovjets van arbeiders- en soldatenafgevaardigden. Zonder toestemming van de Sovjets had de regering weinig kans om haar richtlijnen aan de arbeiders en soldaten op te leggen. Maar de arbeidersklasse had nog niet de politieke rijpheid verworven die nodig was om de macht in haar geheel over te nemen. Ondanks haar steeds radicaler acties en houding, werd de meerderheid van de arbeidersklasse, en daarachter de boerenmassa's, teruggehouden door illusies over de aard van de bourgeoisie, door het idee dat in Rusland niet meer dan de burgerlijke democratische revolutie op de agenda stond. Deze toonaangevende ideeën in de massa's werden binnen de sovjets weerspiegeld in de overheersing door de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen. Zij deden er alles aan om deze organen machteloos te maken tegenover het burgerlijk regime dat net was geïnstalleerd. Deze partijen, die in handen waren gevallen van de bourgeoisie of daarnaar op weg waren, gebruikten alle middelen om de groeiende revolutionaire beweging te onderwerpen aan de doelen van de Voorlopige Regering, vooral wat betreft het voortzetten van de oorlog. In een situatie zo vol van gevaren en zo vol van beloften, bevonden de bolsjewieken, hoewel ze de internationale strijd tegen de oorlog hadden geleid, zich zelf op dat moment in een bijna volslagen verwarring en waren ze politiek volkomen gedesoriënteerd. Bijvoorbeeld : "In het 'Manifest van het centraal comité van de bolsjewieken', dat terstond na de zege van de opstand uitgevaardigd was, heette het : 'de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen moeten evenals de opstandige troepen terstond hun vertegenwoordigers in de revolutionaire Voorlopige Regering kiezen'. [...]. Zij handelden niet als vertegenwoordigers van een proletarische partij, die zich voorbereidt op zelfstandige strijd om de macht, maar als linkervleugel van de demokratje [...]". (Trotski, Geschiedenis der Russische revolutie, deel. I, Amsterdam, Van Gennep, 1978, p. 340). Erger nog, vanaf het moment in maart waarop Stalin en Kamenjev de leiding van de partij in handen nemen, volgt er een wending naar rechts. Het officieel orgaan van de partij, de Pravda, neemt openlijk een 'verdedigings-standpunt' in ten opzichte van de oorlog : "Niet het 'Wég met de oorlog', dat zonder inhoud is, is onze leus. [...] ieder [blijft] als strijder op zijn post". (aangehaald in Trotski, idem, p. 345). Het flagrant verlaten van het standpunt van Lenin over de omvorming van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog leidde tot verzet en zelfs woede binnen de partij en onder de arbeiders in Petrograd, in het hart van het proletariaat. Maar deze meest radicale elementen vermochten het niet een helder programmatisch alternatief te stellen tegenover de wending naar rechts. Zo werd de partij als vanzelf naar het compromis en het verraad gezogen, onder invloed van de mist van de democratische roes ontstaan in de opstand van Februari.
Het was dus aan Lenin, vanaf het moment dat hij terugkeerde uit zijn ballingschap, om de partij politiek te herbewapenen en om in zijn Aprilstellingen, "die het effect hadden van een inslaande bom" (Trotski, idem), het doorslaggevend belang te verdedigen van de revolutionaire leiding. Het oude programma van de partij was achterhaald en liep sterk achter op de spontane actie van de massa's. De opdracht waarachter de 'oude bolsjewieken' zich schaarden was voorbijgestreefd. Lenin maakte duidelijk dat de "democratische dictatuur van het proletariaat en de boerenstand" al verwezenlijkt was (Lenin, Brieven over de tactiek). Niettemin, "Het eigenaardige van de tegenwoordige situatie in Rusland ligt in de overgang van de eerste etappe van de revolutie, die als gevolg van het onvoldoend ontwikkeld klassenbewustzijn en van de onvoldoende georganiseerdheid van het proletariaat de bourgeoisie aan de macht heeft gebracht, naar de tweede etappe van de revolutie, die de macht in handen moet geven van het proletariaat en van de armste lagen van de boeren." (tweede van de Aprilstellingen, Lenin, Keuze uit zijn werken, Moskou, Progres, 1973, deel. I, p. 407). Lenin was één van de eersten om het revolutionair belang te begrijpen van de sovjet als orgaan van proletarische politieke macht. En nogmaals gaf Lenin een les in marxistische methode door duidelijk te maken dat het marxisme het tegendeel was van een dogma, maar dat het, vanuit zijn eigen wezen, een levende wetenschappelijke theorie is, die voortdurend moet worden getoetst in het laboratorium van de sociale bewegingen.
Tegenover het standpunt van de mensjewieken, volgens wie het achterlijke Rusland nog niet rijp was voor het socialisme, argumenteerde Lenin als echt internationalist, dat de onmiddellijke taak er niet uit bestond om het socialisme in Rusland in te voeren (Stelling 8). Als Rusland, op zichzelf, nog niet rijp was voor het socialisme, dan had de imperialistische oorlog duidelijk gemaakt dat het wereldkapitalisme als geheel al overrijp was. Voor Lenin net als voor alle toenmalige internationalisten, was de wereldrevolutie niet enkel een vrome wens maar vooral een concreet vooruitzicht. Het kwam tot ontwikkeling beginnend met de internationale proletarische revolte tegen de oorlog zoals de stakingen in Groot-Brittannië en Duitsland, via politieke manifestaties, muiterijen en verbroederingen in de legers in verscheidene landen, tot natuurlijk in de opkomst van het revolutionaire getij in Rusland zelf, wat het geheel van de beweging blootlegde. Vandaar ook de oproep tot een nieuwe Internationale aan het einde van de stellingen. Dit vooruitzicht werd volledig bevestigd na de Oktoberopstand door de uitbreiding van de revolutionaire golf naar Italië, Hongarije, Oostenrijk en vooral Duitsland.
Deze nieuwe omschrijving van de taken van het proletariaat brengt ook een geheel andere opvatting mee over de rol en het functioneren van de partij. Ook hier staan de 'oude bolsjewieken' zoals Kamenjev in het begin tegenover de visie van Lenin; tegenover zijn idee van de machtsgreep door de sovjets enerzijds, anderzijds verzetten zij zich tegen de nadruk die hij legt op de klassenzelfstandigheid van het proletariaat tegenover de burgerlijke regering en de imperialistische oorlog, zelf wanneer dat betekent dat men zekere tijd in de minderheid zal blijven en niet zoals Kamenjev "tot aan het einde de partij blijven van de revolutionaire massa's van het proletariaat". Kamenjev stelt de 'de massapartij' tegenover de opvatting van Lenin over een vastbesloten partij van revolutionairen, met een helder programma, verenigd, gecentraliseerd, in de minderheid, in staat om aan de burgerlijke en kleinburgerlijke verlokkingen te weerstaan net als aan de illusies die binnen de arbeidersklasse bestaan. Deze opvatting over de partij heeft niets te maken met die van een blanquistische terroristische sekte, waarvan Lenin werd beschuldigd, of een anarchistische, onderworpen aan de spontaneïteit van de massa's. Geheel in tegenstelling daartoe ontwikkelde hij juist de opvatting dat in een periode van massale revolutionaire woelingen, in een periode van bewustzijnsontwikkeling binnen de klasse, de partij niet langer de massa's kon organiseren, noch de massa's kon inkaderen of de stappen vooruitzien zoals de samenzwerings-organisaties uit de negentiende eeuw. Lenin sloot zich aan bij de visie van Rosa Luxemburg in haar magistrale analyse van de massastaking in de vervalperiode van het kapitalisme: "laten we de betweterige theorie ter zijde leggen over een voorbeeldige staking, die kunstmatig in scène wordt gezet door de Partij en de vakbonden en die uitgevoerd wordt door een georganiseerde minderheid; laten we daartegenover het levende beeld eens bekijken van een ware volksbeweging die voortkomt uit verontwaardiging over de conflicten tussen de klassen en de politieke situatie [...] de taak van de sociaal-democratie zou niet bestaan uit de voorbereiding van de technische leiding van de staking maar uit de politieke leiding over het geheel van de beweging". Al de energie van Lenin wordt derhalve gericht op de noodzaak de partij te overtuigen van deze nieuwe taken. Het moet die op de schouders nemen en ten opzichte van de arbeidersklasse wordt de centrale hoofdlijn die van de ontwikkeling van het klassenbewustzijn. De vierde stelling formuleert dit helder: "Aan de massa's moet uiteengezet worden, dat de Sovjets van arbeidersafgevaardigden de enige mogelijke vorm van een revolutionaire regering zijn en dat het, zolang deze regering zich door de bourgeoisie laat beïnvloeden, slechts onze taak kan zijn geduldig, stelselmatig, standvastig, in het bijzonder aangepast aan de praktische behoeften van de massa's de fouten van hun tactiek uiteen te zetten [...], waarbij wij tegelijkertijd de noodzakelijkheid propageren dat de gehele staatsmacht overgaat in handen van de sovjets van arbeidersafgevaardigden, opdat de massa's zich door de ervaring van hun fouten ontdoen[...]". Deze benaderingswijze, de wil om heldere en duidelijke klassenbeginselen te verdedigen. wetende dat het tegen de stroom in is, had dus niets te maken met purisme of sektarisme. Integendeel, hij stoelt op een begrip van de werkelijke beweging die zich op ieder moment binnen de klasse afspeelt, op een vermogen om het woord en de leiding te geven aan de radicaalste elementen binnen het proletariaat. De opstand is onmogelijk zolang de revolutionaire standpunten van de bolsjewieken, standpunten die tot ontwikkeling kwamen tijdens het hele revolutionaire proces in Rusland, de sovjets nog niet bewust in hun greep hadden. We staan hier dus erg ver af van de laag-bij-de-grondse verzinsels van de bourgeoisie over de vermeende putchistische houding van de bolsjewieken! Lenin stelt duidelijk: "Wij zijn geen charlatans [...] we moeten ons uitsluitend baseren op het bewustzijn van de massa's" (aangehaald bij Trotski, zie boven).
De beheersing van de marxistische methode door Lenin, waarmee hij de schijn en de oppervlakkigheid van de gebeurtenissen doorzag, stelt hem tezamen met de beste elementen van de partij in staat om de werkelijke dynamiek te doorgronden van de beweging die zich onder hun ogen voltrok. Hij kan zich aansluiten bij de diepste verlangens van de massa's door hen de theoretische bronnen te verschaffen om hun standpunten te verdedigen en hun acties te verhelderen. Dat stelt hen tevens in staat zich te oriënteren op de confrontaties met de bourgeoisie door de valkuilen bloot te leggen en te ontlopen die deze voor het proletariaat had gegraven, zoals tijdens de julidagen van 1917. We beroepen ons dan ook op de fundamentele rol die Lenin gespeeld heeft in de wederopbouw van de Partij van de Bolsjewieken, zonder welke het proletariaat nooit of te nimmer in Oktober 1917 de macht had kunnen overnemen. Dat alles in tegenstelling tot de mensjewieken van dat ogenblik en hun talrijke anarchistische, sociaal-democratische of radenistische navolgers, die een schandalige karikatuur hebben gemaakt van de weinige werkelijke vergissingen van Lenin (1), en wel enkel om het proletarisch karakter van de Oktoberrevolutie van 1917 te kunnen ontkennen. De levenslange strijd van Lenin voor de opbouw van de revolutionaire organisatie is een historische verworvenheid van de arbeidersbeweging. Hij liet aan de huidige revolutionairen een onvervangbare basis na voor de wederopbouw van de klassepartij en stelde hen in staat te begrijpen wat zijn rol moet zijn binnen de klasse als geheel. De geslaagde opstand van Oktober 1917 vormt een bevestiging voor Lenins gezichtspunt. Het isolement van de revolutie na de mislukking van de revolutionaire pogingen in de andere landen van Europa maakt een einde aan de dynamiek van de internationale revolutie die de enige garantie vormt voor een plaatselijke overwinning in Rusland en maakt het mogelijk dat de sovjetstaat de opkomst begunstigt van het stalinisme, de beul van de revolutie en van de ware bolsjewieken. Wat belangrijk blijft is dat de Lenin van de Aprilstellingen op geen enkel moment een geïsoleerde profeet was, noch de grote schepper die boven de vulgaire massa's zweefde; hij was de helderste stem van de meest revolutionaire tendensen binnen het proletariaat, een stem die de weg aangaf in de richting van de overwinning van Oktober 1917. "In Rusland kon het probleem enkel worden gesteld. In die zin is de toekomst overal aan het 'bolsjewisme" (Rosa Luxemburg, De Russische Revolutie).
S.B.
(1) Onder hen hebben de radenisten een hele heisa gemaakt rond de theorie van 'het bewustzijn dat van buitenaf wordt ingebracht', zoals ontwikkeld in Wat te doen?. Maar Lenin heeft deze fout later openlijk erkend en hij heeft in de praktijk uitvoerig bewezen dat hij tot een juiste opvatting was gekomen over het ontwikkelingsproces van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse.
Tegenover de steeds fletsere verkiezingsprogramma’s van de traditionele partijen, SP.a en PS inbegrepen, verschijnen er, tot in de burgerlijke media toe, oproepen voor de oprichting van een ‘strijdbare volkspartij links van de SP.a of de Groenen’. In het licht van de verkiezingen van 10 juni werden er verschillende initiatieven gelanceerd om een dergelijke dynamiek op gang te trekken. Zo heeft de bourgeoisie het ‘verkiezingssucces’ opgeklopt van de Partij van de Arbeid van België (de ex-stalinistische PvdA), die haar aantal gemeenteraadsleden tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft verdrievoudigd. Zij heeft in het bijzonder haar ‘links populistische’ heroriëntering begroet naar het voorbeeld van de Nederlandse SP. Anderzijds is er enkele maanden geleden het CAP (Comité voor een Andere Politiek) opgericht, dat personaliteiten uit het linkse en vakbondsmilieu groepeert (zoals de ex-volksvertegenwoordiger Sleeckx en de ex-patroon van de socialistische vakbond Debunne). Dit initiatief wordt gesteund door de trotskisten van de LSP/MAS en er werd meteen beslist om deel te nemen aan de komende wetgevende verkiezingen. Dit ‘andere links’ beweert een programma ‘links van de SP.a’ voor te stellen, een progressief alternatief tegenover de gevoerde politiek van de traditionele sociaal-democratische partijen. Wat is daar van waar als men hun programma en hun doelstellingen nader onderzoekt?
Deze partijen beweren dat hun programma’s het mogelijk maken om een werkelijke politiek van verandering op gang te brengen tegenover de neo-liberale logica van het kapitalisme. Laten we hun belangrijkste krachtlijnen overlopen:
-de economie ‘moraliseren’: “de mensen eerst, niet de winst”, “de grootste vervuilers moeten de zwaarste lasten dragen” (PvdA), het onder controle brengen van de speculatie of het openen van de boeken van de bedrijven. Met andere woorden, de functionering van de economie onderwerpen aan meer ‘morele’ regels zou volstaan om te evolueren naar een meer rechtvaardige maatschappij. Het is echter niet het gebrek aan menselijkheid dat de oorzaak is van de crisis, de soberheid, de massale ontslagen en de loonsdalingen, het is net het tegenovergestelde: de ontwikkeling van steeds cynischere en ongenadigere gedragscodes is in werkelijkheid het directe gevolg van het doodlopende straatje waarin de kapitalistische productiewijze is terechtgekomen. Alle middelen zijn goed om haar waren te slijten op een oververzadigde wereldmarkt. Geen enkele ‘redelijke’, ‘eerlijke’ of ‘morele’ maatregel zal beletten dat de soberheid en de barbarij ravages aanrichten over de hele planeet. Dergelijke programmatische oriënteringen mikken er echter wel op om de illusie te verspreiden dat men het wegrottende kapitalistische systeem kan “humaniseren door het te reguleren”, en dat het dus niet vernietigd moet worden.
- “de rijken doen betalen”: “belasting op de grote fortuinen” (PvdA), “herverdeling van de 27 miljard winst van de negentien grootste bedrijven” (CAP). Voor het ‘andere links’, zou de oplossing voor de werkloosheid en de ellende die wordt voortgebracht door het kapitalisme, liggen in een “billijke herverdeling” van de winsten. Daardoor doen ze niets anders dan de mythe verspreiden dat de ellende, die wordt voortgebracht door het kapitalisme, niet het resultaat is van zijn tegenstrijdigheden die steeds erger oplopen, maar dat het gewoon een kwestie is van een “meer rechtmatige verdeling van de rijkdom”. Voor hen zouden de sociale ongelijkheden en de werkloosheid voortvloeien uit het feit dat de ‘rijken’ te veel poen opstapelen die zij niet willen delen, en niet uit de logica zelf van de kapitalistische productieverhoudingen.
Welnu, sinds Marx en zijn brochure Loon, prijs en winst, hebben de revolutionairen juist met uiterste energie de illusie bestreden omtrent de mogelijkheid om een rechtvaardige en billijke maatschappij in te stellen in de schoot van het kapitalisme, de illusie die er uiteindelijk op neerkomt dat er een kapitalisme zonder winst mogelijk zou zijn. Zij hebben duidelijk gemaakt dat de winst de motor is van de kapitalistische uitbuiting. Zoals Rosa Luxemburg zei: “De kapitalistische productiewijze draagt deze bijzonderheid in zich dat de menselijke consumptie, die in alle voorafgaande economieën het doel was, niets meer wordt dan een middel ten dienste van het eigenlijke doel: de kapitalistische accumulatie. De groei van het kapitaal doet zich voor als het begin en het einde, het einde op zich, en de zin van heel de productie… Het fundamenteel doel van elke sociale productievorm: het onderhoud van de maatschappij door werk, het voldoen van de behoeften, treedt hier naar voren compleet omgekeerd en op zijn kop gezet, aangezien de productie voor de winst en niet voor de mens de wet wordt die de wereld overheerst en de onder-consumptie van de enorme meerderheid van de mensheid de regel wordt” (Rosa Luxemburg: Inleiding tot de Politieke Economie).
Het is deze ijzeren loonwet, deze onwrikbare logica die ten grondslag ligt aan de aard van het kapitalisme. Het is om die reden niet verwonderlijk te zien hoe bedrijven en nationale staten zich steeds wreder en roofzuchtiger gaan gedragen, in een alsmaar meer verbeten concurrentie tussen de naties, om te voldoen aan hun steeds toenemende behoeften aan winst. Wanneer dit ‘andere links’ bij de arbeiders het idee probeert in te lepelen van een kapitalisme waarvan het volstaat het ‘rechtvaardiger te maken’, dan dient dat vooral om te verbergen dat het enige historische antwoord dat de arbeidersklasse kan geven ten overstaan van de ongerechtigheden die door dit systeem worden te weeg gebracht, neerkomt op het vernietigen ervan, op het afschaffen van de loonarbeid door de ontwikkeling van de strijd tegen de uitbuiting van de arbeidskracht en de kapitalistische productieverhoudingen.
- de controle van de ‘overheid’ op de economie versterken: door de staat op te roepen om dwangmaatregelen te nemen tegen de ‘privé patroons’, bijvoorbeeld in de farmaceutische industrie, of nog om “prepensioen terug in te voeren met de verplichting tot het aanwerven van jongeren”, door het opleggen van ‘een vermindering op de gas- en elektriciteitsfactuur’, wijzen PvdA en CAP de privé patroons en hun “slecht beheer van het bedrijf” aan als de oorzaak van de ellende van de uitgebuiten. Voor hen ligt de oplossing voor de hand: het zou volstaan om de productiemiddelen te concentreren in de handen van de staat. Vandaar hun verkiezingseisen: “stop de privatisering van de Openbare Diensten”. Deze staat en bijgevolg ook zijn regering worden voorgesteld als een scheidsrechter verheven boven de sociale klassen, die de kant kan kiezen van de ene of andere klasse: de bourgeoisie of het proletariaat. Het verwijt dat ze maken aan de ‘overheid’ is dat deze “zich ten dienste stelt van de patroons”, “cadeaus geeft aan het patronaat”. Zo verdoezelen zij de aard van de kapitalistische staat door doen te geloven dat hij het is die de privé patroons dient, terwijl, zelfs al kunnen er meningsverschillen bestaan tussen de staten en bepaalde patroons, dit geenszins afbreuk doet aan het feit dat deze laatste uiteindelijk handelen in overeenstemming en in de zin van het nationaal belang en van de staat van de landen waarvan zij afhankelijk zijn. Het is de staat die de prijzen, de collectieve arbeidsovereenkomsten, de uitbuitingsgraad, de productie, enz. reglementeert. Hij is het die, via zijn fiscale, monetaire en kredietpolitiek, enz. de voorwaarden dicteert van de ‘vrije markt’, zowel in de financiële als in de productiesectoren. Sinds het einde van de jaren 1960, met het heropduiken van de economische crisis, is het de staat die verantwoordelijk is geweest voor de grote ontslagplannen in naam van de industriële herstructurering van de staalnijverheid, de mijnen, de scheepswerven, de automobiel, en de aderlating die vandaag verder gezet wordt in de luchtvaartsector, de automobiel, de telecommunicatie, enz. Het is de staat die duizenden jobs geschrapt heeft bij de Post, bij de NMBS, in de hospitalen en die dat blijft doen in de openbare diensten, in het onderwijs, enz. Hij is het die voortdurend knaagt aan de sociale minima, die de toename van de armoede begunstigt, van de precariteit, die duidelijk snijdt in de sociale budgetten (huisvesting, pensioenen, gezondheid, opvoeding). Door haar programma veegt het ‘andere links’ de spons over de allereerste verantwoordelijke voor de kapitalistische soberheid en de werkloosheid, de eerste beslisser bij ontslagen en sociale achteruitgang: de staat van de bourgeoisie die alleen maar een burgerlijke, kapitalistische staat kan zijn.
De algemene indruk die wordt opgewekt door de eisen, die door het ‘andere links’ naar voren worden geschoven, is dat het behoud van de lonen, de schepping van tewerkstelling of het vrijwaren van de sociale zekerheid ‘voordelen’ zijn die ‘ontrukt’ zouden zijn aan de kapitalistische winsten. Het is net het tegenovergestelde. De rijkdommen worden geproduceerd door de arbeid, niet door het kapitaal. En het is deze laatste die zich een deel toeeigent op de rug van de arbeiders via de meerwaarde. De verkoop van de producten van de loonarbeid in het kader van de wereldmarkt is de onmisbare voorwaarde om deze meerwaarde te realiseren. De fundamentele oorzaak van de soberheid en de ellende die zich uitstort over de arbeidersklasse, is wel degelijk de overproductiecrisis die de concurrentie tussen kapitalisten op een oververzadigde markt op de spits drijft, die hen er toe drijft om hun productiekosten te verlagen, de flexibiliteit ten top te drijven, de lonen te verlagen en overal te ontslaan. Dat toont duidelijk aan waarom een ‘andere politiek’, dat wil zeggen een politiek die zou breken met de dynamiek van ellende en oorlog, niet mogelijk is in de schoot van het kapitalisme en zijn ‘democratische staat’.
Tegenover de onmiskenbare anti-arbeiderspolitiek van de socialistische partijen SP.a/PS die al tien jaar in de regering zetelen, net als tegenover de corruptie en schandalen die hen periodiek teisteren, kan het logisch lijken om op te roepen tot het oprichten van ‘een echte linkse partij’, die werkelijk de belangen zou vertegenwoordigen van de werkers bij de verkiezingen en hun belangen zou verdedigen in het vertegenwoordigingssysteem van de burgerlijke staat, in het nationale parlement. Nochtans is het niet de eerste keer dat een partij zich opwerpt als de uitdrukking van een ‘ander links’ en oproept om voor haar te stemmen met de belofte om een ‘andere politiek’ te voeren: van de verschillende ‘communistische’ partijen tot de PDS in Duitsland, de Partido de la Rifondazione Comunista in Italië of de ‘Arbeiderspartij’ van Lula in Brazilië, al deze partijen ‘links van de SP’ hebben dat beloofd maar dat heeft hen niet belet, van ‘president’ Lula in Brazilië tot de ‘ex-communisten’ van Italië of in Duitsland, om een politiek te ondersteunen van het versterken van het nationale kapitaal, van de nodige maatregelen te nemen om de concurrentiecapaciteit van het nationale kapitaal te verstevigen.
Voor de revolutionairen is het verraad van de socialistische partijen en later dat van de ‘communistische’ of ‘arbeiders’partijen niet het gevolg van het toeval, van pech of van slechte leiders, het is het product van de evolutie zelf van het kapitalistisch systeem en van zijn huidige fase. In de huidige fase van het verval, van de wereldcrisis, van de chaos en de veralgemeende oorlog, zijn de burgerlijke staten in hun geheel geëvolueerd naar een systeem waarbij de partijen niet zozeer de uitdrukking zijn van de strijd tussen burgerlijke fracties om de controle over de staat, maar waarbij het geheel van deze partijen eerder het uitvloeisel is van de belangen van het nationale kapitaal en zich inzetten voor de verdediging ervan, in de krachtmeting tussen de imperialistische rovers op het internationaal vlak. Geloven dat in een dergelijke context die volkomen wordt gecontroleerd door de burgerlijke staat, er zich een partij zou kunnen ontwikkelen die de belangen van de uitgebuite klasse zou kunnen verdedigen binnen het kader van het parlementaire verkiezingssysteem, ja zelfs de macht veroveren, komt neer op zichzelf verhaaltjes wijsmaken, zich in slaap wiegen met zinsbegoochelingen.
Bij de aanvang van de twintigste eeuw hebben de opportunistische fracties van de sociaal-democratie, verblind door de exponentiële groei van het kapitalisme en door de indrukwekkende ontwikkeling van hun eigen krachten, de illusie verspreid van een geleidelijke overgang naar het socialisme door de controle te nemen over de burgerlijke staat door middel van de verkiezingshefboom. Honderd jaar later, na twee wereldoorlogen, verschrikkelijke economische crises, een groeiende chaos en een barbarij over de hele planeet, betekent het komen aandraven met een dergelijke opvatting niets anders dan een schaamteloze misleidingsonderneming die er op gericht is om de werkers de weg op te drijven van de zelfmoord.
Tegenover de twijfel omtrent het nut van dergelijke programma’s en organisaties, brengen de ‘radicaalste’ onder hen, zoals de trotskisten van LSP/MAS, daar tegen in: “Wij laten ons niet vangen. Wij weten heel goed dat deze nieuwe partij geen revolutionaire partij zal zijn, dat de ene of andere politieke leider of vakbondsman nog verraad zal plegen, maar deze negatieve ervaring is een verplichte ervaring voor de werkers opdat zij zouden leren inzien wie de werkelijke revolutionairen zijn” (LSP, Voor een nieuwe partij van de arbeiders, 06.04.06). Doen geloven dat het opsluiten van de arbeiders in een reformistische logica en een perspectief van zelfmoordactie de ontwikkeling van de proletarische bewustwording zou kunnen begunstigen, getuigt van een grenzeloos cynisme. Verre van te steunen op de kracht en de organisatie die de arbeidersklasse kan verwerven in haar strijd, stelt LSP als doelstelling voor de ontwikkeling van de bewustwording… de individuele ervaring van ‘iedere arbeider’, de democratische misleiding die ‘elke arbeider’ omvormt tot een ‘burger’, alleen, geïsoleerd in zijn stemhokje, met de illusie dat zijn stembiljet invloed zal hebben op zijn sociale levensvoorwaarden. De gauchisten beweren dat men moet vertrekken van de illusies van de arbeiders om hen mee te sleuren in een negatieve ervaring opdat zij zouden bewust worden. Beweren dat bewustwording ontstaat uit de verwarring, uit de misleiding en de ontmoediging, getuigt van walgelijk cynisme en onthult alleen maar de ware aard van dergelijke initiatieven: niet het ontwikkelen van het bewustzijn van de arbeidersklasse maar in tegendeel het vertroebelen ervan door de klasse in de val te lokken van de democratische campagnes van de bourgeoisie.
Deze campagnes rond de ontwikkeling van een ‘echte linkerzijde’ bieden dus geen enkel strijdperspectief aan de arbeidersklasse. In tegendeel, ze leiden de woede die steeds meer tot uitdrukking komt af naar de valstrik van de verkiezingen en de democratische hervormingen. En zo vermijden zij de ontwikkeling van het nadenken in de schoot van het proletariaat omtrent de perspectieven en de middelen van de strijd tegen de toenemende barbarij van de burgerlijke maatschappij.
Jos / 01.04.07
Geconfronteerd met de angst voor de toekomst, de schrik voor de werkloosheid, het balen van de soberheid en de bestaansonzekerheid, gebruikt de bourgeoisie de verkiezingen om het nadenken binnen de arbeidersklasse te belemmeren.
De weigering om deel te nemen aan het verkiezingscircus is geen vanzelfsprekende zaak voor het proletariaat omdat deze misleiding nauw verbonden is met de kern van de ideologie van de heersende klasse: de democratie. Heel het sociale leven van het kapitalisme wordt door de bourgeoisie georganiseerd rond de mythe van de ‘democratische’ staat. Deze mythe is gegrondvest op het leugenachtige idee dat alle burgers ‘gelijk’ en ‘vrij’ zouden zijn om via hun stem, te ‘kiezen’ voor hun politieke vertegenwoordigers en het parlement, dat voorgesteld wordt als de weerspiegeling van de ‘volkswil’. Dit ideologische bedrog is voor de arbeiders moeilijk te ontzenuwen, ook al omdat de verkiezingsmis-leiding gedeeltelijk steunt op bepaalde waarheden. De bourgeoisie misbruikt ze, via het vervalsen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging, door de herinnering op te roepen van de heldhaftige strijd van de arbeidersklasse voor de verovering van het stemrecht. Tegen de grove propagandistische leugens is het noodzakelijk om terug te grijpen opde werkelijke standpunten die werden verdedigd door de arbeidersbeweging en haar revolutionaire organisaties. En dat niet op zichzelf, maar met betrekking tot de verschillende perioden van de ontwikkeling van het kapitalisme en van de behoeften van de revolutionaire strijd van het proletariaat.
De negentiende eeuw is de periode van volle ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de bourgeoisie het algemeen stemrecht en het parlement gebruikte in haar strijd tegen de adel en haar eigen reactionaire fracties. Zoals Rosa Luxemburg in 1904 onderstreepte in haar tekst Sociaal-democratie en parlementarisme: “Verre van een absoluut product te zijn van de democratische ontwikkeling, van de vooruitgang van het menselijke geslacht of van soortgelijk schoons, is het parlementarisme veeleer de bepaalde historische vorm van de klassenheerschappij van de bourgeoisie en – dit is dan de keerzijde van deze heerschappij – van de strijd van de bourgeoisie tegen het feodalisme. Het burgerlijke parlementarisme blijft slechts zolang in leven als de strijd tussen de bourgeoisie en het feodalisme duurt.” (Rosa Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, L.J.C. Boucher, Den Haag) Met de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, schaft de bourgeoisie de lijfeigenschap af en breidt zij de loonarbeid uit voor de behoeften van haar economie. Het parlement wordt de arena waar de verschillende burgerlijke partijen elkaar bevechten om te beslissen over de samenstelling en de oriënteringen van de regering die belast wordt met de uitvoerende macht. Het parlement wordt tot het centrum van het burgerlijke politieke leven, maar in dit democratisch parlementair systeem, zijn alleen de notabelen kiezers. De proletariërs hebben geen spreekrecht, noch het recht van organisatie.
Onder druk van de Eerste en vervolgens van de Tweede Internationale gingen de arbeiders sociale strijd van grote omvang voeren, dikwijls ten koste van hun eigen leven, om verbeteringen af te dwingen van hun levensvoorwaarden (vermindering van de werktijd van veertien tot tien uren, verbod op kinderarbeid en op zwaar werk voor de vrouwen… ). Aangezien het kapitalisme toen nog een sociaal systeem in volle bloei was, stond zijn omverwerping door de proletarische revolutie nog niet op de dagorde. Dat is de reden waarom de eisenstrijd op het economische vlak, via de vakbonden, en de strijd van zijn politieke partijen op het parlementaire terrein, het voor het proletariaat mogelijk maakten om hervormingen in zijn voordeel in de wacht te slepen. Een dergelijke deelname “maakte het voor de arbeidersklasse mogelijk druk uit te oefenen ten gunste van deze hervormingen, en tegelijkertijd de verkiezingscampagnes te gebruiken als propaganda- en agitatiemiddel voor het proletarisch programma en het parlement te gebruiken als tribune om de schandelijke politiek van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Daarom ook was in een groot aantal landen de strijd voor het algemeen kiesrecht gedurende de hele 19e eeuw één van de belangrijkste gelegenheden voor de mobilisatie van het proletariaat ” (1). Dit zijn de stellingen die Marx en Engels gedurende heel deze periode van de bloei van het kapitalisme verdedigden in goedkeuring van de deelname van het proletariaat aan de verkiezingen.
Aan de dageraad van de twintigste eeuw had het kapitalisme de wereldmarkt veroverd. Toen het opbotste tegen de grenzen van zijn geografische uitbreiding, stuitte het op de objectieve beperkingen van de markten: de afzetmarkten van zijn productie worden steeds meer ontoereikend. De kapitalistische productieverhoudingen vormen zich vanaf dat moment om tot belemmeringen van de ontwikkeling van de productiekrachten. Het kapitalisme komt als een geheel terecht in een periode van crises en oorlogen van wereldomvang.
Een dergelijke omwenteling zal een diepe verandering teweegbrengen in de politieke levenswijze van de bourgeoisie, in het functioneren van haar staatsapparaat en, a fortiori, in de voorwaarden en strijdmiddelen van het proletariaat. De rol van de staat wordt overheersend want hij alleen is in staat om ‘de orde’ en de samenhang te verzekeren van een kapitalistische maatschappij die wordt verscheurd door haar eigen tegenstellingen. De burgerlijke partijen worden steeds vanzelfsprekender tot instrumenten van de Staat die belast worden met het doen aanvaarden van diens politiek. De politieke macht vertoont de neiging om zich te gaan verplaatsen van de wetgevende naar de uitvoerende macht en het burgerlijke parlement wordt tot een lege huls. Het beschikt niet meer over een werkelijke beslissingsmacht. Deze werkelijkheid werd in 1920, op haar Tweede Congres, door de Kommunistische Internationale duidelijk gekenschetst. “De houding van de Derde Internationale ten overstaan van het parlementarisme wordt niet bepaald door een nieuwe doctrine maar door de verandering van de rol van het parlement zelf. In het voorbije historische tijdperk heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis. Onder de moderne voorwaarden van ongebreideld imperialisme is het parlement een wapen van valsheid, bedrog, en geweld geworden, een plaats van opgewonden gebabbel. [...] In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven." (2).
Sindsdien was er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Het tegendeel dringt zich op aan het proletariaat: steeds grotere opofferingen, ellende en uitbuiting. De revolutionairen zijn eensgezind in de erkenning van het feit dat het kapitalisme zijn historische grenzen heeft bereikt, en dat het in zijn vervalfase is binnengetreden, zoals bleek uit de ontketening van de Eerste Wereldoorlog. Voortaan was het alternatief: socialisme of barbarij. Het tijdperk van de hervormingen was definitief afgesloten en de arbeiders konden niets meer verkrijgen op het terrein van de verkiezingen.
Desalniettemin ging er zich een debat ontwikkelen in de loop van de jaren 1920 in de schoot van de Kommunistische Internationale omtrent de mogelijkheid, verdedigd door Lenin en de Bolsjewistische Partij, van de ‘tactiek’ van ‘het revolutionaire parlementarisme’. Geconfronteerd met de ontelbare vraagstukken die werden opgeworpen door de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, woog het gewicht van het verleden door op de arbeidersklasse en haar organisaties. De imperialistische oorlog, de proletarische revolutie in Rusland, en vervolgens de terugval van de proletarische strijdgolf op wereldvlak vanaf de jaren 1920 brachten Lenin en zijn kameraden er toe om te denken dat men het parlement van binnen uit zou kunnen vernietigen of het parlement zou kunnen gebruiken als een revolutionaire tribune. In feite zou deze foute ‘tactiek’ de Derde Internationale steeds verder doen afdrijven naar compromissen met de ideologie van de heersende klasse. Het isolement van de Russische Revolutie, de onmogelijkheid van haar uitbreiding naar de rest van Europa door het neerslaan van de revolutie in Duitsland, zouden eerst de Bolsjewiki en de Internationale, en vervolgens de Kommunistische Partijen, doen afdrijven naar een ongebreideld opportunisme. Dit opportunisme zou hen er toe brengen om de revolutionaire standpunten van de Eerste en de Tweede Congres van de Kommunistische Internationale in vraag te gaan stellen om daarna, tijdens de daaropvolgende congressen, te ontaarden in het verraad van het stalinisme dat tot speerpunt werd van de triomferende contrarevolutie.
Tegen dit opgeven van de beginselen reageerden de meer linkse fracties in de Kommunistische Partijen (3). Te beginnen met de Italiaanse Linkerzijde met Bordiga aan het hoofd ervan die, reeds vóór 1918, de verwerping van de verkiezingsactie voorstond. Eerst gekend als ‘Abstentionistische kommunistische fractie’, werd die formeel opgericht na het Congres van Bologna in oktober 1919 en, in een brief gestuurd vanuit Napels naar Moskou, bevestigde zij dat een werkelijke partij die zich moest aansluiten bij de Kommunistische Internationale, alleen kon worden opgericht op basis van antiparlementaire grondslagen. Anton Pannekoek bandrukte ook duidelijk de onmogelijkheid voor de revolutionairen om het parlement te gebruiken, want een dergelijke tactiek zou enkel kunnen leiden tot het sluiten van compromissen, van toegevingen aan de heersende ideologie. Zij kon er enkel toe leiden om een schijn van leven te verlenen aan deze afstervende instellingen, tot aanmoedigen van de passiviteit van de arbeiders, terwijl de revolutie een actieve en bewuste deelname vereist van het geheel van het proletariaat.
In de jaren 1930, zou de Italiaanse Linkerzijde, via haar tijdschrift Bilan op concrete wijze aantonen hoe de strijd van de Franse en Spaanse proletariërs werd omgebogen naar het verkiezingsterrein. Bilan beweerde terecht dat de ‘tactiek’ van de volksfronten in 1936, het mogelijk had gemaakt om het proletariaat als kanonnenvlees in te kaderen in de tweede imperialistische wereldslachting. Op het einde van deze afschuwelijke holocaust was het de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (waar de IKS uit voortkomt) die het tijdschrift Internationalisme publiceerde, die op de duidelijkste manier de ‘tactiek’ van het revolutionaire parlementarisme zou aanklagen: “De politiek van het revolutionaire parlementarisme heeft ruimschoots bijgedragen tot het ontaarden van de partijen van de Derde Internationale en de parlementaire fracties hebben gediend als forten van het opportunisme [...]. De waarheid is dat het proletariaat voor zijn bevrijdingsstrijd geen gebruik kan maken van ‘het politieke strijdmiddel’ dat eigen is aan de bourgeoisie en bestemd is voor zijn onderwerping. Het revolutionaire parlementarisme heeft als werkelijke activiteit in feite nooit bestaan om de eenvoudige reden dat de revolutionaire actie van het proletariaat, wanneer deze er mee geconfronteerd werd, inhield dat het zich als klasse mobiliseerde op een buiten-kapitalistisch vlak, en niet gebonden aan stellingen binnen de kapitalistische maatschappij” (4).
Sindsdien is het niet deelnemen aan de verkiezingen een klassengrens tussen de proletarische en de burgerlijke organisaties. Onder deze voorwaarden worden, sinds meer dan tachtig jaar, de verkiezingen op wereldschaal door alle regeringen gebruikt, wat ook hun politieke kleur is, om het ongenoegen van de arbeiders af te leiden naar een steriel terrein en om de mythe van de ‘democratie’ geloofwaardig te houden. Het is trouwens geen toeval dat vandaag, in tegenstelling tot de negentiende eeuw, de ‘democratische’ staten een verwoede strijd leveren tegen het abstentionisme (het niet-stemmen) en tegen de leegloop van de partijen, want de deelname van de arbeiders aan de verkiezingen is van wezenlijk belang voor het in stand houden van de democratische zinsbegoocheling.
In tegenstelling tot de onpasselijk makende propaganda die ons ervan wil overtuigen dat de stembus regeert, moeten wij opnieuw bevestigen dat de verkiezingen een pure maskerade zijn. Natuurlijk kunnen er meningsverschillen bestaan bij de verschillende fracties die deel uitmaken van de burgerlijke staat over de wijze waarop de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd worden, maar fundamenteel organiseert en controleert de bourgeoisie het verkiezingscarnaval opdat het resultaat zou overeenstemmen met haar behoeften als heersende klasse. Dat is de reden waarom de kapitalistische staat haar dienstbare media organiseert, manipuleert en gebruikt. Zo is er sinds het einde van de jaren 1920 tot op heden, onafhankelijk van het resultaat van de verkiezingen, van het feit of het rechts was of links dat zegevierend uit de verkiezingen kwam, tenslotte altijd dezelfde anti-arbeiderspolitiek gevoerd.
De laatste maanden is het georkestreerd focussen van de bourgeoisie op de presidentsverkiezingen van mei 2007 in Frankrijk er tijdelijk in geslaagd om de aandacht van de arbeiders aan te trekken en hen er van te overtuigen dat deze een inzet vormen voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Niet alleen stort de bourgeoisie de arbeidersklasse in een absolute verpaupering, maar bovendien vernedert ze haar door haar ‘het brood en spelen van het verkiezingscircus’ te geven. Vandaag blijft er voor het proletariaat geen andere keuze over. Ofwel laat het zich meeslepen op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staten die haar uitbuiting en onderdrukking organiseren, een terrein waarop het slechts kan geatomiseerd worden en waarop het geen weerstand kan bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt het zijn collectieve strijd, op een solidaire een eensgezinde wijze, ter verdediging van zijn levensvoorwaarden. Het is alleen op deze wijze dat het proletariaat zijn kracht zal kunnen terugvinden als revolutionaire klasse: zijn eenheid en zijn capaciteit om te strijden buiten en tegen de burgerlijke instellingen om (parlement en verkiezingen), voor de omverwerping van het kapitalisme.
Tegenover de verergering van de aanvallen en de electorale hersenspoeling ten spijt, is het proletariaat bezig met het ontwikkelen van een diepere overdenking van de betekenis van de massale werkloosheid, van de onophoudelijke aanvallen, van de ontmanteling van de pensioensystemen en de sociale bescherming. Op termijn kunnen de anti-arbeiderspolitiek van de bourgeoisie en het proletarisch verzet hiertegen slechts uitmonden in een groeiende bewustwording in de schoot van de arbeidersklasse, van het historisch bankroet van het kapitalisme. Het proletariaat moet niet meewerken aan het smeden van zijn eigen ketenen, maar moet ze stuk breken! De versterking van de kapitalistische staat moeten de arbeiders beantwoorden met de wil om hem te vernietigen!
Het alternatief van vandaag blijft dus hetzelfde als dat wat door de marxistische Linkerzijde in de jaren 1920 werd ontwikkeld: verkiezingen en misleiding van de arbeidersklasse of ontwikkeling van de bewustwording van de klasse en uitbreiding van de strijd naar de revolutie!
D.
(1) Platform van de IKS
(2) Tweede Kongres van de Kommunistische Internationale
(3) De IKS is de erfgename van deze Kommunistische Linkerzijde en onze standpunten zijn er de voortzetting van.
(4) Lees hiervoor het artikel van Internationalisme, nr.36 van juli 1948, opnieuw gepubliceerd in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr.36.
Als we de bourgeoisie zouden geloven, die van rechts en die van links, dan zou het kapitalisme gezond en in volle groei zijn. Het ongelooflijk dynamisme van de Chinese economie zou daar het onweerlegbaar bewijs van zijn. Werkloosheid? Ontslagen bij de vleet? Toenemende verarming? Dat zou enkel het gevolg zijn van uitwassen, de fout van winstgeile leiders zonder scrupules. Met wat minder liberalisme en wat meer staat zou alles nog beter gaan in de best mogelijke van alle werelden. Dit alles is één grote leugen. In werkelijkheid is het kapitalisme een systeem in doodsnood en maakt zijn economische wereldcrisis momenteel een nieuwe versnelling door. Wat voor toekomst heeft de heersende klasse voor ons in petto, voor een arbeidersklasse die al een voortdurende aftakeling van haar bestaansvoorwaarden ondergaat?
Op dinsdag 27 februari onderging de beurs van Sjanghai in China in enkele uren een plotse daling van 8,8%, en sleurde daarbij de beurzen van de hele wereld in haar kielzog mee. In New York bijvoorbeeld ging Wall Street er 3,5% op achteruit, de grootste daling in vijf jaar.
Hoe kon de marktdaling in Sjanghai een golf van aandelenverkopen teweegbrengen die de hele wereld troffen, terwijl de specialisten dag na dag opscheppen over de goede gezondheid van de beursmarkten? In feite hebben de records die de beursindexen de laatste jaren bereiken geen andere basis dan speculatie. Overal, in alle sectoren en alle landen, worden investeerders met hetzelfde probleem geconfronteerd: overproductie. Zo is speculatie het enige middel geworden om winst te maken. In het grote casino van de virtuele economie is het doel van het spel aandelen te kopen in de hoop die op het juiste moment duur te verkopen. Maar bij het minste slechte nieuws steekt een wind van paniek op. Iedereen wil tegelijk verkopen, wetende dat het merendeel van die aandelen in werkelijkheid niets vertegenwoordigt, geen fabriek, geen goederen. De kleine oprisping in Sjanghai geeft aan wat voor stormen er in de toekomst kunnen opsteken.
Het inzakken van de beurs van Sjanghai is voor een deel verbonden met wat de economisten de verhitting van de Chinese economie noemen. Teveel investeringen, overcapaciteit inzake productie, grote schuldenlast: de Chinese economie is compleet uit balans en stevent steeds duidelijker af op een bijzonder brutale recessie. Natuurlijk, enkele jaren geleden kende de Chinese economie nog een zeer hoge groeivoet en een versnelde industriële ontwikkeling. In 2006 bereikte die groei zelfs 10,7%. Maar de arbeiders in dit land, die leven en werken in echte industriële strafkampen, ondervinden aan den lijve wat die expansie betekent. In werkelijkheid draait die rond twee pijlers die een kritisch breukpunt bereiken. De eerste pijler is de schuldenlast. De schuld van China groeit dubbel zo snel als zijn Bruto Nationaal Produkt! Zijn banksysteem zit opgescheept met 50% ongedekte schulden! De tweede pijler is de noodzaak voor China om een groeiend deel van zijn waren af te zetten op de Amerikaanse markt, terwijl die, op de rand van de recessie, serieus aan het krimpen is. De binnenlandse Chinese markt is inderdaad zeer zwak en kan wat het land produceert geenszins opnemen. Zijn economie is dus compleet afhankelijk van de uitvoer. En de tijd dat de Amerikaanse economie de wereldeconomie vooruittrok loopt ten einde, zonder dat een ander land in staat is het voortouw over te nemen.
De Chinese eerste minister, Wen Jiabao, die het grote gevaar van overproductie beseft, heeft onlangs verklaard dat de regering de groei in 2007 tot 8% zal beperken. Dat zal gaan via een verstrakken van het monetaire beleid. Geld lenen zal duurder worden. Duidelijk gezegd: in het vervolg zal het moeilijker worden te investeren om te vermijden dat de economie buiten proporties op hol slaat!
Gedurende die zwarte week van de beurzen over de wereld was de Amerikaanse staatssecretaris van de schatkist, Hank Paulson, op rondreis door Azië. Hij moest de Chinese staat overtuigen van de stevigheid van de Amerikaanse economie, door als een echte praatjesmaker de ernst van de vastgoedcrisis en de monetaire en financiële risico's te bagateliseren. Een belangrijk deel van de Chinese economie wordt inderdaad gevoed met massale Amerikaanse tegoeden en deviezen, dollars die China deels opnieuw in de Verenigde Staten investeert en die dienen om de groei van het Amerikaans tekort te beperken. Om al die redenen worden beide economieën geconfronteerd met een verschrikkelijke tegenstelling: ze worden gedwongen een hardnekkige oorlog te voeren en tegelijk zijn ze uiterst afhankelijk van elkaar geworden, waarbij de recessie van de één de recessie van de ander veroorzaakt. En vandaag zijn beide inderdaad aan het wegzakken.
A. Greenspan, de voormalige grote goeroe van het Amerikaanse financieel beleid, erkent zeer officieel de mogelijkheid van een recessie in 2007 in de Verenigde Staten. De meest zichtbare en onmiddellijke reden voor die vertraging is zonder twijfel dat de vastgoed ballon van dit land aan het ontploffen is. De prijzen in die activiteitssector zijn al met een kwart gedaald, en dat is nog maar een begin. Sommige economisten schatten dat die markt met 40% overschat is. De correctie zou kunnen neerkomen op 6000 miljard dollar, dat is zowal één derde van het Amerikaans Bruto Binnenlands Produkt! De vastgoedcrisis slaat nu over naar Groot-Brittannië: "Dit is slecht nieuws dat kan alarmeren. Kensington, leider inzake riskant vastgoedkrediet in Groot-Brittannië, heeft op vrijdag 23 maart toegegeven 23% van zijn aandeel verloren te hebben." (Le Monde, 24.03.07). Die haai van het krediet leent geld aan meer dan 15.000 gezinnen, die op hun beurt insolvent geacht worden.
De gevolgen voor de arbeidersklasse zullen verschrikkelijk zijn. In de Verenigde staten hadden de huishoudens de gewoonte aangenomen via hypothecair krediet geld te lenen naarmate de waarde van hun appartement toenam. De fenomenale stijging van de vastgoedprijzen in de laatste jaren gaf de arbeiders de indruk dat ze rijker geworden waren! Met tienduizenden zullen de huishoudens nu niet langer in staat zijn hun afbetalingen te voldoen, ze zijn letterlijk geruïneerd en kunnen op straat worden gezet. Erger nog: de vastgoedsector en de bouw zorgden voor 40% van de werkgelegenheid in de laatste drie jaar! De crisis in deze sector betekent dus dat tienduizenden arbeiders werkloos zullen worden. Die ladingen ontslagen komen bovenop die in de autosector die zwaar in de problemen is en aan de rand van het failliet staat. In zijn herstructureringsplan, dat van het vierde kwartaal 2005 tot het eerste kwartaal 2008 loopt, voorziet Ford koudweg de sluiting van 40% van zijn Noord-Amerikaanse vestigingen en het 'vertrek' van 50.000 van de 130.000 arbeiders. Eén van de laatste sectoren die nog overeind bleef aan de andere kant van de Atlantische oceaan, de dienstensector, deed dat vooral dankzij de groei van de activiteiten in de financiële sector. Ook deze sector gaat dus duistere dagen tegemoet met massale ontslagen.
Het binnenlands verbruik in de Verenigde Staten kan dus enkel verder en steeds sterker inkrimpen in de komende maanden. Het probleem voor de bourgeoisie is dat dit verbruik in de USA de voornaamste motor is waarop de wereldeconomie momenteel draait. Voor Europa, China, Japan, India... zal een groeiend deel van hun waren onverkoopbaar worden. De overproductie, bepalende factor van de wereldcrisis van het kapitalisme gaat nieuwe toppen scheren!
De besmetting van de economische wereldcrisis strekt zich vanzelfsprekend uit tot het monetaire front, en meer bepaald tot de dollar die in de komende maanden zal blijven dalen. De Verenigde Staten, die over alle redelijke grenzen heen in de schulden zitten (de Amerikaanse schuld bedraagt 7800 miljard dollar en stijgt met 1,64 miljard dollar per dag), zullen de buitenlandse kapitalen die de economie op de rand van de verstikking kwamen helpen, massaal zien wegvluchten. In Amerika is een gewelddadige daling van de groei nu onafwendbaar, die in haar kielzog een algemene recessie van de wereldeconomie zal veroorzaken. Niemand kan op dit ogenblik overzien met welke snelheid en diepgang deze nieuwe aardbeving het geheel van de economie zal treffen. Maar de gevolgen voor het proletariaat zijn niet moeilijk te raden. De arbeiders in India en China leven in omstandigheden die nog erger zijn dan die van hun klassenbroeders in Europa in de negentiende eeuw. Onder het juk van het wreedste aller uitbuitingen overleven de arbeiders er in ellende en ontbering. Geconfronteerd met het failliet van haar systeem en met de economische oorlog, werkt de bourgeoisie koudweg verder aan het exporteren van die wreedaardige uitbuitingsvoorwaarden naar het hart van het kapitalisme, naar de Verenigde Staten en West-Europa.
De enige toekomst die dit systeem voor ons in petto heeft, is die van steeds meer ellende. Geloven in een menselijker en beter beheerd kapitalisme is een luchtspiegeling, een utopie. Er is slechts één oplossing en die ligt in de handen van het proletariaat: een nieuwe wereld opbouwen, zonder klassen en zonder uitbuiting.
Tino / 28.03.07
Na alle ophef over de documentaire film van Al Gore “An Inconvenient Truth”, het Intergovernmental Panel on Climate Change eind januari te Parijs, was er de top van de EU in maart die zich boog over de klimaatsopwarming. Ze belijden allemaal luid en duidelijk hun wil te handelen om het natuurlijk milieu te beschermen en de toekomst van de komende generaties veilig te stellen. Nochtans, ondanks de vurige verklaringen eerder op de Aardetop in Rio (1992) of de resoluties van het protocol van Kyoto (1998) stijgt de vervuiling zienderogen en nemen de bedreigingen verbonden aan een ontregeling van het klimaat in omvang toe. Onmiskenbaar wekt de alarmklok voor het klimaat die nu geluid wordt heel wat onrust onder de bevolking en vooral bij jonge mensen die hun toekomst daardoor nog somberder inzien.
In de wirwar van verklaringen en misleidende campagnes blijven heel wat vragen, die onvermijdelijk rijzen, naar oorzaken, verbanden en oplossingen onbeantwoord.
Om dit overdenkingproces te stimuleren organiseert de IKS verschillende publieke bijeenkomsten om een werkelijk debat op gang te brengen. Dit was onder meer het geval in Brussel op 17 maart. Om de discussie op deze publieke bijeenkomst zo levendig en open mogelijk te maken vroegen we aan een jonge sympathisant of die de inleiding wilde houden. Heel enthousiast aanvaarde die het voorstel en de inleiding werd door de IKS en alle aanwezigen, waarvan zowat de helft jongeren, erg verwelkomt. De discussie op de bijeenkomst was zeer levendig onder meer door de actieve deelname van een ruim aandeel van de jongeren. De belangeloze en eerlijke inspanning van alle aanwezigen getuigde van een gemeenschappelijke bezorgdheid van de deelnemers om samen met de IKS deze zoektocht te ondernemen naar duidelijke argumenten en antwoorden. Zoals een deelnemer naar voor bracht: "Het zoeken naar de waarheid is belangrijker dan de waarheid zelf".
Niet alle onderwerpen konden echter behandeld worden, wat door sommige aanwezigen als frustrerend werd aangevoeld. Een positieve frustratie die getuigde van de honger naar meer die door het debat werd opgewekt! Afspraken voor een vervolg werden dan ook gemaakt.
Hieronder publiceren we de inleiding alsook de grote lijnen van het gevoerde debat.
Het is nu officieel: het VN-klimaatrapport zegt ons dat er op dit moment dreigende klimaatsveranderingen plaatsvinden die in de toekomst nog meer voelbaar zullen worden. Over de geloofwaardigheid van dit rapport kan gediscussieerd worden. Een artikel in EOS (Ongemakkelijke waarheden?, EOS, nr. 1, januari 2007), een maandblad over wetenschap en technologie, vertelt ons dat de gegevens waarop het Intergovernmental Panel on Climate Change, de onderzoeksgroep van de Verenigde Naties die de klimaatsveranderingen bestudeert, zich op onvoldoende en onvolledige gegevens baseert. Zeker is dat er belangrijke klimaatsveranderingen plaatsvinden en dat we ons kunnen verwachten aan de ergste rampscenario's: dieren, planten, hele ecosystemen zullen verdwijnen of verhuizen; droogte en hongersnood nemen toe; tijdens hittegolven zullen meer kinderen, ouderen en zieken sterven; in regio's die geteisterd zullen worden door stormen en intense regenval zullen nog meer slachtoffers vallen; ziektes zullen zich sneller verspreiden; indien de oceaanstromen stoppen kan het in West-Europa extreem koud worden; we kunnen miljoenen ecovluchtelingen verwachten; etc. Maar de bedoeling van de discussie die we vandaag zullen houden is niet om de klimatologie opnieuw uit te vinden, maar om over het maatschappelijke aspect te spreken, om stil te staan bij de propaganda van de heersende klasse.
- Zijn de klimaatsveranderingen de schuld van 'de mens' of van 'de mensheid', zoals het VN-klimaatrapport het ons voorschotelt? De krant De Morgen titelt: "Het is bijna zeker: het is onze schuld", waarmee ze verwijst naar het VN-rapport waarin staat dat 'de mens' zeer waarschijnlijk verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde door het gebruik van fossiele brandstoffen. 'De mensheid', wat betekent dit abstract begrip? Is dit het onnadenkende, egoïstische monster, dat niet op lange termijn kan denken, dat niet aan de volgende generaties denkt? Maar hebben wij hier, jij of ik, die wel bezorgd zijn over de toekomst, iets te zeggen over de manier waarop regeringen met dit probleem omgaan? Neen, volgens mij is de oorzaak niet 'de mens' of 'de mensheid'.
- Ligt de oorzaak van klimaatveranderingen dan bij de burger of met andere woorden het individu? We verbruiken te veel energie, te veel water, we rijden te veel met de auto. Dat is wat de media ons constant aanpraten. Is het aan elk individu om zijn consumptiegedrag of zijn energieverbruik aan te passen? Maar in de huidige maatschappij kan je enkel kiezen tussen een vervuilende en een minder vervuilende auto, tussen een minder dure, vervuilende verwarming en dure zonnepanelen. Waarom werkt men 's nachts en met de lampen aan i.p.v. overdag bij zonlicht? Neen, de schuld ligt niet bij het individu.
- Ligt de oorzaak dan bij de industrie? De industrie zelf is in wezen niet iets slechts. In de negentiende eeuw, met het kapitalisme in volle ontwikkeling, bloeide de industrie op, een bewijs van het toen vooruitstrevende karakter van het kapitalistische productiesysteem, aangezien de industrie ons voor het eerst in de geschiedenis de mogelijkheid bood te veel te produceren. Vanaf dat moment konden potentieel de basisbehoeften van alle mensen bevredigd worden.
- Of ligt de verantwoordelijkheid van de klimaatsveranderingen bij de kapitalistische maatschappij, bij het kapitalistische productiesysteem? Volgens mij ligt de werkelijke oorzaak van de klimaatsveranderingen inderdaad niet bij de 'destructieve aard van de mensheid', of bij het 'bewuste of onbewuste vervuilende gedrag van het individu', of tenslotte bij het productieapparaat als dusdanig, maar bij de manier waarop de industrie, de wetenschap en de techniek vandaag wordt gebruikt en ontwikkeld, dus bij het huidige productiesysteem. Want als de huidige technieken en wetenschappelijke inzichten ons de mogelijkheid bieden deze milieuramp te vermijden of zo veel mogelijk te beperken, waarom biedt de kapitalistische maatschappij ons die mogelijkheid dan niet?.
Kunnen we het probleem van klimaatsveranderingen oplossen binnen de huidige kapitalistische maatschappij, binnen de huidige economische, politieke en sociale structuren? Kan de staat dus of een vereniging van staten het probleem oplossen? Dat is de volgende vraag die we ons moeten stellen. Kan het kapitalisme bijvoorbeeld via haar politieke structuren, via de staat de mensheid redden? Ik betwijfel het. Vera Dua, voorzitter van Groen!, schreef in maart 2007 op de site van Groen!: "Er wordt amper minder CO2 uitgestoten dan in het beginjaar 1990. Terwijl nu al duidelijk is dat er in de periode na Kyoto nog veel zwaardere inspanningen zullen moeten volgen." Het is dus duidelijk: zelfs de bourgeoisie geeft toe dat haar 'revolutionaire' Kyoto-protocol niets uithaalt. En wat betekenen die 'zwaardere inspanningen' concreet? Meer betalen voor vuilniszakken, elektriciteit en water? Een deel van ieders loon afstaan 'voor het milieu'? Kunnen staten over de hele wereld zich verenigen over de grenzen heen en een blok vormen om deze ramp te voorkomen? Als de onderhandelingen tussen staten in hetzelfde tempo resultaten opleveren als op de recente EU- klimaattop, kunnen we het wel vergeten. In brede zin komt dit ecologisch probleem neer op de vraag of het kapitalisme de menselijke behoeften kan bevredigen, en dus ook een gezond milieu voor iedereen kan verzekeren. Indien ze zou bestaan om de menselijke behoeften te bevredigen zouden er niet tegelijk een overschot aan voedsel en hongersnood bestaan, zou men al lang milieuvriendelijke vervoersmiddelen gebruiken, zou men de wetenschap ontwikkelen voor andere doeleinden dan hoogtechnologische, uiterst vervuilende wapens.
De laatste en misschien belangrijkste vraag die dan te beantwoorden valt is: Welk alternatief dan voor de kapitalistische maatschappij, die de oorzaak lijkt te zijn van deze ecologische miserie? Het debat is open.
Verschillende deelnemers toonden met heel wat voorbeelden aan dat reeds met de huidige wetenschap en technologie inderdaad veel mogelijk is met veel minder schadelijke gevolgen. Zo werden onder meer opzienbarende projecten in verschillende werelddelen door een architectenbureau uit NY naar voor gebracht. Maar de discussie toonde al snel aan dat dergelijke experimenten vandaag enkel gerealiseerd worden als dit voldoende winst oplevert. In een aantal gevallen dienen de projecten enkel als imago van 'goodwill' of als prestigeproject om de slechte faam te verdoezelen van erg vervuilende bedrijven (vb Shell, Nike, Monsanto). Deze discussie maakte echter impliciet duidelijk, dat wetenschappelijk en technologisch gezien de kiemen voor een andere manier van produceren en leven aanwezig zijn. De aanwezigen waren het eens dat de enige grens om dit alternatief te realiseren die van het kapitalisme met zijn marktwetten is, niet de grenzen van de technologie of wetenschap.
Al snel draaide de discussie dan rond de vraag "Wat zijn de oorzaken dan?: de menselijke aard, het individu of het kapitalisme". Het Rapport van Parijs wijst de mens en het individu als consument aan als vervuiler: 'ieder deelt in de problematiek (auto, plasticzakken,verwarming,…)' zo wordt gesteld. Maar alles is geïndividualiseerd, opgebouwd volgens de wetten van de moordende concurrentie, en is dus niet individueel op te lossen, repliceren de aanwezigen. Dit rapport praat alleen een schuldgevoel aan.
Verschillende deelnemers probeerden aan te tonen dat de mens inderdaad zijn omgeving, de natuur modificeert, en de klimaatwijzigingen niet enkel een natuurlijk fenomeen zijn maar meer en meer veroorzaakt worden door de menselijke activiteit. Dat is niet nieuw. Vroeger kenden we de ontwikkeling van de veeteelt en de landbouw, de groei der grote steden, die massale ontbossing tot 60% van de wereldvoorraad met zich meebracht, vooral in de achttiende en negentiende eeuw. Maar indien vroeger de gevolgen beperkt bleven - hoewel veel ziektes erdoor kunnen verklaard worden - dan zijn die momenteel wereldwijd onmiskenbaar geworden op grote schaal. Wanneer het systeem bij het begin van de twintigste eeuw aan zijn vervalfase begint, neemt de vernieling van het natuurlijk milieu hele andere dimensies aan. Ze wordt genadeloos, net zoals de genadeloze strijd die de kapitalistische ratten met elkaar leveren om zich te handhaven op de wereldmarkt. De productiekosten tot het minimum herleiden om zo concurrentieel mogelijk te zijn wordt een onafwendbare regel om te overleven. In die context worden maatregelen om de industriële vervuiling in te dijken natuurlijk een onaanvaardbare meerkost. Het kapitalisme heeft zich nooit om het welzijn van de planeet noch van de mens bekommert maar met het historisch verval van het kapitalisme is het veel erger geworden en versnelt dit proces zich. De accumulatie van kapitaal is het hoogste doel van de kapitalistische productie en het lot dat de mensheid of het milieu beschoren wordt heeft geen belang... zolang het rendeert, is het goed. De rest is tenslotte 'quantité négligeable', een onbelangrijk detail.Een deelnemer citeerde in dit verband Marx: "Accumulatie om de accumulatie, productie om de productie, dat is het ordewoord van de politieke economie die de historische missie van de burgerlijke periode aankondigt. En ze heeft nooit stilgestaan bij de pijnen die het scheppen van rijkdom met zich meebrengt: waartoe zou dat gejammer dienen dat toch niets verandert aan de historische onafwendbaarheden?" (Karl Marx, Het Kapitaal - Boek I)
Een aspect dat eveneens uitvoerig aan bod kwam was of het ecologisch drama de motor kan zijn voor een groeiend bewustzijn op wereldvlak. Enerzijds argumenteerden sommigen dat de frustratie in positieve zin kan omgezet worden: "zo kan het niet verder, maar er zijn oplossingen". De ganse mensheid op wereldvlak is betrokken, er is een gezamenlijke vijand. Dus is er een breed draagvlak mogelijk voor het alternatief.
Maar, voerden anderen aan, de ideologische campagnes die nu met veel heisa gevoerd worden gaan de bewustwording dat het kapitalisme de oorzaak is tegen. Zij voorkomen dat het probleem van de klimaatwijziging nu in verband wordt gebracht met de andere grote rampen op wereldschaal: de honger, de oorlog, de vluchtelingenstroom, de ziektes, de overproductiecrisis. Met de campagnes rond de huidige dreiging probeert de bourgeoisie, net zoals ze dat deed met de atoomdreiging in de jaren 1950 tot 1990, de boodschap te verspreiden van: "schakel dit probleem uit en er is geen probleem meer", het kapitalistische productie-systeem met zijn imperialistische uitwassen en vernietiging wordt op zich niet in vraag gesteld. In feite wordt, paradoxaal genoeg, het probleem geëxploiteerd om offers te eisen, niet van de bourgeoisie maar van de arbeidersklasse. Allerlei vormen van soberheidsmaatregelen en van milieubelasting worden via slinkse trucs doorgevoerd (dikke truiendag, autoloze zondagen, fietsdagen, taks op oude auto's, op plasticzakken, op verwarming,…). Maar daar blijft het niet bij. De problematiek wordt ook gebruikt in de concurrentieslag met andere landen. Zo probeert men China ecologische normen op te leggen om de eigen markten te beschermen. Of in naam van de vervuiling militaire actie te rechtvaardigen zoals in Kosovo waar een belangrijke fabriek gesloten werd. Ook in het nucleair debacle zien we iedere staat zijn eigen belangen verdedigen, en helemaal geen algemeen plan van aanpak. Tenslotte werd ook nog aangehaald dat er zelfs sprake is van een soort van 'ramptoerisme'. Canada opent nieuwe uitwegen door het smelten van het ijs, allerlei firma's proberen winst te slaan via het commercieel etiket 'dit is ecologisch'.
De actieve deelname van het merendeel van de aanwezigen aan het debat bracht met zich mee dat er geen ruimte meer was voor een uitgebreide discussie over de alternatieven en duurzame oplossingen. De meeste waren het eens met de aard en de ernst van de problemen en ook met de globale analyse. Allen waren het bovendien eens dat een samenleving creëren waar de mens en zijn toekomst centraal staan een dwingende noodzaak is geworden. Probleem voor veel aanwezigen was dat ze niet goed zagen hoe te beginnen aan de omvorming van deze maatschappij. In de conclusie gaf de IKS enkele oriëntaties in dit verband en de aanwezigen vroegen een verdere discussie daarover te organiseren.
Lac / 09.04.2007
Nog maar net waren de 3000 afdankingen bij VW Vorst en de duizenden andere bij de toeleveringsbedrijven vastgelegd, waren de productiviteitsstijgingen en de loondalingen bij de 2200 arbeiders “die het geluk hebben om bij VW te mogen blijven” opgelegd of een nieuwe grootscheepse aanval werd ontketend in de automobielsector: 1400 ontslagen onder de 4500 arbeiders in de GM vestiging in Antwerpen. En steeds opnieuw, hetzelfde syndicale gekonkel om elke poging tot weerstand te ontkrachten en de arbeiders af te leiden van een reflectie over de ware betekenis van deze sociale catastrofe:
– het nationalisme: ze doen alles om de arbeiders van de verschillende vestigingen tegen elkaar op te zetten: “De Duitsers van Opel, de Britten van Vauxhall, de Zweden van Saab hebben het op een akkoord gegooid op de kap van de Belgen” (zie DM, 19.04.07);
– het corporatisme: gedurende jaren maakten de bonden de arbeiders wijs dat ze ‘de beste van de klas’ waren en dat GM Antwerpen de herstructureringsdans zou ontspringen indien ze hun eisen matigden en de flexibiliteit aanvaardden. Vandaag roepen ze diezelfde arbeiders op om te tonen dat ze de beste zijn door niet in staking te gaan maar nog harder te werken en om te vertrouwen op de vakbondsonder-handelaars voor het afdwingen van het “best mogelijk plan voor de fabriek”;
– het isolement: tijdens de staking bij VW Vorst nog, riepen de bonden op om afstand te houden van de ‘heethoofden’ van VW en om de solidariteit te beperken tot mooie woorden. Vandaag zetten ze duidelijk uit wat zij onder solidariteit verstaan, precies op dezelfde wijze als de bourgeoisie dat ziet: het verdelen van de offers in het belang van de economische wetmatigheden: “Hoopgevend is het dat het vakbondsfront van alle Opel-vestigingen de sluiting van een volledige fabriek heeft weten te voorkomen. [...] Alle vestigingen dragen een deel van de saneringsinspanning. Dat was helemaal niet zo bij VW Vorst, waar van grensoverschrijdende solidariteit geen sprake was” (H. Jorrissen, voorzitter van de Socialistische metaalvakbond, De Standaard, 18.04.07).
In werkelijkheid hebben patroons, vakbonden en regering gezamenlijk deze aanval gepland en ten uitvoering gebracht, door eerst de duizend afdankingen bij Gevaert erdoor te drukken, om vervolgens het ‘probleem’ VW aan te pakken, en dan tenslotte pas de arbeiders van GM te treffen, terwijl ze sedert maanden perfect op de hoogte waren van de bedoelingen van de internationale leiding van GM. Vandaag bundelen ze hun krachten om de arbeiders te overtuigen dat er niets te ondernemen valt tegen de ‘natuurlijke wetten van de economie’, om te verdoezelen hoezeer deze maatregelen precies de uitdrukking zijn van een steeds duidelijker wordend failliet van de kapitalistische productiewijze.
Terwijl de bourgeoisie genoodzaakt is ten gevolge van de economische impasse om steeds hardere aanvallen uit te voeren, vermenigvuldigen zich echter ook binnen de arbeidersklasse woede en strijdbaarheid. Arbeiders wachten niet langer op syndicale ordewoorden maar gaan spontaan in staking: bij het openbaar vervoer in Wallonië of in Brussel, bij de NMBS of de veiligheidsdiensten en de brandweerlieden op de luchthaven van Zaventem, en last but not least bij verschillende toeleveringsbedrijven van de Fordfabrieken in Genk, waar arbeiders spontaan in staking gingen, eerst bij SML (motoren), om vervolgens uit te breiden naar Lear (zetels), IAC (instrumentenborden) et TDS (losse stukken).
Over het algemeen haasten de bonden zich in de huidige periode om zulke bewegingen te erkennen om ze op die manier onder controle te krijgen. Bij de uiterst gespannen sfeer in de automobielsector echter, probeerden de bonden de spontane staking bij de toeleveraars meteen de kop in te drukken door de ‘onverantwoordelijkheid’ van de actie aan te klagen en cynisch te stellen: “Er is niet alleen het economische verlies voor Ford. Voor de fabriek dreigt ook imagoverlies” (H. Jorrissen, De Morgen, 18.04.07). De waakzaamheid en de zenuwachtigheid van de bourgeoisie en haar bonden valt te verklaren door het feit dat ze zeer goed weet dat het hier niet gaat om lokale, regionale of zelfs nationale problemen. Zoals de volgende tekst laat zien, regent het aanvallen in alle industrielanden en staan de bonden overal op de eerste rij om de ontwikkeling van de weerstand van de arbeiders te ondergraven.
Afdankingen, afschaffingen van betrekkingen, sluiting van bedrijven, toenemende bestaansonzekerheid, delocalisaties… Steeds meer loontrekkers ondergaan deze verschrikkelijke werkelijkheid van de versnelling van de kapitalistische crisis. Het zijn dezelfde aanvallen, in Europa voor de groep EADS-Airbus, bij Alcatel-Lucent, Volkswagen, Deutsche Telekom, Bayer, Nestlé, Thyssen Krupp, IBM, Delphi… Net als op het Amerikaanse continent, met Boeing, Ford, General Motors, Chrysler. Deze plannen, die voortaan op wereldschaal gemaakt worden, zijn steeds omvangrijker en treffen niet alleen meer de sectoren die niet meer mee kunnen of verouderd zijn, maar ook speerpuntsectoren zoals de luchtvaart, de informatica, de elektronica… Ze treffen niet alleen de kleine en middelgrote bedrijven maar breiden zich uit tot de grote groepsleiders van de industrie en hun onderaannemers. Ze beperken zich niet langer tot arbeiders aan de productielijnen maar nemen ook ingenieurs, commerciële kaders, de sectoren van het onderzoek in het vizier.
Elke staat, elke leider van een bedrijf weet heel goed dat deze toestand er toe leidt dat alle loontrekkers, van de privé zowel als van de openbare sector waar proletariërs precies hetzelfde lot ondergaan, zich steeds meer prangende vragen stellen over de toekomst die hun te wachten staat, en nog meer over de toekomst van hun kinderen. Het blijkt steeds duidelijker dat de loontrekkers van alle landen in dezelfde lekkende boot zitten. In deze niet eerder geziene context gaat de eerste zorg van de bourgeoisie er niet slechts naar uit om te proberen de meest gapende lekken in haar systeem te dichten maar ook om tijd te winnen, om te verhinderen dat de proletariërs zich bewust worden van deze werkelijkheid.
Dat is de reden waarom de vakbonden, die binnen het staatsapparaat de specifieke rol vervullen om de arbeidersklasse in te kapselen en te controleren, overal het voortouw nemen en het sociale terrein bezetten om het gras voor de voeten weg te maaien van iedere poging tot een verenigende mobilisatie van de arbeiders tegen deze massale en frontale aanvallen. Hun wezenlijke taak bestaat er vandaag uit om de controle te verkrijgen over de strijd, om de aanvallen te laten slagen door de onderlinge concurrentie en verdeeldheid tussen de arbeiders in stand te houden, per werkplaats, per locatie, per bedrijf, per sector, per land.
De vakbonden, de regering, de directie, heel de politieke klasse en de media hebben de aandacht toegespitst op de 10.000 arbeidsplaatsen die verloren gingen bij Airbus (dat tot dan toe voorgesteld werd als een ‘paradepaardje’) waar zij de manoeuvres hebben vermenigvuldigd om de verdeeldheid te organiseren onder de arbeiders, om hun woede te verbrokkelen en hun strijdbaarheid te laten verdampen.
Om te beginnen wilden de Franse vakbonden doen geloven dat ze niet op de hoogte waren van wat er op touw gezet werd, dat ze de werkgelegenheid en de belangen van de arbeiders zouden verdedigen. En dat terwijl ze gedurende maanden volledig betrokken waren bij het fameuze plan Power 8. In feite had de directie daarvoor een ‘stuurcommissie’ in het leven geroepen dat gevormd werd door de HRM (directie van de Personeelsdienst) en de vakbonden. Dit had juist tot doel om “zich voor te bereiden op elke sociale impact die haar maatregelen zouden kunnen hebben” (volgens een interne directienota van het bedrijf van Toulouse-Blagnac). De vakbonden hebben overal dezelfde taal gehanteerd, die van het minimaliseren van de aanval toen die werd voorbereid, en door de leugens van de directie en de betrokken staten volledig voor hun rekening te nemen. Vervolgens hebben ze de arbeiders van Méaulte, die twee dagen vóór de officiële aankondiging van het plan Power 8 spontaan in staking waren gegaan, het werk doen heropnemen. Zij beweerden dat de fabriek niet zou worden verkocht, terwijl de directie tezelfdertijd liet weten dat geen enkele beslissing over dit onderwerp was aangehouden.
Naar gelang de bijzondere situatie van iedere fabriek hebben de vakbonden de verdeeldheid georganiseerd, zoals in Toulouse: tussen de getroffen en de gespaarde sectoren. Sterker nog, gedurende maanden hebben ze er op gehamerd dat als Airbus in een dergelijke situatie terecht is gekomen dat ‘de schuld is van de Duitsers’. In Duitsland was het al net zo: ‘het is de schuld van de Fransen’. De vakbonden hebben niet opgehouden met het ophitsen van het ‘economisch patriottisme’. In een pamflet van 7 maart dat mede ondertekend was door FO-Metaal (vakbond met ruime meerderheid in Toulouse), de CFE-CGC (vakbond van de kaders) en de CFTC, verklaarden zij bijvoorbeeld: “Het belang van de Franse, lokale en regionale economie staat op het spel [...] Laten wij gemobiliseerd blijven [...] om Airbus te verdedigen, onze belangen, ons arbeidsinstrument, onze competenties en onze kennis ten dienste van de hele lokale, regionale en nationale economie.” Deze weerzinwekkende propaganda duwde de arbeiders in de richting van de concurrentielogica van het kapitaal. Dat was ook al aanwezig tijdens een mobilisatie van de vakbonden uit de verschillenden landen van Europa waar de bedrijven van Airbus zijn ingeplant: “Laten wij samen ons arbeidsinstrument verdedigen, als loontrekkers van Airbus, als onderaannemers van alle bedrijven van Airbus in Europa” (gemeenschappelijk pamflet van de vakbonden op 5 februari 2007).
Na de betogingen van 6 maart, hebben ze een Europees antwoord voor 16 maart voorgespiegeld en kondigden ze een grote betoging aan in Brussel, om deze vervolgens drie dagen tevoren af te gelasten en te vervangen door betogingen die nog altijd werden aangekondigd als ‘een Europese mobilisatiedag’, maar die beperkt bleven tot de arbeiders van Airbus, versplinterd over de verschillende lokale bedrijven. En de kers op de taart was te zien in Toulouse waar de vakbonden de arbeiders bij de ingang van de fabriek oppikten en in volgepropte bussen afvoerden naar een totaal verlaten verzamelpunt. Vervolgens lieten ze hen tot aan het kantoor van Blagnac marcheren waar ze werden opgewacht door een zee van tv-camera’s die ‘de gebeurtenis’ helemaal in de kijker zetten. Zodra ze daar waren aangekomen werden ze andermaal in de bussen gestouwd op weg naar de fabriek om het werk te hervatten (1).
Net zoals het geheel van de bourgeoisie hielden de vakbonden er niet aan vast om, in de context van aanvallen van alle kanten, een brede mobilisatie te zien van arbeiders op een Europese schaal, waarbij de arbeiders zouden samenkomen, elkaar ontmoeten, met elkaar discussiëren en hun ervaringen uitwisselen.
Er was voor de vakbonden evenmin sprake van dat de betoging in Parijs van de loontrekkers van Alcatel-Lucent tezelfdertijd zou plaatsvinden. Deze ging in tegen het herstructureringsplan van de groep die 12.500 arbeidsplaatsen gaat kosten, waarvan ten minste 3.200 in Europa tegen 2008. Ze werd voorgesteld als een Europese eenheidsbetoging maar er kwamen slechts 4.000 mensen opdagen. Ze waren afkomstig van alle getroffen Franse bedrijven, in het bijzonder uit Bretagne, maar ook uit de buurlanden, met uitsluitend symbolische vakbondsafvaardigingen van Spanje, Duitsland, Nederland, België en Italië. En die werden dan bedolven onder een woud van... Bretonse vlaggen op marsmuziek van de Bretonse doedelzak! In een reeks kleinere stakingen zoals bij Peugeot-Aulnay hebben de vakbonden de arbeiders meegesleurd in een lange uitputtingsslag rond loonsverhogingen. Terwijl in de Renaultfabriek van Le Mans, 150 arbeiders door de CGT werden meegesleurd in een staking die heel erg beperkt bleef, rond een nieuw flexibiliteitcontract dat door de andere vakbonden was goedgekeurd. Wanneer men weet dat zowel PSA als Renault op hun beurt binnenkort ontslagplannen bekend zullen maken, merkt men dat het werkelijke doel van deze vakbondsstakingen en -acties is om de arbeidersstrijdbaarheid af te matten om deze aanvallen er gemakkelijker door te drukken. Dat was net zo bij de zoveelste actiedag, waartoe de leerkrachten op 20 maart werden opgeroepen. Ook daar was het doel hen uit te putten om hen vervolgens gemakkelijker alle aanvallen op te leggen waarvan zij het doelwit zijn.
De arbeiders hebben geen enkel gemeenschappelijk belang te verdedigen met hun bourgeoisie. In tegendeel, de toestand dwingt hen er toe, te erkennen wat hun gemeenschappelijke belangen zijn tegenover dezelfde (massale en gelijktijdige) aanvallen waarmee ze overal geconfronteerd worden. Een dergelijke situatie begunstigt de ontwikkeling van in-vraag-stelling en nadenken. Daaruit vloeien op hun beurt, op steeds duidelijker wijze, de behoeften voort aan uitbreiding van de strijd, aan eenheid en solidariteit in de schoot van het proletariaat. Deze vormen de sleutel van de toekomstige strijd. Zelfs indien de vakbonden er op dit ogenblik in slagen om zonder zichtbare hindernissen hun sabotage-, verdeel- , isolerings- en opsluitingsmanoeuvres van de proletariërs door te drukken, zijn ze er toe gedwongen worden om zich steeds openlijker ongeloofwaardig te maken in de ogen van de arbeidersklasse. Het is vandaag dat de voorwaarden rijpen die het morgen de strijdende arbeiders mogelijk maken om samen te discussiëren, bij elkaar te komen, om hun ervaringen uit te wisselen, om zich buiten de vakbonden om en over de nationale grenzen heen te organiseren.
Wim / 24.03.2007
(1) De volgende dag titelde Libération (17 maart): Ongeziene radicalisering tegen de directie van vliegtuigbouwer Airbus: de loontrekkers van alle landen hebben zich verenigd.
Welke houding in te nemen tegen de oorlog? Vele tijdschriftartikels; discussies op websites en in discussiekringen; uiteenlopende verklaringen en een bonte menigte anti-oorlogsmanifestanten laten zien dat velen zich momenteel die vraag stellen en geschikte antwoorden zoeken. In deze zoektocht wordt het verband gezocht tussen de oorlogen en hun oorzaken, om de schuldigen te veroordelen en de oorlog uit te bannen. Maar hoe de oorlogshysterie een halt toeroepen, met wie, tegen wie?
De IKS stelt, net als steeds meer andere groepen en individuen, dat deze oorlogen veroordeeld moeten worden vanuit een internationalistisch standpunt: we hoeven niet te kiezen tussen de pest en de cholera, geen partij te kiezen tussen de oorlogsvoerende partijen. Hoe klein ook, momenteel verdedigen ze alle imperialistische belangen, ze zijn pionnen in het schaakspel van het kapitaal in doodscrisis. Alleen als het kapitalisme vernietigd wordt kan de imperialistische oorlog voorgoed uitgebannen worden.
Naar aanleiding van een discussie tussen enkele jongeren rond de anti-oorlogsmanifestatie tegen de Amerikaanse inval in Irak eerder dit jaar hield de IKS een Publieke Bijeenkomst in Antwerpen rond dit thema. We nodigden de jongeren in kwestie uit en gingen in de inleiding uit van hun vraagstelling. In dit kort artikel halen we eerst de voornaamste punten aan uit de oproep van een van hen en vervolgens ook uit de reactie hierop van een ander. Verder gaan we wat nader in op de thema’s die werden aangestipt in de uitgebreide discussie op deze bijeenkomst.
Oproep:
Aanstaande zondag is er de klassieke vredesbetoging (een soort van herdenking voor de illegale invasie van de VS in Irak, als een invasie al legaal kan zijn). Wel u kan zeggen, deze betoging haalt toch niets uit. U hebt waarschijnlijk gelijk, maar het is gewoon een democratische plicht om op de straat te komen tegen malafide zaken in de wereld. Het zijn de grote ontvoogdingsstrijden en emancipatiebetogingen [...] die de wereld ten gunste veranderden (en geen invasie in Irak, Afghanistan of Somalië). Libanon werd kapotgeschoten, maar toch verloor Israël, de gewone bevolking van zowel Libanon als Israël betaalt weer het gelag van de imperialistische honger.
Afghanistan is er ook niet beter af dan na de Amerikaanse inval. De Taliban werd gewoon even opzij geschoven om Osama Bin laden niet te vinden. nu controleert de Taliban terug delen van Afghanistan en is de opiumteelt de enige bron van inkomsten voor een door de wereld vernietigd land. geen wonder dat de bevolking er zich tot het extremisme bekeert.
Het is onze taak, als jongelingen, om niet hypocriet mei 1968 nostalgisch staan te wezen, maar zelf een mondiaal verzet te bieden tegen het oorlogsgeweld dat de wereld in een sociale en ecologische crisis stort. Ben je nu groen, sociaal-democraat, liberaal, socialist, communist, anarchist, of gewoon jezelf, de wereld heeft u nodig. [...]. Een andere wereld is mogelijk!
Discussie over de inhoud van de mail en betoging is welkom en nodig.
Reactie:
Deze oproep om mee te protesteren tegen de oorlog in het Midden-Oosten is eerlijk/oprecht/gemeend! Ik steun deze oproep en zal zelf naar de betoging gaan!
Twee opmerkingen:
– We moeten wel zeer kritisch zijn tegenover de politieke partijen en organisaties die zullen meestappen in de betoging, omdat deze laatste niet per sé tegen de oorlog en de sociale miserie in de regio zijn, maar vaak hun eigen economische, imperialistische, militaire, politieke en strategische belangen verdedigen. Wie steunt, financiert, bewapent immers de terroristische organisaties in deze landen, organisaties die in feite relatief klein zijn tegenover het VS-leger? Want het is bijv. bekend dat de Verenigde Staten de Taliban zelf opleidden om mee te vechten tegen het Russisch blok tijdens de Koude Oorlog. Het is bekend dat Frankrijk en België een belangrijke rol speelden in de bewapening van milities in Rwanda. Waar halen de terroristen van vandaag hun kracht vandaan? Welke grootmachten staan achter deze groepen? Zij die (onder bedekte termen) terroristische organisaties verdedigen, omdat zij zogezegd 'vrijheidsstrijders' zijn, omdat zij de zwakken zijn tegenover de sterke Verenigde Staten, doen in feite mee aan de oorlog. Terroristen zijn en blijven massamoordenaars en wakkeren mee de onmenselijke chaos aan die vandaag in het Midden-Oosten heerst! Welk kamp verdedigen deze goedpraters van terroristen?
– De Golfoorlog in 1991 was goedgekeurd door de VN en dus 'legaal', maar het spreekt de 100.000den doden niet goed. Al zou deze oorlog 'legaal' zijn, al zou Irak nucleaire wapens hebben gehad (die hebben de Verenigde Staten, Frankrijk, Israël, India, Pakistan, Noord-Korea, het Verenigd Koninkrijk... toch ook?), dan zie ik nog niet in wat er aan deze oorlog te verdedigen valt.
Genoeg stof tot discussie dus.
Tegen oorlog! Tegen terrorisme! Tegen elk nationalisme!
Voor de Vrede! Voor het internationalisme!
Na een korte inleiding rond de kernpunten van deze bijdragen ontspon zich een uitgebreide discussie vooral rond volgende thema’s:
– Is de oorlog een product van de slechte inborst van leiders? Het kapitalisme is een onmenselijk systeem en kan dus alleen onmenselijke leiders voortbrengen die het ten koste van alles zullen verdedigen. Het systeem is immers gebaseerd op winstbejag en de uitbuiting van de arbeidersklasse. De bloedige imperialistische botsingen tussen de concurrerende naties voor economische en strategische belangen is het onvermijdelijk antwoord van alle machthebbers.
– Wat zijn de werkelijke oorzaken van de huidige oorlogen? Deze vraag sloot direct bij de voorgaande aan want kapitalistische oorlogen spelen zich af temidden van een bikkelharde concurrentiestrijd op een oververzadigde wereldmarkt. Sinds het begin van de vervalperiode van het kapitalisme zijn alle landen, groot of klein, imperialistisch geworden omdat de hele wereldbol kapitalistisch is geworden. En ze proberen elkaars markten en grondstoffen in te pikken. Door deze economische crisis met al zijn menselijke drama’s en ellende die blijft voortwoekeren, blijven de conflicten aanslepen en ontstaan er steeds nieuwe. In de huidige periode ontaarden zij steeds meer in louter strategische botsingen tussen imperialistische staten.
– Waarom viel de Verenigde Staten Irak binnen? Voor grondstoffen of uit strategisch belang? De inval in Irak en de oorlog in de Balkan en Afghanistan tonen heel concreet en duidelijk aan wat boven besproken werd en dat de oorlogen in de huidige periode elke rationaliteit verloren hebben. Waar blijven de winsten voor de landen die aan deze oorlogen deelnemen? Het gaat in de huidige periode van verval en ontbinding van het kapitalisme vooral nog om strategische belangen al was het maar om het gras voor de voeten van de concurrenten weg te maaien zonder er zelf onmiddellijke winst bij te halen.
– Waarom zijn er nu geen duidelijke imperialistische blokken, zoals tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog of zoals ten tijde van de Koude Oorlog? Het is waar dat er nu geen directe dreiging is van een wereldoorlog, waarbij blokken gevormd worden, maar dat is een gevolg van het feit dat wij leven in een periode waarin noch de bourgeoisie (wereldoorlog) noch de arbeidersklasse (wereldrevolutie) er in slaagt om hun antwoord op de problemen door te zetten. Wij zitten in een soort patstelling die de IKS de ontbindingsfase van het kapitalisme noemt en waarbij de kapitalistische maatschappij ter plekke wegrot. Het perspectief van de revolutie kan ook in deze fase wegzinken in het drijfzand als de arbeidersklasse niet bewust gaat strijden voor haar eigen ontvoogdingsperspectief.
In een tweede deel van de discussie over hoe de oorlogsspiraal te doorbreken, en door wie, waren het vooral de volgende thema's die aan bod kwamen:
– Kan het pacifisme de oorlog beëindigen? De geschiedenis heeft duidelijk bewezen dat geen enkele pacifistische actie of manifestatie heeft bijgedragen tot het voorkomen of beëindigen van de oorlog. Noch de deserties, noch de sabotagedaden, noch de drie miljoen betogers in Groot-Brittannië hebben Blair & Co er van weerhouden om toch, met de Verenigde Staten, Irak binnen te vallen. Als voorbeeld werden ook de vruchteloze betogingen voor de Eerste Wereldoorlog en de tonnen petities voor de Tweede Wereldoorlog aangehaald. Pas toen de arbeidersklasse in opstand kwam werd de oorlog beëindigd, bijvoorbeeld door de revolutionaire golf van 1917-1923. Als de arbeidersklasse zich niet als alternatief opwerpt wordt elke oorlog tot het bittere einde uitgevochten zoals de Tweede Wereldoorlog illustreert met de totale vernietiging van Duitsland en Japan of zoals Afghanistan en Irak nu.
– Waarom komen er niet meer mensen op de been terwijl het zo belangrijk is voor het overleven van de mensheid? Staan de arbeidersklasse en de bourgeoisie dan zo verschillend tegenover de oorlog? Dat was inderdaad de hamvraag die verbonden is met het inzicht dat geen enkel deel van de bourgeoisie, hoe 'humaan' of goedbedoelend ook, verder kan gaan dan medelijden met oorlogsslachtoffers. Als deel van de kapitalistenklasse moeten zij het winstbejag en het voortbestaan van het kapitalisme verdedigen en dat betekent onvermijdelijk het op de spits drijven van de concurrentie en de gewapende confrontatie met andere naties aangaan. De arbeidersklasse van haar kant is niet alleen slachtoffer van deze oorlogen, maar door haar collectief karakter als klasse die geen specifieke belangen heeft bij het voortbestaan van dit systeem, draagt haar verzet het alternatief in zich van een andere maatschappij gebaseerd op de menselijke behoeften. Alleen wereldwijde arbeidersstrijd kan een eind maken aan de voortdurende oorlogsdreiging van alle imperialistische machten die in het kapitalisme over de mensheid hangt. Oorlog kan enkel gestopt worden door de vernietiging van het kapitalistisch systeem!
Met dit perspectief moest de discussie, hoewel ver van uitgeput, voorlopig beëindigd worden.
Lac & K.Stof
De gebeurtenissen van Juli 1917 in Petrograd, die bekend staan als de 'Julidagen', vertegenwoordigen één van de meest markante episoden uit de Russische Revolutie. Temidden van de gisting onder de arbeiders begin juli 1917, bleek de partij van de bolsjewieken inderdaad in staat te voorkomen dat het aan gang zijnd revolutionair proces uitliep op een tragische nederlaag als gevolg van een voorbarige krachtmeting geprovoceerd door de burgerlijke krachten. De lessen die we heden nog kunnen leren uit deze gebeurtenissen zijn fundamenteel voor de strijd van het proletariaat op weg naar zijn bevrijding!
De gebeurtenissen van Juli 1917 in Petrograd, die bekend staan als de 'Julidagen', vertegenwoordigen één van de meest markante episoden uit de Russische Revolutie. Temidden van de gisting onder de arbeiders begin juli 1917, bleek de partij van de bolsjewieken inderdaad in staat te voorkomen dat het aan gang zijnd revolutionair proces uitliep op een tragische nederlaag als gevolg van een voorbarige krachtmeting geprovoceerd door de burgerlijke krachten. De lessen die we heden nog kunnen leren uit deze gebeurtenissen zijn fundamenteel voor de strijd van het proletariaat op weg naar zijn bevrijding.
De Februariopstand leidde tot een situatie van dubbele macht: die van de arbeidersklasse, georganiseerd in sovjets van arbeiders- en soldatenafgevaardigden, en die van de bourgeoisie, vertegenwoordigd door de Voorlopige Regering ondersteund door de mensjewistische en sociaalrevolutionaire 'verzoeners', met name binnen het Uitvoerend Comité dat door de Sovjets was gekozen (1). Deze situatie van dubbele macht werd, met de ontwikkeling van de revolutie, volslagen onhoudbaar.
In slaap gewiegd en voorzien van ijdele hoop door nooit gehouden beloften van de mensjewistische en sociaalrevolutionaire demagogen over de vrede, over 'oplossing voor het landbouwvraagstuk', over de toepassing van de achturendag, enz. begonnen de arbeiders van vooral Petrograd zich er rekenschap van te geven dat het Uitvoerend Comité van de sovjets op geen enkele wijze tegemoet kwam aan hun eisen en verlangens. Zij begonnen bovendien te begrijpen dat het Uitvoerend Comité integendeel diende als dekmantel waaronder de Voorlopige Regering haar doel kon bereiken. Op de allereerste plaats bestond dat uit het herstel van de orde in het achterland en aan het front om in staat te zijn de imperialistische oorlog voort te zetten. De arbeidersklasse, in zijn radicaalste bolwerk Petrograd, voelde zich steeds meer bedrogen, voor de gek gehouden, verraden door dezelfden aan wie ze de leiding van de raden had toevertrouwd. Hoewel nog verward, begon de voorhoede van de arbeidersklasse het werkelijke vraagstuk te stellen : wie oefent werkelijk de macht uit, de bourgeoisie of het proletariaat. De radicalisering van de arbeiders begint zich midden april door te zetten na een provocerende nota van de liberale minister Miljoekov waarin nogmaals werd bevestigd dat Rusland er zich met de geallieerden toe verbond de imperialistische oorlog voort te zetten. Reeds getergd door alle soorten van ontberingen antwoordden de arbeiders en soldaten onmiddellijk met spontane demonstraties en massale bijeenkomsten in de wijken en de bedrijven. Op 20 april dwingt een gigantische manifestatie het ontslag van Miljoekov af. De bourgeoisie moet (tijdelijk) terugwijken met haar oorlogsplannen. De bolsjewieken zijn buitengewoon actief in deze proletarische gisting en hun invloed groeit onder de arbeidersmassa's. De radicalisering van het proletariaat vindt vooral plaats rond de slogan die Lenin in zijn Aprilstellingen naar voren had gebracht: "Alle macht aan de Sovjets", wat, in de maanden mei en juni, het streven van de arbeidersmassa's wordt. De hele maand mei kwam de bolsjewistische partij steeds meer naar voren als de enige partij die zich daadwerkelijk inzette aan de kant van de arbeiders. In alle hoeken van Rusland vindt een koortsachtige organisatieactiviteit plaats als teken van de revolutionaire gisting. Heel het werk van uitleg en betrokkenheid van de bolsjewieken voor de macht van de sovjets komt bovendien tot uiting op de Conferentie van industriearbeiders in Petrograd doordat deze fractie van het proletariaat, de meeste strijdbare, hen eind mei de meerderheid verschaft in de fabriekscomités. De maand juni is er een van intense politieke propaganda die op de 18e spectaculair uitloopt in een gigantische manifestatie. Oorspronkelijk bijeengeroepen door de mensjewieken om de Voorlopige Regering te ondersteunen, die net besloten had tot een nieuw militair offensief, en door het Uitvoerend Comité van de Sovjet van Petrograd die nog door hen beheerst wordt, keert de manifestatie zich tegen de 'verzoeners'. De betoging neemt in overgrote meerderheid de bolsjewistische slogans over: "Weg met het offensief!", "Weg met de kapitalistische ministers!", "Alle macht aan de Sovjets!".
Terwijl het nieuws van de mislukking van het militair offensief de hoofdstad bereikt en daar het revolutionair vuur aanwakkert, is daar in de rest van het land nog geen sprake van. Om het hoofd te bieden aan een zeer gespannen situatie probeert de bourgeoisie in Petrograd een voortijdige revolte te provoceren teneinde de arbeiders en de bolsjewieken te verpletteren en de schuld van de mislukking van het militair offensief aan het proletariaat van de hoofdstad te geven dat "een mes in de rug" zou hebben gestoken van degenen die aan het front stonden.
Zo'n manoeuvre is mogelijk omdat de voorwaarden voor de revolutie nog niet rijp zijn. Hoewel de arbeiders en soldaten overal in het land ontevreden zijn, bereikt dat zeker niet dezelfde diepte en reikwijdte als in Petrograd. De boeren hebben nog vertrouwen in de Voorlopige Regering. Onder de arbeiders zelf, ook die van Petrograd, heerst het idee dat de macht niet moet worden overgenomen, maar dat de 'socialistische' leiders met kracht gedwongen moeten worden deze "werkelijk in handen te nemen". Het is zeker dat met een verpletterd proletariaat in Petrograd en met een gedecimeerde bolsjewistische partij het zo onthoofde proletariaat in Rusland binnen korte tijd in zijn geheel zou zijn overwonnen.
Petrograd bruist. De mitrailleurs die met de matrozen van Kroonstad binnen het leger de meest vooroplopende vleugel vormen van de revolutie willen onmiddellijk tot actie overgaan. De stakende arbeiders gaan rond langs de regimenten en nodigen hen uit om de straat op te gaan en bijeenkomsten te organiseren. In dat verband kon de bourgeoisie gemakkelijk een aantal 'gepaste' maatregelen nemen om de revolte in de hoofdstad te laten uitbreken. Zo neemt de partij van de cadetten de beslissing om vier ministers uit de Voorlopige Regering terug te trekken teneinde de leuze van de onmiddellijke macht aan de Sovjets onder de arbeiders en soldaten opnieuw ingang te laten vinden. En inderdaad betekende de weigering van de mensjewieken en sociaalrevolutionairen om de slogan "Alle macht aan de Sovjets" te onderschrijven, die ze tot dan toe met de mond hadden beleden onder het voorwendsel samen te werken met de vertegenwoordigers van de 'democratische bourgeoisie', dat er geen enkel gesprek meer mogelijk was. Bovendien, naast andere provocaties, dreigt de regering ermee om de revolutionaire regimenten van de hoofdstad onmiddellijk naar het front te sturen. In enkele uren komt het proletariaat van heel de stad op de been, verenigd onder de slogan "Alle macht aan de Sovjets".
Het is trouwens vanaf de betoging van 18 juni dat de bolsjewieken de arbeiders al publiek waarschuwden tegen een voorbarige actie. Omdat ze echter meenden dat het niet mogelijk zou zijn de beweging te doen stoppen, besloten ze haar te steunen en zich aan het hoofd ervan te plaatsen, maar aan de bewapende betoging van 500.000 arbeiders en soldaten een "vreedzaam en georganiseerd karakter" te geven. De avond zelf gaven de arbeiders zich rekenschap van de tijdelijke impasse van de situatie, verbonden met de onmiddellijke onmogelijkheid om de macht te grijpen. De volgende dag volgen ze de bolsjewistische ordewoorden en blijven ze thuis. Dan komen in Petrograd de 'verse' troepen aan die de bourgeoisie en haar mensjewistische en sociaalrevolutionairen handlangers komen bijstaan. Om hen dadelijk tegen het bolsjewisme 'in te enten' worden ze met geweerschoten onthaald door gewapende provocateurs van de bourgeoisie die als 'bolsjewieken' voorgesteld werden. Dan begint de repressie. De jacht op de bolsjewieken is open. Ze wordt door de bourgeoisie in het teken geplaatst van een campagne die hen ervan beschuldigt Duitse agenten te zijn om de troepen tegen de arbeiders op te zetten. Het resultaat is dat Lenin en andere bolsjewistische leiders moeten onderduiken, terwijl Trotski en anderen aangehouden worden. "De klap die de massa's en de partij in juli te verwerken krijgen is zeer zwaar. Maar de klap is niet beslissend. Slachtoffers vielen er met tientallen, maar niet met tienduizenden. De arbeidersklasse doorstond de beproeving zonder onthoofd te worden of leeg te bloeden. Ze behoudt volledig haar strijdkaders, en die kaders hadden veel geleerd." (2).
Tegen de campagnes van de bourgeoisie van nu die de Oktoberrevolutie 17 voorstellen als een bolsjewistisch complot tegen de 'jonge democratie' die ingesteld werd door de Februarirevolutie en tegen de al even democratische partijen die toen aan de macht kwamen, cadetten, sociaalrevolutionairen en mensjewieken, zorgen de gebeurtenissen van juli op zich al voor een ontkrachting van die stelling. Ze tonen duidelijk dat de complotsmeders juist die democratische partijen waren, in samenwerking met andere reactionaire sectoren van de Russische politieke klasse, en met de bourgeoisie van de met Rusland geallieerde imperialistische landen, om te proberen het proletariaat een beslissende slag toe te brengen.
Juli 1917 toonde ook dat het proletariaat zich vóór alles moet hoeden voor partijen die vroeger proletarisch waren en die verraad gepleegd hebben, en dat het dus zijn illusies in die partijen moet opgeven. Zo'n illusie woog nog zwaar op de arbeidersklasse tijdens de julidagen. Maar deze ervaring heeft definitief duidelijk gemaakt dat de mensjewieken en sociaalrevolutionairen onherroepelijk naar de contrarevolutie overgelopen waren. Vanaf half juli trekt Lenin duidelijk deze les : "Na 4 juli haalt de contrarevolutionaire bourgeoisie, die opstapt met de monarchisten en de Zwarte Honderd, gedeeltelijk door intimidatie de sociaalrevolutionaire en mensjewistische kleinburgers aan haar zijde en zij vertrouwt de effectieve staatsmacht toe aan de cavaignacs, aan de militaire kliek die de weerspannigen aan het front fusilleert en de bolsjewieken afslacht in Sint-Petersburg." (3).
De geschiedenis toont dat een geduchte tactiek van de bourgeoisie tegen de beweging van de arbeidersklasse erin bestaat voorbarige confrontaties uit te lokken. In 1919 en 1921 in Duitsland was het resultaat een bloedige onderdrukking van het proletariaat. Als de Russische revolutie er het enig groot voorbeeld van is hoe de arbeidersklasse in staat was zo'n valstrik en een bloedige nederlaag te vermijden, is dat vooral omdat de bolsjewistische klassepartij haar beslissende rol van voorhoede, van politieke leiding van de klasse kon vervullen.
De bolsjewistische partij was ervan overtuigd dat het haar verantwoordelijkheid is voortdurend de krachtsverhouding tussen beide vijandelijke klassen te analyseren, om in staat te zijn op elk moment van de ontwikkeling van de strijd correct te kunnen tussenkomen. Zij weet dat het van cruciaal belang is de aard, strategie en tactiek van de vijandelijke klasse te bestuderen om haar manoeuvres te kunnen identificeren, begrijpen en er het hoofd aan te bieden. Zij is doordrongen van het marxistisch inzicht dat de revolutionaire machtsgreep een soort kunst of wetenschap is en zij is zich er volmaakt van bewust dat een opstand op het verkeerde moment even fataal is als de mislukking van een poging tot machtsgreep die op het juiste moment gebeurt. Het diepe vertrouwen dat de partij heeft in het proletariaat en in het marxisme heeft, haar vermogen te steunen op de kracht die beide historisch vertegenwoordigen, stellen haar in staat met overtuiging op te komen tegen de illusies in de arbeidersklasse. Ze laten haar ook toe de druk van anarchisten en "gelegenheidsvertolkers van de verontwaardiging van de massa's" zoals Trotski ze noemt (2) terug te drijven die, geleid door hun kleinburgerlijk ongeduld, de massa's opjutten met het oog op onmiddellijke actie.
Maar wat ook beslissend was in die julidagen, was het diepe vertrouwen van de Russische arbeiders in hun klassepartij, die deze laatste in staat stelde in de klasse tussen te komen en zelfs de rol van leiding op zich te nemen, al was het voor iedereen duidelijk dat de partij noch hun onmiddellijke doel, noch hun illusies deelde.
De bolsjewieken boden het hoofd aan de repressie die op 5 juli begon, zonder enige illusie in de democratie en zich met hand en tand verzettend tegen de laster waar ze het voorwerp van waren. Vandaag, 80 jaar later, is de bourgeoisie niet van aard veranderd, maar is ze integendeel nog meer ervaren en cynisch geworden. Met dezelfde 'logica' voert ze vandaag een campagne tegen de Kommunistische Linkerzijde zoals die welke ze in juli 1917 tegen de bolsjewieken ontplooide. In juli 17 wou ze doen geloven dat de bolsjewieken, die weigerden de Entente te steunen, niet anders dan aan de Duitse kant konden staan ! Vandaag wil ze het idee ingang doen vinden dat als de Kommunistische Linkerzijde weigerde het 'antifascistisch' imperialistisch kamp te steunen in de tweede wereldoorlog, dat was omdat zij, en haar opvolgers vandaag, aan de kant van de nazi's staan. Revolutionairen die vandaag de betekenis van dergelijke campagnes tegen hen onderschatten, die enkel komende pogroms voorbereiden, moeten nog veel leren van de ervaring van de bolsjewieken die na de julidagen hemel en aarde bewogen hebben om hun reputatie in de arbeidersklasse te verdedigen.
Gedurende die beslissende dagen stelde de actie van de bolsjewistische partij de opkomende revolutie in staat de valstrikken uitgezet door de bourgeoisie te ontlopen. Zij heeft niets te maken met de uitvoering van een plan dat vooraf bedacht werd door een generale staf die buiten de arbeidersklasse staat, zoals de bourgeoisie meestal voorhoudt wanneer ze het over de Oktoberrevolutie heeft. Ze is integendeel het werk van een levende uitdrukking van de arbeidersklasse. Drie maanden eerder bevond de bolsjewistische partij zich in een toestand van diepe ontreddering tegenover de situatie omdat ze niet begreep dat de Februarirevolutie de machtsgreep door de arbeidersklasse aan de orde van de dag plaatste in Rusland. Nadat ze zich een duidelijke oriëntatie gaf, was ze in staat, steunend op haar eigen ervaring en die van heel de arbeidersbeweging, haar verantwoordelijkheden op te nemen.
KB
(1) Zie Internationalisme, nr. 330 en 331.
(2) Trotski, Geschiedenis van de Russische revolutie.
(3) Lenin, Over ordewoorden, in Volledige Werken, deel 25.
We publiceren hieronder een brief van een lezer uit Brazilië die sympathiseert met het beleid gevoerd door Chavez (en Lula) ten gunste van de meest noodlijdende bevolkingslagen. Die sympathiebetuigingen aan het adres van het chavisme worden steeds maar talrijker, zoals we kunnen merken op onze publieke bijeenkomsten en in de forums waaraan we deelnemen. Ze drukken een reële bekommernis uit met de situatie van verpaupering die de meest noodlijdende lagen ondergaan (waaronder miljoenen proletariërs) en de verwerping van de vreselijke imperialistische politiek van de Verenigde Staten. Velen zien Chavez en zijn ‘socialisme van de 21e eeuw’ als een redmiddel om uit de armoede te geraken en het ‘yankee-imperialisme’ te verzwakken. In ons antwoord proberen we aan te tonen dat de ‘verschijnselen’ als Chavez, Lula, Evo Morales en Correa. enkel uitingen zijn van het aan de macht komen van fracties van de Zuid-Amerikaanse bourgeoisie die in staat zijn te ‘surfen’ op de thema’s van ‘sociaal links’ en op de wil tot verandering bij de bevolking en de nadruk te leggen op werkonzekerheid en verpaupering.
Als bewoner van het Zuid-Amerikaans continent bekijk ik met wantrouwen alle kritiek die van links zowel als rechts geuit wordt op het chavisme. Chavez (net als Lula in Brazilië) is een leider afkomstig uit de laagste economische klassen en hij geeft daarvan ook blijk, zowel in woorden als in daden; hij verlangt een betere situatie voor de meest noodlijdende en voor de middenklasse in Venezuela. Hij heeft het hoofd geboden aan een burgerlijke staatsgreep en hij is gedragen door het volk teruggekeerd in de regering. Of hij nu populistisch is of niet heeft geen belang omdat hij de dromen van zijn volk verwezenlijkt. Tot nu toe is het grootste deel van zijn beleid zeer samenhangend geweest en bijzonder moedig. De confrontatie aangaan met de wereldreus is een gevecht van David tegen Goliath en dat is geen gemakkelijke zaak. Andere recente leiders van het continent reiken hem de hand: Evo Morales en Raphael Correa. China drijft aanzienlijk zijn betrekkingen op met Venezuela. Trek dus maar jullie conclusies.
Groeten !
F.
Beste F.
Het klopt dat Chavez in zijn redevoeringen zegt dat hij “een betere situatie verlangt voor de meest noodlijdende en de middenklasse in Venezuela” (en dat geldt ook voor andere staatsleiders zoals Lula, Morales, Correa, en zelfs voor die ‘duivel’ van een Bush, elk voor de eigen bevolking). Maar in de praktijk moeten we vaststellen dat er een steeds grotere kloof gaapt tussen redevoeringen en werkelijkheid. Achter de sluikse propaganda van het chavisme (zowel in binnen- als buitenland) die de ‘successen’ van de ‘bolivariaanse revolutie’ voor de armen ophemelt, bestaat er in werkelijkheid een toenemende verpaupering van de proletariërs en van de meest noodlijdende lagen, de middenklasse daarbij inbegrepen. En dat terwijl de nieuwe elite van het chavisme rijkelijke inkomsten opstrijkt (vaak meer dan tienduizend dollar per maand, tot vijftig keer het minimumloon dat een arbeider verdient) en ze gouden zaakjes doet met de weldaden van de olierente die nu in haar schoot valt.
Die kloof tussen redevoering en praktijk is niet eigen aan het chavisme, maar ligt aan de basis van het schijnheilig gedrag dat kenmerkend is voor de heersende klasse tegenover de uitgebuite massa’s, die ze onder controle moet houden door bij hen de hoop te wekken dat het mogelijk is hun armoedige toestand te boven te komen zonder aan de grondvesten van het kapitalistisch systeem te raken. Daarom heeft de chavistische folklore de natuurlijke tendens van het kapitalisme tot concentratie van de rijkdom in weinige handen en het veroordelen van een steeds groeiende bevolkingsmassa tot leven in volstrekte armoede niet doen verdwijnen maar is ze er in tegendeel in geslaagd die tendens verder te zetten.
We moeten de rol verduidelijken van Chavez als leider “afkomstig uit de laagste economische klassen”. Het feit dat een leider of een regering voortkomt uit het ‘volk’ of zelfs uit het proletariaat betekent zeker niet dat deze automatisch een ‘verdediger van de meest ontberenden’ is en dus niet gerekend zou moet worden tot de heersende klasse en haar staat. De geschiedenis puilt uit van voorbeelden van individuen van dat slag die van zeer groot nut geweest zijn voor de heersende klassen, juist op momenten van scherpe crisis: Lech Walesa in Polen (in de jaren 1980) en Lula in Brazilië, bijvoorbeeld. Die twee ‘arbeidersleiders’ hebben de bourgeoisie van hun land een onschatbare dienst bewezen, en doen dat nog steeds. Chavez, zoon van een onderwijzer, is ook een grote hulp geworden voor de Venezolaanse bourgeoisie. Het feit dat het een arbeiderszoon is of een zoon van een notoire bourgeoisfamilie die staatshoofd is, verandert niets aan de zaak: de een zowel als de ander hebben verantwoordelijkheid als staatshoofd en worden daardoor de hoogste beheerder van het orgaan dat de heerschappij van het nationaal kapitaal (privé of staatskapitaal) uitoefent en als zodanig maken hij en zijn aanhangers deel uit van de uitbuitende klasse.
Het opduiken van ‘verschijnselen’ als Chavez, Lula, Kirchner en recent nog Morales in Bolivia en Correa in Ecuador is het gevolg van de haast algemene uitputting van de sociaal-democratische en sociaal-christelijke partijen die tot in de jaren 1990 regeerden en die, onderhevig aan ontbinding en politieke aderverkalking, in ernstige moeilijkheden kwamen om de politieke crises te controleren wat tot nieuwe ideologische vormen leidde waarmee de sociale malaise wordt tegengegaan. Door zich te steunen op hun volkse afkomst, hebben die leiders munt kunnen slaan uit de malaise van de proletariërs en de uitgeslotenen door populistische beleid te ontwikkelen waarmee ze de ‘dromen van hun volk’ kunnen kanaliseren in dienst van de belangen van het nationaal kapitaal. Die nieuwe leiders zijn de nieuwe beheerders van de sociale onzekerheid.
Wanneer we van populistische politiek spreken, dan doen we dat niet in dezelfde ongunstige betekenis als sommige delen van de bourgeoisie die zich verzetten tegen die nieuwe leiders van het kapitaal. We verwijzen wel naar regeringen die in Latijns-Amerika en in andere landen aan de periferie opgekomen zijn, zoals die van Peron in Argentinië (1946-1955), of die van Getulio Vargas in Brazilië (1930-1954), onder andere; aan degenen die de illusies van de armsten op de spits drijven, juist in periodes waarin de regeringen van de nationale bourgeoisie een diepe crisis doormaken. Geen enkele van die regeringen heeft de armoede van de massa’s die hun hoop op hen gesteld hadden kunnen verlichten, en hun vervanging door andere, even burgerlijke regeringen heeft evenmin iets veranderd, behalve dan dat die massa’s in nog diepere ellende gestort werden in afwachting van een andere Messias die hun ‘dromen’ weer op gang brengt. Dat is en blijft het drama van de lagen die in armoede leven, zolang het proletariaat niet de leiding heeft genomen van de sociale bewegingen en door zijn revolutionaire strijd de oorzaken opruimt van de verpaupering en de sociale onzekerheid zoals die eigen zijn aan het functioneren zélf van de kapitalistische uitbuitingswijze.
Het lijdt geen twijfel dat Chavez zich verzet tegen de ‘wereldreus’ en we weten dat die strijd van “David tegen Goliath” geen “gemakkelijke zaak is”. Maar die strijd tegen het Noord-Amerikaans imperialisme is niets anders dan een strijd om het ‘kleine’ Venezolaanse imperialisme in de regio te versterken, dat zijn olie gebruikt (op dezelfde manier als de Verenigde Staten hun economische en militaire macht gebruiken) als een middel om chantage te plegen en druk uit te oefenen om zich op geopolitiek vlak te versterken. Net zoals de imperialistische politiek van de Verenigde Staten gevoerd wordt op de rug van het proletariaat en de bevolking van de Verenigde Staten, zo wordt de imperialistische politiek van de Venezolaanse bourgeoisie (met aan haar hoofd de chavistische fractie) ontwikkeld ten koste van de levensvoorwaarden van de sociale lagen die het chavisme beweert te verdedigen. Het gedeelte van het nationale begroting dat besteed wordt aan de strijdkrachten, aan de aankoop van wapens (die vroeg of laat tegen de Venezolaanse bevolking of die van een ander land uit de regio gebruikt zullen worden) is nu hoger dan het gedeelte dat dient voor de zogenaamde ‘sociale uitgaven’.
Het ‘anti-yankee-imperialisme’ dient al meer dan een eeuw om de ambities van de bourgeoisieën van de regio te verbergen. Die verzetten zich tegen de Noord-Amerikaanse bourgeoisie omdat de Zuid-Amerikaanse leiders natuurlijk de enige uitbaters willen zijn van de productiekrachten van hun achtereenvolgende landen. In die zin zijn de ‘raadgevingen’ van de Cubaanse bourgeoisie aan Chavez geen toeval: het ‘anti-yankee-imperialisme’ heeft in Cuba gedurende meer dan veertig jaar gediend om het proletariaat en de Cubaanse bevolking uit te buiten en de grootste offers te rechtvaardigen. Verder is het op zijn minst tegenstrijdig dat ondanks de ‘radicale confrontatie’ van Chavez met de Verenigde Staten dit land de voornaamste handelspartner van Venezuela blijft. Het proletariaat moet elk imperialisme bestrijden, of het nu groot is of klein.
Wat de terugkeer aan de macht van Chavez betreft na de “burgerlijke machtsgreep” moeten we verduidelijken dat die terugkeer niet echt gebeurd is “gedragen door het volk”, maar wel gedragen door loyale militairen, nadat de militairen die hem omvergeworpen hadden aan de kant waren gezet. Deze laatsten besloten inderdaad zich over te geven toen het bleek hoe zwak de sectoren van de bourgeoisie waren die de leiding namen in de staatsgreep tegen Chavez, die twee dagen later al weer aan de macht was. Het was het chavisme dat de meeste voordeel heeft getrokken uit die gebeurtenis omdat het zich kon presenteren als slachtoffer van de fracties die de staatsgreep beraamden, maar bovendien ook van de Noord-Amerikaanse regering die de staatsgreep leek te steunen omdat ze hem niet veroordeelde. Natuurlijk heeft een deel van de bevolking geroepen en zelfs gehuild voor de terugkeer van Chavez, maar de loop van de gebeurtenissen lag in handen van het leger, dat in dergelijke omstandigheden de uiteindelijke beslissing neemt welke fractie van de bourgeoisie de leiding van de staat krijgt. De terugkeer van Chavez “gedragen door het volk” behoort tot de mythologie die hijzelf geschapen heeft om zichzelf van een aureool te voorzien om de massa’s te bedriegen die hun vertrouwen in hem gesteld hebben, een mythologie die door de anders-globalisten van de regio en elders hoog wordt gehouden en op ruime schaal verspreid.
Tenslotte willen we nog duidelijk maken, en ons antwoord maakt dit duidelijk, dat onze kritiek niet deel uitmaakt van de waaier van kritieken vanuit linkse of rechtse standpunten, die wij beschouwen als politieke krachten die elkaar aanvullen in hun verdediging van de belangen van de bourgeoisie. Onze kritiek situeert zich op een ander terrein, dat van de Kommunistische Linkerzijde.
Kameraad F., we nodigen je uit over de kwesties die hier gesteld werden te discussiëren omdat wij menen dat dit de enige manier is om zich bewust te worden van het perspectief van het revolutionair socialisme.
Met broederlijke groeten,
De IKS
De twee eerste ervaringen met de sociaal-democratie in de regering leveren dus de volgende onherroepelijke vaststellingen op: het bloedig neerslaan van het revolutionaire proletariaat en het ronselen ter voorbereiding van de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens tonen de talrijke voorbeelden hoe de ‘moderne’ sociaal-democratie, zowel in de regering als in de oppositie, haar smerige werk tegen de arbeidersklasse voortzet. Laten wij even naar de Franse en Belgische voorbeelden kijken.
Na de ‘algemene staking’ van1968 in Frankrijk komt F. Mitterrand aan de leiding van een PS van ‘linkse eenheid’ op het congres van Epinay-sur-Seine in 1971, met als opdracht tot een regeerakkoord te komen met de PCF. De toon werd door Mitterrand in zijn toespraken gezet: hij sprak van ‘revolutie’, van ‘anti-kapitalistische breuk’ en van ‘klassenfront’. Gedurende heel de jaren 1970 zou deze moderne sociaal-democratie, belichaamd door Mitterrand, haar wapens slijpen in de oppositie. In plaats van af te wachten zou deze oppositie de PS in de gelegenheid stellen fundamentele steun te verlenen aan de bourgeoisie. Dit deed ze door het opvangen van de arbeiderswoede als gevolg van de aanvallen van rechts, en door zichzelf voor te stellen als een geloofwaardig regeringsalternatief, daarmee de democratische en parlementaire illusies in arbeidersrangen nog versterkend.
In 1981 werd Mitterrand gekozen tot president, en leek het moment aangebroken om de zo dikwijls op het congres van Epinay gescandeerde ‘anti-kapitalistische breuk’ in praktijk te brengen. De illusie zou niet lang standhouden. Na een jaartje respijt valt het masker met de soberheids-programma’s die sinds 1982 worden opgesteld door de eerste minister P. Mauroy: einde van de automatische prijscompensatie, hoewel de inflatie sinds 1981 niet eens onder controle kon worden gehouden, herstructurering van grote bedrijven die met honderdduizenden ontslagen gepaard gaan in de grote sectoren, ontstaan van werkonzekerheid door het invoeren van tijdelijke arbeidscontracten bij de openbare instellingen. Tenslotte de werkloosheid die in deze jaren onophoudelijk zou stijgen, terwijl de uitkeringen alsmaar kleiner werden.
De tweede zevenjarige ambtstermijn van Mitterrand was van hetzelfde laken een broek: versterking van de politiestaat, ontwikkeling van de jacht op illegale gastarbeiders, eerste overpeinzingen over hervorming van de pensioenen, andermaal vermindering van de werkloosheidsuitkering. Maar het beeld van wat de sociaal-democratie tot stand bracht zou onvolledig zijn als wij geen melding zouden maken van een van de grootste aanvallen op de arbeidersklasse sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: de 35 uren. Deze wet, gedragen door M. Aubry, minister van werkgelegenheid onder eerste minister L. Jospin, raakte heel de arbeidersklasse door het invoeren van zoveel mogelijk flexibiliteit in de uitbuiting die bijdroeg tot een loonstop.
De rol van de socialistische partij in België, herdoopt tot BSP, en vervolgens opgesplitst in een Franstalige PS en een Nederlandstalige SP.a, wijkt daar nauwelijks van af. Tijdens de grote stakingen van 1960-1961 in België herhaalden de partijleidingen en vakbonden: “Wij hebben alles in het werk gesteld om… de staking te beperken tot één enkele sector” (L. Major), en dit om de beweging vervolgens te verdelen en te vangen in het regionalisme. Tijdens de stakingen in de mijnen van Limburg in 1966 gaf de socialistische minister van binnenlandse zaken, A. Vranckx, opdracht om op stakers te schieten. En bij alle rationaliseringen en soberheidsprogramma’s liepen Claes, Mathot, Tobback, Spitaels en Vande Lanotte voorop; ze worden vereenzelvigd met herstructureringen in de staalnijverheid in de jaren 1970, met de sluiting van de mijnen van Limburg in 1987, met de rationalisering van de NMBS en De Post in de jaren 1990; met de soberheid die werd opgelegd aan de gemeentebedienden in Luik en Antwerpen, de soberheidsplannen om de Euro te kunnen invoeren van Dehaene in de jaren 1990, tot aan het Generatiepact, dat opgelegd werd door de regering Verhofstadt in 2005.
Dat nu is de ‘mooie toekomst’ die deze sociaal-democratie ons biedt! Haar ‘nieuwe politieke cultuur’ is bovendien grof bedrog dat er uit bestaat haar vroegere daden te doen vergeten. Zo zijn de dreigementen van Vandenbroucke en Onckelinkx tegen de werklozen helemaal geen onhandige of uitzonderlijke uitvallen. De sociaal-democratie heeft sinds haar verraad aan het internationalisme in 1914 geen enkele band meer met de arbeidersbeweging. Al negentig jaar zijn de socialistische partijen grafdelvers van de arbeidersbelangen. Of ze nu in de regering zit-ten of in de oppositie, ze dienen enkel de belangen van hun klasse en van de staat, en als het moet steken ze zonder aarzelen een handje toe, zelfs als ze zich daarbij met arbeidersbloed besmeuren.
Jos / 01.06.2007
Al meer dan twee weken zijn dagelijks alsmaar gewelddadigere gevechten uitgebroken in het noorden van Libanon. Officieel worden er al 90 doden geteld, onder de soldaten van het Libanese leger en bij de strijders van de Fatah al-Islam, maar ook bij de Palestijnse burgerbevolking in het kamp Nahr al-Bared, één van de twaalf die het land telt waarin 400.000 Palestijnen proberen te overleven, die de Israëlisch-Arabische oorlog van 1967 zijn ontvlucht! Van de 31.000 personen die dat kamp telt, zijn 26.000 de botsingen ontvlucht, sommigen om op elkaar geperst te worden in het naburige kamp van Baddaoui, anderen op een onzekere dwaaltocht. Ze zitten in de ellende en worden onderworpen aan de maffiawetten van de Palestijnse groepen die hen ‘beschermen’ als vee dat hier en daar onder de hoede van het Rode Kruis en de Verenigde Naties wordt geplaatst. De overige 5.000 Palestijnen zijn helemaal overgeleverd aan de verschrikkingen. Tussen het kruisvuur van de Libanese strijdkrachten, die het kamp omsingelen en met mitrailleurs of raketten beschieten, en dat van de Fatah al-Islam, die hen gebruiken als menselijke schilden, worden mannen, vrouwen en kinderen verstikt in een dodelijke muizenval.
De beslissing van de VN om een tribunaal ‘met internationaal karakter’ op te richten, belast met het veroordelen van de moordenaars van Rafik Hariri en het vooruitzicht van presidentsverkiezingen in Libanon, heeft het lont in het kruidvat gestoken. Deze spiraal van geweld kent geen gelijke na het begin van de jaren 1970, tijdens het ergste moment van de Koude Oorlog. Uiteraard wordt Syrië in het bijzonder in het vizier genomen. Het recente opduiken van de Groep Hamas al-Islam, blijkbaar een afsplitsing van een pro-Syrische groep die verwant zou zijn aan Al Qaïda, de Hamas al-Intifada, die zelf voorkomt uit de oude PFLP van George Habbasj, die zich tegen Jasser Arafat keerde en die zijn basis in Damascus had, roept de verdenking op dat de Syrische staat in de huidige situatie een rol speelt. En dat des te meer omdat deze splintergroep geen enkele Palestijnse eis vertegenwoordigt. Bovendien doet Syrië met zijn radicale afwijzing van het tribunaal, dat Syrische verantwoordelijken officieel onder verdenking stelt, andermaal met de vinger op zich wijzen vanwege zijn implicatie in de moord op Hariri. Herinneren eij ons dat de moord op de Libanese leider in 2005 het vertrek van de Syrische troepen van de Golanhoogte tot gevolg had, die historisch wordt opgeëist door Syrië, en die een voortdurende twistappel blijft in de betrekkingen tussen Damascus en Beiroet.
Zeker, de ‘internationale gemeenschap’ wordt door een dergelijke situatie in beroering gebracht, in een land dat 4.500 blauwhelmen telt, het ‘internationale vredesleger’ dat momenteel de grootste concentratie van VN-strijdkrachten ter wereld vormt. Voor één keer zitten Frankrijk en de Verenigde Staten op dezelfde golflengte, en stonden ze in de eerste rij om hun goede diensten aan te bieden: “De Libanese regering doet wat zij moet doen om een zeer gevaarlijke terroristische groep te bestrijden en om wet en orde te herstellen in het land”, hoorde men in Washington op 25 mei. En in hetzelfde elan kwamen er zes met wapens volgestouwde vrachtvliegtuigen in Libanon aan om de actie van het leger van Beiroet te ‘ondersteunen’.
Bij zijn “solidariteitsbezoek” aan Libanon heeft de onmisbare ‘french doctor’ Bernard Kouchner, genietend van de media- aandacht, verklaard dat “de Franse politiek ongewijzigd blijft”, stelde hij zonder schroom voor om, militaire uitrusting en wapens aan de Libanese regering te leveren, om ‘humanitaire’ redenen, wel te verstaan.
Het is duidelijk, beide imperialistische haaien gaan de oorlogsconfrontaties alleen maar aanwakkeren, en er zelfs direct aan deelnemen. Frankrijk en de Verenigde Staten zijn in feite beide een direct belang om in de situatie in Libanon tussen te komen.
De Verenigde Staten, die in het begin van de jaren 1990 de Golanhoogte aan Syrië hadden overgelaten als beloning voor zijn samenwerking met Washington en om de Fransen in Libanon het gras onder de voeten weg te maaien, willen Syrië laten boeten voor zijn steun aan de pro-Irakese soennitische krachten en aan de terroristen van Al Qaïda, die het sinds de Amerikaanse inval in Irak heeft gesteund. Ook zal het Witte Huis niet zuinig zijn met Beiroet middelen aan te bieden om hard op te treden tegen de indringing van Syrië via de Fatah al-Islam.
Voor Frankrijk, dat zijn belangen in het Midden-Oosten altijd al voornamelijk via Libanon verdedigde, gaat het erom met alle middelen te proberen er opnieuw een voet aan de grond te krijgen. Na het gedwongen vertrek van de pro-Franse generaal Aoun in 1992, die van de Verenigde Staten moest opkrassen om Syrië zich beter in de Golanhoogte te laten nestelen en om Syrië zijn greep op de Libanese staat te laten versterken, heeft de Franse staat hemel en aarde bewogen om zijn invloed in de regio te herstellen.
Vandaar dat er helemaal geen sprake kan zijn van een bondgenootschap tussen de Verenigde Staten en Frankrijk tot herstel van de vrede in Libanon, net zo min als voor het geheel van de regio. Integendeel, in werkelijkheid stuurt de imperialistische concurrentie hun bedoelingen, wat slechts nieuwe botsingen en opnieuw een versnelling van de oorlogsconflicten in deze zone van de wereld zal voortbrengen.
Hun leugenachtige praatjes willen ons doen geloven dat ze een gemeenschappelijk doel nastreven om het vraagstuk te regelen. Daar is totaal geen sprake van. Als ze dan al hetzelfde belang hebben om Syrië en de terroristen van Hamas al-Islam hun biezen te zien pakken en Libanon uit te zetten, dan geldt dat niet voor Libanon zelf, dat een belangrijke inzet zal blijven voor deze twee imperialistische concurrenten in het Midden-Oosten. De stabilisatie van Libanon maakt het voor de Verenigde Staten mogelijk om Syrië te controleren en onder druk te zetten. Het vormt immers een achterland voor de anti-Amerikaanse krachten in Irak. Frankrijk heeft als dubbele inzet om zijn pretenties van imperialistische wereldmacht te handhaven – het wil zich bevestigen als een macht ‘die meetelt’ in het Midden-Oosten – en om een steunpunt in deze regio in te richten om de militaire en strategische politiek van de Verenigde Staten te saboteren, in Irak zoals in heel het Nabije en Midden-Oosten.
Het kruitvat van het Midden-Oosten staat niet op het ount uit te doven. De gebeurtenissen in Libanon hebben hun tegenhangers in de bezette gebieden van de Gaza-strook, die al weken onder vuur liggen van het Israëlische leger. Ook daar vinden we dezelfde hoofdrolspelers uit de ontwikkelde landen, die als barmhartige Samaritanen altijd bereid zijn om een ‘vredeskwartet voor het Midden-Oosten’ te vormen (de Europese Unie, de Verenigde Staten, de VN en Rusland), dat vruchteloos oproept om het geweld tussen Israël en de Hamas in de Gaza-strook, en tussen Hamas en Al Fatah in het noorden van Libanon te doen staken.
De waarachtigheid van de goede bedoelingen van degenen die deze wereld regeren is af te meten aan de mate waarmee zij de bevolking en de arbeidersklasse overal doen lijden: bloed, zweet en ellende. Dat is de enige taal die de bourgeoisie spreekt, het is de taal van het kapitalisme.
Mulan / 2.6.2007
De laatste weken waren de Belgische federale verkiezingen van 10 juni het centrale onderwerp in het nieuws. Er is veel commentaren geleverd op het ‘Waterloo van de socialisten’ in zowel Wallonië (-20% van de zetels) als Vlaanderen (-30% van de zetels) en er wordt uitgebreid gespeculeerd over de komende coalitie. Er wordt gewezen op de overwinning van de christen-democraten in het Noorden en de Liberalen in het Zuiden van het land. Eén thema is tijdens de campagne en in het commentaar bij de uitslag echter zorgvuldig vermeden: het sociale vraagstuk, dat van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse.
Daarom werd de verkiezingscampagne vooral voorgesteld als een strijd tussen persoonlijkheden: in Vlaanderen werd de ‘kiesplichtige burger’ opgeroepen om te kiezen tussen de aftredende eerste minister, de liberaal G. Verhofstadt en zijn ‘ethisch progressieve’ politiek (homohuwelijk, wet op de euthanasie, …) of de verandering voorgesteld door zijn uitdager, de christen-democraat Y. Leterme, de huidige minister-president het Vlaamse Gewest, die de nadruk legt op ‘goed bestuur’ en ‘solidariteit… met de zwaksten’. In Wallonië werden de schijnwerpers vooral gericht op het hanengevecht tussen de vertegenwoordiger van de corrupte Waalse PS-staat, de Waalse minister-president E. Di Rupo, en zijn uitdager, de liberale minister van economie en bewonderaar van Sarkozy, D. Reynders. Alles werd dus in het werk gesteld om niet te polariseren rond de ‘netelige vraagstukken’ zoals de rationaliseringen en de bedrijfssluitingen, verhoging van arbeidsritme en flexibiliteit, de systematische verlaging van het levenspeil, soberheidspolitiek en geleidelijke ontmanteling van de ‘welvaartsstaat’. Al deze vraagstukken zijn in de debatten vermeden en met reden: er heerst immers volledige overeenstemming tussen al de partijen over deze politiek en de toekomstige regering, wat ook haar samenstelling moge zijn, zal op dat vlak de voorafgaande politiek voortzetten.
Waaruit bestaan dan de politieke omwentelingen die in het nieuws zo breed wordt uitgemeten? Om deze politiek te kunnen voeren in een wereldwijde samenhang van toenemende verrotting van de maatschappelijke structuur neigt de bourgeoisie er toe om haar meest stabiele partijen aan het roer van de staat te plaatsen. Welnu, de twee ‘families’ van de paarse regering bleken de laatste jaren kwetsbaar en hinderlijk wankelbaar: aan de kant van de liberalen werd de Vlaamse partij verscheurd door interne twisten met zelfs een afsplitsing naar rechts, de Lijst Dedecker die meer dan 6,5% van de stemmen haalde. De socialistische familie, op haar beurt, werd geteisterd door corruptieschandalen in de Waalse PS waarin de verschillende clans slaags raakten. Het is dus niet verwonderlijk dat de bourgeoisie haar oude christen-democratische partij weer aan het werk zet, sinds haar stichting de trouwe vertegenwoordigster van de Belgische staatsbelangen en gelouterd door acht jaar oppositie. Dat geeft de socialistische partijen, die zwaar aangeslagen zijn door twintig jaar ononderbroken regeringsdeelnames, de gelegenheid een gezondheidskuurtje te doen in de oppositie.
Er is nog iets anders dat de mediatamtam over de ‘politieke verandering’ verklaart; het idee dat de burger ‘zijn stem kan laten horen via de stembus’ vormt de doorslaggevende illusie om de geloofwaardigheid van de burgerlijke democratie overeind te houden. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat in marmer gebeiteld: “Alle mensen worden vrij en gelijk voor de wet geboren.” Vandaar dat elke burger een onvervreemdbaar recht heeft: het stemrecht. Deze ideologie berust op het simpele uitgangspunt: één persoon = één stem. Toch hangt deze mooie beginselverklaring in het luchtledige. In de werkelijke wereld zijn de mensen alles behalve gelijk. In de werkelijke wereld is de maatschappij in klassen verdeeld. Daarboven, de teugels stevig in handen houdend, heerst de bourgeoisie; daarover bevinden zich alle andere lagen van de maatschappij en in het bijzonder de arbeidersklasse. In de praktijk betekent dit dat een minderheid de staat, de kapitalen en de media in handen heeft. Zo kan de bourgeoisie iedere dag haar ideeën verspreiden, haar propaganda voeren: de heersende ideologie is de ideologie van de heersende klasse. De pletwals van de media rolt voortdurend over het kiezerskorps. De propaganda houdt niet op. Deze hersenspoeling is niet nieuw. Het Eerste Congres van de Kommunistische Internationale verklaarde al in 1919: “[De persvrijheid] is een leugen zolang de beste drukkerijen en de grootste papiervoorraden door de kapitalisten gemonopoliseerd worden […]. De kapitalisten noemen de mogelijkheid van de rijken om de pers te corrumperen, de mogelijkheid om hun rijkdom te gebruiken om de zogenaamde publieke opinie te vormen en te ondersteunen persvrijheid.” (Stellingen over de burgerlijke democratie en de proletarische dictatuur, ingediend door Lenin op 4 maart 1919).
Als de politiek van de belangenverdediging van de nationale bourgeoisie het onveranderlijke programma is van iedere nationale regering, dan dient de verkiezingspropaganda juist om deze rauwe waarheid te verbergen door de mogelijkheid van een alternatief voor te spiegelen: “Ja, een andere politiek is mogelijk… als je goed stemt.” Leugens en zand in de ogen! Of het nu gaat om een nieuwe ‘blauw-oranje’ regering , zoals toen het ging om de paarse regering van Verhofstadt, of de ‘rood-oranje’ regering van Dehaene aan het einde van de jaren 1990, ze behoren allemaal tot dezelfde familie… de bourgeoisie. De verschillen die de burgerlijke partijen van elkaar scheiden betekenen niets in vergelijking met wat ze gemeen hebben: de verdediging van het nationaal kapitaal. Daarom zijn ze zo goed in staat tot nauwe samenwerking, vooral achter de gesloten deuren van de parlementaire commissies en in de hoogste regionen van het staatsapparaat. En in de vergaderzaal van het parlement debatteren en gebaren ze druk voor de camera’s om verontwaardiging te veinzen over de een of andere maatregel, tegenover het een of andere ‘misplaatste’ woord van een andere afgevaardigde. Zo wordt de indruk gewekt dat de democratie springlevend is; zo wordt de geloofwaardigheid van de burgerlijke democratie overeind gehouden.
Dat de sociale werkelijkheid heel anders is blijkt enerzijds uit de herstructureringen (Opel Antwerpen, De Post, Johnson Control, …) en anderzijds uit de arbeidersstrijd (postbedienden, gemeenteambtenaren, arbeiders bij de toeleveringsbedrijven voor de automobiel, …) die zelfs midden in de electorale campagnes door ging. Die uiteenlopende bewegingen, die strijdbaarheid laten zien, maar soms ook van de ontreddering door de afwezigheid van alternatieven, bevinden zich op het werkelijke terrein van de verdediging van de arbeidersbelangen tegenover de aanvallen. Ze laten zien dat er binnen de klasse, zij het vaak nog weifelend, wordt nagedacht, over de wijze waarop de strijd gevoerd kan worden en over de doelen die daarin voorop horen te staan. Deze strijd, die dikwijls spontaan begint, is moeilijk omdat hij stelselmatig erkend wordt door de vakbonden om hem des te beter te kunnen saboteren. De verschillende bewegingen worden zo van elkaar gescheiden en verstikt in uitzichtloze acties of eisen. Meer dan ooit moet de richting van de strijd gedragen worden door het oproepen tot solidariteit, door het op gang brengen van massale bewegingen, het nadenken over de doelen die voorop moeten staan tegenover het bankroet van het systeem, en niet het verkiezingsterrein waarop de arbeidersklasse niets te winnen heeft. De bourgeoisie daarentegen vormt de arbeiders om tot kiesplichtige burgers, zij lost ze op in de massa van de bevolking, isoleert ze van elkaar. Alleen en dus machteloos kunnen ze zo naar hartelust worden gehersenspoeld.
Jos / 12.06.2007
“Naar het beeld van de ruiters van de Apocalyps, die bij dageraad neerstrijken op de rebelse dorpen en bij hun passage slechts een spoor van verbrande huizen achterlaten, is alles in dit conflict in het halfduister gehuld. Hoeveel doden zijn er sinds vier jaar gevallen? Tienduizend volgens de Soedanese gezaghebbers, vierhonderdduizend volgens de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). Hoe moet de tragedie van Darfoer worden ingeschat? Oorlog tegen de opstand meent men in Khartoem; oorlogsmisdaden oordeelt de Verenigde Naties; misdaad tegen de menselijkheid verzekert de Europese Unie; eerste volkerenmoord van de éénentwintigste eeuw stellen westerse intellectuelen onlangs in opbod en in antwoord op een oproep van hun achtereenvolgende regeringen. Hoe kan hieraan een eind worden gemaakt? De rebellenlegers ontwapenen stelt generaal en president Omar el Béchir; de rebellenlegers bewapenen antwoorden de intellectuelen en hun lobbies daarop; onderhandelen en het Soedanese regime afstraffen, zo wil de Verenigde Naties… In deze maalstroom van passies, bijgedachten , manipulaties en soms onverantwoordelijkheid komen toch een paar zekerheden bovendrijven.” (Jeune Afrique, 1-14 april 2007).
Maar er bestaat wel degelijk zekerheid over wie verantwoordelijk is voor de misdaden: het zijn de imperialistische grootmachten en hun gewapende bendes ter plaatse, de regering van Khartoem en de rebellen. Het zijn deze kapitalistische bandieten (vooral de Chinese en Amerika en Frankrijk, hier tijdelijke bondgenoten, terwijl ze elkaar elders in de haren vliegen) en hun locale knechten die deze afgrijselijke afslachtingen straffeloos begaan hebben en nog begaan. Het zijn ‘misdaden tegen de menselijkheid’.
“Tegenover deze kroniek van een aangekondigde ramp nemen de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie vooral symbolische en vertragende maatregelen. Sinds twee jaar wordt er in Darfoer een inter-Afrikaanse strijdmacht ontplooid van zevenduizend vijfhonderd man, de Afrikaanse Missie in Darfoer (AMIS). [...] Deze strijdkracht is volslagen ondoeltreffend gebleken. In feite zijn haar middelen te zwak: ze zou uit minstens dertigduizend man moeten bestaan om de vijfhonderdduizend vierkant kilometer van Darfoer te kunnen bestrijken. Bovendien beschikt de gebrekkig bewapende AMIS beschikt slechts over een belachelijk beperkt mandaat: de soldaten hebben niet het recht om offensieve patrouilles uit te voeren, zij moeten zich beperken tot ‘onderhandelen’ en zich in feite tevreden stellen met het optekenen van de bloedbaden. [...] Privé verklaren de Afrikaanse soldaten zelf ontgoocheld: ‘Wij zijn nutteloos’” (Le Monde Diplomatique, maart 2007).
Als dat nog nodig was illustreert dit de walgelijke schijnheiligheid van de imperialistische grootmachten die de wereld regeren en die in Darfoer hun ware gelaat laten zien van cynische kapitalistische barbaren. Deze leiders die ‘vredesresoluties’ in stemming brengen en onder de kleuren van de Verenigde Naties soldaten naar Darfoer zenden, wier enige opdracht bestaat uit het ‘vaststellen van de bloedbaden’ en niet die te beletten zoals met veel tamtam wordt aangekondigd. Maar wat kan men verwachten van de Verenigde Naties, dit rovershol waar al deze bandieten bij elkaar zitten, deze immorele gieren die vechten om de resten van een wegrottend Afrika?
Daar vallen de maskers, maar het toppunt van cynisme bestaat er uit dat de bourgeoisie van de grootmachten probeert om de eigen verantwoordelijkheden voor de tragedie van Darfoer weg te moffelen met onophoudelijke ‘pelgrimstochten’ van de media te midden van de stervende slachtoffers.
Om elk nadenken en iedere bewustwording in verband met de werkelijke doelstellingen van hun gedoe in Darfoer beter in de kiem te smoren, organiseren de ‘grote democratieën’ regelmatig ‘humanitaire safari’s’ in Darfoer en bijeenkomsten in de metropolen “ter ondersteuning van de slachtoffers van de Soedanese volkerenmoord”. En inderdaad, in het kielzog van Hollywoodsterren (zoals Georg Cloney & Co.) werd op 20 maart in Parijs een bijeenkomst georganiseerd op initiatief van een geheel van verenigingen die ‘Noodkreet Darfoer’ (Urgence Darfour) is gedoopt. Deze was voornamelijk samengesteld uit media-beroemdheden (Bernard Kouchner, Bernard-Henri Lévy, Romain Goupil en andere vertegenwoordigers van de ‘humanitaire’ lobbies) die zich tot doel stelden om “Darfoer op de agenda te zetten van de presidentsverkiezingen.” En inderdaad hebben deze laatsten (met Ségolène Royal en François Bayrou op kop) de oproep beantwoord door een tekst te ondertekenen die, samen met andere maatregelen, de interventie van Franse troepen (die al actief zijn in Tsjaad en Centraal-Afrika) aanbeveelt, om in Darfoer een ‘humanitaire corridor’ mogelijk te maken. En als ware volksmenners gingen de genoemde presidentskandidaten nog een stap verder in hun cynisme: “Getuigend van een in Frankrijk ongeziene vastberadenheid voorkwam het document niet dat sommige presidentskandidaten nog verder gingen, zoals Ségolène Royal (Socialistische Partij) en François Bayrou (UFD, Franse liberalen), die voorstelden de Olympisch Spelen van Beijing in 2008 te boycotten om druk uit te oefenen op China, dat wordt aangewezen als de voornaamste steun van Khartoem in de Veiligheidsraad van de Verenigde naties.” (Jeune Afrique).
Wat een huichelaars, wat een gewetenloze bedriegers, deze Amerikaanse en Franse burgerlijke klassen! Kortom, deze vermomde verdedigers van de belangen van hun eigen imperialisme doen alsof Frankrijk er niet al tot over zijn oren in was betrokken, als bondgenoot van het regime in Tsjaad dat het nu direct steunt, de tegenstander van het Soedanese regime van de ‘volkerenmoord’. Dat is trouwens de bedoeling van de ‘politiek-humanitaire’ oproep, die openlijk de interventie aanbeveelt van het Franse leger om een zogenaamde ‘humanitaire corridor’ in de gevechtszones te openen. En het is geen toeval dat met name China wordt aangeklaagd als voornaamste steun van Khartoem want: “Ver achter de Verenigde Staten en China hult Frankrijk zich in het duister om zijn plaatselijke klanten te bedienen die door het Soedanese regime worden bedreigt. Parijs heeft Khartoem lange tijd de handen boven het hoofd gehouden tegen de ‘Angelsaksische’ vijandigheid, maar dat is nauwelijks in dank afgenomen door het islamistische regime. De petroleumlicenties van Total in het zuiden van Soedan zijn nog altijd geblokkeerd wegens juridisch gebekvecht, en de milities van het regime zijn in de weer om de bondgenoten van Frankrijk vanuit Darfoer te destabiliseren: de Tsjadische president Idriss Déby Itno en zijn Centraal-Afrikaanse ambtgenoot François Bozizé” (Le Monde Diplomatique, maart 2007).
En tenslotte zijn er nog bepaalde sectoren van de Franse bourgeoisie die zich ronduit afvragen of het regime in Beijing er niet op uit is om de Fransgezinde regimes ter plaatse in Centraal-Afrika, via het uitrusten van milities die optreden voor Khartoem en die doorgestoten zijn tot in de voorsteden van N’Djamena, omver te werpen. Beijing is vandaag inderdaad de grootste wapenleverancier en de grootste afnemer van de Soedanese petroleum. Zo ziet men waarom Beijing niet wil dat er een resolutie wordt uitgevoerd die niet “de Soedanese nationale soevereiniteit zou respecteren”, maar waarom het helemaal niet gaat. Daar komt nog bij dat het Franse imperialisme zich ook om andere redenen zorgen maakt en dat het ware doel laat zien van de media- en humanitaire-campagnes tegen de imperialistische concurrenten, China en de Verenigde Staten. Deze blijven natuurlijk niet achter in het uitblinken in vergaand cynisme. Zo gaf Bush op 18 april “een laatste waarschuwing aan de Soedanese regering om zich spoedig te houden aan haar verplichtingen om een eind te maken aan de volkerenmoord in Darfoer.”
In feite weten wij dat Washington, de ogen sluitend voor de wreedheden van de bloeddorstige klieken, Khartoem spaart, zijn ijverige bondgenoot in de ‘strijd tegen het terrorisme’. Dat komt overduidelijk neer op het stiekem uitsteken van een hand in de richting van een versterkt bondgenootschap met Soedan dat het in het openbaar bedreigt.
Wat er uiteindelijk schuilgaat achter de redevoeringen over ‘vredesacties’ en andere ‘humanitaire corridors’ voor Darfoer is de werkelijkheid van de smerige strijd van de kapitalistische aaseters te midden van een voortdurende opeenstapeling van lijken.
Amina / 23.04.2007
Een stakingsgolf overspoelde begin dit jaar verschillende sectoren in Egypte; in cement- en pluimveebedrijven, in de mijnen, bij de bussen en de spoorwegen, in de gezondheidssector, en vooral in de textielindustrie. Daar hebben de arbeiders een reeks van stakingen gevoerd tegen de snel dalende reële lonen en de kortingen op de toelagen. Men kan een glimp opvangen van het strijdbare en spontane karakter van deze strijd in de beschrijving van hoe in december vorig jaar de strijd uitbrak bij het grote Mahalla al-Kubra Mirs spinnerij- en weefcomplex ten noorden van Kaïro, dat het epicentrum van de beweging was. Het uittreksel komt uit Egyptian textile workers confront the new economic order door Joel Beinin en Hossam el-Hamalawy, gepubliceerd in Middle East Report Online en libcom.org, en gebaseerd op interviews met twee arbeiders van het bedrijf, Muhammed Attar en Sayyid Habib.
“De meer dan 24.000 arbeiders van het Mahalla al-Kubra Misr spinnerij- en weefcomplex waren verheugd over het nieuws van 3 maart 2006 dat de eerste minister Ahmad Nazif had besloten tot een verhoging van de jaarlijkse bonus die aan alle arbeiders wordt toegekend, gaande van 100 Egyptische pond (ongeveer 15 Euros) tot een bonus van twee maandlonen. De laatste keer dat de jaarlijkse bonussen waren opgetrokken was in 1984 – van 75 naar 100 pond.
‘We lazen het decreet en begonnen erover te praten in de fabriek’ zei Attar: ‘Ironisch genoeg maakten zelfs de pro-regerings-vakbondsvertegenwoordigers het nieuws bekend als een van hun verwezenlijkingen’. Hij vervolgde: ‘December kwam er aan [wanneer de jaarlijkse bonussen worden uitbetaald] en iedereen was gespannen. We ontdekten dat we bestolen waren. Ze gaven ons alleen dezelfde 100 pond als voorheen. In feite juister gezegd 89 ponden, omdat er geld werd ingehouden [voor belastingen]’.
Er hing een geest van verzet in de lucht. De volgende twee dagen waren er groepen arbeiders die weigerden hun lonen in ontvangst te nemen als teken van protest. Dan, op 7 december, kwamen er duizenden arbeiders van de ochtendploeg samen op het Mahalla’s Tal’at Harb Plein, tegenover de ingang van het textielbedrijf. Het ritme van de fabrieksarbeid was toen al aan het verlagen, maar de productie viel helemaal stil toen een 3.000 tal vrouwelijke kledingarbeidsters hun ateliers verlieten en naar de spinnerij- en weefafdelingen gingen waar hun collega’s het werk nog niet hadden neergelegd. De vrouwelijke arbeidsters stormden er binnen al zingend: ‘Waar zijn de mannen? Hier zijn de vrouwen!’ Beschaamd sloten de mannen zich bij de staking aan.
Rond de 10.000 arbeiders verzamelden zich op het plein roepend ‘Twee maanden! Twee maanden!’ om hun eis voor de hun toegezegde bonussen kracht bij te zetten. Zwart geklede oproerpolitie werd haastig ingezet rond de fabriek en door heel de stad, maar trad niet op om het protest te smoren. ‘Ze waren geschrokken van ons aantal’ zei Attar. ‘Ze hoopten dat we tijdens de nacht of de volgende dag de aftocht zouden blazen’. Onder druk van de staatsveiligheidstroepen bood de directie een bonus aan van 21 werkdagen. Maar zoals Attar zich lachend herinnerde ‘de arbeidsters verslonden al de vertegenwoordigers van de directie die het waagden om te komen onderhandelen’.
Bij het invallen van de nacht, zei Sayyid Habib, vonden de mannen het ‘heel moeilijk om de vrouwen er van te overtuigen naar huis te gaan. Ze wilden blijven en er de nacht doorbrengen. Het duurde uren voor we hen er toe konden bewegen om naar huis te gaan, naar hun gezinnen en de volgende dag terug te komen’. Breed glimlachend voegde Attar daar aan toe, ‘De vrouwen waren veel militanter dan de mannen. Ze werden geïntimideerd door de veiligheidstroepen en bedreigd maar ze hielden vol’.
Nog voor de ochtendgebeden bestormde de oproerpolitie de poorten van het bedrijf. Zeventig arbeiders, met inbegrip van Attar en Habib, sliepen toen in het bedrijf waarin ze zichzelf hadden opgesloten. ‘De officieren van de veiligheidstroepen van de staat vertelden ons dat we met maar weinigen waren en maar beter naar buiten kwamen’, zei Attar. ‘Maar ze wisten niet met hoeveel we binnen waren . We logen en zeiden dat we met duizenden waren’. Attar en Habib maakten haastig hun kameraden wakker en de arbeiders begonnen luid te slaan op ijzeren vaten. ‘We maakten iedereen in het bedrijf en de stad wakker. Onze gsm’s gingen plat door het bellen naar onze families en vrienden buiten waarbij wij vroegen hun ramen te openen om de veiligheidstroepen te laten weten dat ze in de gaten werden gehouden. We riepen alle arbeiders die we kenden op om snel naar de fabriek te komen’.
Tegen die tijd had de politie water en elektriciteit van het bedrijf afgesloten. Staatsagenten haastten zich naar de treinstations om arbeiders die van of naar de stad gingen te vertellen dat de fabriek was gesloten wegens elektriciteitsuitval, maar het bedrog mislukte.
‘Meer dan 20.000 arbeiders kwamen opdagen’, zei Attar. ‘We hielden een massale betoging met symbolische begrafenissen van onze bazen. De vrouwen brachten ons eten en sigaretten en sloten zich bij de betoging aan. De ordetroepen durfde het niet aan om op te treden. Lagere school-kinderen en studenten van nabijgelegen middelbare scholen kwamen op straat om de stakers te ondersteunen’. Op de vierde dag van de bezetting van het textielbedrijf boden in paniek rakende regeringsambtenaren een bonus aan van 45 dagen en verzekerden dat het bedrijf niet zou worden geprivatiseerd. De staking werd toen opgeheven. Het succes van de ‘wilde actie’ van de arbeiders van het Spinnerij- en Weefbedrijf Misr was vernederend voor de door de regering gecontroleerde vakbondsfederatie.”
De overwinning bij Mahalla inspireerde de arbeiders in een aantal andere sectoren om de strijd aan te gaan en de beweging is nog lang niet verflauwd. In april kwam het conflict tussen de arbeiders bij Mahalla en de staat opnieuw aan de oppervlakte. De arbeiders beslisten om een grote afvaardiging naar Kaïro te zenden om met het hoofd van de Algemene Federatie van Vakbonden te onderhandelen (!) over de looneisen en over het afzetten van het Mahalla vakbonds-comité vanwege zijn steun aan de bazen bij de staking in december. Het antwoord van de veiligheidstroepen van de staat bestond uit het onder beleg plaatsen van de fabriek. Als antwoord daarop gingen de arbeiders in proteststaking en twee andere grote textielbedrijven verklaarden hun solidariteit, Mahalla-Ghaz Shebeen en Kafr el-Dawwar. De verklaring van de laatste was bijzonder scherpzinnig:
“Wij textielarbeiders van Kafr el-Dawwar verklaren onze volledige solidariteit met jullie om jullie gerechtvaardigde eisen ingewilligd te krijgen, die dezelfde zijn als de onze. We veroordelen krachtig het optreden van de veiligheidstroepen dat de afvaardiging van de arbeiders van Mahalla verhinderde om zich naar een sit-in te begeven voor het hoofdkwartier van de Algemene Vakbondsfederatie in Kaïro. We veroordelen eveneens Saïd al-Gohary’s (1) verklaring aan Al-Masry Al-Youm van vorige zondag, waarbij hij jullie houding omschreef als ‘onzin’. We volgen gespannen wat jullie overkomt en verklaren onze solidariteit met de staking van de textielarbeiders van eergisteren en met de gedeeltelijke staking in de zijdefabriek.
We willen dat jullie weten dat wij arbeiders van Kafr el-Dawwar en jullie arbeiders van Mahalla dezelfde weg bewandelen en eenzelfde vijand hebben. We ondersteunen jullie beweging omdat we dezelfde eisen hebben. Sinds het eind van onze staking in de eerste week van februari heeft het Vakbonds-Fabriekscomité geen hand uitgestoken om onze eisen die aan de basis liggen van onze staking ingewilligd te krijgen. Het Vakbonds-Fabriekscomité heeft onze belangen geschaad… We ondersteunen jullie eis om het loonsysteem te hervormen. We wachten net als jullie tot eind april om te zien of de Minister van Arbeid onze eisen inwilligt of niet. Wij verwachten weliswaar niet veel van de minister, aangezien we noch haar, noch het Vakbonds-Fabriekscomité enige stappen hebben zien ondernemen. Het zal van onszelf afhangen als we onze eisen ingewilligd willen zien.
Daarom benadrukken we dat:
1. We in hetzelfde schuitje zitten als jullie en samen met jullie de reis aanvangen.
2. We verklaren onze volledige solidariteit met jullie eisen en verzekeren jullie dat we bereid zijn tot het houden van solidariteitsacties, als jullie besluiten tot stakingen.
3. We zullen stappen ondernemen om de arbeiders van Artificial Silk (Kunstzijde), El-Beida Dyes en Misr Chemicals te informeren over jullie strijd en bruggen te bouwen om het solidariteitsfront uit te breiden. Alle arbeiders zijn broeders in tijden van strijd.
4. We moeten een breed front in het leven roepen om onze strijd met de regeringsvakbonden te beslechten. We zullen deze vakbonden nu opzij moeten zetten, niet later.” (vertaling van de Arabawy website en oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd libcom.org).
Dit is een voorbeeldige verklaring omdat zij de fundamentele basis voor elke echte klassensolidariteit laat zien die de verdelingen per bedrijfstak of bedrijf overstijgt – het besef tot dezelfde klasse te behoren en te strijden tegen dezelfde vijand. Ze is ook bijzonder duidelijk over de noodzaak de strijd aan te gaan met de staatsvakbonden.
In deze periode zijn er ook elders stakingen uitgebroken: vuilnismannen bestormden de bedrijfskantoren omdat hun lonen niet werden uitbetaald; 2.700 textielarbeiders in Monofiya bezetten een textielfabriek; 4.000 textielarbeiders in Alexandrië gingen voor een tweede keer in staking nadat de directie had geprobeerd om loon in te houden wegens de vorige staking. Ook dit waren onwettige, wilde stakingen.
Er zijn ook andere pogingen geweest om de beweging met geweld te onderdrukken. Veiligheidspolitie sloot of dreigde met het sluiten van de ‘Centra voor Vakbonden en Arbeidersdiensten’ in Nagas Hammadi, Helwan en Mahalla. De centra worden er van beschuldigd van aanstoken tot een ‘stakingscultuur’.
Het bestaan van deze centra toont aan dat er moeite worden gedaan om nieuwe vakbonden op te richten. In een land als Egypte, waar de arbeiders enkel ervaringen hebben met vakbonden die openlijk optreden als politie op de werkvloer, is het onvermijdelijk dat de arbeiders gevoelig zullen zijn voor het idee dat het antwoord op de problemen ligt in de oprichting van werkelijk ‘onafhankelijke’ vakbonden, op vergelijkbare wijze als onder de Poolse arbeiders in 1980-1981. Maar wat duidelijk naar voor komt uit de manier waarop de staking was georganiseerd in Mahalla (via spontane optochten, massale afvaardigingen en bijeenkomsten aan de fabriekspoorten), is het feit dat de arbeiders het sterkst staan wanneer zij de zaak in eigen hand nemen eerder dan hun macht over te hevelen naar een nieuw vakbondsapparaat.
In Egypte kunnen de kiemen van de massastaking al ontwaard worden – niet alleen in het vermogen van de arbeiders om tot massale en spontane actie over te gaan, maar ook in het hoge niveau van het klassenbesef dat tot uiting kwam in de verklaring van Kafr el-Dawwar.
En toch is er nog geen bewust verbandband tussen deze gebeurtenissen en andere stakingen aan de verschillende kanten van de imperialistische scheidingslijnen in het Midden-Oosten: in Israël voor loonsverhogingen bij de dokwerkers, kantoorpersoneel van de openbare diensten, en meest recent bij leerkrachten, en studenten die botsten met de politie in betogingen tegen stijgingen van inschrijvingsgelden bij het onderwijs; in Iran waar duizenden arbeiders op 1 Mei de officiële regeringsoptochten verstoorden door anti-regerings-slogans te scanderen of waar ze deelnamen aan niet toegestane manifestaties en strenge politierepressie riskeerden. Maar het gelijktijdig karakter van deze bewegingen heeft een gemeenschappelijke bron – de drang van het kapitalisme om de arbeidersklasse overal ter wereld de armoede in te drijven. In deze zin bevatten ze de kiemen van de toekomstige internationalistische eenheid van de arbeidersklasse over de muren heen van nationalisme, godsdienst, en imperialistische oorlog.
Amos / 01.05.2007
(1) Leider van de textielvakbond, Saïd El-Gohary, beschuldigde de arbeiders ondermeer ervan "terrorristen te zijn die de onderneming willen saboteren".
Het feit dat het leven van de Belgische bourgeoisie sinds lang dooreen wordt geschud door innerlijke spanningen heeft nooit voorkomen dat deze spanningen sinds het begin van de twintigste eeuw meesterlijk worden gebruikt tegen de arbeidersklasse. Het stelselmatige gebruik ervan is een constante in de arbeidersvijandige politiek van de Belgische bourgeoisie sinds de Eerste Wereldoorlog en meer in het bijzonder sinds de heropleving van de klassenstrijd aan het einde van de jaren 1960, en dat in meerdere opzichten:
– De politiek van ‘machtoverdracht aan de regio’ heeft vooral gediend ter wettiging van het doorvoeren van herstructuringen in de industrie en de administratie, zoals andermaal op karikaturale wijze bleek uit het recente ‘Marschall Plan voor Wallonië’ van de Waalse regionale regering. Sinds de jaren 1970 zijn de begrotingsverlagingen en het inperken van personeelsbezetting en werkingsmiddelen onder voorwendsel van ‘groter doelmatigheid’ een karaktertrek van de ‘geregionaliseerde’ regeringen, zoals in het onderwijs, de openbare werken, het openbaar vervoer, het stadspersoneel en de werkloosheid. Wat betreft de noodlijdende industrieën – de staalindustrie in Wallonië en de scheepswerven in Vlaanderen –, deze zijn gerationaliseerd en gesloten in naam van het regionale dynamisme dat geen ‘kwakkelende bedrijven’ als blok aan het been kon hebben.
– De communautaire en regionale confrontaties zijn bewust uitgespeeld en gedramatiseerd om de aanvallen op de arbeidersklasse te verbergen. Zo trok het federaliseringsproces heel de jaren 1990 veel media-aandacht op momenten waarop uiterst harde soberheidsmaatregelen werden genomen om het begrotingstekort van de staat drastisch te verminderen. De verbale separatistische dreigementen, waarop de getrouwe unitaristen van repliek dienden werden opgeblazen om de aandacht van de bevolking, en natuurlijk vooral de arbeiders, daarop te richten om de werkelijke inzet uit het zicht te houden.
– Er is een voortdurende mediacampagne ontwikkeld om de arbeiders te mobiliseren achter de belangen van ‘hun’ taalgemeenschap en er werd alles aan gedaan om wedijver tussen de regio’s in te blazen. Zo hameren de media er hele dagen op dat ‘Vlaanderen niet langer wil opdraaien voor de verlieslijdende Waalse staalindustrie’, dat ‘Wallonië niets te maken heeft met de toekomstloze Vlaamse scheepswerven’, dat ‘het onderwijs in Vlaanderen van betere kwaliteit is’, dat ‘werklozen in Wallonië minder sancties krijgen’, enzovoort. Het ‘sub-nationalistische’ bedrog van de ‘regionale macht’ dient maar één enkel doel: de arbeiders mobiliseren achter hun bourgeoisie (nationaal of regionaal), daarbij de Waalse arbeiders opstokend tegen hun Vlaamse klassenbroeders en omgekeerd, en ze de onvermijdelijkheid van crisis en offers aan te praten.
– Het regionalistische vergif is tenslotte stelselmatig door de bourgeoisie gebruikt om de oplaaiende arbeidersstrijd te verdelen en te isoleren. Tijdens de algemene staking van 1960-1961 spelen de Waalse socialisten en syndicalisten het bedrog van het federalisme uit om de arbeidersstrijd te verdelen en naar een impasse te voeren; het Vlaamse nationalisme speelde een niet verwaarloosbare rol in de sabotage van de wilde stakingen van de Limburgse mijnwerkers in 1966 en 1970; onlangs, tijdens de drastische rationalisaties bij VW Vorst probeerden de arbeiders het regionalistische keurslijf te doorbreken maar patronaat, regering en vakbonden verenigden zich om de beweging te breken door het communautaire vergif weer in te spuiten.
De arbeiders mogen zich ook niet laten inpakken door de campagne rond de toekomst van België, die er fundamenteel toe dient om ze het klassenspoor bijster te laten worden maar in tegendeel afstand te nemen en te begrijpen welke krachten er in het spel zijn. Met het ‘sub-nationalistische bedrog’ wordt geprobeerd de arbeidersklasse te verbergen dat het een veralgemeende wereldcrisis is die de Waalse industrie om zeep helpt en die de Vlaamse industrie vernietigt, dat het kapitalisme in zijn geheel in crisis is en ter discussie moet worden gesteld. En de bourgeoisie gebruikt het verstoorde evenwicht van haar staat net als de uitingen van ontbinding van haar eigen politieke leven om te voorkomen dat het bewustzijn van deze werkelijkheid bij de arbeiders tot ontwikkeling komt, om de strijdbaarheid te ondergraven en in een poging ze te binden aan ‘hun’ regionale bourgeoisie ter ‘verdediging van hun regio’.
Jos / 10.09.2007
De zomer van 2007 heeft de verergering van de gruwelen en oorlogschaos in een groot deel van de wereld alleen maar bevestigd. Al is de toestand in Libanon betrekkelijk en heel tijdelijk bedaard, in Afghanistan zagen we een toename van de strijd en van terroristische aanslagen door de Taliban. En dan blijft vooral Irak dat wegzinkt in het weerzinwekkende. Dagelijks zijn er tientallen doden, zowel bij bewapende botsingen als in zelfmoordaanslagen en slachtpartijen onder de bevolking. Deze blinde en dolle woede neemt overhand toe en breidt zich uit over het land als een echte vlucht voorwaarts die oncontroleerbaar is geworden. In de maand augustus zijn vijfhonderd mensen van de Yazidie gemeenschap (1) vermoord in vier achtereenvolgende zelfmoordaanslagen. Ondertussen ontketenen zich met ongehoorde brutaliteit afpersingen tussen Koerden, Soennieten en Sjiieten, en dikwijls nog binnen hun eigen milieu. In juli alleen al werden er 1.650 Iraakse burgers omgebracht en het ziet er naar uit dat de balans van de maand augustus nog erger zal zijn.
Dat weerhoudt de Iraakse president niet om te verklaren: “Er bestaat geen sjiitisch-soennitische oorlog, maar wel verdeeldheid binnen deze gemeenschappen” (2). Niet meer, niet minder!
Sinds 2003 zijn er meerdere tienduizenden Irakiërs gedood als rechtstreeks gevolg van de oorlog, de bevolking lijdt honger, zit zonder zorgstelsel, elektriciteit is een luxe geworden, net zoals water. Bagdad is omgevormd tot een verzameling ommuurde getto’s en herbergt rivaliserende bendes en aan elkaar vijandige gemeenschappen, terwijl hele families totaal uit elkaar gerukt zijn.
Meer dan twee miljoen mensen zijn binnen het land zelf verdreven met geen ander perspectief dan op het onmiddellijke vlak aan de slachtpartij te ontsnappen, en eenzelfde aantal is naar het buitenland gevlucht met een toekomst die al even onzeker is.
Wat het Amerikaanse leger betreft, dat telt al meer dan 3.000 ‘officiële’ doden, terwijl bepaalde officieuze Amerikaanse hospitaalbronnen het al hebben over 10.000, zonder de zelfmoorden te tellen die in 2006 al tegen de honderd bedroeg, en er doen geruchten de ronde dat er binnen het leger verzetshaarden zijn die met de dag duidelijker worden.
Dat is de onmiddellijke ‘erfenis’ van de grote strijd tegen het terrorisme van de ploeg rond Bush, en de coalitie die met hem is meegelopen, in een oorlog die nu door 58% van de Amerikanen wordt veroordeeld.
In deze context van schreeuwende onmenselijkheid is Kouchner, een fervent verdediger van de oorlog in Irak net als alle andere oorlogen ter wereld, als het maar ‘voor de goede zaak’ is, zich gaan bemoeien met Bagdad. Dit ‘verrassingsbezoek’ diende voor het overbrengen van een “simpele vriendschapsboodschap”, als drager van de internationale humanitaire vlam. Deze onvermoeibare reiziger van het Franse imperialisme heeft van de Irakiërs “geduld” gevraagd want men was juist aan het “begin van, naar hij hoopte, het einde gekomen van de crisis.” Wat een man met visie!
Nochtans kleeft er aan die enigszins belachelijke en ijdele aspecten van deze reis een onderliggende betekenis van de bedoeling van Frankrijk om weer mee te spelen op het Iraakse toneel, waar het graag weer invloed zou willen winnen. Het is vanzelfsprekend dat Frankrijk geen enkel werkelijk gewicht in de schaal kan werpen in de Iraakse toestand, naar het evenbeeld van de Verenigde Naties, naar het engagement van wie Kouchner met hart en ziel verwijst. Of het nu is in de context van de eventuele terugtrekking van de Verenigde Staten of in die van het voortzetten van hun aanwezigheid, terwijl Groot-Brittannië alle voorbereidingen treft voor zijn vertrek, kan men niet zien wat de objectieve inbreng van Parijs zou kunnen zijn bij het “helpen van de Verenigde Staten om een achterdeur te vinden om Irak te verlaten” (3). En dat terwijl de Franse inlichtingendiensten voortdurend aan de Franse president berichten over de elementen van chaos en van de groeiende ramp die het Amerikaanse leger ondergaat. Bovendien zou Frankrijk door zijn betrokkenheid weer in het vizier komen van terroristen.
Toch dient de schanddaad en het cynisme van de Franse regering en haar vertegenwoordigers aangestipt te worden die, bedekt met de humanitaire vredesmantel, de monsterachtigheden van de oorlog aanwenden, er ogenschijnlijk over ontsteld te zijn, om vervolgens achterbaks hun imperialistische en militaire behoeften na te jagen.
De anti-terroristische kruistocht van de Verenigde Staten is een totale mislukking die Washington werkelijk in een doodlopend straatje heeft gewerkt. De verschillende mogelijkheden die momenteel in overweging worden genomen zijn allemaal ongunstig. Bush is niet in staat gebleken om in Irak een regering met een minimum aan geloofwaardigheid op de been te houden. Ze is de directe uiting van de meningsgeschillen tussen Sjiieten en Soennieten, een regering die al drie jaar lang de helft van de door het Pentagon geleverde wapens aan de officiële Iraakse gezaghebbers hebben gestolen ten gunste van hun achtereenvolgende klieken. En dan nog zonder het te hebben over een politie waarvan vele elementen zelfmoordterroristen toegang verlenen tot de Amerikaanse militaire kampen. Dat is de betrouwbaarheid van de instanties en van de mannen die door de Verenigde Staten op Iraaks grondgebied in het zadel zijn geholpen. Als de Verenigde Staten blijven zal dat niets aan de toestand veranderen behalve hem ter plekke nog verergeren en in de Verenigde Staten zelf de anti-oorlogsoppositie verder aanwakkeren. Het vertrek zal enkel over verschillende maanden gespreid kunnen plaatsvinden. Omdat er 150.000 man ter plaatse is met hun materieel is het voor het Amerikaanse leger zelf gevaarlijk, omdat het de weg opent naar een uitbarsting van alzijdige oorlogsterreur die nog erger zou zijn dan de huidige en de poorten zou openen voor Iran dat zijn kans afwacht. En het zijn niet de 90 man die de Verenigde Naties daarheen wil sturen, in plaats van de huidige 65, die het tegengewicht gaan vormen!
Toch wordt het vooruitzicht van minstens een gedeeltelijke terugtrekking onder ogen gezien door de Bush-administratie. En het is in die zin, en om tegengewicht te bieden aan de overheersingsdrang van Teheran, dat er inspanningen worden geleverd om een blok op de been te brengen van Arabische landen die bondgenoten zijn van Amerika, door hen versterking aan te bieden van hun militair potentieel: de komende tien jaar twintig miljard ultraverfijnde bewapening voor Saoedi-Arabië, Qatar, Bahrein, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en dertien miljard dollar voor Egypte in dezelfde periode. Maar daar zit ’m de kneep, want Israël eist zijn tegenwaarde, wegens het feit dat zijn militaire heerschappij in twijfel zou kunnen worden getrokken, net als zijn rol van ‘politieagent’ van de regio. Daarom hebben de Verenigde Staten Israël een ‘compensatie’ van dertig miljard dollar aan wapens toegekend. Dit wil zeggen een aanzienlijke toename van 25% van hun militaire leveringen aan Tel Aviv.
Zo ziet men dat de Amerika zelf een opbod aan bewapening organiseert in een hoogst riskante regio en voor landen zoals Saoedi-Arabië dat in Washington zelfs beschuldigd wordt van het ondersteunen van de terroristische Soennieten, ja zelfs van Al Qaïda. In een wereld waar de regel heerst van het ‘ieder voor zich’ bestaat het antwoord dat de grootste wereldmacht probeert te geven uit niets anders dan het verergeren van het opvoeren van dit ‘ieder voor zich’ en de oorlogsspanningen.
Breed genomen bestaat er een koortsachtige wapenwedloop, die zich sinds eind 2006 aanzienlijk ontwikkelt en die zich verbreidt over talrijke grootmachten. En in deze versnelling van de kapitalistische oorlogsgekte, staat de kernbewapening steeds meer bovenaan. Op zich is dat geen verrassing. De kernproeven van Noord-Korea begin 2006, de sinds een jaar herhaalde Iraanse aankopen van kerntechnologie en raketten van Rusland, de weifelende houding van tweederangs mogendheden zoals Brazilië over hervatting van hun kernprogramma, enzovoort, waren tekens aan de wand dat elk land er niet langer genoegen mee neemt om schuil te gaan onder de kern-‘paraplu’ van de een of andere grootmacht, maar in tegendeel zichzelf wil gaan verdedigen.
In januari 2007 werd een weersatelliet vernietigd door een Chinese raket, een vernietiging in de ruimte die de zwakte duidelijk maakte van het Amerikaanse vermogen om de lucht-, zee- en landbewapening in ver afgelegen conflicten te geleiden. En de Verenigde Staten stonden eveneens aan de basis van deze versnelling door het voorstel om het anti-raketschild bijna tot aan de grens van Rusland uit te breiden. Rusland moest dat natuurlijk beantwoorden, en zaten er slechts op te wachten, via vage bedreiging om te gaan richten op Europa en later via de meer concrete dreiging van het installeren van raketten in Kaliningrad, aan de Baltische Zee, net tussen Polen en Litouwen, op een paar passen van het Amerikaanse schild.
Maar de wedloop van de kernbewapening draait niet langer enkel om de grootmachten. We zien inderdaad dat er zich een kernstrook ontwikkelt van het Midden-Oosten naar het Nabije Oosten en tot in Oost-Azië. Als we Iran meetellen als mogelijke kernmacht zouden we een bijna doorlopende cirkel kunnen trekken die volgestouwd is met kernraketten, gaande van Israël naar Noord-Korea, via Pakistan, India en China, overkoepeld door het Russische arsenaal. Kortom een atoom kruitvat, in het bijzonder in bepaalde regio’s die nu al kruitvaten zijn en plekken van voortdurende oorlogsconflicten.
In de context van het hedendaagse voortwoekeren van allerlei conflicten wordt de draad waaraan het zwaard van Damocles van de kernbedreiging die boven ons hoofd hangt steeds verder gespannen. En het zijn niet de Salt-akkoorden die daartegen enige waarborg bieden. Enkel de massale ontwikkeling van de arbeidersstrijd die kan leiden tot het omver werpen van deze kapitalistische maatschappij, en die noodzakelijk is om een eind te maken aan de terroristische en kernoorlogsdreiging, kan de weg openen van een toekomst voor de mensheid.
Mulan / 30.08.2007
(1) De Yazidies zijn een religieuze gemeenschap die beschouwd worden als ketters door de Soennitische moslimorthodoxie. Een groot aantal onder hen zijn Koerden.
(2) Le Monde, 22 augustus 2007.
(3) Geciteerd door Le Canard Enchaîné van 22 augustus 2007.
De opstand was het werk van de sovjets, maar ze hadden die niet tot een goed einde kunnen brengen zonder de doorslaggevende rol van de bolsjewistische partij, die gedurende heel het revolutionair proces in symbiose gehandeld heeft met de klasse in haar geheel. Haar activiteit had de ontwikkeling van het klassenbewustzijn als centrale krachtlijn: “Het is inderdaad een geduldig werk van verheldering van het klassenbewustzijn en van samenhang van de proletariërs van de stad en van het platteland” (2). Anderzijds stelde zij vertrouwen in het vermogen tot eenheid en zelforganisatie van het proletariaat: “Geloof niet in woorden. Laat u niet inpakken met beloften. Overschat uw krachten niet. Organiseer u in elk bedrijf in elk regiment en in elke compagnie, in elke wijk. Werk dag na dag, uur na uur om u te organiseren...” (3). De zege van de revolutie “dankten de bolsjewieken aan hun kennis van de behoeften van de arbeidersklasse” (1). Bovendien is het zo dat het proletariaat, in tegenstelling tot de bourgeoisie en als gevolg van haar specifieke situatie in de maatschappij, over geen enkele economische of politieke basis beschikt binnen de maatschappij. Zijn enige wapens zijn haar bewustzijn (product van de lessen die het trekt uit zijn historische ervaring tegen het kapitalisme, en actieve factor in zijn strijd) en zijn organisatie (enerzijds de eenheidsorganisatie, de arbeidersraden, en anderzijds zijn politieke organisatie, de partij die de meest bewuste elementen van de klasse groepeert). De latere nederlaag van de revolutie die in Rusland begonnen was, zal in de eerste plaats te wijten zijn aan de nederlaag van de wereldrevolutie (mislukking van de Duitse revolutie voorop) en aan het isolement van het eerste proletarisch bastion. Wat betreft de kunst van de opstand zei Lenin: “De opstand, om met succes bekroond te worden, moet als steunpunt niet een complot hebben, niet een partij, maar een geavanceerde klasse. Dat om te beginnen. De opstand moet zich steunen op het revolutionair elan van het volk. Dat in de tweede plaats. De opstand moet steunen op een keerpunt in de geschiedenis van de groeiende revolutie, op het moment waarop de activiteit van de volksmassa’s haar hoogste graad bereikt, waarop de aarzelingen in de rangen van de vijand hun hoogste graad bereiken, net als bij de zwakke vrienden van de revolutie, de dubbelzinnigen en onbeslisten. Dat op de derde plaats. Door deze manier van de drie voorwaarden van de opstand te stellen, verschilt het marxisme van het blanquisme.” (Marxisme en Opstand). In die zin blijft de proletarische Oktober levend door het voorbeeld dat hij ons geeft van de noodzaak, de mogelijkheid en de middelen om de proletarische wereldrevolutie tot stand te brengen.
De ineenstorting van het Oostblok in 1989 heeft het ontketenen van leugens met betrekking tot de proletarische revolutie van Oktober 1917 verdubbeld. De smerigste van die leugens is die welke beweert dat de overweldigende ineenstorting van de regimes van het Oostblok, het definitief bankroet van het stalinisme, in feite juist het failliet van de revolutie van Oktober 1917 is. ‘Het kommunisme is dood’ herhalen ze tot vervelens toe. In die schandalige gelijkstelling van kommunisme met stalinisme, terwijl dat laatste het afzichtelijk concentraat is van het kapitalisme in verval, hebben demokroten en stalinisten alsook de trotskistische groepen elkaar altijd, over hun tegenstellingen heen, teruggevonden in een heilig verbond om de arbeiders wijs te maken dat het, ondanks alle fouten en misvormingen, het socialisme was dat heerste in het Oostblok. Het in stand houden van die monsterlijke fictie van het ‘socialisme’ in het Oostblok is vandaag meer dan ooit van groot belang voor de bourgeoisie. Het gaat erom de arbeiders te doen geloven dat er buiten het kapitalisme niets te verwachten valt. Als volgens de bourgeoispropaganda revolutie gelijkstaat aan goelag, dan is dat omdat Oktober 1917 in ieder geval niets meer was dan een ‘vulgaire staatsgreep’ begaan door de ‘boosaardige bolsjewieken’. Die cynische vervalsing bewijst dat de wereldbourgeoisie vóór alles een onderneming vreest zoals die van Oktober, waarin miljoenen proletariërs, die achter zich alle andere uitgebuite lagen van de maatschappij meetrekken, erin geslaagd zijn zich bewust te verenigen en collectief te handelen om meester te worden van hun eigen lot. Inderdaad, de revolutie van oktober 1917 in Rusland en de internationale revolutionaire golf die erop volgde tot in de jaren 1920, blijven tot op vandaag het enig moment in de geschiedenis waarop de burgerlijke overheersing ofwel omvergeworpen werd door het proletariaat (in Rusland in 1917) of echt daardoor bedreigd werd (in Duitsland in 1919).
SB
(1) Victor Serge, L’An I de la Révolution Russe, deel I, Ed. Maspéro.
(2) Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie.
(3) Lenin, Inleiding tot de conferentie van april 1917.
Enkele maanden geleden ontvingen we via internet (1) twee berichten over Che Guevara van een kameraad die E.K. tekent. Wij drukken hier de brief af die we hem begin april stuurden, maar maken van de gelegenheid gebruik om ons antwoord te verbreden en te vervolledigen over kwesties die toen niet werden uitgewerkt. We publiceren deze correspondentie omdat, zoals EK zelf opmerkt, we middenin “de herdenkingen zitten van veertig jaar sinds zijn dood in de strijd”. Voor ons, de IKS, gaat het er niet om mee te doen aan deze herdenkingsronde, maar integendeel, om te proberen te begrijpen of Che Guevara inderdaad een revolutionair was en of de arbeidersklasse en de jonge generaties zich al dan niet moeten beroepen op zijn actie.
Voor kameraad EK is Che een authentieke strijder voor de zaak van de onderdrukte volkeren. Voor hem staat inderdaad “het internationalisme van Che buiten kijf. Hij staat model voor de internationale strijder en voor de solidariteit tussen de volkeren.” Hij zou bijvoorbeeld een van de weinige revolutionairen zijn geweest die het regime van de Sovjet-Unie bekritiseerd heeft: “Tijdens het tweede studiedag van de Afro-Aziatische solidariteit bekritiseert Che zonder omwegen de conservatieve en uitbuitersstandpunten van de Sovjet-Unie.” En tenslotte zet EK in zijn eerste bericht zijn visie op het proletariaat en op de rol van de revolutionairen uiteen: “Wat betreft de historische uitvoerder van de sociale omvorming is er naar mijn oordeel geen reden om het begrip van het proletariaat te beperken tot enkel de arbeiders als absolute negatie van de menselijke conditie. [...] Het is de taak van de intellectuelen om, met uitermate politieke middelen, het bewustzijn van zijn omstandigheden bij het proletariaat binnen te brengen.”
Na ons eerste antwoord stuurde EK ons zeer snel een tweede bericht waarin hij zich sterk afzet tegen al degenen die Che in een icoon veranderen, met een massa T-shirts en allerlei posters met zijn beeltenis: “De verheffing van Che tot een mythe via de vermenigvuldiging van zijn beeld neigt ertoe zijn leven en werk te verdoezelen.” Maar vooral benadrukt hij dat “Che, door duidelijk afgelijnde doelen na te streven, er heel logisch toe afstand neemt van het sociaalimperialistisch model van de Sovjet-Unie. De CIA en de KGB werken zelfs samen om zich van hem te ontdoen tijdens zijn revolutionaire poging in Bolivia.” En de kameraad besluit: “Ernesto Che Guevara heeft zijn intellectuele oprechtheid met de dood betaald. Hem eer betonen betekent zijn teksten lezen; de herinnering aan hem te doen voortleven betekent zijn strijd voort te zetten; hem recht doen betekent zijn waarden overnemen. Aan de vooravond van de herdenking van veertig jaar sinds zijn dood in de strijd, is het hoog tijd zijn gedachten kracht bij te zetten en zijn ideeën leven in te blazen.”
We bedanken je voor je bericht van begin april. Gelieve ons te verontschuldigen voor deze late aanvulling op ons antwoord. Wij willen hier kritiek leveren op wat je ons schreef. Deze kritiek betekent voor ons geen complete afwijzing, integendeel. Wij zijn steeds bereid je vragen en standpunten te beantwoorden. We willen antwoorden op wat je schreef over Che Guevara door, zoals je vraagt, zo oprecht en serieus mogelijk te onderzoeken waaruit “zijn waarden”, “zijn ideeën” en “zijn strijd” werkelijk bestonden.
Is Che Guevara een voorbeeld voor de revolutionaire jeugd van vandaag?
In oktober dit jaar is het veertig jaar geleden dat Che Guevara stierf, gedood door het Boliviaanse leger, in dienst van de Amerikaanse CIA.
Sinds 1967 is ‘El Che’ een symbool geworden voor de eeuwige ‘romantische revolutionaire jeugd’: jong gestorven, met de wapens in de hand, in de strijd tegen het Amerikaans imperialisme, grote “verdediger van de arme massa’s van Latijns Amerika”. Heel de wereld kent dat beeld van Che met de baret met de ster op zijn hoofd, de trieste blik op oneindig.
Zijn beroemde ‘reisdagboeken’ hebben er veel toe bijgedragen de geschiedenis van deze gerevolteerde bekend te maken. Hij kwam uit een gegoede, een beetje ‘bohémien’ familie uit Argentinië, en stort zich in een avontuurlijke reis op de motor door Zuid Amerika, waarbij hij zijn medische kennis in dienst stelt van de armen... Hij leeft in Guatemala op een moment (1956) dat de Verenigde Staten daar de zoveelste staatsgreep beramen tegen een regering die hen niet aanstaat. Die voortdurende greep op de landen van Latijns Amerika door de Verenigde Staten zal bij hem heel zijn leven een gloeiende haat daartegen voeden. Later sluit hij zich aan bij de Cubaanse groep van Castro, die naar Mexico is gevlucht na een mislukte poging de Cubaanse dictator Batista, die lang door de Amerikanen gesteund werd (2), omver te werpen. Na een reeks avonturen nestelt de groep zich in de bergen op Cuba, tot aan de nederlaag van Batista begin januari 1959. De ideologische kern van deze groep is het nationalisme, ‘marxisme’ is maar een bijkomstig omhulsel voor een heftig ‘verzet’ tegen de yankees, ook al noemen enkele elementen, waaronder Guevara, zichzelf ‘marxist’. De Cubaanse Communistische Partij, die op een bepaald moment Batista trouwens steunde, stuurt in 1958 Carlos Rafael Rodríguez, een van haar leiders, om slechts enkele maanden voor deze overwint, met Castro te praten.
Die guerrilla is geenszins de uitdrukking van enige boerenrevolte, en nog minder van de arbeidersklasse. Ze is de militaire uitdrukking van één fractie van de Cubaanse bourgeoisie die een andere fractie wil omverwerpen om haar plaats in te nemen. Aan de machtsgreep door de guerrilla van Castro komt geen ‘volksopstand’ te pas. Zoals wel vaker in Latijns Amerika neemt het de vorm aan van de vervanging van de ene militaire kliek door een andere militaire formatie waarin de uitgebuite en verarmde lagen van de bevolking van het eiland, al of niet opgetrommeld door de putschistische strijders van de guerrilla, geen belangrijker rol spelen dan die van het toejuichen van de nieuwe machthebbers. Geconfronteerd met het tamelijk zwakke verzet van de soldaten van Batista lijkt Guevara een onverschrokken guerrillero wiens vastberadenheid en groeiend charisma zijn meester Fidel in de schaduw dreigt te stellen. Na de overwinning op Batista belast Fidel Castro Che met het installeren van ‘revolutionaire rechtbanken’, een bloedig schimmenspel in de beste traditie van de afrekeningen tussen fracties zoals die gebruikelijk is bij verschillende nationale bourgeoisieën, vooral in Latijns Amerika. Che Guevara neemt zijn nieuwe rol ter harte, met overtuiging en ijver, door een ‘volksgerecht’ in te stellen waarin men om de massa’s stoom te laten afblazen niet alleen de voormalige beulen van het Batistaregime veroordeelt, maar ook om het even wie die het ongeluk heeft ‘aangegeven’ te worden. Guevara gaat daar later trouwens prat op, wanneer hij voor de Verenigde Naties in antwoord op Latijns Amerikaanse vertegenwoordigers die zich als brave ‘democratische’ zielen verontwaardigen over zijn methodes, verklaart: “Wij hebben gefusilleerd, wij fusilleren en zullen blijven fusilleren zolang dat nodig is.” Die praktijken hebben niets te maken met een of andere onhandige uitvoering van wat voor revolutionaire rechtvaardigheid dan ook. We herhalen het: het zijn de typische methodes van een fractie van de bourgeoisie die met wapengekletter de overhand behaald heeft over een andere fractie.
Men kan zich in zijn dromen dan nog vereenzelvigen met de sobere ‘held’ van de Sierra Maestra, met de ‘heldhaftige guerrillero’ die enkele jaren later sneuvelt in de Boliviaanse bergen, maar in de werkelijke wereld heeft hij alleen de rol gespeeld van uitvoerder van smerige werkjes bij de vestiging van een regime dat alleen in naam kommunistisch is.
Je schrijft dat “het internationalisme van Che buiten kijf staat” en dat “tijdens het tweede studiedag van de Afro-Aziatische solidariteit Che zonder omwegen de conservatieve en uitbuiters standpunten van de Sovjet-Unie” bekritiseerde.
Het nationalistisch regime van Castro drapeerde zich al snel in een mantel van ‘kommunisme’, anders gezegd: het regime koos partij voor... het imperialistisch kamp dat door de Sovjet-Unie werd beheerst. Omdat Cuba maar op enkele zeemijlen van de Amerikaanse kust ligt, moest dat de leider van het Westers blok natuurlijk verontrusten. Het proces van stalinisering van het eiland, met een ruime aanwezigheid van burgerpersoneel, militairen en geheime agenten uit het Oostblok, groeit naar een hoogtepunt tijdens de ‘rakettencrisis’ van 1962.
In de loop van dat proces wordt Che Guevara, nu minister van industrie (1960-1961) door Castro naar de landen van het Oostblok gestuurd om het nieuwe verbond met het ‘socialistische kamp’ te versterken. Che zingt daar de lof van de Sovjet-Unie: “dit land dat zo diep van de vrede houdt”, “waar gedachtenvrijheid heerst”, “de moeder van de vrijheid”... Hij bezingt evenzeer het “buitengewone” Noord Korea, en het China van Mao waar “iedereen vol enthousiasme is, iedereen overuren maakt”, en ga zo maar verder voor het geheel van de Oostbloklanden: “de prestaties van de socialistische landen zijn buitengewoon. Er is geen vergelijk mogelijk tussen hun levenswijze, hun ontwikkelingsmodel, en dat van de kapitalistische landen.” Een ware verheerlijker van het stalinistisch model! We komen straks nog terug op de ‘liefdesbreuk’ van Guevara met de Sovjet-Unie. Maar in tegenstelling tot wat je zegt heeft Che nooit enige principiële twijfel geuit over het stalinistisch systeem. Voor hem waren de Sovjet-Unie en haar blok het “socialistisch, vooruitstrevende” kamp en zijn eigen strijd maakte volop deel uit van het Russische blok tegen het Westerse. De slogan die Che aanhief was: “Twee, drie, vele Vietnams”. Dat was geen ‘internationalistische’ slogan, maar klip en klaar nationalistisch en in het voordeel van het Russische blok! Het criterium waar hij vanuit gaat is niet de sociale verandering, maar de haat tegen het andere blokhoofd, de Verenigde Staten.
Inderdaad werd de wereld na de Tweede Wereldoorlog verdeeld in twee tegengestelde blokken, het ene onder de knoet van de Amerikaanse mogendheid, het andere onder dat van de Sovjet-Unie. De ‘nationale bevrijding’ blijkt dan een perfect ideologisch bedrog om de bevolking telkens weer militair te mobiliseren. In die oorlogen hadden noch de arbeidersklasse, noch de andere uitgebuite klassen iets te winnen, ze dienden enkel als massa’s waarmee de verschillende fracties van de heersende klasse en hun imperialistische peetvaders konden manoeuvreren. De verdeling van de wereld in twee imperialistische blokken na de akkoorden van Yalta betekende dat wanneer een land van het ene blok afscheurde, het onvermijdelijk in het andere blok terechtkwam. En daarvan bestaat geen beter voorbeeld dan dat van Cuba: dat land stapte over van de corrupte dictatuur van Batista, onder de directe controle van Washington, zijn geheime diensten en allerlei soorten maffia, over naar de greep van het stalinistisch blok. De geschiedenis van Cuba is in een notendop de tragische geschiedenis van de ‘nationale bevrijdingsstrijd’ gedurende bijna een halve eeuw!
Dus, fundamenteel, voordat we kunnen vaststellen wanneer en hoe Guevara zich min of meer zou hebben ‘afgekeerd’ van de Sovjet-Unie, moeten we duidelijk scheppen over de aard van de Sovjet-Unie en haar blok. Achter de verdediging van een ‘revolutionaire’ Che Guevara schuilt het idee dat de Sovjet-Unie, min of meer, of men wil of niet, ondanks al haar gebreken... toch het “socialistisch, vooruitstrevende blok” was. Dat is de grootste leugen van de twintigste eeuw. Zeker, er is een proletarische revolutie geweest in Rusland, maar ze werd verslagen. De stalinistische vorm van de contrarevolutie hief de slogan “opbouw van het socialisme in één land” aan, een slogan die lijnrecht tegenover de natuurlijke en fundamentele basis van het marxisme staat. Voor het marxisme geldt: “de proletariërs hebben geen vaderland” (3)! Dit internationalisme, een zeer tastbaar internationalisme, was het kompas van de internationale revolutionaire golf die begon in 1917, het kompas van alle revolutionairen van die tijd, van Lenin en de bolsjewieken tot aan Rosa Luxemburg en de Spartakisten (4). De absurde aanname van de ‘theorie’ van een ‘socialistisch vaderland’ dat verdedigd zou moeten worden ging samen met het systematisch gebruik van een burgerlijke methode: die van terreur en staatskapitalisme, van het laarzengestamp, van de meest totalitaire en wrede vorm van kapitalistische uitbuiting!
Aan de kritieken van Che op de Sovjet-Unie ligt de ‘rakettencrisis’ van 1962 ten grondslag. Voor de Sovjet-Unie vormde het een buitenkansje dat ze de hand kon leggen op Cuba. Zo kon ze de Verenigde Staten met gelijke munt betalen, die de Sovjet-Unie vanuit haar buurlanden, zoals Turkije, kon bedreigen. De Sovjet-Unie begon op enkele zeemijlen van de Amerikaanse kust lanceerinstallaties voor raketten met atoomkoppen te plaatsen. De Verenigde Staten reageerden onmiddellijk door een algeheel embargo af te kondigen voor het hele eiland, waardoor de Russische schepen rechtsomkeer moesten maken. Chroesjtsjov, toen meester van het Kremlin, wordt uiteindelijk gedwongen zijn raketten terug te trekken. In oktober 1962 bracht de imperialistische confrontatie tussen degenen die zich ‘de vrije wereld’ noemden en degenen die zich voorstelden als de ‘vooruitstrevende socialistische wereld’ de mensheid enkele dagen lang op de rand van de afgrond. Chroesjtsjov wordt dan door de Castristische leiders beschouwd als een ‘slappeling’, te laf was om de Verenigde Staten aan te vallen. In een aanval van patriottische hysterie, waarin de Castristische slogan ‘vaderland of dood’ zijn meest sinistere betekenis krijgt, waren ze bereid het volk te offeren op het altaar van de nucleaire oorlog (zij zouden gezegd hebben dat het volk bereid was zich op te offeren). In dat perverse delirium moest Guevara wel de spits afbijten. Hij schreef: “Zij hebben gelijk [de landen van de OEA (5), die de ‘Cubaanse subversie’ vrezen], want dit is het afschrikwekkende voorbeeld van een volk dat bereid is zichzelf met atoomwapens te laten vernietigen opdat zijn as dient als cement voor nieuwe maatschappijen, en dat, wanneer een akkoord gesloten wordt over de terugtrekking van de atoomraketten zonder daarbij geraadpleegd te zijn, geen zucht van verlichting slaakt of erkentelijk is voor het bestand. Het werpt zich in de arena [...] om zijn beslissing kracht bij te zetten de strijd voort te zetten, desnoods geheel alleen, tegen alle gevaren in, en zelfs tegen de atoomdreiging van het yankee imperialisme.” (6). Deze ‘held’ heeft besloten dat het Cubaanse volk bereid was zichzelf te laten vernietigen voor het vaderland... Blijkt dus dat de grond voor de ‘teleurstelling’, van de kritiek op de Sovjet-Unie niet was gelegen in het verlies van geloof in de deugden van het ‘sovjetkommunisme’ (in werkelijkheid het stalinistisch kapitalisme), maar integendeel in het feit dat dit systeem haar oorlogslogica niet tot het eind wil volgen, tot aan de confrontatie op het hoogtepunt van de periode van de ‘koude oorlog’. En de rede die Che Guevara in Algiers afstak en waarop jij je beroept om te kunnen beweren dat Che zich afkeerde van het sociaalimperialistisch model van de Sovjet-Unie verandert niets aan het feit dat Guevara bleef vasthouden aan de stalinistische standpunten. Integendeel! In die fameuze redevoering stelt hij wel de ‘koopmansgeest’ in de verhoudingen tussen de landen van het blok van de Sovjet-Unie ter discussie, maar hij blijft hen socialistisch en “bevriende volkeren” noemen: “De socialistische landen zijn, in zekere mate, medeplichtig aan de imperialistische uitbuiting [...]. [Ze] hebben de morele plicht hun stilzwijgende medeplichtigheid te beëindigen met de uitbuitende landen van het Westen.” Een dergelijke kritiek mag dan radicaal lijken, maar het is de kritiek van iemand van binnenin het stalinistisch systeem. Erger nog, het is de kritiek van een verantwoordelijke die met al zijn krachten heeft deelgenomen aan het invoeren van een dergelijk staatskapitalistisch systeem op Cuba! Later zal Guevara officieel trouwens nooit meer enige kritiek uitbrengen op de Sovjet-Unie.
Toen Che Guevara in 1967 door de CIA en het Boliviaanse leger vermoord werd, was hij niet alleen het slachtoffer van het Amerikaans imperialisme, maar ook van de nieuwe politieke oriëntatie van het Kremlin, namelijk de “vreedzame coëxistentie” met het Westerse Blok. We gaan hier niet uiteenzetten hoe de leiding van de Sovjet-Unie en haar blok tot die ‘ommezwaai’ kwam. Die ‘ommezwaai’ heeft echter niets te maken met enig ‘verraad’ aan de volkeren die ‘zich wilden bevrijden’ van het imperialisme, noch aan het proletariaat. Het beleid van de stalinistische heersende klasse veranderde wel vaker naar gelang haar belangen als heersende klasse, en juist de rakettencrisis bewees de leiders van het stalinistisch imperialisme dat ze niet de middelen hadden om het hoofd van het andere blok net aan zijn voordeur uit te dagen, en dat ze voorzichtig moesten zijn in Latijns Amerika. Dat wilden Guevara en een fractie van de Cubaanse leiders niet begrijpen, tot op het punt dat ze hinderlijk werden, niet alleen voor de Sovjet-Unie, maar ook voor hun eigen Cubaanse vrienden. Van dat moment af was het lot van Guevara bezegeld: na het rampzalige avontuur in Kongo (7) bevindt hij zich helemaal alleen in Bolivia, met een handvol wapenmakkers, in de steek gelaten door de Boliviaanse Communistische Partij die zich uiteindelijk tot de lijn van Moskou bekeerde. Voor de meest Moskougezinde fracties waren de voorstanders van de ‘foco’-tactiek (guerrillahaard) kleinburgers op zoek naar avontuur, “afgesneden van de massa’s”. En voor de fracties van de Communistische Partij die voor de gewapende strijd waren, met hun kritische steun van allerlei slag, waren de ‘officiëlen’ van de KP enkel “salon-revolutionairen”, verburgerlijkte bureaucraten... en eveneens “afgesneden van de massa’s”. Voor ons, die ons beroepen op de Kommunistische Linkerzijde, gaat het hier om twee vormen van dezelfde contrarevolutie, twee varianten van de grootste leugen van de eeuw, die eruit bestaat de stalinistische contrarevolutie te laten doorgaan voor voortzetter van de Oktoberrevolutie, en de Sovjet-Unie voor kommunistisch.
Voor jou bestaat de taak van de intellectuelen er uit “het bewustzijn van zijn omstandigheden bij het proletariaat binnen te brengen...”. Je lijkt hier de visie over te nemen van Che over de “revolutionaire elite”. Maar verbergt het standpunt van Che in feite geen diep misprijzen voor de arbeidersklasse? Waarover gaan zijn lyrische uithalen over “de nieuwe mens in de Cubaanse revolutie” eigenlijk?
De proletarische revolutionaire eenheid heeft een zeer concrete praktische basis: de klassensolidariteit. Die spontane solidariteit in de organisatie van de strijd, die bestaat uit onderlinge hulp en broederlijkheid, voedt de kwaliteiten van proletarische revolutionaire toewijding. Maar die ‘toewijding’ klinkt uit de mond van Guevara, in het beste geval, als een haast mystieke oproep tot het hoogste offer (men moet hem nageven dat hij altijd klaarstond om dat offer te brengen, en waarschijnlijk was hij bereid een ‘martelaar’ te worden van de imperialistische zaak die hij verdedigde, samen met het ‘vrijwillige’ Cubaanse volk, tijdens de rakettencrisis)... Maar belangrijker dan zijn eigen ‘voorbeeldige’ gedrag blijft er de visie van ‘offer’ of ‘heldendom’ (van hetzelfde allooi als het patriottisch idealisme dat verheerlijkt en verspreid werd door de stalinisten van het ‘Verzet’ tijdens de Tweede Wereldoorlog) dat van bovenuit moest worden opgelegd, al naar gelang de behoeften van de staat en onder de knoet van een líder maxímo (opperste leider). Deze visie berust op het misprijzen van een kleinburgerlijk intellectueel voor de ‘proletarische massa’ die van bovenuit bekeken wordt, die men zegt te willen ‘opvoeden’ zodat ze de ‘weldaden van de revolutie’ zouden kunnen begrijpen. “De massa”, verklaarde Guevara neerbuigend, “handelt niet als een gedweeë kudde. Het is waar dat ze zonder aarzelen haar leiders volgt, vooral Fidel Castro...” “Als men de zaken oppervlakkig bekijkt, dan kan men denken dat zij die spreken van onderwerping van het individu aan de staat gelijk hebben, maar de massa’s realiseren met ongeëvenaard enthousiasme en discipline de taken die de regering vooropstelt, of die nu economisch, cultureel, inzake verdediging of sportief zijn... Het initiatief komt meestal van Fidel of van het oppercommando van de Revolutie en wordt aan de bevolking uitgelegd die het tot het hare maakt” (Socialisme en de mens op Cuba, 1965).
In feite put jouw redenering, wanneer je ons zegt “dat er geen redenen zijn om het begrip proletariaat te herleiden tot alleen de arbeiders”, zonder twijfel en ongewild haar wortels uit deze misprijzende visie op de arbeidersklasse. Een van de kenmerken van de incarnaties die het stalinisme aanneemt (van Maoïsme tot Castrisme) is het wantrouwen en misprijzen voor de arbeidersklasse, waarbij van een mythische arme boerenstand de ‘drijfkracht van de revolutie’ wordt gemaakt, geleid door intellectuelen die, zij wel, het bewustzijn bezitten en dat in de hersens van de massa’s ‘binnenbrengen’. In het beste geval is de arbeidersklasse voor die neostalinisten een massa waarmee gemanoeuvreerd kan worden en die als historische referentie dient, een figurant in hun revolutie. In de geschriften van deze pseudo-revolutionairen vindt men nooit enige verwijzing naar een georganiseerde arbeidersklasse als dusdanig en naar de machtsorganen van de klasse, de sovjets. Deze klonen van het stalinisme hebben er geen behoefte meer aan hun staatskapitalistische ideologie te verbergen en te spreken van arbeidersraden of andere uitdrukkingen van het proletarische leven in de Russische Revolutie. Er is alleen nog een staat die geleid wordt door enkele ‘verlichte’ geesten en daaronder de massa, die men soms nog ‘initiatief’ laat nemen, georganiseerd in de ‘comités ter verdediging van de revolutie’ en andere organismen van sociale controle.
En op Cuba liepen de vakbonden eens te meer voorop bij de organisatie van, en leiding over de arbeidersklasse, en dat hoeft ons geenszins te verbazen. De Cubaanse vakbonden (CTC) waren al vakbonden op z’n Amerikaans, perfect geïntegreerd in het ‘liberale kapitalisme’ en in zijn corruptie. In 1960 worden ze door de Cubaanse leiding zeer snel omgevormd tot vakbonden met een stalinistisch sausje, op een bureaucratische en staatsgebonden leest. De eerste beslissingen van het Castristisch regime belastten de vakbonden met het organiseren van de gelijkschakeling van de lonen naar beneden toe en het laten respecteren van het stakingsverbod in de bedrijven, als gepatenteerde politiemannen! Eens te meer zal die aanval op de arbeidersklasse worden gerechtvaardigd met de anti-Amerikaanse ideologie en de “verdediging van het Cubaanse volk”. Toen in die periode arbeiders van bedrijven die afhingen van Amerikaanse kapitalen in staking gingen tegen de loonsdaling, maakten de Castristische leiders van de gelegenheid gebruik om deze staking van ‘bevoorrechten’, bij monde van de nieuwe Castristische leider van de CTC, te veroordelen, en een “staking tegen de staking” uit te roepen.
In de voorbije weken kregen we controverses voorgeschoteld over leven en werk van Che. Enerzijds, in de lijn van de apostelen van de ‘dood van het kommunisme’, warmden de rechtse fracties van de bourgeoisie, braaf geholpen door enkele historici die altijd bereid zijn de ‘anti-democratische’ rol van Che op te kloppen, zijn rol van beulschef als verantwoordelijke voor de ‘revolutionaire’ rechtbanken in het begin van de Castristische periode, waarbij ze elkaar de mantel uitveegden over de kwesties of die executies nu al of niet buitensporig waren, of er een ‘bloedbad’ had plaatsgevonden of niet, of de rechtspraak ‘gematigd’ dan wel ‘willekeurig’ was. Voor ons, zoals we hierboven al zeiden, speelde hij gewoonweg zijn rol die nodig was voor het invoeren van een nieuw regime dat even burgerlijk en onderdrukkend was als het vorige. Aan de andere kant worden we platgeslagen met leugens en halve waarheden om hem te vereren. We hoeven maar te zien hoe de Ligue Communiste Révolutionnaire, met haar ambitie de Franse Communistische Partij te vervangen als eerste ‘anti-kapitalistische’ partij van Frankrijk, ‘El Che’ ophemelt en zijn ‘jong en rebels’ imago uitbuit.
Beste kameraad EK, de realiteit is deze: bij al die jongeren die T-shirts dragen met de beeltenis van Che zijn er zeker met een groot en eerlijk hart, die het onrecht en de verschrikkingen van deze wereld willen bestrijden. Bovendien, als Che naar voren wordt geschoven, dan is het vooral om het enthousiasme te steriliseren dat de revolutionaire passie voedt. Maar Che is zelf slechts één figuur uit de lange lijst nationalistische en stalinistische leiders, misschien wat innemender dan de anderen, maar evengoed een vertegenwoordiger van die tropische incarnatie van de stalinistische contrarevolutie, het Castrisme.
Ondanks onze meningsverschillen, kameraad EK, blijft de discussie natuurlijk open... Meer nog: we nodigen je er hartelijk toe uit.
IKS
(1) https://fr.internationalism.org/contact [70].
(2) De onderneming werd feitelijk met het succes van de omverwerping van Batista door Castro en Guevara bekroond door de steun van de Verenigde Staten en de welwillendheid van een rechtse partij die de corruptie van het regime veroordeelde. Door het wapenembargo waartoe de Amerikaanse regering voor Cuba besloot ontbrak het Batista aan doorslaggevende middelen om tegen de guerrilla op te treden. Het is pas na enkele maanden dat de betrekkingen tussen de nieuw macht en de Verenigde Staten verslechteren en het is onder dreiging van een militaire interventie dat Castro zich tot het Russische Blok wendt.
(3) Beroemd citaat uit Het communistisch manifest, geschreven door Marx en Engels.
(4) Zie onze artikelen over Oktober 1917, met name: De arbeidersmassa’s nemen hun lot in handen (Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 131) en: Het stalinisme is de doodgraver van de Russische revolutie (Révolution Internationale, nr. 383).
(5) Organisatie van Amerikaanse Staten, continentaal orgaan om de belangen van ‘Uncle Sam’ en zijn heerschappij veilig te stellen over de andere Latijns-Amerikaanse staten, waarvan Castristisch Cuba was uitgesloten.
(6) Geschreven tijdens de ‘rakettencrisis’, pas in 1968 uitgegeven door een Cubaans legertijdschrift. Hier overgenomen uit de lijvige biografie Ernesto Che Guevara, een legende uit onze eeuw, door Pierre Kalfon, verschenen in het Spaans en Frans, 1997.
(7) In 1965, wellicht om de leuze “Twee, drie, vele Vietnams” in praktijk te brengen, strijken enkele tientallen Cubanen neer in het oosten van de Kongolese Republiek (voormalig Zaïre) om een “anti-imperialistische foco” (guerrillahaard) te organiseren, het geheel onder auspiciën van de Cubaanse geheime dienst en met goedkeuring van de Sovjet-Unie (misschien ook om zich van Che te ontdoen...). Het is onmiddellijk een voorzienbare ramp: Guevara staat onder politieke leiding van een bende Kongolese leiders (waaronder Kabilla, toekomstig bloedig president-dictator van Zaïre in de jaren 1990), avonturiers die dankzij Russische en Chinese financiële steun op grote voet leven. Wat de bevolking aangaat, die geacht werd deze bevrijders met open armen te ontvangen, die was verbijsterd bij het zien van deze lui die uit het niets opdoken. Dat liep vooruit op wat zich het volgende jaar in Bolivië zou afspelen. Daaraan moet worden toegevoegd dat duizenden Cubanen, nog altijd voor rekening van het Russische imperialisme, bleven dienen als ‘militair raadgever’ in de talrijke ‘nationale bevrijdingsoorlogen’ op Afrikaanse bodem (Guinee Bissau, Mozambique, Angola, ...) tot aan de ineenstorting van de Sovjet-Unie en haar blok in de jaren 1990.
(8) We gaan hier niet in op de vraag wat de arbeidersklasse of het proletariaat is, wat voor ons hetzelfde is. Maar onze opvatting heeft niets te maken met de sociologie of met het verheerlijkende beeld van de arbeider in blauwe werkplunje.
(9) De grote man van de Franse LCR, Olivier Besancenot, verklaart momenteel dat zijn partij zich heel wat meer met Che Guevara vereenzelvigt dan met Trotski, hoewel deze organisatie vanaf haar geboorte haar toebehoren tot de arbeidersklasse valselijk legitimeerde door zich te beroepen op deze grote militant van de Bolsjewieken.
We hebben twee conferenties gehouden over het thema Socialisme en het verval van het kapitalisme aan twee van de universiteiten van de Dominicaanse Republiek: Santiago de los Caballeros (de tweede stad) en Santo Domingo (de hoofdstad). Deze debatten werden mogelijk gemaakt door de wil en de organisatorische inspanningen van een internationalistische discussiekern. Wij willen hen hartelijk bedanken voor het werk dat zij verzet hebben. Die bijeenkomsten hadden niets academisch. Net als tijdens een soortgelijke ervaring aan een universiteit in Brazilië (1), werden er ongerustheid en zorgen geuit over de toekomst die het kapitalisme ons biedt, over de wijze waarop we kunnen vechten voor een maatschappij die de tegenstellingen overstijgt waarin het huidige systeem ondergedompeld is, over de sociale krachten die in staat zijn die verandering door te voeren...
Deze debatten maken deel uit van de pogingen tot bewustwording door minderheden van het proletariaat. De internationale dimensie van deze inspanning staat vast. Onze samenvatting van de discussies in de Dominicaanse Republiek beantwoordt aan een dubbel doel: deelnemen aan de ontwikkeling van een internationaal debat en ertoe bijdragen dat de debatten en discussies die zich in één land ontwikkelen hun plaats vinden in het enige kader waarin ze vruchten kunnen afwerpen: het internationaal en internationalistisch kader (2).
Na de inleiding (3) werden talloze vragen gesteld, waarvan sommige een discussie in de zaal uitgelokt hebben. In de samenvatting die we hieronder geven hebben we ze per thema georganiseerd in een vraag-en-antwoord vorm.
Er zijn in de twintigste eeuw veel revoluties geweest. Toch veroordelen jullie de meeste ervan, uitgezonderd de Russische Revolutie, waarvan jullie zeggen dat ze een mislukking was. Jullie zijn onrechtvaardig tegenover de inspanningen van de volkeren die vechten voor hun bevrijding.
Het gaat er niet om de strijd van de uitgebuite en onderdrukte klassen te kleineren, maar wel om te begrijpen wat er vanaf de twintigste eeuw echt aan de orde is in de revolutie. Vanuit dat gezichtspunt is er een fundamentele verandering vanaf het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog, die verbijsterende records van onmenselijkheid heeft bereikt, toonde aan de hele wereld dat het kapitalisme een sociaal systeem in verval geworden was, dat de mensheid niets meer te bieden heeft dan oorlogen, hongersnood, vernietiging en ellende. Hij maakte een einde aan de periode van burgerlijke revoluties, dat wil zeggen aan de democratische, reformistische en nationale volksrevoluties. Van toen af aan werden die bewegingen simpelweg het opknappen van de façade van de staat. Vanaf de Eerste Wereldoorlog is de enige revolutie die vooruitgang kan betekenen voor de mensheid de proletarische revolutie, die tot doel heeft het kommunisme in te stellen in de gehele wereld. De Russische Revolutie van 1917, en heel de revolutionaire golf die erop volgde, drukken die stand van zaken uit. Het Eerste Congres van de Kommunistische Internationale, in maart 1919, bevestigde dit: “Een nieuwe periode is aangebroken. De periode van ontbinding van het kapitalisme, van zijn interne ineenstorting. Een periode van kommunistische revolutie van het proletariaat” (4).
Waarom blijven jullie steken in het dogma van een wereldrevolutie en waarom verwerpen jullie de geleidelijke vooruitgang via nationale revoluties?
De burgerlijke revoluties hadden een nationaal karakter en konden lange tijd overleven binnen hun landsgrenzen. Zo zegevierde de Engelse revolutie in 1640 en overleefde ze in een wereld die nog feodaal bleef tot aan de burgerlijke revoluties tegen het einde van de achttiende eeuw. De proletarische revolutie daarentegen zal wereldwijd zijn of niet zijn. Om te beginnen is de productie vandaag wereldwijd. De arbeidersklasse is internationaal. Maar ook omdat het kapitalisme een wereldmarkt gecreëerd heeft en de marktwetten ook internationaal zijn. De problemen verbonden met het kapitalisme zijn internationaal en kunnen alleen opgelost worden door de verenigde strijd van het gehele wereldproletariaat.
Wat is jullie standpunt over Trotski en het trotskisme?
Trotski was zijn hele leven een revolutionair militant. Hij vervulde een zeer belangrijke rol tijdens de Russische Revolutie van 1917. Maar hij streed ook tegen de ontaarding van de Russische Revolutie door internationalistische standpunten te blijven verdedigen. Hij was de voornaamste kracht van wat de Linkse Oppositie genoemd werd, die een heroïsche strijd voerde in verzet tegen de stalinistische contrarevolutie, zowel in Rusland als in de verschillende kommunistische partijen in de wereld. Toch hebben Trotski en de Linkse Oppositie nooit de ware aard van de USSR begrepen en beschouwden haar als een ‘arbeidersstaat met bureaucratische afwijkingen’ die toch verdedigd moest worden. De gevolgen van deze vergissing waren rampzalig. Nadat hij op laffe wijze vermoord was door Ramon Mercader, moordenaar in dienst van Stalin, riepen degenen die zich de erfgenamen van Trotski noemden op om deel te nemen aan de Tweede Wereldoorlog en werden zij een stroming die steeds, natuurlijk op ‘kritische’ wijze en met een ‘radicale’ taal, dezelfde stellingen verdedigde als de stalinistische en sociaal-democratische partijen (5).
Jullie behandelen Chavez onrechtvaardig, maar het kan nog erger: jullie houden geen rekening met het revolutionair proces dat door Chavez op gang gebracht is en dat zich vandaag ontwikkelt in heel Latijns Amerika, dat in volle revolutionaire beroering is.
Het dilemma Chavisme-anti-Chavisme is een valstrik, zoals pas nog aangetoond is door de mobilisaties van studenten in Venezuela die zich proberen los te werken uit die steriele en destructieve tegenstelling tussen Chavisme en oppositie (6).
Chavez steunt zowel de versterking van de staatstussenkomst in de economie als de concentratie van de macht in handen van één enkel persoon (de grondwetshervorming die zijn permanente herverkiezing mogelijk maakt). Hij lanceert ‘sociale’ programma's die misschien de situatie van enkele gemarginaliseerde lagen tijdelijk verbeteren, maar die in feite passen in een programma van versterkte uitbuiting van de arbeiders en van verarming van het grootste deel van de bevolking. Dat soort programma’s dient er alleen voor om de bevolking de ergste ellende te doen aanvaarden. Het gaat om formules die gedurende de hele 20e eeuw steeds opnieuw gebruikt zijn en die steeds tot klinkende mislukkingen hebben geleid. Ze hebben aan het kapitalisme niets veranderd, ze hebben er enkel toe bijgedragen het in leven te houden, en ook het lijden van de overweldigende meerderheid van de bevolking doen voortduren (7).
Chavez beweert anti-imperialist te zijn onder het voorwendsel dat hij zich halsstarrig verzet tegen de ‘duivel Bush’. Het zogenaamde anti-imperialisme van Chavez is niets anders dan camouflage waarachter hij zijn eigen imperialistische plannen nastreeft. De arbeiders en onderdrukten kunnen hun strijd niet baseren op een gevoel van haat of wraak tegen een almachtig rijk als de Verenigde Staten, want dat gevoel wordt gemanipuleerd door de Latijns Amerikaanse bourgeoisieën – zowel door de fracties in de regering als door die in de oppositie – om ervoor te zorgen dat de bevolking zich blijft opofferen voor hun belangen. Er bestaat geen nationale oplossing voor de wereldwijde crisis van het kapitalisme. De oplossing kan alleen wereldwijd zijn en steunen op de internationale solidariteit van het proletariaat, in de ontwikkeling van zijn zelfstandige strijd.
Waarom hebben jullie het alleen over arbeiders, en niet over boeren en andere lagen van de bevolking?
Hoe groot of klein haar aantal ook is in elk land afzonderlijk, de arbeidersklasse is de enige internationale klasse wier belangen mondiaal zijn. Haar strijd als klasse vertegenwoordigt de belangen en toekomst van de gehele onderdrukte en uitgebuite mensheid. De arbeidersklasse probeert de boeren en de gemarginaliseerde lagen in de grote steden voor haar strijd te winnen. Het gaat er geenszins om een ‘front van sociale bewegingen’ te vormen, want het fundamentele belang, de echte bevrijding van de arbeiders, boeren, en gemarginaliseerden van de steden is geen optelsom van corporatistische eisen, maar de gemeenschappelijke vernietiging van het juk van de loonslavernij en de commerciële uitbuiting.
Vervallen jullie niet in achterhaalde recepten en formules? De arbeidersklasse bestaat niet meer, en hier in Amerika zijn haast geen fabrieken meer.
De arbeidersklasse bestond nooit alleen maar uit industriearbeiders. Wat de arbeidersklasse kenmerkt, is de sociale verhouding gebaseerd op de uitbuiting van de loonarbeid. De arbeidersklasse is geen sociologische categorie. De arbeiders uit de industrie, de arbeiders op de velden, de overheidsambtenaren en veel ‘intellectuele’ arbeiders maken deel uit van het proletariaat. We moeten ook rekenen met al de arbeiders die werkloos gemaakt zijn en die om te overleven verplicht zijn spulletjes op straat te verkopen.
Is er geen mentaliteitsverandering nodig opdat de arbeidersmassa’s de revolutie zouden kunnen doorvoeren?
Natuurlijk! De proletarische revolutie is niet eenvoudigweg het resultaat van onafwendbare objectieve factoren, ze steunt hoofdzakelijk op bewuste, collectieve en solidaire actie van de grote arbeidersmassa’s. In ‘De Duitse ideologie’ stellen Marx en Engels dat de revolutie niet alleen nodig is om de staat te vernietigen die de meerderheid onderdrukt, maar ook opdat die meerderheid zich zou bevrijden van de ideologische overblijfselen van de oude maatschappij die hen aan het lijf kleeft. De proletarische revolutie wordt voorbereid door een gigantische verandering van de mentaliteit van de massa’s. Ze zal het product zijn van de zelfstandige inspanning van de massa’s, die niet alleen bestaat uit strijd, maar ook uit gepassioneerde debatten.
IKS
(1) Zie https://es.internationalism.org/ccionline/2006_brasil.html [73]
(2) Wanneer de kameraden belangstelling hebben voor het organiseren van dergelijke debatten in hun stad of land, zijn we graag bereid om daaraan mee te werken.
(3) De inleiding is op onze website te vinden als aanhangsel van dit artikel (in het Spaans).
(4) Zie onze brochure over de revolutie in Rusland 1917 (in druk en op de website)
(5) Zie onze brochure over Trotski en het stalinisme
(6) Zie https://es.internationalism.org/ccionline/2007_hojaestudiantes [74]
(7) Zie https://es.internationalism.org/ccionline/2007/Chavez [75] en: https://es.internationalism.org/ccionline/2007/elecvenez [76].
De geweldige schat aan ervaringen, opgedaan tussen februari en oktober 1917 door het proletariaat in Rusland, heeft aan de proletariërs van de hele wereld getoond dat het mogelijk is de macht van de bourgeoisie omver te werpen. De opstand van Oktober betekende de zege van de bewuste arbeidersmassa’s georganiseerd in arbeidersraden en met in hun schoot hun politieke voorhoede, de bolsjewistische partij (zie Internationalisme, nr. 333). Het verloop van de gebeurtenissen na de Oktoberopstand, dat wil zeggen het ontaardingsproces van de Russische revolutie, waaruit het stalinisme zou ontstaan, kan enkel begrepen worden vanuit de dynamiek van de nederlaag van de internationale revolutionaire golf waarvan dat proces een gevolg is. Die ontaarding heeft dus niets te zien met de burgerlijke leugen van de zogenaamde continuïteit tussen de dictatuur van het proletariaat die voortkwam uit oktober 1917 en het stalinisme dat zich integendeel op de assen van de revolutie heeft ontwikkeld.
De Russische revolutie van 1917 was geen alleenstaand verschijnsel, gevolg van omstandigheden eigen aan Rusland, ze was het hoogtepunt van de eerste internationale revolutionaire golf die de burgerlijke orde dooreenschudde van Duitsland tot de Verenigde Staten, van Europa tot Azië, tot in het Zuid-Amerikaans continent. Die revolutionaire golf was het antwoord op de imperialistische oorlog die de periode van verval van het wereldkapitalisme inluidde. Van nu af was één enkel alternatief in staat de kapitalistische barbarij te weerstaan: de proletarische wereldrevolutie.
Als Lenin en de bolsjewieken optreden als de voorhoede van de revolutionairen, is het in de overtuiging dat enkel de wereldrevolutie van het proletariaat het alternatief kan zijn voor de wereldoorlog. Als internationalisten zagen ze in de Russische Revolutie enkel “de eerste etappe van de proletarische revoluties die onvermijdelijk zullen uitbreken als gevolg van de oorlog”.
De machtsgreep in Rusland, zodra hij mogelijk wordt door de rijping van de voorwaarden op wereldschaal en in Rusland zelf, wordt door de revolutionairen gezien als een elementaire plicht van het Russisch proletariaat tegenover het wereldproletariaat. In antwoord op de argumenten van de mensjewieken die stelden dat de revolutie in een meer ontwikkeld land moest beginnen, rechtvaardigt Lenin als volgt de noodzaak van de machtsgreep: “De Duitsers, dat wil zeggen de Duitse internationalistische revolutionairen, met enkel Liebknecht (die bovendien in de gevangenis zit), zonder persorganen, zonder vergaderrecht, zonder raden, tegenover de gigantische vijandigheid ten opzichte van de ideeën van het internationalisme van alle klassen van de bevolking, tot in het laatste boerengehucht toe, tegenover de geweldige organisatie van de grote, middelgrote en kleine imperialistische bourgeoisie, de Duitsers, dwz. de Duitse internationalistische revolutionairen, de arbeiders in uniform en de matrozen, zijn in opstand beginnen komen in de vloot, met een krachtsverhouding van misschien één tegen honderd tegen hen. Maar wij, die dozijnen kranten hebben, die vrij zijn vergaderingen te houden, die de meerderheid behaald hebben in de sovjets, wij die in vergelijking met de internationalistische proletariërs van de hele wereld in de beste voorwaarden verkeren, wij zouden moeten nalaten de Duitse revolutionairen te steunen met onze opstand. Men zal dezelfde argumenten gebruiken als Scheidemann en Renaudel: het zinnigste is niet in opstand te komen, want als we gefusilleerd worden, verliest de wereld in ons zulke prachtige, zulke redelijke revolutionairen. Laat ons een resolutie aannemen van sympathie met de Duitse opstandelingen. Dat zou echt redelijk internationalisme zijn.” (Brief aan de kameraden bolsjewieken op het congres van de sovjets van de regio noord).
Minder dan een jaar na de machtsgreep in Rusland lijdt het geen twijfel dat de rest van het proletariaat in de andere landen het voortouw moet overnemen om de wereldrevolutie verder te stuwen: “De Russische revolutie is slechts een detachement van het socialistisch wereldleger en het succes en de triomf van de Russische revolutie die wij uitgevoerd hebben hangen af van de actie van dat leger [...] Het Russische proletariaat is zich bewust van zijn revolutionair isolement, het ziet duidelijk dat zijn overwinning als onmisbare voorwaarde en als fundamentele premisse de eensgezinde interventie van de arbeiders van de hele wereld heeft” (Lenin, Rede van 23 juli 1918 op de conferentie van fabrieks-comités van Moskou).
De Russische revolutie liet het er niet bij haar lot passief toe te vertrouwen aan het uitbreken van de proletarische revolutie in andere landen, ze nam voortdurend initiatieven om die revolutie uit te breiden. Het zwaartepunt van de krachtsverhouding tussen de klassen lag in Duitsland en een grote verantwoordelijkheid rustte op de schouders van de arbeidersklasse in dat land. “Het Duits proletariaat is de trouwste, de zekerste bondgenoot van de Russische revolutie en van de proletarische revolutie” (Lenin).
De Duitse revolutionairen van hun kant begrepen volop wat er in de situatie op het spel stond: “[...] het lot van de Russische revolutie: ze zal haar doel uitsluitend bereiken als proloog van de Europese revolutie van het proletariaat. Als integendeel de Europese, Duitse arbeiders toeschouwers blijven van dit boeiend drama en de kijklustigen blijven spelen, dan zal de Russische macht van de sovjets zich aan niets anders kunnen verwachten dan aan het lot van de Commune van Parijs (dwz. een bloedige nederlaag)” (Spartakus, januari 1918).
De revolutionaire gisting die zich met name in Duitsland en centraal Europa ontwikkelde in de loop van 1918 hield alle verwachtingen levend over de naderende wereldrevolutie.
Op 15 december namen in Brussel meerdere tienduizenden arbeiders deel aan de nationale betoging voor het behoud van de koopkracht en voor de solidariteit waartoe alle vakbonden, broederlijk verenigd, hadden opgeroepen (“Red de koopkracht en de solidariteit”).
Voor de arbeiders zijn een grote mobilisatie en de ontwikkeling van solidariteit inderdaad nodig om het hoofd te bieden aan de aanvallen op hun levensomstandigheden en tegen de mediacampagnes rond de nationalistische hersenschimmen. ! Vooral sinds deze zomer worden de aanvallen op de leefkwaliteit van de arbeidersklasse opgestapeld (lees hierover het artikel: Of het nu Belgisch, Vlaams, Waals of Brussels is: In naam van solidariteit met het systeem steeds meer armoede, in Internationalisme, nr. 334): – een ongekende stijging van de prijzen van benzine en stookolie, van gas en elektriciteit, net als van de producten voor de eerste levensbehoeften: zo zijn de prijzen van voedingsproducten in één jaar met gemiddeld 4,4% gestegen (De Standaard, 12.12.2007) en is voor een aantal voor 2008 een verdubbeling aangekondigd (De Morgen, 13.12.2007); – een voortdurende achteruitgang van de arbeidsvoorwaarden van de werkenden (productiviteitsopdrijving, verlaging van de loonnorm, geleidelijke uitholling van het sociale verzekeringssysteem);
– onophoudelijke golven van reorganisaties en ontslagen in alle sectoren.
In werkelijkheid kondigt het jaar 2008 een diepe recessie aan voor het geheel van de geïndustrialiseerde landen, wat andermaal laat zien dat het kapitalistische systeem verkankert, en de huidige verwarring binnen de politieke krachten van de bourgeoisie laat boven onze hoofden donkere wolken samenpakken van komende soberheidsmaatregelen: het laatste rapport van de Nationale Bank voorspelt al een toename van de inflatie, een begrotingstekort voor 2007 en 2008 en een afname van de industriële groei (De Morgen, 13.12.2007).
* Na zes maanden onderhandelingen, gekibbel, breuken, na een verkenner, twee informateurs en twee formateurs, heeft de Belgische bourgeoisie een voorlopige regering moeten aanstellen om de meest dringende lopende zaken te behartigen. Maar de gegevens van de laatste maanden lieten eveneens zien hoe de bourgeoisie in staat is haar innerlijke tegenstellingen te gebruiken (zie Internationalisme, nr. 333, De problemen van de bourgeoisie zijn niet die van de arbeiders) om oorverdovende campagnes te voeren om de ‘publieke opinie’ een keuze te laten maken tussen alternatieven die allemaal even nationalistisch en ronkend patriottisch zijn.
Al zes maanden ondergaan de arbeiders een ongekende uitbarsting van nationalistisch en regionalistisch geschreeuw waarin ze worden opgeroepen om kamp te kiezen als Waalse, Vlaamse, Brusselse of Belgische ‘burger’. Deze campagnes zijn wel heel fnuikend omdat:
– ze de aandacht van de arbeidersklasse afleiden van de aanvallen die onophoudelijk worden uitgevoerd en die nu wel heel krachtig zijn;
– ze worden vooral gevoerd rond een hoofdprobleem voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, de solidariteit, om die weg te leiden naar nationalistisch of regionalistisch vlak: solidariteit onder alle Belgen, solidariteit van alle Vlamingen of alle Franstaligen.
Kortom, een grote mobilisatie van de arbeiders en het ontwikkelen van solidariteit zijn meer dan ooit noodzakelijk. Des te meer omdat met de berichten over stijgende kosten van levensonderhoud en afnemende leefkwaliteit, samengaand met een toenemende beeld van chaos en onverantwoordelijkheid van de politici, onder de arbeiders de laatste weken steeds meer een gevoel van onvrede heeft gevoed. Tegelijk neemt het aantal geïsoleerde stakingen tegen rationalisaties, ontslagen en loonsdalingen toe: Janssens Pharma Beerse, Volvo Cars Gent, Bayer Antwerpen, het gemeentepersoneel van Antwerpen, de treinbestuurders ... en een studentenbeweging tegen het rationalisatieplan van de universiteiten tekent zich ook af in Vlaanderen. Deze tendens tot toenemende woede en strijdbaarheid was duidelijk voelbaar tijdens de betoging van 15 december. Bovendien moet de toestand in België worden gezien in een bredere context: de huidige periode wordt gekenmerkt door sociale gisting in meerdere Europese landen: stakingen van treinbestuurders in Duitsland, bij de Franse spoorwegen en metro’s, van ambtenaren, scholieren en studenten in Frankrijk, belangrijke sociale bewegingen in Hongarije en Griekenland, scholierenmanifestaties in Nederland, en ga zo maar door.
In die omstandigheden moet de organisatie en het doel van de betoging van 15 december worden gezien: vormde die werkelijk een eerste stap naar grotere mobilisaties en naar een ontwikkeling van solidariteit in de strijd?
* Heeft de betoging van 15 december de uitbreiding en vereniging van het verzet bevorderd? De oproep tot betogen verwees met geen woord naar de verschillende, gelijktijdige, maar versplinterde bewegingen die in België op gang kwamen, evenmin naar de strijdbaarheid die in heel Europa tot uiting kwam. Het geheel van deze strijdbewegingen maakte het groeiend potentieel duidelijk voor uitbreiding van de strijd net als van de grote inzet ervan tegenover de uitzichtloosheid van dit systeem in doodsnood. In tegendeel, de krantencommentaren van de woordvoerders van de vakbonden waren veelbetekenend voor de doelstellingen van de vakbonden:
– “Maar betogers vinden op een zaterdag, midden december, blijkt niet zo makkelijk [...] ze hebben van alles te doen die zaterdag” (De Standaard, 12.12.07). In plaats van de nadruk te leggen op de gezamenlijke dynamiek van de strijd ontmoedigden de vakbonden de arbeiders ieder afzonderlijk, op een weekeinde net voor de eindejaarsfeesten, een moment dat de vakbonden welbewust kozen voor hun betoging;
– “Er weegt nog een tweede bedreiging op de betoging. De kleine onafhankelijke vakbond van de machinisten van de spoorwegen – die overhoop ligt met de grote vakbonden – dreigt zaterdag te staken” (Idem). Eens te meer, en terwijl zij zich voorstelden onder een éénheidsvlag, speelden de vakbonden in op de verdeling onder de arbeiders door het lamleggen van het spoorverkeer uit te lokken, wat hen in staat moest stellen om te vermijden dat er een massale ‘ongecontroleerde’ samenkomst zou plaatsvinden van arbeiders op de plaats van de betoging ;
– “De mobilisatie verloopt moeilijk. De bonden mikken op 25.000 deelnemers. Daarvoor zijn ‘contingenten’ afgesproken: ABVV en ACV moeten elk 15.000 betogers ‘leveren’, de liberale bond ACLVB 5.000. Als ze ieder wat onder die cijfers blijven, halen ze toch nog de 25.000” (Idem). Konden ze nog duidelijker hun bedoelingen bekennen? De vakbonden richtten zich helemaal niet op een massale mobilisatie. Om ‘ontsporingen’ te voorkomen regelden ze de zaken onder elkaar om ‘voetvolk’ aan te leveren: ze spraken zelfs de aantallen af!
Het was dus helemaal niet verrassend dat na de betoging de cijfers van de organisatoren en die van de politie overeenkwamen (20.000 deelnemers), een bewuste onderschatting van het aantal betogers: men wou er niet meer en er mochten er ook niet meer zijn! Achter alle grootspraak over de noodzaak een halt toe te roepen aan de daling van de koopkracht is het de vakbonden er overduidelijk niet om te doen tot strijd aan te sporen, maar om het voortouw te nemen, om het sociaal terrein te bezetten en iedere mogelijkheid van ontwikkeling of uitbreiding in te kapselen en te ontmoedigen.
* Heeft de betoging dan wellicht de solidariteit bevorderd? Aan de behoefte aan solidariteit onder de arbeiders in strijd werd door de vakbonden een andere draai gegeven met een mobilisatie tegen de opsplitsing van de sociale zekerheid zoals die wordt geëist door een deel van de Vlaamse bourgeoisie, en vóór een oproep tot ‘een verantwoordelijke regering’ die maatregelen kan nemen ‘voor een sterke en federale sociale zekerheid’. Zo heroriënteerden ze het groeiend besef in de arbeidersklasse over het belang van solidariteit in de strijd tot een nationalistische betoging achter de één van fracties die met elkaar in de clinch liggen, naar steun voor de nationale staat, dezelfde die ten grondslag ligt aan de soberheidsgolven en rationalisaties die de arbeiders al jarenlang ondergaan. Het is trouwens aan dezelfde nationale staat dat de vakbonden hun eisen richten, om maatregelen te treffen ter verdediging van de koopkracht van de arbeiders ... in overleg met diezelfde vakbonden (alle uitkeringen welvaartsvast, in overleg met de sociale partners, een krachtig werkgelegenheidsbeleid, een méér evenwichtige fiscaliteit, …). Met andere woorden, voor de vakbonden bestaat het ontwikkelen van solidariteit uit het verspreiden van het ergste nationalistische en democratische bedrog, waarbij de arbeidersklasse met handen en voeten wordt gebonden aan haar ergste vijand, de burgerlijke staat.
Achter het geschetter over verdediging van koopkracht en solidariteit organiseerden de vakbonden deze manifestatie in werkelijkheid om iedere tendens in de richting van uitbreiding en vereniging van de strijd te saboteren en om de cruciale kwestie van arbeiderssolidariteit om te buigen naar ‘burgerlijke verantwoordelijkheid’ ter ondersteuning van de democratische nationale staat. Zo zetten ze enkel hun tactiek voort die ze al volgden in de strijd zoals bij VW-Vorst, Opel Antwerpen, bij De Post en de gemeenteambtenaren: initiatieven nemen om het sociale terrein te bezetten om de strijdbaarheid op te sluiten, om iedere uitbreiding van de beweging te voorkomen en ieder nadenken over de behoefte aan solidariteit onder de arbeiders in de kiem te smoren. Zo vormde de manoeuvre van de betoging van 15 december een uitgelezen gelegenheid om via leuzen over ‘bestaansvoorwaarden’ en ‘handhaving van de solidariteit’ de beweging op te sluiten en om te buigen in de richting van het nationalisme.
Om massaal en verenigd met alle arbeiders in strijd te gaan, onmisbaar door het onvermijdelijke verder zetten van de aanvallen, moet er lering worden getrokken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de belangrijkste lessen bestaat er uit dat om doelmatig strijd te leveren, om verenigd en solidair de handschoen op te nemen door steeds meer te proberen de strijd uit te breiden, de arbeiders alleen op eigen kracht kunnen rekenen. Zij hebben geen andere keus dan de strijd in eigen hand te nemen en alle valkuilen te ontwijken, al de manoeuvres ter verdeling en sabotage door de vakbonden n
IKS / 14.12.2007
Na meer dan zes maanden (192 dagen om precies te zijn) van onderhandelingen, twisten, breuken, na een verkenner en twee informateurs is de Belgische bourgeoisie er nog altijd niet in geslaagd om een definitieve regering te vormen en heeft ze een interim regering van drie maanden op de been moeten helpen onder leiding van de ex-eerste minister Verhofstadt voor het nemen van dringende maatregelen. Een ze geeft zichzelf tot Pasen de tijd om de spanningen tussen de verschillende fracties uit te vlakken.
Gedurende deze laatste maanden is de toestand in België regelmatig heet van de naald geweest in de Europese media. Het heeft de buurlanden verontrust en zelfs de Belgische burgerlijke media geërgerd. Vandaar de noodzaak om de betekenis van de feiten te begrijpen, en te verklaren waarom één van de meest ontwikkelde landen van Europa in een dergelijke toestand terecht kon komen. Maar men moet ook de gevolgen zien die deze politieke knoeiboel teweeg heeft gebracht voor de toestand van de arbeidersklasse.
Met de verdwijning van het Russische en het Amerikaanse blok kregen de middelpuntvliedende krachten in de kapitalistische maatschappij in verval, die tot dan toe met grote inspanning onder controle werden gehouden door de hiërarchie van de twee blokken, de vrije loop, zelfs in de politieke systemen van de grote ontwikkelde landen. Zo is het feit dat de machtigste bourgeoisie ter wereld, de Amerikaanse bourgeoisie, het land twee ambtstermijnen heeft laten regeren door de bende onbekwame knoeiers, waaruit de regering Bush bestaat, onthullend voor de diepgaande crisis van de heersende klassen. En dat heeft op zijn beurt bijgedragen tot de versterking van het ‘ieder voor zich’, en een uitbarsting van chaos en barbarendom over heel de planeet. Vandaar dat de gevolgen van de ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de noodzaak om die het hoofd aan te bieden een zaak van het grootste belang wordt voor de politiek van de bourgeoisie.
De problemen van de bourgeoisie om regeringsploegen samen te stellen zijn bijzondere uitingen van dit ‘ieder voor zich’, van de ontwikkeling van de ontbinding, en ze worden beslissende factoren in de politiek van de bourgeoisie (1). De Belgische bourgeoisie ontsnapt niet aan die algemene tendens van het kapitalistische systeem in crisis, dat alle landen meesleurt in sociale ontbinding. Vandaar dat de ‘Belgische politieke crisis’ geen puur Belgische, een beetje folkloristisch gebeuren is. Het laat de toenemende druk zien van de wegrotting van het systeem, van de politieke structuren van de bourgeoisie in de ontwikkelde landen. Dat bleek de laatste jaren eveneens uit het verkiezingssucces van de populistische partijen in Oostenrijk en onlangs nog in Zwitserland en uit de proteststemmen tijdens het referendum over de grondwet van de Europese Unie in Frankrijk en Nederland.
Zo groeide de laatste jaren bij de Nederlandse buren het ‘ieder voor zich’ net als de proteststemmen: na de ontwrichting van het partijensysteem van de bourgeoisie door het rechtse populisme van Pim Fortuyn en zijn partij volgde er een vloedgolf van ‘links populisme’ van de voorheen maoïstische Socialistische Partij die bij de laatste verkiezingen in Nederland de derde partij werd. Ondertussen komt er een nieuw rechts populisme op met de verwoed anti-islamitische PVV van Geert Wilders en de beweging van de ex-minister van Binnenlandse Zaken, Rita Verdonk, alom bekend door haar halsstarrige politiek in verband met het asielrecht. Dat gaat zo ver dat er, bij gebrek aan stabiele traditionele partijen, er een integristische religieuze partij (de ‘Christen Unie’) nodig was om de huidige meerderheidsregering te vormen.
In België, vooral in Vlaanderen, hebben deze irrationele en middelpunt vliedende krachten zich geuit door de spectaculaire ontwikkeling van een populistische en ultra nationalistische partij, het "Vlaamsblok/belang", die de tweede politieke partij geworden is in Vlannderen, en meer recent door de opkomst van een andere populistische en poujadistische rechtse partij, de "Lijst De Decker".
Deze algemene tendens tot ontbinding wordt in België versterkt door de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie, spanningen die al sinds de kunstmatige oprichting van de Belgische staat sluimeren. De draagwijdte van de ontbinding en van het ‘ieder voor zich’ in de wereld op het einde van de twintigste eeuw maakt het vinden en opleggen van een broos evenwicht tussen de regionale fracties steeds moeilijker en onzekerder, de spanningen en tegenstellingen worden steeds explosiever. En dat geldt vooral voor de Vlaamse bourgeoisie, die zich wil ontdoen van “de miljoenenput van de onrendabele Waalse industrie”.
Deze regelmatige spanningen brachten een reeks verschijnselen voort die de politiek van de Belgische bourgeoisie moeilijk beheersbaar maken:
– Er is eerst en vooral de fragmentering van het partijlandschap met, sinds het einde van de jaren 1960, de ‘communautarisering’ van de grote traditionele politieke families (de verdubbeling van de socialistische, liberale en christen-democratische partijen in een Waalse en een Vlaamse partij), het geleidelijke afkalven van de grote socialistische en christen-democratische volkspartijen die het politieke leven beheersten en de opkomst van regionalistische partijen.
– De bourgeoisie heeft geprobeerd om de regionalistische partijen uit te schakelen door ze te laten opslorpen door de traditionele partijen, maar dat is als een boemerang in haar gezicht teruggeslagen. In feite heeft deze politiek enkel een destabilisering van diezelfde traditionele partijen als gevolg gehad. Dat hebben we de laatste jaren kunnen zien bij de liberale partij van voormalig eerste minister Verhofstadt, de Vlaamse socialistische partij en nu zelfs bij de ‘winnaar’ van de verkiezingen, de christen-democratische CD&V van voormalig formateur Yves Leterme, slachtoffer van het kartel met een kleine separatistische Vlaamse formatie, de NVA.
De huidige politieke crisis is het gevolg van de verscherping van de spanningen tussen de ‘regionale’ fracties van de Belgische bourgeoisie tegenover de verdieping van de kapitalistische wereldcrisis. Om het hoofd te kunnen bieden aan de mondialisering, vertegenwoordigen zij inderdaad uiteenlopende richtingen voor de Belgische staatspolitiek:
– De Vlaamse bourgeoisie, als vertegenwoordigster van de economisch sterkere regio en één van de meest presterende van Europa, eist een zelfstandige politiek en economische flexibiliteit om voorin het peloton te blijven door de ballast van de minder presterende regio’s tot een minimum terug te brengen. Het toekennen van belangrijkere bevoegdheden en economische hefbomen aan de regio’s zou het moeten mogelijk maken om de ‘solidariteit’ met de zwakkere regio te beperken en de financiële middelen in te zetten voor haar eigen beter presterende sectoren;
– De Franstalige bourgeoisie, die de regio vertegenwoordigt met meer economische problemen, houdt er in tegendeel aan vast om de vloed van subsidies van de centrale staat in stand te houden en om de mechanismen van de economische ‘solidariteit’ tussen de regio’s maximaal te behouden.
Zowel de verklaringen van bedrijfsleiders als gepubliceerde economische studies wijzen er evenwel op dat de belangrijkste delen van de bourgeoisie de mogelijkheid van een simpele splitsing van het land niet bekijken vanuit een rationeel standpunt. De beschikbare cijfers benadrukken dat de kosten van een dergelijke operatie voor beide partijen erg duur zou uitkomen:
– Voor Wallonië zou de splitsing rampzalig zijn: het stopzetten van subsidies en overhevelingen vanuit Vlaanderen (5,6 miljard euro) zou een onmiddellijke vermindering van 15% tot 20% van de sociale uitkeringen betekenen en een terugval van 4% van de algemene levensstandaard van de bevolking.
– Maar ook voor Vlaanderen zou de weerslag uiteindelijk negatief zijn. Zo zou het de belastingsinkomsten verliezen van 200.000 Vlamingen die momenteel in Brussel werken; het zou ook zijn belangrijkste ‘buitenlandse’ afzetmarkt verliezen voor de verbruikssector (Brussel en Wallonië), terwijl het Brussel zou moeten opgeven dat in meerderheid Franstalig is, en het zou meerdere gemeenten rond de hoofdstad moeten opgeven aan de Franstaligen. Vooral het verlies van Brussel, ‘de motor van economische groei’, zou Vlaanderen duur komen te staan.
Kortom, ook al lijkt het perspectief van een splitsing voor het
ogenblik van de baan te zijn, toch gaat de krachtmeting tussen de twee fracties
door en het maakt de onderhandelingen bijzonder ingewikkeld en de politieke
toestand steeds verwarrender.
De IKS heeft in lengte geargumenteerd dat de ontwikkeling van de ontbinding in geen geval gunstig is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. De recente politieke toestand in België laat zien dat de bourgeoisie haar tegenstellingen gebruikt om de ‘publieke opnie’ te mobiliseren achter alternatieven, die allemaal even nationalistisch en patriottisch zijn. Vooral de zwakste fractie, de Franstalige bourgeoisie, voerde intensieve campagnes. Eind 2006 was er de beruchte ‘politieke fictie’ uitzending op de Franstalige televisie (RTBF) over de splitsing van België. Onlangs werd massaal de driekleurige Belgische vlag uitgehangen en was er een betoging van 35.000 mensen in Brussel ‘voor de eenheid van het land’. De belangrijkste fracties van de Vlaamse bourgeoisie daarentegen (vooral de CD&V van voormalig formateur Leterme) voeren propaganda dat onder druk een verdergaande regionalisering zou kunnen worden opgelegd voor financieel en sociaal beheer. En de meest radicale marginale groepen (rond NVA en Vlaams belang) hebben zelfs laten verstaan dat het uur geslagen had voor de ‘eenheid van alle Vlamingen voor een onafhankelijk Vlaanderen’.
Deze campagnes in België, van ongekende hevigheid sedert de jaren 1960, laat zien hoezeer we gelijk hadden toen we vaststelden dat het proletariaat geen voordeel haalt uit de ontbinding maar dat de bourgeoisie haar problemen handig verhaalt op de arbeidersklasse. Inderdaad:
– Deze campagnes zijn verderfelijk in de mate dat ze zich specifiek richten op een centrale thematiek voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd, de solidariteit, door die om te buigen in nationalistische en regionalistische richting: de solidariteit tussen alle Belgen, de solidariteit tussen alle Vlamingen of alle Franstaligen.
- Bovendien wordt zo de aandacht van de arbeidersklasse afgeleid van de aanvallen die over haar blijven neerdalen. Die bestaan momenteel vooral uit een ongekende verhoging van de prijzen voor benzine en stookolie, van gas en elektriciteit, net als van vele basisvoedingsproducten.
De verlengde afwezigheid van een kapitein aan het roer van de staat neigt er uiteindelijk toe om de geloofwaardigheid van de Belgische staat en de slagvaardigheid van de nationale economie aan te vreten (de winsten van de bourgeoisie) in de bikkelharde strijd om de markten op internationaal vlak. Het eindeloos rekken van de politieke crisis wekt trouwens de indruk van chaos en het opgeven van de verantwoordelijkheden om de staat te beheren op een moment dat de berichten over de stijging van de bestaanskosten (verwarming, benzine, voeding) en de daling van de levensstandaard zich opstapelen, wat de laatste tijd in de arbeidersklasse sterk bijdroeg tot een gevoel van onvrede. Het is dus allerminst verrassend om juist deze drie punten terug te vinden in de opdracht die de interim regering tot Pasen kreeg, met een ‘beperkt programma’:
– Ter verdediging van het nationaal belang, van de positie die de Belgische bourgeoisie inneemt tegenover de rivaliserende grootmachten, kreeg de regering de opdracht om het imago en de geloofwaardigheid van België in het buitenland op te krikken (ten minste tegenover de twijfel die in talrijke artikelen in de internationale pers is geuit), door het versterken van haar aanwezigheid op Europees vlak en in de internationale missies.
– Voortdurend bedreigd door de scherpe concurrentie tussen de nationale economieën op een verzadigde wereldmarkt, zal de slagvaardigheid van de bedrijven gewaarborgd moeten worden door een versterkte controle op de staatsbegroting, een grotere flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden op de arbeidsmarkt;
– Tenslotte, ook al belooft de regering enkele marginale maatregelen voor het ‘behoud van de koopkracht van de burgers’, zoals daling van accijnzen op energieverbruik en afspraken met de energie- en distributiesectoren om de prijsstijgingen in te tomen, zal het programma vooral dienen om het ‘sociaal overleg’ met de vakbondsorganisaties aan te gaan en er zo voor te zorgen dat deze volop hun rol gaan spelen van het ontmijnen van de toenemende sociale onvrede en om de arbeiders te betrekken bij ‘de inspanning van de burger ter verdediging van het nationaal belang’.
Het is duidelijk dat dit met betrekking tot de levensstandaard van de arbeiders helemaal geen ‘interim’ politiek is, dat dit helemaal geen ‘beperkte’ maatregelen zijn. De golven van aanvallen die sinds enkele jaren op ons afkomen beantwoorden eenvoudigweg aan de overlevingsbelangen van de nationale bourgeoisie om haar aandeel in de wereldmarkt en haar winsten te waarborgen. Wat ook de regering is die het tot Pasen moet rooien, wat ook haar programma moge zijn, watuit ook de communautaire twisten bestaan die ondertussen blijven opduiken, de arbeidersklasse heeft niets te verwachten van de strubbelingen binnen de burgerlijke fracties. In tegendeel, het is door haar strijd, door het versterken van algemene solidariteit in de strijd, dat alleen zij een perspectief zal kunnen ontvouwen tegenover dit wegrottende systeem n
Jos / 29.12.07
(1) zie ook de "Resolutie over de internationale situatie " in de Internationale Revue nr. 130 (in het Engels, Frans en Spaans)
16 November: De huidige staking van de machinisten in Duitsland is een groots voorbeeld van de toegenomen strijdbaarheid en strijdwil van de arbeidersklasse. Al zeven maanden zwelt nu het conflict aan rond looneisen van de machinisten en een deel van het treinpersoneel. Al zeven maanden proberen de Duitse Spoorwegen (Deutsche Bahn) om met dreigementen, met represailles en krachtpatserij de personeelsleden te intimideren. Al zeven maanden maken de media stemming tegen de stakers. Al zeven maanden proberen gerecht en politici om diegenen die zich verzetten, het staken te verbieden of het hen af te raden. Al zeven maanden voeren de vakbonden die niet aan de staking deelnemen hetze tegen de strijdenden, en dat op een manier, die op het gebied van vijandigheid en verachting alles in de schaduw stelt, wat de werkgevers en de politici toe nog toe hebben uitgehaald. Al zeven maanden probeert de GDL (Duitse machinistenvakbond) de strijdbaarheid van de machinisten af te remmen, ze tot symbolische actie te beperken, waarbij deze nauwelijks een gelegenheid voorbij laat gaan om te betreuren, dat het er voor de GDL in de eerste plaats niet gaat over loonsverhogingen of arbeidsvoorwaarden van de machinisten, maar om het recht van een eigen vakbond, die afzonderlijke CAO’s kan afsluiten.
Maar de spoorweglieden hebben zich niet murw laten maken. Nu, na zeven maanden, hebben ze de grootste spoorwegstaking uit de naoorlogse geschiedenis van Duitsland op gang gebracht. Drie dagen lang werd het goederenverkeer gestaakt, twee dagen lang het personenvervoer in heel Duitsland. De gevolgen: één derde van alle lange afstandstreinen en de helft van alle regionale treinen vielen uit. In het oosten reed slechts 10% van de treinen. In de zeehavens begonnen de containers zich op te stapelen, en bij Audi in Brussel lag de lopende band stil omdat onderdelen uit Slowakije in het oosten van Duitsland bleven.
Toegegeven: de verwachte ‘grote chaos’ bleef uit. Geen wonder! De chaos die was aangericht, was het werk van slechts 6.000 machinisten en begeleiders, terwijl de leden van de andere vakbonden door hun zogenaamde belangenverdediging afgehouden werden van de staking, terwijl het treinpersoneel dat nog als ambtenaar werkt, moest vrezen voor de zwaarste represailles van ‘vadertje staat’ als ze aan de staking zouden deelnemen.
Het belangrijkste van deze staking – en uiteindelijk van iedere staking – is niet de mate waarin die chaos veroorzaakt, maar de mate waarin hij in staat is een perspectief te bieden tegenover de chaos waarin het kapitalisme de mensheid heeft gestort.
De staking bij de Duitse spoorwegen heeft niet enkel de strijdwil van
de loonafhankelijken aangetoond, hij liet de strijdvaardigheid van onze hele
klasse zien. Hij heeft de hele maatschappij er weer aan herinnerd dat wij in
een klassenmaatschappij leven, waarin alles afhangt van de arbeid van de
rechteloze, eigendomsloze werkende bevolking. De vertwijfelde toestand van de
spoorweglieden, die ze er toe dwingt zich te verweren, maakt duidelijk dat deze
klasse van de maatschappij niet alleen slecht behandeld wordt maar ook
uitgebuit. Tegelijk laat hij ook de potentiële macht van deze klasse zien, die
voortkomt uit het feit dat de loonafhankelijken door hun arbeid de hele maatschappij
op hun schouders torsen. Bovendien zijn deze producenten niet van elkaar
gescheiden, maar met elkaar verbonden door de productie, het transport en de
maatschappij. Na de val van de Berlijnse Muur gold: Het idee van de
klassenmaatschappij, van de klassenstrijd, van het socialisme, stamde uit een
arbeidersbeweging van de negentiende eeuw – met één woord: de ideeën van het
marxisme – zouden dood en begraven zijn, leve de klasseloze
prestatiemaatschappij. Nu begint het voor velen te dagen: wij leven in een
klassenmaatschappij. De klassenstrijd leeft.
De levende klassenstrijd van de spoorweglieden is ook daarom zo belangrijk, omdat door de afhankelijkheid van de moderne maatschappij van haar transportmiddelen, deze staking niet doodgezwegen kon worden. Iedereen wordt er door geraakt. Iedereen voelt zich genoodzaakt om stelling te nemen. Zo draagt deze strijd er in niet geringe mate toe bij om de sociale stemming in de maatschappij te veranderen. Daarbij zijn er twee gegevens van bijzonder belang.
Toevallig werd er in Duitsland en Frankrijk bij het spoor tegelijk
gestaakt. Dat het links van de Rijn ging om pensioenen, rechts van de Rijn om
lonen en arbeidsvoorwaarden, toon alleen aan hoe omvattend de aanvallen van het
kapitaal vandaag zijn. Maar de gelijktijdigheid van de stakingen laat vooral
zien dat de strijd van de arbeidersklasse werkelijk internationaal is, zoals
het Manifest van de Kommunistische Partij van Marx en Engels het ooit
formuleerde (“Proletariërs aller landen verenigt U”). In Duitsland
probeert de GDL de toestand van de spoorweglieden in Duitsland als uitzondering
voor te stellen. De lonen van de machinisten bij de Duitse Spoorwegen zouden in
vergelijking met Europa schrikwekkend laag zijn. Vandaar dat men deze
bedrijfstak bijzondere toeslagen zou kunnen toekennen, zonder daarbij de
algemene noodzaak te betwijfelen om de loonafhankelijke de broekriem te laten
aanhalen. In Frankrijk daarentegen beweerde de regering Sarkozy, dat de Franse
spoorweglieden een bevoorrechte minderheid zouden zijn, die men rustig kon
aanmanen om tot aan hun pensioen langer te werken. Maar juist de internationale
omvang van de klassenstrijd maakt duidelijk hoe alle arbeiders wereldwijd met
dezelfde verregaande maatregelen geconfronteerd worden.
Anderzijds is de populariteit van de staking bij de Duitse spoorwegen
onder de bevolking aanzienlijk. De mediameesters zelf zijn ontzet over dit
feit. Hoe kan het toch dat een kleine groep, die wezenlijke uit maar één
beroepstak bestaat, naar men beweerd, loonsverhogingen tot aan 31% eist, en
daartoe een staking organiseert die de werkende bevolking, vooral de forenzen,
treft – en daarbij ook nog zo zoveel sympathie krijgt? Op de derde stakingsdag
gaf een spoedenquêtes door de ARD (Duitse radio en televisie) aan dat 61% van
de ondervraagden instemde met de staking, ondanks alle last en hetze van de
heersende klasse!
Aangesproken op dit raadsel gaf de redactiechef van de Duitse staatstelevisie, de ARD, afdeling politiek, het volgende antwoord: “De stemming onder de bevolking is de laatste jaren ‘omgeslagen’. Tot zover werd de noodzakelijkheid van de ‘loonmatiging’ aanvaard, ook al was het met tegenzin. Ondertussen is er echter een wijdverspreide ergernis ontstaan en een ‘gevoel van ongerechtigheid’ ten overstaan van de toenemende kloof tussen arm en rijk. Men juichte de staking van de spoorweglieden derhalve toe omdat men deze als het ware als voorvechters beschouwt, die men zelf het liefst zou navolgen. En terwijl de ‘politiek’ reeds langer een algemene en groeiende afkeuring had ervaren tegenover de aanvallen op de sociale voorzieningen voor de werklozen (die ze nu door middel van kleine corrigerende maatregelen probeert te paaien), heeft men tot op heden onderschat hebben hoe groot de onvrede is geworden, vooral ten opzichte van de loonontwikkeling van de laatste jaren.”
De goede man heeft gelijk. Juist hier ligt het brandpunt van de staking: dat wat vele commentatoren de paradox van de strijd van de spoorweglieden hebben genoemd. De GDL, als organisator van de staking, propageert openlijk het afzien van de solidariteit binnen de arbeidersklasse. Iedere beroepscategorie moet op zichzelf strijd voeren. Het staat voor een trend die in het naoorlogse Duitsland relatief nieuw is, maar internationaal overvloedig bekend is: de trend naar sectorale vakbonden. Na de vereniging Cockpit voor de piloten en de Marburgse bond voor kliniekartsen komt nu de GDL op de proppen, met de belofte van een hemel op aarde voor de machinisten. Hun motto, dat open en bloot wordt uitgebazuind, luidt: “Wat de andere beroepen betreft, dat gaat ons niks aan!” De eenheidsvakbonden de DGB, op hun beurt hitsen, in naam van ‘éénheid’ en ‘solidariteit’, op tegen de stakende piloten, kliniekartsen of machinisten en schelden ze uit voor ‘bevoorrechten’, ja voor vijanden van de andere beroepsgroepen. Wat er achter deze trend naar sectorale vakbonden schuilgaat is het volgende. Enerzijds probeert men de arbeiders die zich in hele drommen afkeren van de bestaande vakbonden op te vangen in ‘alternatieve’ vakbonden, opdat de arbeidersklasse niet opnieuw zou beginnen, zoals in de jaren na 1968, om zelfstandig en zelfgeorganiseerd te strijden. Tegelijk wil men de loonafhankelijke voor de valse keuze plaatsen van inlijving bij de sociaal-democratische éénheidsvakbonden enerzijds of anderzijds bij de geïsoleerde niet solidaire acties onder regie van de sectorale vakbonden. Dat de SPD en de DGB knorrig reageren op de nieuwe macht van de sectorale vakbonden, omdat ze leiden tot een verzwakking van de eigen macht en voorrechten binnen het staatsapparaat, verandert niets aan het feit dat deze valse keuze tussen twee vakbondsvormen, de gehele heersende klasse ten goede komt in haar strijd tegen de arbeidersklasse. Het verleent in tegendeel deze keuze – en momenteel vooral dat van de sectorale vakbond – extra geloofwaardigheid.
Dat de heersende klasse met deze houding succes kan boeken bewijst de opkomst van de GDL. Als men echter nauwkeuriger toekijkt, dan merkt men de werkende bevolking niet wordt gedreven door de droom van los van elkaar strijdende beroepsgroepen – wat voor de arbeiders een nachtmerrie zou zijn. Achter de staking van de spoorweglieden tekent zich een groeiend gevoel af van arbeiderssolidariteit. Alleen het feit dat niet enkel de machinisten, maar ook de treinbegeleiders overgingen naar de machinistenvakbond, toont aan dat het er bij de betrokkenen niet gaat om beroepsverwaandheid, maar om een zoeken naar alternatieven voor de bestaande vakbonden. En de sympathie voor de spoorwegstaking onder de bevolking toont hetzelfde. Wat de arbeidersklasse nog onzeker en tastend zoekt, zal zij niet vinden bij (om het even welke) vakbond, maar wel in de gemeenschappelijke, solidaire strijd.
Dit aftasten, dit potentieel achter het verzet tegen de
kapitalistische aanvallen, mag de ogen niet sluiten voor het feit dat de
strijdende spoorweglieden door de vakbonden in een tactisch isolement zijn
gedreven. Zij moeten nu, zonder de grote meerderheid van de collega’s bij het
Duitse spoor, geïsoleerd en afgeschermd van andere delen van hun klasse, hun
strijd uitvechten. Het komt er nu op aan om initiatieven te ontwikkelen, om aan
dit isolement het hoofd te bieden, doordat men in gesprek gaat met andere
spoorwegbeambten, doordat men de werkende bevolking niet langer beschouwt als
‘treinklanten’, zoals de GDL dat doet, maar als medestrijders, die als
loonafhankelijken allen dezelfde belangen hebben. De spontane sympathie van de
bevolking toont aan hoe volkomen fout het zou zijn om de strijd tegen de
hongerlonen en slechte arbeidsvoorwaarden als een bijzonderheid van het spoor
te op te vatten. Wanneer de heersenden de laatste weken geleerd hebben om bang
te worden voor de strijd van de spoorweglieden en zij er nu niet langer mee
dreigen om een stakingsverbod af te kondigen, dan is dat vooral omdat ze weten
dat zich daarachter een algemene ontevredenheid van de arbeidersklasse ophoopt.
Bovendien moet men waakzaam zijn voor wat de ‘tariefrondes’ aan ‘oplossingen’ bekokstoven op kosten van de betrokkenen.
Voor de gehele arbeidersklasse komt het er op aan een voorbeeld te nemen aan de strijdvaardigheid van de spoorweglieden, opdat er uit een geïsoleerde botsing geleidelijk een meer algemene en solidaire strijd zou kunnen ontstaan .
IKS / 16.11.2007
De staking van de transportarbeiders (SNCF en RATP) die op 22 november is geëindigd heeft zich gelijktijdig afgespeeld met de strijd van de studenten tegen de wet ‘van de autonomie van de universiteiten’, die mikt op aanscherpen van de ongelijkheden van de kinderen van de arbeidersklasse en die van de bourgeoisie. Zij is het eerste betekenisvolle antwoord van de arbeidersklasse in Frankrijk op de aanvallen van de regering Sarkozy/Fillon/Pécresse en consorten.
De ontmanteling van de speciale pensioenregimes was slechts een begin, aangezien de regering duidelijk heeft aangekondigd dat de verlenging van de duur van de pensioenbijdragen op den duur voor iedereen gaat gelden. In die zin, en de pers is daarover duidelijk genoeg geweest, was het voor de bourgeoisie van het grootste belang dat ze erin zou slagen om deze aanval erdoor te drukken omdat die anders het succes van alle volgende in twijfel zou trekken. Om die reden hebben de transportarbeiders de hervorming verworpen en eisten niet alleen het behoud van hun speciale regimes, maar ook de afschaffing van dat ‘voorrecht’ dat alleen de arbeiders in concurrentie tegen elkaar kan opzetten. Het ordewoord van de spoormannen en de arbeiders van de RATP was dus: ’37,5 dienstjaren VOOR IEDEREEN’!
De aanval op de speciale regimes is het voorwerp geweest van een consensus van alle krachten van het kapitaal. De PS heeft het trouwens niet onder stoelen of banken gestoken: zij heeft duidelijk bevestigd dat ze vóór de hervorming is. Het enige ‘meningsverschil’ met de regering ging over de vorm (hoe ze erdoor te drukken) en niet over de inhoud. Om deze aanval door te voeren en het terrein voor te bereiden voor wat nog gaat komen, moest de bourgeoisie een reusachtige manoeuvre opzetten om de arbeidersklasse te nekken en haar bij te brengen dat ‘strijd niet loont.’ En om die boodschap ingang te doen vinden heeft de heersende klasse zich ook tot doel gesteld om alle lessen van de strijd van de jongere generaties tegen de CPE (eerstebaan-contract) in de lente van 2006, uit het geheugen van de proletariërs te wissen.
De bourgeoisie wist dat deze gewelddadige overgang zou botsen op het verzet van de arbeidersklasse. Dat werd bevestigd op de actiedag van 18 Oktober (die door regering en vakbonden werd gebruikt ‘om de temperatuur op te nemen’) waarbij een zeer sterke strijdbaarheid opviel: een recorddeelname aan de vervoersstaking en, desondanks een belangrijke deelname aan de betogingen van arbeiders uit alle sectoren. Te voet, met de fiets of gebruik makend van ‘car-pooling’, wilde men zijn afwijzing van de regeringsmaatregelen tonen.
Om deze strijdbaarheid te breken, is de bourgeoisie in twee etappes te werk gegaan.
Tegenover de wil van de arbeiders om de staking na de actiedag van 18 oktober voort te zetten, heeft de CGT uit alle macht afgeremd en gezegd: ‘Eén dag en niet meer’, en een tweede actiedag aangekondigd op 13 november. Het doel van 18 oktober was ‘stoom aflaten’ om te vermijden dat de stoomketel zou ontploffen. Daardoor werd de staking van 13 november, ondanks zijn talrijke deelname, minder opgevolgd dan die van 18 oktober.
Om de nek te breken van de arbeiders en toekomstige strijd te verhinderen heeft de bourgeoisie een klassieke strategie aangewend (die haar degelijkheid had bewezen in de jaren 1980 en 1990): zij heeft één sector ‘uitgekozen’ als doelwit, om haar manoeuvre te ontwikkelen, die van het transport en voornamelijk de SNCF. Een sector die getalsmatig relatief klein is en waarvan de staking niets anders dan een bepaald ongemak kon veroorzaken voor de andere arbeiders (de ‘gebruikers’). Het beoogde doel was om de transportstaking onpopulair te maken met de bedoeling om de ‘gebruikers’ op te zetten tegen de stakers. De tweede reden waarom de bourgeoisie beslist heeft om specifiek die sectoren aan te vallen die beschikten over een ‘speciaal regime’, is omdat bij de laatstgenoemden de vakbonden (en voornamelijk de CGT) erg sterk staan. Die zouden in staat zijn om een veel grotere controle te behouden over de strijdbaarheid en te vermijden dat ‘het uit de hand liep’. Tenslotte lag de derde reden, die de keuze rechtvaardigde van de ‘geviseerde’ sectoren, in het feit dat ze traditioneel bijzonder sterk doortrokken zijn van een corporatistische geest (voornamelijk bij de SNCF), die altijd op peil werd gehouden door de vakbonden.
De bourgeoisie moest spelen met ‘weinig manoeuvreerruimte’ want zij
heeft de aanvallen gelijktijdig doorgevoerd tegen alle sectoren van de
arbeidersklasse (medische franchise, de wet Hortefeux, de wet op de
‘zelfstandigheid’ van de universiteiten, speciale regimes voor gepensioneerden,
prijsverhogingen, schrappen van arbeidsplaatsen in de Openbare Diensten en
vooral bij het nationale onderwijs, enz.). De heersende klasse heeft zich er
dus op voorbereid om het hoofd te bieden aan een gelijktijdigheid van strijd in
verschillende sectoren. In het bijzonder de studenten waren al gemobiliseerd
toen de transportarbeiders in strijd gegaan zijn.
Het manoeuvre van verdeling en opdeling van de strijd moest zich dus afwikkelen volgens een zeer precieze agenda:
- de actiedag van de ambtenaren van 20 november moest niet alleen als ‘veiligheidsklep’ dienen tegenover de opkomende ontevredenheid in hun rangen, maar ook als een begrafenisdag voor de staking van de spoormannen en de arbeiders van de RATP; de ‘nationale rouwdienst’ als het ware;
- iedere vakbond moest zijn eigen partijtje in dit concert meeblazen. Eerst moest er tot aan de actiedag van 18 oktober, aan de spoormannen een gevoel van ‘kracht’ gegeven worden door de kaart uit te spelen van de éénheid van alle vakbonden. Na deze actiedag zijn de vakbonden begonnen om de kaart van de verdeling uit te spelen. Het was aan het FGAAC (de strikt corporatistische vakbond van de treinbestuurders) om de eerste stappen te zetten: het tekende een afzonderlijk akkoord alleen voor de treinbestuurders en riep op tot werkhervatting. Het ging erom tweedracht te zaaien bij de spoormannen. In bepaalde depots barstten de treinbestuurders uit: “De autonomen hebben ons in de kou gezet !”. Deze eerste slag onder de gordel werd door de media flink in de verf gezet;
- de tweede klap werd toegebracht aan de vooravond van de staking die van start ging op 13 december. Toen de spoormannen en de arbeiders van de RATP het verdelingsmanoeuvre begonnen te snappen (en 37,5 werkjaren eisten voor IEDEREEN’!), kondigde Bernard Thibault, de algemeen secretaris van de CGT aan dat hij afzag van een globale onderhandeling voor alle sectoren, die te maken hadden met de speciale regimes en stelde voor om per bedrijf te gaan onderhandelen. Deze smerige slag kon het verzet van de spoormannen alleen maar verzwakken;
- het derde bedrijf kon toen van start gaan: het vakbondsfront viel uit elkaar, voornamelijk door de oproep tot werkhervatting vanwege het CFDT, maar ook door de breuk tussen de CGT, de meerderheid, die (zonder veel ophef) de overgang aanvaardde naar de 40 werkjaren en de ‘radicale’ vakbonden, Sud en FO, die verder gingen met de eis tot intrekking van deze maatregel. Tezelfdertijd, beweerde Fillon, de eerste minister, dat er geen sprake van kon zijn om op de 40 werkjaren terug te komen en eiste daarbij bovendien de werkhervatting als voorwaarde voor het opstarten van de onderhandelingen. Deze politiek van een meesterafperser is niet nieuw: de stakers worden eerst opgeroepen om de wapens neer te leggen (en de ‘wet van de sterkste’ te aanvaarden) vooraleer er ‘onderhandeld’ wordt over een paar kruimels. Het is onaanvaardbaar voor de strijdende arbeiders, maar dat stelde de vakbonden in staat om ‘de opening van de onderhandelingen’ voor te stellen als een eerste overwinning. Daar hebben wij te maken met een ‘grote klassieker’ bij de taakverdeling onder bazen en vakbonden. In werkelijkheid zijn de dobbelstenen vervalst, aangezien de vakbonden en de bazen niet wachten op de officiële ‘onderhandelingen’ om voortdurend achter de rug om van de arbeiders te discussiëren: het gaat er namelijk voor de vakbonden om, aan de bazen verslag uit te brengen van de ‘temperatuur’, om samen beter te kunnen uitzoeken hoe er gemanoeuvreerd moet worden. Bij deze laatste strijd, vielen deze manoeuvres zo overduidelijk op dat ze zelfs in detail vermeld werden door bepaalde persorganen van de bourgeoisie! (1)
Om die reden was het opstarten van de ‘onderhandelingen’, die verdaagd waren tot na 21 november, na de stakingsdag van de Openbare Diensten, totaal onzinnig. Wanneer de CGT en de regering het begin van de officiële discussies vooruit geschoven hadden, dan was dat niet alleen opdat deze actiedag zou kunnen dienen als begrafenis voor de staking van het Parijse vervoerspersoneel en van de spoormannen, maar ook om de beweging zodanig te ‘rekken’ dat ze zou gaan ‘rotten’, door de ene arbeiders op te zetten tegen de andere, en dat alles tegen de achtergrond van een mediacampagne die de stakers criminaliseert.
Van deze ‘onderhandelings’ tafel, kwam de CGT terug met de aankondiging van ‘belangrijke vooruitgang’, met het opstellen van een ‘onderhandelingsagenda’ tot… 20 december. De besprekingen een maand lang verdagen, stond gelijk aan een signaal tot werkhervatting: de spoormannen waren natuurlijk niet bereid om hun beweging nog 4 weken langer te laten duren. De CGT, de meerderheidsvakbond bij de spoormannen, kondigde aan dat hij de algemene vergaderingen ‘zelf zou laten beslissen’. Hij riep niet officieel op tot werkhervatting, maar het leek er hard op.(2)
Van hun kant riepen Sud en FO er eerst toe op om de beweging voort te zetten, aangezien aan de voornaamste eis, het behoud van de 37,5 dienstjaren, niet was voldaan.
Maar de werkhervatting zette zich bij de SNCF depot na depot door, en lijn na lijn bij de RATP. De oppositie tussen de ‘gematigde’ en de ‘radicale’ vakbonden is niks nieuws en is ook helemaal niet geïmproviseerd. Het is een oude tactiek die zeer doeltreffend is gebleken in alle arbeidsconflicten sinds het einde van de jaren 1960. Een tactiek waar reeds in 1968 mee geëxperimenteerd is (en die zowel de ‘oude wijze’ Chirac als de ex-maoïst Kouchner zich perfect herinneren). Zo heeft de meerderheidsvakbond, de CGT, op het einde van de beweging van de arbeidersklasse in 1968, al de ‘gematigde’ rol gespeeld door op te roepen tot werkhervatting. En het was de minderheidsvakbond, de CFDT (!), die toen de eer had om de ‘radicaal’ uit te hangen door zich te verzetten tegen de werkhervatting. De ervaring van de arbeiders van de oude generatie toont aan dat het niet is omdat een vakbond ‘radicaler’ is, dat hij niet deelneemt aan de verdeel- en heers manoeuvres. Het is niet omdat men ‘tot het bittere eind wil doorgaan’ dat men de belangen verdedigt van de arbeidersklasse. Wat echter de kracht uitmaakt van de arbeiders, zijn niet langdurige minderheidsbewegingen waarbij men onnodig zijn energie en enorm veel geld verspilt, terwijl de verdeeldheid in de hand wordt gewerkt (tussen diegenen die werken en diegenen die niet aan het werk gaan) en wrok van diegenen die gestreden hebben met het gevoel dat de anderen hebben laten ‘stikken’. De kracht van de arbeiders bestaat in de eerste plaats uit haar éénheid.
Het is de massale uitbreiding van de beweging en niet de opsluiting van een minderheid in een ‘staking tot de finish’ (die bepaalde arbeiders tot wanhoopsdaden kan drijven, zoals het saboteren van werktuigen, wat op zijn beurt weer de deur openzet voor het criminaliseren van de stakers). In alle sectoren, de openbare even goed als de privé (en bij de studenten), zullen de proletariërs noodzakelijkerwijze tot het inzicht komen dat het ‘radicalisme’ van de minderheidsvakbonden die geïsoleerde acties voorstellen, hen niet tot ‘echtere verdedigers van de arbeidersklasse’ maakt dan de oproepen tot werkhervatting van de grotere en invloedrijkere centrales.
Dit gigantisch manoeuvre dat mikte op het nekken van de arbeiders, werd
bekroond met de planning van de begrafenisbetoging van 20 november die 750.000
arbeiders op de been bracht. De strategie van de vakbondsleidingen bestond er
uit om de arbeiders van de Openbare Diensten op te roepen om op straat te komen
uit protest tegen de vermindering van de effectieven en de daling van de
koopkracht, terwijl zij tegelijkertijd hun mobilisering saboteerden. Zo hebben
de vakbonden oproepen tot deelname aan deze betoging gelanceerd in pamfletten
die op de werkvloer zijn toegekomen… na 20 november! In het merendeel van de
hospitalen, hebben zij zich zelfs de moeite niet getroost om uur en plaats van
afspraak mee te delen. Om te weten te komen of deze betoging al dan niet zou
plaatsvinden moest men zijn plan trekken en de informatie bijeen scharrelen (op
het Internet, in de kranten of van mond tot mond). Vanwaar een dergelijke
sabotage? Omdat de ‘thermometer’ aanduidde dat de temperatuur in de Openbare
Diensten was gestegen. De staking van de spoormannen en de arbeiders van de
RATP, was verre van onpopulair (ondanks alle campagnes die verspreid werden op
de TV) en won steeds meer sympathie bij de ‘gebruikers’. De media en de
regering (met hun steeds meer ‘gespierde’ verklaringen, die werden afgewisseld
met belachelijke toelichtingen over de universiteitsrectoren, die de studenten
er van beschuldigden ‘Rode Khmers’ te zijn) hebben zeer weinig effect gehad.
Hoe meer de regering de stakers dreigde met de wapenstok, des te meer sympathie
de staking opwekte (en zelfs het gevoel dat men ‘solidair’ moest zijn en zich
niet moest laten ‘inpakken door de mediamanipulatie in dienst van Sarkozy’).
Aan de andere kant was het gezigzag van Thibault zo overduidelijk dat hij
overal doorging voor de grote ‘collaborateur’ van dienst, voor de ‘verrader’.
(3) De vakbonden moesten de mobilisering van de ambtenaren saboteren, om te
vermijden dat alle sectoren van de Openbare Diensten zij aan zij en eensgezind
de straat op zouden gaan. In tegenstelling daartoe hadden alle vakbonden van de
nationale politie hun troepen maximaal gemobiliseerd (4): op 20 november was
het de allereerste keer dat men zoveel politie zag betogen in Parijs.(5)
Bovendien hadden de vakbondsleidingen (die deze betogingen in overleg met de
politiebureaus hadden georganiseerd) er voor gezorgd om de stoet van de
smerissen helemaal in het midden van de betoging te plaatsen. Zo waren er veel
arbeiders en studenten, die niet wilden betogen achter de repressiekrachten en
verkozen om niet mee te doen aan die maskerade, op het trottoir blijven staan.
Het was in het bijzonder een probaat middel om de studenten, die men bovendien
nog verplicht had om drie uur lang in de stromende regen te staan trappelen, te
ontmoedigen om zich ‘aan te sluiten’ bij de loontrekkers.
Tijdens zijn tussenkomst op TV van 29 november, bracht de ‘alomtegenwoordige president’ Sarkozy “hulde aan alle sociale partners”, en begroette hij de vakbonden voor hun “verantwoordelijkheidszin” en preciseerde hij dat hij “ze nodig had voor de hervormingen” (6) (in klare taal: dat hij ze nodig heeft om alle aanvallen die gepland zijn voor 2008 tot een goed einde te brengen). Hij wist waarover hij het had en voor één keer zullen wij niet zeggen dat hij loog.
De staking van de transportarbeiders in november 2007 is eens te meer een bevestiging van wat de revolutionairen sinds tientallen jaren zeggen: ALLE vakbonden zijn organen voor de belangenverdediging, niet van de arbeidersklasse, maar van de bourgeoisie .
Sofiane / 30.11.2007
(1) Zie Marianne nr. 553: ‘Waarom Sarkozy de CGT wil redden’. Chérèque, de baas van de CFDT, is zelf uit de school geklapt: “Er bestaat een vorm van samenwerking tussen regering en de CGT om de spierballen te laten rollen. Het is waar dat zijn eigen troepen moeilijk aanvaarden dat hij (de CGT) de rol van ‘verrader’ heeft gespeeld”.
(2) Eén van de reden waarom de beweging niet werd ‘afgelast’ (zoals Bernard Thibault zei), berustte in het feit dat de CGT ‘vooruitgang’ heeft ‘bedongen’ over de werkdruk en enkele kruimels heeft verkregen: loonsverhogingen op het einde van de loopbaan (dat houdt geen steek: tegen die tijd weet iedereen dat de lonen en de koopkracht nog gaan dalen!). Dat was nog eens een oplichterij om de werkhervatting te rechtvaardigen en te proberen om de meubels te redden, want de bourgeoisie heeft de CGT nog altijd nodig. Zou de regering niet bereid zijn geweest om dit aalmoes ‘toe te geven’, dan zou de CGT niet hebben kunnen rondbazuinen:: “er is vooruitgang geboekt”. En deze grijpstuiver was al op voorhand afgesproken, via telefoontjes die bestemd waren om de maatregelen op punt te stellen en zodanig aan te passen dat de CGT zijn ondermijningswerk kan voortzetten. Zo had Thibault al vóór de ontmoeting tussen de CGT en de regering de werkhervatting aangekondigd. Dat toont duidelijk aan dat de verklaringen van de regering en de bazen tijdens de ‘onderhandelingen’ doorgestoken kaart waren!
(3) Dit te meer daar afvaardigingen van studenten zowat heel Parijs en de rest van het land doorkruist hebben met de oproep zich “aan te sluiten” bij de loontrekkers opdat er een “samengaan van de strijd zou komen”.
(4) De studenten hebben geen enkele afvaardiging gestuurd naar de politiecommissariaten en andere diensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken om “aansluiting” te zoek bij de smerissen, want zij hebben zelf ondervonden dat de politieambtenaren niet aan hun kant staan.
(5) Zelfs de rechtse vakbond ‘Alliance’, die dicht bij de UMP aanleunt (en die de Marseillaise aanhief aan het begin van de betoging) was massaal aanwezig, aan de zijde van de vakbond UNSA (dicht bij de PS).
(6) Alle citaten zijn te vinden op de website van Le Monde (‘www.lemonde.fr [80]’).
Op 17 oktober verleende het Turkse parlement met overgrote meerderheid aan het Turkse leger het recht Koerdische guerrilla's van de PKK tot aan hun bases in Noord Irak te achtervolgen. Vier dagen later werden 13 Turkse soldaten gedood in een hinderlaag van de PKK. Daarmee werden de vlammen van de reeds begonnen oorlogscampagne verder aangewakkerd. Nationalistische betogingen, sommige bijzonder groot, werden over heel Turkije georganiseerd, volop gesteund door het leger, de politie en de meerderheid van de politieke partijen, de vakbonden, de media en het onderwijssysteem. Elke burger werd ertoe aangezet de Turkse vlag uit te hangen en die mee te nemen naar voetbalwedstrijden. Winkels en overheidsgebouwen wedijveren met elkaar om de grootste vlaggen aan hun gevels.
Voor de Turkse heersende klasse maakt dit deel uit van de ‘oorlog aan het terrorisme’ die natuurlijk het VS-waarmerk draagt. Maar de Amerikaanse bourgeoisie, die Turkije beschouwt als een sleutelpion in haar militaire strategie voor het Midden Oosten, is toch niet helemaal gelukkig met die nieuwe ontwikkeling. Net voor de beslissing van het Turkse parlement wierp de Democratische meerderheid in het US Congres de voor Turkije hoogst netelige kwestie op van de slachting van de Armeniërs in 1915. De Republikeinen, met Bush op kop, waarschuwden ertegen de woede van Turkije op te wekken door deze moordpartij te omschrijven als een vorm van ‘genocide’. Maar na de stemming van 17 oktober in het Turkse parlement heeft Bush zelf ervoor gewaarschuwd dat een escalatie van de Turkse aanwezigheid in Noord Irak (zoals Bush zelf liet verstaan beschikt het Turkse leger daar al over heel wat manschappen) de breekbare stabiliteit zou kunnen ondermijnen van de autonome Koerdische regio, de enige ‘veilige haven’ in Irak sinds de Amerikaanse invasie en het omverwerpen van Saddam het land in complete ontreddering gebracht hebben. De Turken beschuldigen de Koerdische partijen die de streek besturen ervan de PKK te dulden en te helpen, en hoewel mensen als Barzani en Talabani (de voornaamste Koerdische leiders in Irak) de PKK gemaand hebben haar aanvallen stop te zetten, blijft de situatie uiterst gespannen. Barzani heeft bijvoorbeeld verklaard dat de regering van Koerdisch Noord Irak, met haar intacte groepen peshmerga strijders, zich zeker zouden verdedigen, ook al willen zij geen partij zijn in enig conflict.
Deze sluimerende oorlog aan de Turks-Iraakse grens is weer een ander hoofdstuk in de horror story die nu al open oorlog in Irak, Afghanistan, Libanon en Israël/Palestina omvat en die de dreiging inhoudt van een uitbreiding van de oorlogsconflicten in Iran en Pakistan. Met het oog op dit verder afglijden in barbarij en chaos hebben de kameraden van de EKS (Internationalistische Kommunistische Linkerzijde) in Turkije de internationale stellingname uitgebracht die we hieronder afdrukken. Ze hebben dit pamflet samen met hun recente bulletin ‘Night Notes’ verdeeld, waarin ze melding maken van de strijdbare staking bij Türk Telekom, en waarin ze aangeven dat dergelijke strijd het enige alternatief is tegenover militarisme en oorlog.
De kameraden van de EKS komen tussen in een atmosfeer van door de staat opgewekte hysterie, in een land waar politieke moord (zoals iedereen weet die Orhan Pamuks boek Sneeuw kent) al een lange traditie kent. Ze verdienen de solidariteit en steun van de revolutionairen over de hele wereld.
Amos / 31-10-07
Het EKS-pamflet
Het komt omdat de burgerlijke staat in een situatie van crisis verkeert die gedurende lange tijd niet zo overduidelijk zichtbaar was. De fundamentele economische oorzaak ervan is het feit dat de arbeiders in Turkije de bourgeoisie niet langer hun bloed laten zuigen. En alsof dat nog niet genoeg is beginnen ze zelfs weerstand te bieden, zoals onlangs bij Turkish Airlines, of nu nog sterker in de stakingen bij Türk Telekom en Novamed. Toenemende internationale schuld, kapitaal dat met de dag fictiever wordt, de toenemende broosheid van de ‘geldmarkten’ - de arbeiders krijgen de gevolgen van dat alles te dragen. De bourgeoisie spuit nu racisme om deze situatie te laten voortduren; de Koerdische arbeiders worden tegen een lagere prijs uitgebuit en de Turkse arbeiders mogen in miserie op straat creperen. Het politieke gevolg van die situatie zijn de strijdkreten die we alsmaar weer horen, maar die niets oplossen. De ideologische muren van de burgerlijke staat barsten elke dag wat verder open. Hoe meer de arbeiders het geweld dat ze ondergaan in vraag stellen, hoe meer het kapitaal de samenleving in verval, ontaarding en ontbinding stort, en hoe meer het zijn sociale legitimatie verliest waaraan het zijn betekenis ontleende. Het antwoord van de burgerlijke politici op de meest recente moordpartij is de volgende: Voor de nationalistische vleugel van de bourgeoisie is de kwestie zoals steeds de ‘samenzwering’ die door de Verenigde Staten op touw gezet wordt. Volgens hen zal ‘de terreur uitgeroeid worden’ als het Turkse leger Irak binnenvalt. In feite is het pas drie jaar geleden dat de Verenigde Staten zelf arbeiderskinderen uit Turkije andere arbeiders in Irak wilden laten bevechten. Maar de Turkse bourgeoisie was toen niet in staat dit te doen omdat ze de arbeiders er niet van kon overtuigen de oorlog in te gaan en ook vanwege haar eigen onvermogen en zwakheid. De waarheid is dat de Turkse bourgeoisie zich altijd op één lijn gesteld heeft met de Verenigde Staten en dat de Turkse strijdkrachten klaarstaan om arbeiders te vermoorden in Libanon of Afghanistan, als dat nodig is. Dus in tegenstelling tot de leugen die de nationalistische vleugel van de bourgeoisie aan de arbeiders wil verkopen, is er geen belangenconflict tussen haar en het Amerikaanse imperialisme. Wel integendeel: er is een gemeenschappelijk belang en de Turkse strijdkrachten zijn de gewapende uitvoerders van dat verbond. Bovendien zal elke moordpartij die in Noord Irak begaan wordt meer soldaten doen sneuvelen en meer ‘burgers’ dwingen in concentratiekampen te leven of op de slagvelden vermoord te worden, maar ook zal ze beantwoord worden met meer bommen die in de grote steden zullen ontploffen.
De islamitische en de liberale vleugel van de bourgeoisie zijn zoals gewoonlijk niet erg betrouwbaar in hun steun aan de oorlog. Het feit dat ze twijfels hebben over de manier waarop de ‘operatie’ uitgevoerd zal worden betekent natuurlijk alleen dat ze proberen de toestemming van de Verenigde Staten te krijgen. Daarvoor hebben ze geen ander keus dan ‘geduldig’ te wachten op een compromis met Barzani en Talabani.
Wat betreft de linkervleugel van de bourgeoisie, die doet niets anders dan zeuren vanuit hun hoge praatstoelen. Honger, ellende, armoede of de dood van arbeiders kan hen natuurlijk geen zier schelen. Ze passen hun retoriek steeds meer aan voor hun meesters om hun positie te beschermen. Kort gezegd: ze bewijzen eens te meer dat parlementen nergens toe dienen.
Het resultaat is dat de arbeiders ook in Turkije meegetrokken worden in de doodlopende spiraal van meer oorlog, vernietiging, terreur en chaos die over het Midden Oosten uitgestort wordt door de bourgeoisie, die zich noch om hun leven, noch om hun dood bekommert. Omdat het kapitalisme de finale uitbraak van haar onoplosbare crisis alleen maar kan uitstellen door de mensheid mee te slepen in meer vernietiging.
Het antwoord van het proletariaat blijft de weg vooruit verlichten,
zoals we zagen in de Telekom staking. Een enkele staking die maar enkele dagen
geduurd heeft, bracht de bourgeoisie aan het sidderen. Alleen als de arbeiders
de solidariteit met hun klasse ontwikkelen en die strijd uitbreiden, alleen als
de arbeiders internationaal nee zeggen tegen de oorlog, kan de kapitalistische
moordpartij gestopt worden. De manier om oorlog en slachtingen te stoppen
bestaat er niet in die steeds verder uit te breiden, maar integendeel door
klassesolidariteit op te bouwen over de grenzen heen, over alle militaire
slagvelden heen. De vijand, dat zijn niet onze klassebroeders en -zusters in andere
landen, maar de kapitalisten hier bij ons, in hun warme huizen! n
EKS / oktober 2007
Alle prijzen gaan omhoog! De plotselinge stijging van de energieprijzen verhoogt de rekening van de stookkosten en maakt het woon-werkverkeer fors duurder. De prijs van noodzakelijke levensmiddelen, zoals brood en melk, ontploft letterlijk. In de supermarkt vult men met hetzelfde budget steeds minder het winkelkarretje! Alle prijzen gaan omhoog... maar niet de lonen.
“Het probleem is alomtegenwoordig. Misschien wel voor het eerst spreekt men dezelfde taal, of men nu in een rijk of een arm land leeft: de Italianen maken zich bezorgd omwille van de stijging van de pasta, de Guatemaltezen over die van de maïstortilla, de Fransen en de Senegalezen over die van het brood.” (1) De prijs van varkensvlees, het meest verbruikte vlees in China, is in een jaar tijd bijna verdubbeld, terwijl de koers van andere landbouw-producten, zoals gevogelte en eieren, de hoogte in schiet. In Japan, dat voor 60% afhankelijk is van ingevoerde producten, raakt de prijsstijging bijna alle voedingsmiddelen.
Volgens de bourgeoisie wordt de belangrijkste verklaring gevonden in ... een te gezonde Aziatische economie: “De vermindering van de productie (verergerd door de droogte en de ‘boom’ van de biobrandstof, onder andere) en de toename van de vraag (vooral vanwege de opkomende landen zoals India en China, die graag de westerse voedingsgewoonten imiteren) hebben dus een plotselinge prijsstijging veroorzaakt die even uitzonderlijk als onverwacht is.” (2) Kortom, het komt neer op een doodnormaal probleem van een (tijdelijke) verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod!
Zuivere verlakkerij! De prijsstijgingen vloeien rechtstreeks voort uit de economische crisis. Ze zijn de eerste terugslag op de levensvoorwaarden van de werkende klasse op wereldschaal van de nu reeds beruchte crisis van de subprimes (3) die laatstleden zomer in de Verenigde Staten is uitgebarsten. Om het ‘zwarte gat’ van de schulden van de Amerikaanse markt te vullen, was het enige antwoord van alle centrale banken het massaal inspuiten van goedkoop geld (door te gaan lenen bij speculanten met lage rentevoeten), in de hoop zo op korte termijn de besmetting en de schade te beperken. Maar deze politiek is zelfs geen pleister op een houten been. Het is de zoveelste vlucht vooruit in de verschulding (4), die in werkelijkheid de crisis slechts verscherpt. Door een enorme massa geld te storten op de banken en beurzen die met bankroet worden bedreigd, in de grootte-orde van honderden miljarden dollars, hebben de bourgeoisie en de centrale banken niets anders gedaan dan een diepgaande spiraal van inflatie op internationale schaal op gang te brengen. (5) Maar waarom beroert dit ‘inflationaire proces’ nu in het bijzonder de grondstoffen en de basislevensmiddelen, die onmisbaar zijn voor miljoenen mensen? Het antwoord is naar het beeld van dit wegrottende systeem: onmenselijk. “De grondstoffen trekken speculanten aan, die de hausse voeden door, na de Amerikaanse vastgoedcrisis van deze zomer, op zoek te gaan naar winstgevende afzetmarkten op andere markten.” (6) Zo laat de ‘irrationele woekering’ van de plotse prijsstijging van de brandstoffen zich verklaren door speculatieve investeringen “die zich teruggetrokken hebben uit bepaalde markten (acties, obligaties, geldbeleggingen) om zich op de ‘grondstoffen’, voornamelijk de olie te storten.” (7). Hetzelfde geldt voor de graangewassen: na de krach van augustus, “adviseerden Goldman-Sachs en Marc Faber, gevolgd door praktisch alle speculantengroepen, om te investeren in de landbouwmarkten, met hefboomsystemen om verschillende keren met dezelfde inzet te kunnen spelen.” (8). Om hun kapitaal te redden aarzelen deze gieren niet om zich in werkelijke uithongeraars te veranderen! Zoals met grenzeloos cynisme door één van hen wordt bevestigd: “als wij nu een vertraging meemaken op wereldvlak, dan zal dat geen gevolgen hebben voor de landbouwproducten, want de mensen blijven toch eten!” (9).
De Verenigde Naties schatten dat “wij terrein gaan verliezen tegenover de honger.” (10). Een lieflijke verbloeming! In de 82 armste landen, waar de uitgaven voor levensmiddelen gewoonlijk 60% tot 90% van het budget vertegenwoordigen, leidt de prijsverhoging met 20% doodeenvoudig tot hongersnood – en dus tot de dood – van een heel deel van de bevolking! Sinds 2006 zijn er in Mexico, Jemen, Brazilië, Burkina Faso, en ook in Marokko, reeds hongeropstanden uitgebroken. In China “stelt de etikettenwals de verbetering van de levensvoorwaarden in vraag.” (11) In de westerse landen wordt volwaardige voeding een luxe. In Frankrijk, waar het verbruik van 400 gram fruit en groenten (die vooropgesteld worden door het FAO) per persoon en per dag ongeveer 5% tot 12% opvreet van de minimum uitkering (SMIC), is het duidelijk dat talrijke arbeiders niet langer meer hun meest elementaire behoeften zullen kunnen bevredigen.
Wanneer wij de burgerlijke pers er op naslaan, wordt duidelijk dat de krach van 1929 en het spookbeeld van de Grote Depressie de bourgeoisie beklemt: “Stevenen wij af op een nieuw 1929?”
Het is waar dat vandaag en gisteren op elkaar lijken: de beurzen gaan op en neer en hun yoyo-bewegingen maskeren de val maar amper; de schuldenbergen die niet aflosbaar blijken, de vertrouwenscrisis tussen de banken, die allemaal hun verliezen vermenigvuldigen; de paniek van de kleine spaarders die in lange wachtrijen aanschuiven om hun spaarcenten af te halen, in de Verenigde Staten, in Duitsland en in Engeland; het perspectief voor een heel deel van de arbeidersklasse in de Verenigde Staten om van de ene dag op de andere beroofd te worden van een dak boven het hoofd en van hun werk.
In 1929 heeft de krach van de Beurs van New York, de beruchte ‘zwarte donderdag’(24 oktober 1929), de eerste majeure economische crisis ingeluid van het kapitalisme in verval, de Grote Depressie van de jaren 1930. Deze ineenstorting legde de chronische overproductiecrisis van waren bloot in de fase van het verval van het kapitalisme. Deze crisis van 1929 heeft de vorm aangenomen van een volledige ineenstorting die in het geheugen gegrift staat, want de bourgeoisie heeft de oude recepten toegepast die deugdelijk bleken tijdens de crises... van de 19e eeuw (dat wil zeggen toen het kapitalisme nog volop in ontwikkeling was, in zijn bloeiperiode) maar die toen niet alleen zonder gevolg bleven, maar de crisis in de nieuwe historische situatie (het verval van het kapitalisme) nog verscherpten. Concreet gezien had de beperking van de geldhoeveelheid op de markt, door de Amerikaanse Federale Bank, het bankroet van de meeste banken tot gevolg, de terugval van het krediet en een enorme afremming van de economische activiteit. De protectionistische maatregelen ten voordele van de nationale economie, die weldra bijna overal nagebootst werden, hadden de versplintering van de wereldeconomie tot gevolg, de blokkering van de internationale handel en tenslotte, een nog grotere terugval van de productie.
Ook al heeft de bourgeoisie sinds de jaren 1930 geen werkelijke oplossing gevonden voor de historische crisis van haar systeem (12), toch heeft zij zich aangepast aan deze permanente toestand van crisis, door haar over langere tijd uit te smeren. Haar kruik zinkt verder, maar als het ware langzamer. Zij heeft geleerd hoe ze de staatsmechanismen moet hanteren om het hoofd te bieden aan financiële crises door te manipuleren met de rentevoeten en door het injecteren van contant geld in het banksysteem. Dat is de reden waarom de huidige economische crisis, die sinds 1968 woedt, nietde vorm heeft aangenomen van de brutale ineenstorting van 1929. De neergang is geleidelijker geweest. De crisis is van de ene recessie naar de andere gesukkeld, die nog ernstiger en wijder verbreid was dan de voorgaande, afgewisseld met de ene pseudo-hervatting na de andere, die steeds korter en beperkter van omvang was. Dit verzeilen van de crisis in een neerwaartse spiraal heeft het de bourgeoisie mogelijk gemaakt om het bestaan zelf van de crisis en het bankroet van haar systeem te ontkennen. Maar dat gaat ten koste van het bedelven van het kapitalistisch systeem onder schuldenbergen en van een opeenhoping van tegenstellingen die voor het kapitalisme steeds gevaarlijker worden. De extreme fragiliteit van het financiële wereldsysteem getuigt van de slijtage van al deze lapmiddelen die gebruikt zijn door de bourgeoisie.
De huidige crisis zal dus zeker geen brutale stop teweegbrengen van de economie zoals in 1929. Maar in heel wat opzichten zal ze nog ernstiger en diepgaander zijn. In de jaren 1930, in de Verenigde Staten, toen de New Dealhet programma inluidde van de heropleving van de economie om te proberen het hoofd te bieden aan de overproductiecrisis, vertegenwoordigde de financiering van het geheel van kredietmaatregelen door staatsleningen slechts een onooglijk deel van de het jaarlijkse nationale inkomen (het equivalent van minder dan drie maanden van de militaire uitgaven tijdens de Tweede Wereldoorlog! Vandaag bereikt de Amerikaanse schuld al 400% van haar Bruto Nationaal Produc! De zekerheid van bepaalde kapitalistische milieus “dat de Zeer Grote VS Depressie (...) gevolgen zonder huns gelijke gaat hebben met de crisis van 1929, [...] zelfs als 1929 het laatste vergelijkbare punt blijft in de moderne geschiedenis” (13) getuigt van de ongerustheid van de bourgeoisie! De crisis van 2007 heeft een directe inslag gehad op wereldvlak. “Aangezien de besmetting van de werkelijke economie al aan de gang is, niet alleen in de Verenigde Staten maar tevens over het geheel van de planeet, staan nu reeds de ineenstorting van de Britse, Franse en Spaanse vastgoedmarkten op het eindejaar programma van 2007, terwijl Azië, China en Japan tegelijkertijd oog in oog zullen staan met de daling van hun uitvoer naar de Amerikaanse markt en de snelle baisse van alle activa in Amerikaanse dollars (VS deviezen zoals schatkisttegoeden, aandelen in VS-bedrijven, enz.)” (14).
Dit perspectief van een strenge recessie, vergezeld van een inflatiestoot, zal zich vertalen in een brutale degradatie van de levens- en uitbuitingsvoorwaarden voor de arbeidersklasse overal ter wereld, en een onomkeerbare toenemende verpaupering. Ondanks alle beloften van de politikasters van allerlei slag is het kapitalisme, dat al zijn redmiddelen heeft uitgeput, vandaag niet meer in staat om een uitweg te vinden en om zijn openlijk bankroet te maskeren. Het enige perspectief dat het de mensheid nog te bieden heeft, is steeds meer en ergere ellende. De toekomst, de hoop en het heil van de mensheid hangen af van de strijd van de arbeidersklasse!
Scott / 26.11.2007
(1) Le Monde, 17 oktober 2007.
(2) Geciteerd door Courrier International, nr. 888.
(3) Subprimes: riskante hypothecaire kredieten.
(4) Na het uiteenspatten van de speculatieve Internet luchtbel in 2000-2001 en tegenover het risico van een brutale duik in de recessie, heeft de Amerikaanse staat indertijd, bewust en opzettelijk, met kunst en vliegwerk een nieuwe luchtbel in elkaar geflanst om de consumptie te ondersteunen, de vastgoed-luchtbel, door het systematiseren van leningen aan de armste Amerikaanse huishoudens. Enkele jaren volstonden om deze op haar beurt te doen uiteenspatten, met nog grotere risico’s voor de wereldeconomie (lees ons artikel De vastgoedcrisis, een symptoom van de crisis van het kapitalisme in Wereldrevolutie, nr. 112 (najaar 2007) en op onze website.
(5) “De massa van circulerend geld wordt bepaald door de som van de prijzen van de waren (voor een constante waarde van het geld), en deze som van de prijzen door de massa van de waren die in omloop zijn” (Engels, Over het Kapitaal). De verhoging van de hoeveelheid geld in omloop zonder verhoging van de warenproductie betekent een devaluatie; de prijzen (monetaire uitdrukking van de waarde) moeten dus in de zelfde verhouding vermeerderen om de waarde van de waren uit te drukken, die zelf niet verandert.
(6) Libération, 2 november 2007.
(7) Le Monde, 20 oktober 2007.
(8) Nouvelle Solidarité, 3 september 2007
(9) Bloomberg, 19 augustus 2007.
(10) J. Sheeran, uitvoerende directrice van het wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties.
(11) Nanfang Zhoumo, krant uit Kanton.
(12) En met reden, want er bestaat er geen andere dan de vernietiging van het kapitalisme!
(13) Global Europe Anticipation bulletin, nr. 17.
(14) Idem.
Alle prijzen gaan omhoog! De plotselinge stijging van de energieprijzen verhoogt de rekening van de stookkosten en maakt het woon-werkverkeer fors duurder. De prijs van noodzakelijke levensmiddelen, zoals brood en melk, ontploft letterlijk. In de supermarkt vult men met hetzelfde budget steeds minder het winkelkarretje! Alle prijzen gaan omhoog... maar niet de lonen.
“Het probleem is alomtegenwoordig. Misschien wel voor het eerst spreekt men dezelfde taal, of men nu in een rijk of een arm land leeft: de Italianen maken zich bezorgd omwille van de stijging van de pasta, de Guatemaltezen over die van de maïstortilla, de Fransen en de Senegalezen over die van het brood.” (1) De prijs van varkensvlees, het meest verbruikte vlees in China, is in een jaar tijd bijna verdubbeld, terwijl de koers van andere landbouw-producten, zoals gevogelte en eieren, de hoogte in schiet. In Japan, dat voor 60% afhankelijk is van ingevoerde producten, raakt de prijsstijging bijna alle voedingsmiddelen.
Volgens de bourgeoisie wordt de belangrijkste verklaring gevonden in ... een te gezonde Aziatische economie: “De vermindering van de productie (verergerd door de droogte en de ‘boom’ van de biobrandstof, onder andere) en de toename van de vraag (vooral vanwege de opkomende landen zoals India en China, die graag de westerse voedingsgewoonten imiteren) hebben dus een plotselinge prijsstijging veroorzaakt die even uitzonderlijk als onverwacht is.” (2) Kortom, het komt neer op een doodnormaal probleem van een (tijdelijke) verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod!
Zuivere verlakkerij! De prijsstijgingen vloeien rechtstreeks voort uit de economische crisis. Ze zijn de eerste terugslag op de levensvoorwaarden van de werkende klasse op wereldschaal van de nu reeds beruchte crisis van de SUBPRIMES (3) die laatstleden zomer in de Verenigde Staten is uitgebarsten. Om het ‘zwarte gat’ van de schulden van de Amerikaanse markt te vullen, was het enige antwoord van alle centrale banken het massaal inspuiten van goedkoop geld (door te gaan lenen bij speculanten met lage rentevoeten), in de hoop zo op korte termijn de besmetting en de schade te beperken. Maar deze politiek is zelfs geen pleister op een houten been. Het is de zoveelste vlucht vooruit in de verschulding (4), die in werkelijkheid de crisis slechts verscherpt. Door een enorme massa geld te storten op de banken en beurzen die met bankroet worden bedreigd, in de grootte-orde van honderden miljarden dollars, hebben de bourgeoisie en de centrale banken niets anders gedaan dan een diepgaande spiraal van inflatie op internationale schaal op gang te brengen. (5) Maar waarom beroert dit ‘inflationaire proces’ nu in het bijzonder de grondstoffen en de basislevensmiddelen, die onmisbaar zijn voor miljoenen mensen? Het antwoord is naar het beeld van dit wegrottende systeem: onmenselijk. “De grondstoffen trekken speculanten aan, die de hausse voeden door, na de Amerikaanse vastgoedcrisis van deze zomer, op zoek te gaan naar winstgevende afzetmarkten op andere markten.” (6) Zo laat de ‘irrationele woekering’ van de plotse prijsstijging van de brandstoffen zich verklaren door speculatieve investeringen “die zich teruggetrokken hebben uit bepaalde markten (acties, obligaties, geldbeleggingen) om zich op de ‘grondstoffen’, voornamelijk de olie te storten.” (7) Hetzelfde geldt voor de graangewassen: na de krach van augustus, “adviseerden Goldman-Sachs en Marc Faber, gevolgd door praktisch alle speculantengroepen, om te investeren in de landbouwmarkten, met hefboomsystemen om verschillende keren met dezelfde inzet te kunnen spelen.” (8) Om hun kapitaal te redden aarzelen deze gieren niet om zich in werkelijke uithongeraars te veranderen! Zoals met grenzeloos cynisme door één van hen wordt bevestigd: “als wij nu een vertraging meemaken op wereldvlak, dan zal dat geen gevolgen hebben voor de landbouwproducten, want de mensen blijven toch eten!” (9)
De Verenigde Naties schatten dat “wij terrein gaan verliezen tegenover de honger.” (10) Een lieflijke verbloeming! In de 82 armste landen, waar de uitgaven voor levensmiddelen gewoonlijk 60% tot 90% van het budget vertegenwoordigen, leidt de prijsverhoging met 20% doodeenvoudig tot hongersnood – en dus tot de dood – van een heel deel van de bevolking! Sinds 2006 zijn er in Mexico, Jemen, Brazilië, Burkina Faso, en ook in Marokko, reeds hongeropstanden uitgebroken. In China “stelt de etikettenwals de verbetering van de levensvoorwaarden in vraag.” (11) In de westerse landen wordt volwaardige voeding een luxe. In Frankrijk, waar het verbruik van 400 gram fruit en groenten (die vooropgesteld worden door het FAO) per persoon en per dag ongeveer 5% tot 12% opvreet van de minimum uitkering (SMIC), is het duidelijk dat talrijke arbeiders niet langer meer hun meest elementaire behoeften zullen kunnen bevredigen.
Wanneer wij de burgerlijke pers er op naslaan, wordt duidelijk dat de krach van 1929 en het spookbeeld van de Grote Depressie de bourgeoisie beklemt: “Stevenen wij af op een nieuw 1929?”
Het is waar dat vandaag en gisteren op elkaar lijken: de beurzen gaan op en neer en hun yoyo-bewegingen maskeren de val maar amper; de schuldenbergen die niet aflosbaar blijken, de vertrouwenscrisis tussen de banken, die allemaal hun verliezen vermenigvuldigen; de paniek van de kleine spaarders die in lange wachtrijen aanschuiven om hun spaarcenten af te halen, in de Verenigde Staten, in Duitsland en in Engeland; het perspectief voor een heel deel van de arbeidersklasse in de Verenigde Staten om van de ene dag op de andere beroofd te worden van een dak boven het hoofd en van hun werk.
In 1929 heeft de krach van de Beurs van New York, de beruchte ‘zwarte donderdag’(24 oktober 1929), de eerste majeure economische crisis ingeluid van het kapitalisme in verval, de Grote Depressie van de jaren 1930. Deze ineenstorting legde de chronische overproductiecrisis van waren bloot in de fase van het verval van het kapitalisme. Deze crisis van 1929 heeft de vorm aangenomen van een volledige ineenstorting die in het geheugen gegrift staat, want de bourgeoisie heeft de oude recepten toegepast die deugdelijk bleken tijdens de crises... van de 19e eeuw (dat wil zeggen toen het kapitalisme nog volop in ontwikkeling was, in zijn bloeiperiode) maar die toen niet alleen zonder gevolg bleven, maar de crisis in de nieuwe historische situatie (het verval van het kapitalisme) nog verscherpten. Concreet gezien had de beperking van de geldhoeveelheid op de markt, door de Amerikaanse Federale Bank, het bankroet van de meeste banken tot gevolg, de terugval van het krediet en een enorme afremming van de economische activiteit. De protectionistische maatregelen ten voordele van de nationale economie, die weldra bijna overal nagebootst werden, hadden de versplintering van de wereldeconomie tot gevolg, de blokkering van de internationale handel en tenslotte, een nog grotere terugval van de productie.
Ook al heeft de bourgeoisie sinds de jaren 1930 geen werkelijke oplossing gevonden voor de historische crisis van haar systeem (12), toch heeft zij zich aangepast aan deze permanente toestand van crisis, door haar over langere tijd uit te smeren. Haar kruik zinkt verder, maar als het ware langzamer. Zij heeft geleerd hoe ze de staatsmechanismen moet hanteren om het hoofd te bieden aan financiële crises door te manipuleren met de rentevoeten en door het injecteren van contant geld in het banksysteem. Dat is de reden waarom de huidige economische crisis, die sinds 1968 woedt, niet de vorm heeft aangenomen van de brutale ineenstorting van 1929. De neergang is geleidelijker geweest. De crisis is van de ene recessie naar de andere gesukkeld, die nog ernstiger en wijder verbreid was dan de voorgaande, afgewisseld met de ene pseudo-hervatting na de andere, die steeds korter en beperkter van omvang was. Dit verzeilen van de crisis in een neerwaartse spiraal heeft het de bourgeoisie mogelijk gemaakt om het bestaan zelf van de crisis en het bankroet van haar systeem te ontkennen. Maar dat gaat ten koste van het bedelven van het kapitalistisch systeem onder schuldenbergen en van een opeenhoping van tegenstellingen die voor het kapitalisme steeds gevaarlijker worden. De extreme fragiliteit van het financiële wereldsysteem getuigt van de slijtage van al deze lapmiddelen die gebruikt zijn door de bourgeoisie.
De huidige crisis zal dus zeker geen brutale stop teweegbrengen van de economie zoals in 1929. Maar in heel wat opzichten zal ze nog ernstiger en diepgaander zijn. In de jaren 1930, in de Verenigde Staten, toen de New Deal het programma inluidde van de heropleving van de economie om te proberen het hoofd te bieden aan de overproductiecrisis, vertegenwoordigde de financiering van het geheel van kredietmaatregelen door staatsleningen slechts een onooglijk deel van de het jaarlijkse nationale inkomen (het equivalent van minder dan drie maanden van de militaire uitgaven tijdens de Tweede Wereldoorlog)! Vandaag bereikt de Amerikaanse schuld al 400% van haar Bruto Nationaal Product! De zekerheid van bepaalde kapitalistische milieus “dat de Zeer Grote VS Depressie (...) gevolgen zonder huns gelijke gaat hebben met de crisis van 1929, (...) zelfs als 1929 het laatste vergelijkbare punt blijft in de moderne geschiedenis” (13) getuigt van de ongerustheid van de bourgeoisie! De crisis van 2007 heeft een directe inslag gehad op wereldvlak. “Aangezien de besmetting van de werkelijke economie al aan de gang is, niet alleen in de Verenigde Staten maar tevens over het geheel van de planeet, staan nu reeds de ineenstorting van de Britse, Franse en Spaanse vastgoedmarkten op het eindejaar programma van 2007, terwijl Azië, China en Japan tegelijkertijd oog in oog zullen staan met de daling van hun uitvoer naar de Amerikaanse markt en de snelle baisse van alle activa in Amerikaanse dollars (VS deviezen zoals schatkisttegoeden, aandelen in VS-bedrijven, enz.)” (14)
Dit perspectief van een strenge recessie, vergezeld van een inflatiestoot, zal zich vertalen in een brutale degradatie van de levens- en uitbuitingsvoorwaarden voor de arbeidersklasse overal ter wereld, en een onomkeerbare toenemende verpaupering. Ondanks alle beloften van de politikasters van allerlei slag is het kapitalisme, dat al zijn redmiddelen heeft uitgeput, vandaag niet meer in staat om een uitweg te vinden en om zijn openlijk bankroet te maskeren. Het enige perspectief dat het de mensheid nog te bieden heeft, is steeds meer en ergere ellende. De toekomst, de hoop en het heil van de mensheid hangen af van de strijd van de arbeidersklasse! n
Scott / 26.11.2007
(1) Le Monde, 17 oktober 2007.
(2) La Republica, geciteerd door Courrier International nr. 888.
(3) Subprimes: riskante hypothecaire kredieten.
(4) Na het uiteenspatten van de speculatieve Internet luchtbel in 2000-2001 en tegenover het risico van een brutale duik in de recessie, heeft de Amerikaanse staat indertijd, bewust en opzettelijk, met kunst en vliegwerk een nieuwe luchtbel in elkaar geflanst om de consumptie te ondersteunen, de vastgoed-luchtbel, door het systematiseren van leningen aan de armste Amerikaanse huishoudens. Enkele jaren volstonden om deze op haar beurt te doen uiteenspatten, met nog grotere risico’s voor de wereldeconomie (lees ons artikel ‘de vastgoedcrisis, een symptoom van de crisis van het kapitalisme’ in Wereldrevolutie nr. 112 (najaar 2007) en op onze website.
(5) “De massa van circulerend geld wordt bepaald door de som van de prijzen van de waren (voor een constante waarde van het geld), en deze som van de prijzen door de massa van de waren die in omloop zijn” (Engels, Over het Kapitaal). De verhoging van de hoeveelheid geld in omloop zonder verhoging van de warenproductie betekent een devaluatie; de prijzen (monetaire uitdrukking van de waarde) moeten dus in de zelfde verhouding vermeerderen om de waarde van de waren uit te drukken, die zelf niet verandert.
(6) Libération, 2 november 2007.
(7) Le Monde, 20 oktober 2007.
(8) Nouvelle Solidarité, 3 september 2007
(9) Bloomberg, 19 augustus 2007.
(10) J. Sheeran, uitvoerende directrice van het wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties.
(11) Nanfang Zhoumo, krant uit Kanton.
(12) En met reden, want er bestaat er geen andere dan de vernietiging van het kapitalisme!
(13) Global Europe Anticipation bulletin n°17.
(14) Idem.
Op 19 december 2007 werd een discussie georganiseerd in samenwerking met [het studentenblad] de Moeial met als thema ‘studentenbetogingen’. Deze discussie werd gehouden naar aanleiding van de betoging van 6 december 2007 tegen het plan Vandenbroucke. Dit is een artikel dat probeert een schets te geven van de meningen die werden geuit.
De studentenbetoging van 6 december is geen geïsoleerde gebeurtenis: terwijl dat de Franse studenten betoogden tegen de onzekerheid van hun toekomst in 2006 (het decreet Contract Première Embauche – Startbaancontract – CPE), protesteerden de Griekse studenten maandenlang tegen soortgelijke maatregelen. De Franse studenten slaagden erin om het decreet CPE geheel terug te fluiten. Vandaag betogen ze opnieuw tegen een ander decreet: de vorming van elite- en 'prullenbak'-universiteiten. Ook in Nederland demonstreren scholieren tegen de verslechtering van de kwaliteit van hun onderwijs.
De bezuinigingen van de Vlaamse regering vinden niet enkel plaats bij de studenten, ook de arbeiders bij openbare diensten en bedrijven zien hun levensstandaard zienderogen dalen. Aan Waalse kant is het onderwijs in een nog slechtere staat dan aan de Vlaamse kant. Het is duidelijk dat de bezuinigingen van het plan Vandenbroucke behoren tot een globaal probleem. Maar wat staat er eigenlijk in het plan Vandenbroucke?
Het decreet is een labyrint van achterpoortjes verspreid over negenhonderd bladzijden; het is onmogelijk om een balans op te stellen van de werkelijke gevolgen van dit decreet. Enkel de specialisten bij het ministerie van Onderwijs weten op kwantitatief niveau dat het gaat om een bezuiniging. Voor ons is het koffiedik kijken.
Toch kan men algemene conclusies trekken: de instellingen worden niet meer gefinancierd op basis van het aantal studenten ('input' financiering), maar op basis van de resultaten (‘output’ financiering). De gevolgen hiervan voorspellen is moeilijk, maar men kan een vergrote rivaliteit tussen departementen verwachten. De druk op het personeel en de onzekerheid kan groeien. Op de website van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) staat het volgende:
“De minister wil binnenkort hogescholen en universiteiten gaan financieren op basis van behaalde studiepunten en diploma’s. Dat zet de onderwijskwaliteit onder druk en maakt de minder goed doorstromende kansengroepen financieel minder aantrekkelijk. De manifestanten eisen daarom dat àlle doelgroepen worden erkend en structureel extra middelen krijgen: ook studenten van allochtone origine, studenten met laaggeschoolde ouders en studenten uit een TSO/BSO vooropleiding. Het aanmoedigingsfonds voor gelijke kansen is met 1% van het budget een druppel op een hete plaat. Het niet financieren van gedelibereerde studiepunten zet instellingen aan tot nultolerantie waarbij geen enkel buispunt nog door de vingers wordt gezien. Vandenbroucke wil nog slechts een handvol aanvullende opleidingen financieren. Het inschrijvingsgeld voor de andere manama’s zal stijgen tot 5400 euro of zelfs 25000 euro, zonder enige sociale correctie voor beursstudenten of werklozen. Ook wie niet snel genoeg afstudeert, komt in de problemen. Hij verliest zijn recht op inschrijving en betaalt het dubbele als hij toch nog ingeschreven geraakt. Verder is het nieuwe financieringsdecreet een grote bedreiging voor de onderwijskwaliteit. Bijna de helft van de basisfinanciering zal gebaseerd worden op onderzoeksresultaten. Daardoor gaan proffen nog meer belang hechten aan publiceren en dit ten koste van hun onderwijstaken. Tenslotte blijft het probleem onopgelost van de structurele onderfinanciering van het hoger onderwijs in het algemeen, de hogescholen in het bijzonder. De kunstopleidingen en humane wetenschappen worden zelfs in hun voorbestaan bedreigd.”
Verder wordt de verdeling en concurrentie tussen studenten vergroot door verschillende 'gewichten' toe te kennen. Ook worden studenten in de 'inhumane' wetenschappen (bijvoorbeeld wetenschappers of ingenieurs) anders behandeld. Studenten worden in een vakje geïsoleerd: op basis van de studierichting, op basis van de sociale achtergrond (allochtoon of autochtoon, diploma en inkomst van de ouders), op basis van de resultaten (geslaagd in het eerste jaar en de graden), op basis van de universiteit, taal en regio.
De Vlaamse regering wil dat haar universiteiten op internationale ranglijsten hoger aangeschreven staan en dat ze op internationaal vlak mee kunnen concurreren. In Frankrijk tracht de regering momenteel een gelijkaardig plan door te voeren: de vorming van enkele elite universiteiten met alle middelen en de ‘prullenbak’ universiteiten. Er worden dan selectieronden georganiseerd zodat enkel de briljante scholieren kunnen genieten van degelijk onderwijs. Deze selectieronden zijn zwaar en de inschrijvingskosten zijn hoog. De parallellen tussen de Franse en Belgische situatie zijn duidelijk: in Vlaanderen wilt men enkel de meer performante universiteiten en studenten financieren.
In Nederland geldt al lang dit scenario bij het secundair onderwijs: er is een tekort aan leerkrachten omwille van het lage loon; sommige scholen hebben al jaren geen wiskunde leraar meer. De scholieren willen zinvolle lessen en daarvoor zijn meer leerkrachten nodig, niet meer lessen.
Er is niets ‘democratisch’ aan het onderwijs zoals het nu bestaat: mensen met meer geld kunnen van een betere secundaire school afstuderen en verder studeren. Studenten van een minder gelukkige sociale achtergrond hebben minder kansen. Nu wordt het ‘democratisch’ gehalte nog vermindert: het volstaat niet meer om over motivatie en redelijke sociale omstandigheden te beschikken, men moet ook nog geld hebben. Zoals in Frankrijk en Nederland stijgt in België de inschrijvingskost (in Frankrijk bedraagt deze al duizenden euro's en in België wordt dezelfde stijging verwacht).
Op de betoging wisten weinig mensen wat er in het plan Vandenbroucke staat. Dit is niet verwonderlijk: de media geven een verwarrend beeld van het decreet en er werden geen discussies of informatiesessies georganiseerd opdat we bewust zouden worden van het probleem. Toch bleken veel mensen op de betoging ongerust over dit decreet.
Zodra de mogelijke gevolgen van dit decreet duidelijk worden, lijkt de
betoging van 6 december angstwekkend ‘slap’. Maar hoe komt dit? Het is
duidelijk dat het moeilijk is om zo’n gecompliceerd decreet alleen te vatten;
tijdens een discussie is het gemakkelijker om inzicht te verwerven en zich een
coherent beeld te vormen. Dan worden meningen uitgewisseld en het bewustzijn
gevormd; de discussie tussen mensen is de eerste stap. Het is echter tijdens
een betoging dat we beseffen hoeveel mensen dezelfde mening delen. Dat is een
enorme aanmoediging, het versterkt en bevestigt de meningen. Het wordt dan ook
duidelijk dat we niet betogen voor onszelf: er zijn sommige betogers die voordeel
zullen halen uit dit decreet, maar misschien niet hun medebetoger, broer, zus,
collega, vriend of toekomstig kind.
Het is ook een gelegenheid om met elkaar in contact te komen, meningen uit te wisselen en algemene vergaderingen te organiseren waar het verdere verloop van de beweging kan besproken worden. Een beweging eindigt niet bij een betoging, ze gaat verder. De betoging van 6 december was ingekaderd, ze begon en eindigde op dezelfde dag.
Waarom werden er geen discussies of informatiesessies georganiseerd?
Waarom werd de betoging zo laat gehouden? Waarom werd er bier uitgedeeld en
waren we verdeeld? Tijdens de discussie werd het duidelijk dat de vakbonden en
de regering een constructieve en massale demonstratie hadden gesaboteerd:
– In Gent werd op 29 november een betoging georganiseerd door het COC (Christelijke Onderwijscentrale), VSOA (Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt) en VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) waar 4000 studenten en personeelsleden (volgens de Morgen maar 2000) aan deelnamen. Alle studenten en personeelsleden worden vroeg of laat het slachtoffer van dit decreet, waarom wordt er dan een afzonderlijke betoging gehouden voor de algemene betoging? De verdeling tussen studenten wordt hierdoor enkel versterkt en het verminderd het aantal mensen dat tezamen betoogd.
– De VVS wilde de betoging vroeger organiseren, maar er moesten nog enkele details besproken worden tussen de vakbonden en Vandenbroucke waardoor de datum van de betoging steeds later kwam. Wat deze ‘enkele details’ mogen zijn is niet duidelijk. In ieder geval is het opschuiven van de datum een slechte zaak voor de betogers: de examens naderen, het weer wordt slechter en er blijft steeds minder tijd over om na de betoging nog samen te komen. De organisatie van de betoging heeft met andere woorden de datum niet zelf gekozen, maar laten afhangen van de minister.
– Ook de plaats van de betoging (Brussel-Noord en het ministerie van Onderwijs) belemmert een massale opkomst en de discussie. Terwijl we buiten in de regen stonden hadden we ook in aula's kunnen discussieren en steun kunnen vragen aan andere studenten en personeelsleden. We hadden naar andere universiteiten kunnen gaan om de banden tussen elkaar te versterken. Voor en achter de betogers werden de straten afgezet door de politie, zo wordt elk contact met de buitenwereld verhindert.
– De hogescholen hebben niet opgeroepen tot betogen omdat Vandenbroucke hen een week voor de betoging 7 miljoen euro beloofde (de voorwaarde was dat ze niet zouden meebetogen). Na jarenlange onderfinanciering van de hogescholen is een éénmalig aanbod van 7 miljoen hallucinerend weinig en toont het dat de regering openlijk chantage gebruikt.
– Het uitdelen van bier, fluitjes, toeters, de spectaculaire speeches (waaronder een speech gegeven door iemand verkleed als sinterklaas) en het spelen van luide muziek bevorderen op geen enkele wijze de discussie tussen de mensen. De betoging leek meer op een St-Vé dan een unieke gelegenheid voor uitwisseling van meningen of perspectieven. Het omvormen van een betoging tot een circus van 'politieke' kleuren en slogans is typisch voor vakbondsbetogingen. De gevolgen va dit decreet zijn ernstig, waarom is de betoging dat niet?
– De socialistische vakbond ACOD riep officieel niet op tot betogen aangezien de minister van Onderwijs Vandenbroucke zelf een ‘socialist’ is. Welke belangen verdedigen de vakbonden eigenlijk, die van de regering of die van de studenten?
– Alle studenten en personeelsleden zijn het slachtoffer van dit decreet, waarom lopen we dan in verschillende kleuren (rood, groen of blauw)? Wie geeft er gratis vuilniszakken en petjes weg? De hele aanloop naar de betoging wordt gekenmerkt door een verdeel en heers techniek, elke verdeling is in ons nadeel. De studentenraad van de Associatie K.U.Leuven (StAL) heeft niet opgeroepen tot betogen omdat deze universiteit voordeel zou kunnen halen uit het decreet. Niet alleen is dit een teken egoïsme, maar ook van naïviteit: over enkele jaren zal Vandenbroucke een plan voorstellen dat de ongelijkheid tussen de Leuvense universiteit en de andere 'rechttrekt'. Zo kan de minister eerst de kleinere universiteiten aanpakken en dan de grotere.
– De ACV, ABVV en ACLVB (respectievelijk de christelijke, socialistische en liberale vakbond) hebben op 15 december een nationale betoging georganiseerd voor solidariteit en tegen dalende koopkracht. Het plan Vandenbroucke verbreekt de solidariteit tussen studenten door ze met verschillende gewichten te behandelen en de prijs van het onderwijs stijgt. Waarom werd de studentenbetoging dan niet samen gehouden met deze betoging ondanks de overeenkomsten?
Hieruit kunnen we enkel concluderen dat de vakbonden en de regering verraderlijke partners zijn.
Twee jaar geleden betoogden studenten ook tegen dit plan, er is ondertussen weinig veranderd.
Wordt het niet tijd dat we anders betogen? Een voorbeeld van een succesvolle studentenbetoging is de anti-CPE beweging in Frankrijk van 2006.
In 2006 trachtte de Franse regering het Contract Première Embauche op
te leggen; de gevolgen van dit nieuw contract voor afgestudeerde studenten is
een vermindering van het aantal anciënniteitsjaren (de eerste jaren die men
werkt tellen niet mee bij de berekening van het loon).
De studenten organiseerden algemene vergaderingen in de aula’s waar de maatregelen werden
uitgelegd en er gediscussieerd werd over de acties. Deze vergaderingen werden in alle universiteiten gehouden en tussen de universiteiten waren er contacten om gezamenlijk actie te voeren. De vergaderingen gaven de studenten de mogelijkheid om zelf te beslissen hoe ze actie wouden voeren en andere studenten bij de beweging te betrekken.
Al gauw werd het de Franse studenten ook duidelijk dat een succesvolle betoging enkel mogelijk was indien ze steun kregen van de hele bevolking. De studenten gingen daarom naar
bedrijven en openbare diensten om hun problemen uit te leggen en steun te vragen. De arbeiders begrepen heel goed dat deze studenten toekomstige arbeiders waren en dat ze de belangen van hun kinderen ook verdedigden. Daarom besloten veel arbeiders om met de studenten mee te betogen.
Een massale opkomst met studenten en arbeiders die bewust zijn van de
precaire toekomst (betogingen op 18 maart, 24 maart en 4 april 2006 met
gemiddeld 700.000 betogers) bleek de Franse regering zodanig af te schrikken
dat het gehele CPE decreet werd ingetrokken. De angst bij de regeringen was
echter ook op internationaal vlak doorgedrongen: in Duitsland had de regering
dezelfde wetten willen doorvoeren, maar de reactie in Frankrijk was een
waarschuwing. De Duitse CPE werd ook teruggetrokken, zonder dat er Duitse
studenten hadden betoogd.
Aan het einde van de discussie was er een gevoel van machteloosheid:
de examens naderen, de betoging is voorbij en het decreet wordt in januari
goedgekeurd door het parlement. Het is niet mogelijk om nu nog iets te
organiseren. Het belangrijkste wat nu moet gebeuren is de lessen trekken uit de
mislukking en ze onthouden. Enkel door terug te kijken en te leren, kunnen we
vooruit gaan. De conclusies die men kan halen zijn van fundamenteel belang voor
de volgende keer:
– De eerste stap is de discussie, anders kan men geen inzicht verwerven en zich een coherent beeld van de situatie vormen. Het is tijdens de discussie dat we bewust worden en de ernst van de zaak duidelijk wordt. Een algemene vergadering moet gehouden worden waar iedereen zijn mening mag uitten en beslissingen genomen worden door studenten en personeel.
– We mogen ons niet laten verdelen per studierichting, regio, afkomst of taal. Er moet gezamenlijk gediscussieerd worden en actie ondernomen worden. Elke verdeling zorgt voor een verzwakking van de krachtsverhouding. De vorige betoging is begraven door de verdeel en heers techniek.
– De organisatie moet gebeuren door de studenten en personeelsleden zelf, niet door de vakbond. Wij moeten beslissen wanneer en hoe dat we willen betogen. Daarbij mag men de acties niet inkaderen of scheiden: alle studenten (hogescholen en universiteiten), scholieren, werkenden en werklozen zijn vroeg of laat de dupe van de maatregelen. We moeten steun vragen aan alle sociale lagen en generaties. Enkel een massale, bewuste en brede betoging kan succesvol verlopen; de anti-CPE beweging in Frankrijk is het voorbeeld.
Twee jaar geleden betoogden studenten tegen het plan Vandenbroucke, net zoals toen was de betoging van 6 december geen succes. Toch is er iets veranderd: mensen zijn gekomen naar de discussie van 19 december en hebben hun ontevredenheid geuit. Samen hebben we belangrijke conclusies kunnen trekken die een basis zijn voor de volgende keer. Dit was daarvoor nog niet gebeurd.
Wij publiceren hier lange uittreksels van een artikel uit World Revolution, nr. 258 van oktober 2002 (orgaan van de IKS in Groot-Brittannië) over de dynamiek van een discussiegroep die in the Midlands werd opgericht in 2000. Het laat de behoefte zien aan dit soort groepen voor het verhelderen van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse. Van de MDG (Midlands Discussion Group) maken sinds acht jaar mensen deel uit van Leicester en Birmingham afkomstig uit uiteenlopende politieke middens (links-kommunisten, radenisten, anarchisten, ecologische beweging, ultra-links). Doel van deze groep was het bediscussiëren van het proletarisch alternatief tegenover het kapitalisme naar het voorbeeld van discussiegroepen die bestaan hebben in Mexico, in India, in Frankrijk, in Spanje, in Zwitserland en in Australië.
Discussiekringen kunnen slechts opduiken in de context van de historische ontwikkeling van het klassenbewustzijn. Zij maken deel uit van de inspanning van het proletariaat om het klassenbewustzijn te ontwikkelen door te proberen de betekenis en de gevolgen te begrijpen van de crises van het kapitalisme vanuit van de politieke standpunten van het proletariaat.
In de huidige historische context, dat wil te zeggen van toenemende imperialistische en economische chaos wordt het proces van de ontwikkeling van het klassenbewustzijn steeds moeilijker, vooral na de ineenstorting van het Oostblok. Het werk van discussiekringen is dan ook van groot belang voor de toekomstige ontwikkeling van het inzicht van het proletariaat over zijn eigen historische rol.
De MDG is oorspronkelijk ontstaan als een discussiegroep uit Leceister (LDG) met mensen die in die regio discussieerden en al lang in contact waren met de IKS (Internationale Kommunistische Stroming). Deze discussies werden versterkt door vragen over de oorlog in Kososvo. Om daaraan een systematischer en vruchtbarer vorm te geven, stelde de IKS voor dat ze een discussiekring zouden oprichten. De eerste discussies van de MDG gingen over een artikel waarin de IKS de politieke lessen trok uit een discussiegroep die had bestaan in Zürich, Zwitserland, in de jaren 1990. Daarin werd gesteld dat “een kring een open maar geen permanente verzameling is van arbeiders die samenkomen om te discuteren en politieke vraagstukken te verhelderen. Deze kringen vormen een plaats die het proletariaat in het leven roept opdat haar bewustzijn er op zou vooruitgaan, vooral op momenten waarin er geen enkele partij of arbeidersraad bestaat [...] Wij beschouwen ze als een concrete uiting van de klasse. Zij zijn een uitdrukking van de bewustwording en tonen aan dat ze niet zomaar bereid zijn om de crisis en het bankroet van het kapitalisme te ondergaan zonder blijk van verzet; zij laten de wil zien van om zich te verdedigen tegen de aanvallen van het kapitalistisch systeem. Tezelfdertijd zijn ze de uiting van een poging tot het uitzoeken van strijdmiddelen en van het ontwikkelen van een revolutionair perspectief” (Discussiekringen in de arbeidersklasse: een verschijnsel op wereldvlak, in World Revolution, nr. 202, september 1997). Omdat een discussiekring geen organisatie is die zich schaart rond een politiek platform kan hij ook geen permanente of stabiele bestaan leiden. Het vormt een moment van politieke verheldering dat de militanten in staat stelt om, door deelname aan een proces van collectieve discussie, uit te zoeken waar zij politiek staan ten opzichte van de uitgebuite klasse en van de historische stromingen die in het internationalistisch marxistisch proletarisch milieu al bestaan.
Een belangrijk punt in de discussies van de MDG was de wil om beter de voornaamste theoretische en historische vraagstukken van de arbeidersbeweging te begrijpen en dit te laten samengaan met het bediscussiëren van belangrijke nationale en internationale gebeurtenissen.
Zo debatteerde de kring na 11 september 2001 ook over de pamfletten en communiqués van de IKS en van andere groepen de Kommunistische Linkerzijde. Tijdens een buitengewone bijeenkomst kenschetste de groep deze aanslag als een uitdrukking van de verergering van de imperialistische spanningen. Deze wil om de imperialistische oorlog te veroordelen vanuit proletarisch standpunt was een grote kracht van de groep. Alle deelnemers gaven duidelijk blijk van hun verzet tegen de oorlog in Kosovo en Afghanistan net zoals alle imperialistische oorlogen.
Het publiceren in World Revolution, nr. 257 van het verslag van een discussie over de Commune van Parijs laat de diepgang en kwaliteit van deze discussies zien. De MDG discussieerde onder andere over de anti-kapitalistische beweging, over de Russische revolutie (die door de groep als proletarisch wordt beschouwd, ook al zijn er meningsverschillen over de rol van de Bolsjewieken en de oorzaken van haar ontaarding), over het bewustzijn van de bourgeoisie en over de rol van de linkse partijen tegenover de arbeidersklasse.
Vanaf het begin heeft de MDG de Kommunistische Linkerzijde als referentiepunt genomen. Hij heeft groepen van de Kommunistische Linkerzijde uitgenodigd om aan het debat deel te nemen. Dat stelde de deelnemers niet alleen in staat om een beter inzicht te krijgen in de standpunten van de verschillende groepen maar ook om ervaring op te doen in discussies met politieke organisaties van het proletariaat. De IKS is sinds de oprichting van de groep aanwezig op de bijeenkomsten en ook de CWO (Communist Workers Organisation, afdeling van de IBRP) was onlangs aanwezig.
De MDG heeft volop zijn belangrijkste rol vervuld, die van de verheldering. Maar hij heeft een groot politiek debat moeten leveren om zover te komen. Vooral moest hij het hoofd bieden aan verwarring over zijn eigen aard en de rol die hij te spelen heeft.
De MDG baseerde zijn functioneren aanvankelijk op de lessen uit de langste ervaring van de arbeidersklasse, namelijk die van de discussiekring in Zürich. Toch werd het geheel en al opnemen van deze lessen belemmerd door verwarringen binnen de groep over zijn verhouding tot de IKS. Sommige mensen die in het begin de noodzaak inzagen van een open debat, begonnen de rol van de MDG te zien als een plaats van discussie over de standpunten van de IKS. Die visie neigde ertoe de groep te beschouwen als een soort wachtkamer voor de IKS. De IKS heeft deze visie fel verworpen en er bij de groep vaak op aangedrongen de geschieenis van de arbeidersbeweging meer in het algemeen te bediscussiëren net als de standpunten van de andere kommunistische organisaties.
De IKS heeft altijd verdedigd dat discussiekringen plaatsen vormen van verheldering en geen aanhangsels, ‘privaat eigendom’ of ‘jachtgebied’ zijn van proletarische politieke organisaties. Deze discussiekringen moeten openstaan voor eenieder die op zoek is naar verheldering. De enige redenen die zouden kunnen rechtvaardigen dat iemand (of een groep) kan worden uitgesloten van het debat moeten gebaseerd zij op bepaalde elementaire grondbeginselen van proletarisch gedrag: sabotagemanoeuvres of pogingen om de controle te verwerven over deze discussiekringen (evenals het verklikken).
Ook mensen die voortkwamen uit het ultra-linkse milieu namen deel aan de bijeenkomsten van de MDG, wat een politieke confrontatie mogelijk maakte met de standpunten van de burgerlijke ideologie. Verre van een misser te zijn leidden dergelijke discussies tot verheldering over aard en rol van ultra-links.
Net zoals bij de MDG kunnen discussiekringen heel heterogeen zijn. Daar is niets mis mee. Proberen criteria op te leggen (andere dan diegene die hierboven werden vermeld) voor deelname aan discussiekringen komt neer op het afzwakken van hun fundamentele kracht: hun open aard die een debat tussen verschillende standpunten mogelijk maakt. Dergelijke criteria zouden inderdaad met zich meebrengen dat er vooraf overeenstemming zou bestaan over politieke standpunten – dat wil zeggen een bepaald niveau van verheldering, waarmee het paard achter de wagen zou worden gespannen. Elke poging dergelijke criteria op te leggen leidt tot het bevriezen van het proces van verheldering. De politieke ontwikkeling van de deelnemers aan de discussie kan enkel het resultaat zijn van de confrontatie met uiteenlopende standpunten. De IKS, van haar kant, heeft altijd vertrouwen gehad in het oordeelsvermogen en het ‘gezond verstand’ van diegenen die loyaal willen discussiëren, zonder beperkingen en zonder vooroordelen (en daarbij inbegrepen diegenen die militant geweest zijn in burgerlijke partijen).
Als een kring geen ‘eigendom’ kan zijn van een organisatie, dan is hij evenmin een politieke groep of een organisatie als dusdanig.
Dat wil niet zeggen dat proletarische politieke organisaties het opkomen van dergelijke groepen niet moeten stimuleren of daaraan niet zouden moeten deelnemen om bij te dragen tot de meest doeltreffende verheldering. Het uitgangspunt van de IKS bestaat uit “De georganiseerde, verenigde en gecentraliseerde tussenkomst op internationaal vlak om bij te dragen tot het proces dat leidt naar de revolutionaire actie van de arbeidersklasse” (Basisstandpunten van de IKS). Het behoort tot de taak van de IKS en van andere proletarische politieke organisaties om het woord te voeren binnen discussiekringen met als doel de deelnemers beter vertrouwd te maken met de historische groepen van de Kommunistische Linkerzijde en stelling in te nemen, door de debatcultuur te ontwikkelen.
De MDG heeft ook te maken gehad met een persoonlijke spanningen in zijn rangen. Toch waren alle deelnemers, na een vrije en vranke discussie, het erover eens feit dat de belangen van de groep voorop staan en het personaliseren verworpen moet worden.
Toen die problemen waren overstegen kon de groep zich ontplooien en werden de debatten rijker. Begin 2002 hield de MDG een bijeenkomst over het proletarisch verzet tegen de imperialistische oorlog. Deze bijeenkomst trok mensen aan die nooit eerder waren gekomen, vergezeld van de CWO en van de SPGB (Socialist Party of Great-Britain) (zie hiervoor World Revolution, nr. 252). De meeste van die mensen zijn vervolgens blijven deelnemen aan het debat van de MDG.
De MDG vormde in Groot-Brittannië een grote inspanning van het proletariaat om zijn klassenbewustzijn te ontwikkelen. De dynamiek die de deelnemers bleven behouden toonde de politieke vitaliteit van deze groep aan. De mensen die er de kern van uitmaken doorliepen een daadwerkelijk proces van politieke verheldering. Dat wil niet zeggen dat iedereen reeds een perfect en helder bewustzijn heeft van wat er op spel staan in de historische situatie. Maar het betekent wel dat de deelnemers helderder zijn over wat zij verdedigen, over de wijze waarop zij hun eigen politieke toekomst bezien.
Sommige mensen van de MDG (een kleine minderheid) willen lid worden van de IKS terwijl de discussiegroep verder gaat met regelmatig bijeenkomen. Ze voeren een politiek van openheid naar de anderen door informatie op de site libcom.org en nemen deel aan bijeenkomsten van anarchistische groepen. De mensen van de groep komen ook regelmatig naar onze bijeenkomsten in Birmingham. En wij, van onze kant, blijven deelnemen aan de bijeenkomsten van de discussiegroep.
Naar World Revolution, nr. 258 (oktober 2002)
Kenia, met een lange reputatie als “haven van vrede” of “exotische safari” bij uitstek, gepromoot in grootschalige Hollywood films, is verwikkeld geraakt in één van de verschrikkelijkste chaossen waarop het Afrikaanse continent het trieste monopolie heeft.
“Lang bekend als één van de stabielste democratieën in Afrika, trekt Kenia meer dan een miljoen toeristen per jaar. Dit beeld werd doorprikt in minder dan een seconde voor een koppel Amerikanen die om een vliegticket smeekten. ‘We zagen net voor onze ogen een vrouw levend verbrand worden. We moeten absoluut vertrekken’ pleit de man (…) Want voor Westerlingen is Kenia belangrijk. Het enige Afrikaanse land dat vreedzaam genoeg wordt beoordeeld om verschillende agentschappen van de Verenigde Naties te herbergen, herbergt ook de zetels van een honderdtal NGOs, multinationals, banken en medias. Haar snelgroeiende economie leek de motor te worden van de welvaart in de regio.” (Courrier International, 16 januari 2008).
Inderdaad, na de bekendmaking van de uitslagen van de presidentiële verkiezingen van december jongstleden die de president (Mwai Kibaki) met zijn rivaal (Raila Odinga) tegenover elkaar stelden, heeft de eerstgenoemde snel zijn “overwinning” uitgeroepen en heeft de tweede hierop onmiddellijk geantwoord door zichzelf eveneens “overwinnaar” te noemen. Terwijl deze twee politiekers samen konden regeren in 2002 zonder enige verwijzing naar hun etnische oorsprong, heeft ieder nu op een cynische wijze zijn “ethnie” gemobiliseerd om de moordpartijen te ontketenen die gaande zijn en al bijna 1000 doden en meer dan 250 000 vluchtelingen tot gevolg hadden. En vele huizen branden nog steeds met in sommige gevallen hun inwoners er binnen. Kortom, we zijn getuige van afschuwelijke massa-afslachtingen die de media “etnische oorlogen” of “genocide” noemen.
Omdat de kandidaten volledig ongeloofwaardig zijn en niet in staat zijn om de behoeften van de bevolking te bevredigen, manipuleren ze de menigten en maken ze onhoudbare beloftes om zich te laten herverkiezen. Wanneer ze daarin niet slagen, besluiten ze op een smerige wijze hun onderlinge rekeningen te verheffen middels het tegen elkaar opstoken van uitgebuite klassen en bevolkingsgroepen.
Hier nog een illusie die in rook is opgegaan: Kenia, eilandje van “vreedzame democratieën” is plotseling tot een nachtmerrie geworden, niet alleen voor de bevolking die slachtoffer is van de barbarij die er zich afspeelt, maar ook voor alle internationale instituten van de bourgeoisie die de auteurs van deze misdaden afdekken of ondersteunen. Eerlijk gezegd zien we niet in hoe een land als Kenia, dat chronisch onderontwikkeld is en dat omringd wordt door landen die met elkaar op een permanente voet van oorlog staan - waarin het op zijn beurt is verwikkeld - een “vreedzame democratie” kan worden genoemd, of het moet wel op een tijdelijke basis zijn. Sinds zijn onafhankelijkheid in 1963 overleeft deze staat met voortdurende bloedige interne conflicten.
Dat alles zijn niets anders dan leugens en propaganda van de bourgeoisie die de wereld, en de arbeidersklasse in het bijzonder, wil misleiden om haar te verhinderen zich bewust te worden van de fundamentele oorzaken van de chaos: het wegzinken van Kenia en het hele Afrikaanse werelddeel in de dodelijke crisis van het kapitalisme. De sociale ontbinding vertaalt zich in een extreme ellende voor de bevolking, waarvan meer dan de helft ondervoed is, met een massale werkloosheid zonder uitkeringen. Er heerst een chronisch tekort aan zorg voor de massa zieken, waarvan meer dan twee miljoen door AIDS is aangetast, zonder enige zorg, zorgvuldig ver van camera's en toeristen weggehouden in de immense en spookachtige krottenwijken rond Naïrobi.
Op het moment van het schrijven van dit artikel gaat het bloedbad door en zijn de vertegenwoordigers van de VN, van de Afrikaanse Unie en van de imperialistische grootmachten, net als de Verenigde Staten onder-secretaris voor Afrikaanse zaken, bezig met hun gebruikelijke diplomatieke balletten door huichelachtig op te roepen tot “terughoudendheid”.
Het is duidelijk dat de imperialistische grootmachten zoals de VS en het Verenigd Koninkrijk een zware verantwoordelijk dragen in de tragedie die zich in Kenia afspeelt: “[...] Ze hebben zich gedragen als de peetvaders van de opeenvolgende regeringen die ze overspoeld hebben met complimenten en met financiële hulp (16 miljard dollar in vier jaar tijd). Het feit dat de economische stagnatie, de ongelijke verdeling van het land en van de rijkdom en de corruptie overal aanwezig is, heeft ze nooit gestoord. In tegendeel: ze hebben enkel lof gehad voor “deze haven van rust, vrijheid en democratie”. Tot en met George W. Bush die de regering van Kibaki heel vanzelfsprekend heeft geronseld voor de oorlog tegen het terrorisme.” (Jeune Afrique, januari 2008).
Een dergelijke verergering van de bloedige confrontaties in Kenia zijn geen onschuldig feit. Men moet zich inderdaad herinneren dat de eerste slag tussen de eerste wereldmacht en Bin Laden plaatsvond in Kenia in 1998, toen de Amerikaanse ambassade in Nairobi verwoest werd door een terroristische aanslag die werd opgeëist door de leider van Al Qaeda. Sinds toen is Kenia één van de voorposten van de Verenigde Staten geworden in hun strijd tegen de islamisten, eerst in Soedan vervolgens in Somalië en in de rest van het Afrikaanse continent.
Als voormalige Britse kolonie (van 1887 tot 1963) verkreeg zij de ‘onafhankelijkheid’ met de wapens en door een bloedbad waar de bevolking het slachtoffer van was. Kenia is nooit uit de onderontwikkeling geraakt (net als de rest van Afrika), met alle gevolgen van een absolute ellende voor de bevolking. De ‘onafhankelijkheid’ van Kenia is een illusie want het land is nooit iets anders geweest dan een pion van de voormalige Britse koloniale grootmacht, om vervolgens geleidelijk de voornaamste bondgenoot van de Verenigde Staten in de Hoorn van Afrika te worden. De gebeurtenissen die dit land treffen zijn geen geïsoleerde en kortstondige verschijnselen, maar zijn de voorbode van een chaos van het type Rwanda en Ivoorkust; dit houdt in dat we genocidaire slachtingen van nog grotere omvang moeten verwachten, en een verdeling van het land in oorlogsgebieden onder controle van criminele bendes die elkaar van tijd tot tijd uitmoorden en die de bevolking teisteren.
Kenia is dus net toegetreden tot de trieste ‘club’ van landen waar een permanente barbarij heerst die wordt versterkt door de rivaliteiten tussen de imperialistische grootmachten, die hen willen beheersen, zoals dat al het geval is in zijn buurlanden Soedan en Somalië. Achter deze gruweldaden schuilt de verantwoordelijkheid van de ontwikkelde, ‘democratische’ landen die deze bloeddorstige klieken bewapenen en financieel steunen om onderhands het vuile werk voor hen te doen.
Amina / 18.01.2008
Als we de opeenvolging van gebeurtenissen zien die leidt naar de reusachtige mobilisatie van 13 mei 1968, dan is het duidelijk dat het niet zozeer de actie van de studenten is die verantwoordelijk is voor de omvang van die mobilisatie, maar wel het optreden van de overheid zelf, die voortdurend olie op het vuur gegooid heeft, tot ze zich met de staart tussen de benen terugtrok. In feite waren de studentenacties in Frankrijk, voor de escalatie van mei 1968 op gang kwam, veel minder massaal of diepgaand dan strijd in andere landen, met name in de Verenigde Staten en Duitsland.
In de eerste wereldmacht gaan zich vanaf 1964 de meest massale en betekenisvolle bewegingen ontwikkelen uit deze periode. Meer bepaald aan de universiteit van Berkeley, in Noord-Californië, zal het studentenverzet voor het eerst een massaal karakter krijgen. De eis die als eerste de studenten op de been brengt is die van de ‘free speech movement’, de beweging voor vrije politieke meningsuiting binnen de universiteit, met name tegen de oorlog in Vietnam en tegen de rassensegregatie. In eerste instantie reageren de autoriteiten uiterst repressief, met name met het inzetten van de politie tegen de ‘sit-ins’, de vreedzame bezetting van lokalen, waarbij 800 arrestaties worden uitgevoerd. Tenslotte laat de universitaire overheid begin 1965 politieke activiteiten toe op de universiteit die een van de belangrijkste centra wordt van het studentenverzet in de Verenigde Staten, terwijl juist onder de slogan ‘de rommel opruimen op Berkeley’ Ronald Reagan tegen alle verwachtingen in eind 1965 tot gouverneur van Californië wordt gekozen. De beweging zal zich massaal ontwikkelen en radicaliseren in de volgende jaren, rond het protest tegen de rassenscheiding, voor de verdediging van vrouwenrechten en vooral tegen de Vietnamoorlog. Terwijl jonge Amerikanen, vooral studenten, massaal naar het buitenland vluchten om niet naar Vietnam te worden gestuurd, worden de meeste universiteiten van het land getroffen door massale bewegingen tegen de oorlog, terwijl zich oproer ontwikkelt in de zwarte getto’s van de grote steden (naar verhouding worden veel meer jonge zwarten als soldaat naar Vietnam gestuurd dan het nationaal gemiddelde). Van 23 tot 30 april 1968 wordt de universiteit van Columbia, in New York, bezet uit protest tegen de bijdragen die haar departementen leveren aan het Pentagon, en uit solidariteit met de bewoners van het nabijgelegen getto van Harlem. Het is één van de hoogtepunten van het studentenverzet in de Verenigde Staten die haar gewelddadigste momenten zal beleven eind augustus in Chicago, met echt oproer, tijdens de Conventie van de Democratische Partij.
Veel andere landen kenden studentenrevoltes in de loop van deze periode:
Japan: vanaf 1965 betogen studenten tegen de oorlog in Vietnam, met name onder leiding van de Zengakuren die zware gevechten organiseren tegen de politie. In 1968 lanceren zij de slogan: “vorm de Kanda [de universiteitswijk van Tokio] om tot Quartier latin”.
Groot-Brittannië: de opkomst begint vanaf einde 1967 in de zeer respectabele ‘London School of Economics’, een Mekka van het burgerlijk economisch denken, waar de studenten protesteren tegen de benoeming tot president van een personage dat bekend staat om zijn banden met de racistische regimes in Rhodesië (nu Zimbabwe) en Zuid-Afrika. Het verzet duurt voort begin 1968 met name met massale betogingen tegen de ambassade van de Verenigde Staten terwijl ook andere universiteiten, met name Cambridge, getroffen worden. Er zijn honderden gewonden en arrestaties.
Italië: de studenten komen in maart op de been aan vele universiteiten, met name in Rome, tegen de Vietnamoorlog en ook tegen het beleid van de universiteitsoverheden.
Spanje: ook in maart wordt de universiteit van Madrid ‘voor onbepaalde tijd’ gesloten wegens de studentenagitatie tegen de Vietnamoorlog en tegen het Franco-regime.
Duitsland: terwijl de studentenagitatie zich al vanaf 1967 ontwikkelt tegen de oorlog in Vietnam en de invloed groeit van de ultra-linkse SDS beweging die afgesplitst is van de sociaal-democratische jeugd, radicaliseert de beweging zich en neemt ze een massaal karakter aan nadat een jong heethoofd, overduidelijk beïnvloed door de hysterische campagnes die door persmagnaat Axel Springer gevoerd worden, een aanslag pleegt op de voornaamste leider van ultra-links, Rudi Dutschke. Gedurende verscheidene weken, tot de aandacht zich verplaatste naar Frankrijk, diende de studentenbeweging in Duitsland als referentiepunt voor het geheel van bewegingen die aan de gang waren in de meeste landen van Europa.
Eveneens in België gingen de studenten de straat op tegen de gruwel van de Vietnamoorlog, de opvoering van de spanningen tussen Oost en West onder meer door de installatie van een rakettenschild in Europa. Zowat in alle universiteiten, in tal van hogescholen en ook onder de middelbare scholieren groeide een protestbeweging voor een radicale hervorming van het onderwijs die niet direct in dienst van 'staat en kapitaal' stond. De leuze "Arbeiders, studenten: één front" verscheen op tal van manifestaties die gepaard gingen met de opkomst van de arbeidersstrijd vanaf 1969 en vooral tijdens de wilde stakingen in 1970 van de Limburgse mijnwerkers met zijn doden die vielen onder de rijkswachtkogels.
Deze lijst is verre van volledig. vele landen aan de periferie van het kapitalisme werden eveneens getroffen door studentenbewegingen in de loop van 1968 (onder meer Brazilië en Turkije, naast vele andere). We moeten hier de beweging in Mexico vermelden die zich aan het einde van de zomer ontwikkelde en die de regering besloot in bloed te smoren (tientallen, zo niet honderden doden, op 2 oktober op het plein van de Drie Culturen - Tlatelolco - in Mexico) zodat de Olympische Spelen vanaf 12 oktober ‘in alle rust’ zouden kunnen doorgaan.
Wat al die bewegingen kenmerkt is natuurlijk in de eerste plaats de verwerping van de oorlog in Vietnam. Maar terwijl de stalinistische partijen, verbonden aan de regimes van Hanoi of Moskou, logisch gezien de leiding ervan moesten nemen, zoals dat gebeurde met de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog begin jaren 1950, was dat nu helemaal niet het geval. Integendeel: die partijen hebben nu hoegenaamd geen invloed en keren zich vaak compleet tegen de bewegingen. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen eind jaren 1960 dat de diepe betekenis die zij hebben blootlegt, een betekenis die we in een volgend artikel zullen onderzoeken.
Fabienne / 03.2008
Met de crisis van de riskante hypotheken (‘subprimes’) tekent de economische wereldrecessie zich duidelijk af. Tegelijkertijd worden over heel de wereld honderdduizenden proletariërs hard getroffen door de economische crisis. Onder de belangrijkste slachtoffers zijn de gezinnen die uit hun huizen werden gezet omdat zij hun leningen niet meer konden afbetalen of die hun baan verliezen. Op één jaar is in de Verenigde Staten de graad van inbeslagnemingen/uitzettingen verdubbeld: 200.00 inbeslagnamen per maand in het tweede semester van 2007 vergroten het verschijnsel van de ‘spooksteden’. Zo spreekt de galopperende verpaupering veel sterker de bestaande voedselhulpprogramma’s aan (1). Bovendien zijn er 27.000 ontslagen gepland in de bouwsector, 28.000 in de voedingssector. Voor de automobielsector worden er 12.000 voorzien bij het schrappen van 12.000 jobs voor de Fordfabrieken! Er worden 74.000 ‘vrijwillige uittreders’ gevraagd bij General Motors. In 2006 had het ontslag van 30.000 arbeiders, die op uurloon werkten, al de vastbeslotenheid van de directie laten zien om “de productiviteit van de Aziatische constructeurs in te lopen”. Het huidige plan brengt diezelfde wil tot uiting met het “aanwerven van nieuwkomers die drie keer minder worden betaald : 25 dollar per uur in plaats van de huidige 75, sociale prestaties inbegrepen” (2). Daaraan moet “het grote verschil met de voorgaande plannen” worden toegevoegd: de arbeiders moeten “aanvaarden dat zij hun ziekteverzekering en hun ouderdomspensioen kwijtaken wanneer ze door de fabriekspoort gaan”(3). De ontslagen vermenigvuldigen zich in de verwerkende industrie, de kleinhandel, enz. Het is duidelijk dat er een ramp op komst is in de dienstensector. In de financiële wereld zijn er al 26.000 ontslagen voorzien, en die raken tempels zoals HSBC, UBS. De Citigroup voorziet tussen 17.000 en 24.000 ontslagen!
Momenteel kan deze frontale shock verbonden aan de crisis niet meer verschoven worden naar de periferie van het kapitalisme, naar de arme landen. Nu worden het hart van het kapitalistisch systeem en zijn meest geconcentreerde wereldproletariaat getroffen. In Europa, in een land als Duitsland, waar men zich niettemin beroept op de prestaties van de uitvoer en het dynamisme van de bedrijven, vermenigvuldigen zich de rijen van ontslagen: bij Deutsche Telekom 35.000 ontslagen tegen einde 2008. Bij BMW sneuvelen er 8.000 banen omwille van de ‘rentabiliteit’. Hetzelfde bij Siemens dat 3.000 kantoorbedienden op straat wil zetten in zijn afdeling Enterprise Network (SEN). De operator Nokia maakt zich klaar om te verhuizen naar Roemenië waar de arbeidskracht veel goedkoper is. Ook elders, in de sector van de telecommunicatie, wil het Nederlandse bedrijf KPN 2.000 jobs te schrappen bovenop de 8.000 die al waren voorzien door een plan dat in 2005 werd uitgebracht. In Frankrijk zijn er buiten de al voorziene 23.000 geschrapte banen in de openbare diensten en de gemeenten 18.000 ontslagen bij Peugeot gepland die gespreid worden tot 2010. Een melkweg van bedrijfsfaillissementen brengt nu reeds directe ontslagen teweeg, vooral voor de meest kwetsbare arbeiders, namelijk de gastarbeiders in een ongereguleerde situatie, zonder papieren, maar ‘legaal’ tewerkgesteld in de bouwsector, de horecasector, de elektronica,… Deze ramp die nog maar in zijn beginstadium verkeert, raakt alle andere landen van Europa en de rest van de wereld. Zelfs in wat men ons voorstelt als het El Dorado, China, leidt de inkrimping van de wereldmarkt tot ontelbare bankroeten en ontslagen (4).
Men hoeft zich geen illusies te maken, de verpaupering neemt overal steeds meer toe! Wat ons door de bourgeoisie wordt voorgesteld als ‘afslankingen’ en volgens bepaalde economisten een ‘heilzame zuivering’ is, is in werkelijkheid slechts één van de duidelijkste uitingen van het bankroet van het kapitalistisch systeem.
WH / 23.02.2008
1. Voor de kinderen verstrekt ‘Kids Café’ in al achttien districten maaltijden. In de staat New York zijn de voedselbedelingen in één jaar met 24% toegenomen.
2. Libération, 23 februari 2008.
3. Idem.
4. Om zich aan te passen “past China sinds januari 2008 een nieuw arbeidsrecht toe, waarvan de uitvaardiging al maandenlang massale ontslagen veroorzaakt”. In Zuid-China (Shenzhen) wordt in deze industriële megapolis één op de tien bedrijven tot sluiting gedwongen. Zie: www.lagrandeepoque.com [86].
De laatste vijf jaar zijn we getuige van een internationale ontwikkeling van de klassenstrijd. Deze strijd heeft zich ontwikkeld als antwoord op de omvang van de kapitalistische crisis. En de dramatische verslechtering van de arbeids- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse in de hele wereld.
Momenteel zijn we in Duitsland getuige van het begin van een nieuwe etappe in deze dynamiek. In dit belangrijke industrieland van Europa zijn talrijke stakingen gevoerd in de hoofdsectoren van de economie. Massale ontslagen, sterke loonsdalingen en drastische verslechtering van de arbeidsvoorwaarden zijn het gist voor de ontwikkeling van deze strijd in een land waar de arbeidersklasse nog maar enkele jaren geleden bekend stond voor de hoogste levensstandaard van Europa.
Het jaar 2008 begon ermee dat de spoorwegmaatschappij ‘Deutsche Bahn’ een loonsverhoging moest toekennen van 11% en een verkorting van de werkweek voor machinisten. Dit was het resultaat van een tien maanden durend conflict, dat nóch door het buiten de wet stellen van de staking op nationaal vlak, nóch de verdeling van de arbeiders van de DB door de vakbonden, werd ondermijnd.
Deze staking werd gevolgd door een grote mobilisering in het Ruhr-gebied, met de lamleggen van de productie van draagbare telefoons bij Nokia. Op een solidariteitsdag met het kantoorpersoneel van Nokia in Bochum bijvoorbeeld kwamen arbeiders van verschillende sectoren op de been en er werden afvaardigingen uit verschillende delen van Duitsland gestuurd. Met name de arbeiders van de automobielfabrieken van Opel in Bochum gingen die dag in staking gegaan als steun aan de ‘Nokianers’. De rol van de automobielfabriek in Bochum kan niet onderschat worden want het is waar dat het kantoorpersoneel van Nokia zich gedemoraliseerd en geïntimideerd voelden door de provocerende brutaliteit waarmee de sluiting van het bedrijf werd aangekondigd. En het was juist met het massale ingrijpen van de Opel-arbeiders dat – met oproepen tot strijd en de belofte zich daarbij aan te sluiten zodra het begon – dat de mobilisering mogelijk werd.
Maar het is de opening van de jaarlijkse loononderhandelingen, die vanaf midden februari talrijke uitingen van arbeidersstrijdbaarheid teweegbracht. Daarmee sneuvelde de mythe van een ‘model van Duits sociaal overleg’, dat de bourgeoisie zo na aan het hart lag. De beurtstakingen van de arbeiders in de staalnijverheid werden gevolgd door verrassingsstakingen van tienduizenden arbeiders in de openbare diensten. Sinds januari neemt de spanning haast overal toe. Zo riep de vakbond Verdi het kantoorpersoneel van de ziekenhuizen, en zelfs de artsen, het personeel van spoorwegen en streektransport (niet beheerd door de DB), van de kinderopvang, van de spaarbanken en talrijke openbare administraties, van luchthavens, piloten inbegrepen, op om in staking te gaan en te betogen voor een loonsverhoging van 12%. De regering daarentegen wil slechts een verhoging van 4% toekennen, terwijl de reële lonen officieel met 3,5% gedaald zijn, gepaard gaand met een verlenging van de werkweek met twee uur!
Verdi was oorspronkelijk van plan om de loonarbeiders de pil van dit akkoord te laten slikken, maar de kracht van de vijandigheid tegen dit akkoord was zo groot en de risico’s van overrompeling van de vakbonden zodanig dat deze zich gedwongen zag om een stap terug te doen en zich te haasten voorop te lopen in het ongenoegen door op te roepen tot staking, maar dan wel streek per streek.
Maar het was vooral de onbeperkte algemene staking van de transportarbeiders in Berlijn waarmee sinds het einde van de eerste week van maart die liet zien dat dit jaar in loononderhandelingen het kapitalistisch offensief tegen de arbeidersklasse een halt werd toeroepen. Deze staking van 10.000 arbeiders – nu al de meest massale en langdurigste van deze sector in de Duitse naoorlogse geschiedenis – heeft een strijdbaarheid en vastberadenheid laten zien die bij de bourgeoisie als een verrassing is aangekomen. Dit conflict barstte op een moment dat de Duitse spoorwegen een laatste poging deden om de concessies aan de treinbestuurders van de DB ongedaan te maken, die er vervolgens mee dreigden om opnieuw in staking te gaan, en dat op het moment waarop de onderhandelingen met de ambtenaren dreigden stuk te lopen. Deze staking van het stadsvervoer, met uitzondering van de buurtspoorwegen (S-Bahn, die behoort tot de DB) werd zorgvuldig afgezonderd van de stakingen die zich in het hele het land ontwikkelden en in andere bedrijfstakken in Berlijn zelf. In de context van gelijktijdige strijd die zich in heel Duitsland ontwikkelde op basis van dezelfde looneisen, en na sterke uitingen van solidariteit binnen de arbeidersklasse, zoals wij zagen bij de sluiting van Nokia, moesten de ondernemers en de vakbonden aan de alarmbel trekken. Als afleidingsmanoeuvre plande Verdi een actiedag op een zaterdag eind februari in een poging om het akkoord met de BVG, de patroon van het personeel van het stadsvervoer, aanvaard te krijgen. Dit akkoord voorzag in het bevriezen van de lonen tot in 2007, met enkel verhogingen voor wie sinds 2005 waren aangenomen. Maar de woede van de arbeiders was zo groot dat zij 24 uur voor de voorziene datum in staking gingen, zonder te wachten op de ‘toestemming’ van de vakbonden. De verontwaardiging was zo groot, niet alleen over de lonen, maar ook over de overduidelijke poging om verdeeldheid te zaaien tussen ‘jonge’ en ‘oudere’ arbeiders, dat Verdi zijn poging om tot een ‘onderhandeld en hartelijk akkoord’ te komen moest opgeven en in een oogwenk het geweer van schouder verwisselde door met radicale taal tot staking op te roepen… maar er daarbij wel voor zorgend dat de arbeiders in werkelijkheid werden opgesloten in ‘hun’ strijd en hen te isoleren van hun klassenbroeders. Terwijl de stakingsbeweging in de luchthavens massaal voelbaar was in Stuttgart, Keulen, Bonn, Hamburg en Hannover, zorgde Verdi er voor dat de luchthaven van Berlijn geen staking noch werkonderbreking kende, onder het voorwendsel het Duitse toerismebeurs niet te willen ‘saboteren’. In dergelijke omstandigheden deed ook de DB al snel een stap terug enkele uren voor de hervatting van een algemene staking van Berlijnse treinbestuurders. Het was een staking die feitelijk de pogingen van de directie verijdelde om de akkoorden die in januari waren afgesloten over de 11% en werkvermindering weer op de helling te zetten. Deze staking liet het begin zien van verzet tegen de vakbonden en leidde tot een openlijke botsing met de coalitie van het stadsbestuur in Berlijn, namelijk van de linkervleugel van de sociaal-democratie met de ‘Linkspartei’. Die laatste komt voort uit de Stalinistische SED en stond vroeger aan het hoofd van de DDR (Oost-Duitsland). Ze wint nu terrein in het voormalig West-Duitsland, met steun van de oude leider van de SPD, Oskar Lafontaine, en veroordeelde de staking als uiting van de ‘mentaliteit van bevoorrechting’ van de ‘verwende’ West-Berlijners!
Als gevolg van deze ontwikkeling verschenen er meerdere blogs op internet, waarin spoorwegarbeiders alsook piloten en verplegend personeel hun bewondering voor, en hun solidariteit uitdrukten met de staking bij de BVG. Dat is van groot belang omdat in deze bedrijfstakken, waar het gewicht van het corporatisme bijzonder sterk is en krachtig gevoed wordt door de vakbonden, want ze brengen een diepgaande tendens tot uiting in de richting van éénheid en solidariteit voor de komende periode.
Wilma / 21.03.2008
Ter gelegenheid van de verjaardag van de Russische Revolutie van Oktober 1917, hebben de pennenlikkers van de heersende klasse ons regelmatig hetzelfde refreintje voorgezongen: de dictator Stalin zou de erfgenaam zijn van Lenin; zijn misdaden zouden het gevolg zijn van de politiek van de Bolsjewieken vanaf 1917. Moraal: de kommunistische revolutie kan enkel leiden tot de terreur van het stalinisme. Ter gelegenheid van de verjaardag van de Russische Revolutie van Oktober 1917, hebben de pennenlikkers van de heersende klasse ons regelmatig hetzelfde refreintje voorgezongen: de dictator Stalin zou de erfgenaam zijn van Lenin; zijn misdaden zouden het gevolg zijn van de politiek van de Bolsjewieken vanaf 1917. Moraal: de kommunistische revolutie kan enkel leiden tot de terreur van het stalinisme (1).
Het zijn de mensen die de geschiedenis maken, maar zij doen dat in bepaalde omstandigheden die doorwegen op hun daden. Zo bestond de belangrijkste reden van het instellen van het terreurregime in de Sovjet-Unie uit het tragische isolement van de Oktoberrevolutie van 1917. Want zoals Engels schreef vanaf 1847, in zijn Beginselen van het Kommunisme, kan de proletarische revolutie enkel zegevieren op wereldschaal:
“De kommunistische revolutie (…) zal geen zuivere nationale revolutie zijn ; ze zal tegelijkertijd plaatsvinden in alle beschaafde landen (…) Ze zal ook op alle andere landen van de wereld een aanzienlijk invloed uitoefenen en ze zal het verloop van hun ontwikkeling volledig omvormen en versnellen. Ze is een universele revolutie ; ze zal bijgevolg een universeel terrein bestrijken.”
De Russische revolutie werd niet overwonnen door de legers van de bourgeoisie, tijdens de burgeroorlog (1918-1920), maar van binnenuit, door de geleidelijke identificatie van de Bolsjewistische Partij met de Staat. Dat heeft de bourgeoisie in staat gesteld om de grootste leugen uit de geschiedenis te verspreiden, dat wil zeggen de Sovjet-Unie voor te stellen als een proletarische staat, ofwel wijs te maken dat de proletarische revolutie enkel kan leiden tot een regime van het stalinistische type.
In tegenstelling tot wat de ideologen van de bourgeoisie beweren, was er geen continuïteit tussen de politiek van Lenin en die van Stalin na diens dood. Het fundamenteel verschil dat hen onderscheidde berustte in de sleutelkwestie van het internationalisme. De stelling van het ‘Socialisme in één land’, in 1925 aangenomen door Stalin, betekende een werkelijk verraad aan de grondbeginselen van de proletarische strijd en van de kommunistische revolutie. In het bijzonder betekende deze stelling die door Stalin werd voorgesteld als één van de ‘beginselen van het leninisme’, het volledige tegendeel van het standpunt van Lenin. Het onverzettelijke internationalisme van Lenin, dat zijn volledige aanhankelijkheid betoonde aan de strijd van het proletariaat voor zijn ontvoogding, was een constante in zijn leven (2). Zijn internationalisme was niet uitgedoofd met de zege van de Russische revolutie van Oktober 1917. Integendeel, hij beschouwde deze enkel als een eerste stap en een opstap naar de wereldrevolutie: “De Russische revolutie is slechts een detachement van het socialistische wereldleger, en het succes en de zege van de revolutie die wij hebben doorgevoerd hangen volledig af van de activiteit van dit leger. Dat is een feit dat niemand onder ons vergeet [...]. Het Russische proletariaat is zich bewust van zijn revolutionair isolement, en het ziet duidelijk dat het verenigde ingrijpen van de arbeiders wereldwijd, de onmisbare voorwaarde en de fundamentele premisse zijn voor zijn zege” (Rapport voor de Conferentie van Fabriekscomités van de provincie van Moskou).
Om die reden speelde Lenin, met Trotski, een beslissende rol in de stichting van de Kommunistische Internationale (KI, Komintern) in maart 1919. Het was vooral Lenin die één van de fundamentele teksten van het stichtingscongres van de KI heeft geredigeerd: de Stellingen omtrent de burgerlijke democratie en de dictatuur van het proletariaat.
Ten tijde van Lenin leek de KI helemaal niet op wat ze geworden is onder de controle van Stalin: een instrument van de diplomatie van de Russische kapitalistische staat en de speerpunt van de contra-revolutie op wereldvlak.
In tegenstelling tot Lenin beweerde Stalin dat het mogelijk was om het socialisme in één land op te bouwen. Deze nationalistische politiek van verdediging van het ‘socialistisch vaderland’ in Rusland vormde een verraad aan de proletarische grondbeginselen die door Marx en Engels geformuleerd werden in het Kommunistisch Manifest: “De arbeiders hebben geen vaderland. Proletariërs alle landen verenigt U!” Deze politiek diende om het staatskapitalisme te versterken in de Sovjet-Unie door het aan de macht komen van een klasse van bevoorrechten, de bureaucratie, die teerde op de wrede uitbuiting van de arbeidersklasse. Stalin was de gewapende arm en het boegbeeld van de contra-revolutie.
Als hij tot beul kon worden van de Russische revolutie, dan was het ook omdat hij bepaalde karaktertrekken had die hem meer dan andere leden van de Bolsjewistische Partij, geschikt maakten om deze rol te spelen. Het waren juist deze karaktertrekken die Lenin gedoodverfd had in zijn testament:
– “Kameraad Stalin heeft door algemeen secretaris te worden een onmetelijke macht geconcentreerd in zijn handen en ik ben er niet zeker van of hij daar altijd met voldoende omzichtigheid mee weet om te gaan [...].”
En in een naschrift, aan de vooravond van zijn dood, voegde hij er aan toe:
– “Stalin is te brutaal, en dit gebrek is volkomen te verdragen onder ons, kommunisten, maar wordt onverdraaglijk in de functie van algemeen secretaris. Daarom stel ik aan de kameraden voor om een middel te bedenken om Stalin uit deze post te verwijderen en in zijn plaats iemand te benoemen die zich op alle vlakken superieur is aan Stalin, dat wil zeggen, dat hij geduldiger is, loyaler, beleefder en bezorgder voor de kameraden, minder wispelturig, enzovoort. Deze omstandigheid kan een onbetekenende peulschil lijken, maar ik denk dat om een afsplitsing te voorkomen, en vanuit het gezichtspunt van de verhoudingen tussen Stalin en Trotski die ik hierboven heb onderzocht, dat het geen kleinigheid is, tenzij een kleinigheid die van doorslaggevende betekenis kan worden” (Testament van Lenin, 4 januari 1924).
Vanaf het midden van de jaren 1920 voerde Stalin een politiek van ongenadige politieke liquidering van alle oude medestrijders van Lenin door tot het uiterste misbruik te maken van de repressieorganen die de Bolsjewistische Partij had doorgevoerd om verzet te plegen tegen de witte legers (voornamelijk de politieke politie, de Tsjeka).
Na het overlijden van Lenin in januari 1924, haastte Stalin zich om zijn bondgenoten te plaatsen op sleutelposten in de partij. Hij had het vooral gemunt op Trotski, het alter ego van Lenin tijdens de Oktoberevolutie van 1917. Stalin sloot op opportunistische wijze een bondgenootschap met Boecharin, die de fatale vergissing maakte van het vertheoretiseren van de mogelijkheid van het socialisme in één land (later zou Stalin geen enkele scrupule vertonen om Boecharin te laten terechtstellen).
Vanaf 1924 kwamen een hele reeks meningsverschillen aan het licht binnen de Bolsjewistische Partij. Verschillende opposities vormden zich waarvan de belangrijkste geleid werd door Trotski waarbij andere militanten van de oude Bolsjewistische garde zich aansloten (namelijk Kamenev en Zinoviev). Met de opkomst van de bureaucratie binnen de partij had de Linkse Oppositie begrepen dat de Russische revolutie aan het ontaarden was.
Stalin bekleedde een sleutelpost. Hij controleerde het apparaat van de partij evenals de promotie van de leiders. Dat stelde hem in staat om zijn mannetjes te plaatsen en de Bolsjewistische Partij om te vormen tot een verbrijzelingsmachine. Hij begunstigde in het bijzonder de toetreding tot de partij van een grote massa arrivisten. Dat soort mensen, waar Stalin op steunde, waren er enkel op uit om carrière te maken binnen het staatsapparaat.
Hij had van toen af de handen vrij om de grote zuivering op te zetten binnen de partij, met als voornaamste doel het weren uit de leiding van de belangrijkste figuren van de Oktoberrevolutie (Kanenev, Zinoviev, Boekharin en vooral Trotski) om ze tenslotte allemaal uit de weg te ruimen.
Geleidelijk aan onttrok Stalin aan Troski al zijn politieke bevoegdheden tot op het moment dat hij hem liet uitsluiten uit de partij in1927 en uit Rusland in 1928. Dat was de periode waarin de tegenstanders van Stalin en de verdachten de ‘goelags’ vulden. De processen van Moskou (1936-1938) stelden Stalin in staat om de oude Bolsjewistische garde uit de weg te ruimen onder het voorwendsel van het verdrijven van ‘terroristen’, als gevolg van de moord op de partijchef van Leningrad, Sergeï Kirov, op 1 december 1934.
Tienduizenden Bolsjewieken werden aldus vervolgd, gevangen gezet, en tenslotte uitgeroeid in de meest verschrikkelijke omstandigheden. Dat was het tijdperk van de grote stalinistische campagne van de aanklacht tegen de ‘Hitler-troskisten’. In naam van hun gebrek aan ‘trouw’ aan ‘het socialistische vaderland’ liet Stalin ook duizenden Bolsjewistische militanten terechtstellen, waaronder diegenen die het nauwst betrokken waren bij de Oktoberrevolutie. Het kwam er op aan om definitief allen te muilkorven die vasthielden aan hun internationalistische en kommunistische overtuigingen. Alles wat ook maar in de verste verte herinnerde aan de Oktoberrevolutie van 1917 moest uit het geheugen gewist worden. Alle getuigen, die geacht werden de ‘officiële’ versie van de geschiedenis tegen te spreken, moesten verdwijnen omdat zij zijn grootste leugen konden blootleggen: het idee volgens hetwelk Stalin de uitvoerder zou geweest zijn van het testament van Lenin, het idee van een continuïteit tussen de politiek van Lenin en die van Stalin (3).
Wat was de reactie van de grote democratieën op de barbaarse stalinistische repressie? Toen Stalin vanaf 1936 de schandelijke ‘processen van Moskou’ organiseerde, waarbij te zien was hoe de oude medestrijders van Lenin, gebroken door foltering, zichzelf beschuldigden van de meest verwerpelijke misdaden en voor zichzelf een voorbeeldige straf eisten, liet diezelfde democratische pers betaald door het kapitaal verstaan dat er ‘geen rook was zonder vuur’ (zelfs indien bepaalde kranten enkel schuchtere kritieken hadden opgeworpen ten overstaan van de politiek van Stalin door te beweren dat hij ‘overdreef’).
Het was met de medeplichtigheid van de bourgeoisie van de grootmachten dat Stalin zijn monsterlijke misdaden pleegde, dat hij in zijn gevangenissen en in zijn concentratiekampen, honderdduizenden kommunisten en miljoenen arbeiders en boeren uitroeide. En de sectoren van de bourgeoisie die blijk geven van de grootste ijver in deze medeplichtigheid, waren de ‘democratische’ sectoren (en in het bijzonder de sociaal-democratie), diezelfden die vandaag de stalinistische misdaden met uiterste heftigheid aanklagen en zich voordoen als modellen van deugdelijkheid.
Het was wel degelijk omdat het regime dat zich vestigde na de dood van Lenin en het neerslaan van de revolutie in Duitsland (1918-23), slechts een variant was van het kapitalisme, en zelfs een speerpunt van de contra-revolutie, dat het een warme steun kreeg van alle bourgeoisieën die enkele jaren voordien de macht van de sovjets wreedaardig hadden bestreden. Inderdaad, in 1934 aanvaarden diezelfde ‘democratische’ bourgeoisieën de Sovjet-Unie in de Volkerenbond (de voorloper van de Verenigde Naties), die door revolutionairen als Lenin bij zijn oprichting gekwalificeerd was als een ‘rovershol’. Het was het teken dat Stalin een ‘respectabele Bolsjewiek’ geworden was in de ogen van de heersende klasse van alle landen, diezelfde die de Bolsjewieken in 1917 voorstelde als barbaren met het mes tussen de tanden. De imperialistische rovers hebben in dit personage een van de hunnen herkend. Diegenen die van toen af vervolgd werden door heel de wereldbourgeoisie, zijn de kommunisten die zich verzetten tegen het stalinisme.
In een dergelijke internationale context wordt Trotski uitgewezen, van land tot land, elk moment onderworpen aan politiebewaking, moet hij het hoofd bieden aan de meest smerige kwaadsprekerij die de stalinisten tegen hem ontketenen en die met veel voldaanheid wordt overgenomen door de bourgeoisieën van het ‘democratische’ Westen.
Maar daar waar de medeplichtigheid van de democratische grootmachten het meest duidelijk werd lag in het feit dat geen enkele onder hen bereid was om Trotski asiel te verlenen, toen hij verbannen werd uit de Sovjet-Unie. Overal werd de oude leider van het Rode Leger beschouwd als een ongewenst persoon (persona non grata). De wereld was voor Trotski een ‘planeet zonder visa’ geworden.
Tijdens zijn verblijf in Frankrijk in 1935, zou de intelligentsia samengesteld uit journalisten en andere leden van de Franse Academie (zoals Georges Lecomte) zelfs zo ver gaan om het gerucht de ronde te laten gaan dat Trotski een ‘terroristische staatsgreep’ aan het voorbereiden was. Als gevolg van die geruchten werd Trotski uitgewezen door de ‘democratische’ Franse staat. Om te beletten dat hij overgeleverd zou worden aan de politieke politie van Stalin, bood de Noorse staat hem voorlopig politiek asiel aan, vooraleer ook zij hem uiteindelijk uitwees.
Na meer dan tien jaar omzwervingen werd Trotski tenslotte verwelkomd door de Mexicaanse regering in 1939, dankzij de schilder Diego Rivera die sympathieën koesterde voor het trotskisme. Na een eerste poging tot moordaanslag, door een commando geleid door de stalinistische schilder Siqueiros, werd Trotski op 20 augustus 1940 vermoord door een agent van Stalin, Ramón Mercader, die was geïnfiltreerd in zijn entourage door één van de medewerksters van de oude revolutionair te verleiden.
Trotski viel onder de slagen van de stalinistische repressie op het moment dat hij begon in te zien dat de Sovjet-Unie geen ‘proletarische staat met bureaucratische afwijkingen’ was, een visie die zo dierbaar is aan de Vierde Internationale (waarop bepaalde trotskistische organisaties, zoals de LCR, Lutte Ouvrière en de LSP/MAS (het CWI) zich beroepen).
Onze goeie hedendaagse democraten (zoals Marc Ferro en Stéphane Courtois) schreeuwen altijd moord en brand over de afschuwelijke misdaden van de Bolsjewistische Partij. Zij zullen er niet toe in staat zijn om deze geschiedkundige feiten uit ons geheugen te wissen: het is wel degelijk met de medeplichtigheid en de goedkeuring van hun voorgangers dat Stalin zijn lage streken heeft kunnen uitvoeren.
Deze herinnering aan één van de meest tragische episodes van de twintigste eeuw brengt, als dat nog nodig was, aan het licht dat er geen enkel continuïteit bestaat, maar wel degelijk een radicale breuk tussen de politiek van Lenin en die van Stalin (4). Op zijn sterfbed had Lenin juist geoordeeld: Stalin had te veel macht geconcentreerd in zijn handen. Zijn vervanging zou evenwel de loop van de geschiedenis niet hebben gewijzigd: een ander leider van zijn kaliber zou de rol op zich genomen hebben van beul van de Revolutie. Maar dat hij zich heeft weten op te dringen lag aan zijn persoonlijkheid, die hem het meest geschikt maakte om deze rol te spelen. Net zoals bij Hitler, die in de gunst kwam van de Duitse bourgeoisie die belust was op revanche na haar nederlaag van 1918 en na de schrik die haar in de benen was geslagen met de proletarische revolutie tussen 1918 en 1923.
In tegenstelling tot de leugens die door de ‘democratische’ propaganda ten overvloede verspreid worden, zat de worm niet in de vrucht vanaf Oktober 1917. Het Bolsjewisme van het eerste uur bevatte niet in de kiem de terreur van het stalinisme. Want het is wel degelijk de verplettering van de revolutie in Duitsland die de weg wijd geopend heeft voor de contra-revolutie in Rusland. Net zo heeft het overlijden van Lenin op 20 januari 1924 de laatste hindernissen opgeruimd voor de machtsgreep van Stalin in de Bolsjewistische Partij.
Deze laatste werd tot de stalinistische partij met de aanvaarding van de theorie van het ‘socialisme in één land’.
Het Bolsjewisme behoort toe aan het proletariaat, niet aan zijn beul, het stalinisme.
Sylvestre / 20.01.2008
(1) Zie hiervoor ons artikel op onze web-site: Groet aan de proletarische revolutie!
(https://fr.internationalism.org/ri386/Russie_Octobre_1917_Salut_à_l-a_R... [88]).
(2) Zie hiervoor ons artikel in Révolution International, nr. 344, te raadplegen op onze website: Lenin, een groot strijder van het wereldproletariaat (https://fr.internationalism.org/ri344/Lenine.htm [89]).
(3) Om elk spoor van het verleden, elke getuigenis uit te wissen, heeft Stalin zelfs geprobeerd om buitenlandse militanten die in de Sovjet-Unie verbleven, zoals Victor Serge, gevangen te zetten. Deze laatste was een schrijver die een zekere bekendheid genoot. Als hij kon gered worden dan was dat dank zij een campagne van internationale mobilisering.
(4) Het is trouwens om deze reden dat de geneesheer van Lenin, op bevel van Stalin, oordeelde dat het niet langer nodig was zijn doodstrijd te verlengen en tot euthanasie werd overgegaan (dit ‘humanitaire’ gebaar had de ‘verdienste’ te verhinderen dat Lenin zijn laatste richtlijnen zou kunnen geven betreffende de ontsporingen van de partij).
Maar pas op: de vakbonden, die zichzelf voordoen als vertegenwoordigers van de arbeiders, dienen er in werkelijkheid toe ons verdeeld te houden. Dat wordt nergens duidelijker dan in de onderwijswereld. De staking op 24 april betreft leden van de NUT in lager- en middelbaar onderwijs. Het betreft niet de leraren in het hoger onderwijs die ‘andere’ bazen hebben. Ook worden leraren van andere vakbonden er niet in betrokken, zoals van de NAS/UWT die beweert dat het niet over loon gaat, maar over werkdruk. Net zo min worden duizenden werkenden in het onderwijs die geen les geven er in betrokken, zoals assistenten, onderhoudspersoneel, schoonmakers, kantinepersoneel enzovoort, hoewel die eveneens reden tot klagen hebben. En hoewel de NUT nu harde taal gebruikt riep het in 2006, toen veel van dit personeel in staking ging, op om zich daarbij niet aan te sluiten.
Hetzelfde verhaal geldt bij de ambtenarij, bij de gemeentelijke diensten, bij de metro en de spoorwegen, en heel veel andere bedrijfstakken waar arbeiders verdeel worden over verschillende categorieën en vakbonden. De Britse staat heeft het allang onwettig gemaakt dat wie voor verschillende ondernemers werken uit solidariteit met elkaar in staking gaan. Door arbeiders aan deze wetten te houden voeren de vakbonden het werk van de staat op de bedrijfsvloer uit. Datzelfde geldt voor de wetten waardoor het de arbeiders verboden wordt om in massabijeenkomsten over stakingsacties te beslissen. Met het gedaas over vakbondsstemmingen worden de handen van de arbeiders op hun rug gebonden en wordt er voorkomen dat ze beslissingen nemen als één collectieve kracht.
Daaruit volgt dat als we zo’n macht willen opbouwen we de strijd in eigen hand moeten nemen en niet overlaten aan de vakbonds-‘specialisten’. Gemeentelijke arbeiders in Birmingham stemden in een massabijeenkomst voor deelname aan de stakingen rond 24 april. Dat is een voorbeeld om te volgen: we hebben bijeenkomsten nodig in alle bedrijven waar alle arbeiders, al dan niet vakbondslid en van alle vakbonden, deelnemen aan de besluitvorming. En we dienen er op aan te dringen dat besluiten die in massabijeenkomsten worden genomen bindend zijn, niet afhankelijk van vakbondsverkiezingen, besloten bijeenkomsten of vakbondsvertegenwoordigers.
Eenheid op de werkvloer is onverbreekbaar verbonden aan het opbouwen van eenheid met arbeiders van andere bedrijven en bedrijfstakken, of we dat nu doen door het sturen van delegaties naar hun bijeenkomsten, door deel te nemen aan hun poortblokkades of door tezamen te komen bij manifestaties en demonstraties.
Alle arbeiders oproepen gezamenlijk bijeen te komen, te staken en te demonstreren voor gezamenlijke eisen is natuurlijk ‘onwettig’ voor een straat die de ware klassensolidariteit buiten de wet wil stellen. Dit kan in het begin afschrikwekkend lijken, een al te grote stap. Maar het is precies die stap van de dingen in eigen hand nemen en zich te verenigen met andere arbeiders waaruit we vertrouwen en moed kunnen putten om de strijd voort te zetten.
En gezien het onheilspellende vooruitzicht dat het wereldwijde kapitalistische systeem ons biedt – een toekomst van crisis, oorlog en ecologische rampen – is er geen twijfel dat de strijd moet voortgaan. Hij moet vertrekken van de verdediging van onze fundamentele levensomstandigheden om deze hele sociale orde ter discussie te stellen en uit te dagen.
Amos 05/04/2008
Op 26 maart vond een discussie plaats te Antwerpen naar aanleiding van de vijf jaar oorlog in Irak op initiatief van enkele jongeren. Iedereen was welkom om mee te discussiëren en visies te delen omtrent de oorzaken van de oorlogen die de wereld maar niet lijken te verlaten. De bedoeling was zoals op de uitnodiging te lezen viel “een vrije discussie te houden, waar oprecht wordt gezocht naar antwoorden”. De IKS steunt dit iniatief. De inleiding en de discussie bevestigen andermaal de stelling van ons laatste Internationaal Congres waar we vaststelden dat er een nieuwe generatie van revolutionairen opkomt. Een toenemend aantal mensen in alle uithoeken van de planeet stellen zich dezelfde fundamentele vragen over de aard van de kapitalistische maatschappij en willen debatteren over de manier waarop een alternatief gevestigd kan worden. Als organisatie willen we aan dit proces bijdragen overal en zoveel als we kunnen, met de middelen die ons ter beschikking staan. We publiceren hier de inleiding en een korte synthese van het debat dat volgde dat we van een der iniatiefnemers ontvingen.
Naar aanleiding van de 5 jaar oorlog in Irak houden we vandaag een discussieavond over de oorlogen die deze wereld teisteren en waar geen eind aan lijkt te komen. In de eerste plaats denken we aan de oorlog in Irak, maar ook die in Afghanistan, Israël-Palestina, Sudan, Tsjaad, Congo, Somalië, Kenya, Tsjetsjenië en onlangs nog de spanningen tussen Venezuela, Ecuador en Colombia. Voor de discussie van vanavond vertrekken we van de situatie in Irak, maar het is niet uitgesloten dat die andere ook aan bod komen. We kunnen ons bijv. de vraag stellen of er een verband bestaat tussen deze oorlogen en of er een gemeenschappelijke voedingsbodem voor deze oorlogen is.
Ik begin met een kleine schets van de toestand vandaag in Irak, om toch maar niet te vergeten wat deze oorlog concreet is: 94.000 doden, 4,4 miljoen vluchtelingen, 3000 miljard $ aan militaire kosten, vernieling van elektriciteit- en watervoorzieningen, rampzalige gezondheidszorg, ‘elke dag’ wel een aanslag (bijv. midden maart blies een vrouw zich op en maakte tientallen doden en gewonden), elke buurt in Bagdad weerspiegelt de militie waardoor ze wordt gecontroleerd, corruptie alom (bijv. verkopers moeten Iraakse legerposten omkopen als ze hun goederen aanvoeren “We zijn er slechter aan toe dan de mensen in Gaza – als ze me niet doorlaten daar, moet ik het hele gebied rond om een andere controlepost te bereiken. 99 procent kans dat ik dan dood ben.”)T.o.v. deze feiten is de eerste vraag van de meeste mensen hoe deze waanzin te stoppen. Om dit te weten dienen we een andere vraag te stellen: ‘waarom deze oorlog?’ Ik stel voor van deze twee hoofdvragen – ‘waarom deze oorlog?’ en ‘hoe de oorlog stoppen?’ – te vertrekken om de discussie op gang te brengen.
Hoe is zo’n oorlog mogelijk, niemand wil zoiets toch? Toch beweren velen dat de oorlogen in Irak en Afghanistan door enkele mannen van “slechte” wil worden gevoerd: Bush, Donald Rumsfeld, Blair… of Osama Bin Laden, Saddam Hoessein, Moqtada El Sadr… Maar worden oorlogen wel gemaakt door individuen? Maken enkele personen de geschiedenis? Kan meneer Bush de koers van de machtigste staat in de wereld op zijn eentje bepalen? Is hij de leider of is hij de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten haar politiek? En brengt de maatschappij waarin we leven, het kapitalisme, niet de leiders voort die ze nodig heeft?
Als het dan geen kwestie is van persoonlijkheden, is het dan misschien een kwestie van slecht beleid? Hebben de leiders ‘verkeerde’ beslissingen genomen? Of was de oorlog een goede zaak, maar werd ze verkeerd gevoerd? Dat is althans wat vele politiekers en media ons opdringen. Maar waarom oorlog voeren?
Vijf jaar geleden argumenteerde de Verenigde Staten samen met Groot-Brittannië dat Irak massavernietigingswapens bezat. Sinds wanneer steekt een staat miljarden in een oorlog enkel om een land te ontwapenen? Wie vindt de rationaliteit achter ‘een oorlog om de vrede te bewaren’ ? (“War is peace, freedom is slavery, ignorance is strength”, de leuze van de totalitaire staat uit George Orwels’ boek 1984) Na vijf jaar is het al voldoende bewezen dat dit argument hol is en niet de ware beweegreden was van de oorlog.
Wordt de geschiedenis, en dus ook oorlogen, gestuwd door persoonlijkheden, door mensen van slechte wil, een toevallig ‘slecht bestuur’ of een willekeurige goesting om een oorlog te starten? Ik denk van niet. De vragen die ik me stel zijn: Welke maatschappelijke krachten maken dat deze oorlog(en) moet(en) worden gevoerd? Wat zijn de drijfveren die de heersende klasse stuwen tot oorlog voeren? (Want zelfs de bourgeoisie wil vrede, maar wegens haar natuur als verdediger van het kapitalisme kan ze niet anders dan hypocriet zijn en de oorlog blijven mennen.) Wat is de voedingsbodem van deze oorlog(en)? Waar liggen de wortels van de oorlog? Dit zijn denk ik de essentiële vragen die ons leiden naar een antwoord gestoeld op materiële argumenten.
Volgens de antiglobalisten, altermondialisten of vele linkse organisaties zou de oorlog gevoerd worden om de olie in Irak, voor verdere verkoop of voor eigen gebruik. Hetzelfde argument geldt trouwens voor sommige oorlogen in Afrika: multinationals en/of grootmachten zouden oorlogen steunen om de grondstoffen. Maar ik kan me moeilijk inbeelden dat een oorlog waarin 3000 miljard $ in gepompt is, wordt gevoerd om de onmiddellijke winst of het eigen gebruik. Daarenboven heeft de Verenigde Staten zelf verschillende olievelden en heeft ze voldoende akkoorden met Midden- en Zuid-Amerikaanse landen om zich van petroleum te voorzien. Een ander argument is dat de Verenigde Staten en andere landen Irak binnenvielen, niet om de olie zelf, maar om de controle over de olie en de regio. Werd de oorlog gevoerd om de invloedssfeer van ieder land te vergroten? Maar invloed over wat en waarom? Invloed over een economie die er amper is? Een afzetmarkt zijn de bezette landen ook zeker niet. Zijn het dan militaire, strategische belangen die de oorlog bepalen? Maar is het kapitalisme niet in de eerste plaats een productiewijze gericht op economisch profijt? Waarom dan Irak aanvallen? Welke belangen wegen er door: economische of strategische?
“Hoe de oorlog stoppen?” is misschien de meest gestelde of in ieder geval de meest prangende vraag. Tienduizenden protesteerden recent te Londen tegen de oorlog, tienduizenden protesteerden in de Verenigde Staten. Ook in andere landen kwamen mensen op straat. Toch houden zij en de miljoenen betogers van de afgelopen jaren de oorlog niet tegen. Hoe komt dit? Kan de oorlog wel gestopt worden zonder vernietiging van het kapitalistisch systeem? Draagt het kapitalisme de oorlog niet in zich? Wie kan de oorlog tegenhouden en hoe? We kunnen enkele historische voorbeelden aanhalen om te begrijpen wie en wat een oorlog wel en niet kan stoppen:
- aan de vooravond van de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden eveneens pacifistische betogingen georganiseerd en toch braken beide oorlogen uit.
- WO I werd niet uitgevochten tot het bittere einde, zoals de Tweede Wereldoorlog, maar kwam tot stilstand. Er was massale desertie en verbroedering tussen soldaten van beide kampen, zowel aan het Oostfront als aan het Westfront. De Russische Revolutie brak uit in 1917 en in 1918 braken er stakingsgolven uit in Duitsland. Bestaat er tussen deze gebeurtenissen een verband? Ik geloof van wel.
- De oorlog in Vietnam werd gestopt, wegens enerzijds gewijzigde allianties tussen de Verenigde Staten, China en de Sovjet-Unie, maar anderzijds door een druk vanuit het Amerikaanse leger zelf, waar duizenden GI’s zich organiseerden tegen de oorlog en vanuit de VS, waar arbeiders in staking gingen tegen de oorlog. We kunnen ons afvragen in hoeverre het laatste het eerste bepaalde, maar dat zou ons misschien te ver brengen.
Moeten we kamp kiezen in deze oorlog(en)? Moeten we kiezen tussen terroristen, Iraakse nationalisten en imperialisten? Of zijn ze allen even imperialistisch? Ikzelf weiger te kiezen en denk dat geen enkel nationalisme, of het nu Iraaks, Amerikaans, Turks of Koerdisch is, nog iets te bieden heeft buiten nog meer oorlog, nog meer bloedvergieten. Enkel het tegenovergestelde, het internationalisme, biedt volgens mij een uitweg.
Tijdens de discussie die volgde bleken er meningsverschillen te zijn over een aantal punten. Zo bleef de vraag open of economische of strategische beweegredenen doorwogen om de oorlog te voeren. Was de oorspronkelijke bedoeling van de oorlogvoerende landen om olie te winnen en is dit uitgemond in een rampzalige mislukking? Maar wat met Afghanistan, waarvan we weten dat er economisch, buiten opium, niets te winnen valt? Strategische belangen nemen hier de overhand. Of was dit enkel een “oefenterrein” voor de latere oorlog in Irak? Is Irak dan ook een voorbereiding op een volgende oorlog?
Ook de manier om een oorlog te stoppen werd bediscussieerd. Is af en toe een ‘actiedag’ genoeg om druk te zetten op staten en hun oorlogspolitiek te wijzigen? Door zulke eenmalige acties zonder enigszins diepgaande overdenking wordt de oorlog en de maatschappij zelf die ze voortbrengt niet echt in vraag gesteld. Is het pacifisme daarbij zo onschuldig als ze lijkt?
De aanwezigen hebben tezamen op een dynamische wijze door uitwisseling van argumenten verschillende vraagstukken verhelderd. Maar nieuwe vragen dringen zich op. Het debat is duidelijk een deel van een ophelderingproces. Een ongedwongen gevoel en een werkelijke zoektocht naar antwoorden zorgden voor een aangename discussiesfeer.
Een van de initiatiefnemers / 26.03.08
ijfers en citaten:
- De Standaard, 19.03.08
- https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1 [91]
-https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kru... [92]
- https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument [93]
- https://www.indymedia.be/fr/node/26620 [94]
“De Belgische consument moet zich in de komende maanden verwachten aan de hoogste veralgemeende prijsstijgingen sinds het begin van de jaren 1990, Dixit het federaal Planbureau” (De Standaard, 1.3.2008). Met de duizelingwekkende prijsstijging van basisvoedselproducten en energie neemt de inflatie een hoge vlucht. Ze wordt vandaag op 4,39% geraamd, het hoogste peil sinds 1985, terwijl de economisten enkele maanden geleden nog mikten op 2%. In de dagelijkse werkelijkheid zijn de prijzen van de voornaamste voedingsproducten (brood, pasta en granen, melkproducten, fruit, groenten, vlees…) en energie de laatste maanden met 20 tot 50% gestegen. Stookolie, bijvoorbeeld, is op een jaar tijd met 50% gestegen (De Morgen, 12.4.2008). En daarbij gaat het ongetwijfeld om de eerste vlagen van een verschrikkelijk onweer dat zich aankondigt.
De snel stijgende verpaupering is noch ‘nationaal’ noch conjunctureel. En de huidige verdieping van de wereldcrisis, die zich manifesteert in een ernstige recessie, aangekondigd met de vastgoedcrisis in de Verenigde Staten, uitlopend op een zeer ernstige crisis van het bankwezen die veroorzaakt is door een politiek van onbeperkte kredieten, via een sterke daling van de beurskoersen, dolgedraaide speculatie op grondstoffen, heeft over heel de wereld steeds groter gevolgen. In landen als Egypte, de Filippijnen, Haïti en Burkina Faso barsten al hongerrevoltes uit tegen de duizelingwekkende stijging van de prijzen van de basislevensmiddelen. In de Verenigde Staten kwam het probleem van de huisvesting centraal te staan en sinds de voorbije zomer worden er elke maand gemiddeld 200.000 mensen op straat gezet. En deze opkomende golf raakt Europa steeds meer. In de grote Europese steden zitten de arbeiders dikwijls samengehokt in steeds ongezonder krotten, terwijl de prijzen van huur, gas, openbaar vervoer en brandstof onophoudelijk stijgen. Behalve de fameuze wijken in de randsteden die de staat heeft laten verloederen, ontstaan er aan de rand daarvan krottenwijken (die de overheid in het begin van de jaren 1980 zogenaamd helemaal beweerde te hebben uitgeroeid) met erbarmelijke beschuttingsplaatsen of werkelijke ‘favella’s zoals in de ‘Derde Wereld’.
In België leeft 14,6% van de bevolking onder de armoededrempel. In Wallonië klimt dit cijfer zelfs op tot 17% en in Brussel heeft die al 25% bereikt. De voedselbedelingen (te beginnen met de ‘Restos du Coeur’) worden steeds meer bezocht door loonarbeider. Het aantal uitgedeelde voedselpakken stijgt fors en de vraag om hulp bij het OVMW om het hoofd te bieden aan een onbeheersbare schuld is in 2007 met 21% gestegen. Met de vermenigvuldiging van de onzekere, tijdelijke en deeltijdse baantjes, is er een toenemend aantal werknemers zonder vast loon, waardoor zelfs de gezinnen die boven de armoededrempel zitten in de problemen komen. De daling van de lonen net zoals de onzekerheid op de tewerkstellingsmarkt scherpen deze tendensen nog aan (cf. De Morgen, 12.4.2008).
Kunnen de werknemers hopen op een politiek van sociale hulp door de regering en de partijen die deze ondersteunen? Na negen maanden van niet aflatend psychodrama heeft de Belgische bourgeoisie eindelijk een regering voortgebracht, geleid door de Christen-democraat Yves Leterme. En als wij het regeringsprogramma mogen geloven dan zou de barometer daadwerkelijk goed weer aangeven: daling van de belastingen, schepping van 200.000 nieuwe jobs, loonsverhoging, het afromen van een overschot van 1% voor investeringen in het zilverfonds, en ga zo maar door. Kortom, de belofte van een sociaal paradijs! In werkelijkheid is deze verklaring louter bedrog, zoals trouwens wordt erkend door de burgerlijke economen: “Deze regering wil de lasten verlagen, de uitgaven verhogen én een overschot boeken [...]. Eigenlijk zouden al die voornemens een collectieve schaterlach moeten uitlokken. Want deze regering maakt ons gewoon iets wijs” (De Grauwe, professor economie, KU-Leuven, DM, 29.03.2008).
Ook al is het huidige regeringsprogramma slechts zand in de ogen, ook al is de regering Leterme slechts andermaal een ‘voorlopige’, een ‘overgangs’-regering, (voor een analyse van de politieke crisis, zie ons artikel De politieke crisis belet geen eendrachtige aanval op de arbeidersklasse, in Internationalisme, nr. 335), toch heeft de Belgische bourgeoisie eens te meer tijd moeten rekken tot 15 juli voor onderhandelen tussen de verschillende fracties die betrokken zijn bij een groot compromis betreffende een globaal pakket van maatregelen voor de reorganisatie van de Federale Staat, de sanering van de begroting en de versterking van de concurrentiepositie van de nationale economie. In dit kader zou het laten verrotten van de economische toestand door een jaar van politieke verlamming, wel degelijk kunnen wijzen op een gevolgde strategie van het opvoeren van de druk op de verschillende regionale fracties om deze achter een gemeenschappelijke politiek te krijgen.
Want ook al illustreren het moeizame geploeter voor de regeringsvorming en de vaststelling van haar programma de toenemende problemen van de Belgische bourgeoisie in het beheer van haar instellingen, de arbeiders kunnen zich geen illusies maken: wat ook de uiteenlopende meningen zijn binnen de burgerlijke partijen, wat ook de bestaande spanningen zijn, toch herwint de bourgeoisie altijd haar éénheid als het er om gaat de arbeidersklasse aan te vallen. En de sirenen van de regeringsverklaring van april wijzen enkel op de rijping van de omstandigheden voor het afkondigen van dergelijke aanvallen:
– De inkt van het regeringsprogramma was nog niet droog of de experts legden er al de nadruk op dat het vastgelegde begrotingsevenwicht niet houdbaar was en dat er onvermijdelijk maatregelen zouden moeten worden genomen tijdens de ‘begrotingscontrole’ van de zomer.
– De economische indicators staan op onweer: de groeivooruitzichten voor de Belgische economie gaan in vrije val van 1,9% naar 1,4% (terwijl de groei nog 2,7% bedroeg in 2007). De economische instabiliteit op wereldvlak zal nog minder bedrijven er toe aanzetten om te investeren en de mensen zullen minder geld te besteden hebben door het feit dat hun reële inkomen zal dalen door de opkomende inflatie. Nu is er al een daling in de bouwnijverheid van 12% terwijl begroting en regeringsprogramma rekenden op een groei van 1,9%.
– Voor het eerst in vijftien jaar is de handelsbalans van België negatief. “Dat is een belangrijk signaal dat onze concurrentiekracht fors achteruitgaat. En dat voor een land als België dat er prat op gaat een exportland te zijn” (Economist G. Noels in DM, 16.04.2008).
– Wanneer de bourgeoisie een zware slag wil toebrengen aan de lonen haalt ze het monster van Loch Ness boven, de automatische koppeling van de lonen aan de index, zoals begin april. Toen gaf de directeur van de Nationale Bank, Guy Quaden, te kennen dat deze loonindexering geschrapt moest worden. Dat stelde de vakbonden in staat om de reddende engel te spelen bij het ‘redden van de index’, terwijl de regering maatregelen doorvoert tegen de lonen door bijvoorbeeld de samenstelling van de index te wijzigen (net als de regering Dehaene in 1994), door een ‘indexsprong’ op te dringen (als in de jaren 1980) en door een aanvullende norm in te voeren (de Belgische loonsverhogingen mogen niet hoger zijn dan het gemiddelde van die van de belangrijkste concurrenten). Zoals gouverneur Quaden cynisch opmerkt: “De index is belangrijk als element van sociale vrede in België, maar dat systeem mag economisch ook niet al te kostelijk (sic) worden.” (DM, 12.04.2008).
De richting van het ‘geheime programma’ van de regering dat wordt voorbereid door Leterme, met de actieve steun van de socialistische partijen (de Franstalige PS, die al jarenlang deelneemt aan de ‘zaken’ in alle geledingen van de overheid, en de Vlaamse SP.a, die volop haar verantwoordelijkheid neemt in de Vlaamse deelregering), laat er geen twijfel over bestaan: er komt een nieuwe aanval op de lonen die zal samengaan met andere maatregelen: verlaging van de pensioenen en de toepassing van het wettelijk recht op pensioen op 65 jaar, of nog erger zoals in Duitsland (op 67 jaar) of in Groot-Brittannië (op 68 jaar). Verder een productiviteits-verhoging via strijd tegen het absenteïsme en de vermindering van de pauzes of compensatiedagen; verhoogde ‘flexibiliteit’ en bestaansonzekerheid in de privé; afslanking van de openbare diensten ; aantasting van het recht op uitkering voor werklozen en in de verschillende regio’s van het land het opvoering van de druk om hen aan het werk zetten. En dat komt op een moment dat er, onder druk van de verscherping van de crisis, plannen bestaan tot massale ontslagen in sectoren als banken en verzekeringen.
De arbeidersklasse is het allereerste slachtoffer van de verscherping van de economische crisis. Het kapitalisme in crisis heeft geen andere middelen ter beschikking om proberen het hoofd te bieden aan de concurrentie op de wereldmarkt dan het verhogen van de productiviteit door het verminderen van de tewerkstelling en het doen dalen van de lonen van de arbeidskracht: verlies van tewerkstelling en daling van de lonen; maar de groeiende verpaupering en bestaansonzekerheid die de arbeidersklasse treffen brengen ook het bankroet van het kapitalistisch systeem aan het licht. Het kapitalisme is steeds minder in staat tot het in stand houden van de arbeidskracht van wie wordt uitgebuit: het onvermogen om een steeds groter deel van de proletariërs in de productie op te nemen, die weerspiegeld wordt in massale werkloosheid en arbeidsonzekerheid, komt nog bovenop het onvermogen om ze te voeden, te huisvesten, ze degelijk te verzorgen.
De huidige versnelling van de economische crisis en de golf van verpaupering die ermee gepaard gaat, spelen zich af tegen een achtergrond waarbij de arbeidersklasse nu al sinds enkele jaren, terug het hoofd opheft en een toenemende strijdbaarheid vertoont. Deze nieuwe aanvallen die er door de bourgeoisie doorgeramd worden, gaan een vruchtbare bodem vormen waarop de strijd van het proletariaat en zijn éénheid zich gaan ontwikkelen. Nu reeds is er een stijging merkbaar van deze woede, waarvan de ‘stakingsvlaag’ van de winter van 2008 een getuigenis was.
Tegenover de prijsstijgingen en ondanks de afwezigheid van een regering, brak er midden januari spontaan een sociaal conflict uit bij een toeleveringsbedrijf van Ford Genk voor ‘één Euro meer’, dat zich als een strovuur uitbreidde tot een werkelijke stakingsgolf voor verhoging van de koopkracht. Het waren diezelfde arbeiders die toen onder druk stonden van de herstructureringen bij Ford, Opel en Volkswagen in het begin van het jaar, die het vuur aan het lont staken. Eerst sloeg de spontane eisenbeweging over naar Ford Genk en daarna naar praktisch alle bedrijven uit de onmiddellijk omgeving om vervolgens heel de provincie Limburg te beslaan en de metaalnijverheid. De stakingsgolf heeft zich geleidelijk uitgebreid naar andere industrietakken en andere provincies, vooral in het Nederlandstalige landsdeel en in Brussel.
Om die brandhaarden te blussen hebben vakbonden en bedrijfsleiders de eisen gekanaliseerd in de richting van eenmalige premies en bonussen gekoppeld aan resultaten. Dikwijls probeerden de patroons zelfs de sociale vrede af te kopen, om zo een eind aan de stakingen te maken vooraleer de arbeiders daadwerkelijk in beweging kwamen. “"Omdat ze zelf af te rekenen hebben met plots oplaaiend protest, maar meer nog omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen" (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen, 02/02/2008) Want als een rode draad door heel de beweging "is dat het niet gaat om stakingen die door de vakbonden georganiseerd werden, maar om wilde stakingen. Het is de basis die in opstand komt, en het zijn de vakbonden die proberen om te bemiddelen." (Eén van de getuigenissen op het discussieforum van DS over de stakingsgolf).
De vakbonden stellen alles in het werk om de versplintering van de strijd te bewerkstelligen omdat die haar ontkracht. Hun rol van inkapseling berust geheel en al op hun vermogen om de strijd te verdelen en te isoleren om te beletten dat de proletariërs zich bewust worden van hun collectieve bekwaamheid om zich te verweren tegen de aanvallen. Tegenover deze sabotage is het nodig dat de arbeiders er toe komen om de talrijke gelijktijdige strijdhaarden, die vandaag uitbarsten, te verenigen, bijvoorbeeld via gemeenschappelijke eisen of strijdprogramma’s. Op die manier zou zij een werkelijke dynamiek kunnen op gang trekken van éénheid en solidariteit, die deze strijdbewegingen in zich dragen en die niet enkel het enige middel zijn om zich te verzetten tegen de aanvallen die alle arbeiders raken in alle sectoren, maar die zou uitlopen op een vooruitzicht van het ter discussie stellen van het doodlopende straatje waarin het kapitalisme hen stort.
Jos / 15.04.2008
De westerse politici en hun media waren hevig verontwaardigd over deze toestand en drongen dreigend aan de grenzen te openen voor de internationale hulp en de komst van humanitaire werkers. Van de Verenigde Naties tot de Europese Unie via Bush hekelden allen de ‘paranoia’ van de Birmaanse gezaghebbers, de ‘regelknevelarij’ die opzettelijk wordt opgedrongen door de gezaghebbers bij het toekennen van visums, de hemeltergende ontoereikendheid van de hulp die met mondjesmaat Birma binnen sijpelt door de beslotenheid en het wantrouwen van de staat, enzovoort. Kortom zij wilden eensgezind aantonen welk belang de ‘grote democratieën’ hechten aan de bevolking en hun humanitaire bereidheid om alles in het werk te stellen om de lijdende Birmanen te hulp te schieten, die tot in de ergste ramp gebukt gaan onder het juk van een militaire dictatuur. Als de kuiperijen van de junta van Myanmar, die honderdduizenden, ja zelfs miljoenen mensen laten creperen, van een weerzinwekkende monsterachtigheid getuigen, wat moeten wij dan denken van de verontwaardiging van de grootmachten? Voor hen is het een koud kunstje om de vinger uit te steken naar de gebreken van deze achterlijke Birmaanse clique, die aangevreten is door de corruptie en zich laat leiden door bekrompen praktijken en achterhaald geloof in de astrologie.
De reacties ten overstaan van China, dat een veel genuanceerdere mediabehandeling kreeg, bieden een begin van antwoord. Het land werd getroffen juist in één van de streken die grenzen aan Tibet dat al twee maanden lang gebukt gaat onder een wrede repressie door Chinese strijdkrachten en politie. Net zoals de ontwikkelde landen die zonder terughoudendheid de Birmaanse junta verketterden, zo verzekerde Sarkozy met goedwillendheid de Chinese regering van zijn ‘persoonlijke steun’. Allen hebben zij geloof gehecht aan de inspanningen van de Chinese regering om de toestand het hoofd te bieden. Toch is het diezelfde Chinese staat met zijn leger, net zoals die van Birma, die het leeuwendeel van de hulp naar de getroffen gebieden organiseert, en daarbij elke ‘buitenlandse’ tussenkomst bij de hulpverlening nauwgezet controleert. Ook daar heeft de omvang van de ramp hele steden en dorpen van de kaart geveegd als gevolg van goedkope bouwmethodes. En het stuit bijzonder tegen de borst om vast te stellen dat er meer dan 700 scholen, die overhaast in elkaar geflanst waren met de allergoedkoopste materialen, ingestort zijn op tienduizenden kinderen, terwijl de aangrenzende gebouwen nog overeind staan.
Het is waar dat voor het geheel van de westerse landen de handelsmarkten met China geen vergelijking kunnen doorstaan met die van Birma en vooral, omdat het door het slijk halen van de Chinese staat ‘diplomatieke’ schokgolven zou kunnen teweegbrengen die nog meer wanorde zouden veroorzaken. Zelfs het feit dat de aardbeving en de zondvloedregens die momenteel de getroffen regio teisteren, het risico doen toenemen op het ineenstorten van een bepaald aantal van de veelvuldige en reusachtige stuwdammen, die in een ijltempo zijn gebouwd voor de noden van de bevloeiing in China, brengt van de kant van de ontwikkelde staten nochtans geen noemenswaardige reacties op gang over de ondeskundigheid van de Chinese staat, ondanks alle risico’s op een rampenketen die dat zou kunnen veroorzaken voor miljoenen mensen. En met reden! Achter deze schijnheiligheid van schijnbaar humanitair medelijden, proberen de grote democratieën eveneens hun eigen even verwerpelijk misprijzen te laten vergeten voor het menselijk leven waarvan ze onlangs nog blijk gaven. Laten wij even enkele recente feiten in herinnering brengen. De tsoenami van december 2004, die meer dan 200.000 doden opgeëist heeft in Indonesië, in India, in Thailand en Sri Lanka, waarvan de duidelijke waarschuwingstekens genegeerd werden, zowel door verwaarlozing als door een gebrek aan uitrusting en voorzorgen die, in kapitalistische termen, te ‘buitensporig’ werden geacht. De humanitaire hulp die daarop gevolgd is bestond voor het merendeel uit particuliere giften voornamelijk uit ontwikkelde landen zoals Duitsland, de Verenigde Staten of Groot-Brittannië, waar de fondsen werden ingezameld door de bevolking die de hulp van de staten zelf overtroffen.
Laten wij ook even terugdenken aan de cycloon Katrina, eind augustus 2005, die het zuiden van de Verenigde Staten verwoestte en voornamelijk de streek en de stad New Orleans trof. Terwijl het geweld en de kracht van de cycloon voorzien waren en wetenschappelijk uitgetekend waren, werd de ramp deze keer wel goed aangekondigd. Maar het was pas twee dagen vooraf dat de regering de uitzonderingstoestand afgekondigde, terwijl er geen werkelijke middelen ter beschikking werden gesteld voor de redding van de meerderheid van de bevolking. De grootste economische wereldmacht van de planeet heeft de bevolking van de arme en misdeelde wijken, die leefden in huizen die als kaartenhuisjes werden weggeveegd, laten stikken. Het kwam er op neer dat er voornamelijk gezorgd werd voor het beschermen van de rijke stadswijken. Toen het bevel tot ontruiming van New Orleans en van de kust van de Golf van Mexico werd gegeven, gebeurde dat op een typisch kapitalistische manier, het was ieder voor zich. Diegenen die nog benzine konden betalen vertrokken naar het noorden en het westen en zochten beschutting in hotels, motels of bij vrienden en familie. Maar de meerderheid van de armen bevond zich op de route van de cycloon en kon niet wegvluchten. In New Orleans openden de locale gezagsdragers het stadion Superdome en het conferentiecentrum als beschutting tegen de cycloon, maar zij leverden bijstand noch voedsel noch water, niets. De mensen zaten er opeengepakt in de gebouwen en werden aan hun lot overgelaten. De enige bekommernis van de administratie ging uit naar de ordehandhaving om eventuele oproer onder de duim te houden en naar onderdrukkingsmaatregelen. De balans was officieel 1.500 doden, 250.000 mensen zonder huis, waarvan het merendeel nu nog altijd geherbergd wordt in noodopvangcentra, en meer dan één miljoen ontheemden.
Het cynisme en de schijnheiligheid sijpelen door alle poriën van de kapitalistische maatschappij en tonen eens te meer aan dat alle leiders overal worden geleid door dezelfde gemene klassenbelangen. In tegenstelling tot hun beweringen, hangt hun houding niet af van het dictatoriaal of democratisch regime van de regering, noch van de kloof tussen de rijke en arme landen. Zij proberen niet alleen hun volledige onbekwaamheid te verdoezelen tegenover het onheil dat zijzelf voortbrengen, maar zij doen alles wat in hun macht ligt om het totale bankroet te verbergen van dit systeem, dat de uiting is van de politiek van allen die het verdedigen, als de grootste ramp uit de geschiedenis van de mensheid en dat met wortel en tak moet uitgeroeid worden.
Wilma / 25.5.2008
(1) Het weinige voedsel dat ze het land liet binnenkomen werd in beslag genomen door het leger en van nieuwe verpakking voorzien om de bevolking wijs te maken dat de junta aan haar behoeften tegemoet kwam. Dat is nog sterker dan Kouchner die zich in 1990 met een zak rijst op de schouders liet fotograferen in Somalië! Uit pure verwaandheid stuurde Kouchner het oorlogsschip Le Mistral vol voedsel richting Birma zonder daarvoor een overeenkomst te hebben afgesloten met de plaatselijke autoriteiten en deze zending lag vervolgens in de buurt van de territoriale wateren van Birma weg te rotten en moest uiteindelijk heel zielig worden ontscheept in Thailand.
De verpaupering, de bestaansonzekerheid, en prijsstijgingen voor basisvoeding zijn tot onderwerpen geworden van wereldwijde bezorgdheid. De bourgeoisie zelf maakt zich ongerust over de omvang die deze fenomenen wereldwijd aannemen.
Momenteel sterven er in de wereld dagelijks 100.000 mensen van de honger. Het geheel van de voedselprijzen is de laatste drie jaar met 83% gestegen. Voor graan was dat 181%. De Verenigde Staten heeft zelfs besloten om voor rijst rantsoenkaarten in te voeren. Tijdens de grote hongersnoden die in de loop van de laatste twintig jaar de bevolking decimeerden in de Sahel, in Ethiopië en Darfoer, stelden de media die voor als een noodlot of een ‘natuurramp’ terwijl de verantwoordelijkheid van het kapitalisme duidelijk was. Nu wordt de prijs van de basisvoeding onbetaalbaar voor een toenemend deel van de wereldbevolking! De Wereldbank meent dat de bevolking van 33 landen worden getroffen door deze ramp. “Wij gaan een periode tegemoet van rellen en conflicten, van regionaal oncontroleerbare destabiliseringsfases” verklaarde Jean Ziegler, de speciale verslaggever van de Verenigde Naties voor het recht op voeding, in een interview met Libération (14.04.2008). Hij zei ook dat “er vóór het oplopen van de prijzen al [...] 854 miljoen mensen ernstig ondervoed waren. Er tekent zich een ramp af”. De wereldbank waarschuwde er trouwens voor dat “de inflatie in de voedingsector geen tijdelijk verschijnsel is en dat het niveau tot 2015 hoger zou blijven dan dat van 2004.” Waarom wordt een groot deel van de wereldbevolking de komende maanden bedreigd met hongerdood? Niet door enige plaatselijke hongersnood, maar omdat het kapitalistisch systeem wegzinkt in een onafwendbare crisis, door inflatie en prijsverhogingen. Nu er niet langer kan worden gespeculeerd op onroerend goed is het de beurt aan de grondstoffen en vooral aan de voedingsproducten, wat steeds meer mensen de hongerdood indrijft.
De eerste uiting van deze verergering van de crisis, is de wereldwijde vermenigvuldiging van hongeroproer. Die zijn in talrijke landen uitgebroken waar de bevolking aan de hongerdood wordt overgeleverd. Door nee te zeggen tegen de ellende die we nu al ondergaan of die met rasse schreden nadert, verdedigt het grootste deel van de mensheid zich tegen deze maatschappij, tegen het kapitalisme dat aan alle uitgebuiten van de wereld een steeds onzekerder bestaan opdringt (2). Dit hongeroproer breidt zich vooral in Afrika uit: Burkina Faso, Kameroen, Egypte, Mauritanië, Ethiopië, Senegal. Maar ook over zowat de hele wereld: Haïti, de Filippijnen, Indonesië, Thailand, Bangla Desh…
In Haïti brachten betogers hun razernij tot uiting over de prijsverhogingen, waarbij de prijs van een zak van 120 pond rijst steeg 35 tot 70 dollar. Staatschef Réné Préval verklaarde cynisch: “De betogingen en vernielingen zullen de prijzen niet verlagen noch een oplossing bieden voor de problemen van het land. Integendeel, ze kunnen de ellende nog vergroten en de investeringen in het land belemmeren.” En dat alles gebeurt niet omdat er geen voedsel meer is, maar omdat het in een paar weken te duur is geworden voor de schamele inkomsten. 80% van de bevolking van Haïti leeft van twee dollar per dag, duidelijk onder de armoedegrens die nu de drempel is geworden van een zekere dood.
Net als in de andere landen waar er rellen zijn, heeft de bourgeoisie daar maar één antwoord aan wie zijn honger uitschreeuwt: er op los schieten! 200 doden tijdens de onderdrukking van de rellen in Burkina Faso in februari, 100 doden in Kameroen, 5 doden in Haïti, en in Egypte waren het twee jongeren van 9 en 20 jaar die het loodje legden onder het vuur van tegen de rellen ingezette troepen. Het kapitalisme heeft hen verder niets te bieden. Het is één van de bewijzen van het bankroet van het kapitalisme en de impasse waarin het de mensheid brengt.
Toch zijn het niet alleen de revoltes van een groeiende massa verschoppelingen in de wereld die aantonen dat deze geenszins in berusting afglijden, maar vooral dat ze niet alleen blijven staan. Dezelfde strijdbaarheid en woede over de prijsstijgingen van goederen voor de bevrediging van basisbehoeften nemen wereldwijd ook toe en uiten zich in arbeidersrangen, tegen armoedelonen, tegen steeds onmenselijker uitbuitingsomstandigheden. Stakingen en betogingen nemen in talrijke landen overhand toe, in de ontwikkelde landen net als in de onmetelijke industriële strafkampen van de armere landen. Heel dikwijls bestaat de propaganda van de bourgeoisie er uit de inwoners van het noorden van de planeet op te zetten tegen die van het zuiden alsof de eersten ‘bevoorrecht’ zouden zijn of profiteurs en de laatsten onbekwaam. Het is één van haar manieren om ons verantwoordelijk en schuldig te laten voelen voor de rampen die echter voortkomen uit haar eigen economisch systeem in crisis. Deze tactiek begint ernstige barsten te vertonen. De bedrijven vertrokken naar landen waar de arbeiders veel lagere lonen ontvangen. Dit eldorado begint in rook op te gaan. Steeds meer arbeiders weigeren deze doorgedreven uitbuiting te aanvaarden. Ze doen hun eigen strijdervaringen op. In een wereld die wordt aangevreten door steeds groter wedijver tussen staten, bedrijven en uitbuiters van allerlei slag, wil men ons wijsmaken dat juist de arbeidersklasse individualistisch is en het ‘ieder voor zich’ verdedigt. Men wil ons wijsmaken dat de kanker van deze teloorgaande maatschappij ook de uitgebuiten en de arbeiders aanvreet. Maar nee! In de meeste strijd komt er onder de arbeiders juist een sterk gevoel van solidariteit tot uiting.
In de laatste jaren kwam in de hele wereld belangrijke arbeidersstrijd tot ontwikkeling. Die manifesteert zich voortaan zowel in de armere landen van de periferie als in het hart van het kapitalistisch systeem, voornamelijk in West-Europa.
Sinds meer dan twee jaar hebben er in Egypte talrijke conflicten plaatsgevonden, voornamelijk uitgaande van de textielfabriek Ghaz al-Mahalla ten noorden van Kaïro (3), een speerpunt van arbeiderswoede, waar de politie een groep arbeiders heeft aangevallen en meer dan 300 aanhoudingen heeft verricht. Daar was de zwakte van de vakbondsinkadering een factor in het massaal worden van de strijd en het radicaliseren van de arbeiderseisen. De vakbondsorganisaties laten duidelijk zien zijn, namelijk integrale delen van de staat, en er bestaat geen enkele illusie over hun arbeidersvijandige aard. Dat is één van de aspecten die het mogelijk maakt dat de arbeidersstrijd makkelijker opleeft en zich uitbreidt naar verschillende sectoren. De geest van solidariteit bij de strijd in Egypte kwam de laatste maanden nog tot uiting in het feit dat andere industriesectoren en andere proletariërs zoals de spoorwegarbeiders, de belastingsambtenaren de postbodes en ook de professoren aan de universiteit van Kaïro, van Alexandrië en Mansoera, in staking sedert 23 maart, zich bij de strijd hebben aangesloten. Al deze stakingen brachten wezenlijk gelijkaardige eisen tot uiting: zoals tegen de levensduurte, protest tegen de vernederende lonen die niet toereikend zijn om hun gezinnen te voeden, tegen te dure en ongezonde huisvesting.
In Iran schudde een krachtige stakingsgolf het land door elkaar: in januari waren de autobusbestuurders in Teheran in staking. Een honderdtal arbeiders werd aangehouden en twee leiders van de beweging zitten nog altijd gevangen. Op 18 februari betoogden de arbeiders van een suikerrietfabriek in Tsjoetsj (in het zuiden van het land) om hun achterstallige lonen van januari en februari te uitbetaald te krijgen. In september 2007 waren ze al eerder om dezelfde reden in staking. Ze waren niet in staat om de eindejaarsfeesten te verzekeren voor hun gezinnen en kinderen (het nieuwe jaar begint daar einde maart). Achterstallige lonen zijn de oorzaak geweest van het merendeel van de talrijke werkonderbrekingen en betogingen die zich over het land verbreidden. Het ging voornamelijk om kantoorpersoneel van de fabriek Patsjmineh Baft in de stad Ghazvine (westen), arbeiders van de textielfabriek Mehrpoeja in Isfahan (centrum) en het bedrijf Navard in Karadj (westen), kantoorpersoneel van de telecommunicatie en van het bedrijf Sandoegh Nasoez in Teheran. In het noorden van het land in de streek Rasht, blokkeerden de arbeiders (vooral die van de textiel), wier loon al sedert maanden niet was uitgekeerd, de straten van de stad en gingen betogen voor de regeringsgebouwen met bordjes waarop stond “Wij hebben honger”. In de naburige provincie Gilan zijn arbeiders al dertien maanden niet meer uitbetaald. Betogingen en gelijkaardige stakingen kwamen tot ontwikkeling in de stad Elam in het westen van het land, net als in een bedrijf van farmaceutische producten in Teheran. Telkens beantwoorde de regering dit met brute onderdrukking. Op 21 februari werden in het zuiden van het land, in Masjed Soleiman, 800 stakers van de stuwdam Abbaspoer gewelddadig bestormd door strijdkrachten van de staatsveiligheid en geheime politie (VEVAK). Op 14 april, na drie dagen staking, viel de politie met een bulldozer een bezette fabriek van bandenproductie aan in de streek Alborz, in het noorden van het land, om stakers te verjagen die op het fabrieksterrein autobanden in brand staken om hun woede te uiten (ook al wegens achterstallige lonen). Een duizendtal van hen werden aangehouden na gewelddadige botsingen met de veiligheidstroepen.
Sinds het begin van het jaar zijn er in Vietnam 150 stakingen geweest in de bedrijven van het land. Laatst was er de staking van 17.000 arbeidsters van een schoenfabriek van Nike in het zuiden van Vietnam, die in staking gegaan waren voor een loonsverhoging van 200.000 dôngs (8 Euros), tegenover het opflakkeren van de consumptieprijzen. Zij verkregen de helft van wat zij eisten, maar bij de werkhervatting vonden er botsingen plaats waardoor de fabriek 3 dagen moest sluiten. Tienduizend arbeiders die speelgoed fabriceerden in Danang gingen in staking om een verhoging te verkrijgen van hun premies en verlenging van hun verlofperiode voor de Tet-feesten.
In Roemenië verkregen de arbeiders van de Dacia-Renault fabriek een loonsverhoging van 100 euro (40%) na een staking van een aantal weken. En in Galati, in het oosten van land, zijn 4.000 arbeiders van Arcelor Mittal in onbeperkte staking gegaan. Zij eisen een netto verdubbeling van hun loon, een verhoging van de premies voor werk in het weekeinde en een verhoging van de steun die wordt toegekend aan de families van verongelukte of overleden staalarbeiders. De leiding heeft onmiddellijk een verhoging van 12% toegezegd. Maar de staking werd opgeheven door een gerechtelijk beslissing om “reden van veiligheid en wegens het ontploffingsgevaar van de site wegens het minimaal functioneren van bepaalde hoogovens van de cokesfabriek.” Deze stakingen bij Dacia-Renault en Arcelor Mittal zijn een ontkrachting van alle chantage en van alle pogingen van de bourgeoisie om de arbeidersklasse op te delen volgens nationale grenzen. Ze roepen in de herinnering dat de arbeidersklasse in alle landen dezelfde uitbuiting ondergaat en dus dezelfde strijd heeft te voeren. Over de hele planeet is er slechts één enkele arbeidersklasse die eensgezind en solidair moet worden!
In Polen, zijn in januari en februari de mijnwerkers van de steenkool van Budryk in Ornontowice in Silezië voor 46 dagen in staking gegaan om een gelijkstelling van hun lonen te eisen naar die van andere mijnen in het land (alle mijnen zijn inmiddels opnieuw onder staatscontrole gebracht). Het is de grootste staking in deze sector sinds 1989 waarbij de mijnschachten werden bezet. Deze staking werd ondersteund door tweederde van de bevolking. De grote staking was in 1980 afgeremd en vervolgens gebroken door de oprichting van de vakbond Solidarnosc, die toegejuicht werd door de hele bourgeoisie van de westerse wereld. En het was juist diezelfde vakbond, Solidarnosc en de centrale ZZG, die hand in hand met de directie de arbeiders uitscholden voor ‘uitschot’. De mijnwerkersvrouwen gingen in Warschau betogen om hun strijd te verdedigen. Een week na de werkhervatting en toen de directie de loonsverhogingen vertraagde om ze gelijk te stellen met die van de andere mijnen dreigden 900 mijnwerkers er mee opnieuw in staking te gaan.
Maar het verzet van de arbeiders komt ook tot uiting in de centrale landen van het hart zelf van het kapitalisme.
In Groot-Brittannië zagen we op 24 april de mobilisatie van meer dan 400.000 ambtenaren tegen de vermindering van de koopkracht en tegen de aanvallen van de ‘arbeiders’-regering van Gordon Brown, met als koploper de eerste nationale staking van leerkrachten in 21 jaar, die meer dan 200.000 van hen bijeenbracht om een loonsverhoging te eisen wegens de prijsstijgingen. Andere ambtenaren sloten zich daar bij aan, gaande van de 900 kustbewakers tot de redders op zee, die al aan hun derde 24-urenstaking toe waren sinds 7 maart (voor dit beroep voor het eerst in de geschiedenis van het land) tot de onderwijzers en ambtenaren van verschillende ministeries en gemeente ambtenaren (20.000 in Birmingham), en ook van de douane en de inspecteurs van de rijscholen. De arbeiders en het kantoorpersoneel van de raffinaderij van Grangemouth in Schotland zouden eveneens in staking gaan vanwege een conflict over hun pensioenregeling. In de Londense metro heeft een stakingsdreiging van drie dagen tussen 6 en 8 april, uitgaande van de 7.000 bestuurders de aanval van de directie, die van plan was om de veiligheidsnormen te herzien om besparingen door te voeren, teruggedrongen
In Duitsland vond er in februari, na de mobilisering van de arbeiders van Bochum (en voornamelijk die van Opel) ter ondersteuning van de arbeiders van Nokia die dreigden hun werk te verliezen (4), een reeks werkonderbrekingen plaats in de staalnijverheid met een eis van 5,4% loonsverhoging voor de 93.000 werkenden in de sector, die werd aanvaard door de Vakbond IG-Metall. Sindsdien werd het land in de week van 3 tot 7 maart overspoeld door een golf van ‘harde’ stakingen, vooral in de openbare sector en bij de ambtenaren.
De vakbonden werden er toe gedreven om een ‘stakingswaarschuwing’ te lanceren in het openbaar vervoer (bus en regionale treinen bleven in het depot, in het bijzonder in Berlijn waar 12% loonsverhoging werd geëist); alles werd stilgelegd in ziekenhuizen, bij banken, kindercrèches en het merendeel van de luchthavens (Frankfurt, Düsseldorf, Hamburg, Stuttgart, Hannover) en verschillende openbare administraties. Onder druk van de arbeiders dreigde de vakbond Verdi met een massale en onbeperkte staking voor eind maart of begin april voor een loonsverhoging van 8% (gaande tot 200 euro per maand) terwijl de directie de helft aanbood. Om dezelfde reden werd een onbeperkte staking aangekondigd bij de Duitse Post vanaf 2 mei waarbij tegelijkertijd een loonsverhoging van 7% werd geëist, gewaarborgde werkgelegenheid tot 2010 en het afblazen van een verlenging van de werktijd (een half uur per week), terwijl de directie kwam aandraven met een loonsverhoging van 5,5% en een vage belofte niet te ontslaan. In Berlijn heeft Verdi ook een stakingsaanzegging gelanceerd vanaf 20 april bij het bustransport, de metro en de trams, net zoals bij de diensten van de benzinelevering en bij de reinigingsdiensten van de Berlijnse openbare vervoersmaatschappij. Het op het toneel verschijnen van het Duitse proletariaat, dat de volle laag heeft gekregen van de bloedige contra-revolutie in de jaren 1920 (in het bijzonder de verplettering van de opstanden van 1919 en 1923), en dat zo’n grote ervaring heeft, is een buitengewoon bemoedigende factor voor de toekomst van de klassenstrijd.
Het meest in het oog springende bij al deze voorbeelden is de gelijktijdigheid van de arbeiderswoede. Eerst en vooral maken de veralgemeende verhoging van de prijzen en de lage lonen het leven, ja zelfs het overleven, steeds moeilijker. Daar moet overal nog worden aan toegevoegd de ondraaglijke arbeidsomstandigheden, een steeds meer onbereikbare en armoedige pensionering, steeds minder toegankelijke medische verzorging die in sommige gevallen zelfs niet meer bestaat. Sommigen worden tot de hongerdood gedreven, anderen vallen in een steeds verder gaande verpaupering en bestaansonzekerheid. We moeten de richting zien die de arbeidersklasse al een paar jaar tijd is ingeslagen. Ze heeft niet enkel de weg van de strijd teruggevonden, maar haar strijd bereikt geleidelijk aan een nieuwe dimensie, zowel wat betreft hun bijna gelijktijdig plaatsvinden als hun uitbreiding. Er bestaat een diepgaande band van de arbeidersstrijd in de periferie met die in het hart van het kapitalisme. Hij opent voor de toekomst nieuwe perspectieven voor de ontwikkeling van de arbeidersstrijd.
Terwijl de strijdbaarheid in de periferie met een ongeziene en zo massale omvang tot uiting komt, ontwikkelen dezelfde kenmerken zich in de centrale landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland, met heel hun historische strijdervaring met de valstrikken die de bourgeoisie onvermijdelijk uitzet. En het is omwille van die onmisbare en onvervangbare ervaring dat deze laatstgenoemden meer dan ooit van centraal en doorslaggevend belang zijn voor de ontwikkeling van de internationalisering en veralgemening van de strijd in de toekomst.
Maar tegelijkertijd betekent de enorme strijdbaarheid in de landen van de periferie van het kapitalisme voor de arbeiders van de centrale landen een aanmoediging om de strijd aan te gaan door de omvang aan te tonen van de internationale ontwikkeling van de arbeidersstrijd. Het toont vooral de kracht aan van de arbeidersklasse: zelfs in uiterst moeilijke omstandigheden, en levend in armoede en onder wrede en bloedige onderdrukking is onze klasse in staat om te strijden, om het hoofd op te richten, om de berusting te verwerpen. Het gevoel van waardigheid is één van de diepe morele waarden van de arbeidersklasse. Dat is wat ons vertrouwen in onszelf en in onze kracht moet geven!
Map / 25.04.2008
(1) Zie het artikel over de hongerrevoltes op pagina 1.
(2) Voor de honderdduizenden mensen die veroordeeld worden tot de hongerdood omdat zij niets meer te eten kunnen kopen, gaat de bourgeoisie proberen om ons met een schuldgevoel op te zadelen en ons mee te sleuren in niets opleverende campagnes terwijl het haar politiek economisch systeem zélf is dat werkelijk verantwoordelijk is voor dit drama.
(3) Zie hiervoor: Révolution Internationale, nr. 384 (november 2007): Strijd in Egypte: Een uitdrukking van de strijdbaarheid en de solidariteit van de arbeiders, en nr. 389 (april 2008): Blokkades, piketten, bezettingen: de uitbreiding van de strijd is een noodzaak.
(4) Zie: Duitsland: de toenemende strijdbaarheid van de arbeidersklasse op wereldschaal (Révolution Internationale, nr. 385, februari 2008).
Tijdens de tweede helft van 2007 voerde de bourgeoisie intense communautaire campagnes die erop gericht waren beslag te leggen op het sociale terrein door middel van nationalistische of regionalistische misleidingen om de aandacht van de arbeiders af te leiden van de aftakeling van het levensniveau en iedere neiging tot strijdbaarheid te verlammen. Deze fnuikende campagnes konden echter niet voorkomen dat de onvrede toenam en er steeds meer strijd ontstond. Vandaar dat de bourgeoisie in het begin van 2008, geconfronteerd met een toename en met gelijktijdige arbeidersacties van strategie veranderde:
– De doodzwijgen in de media van de arbeidersstrijd werd algemeen, tussen de regio’s en op internationaal niveau.
– Vakbonden en ondernemers proberen de vuurhaarden van de strijdbaarheid te blussen, niet door toe te geven aan looneisen, maar door eenmalige toeslagen onder de vorm van eenmalige premies en bonificaties gebonden aan de bedrijfsresultaten. Vaak proberen de patroons zelfs de sociale vrede af te kopen om een eind te maken aan de stakingsgolf voordat de arbeiders daadwerkelijk in actie zijn gekomen. “omdat ze te allen prijze een wilde staking willen vermijden en mogelijke onrust dus liever vooraf afkopen” (Interview met H. Jorissen, voorzitter van de Vlaamse metaalbond van het ABVV in De Morgen, 02/02/2008). Dezelfde tactiek wordt gebruikt in het recente akkoord bij de NMBS waar de patroons van de ‘openbare sector’ en de vakbonden een geldpremie van 1000 euro aanbieden verdeeld over drie jaar (De Morgen, 03.06.2008).
– De vakbonden liepen voorop om de toenemende strijdbaarheid af te remmen. Zij namen hun afstand tov de socialistische partijen, promoten hier de eenheid, daar de verdeling. Ook werd er in de bedrijven gebruik gemaakt van de sociale verkiezingen om luidruchtige campagnes te voeren over ‘sociale democratie’ en het belang van arbeidersvertegenwoordiging via hun syndicale afvaardigingen.
– De algemene vakbondsacties, zoals de manifestatie van 15.12.2008 rond het “redden van de koopkracht en de solidariteit” of de syndicale actieweek ter sensibilisering per regio midden juni, beogen allen hetzelfde doel:
a) de vakbonden voordoen als dragers bij uitstek van solidariteit;
b) de arbeiderssolidariteit te koppelen aan de verdediging van een valse nationale solidariteit, de solidariteit met de nationale staat en de structuren van sociale controle.
Deze campagnes worden gevoerd om de arbeidersklasse op het verkeerde been te zetten in het vraagstuk van de solidariteit.
Als de bourgeoisie momenteel, het uitbarsten van strijd niet meer kan voorkomen, dan moet ze het terrein belegeren om uitbreiding en vereniging van de strijd te voorkomen, de solidariteit in de strijd voor de verdediging van de proletarische belangen te ontkrachten naar een strijd voor het behoud van nationale staatsstructuren van sociale controle. En in deze politieke strategie is er voor de vakbonden een cruciale rol weggelegd.
Sinds een jaar wordt de politieke situatie in België gekenmerkt door een haast volledige afwezigheid van een regeringspolitiek (en zelf van een regering als zodanig). Als tijdens de tweede helft van 2007 deze ‘regeringsverlamming’ deel uitmaakte van de campagnes rond de toekomst van België dan wordt de afwezigheid van politieke richting in een context van economische aftakeling en verzwakking van de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal stilaan ontoelaatbaar voor de bourgeoisie:
– Geen sluitende begroting, (er werd uitgegaan van een groei van 1,9%) die het financiële evenwicht in de waagschaal leggen die zelf het resultaat was van een tiental jaren van soberheid;
– Voor het eerst in vijftien jaar een negatieve handelsbalans: “Dat is een belangrijk signaal dat onze concurrentiekracht fors achteruitgaat. En dat voor een land als België dat er prat op gaat een exportland te zijn” (Economist G. Noels in De Morgen, 16.04.2008).
– Toenemende problemen in de bedrijven en in verschillende sectoren: de luchtvaart waar de meeste maatschappijen in de rode cijfers staan door de stijging van de brandstofprijzen; de banksector met grote problemen die ook Belgische banken raken als Fortis (beursnotering -12%), Dexia (winstdaling van 60% en beursnotering -21%, 15.05.2008); KBC (beursnotering -14%).
De beruchte einddatum van 15 juli, die de Belgische bourgeoisie zichzelf oplegde voor de onderhandelingen tussen de verschillende politieke fracties die betrokken zijn in een groot compromis over een globaal maatregelenpakket voor de reorganisatie van de federale staat, wordt nog veel meer een cruciaal moment om maatregelen te nemen om het begrotingsevenwicht te herstellen en versterking van de concurrentiepositie van de nationale economie. Zo gezien kan het verdere wegrotten van de economische situatie als gevolg van de politieke verlamming van de laatste maanden heel goed deel uitmaken van een strategie om eerst de strijdbaarheid uit te putten binnen een syndicaal korset om vervolgens de verschillende regionale fracties te herenigen rond een gemeenschappelijke politiek van het redden van de Belgische economie.
Het vraagstuk van de indexering van de lonen kan een centraal onderdeel uitmaken van de opsmuk van de aanval. Terwijl de bourgeoisie de lonen een flinke klap wil geven brengt ze het monster van Loch Ness naar boven van de automatische koppeling van de lonen aan de index. Dat stelt de vakbonden in staat om zich op te werpen als kampioenen van de solidariteit door te mobiliseren voor het ‘redden van de index’ terwijl die ‘automatische koppeling’ allang veel meer een mythe dan werkelijkheid is. De index is al op allerlei manieren gemanipuleerd en begrensd door een ‘loonnormering’ die voor schrijft dat loonsverhogingen in geen geval het gemiddelde mag overschrijden van dat bij de belangrijkste concurrenten.
Jos / 14.06.2008
Zoals we eerder vermeldden komen in sommige steden en regio’s in de wereld vaak jonge mensen bijeen, verontwaardigd door de huidige situatie en bang voor de toekomst van de mensheid, om hun overdenkingen uit te wisselen en bijgevolg discussiekringen te vormen. Soms gaat het bij hen om het verwerven van inzicht over het hoe en waarom de huidige maatschappij wegzinkt in oorlogsbarbarij en in steeds meer wordt ondergedompeld in ellende. Andere keren worden dergelijke kringen opgericht om lessen te trekken uit strijd die ze voerden, om te begrijpen waardoor deze begrensd bleef of gewoon waarom hij mislukte. Het gaat er dan om de volgende strijd voor te bereiden en te propageren.
Deze weg werd ingeslagen door een handvol studenten van de faculteit van Mirail in Toulouse. Zij richtten een discussiekring op onder de naam ‘Comité de Réflexion Communiste’ (Kommunistische Overdenkingskring). Een deel van deze studenten was inderdaad nauw betrokken bij de strijd die in Frankrijk in november 2007 werd gevoerd. Met deze strijdbare instelling kwamen ze eerst bijeen met het idee dat de strijd niet voorbij was en dat het mogelijk was om naar middelen te zoeken om die te weer te laten opleven. Maar vrij snel werd het duidelijk dat het weer opstarten van de strijd voorlopig niet mogelijk was en dat het doel van de discussies van het comité er dus vooral op gericht waren om met het oog op de toekomst de balans op te maken van de strijd van november.
In elke ontwikkelingsfase van deze kring werden er vragen opgeworpen die besproken moesten worden. Het was voor allen vanzelfsprekend dat de vakbonden de voornaamste verantwoordelijken waren voor het feit dat de strijd zich niet had kunnen ontwikkelen – ook al moest daarvoor het hele verloop van de gebeurtenissen nog eens onder de loep genomen worden opdat iedereen zich bewust kon worden van deze feiten. Zodoende werd in het comité de vraag opgeworpen hoe het kwam dat ‘het strijdcomité’ van de studenten aan de universiteit het strijdtoneel werd van de verschillende vakbonden die werden gestimuleerd door verschillende politieke groeperingen. Dit wekte de wrevel op van de studenten die niet behoorden tot deze of gene politieke organisatie of vakbond, en die daardoor het strijdcomité vaarwel zegden (en soms de strijd zelf). Evenzeer drong zich de vraag op waarom de vakbonden het samengaan saboteerden van studenten met strijdend spoorwegpersoneel net zo goed als zij duidelijk het samengaan verhinderden van dat spoorwegpersoneel met dat van gas- en elektriciteitsbedrijven? De vakbonden gingen zelfs zover om de studenten (die deel uitmaken van het comité) en die het woord namen op de algemene vergaderingen van het spoorwegpersoneel te gaan belasteren omdat zij zogenaamd niet gemandateerd waren! Deze gebeurtenissen waren het startpunt van de eerste probleemstellingen binnen het comité: waarom voeren de vakbonden een dergelijke politiek? Zijn zij wel in staat om strijd te voeren? Zou dat voortvloeien uit de politieke organisaties die hen infiltreren (de Socialistische Partij voor de studentenvakbond UNEF, de Communistische Partij voor de FSE en de Trotskistische LCR voor de SUD, beiden laatsten arbeidersvakbonden)? Kortom zou een dergelijke politiek niet voortvloeien uit het feit dat de vakbondsvorm zelf, als strijdmiddel voor de arbeidersklasse, definitief ongeschikt is voor de huidige periode?
Deze discussie leidde tot het ter discussie stellen van de betogingen die door de vakbonden worden georganiseerd: moet er worden deelgenomen aan deze betogingen die door de leden van het comité werden aangevoeld als door de vakbonden georganiseerde processies om stoom af te blazen, zonder mogelijkheid de staat terug te drijven? Volgens andere leden van het comité riepen de vakbonden tot deze betogingen op omdat zij niet anders kunnen en om te beletten dat de woede niet zou uitbarsten in een omvang die ze niet meer onder controle hadden. Deze betogingen zouden dus momenten zijn waarop strijdende arbeiders elkaar kunnen ontmoeten en hun solidariteit tot uiting brengen – zelfs tegen de vakbonden in, die op het einde van de betoging iedereen zo vlug mogelijk naar huis proberen te jagen onder het mom van dat men alles gedaan had wat men maar kon doen en dat er verder niets anders overbleef dan het onderhandelen maar aan hen over te laten.
Het comité probeerde ook om te antwoorden op vragen die tijdens de strijd werden opgeworpen door het probleem van een andere kant te benaderen: als de vakbondsacties van de verschillende bedrijfstakken de studenten niet zijn bijgesprongen, was dat dan niet omdat de toestand in deze bedrijfstakken in feite nogal comfortabel was? Was de strijd van het spoorwegpersoneel en die van de leerkrachten… er niet een van die sociaal-economische categorieën die er eerder op bedacht waren om hun verworvenheden te behouden en niet als uitdrukking van de strijd van de arbeidersklasse? Met ander woorden, in het comité kwam de vraag op of men de arbeidersklasse niet eerder moest opvatten als bestaande uit mensen in een situatie van werkonzekerheid, werklozen en wonenden in de voorsteden. De discussie die daarover plaatsvond leidde tot de conclusie dat het begrip ‘middenklassen’ in feite een andere ideologische spitsvondigheid was van de heersende klasse om een groot deel van de proletariërs er toe te brengen zichzelf niet langer als arbeiders te beschouwen. En desondanks, in welke sectoren ze ook werken, ambtenaar of in de privé-sector, in fabrieken of op kantoor, werkloos of gepensioneerd, behoren ze toch tot dezelfde klasse die steeds meer bestaansonzekerheid kent, die uitgebuit wordt en aangevallen en het steeds moeilijker heeft om de ‘eindjes aan elkaar te knopen’. Het comité kwam ook tot de conclusie dat niet het zeer lage loon of het feit of men al dan niet huiseigenaar is doorslaggevend is om de een of andere mens te beschouwen als een proletariër, maar wel het feit dat hij enkel over zijn arbeidskracht (hoofd- of handarbeid) kan verkopen. Zo kon in de discussie geconcludeerd worden dat de bewoners van de buitenwijken, die door het kapitalisme worden gemargina-liseerd, evenzeer proletariërs zijn als het merendeel van de zogenaamde ‘middenklassen’. Dat de afschuwelijke ellende en de marginalisatie waarin het kapitalisme hen stort hen er toe drijft om zich te werpen in geïsoleerde – en jammer genoeg uitzichtloze – revoltes, verandert niets aan deze werkelijkheid en dit betekent dat de toekomst van de strijd niet ligt in de oproer maar in de solidaire strijd samen met andere proletariërs.
Door de rol van de vakbonden als rem of saboteurs van de strijd kwam in het comité de vraag op waarom de algemene vergadering niet in staat bleek zich te verzetten tegen die politiek. Er werden verschillende antwoorden aangedragen: volgens sommigen was het nodig dat een minderheid de algemene vergadering zou leiden zodat deze de middelen zou hebben om de strijd te ontwikkelen; voor anderen kan een minderheid in geen geval in plaats van de algemene vergadering bijdragen tot de versterking van de strijd. Zoals geldt voor heel de arbeidersklasse, zijn het de arbeiders zelf en enkel zijzelf die de strijd kunnen ontwikkelen en er over beslissen. In dat kader hebben de minderheden die een beter inzicht hebben in de middelen om de strijd te ontwikkelen tot taak om het geheel van de arbeiders die bijeenkomen in algemene vergadering te overtuigen van de richting die het mogelijk maakt om de strijd te ontwikkelen. Deze discussie maakte het mogelijk om te debatteren over de wijze waarop de bewustwording van de arbeiders en de studenten individueel en collectief ontwikkeld.
Al deze vragen lagen aan de basis van de uiteenlopende inschattingen van de leden van het Comité. Er werd besloten tot het lezen en bediscussiëren van een aantal oude teksten over de arbeidersbeweging, die een belangrijke invalshoek gaven. Het was dus uitgaande van het zoeken naar antwoorden op de door de strijd opgeworpen vragen dat het comité besloot het boek van Rosa Luxemburg Massastaking, Partij en Vakbonden te gaan lezen. Dit maakte het mogelijk om niet allen de ontwikkeling van de vakbonden te begrijpen, maar ook om in te zien welke rol de kommunisten in de strijd spelen. Als gevolg van de discussie van dit eerste boek bediscussieert het comité op dit ogenblik het boek van Léon Trotsky Balans en Perspectieven.
Tenslotte heeft het comité bepaald zich niet te beperken tot deze vraagstukken en heeft besloten om vraagstukken te bediscussiëren die te maken hebben met de aangevoelde noodzaak om de maatschappij te veranderen. In die zin bijvoorbeeld heeft het comité de beslissing genomen om de werkelijkheid en de gevolgen te onderzoeken van de politiek die gevoerd wordt door Hugo Chávez in Venezuela.
Zoals we boven zagen, is dit comité geen geïsoleerd geval. In heel wat andere landen werken arbeiders en studenten dergelijke discussies uit. Natuurlijk lopen alle discussies, zoals men kan afleiden uit wat voorafging, niet uit op een akkoord binnen het comité, maar de IKS begroet het in het leven roepen ervan en moedigt de ontwikkeling van dergelijke groeperingen aan. Want het is enkel door dergelijke discussies dat de belangrijke vraagstukken over de oorzaken van de catastrofale toestand van de huidige wereld, over de middelen die aangewend moeten worden voor het ontwikkelen van de strijd en over het perspectief van het kommunisme opgehelderd kunnen worden. Daarom en met deze instelling neemt de IKS telkens als het kan deel aan dit soort debatten.
Deze groeperingen maken deel uit van het feit dat de arbeidersklasse haar wapens smeedt voor de onvermijdelijke strijd die in het verschiet ligt.
Paul / 28.3.2008
(1) Zie vooral onze artikelen over de discussiekringen in de Midlands in Groot-Brittannië en te Brussel en Antwerpen.
(2) De leden van deze discussiekring in Toulouse veroordeelden in de hitte van de strijd bovendien schriftelijk deze sabotage door de vakbonden van de eenheid van studenten en spoorwegpersoneel, die we op onze websites publiceerden onder de titel: Comment les syndicats ouvriers et étudiants pourrissent la lutte et la réflexion (témoignages dans la lutte).
We hebben in Spanje een brief ontvangen van een kameraad die zich vragen stelt over de realiteit van de ecologische crisis: “Hoeveel waarheid steekt er achter dat wereldwijde gedoe over de klimaatverandering? Zitten daar geen verborgen belangen achter? [...] Rekening houdend met de reële situatie van vernietiging van de wereld (weten we wat daarvan aan is, hoe groot ze precies is?), kunnen en mogen we het consumptieniveau aanhouden dat door de massa’s bereikt is? Kan het systeem zijn model van productie en consumptie veranderen? Welke klasse, proletariaat of bourgeoisie, zal het zwaarst getroffen worden door de klimaatrampen die zich aankondigen? Zijn die voor binnenkort?” De kameraad vraagt zich af of we voor een groot ecologisch probleem staan, danwel of het integendeel enkel nog een propagandacampagne is om ons de soberheidsmaatregelen te doen aanvaarden onder het voorwendsel ‘de planeet te redden’.
Het volstrekt waar dat het kapitalisme geen moment aarzelt zich in het groen te hullen om daar zijn voordeel uit te halen. De bedrijven draven vandaag overal op met hun ‘groene’ publiciteit. Het cynisme van die aanstellerij mag blijken uit één voorbeeld uit duizenden: het Spaanse elektriciteitsbedrijf Endesa toont zich in zijn publiciteit uiterst respectvol voor de natuur, maar is in Chili pas aan een enorm plan van hydro-elektrische centrales begonnen dat daar onherroepelijk wouden, rivieren, meren en gletsjers van Chileens Patagonië zal verwoesten (Le Monde diplomatique, Spaanstalige uitgave, februari 2008)! Het is ook bijzonder weerzinwekkend te zien hoe alle regeringen proberen ons met een schuldgevoel op te zadelen. We zouden moeten geloven dat de slechte gewoonte met de auto naar het werk te gaan, regelmatig een douche te nemen, afval te produceren, enz., de oorzaak zou zijn van de milieukwalen.
Maar onder die opeenstapeling van schaamteloze propaganda blijft toch een zeer reëel en groot probleem bestaan: het kapitalisme is bezig de planeet onomkeerbaar te vernietigen. In ons artikel in de Internationale Revue (Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave), nr. 104, Alleen de proletarische revolutie zal de menselijke soort redden, stelden we reeds vast dat: “Gedurende de jaren 1990 het vernietigen van de planeet zich aan een koortsachtig ritme voortzette: ontbossing, bodemerosie, giftige vervuiling van de lucht, ondergrondse waterbekkens en oceanen, leegplundering van de fossiele natuurlijke grondstoffen, verspreiding van chemische en nucleaire stoffen, uitroeiing van plant- en diersoorten, uitbarsting van infectieziekten, en tenslotte continue toename van de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de aardbol (de zeven warmste jaren van het millennium vielen in de jaren 1990)”. We citeerden in datzelfde artikel de analyse van een rapport van het IPCC over de klimaatverandering: “Nieuwe analyses wijzen uit dat de 20e eeuw waarschijnlijk de belangrijkste opwarming gekend heeft van alle eeuwen sinds 1000 jaar in de Noordelijke hemisfeer [...] vermindering van de dikte van het ijs met 40% aan de Noordpool [...] de zeespiegel is gedurende de twintigste eeuw met 10 tot 20 cm gestegen [...] het stijgingsritme van de zeeën was in de 20e eeuw ongeveer 10 keer zo sterk als gedurende de laatste drieduizend jaar.” Ons artikel citeerde ook uit het tijdschrift Manière de voir: “Het vermogen van veel insecten en knaagdieren – dragers van parasieten en virussen – om zich voort te planten en om besmetting te verspreiden is functie van de temperatuur en vochtigheid van het milieu. Anders gezegd: een stijging van de temperatuur, hoe bescheiden ook, geeft groen licht voor de uitbreiding van talrijke ziekteverwekkers bij mens en dier. Zo hebben parasitaire ziekten – zoals malaria, schistosomiasen en slaapziekte – en virale infecties – zoals denguekoorts, sommige hersenvliesontstekingen en hemorrhagische koortsen – de laatste jaren terrein gewonnen. Ofwel hebben ze de kop weer opgestoken in gebieden waar ze verdwenen waren, ofwel treffen ze nu streken die tot nu toe gespaard gebleven waren. [...] De vooruitzichten voor het jaar 2050 tonen dat malaria dan drie miljard mensen zal bedreigen. [...] Terwijl cholera sinds 1960 praktisch verdwenen was uit Latijns-Amerika, heeft de ziekte tussen 1991 en 1996 1.368.053 slachtoffers gemaakt.”
We menen dus dat we bevestigend moeten antwoorden op de vragen die de kameraad zich stelt over de gevaren van klimaatverandering. We kunnen ook bevestigen dat de arbeiders en de werkende massa’s het hardst getroffen zullen worden, maar de kwestie is globaler en diepgaander: het gaat om de dreiging van een complete vernietiging van het natuurlijk milieu waarin we leven!
Een elementaire vraag werpt zich op: wat is de verhouding tussen mens en natuur? In de Dialectiek van de natuur stelt Engels dat “het dier enkel de uiterlijke natuur gebruikt en daarin enkel door zijn aanwezigheid veranderingen veroorzaakt; door de veranderingen die hij aanbrengt, gebruikt de mens de natuur voor zijn eigen doeleinden, domineert hij ze. En daarin ligt het uiteindelijke wezenlijke verschil tussen de mens en de rest van de dieren” (1). De menselijke maatschappijen proberen het natuurlijk milieu aan hun behoeften aan te passen en zijn rijkdommen maximaal te exploiteren. Een dubbele verhouding wordt dus doorheen de geschiedenis ingesteld tussen de mensheid en de natuur: transformatie maar tevens plundering (dat wil zeggen roof die leidt tot vernietiging). Onder de productiewijzen die aan het kapitalisme voorafgingen (primitief kommunisme, slavernij, feodalisme) oefende de natuur een verpletterende heerschappij uit over de mens en het vermogen van de mens om haar te veranderen bleef zeer beperkt. Die verhouding wordt radicaal omgekeerd met het kapitalisme. In de eerste plaats bereiken de productiekrachten (machines, transportmiddelen, evoluties in industrie en landbouw) een ongezien belang. In de tweede plaats breidt het kapitalisme zich uit over de gehele wereld, en onderwerpt het alle landen aan de macht van zijn productiewijze. En tenslotte wordt de exploitatie van de natuurlijke middelen (landbouw, visvangst, mineralen, vee) systematisch en extensief, waardoor de natuurlijke cyclussen en processen grondig gewijzigd worden (klimaat, regeneratie van de bewerkte gronden, bossen, waterlopen...). Voor het eerst ontwikkelt de mens zo productiekrachten die de bestaande natuurlijke hulpbronnen uitputten en onherroepelijk veranderen.
Dat vermogen van de menselijke maatschappij om haar natuurlijk milieu te transformeren betekent een zeer belangrijke historische vooruitgang. Maar het kapitalisme zorgt ervoor dat die vooruitgang zich fundamenteel manifesteert met zijn negatieve en vernietigende kant. De transformaties die het kapitalisme realiseert gebeuren op een chaotische en ongeregelde manier, lopen op korte termijn zonder rekening te houden met de gevolgen op langere termijn. Bovendien heeft het kapitalisme de productiekrachten ontwikkeld in een monsterachtig keurslijf: de verdeling in klassen en de felle concurrentie tussen bedrijven en tussen naties. Dat kan vanzelfsprekend enkel schade veroorzaken aan het ecologisch wereldsysteem waarvan de rampzalige gevolgen nu duidelijk beginnen worden et nog dramatischer resultaten in het vooruitzicht.
Als product van een lange historische evolutie hebben de productiekrachten zeker met het kapitalisme zonder twijfel een fantastische ontwikkeling bereikt, maar het systeem blijft fundamenteel destructief. Engels herinnerde er in het geciteerd werk aan dat “we de krachten van de natuur getemd hebben en gedwongen zich ten dienste van de mens te tellen; wij hebben zo de productie tot in het oneindige vermenigvuldigd, zo sterk dat vandaag een kind meer produceert dan destijds honderd volwassenen. En wat is het gevolg daarvan? Meerarbeid die steeds toeneemt en ellende die steeds groter wordt voor de massa’s, met, alle tien jaar, een grote ineenstorting”. Lichaam en geest van de arbeiders leiden onder de ravages van het kapitalisme: fysieke en psychologische vernietiging, morele en materiële ellende, wilde concurrentie, atomisering, extreme versnippering van de menselijke vermogens, monsterachtig ontwikkeld in sommige gevallen, en niet minder monsterachtig verdrukt in andere. We komen tot een vreselijke paradox: “Naarmate de mensheid meester wordt over de natuur, lijkt de mens de slaaf te worden van zijn gelijken of van zijn eigen laagheid. Zelfs het pure licht van de wetenschap lijkt enkel te kunnen schijnen op de duistere ondergrond van de onwetendheid. Al onze ontdekkingen en al onze vooruitgang lijken tot resultaat te hebben de materiële krachten van intellectueel leven te voorzien en het menselijk leven tot een materiële kracht te herleiden” (2).
De kameraad die ons schrijft vraagt zich af of het kapitalisme tijdig de ramp zal kunnen afwenden die het veroorzaakt heeft. Wij denken dat de wetten en interne tegenstellingen van het systeem het kapitalisme niet alleen verhinderen hier een eind aan te stellen, maar dat het systeem de toestand enkele kan verergeren, telkens weer. De behoefte te produceren om te produceren, te accumuleren om te accumuleren, drijven het kapitalisme ertoe zich vast te lopen in onoplosbare tegenstellingen: “Aangespoord door de concurrentie, door de wanordelijke rivaliteit tussen kapitalistische eenheden die vechten om de controle over de markten, gehoorzaamt het kapitalisme aan een interne kracht om zich uit te breiden tot de meest verst mogelijke limieten, en in zijn onophoudelijk oprukken naar zijn auto-expansie kan het niet stilhouden om rekening te houden met de gezondheid of het welzijn van zijn producenten, of met de ecologische gevolgen van wat het produceert en hoe het produceert” (3).
Reeds gedurende de opgaande periode van het kapitalisme, in de negentiende eeuw, veroordeelden Marx en Engels bij talloze gelegenheden hoe de winsthonger van dit systeem de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse vergiftigde. Ze waren zelfs van mening dat de grote industriesteden reeds in die tijd te groot geworden waren om een basis te vormen voor leefbare menselijke gemeenschappen en ze beschouwden “de afschaffing van de tegenstelling tussen stad en platteland” als een volwaardig onderdeel van het kommunistisch programma. Het probleem is zich gedurende de vervalperiode dramatisch erger geworden, een periode waarin we de wildgroei zagen van reuzensteden met tien of twintig miljoen inwoners, die gigantische problemen meebrengen inzake vervuiling, zoals waterbevoorrading, afvalverwijdering, waterzuivering, wat weer nieuwe bronnen doet ontstaan van vernietiging van het ecologisch evenwicht zoals ziekten en misvormingen. Maar het verval van het kapitalisme voegt daar nog een ander, kwalitatief nieuw verschijnsel aan toe. Gedurende eeuwen heeft de mensheid geleden onder de brandmerken van de oorlog, mar de oorlogen uit het verleden kunnen niet vergeleken worden met de oorlogen van de twintigste en éénentwintigste eeuw, die de marxisten aanduiden met een term die nu historische nieuwigheid weerspiegelt: de imperialistische oorlogen. We kunnen dit thema hier niet uitdiepen (4), maar beperken ons ertoe aan te geven dat hun gevolgen voor het milieu rampzalig zijn: nucleaire verwoestingen, ontwikkeling van ziekteverwekkers door het gebruik van bacteriologische en chemische wapens, brutale verstoring van het ecologisch evenwicht door het massaal gebruik van fossiele brandstoffen en atoomwapens... De balans van meer dan een eeuw imperialistische oorlogen voor het milieu moet nog opgemaakt worden, omdat die toe nu toe ontkend of radicaal onderschat wordt door de bourgeoisie (5).
De globale ecologische problematieken vragen om een globale oplossing. Maar spijts alle internationale conferenties, spijts alle vrome wensen over internationale samenwerking, berust het kapitalisme fundamenteel op de concurrentie tussen nationale economieën. We hoeven niets te verwachten van het kapitalisme. Het spreekt voor zich dat het boek van de voormalige vice-president van de Verenigde Staten, het meest vervuilende land van de planeet, Al Gore, onder een schijnbaar ‘moedige’ titel (Een ongerieflijke waarheid) wezenlijk niets anders voorstelt als zulke groteske maatregelen als minder vlees eten, de afwas met de hand doen, de was te drogen hangen en van huis uit werken!
Tegenover een probleem van planetaire afmetingen dat, zoals we gezien hebben, voortkomt uit de verhouding tussen de sociale organisatie en de organisatie van de natuur, kan deze mijnheer alleen de onmacht van de vertegenwoordigers van het kapitaal bloot te leggen die niet in staat zijn iets anders voor te stellen dan een waslijst van ‘goede burgergewoonten’ die even belachelijk als nutteloos zijn. Al Gore stelt ons voor een ‘onberispelijke groene handelwijze aan te nemen’, en door de verantwoordelijkheid voor de ecologische catastrofe op de rug van de ‘burger’ te schuiven, probeert hij ons allen op te zadelen met de schuld voor alle kwalen van de aarde, en daarmee in een klap ook de ware aanstichter van al die rampen die ons bedreigen vrij te pleiten.
Wij moeten luid en duidelijk laten horen, tegen Al Gore en andere propagandisten van het ‘groene’ denken in, wat de waarheid is die ‘ongemakkelijk’ is voor het kapitalisme: “In de huidige fase van doorgedreven ontbinding verliest de heersende klasse steeds meer de controle over haar sociaal systeem. De mensheid kan het zich niet langer veroorloven het lot van de planeet in handen te laten van de bourgeoisie. De ‘ecologische crisis’ is een bewijs te meer van het feit dat het kapitalisme vernietigd moet worden voor het de gehele mensheid mee de afgrond in sleurt.” (Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 63).
De proletarische revolutie moet de staten en de nationale grenzen afschaffen, ze moet de verdeling van de maatschappij in klassen uitschakelen, een einde maken aan de handelsproductie en de uitbuiting van de mens door de mens, het systeem vernietigen dat leidt tot de vernietiging van de menselijke soort en van het ecologisch milieu van de planeet. De samenleving waar het proletariaat naar streeft steunt op een wereldwijde menselijke gemeenschap, die bewust de sociale productie plant en die een harmonieuze verhouding met het natuurlijk milieu in zich draagt. De verhoudingen van broederschap en solidariteit, collectief bewustzijn, die vervat zijn in de menselijke wereldgemeenschap strekken zich vanzelfsprekend uit tot de verhoudingen met het milieu.
IKS / 24.02.2008
1) Friedrich Engels benadrukt in dit boek ook dat de mensheid integraal deel uitmaakt van het natuurlijk milieu en er in geen geval een vreemd element voor is: “En zo herinneren de feiten er bij elke stap aan dat wij geenszins over de natuur heersen zoals een veroveraar heerst over een vreemd volk, als iemand die buiten de natuur stat, maar dat wij tot haar behoren met ons vlees, ons bloed, onze hersens, dat wij in haar schoot zijn en dat onze heerschappij over haar enkel schuilt in het voordeel dat wij hebben over het geheel van de andere schepsels van haar wetten te kennen en die slim in ons voordeel kunnen gebruiken.”
2) Karl Marx, Rede bij de verjaardag van de People’s Paper, 1856.
3) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 63, Het kapitalisme vervuilt de planeet.
4) Zie Wat is imperialisme?
5) Zie bijvoorbeeld Irak, Afghanistan, Kosovo: de ravages van de wapens met verarmd uranium.
Het kapitalisme zal de handdoek niet in de ring gooien. Nooit heeft een uitbuitende klasse de werkelijkheid erkend van haar falen en op een galante manier haar macht overgedragen aan diegenen die haar zouden opvolgen. Maar wat wij zien is dat na meer dan 100 jaar van rampen en stuiptrekkingen, elke economische politiek waarmee de kapitalistische staat geprobeerd heeft om het hoofd te bieden aan de problemen, niet alleen gefaald heeft maar zelfs de problemen verergerd heeft. Daarom kunnen we geen nieuwe pogingen verwachten van het kapitalisme om ‘uit de crisis te geraken’, want wij kunnen er zeker van zijn dat ze alleen maar meer lijden, meer ellende, hevigere stuiptrekkingen zullen brengen.
Daarom is het een utopie om te vertrouwen op wat er zou kunnen voortkomen uit een veronderstelde ‘uitweg’ van het kapitalisme uit de huidige crisis. Die bestaat niet. En het ganse systeem is vandaag niet in staat om zijn failliet weg te moffelen. Het enige realistische is bij te dragen opdat het proletariaat leert te vertrouwen op zichzelf, in de kracht die zijn eigen strijd als klasse hem kan geven en dat het proletariaat heel geduldig via zijn strijd, via debat, via de inspanning tot zelforganisatie, gaat bouwen aan de sociale kracht die het in staat moet stellen om zich op te werpen als een revolutionair alternatief tegenover de huidige wegrottende maatschappij.
IKS / 08.10.2008
(1) De Eerste Wereldoorlog maakt een definitief einde aan het progressieve karakter van het kapitalisme en bepaalt de omvorming van het systeem dat nog slechts oorlogen crises en een grenzeloze barbarij voortbrengt. (zie Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 134)
(2) Om dit concreet te maken, kan men als voorbeeld geven dat in de Verenigde Staten, voorgesteld als het mekka van het neo-liberalisme, de staat de voornaamste klant is van de ondernemingen. In de informaticasector worden ondernemingen verplicht een kopij van hun nieuwe programma’s en van de componenten van de hardware die zij maken aan het Pentagon te leveren.
(3) De bewering als zou de Amerikaanse economie gedereguleerd zijn, dat de staat schuchter optreedt is een sprookje. De beurs wordt gecontroleerd door een specifiek federaal agentschap , de banken door de SEC, de Federal Reserve bepaalt de economische politiek door verschillende instrumenten zoals de interestvoeten.
(4) In een artikelenreeks Dertig jaar kapitalistische crisis, gepubliceerd in Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nrs. 96, 97 en 98, maken we een analyse van de technieken en methodes die het staatskapitalisme aangewend heeft om de ineenstorting van de economie te begeleiden, af te remmen en ervoor te zorgen dat dit in etappes zou gebeuren.
Hoe komt het toch dat er successen behaald worden via spontane solidariteitsstakingen en niet via de super georganiseerde bewegingen van de vakbonden? Dit is een vraag die vele stakers zich op dit ogenblik stellen. Hoe komt het dat de ‘solidariteitsacties van de vakbonden tegen de nieuwe hypermarkt in Brugge hoegenaamd niets opleveren? Daarvoor moeten wij gaan kijken naar de manier waarop de vakbonden de ‘strijd (des)organi-seren’: eerst en vooral ageren de vakbonden binnen het nationaal en wettelijk kader (van kapitalistische wetten), zij zitten mee in de paritaire comités die waken over de concurrentiekracht van de nationale economie (weeral volgens kapitalistische normen), en als de druk op de ketel te groot wordt vanuit de basis en de leden niet meer binnen dat keurslijf geperst kunnen worden, plannen ze ‘acties’ die ze binnen de krijtlijnen van het atelier of de sector proberen te houden. Altijd slaan ze iedereen om de oren met argumenten over ‘specifieke’ voorwaarden binnen dit of dat bedrijf, die zogenaamd niets gemeen zouden hebben met die in andere bedrijven. Dit is een leugen!! De vakbonden zijn zich immers bewust van het ongenoegen binnen de arbeidersklasse en doen alle moeite om de strijd onder controle te houden. De arbeiders weten dat maar vinden het moeilijk om het heft in eigen handen te nemen omdat de vakbonden het strijdterrein bezetten en altijd met acties aankomen die deze strijd kanaliseren en krachteloos maken.
Arbeiders kunnen alleen kracht ontwikkelen om aan deze logica te ontsnappen door zich te verenigen met andere arbeiders, door samen te komen over alle verdelingen heen van vakbond of sector, door samen te discussiëren over hoe zich te verzetten tegen de aanvallen. Dat betekent dat zij de strijd in eigen handen moeten nemen en het niet overlaten aan ‘specialisten’, zodat alle arbeiders kunnen deelnemen in de beslissingen over hoe de staking te ontwikkelen. Daaruit volgt dat we ons moeten verenigen met andere arbeiders die vechten tegen dezelfde aanvallen op andere werkplaatsen en industrieën door het zenden van massale afvaardigingen naar andere algemene vergaderingen, pikketten en betogingen. Allen zo kunnen we sterker worden en de strijd vooruit brengen. Solidariteit is onze zuurstof !
Dit is het enige perspectief dat ons in staat kan stellen om onze levensomstandigheden te verdedigen en ons vertrouwen te ontwikkelen om het kapitalistisch systeem in vraag te stellen, dat ons enkel economische crises, oorlogen, ecologische rampen te bieden heeft, maar geen waardige toekomst. Voor de toekomst van de mensheid zal de arbeidersklasse zelf en op eigen kracht moeten opkomen.
KS / 11.11.08
Politici en economen weten niet meer hoe zij de ernst van de situatie onder woorden moeten brengen: “Aan de rand van de afgrond”, “Een economisch Pearl Harbor”, “Een naderende tsunami”, “Een financiële 11e September” (1) … enkel de verwijzing naar de Titanic ontbreekt nog!
Wat er is werkelijk aan de hand? Iedereen heeft vele prangende vragen over de economische storm die tot uitbarsting komt. Stevenen we af op een nieuwe krach zoals in 1929? Hoe zijn we hierin terechtgekomen? Wat kunnen we doen om onszelf te verdedigen? In wat voor wereld leven we?
We kunnen ons geen illusies maken. Op wereldschaal zal de mensheid in de komende maanden terechtkomen bij een gruwelijke aftakeling van haar levensomstandigheden. Het International Monetair Fonds (IMF) heeft onlangs in zijn laatste rapport aangekondigd dat “er tegen het jaar 2009 vijftig landen” zullen worden toegevoegd aan de macabere lijst van landen getroffen door hongersnood. Daaronder vele landen van Afrika, Latijns-Amerika, van de Caraïben en zelfs van Azië. In Ethiopië bijvoorbeeld zijn er officieel al twaalf miljoen mensen aan het verhongeren. In India en China, de nieuwe zogenaamde kapitalistische Eldorado’s, worden honderden miljoenen mensen getroffen door de ergste ellende. In de Verenigde Staten en Europa zal ook een groot deel van de bevolking wegzinken in onhoudbare ellende.
Alle sectoren zullen worden geraakt. In de kantoren, de banken, de fabrieken, de ziekenhuizen, in de hoogtechnologische diensten zoals de elektronica, in de automobiel, de bouw en de distributie; de ontslagen zullen in de miljoenen lopen. De werkloosheid zal aanzienlijk stijgen! Sinds begin 2008, en dan nog enkel voor de Verenigde Staten, zijn er bijna één miljoen mensen op straat gezet. En dat is slechts een begin. Deze golf van ontslagen betekent dat een huis hebben, zich verzorgen en voeden steeds moeilijker zal worden voor de arbeidersgezinnen. Dat betekent ook voor de jongeren van vandaag dat deze kapitalistische wereld hen geen toekomst meer te bieden heeft!
Dit rampzalige vooruitzicht proberen de leiders van de kapitalistische wereld, de politici en de journalisten in dienst van de heersende klasse, niet eens te verbergen. Hoe zouden ze dat trouwens kunnen? De grootste wereldbanken staan op de rand van het bankroet; ze overleven slechts dankzij honderden miljarden dollars en euro’s die hen worden toegestopt door de centrale banken, dat wil zeggen de staten. Voor de beurzen van Amerika, Azië en Europa is het een neergang zonder einde: sinds januari 2008 is er 25.000 miljard dollar in rook opgegaan, wat neerkomt op twee jaar de totale productie van de Verenigde Staten. Dat verklaart de ware paniek die zich overal ter wereld van de heersende klasse heeft meester gemaakt. Als momenteel de beurzen in elkaar storten, dan komt dat niet enkel door de rampzalige toestand van de banken, maar ook omdat de kapitalisten een duizelingwekkende daling van hun winsten verwachten. Dit is het gevolg van een massale vermindering van de economische activiteit, van een uitbarsting van de bedrijfsfaillissementen, van een recessie die nog erger zal uitvallen dan al de andere die we in de loop van de laatste veertig jaar hebben gezien.
De belangrijkste wereldleiders, Bush, Merkel, Brown, Sarkozy, Hu Jintao, houden de ene ontmoeting en ‘top’ na de andere (G4, G7, G8, G16, G27, G40). Ze proberen de schade te beperken, het ergste te vermijden. Half november komt er alweer een ‘top’, volgens sommigen bedoeld om het kapitalisme ‘op een nieuwe leest te schoeien’. De opwinding van de wereldleiders komt overeen met die van journalisten en ‘experts’: televisie, radio, kranten… de crisis is alomtegenwoordig in de media.
Waartoe dient die tamtam? Als de bourgeoisie de rampzalige staat van haar economie niet langer kan verbergen, dan probeert ze ons toch nog wijs te maken dat het er in heel deze geschiedenis absoluut niet om gaat het kapitalisme in twijfel te trekken. Het zou er slechts om gaan de strijd aan te binden met ‘uitglijders’ en ‘uitwassen’. Het zou de schuld zijn van de speculanten! De belastingparadijzen zouden verantwoordelijk zijn! Het zou aan het ‘liberalisme’ liggen!
Om ons in dit fabeltje te laten geloven worden alle professionele leugenaars te hulp geroepen. Dezelfde ‘specialisten’ die gisteren nog beweerden dat de economie gezond was, dat de banken solide waren… reppen zich nu naar de televisieplatformen om hun nieuwe grove leugens uit te braken. Dezelfden die ons wijsmaakten dat het ‘liberalisme’ dé oplossing was, dat de staat er van moest afzien om zich met de economie te bemoeien, roepen nu dat de regeringen moeten ingrijpen. Méér staat en méér ‘moraal’, dan zou het kapitalisme weer een mooie start kunnen maken! Dat is de leugen die ons wordt voorgehouden!
De crisis die nu in het wereldkapitalisme uitbreekt dateert niet van de zomer van 2007, met de onroerend goed-crisis in de Verenigde Staten. Al meer dan veertig jaar volgde de ene recessie de andere op: 1967, 1974, 1981, 1991, 2001. De werkloosheid is al tientallen jaren een maatschappelijke plaag en de uitgebuiten ondergaan voortdurende aanvallen op hun levensomstandigheden. Waarom?
Omdat het kapitalisme een systeem is dat niet produceert voor de bevrediging van de menselijke behoeften, maar voor de markt en de winst. De niet gelenigde noden zijn onmetelijk, maar ze zijn niet koopkrachtig, dat wil zeggen de grote meerderheid van de wereldbevolking niet over de middelen beschikt om de geproduceerde waren te kopen. Als het kapitalisme in crisis verkeert, als honderden miljoenen mensen, binnenkort miljarden, in een onhoudbare ellende en hongersnood worden gestort, dan is dat niet omdat dit systeem niet genoeg produceert, maar omdat het meer waren produceert dan het kan verkopen. Elke keer weet de bourgeoisie zich tijdelijk te redden door massaal toevlucht te zoeken in krediet en het scheppen van een kunstmatige markt. Daardoor bereiden heroplevingen telkens weer een nóg pijnlijkere toekomst voor, want uiteindelijk moeten al die kredieten worden afbetaald, moeten al deze schulden vereffend worden. Dat is het wat er nu aan de hand is. Heel de ‘fabelachtige groei’ van de laatste jaren was louter gebaseerd op schuldenmakerij. De wereldeconomie heeft op krediet geleefd en nu het moment van vereffening komt, zakt alles als een kaartenhuis in elkaar! De huidige stuiptrekkingen van de kapitalistische economie zijn niet het resultaat van ‘slecht beheer’ van politieke leiders, van speculatie door ‘traders’ of onverantwoordelijk gedrag van bankiers. Die leven allemaal volgens de wetten van het kapitalisme en het zijn juist deze wetten die het systeem in de vernieling helpen. Daarom zullen de miljarden die door alle staten en centrale banken in de markten worden gespoten daar niets aan veranderen. Erger nog! Ze gaan nog meer schulden ophopen naast de bestaande schulden, wat neerkomt op het blussen van een brand met benzine! Door deze wanhopige en niets uithalende maatregelen, spreidt de bourgeoisie haar onmacht ten toon. Al de reddingsplannen zijn vroeger of later tot mislukking gedoemd. Er zal geen echte heropleving komen van de kapitalistische economie. Geen enkele politiek, noch van links noch van rechts, kan het kapitalisme redden, want het systeem is aangevreten door een dodelijke en ongeneeslijke ziekte.
Toch worden er vergelijkingen gemaakt met de krach en de Grote Depressie van de jaren 1930. De beelden uit die tijd leven nog voort in het geheugen: eindeloze rijen wachtenden van werkloze arbeiders, van armen die in de rij stonden, gewoon om iets te eten te krijgen, fabrieken die wanhopig op de fles gingen… Maar is de huidige toestand werkelijk dezelfde? Het antwoord is natuurlijk nee. Het is feitelijk veel erger, zelfs als het kapitalisme, dat uit ervaring heeft geleerd, er in slaagt om een brutale ineenstorting te vermijden dank zij de tussenkomst van de staten en een betere internationale coördinatie!
Maar er is nog een andere verschil. De verschrikkelijk depressie van de jaren 1930 liep uit op de Tweede Wereldoorlog. Zal de huidige crisis uitmonden in een Derde Wereldoorlog? De vlucht naar voren in de oorlog is het enige antwoord dat de bourgeoisie kan geven op de onoplosbare crisis van het kapitalisme. En de enige kracht die zich daartegen kan verzetten is haar aartsvijand, de arbeidersklasse op wereldvlak. Deze klasse, die in de jaren 1930 een verschrikkelijke nederlaag had opgelopen als gevolg van het isolement van de revolutie van 1917 in Rusland, heeft zich toen laten ronselen voor de imperialistische afslachting. Maar het huidige proletariaat heeft sinds de grote conflicten die in 1968 begonnen, laten zien dat het niet bereid was om nogmaals zijn bloed te vergieten voor zijn uitbuiters. Sinds veertig jaar heeft het weliswaar soms pijnlijke nederlagen geleden, maar het staat nog altijd recht overeind en overal ter wereld gaat het sinds 2003 steeds meer de strijd aan. Het uitbreken van de crisis van het kapitalisme zal voor honderden miljoenen arbeiders, niet alleen in de onderontwikkelde landen, maar ook in de meest ontwikkelde, verschrikkelijk lijden met zich meebrengen, werkloosheid, ellende, ja zelfs hongersnood, maar het gaat ook, noodzakelijkerwijze, verzetstrijd uitlokken van de uitgebuiten.
Deze strijd is onmisbaar om de economische aanvallen van de bourgeoisie te beperken, om te beletten dat de uitgebuiten in absolute armoede vervallen. Maar het is duidelijk dat ze niet kunnen beletten dat het kapitalisme steeds verder wegzinkt in zijn crisis. Daarom beantwoordt de verzetsstrijd van de arbeidersklasse nog aan een andere, veel belangrijkere noodzaak. Hij maakt het de uitgebuiten mogelijk om hun collectieve kracht, hun éénheid, hun solidariteit en bewustwording tot ontwikkeling te brengen met het oog op het enige alternatief dat de mensheid een toekomst kan bieden: de omverwerping van het kapitalistische systeem en zijn vervanging door een maatschappij die functioneert op basis van geheel andere grondslagen. Een maatschappij die niet langer gebaseerd zal zijn op uitbuiting en winst, op productie voor een markt, maar gebaseerd op productie voor menselijke behoeften; een maatschappij die geleid wordt door de arbeiders zelf en niet door een bevoorrechte minderheid: de kommunistische maatschappij.
Gedurende acht decennia stelden alle fracties van de bourgeoisie, van rechts zowel als van links, de regimes die in het Oostblok en China heersten voor als ‘kommunistisch’. Maar het waren juist uiterst barbaarse vormen van staatskapitalisme. Zo werden de uitgebuiten er van overtuigd dat het nutteloos was om van een andere wereld te dromen, dat er geen andere horizon was dan die van het kapitalisme. Nu het kapitalisme blijk geeft van zijn historisch bankroet, moet het perspectief van een kommunistische maatschappij juist steeds meer de leidraad worden van de strijd van het proletariaat.
Tegenover de aanvallen van een kapitalisme in ademnood; om een eind te maken aan uitbuiting, ellende, aan de oorlogsbarbarij van het kapitalisme: Leve de strijd van de arbeidersklasse op wereldschaal! Proletariërs aller landen verenigt u!
Internationale Kommunistische Stroming / 25.10.2008
(1) Achtereenvolgens: Paul Krugman (laatste Nobelprijs voor economie), Warren Buffet (Amerikaans investeerder, bijgenaamd het ‘orakel van Omaha’, zo wordt in de financiële wereld de mening gewaardeerd van een miljardair uit de kleine Amerikaanse stad in Nebraska), Jacques Attali (econoom en raadgever van de Franse president Nicolas Sarkozy) en Laurence Parisot (voorzitster van de Franse werkgeversvereniging).
Sinds het begin van het jaar heeft de economische wereldcrisis, die aantoont dat het kapitalistisch systeem in een doodlopend straatje zit, in vele landen hongerrellen uitgelokt, terwijl zich tegelijkertijd arbeidersstrijd afspeelde voor loonsverhogingen, met name vanwege grote prijsstijgingen. De gemeenschappelijke noemer van de hongerrellen die sinds het begin van het jaar op vele plaatsen uitgebarsten zijn, in Haïti, Mexico, de Filippijnen, Egypte, is de verhoging van de prijzen van voedingsmiddelen of het schreeuwend gebrek eraan waardoor de arme bevolking en de arbeiders van die landen getroffen worden.
Het plunderen van winkels is een volkomen begrijpelijke reactie op een onhoudbaar geworden situatie van overleven van de daders van dergelijke daden en hun familie. In die zin mogen voedselrellen, ook al veroorzaken ze vernielingen en geweld niet op dezelfde manier bekeken worden en hebben ze niet dezelfde betekenis als rellen in de randsteden (zoals in Brixton in Groot-Brittannië in 1981 of in de Franse buitenwijken in 2005) of de rassenrellen (zoals in Los Angeles in de Verenigde Staten in 1992) (1).
Hoewel ze de ‘openbare orde’ verstoren en materiële schade aanrichten dienen die laatste tenslotte enkel de belangen van de bourgeoisie, die perfect in staat is deze rellen om te keren tegen de relschoppers zelf, maar ook tegen het geheel van de arbeidersklasse. Die uitingen van uitzichtloos geweld (waarbij vaak elementen uit het lompenproletariaat betrokken zijn) bieden in het bijzonder steeds de gelegenheid aan de heersende klasse om haar repressieapparaat te versterken. Dat soort rellen is een puur product van de ontbinding van het kapitalistisch systeem. Ze zijn een uiting van de wanhoop, van het ‘no future’ die de ontbinding meebrengt en die zich uitdrukt in hun volkomen absurde aard. Dat is bijvoorbeeld zo bij de rellen die de buitenwijken in Frankrijk op hun kop zetten in november 2005, waarbij het zeker niet in de rijke buitenwijken was, bewoond door uitbuiters, dat de jongeren hun gewelddaden ontketend hebben, maar in hun eigen buurten, die daardoor nog harder geteisterd en onbewoonbaar werden. Bovendien verraadt het feit dat hun eigen families, buren en naasten de voornaamste slachtoffers waren van de verwoestingen, de volkomen blinde, hopeloze en suïcidale aard van dat soort rellen. Het waren inderdaad de auto’s van arbeiders die in die wijken wonen die in brand gestoken werden, scholen en gymnasia die door hun broers en zussen of de kinderen van hun buren bezocht worden die vernield werden. En juist vanwege dat absurd karakter van die rellen kan de bourgeoisie ze gebruiken om ze tegen de arbeidersklasse te keren. Door hen breed uit te smeren over de media kon de heersende klasse een maximum aantal arbeiders uit de volksbuurten ervan overtuigen dat die jonge relschoppers geen slachtoffers zijn van het kapitalisme in crisis, maar enkel maar ‘boefjes’. Elke reactie van solidariteit van de arbeidersklasse met die jongeren werd zo de grond ingeboord.
Aan de andere kant zijn hongerrellen in de eerste plaats een uitdrukking van het failliet van de kapitalistische economie en de irrationaliteit van zijn productie. Die vertalen zich momenteel in een voedselcrisis die niet alleen de meest misdeelde lagen uit de ‘arme’ landen treft, maar ook steeds meer loonarbeiders, ook in de zogenaamd ‘ontwikkelde’ landen. Het is geen toeval dat de meeste arbeidersstrijd die zich momenteel in alle delen van de wereld ontwikkelt als voornaamste eis loonsverhoging heeft. De hollende inflatie, de prijsstijgingen van de basisproducten, bovenop de daling van de reële lonen en pensioenen die aangevreten worden door de inflatie, de werkonzekerheid en de golven van ontslagen, het zijn allemaal uitingen van de crisis die elk de kiemen in zich dragen voor de kwestie van de honger, de strijd om te overleven, zoals die zich begint te stellen binnen de arbeidersklasse. En juist omdat de kwestie van de voedselcrisis de arbeiders al treft in de ‘arme’ landen (en meer en meer ook die in de centrale landen van het kapitalisme) dat de bourgeoisie steeds meer moeite zal hebben om de voedselrellen te gebruiken tegen de klassenstrijd van het proletariaat.
Natuurlijk zijn die rellen ook een uiting van wanhoop van de meest verpauperde massa’s in de ‘arme’ landen en dragen ze op zichzelf geen enkel perspectief in zich op omverwerping van het kapitalisme. Maar in tegenstelling tot de stedelijke of rassenrellen vormen de hongerrellen een uiting van de absolute armoede waarin het kapitalisme elke dag een groter deel van de mensheid onderdompelt.
In die zin dragen die rellen bij tot de bewustwording van het proletariaat van het onomkeerbaar bankroet van de kapitalistische economie. Ze tonen ook met hoeveel cynisme en welke hevigheid de heersende klasse de woedeuitbarstingen beantwoordt van degenen die zich overgeven aan het plunderen van winkels om niet van honger om te komen: de repressie, het traangas, de kloppartijen en het geweervuur.
Anderzijds, anders dan de rellen van de buitenwijken, zijn de voedselrellen geen factor die de arbeidersklasse verdeelt. Integendeel, ondanks het geweld en de vernielingen die ze kunnen meebrengen, wekken de hongerrellen meestal spontaan een gevoel van solidariteit op bij de arbeiders in de mate dat deze zelf ook bij de slachtoffers horen van de voedselcrisis en steeds meer moeite hebben om hun familie te voeden. In die zin zijn de voedselrellen veel moeilijker te gebruiken door de bourgeoisie om de arbeiders tegen elkaar op te zetten en verdeeldheid te zaaien in de volkswijken.
Met de verergering van de crisis zullen de hongerrellen en de arbeidersstrijd allebei op een steeds algemenere en gelijktijdiger wijze toenemen. Toch zit in beide niet hetzelfde potentieel. Inderdaad, alleen de strijd van het proletariaat, op zijn eigen klasseterrein, kan een einde maken aan de ellende, aan de veralgemeende hongersnood, door het kapitalisme omver te werpen en een nieuwe samenleving te creëren zonder ellende, zonder honger en zonder oorlog.
LE
(1) Wat betreft de rassenrellen in Los Angeles, zie ons artikel Tegenover de chaos en de moordpartijen kan enkel de arbeidersklasse een antwoord bieden in Internationale Revue, Engels-, Frans-, en Spaanstalige uitgave, nr. 70. Over de rellen in de Franse buitenwijken in de herfst van 2005, zie Sociale rellen: Argentinië 2001, Frankrijk 2005... enkel de klassenstrijd van het proletariaat is draagster van de toekomst in dezelfde Internationale Revue, nr. 124, en Stellingen over de studentenbeweging van lente 2006 in Frankrijk, in nr.125.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 504.25 KB |
“De versnelling van de historische situatie, ongezien in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, wordt gekenmerkt door het samenvloeien van de volgende twee dimensies:
- de uitbreiding van de ernstigste open economische crisis in het bestaan van het kapitalisme, gecombineerd met de verscherping van de inter-imperialistische spanningen en gepaard gaande met een trage maar geleidelijke opkomst in diepgang en in de breedte van de rijping in de schoot van de arbeidersklasse, sinds 2003.- en de ontwikkeling van een internationalistisch milieu, die bijzonder merkbaar is in de landen van de periferie van het kapitalisme.
Deze versnelling verhoogt nog de politieke verantwoordelijkheid van de IKS, stelt haar hogere eisen in termen van theoretische en politieke analyses en van tussenkomst in de klassenstrijd en naar de zoekende elementen (…)”.De balans die wij kunnen opmaken uit het 18e internationaal congres van onze organisatie moet zich baseren op het feit of deze laatste in staat is om haar verantwoordelijkheden op te nemen.
Voor een waarlijk ernstige communistische organisatie is het altijd erg netelig om luidkeels te gaan verkondigen dat de ene of andere van haar acties een succes is geweest. En dat om meerdere redenen.In de eerste plaats omdat de capaciteit van een organisatie, die strijdt voor de communistische revolutie, om haar verantwoordelijkheden op te nemen, niet op korte maar op lange termijn wordt afgemeten. Want al zit haar rol permanent verankerd in de historische werkelijkheid van haar tijdperk, toch bestaat deze voor het merendeel niet in het beïnvloeden van de onmiddellijke realiteit, ten minste op grote schaal, maar in het voorbereiden van de toekomstige gebeurtenissen.
Op de tweede plaats, omdat er voor de leden van een organisatie altijd het gevaar bestaat om de ‘zaken mooier voor te stellen dan ze zijn’, om blijk te geven van overdreven toegeeflijkheid aan de zwakheden van een collectief waaraan zij hun toewijding en hun inspanningen wijden en dat zij voortdurend verplicht zijn te verdedigen tegen de aanvallen van de openlijke of bedekte verdedigers van de kapitalistische maatschappij.Bewust van het gevaar om onszelf illusies te maken en met de nodige voorzichtigheid die daar uit voortvloeit, stellen we niettemin zonder aarzelen dat het 18e congres van de IKS opgewassen is geweest tegenover de hoger vermelde vereisten en de voorwaarden heeft geschapen opdat wij onze activiteit in die richting zouden kunnen verder zetten.
Wij kunnen hier geen verslag maken van alle elementen die deze bewering kunnen onderbouwen. Wij onderstrepen er slechts de belangrijkste:- het feit dat het congres zijn werkzaamheden begon met de bekrachtiging van de integratie van twee nieuwe territoriale secties, in de Filippijnen en in Turkije;
- de aanwezigheid van vier groepen uit het proletarisch milieu;- de houding van openheid naar buiten van onze organisatie die o.a. geïllustreerd wordt door deze aanwezigheid;
- zijn wil om zich scherpzinnig te buigen over moeilijkheden en zwakheden die onze organisatie moet te boven komen;
- de broederlijke en enthousiaste sfeer die er heerste bij de werkzaamheden van het congres. (1)
Onze pers heeft reeds verslag uitgebracht van de integratie van nieuwe secties van de IKS in de Filippijnen en in Turkije (het was de verantwoordelijkheid van het congres om deze beslissing tot integratie te bekrachtigen die was aangenomen door het centraal orgaan van onze organisatie begin 2009)(2). Bij deze gelegenheid schreven wij: “De integratie van deze twee nieuwe secties in de schoot van onze organisatie verruimt in een belangrijke mate haar geografische uitbreiding”. Wij preciseren ook nog twee feiten betreffende deze integraties: - zij zijn niet het gevolg van een haastige ‘rekrutering’ (zoals dat de gewoonte is bij de troskisten en jammer genoeg zelfs bij sommige groepen uit het proletarische kamp) maar vloeien voort, zoals dat de praktijk is bij de IKS, uit een heel werk van diepgaande discussies gedurende vele jaren met de kameraden van de EKS in Turkije en met die van Internasyonalismo in de Filippijnen, waarvan verslag werd uitgebracht in onze pers;
- zij ontkrachten de beschuldigingen van ‘eurocentrisme’, die onze organisatie dikwijls werden aangewreven.
De integratie van de twee nieuwe secties is geen frequent feit voor onze organisatie. De laatste integratie gaat terug tot 1995 met de sectie in Zwitserland. Onnodig dus te stellen dat de toetreding van deze twee nieuwe secties (die volgde op de oprichting van een kern in Brazilië in 2007) door het geheel van de militanten van de IKS aangevoeld werd als een zeer belangrijk en positief element. Zij bevestigt tegelijkertijd de analyse die onze organisatie al jarenlang heeft gemaakt over de nieuwe mogelijkheden van de ontwikkeling van het klassebewustzijn die vervat zitten in de huidige historische situatie en de geldigheid van de gevoerde politiek ten overstaan van groepen en elementen die zich richten naar revolutionaire standpunten. En dat des te meer gezien er op het congres afvaardigingen aanwezig waren van vier groepen uit het internationalistische milieu.De aanwezigheid van internationalistische groepen
In de balans die wij opgemaakt hebben van het vorige congres van de IKS, hebben wij het belang onderstreept dat dit congres verleend had aan de aanwezigheid, voor het eerst in tientallen jaren, van vier groepen van het internationalistische milieu komende uit Brazilië, Korea, de Filippijnen en Turkije. Ditmaal waren er ook vier groepen uit dit milieu. Maar dit betekent helemaal geen ‘stilstand’, aangezien twee van de groepen die de vorige keer aanwezig waren, inmiddels secties van de IKS zijn geworden en dat wij het genoegen hadden om twee nieuwe groepen te verwelkomen: een tweede groep komende uit Korea en een groep gebaseerd in Centraal-Amerika (Nicaragua en Costa Rica), LECO (Liga voor de Emancipatie van de Arbeidersklasse), die had deelgenomen aan de ‘Ontmoeting van internationalistische kommunisten’ (3) die deze lente werd gehouden op initiatief van de IKS en OPOP, de internationalistische groep waarmee onze organisatie sedert verschillende jaren broederlijke en zeer positieve relaties onderhoudt. Andere groepen die deelgenomen hadden aan deze ontmoeting waren eveneens uitgenodigd, maar konden geen delegatie sturen, omdat Europa steeds meer een onbereikbaar fort wordt voor mensen die niet geboren zijn in het selecte kringetje van de “rijke landen”.De aanwezigheid van groepen van het internationalistische milieu vormde een zeer belangrijk element in het succes van het congres en voornamelijk in de sfeer die er heerste bij de discussies. Deze kameraden betoonden zich zeer hartelijk tegenover de militanten van onze organisatie, brachten vragen aan, voornamelijk over de economische crisis en de klassenstrijd, in termen waaraan wij niet gewoon zijn in onze interne debatten, wat alleen maar kon leiden tot het stimuleren van het nadenken van het geheel van onze organisatie.
Tenslotte vormde de aanwezigheid van deze kameraden een bijkomend element in de houding van openheid die de IKS zich tot doel heeft gesteld sedert enkele jaren, een openheid naar andere proletarische groepen maar ook naar elementen die toenadering zoeken tot communistische standpunten. Een openheid ook in onze bekommernissen en overdenkingen, vooral op het gebied van onderzoek en ontdekkingen op wetenschappelijk vlak (4), en dat werd geconcretiseerd door de uitnodiging van een lid uit de wetenschappelijke wereld op een zitting van het congres.
Om op onze manier het ‘Darwin-jaar’ te vieren en in de schoot van onze organisatie de ontwikkeling te tonen van de belangstelling voor wetenschappelijke vraagstukken, hebben wij aan een onderzoeker, die gespecialiseerd is in het vraagstuk van de evolutie van de taal (de schrijver van een werk getiteld ‘Naar de oorsprong van de taal’), om voor het congres een voorstelling te geven van zijn werkzaamheden, die natuurlijk gebaseerd zijn op een darwinistische benadering. De originele overdenkingen van Jean-Louis Desalles (5) over de taal, de rol ervan in de ontwikkeling van de sociale verhoudingen en de solidariteit bij de menselijke soort hebben een band met de overdenkingen en discussies die gevoerd werden, en worden verder gezet in onze organisatie met betrekking tot de ethiek en de debatcultuur. De uiteenzetting van deze onderzoeker werd gevolgd door een debat dat wij moesten inperken in de tijd, rekening houdend met de eisen van de dagorde, maar dat zich nog uren had kunnen verder zetten, omdat de aangeboorde vraagstukken het merendeel van de deelnemers aan het congres zo hebben aangegrepen. Wij houden er aan om Jean-Louis Desalles te bedanken die, ook al deelt hij onze politieke ideeën niet, aanvaard heeft om op een zeer hartelijke wijze een deel van zijn tijd te wijden aan het verrijken van de overdenking in de schoot van onze organisatie. Wij houden er ook aan om het zeer hartelijke en meelevende karakter te begroeten van de antwoorden die hij bracht op de vragen en tegenwerpingen van de militanten van de IKS.
De discussies van het congres
De werkzaamheden van het congres hebben ook de klassieke punten behandeld die tot de taken behoren van een internationaal congres:- de analyse van de internationale situatie ;
- de activiteiten en het leven van onze organisatie.De resolutie over de internationale situatie vormt een soort synthese van de discussies van het congres betreffende de analyse van de huidige wereldtrends. Natuurlijk kan ze geen verslag uitbrengen van alle aspecten in deze discussies (noch van deze van de voorbereidende rapporten). Ze heeft drie belangrijke doelstellingen:
- begrijpen wat de werkelijke oorzaken zijn en wat er op het spel staat bij de huidige en ongeziene verergering van de economische crisis van het kapitalistische systeem tegenover alle misleidingen, die de verdedigers van dit systeem niet zullen aarzelen op te rakelen;- begrijpen welke de weerslag zal kunnen zijn op de imperialistische conflicten van het aan de macht komen, in de eerste wereldmacht, van de democraat Barak Obama, die voorgesteld wordt als de aanbrenger van een nieuwe situatie in de conflicten en als een hoop voor hun verzachting ;
- perspectieven ontwikkelen voor de klassenstrijd, voornamelijk in de voorwaarden die geschapen zijn door de brutale aanvallen die het proletariaat begint te ondergaan als gevolg van het geweld van de economische crisis.Over het eerste aspect, het begrijpen van wat er bij de huidige crisis van het kapitalisme op het spel staat, is het van belang om de volgende aspecten te onderstrepen:
“de huidige crisis is de ernstigste die het systeem heeft gekend sinds de grote depressie die begon in 1929. (…) Zelfs als het kapitalistisch systeem niet als een kaartenhuis gaat ineenstorten (…) dan heeft het, gezien het historisch in het slop zit, geen ander perspectief dan het toenemende wegzinken in steeds op grotere schaal terugkerende stuiptrekkingen waardoor het vandaag wordt aangetast ”. (‘Resolutie over de internationale situatie’ in International Review nr.138).Wat betreft de ‘nieuwe situatie’ die gevormd wordt door de verkiezing van Obama, verwoordt de resolutie heel duidelijk dat:
“… het perspectief dat zich voor de planeet ontvouwt na de verkiezing van Obama aan het hoofd van de eerste wereldmacht, niet fundamenteel verschillend is van de toestand die er tot op heden heerste: verder zetten van de botsingen tussen de eersterangs of tweederangs wereldmachten, een verder duren van de oorlogsbarbarij met steeds tragischere gevolgen (hongersnoden, epidemieën, massale verplaatsingen) voor volkeren die wonen in de betwiste zones”. (Ibidem).Tenslotte wat betreft het perspectief van de klassenstrijd, probeert de resolutie, net zoals de debatten tijdens het congres, de weerslag in te schatten die deze ondervindt als gevolg van de brutale verergering van de kapitalistische crisis.
“De aanzienlijke verslechtering van de huidige crisis van het kapitalisme betekent natuurlijk een eerste rangselement in de ontwikkeling van de arbeidersstrijd (…) Zo rijpen de omstandigheden voor de ontwikkeling van het idee van de noodzaak aan het omverwerpen van dit systeem op een aanzienlijke wijze in de schoot van het proletariaat. Voor de arbeidersklasse volstaat het echter niet om in te zien dat het systeem in een doodlopend straatje zit, dat het zou moeten plaats maken voor een andere maatschappij, opdat zij in staat zou zijn om zich te richten naar een revolutionair perspectief. Zij moet daarbij ook nog de overtuiging hebben dat een dergelijk perspectief mogelijk is en ook dat zij de kracht heeft om dat te verwezenlijken (…) Opdat de mogelijkheid van de communistische revolutie betekenisvol aan terrein kan winnen bij de arbeidersklasse, is het nodig dat het vertrouwen in eigen kracht groeit. En dat gaat alleen via de ontwikkeling van massale strijd. De enorme aanval die de arbeidersklasse vandaag ondergaat op wereldvlak, zou een objectieve grondslag moeten vormen voor dergelijke strijd”. (Ibidem).Het congres heeft een positieve balans opgemaakt wat betreft de activiteiten en het leven van de IKS voor de voorbije periode, zelfs al blijven er zwakheden voortleven die moeten overstegen worden:
“De balans van de activiteiten van de twee laatste jaren toont de politieke vitaliteit van de IKS aan, haar capaciteit om aan te sluiten bij de historisch context, om zich open te stellen, om een actieve factor te zijn in de ontwikkeling van het klassebewustzijn, haar wil om zich te investeren in initiatieven van samenwerking met andere revolutionaire krachten. (…) Op het vlak van het interne leven de organisatie is de balans ook positief, ondanks de werkelijke moeilijkheden die er blijven bestaan in de eerste plaats op het vlak van het organisatorisch weefsel en, in mindere mate, op het vlak van de centralisering” (Activiteitenresolutie van de IKS)
Om deze moeilijkheden te overstijgen heeft het congres eveneens de discussie op de dagorde geplaatst van een meer algemene tekst over het vraagstuk van de centralisering. Deze discussie, die zeer nuttig was voor het bevestigen en verfijnen van de communistische opvattingen over dit vraagstuk bij de ‘oude garde’ van onze organisatie, bleek vooral bijzonder belangrijk voor de nieuwe kameraden en de nieuwe secties die onlangs in de IKS geïntegreerd zijn. Inderdaad, een opvallend kenmerk van het 18e congres en door alle ‘oudere’ kameraden met een zekere verrassing waargenomen, was de aanwezigheid van een groot aantal ‘nieuwe gezichten’, waarbij de jongere generatie in belangrijke mate vertegenwoordigd was.
Deze belangrijke aanwezigheid van jonge deelnemers op het congres is een belangrijke factor geweest voor het dynamisme en het enthousiasme dat zijn werkzaamheden heeft doordrongen. In tegenstelling tot de burgerlijke media, cultiveert de IKS niet de ‘jongerencultuur’, maar de komst van een nieuwe generatie militanten in de schoot van onze organisatie is van het grootste belang voor het perspectief van de proletarische revolutie. Enerzijds zijn zij, net zoals voor ijsbergen, de ‘zichtbare spits’ van een proces van diepgaande bewustwording die aan de gang is in de schoot van de arbeidersklasse op wereldvlak. Anderzijds schept het de voorwaarden voor een aflossing van de communistische krachten. Zelfs al behouden de ‘oude’ militanten van de IKS al hun overtuiging en hun inzet, dan is het aan de nieuwe generatie om een beslissende bijdrage te leveren aan de komende revolutionaire strijd van het proletariaat n IKS / 05.07.2009
1) Er bestaat een meer gedetailleerde versie van dit artikel, dat dieper ingaat over de positieve punten maar ook over de moeilijkheden die we gekend hebben. Zie Internationale Revue.
2) Zie ‘Groet aan de nieuwe secties van de IKS!’ op onze website
3) In verband met deze ontmoeting, zie ons artikel Een Ontmoeting van internationalistische kommunisten in Latijns-Amerika in dit blad
4) Zoals wij dat al geïllustreerd hebben in verschillende artikels die wij recentelijk gepubliceerd hebben over Darwin en het darwinisme.
5) De lezer die zich een idee wil vormen van deze overdenkingen verwijzen wij naar de website van J-L Desalles.
Het bestaan van die strijd is weinig of niet bekend in de rest van de wereld. De media, die ten dienste staan van de bourgeoisie, zwijgen hem compleet dood. Niets of weinig sijpelt door, noch van de enorme stakingen, noch van de vreselijke repressie die stelselmatig neerkomt op de strijdbare arbeiders.
Zo laten de kranten een loden stilte hangen over de massale strijd die recent Bangladesh en China getroffen heeft.De textielarbeiders in dit landen bezitten een treurig wereldrecord, dat van de laagste lonen : 0,22 $ per uur ! In India, waar de bevolking in grote ontbering leeft, zijn de lonen nog dubbel zo hoog (dus 0,44 $ per uur). En toch is de toestand onlangs nog erger geworden : in een aantal fabrieken werden die hongerlonen niet meer uitbetaald ! Na maanden lijden en ontbering was het massale karakter en het geweld van de reactie van de arbeiders op het niveau van die onmenselijke behandeling. Op 10 mei ll., in een fabriek waar Rupashi pullovers gemaakt worden in Narayanganj (havenstad en centrum van de textielindustrie van het land), lieten de arbeiders hun woede botvieren en gebruikten ze fysiek geweld tegen hun baas. “De volgende morgen vonden de arbeiders van Rupashi die naar het werk gingen hun fabriek gesloten en van hangsloten voorzien. De arbeiders besloten toen allen samen in groep naar andere bedrijven van de stad te trekken, slogans scanderend tegen de uitbuiting. Duizenden andere arbeiders verlieten hun arbeidspost om zich bij hen aan te sluiten. Er waren botsingen met de veiligheidsagenten van de bedrijven. Het geweld verspreidde zich als een lopend vuurtje : 20.000 arbeiders in opstand begonnen tientallen textielfabrieken en katoenspinnerijen te plunderen en in brand te steken.” (1)
In 2006 hadden duizenden gerevolteerde arbeiders al verschillende industriële centra verwoest. Maar dit keer gingen de stakers nog massaler en gewelddadiger te werk. Ze aarzelden niet alle veiligheidsbarrières te doorbreken die hun fabrieken omringen om zich te kunnen groeperen en de confrontatie aan te gaan met het leger, wat aanleiding gegeven heeft tot zeer bloedige straatgevechten.
Deze centra zijn echte industriële gevangenissen, een soort kampen die omringd zijn met prikkeldraad en die constant bewaakt worden door gewapende gardes. Door zich in de strijd te gooien tegen de fabrieken en tegen het leger wilden de 20.000 arbeiders zowel de machines vernietigen, echte marteltuigen die hen water en bloed doen zweten, dag en nacht, als hun gevangenbewaarders, en dit op gevaar van hun eigen leven.China wordt de laatste 15 jaar voorgesteld als het nieuwe kapitalistische Eldorado. Als we de gepatenteerde goedpraters van de economie zouden moeten geloven, dan zou het Rijk van het Midden vandaag gespaard blijven van de economische crisis. Beter nog, China zou de wereldeconomie morgen uit de recessie helpen! Natuurlijk is de werkelijkheid heel anders. Dit land wordt ook volop en brutaal getroffen door de crisis, en daar net als elders is de arbeidersklasse er het eerste slachtoffer van. Bijvoorbeeld alleen al in Daqing (2) kondigt men sinds 2 jaar het ontslag aan van 88.000 bedienden (3). In heel het land hebben de afgelopen zomer ongeveer 30 miljoen migrerende arbeiders (seizoenarbeiders) hun werk verloren. Maar beetje bij beetje ontwikkelt zich de strijdwil. Ondanks de genadeloze repressie vanwege de Chinese Kommunistische Partij aanvaarden de arbeiders het steeds minder als werkpaarden behandeld te worden. Sinds begin maart “uiten duizenden arbeiders in Noordoost-China hun onvrede op straat, om de betaling te eisen van hun uitkeringen en de vrijlating van hun vertegenwoordigers (4). De betogingen hebben plaats in de steden van Daqing en Liaoyang, in het hart van het industriebekken van Mandsjoerije, dat zwaar getroffen wordt door de economische crisis. Rond deze steden doen de staatsindustrieën rechtstreeks of onrechtstreeks negen op de tien personen leven. Maar het rendement van deze zware industrieën is dalende en de sociale plannen volgen elkaar op. Sinds men hen aangekondigd heeft dat ze geen toelage voor chauffage meer zouden krijgen en dat hun sociale zekerheid zou wegvallen in geval van ontslag, gaan de arbeiders van Daqing, met duizenden, soms tot 30.000, elke dag de straat op sinds de 1e maart. Verenigd op het plein van de IJzeren Man, naam van een legendarische held van het proletariaat in de jaren 1960, trekken ze de wacht op voor de lokale zetel van PetroChina, het overheidsbedrijf dat hen tewerkstelt. “De IJzeren mannen, dat zijn wij” roepen ze onder de ramen van hun werkgever. In Liaoyang hebben gelijkaardige redenen de arbeiders ertoe gebracht de koude en de zandwinden te trotseren om met tienduizenden te protesteren voor de zetel van de plaatselijke regering” (5).
Deze strijdgolf is representatief voor de algemene opkomst van de strijdwil van het proletariaat in China tegenover de ravages die de economische crisis aanricht. “Gedurende de eerste drie maanden van dit jaar, terwijl het ritme van de jobs die verloren gaan en van de terugkeer van migrerende arbeiders naar hun streek van oorsprong pijlsnel toeneemt, waren er in China 58.000 'massale incidenten'. De regering zelf spreekt van stakingen, betogingen, wegblokkeringen en andere vormen van strijd van de bevolking. Die cijfers worden gegeven door in Hong Kong gevestigde agentschappen die belast zijn met het waken over de politieke stabiliteit in continentaal China. Als deze tendens zich het geheel jaar doorzet, dan zal 2009 alle voorgaande records breken met meer dan 230.000 van die 'massale incidenten', in vergelijking met de 120.000 uit 2008 en de 90.000 uit 2006” (6).
Van Vietnam tot Dubai, van China tot Bangladesh breken steeds belangrijker en gewelddadiger stakingen uit. De vraag die zich dan stelt is wat de toekomst is van deze gevechten? Om daarop te antwoorden moeten we ze beschouwen als deel uitmakend van een internationaal proces, namelijk de geleidelijke terugkeer van het proletariaat, zowat overal ter wereld naar het terrein van de klassestrijd.In de 'opkomende' landen zijn de strijdwil van de arbeiders, het massale karakter van de stakingen en ook de grote moed tegenover de wrede repressie, een kracht die de proletariërs in alle landen kan en moet inspireren.
Maar de wanhoop die hen drijft, zoals in Bangladesh, tot het vernietigen van fabrieken als uitlaatklep voor hun woede of de confrontaties met de repressiekrachten zonder ander vooruitzicht dan te sterven in een bloedbad, legt anderzijds bloot hoezeer die proletariërs nood hebben aan de strijd van de arbeiders in de centrale landen, in Europa of de Verenigde Staten, om zich de lange ervaring van de oudste bataljons van het wereldproletariaat eigen te maken.Opdat al die strijd weerklank zou krijgen, dat de strijdwil van de enen de anderen zou aanmoedigen en de ervaring van de ene van nut zou zijn voor de anderen, moet het loden gewicht afgegooid worden van de black-out in de media die door de bourgeoisie georganiseerd wordt, moeten op de breedst mogelijke schaal nieuws verspreid worden en gediscussieerd, op internationale schaal, over elke nieuwe belangrijke strijd n
Map / 1.7.2009
1) Bron: “Des nouvelles du front”.
2) Stad met een miljoen arbeiders in de provincie Heilongjiang.
3) Bron: “Des nouvelles du front”.
4) Deze vertegenwoordigers zijn a priori elementen die de Chinese staat opgemerkt heeft als meest strijdbare arbeiders sinds het begin van de beweging en waarop ze haar pijlen gericht heeft door hen in de gevangenis te werpen. Nochtans weten we op basis van de informatie waarover we beschikken niet onder welke voorwaarden en tot op welke hoogte deze 'vertegenwoordigers' erkend worden door het geheel van de arbeiders in strijd.
5) Bron: “Des nouvelles du front”.
6) Bron: “Des nouvelles du front”.
Wij publiceren hieronder de stellingname die gemeenschappelijk werd aangenomen door groepen of organisaties uit 8 verschillende landen van Latijns-Amerika (1). Daarin wordt ook verslag gedaan van de werkzaamheden van die internationalistische bijeenkomst die onlangs gehouden werd (2).
Deze bijeenkomst, waarvoor het voorstel al een jaar geleden gedaan was, werd op de eerste plaats mogelijk door de opkomst van groepen die voor het merendeel (behalve OPOP en de IKS) 3 jaar geleden nog niet eens bestonden. Bovendien zou deze gebeurtenis nooit hebben kunnen plaatshebben zonder de gemeenschappelijke wil van de groepen in kwestie om het isolement te doorbreken en een gemeenschappelijke politieke arbeid te verrichten (3). De grondslag voor een dergelijk werk was de aanvaarding door de deelnemers van toetredingscriteria waarmee het proletarische kamp afgegrensd werd van dat van de bourgeoisie en die uiteengezet worden in de hiernavolgende stellingname.
De eerste activiteit van deze bijeenkomst was noodzakelijkerwijze de politieke discussie die moest toestaan helderheid te scheppen omtrent de bestaande overeenkomsten en verschillen onder de deelnemers, opdat er een kader kon worden uitgewerkt om de meningsverschillen op te helderen.
Wij begroeten in het bijzonder het feit dat deze bijeenkomst plaats heeft kunnen vinden en in staat is geweest om belangrijke discussies ter hand te nemen, zoals over de huidige toestand van de internationale klassenstrijd evenals over de aard van de crisis die het kapitalisme vandaag teistert. Wij hebben het volste vertrouwen in de vruchtbare voorzetting van het debat (4).
Wij zijn ons ervan bewust dat deze bijeenkomst nog maar een heel kleine stap is op de weg naar de vorming van een internationale referentiepool; een referentiepool wiens bestaan, wiens publieke debatten en wiens tussenkomst in staat zouden moeten zijn oriëntaties te bieden aan elementen, collectieven en groepen uit de hele wereld die op zoek zijn naar een proletarisch internationalistisch antwoord op de steeds ernstigere toestand waarin het kapitalisme de mensheid meesleurt.
Niettemin is deze bijeenkomst in vergelijking met de ervaringen uit het verleden – zoals bijvoorbeeld de Internationale Conferenties van het Kommunistische Linkerzijde, die dertig jaar geleden werden gehouden - wel in staat gebleken om een aantal zwakheden te overstijgen die zich toentertijd manifesteerden (5). Terwijl de Conferenties er niet toe gekomen waren een gemeenschappelijke verklaring aan te nemen tegenover de oorlog in Afghanistan, die toen een grote bedreiging vormde, verdedigt de stellingname die nu in unanimiteit door de deelnemers is aangenomen op een zeer heldere wijze de proletarische standpunten tegenover de crisis van het kapitalisme.
Wij willen in het bijzonder de nadruk leggen de felle aanklacht die de stellingname doet tegen de huidige kapitalistische alternatieven van ‘links’ welke in zwang zijn op het hele Amerikaanse continent en die in de hele wereld niet te verwaarlozen illusies wekken. Van de Verenigde Staten, met het verschijnsel Obama, tot in het Argentijnse Patagonië, wordt het continent ‘door elkaar geschud’ door de opkomst van regeringen die beweren de armen, de arbeiders, de uitgeslotenen te verdedigen en die zich voordoen als de dragers van een ‘sociaal’, ‘humaan’ kapitalisme, of in een nog ‘radicalere versie’ (zoals Chavez in Venezuela, Morles in Bolivia en Correa in Ecuador), beweren niet minder dan het ‘socialisme van de XXIe eeuw’ te belichamen.
Wij denken dat het van het grootste belang is dat er zich, tegenover deze misleidingen, een eensgezinde, broederlijke en collectieve pool van internationalistische minderheden opricht. Dit kan de weg openen voor de discussie en het formuleren van standpunten van internationale solidariteit, van onverzoenlijke klassenstrijd, van een strijd voor de wereldrevolutie, tegenover het staatskapitalisme, het nationalisme en de uitbuiting die deze ‘nieuwe’ profeten proberen te laten voortduren.
IKS / 26.4.2009
Gemeenschappelijk stellingname
De strijd voor het echte kommunisme, dat wil zeggen een klasseloze maatschappij, zonder ellende en zonder oorlog, wekt opnieuw een groeiende belangstelling op bij minderheden in de hele wereld. In maart 2009 werd op initiatief van de Internationale Kommunistische Stroming en de Arbeiders Oppositie (Oposição Operaria, OPOP), in Latijns-Amerika een bijeenkomst voor internationalistische discussie gehouden, waaraan verscheidene groepen, kringen en individuele kameraden van dit continent hebben deelgenomen die zich duidelijk op internationalistische en proletarische standpunten stellen.
Buiten de IKS en OPOP waren de volgende groepen aanwezig:
- Grupo de Lucha Proletaria (Peru),
- Anarres (Brazilië),
- Liga por la Emancipación de la Clase Obrera (Costa Rica en Nicaragua),
- Núcleo de Discussión Internacionalista (Dominicaanse Republiek) en
- Grupo de Discusión Internacionalista (Ecuador).
Bovendien hebben ook kameraden uit Peru en Brazilië deelgenomen aan de werken van de bijeenkomst. Andere kameraden uit andere landen hadden eveneens hun verlangen geuit om deel te nemen, maar hebben dat, om materiële of administratieve redenen, niet kunnen realiseren.
Het geheel van de deelnemers kon zich vinden in de beginselen die hieronder afgedrukt staan. Het waren globaal dezelfde als die welke gediend hadden voor het houden van de Conferenties van de Kommunistische Linkerzijde op het einde van de jaren 1970 en begin jaren 1980:
1. Een beroep op het proletarische karakter van de Oktoberrevolutie van 1917 en de Kommunistische Internationale door deze ervaringen te onderwerpen aan een kritische balans die het mogelijk moet maken om nieuwe revolutionaire pogingen van het proletariaat richting te geven.
2. De verwerping zonder reserve van elk idee volgens welke er in de wereld landen zouden bestaan met een socialistisch regime of met een arbeidersregering; al dan niet ‘gedegenereerd’; evenals de verwerping van elke vorm van staatskapitalistische regering, zoals degene die zich baseren op de ideologie van ‘het socialisme van de XXIe eeuw’.
3. Het aanklagen van de socialistische en communistische partijen, evenals hun handlangers, als partijen van het kapitaal.
4. De categorische verwerping van de burgerlijke democratie, het parlementarisme en de verkiezingen, wapens waarmee de bourgeoisie er talloze keren in geslaagd is om de arbeidersstrijd in te kapselen en af te leiden, door de arbeidersklasse te plaatsen voor de valse keuze: democratie of dictatuur, fascisme of anti-fascisme.
5. De verdediging van de noodzaak voor de internationalistische revolutionairen om te werken aan de vorming van een internationale organisatie van de proletarische voorhoede, een onmisbaar wapen voor de proletarische revolutie.
6. De verdediging van de rol van de arbeidersraden als organen van de proletarische macht, evenals de zelfstandigheid van de arbeidersklasse met betrekking tot andere klassen en lagen van de maatschappij.
De agenda van de discussies was als volgt:
1. De rol van het proletariaat en zijn huidige toestand, de krachtsverhouding tussen de klassen;
2. De situatie van het kapitalisme (in wiens schoot zich de huidige strijd afspeelt) en, als meer globale overdenking, het begrip van het verval en/of de structurele crisis van het kapitalisme;
3. De toenemende ecologische crisis waarin het systeem ons stort. Alhoewel dit punt, wegens tijdsgebrek, niet is bediscussieerd, werd er overeengekomen om deze discussie uit te diepen via Internet.
Wat betreft punt 1 werden voorbeelden uit Latijns-Amerika gebruikt om de analyses over het huidige niveau van de klassenstrijd te illustreren, maar de bekommernis van het merendeel van de tussenkomsten was om deze te beschouwen als een onderdeel van de algemene situatie van de proletarische strijd op internationaal vlak. Toch heeft de bijeenkomst besloten om in het bijzonder de verschillende regeringen van links - die op dit moment het merendeel van de landen van Latijns-Amerika regeren – aan te klagen als doodsvijanden van het proletariaat en zijn strijd. De aanklacht betreft eveneens diegenen die aan deze regeringen, ook al is het kritisch, steun verlenen. De bijeenkomst heeft ook het criminaliseren door deze regeringen van de arbeidersstrijd aangeklaagd. Hij heeft tenslotte benadrukt dat de arbeidersklasse zich geen illusies moet maken over de wettige en democratische middelen, maar enkel kan rekenen op haar eigen zelfstandige strijd. Deze aanklacht geldt voor de volgende regeringen:
- Kirchner in Argentinië
- Morales in Bolivië
- Lula in Brazilië
- Correa in Ecuador
En in het bijzonder het regime, dat geleid wordt door Chávez in Venezuela, wiens ‘Socialisme van de XXIe eeuw’ niets anders is dan een enorme leugen, die er op gericht is om de strijd van het proletariaat in dit land te onderdrukken en de arbeiders in andere landen te misleiden.
Wat betreft punt 2 kwamen de deelnemers tot een akkoord over de ernst van de huidige crisis van het kapitalisme, evenals over de noodzaak om er een grondiger inzicht in te krijgen, vertrekkend van een theoretisch en historisch perspectief.
Als conclusie van de discussies kwamen de deelnemers tot een akkoord over de volgende punten:
- het plaatsvinden van de bijeenkomst is een manifestatie van de huidige tendens van de ontwikkeling van de strijd en van de bewustwording van het proletariaat op internationaal vlak;
- de verscherping van de crisis van het kapitalisme vandaag kan, op termijn, deze tendens tot de ontwikkeling van de arbeidersstrijd enkel versterken en maakt de verdediging van revolutionaire standpunten in de schoot van het proletariaat steeds noodzakelijker;
- in die zin vinden alle deelnemers het nodig om de inspanning, die begonnen is met de organisatie van deze bijeenkomst, verder te zetten om actieve deelnemer te zijn in de internationale proletarische strijd.
Meer concreet werd er als eerste stap van deze inspanning het volgende besloten:
1. het opstarten van een internetsite in het Spaans (eventueel in het Portugees) onder de collectieve verantwoordelijkheid van de groepen die deelgenomen hebben aan de bijeenkomst. Ook werd de mogelijkheid overwogen om in het Spaans een bulletin te publiceren, gebaseerd op de inhoud van de internetsite;
2. de publicatie op die site van
- de stellingname (die ook zal gepubliceerd worden op de sites van de deelnemende groepen);
- de bijdragen die voorbereid werden voor deze bijeenkomst;
- het samenvattend verslag van de verschillende discussies die tijdens deze bijeenkomst zijn gevoerd;
- elke andere bijdrage van de aanwezige groepen en elementen, evenals van elke andere groep of kameraad die zichzelf herkent in de beginselen en bekommernissen die de ontmoeting hebben bezield.
Een van de bekommernissen die de ontmoeting heel in het bijzonder onderstreept is de noodzaak van een open en broederlijk debat tussen revolutionairen en de verwerping van elk sektarisme en kapelletjesgeest n
1) Mexico, Dominicaanse Republiek, Costa Rica, Nicaragua, Ecuador, Peru, Venezuela, Brazilië.
2) De deelnemers waren de volgende: Oposição Operária –OPOP (Brésil), IKS, LECO (Liga por la Emancipación de la Clase Obrera, Costa Rica – Nicaragua), Anarres (Brésil), GLP (Grupo de Lucha Proletaria, Pérou), Grupo de Discusión Internacionalista de Ecuador, Núcleo de Discusión Internacionalista de la República Dominicana, evenals kameraden uit dezelfde landen die hebben deelgenomen op individuele titel.
3) Wij hebben verslag uitgebracht van deze opbloei in Latijns-Amerika in ons artikel Twee nieuwe secties van de IKS (in Internationaliusme n°342 en Wereldrevolutie n°117).
4) Een van de beslissingen van de bijeenkomst ging over het openen van een Internet site waarop de gemeenschappelijk stellingname en de debatten gepubliceerd zullen worden. Zie encuentro.internationalist-forum.org
5) Lees bijvoorbeeld in de Internationale Revue n 16 (frans-, engels-, en spaanstalig), het artikel 2eme conférence internationale des groupes de la Gauche communiste
Deze dag bracht deelnemers van alle leeftijden bijeen en kenmerkte zich vooral door een actieve deelname van alle aanwezigen, door geanimeerde discussies die ieder’s wil liet zien om de aangesneden vraagstukken te begrijpen en te verdiepen. En dit alles in een hartelijke en warme sfeer, niet alleen tijdens de discussies maar ook tijdens de pauzes, in het bijzonder tijdens de BBQ die deze dag afsloot en voor velen een gelegenheid was om de discussies verder te zetten, of om beter met elkaar kennis te maken en ideeën uit te wisselen.
Deze dag was helemaal geen geïsoleerd evenement maar kadert volledig in een internationale dynamiek:
- gelijkaardige ontmoetingen vonden plaats in Frankrijk (Marseille, Parijs), Italië (Napels), Groot-Brittannië (Londen), de Verenigde Staten (New York), enz…
- overal ter wereld ontstaan discussiekringen en groepen die op zoek zijn naar politieke verheldering (van Duitsland tot Brazilië, van Nicaragua tot Zuid-Korea of Japan);
-er was een conferentie van internationalistische groepen in Latijns-Amerika.
Hoe kan men een dergelijke internationale dynamiek verklaren?
Deze komt vooral voort uit twee fundamentele noden:
- een nood om te begrijpen: de evolutie van de wereld leidt tot het nadenken over de oorzaken van zijn achteruitgang (ecologische rampen, economische crisis, werkloosheid, ellende, afwezigheid van economische en sociale perspectieven, oorlogen, slachtpartijen, hongersnoden,…) want zonder diagnose kan er geen afdoende remedie gevonden worden…;
- een nood om iets te doen: hoe te werk gaan om de ramp die zich aankondigt te beletten, om een alternatief voor te stellen voor deze wegkwijnende maatschappij? Welke zijn de krachten die dit alternatief kunnen verwezenlijken? Hoe zich organiseren en een krachtsverhouding uitbouwen die in ons voordeel uitdraait.
Moeilijke vraagstukken maar die van kapitaal belang zijn om steriele acties te vermijden, die enkel kunnen uitlopen op uitputting en ontmoediging.
De antwoorden op die vragen kunnen wij enkel samen vinden en niet ieder in zijn hoekje via het individualisme, het ‘ieder voor zich’ dat deze maatschappij ons wil opdringen. Collectief nadenken en lessen trekken uit ervaringen in het verleden, uit talrijke inspanningen en theoretische bijdragen die er geleverd werden (want wij zijn bijlange niet de eersten die deze antwoorden zoeken). En dit is slechts mogelijk wanneer er ruimte geschapen wordt voor deze politieke overdenking. Een dergelijke ruimte scheppen betekent:
- zo veel mogelijk op zoek gaan naar vraagstukken die leven door een zo groot mogelijke waaier van onderwerpen aan te snijden;
- iedereen kan zonder verplichting deelnemen en bijdragen volgens eigen kunnen en belangstelling;
- alle deelnemers moeten volop de kans krijgen om samen vrijelijk te discuteren, in een open en broederlijke sfeer waarbij iedereen zonder vrees zijn/haar vragen moet kunnen op tafel gooien, maar ook zijn/haar twijfels en zo bijdragen tot het debat op een bewuste en collectieve manier;
- bovendien is die ruimte slechts een schakel in een ketting, een moment in het proces van de overdenking en moet ze opgevat worden als een continuïteit zowel historisch als internationaal.
Om die reden neemt de IKS het initiatief om deze ontmoetings- en discussiedagen actief te organiseren en er aan deel te nemen, zoals dat nu het geval was in Antwerpen. In een volgend nummer van Internationalisme zullen wij de gelegenheid hebben om terug te komen op de bijdragen aan deze dag.
Natuurlijk volstaat één enkele discussiedag niet om alle gestelde vragen te beantwoorden. Omdat nog vele andere vragen, die door de uitgenodigden werden opgeworpen, niet aan bod kwamen. Omdat de wereldsituatie het vraagstuk stelt van de toekomst van de kapitalistische maatschappij, is het nodig om het debat verder te zetten.
Met dit doel voor ogen, en naast onze regelmatige discussiebijeenkomsten en publieke bijeenkomsten, wordt er nog een ander ontmoetingsmoment georganiseerd door de IKS, dat zal doorgaan in Rijsel (Frankrijk) in de maand oktober, De discussies en vragen van de zomerdag in Antwerpen kunnen dan terug opgenomen worden n
DM / 08.09.09
Maar in de eerste weken van juni gebeurde er iets dat duidelijk aantoonde dat het gewicht van de passiviteit en de angst geen fataliteit is. De arbeiders van de Londense metro hebben gestaakt om 1000 bedreigde banen te verdedigen. De arbeiders van de Post in Londen en in Schotland hebben strijd aangevat tegen ontslagen, verbroken contracten en het schrappen van jobs. En vooral, en op hetzelfde ogenblik, legden 900 bouwarbeiders van de raffinaderij in Lindsey het werk neer uit solidariteit met 51 van hun makkers die ontslagen waren. Die strijd stak de lont aan een reeks wilde stakingen uit solidariteit in de grootste bouwplaatsen van de energiesector in Groot-Brittannië, toen Total op 19 juni 640 stakers ontsloeg. Deze strijd toont dat we ons 'lot' niet zomaar moeten slikken.
Begin dit jaar stonden de arbeiders van de Lindsey-raffinaderij midden in een gelijkaardige golf wilde stakingen, naar aanleiding van het ontslag van arbeiders op de site. Die strijd werd in het begin afgeremd door het gewicht van het nationalisme, gesymboliseerd door de slogan 'Engelse jobs voor Engelse arbeiders!', en door het verschijnen van de Union Jack (Britse vlag) aan de stakingspiketten. Enkele van de stakende arbeiders zeiden dat men geen buitenlandse arbeiders moest aanwerven terwijl er Engelse arbeiders ontslagen werden. De heersende klasse gebruikte die nationalistische ideeën volop, overdreef hun invloed en stelde het voor alsof deze staking gericht was tegen de Italiaanse en Poolse arbeiders die op de site tewerkgesteld waren. Maar plots, en zeer voorspelbaar, werd er abrupt een einde gemaakt aan de staking, toen spandoeken begonnen te verschijnen die de Portugese en Italiaanse arbeiders opriepen zich bij de strijd aan te sluiten, met de slogan 'Arbeiders van de hele wereld, verenigt u!', terwijl de Poolse bouwvakkers zich bij de wilde stakingen in Plymouth aansloten. In plaats van een langdurig voorbereide nederlaag voor de arbeiders, met groeiende spanningen tussen de arbeiders uit verschillende landen, behaalden de arbeiders van Lindsey 101 extra arbeidsplaatsen, de Portugese en Italiaanse arbeiders behielden hun job, ze kregen de verzekering dat niemand ontslagen zou worden en gingen verenigd terug aan het werk.
De nieuwe strijdgolf, die steunde op deze goede dynamiek, brak uit op een basis die van meetaf aan veel duidelijker was : solidariteit met de 51 ontslagen arbeiders. Op hetzelfde ogenblik wierf een andere baas arbeiders aan. De ontslagen arbeiders vernamen via een post-it op hun stempelkaart dat men hen niet meer nodig had! Dat lokte een onmiddellijke reactie uit bij honderden arbeiders, die uit solidariteit het werk neerlegden. De indruk bestond dat deze arbeiders aangepakt werden vanwege de rol die ze gespeeld hadden in de vorige staking. Op 19 juni nam Total, eigenaar van de site, de onverwachte maatregel 640 stakers te ontslaan. Er waren al solidariteitsstakingen geweest in andere fabrieken, maar bij de aankondiging van de nieuwe ontslagen braken over het hele land stakingen uit. “Ongeveer 1200 woedende arbeiders verzamelden gisteren aan de belangrijkste ingangen en droegen borden waarop de hebzuchtige patroons aangeklaagd werden. Arbeiders van de elektriciteitscentrales, de raffinaderijen, de fabrieken in Cheshire, Yorkshire, Nottinghamshire, Oxfordshire, Zuid-Wales en de Teeside legden het werk neer om hun solidariteit te tonen.” (The Independent, 20-6-09) The Times rapporteerde “dat er tekenen waren dat de staking zich uitbreidde naar de nucleaire industrie, want EDF Energy zei dat contractuele arbeiders van de reactor in Hickley Point in Somerset het werk hadden neergelegd.”
De rechtse kranten The Times en The Daily Telegraph die meestal volop dergelijke nationalistische gevoelens uitspelen, maakten er dit keer geen melding van en concentreerden zich veeleer op de actie die Total opgestart had en het gevaar dat de strijd zich zou uitbreiden. De heersende klasse maakt zich bijzonder bezorgd over deze strijd, juist omdat ze die niet zo gemakkelijk kan afleiden in een nationalistische campagne. Zij vreest dat de strijd zou kunnen uitbreiden naar de gehele bouwsector en zelfs daarbuiten. De arbeiders kunnen zien dat als Total erin slaagt stakende arbeiders te ontslaan, zij daarin door andere patroons gevolgd zullen worden. De kwestie van de staking is duidelijk gesteld als een klassekwestie, die alle arbeiders aanbelangt.
De visie op solidariteit met buitenlandse arbeiders bevestigt het evidente klassekarakter van deze strijd. Zoals een ontslagen arbeider het duidelijk zegt : “Total zal zich binnenkort rekenschap geven van het feit dat ze een monster losgelaten hebben. Schandalig dat zoiets gebeurt zonder enig overleg. Het is onwettelijk en ik word er ziek van. Als ze (Total) hier mee wegraken, dan zal de rest van de industrie ineenzakken en moeten afslanken. De arbeiders zullen uitgedund worden en de ongeschoolde buitenlandse arbeiders zullen aan lagere lonen aangeworven worden, als vuil behandeld en weggestuurd zodra het werk klaar is. Er bestaat een grote kans dat de elektriciteit tengevolge hiervan afgesloten zal worden. We kunnen niet passief blijven toezien hoe arbeiders als vuile kleren weggegooid worden” (The Independent, 20-6-09).
De verontwaardiging van de arbeiders is die van heel de arbeidersklasse. Niet allen omwille van wat Total doet, maar omwille van alle aanvallen die ze ondergaan of zien gebeuren. Miljoenen arbeiders worden vandaag weggeworpen als waren ze afval van de heersende klasse. De bazen verwachten dat de arbeiders de loondalingen aanvaarden, dat ze zelfs gratis zouden werken en nog tevreden blijven! Het misprijzen dat Total tentoonspreidt is dat van de hele bourgeoisie.
Wat er ook gebeurt in de komende dagen, deze strijd heeft al aangetoond dat de arbeiders de aanvallen zomaar moeten slikken, dat ze verzet kunnen bieden. Meer dan dat: ze hebben gezien dat de enige manier om zichzelf te verdedigen erin bestaat elkaar te verdedigen. Voor de tweede keer dit jaar hebben we wilde solidariteitsstakingen gezien. Sommige verslagen zeggen dat de stakers in Lindsey vliegende piketten naar Wales en Schotland gestuurd hebben. Er zijn bouwwerven over het hele land, en vooral in Londen waar de bouwwerven van de Olympische Spelen talloze arbeiders van vele nationaliteiten bijeenbrengen. Delegaties naar die werven sturen om tot solidaire actie op te roepen zou een nog duidelijker boodschap brengen dat het om een kwestie gaat die de toekomst van alle arbeiders aangaat, waar ze ook vandaan komen. De arbeiders van de post en de metro in Londen proberen zich ook tegen gelijkaardige aanvallen te verdedigen en hebben er belang bij een gemeenschappelijk front te vormen.
De oude slogan van de arbeidersbeweging – arbeiders van de hele wereld, verenigt u! - wordt door de bazen vaak in het belachelijke getrokken omdat zij niet verder kunnen zien dan hun nationale belangen. Maar de wereldcrisis van hun systeem maakt steeds duidelijker dat de arbeiders overal dezelfde belangen hebben: ze moeten proberen zich te verenigen om hun levensvoorwaarden te verdedigen en het perspectief voorop te stellen van een ander soort maatschappij, gebaseerd op wereldwijde solidariteit en samenwerking n
Phil/ 21.06.2009
“Voor 20 september moeten wij een stabiliseringplan indienen bij de Europese Commissie, en daarna gaan wij over tot het budget 2010-2011. (…) Om onze sociale verworvenheden te vrijwaren moet er absoluut een solidere en meer dynamische economische infrastructuur komen dan vandaag. Europa moet aan het werk en België ook. (…) Wij zijn weer vertrokken voor een lange periode van aanpassing. Dat is trouwens allemaal doenbaar hé [sic, bedankt voor de aanmoediging] … in 1992 vertegenwoordigde het plan Dehaene een inspanning die gelijkstaat met de helft van die van vandaag … Dus vandaag moet men … het dubbele doen van wat men moest doen in 1992. Men zal zich moeten aanpassen. Vooral de bevolking [sic] zal zich moeten aanpassen. Men zal van discours moeten veranderen”. (Le Soir, 1.8.2009).
Dat was een bijzonder direct discours in volle zomerreces. De redding van de banken en de steun aan de kwakkelende economie hebben in de eerste plaats 15 jaar van budgettaire inleveringen en loonmatiging geannuleerd. Bovendien is het gat dat moet gevuld worden twee maal dieper en zal de inkrimping van de uitgaven twee maal forser zijn dan in de laatste 15 jaar. Via de verklaringen van de Eerste Minister belooft de regering ons nog meer bloed en tranen dan tijdens de jaren 1980 en dat voor minstens 10 jaar.
Aarzelingen
Geconfronteerd met de bedreigingen van haar levensomstandigheden, blijft de Belgische arbeidersklasse voor het ogenblik heel schuchter in haar antwoord en dat kan verrassend lijken. De meerderheid van de arbeiders kiest voor een afwachtende houding en is ontredderd, zoals wij merken bij Opel Antwerpen of bij Sonaca in Charleroi. Een kleine minderheid van de arbeiders reageert gewelddadig, omdat zij zich verplicht voelen om ‘iets te doen vooraleer het te laat is’ tegenover de druk van de ontslagen die zij ondergaan in hun bedrijf of hun streek, maar zij staan dan geïsoleerd (zoals bijvoorbeeld met de bezetting bij Bridgestone). Hoe kan men deze relatieve passiviteit uitleggen van een arbeidersklasse die, op andere momenten (zoals nog tijdens de golf van wilde stakingen begin 2008), haar strijdbaarheid wist tot uiting te brengen tegenover de aanvallen die ze onderging?
- Vooreerst door de voorzichtigheid waarmee de bourgeoisie zelf tewerk gaat bij het ten uitvoer brengen van haar aanvalsplannen. In tegenstelling tot de jaren 1970 of 1980, beschikt de bourgeoisie niet meer over zogenaamde politieke alternatieven om de crisis te lijf te gaan. Ze zijn allemaal al toegepast en hebben het allemaal al laten afweten: de belofte van tienduizenden nieuwe jobs in de openbare sector, de vermindering van de arbeidstijd (36u), de inperking van het juk van de staat, de beperking van de toevloed van vreemdelingen,… Vandaar dat zij, bewust van haar verminderde manoeuvreerruimte in een context van algeheel ongenoegen, handelt met omzichtigheid. Ze probeert elke provocatie te vermijden. Daarom vermijdt zij voor het ogenblik frontale maatregelen tegen de lonen en mikt zij eerder op ‘ecologische’ belastingen of op de vermindering van de uitgaven van de sociale zekerheid, op de vermindering van de toegekende fiscale voordelen aan het bijkomend pensioensparen, maatregelen die in wezen evengoed een aanval zijn op de lonen, maar op een indirecte manier. Bovendien probeert zij de evenredigheid en de wettelijkheid van de aangekondigde aanvallen te rechtvaardigen door zelf de trom te roeren over de noodzaak van “diegenen te laten betalen die de crisis veroorzaakt hebben” : de voorstellen voor een crisisbelasting voor de banken, de beperking van de bonussen voor de hogere kaders of zelfs de belasting op de financiële speculatie (Tobin tax) moeten de bevolking, en vooral de loontrekkers, er van overtuigen dat de opofferingen evenredig zullen gespreid worden.
- Vervolgens en vooral natuurlijk door de omvang en de brutaliteit van de crisis die breed uitgemeten wordt in de media in dienst van de bourgeoisie. In het begin is het normaal dat de arbeiders terugschrikken voor de omvang van de aanvallen en voor het niveau van antwoord dat deze vereisen: Hoe kan Opel Antwerpen het hoofd bieden aan een wereldwijd bankroet dat GM bedreigt en aan het schimmengevecht dat geleverd wordt door de directie van GM, de US regering en de Duitse regering? Hoe kan men de ontslagen bij Sonaca bestrijden als de vliegtuigbestellingen in de wereld in elkaar storten? Natuurlijk dringt zich de noodzaak elke dag meer op om zijn bedreigde levensomstandigheden te verdedigen, om een alternatief te bieden aan het kapitalisme dat niet in staat blijkt om de mensheid een deftig perspectief te bieden. Maar opdat de mogelijkheid om dat te doen op haar beurt algemeen gedeeld zou worden door de arbeidersklasse, moeten en nog belangrijke hindernissen opgeruimd worden.
Misleidingen
Een van de belangrijke stappen die de arbeiders moeten zetten is zonder twijfel de ontwikkeling van hun bekwaamheid om de valstrikken en de misleidingen te ontrafelen die de bourgeoisie naar voor schuift om hun opmars naar eenheid en ontwikkeling van hun bewustzijn te belemmeren. Al heeft de bourgeoisie het belang van de crisis niet verdoezeld, toch heeft zij haar campagnes opgedreven met het oog op het vertroebelen van het overdenkingsproces onder de arbeiders ontrent het soort antwoord en alternatief dat er moet aan gegeven worden. In het centrum van deze campagnes staat het behoud van de geloofwaardigheid van de burgerlijke democratie. Op internationale schaal mikte de intense campagne rond de verkiezing van Obama reeds op het terug geloofwaardig maken van het democratisch alternatief. In België is bij het verkiezingscircus van juni dezelfde doelstelling met groot meesterschap uitgebuit door de bourgeoisie.
Wat betreft de recente verkiezingen van juni 2009, valt het vooral op, en dat wordt in de pers breed uitgesmeerd, dat de winnaars en verliezers in het noorden en in het zuiden niet dezelfden zijn. In het Franstalige deel zijn het vooral de groenen (Ecolo) die gescoord hebben, terwijl in Vlaanderen de ‘gematigde’ en ‘salonfähige’ Vlaams-nationalisten van het NVA, die fors vooruit gingen ten koste van het de uiterst rechtse en vreemdelinghatende Vlaams-nationalisten van het Vlaams Belang. Die verliezen een derde van hun aanhang. Deze uitslag wordt door de burgerlijke politieke wereld voorgesteld als de grote overwinning van de democratie. In feite hebben deze resultaten de bourgeoisie in staat gesteld om de democratische misleiding uit te buiten tegen de ontwikkeling van het verzet van de arbeidersklasse op twee vlakken:
- door de nadruk te leggen op de tegengestelde oriënteringen in de twee regio’s (“de resultaten tonen dat wij in twee verschillende landen leven”) en de verschillende samenstelling van de deelregeringen (‘olijf’ en ‘links’ aan Franstalige zijde, centrum rechts aan Vlaamse zijde) versterkt zij de regionalistische verdelingen en bijgevolg ook de hindernissen bij de ontwikkeling van de eenmaking van de strijd;
- door het onderstrepen van de consolidering van de ‘democratische consensus’ via een zware nederlaag van uiterst rechts, verstevigt zij de democratische illusies en belet zij het overdenkingsproces ontrent alternatieven voor het zieltogende kapitalisme.
Een internationaal kader
De Belgische bourgeoisie heeft een enorme ervaring in het inkapselen van de ontevredenheid van de arbeidersklasse en zij beschikt over een vakbondsapparaat dat bijzonder doeltreffend is om te vermijden dat de woede zou omslaan in een in-vraag-stelling van het systeem. Enerzijds ondersteunen de vakbonden soms harde strijd (zoals de acties van de Waalse staalarbeiders of de lange bezetting van de fabriek van Bridgestone), maar altijd zo ingeperkt mogelijk tot het bedrijf, tot een sector of tot de streek, en die over het algemeen ondoeltreffend blijken te zijn en leiden tot ontmoediging. Anderzijds staan zij voorop voor een evenredige soberheid: het is inderdaad de socialistische vakbond die de noodzaak heeft vooropgesteld om aan de banken een crisisbijdrage op te leggen, niet om de arbeiders te verdedigen maar om het discours te doen slikken van “de collectieve opofferingen” en ongecontroleerde sociale uitbarstingen te vermijden: “Wij willen de bedrijven zeker helpen maar op een gerichte en liefst doeltreffende manier. (...). Het gevoel van te balen is niet te onderschatten. We maken hier gelukkig nog geen toestanden mee zoals in Frankrijk, waar boze werknemers zelfs dreigden met het opblazen van het eigen bedrijf, maar onderschat de groeiende woede niet. Ik zeg dat niet als dreigement, maar uit oprechte bezorgdheid”. (R. De Leeuw, voorzitter van de socialistische vakbond, De Morgen, 02.09.2009).
De arbeidersklasse in België wordt volop geconfronteerd met de vakbondssabotage van haar verzet. Dit maakt deel uit van de strijd van de internationale arbeidersklasse op langere termijn, die haar juist moet in staat stellen om de lessen te trekken uit haar huidige en voorbije ervaringen met de inkapselingsmethodes van de strijd door de vakbond en haar sociale verzoeningspolitiek in de schoot van het burgerlijk democratisch systeem. Het stelt haar ook in staat de organisatie van haar strijd zelf in handen te nemen, de uitbreiding en eenmaking van haar strijd te ontwikkelen en alternatieven voorop te stellen.
Het is ook op wereldvlak dat de eerste vooruitgang op deze weg tot uiting komt. Ondanks de media black-out, heeft de burgerlijke pers van de laatste maanden toch nog gewag gemaakt van massale strijd in Zuid-Afrika, in Bangla Desh en vooral in Egypte, waar de officiële vakbonden overspoeld zijn en waar de arbeiders op zoek zijn gegaan naar alternatieve strijdmethodes. In China zijn er bijna dagelijks gewelddadige botsingen tussen de arbeiders en de ordestrijdkrachten als gevolg van ontslagen en loonsdalingen. In Europa zelf hebben belangrijke bewegingen bij delen van de uitgebuite klasse de groeiende bewustwording onderstreept over wat er op het spel staat. Dat kwam begin 2009 tot uiting in de rellen van de studentenjongeren in Griekenland tegen de afwezigheid van perspectief en tegen het geweld van de staat. Ze werden hierbij gesteund door een groot deel van de arbeidersbevolking. In Spanje en in Groot-Brittannië, duiken de eerste uitingen op van het in handen nemen van de strijd en het zoeken naar solidariteit en uitbreiding van de strijd. Zo werd in de raffinaderij in Lindsey een schandelijke campagne, die ‘British jobs for British workers’ eiste, door de arbeiders zelf gecounterd, wat het mogelijk maakte om enkele maanden later de strijd opnieuw op te nemen op een hoger niveau van eenheid, met solidariteitsbetogingen tussen Britse arbeiders en gastarbeiders, Poolse en Italiaanse (zie hiervoor het artikel in dit blad).
De aanzienlijke verdieping van de huidige crisis van het kapitalisme vormt een element van eerste orde in de ontwikkeling van de arbeidersstrijd. Nochtans volstaat het voor de arbeidersklasse niet om vast te stellen dat het kapitalisme in een doodlopend straatje zit, dat het zou moeten wijken voor een andere maatschappij, opdat zij de weg zou inslaan naar een revolutionair perspectief. De weg die leidt naar revolutionaire botsingen en naar het in-vraag-stellen van het kapitalisme zal nog lang en moeilijk zijn. Enkel door de situatie van de arbeidersklasse in België in dit wereldkader van pogingen van de internationale arbeidersklasse om weerwerk te bieden aan de campagnes van de bourgeoisie en om haar strijd en bewustzijn te ontwikkelen in te schatten, zijn we in staat te vermijden in momenten van scepticisme of euforie te vervallen. Het is ook de enige houding die het de elementen, die bewust zijn van wat er op het spel staat, mogelijk maakt om politiek bij te dragen tot het opkrikken van de bekwaamheid van de arbeidersklasse om de democratische valstrikken en misleidingen, die de bourgeoisie hen voor de voeten werpt, te ontmijnen, om het vakbondskeurslijf te verbreken en om de strijd in eigen handen te nemen. Dat zijn fundamentele stappen voor een eensgezinde strijd tegen de verschrikkingen van het kapitalisme in crisis n
J / 05.09.2009
Het ‘Sociaal-Darwinisme’, een reactionaire ideologie van het kapitaal
De feiten en oorzaken die het voor de menselijke soort hebben mogelijk gemaakt om tot beschaving te komen vormen een van de onderwerpen die filosofen en denkers het meest hebben beziggehouden in de loop der eeuwen. Het gaat om niets minder dan het ontdekken van de motor van de geschiedenis. In 1848 bood de verschijning van het ‘Kommunistisch Manifest’ een revolutionaire visie van het vraagstuk, dat de mens en zijn activiteit, op het sociaal vlak, in het centrum plaatst van de historische vooruitgang. Deze visie kon vanzelfsprekend geen voldoening schenken aan de nieuwe heersende klasse, de bourgeoisie, die op enthousiaste wijze de volle opbloei van het kapitalistisch systeem beleefde. Enerzijds is deze opboei gebaseerd op een ideologie die in het bijzonder gericht is op het individualisme, en anderzijds was het voor de bourgeoisie veel te vroeg om, zelfs op louter intellectueel vlak, de mogelijkheid te vatten dat het kapitalisme ooit kon worden voorbijgestreefd.
Wanneer Charles Darwin elf jaar later het resultaat publiceerde van zijn werkzaamheden over de evolutie van de organismes ten gevolge van de natuurlijke selectie, was het voor de bourgeoisie zeer aanlokkelijk om er een onderzoeksspoor in te vinden van de ontwikkeling van de menselijke maatschappijen, die juist zou gebaseerd zijn op de selectiemechanismen van de meest aangepaste individuen. Deze denkrichting die men groepeert rond de term ‘sociaal-darwinisme’, is vandaag nog steeds actief, zelfs al moeten zijn vooronderstellingen nog ruimschoots worden bewezen en ook al werd zijn beginpostulaat, de ‘wedijver voor het bestaan’, vlug terzijde geschoven door Dawin zelf voor wat betreft de evolutie van de mens ([1]).
“Het Sociaal-Darwinisme is een vorm van sociologie waarvan de postulaten de volgende zijn: a) vermits de Mens deel uitmaakt van de natuur, zijn de wetten van de menselijke maatschappijen, direct of bijna indirect, natuurwetten;
b) haar natuurwetten zijn die van het overleven van de meest geschikte, de strijd voor het bestaan en de wetten van de erfelijkheid;
c) voor het welzijn van de mensheid is het nodig om te waken over het goed functioneren van deze wetten in de maatschappij.
Zo begrepen kan het sociaal-darwinisme historisch gedefinieerd worden als een tak van de evolutieleer (evolutionnisme) die postuleert dat er een minimale of nulafwijking is tussen de natuurwetten en de sociale wetten, allebei onderworpen aan de overleving van de meest geschikte, en het beweert dat deze natuurwetten direct een moraal en een politiek verschaffen.
Men gaat twee vormen onderscheiden van sociaal-darwinisme. De ene van individualistische inspiratie, beweert dat het individu het sociaal organisme is dat aan de basis ligt, en dat, naar het model van de strijd tussen individuen van dezelfde soort, de fundamentele wetten van de maatschappij voortkomen uit de strijd tussen individuen van éénzelfde soort, waarvan de strijd tussen etnische groepen (of rassen) slechts een uitvloeisel is. De andere, in tegendeel, vanuit holistische inspiratie, beweert dat de maatschappij het sociale organisme is dat aan de basis ligt, dat de motor van de geschiedenis de strijd is tussen rassen, en dat de strijd tussen individuen, van éénzelfde groep secundair is, ja zelfs een schadelijk feit voor de overleving van het ras (…).
Het individualistisch sociaal-darwinisme komt tot ontwikkeling vanaf de jaren 1850 (dus zelfs vóór de verschijning van ‘Over het Ontstaan van Soorten’) en vormt een belangrijke ideologie tot 1880. (…) Het is overwegend verbonden met het economische laissez-faire, en staat voor de non-interventie van de staat. (…) Het holistische sociaal-darwinisme, dat dikwijls racistisch is, ontwikkelt zich vooral na 1880. Het hangt voor het merendeel een staatstussenkomst aan in de maatschappij en een protectionistische praktijk (economische bescherming maar ook bescherming van het ras (…) de raszuiverheid verkeert in gevaar” ([2])
De meest gekende vertegenwoordiger van deze ideologie is een Engelsman uit de tijd van Darwin, Herbert Spencer. Als Ingenieur, filosoof en socioloog, ziet hij in ‘Over het Ontstaan van Soorten’ de sleutel die het hem mogelijk maakte om de ontwikkeling van de beschaving te begrijpen, vertrekkend van het postulaat volgens hetwelk de menselijke maatschappij zou evolueren volgens hetzelfde beginsel als de levende organismes.
Van daaruit vertrekkend zou het selectiemechanisme zoals beschreven door Darwin wel totaal toepasselijk zijn op het sociale weefsel. Spencer was een burgerlijk ideoloog die vast verankerd zat in zijn tijd. Sterk gemarkeerd door het individualisme en het optimisme eigen aan de heersende klasse van die tijd toen het kapitalisme in volle opbloei was, zou hij zich in grote mate laten beïnvloeden door de ‘in zwang zijnde’ theorieën, zoals het utilitarisme van Bentham (zie Internationale revue nr.21, Oriëntatietekst over Marxisme en ethiek deel II). Plechanov zou van hem zeggen dat hij een “conservatieve anarchist was, een burgerlijk filosoof” ([3]). Voor Spencer produceert en vormt de maatschappij briljante elementen die zullen geselecteerd worden om deze maatschappij in staat te stellen om verder vooruitgang te boeken. Afwijkend van de theorie van Darwin, wordt de opvatting van Spencer, toegepast op de maatschappij, “de selectie van de meest geschikten”.
Het sociaal-darwinisme, zoals het veel later na zijn uiteenzetting door Spencer zou genoemd worden, stelt als beginsel de superioriteit van de erfelijkheid op de opvoeding, dit wil zeggen het overwicht van de aangeboren karakters op de verworven karakters. Als er werkelijk natuurlijke selectieprincipes aan het werk zijn in de maatschappij, dan komt het er eenvoudigweg op aan om ze niet te dwarsbomen om de sociale vooruitgang te verzekeren en op termijn het verdwijnen van de ‘afwijkingen’, zoals de armoede of het niet aangepast zijn.
In zijn latere ontwikkelingen, zou het sociaal-darwinisme terug opgepikt worden als een hoeksteen voor heel wat standpunten en politieke rechtvaardigingen die gedicteerd werden door de noden van de kapitalistische ontwikkeling.
Ook vandaag wordt de theorie van Herbert Spencer nog altijd aangewend als pseudo-wetenschappelijke borg voor de reactionaire ideologie van de ‘winner’ en van de ‘wet van de sterkste’.
Vanuit strikt wetenschappelijk gezichtspunt zouden de werken van Spencer min of meer gevarieerde studies inspireren, zoals de schedelleer (studie van de vorm en omvang van de schedel, waarvan de resultaten uiteindelijk zouden blijken aangepast te zijn), pogingen om de intelligentie te meten of nog criminele antropologie met de theorie van de ‘geboren misdadiger’ van Lambroso, waarvan de echo’s vandaag nog waarneembaar zijn in de burgerlijke politieke sferen wanneer het er om gaat de toekomstige misdadiger zo snel mogelijk op te sporen.
Het overwicht van het aangeborene leidt bij Spencer ook tot het uittekenen van de krijtlijnen van een opvoedingspolitiek waarvan de weerslag nog merkbaar is in het Britse schoolsysteem van de lagere school, dat probeert aan het kind een omgeving te verschaffen die eigen is aan zijn persoonlijke ontwikkeling, aan zijn eigen onderzoekingen en ontdekkingen, eerder dan hem een onderwijs te verschaffen dat hem in staat stelt om nieuwe bekwaamheden te ontwikkelen. Het vormt bovendien de theoretische grondslag voor het begrip ‘gelijkheid van kansen’.
Maar de meest beroemde uitloper van het sociaal-darwinisme berust vooral in het eugenisme. Het was Francis Galton, neef van Charles Darwin, die de eerste begrippen van het eugenisme opstelt door de onderliggende intuïtie van Herbert Spencer te volgen. Als de natuurlijke selectie op een mechanische wijze zou leiden tot sociale vooruitgang zou volgens die theorie alles wat hem in de weg staat, alleen maar de opgang van de mensheid naar het geluk beletten. Eenvoudiger gezegd, Galton vreesde dat de sociale maatregelen waartoe de bourgeoisie verplicht werd, voor het merendeel onder druk van de klassestrijd, op termijn zouden leiden tot een globale ontaarding van de beschaving.
Terwijl Spencer eerder een aanhanger was van het ‘laissez-faire’, van de non-interventie van de staat (één van zijn werken in 1850 droeg de titel ‘Het recht om de staat te negeren’), zou Galton actieve maatregelen voorstellen om het verloop van de natuurlijke selectie te vergemakkelijken. Hij inspireerde lange tijd en min of meer direct de politiek van sterilisatie van geesteszieken, de praktijk van de doodsstraf voor misdadigers, enz. Het eugenisme wordt altijd al beschouwd als een centrale wetenschappelijke borg bij fascistische en nazi-ideologieën, zelfs al waren er bij Spencer al elementen aanwezig om racistische visies uit te werken die leidden tot de hiërarchiesering van de rassen. Vanaf de 19e eeuw werden de werken van Spencer gebruikt voor het aantonen van de biologische gronden van de technologische en culturele achterstand van de zogenaamde ‘wilde’ volkeren. Zo werd op wetenschappelijke wijze de koloniale politiek gerechtvaardigd door haar een morele karakteristiek te verlenen van beschaving, terwijl deze fundamenteel noodzakelijk was geworden door het samentrekken van de locale markten.
Nochtans maakte het eugenisme het mogelijk om een bijkomende stap te zetten in het in overweging nemen van het elimineren van massa’s individuen die ongeschikt geacht werden en dus potentieel de vooruitgang van de maatschappij zouden kunnen vertragen. Alexis Carrel zou in 1935 zelfs overwegen, en zelfs tot in de details het inrichten van instellingen beschrijven waar men de veralgemeende euthanasie zou uitvoeren.
Om die reden mag men het Sociaal-darwinisme niet louter zien vanuit de theoretische en wetenschappelijke hoek. Deze gedachtestroming moet eerst en vooral geplaatst worden in een historische context, die moet ingeschat worden en die het probeerde te begeleiden en te rechtvaardigen. De invloed van de periode is fundamenteel om te begrijpen hoe deze stroming zich heeft ontwikkeld net zoals het belangrijk is om, ook al zijn de antwoorden die het aanbrengt globaal fout, dan vormen de vragen die het stelt nog altijd de kern van wat de mens moet begrijpen over zijn eigen sociale ontwikkeling.
Wanneer Darwin ‘Over het Ontstaan van Soorten’ publiceerde, bevond Engeland zich in de Victoriaanse periode en had de Europese bourgeoisie zich in de macht geïnstalleerd, bereid om de wereld te veroveren. De maatschappij wemelde van voorbeelden van ‘self-made men’, mensen die van niks vertrokken waren en die, gedreven door de opkomst van het industriële kapitalisme, aan het hoofd stonden van welvarende bedrijven. Toentertijd werd de heersende klasse doorkruist door radicale stromingen die de erfelijke voorrechten in twijfel trokken, omdat die een rem waren op de nieuwe vormen van ontwikkeling, aangedragen door het kapitalisme. Spencer frequenteerde dit milieu van ‘dissidenten’, die stevig verankerd zaten in het anti-socialisme. ([4]) Hij ziet in de bittere ellende van de Engelse arbeidersklasse, slechts de voorlopige stigma’s van een maatschappij in wording, die zich onder het effect van de bevolkingsexplosie, uiteindelijk zou reorganiseren, en zo een factor vormen van vooruitgang. Voor hem is de vooruitgang onvermijdelijk, aangezien de mensen zich zouden aanpassen aan de evolutie van de maatschappij als gevolg van het feit dat men ze vrij laat.
Deze euforie werd door bijna de ganse bourgeoisie gedeeld. Daarbij voegde zich nog een sterk gevoel van te behoren tot een natie die haar opbouw voltooide en die misschien versterkt werd door de militaire gebeurtenissen zoals in Frankrijk als gevolg van de nederlaag tegen Pruisen. De ontwikkeling van de klassenstrijd die gepaard ging met ontwikkeling van het kapitalisme, zette de bourgeoisie er toe aan om een ander begrip te ontwikkelen van de sociale solidariteit, gegrond op de gegevens waarvan zij hoopte dat ze onloochenbaar waren.
Dit alles vormde de vruchtbare grond voor de theoretisering van de opbloei van het kapitalisme en zijn onmiddellijke gevolgen: de proletarisering in het zweet, de kolonialisering in het bloed, de concurrentie in de modder.
Dat was de fundamentele karaktertrek van het sociaal-darwinisme want vanuit het wetenschappelijk gezichtspunt bracht het geen enkel correct antwoord op de fundamentele vragen die het behandelde.
Nooit is de wetenschap er in geslaagd, om zelfs met de beste wil, de basishypothesen van het sociaal-darwinisme te bewijzen.
De naam alleen al van deze beweging klopt niet. Darwin is niet de vader van het eugenisme, noch van het economisch liberalisme, noch van de koloniale expansie, noch van het wetenschappelijk racisme. Darwin is evenmin een Malthusiaan. Meer nog, hij is het, die als één van de eersten de meest ontwikkelde tegenargumenten ontwikkelt tegen de theorieën van Spencer en Galton.
Nadat hij zijn visie op de ontwikkeling en de evolutie van de organismes had uiteengezet in ‘Over het Ontstaan van Soorten’, boog Darwin zich twaalf jaar later over de mechanismen die aan het werk zijn bij zijn eigen soort, de mens. Bij het publiceren van ‘De afstamming van de mens’ in 1871, gaat hij parallel alles tegenspreken van wat het sociaal-darwinimse aan het opbouwen was. Voor Darwin is de mens wel degelijk het product van de evolutie en situeert zich dus wel in het kader van de natuurlijke selectie. Maar bij de mens gaat dit proces van de strijd voor het overleven niet via de eliminatie van de zwakken: “Wij beschaafde mensen in tegendeel, doen al het mogelijke om het proces van eliminatie af te remmen; wij bouwen asielen voor idioten, de gebrekkigen en de zieken; wij maken wetten voor de armen; en onze dokters ontwikkelen hun bekwaamheid om het leven van iedereen te behouden tot op het laatste moment. Er is alle reden toe om te geloven dat de vaccinatie het leven gered heeft van duizenden individuen die, omwille van hun zwakke gestel, vroeger zouden bezweken zijn aan de mazelen. Zo planten de zwakke leden van de beschaafde maatschappijen hun aard voort” ([5]).
Door het beginsel van de evolutie ontrekt de mens zich zo aan het mechanisme van de natuurlijke selectie door zich te plaatsen boven de concurrentiestrijd voor het bestaan. Alles wat bijdraagt tot het begunstigen van het bschavingsproces, te weten de morele kwaliteiten, de opvoeding, de cultuur, de religie… wat Darwin de ‘sociale instincten’ noemt. Op die manier stelt hij de visie van Spencer in vraag van het overwicht van het aangeborene op het verworvene, van de aard op de cultuur. Voor de beschaving, op het sociale vlak dus, werkt de natuurlijke selectie niet meer op het vlak van de organismen. Ze leidt in tegendeel wel tot het selecteren van sociale gedragingen die zich opwerpen tegen de natuurlijke selectie. Dit wordt duidelijk aangetoond door Patrick Tort in zijn theorie over het ‘omgekeerde effect van de evolutie’ ([6]).
Terwijl het sociaal-dawinisme in de evolutie van de menselijke maatschappij niets anders ziet dan het resultaat van een selectie van de meest geschikte individuen, ziet Darwin daarentegen daarin de groeiende reproductie van sociale instincten zoals het altruïsme, de solidariteit, de sympathie, enz. De eerste opvatting stelt het kapitalisme als het meest geschikte kader voor de ‘sociale vooruitgang’, terwijl de tweede met kracht aantoont dat de economische wetten van het kapitalisme, gebaseerd op de concurrentie, de menselijke soort beletten om volop haar sociale instincten te ontwikkelen.
Door deze laatste historische hindernis op te ruimen, met het elimineren van het kapitalisme, zal de mensheid een maatschappij kunnen opbouwen waar haar sociale instincten zich volop kunnen ontplooien en de mensheid op hun beurt zullen leiden tot haar vervulling.
GD
[1] Dit artikel maakt gebruik van citaten en pistes uit verschillende artikels en teksten, waarvan het een hele klus zou worden om er systematisch naar te verwijzen. Ze worden hier door elkaar vermeld:
- Wikipedia (FR, voornamelijk de artikelen gewijd aan het sociaal-darwinisme, Herbert Spencer en Francis Galton).
- Dictionnaire de Sociologie, Le Robert / Seuil, 1999 (article ‘Darwinisme social’); - Brian Holmes, ‘Herbert Spencer’, Perspectives, vol XXIV, n°3/4, 1994;- Patrick Tort, ‘Darwin et le darwinisme’, Que sais-je?,PUF;
- Pierre-Henri Gouyon, Jacques Arnould, Jean-Pierre Henry, ‘Les avatars du gène, la théorie néo-darwinienne de l’évolution’, Belin, 1997 (partiellement disponible au téléchargement en anglais sur cette page)
[2] Dictionnaire du darwinisme et de l’évolution, PUF, pages 1008-1009.
[3] In ‘Anarchisme en Socialisme’.
[4] “Hoe erg ik ook de oorlog haat, ik haat het socialisme even erg, onder al zijn vormen”, geciteerd door Duncan, ‘Het leven en de brieven van Herbert Spencer’, 1908.
[5] Charles Darwin, ‘De afstamming van de mens’, 1871.
[6] Zie ons artikel over het laatste boek van Patrick Tort : ‘Het Darwin effect’.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 242.19 KB |
Deze gebeurtenis liet de bourgeoisie toen toe een ideologisch wapen te gebruiken van massale vernietiging: de dood van het stalinisme zou zogezegd definitief bewijzen dat het kommunisme een gevaarlijke droom is die onherroepelijk leidt tot totalitarisme en bankroet! Door op frauduleuze wijze stalinisme gelijk te stellen aan kommunisme, door de economische teloorgang en de barbaarsheid van de stalinistische regimes voor te stellen als het onafwendbaar gevolg van de proletarische revolutie, wilde de bourgeoisie de arbeiders elk revolutionair perspectief de rug doen toekeren.
Meteen profiteerde de bourgeoisie ook van de gelegenheid om een tweede enorme leugen door te drukken van het soort waar zij een patent op heeft, namelijk dat met het verdwijnen van het stalinisme het kapitalisme zich finaal volop zou kunnen ontplooien. De toekomst, voorspelde zij, straalde. Zo verklaarde de Amerikaanse president George Bush senior op 16 maart 1991, gesterkt door zijn kersverse overwinning op het leger van Saddam Hussein, dat een 'nieuwe wereldorde' ontstaan was en de creatie van “een wereld waarin de Verenigde Naties, bevrijd van de impasse van de koude oorlog, in staat zouden zijn de historische visie van hun oprichters te verwezenlijken. Een wereld waarin vrijheid en mensenrechten door alle naties geëerbiedigd worden”. Deze tweede bluf zou niet lang standhouden. De jaren 1990 en 2000 werden getekend door een opeenvolging van oorlogen (van Joegoslavië tot Afghanistan, via een tweede keer Irak) en door een toenemende verarming van de wereldbevolking. Vandaag, terwijl we volop in een economische rampspoed zonder weerga verkeren, wordt de herdenking van de val van de muur veel discreter, bescheidener gehouden, in de mate dat de beloftes van 'vrijheid', 'vrede' en 'voorspoed' zich in de ogen van elkeen voordoen voor wat ze zijn: oplichterij.
De arbeidersklasse maakt zich geen illusies meer over dit uitbuitingssysteem. Ze weet vandaag dat de toekomst die het kapitalisme haar belooft enkel kan bestaan uit werkloosheid, ellende, oorlog en lijden. Waaraan het haar echter ontbreekt om de moed te vinden om de strijd aan te gaan, is een hoop, een perspectief, een mogelijke andere wereld waarvoor zij kan vechten. De leugens die kommunisme gelijkstellen aan stalinisme, die immense propaganda die losbarstte bij de val van de muur en de ineenstorting van het Oostblok, die weegt vandaag nog op de hoofden van de arbeiders, ook van de meest strijdbare.
Daarom publiceren we hieronder grote stukken uit een document dat we in januari 1990 publiceerden als bijlage bij onze territoriale pers en dat er juist op gericht was die weerzinwekkende campagne te bestrijden.
Het wereldproletariaat tov de ineenstorting van het Oostblok en het bankroet van het stalinisme(1)
Het stervend stalinisme bewijst vandaag nog een laatste dienst aan het kapitalisme. (…)
De dood van het stalinisme betekent vandaag voor de westerse bourgeoisie een ideologische overwinning. Het proletariaat krijgt een harde klap te verduren. Maar het zal moeten inzien dat het stalinisme nooit iets anders geweest is dan de meest karikaturale vorm van kapitalistische overheersing. (…) Het zal moeten begrijpen dat het kapitalisme, in oost en west, de uitgebuite massa's niets anders te bieden heeft dan steeds meer ellende en onmenselijkheid, met aan 't eind de vernietiging van de planeet. Het zal tenslotte moeten begrijpen dat er voor de mensheid geen uitkomst bestaat buiten de klassestrijd van het wereldproletariaat. Een strijd op leven en dood, die, door het kapitalisme omver te werpen, de opbouw zal mogelijk maken van een echte kommunistische wereldgemeenschap, een maatschappij bevrijd van crisis, oorlog, onmenselijkheid en onderdrukking onder al hun vormen.
Er bestaat geen continuïteit, maar een radicale breuk tussen het stalinisme en de revolutie van oktober '17
De bourgeoisie liegt wanneer ze luidkeels roept dat de stalinistische barbarij de rechtstreekse erfgenaam is van de Oktoberrevolutie van 1917, wanneer ze beweert dat Stalin niets anders gedaan heeft dan het systeem dat Lenin uitwerkte tot in zijn uiterste consequenties door te zetten. Alle journalisten, alle historici en andere ideologen die voor het kapitalisme werken weten maar al te goed dat er niet de minste continuïteit bestaat tussen de proletarische Oktober en het stalinisme. Zij weten allemaal dat de invoering van dit regime van terreur niets anders was dan de contrarevolutie die zich, met de nederlaag van de eerste internationale revolutionaire golf van 1917-23, installeerde op de ruïnes van de Russische revolutie. Want het was wel degelijk het isolement van het Russisch proletariaat, na de bloedige onderdrukking van de revolutie in Duitsland, dat de doodsteek gaf aan de macht van de arbeidersraden in Rusland.
De geschiedenis heeft enkel op tragische wijze bevestigd wat het marxisme sinds het ontstaan van de arbeidersbeweging steeds verdedigd heeft. De kommunistische revolutie kan alleen internationaal zijn. "De kommunistische revolutie (..) zal geen zuiver nationale revolutie zijn; ze zal zich tegelijkertijd voordoen in alle geciviliseerde landen (..). Ze zal ook een aanzienlijke weerslag hebben op alle andere landen van de aardhol en de gang van hun ontwikkeling compleet veranderen en versnellen. Zij is een universele revolutie; haar terrein zal bijgevolg universeel zijn" (F. Engels, Principes van het Communisme, 1847).
Dezelfde trouw aan de beginselen van het kommunisme en van het proletarische internationalisme drukte Lenin, wachtend op een aflossing door de revolutie in Europa, zo uit: "De Russische revolutie is maar één afdeling van het socialistisch wereldleger, en het succes, de zege van de revolutie die wij volbracht hebben hangt af van de actie van dat leger. Dat feit vergeet niemand van ons (..). Het Russisch proletariaat is zich bewust van zijn revolutionair isolement, en het ziet duidelijk dat zijn overwinning de eensgezinde tussenkomst van de arbeiders van heel de wereld als onmisbare voorwaarde en fundamenteel uitgangspunt heeft." (Lenin, Rapport aan de Conferentie van fabriekscomités van de provincie Moskou, 23 juli 1918).
Zo is het internationalisme altijd al de hoeksteen geweest van de gevechten van de arbeidersklasse en van het programma van haar revolutionaire organisaties. Dat programma hebben Lenin en de bolsjewieken voortdurend verdedigd. Gewapend met dat programma heeft het proletariaat, door de macht te grijpen in Rusland, de bourgeoisie kunnen dwingen een eind te maken aan de eerste wereldoorlog en zo zijn eigen perspectief voorop kunnen stellen: tegen de veralgemeende barbaarsheid van het kapitalisme, de omvorming van de imperialistische oorlog in klassenoorlog.
Elk in vraag stellen van dat essentieel beginsel van het proletarisch internationalisme is altijd synoniem geweest van breuk met het proletarisch kamp, overgang naar het kamp van het kapitaal. Toen de Russische revolutie van binnenuit ineenstortte betekende het stalinisme juist zo'n breuk. In 1925 stelde Stalin zijn stelling voorop van de 'opbouw van het socialisme in één land', waarop zich de verschrikkelijkste contrarevolutie ontwikkelde die de mensheid ooit gekend heeft. Van toen af had de USSR alleen in naam nog iets met 'sovjets' te maken. De dictatuur van het proletariaat via de macht van de 'arbeidersraden' of 'sovjets' werd omgevormd tot een onverbiddelijke dictatuur van de partij-staat over de arbeidersklasse.
Het afzweren van het internationalisme door Stalin, waardig vertegenwoordiger van de staatsbureaucratie, tekende het definitief doodvonnis van de revolutie. De politiek van de IIIe Internationale in volle ontaarding, wordt overal, onder de knoet van Stalin, een contrarevolutionaire politiek ter verdediging van de kapitalistische belangen. Zo gaat in China in 1927 de KP volgens de orders van Stalin op in de Kwomintang (Chinese nationalistische partij) en ontwapent ze het proletariaat dat in Shanghai in opstand komt, en ook haar eigen revolutionaire militanten. Aan handen en voeten gebonden worden ze overgeleverd aan de bloedige repressie van Tsjang Kai Tsjek, tot 'erelid' benoemd van de gestaliniseerde Internationale.
En tegen de Linkse Oppositie die zich dan tegen die nationalistische politiek begint te ontwikkelen, ontketent de stalinistische contrarevolutie al haar bloeddorstige haat. Alle bolsjewieken die tegen het tij in de beginselen van Oktober nog probeerden te verdedigen werden uit de KPSU gestoten, met duizenden gedeporteerd, opgejaagd en vervolgd door de GPOe en tenslotte beestachtig afgemaakt in de grote processen van Moskou (en dat met de steun en zegen van al de 'democratische' landen!).
Het stalinisme is een bijzonder brutale vorm
Zo heeft dat regime van terreur zich kunnen installeren, op de resten van de Oktoberrevolutie van 1917 heeft het stalinisme zijn heerschappij gegrondvest. Dankzij die ontkenning van het kommunisme, vervat in de theorie van het 'socialisme in één land', werd de USSR terug een compleet kapitalistische staat. Een staat waarin het proletariaat met het geweer in de rug onderworpen werd aan de belangen van het nationaal kapitaal, in naam van de verdediging van het 'socialistisch vaderland'.
Net zoals de proletarische Oktober, dankzij de macht van de arbeidersraden, het einde betekende van de imperialistische oorlog, zo kondigde de stalinistische contrarevolutie de deelname aan van de USSR aan de tweede imperialistische slachting, door elke revolutionaire idee te vernietigen, door elke mogelijkheid van klassestrijd te muilkorven en door terreur en militarisering van heel het maatschappelijk leven in te stellen.
Heel de evolutie van het stalinisme op het wereldtoneel in die jaren werd inderdaad gekenmerkt door zijn imperialistische koehandel met de voornaamste kapitalistische mogendheden die zich opnieuw voorbereidden om Europa te vuur en te zwaard te verwoesten. Eerst gokte Stalin op een verbond met het Duitse imperialisme om elke uitbreidingspoging van Duitsland naar het oosten tegen te gaan. In het midden van de jaren 30 liep hij over naar het 'democratische' kamp (toetreding van de USSR in 1934 tot het "trefpunt van bandieten", de Volkenbond, het pact Laval-Stalin van 1935, deelname van de KPen aan de 'volksfronten' en aan de Spaanse burgeroorlog, waarin de stalinisten er niet voor terugschrikten dezelfde bloeddorstige methodes te gebruiken om arbeiders en revolutionairen die hun politiek afwezen af te slachten). Aan de vooravond van W.O.II draaide Stalin weer om en verruilde met Hitler de neutraliteit van de USSR voor de controle over een aantal gebieden. Tenslotte sloot hij zich toch aan bij het kamp van de 'geallieerden' en stortte zich in de imperialistische slachting, waarin de stalinistische staat alleen al 20 miljoen mensenlevens offerde. Dat was het resultaat van de smerige intriges van het stalinisme met de imperialistische haaien van West-Europa. Op die lijkenhopen heeft de stalinistische USSR haar rijk opgebouwd, haar terreur opgelegd aan al de staten die met het verdrag van Yalta onder haar exclusieve heerschappij kwamen. Dankzij haar deelname aan W.O.II aan de kant van de overwinnende imperialistische mogendheden heeft de USSR zich, ten koste van het bloed van 20 miljoen slachtoffers, kunnen opwerken tot de rang van internationale supermacht.
Maar al was Stalin de 'man van de voorzienigheid' waardoor het wereldkapitalisme het bolsjewisme kon overwinnen, dan was het toch niet de tirannie van één individu -hoe paranoïde hij ook was- die op haar eentje die verschrikkelijke contrarevolutie doorgezet heeft. Zoals iedere kapitalistische staat wordt de stalinistische staat geleid door dezelfde heersende klasse als overal elders, de nationale bourgeoisie. Die bourgeoisie werd, toen de revolutie van binnenuit ontaardde, niet gevormd op basis van de oude tsaristische bourgeoisie, want die was in 1917 door het proletariaat uitgeschakeld. Ze werd gevormd uit de parasitaire bureaucratie van het staatsapparaat, waarmee de partij zich onder Stalin steeds meer vereenzelvigd had. Het is die bureaucratie van de partij-staat die, nadat ze eind jaren 20 alle sectoren uitgeschakeld had waaruit een privé-bourgeoisie had kunnen ontstaan, sectoren waarmee ze zich voordien verbonden had om het beheer van de nationale economie te verzekeren (grondbezitters en speculanten van de Nieuwe Economische Politiek), de controle over die economie naar zich toe trok.
Dat zijn de historische omstandigheden die verklaren waarom, anders dan in andere landen, het staatskapitalisme in de USSR zo'n totalitaire, karikaturale vorm aangenomen heeft. Het staatskapitalisme is de universele overheersingsvorm van het kapitalisme in zijn vervalperiode. De staat verzekert zich daarbij van de controle over heel het maatschappelijk leven en doet daarbij overal parasitaire lagen ontstaan. Maar in de andere landen van de kapitalistische wereld is die staatscontrole over heel de maatschappij niet tegenstrijdig met het voortbestaan van concurrerende privé-sectoren die een totale heerschappij van die parasitaire sectoren verhinderen. In de USSR daarentegen kenmerkt de bijzondere vorm die het staatskapitalisme er aanneemt zich door de extreme ontwikkeling van die parasitaire lagen die voortkomen uit de staatsbureaucratie en die zich niet tot doel stellen het kapitaal te ontwikkelen, rekening houdend met de marktwetten, maar die 't er enkel om te doen is hun eigen zakken te vullen ten koste van de belangen van de nationale economie. Vanuit het standpunt van de werking van het kapitalisme is die vorm van staatskapitalisme dus een wangedrocht dat noodzakelijkerwijs moest ineenstorten met de versnelling van de economische wereldcrisis. Precies die ineenstorting van het Russisch staatskapitalisme, voortgekomen uit de contrarevolutie, betekent het onherroepelijk bankroet van die beestachtige ideologie die meer dan een halve eeuw het stalinistisch regime aaneengehouden heeft en die loodzwaar doorgewogen heeft op miljoenen mensen.
Ziedaar hoe het stalinisme ontstaan is en waarom het nu afsterft. In slijk en bloed van de contrarevolutie heeft het zich opgedrongen op het toneel van de geschiedenis, in slijk en bloed gaat het nu ten onder, zoals in alle verschrikking blijkt uit de recente gebeurtenissen in Roemenië die enkel nog moordender slachtingen aankondigen in het hart zelf van het regime, in de USSR.
Wat de bourgeoisie en haar media ook mogen beweren, dit monsterlijk gedrocht heeft niets te maken met de vorm of de inhoud van de Oktoberrevolutie van 1917. De revolutie moest eerst ineenstorten voor het stalinisme zich kon opdringen. Die radicale breuk, die tegenstelling tussen Oktober en het stalinisme, moet door het proletariaat ten volle begrepen worden wil het niet ten prooi vallen aan een andere vorm van dictatuur van de bourgeoisie, die van de 'democratische' staat n
IKS, 8 januari 1990
1) Dit artikel is in zijn integrale versie beschikbaar op de website van de IKS
2) Tussentitel aan deze versie toegevoegd om de lectuur te vergemakkelijken.
De berg heeft een muis gebaard! Dat is de teneur van de perscommentaren na de aankondigingen van de plannen en de budgettaire bezuinigingsmaatregelen voor 2010, die genomen zijn door de federale regering en de regionale deelregeringen tijdens de maand oktober. Volgens de mededelingen van de regering zouden de verzekeringspremie die gevraagd wordt aan de banken, de bijdrage van Electrabel voor het langer in dienst houden van de kerncentrales, gecombineerd met enkele budgettaire besnoeiingen in de gezondheidszorg, het onderwijs, het openbaar vervoer en de openbare radio en televisie, moeten volstaan om een gat van 1,6 miljard te dichten in het voorziene budget. Wat de rest van de openbare schuld betreft, verzekert de regering ons dat die geleidelijk zal ingelost worden in de komende jaren via inkomsten uit de heropleving van de economie. Men zou gaan geloven dat de kwellingen van de economische wereldcrisis België ruimschoots gespaard hebben!
De terugval van de Belgische economie in 2009 bedraagt 3%, het slechtste resultaat sinds... 1939 ! En de weerslag op lange termijn van de huidige recessie op de NV België, net zoals op het geheel van de geïndustrialiseerde landen heeft nog lang niet al haar gevolgen getoond : “Ik vrees dat het ergste nog moet komen” (De Morgen, 03.11.09), erkent de Vlaamse minister-president Peeters. De financiële inspanning van de staat om de kwakkelende economie recht te houden is trouwens reusachtig geweest. Om dat globale financiële gat van 25 miljard Euro te dichten, kondigt men voor ettelijke jaren een soberheid aan die erger is dan die van de jaren 1990. Het opstellen van de budgetten is trouwens geen dilettantenwerk geweest, niet omdat de bourgeoisie voor de keuze stond om de soberheid wel of niet op te leggen – daar kan men vanuit het standpunt van de logica van het kapitalisme niet omheen – maar omdat zij haar zorgvuldig gepland heeft. De Belgische bourgeoisie heeft inderdaad langdurig overleg gepleegd over de maatregelen, door de maatregelen van de federale en de gewestregeringen op elkaar af te stemmen en complementair te maken en door een progressief aanzwellende soberheid door te voeren die loopt tot in... 2015!
Vandaag de bevolking via directe en massale regeringsmaatregelen aanvallen zou ongetwijfeld de recessie nog aanscherpen door de binnenlandse vraag te kelderen. Met betrekking tot de arbeidersklasse in het bijzonder, die natuurlijk in de eerste plaats getroffen wordt door dergelijke plannen, komt het er op aan om haar niet onhandig uit te dagen, op een moment dat zij volop getroffen wordt door de herstructureringen en de werkloosheid. Het is die vrees voor de arbeidersklasse die verklaart waarom de bourgeoisie eerst en vooral indirecte maatregelen naar voren schuift, door ze daarbij voor te stellen als “rechtvaardige” maatregelen, die er op gericht zijn om “diegenen die de crisis hebben uitgelokt” (de banken) of diegenen die “van de crisis profiteren” (Electrabel, die haar oude kerncentrales 10 jaar langer mag uitbaten), te doen betalen.
De aangekondigde heropleving is enkel toe te schrijven aan de financiële inspuitingen van de overheid en het aanvullen van de stocks. De arbeiders mogen zich dus geen enkele illusie maken : in de strijd op leven en dood om te produceren tegen concurrerende prijzen om competitief te blijven op de wereldmarkt, ziet de bourgeoisie zich verplicht om druk uit te oefenen op de prijs van de arbeidskracht. En als de Belgische bourgeoisie het noodzakelijk geacht heeft om een dergelijk overleg te voeren omtrent de manier om haar maatregelen te plannen en te verdraaien, dan is dat zeker niet omdat de gevolgen ervan onbetekenend zouden zijn!
De indirecte maatregelen zijn misschien geen frontale aanval, maar gaan steeds zwaarder doorwegen op de levensomstandigheden van de loontrekkers : zo hebben Eletrabel, de banken en de verzekeringen (+ 10%) reeds aangekondigd dat zij de bijdrage die de staat van hen eist, denken door te rekenen aan de 'burgers', dus eigenlijk aan de loontrekkers. Het zullen ook zij zijn die de ongemakken zullen voelen van de beperkingen bij de volksgezondheid, het onderwijs en bij de andere openbare diensten. De toevlucht tot volkskeukens en voedselbonnen, de aanvragen bij het OCMW nemen toe, want 15% van de bevolking leeft op dit ogenblik reeds onder de armoedegrens. Bij de werknemers stelt men een verveelvoudiging vast van de depressies, van de gevallen van 'burn out'.
Ondertussen blijft de verslechtering van de Belgische openbare financiën maar verder toenemen : volgens de Europese Commissie, zou het begrotingstekort 5,8% bedragen in 2010 en 2011 en zou de openbare schuld stijgen van 85% in 2007 tot 104% van het BNP in 2011 (DM, 04.11.09).Het is overduidelijk dat deze maatregelen slechts de voorhoede zijn die het terrein moeten voorbereiden voor radicalere maatregelen. De soberheid “wordt zwaarder dan het Globaal Plan van Dehaene in de jaren negentig. Toen bedroeg de inspanning minder dan 1 procent van het BBP. De nieuwe besparingsronde vergt meer dan 1 procent en de voorwaarden zijn minder gunstig” (L. Coene, vice-gouverneur van de Nationale Bank, DM 29.09.09). Het zou gaan om meer dan 3 miljard besparingen in 2011 en nog meer van 2012 tot 2015. De geleidelijke opvoering van de soberheid is dus duidelijk geprogrammeerd en verschillende ideeën om ze in praktijk om te zetten werden tijdens de laatste weken gelanceerd. Al zijn ze enerzijds provocaties die het mogelijk maken om de huidige maatregelen door te voeren als een 'mindere kwaal', toch zijn ze anderzijds verhelderend voor de denkpistes die de bourgeoisie voor het ogenblik bewandelt.
a) De lineaire vermindering van de lonen is een veelvuldig voorkomend proefballon (en wordt trouwens in sommige bedrijven al in praktijk gebracht, zoals bij HP) : 1% loonsvermindering voor de leerkrachten was een idee van de Vlaamse minister van Onderwijs. Een gelijkaardige maatregel voor het geheel van het Belgische ambtenarenkorps werd gesuggereerd door een oud-rector van de universiteit van Leuven, Oosterlinck (DM, 30.10.09).b) De drastische vermindering van het aantal ambtenaren is een andere piste die werd geprospecteerd. Verschillende recente studies hebben aangestipt dat met 2% van het Intern Bruto product en 18,5% van het totale nationale tewerkstelling, België veruit 'de duurste staat van Europa is' (DM, 30.10.09).
c) De versnelde precarisering van de openbare tewerkstelling wordt al in de praktijk gebracht : zo wil de Post een bepaald aantal van zijn postbodes vervangen door gepensioneerden en huisvrouwen, die aangeworven worden in tijdelijke dienst met precaire contracten.d) En tenslotte, naast de inperking van bepaalde uitkeringen, wordt het afschaffen van de mogelijkheid van vervroegde pensionering steeds openlijker vermeld en aangeraden door panels van 'experts' van de bourgeoisie.
De tendens naar een precaire tewerkstelling, naar loonsverlaging en het in vraag stellen van de pensioenvoorwaarden en -regelingen, is een algemene tendens in de landen van Europa (zie de plannen voor de verhoging van de pensioenleeftijd in Nederland en in Duitsland). Deze laatste maatregel betekent in het bijzonder een schok voor een generatie die een verhoging van de flexibiliteit en het werkritme heeft aanvaard met het perspectief op een pensioen waarvan zij zouden kunnen genieten. Getuigen van deze ongerustheid waren onlangs de massale protesten van luisteraars van een radio-uitzending waarin gediscuteerd werd over de noodzaak om het vervroegd pensioen af te schaffen!
Dat de bourgeoisie zich zo zorgvuldig heeft voorbereid blijkt uit de wijze waarop de aanvallen gepland zijn en georganiseerd worden, door ze op te splitsen, bedrijf per bedrijf, sector per sector, regio per regio. Men kan het ook vaststellen aan de manier waarop zij de vakbonden, haar controleorganen op het sociaal terrein, in stelling heeft gebracht. Hun initiatieven betekenen in feite een van de belangrijkste hindernissen bij de ontwikkeling van de tegenaanval van de arbeiders.
Wanneer er toch een sociale spanning opduikt, nemen de bonden een radicaal standpunt in om de voorgrond van het toneel te bezetten en te vermijden dat de arbeiderswoede tot uiting zou komen onder vormen die het referentiekader van de burgerlijke economische logica in vraag zouden stellen. Vervolgens leiden zij de werknemers die gevangen zitten in het web van de overleglogica naar het 'onvermijdelijk compromis'. Het voorbeeld van Opel Antwerpen is een tragische illustratie van deze tactiek : Wanneer GM bankroet verklaard werd en er een drastische herstructurering aangekondigd werd voor Opel Europe, gingen de vakbonden vooraan staan in de strijd en verklaarden zij te willen strijden tot het bittere einde voor het behoud van de fabriek. Hun actie bestond er in feite in te gaan lobbyen met het patronaat, de Vlaamse Gemeenschap en de federale staat bij GM en de Duitse staat om aan tonen dat de Antwerpse fabriek “ten minste even goede prestaties levert als haar Duitse concurrenten”, om de “Europese concurrentieregels” te doen naleven. Hierbij aarzelen ze niet om de kwaliteit van hun 'acties' als voorbeeld te stellen tegenover de “ongecontroleerde” strijdbewegingen bij Ford van vorig jaar : “wij zijn verantwoordelijk en hebben een lange termijn visie”, “in België gijzelen wij geen patroons zoals in Frankrijk”. In werkelijkheid is deze “voorbeeldige” strijd niets anders dan een corporatistisch doodlopend straatje : “Wir sind Opel”. Het komt enkel neer op een smerige koehandel om op een 'eerlijke wijze' de offers, de slachtoffers, de ontslagen te verdelen ten dienste van de logica van de kapitalistische rationalisering ; het leidt tot het verstikken van de strijdbaarheid et ontmoediging bij de arbeiders : niet te verwonderen dat er tijdens de internationale solidariteitsactie met Opel Antwerpen op 24 september zo weinig arbeiders van Antwerpen zelf aanwezig waren!
In de huidige toestand is het duidelijk dat de context voor het ontwikkelen van de tegenaanval zeer moeilijk is. Geconfronteerd met de aanvallen, en om hun klasse-identiteit terug te vinden tegenover de heisa omtrent “de solidariteit van alle burgers tegenover de crisis”, is het van belang dat de werknemers reageren. En verschillende acties breken inderdaad uit, die de werkelijke ontevredenheid en de wil om weerstand te bieden bevestigen : bij Sonaca en De Post, in de Luikse staalnijverheid en metaalbewerking, bij de NMBS. In Charleroi, hebben onlangs 10.000 arbeiders betoogd tegen de crisis. Tegelijkertijd hebben de arbeiders de grootste moeite om een gepast antwoord te vinden op de situatie, een antwoord dat vertrekt van hun klasse-identiteit, dat steunt op de solidariteit en rekening houdt met de intersectoriële en internationale dimensies van de problemen. Het is enkel door de uitbreiding van de strijd na te streven, door hem in eigen handen te houden via Algemene Vergaderingen, dat de arbeiders zich bewust zullen worden van hun kracht, dat zij steeds meer de vakbondsmanoeuvres zullen doorbreken en op die manier ook de frustraties en de ontmoediging die ermee gepaard gaan.Jos / 05.11.2009
Op de internetsites zijn talrijke vreemdsoortige, geheimzinnige, en overdreven “argumenten” naar voren gebracht om de pandemie van de varkensgriep uit te leggen. Deze argumenten en veronderstellingen drukken slechts het wantrouwen en de ontevredenheid uit van de bevolking ten aanzien van de officiële verklaringen, die beweren dat het gaat om een “natuurlijk risico”, dat verband houdt met de levenscycli van de virussen en met het toeval …, iets wat natuurlijk geenszins helpt om te begrijpen wat er gebeurd is. Het is ook geenszins verwonderlijk dat het linkse apparaat van het kapitaal en de vakbonden alles doen om het werkelijke probleem te verbergen door de oorsprong van de epidemie te zoeken in de perverse handelingen van een individu of van een land. Ze beweren dan ook dat de epidemie in Mexico met voorbedachten rade geschapen is door de Verenigde Staten, of dat het gaat om een publiciteitscampagne bedoeld om de geheime handelingen van de regering te verbergen met het oog op de financiële en handelsovereenkomsten.
Dit soort verklaringen, die zeer radicaal kunnen lijken, doen niet anders dan het idee verdedigen dat er een nationaal kapitaal met een “menselijk gezicht”zou kunnen zijn. Het zou voldoende om grenzen te stellen aan de handelingen van bepaalde “gangsterstaten”, een betere politiek te voeren of zich laten regeren door “eerlijke mensen” en “mensen van goede wil”…
Maar de oorsprong van deze epidemie ligt niet in een “complot”. Het is het resultaat van een ontwikkeling zelf van het kapitalisme dat vandaag een destructief systeem is geworden.
De ongebreidelde zucht naar winst en de steeds erger wordende kapitalistische concurrentie leiden tot een steeds meer verstikkende uitbuiting, waarbij de arbeidsvoorwaarden en de gezondheid van de loonarbeiders ernstig aangetast worden. Bovendien gebruikt de heersende klasse, in deze ongebreidelde race om de productiekosten te verminderen, steeds meer vervuilende en schadelijke methoden. En dat gebeurt zowel in de sfeer van de industriële productie als in die van de landbouw en de veeteelt, zowel in de hooggeïndustrialiseerde landen als in de landen weinig geïndustrialiseerd zijn (zelfs als de situatie in de laatste nog veel dramatischer is).
Bijvoorbeeld, als men de omstandigheden onder de loep neemt van de pluimvee en van de veeteelt, constateert men een misbruik van anabolen en van antibiotica (om de groei te doen versnellen), een opeenstapeling van dieren met een zeer hoog niveau van afval, dat vervolgens worden weggegooid zonder de minste voorzorg te nemen, waardoor er haarden van hoge besmetting en gevaar ontstaan. Door deze vorm van productie worden er pandemieën veroorzaakt zoals die van de “gekke koeien” en de verschillende varianten van de dodelijke griep. Noch de opwarming van de aarde, noch ontstaan van epidemieën zijn “ongelukken van de natuur”. Hun herhaling en hun verergering geven aan dat ze het gevolg zijn van een productiewijze, die van het kapitalisme in verval.
Daar moet nog de aanvallen op het stelsel van de gezondheidszorg en het gebrek aan voorzorg aan toegevoegd worden, die de verspreiding van virussen begunstigen. Men ziet dat heel goed in Mexico als men de onophoudelijke ontmanteling vaststelt van de ISSSTE en van de IMSS 1) en hun gezondheidscentra, die ongeveer de enige zijn waartoe de arbeiders toegang hebben. Sinds 2006 maken bepaalde verslagen gewag van studies door de Mexicaanse regering over het gevaar van een epidemie in het land. Er is zelfs al het feit ter sprake gebracht dat het gekende virus, genaamd de “griep type A”, de pluimveevogels en de zoogdieren zou kunnen infecteren, een mutatie zou ondergaan en de mensen zou aanvallen, wat het probleem nog zou vergroten. Er zijn rapporten gemaakt, er zijn projecten opgezet, maar alles bleef een dode letter, zonder dat er een cent voor beschikbaar komt.
De opkomst van deze griepepidemie in Mexico heeft nog eens een keer de hachelijke omstandigheden blootgelegd waarin de arbeidersklasse leeft: de verergering van het niveau van uitbuiting en de ondragelijke ellende vormen een gunstig terrein voor de ontwikkeling van ziektes en voortijdig overlijden.
Volgens de inlichtingen, die de journalisten naar buiten hebben gebracht, wist men vanaf 16 april al wat de gevolgen waren van het virus en toch heeft de regering zeven dagen gewacht om alarm te slaan. Ondanks de verwarrende en opgesmukte cijfers, die door de Minister van Gezondheid werden verstrekt over het aantal zieken en doden, kan men heel gemakkelijk de rekening opmaken: de enige slachtoffers van deze epidemie zijn de arbeiders en hun gezinnen. Het zijn de loonarbeiders en hun gezinnen die door dit kwaad dodelijk worden getroffen. Ze zijn gedwongen zich voort te slepen van het ene ziekenhuis naar het andere in een poging medische behandeling te ondergaan in overvolle gangen zonder antivirussen te vinden en zo kostbare tijd verliezen, die hen had kunnen redden. Terwijl de officiële verklaringen de epidemie presenteren als een affaire die “onder controle” is, ondergaat de arbeidende bevolking wreed het gebrek aan medische verzorging, aan medicijnen en aan voorzorgsmaatregelen. Het zijn ook de werkers in de gezondheidszorg (artsen en verpleegsters) die onder uiterst moeilijke en gevaarlijke omstandigheden uitputtende dagen hebben moeten maken. Om die reden hebben de interne artsen van het INER (Nationaal Instituut voor Ademhalingsziektes) op 27 april gedemonstreerd waarbij ze deze situatie aan de kaak te stelden.
De manier waarop deze epidemie werd beleefd tijdens de eerste weken is heel betekenisvol: de heersende klasse en haar staat stelden dat het een “veiligheidkwestie” was, die “nationale eenheid” vereiste.
Er kan geen twijfel over bestaan dat de heersende klasse, in het midden van april, verrast was en in paniek raakte toen het muterende virus ontstond, waarvoor geen vaccin beschikbaar was. Dit heeft haar ertoe gebracht overhaastige beslissingen te nemen, waardoor ze onder de hele bevolking een paniek verspreidde. In het begin was de heersende klasse dus overmand door de paniek, maar al zeer snel is ze begonnen om deze paniek tegen de arbeiders te gebruiken. Ze heeft deze campagne aan de ene kant gebruikt als een middel om aan haar regering een imago van efficiëntie en beschermende kracht te geven, en op die manier dus aan geloofwaardigheid te winnen. Aan de andere kant heeft ze hem gebruikt om angst te verspreiden, ze heeft iedereen aangemoedigd om zich op zijn eentje terug te trekken, door de bevolking aan te sporen niet naar buiten te gaan, zich te verstoppen, opgesloten in haar eigen woning. Zo heeft ze een algemene sfeer van wantrouwen geschapen, waarbij iedereen in de ander een mogelijke bron van besmetting zag. Dat is iets dat ingaat tegen de solidariteit die zich moet ontwikkelen in de schoot van de uitgebuite klasse. Men kan dan ook begrijpen waarom de Staatssecretaris van Gezondheid, Córdoba Villalobos, de agressie rechtvaardigt (en bijgevolg aanmoedigt) waarvan de inwoners van Mexico City (die ervan beschuldigd werd “geïnfecteerd” te zijn) het slachtoffer werden in de andere delen van het land. Deze hoge functionaris beweerde dat deze agressie slechts een natuurlijke uitdrukking is, eigen aan het “mens zijn”. De bourgeoisie is beducht voor de ontwikkeling van de solidariteit onder de arbeiders en zij is in staat geweest deze gebeurtenis te gebruiken om haar af te remmen door het chauvinisme en het localisme aan te moedigen. Het is deze zelfde nationalistische en xenofobische ideologie die het kapitaal overal (zowel in China, in Argentinië als in Cuba) gebruikt om de controles aan de in- en uitgang van de grenzen te rechtvaardigen.
De heersende klasse tracht, door de ontketening van haar campagne van verspreiding van de angst, de arbeidersklasse een gevoel van onmacht te injecteren; ze wil haar de boodschap overbrengen volgens welke men zich moet opstellen achter de “grote redder”, dat wil zeggen de staat.
Het enige tegengif tegen deze campagnes van verspreiding van de angst kan gevonden worden in de verheldering van het bewustzijn van de arbeiders, in een werk van overdenking die hen op termijn in staat zal stellen te begrijpen dat men van het kapitalisme niets anders kan verwachten dan steeds meer uitbuiting, ellende, epidemieën en voortijdige dood.Vandaag de dag, meer dan ooit, moeten we begrijpen dat het kapitalisme een maatschappelijke catastrofe voor de mensheid is geworden en dat men een einde moet maken aan dit systeem in verval.
Naar Revolución mundial, publicatie van de IKS in Mexico Juni 20091) Het Mexicaanse sociaal zekerheidsstelsel, het ene voor de ambtenaren en het andere voor de rest van de bevolking.
De zelfmoorden bij France Telecom: de uitdrukking van de onmenselijkheid van de kapitalistische uitbuiting
Drieëntwintig zelfmoorden (plus dertien zelfmoordpogingen) in achttien maanden tijd bij France Telecom! Ziedaar een nieuwe tragische getuigenis van het feit dat de proletariërs steeds meer geconfronteerd worden met een klimaat van terreur op het werk en met ondraaglijke druk. Voor de hoofdmanager van het bedrijf Didier Lombard, die de schuld legt bij de slachtoffers van de opgedreven uitbuiting, zou het daar eigenlijk enkel gaan om een simpel 'mode' verschijnsel dat alleen maar 'fragiele personen' zou treffen (1). Wat een cynisme!
Voor deze kapitalistische leider zonder scrupules, wiens mea culpa, op een ongepast moment uitgesproken, gewoon tot het communicatiebeleid behoort, berust de tragedie niet in het feit dat menselijke wezens vermalen worden door de ongenadige logica van de rendabiliteit van het kapitaal, maar in het diskrediet dat het marktimago van zijn onderneming aantast!
Tegenover een gedrag dat noodzakelijkerwijs gedicteerd wordt door de wetten van de 'geldla', doen een aantal politici, voornamelijk van links, alsof zij ontroerd zijn. Het zijn nochtans die schijnheiligen die de laatste twintig jaar de massale ontslagen begunstigd hebben in dit bedrijf, net zoals in vele andere. Zo hebben zij bijgedragen tot het opschroeven van de helse werkritmes die geleid hebben tot de drama's van vandaag. Het zijn diezelfde socialisten die de stress verhoogd hebben door de invoering van de 35 uren, waaraan een flexibiliteit verbonden werd waardoor de arbeider uitgeknepen werd als een citroen! Het zijn zij die o.a. France Telecom op de Beurs gebracht hebben in 1997 met de 'management' methodes die men kent! Het was niemand anders dan Jospin die in die tijd met een hoge borst verklaarde dat “de mutatie van het bedrijf een mooi succes was!”. Een manager van France Telecom geeft ons trouwens een idee van dit “mooie succes”: “Het is mijn werk om 5% besparingen te maken van semester tot semester. Om u maar te zeggen dat men al op het bot zit en dat nu de vraag rijst of men zich nu een arm of een been gaat afhakken!”(2). Om dit soort doelstellingen te bereiken, na deze golf van zelfmoorden, is het niet verwonderlijk dat men op zoek moet naar 'subtielere' wegen om het de loontrekkers te 'doen volhouden': dat is de zin van het ter beschikking stellen van een 'groen nummer' voor een bijkomende controle van de loontrekkers en het doorlichten van het management van dit bedrijf. Maar de grond van het probleem zal niet veranderen: het is heel duidelijk dat het doel van het kapitaal altijd zal zijn om winst te maken en steeds meer druk te leggen op de proletariër, tot voorbij zijn psychologische grenzen en tot aan de rand van de zenuwinzinking! Want overgeleverd aan zijn eigen dynamiek kan het kapitalistische systeem slechts uitmonden op de uitputting van de arbeidskracht. Vandaag zijn het niet enkel meer de arbeiders die worden uitgeperst als citroenen en het gelag moeten betalen maar ook de ingenieurs, de administratieve kaders, die door de crisis en de uiterste concurrentie geproletariseerd werden en wier arbeidsvoorwaarden fiks gedegradeerd zijn. Om zijn winsten te verzekeren reeds bij de dageraad van zijn ontwikkeling drong “de kapitalistische productie, die in wezen productie is van de meerwaarde, van opslorping van de meerarbeid (...) de verslechtering van de arbeidskracht van de mens op, door hem te beroven van de normale omstandigheden waarin hij functioneert, hetzij fysiek, hetzij moreel – en veroorzaakt de voortijdige dood van deze [arbeids]kracht”(3). Vandaag zijn het de intensivering van de arbeid en de arbeidsomstandigheden die deze uitputting opdringen,
Het verschijnsel van de zelfmoorden is jammer genoeg niet nieuw en ook niet beperkt tot Frankrijk. De golf van zelfmoorden op het werk kende een groeiende en voortdurend verhoging, zelfs al werden er niet echt cijfers opgeplakt (4). Sinds de jaren 1990, is het aantal zelfmoorden verergerd door het geweld en de brutaliteit van de economische crisis. Het is de vertaling van het feit dat de kapitalistische wereld geen toekomst heeft, geen ander perspectief heeft dan dat van het veroorzaken van de sociale ellende, van de barbarij en de dood. Overal in Europa en in de wereld richt de stress op het werk voortdurend ravages aan. In de Verenigde Staten kondigt het ministerie van Arbeid aan dat het “aantal zelfmoorden, die gepleegd werden, met 28% verhoogd is voor het jaar 2008. In het totaal werden 251 zelfmoorden geregistreerd, het hoogste aantal sinds 1992”(5). In China hebben de zelfmoorden zich de laatste tijd verveelvoudigd als gevolg van de bankroeten van bedrijven. Denken wij maar even terug aan het jaar 2007, toen wij reeds golven van zelfmoorden moesten betreuren in Frankrijk bij Technicentre van Renault Guyancourt, bij PSA, bij EDF-GDF (Chinon), bij de banken, bij de horeca (Sodexho)(6).
Er is niets veranderd, het is alleen maar erger geworden! De druk en het gepest door de chefs, de schrik voor de werkloosheid en het systematisch chanteren met ontslag, de groeiende werkoverlast worden steeds weer aangehaald. Het verschijnsel van uitputting op het werk of de 'burn out' vertoont de tendens om zich te ontwikkelen op een nog niet geziene schaal (7). Wat men 'moreel pesten' noemt wordt de regel, als een 'strategisch' middel bestemd om mensen onder dwang aan te passen of om zich bij hoogdringendheid, en tegen een lage kost, te ontdoen van loontrekkers die ongewenst zijn geworden of niet voldoende productief zijn. Er bestaan daarvoor trouwens pest 'specialisten' die men in dat verrotte milieu 'schoonmakers' noemt of 'overgangsmanagers'. Zij worden betaald voor dat vuile werk: dit wil zeggen om de persoonlijkheid te vernietigen van diegenen die deel uitmaken van de 'overtollige effectieven' of van de 'onaangepasten', de strijdvaardige arbeiders isoleren, hen in de fout doen gaan en diegenen aan de deur zetten die het meest anciënniteit hebben en die teveel kosten! Het doel is dubbel:
- maken dat diegenen die men buiten wil, uit zichzelf vertrekken zonder hiervoor een vergoeding te krijgen;
- het demoraliseren en intimideren van de andere loontrekkers die overblijven om ze makker te maken en over te leveren aan willekeur.
Nochtans kunnen de omstandigheden van de uitbuiting en het opdrijven van de aanvallen, verbonden aan de economische crisis zonder uitweg, niet anders dan er toe leiden dat op termijn de woede uitbarst, dat ze leidt tot collectieve strijd, tot een solidariteit en een bewustwording in de diepte, De toekomst ligt niet in de concurrentie onder de proletariërs, maar in hun groeiende eenheid in de strijd tegen de uitbuiting. Het is die toekomst die terug hoop kan geven, massale en solidaire strijd kan voorbereiden, en op termijn de weg openen naar een revolutionair perspectief n
WH / 18.09.2009
1) http ://info.france2.fr
2) http ://www.marianne2.fr [106]
3) Marx, 'Het Kapitaal', deel I hfst X
4) Bepaalde journalisten voelen zich gebelgd over het ontbreken van statistieken daaromtrent. Men moet er niet aan twijfelen dat ze bestaat. Maar voor de bourgeoisie moeten ze, om klaarblijkelijke redenen vertrouwelijk blijven.
5) Bron: courrierinternational.com/article
6) Zie Révolution Internationale n°379 (van mei 2007), op onze website.
7) Ernstig depressief verschijnsel gedefinieerd als een professionele uitputting die “deel uitmaakt van professionele psychosociale risico's, als gevolg van de blootstellng aan permanente en langdurige stress” en die door de psychoanalist Herbert Freundeberger in 1979 als volgt werd gedefiniëerd: “staat van chronische vermoeidheid, van depressie, en van frustratie aangebracht door toewijding aan een zaak, een levenswijze, of een relatie, die niet beantwoordt aan de verwachtingen en die uiteindelijk leidt tot het verminderen van de inzet en de verwezenlijking van het werk”.
Tijdens de maand oktober hebben de IKS-afdelingen van Frankrijk en België en Nederland, een ontmoetings- en discussiedag georganiseerd in Rijsel waarvan een van de discussiethema’s handelde over het ecologisch vraagstuk, met als titel “Kan de huidige politiek van duurzame ontwikkeling de aangekondigde ecologische ramp voorkomen?”. Wij publiceren hieronder de tekst van de inleiding op het debat die geschreven werd door een sympathisant. De uiteenzetting toont op een methodische wijze de illusoire en leugenachtige aard aan van de argumenten die de arbeidersklasse en de wereldbevolking een politiek van de staten willen ‘verkopen’ die voorgesteld wordt als ‘duurzame ontwikkeling’ of als ‘de strijd voor het beschermen van de planeet tegen rampen’. Om de onvermijdelijke mislukking van de burgerlijke politiek op dit gebied te verklaren, onderstreept hij de tegenstrijdigheden die de behoeders van het kapitalisme doorkruisen voornamelijk dan de concurrentie, de winsthonger en de belangenconflicten tussen de staten onderling. De bedenkingen van de tekstschrijver hebben het mogelijk gemaakt om belangrijke vraagstukken aan te kaarten, die van cruciaal belang zijn voor de arbeidersklasse. Deze bijdrage was een bron die uitwisseling, uitdieping en bedenkingen omtrent het onderwerp met ernstige argumenten mogelijk maakte. Het resultaat was des te positiever door de kritische en open geest, en de heel broederlijke sfeer die onder alle deelnemers heerste. De IKS begroet deze bijdrage hartelijk. Voor het debat in het internationalistisch milieu betekende dit onmiskenbaar een flinke opsteker.
In december 2009 zullen de Verenigde Naties in Kopenhagen een internationale klimaatconferentie houden die moet leiden tot een nieuw verdrag, als vervolg op het Kyotoprotocol, dat alle landen ertoe moet aanzetten om de uitstoot van broeikasgas drastisch te verlagen. Zulke conferenties zijn niet nieuw: sinds de jaren ’60 is er al een resem bijeenkomsten geweest met als doelstelling de bescherming van milieu en mens. (1) Telkens blinken deze conferenties uit in beloften, maar steeds opnieuw blijken ze niet in staat de toename van sociale en ecologische rampen te stoppen.
Dit falen blijkt duidelijk uit volgende feiten die de wereldsituatie op sociaal en ecologisch vlak schetsen.
· De atmosferische niveaus in koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4) zijn op hun hoogste niveau sinds 650 000 jaar geleden, waardoor de gemiddelde temperatuur op aarde in de komende honderd jaar tussen 1,1 en 6,4 graden Celsius zou stijgen met de rampzalige gevolgen van dien. (2) Momenteel heerst er in zeven Oost-Afrikaanse landen, waaronder Kenia, Somalië en Ethiopië, de meest ernstige droogte van de afgelopen 10 jaren. Tienduizenden dieren bezweken aan het gebrek aan water. 23 miljoen mensen lopen gevaar, ondermeer omdat de bevolking door herhaalde mislukte oogsten door haar voedselreserves heen is.(3) Ter vergelijking: de droogte van 1984 in Ethiopië leidde tot 250 000 à 1 miljoen doden.(4) In de toekomst zal door de klimaatopwarming dit soort fenomenen almaar toenemen.
· Bijna één op de zes Europese zoogdiersoorten is bedreigd met uitsterven en alle beviste mariene soorten zouden kunnen ineenstorten tegen 2050. De afname van bijen, vleermuizen en andere vitale bestuivers brengt de landbouwgewassen en ecosystemen in Noord-Amerika in gevaar. Het is dan ook niet toevallig dat 2010 in het teken staat van de biodiversiteit – of moet ik zeggen: “biohomogeniteit”?
· De vervuiling heeft ook een heel rechtstreekse impact. Zo veroorzaakt de stedelijke luchtvervuiling 2 miljoen vroegtijdige doden per jaar.
· Dan heb je nog de armoede en de oorlog: 2,5 miljard mensen van de totale wereldbevolking (bijna 7 miljard mensen) leven op minder dan 2 dollar per dag (5) en we kunnen stellen dat er sinds WOII geen moment voorbij ging zonder een oorlog op de wereld, oorlogen die trouwens een gigantische impact hebben op de ecologie van de aarde.
Al deze problemen bestonden al voor de laatste brutale uiting van de crisis, de meest hevige sinds die van ’29, en het is vrijwel zeker dat de aanhoudende crisis al deze fenomenen zal versterken. De titel van deze discussie is in feite slecht gekozen: de ramp kondigt zich niet meer aan, we zitten er middenin.
Om de mensheid en haar planeet te redden stellen de wereldleiders ons vandaag ‘duurzame ontwikkeling’ als oplossing voor. Wat is deze ‘duurzame ontwikkeling’? “Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheid voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen” zegt het Brundtland-rapport (6) ons. Tegen deze vage definitie kan niemand gekant zijn. De bourgeoisie blinkt dan ook uit in wazige stellingen als het om menselijke behoeften gaat.
Het wordt heikel wanneer we naar de concrete invulling van het begrip kijken. Duurzame ontwikkeling gaat volgens Brundtland om een ontwikkeling die erin slaagt de ecologische, economische en sociale noden en behoeften tegelijkertijd te voldoen door ze op elkaar af te stemmen. Zo heb je bedrijven als Ecover die schoolvoorbeelden zijn wat betreft duurzaamheid, omdat zij ‘groene’ afwasmiddelen produceren, zorgen voor werkgelegenheid en tegelijkertijd winst maken (ook tijdens de laatste heropleving van de crisis). Ze komen dus respectievelijk tegemoet aan “ecologische, sociale en economische behoeften”.
Maar globale problemen, vragen om globale oplossingen. Niet enkele bedrijven, maar de volledige wereldeconomie moet omgevormd worden tot een ‘groene economie’. Dat kan alleen als alle staten zich achter deze duurzame ontwikkeling scharen. De 50 miljoen nieuwe werklozen van het afgelopen jaar, plus de oude werklozen, plus de huidige loontrekkers, plus de miljoenen werkers die rottige deeltijdse baantjes doen, moeten immers worden opgevangen in een ecologisch verantwoorde economie. Hoe wil de bourgeoisie de huidige kapitalistische economie echter tot een ‘groene’ maken?
De geplande conferentie van Kopenhagen zou moeten leiden tot een betere samenwerking tussen staten tegen het ecologisch verval. Maar kunnen ze wel coöpereren? Zijn ze in staat gezamenlijk de wereldmarkt in een duurzame richting te stuwen? Laten we even redeneren binnen de grenzen van het systeem. Stel dat het kapitalisme op een ecologisch verantwoorde wijze kapitaal accumuleert, dan hebben we te maken met een ecologisch duurzaam kapitalisme. Om deze maatschappij tot een ‘groene’ om te bouwen zijn er echter diepgaande veranderingen nodig in industrie, infrastructuur, ruimtelijke ordening… die enorme investeringen vereisen in onderzoek, technologie, arbeidskrachten... Als die investeringen niet rendabel zijn op een voldoende korte termijn, zal de economie in haar geheel deze stap naar duurzaamheid niet wagen. In een oververzadigde markt heerst immers steeds de dreiging van failliet, vanwege de bikkelhard concurrentie. De staat moet bijgevolg interveniëren met premies, verboden en andere instrumenten om de markt in een ‘groene’ richting te sleuren.
Deze logica vergeet echter dat het kapitalisme verdeeld is in nationale economieën die onderling concurreren voor een zo groot mogelijk deel van de wereldmarkt. De staat bevindt zich daarbij niet boven de ‘vrije’ markt, maar maakt integraal deel uit van het syteem. Er heersen bijgevolg voortdurend belangenconflicten tussen staten op zowel economisch als strategisch vlak. Het is deze concurrentie die het ontstaan van een duurzame wereld onmogelijk maken. Dat werd ondermeer duidelijk toen G. W. Bush in een toespraak (juni 2001) het Kyotoverdrag verwierp om 2 redenen: 1) het zou een negatieve impact hebben op de economie van de VS met ontslagen voor werkers en prijsverhogingen voor consumenten als gevolg, 2) het verdrag zou niet gelden voor India en China, twee van de grootste bijdragers inzake klimaatopwarming.(7) We kunnen ons zelfs afvragen of het Kyotoprotocol werkelijk tot doel heeft de uitstoot van broeikasgassen aan banden te leggen of eerder een manier van oorlogvoering is door via verboden en geboden andere landen te remmen in hun economische ontwikkeling, opdat bepaalde imperialistische verhoudingen zouden blijven of verschuiven.
Naast de kapitalistische concurrentie, is er volgens mij een andere reden waarom duurzame ontwikkeling in het kapitalisme onmogelijk is die te maken heeft met de privatisering van de natuur.
De sleutel tot duurzame ontwikkeling ligt volgens sommige burgerlijke theoretici ( de ‘neoklassieke’ economen) in het beter integreren van het milieu in het marktmechanisme. Een voorbeeld ter verduidelijking: de uitstoot van vervuilende gassen door een fabriek brengt bepaalde indirecte financiële kosten met zich mee, zoals de ziekenhuiskosten van mensen die door de verontreiniging zijn aangetast of zoals de schade aan landbouwgewassen in de omgeving. Die kosten zouden dan als ‘prijs’ moeten dienen voor de uitstoot van zulke gassen. Door deze ‘internalisering’ van milieuverontreinigingkosten in de markt zou elke ongewenste impact op mens en natuur worden verminderd door de dynamiek van het marktsysteem zelf. Het komt er dan enkel op aan de planetaire ecosystemen hun goederen en diensten (8) te definiëren om ze vervolgens tot een waar te maken, dat dan net als alle andere waren aan de marktwetten van vraag en aanbod onderhevig is. Eventueel kunnen er nog bijzondere marktmechanismen en ‘beleidsinstrumenten’ tussenkomen om de prijzen van de ‘milieuwaren’ te beïnvloeden om een gewenst niveau van natuurbescherming te bekomen. M.a.w. de staat kan bepaalde regels opleggen om de markt te sturen. Dat is de theorie.
Is de natuur echter een waar? Is de natuur een nog te ontdekken markt? En is die ‘internalisering’, die in feite een soort privatisering van de natuur inhoudt, zo heilig als economen beweren? Bossen bestemd voor de houtindustrie maken zonder twijfel al deel uit van de kapitalistische economie. De meeste van dit soort bossen worden gekenmerkt door een extreme verdeling en simplificering van wat het woud vroeger was. Zo ook in de moderne landbouw waar gigantische velden van maïs, rijst, suikerriet tegenwoordig de norm zijn. Hoewel er gewassen op groeien, zijn deze monoculturen in feite woestijnen: geen ander dier of plant kan hierop leven. Zijn de landbouwgewassen ook geen voorbeeld van ‘internalisering’ van natuur in de markt?
Zal de markt daarenboven de juiste prioriteiten inzien? Zal zij een bedreigde (en geprijsde) vogelsoort kunnen beschermen tegen het verlies aan habitat dat zelf een gevolg is van de uitbreiding van de landbouwsector? De vele wetten en regels die de staat oplegt aan de markt, al dan niet ter bescherming van mens en milieu, geven weer hoe kunstmatig en geforceerde die “ecologische, economische en sociale noden en behoeften” op elkaar moeten worden afgestemd. Er lijkt een voortdurende druk tegen deze noden en behoeften te bestaan.
Neen, de verdere privatisering en integratie van natuur in de wereldmarkt zal haar volgens mij niet ten goede komen, maar haar enkel nog meer onderwerpen aan de werkelijke drijfkracht van het kapitalisme: de accumulatie van kapitaal. Het is dit winstbejag die het kapitalisme over de wereld heeft gedreven en een permanente druk uitoefent op elk ecosysteem. De dorst naar steeds meer winst in een wereld met eindige hulpbronnen is een fundamentele tegenstelling van het kapitalisme, die vooral in de vervalfase van de maatschappij tot uiting komt. Het is ook deze tegenstelling die duurzame ontwikkeling binnen de grenzen van het kapitalisme onmogelijk maakt. (9) n
F. / 09.2009
1) 1968: Biosphere, Intergovernmental Conference for rational Use and Conservation of the Biosphere (UNESCO). 1972: UN Conference on the Human Environment/UNEP. 1977: UN Conference on Desertification. 1984: International Conference on Environment and Economics (OECD). 1992: Earth Summit, UN Conference on Environment and Development (UNCED). 1995: World Summit for Social Development. 2000: UN Millenium Summit and the Millenium Development Goals. 2002: World Summit on Sustainable Development. Etc.
2) IPCC Fourth Assessment Report, Working Group I Report "The Physical Science Basis", 2007
3) De Standaard, 30 september
4) International Institute for Sustainable Development, The sustainable development timeline, 2007
5) State of the World, chapter 1, Worldwatch Institute, 2008
6) Brundtland Rapport: Rapport van de World Commission on Environment and Development dat sociale, economische, culturele en milieukwesties en globale oplossingen samenweeft. Het is dit rapport dat de term ‘duurzame ontwikkeling’ populariseerde.
7) Foster, Ecology against capitalism, 2002
8) Ecosystemen leveren ‘goederen en diensten’ (goods and services) aan de mens, bijvoorbeeld: een bos levert ons hout, een mangrovewoud buffert tsunami’s en biedt daarmee bescherming aan de kustbewoners…
9) Aanbevolen lectuur: International Communist Current, Capitalism is poisoning the earth, International Revue nr. 63, 1990 (https://en.internationalism.org/ir/63_pollution [107]) ; International Communist Current, The myth of the “green economy”, International Revue nr. 138, 2009 (https://en.internationalism.org/2009/ir/138/green-economy [108]) ; John Bellamy Foster, Ecology against capitalism, 2002; John Bellamy Foster, Marx’s Ecology, 2000
De nederlaag bij Ssangyong toont de noodzaak van uitbreiding van de strijd
Een van de meest betekenisvolle uitingen sinds vele jaren van de klassestrijd in Zuid-Korea was de bezetting van het autoconstructiebedrijf Ssangyong in Pyeongtaek bij Seoel, die begin augustus ten einde liep.
Nadat de fabriek gedurende 77 dagen bezet was geweest in omstandigheden waarin de arbeiders voedsel, water, gas en elektriciteit ontzegd was en waarin ze weerstand geboden hadden aan herhaalde aanvallen van de politie ondersteund door een eenheid rangers, door bandieten en stakingsbrekers, zagen de arbeiders zich gedwongen hun bezetting op te geven terwijl veel van hun voornaamste eisen niet ingewilligd waren, en ze werden onmiddellijk onderworpen aan een golf van repressie onder de vorm van aanhoudingen, ondervragingen en in sommige gevallen torenhoge boetes.
De Zuid-Koreaanse economie heeft zich nog niet echt hersteld van de rampzalige landing van de 'tijgers en draken' in 1997, een voorloper van de huidige kredietkrach. Sindsdien verkeert de hele autoindustrie er in een diepe crisis. Ssangyong Motor Company, dat nu onder controle staat van een Chinees conglomeraat van autobouwers, heeft zijn arbeidskracht geleidelijk aan verminderd en een plan voorgesteld om de fabriek als onderpand te geven om zich van leningen te verzekeren die het nodig hand om aan het faillissement te ontsnappen. Dit plan impliceerde nog veel meer ontslagen : 1700 arbeiders zouden gedwongen worden vervroegd op pensioen te gaan en 300 tijdelijke arbeiders zouden aan de deur gezet worden. Verder zou technologie naar China getransfereerd worden met de uiteindelijke bedoeling zich op de ruime markt van de machtige buur van Zuid-Korea te bevoorraden, waar mankracht aan lage prijs beschikbaar is.
De staking en bezetting van het bedrijf, die begon op de ochtend van 22 mei, gingen samen met de vraag niemand te ontslaan, niemand in een onzekere positie te brengen en het bedrijf niet in het buitenland te bevoorraden. Gedurende de bezetting heeft het duizendtal arbeiders dat het bedrijf bezette blijk gegeven van een voorbeeldige moed en vindingrijkheid om zich te verdedigen tegen de politiemacht die uitgerust was met helikopters, traangas, verlammende pistolen en ander militair materieel. Die weerstand vereiste niet enkel het fabriceren van geïmproviseerde wapens (metalen buizen, molotovcocktails, katapulten), maar ook een strategische zin en een verdedigingstactiek – zo hebben ze op de verpletterende overmacht van de repressiekrachten geantwoord door zich terug te trekken in de schilderafdeling, erop rekenend (terecht) dat de daar aanwezige ontvlambare materialen er de politie van zouden weerhouden traangas te gebruiken, vooral nadat er zich in Seoel onlangs een tragedie afspeelde waarbij vijf personen de dood vonden in een brand die aangestoken was tijdens een confrontatie met de politie.
Dergelijke acties vragen een uitgesproken zin aan initiatief en zelforganisatie. Het schijnt dat de arbeiders zich in 50 of 60 groepen van elk tien leden georganiseerd hadden, waarbij elke groep een afgevaardigde koos om de actie te coördineren.
De bezetting heeft ook solidariteitsacties uitgelokt vanwege andere arbeiders, waarvan er velen even onzeker zijn over hun toekomst. De arbeiders van de nabijgelegen autofabriek van Kia-Hyundai waren bijzonder actief, met honderden arbeiders die de fabriek kwamen verdedigen tegen de aanvallen van de politie. Pogingen om de bedrijfspoorten te bereiken en voedsel en andere voorraden naar de bezetters te brengen, stootten op geweld dat even brutaal was als het geweld dat gebruikt werd tegen de bezetters zelf. Het lijdt geen twijfel dat de bezetting ruime steun genoot van de hele Zuid-Koreaanse arbeidersklasse, een feit dat zich weerspiegelt in de houding van de nationale vakbondsfederatie KCTU, die een algemene staking uitriep van twee dagen en een nationale solidariteitsmeeting einde juli.
Welke lessen trekken uit deze nederlaag?
Maar hoewel sommige maatregelen die de bazen eerst hadden voorgesteld bij het einde van de staking geschrapt werden, is de bezetting toch op een nederlaag uitgedraaid. De arbeiders zijn verslagen en gekwetst uit de bezetting gekomen, sommigen ernstig verwond, en met een toename van het aantal zelfmoorden bij de arbeiders en hun families.
“Bij de slotonderhandelingen ging de plaatselijke vakbondssecretaris akkoord met het voorgesteld vervroegd pensioen (dat wil zeggen het ontslag met een ontslagvergoeding) voor 52% van de arbeiders, en met een verlof van één jaar zonder loon voor 48%, waarna die weer aangeworven zouden worden als de economische voorwaarden dat zouden toelaten. De maatschappij zou ook gedurende één jaar een maandelijkse vergoeding van 550.000 won betalen aan enkele arbeiders die naar commerciële posten verplaatst werden.
In de dagen volgend op deze beledigingen volgden ook de klappen tijdens de periode van voorhechtenis voor vele aangehouden arbeiders, in afwachting van het opstellen van aktes van beschuldiging en processen die door het bedrijf aangespannen werden tegen de vakbond KMWU waarvan ze 500 miljoen won eisen (45 miljoen VS $). Zoals al aangegeven staat de Koreaanse arbeidswetgeving in dit geval individuele processen toe en vervolgingen die in het verleden al arbeiders zonder enig bestaansmiddel gezet hebben. Het bedrijf eist een schadevergoeding van 316 miljard won (258,6 miljoen $), wat overeenstemt met een productieverlies van 14.600 voertuigen tengevolge van de staking.” (1)
Wat deze nederlaag vooral aantoont, is dat zelfs als men op de best mogelijke wijze de verdediging en bezetting van een fabriek organiseert, de strijd, wanneer hij niet uitgebreid wordt, in de grote meerderheid van de gevallen zal mislukken. De centrale noodzaak voor elke groep arbeiders die te maken krijgt met ontslagen, is andere arbeiders te gaan opzoeken, zich naar andere bedrijven en kantoren te begeven, en daar de noodzaak uit te leggen van een gemeenschappelijke actie teneinde een krachtsverhouding op te bouwen die in staat is bazen en staat terug te dringen. De actieve solidariteit die getoond werd door de arbeiders van Kia-Hyundai en andere bedrijven buiten de fabriekspoorten, bewijst dat dit geen utopie is, maar dat de beweging voorrang moet geven aan uitbreiding, eerder dan enkel weerstand te bieden aan de aanvallen van de politie tegen een bezet bedrijf, hoe noodzakelijk dat laatste ook mag zijn. De arbeiders die over deze nederlaag nadenken moeten zich de volgende vraag stellen: waarom vertaalden die authentieke uitdrukkingen van solidariteit zich niet in een directe uitbreiding van de strijd, naar Kia of naar andere arbeidsplaatsen? En verder: die militante minderheden die bezig zijn de strategie van de vakbonden in vraag te stellen, moeten zich verenigen in groepen en comités om aan te zetten tot uitbreiding van de strijd en tot de onafhankelijke organisatie ervan.
Voor ons ligt de sleutel van het probleem bij de kwestie dat de uitbreiding in handen gelaten werd van de vakbonden, voor wie het ontketenen van de staking deel uitmaakt van een vast ritueel, met symbolische acties die geenszins de bedoeling hebben een groot aantal arbeiders op de been te brengen, inclusief met hun steun aan de bezetting bij Ssangyong, waarbij ze uitbreiding van de strijd buiten beschouwing laten om hun eigen eisen voorop te stellen. Binnen de fabriek lijkt de vakbond KMWU de situatie globaal onder controle gehad te hebben. Loren Goldner, die in Korea was toen de strijd uitbrak en die in het bedrijf binnen geraakte, geeft de discussie weer die hij had met een arbeiders die aan de bezetting deelnam : “Ik praatte met een arbeider die actief aan de bezetting deelnam en de rol van de vakbond bekritiseerde. Volgens hem behield de KMWU de controle over de staking. Maar in tegenstelling tot de rol van de vakbonden in de strijd bij Visteon in het Verenigd Koninkrijk en in de ontmanteling van de autoindustrie in de Verenigde Staten, heeft de KMWU de illegale acties van bezetting van de fabriek en voorbereiding van haar gewapende verdediging gesteund. Anderzijds, in de onderhandelingen met het bedrijf, heeft hij zich geconcentreerd op de eis niemand te ontslaan en heeft hij zich toegevend opgesteld wat betreft de eisen van werkzekerheid voor allen en tegen de outsourcing.”
De uitbreiding van de strijd mag niet aan de vakbonden overgelaten worden. Ze kan enkel doeltreffend in handen genomen worden door de arbeiders zelf. Wanneer de vakbonden illegale acties steunen en wanneer hun plaatselijke vertegenwoordigers deelnemen aan een strijd, bewijst dat geenszins dat de vakbonden soms aan de kant van de strijd staan. Het bewijst in het beste geval dat de lagere vakbondsleiders, zoals in dit geval de plaatselijke KMWU-secretaris, vaak zelf arbeiders zijn en nog als arbeiders kunnen handelen. In het beste geval ook dient dit enkel om de illusie overeind te houden dat de vakbonden, ten minste op lokaal vlak, nog strijdorganen van het proletariaat zijn.
Goldner trekt volgende conclusies uit de nederlaag: “De nederlaag bij Ssangyong kan niet enkel toegeschreven worden aan de destabiliserende rol van de nationale organisatie van de KWMU die van bij het begin toeliet dat de onderhandelingen gekanaliseerd werden naar het nauw omlijnde doel van 'geen ontslag'... De nederlaag kan ook niet volledig verklaard worden uit het klimaat van economische crisis. Beide factoren speelden zeker een grote rol. Maar torenhoog boven hun onmiskenbaar impact is het de terugval, jaar na jaar, van de Koreaanse arbeidersklasse, vooral tengevolge van de werkonzekerheid, die nu meer dan de helft van de arbeidskracht treft. Duizenden arbeiders uit naburige fabrieken hebben herhaaldelijk hulp geboden aan de staking bij Ssangyong, maar dat was niet voldoende. De nederlaag van de stakers bij Ssangyong, ondanks hun heldenmoed en hun vasthoudendheid, zal de heersende ontmoediging nog vergroten tot een strategie ontwikkeld wordt die een bredere steun op de been kan brengen, niet om gewoonweg defensieve gevechten te leveren, maar om tot het offensief over te gaan.”
Wij gaan zeker akkoord over het feit dat de atmosfeer van economische crisis zeker een verlammend effect heeft op talrijke arbeiders, die enkel kunnen vaststellen dat het wapen van de staking dikwijls niet doeltreffend genoeg is wanneer de fabriek in elk geval toch gaat sluiten, en die zovele bezettingen tegen sluiting door een lange belegering hebben zien wurgen. De ontwikkeling van de werkonzekerheid speelt ook een rol door de arbeidskracht te versnipperen, hoewel we niet denken dat dit een doorslaggevende factor is en dat dit zeker niet enkel telt in het geval van Zuid-Korea. In elk geval is ze een aspect van de crisis zelf, één van de talrijke maatregelen die de bazen nemen om de kost van de arbeidskracht te verlagen en de weerstand te versnipperen.
En tenslotte heeft Goldner gelijk te zeggen dat de arbeiders tot het offensief moeten overgaan, dat wil zeggen dat ze de massastaking moeten aangaan die op termijn tot doel heeft het kapitalisme omver te werpen. Maar juist de ontluikende bewustwording van de omvang van die taak kan in een eerste tijd de arbeiders ook doen aarzelen de strijd aan te gaan.
Eén feit is zeker: de kwestie van de overgang van defensieve naar offensieve strijd kan niet enkel in Korea gesteld worden. Ze zal het resultaat zijn van een internationale rijping van de klassestrijd, en in die zin kunnen de nederlaag bij Ssangyong en de lessen die eruit getrokken kunnen worden een echte bijdrage zijn tot die ontwikkeling n
Amos / 1-09-2009
(1) Dit citaat is afkomstig van Loren Goldner, een geëngageerde intellectueel van Amerikaanse origine die lange tijd in Zuid-Korea gewoond heeft. Hij publiceerde talrijke artikels die vaak op een zeer pertinente manier de crisis van het kapitalisme en de klassenstrijd behandelen, in het bijzonder in Zuid-Korea. Hij heeft met name een gedetailleerde balans opgemaakt van de strijd in de fabriek van Ssangyong, te vinden op libcom.org, en waaruit dit en volgend citaat vandaan komen.
De laatste maanden stonden de boekenrekken vol met inslaande titels van boeken waarop grote portretten van Marx stonden. Er waren er van alle smaken. De bijbelse: 'Marx leeft nog steeds'. De klassieke: 'Marx is terug'. De hoogdravende: 'Marx, de reden van zijn wedergeboorte', Het afgezaagde bij gebrek aan verbeelding: 'De grote terugkeer van Marx'. Of het sobere maar in hoofdletters: 'Marx'(1). Op hun eigen manier, soms gekruid met enkele kritieken, bewierookten alle tijdschriften het genie van de 'grote denker'!
Deze plotse liefde kan ons verassen. Nog maar enkele jaren geleden werd Marx vergruisd als een duivel! Françoise Giroud heeft zelfs een biografie geschreven van Jenny Marx, de vrouw van Karl, met als titel: 'Jenny, de vrouw van de duivel'! Aan hem zouden we de verschrikkingen van het stalinisme, de werkkampen in Siberië en in China, de bloeddorstige dictaturen van Ceausescu of Pol Pot te danken hebben.
Vanwaar deze ommezwaai? Door de economische crisis. De huidige toestand verontrust de arbeidersklasse diep. En een gedeelte onder hen, een klein deel, probeert te begrijpen waarom het kapitalisme aan het wegkwijnen is, hoe verzet te bieden aan de verloedering van de levensomstandigheden, hoe terug te vechten en vooral – wat vandaag het moeilijkste is – uit te zoeken of een andere wereld mogelijk is... En natuurlijk wenden enkelen zich tot Marx. De verkoop van 'Het Kapitaal' heeft trouwens de laatste tijd een zekere opleving gekend. Het gaat niet om een massaal verschijnsel dat heel de arbeidersklasse aangaat, maar het begin van overdenking bij de minderheid, dat soms onderhuids werkt, verontrust de bourgeoisie. De heersende klasse huivert bij de gedachte dat de arbeiders zelf beginnen na te denken! Ze haast zich altijd om ze te overstelpen met haar propaganda, met haar leugens en vandaag met haar visie op Marx, haar visie op het marxisme.Marx voorstellen als de duivel volstaat vandaag niet meer om de meest nieuwsgierigen af te stoten van zijn werk en daarom was de bourgeoisie verplicht om van tactiek te veranderen. Zij is zachtaardig, vriendelijk en eerbiedig en zelfs vol lof geworden tegenover de oude baardige man... om hem meer te van zijn aard te ontdoen en hem te herleiden tot een ongevaarlijk icoon zoals de mummie van Lenin!
Als wij alle tijdschriften moeten geloven was Marx een genie op het economisch vlak (had hij niet lang voor Benedictus XVI de verderfelijke rol van het geld aangeklaagd als belangrijkste overbrenger van het onrecht?), een groot filosoof, een groot socioloog en zelfs een voorloper van de ecologie! De bourgeoisie is er vandaag toe bereid om alle talenten van Marx te erkennen, behalve één, dat hij een groot revolutionair was, een strijder van de arbeidersklasse! En dat het marxisme een theoretisch wapen is dat voor de arbeidersklasse werd gesmeed om het kapitalisme omver te werpen! Of om een uitdrukking van Lenin te hernemen: “Het marxisme is de theorie van de bevrijdingsbeweging van het proletariaat”(2).
De arbeidersklasse wint Marx voor het marxisme!
Marx werd niet geboren als kommunist, Hij is het geworden, en het is de arbeidersklasse die hem 'bekeerd' heeft. Als jongeling stond Marx zelfs zeer kritisch tegenover de kommunistische theorieën. Ziehier wat hij toen beweerde:
- Men “zou de kommunistische theorieën, onder hun huidige vorm zelfs niet kunnen opvatten als een theoretische realiteit, en dus nog minder hun praktische verwezenlijking wensen, of ze eenvoudigweg voor mogelijk houden”(3).
- Of nog, het kommunisme is “een dogmatische abstractie”(4).
In het begin beoordeelde Marx de 'kommunistische ideeën' dus als idealistisch en dogmatisch. Waarom? Sinds er onderdrukten waren op aarde, dromen de mensen van een betere wereld, van een soort paradijs op aarde, van een gemeenschap waar alle mensen gelijk zouden zijn en waar sociale rechtvaardigheid zou heersen. Dat was waar voor de slaven. Dat was waar voor de lijfeigenen (de boeren). Bij de grote Spartacusopstand tegen het Romeinse Rijk hebben de slaven geprobeerd om gemeenschappen op te richten. De eerste christelijke gemeenschappen predikten de universele menselijke broederschap en hebben geprobeerd om een communisme van goederen in te voeren. John Ball, één van de leiders van de grote boerenopstand in Engeland in 1381 (en er zijn talloze boerenopstanden geweest tegen het feodalisme) zei: “Niets zal in Engeland goed kunnen gaan zolang als alles niet gemeenschappelijk wordt beheerd ; wanneer er geen lords noch vazallen meer zullen zijn”. Jammer genoeg kon het slechts beperkt blijven tot een mooie droom. In het oude Griekenland of in Rome, in de Middeleeuwen, was de opbouw van een kommunistische wereld onmogelijk. Eerst en vooral produceerde de maatschappij niet genoeg om te voldoen aan het geheel van de behoeften. Er was slechts een minderheid die 'comfortabel' kon leven, door de meerderheid uit te buiten. Vervolgens bestond er geen sociale kracht die machtig genoeg was om een wereld van gelijken op te bouwen: de slaven of de boeren konden zich enkel laten afslachten bij elke opstand. Kortom, de 'kommunistische ideeën' konden allen maar utopisch zijn.
En de arbeidersklasse, die als klasse zelf wordt uitgebuit, nam deze oude droom voor haar rekening. In de 18e en in het begin van de 19e eeuw heeft zij in Engeland, en vooral in Frankrijk, geprobeerd om hier en daar gemeenschappen op te richten. Denkers hebben geprobeerd om, vertrekkend van verbeelding, een perfecte wereld uit te werken. Het was trouwens om die reden dat Marx aan 'utopisch' ook het bijvoeglijk naamwoord 'dogmatisch' toevoegde. Deze 'kommunistische ideeën' waren dogmatisch, omdat zij lukraak werden uitgedacht, vertrekkend van eeuwige en onveranderlijke idealen zoals Rechtvaardigheid, het Goede, de Gelijkheid... Ze werden niet geleidelijk opgebouwd, met een voortdurende wisselwerking tussen de materiële werkelijkheid en de hersenen van de mensen, maar de werkelijkheid moest zich plooien naar de eisen van de gedachten en hun verlangens naar Rechtvaardigheid, naar Gelijkheid...
Maar waarom zal Marx dan uiteindelijk zijn leven gaan wijden aan de strijd voor het kommunisme? In feite zal het zien van wat de arbeidersklasse is en het beleven van haar stakingen, hem totaal overrompelen. Via de strijd van de Silezische wevers van 1844 of even later die van het proletariaat in Frankrijk in 1848, gaat Marx ontdekken wat de arbeidersklasse is en wat haar strijd is. En hij gaat in de werkelijkheid van deze strijd de onmisbare motor ontdekken van de omvorming van de wereld, een levende belofte voor de toekomst, een mogelijkheid om voor het eerst in de geschiedenis de stap te zetten naar het kommunisme. Hieronder volgen enkele lijnen die aantonen hoezeer Marx werd getroffen door wat hij beleefde: “Wanneer de kommunistische arbeiders bijeenkomen, dan gaat hun intentie allereerst naar de theorie, naar de propaganda, enz. Maar tegelijk maken zij zich op die manier een nieuwe noodzaak eigen, de noodzaak van de maatschappij als geheel. (...) De gemeenschap, de vereniging, de conversatie die gericht is op het geheel van de maatschappij maakt hen gelukkig ; voor hen is de menselijke broederlijkheid geen holle frase, maar een waarheid, en uit hun door het werk geharde figuren, straalt de adel van menselijkheid op ons af”(5).
Het is een beetje lyrisch, maar wat Marx hier ziet is dat het proletariaat, in tegenstelling tot de uitgebuite klassen van het verleden een klasse is die werkt op een geassocieerde manier. Om te beginnen wil dit zeggen dat zij haar onmiddellijke belangen slechts kan verdedigen door middel van een geassocieerde strijd die haar krachten bundelt, Maar dat wil ook zeggen dat het uiteindelijke antwoord op haar levensvoorwaarden als uitgebuite klasse enkel kan liggen in het scheppen van een werkelijke menselijke gemeenschap, van een maatschappij die gegrondvest is op de vrije samenwerking, En vooral dat deze 'associatie' voor het eerst 'de middelen voor haar ambities' heeft, omdat ze kan steunen op de enorme vooruitgang die verwezenlijkt werd door de kapitalistische industrie. Technisch gezien is de overvloed mogelijk. Met de vooruitgang die geleverd werd door het kapitalisme, is het mogelijk om te voldoen aan de noden van heel de mensheid. Dat alles heeft Marx ingezien dank zij [de strijd van] de arbeidersklasse.
Het marxisme is een theoretisch wapen dat enkel kon gesmeed worden door de arbeidersklasse
Wij kunnen het als volgt samenvatten: vertrekkend van het standpunt van de arbeidersklasse en door zich aan te sluiten bij haar revolutionaire strijd, voortvloeiend uit de vergelijking van enerzijds het revolutionaire potentieel van het proletariaat en anderzijds van de tegenstrijdigheden die het kapitalisme treffen, zijn Marx, maar natuurlijk ook Engels, er stilaan toe gekomen te begrijpen dat het communisme tegelijk mogelijk en noodzakelijk werd. Mogelijk en noodzakelijk dank zij:
1. de ontwikkeling van de productiekrachten op wereldschaal; zonder die is er geen overvloed noch volledige voldoening mogelijk van de menselijke behoeften;
2. het ontstaan van het proletariaat, de eerste uitgebuite klasse, die door haar botsing met dit wereldkapitaal ertoe gebracht wordt om de grafdelver te worden van de oude wereld;
3. de uiteraard voorbijgaande aard van het kapitalisme.
Marx en Engels zouden dat alles nooit begrepen hebben als zij niet, voor alles, strijders geweest waren van de arbeidersklasse! Inderdaad, enkel een klasse wier ontvoogding noodzakelijkerwijze gepaard gaat met die van de hele mensheid, wier heerschappij geen nieuwe uitbuiting inluidt maar de afschaffing van alle uitbuiting, kon een marxistische benadering hebben van de menselijke geschiedenis en de sociale verhoudingen. Alle andere klasse waren, en zijn daartoe steeds onmogelijk in staat. Zoals eerder gezegd, kon voor de slaven en de lijfeigenen een andere wereld slechts in de verbeelding bestaan. Hun optreden, hun denken, kon dus om deze reden enkel utopisch, idealistisch zijn. Wat de heersende klassen betreft, de meesters, de adel en de bourgeois, voor hen was en is het onmogelijk om de werkelijkheid onder ogen te nemen, om objectief de evolutie van de menselijke geschiedenis en van hun eigen wereld te bestuderen, want dan zouden zij er onvermijdelijk toe gedwongen worden om te onderkennen dat hun klasse, hun wereld, hun voorrechten gedoemd zijn of waren om te verdwijnen.
De adel dacht dat zij bekleed was met een goddelijk en dus eeuwig gezag. Hoe had hij dan ook maar een sikkepit kunnen begrijpen van de evolutie van de menselijke maatschappijen ?
Ziehier nog een ander meer concreet voorbeeld uit de actualiteit. Marx wordt vandaag door alle economisten begroet die in zijn beroemd werk 'Het Kapitaal' de oplossingen gaan zoeken om het hoofd te bieden aan de huidige crisis. Dat lijkt heel erg op het zoeken naar de Graal, ijdel en irrationeel. Deze economisten kunnen massa's bladzijden van 'Het Kapitaal' lezen en herlezen, ze in alle richtingen verdraaien, maar ze zullen er geen drup levenselixir kunnen uitwringen om het bestaan van het kapitalisme eeuwig te rekken. Wel integendeel! Als Marx zich verdiept heeft in de economie, was het juist om te begrijpen via welke mechanismen het kapitalisme van binnenuit aangevreten wordt en dus veroordeeld is om ten onder te gaan. Het ging er niet om redmiddelen te ontdekken voor de ziekten van het kapitalisme maar om het te bestrijden en zijn omverwerping voor te bereiden. Al deze doktoren in de wetenschappen en andere specialisten van het ideologisch rookgordijn zullen nooit iets snappen van de economische werken van Marx, want zijn conclusies zijn voor hen uiteraard onaanvaardbaar en onverdraaglijk!
Een wetenschappelijke en objectieve houding aannemen over het vraagstuk van de menselijke maatschappijen, over het sociale vraagstuk, betekent inzien dat er een primitief kommunisme bestaan heeft, vervolgens de slavenmaatschappij, daarop de feodaliteit, dan het kapitalisme (en misschien daarna het communisme) omdat onze productiecapaciteiten evolueerden, omdat de wijze waarop de maatschappij zich moest organiseren om te produceren – onze productieverhoudingen – gelijke tred moesten houden en dat alles tenslotte belichaamd werd via de geschiedenis van de klassenstrijd. Men begrijpt waarom het marxisme – deze 'wetenschappelijke en objectieve benadering van het vraagstuk van de geschiedenis van de menselijke maatschappijen en van het sociale vraagstuk' – voor de bourgeoisie noodgedwongen ontoegankelijk is... Doodeenvoudig omdat de logische gevolgtrekking uit deze benadering is dat het kapitalisme moet verdwijnen en daarbij alle voorrechten van de bourgeoisie!
Het marxisme: een revolutionaire en levende wetenschappelijke methode
Door ons vandaag lukraak met Marx en het marxisme om de oren te slaan, probeert de bourgeoisie dat alles te verbergen achter haar leugens en vervalsingen, Zoals Lenin zei: “De grote revolutionairen zijn altijd vervolgd geweest tijdens hun leven: hun doctrine is altijd ten prooi gevallen aan de meest wrede haat, aan leugencampagnes en de allerlaagste laster vanwege de heersende klassen. Na hun dood probeert men hen te veranderen in onschadelijke iconen, hen als het ware heilig te verklaren, hun naam te versieren met een aureool van glorie als troost voor de onderdrukte klassen en om ze te bedriegen en tegelijkertijd verminkt men het wezen van hun revolutionaire boodschap, waarvan men de scherpe kant afstompt, die men in diskrediet brengt”(6). Dit einde van de zin is bijzonder van toepassing op de huidige propaganda: “ men verminkt het wezen van hun revolutionaire boodschap, waarvan men de scherpe kant afstompt, die men in diskrediet brengt”. Wij moeten in tegendeel onderstrepen dat Marx een revolutionaire strijder was, Meer zelfs: enkel een revolutionaire militant kan een marxist zijn. Deze eenheid tussen gedachte en daad vormt juist de grondslag van het marxisme. Dat is ook wat Marx zei: “Tot nu toe hebben de filosofen niets anders gedaan dan de wereld op verschillende manieren te interpreteren, het komt er nu op aan hem te veranderen”(7), of nog: “De theoretische opvattingen van de kommunisten berusten geenszins op ideeën, op beginselen uitgevonden door de een of andere wereldhervormer. Zij zijn de algemene uitdrukking van werkelijke omstandigheden van de bestaande klassenstrijd, van een historische beweging die zich voor onze ogen afspeelt”(8).
Het marxisme is noch een universitaire discipline noch de zoveelste wijze en ongevaarlijke theorie, noch een utopie, noch een ideologie, noch een dogma. Wel in tegendeel! Wij hernemen hier de vlammende stijl van Rosa Luxemburg en sluiten af met dit laatste citaat: “Het marxisme is geen kapel waar men brevetten aflevert van 'expertise' en waarvoor de massa van gelovigen haar blind vertrouwen moet uiten, Het marxisme is een revolutionaire opvatting van de wereld, die onafgebroken vecht voor het verwerven van nieuwe resultaten, een opvatting die vastgeroeste en definitieve formules verwerpt en die haar levenskracht slechts kan bewijzen via het gekletter van de wapens van de zelfkritiek onder de donderslagen van de geschiedenis”(9) n
Pavel / 08.10.2009
1) Respectievelijk: Challenges (decembver 2007), Courrier International (juli 2008), Magazine Littéaire (oktober 2008), Le Nouvel Observateur (augustus 2009), Le Point (speciale buiten serie van juni/juli 2009),
2) Het bankroet van de Tweede Internationale, 1915
3) Het kommunisme en de Allgemeine Zeitung van Augsburg
4) Brief aan A. Ruge
5) Filosofische en Economische Manuscripten, 1844,
6) Lenin, 'Staat en Revolutie',
7) Stellingen over Feuerbach
8) Het Kommunistisch Manifest
9) Rosa Luxemburg, 'De accumulatie van het Kapitaal'
De bourgeoisie en de pers die haar ter beschikking staat, maken zich ongerust over de ‘terugkeer van het marxistisch gedachtegoed' of over de ‘actualiteit van Marx en van het marxisme' en dit minder dan twintig jaar nadat zij zo triomfantelijk de ‘dood van het marxisme en van het communisme' hadden uitgeroepen, dat zij met veel tamtam hadden proberen te begraven na het ineenstorten van het Oostblok en de stalinistische regimes. Dat zij nu weer sidderen is niet verwonderlijk. We bevinden ons op een moment waarop, tegenover de ontketening van de crisis en de monsterachtige verschrikkingen die dit rottend systeem begaat, de internationale heropleving van de arbeidersstrijd de proletariërs aanzet tot een bewustwording van het feit dat er een perspectief bestaat dat aan de mensheid een uitweg kan bieden uit de impasse waarin het kapitalisme haar gestort heeft.
Sommigen spuwen hun gif uit door hun voorouderlijke haat en hun ziekelijke afkeer voor Marx en de revolutionairen uit te roepen en doen gewoon voort met hen door de modder te sleuren en te belasteren. De grootste leugen van de geschiedenis, die de hele 20e eeuw door werd gepropageerd, passen zij aan de smaak van de dag aan: de identificatie van Marx, het marxisme, het communisme en van de arbeidersklasse, aan één van de ergste vormen van de contrarevolutie, de stalinistische terreur. Net als ratelslangen, blijven ze met hun ideologische aanhangsels heftig te keer gaan. Ze beklagen zich over de ‘gevaarlijke terugkeer van de totalitaire ideologie', die volgens hen gekoppeld is aan de ‘uitspattingen van het liberalisme' en aan de duidelijke toename van de sociale ongelijkheid. Dezelfde angst voor de proletarische revolutie vinden we in feite terug bij al diegenen die Marx bewieroken om hem zo te bestrijden door zich hem toe te eigenen. Zo ziet men steeds meer journalisten en universitairen die er niet voor terugschrikken hem te bewieroken om hem vervolgens tot de profetische leermeester van de ‘alter-mondialisten' te maken, of nog tot de voorloper van de groenen. Dat illustreert eens te meer de noodzakelijke waakzaamheid, die Lenin met zoveel scherpzinnigheid formuleerde:
"De grote revolutionairen werden bij hun leven voortdurend vervolgd door de onderdrukkende klassen, die hun leer met de ruwste kwaadaardigheid, de woedendste haat en een teugelloze leugen- en lastercampagne bejegenden. Na hun dood worden pogingen gedaan hen in onschadelijke afgodsbeeldjes te veranderen, hen als het ware heilig te verklaren en hun naam een zekere wijding te verlenen tot ‘vertroosting' van de onderdrukte klassen en om hen daarmee beet te nemen, terwijl hun revolutionaire leer van haar inhoud en van haar revolutionaire scherpte wordt ontdaan en wordt gevulgariseerd.". (‘Staat en Revolutie', hoofdstuk 1).
Dit bijna profetische citaat bleek heel steekhoudend in de voortdurende leugens die alle stalinistische regimes van de wereld, die vijftig jaar lang heersten, gebruikten om de wrede uitbuiting van de proletariërs te rechtvaardigen door de lof te zingen over de grote revolutionairen. Door misbruik te maken van Marx en Engels, door ze te balsemen zoals Stalin heeft gedaan met Lenin, door voor hen standbeelden op te richten, legden zij zich er systematisch op toe om de revolutionaire inhoud van hun ideeën en activiteiten af te stompen, leeg te zuigen of te vervormen. Ze werden daarbij geholpen en aangevuld door de ‘democratische' bourgeoisie die het absolutisme en de ‘marxistische' onderdrukking van de landen onder de stalinistische knoet maximaal en openlijk in de verf zetten.
En als de bourgeoisie vandaag nog probeert om van Marx een ‘ongevaarlijk' icoon te maken, is dat omdat hij wel degelijk een waarachtig revolutionair was die zijn leven lang de meest hardnekkige strijd leverde tegen het kapitalisme. In die mate zelfs dat zijn werk en methode een zodanige revolutionaire kracht blijken te omvatten dat ze tot op vandaag nog altijd als het meest wezenlijke wapen voor de proletarische strijd worden beschouwd voor de omverwerping van het kapitalisme. Voor heel de bourgeoisie geldt, meer dan ooit, de eerste zin van het Communistisch Manifest "Een spook waart door Europa [en vandaag de hele wereld]: het spook van het communisme".
W / 20.09.2008
1 Zie Révolution Internationale nr. 366, maart 2006, ‘In verband met het boek van Attali: Was Marx een democraat of een revolutionair?'
Tussen 1998 en 2003 heeft de RDC, met de hulp van Angola, Namibië en Zimbabwe, de aanvallen uit Rwanda en Oeganda afgeslagen, en de vijandelijkheden zijn sindsdien blijven voortduren, vooral in Kivu. Ze bereikten het punt waarop in januari 2008 een vredesakkoord getekend werd met een complete wapenstilstand tussen de gewapende groepen.
Dat hield niet lang stand: in augustus waren opnieuw gevechten uitgebroken tengevolge van de aanvallen die het Nationaal Congres van de verdediging van het volk van Laurent Nkunda, een militie met 5500 manschappen, uitvoerde op steden, militaire kampen en vluchtelingenkampen. De verplaatsing van grote delen van de bevolking werd daardoor nog erger. 850.000 mensen waren hun woonplaats al ontvlucht gedurende de vorige twee jaren van conflict. Sinds augustus gingen nog eens 250.000 op de vlucht voor de gevechten, voor velen onder hen al voor de tweede of derde keer. In heel de RDC zijn er 1,5 miljoen vluchtelingen en 300.000 mensen zijn het land ontvlucht.
Nu Goma, de hoofdstad van Noord-Kivu, belegerd wordt door de troepen van Nkunda, en ook voor een stuk geterroriseerd door de Congolese soldaten die plunderen en verwoesten tijdens hun aftocht, bestaat er groot gevaar op een heroplaaien van de totale oorlog. Sinds 1998 vielen er al 5,4 miljoen doden, door de oorlog en door het geweld dat ermee samenhangt, door hongersnood en ziekten. De directeur van het Internationaal hulpcomité stelt dat "Congo het meest moordende conflict ter wereld is van de laatste 60 jaar" (Reuters).
Om de misdadige verantwoordelijkheid van de grootmachten te verbergen, stellen de burgerlijke media het bloedig conflict systematisch voor als een 'etnische oorlog' (anders gezegd een 'oorlog tussen wilden'). Het conflict lijkt inderdaad op confrontaties tussen etnieën die weerwraak op elkaar nemen. Laurent Nkunda schreeuwt luid en duidelijk dat zijn troepen in Noord- en Zuid-Kivu optreden omdat de RDC nagelaten heeft een aantal hutu-fracties voor het gerecht te brengen. De rol van groepen zoals de Democratische bevrijdingstroepen van Rwanda, waarvan het aandeel in de genocide van 800.000 Tutsi's voldoende gekend is, is echter dezelfde als die van de eigen troepen van Nkunda, die systematisch plunderen, verkrachten en moorden op hun weg door het land . Het zou niet de eerste keer zijn dat een oproep om 'het volk te verdedigen' in werkelijkheid enkel dient om de bevolking te terroriseren. Zowel in Rwanda als in de RDC blijft het aanzetten tot etnische haat en het verlangen naar wraak de situatie vergiftigen.
Want in werkelijkheid zijn het niet de bevolkingsgroepen van deze streek, arm, overuitgebuit en onderdrukt door hun regeerders en door gewapende bendes, die oorlog voeren. Zij worden integendeel als instrumenten gebruikt, door de imperialistische grootmachten die de plaatselijke Afrikaanse regimes en hun tegenstanders ondersteunen. Duidelijk gezegd: het zijn de grootmachten die openlijk of onderhands de criminele regimes en hun tegenstanders van op afstand leiden en die vandaag op massaschaal de bevolking blijven uitmoorden.
We moeten in het bijzonder op het misdadig cynisme wijzen van de Franse en Belgische overheden. In een echo van president Sarkozy, die in stilte Angola aanzet militair in te grijpen aan de kant van het Congolese regime (dat door Parijs gesteund wordt), onderscheidde Bernard Kouchner, Frans minister van buitenlandse zaken, zich weer eens door zich te gedragen als de cynische oorlogspoliticus. Van bij het heruitbreken van de moordpartijen op 29 oktober, riep hij als eerste publiekelijk op militaire versterkingen (1500 man) naar Kivu te sturen met als reden dat "dit een moordpartij is zoals er waarschijnlijk nooit een geweest is in Afrika".
De RDC is een territorium dat 90 keer zo groot is als Rwanda, met een bevolking die 6 keer zo talrijk is, maar ze beschikt over een betrekkelijk kleine militaire macht, zelfs met de bijstand van 17.000 UNO troepen. De snelle terugtrekking van haar leger voor het nieuwe offensief laat weinig twijfel bestaan. De staat van dit leger in ontbinding weerspiegelt de toestand waarin de heersende klasse zich bevindt die de grenzen van het land, of wie haar oversteekt, niet meer controleert. De realiteit van dozijnen zwaarbewapende groepen, waarvan de meeste gesteund worden door landen als Rwanda en Oeganda, en waarvan sommige zich meer toeleggen op de etnische conflicten, en andere eerder op de winst die ze kunnen slaan uit de exploitatie van natuurlijke rijkdommen, is een uitdrukking van het feit dat de kapitalistische maatschappij steeds meer kenmerken van gangsterisme aanneemt. In een wereld die beheerst wordt door het 'elk voor zich', kan de regering van de RDC de situatie niet langer onder controle houden, en kunnen de gewapende bendes geen andere ambitie hebben dan nog machtiger te worden, willen ze overleven.
Onder toezicht van de UNO sinds 1994 (jaar van de 'Rwandese genocide'), volgen
de oorlogen en 'vredesakkoorden' elkaar op in het gebied van de Grote Meren,
ondanks de resoluties en tussenkomsten van die UNO. Het is duidelijk dat zijn
voornaamste rol erin bestaat de ware reden van de tussenkomst van de grote
mogendheden in dit gebied te verbergen en de gewetens te sussen die door haar
eigen misdaden geschandaliseerd zijn. De aanwezigheid van de UNO-troepen in de
RDC kan zo samengevat worden: "de meest ambi-tieuze UNO-missie ter
handhaving van de vrede, waarbij 17.000 manschappen ontplooid worden in het
land. Anderzijds zijn de resultaten die deze missie bereikt heeft misschien nog
verontrustender. Niet alleen hebben de blauwhelmen getoond dat ze niet in staat
zijn het oprukken van de rebellen te stoppen, ze zijn er evenmin in geslaagd de
burgerbevolking te beschermen, wat nochtans hun opdracht was." (Courrier
international, 7 november 2008)
De UNO is niet enkel nutteloos, ze is ronduit misdadig. In feite zijn de 17.000
man niet ter plaatse om de bevolking te beschermen, zoals dat 'instituut'
beweert, maar om 'legaal' de misdaden toe te dekken van de verschillende
promotoren die schuil gaan achter de 'humanitaire hulp', onder het valse
voorwendsel dat de blauwhelmen niet het mandaat hebben de confrontatie aan te
gaan met gewapende groepen. Dat was ook al het geval aan de vooravond van de
monsterachtige moordpartijen in Rwanda, waar de UNO-soldaten (met de Belgische
blauwhelmen aan het hoofd) zich door hun regeringen lieten evacueren zodra de
fameuze 'machettes' op het toneel verschenen. Recenter, in 2004, was het onder
de ogen van de blauwhelmen dat de bevolking afgemaakt werd tijdens de gevechten
om de controle over de stad Bukavu.
Zo begrijpt men beter waarom zoveel inwoners openlijk hun ware 'valse beschermers' van de UNO verwerpen en hen met stenen en andere projectielen bekogelen wanneer ze voorbijkomen, uit protest tegen hun misdadige passiviteit.
Maar alles bij elkaar genomen zijn de bevolking van de RDC en met haar de arbeidersklasse, nog niet aan het einde van hun beproevingen. Inderdaad, hoewel ze compleet geruïneerd en in totale ontbinding ligt na 12 jaar massale verwoestingen, zal de RDC nog steeds, en meer dan ooit, aasgieren blijven lokken die op bloed uit zijn. Aan de ene kant omdat de grond er vol zit met grondstoffen, de meest gegeerde op de wereldmarkt (vooral diamant, kobalt, koper, goud en coltan - een metaalerts dat gebruikt wordt in gevorderde elektronica), aan de andere omdat het met zijn immens territorium (4 keer zo groot als Frankrijk) van groot strategisch belang is. Congo-Kinshasa, en heel de regio, blijft een bevoorrecht doelwit van alle imperialistische mogendheden die elkaar met hand en tand bestrijden. Het kapitalisme is niet enkel in economische crisis, het is ook de dodenakker die invreet op de oppervlakte van de planeet.
Caramina / 21.11.2008
Op 4 november 1918 sloegen duizenden matrozen aan het muiten in Kiel, een Duitse haven aan de Baltische zee, tegen het militair bevel scheep te gaan voor een zoveelste zeeslag.
Zo werd een hoogtepunt bereikt in de ontevredenheid en de verwerping van de oorlog. Na vier jaar van moorden met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, de uitputtende loopgravenoorlog waarin de verliezen groot waren, met de mosterdgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, het uithongeren van de arbeidersbevolking; na die eindeloze slachting was de arbeidersklasse de oorlog hartsgrondig beu en wilde ze zichzelf niet langer opofferen voor de imperialistische oorlog. De legerleiding wilde de voortzetting van de oorlog nochtans afdwingen met brutale repressie en stond klaar om de muitende matrozen genadeloos af te straffen.
In reactie daarop ontplooide zich een brede golf van solidariteit, die vanuit Kiel snel uitbreidde naar andere steden in Duitsland. Arbeiders legden hun werktuigen neer, soldaten weigerden bevelen op te volgen, en ze vormden arbeiders- en soldatenraden, zoals ze in januari 1918 al gedaan hadden in Berlijn, die ook snel in andere steden opdoken. Op 5-6 november kwamen Hamburg, Bremen en Lübeck in beweging; Dresden, Leipzig, Magdeburg, Frankfurt, Keulen, Hannover, Stuttgart, Nüremberg en München werden op 7-8 november overgenomen door arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week was er geen grote Duitse stad meer zonder arbeiders- en soldatenraad.
Tijdens deze beginfase werd Berlijn al snel het centrum van de opstand : "Op 9 november kwamen duizenden arbeiders en soldaten de straat op in massale betogingen. Slechts even tevoren had de regering 'betrouwbare' bataljons bevel gegeven snel naar de hoofdstad op te rukken om de regering te beschermen. Maar op de ochtend van 9 november liepen de fabrieken aan hoog tempo leeg. De straten vulden zich met grote mensenmassa's. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieken lagen, werden grote betogingen gevormd die op weg naar het centrum met elkaar versmolten. Waar er soldaten bijeenkwamen, was het meestal niet nodig een speciale oproep te lanceren : ze sloten zich vanzelf bij de marsen van de arbeiders aan. Mannen, vrouwen, soldaten, gewapende mensen, vloeiden door de straten naar de nabijgelegen kazernes." (R. Müller, November Revolution, Vol. 2, p.11) Onder invloed van de overvloedige massa's die bijeen waren in de straten veranderden de laatste resten van troepen die nog regeringsgetrouw waren van kamp; ze sloten zich bij de muiters aan en droegen hun wapens aan hen over. Het politiehoofdkwartier, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafkantoren, de gebouwen van parlement en regering werden allemaal op diezelfde dag bezet door bewapende arbeiders en soldaten; gevangenen werden bevrijd. Veel regeringspersoneel liep weg. Enkele uren volstonden om deze posten van burgerlijke macht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad van arbeiders- en soldatenraden gevormd - de Vollzugsrat (uitvoerende raad).
Zo volgden de arbeiders in Duitsland in de voetstappen van hun klassebroeders en -zusters in Rusland, die in 1917 ook arbeiders- en soldatenraden gevormd hadden en in Oktober 1917 met succes de macht gegrepen hadden. De arbeiders in Duitsland stapten bijna dezelfde weg op als de arbeiders in Rusland : het kapitalistisch systeem overwinnen door de macht te grijpen doorheen de arbeiders- en soldatenraden, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap gezet hadden in die richting.
Met deze opstandige beweging begonnen de arbeiders in Duitsland de grootste massastrijd ooit in Duitsland. Alle akkoorden inzake 'sociale vrede' die de vakbonden gedurende de oorlog aanvaard hadden werden door de arbeidersstrijd kapotgeslagen. Door op deze wijze in opstand te komen, schudden de arbeiders in Duitsland de gevolgen van zich af van de nederlaag van augustus 1914. Het fabeltje dat de arbeidersklasse in Duitsland volledig verlamd was door het reformisme vloog aan stukken. De arbeiders in Duitsland gebruikten dezelfde strijdmethodes die de vervalperiode gingen kenmerken en die eerder al getest waren door de arbeiders in Rusland in 1905 en 1917 : massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Naast de arbeiders in Rusland vormden de arbeiders in Duitsland de speerpunt van de eerste grote internationale golf van revolutionaire strijd die opdook uit de oorlog. In Hongarije en Oostenrijk kwamen de arbeiders ook in opstand in 1918 en begonnen ze arbeidersraden te vormen.
Terwijl de proletarische initiatieven uitbreiding namen, bleef de heersende klasse niet passief toekijken. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was de beweging te saboteren en om te buigen. Ze hadden geleerd uit de ervaring in Rusland, en de Duitse bourgeoisie nam de touwtjes in handen via de leiders van de militaire staf. Generaal Groener, opperbevelhebber van het leger, stelde het later zo : "In Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa's om de regeringsmacht te herstellen met het militair opperbevel. De rechtse partijen waren in elkaar gezakt en natuurlijk was het ondenkbaar een verbond te sluiten met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een verbond aan te gaan met de Sociaal-Democratie. We verenigden ons in onze gemeenschappelijke strijd tegen de revolutie, in onze strijd tegen het Bolsjewisme. Het was ondenkbaar te streven naar het herstellen van de monarchie. Het doel van ons verbond dat we in de avond van 10 november vormden was : totale strijd tegen de revolutie, herinstellen van een regering van orde, ondersteunen van de regering door de macht van de troepen en het zo spoedig mogelijk vormen van een nationale assemblee." (W. Groener over het akkoord tussen het Militair Opperbevel en F. Ebert op 10 november 1918)
Om te fout te vermijden die de heersende klasse in Rusland gemaakt had na de Februari-opstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en zo het verzet van arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime nog aanscherpte en zo de weg voorbereidde voor een succesvolle opstand in Oktober 1917, reageerde de kapitalistische klasse in Duitsland snel en op een meer doortrapte wijze. Op 9 november werd de Keizer gedwongen af te treden en werd hij het land uit gestuurd. Op 11 november werd de Wapenstilstand getekend, wat hielp om de doorn van de oorlog uit het vlees van de arbeidersklasse te verwijderen, de eerste factor die de arbeiders en soldaten er toe gebracht had de strijd aan te gaan. Zo slaagde de heersende klasse in Duitsland erin in dit vroege stadium de revolutie de wind uit de zeilen te halen. Maar naast de gedwongen troonsafstand van de Keizer en het tekenen van de wapenstilstand, was het overhandigen van de regeringsmacht aan de Sociaal-Democratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met drie leiders van de USPD (Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij (1), de Raad van Volkscommissarissen, in werkelijkheid een bourgeoisregering die het kapitalisme loyaal diende. Terwijl Karl Liebknecht, de bekendste Spartakistenleider, voor duizenden arbeiders de Socialistische Republiek uitriep en opriep tot eenmaking van de arbeiders in Duitsland met de arbeiders in Rusland, proclameerde SPD-leider Ebert een 'vrije Duitse Republiek' met de Raad van Volkscommissarissen aan het hoofd ervan. Deze zelfverklaarde (bourgeois) regering was in het leven geroepen om de beweging te saboteren. "Door in de regering te stappen snelt de Sociaal-Democratie het kapitalisme ter hulp en gaat ze de confrontatie aan met de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar kadaver heen moeten stappen", zo had Rosa Luxemburg al in oktober gewaarschuwd in de Spartakusbrieven. En op 10 november waarschuwde de Rote Fahne (Rode Vlag), het blad van de Spartakisten : "Gedurende vier jaar hebben de Scheidemannen, de regeringssocialisten, jullie de verschrikkingen van de oorlog ingeduwd; ze zeiden jullie dat het nodig was het 'vaderland' te verdedigen, terwijl het niets anders was dan een strijd voor puur kapitalistische belangen. Nu het Duits imperialisme in elkaar stuikt, proberen ze voor de bourgeoisie te redden wat er te redden valt en doen ze hun best om de revolutionaire energie van de massa's te verpletteren. Geen eenheid met hen die jullie al vier jaar lang verraadden. Weg met het kapitalisme en zijn vertegenwoordigers."
Maar de SPD probeerde de reële klassenscheiding nu te verbergen. De SPD kwam aanzetten met de slogan 'geen broedermoord'. Ze schreef : "als één groep vecht tegen een andere groep, als één sekte vecht tegen een andere sekte, dan krijgen we een Russische chaos, algemene neergang, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van de troonsafstand van de Keizer, nu getuige zijn van het spektakel van zelfverminking van de arbeidersklasse in een zinloze broedermoord ? Gisteren toonde de noodzaak aan van interne eenheid van de arbeidersklasse. Uit bijna alle steden horen we de roep tot herstel van de eenheid tussen de oude SPD en de pas opgerichte USPD." (Vorwärts, 10-11-1918) Voortbouwend op deze illusies van eenheid tussen SPD en USPD, drong de SPD er bij de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad op aan dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen samengesteld was uit drie leden van SPD en USPD elk, de afgevaardigden naar de Berlijnse arbeidersraad ook volgens die verhouding tussen de partijen samengesteld zouden worden. Het schopte het zelfs zo ver een mandaat te krijgen van de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad om "de voorlopige regering te leiden" die in werkelijkheid de kracht was die zich rechtstreeks opstelde tegen de arbeidersraden. Rosa Luxemburg maakte later de balans op van de strijd in deze fase : "We konden moeilijk verwachten dat in het Duitsland dat het vreselijk spektakel gekend had van 4 augustus, en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst binnenhaalde die op die dag gezaaid werd, er plots op 9 november 1918 een glorieuze revolutie kon opduiken, geïnspireerd op klaar klassebewustzijn, en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat op 9 november gebeurde was in kleine mate de zege van nieuwe principes; het was weinig meer dan een ineenstorting van het bestaande systeem van imperialisme. De tijd was rijp voor de ineenstorting van het imperialisme, een reus op lemen voeten, die van binnenuit verbrokkelde. Het gevolg van die ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die zogoed als niet over een beredeneerd plan beschikte. De enige bron van eenheid, het enige persistente en reddende principe was het wachtwoord 'Van arbeiders- en soldatenraden'." (Stichtingscongres van de KAPD, 1918/19)
In november en december, toen het revolutionair elan van de soldaten begon weg te ebben, begonnen zich meer stakingen te ontwikkelen in de fabrieken. Maar deze dynamiek stond pas bij zijn begin. En op dat moment was de radenbeweging onvermijdelijk nog versnipperd. De SPD greep haar kans en nam het initiatief tot het bijeenroepen van een nationaal congres van arbeiders- en soldatenraden, dat zou doorgaan in Berlijn op 16 december. Dus op het moment dat de beweging in de fabrieken nog niet op volle kracht was en de centralisatie van de raden nog voorbarig, wilde de SPD de gelegenheid van zo'n nationaal congres gebruiken om de raden politiek te ontwapenen. Bovendien bouwde de SPD op de illusie, toen nog wijdverbreid, dat de raden moesten functioneren volgens dezelfde principes als het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormden de delegaties fracties (van de 490 afgevaardigden waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, en 100 behoorden tot andere groepen). Dus kreeg de arbeidersklasse te maken met een zelfuitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de arbeidersklasse, maar dat onmiddellijk alle macht in handen legde van de nieuwe zelfuitgeroepen 'voorlopige regering'. Een voorbeeld : een delegatie van Russische arbeiders die het congres kwam bijwonen, werd op bevel van de SPD aan de grens tegengehouden. Het presidium gebruikte tactische spelletjes om te verhinderen dat de leidende Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg aan de werkzaamheden van het congres zouden deelnemen en hen zelfs te beletten het congres toe te spreken, onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders uit Berlijnse fabrieken zijn. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besloot de oproep te steunen tot vorming van een nationale assemblee. Dit weggeven van de macht aan een burgerlijk parlement nam de raden hun wapens uit handen.
De Spartakisten, die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden een massale straatbetoging met 250.000 arbeiders in Berlijn op 16 december. Het nationaal congres liet de heersende klasse een belangrijk punt scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten concludeerden : "Het eerste congres vernietigde tenslotte het enige wat de arbeiders bereikt hadden - de vorming van arbeiders- en soldatenraden - beroofde zo de arbeidersklasse van haar macht en gooide het proces van de revolutie een eind achteruit. Door de arbeiders- en soldatenraden tot onmacht te veroordelen (door zijn beslissing de macht over te dragen aan de nationale assemblee) verkrachtte en verried het congres het mandaat dat het gekregen had. De arbeiders- en soldatenraden moeten de resultaten van dit congres nietig verklaren." (Rosa Luxemburg, 20-12-1918) In sommige steden protesteerden de arbeiders- en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties in gang te zetten. Op 24 december werden bij een aanval door het Freikorps (contrarevolutionaire troepen die in het leven geroepen werden door de SPD) in Berlijn enkele tientallen arbeiders gedood. Op 25 december gingen duizenden arbeiders de straat op om te protesteren. Omwille van deze openlijk contrarevolutionaire daden van de SPD trokken de USPD-commissarissen zich uit de Raad van Commissarissen terug op 29 december. Van 30 december tot 1 januari richten de Spartakisten, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD) in volle strijd de Duitse Kommunistische Partij (KPD) op. Op 3 januari 1919 maakte Rosa Luxemburg een eerste balans op waarin ze benadrukte : "de overgang van de revolutie van 9 november, die overwegend een 'soldatenrevolutie' was, naar een duidelijke arbeidersrevolutie, de overgang van een oppervlakkige, puur politieke verandering van regime naar een lang uitgesponnen proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de arbeidersklasse een totaal ander niveau van politieke rijpheid, training, en vasthoudendheid dan wat we in deze eerste fase van de strijd gezien hebben" (Rote Fahne, 3.01.1919).
De beweging ging toen, in januari 1919, een cruciale fase in, die we in het volgend artikel zullen behandelen.
Dino / 2.11.08
(1) De USPD was een centristische partij, bestaande uit op z'n minst twee vleugels die elkaar bekampten : een rechtervleugel, die tot doel had terug aan te sluiten bij de oude partij die overgestapt was naar de bourgeoisie, en een andere vleugel die aansluiting bij het revolutionair kamp nastreefde. De Spartakisten sloten zich bij de USPD aan om meer arbeiders te kunnen bereiken en hen voorwaarts te stuwen. In december 1918 splitsten de Spartakisten af van de USPD om de KPD op te richten.
2009 is gestart onder dezelfde sombere vooruitzichten als de tweede helft van 2008. Oktober 2008: « Zwaarste beurskrach sinds 1970 » (De Morgen, 11.10.2008), terwijl in België de aandelen van Fortis en Dexia ¾ van hun beurswaarden verloren. Januari 2009: « Obama erft een crisis van historische proporties en waarschuwt zelf voor een jarenlange recessie » (DM, 20.01.2009), terwijl de derde Belgische bank, de KBC, zijn beurswaarde ziet ineenzijgen onder het gewicht van de rommelkredieten. En het einde van de crisis van het banksysteem, dat nochtans de hartslag vormt van het functioneren van de kapitalistische productiewijze, ligt ongetwijfeld nog ver af: « Het is dus best mogelijk dat de kredieten waarvan bankiers vandaag beweren dat er geen vuiltje meer aan de lucht is, straks ook bij de rommel belanden en dat de hele kredietportefeuille onder de noemer van rommelkredieten terechtkomt (...) "Wees maar zeker dat er nog verliezen op de kredietportefeuilles worden geboekt. Door de crisis kunnen bedrijven hun schulden nog moeilijk afbetalen of ze gaan failliet. Particulieren worden werkloos en komen in betalingsmoeilijkheden" (I. Van de Cloot, hoofdeconoom van het Itinera Institute) » (DM, 24.01.09).
De onmacht van de
bourgeoisie
tegenover de economische crisis
De moeilijkheden van het banksysteem leiden tot zware liquiditeitsproblemen voor de bedrijven en bemoeilijken hun investeringscapaciteiten. Bijgevolg gaat de bankcrisis steeds duidelijker gepaard met een ineenstorting van de productie (terugval van de industriële productie in de Eurozone met 5,7% in één jaar tijd) en met de explosie van de werkloosheid (mogelijks 51 miljoen werklozen meer in 2009 t.o.v. 2007 volgens de Internationale arbeidsorganisatie) . Op één en dezelfde dag kondigden de multinationals wereldwijd aan 62.000 banen te schrappen (Corus, Caterpillar, Sprint Nextel, Philips, General Motors, Home Depot, DM 27.01.2009).
In een dergelijke internationale context, geconfronteerd met de noodzaak om haar bedreigde vitale belangen te verdedigen in de economische draaikolk (cf. Fortis en KBC, bijvoorbeeld), ziet de Belgische bourgeoisie zich verplicht om haar politieke stammentwisten tussen de regionale fracties opzij te zetten. Na 18 maanden van politiek immobilisme en crisis van de instellingen, en ondanks het voor haar verlammende perspectief van een nieuwe verkiezingsronde in juni (regionale en Europese verkiezingen), heeft zij een nieuwe regering op poten gezet onder leiding van de vroegere kamervoorzitter, Herman Van Rompuy. Als zij deze eindeloopbaan politicus er kunnen toe bewegen heeft om ‘met tegenzin' de post van eerste minister te aanvaarden, dan is het omdat zij er zich rekenschap van geeft dat ze niet kan wachten op het resultaat van de verkiezingsmanoeuvres om op de best mogelijke wijze de economische tsunami te beteugelen die het wereldkapitalisme overhoop haalt: de nieuwe eerste minister heeft trouwens gesproken van "de ergste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog".
Dat maatregelen zich opdringen om de belangen te vrijwaren van de Belgische bourgeoisie blijkt duidelijk uit de meest recente economische gegevens: rommelkredieten van de banken die nog 62 miljard Euros vertegenwoordigen in België (!!!) en die de regering zou moeten overnemen via bijvoorbeeld het in het leven roepen van een ‘bad bank'; een budgettekort van 10 miljard in 2009 (hetzij 3% van het Bruto Binnenlands Product) en tegen de 15 miljard in 2010 (hetzij 4,3% van het BBP, DM, 20.01.2009); een terugval van de uitvoer en een negatieve groei van het BNP van - 1,9% (een maand geleden voorzag de Nationale Bank nog een terugval van - 0,2%), massale technische werkloosheid die zich dreigt om te vormen tot 100.000 bijkomende werklozen voor 2009 (DM, 12.01.2009). Met een beperkte interne markt en een economie die massaal gericht is op uitvoer, met de belangrijkste schuldenberg in de EU, na Italië, die het niet mogelijk maken om het budgettekort te laten aanzwellen, heeft de Belgische bourgeoisie echter weinig middelen ter beschikking om een relanceplan op te zetten. Het verdedigen van haar belangen is bijgevolg wezenlijk gericht op twee krachtlijnen: het redden van haar eigen banksysteem en de verbetering van de concurrentiepositie van de nationale economie door de lasten van de bedrijven te verlagen. Om dit te doen moet zij toch de schulden laten oplopen (de inspanning van 10 jaar soberheid die aan de arbeiders werd opgedrongen is in 6 maanden tijd volkomen weggesmolten !). Verder bereidt ze plannen voor tot het verminderen van de sociale uitgaven van de staat en wil ze een loonmatiging doorvoeren. Kortom, of het op een directe of indirecte manier is, het zal eens te meer de arbeidersklasse zijn die voor het wezenlijk deel zal opdraaien voor de reddingspoging van de Belgische bourgeoisie, die meegezogen wordt in de wervelwinden van het kapitalisme in neergang.
Hoe kan men de bevolking, en vooral de arbeidersklasse deze zoveelste periode van een ‘onontkoombare' soberheid doen slikken? Hoe de offers doen aanvaarden voor het welzijn van de ‘nationale gemeenschap'? Voor de bourgeoisie is dat de prangende vraag. Ze is des te hachelijker omdat het vandaag moeilijk is om nog een perspectief aan te wijzen voor een heropleving van het kapitalisme: inderdaad, sinds de jaren 1970 hebben zowel het ‘reaganistisch' liberalisme, dat opriep tot minder staat, als de neo-keynesiaanse politiek die meer staatstussenkomst voorstond, hun beperkingen getoond. Bijgevolg streefde de burgerlijke mediacampagne er integendeel naar om de omvang van de catastrofe ruimschoots uit te stallen, met de bedoeling de arbeiders af te schrikken en hun de ‘onmisbare opofferingen' te doen aanvaarden als het minste kwaad. Verre van het verbergen van de omvang van de ramp die zich aankondigt, stouwen zij ellenlange bladzijden vol met onrustwekkende informatie en rampzalige scenario's om de arbeiders te terroriseren. Het doel van deze politiek is dubbel: eerst en vooral is het ontwikkelen van angst bij de bevolking een traditioneel middel om hen er toe te drijven om beschutting te gaan zoeken bij de staat en hem hun vertrouwen te schenken. Vervolgens mikt men er op om de arbeiders te overtuigen van de zinloosheid van hun verweer tegen de aanvallen en dus om hun woede te kanaliseren naar onmacht.
Om verweer te organiseren mag men niet rekenen op de vakbonden
De aanvallen van de regering en de patroons stapelen zich als donderwolken op aan de horizon: verlaging van de sociale budgetten; massale technische werkloosheid die dreigt permanent te worden, een steeds zwaarder drukkende schuldenlast. Tegenover de omvang van de bedreiging, manifesteert er zich een aarzeling, een zekere ontreddering bij de arbeiders over de manier waarop men het verweer kan organiseren. Dat is het moment dat de vakbonden kiezen om zich in december op te werpen als de belangrijkste advocaten van een interprofessioneel akkoord dat twee jaar ‘sociale vrede' moet waarborgen tegen een aalmoes van ongeveer 10 Euro aan loonsverhoging onder de vorm van maaltijdcheques (DM, 09.12.2008). Maar ze roepen vooral hun gesprekspartners op om "hun verantwoordelijkheden op te nemen voor het behoud van het model van sociaal overleg op zijn Belgisch". Voor de redding van de concurrentiepositie van de Belgische economie en de winsten van het nationaal kapitaal, zijn de vakbonden er toe bereid om mee te werken aan het opdringen van een drastische soberheid aan de arbeidersklasse.
Vanuit historisch oogpunt gezien is het niet voor het eerst dat zij zich aan het hoofd stellen van het heilig verbond ter verdediging van het kapitalisme. Reeds bij de uitbarsting van de Eerste Wereldoorlog bijna een eeuw geleden, hebben ze niet geaarzeld om zij aan zij te gaan staan met de kapitalisten voor de verdediging van het ‘vaderland' en om in de fabrieken alle verzet tegen de oorlog te breken als een daad van ‘hoogverraad'. En het ging er niet anders aan toe in de jaren 1930, tijdens de Tweede Wereldoorlog of tijdens de heropbouwperiode die er op volgde. Vandaag gaan ze niet anders tewerk: in december 2007 hadden alle vakbonden, broederlijk verenigd, een nationale betoging georganiseerd in Brussel, ter verdediging van het behoud van de koopkracht en vóór de solidariteit (‘redt de koopkracht en de solidariteit'); in de voorbije herfst zetten ze een stoere borst op en kondigden ze grote mobilisaties aan tegen de aanvallen. Vandaag echter ondersteunen ze de noodzaak van opofferingen wanneer de tijden hard zijn. Zo begroeten ze bijvoorbeeld de massale uitbreiding van de technische werkloosheid als een minste kwaad en smoren ze elke poging tot verweer in de bedrijven in de kiem. Zo hebben ze geweigerd om de wilde staking te erkennen van verschillende depots van het openbaar vervoer in Brussel. En toen ze merkten dat er een ‘interbedrijven' solidariteitscomité was opgericht door arbeiders uit verschillende sectoren rond Bekaert Hemiksem, dat met sluiting bedreigd wordt, wat deden ze toen ? Ze hebben het omgevormd tot een comité ter bescherming van de rechten van de vakbondenafgevaardigden in de bedreigde bedrijven ! Kortom, deze manifestatie van strijdwil en het zoeken naar solidariteit buiten het bedrijf en de sector en buiten de vakbondskanalen is omgevormd tot een instrument van de vakbondsstrijd. Streven naar het in de kiem smoren van elke uitdrukking van strijdbaarheid en het omvormen ervan tot een instrument van solidariteit met de burgerlijke democratie, dat is de manier waarop de vakbonden meesterlijk hun rol invullen binnen het geheel van de burgerlijk apparaat om de arbeidersstrijdbaarheid te neutraliseren, haar te ontkrachten en haar geen andere keuze voor te schotelen dan zich gedwee op te stellen achter de burgerlijke staat.
De schrik voor de economische recessie kan in een eerste fase belemmerend werken, een zekere ontreddering teweeg- brengen onder de arbeiders en het gevoel versterken van atomisering en onmacht tegenover de ravages van de crisis. Maar op termijn zal ze ook de vragen aanwakkeren omtrent de middelen en de doelstellingen van de strijd tegen de aanvallen op hun levensomstandigheden. Om een massale en ééngemaakte strijd van het geheel van de arbeiders te ontwikkelen die absoluut noodzakelijk is tegenover de onvermijdelijke aanvallen, is het immers onmisbaar om de lessen te trekken uit de sabotage door de vakbonden. En één van de centrale lessen is dat de arbeiders, om doeltreffend te strijden, om een ééngemaakt en solidair antwoord te geven door steeds meer op zoek te gaan naar de uitbreiding van hun strijd, enkel kunnen rekenen op eigen kracht. Zij zullen geen andere keuze hebben dan hun strijd in eigen handen te nemen en alle valstrikken, alle verdelingsmanoeuvres, elke sabotage van de vakbonden te verijdelen n
Jos / 30.01.2009
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op de Israëlische site van Indymedia en op Libcom.org. Het werd geschreven door een kameraad in Israël die, ook al behoort hij tot een extreme minderheid, de noodzaak aanvoelde om te antwoorden op de vaderlandslievende oorlogskoorts die woedt in Israël/Palestina naar aanleiding van de aanval op Gaza. Zijn beslissing om een standpunt in the nemen was voor een deel het gevolg van de aanmoediging die betoond werd door een aantal inzendingen op de site van Libcom (zowel vanwege het Libcom collectief, de IKS en de Turkse Links Kommunistische Groep EKS). Het is een bescheiden maar betekenisvolle bijdrage tot het opduiken van een werkelijke oppositie tegen het verraderlijke nationalisme dat op dit ogenblik overheerst in het Midden-Oosten.
WR / 10.01.2009.
Wat zit er achter een vlag? Een poging tot het aanduiden van een internationalistisch perspectief naar aanleiding van de huidige situatie op de Westelijke Jordaanoever, na de aanval van Israël tegen de Gazastrook.
De meeste mensen in Israël zullen zich later één zaak herinneren over het protest van zaterdag 3.1.2009 (1): dat de organisatoren naar het Hoger Gerechtshof gegaan zijn om er zeker van te zijn dat het hen toegestaan was om een Palestijnse vlag te tonen. Nu ben ik zelf voorstander van om het even welke vlag op om het even welk moment te mogen tonen. Maar men kan zich afvragen welk doel een Palestijnse (de vroegere PLO) vlag zou kunnen dienen ?
Het protest had blijkbaar tot doel de aanval op Gaza te stoppen. Wat heeft een Palestijnse vlag daar mee te maken ? Men zou kunnen antwoorden: "Wel, het betekent een steun aan het Palestijnse verzet". Daarop zou ik graag antwoorden met een volgende vraag: welk Palestijnse verzet ? De meeste gevoelige Palestijnen in Gaza zouden verdomd graag uit de hel van de bombardementen wegvluchten, in plaats van "verzet" te bieden onder de bommenregen. Wat betekent het trouwens om verzet te bieden tegen de overscherende gevechtsvliegtuigen ? Een vuist maken tegen de veroveraar ?
De vlag vertegenwoordigt het Palestijns nationalisme, op dezelfde wijze als de Israëlische vlag het Israëlische nationalisme verdedigt. Nu zullen de meeste lezers van deze website het Israëlisch nationalisme wel associëren met geweld en onderdrukking, die de kapitalistische heerschappij over ons land als een sluier bedekt. Waarom zou hetzelfde niet van toepassing zijn voor het Palestijnse nationalisme ? Op dit ogenblik worden de Palestijnen op de Westelijke oever brutaal onderdrukt en ingeperkt, Palestijnen die willen protesteren tegen diezelfde oorlog. Waarom ? Omdat de Palestijnse Autoriteit geen kritiek wil horen en geen stap opzij wil doen voor zijn reden van bestaan, de rol van onderaannemer van de controle van Israël over de Bezette Gebieden.
Juist één maand geleden weigerden diezelfde Hamasleiders, die zich nu verschuilen in bunkers en beveiligde huizen en boodschappen van verzet uitzenden naar ‘hun' volk, de leerkrachten te betalen, ze kraakten de Palestijnse vakbonden (2), doodden onschuldige Palestijnen op straat toen zij hun Fatah tegenstanders bevochten, en schoten lukraak raketten af op burgerdoelen, in plaats van te pogen om de levens te verbeteren voor de hardwerkende en werkloze bevolking van Palestina. Terwijl wij protesteren tegen de brutale bombardementen op Gaza door het Israëlisch nationalisme, moeten wij in gedachten houden dat het Palestijnse nationalisme alleen maar minder machtig is, maar niet minder brutaal. Jammer genoeg geeft dit incident met de vlag een ideologische aanleiding aan het nationalisme om het tegenstand tegen de regering af te leiden naar een automatische steun aan ‘de vijand'.
Natuurlijk, om cynisch te zijn, er is een goede reden om dit fiasco te verklaren. Het protest, georganiseerd door het Hadash Front (3) van de Israëlische Communistische Partij, kwam op gang één dag voor de officiële lancering van de verkiezingscampagne van de partij. En Hadash moet zijn Palestijnse nationalistische basis binnen de Groene Lijn (4) paaien om haar verkiezingskracht te behouden bij de volgende verkiezingen tegenover de Seculiere Nationalisten (Al-Tajimua) en de Moslimbeweging. En dat speelt in de kaart van het nationalisme, en uiteindelijk ook in die van de kapitalisten.
Dit kan enkel uitlopen in een helse cyclus van geweld, waar geen einde zal aan komen totdat men zich realiseert dat deze nationalismen gebruikt worden om ons oordeelsvermogen te benevelen en te verhinderen dat men zich toespitst op wat er werkelijk aan de hand is: wij worden uitgestuurd om te doden, en gedood te worden, om te wedijveren in dienst van mensen die niet onze maar hun eigen belangen nastreven. En dat geldt zowel voor Israëli's als voor Palestijnen. Laat ons de Gordiaanse knoop van het nationalisme doorhakken, en dan zullen wij de weg opgaan van een beter leven voor iedereen n
(De Indymedia versie eindigde met een link naar het IKS artikel over Gaza).
(1) Op 3 januari vond er een betoging plaats in Tel Aviv, Israël tegen de inval in Gaza, opgeroepen door Gush Shalom, de voornaamste Israëlische pacifistische organisatie, en twintig andere gauchistische, anarchistische organisaties en ook de Israëlische Communistische Partij. Er waren 10.000 aanwezigen, wat een significant teken is van een sterk opkomende anti-oorlogsgevoelens binnen de Israëlische bevolking. Om deze gevoelens beter te kunnen afleiden naar het verheerlijken van het nationalisme, hadden de organisatoren aan het Hoger Gerechtshof gevraagd om de Palestijnse vlag wettelijk toelaatbaar te maken zodat hij in de betoging kon getoond worden. (nota van de vertaler)
(2) Zonder iets af te doen van de waarde van de internationalistische stellingname van de kameraad, moet verduidelijkt worden dat wij stellen dat de bonden overal organen van de bourgeoisie geworden zijn en dat hun repressie binnen de Palestijnse micro-staat slechts het gevolg is van de bloederige strijd tussen burgerlijke fracties. Hamas is trouwens een bijzonder achterlijke en enge burgerlijke fractie, die niet in staat is om de meer verfijnde en doeltreffende wapens van de heersende klasse tegen het proletariaat te gebruiken : de democratie, het parlementarisme, de schijnvrijheid van de pers en ... de vakbonden. Dat is de reden waarom Hamas de bonden onderdrukt en gekraakt heeft.
(3) De Hadash, het Democratisch Front voor Vrede en Gelijkheid, vroeger Rakah genaamd, is een mantelorganisatie van de Israëlische KP, die haar actie voornamelijk richt naar de Israëlische Arabische bevolking, vooral arbeiders. Het drijft hen naar het pro-Palestijnse nationalisme en de verdediging van een Palestijnse Staat.
(4) De ‘Groene Lijn' verwijst naar de grenzen van Israël met een aantal van zijn buren (Syrië, Jordanië, Egypte) die bepaald werden bij de wapenstilstand van 1949, op het einde van het Israëlisch-Arabisch conflict van 1948
Wij publiceren hier de vertaling van het standpunt over de slachtingen in het Midden-Oosten en de Gaza-strook dat op onze internetsite in het Engels is verschenen vanaf 31/12/2008. Sedertdien hebben de gebeurtenissen zich in de richting ontwikkeld van onze aanklacht: het systematisch gebruiken van de brute terreur tegen de bevolking dat met bommen wordt bestookt van op het land, de zee en vanuit de lucht, alsook het binnenvallen van Gaza door de Israëlische troepen sedert 3 januari 's avonds. Anderzijds hebben wij ook de toenemende verontwaardiging van de wereldbevolking kunnen zien tegenover het losbarsten van deze gruweldaden en de hypocrisie van de grootmachten. Ook is er een gevoel van solidariteit opgetreden met de Palestijnse bevolking, dat als gijzelaar dient in dit conflict tussen fracties van de uitbuitende klasse. Als revolutionairen ontmaskeren wij al wie deze klassesolidariteit wil ombuigen op het verrotte terrein van het nationalisme, van de verdediging van één vaderland tegen een ander. Het enig middel dat de mensheid kan bevrijden van het imperialisme, oorlog en barbarij, is integendeel het ontwikkelen van het revolutionair internationalisme dat leidt naar het afschaffen van alle naties en grenzen en de oprichting van een werkelijke mensengemeen-schap: het communisme.
Na twee jaar economische verstikking van Gaza - geen benzine en geen medicijnen, waarbij de export wordt geblokkeerd en de arbeiders worden verhinderd om Gaza te verlaten om werk te vinden aan de andere kant van de Israëlische grens -, nadat de gehele Gazastrook tot een immens gevangenenkamp werd omgevormd, van waaruit radeloze Palestijnen zonder succes hebben geprobeerd te vluchten door de grens met Egypte over te steken, is de Israëlische militaire machine bezig deze dichtbevolkte, verarmde regio aan de waanzin van zijn luchtbombardementen te onderwerpen. Er zijn al honderden doden en de al overvolle ziekenhuizen kunnen de onophoudelijke stroom gewonden niet aan. De Israëlische verklaringen dat de staat het aantal burgerlijke slachtoffers probeert te beperken is een sinistere farce daar ieder "militair" doelwit zich vlakbij woonwijken bevindt, terwijl de moskeeën en de islamitische universiteit openlijk als doelwit werden uitgekozen, wat blijft er dan over van het onderscheid tussen burgers en militairen? Het resultaat is duidelijk: burgerlijke doelwitten, vele kinderen gedood of verminkt en een nog groter aantal levenslang geterroriseerd en getraumatiseerd door de onophoudelijke bombardementen. Op het ogenblik dat dit artikel werd geschreven, omschreef de Israëlische Eerste Minister Ehud Olmert dit offensief als een eerste fase. De tanks wachtten aan de grens en een totale invasie van de Gaza-strook was dus niet uitgesloten
De vergoelijking van Israël voor deze gruweldaad, gesteund door de Bush-administratie in de Verenigde Staten, is dat Hamas niet ophoudt raketten af te vuren op Israëlische burgers, een schending van een zogenaamd staakt-het-vuren. Hetzelfde argument werd aangewend om de invasie van Libanon te steunen twee jaar geleden. Het is inderdaad wel zo dat zowel Hezbollah als Hamas zich verschuilen achter de Palestijnse en Libanese bevolking en deze op een cynische wijze blootstellen aan de Israëlische wraak. Zij stellen abusievelijk de moord op een handvol Israëlische burgers voor als een voorbeeld van "weerstand" aan de Israëlische militaire bezetting. Maar het antwoord van Israël is helemaal typisch voor elke bezettingsmacht: de gehele bevolking straffen voor de activiteiten van een minderheid van gewapende strijders. De Israëlische Staat doet het met de economische blokkade, die werd opgelegd nadat Hamas de Fatah had verdreven van de controle over de administratie over Gaza. Israël deed het in Libanon en doet het met de bombardementen op Gaza. Dit is de barbaarse logica van de imperialistische oorlogen, waarin de burgers voor beide kanten als schild en doelwit dienen en uiteindelijk bijna altijd in grotere aantallen sterven dan de soldaten in uniform.
Net als in alle imperialistische oorlogen heeft het toebrengen van alle leed aan de bevolking, het vernietigen van huizen, ziekenhuizen en scholen, als enig resultaat het voorbereiden van toekomstige episodes van vernieling. Het uitgesproken doel van Israël is Hamas te verpletteren en de voorwaarden te scheppen voor een meer 'gematigd' leiderschap in Gaza. Maar zelfs ex-officieren van de Israëlische geheime diensten (op z'n minste de meest... intelligente) kunnen de lichtzinnigheid van zo'n argument inzien. Omtrent de economische blokkade van Gaza, verklaarde de ex-officier van de Mossad Yossi Alpher : "De economische belegering van Gaza heeft geen enkel van de verwachte politieke resultaten opgeleverd. Het heeft bij de Palestijnen niet geleid tot anti-Hamas haatgevoelens maar is waarschijnlijk contra-productief geweest. Het is dan ook alleen maar een nutteloze collectieve straf." Dit is nog meer het geval voor de luchtaanvallen. Zoals de Israëlische historicus Tom Segev het stelt: "Israël heeft altijd gedacht dat het doen lijden van de Palestijnse burgers hen zou doen rebelleren tegen hun nationale leiders. Het is gebleken dat die stelling opnieuw en altijd verkeerd is." (de twee citaten komen uit de Guardian van 30 december 2008). De Hezbollah in Libanon is sterker geworden na de Israëlische aanvallen in 2006; het offensief tegen Gaza zal waarschijnlijk hetzelfde resultaat opleveren voor Hamas. Maar of het nu versterkt of verzwakt is, Hamas kan alleen maar antwoorden met nieuwe aanvallen tegen de Israëlische bevolking en is het niet met raketten, dan zal het met menselijke bommen zijn.
De "betrokken" wereldleiders, zoals de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, of de paus, hebben ons ettelijke keren herhaald dat zo'n acties van Israël alleen maar de nationalistische haat aanwakkeren en de "geweldspiraal" in het Midden-Oosten voeden. Niks is minder waar: de cyclus van terrorisme en staatsgeweld in Israël/Palestina brutaliseert de bevolkingen en de strijders aan weerszijden en brengt nieuwe generaties fanatiekelingen en "martelaren" voort. Maar wat het Vaticaan en de Verenigd Naties ons niet vertellen is dat deze helse spiraal van nationalistische haat het product is van een sociaal systeem dat overal in verval is. De geschiedenis is niet anders in Irak waar Sjiieten en Soennieten elkaar kelen, in de Balkan waar de Serviërs hetzelfde doen met de Albanezen en de Kroaten en in India en Pakistan met het conflict tussen Hindoes en Moslims, of nog in Afrika waar de lijst oorlogen met gewelddadige etnische conflicten te lang is om hier op te sommen. De uitbarsting van die oorlogen overal ter wereld is de uitdrukking van een maatschappij dat geen toekomst meer te bieden heeft aan de mensheid.
Wat men ons ook niet verteld is de implicatie van de democratische en humanitaire wereldmachten in die conflicten. Men spreekt zelfs amper over hun onderlinge verdeeldheid. De Britse pers heeft niet gezwegen over de steun van Frankrijk aan de moorddadige hutu-bendes in Rwanda in 1994. Ze is minder welsprekend als het gaat over de rol die Groot-Brittannië en de Amerikaanse geheime diensten hebben gespeeld in de tegenstellingen tussen Sjiieten en Soennieten in Irak. In het Midden-Oosten is de steun van Amerika aan Israël en dat van Iran en Syrië aan Hezbollah en Hamas overduidelijk, maar de "verdoken" steun van Frankrijk, Duitsland, Rusland en andere mogendheden om hun eigen belangen te dienen is niet minder reëel.
Het conflict in het Midden-Oosten heeft zijn eigen kenmerken en specifieke historische oorzaken, maar het kan alleen worden begrepen in de globale context van een kapitalistische machine die gevaarlijk 'out of controle' is. De woekering van oorlogen over de gehele planeet, de onbedwingbare economische crisis, en de versnelde milieuramp maken ongetwijfeld deel uit van deze werkelijkheid. Maar hoewel het kapitalisme ons geen enkele hoop kan bieden op vrede en welzijn bestaat er in de wereld wel degelijk een bron van hoop: de revolte van de uitgebuite klasse tegen de brutaliteit van het systeem. Een revolte die in Europa de jongste weken tot uitdrukking kwam in de beweging van jonge proletariërs in Italië, Frankrijk, Duitsland en vooral in Griekenland. Dit zijn bewegingen die, door hun eigen aard, de noodzaak van klassesolidariteit en van het overstijgen van iedere etnische of nationale verdeling hebben vooropgesteld. Zij zijn een voorbeeld geweest dat kan worden gevolgd in de andere regio's van de planeet, waar de uitgebuite klasse wordt geteisterd door verdeling. Dit is geen utopie: de laatste jaren reeds staakten de arbeiders van de openbare sector in Gaza tegen het niet uitbetalen van hun lonen bijna op hetzelfde moment dat de arbeiders van de openbare sector in Israël streden tegen de gevolgen van de soberheid, een soberheid die zelf het rechtstreekse gevolg is van de tot het uiterste doorgedreven oorlogseconomie van Israël. Beide stakingsbewegingen waren zich niet bewust van elkaars bestaan maar zij tonen het objectieve gemeenschappelijke belang in de arbeidersrangen, aan weerszijde van de imperialistische opdeling.
Solidariteit met de bevolking die in de oorlogszones van het kapitalisme lijdt betekent geenszins kiezen voor "het minste kwaad" of "de zwakste" kapitalistische kliek steunen, zoals Hezbollah of Hamas, tegen de agressievere mogendheden zoals de Verenigde Staten of Israël. Hamas heeft al aangetoond dat het een burgerlijke onderdrukkings-macht was tegen de Palestijnse arbeiders, in het bijzonder wanneer het de stakingen in de openbare sector veroordeelde, als ingaande tegen de 'nationale belangen' en ook wanneer het, hand in hand met Fatah, de bevolking van Gaza heeft onderworpen aan de gevechten van de éne moorddadige factie tegen de andere voor de controle van de regio. Solidariteit met diegenen die meegesleurd worden in een imperialistische oorlog betekent het verwerpen van beide oorlogvoerende kampen en het ontwikkelen van de klassestrijd tegen alle heersers en uitbuiters in de wereld.
World Revolution , orgaan van de IKS in Groot-Brittannië / 31.12.2008
- In Italië, waren er massale betogingen op 25 oktober en op 14 november achter de slogan ‘Wij betalen niet voor de crisis !' tegen het Gelmini decreet, waartegen geageerd wordt omdat het budgetbesparingen inhoudt in de onderwijssector, hetgeen uitloopt op niet verlengen van de contracten van 87.000 tijdelijke leerkrachten en van 45.000 schoolpersoneel in het ABA en op een verminderde inbreng van openbare subsidiëring voor de universiteiten.
- In Duitsland kwamen er op 12 november 120.000 scholieren op straat in de belangrijkste steden van het land, met slogans als ‘Kapitalisme is crisis' in Berlijn, of met een bezetting van het provinciaal parlement zoals in Hannover.
- In Spanje betoogden op 13 november honderdduizenden studenten in meer dan 70 steden tegen de nieuwe Europese richtlijnen (de Bologna-richtlijnen) voor de hervorming van het hoger onderwijs en de universiteiten, waarbij de privatisering van de faculteiten wordt uitgebreid en het aantal trainingscursussen in de bedrijven wordt opgedreven.
Velen onder hen spiegelen zich aan de strijd van de Griekse studenten. Er zijn solidariteitsbetogingen en bijeenkomsten geweest in een aantal landen, volgend op de onderdrukking van de Griekse studenten - en deze solidariteitsbetogingen werden eveneens geconfronteerd met een min of meer brutale repressie.
De schaal van deze mobilisering tegen hetzelfde soort maatregelen van de staat is helemaal niet verrassend. De hervorming van het onderwijssysteem, die wordt ondernomen op Europees vlak, maakt deel uit van een poging om de jonge arbeidersgeneraties te doen wennen aan een beperkte toekomst en aan de veralgemening van de precaire tewerkstelling en de werkloosheid.
Het steigeren en de revolte van de nieuwe opgevoede proletarische generatie die geconfronteerd wordt met deze muur van werkloosheid, deze oceaan van onzekerheid die het kapitalisme in crisis voor hen in petto heeft, kan ook rekenen op sympathie van alle generaties van proletariërs.
De media, die de lakeien zijn van de leugenpropaganda van het kapitaal, hebben voortdurend geprobeerd om de werkelijkheid te vervormen van wat er aan de hand is in Griekenland sinds het vermoorden door politiekogels van de 15 jarige Alexis Andreas Grogoropoulos op 6 december. Zij hebben de botsingen met de politie voorgesteld als acties van een handvol anarchistische autonomisten en uiterst linkse studenten, die afkomstige waren uit gegoede middens, of van gemarginaliseerde vernielers. Zij hebben eindeloos beelden uitgezonden over gewelddadige botsingen met de politie en het beeld overgebracht van jonge heethoofden en gemaskerde relschoppers die auto's in brand staken, de etalages van boetieks en banken in elkaar ramden of winkels plunderden.
Dit is dezelfde methode van het vervalsen van de werkelijkheid die wij hebben gezien tijdens de anti-CPE mobilisering in 2006 in Frankrijk, die werd vereenzelvigd met de rellen in de buitenwijken van het jaar daarvoor. Wij zagen diezelfde grove methode gebruiken tegen de studenten die streden tegen de LRU in 2007 in Frankrijk - zij werden er van beschuldigd 'terroristen' en ‘rode khmers' te zijn!
Maar ook al bevond het hart van de onlusten zich in de Griekse studentenwijk van Exarchia, toch is het moeilijk om vandaag nog deze leugen overeind te houden: hoe kan deze opstand het werk zijn van enkele vernielers of anarchisten wanneer het zich als een lopende vuurtje heeft uitgebreid naar alle belangrijke steden van het land en naar de Griekse eilanden van Chios en Samos en zelfs naar de meest toeristische steden zoals Korfoe of Heraklion in Kreta?
Al de voorwaarden waren in Griekenland aanwezig voor het uitbarsten van de ontevredenheid van een hele generatie jonge proletariërs, die heel ongerust zijn over hun toekomst. Men vindt er immers een geconcentreerde uitdrukking van het doodlopend straatje waarin het kapitalisme de jonge arbeidersgeneraties instuurt: wanneer diegenen die gerekend worden tot de ‘600 euro generatie' beginnen te werken, hebben zij het gevoel bedrogen te zijn. De meeste van de studenten moeten twee jobs cumuleren om te overleven en hun studies te kunnen blijven betalen, meestal zwartwerk en onderbetaald. Zelfs als de jobs een beetje beter betaald worden, blijft een deel van hun werk in het zwart en dat vermindert hun toegang tot sociale tegemoetkomingen. Zij zijn over het algemeen verstoken van sociale zekerheid; overuren worden niet betaald en dikwijls kunnen zij de ouderlijke woning niet verlaten voor zij 35 zijn, aangezien zij niet genoeg verdienen om zich een dak boven het hoofd te kunnen permitteren. 23% van de werklozen in Griekenland zijn jongeren (het officiële werkloosheidscijfer voor de 15-24 jarigen is 25,2%) zoals een artikel aanwijst dat in Frankrijk geschreven is (1): "deze studenten voelen zich op geen enkele wijze beschermd; de politie schiet op hen, het onderwijs lokt hen in de val, het werk gaat aan hen voorbij en de regering liegt tegen hen". De werkloosheid van de jongeren en hun moeilijkheden om op de arbeidmarkt binnen te geraken heeft dus een klimaat van ongenoegen geschapen, van woede en veralgemeende onzekerheid. De economische wereldcrisis zal daar nog een golf van ontslagen bijbrengen. In 2009 voorziet men dat 100.000 banen geschrapt worden in Griekenland, wat een stijging met 5% zou teweegbrengen van de werkloosheid. Tegelijkertijd verdienen 40% van de arbeiders minder dan 1.100 euro's netto en heeft Griekenland de hoogste graad van arbeiders onder de armoedegrens van de 27 EU staten: 14%.
Het zijn niet enkel de studenten die op straat gekomen zijn, maar ook de armzalig betaalde leerkrachten en vele andere loontrekkers die met dezelfde problemen worden geconfronteerd, dezelfde armoede en bezield worden door dezelfde opstandige geest. De brutale onderdrukking tegen de beweging, waarvan de meest dramatische episode het vermoorden van de 15 jarige was, heeft de gevoelens van solidariteit, dat gepaard gaat met een veralgemeend sociaal ongenoegen, alleen maar uitgebreid. Zoals een student het stelde, waren vele ouders van scholieren eveneens diep geschokt en geërgerd: "Onze ouders hebben moeten ervaren dat hun kinderen zomaar op straat kunnen omkomen, door een politiekogel" (2). Zij worden er zich van bewust dat ze in een ondergaande maatschappij leven waar hun kinderen niet dezelfde levensstandaard zullen hebben als zijzelf. Tijdens de talrijke betogingen waren zij getuigen van gewelddadige slagen, hardhandige aanhoudingen, het vuren met echte kogels naar de menigte toe door leden van de rellenpolitie (de MAT) met hun dienstwapens.
De bezetters van de Polytechnische School,het zenuwcentrum van het studentenprotest, hebben de staatsterreur aangeklaagd, maar wij vinden diezelfde woede tegen de brutaliteit van de repressie ook terug in al de betogingen met slogans als "kogels voor jongeren, geld voor de banken". Een deelnemer aan de beweging verklaarde het nog duidelijker : "Wij hebben geen werk, geen geld, een staat die bankroet is door de crisis, en het enige antwoord op dat alles is wapens geven aan de politie" (3).
Deze woede is niet nieuw: de Griekse studenten waren in juni 2006 al gemobiliseerd tegen de hervorming aan de universiteiten, waarbij de privatisering ervan uitmondde in het uitsluiten van de studenten die het financieel moeilijk hebben. De bevolking had eveneens haar ergernis tot uiting gebracht tegenover de onbekwaamheid van de regering ten tijde van de bosbranden van 2007, waarbij 67 mensen omkwamen: de regering heeft nog steeds geen enkele compensatie toegekend aan velen onder de slachtoffers die have en goed verloren hebben. Maar het waren vooral de loontrekkers die zich massaal mobiliseerden tegen de hervorming van het pensioensysteem begin 2008, met twee dagen van ruim opgevolgde algemene stakingen op twee maand tijd, en betogingen van meer dan één miljoen mensen tegen het afschaffen van het prepensioen voor de zwaarste beroepen en de in vraagstelling van het recht van arbeidsters om op pensioen te gaan vanaf 50 jaar.
Geconfronteerd met de arbeiderswoede, was de algemene staking van 10 december die onder controle van de vakbonden stond, er op gericht om een domper te zetten op de beweging. Ondertussen riep de oppositie, met de socialistische en communistische partijen op kop, op tot het ontslag van de huidige regering en tot het houden van vervroegde verkiezingen. Het lukte haar niet in om de woede te kanaliseren en de beweging te doen stoppen, ondanks de veelvuldige manoeuvres van de linkse politieke partijen en de vakbonden om de dynamiek te blokkeren in de richting van een uitbreiding van de strijd, en ondanks de inspanningen van de hele bourgeoisie en haar media om de jongeren te isoleren van de andere generaties en van de arbeidersklasse als geheel door hen aan te zetten tot vruchteloze botsingen met de politie. Dagen en nachtenlang gingen de botsingen onverminderd door: gewelddadige charges door de politie die er op insloeg met de wapenstok, traangas gebruikte, en overging tot afranselingen en grote aantallen aanhoudingen.
De jonge generatie van arbeiders geeft het duidelijkst het gevoel aan van ontgoocheling en afkeer tegenover het tot op het bot corrupte politiek apparaat. Sinds het einde van de wereldoorlog, delen drie families de macht, sedert meer dan dertig jaar regeren de Karamanlis dynastie voor rechts en de Papandreoe dynastie voor links afwisselend over het land, als absolute machthebbers, met steekpenningen en verwikkeld in allerlei soorten schandalen. De conservatieven kwamen aan de macht in 2004 na de jaren 2000 waarin de socialisten tot aan hun nek verzopen in intriges en manoeuvres. Vele beschouwen het politiek en het vakbondsapparaat als totaal ongeloofwaardig : "het fetisjisme van het geld heeft de maatschappij overgenomen. De jongeren willen een breuk met deze maatschappij zonder ziel noch visie" (4). Met de ontwikkeling van de crisis vandaag, heeft deze generatie niet alleen een bewustwording ontwikkeld over de kapitalistische uitbuiting, die ze aan den lijve ondervinden, maar ook een bewustzijn omtrent de noodzaak van een collectieve strijd, door het spontaan vooropstellen van methodes van de [arbeiders]klasse en klasse-solidariteit. In plaats van weg te zinken in wanhoop, haalt ze haar zelfvertrouwen en zelfzekerheid uit het besef van de draagster te zijn van een andere toekomst, en steekt ze al haar energie in de opstand tegen de wegrottende maatschappij om haar heen. De betogers zeggen trots over hun beweging: "Wij zijn het beeld van de toekomst in het licht van het schaduwbeeld van het verleden". Ook al kan de toestand heel erg lijken op die van ‘Mei 1968', het besef van wat er op het spel staat, reikt veel verder.
Op 16 december slaagden de studenten er in om de TV-zender van de regering, NET, gedeeltelijk over te nemen en ontrolden spandoeken op het scherm die zegden: "stop met tv kijken - iedereen de straat op", en lanceerden een oproep: "de staat moordt. Jullie stilte wapent hen. Bezet alle openbare gebouwen!". Het hoofdkwartier van de anti-rellen politie in Athene werd aangevallen en een van hun patrouillewagens werd in brand gestoken. Deze acties werden door de regering snel afgedaan als "een poging tot het omverwerpen van de democratie" en het werd eveneens veroordeeld door de Griekse Communistische Partij, de KKE. Op 17 december werd het gebouw dat de belangrijkste vakbondsfederatie van het land huisvest, de GEEE, in Athene bezet door proletariërs die zichzelf ‘opstandige arbeiders' noemden en die alle proletariërs uitnodigden om deze plaats te gebruiken voor algemene vergaderingen die openstaan voor alle loontrekkers, studenten en werklozen (zie hun verklaring op onze Engelstalige website). Zij hingen een reuzengrote spandoek tegenover het Akropolis en riepen op tot een massabetoging de daarop volgende dag. Die avond probeerden vijftig vakbondsbonzen met wat potige aanhangers om het hoofdkwartier terug onder hun controle te krijgen maar ze moesten wegvluchten toen er versterking van studenten opdaagde die ‘solidariteit' zongen. Deze bestonden voor het merendeel uit anarchisten afkomstig van de Economische Universiteit, die bezet was en omgevormd tot een plaats voor meetings en discussies die openstonden voor alle arbeiders. De vereniging van Albanese immigranten, onder andere, deelde ook een tekst uit waarin zij hun solidariteit verklaarden met de beweging en had als titel "Deze dagen zijn ook de onze!". Er waren herhaalde oproepen tot een algemene onbeperkte staking vanaf 18 december. De vakbonden werden er toe gedwongen om die dag een staking van drie uur uit te roepen in de openbare diensten.
In de ochtend van de 18e werd een andere scholier van 16, die deelnam aan een sit-in in de buurt van zijn school in een voorstad van Athene, verwond door een kogel. Op dezelfde dag werden verschillende radio en tv-zenders bezet door betogers, namelijk in Tripoli, Chania en Tessaloniki. Het gebouw van de kamer van koophandel werd bezet in Patras, waar er nieuwe botsingen met de politie plaatsvonden. De reuzenbetoging in Athene werd gewelddadig onderdrukt: voor het eerst werden er nieuwe wapens gebruikt door de anti-rellen troepen: verlammend gas en doof makende granaten. Een pamflet tegen de staatsterreur, getekend ‘Meisjes in revolte', circuleerde vanuit de Economische Universiteit. De beweging begon, op een verwarde wijze, haar eigen geografische grenzen aan te voelen: om die reden verwelkomde men enthousiast de betogingen van internationale solidariteit die plaatsgrepen in Frankrijk, Berlijn, Rome, Moskou, Montreal of New York en men verklaarde: "deze steun is zeer belangrijk voor ons". De bezetters van de Polytechnische School riepen op tot een "internationale solidariteitsdag tegen de staatsmoorden" op 20 december. Maar om het isolement te doorbreken van deze proletarische opstand in Griekenland, is de enige weg die openligt die van de ontwikkeling van de solidariteit en klassenstrijd op een internationale schaal die steeds duidelijker tot uiting komt tegenover de internationale crisis.
Iannis / 20.12.2008
1 Marianne nr 608 van 13 december : « Grèce : les leçons d'une émeute »
2 Libération van 12/12/2008
3 Le Monde van 10/12/2008
4 Marianne, zie boven.
De propagandablitz van de verkiezingscampagne is na bijna twee jaar geëindigd. De mediawoordvoerders van de heersende klasse vertellen ons dat dit de belangrijkste verkiezing is geweest in de Amerikaanse geschiedenis, en eens te meer een demonstratie van de kracht van de ‘democratie'. Deze propaganda beweert niet alleen dat wij voor het eerst in de Amerikaanse geschiedenis een Afro-Amerikaan als president hebben, maar ook en vooral dat de overwinning van Obama het verlangen belichaamt naar verandering.
Men vertelt ons dat ‘het volk heeft gesproken' en dat ‘Washington heeft geluisterd' dank zij de ‘wonderbaarlijke' werking van de verkiezingen. Men maakt ons wijs dat Amerika het racisme nu heeft overwonnen en een land is geworden van ware broederschap.
Nu is Obama president. Maar wat houdt dat in? Obama beloofde verandering te brengen, maar deze belofte was een ideologisch sofisme. De hele campagne was een schijnheilige leugen die de hoop van de bevolking begeesterde, en vooral van de werkende klasse die in toenemende mate de ellende en de oorlog beu wordt, maar die nog altijd niet duidelijk haar eigen rol inziet in de maatschappij en tot nog toe niet in staat is om de misleidingen van de heersende klasse te verdrijven.
De ware winnaar in deze verkiezing is niet de fictieve ‘Joe de Loodgieter' van de Amerikaanse middenklasse, niet de Afro-Amerikanen die deel uitmaken van de arbeidersklasse, maar eerder de heersende klasse. Het is duidelijk dat er meer van hetzelfde op komst is en dat men de arbeiders nog erger gaat opdissen en de last van de ellende zal opvoeren. Obama was geen ‘vredeskandidaat'. Zijn kritiek op Bush was dat deze laatste zichzelf klem heeft gereden in Irak, de troepen te dun heeft gespreid, en het Amerikaanse imperialisme niet in staat heeft gesteld om gepast te reageren op de toekomstige uitdagingen tegenover zijn heerschappij. Obama wil nog meer troepen sturen naar Afghanistan en zich klaar maken om de bedreigingen van de Amerikaanse imperialistische belangen af te wentelen. Hij was een verwoede criticus van de regering-Bush die niet in staat was om de Russische invasie van Georgië deze zomer te beantwoorden. Dat soort vredesactivist is hij!
Tijdens de presidentiële debatten heeft Obama uitgelegd dat hij het onderwijs in Amerika wil versterken, omdat een opgevoede arbeidskracht van levensbelang is voor een sterke economie en geen enkel land kan een overheersende militaire macht blijven zonder sterke economie. Met andere woorden, hij ziet de uitgaven voor onderwijs als een voorwaarde voor imperialistische overheersing. Welk een idealisme! Er is dus niets te winnen voor de arbeidersklasse bij deze overwinning van Obama.Voor de heersende klasse daarentegen is deze verkiezing een succes dat haar stoutste dromen overstijgt.
Ze is er in geslaagd om de verkiezingsmisleiding en de democratische mythe een verjongingskuur te geven, die zo hard getroffen waren sinds 2000, vooral onder de jongere generatie, en die zoveel mensen misnoegd gemaakt hadden over het ‘systeem'.
De roes na de verkiezingen - het daadwerkelijk dansen in de straten waarmee de overwinning van Obama werd toegejuigd - getuigt van de omvang van deze politieke overwinning. De impact van de verkiezing is te vergelijken met de ideologische overwinning die plaatsvond onmiddellijk na 11 september 2001. Toen kon de bourgeoisie profiteren van een opstoot van nationale hysterie, die de werkende klasse bond aan de burgerlijke staat. Vandaag bindt de hoop in de democratie en het geloof in een charismatische leider brede sectoren van de bevolking aan de staat.
Binnen de
zwarte bevolking is het gewicht van deze roes bijzonder sterk ; het is een
wijdverspreid geloof geworden dat de onderdrukte minderheid nu aan macht heeft
gewonnen. De burgerlijke media vieren zelfs het feit dat Amerika het racisme te
boven zou zijn gekomen, een van de meest belachelijke beweringen ooit. Bijna
van de ene dag op de andere zou de zwarte bevolking in de Verenigde Staten zijn
omgetoverd tot een van de meest vervreemde, ontgoochelde sectoren van de
bevolking, naar één die pal achter de staat gaat staan, via de persoon van de
net verkozen president.
Op internationaal
vlak heeft de bourgeoisie bijna onmiddellijk kunnen profiteren van een
succesrijk afstand nemen door de nieuwe regering van de blunders van het
Bush-regime in de imperialistische politiek en het openen van nieuwe
mogelijkheden voor het herstel van het Amerikaanse politiek gezag,
geloofwaardigheid en leiderschap in de internationale arena.
Op het gebied van economische politiek zal de bekwaamheid van de Obama-administratie om noodzakelijke staatskapitalistische maatregelen te nemen voor het opkrikken van het onderdrukkings- en uitbuitingssysteem onovertroffen zijn. Zijn retoriek gaat over ‘herstel', terwijl het zal neerkomen op de grootste schuldenberg uit de geschiedenis van de Verenigde Staten, een tekort van een triljoen dollar, waarmee de toekomstige generaties van de arbeidersklasse zullen worden opgezadeld. Lokale en staatsregeringen zijn al bezig met het plannen voor het opheffen van sociale diensten en programma's vanwege de crisis, en dat op hetzelfde moment dat Obama opkomt voor nog meer ‘reddingsoperaties' van grote bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen, die allen gefinancierd moeten worden door het zweet van de werkende klasse.
Bijna verbaasd door haar eigen succes, bewust dat zij aan de beloofde veranderingen tijdens de campagne niet wil en kan tegemoet komen, begint de heersende klasse al een retoriek te ontvouwen dat het ‘enthousiasme moet temperen'. Wij horen al zaken als ‘Obama kan alleen de gewetenloze politiek van Bush uitvlakken'. ‘Er was een hele bestuurstermijn van blunders', ‘Verandering kan er niet onmiddellijk komen', ‘Opofferingen zullen nodig zijn'.
Tegenover dit alles, verdedigen wij de historische standpunten van onze klasse:
- democratie is de dictatuur van de heersende klasse;
- de arbeidersklasse moet zich organiseren en strijden voor haar eigen belangen;
- alleen een wereldwijde kommunistische revolutie kan een einde maken aan kapitalistische uitbuiting en onderdrukking.
De roes kan niet lang aanhouden. De komende soberheidsprogramma's, die op gang gebracht zijn op een gedecentraliseerde manier via lokale en staatsregeringen, zullen dienen als een onontkoombare stimulans tot klassenstrijd. Het falen van de regering-Obama om de beloofde ‘verandering' en verbetering waar te maken zal onvermijdelijk leiden tot ontgoocheling en ziedende ontevredenheid.
Internationalism (US) / 11.11.2008
Dit jaar herdenken wij de 200e verjaardag van de geboorte van Charles Darwin (en de 150e sinds het verschijnen van het boek: ‘Het Ontstaan van Soorten'). De marxistische vleugel van de arbeidersbeweging heeft Darwins buitengewone bijdragen tot het begrijpen van de mensheid zelf en de natuur altijd toegejuicht.
In vele opzichten was Darwin typisch voor zijn tijd, geïnteresseerd in het waarnemen van de natuur en blij om experimenten te doen met dierlijk en plantaardig leven. Zijn empirisch werk met, onder meer, bijen, kevers, wormen, duiven en eendenmossels, was nauwgezet en gedetailleerd. Darwins koppige belangstelling voor deze laatste was zo groot dat zijn jongere kinderen "begonnen te denken dat alle volwassenen er op een gelijkaardige manier mee bezig waren, één van hen vroeg zelfs over een buurman vroeg: ‘Waar houdt hij zijn eendenmossels?' " (‘Darwin', Desmond & Moore).
Wat Darwin onderscheidde was dat hij in staat was om verder te gaan dan de details, om theorieën op te stellen en op zoek te gaan naar een historisch proces, waar anderen zich tevreden stelden met het catalogeren van de verschijnselen of het aanvaarden van de bestaande uitleg. Een typisch voorbeeld hiervan was zijn antwoord op het ontdekken van zeefossielen duizenden meters hoog in de Andes. Gewapend met de ervaring van een aardbeving en Lyells ‘Beginselen van de Geologie', was hij er toe in staat om te speculeren over de schaal van de aardkorstbewegingen die ervoor gezorgd hadden dat een zeebedding terecht gekomen was in de bergen, zonder dat hij hierbij zijn toevlucht moest nemen tot het bijbelse verhaal over de Zondvloed. "Ik hecht er een sterk geloof aan dat men zonder speculatie geen goede en originele waarnemingen kan doen" (zoals hij schreef in een brief aan AR Wallace, 22.12.1857).
Hij was evenmin bang om waarnemingen van een gebied te gebruiken in andere gebieden. Terwijl Marx de meeste geschriften van Thomas Malthus verachte, heeft Darwin diens ideeën over de menselijke bevolkingsaangroei gebruikt bij de ontwikkeling van zijn evolutietheorie. "In oktober 1838 las ik voor mijn ontspanning Malthus omtrent de bevolkingsaangroei, en er goed op voorberied om de strijd om het bestaan te aanvaarden die overal aan de gang is bij lang volgehouden waarnemingen van gewoontes van dieren en planten, trof het mij dat onder deze omstandigheden gunstige variaties de tendens hadden om bewaard te blijven, en de ongunstige om vernietigd te worden. Het resultaat daarvan zou het ontstaan zijn van nieuwe soorten. Hier had ik dan uiteindelijk een theorie gevonden waarmee ik kon werken" (Darwin's ‘Recollections of the Development of my mind and character', in het Nederlands ‘De Autobiografie van Darwin', uitg. Nieuwezijds, 2000).
Dit gebeurde 20 jaar vóór hij zijn theorie publiek bekend maakte met het ‘Ontstaan van Soorten', maar het wezenlijke was toen al aanwezig. In de ‘Oorsprong' legt Darwin uit dat hij de term ‘Strijd om het bestaan gebruikt in een brede en metaforische zin' en ‘voor het gemak van het gebruik' en dat hij met Natuurlijke Selectie bedoelt : "het bewaren van gunstige variaties en het verwerpen van nadelige variaties". De idee van evolutie was niet nieuw, maar reeds in 1838, was Darwin een verklaring aan het ontwikkelen over hoe de soorten evolueerden. Hij vergeleek de technieken van de hazewindkwekers en de duivenmelkers (kunstmatige selectie), met natuurlijke selectie en dacht dat dit ‘het mooiste deel was van mijn theorie' (Darwin, geciteerd in Desmond & Moore).
De methode van het historisch materialisme
Binnen de drie weken na de publicatie van ‘Het Ontstaan van Soorten', schreef Engels naar Marx: "Darwin die ik net gelezen heb, is prachtig. De teleologie was nog niet met de grond gelijk gemaakt in één opzicht, maar dat is nu gebeurd. Bovendien was er tot op heden nooit zo een schitterende poging gedaan om de historische ontwikkeling in de natuur te bewijzen, ten minste met zoveel succes". De ‘vernietiging van de teleologie' verwijst naar de opduvel die ‘Het Ontstaan' verkocht aan alle religieuze, idealistische of metafysische ideeën die de verschijnselen veeleer proberen ‘te verklaren' vanuit hun doel dan vanuit hun oorzaak. Dit is fundamenteel voor een materialistische visie op de wereld. Zoals Engels schreef in ‘Anti-Dühring' (hfst 1), "deelde (Darwin) de metafysische opvatting over de natuur de zwaarste slag toe door zijn bewijsvoering dat alle organische wezens, planten, dieren en de mens zelf, producten zijn van een evolutie die al miljoenen jaren aan de gang is".
In zijn voorbereidend materiaal voor ‘Dialectiek van de Natuur' zette Engels de betekenis uiteen van ‘Het Ontstaan van Soorten'. "Darwin ging in zijn baanbrekend werk uit van de breedst bestaande basis van het toeval. Juist de oneindig kleine, toevallige verschillen tussen individuen van dezelfde soort, verschillen die versterkt worden tot ze de kenmerken van de soort doorbreken, (...) dwongen hem tot het in-vraag-stellen van de vroegere basis van alle regelmaat in biologie, namelijk de vroegere opvatting van de soorten in hun metafysische starheid en onveranderlijkheid".
Marx las ‘Het Ontstaan' een jaar nadat het gepubliceerd was, en schreef meteen aan Engels (19.12.1860): "dit is het boek dat de basis bevat van onze ideeën in de natuurlijke geschiedenis". Hij schreef later dat het boek "als natuurwetenschappelijke basis diende voor de klassenstrijd in de geschiedenis" (brief aan Lasalle, 16.1.1862).
Ondanks hun enthousiasme voor Darwin, waren Marx en Engels niet kritiekloos. Zij waren zich wel degelijk bewust van de invloed van Malthus, en ook van het feit dat de inzichten van Darwin gebruikt werden door het ‘Sociaal Darwinisme' om de status-quo te rechtvaardigen van de Victoriaanse maatschappij met grote weelde voor enkelen en gevangenis, werkhuizen, ziektes, hongersnood en emigratie voor de armen. In zijn inleiding tot de ‘Dialectiek van de Natuur' schetst Engels enkele gevolgen ervan. "Darwin wist niet wat voor bittere satire hij schreef over de mensheid, (...) toen hij aantoonde dat de vrije concurrentie, de strijd om het bestaan, die door de economisten gevierd wordt als de hoogste historische prestatie, de normale toestand is in het dierenrijk". Het is enkel de "bewuste organisatie van de maatschappelijke productie" die de mensheid kan weghalen uit de overlevingsstrijd naar de expansie van de productiemiddelen als basis van het leven, het genot en de ontwikkeling, en dat de ‘bewuste organisatie' een revolutie vereist van de producenten, de arbeidersklasse.
Engels zag ook waar de strijd van de mensheid (en het marxistische begrip ervan) Darwins kader oversteeg: "Het begrip van de geschiedenis als een opeenvolging van klassenstrijd is reeds veel rijper in inhoud en dieper dan de visie die haar louter herleidt tot fasen van strijd om het bestaan" (Dialectiek van de Natuur, nota's en fragmenten).
Hoe dan ook, dergelijke kritiek ondermijnt de status niet van Darwin in de geschiedenis van het wetenschappelijke denken. In een speech aan het graf van Marx benadrukte Engels dat "Net zoals Darwin de wet van de ontwikkeling van de organische materie ontdekte, ontdekte Marx de wet van de ontwikkeling van de menselijke geschiedenis".
Marxisme na Darwinisme
Terwijl Darwin in en uit de mode is geweest in het burgerlijk denken (maar niet bij de ernstige wetenschappers), is de marxistische vleugel van de arbeidersbeweging hem nooit afgevallen.
Plechanov beschrijft in een voetnoot bij ‘De Ontwikkeling van de monistische visie van de geschiedenis' (hfst 5), de verhouding tussen het denken van Darwin en Marx: "Darwin slaagde er in het probleem op te lossen van hoe plantaardige en dierlijke soorten ontstonden in de strijd voor het bestaan. Marx slaagde er in om het probleem op te lossen van hoe verschillende types van sociale organisatie opkwamen in de strijd van de mensheid voor zijn bestaan. Het is logisch dat het onderzoek van Marx begint daar waar het onderzoek van Darwin eindigt [...] De geest van hun onderzoek is absoluut dezelfde bij beide denkers. Om die reden kunnen wij zeggen dat marxisme darwinisme is dat toegepast is op de sociale wetenschap".
Een voorbeeld van de onderlinge relatie tussen marxisme en de bijdragen van Darwin komt terug in Kautsky's ‘Ethiek en de Materialistische Opvatting van de Geschiedenis'. Hoewel Kautsky het belang van Darwin overschat, gaat hij te rade bij de ‘Afstamming van de Mens', om het belang te schetsen van altruïstische gevoelens, van sociale instincten in de ontwikkeling van de moraal. In hoofdstuk 5 van de ‘Afstamming', beschrijft Darwin hoe de ‘oermens' sociaal werd en hoe zij "elkaar moeten gewaarschuwd hebben bij gevaar, en wederzijdse steun verleend bij aanvallen. Dit houdt een zekere graad in van sympathie, trouw en moed". Hij schetst "Wanneer twee stammen van oermensen ... met elkaar wedijverden, en wanner de ene bestond uit ... een groter aantal moedige, sympathieke, en trouwe leden, altijd bereid elkaar te waarschuwen bij gevaar, elkaar te helpen en te verdedigen, dan zou deze stam er ongetwijfeld het best in slagen om de andere te verslaan. Laat het duidelijk zijn hoe allerbelangrijkst, in de nooit eindigende oorlogen van de wilden, de trouw en moed moeten zijn. Het voordeel dat gedisciplineerde soldaten hebben over ongedisciplineerde horden volgt hoofdzakelijk uit het vertrouwen dat elkmens heeft in zijn kameraden. (...) Zelfzuchtige en twistzieke volkeren hangen niet aaneen, en zonder eendracht kan niets doeltreffend worden bereikt" . Darwin overdrijft ongetwijfeld de graad waarin primitieve maatschappijen verwikkeld waren in constante oorlogvoering onder elkaar, maar de noodzaak tot samenwerking als basis voor het overleven was niet minder belangrijk in activiteiten als de jacht en bij de verdeling van het sociaal product. Dit is de andere zijde van de ‘strijd om het bestaan', waarin wij de triomf zien van de wederzijdse solidariteit en het vertrouwen over de verdeeldheid en het egoïsme.
Van Darwin naar een kommunistische toekomst
Anton Pannekoek was niet alleen een groot marxist, maar ook een vermaard sterrenkundige (een krater aan de verre kant van de maan en een asteroïde zijn naar hem genoemd). Geen enkele discussie over ‘Marxisme en Darwinisme' kan compleet zijn zonder te verwijzen naar zijn tekst met die naam uit 1909 (die we in de International Review gaan publiceren).
Om te beginnen verfijnt Pannekoek ons begrip van de verhouding tussen Marxisme en Darwinisme. "Hier zien wij dus hoe datzelfde principe van de strijd om het bestaan, dat Darwin formuleerde en waar Spencer de nadruk op legde, bij mens en dier verschillend werkt. Het principe dat de strijd tot een volmaking van de wapens leidt waarmee gestreden wordt, bewerkt bij mens en dier verschillende resultaten. Bij het dier leidt deze strijd tot een voortdurende ontwikkeling van de natuurlijke lichaamsorganen. Dit is de grondslag van de afstammingsleer, de kern van het darwinisme. Bij de mens leidt hij tot een voortdurende ontwikkeling van de werktuigen, van de techniek, van de productiekrachten. Dit is echter de grondslag van het marxisme. Hier blijkt dus dat marxisme en darwinisme niet twee onafhankelijke theorieën zijn, waarvan elk op haar gebied geldt en die niets met elkaar gemeen hebben. In werkelijkheid komen zij op hetzelfde grondprincipe neer. Zij vormen een eenheid. De nieuwe richting die met het ontstaan van de mens ingeslagen wordt, de vervanging van de natuurlijke organen door kunstmatige werktuigen bewerkt dat dit grondprincipe zich in de mensenwereld op geheel andere wijze uit dan in de dierenwereld, dat in de laatste het darwinisme, in de eerste het marxisme de ontwikkelingswet weergeeft". [Dierorgaan en mensenwerktuig]
Pannekoek weidde ook uit over het idee van het sociaal instinct op basis van de bijdragen van Kautsky en Darwin: "Nu echter zullen diegenen zich het beste staande kunnen houden, [deze zijn] waarin de sociale driften het sterkst ontwikkeld zijn. Waar deze zwak zijn, worden de dieren gemakkelijk een prooi van de vijanden of vinden zij minder goede weideplaatsen. Deze driften worden de gewichtigste en beslissende kenmerken, die de doorslag geven voor het in leven blijven in de strijd om het bestaan. Daardoor worden de sociale driften door de strijd om het bestaan tot de allerhoogste graad aangekweekt.
"(...) De diergroepen waarin het wederzijdse hulpbetoon het sterkst ontwikkeld is, houden zich het beste in de strijd om het bestaan staande." [Het maatschappelijk samenleven]
Dit onderscheid tussen sociale dieren en de homo sapiens ligt, onder andere, in hun bewustzijn.
"Voor de mensen geldt nu ook alles wat voor de sociale dieren geldt. Onze aapachtige voorouders en de oermensen die zich hieruit ontwikkeld hebben, waren weerloze zwakke dieren die, zoals bijna alle apensoorten, oorspronkelijk in troepen samenleefden. Hier moesten dus dezelfde sociale driften en gevoelens ontstaan die zich later bij de mensen tot zedelijke gevoelens ontwikkeld hebben. Dat onze zedelijkheid en moraal niets anders zijn dan de sociale gevoelens van de dierenwereld is overbekend. Ook Darwin sprak al van de met hun sociale instellingen in verband staande eigenschappen van de dieren, "die men bij de mensen zedelijke eigenschappen zou noemen". Het verschil ligt alleen in de mate van het bewustzijn. Zodra de sociale gevoelens aan de mensen zelf klaar bewust worden, krijgen zij het karakter van zedelijke gevoelens." [Het maatschappelijk samenleven].
Het ‘Sociaal Darwinisme' wordt ook onder vuur genomen door Pannekoek wanneer hij beschrijft hoe het ‘burgerlijk darwinisme' in een vicieuze cirkel terechtkwam waarbij de wereld die werd beschreven door Malthus en Hobbes zonder enige verrassing lijkt op de wereld die wordt beschreven door Hobbes en Malthus ! "Daardoor komt het dat onder het kapitalisme de mensenwereld het meest op de wereld van de roofdieren gelijkt. Daardoor komt het dat de bourgeois-darwinisten hun voorbeelden voor de mensenmaatschappij bij de eenzaam strijdende dieren zochten. Hun uitgangspunt was daarbij inderdaad de ervaring, en hun fout bestond slechts daarin dat zij de kapitalistische verhoudingen voor de eeuwig menselijke aanzagen. De overeenkomst van de bijzondere kapitalistische strijdmethoden met die van de alleen levende dieren heeft Engels in het historische gedeelte van zijn Anti-Dühring op deze wijze beschreven (blz. 293):
"De grote industrie tenslotte en het ontstaan van de wereldmarkt hebben de strijd universeel en tegelijkertijd van een ongehoorde heftigheid gemaakt. In een strijd tussen de afzonderlijke kapitalisten zowel als tussen gehele industrieën en gehele landen beslist de gunst van de natuurlijke of kunstmatige productievoorwaarden. De overwonnene wordt zonder genade uit de weg geruimd. Het is de darwinistische strijd om het bestaan, man tegen man, uit de natuur met verdubbelde woede op de maatschappij overgebracht. Het natuur standpunt van het dier verschijnt hier als hoogtepunt van de menselijke maatschappij". [Kapitalisme en Socialisme].
Maar de kapitalistische levensomstandigheden zijn niet eeuwigdurend, en de werkende klasse is in staat om ze omver te werpen te werpen en een eind te maken aan de verdeling van de maatschappij in klassen met tegenstrijdige belangen.
"Met het verdwijnen van de klassen wordt de gehele beschaafde mensheid een grote solidaire productiegemeenschap. Daarvoor geldt hetzelfde wat voor elke gemeenschappelijke groep geldt. Binnen de groep houdt de wederzijdse strijd om het bestaan op. Deze wordt alleen nog maar naar buiten gevoerd. Maar in plaats van de vroegere kleine groepen is nu de hele mensheid gekomen. Dat wil dus zeggen dat de strijd om het bestaan in de mensenwereld ophoudt. Hij wordt alleen nog naar buiten gevoerd, niet meer als een wedstrijd tegen soortgenoten, maar als strijd om het levensonderhoud tegen de natuur. Maar de ontwikkeling van de techniek en van de daarmee gepaard gaande wetenschap bewerkt dat deze strijd nauwelijks meer een strijd genoemd kan worden. De natuur is aan de mensen onderworpen en biedt hun, met geringe moeite van hun kant, een zeker en overvloedig levensonderhoud. Daarmee slaat de ontwikkeling van de mensheid nieuwe banen in. Het tijdvak waarin zij zich geleidelijk uit de dierenwereld verhief en de strijd om het bestaan in eigen, door het werktuiggebruik bepaalde vormen voerde, neemt een einde. De menselijke vorm van de strijd om het bestaan houdt op, een nieuw hoofdstuk van de menselijke geschiedenis begint."[Kapitalisme en Socialisme].
Car 28.1.2009
Het eerste artikel in deze reeks (Internationalisme 341) handelde over het begin van de revolutie in Duitsland in november 1918. In dit tweede deel zullen we bekijken hoe de heersende klasse haar machtigste wapens gebruikte - niet alleen de gewapende repressie, maar ook de ideologische campagnes van de voormalige arbeiderspartij, de SPD, om de revolutionaire beweging een grote nederlaag toe te brengen.
Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de 'gebeurtenissen in Rusland' te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.
Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijke overgaan tot repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en op die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen. Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als 'de grote Partij van het proletariaat', de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het 'virus van de arbeidersstrijd', steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvangden, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.
De militaire provocaties van 6 en 24 december
Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd. Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, arresteerden arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen.
Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, in het bijzonder gezien de capaciteiten van de arbeidersklasse.
Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd wordt een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakte van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging op bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.
Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.
De SPD roept op de kommunisten te vermoorden
Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, wordt de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overgaat te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht worden.
Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.
Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. "Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd" (Rosa Luxemburg op het Stichtingscongres van de KPD). De SPD-regering "zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven" (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.
De valstrik van de voortijdige machtsgreep in Berlijn
In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnemen.
De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.
De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:
"Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die door te versnellen en toe te nemen tot hij een machtige golf wordt die met geweld neerkomt op heel Duitsland, enkel één enkele golf, die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)
Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa's dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken."
Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de machts nog niet aan de orde was.
Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen 's avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.
Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: "Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!"
Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari manifesteerden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord "Weg met de regering !" gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.
De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die vanaf het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.
De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij 'de gewapende bendes' noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: "We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid."
Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn 's avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de 'verzoener' door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van 'neutraliteit' te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en dat er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.
In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.
De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.
Dezelfde dag oefenden Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.
Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.
In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: "Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!" Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa's te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, "Doodt Liebknecht!" werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leiders.
De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: "Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan."
Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden,de revolutionairen, wilde uitschakelen.
Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie': er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders.
(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).
"Economen weten het ook niet meer en zijn het spoor bijster" titelen de media op zoek naar antwoorden en uitwegen voor de huidige economische crisis die als een verwoestende vloedgolf over de wereldbol raast. Enkel de massale kredietinjecties in de geldmarkten en de even omvangrijke begrotingstekorten hebben de bourgeoisie toegelaten om een totale implosie van het financiële systeem in de meeste centrale landen tijdelijk te voorkomen. Maar dit lost uiteindelijk de onderliggende historische crisis van haar systeem niet op.
Ze kan niet anders meer dan internationaal toegeven dat de wereld tegen zijn brutaalste ineenstorting sinds de Depressie van de jaren '30 aankijkt. Japan en Duitsland torsen op tegen adembenemende dalingen in export en industriële productie. In een groot deel van Oost-Europa dreigt een ramp op de schaal van wat in IJsland gebeurde en Griekenland, Ierland, Italië, Spanje, Oostenrijk en ook België staan in de rij aan te schuiven. De "nieuw opduikende markten" tonen ook tekenen van spanning - alleen al in China loopt het aantal ontslagen in de tientallen miljoenen - vermits deze economieën door de zelfde vloedgolf worden ingehaald. De OESO en het IMF voorspellen nu dat de wereldeconomie als een geheel dit jaar zal samentrekken - ongezien sinds Wereldoorlog II.
40 jaar na het einde van de naoorlogse economische boom lijkt het dat alle vormen van beleid die de bourgeoisie voerde om de crisis te beheren mislukt zijn. Decennia van staatsinterventie (d.w.z. staatskapitalisme) hebben de bourgeoisie enkel naar de afgrond gedreven. Het belangrijkste mechanisme om de vraag te handhaven - steeds meer krediet - tegenover de massale overproductie heeft nu een economie achtergelaten die het best te vergelijken is met een patiënt die te veel antibiotica heeft gebruikt: de doeltreffendheid van de tegenmaatregel is herleidt tot nul. Erger nog, het krediet is een deel van het probleem geworden: het geheel van het systeem is nu, letterlijk, failliet.
Allen roepen echter in koor dat het om een "tijdelijke" en "cyclische" crisis gaat. Allen focussen op een herstel dat er, naargelang de inspanningen die "we met zijn allen" leveren, in een paar maand of jaar moet komen. Ook de G20 top in Londen van 2 april werd in dezelfde woorden gezien als een tussenstap naar herstel. "De dag dat de wereld samenkwam om terug te vechten tegen de globale recessie, niet met woorden, maar met een plan voor een globaal herstel." (verklaring van de Engelse premier Gordon Brown). Maar de huidige crisis van overproductie heeft zijn wortels niet, zoals de economische deskundigen beweren, in een soort van tijdelijke "oneven-wichtigheid" van de wereldeconomie, maar in de fundamentele sociale relaties van het kapitalisme, waar de grote massa van de bevolking per definitie de producent is van de " meerwaarde" die enkel door een constante uitbreiding van de markt kan worden gerealiseerd. Niet langer bekwaam om zich uit te breiden en nieuwe markten te veroveren, heeft het kapitalisme gedurende decennia lang dit probleem voor zich uit geschoven door de echte markt te vervangen met de kunstmatige markt van het krediet.
De wereld is gebaseerd op een concurrentie voor markten. Vandaag kan een kapitalist slechts ten koste van een andere bloeien, en hetzelfde geldt voor kapitalistische naties. Natuurlijk hebben zij gemeenschappelijke belangen als uitbuitende klasse: zij werken samen als het erop aankomt de loonslaven in lijn te houden, en deinzen ook terug als gehele natiestaten de muur ingaan, zelfs wanneer zij hun concurrenten zijn, vooral omdat zij ook afzetmarkten voor hun goederen vertegenwoordigen of schuldenaars zijn. Maar zij kunnen niet eindeloos met zijn allen winsten blijven realiseren in een cirkel van onderlinge verkopen, en daarom worden zij getroffen door de vloek van de overproductie - de markt loopt vast en leidt tot een golf van faillissementen, ineenstorting van de industrie en een pandemie van werkloosheid. Voor de arbeidersklasse betekent dit duidelijk: een ongeziene aanval op banen, op lonen en levensomstandigheden waarbij de laatste 40 jaar wel een oase van welvaart lijken te zijn.
Wij worden allen getroffen
Sinds het begin van deze recessie verliezen iedere dag een stijgend aantal arbeiders hun banen en, in veel gevallen, alle middelen van bestaan. De officiële werkloosheidscijfers waren al volledig vertekend en geven nu helemaal geen reëel beeld meer. Zo wordt het aantal onvrijwillig deeltijdsen flink opgedreven (ook via collectieve beslissingen om iedereen deeltijds te doen werken). Een kwart van alle arbeiders in België is bovendien tijdelijk, economisch werkloos. Meer en meer gezinnen komen steeds dieper in de schulden terecht waar ze niet gemakkelijk meer vanaf komen. De leefloners bij OCMW stegen in 5 maanden met 10%. De toename van de werkloosheid gaat immers duidelijk gepaard met een toename van het aantal daklozen en de soepkeukens in alle industriële centra van de wereld. Zij die nog een baan hebben tenslotte, vrezen constant het slachtoffer te worden in de volgende ronde van "herstructureringen".
Zelfs de mythe over de "welvarende" naoorlogse baby-boomers, eens op pensioengerechtigde leeftijd gekomen, is meer en meer een fictie. De ouderdomspensioenfondsen van vele arbeiders zijn tenietgedaan en de dromen op een zorgeloze oude dag zijn in rook opgegaan. België kent reeds de laagste pensioenen in Europa en tot nu toe was het dank zij de zeer hoge spaarquota dat er nog een zekere welvaart was, hoewel de armoedegrens voor een steeds groter aantal ouderen werd overschreden. Deze spaarquota smelten nu met de financiële crisis als sneeuw onder de zon.
Ondertussen volgt de ene vraag om besnoeiingen goed te keuren de andere op. De Hoge Raad voor Financiën, de Nationale bank, de regeringscoalitie en nog zoveel andere tenoren van de nationale bourgeoisie zijn het erover eens dat: "de moeder aller besparingsplannen op ons afkomt en dat gedurende vijf tot tien jaar.". Salarissen en voordelen moeten omlaag, de werkbelasting omhoog. De pensioenen, sociale uitkeringen, studie-uitgaven en gezondheidszorg komen onder druk te staan. Vakanties en andere soorten van vergoed "absenteïsme" moeten naar beneden of vervangen door onbetaalde afwezigheid, alles gaat onder de bijl. En dit tracht men de arbeidersklasse te verkopen als "noodzakelijke solidariteit", waar de ellende moet verdeeld worden. In wezen gaat het over solidariteit met het kapitalistische systeem en niet over onderlinge solidariteit van de arbeidersklasse tegen de maatregelen van de bourgeoisie die haar crisis wil afwentelen op de schouders van de arbeidersklasse.
De staat kan ons niet redden
Natuurlijk, zo zegt men ons, kunnen wij de dingen hun beloop niet laten gaan zoals dit het geval was in de laatste decennia. De „vrije markt" zal leiden tot een verwoestende ineenstorting zoals in de jaren '30. Wat wij nodig hebben is meer staatsinterventie: de hebzucht van bankiers en speculanten moet onder controle komen en banken en andere zeer belangrijke economische sectoren moeten genationaliseerd worden wanneer andere middelen ontbreken. Dit is het nieuwe "Keynesianisme" die als de oplossing voor de mislukkingen van het "neoliberalisme" wordt voorgesteld. (zie artikel in dit blad: De staat is steeds de vijand van de arbeiders)
Maar denken dat het kapitalisme democratischer kan worden gemaakt, menselijker, groener, dankzij de interventie van de staat is een illusie. De kapitalistische sociale relaties zijn van nature onmenselijk. Zij zijn onafscheidelijk verbonden met de drift om winst te accumuleren en dan "komen de mensen nooit eerst". Dit is de duidelijkste les van de huidige crisis: 40 jaar van staatsinterventie is er niet in geslaagd om de problemen op te lossen inherent aan dit systeem. De oorlog, de massale werkloosheid, de armoede en de vernietiging van het milieu zijn niet het resultaat van "slechte regeringen". Zij zijn een rechtstreeks product van een seniel systeem, een sociale orde die zijn nut voor de mensheid al lang heeft overleefd.
Er is een echt alternatief : de klassenstrijd
"Harder en langer werken voor minder. Hoe sneller we dat accepteren, hoe beter" (De Standaard 15/3). Dat is de boodschap die in alle media wordt verkondigd voor de arbeidersklasse in België.
Neen! Weerstand is niet vergeefs! Weerstaan aan de economische aanvallen en de politieke repressie van het kapitalisme, weerstaan aan zijn vergiftigde ideologische campagnes, is het enige startpunt voor een beweging om de wereld echt te veranderen.
En deze weerstand is mogelijk: - De recente golf van opstanden door studenten, leerkrachten, werklozen en andere delen van de arbeidersklasse die de laatste maanden Europa overspoelden, en die culmineerde in de Griekse december; - De wilde stakingen in de olieraffinaderijen in Groot-Brittannië die het nationalisme aan de kaak stellen (zie verder in dit blad); - De fabrieksbezettingen tegen afslankingen in Frankrijk, Groot-Brittannië en Ierland; - De massastakingen in Egypte, Bangladesh, of de Antillen; - De hongerrellen in tal van landen. Allemaal tekens van echte en massale sociale onrust op een steeds ruimere internationale schaal. Dezelfde tekens zijn te herkennen in het groeiend aantal jongeren die revolutionaire ideeën via internet bespreken, discussiekringen vormen, de valse oplossingen in vraag stellen die door de heersende media en de gauchisten worden aangeboden.
Voor revolutionairen is er slechts één oplossing voor de crisis en dat is voor eens en voor altijd het kapitalisme naar de vuilnisbak van de geschiedenis verbannen. Maar dit zal niet automatisch gebeuren. Een sociale revolutie die de uitbuiting van de mens door de mens, de verdeling van de maatschappij in klassen, het bestaan van naties wil overwinnen ... kan slechts het product van een bewuste en collectief georganiseerde inspanning van het wereldproletariaat zijn. Geconfronteerd met meedogenloze aanvallen moeten de arbeiders consequent en keer op keer antwoorden door de logica van het kapitalisme te weigeren en de klassenstrijd tot zijn uiterste grenzen te ontwikkelen. Ze moeten een krachtsverhouding opbouwen gebaseerd op echte klassensolidariteit en eenheid, onder eigen controle.
Lac / 13.04.2009
De jongste weken hebben allerlei berichten omtrent gouden parachutes, stock-options, premies, bonussen of salarissen die aan grote bazen werden uitgekeerd ophef gemaakt. Er is echter niets nieuws onder de zon. Het kapitalisme is een systeem waar een minderheid de meerderheid uitbuit.
In deze tijden van crisis, is het zeker nog meer aanstotelijk dan gewoonlijk om te zien hoe aan de ene kant, de arbeiders de broeksriem moeten aantrekken, ontslagen worden en als een papieren zakdoek worden weggegooid en aan de andere kant, hoe grote bazen hun zakken vullen. De berichten dat miljoenen euros aan CEO's worden toegekend hebben, met recht, een diep gevoel van afkeer veroorzaakt.
Zo'n schandelijke en provocerende situatie zou de arbeiders wel eens tot strijd kunnen aanzetten. De bourgeoisie moest dan ook wel iets doen. Zij heeft zich getooid met haar meest hypocriete masker om op tafel te slaan, om deze «schofterige bazen » te hekelen. Met de code-Lippens wil ze de gouden parachutes inperken en de opzegvergoedingen van de topmanagers aan banden leggen. "Verontwaardiging over bonussen is geen populisme maar een beetje elementair maatschappelijk fatsoen en moreel normbesef." heet het dan.
Kortom de staat snelt de arbeiders ter hulp!
De staat is de ergste baas
"Verscheidene landen hebben al maatregelen genomen om paal en perk te stellen aan de premies en hoge bonussen die toplui van noodlijdende financiële instellingen zichzelf nog steeds toe-eigenen" (edito in De Standaard, 31/3/09). Dit refrein wordt inderdaad in koor overgenomen door alle wereldleiders. Van Obama tot Merkel, van Zapatero tot Brown, allen beloven ze dat de staten zullen ingrijpen om de economie te 'moraliseren'. Het werd zelfs voorgesteld als één van de hoofddoelen van de G20.
Het is dus noodzakelijk een heel eenvoudige waarheid in herinnering te brengen: voor de proletariërs is de staat altijd de ergste baas geweest ! Wie voert er voortdurend algemene aanvallen uit op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse ? Wie heeft de toegang tot de zorgverstrekking bemoeilijkt, de pensioenleeftijd opgetrokken en de uitkeringen verminderd ? Wie heeft de werklozen het leven zuur gemaakt door ze een schuldgevoel aan te wrijven, door ze massaal uit de officiële statistieken te schrappen en hun rechten in te perken ? Wie heeft er steeds meer precaire nepcontracten ingevoerd? De staat, nog eens de staat, altijd de staat!
Nochtans, bestaan er vandaag in de arbeidersrangen nog vele illusies over de aard van dit burgerlijk orgaan. Dit is te verklaren door het geloof dat werd bijgebracht en onderhouden door links, de vakbonden en alle gauchisten. En de plotse belangstelling van de bourgeoisie voor Marx dient alleen om deze illusie in stand te houden: "Karl Marx zei het al : De staat is helemaal terug. Zelfs geharde neoliberalen pleiten nu voor nationalisering." (De Standaard 1/3/09). Zo zou de staat na Wereldoorlog II, allerlei maatregelen hebben genomen ter verbetering van het algemeen welzijn van de arbeidersklasse (zoals bv. de oprichting van de Sociale Zekerheid). Zo wordt de illusie in stand gehouden dat massale nationaliseringen de arbeidersvoorwaarden zouden kunnen verbeteren. Deze eis staat trouwens voorop in het huidige programma van geheel uiterst-links. Ziehier een aantal voorbeelden: "Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren. Je kunt niet meteen de hele financiële sector nationaliseren -hoewel dat op termijn zeker een optie is." (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); "Daarom zeggen wij dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector." (Alternative Socialiste, april 09 PSL); "de PvdA wil een openbare bank" (Solidair, 26 maart 09 PvdA). In tegenstelling tot die traditionele leugens van links en uiterst-links, zijn nationaliseringen nooit een goede economische maatregel geweest voor het proletariaat. Na Wereldoorlog II stelde de omvangrijke golf van nationaliseringen zich tot doel het vernietigde productieapparaat opnieuw op te bouwen door het arbeidsritme te verhogen. Laten we de woorden van Thorez, secretaris-generaal van de Franse 'communistische' partij en toenmalig vice-president van de door De Gaulle geleidde regering niet vergeten, woorden die hij in het gezicht slingerde van de arbeidersklasse en in het bijzonder van de arbeiders in de openbare diensten: « Indien er mijnwerkers zich dood werken, dan zullen hun vrouwen hen vervangen», of «Stroop uw mouwen op voor de nationale heropbouw! » of nog « Staking is een wapen van de trusts » Welkom in de wondere wereld van de genationaliseerde ondernemingen!
Revolutionaire communisten hebben, sedert de ervaring van de Commune van Parijs in 1871, steeds de wezenlijk anti-proletarische rol van de staat onderstreept: « De moderne staat, onder welke vorm ook, is een in wezen kapitalistisch werktuig, de staat van de kapitalisten , de ideale universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist, des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalverhouding wordt niet opgeheven , zij wordt veleer op de spits gedreven » (F. Engels in 1878) (1).
De staat kan de kapitalistische economie niet redden
De nieuwe golf van nationaliseringen die effectief is begonnen in de bank- en automobielsector in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zal niets goeds met zich meebrengen voor de arbeidersklasse. Hij zal de bourgeoisie ook niet toelaten om aan te knopen met een echte duurzame groei. Wel integendeel! Deze nationaliseringen kondigen toekomstige, nog zwaardere economische wervelwinden aan.
Inderdaad, in 1929 zijn de banken die failliet gingen de dieperik ingegaan met de spaargelden van een groot deel van de Amerikaanse bevolking, waardoor miljoenen arbeiders in de ellende terechtkwamen. Sedertdien, om een gelijkaardige ineenstorting te vermijden, werd het banksysteem in twee delen opgesplitst. Enerzijds, de zakenbanken die de ondernemingen financieren en die werken aan allerlei financiële operaties en anderzijds de spaarbanken die geld ontvangen van spaarders en die dit geld gebruiken voor relatief veilige beleggingen. Vandaag bestaan de Amerikaanse zakenbanken echter niet meer als gevolg van de golf van faillissementen in 2008. Het Amerikaans financieel systeem heeft zich heringericht zoals het vóór 24 oktober 1924 bestond ! Bij de volgende windstoot lopen alle, dankzij een gedeeltelijke of volledige nationalisering, 'overlevende' banken, op hun beurt het risico te verdwijnen maar dan wel met de karige spaarcenten en de lonen van de arbeidersgezinnen. Indien de bourgeoisie vandaag nationaliseert is het niet om een of ander nieuw relanceplan in te voeren maar om een onmiddellijke insolvabiliteit te vermijden van financiële of industriële mastodonten. Het ergste moet vermeden worden, de meubelen moeten worden gered (2).
Al is het dan niet met zijn relanceplannen, kan de staat toch niet DE redder zijn door miljarden dollars in de economie te pompen om deze opnieuw op te starten? Wel,nee! Deze hoop steunt op het idee dat een staat niet failliet kan gaan, dat het eindeloos geld uit zijn zakken kan halen (of beter dat het onbeperkt geld kan drukken). Ben Bernanke, de huidige voorzitter van de Fed (de Amerikaanse centrale bank) heeft ooit op 21 november 2002 een toespraak gehouden die beroemd is gebleven : hij beweerde dat in geval van crisis in de Verenigde Staten het zou volstaan om «eindeloos geld te drukken en het met helikopters rond te strooien».
Wanneer een particulier failliet gaat, verliest hij alles en komt hij op straat te staan. Een onderneming sluit haar deuren. Maar een staat ? Kan een staat failliet gaan ? Al bij al heeft men nog nooit een staat 'de zaak zien sluiten'. Niet echt, inderdaad. Maar een staking van betalingen, dat hebben we wel meegemaakt ! In 1982 zagen veertien met schulden overladen Afrikaanse landen zich genoodzaakt een staking van betalingen aan te kondigen. In de jaren 1990 zijn ook een aantal Zuid-Amerikaanse landen en Rusland in gebreke gebleven. Onlangs nog, in 2001, stortte Argentinië op zijn beurt in. Concreet gezien hielden die landen niet op te bestaan, de nationale economie is ook niet stil gevallen. Er was daarentegen wel telkens een soort economische aardbeving : de waarde van de nationale munt viel sterk terug, de geldschieters (meestal andere staten) verloren alles of een deel van hun investering en vooral, de staat verminderde zijn uitgaven drastisch door een groot aantal ambtenaren te ontslaan en diegenen die nog aan het werk bleven voor een tijdje niet uit te betalen.
Vandaag staan vele landen op de rand van deze afgrond: Ecuador, IJsland, Oekraïne, Serbië, Estland, enz... Dichterbij bij huis, heeft de Europese Gemeenschap onlangs een hulpplan ontwikkeld voor de zware financiële crisis die vier van zijn lidstaten teistert : Ierland, Griekenland, Oostenrijk en... België. J.L. Dehaene bevestigd dat "Indien wij het (de Europese munteenheid) niet zouden hebben, wij vandaag, net als IJsland, een failliet land zouden zijn." (Le Vif/l'Express 27/3/09). Maar hoe staat het met de grote mogendheden? A. Schwartzenegger, gouverneur van Californië, verklaarde eind december dat zijn staat zich in een «fiscale noodtoestand » bevond. De rijkste Amerikaanse staat, de « Golden State », staat op het punt om een omvangrijk deel van zijn 235 000 ambtenaren te ontslaan! Bij de voorstelling van het nieuwe budget, waarschuwde de ex-Hollywoodster dat « iedereen offers zal moeten brengen ». Dit is een duidelijk symbool van de zware economische moeilijkheden waarmee de eerste wereldmacht kampt. Het betreft hier natuurlijk geen staking van betalingen vanwege de Amerikaanse staat maar dit voorbeeld geeft duidelijk aan dat de financiële maneuvreerruimte vandaag heel beperkt is. De schuldenlast op wereldvlak lijkt het niveau van verzadiging te hebben bereikt (60 000 miljard dollars in 2007 en hij is sedertdien met nog meerdere duizenden miljarden dollars toegenomen). Aangezien de bourgeoisie gedwongen wordt om in dezelfde richting door te gaan zal dit vernietigende economische schokken veroorzaken. Alle economen op deze planeet vragen om een nieuwe New Deal en dromen dat Obama zich ontpopt tot een nieuwe Roosevelt, die de economie kan aanzwengelen, zoals in 1933, door middel van een grootschalig plan dat grote openbare werken financiert... op krediet. Maar het plan Obama, dat begin 2009 wereldkundig werd gemaakt, zou volgens de economisten zelf « ontgoochelend zijn »: 775 miljard dollars zullen worden vrijgemaakt om enerzijds een « fiscaal cadeau » van 1000 dollars per Amerikaans gezin (95% van de gezinnen zijn erbij betrokken) mogelijk te maken, dit om ze aan te sporen « opnieuw geld uit te geven ». Anderzijds wordt er een programma opgestart van grote openbare werken mbt energie, infrastructuur en onderwijs. Dit plan, belooft Obama, zou « in de komende jaren » drie miljoen jobs voortbrengen. De Amerikaanse economie vernietigt op dit ogenblik meer dan 500 000 jobs per maand. Deze nieuwe New Deal (ook al overtreft hij de beste verwachtingen, wat weinig waarschijnlijk is) heeft dus nog heel wat weg af te leggen.
Plannen om de schuldenlast van de staat, zoals bij de New Deal, doen toenemen heeft de bourgeoisie sedert 1967 al regelmatig uitgevoerd zonder werkelijk succes. De verschulding van de gezinnen, de ondernemingen of de staten is een lapmiddel, het geneest het kapitalisme niet van de overproductieziekte (3); het laat hoogstens toe de economie tijdelijk uit het moeras te halen maar enkel door nog zwaardere crisissen in de toekomst voor te bereiden. En toch zal de bourgeoisie deze wanhoopspolitiek verder zetten omdat zij geen andere keus heeft, zoals de verklaring van Angela Merkel van 8 november 2008 op de Internationale Conferentie in Parijs, voor de zoveelste keer aantoont: "Er bestaat geen andere mogelijkheid om de crisis te bestrijden dan bergen schulden op te stapelen »; de laatste tussenkomst van de hoofdeconomist van het IMF, Olivier Blanchard stelt hetzelfde : « wij staan voor een crisis van buitengewone omvang, waarvan het belangrijkste onderdeel een ineenstorting van de vraag is [...] Het is absoluut noodzakelijk om [...] de privé-vraag opnieuw aan te zwengelen, wil men voorkomen dat de recessie zich omvormt tot een Grote Depressie » Hoe? « door de openbare uitgaven te verhogen".
De schuldenberg die vier decennia lang werd geaccumuleerd heeft zich omgevormd tot een ware Everest, en vandaag kan niets nog voorkomen dat het kapitaal van deze helling aftuimelt. De toestand van de economie is werkelijk rampzalig. Maar dit betekent niet dat het kapitalisme in één klap vanzelf zal ineenstorten. De bourgeoisie zal HAAR systeem niet laten verdwijnen, zij zal hardnekkig, en met alle middelen, proberen de doodstrijd van haar systeem te rekken, zonder zich zorgen te maken om de schade die het de mensheid toebrengt. Wat echter wel vaststaat is dat de historische crisis van het kapitalisme van ritme is veranderd. Na veertig jaren van trage afdaling in de hel, staat we voor een toekomst van hevige schokken, van opeenvolgende economische stuiptrekkingen die niet alleen Derdewereldlanden of ex-Oostbloklanden zullen treffen maar ook de Verenigde Staten, Europa en de opkomende economieën in Azië...
De bourgeoisie kan dan wel proberen ons met zoete illusies in slaap te wiegen door ons te doen geloven dat de staten de economie onder controle hebben en dat zij vanaf nu het kapitalisme zullen 'moraliseren'. De werkelijkheid is dat in alle landen, de staten, zowel van links als van rechts, het speerpunt zullen zijn van de toekomstige aanvallen tegen de arbeidersklasse! n
Jennifer&Lac /13.04
1) In l'Anti-Duhring, Uitg. Progres 1978, p.329
2) Op die manier schept zij een terrein dat gunstiger is voor de ontwikkeling van de klassenstrijd. Door hun officiële baas te worden, zullen alle arbeiders nu rechtstreeks de staat tegenover hen vinden in hun strijd. In de jaren 1980 en 1990 vormde de omvangrijke golf van privatiseringen van grote bedrijven een extra moeilijkheid, die de klassenstrijd afleidde naar een dood spoor. De arbeiders werden niet allen door de vakbonden opgeroepen om de openbare bedrijven te redden, of m.a.w. om eerder door die ene baas te worden uitgebuit (de staat) dan door die andere (privé). Maar ook bevochten ze niet meer dezelfde baas (de staat) maar een reeks verschillende private patroons. Hun strijd was dikwijls versnipperd en dus zwak. In de toekomst daarentegen zal er meer vruchtbare bodem bestaan voor eensgezinde arbeidersstrijd tegen de staat.
3) Om diepgaander de economische crisis te begrijpen, lees ons artikel "La plus grave crise économique de l'histoire du capitalisme".
De wilde stakingsgolf die op gang gebracht werd door de bouwvakkers en de onderhoudsarbeiders op de raffinaderij van de groep Total van Lindsey is mee van de belangrijkste strijd geweest van de laatste twintig jaar.
Duizenden bouwvakarbeiders van andere raffinaderijen en elektrische centrales stopten het werk uit solidariteit. Massameetings werden georganiseerd en regelmatig gehouden. Andere arbeiders uit de bouw, het staal, de dokken of werklozen, hebben zich aangesloten bij de stakingspiketten en betogingen die plaatsvonden voor verschillende werven. De arbeiders trokken zich geen barst aan van het feit dat de acties onwettelijk waren omdat zij hun solidariteit uitdrukten tegenover hun kameraden die in strijd waren, hun woede tot uiting brachten over de aangroeiende golf van ontslagen en de onmacht van de regering om daaraan te verhelpen. Toen een 200tal Poolse bouwvakarbeiders de strijd vervoegden, bereikte deze zijn hoogtepunt doordat hiermee het nationalisme in vraag werd gesteld, dat de strijd had gekenmerkt van bij het begin.
Het ontslag van 300 arbeiders in onderaanneming bij de raffinaderij in Lindsey, het voorstel om een andere onderaannemer aan te werven die 300 Italiaanse en Portugese arbeiders zou tewerk stellen (wier loon lager is omdat het geïndexeerd is naar het loon van hun land van oorsprong), en de aankondiging dat er geen enkele Britse arbeider zou aangenomen worden bij dit nieuwe contract heeft de woede als een lopend vuurtje doen verspreiden bij de bouwvakkers. Al jarenlang neemt men steeds meer zijn toevlucht tot de uitbuiting van buitenlandse arbeiders onder contract, en over het algemeen met lonen die veel lager zijn en werkomstandigheden die veel slechter zijn, met als onmiddellijk resultaat een verscherping van de concurrentie onder de arbeiders om aan werk te geraken, en een druk die uitgeoefend wordt op alle arbeiders met loonsverlagingen en een sterkere verslechtering van de arbeidsomstandigheden. Dat alles gaat gepaard met een golf van ontslagen in de bouwindustrie en elders als gevolg van de recessie en heeft een diepgaande strijdbaarheid veroorzaakt die tot uitdrukking kwam in de recente strijd.
Van bij het begin werd de beweging geconfronteerd met een fundamenteel vraagstuk, niet alleen voor de stakers die er vandaag bij betrokken waren maar voor heel de arbeidersklasse vandaag en morgen: is het mogelijk om te vechten tegen de werkloosheid en alle andere aanvallen door zichzelf te beschouwen als ‘Britse arbeiders' en door in conflict te gaan met ‘buitenlandse arbeiders', of moeten wij onszelf beschouwen als arbeiders, met gemeenschappelijke belangen met alle andere arbeiders, waar ze ook vandaan komen? Het was een diepgaand politiek vraagstuk, dat deze beweging grondig moest aanpakken.
De leugens van de media
Van bij de start leek de strijd beheerst te worden door het nationalisme. Op de nieuwsberichten kon men beelden zien van arbeiders met eigengemaakte slogans waarop de eis stond ‘Britse jobs voor Britse arbeiders' en de spandoeken van de vakbonden van elke industrietak hadden dezelfde slogan. De officiële vakbonden verdedigden dezelfde ordewoorden en namen ze over ; de media spraken van een strijd tegen de buitenlandse arbeiders en hebben de arbeiders opgespoord die deze mening deelden. Deze wilde stakingsbeweging had kunnen uitmonden in de gifpoel van nationalisme en kunnen afstevenen op een smadelijke nederlaag voor de arbeidersklasse, waarbij arbeiders tegen elkaar op kwamen, met arbeiders die massaal achter de nationalistische kreten stonden en opriepen tot een tewerkstelling enkel voor de ‘Britse' arbeiders terwijl de Italiaanse en Portugese arbeiders hun werk zouden verliezen. Daardoor zou de capaciteit van heel de arbeidersklasse verzwakt zijn om te strijden en zou de heersende klasse beter in staat zijn geweest om de arbeiders aan te vallen en te verdelen.
De mediaheisa (en wat bepaalde arbeiders ook mogen gezegd hebben) heeft het mogelijk gemaakt om te laten geloven dat de eisen van de arbeiders van Lindsey ‘Britse jobs voor Britse arbeiders' waren. Maar dat was niet het geval. Zo heeft de BBC bijvoorbeeld schaamteloos het interview met een staker verknipt en vervalst, en het vervolgens ruim verspreid, verbonden aan de steun van de stelling van de ‘vreemdelingenhaat van de beweging', door hem in de mond te leggen: "Men kan niet werken met de Portugezen en de Italianen", terwijl op een andere zender met minder publiek, het werkelijke interview een heel andere betekenis kreeg: "Men kan niet werken met de Portugezen en Italianen; wij worden compleet van hen gescheiden, zij komen met hun eigen bedrijf", wat er op neerkomt dat het onmogelijk was om met hen contact te hebben aangezien zij bewust afgeschermd worden van de lokale arbeidskrachten. Bij deze gelegenheid heeft de BBC gediend als trouwe woordvoerder van een regering en een bourgeoisie die beducht zijn voor een heropleving van de strijdbaarheid en de solidariteit van de arbeiders en voor het gevaar van de uitbreiding van de strijd. De eisen die bediscussieerd en gestemd werden op de massale meetings hebben geen ordewoorden noch enige vijandigheid getoond tegenover de buitenlandse arbeiders, in tegenstelling tot de propagandabeelden die ruim werden verspreid en overgebracht in de media op internationaal vlak...! Deze eisen drukten vooral de illusies uit omtrent de bekwaamheid van de vakbonden om de patroons te beletten de arbeiders tegen elkaar op te zetten, maar zonder een openlijk nationalisme.
De arbeiders reageren tegen het gif van het nationalisme
Het nationalisme maakt volkomen deel uit van de kapitalistische ideologie. Elke nationale bourgeoisie kan slechts overleven door economisch en militair te wedijveren met haar rivalen. De cultuur, de media, het onderwijs, de sportindustrie, al deze burgerlijke ideologieën verspreiden onophoudelijk hun gif om de arbeidersklasse te lijmen aan de natie. De arbeiders kunnen niet ontsnappen aan de besmetting van deze ideologie. Maar wat van cruciaal belang is in deze beweging is dat het gewicht van het nationalisme in vraag gesteld werd toen de arbeiders het vraagstuk aanpakten van de elementaire verdediging van hun levens- en werkomstandigheden, van de materiële klassebelangen.
Het nationalistische ordewoord ‘Britse jobs voor Britse arbeiders', gestolen van de British National Party [equivalent van het Vlaams Belang en de partij van Wilders] door sociaal-democraat Gordon Brown, heeft in tegendeel veel ongenoegen en nadenken teweeggebracht bij de arbeiders en in de arbeidersklasse. Talrijke stakers hebben verklaard niet racistisch te zijn, dat hun strijd niets van doen had met het vraagstuk van de immigratie, of dat zij niet achter de BNP stonden, die zelfs door de arbeiders werd weggejaagd, toen ze probeerde zich in hun staking te infiltreren.
Terwijl zij de BNP verworpen, probeerden vele geïnterviewde arbeiders duidelijk na te denken over de betekenis van hun strijd. Zij waren niet tegen de buitenlandse arbeiders, zij moesten ook in het buitenland werken, maar ze waren werkloos of wilden dat hun kinderen ook aan de slag zouden kunnen en zij voelden het dus als een noodzaak aan dat het werk eerst zou gaan naar ‘Britse' arbeiders. Deze giftige woorden werden Gordon Brown in het gezicht geslingerd met de bedoeling om ironisch te onderstrepen hoe zijn beloften zuiver demagogisch en leugenachtig van aard waren. Maar dergelijke visies lopen er altijd op uit dat zij zich tegen de arbeiders zelf keren en dat ze hen opsluiten in een visie als ‘Britten' of als ‘buitenlanders', waarbij hun gemeenschappelijk klassebelang ontkend wordt, en ze gekneveld worden in de valstrik van het nationalisme.
Desalniettemin hebben de arbeiders bij deze gelegenheid de gemeenschappelijke belangen onderstreept van alle arbeiders, een teken dat er een proces van nadenken het licht begint te zien en ze hebben gezegd dat alle arbeiders, van welke afkomst ook, een job zouden moeten hebben. "Ik ben twee weken geleden ontslagen van mijn werk als dokwerker. Ik heb gedurende 11 jaar in Cardiff aan de Barry Dokken gewerkt en ik ben vandaag hierheen gekomen in de hoop de regering wakker te schudden. Ik denk dat het hele land in staking zou moeten gaan want heel de Britse industrie gaat naar de haaien. Ik heb niets tegen de vreemde arbeiders. Ik wil hen niet blameren omdat ze hier naar werk komen zoeken". (Guardian - Online, 20 januari 2009). Er zijn ook arbeiders geweest die verdedigden dat het nationalisme een werkelijk gevaar is. Een arbeider die in het buitenland werkt is tussengekomen op het Internetforum van de bouw over de nationale verdelingen die door de patroons worden uitgespeeld: "De media hebben de nationalistische elementen aangewakkerd en keren ze nu tegen jullie, door de betogers op de slechtst mogelijk manier te belichten. Het spel is uit. Het laatste wat de patroons en de regering willen is dat de Britse arbeiders zich zouden verenigen met de arbeiders van overzee. Ze denken dat ze idioten van ons kunnen maken en ons kunnen tegen elkaar opzetten. Zij krijgen er koude rillingen van als wij dat niet doen". In een andere e-mail verbond hij de strijd aan die van Frankrijk en Griekenland en aan de noodzaak tot internationale banden: "De massale betogingen in Frankrijk en Griekenland zijn slechts voorafspiegelingen van wat er op komst is. Heeft men er ooit aan gedacht om deze arbeiders te contacteren en banden te smeden en in Europa een brede protestbeweging op gang te brengen tegen het feit dat de arbeiders bij de neus genomen worden ? Dat klinkt als een betere optie dan het zoeken naar de partijen die werkelijk schuldig zijn, die kliek van patroons, verkochte vakbondsleiders en New Labour, die profiteren van de arbeidersklasse". (Thebearfacts.org) Andere arbeiders van andere sectoren zijn ook tussengekomen op dit forum in verzet tegen de nationalistische ordewoorden.
De discussie onder de stakende arbeiders, en in de arbeidersklasse in het algemeen, over het vraagstuk van de nationalistische ordewoorden bereikte een nieuwe fase op 3 februari toen 200 Poolse arbeiders zich bij de 400 andere voegden in een wilde staking ter ondersteuning van die van Lindsey, bij de centrale die in opbouw is in Langage, in Plymouth. De media deden al het mogelijke om deze daad van internationale solidariteit weg te moffelen: het lokale tv-station van de BBC maakte er geen enkele melding van en op nationaal vlak was het nog minder. De black-out was totaal.
De solidariteit van de Poolse arbeiders was bijzonder belangrijk want zij waren vorig jaar bij een gelijkaardige staking betrokken geweest. 18 arbeiders werden toen ontslagen en andere arbeiders hadden het werk neergelegd uit solidariteit, de Poolse arbeiders inbegrepen. De vakbond had geprobeerd om er een staking van te maken tegen de gastarbeiders, maar de vastberadenheid van de Poolse arbeiders boorde deze poging volkomen de grond in. De arbeiders van Langage hebben deze nieuwe strijd gestart toen ze ervan verwittigd werden hoe de vakbonden zich van het nationalisme bediend hadden om de arbeidersklasse te verdelen. De dag nadat zij in staking waren gegaan dook er een spandoek op bij de massameeting in Lindsey met de woorden: "Elektrische Centrale van Langage - de Poolse arbeiders hebben zich bij de staking aangesloten: Solidariteit". Dit betekende dat enkele Poolse arbeiders de reis van 7 uur moesten gemaakt hebben om daar te kunnen zijn, of dat er ten minste een arbeider van Lindsey was die hun actie in de verf wilde zetten.
Tegelijkertijd zag men een spandoek aan het piket van Lindsey met een oproep aan de Italiaanse arbeiders om de stakingsbeweging te vervoegen - hij was geschreven in het Engels en in het Italiaans - en wij weten ook dat sommige arbeiders bordjes droegen waarop stond: "Arbeiders aller landen, verenigt U!". (The Guardian, 5 februari 2009). Kortom wij hebben een begin kunnen merken van een bewuste inspanning van bepaalde arbeiders om, in tegenspraak tot de nationalistische, racistische en xenofobe reacties die hen aangewreven werden, een werkelijk arbeidersinternationalisme te ontwikkelen en naar voren te brengen, een stap die alleen maar kan leiden tot nog meer nadenken en discussie binnen de arbeidersklasse.
Dit alles heeft het noodzaak opgeworpen om de strijd op een ander niveau te brengen, dat rechtstreeks moest indruisen tegen de campagne om hem af te schilderen als een nationalistische reactie. Het voorbeeld van de Poolse arbeiders heeft een perspectief gegeven aan duizenden andere gastarbeiders om de strijd te versterken op de grootste bouwwerven van Groot-Brittannië, zoals die ten oosten van Londen voor de Olympische Spelen. Er bestond ook het gevaar dat de media de internationalistische slogans niet langer konden wegmoffelen. Dat zou de nationalistische dam doorbroken hebben die de bourgeoisie zo ijverig had opgeworpen tegen de stakende arbeiders en de rest van de klasse. Het is niet verwonderlijk dat de strijd zo vlug beklonken werd. Op 24 uur tijd kwamen vakbonden, patroons en regering tot een akkoord terwijl zij voordien hadden aangekondigd dat het conflict nog dagen kon aanslepen, ja zelfs weken. En zij hebben niet alleen met de aanwerving van 102 ‘Britse arbeiders' ingestemd maar ook hun voorafgaande beslissing ingetrokken van het wegsturen van de Portugese en Italiaanse arbeiders naar hun land van oorsprong. Zoals een staker het berichtte: "Waarom zouden wij nu al moeten strijden om werk te hebben?".
Op een week tijd hebben wij de belangrijkste wilde stakingen sinds tientallen jaren gezien, arbeiders die massale meetings hielden en zonder aarzelen overgingen tot onwettelijke solidariteitsacties. Een strijd die had kunnen uitmonden in het nationalisme, is begonnen met het in vraag stellen van dit gif. Dat wil niet zeggen dat het gevaar geweken is: het is een voortdurend gevaar, maar deze beweging heeft aan de toekomstige strijd de mogelijkheid verschaft om belangrijke lessen te trekken. Het feit van spandoeken te zien met "Arbeiders aller landen, Verenigt U!" voor een zogenaamd nationalistische stakerspost kan de heersende klasse alleen maar verontrusten omtrent wat haar te wachten staat in de toekomst.
Phil / 7.2.2009
Tijdens het laatste IKS-Congres stipten wij een internationale trend aan van opkomst van nieuwe groepen en individuen die evolueerden naar de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde, en wij haalden vooral het belang aan van dit proces en de verantwoordelijkheid die het legde op de schouders van onze organisatie:
"De werkzaamheden van het 16e Internationaal Congres [had als] belangrijkste taak (...) het onderzoeken van de heropleving van de klassenstrijd en de verantwoordelijkheden die deze oplegde aan onze organisatie, in het bijzonder nu wij geconfronteerd worden met de ontwikkeling van een nieuwe generatie van elementen die op zoek zijn naar een revolutionair politiek perspectief".(1)
"Het is de verantwoordelijkheid van revolutionaire organisaties, en van de IKS in het bijzonder, om een actieve rol te spelen in het denkproces dat reeds aan de gang is in de klasse, niet alleen door op actieve wijze tussen te komen in de strijd, wanneer die zich begint te ontwikkelen, maar ook door het stimuleren van groepen en elementen die proberen de strijd te vervoegen".(2)
"Het Congres (...) maakte een zeer positieve balans op van onze politiek naar de groepen en elementen die streven naar de verdediging van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde (...). Het meest positieve aspect van deze politiek is ongetwijfeld dat wij in staat waren om banden met andere groepen aan te gaan en te verstevigen, gebaseerd op revolutionaire standpunten, zoals wordt geïllustreerd door de deelname van deze groepen aan ons Congres".(3)
Het was dus op ons laatste internationaal congres dat wij voor het eerst in een kwart eeuw, afvaardigingen mochten verwelkomen van verschillende groepen die uitgingen van duidelijke internationalistische klassestandpunten (OPOP uit Brazilië, de SPA uit Korea, de EKS uit Turkije en de groep Internasyonalismo uit de Filippijnen (4), alhoewel deze laatste niet in staat was om deel te nemen). Contacten en discussies werden sedertdien verder gezet met andere groepen en elementen uit andere delen van de wereld, voornamelijk in Latijns Amerika waar wij Publieke Bijeenkomsten hebben kunnen houden in Peru, Ecuador en in de Dominicaanse Republiek [Santo Domingo] (5). De discussies met de kameraden van de EKS en Internasyonalismo heeft voor hen geleid tot hun kandidatuur van toetreding tot de IKS, aangezien zij in groeiende mate akkoord gingen met onze standpunten. Een tijdlang hebben deze discussies plaatsgevonden in het kader van een integratieproces wiens algemene lijnen uitgetekend zijn in de tekst die op onze website gepubliceerd is: ‘Hoe aansluiten bij de IKS?'(6).
Tijdens deze periode hebben de kameraden dus diepgaande discussies gevoerd over ons Platform en ons op de hoogte gehouden van de verslagen van hun discussies. Verschillende afvaardigingen van de IKS hebben hen ter plaatse bezocht om met hen te discussiëren en konden zichzelf overtuigen van hun diepgaande kommunistische betrokkenheid en van de helderheid van hun overeenstemming met onze internationalistische beginselen. Als besluit van deze discussies heeft de jongste voltallige sessie van het centraal orgaan van de IKS beslist om beide groepen te integreren als nieuwe secties van onze organisatie.
De meeste van de IKS-secties zijn gebaseerd in Europa (7) of in Amerika (8), en totnogtoe was de enige sectie buiten deze twee continenten, de sectie in India. De integratie van deze twee nieuwe secties in onze organisatie verbreedt dus aanzienlijk de geografische uitbreiding van de IKS.
De Filippijnen zijn een uitgestrekt land in een regio van de wereld die recentelijk een snelle industriële groei heeft gekend, met als resultaat een toename in het aantal arbeiders - om niet te spreken van de diaspora van 8 miljoen Filippijnse gastarbeiders over de hele wereld. In de recente jaren heeft deze aangroei veel illusies in het leven geroepen over een ‘tweede wind' voor het kapitaal; vandaag daarentegen is het duidelijk dat de ‘opkomende' landen geen kans meer hebben om te ontsnappen aan de vernietiging van de om zich heen grijpende crisis in de ‘oude' kapitalistische landen. De kapitalistische tegenstrijdigheden zullen dus in de komende periode hard aangescherpt worden in de gehele regio, en dit zal onvermijdelijk sociale bewegingen uitlokken, die niet zullen beperkt blijven tot hongerrellen, zoals wij hebben meegemaakt in de lente van 2007, maar die de strijd van arbeidersklasse zal bevatten.
De vorming van een sectie in Turkije versterkt de aanwezigheid van de IKS op het Aziatisch continent, meer speciaal in een regio die behoort tot één van de brandhaarden van de imperialistische spanningen van vandaag: het Midden-Oosten. Inderdaad de kameraden van de EKS kwamen vorig jaar al tussen met een pamflet om de militaire manoeuvres van de Turkse bourgeoisie aan te klagen in het noorden van Irak (zie hiervoor ‘EKS - pamflet: ‘Tegen de jongste ‘Operatie' van het Turkse leger' op onze website https://www.internationalism.org [33]).
De IKS is er meer dan eens van beschuldigd een ‘Euro-centristische' visie te hebben omtrent de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en het revolutionaire perspectief, omdat het de nadruk legt op de beslissende rol van het proletariaat uit de landen van West-Europa: "Pas als de strijd van het proletariaat het economische en politieke hart van het kapitaal raakt: is het niet langer mogelijk een economisch veiligheidscordon te leggen omdat de rijkste economie· daardoor getroffen zouden worden; zal het leggen van een politiek veiligheidscordon geen effect meer hebben omdat het meest ontwikkelde proletariaat tegenover de machtigste bourgeoisie staat; pas dan zal deze strijd het sein geven voor de revolutionaire wereldbrand (·)
Alleen door het hart en het hoofd te raken zal het proletariaat in staat zijn het kapitalistische monster te verslaan.
Al eeuwenlang heeft de geschiedenis het hart en het hoofd van de kapitalistische wereld in West-Europa geplaatst. De wereldrevolutie zal haar eerste stappen zetten waar ook het kapitaal haar eerste stappen zette. Hier zijn de voorwaarden van de revolutie, zoals hiervoor opgesomd, in hun hoogste vorm aanwezig (...)
Alleen in West-Europa, waar het proletariaat de langste strijdervaring heeft, waar het al tientallen jaren geconfronteerd wordt met het meest geraffineerde ‘arbeiders'-bedrog, kan het politieke bewustzijn, dat onontbeerlijk is in zijn strijd voor de revolutie, volledig tot ontwikkeling komen". (9)
Onze organisatie heeft geantwoord op deze beschuldiging van ‘Eurocentrisme': "Dit is geenszins een ‘eurocentristische' zienswijze. Het is de burgerlijke wereld zèlf die in Europa begon en die er het oudste proletariaat met de meeste ervaring voortbracht" (Idem).
Wij hebben er vooral altijd de nadruk op gelegd dat revolutionairen een levensbelangrijke rol te spelen hebben in de perifere landen van het kapitalisme:
"Dit betekent niet dat klassenstrijd en revolutionaire activiteit geen zin heeft in andere delen van de wereld. De arbeidersklasse vormt één geheel. De klassenstrijd bestaat overal waar arbeid en kapitaal de degens kruisen. De lessen van de verschillende uitingen van deze strijd gelden voor de hele klasse, ongeacht de vraag waaruit ze werden getrokken: in het bijzonder zal de ervaring van de strijd in de perifere landen de strijd in de centrale beïnvloeden. De revolutie zal wereldwijd zijn en zal alle landen omvatten. De revolutionaire stromingen van de klasse zijn kostbaar overal waar het proletariaat het opneemt tegen de bourgeoisie, dat wil zeggen overal ter wereld" (Idem).
Dit is overduidelijk van toepassing op landen zoals Turkije en de Filippijnen.
In deze landen is de strijd voor kommunistische ideeën inderdaad moeilijk. Hij moet er het hoofd bieden aan de klassieke misleidingen die de heersende klasse gebruikt om de ontwikkeling van de strijd en de bewustwording van de arbeidersklasse te blokkeren (illusies in de democratie en de verkiezingen, de sabotage van arbeidersstrijd door het vakbondsapparaat, en het vergif van het nationalisme). Maar bovendien krijgt de strijd van de arbeidersklasse en van de revolutionairen direct en onmiddellijk af te rekenen, niet alleen met de officiële repressiekrachten van de regering, maar ook met gewapende oppositiekrachten die zich opstellen tegen de regering. Zoals de PKK in Turkije of de verschillende guerrillabewegingen in de Filippijnen, wier brutaliteit en gebrek aan scrupules volledig die van de regering evenaren, om de eenvoudige reden dat ook zij het kapitalisme verdedigen, al is het dan onder een andere vermomming. Deze toestand maakt de activiteit van de twee nieuwe secties van de IKS gevaarlijker dan zij is in de landen van Europa en Noord-Amerika.
Vóór haar integratie in de IKS publiceerde de sectie in de Filippijnen reeds op haar eigen website zowel in het Tagalog (de officiële taal van dit land) als in het Engels (dat veel gebruikt wordt in de Filippijnen). De huidige omstandigheden maken het voor de kameraden onmogelijk om een regelmatige gedrukt pers uit te brengen (buiten de occasionele pamfletten) en onze website zal dus voor hen het voornaamste middel worden om onze standpunten daar te verspreiden.
De sectie in Turkije zal verder gaan met het publiceren van het tijdschrift ‘Dunya Devrimi' [Wereldrevolutie], dat voortaan de IKS-publicatie zal worden in dat land.
Zoals wij schreven in de International Review n°122: "Wij begroeten deze kameraden die nu toe groeien naar kommunistische standpunten en naar onze organisatie. Wij zeggen tot hen: ‘Jullie hebben een goede keuze gemaakt, de enig mogelijke als jullie willen aansluiten bij de strijd voor de proletarische revolutie. Maar dit is geen gemakkelijke beslissing: jullie zullen niet onmiddellijk veel succes hebben, jullie zullen geduld en vastberadenheid nodig hebben en moeten leren om niet op te geven als de resultaten die jullie bereiken maar mager zijn ten opzichte van waar jullie op hopen. Maar jullie zullen niet alleen staan: de militanten van de IKS staan aan jullie kant en zijn zich bewust van de verantwoordelijkheid die jullie aanpak aan hen toevertrouwt. Het is hun wil, die tot uitdrukking kwam op het 16e Congres, om die verantwoordelijkheden te vervullen" (IKS, 16e Congres, opt.cit.) Deze woorden werden gericht tot alle elementen en groepen die de keuze gemaakt hadden om de verdediging op te nemen van de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde. Dit is eerst en vooral van toepassing op de twee nieuwe secties die pas onze organisatie vervoegd hebben.
De ganse IKS heet de twee nieuwe secties, en aan de kameraden die er deel van uitmaken, hartelijk en broederlijk welkom n
De IKS
(1) International Review n°122
(2) International Review n°130, ‘Resolution on the international situation'
(3) International Review n°130, ‘The proletarian camp reinforced worldwide'
(4) OPOP: Oposição Opéraria (Arbeiders Oppositie); SPA: Socialist Polical Alliance; EKS: Internasyonalist Kommunist Sol (Internationaal Kommunistisch Links); Internasyonalismo (Internationalisme)
(5) Zie hiervoor op onze website ‘Internationalist Debate in the Dominican Republic', ‘Reunión Pública de la CCI en Perú': Hacia la construcción de un medio de debate y clarficación' en (‘Reunión Pública de la CCI en Ecuador: un momento del debate internacionalista').
(6) "De IKS heeft altijd op enthousiaste wijze de nieuwe elementen die ons wensen te vervoegen, begroet (...)Dit betekent nochtans niet dat dit enthousiasme omslaat in een op zichzelf staande rekruteringspolitiek, zoals bij de trotskistische organisaties (...). Onze politiek is niet gericht op voortijdige integraties op een onheldere, opportunistische grondslag (...). De IKS is geen ‘bed & breakfast' halte en is niet geïnteresseerd in het vissen naar leden.
Wij verspreiden evenmin illusies. Dat is de reden waarom lezers die zichzelf de vraag stellen: ‘Hoe kan je aansluiten bij de IKS?', moeten begrijpen dat deel worden van de IKS een tijdje duurt. Iedere kameraad die zijn/haar kandidatuur stelt moet daarom bereid zijn even geduld te oefenen. Het integratieproces is een middel waarbij de kandidaat voor zichzelf de grondigheid van zijn/haar overtuiging uitdiept, zodat de beslissing om en militant te worden niet lichtvaardig genomen wordt of in een bevlieging van een moment. Het is tevens de beste waarborg die wij kunnen bieden opdat zijn/haar wil tot een militant engagement niet zou uitlopen op een mislukking en demoralisering ".
(7) België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Spanje, Nederland, Zweden, Zwitserland.
(8) Brazilië, Mexico, Verenigde Staten, Venezuela.
(9) Internationale Revue n°17 (NL), ‘Het proletariaat van West-Europa in het centrum van de veralgemening van de klassenstrijd'.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 210.51 KB |
Moordenaars. Het kapitalisme, zijn staten, zijn bourgeoisie zijn niet anders dan moordenaars. Tienduizenden mensen stierven zojuist als gevolg van dit onmenselijke systeem. Dinsdag om 16.53 uur, locale tijd, heeft een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter Haïti verwoest. De hoofdstad Port-au-Prince, een sloppenwijk met tentakels die bijna twee miljoen inwoners herbergt, is eenvoudigweg weggevaagd. De balans is verschrikkelijk. En zij wordt met het uur erger. Vier dagen na de ramp, op vrijdag 15 januari, telde het Rode Kruis 40.000 tot 50.000 doden en "een enorme hoeveelheid ernstige gewonden". Volgens de Franse liefdadigheidsinstelling zijn minstens drie miljoen personen direct door de aardbeving getroffen 1). In enkele seconden zijn 200.000 families hun ‘huis’ kwijtgeraakt, dat vaak met kunst- en vliegwerk in elkaar geknutseld was. Grote gebouwen zijn ook als kaartenhuizen in elkaar gezakt. Wegen, die al vervallen zijn, de luchthaven, de oude spoorlijnen, ... niets was er tegen bestand.
De achtergrond van deze slachting is weerzinwekkend. Haïti is een van de armste landen ter wereld, 75% van de inwoners overleven er van minder dan 2 dollar per dag en 56% van hen van minder dan 1 dollar! Op dit stuk eiland, dat getroffen wordt door de gesel van de ellende, is er natuurlijk geen gebouw neergezet dat tegen een aardbeving bestand is. En toch is Haïti is een bekende seismografische zone. Iedereen die nu doet alsof deze schok van een buitengewone en onvoorziene kracht was, liegt. Professor Eric Calais wees er, in een voordracht over geologie, gegeven in Haïti in 2002, op dat het eiland doortrokken wordt door "breuklijnen die een kracht van 7.5 tot 8 kunnen ontwikkelen". 2) De politieke autoriteiten van Haïti waren zelf ook officieel geïnformeerd over dit risico, zoals duidelijk wordt uit de volgende passage welke ontleend is aan de site van het Bureau van de Mijnen en de Energie (dat valt onder het Ministerie van Openbare Werken): “alle voorbije eeuwen zijn gekenmerkt door minstens één hevige aardbeving in Hispaniola (de Spaanse naam van dit eiland dat momenteel bestaat uit twee landen: Haïti en de Dominicaanse Republiek): de vernietiging van Port-au-Prince in 1751 en in 1771, de vernietiging van Cap Haïtien in 1842, aardbevingen in 1887 en in 1904 in het noorden van het land met grote schade in Port de Paix en in Cap Haïtien, de aardbeving in 1946 in het noordoosten van de Dominicaanse Republiek vergezeld van een tsunami in de regio Nagua. Er hebben zich altijd grote aardbevingen voorgedaan in Haïti, er zullen zich dus in de toekomst alle tientallen of honderden jaren hevige aardbevingen voordoen: dat is een wetenschappelijk feit.” 3) (onderstreept door ons). En geconfronteerd met dit wetenschappelijk gegeven, welke maatregelen zijn er dan getroffen? Niets! In maart 2008 nog, heeft een groep geologen gewaarschuwd voor het risico van een aardbeving van grote omvang in de twee komende jaren en bepaalde wetenschappers hebben, in mei van datzelfde jaar, zelfs een aantal bijeenkomsten belegd over dat onderwerp met de Haïtiaanse regering. 4) Noch de Haïtiaanse staat, noch een andere staat, die nu krokodillentranen plengen en oproepen doen tot ‘internationale solidariteit’, de Verenigde Staten en Frankrijk voorop, hebben ook maar de minste voorzorgsmaatregelen genomen om dit voorspelde drama te voorkomen. De neergezette gebouwen in het land zijn zo teer dat ze zelfs geen aardbeving nodig hebben om in elkaar te storten: “in 2008 heeft een school in Pétonville al bijna 90 kinderen begraven, zonder dat er een geologische reden voor was”. 6) Nu het te laat is kunnen Obama en Sarkozy best een ‘grote internationale conferentie’ aankondigen voor ‘de heropbouw en de ontwikkeling’, China, Engeland, Duitsland of Spanje kunnen best al hun voedselpakketten sturen en hun NGO’s, het blijven criminelen met bloed aan hun handen.
Indien Haïti vandaag zo arm is, indien het de bevolking aan alles ontbreekt en de infrastructuur nagenoeg niet bestaat, dan heeft dit alles te maken met het feit dat sinds meer dan 200 jaar de locale bourgeoisie en die van de grote landen zoals Spanje, Frankrijk en de Verenigde Staten elkaar de delfstoffen en de controle over dit kleine stukje eiland betwisten. Via haar dagblad The Guardian, laat de Britse bourgeoisie trouwens niet na om de overduidelijke verantwoordelijkheid te onderstrepen van zijn imperialistische rivalen: “Deze nobele ‘internationale gemeenschap’, die men nu zich ziet verdringen om haar ‘humanitaire hulp’ naar Haïti te sturen, is voor een groot deel verantwoordelijk voor het verschrikkelijke lijden dat ze nu probeert te verzachten. Vanaf het moment dat de Verenigde Staten dit land in 1915 zijn binnengetrokken en hebben bezet, zijn alle pogingen […] ernstig en opzettelijk gesaboteerd door de Amerikaanse regering en haar bondgenoten. De regering van Aristide […] was het laatste slachtoffer van zo’n tussenkomst, toen deze in 2004 omvergeworpen werd middels een internationaal gesteunde staatsgreep, waarbij duizenden personen het leven lieten […] Eerlijk gezegd, sinds de staatsgreep van 2004, is het de internationale gemeenschap die Haïti regeert. Deze landen, die zich nu haasten om het voortouw te nemen, hebben zich de laatste vijf jaar echter systematisch verzet tegen een uitbreiding van het mandaat van de VN-missie buiten zijn hoofdzakelijk militaire missie. De projecten die erin moesten voorzien om een gedeelte van deze ‘investering’ te gebruiken teneinde de ellende te verminderen of de ontwikkeling van de landbouw te bevorderen, zijn geblokkeerd, wat typerend is voor de lange termijn tendensen bij de verdeling van de internationale hulp”.6)
En dit is slechts een klein deel van de waarheid. De Verenigde Staten en Frankrijk strijden al decennia om de controle over dit eiland via staatsgrepen, manoeuvres en locale corruptie. Zo zorgen ze voor een verergering van de ellende, het geweld en het ontstaan van gewapende milities die permanent mannen, vrouwen en kinderen terroriseren.
Het huidige mediacircus rondom ‘internationale solidariteit’ is daarmee onverdraaglijk en weerzinwekkend. Elke staat probeert nu de beste publiciteit te maken over ‘hun’ NGO’s, over ‘hun’ voedselpakketten. Elke staat probeert nu de mooiste beelden te maken van de levens die ‘hun’ reddingwerkers hebben gered uit de puinhopen. Erger nog, over de puinhopen en de lijken heen, blijven Frankrijk en de Verenigde Staten een genadeloze oorlog voeren om invloed. In naam van de humanitaire hulp, sturen zij een militaire vloot ter plaatse en proberen ze controle te krijgen over de operaties, onder het voorwendsel van ‘de noodzaak van een coördinatie van de hulp door een orkestleider’.
Net als bij iedere ramp zullen de verklaringen van hulp op lange termijn, alle beloften tot heropbouw en ontwikkeling, zonder vervolg blijven Sinds tien jaar, als gevolg van aardbevingen, waren er:
- 15.000 doden in Turkije in 1999
- 14.000 doden in India en 2001
- 26.2000 doden in Iran in 2003
- 210.000 doden in Indonesië in 2004 (de ondergrondse aardbeving had een enorme tsunami teweeggebracht, die slachtoffer veroorzaakte tot aan de kusten van Afrika)
- 88.000 doden in Pakistan in 2005
- 70.000 doden in China in 2008
Iedere keer is de ‘internationale gemeenschap’ ontroerd geraakt en miserabele hulp gezonden, maar nooit zijn daadwerkelijke investeringen gedaan om de situatie duurzaam te verbeteren, bijvoorbeeld door het neerzetten van gebouwen die een aardbeving kunnen doorstaan. De humanitaire hulp, de werkelijke hulp aan de slachtoffers, preventieve maatregelen zijn geen rendabele activiteiten voor het kapitalisme. De humanitaire hulp, als ze gegeven wordt, dient er alleen maar toe een ideologisch rookgordijn op te trekken, om te doen geloven dat het systeem van uitbuiting humaan kan zijn, als het niet gewoonweg een alibi is om een militaire troepenzending te rechtvaardigen en invloed te winnen in een regio van de wereld.
Eén enkel feit dat de huichelarij van de bourgeoisie ten aanzien van de humanitaire hulp en de internationale solidariteit van de staten duidelijk maakt is het zojuist genomen besluit van de Franse Minister van Immigratie, Eric Besson, om de deportatie van illegale immigranten uit Haïti ‘tijdelijk’ op te schorten. Daarmee is alles gezegd.
De verschrikkingen die de bevolking in Haïti treffen, kunnen slechts een reusachtig gevoel van verdriet oproepen. De arbeidersklasse zal, zoals bij iedere catastrofe, positief reageren op de verschillende oproepen tot financiële steun. Ze zal opnieuw laten zien dat haar hart vecht voor de mensheid, dat haar solidariteit geen grenzen kent.
Maar bovenal moet zo’n afgrijselijk gebeuren haar woede en strijdwil voeden. De werkelijke verantwoordelijke voor de 50.000 of meer doden in Haïti is niet de natuur of het noodlot, maar het kapitalisme en zijn staten, die allemaal imperialistische aasgieren zijn.
Pawel, 15 januari 2010.
1) Libération (Frans dagblad), https://www.liberation.fr/monde/0101613901-pres-de-50-000-morts-en-haiti... [117]
2) Libération (https://sciences.blogs.liberation.fr/home/2010/01/s%C3%A9isme-en-ha%C3%A... [118]).
3) https://www.bme.gouv.ht/alea%20sismique/Al%E9a%20et%20risque%20sismique%... [119]
4) Científicos alertaron en 2008 sobre peligro de terremoto en Haiti op de site Yahoo mexico (Assiociated Press van 15/01/2010)
5) Courrier International (https://www.courrierinternational.com/article/2010/01/14/requiem-pour-po... [120]).
6) PressEurop (www.presseurop.eu/fr/content/article/169931-bien-plus-quune-catastrophe-... [121]).
Wij willen op één van die boeken antwoorden : la Crise – Pourquoi en est-on arrivé là ?, Comment en sortir ?, van Michel Aglietta. Dit boek is het resultaat van ernstig werk, toegegeven, en heeft de prijs gekregen voor 'Economische excellentie'. Het illustreert op volmaakte wijze de oplossingen die voorgesteld worden door de intelligentste fractie van de bourgeoisie, en ook haar hoop, en –vooral– haar illusies !
In zijn werk analyseert Michel Aglietta eerst, en zeer uitvoerig, de financiële en monetaire mechanismen die volgens hem geleid hebben tot de financiële krach en de bankbreuken in de zomer van 2007. Dit eerste deel van zijn analyse is zonder twijfel het pertinentste.
Volgens hem heeft Amerika zich na het uiteenspatten van de internetballon in 2001 “in een expansieve politiek gestort om de conjunctuur overeind te houden (...). We zagen de verschulding van de ondernemingen en de verschulding van de huishoudens.” Inderdaad, om kost wat kost de vraag –en dus de groei– hoog te houden, om een zware recessie te ontlopen, heeft de Amerikaanse overheid de deregulering van de kredietmarkt toegelaten, heeft ze die zonder controle laten opzwellen. Ze heeft dat zelfs aangemoedigd !
En deze gekte heeft zich van alle geledingen meester gemaakt : “eenieder profiteerde van dit systeem. En elkeen, bankier, toezichter, investeerder, politieker, bezeten door de ideologie van de doeltreffendheid van de markt (...) zag enkel het voordeel van deze vlucht vooruit in de kredietkosten, de verspreiding van de risico's, de diversifiëring van het patrimonium, de toegenomen rentabiliteit van activa.”
Die 'vlucht vooruit' in de algemene verschulding, die niet op een reële ontwikkeling van de productie berustte, moest onvermijdelijk slecht aflopen. De groeiende insolvabiliteit van alle 'actoren' (in het bijzonder de Amerikaanse huishoudens die niet in staat waren af te betalen) kon slechts tot het failliet leiden !
Na deze correcte en gedetailleerde beschrijving somt Michel Aglietta op een lucide wijze op hoe deze financiële crisis zich overgezet heeft naar de 'reële economie' en faillieten aan de lopende band veroorzaakt heeft, fabriekssluitingen, massale werkloosheid... kortom, dat alles wat de arbeidersklasse maar al te goed kent.
Tot hier kunnen we sereen de analyse volgen van deze briljante burgerlijke economist. Tot hier... maar geen stap verder ! Want nooit vraagt hij zich af :
-wat de reële oorzaken zijn van de algemene schuldencrisis ?
-waarom het financieel systeem en al de politieke instellingen (staten, centrale banken, internationaal muntfonds,...) aangestoken werden door deze krankzinnige 'vlucht vooruit' ?
-en vooral : of de financiële crisis oorzaak of symptoom is van een nog diepere crisis ?
Omdat hij niet de juiste vragen stelt, houdt het begrip van deze eminente specialist op slag op bij de oppervlakte der dingen. Zijn analyse blijft oppervlakkig. Hij kan –of wil– niet zien dat de dolle 'vlucht vooruit' van heel het economisch wereldsysteem, dat het gemakkelijk krediet, losgeslagen en zonder regulering, dat dit alles geen oorzaak is, maar juist een gevolg. Hij kan –of wil– niet zien dat het kapitalisme aangetast is door een dodelijke ziekte, dat zijn economie getroffen wordt door het gif van de overproductie. Hij kan –of wil– niet zien dat de enige tijdelijke 'oplossing' voor het kapitaal om niet verlamd te raken er juist in bestaat de vraag kunstmatig hoog te houden, toe te laten dat waren... op krediet gekocht worden. En tenslotte kan –of wil– Michel Aglietta niet zien dat deze overproductiecrisis het kapitalisme niet pas treft sinds 2007, of zelf sinds 2001, maar al tientallen jaren lang. Daarom is het dat de schuldenlast van de wereld sinds zo lange tijd enkel blijft aangroeien en dat de recessies en de financiële krachs elkaar opvolgen en steeds erger worden.
Deze visie op korte termijn verhindert een burgerlijk economist de waarheid onder ogen te zien wanneer hij zich afvraagt 'hoe zijn we zover geraakt ?', maar ze slaat om in complete blindheid wanneer hij toekomt aan de fatale vraag 'hoe komen we eruit ?'.
Eerst herhaalt deze notoire analist dezelfde lachwekkende 'oplossingen' die we al duizend keer gehoord hebben. Tegenover de crisis “is het van belang (...) regelgeving in te voeren waardoor deze cyclische schokken opgevangen kunnen worden. Daarom moeten we om te beginnen de hefboom van de verschulding beter beheersen binnen het banksysteem zelf. Het gaat erom een waakzamer controle uit te oefenen over de toename van het kredietvolume.” De lijst voorstellen voor dwingende regulering spreidt zich over vele pagina's uit. En zoals sommige staatsleiders (in het bijzonder N. Sarkozy) al op theatrale wijze gezegd hebben op de tribune van de G20, gaat Michel Aglietta zover te verklaren : “Het belangrijkste nochtans blijft het bereiken van een normalisering van de offshore paradijzen.” Het geldwezen moet hervormd worden, er moet belet worden dat het doldraait ! Dat is natuurlijk allemaal loze praat.
Na die schitterende en moraliserende (en vooral holle) voorstellen, vuurt Michel Aglietta zijn persoonlijke centrale en originele oplossing af : “De publieke overheden moet dus op een gecoördineerde wijze optreden om te verhinderen dat de recessie omslaat in depressie... maar dat zal niet volstaan, omdat het kanaal van de banken die normaal de impulsen van de centrale bank doorgeven verstopt zit... En verder zullen de ondernemingen en huishoudens hun schuldenlast niet doen aanzwellen om meer uit te gaan geven. Daarom is een gecoördineerde toename van de begrotingsuitgaven onmisbaar. Het gaat erom dat de openbare schuld de privé-schulden vervangt zodat het afschrijven van de privé-schulden niet heel de economie de afgrond in trekt. In alle gevallen ontsnappen we zo aan een inkrimping van de privé-schuld en, als tegenwicht, aan een belangrijke, maar gerechtvaardigde en noodzakelijke aangroei van de openbare schuld.”
Nu, dat is iets waar Michel Aglietta trots op mag zijn, bravo ! De regeringen van alle grote landen zijn, zonder het te weten, al ingegaan op de 'originele' raadgevingen van professor Aglietta. Goed, 't is waar, er zijn enkele kleine verschillen : er bestaat steeds minder coördinatie en steeds meer economische oorlog. Hoe erger de toestand wordt en hoe minder de kapitalistische staten geneigd zijn elkaar de hand te reiken, want, zie, ze zijn allemaal concurrenten. Maar buiten dit 'detail', in uiterst ernstige omstandigheden van een algemene crisis van insolventie, zijn de staten inderdaad de enigen die effectief de algemene ineenstorting van de economie kunnen tegenhouden. Hoe ? Door de openbare tekorten groter te maken enerzijds en door de geldpers te laten draaien (dus door geld bij te maken) anderzijds, op een grotere schaal dan ooit in de geschiedenis !
In november 2009 bereikte de Amerikaanse openbare schuld op haar eentje de 12.000 miljard dollar (Romandie news, 19-11-09). Voor hetzelfde jaar hebben de Eurozone, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten samen 14.000 miljard dollar, of 25% van het mondiaal BIP geïnjecteerd (Contre-info, 21-11-09). Volgens Michel Aglietta : “Wanneer de huishoudens niet langer consumeren en het onmogelijk is op het buitenland te rekenen, omdat de opkomende landen op hun beurt getroffen worden door de crisis, is er alleen nog de staat die kan uitgeven.” En wanneer de staat uitgeeft, dan is dit het resultaat ! De schuld die verwacht wordt in 2011 zal in het beste geval 105% van het BBP (bruto binnenlands product) bedragen in Groot-Brittannië, 125% in de Verenigde Staten, 125% in de Europese Unie en 270% in Japan (Ambrose Evans Pritchard, 'le Télégraphe', 18-11-09 in Contre-info). Op dit punt heeft Michel Aglietta gelijk : de staten ondersteunen de economie door haar permanent onder infuus te plaatsen. Om die reden zijn de wereldeconomie, de groei en het financieel systeem niet letterlijk ineengestort sinds 2007. Mijnheer de professor kan er bij zijn studenten in Nanterre prat op gaan dat zijn voorschriften gevolgd worden door alle regeringen ! Maar laat hij zich haasten, want zijn 'remedie' zal spoedig erger blijken dan de kwaal. Want nu is er op het punt waar we ons bevinden een nieuwe vraag die we ons moeten stellen : wie zal er zich de komende maanden en jaren aanbieden aan het ziekbed van deze met schulden bedolven staten die zich op de rand van het bankroet bevinden ?
Michel Aglietta gaat deze vraag zelf niet uit de weg, zo evident is het dat de staten recht op de muur afstevenen. Ze zullen niet veel langer de economie kunnen ondersteunen door de tekorten uit te diepen.
Bewust van dit 'kleine' probleem probeert onze economist zijn lezers gerust te stellen door opnieuw met zijn 'oplossingen' aan te draven. Zo verdedigt hij het idee dat de staat de groei voldoende lang zal kunnen ondersteunen tot de privésector, en met name de banken en de particulieren, zich grotendeels uit de schulden zouden kunnen werken. Nog volgens hem zou het privé-krediet dat opnieuw moeten aantrekken en de rol van de staat overnemen op de groei te ondersteunen. Maar vooral voorziet hij dat het zwaartepunt van de economische en financiële wereld zich zal verplaatsen van het Westen naar de opkomende landen in het Oosten. “Om die operaties van massale steun aan het financieel systeem te financieren, garanties voor leningen tussen banken en rekapitalisaties van de banken, zullen de staten hun toevlucht nemen tot de openbare schuld. Ze zullen titels uitschrijven die gekocht worden door investeerders over de hele wereld : de Aziatische landen, de olieproducenten.” Hier duikt het fabeltje weer op, de hersenschim van 'Wanneer China zal opstaan...' Hoe, als we even ernstig zijn, zouden China of India kunnen verhinderen dat de Westerse staten, en dan vooral het machtigste land ter wereld, de Verenigde Staten niet meer in staat zijn hun schulden af te betalen ? Waar zouden die landen voldoende financiële capaciteit kunnen vinden terwijl de Chinese uitvoer bijvoorbeeld op één jaar tijd met een kwart gedaald is ? In werkelijkheid is de crisis vandaag een wereldcrisis en geen enkel land kan eraan ontsnappen. In China zijn de speculatieve ballons en de algemene overproductie ook volop aan 't werk.
In zijn boek op het punt gekomen waar hij op de levenskwestie moet antwoorden die op de omslag prijkt, 'Hoe eruit geraken ?', kan Aglietta dus enkel een waanbeeld vooropstellen dat geen enkele fundering heeft in de werkelijkheid van vandaag, zoals we dat kunnen verwachten van gelijk welk bourgeois economist.
We kunnen ons dan natuurlijk een eenvoudige vraag stellen. Hoe komt het dat Michel Aglietta zich zo goed uit de slag trekt om de geheimen van de financiële wereld te ontsluieren, maar dat hij compleet irrealistisch wordt wanneer het erom gaat middelen voor te stellen waarmee het kapitalisme aan de depressie kan ontsnappen ? In feite weten noch hij, noch de rest van de bourgeoisie 'hoe uit de crisis te geraken'. Om te verhinderen dat de kapitalistische economie al te snel in de depressie wegzakt, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan voort te gaan met het drukken en injecteren van geld en met het vergroten van de overheids- en begrotingstekorten, net alsof ze geld in een bodemloze put gooit. De onvermijdelijke en al zichtbare gevolgen van dit beleid zijn het oprukken van de staten naar situaties waarin ze niet langer kunnen betalen. Natuurlijk verklaart een kapitalistische staat zich niet failliet en doet de deur op slot, zoals dat bij een bedrijf gaat. Een situatie van 'failliet' van een staat betekent concreet nieuwe 'offers', nieuwe aanvallen en een brutale aftakeling van de levensvoorwaarden voor de arbeidersklasse. Alle staten moeten in het zicht van de afgrond van hun deficit :
-een grote fiscale druk ontwikkelen (de belastingen verhogen);
-hun uitgaven nog drastischer inkrimpen door tienduizenden of honderdduizenden ambtenarenjobs te schrappen, door zwaar het mes te zetten in de pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, de sociale en familiale bijstand, de terugbetaling van gezondheidszorg, enz.;
-de waarde van hun munt laten dalen door een verhoging van de inflatie die ze mogelijk niet onder controle kunnen houden ! Dat is trouwens de betekenis van het beleid dat vandaag gevoerd wordt door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dat heeft op heden geleid tot een verlies met 20% van de waarde van de dollar ten opzichte van de euro en tot een voortdurende daling van het pond sterling. Voor de arbeiders betekent dat concreet de terugkeer van de inflatie die een aanzienlijke verhoging van de prijzen zal meebrengen, natuurlijk zonder dat hun lonen daarmee gelijke tred houden !
Het gaat hier niet om fictie, maar om een realiteit die vandaag onder onze ogen begint te groeien. Eind 2008-begin 2009 werden IJsland, Bulgarije, Litouwen en Estland bestempeld als 'failliete staten'. Eind november-begin december werd de lijst aangevuld met Dubai en Griekenland, zoals Libération schreef op 27-11-09 en 9-12-09. Voor het ogenblik wordt elk van deze landen uit de nood geholpen (door andere staten of door het IMF). maar wat zal er gebeuren wanneer de belangrijkste landen, die het zwaarst wegen in de economische balans, op hun beurt zullen verzakken ? Wie zal hen opkrikken ? Niemand ! In die landen zal de economie natuurlijk niet verlamd raken, maar de werk- en levensvoorwaarden van de arbeidersklasse zullen een nog dramatischer aftakeling ondergaan. Spanje en Portugal tonen al duidelijke tekenen van verzwakking. In maart 2009 stelde Crédit suisse een lijst op van de 10 meest door failliet bedreigde landen op, door een vergelijking tussen de omvang van hun tekorten en de rijkdommen van het land (het BBP). Voor het ogenblik hebben ze de nagel op de kop geslagen, want hun 'top 10' bestaat uit IJsland, Bulgarije, Litouwen, Estland, Griekenland... Spanje, Letland, Roemenië... Groot-Brittannië, De Verenigde Staten, Ierland en Hongarije.
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn er inderdaad zelf slecht aan toe, maar een eventuele sterke aftakeling van hun economie zal ook een enorme versnelling betekenen van de crisis op planetaire schaal.
Wanneer Mijnheer Aglietta de staat oproept de economie te redden, doet hij hetzelfde als heel de bourgeoisie. Ze stellen ons een overtocht voor aan boord van de Titanic ! Geen enkele staat kan verhinderen dat de wereldeconomie verder wegzakt in de diepste depressie uit de geschiedenis van het kapitalisme.
Tino / 18.12.09
Hij heeft dat niet in zijn eentje gedaan: naast en met hem stonden nog vele anderen die gelijkaardige ervaringen hebben beleefd vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Rondom die gemeenschap ontwikkelde zich een levendige discussiekring in de jaren na de WO II. Er waren de politieke en filosofische discussies onmiddellijk na de oorlog in het Emiel Vandervelde Instituut met professor Flam, die kwam uit het verzet in de kampen van de holocaust. Ook de aanvaringen met de sociaal democratische bureaucratie van Hoboken (een 'rode' randgemeente van Antwerpen), en de integratie van de verzetsgroepen van de KPB (Kommunistische Partij van België) in de regering, vormden mede de achtergrond voor de definitieve politieke breuk met het stalinisme. In het begin van de jaren 1950 leidde dit tot contact met de linkskommunistische Spartacusbond uit Nederland. Die organiseerde toen druk bijgewoonde debatten in Antwerpen. Daarop volgde een samenwerking met de Spartacusbond. Anton werd een trouwe medewerker van hun krant, met vertalingen die hij maakte van artikels uit de linkskommunistische en anarchistische internationale pers (waaronder na 1973 uit 'Révolution internationale').
In het conflict tussen de Spartacusbond en de afgescheurde radenistische groep Daad & Gedachte, rond 1964, koos hij heel bewust de zijde van de Spartacusbond. Hij vond immers dat de politieke opvattingen van D&G zouden leiden tot het ontkennen van elke politieke activiteit als proletarische groep, wat zich in de praktijk bevestigt heeft. De radenistische invloed van D&G heeft inderdaad dikwijls een negatieve invloed gehad op het ontstaan van proletarische groepen in Nederland en België. Ook onze directe voorlopers: de Revolutionaire Raden Socialisten (Antwerpen) en de Vrije Raden Socialisten (Gent) uit België en Radencommunisme, uit Nederland ontwikkelden zich via een kritiek op het radenistische gedachtegoed van Daad & Gedachte ten voordele van de verdediging van de actieve tussenkomst van de revolutionaire organisatie in de klassenstrijd.
In die zin was het Anton die onze jongerengroep van Revolutionaire Raden Socialisten, die gegroeid was uit de politieke balans van Mei 68, in contact gebracht heeft met Révolution Internationale in 1972-73. Hij heeft toen een beslissende bijdrage geleverd tot onze politieke oriëntatie van 1972 tot 1975, door ons te wijzen op het belang van de politieke analyses van Révolution Internationale (één van de voorlopers van de IKS), wat in 1975 leidde tot onze aansluiting bij de pas opgerichte IKS. Al heel vroeg wees hij ons op het belang om het ecologisch vraagstuk vanuit een marxistisch perspectief uit te diepen. Sinds die tijd is hij altijd een echte sympathisant van onze organisatie gebleven.
In zijn woonst trof je regelmatig bezoekers aan die discussieerden over de meest uiteenlopende onderwerpen. De laatste jaren leefde hij wat teruggetrokken in het gezelschap van de
scherpe tekeningen en schilderijen van Rik Schevernels ( †1972), zijn beste vriend en proletarische kunstenaar (die kerk, militarisme, stalinisme en vakbonden hekelde) en zijn politieke en filosofische boeken en tijdschriften. Wij blijven hem dankbaar voor zijn bijdrage aan onze politieke evolutie.
De bisschop van Chicago kwam de arbeiders bezoeken en vertelde hen dat hij zelf de zoon is van een staalarbeider en begreep dat hun strijd juist was. Toen zegende hij hen en gaf hen de communie. Er waren zeer aangrijpende beelden van andere arbeiders die als individu of met hun familie de arbeiders eten kwamen brengen om hun solidariteit te tonen.
Er waren ook pakkende beelden van een groep van 20-30 mensen uit een gemeenschap in Miami die verklaarden dat de uitwijzingsbevelen nietig waren en de uitgewezen familie terug in hun huis hielpen. Een man van de bank komt en zegt dat ze daar onwettig binnen gegaan zijn, en dan komen er negen politieauto's. Er wordt een hoop geroepen en geargumenteerd en dan gaan de agenten en de man van de bank weg en de familie blijft in het huis. (Aan het eind van de film lezen we in de aftiteling dat de familie toelating gekregen heeft om in het huis te blijven wonen.)
De film zit vol met de standaard Michael-Moore-is-de-kern-van-het-verhaal scènes. Bij die capriolen zit Michael Moores poging de voorzitter van GM te ontmoeten, zijn poging om heel de raad van bestuur van AIG of iedereen bij de New York Stock Exchange onder burgerarrest te plaatsen, of om gele 'crime scene' plakband rond de Stock Exchange aan te brengen, of zijn poging om met een gepantserde vrachtwagen de Bank of America binnen te rijden met de melding dat hij $ 10 miljoen uitkoopgelden komt ophalen.
Het grote probleem is Moores politieke standpunt. Zijn aanval op het kapitalisme is provocatief, niet substantieel. Het lijkt alsof hij besloten heeft alle hysterische beschuldigingen van de rechterzijde tegen Obama's 'socialisme' op hun kop te zetten. De wereldwijde kredietcrisis van 2008 wordt toegeschreven aan het dereguleringsbeleid van Reagan dat begon in de jaren 1980 en voortduurde tot in de jaren van Bush I, Clinton en Bush II, en aan de zogezegde feitelijke overname van de VS-regering door Goldman Sachs die een beleid doordrukte dat zijn firma ten goede kwam op kosten van de belastingbetalers en zijn concurrenten. In andere woorden, het grote probleem is niet de algemene kapitalistische economische crisis, maar wel de hebzucht van enkele figuren uit de politieke- en zakenelite. Het is waar, Moore zegt dat kapitalisme slecht is, en interviewt zelfs drie of vier katholieke priesters die verklaren dat Jezus tegen kapitalisme zou geweest zijn, maar in wezen is zijn oppositie tegen het kapitalisme eigenlijk enkel oppositie tegen een ontregeld kapitalisme. Hij laat beelden zien van betogingen van een paar dozijn mensen van gauchistische groepen zoals de Answer Coalition die tegen het uitkopen van bedrijfsschulden en tegen hypothecaire uitzettingen zijn, en stelt dat voor als de opkomst van een massale antikapitalistische beweging in de VS.
Hij weet niet hoe hij Obama moet aanpakken. Enerzijds ziet hij hoe die Wall Street op zijn grondvesten doet daveren wanneer hij roept om verandering en wijst hij erop hoe zij in antwoord daarop financieel bijdroegen aan zijn kiescampagne. Hij stelt alle economische raadgevers van Obama aan de kaak als handlangers van Goldman Sachs, maar hij blijft verliefd op Obama.
In Moores opvatting is het alternatief voor kapitalisme 'democratie'. Hij interviewt de onafhankelijke senator van Vermont, Bernie Sanders, die zegt op te komen voor 'democratisch socialisme', wat hij omschrijft als de regering die de belangen dient van de werkende en de middenklasse, om hun rechten te verdedigen. Moore heeft historische beelden teruggevonden van Franklin Delano Roosevelts State of the Union redevoering in 1944, zowat een maand voor hij stierf, en waarin FDR oproept na de oorlog een tweede Bill of Rights voor de Amerikanen op te stellen, die niet opkomt voor socialisme of de vernietiging van het kapitalisme, maar voor een welvaartsstaat van het type staatskapitalisme:
-het recht op een nuttige en betalende job in de industrie, de winkels, de boerderijen of de mijnen van het land,
-het recht genoeg te verdienen om voor gepaste voeding, kleding en ontspanning te kunnen zorgen,
-het recht voor elke landbouwer producten te kweken en te verkopen waarmee hij zichzelf en zijn familie goed in leven kan houden,
-het recht voor elke zakenman, klein en groot, om handel te drijven in omstandigheden die vrij zijn van oneerlijke concurrentie en overheersing van monopolies in binnen- en buitenland,
-het recht voor elke familie op een behoorlijke thuis,
-het recht op gepaste medische bijstand en de kans een goede gezondheid te bereiken en behouden,
-het recht op gepaste bescherming tegen de economische kwellingen van ouderdom, ziekte, ongevallen of werkloosheid,
-het recht op een goede opvoeding.
Moore beklaagt zich erover dat FDR stierf voor hij deze prachtige samenleving kon creëren in de VS, maar zegt dat in de naoorlogse periode de Verenigde Staten FDR's mensen naar Europa en Japan gestuurd hebben, waar gedurende de heropbouw van Italië, Duitsland en Japan alsook van andere landen in Europa, zijn visie op de maatschappij in praktijk gebracht werd. Net als hij in Sicko deed, idealiseert Moore het Europees staatskapitalistisch maatschappelijk loon tot glorieuze doelstelling voor de Amerikanen. Moores antikapitalisme zou geenszins de kapitalistische staat vernietigen, of de controle door de arbeidersklasse instellen over de productiemiddelen; in plaats daarvan zou het Amerika omvormen tot een soort Frankrijk, Duitsland, Japan of Noorwegen – wat allemaal kapitalistische maatschappijen zijn, waar de arbeidersklasse moet vechten om zichzelf tegen uitbuiting te verdedigen. Moore beëindigt zijn film met een oproep tot iedereen om zich bij hem aan te sluiten in de strijd voor dit soort maatschappij met een gepopulariseerde versie van de Internationale, die eerder klinkt als Bobby Darin die Mack the Knife zingt dan als een revolutionair lied.
Jerry Grevin/20.9.2009
Tijdens de ontvangst voor zijn Nobelprijs voor de Vrede op 10 december heeft Barack Obama een speech afgestoken die oorlogszuchtiger was dan ooit tevoren. Hij die zichzelf graag voorstelt als “de opperbevelhebber van een natie die in twee oorlogen betrokken is”, heeft niet zuinig gedaan toen hij 30.000 extra GI's en 500 extra Britse soldaten aankondigde. Si vis pacem, para bellum (1) is zijn credo. Te midden van mooie frasen over de 'wet van de liefde' en de niet te doven 'goddelijke vlam', die hem leidt als rechtvaardige brenger van vrede in de wereld, heeft Obama nog duidelijk gemaakt “dat het geloof dat vrede wenselijk is zelden volstaat om haar te kunnen realiseren. Vrede vergt verantwoordelijkheid. Vrede vraagt offers”... in mensenlevens natuurlijk ! Want “het gebruik van geweld is niet alleen noodzakelijk, maar ook moreel gerechtvaardigd”. En om zijn idee er goed in te hameren, sloeg de oorlogsheer van de eerste militaire wereldmacht zelfs een toon aan die Bush en zijn fundamentalistische kliek waardig is: “Oorlog (...) is begonnen bij de eerste menselijke wezens (...) het Kwaad bestaat in de wereld.” Brrr!!! En om zijn ware bedoelingen goed duidelijk te maken heeft hij niet geaarzeld dat zijn hoofddoel in die 11 maanden presidentschap niet de vrede was, evenmin het welzijn van de bevolking van deze aarde, maar dat “het doel erin bestond de belangen van Amerika vooruit te helpen”. Dat is tenminste duidelijke taal.
Wat is de balans sinds de Taliban militair verdreven werden in 2001? Een land in complete ontreddering dat slachtoffers en doden uitstrooit, zonder enig zicht op verbetering. Obama mag dan wel herhalen dat de Westerse strijdkrachten zich in 2011 zullen moeten terugtrekken, na de 'stabilisering' van het land, maar niets wijst erop dat zo'n perspectief ook haalbaar is. Volgens cijfers van de VN is het aantal burgerslachtoffers in de eerste helft van 2009 met 24% gestegen in vergelijking met de eerste helft van 2008. Sinds januari 2009 vielen er meer dan 1000 doden, voornamelijk personen die het slachtoffer werden van de buitenlandse legers, met name bij luchtbombardementen.
In de maand mei verloren tientallen burgers, waaronder 65 vrouwen en kinderen, het leven toen de Amerikaanse troepen het dorp Bala Bulok bombardeerden, in de provincie Farah. Bovenop de doden en gewonden zijn er al de vernielingen tengevolge van de oorlog, die de ellende en het lijden nog vergroten van een bevolking die de bedreigingen en intimidaties ondergaat van alle partijen in het conflict, de Taliban evengoed als de troepen van de NAVO.
De oorlog veroorzaakt ook de verplaatsing van tienduizenden mensen die zelfs geen toegang meer hebben tot de meest elementaire voorzieningen.
Als Afghanistan officieel het centrum is van de Amerikaanse militaire activiteit, dan wordt Pakistan steeds duidelijker van cruciaal belang in de Amerikaanse strategie. Zo voert Obama sinds het voorjaar een waar offensief – en geen charme-offensief, maar één van druk op de Pakistaanse staat – waarbij hij van het militair apparaat zijn belangrijkste gesprekspartner wil maken en de regering van de weduwnaar van Benazir Bhutto, onbetrouwbaar geacht, eenvoudigweg aan de kant laat staan. De Pakistaanse bevolking ‘profiteert’ trouwens volop van die bijzondere aandacht van de Verenigde Staten en hun bondgenoten, en dus van de uitbreiding van de oorlogsbemoeienissen in de zogezegde strijd tegen het terrorisme: minstens 10.000 slachtoffers, waarvan 3.300 doden alleen al in 2009, voor het grootste deel burgerslachtoffers, zonder de twee miljoen vluchtelingen te tellen die vandaag zonder hoop ronddolen. Bovendien heeft het systematisch gebruik van onbemande vliegtuigjes, die zogezegd Talibanrebellen en Al Qaida-aanhangers moeten treffen, het aantal burgerslachtoffers nog doen toenemen, net zoals de bomaanslagen, 500 in 2009, die alleen al tussen 1 en 13 december bijvoorbeeld 300 personen gedood hebben!
En als Pakistan steeds meer het epicentrum wordt van de militaire gebeurtenissen in dit deel van Azië, dan heeft India zich met het geluid van marcherende laarzen steeds dreigender uitgenodigd op dit imperialistisch festijn. Deze staat, traditionele en geboren rivaal van Pakistan, kan enkel maar profijt trekken uit de spanningen en moeilijkheden van vandaag in het gebied om de wanorde op te drijven in Kasjmier, de voornaamste twistappel tussen beide staten, en om Karzai te lokken (die door Islamabad als pro-Indiaas beschouwd wordt), in naam van de 'steun aan zijn strijd tegen de Taliban'.
Onder het mom van het perspectief op vrede zijn dus eens te meer alle ingrediënten verenigd voor een zware krachtmeting, te meer daar de Verenigde Staten allerlei koehandels bedrijven om de Taliban een aantal gebieden van Afghanistan toe te wijzen in ruil voor hun 'pacificatie' en hun integratie in de Afghaanse regering. Al deze agitatie zet per slot van rekening enkel de deur wagenwijd open voor een onbeschrijflijke chaos, die mijlenver af ligt van de aankondiging van een stabilisering van het gebied en nog verder van de zogezegde strijd tegen het terrorisme.
Wilma / 18-12-09
1) Als je vrede wil, bereidt oorlog voor.
Op zondagavond 18 oktober 2009, hebben arbeiders van RICO Auto in Gurgaon (in strijd sinds 3 oktober), geprobeerd om stakingsbrekers tegen te houden. Veiligheidsagenten van het bedrijf en stakingsbrekers, meestal criminele elementen aangevoerd om de arbeiders te intimideren, hebben daarop geantwoord door hen gewelddadig aan te vallen. De politie heeft zelfs het vuur geopend. Eén arbeider werd gedood en veertig anderen gewond.
Deze gewelddadige repressie heeft een golf van woede verwekt in de industriegordel van Gurgaon-Manesar, 30.000 arbeiders gingen in strijd. De activiteit van de tweelingstad werd totaal lamgelegd op 20 oktober, de eerste werkdag na de moord op een arbeider van RICO Auto. Alhoewel de vakbonden tot staken hadden opgeroepen, hebben arbeiders van bedrijven die tegen hun directie streden, massaal de ronde gedaan van de fabrieken om de andere arbeiders uit te nodigen het werk neer te leggen. Heel vroeg in de morgen zijn de arbeiders van RICO Auto en die van Sunbeam Casting hun beweging gestart en hebben de nationale weg nummer 8 geblokkeerd. Zij werden vervoegd door arbeiders van andere maatschappijen zoals Sona Koyo Steering Systems, TI Metals, Lumax Industries, Bajaj en Hero Honda Motors Ltd. Volgens de officiële verklaringen van de locale administratie, hebben bijna 100.000 arbeiders van 70 bedrijven van auto-onderdelen in Gurgaon-Manesar hen vervoegd op de stakingsdag.
Hoewel de arbeiders van de meeste bedrijven het werk hervat hebben op 21 oktober 2009 en de strijd zich niet heeft uitgebreid, betekenen deze elementen een veelbetekenende stap vooruit bij de arbeidersstrijd in India.. Dit is het resultaat van de uitbreiding van de klassenstrijd in verschillende regio's in India, Gurgaon-Manesar inbegrepen, waarbij de arbeiders de staat confronteerden in 2005 tijdens de staking van de arbeiders van Honda Motorcycles. Sindsdien hebben de arbeiders, via talrijke stakingen, hun vastbeslotenheid versterkt om de patroons te bestrijden en ze doen dat steeds meer gelijktijdig.
Tijdens alle jaren van de 'Indische boom', zijn de levensomstandigheden van de arbeidersklasse in werkelijkheid altijd maar verslechterd. De meeste belangrijke uiting van deze verslechtering was het verlies van werkzekerheid. Ondanks de expansie van de economie, hebben de patroons een massale vernietiging van permanente werkgelegenheid doorgevoerd en hun vervanging door contractuele arbeidskrachten met veel lagere lonen en zonder enig sociaal loon. Dat is het geval voor bedrijven als Hero Honda, Maruti en Hyundai, wiens productie de laatste jaren verschillende keren pijlsnel de hoogte inschoten. Bij Hero Honda bijvoorbeeld is de productie gestegen van 2 lakhs naar 36 lakhs (1 lakh =100.000) en de permanente jobs zijn verminderd en daarna verdwenen, vervangen door het aanwerven van tijdelijke arbeiders. Hetzelfde is gebeurd in alle Indiase bedrijven. De automobielfabrieken en die van de onderdelen stonden, gezien de bikkelharde concurrentie in deze industrietak, in de voorhoede van deze aanvallen op de arbeiders. Ondanks deze aanvallen tijdens het grootste deel van deze periode, hadden de arbeiders het moeilijk om hun strijd te ontwikkelen. Ongenadige aanvallen en het onvermogen om ze te bestrijden was de bittere werkelijkheid voor de arbeidersklasse overal ter wereld.
Met de komst van de economische ineenstorting in 2007, is de toestand alleen maar verslechterd. Alle sectoren hebben massaal banenverlies meegemaakt en bezuinigingen op de lonen en uitkeringen. Bovendien is er een enorme stijging van de prijzen van levensnoodzakelijke goederen. De prijs van de wezenlijke waren zoals groenten, peulvruchten en andere waren zijn meer dan verdubbeld. Deze tendens is geen seizoensgebonden piek maar is al twee jaar bezig. Met de stijging van de prijzen en de bevriezing van de lonen, zijn de levensomstandigheden van de arbeiders steeds precairder en hopelozer geworden.
Tegenover de crisis en de aanvallen van de patroons, probeert de arbeidersklasse terug te vechten. Er zijn belangrijke stakingen geweest in de Openbare sector – de staking van de bankbedienden, de nationale staking in de petroleumsector in januari 2009, van de piloten bij Air India, de staking van de staatsbedienden in West-Bengalen, de staking van het overheidspersoneel in januari 2009, in de staat Bihar. Sommige ervan zijn bittere conflicten geweest waarbij de staat probeerde om de arbeiders zware slagen toe te brengen en hen te verpletteren. Dat was het geval bij de staking van de petroleumarbeiders in januari 2009, toen de staat ESMA 2 en andere wetten heeft gebruikt om de bedienden te verpletteren en repressieve maatregelen nam. Dat was eveneens het geval met de staking van het overheidspersoneel in de staat Bihar waar de regering de bedienden een lesje wou leren. Wat de petroleumarbeiders betreft, daar is de regering niet repressief opgetreden, omdat er een dreiging bestond tot uitbreiding van de staking naar andere bedrijven van de openbare sector.
Ook in de privé-sector hebben de arbeiders gestreden. Eén van deze massale en radicale strijden was die van de diamantarbeiders van de Gujarat in 2008. De meerderheid van de honderdduizenden diamantarbeiders zijn tewerkgesteld in kleine ondernemingen waar de vakbonden geen controle uitoefenen. De staking is er begonnen en heeft zich als een massale revolte uitgebreid die meerdere steden heeft overspoeld: Surat, Ahmedabad, Rajkot, Maerli, enz... De staat heeft systematisch zijn toevlucht genomen tot geweld om de orde te handhaven in al die steden.
Bovendien zijn alle belangrijkste automobieleenheden in India - Tamilnadu, Maharashtra en Gurgaon-Manesar getuigen geweest van herhaalde en vasthoudende inspanningen van de arbeiders om te strijden voor hun werk en hun levensomstandigheden. De arbeiders van de tweede grootste automobielfabriek van personenwagens in India, Hyundai Motor in Chennai, zijn verschillende keren in staking gegaan in april, mei en juli 2009, voor betere lonen.
De patroons proberen al lang om de strijd van de arbeiders te onderdrukken en dreigen dikwijls met het sluiten van de bedrijven. Dichtbij Coïmbatore, hebben de arbeiders van de fabrikant van auto-onderdelen Pricol India al twee jaar de patroons bestreden tegen de geplande en herhaalde ontslagen van permanente arbeiders en hun vervanging door tijdelijke arbeiders. De arbeidersstrijd is gewelddadig geworden toen de directie 52 bijkomende permanente arbeiders ontsloeg en besliste om ze te vervangen door precaire arbeiders in september 2009. In de loop van een gewelddadige botsing werd een hoger kaderlid gedood op 22 september. De arbeiders van de bandenfabriek van MRF en van de Nokia fabrieken in Tamilnadu waren ook verwikkeld in strijd tegen hun patroons op ongeveer hetzelfde tijdstip. In de staat Maharasthra, waren de arbeiders van Mahindra in staking gegaan voor betere lonen in mei 2009. De arbeiders van de fabriek Cummins India en die van de fabriek voor auto-onderdelen Bosch, in Pune, zijn in staking gegaan van 15 tot 25 september, voor betere lonen en tegen de precarisering.
Wat wij vandaag zien is dat er meer en meer arbeiders bereid zijn om de strijd aan te gaan tegen de aanvallen van de patroons. De strijd, die steeds talrijker wordt, vertoont ook een tendens om meer gelijktijdig te worden, ook in eenzelfde geografische sector. Dat hebben wij kunnen zien bij de massale staking van de diamantarbeiders van Gujarat waarbij zich gelijktijdig wilde stakingen hebben ontwikkeld in verschillende steden en bij de stakingen van de arbeiders van de automobiel in Tamilnadu,Pune en Nasik. Deze gelijktijdigheid is het resultaat van identieke aanvallen waaraan alle sectoren van de arbeiders het hoofd moeten bieden.
Vóór de laatste gebeurtenissen hadden de arbeiders van een aantal bedrijven uit Gurgaon-Manesar al strijd gevoerd tegen hun patroons. Bij Honda Motorcycles, is er al sinds een paar maanden agitatie voor betere lonen en tegen het contractwerk. 2500 arbeiders van Rico Auto zijn in strijd gegaan sinds eind september tegen het wegsturen van zestien arbeiders en voor betere lonen. Duizenden arbeiders van Sunbeam Casting zijn in staking gegaan voor betere lonen vanaf 3 oktober. Alhoewel zij niet in staking gegaan zijn hebben 25.000 arbeiders van de TI Metals, Microtech, FCC rico, Satyam Auto en meerdere andere bedrijven sinds september agitatie gevoerd voor betere lonen.
Het feit dat de arbeiders van meerdere bedrijven in staking zijn gegaan en dat verschillende duizenden van andere fabrieken actief geageerd hebben heeft de mogelijkheid geschapen voor de uitbreiding en de eenmaking van de strijd, de enige manier voor de arbeiders, om de aanvallen van de patroons te bestrijden en terug te dringen. Dat is een mogelijkheid die gevreesd wordt door de bourgeoisie en die de vakbonden willen vermijden. In de strijd van Gurgaon, en tegenover het geweld dat begaan werd door de arbeidersklasse ten gevolge van de dood van een arbeider van Rico, was het de rol van de vakbonden om deze tendens tot uitbreiding en eenmaking te voorkomen. Door op te roepen tot een actiedag, hebben de vakbonden geprobeerd om de drang van de arbeiders om samen te komen en voor solidariteit te steriliseren. Maar ondanks dat is de staking van 20 oktober een demonstratie van klassesolidariteit geweest door bijna 100.000 arbeiders. Ze heeft ook hun vastberadenheid en hun strijdwil om de bourgeoisie het hoofd te bieden tot uitdrukking gebracht. Anderzijds hebben de vakbonden in de strijd van Gurgaon, tijdens de strijd bij Hyundai, Pricol, M & M en andere strijd voor de verbetering van de lonen en tegen het verlies van tewerkstelling, duidelijk geprobeerd om ze te doen ontsporen en ze om te vormen tot een strijd voor de verdediging van de vakbondsrechten.
Zonder enige twijfel is er een krachtige dynamiek voor de ontwikkeling van de klassenstrijd, voor haar uitbreiding en voor de ontwikkeling van de solidariteit. Maar voor de verwezenlijking van deze dynamiek, is het belangrijk dat de arbeiders de machinaties van de vakbonden begrijpen en dat zij hun strijd in eigen handen nemen.
AM / 27. 10. 2009
Het lijken twee tegenstrijdige situaties: de brouwersonderneming Anheuser-Bush InBev schorst op aandringen van de vakbonden de procedure van aangekondigde ontslagen (ongeveer 300 in België en 800 in Europa op 8.000 tewerkgestelden) en verzekert de uitbetaling van de bedreigde arbeiders, terwijl de automobielfabriek Opel Antwerpen gaat sluiten? Zou de vakbondsactie bij InBev beter gevoerd zijn dan bij Opel Antwerpen? Is de terugtrekking van de ontslagen bij AB InBev slechts een bewuste tactiek van de bourgeoisie om niet op eenzelfde moment herstructureringsplannen op te stapelen, die het risico kunnen lopen woede en strijdbaarheid op te wekken die de vakbonden zou kunnen ontglippen? In werkelijkheid geven de twee conflicten complementaire aanwijzingen over eenzelfde sociale realiteit: zowel voor de arbeidersklasse, voor wie het van kapitaal belang is om te vatten hoe men strijd kan voeren in deze periode van open crisis, als voor de bourgeoisie, die er wil over waken dat haar rechterarm, de vakbonden, de behoeders van de se sociale rust, zo lang mogelijk geloofwaardig blijven in de ogen van de uitgebuite klasse.
De herstructureringsmaatregelen bij AB InBev opdringen op hetzelfde moment als de sluiting van Opel Antwerpen zou hard geknaagd hebben aan het imago van en het vertrouwen in de vakbonden, die in deze twee gevallen het voortouw namen van de acties voor de 'redding' van het bedrijf. De syndicale “overwinning” bij AB InBev maakt het mogelijk om tegengewicht te bieden tegen het idee van de syndicale “nederlaag” bij Opel Antwerpen, en versterkt de illusie dat de strijd enkel maar achter de vakbonden kan gevoerd worden. De nationale betoging van 30.000 vakbondsleden in Brussel op 29 januari 2010 voor de verdediging van de tewerkstelling, georganiseerd door de vakbonden in gemeenschappelijk vakbondsfront, had eveneens tot doel om de arbeiders in het hoofd te hameren dat die vakbonden de werkelijke verdedigers zijn van de arbeidersklasse en dat er zonder hen niets mogelijk is.
Zal de tewerkstelling bij AB InBev behouden blijven? Niets is minder zeker. Alles doet er aan denken dat bij deze tijdelijke opschorting van de ontslagen de regel zal gelden: “Terugtrekken om beter te kunnen toeslaan”. Reeds bij het begin van het conflict, werd het idee van het opschorten van het plan geuit door de directie: “... de directie... had ook voorgesteld om het plan tijdelijk op te schorten om op diepgaande wijze te kunnen discussiëren over de reden ervan tijdens het weekeinde met de vakbonden...” (Le Soir 15.01.2010). Gelijkaardige illusies over een positieve uitkomst voor de arbeiders werden verspreid bij Opel. De aangekondigde verkoop van Opel door GM aan een consortium van bedrijven, met de steun van verschillende Europese regeringen zou een nieuwe toekomst bieden aan Opel Antwerpen en zijn arbeiders. Sindsdien weet men wat er van de luchtspiegeling is terechtgekomen !
Fundamenteel heeft AB InBev geen andere keuze dan te antwoorden op de ongenadige kapitalistische marktwetten: de productiekosten verminderen en rationaliseren door middel van herstructureringsplannen om het hoofd te bieden aan de daling van haar verkoop (in België zijn de door AB InBev verkochte volumes met 1,7% gedaald over de eerste 9 maanden van 2009) en om zich te verweren tegen de concurrentie van andere grote bierproducenten. De lancering van de 'Renault-procedure' door AB InBev spreekt boekdelen over de toekomst van het bedrijf. Deze wet, die werd uitgevaardigd een jaar na de sociale ramp van de sluiting van de fabriek Renault Vilvoorde in februari 1997, “moet de verplichting afdwingen tot het voeren van een ernstige sociale dialoog voorafgaand aan elke beslissing tot collectief ontslag”. Maar in werkelijkheid, “is de verplichting tot sociale consultatie in de praktijk eerder formeel terwijl alles al op voorhand bedisseld is...”, verklaart Pieter De Koster, een advocaat die verbonden is aan Allen & Overy...” (Le Soir on line, 20.11.2006,)“ Kortom, net zoals bij Opel Antwerpen, zijn de teerlingen al geworpen voor de toekomst van AB InBev. Op korte of lange termijn, zullen er nieuwe herstructureringen met ontslagen worden aangekondigd. En opnieuw zullen de vakbonden verzocht worden om de woede en de strijdbaarheid, die tot uiting zal komen in de arbeidersrangen, in de kiem te smoren. Opnieuw zullen zij door hun manoeuvres er toe bijdragen om de arbeiders een nieuwe oplawaai te verkopen, die zal uitdraaien op ontmoediging en berusting, zoals de reacties laten zien bij de arbeiders van Opel vandaag.
Zijn de vakbondsstrategieën verschillend? Wat was de krachtlijn van de vakbondspolitiek bij de aankondiging van het bankroet van Opel?: “Toen GM bankroet verklaard werd en er een drastische herstructurering aangekondigd werd voor Opel Europe, gingen de vakbonden vooraan staan in de strijd en verklaarden zij te willen strijden tot het bittere einde voor het behoud van de fabriek. Hun actie bestond er in feite in te gaan lobbyen met het patronaat, de Vlaamse Gemeenschap en de federale staat bij GM en de Duitse staat om aan tonen dat de Antwerpse fabriek “ten minste even goede prestaties levert als haar Duitse concurrenten”, om de “Europese concurrentieregels” te doen naleven. Hierbij aarzelen ze niet om de kwaliteit van hun 'acties' als voorbeeld te stellen tegenover de “ongecontroleerde” strijdbewegingen bij Ford van vorig jaar : “wij zijn verantwoordelijk en hebben een lange termijn visie”, “in België gijzelen wij geen patroons zoals in Frankrijk””, schreven wij in november 2009” (Internationalisme n°344: “Moeten de protestacties van de vakbonden ondersteund worden?”).
In welke mate verschilt deze strategie van die welke door de vakbonden van AB InBev gevoerd werd? In niets behalve in het feit dat de vakbonden deze keer wel degelijk de locale leiding van het bedrijf gedurende een paar uren gegijzeld hebben in de Luikse vestiging, deze keer naar het voorbeeld van de tactieken van hun Franse collega's. Net zoals bij Opel hebben zij het voortouw genomen om, hand in hand met de regionale regeringen en de federale staat, het bedrijf op zijn verantwoordelijkheden te wijzen door te herinneren aan de uitstekende rendabiliteit van de brouwerijgroep AB InBev, nummer 1 op wereldvlak: “Het gaat goed met de groep. Zij rijven hoge winsten binnen. En bovendien groeit ons marktaandeel in België. Vanwaar de noodzaak tot herstructureren?”, verklaart Marc Sparmont, vakbondsman van de (socialistische) Secta ( Le Soir.be, 8.1.2010). Deze verklaring wordt enkele dagen later gevolgd door die van de minister van Tewerkstelling, Joëlle Milquet, die gebelgd was dat dit bedrijf: “voorziet om met zoveel gemak een aantal mensen te ontslaan terwijl het winst maakt … de aankondiging is niet gemaakt om redenen die verbonden zijn aan de crisis maar gewoon omwille van het verminderen van de arbeidskosten” (Le Soir, 15.01.2010), en wordt versterkt door de uitspraken van de Waalse minister van Economie, Jean-Claude Marcourt (PS): “InBev heeft de tafel afgeruimd en vermindert de tewerkstelling op Europees niveau met 10% … de multinational heeft hele delen van de markt veroverd en dit, op het lokale vlak, dank zijn de goede prestaties van Jupiler” (Le Soir ,15.01.2010).
Het idee van een ethisch kapitalisme dat zich zou opstellen tegenover een vraatzuchtig kapitalisme is een gevaarlijke illusie die de arbeiders wil doen geloven dat er een rechtvaardig kapitalisme kan bestaan. Het kenmerkende voor elk kapitalistisch bedrijf is immers het waarborgen van zijn winst, het opdrijven van zijn productiviteit door de lonen te verlagen, de flexibiliteit te vermeerderen, de minst rendabele afdelingen te sluiten en werknemers te ontslaan. Deze politiek wordt volop ondersteund door de staat en zijn politieke fracties. Door te proberen om de arbeiders te binden aan de nationale en regionale regeringen, de aandeelhouders of de locale directies, duwen de vakbonden hen bewust in het hol van de leeuw.
Wat betreft hun acties op het terrein, mikken zij vooral op het onschadelijk maken van de woede van de arbeiders, om hun verzet op te sluiten in ongevaarlijke en demoraliserende acties. Inderdaad, net zoals bij Opel, worden de vakbondsacties geconcentreerd op:
– het totaal in handen nemen van de strijd en het afleiden van de gerechtvaardigde woede van de arbeiders naar doodlopende straatjes zoals het gijzelen van de directie in de Luikse vestiging, de wegblokkades, de blokkering van de drie brouwerijen waarop de maatregelen betrekking hebben (Jupille, Leuven, Hoegaarden);
– het opsluiten van de strijd in de fabriek en in de sector: acties enkel in de vestigingen en uitbreiding op het vlak van de depots en van de distributie;
– het opzetten van een valse solidariteit zonder perspectief onder de vorm van symbolische acties die zich beroepen op de sympathie van het publiek: gratis uitdelen van bier voor de afsluitingen van het bedrijf, aan de studenten van Luik en aan de voorbijgangers, oproep tot het boycotten van Jupiler, verdeling van pamfletten die oproepen tot solidariteit en tot ondersteuningsacties bij de supporters van de twee kampen van een voetbalmatch tussen Standard en Anderlecht in Luik. Men kan zich indenken in welke staat van dronkenschap deze supporters, studenten en anderen, hun solidariteit hebben kunnen betuigen !
– niet op het verwerpen van de ontslagen, maar op de eis om de vakbonden te betrekken bij de koehandel over de tewerkstelling.
En als de locale strijd in een doodlopend straatje geraakt, doen de vakbonden de arbeiders geloven dat zij hun hoop moeten richten op 'het gemeenschappelijk front van de Europese vakverenigingen', zowel bij Opel als bij InBev. Zo verspreiden zij de misleiding onder de arbeiders dat internationale solidariteit niets anders is dan een koehandel tussen nationale afvaardigingen om een 'rechtvaardig' evenwicht te vinden in de opofferingen op Europees vlak.
Wij besloten ons artikel in Internationalisme n°344 aangaande Opel als volgt: “In werkelijkheid is deze “voorbeeldige” strijd niets anders dan een corporatistisch doodlopend straatje : “Wir sind Opel”. Het komt enkel neer op een smerige koehandel om op een 'eerlijke wijze' de offers, de slachtoffers, de ontslagen te verdelen ten dienste van de logica van de kapitalistische rationalisering”. Vandaag kunnen wij net hetzelfde zeggen over de strijd bij AB InBev. De zogenaamde 'overwinning' bij InBev, net zoals de strijd bij Opel Antwerpen komen in werkelijkheid neer op een nederlaag voor de arbeidersklasse. De terugtrekking van het herstructureringsplan van AB InBev is niet het resultaat van een echte strijd van de arbeiders. Het is een strategie die, in onderlinge afspraak tussen patronaat en vakbonden, gevoerd wordt om af te wenden wat voor hen het grootste gevaar vertegenwoordigt: dat de arbeidersklasse, de vijandige klasse, haar strijd in eigen handen zou nemen, haar eigen Algemene Vergaderingen zou houden om dáár beslissingen te nemen over het verloop van de strijd, een echte uitbreiding van de strijd naar andere fabrieken zou organiseren, naar andere sectoren, door het belang uit te leggen van een gemeenschappelijke actie. Zo zou zij een klasse-solidariteit kunnen ontwikkelen die in staat zou zijn om een echte krachtsverhouding te ontwikkelen om de patroons in het nauw te drijven en om de staat te doen wijken.
Voor het ogenblik is de arbeidersklasse nog vertwijfeld (zie hiervoor het artikel in deze krant: 'Waarom zijn er zoveel aanvallen en is er zo weinig strijd?') en zij vertrouwt nog op de vakbonden wanneer de woede tot uitbarsting komt. Maar de verergering van de economische crisis zal de heersende klasse er toe aanzetten om terug in de aanval te gaan en nog meer wanhopige gelijktijdige aanvallen in te zetten op de levens- en werkomstandigheden. Daarom moet de arbeidersklasse van nu af aan alle lessen trekken m.b.t. de rol van de vakbonden (1) en zich de strijdmiddelen opnieuw toe te eigenen, die haar woede kunnen omzetten in een strijdbaarheid die lonend is en die haar vijandige klasse, de bourgeoisie, schrik kan aanjagen. De revolutionairen en de strijdbare minderheden staan aan haar zijde om haar te helpen bij deze trage en moeizame ontwikkeling van de strijd.
H / 29.01.2010.
(1) Lees onze pers op onze website: www.Internationalism.org [132] : 'Tot welk kamp behoren de vakbonden?', in n°340.
“In Kopenhagen, de koude douche”, “Het ergste akkoord uit de geschiedenis”, “Kopenhagen loopt uit op een mislukking”, “Ontgoocheling in Kopenhagen”... de pers is unaniem, deze top die aangekondigd was als 'historisch' is een echte flop geworden.
Gedurende verschillende weken hebben de media en de politici een reeks grootsprakerige verklaringen afgelegd waarin zij in hoofdzaak beweerden: “De toekomst van de mensheid staat op spel in Kopenhagen”. De stichting Nicolas Hulot had het volgende ultimatum gelanceerd: “De toekomst van de planeet en met haar het lot van één miljard hongerlijders […] staat op spel in Kopenhagen. Kiezen voor de solidariteit of ondergaan in de chaos, de mensheid heeft een afspraak met zichzelf”. Er stak een halve waarheid in. De tv-documentaires, de films (zoals Home van Yann Arthus Bertrand) en de resultaten van de wetenschappelijke onderzoekingen tonen aan dat men de planeet aan het verwoesten is. De opwarming van het klimaat wordt erger en met haar, de woestijnvorming, de branden, de cyclonen... De vervuiling en de intensieve exploitatie van de grondstoffen leiden tot de massale verdwijning van soorten. 15 tot 37% van de biodiversiteit zou verdwijnen tegen 2050. Vandaag lopen één zoogdier op vier, één vogel op acht, één derde van de amfibieën en 70% van de planten gevaar op uitsterven. Volgens het humanitair wereldforum, zou de 'klimaatverandering' de dood teweeg brengen van 300.000 mensen per jaar (waarvan de helft door ondervoeding) ! In 2050 zouden er 250 miljoen 'klimaatvluchtelingen' zijn. Ja, er is een hoge urgentie. Ja, de mensheid wordt geconfronteerd met een levensbelangrijke en historische inzet !
Maar wij mogen ons geen enkele illusie maken, er kon niets goeds voortkomen uit de top van Kopenhagen waar 193 staten vertegenwoordigd waren. Het kapitalisme vernietigt het leefmilieu al vanaf zijn ontstaan. In de 19e eeuw was Londen één grote fabriek die rook uitbraakte en haar afval in de Thames stortte. Dit systeem produceert alleen om winst te maken en kapitaal te accumuleren, met alle middelen. Het is dan weinig in tel als het daarom wouden moeten rooien, oceanen plunderen, rivieren vervuilen, het klimaat ontregelen... Kapitalisme en ecologie zijn onverzoenbaar.
Alle internationale bijeenkomsten, comités (zoals die van Rio de Janeiro in 1992 of die van Kyoto in 1997), zijn slechts vijgenbladeren, toneelopvoeringen om te doen geloven dat de 'groten der aarde' zich bekommeren om de toekomst van de planeet. De Hulots, Yann Arthur Bertrands, en andere Al Gores hebben ons doen geloven dat het er deze keer anders zou aan toegaan, dat tegenover de hoogdringendheid van de toestand, de hooggeplaatste leiders zich zouden 'herpakken'. Beter nog dat zij zelfs moesten begrijpen dat het ging om een historische kans om de aard van het kapitalisme ten gronde te veranderen, door zich te gaan richten op een 'green economy', die in staat zou zijn om de wereld uit de recessie te halen via een duurzame en ecologische groei !
Terwijl al die ideologen gebakken lucht verkochten, scherpten diezelfde 'hooggeplaatsten' hun eco...nomische wapens ! Want dat is de werkelijkheid: het kapitalisme is verdeeld in naties, die allemaal concurrenten zijn van elkaar, die zich genadeloos overgeven aan een handelsoorlog en, als het moet, soms aan een militaire. Eén enkel voorbeeld: de Noordpool is aan het smelten. De wetenschappers beschouwen dat als een echte ecologische ramp. De staten, van hun kant, zien daarin een kans om grondstoffen uit te baten die tot dan toe nog onbereikbaar waren en om nieuwe ijsvrije zeewegen te openen. Rusland, Canada, de Verenigde staten, Denemarken (via Groenland) vechten op dit ogenblik een genadeloze diplomatieke oorlog uit. Canada is er zelfs mee begonnen om aan zijn grens wapens te stationeren die gericht staan in die richting ! Kapitalisme en ecologie zijn duidelijk niet te verzoenen.
En men wilde ons doen geloven dat, in deze context, de Verenigde Staten en China gingen aanvaarden om 'hun 'CO² uitstoot te verminderen', 't te zeggen de productie ervan te verminderen. Dit begrip van het 'beperken van de uitstoot van CO²', is trouwens op zichzelf verhelderend voor wat de opwarming van het klimaat betekent voor het kapitalisme, een ideologisch wapen om concurrentie te voeren. Ieder land wil de doelstellingen vastleggen die hen het beste uitkomen: de landen van Afrika willen zeer lage cijfers, die overeenstemmen met hun productie, om stokken in de wielen te steken van andere naties, de landen van Zuid-Amerika wensen cijfers die een beetje hoger zijn, en zo gaat het verder voor India, de Europese staten, die zelf onder elkaar verdeeld zijn, China, de Verenigde Staten...
Het enige element dat misschien verrassend is aan deze mislukking van Kopenhagen is dat alle staatshoofden er zelfs niet in geslaagd zijn om de schijn op te houden. Gewoonlijk wordt er met veel gedoe een slotakkoord getekend met enkele vage doelstellingen die ooit moeten bereikt worden en daar gaat iedereen dan prat op. Deze keer gaat het officieel om een 'historische mislukking'. De spanningen en de koehandel zijn vanachter de schermen te voorschijn gekomen en geëtaleerd. Zelfs de traditionele foto van de staatshoofden die elkaar hand in hand gelukwensen en breeduit lachen voor de camera, kon niet gerealiseerd worden. Dat zegt genoeg !
In feite dwingt de recessie de staatshoofden niet tot het grijpen van de 'formidabele kans' van een green economy op wereldvlak, maar ze kan enkel nog de internationale spanningen en concurrentie aanwakkeren. De top van Kopenhagen heeft ons een demonstratie laten zien van de verwoede oorlog die de grootmachten onder elkaar voeren. Voor hen is het niet meer het moment om nog de schijn op te houden van elkaar te begrijpen en (schijn) akkoorden uit te bazuinen. Zij halen hun messen boven, jammer voor de foto !
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Morgen, zal de economische crisis nog harder toeslaan. Het lot van de planeet zal dan de laatste zorg wezen van de bourgeoisie. Zij zal slechts op één zaak belust zijn: haar nationale economie ondersteunen, door steeds harder te botsen met andere naties, door de niet rendabele fabrieken te sluiten, ook al moeten zij die ter plekke laten roesten, door de productiekosten te drukken, door te hakken in de budgetten van het onderhoud, wat ook zal neerkomen op meer vervuiling en industriële ongevallen. Dat is net wat er gebeurd is in 1990 in Rusland, met de kernonderzeeërs die aan hun lot werden overgelaten en met Siberië dat zo vervuild is dat het een groot deel van zijn bevolking eraan gestorven is.
Tenslotte zal een steeds groter deel van de mensheid in ellende gestort worden, straatarm, zonder voedsel noch woonst. Ze zal nog kwetsbaarder worden voor de gevolgen van de klimaatverandering, de cyclonen, de woestijnvorming.
Het wordt tijd om het kapitalisme te vernietigen voor het de planeet verwoest en de mensheid uitroeit.
Pavel / 19.12.2009
Wij publiceren hieronder de brief van Al, een lezer van onze pers. Hierin antwoordt hij voor het grootste deel op deze hamvraag.
Op deze hamvraag wordt door de brief, die we hieronder publiceren, grotendeels geantwoord. Hij is van AL, een lezer van onze pers.
“Zonder in detail te treden, ziet men dat het kapitalisme een zoveelste economische crisis doormaakt […]. In alle landen, zijn de bedrijven en de staat overgegaan tot massale ontslagen. Op wereldvlak is de werkloosheid eenvoudigweg uitgebarsten. Aanslagen en belastingen van allerlei aard zijn sterk toegenomen en de sociale hulp van haar kant is drastisch verminderd. Al deze acties veroorzaken natuurlijk een belangrijke maar vooral snelle verslechtering van de levensomstandigheden van de arbeiders, en dat op wereldschaal […].
Vandaag vraag ik mezelf, en net mij zeker een groot aantal arbeiders, zich af waarom er geen massaal antwoord komt van de arbeidersklasse wereldwijd op de ernst en de diepte van de huidige crisis en de gevolgen ervan op hun sociale levensomstandigheden. Wat belet de arbeiders vandaag om in strijd te gaan? Behalve de opstand van december 2008 en januari 2009 in Griekenland, heeft de arbeidersklasse paradoxaal genoeg geen antwoord gegeven dat van hetzelfde niveau is als de vloedgolf van slagen die haar werden toegebracht.
Het dient gezegd dat de staten, geruggensteund door de journalisten en financiële analisten van allerlei slag, alle middelen inzetten om te doen geloven dat er sedert maart 2009 een heropleving van de economie is. Voornamelijk bij de laatste G20, hebben de vertegenwoordigers van alle landen zichzelf nog in de bloemen gezet voor het slagen van hun respectievelijke plannen voor de wereldeconomie en de financiële markten. Het moet gezegd dat deze opklaring slechts tijdelijk is en enkel de beursnoteringen betreft. En die wordt voornamelijk aangevoerd door de grote Amerikaanse banken, zoals Goldman Sachs, die zo bijdragen tot een nieuwe 'bubbel' op de beurs welke op zeer korte termijn uiteen zal spatten. De 'werkelijke' economie gaat daarentegen verder steil bergafwaarts. Deze zegeroes, gekoppeld aan een media-tamtam houdt zeker de verwarring in stand in de hoofden van de arbeiders en draagt ook bij tot het gebrek aan vooruitzicht. De tweede reden gaat een twintigtal jaren terug tot de val van de Muur van Berlijn, van het stalinisme, van het 'Oostblok' en de beruchte 'dood van het kommunisme'. En inderdaad, als men vandaag discussieert met heel wat mensen, merkt men dat volgens hen het systeem dat heerste in de USSR, in de Oostbloklanden en in de DDR, kommunisme was, terwijl het er niets mee te maken had. Ik er denk zelf over na en ik realiseer mij dat de valse informatie en de leugens over het kommunisme, die door de heersende klasse verkondigd worden, hun sporen hebben nagelaten en ongelukkig genoeg blijven hangen zijn in de geesten van de arbeiders. Vandaag denken heel veel arbeiders objectief dat dit economisch systeem aan zijn einde is gekomen en wegkwijnt, maar ze weten eenvoudigweg niet door wat het vervangen moet worden. Want men heeft hen tientallen jaren lang ingehamerd, via de media, de geschreven pers, hun boeken maar vooral via het onderwijs, dat het kommunisme een economisch systeem was dat niet werkte en dat leidde tot dictatoriale regimes of dat het, in het beste geval, een illusie is. Het is natuurlijk onjuist, want het gaat om een van de grootste leugens uit de geschiedenis van de mensheid. De derde en laatste reden is dat de crisis niet alle loontrekkers tegelijk treft met dezelfde intensiteit en op hetzelfde moment. Dat kan een verklaring zijn waarom een beperkt aantal arbeiders wanhopig de strijd aangaan omdat ze geïsoleerd zijn, en dat de anderen nog in de fase zitten van overdenking en van de rijping van hun bewustwording.
Zo, dat is misschien een begin van antwoord, dat natuurlijk geldt voor mijzelf en dat, naar ik hoop, enkele elementen zal bijdragen aan het collectieve overdenkingsproces”.
AL.
Wij zijn het eens met elk punt van de brief. Inderdaad heeft het geweld waarmee de economische crisis vandaag toeslaat tijdelijk een beangstigend en verlammend effect.
Zoals wordt onderstreept door AL, vond de laatste strijd van enige omvang in 2009 plaats in Griekenland en op de Antillen. Het is geen toeval dat de sociale situatie kalmeerde juist op het moment, dat de crisis harder begon toe te slaan. Over het algemeen, en dat kan men natrekken in de loop van de laatste veertig jaar, waren de momenten van forse stijging van de werkloosheid niet het toneel van de meest belangrijke strijd. De arbeidersklasse wordt inderdaad onderworpen aan een schandelijke maar doeltreffende chantage: “Indien jullie niet tevreden zijn, zijn er veel andere arbeiders bereid om jullie te vervangen”. Bovendien verschuilen patroons en regeringen zich achter een 'doorslaggevend' argument: “Wij hebben er part noch deel aan als de werkloosheid stijgt of als jullie worden ontslagen: het is de schuld van de crisis”. Zo ontwikkelt zich een bepaald soort onmacht. De arbeiders worden niet alleen geconfronteerd met een boosaardige patroon maar met een internationaal kapitalisme in verval. Elke strijd is een in-vraag-stelling van het hele systeem. Iedere strijd stelt fundamenteel de kwestie van een andere wereld. Om vandaag in staking te gaan moet men niet alleen de moed hebben om op te boksen tegen de dreigingen met ontslag en ondernemerschantage, maar men moet er ook en vooral van overtuigd zijn dat de arbeidersklasse een kracht is die in staat is om iets anders aan te bieden. Het volstaat niet om in te zien dat het kapitalisme in het slop zit om de arbeidersklasse in staat te doen zijn om de weg in te slaan van een revolutionair perspectief. Zij moet er ook nog van overtuigd zijn dat een dergelijk perspectief mogelijk is. En het is juist op dit terrein dat de bourgeoisie er in geslaagd is om punten te scoren als gevolg van de ineenstorting van de USSR, het zogenaamde 'vaderland van het socialisme'. De heersende klasse heeft het idee in de hoofden van de arbeiders weten in te prenten dat de proletarische revolutie gebakken lucht is, dat de oude droom van het kommunisme met de USSR ten onder gegaan is. De jaren 1990 waren heel sterk getekend door de inslag van deze propaganda. Een decennium lang kende de strijd een sterke terugval. Maar zelfs al is het effect van de 'dood van het kommunisme' aan het begin van de jaren 2000 lichtelijk beginnen te vervagen omdat onze klasse er in geslaagd is om langzamerhand weer de weg van de strijd op te gaan, toch zijn er vandaag nog resten van te bespeuren. De vereenzelviging van stalinisme en kommunisme, het gebrek aan vertrouwen binnen de arbeidersklasse om met eigen handen een andere wereld op te bouwen, werken als grendels.
Zitten wij dan in het slop? Zeker niet. Zonder enige twijfel is het perspectief steeds talrijkere en belangrijkere strijd. Voor het ogenblik heeft onze klasse een klap op haar hoofd gekregen en is ze als het ware verdoofd. Maar de crisis blijft het vruchtbaarste terrein voor de ontwikkeling van de strijd. In de komende maanden en jaren zal de regerende klasse proberen om alle werkenden te doen opdraaien voor de enorme begrotingstekorten die zich ophopen, voor de reddingsplannen van de banken en voor de 'heropleving' van de economie. Op dit ogenblik worden in het bijzonder de ambtenaren volop getroffen en allen tegelijk. Doordat de dreiging met ontslag minder zwaar op hun schouders weegt, dragen zij de verantwoordelijkheid om als eersten in het offensief te gaan en de arbeiders uit de privé, die met een onzekere baan, de werklozen, de gepensioneerden aan hun zijde te krijgen... Zo zal zich het idee ingang doen vinden dat er enkel eenmaking van de strijd komt als hij massaal en solidair is, vanuit alle sectoren, om de wreedheid van de aanvallen af te remmen. Door deze strijd zal de arbeidersklasse het vertrouwen smeden in haar eigen krachten en haar bekwaamheid om op een dag de kommunistische revolutie, de voorwaarde voor het omverwerpen van de uitbuiting, tot een goed einde te brengen.
Pavel / 21.11.2009
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 190.42 KB |
Hieronder publiceren wij de vertaling van een artikel dat verschenen is op onze Internet-site in het Spaans. Het betreft nieuws over de strijd in Vigo, in Galicië (een gewest in Noordwest Spanje) (1).
Wij verkregen nieuwe informatie over een gezamenlijke strijd van werkloze en actieve arbeiders van de sector van de scheepswerven van de stad Vigo.
Wij bedanken hiervoor een van onze lezers die zijn commentaar doorstuurde. Wij bevestigen ook onmiddellijk dat wij het eens zijn met de conclusie die hij trekt uit deze strijd: “Enkel de eenheid en de solidariteit van alle werklozen en van alle arbeiders, in algemene vergaderingen en op gemeenschappelijke betogingen kunnen ons naar de overwinning voeren. Wij begroeten de arbeiders en de werklozen van de scheepswerven in Vigo. De werklozen en de arbeiders uit heel de wereld zouden het voorbeeld moeten volgen van de [arbeiders van] de scheepswerven in Vigo, hun eenheid en hun solidariteit, want het is enkel allemaal samen dat wij er in zullen slagen om het te winnen van het wereldkapitalisme”. In diezelfde zin hebben wij op ons Forum ook nog een andere boodschap ontvangen: “Het artikel over de strijd die gevoerd werd door de werklozen en de actieven van de scheepswerven in Vigo werd gepubliceerd zonder de minste reactie en nochtans kan men er een van de lessen uit trekken, die wij altijd in het achterhoofd moeten houden: die van de eenheid van de klasse. Er is zich iets zeer belangrijk aan het afspelen in Vigo, want het zijn actieve en werkloze arbeiders die samen de straat opgaan en daarbij andere arbeiders meetrekken tot een werkstaking van de hele scheepssector. Neemt de tijd om het te lezen en men zal er veel dingen uit leren. Groeten”.
In Vigo zijn er meer dan 60.000 werklozen. Alleen al voor 2009 en enkel in de metaalsector, zijn er 8.000 banen verdwenen. De verontwaardiging samen met de bezorgdheid over een steeds moeilijkere toekomst, verspreidt zich onder de arbeiders. In het bijzonder op de scheepswerven waren de werklozen bij een akkoord tussen vakbonden en patronaat ingeschreven in een soort 'werkbeurs', waar ze elke keer zouden opgeroepen worden als er werk was.
De werklozen die ingeschreven waren -rond de 700- merkten tot hun woede dat ze in plaats van opgeroepen te worden, men voor tijdelijke taken buitenlandse arbeiders aanwierf aan veel lagere lonen en onder veel ergere omstandigheden. Zo bijvoorbeeld volgens een van de woordvoerders van de werklozen: “zijn er arbeiders die slapen in de parkings en slechts één broodje per dag te eten hebben”.
Dit was het startschot tot de strijd. De arbeiders hielden er aan om te beklemtonen dat zij geenszins tegen de aangeworven vreemde arbeiders zijn. Een van hun woordvoerders benadrukte: “Wij hebben er niet de minste moeite mee dat er mensen zijn die van elders worden aangeworven, maar op voorwaarde dat het patronaat dit niet doet over de hoofden van de collectieve overeenkomst met het gewest, want voor het loon van één enkele onder ons, betalen zij twee tot drie vreemde arbeidskrachten.”. Ondanks dit alles hebben de media, de specialisten van de 'communicatie', er hun 'uitleg' aangegeven, door de arbeiders te beschuldigen va vreemdelingenhaat. De krant, El Faro de Vigo bijvoorbeeld, had als titel bij het verslag over de strijd: “De werklozen van de metaal verzetten zich tegen de aanwerving van vreemdelingen”, wat neerkomt op een schandalige leugen. Het zijn immers de werkloze arbeiders zelfs die het manoeuvre hebben aangeklaagd van het patronaat dat: “goedkope werkkrachten laat komen onder voorwaarden die dichtbij slavernij staan”.
De bourgeoisie is een cynische en machiavellistische klasse. Zij werft vreemde arbeiders aan en onderwerpt ze aan loonvoorwaarden die ver beneden die van de arbeiders van het land zelf liggen. Als deze zich dan verzetten tegen dergelijke aanwervingen, beschuldigt zij hen onmiddellijk van racisme, van vreemdelingenhaat, van verdediging van 'ideeën van uiterst rechts, van nationalisme, enz.., terwijl het antwoord van deze arbeiders helemaal niet ingaat tegen hun klassebroeders, maar tegen het feit van het scheppen van een precedent bij de aanwerving onder lagere loonvoorwaarden, wat neerkomt op een neerwaartse druk op de loonvoorwaarden van allen. Dat hebben wij ook kunnen zien in Groot-Brittannië tijdens de strijd van de bouwvakkers (2) en ook tijdens de strijd van de arbeiders van Sestao (3).
Op 3 februari trokken de werklozen naar de poorten van de Astilleros Barreras (het belangrijkste bedrijf in deze sector van de scheepswerven) met de bedoeling om een gemeenschappelijk algemene vergadering te houden met de arbeiders van dit bedrijf. Aangezien de poorten gesloten waren, begonnen zij slogans te roepen door de megafoon en begonnen zij hun eisen uit te leggen tot uiteindelijk de grote meerderheid van de werkenden de installaties verlieten en zich bij de werklozen voegden. Volgens een verslag van Europa-Press “vijf anti-rellen combi's van de politie verschenen op het terrein. De politiemacht werd over het hele terrein ontplooid voorzien van geweren met rubberkogels en schilden, maar tenslotte werden de 'ordestrijdkrachten' teruggetrokken op het rond punt van Beiramar ”. De info van Europa-Press ging verder als volgt: “Tenslotte vertrok een groep samengesteld uit werklozen en arbeiders in een betoging in de richting van Bauzas, en op dit traject sloten arbeiders van andere scheepswerven van de zone (zoals Cardam, Armon en Freire Así), zich bij hen aan, zodat alle activiteit stilviel in de hele scheepswerfindustrie”.
Wij zien hoe in deze ervaring de solidariteit en de eenheid concreet tot uiting komt onder de kameraden die werkloos zijn en diegenen die nog aan het werk zijn: de gezamenlijke algemene vergaderingen, de straatbetogingen om de strijd aan andere arbeiders bekend te maken, de communicatie en de directe band met de arbeiders van andere bedrijven om hen te winnen voor de gemeenschappelijke strijd. Anders gezegd, hetzelfde van wat er gebeurde in Vigo in 2006. (4): de arbeiders namen weer de proletarische strijdmethodes op, die niets te maken hebben met de verdeling, het corporatisme en de passiviteit, die zo typisch zijn voor de vakbondsmethodes. (5)
Op 4 februari vonden er opnieuw acties plaats. Rond tien uur 's morgens trokken de werklozen opnieuw naar de poorten van Astilleros Barreras. En nogmaals kwamen hun kameraden van het bedrijf naar buiten om hen te vervoegen in de strijd. Ondanks de ontplooiing van de politie, vertrokken allen weer samen in een betoging. Volgens El Faro de Vigo, “Het protest werd gisteren in het oog gehouden door een sterke ontplooiing van de politie. Er zijn momenten van spanning geweest, maar tenslotte waren er geen schermutselingen. De werklozen betoogden in de zones van Beiramar en Bouzas de Vigo, vergezeld door de arbeiders van de sector, en zij kondigden aan dat zij zouden verder gaan met de mobiliseringen zolang de patroons het niet aanvaardden om met hen de problemen te regelen die er bestaan bij de aanwerving van het personeel, en die zij aanklagen”.
Wij beschikken over geen verdere informatie. Maar wij denken dat deze feiten veelbetekenend zijn voor de strijdbaarheid en de bewustwording van de arbeiders, voor het zoeken naar eenheid en solidariteit tegenover de gemene streken die het kapitaal ons levert.
Wij drukken onze solidariteit uit met onze kameraden in strijd. Wij moedigen iedereen aan de lessen te trekken en een actieve solidariteit te ontwikkelen. Het ontbreekt niet aan motieven: wij hebben net de kaap van 4 miljoen werklozen overschreden, de regering kondigt de verlenging aan van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, de verhoging van het aantal jaren afdracht, enz....
IKS / 5.2.2010
1. Deze bijdrage konden wij schrijven dank zij een boodschap van 3 februari 2010 door een lezer via onze 'commentaren' op onze site: https://es.internationalism.org/node/2765#comment-636 [135]
Om deze beweging beter te begrijpen, verwijzen we onze lezers ook naar de artikels over de strijd in deze stad in 2009:'A Vigo, en Espagne; les méthodes syndicales mènent tout droit à la défaite' https://fr.internationalism.org/icconline/2009/a_vigo_en_espagne_les_met... [136]ènent_tout_droit_à_la_défaite.html
En over de beweging van 2006: 'Grève de la métallurgie à Vigo en Espagne: Une avancée dans la lutte prolétarienne' https://fr.internationalism.org/ri369/espagne.htm [137]
2, Zie: 'Strijd van de bouwvakarbeiders in Groot-Brittannië,
3. “
4. “
5. Over de vakbondssabotage, lees ons artikel van september 2009: “Vigo (Espagne)
Griekenland, Portugal, Spanje, Ierland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië... overal dezelfde crisis, overal dezelfde aanvallen. De bourgeoisie kondigt openlijk de kleur aan. Haar koude en onmenselijke opvatting valt in enkele woorden samen te vatten: “Als jullie het ergste willen vermijden, de economische catastrofe en het bankroet, dan moeten jullie de broeksriem aanhalen zoals nog nooit tevoren !” Natuurlijk verkeren niet alle kapitalistische staten meteen in dezelfde situatie van oncontroleerbaar tekort en onvermogen te betalen, maar ze weten allen dat ze onherroepelijk in die richting gedreven worden. En ze gebruiken allemaal die werkelijkheid om hun platte belangen te verdedigen. Waar kunnen ze het geld vinden dat nodig is om hun monsterachtige tekorten een beetje aan te zuiveren ? Ver hoeven ze niet te zoeken. Terwijl sommigen onder hen al overgegaan zijn tot het offensief tegen de arbeidersklasse, bereiden allen ideologisch het terrein voor.
Het Grieks soberheidsplan dat bedoeld is om de openbare tekorten te verminderen is uiterst brutaal en ongehoord cynisch. De Griekse minister van financiën heeft zonder verpinken verklaard dat “de ambtenaren zullen moeten getuigen van patriottisme... en het voorbeeld geven” (in La Tribune, 10-2-2010). Ze zouden zonder morren en zonder verzet moeten aanvaarden dat hun lonen verlaagd worden, hun premies geschrapt, dat degenen die met pensioen gaan maar mondjesmaat vervangen worden, dat de pensioenleeftijd omhoog gaat tot boven de 65 en dat ze tenslotte zonder veel gedoe kunnen ontslagen worden. Dat alles om de nationale economie te verdedigen, die van de staat die hen uitbuit, van de bazen en andere bloedzuigers. Alle Europese nationale bourgeoisieën namen actief deel aan het uitwerken en doorvoeren van dit drastisch soberheidsplan. Duitsland, Frankrijk en zelfs Spanje besteden zeer bijzondere aandacht aan het beleid en de aanvallen die door de Griekse staat gevoerd worden. Ze willen het proletariaat over heel de wereld volgende boodschap toezenden: “Kijk naar Griekenland, de bewoners van dat land moeten offers brengen om de economie te redden. Jullie zullen straks hetzelfde moeten doen.”
Na de Amerikaanse huishoudens, de banken, de ondernemingen, is nu de tijd gekomen waarin het de staten zelf zijn die volop de klappen krijgen van de economische crisis en die met bankroet bedreigd worden. Resultaat: ze moeten op hun beurt genadeloze aanvallen organiseren. Ze zullen in de komende maanden een drastische vermindering organiseren van het aantal ambtenaren, van de 'productiekosten' in het algemeen en dus van het levenspeil van ons allemaal. De bourgeoisie beschouwt de arbeiders als vee dat ze naar de slachtbank kan drijven als haar lage belangen daarom vragen. De situatie is identiek in Portugal, Ierland en Spanje: dezelfde brutale plannen, dezelfde cataloog van maatregelen tegen de arbeiders. In Frankrijk en in Nederland maakt heel de bourgeoisie zich klaar om dezelfde weg op te gaan. Maar dit is niets typisch voor de eurozone alleen. In de Verenigde Staten, het machtigste land ter wereld, telt men na twee jaartjes crisis 17% werklozen, 20 miljoen nieuwe armen en 35 miljoen personen die overleven dankzij voedselbonnen. En elk jaar komt er een pak miserie bij.
Hoe is het zover gekomen? Voor heel de bourgeoisie, in het bijzonder voor haar uiterst-linkse fractie, is het antwoord heel eenvoudig. Het zou enkel de fout zijn van de bankiers en de mastodonten zoals Goldman Sachs en andere J.P. Morgans. Het klopt dat het financieel systeem dolgedraaid is. Niets anders is meer van tel dan het onmiddellijk belang, volgens het oude motto “na mij de zondvloed”. Ondertussen weet iedereen dat het die grote banken zijn die om steeds meer geld te verdienen het onvermogen om te betalen van Griekenland bespoedigd hebben door op dat failliet te rekenen en aan te sturen. Ze zullen morgen ongetwijfeld hetzelfde proberen met Portugal of Spanje. De grote wereldbanken en de financiële instellingen zijn niets dan aasgieren. Maar dat beleid van de financiële wereld, dat uiteindelijk suïcidaal is, is niet de oorzaak van de crisis van het kapitalisme. Het is integendeel een gevolg ervan (dat op een zeker moment in zijn ontwikkeling, er zelf een verergerende factor van wordt).
Zoals gewoonlijk liegt de bourgeoisie van alle slag ons iets voor. Ze trekt voor de ogen van de arbeidersklasse een waar rookgordijn op. Voor haar is de inzet groot. Het gaat erom alles in 't werk te stellen om te beletten dat de arbeiders het verband zouden leggen tussen de groeiende insolvabiliteit van de staten en het failliet van het gehele kapitalistische systeem. Want dat is precies de waarheid: het kapitalisme is dodelijk ziek en de dolgedraaide financiële wereld is daar één van de zichtbare gevolgen van.
Toen deze crisis halfweg 2007 met volle kracht uitbrak, kwam overal, met name in de Verenigde Staten het failliet van het banksysteem aan het licht. Die situatie was enkel het resultaat van tientallen jaren algemene schuldenmake-rij, aangemoedigd door de staten zelf teneinde compleet uit het niets de nodige markten te creëren waarop de waren verkocht konden worden. Maar toen tenslotte particulieren en bedrijven, gewurgd door die leningen, niet meer in staat bleken ze terug te betalen, bevonden de banken zich aan de rand van de ineenstorting, en in hun kielzog heel de economie. Op dat moment moesten de staten een heel pak schulden uit de privésector op zich nemen en dure en reusachtige relanceplannen in gang zetten om te proberen de recessie binnen de perken te houden.
Nu zijn het dus de staten zelf die tot over hun oren in de schulden steken en niet in staat zijn hun eigen schulden te beheren (terwijl de privésector ondertussen verre van gered is) en in een situatie terechtkomen van potentieel bankroet. Natuurlijk is een staat geen onderneming, en als hij niet meer kan betalen kan hij niet gewoon de sleutel onder de mat leggen. Hij kan er nog op hopen zich verder in de schulden te steken door steeds meer intresten te betalen, onze spaarcenten in te pikken, nog meer papiergeld bij te drukken. Maar toch komt het moment waarop de schulden, of minstens de intresten daarop, moeten betaald worden, ook door de staat. Om dat te begrijpen volstaat het te kijken naar wat vandaag gebeurt met de Griekse, de Portugese en zelfs de Spaanse staat. In Griekenland heeft de staat geprobeerd dat te financieren met een lening op de internationale markt. Het resultaat liet niet op zich wachten. Iedereen kwam op de proppen met kortlopende rekeningen, wetend dat de Griekse staat in geldnood zat, tegen intrestvoeten van meer dan 8%. Onnodig te zeggen dat dergelijke financiële situatie onhoudbaar is. Welke oplossing blijft er dan over? Andere kortlopende leningen vanwege andere staten, zoals Duitsland of Frankrijk. Maar opgelet : die mogendheden kunnen vandaag de Griekse put vullen, maar zullen morgen niet meer in staat zijn Portugal, Spanje of nog minder Groot-Brittannië te hulp te snellen... Ze zullen daar nooit genoeg middelen voor hebben. En in ieder geval kan zo'n politiek al snel enkel leiden tot hun eigen financiële verzwakking. Zelfs een land als de Verenigde Staten, dat nochtans kan steunen op de internationale heerschappij van zijn dollar, ziet zijn openbaar deficit van jaar tot jaar toenemen. De helft van de Amerikaanse staten zijn failliet. In Californië betaalt de regering haar ambtenaren niet langer in dollars, maar wel in een 'lokale munt', bons die enkel gebruikt kunnen worden in Californië zelf!
Kortom, geen enkele economische politiek kan tenslotte de staten redden uit hun insolvabiliteit. Om de deadlines wat uit te stellen bestaat er geen andere keus dan hun 'uitgaven' drastisch te snoeien. Dat is precies de zin van de plannen die in Griekenland, Portugal, Spanje, en morgen onvermijdelijk in de andere landen, doorgevoerd worden. Het gaat niet langer om soberheidsplannen zoals de arbeidersklasse er regelmatig gekend heeft sinds het einde van de jaren 1960. Wat nu aan de orde is, is de arbeidersklasse zwaar te laten betalen voor het voortbestaan van het kapitalisme. Het beeld dat we voor ogen moeten houden, zijn de eindeloze rijen wachtenden van arbeidersfamilies die aanschuiven bij de bakkerijen in de jaren 1930 voor een stuk brood. Dat is de enige toekomst die de crisis zonder uitkomst van het kapitalisme belooft. Tegenover de groeiende ellende kan alleen de massale strijd van de internationale arbeidersklasse het vooruitzicht openen op een nieuwe samenleving door dit systeem omver te werpen dat gebaseerd is op uitbuiting, warenproductie en winst.
Tino / 26.02.10
Bij de spoorwegen
Op 15 februari 2010 kwamen in België 19 mensen om het leven (waaronder een treinbestuurder) en werden er 170 reizigers gewond toen twee passagierstreinen frontaal op elkaar botsten. Met één klap kwamen opnieuw de veiligheidsmankementen aan het licht bij de spoorwegen. Alhoewel er in het verleden reeds meerdere dodelijke ongevallen met een gelijkaardige achtergrond plaatsvonden moesten de Belgische spoorwegen, die onder druk van de EU sedert 2005 een modernere veiligheidsnorm moesten invoeren, naar aanleiding van het ongeval toegeven dat slechts een derde van de lokale treinstellen is uitgerust met de overeenkomstige beveiligingssystemen. Terwijl de Belgische spoorwegen tot de oudste van het Europese continent behoren, de eerste spoorlijn werd geopend in 1835, en dit oude industrieland nog steeds beschikt over het dichtste spoornet ter wereld, zijn nu 175 jaar later nog niet alle treinstellen uitgerust volgens de modernste veiligheidsnormen, die het treinstel tot stilstand brengen wanneer een stoplicht genegeerd wordt. Deze om wraak roepende afgrond, die gaapt tussen wat er vandaag technisch mogelijk is en de alledaagse werkelijkheid, bestaat niet in een derde wereld land, maar in een van de oudste industrielanden, waar de zetel is van de EU-bureaucratie. Ook in de leidende industriële natie van Europa, Duitsland, dat lange tijd wereldwijd het uitvoerland bij uitstek was, dankzij zijn hoogtechnologische producten, leidt de druk van de crisis en het grenzeloze winstbejag steeds meer tot het aantasten van de veiligheid. Na het ontsporen van een ICE-3 trein in de zomer van 2008, moesten de Duitse spoorwegen bij het grootste deel van de beschikbare 250 ICE-3 treinstellen de wielassen veranderen voor een bedrag van meerdere honderden miljoenen Euro's. Ondertussen leven de bewoners van Berlijn nu al maandenlang met de gevaren van de besparingspolitiek en het winstbejag van de Duitse spoorwegen. De breuk bij een wielschijf, die in mei 2009 leidde tot de ontsporing van een S-Bahn trein, dwong tot de herkeuring van het gehele S-Bahn park in Berlijn. (...) Ook hier gaar het om een kostenplaatje van minstens 350 miljoen Euro's. Dat er de laatste weken ontsporingen waren van zware goederentreinen wijst er alleen op hoe groot het gevaar is voor nog meer ongevallen. (…)
De Belgische treinbestuurders toonden hierop de enige juiste reactie door de dag na het ongeval in grote delen van het land het werk neer te leggen uit protest tegen de arbeids- en veiligheidsomstandigheden.
Nadat in maart 2009 in Keulen het historische stadsarchief en de belendende woningen instortten, waarbij twee bewoners omkwamen, hebben eerste vaststellingen toestanden blootgelegd die totnogtoe hoofdzakelijk gangbare praktijken waren in derde wereld landen. Het is nu al duidelijk dat bij de bouw van de metro slechts 17% van de vereiste staalbeugels aangebracht werden, wat betekent dat 83% niet ingebouwd werd. Een deel ervan werd bij een geplande stopplaats door de arbeiders doorverkocht aan een schroothandelaar. Dit duidt zeker op het feit dat de lonen laag zijn en de werktijden en arbeidsomstandigheden ellendig. Wanneer het waar zou blijken dat relevante beveiligingsdelen door de arbeiders op massale wijze niet werden ingebouwd en in plaats daarvan verpatst werden, zou dit een gedrag zijn dat de ethische maatstaven van de arbeidersklasse aantast. Zij staan in tegenstelling tot de houding van de spoorarbeiders in België.
Tot nu toe gold in de hoog geïndustrialiseerde het respecteren van bepaalde veiligheidsnormen als algemeen aanvaard, omdat het onmisbaar was voor het enigszins rimpelloos laten functioneren van het productieproces. Wat nu, zoals bij de meest recente onderzoekingen bij de bouw van de metro in Keulen, aan het licht gekomen is betekent dat men een drempel heeft overschreden. “Massaal vervalste verslagen, gestolen en niet ingebouwde beveiligingsbeugels, illegale bronnen, teveel afgepompt bronwater, steeds terugkerende scheuren in de zijwanden, vooral door gebrek aan controle” kwamen aan het licht, kortom, “geklungel, verduistering, zaken die in de doofpot gestopt en systematisch vervalst werden” (Kölner Stadtanzeiger, 19.02.2010). (…) Vanaf nu dreigt ook het gevaar dat zulke gedragingen ingang vinden in de hoog ontwikkelde industriestaten, wier structuren tot nu toe niet zo erg geplaagd waren van een alles doordringende corruptie. (…)
Het neerstorten van een Airbus toestel in juni 2009 (met 228 mensen aan boord) bracht volgens de informatie van 'Der Spiegel' een gevaarlijke beveiligingslacune aan het licht, bij alle toestellen die toen werden goedgekeurd: de snelheidssensoren berusten op specificaties van 1947 – nog vóór het begin van het tijdperk van de straalvliegtuigen. De verdachte sensoren, wier bevriezing zeer waarschijnlijk geleid heeft tot het neerstorten van de Airbus A330, hoeven maar te werken tot een temperatuur van min 40 graden Celsius. Maar de huidige passagiersvliegtuigen vliegen bijna altijd op hoogtes waar beduidend lagere temperaturen bestaan. Een andere techniek kan al enige jaren als bijzondere uitrusting voor de Airbus toestellen besteld worden. Maar Air France weigert nog altijd om het 300.000 Euro's kostende systeem met de naam 'Buss' aan te schaffen.
(https://www.spiegel.de/wissenschaft/technik/0,1518,679180,html [138])
EB / 26.02.2010
Dit is een ingekorte versie van een artikel dat wij volledig gepubliceerd hebben op het Duitstalige deel van de website www.internationalism.org [82].
Met de verergering van de economische crisis en de sociale ontbinding overal in de wereld worden de levensomstandigheden steeds ondraaglijker, in het bijzonder in de landen van de Derde Wereld. In de komende jaren zullen de gevolgen van de ontbinding,en van de oorlog, maar ook van de klimaatverandering maken dat het vraagstuk van de immigratie waarschijnlijk nog belangrijker zal worden in de toekomst. In dit artikel zullen wij de historische rol onderzoeken van de immigratie van bevolkingen in de geschiedenis van het kapitalisme. De geschiedenis van het vraagstuk van de immigratie in de schoot van de arbeidersbeweging, de immigratiepolitiek van de bourgeoisie en een oriëntering voor de tussenkomst van de revolutionairen zullen aangesneden worden in een tweede artikel.
De Verenigde Naties schatten dat 200 miljoen immigranten -ongeveer 3% van de wereldbevolking- buiten hun land leven, het dubbele van in 1980. In de VS werden 33 miljoen inwoners geboren in het buitenland, ongeveer 11,7% van de bevolking; in Duitsland 10,1 miljoen, 12,3%; in Frankrijk 6,4 miljoen, 10,7%; in het Verenigd koninkrijk 5,8 miljoen, enz.(1) De bronnen van regeringen en de media schatten dat er meer dan 12 miljoen clandestiene immigranten zijn in de Verenigde staten en meer dan 8 miljoen in de Europese Unie. In deze context is de immigratie een brandend politiek vraagstuk geworden in alle kapitalistische metropolen en zelfs in de Derde Wereld.
Alhoewel er variaties bestaan volgens de landen en hun specificiteiten, volgt de houding van de bourgeoisie tegenover deze immigratie over het algemeen het zelfde patroon in drie luiken: 1) de immigratie aanmoedigen omwille van economische en politieke motieven 2) ze gelijktijdig beperken en proberen onder controle te houden 3) ideologische campagnes orkestreren om racisme en vreemdelingenhaat aan te wakkeren tegen de immigranten om de arbeidersklasse te verdelen.
De immigratie aanmoedigen: De heersende klasse rekent op gastarbeiders, legale of illegale, om slecht betaald werk te doen dat weinig aantrekkelijk is voor de arbeiders van het land zelf, en om te dienen als een reserveleger van werklozen en onderbetaalde werkkrachten om de lonen van de hele arbeidersklasse te drukken en te verhelpen aan de vermindering van de arbeidskrachten als gevolg van de veroudering van de bevolking en de daling van het geboortecijfer. In de Verenigde Staten is de heersende klasse zich er erg goed van bewust dat gehele industrietakken, zoals de kleinhandel, de bouw, de vlees- en pluimveebehandeling, de schoonmaakdiensten, de hotels, de horeca, de gezondheidszorgen aan huis en de kinderoppas voor het grootste deel gastarbeiderswerk zijn, legaal of illegaal. Om die reden zijn de eisen van uiterst rechts, om 12 miljoen illegale immigranten terug te sturen en de legale immigratie te verminderen, helemaal geen rationeel politiek alternatief voor de heersende fracties van de bourgeoisie en werden ze verworpen als irrationeel, onwerkbaar en schadelijk.
Beperken en controleren: Tezelfdertijd erkent de heersende fractie de noodzaak om het vraagstuk van het statuut van de immigranten zonder papieren op te lossen. Om een controle te behouden over een veelheid van sociale, economische en politieke problemen en daarbij inbegrepen het bestaan en toekennen van medische en sociale zorgen en onderwijs... Om die reden werden er de laatste jaren verschillende hervormingen doorgevoerd in de Verenigde Staten en in in Europa (Schengen) met de min of meer openlijke steun van de verschillende fracties van de bourgeoisie die de immigratie proberen te controleren.
De ideologische campagnes: De propagandacampagnes tegen de immigranten variëren al naar gelang de landen, maar de kern van de boodschap is merkwaardig gelijkaardig. Ze mikken in de eerste plaats op de 'latino's' in de Verenigde staten en op de moslims in Europa, onder het voorwendsel dat de laatste immigranten, in het bijzonder die zonder papieren, de verantwoordelijken zouden zijn van de verergering van de economische crisis en de sociale omstandigheden waaraan de arbeidersklasse van 'het land' zelf mee geconfronteerd wordt. Want zij zouden met de jobs gaan lopen, zouden de lonen doen dalen, zouden de scholen overbevolken met hun kinderen, zouden de sociale bijstandsorganisaties leegzuigen, zouden de criminaliteit en de sociale ellende doen toenemen. Het is een klassiek voorbeeld van de verdeel en heers strategie van de bourgeoisie , de arbeiders zodanig te verdelen dat zij elkaar er wederzijds van beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor hun problemen, dat zij elkaar bevechten om de kruimels, eerder dan te in te zien dat het kapitalistische systeem verantwoordelijk is voor hun leed. Het dient om de capaciteit te ondermijnen van de arbeidersklasse om zich bewust te worden van haar identiteit als klasse en van haar eenheid, waarvoor de bourgeoisie vooral beducht is. De werkverdeling in de schoot van de bourgeoisie kent aan haar rechtervleugel de taak toe om het anti-immigranten sentiment, met een min of meer groot succes, aan te wakkeren en uit te buiten in alle grote kapitalistische metropolen, en het vindt een echo in sommige sectoren van het proletariaat.
In zijn bloeiperiode kende het kapitalisme een enorm belang toe aan de mobiliteit van de arbeidersklasse als een factor in de ontwikkeling van zijn productiewijze. Onder het feodalisme, zat de arbeidende bevolking vastgekluisterd aan de grond, en verplaatste zich bijna niet tijdens haar hele leven. Door de landbouwers te onteigenen heeft het kapitalisme brede lagen van de bevolking gedwongen om het platteland te verlaten voor de stad, om daar hun arbeidskracht te verkopen, en een onmisbare reserve aan arbeidskracht te worden.(2) “Bij het begin van het kapitalisme, tijdens zijn periode van 'primitieve accumulatie', werden de banden van de eerste loonarbeiders met hun feodale heren verbroken” en de “de revoluties... beroofden de grote massa's van hun productiemiddelen en traditionele bestaansmiddelen, ze wierpen hen lukraak op de arbeidsmarkt, proletariërs zonder hebben noch houden. Maar de basis van deze evolutie was de onteigening van de landbouwers” (3). Met het voortschrijden van de bloeiperiode van het kapitalisme, werd de massale immigratie van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van het kapitalisme in zijn periode van industrialisering. De beweging en het verplaatsen van massa's arbeiders naar die plaatsen waar het kapitaal er behoefte aan had waren essentieel. Van 1848 tot 1914, verlieten 50 miljoen mensen Europa en de grote meerderheid ging in de Verenigde Staten wonen. In 1900 bedroeg de Amerikaanse bevolking bij benadering 75 miljoen mensen; in 1914 ongeveer 94 miljoen. Tijdens deze periode voerde de Amerikaanse bourgeoisie wezenlijk een politiek van volledige openheid van de immigratie. Wat de gastarbeiders motiveerde om zich te ontwortelen was de belofte van hun lotsverbetering, het wegvluchten uit de armoede en de honger, voor de onderdrukking en het tekort an vooruitzichten.
Gepaard gaand met haar politiek van aanmoediging van de immigratie aarzelde de bourgeoisie niet om, tegelijkertijd, campagnes te voeren van vreemdelingenhaat en racisme om de arbeidersklasse te verdelen. Men, zette diegenen die men 'inheemse' arbeiders noemde – en waarvan sommigen zelf afstamden van de tweede of derde generatie van immigranten – op tegen de nieuw aangekomenen, die men aankloeg omwille van hun taalkundige, culturele en religieuze verschillen. Zelfs onder de nieuw aangekomenen werden de etnische verschillen gebruikt als voedsel voor de strategie van verdeling. De bourgeoisie gebruikte deze tactiek van 'verdeel en heers' om in te gaan tegen de historische tendens naar eenheid van de arbeidersklasse en om het proletariaat te onderwerpen. In een brief aan Hermann Schlüter, in 1892, noteerde Engels: “Uw bourgeoisie weet veel beter dan de Oostenrijkse regering hoe de ene nationaliteit tegen de andere uit te spelen: Joden, Italianen, Bohemen, enz.. tegen Duitsers en Ieren, en ieder van hen tegen de anderen”.(4) Dit is een klassiek wapen van de klassevijand.
Terwijl de immigratie in de bloeiperiode van het kapitalisme voor het grootste deel gevoed werd door de nood aan arbeidskracht van een historisch progressieve productiewijze,werden de motieven van de immigratie veel negatiever met het vertragen van de exponentiële groeivoeten in de vervalperiode. De nood om te vluchten voor vervolging, honger en armoede, die vele miljoenen arbeiders in de bloeiperiode dwong om te emigreren om werk en een beter leven te vinden, werd in de vervalperiode onvermijdelijk verscherpt. De nieuwe kenmerken van de oorlog in het verval gaven namelijk nog een nieuwe impuls aan de massale emigratie en de stroom van vluchtelingen. Met het begin van het verval, veranderde de aard van de oorlog op beslissende wijze, doordat hij heel de bevolking er bij betrok en heel het economisch apparaat van het nationaal kapitaal. Dit veroorzaakte massale migraties van geterroriseerde en gedemoraliseerde vluchtelingen in de 20e en ook nu in de 21e eeuw.
De emigranten die hun land ontvluchten worden onderweg nog eens vervolgd door de corrupte politie en militairen, door de maffia en de criminelen... Velen onder hen komen om of verdwijnen onderweg naar 'een beter leven'. Er dient opgemerkt te worden dat de kapitalistische gerechts- en ordediensten onbekwaam lijken of niets aan willen doen.
In de Verenigde Staten werd het verval vergezeld door een abrupte verandering: van een politiek van brede openheid voor de immigratie naar een regeringspolitiek van uiterst restrictieve immigratie. Met de verandering van de economische periode, was er globaal minder nood aan een voortdurende en massale stroom van arbeidskracht. Maar dat was niet de enige reden van een meer gecontroleerde immigratie, racistische en 'anti-communistische' factoren speelden ook mee. In de Verenigde Staten tijdens de 'Rode Schrik', die volgde op de revolutie in Rusland, werd van de arbeidsmigranten uit Oost-Europa gedacht dat ze een disproportioneel hoog aantal 'bolsjewieken' telden en van die van Zuid-Europa 'anarchisten'. Buiten het inperken van de immigratiestroom schiep de wet van 1924, voor het eerst in de Verenigde staten, het concept van de 'niet immigrante' buitenlandse arbeider, die wel naar de VS mocht komen maar niet het recht kreeg om er te blijven.
In 1950 werd er een wet aangenomen die erg beïnvloed was door het MacCarthyisme en de anti-communistische hysterie van de Koude Oorlog, die nieuwe beperkingen oplegde aan de immigratie onder de dekmantel van de strijd tegen het Russisch imperialisme. Op het einde van de jaren 1960, met het begin van de open crisis van het wereldkapitalisme, werd de Amerikaanse immigratie geliberaliseerd. De deur werd opengezet voor een stroom van immigranten, niet alleen uit Europa maar ook uit Azië en Latijns-Amerika. Dit weerspiegelde gedeeltelijk het verlangen van het Amerikaans kapitalisme om gelijke tred te houden met de Europese grootmachten die uit hun oude koloniale landen gekwalificeerde en getalenteerde arbeidskrachten zogen, dit noemde men de 'braindrain' van de onderontwikkelde landen, maar ook voor het leveren van slecht betaalde landarbeiders.Het niet verwachte gevolg van de liberalisering was een spectaculaire verhoging van de immigratie, legaal zowel als illegaal, in het bijzonder komende uit Latijns-Amerika.
In 1986werd een nieuwe wet uitgevaardigd om de toestroom van immigranten, vanuit Latijns-Amerika, proberen in te dijken en ze legde, voor het eerst in de geschiedenis van Amerika, sancties (boetes en zelfs gevangenisstraf) op aan de bazen die welbewust mensen zonder papieren aanwierven. De toestroom van illegale immigranten nam toe met de economische ineenstorting van de landen van de Derde Wereld tijdens de jaren 1970 en het bracht een emigratiegolf op gang van verarmde massa's die de nooddruft ontvluchtten. De enorme omvang van deze golf die aan de controle ontsnapte werd weerspiegeld in het recordaantal van 1,6 miljoen aanhoudingen van clandestiene immigranten door de Amerikaanse politie in 1986.
Op het vlak van de ideologische campagnes werd altijd de strategie van 'verdeel en heers' gebruikt tegenover de immigratie. De immigranten werden er van beschuldigd de metropolen te overrompelen, de lonen te doen dalen en ze te ontwaarden, de oorzaak te zijn van de epidemie van de misdadigheid en de 'culturele' vervuiling, de scholen te overspoelen, de sociale programma's te belasten – kortom van alle denkbare sociale problemen. Deze tactiek werd overal gebruikt in de Verenigde Staten en in gans Europa.
Sterk op elkaar lijkende ideologische campagnes tonen aan dat de massale immigratie een uiting is van de globale economische crisis en de de sociale ontbinding die in alle landen verergeren. Dit heeft allemaal tot doel om hindernissen op te werpen en de ontwikkeling te beletten van het klassebewustzijn bij de arbeidersklasse en te proberen hen te beduvelen zodat zij niet inzien dat het kapitalisme de oorzaak is van de oorlogen,de economische crisis en alle sociale problemen die kenmerkend zijn voor zijn sociale ontbinding.
De sociale weerslag van de verergering van de ontbinding en van de crises die daarmee gepaard gaan, evenals de ontwikkeling van de ecologische crisis, zullen in de komende jaren ongetwijfeld miljoenen vluchtelingen doen toestromen naar de ontwikkelde landen. Ook al worden deze plotse massale bevolkingsbewegingen anders behandeld dan de gewone immigratie, toch weerspiegelen ze altijd de fundamenteel onmenselijke aard van de kapitalistische maatschappij. De vluchtelingen worden dikwijls bijeengedreven in kampen, gescheiden van de maatschappij rondom hen en slechts druppelsgewijs losgelaten, soms na ettelijke jaren. Zij worden meer behandeld als gevangenen en ongewensten dan als leden van de menselijke gemeenschap. Een dergelijke houding staat volkomen in tegenstrijd met de internationalistische solidariteit van het proletarisch perspectief.
Jerry Grevin / Verkorte versie uit International Review nr.140, 1e kwartaal 2010.
Noten:
1. Bron: Muenz Rainer: 'Population and Migration in 2005' Retrieved September 2009 from: https://www.migrationinformation.org/USFocus/display [139]. [140] https://www.migrationinformation.org/USFocus/displayCfm?ID=402 [141]
2. Zie Internationalisme nr., World Revolution nr.300 & Révolution Internationale nr.253, februari 1996.
3. Marx, Het kapitaal , vol I, hfst 26
4. In 'Marx and Engels on the Irish Question', Progress Publishers, 1971, p.354.
Wij hebben op 3 maart op onze website in het Spaans, een commentaar ontvangen omtrent de toestand van de inwoners van de arbeiders- en volkswijken van de agglomeratie van Concepción, als gevolg van de aardbeving van eind februari 2010. In tegenstelling tot de propaganda van de media op internationale schaal, die het gedrag van de lokale bevolking belasterden door hen te beschrijven als daders van 'schandalige plunderingen', zet deze tekst de werkelijke feiten recht door het aanstippen van de waarachtige proletarische geest van solidariteit en onderlinge hulp die de arbeiders bezielden bij het herverdelen van de goederen. Dit in tegenstelling tot de roofzuchtige acties van de gewapende bendes waartegen de arbeidersbevolking heeft geprobeerd om haar eigen verdediging in handen te nemen en te organiseren.
(vanwege een anonieme kameraad)
Het zou wenselijk zijn dat in de mate dat jullie [de IKS] die dit verspreidingsmiddel [onze website] hebben, verslag geven van wat er aan de hand is in Concepción en zijn omgeving (1), net zoals in andere regio's van Chili die zwaar getroffen werden door de aardbeving. Het is geweten dat vanaf de eerste momenten de mensen blijk hebben gegeven van het meest evidente gezond verstand door naar de warenhuizen te gaan waar voedsel opgeslagen lag om er te nemen wat zij nodig hadden. Dit is zo logisch, zo rationeel, zo noodzakelijk en onvermijdelijk dat het als absurd overkomt om daar kritiek op te leveren. De mensen hebben een spontane organisatie opgezet (vooral in Concepción) om melk te verdelen, babyluiers en water, naargelang de noden van iedereen, en rekening houdend met, onder andere, het aantal kinderen per familie. De noodzaak om de producten te nemen die ter beschikking waren was zo evident en de vastbeslotenheid van het volk om in leven te blijven zo krachtig dat zelfs de politieagenten uiteindelijk de mensen hielpen bij het naar buiten halen van de levensmiddelen van de supermarkt Leader in Concepción, bijvoorbeeld. En toen men probeerde om de mensen dit enige redelijke handelen te beletten, werden de installaties in kwestie eenvoudigweg in brand gestoken, om de eenvoudige en logische reden dat wanneer tonnen etenswaren uiteindelijk ter plekke gaan rotten in plaats van logisch gezien te worden geconsumeerd, het beter is om ze te verbranden om zo bijkomende besmettingshaarden te voorkomen. Deze 'plunderingen' hebben het voor duizenden personen mogelijk gemaakt om gedurende enige tijd te overleven, in het duister, zonder drinkbaar water en zonder de minste hoop op enige hulp van waar dan ook.
Maar na een paar uur is de situatie compleet veranderd. Over de hele agglomeratie van Groot Concepción begonnen goed bewapende bendes, die zich verplaatsten in kwaliteitswagens, met het plunderen niet alleen van de kleinhandel, maar ook van de privé-woningen en van hele huizenblokken. Hun doel was om zich meester te maken van het beetje goederen die de mensen hadden kunnen recupereren in de supermarkten, evenals huishoudapparatuur, geld en alles wat deze bendes konden meegraaien. In bepaalde zones van Concepción hebben deze bendes de huizen beroofd, ze in brand gestoken en daarna onmiddellijk de vlucht genomen. De bewoners die in het begin zonder enige verdediging waren, begonnen zich te organiseren om zich te verdedigen, door bewakingsrondes te doen, door barricades op te werpen om de toegang tot de woonwijken te beschermen, en in enkele wijken door de de levensmiddelen in gemeenschap te beheren om de voeding van de inwoners te verzekeren.
Met dit korte overzicht van de ontwikkelingen in de afgelopen dagen, , beweer ik niet dat ik de informatie die geleverd wordt door de andere middelen wil 'vervolledigen'. Ik wil enkel de aandacht vestigen op alles wat deze kritieke situatie bevat vanuit een antikapitalistisch oogpunt. De spontane drang van de mensen om alles te nemen wat nodig is voor hun levensonderhoud, hun tendens tot dialoog, tot delen, tot het zoeken naar akkoorden en samen handelen, waren aanwezig van bij het begin van deze ramp. In onze omgeving hebben wij allemaal deze natuurlijke gemeenschapsdrang kunnen vaststellen onder verschillende vormen. Te midden van de verschrikkingen, die duizenden arbeiders en hun families beleefden,dook deze drang tot gemeenschapsleven op als een sprankje hoop in de duisternis, en herinnerde er ons aan dat het nooit te laat is om weer onszelf te worden.
Tegenover deze organische, natuurlijke, communistische tendens die het volk bezielde tijdens deze verschrikkelijke uren, verbleekte de staat en toonde hij wat hij is: een koud en machteloos monster. Ook heeft de brutale onderbreking van de helse cyclus van productie en consumptie, het patronaat overgeleverd aan de gebeurtenissen, op de loer wachtend tot de orde is hersteld. Zo heeft de toestand een echte bres geslagen in de maatschappij, waaruit de bron van een nieuwe wereld zou kunnen ontspringen die al leeft in de harten van de gewone mensen. Het werd dus dringend en noodzakelijk om ten koste van alles de oude orde van plundering, misbruik en diefstal te herstellen. Maar dit ging niet uit van de hoge sferen, maar van de bodem van de klassenmaatschappij: diegenen die tot taak hebben om de zaken terug op hun plaats te brengen, anders gezegd, met geweld de verhoudingen van terreur opdringen die de kapitalistische privé toe-eigening mogelijk maken. Het waren de maffia's van drugdealers die ingekapseld zitten in de volkswijken, de arrivisten onder de grootste arrivisten, de kinderen van de arbeidersklasse die zich aansluiten bij de bourgeois ten koste van de vergiftiging van hun broeders, van de sekshandel van hun zusters, van de consumptiedrift van hun eigen kinderen. Gangsters, anders gezegd kapitalisten in natuurlijke staat, plunderaars van het volk, veilig in hun 4x4 en bewapend met geweren, bereid tot intimideren en het pluimen van hun eigen buren of inwoners van anderen wijken om de zwarte markt proberen te monopoliseren en makkelijk geld te maken, anders gezegd : macht. Het feit dat deze individuen de natuurlijke bondgenoten zijn van de staat en de patroonsklasse blijkt uit het feit dat hun wansmakelijke misdaden door de media in de verf zijn gezet om paniek te zaaien in de hoofden van een al gedemoraliseerde bevolking en zo de militarisering van het land rechtvaardigt. Welk ander scenario had gunstiger kunnen zijn voor onze politieke en patronale heersers, die in deze rampzalige crisis niets anders zien dan een goede gelegenheid om goede zaken te doen en winsten verdubbelen door druk uit te oefenen op een arbeidskracht die overheerst wordt door schrik en wanhoop?
Van de kant van de tegenstanders van deze sociale orde is het zinloos om de lof te bezingen van de plunderingen, zonder de sociale inhoud van dergelijke acties te preciseren. Het is helemaal niet hetzelfde als een massa min of meer georganiseerde mensen, maar met een gemeenschappelijk doel voor ogen, de verdeling in handen neemt van de levensnoodzakelijke dingen om te overleven... en bewapende bendes die de bevolking bestelen om zichzelf te verrijken. De aardbeving van zaterdag de 27e heeft niet alleen de arbeidersklasse heel hard getroffen en bestaande infrastructuur vernietigd. Maar ze heeft ook ernstig de sociale verhoudingen overhoop gegooid in dit land. In een paar uur tijd, is de klassenstrijd met al haar kracht voor onze ogen opgedoken, ook al zijn ze misschien te gewend aan de televisiebeelden om het wezen van deze gebeurtenissen te vatten. De klassenstrijd is hier, in onze wijken die verworden zijn tot ruïnes in de duisternis, krakend en knarsend onder onze stappen, op de bodem zelf van de maatschappij, waar bij een dodelijke botsing twee soorten mensen eindelijk tegenover elkaar staan: aan de ene kant de vrouwen en mannen met een collectieve geest, die proberen elkaar te helpen en te delen ; aan de andere kant de anti-socialen die plunderen en op hen schieten om zo hun eigen primitieve accumulatie van kapitaal te kunnen beginnen. Hier, bij ons de onzichtbare en anonieme wezens van altijd, gedwongen in onze levens van uitgebuiten, van onze buren en onze ouders, maar bereid tot banden met allen die dezelfde bezitloosheid delen, Daar, bij hen, weinig talrijk, maar bereid om ons met geweld te beroven van het weinige of bijna niets dat wij onder elkaar kunnen delen. Aan de ene kant het proletariaat, aan de andere het kapitaal. Zo eenvoudig is dat. In vele wijken van dit verwoeste territorium, beginnen de mensen in deze vroege ochtenduren hun verdediging te organiseren tegen de bewapende horden. Op dit uur begint er een materiële vorm te ontstaan van klassebewustzijn van diegenen die zich verplicht zien om brutaal en in een oogwenk, te begrijpen dat hun levens aan henzelf toebehoren en dat niemand hen zal ter hulp komen.
Boodschap ontvangen op 3 maart 2010.
(1) De aardbeving had plaats op 27 februari 2010 in volle nacht, met een magnitude van 8,8. Ze veroorzaakte de dood van ongeveer 500 mensen, maar de tsunami die er op volgde voegde daar nog meer doden aan toe. Ze trof veel Chileense steden, waaronder de hoofdstad Santiago. Maar het was in de tweede agglomeratie van het land, die van Concepción (900.000 inwoners), waar de doden en de schade het ergste waren [nvdv].
Regering en media bazuinen het rond : België zou zonder te grote kleerscheuren de crisis doorstaan hebben dank zij haar sociale zekerheid. En ondertussen kleurt de economische hemel weer op zodat soberheid en besparingen binnenkort nog slechts een nare droom zouden zijn voor ons “rijk” landje. De voorbije wintermaanden trokken alle caritatieve verenigingen nochtans aan de alarmbel want door de groeiende armoede werden velen het slachtoffer van de bittere kou. Sneeuw en vorst zijn intussen verdwenen maar de thuis- en daklozen, de armoede in steeds grotere delen van de bevolking, die zijn niet verdwenen. De winterbeelden lieten trouwens maar het topje van de ijsberg zien want de armoede neemt wereldwijd toe. De tijd dat armoede in verband werd gebracht met Afrika, Azië of Latijns Amerika is lang vervlogen. Vandaag worden ook in Europa miljoenen mensen ermee geconfronteerd. Een Europeaan op de vijf wordt met armoede bedreigd, volgens recente cijfers van Eurostat en EU-SILC (Europese Unie/ Study on Income and Living Conditions). Volgens de gehanteerde definitie kent elkeen die onder de 60% grens valt van het inkomen van een mediaan gezin een verhoogd risico op armoede. In Spanje en Griekenland leeft reeds 20 % van de bevolking onder de relatieve armoedegrens en 4,5 % van de bevolking leeft in extreme armoede. In het Verenigd Koninkrijk groeit een derde van de kinderen op in armoede. Voor België gaat het over een goede 15% (1 op 7 gezinnen) en dit aantal stijgt (meer dan 1.500.000 personen). Dit cijfer ligt trouwens hoger dan in de andere ‘rijkere’ West Europese landen.
Bestaansonzekerheid wordt de regel voor een steeds groeiend deel van de arbeiders. En als deze bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze ook geen middelen om voor zichzelf en voor hun kinderen een toekomst uit te bouwen in dit maatschappelijk systeem. Armoede in onze samenleving is niet enkel een financieel drama maar het strekt zich uit naar alle domeinen van de levenssfeer. Huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, maar ook sociale uitsluiting, isolement, perspectiefloosheid en extreme druk treffen daarom een steeds breder gamma van de bevolking. Dit alles vormt als het ware een vicieuze cirkel waardoor ganse gezinnen steeds dieper in de armoede wegzakken. Individuele drama’s en uitzichtloze revoltes als gevolg van deze situatie zijn dan ook bijna dagelijkse rubrieken in de media.
Inkomen door werk is uiteraard de hoeksteen in het kapitalistische systeem. Een slinkende afzetmarkt leidt voor de bourgeoisie tot problemen met beschikbaar kapitaal en dalende winsten en dit wordt vertaald in een aanval op de loon- en werkvoorwaarden. Winsten en kapitaal zijn immers onbetaald werk. Ofwel wordt het werk productiever ofwel moet het aandeel loon zakken: minder arbeiders per product of minder loon.
- de impact van de huidige economische crisis op de inkrimping van de arbeidsmarkt is groot : Vorig jaar groeide het ‘klantenbestand' van de RVA met ruim 10 % tot 1,3 miljoen en in 2010 wordt het nog erger (reeds 1,4 miljoen in maart). Nooit eerder in de RVA-geschiedenis waren er dat zoveel (en dit ondanks een agressief “controlebeleid” dat leidde in 2009 tot 90.000 (tijdelijke) schorsingen van de uitkering. (Agentschap Belga, 10.03.2010)). In Vlaanderen alleen was er een recordstijging op jaarbasis van 23,8 %. In landen als Ierland of Denemarken was er sprake in 2009 van een verdubbeling. In Nederland ging de werkloosheid met de helft omhoog, in Frankrijk met een kwart. De relatief lagere score van België heeft alles te maken met het bestaan van het systeem van tijdelijke werkloosheid, waarbij bedrijven hun overtollige arbeiders – en sinds kort (onder voorwaarden) ook bedienden – een tijdlang bij de RVA kunnen ‘parkeren', zonder ze te moeten ontslaan. In de maanden maart en april 2009 bereikten we ongeziene toppen van 25% van de totale arbeidersbevolking die tijdelijk economisch werkloos waren!
- Maar ook een groeiende proportie van de werkenden loopt een armoederisico. Door een precaire werksituatie of een ontoereikend loon komen vooral alleenstaande ouders (van 32 % in 2005 naar 40% in 2008 volgens EU-SILC), huishoudens met meerdere kinderen en personen met een niet-EU25 nationaliteit eerst in de armoedezone terecht. Ook de vele deeltijdse- en tijdelijke contracten, de precaire jobs leiden tot een verhoogd armoederisico. In 2006 had 14% van de personen onder de armoedegrens werk als voornaamste activiteit.
De tewerkstellingskansen worden kleiner en het feit werk te hebben is op zich geen garantie meer om niet in de armoedekringloop terecht te komen. Deze absolute verarming blijkt reeds duidelijk uit de daling van het aandeel loon in het nationale inkomen : dit is de laatste paar jaren gezakt van 60% naar 50%, volgens de nationale bank.
Maar onze democratieën gaan toch prat op een sterke sociale zekerheid die armoede verhindert door de behoeftigen op te vangen met sociale uitkeringen ? Universitaire instituten die observatiewerk verrichten voor de bourgeoisie ontkrachten zelf dit sprookje : “De sociale minima zijn ruim onvoldoende. Zelfs als gezinnen met een laag inkomen geen gezondheidsproblemen hebben en zij hun inkomen op de ideale wijze budgetteren, kunnen zij de materiële voorwaarden voor goede gezondheid en autonomie niet realiseren. (...). Wie enkel van een uitkering leeft, zit in ons land bijna automatisch rond of onder de armoedegrens” (B. Cantillon, hoofd van het Centrum voor Sociaal Beleid, U. Antwerpen, De Standaard 16.05.09 en 24.03.10). Nochtans hebben de beleidsmakers in het Generatiepact (2005) en in de Programmawet (2006) met groot vertoon een structureel welvaartsaanpassingsmechanisme voor de sociale uitkeringen opgenomen. Op papier oogt het mooi, maar in realiteit werd er – ondanks de mooie beloftes van de opeenvolgende regeringen - nog helemaal niks ‘ingevoerd’. Onlangs nog zei Vlaamse minister van Armoedebestrijding, Ingrid Lieten (SP.A) dat de (federale) minimumuitkeringen, zoals het leefloon en de minimumuitkering bij langdurige ziekte, ‘niet meer fatsoenlijk zijn'. Ze wil dat ze met 150 euro per maand opgetrokken worden. Zij voegt er wel cynisch aan toe: ‘Natuurlijk is die verhoging moeilijk te realiseren in crisistijd. Dat weten wij ook wel.'. De volgende “harde” gegevens vatten de meedogenloze realiteit samen :
- De minimumuitkeringen – het leefloon, de minima in de pensioenen, in de invaliditeitsuitkeringen, enzovoort – liggen in België meer dan 100 euro lager dan de Europese armoedegrens!
- In België staan de minimumwerkloosheidsuitkeringen in verhouding tot de gemiddelde lonen zowat 40 % lager dan in het midden van de jaren zeventig.
- Vergeleken met de minieme stijging van de (laagste) lonen verloren de bijstandsuitkeringen in de loop van de jaren negentig terrein, met 10 % (België) tot 20 % (Zweden) en meer (Nederland).
Enerzijds wil de bourgeoisie de onproductieve kosten afbouwen : alle kosten die niet rechtstreeks tot haar productieproces behoren moeten tot het minimum herleid worden. Anderzijds gaat het ook om wat de burgerlijke sociologen de “zweepfunctie” noemen : de sociale uitkeringen moeten duidelijk lager blijven dan de arbeidsvergoedingen. Want om de lonen te verlagen mogen ze niet te dicht in de buurt van de uitkeringen komen om zogezegd “werk niet te ontmoedigen” (sic). Onder het mom van “sociale inclusie” wordt zo de uitsluiting van al wie niet geactiveerd kan worden gegarandeerd.
Het Belgisch pensioenstelsel is al enige tijd aan het aftakelen en is totaal ontoereikend. De forfaitaire tussenkomsten van de zorgverzekering zijn ontoereikend voor wie een laag pensioen heeft en een rusthuis betalen zit er voor deze mensen niet in. Het gemiddeld brutopensioen per werknemer is 925 euro (studie van Assuralia 10/02/2010). België heeft daarmee zowat de laagste pensioenen van West-Europa.
Aanvullende pensioensystemen worden alsmaar onvermijdelijk. Zij creëren echter niet alleen meer ongelijkheid, maar zijn ook mechanismen van structurele uitsluiting. Honderdduizenden niet-actieve mensen hebben geen toegang tot deze aanvullende stelsels. Voor de werklozen, meer dan 200.000 invaliden, arbeidsgehandicapte mensen of leefloners is er geen aanvullend systeem, want daarvoor heb je werk nodig. En wat met de interimwerknemers of de dienstencheque-poetsvrouw?
Nagenoeg alle Europese landen hebben de voorbije jaren hun pensioenstelsel al meerdere malen hervormd. In de jaren negentig werden ze 'in evenwicht gebracht' en werd het vervroegde pensioen afgeschaft. De hervormingen van de jaren 2000 moesten de zogenaamde stijgende levensverwachting opvangen en ook het feit dat er te weinig werkenden zijn die afdragen en te veel uitkeringstrekkers. Zoals reeds aangetoond wordt een steeds groter deel van de arbeidersklasse uitgesloten en slaagt de bourgeoisie er wereldwijd steeds minder in de nieuwe generaties in het arbeidscircuit in te schakelen; het inkomen uit loon zakt en dus komen de pensioenkassen in moeilijkheden. Door de pensioenleeftijd op te trekken verlaagt men in feite nogmaals de uitkering. Dit kondigt nog meer armoede aan!
De combinatie van werkloosheid, slechtbetaalde jobs en dalende uitkeringen leiden tot een concentratie van problemen die de levensomstandigheden van de arbeidersklasse steeds zwaarder aantasten.
- De schuldenlast van de gezinnen neemt toe. Steeds meer Belgen leven op krediet en hebben problemen om hun schuldenlast tijdig af te betalen. De kredietcentrale van de Nationale Bank van België noteerde eind 2009 4,9 miljoen mensen (op populatie van ±10,5 miljoen) die minstens één krediet hadden lopen. Welgeteld 356.611 van hen hadden een betalingsachterstand, een stijging van 3,6 %. Het totale achterstallige bedrag steeg in 2009 met liefst 16,1 % tot 2,16 miljard euro. In 2007 waren er 338.933 personen geregistreerd met een schuldoverlast. Dit cijfer heeft enkel betrekking op consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Schulden die verband houden met huur, gezondheidszorgen, telecommunicatie, energie... zijn hierin niet opgenomen.
- De kwaliteit van de huisvesting gaat sterk achteruit. Een groeiend deel van de arbeidersbevolking heeft weinig geld, zij zoekt naar een goedkopere woning, moet huren in het laagste segment van de privé huurmarkt (want het aantal sociale woningen is ontoereikend). Arbeidersgezinnen komen daardoor terecht in vochtige, kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen. Of ze worden helemaal dakloos. Nochtans, vormt een betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting een cruciaal gegeven in de spiraal van armoede en sociale uitsluiting.
Ongeveer 3 miljoen Europeanen zouden dakloos zijn, waarvan volgens officiële tellingen zo'n 20.000 in België (federale dienst Maatschappelijke Integratie). Volgens ramingen van onderzoeksgroepen van de Universiteit Antwerpen en de universiteit Luik zijn er in Vlaanderen 12 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners (7.000), in Wallonië 25 per 10.000 inwoners (8.000) en in Brussel 30 per 10.000 inwoners (3.000).
Een aantal groepen ontsnappen wellicht aan de tellingen. Velen zijn maar even dakloos, anderen zijn ‘chronisch dakloos', nog anderen willen helemaal niet in het vizier komen, niet zelden omdat ze illegaal hier zijn. De groep thuis- en daklozen groeit en wordt ook jonger en vrouwelijker. Een snel groeiende groep zijn de uit hun woning gezette huurders. De ½ van de mensen die beneden de armoegrens leven vandaag heeft nog een huis door erfenis of verworven toen ze nog voldoende inkomen hadden. Maar 1 op 6 kan het niet verwarmen of onderhouden. (EU-SILC studie). Ook dit is een zoveelste indicatie over het verpauperingsproces dat aan de gang is !
- Het groeiende aantal geheel of gedeeltelijk afsluitingen van de energievoorzieningen is ook een aanduiding van de steeds erbarmelijk wordende levensvoorwaarden waarin mensen wonen. Aardgas is tussen begin 2003 en december 2009 50% tot 70% duurder geworden voor de grote meerderheid van de gezinnen, volgens een studie van de Belgische energieregulator. Voor een gezin met een gemiddeld verbruik dat zich met aardgas verwarmt, lag de eindprijs in december 2009 tussen de 35 en 40% hoger dan zes jaar geleden. Wat elektriciteit betreft toont de studie aan dat gezinnen met een klein verbruik bijna 40 % meer betaalden dan zes jaar geleden. In oktober 2009 zou Eandis, de grootste netbeheerder in Vlaanderen, meer dan 88.000 toegangspunten (elektriciteit en aardgas samen) op het distributienet hebben als sociale leverancier. Deze klanten werden dus allemaal gedropt door een commerciële leverancier, wegens het niet (kunnen) betalen van energiefacturen. In het Waalse Gewest genoten 37.991 afnemers van het sociaal tarief voor gas en 81.677 voor elektriciteit. (Commission Wallonne pour l’Energie – CwaPE, 2009).
- De gezondheidszorg neemt af. Ongezonde woonsituatie, opgedreven werkomstandigheden en goedkope onevenwichtige voeding leiden dikwijls tot gezondheidsproblemen. Omwille van de financiële situatie worden gezondheidszorgen vaak uitgesteld. De gezondheid wordt slechter en bemoeilijkt de tewerkstellingsomsvoorwaarden.
Uit cijfers blijkt dat de daling van het inkomensniveau vaak leidt tot slechtere gezondheid, een verminderde toegang tot de gezondheidszorg en tot vroeger sterven. De levensverwachting van de Belgen blijft stijgen en de kindersterfte blijft dalen, maar de gezondheidsindicatoren bevestigen het bestaan van belangrijke ongelijkheden op het vlak van de gezondheidstoestand en de toegang tot de gezondheidszorg, en dit op het vlak van de subjectieve inschatting van de gezondheid, de mate van belemmeringen in de dagelijkse bezigheden ten gevolge van ziekte, de depressies, het overgewicht, het alcohol en rookgedrag, de participatie in screening van baarmoederhals- en borstkanker.
De eerste bekommernis van de overheid is immers “wie betaalt de gezondheidszorg?” en niet “hoe zorgen we dat iedereen aan zijn trekken komt?”. En in tijden van draconische besparingen in de staatsuitgaven voor sociale zekerheid zal de bourgeoisie niet aarzelen de de kosten door te rekenen op de kap van de arbeidersklasse. En dit terwijl in 8 % van de gezinnen het afgelopen jaar reeds iemand een medische behandeling stopzette wegens geldproblemen, in 26 % werd een behandeling uitgesteld en in 9 % zag iemand helemaal af van een behandeling om die reden (enquête van Test–Gezondheid/Test–Aankoop).
Inzake goedkope voeding stellen we ook vast dat voor het 14e jaar op rij het klantenbestand voor de voedselbedeling groeit. In 1994 klopten 59.461 personen aan en in 2007 deden 108.100 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken [143]. Het zijn hoe langer hoe meer mensen uit verschillende milieus: werklozen, leefloontrekkenden, mensen die failliet zijn gegaan, arbeiders en bedienden met een laag loon. Wat nogmaals de tendens bevestigd dat de armoede steeds groter delen van de arbeidersklasse raakt.
Ook de bourgeoisie en haar regeringen kunnen niet meer naast deze realiteit zien. Zij stelt dan ook alles in het werk om de ganse arbeidersklasse te misleiden over de essentiële reden voor de uitbreiding van de armoede. Eerst en vooral wil ze doen geloven dat de democratische regeringen werk willen maken van de strijd tegen de armoede : zo verklaarde Europa met veel trompetgeschal dat 2010 het Europese jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting zou worden. Bedoeling was hier duidelijk om bij de arbeidersklasse de indruk te wekken dat de democratische regeringen het probleem aanpakken om zo de aandacht van de arbeiders van de werkelijke oorzaak van hun ellende af te leiden. Op hun traditionele lentetop maakten de premiers en de presidenten van de Europese Unie echter reeds duidelijk dat hun plannen om het aantal mensen in armoede tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen loutere bluf zijn. Deze optie werd gewoon geschrapt uit de eindverklaring. Verschillende lidstaten vonden dat armoedereductie geen doel op zich moet zijn, maar het gevolg van economische groei (sic!). Met sint-juttemis dus.
Anderzijds proberen de bourgeoisie en haar media ook de bevolking en meer bepaald de arbeiders te doen geloven dat de armen zich in die situatie bevinden door hun eigen fout of omdat ze niet hard genoeg werken – wat inhoudt dat ze lui en onverantwoordelijk zijn. Dat is een manier om een steeds groter deel van de arbeidersklasse een schuldgevoel aan te praten en volledig met de verantwoordelijkheid voor hun ellendige situatie op te zadelen. Het laat vermoeden dat de kapitalistische maatschappij geen verantwoordelijkheid draagt en dat er dus niets fundamenteel hoeft gewijzigd te worden aan de sociale verhoudingen. De onvermijdelijke gevolgen van armoede in deze kapitalistische maatschappij worden geïndividualiseerd en geïsoleerd bekeken en aangekaart zodat de basisoorzaken buiten schot blijven. “Sociale problemen (werkloosheid, armoede, enzovoort) worden als individuele problemen gezien die met een strenger repressief beleid moet worden aangepakt. Dit leidt tot simplistische beleidsmaatregelen, die zich vooral richten op symptoombestrijding: daklozen worden uit de metrostations verjaagd, en spijbelende jongeren (en hun ouders) worden harder aangepakt. En de maatschappij blijft netjes buiten schot.” stelden Nadia Fadil (KULeuven), Sarah Bracke (KULeuven), Pascal Debruyne (UGent) en Ico Maly (KifKif)) in een discussie naar aanleiding van de aanhoudende opstootjes in Anderlecht dit voorjaar. Deze wetenschappers “vergeten” wel even die maatschappij die buiten schot blijft een naam te geven : het kapitalisme, een systeem dat al decennia lang de grenzen van zijn kunnen heeft bereikt en in zijn historisch verval terecht gekomen is.
Om de armoede uit te roeien moeten we haar wortels aanpakken verstrengeld in de winstlogica van de kapitalistische marktwetten, die drooggelegd werd door de historische crisis waarin het systeem terecht kwam. De campagnes die de bourgeoisie opzet zijn inderdaad vooral gericht om de schuldvraag van zich af te schuiven. De realiteit achter al de cijfers die we opgesomd hebben en de fundamentele dynamiek die vervat zit in de sociale realiteit toont de onomkeerbaarheid aan van de armoedespiraal binnen de grenzen van het huidig systeem. Door de verdieping van de economische crisis wordt de ganse arbeidersklasse steeds harder getroffen en een steeds ruimer deel van haar leden zal in de armoede terecht komen.
Het inzicht in de juiste maatschappelijke- en klasse verhoudingen verdoezelen komt neer op het belemmeren van de bewustwording van de arbeidersklasse en het ontnemen van haar enige perspectief op een uitweg uit de armoede. In de jaren 1930 riepen de revolutionairen de arbeidersklasse reeds op zich niet te laten vangen : “ Een kapitalisme, dat gedwongen is de arbeiders te voeden in plaats van door hen gevoed te worden, heeft geen toekomst. (…) Als het kapitaal werk te geven had, wees maar niet bang, dan kregen we dit meer dan ons lief was. (…) Vraag niet om werk; vecht eenvoudig voor voedsel, kleding, onderdak! Verenig je stem met andere! Daar zijn de stempellokalen, daar zijn de straten en daar zijn ook de fabriekspoorten!” (Living Marxism, USA)
De bourgeoisie tracht van de huidige “sociale malaise” gebruik te maken om de arbeidersklasse te ontmoedigen : zij wil haar doen geloven dat wanhoop en concurrentie deel uitmaken van de « menselijke natuur » en dat de arbeidersklasse niets anders kan doen dan deze situatie te aanvaarden als een fataliteit. De revolutionairen daarentegen wijzen erop dat het de barbarij van het kapitalisme is die verantwoordelijk is voor de armoede en de zelfmoordspiraal. De situatie van uitbuiting en concurrentie die het proletariaat vandaag wereldwijd kent leidt niet noodzakelijkerwijze naar individuele wanhoop, zelfmoorden of depressies. De duizelingwekkende verwording van de levensvoorwaarden van de arbeiders houdt ook het perspectief in zich van de collectieve opstand en van de ontwikkeling van de solidariteit binnen de uitgebuite klasse. Niet de concurrentie tussen de arbeiders is de toekomst maar hun groeiende eenheid tegen de armoede en de uitbuiting, een steeds meer open massale en solidaire arbeidersstrijd.
In het kielzog van Marx herhalen we dus dat de realiteit van de kapitalistische crisis en van de armoedespiraal meer onthult dan enkel de armoede: “Zoals de economen de wetenschappelijke vertegenwoordigers van de bourgeoisklasse zijn, zo zijn de socialisten en communisten de theoretici van de proletarische klasse. Zolang het proletariaat nog niet voldoende ontwikkeld is om werkelijk een klasse te vormen en daardoor de strijd met de bourgeoisie nog geen politiek karakter draagt, zolang de productiekrachten in de schoot van de bourgeoisie zelf nog niet genoeg ontwikkeld zijn om de materiële voorwaarden vaag zichtbaar te laten worden die nodig zijn voor de bevrijding van het proletariaat en het vormen van een nieuwe maatschappij, zolang zijn deze theoretici slechts utopisten die, om aan de behoeften van de onderdrukte klasse tegemoet te komen, stelsels bedenken en op zoek zijn naar een regenererende wetenschap.
Maar naarmate de geschiedenis voortschrijdt en zich tegelijk de strijd van het proletariaat scherper aftekent, hoeven ze de wetenschap niet meer in hun eigen hoofd te zoeken. Ze hoeven zich alleen maar rekenschap te geven van wat zich voor hun eigen ogen afspeelt om zichzelf tot orgaan daarvan te maken. Zolang ze wetenschap zoeken en alleen stelsels creëren, zolang ze aan het begin van de strijd staan, zien ze in de armoede alleen maar armoede, zonder de revolutionaire, tot een omwenteling leidende kant daarin te ontwaren die de oude maatschappij omver zal gooien. Vanaf dit ogenblik wordt de wetenschap een bewust product van de historische beweging en heeft ze opgehouden doctrinair te zijn. Ze is revolutionair geworden.” (Karl Marx, De armoede van de filosofie, Tweede hoofdstuk: De metafysica van de politieke economie)
Lac / 06.04.2010
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 193.96 KB |
Internationalisme nr 347 - 3de kwartaal 2010 Internationalisme nr 347 - 3e kwartaal 2010
Al wie de burgerlijke media gevolgd heeft tussen juni en september moet de overtuiging toegedaan zijn dat België voorwaar de enige plek ter wereld is die de gevolgen van de economische wereldcrisis niet ondergaat. Sedert de federale verkiezingen van juli, m.a.w. sedert meer dan 90 dagen, zijn de schijnwerpers van de pers gericht op de voortdurende verwikkelingen in de eindeloze communautaire soap: onderhandelingen, compromissen, breuken, verraad; de "burger" wordt heen en weer geslingerd tussen de hoop op een nationale verzoening en de wanhoop van het uiteenspatten van het land.
Is België dan de enige Staat ter wereld die zich kan veroorloven om geen rekening te houden met de instabiliteit van het financiële systeem, de achteruitgang van het B(ruto)N(ationaal)P(roduct), de geloofwaardigheid van de Staat? Uiteraard niet, en dit wordt duidelijk in de verf gezet door de recente economische gegevens: haar banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en blijven bijzonder kwetsbaar door twijfelachtige schuldvorderingen, vooral t.o.v. landen uit Oost en Zuid Europa; het Belgische BBP verloor 4,3% in 2008-2009, de openbare schuld overstijgt de 100% van het B(ruto)B(innelands)P(roduct) en het budgettaire tekort voor 2010 bedraagt 5,2%, in plaats van de 4,8% die een jaar geleden voorzien waren (+1,3 miljard euro). Daarenboven, na de PIIGS (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje) staan België en Groot-Brittannië op de tweede rij van de landen die economisch kwetsbaar zijn en ook met het failliet bedreigd worden.
Algemeen kan dus gesteld worden dat globale aanvallen even onafwendbaar zijn in België als in de overige Europese landen. Waarom dan deze focus op de communautaire en taalkundige spanningen? Zeker, de Belgische bourgeoisie is verre van homogeen: interne spanningen bestaan sedert lang in haar midden, vooral tussen regionale fracties, en zij werden nog aangewakkerd door de crisis sedert 2008. Een uitvloeisel hiervan is de spectaculaire opkomst tijdens de laatste verkiezingen van een Vlaamse autonomistische partij, de NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). Toch zou het van een grote naïviteit getuigen te geloven dat deze burgerlijke fracties niet in staat zouden zijn één front te vormen om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen te verdedigen - het veilig stellen van hun winsten, van hun marktaandeel dat bedreigd wordt door de verschepte concurrentie - en om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen. De geschiedenis van de laatste 50 jaar leert ons dat ze handig hun interne verdeeldheid gebruiken om een dubbele slag te slaan: enerzijds de bewustwording afremmen m.b.t. de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt, anderzijds elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen.
Geconfronteerd met het risico van het financieel in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren: Duitsland, 82 miljard euro gespreid over een paar jaren, Groot-Brittannië 7,2 miljard in 2010, Italië 13 miljard in 2011, Spanje 15 miljard extra dit jaar. Deze indrukwekkende besparingen leiden naar een massale schrapping van jobs in de publieke sector, naar loondalingen (-5% in de overheidssector in Spanje bvb.), het verlaten van de pensioenleeftijd, het verminderen van de pensioenen (In Nederland dalen nu reeds de uitkeringen van bepaalde pensioenfondsen) of van de uitkeringen voor de gezondheidszorg. Met andere woorden, het betekent een significante daling van het levenspeil van de arbeidersklasse, die vergelijkbaar is met deze die plaatsvond in de jaren 1930. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde "sociale staat", in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de "democratische Staat" is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te versluieren voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het is precies in deze context dat het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten gezien moet worden. Bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de "democratische staat" hierin te doen verdwijnen in een institutionele wirwar.
Kenschetsend voor de bekwaamheid van de Belgische bourgeoisie om de regionale misleiding doeltreffend aan te wenden is het feit dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid naar de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke machtechelons. Een hele rits van federale, communautaire en regionale regeringen zag het daglicht (zeven in totaal), samensmeltingen van gemeenten en stedelijke agglomeraties werden doorgevoerd samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Dit leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuursechelons en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze "Staatshervorming" als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de "responsabilisering" van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio's. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om "performanter" te werken dan hun Waalse "concurrenten" en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren te implementeren, enz.;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen tegen de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder het mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
De huidige communautaire campagne (waar de "overwinning" van de NVA deel van uitmaakt) en de "grote staatshervorming" die als "onafwendbaar" aangekondigd wordt, hebben precies hetzelfde doel. Immers, achter de schermen hebben de economische denktanks van de bourgeoisie reeds de krijtlijnen uitgetekend van een te duchten besparingsplan 2010-2015 dat stoelt op twee hoofdlijnen:
- de drastische vermindering van de begrotingsuitgaven om de groei van de schuldenlast om te buigen (volgens sommigen gaat het om 25 miljard euro op 5 jaar tijd; volgens het Planbureau om 42 miljard in 4 jaar (zie De Morgen 20.05 en 28.07));
- een belangrijke beperking van de lonen (globaal geschat op 10% (De Standaard, 03.09)) om de concurrentiepositie van België t.o.v. Duitsland te herstellen (+23,4% loonstijging op 10 jaar tijd in België, tegen +8,8% in Duitsland), om marktaandeelverlies goed te maken en om buitenlandse investeringen opnieuw aan te trekken (-70%, waardoor België van de 2de naar de 10de plaats terugvalt onder de landen die de meeste buitenlandse investeringen aantrekt (De Morgen, 23.07.10)).
De "staatshervorming" moet eens te meer de omvang van de aanvallen en de cruciale rol van de "democratische Staat" in het opleggen van deze maatregelen ten dele verdoezelen. Zo staat het reeds vast dat de inspanning verdeeld zal worden over de verschillend bestuursechelons: de federale regering maar ook de regio's en de lokale besturen (bvb. 17 miljard besparingen op de begrotingen 2011-2015 zullen gedragen worden door de gewesten en de gemeenschappen), en het zal gerechtvaardigd worden door de nieuwe "regionale bevoegdheden", die bekomen werden dank zij de Staatshervorming, waartegenover uiteraard ook een toegenomen "responsabilisering" moet staan. Op deze wijze hoopt de bourgeoisie eens te meer de staatsverantwoordelijkheid in het opleggen van de inleveringen te verdoezelen en de ontevredenheid af te leiden naar specifieke zondebokken: " de Brusselse regio die een bodemloos vat is voor de openbare financiën", "de Walen die niet willen werken en die miljarden aan sociale budgetten verslinden", "de egoïstische Vlamingen die elke vorm van solidariteit weigeren en die aanzetten tot concurrentie tussen regio's".
Wanneer de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie - vooral door middel van haar vakbonden - eens te meer gebruik van de ranzige (sub)nationalistische en regionalistische campagnes om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de agressie op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constante in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen m.b.t. de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicaal syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat onder leiding van de PS weerwerk zou bieden tegen het nationaal kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou redden. De arbeiders zullen zwaar betalen voor deze illusie, want het zijn net de regionale regeringen die in de jaren 1970 en 1980 geleidelijk de Waalse mijnen en staalfabrieken zullen sluiten. Sedert het einde van de jaren 1980, kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: "Wat we zelf doen, doen we beter" luidt de slogan van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden gerold met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de "strijd van Vlaanderen om Opel te redden".
Ook vandaag, nu de arbeiders beginnen weerstand te bieden aan de aanvallen, worden de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda gebruikt door de bourgeoisie en haar vakorganisaties eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Zo worden ambtenaren die betogen tegen aanvallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, opgeroepen te betogen, elke groep voor de gebouwen van de eigen voogdijoverheid (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). In het verleden werden zelfs betogers aangetroffen die niet precies wisten voor welk ministerie te betogen ! Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te sleuren op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische unitaire sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren. Op deze manier trachten ze de arbeiders voor de kar te spannen van het Belgische, Vlaamse of Waalse nationalisme.
Het regionalisme en het (sub)nationalisme zijn fundamentele wapens van de bourgeoisie in haar strijd tegen de arbeidersklasse en zij bezit een grote expertise m.b.t. hun aanwending. Tijdens het arbeidersverzet tegen de drastische inleveringpolitiek in de jaren 1980, was reeds de verdeling tussen de Waalse "heethoofden" en de "gematigde" Vlaamse arbeiders haar centrale wapen om de massale strijdbeweging van 1983 en 1986 te fnuiken. En vandaag staan we voor een onophoudelijke intense communautaire hetze vanwege de burgerlijke partijen, die eigenlijk bijna permanent aanhoudt sedert 2008, en die moeilijke voorwaarden schept voor een mobilisatie van de arbeiders, voor hun strijd en vooral voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de reacties van de arbeidersklasse voor het ogenblik minder uitgesproken zijn dan in naburige landen, zoals Frankrijk of Duitsland. Anderzijds is het ook zo dat de intensiteit van de campagnes en de uiterste voorzichtigheid waarmee de bourgeoisie haar maatregelen naar voren schuift kenmerkend is voor haar angst t.o.v. een arbeidersklasse die in de jaren '70 en '80 haar strijdbaarheid getoond heeft. In de huidige omstandigheden moeten de revolutionairen meer dan ooit beklemtonen dat de arbeiders, vanwaar ze ook zijn, vanwaar ze ook komen, strijd leveren tegen dezelfde aanvallen, voor de verdediging van dezelfde belangen; zij moeten met kracht stellen dat de arbeidersklasse geen vaderland heeft, noch een Vlaams, noch een Waals, noch een Belgisch.
Jos / 15.09.10
Men denkt gewoonlijk dat de Chinese economie ontsnapt aan de globale crisis van het kapitalisme, maar men zou dat moeten zeggen tegen de duizenden Chinese arbeiders, die gedurende de laatste weken deelnamen aan de golf van stakingen die veel regio's van het land beroerden!
De strijd, waarover het meeste werd gemeld, is de strijd die plaats hadden in de Honda-fabrieken, die tot nu toe drie stakingsgolven kenden; tijdens de eerste daarvan slaagden de arbeiders er zelfs in een loonsverhoging tot 24% te verkrijgen.
Bij Foxconn (Ipod fabrikant), waar recentelijk veel zelfmoorden gebeurden, hebben de stakers een loonsverhoging van 70% gekregen. In de KOK-fabriek (fabrikant van onderdelen), zijn er confrontaties geweest tussen de arbeiders en de ordediensten, naar aanleiding van de poging van deze laatsten om de arbeiders te verhinderen de straat op te trekken om hun strijd kenbaar te maken.
De Chinese media heeft geen black-out gelegd over deze strijd, omdat het allemaal buitenlandse bedrijven betrof en ze deze conflicten hebben gebruikt om een regeringspropaganda op poten te zetten tegen hun regionale Japanse en Zuid-Koreaanse rivalen. In werkelijkheid hebben veel arbeiders van Chinese bedrijven deelgenomen aan stakingsbewegingen in meerdere steden. Politie en andere veiligheidsdiensten werden geregeld tegen hen ingezet.
De media buiten China hadden snel door dat er iets belangrijks bezig was. Met titels als « De opgang van een Chinese arbeidersbeweging » (Businessweek.com), « De nieuwe generatie schudt het arbeidsmilieu door elkaar in China » (Reuters) en « Stakingen brengen China in moeilijkheden door sociale beroering » (Associated Press), erkent de bourgeoisie en haar media dat de actuele beweging verder gaat dan de groeiende ontevredenheid van de Chinese arbeidersklasse die ze kende van de voorbije periode.
Het artikel van Associated Press (11 juni 2010), meldt dat « de autoriteiten lang de lokale en beperkte protestbewegingen hebben getolereerd van de arbeiders, ontevreden met hun loon of andere kwesties, en zodoende erkenden dat er misschien een noodzaak was tot uitweg voor deze frustraties », maar de Financial Times (11 juni 2010) voegt daarbij dat « er tekenen zijn dat de sociale protestbewegingen veel uitgebreider en gecoördineerd waren dan men dacht, daarmede schrik veroorzakend, dat, geconfronteerd met de mogelijkheid van gelijkaardige eisen, de kosten van de multinationals zou kunnen verhogen. »
Een econoom die in Hong Kong verblijft en die wordt aangehaald door de Daily Telegraph (10 juni 2010) herhaald dit door volgende te schrijven: « één enkele vonk is al wat er nu nodig is om elk nieuws doorheen gans China te laten verspreiden, hetgeen zou kunnen leiden tot gelijkaardige stakingsacties in andere fabrieken ». (Sociale bewegingen)
De « experts » trachten de redenen van deze strijd en hun tendens om andere arbeiders te inspireren en zich verder uit te breiden, te minimaliseren: « De arbeiders houden zich onderling op de hoogte dank zij draagbare telefoons en Sms-berichten. Zij vergelijken hun lonen en hun arbeidsomstandigheden, dikwijls met deze van arbeiders uit hun oorspronkelijke provincie. Zij gebruiken deze informaties om te onderhandelen met hun bazen, legt Joseph Cheng, professor aan de stadsuniversiteit van Hong Kong uit. Deze (Sociale bewegingen) hebben sinds het begin van het jaar plaats in de Delta's van de Pearl River en de Yangtsé wegens tekort aan arbeidskrachten. » (Financial Times, 11 juni 2010)
En zoals een andere « expert » samenvat: « een van de stakingen had plaats omdat de arbeiders uiteindelijk enkel nog berichtjes naar elkaar stuurden » vermeldt Dong Baohua, universiteitsprofessor recht van de universiteit van Politiek en West-Chinees recht. De moderne technologie bevordert het uitbreken van stakingen » (Financial Times, 11 juni 2010)
De technologische innovaties worden wel degelijk gebruikt door de arbeiders, maar dit legt niet uit waarom ze staken, waarom ze zich hergroeperen om te strijden. Wat het wel uitlegt zijn de werkomstandigheden in dewelke zij werken en leven. Volgens de officiële statistieken bestond het Chinees B(ruto)B(innenlands)P(roduct) in 1983, voor 56% uit lonen; zij zijn gezakt tot 36% in 2005. Gedurende de laatste 5 jaren, heeft bijna een op vier Chinese arbeiders geen loonsverhoging gekregen. Indien iemand zich verrijkt heeft dank zij het Chinese economisch wonder, dan is het niet de arbeidersklasse. De recente verhogingen van het minimumloon in de grote geïndustrialiseerde provincies zoals Guangdong, Shandong, Ningxia en Hubei werden uitgelegd als een poging om tegemoet te komen aan de inflatie-effecten, maar zelfs de Staatsmedia hebben soms toegegeven dat ze ook tot doel hadden de sociale onvrede te voorkomen.
In het dagblad dat de officiële lijn weergeeft, het Dagblad van het Volk ( 9 juni 2010), kan men in een artikel, op het voorste blad, met de titel: « De experts voorzien een verhoging van werkconflicten », lezen, dat « de in meridiaal China ontstane stijgende sociale conflicten aanleiding zullen geven tot een tendens van loonsverhoging in een nabije toekomst ».
Dit wordt voorgesteld als een « opportuniteit », maar er wordt geen enkele uitleg verschaft voor de « conflicten ». Nochtans kan men, zoals een functionaris uitlegt naar aanleiding van investeringsprojecten van ondernemingen in Hong Kong, zoals de kapitalisten, overal de rekening maken: « Indien de arbeidskost verhoogt, zullen de winsten verlagen en is het mogelijk dat de fabrieken worden verplaatst naar landen waar de arbeidskost goedkoper is ».
Het is reeds lang, dat het ongeduld en de frustratie ten opzichte van de vakbonden zich verder ontwikkelen in China. Deze organen, duidelijke staatsorganismen, proberen niet alleen de stakingen te ontmoedigen of te verhinderen, maar hebben bovendien fysisch geweld gebruikt (zoals bij Honda) tegen de arbeiders die als reactie de syndicale afgevaardigden bevochten hebben. Het is geen toeval dat de arbeiders andere wegen hebben gezocht.
Bijvoorbeeld wordt in een artikel van de New York Times (10 juni 2010), aangehaald dat « de hier en daar ontstane stakingen, de Chinese provincies beginnen te bereiken, die tot nu toe gespaard gebleven waren van sociale onlusten », eveneens vermeldt wat er is gebeurd bij Honda tijdens een van die stakingen: « hier hebben de arbeiders een democratische organisatie ontwikkeld met gekozenen vanuit hun basis, om hen te vertegenwoordigen bij de collectieve onderhandelingen met het patronaat. Zij vragen ook het recht om een syndicaat op te richten dat los staat van de nationale federatie van syndicaten dat gecontroleerd wordt door de regering, die zich reeds lang hoofdzakelijk bezig houdt met de sociale vrede te bewaren voor de buitenlandse investeerders. »
Het is hier noodzakelijk te herinneren aan de experimenten van de Poolse arbeiders in 1980-81, waarbij het ganse land getroffen werd door stakingen en tijdens welke arbeidersvergaderingen hun eigen comités en andere organisatievormen hebben opgericht. De hele macht van deze beweging is verzwakt geworden, door het idee om een « vrije vakbond » op te richten in tegenstelling tot de vakbonden, die door de staat werden geleid.
Dat idee heeft zich gematerialiseerd in de oprichting van Solidarnosc, een vakbond dat de beweging vanaf het begin van de jaren 1980 begon te ondermijnen en eindigde met een regering van bezuinigingen met Lech Walesa als president in het begin van de jaren 1990.
De pogingen van de arbeiders om hun strijd zelf in hand te nemen kan verschillende vormen aannemen, of het nu basisafgevaardigden zijn, verkozen comités, delegaties naar andere arbeiders of massale vergaderingen waarin de arbeiders de organisatie van hun strijd zelf beslissen.Wat belangrijk is, is de dynamiek van de beweging te begrijpen.
Tijdens de eerste staking bij Honda, heeft een delegatie een verklaring gegeven dat duidelijk de bestaande illusies aantoonde i.v.m. de mogelijkheden van vakbonden, maar waarin ook heel goede ideeën zaten. Bijvoorbeeld: « wij strijden niet enkel voor de rechten van 1800 arbeiders, maar voor de rechten van de arbeiders van het ganse land », duidelijk aantonend dat de bezorgdheid van de arbeiders verder ging dan hun eigen fabriek.
Er is ook een fragment, dat, deeluitmakend van één document, bevestigt: « Het is de plicht van de vakbond om de collectieve belangen van de arbeiders te verdedigen en de arbeidersopstanden te leiden » en dat aantoont dat andere ideeën zich ook ontwikkelen: « Wij allen, arbeiders van Honda Auto Parts Manufacturing Cy, Ltd, moeten één blijven en ons niet laten verdelen door de directie(....). Wij roepen al onze arbeiders kameraden op om hun standpunt te uiten bij hun arbeidersafgevaardigden. Alhoewel deze vertegenwoordigers niet alle arbeiders van alle afdelingen omvatten, toch verzamelen zij nauwgezet en gelijkwaardig alle opinies van alle fabrieksarbeiders. De arbeiders van de productielijn die gemotiveerd zijn en willen deelnemen aan de directieonderhandelingen, kunnen zich aansluiten bij de delegatie via verkiezingen...Zonder de goedkeuring van de algemene arbeidersvergadering, zullen de afgevaardigden geen enkel eenzijdig akkoord geven voor een voorstel dat niet tegemoet komt aan bovenvermeldde eisen. » (Libcom.org) Men kon tevens lezen op Businessweek.com: « Wij roepen alle arbeiders op om een hoge mate van eenheid te bewaren en om niet toe te laten dat de kapitalisten ons verdelen. »
De materiële omstandigheden in China, die de strijd en de vraag hoe zich te organiseren stimuleren, zijn dezelfde die arbeiders overal ter wereld tegenkomen.
Car / 11.06.10
Geconfronteerd met het bestaan van verschillen in etniciteit, ras en taal onder de arbeiders, wordt de arbeidersbeweging, historisch geleid door het principe: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'. Een principe dat zowel het interne leven van de revolutionaire arbeidersbeweging als de tussenkomst van deze beweging in de klassenstrijd heeft beïnvloed. Elke toegeving ten opzichte van dit principe, betekent een capitulatie voor de burgerlijke ideologie.
De burgerlijke ideologen verdedigen het standpunt dat het karakter van de huidige massale emigratie naar Europa en de Verenigde Staten fundamenteel verschilt van die van voorafgaande periodes in de geschiedenis. Hierachter schuilt het idee dat de immigranten momenteel de gemeenschap, die hen opneemt, verzwakken en zelfs vernietigen, weigeren om zich te integreren in hun nieuwe maatschappij en haar politieke en culturele instellingen verwerpen. In Europa verdedigt het boek van Walter Laqueur, The Last Days of Europe: Epitaph for an Old Continent, verschenen in 2007, het standpunt dat de immigratie van moslims verantwoordelijk is voor de achteruitgang van Europa.
Samuel P. Huningue, professor in de politieke wetenschappen, verdedigt in zijn boek, Who Are We: The Challenges to America's National Identity, gepubliceerd in 2004, de visie dat de reeds generatielange ‘opsplitsing' en de verdeling van de Amerikaanse maatschappij volgens de raciale scheidslijnen van blank/zwart, nu dreigt te worden vervangen door een culturele ‘opsplitsing'. Er dreigt volgens hem nu een verdeling tussen de Spaanssprekende immigranten en de gewortelde Engelssprekende Amerikanen, waardoor de nationale Amerikaanse cultuur op het spel gezet wordt.
Aan het einde van de jaren 1970 was hij, onder de Carter-regering, politieke coördinator voor de Raad van Nationale Veiligheid. In 1993 schreef hij een artikel in Foreign Affairs, dat nadien omgezet werd in een boek, getiteld: The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. Hierin ontwikkelde hij de stelling dat, na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de ideologie niet langer de belangrijkste basis zou worden voor conflicten in de wereld, maar de cultuur. Hij voorzag dat een naderende civilisatie-schok tussen de Islam en het Westen een internationaal conflict zou veroorzaken. Alhoewel Huntington's visie van 2004 op de kwestie van de immigratie door de intellectuelen, gespecialiseerd in de studie van volkeren en de kwesties van immigratie en assimilatie, grotendeels terzijde werd geschoven, werden zijn visies ruim verspreid door de media en de politieke deskundigen rondom Washington.
De protesten van Huntington tegen het feit dat de anderstalige immigranten zouden weigeren om Engels te leren, de assimilatie zouden tegenwerken en zouden bijdragen aan de politieke vervuiling, zijn niets nieuws in de Verenigde Staten. Op het einde van de jaren 1700 vreesde Benjamin Franklin dat Pennsylvanië zou worden overspoeld door een golf van Duitse immigranten. "Waarom moet Pennsylvanië" vroeg Franklin, "gesticht door de Engelsen, waarom moet zij een kolonie van vreemdelingen worden die weldra zo talrijk zullen zijn, dat zij ons zullen germaniseren eerder dan dat wij hen anglicaniseren?" In 1896 waarschuwde de invloedrijke economist Francis Walker, president van het Massachusetts Institute of Technology (MIT), ervoor dat het Amerikaanse staatsburgerschap omlaag gehaald zou kunnen worden door "de tumultueuze toegang van scharen onwetende en mishandelde boeren uit Oost- en West Europa". President Théodore Roosevelt was zo geërgerd door de toevloed van anderstalige immigranten, dat hij voorstelde dat: "aan alle immigranten die hier komen, moet worden geëist dat ze binnen de vijf jaar Engels leren, of ze verlaten het land". Arthur Schlesinger Senior, historicus aan de Harvard Universiteit, betreurde op dezelfde wijze de sociale, culturele en intellectuele ‘minderwaardigheid' van de Zuid- en Oost-Europese immigranten. Al de klachten en angstreacties van gisteren zijn, merkwaardig genoeg, gelijk aan die van Huntington vandaag.
De historische realiteit heeft deze xenofobe angst nooit gelijk gegeven. Zelfs indien er altijd in elke groep van immigranten, een gedeelte heeft bestaan die ten koste van alles Engels wilde leren, om zich snel te assimileren en om economisch te slagen, is die assimilatie steeds gradueel verlopen - in het algemeen over een periode van drie generaties. De volwassen immigranten behielden in de Verenigde Staten over het algemeen hun moedertaal en hun culturele tradities. Ze woonden in immigrantenwijken waar ze hun moedertaal spraken in hun gemeenschap, in winkels, in de religieuze bijeenkomsten, enzovoort. Ze lazen boeken en dagbladen in hun eigen moedertaal. Hun kinderen, jong geïmmigreerd of geboren in de Verenigde Staten, waren meestal tweetalig. Zij leerden Engels op school en in de 20e eeuw waren ze wel omgeven door de Engelse massacultuur, maar spraken thuis nog de taal van hun ouders en trouwden meestal binnen hun etnische gemeenschap. Bij de derde generatie verloren de kleinkinderen van de immigranten meestal de gewoonte om de taal van hun grootouders te spreken en neigden ertoe enkel nog Engels te spreken. Hun culturele assimilatie werd gekenmerkt door een groeiende tendens om buiten hun oorspronkelijke, etnische gemeenschap te trouwen. Volgens een recente studie Pew Hispanic Centre van de Princeton University (1), lijken de assimilatieontwikkelingen in de huidige periode in de Verenigde Staten zich op dezelfde wijze voort te zetten, ondanks de belangrijke invloed van Spaanstaligen op de immigratie van de laatste jaren.
Maar zelfs als de huidige immigratiegolf kwalitatief anders is dan de vorige, wat is daar nu zo belangrijk aan? Als de arbeiders geen vaderland hebben, waarom zouden wij dan bezorgd zijn over het vraagstuk van assimilatie? Engels heeft in de jaren 1880 de Amerikanisering verdedigd, niet als doel op zich, als een soort tijdloos principe van de arbeidersbeweging, maar als een middel om een socialistische massabeweging op te bouwen. Het idee dat de Amerikanisering een noodzakelijke eerste voorwaarde zou zijn om de eenheid van de arbeidersklasse te ontwikkelen, is in het begin van de 20e eeuw door de praktijk van de arbeidersbeweging zelf weerlegd: zij heeft ondubbelzinnig aangetoond dat de arbeidersbeweging de diversiteit en het internationale karakter van het proletariaat kan omvatten en een verenigde beweging kan opbouwen tegen de heersende klasse.
De recente opstanden in de Zuid-Afrikaanse krottenwijken zijn een alarmsignaal dat de anti-immigratiecampagnes van de bourgeoisie tot barbarij leiden in het sociale leven. Het is vanzelfsprekend dat de kapitalistische propaganda de anti-immigratiewoede in de arbeidersklasse van de metropolen buitensporig aanwakkert. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, is de overheersende houding onder de bevolking in het algemeen, de arbeiders inbegrepen, dat men de arbeiders-immigranten beschouwt als degene die hun brood willen verdienen om hun families te onderhouden, dat ze het werk doen dat voor de arbeiders van ‘het land zelf' te lastig is en te weinig betaald wordt en dat het dus onzinnig zou zijn hen terug te sturen (2). En dit ondanks de grote inspanningen van de burgerlijke media en de extreemrechtse propaganda om de haat tegen de immigranten aan te wakkeren in verband met de taal- en cultuurkwesties. In de klassenstrijd zelf zijn er steeds meer uitingen van solidariteit tussen arbeiders-immigranten en autochtone arbeiders. Bijvoorbeeld in de strijdbewegingen in 2008, zoals de opstand in Griekenland, waar de arbeiders-immigranten zich bij de strijd hebben aangesloten; of in de staking in 2009 bij de Lindsey-raffinaderij in Groot-Brittannië, waar de immigranten duidelijk hun solidariteit hebben betuigd; of in de Verenigde Staten waar, bij de bezetting van de fabriek Window and Door Republic door de Spaanstalige arbeiders-immigranten, de ‘inheemse', autochtone arbeiders zich voor de poorten verzamelden om hun steun te betuigen, onder meer door hen voedsel te brengen.
Volgens hetgeen de media rapporteren, denken 80% van de Britten dat het Verenigd Koninkrijk een bevolkingscrisis doormaakt door de immigratie: meer dan 50% is bang dat de Britse cultuur zal verdwijnen; 60% denkt dat Groot-Brittannië veel gevaarlijker is geworden door de immigratie; en 85% wil dat men de immigratie vermindert of stopgezet wordt (3). Het feit dat er een voedingsbodem is voor de irrationele angst onder bepaalde elementen van de arbeidersklasse voor het door de burgerlijke ideologie gepropageerde racisme en xenofobie, verwondert ons niet omdat de ideologie van de heersende klasse, in een klassenmaatschappij, een immense druk uitoefent op de arbeidersklasse, tot er zich openlijk een revolutionaire situatie ontwikkelt. Maar met hoeveel succes de bourgeoisie met haar ideologie ook binnendringt in de arbeidersklasse, het principe dat de arbeidersklasse over de hele wereld een eenheid vormt en dat de arbeiders geen vaderland hebben, is voor de revolutionaire beweging het basisprincipe van de internationale proletarische solidariteit en van het bewustzijn van de arbeidersklasse. Alles wat de nationale bijzonderheden benadrukt, wat aan de ‘verdeeldheid' binnen de arbeidersklasse bijdraagt, deze verergert of manipuleert, is tegennatuurlijk aan de internationalistische aard van het proletariaat als klasse en is een uiting van de burgerlijke ideologie die de revolutionairen bevechten. Onze verantwoordelijkheid is de historische werkelijkheid te verdedigen: ‘de arbeiders hebben geen vaderland'.
Hoe het ook zij, zoals gewoonlijk zijn de beschuldigingen van de burgerlijke ideologie tegen de immigratie meer een mythe dan een realiteit. De kans is veel groter dat de immigranten het slachtoffer worden van criminelen dan dat ze zelf crimineel zijn. In het algemeen zijn de immigranten eerlijke arbeiders die hard werken, grenzeloos uitgebuit worden om te overleven, en geld op te sturen naar hun achtergebleven familie ‘thuis'. Ze worden dikwijls bedrogen door bazen met weinig scrupules die minder dan het minimumloon betalen, geen overuren uitbetalen, door huiseigenaars met al even weinig scrupules, die overdreven hoge huren vragen voor echte krotten en door tal van dieven en agressors: allemaal rekenen ze erop dat de angst van de immigranten voor de autoriteiten zo groot is, dat ze geen aanklacht durven in te dienen. De statistieken tonen aan dat de criminaliteit de neiging heeft om toe te nemen onder de tweede en derde generatie immigranten-families, niet vanwege het feit dat ze van immigranten afstammen, maar wel venwege hun voortdurende en verdrukkende armoede, de discriminatie en het gemis aan vooruitzicht als kansarme (4).
Het is belangrijk helder te zijn over het huidige bestaande verschil tussen het standpunt van de Kommunistische Linkerzijde en dat van alle antiracistische ideologieën (hoezeer zij ook beweren revolutionair te zijn). In plaats van de fundamentele eenheid van de arbeidersklasse te benadrukken, stellen zij verdeeldheid voor: zij berispen met moralistische argumenten de arbeiders die wantrouwend staan ten opzichte van de immigranten en niet het kapitalisme met zijn anti-immigratieracisme; ze gaan zelfs zover de arbeiders-immigranten te verheerlijken als helden die meer puur zijn dan de autochtone arbeiders. De ‘antiracisten' steunen de arbeiders-immigranten tegen de autochtone arbeiders in plaats van de eenheid van de arbeidersklasse voorop te stellen. Zij leiden het klassebewustzijn van de arbeiders, op het vlak van haar ‘politieke identiteit', af naar een nationale taal- of etnische ‘identiteit' die doorslaggevend is, en niet het behoren tot dezelfde klasse. Deze giftige ideologie verkondigt dat arbeiders van een of ander land meer gemeen hebben met de bourgeoisie van hun land van afkomst, dan met andere arbeiders. Tegenover het ongenoegen van de arbeiders-immigranten, die blootgesteld worden aan de vervolgingen die ze moeten ondergaan, ketent het antiracisme hen aan de staat. De oplossing die wordt voorgesteld ten aanzien van de kwestie van de arbeiders-immigranten is onveranderlijk een beroep te doen op de burgerlijke legaliteit, of door hen te rekruteren voor de vakbonden, of door de wet op de immigratie te hervormen, of door hen te werven voor de verkiezingspolitiek of door de formele erkenning van de legale ‘rechten'. Alles, behalve de klassenstrijd van een verenigd proletariaat.
De aanklacht door de Kommunistische Linkerzijde van de xenofobie en het racisme tegen de immigranten onderscheidt zich radicaal van deze antiracistische ideologie. Onze stellingname staat in directe, ononderbroken continuiteit met diegenen die de revolutionaire beweging verdedigd hebben sinds de Bond van Kommunisten en het Kommunistisch Manifest, de Eerste Internationale, de Linkerzijde van de Tweede Internationale, de IWW en de Kommunistische Partijen in hun beginfase. Onze tussenkomst benadrukt de fundamentele eenheid van het proletariaat, brengt de pogingen aan het licht van de bourgeoisie om de arbeiders onderling te verdelen, en verzet zich tegen het burgerlijk gezag, tegen soorgelijke politiek en ‘interklassisme'. De IKS heeft deze internationalistische zienswijze bijvoorbeeld verdedigd in de Verenigde Staten door de kapitalistische manipulatie naar aanleiding van de betogingen in 2006 aan te klagen. Deze betogingen waren "in grote mate een kapitalistische manipulatie" zij "heeft de betogingen uitgelokt, gemanipuleerd, gecontroleerd en openlijk gedirigeerd". Zij was doorspekt van nationalisme, "hetzij het latino-nationalisme dat opkwam aan het begin van de betogingen of de misselijkmakende rij van betogers die hun recent amerikanisme kwamen betuigen" die "als doel had elke mogelijkheid voor de immigranten en de autochtone arbeiders om hun essentiële eenheid te erkennen volledig uit te sluiten".(5)
Wij moeten vooral de internationale eenheid van de arbeidersklasse verdedigen. Als internationale proletariërs dienen wij de internationale eenheid te verdedigen van de arbeidersklasse. Als internationale proletariërs verwerpen wij de burgerlijke ideologie et zijn constructies over ‘culturele vervuiling', over ‘vervuiling van taal', over ‘nationale identiteit', over het ‘wantrouwen ten opzichte van de vreemdelingen' of over de ‘verdediging van de eigen gemeenschap of buurt'. Integendeel, onze interventie dient de historische verworvenheden van de arbeidersbeweging te verdedigen: arbeiders hebben geen vaderland; de rode draad in de geschiedenis van de arbeidersbeweging is de solidariteit en eenheid van de internationalistische klasse. Het proletariaat komt uit veel landen, spreekt veel talen, maar is één en dezelfde mondiale klasse die de historische verantwoordelijkheid heeft om het kapitalistisch systeem van uitbuiting en onderdrukking te bestrijden.
Jerry Grevin / naar Internationale Revue nr. 140
(1) Zie "2003-2004 Pew Hispanic Centre the Kaiser Family Foundation Survey of Latinos: Education" en Rabat, reuben G., Massy, Douglas, S. and Bean, Frank D. "Linguistic Life Expectancies: Immigrant Language Retention in Southern California. Population and Development", 32 (3): 4.7-460, september 2006.
(2) Problems and Priorities, PollingReport.com.
(3) Sunday Express, 6 april 2008.
(4) States News Service, Immigration Fact Check: "Responding to Key Myths", 22 juni 2007.
(5) Internationalism, nr.139, zomer 2006: "Immigrant demonstration: YES to the unity with the working class! No to the exploiters!".
Wij publiceren hieronder een artikel over de ramp bij het boorplatform Deepwater Horizon, dat door onze sectie in de VS op de site van de IKS geplaatst werd in de maand mei. Deze laatste ramp heeft de waarheid blootgelegd over het kapitalistisch systeem: zijn drang naar winst walst elke menselijke of milieubezorgdheid plat. Dat is de reden waarom wij alleen maar kunnen verwachten dat dergelijke rampen nog meer zullen plaatsvinden in de nabije toekomst en zolang als het kapitalisme zijn bestaan rekt.
Op dinsdag 20 april 2010 rond 10 uur trof een ontploffing het drijvende boorplatform van Deepwater Horizon ongeveer 50 mijl buiten de kust van Louisiana. Het platform zonk op donderdag 22 april en veroorzaakte daarbij de grootste olielek in de geschiedenis en de weggeblazen pijp spoot dagelijks miljoenen liters olie en methaangas in de oceaan. Dit is al bijna een maand aan de gang op het moment dat wij dit schrijven en het zal nog voor een onvoorziene tijd doorgaan. De niet te schatten schade voor het leefmilieu zijn de minste van de zorgen van de bourgeoisie. Zij schotelt ons dagelijks een walgelijk spektakel voor waarbij de verschillend partijen, BP Oil, Halliburton, Transocean, de kustwacht, de federale regering, elkaar de bal toespelen om hun toegetakelde reputatie te redden. Deze olielek vervoegt de lange lijst van ecologische rampen die veroorzaakt worden door de blinde roofbouw op de planeet door het kapitalisme, gedreven door zijn zoektocht om altijd maar goedkopere manieren te vinden om competitief voordeel te behalen. Deze ramp haalt opnieuw het beeld boven voor wat het systeem in petto heeft voor de toekomstige veiligheidsvoorwaarden voor de arbeiders. De ontploffing heeft 11 arbeiders gedood, en kwam vlak na een recente ontploffing in een koolmijn in West Virginia waarbij 24 arbeiders de dood vonden.
Als wij een blik werpen op wat de kapitalistisch hel vandaag betekent - verlies aan mensenlevens, ecologische roofbouw, hebzucht van de handel, opdrijving van de handelsoorlogen - kan men enkel tot de conclusie komen dat het kapitalisme verschrikkelijke schokken doormaakt die getuigen van zijn historisch bankroet. Op het vlak van de weerslag op het leefmilieu en de levensomstandigheden van de locale bevolking, is de schade die door deze ramp werd veroorzaakt, onmetelijk en zal ze nog jaren voortduren. Het agentschap dat belast was met de 'rampenpreventie', opgezet door de kapitalistische staat onder de vorm van de Minerals Management Service, is ontmaskerd als totaal corrupt en volkomen onbekwaam. Terwijl het zijn functie was om er officieel over te waken dat de booroperaties veilig zouden zijn voor het milieu en dat het aangewende materiaal zonder gevaar zou zijn voor het menselijk leven, incasseerde het gelijktijdig forse royalties van de oliemaatschappijen. Deze praktijk werd welbewust ingevoerd om voorrang te geven aan goedkope productiekosten boven de aandacht voor milieu of mensenlevens. In feite vulde de federale regering haar koffers met de royalties van de oliemaatschappijen, kocht zij de olie aan een goedkope prijs, terwijl de oliemaatschappijen de economische last schuiven op de rug van hun arbeiders door meer en meer op de kosten te besparen en de meest elementaire veiligheidsmaatregelen te verwaarlozen. Dit doet ons onvermijdelijk denken aan een van de andere catastrofes van het kapitalisme: de vernielingen die werden veroorzaakt door de orkaan Katrina en de rol van het staatsagentschap, FEMA (federaal agentschap van urgentiesituaties, nvdv), ook al verrot tot op het bot. De totale corruptie van deze beleidsorganen die opgezet worden door de kapitalistische staat springt zo in het oog dat president Obama besloten heeft om de MMS in tweeën te splitsen. Eén deel ervan zal voortaan de fondsen verzamelen en het andere deel zal toezien op de operaties. Dit is de manier waarop kapitalisme probeert zijn gezicht te redden en proper huis te maken. Zoals altijd liegen zij dat ze er zwart van zien betreffende hun eigen verantwoordelijkheid en de loze beloften van ‘dit komt nooit meer voor'.
De andere onbeschaamde oplichters zoals de oliereus BP zelf, en Halliburton en Transocean, de onderaannemers voor de installaties en bepaalde boorprocedures en materiaal, slingeren elkaar elk dag verwijten toe voor de ramp, in een dagelijks partijtje moddergooien. BP heeft zo'n vertrouwen in de macht van zijn economische status, dat het er zelfs voor gepleit heeft om de normale verantwoordelijkheid, waarvoor in zulke gevallen de Federale regering moet opdraaien nog te verhogen. Alhoewel de maximum straf die opgelegd wordt, 75 miljoen $ bedraagt, pleit BP voor 89 miljoen $. Zij zeggen er evenwel niet bij dat hun inkomsten voor het eerste kwartaal van 2010 in de miljarden liepen. BP heeft er aan toegevoegd dat deze zelfopgelegde schuldbekentenis neerkomt op het verhoging van de factuur voor de kabelaansluiting met 5$ per maand gedurende twee à drie maanden. Halliburton dan weer, lacht zich een bult bij de veronderstelde 'strenge' straffen die de kapitalistische staat tegen haar wil nemen omdat zij weten dat de verzekering driemaal meer zal uitkeren dan wat zij aan inkomsten verloren hebben. En wat met het 'opruimen van het puin' van het leefmilieu? Wel daarvoor gebruikt de Kustwacht vlottende olieopslorpers! Dat komt neer op het gebruik van enkele kleenex doekjes om het water proberen op de slorpen in een overstroomd huis!
Deze operaties zijn zo totaal onaangepast dat de inwoners van New Orleans voorspellen dat de olielek zal gedumpt worden op het strand tijdens het orkaanseizoen dat gestart is. Dit komt neer op een verdere vernieling van een regio die al verarmd en vervuild was. Wat het respect betreft voor het menselijk leven, leidde de ontploffing tot een nacht van terreur voor de mannen die werkten op het platform en een beklemmende nacht voor hun wachtende families. Tijdens de reddingsoperaties die plaatsvonden onder het toezicht van de Kustwacht, werden verschillende oliearbeiders die onder contract stonden bij Transocean, de in Zwitserland gevestigde maatschappij die eigenaar was van het platform, vastgehouden in een reddingsboot en zagen zij het Horizonplatform 12 uur branden vooraleer het schip uiteindelijk naar de kust voer, een tocht waar zij nog eens 12 uur over deden. Een van de arbeiders zei: "Zij hielden ons vast tot ongeveer 11u30 van de volgende morgen, en lieten ons toekijken hoe onze makkers verkoolden. Wij telden daar meer dan 25 schepen. Er was geen reden om ons daar vast te houden". Bij aankomst werden zij apart genomen en moesten zij eerst op band opgenomen interviews afleggen, vooraleer zij de toestemming kregen om hun families te zien. Zij mochten op geen enkele manier met hen in verbinding komen. Deze ramp volgt op een recente ontploffing in de koolmijn van West-Virginia en het is overduidelijk dat de autoriteiten de oliearbeiders wilden ondervragen vooraleer zij er met iemand konden over spreken, om iedere twijfel over de ware toedracht van het 'ongeval' te kunnen opvangen.
Dit volstaat ruimschoots om het wegkwijnende systeem waarin wij leven aan te klagen. Maar daar houdt het niet mee op. De hoeveelheid weggutsende olie zou wel eens 10 keer hoger kunnen zijn dan de officiële schattingen. Bevindingen van experten doen vermoeden dat de BP olielek reeds veel groter is dan het ongeval met de Exxon Valdez in Alaska, in 1989, waarbij 250.000 vaten olie verspild werden en waar, 21 jaar later, vandaag nog altijd resten van gevonden worden. Wetenschappelijke schattingen, die juister zijn dan de leugens die door BP verspreid worden in een poging om hun verantwoordelijkheid te beperken en hun imago op te poetsen van een 'milieuverantwoordelijke' oliereus, stellen dat de hoeveelheid aan olie en gas die vrijgekomen is tussen 56.000 en 100.000 vaten per dag bedraagt. Terwijl BP nog altijd beweert dat er maar 5.000 vaten per dag zouden vrijkomen!
Natuurlijk heeft BP reeds een waslijst van inbreuken, maar zij hebben vele medeplichtigen, waaronder de VS-staat de grootste is. Een van de grootste olierafinaderijen van BP in de VS ontplofte in maart 2005 en veroorzaakte daarbij 15 doden, verwonde 180 mensen en dwong duizenden bewoners om zich schuil te houden in hun woningen. Het incident was het toppunt van een serie van minder ernstige ongevallen in de raffinaderij, en de technische problemen werden door het management terzijde geschoven. Onderhoud en veiligheid op het bedrijf waren afgevoerd als een kostenbesparende maatregel, en de verantwoordelijkheid berustte uiteindelijk bij de managers in Londen. Er zijn verschillende onderzoeken geweest over de ramp en tenslotte pleitte de maatschappij schuldig voor een misdadige schending van de Clean Air Act. Ze werden beboet met 50 miljoen $ en veroordeeld tot 3 jaar op proef. Op 30 oktober 2009, beboette de US Ocupational Safety en Hazards Administration (OSHA), BP voor een bijkomende 87 miljoen $ - de grootste boete in de geschiedenis van de OSHA - omdat zij geen gevolg hadden gegeven aan de verbetering van de veiligheidsmankementen die aan het licht waren gekomen bij de ontploffing van 2005. Inspecteurs stootten op 270 veiligheidsovertredingen die voordien waren gesignaleerd en 439 nieuwe overtredingen. Het ongebreidelde cynisme van de kapitalisten maakt dat BP natuurlijk in beroep ging tegen deze boete!
De lijst van overtredingen door BP is eindeloos, en de lijst van geschillen tussen BP en de VS regering is indrukwekkend lang. Men zou zich er over kunnen verwonderen waarom zo een milieu-charlatan als BP door de VS nog toegelaten wordt om 40% van haar markt in handen te hebben in dit land. In feite komt het er op neer dat de VS, door uiterst laks op te treden omtrent milieu- en veiligheidsnormen, de allereerste medeplichtige is in de rampen die worden veroorzaakt door BP. Het komt de VS economisch zeker 'gunstiger' uit om zijn eigen olie te kunnen kopen van een maatschappij die deze produceert aan een lage kostprijs. De VS staat hen ook toe om delen van haar arbeid in onderaanneming te verlenen - zoals BP dat deed in het geval van Transocean en Halliburton - en BP opereert in de territoriale wateren van de VS. Hun faam van kwalijke praktijken, het schrappen van noodzakelijke kosten, gebruik van oude of slecht werkende installaties, en hun minachting voor de veiligheid van de arbeiders maken het BP inderdaad mogelijk om te produceren aan lage kostprijs! De weerslag is desalniettemin heel ernstig: het betekent dat de VS een technologische achterstand oploopt in de modernisering van zijn eigen productie-apparaat voor olieboring en dit in de context van een wereld waar de nood aan de goedkoopste bronnen van beschikbare energie, namelijk olie nog nooit zo hoog was.
Dit ligt aan de basis van de huidige hervormingswet omtrent energie, die door de Obama-administratie voorgesteld wordt. In de context van een toenemende economische crisis, heeft de VS een schrijnende nood om zijn competitieve snedigheid op de wereldmarkt te herwinnen. De meningsgeschillen zijn niet vreemd aan de betrokkenheid van de VS en Groot-Brittannië bij de Baku-Tiblisi-Cheyhan pijpleiding bijvoorbeeld. Dit is een doorn in de oog van de VS, nu deze proberen de controle te verwerven over de grondstoffen, waar de Europese staten en China nood aan hebben. Dit is de reden waarom het verkeerd zou zijn te geloven dat de acties die worden ondernomen door de VS agentschappen die er op gericht zijn om het Engelse BP's ergste slechte gedrag te beboeten, een weerspiegeling zouden zijn van de bekommernis van de staat over de veiligheid van het leefmilieu en de mensenlevens. De VS heeft in tegendeel van deze ecologische ramp gebruik gemaakt om zijn eigen imago op te vijzelen als 'kampioen van de milieubescherming' en hun gezag te vestigen in een industrie die van levensbelang is voor haar competitiviteit op de wereldmarkt. Zij zijn inderdaad dergelijke rampen aan het omvormen tot wapens van hun handelsoorlog tegen andere landen, in het geval van BP, tegen Groot-Brittannië.
Net als andere kapitalistische landen weten de VS perfect dat de afhankelijkheid van olie, niet zo vlug zal verdwijnen onder de huidige kapitalistische omstandigheden, en nog minder op een moment van zijn meest acute economische crisis. Olie is de enige energiebron die hen een competitief voordeel kan geven, ongeacht de kost voor het leefmilieu en de mensen. Om die reden is het onmiddellijke antwoord van de Obama-administratie een moratorium op het verbod van boren op zee, dat hij pas een maand tevoren had toegestaan. Tijdens zijn presidentscampagne liet Obama de kiezers geloven dat hij er gekant was tegen de verhoging van de kernenergie, de olie- en gaswinning, het delven van kolen als energiebronnen, de drijfriemen van de Amerikaanse economie. Bovendien had hij beloofd te investeren in hernieuwbare energiebronnen en een expansie van de ‘groene' technologie. Maar van zodra hij verkozen was, heeft hij ‘toegegeven' dat de VS een dergelijke hervorming van hun economie niet konden doorvoeren zonder aan competitiviteit in te boeten op wereldvlak.
Het kapitalisme zal nooit 'groen' worden. Zijn veronachtzaming van mens en natuur spat elke dag meer uit elkaar spatten. Deze gebeurtenis legt eens te meer het bankroet en het irrationele karakter van het kapitalisme bloot voor de ogen van de arbeidersklasse. Het zet ons aan om na te denken over de toekomst van het kapitalisme en de mensheid. Het is hoog tijd dat wij het kapitalisme vernietigen, voor het ons vernietigt.
Ana / 19.5.2010
30 jaar geleden, gedurende de zomer van 1980, hield de arbeidersklasse in Polen de wereld in spanning. Een reusachtige stakingsbeweging verbreidde zich over het land: verschillende honderdduizenden arbeiders gingen in verschillende steden in wilde staking, ze deden daarmee de heersende klasse beven, in Polen zowel als in andere landen.
De arbeiders in verschillende fabrieken reageren met spontane stakingen op de aankondiging van een stijging van de vleesprijzen. Op 1 juli gaan de arbeiders van Tczew bij Gdansk en van Ursus in een voorstad van Warschau in staking. Bij Ursus worden algemene vergaderingen gehouden, een stakingscomité wordt gekozen en gemeenschappelijke eisen worden voorop gesteld. Gedurende de volgende dagen blijven de stakingen uitbreiden: Warschau, Lodz, Gdansk enz. De regering probeert verdere uitbreiding tegen te houden door snel toegevingen te doen, zoals loonsverhogingen. Half juli gaan de arbeiders van Lublin, een belangrijk spoorknooppunt, in staking. Lublin ligt op de spoorlijn die Rusland verbindt met Oost-Duitsland. In 1980 was dat een vitale verbinding voor de bevoorrading van de Russische troepen in Oost-Duitsland. De eisen van de arbeiders waren: geen repressie tegen de stakende arbeiders, terugtrekking van de politie uit de fabrieken, loonsverhoging en vrije verkiezingen voor de vakbonden.
De arbeiders hadden de lessen getrokken uit de strijd in 1970 en 1976 (1). Ze zagen duidelijk dat, telkens zij eisen stelden, het officieel vakbondsapparaat aan de kant stond van de stalinistische staat en de regering. Daarom namen ze in de zomer van 1980 direct zelf het initiatief tot de strijd. Ze wachtten niet op instructies van hogerhand, ze stapten samen op, hielden algemene vergaderingen om zelf te beslissen over plaats en ogenblik van hun strijd.
Gemeenschappelijke eisen werden voorop gesteld op massavergaderingen. Een stakingscomité werd gevormd. In het begin stonden economische eisen centraal.
De arbeiders zijn vastbesloten. Ze willen geen herhaling van de bloedige onderdrukking van de strijd zoals in 1970 en 1976. In het industriecentrum Gdansk-Gdynia-Sopot wordt een interbedrijfs-stakingcomité (MKS) gevormd: het bestaat uit 400 leden (twee afgevaardigden per bedrijf). Gedurende de tweede helft van augustus komen telkens 800 tot 1000 afgevaardigden samen. Elke dag worden algemene vergaderingen gehouden op de Lenin scheepswerven. Luidsprekers zijn geïnstalleerd om iedereen toe te laten de discussies van de stakingscomités te volgen, en ook de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de regering. Daarna worden ook microfoons geïnstalleerd buiten de zaal waar het MKS samenkomt, zodat de arbeiders die aanwezig zijn op de algemene vergaderingen rechtstreeks kunnen tussenkomen in de MKS-discussies. 's Avonds keren de afgevaardigden, vaak voorzien van cassettes met opnames van de debatten, terug naar hun werkplaats om de discussies en de situatie daar voor te stellen aan 'hun' algemene vergadering in hun bedrijf, waarmee ze hun mandaat verantwoorden voor die vergadering.
Dat zijn de middelen die ervoor zorgen dat zoveel mogelijk arbeiders kunnen deelnemen aan de strijd. De afgevaardigden leggen verantwoording af over het mandaat dat ze gekregen hebben, zijn op elk moment afzetbaar en de algemene vergaderingen beslissen steeds soeverein. Al deze praktijken staan compleet vierkant tegenover de vakbondspraktijk.
Op dat ogenblik, nadat de arbeiders van Gdansk-Gdynia-Sopot zich verenigd hebben, breidt de beweging uit naar andere steden. Om de communicatie tussen de arbeiders te saboteren, verbreekt de regering op 16 augustus de telefoonverbindingen. Onmiddellijk dreigen de arbeiders ermee hun beweging nog verder uit te breiden als de regering de lijnen niet direct weer openstelt. Die geeft toe.
De algemene vergadering beslist dan een arbeidersmilitie op de been te brengen. Terwijl het alcoholverbruik algemeen verbreid is, wordt collectief besloten alcohol te verbieden. De arbeiders beseffen dat ze een klaar hoofd moeten hebben in hun confrontatie met de regering.
Wanneer de regering met repressie dreigt in Gdansk, verklaren de spoorlui van Lublin: "Als de arbeiders van Gdansk lijfelijk aangevallen worden, en als een enkele arbeider een haar gekrenkt wordt, zullen we de strategisch meest belangrijke spoorlijn tussen Rusland en Oost-Duitsland lamleggen."
In bijna alle belangrijke steden zijn de arbeiders in beweging. Meer dan een half miljoen van hen begrijpen dat ze de enige kracht in het land zijn die in staat is zich tegen de regering te verzetten. Ze voelen wat hen die macht geeft:
- de snelle uitbreiding van de beweging in plaats van het uitputten ervan in gewelddadige botsingen zoals in 1970 en 1976;
- hun zelforganisatie, dat wil zeggen hun vermogen om zelf het initiatief te nemen in plaats van op de vakbonden te rekenen;
- het houden van algemene vergaderingen waarin ze hun krachten kunnen verenigen, controle uitoefenen over de beweging, ervoor zorgen dat de grootst mogelijke massa deelneemt en dat allen getuige zijn van de onderhandelingen met de regering.
En de uitbreiding van de beweging was inderdaad het beste wapen van solidariteit; de arbeiders beperkten er zich niet toe steunverklaringen af te leggen, ze namen zelf het initiatief tot strijd. Die dynamiek maakte het mogelijk een andere krachtsverhouding te ontwikkelen. Zolang de arbeiders op zo massale en eengemaakte wijze strijd voerden, kon de regering niet tot repressie overgaan. Gedurende de zomerstakingen, toen de arbeiders op eensgezinde wijze de regering confronteerden, werd geen enkele onder hen getroffen of gedood. De Poolse bourgeoisie begreep dat ze zich een dergelijke fout niet kon veroorloven, maar dat ze de arbeidersklasse van binnenuit moest verzwakken.
Het gevaar dat de strijd in Polen vertegenwoordigde, kan afgewogen worden aan de reacties van de buurlanden. De grenzen tussen Polen en Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie werden onmiddellijk gesloten. En de bourgeoisie had goede redenen om tot die maatregel over te gaan! In het steenkoolbekken bij Ostrava in Tsjechoslowakije waren de mijnwerkers, het voorbeeld van Polen volgend, ook in staking gegaan. In de Roemeense mijnregio's, in Togliattigrad in Rusland, gingen de arbeiders dezelfde weg op. Ook al zijn er in West-Europa geen stakingen uit directe solidariteit met de strijd van de arbeiders in Polen, dan nemen de arbeiders in verschillende landen wel de ordewoorden over van hun klassebroeders in Polen. In Turijn kon men in september 1980 de arbeiders horen scanderen: "Gdansk toont ons de weg".
Terwijl er in het begin geen syndicale invloed was, zetten de leden van de 'vrije vakbonden' )(2) zich in om de strijd tegen te werken. In het begin werden de onderhandelingen op openlijke wijze gevoerd, maar na verloop van tijd werd beweerd dat 'deskundigen' nodig waren om de details uit te werken van de onderhandelingen met de regering. Het werd de arbeiders steeds moeilijker gemaakt de onderhandelingen te volgen, laat staan eraan deel te nemen. De luidsprekers die de discussies weergaven werkten niet meer tengevolge van 'technische' problemen. Lech Walesa, lid van de 'vrije vakbonden', werd tot leider van de beweging gekroond dankzij het feit dat hij door de directie van de scheepswerven van Gdansk ontslagen werd. De nieuwe vijand van de arbeidersklasse, de 'vrije vakbond', had zijn best gedaan om de beweging te infiltreren en begon nu zijn sabotagewerk. Zo zette hij zich in om de arbeiderseisen helemaal te verdraaien. Terwijl economische en politieke eisen eerst bovenaan de lijst stonden, drongen de 'vrije vakbond' en Walesa nu aan op de erkenning van de 'onafhankelijke' vakbonden, waarmee ze de economische en politiek eisen naar het tweede plan verschoven. Ze volgden de oude 'democratische' tactiek: verdediging van de vakbonden in plaats van de arbeidersbelangen.
De ondertekening van de akkoorden van Gdansk op 31 augustus markeerde de uitputting van de beweging (ook al bleven de stakingen op andere plaatsen nog enkele dagen duren). Het eerste punt van die akkoorden keurde de oprichting goed van een 'onafhankelijke en zelfbeheerde' vakbond die de naam Solidarnosc kreeg. De 15 leden van het MKS-presidium (interbedrijfs-stakingscomité) vormen de leiding van de nieuwe vakbond. Omdat het voor de arbeiders duidelijk was dat de officiële vakbonden aan de kant stonden van de staat, dachten de meesten onder hen nu dat de pas opgerichte vakbond Solidarnosc, 10 miljoen arbeiders sterk, niet corrupt was en hun belangen zou verdedigen. Ze hadden de ervaring niet opgedaan die de arbeiders in het Westen hadden , geconfronteerd met tientallen jaren van 'vrije' vakbonden. Terwijl Walesa toen al beloofde: "We willen een tweede Japan bouwen en voorspoed voor allen creëren" en vele arbeiders, door hun gebrek aan ervaring met de werkelijkheid van het kapitalisme in het Westen, grote illusies konden koesteren, vervulden Solidarnosc met Walesa aan het hoofd de rol van pompiers voor het kapitalisme om de strijdwil van de arbeiders te blussen. Die illusies binnen de arbeidersklasse in Polen waren niets anders dan het gewicht en impact van de democratische ideologie op dit deel van het wereldproletariaat. Het vergif van de democratie dat al zo sterk was in de westerse landen, kon enkel nog sterker zijn in Polen, na vijftig jaar stalinisme. Dat hadden de Poolse en de wereldbourgeoisie zeer goed begrepen. Deze democratische illusies waren de voedingsbodem waarop de bourgeoisie en haar vakbond Solidarnosc hun arbeidersvijandige politiek hebben kunnen ontwikkelen en de repressie ontketenen.
In de herfst van 1980, toen de arbeiders opnieuw in staking gingen om te protesteren tegen de akkoorden van Gdansk, nadat ze vaststelden dat zelfs met een 'vrije' vakbond aan hun zijde hun situatie erop verslechterd was, begon Solidarnosc zijn ware gelaat al te tonen. Net na het einde van de massastaking vloog Walesa van her naar der in een legerhelikopter om de arbeiders op te roepen hun stakingen dringend stop te zetten. "Wij hebben geen behoefte meer aan andere stakingen want die kunnen ons land in de afgrond storten, men moet zich bedaren."
Sinds zijn ontstaan is Solidarnosc begonnen de beweging te saboteren. Telkens het mogelijk is, ontneemt hij de arbeiders het initiatief, en verhindert hen nieuwe stakingen te ontketenen.
In december 1981 kan de Poolse bourgeoisie eindelijk de repressie ontketenen tegen de arbeiders. Solidarnosc heeft zijn best gedaan om de arbeiders politiek te ontwapenen. Terwijl gedurende de zomer van 1980 geen enkele arbeider getroffen of gedood werd dankzij de zelforganisatie en de uitbreiding van de strijd, en omdat er toen geen vakbond was om de arbeiders in te kaderen, werden in december 1981 meer dan 1200 arbeiders vermoord, honderdduizenden werden in de gevangenis geworpen of tot ballingschap gedreven.
Als Lech Walesa, de voormalige leider van Solidarnosc, later aan het hoofd gekozen wordt van de Poolse regering, is dat juist omdat hij getoond heeft een voorbeeldig verdediger te zijn van de belangen van de Poolse staat in zijn functie van vakbondsleider.
Ook als er ondertussen 30 jaar verlopen zijn, en hoewel veel arbeiders die deelgenomen hebben aan de stakingsbeweging destijds nu werkloos geworden zijn of tot emigratie gedwongen, blijft hun ervaring van onschatbare waarde voor heel de arbeidersklasse. Zoals de IKS al in 1980 schreef, "vertegenwoordigt de strijd in Polen op alle punten een grote stap voorwaarts in de strijd van het proletariaat op wereldvlak, daarom zijn deze gevechten de belangrijkste sinds een halve eeuw"(Resolutie over de klassestrijd, IVe Congres van de IKS, 1980, International Review nr. 26). Ze waren het hoogtepunt van een internationale strijdgolf. Zoals we stelden in ons rapport over de klassestrijd in 1999 op ons XIIIe Congres: "De historische gebeurtenissen op dit niveau hebben gevolgen op lange termijn. De massastaking in Polen leverde het definitieve bewijs dat de klassestrijd de enige kracht is die de bourgeoisie ertoe kan brengen haar imperialistische rivaliteit opzij te zetten. Ze heeft in het bijzonder aangetoond dat het Russisch blok - door zijn positie van zwakheid historisch gedwongen de 'agressor' te zijn in elke oorlog - niet in staat was zijn groeiende economische crisis te beantwoorden met een politiek van militaire expansie. Duidelijk gezegd konden de arbeiders van het Oostblok (en van Rusland zelf) niet compleet als kanonnenvlees dienen in wat voor toekomstige oorlog dan ook voor de glorie van het 'socialisme'. In die zin was de massastaking in Polen een machtige factor in de implosie die het Russisch imperialistisch blok trof"(International Review nr. 99, 1999).
IKS
(1) Gedurende de winter 1970-71 gingen de arbeiders van de scheepswerven aan de Baltische zee in staking tegen de verhoging van prijzen van basisproducten. Eerst reageerde het stalinistisch regime met felle repressie tegen de betogingen, waarbij honderden doden vielen, met name in Gdansk. De stakingen hielden echter nog niet op. Tenslotte werd partijleider Gomulka afgezet en vervangen door een 'sympathieker' personage, Gierek. Deze laatste discussieerde 8 uur met de arbeiders van de scheepswerven in Szczecin voor hij hen ervan kon overtuigen het werk te hervatten. Natuurlijk duurde het niet lang voor hij de beloften vergat die hij daarbij gedaan had. In 1976 lokten nieuwe brutale economische aanvallen in verschillende stakingen uit, met name in Radom en Ursus. De repressie maakte opnieuw tientallen doden.
(2) Het ging niet echt om een vakbond, maar om een kleine groep arbeiders die, in samenwerking met het KOR (comité ter verdediging van de arbeiders) dat door intellectuelen van de democratische oppositie gevormd werd na de repressie van 1976, ijverden voor de legalisering van een onafhankelijk syndicalisme.
Wij publiceren hieronder de stellingname van de IKS in Spanje over de metrostaking in Madrid en voegen daarbij een solidariteitsverklaring toe van een groep postmannen uit de Spaanse hoofdstad.
Deze paar lijnen om onze warme en hartelijke solidariteit te betuigen met de metro-arbeiders van Madrid.
In de eerste plaats omdat zij toonden dat massale en vastbesloten strijd het enige antwoord is dat de uitgebuiten in handen hebben tegen de brutale aanvallen die de uitbuiters ons willen opdringen. In dit geval tegen een loondaling van 5%. Een mokerslag voor de arbeiders, die volkomen illegaal is zelfs vanuit het oogpunt van de burgerlijke wette-lijkheid, aangezien het een eenzijdige schending is van de CAO die werd ondertekend door de overheid. En nog durven ze de metro-arbeiders te behandelen als ‘criminelen'!
Solidariteit ook tegen de lastercampagne en de pogingen tot ‘morele lynching' van deze kameraden. Rechtse politiekers en media lanceerden een ranzige campagne die de stakers voorstelt als pionnen in de campagne van de Partido Socialista Obrero Español (PSOE) tegen de ‘leidster' van de Partido Popular (PP) in Madrid (Esperanza Aguirre) die de meest razende eisen stelde voor sancties en ontslagen! (1) We mogen echter niet de krachtige steun van links vergeten aan die campagne van isolering en minachting van de arbeiders. Aguirre en Rajoy eisten krachtdadigheid en de zweep tegen deze "vandalen", maar de minister van Industrie mobiliseerde op massale wijze andere transportmiddelen om de staking te breken en de socialistische minister van Binnenlandse Zaken stelde Aguirre tot 4.500 bijkomende politieagenten ter beschikking! De linkse media klonken minder hatelijk, maar was des te schijnheiliger. Ze droegen enkel bij tot het versterken van de idee van "eestaking met gijzelneming" zoals El País op 30 juni blokletterde. Deze ‘rode' lakeien van het kapitalistisch systeem weten heel goed wie te kiezen tussen Esperanza Aguirre en stakende arbeiders.
Wat de bourgeoisie het meest heeft verontwaardigd zijn niet de ‘ongemakken' voor de reizigers. Het volstaat om de omstandigheden vast te stellen die de reizigers op ‘normale' dagen moeten verdragen: de groeiende nalatigheid met betrekking tot de infrastructuur, in het bijzonder bij het openbaar vervoer, zorgt voor een toenemende chaos bij het transport. Ondanks hun beweringen, stoort de bourgeoisie zich evenmin aan de verliezen die veroorzaakt worden aan de bedrijven door de vertragingen en de afwezigheden van de werknemers. Wat een pretentie om de stakers van de metro te beschuldigen van een aanslag op het 'recht op werk', terwijl het Spaanse kapitaal niet minder dan vijf miljoen proletariërs (werklozen) van dat ‘recht' heeft beroofd!
Neen. Wat de bourgeoisie in werkelijkheid dwars zit in de strijd van de metro-arbeiders te Madrid is dat de arbeiders hebben geweigerd de offers en aanvallen te slikken.
De arbeiders stelden zich niet tevreden met een steriele begrafenisstoet, zoals bij de staking van de ambtenaren van 8 juni (2), maar gaven een voorbeeld van eenheid en vastbeslotenheid. Dat is wat El País erkende in het hierboven vermelde editoriaal: "Het bedrijfscomité beweert dat er een overeenkomst van kracht is die loopt tot 2012 en dat de Gemeenschap van Madrid die eenzijdig heeft opgezegd. Maar de ambtenaren hadden ook een dergelijke overeenkomst ["en die stelden zich tevreden met de klucht van 8 juni", voegt El País er impliciet aan toe]. Het is mogelijk dat een meer pedagogische uitleg nodig is omtrent de ernst van de toestand die verplicht tot opofferingen in ruil voor werkzekerheid [en vervolgens beschuldigen ze de stakers van chantage!] en een grotere helderheid om uit te leggen hoe de loonvermindering kan gepaard gaan met een latere waarborg van de koopkracht..."
De strijd van de kameraden van de Madrileense metro is een klassenantwoord vol van lessen voor alle arbeiders. Vandaag zit deze strijd in een soort tussenfase en is het moeilijk te weten hoe hij gaat evolueren. Het is dus te vroeg om een uitvoerige balans op te maken van alle lessen. We bespreken hier alvast de meest treffende.
Eén van de kenmerken van de strijd van de metro-arbeiders was dat hij steunde op werkelijk massale vergaderingen. Reeds op 29 juni, het ogenblik dat er beslist werd om geen minimale dienstverlening te aanvaarden, kon er veel volk de zaal niet in. Ondanks de campagne van leugens over de strijd, was het aantal aanwezigen op de 30ste nog hoger dan de dag ervoor. Waarom? Zoals de arbeiders het zelf zeiden: "Wij moeten tonen dat wij één zijn, als de vingers van een hand."
Tijdens deze vergaderingen heeft men geprobeerd de vele typische streken van de vakbonden te ontwijken. Bijvoorbeeld, de versplintering en verwarring met betrekking tot de stakingsoproepen. Zo werd op de vergadering van 30 juni beslist om over te gaan tot een minimale dienstverlening op de 1ste en de 2de juni. Dit om te vermijden van gekneld te geraken tussen de vakbond die voor de totale staking was en zij die dat niet waren. De vergadering deed afstand van het verbaal radicalisme van een oud woordvoerder van het Comité, wiens verklaring in de aard van"Wij zullen Madrid doen ontploffen" eerder de vijanden van de strijd van pas komt in hun campagne van laster en isolering van de metro-arbeiders.
De Algemene Vergaderingen dienden echter niet alleen om onnodige uitwassen te temperen of te vermijden in provocaties te trappen. Zij hebben vooral alle kameraden moed en vastberadenheid gegeven en de strijdbaarheid ondersteund. En zo kwam het ook dat in de plaats van de ge-woonlijke, geheime, individuele vakbondsstemming, de metrostaking beslist en georganiseerd werd door te stemmen bij handopsteking, een stemming waarbij de vastbeslotenheid van andere kameraden de meer onbeslisten kan aanmoedigen. De media kan zwaaien met het spook van de ‘druk' op bepaalde arbeiders door de stakings-piketten, maar wat de arbeiders heeft aangemoedigd om de werkonderbreking te vervoegen was net dat het een bewuste en gewilde beslissing was die volgde uit een open en franke discussie, waarbij men zowel zijn vrees kon uiten, als de redenen om te strijden. Op één van de sites waar men zijn solidariteit kon uiten met de strijd (3) schrijft een jonge metro-arbeidster openlijk dat zij naar de Algemene Vergadering van 29 juni was gegaan "om geen angst meer te hebben van strijd."
In het geval van de metrostaking werd het decreet van de minimale dienstverlening gebruikt als platform om de stakers te bombarderen en te intimideren, opdat zij de strijd zouden opgeven.
Mevrouw Esperanza Aguirre kan zich vanuit haar presidentieel paleis mooi presenteren als een weerloze jonkvrouw ten prooi van de verbittering van de stakers. De waarheid is dat de wet aan de autoriteiten (de patroon van de openbare werknemers) toestaat om een minimale dienstverlening op te leggen. De presidente van de regio Madrid, die uit ervaring de wettelijke manoeuvreerruimte kent en zich vooral gesteund voelde door het mediakoor van tv-kanalen, deed een provocatieve zet door een minimale dienstverlening op te leggen aan 50 % van het personeel.
Deze valstrik brengt de metro-arbeiders met de rug tegen de muur. Als zij de minimale dienstverlening aanvaarden, dan wordt hun wil om niet te plooien voor de dictaten van het management aangetast. Als zij hem niet aanvaarden, dan draaien ze op voor alle tegenspoed van hun klassenbroeders, die de grote meerderheid van metrogebruikers uitmaken... Bovendien verleent deze wet (die volgens de verdedigers van de burgerlijke orde strenger moet) aan de regering (de uiteindelijk baas) de mogelijkheid om sancties op te leggen als deze minimale dienstverlening niet wordt gerealiseerd, wat de bourgeoisie nog een bijkomende troef biedt bij de onderhandelingen. Twee dagen nadat de metro-arbeiders hun weigering van de minimale dienstverlening terugtrokken, deed de leiding van de maatschappij het aantal gesanctioneerde arbeiders stijgen van 900 naar 2800.
De enige weg uit een dergelijke valstrik is de solidariteit van andere arbeiders op te zoeken.
De kracht van de arbeidersstrijd wordt niet afgemeten aan hun capaciteit om de kapitalistische bedrijven verliezen toe te brengen. Daar zijn de leiders van deze bedrijven zelf wel toe in staat, zoals het geval van de metro te Madrid aantoont. Deze kracht kan evenmin worden afgemeten aan de capaciteit om een stad of sector lam te leggen. Ook op dat vlak is het moeilijk wedijveren met de burgerlijke staat zelf.
De kracht van de arbeidersstrijd is dat hij, al dan niet expliciet, terugvalt op universele waarden voor alle uitgebuiten: menselijke noden mogen niet worden opgeofferd op het kapitalistisch altaar van winst en concurrentie.
Ongeacht de radicaliteit van de botsing tussen één of andere sector van de arbeiders met hun bazen, als de bourgeoisie er in slaagt om die voor te stellen als iets specifiek of bijzonder, zal het haar altijd lukken de strijd te ontkrachten en heel de arbeidersklasse een demoraliserende steek toe te brengen. Als daarentegen de arbeiders er in slagen om de solidariteit van andere arbeiders te winnen, als zij hen kunnen overtuigen dat hun eisen geen bedreiging zijn voor de andere uitgebuiten, maar een uitdrukking van dezelfde klassenbelangen, als zij Algemene Vergaderingen en bijeenkomsten houden waarbij andere arbeiders zich kunnen aansluiten, dan versterken zij zichzelf en de gehele arbeidersklasse.
Voor de strijd van de kameraden van de Madrileense metro, was het belangrijkste niet het sturen van stakingspiketten om het uitrijden van treinstellen te beletten (zelfs al moet de Algemene Vergadering weten of haar beslissingen worden opgevolgd), maar de redenen van hun strijd uit te leggen aan hun kameraden van EMT (gemeentelijk transportbedrijf), Telemadrid (regionale tv-zender) of andere ambtenaren. Voor de toekomst van de strijd is het niet essentieel dat een bepaald percentage minimale dienstverlening wordt gehaald (zelfs indien de meerderheid van de arbeiders van de werkverplichtingen moet worden opgehaald, opdat de Algemene Vergadering, de piketten en de bijeenkomsten zouden doorgaan en worden bijgewoond). Het belangrijkste blijft het winnen van het vertrouwen en de solidariteit van de andere arbeiderssectoren en naar de arbeiderswijken te gaan om uit te leggen waarom de eisen van de metro-arbeiders geen voorrecht noch bedreiging zijn voor de andere arbeiders, maar een antwoord op de aanvallen veroorzaakt door de crisis.
Deze aanvallen zullen alle arbeiders raken, van alle landen, omstandigheden, categorieën... Als het kapitaal in staat is de arbeiders tegen elkaar op te zetten of de strijd te isoleren, zelfs al is die radicaal maar gevangen in zijn eigen hoekje, dan zal het er in slagen de noden van zijn uitbuitingssysteem op te leggen. Maar als de arbeidersstrijd daarentegen begint met eenheid en massieve strijd te verspreiden tegen deze misdadige aanvallen, dan zullen wij in staat zijn nieuwe en brutalere offers te beletten. Dat zou een belangrijke stap zijn voor de ontwikkeling van het proletarisch alternatief tegenover de kapitalistische ellende en barbarij.
AP / 12.06.2010
(1) De Spaanse regering is in handen van de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE), terwijl de regio en stad Madrid, waarvan Esperanza Aguirre de president is, onder het bewind vallen van de rechtse Volkspartij (PP), waarvan Mariano Rajoy de voorzitter is. Het beheer van de metro valt onder het bestuur van Madrid. En zo komt het dat de twee partijen aan politiek opbod gedaan hebben, elkaar voor rotte vis hebben uitgescholden, maar wel akkoord gingen op de kap van de metro-arbeiders [nvdv].
(2) Lees in het Spaans onze balans van 8 juni op www.es.internationalism.org [145].
(3) www.usuariossolidarios.wordpress.com [146]
Een aantal strijdbare arbeiders uit recente stakingsbewegingen in Turkije van het Nationaal Tabak en Alcohol Monopoly (TEKEL), die van de Dienst van Waters en Rioleringen van Istanbul (ISKI), de brandweer, de arbeiders van Sinter Metal, het gemeentepersoneel van Esenyurt, de bouwvakkers van Marmaray, de vuilnisophalers, het personeel van de Turkse Raad voor Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek (TUBITAK) en arbeiders van ATV-Sabah News Corporation, zijn bijeengekomen en hebben een arbeidersgroep opgericht met de naam Platform van Strijdende Arbeiders. Een groep van arbeiders van TEKEL heeft gewerkt aan de oprichting van een comité om de lessen te trekken uit de strijd waarin zij verwikkeld waren en het Platform van Strijdende Arbeiders is een belangrijke etappe bij het scheppen van banden met andere arbeiders. In het bijzonder met diegenen die strijden tegen de bepalingen en voorwaarden die recent werden ingevoerd door de 4-C (1), die in wezen neerkomt op een veralgemeende aanval op alle arbeiders van de openbare sector, met een loonvermindering, het toestaan van overplaatsing van arbeiders, de verplichting tot niet betaalde overuren, het recht voor de directie om arbeiders tijdelijk te ontslaan en het toelaten van willekeurige ontslagen.
De arbeiders van dit platform lanceren een oproep voor geldelijke steun om te kunnen bijdragen tot deze strijd. Wij houden er aan te onderstrepen dat zij geen geld vragen om zich te voeden tijdens een staking. Ook al kan dit type van solidariteit heel belangrijk zijn, zeer dikwijls komt het nooit terecht bij de stakers die in strijd zijn, en zelfs als dat toch het geval is, kan het nauwelijks het lijden verlichten van tienduizenden families die door deze grote staking getroffen zijn. Wat zij verwachten is dat het geld het hen mogelijk zal maken om de activiteiten te organiseren die noodzakelijk zijn voor de strijd. Turkije is een zeer groot land (reizen door Turkije is zoals het reizen van Londen naar Warschau), en TEKEL bijvoorbeeld, is een bedrijf met arbeiders over heel het land. Reizen om vergaderingen te kunnen bijwonen kost geld, net zoals het organiseren van de verspreiding van pamfletten, afficheren, of het houden van openbare bijeenkomsten. Na een lange strijd in een van de armste landen van Europa beschikken de arbeiders over weinig geld.
Wees niet ontmoedigd als u niet veel kan missen. Denk er aan dat Turkije een van de armste landen is van Europa en dat zelfs een klein beetje geld veel kan bewerkstelligen. De prijs bijvoorbeeld van een pakje sigaretten en een biertje in Europa kan voldoende zijn om een werknemer naar een vergadering te kunnen sturen in een andere stad.
Om direct geld op te sturen naar het Platform van Strijdende Arbeiders, ga daarvoor naar de het Engelstalige deel van onze website, in het kader rechts 'Support Tekel Workers' Group'n
IKS / 13.05.2010
(1)Administratieve naam van de recente hervorming van het ambtenarenregime.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 202.91 KB |
Internationalisme nr. 348 - 4e kwartaal 2010 Internationalisme nr. 348
Terwijl in Frankrijk en andere landen van Europa (Spanje, Groot-Brittannië, Griekenland, ...) een toenemende weerstand waar te nemen is tegen de besparingstsunami van de regeringen en een strijd die steeds massalere omvang aanneemt, blijven de reacties van de arbeiders in België vooralsnog vrij beperkt, Zeker, er komen hier en daar bescheiden manifestaties van strijdwil tot uiting - Duferco in La Louvrière en Charleroi, personeel van de SNCB, buschauffeurs in Wallonië (TEC) en in Vlaanderen (De Lijn), geldtransporteurs van het bedrijft Brinks -, maar de ontwikkeling van de strijd wordt in België ernstig belemmerd door de omvang van een voortdurende nationalistische tamtam.
Terwijl de politieke impasse al 150 dagen duurt, herhalen de media tot vervelens toe de eisen en de grieven van zowel de Nederlandstaligen als de Franstaligen. Aan de ene kant laat het Vlaams-nationalistische discours met meer of minder nuances het volgende idee doorsijpelen: ‘De Franstaligen, die ons altijd uitgebuit en geminacht hebben, zijn een last voor Vlaanderen. In plaats van te werken en belasting te betalen om de schuld van de Franstalige regio’s in te lossen en hun werklozen uit te betalen, zou een onafhankelijk Vlaanderen deze middelen beter kunnen gebruiken om de eigen welvaart te garanderen.’ Een min of meer beschaafde variatie van het ‘eigen volk eerst’ van het rechts-extremistische Vlaams Belang. Aan de andere kant neemt een gelijktijdige campagne in omvang toe aan Franstalige kant, die erop gericht is de een anti-Vlaamse vijandigheid aan te wakkeren onder de Franstaligen: ‘Die ondankbare en niet te vertrouwen Vlamingen hebben in het verleden geprofiteerd van de Waalse solidariteit om hun regio te ontwikkelen en nu laten ze ons vallen. Dat ze maar opstappen : laten we een plan B voorbereiden voor een Franstalig België zonder deze Vlaamse verraders.”
Wat kunnen de Belgische, Vlaamse en Waalse arbeiders verwachten van zulke nationalistische perspectieven, van aanspraken op nationale zelfstandigheid, gebaseerd op taalverschillen ? Gaat het hierbij – zoals sommige “linkse” intellectuelen beweren – om democratische eisen die ook de arbeidersklasse aangaan?
Vanaf het midden van de 19e eeuw stonden de nationale aanspraken op de voorgrond (ze vormden het hart van de revoluties van 1848, die in Europa plaatsvonden). Ze vormden een onlosmakelijk onderdeel van de ‘democratische eisen’, vooral daar waar de oude rijken (het Russische en Oostenrijkse rijk) samenvielen met de overheersing van de aristocratie. De steun van de arbeidersklasse voor sommige van die nationale aanspraken verzwakte dan ook deze machten, en dus ook de feodale reactie, en openden de weg naar de vorming van levensvatbare nationale staten, naar de ontwikkeling van de kapitalistische economie en vorming van een modern proletariaat. Toch was deze steun aan de nationale aanspraken nooit vanzelfsprekend. Want terwijl de arbeidersbeweging zich sterk maakte om de onafhankelijkheid van Polen te steunen, heeft ze nooit aan alle nationale aanspraken haar steun gegeven. Zo veroordeelden Marx en Engels de nationale aanspraken van de kleine Slavische volkeren (Serven, Kroaten, Slovenen, Tsjechen, Moraviers, Slowaken, …) want die konden niet leiden tot de vorming van een levensvatbare nationale staat. In die zin vormden ze een hindernis voor de vooruitgang van het moderne kapitalisme door een speeltje te worden van het Russische rijk en door de ontwikkeling van de Duitse bourgeoisie tegen te werken. Eveneens hebben zij de politiek van de Amerikaanse president Lincoln ter voorkoming van de afscheiding van de Zuidelijke Staten ondersteund (in dat geval hebben Marx en Engels zich, met de grootste stelligheid, dus gekeerd tegen de aanspraak op nationale onafhankelijkheid!). België beschouwden zij als een kunstmatige staat die door Groot-Brittannië in het leven geroepen werd om de industriële ontwikkeling van Frankrijk te dwarsbomen (en over de bijdrage van een ‘Vlaamse Staat’ aan de ontwikkeling van het kapitalisme wordt beter zedig gezwegen...)
De steun van de arbeidersbeweging aan de democratische eisen van toen was dus in essentie gebaseerd op een historische situatie waarin het kapitalisme nog progressief was. In die omstandigheden konden bepaalde sectoren van de bourgeoisie nog ‘revolutionair’ of ‘progressief’ optreden. Maar de situatie verandert radicaal aan het begin van de 20e eeuw en in het bijzonder met de Eerste Wereldoorlog. Vanaf dat moment zijn alle sectoren van de bourgeoisie reactionair geworden, daar het kapitalisme haar fundamenteel historische taak heeft vervuld door de hele planeet te onderwerpen aan haar economische wetten en door op een nooit vertoonde schaal de maatschappelijke productiekrachten te ontwikkelen (te beginnen met de belangrijkste onder hen: de arbeidersklasse). Dit systeem vormt vanaf dat moment niet langer een voorwaarde voor vooruitgang van de mensheid, maar integendeel een hindernis ervoor. We zijn, zoals de Communistische Internationale in 1919 verklaarde, in “een tijdperk van oorlogen en revoluties” aangeland. Vanaf dat moment hebben nationale aanspraken, gebaseerd op taal, godsdienst, ras of welke andere bijzonderheid dan ook, niets progressiefs meer en dienen niet meer door de arbeidersklasse gesteund te worden. Integendeel, zij worden een element in de imperialistische strijd tussen de machten, zoals de twee wereldoorlogen en de talloze bloedige lokale oorlogen (van het Midden-Oosten tot de Balkan bijvoorbeeld) hebben laten zien, en vormen een hinderpaal voor de internationale ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse tegen haar uitbuiters. Zo werd het Vlaamse nationalisme vanaf wereldoorlog 1 uitgebuit door het Duitse imperialisme en werd het na de tweede wereldoorlog stelselmatig ingezet om de arbeidersstrijd te verdelen (zie de stakingsbeweging van 1960-61)
Maar verzwakken deze sub-nationalistische eisen dan niet de bourgeoisie ? Ze kunnen zeker een rol spelen in de wijziging van de krachtsverhoudingen tussen de fracties van de bourgeoisie, maar ze verzwakken geenszins de bourgeoisie in haar totaliteit, integendeel. Deze heeft geen enkele scrupule om de structuur van de staat aan te passen, als dat haar toelaat de geloofwaardigheid van zijn staat te versterken en haar uitbuiting doelmatiger op te leggen. Het voorbeeld van de evolutie van de recente politieke situatie in België is bijzonder instructief op dit punt.
Volgens het beeld, dat door de media wordt verspreid, gaan de Belgische politieke krachten van mislukking naar mislukking: informateurs, pré-informateurs, verhelderaars, verzoeners hebben elkaar in de afgelopen vijf maanden opgevolgd, zonder ook maar het minste resultaat te bereiken. Maar als men het complexe politieke spel van naderbij bekijkt, constateert men dat er via achtereenvolgende zetten niettemin een reorganisatie van de staat uitgedokterd wordt, waar alle fracties zich in zouden kunnen vinden. Zo heeft de pré-formateur, de Franstalige socialist Di Rupo, de basisprincipes laten goedkeuren waarbinnen de hervorming van de staat moet plaatsvinden. Een groep van deskundigen onder leiding van bemiddelaars heeft vervolgens voorstellen geformuleerd voor de herverdeling van de financiële middelen tussen de federale overheid en de regio’s, waarmee aangegeven werd in hoeverre de Franstalige partijen bereid waren concessies te doen. De bemiddelaar De Wever, voorzitter van de Vlaams Nationalistische Partij, heeft daarna een schets van een overeenkomst voorgesteld, waarin werd bekend gemaakt welke concessies de Vlaamse nationalisten overwogen. Tenslotte hebben voor het ogenblik de verschillende partijen arbitrage aanvaard van de Nationale Bank en het Planbureau om de consequenties van de verschillende reorganisatiemodellen, die op tafel zijn gelegd, door te rekenen en te evalueren. Dus, door middel van opeenvolgende voorstellen en tegenvoorstellen, achter een rookgordijn van ruzies en twisten, zoekt de bourgeoisie wel degelijk naar de best mogelijke oplossing, die kan beantwoorden aan de belangen van de alle fracties.
En waar alle fracties van de bourgeoisie zich vinden, dat is in de wil de crisis te laten betalen door de arbeiders. In die zin zal het ordewoord van de Staatshervorming zijn: de “respon-sabilisering” van de verschillende niveaus van de macht. De federale overheid, maar ook de verschillende regio’s en gemeenschappen zullen meer dan ooit verantwoordelijk zijn voor hun eigen inkomsten en hun uitgaven, en dus ook voor een evenwicht in hun begroting. Meer nog dan in de regionalisering van het verleden, zou dat kunnen inhouden dat er verschillen bestaan in belasting en salarissen van de ene regio ten opzichte van de andere, variaties in het stelsel en de uitkeringen voor werklozen, verschillende statuten voor de ambtenaren, enzovoort. De begrotingsbeperkingen en de aanvallen op de salarissen en de leefomstandigheden zullen gecamoufleerd worden door de regionalisering van de budgetten en door de eigen ‘responsabilisering’ van de regio’s. In zekere zin opereert de Belgische staat als een multinational, die een aantal van haar activiteiten onderbrengt in een filiaal van dezelfde industriële groep, maar wat haar in staat stelt om verschillende werkomstandigheden en salarissen op te leggen en de arbeiders als concurrenten tegen elkaar op te zetten.
De arbeidersklasse heeft dus absoluut niets te winnen door het naar voren schuiven van nationalistische eisen, in de schepping van nieuwe nationale eenheden. Vroeger werd België gedomineerd door de Franstalige bourgeoisie en de Vlaamse arbeiders hadden vaak te maken met een baas die Frans sprak. Dat kon voeding geven aan de illusie, dat als men weigerde om Frans te spreken, men zich teweer stelden tegen de baas en tegen de bourgeoisie. Tegenwoordig spreken de Vlaamse arbeiders Vlaams tegen hun superieuren en hun bazen en dat heeft absoluut niets veranderd aan hun uitbuiting. Tegenwoordig kunnen ze zich richten tot de Vlaamse overheid die, zoals bij Opel-Antwerpen duidelijk te zien was, hen net zo min verdedigt als de Belgische regering. Tegenwoordig moeten zowel de Vlaamse als de Waalse arbeiders hun leefomstandigheden verdedigen tegen Waalse, Vlaamse, maar ook Amerikaanse, Duitse, Chinese ondernemers …., en de nationalistische campagnes vormen hierbij een belangrijke hinderpaal in de ontwikkeling voor een brede en verenigde reactie
- in de mate waarin ze oproepen tot de vereniging van de arbeiders en de ondernemers van dezelfde nationaliteit, die dezelfde taal spreken, enzovoort, tegen de arbeiders van een andere nationaliteit, die een andere taal spreken, en die beschouwd worden als concurrenten, of zelfs vijanden;
- in de mate waarin ze de verdelingen tussen de arbeiders doen toenemen en de arbeiders zelfs aanmoedigen om zich tegen elkaar te keren.
De “Belgische scheiding” staat vandaag in het volle licht van de schijnwerpers van de media, maar het uitbuiten van het sub-nationalisme en van het regionalisme is geenszins een puur Belgisch fenomeen, verre van dat. Zulke centrifugale tendensen bestaan in talloze landen en de crisis en de verrotting van het systeem verergeren deze tendensen nog meer: we vinden ze van Turkije tot in Canada, van Bolivia tot in China, en West-Europa vormt daarop zeker geen uitzondering. Er is een ontwikkeling van Catalaans, Baskisch, Galicisch nationalisme in Spanje, er bestaan autonomistische tendensen in Noord-Italië , autonomistische neigingen in Schotland en in Zwitserland … Het ontwikkelen van specifieke nationalistische aanspraken – naast de algemene verergering van het nationalisme en van het xenofobische gedrag in alle landen – is niet anders dan de uitdrukking van de toename van het ieder-voor-zich, dat het gevolg is van de maatschappelijke ontbinding van een kapitalistisch systeem dat totaal in een impasse verkeert.
Vandaag is het failliet van het kapitalisme dagelijks waarneembaar en elke vorm van strijd zal steeds meer de neiging hebben om een aantal fundamentele vragen te stellen over het perspectief dat het kapitalisme ons nog te bieden heeft. De bourgeoisie beseft dat maar al te goed en weet dat de bezuinigingen een radicale beweging van de kant van de arbeidersklasse kan uitlokken. Dit verklaart dan ook de hevigheid van de campagnes om de arbeiders te misleiden en tegen elkaar op te zetten.
De arbeiders mogen dan ook het vergif dat door deze toename van de (sub-)nationalistische aanspraken niet onderschatten. Ze brengen niet alleen hele belangrijke aanvallen met zich mee tegen de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse, zij beperken ook haar capaciteit om zich tegen maatregelen te verenigen en een alternatief te ontwikkelen. Zij is immers de enige klasse in de maatschappij in de periode van de ontbinding die een dynamiek kan ontwikkelen die ingaat tegen de tendens naar het verbrokkelen van Staten en de versnippering van de kapitalistische productieverhoudingen, en die streeft naar een wereldwijde eenheid middels een ‘regeringsvorm’ die overeenkomt met en beantwoord aan de reeds wereldwijd ontwikkelde productiekrachten n
Jos / 17.11.2010.
Bij het bombardement op 23 november van een Zuid-Koreaans eiland Yeonpyeong, door het regime van Noord-Korea, werden twee matrozen en twee burgers gedood en talrijke huizen vernield. Het ligt in dezelfde lijn als de dood van 46 Zuid-Koreaanse matrozen in maart 2010, toen hun schip zonder enige twijfel werd getorpedeerd door een Noord-Koreaanse onderzeeër. Dit laatste incident volgt eveneens op de onlangs geuite openbare aanklacht tegen het Noorden waarbij deze, vanwege van zijn geavanceerde productie van plutonium voor militaire doeleinden, gekwalificeerd werd als een 'schurkenstaat'. Vandaag heerst er een gevaarlijk samenvallen van de spanningen op het strategische schaakbord van Zuid-Oost-Azië en waarin niet alleen Noord- en Zuid-Korea betrokken zijn maar ook China en de Verenigde Staten. Niemand wil op het ogenblik een totale oorlog, en zeker niet de respectievelijke en voornaamste peetvaders van elk deel van de twee Korea's, China en de Verenigde Staten. Maar de toestand kent zijn eigen dynamiek naar de afgrond en een irrationaliteit, die uit de hand dreigt lopen.
De oorlog van Korea van 1950-‘53, waarbij de Sovjet-Unie en China het regime in het noorden steunden tegen het pro-Amerikaanse regime uit het zuiden, bracht de Amerikanen ertoe een stortvloed van 13.000 ton bommen per maand te droppen.
In het Noorden is de oorlog nooit officieel als beëindigd beschouwd en van tijd tot tijd duiken er nog spanningen op. Deze spanningen zijn in de huidige periode gevaarlijker geworden door het opkomend militarisme, door een veel meer nadrukkelijke bevestiging van het imperialisme van China, waardoor de Verenigde Staten, als enige grootmacht in de wereld, ertoe gedreven worden om hun aanwezigheid voortdurend te onderstrepen.
Na de aanval van 23 november heeft president Obama Noord-Korea betiteld als een 'ernstige en constante bedreiging, die aangepakt moet worden' (BBC-News van 23 november). Voordien hadden de Verenigde Staten het land al bestempeld als een 'schurkenstaat' en Bush had het ingedeeld in het kamp van de 'as van het kwaad'. Er zijn permanent tienduizenden Amerikaanse soldaten gestationeerd in de regio, zowel in Zuid-Korea als in Japan. En de Verenigde Staten zijn voortdurend betrokken bij militaire oefeningen in het binnenland en rond de wateren die door beide Korea's betwist worden. Het sturen van een eskadron, samen met het vliegdekschip USS George Washington (dat rond 29 november moest aankomen in de zone), kan de spanningen alleen maar doen oplopen. Het feit dat de Zuid-Koreaanse Minister van Defensie de laan werd uitgestuurd omdat hij niet vlug genoeg had geantwoord op het spervuur – het vuren duurde 13 minuten – is nog een andere bron van spanning. De regering heeft beslist om de 'regels van het engagement te herdefiniëren', die er tot nog toe op neerkwamen om escalaties te vermijden (The Guardian van 26 november). Ongeveer vijf jaar geleden, had het Pentagon de mogelijkheid overwogen om nucleaire aanvallen op Noord-Koreaanse 'doelwitten' uit te voeren en vandaag zijn er tenminste twee Amerikaanse terreinen, die vol staan met bewapende kernraketten, en die voortdurend gericht staan op het regime van Pyonyang. Hun 'strategisch geduld'-plan, dat wil zeggen hun plan om druk uit te oefenen op Noord-Korea door middel van verscherpte sancties en militaire provocaties - terwijl ze op hetzelfde moment de onmiddellijke ontmanteling van de kernwapens eisen - komt in grote lijnen overeen met wat de Verenigde staten doen tegen Iran: de wortel en de stok.
Maar er is geen enkel teken, zoals Washington had gehoopt, van een naderende val van het Noord-Koreaanse regime, dat sterker en brutaler lijkt dan ooit. Net zoals de banden tussen Noord-Korea en China nog zijn aangehaald, toen deze laatste openlijk de machtovername van de zoon van de 'Grote Leider', Kim Jong Eun, toejuichte en hem voor langere tijd zijn steun aanbood. Noord-Korea speelt een vitale strategische rol als bufferzone voor China en China steunt het ook om te voorkomen dat er miljoenen vluchtelingen over de grens, in China, zouden neerstrijken.
Al deze 'oorlogsstokers' beweren de 'stabiliteit' te willen, maar zij spelen juist een gevaarlijk spel. De uitkomst ervan is nog onzekerder doordat de imperialistische wereldorde de laatste twintig jaar steeds chaotischer is geworden n
Baboon/26.11.2011
Vandaag jammeren alle Westerse politici over de repressie en de ellende die Libië, Tunesië en Egypte treffen. Met de hand op het hart verklaren ze allen hun solidariteit t.o.v. “het lijden van de Arabische wereld”. Maar hun werkelijke daden bewijzen hun grenzeloze hypocrisie en totale onmenselijkheid. Geconfronteerd met duizenden vluchtende emigranten, die het Europese vasteland proberen te bereiken, organiseren alle bourgeoisieën zich om een ondoordringbaar ijzeren gordijn op te richten.
Zaterdag 25 februari kondigde de Europese commissaris, Cecilia Malmström, aan: “Ik heb het genoegen [sic!] u aan te kondigen dat vanaf zondag 20 februari missie “Hermes” van Frontex (het agentschap dat toeziet op de Europese grenzen) officieel zal worden ontplooid om de Italiaanse autoriteiten te helpen de migrantenstroom vanuit Noord-Afrika te beheren, en in het bijzonder de aankomsten vanuit Tunesië op het eiland Lampedusa.” Frontex zal tevens marine- en luchtsteun leveren voor het toezicht op de grenzen. In totaal hebben een tiental landen, waaronder Frankrijk en Nederland, zich bereid verklaard om deel te nemen aan deze missie. Frankrijk is trouwens een land “aan de spits” voor wat betreft haar immigratiepolitiek en de verdediging van de Schengen-ruimte.(1)
Zo heeft Parijs zich zeer strikt opgesteld t.o.v. de Tunesiërs die op het eiland Lampedusa van boord zijn gegaan en waarvan velen naar Frankrijk willen vluchten: de minister van Binnenlandse Zaken heeft gewaarschuwd dat ze als illegale immigranten zullen worden behandeld en zullen worden opgeroepen terug te keren naar hun land. Geinterpelleerd voor de Nationale Vergadering herinnerde Brice Hortefeux (2) de regelgeving ter zake betreffende de migratiepolitiek: “Een buitenlander die niet in regel is wordt opgeroepen om terug te worden gestuurd naar zijn land van origine, behalve in bijzondere humanitaire situaties.” Als we Hortefeux volgen, dan bestaan bijzondere humanitaire situaties… niet en zijn er enkel valsspelers en profiteurs. En om zich nog beter verstaanbaar te maken: “Het is niet in het belang van Tunesië, dat het uitstekend heeft begrepen, noch van Europa, noch van Frankrijk, om deze clandestiene migraties aan te moedigen en te accepteren.” Dit is niet enkel geldig voor de Tunesiërs, aangezien de voorzitter van de Franse Dienst voor immigratie en integratie, Dominique Paillé, op donderdag 24 februari bevestigde dat ook de “illegalen” uit Libië “zullen worden teruggestuurd”. Ziedaar, we kunnen alvast niet zeggen dat de Franse bourgeoisie twee maten en twee gewichten hanteert! Iedereen gelijk voor de kapitalistische ellende en gruwel! Geen onrecht deze keer!
Mulan /26.02.11
(1) Kadhafi veroorloofde zich trouwens om Sarkozy hierover publiek aan de tand te voelen tijdens zijn laatste bezoek aan de tuinen van het Elysée, onder zijn Bedoeïentent. Toen hij ondervraagd werd over de mensenrechten in Libië, antwoordde hij: “Vooraleer over de mensenrechten te spreken, moeten we nagaan of de immigranten bij jullie deze rechten genieten.”
(2) Tot voor kort de Franse minister van Binnenlandse zaken.
Deze tekst is van de algemene interprofessionele vergadering (AV) van de Gare de l’Est / Ile-de-France die is ontstaan in de recente bewegingen in Frankrijk, in de herfst van 2010, tegen de hervorming van de pensioenen, en die nu nog steeds regelmatig bij elkaar komt. Deze AV doet door middel van deze ‘Internationale Oproep aan de arbeiders van Europa’ een waarde herleven, die fundamenteel is voor de arbeidersklasse en haar strijd: het internationalisme. Ja, uitgebuit in de hele wereld, ondervinden we momenteel een brutale degradatie van onze levensomstandigheden! Ja, wij worden allemaal aangevallen door de bourgeoisie! Ja, in alle landen maken de stormen van de economische crisis ons armer en doen ons soms zelfs honger lijden! Ten opzichte van dit systeem van steeds onmenselijkere uitbuiting, moeten wij weigeren om ons te laten verdelen op basis van nationaliteit, religie of huidskleur, …Onze strijd moet zich uitbreiden en verenigen over de grenzen heen.
Wij zijn een groep loontrekkers van verschillende sectoren (spoorwegen, onderwijs, informatica…), van werklozen en van iedereen met een precaire baan. Tijdens de stakingen in Frankrijk, die onlangs plaatsvonden, zijn we ons bijeengekomen in een Interprofessionele Algemene Vergadering – eerst op het perron van een station (Station Oost in Parijs), daarna in een zaal van een Arbeidsbureau. Wij willen op zo’n groot mogelijk schaal de arbeiders van andere steden van de regio Parijs groeperen. Want wij hebben genoeg van de klassensamenwerking van de vakbonden, die ons opnieuw naar de nederlaag hebben geleid. Wij wilden ons zelf organiseren om te proberen de stakende sectoren bijeen te brengen, de staking uit te breiden en dat het de stakers zouden zijn die hun strijd zelf controleren.
In Groot-Brittannië, in Ierland, in Portugal, in Spanje, In Frankrijk …. In alle landen worden we hard aangevallen. Onze levensomstandigheden worden slechter.
In Groot-Brittannië heeft de regering Cameron de opheffing aangekondigd 500.000 banen in de openbare sector, 7 miljard pond bezuiniging in de begroting voor sociale zaken, de verdrievoudiging van het inschrijvingsgeld voor de universiteit, enzovoort …
In Ierland gaat de regering Cowen het minimumsalaris per uur met een euro en de pensioenen met 9% verlagen.
In Portugal worden de arbeiders geconfronteerd een recordcijfer aan werkloosheid. In Spanje, houdt de “zeer socialistische” Zapatero maar niet op flink te korten op allerlei soorten werkloosheidsuitkeringen, sociale en medische voorzieningen ...
In Frankrijk gaat de regering maar door onze levensomstandigheden stuk te maken. Na de gepensioneerden, is de gezondheidszorg aan de beurt. De toegang tot de zorg wordt voor de arbeiders steeds moeilijker: steeds meer medicijnen moeten zelf betaald worden, verhoging van de privé-zorgverzekering, vermindering van ligplaatsen in de openbare ziekenhuizen. Zoals de hele openbare sector (de posterijen, de gas en elektriciteitmaatschappij, de telefoonmaatschappijen), worden de ziekenhuizen ontmanteld en geprivatiseerd. Het resultaat is: miljoenen arbeidersgezinnen kunnen zich van nu af aan niet meer laten verzorgen.
Deze politiek is vitaal voor het kapitalisme. Ten opzichte van de crisis en de ineenstorting van hele delen van de kapitalistische economie, vinden de laatsten steeds mindere markten die een bron van winst voor hun kapitaal kan vormen. Ook zijn ze steeds meer gedwongen de openbare diensten te privatiseren. Maar deze markten zijn beperkter in termen van productieve afzetmarkten zoals de pijlers van de wereldeconomie waren zoals de bouw, de automobiel, de olie …. Ze zullen, zelf in het beste geval, geen nieuw economische opleving meebrengen, die redding brengt.
Ook zal de strijd om de markten. tegen de achtergrond van de ineenstorting, voor de grote internationale trusts steeds meer verbeten worden. Met andere woorden, het zal een kwestie van leven of dood worden voor de investeerders van kapitaal. Om zich te verdedigen verschanst ieder kapitalist zich in deze strijd achter zijn staat. In naam van de verdediging van de nationale economie, zullen de kapitalisten proberen ons mee te slepen in hun economische oorlog. De slachtoffers van deze oorlog zullen ….. de arbeiders zijn. Want achter de verdediging van de nationale economie, iedere nationale bourgeoisie, iedere staat, iedere baas probeert zijn “kosten” terug te brengen om zijn “concurrentiepositie” te behouden. Concreet zullen ze niet ophouden de aanvallen op te voeren tegen onze levens- en werkomstandigheden. Als we dat laten gebeuren, als we aanvaarden dat ze de broekriem nog strakker aanhalen, zullen de opofferingen nooit een einde kennen. Ze zullen uiteindelijk onze bestaansvoorwaarden in vraag stellen!
Arbeiders, laten we weigeren ons te verdelen in sectoren, corporaties, of nationaliteiten. Laten we weigeren om ons over te leveren aan deze economische oorlog aan deze of gene kant van de grens. Laten we samen strijden en ons in de strijd verenigen! De oproep, gelanceerd door Marx, is meer dan ooit actueel: “Proletariers aller landen, verenigt u”.
Momenteel zijn het de arbeiders van Griekenland, Spanje, de studenten uit Engeland die strijden en die onderworpen zijn aan de regeringen die, of zij nu rechts of links is, in dienst van de heersende klasse staan. En net als in Frankrijk, hebben we te maken met een regering die de werkenden en werklozen, de studenten en scholieren gewelddadig onderdrukt.
In Frankrijk hebben we ons deze herfst willen verdedigen. We waren met miljoenen de straat op gegaan om deze nieuwe aanval eenvoudigweg te weigeren. We hebben gestreden tegen de nieuwe wet en tegen alle bezuinigingsmaatregelen die ons volop raken. We hebben gezegd: “Nee!” tegen de verergering van de precaire werksituatie en de armoede.
Maar de Intersyndicale heeft ons moedwillig naar de nederlaag gevoerd door de uitbreiding van de stakingsbeweging tegen te gaan:- In plaats van de obstakels van de beroepen en de corporaties te doorbreken om de arbeiders zoveel mogelijk te verenigen, heeft ze de algemene vergaderingen van iedere onderneming uitgesloten voor de arbeiders van elders.
- Ze heeft spectaculaire acties ondernomen om de “economie te blokkeren”, maar niets gedaan om stakingspiketten of vliegende piketten te organiseren die andere arbeiders hadden kunnen overhalen aan de strijd mee te doen. Het zijn de arbeiders en degenen met een precaire baan, die dat gedaan hebben.
- Ze heeft achter onze rug onderhandelt over onze nederlaag, achter de gesloten deuren van de ministeries. De Intersyndicale heeft de wet op de pensioenen nooit afgewezen, ze heeft zelfs steeds maar weer herhaald dat ze “nodig” en “onvermijdelijk” was. Zo te horen zouden we ons tevreden hebben moeten stellen om samen met haar te vragen om “meer onderhandelingen tussen de regering, bazen en vakbonden”, “meer aanpassing van de wet voor een rechtvaardige en billijke hervorming ….”
In de strijd tegen alle aanvallen kunnen we alleen maar op onszelf vertrouwen. En wat ons betreft hebben wij in deze beweging de noodzaak verdedigd van de arbeiders om zich te organiseren op hun werkplaats in onafhankelijke algemene vergaderingen, om zich op nationale schaal te verenigen om de stakingsbeweging richting te geven door afgevaardigden te kiezen die op ieder moment teruggeroepen kunnen worden. Alleen een geanimeerde, georganiseerde en gecontroleerde strijd door het geheel van de arbeiders, zowel wat betreft de middelen als betreft de doeleinden, kan de noodzakelijke voorwaarden scheppen om de overwinning te verzekeren.
Wij weten dat het nog niet afgelopen is, de aanvallen zullen blijven doorgaan, de levensomstandigheden zullen steeds moeilijker worden en de gevolgen van de crisis van het kapitalisme zullen alleen maar erger worden. Overal in de wereld moeten we dus de strijd opnemen. Daarvoor moeten we vertrouwen herwinnen in onze eigen kracht:
-wij zijn in staat de strijd in eigen hand te nemen en ons collectief te organiseren;
-wij zijn in staat om openlijk en kameraadschappelijk te debatteren door middel van het vrije woord;
-wij zijn in staat het verloop van onze debatten en beslissingen te controleren.
De algemene vergaderingen moeten niet door de vakbonden geleid worden, maar door de arbeiders zelf.. Wij zullen moeten vechten om ons leven en de toekomst van onze kinderen te verdedigen!
De uitgebuiten van de hele wereld zijn broeders en zusters van één en dezelfde klasse.
Alleen onze eenheid, over de grenzen haan, zal in staat zijn dit systeem van uitbuiting te verslaan n
De deelnemers aan de Algemene Interprofessionele Vergadering “Garde de l’Est et Île de France »
Als je contact met ons wilt opnemen : [email protected] [150]
Wat is er deze afgelopen weken gebeurd in Tunesië en Egypte en wat gebeurt er op dit moment in Libië? Een massale opstand van de bevolking en van de uitgebuite klassen tegen de terreurregimes, tegen de verschrikkelijke levensomstandigheden, tegen een werkloosheid en een ellende die ondraaglijk geworden is door de druk van een economische crisis. Deze vloedgolf laat aan de hele wereld zien dat de regeringen, zelfs de meest bloedigste, niet almachtig zijn. Het is mogelijk om ze omver te werpen. Net zoals er na het vertrek van Moebarak in Egypte en Ben Ali in Tunesië niets opgelost is. In Egypte, net als in Tunesië, behoren de nieuwe´vertegenwoordigers´ van de macht, of ze nu civiel of militair zijn, tot dezelfde kliek, tot hetzelfde kamp, tot dezelfde klasse als de oude machthebbers. Zij bewaken hetzelfde doel: ons uit te buiten!
Nadat ze decennialang vriendschap hadden gesloten met al deze dictators, bewierookt de westerse bourgeoisie, zowel links als rechts, nu op een hypocriete manier de ‘moedige volkeren die vechten voor de democratie’. Maar de ellende en de onderdrukking, die de revolte hebben uitgelokt, zijn nog altijd aanwezig. Zoals ze aanwezig blijft in de hele wereld in dienst van het kapitalisme en de heersende klasse.
Het ‘domino’-effect, dat op dit moment leidt tot de omverwerping of het rechtstreeks in vraag stellen van de tirannieke regimes in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, roept bij velen de gedachte op aan de kettingreactie, die de ineenstorting van de regimes van het Oostblok in het begin van de jaren 1990 kenmerkte. Ze gaat bovendien gepaard met eenzelfde illusie: de diverse volkeren, bevrijd van tientallen jaren van terreur, te doen vastklampen aan de valse democratische hoop. Maar er bestaat een enorm verschil tussen de twee gebeurtenissen en twee periodes. In 1989-´90 was het de bourgeoisie die er alleen profiteerde door haar leugenachtige ideologie te verspreiden over de dood van het kommunisme (door dit gelijk te stellen aan de ontbindende stalinistische regimes). De proletariërs waren zich er dus niet bewust van dat er in werkelijkheid een heel deel van het kapitalistische systeem, dat bankroet was, ineenstortte. Deze omvangrijke propaganda had een zeer belangrijke slag toegebracht aan het moreel en de strijdbaarheid van onze klasse. Concreet gezien waren er in de hele jaren 1990, in de hele wereld, zeer weinig momenten van strijd. Maar op dit moment vormt de bevrijding van hele volkeren van het juk van het enorme gewicht dat deze gehate dictaturen oplegden, integendeel een aanmoediging tot strijd overal in de wereld, zelfs als deze opstanden gevangen blijven in de verderfelijke nationalistische ideologieën en in sterke illusies omtrent mogelijke verkiezingen. De aanwezigheid van de arbeiders in de beweging, die zich bevestigen op hun klasseterrein, rondom hun eigen eisen, vormt daarin bovendien het meest positieve element. En het is precies dat aspect dat bij de bourgeoisie, overal in de wereld, de vrees doet toenemen. De arbeidersstrijd, die in het begin verdronken werd in de uitbarsting van algemene woede, heeft vooral in Egypte een rol gespeeld die de gebeurtenissen zeker versneld hebben. Het is veelbetekenend dat, slechts 48 uur na de uitbreiding van de stakingen in de industriële regio van heg Suezkanaal, Obama het leger ervan heeft overtuigd dat het vertrek van Moebarak onmiddellijk moest plaatsvinden. En het is nog verhelderender te zien dat de stakingsbeweging zich daarna verder uitbreidde. Daardoor werd het leger, de nieuwe nationale heerser, ertoe gedwongen om een ondubbelzinnige boodschap te lanceren waarbij op intimiderende wijze te kennen werd gegeven aan de stakers om te stoppen en aan de arbeiders en ambtenaren het werk weer op te nemen!
Hossam el-Hamalawy (1) beschrijft, in een artikel in De Guardian van 14 februari, deze opleving van de strijd van de arbeiders als volgt: "Alle klassen in Egypte namen deel aan de opstand. Moebarak slaagde erin om alle sociale klasse van zich te vervreemden. Op het Tahrirplein vond je zoons en dochters van de Egyptische elite, samen met arbeiders, mensen uit de middenklasse en armen uit de stad. Maar bedenk wel dat pas toen de massastakingen begonnen, op woensdag, de macht van het regime begon af te brokkelen en het leger Moebarak moest dwingen om zich terug te trekken, omdat het systeem op het punt stond ineen te storten. (....) Vanaf de eerste dag van de opstand, op 25 januari, heeft de arbeidersklasse deelgenomen aan de protesten. Maar de arbeiders namen in eerste instantie deel als ‘protesterenden’ en niet zozeer als ‘arbeiders’, wat wil zeggen dat ze niet onafhankelijk handelden in de beweging . Het waren niet de protesterenden die de economie hadden stopgezet, maar de regering met zijn avondklok en door de banken en de zakencentra te sluiten. Het was een kapitalistische staking, bedoeld om de Egyptische bevolking te terroriseren.”
In een artikel op www.pmpress.org [151] geeft David McNally(2) een idee van de omvang van de arbeidersstrijd: “In de week van 7 februari, in de loop van een paar dagen, gingen tienduizenden van hen plotseling over tot actie. Duizenden spoorwegarbeiders staakten en blokkeerden hierbij de spoorlijn. Zesduizend arbeiders bij de Suezkanaal dienst liepen weg van hun werk, en hielden een sit-in in Suez en in twee andere steden. In Mahalla gingen 1500 arbeiders van de Abul Sebae Textielfabriek in staking en blokkeerden de autosnelweg. In het Kafr al-Zayyat-ziekenhuis organiseerden honderden verplegers een sit-in en werden daarbij vergezeld door honderden werknemers van andere ziekenhuizen. Door heel Egypte heen sloten zich duizenden anderen - buschauffeurs in Cairo, werknemers bij Telecom Egypte, journalisten van een aantal kranten, arbeiders van de farmaceutische bedrijven en bij de staalbedrijven - bij de strijdgolf aan . Ze eisten hogere lonen, het ontslag van wrede managers, uitbetaling van achterstallig loon, betere werkomstandigheden en onafhankelijke vakbonden. In vele gevallen eisten ze ook de terugtrekking van President Moebarak. En in sommige gevallen, zoals dat van de 2000 arbeiders bij de Helwan Zijdefabriek, eisten ze de verwijdering van de raad van directeuren van hun onderneming. Tenslotte waren er ook nog duizenden leden van het college van professoren van de Universiteit van Cairo, die zich bij de protesten aansloten, de confrontatie met de veiligheidstroepen aangingen, en de Eerste Minister, Ahmed Shariq, verhinderden zijn regeringskantoor binnen te gaan.”
We zouden er talrijke andere voorbeelden aan toe kunnen voegen: ongeveer 20.000 arbeiders van Al-Mahalla Al-Kobra, de grootste spin- en weeffabriek van Egypte, meer dan 100 kilometer ten noorden van Cairo, die een staking uitriepen na een pauze van drie dagen, de bankbedienden die de afzetting eisten van hun corrupte bazen, de ambulanciers die, uit protest tegen de lonen, hun voertuigen gebruikten om wegen te blokkeren, de arbeiders die voor het kantoor van de Federatie van Egyptische vakbonden manifesteerden, om ze daarbij aan te klagen als een ‘bende dieven’ en een ‘groep gangsters’ en haar opheffing vroegen (de sterke arm van de ordedienst van de vakbonden beantwoordde het protest van deze arbeiders natuurlijk met .... slagen en kogels). Er zouden hier, zonder twijfel, nog vele andere voorbeelden aan toegevoegd kunnen worden.
Nu de massale manifestaties versnipperd zijn, doet het gerucht de ronde dat arbeidersvergaderingen verboden zouden zijn. We weten al dat in de hele periode, waarin het leger zich er op voorstond de mensen te beschermen, honderden militanten werden gearresteerd en gemarteld door ditzelfde instituut van het ‘volk’, en er is geen enkele reden om te verwachten dat dit soort van ‘normale’ repressie niet voortgezet zou worden, zelfs als frontale botsingen worden vermeden.
Eveneens bestaan er illusies dat het leger tot het volk behoort. Deze illusies zijn gevaarlijk, want ze verhinderen de onderdrukten om te zien wie hun vijand is en waar de volgende slag vandaan zal komen. Maar deze illusies over het leger maken deel uit van de meer algemene illusies over de ‘democratie’, namelijk dat een verandering in de vorm van de kapitalistische staat de functie van deze staat zal veranderen en haar in dienst zal stellen van de behoeften van de meerderheid van de bevolking. De oproep om onafhankelijke vakbonden te vormen, die vele stakingen kenmerkt, vindt haar oorsprong in het bijzonder in een variant op deze ‘democratische’ mythe. Zij is gebaseerd op het idee dat de kapitalistische staat, waarvan de rol is om een systeem te beschermen, dat noch aan de arbeiders noch aan de mensheid als geheel iets te bieden heeft, de uitgebuite klasse haar eigen onafhankelijke permanente organisaties kan waarborgen.
We zijn nog ver af van de revolutie in de enige betekenis zoals die momenteel kan plaatsvinden: de internationale proletarische revolutie. Het authentieke revolutionaire bewustzijn, dat nodig is om zo’n revolutie naar de overwinning te voeren, kan zich alleen maar op wereldschaal ontwikkelen. Ze kan zich niet concreet ontwikkelen zonder de beslissende bijdrage van de meest ervaren arbeiders van de oudste kapitalistische landen, die van Europa. Maar de proletariërs (en de andere onderdrukte lagen) van het Midden-Oosten en van Noord-Afrika hebben, door hun strijd, reeds de essentiële lessen voor het wereldproletariaat voor het voetlicht geplaatst: over de manier waarop hun eigen strijd in handen genomen moet worden, over de organisatie van de bezetting van de straat, over de solidariteit en de wederzijdse hulp ... Op het Tahrirplein heeft deze creativiteit op het gebied van zelforganisatie van de arbeidersstrijd zich al uitgedrukt, zoals McNally dat beschrijft: “Op het Tahrirplein, het zenuwcentrum van de ‘revolutie’, was de menigte, soms met honderdduizenden protesterenden, rechtstreeks betrokken in de beslissingen. Georganiseerd in kleinere groepen, discussiëren en debatteren de mensen, en zenden dan verkozen delegaties naar de plaatsen waar overlegd wordt over de eisen van de beweging. (...) delegaties van de mini-vergaderingen komen dan samen om te discussiëren over de heersende stemming, voordat de mogelijke eisen, via het geïmproviseerde luidsprekersysteem van het plein, worden voorgelezen. De aanvaarding van ieder voorstel gebeurt op basis op de omvang van het boegeroep of gejuich, die het ontvangt van menigte als geheel.” Eveneens lessen over de manier waarop men zich collectief kan verdedigen tegen de aanvallen van de politie en de plunderaars, over manier waarop de sektarische verdelingen tussen de soennieten en de shi’iten, moslims en de christenen, religieuzen en niet-religieuzen overwonnen kunnen worden. Lessen over de verspreiding, over de grenzen van alle landen heen, van de revolte die zich uitbreidt van land tot land, met dezelfde eisen en methodes, en en het feit dat overal de proletariërs gaan ontdekken dat ze aanlopen tegen dezelfde aanvallen op hun levensniveau, tegen dezelfde repressie, tegen hetzelfde systeem van uitbuiting. Toen ze in de loop van de laatste dagen werden geïnterviewd door de pers, hebben de arbeiders in Egypte de eenvoudige waarheid verteld over wat hen ertoe aanzet om te staken en te demonstreren: ze kunnen hun gezin niet voeden, want hun lonen zijn te laag, want de prijzen zijn teveel gestegen, want de werkloosheid grijpt om zich heen....
De arbeidersklasse van alle landen zal steeds meer te maken krijgen met de verslechtering van haar levensomstandigheden en geen enkele ‘democratische hervorming’ zal hen verlichting brengen. De arbeidersklasse heeft alleen haar strijd om zich te verdedigen, en het vooruitzicht van een nieuwe maatschappij als oplossing n
Am/W / 26.02.2011
(1) Een Egyptische journalist die een blog heeft op arabawy.org.
(2) Professor in de politieke wetenschap aan de universiteit York in Toronto.
Alle regeringen, van uiterst rechts, van rechts, van links of uiterst links, voeren overal dezelfde laaghartige aanvallen uit tegen de levens- en arbeidsomstandigheden, dezelfde golven van ontslagen, dezelfde bezuinigingen... Resultaat: de bevolking van alle landen zinkt weg in de ellende. Volgens het laatste 'strategiedocument' van 13 september van het Internationale Monetaire Fonds en de Internationale Arbeidsorganisatie, heeft de financiële wereldcrisis over de hele wereld een opflakkering de van werkloosheid veroorzaakt. Het officiële aantal werklozen is van 30 miljoen in 2007 gestegen naar meer dan 210 miljoen vandaag. In Spanje is de stijging rond de 10%. In Ierland, de ‘Keltische tijger’, bedraagt de stijging in jaar tijd 7%. In de Verenigde Staten heeft de armoede ook een nieuw historisch record bereikt. Het laatste jaarlijkse rapport van het Amerikaanse opinieonderzoeksbureau heeft half september aangekondigd dat er voortaan 43,6 miljoen mensen onder de armoedegrens zijn beland. Concreet komt het er op neer dat één op zeven Amerikanen leeft van minder dan 902 dollar per maand. Alleen al in de jaren 2008 en 2009 hebben 6,3 miljoen Amerikanen de rijen van de 'nieuwe armen' vervoegd! Natuurlijk is de bourgeoisie van de grootste wereldmacht tegenover deze 'economische epidemie' niet met de armen over elkaar blijven toekijken, zonder te reageren. In Las Vegas bijvoorbeeld, werd er een muur gebouwd ... om de wijk van de grootste 'pechvogels' te onttrekken aan het oog van de toeristen! Zij die daar leven, of beter gezegd: overleven, moeten nu omweg maken van verschillende kilometers om te gaan werken, studeren of zich te verzorgen. De spoeddiensten, de ambulances en de brandweer verliezen dan ook kostbare minuten, die soms dodelijk zijn voor slachtoffers van hartaanvallen of ongevallen... Maar dat maakt voor de heersende klasse niets uit, als zij machteloos staat om de golf van verarming in te dijken rest haar nog altijd haar cynisme: 'Verstop die gebrekkigen, zodat ik ze niet hoef te zien'.
Als symbool van de wereldwijde dimensie van de crisis heeft het Castro-regime op het eiland Cuba, op enkele kilometers van de Amerikaanse kust, aangekondigd dat het binnen zes maanden een half miljoen banen bij de publieke werken gaat schrappen! De ambtenaren in Rusland zullen trouwens min of meer hetzelfde regime opgelegd krijgen: binnen drie jaar verdwijnen er 100.000 banen .
Al deze cijfers zijn geen abstracties, ze worden op een dramatische wijze belichaamd in het dagelijkse leven van miljoenen arbeidersfamilies. Uit de duizenden voorbeelden, zouden volgens de nieuwe barometer van de Kring van Europese Gezondheidsinstanties, “een kwart van de Polen, van de Fransen en van de Amerikanen er vanwege de economische crisis vanaf moeten zien zich medisch te laten behandelen” (La Tribune, van 21 september). Frankrijk staat bekend áls een van de landen met de meest doeltreffende en meest gelijkberechtigde gezondheidsstelsels van de wereld. En desondanks is in‘het land van de Mensenrechten', het aantal mensen dat 'verkiest om hun medische verzorging uit te stellen’ met een sprong toegenomen van 11% naar 23%.
En morgen? Zal het nog slechter worden...
De economische crisis is geen 'slecht moment dat voorbijgaat'. Al die leiders, die politici, die doctors in de sociale wetenschappen, die in discussieprogramma’s op de tv komen uitleggen hoe de bezuinigingen van vandaag ons in staat zullen stellen om morgen 'uit de tunnel te geraken' zijn gepatenteerde leugenaars.
Sinds 1967 volgen de recessies elkaar op en sleuren ze de mensheid steeds verder mee naar beneden. En het ritme versnelt zich. Vandaag, twee jaar na de financiële aardverschuiving van 2008, trekken er zich opnieuw zwarte en dreigende wolken samen boven de wereldeconomie. Alle banken zitten tot over de oren in de schulden. In de Verenigde Staten zijn sinds het begin van 2010 meer dan 120 maatschappijen bankroet gegaan. In Ierland heeft de genationaliseerde Anglo-Irish bank zojuist een zesmaandelijks verlies aangekondigd van 8,2 miljard, wat historisch een nationaal record is. De lokale openbare gemeenschapsdiensten zitten in hetzelfde schuitje. Harrisburg, de hoofdstad van Pennsylvania, staat op de rand van het bankroet. Deze stad van 47.000 inwoners bezwijkt onder het gewicht van haar schulden; zij heeft in september zelfs haar schuldeisers niet kunnen terugbetalen. De lokale gezagshebbers hebben dus een ‘plan van de laatste kans aangekondigd’: een drastische verlaging van de lonen van de ambtenaren, een verhoging van alle belastingen en de verkoop van gemeenschapsgoederen zoals parkeergelegenheid of bibliotheken. Het gaat hier niet om een geïsoleerd geval. Een zeer grote meerderheid van de Amerikaanse hoofdsteden kampt met gelijkaardige tekorten. De staten van de Unie worden met failliet bedreigd. In Californië worden de ambtenaren (diegenen die nog niet ontslagen zijn) nu al maanden niet meer betaalt in dollars maar in IOU (1), een soort nieuwe lokale munt. En de nationale staten gaan dezelfde weg. Naar de persoonlijke visie van de meest serieuze economische deskundigen (Roubini, Stiglitz, Jorion...), zal de redding van Griekenland haar doel voorbij schieten. Ierland, Portugal, Spanje en Italië zouden in de heel nabije toekomst op hun beurt wel eens midden in een cycloon kunnen terechtkomen. En in de Verenigde Staten zijn de 'economische fundamenten' (werk en werkloosheid, bank- en staatsschulden, onroerend goed...) heel snel aan het verloederen.
Het is onmogelijk om met zekerheid aan te kondigen welke sector van de wereldeconomie als eerste getroffen gaat worden en op welk moment. Maar één zaak is zeker, de crisis gaat onvermijdelijk verergeren en de stormen zullen steeds heviger worden. De uitgebuiten hoeven zich geen enkele illusie te maken: het kapitaal gaat zich steeds wreder tegenover hen opstellen.
Pawel / 25.09.2010
(1) I Owe Unto: ik ben schuldig voor een onbepaalde periode – samengetrokken in I Owe You- Ik ben U verschuldigd.
Op zondag 23 januari defileerden meer dan 30.000 burgers door de straten van Brussel onder de leuze “shame!” om hun ergernis tot uitdrukking te brengen over de politieke impasse in België en om een regering te eisen. Welke betekenis moeten we toekennen aan deze optocht die geïnitieerd is door een oproep van vijf studenten, of aan andere acties, zoals die van donderdag 17 februari, die zich als een strovuurtje hebben verspreid? Ze zijn de uitdrukking van het feit dat de mensen er genoeg van hebben en dan vooral de jongeren. Genoeg van alle kleingeestige ruzies tussen de verschillende politieke partijen, die de voorpagina’s van de kranten vullen, terwijl de economische crisis steeds dringender wordt en velen vragen doet stellen over de toekomst. Maar ze deden ook een beroep op de verantwoordelijkheid van de politieke ‘democratische’ krachten, tien maanden na de uitspraak van de kiezers: “Ik ben verbijsterd om te moeten constateren dat dit land, na al die tijd, nog steeds geen regering heeft terwijl de problemen zich opstapelen: 365.000 Belgen die hun afbetalingen niet kunnen nakomen, is dat geen reden genoeg om snel een compromis te vinden?” (…) “Wat is er lichtvaardig aan om te vragen dat er een regering komt die snel de kwaliteit van het leven van de Belgen en de sociaal-economische toekomst van alle jongeren veiligstelt?”. (verklaring van de jonge organisatoren, Le Soir, 24.01.2011) Behalve de ongerustheid en de ergernis, zijn er hoofdzakelijk twee ideeën die uit deze verklaringen van de initiatiefnemers van deze beweging naar voren komen: de eerste is het feit dat het land geregeerd moet worden vanwege de crisis; de tweede is de noodzaak van solidariteit om een politiek te ontwikkelen in dienst van de hele bevolking van het land!
Is de Belgische staat werkelijk verlamd zonder een nieuwe regering en is hij niet in staat om beslissingen te nemen? Laten we ons niet vergissen! Zeker, de Belgische bourgeoisie is verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar als een woedende roede wolven te lijf gaan om de mooiste stukjes te bemachtigen. Maar op het moment dat hun vitale belangen bedreigd worden, zetten ze hun onderlinge conflicten op het tweede plan en verenigingen ze zich om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen: hun bedreigde marktaandeel door de druk van de economische crisis en de bezuinigingen die doorgevoerd moeten worden om het concurrentievermogen van hun economie te behouden. Zoals op dit moment, nu de internationale instellingen, zowel het IMF als het ratingagentschap ‘Standards & Poors’(S&P), de economische en politieke geloofwaardigheid van de Belgische staat onder druk zetten, net zoals ze dat gedaan hebben ten opzichte van Griekenland en Spanje:“Als België er niet in slaagt om snel een regering te vormen zou er binnen zes maanden een daling (van de notering van zijn financiële kredietwaardigheid) op kunnen treden”. (S&P, Le Soir, 14.12.2010)
Ten opzichte van dit gevaar heeft de bourgeoisie, over alle partijgrenzen heen, wat ook de institutionele obstakels en de communautaire twisten zijn, iedereen versteld doen staan, en laten zien dat ze perfect beslissingen kan nemen zonder een regering, gevormd volgens de regels van het spel. Ze heeft niet geaarzeld de ontslagnemende regering, in theorie wettelijk beperkt ‘de lopende zaken’ te regelen, een mandaat te geven om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal te garanderen: “Blijft over – en daar zijn alle grondwetdeskundigen het over eens – dat als de regering (van de lopende zaken) beweert dat de begrotingsmaatregelen, oftewel de begroting in haar geheel, dringend genomen moeten worden of een antwoord zijn op een bedreiging voor het land, niemand haar zal tegenspreken”. (Le Soir, 2.02.11) En bovendien slaagt ze er op machiavellistische wijze in om haar eigen regionale verdelingen, haar subnationalistische ruzies uit te buiten om de bevolking te mobiliseren in een oproep om te worden geregeerd, zodat de nodige maatregelen worden genomen.
Wat nu met de solidariteit om een politiek in dienst van de hele bevolking van het land, in deze context bedoeld wordt zegt het volgende citaat:“we hebben vandaag bewezen dat vijf jonge burgers erin geslaagd zijn waar de politici zijn mislukt: zich verenigen! zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”.(verklaring van de jongeren, Le Soir, 24.01.2011) Zich verenigen, zeker, maar om wat te doen, voor welke politiek? Voor de regering en de ‘democratische’ partijen, wordt het doel van deze solidariteit goed samengevat in het mandaat dat de koning heeft gegeven aan de regering van ‘de lopende zaken’ van Leterme: “dat de regering van de lopende zaken de begroting voor 2011 ‘voorbereidt met als doel er voor te zorgen dat het begrotingsevenwicht beter zal zijn dan wat overeengekomen is met de Europese autoriteiten’”. (Le Soir 02.02.2011)
En eensgezind aarzelen al deze partijen, die redetwisten en naar elkaar uitvallen over communautaire en taalkwesties, niet om mee te doen aan dit ‘solidariteitspact’ om het nationale kapitaal te verdedigen. Vooreerst door zo snel mogelijk de begroting voor 2011 uit te stippelen: 20 tot 22 miljard euro te bezuinigen om het begrotingstekort tussen nu en 2015 tot 0% terug te brengen. Dat was nog 6% in het afgelopen jaar en aldus moet worden voorkomen dat de schuld het volgend jaar de psychologische grens van 100% van het BIP overschrijdt. Vervolgens door een inter-professioneel akkoord door te voeren, afgesloten door de ‘sociale partners’(vakbonden en ondernemers), om de bezuinigingen af te wenden op de ruggen van de werkers en de concurrentiepositie van het Belgische kapitaal op de internationale markt te handhaven. Zelfs de Vlaamsradicale nationalist De Wever steekt de Eerste Minister Leterme de hand toe: “Wij staan klaar, in het parlement, om op een constructieve manier samen te werken om de begroting voor 2011 uit te werken, om een geruststellende boodschap uit te doen gaan naar de internationale markten”. (Le Soir, 24.01.2011) En juist omdat deze maatregelen niet de kleur van een of andere partij dragen, lijken deze maatregelen veel legitiemer en geven ze meer dan ooit het idee van ‘dat ze ontstaan uit collectief belang’. Door zich op te stellen achter een dergelijke ‘solidariteit’, aanvaardt men zich te onderwerpen aan de uitbuiters, dat de uitgebuiten opnieuw de klos zijn en moeten opdraaien voor een verworden kapitalisme
Nee, het probleem is niet dat de Belgische regering in crisis is! Het is het kapitalistische systeem dat ondergedompeld wordt in een verschrikkelijke economische wereldcrisis. En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, unitaristisch of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. En ze doen dat met veel machiavellistisch vertoon, gebruikmakend van communautair, nationalistisch, subnationalistische tromgeroffel, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van een enkele klasse die wereldwijd uitgebuit wordt, teneinde een systeem te redden dat in een dodelijke crisis verkeert. Als enige klasse die er geen enkel belang bij heeft om dit systeem te verdedigen, is zij de enige die het kan omverwerpen door op internationaal vlak de strijd op te nemen om een systeem in stellen in dienst van de behoeften van de mensen. “Zich verenigen zonder rekening te houden met de politieke, sociale en culturele obstakels die ons van elkaar zouden onderscheiden. Zich verenigen in solidariteit, vertrouwen en respect voor elkaar”. Ja! Maar niet achter de nationalistische spandoeken of voor de verdediging van de burgerlijke democratie, want de arbeidersklasse heeft noch een vaderland te verdedigen noch een gemeenschappelijk belang met haar uitbuiters! n
H&J /13.02.2011
Mortiergeschut en lanceren van bazooka's door jachtvliegtuigen, bombardementen vanuit de lucht en van op de grond op ongewapende betogers. De hoofdstad van Libië, Tripolis, in vuur en vlam gezet. Meer dan 2000 doden reeds enkel in de regio van Benghazi sinds 17 februari. Maar de moordpartijen en de dodelijke gevechten zijn bijna veralgemeend over heel het land. Massieve uittocht van tienduizenden gastarbeiders, ontzet en getraumatiseerd door de afschuwelijke gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Lijken van burgers zowel als van gedeserteerde soldaten met handboeien die in ondergrondse gevangenissen worden ontdekt. Overal lichamen die door granaten in flarden zijn geschoten, kadavers die ter plaatse in de straten of in de huizen achter werden gelaten met een kogel recht in het hoofd of in het hart. Het is duidelijk dat de sinistere kolonel Kadhafi en zijn zonen niet om een cent verlegen zijn geweest om hun leger en hun Afrikaanse huurlingen van de islamitische Legioenen, die vet gehonoreerd worden door middel van olie-dollars, in de ergste afslachting te lanceren, en die tot in de overrompelde ziekenhuizen zijn gekomen om de gewonden af te maken. Het bloedbad dat in Libië wordt ontketend, is de uitdrukking van de kapitalistische barbarij in heel zijn afschuw.
Libische ministers en ambassadeurs hebben verkozen om het zinkend schip van dit op hol gelagen regime te verlaten en af te treden. Gevechtspiloten verkozen om hun vliegtuigen aan de grond te zetten op Malta en militairen die de opdracht kregen om de menigte neer te knallen om te deserteren, een deel van het leger heeft zich hals over kop aangesloten bij de opstandelingen. Na bloedige gevechten, is het Oosten en vervolgens het Westen van het land in de handen van de opstandelingen gevallen. Zij plannen nu om massaal met „een nieuw gevormd leger“ rond enkele generaals, die in het andere kamp zijn overgegaan, de hoofdstad aan te vallen. Kadhafi, steeds meer geïsoleerd, regeert slechts nog over Tripolis, ten prooi aan de chaos. Maar bij het ter perse gaan, is het onmogelijk om de afloop te voorzien. Kadhafi, die zijn leven lang aan de macht kon blijven door op sluwe wijze de rivaliteit en de verdelingen uit te spelen tussen de verschillende Bedoeïenenstammen, die het archaïsche weefsel vormen van de Libische Staat, bleef zonder ophouden zijn theatrale redevoeringen opdikken met ronkende bedreigingen waarin hij de bevolking nog andere moordpartijen beloofde van de omvang van het Tienanmenplein (repressie die tussen april en juni 1989 duizenden slachtoffers in China maakte). In zijn grotesk, wezenloos en delirerend gepreek riep hij de ene keer op om tot het bittere einde te strijden, dan weer om de opstandelingen, die hij beschuldigde gedrogeerde jongeren te zijn „die zich als dieren gedragen“,gemanipuleerd bovendien door Al Qaida, tot de laatste man uit te roeien.
Met een grenzeloze hypocrisie, beperkt de westerse bourgeoisie zich ertoe om tegen dit overdreven gebruik van machtsvertoon te protesteren en vraagt zij de gevechten stop te zetten, maar „de zogenaamde internationale gemeenschap“ heeft zich tot nu toe goed weerhouden om doeltreffende economische of financiële tegenmaatregelen te treffen. Dat hoeft ons niet te verbazen.
Sinds Kadhafi, die reeds 42 jaar aan de macht is, in 2004 terug „omgangswaardig“ werd, en de spons werd geveegd over de aanslag van Lockerbie, repten alle grote mogendheden zich naar Libië om het land uitbundig het hof te maken en fantastische commerciële contracten te ondertekenen, die meer van aas weg hadden dan van een concrete aankoop. Net als alle grote oliemaatschappijen die zelfs niet op deze datum hadden gewacht om de Libische bronnen uit te baten. Niet in de eerste plaats de Franse Staat die mee voorop loopt in de voordelige verkoop van wapens (voor 30 miljoen euro met name MBDA, dochtermaatschappij van EADS, voor de anti-tankraketten Milan, EADS Defensie en Veiligheid voor telecommunicatienet-werken en de pool Dassault-Thales-Snecma Sofema voor de renovatie van Mirages). België en Nederland lieten niet na hun steeltje mee te pikken in deze wapenwedloop zoals de FN geweren en kogelhulzen getuigen die vandaag tijdens de slachtpartijen worden aangetroffen. Niemand is de verwaandheid van Kadhafi vergeten bij zijn bezoek in december 2007 aan Frankrijk waar Sarkozy de rode loper voor hem had uitgerold. Toen hij zijn luxueuze Bedoeïenen-tent en zijn gevolg in de tuinen van het Elysée mocht plaatsen in ruil voor aankoop beloftes van enkele Mirages en ander geschut. Neen, een mensenleven is voor al onze leiders en onze uitbuiters zowel van linkse als van rechtse strekking niet meer waard dan voor een Kadhafi, een Ben Ali of een Moubarak!
„Geschonden, onteerd, wadend in bloed, druipend van vuil zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als zij keurig en zedelijk cultuur, filosofie en ethiek, orde, vrede en rechtstaat presenteert maar als verscheurend beest, als heksensabbat van de anarchie, als pestadem voor beschaving en mensheid zo vertoont zij zich in haar ware, naakte gedaante”.verontwaardigde zich reeds Rosa Luxemburg in de Brochure van Junius (de Crisis van de Sociaal-democratie) in 1916. Deze zinnen hebben bijna een eeuw later niets van hun actualiteit verloren. Wij moeten ze in ons geheugen houden zolang wij niet wereldwijd de ketens van de ellende, van de terreur en van de kapitalistische uitbuiting hebben verbroken n
W /26.02.11
Na Griekenland in mei, is Ierland de diepte ingegaan. Eind november heeft de Keltische Tijger zijn klauwen, hoektanden en staart verloren. De krach! Het bankroet!
Desalniettemin werd hij twintig jaar lang onophoudelijk aangehaald als een voorbeeld. Zijn groei was 'adembenemend', naar het voorbeeld van dat van de Aziatische Tijgers uit de jaren 1980-‘90. Vandaar de bijnaam Keltische Tijger. Een echt miniatuur-model voor alle regeringen op de wereld. Maar net zoals zijn neefjes uit het Oosten, werd zijn groei gefinancierd door ... schulden. En net zoals bij zijn neefjes uit het Oosten die in 1997 elkaar zijn geklapt, bleek het mirakel van Ierland een waanvoorstelling te zijn. De staat, de banken, de bedrijven, de huishoudens, zijn momenteel allemaal bedolven onder een berg van schulden. De gezinnen van de arbeiders hebben een gemiddeld percentage aan schuld van 190%! In 2010 hebben de totale verplichtingen van de Ierse banken de 1.342 miljard dollar bereikt, wat neerkomt op 8 keer het BIP van het land (164 miljard in 2009)! Deze schuldvorderingen, waarover de banken beschikken hebben een groot deel van hun waarde verloren door de economische crisis en het uiteenspatten van de vastgoed-zeepbel. De Ierse banken staan vandaag dus voor een afgrond. Talloze leningen, die zij verstrekt hebben, zullen niet worden terugbetaald. De grootste onder hen, de Anglo-Irish-Bank, heeft in 2009 zo’n 12,9 miljard euro verloren en in het eerste semester van 2010 bijna evenveel.
Tegenover het gevaar van een stortvloed aan faillissementen, heeft de Ierse staat al 46 miljard van de eigen gelden in deze banken gepompt, maar ten koste van een kolossaal tekort van 32% van het BIP (terwijl de Europese criteria slechts een maximum van 3% toestaan). En vandaag is het natuurlijk de staat zelf die op zijn beurt wegzinkt.
Deze rampzalige economische toestand heeft de landen van de Europese Unie ertoe verplicht om zich naar het ziekbed van de zieke te ijlen. Om 85 miljard euro aan hulp te deblokkeren. Dat zal de zieke niet genezen, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen, om de doodsstrijd te verlengen.De Ierse bourgeoisie heeft in heel deze geschiedenis maar één troost, zij zal niet de enige zijn die ondergaat. Portugal zit haar dicht op de hielen, heel dicht. “Portugal zou de volgende op de lijst moeten zijn. Ik weet niet of het voor Kerstmis zal zijn, maar het zal volgende jaar in elk geval onvermijdelijk zijn” heeft de Portugese financiële raadgever van de 'Informação de Mercados Financeiros', Felipe García ingeschat. Ook daar hangen de schulden als een blok aan het been van het land en sleuren het onvermijdelijk de diepte in. De openbare schuld neemt voortdurend toe en zou, volgens de bekentenis van de regering zelf, tegen het einde van 2010 82% van het BIP bereiken.
Maar als wij José Socrates, de socialistische Eerste Minister, moeten geloven kunnen de arbeiders gerust zijn: “er is geen enkel verband tussen Portugal en Ierland”. Laten wij voor diegenen die eraan twijfelen of de eerlijkheid van de grote leiders wel gegrond is, onze reis in deze wereld van crisis niettemin maar even voortzetten.
Wat de leiders van de Europese landen het koude zweet doet uitbreken, is niet de situatie in Ierland, noch die van Portugal... maar die van Spanje. “Spanje is te groot om ineen te storten en te groot om op te krikken”, vatte de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini samen. Hij is een van de stemmen, waar het meest naar geluisterd wordt, de eerste econoom die in 2007 de wereldcrisis voorspelde.
Volgens het IMF, “lijden” een groot deel van de Spaanse banken (meer dan vijftig instellingen) erg onder de explosie van de vastgoed-zeepbel. “Een ineenstorting van het bankwezen valt niet uit te sluiten”. Wanneer het IMF, de grote internationale burgerlijke instelling, die onder andere als taak heeft om de meest optimistische perspectieven te verspreiden, dergelijke eufemismen, “...valt niet uit te sluiten” gebruikt, betekent dit dat het ergste onvermijdelijk is!
Maar de kneep zit ‘m in het feit dat het de economie van het Iberisch schiereiland 10% uitmaakt van het Europese BNP. Een eventuele reddingsoperatie richting Spanje, in het geval van een bankroet, wordt geschat op een 800 miljard euro, dat wil zeggen: 10 keer meer dan de hulp die werd verstrekt aan Griekenland! Onnodig te zeggen dat een dergelijk debacle gelijk staat aan een werkelijke economische storm in de Eurozone.
Maar ook daar is er geen vuiltje aan de lucht, de overheid beweert dat zij alles onder controle heeft. Het bewijs ervan is dat het hoofd van de Spaanse socialistische regering, José Luis Rodrigo Zapatero, een financieel reddingsplan, op zijn Grieks of zijn Iers, 'absoluut' heeft afgewezen. Overtuigend? Nee toch? Deze aanhoudende verklaring, tegen beter weten in, dat 'alles goed gaat', is eerder verontrustend. En de lijst van landen die in de penarie zitten, is nog lang niet ten einde.
Italië bezwijkt eenvoudigweg onder de grootste openbare schulden ter wereld, bijna 120% van zijn BIP. Volgens de Canadese econoom Robert Mundell, winnaar van de Nobelprijs voor de economie, vormt Italië veruit “de grootste bedreiging” voor de Europese eenheidsmunt.
Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje, dat vijftal is geen verrassing, want alle economen wijzen al twee jaar met de vinger naar tijdelijk overlevende staten. Het logo dat zij vormen, PIIGS, is een label geworden voor een 'failliet land'. Maar momenteel zijn er nieuwe feiten over andere landen van de Eurozone, die openlijk met bankroet worden bedreigd.
Als de twijfel over de soliditeit van Nederland stilaan toeneemt, is het vooral België dat aan de tand gevoeld wordt. Volgens een artikel van de Britse 'The Guardian', zou het vlakke land de volgende zijn op de lijst van landen die te maken zullen hebben met een sterke economische crisis.
En Frankrijk, het land dat 'niet bedreigd wordt', hoe is dat er aan toe? Zoals dikwijls het geval is, wordt de mokerslag dikwijls onvrijwillig toegebracht door diegenen die zich het meest inspannen om steun te geven en gerust te stellen. De voorzitter van Standard & Poor's, Deven Sharma, beweerde onder andere “Op dit ogenblik verdient Frankrijk zijn AAA-'rating' ”(1) Maar noteert u het goed... “Op dit ogenblik”. En nu de genadeslag, “Andere landen zullen gedegradeerd worden vóór Frankrijk”. De opmerkingen van Nouriel Roubini, “Voor bepaalde wezenlijke aspecten, blijkt Frankrijk niet in betere staat te zijn dan de periferie”(2), zijn nauwelijks minder wreed.
Deze diepgaande economische moeilijkheden van de Franse Staat worden concreet via de moeilijkheden om de ambtenaren en de arbeiders met een tijdelijk contract te betalen. Acht ministeries (waaronder dat van Nationale Opvoeding) zagen zich verplicht om een lening aan te gaan om hun personeel de lonen van december te kunnen betalen. En duizenden precaire bedienden (in CCD), wier contract afloopt, hebben sinds de lente van 2010 nog altijd hun vertrekpremie (10% van hun loon) niet ontvangen!
Blijft over DE steunpilaar van de Eurozone, Duitsland. Met een groei van 3%, en een relatief beperkte staatsschuld, lijkt het land aan de overkant van de Rijn momenteel het enige Europese land te zijn dat overeind blijft ... Dat is in ieder geval wat de deskundigen zeggen ... Maar als men het van naderbij bekijkt, zijn ook daar de grondvesten verrot. Duitsland is het land dat met 180,94 miljard euro in 2008, na Ierland, het geld meeste heeft gepompt in de Duitse banken die in moeilijkheden zijn. The Financial Times schatte in september dat het meest bedreigde bankensysteem, niet het Portugese, niet het Spaanse, maar het Duitse was. “Het heeft in haar geheel bijna geen betalingsmogelijkheden en de regering moet zich sterk maken om bepaalde instellingen op te offeren, willen zij niet in ernstige problemen komen”, schrijft de Britse economische krant. De instorting van het Ierse huis maakt het probleem des te dringender, aangezien de Duitse banken 205 miljard dollar aan Ierse activa bezitten ... Een record in de Eurozone. Bovendien is het industriële apparaat totaal afhankelijk van de uitvoer, terwijl de afzetmarkten in de komende maanden en jaren zeker sterk zullen inkrimpen.
Kortom, heel de Europese Unie staat er slecht voor. Zo heeft de Duitse kanselier, mevrouw Merkel, voor zij zich terugtrok, al bekend dat de Eurozone zich“in een zeer ernstige toestand” bevindt. Met Nicolas Sarkozy heeft zij een begin gemaakt met het geleidelijk opzetten van een hulpstructuur, die het mogelijk moet maken om Europese staten officieel bankroet te laten gaan met, als oplossing, een 'herstructurering van de schuld'. Angela Merkel haastte zich om er bij te zeggen: “Maar ik zie geen land dat vandaag in een dergelijke toestand verkeert”. 'Vandaag'... maar morgen?
In Groot-Brittannië bedraagt de openbare schuld 100%, heel wat meer dan het gemiddelde van haar Europese buren. En de verschillende bezuinigingsplannen, die geacht worden het tekort te verminderen, veranderen daar niets aan.
Japan verkeert al een decennium lang in de recessie en de laatste nieuwsberichten laten zien dat het erger wordt. Zijn openbare schuld bereikt bijna de 200%!
De grootste wereldmacht, de Verenigde Staten, is zonder twijfel de zieke die er het slechtst aan toe is. Eén enkel cijfer. De echte werkloosheid bedraagt 22% (terwijl die tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930 25% bedroeg). Dat betekent dat 33 miljoen Amerikaanse burgers vandaag zonder werk zitten.
Gelukkig is er voor de economen nog een hoop om zich aan vast te klampen, en die heet China. China is het Japan van de jaren 1970-‘80, van de Aziatische Tijgers van 1980-‘90, van IJsland en Ierland van de jaren 2000: een ongelooflijke dynamiek, een adembenemende groei, een paradijs voor de golden boys, een Eldorado voor jonge investeerders ... in één woord, een zeepbel die net als de andere ... gaat barsten! Dan zal de Chinese boom een heel andere vorm aannemen.
De eerste tekenen van deze onvermijdelijke ontknoping kondigen zich al aan. Het Rijk van het Midden leeft in een onmetelijke vastgoed-zeepbel, die maar blijft aanzwellen. De inflatie begint te galopperen, officieel 4,4%, maar officieus dubbel zoveel. De spanningen tussen de yuans en de dollars worden stilaan onhoudbaar. En de groei blijkt in de loop van de tijd steeds minder te worden.
De Aziatische Tijgers met China vergelijken gaat niet op, zullen sommige sceptici ons tegenwerpen. Het is waar, zijn val zal veel luidruchtiger zijn en veel meer schade veroorzaken.
“Van het ene land tot het andere zijn de redmiddeltjes verschillend – zoniet tegengesteld – maar ze hebben allemaal gemeen dat ze ondoeltreffend zijn. Allerlei oplossingen uitproberend – zwalkend van tussenkomsten van de centrale banken en stimuleringsplannen, of ze daarentegen voorschrijven – schieten de regeringen alle kanten op [...] Een tijdperk, waarin het krediet gemakkelijk was, zowel voor de huishoudens als voor de staten, loopt op zijn laatste benen. Het geheel zorgde voor een groei, gebaseerd op doping. Men maakte zich niet al te veel zorgen waardoor hij werd voortgebracht, zolang hij maar vrolijk verder ging” (François Leclerc, Franse econoom).
Alles is aanwezig. Het kapitalisme heeft geteerd op krediet. En dit “tijdperk loopt op zijn laatste benen”.
Sinds de jaren 1960, overleeft dit systeem inderdaad door het steeds massaler inpompen van kredieten. Het loon van de werkenden volstaat niet om alles op te slorpen, de wereldmarkt is oververzadigd met waren. Om niet verlamd te worden door de overproductie, om de gefabriceerde goederen te slijten, heeft het kapitalisme bij elke crisis steeds grotere zeilen van krediet moeten bijzetten, in 1967, 1973, 1986, 1993, 1997, 2001, 2007...
Na decennia van een vlucht vooruit, is het resultaat onvermijdelijk: de huishoudens, de ondernemingen, de banken en de staten worden allen bij de keel gegrepen door hun reusachtige schuldenberg.
Er is vandaag geen enkele goede oplossing voor het kapitalisme. Het bijdrukken van geld door de Verenigde staten, Japan of Groot-Brittannië, de Europese bezuinigingsplannen, het Chinese gesjoemel met de waarde van hun munt ... alle landen nemen verschillende wegen, maar allen stevenen ze onvermijdelijk af op dezelfde afgrond.
Er zijn vandaag twee tekenen, die deze totale afwezigheid van een vooruitzicht voor de kapitalistische economie aantonen: de toename van het protectionisme en van de 'valutaoorlog'.
Sinds de krach van 1929 en de Grote Depressie van de jaren 1930, hebben alle landen één wezenlijke les onthouden: het protectionisme brengt een onbeschrijflijke chaos voort. En sindsdien werd haar verbod min of meer gerespecteerd. Vandaag leveren de grootmachten zich over aan een economische krachtmeting, en zijn zij tot alles bereid. Nochtans had Merkel, op de laatste G20 in Seoul, van allen een vastbesloten betrokkenheid gevraagd: “Wij moeten alles in het werk stellen om het protectionisme te vermijden”. Maar als zij heeft moeten herinneren aan die ijzeren loonwet, dan is dat omdat er overal ter wereld steeds meer internationale druk bestaat om de Duitse en Chinese uitvoer te beperken, de Verenigde Staten voorop. “Exporteren of verrekken” is echter opnieuw de economische oorlogskreet van de concurrerende nationale bourgeoisieën aan ‘t worden!
De geldoorlog staat al maandenlang in de schijnwerpers van de media. Waar draait het eigenlijk om? In feite zijn het niet de deviezen die op de geldmarkten met elkaar botsen, zoals men ons wil doen geloven, maar de naties. Eén enkel voorbeeld. Door het bijdrukken van geld en door onvoorstelbare hoeveelheden dollars te maken om hun economie kunstmatig te ondersteunen, laten de Verenigde staten hun munt ontwaarden. Zo kunnen zij trouwens gemakkelijker uitvoeren. Maar de landen die duizenden miljarden dollars van die Amerikaanse deviezen in bezit hebben, zoals China, zien hun schat aan dollars als sneeuw voor de zon smelten. Het Britse pond, de Japanse yen, zijn net zoals de euro, munten die ook als wapens dienen van elke staat om de interne vraag te ondersteunen en hun eigen uitvoer te begunstigen. Alleen brengt een dergelijke 'valutaoorlog' ook het risico met zich mee van internationale oncontroleerbare destabilisering: massale devaluaties, galopperende inflatie, uiteenspatten van de euro ...
Faillieten van banken, van spaarkassen, van multinationals, van regio's of staten, het uiteenspatten van de Chinese zeepbel, de toename van het protectionisme, het einde van de euro, de massale devaluatie van de dollar of van het pond sterling ... niemand kan voorzien welke verrotte plank het als eerste onder onze voeten zal begeven, noch wanneer. Eén zaak is zeker: in alle landen staan ons in de toekomst vernietigende economische schokken te wachten. Het kapitalisme is een zieltogend systeem. Het sleurt heel de mensheid geleidelijk maar onvermijdelijk mee naar de afgrond van ellende en oorlog. Vandaag, net zoals gisteren, roepen de regeringen van alle landen, wat ook hun politieke kleur moge zijn, van links of van rechts, de arbeiders op om 'de broekriem aan te halen', om 'opofferingen te aanvaarden' om de 'economie weer te stimuleren en de groei te hervatten. Leugens! Opofferingen vandaag bereiden alleen... nog ergere opofferingen voor voor morgen.
Enkel de klassestrijd kan deze aanvallen vertragen. En enkel de internationale proletarische revolutie zal een einde maken aan de kwellingen, die dit uitbuitingssysteem een steeds groter deel van de mensheid laat ondergaan n
Pavel / 9.12.2010
(1) De notitie AAA is de hoogste, ze betekent dat de agent acht dat deze nationale economie een stevige ondergrond heeft.
(2) Dat wil zeggen de PIGGS
Op 23 oktober, de eerste zaterdag na de bekendmaking van de strenge regeringsmaatregelen, die een drastische beperking van de overheidsuitgaven inhouden, hebben er na oproep van verschillende vakbonden in het hele land manifestaties plaatsgevonden tegen deze aanvallen voortkomend uit de begrotingsplannen. De hoeveelheid deelnemers, die varieerde van 399 in Cardiff tot 15000 in Belfast of 25000 in Edinburg, weerspiegelt de diepe onderliggende woede.
Een ander voorbeeld van afkeer is de rebellie van de studenten tegen de verhoging van de inschrijvingskosten aan de universiteiten met 300%. Deze financiële uitgave alleen al verplicht hen zich zwaar in de schulden te steken, zodat ze na hun studies astronomische afbetalingen dienen te voldoen (die kunnen gaan tot 95.000 euro!). Deze nieuwe verhogingen hebben een hele reeks betogingen uitgelokt, van het Noorden tot het Zuiden van het land (vijf demonstraties in minder dan één maand: op 10, 24 en 30 november op 4 en 9 december). Desondanks is deze verhoging van de inschrijfkosten op 8 december toch definitief aangenomen in de House of Commons.
Stakingen aan de universiteiten, bij de vormingsinstituten, onder de studenten van de lagere en hogere scholen, een lange lijst van bezettingen van universiteiten, veelvuldige bijeenkomsten om te beraadslagen welke weg gevolgd moet worden….. De studenten hebben hierbij steun gekregen en solidariteit ondervonden van veel leerkrachten, die hun ogen te sloten voor de afwezigheid van stakende leerlingen in de klaslokalen (de regelmatige aanwezigheid in de les is streng verplicht) en die de studenten op gingen zoeken en om met hen in discussie te gaan.
De revolte van de studenten en leerlingen tegen de verhoging van de kosten voor het volgen van onderwijs, gaat nog steeds verder. De voorgaande demonstraties zijn geëindigd in harde confrontaties met de anti-oproerpolitie, die een strategie van insluiting voerde. Ze aarzelden daarbij niet om de betogers met de wapenstok te lijf te gaan, met als gevolg dat er veel gewonden vielen en aanhoudingen plaatsvonden en dit vooral in Londen, waar de bezettingen, met de steun van de leraren, plaatsvonden op een vijftiental universiteiten. Op tien november bezetten de studenten de zetel van de Conservatieve Partij en op 8 december hebben ze getracht binnen te dringen in het Ministerie van Financiën en de Hoge Raad, terwijl betogers zich meester probeerden te maken van de Rolls-Royce, die prins Charles en zijn echtgenote Camilla vervoerde.
De studenten, en zij die hun steunden, kwamen goedgezind naar de betogingen, hadden hun eigen spandoeken en leuzen gemaakt, waarbij sommigen onder hen zelfs voor het eerst meededen aan een protestbeweging. De stakingen, manifestaties en bezettingen waren allesbehalve brave gebeurtenissen, zoals vakbonden en de ‘bestuurders’ van links die meestal beogen te organiseren. De spontane werkonderbrekingen, de bestorming van het algemeen hoofdkwartier van de Conservatieve Partij in Millbank, de uitdaging van de politieversperringen, of de inventieve ontwijking ervan, de bestorming van de gemeentehuizen en andere openbare plaatsen, zijn maar enkele voorbeelden van deze openlijke rebelse houding. En de afkeer van de veroordeling der manifestanten door de president van de NUS (Nationale Studenten Vakbond) Porter Aaron in Millbank, waren zo ruim verspreid dat hij vervolgens zijn meest banale excuses diende aan te bieden.
Deze geestdrift van verzet, die bijna oncontroleerbaar was, heeft de regeringsleiders verontrust. Een duidelijk signaal van deze ongerustheid is de mate van repressie die de politie tegen de betogers toepaste. Op 24 november werden in Londen duizenden betogers, enkele minuten na hun vertrek van Trafalgar Square, omsingeld door de politie. Ondanks enkele gelukte pogingen om het politiecordon te doorbreken, hebben de ordetroepen duizenden van hen urenlang in de kou tegengehouden. Op een bepaald ogenblik is de bereden politie dwars door de menigte heengedrongen. Hetzelfde scenario van gebruik van bruut geweld vond plaats in Manchester, in Lewisham Town Hall en elders. Na de inval in de zetel van de Conservatieve Partij in Millbank hebben de dagbladen hun dagelijkse oplage gebracht met foto’s van zogenaamde ‘vandalen’, waarbij schrikbarende geruchten werden verspreid over revolutionaire groeperingen, die zich met hun onheilspellende propaganda gericht hadden op de jongeren van de natie. Dit alles toont de ware aard van de ‘democratie’ waarin wij leven.
De rebellie van de studenten in Groot-Brittannië is het beste antwoord op het idee dat de arbeidersklasse in dit land passief blijft ten opzichte van de stroom van aanvallen, die gelanceerd wordt door de regering op alle aspecten van ons levensniveau: baan, salaris, gezondheid, werkloosheid, invaliditeitsuitkering evenals schoolgeldvergoeding. Ze is een waarschuwing aan de leiders dat een hele nieuwe generatie van de uitgebuite klasse niet langer de logica accepteert van de opofferingen en bezuinigingen n
Op 3 december heeft de regering van de ‘socialist’ José Zapatero, in het kader van de anti-crisismaatregelen, een echte provocatie veroorzaakt door als doelwit de luchtverkeersleiders te kiezen. In het kader van de nieuwe anti-crisismaatregelen van de socialistische regering heeft De Raad van Ministers de goedkeuring gegeven een gedeeltelijke privatisering van de Autoriteit, die de luchthavens beheert (AENA). Deze maatregel bevat een instrument, dat de wettelijke maximale werktijd van de luchtverkeersleiders jaarlijks beperkt tot 1670 uren, die hun betaalde overuren beperkt, hun pensioenleeftijd verhoogt en vooral hun salaris met gemiddeld 40% vermindert (daar waar de salarissen van de overheidsambtenaren onlangs gekort werden met 5 à 10%).
De reactie was ogenblikkelijk: de luchtverkeersleiders hebben in de uren die daarop volgden hun werkplek verlaten, met de sluiting van het grootste deel van het Spaanse luchtruim (uitgezonderd Andalusië) als gevolg, net aan het begin van de langste ‘brug’ (vijf dagen) van het jaar in Spanje.
Er werd een gigantische ideologische campagne ontketend tegen de stakers, die voorgesteld werden als ‘bevoordeelden’ die “meer verdienen dan het hoofd van de regering”. “ Het is niet aanvaardbaar dat een overheidsinstelling zijn werknemers salarissen uitbetaalt gelijk aan die van miljonairs”, verklaarde Blanco, Minister van Vervoer.
Ook de pers ging tegen de stakers tekeer: “Met deze houding verliezen de verkeersleiders begrip en goodwill bij de publieke opinie” schreef El Pais (centrumlinks). De Vanguardia (centrumrechts) sprak van een “ontoelaatbare gijzeling” en ABC (rechts) lachte om deze “zogenaamde zieken”. Radio Cadena Ser liet op internet een foto zien van een maaltijd op zaterdag met meerdere vluchtleiders met de woedende titel “de verantwoordelijken voor de chaos drinken er eentje in Madrid”, terwijl op facebook, een blog hun ontslag eiste. Meerdere luchtverkeersleiders, geïnterviewd door El Pais, hebben geprobeerd zich te verdedigen: ”Wij willen enkel onze rechten verdedigen”, heeft een van hen gezegd. “Wij ook zijn slachtoffer”, voegde een ander er aan toe, “ze presenteren ons als slechteriken zoals in de film (maar) de fout ligt bij de regering“.
Ogenblikkelijk daarna werd voor vijftien dagen de ‘noodtoestand’ afgekondigd. Dit maakte het mogelijk om de luchtverkeersleiders te onderwerpen aan de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie, waarbij hun burgerlijk statuut omgezet werd naar dat van gemobiliseerde militairen. Daarop hebben luchtverkeersleiders het werk binnen 24 uur hervat. Deze clausule in de Spaanse grondwet was nog nooit eerder gebruikt. Zij is bedoeld om de regering te helpen het hoofd te bieden bij catastrofen en natuurrampen zoals aardbevingen en overstromingen of, in dit specifiek geval, bij het blokkeren van een belangrijke publieke dienstverlening, zoals het luchtverkeer, dat essentieel is voor het functioneren van het land.
Verre van een natuurramp, is deze staking gewoonweg een onderdeel van de strijd tegen het bezuinigingsplan, dat door de socialistische regering gedicteerd is om de publieke en sociale uitgaven terug te brengen en om ontslagen gemakkelijker toe te staan in een land waar al 20% werkloos is.
De noodtoestand stelt de regering in staat het personeel in de ‘strategische industrieën’ die weigeren te werken, aan te houden. De Minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Perez Rubalcaba, heeft aldus gedreigd: “De noodtoestand veronderstelt de mobilisatie van alle verkeersleiders en iedereen die zich niet op zijn werkplek meldt, wordt ter beschikking gesteld aan justitie en valt aldus onder een delict dat een zware gevangenisstraf van 8 à 10 jaar met zich mee kan meebrengen”.
Het Ministerie van Openbare Werken en Vervoer heeft onder meer gevraagd een ‘gepaste’ sanctie toe te passen voor dit ‘onverantwoordelijke gedrag’ met zware boetes en ontslag van de stakers. Een luchtverkeersleider heeft verklaard: “Men waant zich terug in het tijdperk van Franco”. Het is inderdaad voor het eerst sinds het einde van het franquisme, dat artikel 116-2 van de Grondwet wordt gebruikt (de wetten die een dergelijke machtsuitbreiding toelaten, bleven in de ‘democratische’ grondwet, opgesteld in 1978, gewoon bestaan.)
De regering heeft deze maatregel gerechtvaardigd door het uitzonderlijk karakter van dit conflict met de luchtverkeersleiders, dat al een jaar voortsleepte. Deze laatsten hebben namelijk de wijzigingen van hun arbeidsvoorwaarden op het vlak van de pensioenen, de werktijden en het salaris nooit aanvaard. Behalve de massale steun van het volk en de media heeft Zapatero versterking gekregen van de Parti Polulaire (PP), die de politiek van ‘systematisch protest’ heeft opgegeven om de regeringsbeslissing te steunen. Verre van zich te verzetten tegen deze aanval tegen de arbeidersklasse, hebben de Spaanse vakbonden en de IU (Linkse Unie), geleid door de Communistische Partij, de regering gesteund en hebben zij ook de stakers belasterd door telkens te herhalen dat het hier een bevoordeelde elite betrof, die Spanje gijzelde.
De waarheid is natuurlijk heel anders zoals het relaas van een verkeersleider getuigt: “Het is triest dat ik je moet melden dat wij ons al vanaf februari laatst slecht voelden. We slagen er niet in goed te slapen. We slagen er niet in om goed te rusten. Men verandert onze vakantie en verlofdagen en we worden opgeëist om in om het even welke ploeg en dag te werken. Men verplicht ons, het is geen vrijwilligerswerk (…) We zijn moe, uitgeput, gebroken. (…) We willen deze toestand beëindigen, maar weten niet hoe… Elke dag weer worden er nieuwe decreten uitgevaardigd”.
Deze werkelijke provocatie om de luchtverkeersleiders te discrimineren heeft natuurlijk als doel de weg te effenen voor andere, nog grotere ‘offers’ en voor nog omvangrijkere aanvallen tegen andere groepen arbeiders die gaan staken om te protesteren tegen de bezuinigingsplannen van de regering. De arbeiders, die in Spanje leven, zijn zich bovendien snel bewust geworden van deze tactiek van verdeling. De hatelijke propaganda van de socialistische regering en de vakbonden tegen deze sector heeft geen groot succes behaald onder de arbeiders. Er moet gezegd worden dat met de impact van de crisis, het gevoel van allen in hetzelfde schuitje te zitten, zijn weg vindt in alle hoofden van de uitgebuitenenn
Wim/12.12.2010
Op 28 november werden de Haïtianen opgeroepen naar de stembus te komen om een nieuw parlement en een nieuwe president te kiezen. Dit ondanks het overduidelijke gevaar dat een bijeenbrengen van de bevolking, vanwege de heersende cholera-epidemie, met zich meebrengt, Dat de 'internationale gemeenschap' de verkiezingen, ondanks alle vervalsingen, haar goedkeuring gaf, volstond niet om deze tragische farce geloofwaardig te maken. De vertegenwoordiger van de waarnemersmissie, Colin Franderson, heeft trouwens zonder een spier te vertrekken verklaard: “De missie (...) denkt niet dat deze onregelmatigheden, hoe ernstig ook, de verkiezingen ongeldig maken.” Dat spreekt boekdelen over de intenties van de bourgeoisie. In dit verwoeste land, waar het presidentiele paleis nog in puin ligt, bestaat de Haïtiaanse staat niet meer of regeert hij in het beste geval enkel zichzelf: de hele regering, die voorheen al praktisch gereduceerd was tot een loutere repressiekracht, is na de aardbeving van 12 januari 2010 totaal ingestort. Iedereen weet dat de Haïtiaanse staat enkel een zielige marionet is in handen van de imperialistische machten, die in het land aanwezig zijn. Zoals we al eerder in onze pers hebben blootgelegd, had de schijnheilige humanitaire geestdrift na de aardbeving enkel tot doel een echte bezetting van Haïti te organiseren. Maar het land is geen protectoraat, het is een slagveld waarop iedere bourgeoisie, in slagorde opgesteld achter haar glimlachende NGO's en duizenden soldaten, probeert interessante zaakjes te regelen, politieke invloed te bemachtigen, enzovoort. Zo wordt de ware inzet van het verkiezingscircus in Haïti in al zijn naaktheid duidelijk: de bevolking ervan te overtuigen zich naar het stemhokje te begeven om de klassentegenstellingen te neutraliseren op het ongevaarlijke terrein, waar een denkbeeldige keuze gemaakt kan worden voor deze of gene politieke fractie van de bourgeoisie.
En de Haïtianen hebben reden te over om woedend te zijn. Bijna een jaar na de aardbeving, terwijl nog miljoenen mensen in erbarmelijke omstandigheden leven, opeengepakt in overbevolkte en onhygiënische geïmproviseerde kampen, ligt de heropbouw praktisch stil. De overheid schat dat tot nu toe slechts 3% van het puin geruimd is. Zelfs het 'modelkamp' van Torbech, een etalage van de heropbouw op lange termijn, bestaat uit wat hutten gemaakt uit 'lokale materialen', dat wil zeggen hout en golfplaat. Gezinnen van 3 personen zitten in hutjes van 13m2, gezinnen met 7 mensen hebben recht op 27m2. En alsof de situatie nog niet rampzalig genoeg is, wordt de bevolking ook nog getroffen door een bijzonder kwaadaardige cholera-epidemie, een ziekte die rechtstreeks te maken heeft met de ongezonde omstandigheden waarvan de Haïtianen het slachtoffer zijn (1).
Zoals bij elke spectaculaire ramp beloofden talrijke mogendheden financiële steun om hun imperialistische ambities te 'vergemakkelijken' die nog aangescherpt werden door de bres, die geslagen was door de aardbeving. In feite is de gestuurde hulp onbeduidend en dient ze meestal enkel om de plaatselijke bourgeoisie te bedruipen. Dus, in tegenstelling tot wat we eerder schreven, lijkt op dit moment amper 2,5% (en niet 10%) van de beloofde 10 miljard het land daadwerkelijk binnengebracht te zijn.
Als de chaotische voogdij van de imperialistische machten het houden van verkiezingen in de ogen van de bourgeoisie rechtvaardigt, dan zijn die ook noodzakelijk voor de corruptie, de clanneigingen en zorgeloosheid van de Haïtiaanse bourgeoisie. Om zichzelf een schijn van onschuld aan te meten hebben alle partijen van de plaatselijke bourgeoisie de VN-missie voor de Stabilisatie van Haïti (MINUSTAH) van alle mogelijke misdaden beticht. Daarbij vergeten ze eventjes dat de 10.000 soldaten van de MINUSTAH, die daar zijn vanaf 2004, een onmisbaar militair instrument zijn om de heersende politieke fracties van de bourgeoisie overeind te houden. Diezelfde fracties die zich gul verrijkt hebben, dankzij de financiële en militaire steun van de imperialistische grootmachten, waardoor de bevolking in de meest verschrikkelijke armoede overleeft.
Machtig of niet, alle bourgeoisieën zijn even imperialistisch. Zoals Haïti aantoont, staan de belangen van de kapitalistische klasse lijnrecht tegenover die van de samenleving als geheel en tegenover de minste uitdrukking van de menselijke waardigheid. Tegen deze achtergrond, te midden van de onmenselijkheid en de verschrikkingen, laten de verkiezingen in Haïti die bedoeld zijn opnieuw een regering in te stellen, overduidelijk zien wat ze werkelijk zijn: een misleiding waarbij de bourgeoisie de enige is die er voordeel van heeft n
V/10.12.2010
(1) Een vertrouwelijk rapport van professor Renaud Piarroux heeft de rechtstreekse verantwoordelijkheid vastgelegd van de VN voor het uitbreken van de epidemie. De soldaten van de basis Mirebalais hebben hun besmette uitwerpselen, via welke de bacterie zich verspreidt, in de rivier Artibonite gestort, waarvan het water rechtstreeks gebruikt wordt door de inwoners. Het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft prof. Piarroux meteen gevraagd hierover “geen commentaar te geven in het openbaar”. (Vergelijk Le Monde, 5-12-2010) Voor het schandaal op grote schaal uitbrak heeft de burgerlijke pers natuurlijk de gelegenheid niet laten voorbijgaan om de 'ondankbaarheid', de 'onwetendheid' en 'het racisme' van de Haïtianen aan te klagen die de verantwoordelijkheid van de VN-soldaten aan de kaak stelden.
Internationalisme nr. 350
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 177.12 KB |
“Het ergste valt te vrezen!” Daarmee is de toon gezet is zowel in de koppen van de kranten, als in alle media, als uit de mond van de leiders van de planeet zelf. Maar het ergste is al gebeurd! Want met de aardbeving, de tsunami die er op volgde en de nucleaire ongevallen die maar niet ophouden, bevindt de Japanse bevolking zich al in een verschrikkelijke toestand. En ook omdat miljoenen mensen op aarde van nu af aan leven onder het zwaard van Damocles van de kernwolk, die ontsnapt is uit de reactoren van Fukushima. Deze keer gaat het niet om een arm land als Haïti of Indonesië dat volop getroffen wordt, maar een van de meest geïndustrialiseerde landen van de wereld, die bijzonder gespecialiseerd is in spitstechnologie.
Een land dat de vernietigende gevolgen van de kernenergie kent, dat als eerste te leiden heeft gehad van de atoombommen, namelijk op Hiroshima en Nagasaki in 1945.
Eens te meer komen de waanzin van het kapitalisme en de onverantwoordelijkheid van de bourgeoisie openlijk tot uitbarsting. De wereld werd zich er pas vandaag van bewust dat miljoenen mensen opeengestapeld leefden in houten woningen langs de kustlijn, onder de voortdurende dreiging van het risico op aardbevingen en reuzegolven die alles verzwelgen. En dat alles op het grondgebied van de derde economische wereldmacht!
Alsof dat nog niet voldoende was, werden er kerncentrales gebouwd, die eveneens blootgesteld staan aan aardbevingen en tsunami’s en die werkelijke tijdbommen vormen. Het merendeel van de kerncentrales van Japan zo'n 40 jaar geleden zijn gebouwd, niet alleen in zeer dichtbevolkte zones, maar ook nog dicht bij de kusten. Ze zijn bijzonder kwetsbaar voor overstromingen. Op de 55 Japanse reactoren, die verspreid staan over 17 vestigingen, zijn er 11 getroffen door de ramp. Als onmiddellijk gevolg daarvan werd de bevolking, tot in Tokyo aan toe dat zich op 250 km van Fukushima bevindt, reeds blootgesteld aan een hoeveelheid straling, die officieel (1) 40 maal de norm overschreed. Hoeveelheid stralingen, die door de Japanse regering nochtans werd bestempeld als 'zonder risico'! En het zijn niet enkel de centrales die werden getroffen, maar ook de petrochemische complexen die eveneens aan de kustlijn zijn gebouwd en waarvan er een aantal in brand gevlogen zijn. En dat komt nog bovenop de ramp en de ecologische catastrofe, die al aan de gang is.
De bourgeoisie probeert nog om ons te laten geloven dat de schuld ligt bij de natuur, dat men de kracht van aardbevingen en de omvang van de tsunami's niet kon voorzien. Dat is waar. Maar wat vooral opvalt, is hoe het kapitalisme, dat sinds twee eeuwen op een fenomenale manier de wetenschappelijke kennis en de technische middelen heeft ontwikkeld, waarvan gebruik zou kunnen gemaakt worden om dit soort rampen te voorkomen, de mensheid toch voortdurend met monsterlijke gevaren opzadelt. De huidige kapitalistische wereld heeft enorme technologische middelen maar is er niet toe in staat om ze aan te wenden voor het welzijn van de mensheid. Het houdt enkel rekening met de winst van het kapitaal … ten koste van onze levens. Sinds de ramp van Kobé in 1995, heeft de Japanse staat bijvoorbeeld een politiek ontwikkeld waarbij gebouwen worden neergezet, die aardbeving bestendig zijn en die overeind zijn gebleven, maar die bestemd zijn voor de rijkeren en voor de kantoorgebouwen in de metropolen.
Er worden momenteel overvloedige vergelijkingen gemaakt met de vroegere omvangrijke kernrampen, in het bijzonder met de smelting zonder ontploffing van de reactor op Three Mile Island in de Verenigde Staten in 1979. Officieel had deze geen doden tot gevolg. Maar 'tot op heden' beweren alle politieke verantwoordelijken dat het nu niet gaat om een gebeurtenis die net zo ernstig is als de ontploffing van de centrale in Tsjernobyl in 1986. Moeten wij nu gerustgesteld zijn door deze bovenmatige optimistische verklaringen? Hoe kan men het werkelijke gevaar afmeten voor de bevolking die leeft in Japan, in Azië, in Rusland, in Amerika en in de wereld? Het antwoord leidt geen enkele twijfel: de gevolgen zullen hoe dan ook dramatisch zijn. Er is nu al een belangrijke nucleaire vervuiling in Japan en de verantwoordelijken van Tepco, die de Japanse centrales uitbaten, kunnen het hoofd niet bieden aan het risico van een ontploffing door elke dag weer aan te klooien en door het leven van honderden werknemers en brandweerlieden schaamteloos bloot te stellen aan de fatale stralingsnormen. Hier komt een fundamenteel verschil naar voren tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Enerzijds, een klasse die er niet voor terugdeinst om 'haar' personeel de dood in te sturen en, meer in het algemeen, tienduizenden personen in levensgevaar brengt ten gunste van haar heilige winst. Anderzijds, de arbeiders die bereid zijn om zich op te offeren, om een trage en onomkeerbare dood tegemoet willen tredenvoor de mensheid.
Vandaag is de onmacht van de bourgeoisie zodanig dat haar specialisten, na een week van wanhopige pogingen om de beschadigde reactoren af te koelen, zich verplicht zien om leerling tovenaars te spelen door te proberen de verschillende koelsystemen van de kerncentrales weer aan de praat te krijgen via het elektrische netwerk. Niemand weet wat uitkomst hiervan zal zijn: ofwel werken de pompen correct en daalt de warmte daadwerkelijk, ofwel veroorzaakt de schade die toegebracht is aan de kabels en de apparaten kortsluitingen, branden en... ontploffingen! De enige oplossing zal dan zijn om de centrale te bedekken met zand en beton zoals... in Tsjernobyl (2). Geconfronteerd met dergelijke gruwelverhalen nu en in de toekomst blijven de praatjes van onze uitbuiters altijd dezelfde: leugens!
In 1979 had Washington gelogen over de radioactieve gevolgen van de smelting van de kern van de centrale, terwijl er ondanks alles toch 140.000 mensen werden geëvacueerd. Ook al vielen er niet direct doden te betreuren, dan vermenigvuldigden de kankers zich achteraf onder hen (2 tot 10 maal), iets wat de Amerikaanse regering nooit heeft willen erkennen.
Wat betreft de centrale van Tsjernobyl, die getroffen werd als gevolg van ernstige tekortkomingen in haar structuur en onderhoud, had de Russische regering de ernst van de toestand wekenlang verborgen gehouden. Het was pas na de ontploffing van de reactor en de ontsnapping van een onmetelijke nucleaire wolk, die zich kilometers hoog en over duizenden kilometers in de omgeving verspreidde, dat heel de wereld de omvang van de ramp besefte. Maar het draaide daar niet om iets specifiek stalinistisch. De westerse verantwoordelijken hebben hetzelfde gedaan. Indertijd onderscheidde de Franse staat zich trouwens in het bijzonder door haar grove leugens toen ze ons probeerde wijs te maken dat de wolk tot stilstand was gekomen aan de oostgrens van Frankrijk! Een ander, vandaag nog altijd, veelzeggend feit is dat de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), die onmiskenbaar verbonden is aan het IAAE (Internationaal Agentschap voor Atoomenergie), een bespottelijke en belachelijke balans opmaakt van de ontploffing in Tsjernobyl: 50 doden, 9 kinderen die overleden zijn aan kanker en mogelijk 4000 mensen die getroffen zijn door een dodelijk kanker! In werkelijkheid zijn er volgens een studie van de wetenschappelijke academie van New York, als gevolg van dit nucleaire ongeval, 985.000 mensen omgekomen (3). En vandaag zijn het diezelfde instituten die belast zijn met het opmaken van de balans van Fukushima en ons te informeren over de risico's daarvan! Hoe kunnen wij aan hen ook maar het minste geloof hechten? Wat zal er bijvoorbeeld worden van de 'afhandelaars' (diegenen die in uiterste nood optreden) van Fukushima, wanneer wij weten dat “van de 830.000 'afhandelaars' die zijn opgetreden na de gebeurtenis, 112.000 tot 125.000 gestorven zijn” (4). Zelfs vandaag probeert de bourgeoisie weg te moffelen dat deze nog altijd een groot risico vormt, omdat het nog altijd nodig en dringend is om de kern van de reactor af te schermen onder een zoveelste laag beton. Net zo verbergt zij dat er in de centrales van Fukushima in de loop van de laatste tien jaar niet minder dan 200 incidenten hebben voorgedaan!
Alle landen liegen over de werkelijkheid van het nucleaire gevaar! De Fransen staat blijft maar doorgaan om met veel poeha te verklaren dat men de 58 kerncentrales van het land perfect onder controle heeft. En dat terwijl het merendeel van de centrales ofwel in aardbevingszones liggen, ofwel in maritieme en riviergebieden, die kunnen overstromen. Tijdens de storm van 1999, waarbij een geweldige storm belangrijke schade had toegebracht aan heel het nationale grondgebied en 88 doden veroorzaakte in Europa, had de overstroming van de centrale van Blayais, dichtbij Bordeaux, bijna de smelting van een reactor veroorzaakt. Weinig mensen hebben daar ooit weet van gehad. Laten wij het nog even hebben over de kerncentrale van Fessenheim, die zo stokoud is dat zij al jaren geleden gesloten had moeten worden. Maar met behulp van wisselstukken (die voor een groot deel niet homoloog zijn), blijft zij zo goed en kwaad als het kan doordraaien, met een ongetwijfeld rampzalige stralingsgraad voor het onderhoudspersoneel. Dat is de betekenis van 'onder controle hebben' en bewering 'transparant' te zijn.
Vanaf het begin van de aardbeving in Japan, op vrijdag 11 maart, hebben gezagsgetrouwe media ons zonder blikken of blozen, wat zo kenmerkend is voor hen, aangekaart dat de Japanse kerncentrales tot de 'veiligste' ter wereld behoren. Om ons twee dagen later het tegendeel te vertellen en ons er aan te herinneren dat de onderneming Tepco, die de Japanse kerncentrales beheert, in het verleden al eens bepaalde nucleaire incidenten met stralingen had verdoezeld. In welke mate zouden de kerncentrales in Frankrijk 'veiliger' zijn, als “in een tijdsbestek van tien jaar de talloze kleinere incidenten en onregelmatigheden aan de kerninstallaties verdubbeld zijn” (5), zoals trouwens ook elders in de wereld? Op geen enkele manier.“Ongeveer 20% van de 440 civiele reactoren, die in zijn werking in de wereld zijn, volgens WNA (World Nuclear Association), een groepering van industriëlen, gelegen in 'belangrijke aardbevingszones’. Enkele van die 62 reactoren in aanbouw bevinden zich eveneens in zones met risico’s op aardbeving, net zoals 500 andere projecten, in het bijzonder in de landen, die een opkomende economie kennen. Talrijke kerncentrales - en daarbij inbegrepen de vier reactoren van Fukushima, die beschadigd zijn door de tsunami van 11 maart - bevinden zich dichtbij de 'vuurcirkel', een boog van 40.000 kilometer van aardkorstbreuken die de Stille Oceaan omsluiten” (6).
Serieuze informatiebronnen “laten vermoeden dat er steeds meer radioactieve elementen circuleren. Terwijl het plutonium voor 1945 niet voorkwam in de natuur, vindt men het voortaan in het gebit van de Britse kinderen” (7), en ondanks het feit dat Groot-Brittannië gestopt is met zijn civiel kernprogramma.
En in Japan is er niet alleen een nucleaire ramp aan de gang maar ook een menselijke catastrofe. Zo is de derde economische wereldmacht in een paar uur tijd in een, sinds de Tweede Wereldoorlog, nog nooit vertoonde crisistoestand verzopen. Dezelfde schrikbarende ingrediënten zijn weer aanwezig: massale vernietiging, tienduizenden doden en tot slot, stralingen, zoals na de atoombom-bombardementen op Hiroshima en Nagasaki.
Miljoenen mensen in het noordoosten van Japan leven zonder elektriciteit, zonder drinkbaar water, met hoeveelheden voedsel die steeds maar afnemen, als ze al niet besmet zijn. 600 000 mensen zijn verplaatst wegens de tsunami, die volledige steden aan de Stille Oceaan heeft vernietigd. Ze leven in de grootste ontberingen en lijden onder de kou en de sneeuw. In tegenstelling tot wat de Japanse regering - die voortdurend de ernst van de toestand heeft geminimaliseerd, het aantal slachtoffers lager ingeschat en slechts druppelsgewijs, van dag tot dag, mededeling doet over de toename van het aantal slachtoffers - aankondigt, kan er, over het hele land bekeken, zonder enige twijfel nu al gerekend worden op tienduizenden doden. Vanuit zee spoelen er voortdurend lijken aan op de kusten. En op de achtergrond niets dan reuzengrote vernielingen van woningen, van gebouwen, van infrastructuren van hospitalen en scholen...
Dorpen, gebouwen, treinen, zelfs hele steden werden weggevaagd door de golven van de tsunami, die het noordwesten van Japan heeft geteisterd. In bepaalde steden, die bekneld zitten in meestal smalle valleien, zoals in Minamisanriku, is meer dan de helft van de 17.000 inwoners meegesleurd en omgekomen. Met een alarmeer-tijd van 30 minuten, afgekondigd door de regering, waren de wegen al vlug dichtgeslibd, en leverden ze de 'laatkomers' over aan 'genade' van de golven.
De bevolking werd door alle westerse media begroet vanwege van haar 'voorbeeldige moed' en haar 'discipline'. De Eerste Minister riept haar op “om het land van de grond af aan opnieuw op te bouwen”. Anders gezegd in duidelijke taal, de arbeidersklasse, die in dit land leeft, staat nu nieuwe ontberingen te wachten, een opgedreven uitbuiting en een verergering van de ellende. Natuurlijk is het mooi om het idyllische beeld voor te schotelen, dat men ons al tientallen jaren opdient, van een gedweeë bevolking, die 's morgens gaat sporten met de baas, die zijn bakkes houdt, zich in alle stilte laat uitbuiten, en die stoïcijns vriendelijk blijft terwijl de gebouwen boven haar hoofd aan het instorten zijn. De Japanse bevolking betoont heel zeker en buitengewone moed, maar de werkelijkheid van haar 'stoïcijns' gedrag, dat in de kranten wordt beschreven, is totaal anders. Buiten de honderdduizenden, die opeengepakt zitten in de sportzalen en andere gemeenschapsruimtes en bij wie de woede onvermijdelijk en terecht stijgt, proberen duizenden anderen weg te vluchten, waaronder een toenemend aantal van de rond de 38 miljoen inwoners van Tokyo en zijn voorsteden. En diegenen die blijven, doen dat niet om 'het gevaar en het noodlot te trotseren', maar omdat zij geen andere keuze hebben. Bij gebrek aan financiële middelen en waarheen? En om op welke manier 'opgevangen' te worden? In elk geval wordt een 'milieu-vluchteling' in de ogen van de bourgeoisie als een onfatsoenlijk iemand beschouwd. Ongeveer 50 miljoen mensen zullen in de komende jaren gedwongen worden om te migreren omwille van milieuredenen. Maar die hebben, volgens de Conventie van de Verenigde Naties, geen 'statuut', wanneer zij het slachtoffer zijn van een ramp, zelfs al is het een kernramp. Zonder er omheen te draaien betekent dit dat de Japanners zonder geld, die proberen te ontsnappen aan de kernramp, of eenvoudigweg ergens anders willen wonen, nergens ter wereld 'asiel' zullen krijgen.
Dit systeem van doorgedreven uitbuiting rekt zijn doodstrijd en wordt met de dag onmenselijker. Terwijl er door de mensheid onmetelijke kennis is vergaard en er reusachtige technologische middelen door de mensheid zijn vergaard, is de bourgeoisie er niet toe in staat om daaruit een kracht te ontwikkelen ten gunste van het welzijn van de mensheid, die ons de gelegenheid zou bieden ons te wapenen tegen de natuurrampen. Zij stevent nadrukkelijk alleen maar af op haar vernietiging, niet hier of daar, maar overal ter wereld.
“Wij hebben geen andere keuze tegenover deze kapitalistische hel: socialisme of barbarij. Er tegen strijden of sterven” (8) n
Mulan /19.03.2011
(1) De ervaring leert ons aan welke geloofwaardigheid wij moeten toekennen aan de officiële cijfers in het algemeen en aan die van de kernenergie in het bijzonder; leugen, manipulatie en onderschatting van de gevaren ervan is hier de gulden regel van de leiders van de hele wereld!
(2) De huidige ramp werd zelfs verwacht, zoals wordt gerapporteerd door Le canard Enchainé van 16 maart 2011: “De acht Duitse ingenieurs van Areva, die werkten op de vestiging van de centrale van Fukushima 1 (...) werden verrast door de aardbeving 'terwijl zij volop aan het werk waren aan een deel' van de reactor nummer 4, en dachten bij zichzelf “we zijn niet gek”. Op vrijdagavond (11 maart) werden ze in veiligheid gebracht op een veertigtal kilometer van de centrale” en vervolgens “op zondag 13 maart teruggebracht naar Frankfurt”.
(3) Bron: 'Troublante discrétion de Organisation mondiale de la santé'; Le Monde van 19 maart.(4) https://www.monde-diplomatique.fr/2010/12/KATZ/19944 [154]
(5) "https://www.europe1.fr/France/" [155] France/les-accidents-nucléaires-en -hausse-455587
(6) https://www.monde.fr/depeches/2011/03/15/fukushima-eclaire-le-risque-d-u... [156]
(7) https://blog.mondediplo.net/2011/03/12/Au-Japon-le-seisme-declenche-l-al... [157]
(8) De woorden van iemand die tussenkwam op ons websiteForum in het Frans in de loop van een discussie over deze ramp: https://fr.internationalism.org/forum/312/tibo/4593/seisme-au-japon [158] .
(We hernemen hieronder een artikel geschreven in november 2009 maar in het licht van de aanhoudende hetze rond de vluchtelingen en de immigranten blijft het zijn volle actualiteitswaarde behouden !)
“Ik ken mensen die zich ongerust maken over het feit dat de immigratie knaagt aan hun lonen en aan het vooruitzicht op een baan voor hun kinderen” (1). Wie is de schrijver van een dergelijke weerzinwekkende en walgelijke gedachte? Een uiterst rechtse militant? Neen! Het was de Britse Eerste Minister Gordon Brown, een man van links! Het is niets nieuws dat de ongewenste immigranten de zondebokken zijn, ‘verantwoordelijk voor werkeloosheid en ellende’! De wereldleiders, of het nu Brown, Besson of anderen zijn, buiten voortdurend de ‘laag bij de grondse’ populistische instincten uit en weten hoe de daad bij het woord te voegen: politierazzia's, invallen, administratieve pesterijen, uitwijzingen...
In een heleboel landen, zoals in Groot-Brittannië, worden pas aangekomenen bijna systematisch geconfronteerd met de gevangenis (2), met onderbetaald zwartwerk, met racisme en met terreur. Een groot aantal landen (zoals Italië en Groot-Brittannië) moedigt, in naam van de veiligheid, een soort nachtwake aan, waarbij burgers worden opgeroepen mee te werken om al diegenen bij de politie aan te geven die ‘verdacht’ lijken, met name de immigranten. In het merendeel van de Europese landen is het verhuren van een verblijfplaats of het geven van onderdak aan een clandestiene immigrant genoeg reden voor gevangenisstraf. In Italië wet er in een wet zelfs voorzien, in haar eerste versie althans, om de dokters, de schooldirecteurs en de postbodes te verplichten om immigranten zonder papieren aan te klagen!
In deze context is de gezamenlijke operatie, op 22 oktober 2009, van Franse en Britse autoriteiten, gericht tegen de Afghaanse vluchtelingen, slechts een voorbijgaande episode in de menselijke drama's die elkaar bij de vreemdelingen zonder papieren, opvolgen. Op de Frans-Britse chartervlucht zaten jongeren, die werden uitgewezen naar hun land in oorlog. Het toppunt van cynisme was dat Minister Besson, de regering en de media in Frankrijk ons het lot van deze pechvogels voorgesteld als een humane, bijna liefdadige politiek. Werden de vluchtelingen niet ‘ondergebracht in een hotel’? In een ‘beveiligde’ zone in Kaboel? Op ‘kosten van de gemeenschap’ (aangezien zij 2000 euro’s meekregen)? Als men hen zo hoort, lijkt het wel op een vakantie bij de Club Méditarranée!
Met wie drijft men hier de spot? Zoals in de meeste gevallen, wil men zich in werkelijkheid ontdoen van monden die nutteloos zijn voor het kapitaal. En het kan ze geen moer schelen dat de gevolgen van deze uitwijzingen dikwijls dodelijke zijn. Wat de bourgeoisie werkelijk denkt, laat zich samenvatten in weinig woorden: “laat ze thuis creperen!”. Via een verharde wetgeving en een gespierde tussenkomst heeft de bourgeoisie van Europa een werkelijk 'fort' gemaakt.
Natuurlijk heeft links in Frankrijk, de kampioen van de schijnheiligheid, om een goed figuur te slaan, gedaan alsof ze aanstoot genomen had door een politiek, die louter en alleen wordt toegeschreven aan de ‘gemene rechterzijde’. Uit de mond van Martine Aubry, (oppersquaw van de PS) hoort men uitspraken als ‘chartervluchten van de schaamte’ en wat dokter Kouchner betreft, die verzekert ons alweer met de hand op het hart dat hij “dat zeker niet gedaan zou hebben”! Maar hun dubbelzinnigheid is om van te kotsen. Denken wij inderdaad maar even terug aan het feit dat de hele meute van links applaudisseerde in de tijd van Edith Cresson, toen ze hele charters met ontheemden de grens over stuurde. Toen beweerde Michel Rocard (PS): “Men kan niet alle ellende van de wereld verwelkomen”! En wat betreft de repressie tegen de immigranten en de illegalen, doet de PCF (Franse Communistische Partij) niet onder voor de ‘socialisten’, toen ze in de jaren 1980 bijvoorbeeld, de immigranten in Vitry-sur-Seine uitdreven met bulldozers. En wat te zeggen van de CGT die, nog niet zo lang geleden, de mensen zonder papieren (vrouwen en kinderen), gewapenderhand uit hun eigen lokalen dreef!
Vandaag hebben de Europese landen hun controlepolitiek op een gecoördineerde manier versterkt, voornamelijk onder aandrang van Duitsland.(3) De Schengen-landen wijzen voortaan 90% van de asielaanvragen af met als motief dat het doel van de kandidaten op de eerste plaats ‘economisch’ is. In naam van dit ‘misbruik’ vraagt een minister zoals Besson nu om de invoering van “gemeenschappelijke vluchten onder Europese vlag”. Om die reden is een Frans-Brits inlichtingencentrum (sinds 2 september 2009) in Folkestone ingesteld, waar agenten uit beide landen samenwerken om de 'ongewensten' op te sporen.
De initiatieven, die door de Franse Minister Besson (4) worden aangemoedigd, kunnen zich alleen maar ontwikkelen en moeten leiden tot de doelstelling die Frankrijk wil bereiken, de uitwijzing namelijk in 2009 van 27.000 immigranten zonder papieren. Maar ze getuigen vooral van de groeiende veiligheidsparanoïa, die de hele wereldbourgeoisie aanvreet. En vooral de arbeidersklasse is hiervan het slachtoffer! Terwijl de economische crisis het bankroet aantoont van het kapitalistische systeem, terwijl de werkloosheid een toppunt bereikt, hebben de grote democratieën, diegenen die 20 jaar geleden met veel poeha de val van de Berlijnse Muur vierden, noch aan de immigranten noch aan het proletariaat als geheel geen ander perspectief te bieden dan tweespalt, repressie en ellende. De bourgeoisie maakt gebruik van de wapenstok, de uitzetcentra en de chartervluchten om proletariërs, die vechten voor hun leven, uit de zogenaamde 'rijke' landen te weren. Het 'Europese democratische model', waar de bourgeoisie zo prat op gaat, is slechts een andere kapitalistische bunker, die ook geen toekomst biedt n
WH/12.11.2009(1) Bron: Lepoint.fr (uittreksel uit The Daily Mail).
(2) 200 asielzoekers zitten in de gevangenis in Groot-Brittannie.
(3) Sommigen spreken zelfs van een 'verduitsing van de Europese immigratiepolitiek' Zie de site https://www.dw-world.de/dw/article/0,,471171400.html [160]
(4) Tijdens de laatste presidentsverkiezingen, was dit heerschap de campagneleider van Ségolène Royal...
We worden geconfronteerd met een impasse op het vlak van de economie en de bourgeoisie bevindt zich in een situatie van totale onbekwaamheid om ook maar een schijntje van een samenhangende economische politiek voor te stellen.
In het geval van Griekenland geven de autoriteiten van de IMF toe dat dit land het plan, dat zijzelf en de Europese Unie in april 2010 hebben afgesproken, niet zal kunnen nakomen. Aan Griekenland zal toestemming moeten worden verleend om haar schuld, dat voorkomt uit het reddingsplan, niet in 2015, maar in 2024 af te betalen. Natuurlijk moet dit “cadeau” vergezeld gaan van aanvullende bezuinigingsoperaties. In Griekenland staan nieuwe maatregelen op stapel om banen in de publieke sector op te heffen.
Wat betreft Ierland: daar ondergaan de arbeiders al de vierde bezuinigingsronde. Het nieuwste plan, in ruil voor het “reddingsplan” van de ECB en het IMF, houdt een verlaging in van het minimumloon met 11%, de vermindering van de uitkeringen, de opheffing van 25.000 banen in de publieke sector en de verhoging van de BTW van 21 naar 23 %.
Voor beide landen geldt dat de arbeidersklasse en de gehele verdere bevolking ondergedompeld zal worden in een toestand van ellende, die onhoudbaar zal zijn.
Portugal en Spanje, de nieuwe landen die ook niet in staat zijn geweest hun schulden in de hand te houden, proberen de gevolgen te voorkomen door drastische bezuinigingsmaatregelen door te voeren en nog meer voor te bereiden.
Natuurlijk hebben deze poitieke maatregelen niet de bedoeling de armoede van de miljoenen te verzachten. De politieke en economische autoriteiten zijn vooral bevreesd voor het risico dat nieuwe landen op hun beurt niet in staat zullen zijn om hun schulden terug te betalen. De achtergrond van het failliet van de Griekse staat was een begrotingstekort, veroorzaakt door een enorme hoeveelheid publieke uitgaven (met name in de militaire sector). Wat betreft Ierland, daar had het bankensysteem een hoeveelheid schuld opgehoopt van 1432 miljard euro, bij een BIP van 164 miljard euro. Ierland had in 2010 een begrotingstekort van 32%.
De ernst van de economische crisis gaan de grenzen van Griekenland en Ierland echter te buiten. Want heel wat grote banken van grote landen hebben schulden uitstaan in die landen en met name in Ierland. Als Griekenland en Ierland veel van hun schulden niet terugbetalen, dan zal dat veel van deze banken in grote moeilijkheden brengen. Dit aspect verklaart voor een groot deel de paniek die zich meester maakt van de hoge instanties van de wereldbourgeoisie.
Want het is de staat die de betrouwbaarheid van het nationale kapitaal moet waarborgen door te laten zien dat hij in staat is de schulden terug te betalen en de rente daarover te voldoen. Een niet-terugbetalen van de schulden brengt de andere en ook de grote landen in moeilijkheden. Maar voor landen als Portugal of Spanje, wier banken ook geld hebben uitstaan in Ierland en Griekenland, voor die twee landen zou zoiets fataal zijn.
Alle landen ter wereld hebben een aanzienlijke schuld, die natuurlijk niet meer terugbetaald zal kunnen worden. De landen binnen de Eurozone hebben niet de monetaire middelen om hun tekorten te “financieren”, gebonden als ze zijn aan de ECB. Landen als Groot-Brittannië en de VS hebben alle mogelijkheden om hun eigen geld te scheppen. Het niveau van de schulden van alle staten is zo absurd hoog dat de nationale productie van welk land dan ook hen niet in staat zal stellen om deze ooit nog terug te betalen.
Het “reddings”plan van Griekenland heeft 110 miljard euro gekost en dat van Ierland 85 miljard. Deze hoeveelheid geld, dat door het IMF, de ECB en Groot-Brittannié uitgegeven werd voor de redding van landen als Griekenland en Ierland, is niet gebaseerd op een nieuwe rijkdom, maar op het draaien van de geldpers, met andere woorden: op virtueel geld. Terwijl er aan de ene kant drastische bezuinigingsmaatregelen worden genomen, die nog meer drastische bezuinigingen aankondigen, zien we aan de andere kant dat de staten gedwongen zijn om, onder de dreiging van een financiële ineenstorting en een blokkade van de wereldeconomie om iets aan de nemen dat men heel goed een onderesteuningsplan zou kunnen noemen - dat inhoudelijk erg veel lijkt op wat men een “stimuleringsplan” noemt.
In feite zijn de VS het verste gegaan in die richting: De Kwantitatieve Versoepeling nr.2 van 900 miljard dollar heeft geen andere bedoeling dan een Amerikaans financieel systeem te redden en de groei van de economische groei van de VS te ondersteunen. De VS, die nog steeds profiteren van het voordeel van het statuut, dat aan de dollar als wereldhandelsgeld wordt toegekend, gaat niet gebukt onder dezelfde dwingende maatregelen als Griekenland, Ierland of andere Europese landen. En vanwege dit gegeven is het niet uitgesloten dat, zoals velen verwachten, er een Kwantitatieve Versoepeling nr.3 zal worden aangenomen. De stimulering van de economische activiteit door begrotingsmaatregelen is veel sterker in de VS dan in de Europese landden. Maar dat weerhoudt de VS er niet van om de lonen van de arbeiders in de publieke sector te bevriezen of zelfs te verlagen.
Wij hebben dus te maken met bezuinigingsplannen én stimuleringsplannen. Waar komt deze tegenspraak vandaan?
Zoals Marx heeft laten zien, leidt het kapitalisme vanaf haar ontstaan aan een tekort aan afzetmarkten, omdat de uitbuiting van de arbeidskracht leidt tot een grotere waarde dan de uitgaven in lonen, omdat de arbeidersklasse veel minder consumeert dan ze produceert. Tot het einde van de 19e eeuw, kon de bourgeoisie dit probleem de baas door de kolonisatie van niet-kapitalistische gebieden, waar het de bevolking dwong, op verschillende manieren, de koopwaar af te nemen die door het kapitaal werd geproduceerd.
De crises en de oorlogen van de 20e eeuw illustreren dat dit antwoord op de overproduktie, dat inherent is aan de kapitalistische produktie, haar grenzen begon te bereiken. Met andere woorden: niet-kapitalistische gebieden op onze planeet waren niet langer voldoende voor de bourgoisie om het meerprodukt te realiseren dat nodig was voor een meer uitgebreide produktie.
De deregulering van de economie aan het einde van de jaren 1960, die zich manifesteerde in monetaire crises en recessies, betekende de quasi-afwezigheid van de extra-kapitalistische markten als een middel om de surplus van de kapitalistische productie op te nemen. De enige oplossing die er van toen af aan nog overbleef, was de schepping van een kunstmatige markt, gevoed door schulden.
Het stelde de bourgeoisie in staat waren te verkopen aan staten, ondernemingen, huishoudens zonder dat ze over reële middelen beschikten om ze te kopen.
De afgelopen veertig jaar hebben aangetoond dat de staten met te hoog oplopende schulden op een bepaald moment hun schulden moesten verminderen, en dus moeten bezuinigingen, maar tegelijkertijd is de toename van de schulden een absolute noodzaak, om ervoor te zorgen dat de economie niet in een recessie terechtkomt. De financiële schokken, die zich op dit moment in Europa voordoen, zijn dus een gevolg van de fundamentele tegenspraken van het kapitalisme en illustreren de absolute impasse van deze productiemethode.
De bezuinigingen hebben tot resultaat dat de interne vraag vermindert, die van de eerste levensbehoeften inbegrepen, maar toch blijven de prijzen ervan een sterke stijging vertonen. Die stijging is zodanig algemeen dat ze niet verklaard kan worden uit bijvoorbeeld klimatologische omstandigheden. De enige verklaring is dat ze een uitdrukking is van een regelrechte inflatie, een verschijnsel dat ieder economie steeds meer aantast. Een inflatie, die overigens voortdurend toeneemt, en zo maakt dat de waarde van het geld steeds meer afneemt en dat er een steeds hogere rente gevraagd wordt voor dit geld dat uitgeleend wordt.
Inflatie heeft niet altijd als oorzaak een buitensporige vraag in verhouding tot het aanbod, waardoor de prijs verhoogd kan worden. Door het gebruik van de bankbiljettenpers, door de uitgave van nieuw geld zonder dat deze correspondeert met een even grote toename van rijkdom, verliest het geld onherroepelijk aan waarde.
De toename van de hoeveelheid geld leidt er ook toe dat de speculatie wordt aangemoedigd, met desastreuze gevolgen voor het leven van de arbeidersklasse. Want door de aankoop van eerste levensbehoeften, in de hoop die met flinke winst te kunnen verkopen, krijgen deze consumptiemiddelen het karakter van activa. Zo wordt een groot deel van de wereldbevolking, naast de vermindering van hun inkomen, ook geconfronteerd met verhoging van prijzen van graan, rijst, brood, enzovoort. De voortdurende schepping van nieuw geld, noodzakelijk gemaakt door de crisis, . leidt tot een dubbele aanval: verlaging van de inkomens en verhoging van de eerste levensbehoeften.
Een gelijkaardig proces vond plaats in 2007-2008 (net voor de financiele crisis) en lokte in vele landen hongerrellen uit. De gevolgen van de huidige prijsexplosie hebben direct geleid tot revoltes in Tunesie, Algerije en Egypte.
Het actuele niveau van de inflatie stijgt steeds meer. De cijfers maken duidelijk dat de kapitalisten anticiperen op een verlies van de waarde van het geld dat zij investeren en dat zij er dus een hogere rente voor terugvragen.
Tijdens de crisis van de jaren 1930 was het protectionisme, in de vorm van handelsoorlogen, massaal ontwikkeld. Er bestond zelfs een regionalisering: iedere grootmacht reserveerde een deel van de wereldmarkt voor zichzelf, dat hij beheerste en waar hij een minimum aan afzetgebied vond. Dezelfde tendens tot protectionisme is zich nu ook aan het ontwikkelen. Zo nam de VS in september bijvoorbeeld 245 anti-dumping maatregelen.
De handelsoorlog doet zich nu echter vooral voor in de vorm een geldoorlog: de massale schepping van geld vertaalt zich in een daling van waarde van dat geld en dus ook in een daling van de prijzen van de goederen die dit land op de wereldmarkt brengt. Dit is een zeer agressieve manier van protectionisme, waarbij de VS vooroploopt. Dit geldt eveneens voor de onderwaardering van de Chinese yuan.
En ondanks de handelsoorlog zijn de verschillende staten genoodzaakt overeen te komen om de schulden van landen als Griekenland en Ierland binnen de perken te houden. De bourgeoisie kan niets anders doen dan zeer tegengestelde maatregelen nemen, gedicteerd door de totale impasse waarin haar systeem verkeert.
Waarom verschijnen er, tegen de achtergrond van de huidige catastrofale sitatie van de wereldeconomie artikels zoals die in La Tribune of in Le Monde met als respectievelijke titels: “Waarom zal de groei weer ontstaan” en “De Verenigde Staten willen geloven in een economische opleving”? Zulke titels proberen de illusie in stand te houden dat de burgerlijke economische en politieke autoriteiten nog een bepaalde controle hebben over de situatie.
De bourgeoisie wil ons in slaap sussen door ons te laten geloven dat ze de situatie nog redelijk beheerst. Maar de bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de pest en de cholera.
a. ofwel ze doet zoals ze gedaan heeft met Griekenland en Ierland door geld bij te drukken, wat leidt tot ontwaarding van de munteenheid.
b. ofwel ze voert een drastische bezuinigingspolitiek om de schulden niet te laten oplopen, wat leidt tot een duizelingwekkende neergang in de depressie.
Een aantal deskundigen komen, middels een reeks van publicaties, met allerlei oplossing aandragen voor de impasse. Maar of ze gebruiken het middel van de hypnose of een vorm van propaganda om ons ondanks alles te doen laten geloven dat deze maatschappij nog een toekomst heeft.
Ze schrikken er niet voor terug een nieuwe ‘regulering’ voor te stellen op basis van een ‘groene economie’ als dé oplossing. Ze vergeten echter dat zo’n ‘regulering’ aanzienlijke uitgaven vraagt, en dat er dan nog veel meer bankbiljetten bijgedrukt moeten worden dan nu.
De enige werkelijke oplossing voor de economische impasse zal komen van de steeds meer en steeds massalere bewuste strijd van de arbeidersklasse als reactie op de economische aanvallen van de bourgeoisie. Dit zal op een natuurlijke wijze leiden tot de omverwerping van dit systeem, waarvan de belangrijkste tegenspraak is die tussen de productie voor de winst en de accumulatie en niet de bevrediging van de behoeften van de mensen n
Naar Vitaz /02.01.2011
De laatste weken waren er bijzonder levendige en intensieve discussies op het IKS-wesiteforum over een tragische gebeurtenis: de bloedige onderdrukking van de opstandelingen van Kronstadt.
90 jaar geleden, in 1921, kwamen arbeiders in opstand tegen de Bolsjewistische Partij en eisten onder meer de teruggave van de reële macht aan de sovjets, zonder de bolsjewistische partij. De Kommunistische Partij nam toen de vreselijke beslissing hen te onderdrukken.
Een deelneemster aan het debat, Youhou genaamd, stuurde ons een brief die we hieronder publiceren en die wij van harte verwelkomen. De brief is zowel een poging om een samenvatting te geven van de verschillende standpunten, die in de tussenkomsten aan de orde kwamen, als om zelf duidelijk stelling te nemen. Het gaat hier geenszins om een afsluiting van de discussie. Het lijkt ons integendeel dat de tekst, zoals geschreven in de geest van de kameraad, enkel een volgende stap in de discussie is. Tot slot gaan we helemaal met haar mee wanneer zij in de laatste regels schrijft:“Sluit je in dit levendige debat bij ons aan! Het kameraadschappelijk debat is ons beste wapen tegen de burgerlijke ideologie” (1).
Op het IKS-forum vindt nu, ter gelegenheid van de 90e verjaardag van de onderdrukking van Kronstadt, een zeer levendige discussie plaats die commentaar verdient. Ze is zeer interessant omdat ze tenslotte een goede afspiegeling vormt van de standpunten die over dit onderwerp in de arbeidersklasse bestaan. De verplettering van de arbeidersklasse in opstand van de Sovjet van Kronstadt door het revolutionaire leger op bevel van de Bolsjewistische Partij in 1921 wordt zonder taboes en twijfels op het forum naar voor gebracht. De wil om lessen te trekken uit deze slachting, zo belangrijk voor de toekomstige revolutie, verenigt alle kameraden op dit forum en bevestigt wat Rosa Luxemburg schreef over de Russische Revolutie: “Het is duidelijk dat enkel een diepgaande kritiek, en zeker geen oppervlakkige verontschuldiging, uit deze gebeurtenissen alle schatten van lering kan trekken die zij bevatten”. Dit debat wordt al tientallen jaren gekenmerkt door twee tendensen die lijnrecht tegenover elkaar staan: de trotskisten die menen dat de verplettering een 'tragische noodzakelijkheid' was en de anarchisten die denken dat de Bolsjewistische Partij als partij al de kiemen van deze ontaarding in zich droeg en die de noodzaak van het bestaan van een partij van de arbeidersklasse zelf in vraag stellen.
Hier volgt één van de ideeën die naar voor gebracht werd door Jeannotrouge: “Het proletariaat kan zich niet als klasse vormen en daarna, na de revolutie, als heersende klasse, tenzij na een hardnekkige politieke strijd in haar eigen schoot tegen de burgerlijke invloeden, die gedragen worden door verschillende instellingen, organisaties en partijen die zich het etiket 'arbeiders' toeeigenen, een strijd die onvermijdelijk episodes van confrontatie en geweld inhoudt.”
Mouhamed, die wat genuanceerder is, legt uit dat de Bolsjewiki geen andere keuze hadden. Maar op dit punt ben ik het volledig eens met Tibo en Underthegun: de verplettering van Kronstadt ging niet in de zin van de revolutie. Deze slachting was absoluut onnodig en heeft de nederlaag van de Russische Revolutie versneld. Waarom? Het waren arbeiders die afgeslacht en vermoord werden, geen witteboorden-contrarevolutionairen, zoals Trotski zelf zal toegeven: “We hebben zo lang mogelijk gewacht, opdat de matrozen, onze verblinde kameraden, hun ogen zouden openen en zien waartoe de muiterij hen leidde.” De kommunistische samenleving kan niet geboren worden uit broederstrijd. Een dergelijke moordpartij kan geen deel uitmaken van de wapens van de revolutionairen. Terecht schrijft Tibo:“Ja, we hebben een 'eindelijk menselijke' wereld op te bouwen. En die kan niet als fundament hebben de kadavers van arbeiders, die door andere arbeiders gedood werden.” Ik zou daaraan toevoegen: en vooral niet op deze manier: door hun families te gijzelen, en door de soldaten van het rode leger te veroordelen, als die weigerden te schieten... Klassegeweld is noodzakelijk, zeker, maar binnen de arbeidersklasse wordt dat bepaald door het einddoel, door de bevrijding van de mensheid van het juk van de uitbuiting. De kameraden die het op dit punt niet eens zijn, herinnerden terecht aan de bijdragen van de Bolsjewiki aan de arbeidersklasse. De Bolsjewistische Partij, onder leiding van Lenin, heeft nooit de belangen van het proletariaat verraden en door onvermoeibaar de noodzaak te herhalen geen vertrouwen meer te hebben in de sociaal-democraten door elke politieke alliantie af te wijzen en om geen massapartij te vormen, heeft ze ervoor gekozen een minderheid te blijven onder de arbeiders. Deze partij pleitte voor een internationalisme tot op het bot. De Bolsjewiki hebben de arbeiders in hun strijd gesteund door aan hun kant te blijven, zelfs toen ze zagen dat de arbeiders een fout begingen.
Hoe was het dan mogelijk dat deze partij, die zich volop bewust was van het feit dat het socialisme niet met dwang aan de arbeidersklasse opgelegd kan worden, en het de plicht van de partij is aan de zijde van de klasse te vechten, zich bewapend tegenover haar bevond?
Kameraad Mouhamed schrijft: “Voor mij, als er sprake geweest was van wereldrevolutie, dan zou Kronstadt niet gebeurd zijn, of iets in die aard”. Het klopt dat het isolement van Rusland een fundamentele oorzaak is voor de mislukking van de revolutie. Veel arbeiders zijn omgekomen in de burgeroorlog, de sovjets raakten ontvolkt, vaak bleven er alleen militaire comités over van enkele leden, die beslisten over de strategie die gevolgd zou worden. Wanneer de voorzitter van de Bund (de Joodse Kommunistische Partij) op het VIIe Congres van de Sovjets vraagt wat het Centraal Comité doet, antwoordt Trotski: “Het CEC is aan het front!” Voeg daar nog de drastische voedselrantsoenering aan toe omdat de Oekraïne, de graanschuur van Rusland, het land uithongert. Als het Duitse proletariaat zich bij de revolutie had aangesloten, daarmee de andere proletariërs van Europa en de wereld meetrekkend, dan zou dat een nieuw elan aan de Russische Revolutie gegeven hebben. In haar brochure over ‘De Overgangsperiode’ schreef de IKS: “Maar het grootste gevaar van de contra-revolutie kwam noch van de 'koelaks', noch van de arbeiders van Kronstadt die jammerlijk vermoord werden, noch van de 'witte complotten' die de Bolsjewiki vermoedden achter die opstand. De contra-revolutie kreeg de overhand over de lijken van de Duitse arbeiders, die in 1919 vermoord werden, en heeft zich het krachtigst uitgedrukt door middel van het bureaucratische apparaat van wat de 'halfstaat' van het proletariaat moest voorstellen”. Doordat de sovjets, het fundament van de dictatuur van het proletariaat, uitgeput raakten, doordat zee opgesloten bleven binnen de nationale grenzen van Rusland, werd de Bolsjewistische Partij geconfronteerd met keuzen die uiterst zware gevolgen hadden en heeft ze de zwaarste fout begaan: haar klassebroeders fysiek te elimineren.
Het isolement van Rusland in de ontwikkeling van de wereldrevolutie verklaart de houding van de Bolsjewiki gedeeltelijk. Het verklaart echter niet waarom de sovjets zich tegen de partij keerden Als ze niet in opstand waren gekomen, dan zou de kwestie nooit aan de orde zijn gekomen. Zoals ik het verdedig, net als Underthegun, zien we zeer duidelijk, zowel in de eisen van de Sovjet van Kronstadt (“alle macht aan de sovjet”), maar ook in de stakingsgolven die uitbraken in Moskou en Petrograd (drie regio’s, het zij terloops opgemerkt, die in de voorhoede stonden van de Oktoberrevolutie), dat er een kloof ontstaan is tussen partij en arbeidersklasse. Ziehier een radioboodschap gericht 'aan de arbeiders van de gehele wereld' die op 6 maart 1921 ontvangen werd: “Wij zijn aanhangers van de macht van de sovjets, niet van de partij. Wij zijn voor de vrije verkiezing van vertegenwoordigers van de werkende massa's. De marionettensovjets, die gemanipuleerd worden door de kommunistische partij, zijn altijd doof geweest voor onze behoeften en onze eisen; wij hebben slechts één antwoord gekregen: kogels (...). Kameraden! Niet alleen bedriegen ze jullie, maar ze verdraaien opzettelijk de waarheid en belasteren ons op de meest verachtelijke manier (...). In Kronstadt is de gehele macht uitsluitend in handen van de revolutionaire matrozen, soldaten en arbeiders (...) Lang leve het revolutionaire proletariaat en de boeren! Lang leve de vrij gekozen sovjets!” Of men het nu eens is met die eisen of niet, het staat buiten kijf dat de sovjets zich vierkant tegen de partij keerden, die zij nu als vijand beschouwen. Voor mijn part denk ik dat de assimilatie van de partij met de staat, een orgaan dat van nature reactionair en conservatief is, de Bolsjewiki ertoe gebracht heeft zich van de klasse te verwijderen. Tenslotte is dat het isolement binnen het isolement. De partij was tegelijkertijd rechter en partij en kon daarom de revolte niet begrijpen van haar kameraden in de sovjets. Underthegun schrijft terecht: “de 'bolsjewistische regering', maar dat is juist het probleem van deze geïsoleerde revolutie, werd van alle kanten belegerd. De urgentie van de situatie, de talrijke gevaren, hebben de Bolsjewiki er vanaf Brest-Litovsk, in 1918, toe gebracht de uitoefening van de macht voor hun rekening te nemen. Maar (...) de dictatuur van het proletariaat is niet de dictatuur van de partij”. Indien de partij niet de belangen vertegenwoordigt van een sovjet of van een deel van de arbeidersklasse, dan moet ze de belangen verdedigen van het wereldproletariaat, en juist omdat de partij verstrikt raakte in de staat miste zij de heldere visie om oriëntaties te geven, die voortkwamen uit de internationale arbeidersbeweging. Gevangen in de valstrik van de onmiddellijke vooruitzichten, verbonden met de organisatie van de revolutie, verloor de partij uit het oog wat het einddoel moest zijn: de bevrijding van de mensheid. Daarom gaat het hier niet om een terloops foutje, maar wel om het inzicht dat, in het kader van een wereldrevolutie, de dictatuur van het proletariaat uitgeoefend moet worden door de sovjets. Daarmee zijn de materiële en objectieve redenen gegeven voor deze broedermoord, maar het moet duidelijk zijn dat, in tegenstelling tot wat Prodigy, Jeannotrouge en Mouhamed denken, de materiële voorwaarden, die we op deze manier schetsen, niet compleet zijn als we er geen ethische dimensie aan toevoegen.
Underthegun legt veel nadruk op het feit dat er geen determinisme bestaat en dat onder de revolutionairen in de partij sommigen, in identieke urgente omstandigheden, de keuze gemaakt hebben hun kameraden in Kronstadt te verdedigen. De Lenins en de Trotski's hadden een keuze en zij kozen ervoor hun kameraden te vermoorden. Naar mijn mening is het de moeite waard de vraag te stellen, maar kameraden Mouhamed en Prodigy wierpen daar in hun tussenkomsten tegenin dat “een marxistische analyse er niet in bestaat een morele balans op te maken; maar wel een objectieve en materialistische balans. Het gaat er niet om te veroordelen, te zeggen wat immoreel is of niet. Het gaat erom lessen te trekken zonder humanistische gevoelens.” Morele balans en een analyse van de omstandigheden staan niet tegenover elkaar, maar vullen elkaar aan. De moraal is niet de manicheïstische burgerlijke moraal, maar de vrucht van een lange evolutie, die rechtstreeks voorkomt uit het feit dat de mens voor de beschaving gekozen heeft en het behoud van de soort uitdrukt in solidariteit: ze is dus inherent aan de materiële voorwaarden. De Bolsjewistische Partij is ontaard en kwam in nieuwe situaties terecht waarvoor geen recept bestond. Dus, ja, ze koos de weg die naar haar ondergang zou leiden, en nee, de verplettering van Kronstadt ging niet in de richting van de revolutie. Kon zij anders gehandeld hebben? Misschien. Had ze dat moeten doen. Dat is zeker! Waarom hebben sommigen opdracht gegeven tot deze moordpartij en hebben anderen zich ertegen verzet? Gewoon omdat ten opzichte van eenzelfde situatie het bewustzijn niet homogeen is, dat de band tussen bewustzijn en materiële voorwaarden niet mechanisch is. Daarom moeten we op de onderdrukking van Kronstadt niet de blik werpen van een onberispelijke moraal, gesmeed in negen decennia proletarische strijd. De revolutionairen zullen voor keuzes gesteld worden die even essentieel zijn in de komende strijd en Kronstadt is een 'donkere schat van lessen' want zij draagt in haar ongelukkig noodlot een wezenlijke les aan: “geen geweld binnen de arbeidersklasse!” Als het doel de middelen niet heiligt, dan bepaalt het ze toch wel!
We konden deze kwestie niet bediscussiëren zonder onze standpunten over het marxisme te verduidelijken, maar ook die over het trotskisme en het anarchisme. Sluit je aan bij dit hartstochtelijke debat! Het kameraadschappelijk debat is onze beste wapen tegen de burgerlijke ideologie n
Met kameraadschappelijke groeten, Youhou
(1) Daarom antwoorden we hier niet op kameraad Youhou. Niet alleen zijn we het eens met de essentie van haar analyse, maar het debat kan en moet ook verdergaan. Om het standpunt van de IKS te vernemen over deze tragische gebeurtenis verwijzen we de lezer naar twee van onze artikels:
a) 'De repressie van Kronstadt in maart 1921: een tragische vergissing van de arbeidersbeweging'.
b) '1921: Understanding Kronstadt', International Review nr. 104.
– Veroordeelt de gewelddadige schending van de mensenrechten, en daarbij inbegrepen de willekeurige aanhoudingen, de gedwongen verdwijningen, de martelingen en executies, (…)
– In overweging nemend dat de veralgemeende en systematische aanvallen begaan in Libisch Arabisch Jamahiriya tegen de burgerbevolking misdaden tegen de mensheid kunnen zijn, (...)
– Verklaart hij zich vastbesloten om de bescherming van de burgers te verzekeren, (...)
– Machtigt de lidstaten die zich gericht hebben tot de secretaris-generaal met deze bedoeling (…) om alle nodige maatregelen te nemen, (…) om de bevolking te beschermen” (Resolutie van de UNO 1973 – Libië, van 17 maart 2011.
Zo komt het dat er sinds 20 maart een 'internationale coalitie' in Libië een militaire operatie van grote omvang leidt, die door de Verenigde Staten dichterlijk 'Dageraad van Odysseus' genoemd wordt. Elke dag stijgen tientallen vliegtuigen op vooral vanaf de twee krachtige Franse en Amerikaanse vliegdekschepen om een bommentapijt uit te zaaien over de streken die de strijdkrachten herbergen die trouw zijn aan het regime van Kadhafi (2).
In duidelijke taal, het is oorlog!
Alle staten verdedigen hier enkel hun eigen belangen… met bommen.
Natuurlijk is Kadhafi een gekke en bloeddorstige dictator. Na weken van strategisch terugplooien voor de opstand, heeft de zelfverklaarde 'Libische Gids' zijn elitetroepen weten te reorganiseren om in de tegenaanval te gaan. Dag na dag is hij er in geslaagd om terrein terug te winnen, waarbij alles verpletterd werd, de 'rebellen' net zo goed als de bevolking. En hij was vast en zeker van plan om de bewoners van Beghazi in hun eigen bloed te laten verdrinken, toen de operatie Dageraad van Odyseus werd gelanceerd.
De luchtaanvallen van de coalitie hebben de repressiekrachten parten gespeeld en hebben dus effectief de aangekondigde afslachting vermeden.
Maar kan men ook maar één ogenblik geloven dat deze ontplooiing van strijdkrachten echt het welzijn van het Libische volk tot doel heeft ?
Waar was diezelfde coalitie toen Kadhafi 1 000 gevangenen liet ombrengen in de gevangenis van Abu Salim in Tripoli in 1996 ? In werkelijkheid worden in dit regime al veertig jaar mensen opgesloten, gemarteld, geterroriseerd, verdwijnen ze en worden geëxecuteerd... allemaal volkomen straffeloos.
Waar was diezelfde coalitie gisteren toen Ben Ali in Tunesië, Moebarak in Egypte of Bouteflika in Algerije, op de menigte lieten schieten tijdens de opstanden in januari en februari ?
En wat doet diezelfde coalitie tegenover de slachtpartijen die plaatsgrijpen in Jemen, Syrië of Bahrein ? O sorry... wij kunnen ook niet zeggen dat zij geheel afwezig is : een van haar leden, Saoedi-Arabië komt daadwerkelijk tussen om de staat Bahrein te steunen... om betogers te onderdrukken! En haar medeplichtigen om de ogen te sluiten.
Lui als Sarkozy, Cameron, Obama en consorten kunnen zich dan wel trots als redders gaan voordoen, als verdedigers van de weduwen en wezen, maar het lijden van de 'burgerbevolking' van Benghazi is voor hen slechts een alibi geweest om ter plekke militair in te grijpen en hun respectievelijke smerige imperialistische belangen te verdedigen. Al deze gangsters hebben een reden die niets te maken heeft met het altruïsme, namelijk zich lanceren in deze imperialistische kruistocht.
In tegenstelling tot de laatste oorlogen zijn de Verenigde Staten nu niet het speerpunt van de militaire operatie. Waarom? In Libië is de Amerikaanse bourgeoisie verplicht om evenwichtskunsten uit te halen.
Enerzijds kan zij het zich niet veroorloven om over land massaal in te grijpen op Libische bodem. Dat zou door heel de Arabische wereld aanzien worden als een agressie en als een nieuwe invasie. De oorlogen van Irak en Afghanistan hebben inderdaad de veralgemeende aversie versterkt voor het 'Amerikaanse imperialisme, de bondgenoot van Israël'. En de wissel van het regime in Egypte, de traditionele bondgenoot van Oom Sam, heeft nog meer geknaagd aan hun positie in de regio (3).
Maar anderzijds kunnen zij zich niet afzijdig houden zonder te riskeren om totaal hun statuut van 'strijders voor de democratie in de wereld' te verliezen. En het staat voor hen buiten kijf om het terrein niet over te laten aan de tandem Frankrijk / Groot-Brittanië.
– De deelname van Groot-Brittannië heeft een dubbel doel. Ook zij proberen om, bij de Arabische landen, opnieuw hun blazoen op te poetsen, dat zo erg gehavend was door hun tussenkomsten in Irak en Afghanistan. Maar zij proberen ook hun eigen bevolking te laten wennen aan buitenlandse militaire tussenkomsten die zeker zullen toenemen in de toekomst. 'Het Libische volk redden van Kadhafi' biedt daarvoor de perfecte kans (4).
– Het geval van Frankrijk verschil een beetje. Het gaat om het enige grote westerse land dat van een zekere populariteit geniet in de Arabische wereld. Die heeft het verworven onder generaal De Gaulle en werd aangedikt door zijn weigering om in 2003 deel te nemen aan de invasie van Irak.
Door in te grijpen ten voordele van 'het Libische volk', wist president Sarkozy perfect dat hij door de bevolking met open armen zou verwelkomd worden en dat de buurlanden deze interventie tegen een Kadhafi, die veel te onberekenbaar en onvoorspelbaar is naar hun zin, zouden goedvinden. En men heeft inderdaad in Benghazi 'Leve Sarkozy' en 'Leve Frankrijk' horen weerklinken (5). Eenmaal is geen scheepsrecht, maar de Franse staat is er hier in geslaagd om even te profiteren van het slappe figuur dat de Amerikanen geslagen hebben.
De president van de Franse republiek heeft er ook van geprofiteerd om zich te herstellen van de opeenvolgende stommiteiten van zijn regering in Tunesië en Egypte (steun aan dictators die uiteindelijk verjaagd werden door sociale opstanden, die tijdens de gevechten gepaard gingen met slaande ruzies onder zijn ministers en de locale regimes, het voorstel om politietroepen te sturen om de repressie in Tunesië ruggesteun te verlenen...).
Wij kunnen hier niet in detail de belangen opsommen van elke staat van de coalitie, die vandaag in Libië toeslaat, maar één zaak is zeker, het draait hier helemaal niet om humanisme of menslievendheid! En dat geldt net zo voor diegenen die veel weigerachtiger stonden en zich onthouden hebben bij de stemming van de resolutie van de UNO of die dat schoorvoetend gedaan hebben :
– China, Rusland en Brazilië staan vijandig tegenover deze tussenkomst omdat zij gewoon niets te winnen hebben bij het vertrek van Kadhafi.
– Italië heeft er zelfs alles bij te verliezen. Het huidige regime verzekerde tot op heden een gemakkelijke toegang tot olie en een draconische controle van de grenzen. De destabilisering van het land kan dat allemaal in vraag stellen.
– Het Duitsland van Angela Merkel is nog steeds een militaire dwerg. Al zijn krachten zijn opgevorderd in Afghanistan. Deelnemen aan deze operaties zou deze zwakheid nog meer blootgelegd hebben. Zoals de Spaanse krant El Pais schrijft : “Wij maken een heruitgave mee van de voortdurende evenwichtsoefening in de verhouding tussen de gigantische Duitse economische macht , die tot uiting kwam tijdens de crisis van de Euro, en de Franse politieke capaciteit, die zich ook uit via de militaire macht” (6).
Tenslotte lijkt Libië, zoals heel het Midden-Oosten, vandaag op een onmetelijk groot schaakbord waarop de grootmachten proberen hun pionnen naar voren te schuiven.
Al weken waren de troepen van Kadhafi aan het oprukken naar Benghazi, het bolwerk van de rebellen, en moordden daarbij alles wat bewoog uit. Waarom hebben de grootmachten zo lang gewacht, als zij zo'n groot belang hadden bij de militaire tussenkomst in de regio?
In de eerste dagen waaide de wind van de opstand in Libië vanuit Tunesië en Egypte. Eenzelfde woede tegen de onderdrukking en ellende stak alle lagen van de maatschappij aan. Het stond dus buiten kijf dat 'de Grote Democratieën van deze wereld' niet stonden te springen om deze werkelijke sociale bewegingen te ondersteunen, ondanks hun mooie praatjes waarin ze de repressie veroordeelden. Hun diplomatie weigerde op een schijnheilige manier elke inmenging en beriep zich 'op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren om hun eigen geschiedenis te bepalen'. De ervaring toont aan dat dit zo is bij elke sociale strijd: de bourgeoisie van alle landen sluit de ogen voor de meest afgrijselijke repressie, als zij er niet direct steun aan verlenen!
Maar in Libië is wat aanvankelijk begonnen was als een werkelijke volksopstand 'van onderop', met ongewapende burgers, die met heldenmoed vertrokken om de kazernes van de militairen en de zogenaamde hoofdkwartieren van de 'Volkscomités' aan te vallen, vlug omgevormd tot een bloedige 'burgeroorlog' tussen fracties van de bourgeoisie. Anders gezegd, de beweging is de niet-uitbuitende lagen uit de handen geglipt. Het bewijs ervan is dat een van de opperhoofden van de opstand en van de CNT-NOR (Nationale OvergangsRaad) Al Jaleil, de oud-minister van Justitie was van Kadhafi! Deze man heeft natuurlijk evenveel bloed aan de handen als de oude 'Gids' die nu zijn tegenstander geworden is. Een andere aanwijzing is dat, terwijl de 'arbeiders geen vaderland hebben', de voorlopige regering de vlag van het vroegere koninkrijk van Libië als nationaal embleem heeft gekozen. En tenslotte heeft Sarkozy de leden van de CNT-NOR erkend als 'wettelijke vertegenwoordigers van het Libische volk'.
De opstand in Libië heeft dus een diametraal tegengestelde wending genomen dan die van haar grote Tunesische en Egyptische broers. Dit is vooral te wijten aan de zwakte van de arbeidersklasse van dit land. De belangrijkste industrie, de olieindustrie, stelt bijna uitsluitend arbeiders te werk afkomstig uit Europa, uit de rest van het Midden-Oosten, uit Azië en Afrika. Die namen, van bij het begin, niet deel aan de beweging van sociaal verzet. Als resultaat daarvan is het de locale kleinburgerij die de strijd heeft gekleurd en vandaar het naar voren schuiven van de nationale vlag bijvoorbeeld. Erger nog! De 'vreemde' arbeiders die zich dan ook niet konden herkennen in deze strijd, zijn op de vlucht geslagen. Er zijn zelfs vervolgingen geweest van zwarte arbeiders door de 'rebelse' strijdkrachten, want er deden talrijke geruchten de ronde dat het regime speciaal huurlingen uit Afrika gerecruteerd had om de betogingen te verpletteren, wat dan weer alle immigranten die vandaar kwamen, verdacht maakte.
Deze omkering van de toestand in Libië heeft gevolgen die ver over de grenzen heen gaan. De repressie van Kadhafi eerst en daarna de tussenkomst van de internationale coalitie hebben alle sociale bewegingen van de regio afgeremd. Dat stelt zelfs andere dictatoriale regimes, waar verzet tegen is, in staat om zich ongebreideld te laten gaan bij de bloedige repressie: dat is het geval in Bahrein waar het Saoedische leger hardhandige steun verleent aan het heersende regime om de betogingen gewelddadig neer te slaan. (7) ; in Jemen waar op 18 maart de regeringsstrijdkrachten niet hebben geaarzeld om te schieten op de menigte, met nog eens 51 doden ; en meer recent in Syrië.
Maar toch kan niet met zekerheid gesteld worden dat dit een fatale slag is. De toestand in Libië weegt door, als een blok aan het been van het wereldproletariaat, maar de ontwikkeling van de ellende wekt zo'n diep gewortelde woede op, dat deze toestand haar niet totaal verlamt. Bij het opstellen van dit artikel, werden betogingen verwacht in Ryad, terwijl het regime zelf heeft verklaard dat alle betogingen tegenstrijdig zijn met de sjaria. In Egypte en Tunesië, waar de 'revolutie' verondersteld wordt reeds getriomfeerd te hebben, zijn er voortdurend botsingen tussen de betogers en de staat, die nu 'democratisch' is, die bestuurd wordt door krachten die min of meer dezelfde zijn als diegenen die de lakens uitdeelden voor het vertrek van de 'dictators'. Ook in Marokko duren de betogingen voort, ondanks het feit dat de koning Mohammed VI een constitutionele monarchie heeft aangekondigd.
Wat er ook van zij, voor al deze bevolkingen die vandaag onder het juk leven van repressie, en soms onder de democratische bommen, van de verschillende internationale coalities, zal de lucht pas opklaren wanneer het proletariaat uit de centrale industriele landen, en vooral uit West-Europa, op zijn beurt massale en vastberaden strijd zal ontwikkelen. Dan zal het, gewapend met zijn historische ervaring en na de breuk met de valstrikken van het syndicalisme en de burgerlijke democratie, zijn capaciteiten ontwikkelen om over te gaan tot zelf-organisatie en een werkelijk revolutionair perspectief te openen, de enige toekomst voor heel de mensheid.
Solidair zijn met diegenen die vandaag vallen onder de kogels, komt niet neer op het steunen van het regime van Kadhafi, noch dat van de 'rebellen', noch van de coalitie van de UNO! Ze moeten in tegendeel allemaal worden aangeklaagd als imperialistische honden!
Solidair zijn betekent het kamp kiezen van het proletarisch internationalisme, strijden tegen onze eigen uitbuiters en moordenaars in alle landen, deelnemen aan de ontwikkeling van de arbeidersstrijd en aan het klassebewustzijn overal ter wereld!n
Pavel / 25.03.2011
(1) Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten in het bijzonder, maar ook Italië, Spanje, België, Denemarken, Griekenland, Noorwegen, Nederland, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
(2) Als wij de westerse media moeten geloven zouden enkel de handlangers van Kadhafi sterven onder de bommenregens. Maar denken wij even terug aan de Golfoorlog. Diezelfde media hebben ons toen wijsgemaakt dat het een 'propere oorlog' was. In werkelijkheid maakt in 1991 de oorlog, in naam van de bescherming van het 'kleine Koweit', dat onder de voet gelopen was door de 'slachter' Saddam Hoessein, meerdere honderdduizenden slachtoffers.
(3) Zelfs al is de Amerikaanse bourgeoisie er in geslaagd om de schade in te perken door het regime, dat door de bevolking gehaat werd, te vervangen
(4) Wij moeten maar even terugdenken aan 2007, in Tripoli, toen de Britse ex-premier Tony Blair kolonel Kadhafi hartelijk omarmde als dank voor de ondertekening van een contract met BP. De huidige aanklachten over de gekke dictator zijn slechts zuiver cynisme en schijnheiligheid !
(5) Laten wij er even aan herinneren dat de Franse bourgeoisie op haar beurt ook niets anders doet dan eens te meer haar huik naar de wind te zetten, in 2007 heeft zij Kadhafi nog met grote sier ontvangen. De beelden van zijn tent die opgesteld stond midden in Parijs zijn de wereld rond gegaan en hebben Sarkozy en zijn clique nog meer in hun hemd gezet. Maar vandaag wordt ons een nieuwe film gespeeld : 'NAVO blaast de luifel weg'
(6) https://www.elpais.com/articulo/internacional/guerra/europa/elpepuint/20... [164]
(7) Hier ook begunstigt de zwakte van de arbeidersklasse deze repressie. De beweging wordt er gedomineerd door een sjiïtsche meerderheid.
Griekse studenten en arbeiders, die in Lyon in Frankrijk wonen, hebben ons onlangs ingelicht over de dramatische situatie van de geïmmigreerde arbeiders op Grieks grondgebied. Net als in alle landen zijn de geïmmigreerde arbeiders het mikpunt van een totaal onmenselijke politiek. Hun verschrikkelijke levensomstandigheden zijn eenvoudigweg bezig om ze de dood in te drijven.
Daarom hebben ongeveer 300 geïmmigreerde arbeiders in Athene en in Thessalonika van 25 januari tot 9 maart aan een hongerstaking meegedaan. Ze eisen dezelfde politieke en maatschappelijk rechten als de andere arbeider en de arbeidsters in Griekenland, hun regularisatie en vooral een waardiger leven. Na een maand van totale weigering om te eten, leiden de meesten van hen aan ernstige gezondheidsproblemen.
De Oproep van de immigranten, van de hongerstakers, ook wel genoemd De Oproep van de 300, is een schokkende getuigenis. Ze laat zien welke wreedheid zich verbergt achter de verklaringen van de politie over de “noodzaak de stroom van immigranten onder controle te houden”. Al die politieke leiders, met stropdas of in maatkostuum, zijn niet anders dan moordenaars (en in Griekenland zijn de huidige leiders “socialisten”). De werkelijkheid van de mannen en vrouwen, die leven in de illegaliteit en die nu aangeklaagd worden door alle ministeries van immigratie overal ter wereld als “profiteurs”en zelfs als “parasieten” aangeklaagd, zoals je hier kunt lezen:“Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, komende overal uit Griekenland. Wij zijn gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlogen en de dictaturen.”
Deze “Oproep” onderstreept ook met kracht dat de enige manier waarop wij, als arbeiders geïmmigreerd of niet, het offensief van het kapitaal kunnen weerstaan, dat is de solidariteit van de klasse in de strijd!
Bovendien, als de Griekse regering gedeeltelijk heeft toegegeven aan de eisen van de 300, door hen enkele brokjes toe te werpen (zoals een vermindering van de belasting), is dat geenszins uit liefdadigheid of goedhartigheid. De heersende klasse maakt het niets uit om 300 arbeiders met open mond na een hongerstaking te zien creperen! Nee, wat hen dwingt om te reageren is de geest van verontwaardiging en van solidariteit die zich in dit land begint te ontwikkelen. Zoals de Griekse studenten, die ons hebben opgeroepen in hun uitnodiging voor een solidariteitsbijeenkomst in Lyon met de 300, hebben geschreven:“ Overal in het land hebben talrijke solidariteitsacties plaatsgevonden (bijeenkomsten, manifestaties, het ophangen van spandoeken, interventies op de televisie, de radio en tijdens culturele evenementen, bezettingen van openbare gebouwen, intern) en in het buitenland. De druk, die ontwikkeld wordt door al deze bewegingen van solidariteit kunnen leiden tot de overwinning!”
Als we onze stem willen laten horen, dan hebben we geen andere keuze. Op 25 januari, zijn driehonderd (300) van ons aan een hongerstaking begonnen. Onze plaatsen van strijd zijn Athene en Thessalonika.
Wij zijn mannelijke en vrouwelijke immigranten, en komen van overal uit Griekenland. Wij zijn hier gekomen, opgejaagd door de armoede, de werkloosheid, de oorlog en de dictaturen.De multinationals van de westerse wereld en hun politieke dienaren in ons land laten ons geen andere keuze dan tientallen keren ons leven te riskeren om bij de poort van Europa aan te komen. Het Westen, dat ons land leegplundert, en waar het levensniveau oneindig veel beter is (in vergelijking met dat van ons land) is onze enige hoop om te kunnen leven als mensen. Wij zijn (via legale of illegale weg) in Griekenland gekomen en wij werken om te overleven en ervoor te zorgen dat onze kinderen kunnen overleven. Wij leven in dwangarbeid en in de schaduw van de illegaliteit, ten gunste van de bazen en de staatinstellingen , die onze arbeid op hun beurt wreed uitbuiten, Wij verdienen ons brood in het zweet des aanschijns, al dromende van een dag, waarop we gelijke rechten zullen hebben.
De laatste tijd zijn onze levensomstandigheden steeds moeilijker geworden. Langzaam maar zeker wordt de r aan de lonen en de pensioenen geknaagd terwijl alle prijzen stijgen. De immigrant wordt voorgesteld als de profiteur, degene die schuldig is aan de verslechtering en de wrede uitbuiting van de Griekse loonarbeiders en van de kleine kooplieden. De fascistische propaganda is de officiële taal geworden van de staatsinstellingen. Als de media het over ons hebben wordt de fascistische terminologie door hen overgenomen door. Hun “voorstellen” zijn al net als de regeringspolitiek: de muur aan de Evros, doorgangskampen, en een Europees leger in de Egeïsche Zee, wrede onderdrukking in de steden, massale deportaties. Ze willen de Griekse arbeiders doen geloven dat wij plotseling een bedreiging voor hen zijn geworden en dat we de enige schuldigen zijn voor de nieuwe aanval, ingezet door hun eigen regering.
De reactie op hun leugens en op hun onophoudelijke barbarendom moet onmidellijk zijn. Het is aan ons, aan de immigranten, om te reageren. Wij gaan de strijd aan, met ons eigen leven als wapen, om een einde te maken aan de onrechtvaardigheid die ons wordt aangedaan. Wij vragen de regularisatie van alle immigranten en alle mannelijke en vrouwelijke geïmmigreerden.Wij vagen dezelfde politieke en sociale rechten en dezelfde plichten als de Griekse loonarbeiders
Wij vragen onze collega’s, Griekse arbeiders en iedereen die momenteel leidt onder de uitbuiting van zijn eigen zweet, zich aan onze kant te scharen. Wij vragen onze strijd te steunen, om hun leugens, hun onrechtvaardigheid, het fascisme en het totalitarisme van de politieke economische elites niet te laten overwinnen. Dat wil zeggen: niet te accepteren wat in ons geboortelanden heeft geheerst en wat ons heeft gedwongen om ons land te verlaten om een waardig leven te eisen voor ons en onze kinderen. Wij hebben geen andere middelen om onze stem, de stem van onze rechten te laten horen.
Op 25 januari zijn driehonderd van ons uit het hele land, in Athene en in Thessalonika in hongerstaking gegaan. Wij zetten ons leven op het spel, want hoe dan ook: we hebben geen waardig leven. Wij gaan liever hier dood, dan onze kinderen te laten doorstaan wat wij zelf hebben meegemaaktn
Januari 2011, Vergadering van immigranten, die in hongerstaking zijn
Iedereen heeft vandaag de mond vol over 'revolutie'. De recente opstanden in Noord-Afrika worden omschreven als 'revoluties'. In Ierland heeft Enda Kenny, leider van Fine Gael, een 'democratische revolutie' afgekondigd, omdat hij nu aan de beurt is om de bezuinigingsmaatregelen op te leggen, die tot dan toe doorgevoerd werden door zijn voorgangers, de Fianna Fail en de Groenen. In de Verenigde Staten vecht de beroemde kok Jamie Oliver voor een 'revolutie van de voeding' tegen de zwaarlijvigheid. Van de media moeten we natuurlijk niet verwachten dat ze een serieuze inspanning doen het idee van revolutie te onderzoeken op de manier, wat de marxisten in de arbeidersbeweging daaronder verstaan. Dat zou hetzelfde zijn als van de modemagazines verwachten dat ze het hebben over 'beelden die geschapen werden om het voorwerp te zijn van religieuze verering' of over 'kleine afbeeldingen op een computerscherm' wanneer ze het over 'iconen' hebben.
De Commune is een publicatie die zich beroept op haar marxistische afkomst. Op haar website werd halfweg februari een artikel geplaatst “Over Egypte en de revolutie”. Dat begint zo:
“Revoluties zijn in feite erg gewoon. We zijn pas in februari en er hebben dit jaar al twee revoluties plaatsgevonden, in Tunesië en in Egypte. Andere recente revoluties waren er in Servië (2000), Georgië (2003), Kirgizië (2005) en Oekraïne (2005). Recente mislukte revoluties waren er onder meer in Thailand (2009), Myanmar (2007) en Iran (2009). Al die revoluties waren, in marxistische termen, eerder politieke revoluties dan sociale. Dat wil zeggen dat ze de fractie, die de staat in handen had, omver wierpen en vervingen door een andere.” Het onderscheid dat de schrijver maakt tussen een politieke en een sociale revolutie is dat “een sociale revolutie de kliek, die aan de macht is, niet verandert maar wel de wijze waarop de maatschappij georganiseerd is”.
Die benaderingswijze, van iemand die zich marxist noemt, is geen uniek geval. In De verraden revolutie onderzoekt Trotski de Russische staat en geeft hij een perspectief aan de arbeidersklasse. Hij verwacht een democratischer regime en schrijft: “…wat de eigendomsverhoudingen betreft, zou de nieuwe macht geen gebruik hoeven te maken van revolutionaire maatregelen. Ze zou het experiment van geplande economie behouden en verder ontwikkelen. Na de politieke revolutie – in feite het lozen van de bureaucratie – zou het proletariaat een reeks belangrijke hervormingen in de economie moeten introduceren, maar geen nieuwe sociale revolutie.” In deze passage betekent “politieke revolutie” dat er geen “revolutionaire maatregelen moeten genomen worden” – het is geen “sociale revolutie”.
Elders in hetzelfde werk zegt Trotski:“natuurlijk zal de omverwerping van de Bonapartistische kaste ernstige sociale gevolgen hebben, maar op zich blijft dit binnen de grenzen van een politieke revolutie”. Dat concept van “grenzen van de politieke revolutie” vinden we ook in Ter verdediging van het Marxisme van Trotski, een werk dat teksten bijeenbrengt, geschreven in 1939 en 1940. In dat boek ziet hij de Russische staat “als een complex van sociale instellingen, die blijven voortbestaan ondanks het feit dat de ideeën van de bureaucratie nu bijna diametraal tegengesteld zijn aan de ideeën van de Oktoberrevolutie. Daarom hebben we de mogelijkheid nog niet opgegeven om de Sovjetstaat te doen groeien door een politiek revolutie.” Ondanks het feit dat de staat in Rusland het instrument geworden was van een verpletterend beheer van de uitbuiting en onderdrukking van de arbeidersklasse, dacht Trotski dat hij hernieuwd kon worden door een proces van “politieke revolutie”.
Om de grondvesten te vinden van een marxistisch inzicht in wat een revolutie is, moeten we teruggaan naar Marx.
In zijn artikel uit 1844, Kritische nota's bij het artikel “De koning van Pruisen en de Sociale hervorming. Door een Pruis”, analyseert Marx de zin “Een sociale revolutie met een politieke ziel” en concludeert hij dat “elke revolutie de oude maatschappij ontbindt; in die zin is ze sociaal. Elke revolutie werpt de oude macht omver; in die zin is ze politiek”.
Hij gaat verder: “Maar of het idee van een sociale revolutie met een politieke ziel nu omhaal van woorden of nonsens is, wat wel zeker is, is de redelijkheid van een politieke revolutie met een sociale ziel. Elke revolutie – de omverwerping van de bestaande heersende macht en de ontbinding van de oude orde – is een politieke daad. Maar zonder revolutie kan het socialisme geen realiteit worden. Deze politieke daad is nodig, omdat hij moet overgaan tot vernietiging en ontbinding. Maar zodra zijn organiserende opdracht begint, en zijn doel, zijn ziel, zichtbaar wordt, gooit het socialisme zijn politieke masker af.”
Het is duidelijk dat Marx, die steeds steeds vanuit hetzelfde kader vertrekt, heel zijn leven lang rekening is blijven houden met de historische ontwikkelingen. Het voorwoord bij de Duitse uitgave van het Kommunistisch Manifest zegt dat de gebeurtenissen ervoor gezorgd hebben dat enkele details van zijn politiek programma 'gedateerd', met andere woorden: voorbijgestreefd zijn. In het bijzonder heeft de ervaring van de Commune van Parijs (met een citaat uit De Burgeroorlog in Frankrijk) aangetoond dat “de arbeidersklasse zich niet eenvoudig meester kan maken van de bestaande machinerie van de staat en haar voor haar eigen doeleinden in werking kan stellen”. De staat moet door de arbeidersklasse vernietigd worden, wil zij haar omvorming van de maatschappij op een hoger niveau kunnen verwezenlijken. De Commune van Parijs “zij was in wezen een regering van de arbeidersklasse, het resultaat van de strijd van de voortbrengende tegen de toe-eigenende klasse, de eindelijk ontdekte politieke vorm waaronder de economische bevrijding van de arbeid zich kon voltrekken. (...) De politieke heerschappij van de producent kan niet bestaan naast de vereeuwiging van zijn maatschappelijke knechtschap. De Commune moest daarom dienen als hefboom, om de economische grondslagen omver te werpen, waarop het bestaan van de klassen en daarmee dat van de klassenheerschappij berust.”.
Er zijn daarna andere ontwikkelingen geweest in de marxistische visie op het revolutionaire proces, met name in Staat en Revolutie van Lenin. Wat zij zo duidelijk gemeenschappelijk hebben, is het inzicht dat een revolutie van de arbeidersklasse 'politiek' is in de zin dat ze de staat van haar uitbuiters vernietigt, en 'sociaal' in de zin dat haar doel de omvorming van de maatschappij is. Het 'politieke' en het 'sociale' zijn geen twee gescheiden fenomenen, maar twee zijden van eenzelfde strijd. Wanneer een kapitalistische fractie vervangen wordt door een andere, als gevolg van parlementaire verkiezingen, wanneer en kapitalistische fractie zich van de macht meester maakt door een militaire staatsgreep, of wanneer de realiteit de bourgeoisie ertoe dwingt haar werkingswijze als heersende klasse te reorganiseren, dan is niets van dat alles 'revolutionair'. In één woord: de kapitalistische staat blijft onaangetast.
De 'revoluties', die opgesomd worden in de lijst van de publicatie La Commune, zijn geen sociale revoluties, net zo min als het politieke revoluties zijn. Het vervangen van één fractie door een andere is vanuit het standpunt van de arbeidersklasse geenszins een revolutie. Voor de arbeidersklasse is de vernietiging van de kapitalistische staat een essentieel politiek moment in de sociale revolutie, een onderdeel van het proces dat kan leiden tot de bevrijding van de gehele mensheid n
Barrow / 4-03-2011
Met de afslachting van meer dan 20.000 arbeiders tijdens de Bloedige Week maakte de bourgeoisie 140 jaar geleden een einde aan het eerste grote revolutionaire ervaring van het proletariaat. De Commune van Parijs was het de eerste keer dat de arbeidersklasse zich met zoveel kracht op het wereldtoneel manifesteerde. Voor het eerst had zij aangetoond het vermogen te bezitten om zich voortaan te doen gelden als enige revolutionaire klasse van de maatschappij. Ondanks de onrijpheid van de historische omstandigheden voor de wereldrevolutie leverde deze formidabele ervaring van de Commune van Parijs toen al, in 1871, het bewijs dat het proletariaat de enige kracht is die de kapitalistische orde in vraag kan stellen. Vandaag probeert de bourgeoisie nog steeds om de proletariërs (en vooral de jongere generaties) er van te overtuigen dat men ook een betere toekomst voor de mensheid op kan bouwen zonder de kapitalistische staat omver te werpen. Tegenover de ellende en het barbarendom van de huidige wereld, is het voor het proletariaat van belang om zich over zijn eigen verleden te buigen om er lessen uit te trekken, om haar zelfvertrouwen te herwinnen en er op te vertrouwen dat zijn strijd de toekomst in zich draagt.
De Commune van Parijs is voor talrijke generaties van arbeiders een referentiepunt geweest in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Vooral de Russische revolutionairen van 1905 en 1917 waren doordrongen van haar voorbeeld en van haar leringen, voordat deze laatste de fakkel van de strijd van het wereldproletariaat overnam.
Vandaag probeert de bourgeoisie, middels haar campagnes, de revolutionaire ervaring van Oktober 1917 in de ogen van het proletariaat definitief te begraven, hem af te leiden van zijn eigen perspectief door het kommunisme blijvend te identificeren met het stalinisme. Omdat zij de Commune van Parijs niet kan misbruiken voor dezelfde leugen, heeft de heersende klasse altijd geprobeerd om deze ervaring te recupereren en haar werkelijke betekenis te verdoezelen, om haar van werkelijke aard te ontdoen door haar gelijk te stellen met een vaderlandslievende beweging, of met een strijd voor de republikeinse vrijheden.
De regering van Versailles ging onmiddellijk in de tegenaanval om Parijs, 'die stad van het gespuis' om de woorden van Thiers te gebruiken, die in de handen van de arbeiders was gevallen, te heroveren: de bombardementen van de hoofdstad, die door de Franse bourgeoisie werden aangeklaagd toen zij uitgevoerd werden door het Pruisische leger, zouden onverminderd doorgaan in de twee maanden dat de Commune zou standhouden.
Van een beweging ter verdediging van het vaderland tegen de buitenlandse vijand, werd het een verdediging tegen de binnenlandse vijand, tegen 'haar' eigen bourgeoisie, vertegenwoordigd door de regering van Versailles, waarbij het Parijse proletariaat weigerde de wapens in te leveren aan haar uitbuiters en richtte ze de Commune op.
Om de geschiedenis te vervalsen heeft de bourgeoisie altijd haar toevlucht moeten zoeken tot de uiterlijke schijn om daaruit de vreselijkste leugens af te leiden. Door te steunen op het feit dat de Commune zich inderdaad beriep op de beginselen van de burgerlijke revolutie van 1789, heeft zij steeds geprobeerd om deze eerste revolutionaire ervaring naar beneden te halen naar dat van een alledaagse strijd voor republikeinse vrijheden, voor burgerlijke democratie tegen de monarchistische troepen waarachter de Franse bourgeoisie zich had geschaard. Maar de werkelijke geest van de Commune ging niet schuil in het habijt waarmee het jonge proletariaat van 1871 zich had bekleed. Door het toekomstperspectief dat het in zich droeg, was deze beweging een zeer belangrijke etappe in de strijd voor de ontvoogding van het wereldproletariaat. Voor het eerst in de geschiedenis werd, in een hoofdstad, de officiële macht van de bourgeoisie omver geworpen. En dit reusachtige gevecht was wel degelijk het werk van het proletariaat dat zeer zeker nog weinig ontwikkeld, en het ambachtswezen nauwelijks ontgroeid was. Het was nog behept met het gewicht van de kleinburgerij en met de veelvuldige illusies die voortkwamen uit de burgerlijke revolutie van 1789. Maar het was wel degelijk deze klasse en geen andere die de motor en het dynamische element vormde van de Commune. Alhoewel de proletarische wereldrevolutie nog lang niet op de agenda stond (zowel wat betreft de onrijpheid van de arbeidersklasse als de situatie van het kapitalisme, dat nog niet al zijn vermogens had uitgeput om de productiekrachten op wereldschaal te ontplooien), kondigde de Commune reeds met veel spektakel de richting aan waarin de toekomstige proletarische gevechten zich zouden afspelen.
En wanneer de Commune de grondslagen van de burgerlijke revolutie van 1789 voor haar rekening nam, dan was het zeker niet om er dezelfde inhoud aan te geven. Voor de bourgeoisie betekent 'vrijheid' de vrijheid van de handel en van het uitbuiten van de loonarbeid; de 'gelijkheid' is niets anders dan de juridische gelijkheid tussen kapitalisten en tegen de voorrechten van de adel; de 'broederschap' werd geïnterpreteerd als de harmonie tussen het kapitaal en de arbeid, dat wil zeggen: de onderdrukking van de uitgebuiten door de uitbuiters. Voor de arbeiders van de Commune betekende 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' de afschaffing van de loonslavernij, de uitbuiting van de mens door de mens, van de maatschappij die opgedeeld was in klassen. Dit perspectief op een andere maatschappij, dat reeds door de Commune werd aangekondigd, vind men terug in de wijze waarop de arbeidersklasse in staat was om het sociale leven in deze twee maanden te organiseren. Want wat aan deze beweging haar werkelijke klasseaard verleende waren de economische en politieke maatregelen die door het Parijse proletariaat genomen werden en niet de ordewoorden uit het verleden, waarvan het zich bediende.
Zo deed de Commune haar macht gelden door, twee dagen na haar uitroeping, onmiddellijk de staat bij de keel te grijpen door het aanvaarden van een hele reeks van politieke maatregelen: afschaffing van de zedenpolitie, van het staande leger en van de dienstplicht (de enige erkende gewapende macht was de Nationale Garde), afschaffing van alle staatsadministratie, de verbeurdverklaring van de goederen van de geestelijkheid die tot openbaar bezit verklaard werden, de vernietiging van de guillotine, gratis en verplicht onderwijs, enzovoort ... zonder de verschillende symbolische maatregelen mee te rekenen, zoals het neerhalen van de Vendôme-zuil, het boegbeeld van het chauvinisme van de heersende klasse en opgericht door Napoleon I. Op diezelfde dag bevestigde de Commune haar proletarisch karakter door te verklaren dat "de vlag van de Commune die van de Universele Republiek is". Het beginsel van het proletarisch internationalisme wordt vooral duidelijk aangetoond door het feit dat de vreemdelingen, die worden verkozen in de Commune (zoals de Pool Dombrowski, verantwoordelijk voor defensie, van de Hongaar Frankel, belast met tewerkstelling), worden bevestigd in hun functies.
En van alle politieke maatregelen was er in het bijzonder één die het idee logenstrafte als zou het Parijse proletariaat in opstand gekomen zijn voor de verdediging van de democratische republiek: de permanente afzetbaarheid van de leden van de Commune voor de algemene vergadering die hen gekozen had. Zo werd in dit beginsel van afzetbaarheid dat, heel lang voor de Russische Revolutie van 1905, met het ontstaan van de arbeidersraden - deze "uiteindelijk gevonden vorm van de dictatuur vaan het proletariaat", zoals Lenin zei - door het proletariaat gebruikt werd bij de machtsovername eens te meer de proletarische aard van de Commune bevestigd. De burgerlijke dictatuur, waarvan de democratische staat slechts de meest verderfelijke vorm is, concentreert inderdaad alle staatsmacht van de uitbuitende klasse in de handen van een minderheid om de overgrote meerderheid van de producenten te onderdrukken. Het beginsel van de permanente afzetbaarheid is de voorwaarde opdat geen enkele machtsinstantie zich zou opdringen aan de maatschappij. Enkel een klasse, die zich richt op de afschaffing van elke overheersing van een minderheid van onderdrukkers van de hele maatschappij, kan deze vorm van gezagsuitoefening ter hand nemen.
Omdat deze politieke maatregelen, die genomen werden door de Commune, duidelijk haar proletarische aard tot uitdrukking brachten, konden deze economische maatregelen, hoe beperkt ook, slechts de kant opgaan van de verdediging van de belangen van de arbeiders: gratis huur, afschaffing van de nachtarbeid voor bepaalde beroepscategorieën, zoals de bakkers, afschaffing van de boetes door de bazen en inhoudingen op de lonen, heropening en beheer door de arbeiders zelf van gesloten ateliers, vergoeding van de leden van de Commune op basis van een arbeidersloon, enzovoort.
Het is duidelijk dat de wijze van organisatie van het sociale leven niet de richting uitging van de 'democratisering' van de burgerlijke staat, maar van zijn vernietiging. En het is wel degelijk die fundamentele les die door de Commune aan de heel toekomstige arbeidersklasse werd meegegeven. Het is deze les die het proletariaat in Rusland, onder de impuls van Lenin en de Bolsjewiki, in 1917op een nog duidelijkere manier in praktijk zou brengen. Zoals Marx reeds aanstipte in 1852 in De 18e Brunaire van Louis Bonaparte: "Alle politieke revoluties tot op heden hebben er enkel toe bijgedragen om de staatsmachine te perfectioneren in plaats van haar te breken". Alhoewel de voorwaarden voor de omverwerping van het kapitalisme nog niet vervuld waren, kondigde de Commune, als laatste revolutie uit de 19e eeuw, reeds de revolutionaire bewegingen aan uit de 20e eeuw: zij toonde in de praktijk dat "de arbeidersklasse de kant-en-klare staatsmachinerie niet eenvoudig in bezit kan nemen en deze voor haar eigen doeleinden in beweging zetten. Want het politieke instrument van haar onderwerping kan nooit als politiek instrument dienen voor haar ontvoogding" (Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk)
De heersende klasse kon niet aanvaarden dat het proletariaat het had aangedurfd om tegen haar orde in opstand te komen. Om die reden had de bourgeoisie zich bij de herovering van Parijs, niet alleen tot doel gesteld om haar gezag in de hoofdstad te herstellen, maar vooral om een aderlating te veroorzaken in de rijen van de arbeidersklasse, die haar nog lang zou heugen. Om de Commune te verpletteren was er, vanaf de eerste dagen van april, een heilige alliantie gevormd tussen Thiers en Bismarck, wier troepen de forten van het noorden en het oosten van Parijs bezetten. Zo toonde de bourgeoisie reeds in die tijd haar capaciteit om haar tegenstellingen naar de achtergrond te schuiven om haar klassenvijand te kunnen confronteren. Deze samenwerking tussen het Franse en het Pruisische leger maakte het eerst en vooral mogelijk om een dubbel cordon sanitair te leggen rond de hoofdstad. Op 7 april maakten de troepen van Versailles zich meester van de forten ten westen van Parijs. Geconfronteerd met de verwoede tegenstand van de Nationale Garde, verkreeg Thiers het van Bismarck gedaan om de 60.000 Franse soldaten vrij te laten, die krijgsgevangen gemaakt waren in Sedan, en dat gaf de regering van Versailles vanaf begin mei een beslissend overwicht. In de eerste helft van mei stortte het zuidelijke front in elkaar. Op de 21e drongen de troepen van generaal Gallifet in het noorden en het oosten Parijs binnen, dank zij de bres die geslagen was door het Pruisische leger. Toen ontketende zich heel de bloeddorstige furie van de bourgeoisie. Gedurende acht dagen woedden er gevechten in de arbeidersbuurten; de laatste strijders van de Commune zouden vallen als vliegen op de hoogten van Belleville en van Ménilmontant. Maar de bloedige repressie van de Communards hield daarmee niet op. De heersende klasse moest nog kunnen genieten van haar triomf en liet haar wraakzucht los op een ongewapend en verslagen proletariaat, op het vuige 'uitschot', dat het lef had gehad om tegen haar klasse-heerschappij in opstand te komen. Terwijl de troepen van Bismarck de orders kregen om geen enkele vluchteling te laten ontkomen, begingen de hordes van Gallifet massale afslachtingen van weerloze mannen, vrouwen en kinderen: bij honderden werden ze, met machinegeweren en zelfs van dichtbij, koudweg vermoord
De bloedige week liep uit op een onnoemelijke slachtpartij die meer dan 20.000 doden eiste. Daarna volgden de massale arrestaties, de terechtstelling van gevangenen die als 'voorbeeld' dienden, de deportaties naar de strafkolonies en de plaatsing van honderden kinderen in verbeteringsgestichten.
Zo heeft de bourgeoisie haar orde weten te herstellen. Zo reageert zij wanneer haar klassendictatuur wordt bedreigd. En diegenen die de Commune hebben ondergedompeld in een bloedbad, zijn niet de enkel de meest reactionaire sectoren van de heersende klasse. Het waren de republikeinse en 'democratische' fractie, met hun nationaal parlement en haar liberale parlementariërs, die de verantwoordelijkheid droegen voor deze slachtpartij en deze terreur, en door het vuile werk toe te vertrouwen aan de koningsgezinde troepen. Dit grote wapenfeit van de democratische bourgeoisie mag het proletariaat nooit vergeten.
Met de verplettering van de Commune, die leidde tot de opheffing van de Eerste Internationale na 1972, slaagde de bourgeoisie er in om de arbeiders van de hele wereld een nederlaag toe te brengen. En deze nederlaag was bijzonder schrijnend voor de arbeidersklasse in Frankrijk, omdat zij na deze tragedie niet langer op de voorgrond stond in de strijd van het proletariaat, zoals dat het geval was geweest sedert 1830. Deze voorhoederol zou het proletariaat van Frankrijk pas terugvinden in de massale stakingen van mei 1968 die, na veertig jaar van contra-revolutie een nieuw perspectief openden en meteen de historische heropleving vormde van de klassengevechten, En dat was geen toeval: door, alhoewel tijdelijk, zijn rol van baken, terug op te nemen die zij een eeuw lang had opgegeven, toonde het al zijn vitaliteit, zijn kracht en de diepgang van deze nieuwe periode van de historische wereldwijde strijd van de arbeidersklasse voor de omverwerping van het kapitalisme.
Maar deze nieuwe historische periode, die met mei 1968 begon, vond, in tegenstelling tot de Commune, plaats op een moment waarop het proletarische revolutie niet alleen een mogelijkheid maar ook een noodzaak is geworden. Het is juist die vitaliteit en die kracht van het proletariaat, evenals wat er vandaag op spel staat, wat de bourgeoisie kost wat kost wil verdoezelen via haar leugenachtige campagnes, haar vervalsingen en pogingen om de aard van de revolutionaire ervaringen uit het verleden van hun werkelijke inhoud te ontdoen n
Avril / naar RI nr. 202, 06.1991.
1. Deze kanonnen waren in feite aangekocht met geld van leden van de Nationale Garde.
2. Het feit dat de Commune, vanaf haar uitroeping, de rode vlag liet waaien in plaats van de driekleur, het zinnebeeld van de nationalistische ideologie van de bourgeoisie, onthult het proletarische en niet het vaderlandslievende karakter van deze beweging. Men moest wachten tot de jaren 1930 voordat, met het verraad van de communistische partijen, de Stalinisten (en vooral de PCF) de vlag van het proletarisch internationalisme zouden besmeuren door haar te kruisen met de nationale vlag van de bourgeoisie.
Eindelijk ... België zal haar regering krijgen. Acht verschillende partijen hebben hun 'verantwoordelijkheid' genomen. De ‘separatisten’ zijn tijdelijk aan de kant gezet om 'eendrachtig' een stevig soberheidsplan te kunnen doorvoeren. Na een wereldrecord als langstzittende premier van een ‘regering van de lopende zaken’ zal Leterme, rijkelijk kunnen genieten van een goed betaald baantje bij een internationale instelling. Keren wij nu terug naar een normale situatie in een Europa, waar de beurskoersen op en neer gaan? Wie kan er nu opgelucht ademhalen: de politici of de werkenden klasse?
Volgens de economische berichten heeft de Belgische economie een behoorlijk goede periode gekend: nu kan het alleen nog maar beter gaan. De economische situatie was redelijk stabiel. Op het sociale vlak is het rustig geweest. De bevolking heeft zich kalm gedragen. Alleen de politici hebben zich lange tijd onverantwoordelijk opgesteld. Nu zij ook tot het inzicht gekomen zijn dat een dergelijke situatie niet langer verantwoord is, kan het alleen maar beter gaan.
Is dit allemaal wel zo? Of willen ze het ons alleen maar al te graag doen geloven? Want hoewel een aantal van de bovenstaande beweringen waar zijn, is het met de economische situatie in België tot nog toe alleen niet zo slecht gegaan, omdat het kon parasiteren op de economie van een aantal van haar buurlanden.
Al een aantal maanden (in werkelijkheid al sinds 2008) wordt België opnieuw geconfronteerd met “een communautaire, nationalistische, subnationalistische tamtam, gebruikmakend van het gekibbel tussen de partijen om de arbeiders te verdelen, hun aandacht af te leiden, om te belemmeren dat ze zich ervan bewust worden dat ze deel uitmaken van de klasse die op wereldwijd uitgebuit wordt” (….) En net als de regeringen van alle landen, doen alle Belgische partijen, nationaal of regionalistisch een oproep aan de arbeiders om ‘solidair’ te zijn, dat wil zeggen: de broekriem aan te halen, de opofferingen te aanvaarden om het concurrentieniveau van het nationale kapitaal te verzekeren. (Het probleem is niet de crisis van de regering, maar de crisis van het kapitalistische systeem, Internationalisme 349)
Maar terwijl het kapitalistische systeem op wereldvlak in een steeds verschrikkelijkere economische crisis valt, wordt België nog steeds gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een staat die relatief gespaard wordt door de crisis en de soberheid;
- een staat waar essentiële problemen niet gevormd werden door de sociale kwestie, de strijd tegen de ontslagen en de soberheid, de ‘verontwaardiging’ van de jongere generatie tegen het gebrek aan perspectief, maar door de kwestie van de scheiding van de electorale arrondissementen en de communautaire spanningen tussen de Waalse ‘profiteurs’ en de Vlaamse ‘arrogantie’.
Maar, in tegenstelling tot wat de linkse groepen pretenderen, vormen deze ‘nationale bijzonderheden’ een lokmiddel, waar de ultralinksen zo af en toe ook een toespeling op maken,. Vanuit het standpunt van de arbeidersklasse is het, in het bijzonder wat de situatie in België betreft, belangrijk om
a) de ongelofelijke misleiding over de bijzondere Belgische situatie die de bourgeoisie heeft rondgebazuind en nog steeds rondbazuint onder de bevolking in het algemeen en in de arbeidersklasse in het bijzonder, te verwerpen
b) te verklaren waarom deze misleiding geloofwaardig kon worden gemaakt;
c) de werkers, de werklozen en de jongeren op te roepen waakzaam te zijn voor de nieuwe golf van soberheidsmaatregelen, die wordt voorbereid. om op korte termijn door te voeren.
1. De misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie wordt door het geheel van de politieke partijen in leven gehouden door te beweren dat“België beter weerstand biedt aan de crisis” en ook door de 'ontslagnemende' regering Leterme, die nog eens bevestigt dat “de regering alles onder controle heeft” en dat hij het land beheert “als een goede huisvader”. Deze misleiding is flink aan het lekken geslagen deze zomer: de crisis van de staatsschuld en de druk op de staatsobligaties in Europa, de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs treffen alle staten van Europa, België inbegrepen.
- De druk op de Belgische banken en verzekeringsmaatschappijen en op die welke verbonden zijn aan de Franse banken (Dexia, BNP Paribas Fortis, ...) wordt steeds belangrijker.
- De druk neemt ook toe op de Belgische staatsschuld (de omvang van de schuld en de kosten van het geleende geld).
- Nieuwe economische spanningen dreigen, met de vertraging van de productie in Duitsland, de eerste economische partner van België en de scherpe bankencrisis die Frankrijk treft.
- Tenslotte is de regeringsinstabiliteit in België een belangrijke factor geweest voor de destabilisering in de huidige periode.
De nationalistische en sub-nationalistische mist in België is bijzonder hevig in het verbergen van de werkelijkheid van de crisis en wat er op het spel staat. Het zou een illusie zijn om te denken dat de bourgeoisie zich moeite zou getroosten om deze mist in de huidige periode te doen wegebben. Het zou trouwens ook hier verkeerd zijn om een dergelijke (sub-)nationalistische tamtam te zien als een 'Belgische uitzondering'. Met de verdieping van de crisis, in het bijzonder in Europa, spitst dit soort campagnes zich overal toe: in Duitsland woedt de campagne tegen 'de Griekse leugenaars en dieven', in Nederland laait het anti-Europees sentiment onder de druk van de populist Wilders hoog op, in Italië en Spanje willen de rijke regio's (Noord-Italië, Catalonië) de armere delen, deze ‘gaten’ waarin subsidie kan blijven worden gepompt, aan hun lot overlaten.
Het verhevigen van de (sub-)nationalistische campagnes, hun bijzonderheden daargelaten, passen ook op dat vlak volledig in het algemene beeld, dat wordt gekenmerkt door de toenemende blokkade van de mechanismen van het wereldkapitalisme. In feite was dat ook het geval toen de Amerikaanse bourgeoisie begin augustus moest beslissen over de begrotingsmaatregelen (de uitgaven verminderen of de consumptie aanzwengelen). Zonder afbreuk te doen aan de bijzonderheden van de Belgische staat en van de Belgische bourgeoisie, onderstreept deze verergering van de spanningen tussen de burgerlijke fracties dat deze werkelijkheid - al naargelang het land op een verschillende manier - vooral een uitdrukking is van de groeiende druk van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van het geheel van de bourgeoisieën op deze planeet.
2. Wat heeft het mogelijk gemaakt dat deze illusie over een 'België, dat ontsnapt aan de crisis', een schijn van werkelijkheid heeft gegeven? Eigenlijk zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- de forse heropleving van de Duitse economie na 2008 heeft een tijdlang de rol van locomotief gespeeld voor de wereldeconomie. Dat land is de eerste economische partner van België en deze laatste heeft er bijgevolg van geprofiteerd. Tussen 2008 en 2011 was de Belgische economie voor 65% afhankelijk van zijn twee buurlanden (1): Frankrijk en Duitsland. Het heeft gedurende enkele jaren kunnen 'parasiteren' op de maatregelen van deze twee landen, door te profiteren van de relance in Frankrijk en de groei in Duitsland.
- het beheer van de financiën is doorgegaan. Enerzijds heeft de bourgeoisie middels de federale regering, die sedert 2008 de 'lopende zaken' behandelde, de druk op het budget van de klassieke 'partijdige' uitgaven, uitgeoefend door regeringspartijen om te voldoen aan hun traditionele kiezerskorps, kunnen weerstaan. Anderzijds zijn de regionale regeringen, die niet ontslagnemend waren, verantwoordelijk voor grote delen van het beheer van de staat, zoals het onderwijs, de openbare gezondheidszorg, de ecologie en de cultuur, en hebben zij op al deze gebieden dus volop soberheidsmaatregelen kunnen nemen.
- maar het belangrijkste is dat er met een fluwelen handschoen een hele reeks kadermaatregelen genomen zijn om de soberheid op te leggen. Te beginnen met een eerste soberheidsplan dat bekokstoofd werd door van Rompuy in 2009 (om het begrotingstekort terug te dringen van 6% in 2009 naar 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro’s aan besparingen in 2011), een plan dat al twee jaar loopt. En vervolgens ook met andere maatregelen, zoals het opleggen van een strikte loonblokkering voor 2011 en 2012 - zoals de arbeiders van de beton en cementbedrijven hebben ondervonden - of het niet vervangen van ambtenaren door de regering 'van lopende zaken' van Leterme.
3. Vandaag worden genadeloze aanvallen voorbereid op de levensomstandigheden van de arbeidersklasse, net als overal elders in de andere landen van Europa. De maatregelen die genomen zijn in landen als Nederland, Frankrijk, Italië of Spanje geven het algemeen kader aan en er zullen in België bijkomende maatregelen genomen worden. De aanvallen zullen een dubbele vorm aannemen :
a. Maatregelen van globale aard op het geheel van de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy, gerechtvaardigd in het kader de verdediging van Europa en van de euro tegen de wereldcrisis (vergelijk de verschillende maatregelen die worden voorgesteld door formateur E. Di Rupo):
- vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, die een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg;
- vermindering en zelfs de afschaffing van de toelagen voor langdurig werklozen, inbegrepen voor het hoofd het gezin en alleenstaanden, plus hardere sancties tegen werklozen, en afschaffing van de wacht-toelage voor jongeren ;
- beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
- het niet langer meerekenen van de periodes van werkloosheid, van de vervroegde pensionering en kredieturen voor de hoogte van het pensioen ;
- beperking van de toekenning van vervroegde pensionering, zonder zelfs nog te wachten op de evaluatie van de resultaten van het Generatiepact door de sociale partners ;
- de beperking van de pensionering vanaf 60 jaar;
- een aanval op de pensioenen van de ambtenaren.
De toename van de druk op de banken (zie vandaag Dexia) en de staatsschuld zullen aanvullende maatregelen vereisen zoals nieuwe belastingen en/of nog drastischere beperkingen van de begroting, om de banken bij te springen of om de kosten van de schuld te dragen.
b. de verscherping van de concurrentie tussen de regio's, in naam van een verder doorgedreven regionalisering:
Dit laatste zal leiden tot het uitbuiten van de communautaire spanningen op economisch vlak door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio's: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio's 'om bedrijven te lokken', een financiering van de regio's die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het 'aan het werk krijgen' van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio's zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4. Voor de arbeidersklasse in België is de situatie deze laatste jaren moeilijk geweest en het zal nog een bepaald periode moeilijk blijven: de campagnes en verdelingen, die worden ingepeperd, blijven hevig. De arbeidersklasse zal niet alleen worden geconfronteerd met een voortzetting van verdelingscampagnes, maar door het aantreden van een nieuwe regering, in een eerste tijd ook met haar eigen opluchting over het feit dat de zaken op het vlak van het beheer van de Belgische staat eindelijk geregeld zijn
Maar in elk geval tonen de elementen, die ontwikkeld worden in dit artikel aan dat, ondanks de achterstand op het vlak van de sociale situatie met die in de andere landen van Europa, dit eerder een kwestie is van beeldvorming en bewustzijn dan van een objectieve werkelijkheid: de economische en sociale realiteit in België is volledig gelijkaardig met die van landen als Frankrijk of Nederland.
Ook kan de sociale toestand snel evolueren, zoals werd geïllustreerd door de ‘Arabische lente' en gebeurtenissen zoals die in Spanje of in Engeland. Alhoewel in eerste instantie een zekere aarzeling meer dan waarschijnlijk lijkt, kan de arbeidersklasse in België heel snel opnieuw de weg van de strijd hervinden. En als dat eenmaal gebeurt, is het goed mogelijk dat ze met nog veel meer strijdbaarheid en vastbeslotenheid reageert dan elders. Op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de campagnes van de bourgeoisie, ook geen uitzondering n
Ricardo / 29.09.2011
(1) https://www.ing.be/xpedio/groups/internet/@public/ [169]@bbl/@publications/documents/portalcontent/502395_nl.pdf
Het land bezwijkt onder de schulden. De staat, de banken en de bedrijven staan op de rand van de verstikking. En alle maatregelen die genomen worden door de socialistische regering van Papandreoe om een ingebrekestelling van betaling te vermijden, verergerden de situatie alleen maar en kondigen een nog pijnlijkere toekomst aan. Om vers geld te verkrijgen van de Europese Unie, want de staat zou eenvoudigweg zonder vers geld niet meer kunnen functioneren, worden de werk- en levensomstandigheden van de bevolking letterlijk opgeofferd. Het aantal ambtenaren daalt voortdurend, net zoals de lonen. De ouderdomspensioenen, de werklozen- en sociale bijstand, de hulp bij de gezondheidszorg zijn aan het wegkwijnen. Maar deze explosie van ellende drijft het land enkel dieper de recessie in, wat op zijn beurt... de schulden verzwaart! Het is een vicieuze cirkel waaruit Griekenland niet uit kan komen.
De Griekse bourgeoisie wijst met een beschuldigende vinger naar het IMF, de Europese Unie, de rating-agentschappen, Duitsland... . Ze wil doen geloven dat zij, en enkel zij, verantwoordelijk zijn voor deze rampzalige economische toestand. In de rest van de wereld daarentegen, wordt net het tegendeel verkondigd: Griekenland zou zich in een 'uitzonderlijke', 'buitengewone' situatie bevinden door de laksheid van haar leiders, door de veralgemeende corruptie van de Griekse maatschappij (fiscaal bedrog wordt voorgesteld als een nationale sport) en door de luiheid van de Griekse werknemers (volgens een uitlating van de Duitse kanselier Angela Merkel). Deze leugenachtige en weerzinwekkende propaganda kent een zeker succes, aangezien bij de betogingen in Athene het nationalisme dikwijls op de spits wordt gedreven. (de Griekse vlaggen wapperen over de optochten, slogans als "IMF rot op!" of "Duitsland rot op!", worden gescandeerd), en in andere landen zoals Duitsland wordt het idee van "wij zien niet in waarom wij voor de Grieken zouden betalen", onder de bevolking verspreid. Anders gezegd, de heersende klasse zet de uitgebuitenen tegen elkaar op!In werkelijkheid, staat Griekenland symbool voor het historisch bankroet van het kapitalisme. Vanuit economisch gezichtspunt, geeft het de richting aan die de andere nationale economieën, één na één gaan inslaan. In afzienbare tijd zal Spanje ook die weg opgaan.
Ook al is het nationalisme een gif dat de arbeiders in Griekenland in het bijzonder raakt, toch zijn er stilaan krachtlijnen die zich in de beweging beginnen af te tekenen.
Het is vooral de geprecariseerde jeugd die over de nationale grenzen heeft weten te kijken om zich te inspireren op de beweging van de Verontwaardigden in Spanje. Vanaf einde mei zijn duizenden Aganaktismeni (het Griekse word betekent zowel verontwaardiging als woede) (1), op het Syntagma-plein samen gekomen om te discussiëren en de strijd collectief aan te pakken. Zoals in Spanje, is het kenmerk van deze beweging ook daar, het enorme wantrouwen tegenover de partijen (in het bijzonder de Socialistische Partij, die aan de macht is) en de vakbonden ( de GSEE, de belangrijkste nationale vakbond, die zelfs aangeklaagd wordt als een agent van de bourgeoisie). De gelijkenis met het nadenken dat door de hoofden gaat van de geprecariseerde jeugd in Spanje en Griekenland, is treffend. Op 25 mei bijvoorbeeld, was er op het Syntagma-plein een drie uur durende discussie, waarop 83 personen hun mening hebben gegeven. Bepaalde tussenkomsten hebben gewezen op het belang van de zelf-organisatie van de arbeidersklasse en op de noodzaak van een revolutionaire strijd. Deze rijping en overdenking is erg veelbetekenend, ook al wordt ze nog maar door een kleine minderheid verwoord. Het simpele feit dat bepaalde mensen het aandurven om in het openbaar uitlatingen te doen ten gunste van de revolutie, onthult dat het klimaat aan het veranderen is. Ze vinden de moed om, zeker nog op een vage manier, luidop te zeggen wat een goed aantal denkt. Trouwens, in zowat alle bijeenkomsten van de Verontwaardigden in Europa, in Griekenland net zoals in Spanje, in Frankrijk net zoals in Groot-Brittannië, zijn deze tussenkomsten die oproepen tot zelfstandige-organisatie van de massa's en voor de afschaffing van het kapitalisme dikwijls diegene die het meeste applaus krijgen.
Griekenland is dus geen geval apart ! De crisis die daar in alle hevigheid woedt schudt heel het kapitalistische wereldsysteem door elkaar. En de strijd die zich ontwikkelt is een van de vele radertjes in het raderwerk van de strijd van de arbeidersklasse op wereldvlak n
Laurence / 1.07.2011
(1) En de woede is des te groter omdat de armoede vergezeld gaat van een wrede en moorddadige repressie.
"Het blijkt duidelijk dat het anarchisme een plaats is waar openlijk burgerlijke nationalistische en proletarisch internationalistische standpunten met elkaar in botsing komen" (De anarchisten en de oorlog IV, Het internationalisme, een cruciale kwestie, blz. 2).
De IKS heeft twee series artikelen over het anarchisme geschreven. De eerste serie ging over de anarchisten en de oorlog. De tweede serie ging over de kommunistische linkerzijde en het internationalistische anarchisme. De IKS maakt onderscheid tussen de verschillende anarchistische stromingen.
Terecht wijst de IKS op overeenkomsten met het internationalistische anarchisme. Het gaat om twee hoofdelementen van overeenstemming: het afwijzen van verkiezingen en het afwijzen van oorlog. Internationalistische anarchisten kiezen inderdaad niet voor de een of andere vleugel van een heersende klasse.
De IKS noemt de belangrijkste verschillen tussen de IKS en het internationalistische anarchisme: de IKS is centralistisch, materialistisch, voor een overgangsperiode van de staat en voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917. Het internationalistische anarchisme is federalistisch (voor organisatie van onderop), idealistisch, voor een onmiddellijke afschaffing van de staat en tegen de machtsgreep van Lenin in Rusland oktober 1917.
Internationalistische anarchisten hebben een heel andere vorm van organisatie dan linkse communisten. En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond.
Een ander verschil tussen linkse communisten en internationalistische anarchisten is misschien nog dat internationalistische anarchisten een bredere belangstelling hebben. De linkse communisten willen de discussie aangaan met internationalistische anarchisten en met hen samenwerken. Inmiddels is in Nederland een begin gemaakt met die samenwerking. De Kritische Studenten Utrecht (KSU), de Anarcho-Syndicalistische Bond (ASB) en de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) hebben gezamenlijk een verklaring opgesteld over acties tegen kortingen op het loon bij de Viva! Zorggroep."
De Vrije Communist (1)
(1)De Vrije Communist, te bestellen bij “Woorden van Rebellen”, Amsterdam, rekeningnummer 87.12.25.115.
Wij verwelkomen de publicatie van het bovenstaande artikel in de Vrije Communist. Het vormt een serieuze bijdrage tot het ontwikkelen van het debat tussen organisaties die zich stellen op het internationalistisch karakter van de strijd en die de parlementaire weg van duurzame, fundamentele verbeteringen binnen het kapitalisme als een illusie afwijzen. Want buiten onze meningsverschillen, die soms belangrijk zijn, delen wij immers wezenlijke revolutionaire standpunten: het internationalisme, de afwijzing van elke samenwerking en van elk compromis met burgerlijke politieke krachten, de verdediging van het beginsel dat ' de arbeiders de strijd zelf in eigen hand moeten nemen’. Maar zoals wij in een van de hoger aangehaalde reeks bijdragen schreven bestaat er vandaag nog van beide zijden een bepaalde vrees tot debat en samenwerking. Om deze moeilijkheden te overstijgen, moeten we er dan ook van overtuigd raken dat we, ondanks de meningsverschillen, wel degelijk behoren tot hetzelfde kamp: dat van de revolutie en van het proletariaat. Maar dat alleen volstaat niet. Wij moeten ook een bewuste inspanning doen om de kwaliteit van onze debatten qua cultuur te verbeteren. En het artikel in de Vrije Communist is daar een goed voorbeeld van. (2)Het artikel stelt immers duidelijk, en dat is volgens ons het allerbelangrijkste vandaag, dat het internationalistisch anarchisme en de linkskommunisten een gemeenschappelijke basis hebben. Het ontwikkelt ook enkele punten waar verschil van mening over bestaat. We hopen dat onze reactie onderdeel kan zijn van een verdere vruchtbare discussie tussen internationalistische anarchisten en linkskommununisten waar ook ter wereld ondanks het feit dat we ons er heel goed van bewust zijn dat de eersten een ander begrip hebben van de overgangsstaat, de Russische revolutie en meer punten.
In deze korte reactie willen we graag al enkele punten aanhalen aangaande de genoemde verschillen van mening.
Is het linkskommunisme, zoals de tekst hierboven zegt: “voor de machtsgreep van Lenin in Rusland in oktober 1917”? of verder “En het "tijdelijk" voort laten bestaan van de dictatuur tijdens een zogenaamde overgangsfase wordt door internationalistische anarchisten afgewezen. Dat zou namelijk niet kunnen leiden tot een andere maatschappij. Je komt niet meer van zo'n "tijdelijke" dictatuur af. De talrijke marxistische dictaturen van de twintigste eeuw hebben dit weer aangetoond”.
We kunnen heel goed begrijpen dat dit een punt is dat als eerste verschil wordt ontwikkeld in de tekst. Als we de “jonge” Marx van voor de Commune van Parijs erop nalezen, de sociaal democraat Kautsky of zelfs verschillende geschriften ven Lenin en Trotsky dan is er reden om te twijfelen aan de geldigheid van een aantal marxistische standpunten. In de aanloop naar verdere uitdieping van deze kwestie is het daarom van belang te weten om welk soort ervaringen het gaat. Was de Russische revolutie een arbeidersrevolutie? Of was het een staatsgreep, gepleegd door een burgerlijke partij die bijzonder handig was in het manipuleren van de massa's? Was het stalinisme gewoon een natuurlijk product van deze revolutie, of was ze haar beul? Het is duidelijk dat naargelang men verschillend antwoordt op deze vragen, ook de lessen radicaal aan elkaar tegengesteld zullen zijn.
"De stalinistische ideologen `erkennen' dat de Oktoberrevolutie een proletarisch karakter heeft (al spreken ze in het algemeen liever van een `volksrevolutie'). Maar de misvormde versie die zij van de revolutie geven, heeft geen ander doel dan ons de vreselijke repressie te laten vergeten die het stalinisme ontketende tegen de arbeiders en de bolsjewieken die voorvechters van de revolutie waren; zo proberen ze de grootste leugen uit de geschiedenis aan te praten: het staatskapitalisme zou gelijk zijn aan `kommunisme'. Anderen schilderen de Russische revolutie dan weer graag af als een nationalistische beweging met als doel de modernisering van het Russische kapitalisme. Kortom, een burgerlijke revolutie. Anderen spreken van Oktober 1917 als een `arbeidersrevolutie' en noemen de Sovjet-Unie net als de stalinisten `kommunistisch' maar dan met het doel om de verschrikkingen van het stalinisme beter te doen uitkomen en daar de conclusie uit te kunnen trekken: "Daartoe en tot niks anders leiden alle revolutionaire bewegingen in onze tijd".
“Het wereldproletariaat wanneer ze voor de taak staan om collectief de bewapende opstand te organiseren, zullen ze massaal de noodzaak inzien om de lessen van Oktober 1917 te trekken. Vragen als "Wie oefent de macht uit?", "Welke verhoudingen moeten bestaan tussen het bewapende proletariaat en de staatsinstelling die na de eerste zegevierende opstanden zal opkomen?". Of: "Hoe moeten we reageren op meningsverschillen tussen belangrijke sectoren van het proletariaat", als het er op aankomt om de echte fouten van de bolsjewiki te begrijpen (met name in de tragedie van Kronstadt).”(Uit de inleiding van de brochure/tekstbundel over de Russische revolutie)
Ten slotte een passage uit een vroeger geschrift dat ook ingaat op het aspect dat De Vrije Communist aanhaalt: “Het is (…) van binnenuit,( …), dat de contrarevolutie de kop opsteekt en dat de macht van de bourgeoisie hersteld wordt door het proces van opslorping van de bolsjewistische partij door de staat. Vergiftigd (…), neigde de bolsjewistische partij er meer en meer toe de verdediging van de belangen van de sovjetstaat in de plaats te stellen van de beginselen van het proletarisch internationalisme. Na de dood van Lenin in 1924 helpt Stalin, de voornaamste vertegenwoordiger van die tendens naar het opgeven van het internationalisme, de contrarevolutie zich te installeren (…). Het Russisch proletarisch bastion zakte van binnenuit ineen en in de partij werd de jacht op internationalistische revolutionairen geopend. (…) De USSR werd een volwaardig kapitalistisch land waarin het proletariaat onderworpen was, (…), aan de belangen van het nationaal kapitaal, in naam van de verdediging van het 'socialistisch vaderland'.” ( Internationalisme nr. 234, oktober 1997) n
Wereldrevolutie/Internationalisme / 27.09.2011
(2) Vermelden we ook het initiatief van het AKGent om samen met de IKS , De Lege Portemonnees en de Catholic Workers een debat te organiseren over de perspectieven van de strijd tegen het kapitalisme en het bundelen van de krachten.
‘Indignez-vous’ is een werkje van ongeveer 30 pagina's. Het is vertaald in verschillende talen (33 nvdv), er zijn miljoenen exemplaren van verkocht over de hele wereld voor een uiterst lage prijs om het op een zo groot mogelijke schaal te kunnen verspreiden. Het heeft onmiddellijk een onmetelijk succes gekend. En met reden, de titel alleen al is een kreet van revolte tegen het barbarendom in de wereld. Het stemt volledig overeen met het algemeen gevoel dat in de rijen van de onderdrukten groeit: de verschrikkingen die de planeet teisteren, van ellende tot oorlog, worden aangevoeld als steeds maar ondraaglijker en meer revolterend. De 'Arabische lente', in Tunesië en in Egypte, en de beweging van de ‘Verontwaardigden’ vormen hier een duidelijke uitdrukking van.
Stéphane Hessel is een man van 93 jaar, die nog de kracht heeft om zijn verontwaardiging tegen deze uiterst onrechtvaardige wereld uit te schreeuwen. Als dusdanig kan dat niet anders dan bewondering afdwingen en sympathie opwekken. Maar uiteindelijk moeten wij ons afvragen voor welke wereld dat wij, naar zijn idee, zouden moeten strijden?
Vanaf het begin van zijn boek verheerlijkt Hessel de grondbeginselen en waarden van de Nationale Raad van Verzet (2), die de oriëntaties vormden voor het een economisch programma aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op de vraag “zijn deze maatregelen nog actueel?” antwoordt Hessel: “Natuurlijk, de werkloosheid is veranderd in 65 jaar. De uitdagingen zijn niet dezelfde als degene die wij gekend hebben op het einde van het Verzet. Het programma dat wij indertijd voorstelden, kan vandaag niet integraal worden toegepast en wij moeten niet aan blinde volgzaamheid doen. Daarentegen zijn de waarden, die wij verdedigden, constant en men moet er aan vasthouden. Het zijn de waarden van de Republiek en van de democratie. Ik denk dat men de opeenvolgende regeringen in het licht van deze waarden zou kunnen beoordelen. In het programma van het Verzet werd deze visie verduidelijkt en die is vandaag nog altijd geldig. De afwijzing van het dictaat van de winst en van het geld, de verontwaardiging over het bestaan van extreme armoede en arrogante rijkdom, de weigering van de economische achterlijkheid, de verdediging opnieuw van het belang van een echt onafhankelijke pers, de verzekering van de sociale zekerheid in al haar vormen ... een aantal van deze waarden en verworvenheden, die wij gisteren verdedigden, raken in moeilijkheden of lopen vandaag zelfs gevaar. Veel van de maatregelen, die recent werden toegepast, schokken onze kameraden uit het Verzet – want ze druisen in tegen deze fundamentele waarden. Ik denk dat men zich daarover moet verontwaardigen, vooral de jongeren. En zich er tegen moert verzetten!”(3). Maar wie is er dan verantwoordelijk voor deze toestand? “... de macht van het geld, waar het verzet zo tegen heeft gestreden, is nooit eerder zo groot geweest, zo onbeschaamd, zo egoïstisch, met zijn eigen dienaren tot in de hoogste regionen van de staat. De nu geprivatiseerde banken maken zich alleen zorgen om hun dividenden en de buitensporige salarissen van hun leidinggevenden, niet om het algemeen belang. De afstand tussen de allerarmsten en de rijken is nog nooit zo groot geweest; en de wedloop om het geld, de concurrentie werd nog nooit zo aangemoedigd” (4).
Volgens Hessel moet de democratie de activiteiten van de leiders richting geven, want die is, in tegenstelling tot het egoïsme van de financiers en andere bankiers, die het meest bekommerd om het algemeen belang: “Diegenen die politiek en economisch verantwoordelijk zijn, de intellectuelen en de maatschappij in haar geheel, mogen het niet laten afweten en zich niet laten overdonderen door de huidige internationale dictatuur van de financiële markten, die een bedreiging vormt voor de vrede en de democratie”(5). Dat is dus het heilige algemeen belang dat de politici en de patroons van de industrie, met de arbeiders, werklozen, studenten, gepensioneerde en precairen verenigt ... Anders gezegd, de democratie van Hessel, komt neer op deze mythe, deze oplichterij, waarbij uitbuiters en uitgebuiten op magische wijze op gelijke voet gesteld worden, waar zij worden verondersteld 'dezelfde rechten en plichten' en als, burgers, dezelfde democratische belangen te hebben tegenover de dictatuur van de financiers. En met welk doel? “Vandaag kan men, door na te denken, door te schrijven, door op democratische wijze deel te nemen aan de verkiezing van de regeerders, hopen de zaken op intelligente wijze te doen evolueren ... kortom, via een actie op zeer lange termijn” (6). En welk kamp wil Hessel ons doen verdedigen? “Ik beschouw mezelf nog altijd als socialist – het is te zeggen: in de betekenis die ik aan deze term geef, bewust van de sociale onrechtvaardigheid. Maar de socialisten moeten gestimuleerd worden. Ik wens een moedig links te zien opstaan, impertinent als het moet, dat gewicht in de schaal kan leggen en een visie en een concept kan verdedigen van de vrijheid van de burgers. Bovendien lijkt het mij belangrijk dat er Groenen vertegenwoordigd zijn in de instellingen, opdat het besef van het behoud van de planeet zou toenemen” (7).
Tenslotte moet onze verontwaardiging volgens Hessel uitmonden in een leuze die wij al kennen, de beruchte leuze 'je moet gaan stemmen'... voor een nieuw alternatief programma (dat het onderwerp zal zijn van een nieuwe publicatie), geïnspireerd op de CNR (dat van het Verzet), dat allerlei elementen bijeen brengt, van radicaal links tot de die van de anders-globalisten en syndicalisten, in feite van die partijen en organisaties, die belang hebben bij het algemeen ... kapitalistisch belang. Gelukkig hebben de miljoenen jongeren, tot wie Hessel zich in het bijzonder richtte, in Portugal en in Spanje, geen aandacht geschonken aan zijn burgerlijke verhandeling en hebben zij de verkiezingen de rug toegekeerd. Het moet gezegd dat zij genoeg gelegenheid hebben gehad om de socialistische regeringen in hun landen aan het werk te zien: zij hebben gezien hoe de socialistische partijen op een hele democratische wijze drastische soberheidsmaatregelen hebben doorgevoerd (en dat geldt trouwens ook voor Griekenland); zij hebben kennis gemaakt met de zeer democratische wapenstok van de politie van de zeer democratische regering van Zapatero!
Ondanks alles volhardt Hessel in zijn steun aan deze partijen door te verklaren:“Welke taak legt dat op aan de leden van de jonge generatie? Het ernstig opnemen van de waarden waarop zij hun vertrouwen of wantrouwen baseren tegenover diegenen die hen regeren – dat is het beginsel van de democratie, en langs die weg kan men invloed hebben op hen, die de beslissingen nemen” (8). Welke invloed kan de jonge generatie uitoefenen op deze democratische staten, die hen zoveel ellende opdringen? Misschien een onpopulaire minister vervangen ... En dan? Welke echte verandering? Geen enkele! In alle landen, of de regeringen nu links of rechts zijn (of uiterst links zoals in Latijns-Amerika), wordt de kloof steeds tussen de onmetelijke meerderheid van de bevolking, die ten prooi valt aan een veralgemeende verslechtering van haar levensomstandigheden en de burgerlijke staatsmacht, die een soberheidspolitiek voorstaat om het economisch bankroet te vermijden, steeds groter En het kan ook niet anders. Achter het democratische masker van de staat schuilt altijd de dictatuur van het kapitaal.
“Mijn generatie heeft een werkelijke allergie oplopen van het idee van de wereldrevolutie. Een beetje omdat wij met haar geboren zijn. Ik ben geboren in 1917, het jaar van de Russische Revolutie, het is een kenmerk van mijn persoonlijkheid. Ik heb het, misschien wel, verkeerde, gevoel verworven dat men de geschiedenis niet kan vooruithelpen door gewelddadige, revolutionaire acties die de bestaande instellingen omverwerpen.” (9). En verder vervolgt Hessel: “In alle maatschappijen bestaat er een latent geweld, dat ongeremd tot uitbarsting kan komen. Wij hebben dat gekend met de koloniale bevrijdingsstrijd. Men moet zich er van bewust zijn dat arbeidersopstanden bijvoorbeeld nog mogelijk zijn. Maar het is weinig waarschijnlijk, gezien de wijze waarop de economie zich ontwikkeld en geglobaliseerd heeft. Het genre Germinal {Naar het boek van Zola over de hopeloze strijd van de mijnwerkers tegen hun ellende in de 19e eeuw, nvdv}, is een beetje achterhaald”. (10). Dat is dan de oproep van Hessel tot de jongere generatie: zet elk idee van wereldrevolutie, elk idee van klassenstrijd maar uit je hoofd! Dat behoort tot het verleden! Probeer eerder dit systeem te verbeteren. Hoe? Daar heeft Hessel een 'geniaal en vernieuwend' idee voor ... dat al een eeuw lang duizenden keren naar voor geschoven is door links: de oprichting van een raad van economische en sociale zekerheid, die de machtigste staten van de aarde moet omvatten, een soort wereldregering. Deze wereldorganisatie zou tot doel hebben om de economie te reguleren. Dat zou crises vermijden door een doeltreffendere controle uit te oefenen op alle financiële instellingen, die azen op winst en macht. Herinneren wij er even aan dat de Volkerenbond, die vervolgens overging in de Verenigde Naties (VN), na de Eerste Wereldoorlog officieel volgens een bijna gelijkaardige redenering in het leven geroepen is: het beletten van de terugkeer van een oorlog middels een internationale organisatie, door de belangen van de naties met elkaar te verzoenen. Resultaat? De Tweede Wereldoorlog en ... vanaf 1950 14 dagen vrede! In feite is deze wereld verdeeld in elkaar beconcurrerende kapitalistische staten: zij leveren een economische oorlog zonder genade en, wanneer het nodig is, gewapenderhand. Alle 'toezichtsorganen op wereldvlak' (WHO, IMF, UNO, NAVO ...), zijn niets anders dan roversholen, waar de staten hun ongenadige strijd in verder zetten. Maar dat te bekennen betekent dat Hessel zou toegeven wat hij, kost wat kost, wil omzeilen: de noodzaak van een nieuw wereldsysteem en dus van een internationale revolutie!
Hij verkiest het om de jongeren doodlopende straatjes in te sturen, eerder dan hen de weg te wijzen die hen, in zijn ogen, ertoe zou brengen op een te radicale wijze dit uitbuitingssysteem in vraag te stellen ... Hij moedigt hen aan om druk uit te oefenen op hun staten, zodat deze een nieuwe politiek gaan doorvoeren in de schoot van zijn nieuwe economische en sociale veiligheidsraad. Voor hem volstaat een massale tussenkomst van de burgerlijke maatschappij, een brede burgermobilisering, om invloed uit te oefenen op de beslissingen van de staten. Dit engagement zou ook moeten samenvallen met een veel grotere inbreng van de NGO's en andere netwerken, want de uitdagingen, en dus de strijd, zijn: ecologisch, sociaal, anti-racistisch, pacifistisch, voor een solidaire economie ...
In feite dient Hessel ons de oude reformistische soep op: met enkele goed uitgekozen ingrediënten (een inbreng van de burgerbevolking, een intelligente verkiezingskeuze ...) zou het kapitalisme kunnen ophouden te zijn wat het is, een uitbuitingssysteem, en het zou menselijker en meer sociaal kunnen worden.
“De geschiedenis ontwikkelt zich schoksgewijs, het is een aanvaarding van uitdagingen. De geschiedenis van de maatschappij ontwikkelt zich steeds verder en tenslotte, als de mens zijn complete vrijheid heeft bereikt, dan hebben wij de democratische staat in zijn ideale vorm” laat Hessel ons weten ('Neem het niet!' p.14). Het is inderdaad waar, de mensheid staat voor een uitdaging: ze moet de oplossing vinden voor al haar kwalen of ten onder gaan. Wat er in de kern van de zaak op spel staat is: de noodzaak om de maatschappij te veranderen. Maar wat is de aard van de transformatie? Kan men het kapitalisme hervormen of moet men het vernietigen om een andere maatschappij op te bouwen?
Het kapitalisme hervormen is een valstrik. Het betekent dat men zich onderwerpt aan zijn wetten, aan zijn tegenstrijdigheden, die de mensheid naar de ellende, de oorlog, de chaos, het barbarendom voeren. Het kapitalistische systeem is een uitbuitingssysteem. Kan men de uitbuiting menswaardig maken? Kan men een systeem menswaardig maken, dat er enkel op gericht is om één klasse in staat te stellen om rijkdommen op te stapelen, door winst te maken over de ruggen van miljoenen arbeiders? En wanneer de concurrentie onder de kapitalisten verscherpt, wanneer de wereldcrisis woedt, dan is het de arbeidersklasse die daar zwaar voor opdraait: massale werkloosheid, veralgemeende precariteit, over-uitbuiting op de werkvloer, daling van de lonen ... Toch zijn alle voorwaarden aanwezig om aan de elementaire behoeften van de mensen te voldoen en om een klasseloze maatschappij op te bouwen, dus zonder onrechtvaardigheden, zonder oorlogsbarbarij, en met het opheffen van de grenzen. Enkel de arbeidersklasse kan een perspectief bieden voor een dergelijke wereld. Dat is trouwens al in de kiem aanwezig in de beweging van de ‘Verontwaardigden’: de wederzijdse hulp, het samen delen, de solidariteit, de toewijding, de vreugde van het samenzijn ... Deze formidabele sociale beweging, die wij in Spanje beleefd hebben, is geen strovuur. Ze kondigt komende strijd aan, die zich zowat overal ter wereld gaat ontwikkelen. Strijd waarbij men zal zien hoe de arbeidersklasse zich steeds massaler mobiliseert, en achter zich aan, alle andere door dit systeem onderdrukte, lagen met zich meetrekt. Strijd waarin zij zich steeds meer gaat bevestigen tegenover de onmenselijkheid van het kapitalisme, en waaruit een sterker bewustzijn zal groeien van een noodzakelijke verandering van de maatschappij om een nieuwe mensheid op te bouwen n
Antoine / 2.7.2011
(1) Stéphane Hessel is bekend in Spanje, evenals in Frankrijk. Hij woont er en is bevriend met José Luis Sampedro, ook 93 jaar, schrijver en Spaans econoom, en vooral de initiatiefnemer van '!Democracia Real Ya!'. Deze schreef een pamflet dat geïnspireerd is op dat van zijn alter ego en schreef het voorwoord voor de Spaanse editie van 'Indignez-vous!'.
(2) De Conseil National de la Résistance, (de Nationale Raad van het Verzet) is voor Stéphane Hessel een historisch referentiepunt, het voorbeeld om na te volgen. Wij zullen binnenkort op een meer gedetailleerde manier terugkomen op dit vraagstuk.
(3) 'Engagez-vous!', p.15, {Tot op heden niet vertaald, de vertalingen van de citaten zijn door ons gemaakt, nvdv}
(4) 'Neem het niet!', p.10, Van Gennep, Amsterdam, 2e druk, juni 2011 (Nederlandse vertaling van 'Indignez-vous!')
(5) idem p. 11(6) 'Engagez-vous!', p.16.
(7) 'Engagez-vous!', pp. 43-44.
(8) 'Engagez-vous!', p. 22.
(9) 'Engagez-vous!' p. 20.
(10) 'Engagez-vous!', p. 21.
De organisatie van de Verenigde Naties heeft net aan de alarmbel getrokken. De afdeling voor Economische en Sociale zaken gaf haar laatste rapport, eind juni gepubliceerd, de titel : 'De globale sociale crisis' ! De media hebben dat goed begrepen, ze hebben er een duidelijke waarschuwing in gezien aan de bourgeoisieën van de gehele wereld: met al die verschillende soberheidsplannen en de vernietigende gevolgen van de economische wereldcrisis stijgt overal de kans op een toename van de strijdwil van de arbeiders.
Deze laatste maanden werden wereldwijd gekenmerkt door een brandende sociale situatie. De sociale gevechten geven zelfs de indruk op elkaar te antwoorden, dat de strijd in het ene land weerklank vindt in het andere.
Gedurende de herfst van 2010 kwam het proletariaat dat in Frankrijk leeft in beweging om te protesteren tegen de zoveelste aanval op het pensioenstelsel. Het belangrijkste feit van deze beweging was zonder twijfel het verschijnen – zij het nog op een beperkt aantal plaatsen - van spontane zelfstandige algemene vergaderingen, buiten elke controle vanwege de vakbonden. Ze noemden zich 'interprofessionele', 'zelfstandige' of 'volksvergaderingen', en verenigden telkens enkele tientallen arbeiders, werklozen, studenten, mensen met kortlopende contracten en gepensioneerden om te discuteren en samen, collectief te strijden. Ze probeerden zo de organisatie van de strijd in eigen handen te nemen. Eén van de sterkste slogans van deze beweging, gelanceerd door de CNT-AIT in Toulouse, was : "Maak het woord vrij !".
Amper enkele weken later was het de jeugd die in Groot-Brittannië leeft die van zich liet horen. Deze jongeren, die vaak in precaire omstandigheden leven en zich voor jaren in de schulden moeten steken, wezen een nieuwe verhoging van de kost van inschrijving aan de universiteiten af. Ze doorbraken daarmee de sociale futloosheid die al heerst sinds de loden jaren van Thatcher. In de jaren 1980 was deze 'IJzeren Dame' van de Britse bourgeoisie er inderdaad in geslaagd het proletariaat dat toen het strijdbaarste van Europa was moreel te breken, dankzij de nederlaag van de mijnwerkers. Het begin van een terugkeer van dit land naar de klassestrijd is dus een bijzonder veelbelovend teken voor de toekomst.
En daarna hebben de uitgebuiten begin van het jaar 2011 een bijkomende stap vooruit gezet op de weg van de strijd tegen de ontwikkeling van de ellende.
In Tunesië en Egypte hebben brede delen van de bevolking zich verzet tegen de heersende machten, vanuit hun ondraaglijke levensomstandigheden als gevolg van de verslechtering van de economische situatie, maar ook tegen de repressie en de afwezigheid van enige vrijheid van meningsuiting. Op enkele weken tijd zijn de 'Arabische lente' en het Tahrirplein symbolen geworden van de moed van de massa's tegen de machtigen en de bloedige repressie. Natuurlijk werden deze 'revoltes' nog gekenmerkt door belangrijke zwakheden. De strijd is niet echt collectief georganiseerd binnen deze enorme bijeenkomsten op de grote pleinen van de steden. Voor zover we weten waren er maar zeer weinig echt collectieve discussies in de vergaderingen. Maar vooral werd de woede telkens gericht op één bepaalde regeerder, de heersende dictator (of zijn familie en zijn clan). "Ben Ali ga weg !" en "Moebarak ga weg !" waren de populairste slogans. Daarin school zonder twijfel de valse hoop een nieuw regime te kunnen instellen dat 'democratischer' en dus menselijker zou zijn. En parallel met die democratische illusie heeft ook het nationalisme zijn stempel gedrukt op de 'Arabische lente' : nationale vlaggen kleurden alle plaatsen van samenkomst. Al die zwakheden houden verband met de zwakte van het proletariaat in dat deel van de wereld. Het is daar zeker strijdbaar en moedig, maar ook weinig ervaren. Anders dan de arbeiders in West-Europa werd het niet tientallen jaren lang geconfronteerd met 'democratische' leugens, met 'democratische' hervormingen, met 'democratische' sabotage vanwege de vakbonden... Maar toch waren het veeleer de stakingen van de arbeiders dan de 'druk van het volk' in het algemeen die de machthebbers in Tunesië en Egypte, maar ook in de VS en Europa echt hebben doen beven. Alle grote bourgeoisieën voelden aan dat kost wat kost moest vermeden worden dat een algemene staking de grote industriecentra compleet zou doen ontvlammen en hebben daarom aangezet Moebarak en Ben Ali aan de kant te schuiven.
Die rol, numeriek slechts van tweede orde maar politiek doorslaggevend, heeft het proletariaat niet kunnen spelen in Libië, Jemen en Syrië. Omdat het haast onbestaande proletariaat daar niet heeft kunnen verhinderen dat het nationalistisch gif volop in de aders van de 'opposanten' kon stromen en zich over de gehele beweging kon verspreiden, heeft het nationalisme daar tenslotte elke mogelijkheid van een strijd van de uitgebuiten op hun klasseterrein teniet gedaan. In deze drie landen werd de bevolking gemobiliseerd in een oorlog tussen klieken van de bourgeoisie, waarin ze niets te winnen en enkel haar leven te verliezen heeft ! (1)
- tegenover de ontwikkeling van de armoede en de bloedige repressie bestaat er geen andere keus dan het hoofd op te steken om met waardigheid te strijden. Zoals de betogers op het Tahrirplein scandeerden : "Nu zijn wij niet bang meer !"
- de straat behoort toe aan de uitgebuiten !
- de kracht van een strijdbeweging tegen de ellende en de barbarij van het kapitalisme hangt af van het vermogen van de arbeidersklasse om zich te organiseren, om zich niet te laten oplossen in de protestbeweging van alle klassen door elkaar en om de andere uitgebuiten met haar eigen ordewoorden achter zich mee te voeren (en niet omgekeerd).
Juist op basis van die drie lessen heeft zich in Spanje de 'beweging van de verontwaardigden' ontwikkeld.
Sinds drie jaar wordt het Iberisch schiereiland volop getroffen door de economische crisis. Het ene soberheidsplan volgt er het andere op en brengt een miserie zonder weerga teweeg, en zoals overal organiseren de vakbonden hun 'wandel-betogingen', schijngevechten, om de woede in te kaderen en in te dijken. Maand na maand herhaalt zich sinds 2008 datzelfde duistere tafereel van een stoet betogers die van A naar B stapt, gemobiliseerd voor een 'syndicale actiedag' om achteraf moedeloos naar huis te gaan met een diep gevoel van machteloosheid. Maar de moed en strijdwil van de uitgebuiten die in Tunesië en Egypte de vreselijkste repressie getart hebben, heeft ook het vuur aangewakkerd in de ogen van de jonge arbeiders, werklozen en precairen in Spanje. Zij die de 'generatie 600 euro' genoemd worden hebben zich gespiegeld aan hun uitgebuite broeders aan de overkant van de Middellandse Zee en zijn op hun beurt massaal samengekomen op de centrale pleinen van 70 steden van het land, en met name in Madrid en Barcelona, om de strijd in hun eigen handen te nemen. "Van het Tahrirplein naar de Puerta del Sol" of "Wij ook zijn niet bang meer" zijn slogans die duidelijk getuigen van de invloed van de 'Arabische lente'. Maar deze jonge verontwaardigden zijn veel verder gegaan in de ontwikkeling van de strijd.
Zij hebben grote collectieve discussies georganiseerd in een veelheid van vergaderingen (algemene of volksvergaderingen, vergaderingen van commissies of in de wijken,...). Ze hebben uitdrukkelijk alle grote partijen van de bourgeoisie afgewezen, van links zowel als rechts, en ook de vakbondscentrales. We moeten opmerken dat de aanwezigheid van een 'socialistische' regering aan de leiding van het land, die zonder ophouden en hardhandig de levensvoorwaarden aanvalt, en het dagelijks 'verraad' vanwege de vakbonden dat die aanvallen vergezelt, geleid hebben tot een brede en diepe overdenking in de rangen van de uitgebuiten over de ware rol van die organisaties.
Natuurlijk vertoonde ook deze beweging zwakheden. In het bijzonder heeft de 'alter-mondialistische / anders-globale' ideologie, aanbevolen door ATTAC en Democracia Real Ya ! ('echte democratie nu !), deze beweging deels ontwapend door de slogan 'Geen partijen noch vakbonden' om te zetten in een verwerping van 'de politiek'. Dat 'apolitisme' zorgde ervoor dat alle klassieke linkse fracties (socialisten, trotskisten, anders-globalisten...) de beweging zijn binnengedrongen, dat ze de Algemene Vergaderingen en commissies geïnfiltreerd hebben om beter elke mogelijkheid tot massale uitbreiding van de beweging naar de gehele arbeidersklasse te verhinderen. Zo hebben ze aan allen opnieuw hun democratistische en reformistische ideologie kunnen opdringen. (2)
Toch zit deze beweging van de verontwaardigden vol beloften voor de komende strijd. Hij is er bvb. in geslaagd de sympathie en solidariteit te winnen van de arbeiders: in talloze bedrijven in Spanje zijn stakingen uitgebroken, werden algemene vergaderingen met debat gehouden op de plaatsen die door de jonge verontwaardigden bezet waren. En dat elan heeft de grenzen ruimschoots overschreden. In Frankrijk, in België, in Mexico, in Portugal, in China, in Duitsland, in de Verenigde Staten en vooral in Griekenland (3) waren en zijn er nog steeds regelmatige bijeenkomsten, hoewel veel kleiner, waar de solidariteit met de 'verontwaardigden' uitgesproken wordt, en de wil de strijd te organiseren. In Portugal kon men op plakkaten lezen : "Spanje, Griekenland, Ierland, Portugal : onze strijd is internationaal" (4). Maar het was nog eens in Spanje dat de rijping van het klassebewustzijn het duidelijkst was. In Valencia was de slogan te horen : "Deze beweging heeft geen grenzen !". In verschillende kampeerplaatsen werden manifestaties georganiseerd "voor de Europese Revolutie". Op 15 juni waren er steunbetogingen voor de strijd in Griekenland. Op 19 juni zijn op kleine schaal internationalistische slogans verschenen zoals "Vrolijke wereldwijde eenheid" of, in het Engels, "World Revolution". Op het Plein van Catalonië, in Barcelona, verklaarden jongeren in een algemene vergadering van de commissies :"Wij vechten niet voor een onmiddellijke overwinning, maar wel om de toekomst voor te bereiden".
Het gaat hier om een zeer belangrijke stap vooruit. Natuurlijk is deze bewustwording dat de uitgebuiten van de hele wereld in feite in hetzelfde schuitje zitten, dat ze allemaal gebrandmerkt zijn door dezelfde kapitalistische uitbuiting, dat er zonder een internationale strijd van het proletariaat geen uitweg is... dat alles wordt natuurlijk nog niet gedragen door alle proletariërs en in alle landen. In Griekenland bvb. loopt de beweging op dat punt gevoelig achter op die van de verontwaardigden in Spanje : de vele Griekse nationale vlaggen, de nationalistische en anti-Duitse slogans die de richting aangeven van de betogingen in Athene bewijzen dat. Maar in het algemeen maakt het internationalistisch gevoel een trage maar zekere opmars in de hoofden van de uitgebuiten. Jarenlang was wat men de 'globalisering van de economie' noemt voor de linkse bourgeoisie een middel om nationalistische reflexen op te wekken. In haar praatjes eiste ze de 'nationale onafhankelijkheid' tegenover die 'staatloze' markten. Anders gezegd : ze stelde de arbeiders voor zich nog nationalistischer op te stellen dan de bourgeois zelf ! Met de ontwikkeling van de crisis, maar ook dankzij de popularisatie van Internet, de sociale netwerken, enz., begint de proletarische jeugd de zaken om te keren. Er komt een gevoel op dat stelt dat tegenover de globalisering van de economie er geantwoord moet worden door een internationale 'globalisering' van de strijd. Tegenover een wereldwijde economische crisis en ellende, is het enige mogelijke antwoord de wereldwijde strijd.
Tot nu toe was het dus het proletariaat in Spanje dat de methodes en eisen het verst gedreven heeft die ons in de toekomst zullen toelaten ons in de strijd als klasse te verenigen, ons collectief te organiseren en stukje bij beetje een krachtsverhouding in ons voordeel op te bouwen. Dat is zeker geen toeval. Spanje is een land dat brutaal door de economische crisis getroffen wordt, maar ook en vooral is het een democratisch land van West-Europa. De proletariërs in Spanje maken deel uit van de meest ervaren bataljons door de decennia van strijd, overwinningen, nederlagen en bittere ervaringen. In de centrale landen van West-Europa wordt de arbeidersklasse met de meest gesofis-tikeerde democratische valstrikken geconfronteerd . In dit deel van de wereld (en met name in de Schengenzone), bestaande uit een mozaïek van nationale staten, stelt zich het duidelijkste de kwestie van het internationalisme. Het is op het oude Europese continent, daar waar het kapitalisme ontstaan is en waar de bourgeoisie het sterkst en het meest ervaren is op ideologisch vlak, dat de uitgebuite klasse een vooruitzicht zal kunnen openen en het signaal geven voor de proletarische wereldrevolutie.
Dat houdt niet in dat de proletarische gevechten in andere delen van de wereld niets kunnen bijbrengen voor de proletariërs in West-Europa, verre van daar ! De arbeidersklasse is een internationale klasse, de klassestrijd bestaat overal waar proletariërs en kapitaal tegenover elkaar staan. De lessen uit alle conflicten zijn waardevol voor het geheel van het wereldproletariaat, waar ze ook mogen ontbranden. In het bijzonder zal de ervaring van de strijd in de landen van de periferie steeds meer de strijd beïnvloeden in de centrale landen, zoals we met Tunesië en Egypte gezien hebben. De vastberadenheid, de voorbeeldige moed en het massale karakter van de revolte van de uitgebuiten in Tunesië en Egypte betekende een aanmoediging voor de strijd van de uitgebuiten in Spanje en in alle andere landen (bvb. in Groot-Brittannië).
Maar het proletariaat dat leeft in West-Europa draagt een bijzondere verantwoordelijkheid. Zijn 200 jaar ervaring moeten het toelaten de weg uit te stippelen voor de revolutie voor alle uitgebuiten ter wereld. Het moet erin slagen, zoals het op aarzelende wijze begint te doen, de strijdmethodes voorop te stellen die als enige de gehele arbeidersklasse in staat zullen stellen zich collectief te organiseren, haar eigen lot in handen te nemen. Het moet in het bijzonder voor zijn klassebroeders in de landen aan de periferie het ware gelaat ontmaskeren van de burgerlijke democratie door haar gevaarlijkste en meest doortrapte valstrikken te verijdelen : de democratische, reformistische, verkiezings- en vakbondsillusies.
Dit is geenszins een 'eurocentristische' visie. De wereld van de bourgeoisie heeft zich vanuit Europa ontwikkeld, ze heeft er het oudste proletariaat ontwikkeld, dat daardoor de grootste ervaring heeft opgebouwd. Het is de bourgeoiswereld die op dit kleine stuk aarde zoveel hoogontwikkelde naties heeft geconcentreerd, wat de ontplooiing van een internationalisme in de praktijk des te gemakkelijker maakt, het samenvoegen van de proletarische gevechten in verschillende landen.
Sinds enkele eeuwen heeft de geschiedenis het hart van de kapitalistische wereld gesitueerd in West-Europa. Daar zette het kapitalisme zijn eerste stappen en daar zal ook de proletarische wereldrevolutie de hare zetten.
In deze laatste maanden van strijd, van Noord-Afrika tot West-Europa, via China en de Verenigde Staten, werd eens te meer bewezen dat het proletariaat één en dezelfde klasse is over de gehele planeet, dat het in alle landen dezelfde strijd voert voor de bevrijding van de mensheid, zonder onderscheid van ras, nationaliteit of religie. Zoals Engels in 1847 schreef in zijn Beginselen van het Communisme : "De grote industrie heeft, alleen al doordat ze de wereldmarkt heeft geschapen, alle volken van de aarde, en met name de geciviliseerde, zodanig met elkaar verbonden, dat elk volk apart afhankelijk is van dat wat bij een ander volk gebeurt. Ze heeft voorts in alle beschaafde landen de maatschappelijke ontwikkeling zozeer aan elkaar gelijk gemaakt, dat in al deze landen bourgeoisie en proletariaat de beide doorslaggevende klassen van de maatschappij zijn geworden, de strijd tussen beide de voornaamste strijd van de dag is geworden. De communistische revolutie zal dan ook geen louter nationale revolutie zijn, maar ze zal er een zijn, die in alle beschaafde landen, d.w.z. althans in Engeland, Amerika, Frankrijk en Duitsland gelijktijdig plaatsvindt. (...) Ze zal op de overige landen van de wereld eveneens een belangrijke invloed uitoefenen en een volledige verandering en sterke versnelling betekenen van de wijze, waarop ze zich tot dan toe hebben ontwikkeld. Ze is een universele revolutie en zal zich dan ook op een universeel terrein afspelen.." nProletariërs aller landen, verenigt u!
Pawel /1.6.2011
1)Lees het artikel over Syrië, p.5
2)Lees artikel over de valstrik van het apolitisme, p.3
3)Talrijke artikels in onze pers en op de site op internet gaan dieper in op de verschillende strijdmomenten waarin de uitgebuiten in deze verschillende landen de laatste maanden betrokken waren.
4)Elementen overgenomen van de Spaanse website https://www.kaosenlared.net/ [173]
5)Grote delen van dit gedeelte zijn overgenomen uit ons artikel "Het proletariaat van West-Europa in het centrum van de veralgemening van de klassestrijd" dat dateert uit 1982. Dit heeft volgens ons geenszins zijn kracht en actualiteit verloren en wij raden ten zeerste aan het te lezen.
In het verlengde van de lenteopstanden in de Arabische landen, ging de Syrische bevolking medio maart eveneens de straat op om het vertrek te eisen van haar opperste leider en voor een 'democratische' regime. Deze beweging onder het volk, die haar buik meer dan vol heeft van de steeds ondraaglijkere levensomstandigheden die hen worden opgelegd door de junta - de navolger van het regime van Hafez-al-Assad, 'de woestijnvos', en vader van de huidige dictator - wordt sedertdien onophoudelijk beantwoord met een gewelddadige repressie. Tot nu toe zijn er 1600 doden, men weet niet hoeveel gewonden, en 12.000 vluchtelingen, die hoofdzakelijk naar Turkije maar ook met honderden naar Libanon zijn gevlucht. Deze blinde repressie wil terreur zaaien en ten overstaan van de wereld duidelijk laten zien dat Bachar al-Assad vast van plan is om, ondanks alle tegenkanting, te blijven zitten. De water-, elektriciteit- en voedselvoorziening wordt in hele dorpen en stadjes, 'als voorbeeld', dat wil zeggen zomaar, afgesneden. En terwijl de inwoners op hun vlucht voor het machtsmisbruik door de Syrische soldatenbendes worden omgebracht. De 'opstandige' steden worden gebombardeerd. De toevlucht tot folterpraktijken, voorheen al dagelijkse kost, neemt nu afschuwelijke proporties aan. Laten we niet vergeten dat het juist die praktijken waren, waar vijf kinderen aan blootgesteld werden die, medio maart, mede het lont hebben aangestoken van de volksopstand. De ordestrijdkrachten schieten er tijdens de betogingen systematisch op los. In de buitenwijken van Damascus nemen de wraakacties van het leger in intensiteit toe of liggen de inwoners onder het vuur van sluipschutters, die voor de gelegenheid gerekruteerd zijn. De situatie is zelfs zo afschuwelijk geworden dat militairen blijken te deserteren. Deze desertie wordt in bloed gesmoord, zoals op 5 juni van Jisr Al-Chouhour waar het ernaar uit zag dat 120 deserteurs door het leger zelf werden omgebracht. De regering heeft zich natuurlijk gehaast om deze moorden op de rekening van "de gewapende terroristen te zetten die overal chaos zaaien". Dit is trouwens het voorwendsel dat, in zijn toevlucht tot repressie, voortdurend door het Syrische regime wordt gebruikt. Het doet ons al gauw denken aan de Verenigde Staten en zijn bondgenoten om de oorlog in Irak en in Afghanistan te rechtvaardigen, aan Rusland in Tsjetsjenië, enzovoort.
Momenteel speelt de Syrische staat de kaart van de verwarring. Terwijl de repressie onverbiddelijk tot heel het land wordt uitgebreid, belooft Bachar al-Assad voor 10 juli hervormingen, een hervormingsprogramma waarvan nog geen enkele regel officieel op werd papier gezet. Gezien de rampzalige economische situatie kan men zich afvragen wat hij anders zal kunnen bieden dan nog meer kogels voor de demonstranten. Bovendien, in een poging om elke tegenstand beter de mond te snoeren, probeert hij betogingen ten gunste van zijn persoon te organiseren, maar waarvan men niet goed weet of de deelnemers er echt vrijwillig aan deelnemen. Net zoals ten tijde van de massale manifestaties 'ter ere' van het stalinisme met het geweer in de rug; een stalinisme waarmee zijn vader, tijdens 'de Koude Oorlog' die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie tegenover elkaar plaatste, lang heeft geflirt. Op 26 juni werd in Damascus zelfs een schijnbijeenkomst van 'tegenstanders' van het regime belegd, onder welwillend toezicht van de ordestrijdkrachten. Geen reden echter voor deze laatste om niet langer een hele bevolking 'tegenstanders' af te tuigen en te vermoorden. Dat alles lokt niemand, maar maakt het mogelijk om tijd te winnen.
Syrië dreigt eveneens en vooral de kaart te spelen van de uitbreiding van de chaos tot de ganse regio. De massale mobilisatie van het leger aan de Turkse grens, zijn brutale militaire expedities in dorpen, steeds dichter bij de grens met Turkije, terwijl deze zone verre van het epicentrum van de opstand is, zijn een duidelijk bericht van al-Assad aan de ganse 'internationale gemeenschap': geen inmenging of ik zaai wanorde. Terwijl Turkije zijn handen reeds vol heeft aan de gebieden die grenzen aan Iraaks en Iraans Kurdistan, terwijl het Turkse staatshoofd, Erdogan, zich ongerust maakt over een oplaaiend conflict aan zijn grenzen met Syrië en de reële humanitaire ramp die daar het gevolg van is, dreigt Damascus om het lont aan te steken en een nieuw front van militaire spanningen te openen. In dit steekspel staat Syrië in een machtspositie want de Turkse staat kan zich niet de minste uitglijder veroorloven, en ziet zich verplicht, ter verdediging van zijn eigen belangen, om de imperialistische orde ten noorden van het Midden-Oosten te handhaven. Hetzelfde geldt voor de druk die wordt uitgeoefend op Libanon. Door middel van de aanvallen op Kseir, in het gebied van Syrië dat grenst aan de Golanhoogte, maakt Damascus haar historische aanspraak bekend op het gebied dat reeds sinds de jaren 1970 oorzaak is geweest van tientallen jaren van oorlog en moordpartijen. En achter Libanon, schuilt nog een enorm probleem, namelijk Israël, dat zich onlangs hard heeft opgesteld met betrekking tot de Palestijnse kwestie en Libanon. Door spanningen in het zuiden van zijn territorium op te wekken, dreigt Syrië ook daar met een verergering van de oorlogsspanningen, die zonder twijfel meer gevolgen zullen hebben, alleen al door het feit dat het Israëlische staatshoofd, Netanyahou, een uitgesproken provocerend anti-Arabisch en anti-Palestijns beleid voert.
De ontwikkelde landen (Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en Portugal), waarvan sommige reeds een maand geleden bij de VN 'een voorstel' hebben ingediend om tot een oplossing te komen, hebben goed begrepen dat men de situatie met handschoenen moest aanpakken. Want achter de potentiële chaos, die een verandering van regime in Syrië met zich kan meebrengen, dreigt de ganse regio immers plotseling terecht te komen in een ergere en oncontroleerbare barbarendom. Daarbij denken zij natuurlijk niet aan de bevolkingen noch aan hun welzijn, maar gaat het hen erom te proberen een zeer gevaarlijke situatie in bedwang te houden … gevaarlijk voor hun verschillende imperialistische belangen in de regio. Dat verklaart waarom al deze gepatenteerde 'mensenvrienden' in de wandelgangen op de borst kloppen (1) maar zonder te ver te gaan, want zij weten dat een militaire tussenkomst in Syrië een doos van Pandora opent, waarvan de afloop, met een stevig en geoefend Syrisch leger tegenover hen, meer dan onzeker is.
Niemand kan de toekomst voorspellen die voor bevolking van Syrië is weggelegd, en of de westerse staten, zoals Amerika dat 'de oppositie' sinds jaren ondersteunt, zich zullen inmengen. Waar geen twijfel over bestaat is dat de huidige ontwikkeling van de situatie in dit land en, zoals bepaalde commentatoren beweren, al of niet het directe resultaat van de actie van de Verenigde Staten, het centrum zal zijn van een gevecht tussen grote en kleine imperialisten, waarvan de bevolking de kosten zal mogen betalen. De formele tegenstand tegen elke tussenkomst door Rusland en China binnen de VN is een voorafspiegeling ervan. En, ongeacht het kamp dat de ene of de andere verdedigen, gaat het er slechts over om hun pionnen vooruit te schuiven en hun eigen belangen te beschermen, en niet om het lot van al degenen te verbeteren die de ellende en het geweld van de staatsrepressie ondergaan n
Wilma / 28.06.2011
1) Men kan hier gewag maken van de brief gericht aan de Veiligheidsraad van de VN, die onder meer werd ondertekend door Woody Allen, Umberto Eco, David Grossman, Bernard-Henry Levy, Amos Oz, Orhan Pamuk, Salman Rushdie en Wole Soyinka. Van al deze ondertekenaars, wier goede bedoelingen we niet in twijfel trekken, moet men die van Bernard-Henry Levy toch naar waarde schatten, wiens 'filosofische' werk al 20 jaar daarin bestaat om (op de diverse televisiekanalen) het Westen aan te sporen om zich te ontdoen van allerlei 'gespuis': Serviërs, Albanezen, Irakezen, Afghanen (aanhangers van Al-Qaïda en de Taliban) en nu Syriërs.
Internationalisme nr. 352 - 4e kwartaal 2011
“De Occupy-beweging vindt in de hele wereld plaats. Wij zijn de 99%. We zijn een vreedzame niet-hiërarchisch forum. We zijn het met elkaar eens dat het huidige systeem ondemocratisch en onjuist is. We hebben alternatieven nodig. Je bent uitgenodigd om met ons in debat te gaan: om een betere toekomst voor iedereen te scheppen.” Dit is de verklaring waarmee je begroet wordt, als je de website van Occupy Londen gevonden hebt. (1)
Ontegensprekelijk vinden de oproepen, samenkomsten en pleinbezettingen in de hele wereld hun inspiratiebron bij Occupy Wall Street dat oversloeg naar honderden steden in de Verenigde Staten, (2), alsook naar andere steden in heel Europa, en ook naar steden in Azië en Latijns Amerika. Zo zagen we ook de Occupy-golf over België en Nederland trekken. Deze beweging neemt in vele gevallen de vorm aan van de (al of niet voor langere tijd) bezetting van een centraal plein, gevolgd door open discussies, toespraken, getuigenissen, oproepen tot andere vormen van acties en protesten.
Dat de mensen, die deelnemen aan de bezettingen, oprecht bezorgd zijn over de situatie waarin de wereld verkeert, het economische en politieke gebeuren, staat buiten kijf. De talrijke websites, facebook- en twitterpaginas, de open discussies en verklaringen getuigen hiervan. Een aantal plaatsen in verschillende landen werden door kameraden van de IKS bezocht en zij namen actief deel aan de discussies die gaande waren. Onder de deelnemers aan het protest vinden we mensen die nog werken, vele anderen zijn werklozen of studeren.Velen sprekers geven uiting aan hun frustraties, hun ongenoegen, anderen proberen analyses te ontwikkelen. Klassieke ‘toespraken’ wisselen af met getuigenissen en steeds talrijker waren zij die echt een onderlinge discussie wilden op gang zetten tussen de aanwezigen. De bezettingen voorzien immers in iets dat niet in grote getale voorhanden is in de wereld – een openbare plek waar mensen vrij zijn om te komen en te discussiëren in open vergaderingen in een poging om de huidige situatie in de wereld te proberen te begrijpen.
Zoals de recente gebeurtenissen in Spanje en Griekenland hebben laten zien, zijn de algemene vergaderingen de zuurstof van de zelfstandige arbeidersstrijd. Zij vormen de plaats waar de politieke confrontatie, de verheldering en de overdenking plaats kan vinden. Maar laten we vooral in dit stadium vertrekpunt en vorm niet verwarren met de eindhalte. De weg is nog lang. Het duidelijkste voorbeeld van dit proces was de intensieve discussie in Spanje tussen degenen die ‘echte democratie’, een betere parlementaire democratie bepleitten, en degenen die een proletarisch perspectief naar voren brachten. “Er waren enkele ontroerende momenten als de sprekers heel opgewonden waren en bijna allen hadden het over revolutie over de verwerping van het systeem, over een radicale verandering (in de zin van ‘tot de wortels van de kwestie gaan’, zoals één het zei).” (3)
Veel discussies rond de Occupyprotesten draaien nog steeds om twee kernthema’s: hoe de parlementaire democratie te ‘verbeteren’, om haar terug te winnen ‘voor de mensen’, tegen de rijken, de bankiers, de elite; en hoe sociale rechtvaardigheid - een meer gelijke verdeling - onder het kapitalisme teweeg te brengen. Zoals een kameraad in Engeland het stelde: “Ik vond uiteindelijk de bijeenkomst waar een discussie plaatsvond over democratie en waar ik vernam dat er in Spanje geen echte democratie bestaat …In deze bijeenkomst kregen de politici zo’n beetje de schuld van alles. Er waren een paar afwijkende stemmen die probeerden de kwestie van de economie naar voren te brengen, met de verwijzing dat de democratie in Groot-Brittannië niet beter is. En er waren enkele bizarre bijdragen aan de discussie inclusief het idee dat we het publiek moeten betrekken bij het openbare bestuur op dezelfde manier als ze worden aangeworven voor een juryrechtspraak …of we zouden beter managers in de regering kunnen hebben zoals in China …”
Tijdens de discussies en toespraken was er in een aantal plaatsen ook sprake om delegaties te sturen, onder andere naar arbeidersprotesten (elektriciens in Engeland, andere arbeidsconflicten in Spanje, staalarbeiders in België). Dit op een moment dat er, in zowel Engeland als in België en Nederland, ondanks de wijdverspreide vrees en woede, ontketend door de bezuinigingen die op ons neerdalen, weinig echte arbeidersreacties bestaan.
Het wordt steeds duidelijker dat de spontane energie van het eerste uur zowat overal op de terugweg is, zoals blijkt uit de algemene vergaderingen, die steeds meer de vorm aannemen van passieve echokamers van de “werkgroepen” en “commissies”, en waarin veel ervan lijken te worden gedomineerd door professionele activisten, ultralinkse militanten, enz.
De IKS heeft ook enkele beperkte bijdragen geleverd aan de discussie in de Occupy in België en Nederland. Onder meer (a) dat de manier waarop de politici zich gedragen niet wordt veroorzaakt door het verkiezingsstelsel, noch in Spanje noch in Nederland of België, maar doordat ze het kapitalisme verdedigen; (b) over de rol van de crisis, die niet alleen veroorzaakt wordt door de bankiers; (c) over het belang van algemene vergaderingen en de verwijzing naar de belangrijkste historische ervaringen.
De Occupybeweging in België, en in Nederland, zijn niet alleen veel beperkter in omvang dan de bewegingen in Spanje en de VS, maar ze had vooral veel meer moeite om tot werkelijke collectieve discussie te komen en vooral om diepgang te krijgen in haar zoektocht naar analyses en antwoorden op de actuele vraagstukken.
Heel wat ultralinkse groepen in België, in Nederland, net zoals in Engeland, hebben regelmatig geprobeerd om mee te surfen op de golf van de beweging om hun eigen agenda door te zetten in tal van speechen en werkgroepen. Dit was niet heel erg moeilijk, omdat de bijeenkomsten de vorm hadden van een vergadering, open voor iedereen, zonder veel struktuur. Ook was de beweging hier niet rijp genoeg om de pogingen van deze groepen om de beweging te monopoliseren tegen te gaan. Ook door een blinde afkeer van politieke spelletjes heerste er een schroom om politieke kleur te bekennen, verstopten velen zich achter een ‘a-politieke ideologie’ waardoor heel wat discussies al vlug vervlakten in slogantaal, het aanwijzen van ‘schuldigen’, en een reeks perspectiefloze protesten. Daardoor bleef de inhoud van veel discussies, op enkele positieve gevallen na, vaak beperkt tot een mengsels van reformistische, a-historische en mystieke bijdragen.
De occupy-beweging hier, maar ook in tal van andere landen is sterk gevoelig geweest voor zijn imago in de media. Inderdaad het ontbreken van een duidelijk bewustzijn dat ze zelf de uitbreiding en solidariteit moeten opzoeken en organiseren plaatste hen in een zwakke positie. De reactie van de belangrijkste media was meestal voorspelbaar: van titels met ‘gechocqueerd! afschuwelijk!’ tot artikels in de meer liberale c.q. linkse pers, die naar voren brachten dat deze bezettingen een impuls geven aan of een opkikker vormen voor een bezadigd democratisch systeem. Al met al heeft het grootste deel van de pers geprobeerd naar voren te brengen dat de politici zouden moeten ‘antwoorden’ op de ‘zorg’ van dit wettige protest. Maar door de afwezigheid van een vooruitzicht om in contact te komen met de bredere arbeidersklasse, werd de onvrede en woede, gevoed door de media en hoe ze de bezetting presenteren, een punt van fixatie.
Ook de dreiging van ontruiming en hoe je te verweren tegen het geweld op de plaatsen waar er permanent werd bezet, en de daarbij gepaard gaande repressie, is duidelijk een belangrijke zorg geweest. In veel plaatsen zoals in de VS heeft het ‘antwoord’ van de politici de vorm aangenomen van een harde onderdrukking. Maar toen ze in algemene vergaderingen discussieerden over hoe op de dreigende ontruiming te reageren, was de belangrijkste zorg de manier waarop de media hun verzet zouden neerzetten. Voorstellen om naar de arbeiders te gaan, ondersteund door onze kameraden ter plaatse, net zoals de herinnering van een andere deelnemer dat het doel verdergaat dan een eindeloos voortdurende bezetting, werden niet opgepikt. In feite werden beide voorstellen beschouwd als een afleiding.
We vrezen dan ook dat het grootste gevaar nu is dat de Occupybeweging in de val trapt van een hopeloze in zichzelf gekeerde dynamiek en de ultralinksen en de media de toekomst van de beweging laten bepalen.
Lac&WaRd / 20.11.2011
(1) https://Occupylsx.org [174]
(2) "Occupy Wall Street protests: the capitalist system itself is the enemy [175]".
(3) https://en.internationalism.org/icconline/2011/september/indignados [176]
De tekst die hier volgt, baseert zich voor een groot deel op een artikel van Internationalismo - de krant van de IKS in Venezuela. De feiten die onze kameraden rapporteren laten zien dat in alle landen dezelfde economische crisis heerst en dezelfde bezuinigingsmaatregelen worden doorgevoerd. De fracties, die aan de macht zijn, kunnen zich ‘liberaal’,’ progressief’ of ‘revolutionair’ voordoen, overal op de planeet worden de werkers aangevallen door hetzelfde ongebreidelde kapitalisme.
De officiële cijfers zelf en die van de CEPAL (Economische Commissie voor Latijns Amerika) en van de IMF, zijn allen genoodzaakt om de ernst van de economische crisis van het land te erkennen: Venezuela en Haïti (een van de armste landen van de wereld) waren de enige landen in Latijns-Amerika en in het Caribisch gebied, die in 2010 geen groei kenden. Voor Venezuela betekent dat het derde achtereenvolgende jaar van een achteruitgang van de BIP. Het land heeft de hoogste inflatie in de regio en één van de hoogste in de wereld: voor ieder van de afgelopen drie jaren, was die gemiddeld 27% en men schat dat hij in 2011 hoger zal zijn dan 28%. Ziedaar het inflatiepercentage dat de lonen en pensioenen van de werkers verandert in ‘zout en water’, evenals de hulp, die de staat uitgeeft aan sociale ondersteuning!
De maatregelen, die door Chavez genomen worden, verschillen in geen enkel opzicht van die van de meest ‘harde en reactionaire’ rechtse fracties van de planeet. De inkomsten uit de olie, die in 2011, na de Libische crisis, aanzienlijk zijn toegenomen, zijn niet voldoende om de vraatzucht van de staat verzadigen. Ze verdampen in ‘alternatieve’ plannen van de nationale begroting, direct en op een eigengereide manier gemanipuleerd door de regering (met als excuus om de ‘sociale uitgaven’ beweeglijker te maken). Ziedaar een regeringsvorm, die een omvangrijke vorm van corruptie mogelijk heeft gemaakt.Terwijl een groot deel van de werkers moet overleven van een beetje meer dan het minimuminkomen (het equivalent van150 dollar per maand), ontvangt de top van de bureaucratie van de staat, zowel de civiele als de militaire, hoge salarissen en ‘winsten’ om hun loyaliteit aan de regering te waarborgen.
De militaire uitgaven zijn verhoogd, met als excuus om zich te weren tegen de dreiging van ‘een imperialistische invasie door de yankees’, om zich meester te maken van de energiebronnen.
Net als de andere economieën in de wereld ziet Venezuela de staatsschuld exploderen. Deze schuld van 150 miljard dollar, een beetje meer dan 40% van het BIP, is nu nog beheersbaar, maar de economische specialisten signaleren dat, als ze in hetzelfde tempo toeneemt als nu, er een risico bestaat dat er binnen drie jaar een in gebreke blijven van betaling ontstaat. Venezuela zou zich dan dus in een identieke situatie bevinden als Griekenland, die de hulp vereiste van de Europese Unie en een ongekende bezuinigingspolitiek met zich meebracht.
Ziedaar de werkelijkheid van de ‘socialistische‘ politiek van Chavez:
- de devaluatie van de bolivar (nationale munt) met 65% in januari 2011, nadat hij begin 2010 al met 100% was gedevalueerd;- een permanente aanval op de lonen en de sociale uitkeringen;
- een drastische bezuiniging op de subsidies voor voeding en gezondheidszorg;- een verhoging van de elektriciteitstarieven met de rechtvaardiging om ‘verspilling van elektriciteit’ een halt toe te roepen. Deze maatregel zal op een dramatische wijze de kosten voor levensonderhoud beïnvloeden;
- een verhoging van de benzineprijs, de BTW en verschillende andere belastingen.Als gevolg van de inflatie hebben de lonen een aanzienlijke verslechtering ondergaan. Volgens CEPAL en de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie), zijn de lonen van de Venezolaanse arbeiders in het eerste trimester van dit jaar reëel met meer dan 8% gedaald, in vergelijking met dezelfde periode van 2010. Zoals in vele andere landen is de precaire arbeid blijven toenemen, zowel in de publieke als in de privé-sector: volgens een recente studie, gedaan door de Katholieke Universiteit ‘Andrés-Bello’, heeft 82,6% van de arbeiders in Venezuela een precaire baan. Kortom, ondanks de vastberadenheid van het chavistische regime om de cijfers te vervalsen, is de toename van de armoede een realiteit.
Op het sociale vlak zijn zelfs de ‘Missies’, de sociale plannen bedacht door het chavisme in een poging om de ‘socialistische verworvenheden’ geloofwaardig te maken, door onder de meest armoedige lagen van de maatschappij kruimels uit te delen, beperkt geworden. Momenteel worden de plannen voor de gezondheidszorg, het onderwijs en de uitdeling van voedsel, enz. afgeschaft of zeer beperkt. Het is een feit dat het geheel van openbare voorzieningen met grote snelheid achteruit dondert. Ziedaar een realiteit, die zich voegt bij de schaarste aan verschil-lende basisvoedingsproducten, de constante verhoging van prijzen van de voeding en de noodzakelijke eerste levensbehoeften.
Het meest weerzinwekkend is zonder twijfel het feit dat, deze verschrikkelijke dagelijkse realiteit, zoals altijd onder het kapitalisme, wordt ondergaan door de arbeiders en de meest arme sectoren, terwijl de grote bazen van het regime en hun naasten leven in de grootse weelde. De gelijkenis met bepaalde Arabische en Afrikaanse landen is helemaal niet toevallig.
Ook het proletariaat van Venezuela heeft, langzaam maar merkbaar, deelgenomen aan de vooruitgang van de strijdbaarheid op internationaal vlak. De bourgeoisie van Venezuela heeft zich bovendien niet vergist, want ze heeft een groot deel van haar aanvallen tijdelijk uitgesteld, nadat ze gezien had hoe de arbeiders in Bolivia zich oprichtten. De regering in een ander Latijnsamerikaans land, dat van Evo Morales, heeft inderdaad in december vorig jaar nadat een verhoging van de benzineprijs was afgekondigd, een stap terug moeten doen toen ze geconfronteerd werd met de omvang van de protesten, die haar populariteit sterk aantastten. In Venezuela heeft het proletariaat van de olie-industie, die in 2003 een harde aanval had moeten ondergaan door ontslag van bijna 20.000 arbeiders, gedemonstreerd tegen het niet-nakomen van de cao . Er waren ook bijeenkomsten van de rijksambtenaren, in de gezondheidszorg en de centrale administratie, om een verhoging van de lonen te eisen en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Nog belangrijker is de strijd die sinds twee jaar gevoerd door de arbeiders van het gebied van de ijzermijnen in Venezolaans Guyana, in het zuiden van het land, een regio waar een twintigtal zware industrieën van de staat geconcentreerd zijn en waar meer dan 100.000 arbeiders werken. In een poging om de arbeiders van deze zone te misleiden en hun strijdbaarheid af te leiden, heeft de regering geprobeerd om verschillende ‘socialistische’ productieplannen door te voeren: nadat geprobeerd was om in de ALCAS (aluminiumfabriek) “zelfbeheer” in te voeren en na Sidor te hebben genationaliseerd, probeert ze nu ‘arbeiderscontrole’ over de productie in te voeren.
Dit is een bewijs van de toename van de sociale protesten in 2011 die moeiteloos de 3000 protesten overstijgen berekend voor 2010, reeds een recordjaar vergeleken met daaraan voorafgaande jaren. Dit betekent een slinkende steun aan Chavez, vooral omdat deze protesten plaatsvonden onder de meest verarmde lagen, die de belangrijkste basis vormden voor de steun aan dit regime. Een recent en dramatisch voorbeeld is dat van de protesten van de families van de gevangenen in het land, die ongenadig onderdrukt werden door de repressiekrachten. Zij manifesteerden tegen de opeenhoping van de gevangenen en de onderdrukking in dezelfde instelling. Het barbaarse regime dat men in deze gevangenis ondergaat is slechts een ergere vorm van wat men dagelijks in het hele land ondergaat, vooral in de armste buurten. In de inmiddels 12 jaar durende “Boliviaanse revolutie” telt dit land meer dan 140.000 moorden. En Chavez durft dat, met een oneerbare aplomb, de ‘vreugdevolle revolutie’ te noemen!
De strijd van het proletariaat en zijn mobilisaties, vormen een ontmaskering van de zogenaamde ‘revolutie’ van de nieuwe burgerlijke elite, die Venezuela regeert. Alleen het verzet van de werkers in de verdediging van hun levensomstandigheden tegen de aanvallen van de staat, die zich baseert op vergaderingen die ertoe aanzetten om de werkers van de verschillende sectoren te verenigen, zal een referentiepunt kunnen worden voor de verarmde massa’s, die hun illusies over de chavisten al beginnen te verliezen. En zo zullen deze bewegingen het spoor vervoegen dat getrokken is door de arbeiders en de uitgebuite massa’s van Noord-Afrika, Griekenland of Spanje, van de beweging van de “Indignados”n
Naar Internationalismo / 30.07.2011
(1) de uitvoer naar de VS is zelfs nog toegenomen met 27,7% in het eerste trimester van 2011 ten opzichte van dezelfde periode in 2010. Hij vertegenwoordigt op dit moment 49% van het totaal van de uitvoer van Venezuela.
“Er zal een ineenstorting komen en het zal een flinke zijn”. “Absoluut niemand gelooft nog in reddingsplannen”. “Ze weten dat de markt belazerd wordt en dat de beurs aan zijn einde is”. “Het interesseert de traders geen moer hoe de economie gered kan worden”. “Deze economie is een kanker”. “Bereid je erop voor. We moeten er niet op hopen dat de regering de problemen zal oplossen. Regeringen regeren de wereld niet. Goldman Sachs regeert de wereld. Deze bank is niet geïnteresseerd in reddingsplannen”. “In minder dan 12 maanden, voorspel ik, zullen de spaartegoeden van miljoenen mensen verdwenen zijn en dat is nog maar het begin”. Deze uitspraken zijn gedaan door van een trader in Londen, Alessio Rastani, in een uitzending van de BBC op 26 september (1) Natuurlijk zijn we het eens met het sombere vooruitzicht dat deze econoom schetst. Het kapitalisme zal een duik maken, de crisis zal erger en nog vernietigender worden en een groeiend deel van de mensheid zal de gevolgen ervan voelen. Deze verklaring van Alessio Rastani geeft vooral voeding aan een van de grootste leugens van de laatste jaren: dat de wereld in de problemen is door de financiën en enkel door de financiën, dat: ‘Goldman Sachs de wereld regeert’. En alle linksen, ultralinksen en ‘antiglobalisten’ roepen in koor: “Het is verschrikkelijk. Hier ligt de oorzaak van al onze moeilijkheden. We moeten de controle over de economie terugnemen. We moeten grenzen stellen aan de banken en de speculatie. We moeten vechten voor een sterkere en meer menselijke staat!”
Het gaat hier niet om een kwestie van nuancering of terminologie. Er bestaat een fundamenteel verschil tussen de schuld geven aan het neoliberalisme of aan het kapitalisme. In het eerste geval heb je de illusie dat het uitbuitingssysteem hervormd kan worden. In het andere geval begrijp je dat het kapitalisme geen toekomst heeft en totaal vernietigd moet worden en vervangen door een nieuwe maatschappij. Als de heersende klasse, haar media en specialisten zoveel moeite doen om met de vinger te wijzen naar de onverantwoordelijkheid van het financiële systeem, dan proberen ze daarmee de overdenking over de noodzaak van een radicaal ander systeem af te leiden.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met een affaire over een bedrieglijke trader. Naar aanleiding van het fiasco van de Franse Bank Société Générale in januari 2008, waarbij 4,82 miljard euro’s verdwenen waren, werd Jerome Kirviel aan de schandpaal genageld. De werkelijke reden, de bel op de huizenmarkt in de VS, werd daardoor naar de achtergrond gedrongen. In december 2008 werd er onderzoek gedaan naar de 65 miljard dollar fraude van Bernard Madoff, waardoor de aandacht werd afgeleid van de ineenstorting van de bankenreus Lehman Brothers. In september 2011 werd de trader Kweku Adoboli, verbonden aan de Zwitserse bank UBS, beschuldigd van een fraude van 2,.3 miljard dollar. Deze affaire kwam ‘bij toeval’ aan het licht toen de wereldeconomie opnieuw in volledige verwarring was.
De touwtjes, waar de banken aan trekken om hun eigen wandaden te rechtvaardigen, zijn juist een beetje te dik om niet op te vallen. Maar de intensieve mediacampagne maakt het mogelijk om de aandacht van iedereen te vestigen op de verrotte financiële wereld. Het beeld van deze speculerende haaien wordt gebruikt om onze hoofden te vullen en onze gedachten te benevelen.
Laten we een stap terugdoen en een ogenblik nadenken: hoe kunnen al deze verschillende gebeurtenissen enigszins verklaren dat de wereldeconomie op het punt staat ineen te storten? Hoe weerzinwekkend deze miljarden aan fraudes ook mogen zijn op een moment dat miljoenen mensen in de hele wereld doodgaan van de honger; hoe cynisch en schaamteloos de woorden van Alessio Rastani ook mogen zijn, niets van dit alles verklaart de omvang van de crisis die momenteel iedere sector en alle landen raakt. Er is niets nieuws onder de zon. Vanaf het moment van zijn ontstaan is het kapitalisme nooit anders dan een systeem van onmenselijke uitbuiting geweest.
De barbaarse en bloedige plundering van Afrika en Azië in de 18een 19eeeuw is daar een tragisch bewijs van. Het schofterige bewind van de traders en de bankiers zegt ons dus niets over de huidige crisis. Als scheefgelopen financiële overeenkomsten nu resulteren in kolossale verliezen en banken soms op de rand van de afgrond brengen, is dat werkelijk het gevolg van de kwetsbaarheid van de economische crisis en niet andersom. Toen Lehmnan Brothers in 2008 bankroet ging was dat niet het gevolg van een onverantwoordelijk investeringspolitiek maar omdat de Amerikaanse huizenmarkt in de zomer van 2007 ineenstortte en omdat deze bank nog massa’s schulden had uitstaan, die waardeloos waren geworden.
De kredietbeoordelaars liggen ook onder vuur. Aan het eind van de 2007 werden ze beschuldigd van incompetentie omdat ze de omvang van de schulden van de nationale staten negeerden. Momenteel worden ze beschuldigd van het tegenovergestelde, van teveel aandacht te schenken aan de schulden in de Eurozone (Moody’s) en aan die in de VS (Standard and Poor’s).
Het is waar dat deze beoordelaars bijzondere belangen hebben, en dat hun beoordeling niet neutraal is. De Chinese kredietbeoordelaars waren de eerste om de kredietwaardigheid van de Amerikaanse staat naar beneden bij te stellen, en de Amerikaanse kredietbeoordelaars zijn het strenger voor Europa dan voor hun eigen land. Het is waar dat met iedere bijstelling naar de beneden, de financiers de gelegenheid aangrepen om te speculeren, en eerder de verslechteren van de economische situatie nog versnelden.
Maar de werkelijkheid is dat de beoordelingen die al deze kredietbeoordelaars geven, veel te gunstig zijn in verhouding tot het werkelijke vermogen van de banken, de bedrijven en de landen om hun schuld terug te betalen. Om paniek te voorkomen hebben deze kredietbeoordelaars er belang bij niet al te kritisch te zijn.
Als ze de beoordelingen naar beneden bijstellen, dan doen ze dat om een minimum aan geloofwaardigheid te handhaven. De ernst van de situatie, waar de wereldeconomie mee geconfronteerd wordt, helemaal te ontkennen zou te grotesk zijn en niemand zou hen geloven: om de wezenlijke problemen van het systeem toe te dekken van het standpunt van de heersende klasse is het slimmer om bepaalde zwakheden te erkennen. Allen die de kredietbeoordelaars nu beschuldigen zijn zich daar goed bewust van. Als ze klagen over de kwaliteit van de thermometer, dan is dat om iedere overdenking te voorkomen over de vreemde ziekte die het wereldkapitalisme treft, uit angst om toe te geven dat de ziekte niet te genezen is en steeds erger wordt.
De kritiek op de traders en de rating agentschappen is een deel van een veel groter propagandacampagne over de gekte en de oververhitting van de financiële sector, zoals altijd is de leugenachtige ideologie gebaseerd op een element van waarheid; het kan niet ontkend worden dat de wereld van de financiën inderdaad een zwaarlijvig en toenemend irrationeel monster is geworden.
Bewijzen zijn er ten overvloede. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. (2) De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in dolle en zelfvernietigende beleggingen. Een sprekend voorbeeld: het short sale-mechanisme. Waar draait dit om? “Bij short sale begint men met het verkopen van een waarde dat men niet bezit voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs. Het doel van deze truc is klaarblijkelijk het verkopen van een aandeel voor een bepaalde prijs om het later terug te kopen voor een lagere prijs om het verschil te incasseren. Zoals we zien is dit precies het tegenovergestelde van iets kopen en het dan verkopen”(3)
Concreet, short sale betreft een enorme stroom van financiële speculatie rondom bepaalde waarden, gokkend op een daling van haar waarde en dit kan soms leiden tot een val van het beoogde aandeel. Dit is nu een schandaal geworden en een heleboel politici en economen vertellen ons nu dat dit het grootste probleem is, DE oorzaak voor het bankroet van Griekenland of de val van de euro. Hun oplossing is eenvoudig: verbied short sale praktijken en alles zal beter gaan dan het ooit is geweest in de wereld. Het is waar dat short sale een pure dwaasheid zijn en dat het de vernietiging versnelt van hele delen van de economie. Daar gaat het ze om: het doet het louter versnellen en het is niet de oorzaak. Er is allereerst een om zich heen grijpende economische crisis voor nodig om dit soort deals zo winstgevend te kunnen maken.
De kapitalisten spelen in toenemende mate in op een inkrimpende markt en niet langer op een stijging. De investeerders zijn erop uit om op korte termijn ‘te scoren’, zonder enige zorg om levensvatbaarheid op de lange termijn van ondernemingen en in het bijzonder fabrieken, omdat er bijna geen industriële sectoren zijn die op lange termijn winst kunnen verzekeren. En hier raken we, uiteindelijk, het hart van het probleem: de zogenaamde ‘werkelijke’ of ‘traditionele’ economie die al tientallen jaren een troep is. Kapitaal vlucht uit deze sfeer omdat daar steeds minder winst te behalen valt De wereldeconomie is verzadigd en de waren kunnen niet meer worden verkocht, de fabrieken produceren en accumuleren niet voldoende meer. Het resultaat is dat de kapitalisten hun geld investeren in speculatie, de ‘virtuele’ economie. Vandaar de oververhitting van de financiële sector, die juist een symptoom is van de ongeneeslijke ziekte van het kapitalisme: de overproductie.
Zij die strijden tegen het neoliberalisme zijn het er ook mee eens dat de werkelijke economie in diepe moeilijkheden verkeert. Voor hen, ‘is het Goldman Sachs die de wereld regeert’. Zij zetten zich in voor een beetje meer staat, meer legale kaders, meer sociale politiek. “Met meer staatscontrole over de financiën, kunnen we een nieuwe economie opbouwen, socialer en meer welvarend”.
Een beetje ‘meer staat’ maakt niet mogelijk om de economische problemen van het kapitalisme op te lossen. Laten we het nog maar een keer zeggen: wat dit systeem ondermijnt is haar tendens om meer waren te produceren dan de markt kan opnemen. Tientallen jaren zijn ze erin geslaagd om de verlamming van de economie te voorkomen door een kunstmatige markt te scheppen, gebaseerd op schuld. Met andere woorden: sinds de jaren 1960 heeft het kapitalisme op krediet geleefd. Dit is de reden waarom huishoudens, ondernemingen, banken en staten gebukt gaan onder een grote berg schulden waarom de huidige recessie de ‘kredietcrisis’ wordt genoemd. Wat hebben de staten, sinds de ineenstorting van Lehman Brothers nu gedaan via hun centrale banken, in het bijzonder de FED en de ECB? Ze hebben miljarden dollars in de economie gepompt om verdere faillissementen te voorkomen. En waar komen al die miljarden vandaan? Van nieuwe schulden! Alles wat ze doen is het verplaatsen van privé-schulden naar de publieke sector, en bereiden zo de grond voor het faillissement van gehele staten, zoals we al zien met Griekenland. (4)
Niet zo vlug! De staat is altijd al de slechtste van de bazen geweest. Nationaliseringen zijn nooit goed nieuws geweest voor de arbeiders. Na de WOII had de grote golf van nationalisaties tot doel het industriële apparaat nieuw leven in te blazen, dat vernietigd was en dat gepaard ging met een opdrijving van het werktempo. Thorez van de Kommunistische Partij van Frankrijk en vicepresident in de regering De Gaulle lanceerde de beroemde oproep aan de arbeiders: “Als de mijnwerkers sterven, zullen de vrouwen hen vervangen” en “haal de buikriem aan voor de nationale wederopbouw”.
Sinds de ervaring van de Commune van Parijs in 1871hebben de kommunisten altijd de nadruk gelegd op de diepgewortelde rol van de staat tegen de arbeiders. “De moderne staat is, hoe zijn vorm ook moge zijn, in wezen een kapitalistische machine, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist. Hoe meer productiekrachten hij als eigendom overneemt, des te meer wordt hij werkelijk universeel kapitalist en des te meer staatsburgers buit hij uit. De arbeiders blijven loonarbeiders, proletariërs. De kapitaalsverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven.” . Engels schreef deze regels in 1878, die laten zien dat de staat toentertijd al bezig was de hele economie over te nemen. Sinds die tijd is het staatskapitalisme alleen maar sterker geworden: elke nationale bourgeoisie is gerangschikt achter haar staat om de ongenadige internationale handelsoorlog te voeren.
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika (de BRICS) hebben in de laatste jaren een opmerkelijk economisch succes laten zien. China in het bijzonder wordt nu beschouwd als de tweede economische macht in de wereld en velen denken dat het de VS spoedig zal onttronen. Deze flamboyante prestatie bracht de economen ertoe hun hoop te stellen op deze groep landen als de nieuwe locomotief voor de wereldeconomie. De antiglobalisten zien hierin wel een reden in om zich te verheugen; omdat naar hun mening het overwicht van het neoliberalisme van de VS de ergste plaag is. De opkomst van de BRICS zou leiden tot een meer evenwichtige eerlijkere wereld. Deze hoop in de ontwikkeling van de BRICS, gedeeld door de bourgeoisie en de ‘anders-globalisten’, is niet alleen komisch; het laat ook zien hoe diep zij verankerd zitten in de kapitalistische wereld
Deze hoop zal vervliegen. Er is een vleugje déjà-vugevoel wat betreft dit ‘economische wonder’ gedoe. Argentinië en de Aziatische tijgers in de jaren 1980 en 1990, of meer recent Ierland, Spanje, IJsland werden allen op verschillende momenten voorgesteld als ‘economische wonderen’. En net als alle wonderen, bleken ze bedriegerij te zijn. Al deze landen dankten deze snelle groei aan de ongebreidelde toename van de schulden. Ze kwamen daarom allemaal aan hetzelfde hachelijke einde: recessie en faillissement. En het zal hetzelfde zijn met de BRICS. De president van China’s Intvestment Corp, Gao Xiping, heeft onlangs verklaard: “Wij zijn geen verlossers. We moeten eerst onszelf verlossen.” Duidelijker kan het niet gesteld worden!
Het kapitalisme kan niet langer hervormd worden. Om realistisch te zijn moet je toegeven dat alleen de revolutie de ramp kan voorkomen. Het kapitalisme is, net als de slavenmaatschappij en de lijfeigenschap voor hem, een systeem van uitbuiting, dat gedoemd is om ten onder te gaan. Nadat het zich tweehonderd jaar had ontwikkeld en uitgebreid, vooral in de 18e en 19e eeuw, nadat het de hele wereld had veroverd, opende het kapitalisme met veel geraas haar periode van verval, toen het WOI ontketende. De grote depressie van1930 en de verschrikkelijke slachting van de WOII bevestigde dat het systeem out of date was. Maar vanaf de jaren 1950 hebben zich niet meer van die ernstige crises voorgedaan als die in 1929. De bourgeoisie heeft geleerd hoe ze de schade kan beperken en de economie kan doen herleven, iets wat velen doet geloven dat de crisis van vandaag een zoveelste nieuwe episode is in de reeks van op en neergaande bewegingen en dat de groei eens weer terug zal komen, zoals die het de laatste 60 jaar zo een beetje heeft gedaan.
In feite hebben de achtereenvolgende recessies het pad geëffend voor het drama van vandaag. Iedere keer is de bourgeoisie er in geslaagd om de economie weer aan de gang te krijgen door de sluis van krediet open te zetten. Ze is er echter nooit in geslaagd tot de wortel van het probleem door te dringen: de chronische overproductie. Alles wat ze gedaan heeft is de dag van de afrekening uit te stellen door haar toevlucht te nemen tot het krediet en nu verstikt het systeem onder het gewicht van al die schulden. Geen enkele sector of staat wordt gespaard. Deze vlucht vooruit in de schulden bereikt haar grenzen. Betekent dit dat de economie volledig tot staan gaat komen? Zeer zeker niet. De bourgeoisie heeft slechts de keuze tussen de cholera en de pest: drastische bezuinigingen of een monetaire impuls. De eerste leidt tot een omvangrijke recessie, de twee tot een oncontroleerbare inflatie.
Van nu af aan is de periode van de korte periodes van recessie en lange periodes van opleving, gefinancierd door het krediet, achter ons: werkloosheid zal de pan uitrijzen en armoede en barbarendom zal dramatisch om zich heen grijpen. Als er al perioden van herstel zijn dan zullen ze niet veel meer voorstellen dan een kortstondig buiten adem geraken, gevolgd door nieuwe economische rampen. Iedereen die het tegendeel beweert, is een beetje als de zelfmoordenaar die van de top van de Empire State Building afspringt en bij ieder verdiep in zijn val verklaart ‘dat het tot zover wel goed gaat’. Zal de mensheid ten onder gaan of zal ze in staat zijn een nieuwe wereld op te bouwen van solidariteit en wederzijds dienstbetoon, zonder klassen, staat, uitbuiting. Zoals F. Engels meer dan een eeuw geleden schreef “de burgerlijke maatschappij wordt geconfronteerd met een dilemma: overgang naar het socialisme of terugval in het barbarendom”.De sleutel naar de toekomst ligt in de handen van de arbeidersklasse, van haar strijd om de werkenden, de werklozen, de gepensioneerden en jonge mensen in precaire banen te verenigen.
Naar een artikel van Pawel / 29.09.2011(5)
(1) https://www.bbc.co.uk/news/av/business-15059135 [180]
(2) www.jacquesbgelinas.com/index_files/Page3236.htm [181]
(3) https://www.abcbourse.com/apprendre/1_vad.html [182]
(4) Het idee van ‘meer Europa’ of ‘meer wereldregering’ is nog een impasse. Of ze alleen handelen of met anderen, staten hebben geen werkelijke en duurzame oplossing. Hun samenwerking mag hen in staat stellen de toename van de crisis een beetje te verlangzamen, net zoals hun onderlinge verdeeldheid haar versnelt.
(5) het volledige artikel staat op fr.internationalism.org [183]
Maar tegelijkertijd moet men zich ook bewust zijn van de objectieve limieten van deze strijd. In tegenstelling tot wat de bourgeoisie en hun gezagsgetrouwe media ons vertellen, is deze beweging nooit een ‘revolutie’ geweest. Wie is er vandaag aan de macht? Het leger! En aan het hoofd van de staat nemen ze de meest reactionaire, repressieve beslissingen en gericht tegen de arbeiders. Zo hebben zij bijna onmiddellijk een nieuwe wet ingevoerd die de stakingen verbiedt. De arbeiders die in Egypte leven hebben dat trouwens ogenblikkelijk begrepen. Zij hebben zich niet in slaap laten sussen door de verandering van het masker van het regime, zij hebben hun strijd ter verdediging van hun levensomstandigheden voortgezet. Sinds eind september is er zelfs een nieuwe golf van ontevredenheid en contestatie.
Tienduizenden textielarbeiders zijn zowat overal in het land in staking gegaan, evenals een groot deel van de 100.000 dokters, de helft van de 200.000 gezondheidstechnici van de hospitalen, 4.000 dokwerkers van een van de havens aan het Suez-kanaal, plus de helft van de 1,7 miljoen leerkrachten van het land. Deze staking van de leerkrachten is veelbetekenend voor de onmetelijke woede die het land overspoelt, daar het gaat om hun eerste nationale staking sinds 1951 en daar ze zelfs zijn overgegaan tot het bezetten van een aantal regeringsgebouwen. In Cairo waren ook 45.000 autobuschauffeurs, mechaniekers en ticketcontroleurs in staking. Sommigen onder hen hebben zich aangesloten bij de betogingen van de leerkrachten in een belegering van het regeringsgebouw.
De spectaculaire strijdgolf, die het hele land begin 2011 had doen trillen was na het vertrek van Moebarak en de aankondiging van de nieuwe maatregelen door de nieuwe militaire heersers bijna helemaal uitgedoofd. Maar omdat ze zich natuurlijk nooit aan al deze beloften hebben gehouden, barste de woede opnieuw uit. Al-Masry Al-Youm beschreef het op 15 september als volgt: “De economische en politieke eisen, die niet werden ingewilligd, hebben de woede van de arbeiders van Egypte doen aanhouden” en “Volgens de analisten weerspiegelt het recent opduiken van wijdverspreide stakingen, een diepgaande desillusie over het proces van de overgang naar de democratie, waarbij de arbeiders steeds meer voelen dat de verbetering van hun economische en politieke levensomstandigheden ijdele beloften van de revolutie geweest zijn”. Als voorbeeld van ‘de verbetering van hun economische levensomstandigheden’, hebben de massa’s de inflatie zien exploderen, met als voorbeeld een stijging, vanaf januari, van de prijzen voor levensmiddelen met 80%!
Een van de belangrijkste valstrikken, die de arbeidersklasse in Egypte te wachten staat, is de illusie verdedigd te worden door de macht van nieuwe zelfstandige vakbonden. Sinds het vertrek van Moebarak zijn er ten minste 130 vakbonden opgericht. Dat was niet onverwachts, daar de officiële vakbonden een integraal onderdeel vormden van de staatsmachine. Maar oud of jong, de vakbonden keren zich altijd tegen de arbeidersstrijd. Deze nieuwe ‘onafhankelijke’ vakbonden hebben zich al als waardige opvolgers getoond van de oude, door voortijdig de stakingen te beëindigen en de ontwikkeling van de beweging te ondermijnen met een propaganda voor een ‘meer democratisch kapitalisme’. Recent zijn er grote betogingen geweest om ‘de revolutie te eisen’. De acteur Sean Penn, was onder meer op het Tahrirplein. Deze betogingen, die zich keren tegen de huidige regering, eisen... een kalender voor de verkiezingen! Het gevaar dat hierin schuilt voor de arbeidersklasse is dat ze in de greep raakt van dat soort strijd tussen de militaire en democratische fracties.
De laatste stakingsgolf toont een kracht, die zich zou kunnen ontwikkelen, op voorwaarde dat ze niet wordt afgeleid in een democratische impasse n
Car / 1.10.2011
De massale straatbetogingen in Israël schijnen, voorlopig althans, op hun retour. Het sociale vraagstuk, dat zich luid liet horen rondom de kwestie van de huisvesting, de inflatie en de werkloosheid, is eens te meer op een laag pitje gedraaid om de nationale kwestie naar voren te schuiven.
In het bezette deel van Jordanië, zijn er botsingen geweest tussen Israëlische soldaten en Palestijnen, die hun steun betuigden aan de kandidatuur van de ‘Autoriteit voor de bevrijding van Palestina’, om bij de VN als lidstaat te worden aanvaard.In Qalandia, een grote Israëlische controlepost tussen Transjordanië en Jeruzalem, hebben de Israëlische troepen met traangas geschoten om Palestijnse stenengooiers uiteen te drijven. De botsingen hebben meerdere uren geduurd en ongeveer 70 Palestijnen werden gewond door rubber of metalen kogels of hebben geleden onder het inademen van het traangas. Dit scenario heeft zich op talloze plaatsen afgespeeld. Volgens getuigen en een militair rapport, hebben de Israëlische soldaten een Palestijn gedood in de buurt van het dorp Ousra, in Transjordanië, tijdens een incident tussen dorpelingen en Israëlische kolonisten.
Een jaar eerder, in september, ontketende de gewelddadige aanval op de ambassade van Israël in Egypte, Israëlische luchtaanvallen op Gaza, die leidden tot doden bij de Egyptische grenswachters.De pogingen van de regering om de aandacht van de betogers af te leiden van hun economische en politieke eisen door het zwaaien met het ‘Palestijnse vraagstuk’ en de anti-Israëlische gevoelens, hebben weinig succes geoogst. Volgens een artikel van Nadim Shehadi, in de New York Times (van 25 september), “werd zelfs de recente aanval tegen de Israëlische ambassade in Cairo door velen gezien als een manier op een vervolg van de betogingen van het Tahrirplein af te leiden”. Er waren aanwijzingen, die lieten vermoeden dat er werd samengespannen tussen de regering en de politie in die aanval, die ook nog samenviel met een bezoek van de Turkse Eerste Minister Erdogan. Die is er op uit om een nieuwe anti-Israëlische as te creeeren in het Midden-Oosten tussen Turkije en Egypte. In ieder geval droeg de plundering van de ambassade er zeker toe bij om de aandacht af te leiden van een nieuwe golf van onvrede tegen het regime, die opineuw leidde tot een golf van arbeidersstakingen.
Onder diegenen die beweren tegen het huidige kapitalistische systeem te zijn, zijn er velen die menen dat, zolang de nationale kwestie niet geregeld is in Israël en Palestina, het nooit mogelijk zal zijn om in de regio te komen tot een ‘normale’ klassenstrijd, die de arbeiders en de onderdrukten zou samenbrengen, onafhankelijk van hun nationaliteit en religie, tegen de kapitalisten van alle landen.
Er bestaan verschillende benaderingen over de manier waarop het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk kan worden opgelost: een deel van links toont zich meer bereid tot het steunen van een militaire actie tegen Israël (via niet-gelovige en islamitische nationalistische Palestijnse groeperingen, en logischerwijze via de staten die hen voorzien van wapens en middelen, zoals Iran, Syrië, het Libië van Khadafi of het Irak van Saddam Hoessein). Het feit dat een dergelijke politiek wordt gecombineerd met de retoriek van de ‘Arabische revolutie’ en die van een toekomstige ‘Socialistische Federatie van het Midden-Oosten’, wijzigt geenszins het fundamenteel militaristische karakter ervan. Een dergelijke visie wordt naar voren geschoven door George Galloway, van de SWP [Trotskistische organisatie in GB, nvdv] en door anderen. Deze benadering wordt dikwijls verbonden aan het idee van ‘de oplossing van één staat’: een democratisch seculiere Palestina met rechten voor allen. Hoe een dergelijke idyllisch regime zou kunnen oprijzen uit de imperialistische bloedbaden is een vraag waarop enkel diegenen een antwoord zouden kunnen geven, die gevormd zijn in de trotskistische kronkelredereningen. Anderen, bij de links en bij een massa van liberalen, verkiezen de ‘oplossing van twee staten’, met de Israëlische en Palestijnse staat die ‘allebei zelfbeschikkingsrecht’ hebben en elkaars nationale rechten respecteren. In deze visie zijn er veel verschillende nuances: officieel hebben de Verenigde Staten de voorkeur voor een oplossing met twee staten, op basis van onderhandelingen, waar zij tesamen met de VN, de EU en Rusland op toezien. Maar Washington spreekt op dit ogenblik zijn veto uit tegen de kandidatuur van Palestina als lid van de VN, omdat ze niet gebaseerd is op wederzijds overeengekomen afspraken. Het feit dat de VS met hun voorstellen steeds minder in staat zijn om de onverzettelijkheid van de rechtse regering van Israël te verminderen, in het bijzonder wat betreft hun oproep tot het bevriezen van de verdere kolonisering in de bezette gebieden, speelt ook een grote rol in het huidige standpunt van de VS.Ondertussen gaat Mahmoed Abbas, de president van de Palestijnse Autoriteit, die onderstreept dat de onderhandelingen doodeenvoudig niet bestaan, verder met het voorstel dat Palestina als staat erkend zou worden, omdat dit hem een aantal tactische voordelen zal geven, zoals de mogelijkheid om Israël voor het internationale gerechtshof te dagen. Maar de oppositie tegen deze strategie komt vanuit een bepaald aantal voorstanders van het Palestijnse nationalisme, zowel het seculiere als islamistische, die juist onderstrepen dat een staat die gesticht wordt op grond van enkele verspreide stukken terrein en gedomineerd door de Israëlische militairen en de ‘anti-terroristische’ muur, niet meer dan een symbolische staat zal zijn. De islamieten, waarvan het merendeel zelfs het bestaan van Israël niet erkent, willen de gewapende strijd voortzetten voor een islamitische staat in het geheel van historisch Palestina (hoewel zij in de praktijk bereid zijn tot het onderzoeken van verschillende tussenstappen). Op dat vlak staan de militaristische islam en de militaristische trotskisten staan dezelfde methoden voor in de verwezenlijking van hun verschillende plannen voor een systeem van één enkele staat. (1)
In onze visie zijn dat allemaal valse oplossingen. Het Israëlisch-Palestijns conflict, dat al meer dan 80 jaar lang aansleept, is een concreet voorbeeld dat aantoont waarom het kapitalisme de verschillende ‘nationale vraagstukken’, die het voor een deel overgeërfd heeft van oude sociale systemen, maar die het grotendeels zelf in het leven geroepen heeft, niet kan oplossen. Door zich op te stellen tegen de leuze van het ‘recht van de naties op zelfbeschikking’ tijdens de Eerste Wereldoorlog, heeft Rosa Luxemburg gesteld dat, in een wereld die voortaan is opgedeeld door de imperialistische grootmachten, geen enkele natie haar belangen nog kan verdedigen zonder zich op één lijn te stellen met de grootste imperialistische staten, terwijl zij toch tegelijkertijd proberen om hun eigen imperialistische honger te stillen. Het nationalisme is niet, zoals Lenin en anderen het hebben verdedigd, een potentiële kracht die het imperialisme zou kunnen verzwakken, maar het maakt er een integraal deel van uit. Deze analyse werd absoluut bevestigd door de geschiedenis van het conflict in het Midden-Oosten. Het is alom gekend dat het zionisme, vanaf zijn ontstaan, niet de minste verovering kon doen zonder de steun van het Britse imperialisme en dat het zich pas later tegen Engeland gekeerd heeft, om zich in dienst te stellen van de veel machtigere Verenigde Staten. Maar de beweging van het Palestijnse nationalisme werd niet minder gedwongen om op zoek te gaan naar de steun van imperialistische grootmachten: het fascistische Duitsland en Italië voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog; de stalinistische Sovjet-Unie en zijn Arabische satellieten in de periode van de Koude Oorlog; Syrië, Irak, Iran en anderen sinds de ineenstorting van het systeem van de blokken. De allianties hebben zich in de loop der jaren gewisseld, maar het is een constante dat het Joodse en Arabische nationalisme hebben gehandeld als lokale agenten van de veel bredere imperialistische rivaliteiten op wereldschaal. Diegenen die de militaire nederlaag van Israël of meer pacifistische oplossingen voorstaan, voorgestaan door de VN, zitten nog altijd vast aan deze logica.
Tegelijkertijd berokkent een steun aan de nationale oplossingen, in een periode van de geschiedenis waarin de arbeidersklasse en haar uitbuiters geen gemeenschappelijke belangen hebben direct schade aan de strijd van de uitgebuite klasse. Dat geldt zelfs bij de noodzaak om zich te verweren tegen de vroegere reactionaire heersende klassen. In Israël wordt de strijd van de arbeiders ter verdediging van hun levensomstandigheden voortdurend geconfronteerd met het argument dat het land in oorlog is, dat zij offers moeten aanvaarden en dat stakingen niets anders doen dan het ondermijnen van de behoeften van de nationale verdediging. In Egypte en in de andere Arabische landen krijgen de arbeiders, die zich verzetten tegen hun uitbuiting, voortdurend te horen dat hun werkelijke vijand het zionisme is en het Amerikaanse imperialisme. De massale arbeidersstrijd van 1972 was daar een zeer duidelijke illustratie van: als gevolg van de repressie van de stakingen in Helwan door de regering van Sadat, “zijn de ultralinksen (maoïsten, Palestijnse militanten, enz ) er in geslaagd om het hele vraagstuk af te leiden naar nationalistische doeleinden. Zo werden de eisen van de bevrijding van de gevangen arbeiders vermengd met verklaringen van steun aan de Palestijnse guerrilla, met eisen voor het opzetten van een oorlogseconomie (met inbegrip van een bevriezing van de lonen) en voor de vorming van een ‘volksmilitie’ voor de verdediging van het ‘vaderland’ tegen de zionistische agressie. Zo was het voornaamste verwijt dat de regering niet vastbesloten genoeg was in haar oorlogsvoorbereidingen. Wat de arbeiders betreft, die werden er toe aangezet om geen strijd te voeren tegen hun uitbuiters, maar mankracht te leveren voor het ‘volkse’ Egyptische imperialisme tegen zijn Israëlische rivaal” (Klassenstrijd in het Midden-Oosten, World Revolution nr. 3, april 1975).
Enerzijds tonen de recente protestbewegingen aan dat, wanneer de sociale kwestie gesteld wordt in de openlijke strijd, de nationalistische argumenten in vraag gesteld kunnen worden. De weigering van de betogers op het Tahrirplain, in Egypte, om hun strijd tegen het regime van Moebarak ondergeschikt te maken aan de strijd tegen het zionisme, de voorspellende waarschuwingen door de Israëlische betogers dat de regering Nethanyahou een militair conflict zou gebruiken om hun beweging te doen ontsporen en vooral hun vastbeslotenheid om aan hun eisen vast te houden, zelfs toen er militaire botsingen plaatsvonden aan de grenzen, tonen aan dat de klassenstrijd niet iets is dat men kan uitstellen om te wachten tot er een ideale situatie ontstaat waarbij het nationale probleem kan aangekaart worden. Integendeel, alleen in het kader van de klassenstrijd zelf kunnen de nationale verdelingen op de dagorde geplaatst en aangepakt worden. In Israël waren het de leuzen, die geïnspireerd waren door de bewegingen in de Arabische wereld, en die luidkeels werden geroepen zoals ‘Moebarak, Assad, Nethanyahou’. Hun oproepen tot eenheid onder Arabieren en Joden zijn concrete en positieve voorbeelden geweest van deze mogelijkheid, zelfs al heeft de beweging geaarzeld om eventueel het vraagstuk van de bezetting direct aan te kaarten.
Het zou naïef zijn om te verwachten dat deze recente bewegingen vanaf hun ontstaan vrij zouden zijn van elk nationalistisch idee, want voor de meerderheid, die er aan heeft deelgenomen, betekent het internationalisme eerder een soort droom of een feest van liefde tussen de naties. Diegenen die strijd aangingen zijn zich er nog niet volledig van bewust geworden wat internationalistische strijd in wezen impliceert: de klasse-oorlog doorheen de nationale verdelingen, de strijd voor een wereld zonder natie-staten.
Het is nauwelijks noodzakelijk om de verschrikkelijke cyclus van de wraak te vermelden, het wantrouwen en de haat die het Israëlisch-Arabisch conflict in het leven heeft geroepen en dat met de dag sterker wordt. Maar tegelijkertijd levert het kapitalisme een overschot aan bewijzen, niet alleen van zijn economisch bankroet, maar ook van zijn onvermogen om de nationalistische belangen te verzoenen. In de gevangenis van de natie-staat, of men nu de voorkeur geeft aan de oplossing van één of twee staten, is er eenvoudigweg geen enkele mogelijkheid om de miljoenen Palestijnen te verlossen uit de ellende van de vluchtelingenkampen of de massa van de Israëliërs de kans te geven om te leven zonder de voortdurende angst voor de oorlog en voor de terroristische aanslagen. De visie van een menselijke gemeenschap zonder grenzen, die het enige antwoord is op de wereldcrisis van het kapitalisme, zal ook de enige realistische oplossing blijken te zijn voor het Israëlisch-Arabisch conflict. En deze visie kan enkel gestalte krijgen in het kader van massale sociale bewegingen, die zich ontwikkelen naar een authentieke revolutie van de uitgebuiten tegen de uitbuiters. Alle burgerlijke staten, zullen reëel of potentieel, de vijand zijn van een dergelijke revolutie: zij zullen de eerste muur zijn die, op de weg naar de vrijheid, afgebroken moeten worden n
(1) het is van belang om te onderstrepen dat bepaalde zionisten ook tot de conclusie gekomen zijn dat één staat verkieslijk is, maar dat het dan natuurlijk een Joodse staat moet zijn waaruit de Arabische minderheid uitgestoten zou moeten worden, of er zou blijven, maar dan wel als tweederangs burgers.
De omvang van de nog steeds voortdurende ramp in Fukushima toont eens te meer de roofzuchtige uitbuiting van de natuur door het kapitalisme. Om te overleven werd de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst. Het is daarvoor tot alles bereid. Wanneer het aan zijn eigen logica wordt overgelaten, zal dit systeem dus uiteindelijk onze planeet vernietigen.
In deze nieuwe reeks willen we dus eerst kort de geschiedenis schetsen van de relaties die de mens onderhoudt met de natuur, teneinde beter de gevaren van vandaag te begrijpen, maar ook om inzicht te krijgen in de nieuwe energiemogelijkheden die zich voor de mens kunnen openen in de toekomstige maatschappij, het kommunisme.
De ramp met de kernreactor van Fukushima in Japan in maart jongstleden heeft opnieuw het debat geopend over de rol van kernenergie in energiebehoeften van de wereld. Vele landen, inclusief China, hebben aangekondigd dat ze de bouw van kerncentrales gaan herzien of tijdelijk stil gaan leggen, terwijl Zwitserland en Duitsland verder gegaan zijn en van plan zijn hun nucleaire capaciteit te vervangen. In Duitsland zullen 8 van de 17 centrales dit jaar gesloten worden en in 2022 alle centrales stilgelegen, om ze te vervangen door hernieuwbare energiebronnen. Deze koersverandering heeft felle waarschuwingen uitgelokt van de kernindustrie en sommige grote energiegebruikers dat problemen met energiereserves et grote prijsstijgingen zullen ontstaan. De afgelopen jaren verschenen er rapporten die spraken over de wedergeboorte van de kernindustrie met de bouw van 60 nieuwe centrales en werd volgen de industriegroep World Nuclear Association (1) de 493e centrale gepland. In Groot-Brittannië was er een debat over de risico’s en voordelen van kernenergie vergeleken met die van de meest winstgevende vormen van groene energie. George Monbiot, bijvoorbeeld, heeft niet alleen bekend gemaakt dat hij zich ‘bekeert’ tot de kernenergie als enige realistische weg om de opwarming van de aarde tegen te gaan (2), maar is bovendien overgegaan tot een aanval op zijn voormalige collega’s van de anti-nucleaire beweging, omdat die de wetenschappelijke benadering van het werkelijk gevaar van kernenergie zouden negeren. (3)In werkelijkheid kan de nucleaire kwestie niet begrepen worden als een louter technische kwestie, of als een afweging die bepaald wordt door de verschillende kosten en baten van kernenergie, fossiele brandstoffen en hernieuwbare energie. Het is nodig even stil te staan om het geheel van het vraagstuk van het energiegebruik te bekijken in het historisch perspectief van de evolutie van de menselijke samenleving en de verschillende productiewijzen die bestaan hebben. Wat volgt is bedoeld als een noodzakelijkerwijze korte schets van een dergelijke aanpak.
De geschiedenis van de mensheid en van de verschillende productiewijzen is ook een geschiedenis van de energie. De eerste gemeenschappen van jagers-verzamelaars leefden hoofdzakelijk van de menselijke energie, en de energie van dieren en planten, zoals die door de natuur voortgebracht werden, met een vrij beperkte tussenkomst van de mens, ook al brachten sommige gebruiken met zich mee dat vuur ingezet werd voor ontbossing voor de landbouw en om bomen neer te halen. De ontwikkeling van de landbouw in het neolithicum markeert een fundamentele verandering in het energiegebruik door de mensheid en in haar relatie met de natuur. De menselijke arbeid werd toen op systematische basis georganiseerd om de aarde om te vormen, met bossen die geruimd en muren die gebouwd werden om huisdieren te kweken. Men begon dieren te gebruiken voor de landbouw en in sommige productieprocessen, zoals graanmolens. Vuur diende om zich te verwarmen en om te koken en voor industriële processen zoals pottenbakken en metaal te smelten. De handel kwam ook tot ontwikkeling, gebaseerd zowel op spierkracht en de kracht van dieren als op het gebruik van de wind om oceanen over te steken. De neolithische revolutie veranderde de menselijke samenleving. De toename van de voedselbronnen, die ze meebrengen, leidt tot een aanzienlijke groei van de bevolking en een grotere complexiteit van de maatschappij, met een toenemend deel van de bevolking dat geleidelijk aan overstapt van de directe productie van voedsel naar meer gespecialiseerde functies in verband met nieuwe productietechnieken. Sommige groepen werden ook vrijgesteld van productietaken om militaire en religieuze functies op zich te nemen. Zo verandert het primitieve kommunisme van de gemeenschappen van jagers-verzamelaars in een klassenmaatschappij, waarin de militaire en religieuze elites ondersteund worden door de arbeid van de anderen.
De verwezenlijkingen van de samenlevingen met landbouw, architectuur en religie vereisten een maximaal geconcentreerd en georganiseerd gebruik van de menselijke arbeid. In de eerste beschavingen waren die het resultaat van de massale uitoefening van het dwang op de menselijke arbeid, wat zijn typische uitdrukking vond in de slavernij. Het onder gebruik van geweld gebruik maken van de energie van een onderworpen klasse stelt een minderheid in staat zich van de arbeid te bevrijden en een leven te leiden, dat het gebruik vereiste van een energieniveau, dat veel hoger was dan wat een individu voor zichzelf ooit zou hebben kunnen realiseren. Om een voorbeeld te geven: één van de heerlijkheden van de Romeinse beschaving was de verwarming van de villa’s met warme lucht die onder vloeren en in muren circuleerde; wat in de latere eeuwen te zien was, was in vergelijking daarmee niets, toen zelfs koningen in gebouwen leefden die zo koud waren dat men vertelt dat wijn en water ’s winters op tafel bevroren (4). Die verwarmingssystemen werden meestal gebouwd en onderhouden door slaven en verbruikten grote hoeveelheden hout en steenkool. De warmte waarvan de heersende klasse genoot kwam voort uit het zich toe-eigenen van menselijke en natuurlijke energie.
De ontwikkeling van de productiekrachten en de klassenmaatschappijen die tegelijkerd gevolg en impuls van die laatste was, veranderde de relatie tussen mens en natuur zoals ze ook de relatie tussen de mensen veranderde. De samenlevingen van jagers-verzamelaars leefden ondergedompeld in de natuur en werden erdoor beheerst. De landbouwrevolutie zette ertoe aan de natuur te beheersen met teeltgewassen en gekweekte dieren, het ontginnen van bossen, het beïnvloeden van de bodem door het gebruik van meststoffen en het beheer van de watertoevoer. Menselijke arbeid en arbeid van de natuurlijke wereld werden middelen die geëxploiteerd konden worden, maar ook bedreigingen die beheerst moesten worden. Het gevolg was dat de Mensen – uitgebuiten en uitbuiters – zich losmaakten van de natuur en van elkaar. Halverwege de 19e eeuw wees Marx op de nauwe samenhang of interrelatie tussen mensheid en natuur die hij zag als het ‘leven der soorten’: “Fysiek leeft de mens enkel van die natuurlijke producten, of die nu verschijnen onder de vorm van voedsel, verwarming, kleding, huisvesting, enz. De universaliteit van de mens verschijnt in de praktijk precies in de universaliteit die van de gehele natuur zijn niet-organisch lichaam maakt, evenzeer in de mate waarin ze, in de eerste plaats, een middel tot onmiddellijk overleven is, als in de mate waarin ze [in de tweede plaats] materie, object en instrument is van zijn levensactiviteit. De natuur, dat wil zeggen de natuur die niet zelf het menselijk lichaam is, is het niet-organisch lichaam van de mens. De mens leeft van de natuur betekent: de natuur is zijn lichaam waarmee hij een voortdurend proces moet onderhouden om niet te sterven. Zeggen dat het fysieke en intellectuele leven van de mens onlosmakelijk verbonden is aan de natuur betekent niets anders dan dat de natuur onlosmakelijk verbonden is met zichzelf, want de mens is deel van de natuur.” (5) Het kapitalisme, de loonarbeid en de privé-eigandom scheuren dat alles uiteen, door de productie van het werk van arbeiders af te leiden naar “een macht die losstaat van hemzelf” en de natuur te veranderen tot iets “dat zich tegenover hem stelt, vijandig en vreemd”. (6)
Vervreemding, die Marx beschouwde als een kenmerk van het kapitalisme waarmee de arbeidersklasse op een zeer schrille wijze te maken heeft, ontstond in feite met het verschijnen van de klassenmaatschappijen, maar nam sterk toe met de overgang naar het kapitalisme. Terwijl de gehele mensheid aangetast wordt door vervreemding, is haar impact en rol niet dezelfde naargelang het gaat om de uitbuitende of de uitgebuite klasse. De eerste, als klasse die heerst over de maatschappij, stuwt het proces van vervreemding verder, net zoals ze het proces van uitbuiting stimuleert en ze zelden gewaarwordt wat dit veroorzaakt, ook al kan ze zich aan de gevolgen ervan niet onttrekken. De tweede voelt de impact van de vervreemding in haar dagelijks leven aan als een gebrek aan controle over wat ze doet en is, maar neemt tegelijk de ideologische vorm die de vervreemding aanneemt in zich op en reproduceert die in haar menselijke relaties en in haar relatie met de natuurlijke wereld.
Sinds Marx het beschreven heeft is het proces voortgegaan. In de vorige eeuw heeft de vervreemde mensheid zich onderling verscheurd in twee wereldoorlogen en heeft ze systematische inspanningen gedaan om delen van zichzelf te vernietigen in de holocaust van de WOII en in de ‘etnische zuiveringen’ van de laatste twintig jaar. Ze heeft ook op brutale wijze de natuur geëxploiteerd en vernietigd tot op het punt waarop de natuurlijke wereld en elk leven dreigen uit te doven. Het is echter niet de mensheid, beschouwd als abstractie, die dit aangericht heeft, maar wel een bijzondere vorm van de klassenmaatschappij, die erin geslaagd is de planeet te overheersen en in gevaar te brengen: het kapitalisme. Het zijn evenmin al degenen die in deze maatschappij leven die hiervoor de verantwoordelijkheid dragen: tussen uitbuiters en uitgebuiten, tussen bourgeoisie en proletariaat is er geen gelijkheid in macht. Het zijn het kapitalisme en de burgerlijke klasse die deze wereld geschapen hebben en er de verantwoordelijkheid voor dragen. Dat kan degenen storen, die ons allemaal in hetzelfde schuitje van het ‘algemeen belang’ willen zetten, maar de geschiedenis heeft aangetoond dat onze conclusie de juiste is n
North / 19.6.2011
(1) Financial Times du 6 juin 2011, Nuclear power: atomised approach. (2) Guardian du 22 juin 2011, Why Fukushima made me stop worrying and love nuclear power.
(3) Guardian du 5 avril 2011, The unpalatable truth is that the anti-nuclear lobby has misled us all.
(4) Fernand Braudel, Civilisation and Capitalism 15th–18th Century, Volume one: The Structures of Everyday Life, p.299. William Collins Sons and Co. Ltd, London. (5) Marx, Parijse Manuscripten van 1844, De vervreemde arbeid (www.marxists.org [185])(6) Ibid.
Onze lezers hebben ongetwijfeld de beweging “OWS” (Occupy Wall Street) gevolgd. Sinds midden september bezetten betogers het Zuccotti Park in Manhattan, op enkele blokken verwijderd van Wall Street. De manifestaties hebben zich ondertussen uitgebreid naar honderden steden over heel de Verenigde Staten. Tienduizenden mensen hebben deelgenomen aan de bezettingen, aan de betogingen, aan de algemene vergaderingen (AV’s) die aangetoond hebben dat men in staat was tot zelf-organisatie en directe deelname aan politieke activiteiten, die tientallen jaren lang ongezien waren in de Verenigde Staten. De uitgebuiten en de woedende bevolking hebben hun stem, hun verontwaardiging tegen de kwalen van het kapitalisme laten horen. De internationale weerslag van de OWS op de wereld moet niet onderschat worden: de betogingen hebben plaatsgevonden in de belangrijkste centra van het wereldkapitalisme. Ze zwaaiden met spandoeken en uitdrukkingen van onvrede, die een weerklank waren van de leuzen die opgedoken waren in Europa en Noord-Afrika. (...)
De IKS heeft aan deze gebeurtenissen in New York kunnen deelnemen, waarvoor meerdere militanten en nauwe sympathisanten een aantal reizen hebben gemaakt naar het Zuccotti Park om te gaan praten met de bezetters en deel te nemen aan de AV’s. Sympathisanten van de IKS hebben ons ook verslagen toegestuurd van hun ervaringen in deze bewegingen in hun eigen steden. Er was ook een geanimeerde discussie begonnen op het discussie-forum van onze site. Dit artikel is een bijdrage aan het debat en wij nodigen onze lezers uit om de discussie te vervoegen.
Eerst en vooral moet erkend worden dat de huidige bezettingsbeweging uit dezelfde bron ontspruit als alle massale sociale revoltes die wij meegemaakt hebben in 2011. Van de bewegingen in Tunesië en in Egypte tot het opduiken van de Indignados in Spanje, de bezettingen in Israël en de mobilisaties tegen de soberheid en het anti-syndicalisme in Wisconsin en andere staten, de frustratie en de wanhoop van de arbeidersklasse, in het bijzonder van de jongere generaties die heel hard getroffen worden door de werkloosheid. Zo zien wij een direct verband tussen de OWS en de groeiende wil van de arbeidersklasse om te vechten tegen de aanvallen van het kapitalisme op wereldschaal. Het is duidelijk dat de OWS geen burgerlijke campagne is om de strijd van de arbeidersklasse te doen ontsporen en te recupereren. (...) De beweging moet begroet worden als een teken dat het proletariaat in Noord-Amerika niet volkomen overwonnen is en dat het niet bereid is om eindeloos lang de aanvallen van het kapitalisme te ondergaan. Toch moeten wij ook erkennen dat er verschillende tendensen bestaan in de beweging en dat er in haar schoot zich een strijd afspeelt. De heersende tendensen wijzen op een zeer reformistische houding en de meest proletarische tendensen hebben de grootste moeite om het klasse-terrein van de strijd op de kaart te zetten.
In het begin van de bezetting, en als antwoord op de aandrang van de media opdat de beweging haar doelstellingen en eisen kenbaar zou maken, werd er een perscomité gevormd met de bedoeling om een ‘Occupy Wall Street-krant’ te publiceren. Een van onze kameraden was aanwezig op de AV toen het eerste nummer van die krant bekritiseerd werd, die door het perscomité was opgesteld en aan de media was uitgedeeld. Op de AV overheerste het gevoel van verontwaardiging omdat de krant gemaakt en verspreid was aan de media terwijl zijn inhoud geen afspiegeling vormde van de consensus van de beweging, maar eerder een persoonlijk gezichtspunt verwoordde. Er werd beslist om de persoon die verantwoordelijk was voor de productie en verspreiding van de krant uit het perscomité terug te trekken. Deze actie toont aan dat de AV in staat was haar beslissingsrecht te laten gelden over de comités en werkgroepen. Dat vormde, in embryonale vorm, een uitdrukking van het recht op onmiddellijke afzetbaarheid van een lid van het perscomité dat in de fout ging en snel werd teruggefloten omdat hij de grenzen van zijn mandaat had overschreden.
Een week later (...) werd onze kameraad, in een AV van de bezetters van het Zuccotto-park, echter geconfronteerd met een heel andere sfeer. Er was praktisch geen constructieve discussie meer. (...) Bovendien had deze AV het vraagstuk van de toekomst van de beweging niet eens aangekaart. Ze heeft zelfs de kwestie van de uitstippeling van een strategie en tactiek om de beweging uit te breiden buiten haar huidige grenzen niet aangekaart en hoe zich voor te bereiden op haar bijna voldongen verwijdering uit het Zuccotti-park.
Tijdens deze AV heeft een van onze kameraden geprobeerd om vooruit te kijken, buiten de grenzen van het park, naar de arbeidersklasse van de stad, bij wie zij verzekerd waren van een hartelijke ontvangst. Onze kameraad kreeg te horen dat zo’n tussenkomst niet aan de orde was. (...)
Hoe kan men dan de tendens verklaren van de werkgroepen, comités en animatoren om naarmate de tijd verstrijkt geleidelijk de controle over de beweging te verwerven?
Van bij het begin werd de OWS-beweging gekenmerkt door een zekere a-politieke geest die gediend heeft om de discussie te smoren, van tegenstrijdige ideeën te polariseren en de ontwikkeling van klasse-eisen te beletten. Dit werd mogelijk gemaakt door ultralinks, politieke beroemdheden en politici van allerlei pluimage die konden tussenkomen en spreken in naam van de beweging. Zij hebben het de media mogelijk gemaakt om de beweging voor te stellen als een eerste fase van een linkervleugel van de Tea Party.
De weigering van bijna alle manifestanten van de OWS om het vraagstuk op te werpen van de doelstellingen en de eisen, die naar onze opvatting neerkomt op een algemene terughoudendheid om de kwestie van de macht te stellen, is voor de revolutionairen een raadsel. Hoe kunnen wij dit verschijnsel begrijpen, dat bij de andere bewegingen in de wereld ook speelde? Wij denken dat dit in grote mate voortvloeit uit de volgende factoren.
Ook al blijkt te zijn de belangrijkste sociale kracht achter deze bewegingen de jonge generatie te zijn van werkers, waarvan velen geboren werden na 1989, toch blijft er nog steeds een echte vrees binnen de arbeidersklasse bestaan om zich het vraagstuk van het kommunisme weer eigen te maken. Terwijl Marx, vanwege van zijn kritiek op het kapitalisme, dikwijls betrokken werd in het proces van rehabilitatie, heerst er nog steeds een grote vrees om geassocieerd te worden met een systeem waarvan velen menen dat het ‘al uitgeprobeerd en mislukt is’ en dat het indruist tegen het doel ‘een ware democratie’ in te voeren.(...)
Over het algemeen worden deze bewegingen gedragen door de jonge generatie van werkenden. Ook al zijn de oudere werknemers, die getroffen zijn door het massale tewerkstellingverlies in de Verenigde Staten, eveneens aanwezig in de bewegingen, toch wordt de drijvende kracht van deze manifestaties gevormd door proletariërs van tussen de twintig en dertig jaar. Het merendeel heeft vorming genoten, maar velen hebben nog nooit in hun leven een stabiele loopbaan gekend. Zij zijn diegenen die het hardt getroffen worden door de massale langdurige werkloosheid, die voortaan de Amerikaanse economie teistert. Er zijn er maar weinigen onder hen die ervaring hebben met geassocieerde arbeid, behalve dan op precaire basis. Hun identiteit is niet geworteld in hun werkplaats of in de aard van hun werk. Hoewel deze sociologische kwaliteiten hen gevoelig maken om meer open te staan voor een brede abstracte solidariteit, betekenen deze ook dat het merendeel onder hen geen ervaring heeft met strijd ter verdediging van levens- en werkomstandigheden door de opstelling van eisen en eigen doelstellingen. Daar zij voor een groot deel uitgesloten werden van het productieproces, weten ze te weinig af van de concrete werkelijkheid om iets anders te verdedigingen dan hun waardigheid als menselijke wezens! De noodzaak om speciale eisen en doelstellingen te ontwikkelen is dus niet zo evident. (...)
Een ander aspect dat niet kan genegeerd worden is het gewicht van het post-modernistische taalgebruik, in het bijzonder van diegenen die een cursus hebben doorlopen in het Amerikaanse universitaire systeem, dat een ‘traditioneel’ wantrouwen tegen een klasse-politiek en de verwerping ervan inboezemt.
Men kan ‘van een kind niet vragen om zich te gedragen als een volwassene’. Het loutere bestaan van algemene vergaderingen is op zichzelf al een overwinning, en deze AV’s zijn uitstekende scholen waar de jongeren hun ervaring kunnen opdoen en kunnen leren om de linkse krachten van de bourgeoisie te bevechten. Dat alles is van levensbelang voor de strijd in de toekomst
De OWS blijft koppig vasthouden aan de politieke en historische context van de Verenigde Staten. De oorzaken van de internationale crisis en de sociale bewegingen van andere landen worden zelden vermeld. Het overheersende geloof van de beweging is nog altijd dat de onmetelijke problemen, waarmee de wereld in de ene of andere vorm geconfronteerd wordt, allemaal het gevolg zijn van het onethische gedrag van de bankiers van Wall Street, geholpen en aangemoedigd door de Amerikaanse politieke partijen. (...)
Tenslotte de belangrijkste kwestie: ‘het niet-gereglementeerde financierskapitaal’ heeft gediend om de illusies in stand te houden over de, in laatste instantie, onbaatzuchtige aard van de Amerikaanse burgerlijke staat. Het is overduidelijk dat de a-politieke ethiek van de OWS ertoe gediend heeft om te verhinderen dat het niveau van de beweging zelf werd overstegen. Uiteindelijk heeft ze er alleen maar toe gediend om de politieke overheersing te reproduceren, waarvoor zij terecht het meest vreesde. Dat zou een les moeten zijn voor bewegingen in de toekomst. Terwijl de beweging sceptisch mag zijn ten opzichte van al diegenen die proberen om in haar naam te spreken, kan de arbeidersklasse zichzelf niet laten beroven van de open discussie en confrontatie van ideeën. Het proces van polarisatie, het werken aan doelstellingen en concrete eisen kan, hoe moeilijk het ook zij, niet vermeden worden als de beweging wil vooruit gaan. (...)
Er bestaat een groot risico dat de voornaamste fracties van de bourgeoisie er in slagen om deze beweging te oriënteren in een richting die hun eigen belangen dient, tegen de wedergeboorte van rechts in de strijd tussen de klieken. Toch betekent het uiteindelijke onvermogen van de bourgeoisie om haar dodelijke crisis op te lossen, het einde van de illusies over de ‘Amerikaanse Droom’, welke vervangen zal worden door de nachtmerrie van een bestaan onder het kapitalisme.
Ondanks al hun zwakheden moeten wij de grondige lessen erkennen, die de OWS-protesten behelst, voor het vervolg van de klassenstrijd. Het ontstaan van AV’s, die waarschijnlijk sinds tientallen jaren voor het eerst het licht zagen op Amerikaans grondgebied, betekent een belangrijke stap vooruit voor de arbeidersklasse. Zij is namelijk op zoek naar de uitbreiding van haar strijd voorbij de grenzen die zijn afgebakend door de linkerfractie van de bourgeoisie en door de vakbonden. Wij moeten ook nogmaals bevestigen dat een beweging die op zichzelf terugplooit in plaats van de uitbreiding te zoeken in de richting van het geheel van de klasse, tot mislukken gedoemd is. Dit kan zowel het gevolg zijn van repressie, van demoralisatie of van inkapseling achter de campagnes van de linkse bourgeoisie. (...)
In de Verenigde Staten hebben de niet-aflatende campagnes van rechts om de vakbonden te verpletteren trouwens daadwerkelijk tot resultaat gehad dat het keurslijf van de vakbonden in de ogen van de arbeiders in zekere zin opnieuw geloofwaardig werd. Ze heeft het deel van de arbeidersklasse, dat wel ervaring heeft met de concrete strijd voor de verdediging van de levensvoorwaarden, nog meer van de wijs gebracht. De arbeidersklasse heeft tot op zekere hoogte deelgenomen aan de OWS-beweging, maar dan wel voornamelijk achter de vlaggen van de vakbonden, die zich systematisch ingespannen hebben om hun leden af te zonderen van de bezetters. Het is duidelijk dat de arbeiders, onder de invloed van de vakbonden, slechts gekomen waren om de bezetters te ondersteunen, maar niet om ze te vervoegen! Alleen in de strijdbeweging van de arbeidersklasse ter verdediging van haar levens- en arbeidsomstandigheden, kunnen organen kunnen opduiken die werkelijk een overgang op gang kunnen brengen naar een maatschappij van geassocieerde producenten – de arbeidersraden. (...)
Wij zijn van mening dat de OWS zich in deze eerste etappe heeft laten vangen op het burgerlijk ideologisch terrein, maar desondanks heeft ze de onmetelijke verdienste gehad een glimp te laten zien van de wijze waarop de arbeidersklasse de controle kan krijgen over haar eigen strijd .
Naar Internationalism / 19.10.2011
PS. Voor het volledige artikel, plus de voetnoten, alsook de discussie op het Forum zie www.internationalism.org [132] in het Engels.
De wereldeconomie lijkt aan de rand van de afgrond te staan. De dreiging van een grote depressie, veel erger dan die van 1929, dringt steeds meer op, haast benauwend. Banken, ondernemingen, gemeentes, gewesten, en zelfs staten worden vandaag naar het faillissement, naar het bankroet gedreven. De media hebben het trouwens over niets anders dan wat ze ‘de schuldencrisis’ noemen.
De eerste grafiek toont de evolutie van de wereldwijde schuld van 1960 tot vandaag aan toe. De schuld is er uitgedrukt in percentage van het wereld BBP (bruto binnenlands product). Volgens deze grafiek was de schuld in 1960 gelijk aan het BBP (100%). In 2008 was ze 2,5 keer zo groot (250%). Anders gezegd, vandaag zou het terugbetalen van de schulden, die sinds 1960 op wereldvlak aangegaan werden, het geheel van de rijkdom opslorpen die in anderhalf jaar door de wereldeconomie geproduceerd wordt!
Deze evolutie is spectaculair in de landen die ‘ontwikkeld’ genoemd worden, zoals de volgende grafiek aantoont, die de overheidsschuld weergeeft van de Verenigde Staten. De laatste jaren is de opeenstapeling van overheidsschulden daar zo groot geworden dat de curve van hun evolutie, zoals te zien is in de grafiek, een verticale vorm aanneemt! Dat is wat de economen de ‘muur van de schuld’ noemen. En tegen die muur botst het kapitalisme vandaag met volle kracht. (1)
Het was niet moeilijk te voorspellen dat de wereldeconomie tenslotte tegen die muur zou opbotsen, dat sprak voor zich. Maar waarom hebben dan alle regeringen van de planeet, of ze nu links of rechts, uiterst-links of uiterst-rechts zijn, zogezegd ‘liberaal’ of ‘staatsgezind’, steeds het krediet aangemoedigd, de tekorten laten oplopen, actief gehandeld ten gunste van een toename van de schulden van de staat, van de ondernemingen en de huishoudens, en dat ruim een halve eeuw lang? Het antwoord is eenvoudig: ze hadden geen keuze. Hadden ze niet zo gehandeld, dan zou de afschrikwekkende recessie, waar we nu aan beginnen, al in de jaren 1960 uitgebroken zijn. In feite leeft – of liever overleeft – het kapitalisme al decennia lang op krediet. Om de oorsprong van dit verschijnsel te begrijpen, moeten we, zoals Marx het noemde, ‘het grote geheim van de moderne maatschappij: de voortbrenging van meerwaarde’ begrijpen. Hier is dus een kleine omweg langs de theorie noodzakelijk.
Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhou-dingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waarde werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).
- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.
- De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproduc-tiecrisis’!
Deze ‘innerlijke tegenstelling’ (die natuurlijke tendens tot overproductie en de verplichting onophoudelijk afzetmarkten buiten zichzelf te vinden) is een van de wortels van de ongelooflijke dynamiek van dit systeem in de eerste periode van zijn bestaan. Vanaf zijn ontstaan, in de loop van de 16e eeuw, heeft het kapitalisme handel moeten drijven met de economische sferen die het omringden: de oude heersende klassen, de boeren en de handwerkslui in de gehele wereld. In de 18e en 19e eeuw hielden de voornaamste kapitalistische mogendheden een echte wedren om de wereld te veroveren; ze deelden de planeet geleidelijk aan op in koloniën en vormden echte wereldrijken. Van tijd tot tijd aasden ze op hetzelfde territorium. De minst machtige moest dan buigen en op zoek gaan naar een ander stuk van de planeet, waar hij de bevolking kon dwingen zijn waren te kopen. Zo werden de oudere economieën omgevormd en beetje bij beetje geïntegreerd in het kapitalisme. Niet alleen waren de economieën van de koloniën steeds minder in staat een afzetgebied te vormen voor de waren uit Europa en de Verenigde Staten, ze dragen op hun beurt zelf hun steentje bij tot de overproductie.Deze dynamiek van het Kapitaal in de 18e en 19e eeuw, die afwisseling van overproductiecrises met lange periodes van voorspoed en uitbreiding, en ook die onverbiddelijke opmars van het kapitalisme in de richting van zijn periode van neergang, werd meesterlijk beschreven door Marx en Engels:
- “In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die in alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij vindt zich plotseling teruggezet in een toestand van ogenblikkelijke barbaarsheid; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar van alle levensmiddelen te hebben afgesneden: de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit.” (2)- Omdat het kapitalisme in deze periode echter in volle groei was, kon het nieuwe territoria veroveren, en maakte elke crisis vervolgens plaats voor een nieuwe periode van voorspoed. “De behoefte aan een steeds uitgebreider afzet van haar producten jaagt de bourgeoisie over de hele aardbol. Overal moet zij zich innestelen, overal haar huis bouwen, overal verbintenissen aanknopen. (…) De goedkope prijzen van haar waren zijn de zware artillerie, waarmee zij alle Chinese muren tegen de grond schiet, waarmee zij de hardnekkigste vreemdelingenhaat van de barbaren tot overgave dwingt. Zij dwingt alle naties zich de productiewijze van de bourgeoisie eigen te maken, wanneer zij niet te gronde willen gaan; zij dwingt hen de zogenaamde beschaving bij zich in te voeren, d.w.z. bourgeois te worden. In één woord, zij schept zich een wereld naar haar eigen beeld.” (3)
- Maar reeds op dat moment zagen Marx en Engels in deze periodieke crises iets méér dan zomaar een eeuwige voortgaande cyclus, die telkens uitmondt in meer voorspoed. Ze zagen er de uitdrukking in van de diepe tegenstellingen, die het kapitalisme ondermijnen. Door “de verovering van nieuwe markten” bereidt de bourgeoisie “ alzijdiger en geweldiger crisissen voor (...) en vermindert zij de middelen om de crisissen te voorkomen.” (4) Of anders gezegd: “naarmate de hoeveelheid producten, dus de behoefte aan uitgestrekte afzetgebieden groeit, krimpt de wereldmarkt steeds meer in, blijven er steeds minder nieuwe markten ter uitbuiting over, omdat elke vorige crisis een tot nu toe nog niet veroverde of door de handel slechts oppervlakkig uitgebuite markt aan de wereldhandel heeft onderworpenen en zo de afzetmarkten beperkt.” (5)Maar onze planeet is slechts een kleine ronde bol
In het begin van de 20e eeuw waren alle territoria veroverd, de grote historische naties van het kapitalisme hadden de wereld onder elkaar verdeeld. Van toen af aan was de inzet niet langer om nieuwe gebieden te ontdekken, maar om de gebieden, die beheerst werden door concurrerende naties, af te pikken met behulp van de gewapende macht. Het ging niet meer om een wedren in Afrika, Azië of Amerika, maar om het voeren van een genadeloze oorlog om hun invloedssferen te verdedigen en om die van hun imperialistische concurrenten met kanonnenvuur te bemachtigen. Het gaat hierbij werkelijk om het overleven van de kapitalistische naties. Het is dan ook geen toeval dat Duitsland, dat zeer weinig kolonies bezat en van de goede wil van het Britse Rijk afhankelijk was om op diens territoria te handel te drijven (een afhankelijkheid die onhoudbaar is voor een nationale bourgeoisie), in 1914 de Eerste Wereldoorlog ontketende. Duitsland toonde zich het meest agressief vanwege de noodzaak, die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog expliciet door Hitler onder woorden werd gebracht: ‘exporteren of sterven’. Op dat moment werd het kapitalisme, na vier eeuwen expansie, een systeem in verval. De verschrikkingen van twee wereldoorlogen en de Grote Depressie van de jaren 1930 zijn er de dramatische en de onweerlegbare bewijzen van. Nochtans, nadat het in de jaren 1950 de laatste extra-kapitalistische markten, die nog overgebleven waren, uitgeput had, is het kapitalisme toch niet in een dodelijke overproductie-crisis ten onder gegaan. Na honderd jaar trage doodstrijd staat het systeem nog steeds overeind, wankelend, ziekelijk, maar overeind. Hoe slaagt het erin te overleven? Waarom is zijn organisme nog niet compleet verlamd door het vergif van de overproductie? Dat komt omdat het zijn toevlucht zocht tot de schulden. De wereldeconomie is erin geslaagd een daverende ineenstorting te vermijden door steeds massaler zijn toevlucht te zoeken in schulden. Zo heeft het een kunstmatige markt gecreëerd. De laatste 40 jaar kunnen we samenvatten als een reeks van recessies afgewisseld met heroplevingen, die gefinancierd werden door krediet. En dan gaat het niet enkel om het ondersteunen van het ‘verbruik van de huishoudens’ door de staat. Nee, de staten hebben zichzelf even zwaar in de schulden gestoken om het concurrentievermogen van hun economie ten opzichte van andere naties kunstmatig in stand te houden (door rechtstreekse investeringen in infrastructuur te financieren, door geld aan de banken te lenen tegen de laagst mogelijke rentevoet, zodat zij op hun beurt aan de ondernemingen en de huishoudens zouden kunnen lenen,...). De sluizen van het krediet stonden wijd open, het geld stroomde vrijuit, en langzaam maar zeker bevonden alle sectoren van de economie zich in de klassieke toestand: ze zaten tot over de oren in de schulden. Vanaf dat moment moesten er elke dag meer leningen aangegaan worden om... de schulden van gisteren af te betalen. Die dynamiek moest onvermijdelijk vastlopen. Het wereldkapitalisme zit vandaag volop in de impasse, neus aan neus met de ‘muur van de schuld’.
De ‘schuldencrisis’ is voor het kapitalisme wat een overdosis morfine is voor een stervende
Om een beeld te gebruiken: schuld is voor het kapitalisme wat morfine is voor een terminale zieke. Door zijn toevlucht te zoeken tot deze medicijn, overwint de lijdende zijn crises een bepaalde tijd, hij kalmeert en rust. Maar geleidelijk aan neemt de afhankelijkheid van die dagelijkse dosis toe. De medicijn, die eerst een redding betekende, wordt op haar beurt een schadelijke factor ... en vormt uiteindelijk de overdosis! De wereldschuld is een symptoom van de historische neergang van het kapitalisme. De wereldeconomie overleeft, sinds de jaren 1960, onder de toediening van krediet, maar vandaag zitten de schulden overal in het organisme, ze verzadigen elk orgaan, tot in de kleinste cel van het systeem. Voor steeds meer banken, ondernemingen, gemeenten, staten is het en zal het onmogelijk worden om te betalen, om de wissels terug te betalen die hen verleend werden.
De zomer van 2007 heeft een nieuw hoofdstuk ingeluid in de geschiedenis van het verval van het kapitalisme, dat begon in 1914 met de Eerste Wereldoorlog. Het vermogen van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de crisis te vertragen, middels een steeds massalere toevlucht tot krediet, neemt een eind. Voortaan zullen de schokken zich steeds sneller opvolgen zonder dat er kans is op een rustpauze of echte opleving. De bourgeoisie zal niet meer in staat zijn een werkelijke en duurzame oplossing te vinden voor deze crisis, niet omdat ze plots incompetent zou zijn geworden, maar omdat het een probleem is waarvoor geen oplossing bestaat. De crisis van het kapitalisme kan niet opgelost worden door het kapitalisme. Want, zoals we hebben proberen aantonen, is het kapitalisme het probleem zelf, het kapitalistisch systeem als geheel. En dat systeem is vandaag bankroet n
Pawel / 26.11.2011
1. Het gaat om de totale schuld in de wereld, dat wil zeggen: de schuld van de huishoudens, van de bedrijven en van de staten van alle landen.
2. Het Kommunistisch Manifest.
3. Idem.
4. Idem. 5. Loonarbeid en kapitaal
De groeiende ellende, de brutale zweepslagen van de economische crisis, de behoefte aan vrijheid tegenover een regime van terreur, de verontwaardiging over de corruptie, beroeren nog steeds bijna overal de revolterende bevolkingen, vooral in Egypte (1).
Na de grote mobiliseringen van de maanden januari en februari van vorig jaar, zijn de permanente en dagelijkse bezettingen op het Tahrirplein in Caïro zich, sinds 18 november, om gaan vormen tot nieuwe massale demonstraties. Deze keer zijn het grotendeels het leger en haar leiders die tot hun doelwit geworden zijn. Deze gebeurtenissen tonen aan dat als de woede voortduurt er, in tegenstelling tot wat de bourgeoisie en haar media beweren, begin 2011geen “revolutie” is geweest, maar een massale protestbeweging. Geconfronteerd met deze beweging is de bourgeoisie er in geslaagd om een loutere vervanging van de heersers van het land op te dringen: het leger handelt net zoals Moebarak en voor de meerderheid van de bevolking er is niets veranderd aan de uitbuitingsomstandigheden en de repressie.
Alle grote steden in Egypte zijn opnieuw ‘besmet’ door de woede als gevolg van de verloedering van de levensomstandigheden en de alomtegenwoordigheid van het leger in het handhaven van de orde. De sfeer van confrontatie is evenzeer aanwezig in Alexandrië en in Port-Saïd in het noorden, als in Caïro. Belangrijke botsingen hebben plaatsgevonden in het centrum, in Suez en Qena, maar ook in het zuiden in Assout, in Assouan, en zelfs naar het westen toe in Marsa Martroub. De repressie was brutaal: officieel werden er 42 doden en ongeveer 2000 gewonden geteld! Het leger aarzelt niet om geweld te plegen tegen de menigten met haar anti-reltroepen. Het schieten verveelvoudigt zich net als de lancering van bijzonder schadelijk traangas. Sommige slachtoffers sterven na inademing aan verstikking. Een deel van het vuile werk wordt “uitbesteed”: aangeworven gespecialiseerde schutters gebruiken vanuit hinderlagen straffeloos echte kogels. Jonge manifestanten worden op straat neergemaaid door de moordende schoten van dit soort huurlingen. Om de grenzen te verleggen van de beperkingen, die aan het schieten met rubberkogels worden opgelegd, aarzelt de politie niet om systematisch op de gezichten te schieten. Een aangrijpende video doet de ronde en lokt de woede uit van de manifestanten, die duidelijk de bedoelingen kunnen horen van een smeris, ‘geobsedeerd door de ogen’, die zijn collega feliciteert: “In het oog! Het oog is geraakt! Bravo, mijn vriend!” (L’Express). Er zijn talloze betogers die rondlopen met één oog! Daar moet men nog de in het wilde weg plaatsvindende aanhoudingen en de martelingen aan toevoegen. Dikwijls worden de militairen vergezeld van militieleden, “de baltaguis”, die heimelijke ingezet worden om chaos te scheppen. Gewapend met ijzeren staven of met knuppels, nemen zij de taak op zich om manifestanten klem te zetten door ze te isoleren. Het zijn zij die vorige winter bijvoorbeeld de tenten van de opposanten omver hadden getrokken en in brand hadden gestoken en assistentie hadden verleend bij talrijke aanhoudingen (Le Monde).
In tegenstelling tot wat de media ons laten geloven, worden de vrouwen, die vandaag talrijker zijn in de menigte van ontevredenen, dikwijls door de “ordestrijdkrachten” seksueel aangerand en worden ze bijvoorbeeld veelvuldig verplicht om zich te onderwerpen aan een verschrikkelijke vernedering, zoals “controle op maagdelijkheid”. Meestal worden zij ontzien en des te meer gerespecteerd door de manifestanten, alhoewel er agressie gepleegd is op enkele journalisten (zoals die op Caroline Sinz, een journaliste van France 3, waar enkele jonge “burgers” bij betrokken zouden zijn geweest). Zo kunnen we lezen: “De massale samenkomsten op het Tahrirplein mogen ons niet doen vergeten dat er op het plein een nieuwe verhouding groeit tussen mannen en vrouwen. Het eenvoudige feit dat de twee seksen in open lucht in elkaars nabijheid kunnen slapen, vormt een echte nieuw verschijnsel. En vrouwen hebben ook van de vrijheid gebruik gemaakt die op het plein ontstaan is. Zij vormen een partij die deelneemt aan de strijd…” (Le Point).
Men verspreidt ook stiekem het gerucht dat de bezetters van Tahrir “nietsnutten” zijn omdat zij “spotten met de verkiezingen” en dreigen “de democratische overgang in gevaar te brengen”. Het zijn diezelfde media die, nadat zij Moebarak en zijn kliek zolang hadden gesteund, nog maar enkele maanden geleden het militaire regime als “bevrijder” hebben ondersteund en begroet, door te profiteren van de illusies die er bij de bevolking leefden over het leger! Een leger dat nu op zijn beurt wordt uitgejouwd.
Zelfs al heeft het leger op dit ogenblik sterk aan vertrouwen ingeboet, dan zijn het toch vooral de CSFA (Opperste Raad van de Strijdkrachten) en haar chef Hussein Tantaoui die het mikpunt zijn. Deze laatste, die tien jaar lang minister van landsverdediging was onder Moebarak, wordt gezien als een kloon van de dictator, en lokt een unanieme wens uit van de menigte die als volgt wordt samengevat: “Vertrek!”. Maar het leger, het klassieke steunpunt van Moebarak, is een stevig bolwerk en houdt nog steeds het geheel van de hefbomen van de staat in handen. Het heeft onophoudelijk gemanoeuvreerd om, met steun van de grootmachten en in het bijzonder van de Verenigde Staten, zijn positie te behouden, want Egypte vormt de belangrijkste pion voor de controle over het Midden-Oosten. Het is een wezenlijke factor van stabiliteit in de imperialistische strategie van de regio, voornamelijk in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Door te zwaaien met “het leger terug naar de kazernes”, slaagt de bourgeoisie er momenteel in om de aandacht van het essentiële af leiden. Niet zonder redenen, waarschuwde de krant Al Akhbar : “Het gevaarlijkste dat kan gebeuren is de verslechtering van de verhouding tussen het volk en het leger”. Het leger speelt, sinds de machtsovername van Nasser in1954, inderdaad niet alleen een grote politieke rol: het vormt sindsdien een wezenlijke en constante steunpilaar van de macht. Het speelt ook economisch een eersterangs rol, door het directe beheer van een aantal bedrijven. In feite heeft de bourgeoisie sinds de nederlaag van de “zesdaagse oorlog” tegen Israël en vooral sinds de akkoorden van Camp David in 1979, toen tienduizenden militairen werden gedemobiliseerd, het leger aangemoedigd en gunsten verleend zodat een deel ervan zou worden omgevormd tot ondernemers. Ze was bevreesd dat het gedemobiliseerde deel van het leger een zware bijkomende last zou worden op de arbeidsmarkt, waar reeds een aanslepende werkloosheid heerste. “Het is begonnen met de productie van materiaal voor eigen gebruik; wapens, toebehoren en kledij en daarna heeft het zich, in de loop van de tijd een plaats verworven in verschillende burgerlijke industrieën en heeft het geïnvesteerd in de exploitaties van landbouw, die vrij zijn van belastingen en heffingen.” (Libération van 28.11.2011). Het investeert in 30% van de productie en doortrekt zo een heel raderwerk van de Egyptische bourgeoisie. Zo “kan het CFSA beschouwd worden als de administratieve raad van een industriële groep, bestaande uit maatschappijen, die in het bezit zijn van het [militair] instituut en beheerd door generaals in ruste. Deze laatsten zijn ook oververtegenwoordigd in hoge regeringskringen; 21 van de 29 gouverneursposten van het land worden geleid door oud-officieren van het leger en van de veiligheid” volgens Ibrahim al-Sahari, vertegenwoordiger van het socialistisch studiecentrum van Caïro, die er aan toevoegt: “... men kan de angst van het leger voelen tegenover de onveiligheid en de sociale onlusten, die zich de laatste maanden hebben ontwikkeld. Er heerst een vrees dat de besmetting van de stakingen zal overslaan naar hun bedrijven, waar de werknemers beroofd zijn van sociale- en vakbondsrechten en waar elk protest beschouwd wordt als een verraderlijke misdaad” (geciteerd door Libération van 28.11.2011). De ijzeren vuist waarmee het regeert over het land, toont zijn ware repressieve gezicht.
Een moedige vastbeslotenheid die het proletariaat in de centrale landen aanmaant verder te gaan
Het vervolg van de repressie en het protest van de “familiecomités van de gewonden” hebben de kristallisering en de woede tegen het leger aangescherpt. Het ging niet enkel om het vertrek te eisen van het leger uit de macht, meer democratie en verkiezingen, maar ook om de verslechtering van de economische toestand en de donkerste ellende, die de betogers vandaag de straat opdrijven. Met de massale werkloosheid wordt het voeden van de familie eenvoudigweg steeds moeilijker. En het is deze sociale dimensie, die door de media verborgen wordt. Men kan alleen maar de moed en de vastbeslotenheid begroeten van de betogers, die met hun blote handen staan tegenover het geweld van de staat. Alleen de opgebroken voetpaden dienen als munitie, plaveisel en afval worden gebruikt als projectielen om zich te verdedigen tegen tot de tanden gewapende smerissen. De betogers getuigen van een grote wil om zich te organiseren in een collectieve en spontane geestdrift ten behoeve van de strijd. Tegenover de repressie zien ze zich genoodzaakt om zich te organiseren en heel vindingrijk een echte logistiek te ontwikkelen. Zo worden er bijna overal noodhospitalen geïmproviseerd op de grote markt, waarbij menselijke kettingen ziekenwagens laten passeren. Scooters worden gebruikt om gewonden over te brengen naar de eerste hulp of naar de hulpcentra. Maar de toestand is niet meer dezelfde als op het moment van de val van Moebarak, waarbij het proletariaat een doorslaggevende rol speelde, en waar de snelle uitbreiding van massale stakingen en de verwerping van de vakbondsinkadering er ruimschoots toe bijdroegen dat de militaire bevelhebbers, onder druk van de Verenigde Staten, de oud-president Moebarak verjoegen van de macht. De toestand voor de arbeidersklasse is heel anders. Zo is een van de eerste maatregelen die het leger, sinds de maand april heeft genomen, de verscherping van de wetgeving “tegen de stakingsbewegingen in elke groep of sector, die de productie kunnen verstoren en die de nationale economie schaadt” en vakbonden er toe gedreven hebben om ze strikter in te kadreren. Deze wet voorziet een jaar gevangenisstraf en een boete van 80.000 dollar (in en land waar het minimumloon 50 Euro’s bedraagt) voor stakers en voor diegenen die aanzetten tot staken.
Zo is de toevlucht tot de staking de laatste dagen erg plaatselijk geïsoleerd gebleven en heeft ze zich beperkt tot zuiver economische bewegingen tegenover de sluitingen van bedrijven en onbetaalde lonen. De mobilisering van de arbeiders is niet meer in staat geweest om, als een zelfstandige kracht in de beweging, een belangrijke rol te spelen.
Ook al verwerpt het vervolg van de beweging de macht van het leger, toch is ze ernstig verzwakt en gevoelig voor veel illusies. Op de eerste plaats omdat ze oproept tot de vorming van een “burgerlijke democratische” regering. De Moslimbroeders of de Salafisten (de twee partijen die op kop lagen bij de verkiezingen), die weten dat zij bijdragen aan een “burgerlijke regering” die een façade zal zijn zonder werkelijke macht (in de mate dat het leger de werkelijke macht zal behouden), hebben zelfs al afstand genomen van de protestbeweging. Ze hebben niet opgeroepen tot bijeenkomsten of betogingen, om reeds over hun politieke toekomst te kunnen overleggen met de militairen. De illusie die de “vrije verkiezingen” wekt, de eerste sinds 60 jaar, schijnt in staat te zijn om de woede tijdelijk te ondergraven. Ook al zijn de democratische illusies echt, dan zijn ze toch niet zo sterk als de bourgeoisie ons zou willen doen geloven: in Tunesië waar men gebluft heeft met een opkomst van 86%, zijn slechts 50% potentiële kiezers op de kieslijsten ingeschreven. Hetzelfde geldt voor Marokko, waar de deelname 45% bedroeg en in Egypte, waar de cijfers vager bleven (62% van de ingeschrevenen, maar 17 van de 40 miljoen kiezers).
Vandaag roepen de ultralinkse fracties uit alle landen : “Tahrir toont ons de weg !”, alsof het er om zou gaan dit model van strijd op alle punten te gaan kopiëren in Europa en Amerika. Er wordt voor de arbeiders een valstrik gespannen. Want van deze strijd moet niet alles worden overgenomen. De moed, de vastberadenheid, de leuzen die van nu af aan beroemd zijn “Wij hebben geen schrik meer!”, de wil om massaal bijeen te komen op de pleinen om te leven en samen te strijden... betekenen inderdaad een bron van onschatbare inspiratie en hoop. Maar we moeten ons, en met name, bewust zijn van de grenzen van de beweging: de democratische, nationalistische en religieuze illusies, de relatieve zwakte van de arbeiders... Deze hindernissen zijn verbonden met een gebrek aan revolutionaire en historische ervaring van de arbeidersklasse van deze regio van de wereld. De sociale bewegingen van Egypte en Tunesië hebben aan de internationale strijd van de uitgebuiten het maximum gebracht waartoe zij tot op heden in staat waren. Zij bereiken hun objectieve grenzen. Vandaag is het aan de meest ervaren arbeidersklasse, die leeft in het historische hart van het kapitalisme, in het bijzonder in Europa, om het wapen van de strijd tegen dit onmenselijke systeem verder te voeren. De mobilisering van de “Indignados” in Spanje behoort tot deze internationale dynamiek. Ze is begonnen met het openen van nieuwe perspectieven met haar algemene vergaderingen die open en autonoom zijn, met debatten waarop soms duidelijk internationalistische tussenkomsten waren, die de maskerade van de burgerlijke democratie aanklaagden. Alleen een dergelijke ontwikkeling van de strijd tegen de ellende en de draconische bezuinigingsplannen in de centrale landen van het kapitalisme kan nieuwe perspectieven openen voor de uitgebuitenen, niet alleen in Egypte maar ook in de rest van de wereld. Het is de onontbeerlijke voorwaarde om een perspectief te bieden aan de mensheid.
WH / 1.12.2011
(1) Het is duidelijke ook het geval in Syrië waar het regime meer dan 4000 personen heeft gedood (waarvan meer dan 300 kinderen) door de manifestaties, die vanaf maart 2011 plaatsvonden, in bloed te smoren ). Maar we komen op de situatie in dat land terug in een ander artikel dat later verschijnt.
Het eerste deel van dit artikel, gewijd aan de studie van de relatie tussen mens en natuur, toonde aan dat “Om te overleven [werd] de mensheid er altijd al toe gedreven de natuur te veranderen. Maar het kapitaal stelt vandaag een nieuw probleem: dit systeem produceert niet om de behoeften van de mensheid te bevredigen, maar voor de winst.”
Dit tweede deel behandelt de rol, die steenkool, aardolie en vervolgens kernenergie gespeeld hebben in het kapitalistisch tijdperk en vraagt zich af welke rol de energie in de toekomstige maatschappij zal spelen.
De industriële revolutie was ook een energie-revolutie, die de maatschappij in staat stelde over de grenzen te gaan, die opgelegd werden door de 'organische economie', die zich beperkte tot de seizoensgebonden groei van natuurlijke energiebronnen om aan de meeste van haar behoeften te voldoen. In de organische economie, die heerste sinds de neolithische revolutie tot aan de invoering van steenkoolgebruik op grote schaal, waren de kracht van mens en dier, en die van hout, de voornaamste bronnen van energie. Tussen 1561-1570 vertegenwoordigden ze in Engeland en Wales respectievelijk 22,8 %, 32,4 % en 33% van de verbruikte energie. Wind en hydraulische energie maakten samen 1% uit en steenkool stond in voor 10,6 %; De overvloed aan hout in Europa gaf het een voordeel op andere maatschappijen waar het zeldzaam was, maar de ontwikkeling van de productie putte die middelen uit en liet de groei vastlopen. Zo werd in 1717 in Wales een hoogoven 4 jaar nadat hij gebouwd werd niet opgestart omdat er al gebrek was aan hout en steenkool. Men heeft berekend dat in de periode voor de 18e eeuw een standaardhoogoven, die gedurende twee jaar ononderbroken werkte, een houtkap vereiste van 2000 hectaren bos.
In Zuid-Wales, bekend om zijn steenkoolmijnen, hebben de eerste stadia van de industriële revolutie niet alleen geleid tot de ontwikkeling van staalfabrieken, maar ook tot de ontbossing van de valleien die voordien dicht begroeid waren. De toenemende vraag naar hout bracht prijsverhogingen en hongersnood teweeg.
De grenzen, die de organische economie aan de productie oplegden, kunnen enkel goed ingeschat worden als we de hoeveelheid boomstammen berekenen die nodig zouden zijn om eenzelfde hoeveelheid energieverbruik, gebaseerd op steenkool, te voort te brengen. Hout is als energiebron niet zo efficiënt als steenkool want, om evenveel energie te produceren als één ton steenkool, zijn er twee ton hout nodig. Een acre (0,4 hectare) bos kan in een periode van een jaar ongeveer het equivalent aan energie voortbrengen van één ton steenkool. In 1750 werden in Engeland en Wales 4.515.000 ton steenkool bovengehaald. Om evenveel energie te produceren zou 13.045.000 ton hout nodig geweest zijn, dat wil zeggen 35% van het bosareaal (11,2 miljoen acres). Een halve eeuw later bereikte de steenkoolproductie 65.050.000 ton, wat neerkomt op niet minder dan 150% van het arseaal aan bos (48,1 miljoen acres).
De steenkoolreserves waartoe Groot-Brittannië, met de bestaande technologie toegang had, vormde een van de sleutels tot de Britse overheersing over de wereld.
Voordat men op grote schaal steenkool ging gebruiken, werd het energieverbruik in grote mate bepaald door de hoeveelheid zonne-energie, die de plantengroei regelde en dus de hoeveelheid voedsel en hout. Deze natuurcyclus leek een onoverkomelijke grens te stellen. Wijdverbreide armoede en ellende leken eeuwig, onveranderlijk, een lot van het leven. De grootschalige ontginning van steenkool en aardolie heeft die barrière doorbroken.
De voortgang van de industriële revolutie wordt vaak gemeten in tonnen steenkool, in tonnen geproduceerd staal en in kilometers aangelegde spoorwegen. Maar hij kan ook gemeten worden in de toename van het energieverbruik. In 1560 maakte de steenkool amper 10,6 % van de energie uit, die in Engeland en Wales verbruikt werd. In 1850 was dat 92%. Gedurende deze periode werd het energieverbruik vermenigvuldigd met 28!
De olie-industrie heeft zich gedurende de 20e eeuw geleidelijk aan ontwikkeld. In 1929 was de petroleumhandel gestegen tot 1,170 miljoen dollar, waarbij de Verenigde Staten, Venezuela en de Nederlandse Antillen de belangrijkste exporteurs waren. Maar er waren ook raffinaderijen gebouwd in Bahrein en Saoedi-Arabië door de Verenigde Staten, en in Irak en Libanon door Britse en Europese ondernemingen.
Echter na de Tweede Wereldoorlog werd aardolie pas de belangrijkste energiebron, goed voor 46,1 % van de wereldenergieproductie in 1973, hoewel ze in 2008 gedaald was tot 33,2 %. Het toenemend gebruik van energie is een kenmerk van de industrialisatie over de hele wereld. Het drukt niet alleen de groei uit van het niveau van de productie en de gevolgen van de bevolkingsgroei, maar ook de ontwikkeling van de productiviteit. Tussen 1973 en 2008 steeg het totale energieverbruik met 80%.
De revolutie in de vorm en de hoeveelheid energie, die beschikbaar is voor de mensheid, heeft een extra boost gegeven aan de industriële revolutie en opende de deur naar de mogelijke overgang van het rijk van de behoeften naar dat van de overvloed. Maar deze revolutie werd gedreven door de ontwikkeling van het kapitalisme, wiens doel het niet is om de menselijke behoeften te bevredigen, maar het kapitaal te doen groeien op basis van de toe-eigening van de meerwaarde, die door de uitgebuite arbeidersklasse geproduceerd wordt.
In het gebruik van energie, in de vernietiging van de eindige middelen, kent het kapitalisme kent geen ander criterium dan de kosten van de productie die ze vertegenwoordigen. De toename van de productiviteit zet aan tot meer vraag naar energie, terwijl de kapitalisten (behalve degenen die betrokken zijn bij de olie-industrie) moeten proberen de kosten van deze energie te verminderen. Aan de ene kant leidt dit tot een steeds alomvattender gebruik van deze energie voor de meest irrationele doeleinden, zoals het vervoer van dezelfde goederen in alle richtingen over de hele wereld, en de eindeloze toename van goederen, die aan geen enkele menselijke behoefte beantwoorden, maar slechts middelen vormen om meerwaarde te onttrekken en te realiseren. Aan de andere kant leidt dit ertoe dat miljoenen mensen geen toegang hebben tot dit hulpmiddel en tot deze producten omdat ze onvoldoende financieel belang vertegenwoordigen voor de kapitalisten. Dat wordt bijvoorbeeld geïllustreerd in Nigeria, waar Shell miljarden dollar olie oppompt, terwijl de plaatselijke bevolking er geen toegang toe heeft of haar leven riskeert door illegaal olie af te tappen uit de pijpleidingen.
De periode na de WO II werd gedomineerd door de rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, en de wapenwedloop. De ontwikkeling van kernenergie is echter niet alleen onlosmakelijk verbonden met die van nucleaire wapens.
Begin jaren 1950 was de Amerikaanse regering bezorgd over de reactie van het publiek wat betreft het gevaar van het kernarsenaal, dat ze opgebouwd had en de strategie van de 'first strike' waarvoor ze gekozen had. Om de publieke opinie voor zich te winnen beantwoordde ze de bezorgdheid met de lancering van een campagne, die bekend werd onder de naam ‘Operatie Candor’. Ze lanceerde berichten in de media (inclusief stripverhalen), een reeks toespraken van president Eisenhower, en uiteindelijk de bekendmaking, in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, van het programma 'Atomen voor Vrede' “om wereldwijd onderzoek aan te moedigen naar het meest efficiënte gebruik van splijtstoffen in vredestijd”.
Het plan omvatte een gedeelde informatie en hulpmiddelen, zowel met de medewerking van de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie, om samen een voorraad van splijtstofmateriaal aan te leggen. In de daaropvolgende jaren van de wapenwedloop werden kernwapens ter beschikking gesteld aan andere mogendheden, zoals naar Israël en India, vaak onder het voorwendsel van de ontwikkeling van een civiel nucleair programma,. Het delen van de kennis met betrekking tot nucleaire energie maakte toen deel uit van de imperialistische strijd op wereldvlak; zo steunde Groot-Brittannië eind jaren 1950 in het geheim Israël met zwaar water voor de reactor, die gebouwd werd met Franse hulp.
Ondanks de praatjes over “deze goedkopere vorm van energie” heeft de nucleaire industrie haar belofte nooit waargemaakt en had ze staatssteun nodig om haar werkelijke kosten te dekken. Terwijl privé-ondernemingen de fabrieken bouwen en beheren, worden ze gewoonlijk openlijk of heimelijk gesubsidieerd. Toen Thatcher in de jaren 1980 in Groot-Brittannië bijvoorbeeld de aanval inzette, mislukte de privatisering van de kernindustrie omdat het privékapitaal moest erkennen dat er niet te berekenen risico's en kosten aan verbonden waren. Pas in 1996, privé-investeerders British Energy kopen tegen een prijs van 2 miljard pond. Zes jaar later moest het bedrijf gered worden met een staatslening van 10 miljard pond.
Als de verdedigers van kernenergie vandaag beweren dat ze goedkoper is dan andere energiebronnen, dan blijft dat een discutabele stelling. In 2005 stelde de World Nuclear Association vast dat “buiten de geopolitieke en ecologische voordelen, die kernenergie meebrengt, in de meeste industrielanden nieuwe kerncentrales vandaag de meest economische manier zijn om elektriciteit op te wekken” en beweerde ze dat de bouw, de financiering, de uitvoering en de kosten van het afval allemaal gedaald zijn. Tussen 1973 en 2008 is het aandeel energie, dat uit kernreactoren gewonnen wordt, slechts toegenomen van 0,9 % toen naar een totaal van 5,8 % nu.
Een rapport, aangevraagd door de Duitse bondsregering en gepubliceerd in 2009, levert een veel kritischer evaluatie op van de kerneconomie en stelt het idee van een nieuwe opleving van de kernenergie in vraag. Het rapport toont aan dat het aantal reactoren, in tegenstelling tot de grotere uitbreidingsprojecten, zowel betreffende de reactoren als inzake tot de geproduceerde energie, de laatste jaren sterk gedaald is,. De toename van de opgewerkte energie, die tijdens deze periode tot stand kwam, is het resultaat van de rendabiliteit van de bestaande reactoren en het verlenging van hun operationeel leven. Het rapport gaat verder door te argumenteren dat er onzekerheid bestaat over de reactoren die meestal beschreven worden als 'in opbouw', terwijl sommige ervan al 20 jaar 'in opbouw' zijn. Het aantal reactoren 'in opbouw' is gezakt van een piek van 200 in 1980 naar minder dan 50 in 2006. Wat betreft de economische aspecten van kernenergie beschrijft het rapport de hoge mate van onzekerheid op alle gebieden, waaronder de financiering, de bouw en het onderhoud.
Het laat zien dat de staat een centrale plaats blijft innemen in alle nucleaire projecten, wie er ook aan meewerkt of wie ze ook beheert. Eén van die aspecten heeft te maken met de diverse vormen van subsidie die door de staat verleend worden om de kosten van het geïnvesteerde kapitaal te steunen op het gebied van onderhoud, in de ontmanteling van fabrieken, maar ook in de ondersteuning van de prijzen. Een ander aspect is de noodzaak voor de staat de verantwoordelijkheid van de industrie te beperken, zodat de privé-sector de risico's kan aanvaarden.
De gevaren van kernenergie staan even heftig ter discussie als de kosten ervan. Dat was in het bijzonder het geval met de kernramp van Tsjernobyl, waar de schatting over het aantal slachtoffers sterk varieert. Een rapport van de WHO schat dat van de 134 arbeiders, die tijdens de spoedinterventie in 2004 bestraald werden, er 47 gestorven zijn aan de gevolgen van de besmetting en gaat ervan uit dat er nauwelijks minder dan 9000 zullen sterven aan de gevolgen van kanker, veroorzaakt door de ramp. Een rapport van Russische wetenschapslui, gepubliceerd in de Annalen van de Academie van Wetenschappen in New York, meent dat er, vanaf het moment van het ongeluk tot 2006, als gevolg van kanker en een hele reeks andere ziekten, uitgegaan moet worden op 985.000 doden.
Voor wie de wetenschappelijke en medische kennis van de specialisten niet bezit is het moeilijk zich daarvan een idee te vormen. Maar wat minder twijfel laat, is de massale omvang van de geheimhouding en de vervalsing van feiten, zoals ook vandaag weer het geval is met het ongeluk van Fukushima. Om even terug te komen op Tsjernobyl: de Russische regering heeft het ongeluk verschillende dagen lang niet gerapporteerd, ze liet de plaatselijke bevolking gewoon voortleven en werken te midden de straling. Maar dat gebeurt niet enkel in Rusland. De Franse regering heeft de stralingsniveaus, die het land bereikten, gebagatelliseerd, en maakte de bevolking wijs dat de radioactieve wolk, die heel Europa aandeed, niet over Frankrijk dreef. Tegelijkertijd probeerde de Britse regering het land gerust te stellen door te melden dat er geen enkel gevaar bestond voor de volksgezondheid, waarbij ze een stralingsniveaus vermeldde die 40 keer lager waren dan de werkelijke hoeveelheid, alhoewel ze later toch tientallen boerderijen in quarantaine plaatste.
Kernenergie wordt door verschillende regeringen naar voor geschoven als een 'groene' oplossing voor de problemen in verband met fossiele brandstoffen. Voor het grootste deel is dat een rookgordijn dat de ware beweegredenen verbergt die gepaard gaan met de mogelijke uitputting van de olievoorraden, de toenemende kosten en de risico's verbonden aan de afhankelijke ontginning van de energiebronnen buiten de controle van de staat. Die 'groene' façade brokkelt al snel af wanneer de economische crisis er de staten toe noodzaakt haar toevlucht te nemen tot steenkool (1) en tot de verlaging van de kosten voor de exploitatie van nieuwe oliebronnen. De meesten hiervan zijn heel moeilijk toegankelijk of vereisen productieprocessen, die nog meer het milieu verontreinigen zoals met roet.
De stalinistische regimes, die zich van de naam van het kommunisme meester gemaakt en die naam besmeurd hebben, hebben alle dezelfde houding van het kapitalisme aangenomen met betrekking tot het gebruik van kernenergie en gehandeld met een compleet misprijzen voor de gezondheid van de bevolking en het milieu. Het is de Sovjet-Unie van gisteren en het China van vandaag, die op grote schaal de verwarring gevoed hebben dat het kommunisme aanstuurt op een geforceerde industrialisering, die geen rekening houdt met de natuur.
In tegenstelling tot die foutieve ideeën was Marx zich zeer bezorgd om de natuur, zowel in theoretische zin van de relatie tussen mens en natuur, als op praktisch vlak toen hij schreef over het gevaar van uitputting van de grond door de kapitalistische landbouw en de impact van de industrialisering op de gezondheid van de arbeidersklasse: “Bovendien is elke vooruitgang van de kapitalistische landbouw niet alleen een vooruitgang in de kunst van het uitbuiten van de arbeiders, maar ook in de kunst van de roof van de bodem; elke vooruitgang in de kunst van het vergroten van de vruchtbaarheid gedurende een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van vruchtbaarheid. Naarmate een land, de Verenigde Staten van Noord-Amerika bijvoorbeeld, zich meer ontwikkelt op basis van de grootindustrie, des te sneller dit van vernietigingproces zich voltrekt. De kapitalistische productie ontwikkelt de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen enkel doordat ze tegelijkertijd de beide bronnen va alle rijkdom ondergraaft: de bodem en de arbeider.” (2)
We kunnen de 'energiepolitiek' van het kommunisme niet voorspellen, maar vertrekkend van het fundamentele feit dat de productie zal gericht zal zijn op de menselijke behoeften en niet op de winst, kunnen we voorzien dat het model van energiegebruik op aanzienlijke wijze zal veranderen en kunnen we al van bepaalde algemene aspecten uitgaan:
- we mogen verwachten dat er een enorme vermindering van de productie van nutteloze zaken en van transport zal plaatsvinden;
- tegelijk zal er een vermindering plaatsvinden van onnodige transporten naar werkplaatsen, terwijl de gemeenschappen menselijkere proporties zullen aannemen, en de scheiding tussen stad en platteland overstegen zal worden;
- de creativiteit en de intelligentie zullen gericht worden op de menselijke behoeften, en dus kunnen we verwachten dat grote ontwikkelingen zullen plaatsvinden op het vlak van de energiebronnen, en met name diegenen die geschikt zijn voor hergebruik en die ook, op lange termijn, het vooruitzicht in zich bergen om productiemiddelen, transportmiddelen en van andere uitrustingen en machines efficiënter te doen voortbrengen.
Omdat de kommunistische samenleving bekommerd is om het vooruitzicht op lange termijn, reduceert ze het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen tot het minimum, zodat deze beschikbaar blijven voor komende generaties. We moeten opmerken dat zelfs het uranium, dat voor kernenergie gebruikt wordt een energiebron is die niet geschikt is voor hergebruik, en dus niet de afhankelijkheid doorbreekt van eindige hulpbronnen. Dit brengt met zich mee dat energie, die hergebruikt kan worden, van fundamenteel belang is voor de kommunistische maatschappij. En omdat de creativiteit en intelligentie van de mensheid zich zullen bevrijden van hun huidige ketenen, zal dat geen terugkeer betekenen naar de tekorten van de oude organische economieën.
We moeten aan de toekomst niet de beslissingen voorschrijven, die over deze kwestie genomen zullen worden. Maar uit wat we hierboven zeiden volgt dat er, in het licht van een ontwakende wetenschappelijke intelligentie, een aanzienlijke vermindering van het gebruik van energie en veranderingen in de vormen van energie mogelijk zijn. Door de potentiële gevaren van kernenergie en het feit dat uitputting en besmetting van de grond door olie een risico inhoudt voor nog honderdduizenden jaren, mogen we aannemen dat kernenergie geen plaats heeft in een maatschappij, die gericht is op het gemeenschappelijk welzijn, op de komende generaties en op een planeet waarvan we afhankelijk zijn.
North / 19.06.2011
(1) Van de totale hoeveelheid energiebronnen is het gebruik van steenkool toegenomen van 24,5% in 1973 tot 27% en 2008. Bron : ‘Internationaal Energie Agentschap,’ ‘Key world energy statistics 2010’, pagina 6.
(2) Marx, Het Kapitaal Deel I, Hoofdstuk XV, “Machines en grootindustrie”, Sectie 10, “De grootindustrie en de landbouw”.
De wil om het kapitalisme te veranderen heeft zich de laatste maanden, in het bijzonder onder de jeugd, via de beweging van de “Indignados” en de “Occupy”, in een groot tempo in de wereld verbreid. Tegenover het geweld van de economische crisis en de genadeloze verslechtering van de levensomstandigheden, brengt deze protestbeweging over de hele wereld in haar discussies haar vrees tot uiting over de toekomst. Maar wat te doen? Hoe te strijden? Tegen wie? De financiers? Rechts? De leiders? Is er een andere wereld mogelijk? Een van de antwoorden die naar voren geschoven worden is de noodzaak om het kapitalisme te hervormen, om het te “democratiseren”. De media, de intellectuelen, links en zelfs de altermondialistische organisaties oriënteren de beweging naar een strijd voor “meer democratie”.
De “Arabische lente” in Tunesië, Egypte, Syrië en Libië heeft duidelijk gemaakt dat de klieken, die aan de macht zijn en de bevolking al tientallen jaren lang plunderden, hun heerschappij vestigen gebaseerd op angst en repressie. Deze revoltes, opgewekt door de toenemende ellende, zijn een enorme aanmoediging geweest voor de utgebuiten in de hele wereld. In Europa, de wieg van de westerse democratie roepen de smerige praktijken van een “leiders-elite”, die onbekwaam en oneerlijk maar steenrijk is, verontwaardiging en afkeer uit. In Spanje heeft deze afwijzing van de elites het duidelijkste een politiek karakter aangenomen. Er bevond zich een frappant gegeven aan de oorsprong van de beweging van de “Indignados”: in volle verkiezingscampagne, een periode die traditioneel gekenmerkt wordt door een afwachtende en een naargeestige sfeer ten opzichte van de strijd, ontwikkelde zich een brede protestbeweging. Terwijl de media en de politiek verantwoordelijken zich concentreerden op de verkiezingen, was er op straat een gisting gaande met Algemene Vergaderingen (AV’s) en discussies van allerlei aard. Een idee dat bijzonder breed gedragen was, heette: “rechts en links dezelfde shit”. En zelfs hier en daar “alle macht aan de algemene vergaderingen!”
Maar wat hebben de democratische verkiezingen veranderd in Egypte en in Spanje? En het vertrek van Berlusconi en van Papandreoe in Italië en in Griekenland? Niets! De soberheidsplannen zijn nog verhard en zijn ondragelijker geworden. Verkiezingen of niet, de maatschappij wordt beheerst door een minderheid, die haar voorrechten in stand houdt over de rug van de meerderheid. Er is een groeiende wil om het niet meer toe te laten, om de zaken in eigen handen te nemen, via “alle macht aan de AV”s’, om een maatschappij op te bouwen waarin een minderheid niet langer onze levens dicteert. Maar zal deze nieuwe maatschappij er komen middels een strijd voor de “democratisering van het kapitalisme".
Dictatoriaal of democratisch, het kapitalisme blijft een uitbuitingssysteem
Zeker, het is aan ons om onze levens in handen te nemen. Maar wie zijn “wij”? In het antwoord dat in grote meerderheid gegeven wordt door de huidige bewegingen zijn deze “wij”: “iedereen”. Iedereen zou de huidige maatschappij moeten leiden, dit wil zeggen: het kapitalisme, door middel van een echte democratie. Maar behoort het kapitalisme niet toe aan de kapitalisten? Is dit systeem van uitbuiting niet juist het wezen van het kapitalisme? Laten wij de redenering verder zetten: stel ons een ogenblik voor dat we leven in een kapitalistische maatschappij, die bezield wordt door een perfecte en ideale democratie, waarin “iedereen” over alles collectief meebeslist. Een uitbuitingsmaatschappij beheren is nog niet hetzelfde als deze uitbuiting afschaffen. In de jaren 1970 stelden vele arbeiders de eis voorop van zelfbeheer, waarin zij sterk geloofden: “Weg met de bazen, wij produceren voor onszelf en betalen onszelf!”. De arbeiders van LIP in Frankrijk hebben een harde les geleerd: zij hebben “hun” bedrijf collectief en op gelijkwaardige basis beheerd. Maar volgens de onontkoombare wetten van het kapitalisme, werden ze er toe gedwongen om de logica van de marktwetten te aanvaarden zichzelf te ontslaan en dat op een zeer “vrije” en echte “democratische” wijze. Vandaag zou de meest perfecte democratie, in het kader van het kapitalisme, niets kunnen veranderen aangaande de opbouw van een nieuwe maatschappij. De democratie, in het kapitalisme, is geen orgaan waarmee het proletariaat de macht kan veroveren of het kapitalisme afschaffen, het is een politieke manier om het kapitalisme te beheren! Om een einde maken aan de uitbuiting bestaat er slechts één oplossing, de revolutie.
Wie kan de wereld veranderen? Wie kan de revolutie maken?
Steeds meer zijn er die dromen van een maatschappij waarin de mensen hun leven zelf in handen nemen, waarin zij zelf beslissen, waarin zij niet langer verdeeld zijn tussen uitbuiters en uitgebuitenen, maar eensgezind en gelijkwaardig. Maar wie kan deze wereld opbouwen? Wie zal er morgen toestaan dat de mensheid de maatschappij in eigen handen neemt? Iedereen? Welnee! Want niet “iedereen” heeft belang bij het einde van het kapitalisme. De groot-bourgeoisie, die van de “grote democratieën” inbegrepen, zal met hand en tand vechten om haar systeem en haar overheersende positie te behouden, ook al moet zij daarvoor veel bloed vergieten,. Bij “iedereen” horen ook de ambachtslui, de notabelen, de grondbezitters, die wil lenvasthouden aan de levensstijl die de maatschappij hen biedt, of die dromen van een ideaal in het verleden. Zij denkt er zeker niet aan om een einde aan het privébezit te maken.
Om baas te worden over zijn eigen leven moet de mensheid het kapitalisme voorbijstreven. Maar enkel het proletariaat kan dit systeem omverwerpen. De arbeidersklasse groepeert de loontrekkers uit de fabrieken en de kantoren, van de privé- en de openbare diensten, de gepensioneerden en de jonge werkers, de werklozen en de precairen. Dit proletariaat is de eerste klasse in de geschiedenis die tegelijkertijd uitgebuit wordt en revolutionair is. Voordien, met de adel of de bourgeoisie werd het ene uitbuitingssysteem vervangen. door een ander. Vandaag, tenslotte, zijn het de uitgebuitenen zelf, in de vorm de arbeidersklasse, die het heersende systeem kunnen verslaan en een wereld opbouwen zonder klassen en zonder grenzen. Vanaf 1848 heeft de arbeidersklasse zich trouwens de volgende leuze eigen gemaakt: “De proletariërs hebben geen vaderland. Arbeiders uit alle landen verenigt u!”.
Ondanks hun internationale impact, kennen de bewegingen van de laatste maanden ook een grote zwakheid: de levendige kracht van de uitgebuitenen, de arbeidersklasse beschikt nog niet over een zelfbewustzijn, van haar bestaan, van haar kracht, van haar bekwaamheid om zich te organiseren als klasse. Daardoor verdrinkt zij in de massa van “iedereen” en wordt zij het slachtoffer van de valstrik van de strijd “voor een meer democratisch kapitalisme”. Om de internationale revolutie te doen triomferen en een nieuwe maatschappij op te bouwen, moet de arbeidersklasse haar eigen strijd, haar eigen eenheid, haar eigen solidariteit. en vooral haar eigen klassebewustzijn ontwikkelen. Daarom moet zij ertoe overgaan om in haar midden de meest brede debatten en discussies te organiseren, die openstaan voor iedereen die willen proberen te antwoorden op de veelvuldige vragen die zich stellen aan de uitgebuitenen: Hoe de strijd ontwikkelen? Hoe ons te organiseren? Hoe de repressie te confronteren? En dat met de bedoeling om haar inzicht te ontwikkelen over de wereld, over dit systeem, over de aard van haar strijd.
De beweging van de “Verontwaardigden” en van de “Occupy” zijn een rechtstreekse uiting van deze wil tot debat, van de ongelooflijke gisting, van deze creativiteit van de massa’s in actie die kenmerkend zijn voor onze klasse, als zij de strijd aangaat. Dit hebben wij bijvoorbeeld kunnen zien in mei 1968, toen men op alle hoeken van de straten discussieerde. Maar deze creatieve kracht is vandaag verwaterd, verlamd door haar onmacht haar strijd en debatten te beschermen tegen die lofzangers van een zogezegd ‘humaan kapitalisme’, die zich in werkelijkheid met hart en ziel inzetten voor de overleving van het huidige systeem, door de bewegingen te oriënteren naar een “democratisering van het kapitalisme”
IKS / 01.02.2012.
Sinds de federale verkiezingen van juni 2010, ofwel bijna 540 dagen lang, zijn de schijnwerpers van de burgerlijke media gericht op het eindeloze afspringen van het communautaire feuilleton: onderhandelingen, compromis, breuken, verraad; de ‘burger’ werd permanent meegevoerd tussen de hoop van een nationaal compromis en de wanhoop van een uiteenvallen van het land. Momenteel, nu er een hachelijk akkoord is gesloten over een communautaire hervorming en een meerjarig begrotingsplan, heeft een nieuwe regering de teugels overgenomen. In deze context en om de situatie uiteen te zetten, waar de arbeidersklasse de komende maanden mee geconfronteerd zal worden, wil het rapport een antwoord geven op de volgende kwesties:
- Waar staat België op het economisch vlak in de wereldwijde crisis?
- Hoe moeten we de 18 maanden durende politieke communautaire crisis begrijpen?
- Wat zijn de gevolgen voor de bevolking en meer in het bijzonder voor de arbeidersklasse?
- Wat zijn de perspectieven voor de klassenstrijd?
Sedert 2008 slaagt de bourgeoisie er niet in om de tendens tot een wereldwijde recessie in te dammen. Meer precies, sinds de zomer van 2011, zijn we getuige van een versnelling van een helse spiraal van de crisis van de schulden van de nationale staten en van de druk op de staatsobligaties in Europa, van de crisis van de euro, de druk op de banken en de beurs, van een wereldeconomie die steeds duidelijker afglijdt naar een diepe wereldwijde recessie, van nieuwe faillissementen van financiële instellingen, enzovoort.
België is een van de meest open economische landen ter wereld, gemeten in termen van het deel van de buitenlandse handel in het BIP. België is heel erg afhankelijk van de situatie die zich voordoet bij haar belangrijkste handelspartners, in het bijzonder Duitsland, Frankrijk en Nederland. De productiesector (21% van het BIP) dat gespecialiseerd is in halfproducten (chemie en metaal) stelt het land heel erg bloot aan de internationale economische schommelingen.
1.1. In de eerste fase van de open crisis (in het bijzonder van 2008 tot 2010) heeft de bourgeoisie de Belgische economische situatie gepresenteerd als een uitzondering in Europa:
- een land dat relatief gespaard is gebleven door de crisis en de bezuinigingen;
- een staat waar de essentiële problemen niet van economische of sociaal van aard waren, maar bepaald werden door communautaire spanningen tussen Waalse ‘profiteurs’ en ‘arrogante’ Vlamingen.
Deze misleiding over de goede gezondheid van de Belgische economie is overeind gehouden door het geheel van de politieke partijen en door de ‘ontslagnemende’ regering Leterme, die bevestigde dat ‘de regering alles onder controle had:’ Wat heeft er dan een schijn van geloofwaardigheid gegeven aan de illusie van een ‘België dat aan crisis ontsnapt’.In feite zijn er drie factoren die dat begunstigd hebben:
- Tussen 2008 en 2011 heeft de Belgische economie enkele jaren kunnen parasiteren op de groei van de Duitsland en de relanceplannen van Frankrijk, waarvan het voor 65% afhankelijk is;
- De federale regering is doorgegaan om de ‘lopende zaken’ af te handelen, en heeft aldus de druk op de begroting kunnen vermijden van de klassieke ‘partijgebonden’ uitgaven, die de regeringspartijen doorgaans opleggen om hun traditionele electoraat tevreden te stellen. Aan de andere kant hebben de regionale, niet-demissionaire regeringen, die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van beheer van de staat, zoals het onderwijs, de gezondheidszorg, het milieu en de cultuur, volop bezuinigingsmaatregelen kunnen nemen, die zich op deze terreinen stelden.
- Een hele reeks van kadermaatregelen om de bezuinigingen door te voeren waren reeds in 2009 door de regering Van Rompuy genomen met als doel het begrotingstekort terug te brengen van 6% in 2009 tot 0% in 2015, oftewel 22 miljard euro aan bezuinigen en 2011. Deze worden verder stelselmatig toegepast
1.2. Sinds de herfst van 2011 wordt België hard wakker geschud en de feiten maken duidelijk dat de economische situatie erg precair is, veel moeilijker dan die van haar directe buren:
- De Belgische banken (Fortis, KBC, Dexia) hebben zwaar te lijden gehad onder de bankencrisis en zijn nog steeds instabiel door de twijfelachtige leningen, in het bijzonder naar bepaalde landen in het oosten en zuiden van Europa, iets dat onlangs geleid heeft tot het failliet van de Frans-Belgische bank Dexia.
- Als het BIP van België op dit moment minder hard daalt dan die in de belangrijkste buurlanden, dan is echter het begrotingstekort in 2010 5%, in plaats van de één jaar geleden voorziene 4,8% (+1,3 miljard euro) en de massale steun aan de banken heeft de schuld vandaag doen toenemen tot 96% van het BIP;
- België voelt steeds meer de druk van de markten en de rentevoeten, die door de Belgische staat betaald moeten worden op internationale markt, dreigen het niveau van de PIGGS-landen te benaderen;
- Het ratingbureau Standard en Poor’s (S&P) heeft op 25 november de rating van België van AA+ verlaagd naar AA, met een negatief vooruitzicht.
Ondanks de samenstelling van een nieuwe regering, die de ‘politieke onzekerheid’, zo aangeklaagd door de internationale instellingen van de bourgeoisie, zou moeten laten verdwijnen, onderschat de Belgische bourgeoisie nog steeds de catastrofale situatie, waarin de interne tegenstellingen haar gebracht hebben. Als je het gewicht van de opgelegde bezuinigingen dus met elkaar vergelijkt, dan blijven de maatregelen die sinds 2008 genomen zijn, samen met degene die opgenomen zijn in het nieuwe regeerakkoord, ruim achter bij de bezuinigingsoperatie van het begin van de jaren 1980 (devaluatie van de frank) of die vooraf ging aan de deelname aan de euro aan het eind van de jaren 1990. De wervelwind van de staatsschuld en de wereldwijde depressie zullen de druk verhogen om nog grotere en bredere maatregelen op te leggen op het gebied van de berekening van het salarissysteem, de werkloosheidsuitkeringen en de pensioenen: “België wordt afgeschilderd als het belangrijkste voorbeeld van een bevroren Bismarckse welvaartsstraat. De meeste bronnen vinden dat de hervormingen in België (als ze doorgevoerd worden) marginaal blijven en onvoldoende om effectief te zijn om de uitdagingen van de herstructurering en het ouder worden van de bevolking aan te gaan”. (8th ESPA-net Conference 2010, Social Policy and the Global Crisis: Consequences and Responses).
Hoe kan het dat de bourgeoisie in België 18 maanden lang gefocust was op de spanningen op communautair vlak en op het vlak van de taaltegenstellingen? De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Dit gesteld zijnde, is het eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie), wat 18 maanden lang het politieke leven van de bourgeoisie geblokkeerd heeft. In deze maanden zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
3. De bourgeoisie buit haar zwakheden uit in een intensieve nationalistische tamtam tegen de arbeidersklasse
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om Opel te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.redden’.
4.1. Het plan van de nieuwe regering Di Ruppo bevat aanvallen op de arbeidersklasse op twee vlakken.
Het meerjarige begrotingsplan omvat globale aanvallen op de arbeidersklasse, bovenop de maatregelen die al genomen zijn in het kader van het meerjarenplan 2010-2015 van Van Rompuy. Een en ander wordt gerechtvaardigd door noodzaak van de kredietwaardigheid van de Belgische Staat te verdedigen ten opzichte van de markten:
-De verlaging van de uitkeringen voor de langdurige werklozen, het gezinshoofd inbegrepen, vanaf het tweede jaar in de werkloosheid;
-De beperking van de toegang tot het vervroegde pensioen, die verhoogd wordt van 60 naar 62 jaar;
-Het niet langer meetellen van de periodes van werkloosheid, het vervroegde pensioen en de kredieturen voor de berekening van het pensioen;
-De beperking van het recht op kredieturen en loopbaanonderbreking;
-De vermindering van de uitgaven voor de gezondheidszorg, hetgeen een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de patiëntenzorg.
De maatregelen in het kader van de Staatshervorming leiden tot een verscherping van de concurrentie tussen regio’s. De communautaire spanningen worden op economisch vlak uitgebuit door de organisatie van een onderlinge concurrentie tussen de regio’s: een gedifferentieerde fiscaliteit tussen de regio’s ‘om bedrijven te lokken’, een financiering van de regio’s die gedeeltelijk verbonden is aan het behalen van criteria van rentabiliteit en van efficiëntie. Zo zal de begroting voor werkloosheidsuitkeringen bijvoorbeeld verbonden worden met de efficiëntie van de politiek van het ‘aan het werk krijgen’ van werklozen. De concurrentie en de prestatie-wedloop tussen de regio’s zullen leiden tot een verhoogde druk op de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeidersklasse.
4.2. Wat zijn de besparingsmaatregelen die door de andere landen van Europa worden genomen? Duitsland 82 miljard euro, Groot-Brittannië 7,2 euro in 2010; Italië 13 miljard euro in 2011 en daarbovenop twee aanvullende bezuinigingsplannen; Spanje 15 miljard euro extra. Deze indrukwekkende aanvallen impliceren massale opheffingen van werk in de openbare sector, de verlaging van de lonen (bijvoorbeeld 5% voor de ambtenaren in Spanje), de verhoging van de pensioenleeftijd en de verlaging van de pensioenen (bij bepaalde pensioenfondsen in Holland bijvoorbeeld) of van de ziekte-uitkeringen. Kortom, ze vormen een consequente verlaging van het levensniveau van de arbeidersklasse, vergelijkbaar met die men heeft gekend in de jaren 1930.
In de context van Europa en in die van de toenemende druk op de banken op de staatsschulden, dringen er zich aanvullende maatregelen op om de ‘kredietwaardigheid van België’ te herstellen. Achter de coulissen, schetsen de economische ‘think tanks’ van de bourgeoisie reeds de grote lijnen van een geduchtig bezuinigingsplan, gebaseerd op een dubbele oriëntatie: een drastische verlaging van de begrotingsuitgaven van de staat om de schuld te doen afnemen en een belangrijke verlaging van de lonen (globaal geschat op 10%) om de concurrentiepositie van de België ten opzichte van Duitsland (door een verhoging in tien jaar van +23% in België tegen +8,8% in Duitsland) te herstellen en delen van de markt te heroveren of de afname van buitenlandse investeringen tegen te gaan (-70%,) waardoor België van de tweede naar de tiende plaats is weggezakt op het vlak van het aantrekken van buitenlandse investeringen (De Morgen, 23.07.10).
5. Context en perspectieven voor de klassestrijd
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
De intensiteit van de misleiding en de uiterste voorzichtigheid, waarmee de bourgeoisie tegelijkertijd haar maatregelen naar voren brengt, is ook kenmerkend voor de angst van de bourgeoisie voor een arbeidersklasse, die in de jaren 1970 en 1980 haar strijdbaarheid al getoond heeft. Bovendien, sinds de aankondiging van de maatregelen van de nieuwe regering, heeft het gezamenlijke front van vakbonden een indrukwekkend programma van mobilisaties, manifestaties en stakingen aangekondigd om het sociale terrein stevig te bezetten. Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ heeft laten zien en de gebeurtenissen in Spanje en Groot-Brittannië. Zelfs als er in een eerste periode een periode van aarzeling en ontkrachting van de strijdbaarheid, in een veelvoud van syndicale acties, waarschijnlijk is, is er nu toch al een dynamiek van rijping van de strijdbaarheid en van overdenking in de minderheden van de klasse merkbaar:
- talloze momenten van actie: de staalarbeiders in Luik, de verplegers in Antwerpen en Brussel, de staking in de werkplaatsen van de SNCB in Brussel, de werkonderbrekingen in het openbaar vervoer; enzovoort.
- op verschillende plaatsen verschijnen er van minderheden, die discussiëren over de situatie en de perspectieven die naar voren moeten worden gebracht in de verschillende manifestaties of vergaderingen om het kader van de bewegingen van de ‘Indignados’ of ‘Occupy’s.
Deze laatste bewegingen, die zich de laatste maanden ontwikkelen, laten een oprechte wil zien samen collectief te leven en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme om samen een plaats te bezetten en er te discussiëren; deze bewegingen, hoe beperkt ze ook nog zijn, openbaren de wil collectief te discussiëren en collectief na te denken. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een besslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Het hiernavolgende artikel, is geschreven door een sympathisant van onze organisatie, net voor de recente aanval op de Britse ambassade in Iran.
Op 29 november zijn studenten het gebouw van de ambassade binnengevallen en hebben schade veroorzaakt aan het kantoor en aan het wagenpark. Dominick Chilcott, de Britse ambassadeur, heeft in een interview, de Iraanse regering ervan beschuldigd achter deze ‘spontane’ aanvallen te zitten. Als vergelding heeft het Verenigd Koninkrijk de Iraanse ambassadeur het land uitgestuurd. Deze gebeurtenissen vormen een nieuwe episode in de toename van de spanningen in het Midden-Oosten tussen Iran en het Westen, rondom de kwestie van de atoomwapens en van Syrië.
Het recente rapport van het ‘Internationaal Atoom-Energie Agentschap’ heeft verklaard dat Iran een nucleair programma aan het ontwikkelen is. Als antwoord daarop hebben het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verenigde Staten nieuwe sancties opgelegd. De laatste dagen heeft Iran bevestigd dat ze een onbemand Amerikaans vliegtuigje (drone) hebben neergehaald, dat probeerde militaire inlichtingen te vergaren. Met betrekking tot Syrië maakt het artikel gewag van samenwerking in de slachting van de Syrische bevolking tussen het regime van Assad en de Revolutionaire Garde van Iran. Bij de plundering van de Britse ambassade heeft men eveneens de hand gezien van de jongerenafdeling van de Basij, achter de schermen geleid door El-Assad.
Net als de inter-imperialistische rivaliteiten, mogen we de interne rivaliteiten binnen de nationale bourgeoisieën van die landen zelf niet vergeten. Afgelopen zomer is het duidelijk geworden dat er een groeiende kloof bestaat tussen de Iraanse president Mahmoud Ahmedinejad en de ayatollah Ali Khamenei. Ondanks zijn antisemitische misprijzingen en zijn op stang jagende retoriek, vertegenwoordigt Ahmedinejad een fractie van de Iraanse bourgeoisie, die bepaalde banden met het Westen in stand wil houden. Khamenei heeft enkele van diens nauwe bondgenoten gearresteerd en uit de regering ontslagen. Als reactie daarop ging Ahmedinejad elf dagen ‘in staking’, door te weigeren zich te wijden aan zijn taken als hoofd van de regering. De recente gebeurtenissen rondom de overval op de Britse ambassade worden door bepaalde analytici van de media begrepen in het kader van deze twisten. Khamenei en zijn conservatieve medestrijders worden ervan verdacht achter de aanvallen te zitten om de meer verzoenende politiek van Ahmedinejad te ondermijnen en hem dwars te zitten met het oog op de komende verkiezingen in 2012. (zie: https://uk.reuters.com/article/2011/12/02/uk-iran-britain-policy-idUKLNE... [186] )
Met de verergering van de spanningen tussen Iran en het Westen, speculeren sommigen over de uitbarsting van een derde wereldoorlog. De kwestie die zich stelt is in de werkelijkheid een andere: zijn de arbeiders in het Midden-Oosten en het Westen bereid om zich te laten mobiliseren om een volgende grote oorlog te ondersteunen? De werkers van de hele wereld dragen al de molensteen van de crisis op hun schouders en beginnen te reageren. De oorlog zou nog meer bezuinigingen betekenen, meer geweld tegen de arbeiders, meer wanhoop. De arbeiders hebben geen enkel belang bij deze bloedige imperialistische slachtpartijen en zijn niet bereid om zich er massaal voor laten te inlijven.
IKS / 28.01.2012
Lezersbrief
Na acht maanden van protest, die in oorsprong deel uitmaakte van een regionale en internationale beweging tegen de repressie, werkloosheid en ellende, en waaraan Druzen, Soennieten, Christenen en Koerden, mannen, vrouwen, kinderen meededen, hebben de gebeurtenissen in Syrië een duistere wending gekregen. Waar de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk, ter verdediging van hun eigen belangen en strategieën, terugschrikken voor een directe aanval op Iran, kunnen ze, in het kader van de inter-imperialistische rivaliteiten, wel bijgedragen tot een aanval op zijn meest nauw bondgenoot, het regime van Assad in Syrië.
De gewelddadige veiligheidstroepen van Assad hebben, met de logistieke steun van “300 tot 400 Revolutionaire Gardisten” uit Iran (The Guardian, van 17.11.2011) duizenden personen vermoord en zo voeding gegeven aan een leugenachtige en hypocriete ‘bezorgdheid voor de burgers’ van de kant van de drie belangrijkste machten van anti-Iraanse front, die hierboven genoemd zijn. Net zoals in Libië zijn de Amerikanen de ‘leider op de achtergrond’, door deze keer de Arabische Liga ertoe te bewegen afstand te nemen van de Libanese, Iraakse en Algerijnse bondgenoten van Syrië en ze ertoe aan te zetten Syrië, dat een belangrijk lid was, te schorsen en aan vernederende voorwaarden te onderwerpen.
Op de voorgrond van deze quasi-bezorgdheid over lijf en leden van de bevolking stond het bloeddorstige regime van Saudi-Arabië, dat enige tijd geleden enkele duizenden militaire voertuigen met elitetroepen, opgeleid in Groot-Brittannië, stuurde om het protest in Bahrein de kop in te drukken en ook om de Amerikaanse en Britse belangen en bases daar te beschermen. De grondslag voor de hypocrisie wordt gevormd door de beslissing om Syrië, als straf voor zijn ‘bloedbad’, te schorsen. Deze beslissing was genomen tijdens de vergadering van de Arabische Liga, toen die op 16 november bijeenkwam in de Marokkaanse hoofdstad Rabat, op een moment dat Marokkaanse veiligheidstroepen duizenden protesterende mensen aanvielen en onderdrukten. Er waren meer imperialistische elementen betrokken in de actie van de Arabische Liga, in die zin dat haar besluiten zijn veroordeeld door Rusland, maar ook door China.
Maar het is niet alleen de Arabische Liga die door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op deze weg gedreven wordt, maar ook de regionale macht Turkije, die eveneens betrokken was bij de bijeenkomst in Rabat. Nadat het Turkije blijkbaar had ontraden om een soort van ‘no-fly zone’ in te stellen aan de Turks-Syrische grens, zijn de Verenigde Staten langzamerhand van inzicht veranderd. Want de door Obama afgevaardigde de nationale veiligheidsadviseur, Ben Rhodes, heeft de afgelopen week gezegd: “Wij begroeten ten zeerste de ferme houding die Turkije heeft aangenomen”. De in het buitenland verblijvende leider van de Syrische Moslim Broederschap vertelde verslaggevers in de afgelopen week dat de Turkse militaire actie (‘natuurlijk om burgers te beschermen’!) wel aanvaardbaar was. (The Guardian, van 18.11.2011). Een mogelijke bufferzone langs de langzamerhand zwaar gemilitariseerde Turks-Syrische grens zou het mysterieuze ‘Vrije Syrische Leger’ voor de dag laten komen. Dit vindt voor het grootste deel zijn basis in Turkije (alsook in Libanon) en is op dit moment, qua aantal, duidelijk in de minderheid ten opzichte van de Syrische leger, dat in staat is om zich te verplaatsen met veel zwaarder wapentuig. In deze convergentie van imperialistische belangen, bestaat deze slangenkuil uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de meerderheid van de Arabische Liga, breed links, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad uit Syrië, die een grote rol hebben veroverd binnen de oppositie tegen Assad. Bovendien zijn een verdere destabilisering en potentieel nog grotere problemen heel duidelijk aanwezig zowel in de waarschuwing van Turkse president Gül, die Syrië waarschuwt dat het zal moeten betalen voor het opdrijven van de spanningen in het Koerdische zuid-oosten van Turkije, als in “de hernieuwde bereidheid van Washington een oogje dicht te doen voor de Turkse inval in Noord-Irak, gericht tegen de Koerdische guerilla-bases”. (The Guardian, van 18.11.2011). Dit geheel van onstabiele toestanden, die gevoed worden door de grootmachten en hun belangen, maakt dat een militaire tussenkomst van Turkije op Syrisch grondgebied steeds waarschijnlijker wordt.
Teheran, het uiteindelijk doelwit
‘Het Vrije Syrische leger’ is zelf betrokken geweest bij sektarische moorden en bij het doden van Syrische burgers (Newsnight, 17.11.2011) en aangezien het in de strijd en aanslagen tegen de regeringstroepen en politiemacht, opereert vanuit schuilplaatsen buiten het land, treffen de vergeldingsmaatregelen de burgerbevolking. De Syrische Nationale Raad, die de afgelopen maand het daglicht zag, heeft ook opgeroepen tot militaire tussenkomst tegen het leger van Assad, terwijl een andere oppositie-kracht, het Nationale Coördinatie Comité, dit standpunt heeft afgewezen. De Franse minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Alain Juppé, heeft in Parijs al een ontmoeting gehad met de oppositie en in een verbetering van de relaties ontmoette de Britse Secretaris van Buitenlandse Zaken, Hague, de oppositie op 21 november in Londen. Het is niet duidelijk geworden wie deze ‘oppositie’ precies was en of zij het Vrije Syrische Leger, de Syrische Nationale Raad, het Nationale Coördinatie Comité, de Koerdische oppositie, de Moslim Broederschap en de Salafi Jihad vertegenwoordigde. De oppositionele ‘coalities’ omvatten onder meer de Stalinisten, elf Koerdische organisaties, stam- en clanstructuren, plus een onthutsend aantal beginnende tegengestelde belangen. In ieder geval heeft Hague opgeroepen tot een ‘verenigd front’ en heeft hen een ‘ambassadeur’ toegewezen. (BBC News, 21.11.2011)!
Al een aantal jaren hebben de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Israël en Saoedi-Arabië de anti-Iraanse hysterie opgevoerd en dit is de werkelijke reden van hun steun aan de Syrische oppositie en hun ‘bezorgdheid voor de burgers’.Deze campagne is behoorlijk toegenomen door een recent rapport van het Internationaal Atoom-Energie Agentschap (IAEA), dat een ‘mogelijke’ militaire dimensie in de Iraanse nucleaire ambities meende gewaar te worden. Maar de Verenigde Staten omsingelen Iran al enige tijd. Aan de oostgrens van Iran liggen honderdduizend Amerikaanse troepen in Afghanistan, in het noord-oosten ligt Turkmenistan met zijn Amerikaanse militaire basis. In het zuiden van Bahrein liggen Amerikaanse en Britse marinebases. En in Qatar, anti-Iraanse marionet van Saoedi-Arabië, bevindt zich het hoofdkwartier van de Amerikaanse Commandotroepen.
De enige ademruimte die er voor Iran nog bestaat, ligt aan de westgrens met Irak en zelfs hier hebben Amerikaanse en Britse commandotroepen hun directe of indirecte invallen uitgevoerd. In 2007 heeft Bush de toestemming van het Congres gekregen voor een programma van 400 miljoen dollar, om ‘etnische’ groepen te steunen, terwijl Seymour Hersch onlangs in de Daily Telegraph en Brian Ross op ABC inlichtingen hebben binnengekregen over een groep Iraanse terroristische gangsters Joundallah. De leider van de groep Abdolmalek Rigi, die door de Iraanse geheime politie gevangen genomen is toen hij naar Doha ging, bevestigt dat hij op de Amerikaanse luchtmachtbasis van Manas, in Kirghizistan, de CIA had ontmoet om zijn steun aan te bieden aan de terroristische aanvallen in Iran.
Langs de hele kust van Iran, in de Perzische Golf, is er een massale opbouw van Amerikaanse oorlogsschepen aan de gang en in de wijdere Golfregio versterken de Verenigde Staten hun troeven in Koeweit, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten. Recente berichten (The Guardian, 11.03.2011) hebben aangetoond dat het Verenigd Koninkrijk samen met de Amerikaanse troepen noodmaatregelen voorbereidt met het oog op een mogelijke maritieme en luchtaanval op doelen in Iran. Op nauwelijks 1500 kilometer daar vandaan bevindt zich Israël, dat nucleaire wapens bezit, en dat betrokken was bij de aanval met het virus Stuxnet, en er in slaagde om ongeveer een vijfde deel van de atoomcentra van Iran definitief lam te leggen. Het was ook betrokken bij de dood van Iraanse wetenschappers, waaronder op de eerste plaats een atoomexpert, generaal-majoor Moghaddam, die tien dagen geleden, samen 16 anderen, werd gedood in een enorme explosie op een basis van de Revolutionaire Garde, dichtbij Teheran.
Nogmaals, de hypocrisie van de democratie is bijna ongelofelijk: ondanks hun retoriek over ontwapening, bevestigt de Britse Amerikaanse Informatie-Raad van de Veiligheid (BASIC) dat de Verenigde Staten in de loop van het komende decennium 700 miljard uit zullen geven voor de modernisering van hun nucleaire bewapening en dat ”andere landen, China, India, Israël, Frankrijk en Pakistan inbegrepen, reusachtige sommen zouden moeten besteden aan tactische en strategische raketsystemen”(The Guardian, 31.10.2011). Het rapport gaat verder door te stellen dat “de nucleaire wapens een rol worden toebedacht die verder gaat dan alleen afschrikking … een rol als oorlogswapen in de militaire planning”. En wat Israël betreft, verklaart het rapport: “…. De omvang van de nucleaire kernkoppen van de kruisraketten van zijn vloot onderzeeboten is toegenomen en het land schijnt op de goede weg te zijn, dankzij zijn programma van lancering van satellieten, voor de toekomstige ontwikkeling van een intercontinentale ballistische raket (ICBM)”.
Groot-Brittannië, dat heeft bijgedragen om Israël van nucleaire wapens te voorzien, is niet genoemd in het rapport waartoe dit land de opdracht had gegeven. Iedereen weet dat een aanval op Iran stom zou zijn, zelfs in de ogen van de Mossad en de Shin Bet, de externe en interne geheime veiligheidsdiensten van Israël. Gebruikmakend van het kanaal, dat ze gewoonlijk gebruiken om informatie uit te laten lekken, de Koeweitse krant Al-Jarida, hebben de twee agentschappen hun ernstige twijfels geuit en de baas van Mossad, Meir Dagan, die onlangs met pensioen is gegaan, heeft het vooruitzicht van een aanval op Iran ‘de stomste van alle ideeën’ genoemd, waarover hij ooit had horen spreken. Maar het feit dat zoiets stom is of irrationeel maakt het nog niet onwaarschijnlijk: het is voldoende om te kijken naar de oorlog in Irak en de internationale nachtmerrie, totaal irrationeel, in Afghanistan/Pakistan. Syrië wordt een volgende stap in de omvorming van de geheime oorlog tegen Iran. Dat heeft niets te maken ‘de bescherming van burgers’, maar komt volledig overeen met het nastreven van de meest irrationale doelen, opgelegd door een systeem, dat in volledige ontbinding verkeert.
Baboon / 21.11.2011
Internationalisme nr. 354 - 2e kwartaal 2012
Internationalisme 355 - 3e kwartaal 2012
Al meer dan anderhalf jaar bombardeert, vermoordt, verkracht en foltert het bewind van Assad onder de ogen van de ‘internationale gemeenschap’ die een hypocriete klaagzang verspreidt over het lot van de Syrische bevolking die dagelijks al deze verschrikkingen moet ondergaan.
Aan alle kanten vermenigvuldigen de internationale bijeenkomsten, waarin de 16.000 doden van de Syrische repressie worden aangeklaagd, en oproepen worden gedaan tot vrede met dreigementen, de ene meer steriel dan de andere. De ‘filosoof’Bernard Henry Lévi, de niet aflatende vertegenwoordiger van de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie en sinds de oorlog in ex-Joegoslavië een onverzadigbare samoerai van de verschillende televisiekanalen en Parijse salons, kan, in navolging van de Verenigde Staten, die met de vinger aan de trekker, hun rekening willen vereffenen met de Syrische potentaat, niet anders dan oproepen tot een militaire interventie in Syrië
En zes maanden geleden is Mali ook terechtgekomen in een oorlogssituatie, die voorlopig ook geen enkel perspectief biedt op een bijleggen van de strijd. Ook daar hebben de hoogwaardigheidsbekleders, de vertegenwoordigers van de westerse democratische bourgeoisie, zich zonder ophouden geërgerd en ongerust gemaakt over de hel die de bewoners van deze regio wacht, schaamteloos geteisterd door gewapende min of meer islamitische bendes.
Maar wat is er waar van deze besluiteloosheid, deze mediadrukte die geacht wordt een appel op ons te doen met betrekking tot het lot van deze twee landen in het bijzonder? Niets! Wind en niets dan wind!
Niet alleen maken de grote mogendheden zich, zoals overal elders, in feite geen enkele zorg betreffende de barbarij die de bevolking van Syrië of Mali ondergaan, maar is hun enige reële bezorgdheid de inschatting van de mogelijke voordelen en de risico’s van een militaire ingreep. Deze beide situaties zijn een kritieke uitdrukking van de impasse waarin de kapitalistische wereld zich bevindt en de onmacht waarin waarvoor de westerse mogendheden zich gesteld zien.
In Mali betreft het over een verwikkeling, rechtstreeks veroorzaakt enerzijds door de sociale ontaarding, die het Franse kolonialisme heeft achtergelaten en haar onvermogen om een voldoende stabiele Malinese staat in het leven te roepen. De uitbarsting van de verschillende fracties, die de laatste maanden opgedoken zijn, zegt genoeg over de ondergang van deze regio, die verder reikt dan Mali zelf. Van de Aqmi tot en met de Mnla, uitgaande van diverse groepen dissidenten en opposanten van het regime van Bamako, de één meer ‘diepgelovig’ dan de ander, gaat het om bendes gewapende bandieten, die niet gisteren als door een betovering en het daglicht gekomen zijn. Men zegt ons dat de terugkeer is van de Toearegs, die voorheen geronseld waren door Khadafi, met andere woorden honderden krijgshaftig getrainde mannen, die zware wapens met zich meesleuren, de factor zijn die deze nieuwe zone van chaos in de Sahel-regio hebben ontketend.
Alsof zoiets niet was te verwachten! Toppunt van ‘verwondering’! Libië heeft geen gemeenschappelijke grenzen met Mali en de Toearegs hebben dus twee grenzen moeten oversteken: die van Libië-Algerije en die van Algerije-Mali. Ze werden zelfs niet ontwapend(!) toen zij de rangen en krachten van de voortgaande Touareg-rebellie in belangrijke mate kwamen vergroten, waardoor de begeerte van de kleine lokale en regionale boeven alleen maar werd geprikkeld. De larve zat dus al geruime tijd in het fruit. Mali, zoals de hele Sahel, maakt inderdaad deel uit van deze historische, moeilijk te controleren plaatsen door de ontelbare bevolkingsgroepen met verschillende culturen, waaronder de ex-koloniale machten, in concreto Frankrijk, die gedurende meer dan 150 jaar de ongelijkheid heeft onderhouden en aangewakkerd volgens de leuze: ‘verdeel en heers’. En indien de huidige situatie het product is van wat genoemd wordt: ‘Françafrique’, kan ze slechts verergerd worden door de reeds twintig jaar durende schimmige oorlog tussen de Verenigde Staten en Frankrijk, met als inzet de controle over de markt van Afrikaanse grondstoffen. Na Soedan is het niet onmogelijk dat ook Mali opgedeeld gaat worden in twee verschillende staten. Ondertussen verspreidt zich een cholera-epidemie in Goa, waarmee uitzinnige islamieten de omgeving extra hebben ondermijnd, en aldus de ganse bevolking hebben gegijzeld. Maar we mogen gerust zijn, de Veiligheidsraad van de VN heeft in een resolutie, donderdag met unanimiteit aangenomen, opgeroepen tot sancties tegen de rebellen van Noord-Mali terwijl de Cedeao elke westerse militaire inmenging in het land verbiedt!
Stad na stad wordt het land onderworpen aan een intensief artillerie-bombardement en zit de bevolking gedurende dagen of weken opgesloten in hun huizen of kelders, zonder voeding of elektriciteit. Sluipschutters van het leger installeren zich op de daken, iedereen neerschietend die zo gek is om voedsel te gaan halen voor zijn gezin. En als dan uiteindelijk de stad valt, worden alle gezinnen direct en persoonlijk getroffen, hetzij door de soldaten van het reguliere leger of nog vaker - door de massieve deserties van soldaten die walgen van wat ze moesten doen - door bendes vage criminelen, ‘Shabiha’ genoemd, oftewel ‘geesten’. De twee meest bekende moordpartijen hebben plaatsgevonden in Houla en Mazraat al-Qubair, maar ze zijn helemaal niet de enige voorbeelden.
Met de meest schaamteloze arrogantie praten de woordvoeders van het regime de bloedbaden goed door het bestaan van ‘gewapende terroristische groepen’, die zich gevestigd zouden hebben in de desbetreffende steden. Heel dikwijls beschuldigen ze dat de moordpartijen van vrouwen en mannen, die het meest uitvoerig in het nieuws geweest zijn, komen van deze groepen die zogenaamd handelend om de regering in diskrediet te brengen
Tegenover de grote protestacties, die tegen zijn overheersing ontstaan zijn tijdens de andere massabewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, heeft Pasar el-Assad de sporen van zijn vader proberen te volgen: in 1982 heeft Hafez el-Assad weerstand moeten bieden aan een andere opstand geconcentreerd in Hama en geleid door de Moslimbroeders. Het regime heeft toen een gruwelijke slachting aangericht: het dodenaantal werd geschat tussen de 17.000 en 40.000. De opstand werd verpletterd en de dynastie van Assad heeft bijna 30 lang jaar een min of meer gecontesteerde controle over het land kunnen handhaven.
Wat verleden jaar begonnen is als een ongewapende volksopstand tegen het regime van Assad, is veranderd in een lokale oorlog tussen de regionale en mondiale imperialistische mogendheden. De voornaamste geallieerde van Syrië in de regio, Iran, houdt zich aan de zijde van Assad en men weet dat de ‘Bewakers van de Revolutie’ of andere agenten van de islamitische republiek ter plaatse meewerken en medeplichtig zijn aan de terreurcampagne van Assad. Deze laatste blijft bovendien genieten van de bescherming van Rusland en China die, in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, actief de resoluties blokkeren die zijn regering veroordelen en oproepen tot sancties. Zelfs als Rusland zich, ten opzichte van de begaande afschuwelijkheden, genoodzaakt zag zijn houding te matigen, door zijn eerste schuchtere kritiek te uiten over de moordpartijen van Assad, dan vormt haar steun aan de ‘non-interventiepolitiek’ een versterking van de massale hulp met wapens aan Syrië. Hillary Clinton heeft Rusland er recentelijk van beschuldigd aanvalshelikopters te leveren - waarop Sergueï Lavrov, de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, antwoordde dat de helikopters enkel een ‘defensieve’ taak vervullen en dat het Westen in ieder geval de rebellen bewapent. Wat evenzeer waar is.
Want vanaf het moment dat de oppositie zich verenigd had rond het Vrije Syrische Leger en de nationale Syrische Raad tot een belangrijke politieke burgerlijke macht werd, zijn er wapentransporten geweest vanuit Saoedi-Arabië en Qatar.
Wat betreft Turkije, die lange tijd goede relaties heeft onderhouden met het regime van Assad, zagen we in de laatste maanden hoe deze haar houding radicaal veranderde met een veroordeling van de onmenselijkheid, door bescherming te bieden aan dissidente militairen en ontheemden, die deze moordpartij ontvluchten.
Op militair vlak heeft zij een belangrijke macht op de been gebracht aan de Syrische grens en Moskou er tegelijkertijd van beschuldigend Syrië te steunen. Hillary Clinton suggereert dat de massale komst van Syrische troepen rond Aleppo, vlakbij de grens met Turkije “best de rode lijn zou kunnen zijn voor de Turken in de verdediging van hun nationale strategische belangen”. Van de kant van de Turkse staat betreft het een politiek van duidelijke (1) provocatie, bedoeld om in de ogen van de westerse mogendheden een versterkte status te verwerven als voornaamste macht op het regionaal vlak.
De politiek van terreur van Assad, verre van de ijzeren greep op het land te verstevigen, heeft alles tot een kookpunt gebracht in een perspectief van een niet te overzien imperialistisch conflict. De etnische en religieuze verdelingen binnen het land nemen alleen maar toe. De Iraniërs steunen de Alawitische minderheid, oftewel de Saoedi’ s, en zonder enige twijfel een resem aan ongecontroleerde djihadstrijders, die door het conflict worden aangetrokken, om een soort Soennitisch regime op te leggen. De spanning tussen christenen en islamieten en tussen Koerden en Arabieren stijgt ook. Het geheel vindt plaats in een context waarbij Israël de Verenigde Staten onder druk zet om Iran aan te vallen en dreigt om de klus zelf te klaren. Tevens zou een escalatie van de oorlog in Syrië als gevolg hebben dat de Iraanse kwestie nog meer in het daglicht wordt gesteld, met nog meer verstrekkende en verwoestende gevolgen.
De sociale en politieke gevolgen van een nieuw oorlogstoneel, dat zich opent voor de grote mogendheden in deze Syrische regio, zijn niet in te schatten. Hetzelfde geldt voor Mali, waar een reëel risico bestaat dat de gehele Sahel in vuur en vlam wordt gezet door de creatie van een immense haard van conflicten, die Afrika van oost naar west doorkruist.
We kunnen dus niet voorspellen of de westerse mogendheden in de komende periode, hetzij in Syrië hetzij in Mali, gaan tussenkomen, daar de situatie dan waarschijnlijk oncontroleerbaar zou worden. Maar of zij het nu wel of niet doen, de doden stapelen zich op en hun uitvoerige ‘humanitaire’ toespraken tonen aan wat ze waard zijn: leugens, misprijzen voor de bevolking en de inschatting van de verschillende belangen
Wilma / 07.08.2012
(1) De vernietiging van een Turks vliegtuig boven het Libische luchtruim is er een bewijs van.
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de eerste inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Deze eerste discussie centreerde zich rond vier grote lijnen : het zoeken om definities en gehanteerde begrippen beter te omschrijven (geld en krediet, schulden, afzetmarkten, ruil- en gebruikswaarden, enz.) ; de historische crisis van het kapitalisme ( zijn verval) en de kwestie van de overproductie ; het verband tussen crisis – oorlog – heropbouw en de rol van het imperialisme en thema’s die al een aanloop vormden naar de volgende twee discussie-rondes.Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkruigbaar.
Om te beginnen is het onloochenbaar dat de crisis zich, en wel het meest spectaculair zelfs, uit op het financiële vlak: de banken hebben vanaf het einde van de jaren 1980 alle ruimte gekregen om hun politiek van financieren en tussenhandel te verruimen en vormen nu – ook al is het virtueel via de computer – een belangrijkere markt dan alle niet-financiële sectoren bij elkaar. In 2008 was de som van de wereldwijde financiële transacties toegenomen tot 2.200.000 miljard dollar, tegen een Bruto Nationaal Product op wereldschaal van 55.000 miljard. De speculatieve economie is daardoor 40 keer groter dan de zogenaamde ‘echte’ economie. En deze miljarden zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate geïnvesteerd in doldraaiende en zelfvernietigende beleggingen. De financiële sector is de laatste 25 jaar niet meer gebaseerd op reële of intrinsieke waarden, maar tot een steeds meer op zichzelf gericht fenomeen uitgegroeid. Ze heeft haar contact met de economische realiteit volkomen verloren. Ze staat al lang niet meer ten dienst staan van de reële economie, maar is gebaseerd op irreële overwaarde (lucht). Het is hier, waar de enorm opgeblazen schulden van overheden, financiële instellingen, ondernemingen en particulieren uit voortvloeien.
Op het einde van de 20e eeuw heeft de bourgeoisie de banken alle ruimte heeft gegeven om hogere hypotheekleningen te verstrekken dan gebruikelijk was tegen een hele lage aanvangsrente. De explosie van dit hypothecaire krediet zorgde in een groot aantal landen voor stijgende vastgoed- en huizenprijzen. Door steeds grotere leningen te verstrekken tegen sterk overgewaardeerde prijzen op de huizenmarkt, konden de banken een steeds groter deel van het inkomen van de arbeiders aan rente innen. Tot het moment dat de rente verhoogd werd, om de dreigende inflatie (verhoging van de huizenprijzen leidde tot een oververhitting van de huizenmarkt) een halt toe te roepen. En toen konden plotseling een massa aan arbeidersfamilies de rente op hun hypotheek niet meer opbrengenMaar het verschijnsel van arbeidersfamilies, die met handen en voeten gebonden zijn aan een hypotheek, is altijd al aanwezig geweest binnen het kapitalisme en kan de omvang van de huidige krisis niet verklaren. Tegenwoordig zijn ze met handen en voeten gebonden aan de banken, vroeger waren ze dat aan de patroon, zoals we weten uit de verslagen van Friedrich Engels: ‘De ketening van de arbeider aan een eigen huis’, bestond al in de jaren ‘80 van de 19e eeuw“. (De fabrikant) Dolfuss en zijn collega’s trachtten de arbeiders kleine huisjes te verkopen die in jaarlijkse termijnen afbetaald moesten worden. (….) Op deze manier gingen de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten (...) en werden daarna pas echt de slaven van hun broodheren; ze waren gebonden aan hun huizen, ze konden niet weg, en moesten alle werkomstandigheden slikken”. (Friedrich Engels 1887)
Het probleem betreft echter niet de immobiliënmarkt op zich maar het gehele marktmechanisme met zijn uitgesproken speculatief karakter.
De extravagante leningen van banken aan huishoudens en bedrijven, die de crisis veroorzaakten, hadden geen productief karakter. Er werd geen echte waarde gecreëerd, alleen de kosten van de al bestaande goederen en diensten werden verhoogd door de politiek van de banken. Op een nog vulgairder wijze verstrekten verzekeraars polissen met gigantische verborgen kosten, de toepasselijk getitelde woekerpolissen. Banken en verzekeraars verdienden dus - figuurlijk - hun geld door tolpoortjes neer te zetten, niet door nieuwe wegen aan te leggen. Hoe de winsten ook gerealiseerd werden door de betreffende banken, alle instellingen (pensioenfondsen, banken, woningcorporaties) in de hele wereld wilden een graantje van meepikken van de winsten die, middels rommelhypotheken, gemaakt werden op de, met name de Amerikaanse, huizenmarkt. Deze rommelhypotheken, deze risicovolle beleningen, werden vermengd met minder risicovolle beleningen en door de betreffende banken op de beurs te koop aangeboden.
En ondanks het feit, of juist vanwege het feit dat de aandelen, obligaties van de betrokken banken en verzekeringsmaatschappijen bleven stijgen, gingen anderen, die daar ook van wilden snoepen, steeds meer risico’s aan. Om mee te kunnen doen aan dit casinospel kregen de banken (eigenlijk gewone nutsbedrijven) toestemming van hun respectievelijke staat hun voorraad liquide middelen tot een minimum terug te brengen. De inkomsten namen inderdaad met grote sprongen toe. De pensioenfondsen in Nederland bijvoorbeeld verdienden er zoveel mee dat de staat in de jaren 1990 hun kas zelfs tweemaal heeft afgeroomd, omdat ze over teveel kapitaalreserves beschikten. De met grote sprongen toegenomen winsten waren op zichzelf het bewijs dat het allemaal geen kwaad kon. Maar toen in de VS de (de virtuele) overwaarde plotseling in rook opging, zaten de instellingen in de rest van de wereld ook met de gebakken peren: hun beleggingen in de rommelhypotheken bleken opeens bijna niks meer waard te zijn.
Ook dit fenomeen is niet nieuw. Ook dit fenomeen hebben we in de geschiedenis ook al eens eerder gezien en zegt niets over de oorzaak van de crisis van vandaag. Eén van de belangrijkste verschijnselen van de Grote Depressie van de jaren 1930 van de vorige eeuw was het aantal banken dat failliet ging. Ook toen daalde het vertrouwen tussen de banken tot een nulpunt (want wie heeft hoeveel onbetrouwbare beleggingen?), waardoor de liquiditeitsverstrekking, het smeermiddel van de economie, tot een nulpunt daalde.
In de laatste jaren is iedere ineenstorting van de beurs gepaard gegaan met affaires over zogenaamde bedrieglijke handelaars. Het waren niet alleen maar fraudeurs: zo zijn de praktijken van Madoffs de laatste zestien jaar wel acht keer tegen het licht gehouden door allerlei toezichthoudende autoriteiten, zoals de Securities en Exchange Commission (SEC). Hoewel onderzoekers getipt waren, stuitten ze nooit op fraude. In feite hebben de volgende voorbeelden met veel risico’s gespeculeerd, maar zijn ze er op een ongelofelijke manier mee de teil in gegaan. In december 2008 was het Bernard Madoff opeens een fraudeur, toen bleek dat de bankenreus Lehman Brothers 65 miljard dollar in lucht had zien opgaan. Hetzelfde gebeurde in september 2011 door toedoen van Kweku Adoboli met een ‘fraude’ van 2.3 miljard dollar bij de Zwitserse bank UBS. In januari 2008 herhaalde dat zich nog eens door Jerome Kirviel met een ‘fraude’ van 4.82 miljard euro’s bij Franse Bank Société Générale. Maar speculatie is geen nieuw fenomeen : “Een zekere Sullivan krijgt op het ogenblik van zijn vertrek — voor een regeringsopdracht — naar een deel van Indië, dat ver verwijderd ligt van de opiumgebieden, een opiumcontract toegewezen. Sullivan verkoopt zijn contract voor £40.000 aan een zekere Binn, Binn verkoopt het contract op dezelfde dag voor £60.000 en de uiteindelijke koper en uitvoerder van het contract verklaart dat hij er daarna nog een enorme winst uit haalde.”
Maar dit fenomeen is ook helemaal niet kenmerkend voor de huidige crisis. Het bestaat al heel lang binnen het kapitalisme. Marx omschreef de destructieve werking van de financiële sector en de speculanten in zijn tijd als de ‘plunderende ridders van het krediet’;‘een parasitaire klasse’. “Het woekerend kapitaal gebruikt de kapitalistische wijze van exploitatie, zonder de kapitalistische wijze van productie,”
Eens te meer dus is speculatie een fenomeen dat aanwezig was doorheen de ganse geschiedenis van het kapitalisme en bijgevolg kan het moeilijk de grondslag vormen voor de huidige crisis van het kapitalisme.
Dat er een enorme kloof gaapt tussen de economieën van zuidelijke en noordelijke Europese landen als Nederland en Duitsland wisten we in 2000 ook al. Een land als Griekenland is niet in staat om te concurreren met de meer noordelijke landen. Het was duidelijk dat de situatie vanaf het begin onhoudbaar was en de fundamenten van de Europese munteenheid wel moest ondermijnen. De verschillende bourgeoisieën uit het Noorden handelden in het verleden echter zeer bewust in overeenstemming met hun economische belangen toen ze landen uit de Europese periferie, die aantoonbaar met begrotingscijfers knoeiden, toch de Eurozone inloodsten. Strenge fiscale regels werden terzijde geschoven omwille van de beloftes van nieuwe, beschermde markten voor hun ondernemingen.
Ook nu proberen de politici mogelijke inzichten te vertroebelen door de boodschapper aan te vallen. Maar dit beantwoordt natuurlijk aan de rol waarvoor ze aangesteld en betaald worden : de bevolking voor te liegen over de grondslag van de gebeurtenissen die de financiële druk veroorzaken op bepaalde Europese landen en de spanningen binnen de Eurozone verscherpen, en vooral te verbergen dat het kapitalisme gekenmerkt wordt door fundamentele tegenspraken, die binnen dit systeem niet op te lossen zijn.
Het kapitalisme is de eerste maatschappijvorm in de geschiedenis wier crisis niet het gevolg van onderproductie, van een product van tekort, maar als gevolg van een overproductie, van een teveel aan goederen. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken – de epidemie van de overproductie. Het is een crisis van de op loonarbeid gebaseerde kapitalistische productiewijze Het kapitalisme is sinds zijn ontstaan belast met een soort van aangeboren ziekte: het produceert in overvloed een vergif dat niet zijn organisme niet de baas kan, de overproductie. Het vervaardigt meer waren dan zijn markt kan opslorpen. Waarom? Laten we een voorbeeld nemen om dat uit te leggen: een arbeider werkt aan een lopende band of achter een computer en krijgt aan het eind van de maand 800 euro uitbetaald. In feite produceert hij niet het equivalent van de 800 euro, dat hij ontvangt, maar een waarde van wel 1600 euro. Hij heeft waarde voortgebracht die hij niet betaald krijgt of anders gezegd, een meerwaarde. Wat doet de kapitalist met de 800 euro die hij van de arbeider gestolen heeft (op voorwaarde dat hij die waren verkocht krijgt)? Hij gebruikt een deel ervan voor zijn persoonlijke consumptie, laten we zeggen: 150 euro. De overblijvende 650 euro herinvesteert hij in het kapitaal van zijn bedrijf, meestal in de vorm van de aankoop van modernere machines, enzovoort. Maar waarom gaat de kapitalist zo te werk? Omdat hij er economisch toe gedreven wordt. Het kapitalisme is een systeem van concurrentie, de producten moeten goedkoper verkocht worden dan die van de buurman, die dezelfde producten fabriceert. Bijgevolg moet de patroon niet alleen zijn productiekosten – lees: lonen – verlagen, maar bovendien een groeiend deel van de onbetaalde arbeid van de arbeiders opnieuw en, op de eerste plaats, investeren in meer modernere machines om de productiviteit op te voeren. Indien hij dit niet doet, kan hij niet moderniseren en zal zijn concurrent, vroeger of later, wel goedkoper kunnen verkopen en de markt kunnen inpalmen. Het kapitalistisch systeem is behept met een tegenstrijdig fenomeen: door de arbeiders niet volledig te vergoeden voor wat ze effectief als arbeid geleverd hebben en door de bazen te noodzaken af te zien een groot deel van de winst, dat ze zo afgeperst hebben, zelf te verbruiken, produceert het systeem meer waarde dan het kan verhandelen. De arbeiders en kapitalisten kunnen samen nooit alle geproduceerde waren verbruiken. Het kapitalisme moet daarom het overschot aan waren buiten zijn eigen productiesfeer verkopen, op markten die nog niet veroverd werden door de kapitalistische productieverhoudingen, en die we de extra-kapitalistische markten noemen. Als het daar niet in slaagt, wordt het geconfronteerd met een overproductiecrisis.
Dit zijn in grote lijnen samengevat de conclusies waar de werken van Karl Marx in Het Kapitaal en van Rosa Luxemburg in De accumulatie van het kapitaal toe geleid hebben. Om het nog beknopter te zeggen, vatten we de theorie van de overproductie in enkele punten samen:
- Het kapitaal buit zijn arbeiders uit (of anders gezegd: hun lonen zijn minder belangrijk dan de werkelijke waarde die ze met hun arbeid scheppen).- Het kapitaal kan zo zijn waren met winst verkopen, voor een prijs die behalve het loon van de arbeiders en de meerwaarde, ook de afbetaling van de productiemiddelen mogelijk maakt. Maar de vraag is: aan wie?
- Natuurlijk kopen de arbeiders die waren… voor zover hun loon daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal.- De kapitalisten verbruiken zelf ook… en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen.
- Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’! n
DS
Om die reden stelt de IKS dan ook vandaag dat de arbeidersklasse niets te zoeken heeft op het verkiezingsterrein. Deze houding van de revolutionairen heeft niets te maken met het specifieke karakter van de gemeenteraadsverkiezingen die in oktober in België doorgaan, maar vloeit voort, zoals onderstaande tekst duidelijk maakt, uit de algemene kenmerken van de ontwikkeling van het kapitalisme sedert begin van vorige eeuw.
Geconfronteerd met de angst voor de toekomst, de schrik voor de werkloosheid, het balen van de soberheid en de bestaansonzekerheid, gebruikt de bourgeoisie de verkiezingen om het nadenken binnen de arbeidersklasse te belemmeren.De weigering om deel te nemen aan het verkiezingscircus is geen vanzelfsprekende zaak voor het proletariaat omdat deze misleiding nauw verbonden is met de kern van de ideologie van de heersende klasse: de democratie. Heel het sociale leven van het kapitalisme wordt door de bourgeoisie georganiseerd rond de mythe van de democratische staat. Deze mythe is gegrondvest op het leugenachtige idee dat alle burgers gelijk en vrij zouden zijn om via hun stem, te kiezen voor hun politieke vertegenwoordigers en het parlement, dat voorgesteld wordt als de weerspiegeling van de volkswil. Dit ideologische bedrog is voor de arbeiders moeilijk te ontzenuwen, ook al omdat de verkiezingsmis-leiding gedeeltelijk steunt op bepaalde waarheden. De bourgeoisie misbruikt ze, via het vervalsen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging, door de herinnering op te roepen van de heldhaftige strijd van de arbeidersklasse voor de verovering van het stemrecht. Tegen de grove propagandistische leugens is het noodzakelijk om terug te grijpen op de werkelijke standpunten die werden verdedigd door de arbeidersbeweging en haar revolutionaire organisaties. En dat niet op zichzelf, maar met betrekking tot de verschillende perioden van de ontwikkeling van het kapitalisme en van de behoeften van de revolutionaire strijd van het proletariaat.
De negentiende eeuw is de periode van volle ontwikkeling van het kapitalisme, waarbij de bourgeoisie het algemeen stemrecht en het parlement gebruikte in haar strijd tegen de adel en haar eigen reactionaire fracties. Zoals Rosa Luxemburg in 1904 onderstreepte in haar tekst Sociaal-democratie en parlementarisme: Verre van een absoluut product te zijn van de democratische ontwikkeling, van de vooruitgang van het menselijke geslacht of van soortgelijk schoons, is het parlementarisme veeleer de bepaalde historische vorm van de klassenheerschappij van de bourgeoisie en dit is dan de keerzijde van deze heerschappij van de strijd van de bourgeoisie tegen het feodalisme. Het burgerlijke parlementarisme blijft slechts zolang in leven als de strijd tussen de bourgeoisie en het feodalisme duurt. (Rosa Luxemburg, Orde heerst in Berlijn, L.J.C. Boucher, Den Haag) Met de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, schaft de bourgeoisie de lijfeigenschap af en breidt zij de loonarbeid uit voor de behoeften van haar economie. Het parlement wordt de arena waar de verschillende burgerlijke partijen elkaar bevechten om te beslissen over de samenstelling en de oriënteringen van de regering die belast wordt met de uitvoerende macht. Het parlement wordt tot het centrum van het burgerlijke politieke leven, maar in dit democratisch parlementair systeem, zijn alleen de notabelen kiezers. De proletariërs hebben geen spreekrecht, noch het recht van organisatie.
Onder druk van de Eerste en vervolgens van de Tweede Internationale gingen de arbeiders sociale strijd van grote omvang voeren, dikwijls ten koste van hun eigen leven, om verbeteringen af te dwingen van hun levensvoorwaarden (vermindering van de werktijd van 14 tot 10 uren, verbod op kinderarbeid en op zwaar werk voor de vrouwen ). Aangezien het kapitalisme toen nog een sociaal systeem in volle bloei was, stond zijn omverwerping door de proletarische revolutie nog niet op de dagorde. Dat is de reden waarom de eisenstrijd op het economische vlak, via de vakbonden, en de strijd van zijn politieke partijen op het parlementaire terrein, het voor het proletariaat mogelijk maakten om hervormingen in zijn voordeel in de wacht te slepen. Een dergelijke deelname maakte het voor de arbeidersklasse mogelijk druk uit te oefenen ten gunste van deze hervormingen, en tegelijkertijd de verkiezingscampagnes te gebruiken als propaganda- en agitatiemiddel voor het proletarisch programma en het parlement te gebruiken als tribune om de schandelijke politiek van de bourgeoisie aan de kaak te stellen. Daarom ook was in een groot aantal landen de strijd voor het algemeen kiesrecht gedurende de hele 19e eeuw een van de belangrijkste gelegenheden voor de mobilisatie van het proletariaat (1). Dit zijn de stellingen die Marx en Engels gedurende heel deze periode van de bloei van het kapitalisme verdedigden in goedkeuring van de deelname van het proletariaat aan de verkiezingen.
Aan de dageraad van de twintigste eeuw had het kapitalisme de wereldmarkt veroverd. Toen het opbotste tegen de grenzen van zijn geografische uitbreiding, stuitte het op de objectieve beperkingen van de markten: de afzetmarkten van zijn productie worden steeds meer ontoereikend. De kapitalistische productieverhoudingen vormen zich vanaf dat moment om tot belemmeringen van de ontwikkeling van de productiekrachten. Het kapitalisme komt als een geheel terecht in een periode van crises en oorlogen van wereldomvang.
Een dergelijke omwenteling zal een diepe verandering teweegbrengen in de politieke levenswijze van de bourgeoisie, in het functioneren van haar staatsapparaat en, a fortiori, in de voorwaarden en strijdmiddelen van het proletariaat. De rol van de staat wordt overheersend want hij alleen is in staat om de orde en de samenhang te verzekeren van een kapitalistische maatschappij die wordt verscheurd door haar eigen tegenstellingen. De burgerlijke partijen worden steeds vanzelfsprekender tot instrumenten van de Staat die belast worden met het doen aanvaarden van diens politiek. De politieke macht vertoont de neiging om zich te gaan verplaatsen van de wetgevende naar de uitvoerende macht en het burgerlijke parlement wordt tot een lege huls. Het beschikt niet meer over een werkelijke beslissingsmacht. Deze werkelijkheid werd in 1920, op haar Tweede Congres, door de Kommunistische Internationale duidelijk gekenschetst. "De houding van de 3e Internationale ten overstaan van het parlementarisme wordt niet bepaald door een nieuwe doctrine maar door de verandering van de rol van het parlement zelf. In het voorbije historische tijdperk heeft het parlement als instrument van het kapitalisme in ontwikkeling, in zekere zin, meegewerkt aan de vooruitgang van de geschiedenis. Onder de moderne voorwaarden van ongebreideld imperialisme is het parlement een wapen van valsheid, bedrog, en geweld geworden, een plaats van opgewonden gebabbel.(...) In de huidige tijd kan het parlement, voor de kommunisten, in geen enkel geval, nog dienst doen als de arena voor de strijd voor hervormingen en verbeteringen van de levensstandaard van de arbeidersklasse, zoals dat het geval was op bepaalde momenten in het vorige tijdperk. Het brandpunt van het politieke leven is volledig en voorgoed naar buiten de grenzen van het parlement verschoven.” (2).
Sindsdien was er voor de bourgeoisie geen sprake meer van het toestaan van werkelijke en duurzame hervormingen van de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse. Het tegendeel dringt zich op aan het proletariaat: steeds grotere opofferingen, ellende en uitbuiting. De revolutionairen zijn eensgezind in de erkenning van het feit dat het kapitalisme zijn historische grenzen heeft bereikt, en dat het in zijn vervalfase is binnengetreden, zoals bleek uit de ontketening van de 1e Wereldoorlog. Voortaan was het alternatief: socialisme of barbarij. Het tijdperk van de hervormingen was definitief afgesloten en de arbeiders konden niets meer verkrijgen op het terrein van de verkiezingen.
Desalniettemin ging er zich een debat ontwikkelen in de loop van de jaren 1920 in de schoot van de Kommunistische Internationale omtrent de mogelijkheid, verdedigd door Lenin en de Bolsjewistische Partij, van de tactiek van het revolutionaire parlementarisme. Geconfronteerd met de ontelbare vraagstukken die werden opgeworpen door de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode, woog het gewicht van het verleden door op de arbeidersklasse en haar organisaties. De imperialistische oorlog, de proletarische revolutie in Rusland, en vervolgens de terugval van de proletarische strijdgolf op wereldvlak vanaf de jaren 1920 brachten Lenin en zijn kameraden er toe om te denken dat men het parlement van binnen uit zou kunnen vernietigen of het parlement zou kunnen gebruiken als een revolutionaire tribune. In feite zou deze foute tactiek de 3e Internationale steeds verder doen afdrijven naar compromissen met de ideologie van de heersende klasse. Het isolement van de Russische Revolutie, de onmogelijkheid van haar uitbreiding naar de rest van Europa door het neerslaan van de revolutie in Duitsland, zouden eerst de Bolsjewiki en de Internationale, en vervolgens de Kommunistische Partijen, doen afdrijven naar een ongebreideld opportunisme. Dit opportunisme zou hen er toe brengen om de revolutionaire standpunten van de 1e en de 2e Congres van de Kommunis-tische Internationale in vraag te gaan stellen om daarna, tijdens de daaropvolgende congressen, te ontaarden in het verraad van het stalinisme dat tot speerpunt werd van de triomferende contrarevolutie.
Tegen dit opgeven van de beginselen reageerden de meer linkse fracties in de Kommunistische Partijen (3). Te beginnen met de Italiaanse Linkerzijde met Bordiga aan het hoofd ervan die, reeds vr 1918, de verwerping van de verkiezingsactie voorstond. Eerst gekend als Absten-tionistische kommunistische fractie, werd die formeel opgericht na het Congres van Bologna in oktober 1919 en, in een brief gestuurd vanuit Napels naar Moskou, bevestigde zij dat een werkelijke partij die zich moest aansluiten bij de Kommunistische Internationale, alleen kon worden opgericht op basis van antiparlementaire grondslagen. Anton Pannekoek klaagde ook duidelijk de onmogelijkheid voor de revolutionairen aan om het parlement te gaan gebruiken, want een dergelijke tactiek zou enkel kunnen leiden tot het sluiten van compromissen, van toegevingen aan de heersende ideologie. Zij kon er enkel toe leiden om een schijn van leven te verlenen aan deze afstervende instellingen, tot aanmoedigen van de passiviteit van de arbeiders, terwijl de revolutie een actieve en bewuste deelname vereist van het geheel van het proletariaat.
In de jaren 1930, zou de Italiaanse Linkerzijde, via haar tijdschrift Bilan op concrete wijze aantonen hoe de strijd van de Franse en Spaanse proletariërs werd omgebogen naar het verkiezingsterrein. Bilan beweerde terecht dat de tactiek van de volksfronten in 1936, het mogelijk had gemaakt om het proletariaat als kanonnenvlees in te kaderen in de tweede imperialistische wereldslachting. Op het einde van deze afschuwelijke Holocaust was het de Kommunistische Linkerzijde van Frankrijk (waar de IKS uit voortkomt) die de revue Internationalisme publiceerde, die op de duidelijkste manier de tactiek van het revolutionaire parlementarisme zou aanklagen: De politiek van het revolutionaire parlementarisme heeft ruimschoots bijgedragen tot het ontaarden van de partijen van de Derde Internationale en de parlementaire fracties hebben gediend als forten van het opportunisme (). De waarheid is dat het proletariaat voor zijn bevrijdingsstrijd geen gebruik kan maken van het politieke strijdmiddel dat eigen is aan de bourgeoisie en bestemd is voor zijn onderwerping. Het revolutionaire parlementarisme heeft als werkelijke activiteit in feite nooit bestaan om de eenvoudige reden dat de revolutionaire actie van het proletariaat, wanneer deze er mee geconfronteerd werd, inhield dat het zich als klasse mobiliseerde op een buiten-kapitalistisch vlak, en niet gebonden aan stellingen binnen de kapitalistische maatschappij (4).
Sindsdien is het niet deelnemen aan de verkiezingen een klassengrens tussen de proletarische en de burgerlijke organisaties. Onder deze voorwaarden worden, sinds meer dan 80 jaar, de verkiezingen op wereldschaal door alle regeringen gebruikt, wat ook hun politieke kleur is, om het ongenoegen van de arbeiders af te leiden naar een steriel terrein en om de mythe van de democratie geloofwaardig te houden. Het is trouwens geen toeval dat vandaag, in tegenstelling tot de 19e eeuw, de democratische staten een verwoede strijd leveren tegen het abstentionisme (het niet-stemmen) en tegen de leegloop van de partijen, want de deelname van de arbeiders aan de verkiezingen is van wezenlijk belang voor het in stand houden van de democratische zinsbegoocheling.
In tegenstelling tot de onpasselijk makende propaganda die ons ervan wil overtuigen dat de stembus regeert, moeten wij opnieuw bevestigen dat de verkiezingen een pure maskerade zijn. Natuurlijk kunnen er meningsverschillen bestaan bij de verschillende fracties die deel uitmaken van de burgerlijke staat over de wijze waarop de belangen van het nationale kapitaal het best verdedigd worden, maar fundamenteel organiseert en controleert de bourgeoisie het verkiezingscarnaval opdat het resultaat zou overeenstemmen met haar behoeften als heersende klasse. Dat is de reden waarom de kapitalistische staat haar dienstbare media organiseert, manipuleert en gebruikt. Zo is er sinds het einde van de jaren 1920 tot op heden, onafhankelijk van het resultaat van de verkiezingen, van het feit of het rechts was of links dat zegevierend uit de verkiezingen kwam, tenslotte altijd dezelfde anti-arbeiderspolitiek gevoerd.
De laatste maanden is het georkestreerd focussen van de bourgeoisie op de presidentsverkiezingen van mei 2007 in Frankrijk er tijdelijk in geslaagd om de aandacht van de arbeiders aan te trekken en hen er van te overtuigen dat deze een inzet vormen voor hun toekomst en voor die van hun kinderen. Niet alleen stort de bourgeoisie de arbeidersklasse in een absolute verpaupering, maar bovendien vernedert ze haar door haar het brood en spelen van het verkiezingscircus te geven. Vandaag blijft er voor het proletariaat geen andere keuze over. Ofwel laat het zich meeslepen op het verkiezingsterrein van de burgerlijke staten die haar uitbuiting en onderdrukking organiseren, een terrein waarop het slechts kan geatomiseerd worden en waarop het geen weerstand kan bieden aan de aanvallen van het kapitalisme in crisis. Ofwel ontwikkelt het zijn collectieve strijd, op een solidaire een eensgezinde wijze, ter verdediging van zijn levensvoorwaarden. Het is alleen op deze wijze dat het proletariaat zijn kracht zal kunnen terugvinden als revolutionaire klasse: zijn eenheid en zijn capaciteit om te strijden buiten en tegen de burgerlijke instellingen om (parlement en verkiezingen), voor de omverwerping van het kapitalisme.
Tegenover de verergering van de aanvallen en de electorale hersenspoeling ten spijt, is het proletariaat bezig met het ontwikkelen van een diepere overdenking van de betekenis van de massale werkloosheid, van de onophoudelijke aanvallen, van de ontmanteling van de pensioensystemen en de sociale bescherming. Op termijn kunnen de anti-arbeiderspolitiek van de bourgeoisie en het proletarisch verzet hiertegen slechts uitmonden in een groeiende bewustwording in de schoot van de arbeidersklasse, van het historisch bankroet van het kapitalisme. Het proletariaat moet niet meewerken aan het smeden van zijn eigen ketenen, maar moet ze stuk breken! De versterking van de kapitalistische staat moeten de arbeiders beantwoorden met de wil om hem te vernietigen!
Het alternatief van vandaag blijft dus hetzelfde als dat wat door de marxistische Linkerzijde in de jaren 1920 werd ontwikkeld: verkiezingen en misleiding van de arbeidersklasse of ontwikkeling van de bewustwording van de klasse en uitbreiding van de strijd naar de revolutie! n
D. (Naar Internationalisme nr, 331, april 2007)
(1) Platform van de IKS
(2) Tweede Kongres van de Kommunistische Internationale
(3) De IKS is de erfgename van deze Kommunistische Linkerzijde en onze standpunten zijn er de voortzetting van.
(4) Lees hiervoor het artikel van Internationalisme nr.36 van juli 1948, opnieuw gepubliceerd in de International Review nr.36 (Engels, Frans, Spaans).
De ernst van de situatie waarmee de mensheid wordt geconfronteerd, is steeds meer zonneklaar. De kapitalistische wereldeconomie is, nadat ze veertig jaar lang geprobeerd heeft een antwoord te vinden op de open economische crisis, voor onze ogen aan 't ineenstorten. De vooruitzichten, gesteld door de vernietiging van het milieu, lijken met ieder nieuw wetenschappelijk onderzoek wel meer duister te worden. Oorlog, hongerdood, onderdrukking en corruptie is het dagelijks lot van miljoenen mensen. Tegelijkertijd beginnen de arbeidersklasse en de andere onderdrukte lagen binnen de maatschappij in verzet te komen tegen de eisen van het kapitalisme om offers te brengen en te bezuinigen. In een hele reeks van landen, van Noord-Afrika tot Europa en van Noord- tot Zuid-Amerika, zijn sociale revoltes, bezettingen, demonstraties en stakingsbewegingen uitgebroken.
De ontwikkeling van al deze tegenspraken en conflicten bevestigen meer dan ooit de noodzaak van een actieve aanwezigheid van een revolutionaire organisatie, die in staat is de zich snel ontwikkelende situatie te analyseren, duidelijk met één stem te spreken over de grenzen en continenten heen, op directe wijze deel te nemen in de beweging van de uitgebuiten en hulp te bieden bij de verheldering van hun methoden en doeleinden.
Het is onnodig om te verbergen dat de krachten van de IKS uiterst beperkt zijn in vergelijking met de reusachtige verantwoordelijkheid waarvoor we ons gesteld zien. Wereldwijd zien we een nieuwe generatie opkomen, die op zoek is naar revolutionaire antwoorden op de crisis van het systeem. Daarom is het nodig dat al diegenen, die sympathiseren met de globale doeleinden van onze organisatie, contact opnemen met de IKS en onze bekwaamheid om te handelen en te groeien met hun bijdrage ondersteunen.
We hebben het hier niet zozeer over het vervoegen van onze organisatie, ofschoon we dat graag zouden zien gebeuren. We waarderen iedere vorm van steun en bijstand die al degenen, die in het algemeen akkoord zijn met onze politiek, kunnen bieden
Op de eerst plaats door met ons te discussiëren. Schrijf ons per brief of email of neem deel aan ons online discussieforum in verschillende talen. Kom naar onze openbare en contactbijeenkomsten. Stel vragen over onze standpunten, analyses, de manier waarop we schrijven, de manier waarop de website functioneert, enzovoort.
Schrijf voor onze website en kranten, hetzij verslagen van bijeenkomsten waar je aan hebt deelgenomen, of over wat er gebeurt op je werk, in je sector, in je wijk of meer uitgebreide artikels, theoretische bijdragen, enzovoort.
Help ons om te vertalen in de vele verschillende talen waarin we schrijven: de IKS heeft websites in verschillende vormen in het Engels, Frans, Spaans, Duits, Nederlands, Italiaans, Portugees, Hongaars, Zweeds, Fins, Russisch, Turks, Farsi, Bengaals, Koreaans, Japans, Chinees en Filipijns. Er zijn altijd veel artikelen om in alle talen te vertalen, waarbij enkele van de basisteksten van onze organisatie inbegrepen. Als je in staat ben om te vertalen naar deze of naar andere talen, laat ons dit even weten.
Deelnemen aan onze openbare activiteiten, de verkoop van de pers, het woord nemen en verspreiden van onze pers en pamfletten in stakingsposten, demonstraties en bezettingen. Help ons om tussen te komen in politieke bijeenkomsten, ga er op eigen initiatief heen en verdedig de revolutionaire standpunten, of draag bij aan de discussies op de internetforums, waar we regelmatig aan deelnemen, zoals www.revleft.space [188] (in het bijzonder het linkskommunistische forum op de laatste: www.revleft.space [188]), www.libcom.org [189] of www.red-marx.com [190], enzovoort.
Als je nog andere kameraden kent, die geïnteresseerd zijn in discussie over revolutionaire politiek en de klassestrijd, zet dan discussiekringen op, forums over de klassestrijd of soortgelijke groepen, die we graag willen helpen opstarten en waar we zelf aan deel willen nemen.
Draag bij op het praktische vlak met foto’s, artistieke creaties, computerkennis .
Help om de beperkte financiële mogelijkheden te vergroten door regelmatige financiële bijdragen te geven, een abonnement te nemen op onze pers, extra exemplaren te verkopen aan mensen die je kent, of in de plaatselijke krantenkiosk of boekhandels te plaatsen.
We verwelkomen met enthousiasme ieder verzoek van kameraden die hun hulp willen opvoeren aan de organisatie door lid te worden Terwijl niet iedere sympathisant de organisatie zal vervoegen, beschouwen wij het lid worden toch als een deelname aan de geschiedenis van de proletarische strijd in de volle zin van het word. Het proletariaat is van nature een klasse wier kracht ligt in haar capaciteit tot collectieve organisatie, en dit geldt met name voor haar revolutionaire elementen, die altijd hebben geprobeerd zich te verenigen in organisaties om, als afweer tegen het enorme gewicht van de heersende ideologie, het kommunistisch vooruitzicht te verdedigen
Lid worden van de IKS stelt kameraden in staat om een directe wijze deel te nemen aan de overdenking en discussies, die op permanente basis binnen de organisatie plaatsvinden en die bedoeld zijn om de meest effectieve bijdrage te leveren aan onze interventie in de klassestrijd. Om de analyses en politieke standpunten van de organisatie vorm te geven, is de meest geëigende plaats van de individuele militant binnen de organisatie, omdat de leden voor de organisatie als geheel een onvervangbare bron zijn, waar het op kan rekenen en waardoor ze haar activiteiten op wereldschaal kan ontwikkelen.
Voordat iemand de IKS vervoegt is het van wezenlijk belang voor iedere kameraad een diepgaande discussie voert over onze fundamentele politieke standpunten, die door een algemene marxistische samenhang met elkaar verbonden en vastgelegd zijn in ons platform. Zij die lid worden, doen dat dan op basis van een oprechte overtuiging en, omdat ze er een werkelijk begrip van hebben, zijn ze in staat onze politieke standpunten met argumenten te onderbouwen.
Het is eveneens belangrijk om de statuten van de organisatie te bediscussiëren en akkoord te kunnen gaan met onze principes en regels, die ons functioneren richting geven: met onze collectieve wijze van organiseren op lokaal, territoriaal, en internationaal vlak, met de rol van de congressen en de centrale organen, met de wijze waarop we onze interne debatten voeren, wat er verwacht wordt van de leden op het vlak van hun deelname aan het leven van de organisatie, enzovoort. De essentiële benadering, die vervat is in onze statuten, kan gevonden worden in de tekst: Rapport over de structuur en de functionering van de revolutionaire organisatie.
In deze zin plaatsen we ons in de traditie van de bolsjewistische partij, voor wie een lid iemand was die niet alleen instemde met het programma van de partij, maar ook probeerde om het actief te verdedigen doorheen de activiteiten van de organisatie, en daarom bereid was zich te wijden aan haar methoden van functioneren, zoals die in haar statuten waren belichaamd.
Dit is geen proces dat zomaar eventjes gedaan wordt, maar dat en tijd en geduld vraagt. In tegenstelling tot allerlei ultralinkse groepen, zoals de trotskisten en anderen, die zich er onterecht op beroepen af te stammen van het bolsjewisme, is het niet onze politiek om tot iedere prijs nieuwe kameraden te rekruteren en dus uiteindelijk leden te werven, die niet meer dan een pion zijn in het spel van een bureaucratische leiding. Een werkelijke kommunistische organisatie kan alleen bloeien als haar leden een diepgaand begrip hebben van haar standpunten en analyses en in staat zijn om deel te nemen aan de collectieve inspanning ze in de praktijk te brengen en te ontwikkelen.
Revolutionaire politiek is geen hobby. Het houdt zowel een intellectuele als een emotionele betrokkenheid in om de eisen van de klassenstrijd confronteren. Maar het is ook geen monnikenwerk dat plaatsvindt geÏsoleerd en afgesneden van het reilen en zeilen en de behoefte van de rest van de werkende klasse. We zijn geen sekte, die ernaar streeft alle aspecten van het leven van onze leden te regelen, en hen te veranderen in fanatici, die niet in staat zijn tot kritisch denken.
We verwachten ook niet dat ieder lid een specialist is op alle vlakken van de marxistische theorie, of onze rijen vervoegt met hoogontwikkelde capaciteiten op het vlak van schrijven en spreken. We erkennen dat individuele kameraden onderscheiden capaciteiten hebben op verschillende terreinen. We werken aan het kommunistische principe waarin ieder bijdraagt naar vermogen dat het de taak van het collectief is om al deze individuele energieën op de meest effectieve manier ten nutte te maken
De beslissing om lid te worden van een revolutionaire organisatie moet niet oppervlakkig worden opgevat. Zich bij de IKS vervoegen, betekent deel nemen aan een wereldwijde kameraadschappelijke strijd voor een gemeenschappelijk doel het enige doel dat werkelijk een toekomst aan de mensheid biedt n IKS / 04.2012
(https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234 [191])
De inleiding geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het begrip imperialisme in de loop der eeuwen, van de antieke tot de kapitalistische maatschappijvorm, wat wij op die avond ook hebben benadrukt.Wat naar ons inzien echter ontbrak is de nadruk die moet gelegd worden op de rol, die het imperialisme gaat spelen zodra het kapitalisme over het hoogtepunt van zijn ontwikkeling heen is. Het is vooral Rosa Luxemburg, die in het begin van de 20e eeuw de kwestie van de crisis door overproductie gaat verbinden met de algemene tendens tot imperialistische politiek door alle staten en zo de basis legt om er doeltreffend tegen te strijden.
R. Luxemburg schreef: “Het moderne imperialisme is (… ) slechts het laatste hoofdstuk van het historisch proces van expansie; het is de periode van universeel verscherpte concurrentie tussen de kapitalistische staten voor het laatste overschotje van niet-kapitalistische gebieden op de wereld. In de eindfase, is de economische en politieke catastrofe evenzeer de intrinsieke normale wijze van bestaan voor het kapitaal als dat het geval was bij de ‘primitieve accumulatie’ van zijn ontwikkelingsstadium (…) de economische expansie van kapitaal in zijn imperialistische fase is onafscheidelijk van de reeks van koloniale veroveringen en Wereldoorlog die wij nu meemaken. (…). In deze zin brengt het imperialisme de catastrofe als een bestaanswijze terug van de periferie van de kapitalistische ontwikkeling naar haar beginpunt. De expansie van kapitaal, (…) dompelt de beschaafde volkeren van Europa nu in een reeks van catastrofen waarvan het uiteindelijke resultaat enkel kan leiden tot het verval van de beschaving of de overgang naar de socialistische productiewijze. In dit opzicht is de houding van het proletariaat ten overstaan van het imperialisme deze van een veralgemeende strijd tegen de overheersing van het kapitaal.” (De Anti-kritiek, R. Luxemburg).(zie ook https://nl.internationalism.org/node/473 [192])
Veel in dit werk gaat niet over imperialisme zelf omdat de term imperialisme vaak in een vacuüm wordt gebruikt, en vaak op concrete staatsapparaten of het buitenlands beleid van bepaalde staten. Het is echter belangrijk imperialisme te zien als een historische ontwikkeling, verwant met andere ontwikkelingen, die niet samenvalt met een staat of een object, en onderdeel is van een bepaalde logica. Het doel van deze tekst is dus vooral om die ‘logica’ bloot te leggen, en niet zozeer om imperialisme botweg te definiëren. Het is mij uit deze ervaring duidelijk geworden dat louter definiëren van imperialisme een onderneming is die weinig vrucht draagt voor een beter politiek inzicht. En dat is toch waar we uiteindelijk naar op zoek zijn?
Maar een (of meerdere) wereldrijk(en) lijkt niet genoeg om over imperialisme te spreken. Immers een ‘isme’ verwijst naar een ruimere verbreiding, een algemene trend, een ideologie, een tijdperk of iets dergelijks.[1]
Een tweede poging: staten en strijd.
Maar ik denk dat een dergelijke omschrijving van imperialisme te weinig de ontwikkelingen in de laatste 300 jaar blootlegt, welke de term deden ontstaan. Basis: Imperialisme is een historische periode waarin staten met elkaar in conflict raken omdat zij gebieden op elkaar proberen te veroveren. Maar we moeten twee extra assumpties toevoegen: (1) de betrokken staten zijn eigenlijk niet primair geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied en (2) de gebieden waarover gevochten wordt behoren niet tot het grondgebied van de imperialistische staten, maar tot het territorium van andere, minder machtige, staten (mits staten bestaan op dat grondgebied). De Honderdjarige Oorlog is in die zin geen imperialistische oorlog: Het betrof het gebied van de twee staten zelf, en men was geïnteresseerd in een zo groot mogelijk grondgebied. De reden hiervoor ligt in het specifieke nut van die gebieden gedurende de Honderdjarige Oorlog: meer grondgebied betekende meer schatplichtige heren die op hun beurt de piramide van onderdanigen dienden uit te melken. Het maakte ook niet uit welke gebieden je veroverde: alle gebieden in Europa kenden dezelfde structuur en hun verovering leverde voor een koning simpelweg meer inkomsten op. Als je het graafschap Holland kon verwerven, het koninkrijk Bohemen of graafschap Navarra, het maakte niets uit. Alle gebieden zagen er (ideaaltypisch) in de middeleeuwen hetzelfde uit. Imperialisme veronderstelt daarom een derde zaak: (3) Staten zijn wel degelijk geïnteresseerd in de zeer specifieke economische kenmerken van het betroffen gebied. Het wordt nu steeds duidelijker dat het imperialisme geworteld is het kapitalisme.
Imperialisme en haar voorgangers
Zoals in het modern imperialisme werden er vaak allianties tussen stadstaten gesloten om het eigenbelang gezamenlijk te verdedigen.
In de vroege Europese middeleeuwen was het platteland dominant en waren de steden onderworpen aan plattelandsheren die hen door economisch zwaartepunt en numeriek overwicht wisten te onderdrukken. Maar koningen en keizers, die boven de plattelandsheren stonden, maar er sterk van afhankelijk waren, zagen kansen in de opkomende steden. Omdat de lokale heren zelf organiseerden wat er naar de schatkist van de koning ging, begon de koning of keizer al snel door te krijgen dat de nieuwe steden een mogelijkheid boden om hun eigen macht te verstevigen. Opkomende en groeiende steden werden vrijgesteld van de aanspraken van de lokale heren, werden vrijplaatsen voor horigen om zich te vestigen als zij waren gevlucht, en werden nu direct onderdaan en schatplichtig aan de koning of keizer. Een voorbeeld van een koning die dit proces goed onder de knie had, was bijv. Frederik I of Frederik Roodbaard. Deze steden werden zogenaamde ‘koningssteden’ of ‘kroonsteden’. De steden en haar burgers overtroffen door proto-kapitalistische groei in de eeuwen heen de ‘verarmende’ lokale heren. De stad, maar vooral ook het platteland dat onder invloed was gekomen van de stad groeide veel sneller. In West-Europa, bijv. in Holland, werd in de vijftiende eeuw het platteland gekapitaliseerd (i.p.v. gefeodaliseerd). Land werd verkoopbaar (waar dit vroeger ondenkbaar was), en boeren werden ingeschakeld als vrije werknemer op het eerdere land. De bezitter van het land kan u wel raden: de burgers van de steden. De moderne staten, zoals beschreven met dominante steden en een centrale koning of republiek structuur, kenden een sterke groei. De slagkracht en reikwijdte van de staten werd groter doordat de economie groeide. Dit is de plek waar datgene ontstaat wat wij nu ‘imperialisme’ noemen.
Imperialisme
Marxisten hebben om de beurt verschillende onderdelen van het proces benadrukt, maar er bestaat een logische symbiotische tussen de tweede delen van het proces. Een recente school van marxisten in de sociologie/geschiedschrijving proberen de twee in een beschrijving samen te brengen. Socioloog Immanual Wallerstein stelt dat territoria historisch gezien zijn onder te verdelen in een drievoudige vorm: centrum, semi-perifere staten, en perifere staten. Centrum-staten produceren goederen en diensten met een hoge meerwaarde, waarvan de productie een hoge kapitaalgraad vereist. Centrum-staten proberen actief de kapitaalvoorsprong te behouden op elkaar en de periferie. Centrum-staten hebben een algemene dominante relatie ten opzichte van de perifere staten. De perifere staten verkopen de goedkope noodzakelijke grondstoffen aan de centrum-staten, en importeren de duurdere hoogwaardige producten uit het centrum. Hierdoor ontstaat een wereldhandelssysteem, waarin imperialisme, het veroveren van andere staten met oog op import en expert, een noodzakelijk onderdeel is willen de bourgeois ie van de centra elkaar kunnen aftroeven.
Ik denk hiermee imperialisme tot op een zekere hoogte te hebben gedefinieerd. Ik denk dat er nog ruimte is om hier verder over te discussiëren.
Politieke praktijk.
Een specifieke vorm van de conservatieve benadering is de ‘Clash of Civilizations’ (Huntington). Imperia zouden bestaan uit cultureel homogene groepen die elkaar op leven en dood moeten bestrijden. Ook hier wordt een materiële onderbasis ontkend, de wereld zou bestaan uit ideologieën, religies en culturen die elkaar om nog onduidelijke maar natuurlijk-evidente redenen het licht in elkaars ogen niet gunnen.
De sociaaldemocratische benadering. Hier spreekt men liever niet over imperialisme maar ziet men enkel de concrete gevallen van uitbuiting in landen die zich in een perifere positie bevinden. Men probeert deze gevallen van uitbuiting te remediëren door internationale afspraken vast te leggen, of morele verboden uit te spreken. Men gaat er vanuit dat ‘een bedrijf’ (Nike) of ‘een land’ (Chinese staatsmijnen) haar werkers uitbuit, maar ziet er geen groter verband achter. Hooguit heeft het te maken met oftewel de gierigheid van de bedrijven (sociaaldemocraten), het overmatige consumentisme van Westerlingen (groenen/ethisch consumeren), of het feit dat onze nationale regeringen te weinig doen aan het veroordelen van overtredingen van het internationaal recht (christen-democraten). Geenszins is het verband materieel.Socialistische-nationale benadering (trotskisten/stalinisten). Hierin wordt erkend dat er een materiële basis ten grondslag ligt aan imperialisme, en de oplossing die er voor gezocht wordt is door actieve steun te verlenen aan landen die worden gezien als ‘zwakker’of ‘meer arbeidersklasse-achtig’. Bijv. Anti-NAVO, Voor Chavez Tegen de VS, enz. Het probleem hiermee is dat onderliggend verondersteld wordt dat men in die conflicten tussen staten iets kan terugvinden van ‘de arbeidersklasse’. Dit lijkt simpelweg niet het geval, en zelfs al zou de arbeidersklasse actief zijn betrokken in een conflict (bijv. door een sterk anti-Amerikanisme d.w.z. een verkapt nationalisme), dan is het naïef te veronderstellen dat hun participatie de belangen van de arbeidersklasse behartigt. Er zijn volgens mij veel tegenargumenten in te brengen tegen het idee dat de arbeidersklasse een belang heeft bij welke staat hen overheerst, immers alle staten werken vanuit hetzelfde burgerlijke dwangharnas. Verder kan men door actief te focussen op bijv. Anti-NAVO, ook als instrument werken van de bourgeoisie van Venezuela, China, Iran enz. Tevens is in sommige conflicten het onduidelijk welk land ‘zwakker’ is, omdat ook onderontwikkelde naties onder elkaar proberen om hoger op te komen in de kapitaalladder. Het idee van het ‘kleinste-imperialisme’, waarin wij als socialisten een standpunt zouden moeten innemen in een conflict, lijkt me dus een buitengewoon gevaarlijke en inherent zinloze bedoeling.
Een internationalistische-socialistische benadering. In deze benadering laat men duidelijk zien dat alle staten opereren vanuit een logica die hen wordt aangegeven vanuit de regels van het kapitalisme, en die inherent is aan hun positie in het veld. Het vervangen van het ene imperialisme door het andere is zinloos, omdat er niets veranderd is aan de regels van het internationaal kapitalisme. Het enige wat men kan doen is de arbeidersklasse radicaliseren en hen de futiliteit van het nationalisme in dit spel uitleggen nSP.L.
[1] Een vergelijking: Het is niet omdat we iemand ontdekken in de Middeleeuwen die zijn ganse dag besteedt aan het vergroten van eerder verworven geld, dat we al kunnen spreken over kapitalisme. Om te spreken van kapitalisme moet dergelijke figuren wijdverbreid zijn, en een dominante positie innemen in de maatschappij.
In 1984 voerde de PSOE (Socialistische Partij) de eerste arbeidshervorming door. Net drie maanden geleden voerde de huidige PP-regering ( de rechtse Volkspartij) de zwaarste arbeidshervorming door die er tot nog toe geweest is. In 1985 voerde de PSOE-regering de eerste pensioenhervorming door. In 2011 voerde een andere PSOE-regering weer een andere door. Wanneer zal de volgende komen? In meer dan 30 jaar zijn de levensomstandigheden van de arbeiders systematisch slechter geworden, maar sinds 2010 zijn ze in een duizelingwekkende tempo verslechterd en met de nieuwe maatregelen van de PP-regering hebben deze verslechteringen een niveau bereikt, dat nochtans slechts een voorproefje is van wat er nog in de kast ligt. Er is verder de verscherping van de politie-repressie : geweld tegen de studenten in Valencia in februari, wilde afranseling van de mijnwerkers, het gebruik van rubberen kogels die o.a. kinderen verwondden. In de tussentijd wordt het parlementsgebouw uitdrukkelijk beschermd door de politie met het oog op spontane demonstraties die zich sinds juli voordoen.
Wij, de reusachtige meerderheid, uitgebuiten en onderdrukten, maar ook verontwaardigden, wij werkers van de openbare en privé-sector, werklozen, studenten, gepensioneerden, immigranten .... wij stellen een heleboel vragen over wat er allemaal gaande is. We moeten deze vragen gezamenlijk stellen, in de straten, op de pleinen, in de werkplaatsen, zodat we daarop samen antwoorden en een massale, machtige en duurzame reactie op kunnen formuleren.
Natuurlijk doen sommige landen het beter dan andere, maar we moeten naar de wereld als geheel kijken. Het probleem beperkt zich niet tot Spanje, Griekenland of Italië. Ook beperkt het zich niet tot de ‘eurocrisis’. Duitsland staat op de rand van een recessie en kent 7 miljoen werkers die slechts een mini-baan hebben (met lonen rond de 400 euro per maand). In de VS rijst de werkloosheid met dezelfde snelheid de pan uit als de huizenonteigening. In China is de economie al zeven maanden lang aan het vertragen, ondanks de waanzinnige zeepbel in de bouwsector, die ertoe leidt dat er in Beijing alleen al twee miljoen appartementen leeg staan. Wij ervaren in onze botten de wereldwijde en historische crisis van het kapitalistische systeem dat woedt in elke staat, ongeacht de officiële ideologie, de 'communistische' zoals in China of Cuba, die van 'het socialisme van de 21e eeuw" zoals in Ecuador of Venezuela , de 'socialistische' in Frankrijk, de 'democratische' in de VS, of de 'liberale' in Spanje en Duitsland. Het kapitalisme, dat een wereldmarkt heeft geschapen, is sinds een eeuw een reactionair systeem geworden dat de mensheid onderdompelt in de ergste soort van barbarendom: twee wereldoorlogen, ontelbare regionale oorlogen, de vernietiging van de natuur ..... Na voordeel gehaald te hebben uit de momenten van kunstmatige economische groei, gebaseerd op allerlei financiële en speculatieve zeepbellen, is het sinds 2007 gecrasht en terechtgekomen in de ergste crisis in haar bestaan: bedrijven, banken en staten zinken in bankroet wegzinken. Het gevolg van een dergelijk debacle is een reusachtige menselijke ramp. Terwijl honger en armoede zich verspreiden over Afrika, Azië en Latijns-Amerika, verliezen in de ‘rijke’ landen miljoenen mensen hun baan, worden honderdduizenden uit hun huis gezet, heeft de meerderheid aan het einde van de maand niets over, maken de toenemende onkosten en de steeds moeilijkere toegang tot de sociale voorzieningen het leven steeds meer precair. Hier bovenop drukt nog het gewicht van de directe of indirecte belasting.
Een eerste antwoord kan worden gevonden in het bedrog van de democratisch staat. Deze wordt voorgesteld als iets dat voorkomt uit alle burgers, maar in werkelijkheid is hij uitsluitend een orgaan van de kapitalistische klasse, die verder iedereen uitsluit. Hij dient de belangen van de laatste met beide handen. De rechterhand bestaat uit de politie, de gevangenissen, de rechtbanken, de wetten, de bureaucratie, die hij allemaal gebruikt om ons te onderdrukken en om elke poging tot opstand in de kiem te smoren. De linker- hand bestaat uit partijen die zich baseren op allerlei ideologieën, uit vakbonden, die schijnbaar onafhankelijk zijn, uit sociale centra die ons zgn. moeten beschermen ...kortom, uit illusies om ons te misleiden, te verdelen en te ontmoedigen.
Tot wat leiden de verkiezingen die iedere vier jaar worden gehouden? Leidden die ooit tot een regering die een van haar beloften heeft uitgevoerd? Wat haar ideologie ook was, aan welke kant stond ze? Aan de kant van zij die gestemd hebben of aan de kant van het kapitaal? Wat was het resultaat van de ontelbare hervormingen en veranderingen, die doorgevoerd werden in het onderwijs, in de sociale zekerheid, de economie, de politiek, enz.? Was het niet slechts een uitdrukking van het beginsel dat ‘alles moet veranderen om hetzelfde te blijven’? Zoals de beweging van de 15e mei het stelde: “ze noemen het democratie en het is het niet, het is een dictatuur en we zien het niet”.
Deze kwesties begrijpen, er open en kameraadschappelijk over debatteren, de ervaringen van meer dan 2 eeuwen strijd kritisch toe-eigenen, dat alles kan ons de middelen verschaffen om deze situatie te boven te komen, om te reageren op de aanvallen. Precies op de dag (11 juli) dat eerste minister Rajoy nieuwe maatregelen aankondigde, waren we getuige van een begin van een reactie. Vele mensen trokken op naar Madrid om hun solidariteit te betuigen met de mijnwerkers. Deze ervaring van eenheid en solidariteit uitte zich daarop in spontane demonstraties georganiseerd door sociale netwerken. Het was een initiatief van de werkers van de openbare sectors, buiten de vakbonden om. Wat hebben we nodig om dit verder te zetten, wetende dat de strijd lang en moeilijk zal zijn ?
Verenigde strijd: werklozen, arbeiders van openbare en privé-sector , ambtenaren, gepensioneerden, studenten, migranten: samen lukt het ons. Geen sector mag geïsoleerd en gevangen blijven in haar eigen hoekje. Tegenover een maatschappij van verdeling en atomisatie, moeten we de kracht van de solidariteit tonen.
Algemene vergaderingen: het kapitaal zal sterk blijven zolang we alles overlaten aan de professionele politici en aan de gespecialiseerde vakbondsvertegenwoordigers, die ons altijd verraden. We hebben vergaderingen nodig waar we kunnen overdenken, discussiëren en samen beslissen. Zo worden we verantwoordelijk voor datgene wat overeengekomen is, zo ervaren we de genoegdoening van het één zijn, zo breken we uit de grenzen van de eenzaamheid, van het isolement en cultiveren we empathie en vertrouwen.
Op zoek gaan naar internationale solidariteit: de verdediging van de natie maakt uiteindelijk kanonnenvoer van ons in de oorlog; vreemdelingenhaat en racisme verdelen ons, zet ons op tegen de werkers van de hele wereld, terwijl zij de enigen zijn die we kunnen vertrouwen om een kracht te ontwikkelen die in staat is de aanvallen van het kapitaal terug te drijven.
Samenkomen in de werkplaatsen, in de buurten, in de collectieven, op internet om na te denken over wat er gaande is, om bijeenkomsten en debatten in te richten waarin de komende strijd zal worden voorbereid. Het is niet genoeg om alleen maar te strijden. We moeten strijden met het meest heldere bewustzijn van waar we heengaan, wat onze eigenlijke wapens zijn, wie onze vrienden en wie onze vijanden zijn.
Iedere sociale verandering is onafscheidelijke van de individuele verandering. Onze strijd beperkt zich niet tot een gewone verandering van de politieke en economische structuren. Het is een verandering van het sociale systeem en dus van ons leven, de manier waarop we de dingen zien, onze aspiraties. Dit is de enige manier waarop we de kracht kunnen ontwikkelen om de ontelbare valkuilen te omzeilen, die we op dit pad zullen tegenkomen en de fysieke en morele slagen die ons worden toegebracht. De verandering van mentaliteit in de richting van solidariteit, collectief bewustzijn, die ons streven naar eenheid vandaag zal smeden, zal ook een fundament zijn van een toekomstige maatschappij vrij van de brute competitie en commercie van het kapitalisme n
Internationale Kommunistische Stroming, /16.07.2012
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.21 MB |
Internationalisme nr. 356 - 4e kwartaal 2012
In de discussie legden wij de nadruk op de debatcultuur en spoorden iedereen aan om zich in het debat te mengen. Wij onderstreepten dat het geen zaak is van experten, want de grote burgerlijke economische experten zelf hadden de crisis NIET zien aankomen. En toch domineren zij nu het debat in de media. Er werd gesteld dat het voor ons de hoogste tijd is om naar degelijke argumenten te zoeken over de oorzaken van de steeds weerkerende en erger wordende symptomen van de crisis en waarom het steeds duidelijker lijkt op een crisis van het kapitalisme als systeem, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak.
De vraag dringt zich op: hervorming of revolutionaire omwenteling?
In de hiernavolgende bijdrage stellen wij de tweede inleiding voor van deze cyclus. De erop volgende discussie was nogmaals heel levendig en kon zich verheugen op de deelname van alle aanwezigen.
Na de cyclus werden alle teksten gebundeld. Deze bundel is ook op aanvraag verkrijgbaar.
Zijn er landen of systemen die aan de crisis ontsnappen, zoals het ‘socialistische’ China, Korea en Cuba of de fameuze BRICS-landen?
Terwijl de westerse economieën sinds het einde van de jaren 1960 meegesleurd worden door een economische crisis, waar er geen einde aan komt, heeft de bourgeoisie van rechts tot links ons geregeld voorgeschoteld dat niet haar systeem in crisis is, aangezien er nog plaatsen zijn die daaraan ontsnappen.
Haar linkse vertegenwoordigers wezen in de richting van de ‘socialistische landen’ zoals de Sovjet-Unie, China, Cuba, enzovoort ... de meer liberale vertegenwoordigers van haar systeem wezen op andere momenten weer op de veerkracht van het systeem door te wijzen in de richting van de ‘economische wonderen’ zoals in de jaren 1980 en 1990 naar Argentinië en de ‘Aziatische Tijgers’, maar ook recenter naar Ierland, IJsland, Spanje... De laatste voorbeelden, die hetzelfde moeten bewijzen, zijn de zogenaamde BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China.
Leugens die ontmaskerd werden
De socialistische landen, waar men naar verwees, waren de landen van de Sovjet-Unie, die in 1989 waren verdwenen nadat de laatste in elkaar was gestort ten gevolge van de economische crisis en druk van de imperialistische concurrentie - de druk van de gigantische ‘onproductieve kosten’ in de militaire sector - met het Amerikaanse blok.
Ondertussen weten we dat Noord-Korea, waar de bevolking geregeld te kampen heeft met hongersnood, overeind blijft dankzij de Chinese steun en. Cuba liet onlangs weten dat het ook zijn economie wil opengooien voor buitenlands kapitaal, zoals vele anderen al eerder hebben gedaan zoals China, Vietnam ... maar dan wel onder een zware staatscontrole.
Maar we weten dat een leugen moet steunen op een aantal ‘waarheden’ om een zekere geloofwaardigheid te hebben. En dus kon de propaganda van de bourgeoisie steunen op een aantal objectieve feiten om zijn verhaal te verkondigen. Welke ‘objectieve feiten’ waren dit? We nemen hier China als voorbeeld, want ook al zijn er grote verschillen met de andere ‘opkomende landen’ de algemene tendens is identiek:
Tijdens de bijna 30 jaar durende crisis en mondialisering (1980-2008) zag Europa zijn Bruto Binnenlands Product (1) 1,7 keer, de VS 2,2 keer, de gehele wereldeconomie 2,5 keer toenemen, maar India in dezelfde periode 4 keer, Azië in ontwikkeling 6 keer en China 10 keer vermeerderen.
Vandaag is China het productieatelier van de wereld en haar dienstensector heeft een enorme groei gekend. Terwijl het land in 1952 nog hoofdzakelijk ( voor 84%) agrarisch was, is het aantal werknemers in haar industriële sector is met 170 miljoen 40% groter dan in de landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), die er 123 miljoen tellen.
De economische groeicijfers zijn jaar na jaar met 8 tot 10% gestegen. Daarenboven produceert China in zijn lage-lonen-ateliers niet alleen meer basisproducten voor de export of assemblageproducten: China produceert en exporteert steeds meer goederen met een grote toegevoegde waarde, zoals elektronica en transportmaterialen.
Daarbij worden de lage lonen en de extreme werkvoorwaarden door de bourgeoisie in de westerse wereld gebruikt als chantagemiddelen te opzichte van de werkgelegenheid (dreiging van delokalisatie) en als middel om druk uit te oefenen op de lonen en werkvoorwaarden in het westen.
Vandaag:
In de tussentijd is het enthousiasme wat bekoeld, de spectaculaire groeicijfers van het BBP van 8,9% of zelfs 10% zijn intussen ook verleden tijd. Vandaag kent de tweede wereldeconomie twee zorgwekkende tegenslagen:
- de recessie van de westerse economieën, die de belangrijkste afzetmarkt is voor haar export, heeft onmiddellijke gevolgen voor haar groeicijfers, die zakken;
- een grote inflatie van meer dan 10% (officieel 6,2%), ondanks de monetaire ingrepen van de Chinese Staat sinds 2008, gecombineerd met een enorme financiële bel (van om bij de 1700 miljard dollars) die ze niet onder controle krijgt.
Hierbij kunnen we dan ook stellen dat de groei in China, maar ook in de andere ‘economische wonderlanden’, alleen mogelijk is geweest door de wereldwijde crisis van de kapitalistische economie. Bij stagnatie of achteruitgang van de reële winstvoet op wereldvlak zoekt het kapitaal naar een geschikte omgeving om die tendens te keren. Dus daar waar de voorwaarden, lage lonen en politieke voorwaarden, het toelaten
De Chinese economie leeft van de export. Ondanks een zekere ontwikkeling van zijn interne markt blijft zij daar in belangrijke mate van afhankelijk.
We kunnen stellen dat China vandaag ook geklemd zit tussen hamer en aambeeld, tussen een buitenlandse markt die krimpt en een binnenlandse markt die ze moet ondersteunen, tussen inflatie en bellen die op springen staan en een teruggang van de economische groei.
En de situatie is hetzelfde voor ‘opkomende landen’ zoals India en Brazilië. Ook voor hen is een reductie van hun economische activiteiten tengevolge van een krimpende wereldmarkt vandaag een feit (van 2010 naar 2011 ging het in India van 9,3% naar 7,2%; in Brazilië van 7,5% naar 3,7%). Ook zij worden geconfronteerd met inflatie en monetaire problemen.
Als voorbeeld geven we het feit dat een van de eerste beleidsmaatregelen van de ‘nieuwe ‘Braziliaanse Presidente D. Rousseff, na haar verkiezingsoverwinning, bestond in het opleggen van een soberheidspakket van 30 miljard dollars en het optrekken van de intresten voor het uitlenen van geld door de centrale Bank van Brazilië naar 12%.
Conclusie:
Geen enkel land kan zich onttrekken aan de wetten van het wereldkapitalisme en zijn gevolgen. De economische crisis, die het kapitalistische systeem altijd maar verder verzwakt, is geen oneindig verhaal (never ending story), het kondigt het einde aan van een systeem, de strijd ertegen en voor een andere wereld: het communisme!
(1) Het BBP is volgens Wikipedia: de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten ((door privé en overheid) gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar). Meestal wordt met dit begrip het bruto binnenlands product tegen marktprijzen bedoeld n
De vakbond, de werkelijke ordedienst van de staat in het bedrijf, vormt de voorhoede in deze tactiek van verdeling, en neemt daarnaast de taak op zich vaderlandslievende campagnes te propageren. Terwijl het in naam van de ‘vermindering van de tekorten’ en de ‘concurrentiepositie’ aanvallen regent, de ontslagen zich vermenigvuldigen, kortom de bourgeoisie de crisis van haar systeem laat betalen door de arbeidersklasse, ondermijnen de vakbonden van bedrijf tot bedrijf, van categorie tot categorie het terrein van het ‘verzet’. Tegenover de algehele aanval van de heersende klasse op onze levensvoorwaarden, versplinteren dezelfde vakbonden systematisch de tegenaanval om ons, doorheen kleinere verspreide kwesties, mee te voeren in een strijd voor de verdediging van het een of ander bijzonder belang. Deze zelfbenoemde specialisten van de arbeidersstrijd zetten de arbeiders onderling tegen elkaar op, en verdelen ze tussen gekwalificeerden en precairen. De bourgeoisie weet perfect dat de crisis en de aanvallen zich zullen voortzetten; met de vakbonden bereidt ze dus het terrein voor, put ze ons uit in zowel steriele als demoraliserende gevechten om het proces naar massale stakingen maximaal te vertragen.
Het vergif van de verdeling heeft vele gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen. Zo ook in België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie (NVA) bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid, een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met gemak de stad Antwerpen veroverde. In Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen om beter te kunnen regeren’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ op de televisie en in de dagbladen. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, eenvoudigweg de stijgende zwarte ellende uitleggend die hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd! Wat de Duitse en Franse arbeiders betreft, die nochtans zelf ook slachtoffer zijn van aanvallen, zij worden veroordeeld om ‘inspanningen’ en ‘opofferingen’ te doen om de ‘jaren van laksheid te betalen’ van de zuiderse landen met de grootste schuldenlast, hen te ontlasten die beschuldigd worden van het ‘werk te stelen van anderen en die enkel de schuld bij zichzelf dienen te zoeken’!
El Generico /27.10.2012
Dit laat de militairen aan het hoofd van de Israëlische staat koud. Gaza wordt eens te meer collectief bestraft, net zoals het geval was tijdens de voorafgaande afslachting en door de economische blokkade, die de heropbouw verhinderde na de ravages van 2008 en de bevolking uithongerde.
In vergelijking met de vuurkracht die door de Israëli's wordt aangewend, zijn de militaire capaciteiten van Hamas en de andere jihadistische groepen in Gaza nauwelijks van tel. Maar dankzij de chaos in Libië heeft Hamas de hand kunnen leggen op lange afstandsraketten. Niet alleen Ashdod in het zuiden (waar drie bewoners van een woningblok gedood werden door een raket die uit Gaza werd afgeschoten), maar ook Tel-Aviv en Jeruzalem liggen nu binnen bereik. De verlammende angst die elke dag heerst in Gaza, begint nu ook voelbaar te worden in de voornaamste Israëlische steden.
Kortom: beide bevolkingen worden gegijzeld door de tegenover elkaar staande militaire arsenalen die Israël en Palestina overheersen – met de discrete hulp van het Egyptische leger dat aan de grens van Gaza patrouilleert om ongewenste invallen of ontsnappingen te beletten. Beide bevolkingen zijn het slachtoffer van een toestand van voortdurende oorlog – niet alleen onder de vorm van raketten en bommen, maar ook omdat ze gedwongen worden de groeiende last te dragen van een door de oorlogsnoden verminkte economie. Bovendien drijft de economische wereldcrisis de Israëlische en Palestijnse heersende klasse ertoe om nieuwe maatregelen op te leggen, die de levensstandaard zullen beperken, en de prijzen van basisgoederen op te voeren.
In Israël was vorig jaar de hoge prijs van de woningen een van de vonken die de protestbeweging heeft doen ontvlammen, die de vorm aannam van massale betogingen, bezetting ban straten en algemene vergaderingen – een beweging die direct geïnspireerd werd door de revoltes in de Arabische wereld. Hieruit ontstonden slogans als 'Netanyahou, Assad, Moebarak zijn allen dezelfden' en 'Arabieren en Joden willen betaalbare en fatsoenlijke woningen'. In de loop van de korte, maar stimulerende periode, werd alles in de Israëlische maatschappij aan kritiek en debat blootgesteld – daarbij inbegrepen het 'Palestijnse probleem', de toekomst van de kolonies en bezette gebieden. De grootste vrees van de betogers was dat de regering op deze beginnende betwisting van de nationale ‘eenheid’ zou antwoorden met een nieuw militair avontuur.
Deze zomer veroorzaakten de stijgingen van de brandstof- en voedselprijzen in de bezette Westoever, een reeks van woedende betogingen, wegblokkades en stakingen. Arbeiders uit de transportsector, gezondheidszorg en onderwijs, studenten uit de universiteiten en scholen, net zoals de werklozen, stonden oog in oog met de politie van de Palestijnse Autoriteit om loonsverhogingen te eisen, werk, een daling van de prijzen en een eind aan de corruptie. Ook in het koninkrijk Jordanië waren er betogingen tegen de stijgende levensduurte.
Ondanks alle verschillen in levensstandaard tussen de Israëlische en Palestijnse bevolkingen, in weerwil van het feit dat deze laatsten bovendien de onderdrukking en militaire vernedering moeten ondergaan, zijn de wortels van deze twee sociale revoltes net dezelfde: de groeiende onmogelijkheid om te leven in een kapitalistisch systeem dat in een diepe crisis verzonken is.
Er is veel gespeculeerd omtrent de motieven van de laatste militaire escalatie. Probeerde Netanyahou het nationalisme aan te zwengelen om zijn kansen op herverkiezing te verbeteren? Heeft Hamas haar raketaanvallen opgedreven om haar militaire geloofwaardigheid te bewijzen t.o.v. de uitdaging van meer radicale islamistische bendes? Willen de Israëlische militairen de Hamas uitschakelen of alleen haar militaire slagkracht verminderen? Welke rol gaat het nieuwe Egyptische regime spelen in het conflict? Hoe gaan deze gebeurtenissen de burgeroorlog in Syrië beïnvloeden?
Al deze vragen zijn op zich terecht, maar stellen ons echter niet in staat om het probleem te beantwoorden dat er aan ten gronde ligt: de imperialistische oorlogsescalatie is totaal tegengesteld aan de belangen en noden van de grote massa van de Israëlische en Palestijnse bevolking, en, ruimer gezien, van het Midden-Oosten.
Terwijl de sociale revoltes aan beide zijden aan de uitgebuiten toelaten om te strijden voor hun materiële belangen tegen de kapitalisten en de staat die hen uitbuiten, schept de imperialistische oorlog een valse eenheid tussen de uitgebuiten en hun uitbuiters, en verscherpt het de verdeling van de uitgebuiten aan de beide zijden. Wanneer de vliegtuigen van Israël Gaza bombarderen, maakt dat nieuwe rekruten voor Hamas en de Jihadisten, voor wie alle Israëli's, alle joden, vijanden zijn. Wanneer de Jihadisten hun raketten afschieten op Ashdod of Tel-Aviv, keren nog meer Israëli's zich naar ‘hun’ staat voor bescherming en voor wraak tegen de ‘Arabieren’. De drukkende sociale problemen die achter de sociale revoltes schuilen, worden verpletterd onder een lawine van nationalistische haat en hysterie.
Klein of groot, alle landen zijn imperialistisch; klein of groot, alle burgerlijke fracties hebben nooit enige scrupule om de bevolking te gebruiken als kanonnenvoer in naam van de belangen van het vaderland. De hypocrisie scheert trouwens hoge toppen, wanneer we bij de huidige escalatie van geweld in Gaza zien hoe de 'verantwoordelijke' en democratische regeringen, zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, oproepen tot het 'bijleggen' van het conflict, tot een terugkeer naar het ‘vredesproces’. Het zijn immers diezelfde regeringen die oorlog voeren in Afghanistan, in Pakistan, in Irak. De Verenigde Staten zijn ook de belangrijkste financiële en militaire steun van Israël. De imperialistische grootmachten hebben geen enkele ‘vreedzame’ oplossing, net zomin als staten, zoals Iran, dat de Hamas en de Hezbollah bewapent. De werkelijke hoop op een wereldvrede ligt niet zozeer bij ‘onze’ leiders, maar in het verzet van de uitgebuiten, in hun groeiend begrip dat zij dezelfde belangen hebben in alle landen, dezelfde nood hebben om te strijden en zich te verenigen tegen een systeem dat de mensheid niets anders te bieden heeft dan crisis, oorlog en vernietiging n
Amos / 20.11.2012
We kunnen niet ontkennen dat de arbeidersklasse vandaag aanzienlijke moeilijkheden ondervindt. Er zijn daarvoor minstens vier essentiële redenen voor te vermelden:
• De eerste, veruit de meest centrale, is het feit dat het proletariaat gewoon niet bewust is van zichzelf, dat het zijn eigen klassenidentiteit verloren is. Na de val van de Berlijnse muur werd in de jaren 1990 inderdaad een brede propagandacampagne opgezet om te proberen ons te overtuigen van het historisch bankroet van het communisme. De grootste durvers – en ook de domsten – kondigden zelfs het 'einde van de geschiedenis' aan, de zege van de vrede en de 'democratie'... Door het communisme gelijk te stellen aan de rotte karkas van het stalinistisch monster probeerde de heersende klasse bij voorbaat al elk klassenperspectief in diskrediet te brengen dat het omverwerpen van het kapitalistisch systeem beoogde. De bourgeoisie liet het niet bij die poging om elke notie van revolutionair perspectief te vernietigen, ze heeft ook geprobeerd de proletarische strijd voor te stellen als iets dat compleet uit de tijd is en enkel goed is om bewaard te worden als een 'culturele nagedachtenis' in het museum van de geschiedenis, zoiets als de fossielen van dinosauriërs of de tekeningen in de grotten van Lascaux.
Bovenal bleef de bourgeoisie hameren op het feit dat de arbeidersklasse onder haar klassieke vorm verdwenen was van het politieke toneel. Alle sociologen, journalisten, politici en zondagse filosofen herkauwen het idee dat de sociale klassen verdwenen zijn, weggesmolten in het vormeloze magma van de 'middenklasse'. Het is de onophoudelijke droom van de bourgeoisie, van een maatschappij waarin de proletariërs zich enkel zien als gewone 'burgers', verdeeld in min of meer onderscheiden beroepsgroepen, vooral goed onderscheiden van elkaar – witte boorden, blauwe boorden, bedienden, mensen met een onzekere job, werklozen, enz. – met uiteenlopende belangen en die zich enkel heel even verenigen, passief en geïsoleerd van elkaar, bij de stembusgang. En het is waar, al het gedoe over het verdwijnen van de arbeidersklasse, steeds weer herhaald en met veel tamtam ingehamerd met reportages, boeken, televisie-uitzendingen… heeft als resultaat dat veel arbeiders er momenteel niet in slagen zich als integrerend deel van de arbeidersklasse te beschouwen, nog minder als een zelfstandige sociale klasse.
• Uit dat verlies van klassenidentiteit volgen, in de tweede plaats, de moeilijkheden van het proletariaat om zijn strijd en zijn historisch perspectief te doen gelden. In een context waarin de bourgeoisie zelf geen enkel perspectief te bieden heeft dan bezuinigingen, overheersen het 'elk voor zich', het isolement en het 'redde wie zich redden kan'. De heersende klasse buit die gevoelens uit om de uitgebuiten tegen elkaar op te zetten, hen te verdelen, elk gezamenlijk antwoord te verhinderen en hen tot wanhoop te drijven.
• De derde factor, gevolg van beide voorgaande, is dat de brutaliteit van de crisis de neiging heeft vele proletariërs te verlammen, vanwege hun angst in absolute armoede te vervallen, hun families niet meer te kunnen voeden en op straat terecht te komen, geïsoleerd en blootgesteld aan de repressie. Terwijl sommigen, met hun rug tegen de muur, ertoe gedreven worden hun woede te uiten, zoals de 'Indignados', zien die zich niet als een echte strijd van de klasse. En dit, ondanks de inspanningen en het soms relatief massale karakter van de bewegingen, beperkt hun vermogen om weerstand te bieden aan de misleidingen en valstrikken die uitgezet worden door de heersende klasse, en zich de ervaringen uit de geschiedenis weer eigen te maken, de lessen te trekken met de nodige afstand en diepte.
• Tenslotte is er een vierde belangrijk element dat de huidige moeilijkheden van de arbeidersklasse verklaart om haar strijd tegen het systeem te ontwikkelen: dat is het inkaderingsarsenaal van de bourgeoisie, gaande van openlijk repressief, zoals de politie, tot het meer verraderlijke en doeltreffende, zoals het syndicalisme. Inzake dat laatste aspect is de arbeidersklasse er nog niet in geslaagd zijn vrees te overwinnen om te vechten buiten die inkadering, al vermindert het aantal arbeiders dat nog illusies heeft over het vermogen van de vakbonden onze belangen te verdedigen. Die fysieke inkadering wordt versterkt door een ideologische inkadering die min of meer bestuurd wordt door de vakbonden, de media, de intellectuelen, de linkse partijen, enz. Zonder twijfel slaagt de bourgeoisie er vandaag het best in de democratische ideologie te ontwikkelen. Elke gebeurtenis wordt uitgebuit om de weldaden van de democratie in de verf te zetten. De democratie wordt gepresenteerd als het kader waarin alle vrijheden zich ontwikkelen, waarin alle meningen worden geuit, waarin de macht gelegitimeerd wordt door het volk, waarin initiatieven aangemoedigd worden, waarin iedereen toegang heeft tot kennis, cultuur, verzorging, en waarom niet: macht. In werkelijkheid biedt de democratie enkel een nationaal kader voor de ontwikkeling van de macht van de elite, van de macht van de bourgeoisie, al de rest is enkel illusies, de illusie dat men door langs de stembus te passeren we enige macht kunnen uitoefenen, dat in het parlement de opvattingen van de bevolking geuit worden via de stem van 'vertegenwoordigers'. We mogen het gewicht niet onderschatten van deze ideologie op het bewustzijn van de arbeiders, zoals we de extreme schok niet mogen vergeten die de ineenstorting van het stalinisme teweegbracht in het scharniermoment tussen de jaren 1980 en 1990. Bovenop heel dat ideologisch arsenaal komt dan nog eens de religieuze ideologie. Die ideologie is niet nieuw. Ze heeft de mensheid sinds haar prille begin begeleid in haar behoefte haar omgeving te begrijpen. Ze is evenmin nieuw als we overwegen hoezeer ze doorheen de geschiedenis allerlei regimes gelegitimeerd heeft. Maar wat vandaag origineel is, is dat ze zich ent op de reflecties van een deel van de arbeidersklasse over het destructieve en bankroete kapitalisme. Ze stuurt die reflectie de foute kant uit door de 'decadentie' van de westerse wereld te verklaren uit het feit dat die zich verwijderd van de waarden die sinds duizenden jaren gedragen worden door de religie, in het bijzonder door de monotheïstische religies. De religieuze ideologie heeft dat vermogen om de uiterste complexiteit van een situatie tot niets te herleiden. Ze biedt eenvoudige antwoorden, die gemakkelijk uit te voeren zijn. Onder haar fundamentalistische vormen overtuigt ze slechts een kleine minderheid arbeiders, maar in het algemeen draagt ze bij tot het parasiteren van de overdenking in de arbeidersklasse.
Dit overzicht is eerder ontmoedigend: is er nog plaats om positief denken te ontwikkelen, kunnen we nog hoop koesteren, tegenover een bourgeoisie die haar ideologische wapens goed in de hand heeft, tegenover een systeem dat het grootste deel van de bevolking met ellende bedreigt, als ze er al niet rechtstreeks in gestort is? Bestaat er echt nog een sociale kracht die in staat is een zo omvangrijk werk tot een goed einde te brengen, niets minder dan de radicale omvorming van de maatschappij? Op die vraag antwoorden we zonder aarzelen: ja! Honderd keer ja! Het komt er niet op aan een blind vertrouwen te hebben in de arbeidersklasse, noch een haast religieus geloof in de geschriften van Marx of een wanhopige geestdrift voor een revolutie die op voorhand al verloren is. Het gaat erom afstand te nemen, een weloverwogen analyse van de situatie te maken, die verder kijkt dan wat er onmiddellijk op het spel staat, proberen te begrijpen wat de strijd van de arbeidersklasse echt betekent op maatschappelijk vlak en de historische rol van het proletariaat diepgaand te bestuderen.
In onze pers analyseerden we al dat de arbeidersklasse sinds 2003 weer in een positieve dynamiek zit ten opzichte van de teruggang die ze onderging met de ineenstorting van de landen van het Oostblok. Talrijke uitingen van deze analyse zijn terug te vinden in de min of meer belangrijke gevechten, die echter alle het kenmerk vertonen van een geleidelijk heropnemen door de klasse van haar historische reflexen zoals solidariteit, collectief denken, of gewoonweg: het enthousiasme tegenover tegenspoed.
We konden die elementen aan het werk zien in de strijd tegen de pensioenhervormingen in Frankrijk in 2003 en 2010-2011, in de strijd tegen de CPE, eveneens in Frankrijk, in 2006, maar ook op minder brede schaal in Groot-Brittannië (luchthaven Heathrow, raffinaderijen Lindsay), in de Verenigde Staten (metro van New York), in Spanje (Vigo), Egypte, Dubaï, China, enz. De bewegingen van de Indignados en Occupy, in het bijzonder, vormen een veel algemenere en ambitieuzere uitdrukking dan strijd die zich binnen één bedrijf afspeelt bijvoorbeeld. Wat hebben we gezien, met name in de bewegingen van de Indignados? Arbeiders van allerlei slag, van precairen tot contractuelen, kwamen samen om een collectieve ervaring te beleven met de verwachting daar een beter begrip van wat er vandaag op het spel staat uit te trekken. We zagen hier mensen enthousiast worden, gewoon bij het idee dat ze opnieuw vrij met elkaar konden discuteren. We zagen mensen alternatieve ervaringen bediscussiëren, er de sterke punten en de beperkingen van analyseren. We zagen mensen die niet langer de gelaten slachtoffers willen zijn van een crisis die zij niet veroorzaakt hebben en waar ze niet voor willen opdraaien. Wij hebben mensen gezien die spontane vergaderingen bijeen brachten, waar vormen van expressie gebruikt werden die overdenking en confrontatie van ideeën bevorderen en de mogelijkheid tot verstoren en saboteren van discussies inperken. En tenslotte en vooral heeft de beweging van de Indignados ervoor gezorgd dat een internationalistisch gevoel ontstond, het inzicht dat we overal ter wereld dezelfde crisis ondergaan en dat we die over de grenzen heen moeten bestrijden.
Natuurlijk hebben we niet of slechts heel weinig expliciet over communisme, de proletarische revolutie, arbeidersklasse en bourgeoisie, burgeroorlog, enz. horen praten. Maar wat deze bewegingen getoond hebben, is in de eerste plaats de uitzonderlijke creativiteit van de arbeidersklasse en haar vermogen om zich te organiseren, die voortkomen uit haar onvervreemdbare aard van onafhankelijke sociale kracht. Het zich opnieuw bewust worden van deze kenmerken ligt nog voor ons, na een lange en kronkelige weg, maar ze is nu al onmiskenbaar aan het werk. Ze gaat onvermijdelijk gepaard met een proces van scheiden van kaf en koren, van tijdelijke teruggang, van gedeeltelijke ontmoediging. Maar ze voedt ondertussen op internationale schaal de overdenking bij minderheden, die zich in de voorhoede van de strijd van de arbeidersklasse bevinden en ontwikkeling waarvan de ontwikkeling sinds verschillende jaren zichtbaar en meetbaar is.
Dit is een gezond proces dat bijdraagt aan het verduidelijken van wat er vandaag op het spel staat en waarmee de arbeidersklasse vandaag wordt geconfronteerd.
Tot slot, hoewel de moeilijkheden waar de arbeidersklasse voor staat enorm zijn, is er niets in de huidige situatie dat toelaat te zeggen dat het spel gespeeld is en de arbeidersklasse niet meer over de kracht zal beschikken om massale en dan revolutionaire strijd te ontwikkelen. Wel integendeel, de levende uitdrukkingen van de klasse nemen toe. Als men ontleedt wat die echt zijn en dus niet enkel oppervlakkig, waar enkel hun breekbaarheid evident is, maar in de diepte, dan blijkt het potentieel en de belofte die ze inhouden voor de toekomst. Dat ze een verspreide en sporadische minderheid vertegenwoordigen, herinnert er ons alleen aan dat de voornaamste kwaliteiten van de revolutionairen hun geduld en hun vertrouwen in de arbeidersklasse zijn (en Lenin zou eraan toegevoegd hebben: hun humor!). Dat geduld en dat vertrouwen steunen op het inzicht in wat de arbeidersklasse historisch gezien is: de eerste klasse die tegelijk uitgebuite én revolutionaire klasse is, en die de opdracht heeft de gehele mensheid te bevrijden van het juk van de uitbuiting. Dat is een materialistische en historische visie op lange termijn. Vertrekkende vanuit die visie schreven we in 2003 bij het opmaken van de balans van ons 15de internationale congres: “Zoals Marx en Engels zeiden, gaat het er niet om te beschouwen “wat deze of gene proletariër, of het proletariaat als geheel momenteel als zijn doel beschouwt. Het gaat er om wat het proletariaat is en waartoe het, in overeenstemming met dit wezen, historisch zal worden gedreven.” (De heilige familie, 1844). Een dergelijke visie toont ons namelijk dat, tegenover de zware klappen van de crisis van het kapitalisme die zich vertalen in steeds wredere aanvallen, de arbeidersklasse reageert en noodzakelijkerwijze zal moeten reageren via het ontwikkelen van haar strijd. Deze strijd zal in zijn beginstadium neerkomen op een serie schermutselingen, die de boodschappers zullen zijn van de aanzet tot steeds massaler strijd. Het is eerst in dit proces dat de arbeidersklasse zich weer zal zien als uitgebuite klasse en er naar zal streven haar identiteit terug te vinden, een wezenlijk aspect dat op zijn beurt een stimulans zal zijn voor haar strijd.” n
GD / 25.10.2012
Sinds de publicatie van dit artikel, waren we getuige van de grootste stakingsbeweging in Zuid-Afrika sinds het einde van de apartheid in 1994. Deze stakingen zijn dubbel belangrijk omdat ze aantonen - voor het geval dit nog noodzakelijk was - dat achter het zogenaamde economische mirakel van de ‘opkomende landen’, zoals overal elders, groeiende armoede schuilt. Ze laten ook zien dat de arbeiders overal ter wereld, verre van tegenstrijdige belangen te hebben, vechten tegen de onwaardige levensomstandigheden die het kapitalisme oplegt. Als zodanig maken de stakingen die Zuid-Afrika op zijn grondvesten doen schudden, ondanks de zwakheden waar we op terugkomen, deel uit van de arbeidersstrijd overal ter wereld.
Na het bloedbad van 16 augustus leek de strijd, verpletterd door het gewicht van de manoeuvres van de bourgeoisie, buiten adem te geraken. Inderdaad, terwijl de staking zich met identieke eisen, uitbreidde naar verschillende andere mijnen, werd er een overleg georganiseerd, enkel en alleen tussen de ‘haaien’ van Marikana. Met andere woorden tussen de vakbonden, de directie en de Staat, onder de heilige bemiddeling van vooraanstaande kerkleiders. De manoeuvre was bedoeld om de uitbreiding van stakingen te stoppen door de arbeiders te verdelen tussen enerzijds diegenen die profiteerden van de onderhandelingen en alle media-aandacht kregen en anderzijds diegenen, die in volle onverschilligheid met de staking begonnen, maar wel de aandacht kregen van de (blanke en zwarte) politie die hun campagne van terreur, provocatie en nachtelijke invallen voortzetten.
Op 30 augustus vernam de bevolking via de The Star, de krant van Johannesburg, dat het bericht dat de politie op de mijnwerkers van Marikana hadden geschoten uit ‘wettige zelfverdediging’, een schaamteloze leugen is. De autopsierapporten toonden aan dat mijnwerkers, toen ze probeerden aan hun beulen te ontsnappen, in werkelijkheid in de rug waren geschoten. Volgens verschillende getuigenissen van journalisten ter plaatse zouden de politie zelfs de stakers achterna zijn gelopen om ze koelbloedig te vermoorden. Op nagenoeg hetzelfde moment kondigde de rechtbank van Pretoria aan voornemens te zijn om de 270 mijnwerkers, die tijdens de politieschieting op 16 augustus gearresteerd waren, aan te klagen ... voor de moord op hun kameraden (!) Ze deed dit op grond van een anti-oproerwet, die voorziet in de mogelijkheid om van alle tijdens rellen gearresteerde personen, die ter plaatse waren op het moment van de schietpartij door de politie, in staat van beschuldiging stellen.
Het is inderdaad waar dat men in ‘de grootste Afrikaanse democratie’, grof te werk gaat; terwijl geen van de agenten die de mijnwerkers van Marikana hadden neergeschoten werden lastig gevallen, klaagt de Staat de overlevenden van de schietpartij wel aan. Met een beetje fantasie had de rechtbank van Pretoria de doden voor een tweede keer executeren kunnen voor hun eigen moord! De consternatie was zodanig groot dat, op 2 september, de rechter gedwongen werd een stap terug te doen door de aankondiging van de beschuldigingen te annuleren en alle gevangenen vrij te laten. Vooral de Staat zou zich snel realiseren dat hij een fout had gemaakt: op basis van dezelfde eisen verspreidden de stakingen zich onmiddellijk uit over de meeste mijnen van het land. Zo begonnen er op 31 augustus 15.000 werkers van een goudmijn bij Johannesburg, die wordt uitgebaat door de Gold Fields groep, een wilde staking. Op 3 september, vervoegden de mijnwerkers van Modder-East, in dienst van Gold One, zich op hun beurt de strijd. Op 5 september hielden bijna alle mijnwerkers van Marikana, onder het gejuich van de bevolking, een demonstratie en weigerden om, de dag daarop, akkoord te gaan met de schaamteloze overeenkomst die was ondertekend door de vakbonden en het management van Lomin. Terwijl de productie van vrijwel alle mijnen in het land leek te zijn gestopt, kondigden de bedrijven Amplats, Waterman en Xstrata, die alle drie meerdere mijnen ontginnen, aan hun activiteiten vanaf 14 september op te schorten, De stakingsgolf breidde zelfs uit naar andere sectoren, in het bijzonder naar de vrachtwagenchauffeurs.
Deze dynamiek van uitbreiding werd gedeeltelijk gevoed door de verontwaardiging, opgewekt door de getuigenissen van stakers, die gevangen genomen waren: “Zij [de politie] sloegen ons, trapten met hun laarzen op onze vingers. (…) Ik kan nog steeds niet begrijpen wat mij is overkomen, dit is mijn eerste keer in de gevangenis! We vroegen een loonsverhoging en ze begonnen op ons te schieten, en in de gevangenis sloeg de politie ons, ze hebben zelfs de R200 [€20] gestolen die ik bij me had!”
De langzame teruggang van de strijd
“De politieterreur trof ook stakers in vrijheid door middel van zeer gewelddadige interventies, waarbij onder de meest absurde voorwendsels arrestaties plaatsvonden, veel gekwetsten vielen en een aantal doden (1). Zo verklaarde de regeringswoordvoerder op 14 september: “Het is noodzakelijk om in te grijpen, want we hebben een punt bereikt waar belangrijke keuzes moeten gemaakt worden”. Na dit mooie voorbeeld van holle frasen, waarvan alleen politici het geheim van hebben, voegde de woordvoerder er, veel minder laconiek, aan toe: “Als we deze situatie laten ontwikkelen, zal de economie er erg onder lijden”. De dag daarop, om twee uur ‘s nachts, werd een extreem wrede inval georganiseerd in de slaapzalen waar de arbeiders van Marikana en hun gezinnen verbleven. Politie, gesteund door het leger, verwondde veel mensen, waaronder een aantal vrouwen. ‘s Ochtends braken rellen uit en werden er barricades opgericht op de wegen. Meer had de politie niet nodig om, in naam van de “veiligheid van de burgers” haar geweld te ontketenen tegen de arbeiders van het hele land
Terwijl zijn agenten de bevolking terroriseerden, bracht de Staat, met de medeplichtigheid van de vakbonden, op 18 september een zware klap toe aan de strijd door alleen de arbeiders van Marikana een loonstijging, variërend van 11 tot 22%, te verlenen. Deze schijnoverwinning was duidelijk bedoeld om de arbeiders te verdelen en diegenen aan de beweging te onttrekken die tot dan toe centraal hadden gestaan in de strijd. Met andere woorden: de bourgeoisie offerde een loonsverhoging van 22% op aan de mijnwerkers van Marikana om de strijdbaarheid bij de andere stakers te ondermijnen, de uitbreiding van de strijd te stoppen en het merendeel van de arbeiders de geëiste loonsverhoging te ontzeggen.
Maar op 25 september, gingen de 19.000 werkers van de Beatrix-mijn op hun beurt in staking, terwijl die van Atlatsa zich op 1 oktober in de strijd wierpen. Het politiegeweld nam weer toe, gepaard gaande met wrede arrestaties, mishandelingen en moorden. Op 5 oktober gebruikte het bedrijf Amplats grote middelen de aankondiging van het ontslag van 12.000 mijnwerkers. In de nasleep dreigden verschillende bedrijven, ondersteund door de rechtbank, met behulp van een walgelijke chantage massaal arbeiders te ontslaan: ofwel aanvaarden de arbeiders de miserabele salarisverhoging die de directies voorstelden, of ze werden ontslagen. Gold One zou eindelijk 1400 mensen ontslaan, Gold Field 1500 anderen, enzovoort.
Op het moment van dit schrijven gaan de laatste groepen stakers geleidelijk weer aan het werk. Maar deze strijd, ondanks de zwakke punten die haar hebben gekenmerkt, wijst op een zekere toename van het klassenbewustzijn. De Zuid-Afrikaanse arbeiders hebben de noodzaak aangevoeld om gezamenlijk te strijden, zij hebben duidelijke en unitaire eisen geformuleerd en hebben voortdurend getracht om hun strijd uit te breiden. In een context waarin de crisis en de ellende onvermijdelijk zullen verdiepen, vormt deze beweging een onveranderlijke ervaring in de ontwikkeling van het bewustzijn van het hele proletariaat in de regio en een les voor de arbeidersklasse van de gehele wereld. n
El Generico / 22.10. 2012
1) Het is nog steeds niet mogelijk om het aantal door de Zuid-Afrikaanse politie, vermoorde stakers vast te stellen, maar de pers meldt zeven doden in Rustenburg en ten
Ford-Genk, ooit een bedrijf met meer dan 10.000 werknemers, sluit haar deuren. Sinds de jaren 90 werd de tewerkstelling er systematisch afgebouwd en de productiviteit opgedreven. De lonen werden met 12% verminderd en toch valt het doek voor de 4.300 rechtstreekse werknemers. Daarbovenop worden duizenden werknemers uit de talrijke toeleveringsbedrijven getroffen. Na Renault-Vilvoorde (1997), VW-Vorst (2006) en Opel-Antwerpen (2010) is dit het vierde autoassemblagebedrijf dat zijn deuren sluit in België. Het komt hard aan in een streek die tussen 1987 en 1992 reeds een goede 17.000 jobs zag verdwijnen toen de Limburgse steenkoolmijnbouw definitief geschiedenis.
Ontslagen bij Belfius Bank, Arcelor Mittal staal, Beckaert Zwevegem, Volvo, Duferco, Alcatel, enz. Het nieuwe sociaal drama is dus niet specifiek voor deze sector of provincie. De crisis treft alle sectoren en regio’s. Dat maakt de situatie juist zo dramatisch en uitzichtloos.
In naam van de “competitiviteit” en het “terugdringen van de verliezen” volgt het ene afslankingsplan het andere op. Nog voor de aankondiging van de sluiting van Ford sneuvelden al meer dan 3000 banen van september tot half oktober in alle sectoren, in alle regio’s, van kleine familiebedrijven tot grote multinationals, zowel in binnenlandse als in buitenlandse bedrijven. Anderen saneren drastisch zonder ‘naakte ontslagen’, zoals bij KBC, Brussels Airlines of Delhaize. Vaste contracten worden vervangen door tijdelijke, voltijdse banen door deeltijdse, werknemerscontracten door contracten als zelfstandige. Ook de tijdelijke werkloosheid viert hoogtij. Seizoenarbeid wordt meer en meer het ganse jaar door de standaardprocedure. En bovendien komt de fameuze “jobcreatie”, waar men de mond van vol heeft, voor een groot deel neer op minderwaardige banen of dienstenchequesbanen. Om aan de armoede te ontsnappen moeten veel werknemers nu een 2e of zelfs 3e job zoeken. Een job staat niet langer gelijk met een waardig inkomen!
De staat is in hetzelfde bedje ziek. Zoals de discussie over het tijdelijk opschorten (de index-sprong) of de hervorming van de index aantoont, staat niet de koopkracht centraal. In naam van de verdediging van dezelfde “competitiviteit van de nationale economie” zijn alle burgerlijke partijen, van de NVA tot de PS, het eens dat er voortdurend moet bespaard worden om de kost van de arbeidskracht terug te dringen en het ondernemersklimaat te verbeteren. Het ene “sociaal pakt” volgt het andere “generatie pakt” op. De staat is er immers om de wetten van het kapitalisme toe te passen: winstbejag, concurrentiekracht en uitbuiting mogelijk maken door dwangmaatregelen. De miljarden die de regering(en) zoeken voor hun relancemaatregelen, hun begrotingsevenwicht en de afbouw van de staatsschuld zullen op het einde van de rekening op de kap van dezelfde arbeidersfamilies terechtkomen. Uitkeringstrekkers, gepensioneerden, ambtenaren, onderwijzers, allen gaan hier volop delen in de brokken.
Als we dan nog weten dat volgens de nieuwe Europese armoede-indicator, 21% van de bevolking in België al een risico loopt op armoede of op sociale uitsluiting, begrijpen we maar al te goed de bezorgdheid en de verontwaardiging van een groeiend aantal arbeidersgezinnen.
Ford-Genk is vandaag een pijnlijke uiting van het meedogenloze karakter van deze algemene aanval op de arbeidersklasse: van de talrijke ontslagen, de blokkering en/of verlaging van de lonen (bij Ford leverden ze voorheen 12% in, bij VW-Audi 20%), de verlenging van de arbeidsloopbaan. En zonder reactie van de arbeiders kondigt wat bij Ford-Genk gebeurd nog pijnlijkere aanvallen aan op de gehele arbeidersklasse voor de toekomst.De huidige situatie vraagt dus om verzet tegen de aantasting van de werk- en levensvoorwaarden van de meeste onder ons. Zij bevat echter ook de kiemen van een gezamenlijke weerstand van heel de arbeidersklasse: niet enkel de Ford arbeiders, maar iedereen wordt geviseerd, daarom moet ook iedereen verontwaardigd zijn, solidair zijn, klasse tegen klasse!
Al enkele tientallen jaren doet men ons beloftes om de crisis en de armoede uit de wereld te helpen. Het einde van de tunnel was in zicht, het was de laatste uitzonderlijke ingreep, er zouden duurzame oplossingen komen, rationalisaties zouden enkel in ‘oude industrieën’ plaatsgrijpen, of in ‘zieke dochter- of moederbedrijven’, het kwam door de ‘vergrijzing van de bevolking’, door ‘vluchtelingen’ en ‘ongecontroleerde migratie’ [het gevolg van nog ergere ellende en uitzichtloosheid elders in de wereld!], dan waren het weer de ‘bad Banks’, de fraudeurs, enz.
Vandaag vertelt men dat de topman van Ford dit sociale kerkhof heeft veroorzaakt. In de tijd waren het Vlaams minister en socialist De Batselier en de topman van de mijnen Gijselinck die de zondebok waren voor de mijnsluitingen. Achter al deze schijnbare waarheden en populistische mooipraterij schuilt echter de burgerlijke propaganda die voortdurend probeert zondebokken te vinden zodat het bankroet kapitalistisch systeem zelf niet in vraag zou gesteld worden. Zo kan de woede gekanaliseerd worden en beperkt blijven door ‘schuldigen’ aan te duiden, op maat gemaakt, om beter te” verdelen en te heersen”.
Iedereen kan vaststellen dat hetzelfde bovengeschetst scenario zich afspeelt in zowat alle landen ter wereld. Uiteraard met varianten, net zoals er varianten zijn per regio of sector in België zelf. Zowat overal in de wereld wordt de vraag gesteld wie er de schuld draagt van deze crisis. Deze vraag stond ook centraal in de debatten in de bewegingen van de ‘ Arabische lente’ in Tunesië en Egypte, van de ‘Indignados’ of van de ‘Occupy Wall Street’.
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Zo bedraagt de staatsschuld in de eurozone 8.517 miljard euro. Of gemiddeld 90 procent van het bruto binnenlands product van de zone. Een groot deel hiervan zal zo goed als nooit terug betaald worden. Iemand moet die schulden financieren, maar onbetaalbare schulden financieren betekent op termijn zelf insolvabel worden (vb een risico dat Duitsland bedreigt). Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Doet ze dit verder voornamelijk met bezuinigingen en rationalisaties, dan krijgt ze nog minder koopkracht om haar producten aan te slijten en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen. Schuimt ze de markt van het spaargeld af door super-lage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken daar waar de inflatie 2,76% bedraagt, dan wordt de buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden en armoede razendsnel afgebouwd. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals in de VS, Japan en GB en met lage leningrentes op de markt gooien? Maar zo creëert het kapitalistische systeem een nog diepere schuldenput. Zo zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er wel een reële tegenwaarde nodig. Om de schulden terug te betalen moet er dus vers nieuwe gecreëerde waarde tegenover staan. Geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Nieuwe waarde wordt enkel uit gepresteerde arbeid verkregen door er een meerwaarde aan toe te voegen: de productiekosten van een product mogen slechts een fractie kosten van hun totale verkoopwaarde. Maar daarvoor moet er een koopkrachtige afzetmarkt bestaan. Bestaat die amper of niet (zoals de situatie al jaren aantoont) dan komen we in een permanente overproductiecrisis terecht. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten (lonen), drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd.
Dit is een algemene wet van de kapitalistische manier van produceren en kan door geen enkele afzonderlijke patroon of regering ontweken worden! Als de bedrijven vandaag stilliggen is het niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeftes zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer inzien. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop: De koopkrachtige afzetmarkten slinken en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting.
In de loop van de laatste zes maanden werd er in zowat alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt, betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van Indië tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief er naar voren gebracht moet worden. Ook in de massale Indignados- en Occupy-beweging, vooral van jongeren en werklozen in 2011, o.a. in Spanje, Griekenland of de USA en Canada, was dit het geval.
Drie centrale noden voor de strijd werden naar voren geschoven: de noodzaak tot uitbreiding en éénmaking van de strijd, het belang van de ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en de behoefte aan een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem.
Onze echte kracht is ons aantal, de schaalgrootte van onze strijd, onze lotsgebondenheid, onze eenheid over de grenzen van de sectoren, rassen, de regio’s, en landsgrenzen heen. Tegenover een wereld die opgedeeld en afgescheiden is door de enge privébelangen van arrogante uitbuiters, tegenover het “ieder voor zich”, hun “competitiviteit”, moeten we onze eenheid en solidariteit zetten en mogen we ons niet laten opsplitsen en onze problemen laten reduceren tot specifieke, afzonderlijke problemen, eigen aan het bedrijf, de sector of de regio.
Geen rivaliteit tussen ‘jongeren’ en ‘ouderen’, tussen vasten en tijdelijken, tussen bedienden en arbeiders, tussen werknemers van moeder- en dochterbedrijven, tussen arbeiders die op deze of gene plaats geboren zijn,...
Deze eenheid is niet alleen noodzakelijk maar ook mogelijk vandaag! De uitbreiding van de strijd en van de solidariteit met andere sectoren en bedrijven, die getroffen worden door fundamenteel dezelfde aanvallen en dikwijls ook geïsoleerd in hun hoekje strijd voeren, kunnen we het best smeden door massale afvaardigingen te sturen naar de andere bedrijven, zo leert ons de ervaring uit vorige momenten van strijd hier en elders. Wat we doen moet onze strijd versterken, doen aangroeien en perspectief geven. De straat opgaan om ‘stoom af te blazen’ of een lange uitgerekte uitputtingsslag voeren, ieder geïsoleerd van elkaar in eigen streek, volstaan niet om die algemene, massale strijd op te bouwen.
Ervaring leert ons dat acties zoals gijzeling van patroons, sabotage van de productie, blokkade van de spoorlijnen, of wanhopige acties (zoals het dreigen met het opblazen van de fabriek) niet de manier zijn als we die eenheid en uitbreiding willen bereiken. Ze leiden integendeel tot demoralisatie en nederlaag.
Voorbije strijdervaringen tonen aan dat werkend of werkloos, we onze strijd in eigen handen moeten nemen. Als we een echte collectieve discussie willen ontwikkelen, samen willen nadenken en beslissen, moeten we massale algemene vergaderingen beleggen waar iedereen vrij kan tussenkomen en voorstellen tot actie kan doen die dan in stemming kunnen gebracht worden. Om de eenheid te smeden met anderen moeten ze open staan voor alle arbeiders en werklozen.
Opgelet! Ook de andere klasse, de bourgeoisie, spreekt over “solidariteit” en “eenheid”. Zij roept op tot opofferingen die de ‘sterke sectoren’ moeten doen voor de ‘zwakkere sectoren’, voor een gelijkmatige verdeling van de ellende. Immers, wanneer ‘haar koek kleiner wordt’, kan volgens haar de discussie enkel gevoerd worden over een ‘gelijkwaardige’ verdeling van de ellende en soberheid die ze ons opdringt, over wat ‘gunstig’ zou zijn voor de nationale belangen en de competitiviteit. Zij predikt een eenheid met de belangen van het kapitaal. Alsof het ‘gelijkwaardig’ verdelen van de ellende betekent dat men haar draaglijk maakt! Alsof samen de uitbuiting beheren die uitbuiting zou afschaffen. Zo wordt opnieuw vermeden dat het systeem in vraag wordt gesteld en perspectieven worden gezocht in een andere maatschappij, gebaseerd op het bevredigen van behoeften van allen en niet de eigenbelangen van enkelen!
EENHEID en SOLIDARITEIT - UITBREIDING en VERALGEMENING -VERTROUWEN op EIGEN KRACHT – KLASSE tegen KLASSE
Niet “hun competitiviteit” maar onze “solidariteit” is onze kracht n
Internationalisme / 02.11.12
Afdeling van de IKS in België
Lezersbrief:
Goedendag,
De aanleiding voor deze mail is die vanwege het, onlangs verschenen, pamflet over de ‘crisis van de automobielsector’.
Ten eerste moet gezegd worden: Op de analyse van deze situatie in de automobielbranche is niets aan te merken. Wederom goed werk.
Echter, het slotstuk van het pamflet: Het plan van aanpak, het elan, bleef (bewust?) vaag. Als gijzelingen, sabotage, blokkade, etc. niét de vormen tot antikapitalistisch verzet zijn, wát dan wel?
De mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse is zeker ten weten stap één naar een revolutionaire grondslag toe - de vereniging van jongeren, ouderen, werkeloze, proletariërs, precariërs, etc. Dit zal ten eerste op economisch vlak moeten gebeuren (binnenin de fabrieken en op de werkvloer). Dit gehele proces (zoals correct in het pamflet beschreven) zal in de vorm van (wellicht geheime) algemene vergaderingen, desnoods raden of comités genoemd, moeten plaatsvinden. Deze vergaderingen moeten zich verenigingen op massale schaal (Onderling verbonden doormidden van ‘zone-’, ‘gebied-’ en ‘stads-’, raden/comités).
De proletarische democratie van onderop, vanaf de economie (werkvloer), naar boven toe. Uiteindelijk zal dan, in theorie, de massa organisatie ontstaan. Maar wat is het wapen van de arbeidersklasse dan?
Tot hedendaags blijkt alleen de staking een legitiem wapen te zijn van de arbeidersklasse, naast de radicalere mogelijkheden zoals de sabotage, de bezettingen van werkplaatsen en blokkades richting de kapitalistische economie en verraders van de arbeidersklasse toe. (Opties dié zeker toegepast moeten worden(!)).
Een staking brengt mobilisatie van de arbeidersklasse met zich mee, en eindigt, in de periode na staking, de onderlinge verdeeldheid naar elkaar toe.
De algemene massa staking is, kortom, de directe actie jegens de kapitalistische economie toe. Hiervan uit kunnen de politieke eisen richting de Staat, het systeem, de sociaal-democratie en de vakbonden (syndicaten) geuit worden.*
Aldus een korte, en versimpelde, visie van een lezer.
Maar wat is het alternatief voor een socialistische/communistische revolutie dan vanuit het IKS ?**
Met vriendelijke groet.
KW
*Verzet, of deelname, van autoriteiten en militarisme voor het gemak uit het verhaal weg gelaten.
**Als hier geen juridische gevolgen aan vast zitten. Hetgeen wat de onduidelijkheid van de conclusie van het pamflet kan verklaren
Antwoord van de IKS:
Beste kameraad,
Bedankt voor je bijdrage. We verwelkomen iedere poging tot verdieping en verheldering van de discussie, zelfs als die een (fundamentele) kritiek inhoudt van de teksten, die we gepubliceerd hebben.
We zijn het eens met een groot deel van je bijdrage. Maar als je het goedvindt, willen we hier en daar ook enkele kanttekeningen plaatsen bij je opmerkingen.
Aan het eind van je brief schrijf je “het slotstuk, het plan van aanpak bleef (bewust) vaag” en “dit (de mobilisatie, de solidariteit en de eenheid van de arbeidersklasse) zal eerst op economisch vlak moeten gebeuren”.
De kwestie is dat je de economische en politieke strijd wel van elkaar kan onderscheiden, maar niet totaal van elkaar kan scheiden.
“Ook al komt hij ons ook gescheiden voor onder de vormen van economische en politieke klassenstrijd, bij revolutionaire massa-acties zijn politieke en economische strijd één”. Iedere poging tot “scheiding tussen de politieke en de economische strijd en de verzelfstandiging van beide is niets dan een kunstmatig, zij het dan ook historisch noodzakelijk product van de parlementaire periode.(Zie: Rosa Luxemburg: Massa-staking, partij en vakbonden)
In de periode van het verval van het kapitalisme zijn er geen blijvende en duurzame hervormingen meer mogelijk. Dat maakt dat iedere strijd van de arbeiders indirect ook een aanval vormt op het wezen van het systeem. Ieder verzet van de kant van de klasse kan het kapitalisme op zijn grondvesten doen schudden omdat het over weinig of geen manoeuvreerruimte beschikt om de aanval van de kant van de arbeiders te neutraliseren
De arbeidersstrijd in de periode van het verval “ is tegelijkertijd gericht èn op de beperking van de kapitalistische uitbuiting, èn op de afschaffing van die uitbuiting tegelijk met de opruiming van de burgerlijke maatschappij zelf”. Met andere woorden: “[Elke] periode van open klassenstrijd [is] tegelijk van politieke en economische aard”. (Idem)
Het is waar dat het vertrekpunt voor de strijd van de arbeiders – in ieder geval tot aan de periode van de revolutionaire opstand – altijd het verzet is tegen aanvallen op de kwaliteit van haar materiele leven. Daarom is het ook in zekere zin waar dat het er in de strijd niet om gaat wat de arbeiders van hun eigen optreden verwachten, maar om wat de arbeidersklasse is, en wat zij op grond daarvan gedwongen is te doen. Maar als de arbeidersklasse genoodzaakt is om bepaalde dingen te doen, dan doet ze dat niet zonder een bepaald bewustzijn (en zeker niet op een mechanische manier, zoals bijvoorbeeld het hondje bij Pavlov). Daarom is volgens ons ook een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling van een tegenmacht de ontwikkeling van het bewustzijn in de arbeidersklasse: van het bestaan van de loonarbeid, van de geassocieerde, collectieve wijze waarop de arbeiders in de productie staan en van het feit dat de arbeiders op die wijze, als klasse, de voortbrengers zijn van alle rijkdom in de wereld.
Bij een grotere of kleinere minderheid van de klasse bestaat altijd het inzicht en vooruitzicht van een andere, kommunistische maatschappij. Dat komt omdat ze beschikt over een historisch geheugen, over een herinnering aan voorbije perioden (al of niet van de ene op de andere generatie overgedragen) en over een capaciteit te leren van haar strijdervaringen. Dat maakt dat ze de inzet van de strijd, iedere keer als ze deze aangaat, op een steeds algemener vlak kan stellen. In het Frans hebben ze een leuke uitdrukking: “reculer pour mieux sauter”. Dat wil zeggen: enkele passen terugdoen om een betere sprong te kunnen maken. Zo is het ongeveer ook met de arbeidersstrijd. De arbeiders beschikken over de capaciteit om, ieder keer als ze de strijd aangaan, deze met wat meer afstand van hun eigen onmiddellijke belangen in te zetten en op een steeds algemener (en daardoor breder en uiteindelijk ook politiek) vlak te stellen. Deze dynamiek leidt er toe dat de strijd uiteindelijk niet (eens) meer overheersend op direct economisch, maar overheersend op politiek vlak wordt uitgevochten: de strijd om de macht in de maatschappij.
Kameraadschappelijke groeten,
voor de IKS,A.
Wij publiceren hieronder delen uit het eerste hoofdstuk (1) van de brochure van Rosa Luxemburg De Crisis van de Sociaal-democratie (2). Deze meesterlijke tekst van 1915 is bedoeld als een bron van inspiratie voor de problemen waar het proletariaat momenteel mee te kampen heeft. Achtereenvolgens geconfronteerd met een van de ergste slachting in de geschiedenis van de mensheid, de Eerste Wereldoorlog (3) en het verraad van de sociaal-democratie, dat heeft bijgedragen aan de inlijving van de arbeiders van alle landen in het imperialistische bloedbad, geeft Rosa Luxemburg niet toe aan de ontmoediging. Integendeel! Ze pleit voor een levend, niet-dogmatisch marxisme, bepaald door de wetenschappelijke methode, die de fouten en de nederlaag confronteert om de lessen te trekken en de toekomst beter voor te bereiden. Want deze revolutionaire heeft een onwrikbaar vertrouwen in de toekomst en in het vermogen van het wereld proletariaat om haar historische missie te vervullen: bewust te vechten voor de emancipatie van de gehele mensheid.
IKS
Geschonden, onteerd, wadend in het bloed, druipend van het vuil: zo staat de burgerlijke maatschappij voor ons, zo is zij! Niet als ze, keurig en oprecht, cultuur en filosofie, moraal en orde, vrede en recht beoefent, maar als een verscheurend beest, als de heksensabbat van de anarchie, en als een pestadem voor de cultuur en de mensheid zich in haar ware, naakte gedaante vertoont.
Temidden van deze heksensabbat voltrok zich een wereldhistorisch drama: de capitulatie van de internationale sociaaldemocratie. Het zou voor het proletariaat het toppunt van domheid zijn om toe te geven en deze capitulatie of deze catastrofe toe te dekken, dat is het ergste wat het proletariaat zou kunnen overkomen. “De democraat” (d.w.z. de revolutionaire kleinburger), zo zegt Marx, “komt net zo onberispelijk en onschuldig uit de smadelijkste nederlaag te voorschijn, als hij die strijd is aangegaan: met de nieuw verkregen overtuiging, dat moet overwinnen, niet omdat hijzelf en zijn partij het oude standpunt prijsgeven, maar omgekeerd, omdat hij verwacht dat de verhoudingen in de richting van zijn geest evolueren”. Het moderne proletariaat komt anders uit de historische beproevingen te voorschijn. Reusachtig als zijn taken zijn, zijn ook zijn fouten. Er bestaat geen vastgelegd en voor altijd geldig schema, er bestaat geen onfeilbare leider die het proletariaat de weg toont, die het moet gaan. Ze heeft geen andere meesteres dan de historische ervaring De nauwe weg van haar bevrijding is niet alleen geplaveid met een onbegrensd lijden maar ook met onnoemelijke fouten. Het doel van zijn reis, zijn bevrijding, zal hij slechts bereiken als hij uit eigen fouten weet te leren.
Zelfkritiek, niets ontziende, wrede, tot de kern der dingen doordringende zelfkritiek, dat is de adem en het licht van de proletarische beweging, zonder welke ze niet kan leven. In de huidige wereldoorlog is het proletariaat gezonken als nooit tevoren. Het is een ramp voor de mensheid. Maar het socialisme zou alleen verloren zijn als het internationale proletariaat de diepte van die val niet zou willen peilen en daar niet de lessen uit zou willen trekken.
Wat er nu op het spel staat is het gehele laatste hoofdstuk in de vijfenveertigjarige ontwikkeling van de moderne arbeidersbeweging. Wat wij beleven is de kritiek, de balans van onze arbeid van bijna een halve eeuw. De val van de Commune van Parijs had de eerste fase van de Europese arbeidersbeweging en van het einde van de Ie Internationale afgesloten. Toen begon er een nieuwe fase. In plaats van de spontane revoluties, opstanden, barricadegevechten, waarna het proletariaat telkens weer in zijn passieve toestand terug viel, begon de stelselmatige strijd van elke dag. Het gebruik van het burgerlijke parlementarisme, de massaorganisatie, de samensmelting van de economische en de politieke strijd en van het socialistisch ideaal met de hardnekkige verdediging der directe dagelijkse belangen. Voor de eerste keer werd de zaak van het proletariaat en zijn bevrijding geleid door het licht van een ster: van een strenge wetenschappelijke leer. In plaats van de sekten, de scholen, de utopieën, de ervaringen die iedereen op eigen houtje opdeed in eigen land, bestond er een en dezelfde theoretische internationale grondslag, een gemeenschappelijke basis, die de landen in één bundel samenbracht. De marxistische theorie gaf aan de arbeidersklasse der gehele wereld een kompas in handen, om wegwijs te worden in de draaikolk van de dagelijkse gebeurtenissen, om haar dagelijkse strijdtactiek te richten op het onveranderlijke einddoel.
De Duitse sociaaldemocratie was de draagster, de kampvechtster en de behoedster van deze nieuwe methode. […]. Zij heeft ten koste van talloze offers, van een onvermoeide minutieuze arbeid de sterkste en meest voorbeeldige organisatie opgebouwd, de grootste pers geschapen, de doeltreffendste middelen voor scholing en voorlichting in het leven geroepen, de geweldigste kiezersmassa om zich geschaard, de talrijkste parlementaire mandaten bevochten. De Duitse sociaaldemocratie gold als de zuiverste belichaming van het marxistische socialisme. Zij had en maakte aanspraak op een speciale plaats als de leermeesteres en leidster van de IIe Internationale. […]. De Franse, de Italiaanse en de Belgische sociaaldemocratie, de arbeidersbeweging van Nederland, Scandinavië, Zwitserland, de Verenigde Staten traden met steeds grotere ijver in haar voetstappen. De Slavische landen echter, de Russen en de sociaaldemocraten van de Balkan, keken naar haar op met een onbegrensde, bijna kritiekloze bewondering. […] Op de congressen, in de bijeenkomsten van het Internationale Socialistische Bureau werd onderworpen aan de Duitse mening. […] “Voor ons, Duitsers, is dit onaanvaardbaar,” was in de regel voldoende om de oriëntatie der Internationale te bepalen. Met blind vertrouwen gaf zij zich over aan de leiding van de bewonderde, machtige Duitse sociaaldemocratie: zij was de trots van elke socialist en de schrik van de heersende klassen in alle landen.
En wat beleefden wij in Duitsland toen de grote historische beproeving zich aandiende? De diepste val, de meest geweldige ineenstorting. […] Daarom moeten we ook bij haar beginnen, door de analyse van haar val. […] De arbeidersklasse durft de waarheid, zelfs als deze voor haar de bitterste beschuldiging inhoud, zonder vrees in de ogen te kijken, want haar zwakte is slechts een afdwaling en de strenge wet van de geschiedenis geeft haar de kracht terug, en waarborgt haar uiteindelijke overwinning.
De nietsontziende zelfkritiek is voor de arbeidersklasse niet alleen een vitaal recht, zij is voor haar ook de hoogste plicht. Op onze boottocht voeren wij de grootste schatten der mensheid mee, met wier bewaking het proletariaat belast was. En terwijl de burgerlijke maatschappij, geschonden en onteerd door de bloedige orgie, haar noodlot verder tegemoet snelt, moet het internationale proletariaat zich vermannen, en hij zal het doen, om de gouden schatten verzamelen, die het in een ogenblik van verwarring en zwakte in de wilde draaikolk van de wereldoorlog naar de bodem liet afzinken.
Eén ding is zeker: de wereldoorlog betekent een ommekeer voor de wereld. […] De wereldoorlog heeft de voorwaarden van onze strijd veranderd en onszelf het meest. Niet dat de fundamentele wetten der kapitalistische ontwikkeling, de oorlog op leven en dood tussen kapitaal en arbeid een wijziging of ‘verzachting’ zouden hebben ondergaan. […] Maar na de uitbarsting van de kapitalistische vulkaan, heeft het tempo van de ontwikkeling zo’n geweldige stoot gekregen, dat de hevigheid van de botsingen in de maatschappij, de reusachtige omvang van de taken die onmiddellijk voor het socialistische proletariaat oprijzen, dat de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging tot nog toe slechts een tere idylle schijnt te zijn geweest. […] Laten we ons in herinnering roepen hoe wij, kort geleden nog, de toekomst omschreven:
[…] Het officiële vlugschrift van de partij: Imperialisme of Socialisme, dat enige jaren geleden in honderdduizenden exemplaren verspreid werd, besloot met de woorden: “Zo groeit de strijd tegen het imperialisme steeds meer uit tot een beslissende strijd tussen kapitaal en arbeid. Oorlogsgevaar, duurte en kapitalisme. Vrede, welvaart voor allen, socialisme! Zo stelt zich het probleem. De geschiedenis gaat grote beslissingen tegemoet. Onafgebroken moet het proletariaat aan zijn wereldhistorische zaak werken, de macht van zijn organisatie en de klaarheid van zijn bewustzijn versterken. Wat er ook moge gebeuren, oftewel een arbeidersklasse die, door de kracht die ze vertegenwoordigd, er in slaagt de mensheid de vreselijke gruwelijkheden van een wereldoorlog te besparen, hetzij een kapitalistische wereld die in de geschiedenis ten onder gaat, op dezelfde manier als zij daaruit voortgekomen is: in bloed en geweld. Op dit historische moment zal de arbeidersklasse er klaar voor zijn en alles wat telt is dat ze klaarstaat”. […] Nog een week voor het uitbreken van de oorlog, op 26 juli 1914, schreven Duitse partijbladen: “Wij zijn geen marionetten, wij bestrijden met z’n allen een systeem, dat de mensen maakt tot willoze werktuigen van de blinde heersende verhoudingen, dit kapitalisme, dat zich klaarmaakt om het naar vrede hunkerende Europa in een dampend slachthuis te veranderen. Als het verderf doorgaat, als de vastbesloten vredeswil van het Duitse en van het internationale proletariaat, dat zich in de komende dagen in machtige demonstraties zal openbaren, niet in staat zou zijn de wereldoorlog te verhinderen, dan moet de laatste in ieder geval de laatste oorlog, de zonsondergang van het kapitalisme worden”.(Frankfurter Volksstimme). […] En toen kwam het ongehoorde, de buitensporige, nog nooit vertoonde gebeurtenis, de 4de augustus 1914.
Of het zo moest komen? […] Het wetenschappelijke socialisme heeft ons geleerd de objectieve wetten van de geschiedkundige ontwikkeling te begrijpen. De mensen maken hun geschiedenis niet geheel vanaf nul. Maar zij maken de geschiedenis zelf. Het proletariaat is in zijn actie afhankelijk van de bestaande graad van rijpheid der maatschappelijke ontwikkeling, maar de maatschappelijke ontwikkeling voltrekt zich niet buiten het proletariaat om; hij is evenzeer haar drijfveer en oorzaak als haar product en gevolg. Zijn actie maakt deel uit van de geschiedenis door bij te dragen aan haar richting. En wanneer wij ons net zomin kunnen losmaken van de geschiedkundige ontwikkeling als een mens van zijn schaduw, kunnen wij haar val toch bespoedigen of vertragen. Het socialisme is de eerste volksbeweging in de wereldgeschiedenis die tot doel heeft, en door de geschiedenis geroepen is, het maatschappelijke leven van de mensen een bewuste zin, een planmatige gedachte en daarmee een vrije wil te geven. Daarom noemt Friedrich Engels de uiteindelijke overwinning van het socialistische proletariaat een sprong van de mensheid uit het dierenrijk in het rijk van de vrijheid. Maar deze sprong is zelf aan ijzeren wetten van de geschiedenis, aan duizenden voorafgaande spruiten van de evolutie, een smartelijke en al te langzame ontwikkeling gebonden. Doch zij kan nooit volbracht worden, als er uit alle door de evolutie opgehoopte stof van de materiële voorwaarden niet de vonk van de bewuste wil van de grote volksmassa ontvlamd. De overwinning van het socialisme zal niet als een noodlot van de hemel neerdalen. Hij kan slechts door een lange reeks van geweldige krachtproeven tussen de oude en nieuwe machten bevochten worden, […] Friedrich Engels heeft eens gezegd: “De burgerlijke maatschappij staat voor een dilemma, hetzij de overgang naar het socialisme of terugvallen in het barbarendom”. Wat betekent terugvallen in het barbarendom op onze hoogte van de beschaving, die we nu in Europa kennen? Wij hebben allen die woorden tot nu toe gedachteloos gelezen en herhaald zonder hun verschrikkelijke ernst te realiseren. Op dit ogenblik toont een blik om ons heen aan, wat een terugval van burgerlijke maatschappij in het barbarendom betekent. Deze wereldoorlog is een terugval in het barbarendom. De zegepraal van het imperialisme leidt tot vernietiging van de cultuur, sporadisch gedurende het verloop van de moderne oorlog, en definitief als de periode van wereldoorlogen, die nu begonnen is, zich ongehinderd tot haar laatste consequentie zou kunnen ontplooien. Wij staan dus thans voor de keus, precies zoals Friedrich Engels een mensenleeftijd, nu veertig jaar, geleden, voorspelde: hetzij de overwinning van het imperialisme en ondergang van elke beschaving, ontvolking, verwoesting, ontaarding, één groot kerkhof zoals in het oude Rome, dan wel de overwinning van het socialisme, dat wil zeggen de bewuste strijd van het internationale proletariaat tegen het imperialisme en zijn methode: de oorlog.
Dit is een dilemma der wereldgeschiedenis. Afhankelijk van de beslissing van het klassenbewuste proletariaat zal de weegschaal van de wereldgeschiedenis de ene of de andere kant – of nog beter: onbeslist - doorwegen. Het proletariaat moet resoluut het geheime wapen van haar revolutionaire strijd in op de weegschaal werpen. De toekomst van de beschaving en van de mensheid hangt er van af. In deze oorlog heeft het imperialisme overwonnen. Door het hele gewicht van zijn bloedig wapen van de volkerenmoord erop te werpen heeft het de weegschaal doen doorwegen in de richting van de afgrond, van de doodsheid en de smaad. Het hele rookgordijn van de naargeestigheid en de smaad kunnen slechts tenietgedaan worden als wij, in het midden van de oorlog, uit de oorlog de lessen trekken, als het proletariaat erin slaagt om zich te herpakken en ermee stopt een slaaf te zijn die wordt gemanipuleerd door de heersende klassen en meester wordt over zijn eigen bestemming.
De arbeidersklasse moet duur betalen voor elke stap in de bewustwording van haar historische roeping. De weg naar Golgotha van haar klassenbevrijding is met vreselijke offers bezaaid. De Juni-strijders, de slachtoffers van de Commune, de martelaren van de Russische revolutie, wat een eindeloze reeks van bloedige spookbeelden. Maar die mensen waren allemaal op het veld van eer gevallen, zij zijn, zoals Marx over de helden van de Commune schreef “voor altijd bijgezet in het grote hart van de arbeidersklasse”. Nu vallen miljoenen proletariërs van alle landen op het veld van de smaad, van de broedermoord, van de zelfvernietiging, met het slavengezang op de lippen. Ook dat kon ons niet bespaard blijven. Wij lijken werkelijk op de Joden, die Mozes door de woestijn leidt, maar wij zijn niet verloren en wij zullen overwinnen, op voorwaarde dat wij niet verleerd zijn om te leren. En zou de tegenwoordige leidster van het proletariaat, de sociaaldemocratie, niet kunnen leren, dan zal zij ondergaan om “plaats te maken voor de mensen, die tegen een nieuwe wereld opgewassen zijn” n
Junius (1915)
(1) De titel daarvan is: Socialisme of barbarendom.
(2) Hij is ook bekend onder de naam De Juniusbrochure, een pseudoniem dat door Rosa werd gebruikt om hem te ondertekenen; de tekst is integraal beschikbaar op de website marxists.org.
(3) De ergste verschrikkingen komen daarna, zoals die van de Tweede Wereldoorlog.
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.35 MB |
Internationalisme nr. 357 - 1e kwartaal 2013
Tacher, Reagan, Milton Friedman, de school van Chicago, kortom het neo liberalisme waren de boemannen die de economische groei aan scherven hadden geschoten. Maar het leek erop dat het tijdperk van het neoliberalisme de uitputting nabij was, schreef Joseph Stiglitz in Freefall.. Hiermee werd de toon gegeven van wat sinds 2008 in koor door alle partijen maar vooral links en uiterst links wordt naar voor geschoven: meer staatsinmenging, regulering, controle, nationalisering.
Een greep uit de verklaringen: “Een staatsbank is een eerste haalbare zet om de crisis op korte termijn te counteren.” (De Standaard, 1/3/09, E. DeBruyn, voorzitter Sp.a Rood); “... dat er een volledige nationalisering moet komen van de financiële sector.” (Alternative Socialiste, april 09 PSL); “de PvdA wil een openbare bank” (Solidair, 26 maart 09 PvdA). “De volledige bankensector dient in gemeenschapsbezit te komen”(ultralinks in Nederland).Hier duiken verschillende vragen op:
-Kan de crisis door staatsinmenging (nationalisering) gecounterd worden en een nieuwe ontwikkeling van de productiekrachten in gang gezet?-Kan een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt?
-De onteigeningen (nationalisaties) zijn toch een verzwakking van het privaat bezit van het kapitalisme. Daarom is ‘meer staat‘ ‘progressief’ en een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Is dat zo?
Maar voegt hij er aan toe: “Want slechts in het geval dat de productie- of verkeersmiddelen werkelijk aan de leiding van de aandelenmaatschappijen ontgroeid zijn, waarin dus de overdracht aan de staat economisch onontbeerlijk geworden is, slechts in dat geval betekent zij ook wanneer de tegenwoordige staat daartoe overgaat, economisch een stap vooruit, nl. het bereiken van een nieuwe trap in de richting van het in bezit nemen van alle productiemiddelen door de maatschappij zelf. Er is echter in de laatste tijd, sinds Bismarck zich op dit in staatsbeheer nemen geworpen heeft, een zeker quasi-socialisme ontstaan en hier en daar zelfs in een zekere overgedienstigheid ontaard, dat iedere staatsovername, zelfs die van Bismarck, zonder meer voor socialistisch uitgeeft. Inderdaad, wanneer het in staatsbeheer nemen van de tabak socialistisch zou zijn, dan zou men Napoleon en Metternich onder de stichters van het socialisme moeten rekenen. Wanneer de Belgische staat om heel alledaagse politieke en financiële redenen zijn voornaamste spoorwegen zelf bouwde, wanneer Bismarck zonder enige economische noodzaak de voornaamste spoorlijnen van Pruisen aan de staat bracht, eenvoudig om ze voor het geval van oorlog beter te kunnen inrichten en gebruiken, om de spoorbeambten tot regeringsstamvee op te voeden en vooral, om zich een nieuwe, van parlementsbesluiten onafhankelijke bron van inkomsten te verschaffen, — dan waren dat geenszins socialistische stappen, direct of indirect, bewust of onbewust. Anders zouden ook de koninklijke zeehandel, de koninklijke porseleinmanufactuur en zelfs de compagniekleermaker bij het leger socialistische instellingen zijn.” F.Engels. (“L’Anti-Dühring” II Theoretische kwesties)
Engels toont dus aan dat in de bloeiperiode van het kapitalisme nationalisaties een progressief karakter konden hebben (dwz die de ontwikkeling van het kapitalisme bevorderden).Hoewel volgens Engels vele van die nationalisaties daaraan zelfs niet beantwoorden. Deze kwestie loopt uiteraard parallel met de progressieve rol die de nationale staat speelde in die periode van ontwikkeling van het jonge kapitalisme.
We kunnen hier in de discussie op terugkomen.De omschakeling van de eigendom van de naamloze vennootschappen - die, in die periode de begrenzingen van de nationale staat niet overschreden- in eigendom van de staat, was dus progressief. De ontwikkeling van het kapitalisme in die periode van vooruitgang was gekenmerkt door een overdracht van bezit van individuele kapitalisten naar de naamloze vennootschap op aandelen en dan naar gelang de voorwaarden naar staatsbezit. Toen was de concentratie van de productiekrachten in handen van groepen van kapitalisten (of de staat) een belangrijke stap vooruit. De tekenen van expansie van de productie en van de concentratie van de eigendom waren, in principe, de eengemaakte nationale staat, waarvan de vorming een vooruitgang betekende in vergelijking met de versnipperde feodale entiteiten.
De schaal van concentratie van kapitaal noodzakelijk voor de ontwikkeling was dus een cruciale factor (het geaccumuleerde kapitaal dat niet enkel door reusachtige kredietverstrekking kon verleend worden). En eveneens het algemeen belang van de nationale bourgeoisie, zonder in steriele concurrentie te vervallen. Maar heel snel gaan de productie en de concentratie van de eigendom de grenzen van de nationale staat te boven. De grote internationale anonieme bedrijven nemen steeds meer een internationaal karakter aan, en scheppen op hun manier een internationale verdeling van de arbeid en dat vormt, ondanks haar contradictoir karakter, een van de belangrijkste bijdragen van het kapitalisme aan de vooruitgang van de mensheid. Het toenemend internationale karakter van de productie begint dan te botsen met de verdeling van de wereld in nationale staten. “ De nationale staat begint”, zo bevestigt het Eerste Congres van de Derde Internationale in 1919, “nadat ze een krachtige stoot had gegeven aan de kapitalistische ontwikkeling te eng te worden voor een verdere uitbreiding van de productiekrachten.”
Er zijn dus geen nationalisaties met progressief karakter meer mogelijk in de huidige ontbindingsfase van het kapitalisme.
De vraag of een sterke staatsinmenging (nationalisering) er voor kan zorgen dat de arbeidersklasse gespaard blijft of op z’n minst beschermd wordt kan dus niet anders dan negatief beantwoord wordenHet gaat niet langer om uitbreiding van de productiekrachten maar om haar beperking... met een veelzeggende uitzondering: de oorlogsindustrie. Vernietiging van productiekrachten en consumptiegoederen daar draaien de nationalisaties om sinds die periode.Voordat ze van het historische toneel verdwijnt, vernietigt het kapitalisme een groot deel van wat hij zelf heeft geschapen: zijn reusachtig productieapparaat, het moderne proletariaat en de internationale arbeidsverdeling. De productiekrachten worden iedere keer meer geketend aan de grenzen van de nationale staten.
En we stellen vast dat sinds de periode die aanleiding gaf tot de eerste wereldoorlog, sinds het overleven van iedere natie afhangt van haar bekwaamheid om haar plaats met kracht en geweld te garanderen (En zijn plaats in het imperialistisch arena te verdedigen) op een te nauw geworden wereldmarkt, de kapitalistische economie voortdurend afhankelijk is geworden van zijn staat. In het kapitalisme in verval is de tendens naar staatskapitalisme trouwens een algemene, universele tendens geworden.Wat we vandaag sinds 2008 meemaken is dus geen radicale wijziging in de visie van de rol van de staat, integendeel het is de bevestiging van de centrale rol die de Staat speelt om economische catastrofes te vermijden. Die rol bestaat erin zijn toevlucht te zoeken bij de staat om een economische machine te doen draaien die, spontaan gezien, aan zichzelf overgeleverd, verlamt is geraakt gekneld tussen zijn interne tegenstellingen.
Alleen door de nationalisaties en de tendens tot meer staat, vanaf 1914, te analyseren als iets wat deel uitmaakt van het proces van ontbinding van het kapitalisme, kunnen wij zijn werkelijke historische betekenis begrijpen.-de nationalisering van de oorlogsindustrie in alle betrokken landen van Wereldoorlog I.
-Met de ontwikkeling van de crisis eind de jaren 1920 komen alle regimes, het stalinisme, het fascisme, de democratieën in de jaren 1930 in een politiek van nationalisaties en versterkte staatsinmenging terecht. zoals met het New Deal in de VS in 1933 of die van het Volksfront in Frankrijk, het Plan DeMan in België.-Daarop volgde de algemene nationalisatie of staatscontrole op de oorlogsindustrie in de oorlogsjaren 1940.
-Onmiddellijk na Wereldoorlog II is de opbouwpolitiek rechtsreeks door de Staten opgenomen in tal van landen, ook door middel van belangrijke nationaliseringen van sleutelsectoren van de economie, met inbegrip van het ‘liberale’ Engeland en het ganse nieuw gevormde oostblok.-Nu volgt een periode van koude oorlog met een wedloop naar invloedsferen en herschikking van de naoologse economie. Deze periode die gepaard gaat met de decolonisaties gaat samen met een nieuwe golf van nationalisaties in tal van landen.
-Al iets beter gekend de nieuwe crisis sinds de jaren 70. We kunnen hierop ook terugkomen in de discussie en vooral op de periode van het neo liberalisme met zijn schijntegenstellingen.
Het betreft hier de kwestie van het 'Privaat bezit' en het 'collectief bezit' van de productiemiddellen. Een verzwakking van het privaat bezit zou een stap naar de ‘socialisatie’ zijn en om die reden een eis waar de arbeidersklasse moet achterstaan. Nationalisatie betekent in geen geval “eigendom van de natie”, maar enkel en alleen exclusief eigendom van de staat. Met andere woorden: met de nationalisatie gaat de eigendom eenvoudig over van de individuele kapitalist of de kapitalistische bedrijven in handen van de “collectieve kapitalist” (om de woorden van Engels te gebruiken), dat wil zeggen de staat van de kapitalisten?
De burgerlijke staat is “niets anders dan een machine ter onderdrukking van de ene klasse door een andere klasse en wel in de democratische republiek niet minder dan in de monarchie”. (Engels, voorwoord tot de Burgeroorlog van Marx).
De staat is een instituut dat ontstaan is op grond van de verdeling van de maatschappij in klassen die onverzoenbaar belangen hebben en haar functie is deze verdeling te vereeuwigen en daarmee “het recht van de bezittende klasse om allen die niets bezitten uit te buiten en de eerste de tweede laten overheersen” (Engels). “De moderne staat is op haar beurt slechts de organisatie die de burgerlijke maatschappij zich verschaft, om de collectieve uiterlijke voorwaarden van de kapitalistische productiewijze te verdedigen, zowel door de arbeiders als door de individuele kapitalisten. De moderne staat, onder welke vorm ook, is een in wezen kapitalistisch werktuig, de staat van de kapitalisten, de ideële universele kapitalist.” (Friedrich Engels).
Door het privé-bezit van de productiemiddelen als de ware aard van het kapitalisme te proclameren stelt men tegelijkertijd dat het kapitalisme zonder dit privé-bezit niet kan bestaan. De marxistische opvatting over het privé-bezit, als fundament van de kapitalistische productie schijnt een ander formule in zich te behelzen: de verdwijning van het privé-bezit van de productiemiddelen is synoniem aan het verdwijnen van de kapitalistische maaschappij en dus aan het socialisme. Maar de ontwikkeling van het kapitalisme, of beter gezegd, het kapitalisme in zijn periode van verval laat ons een min of meer uitgesproken, maar ook algemene tendens zien in alle sectoren, van de beperking van het privé-bezit van de productiemiddelen, van hun nationalisatie. De aard van het kapitalisme wordt niet bepaald door het privé-bezit van de productiemiddelen, wat niet anders dan een vorm is, eigen aan de bepaalde periode van het kapitalisme, de liberale periode van het kapitalisme, maar in de scheiding tussen de productiemiddelen en de werker.
Wat een kapitalistisch karakter geeft aan de productie, is niet het privé-bezit van de productiemiddelen. Het privé-bezit en het bezit van de productiemiddelen bestaat zowel in de slaven- als in de feo-dale maatschappij. Wat de productie haar kapitalistische karakter geeft, dat is de scheiding van de arbeiders van de productiemiddelen, hun verandering in middelen die te koop zijn en die als levende arbeid gecommandeerd kunnen worden met als doel om hen een overvloed, een meerwaarde, te produceren, dat wil zeggen de omvorming van de productiemiddelen, die in het productieproces hun karakter van eenvoudig werktuig verliezen om kapitaal te worden en als kapitaal te bestaan.
Het kapitalisme dat is de scheiding tussen de in het verleden opgehoopte arbeid, in de handen van een klasse, die de levende arbeid van een andere klasse dicteert en uitbuit. Onbelangrijk is de wijze waarop de bezittende klasse ieder zijn deel toekent. Onder het kapitalistische regime verandert deze verdeling voortdurend door de economische strijd en door het militaire geweld.In de tijd van het liberale kapitalisme, de vorm waarin het kapitaal bestond, was essentieel die van het privé-kapitalisme.
“Privé-bezit van de productiemiddelen = kapitalisme” en “ het einde van het privé-bezit = socialisme” waren frappante formules, maar waren slechts gedeeltelijk waar. Het ongemak ontstaat pas als de vorm ertoe neigt om zich te veranderen. De ingesleten gewoonte om de vorm voor de inhoud te nemen, omdat deze beantwoord aan een bepaald moment, verandert in een identificatie die niet bestaat, en leidt tot de fout de vorm voor de inhoud te nemen.De meest radicale onteigening kan heel goed de kapitalisten als individuen, die genieten van de meerwaarde, doen verdwijnen, maar daarmee is nog niet de productie van de meerwaarde verdwenen, dat wil zeggen: het kapitalisme.
“Het grote verschil tussen het kapitalistische en het socialistische principe van de productie is deze: bij de eerste vinden de arbeiders de productiemiddelen tegenover zich in de vorm van kapitaal en kunnen er slechts over beschikken om het meerproduct en de meerwaarde de doen toenemen ten gunste van hun uitbuiters; terwijl bij de tweede gebruiken ze de productiemiddelen, in plaats van erdoor in bezit genomen te worden, voor de productie van de rijkdom ten gunste van zichzelf” (Marx).Lac / Mei 2012
België ontsnapt dus duidelijk niet aan de crisis: in 2012 vielen er zowat 17000 jobs weg, (3) het aantal faillissementen voor het jaar 2012 ligt hoger dan 10000 en de werkloosheid neemt duidelijk toe, vooral onder jongeren. (4) De sluiting van productieplaatsen leidt bovendien amper tot de heropening van andere in het buitenland. We hebben dus niet te maken met ‘simpele’ delokalisaties, maar met een daadwerkelijke krimp van de mondiale productie. En als nieuwe productie-eenheden openen, dan is dit om de arbeiders nog meer uit te persen: zo verhuist Ford een deel van de productie van Genk naar Valencia, waar de lonen 42 % lager liggen! De één zijn dood is de ander ... ook zijn dood!
Sinds een aantal jaren volgen op wereldvlak de crises van het vastgoed, van de beurs, van de handel en de industrie, van de banken en van alle soevereine staatsschulden elkaar op. Ondertussen bedraagt de staatsschuld in de Eurozone 8.517 miljard euro, of gemiddeld 95 procent van het bruto binnenlands product van de zone. (5) Welke staat zal het risico aangaan die schulden te financieren? Onbetaalbare schulden financieren betekent immers op termijn zelf insolvabel worden. Dit is een risico dat bijv. Duitsland bedreigt. Hoe gaat het systeem dan wel de absoluut noodzakelijke relance financieren die het bloedbad in de economie zou moeten stoppen? Nog meer bezuinigingen en rationalisaties vermindert de koopkracht nog sterker, waardoor de producten nog minder worden verkocht en dus nog meer rationalisaties, sluitingen, loondalingen… moeten volgen. Of schuimt het de markt van het spaargeld af door superlage spaarrentes te hanteren, zoals nu in België met rentes die onder de 1% duiken, terwijl de inflatie 2,76% bedraagt? In dat geval smelt de financiële buffer die vele arbeidersgezinnen opbouwden tegen potentiële tegenslagen, lopende schulden (leningen) en armoede als sneeuw voor de zon. Welke de methode ook is, op termijn zal de koopkracht opnieuw sterk dalen. Geld bijdrukken dan maar, zoals de VS, Japan en het VK doen door lage leningrentes op de markt te gooien? Maar zo wordt een nog diepere schuldenput gecreëerd en zijn we terug bij af, want als puntje bij paaltje komt is er voor elk geld een reële tegenwaarde nodig. Dus geen fictief geld, zoals ons spaargeld dat door de bank onder de vorm van een lening nogmaals in circulatie wordt gebracht, terwijl ons wijsgemaakt wordt dat het nog altijd op onze rekening staat. Om de schulden terug te betalen moet er dus een werkelijke nieuwe waarde (in de vorm van waren) gecreëerd en verkocht worden.
Hoe ontstaat nieuwe waarde echter? “De waarde van een waar wordt bepaald door de in de waar vervatte totale hoeveelheid arbeid. Een deel van die hoeveelheid arbeid is gerealiseerd in een waarde, waarvoor een equivalent is betaald in de vorm van arbeidsloon; een ander deel echter in een waarde, waarvoor geen equivalent is betaald (meerwaarde). Een deel van de arbeid, die de waar bevat, is betaalde arbeid; een deel is onbetaalde arbeid.” (6) Indien de kapitalisten op aarde erin slagen hun waren voldoende te verkopen, strijken zij de meerwaarde op en maken ze winst.“Natuurlijk kopen de arbeiders die waren... voor zover hun lonen daartoe strekken. Er blijft dus een goed deel over dat nog verkocht moet worden. De waarde daarvan is gelijk aan het gedeelte van het werk van de arbeiders dat zij niet betaald krijgen. Enkel dat gedeelte bezit de magische kracht winst op te brengen voor het kapitaal. De kapitalisten verbruiken zelf ook... en zijn er meestal niet te slecht aan toe. Maar ze kunnen op hun eentje niet alle waren kopen die draagsters zijn van de meerwaarde. Dat zou zinloos zijn. Het kapitaal kan, als het winst wil maken, niet de eigen waren van zichzelf kopen; het zou zijn alsof je het geld haalt uit de linkerzak om het vervolgens in de rechterzak te steken. Niemand wordt daar rijker van, zullen de armen je vertellen. Om te accumuleren, om zich te ontwikkelen, moet het kapitaal dus kopers vinden buiten sfeer van de arbeiders en de kapitalisten. Anders gezegd, het moet absoluut afzetmarkten vinden buiten zijn systeem, zo niet blijft het zitten met onverkoopbare waren die de markt verstikken: het zit dan met een ‘overproductiecrisis’!” (7) Als de bedrijven vandaag stilliggen is het dus niet omdat de arbeiders niet willen werken of er geen behoeften meer zijn, maar omdat de kapitalisten er geen winst meer in zien. De koopkrachtige afzetmarkten zijn onvoldoende tot niet bestaande en de winst kan dus enkel behaald worden door nog grotere sociale roofbouw en uitbuiting. Daarom sluiten bedrijven hun deuren, verlagen ze de productiekosten, drijven ze de productiviteit op, worden onproductieve kosten (sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, pensioenen) afgebouwd. Het kapitalistische wereldsysteem zit in het slop!
Wat kunnen we doen tegen de verslechtering van onze werk- en levensomstandigheden? Hoe kunnen we het hoofd bieden aan de aanvallen? Het kapitalisme is in haar geschiedenis nooit vredelievend, redelijk, moreel of duurzaam geweest. Het heeft nooit uit vrije wil verbeteringen aan arbeiders of andere uitgebuiten afgestaan. De arbeidersbeweging is steeds een beweging van strijd geweest. Zonder verzet blijven de heersers aan zet. De laatste jaren zien we dan ook opnieuw een stijgende strijdbaarheid binnen de wereldwijde arbeidersklasse. Ook in België tonen de arbeiders tekenen van strijdbaarheid. Dat zagen we bij Ford-Genk en vooral bij de toeleveringsbedrijven, bij ArcelorMittal-Luik, bij de ambtenarenbetogingen in 2012 en 2013… Maar ontevredenheid en strijdbaarheid alleen blijken niet voldoende om doeltreffend weerstand te bieden. De verontwaardiging slaagt er niet echt in om zich te vertalen in een krachtige verzetsbeweging. Waarom niet?
Om een krachtsverhouding op te bouwen is eenheid nodig. En om daartoe te komen is solidariteit vereist. Ook de bourgeoisie roept echter via haar verschillende organen, zoals vakbonden, regering (nationaal, regionaal of lokaal), burgerlijke partijen, massamedia… op tot “solidariteit”, maar wat voor één!
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan binnen het bedrijf, de sector en de streek. De burgerlijke “solidariteit” sluit de arbeiders op in het corporatisme en het regionalisme. Waarom zochten de arbeiders in Luik en Genk elkaar immers niet op, hoewel ze maar 50 km van elkaar zijn verwijderd en hun problemen dezelfde zijn? Waarom worden betogingen op verschillende plaatsen en tijden gehouden en dit dan nog zo lokaal mogelijk? Zo ging een “Mars voor de toekomst” door op 11 november in Genk, terwijl er op 14 november in Brussel een Europese betoging was gepland; op 26 januari was er een betoging in Seraing, terwijl op 7 februari een ambtenarenbetoging plaatsvond in Brussel. Weer een andere betoging vond plaats op 21 februari te Brussel.
Deze versplintering van de arbeiders wordt door niemand minder dan de vakbonden georkestreerd om elke kiem van vereniging van strijd en discussie uit te roeien. Dat de vakbonden elke vorm van solidariteit en eenheid saboteren, voelen delen van het proletariaat aan: arbeiders van de toeleveranciers van Ford-Genk hebben zich afgescheurd van de vakbond en georganiseerd in een onafhankelijk stakingscomité. Maar is dit wel voldoende? Ondanks de ontevredenheid van de arbeiders t.o.v. de vakbonden, hebben ze niet gebroken met de corporatistische logica. Het comité eist immers een even hoge ontslagvergoeding als de arbeiders van de Fordfabriek zelf. Ze willen ‘even Ford zijn als Ford’. Is het voldoende om woedend te zijn over een slechte verdeling van de armoede? Moeten wij dan niet woedend zijn over de armoede zelf? Moeten wij dan niet solidair zijn tegen de armoede? De ‘solidariteit’ van de vakbeweging komt neer op het aanvaarden van de miserie in naam van de nationale economie! En dit is goed te begrijpen, want de vakbonden zijn al tientallen jaren een integraal deel van de kapitalistische staat. Zij zijn de waakhonden van de staatsbelangen op de werkvloer.
“Solidariteit, jazeker”, zegt de burgerij, maar dan met de maatschappelijke en politiek krachten binnen het democratisch systeem. De burgerlijke ‘solidariteit’ sluit de arbeiders op in de logica van het nationale kapitalisme. Vele arbeiders, waaronder die van Ford en ArcelorMittal, leggen hun hoop bij de overheden. Daarbij hebben ze zelfs meer vertrouwen in regionale of lokale dan in nationale overheden. Geen enkele overheid kan echter een antwoord bieden op hun problemen, aangezien de taak van de overheid het beheer en de verdediging van de belangen van de nationale economie zijn. Het maakt niet uit of de staat Belgisch, Vlaams, Waals, Catalaans, Schots of Palestijns is. Geen enkele kan aan het failliet van het kapitalisme ontsnappen. De regeringen kunnen hun beloftes niet waarmaken, bijv. om de hoogovens in Luik open te houden (onder rechtstreekse staatscontrole of door een private overname). Zij draaien een rad voor de ogen van de arbeiders. Kijk maar naar de ellenlange, uitputtende procedure vóór de definitieve sluiting van Opel Antwerpen. De nationale belangen vragen om altijd meer opofferingen en uitbuiting en zijn dus tegengesteld aan die van de arbeidersklasse. “De arbeiders hebben geen vaderland.” (8)
Is de democratie dan geen politiek apparaat van en voor het volk? Nee! De kapitalistische democratie onderscheidt zich daarbij van de openlijke dictatuur, doordat ze een schijnbaar beslissingsrecht toestaat aan al haar onderdanen. Zo bindt zij de arbeidersklasse aan haar belangen, die niets anders zijn dan de belangen van het nationale kapitaal en dus het kapitalisme. Of zoals de beweging van de Indignados in Spanje het stelde: “het is een dictatuur, maar je ziet ze niet.” Solidariteit met de democratische staat zoeken leidt tot zelfmoord voor de arbeidersklasse.
In de loop van 2011 en 2012 werd er in alle werelddelen massaal geprotesteerd, gestaakt en betoogd: van Noorwegen tot Portugal, van India tot Turkije, van Egypte tot China. In september nog trokken honderdduizenden de straat op in Portugal, tienduizenden in Spanje, Griekenland en Italië. In Japan was het van 1970 geleden dat men nog demonstraties tegen de levensvoorwaarden had gezien van zo een omvang (170.000 betogers in Tokyo). De opvallendste bewegingen waren die van de Indignados en Occupy in 2011, die vooral door jongeren en werklozen in Spanje, Griekenland en de VS werden gedragen. Overal stelde men zich de vraag hoe men het hoofd kan bieden aan dergelijke aanvallen, hoe de strijd te organiseren, welk perspectief naar voren te brengen. Drie centrale noden voor de strijd werden steeds naar voren geschoven: (a) uitbreiding en eenmaking van de strijd, (b) ontwikkeling van de actieve solidariteit onder de loontrekkers, werklozen en jongeren en (c) een brede discussie over het alternatief voor het huidige bankroete systeem. Allen zijn ze van elkaar afhankelijk, het ene aspect voedt en versterkt het andere. Om een werkelijke krachtsverhouding tegen het kapitalisme op te bouwen moet de arbeidersklasse zich verenigen over de grenzen van bedrijven, sectoren, regio’s en naties heen. Deze vereniging vraagt om solidariteit. Elke ontslagvergoeding, elke schijnbare toegeving van het kapitaal is maar een aalmoes en neemt de grond van de ellende niet weg. Een defensieve houding volstaat niet. Solidariteit met elkaar tegen het systeem en haar logica is meer dan ooit nodig. Dit hadden de arbeiders in Polen in 1980 goed begrepen, net als de arbeiders in België in 1986. Massale afvaardigingen werden gestuurd naar andere regio’s, steden, sectoren, arbeidsplaatsen… om arbeiders te overtuigen mee te doen aan een gemeenschappelijke strijd. In Polen ontwikkelde deze beweging zich tot de belangrijkste strijdbeweging sinds 1968 en deed ze het stalinistische regime wankelen. In België kende de beweging haar hoogtepunt in de maanden april en mei, wanneer mijnwerkers, arbeiders van de automobiel, metaalarbeiders, leerkrachten, scholieren, schoonmakers, havenarbeiders, arbeiders van het openbaar vervoer… in een maalstroom van spontane stakingen en betogingen betrokken waren (waarbij de treinen bleven rijden in functie van de strijdbeweging!). Dit was het resultaat van een actieve zoektocht naar solidariteit, die de uitbreiding en eenmaking van de strijd voedde.
Hoe kunnen we die solidariteit ontwikkelen? Door niet te vertrouwen op de vakbonden of andere ‘specialisten’, maar in onze eigen kracht als klasse. De kracht van de arbeidersklasse ligt niet alleen in haar vermogen om delen van of zelfs de gehele productie stil te leggen. De staking is een belangrijk wapen, maar staat in functie van de versterking van de klassensolidariteit. De kracht van het proletariaat ligt vooral in haar vermogen om een nieuwe maatschappij op te bouwen. Ze is immers het hart van het productie-apparaat: zij is de verzameling van producenten die elke dag opnieuw moeten samenwerken. Zij heeft de capaciteit om de productie om te vormen: van een systeem waar de productie in het teken van de winst staat, naar een systeem waar de productie voor de bevrediging van de noden en de behoeften plaatsvindt. Het feit dat het proletariaat de enigste klasse is die collectief produceert, maakt dat zij de enige klasse is die werkelijke solidariteit kan opbouwen. Deze solidariteit en eenheid is niet alleen nodig, maar ook mogelijk n
(1) The New York Times, 2008, (2) De Wereld Morgen, 2013, https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-be... [199]
(3) Le Soir, 2012, https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffre... [200]…
(4) De Standaard, 2012, https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390... [201](5) Reuters, 2013, https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html [202]
(6) Marx, 1865, Loon, prijs en winst
(7) Internationalisme nr. 353, “De schuldencrisis, waarom?”, 1ste kwartaal 2012, https://nl.internationalism.org/node/966 [203]
(8) Marx, 1848, Communistisch Manifest
Begin augustus 2012 werd in het plaatsje St Imier (Zwitserse Jura) een Internationale Anarchistische Ontmoeting gehouden. Een van de sprekers daar was een woordvoerder van Fekar (Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland)(1). Het initiatief om deze persoon daar te laten spreken was genomen door de Zwitserse groep van het Forum van Duitssprekende Anarchisten, die zich inspant om Turkse/Koerdische anarchisten in één federatie onder te brengen.
Volgens de spreker zou de PKK (De Koerdische Arbeiderspartij, een partij met Maoïstische en Stalinistische roots, Koerdisch: Partiya Karkerên Kurdistan) "eind jaren negentig de conclusie getrokken hebben dat ook al hadden de Koerden nog geen eigen staat, zich toch al problemen voordeden met autoriteit in de eigen beweging die overeenkwamen met die binnen een staat. De PKK is dan ook afgestapt van een ‘proletarische oriëntering’ en van een model van een onafhankelijke nationale staat met een eigen regering, en dus van een autoritaire staatsvorm. Ze zou nu model staan voor een “communale” samenlevingsvormen, waarin de vrijheid van de vrouw, maar ook ‘transgenders’ en eigenlijk elk individu voorop staat, waarin respect heerst voor onderlinge verschillen en gestreefd wordt naar een goed ecologisch evenwicht in de natuur." Aldus synthetisch weergegeven het verslag van een van de deelnemers. (2)
Jan Bervoets, een lid van de redactie van het anarchistische blad in Nederland ‘Buiten de Orde’, spreekt zijn reserves uit ten aanzien van de uiteenzetting van de woordvoerder van Fekar. Hij vraagt zich af of “Öcalan het licht heeft gezien, dan wel dat het gezegde ‘als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen van toepassing is”. Maar tegelijkertijd laat hij doorschemeren dat het toch niet helemaal onmogelijk is dat de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat. “Of we hier met zijn allen geschiedenis hebben meegemaakt of een grote begoochelingstruc? De geschiedenis zelf zal het ons leren.” Ondanks de reserves, die hier worden uitgedrukt, is dit toch weer de politieke naïviteit ten top, die het anarchisme zo vaak kenmerkt. De wens onder de anarchisten om ergens uitdrukkingen te zien van anarchistische beginselen is zo groot, dat een schim van een anarchistisch principe (anti-autoritair, communaal, federalistisch, het primaat van het individu) voldoende is om bij vele anarchisten een jubelstemming te doen ontstaan (2)
Naar aanleiding van deze discussie binnen het anarchistische milieu, stelde een deelnemer aan de ‘zomerdag 2012’ in België van de IKS ons de vraag wat het standpunt is van de IKS ten aanzien van de recente ontwikkelingen binnen de PKK. Uit onderstaande bijdrage mag duidelijk zijn dat de PKK, hoe mooi de spreker het ook voorstelt, nog steeds niets te maken heeft met de strijd voor de emancipatie van de mensheid en haar bevrijding uit het juk van de klassenmaatschappij. (3)
De PKK werd op 27 november 1978 in het plaatsje Fis (Diyarbakır) opgericht door onder andere Abdullah Öcalan, Mazlum Dogan en 21 volgelingen. Haar doel was het beëindigen van het Turkse ‹kolonialisme› in Oost en Zuid-oost-Turkije en de realisatie van een onafhankelijke en verenigde Koerdische staat (4). Sinds de oprichting is Öcalan (apo) de onbetwiste leider van de PKK.
Ideologisch ging zij de mosterd halen bij het stalinistisch geschoeide maoïsme (wat de gastspreker in St Imier de ‘proletarische oriëntering’ noemt). Door middel enerzijds van een boerenleger zou de macht kunnen gegrepen worden en anderzijds moest er gezocht worden naar geallieerden op het imperialistische schaakspel van Oostblok versus Westblok. Om dit doel te bereiken heeft de PKK zich bereid verklaard alle middelen te gebruiken, hoe verschrikkelijk bepaalde daden ook mogen zijn. De PKK startte een gewapende strijd, met talrijke aanslagen, ook tegen andere Koerdische fracties. Sommigen stellen nochtans dat de PKK de Turkse Koerden hun zelfrespect heeft teruggegeven en ze bewust heeft gemaakt van hun Koerdische identiteit. Turkije van zijn kant, waar het overgrote deel van de koerden in de regio wonen, heeft zich altijd, ondanks de beloften na WOII, tegen iedere vorm van autonomie verzet en speelde de kaart van de assimilatie. Het strategisch belang van de regio, nog veel meer dan het economisch, was hier doorslaggevend. De Koerden werden officieel de ‹Bergturken' genoemd en hun taal werd als een Turks dialect afgedaan. Zij werden arm gehouden en moesten in het gareel lopen.
Op 15 augustus 1984 vielen door de PKK getrainde Koerdische boeren politieposten in de plaatsjes Eruh (Siirt) en Şemdinli (Hakkari) aan, waarbij twee Turkse agenten werden gedood. Dit was de start van een hele reeks para-militaire acties. Als tegenmaatregel besloot de Turkse overheid duizenden Koerden te rekruteren die, in ruil voor wapens en geld, als dorpswachten tegenover de PKK kwamen te staan. De PKK trad meedogenloos op tegen deze dorpswachten, evenals tegen alle Koerden die sympathieën vertoonden met het Turkse centrale bewind, naast hun aanslagen tegen de landheren. Hierdoor verloor de PKK de sympathie van een deel van de Koerdische bevolking, waaronder die van andere Koerdische fracties, zoals deze van Massoud Barzani in Noord-Irak. De bevolking van Koerdistan werd dus in de tang genomen door enerzijds de PKK guerrilla en anderzijds het Turkse leger. De nationalistische en op stalinistische basis georganiseerde partij werd ook strategisch ondersteund in dit gewapend conflict door andere imperialistische krachten in de regio die hen als pressiemiddel tegen Turkije gebruikten.
Net als andere burgerlijke partijen aan de linkerzijde, stelde de PKK zich toen voor als de verdediger van het “socialisme”. Door de gewapende strijd tegen de toenmalige wrede Turkse overheid kon de PKK een deel van de arbeiders en arme massa’s die uitzichtloos waren of illusies hadden naar zich toe trekken en meesleuren in een nationalistische en imperialistische strijd. In maart 1990, tijdens het Koerdisch Nieuwjaar, liepen begrafenissen van gesneuvelde PKK’ers nog uit op massale demonstraties.
Maar na de ineenstorting van het Russische blok in 1989 en het uiteenvallen van het rivaliserende Westblok, werden de kaarten op het imperialistisch schaakbord flink geschud en verloor de PKK voormalige bondgenoten. De Golfoorlog van 1991 in Irak had de deur open gezet tot een ‘nieuwe wereld[wan]orde’, waarin het Koerdisch nationalisme voor de zoveelste maal werd gebruikt als lokaas voor kanonnenvlees. In de groeiende chaos, met de ontwikkeling van het ieder voor zich, waar kleine en grote imperialistische machten hun invloed willen vergroten in de strategisch en economisch belangrijke regio van het Midden-Oosten, blijft de PKK voortdurend de imperialistische tegenstellingen in de regio gebruiken, waarbij ze steun krijgt van regeringen zoals Syrië, Iran, Irak, Armenië, Griekenland en andere imperialistische landen, waaronder Rusland.
Om te overleven moest de PKK het geweer van schouder veranderen en kon zich niet langer als een puur maoïstische-stalinistische formatie verkopen. En hoewel begin de jaren negentig zo’n drieduizend PKK guerrilla’s nog de feitelijke macht in handen kregen in Oost-Turkije, zocht Öcalan tegelijkertijd naar andere politieke mogelijkheden om zich te kunnen handhaven. Vanaf dan volgden militaire confrontaties zich op met periodes van staakt het vuur en onderhandelingen. Een eerste wending kwam er begin de jaren negentig toen president Turgut Özal instemde met onderhandelingen. Behalve Özal, zelf half Koerdisch, hadden echter weinig Turkse politici hier oren naar, net zomin als een deel van de PKK zelf en nadat de president op 17 april 1993 in verdachte omstandigheden overleed vervloog daarmee terug de hoop op een politieke verzoening. In juni 1993 riep Öcalan terug de ‹totale oorlog› uit. Hierop volgden nog episodes in 1995 en 1998 die keer op keer op niets uitliepen. Toen de gewapende strijd steeds hevigere vormen begon aan te nemen dwong Turkije Syrië tot de uitzetting van Öcalan. Deze vluchtte maar werd uiteindelijk op 15 februari 1999 door Turkse agenten gearresteerd. Hij werd tot de doodstraf veroordeeld wegens hoogverraad, maar dit vonnis werd onder druk van de Europese Unie omgezet in levenslang. Turkije had immers zijn kandidatuur gesteld voor toetreding tot de EU en moest bovendien beloven de mensenrechtensituatie van de Turkse Koerden te verbeteren. Sindsdien probeert Öcalan vanuit de gevangenis via zijn advocaten zijn partij te besturen. Vanaf augustus 1999 trekken de PKK guerrilla strijders zich terug uit het gebied en een reeks initiatieven worden genomen om het zogenaamde “vredes- en democratische proces” uit te bouwen.
De strategie om hun plaats te veroveren binnen de heersende bourgeoisie moest aangepast worden en na heel wat (bloedige) fractiestrijd binnen de beweging, werd de kaart van de autonomie en het federalisme uitgespeeld om uit de politieke impasse te komen. Het achtste PKK partijcongres op 16 april 2002 bekrachtigde deze zogenaamde “democratische” gedaanteverandering. Nu zou zij streven naar ‘bevrijding’ via politieke rechten van de Koerden in Turkije en het geweld afzweren, hoewel de feitelijke PKK-leider Murat Karayilan in 2007 nog bevestigde dat een onafhankelijke staat nog altijd het primaire doel is van de organisatie. Op dit congres transformeerde de PKK zich en werd een nieuwe politieke tak in het leven geroepen, hoewel het om een pure tactische zet ging: Congres voor Vrijheid en Democratie van Koerdistan (KADEK). De PKK gaf op dat moment aan, de strijd alleen nog via democratische weg voort te willen zetten. Een PKK / KADEK woordvoerder verklaarde echter dat het haar gewapende vleugel, De verdedigingskrachten van het Volk (HPG), niet zou ontbinden of zijn wapens inleveren om redenen van ‘zelfverdediging’. De organisatie wil haar vermogen om gewapende operaties uit te voeren handhaven om zich als volwaardige gesprekspartner op de dringen. De KADEK verkoos ook een bestuursraad in april, maar de leden waren vrijwel identiek aan de Presidentiële Raad van de PKK. Op 15 november 2003 werd de KADEK op zijn beurt omgevormd tot een nog ‘gematigder’ fractie, het Volkscongres van Koerdistan (KONGRA-GEL)in een poging zich aanvaardbaar te maken aan de onderhandelingstafel en een parlementair mandaat. De onderhandelingen met de Turkse regering leverden echter niet de gewenste resultaten op, en Öcalan riep in juni 2004 via zijn advocaten op de wapens weer ter hand te nemen, maar om het democratisch imago hoog te houden haastte hij zich eraan toe te voegen dat het niet om een oorlogsverklaring ging maar om ‘zelfverdediging’. Tussen 2004 en 2009 werden regelmatig aanslagen gepleegd door de PKK en viel het Turkse leger enkele malen in het noorden van Irak PKK strijders aan. Beide partijen hielden zo de druk op de ketel.
In 2005 probeerden de nationalisten nu via legale weg een plaats te veroveren in het Turkse parlement. Hiervoor werd de zogenaamde onafhankelijke en brede pro-Koerdische Democratische Samenlevingspartij (DTP) opgericht, een politieke mantelorganisatie gelieerd aan de PKK die verschillende verkozenen het parlement instuurde. Deze partij werd echter op zijn beurt door de Turkse overheid verboden wegens haar nauwe banden met de PKK en werd in 2008 opgevolgd door de pro-Koerdische Vrede- en Democratiepartij (BDP) (Turks: Barış ve Demokrasi Partisi, Koerdisch: Partiya Aştî û Demokrasiyê). Deze partij wordt nu officieel erkend als een sociaal- democratische partij. In 2009 nam zij voor de eerste keer deel aan de gemeenteraadverkiezingen en daar behaalde de BDP een grote meerderheid in het Zuid-Oosten van Turkije, 36 afgevaardigden zetelen nu bij de laatste verkiezing als onafhankelijken in het Turkse parlement. Vele KCK (5) gevangenen zijn lid van deze partij.
Om het gras onder de voeten te maaien van de PKK opent de Turkse regering in juli 2009 tegelijk een nieuw tegenoffensief, ditmaal een ‘democratisch’ ingekleed offensief: het Koerdisch hervormingsplan. De Koerden krijgen een eigen staatszender, nieuwe rechten zoals het recht op onderwijs van en in het Koerdisch, het recht op een Koerdische dorpsnaam en de Koerdische politieke partijen zullen kunnen deelnemen aan buitenlandse reizen. Als recent voorbeeld probeerden ze nog sympathie te winnen van de Koerdische massa’s door liefdadige bedelingen van voedsel, ijskasten, ovens enz.
De PKK leider Öcalan speelt hier op in door vanuit de gevangenis een nieuwe uitgave te maken van zijn ‹roadmap to peace› van 2003 (die echter niet zal worden vrijgegeven door de Turkse overheid)(6). De PKK kondigt aan dat het de gewapende strijd wil opgeven en ‹vredesbrigades' de grens over gaat sturen om de “democratische’’ oplossing voor het conflict, die de Turkse regering ingezet heeft, te steunen. De eerste brigade, 8 PKK strijders en 26 Koerdische Turkse burgers die in de jaren 90 naar Irak waren gevlucht, steekt op 19 oktober de grens over vanuit Irak en werd door duizenden Turkse Koerden met Koerdische vlaggen ontvangen.
Beide kampen verhullen nu hun ware intenties. Hun kapitalistische, nationalistische en imperialistische belangen worden verbloemd in een pacifistisch en democratisch discours dat beter paste in het nieuwe wereldbeeld. Beiden proberen ook religieuze motieven uit te spelen en in te spelen op het politieke opkomende islamisme, zoals de oproep van Öcalan naar een alliantie met de Turks islamitische beweging rond Gülen.
Maar het is op de achtergrond van de vele spanningen in de regio van het Midden-Oosten en de ravages van de economische wereldcrisis dat we de inspanningen van de Turkse en Koerdische bourgeoisie moeten begrijpen, die de ‘vrijheid’ van de Koerden als onderhandelingskaart gebruiken.
Terwijl de strategie van de AKP regering (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) fundamenteel dezelfde bleef als deze van de vorige regeringen, verschilde zijn tactiek aanzienlijk. De vertegenwoordigers van de Koerdische beweging in de Turkse politiek werden openlijk overbeladen met intriges en valse gestes, en op de achtergrond werd drie jaar met PKK-vertegenwoordigers in Europa onderhandeld in de Noorse hoofdstad Oslo, terwijl de regering doorging met haar repressie. Duizenden werden tijdens dit proces aangehouden in de KCK-processen, honderden Koerdische guerrillastrijders werden vermoord terwijl ze terugtrokken tijdens de ‘staakt het vuur’-bestanden, betogingen werden hardhandig aangepakt met vele gewonden en verschillende doden, sociale repressie werd aangemoedigd in Turkse steden tegen de Koerden die daar woonden, met pogingen tot lynchpartijen als gevolg. De nationalisten van de PKK hebben de zet van de AKP regering beantwoord met hun plan voor een democratische autonomie voor de regio. Op het vierde Congres van de DTK (7) in augustus 2010 in Diyarbakır, de onofficiële hoofdstad van Koerdistan, stelde co-voorzitter Ahmet Turk het project van een vrij en autonoom Koerdistan voor door het creëren en definiëren van een autonomie op juridisch vlak binnen de grondwet van Turkije. Geen separatisme dus. Wat betreft de historische vraag over het gebruik van de Koerdische taal, moet dit voor alle leeftijdsgroepen vanaf lager onderwijs tot universiteit, plaatselijk en in alle Koerdische steden worden aangeleerd. In een vrij en autonoom Koerdistan dient Koerdisch de officiële taal te zijn, naast het Turks en de lokale dialecten . De exploitatie van economische bronnen in de Koerdische gebieden dienen in de handen van de Koerdische leiders van het vrije en autonome Koerdistan te komen. Tevens zal het vrije en autonome Koerdistan afgevaardigden in het Turkse parlement hebben om over de vraagstukken van de gelijke rechten en aanverwante te discussiëren. Tenslotte moet het vrije en autonome Koerdistan een vlag hebben die verschilt van de vlag van de Turkse Republiek, namelijk de Koerdische vlag met hun eigen logo’s en symbolen, die op de geschiedenis van de Koerden en Koerdistan is gebaseerd. Het debat ging de richting uit van het Confederalisme van de verschillende Koerdische gebieden uit de regio. Volgens het congres behoren de volkeren en de Koerdische gebieden in landen zoals Turkije, Syrië, Irak en Iran tot het ontegensprekelijk weefsel van Koerdistan.
“Het model van de democratische autonomie is de meest redelijke oplossing want het komt ook best overeen met de politieke geschiedenis en de omstandigheden waarin Turkije zich bevindt. Inderdaad, de Koerden hadden een autonome status binnen de grenzen van het Ottomaanse Rijk. Vandaar dat dit voorstel tot oplossing niet gebaseerd is op separatisme. In plaats daarvan zullen onze volkeren hun onderlinge relatie vastleggen op basis van vrije wil en vrijwillige unie in een gemeenschappelijk vaderland. Het is niet gericht op de afschaffing van de staat en de wijziging van de grenzen. Democratisch Turkije en Democratisch autonoom Koerdistan zijn de concrete formule voor onze volkeren om zichzelf te regeren met hun eigen cultuur en identiteit, alsook hun recht om vrij te leven. “ (Pers verklaring van de PKK 13.08.2010)(8)
Maar tegen de aanhoudende repressie moest nog een tandje bijgestoken worden en op 14 juli 2011 nam het 5e Koerdisch congres van de DTK een verklaring aan waarin zij stoutmoedig en eenzijdig ‘democratisch zelfbestuur’ uitriepen voor de Koerden van Turkije en opriepen tot internationale erkenning. De druk van Ankara wordt opgedreven en de DTK schrijft eenzijdig verkiezingen uit op 24 juli in 43 provincies. De burgemeester van Diyarbakir zag deze verkiezingen als een duidelijke stap naar zelfbestuur. Bengi Yildiz, parlementslid en BDP-afgevaardigde in de DTK, verklaarde dat de autonome regio geen belasting meer aan Ankara moest betalen.
Het recente 6de congres van de DTK op 15-16 September 2012 in Diyarbakır ging door onder de slogan “van Democratische Autonomie naar Nationale Eenheid”. De hoofdopdracht was om de basis voor de PKK te verstevigen tegen de pogingen van de Turkse overheden om hen te isoleren en te verzwakken.
Het DTK moest het parlement worden van iedereen die in Koerdistan leeft, Koerd of geen Koerd. Ook de situatie in Syrië stond hoog op de agenda. Want laten we niet vergeten dat de PKK behoort tot de KCK Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (5), de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Zij heeft in de regio vier sterke militaire zusterorganisaties: De PKK in Turks Koerdistan, de Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië, die onlangs, in zwijgend akkoord met El Assad, de controle over vier steden heeft genomen (9).
Noch uit de tien principes van het roadplan van de PKK van 2003 of 2009, noch uit de verklaring van de PKK van 2010, noch uit de praktijk van het ‘autonome en vrije’ Koerdistan tot op vandaag blijkt ergens dat “de PKK zich werkelijk ontwikkelt in de richting van een organisatie met anti-autoritaire en communale principes, waarbij het individu voorop staat”. Geen illusies, kameraden, de strategie van de Koerdische bourgeoisie, waarvan de PKK een belangrijke vertegenwoordiger is, bestaat erin om te integreren in de Turkse staat en Turks Koerdistan te besturen als het lokale apparaat van de Turkse staat. Deze strategie dwong hen om gelijke tred te houden met de vele smerige zetten van hun rivaal, alleen al om aan de onderhandelingstafel te kunnen blijven. De vredesgesprekken die de Turkse AKP- regering nu in januari 2013 rechtstreeks met Öcalan aanknoopt zijn dan ook een logische stap in dit proces, wat niet belet dat de militaire botsingen tussen beide partijen blijven doorgaan.
Inderdaad, “De PKK, hoewel zij er niet in geslaagd is om een daadwerkelijke staat te worden, fungeert als het belangrijkste apparaat van de nationalistische Koerdische bourgeoisie in Turkije; zij probeert haar belangen in haar gebied van activiteit te realiseren alsof het een werkelijke staat betreft en het is daarbij gebonden rekening te houden met de directe of indirecte steun van deze of gene imperialistische staat waarvan de belangen rivaliseren met die van het Turkse imperialisme op dit of dat punt. Als zodanig, hoewel haar krachten zwakker zijn in vergelijking met die van de imperialistische Turkse staat en haar belangen beperkter, maakt de PKK evenzeer een onderdeel uit van het wereld imperialisme als de Turkse staat.” (punt 1 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – cfr voetnoot 3)
De Koerdische bourgeoisie wil overleven en daarom moet er kapitaal naar de regio gelokt worden. En in deze, hebben de Koerdische bourgeoisie en de Turkse bourgeoisie wederzijdse belangen. Dit omvat eveneens de omvorming van Turkije in een paradijs van goedkope arbeidskrachten. Overbodig te zeggen dat een groot deel hiervan zal bestaan uit Koerdische arbeidskrachten. Zij werken nu al voor zeer lage lonen in tal van sectoren. De uitvoering van dit beleid in Koerdistan wordt al volop voorbereid met het nieuwe regionale beleid van minimumlonen. Beide hebben dus belang bij een normalisatie van de situatie om stabiliteit te waarborgen, onder meer om het belangrijke economisch-strategische Nabucco-project niet in gevaar te brengen (10). Maar het spel om die belangen onderling te verdelen wordt hard gespeeld, naar het imago van het meedogenloze kapitalisme.
De PKK beweert, dat binnen de organisatie, vrouwen en mannen gelijk worden behandeld en dat vrouwen zich aansluiten bij de PKK op vrijwillige basis is. De vraag is of dit een wenselijk principe is, overgeërfd van hun ‘proletarische oriëntering’ al dan wel een bedrieglijke illusie?
Laten we ons beperken in dit overzicht met een verwijzing naar de talrijke getuigenissen in het boek PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) (11) van Necati Alkan. In haar boek praat ze met honderden vrouwen die bij de milities van de PPK waren in de bergen van Zuidoost-Turkije, op de grens van Irak, Syrië en Iran. Volgens het boek zijn de meeste onder hen op de vlucht voor de onderdrukking door de familie, meer bepaald voor het risico van gedwongen huwelijken of van eerwraak in de traditionele Koerdische gebieden en in de Turkse samenleving. Zij dachten in veiligheid te zijn. Maar in tegenstelling tot wat onze Fekar-spreker beweerde, getuigen deze vrouwen tevens dat ze ook in PKK-kampen het slachtoffer waren van mannelijk geweld. Ze werden als kanonnenvlees ingelijfd in de milities, ideologisch gebrainwasht, zonder respect voor hun eigen persoonlijkheid. Toen ze bovendien de PKK wilden verlaten konden ze dat niet en werden gedwongen verder mee te vechten.
Deze tekst wil de hypocrisie en de burgerlijke en nationalistische praktijk van de PKK duidelijk maken. En het is illusoir om te denken dat zo een organisatie, die zich vanaf zijn oprichting enkel strategische en tactische vragen stelt om zijn plaats te veroveren tussen de andere natie-staten, en zich daarvoor bedient van niets ontziende terreur tegen alles en iedereen (ook tegen de Koerden zelf in eigen en naburige landen) zich zou kunnen omvormen in een internationalistische organisatie. In het huidige tijdperk van het kapitalisme zijn alle etnische bewegingen die voor het zelfbeschikkingsrecht en nationale bevrijding strijden, reactionaire bewegingen. Deelname aan of ondersteuning van deze bewegingen komt erop neer zich te scharen achter de daden en de doelstellingen van het kapitalisme, soms in openlijke samenwerking met de verschillende imperialistische krachten, soms verhuld. Zoals Rosa Luxemburg duidelijk maakte in het begin van de 20e eeuw, heeft het idee van een abstract ‘recht’ op nationale zelfbeschikking niets te maken met het marxisme, omdat het de realiteit versluiert dat elke natie verdeeld is in antagonistische sociale klassen. En als de vorming van bepaalde onafhankelijke natie-staten kon ondersteund worden door de arbeidersbeweging in een periode waarin het kapitalisme nog een progressieve rol te spelen had, kwam aan die periode - zoals Luxemburg ook aantoonde - een definitief einde met de Eerste Wereldoorlog. De arbeidersklasse vandaag heeft geen ‘democratische’ of ‘nationale’ taken meer te vervullen. Haar enige toekomst ligt in de internationale klassenstrijd niet alleen tegen de bestaande nationale staten in, maar voor hun revolutionaire vernietiging.
“ In een wereld die voortaan is opgesplitst en verdeeld in imperialistische blokken, vormt elke ‘nationale bevrijdingsstrijd’, verre van de één of andere vooruitstrevende beweging te zijn, in feite een onderdeel van de voortdurende strijd tussen de rivaliserende blokken waaraan de geronselde arbeiders en boeren, vrijwillig of onder dwang, slechts als kanonnenvlees kunnen deelnemen…” (Platform van IKS, De contra-revolutionaire mythe van nationale bevrijding )
“Dit heeft eens te meer aangetoond, als gevolg van al deze hervormingen en onderhandelingen, dat uit de vrede van de bourgeoisie alleen oorlog kan komen, dat de oplossing van de Koerdische problematiek niet het gevolg kan zijn van een compromis met de Turkse imperialistische staat, en dat de PKK in geen geval een structuur is, zelfs niet van verre, in staat om wat voor soort oplossing dan ook te kunnen aanbieden. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost in Turkije alleen. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met een oorlog tussen naties. De Koerdische kwestie kan niet worden opgelost met de democratie. De enige oplossing van deze vraag ligt in de verenigde strijd van de Koerdische en Turkse werknemers met de arbeiders van het Midden-Oosten en de hele wereld. De enige oplossing van de Koerdische kwestie is de internationalistische oplossing. Alleen de arbeidersklasse kan het vaandel hooghouden van het internationalisme tegen de barbarij van de nationalistische oorlog door te weigeren om te sterven voor de bourgeoisie. “ (punt 8 van de resolutie die onze afdeling in Turkije aannam over de ontwikkelingen in Koerdistan 02/2012 – zie voetnoot 3).
Rosa & Felix & Lac / 03.01.2013
(1) Fekar: Federatie van Koerdische Associaties in Zwitserland, www.fekar.ch [204]
(2) https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html [205] en https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/ [206]
(3) Zie ook de resolutie die de afdeling van de IKS in Turkije aannam op haar laatste conferentie over de ontwikkelingen in Koerdistan: Internationalism is the only solution to the Kurdish Question! https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2 [207]
Zie voor verdere bronnen bij dit artikel ook:
-Le Monde Diplomatique in paragraaf 1 november 2007 archief cache P. K. K.
- www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-... [208]
-https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935 [209]
-https://www.hurriyetdailynews.com/ [210]
- www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021... [211]
- www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html [212]
-https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html [213]
-www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg [214] en de site van HPG
(4) In de loop van de voorbije eeuwen versnipperden de afstammelingen van het historische Koerdische volk zich over verschillende staten in de regio: Iran, Irak, Turkije, Syrië, Armenië en Azerbeidzjan. Velen onder hen migreerden bovendien naar tientallen landen verspreid over de wereld.
(5) KCK, de Confederatie der Koerdische Gemeenschappen (Koma Civakên Kurdistan) , de proto-staat van de Koerdische nationalistische beweging. Technisch gesproken doet het dienst als het overkoepelende orgaan voor alle PKK-organen, zoals zijn politiek-parlementaire formatie Kongra-Gel (Volkscongres) en de militaire vleugel, HPG (Volksverdediginskrachten, Hêzên Parastina Gel); De Partij voor het Vrije Leven van Koerdistan (PJAK) in Iran, de Partij voor de Democratische Oplossing van Koerdistan (PÇDK) in Irak en de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) in Syrië; naast tal van andere organen en organisaties die een staatsfunctie vervullen.
(6) Het voorstel tot Road Map is een document dat uitvoerige voorstellen doet betreffende verschillende domeinen van de nieuw op te richten staat : www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map [215]
(7) Om de wirwar van illegale, half-legale, legale en mantelorganisaties, verbonden of onder rechtstreekse controle van de nationalistische PKK-ideologen te vervolledigen moet nog gezegd worden dat ook het DTK, het Democratische Volkscongres (Demokratik Toplum Kongresi) een Pro-Koerdisch nationalistische koepelorganisatie met ongeveer 850 afgevaardigden uit de Koerdische politieke, religieuze, culturele, sociale wereld en de NGO’s een belangrijke rol zal spelen in de initiatieven van de PKK.
(8) Persverklaring van de PKK: https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60 [216]
(9) De Syrische vleugel van de partij heeft onlangs volgens een niet officiële overeenkomst met de regering van Bashar ElAssad, vier steden in het noorden van Syrië veroverd (de foto’s van Öcalan en Bashar Assad zijn op diverse plaatsen opgehangen), terwijl andere fracties van de Koerden in Syrië de oppositie welgezind zijn. Ook de “onafhankelijke” Iraakse koerden van Barzani proberen de macht van de PKK-PYD te breken. “In het begin van het Syriëconflict zou de PKK haar Syrische bondgenoot, de Koerdenpartij PYD, slechts hebben aangeraden erop te letten dat de rechten van de Koerden onder een nieuwe regering indien mogelijk uitgebreid zouden moeten worden. Nu echter zou het in de knel geraakte Assad-regime zijn troepen uit de Koerdengebieden hebben teruggetrokken. “De PYD controleert sindsdien het gebied en garandeert een minimum aan openbare orde”. Tegelijkertijd verplaatste de PKK tot 1500 strijders uit Noord-Irak naar het Syrische Koerdengebied.”( https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/ [217])
“De PYD spreekt hier echter met een dubbele tong. De partij heeft zijn huidige macht aan Basjar al-Assad te danken, die de legerposities overliet aan PYD-strijders. Vrij algemeen wordt aangenomen dat Assad tot samenwerking besloot vanwege de gemeenschappelijke vijand Turkije. Hij kon ervan op aan dat de PYD de Turkse grens zou verdedigen, en gaf tegelijkertijd een signaal af aan Ankara zich niet aan ingrijpen in Syrië te wagen. Het allerbelangrijkste was dat de samenwerking hem de kans gaf zich militair te concentreren op de belangrijke steden.(…) De toenemende macht van de PKK-zuster PYD in Syrië wordt zowel in buurland Turkije als in Iraaks Koerdistan met argusogen bekeken. Ankara vreest dat Syrisch Koerdistan de springplank wordt voor de PKK, die nu vooral vanuit Iraaks Koerdistan opereert, en heeft al gedreigd met militair ingrijpen. De Turken steunen het Syrische verzet tegen Assad. De Iraaks-Koerdische president Barzani zorgde ervoor dat de PYD gedwongen werd met de andere Koerdische partijen samen te werken, onder meer door Syrisch-Koerdische jongeren in Irak militair te trainen. Om de druk op de ketel te houden zijn zo’n zeshonderd van hen daarna gelegerd aan de grensrivier tussen beide Koerdische regio’s, en hebben Iraaks-Koerdische parlementariërs al geopperd het Iraaks-Koerdische leger, de peshmerga, in te zetten in Syrië als dat nodig is. Om de macht van de PYD terug te dringen heeft Barzani een ontmoeting geregeld tussen de Koerdische blokken en de Syrische oppositie die door Turkije wordt georganiseerd. De bijeenkomst heeft ten doel om de Syrische oppositie alsnog te verenigen in één front voor de toekomst van Syrië.” (https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck [218])
Zie ook over Syrië: https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville [219]
Dit toont eens te meer hoe zulke nationalistische bewegingen niet enkel slachtoffer zijn van de imperialistische machten, zoals ultra-links ons graag wil wijsmaken, maar actief meespelen in dit spel.
(10) Nabucco (pijpleiding) [220]
(11) PKK’da Semboller, Aktörler, Kadinlar (Acteurs, Symbolen en Vrouwen in de PKK) van Necati Alkan; www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-... [221]
“Wat we gedaan hebben was om te bevrijden.”: verklaarde president Hollande voor de camera’s tijdens zijn bezoek op 2 februari jongstleden in Timboektoe. Het is moeilijk om zich niet te laten misleiden door de mooie schijn! Inderdaad we zagen een jubelende menigte, die met de Franse driekleur en de Malinese vlag zwaaide, terwijl ze de verdienstelijkheden van de Franse president bezong en ophemelde, en die de “nationale held van Mali ” ontvangde. Hollande, de “grote bevrijder”, heeft zich blijkbaar niet vergist om er de “belangrijkste dag van zijn politieke leven” in te zien. Communicatie is een belangrijk strategisch wapen en zoals Mitterrand het in zijn tijd heeft gedaan in Sarajevo, zo heeft Hollande een beeld willen nalaten, met een gevoel van legitieme overwinning in naam van een zogenaamde strijd “voor vrede”. Maar van het conflict daarentegen is geen enkel beeld doorgesijpeld, niet het minste spoor van een lijk, noch van de massieve bombardementen van het Franse leger in het noorden van Mali, amper een schuchter gefluister over de wreedheden van de Malinese troepen.
Doorlopen, hier is niets te zien! Het propagandawerk wordt zo ontzettend vergemakkelijkt door de terreur zelf van de fundamentalisten en de maffiose bendes enerzijds en door de blinde uitgelatenheid van een verzwakte en opgeluchte bevolking anderzijds die eindelijk terug “zingen kan ”, dat niets van dit alles aanleiding geeft tot kritiek!
Aan de wreedheid van de gewapende bendes die heersten in het noorden van Mali dient niet getwijfeld te worden. Deze krijgsheren zaaien dood en terreur overal waar ze voorbijkomen. Maar in tegenstelling tot wat de politiekers en journalisten ons in koor vertellen, hebben de beweegredenen van de Franse interventie vanzelfsprekend niets te maken met het lijden van de lokale bevolkingen. De Franse staat beoogt enkel zijn vuile imperialistische belangen te verdedigen. In werkelijkheid zal de uitbundigheid van de bevolkingen van korte duur zijn. Als een “grote democratie” met zijn tanks voorbijkomt, is het gras nooit meer groen nadien! Integendeel, verslagenheid, chaos, miserie, zijn de bewijzen van hun tussenkomst. De onderstaande kaart geeft de details weer van de belangrijkste conflicten die Afrika geteisterd hebben gedurende de jaren 1990 en de hongersnoden die het heeft getroffen. Het resultaat is spectaculair: elke oorlog -dikwijls gevoerd onder de vlag van het recht op humanitaire tussenkomst, zoals in Somalië in 1992 of Rwanda in 1994- heeft geleid tot grote voedseltekorten. Het zal in Mali niet anders gaan. Deze nieuwe oorlog gaat paradoxaal, de ganse regio destabiliseren en de chaos gevoelig doen stijgen.
“Mij als president, betekent het einde van het ‘Francafrique’ “. Deze grove leugen van François Hollande zou ons aan het lachen kunnen brengen is het niet dat dit een imposante militaire logistiek en nieuwe slachtoffers tot gevolg heeft. Er zijn evenveel soldaten gemobiliseerd als in Afghanistan, 4000 man!: “Wij hebben 10 000 ton materiaal in vijftien dagen overgebracht. Dit is evenveel als we gedurende één jaar hebben getransporteerd bij onze terugtrekking uit Afghanistan” aldus de Franse minister van landsverdediging. Het gebruik van luchtmaterieel is bijzonder intens, met name met de luchtaanvallen ten noorden van Kidal.
De linkerzijde stopt niet om zijn humanisme voorop te stellen, maar sinds ongeveer een eeuw dienen de waarden die zij vooropstelt slechts om haar werkelijke natuur te verdoezelen: een fractie van de bourgeoisie die zoals de anderen, bereid is tot alles, tot alle misdaden, om de nationale belangen te verdedigen. Want daar gaat het over in Mali: het verdedigen van de strategische belangen van Frankrijk. Zoals François Mitterand die beslist had om militair in te grijpen in Tsjaad, Irak, ex-Joegoslavië, Somalië en Rwanda, bewijst François Hollande dat de “socialisten” nooit twijfelen om hun “waarden” (versta de bourgeois belangen van de Franse natie)te beschermen met het punt van de bajonet. Van bij het begin van de bezetting van het noorden door de islamisten, hebben de grote mogendheden, Frankrijk en de Verenigde Staten in het bijzonder, de landen uit de zone achter de schermen aangepord om zich militair te engageren door hen financiële en logistieke middelen te beloven. Maar de Amerikaanse Staat bleek beter te zijn in dit spelletje van allianties en manipulaties en won stilaan meer invloed. Zich aldus laten schaakmat zetten in het centrum van zijn ‘achtertuin’, was simpelweg onaanvaardbaar voor Frankrijk, zij moest reageren en een grote slag slaan: “Frankrijk heeft, op het moment dat beslissingen moeten worden genomen, gereageerd door gebruik te maken van zijn “recht-plicht“ als oude koloniale mogendheid. Mali kwam iets te dicht in de buurt van de Verenigde Staten, zo dat het zelfs de officiële zetel leek van de Africom, de verenigde militaire zetel voor Afrika, ingesteld in 2007 door George Busch en vervolgens versterkt door Barack Obama. “ (Courrier International van 17 januari 2013).
De imperialistische allianties in deze regio van de wereld, zijn in werkelijkheid oneindig complex en zeer onstabiel.
Vrienden van vandaag kunnen de vijanden van morgen worden indien ze het al niet alle twee terzelfdertijd zijn!
Zo is het algemeen geweten dat Saoedi Arabië en Qatar, de verklaarde “Grote geallieerden” van Frankrijk en de Verenigde Staten, ook de belangrijkste geldschieters zijn van de islamistische groepen die ageren in de Sahel. Het is dus niet verwonderlijk om in de Monde van 18 januari te lezen at de Eerste minister van Qatar zich uitsprak tegen de oorlog die Frankrijk in Mali begonnen is, door de relevantie in vraag te stellen van de operatie “Serval”(codenaam van de Franse interventie). En wat te zeggen over de grootmachten, de Verenigde Staten en China, die officieel Frankrijk steunen om beter te kunnen ageren achter de schermen om zo hun pionnen verder vooruit te schuiven?
Zich bewust van de moeilijkheden aarzelde de Franse president niet om te verklaren: “Het terrorisme is teruggedreven, verjaagd, maar nog niet overwonnen”. Ook al is Gao, het zenuwcentrum van de strijd tegen de radicale Islamisten heroverd, evenals heel het noorden van Mali, de bergachtige zones blijven een ultieme schuilplaats voor goed bewapende en fanatieke terroristische groepen. Dit zijn omstandigheden die ons doen terugdenken aan de situatie en het moeilijke terrein van Afghanistan. Maar ook een vergelijking met de toestand in Somalië valt velen op. “Als gevolg van de tragische gebeurtenissen in Mogadiscio in het begin van de jaren 1990, heeft het geweld in dit land zich in de ganse Hoorn van Afrika verspreid. Twintig jaar later, kent het nog altijd geen stabiliteit.“(A. Bourgi, Le Monde van 15 januari 2013).
“Onmogelijk (…)om niet te zien dat de recente staatsgreep (in Mali)een bijkomstig effect is van de rebellies in het Noorden, die zelf het gevolg zijn van de destabilisatie van Libië door een westerse coalitie die verwonderlijk genoeg, geen enkele gewetenswroeging of gevoel van verantwoordelijkheid toont. Moeilijk ook om niet de kaki harmattan (oostelijke Afrikaanse woestijnwind) te zien die over Mali waait, nadat het is voorbij gegaan bij zijn Ivoriaanse, Guineese, Nigerieese en Mauritaanse buren “(Courrier international van 11 april2012). Inderdaad, meerdere gewapende groepen vochten aan de zijde van Kadhafi en bevinden zich nu in het noorden van Mali en elders met hun wapens, nadat zij de geheime Libische wapenvoorraden hebben leeggeroofd. Echter ook in Libië kwam de “westerse coalitie” zogezegd tussenbeide om orde en gerechtigheid te brengen, voor het welzijn van de Libische bevolking… Vandaag ondergaan de onderdrukten van deze regio in de wereld dezelfde barbarij en de chaos breidt zich steeds verder uit.
Zo wordt Algerije vandaag zelf gedestabiliseerd door deze oorlog in Mali. De Algerijnse machthebbers speelden een dubbel spel sinds het begin van de Malinese crisis, zoals twee significante feiten het hebben bewezen: ·enerzijds de open ”onderhandeling” met bepaalde islamistische groepen, waarbij sommigen zelfs werden toegelaten om zich te bevoorraden met grote volumes brandstof op hun grondgebied ter gelegenheid van hun offensief voor de verovering van de stad Konna onderweg naar Bamako; anderzijds gaf Algiers toelating aan de Franse vliegtuigen om zijn luchtruim te gebruiken om de jihadistische groepen te bombarderen in het noorden van Mali. Deze tegenstrijdige houding en het gemak waarmee de elementen van de AQMI(Al-Quaida Magreb Islamic) toegang kregen tot de meest “beveiligde” industriële site van het land, tonen aan hoe de raderen van de staat en de maatschappij het karakter van ontbinding vertonen.
De toenemende implicatie van Algerije, in het zog van de andere staten van de Sahel, kan enkel het lopende proces van ontbinding versnellen. Al deze oorlogen tonen aan dat het kapitalisme in een uiterst gevaarlijke spiraal zit, die het voortbestaan zelf van de mensheid in gevaar brengt. Hele zones van de wereld verzinken hoe langer hoe meer in de chaos en de barbarij. De woestheid van lokale folteraars (krijgsheren, clan chefs, terroristische bendes…) wisselt af met de wreedheden van de imperialistische figuranten (kleine en middelgrote staten) en de verwoestende kracht van de grote naties. Ieder is tot alles in staat om zijn miserabele en pathetische belangen te verdedigen, tot elke intrige, tot elke slag onder de gordel, tot elke manipulatie, tot elke misdaad, tot elke gruweldaad…. Het constant wisselen van allianties geeft het geheel de allures van een macabere dans.
Dit wegkwijnend systeem zal blijven ineen storten, de oorlogszuchtige conflicten zullen blijven uitbreiden en steeds meer regio’s van de wereld treffen. Een kamp kiezen in naam van het minste kwaad is meewerken aan deze dynamiek die als enige afloop de dood van de mensheid zal hebben. Er is maar één realistisch alternatief, één enkele manier om uit dit hels raderwerk te komen: de massale en internationale strijd van de uitgebuiten voor een andere wereld, zonder klasse noch uitbuiting, zonder miserie noch oorlog.
Tunesië, waar de zelfverbranding van de jonge Mohammed Bouazizi de aanleiding was tot de “Arabische lente”, kent een ernstige sociale, economische en politieke crisis. Het officiële werkloosheidscijfer bedraagt 17% en sedert maanden nemen de stakingen toe in vele sectoren. De woede die zich zo openlijk en massaal heeft uitgedrukt in vele steden van het land kwam niet als een donderslag bij heldere hemel. Reeds in december, waren werkloze jongeren slaags geraakt met de politie in de stad Siliana, uit protest tegen het bezuinigingsprogramma dat door president Moncel Marzouki werd aangekondigd. Demonstraties van solidariteit vonden plaats in verschillende grote steden en in de hoofdstad tegen de repressie en zijn 300 gewonden, sommigen door hagel. Tegenover de groeiende sociale spanningen stelde de Tunesische president: “We hebben niet te maken met één enkele Siliana. Ik ben bang dat dit opnieuw gebeurt in meerdere regio’s”. En de moord van de seculiere opposant Chokri Belaid bracht de mensen onlangs opnieuw op straat; zijn begrafenis was voor de 50.000 mensen in de begrafenisstoet de aanleiding om op te roepen tot “een nieuwe revolutie” en om “brood, vrijheid en sociale rechtvaardigheid” te eisen, wat ook de belangrijkste slogan was van 2011. In een twaalftal steden, werden naast politiebureaus, zoals in het centrum van Tunis, ook de gebouwen aangevallen van de islamistische partij aan de macht, Ennahda, en werd het leger ingezet om de massale protesten in Sidi Bouzid, waar de “Jasmijnrevolutie” twee jaar geleden was gestart, in te perken. Om de zaak te sussen en de beweging te recupereren, heeft de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesië) opgeroepen tot een algemene staking, de eerste in 35 jaar, terwijl de regering voor de schijn een aantal verschuivingen doorvoerde aan het hoofd van de Staat in afwachting van de verkiezingen in juni. Op dit ogenblik lijkt de spanning weg te ebben, maar het is duidelijk dat de woede zal blijven gisten temeer dat de belofte van een toekomstige lening door het Internationaal Monetair Fonds nieuwe drastische bezuinigingsmaatregelen met zich zal meebrengen.
In Egypte is de situatie niet beter. Het land kan de rekeningen niet meer betalen. In oktober vorig jaar, publiceerde de Wereldbank een rapport waarin het zijn “bezorgdheid” uitdrukte ten aanzien van de toename van stakingen, met een record van 300 alleen al in de eerste helft van September. Op het einde van 2012 waren er vele anti-regeringsbetogingen, in het bijzonder rond het referendum dat werd georganiseerd door de Moslimbroeders om hun macht te legitimeren. Sinds 25 januari, de tweede verjaardag van het uitbreken van de “Egyptische revolutie”, is het protest nog toegenomen. Dag na dag, stellen duizenden demonstranten de door de nieuwe regering opgelegde levensvoorwaarden aan de kaak en eisen het vertrek van president Morsi.
Maar het is uiteindelijk de woede ten opzichte van de repressie die de situatie tot ontploffing bracht. De aankondiging op 26 januari van de terdoodveroordeling van 21 al-Masry clubsupporters van Port-Said, die betrokken waren bij het drama op het einde van een voetbalwedstrijd op de 1ste februari 2012, waarbij 77 mensen omkwamen, was de aanleiding tot een golf van geweld. De vreedzame demonstraties waartoe het Front voor Nationale Redding, de belangrijkste oppositiekracht, had opgeroepen, liepen uit op stadsguerrillataferelen. Op de avond van de 1ste februari, waren duizenden demonstranten op het Tahrirplein en vóór het presidentieel paleis betrokken bij regelrechte gevechten met de ordestrijdkrachten. De 2de februari waren zij nog met duizenden om stenen en molotovcocktails te gooien tegen de omheining van het gebouw. In één week tijd leidde deze rellen die met geweld neergeslagen werden tot meer dan 60 doden, waarvan 40 in Port-Said. Een video die een naakte man toonde die geslagen wordt door de politie heeft de reeds grote woede bij de manifestanten nog aangewakkerd. Ondanks de avondklok die door het regime werd ingesteld, waren er betogingen in drie steden langs het Suezkanaal. Een demonstrant verklaarde: “We komen nu op straat, want niemand kan ons zijn ideeën opleggen(...) we zullen ons niet onderwerpen aan de overheid.”In de stad Ismailia werden naast betogingen, ook voetbalwedstrijden georganiseerd door de inwoners om zowel de avondklok als de verharding van het regime te trotseren, en het hoofdkwartier van het Moslim Broederschap werd in brand gestoken.
Gezien de omvang van de woede dat tot uitdrukking kwam in de beweging, heeft de politie, uit angst voor zichzelf, op 12 februari in tien provincies gedemonstreerd om de regering te vragen ze niet te gebruiken als onderdrukkingsinstrument in de onrust die het land aan het wankelen brengt ! In december reeds, weigerden velen van hen de demonstranten te confronteren in Caïro en hadden zij zich op het gepaste moment met hen “solidair” verklaard.
In alle betogingen hoort men dezelfde leuze : “Ennahda, rot op!” en “Morsi, rot op!”, net zoals twee jaar geleden, toen er “Ben Ali, rot op!” en “Mubarak, rot op! “ scandeerde. Maar als begin 2011 de toon nog was deze van de hoop op verandering, van het inslaan van een brede weg naar “democratische” vrijheid, dan is hij in 2013 overgeslagen naar ontgoocheling en woede. Toch is het steeds dezelfde overblijvende democratische illusie die wordt uitgedrukt, een illusie dat sterk verankerd is in de geesten. En deze wordt onderhouden door de huidige ideologische stemmingmakerij, waarbij met de vinger gewezen wordt naar het religieus fanatisme, voorgesteld als de grote verantwoordelijke voor de repressie en de moorden, waardoor de continuïteit van het repressieapparaat van de bourgeoisie feitelijk versluierd wordt. Dit werd treffend geïllustreerd in Egypte en in Tunesië, waar de machthebbers meedogenloos de rellen onderdrukt hebben terwijl ze voorheen nog machteloos stonden tegenover de arbeidersstakingen : illusies betaalt men en zal men altijd meer betalen met bloedbaden. Na het vertrek van de “seculiere” dictators kwamen de religieuze leiders, die op “democratische” wijze een andere dictatuur proberen op te leggen, die van de sharia, waarop alles nu wordt gefocust. Maar het gaat om dezelfde dictatuur, deze van de bourgeoisie en haar staat tegen de bevolking, die van de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse. Dezelfde vraag rijst met betrekking tot het geloof in de mogelijkheid om “de zaken te veranderen” door te kiezen voor de ene of andere kliek van de bourgeoisie. Want, zoals we recent nog hebben kunnen zien, zijn het ook deze illusies die de weg vrijgemaakt hebben voor de repressie en de explosie van staatsgeweld. Dit is vooral het geval in deze landen die al tientallen jaren worden geleid door achterlijk burgerlijke fracties, overeind gehouden door de ontwikkelde landen, en waar een alternatieve ploeg met een geloofwaardig perspectief, buiten het afslachten van de bevolking, niet voorhanden is. Men hoeft maar te kijken naar de staat van ontbinding waarin de aan de macht zijnde coalities verkeren in beide landen. Zij besteden hun tijd aan het vormen en opblazen van coalities zonder erin te slagen vorm te geven aan een enigszins geloofwaardig economisch programma. De snelheid waarmee de armoede zich veralgemeent, met een agrarische en dus ook een voedselcrisis tot gevolg, is zonder weerga. Het gaat er niet om dat de leiders dommer zijn dan elders, maar dit toont de complete impasse aan waarin de bourgeoisie van deze landen zich bevindt. Ze heeft niet de minste manoeuvreerruimte, ze is in feite een afspiegeling van de wereldbourgeoisie en van het ganse kapitalistische systeem die geen enkele oplossing meer te bieden hebben aan de mensheid.
“Het volk wil een nieuwe revolutie,” riepen de jonge werklozen uit Siliana. Maar als ‘revolutie’ alleen betekent een verandering van regering of regime, in afwachting van rauw opgepeuzeld te worden door de nieuwe machthebbers, of als het slechts betekent focussen op straatgevechten en confrontaties met deze of gene fractie van de bourgeoisie, zonder organisatie tegenover de professionele moordenaars die bewapend worden door de grote mogendheden, dan is dit zelfs geen illusie meer, maar pure zelfmoord.
Het is veelzeggend dat als de Egyptische en Tunesische bevolking erin slaagden het hoofd opnieuw op te richten, dan is dat omdat in hun midden een sterke arbeiderscomponent bestaat die duidelijk in 2011 op het voorplan trad in de vele stakingen. Maar zij moet er op letten zich niet te laten meeslepen door de vele illusies die de anti-islamieten en/of pro-of anti-liberalen van allerlei slag spuien. De voortzetting van de stakingen toont inderdaad de potentiële kracht van het proletariaat om zijn levens- en werkvoorwaarden te verdedigen en deze enorme moed moet begroet worden.
Deze gevechten kunnen echter geen reëel vooruitzicht bieden zolang ze geïsoleerd blijven. Wij hebben ook in 1979, in Iran, een reeks indrukwekkende opstanden en stakingen gezien, die de sterkte van de proletarische reacties aantoonden. Maar doordat ze opgesloten bleven in een nationaal kader bij gebrek aan perspectieven en aan rijping van de arbeidersstrijd op wereldvlak, werden ze verstikt door de democratische illusies en in het keurslijf gedrongen van de confrontaties tussen burgerlijke klieken. Op de schouders van het westerse proletariaat, gezien zijn ervaring en concentratie, rust de verantwoordelijkheid om een echt revolutionair perspectief aan te wijzen. De beweging van de Indignados in Spanje en de Occupy-bewegingen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben zich expliciet beroepen op de continuïteit met de opstanden in Tunesië en Egypte, op hun immense moed en ongelooflijke vastberadenheid. De kreet van de “Arabische lente”, “We zijn niet meer bang” moet daadwerkelijk een bron van inspiratie vormen voor het gehele wereldproletariaat. Maar alleen het opdringen van de arbeidersvergaderingen in het hart van het kapitalisme, tegen de aanvallen van het kapitalisme in crisis, kan een baken betekenen dat ons brengt naar een alternatief dat kan leiden naar de werkelijke omverwerping van dit systeem van uitbuiting, dat ons steeds dieper meesleurt in ellende en barbarij. De arbeidersklasse mag het werkelijke gewicht dat ze vertegenwoordigt in deze maatschappij niet onderschatten, niet enkel door haar plaats in het productieproces, maar vooral ook door het perspectief dat ze betekent voor de ganse samenleving en voor de toekomst van de wereld. Als de arbeiders van Egypte en Tunesië zich niet mogen laten misleiden door de illusies van de burgerlijk democratische ideologie, dan is het ongetwijfeld ook de verantwoordelijkheid van de arbeiders van de centrale landen om hen de weg te tonen. Het is meer bepaald in Europa dat de proletariërs de langste ervaring hebben in de confrontatie met de burgerlijke democratie en met de meest verfijnde valstrikken waartoe ze in staat is. Daarom moeten zij de vruchten plukken van deze historische ervaring en hun bewustzijn op een hoger niveau dan vandaag tillen. Door hun eigen strijd te ontwikkelen als revolutionaire klasse, zullen ze het huidig isolement doorbreken van de wanhopige gevechten die vele regio’s in de wereld treffen. Op deze manier zullen zij ook aan de gehele mensheid de hoop teruggeven op de mogelijkheid om een nieuwe wereld op te bouwen.
Wilma / 15.1.2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
Internationalisme 358 - 2e kwartaal 2013
(zie ook PDF in bijlage)
Het boek 'De mythe van de Groene Economie' (1), lijkt een meedogenloze kritiek op de 'Groene Economie', want het zet heel wat paradepaardjes (fracking, enz. ) van deze zogenaamde 'alternatieve' aanpak op de helling: ofwel omdat deze alleen maar een beperkt probleem oplossen, zonder rekening te houden met een destructief ecologisch resultaat op lange termijn, ofwel omdat de remedie erger lijkt dan de kwaal door het gebruik van processen bij de 'Groene Economie' die andere op gang brengen die minstens even, zo niet nog meer, vervuilend zijn op middellange en lange termijn.
In hoofdstuk 1 en 2 wordt de rampzalige toestand verklaard vanuit het feit dat er vanuit het kapitalisme geen heil valt te verwachten, omdat dit systeem de natuur nu eenmaal beschouwt als een 'vrije gift' (2), waar men naar goeddunken kan mee omspringen.
De schrijvers doen ook een poging om naar de wortels te zoeken van deze ecologische crisis en argumenteren dat deze liggen in de onteigening van de commons, het gemeenschapsgoed. Er wordt zeer nauwkeurig aangetoond hoe het kapitalisme te werk gaat bij het verloederen van de natuur en er enkel belangstelling voor heeft als ze kan omgezet worden in marktwaarden. Daaruit blijkt dat alles wat het kapitalisme aanraakt in verband met de natuur gedoemd is om aangetast of vernietigd te worden. De schrijvers tonen aan dat ook de ‘Groene Economie’ er niet in slaagt om die kwalijke gevolgen van de vermarkting van de natuur een halt toe te roepen, wel integendeel.
Met feiten en argumenten wordt aangetoond hoe alle voorgestelde oplossingen de hypotheek alleen maar verleggen en de schuld proberen af te schuiven naar de bevolking en de ‘burgers’. Volgens de schrijvers is één van de prioritaire doelstellingen het terugdringen van de olieconsumptie en andere fossiele brandstoffen, als veroorzakers van de grootste vervuiling, die met de grootste hoogdringendheid moet aangepakt worden.
Verder gaat het vooral over het ecologisch alternatief van de commons – die steevast worden aangetast door de liberalisering – en het evidente falen van het neoliberalisme op ecologisch vlak. Wanneer er sprake is van de nood aan een alternatief wordt er weliswaar kritiek gegeven op ‘het reële bestaande socialisme’ van de USSR en de daarop geïnspireerde landen, waar de ecologische ramp op vele plaatsen overduidelijk is. (3) Maar van zodra verwezen wordt naar Cuba geldt dit plots niets meer. Cuba zou nu een voorbeeld zijn, het land met de kleinste ecologische voetafdruk ter wereld, door het plotse stopzetten van de olieleveringen na de ineenstorting van de USSR. Over het feit dat Cuba een groot deel van zijn subtropisch woud had uitgeroeid voor de suikerrietslag in de vroege jaren 1960 en andere ecologische rampen, hebben de auteurs blijkbaar nooit gehoord. Maar ook deze mythe werd al lang doorprikt door Cubaanse activisten.(4)
Eerst en vooral moet gesteld worden dat de wetenschap een bondgenoot kan zijn van de arbeidersklasse en ruimer gezien van de mensheid. Daarbij zijn wetenschappelijke studies die zich vandaag nog kunnen ontworstelen aan de materiële of ideologische greep van het kapitalisme en zijn dwangmatige sponsoring, meer dan welkom. Maar toch rijst hier de vraag: Spit het boek de tegenstelling van het kapitalistische systeem met betrekking tot de ‘Groene Economie’ inderdaad uit tot op het bot? Wij moeten vaststellen dat bij aandachtige lezing een aantal tegenstrijdigheden in de argumentatie meteen opvallen.
Enerzijds wordt er terecht gesteld dat de oplossingen die door de ‘Groene Economie’ worden aangedragen, zich strikt houden aan de mogelijkheid of er ook winst kan uitgeslagen worden en anderzijds wordt vastgesteld dat de commons net het tegendeel zouden doen. Maar om de commons hun rechten terug te geven wordt dan toch weer de hulp ingeroepen van een regulering door de staat (of door organen die door de Staat gepromoot of gecontroleerd worden, zoals de vakbonden). En aangezien er niet wordt gerept over de afschaffing van de kapitalistische uitbuiting, maar alleen over een andere regulering van de consumptie, gaat het dus om steun vragen aan de burgerlijke staat, die dan ‘ecologisch’ hervormd moet worden of beter ‘de belangen van het volk’ zou moeten dienen. Ook het afschilderen van de regimes van Morales en Chavez en het boegbeeld Cuba, als alternatieve voorbeelden, drukt een logica uit naar regulering vanuit de staat, die zo typisch is bij het ‘ultralinkse - gauchistische milieu’. Het feit dat deze regimes niet alleen totalitair zijn, maar ook dat zij meer dan eens arbeidersprotest met hevige repressie onderdrukten – waarbij herhaaldelijk troepen werden ingezet tegen stakende fabrieks- en landarbeiders – wordt niet vermeld.
Op het gebied van de eisen is het boek zeer dubbelzinnig: de commons aanprijzen als alternatief van creatief ecologisch handelen en tegelijkertijd hulp verwachten van de staat en de vakbonden, die helemaal verweven zitten in de kapitalistische maatschappij, is water en vuur proberen te verzoenen. Ze zijn geen neutrale actoren in de kapitalistische context: de staat waarborgt de globale sociale ‘orde’ en zorgt ervoor dat het kapitalistisch systeem kan overleven, als het moet via democratische verkiezingen of anders gewapenderhand. De vakbondsstructuur zorgt er al sinds de Eerste Wereldoorlog voor discipline in de fabriek en komt nooit met eisen die het nationale belang en het systeem kunnen bedreigen. De enige die zij bedreigen zijn de arbeiders, als die het wagen om in ‘wilde’ staking te gaan (zoals onlangs tegenover de stakende arbeiders van de onderaannemers van Ford-Genk nog ondervonden).
Bij hun alternatief wordt zonder veel diepgang gesproken over een ‘democratische oplossing’. Maar wat is een democratische oplossing? Soms lijkt die – volgens de auteurs – buiten het kapitalisme te liggen, dan weer wordt er beweerd dat dit moeten gebeuren via snelle wetten omdat ‘de tijd dringt’. Nochtans hebben zij voordien zelf vastgesteld dat alle maatregelen van de ‘Groene Economie’ systeem-bevestigend en natuur-vernietigend zijn. Het wordt niet duidelijk met welke maatregelen zij dit gaan omgooien. Aan de ene kant komen zij aandraven met een paar ‘successen’, zoals gevallen van zelfbeheer in Argentinië, Mexico en Groot-Brittannië, maar later blijkt dan weer dat die maar heel tijdelijk waren. Zijn dat dan alternatieven? Het lijken eerder pleisters op een houten been.
De argumenten in het boek lijken soms op die van het ‘reformistische’ deel van de ‘Occupy’ en ‘Indignados’-beweging (zoals de Democracia Real Ya – ‘echte democratie nu’ – in Spanje), die met alle middelen probeerden om de protestbeweging om te buigen naar concrete doelstellingen binnen het kapitalisme, terwijl er zich binnen die bewegingen heel wat proletarische tendensen manifesteerden die het kapitalistisch systeem in zijn geheel in vraag stelden.
Als alternatieven worden ook nog opgesomd: ‘het globale zuiden’, het ecologische proletariaat, de bewuste ‘burgers’, maar wie zijn die? De 99%? Wat opvalt, is dat er met geen woord gerept wordt over de arbeidersklasse. Bestaat die nog? Voor de schrijvers is zij blijkbaar van geen tel. Op p.192 stellen zij dat een groen kapitalisme van de mensen consumenten maakt in plaats van ‘burgers’! Aan de bewuste ‘burgers’ zou dan de taak toekomen om de ecologische ramp af te wenden. Weg is de centrale plaats van de arbeidersklasse in het kapitalistische productieproces. Alleen de morele verontwaardiging van de ‘bewuste consument’, de ‘burger’ blijft over. Alle protest wordt op die manier gekanaliseerd naar de sfeer van de consumptie, weg uit die van de productie. Zo wordt het natuurlijk onmogelijk om een scherper inzicht te krijgen in de verhoudingen van het kapitalistisch productieproces en de centrale rol van de arbeidersklasse in de omverwerping ervan.
Uiteindelijk blijkt de radicale kritiek van de Groene Economie slechts een rookgordijn te zijn om de klassiek recepten van uiterst links: de staat, de ‘volks’democratie, de hervorming van de consumptie te doen slikken als een alternatief binnen de kapitalistische winstlogica.
Bij het zoeken naar alternatieven buiten het kapitalisme, waarbij een einde zou gemaakt worden aan de productie voor de winst (ruilwaarde van de waren) en het nut (gebruikswaarde) als doel gesteld wordt, komen wij uiteraard terecht bij Marx en Engels.
Vooral twee recente academische onderzoekers – John Bellamy Foster en Paul Burkett (4) – hebben een grote bijdrage geleverd over de visie die Marx en Engels werkelijk verdedigden over de verhouding Mens & Natuur en dit heeft aangename verrassingen opgeleverd ten voordele van het marxisme. J. Bellamy Foster had vastgesteld dat de Groenen erg gebeten waren op de Engelse filosoof Francis Bacon, een materialistisch denker, die aan de basis lag van de oprichting van de Royal Society of London (opgericht in 1660). Dat vond hij zo merkwaardig dat hij dit verder wilde onderzoeken. Via Bacon en zijn materialistische visie op de natuur, verwoord in zijn werk ‘Novum Organum’, kwam hij terecht bij de materialistische filosofen Epicurus, uit het Antieke Griekenland en bij Lucretius uit de Antieke Romeinse cultuur. En via die omweg ‘herontdekte’ hij Marx (die zijn doctoraalscriptie had gemaakt over Epicurus). Zo vond hij dat de ‘groene kritiek’ in wezen ‘idealistisch’ was en bovendien het marxisme volledig onterecht aanviel als ‘productivistisch’, op basis van de kritiek op de standpunten van Stalin en vele uiterst-linkse partijen en groepen. Zijn collega P. Burkett was met een complementair onderzoek bezig en bracht nog meer materiaal aan, vooral uit Het Kapitaal deel III, Theorieën over de Meerwaarde, van Marx en uit de Dialectiek van de Natuur, van Engels. Maar binnen de beperkte ruimte van dit artikel kunnen wij daar jammer genoeg niet op ingaan.
Het stalinisme heeft zowat alle mogelijke marxistische grondbeginselen verraden: het proletarisch internationalisme ten gunste van het ‘socialistische’ vaderland, het verkrachten van de kunst en cultuur, die ondergeschikt gemaakt werden aan de almachtige staat, het verlaten van het historisch materialisme ten gunste van het vulgair materialisme, in plaats van de afschaffing van de staat kwam het monsterachtig aangroeien ervan, het opzij zetten van de analyse van de productieverhoudingen ten voordele van die van de productiewijze. Dat maakte het hen mogelijk om hun systeem, met productie van meerwaarde – en dus uitbuiting – als ‘socialisme’ voor te schotelen. Maar in feite was het een vorm van staatskapitalisme, aangezien de kapitalistische productieverhoudingen bleven bestaan doordat de meerwaarde globaal gerealiseerd werd door de staat (De opvatting van het ‘staatssocialisme’ was al door de oude Engels verworpen).
In de beginjaren na de Russische revolutie werd minutieus teruggegrepen naar de standpunten van Marx & Engels over de natuur. Bij de oprichting van nieuwe industriële complexen, werd berekend welke schade deze zouden toebrengen aan de natuur en hoe dit kon gecompenseerd worden, o.a. door het oprichten van natuurparken, de zapovedniki (tussen 1919 en 1929 werden er 61 opgericht met een oppervlakte van liefst 4 miljoen ha), waarin natuurgebieden als etaloni (modellen) werden beschermd om te kunnen vergelijken met gecultiveerd land. (5) Bij de geforceerde industrialisering onder het stalinisme werden de verdedigers ervan letterlijk en figuurlijk geliquideerd, met alle gevolgen van dien voor het milieu.
Binnen de marxistische traditie betekende dit een zware slag voor het creatief denken omtrent de natuur en het ecologisch evenwicht. Buiten Christopher Caudwell (7) en Amadeo Bordiga (8) (in Le Fil du Temps) viel het nadenken over de onverbrekelijke band tussen mens&natuur bijna helemaal stil tot in de jaren 1980. De Linkskommunisten rond Bordiga steunden op de ideeën van Engels omtrent de opheffing van de tegenstelling tussen stad en land in het socialisme : “De opheffing van de tegenstelling tussen stad en land is geen grotere utopie dan de afschaffing van de tegenstelling tussen kapitalisten en loontrekkers. Ze wordt elke dag meer een praktische eis zowel vanuit de industriële productie als vanuit de agrarische. Niemand heeft dat met meer kracht verdedigd dan Liebig in zijn werken over de landbouwchemie waarin hij vraagt dat de mens zou teruggeven aan de aarde wat hij van haar heeft ontvangen...” (9). Zij stelden ook: “Dit is de kern van de wrede tegenstrijdigheden van de burgerlijke maatschappij van vandaag. Deze tegenstrijdigheden gaan niet enkel over de verdeling van de producten van de arbeid en de verhoudingen die daaruit voortvloeien tussen de producenten, maar ze breiden zich ook uit naar de territoriale en geografische verdeling van de instrumenten en uitrusting van de productie en het transport, en dus van de mensen zelf ; in geen enkel ander historisch tijdperk misschien heeft deze verdeling zo een rampzalige en afstotelijke kenmerken aangenomen … De revolutionaire strijd voor de vernietiging van walgelijke uitwaaierende agglomeraties kan als volgt worden bepaald: kommunistische zuurstof tegen kapitalistisch stort. Ruimte tegen beton” (Bordiga, p.124 en p. 155).
Voor de mensheid komt het er op aan om het alles verslindende monster van het kapitalisme een halt toe te roepen door de proletarische revolutie, de enige die dit productiesysteem kan en moet omverwerpen. Pas daarna kan een andere logica opgestart worden die radicaal breekt met het winstprincipe, dat roofbouw pleegt op mens en natuur en beide dreigt te vernietigen. Zoals Caudwell het verwoordde: “Tegen de tijd dat een revolutionaire situatie gerijpt is, is er een heel nieuwe superstructuur latent binnen de uitgebuite klasse, die voorkomt uit alles wat zij geleerd heeft uit de ontwikkeling van de productiekrachten... Dit is de creatieve rol van revoluties... De proletarische revolutie is een gevolg van het toenemende antagonisme tussen de burgerlijke bovenbouw en de proletarische arbeid”. Maar om die weg op te gaan hebben wij een veel radicalere analyse nodig dan die welke ons wordt voorgeschoteld door de schrijvers van ‘De mythe van de Groene economie’. Met hun argument blijven wij vastzitten in de neerwaartse spiraal van het denken binnen de marges van een alles verslindend uitbuitingssysteem. n
JZ / 6.12.12
(1) Anneleen Kennis & Matthias Lievens, ‘De mythe van de Groene Economie’, EPO, Antwerpen, 2012.
(2) Naar Adam Smith, econoom en vader van het kapitalistisch economisch denken.
(3) 20% van het onmetelijke territorium van de vroegere USSR, zou nog generaties lang ecologisch zwaar vervuild zijn.
(4) Zie hiervoor de zeer interessante bijdragen van de Cubaanse milieuactivist, Gilberto Romero, ‘Cuba’s environmental Crisis’, Contacto, Magazine. (c) 1994-96 en twee kritische bijdragen uit Anarchistische hoek: Frank Fernández, ‘Cuban Anarchism, the history of a movement’, See Sharp Press Arizona 2001 en Sam Dolgoff ‘The Cuban revolution, a critical perspective’, Blackrose Books, Montreal 1976.
(5) John Bellamy Foster, ‘Marx’s Ecology’, materialism and nature, Monthly Review Press, Nex York, 2000. Paul Burkett, ‘Marx and Nature’, a red and green perspective, St. Martins’ press, New York, 1999.)
Het enige euvel van beide academici is dat zij, ook al vertrekken zij van materialistische uitgangspunten gebaseerd op M&E, zij bij het zoeken naar perspectieven, niet hebben aangeknoopt met de werkelijke ervaringen van de revolutionaire arbeidersbeweging, nl de erfenis vd Kommunistische linkerzijde. Dit doet geen afbreuk aan de bijdrage die zij geleverd hebben via hun ‘rehabilitatie’ van de marxistische analyse van mens & natuur tegenover de stalinistische vervalsingen.
Andere interessante bronnen over dit onderwerp zijn : J. Grevin Myth of the Green Economy, International Revue 138, 2009 en de wetenschapper, die het concept van de biosfeer bedacht en ook onder de stalinistische vervolgingen te lijden had : Vladimir I. Vernadsky; ‘The Biosphere’, Moscow, 1926, reprint Copernicus-Springer Verlag, New York, 1997.
(6) Arran Gare in ‘Soviet Environmentalism’, The Path not taken’ in ‘The Greening of Marxism’, edited by Ted Benton, Guilford Press, New York London, 1996.
(7) Christopher Caudwell, Studies and further studies in a dying culture, Monthly Review Press, 1971, Men and Nature pp151-2. Een kritische marxist die jong stierf in de Burgeroorlog in Spanje.
(8) Amadeo Bordiga, in ‘Espèce humaine et croûte terrestre', 341, Petite bibliothèque Payot, Paris 1978.
(9) Friedrich Engels, Het Woningvraagstuk’, SUN, Nijmegen.).
Het nationalisme is een ideologisch gif dat de bourgeoisie gebruikt, ofwel om de arbeidersklasse te mobiliseren in haar oorlogsconflicten, ofwel om de klassenstrijd te laten doodbloeden op een ontaard en onvruchtbaar terrein. De recente nationalistische betogingen in Catalonië maken deze valstrik volstrekt duidelijk die de bourgeoisie uitzet voor het proletariaat.
Anderhalf miljoen mensen hebben op 11 september 2012 in Barcelona betoogd opdat Catalonië “zijn eigen staat binnen Europa” zou krijgen.
Deze gebeurtenis werd op verschillende wijzen geanalyseerd: Is de onafhankelijkheid van Catalonië levensvatbaar? Waarom wil Catalonië ‘scheiden’ van Spanje? Zullen de Catalanen beter leven na de onafhankelijkheid? Is het waar dat Catalonië meer aan Spanje geeft dan het terugkrijgt? Zou er een federale staat opgericht moeten worden?
Nochtans ontbreek in dat rijtje een andere lezing, die van het proletariaat, de sociale klasse die, door haar historische strijd de toekomst van de mensheid vertegenwoordigt. Hier volgt dus een lezing vanuit het standpunt van de klassenstrijd, die we kunnen samenvatten door twee begrippen tegenover elkaar te stellen: NATIE of KLASSE?
Op 11 september konden we Felip Puig (minister van Binnenlandse zaken van de Catalaanse generaliteit, verantwoordelijke en bezieler van de felle repressie tegen de massale betogingen van 2011, organisator van doortrapte politieprovocaties tegen de demonstranten) zien voorbijstappen, in alle vriendschap omringd door zijn slachtoffers: jonge werklozen of mensen met onzekere jobs. We konden negen van de elf ministers van de regionale regering zien, die in frontlijn stonden van de toepassing van meedogenloze maatregelen in de sectoren van gezondheid en opvoeding, die arm in arm liepen met hun slachtoffers: verpleegsters en dokters die meer dan 30% van hun loon verloren, patiënten die een euro moeten betalen telkens zij op doktersbezoek gaan of een deel hun geneesmiddelen in de apotheek moeten betalen. We zagen werkgevers, politieagenten, pastoors, vakbondsleiders de straat delen met hun slachtoffers: werklozen, arbeiders, gepensioneerden, immigranten… Een atmosfeer van nationale eenheid heerste over de bijeenkomst. Het kapitaal liet zich vergezellen door zijn uitgebuiten en veranderde dezen in nuttige idioten voor zijn egoïstische doeleinden.
Het is best mogelijk dat een belangrijk aantal betogers het niet eens was met het doel van de onafhankelijkheid. Misschien waren zij daar omdat ze de besparingen niet meer kunnen verdragen, de werkloosheid, het gebrek aan toekomst; maar wat zeker is, is dat hun ontevredenheid door het Kapitaal naar zijn terrein werd gekanaliseerd, dat van de verdediging van het vaderland. De woede van de arbeiders heeft zich enkel en alleen uitgesproken ten gunste van het kapitaal!
Als het proletariaat achter vlaggen strijdt die niet de zijne zijn, dan versterkt dit het kapitaal, ieder en elkeen van zijn delen. Het is mogelijk dat dit de tegenstrijdigheden tussen hen levendig maakt, maar die worden gekanaliseerd in hun crisissen, hun oorlogen, hun conflicten tussen bendeleden, hun familieruzies. Anders gezegd maken die uiteindelijk deel uit van het raderwerk van barbaarsheid en vernietiging waarin het kapitalistische systeem de mensheid vastklemt.
De natie is niet de gemeenschap van allen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar wel het privébezit van alle kapitalisten dankzij dewelke zij de uitbuiting en onderdrukking van hun ‘geliefde medeburgers’ organiseren (1). Het was geen toeval dat de slagzin van de manifestatie “Catalonië wil zijn eigen staat“ was. De natie, dat ‘zo geliefde’ woord, is onafscheidelijk van dit monster - geenszins geliefd, maar koud en onpersoonlijk - dat de staat met zijn gevangenissen is, zijn rechtbanken, zijn legers, zijn politie en zijn bureaucratie.
President Mas van de Catalaanse Generaliteit heeft een referendum beloofd,
en we kunnen er zeker van zijn wat zowel hij als zijn ‘Spaanse’ collega’s
willen: ons laten kiezen uit drie opties, de ene nog slechter dan de andere:
“Wilt u dat de aanpassingen en besparingen u door de Spaanse staat opgelegd
worden?” “Wilt u dat zij u opgelegd worden in het kader van ‘de nationale bouw
van Catalonië’?” of “Wilt u dat de Spaanse staat en zijn Catalaanse
plaatsvervanger u samen neerslaan?” Het kapitaal beschikt in Spanje over twee
vaderlanden om de ellende op te leggen: het ‘Spaanse’ en het ‘Catalaanse’.
Wat zijn de mechanismes die ervoor gezorgd hebben dat de arbeiders samen met
hun beulen opstappen? Er zijn er verschillende, maar de belangrijkste zijn
volgens ons:
De ontbinding van het kapitalisme. Als sinds de eerste decennia van de 20e eeuw het kapitalisme aan het tijdperk van zijn verval is begonnen, is sinds bijna 30 jaar dit proces verslechterd, wat tot een situatie leidt, die wij als de ontbinding van het kapitalisme hebben gedefinieerd (2). Op politiek vlak blijkt deze scherpe ontbinding uit de tendens tot toenemende onverantwoordelijkheid van de verschillende delen van de bourgeoisie, die steeds verder wegzinken in het ‘elk voor zichzelf’ dat, met de verergering van de crisis, leidt tot een ‘redde wie zich redden kan’. De naties zijn ‘verstandshuwelijken’ tussen verschillende fracties van de bourgeoisie. Gezien de crisis en ontbinding van het kapitalisme is het steeds moeilijker in haar schoot een enigszins ernstig project te smeden dat de verschillende delen samenhoudt. Dat leidt ertoe dat elkeen zijn eigen spel speelt. Vele naties worden steeds harder geteisterd door een wervelwind van middelpuntvliedende tendensen: in Canada wil Québec geen deel meer uitmaken van de federatie, in Groot-Brittannië bloeit het onafhankelijkheidsstreven op in Schotland, om nog te zwijgen over België, van Italië…
Maar het drama is het dat deze tendensen het proletariaat beïnvloeden en besmetten, het onderwerpen aan de druk van cynische en verdorven gedragingen van de heersende klasse en aan de propaganda die zij verspreidt. Het proletariaat moet de gevolgen van deze sociale ontbinding bestrijden, de vereiste antilichamen ontwikkelen: tegenover een wereld van mateloze concurrentie, moet het zijn solidaire strijd stellen; tegenover een wereld die in stukken uiteenvalt, met regeerders die de potentaten van hun staatjes willen worden, stelt het zijn internationale eenheid; tegenover een wereld van uitsluiting en vreemdelingenhaat, stelt het zijn strijd voor opname en integratie…
De moeilijkheden van de arbeidersklasse. Momenteel heeft het proletariaat geen vertrouwen in zijn eigen krachten, het merendeel van de arbeiders erkent zich niet als zodanig. Het was de Achilleshiel van de Indignados bewegingen in Spanje, in de Verenigde Staten enz., waar, ondanks positieve en toekomstvolle elementen, de meerderheid van de deelnemers zich niet als leden van hun klasse zag, maar als ‘burgers’, wat ze kwetsbaar maakte voor democratische en nationalistische misleidingen vanwege het kapitaal (3). Dit verklaart waarom jonge werklozen of mensen met een onzekere job, die een jaar geleden het Cataloniëplein in Barcelona bezetten, die er oproepen tot internationale solidariteit lanceerden, en die het plein zelfs omdoopten tot ‘Tahrirplein’, zich vandaag achter de nationale vlaggen van hun uitbuiters hebben geschaard.
Het gif van het nationalisme. De bourgeoisie, zeer bewust van de zwaktes van het proletariaat, speelt de nationalistische troef ten grond uit. Het nationalisme is niet het exclusieve erfdeel van de rechterzijde en van extreem-rechts, het is het gemeenschappelijke terrein dat door een politieke waaier wordt gedeeld die van extreem-rechts tot extreem-links gaat en waarop zich ook wat men noemt ‘de sociale organisaties’ bevinden (werkgevers en vakbonden).
Het nationalisme van rechts, dat gekoppeld is aan ranzige symbolen en aan agressiviteit ten aanzien van wat ‘buitenlands’ is (vreemdelingenhaat), is niet bijzonder overtuigend voor het merendeel van de arbeiders (behalve de meest achtergebleven delen van de klasse). Het nationalisme van links en de vakbonden slaat meer aan omdat het ‘opener’ lijkt, meer in fase met het dagelijks leven. Zo stelt het nationalistisch discours van links ons ‘een nationale oplossing’ voor de crisis voor, en hiertoe vraagt het ‘een gelijke verdeling’ van de offers. Dat, naast het fabeltje van ‘de rijken laten betalen’ om de offers te rechtvaardigen, drukt de nationale kijk door, want het presenteert ‘nationale gemeenschap’ voor van werknemers en werkgevers, van uitbuiters en uitgebuiten, allemaal verenigd voor ‘het merk Spanje’.
Een andere van de geliefde praatjes van links en de vakbonden, is te zeggen dat “Rajoy de bezuinigingen oplegt omdat hij Spanje niet verdedigt, hij is een lakei van Merkel”. De boodschap is duidelijk: vechten tegen de besparingen zou een nationale beweging tegen de Duitse onderdrukking zijn en dus niet wat het echt is: een beweging voor onze menselijke behoeften tegen het kapitalistische uitbuiting. In feite is Rajoy even ‘Spaansgezind’ als Zapatero voor hem (4).
Tot de vakbondsmobilisaties van 15 september werd opgeroepen omdat “zij [de machthebbers] het land willen afbreken”, wat wil zeggen dat wij, de arbeiders, niet voor onze belangen zouden moeten strijden, maar om ‘het land’ te redden, wat ons plaatst op het terrein van het kapitaal, aan de kant van Rajoy, die beweert Spanje te redden met het offers van de arbeiders.
De groepen die ‘het label 15-M’ behielden (5), verdedigen ‘radicalere’, maar niet minder nationalistische dingen. Zij zeggen dat we moeten strijden om de ‘voedselsoevereiniteit’ te behouden, wat wil zeggen dat we ‘Spaans’ moeten produceren en ‘Spaans’ verbruiken. Zij spreken ook over het houden ‘schuld audits’ om de schulden te verwerpen die “onwettig aan Spanje opgelegd” zouden zijn. Nog eens: een onwrikbaar nationalistisch standpunt! Links, de vakbonden en de bedrieglijke resten van 15-M verwezenlijken een ‘opmerkelijk’ actie van ‘ontwikkeling van een nationaal gevoel’. Zo heette ten tijde van dictator Franco een verplicht vak op school. Vandaag geeft men ons vanop alle tribunes, in democratische stijl, dit soort lessen die we goedschiks of kwaadschiks zouden moeten slikken!
En we moeten ons vooral niet inbeelden dat dit soort nationalistische plaag enkel in Spanje woedt! Ze wordt met alle mogelijke sausen in de rest van de landen opgediend. En in Frankrijk verkondigt Mélenchon, leider van een zogenaamd radicaal Links Front, dat „de slag tegen het verdrag [stabiliteitsverdrag dat de ‘zwakke’ linkerzijde van Hollande zal ondertekenen] is een nieuwe revolutionaire episode voor soevereiniteit en onafhankelijkheid” (El Pais, 16.09.2012).
Het nationalistische geknuppel heeft geen andere doel dan ervoor te zorgen dat de arbeiders tegenover elkaar geplaatst worden. Bij de Duitse werknemers, die lonen van 400 € en pensioenen van 800 € moeten verdragen, insinueert men dat de oorzaak van hun offers de arbeiders uit het Zuiden van Europa zijn, van nietsnutten die boven hun middelen geleefd hebben. Aan de arbeiders in Griekenland laat men verstaan dat hun ellende het product is van de voorrechten en de luxe waar de Duitse arbeiders van profiteren. In Parijs zegt men hen dat het beter is dat de ontslagen in Madrid vallen dan in Frankrijk.
Zoals men het ziet, wil men ons verstrikken in een gordiaanse knoop van de
leugens die wij moeten doorbreken door het inzicht dat het om een wereldcrisis
gaat, dat het in alle landen besparingen regent. Benadrukken van het
‘nationale’ probleem heeft tot gevolg dat men slechts de 700.000 werklozen in
Catalonië ziet, of, desnoods, de 5 miljoen in Spanje ziet, en men uit het oog
verliest dat er wereldwijd meer dan 200 miljoen werklozen zijn. Wanneer men
slechts de regen van besparingen ziet die er in Catalonië en in Spanje is, ziet
men de monsterachtige besparingen niet die elders worden opgelegd, bijvoorbeeld
aan de ‘bevoorrechte’ arbeiders van Nederland. Wanneer men slechts kijkt ‘onze
eigen ellende’, als Spanjaarden of Catalanen, ziet men de ellende van de wereld
uit proletarisch standpunt niet. Wanneer men vanuit het enge, kleingeestige en
marginaliserende gezichtspunt kijkt, bereidt men zijn hersenen voor om, als
‘Het melkmeisje en de melkkruik’, de onwaarschijnlijke verhalen te geloven die
de eerbare heer Mas vertelt „als men aan Catalonië het 10 miljard zou betalen
die men verschuldigd is, zijn de besparingen overbodig“, de regionale versie
van de fabel „als Spanje niet zo sterk gekneveld werd door Duitsland, zou het
geld hebben voor gezondheid en onderwijs”.
Het kapitalisme heeft een wereldmarkt gecreëerd, het heeft over de hele planeet
de heerschappij van warenproductie en loonarbeid veralgemeend. Maar die kan
enkel functioneren door de geassocieerde arbeid van alle arbeiders van de
wereld. Een auto is niet het werk van een individuele arbeider, evenmin van de
arbeiders van een fabriek, zelfs niet van het land waar hij werd vervaardigd.
Hij is het product van de samenwerking van vele arbeiders van verschillende
landen en ook van verschillende sectoren: niet enkel van de auto-industrie maar
ook de metaalindustrie, het vervoersector, het onderwijs, de gezondheid…
Het proletariaat bezit een fundamentele kracht tegenover het kapitalisme: het is de verenigde producent van het merendeel van de producten en diensten. Maar het beschikt tevens over een kracht om de mensheid een toekomst te bieden: de geassocieerde arbeid die, eens bevrijd van de kapitalistische ketens - van de staat, de warenproductie en de loonarbeid - de mensheid zal toelaten om op een solidaire en collectieve wijze te leven, tot volle bevrediging van zijn behoeften en de vooruitgang van het geheel van de natuur.
Om in deze richting te evolueren, moet het proletariaat zich richten op de internationale solidariteit van alle proletariërs. Vastgeketend aan de natie zal het proletariaat altijd vastgeketend worden aan ellende en allerlei barbaarsheid; vastgeketend aan de natie, zal het altijd vergiftigd worden door anti-solidaire, xenofobe vervalsingen, door uitsluiting en patriottisme… Vastgeketend aan de natie, zal het de verdeling en de confrontaties binnen zijn rangen aanvaarden.
Geen enkele solidariteit met onze uitbuiters! Onze solidariteit gaat uit naar de arbeiders van Zuid-Afrika die verpletterd worden door hun zogenaamd ‘zwarte bevrijders’ (6), onze solidariteit gaat uit naar de Palestijnse jongeren en arbeiders die vandaag betogen tegen hun uitbuiters van de ‘Palestijnse bijna-staat’. Wij zijn solidair met de arbeiders van alle landen.
De eenheid en de solidariteit zijn niet met ‘onze medeburgers’ kapitalisten van Spanje of Catalonië, maar met de uitgebuite arbeiders van de gehele wereld!
De proletariërs hebben geen vaderland!
Uit Acción Proletaria, krant van de IKS in Spanje, 16.9.2012
__________
1) Zie onze brochure Natie of Klasse (internationalism.org).
2) Zie onze stellingen: ‘Ontbinding, laatste fase van het kapitalistische verval’, gepubliceerd in 1990
3) Voor een kritische balans van de bewegingen van 2011, zie: ‘2011: van verontwaardiging tot hoop’ (nl.internationalism.org),
En: ‘De beweging van indignados in Spanje, Griekenland en Israël : van verontwaardiging naar voorbereiding van de klassegevechten’ Internationale Revue 147 (engels of frans)
4) Rajoy is de huidige regeringsleider (rechterzijde), Zapatero, de vorige (socialist).
5) 15-M, afkorting van 15 mei 2011, datum van de betoging die de beweging van Indignados in Spanje op gang heeft gebracht.
6) Lees: ‘De bourgeoisie lanceert zijn waakhonden van politie en vakbonden tegen de arbeidersklasse“ engelse en franse versie op internationalism.org
Tegenover de stijgende behoefte aan eenheid en solidariteit onder de arbeiders en geconfronteerd met de algehele catastrofale crisis van haar systeem, zoekt de bourgeoisie met alle middelen om het vergif van de verdeeldheid en de confrontatie te zaaien, om ons mee te voeren naar het terrein van de rivaliteit en concurrentie, dat onverbrekelijk verbonden is met het kapitalisme zelf. Met alle middelen tracht de heersende klasse de geest van de proletariërs te verrotten met de volgende idee: “Jullie belangen zijn die van deze of gene fractie van de bourgeoisie.” Natuurlijk verdoezelt de bourgeoisie dit door te spreken over de ‘hogere belangen’ van het bedrijf of van de natie in het algemeen, alsof het bedrijf of de natie niet zouden bestaan om juist enkel het belang van de klasse van onze uitbuiters te dienen.
Het vergif van de verdeling heeft vele
gedaanten. Zo ervaren we al jaren de toename in kracht van de regionale
aanspraken. Terwijl de onafhankelijke Basken en Catalanen lokale verkiezingen
winnen in Spanje, werd er in Barcelona een massale manifestatie georganiseerd
om ‘een onafhankelijk Catalonië’ te eisen (zie onderstaand artikel). Zo ook in
België waar, na de politieke crisis van 2010-2011, de Nieuwe Vlaamse Alliantie
bij de gemeentelijke verkiezingen, op basis van een Vlaamse onafhankelijkheid,
een overwinning behaalde, met als hoogtepunt die van Bart De Wever, die met
gemak tal van steden, waaronder Antwerpen, veroverde (zie bijgaand artikel). In
Groot-Brittannië zal Schotland, rijk aan minerale grondstoffen, in 2014 een
referendum organiseren over haar onafhankelijkheid! In mindere mate eist de
machtige Liga Norte in Italië al jarenlang de autonomie van het dal van de Po.
Overal gaan deze neigingen tot onafhankelijkheid gepaard met ontmoedigende
uitspraken, waarbij de arbeiders van de andere regio’s worden voorgesteld als
een soort vampiers die het fiscale en economisch bloed uitzuigen van de lokale
arbeiders.
De burgerlijke propaganda gaat dan ook door met het zoeken naar een zondebok om het failliet van haar kapitalistische systeem te verhullen. Zij kanaliseert de woede van de arbeiders en de bevolking door naar ‘schuldigen’ te wijzen die gebruikt worden om te ‘verdelen en zo beter te kunnen heersen’. Dit reactionaire nationalisme uit zich steeds openlijker ‘ongeremd’ in de media. Enerzijds beschuldigt de Duitse bourgeoisie de ‘Griekse en Cypriotische’ bevolking en arbeiders er bijvoorbeeld van echte ‘bedriegers’ te zijn, ‘luiaards’ die ‘hun belastingen niet betalen’ met als echo de voorstellen van de zogenaamde ‘Troika’ (Commissie, BCE, FMI); beschuldigt zij de ‘Spaanse of Portugese’ bevolking er eveneens van dat zij ‘op de zak’ van de Noord-Europese landen leeft. Anderzijds doen de bourgeoisie en de media van deze gewraakte landen zich voor als ‘slachtoffers van Duitsland’ en van de ‘Merkel-politiek’, door te beweren dat de stijgende ellende hen door het ‘egoïsme’ van de ‘welvarende’ buurlanden wordt opgelegd!
Als reactie op
deze walgelijke propaganda, deze gecultiveerde vooroordelen, deze onderlinge
conflicten, moeten we de noodzaak herbevestigen van de internationale eenheid
van onze strijd.
Onze echte kracht is inderdaad de eenheid van onze strijd, de eendracht
over de verschillen tussen de rassen, over de grenzen van de sectoren en
naties heen. Wij moeten onze solidariteit stellen tegen een verdeelde
wereld, gevangen in de private belangen van het kapitaal, tegenover zij
die deel uitmaken van de arrogante klasse van uitbuiters, tegenover de door de
‘Verontwaardigden’ aangeklaagde befaamde ‘1%’. Wij, die werken in steeds meer
onhumane omstandigheden, moeten ons bewust worden dat we allen de werkelijke
slachtoffers zijn van een barbaars systeem in verval. Tegenover het ‘ieder voor
zich’, moeten we ons verzamelen, samen na denken en samen discussiëren over de
middelen om onze waardigheid en onze levensomstandigheden te verdedigen.
Internationalisme /10.04.2013
[1. …]
(…) De verdeling binnen de verschillende nationale fracties van de bourgeoisie drukt voor alles de druk uit van de historische crisis van het kapitalisme op de samenhang van alle burgerijen van de planeet. De botsing tussen de republikeinen en de democraten in de VS over de te volgen politiek ten opzichte van de economische depressie, net zoals de spanningen tussen de rijke regio’s in Italië (Noord Italië) en Spanje (Catatonie) (NvdR:zie verder in dit blad) en de arme regio’s van deze langen of de opkomst in een land als Nederland van de openlijk anti-Europese fracties: overal zijn dit soort toenemende spanningen vast te stellen. In dit kader zou het verkeerd zijn om de (sub-)nationalistische spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië te zien als een ‘Belgische uitzondering’.
Het is echter eveneens onmiskenbaar dat de Belgische bourgeoisie gekenmerkt wordt door een evident gebrek aan homogeniteit; sinds de kunstmatige schepping van de Belgische staat in 1830, bestaan er al spanningen in haar midden. Deze spanningen tussen de regionale fracties zijn vooral toegenomen sinds de WOI en verergerd sinds het begin van de historische crisis aan het einde van de jaren 1960. De laatste uitdrukking van deze spanningen was de toegenomen invloed, bij de twee laatste verkiezingen, van de autonomistische Vlaamse partij NVA (Nieuwe Vlaamse Alliantie). In de 18 maanden eindeloos onderhandelen volgend op de federale verkiezingen van juni 2010 zijn de verschillende fracties elkaar als hongerige wolven te lijf gegaan om zich zo goed mogelijk een positie te verwerven teneinde hun overleving te verzekeren in de genadeloze strijd op de wereldmarkt, waarbij ze op sommige momenten zelfs het zicht verloren dat deze fractiestrijd het risico met zich meebracht alles te verliezen.
Ook al is de Belgische bourgeoisie echt verdeeld in diverse nationale en regionale fracties, die elkaar verscheuren als hun vitale belangen worden bedreigd, dan drukken ze deze conflicten naar de achtergrond en sluiten ze zich wel aaneen om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen. Het zou naïef zijn om te denken dat, als het gaat om hun fundamentele gemeenschappelijke belangen - het handhaven van hun winsten, van hun deel van de markt dat bedreigd wordt door de verscherpte concurrentie –, deze burgerlijke fractie geen coalities aangaan om hun wet op te leggen aan de uitgebuitenen.
De geschiedenis van de laatste 50 jaar heeft ons geleerd dat de Belgische bourgeoisie op zeer handige wijze haar interne verdelingen gebruikt tegen de arbeidersklasse met een tweeledig doel:
3.1. De bewustwording afremmen met betrekking tot de omvang van de aanvallen en de centrale rol die de Staat hierin speelt
Geconfronteerd met het risico dat ze bij afbetaling in gebreke blijven, hebben alle Europese landen gigantische besparingsplannen op stapel gezet om te trachten hun financiële sector en de overheidsfinanciën te saneren. Anderzijds echter, maken deze maatregelen ook steeds meer de rol van de Staat duidelijk, de zogenaamde ‘sociale staat’, in het opleggen van de kapitalistische inleveringen, waardoor de woede van de arbeiders zich steeds vaker tegen hem dreigt te keren. Inderdaad, de ‘democratische Staat’ is helemaal geen scheidsrechter die boven het gewoel staat en borg staat voor sociale rechtvaardigheid; vandaag blijkt steeds duidelijker wat hij in werkelijkheid is: een instrument van de uitbuitende klasse om haar steeds meedogenlozere voorwaarden aan de arbeiders op te leggen.
Maar de verschillende nationale bourgeoisieën zetten alle beschikbare misleidingmiddelen in om deze realiteit zolang mogelijk te verbergen voor de ogen van de arbeiders, om hen integendeel te bedwelmen met de democratische illusies. Het aanwakkeren door de Belgische bourgeoisie en haar fracties van de tegenstellingen tussen de gemeenschappen en de gewesten moet dan ook precies in deze context gezien worden. De bedoeling is de aanvallen en de fundamentele rol van de ‘democratische staat’ hierin te doen verdwijnen in een doolhof van instituten.
Het is geen toeval dat de jaren 1970, de jaren waarin de eerste uitdrukkingen van de historische crisis van het kapitalisme tot uiting kwamen, in België ook het begin inluidden van een omvangrijke reeks van institutionele hervormingen, die leidden tot het regionaliseren van de Staat, tot het opsplitsen van de beslissingsverantwoordelijkheid over de verschillende communautaire, regionale en gemeentelijke niveaus. Er ontstond een hele reeks van federale, communautaire en regionale regeringen (zeven in totaal), er werden samensmeltingen doorgevoerd van gemeenten en stedelijke agglomeraties, samen met de volledige of gedeeltelijke privatisering van een aantal overheidsbedrijven (Post, NMBS, telefoon, gas, elektriciteit, bepaalde gezondheidsdiensten, ...). Deze ‘hervorming’ leidde tot de meest waanzinnige verdeling van verantwoordelijkheden, een herverdeling van de ambtenaren over de verschillende bestuurslagen en het in het leven roepen van een hele reeks gemengde personeelsstatuten. Concreet gesproken, kan de doelstelling van deze ‘Staatshervorming’ als volgt samengevat worden:
- het opdrijven van de doeltreffendheid van de uitbuiting: de ‘responsabilisering’ van autonome eenheden schept in de praktijk een kader voor de interne concurrentie tussen regio’s. Vlaamse arbeiders worden opgeroepen om ‘performanter’ te werken dan hun Waalse ‘concurrenten’ en omgekeerd; de gewesten, de gemeenten worden als concurrenten tegen elkaar uitgespeeld om op de meest doeltreffende wijze de sociale budgetten te beheren, de flexibiliteit onder hun ambtenaren in te voeren, enzovoort;
- het versnellen van de herstructureringen, van de aanvallen op de personeelsstatuten, de lonen en de werkvoorwaarden van de ambtenaren onder de mom van de reorganisatie van de Staatsstructuur;
- het verdoezelen van de omvang van de aanvallen door ze te spreiden over de verschillende bestuursniveaus of door elk niveau te belasten met verschillende soorten maatregelen.
3.2 Elke eendrachtige reactie van de arbeiders en elke uitbreiding van hun strijd verhinderen
Als de arbeiders zich verzetten tegen de aanvallen, waarvan zij het slachtoffer zijn, maakt de bourgeoisie, vooral door middel van haar vakbonden, eens te meer gebruik van de verheviging van een (sub)nationalistische en regionalistische tamtam om elke vorm van ééngemaakt arbeidersverzet tegen de aanval op hun levensvoorwaarden, om elke uitbreiding van de strijd te beletten. Ook dit is een constant element in de verhouding tussen de klassen in België.
Sedert de jaren 1960 vooral, gebruikt de bourgeoisie de regionalistische misleiding om het bewustzijn binnen de arbeidersklasse af te remmen met betrekking tot de noodzaak van een eendrachtig verzet en van de uitbreiding van de strijd als antwoord op de aanvallen. Tijdens de algemene staking van 1960 reeds leidt het radicale syndicalisme, onder leiding van André Renard, de strijdbaarheid van de arbeiders uit de grote industriële bekkens van Luik en van Henegouwen af naar het Waalse subnationalisme, met de bewering dat een Waalse regionale staat, onder leiding van de PS, weerwerk zou kunnen bieden aan het nationale kapitaal en de industriële sectoren uit de regio van het verval zou kunnen redden. De arbeiders zouden zwaar betalen voor deze illusie, want het waren juist de regionale regeringen, die in de jaren 1970 en 1980, geleidelijk aan de Waalse mijnen en staalfabrieken zouden sluiten. Sinds het einde van de jaren 1980 kent Vlaanderen op haar beurt dezelfde problemen met de Limburgse mijnen, de scheepswerven (Boel Temse) en de automobielsector (Renault en onlangs nog Opel (NvdR:en Ford)). Eens te meer wordt dezelfde misleiding gebruikt: ‘Wat we zelf doen, doen we beter’ luidt de leuze van de Vlaamse nationalisten. En inderdaad, de sluiting van de mijnen en van de scheepswerven werd met bekwame spoed afgehandeld. Ook de arbeiders van Opel werden zoet gehouden met allerlei beloftes van de Vlaamse regering over de ‘strijd van Vlaanderen om hen te redden’.
Ook vandaag, nu de arbeiders weerstand beginnen te bieden aan de aanvallen, wordt de regionalisering van een hele reeks beslissingsniveaus en de (sub)nationalistische propaganda door de bourgeoisie en haar vakorganisaties gebruikt, eerst en vooral om de strijdbewegingen te verdelen, te isoleren en op te sluiten in oriëntaties die geen enkel perspectief bieden voor de arbeidersklasse. Als de ambtenaren dus worden aangevallen op hun lonen en hun werkvoorwaarden, wordt elke groep opgeroepen om te betogen voor het gebouw van hun eigen overheidsinstituut (federale, communautaire, gewestelijke, provinciale, gemeentelijke, ...). Vervolgens aarzelen de bonden niet om de arbeiders mee te slepen op het verrotte terrein van de regionale verdeling, ja zelfs van de nationalistische belangen. Zo worden Vlaamse en Waalse leerkrachten opgeroepen om te strijden voor aparte eisen, elk in hun regio. En onlangs riepen de vakbondsorganisaties de arbeiders op om te betogen voor een Belgische gemeenschappelijke sociale zekerheid, tegen de pogingen van de Vlaamse nationalisten om deze te regionaliseren.
[4. …]
De intensieve communautaire tamtam van de bourgeoisie, die eigenlijk quasi ononderbroken ontwikkeld werd sinds de zomer van 2008, heeft de werkers het zicht op de realiteit van de crisis en van de inzet ervan ontnomen en heeft moeilijke omstandigheden geschapen voor hun mobilisatie, voor hun strijd en voor de uitbreiding ervan. Dit verklaart waarom de arbeidersreacties tot nu toe minder markant zijn geweest dan die in Frankrijk en Duitsland. Het zou bovendien een illusie zijn te denken, dat de bourgeoisie haar best zal doen om de mist in de huidige periode op te doen lossen. Integendeel, ze probeert van bepaalde opluchting in de klasse, omdat de spanningen op het vlak van het beheer van de staat geregeld schijnen te zijn, gebruik te maken om nu de kaart uit te spelen van de noodzakelijke ‘nationale eenheid’ ten opzichte van de markten. Zij roept op tot ‘nationale solidariteit’ om ‘ons land te verdedigen’ tegen de aanvallen van een ‘agressieve buitenwereld’ en om de ‘fouten van het verleden goed te maken’. Voor de arbeidersklasse in België was de situatie deze afgelopen jaren moeilijk en die zal nog wel enige tijd moeilijk blijven.
(…) Alle elementen, ontwikkeld in dit rapport, laten zien dat het verschil met de sociale situatie in de andere Europese landen meer een kwestie van perceptie en van bewustwording is dan een objectieve realiteit: de economische en sociale werkelijkheid in België loopt geheel parallel met die in landen als Frankrijk en Nederland.
Bijgevolg kan de situatie snel evolueren, zoals de ‘Arabische lente’ (…) in Tunesië of Egypte, de bewegingen van de ‘Indignados’ in Spanje of ‘Occupy’s vooral in de VS hebben laten zien. Deze bewegingen sinds 2011, hoe beperkt ze ook nog zijn, laten een oprechte wil zien samen collectief te discussiëren en collectief na te denken en te strijden, de rug toe te keren aan het individualisme van het kapitalisme. Het feit dat deze bewegingen zich ontwikkelen op internationaal niveau geeft hun een beslissende betekenis. Ze geven aan dat de arbeidersklasse in België zeer snel de weg van de strijd terug kan vinden. En als de beweging eenmaal op gang is kan ze met meer strijdbaarheid en vastberadenheid dan elders reageren. Ook op dat vlak vormt België, in tegenstelling tot de wat de campagnes van de bourgeoisie beweren, geen uitzondering.
Internationalisme / 18.12.2011
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 1.34 MB |
Internationalisme 359 - 3e kwartaal 2013
Op 15 december berichtte de Frankfurter Allgemeine Zeitung over een reis van de Duitse psychotherapeut Georg Pieper naar Griekenland:Griekenland zag er in oktober 2012 voor hem (de psychotherapeut Georg Pieper) als volgt uit: “Hoogzwangere vrouwen rennen bedelend van ziekenhuis naar ziekenhuis, maar omdat ze noch een ziektekostenverzekering noch genoeg geld hebben, wil niemand hen helpen hun kind ter wereld te brengen. Mensen, die kortgeleden tot de middenklasse behoorden, rapen in een voorstad van Athene groente en fruitresten van de straat.” Een oude man vertelt aan een verslaggever dat hij de medicijnen voor zijn hartkwaal niet meer kan betalen. Zijn uitkering werd, net zoals de uitkering van vele anderen, met vijftig procent gekort. Meer dan veertig jaar heeft hij gewerkt; had dacht dat hij alles juist gedaan had, nu begrijpt hij de wereld niet meer. Wie in een ziekenhuis wordt opgenomen moet zijn eigen beddengoed meenemen, net zoals zijn eten. Sinds het schoonmaakpersoneel ontslagen werd, maken artsen, verpleegsters en verplegers, die al maanden geen loon meer gekregen hebben, de toilettenschoon. Er is een tekort aan wegwerphandschoenen en katheders. De Europese Unie waarschuwt voor de hier en daar heersende hygiënische omstandigheden, die een gevaar vormen voor de uitbreiding van infectieziekten.” (15.12.2012)
Tot dezelfde conclusie kwam Marc Sprenger, Directeur-Generaal van het Europese Centrum voor de Preventie en Controle van Ziekten (ECDC). Deze waarschuwde op 6 december dat de ineenstorting van de gezondheidszorg en een minimum aan hygiëne in Griekenland in heel Europa tot een epidemie kan leiden. Er is geen geld voor handschoenen, verplegersjassen en desinfectiedoeken, verband en watten, katheders en papieren doeken om de bedden te bedekken waarop onderzoek gedaan wordt. Patiënten met gevaarlijke infectieziekten zoals tuberculose krijgen niet de noodzakelijke behandeling, het risico voor de uitbreiding van resistente virussen in Europa neemt toe.
In de 19e eeuw stierf vaak een-derde van de patiënten door het een gebrek aan hygiene in de ziekenhuizen, met name onder de vrouwen bij de geboorte van het kind. Wat enerzijds voor een groot deel terug te voeren was op onwetendheid, namelijk op het feit dat veel artsen en verplegers, voor de ingreep, niet hun handen wasten en vaak met een met bloed bevlekte doktersjas van de ene naar de andere patiënt renden, werd door de nieuwe kennis (bijvoorbeeld door Semmelweis of Lister), die werd opgedaan, teruggedrongen. Nieuwe maatregelen op het vlak van de hygiëne en ontdekkingen over het overdragen van ziektekiemen maakten een duidelijke reductie mogelijk van infectiegevaren in de ziekenhuizen. In de tussentijd behoren wegwerphandschoenen en wegwerpgereedschap in de operatiekamers tot de minimale standaard van de moderne medische praktijk. Maar in tegenstelling tot de toestanden in de 19e eeuw zijn de huidige gevaren die in de ziekenhuizen in Griekenland te zien zijn, geen teken van onwetendheid, maar een uitdrukking van de bedreiging van de mensheid door een volkomen, achterhaald productiesysteem.
In Griekenland bevond zich eens het hoogste niveau van de beschaving. Als daar de gezondheid van de mensen nu bedreigd wordt doordat wegwerphandschoenen niet te betalen zijn; als daar de zwangere vrouwen die zich voor de bevalling in het ziekenhuis melden, afgewezen worden omdat ze geen geld of geen ziektekostenverzekering hebben; als daar de mensen met een levensbedreigende hartkwaal hun medicijnen niet meer kunnen betalen, dan is dit niets anders dan een moedwillige en levensgevaarlijke aanval op de mensen. Het feit dat er in een ziekenhuis het voor de hygiene onmisbare schoonmaakpersoneel niet meer betaald wordt en artsen net als verplegers, die zelf al lange tijd geen loon hebben ontvangen, de schoonmaaktaken moeten overnemen, werpt wel een bijzonder licht op het herstel van de economie, waarover de heersende klasse praat.
Door de ineenstorting van het gezondheidsstelsel, maar ook door een toename van de consumptie van alcohol en drugs daalde de levensverwachting in Rusland na 1989 met vijf jaar. Maar niet alleen in Griekenland werd de gezondheidszorg afgebroken, niet alleen in Griekenland gaat de gezondheidszorg beetje bij beetje ten gronde. Ook elders wordt de gezondheidszorg steeds meer ontmanteld, zoals in Spanje. Om kosten te sparen wordt in Barcelona, een belangrijk oud industrieel centrum, de spoedeisende hulp soms maar enkele uren geopend, net als in andere steden. In Spanje, Portugal en Griekenland krijgen veel apotheken, door betalingsmoeilijkheden van de patiënten of door hun eigen betalingsmoeilijkheden geen levensbelangrijke medicijnen meer. Zo levert de Duitse firma Merck niet langer haar medicijn tegen kanker “Erbitux” aan Griekse ziekenhuizen. Biotest, een bedrijf dat uit bloedplasma middelen wint ter behandeling van hemofilie en tetanus, heeft haar leveringen in juni al stopgezet vanwege onbetaalde rekeningen.
Kwamen we tot nog toe een desolate medische verzorging hoofdzakelijk tegen in Afrikaanse landen of in regio¡¯s die door de oorlog ontwricht zijn, nu zorgt de crisis ook in de industriële centra van het Westen er steeds meer voor dat levensnoodzakelijke behoeften zoals een goede gezondheidszorg steeds meer op het altaar van de winst opgeofferd wordt. Dus geen medische
verzorging gebeurt niet meer op basis van de medische mogelijkheden, maar op basis van de contante betaling. (1) Deze ontwikkeling laat zien dat de kloof tussen wat technisch mogelijk is en wat het in werkelijkheid laat zien systeem steeds groter wordt. Hoe meer de hygiëne onder druk staat hoe groter het gevaar wordt van ongecontroleerde epidemie¡¡n. Denk maar eens aan de Spaanse griep, die aan het einde van de Eerste Wereldoorlog Europa teisterde, waarbij meer dan 20 miljoen mensen stierven. De oorlog, met alle daarmee gepaard gaande honger en ontberingen, had de voorwaarden geschapen voor de uitbraak van deze griep. In het huidige Europa wordt dezelfde rol gespeeld door de economische crisis. In Griekenland nam de werkloosheid in het laatste kwartaal met 25% toe; de jongerenwerkloosheid van mensen onder de 25 jaar nam toe tot 57%, 65% van de meisjes zijn werkloos.
De vooruitzichten wijzen allemaal op een grotere toename tot 40% in 2015. De verarming, die daarmee gepaard gaat, betekende dat ¡°door een achterstand in betaling zijn reeds de hele woonwijken en appartementcomplexen zijn afgesneden van iedere voorziening van olie. Om te voorkomen dat mensen bevriezen in hun huizen tijdens de winter, hebben velen een klein kacheltje gekocht, hout gestookt. Mensen verzamelen het hout illegaal in de naburige bossen. In het voorjaar van 2012 schoot een man van 77 jaar zichzelf dood voor het parlementsgebouw. Net voordat hij zichzelf doodschoot, hoorde men hem schreeuwen: “Ik wil geen schulden achterlaten voor mijn kinderen.” In de laatste drie jaar is het aantal zelfdodingen in Griekenland verdubbeld. (Idem)
Naast Spanje met de Straat van Gibraltar, Italië met Lampedusa en Sicilië, vormt Griekenland de belangrijkste poort voor toegang tot Europa voor vluchtelingen uit de regio’s van Afrika en het Midden-Oosten die door de oorlog totaal ontwricht en verarmd zijn. De Griekse regering heeft een reusachtig hek gebouwd op de grens met Turkije en vluchtelingenkampen opgezet, waar in 2011 meer dan 55.000 “illegalen”waren geïnterneerd. De rechtse partijen proberen een pogrom-atmosfeer te kweken gericht tegen deze vluchtelingen, door hen ervan te beschuldigen dat ze “vreemde ziekten”importeren en dat ze gebruikmaken van de bronnen die toebehoren tot de “autochtone” Grieken. Maar de ellende die miljoenen ertoe drijft hun land van oorsprong te ontvluchten en die nu we nu in de ziekenhuizen en door de straten van Europa zien zwalken, komt voort uit dezelfde oorsprong: een maatschappelijk systeem dat een hinderpaal is geworden voor alle menselijke vooruitgang.
Dionis / 04.01.2013
(1) In de opkomende landen zoals India worden steeds meer privé-ziekenhuizen geopend, die alleen toegankelijk zijn voor de rijke Indiase patiënten en voor de meer koopkrachtige buitenlandse patiënten. Ze bieden behandelingen aan die veel te duur zijn voor de meerderheid van de mensen uit India zelf. En veel van de buitenlandse patiënten, die als medische toeristen naar de Indiase privé-klinieken komen, kunnen hun behandeling in hun “eigen land” niet betalen.
Eind augustus 2013 organiseerde de IKS een ontmoetings- en discussiedag rond de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930? Wat is er gemeenschappelijk tussen beide periodes en wat is er nu juist verschillend? En vooral: waarom?
De directe aanleiding hiertoe waren de vele discussies rond dit thema die sinds de economische dip van 2008 de kop opstaken. Er bestaat enige grond om te denken dat we nu weer terug zijn in de jaren 1930. Het is waar dat we op dit moment geconfronteerd worden met
- de diepste crisis in de geschiedenis van het kapitalisme sinds de jaren 1930;
- een nooit geziene veralgemeende aanval op de lonen, de werkgelegenheid, de pensioenen en andere uitkeringen, zoals men vooral kan vaststellen in Griekenland, Spanje, Portugal;
- moeilijkheden, ja, het failliet van de banken met op de achtergrond het gevaar van een dreigende ineenstorting van het hele financiële systeem;
- een barbaarse ontwikkeling van oorlogen zoals in Centraal Afrika, Mali, Libië, Syrië en imperialistische spanningen in vele regio’s overal ter wereld;
- steeds straffere ideologische campagnes, zoals die van extreem-rechts en het populisme, vooral gebaseerd op nationalisme, regionalisme en vreemdelingenhaat;
- een strijdniveau in de centrale landen van het kapitalisme, zoals in Nederland, België, maar vooral in Groot-Brittannië en Duitsland, dat een serieuze teruggang kent, nadat de manifestaties rond de Indignados en Occupy uitgedoofd zijn.
Maar wil dit zeggen dat we de campagnes ter verdediging van de burgerlijke democratie moeten volgen van allerlei ultra-linkse groepen zoals de LSP of de Internationale Socialisten die op hun ‘festivals’ in 2013 de “strijd tegen de gevaarlijke opkomst van extreemrechts en het nationalisme in Europa, en de anti-fascistische strijd” centraal stelden?
Ook een aantal groepen en individuen, die zich op hun zoektocht bewegen in het gebied tussen een burgerlijk en een proletarisch perspectief, denken dat we te maken hebben met een situatie die vergelijkbaar is met die van de jaren 1930. Een greep:
“Ik zie grote overeenkomsten met de crisis van de jaren dertig in de vorige eeuw (….) Het gaat hierbij niet om uitwassen van het kapitalisme, maar om de systeemeigen kenmerken van een economische politiek en ideologisch maatschappijtype. Door de val van de voormalige stalinistische Oostbloklanden wist het kapitalisme haar ideologische kredietwaardigheid nog enigszins te prolongeren”. (De As 169/170, 2010)
"De eeuwige terugkeer van fascisme in tijden van crisis. Waarom steekt het fascisme telkens opnieuw de kop op in crisistijd? (Discussieavond “Fascisme kun je niet eten”, Basta!, KSU, 10-10-2013)
"Sinds 2008 verkeert de bevolking van Europa in een crisis die zijn weerga niet kent. In veel Europese landen verpaupert de bevolking in snel tempo. Ook in ons land heeft de crisis toegeslagen. Massale ontslagen in onder andere de bouw en de zorg. Wachtlijsten voor de voedselbank, grote werkloosheid met name onder jongeren, ouderen die geen thuishulp meer krijgen, huisuitzettingen door onbetaalbare huren, studeren straks alleen nog voor de rijken, mensen in overheidsdienst al jaren op de nullijn. Voor al deze ellende moet een zondebok gevonden worden. (…) Uit de geschiedenis kunnen we leren dat racisme welig kan tieren daar waar de armoede toeneemt. (…) Een vergelijking met de jaren 30 van de vorige eeuw dringt zich op. De haat tegen de joden werd toen ook mede gevoed door de crisis. (Platform Stop Racisme en Uitsluiting, september 2013)
Dit alles in een economisch en sociaal klimaat van massale werkloosheid, dat inmiddels de toestand van de jaren dertig overstegen heeft en de ‘hoogste, en tegelijkertijd meest barbaarse’ vorm is van de door het kapitaal gedomineerde vermindering van de arbeidstijd. (Arbeidsduurverkorting in het belang van het kapitaal, Marxistische Studies nr. 101)
Ook enkele deelnemers van de discussiekring Spartacus (Antwerpen) en de AAUG (Utrecht) die aan de discussiedag deelnamen, deelden een aantal van die inzichten.
Ofschoon de huidige situatie inderdaad sterke overeenkomsten vertoont met die van de jaren 1930 is deze toch niet dezelfde. Om het verschil te begrijpen stelde de IKS het concept historisch perspectief, ook historische koers genaamd, voor. Het is een concept dat de IKS heeft overgeleverd gekregen van één van haar belangrijkste voorgangers: Bilan (1). Het is volgens ons het beste instrument om een adequaat antwoord te vinden op de vraag of we geconfronteerd worden met een terugkeer van de jaren 1930 en stond dan ook centraal in de inleiding.
In de discussie zelf werd sterk de nadruk gelegd op welke functie het fascisme bekleedde in de jaren 30 en vandaag en of er wel een automatische link is tussen de verdieping van de economische crisis en het aan de macht komen van extreem rechts. Dit werd bekeken in relatie tot een arbeidersklasse die vandaag, in tegenstelling tot in de jaren 1930, niet verslagen is op wereldschaal, noch fysiek, noch politiek.
De benadering van de IKS van het vraagstuk van de historische koers is gebaseerd op de methode van Bilan, wier politieke activiteit in de jaren 1930 werd opgestart na een erkenning dat de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 en het begin van de crisis van 1929 een koers naar imperialistische oorlog had geopend. Net zoals Bilan verdedigt de IKS dat het een fundamentele en cruciale taak is van de revolutionairen organisaties de algemene lijnen van de sociale ontwikkeling voor een bepaalde periode aan te geven. Het kapitalisme is geen “economische objectieve fataliteit”, maar een sociale verhouding. Deze verhouding bepaalt in grote lijnen de politiek van de bourgeoisie. Juist omdat subjectieve factoren (bewustzijn) niet onmiddellijk en mechanisch bepaald worden door objectieve voorwaarden (o.a. economische omstandigheden) is het zo belangrijk de analyse van de situatie vanuit dit concept te benaderen.
Maken we nu opnieuw de jaren 1930 mee en kondigt zich een veralgemeende oorlog aan of opent er zich een revolutionair perspectief? Dit is een kwestie van groot belang. De dynamische revolutionaire gedachte stelt zich niet tevreden met een ‘beetje van dit’ en een ‘beetje van dat’, allemaal door elkaar gehusseld in een sociologisch sausje dat geen enkele richting aangeeft aan de strijd van de klasse. Als marxisme ons alleen een analyse van het verleden zou leveren, om vervolgens te kunnen zeggen ‘goed, we zien wel ...’, dan zou het van weinig nut zijn. Sociale actie, klassenstrijd, vraagt om een diepgaand begrip van de elementaire krachten die erin betrokken zijn, ze vraagt om een inzicht in het perspectief. De actie van het proletariaat verschilt al naar gelang zijn bewustzijn van de sociale werkelijkheid, en naar de krachtsverhouding van dat moment tussen proletariaat en bourgeoisie, wel of niet aan de spits van de strijd. Hetzelfde geldt voor de georganiseerde mogelijkheden voor de tussenkomst van revolutionairen in de klasse. De ontwikkeling van het bewustzijn in de klasse verschilt, al is het dan niet op het vlak van haar fundamentele inhoud, dan in ieder geval toch in haar uitdrukking: al naar gelang het antwoord op de vraag: gaan we in de richting van oorlog, of in de richting van een revolutionaire confrontatie!
Dit instrument van de historische koers is voor de revolutionairen van wezenlijk belang omdat ze haar in staat stelt om, tegen alle andere geluiden, vast te stellen dat we op dit moment in geen geval terug zijn in de jaren 1930.
Ook dit jaar was er weer een enthousiaste kern aanwezig om het debat aan te gaan. De meesten kwamen vanuit de ervaringen in de Occupy of uit een discussiegroep en wilden graag hun inzichten uitwisselen en deze confronteren met de visie van de IKS.
In een eerste ronde werden vooral veel frappante kenmerken van de huidige periode opgeworpen, die erop duiden dat er bij velen inderdaad een soort schrik bestaat voor een herhaling van de jaren 30. Naast de hevigheid van de economische crisis –waarbij verschillende deelnemers met vragen kwamen naar de diepere oorzaak ervan- werden de desastreuze gevolgen op ecologisch vlak en de enorme wapenwedloop aangehaald, onder meer door China, Pakistan, India en Rusland. Tegelijkertijd ontstaan er telkens nieuwe onblusbare brandhaarden, zoals in Mali en Syrië. Verder werd ook de vraag opgeworpen of Europa niet stilaan meer centralistisch wordt en of we de rechtse toer opgaan. Hoe moeten wij de opkomst van Gouden Dageraad (Griekenland) en Le Pen (Frankrijk) plaatsen? Moet er vandaag opgeroepen worden tot strijd tegen het fascistisch gevaar? Tenslotte kwam ook de zwakheid en de verdeeldheid van de reacties aan bod. Hoe moeten we deze feiten begrijpen?
Andere vragen die de discussie doorkruisten waren:
- Vinden wij het belangrijk om na te denken over de inschatting van de historische periode?
- Zijn de vragen die wij stellen nuttig voor onze huidige activiteiten? Geven zij ons een perspectief?
- Kunnen wij vandaag een oproep doen om een soort nieuwe Indignados of Occupy-beweging te ontwikkelen?
- Was het verstandig om in de jaren 1930 op te roepen tot revolutie en het oprichten van een 4e internationale, zoals Trotsky deed (2)?
Veel vragen konden niet in de discussie worden uitgespit wegens tijdgebrek.
Drie thema’s stonden centraal bij de antwoorden:In de discussie was het voor de meeste deelnemers duidelijk dat de noodzaak van het kapitalisme om te accumuleren en te groeien ten koste gaat van de maatschappelijke noden en het milieu. “Die groei moet stoppen” werd gesteld. Daarop werd geantwoord dat er echter niet wordt geproduceerd voor het lenigen van de behoeften van de mensheid, maar om de winst op zich. De geproduceerde waren zijn slechts een tussenstadium om van een beginkapitaal uiteindelijk een groter eindkapitaal te maken. Dat zit in het wezen zelf van het kapitalisme. Er zal pas een eind aan komen als de arbeidersklasse niet langer als subject van uitbuiting en onderdrukking wil fungeren, maar zijn rol opneemt als drager van een toekomstige samenleving die wel gebaseerd is op een productie ter bevrediging van de menselijke behoeften.
In het tweede luik werd nog eens teruggekomen op de intro en de IKS riep op om een zekere afstand te nemen. Om twee historische periodes te vergelijken kunnen we ons er niet toe beperken enkele elementen uit de ene en de andere periode te halen, hoe belangrijk die ook zijn – zoals de crisis, de opkomst van uiterst-rechts, een zeker succes van xenofobe en racistische thema’s, enz. We moeten die elementen terugplaatsen in de context van de dynamiek van de maatschappij en dus ook de krachtsverhouding tussen bourgeoisie en proletariaat.
In de jaren 1930 ondersteunden brede nationale fracties van de heersende klasse, in het bijzonder binnen de grote industriële groepen, het aan de macht komen van de fascistische regimes. In Duitsland waren dit o.a. Siemens, Krupp, Thyssen, Messerschmitt, IG Farben. Zij groepeerde zich in « Konzerns », een fusie van financieel en industrieel kapitaal, die de sleutelsectoren van de oorlogseconomie controleerde. In Italië zijn de fascisten ook gesubsidieerd door de grote Italiaanse patroons zoals Fiat, Ansaldo, Edison. Al snel volgde het geheel van alle industriële en financiële kringen gecentraliseerd binnen de Confinindustria of de Bankenassociatie hun voorbeeld. Daar waar nodig werden de fascistische programma’s aan de noden van het nationaal kapitaal aangepast en de ongewenste fracties uitgeschakeld. De opkomst van fascistische regimes stemde overeen met de behoeften van het kapitalisme: alle machten binnen de staat moesten worden geconcentreerd, de oorlogseconomie moest worden versneld, de militarisering van de arbeid moest worden doorgevoerd., vooral in de landen die hun deel van de imperialistische koek opeisten.
Vandaag echter zijn de ‘economische programma’s’ van de rechtse of populistische partijen ofwel onbestaand of niet-toepasbaar vanuit het oogpunt van de verdediging van de belangen van de bourgeoisie. Ook op imperialistisch vlak bieden ze geen alternatief. En vooral is er geen sprake van die andere onmisbare voorwaarde voor de vestiging van het fascisme: de voorafgaande fysieke en politieke nederlaag van het proletariaat. Ondanks de moeilijkheden om zich te doen gelden op een uitgesproken klasseterrein, kent de arbeidersklasse vandaag geen beslissende fysieke of politieke nederlaag. We leven niet in een contra-revolutionaire periode.
Om deze redenen is er vandaag geen onmiddellijk gevaar voor de terugkeer van fascistische regimes. De bourgeoisie vandaag gebruikt het zgn fascistische gevaar om de arbeidersklasse achter de verdediging van de burgerlijke democratie, d.w.z. de burgerlijke staat, te mobiliseren.Zo kwamen wij op de vraag: is de arbeidersklasse nog wel een revolutionair subject? De IKS stelt dat juist omdat velen niet meer of nog niet zien dat de arbeidersklasse nog steeds het revolutionaire subject is, de kracht die leiding zal geven aan de revolutionaire omwenteling tegen het kapitalisme, er een onderschatting of miskenning is van het concept van het historisch perspectief voor de analyse van de wereldsituatie.
‘Paniek’ is een slechte raadgever, want hoewel het waar is dat de arbeidersklasse enigszins aangeslagen en verdeeld is, ligt de oorzaak daarvan niet zozeer bij het feit dat ze heterogeen zou zijn, maar omdat zij een opdoffer heeft gekregen door de tientallen jaren aanslepende campagne over de ‘dood van het kommunisme’.
De leugen dat stalinisme gelijk staat aan kommunisme heeft een verwoestend effect gehad op zowel de strijdbaarheid als op het perspectief van de proletarische strijd. Het is van het grootste belang, zo werd door de IKS geargumenteerd, om de term arbeidersklasse niet louter sociologisch, maar politiek en historisch te stellen. Een krachtsverhouding opbouwen t.o.v. de heersende klasse is een hoogst politieke zaak. De verantwoordelijkheid van de politieke minderheden in de klasse is dan om het klassebewustzijn, die de hefboom is voor de opbouw van een werkelijk alternatief, te helpen ontwikkelen. Velen op de discussie waren het eens dat het onze taak is om de mythe te doorbreken dat er geen ‘alternatief’ zou bestaan. Verschillende deelnemers zagen deze zoektocht naar alternatieven al tijdens de Indignados en Occupybewegingen. Ook in het opduiken van discussiekringen en studiegroepen rond ‘het kapitaal’, maar ook in het feit dat er weer zoveel sprake is van ‘utopische denkbeelden’ in reactie tegen de ‘realpolitik’ zien zij hiervan bewijzen. (3)
Het theoretische concept van het historisch perspectief is een onmisbaar instrument om de huidige periode in te schatten. In een tijdperk waarin het besef groeit dat de strijd langdurig zal zijn, is dergelijke theoretische overdenking en verdieping een dimensie die de strijd van morgen voorbereid. Het sterkt ons om in te gaan tegen het blinde en kortzichtige activisme, dat van euforie onmiddellijk vervalt in moedeloosheid of wanhoop wanneer de protestbewegingen tijdelijk terugvallen.
De ontwikkeling van dit inzicht kan ons meer kracht en vastberadenheid geven bij onze deelname in de strijd. Samen met de ontwikkeling van de solidariteit in de strijd is het een belangrijke factor in het herwinnen van het gevoel van de klasse-identiteit en dus van de ontwikkeling van de strijd op klasse terrein. En daaruit kan er zich een zelfvertrouwen ontwikkelen van een klasse, die het historisch project in zich draagt voor de gehele mensheid.
Het feit dat hierover enthousiast kon worden gedebatteerd met de overwegend jongere deelnemers, al zijn ze vandaag nog een kleine minderheid, mag een geslaagd initiatief worden genoemd.Een uitgebreide leestafel rond het onderwerp en ook rond de IKS-standpunten in het algemeen verschafte de aanwezigen genoeg stof om de discussie verder te zetten.
Zyart/Lac / 09.02.2014 (1) Bilan is het blad van de linkerfractie van de communistische partij van Italië (verscheen 1933-1938).Deze ontstond nadat verschillende kameraden op de vlucht waren voor het Italiaanse fascisme en de partij van Bordiga (met zijn kameraden) als een der laatsten in 1926 werd uitgesloten uit de Kommunistische Internationale.(2) Alle analyses van de internationale situatie die Bilan maakte - deze van de nationale strijd in de perifere landen, de ontwikkeling van de Duitse macht in Europa, het Volksfront in Frankrijk, de integratie van de USSR op het imperialistische schaakbord of de zogenaamde Spaanse Revolutie - waren gebaseerd op de erkenning dat de machtsverhouding aanzienlijk in het nadeel van het proletariaat was geëvolueerd en de bourgeoisie de weg voor een imperialistische slachting effende. Daar tegenover staat de visie van Trotski, voluntaristisch en idealistisch, die zag toen het moment net geschikt om een 4e internationale op te richten. De inspanningen om een massaorganisatie te verzamelen in zo’n periode kon alleen maar leiden tot opportunisme.
(3) Lees ook het artikel in deze krant dat hier verder op in gaat
In het laatste jaar gaan er steeds meer stemmen op om radicalere eisen te stellen en een oplossing te zoeken in een meer fundamentele omvorming van de maatschappij. De strijdbewegingen van de afgelopen jaren (Occupy, Indignados, enzovoort) hebben duidelijk gemaakt dat gedeeltelijke eisen alleen, eisen op bijzondere terreinen van de maatschappij, wel een uitgangspunt kan zijn voor de strijd, maar als deze geen vervolg krijgen en niet verder ontwikkeld worden door en in de strijd zelf, op een bepaald moment toch vastlopen. Het is de tekst van Sander van de KSU, die dit vraagstuk probeert te beantwoorden.
“Streven naar hervormingen lijkt misschien realistischer, maar toch is het waardevol om te strijden voor een samenleving die volledig is, zoals jij die voor je ziet. Door hervormingen te eisen riskeer je dat je de strijd verzwakt als je eisen eenmaal zijn ingewilligd.” (…) Onderliggende oorzaken (…) zijn gemakkelijk over te nemen door gematigde partijen die vervolgens het verzet inkapselen. Wanneer je echter strijdt voor een totaal andere samenleving” (…) dan “kun je daarop verder bouwen, omdat je einddoel van begin af aan een totaal andere samenleving is en zo kun je doorgaan naar datgene wat je daadwerkelijk voor ogen hebt”. (Sander van Lanen; KSU)
En Sander is niet de enige die constateert het stellen van ‘realistische eisen’ de strijd niet verder brengt. Ook andere pleiten voor verdergaande eisen te stellen:
“Wie kunst laat vermarkten, schaft immers de belofte op de toekomst af. Want waarachtige kunst is onmaat, mogelijkheidszin en verbeelding en dat is waar verandering begint. Ook de kunstenaar en cultuurliefhebber moeten, wat betreft cultuurbeleid dan, durven nadenken over radicale verandering.” (De verbeelding aan de macht! Ook in het cultuurbeleid; 20-09-2013; DeWereldMorgen)
“De afgelopen jaren hebben mij geleerd dat vele mensen inmiddels weten dat radicale verandering onvermijdelijk is. De sociale, ecologische en economische crises zijn niet op te lossen met ‘business as usual’. Bestaande concepten hebben geleid tot de crises en kunnen niet gebruikt worden om haar op te lossen.” (Martijn Jeroen van der Linden, bedrijfseconoom, Hoogeveen)
Maar hoe kan je nog radicalere eisen stellen als je al gestreden heb voor de opheffing van het kapitalisme? Enigszins gedesoriënteerd, maar niet ontmoedigd en verslagen, trekken de strijdbare makkers van de KSU zich terug om de wonden te likken en de lessen te trekken, op zoek naar een andere manier om een grotere bres te slaan in de muur van de kapitalistische staat. Op de website van de Kritische Studenten Utrecht zijn verschillende artikelen verschenen, die een aanzet proberen te geven tot een nieuw strategische concept voor de komende strijd.
Allerlei groeperingen, voornamelijk anarchistische, bewandelen al jarenlang dezelfde platgetrapte paden. De KSU één van de weinige groepen in het politiek milieu waar nog enig leven in zit en de capaciteit lijkt te bezitten om een ander pad te bewandelen, in een poging om uit de impasse te komen, waarin ze, gedeeltelijk door haar eigen activisme, is terechtgekomen. De KSU (Kritische Studenten Utrecht) is een groeperring die al een flink aantal jaren bestaat. Ze is geen klassieke actiegroep. Alhoewel niets erop wijst dat er veel discussies plaatsvinden binnen de groep, zijn de deelnemers toch geïnteresseerd in theorie. Regelmatig verschijnen er teksten, meestal overgenomen, die een of ander thema uitdiepen
De groep is vrij heterogeen, heeft geen vast ideologisch concept (anarchistisch, situationistisch, modernistisch, enzovoort) en ontwikkelt voornamelijk activiteiten in het kader van het hoger onderwijs en de wetenschap. Ook al is de kern al enige jaren vrijwel dezelfde gebleven, toch trekt ze regelmatig nieuwe, jonge mensen aan die er, met frisse ideeën, weer wat meer leven in kunnen blazen. Heel recent nog door de publicatie van enkele bijdragen over een utopistische strategie , die de anti-kapitalistische strijd mogelijk weer enig perspectief kan geven.
Neem bijvoorbeeld het artikel getiteld: “Ecotopia”, waarin wordt een getracht om, tegen de continue groeidrift en oneindige consumptie waartoe het kapitalistische productiewijze leidt, een utopisch alternatief te schetsen van een maatschappij waarin de natuur centraal staat.
Een tweede artikel op de site, getiteld: “Realiteit boven dromen en verbeelding?” schrijft: “Dromen van een betere wereld. Onrealistisch! Onpraktisch! Tijdsverspilling! Gevaarlijk? We zijn de waarde van idealisme vergeten.”
In een derde artikel op de site van de KSU, genaamd: “Onpraktisch denken als praktische oplossing?” kan men lezen: “… anderen kiezen meteen voor het uiteindelijke doel en stellen utopische eisen.” (….) “Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch, maar het is misschien wel de meest praktische aanpak”.
Dat de bovengenoemde drie artikelen niet de behoefte tot uitdrukking brengen van een toevallige groep, maar beantwoord aan een meer algemene behoefte onder de niet-uitbuitende lagen van de maatschappij, blijkt uit het feit er in het afgelopen jaar verschillende boeken zijn verschenen over utopie:
- De nieuwe coöperatie tussen realiteit en utopie; Walter Lotens.
- Van crisis naar haalbare Utopie; Jan Bossuy.
- De nieuwe democratie en andere vormen van politiek; Willem Schinkel.
Daarbij is het niet bij gebleven, want verder heeft:
- Konfrontatie een nummer van haar tijdschrift voor een groot deel gewijd aan de kwestie van de utopie.
- Een jaar geleden een serie van drie radiouitzendingen plaatsvonden over utopische gedachte.
- Er onlangs nog een forumdiscussie plaatsgevonden in Leiden over hetzelfde onderwerp.
Anti-kapitalisme is dus niet genoeg, dat hebben de makkers van de KSU inmiddels waarschijnlijk ook wel begrepen. Dat was overigens al eens onderstreept in een eerdere bijdragen op de site van de Kritische Studenten Utrecht. (1) Er moet ook een vooruitzicht zijn, een reëel perspectief op een andere maatschappij. Deze vertegenwoordigt een andere toekomst, vormt een aantrekkingskracht die de huidige strijd richting en inspiratie kan geven. Volgens Willem Schinkel hebben dan ook we meer utopische verbeeldingskracht nodig, want dat vormt juist een middel om boven de “politiek van het loutere probleemmanagment” uit te stijgen.
Om het louter anti-kapitalistische karakter van de strijd te overstijgen, leggen sommigen de nadruk op het belang van dromen. Want utopisch denken is de kunst om te dromen van een alternatief. Om onze realiteit te ontstijgen, moeten we inderdaad leren om over de horizon van het kapitalisme kijken en inhoud te geven aan een visie van een alternatieve en betere wereld. Om in gedachten vorm te geven aan een dergelijke toekomst moeten we ons inschrijven in een zeker ideaal, ook al blijft deze gebaseerd op een materiële grondslag. Bevrijd van de noodzaak om een praktische oplossing te bedenken voor de dagelijkse ellende binnen het kapitalisme, ontstaat er ruimte om in onze gedachten een ideale voorstelling te scheppen.
‘Verbeelding aan de macht!’, luidde de beroemde leuze van de mei-revolte in 1968.Niet dat de verbeelding voldoende is om een andere maatschappij te realiseren. Maar verbeelding kan een belangrijke functie vervullen.“We moeten weer durven dromen. Want dromen van een betere wereld, betekent kritisch reflecteren op de huidige. Als je namelijk nadenkt over dingen die onmogelijk lijken, wordt je in staat om gesteld buiten de kaders te kunnen denken, ongeacht of je idee wel of niet ‘realistisch’ is”. (“Realiteit boven dromen en verbeelding?”)
De strijd tegen het kapitalisme bestaat uit drie componenten:
- de strijd tegen de aanvallen op onze materiele levensvoorwaarden: ons inkomen en op het onderwijs, de gezondheidszorg, de ….
- de strijd om de politieke macht: de vervanging van het systeem van het private eigendom door het gemeenschappelijke eigendom
- de strijd tegen de vervreemding, tegen de vernauwing van ons bewustzijn, tegen de afstomping door de machine-achtige manier van leven als belangrijke aspecten van culturele component van de strijd
Deze derde, culturele component van de strijd kenmerkt zich door fundamentele menselijke eigenschappen, zoals morele verbintenis (de stem van het innerlijke) en artistieke gevoelens (het gevoel voor schoonheid), maar ook door aspecten als de verbeelding, de creativiteit, de intuïtie. “De verbeelding beschikt over alles; zij beslist over schoonheid, recht en geluk, die alles betekenen in de wereld.” (Blaise Pacal) De strijd van “voor het socialisme is niet slechts een kwestie is van brood en boter, maar één culturele beweging …”. (Rosa Luxemburg)
In de ogen van Henriëtte Roland Holst kreeg de strijd pas haar betekenis als verstand en intuïtie samenvloeiden. Het ging haar erom te “luisteren naar de innerlijke stem”, waarbij waarachtigheid en meegevoel de twee voornaamste psychische krachten” zijn. Volgens Henriëtte Roland Holst wordt de wereld door middel van het verstand niet in zijn geheel gekend. De intuïtie, het gevoel, de waarneming en hun synthese in de verbeelding zijn de andere onmisbare componenten (“Communisme en Moraal”)
“Door het doel breder te stellen zullen meer mensen zich kunnen vinden in het doel (….) Het lijkt utopisch …” Het vooropstellen van een utopie, in het kader van de eisenstrijd, heeft in de huidige periode echter nog nooit geleid tot een vorm van algemene mobilisatie van werkers, studenten, werklozen De ‘utopische’ eis: een basisinkomen voor iedereen, die al enkele tientallen jaren door ultralinks wordt uitgespeeld, leidt tot het tegendeel van vereniging in de strijd. De vergelijkbare eis van “vrij onderwijs”, welke de KSU onlangs als een ‘utopische’ eis naar voren had geschoven, heeft dan niet gewerkt. Dat komt omdat de ‘utopie’ zich niet beweegt op het vlak de materiele strijd, maar iets typisch is voor de ‘geestelijke’ strijd
Natuurlijk, de strijd voor de verdediging van de materiële levensomstandigheden is en blijft onder de huidige omstandigheden de allereerste zorg in de strijd van de klasse. Want zonder een minimum aan levensmogelijkheden is het leven sowieso niet waardig om geleefd te worden.Maar hier houdt de strijd tegen het kapitalisme en haar bekrompen ideologie echter niet op. Want het nastreven van het ware bewuste, van de waarheid, wordt niet alleen gemotiveerd door de materiele belangen, zoals een waardig inkomen voor iedereen, maar ook door de voorstelling van een soort van ‘ideaal’
“We zijn de waarde van idealisme vergeten.” Neen, maar zonder ons als idealisten te beschouwen, ligt de hoogste waarde van de strijd voor een andere maatschappij uiteindelijk niet op het vlak van het materiële, maar op het vlak van het bewustzijn, op dat van de geestelijke strijd. En we kunnen haar alleen inzetten als we begrijpen dat de creatieve gedachte daarbij een onmisbaar element vormt. Het in het hoofd overstijgen – de ideale voorstelling - van de grenzen van het bestaande systeem is onmogelijk zonder aanspraak te doen op de inspiratie van de verbeelding. Ideale constructies in onze geest zijn in staat een diepe innerlijke kracht naar boven brengen, die de strijd van een belangrijke stimulans kunnen voorzien.
Het mag duidelijk zijn dat het kortzichtig is om ons zijn om ons in dit kader te beperken tot de inspiratiebronnen, ontwikkeld door de hierboven genoemde socialistische utopisten en Kropotkin. De waarde van de verbeelding, de creatieve gedachte die doorheen de geschiedenis van de mensheid altijd een belangrijke kracht is geweest in haar vooruitgang, moeten we in een breder kader beschouwen. Mensen leven namelijk ook in een wereld van ideeën en idealen, waarvan het nastreven op bepaalde momenten veel krachtiger kan zijn dan het instinct tot behoud van het niveau van de onmiddellijke materiële omstandigheden. Zo werden de sociaal-democratische revolutionairen in 1905, tijdens de revolutionaire opleving in Rusland, bijvoorbeeld“verrast, voorbijgestoken en overdonderd door de onstuimigheid van de beweging, haar nieuwe zijnsvorm, haar creatieve verbeelding ….”
Een voorbeeld van een streven, dat geleid werd door verbeelding en inspiratie is het leven van Lev Tolstoj. De bron van zijn kracht kwam uit de diepte van zijn grote persoonlijkheid die hem de moed gaf onverminderd op zoek te gaan naar de waarheid. Zoals Rosa Luxemburg het omschreef in de Leipziger Volkszeitung (1908) “zijn hele leven en werk was tegelijkertijd een rusteloze overdenking van de waarheid in het menselijk leven”.Hij was een onderzoeker en strijder, maar verre van een revolutionair socialist. “Met zijn kunst omvatte hij echter alle menselijke passie, alle zwakheden en gemoedsstemmingen”, die hem in staat stelde om, tot zijn laatste adem, te vechten om sociale problemen met open ogen te confronteren.
Zyart / 15.01.2014
(1)“Louter antikapitalist? Dat zijn we misschien toch niet allemaal"
Sinds een eeuw staan we op een nieuw kruispunt in de geschiedenis van de mensheid. De revolutionaire klasse heeft het keerpunt al zeer vroeg en met een dringende helderheid betiteld met de formule: 'socialisme of barbarij'. De helderheid van de marxistische analyse, die in deze formule verborgen zit en die zich daarin uitdrukt, mag echter niet worden gereduceerd tot een lege vorm. Daarom willen we in het kort het historische belang en de essentiële diepgang van de marxistische analyse belichten. Als we ons buigen over de duistere en verborgen oorsprong van de menselijke soort, kunnen we alleen maar verbaasd en onder de indruk zijn van de belangrijke stappen die de mens in staat hebben gesteld om zich los te maken uit het dierenrijk en van de enorme stappen die hierop gevolgd zijn: de taal, het schrift, de dans, de architectuur, de productie van een overvloed aan goederen, zijn vermogen om zich te beroepen op de diversiteit en de diepgang van de morele, culturele, intellectuele behoeften en de waarde van deze behoeften. Dat alles weerspiegelt een culturele rijkdom en een versnelling van de geschiedenis die ons doen duizelen.
Maar als we onze aandacht richten op de verschillende tijdperken van de menselijke geschiedenis, moeten we ook erkennen dat de menselijke ontwikkeling niet continu en geleidelijk is geweest. Meer nog, na het ontstaan van de klassenmaatschappij en de opkomst van de grote 'beschavingen' moeten we concluderen dat deze laatste bijna allemaal onherroepelijk zijn verdwenen en dat slechts enkele zich hebben omgevormd tot iets nieuws. We constateren dat er vele malen culturele regressie is opgetreden en verworvenheden in vergetelheid zijn geraakt, meestal vergezeld van een morele verwildering van de mens en een enorme wreedheid in de menselijke verhoudingen. De basis voor de vooruitgang, die de mensheid heeft gerealiseerd, moet gezocht worden in haar bekwaamheid om de natuur om te vormen met het oog op de bevrediging van haar behoeften, op de eerste plaats materieel, en in haar vermogen om de uitbreiding van de productiemiddelen en -technieken te verbeteren en te ontwikkelingen, welke Marx ‘productiekrachten’ noemde.
Het niveau van de ontwikkeling van die productiekrachten en de arbeidsdeling, die dat impliceert, bepalen in de grond de ‘productieverhoudingen’, de manier waarop de samenleving zich organiseert om ze in werking te stellen. Als deze laatste het meest geschikte kader vormen voor de ontwikkeling van de eerste, kent de maatschappij een ontwikkeling, niet alleen op materieel, maar ook op cultureel en moreel vlak. Maar wanneer de productieverhoudingen een belemmering vormen voor de verdere ontwikkeling van de productiekrachten, kent de maatschappij toenemende stuiptrekkingen en wordt ze bedreigd door barbarij. Om een historisch voorbeeld te nemen: een van de pijlers van het Romeinse Rijk was de uitbuiting van slaven, voornamelijk door werk in de landbouw. Maar toen er nieuwe landbouwtechnieken werden geïntroduceerd, konden ze niet worden gesteld door producenten die het statuut van vee hadden. Dat vormde een van de oorzaken voor het verval en de ineenstorting van dat Rijk.
Vandaag kunnen we zien hoe grandioos de grote culturele sprongen waren (1), van de neolithische revolutie tot aan de renaissance, het humanisme en de Russische Revolutie als opmaat naar de wereldrevolutie. Deze culturele sprongen zijn elk het resultaat van langdurige perioden van strijd, waar nieuwe sociale relaties de voormalige moesten overwinnen. Deze belangrijke culturele sprongen hebben ons gebracht naar de volgende sprong, de eerste bewuste wereldwijde socialisatie, het socialisme! Het marxisme, de theorie die het proletariaat in zijn strijd tegen het kapitalisme verwerft, is in staat een heldere en niet gemystificeerde kijk te ontwikkelen op de geschiedenis en de belangrijkste tendensen daar in te herkennen. Dit betekent niet dat het de toekomst kan lezen als in een kristallen bol. Wij kunnen niet voorspellen wanneer de wereldrevolutie zal plaatsvinden, en of zij zelfs daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Maar tegen alle weerstand en misverstanden in, die zelfs sommige revolutionairen beïnvloeden, moeten we verdedigen en diepgaand begrijpen wat het enorme historische belang is van het gegeven dat het kapitalisme in verval getreden is. Het alternatief waar we de laatste 100 jaar voor staan, kan als volgt worden samengevat: ofwel de volgende sociale en culturele sprong, het socialisme, ofwel de barbarij. De ernst van dit alternatief is dramatischer dan in welke periode ook, die ons tot op heden bekend is. De toenemende tegenspraak tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen opent niet alleen de mogelijkheid van een sociale en culturele achteruitgang, maar zelfs van de totale vernietiging van de menselijke soort.
Voor het eerst in de geschiedenis wordt, in de periode van het verval van een productiewijze, het bestaan van de menselijke soort zelf in vraag gesteld. Tegelijkertijd zijn er enorme historische mogelijkheden voor verdere ontwikkeling: het begin van de ‘echte’, bewuste geschiedenis van de mensheid. Het kapitalistische model van socialisatie is het grootste succes dat de geschiedenis van de mensheid heeft gekend. Het kapitalisme heeft alle culturele milieus van andere maatschappijvormen (voorzover het die niet heeft vernietigd) in zich opgenomen en voor de eerste keer een wereldwijde samenleving geschapen. De centrale vorm van de uitbuiting is de loonarbeid, die de voorwaarde is van de toe-eigening en de accumulatie van de meerwaarde, van het reusachtig productieve coöperatieve werk, van het geassocieerde, gesocialiseerde karakter van de arbeid.
Dit vormt de verklaring voor de onvergelijkbare technische en wetenschappelijke explosie, die verbonden is met de geschiedenis van de opkomst van het kapitalisme. Maar een van de eigenaardigheden van de kapitalistische vermaatschappelijking is dat ze onbewust gebeurt. Het is alsof ze bepaald wordt door wetten die, als een uitdrukking van bepaalde sociale relaties waarbij arbeidskracht wordt geruild tegen loon, tussen producenten en de eigenaars van de productiemiddelen, zich voordoen als ‘natuurlijke’, ‘onveranderlijke’ wetten, en zich dus buiten elke menselijke wil lijken te bewegen. In deze gemystificeerde, verzakelijkte weergave van de werkelijkheid waar mensen en de relaties tussen hen ‘dingen’ worden, verschijnt de aanzienlijke stijging van de materiële middelen als het product van het kapitaal en niet als het product van de menselijke arbeid. Met de verovering van de wereld blijkt echter dat de aarde toch rond en eindig is.
De wereldmarkt wordt geschapen (na de vernietiging van alternatieve vormen van productie, zoals de Chinese, Indiase en Ottomaanse textielproductie). Hoewel het succes van de kapitalistische productiewijze een progressieve etappe is in de menselijke geschiedenis, betekent de sprong van de industriële revolutie voor de meerderheid van de bevolking in het centrum van het kapitalisme zowel de vernietiging van de reeds bestaande vormen van leven als felle uitbuiting, en in grote delen van de wereld epidemieën, honger en slavernij. Het kapitalisme is zonder twijfel het meest moderne uitbuitingssysteem, maar het is uiteindelijk net zo parasitair van aard als zijn voorgangers. Om de machine van de accumulatie draaiende te houden, heeft de kapitalistische socialisatie altijd meer grondstoffen en markten nodig, en het moet kunnen rekenen op een reserve aan mensen, die gedwongen worden hun arbeidskracht te verkopen om te overleven. Dit is de reden waarom zijn overwinning op de andere productiewijzen verloopt via de ondergang en hongersnood van voorgaande producenten.
Het kapitalisme doet zich voor als doel en hoogtepunt van de menselijke ontwikkeling. Volgens zijn ideologie zou er buiten hem niets bestaan. Daarvoor moet deze ideologie echter twee dingen verbergen: aan de ene kant dat het kapitalisme historisch in hoge mate afhankelijk is van productieverhoudingen en een zone buiten het kapitalisme, aan de andere kant dat de kapitalistische socialisatie, zoals alle vormen die haar voorafgingen in de geschiedenis van de mensheid, slechts een stap is in het proces van bewustwording van de mensheid. De drijvende kracht van de accumulatie produceert continu interne tegenspraken, die zich explosief ontladen in crises. In de periode van opkomst van het kapitalisme werden deze crises overwonnen door de vernietiging van overtollig kapitaal en de verovering van nieuwe markten.
Het nieuwe evenwicht ging telkens vergezeld met een nieuwe uitbreiding van de kapitalistische sociale verhoudingen, maar met de opdeling van de wereldmarkt tussen de centrale machten van het kapitalisme bereikten die, in de wereldwijde verhoudingen, een grens. Op dat moment konden de grote nationale staten, bij hun verovering van de wereld, alleen maar tegenover elkaar staan. Nu de taart volledig is opgedeeld, kan iedereen zijn eigen aandeel slechts vermeerderen door de vermindering van het aandeel van de anderen. De staten ontwikkelen hun bewapening en gaan elkaar te lijf in de Eerste Wereldoorlog. De productieve krachten, geketend door de historisch achterhaalde productieverhoudingen, veranderen in de wereldslachting in een vernietigende kracht, begiftigd met een ongelooflijk destructief potentieel. Met de intrede van het kapitalisme in zijn vervalperiode wordt de oorlog een militaire botsing om de militaire uitrusting, waarbij het leeuwendeel van de productie onderworpen wordt aan de productie voor militaire behoeften.
De blinde machine van vernietiging en verdelging leidt de wereld naar de afgrond. Ruim voor 1914 heeft de linkerzijde van de Socialistische Internationale, de revolutionaire krachten rond Rosa Luxemburg en Lenin, al haar krachten in de strijd gegooid tegen de dreiging van de imperialistische slachting. Het levende marxisme, dat wil zeggen het echte marxisme dat niet is opgesloten in dogma's en voor eeuwig geldige formules, heeft herkend dat het niet ging om een nieuwe oorlog tussen natiestaten, vergelijkbaar met de oorlogen die eraan voorafgingen, maar dat ze het begin betekende van het verval van het kapitalisme. De marxisten wisten dat we op een historisch kruispunt stonden (waar we nog steeds staan), dat voor de eerste keer dreigt uit te groeien tot een strijd om de overleving van de hele soort. Het begin van de periode van het kapitalisme in verval, 100 jaar gelden, is onomkeerbaar, maar dat betekent niet dat de groei van de productiekrachten stopgezet is.
In feite worden deze krachten zo gehinderd en gecomprimeerd, enkel en alleen door de logica van de kapitalistische uitbuiting, dat de ontwikkeling van de maatschappij wordt meegezogen in een steeds barbaarsere draaikolk. Alleen de arbeidersklasse is in staat om de geschiedenis een andere richting te geven en een nieuwe samenleving op te bouwen. Na de nederlaag van de revolutionaire opstand van 1917-1923 zagen we de zuivere tendens van de kapitalistische barbarij met een onvoorstelbare wreedheid aan het werk. De koers naar een andere wereldoorlog lag open, de mensen werden gereduceerd tot geregistreerde nummers, ingesloten in kampen voor een moorddadige uitbuiting of voor regelrechte moord. De stalinistische massamoorden werden overtroefd door de moorddadige waanzin van de nazi's, maar de ‘beschaafde’ bourgeoisie wilde niet voor deze barbarij onderdoen: het gebruik van de ‘democratische’ atoombom maakte twee steden in Japan met de grond gelijk en veroorzaakte bij de overlevenden een verschrikkelijk lijden.
De machine van de kapitalistische staat heeft van de geschiedenis slechts ‘geleerd’ dat ze zich niet zelf mag vernietigen (de bourgeoisie zal niet eenvoudigweg zelfmoord plegen om het historische toneel over te laten aan het proletariaat). Het is echter slechts de terugkeer van de arbeidersklasse na 1968 die een garantie vormt tegen de openlijke koers naar de oorlog. Hoewel de arbeidersklasse in staat was om het pad naar een nieuwe wereldwijde holocaust te blokkeren, is ze er tot nog toe niet in geslaagd om haar eigen perspectief op te leggen. In deze situatie kan geen van de twee bepalende klassen van de maatschappij een beslissend antwoord geven op de onomkeerbare en steeds diepere economische crisis. De maatschappij heeft af te rekenen met steeds grotere verrotting, een toenemende sociale afbraak, die het voor het proletariaat nog moeilijker maakt een duidelijk bewustzijn te ontwikkelen van zijn historisch perspectief, een perspectief dat een eeuw geleden wijdverbreid was in haar gelederen.
Honderd jaar zijn er voorbijgegaan en nog steeds staat de arbeidersklasse voor een enorme historische taak. De klasse van de geassocieerde arbeid, de werkende klasse, de draagster van de hele geschiedenis van de mensheid, de centrale klasse in de strijd voor de afschaffing van de klassen, moet de strijd aangaan tegen deze barbarij. In de strijd tegen de nihilistische en amorele barbarij van het kapitalisme vormt zij de belichaming van de mensheid die zich bewust wordt van zichzelf. Het is de productieve kracht die geketend blijft aan de toekomst. Zij bergt in zich het potentieel voor een nieuwe culturele sprong. In de strijd aan het begin van het verval van het kapitalisme stond er wereldwijd een hele generatie van revolutionairen op die zich verzette tegen de misvormde en verdinglijkte socialisatie van het kapitalisme. Het was de bewuste associatie van arbeiders - onder leiding van het baken van de Communistische Internationale.
Met de Russische Revolutie nam zij de strijd op voor de wereldrevolutie. Deze grote taak om haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de mensheid is voor ons, bijna 100 jaar later, nog altijd een opwindende en een enthousiasmerende gedachte. Dit toont aan dat, zelfs tegenover de dreiging van afstomping, een morele verontwaardiging in het hart van het proletariaat vandaag nog steeds een kompas voor ons is. De arbeidersklasse lijdt met de hele maatschappij onder de last van het verval. De atomisering en de afwezigheid van een perspectief vallen onze eigen identiteit aan. In de komende confrontaties zal de arbeidersklasse tonen of ze in staat is haar historische taak opnieuw bewust op te nemen. Het is historisch misschien maar een kleine stap om over te gaan van morele verontwaardiging naar de politisering van een hele generatie. Een nieuwe culturele sprong in de geschiedenis van de mensheid is mogelijk en onontbeerlijk, dat is wat we leren uit de levende geschiedenis.
IKS / 06-02-2014
Voetnoten
(1) Laten we duidelijk zijn dat we onder de term 'cultuur' alles groeperen wat een gegeven samenleving omvat: de manier om zich materieel te reproduceren, maar ook alle voortgebrachte artistieke, wetenschappelijke, technische en morele aspecten.
De huidige crisis in Oekraïne is de ergste sinds het uiteenspatten van Joegoslavië vijfentwintig jaar geleden. Rusland probeert zijn belangen in de regio te verdedigen tegen de pogingen van de westerse krachten om er hun invloed te vergroten. Dat dreigt een burgeroorlog te ontketenen en de regio te destabiliseren.
Het land heeft een nieuwe president, Petro Porochenko, in de eerste ronde van de verkiezingen door een meerderheid verkozen, omdat hij beloofde “de terroristische separatisten” in het oosten van het land zonder uitstel te verpletteren. Maar hij vertegenwoordigt geen nieuwe hoop. Hij begon zijn politieke carrière in de Verenigde Sociaaldemocratische Partij van Oekraïne, sloot zich toen aan bij de Partij van de Regio's, als loyale aanhanger van Koetsjma, een bondgenoot van Rusland, vooraleer hij koos voor het Ons Oekraïne Blok van Joesjtsjenko in 2001. Hij was minister in de regeringen van Joesjtsjenko en Janoekovytsj. Hij is miljardair in chocolade, werd in 2005 beschuldigd van corruptie en kwam op bij de presidentsverkiezingen met de steun van de ex-bokser Vitali Klytsjko – die op dat moment zelf verkozen werd tot burgemeester van Kiev – en zijn corrupte kompanen Levochkin en Firtash. Oekraïne wordt vandaag geregeerd door een nieuwe corrupte oligarch, die het enige perspectief doordrukt dat het verrotte kapitalistische systeem in petto heeft voor de mensheid: militarisme en soberheid.
Oekraïne bleek niet in staat de Russisch gezinde separatisten snel te verslaan. De strijd duurt voort en Oekraïne sloeg een aanval van de separatisten op de luchthaven van Donetsk af, met tientallen slachtoffers en het verlies van een helikopter met een generaal aan boord als gevolg. De gevechten gaan door en de separatisten behouden hun posities.
Verre van een nieuwe periode van stabiliteit en groei in te luiden, betekende de presidentsverkiezing van 25 mei een nieuwe stap in het afglijden in een bloedige burgeroorlog, net als de referenda die de separatisten organiseerden in de Krim in maart en in Donetsk en Loehansk in mei. De interne verdelingen in dit kunstmatige en failliete land verbreden zich, aangewakkerd door de imperialistische manoeuvres van buitenaf. Het gevaar bestaat dat dit land wordt uiteengescheurd door de burgeroorlog, de etnische zuiveringen, de pogroms, de moordpartijen en de uitbreiding van de imperialistische conflicten.
Oekraïne is het tweede grootste land van Europa qua oppervlakte, maar is een kunstmatige constructie met 78% Oekraïners en 17% Russisch-sprekenden, in de meerderheid in het Donetsbekken, plus een aantal andere nationaliteiten waaronder de Krimtataren. De verdelingen inzake de economische rijkdommen volgen dezelfde breuklijnen: in het Russisch-sprekende oosten voert de steenkool- en staalindustrie massaal uit naar Rusland en vertegenwoordigt ze 25% van de export, terwijl het westelijk deel, dat het toneel was van de “Oranjerevolutie” in 2004 en van de betogingen op het Onafhankelijkheidsplein (Majdan) tijdens de afgelopen winter, naar het Westen lonkt om zich uit de slag te trekken.
De economie is failliet. In 1999 was de productie met 40% gedaald vergeleken met 1991, het jaar dat Oekraïne onafhankelijk werd. Na een korte opleving heeft ze opnieuw 15% verloren tegen 2009. Het industriepark in het oosten is verouderd, bijzonder gevaarlijk en vervuilend. De nakende uitputting van de mijnen heeft een verhoging van het gevaar op arbeidsongevallen meegebracht, omdat op dieptes tot 1200 meter ontgonnen wordt, met risico op ontploffingen van methaangas en steenkoolstof en het uiteenbarsten van rotsen – omstandigheden die onlangs meer dan 300 doden gekost hebben in Soma (Turkije). De vervuiling door de mijnen tast de watervoorziening aan, terwijl de molens die restproducten van steenkool en ijzer verwerken zichtbaar vervuilde lucht uitbraken en de opeenstapeling van stenen en roestig metaal grondverschuivingen van de modderige bodem kan veroorzaken (1).
Daar moet nog de radioactiviteit van de mijnuitbating uit de nucleaire periode van de Sovjetunie aan worden toegevoegd. Die industrieën zijn niet opgewassen tegen de concurrentie, noch op middellange termijn, noch op korte termijn, als ze op moeten boksen tegen de EU. Het zal echter niet evident zijn iemand te vinden die de nodige investeringen wil doen. Zeker niet de oligarchen wiens opzet het is hun zakken rijkelijk te vullen ten koste van de economie. Evenmin Rusland, dat zichzelf uit de slag moet trekken met de verouderde industrie die het uit de Sovjettijd geërfd heeft. En al evenmin het kapitaal van West-Europa dat zelf moest overgaan tot het sluiten van het grootste deel van zijn eigen mijn- en metaalindustrie tussen 1970 en 1980. Het idee dat Rusland een oplossing zou kunnen voorstellen voor de economische rampspoed, de verpaupering en de werkloosheid die voortdurend erger worden naarmate de oligarchen zich verrijken – een soort heimwee naar het stalinisme en zijn verborgen werkloosheid – is een gevaarlijke illusie die juist het vermogen van de arbeidersklasse kan verzwakken om zichzelf te verdedigen.
Illusies over Europees geld zijn al even gevaarlijk. Het IMF heeft in maart een waarborg toegezegd ter waarde van 14 tot 18 miljard dollar, die de 15 miljard dollar vervangt die Rusland ingetrokken heeft na de val van Janoekovytsj. Die toezegging is verbonden aan voorwaarden zoals een strikte soberheid, die een verhoging van de brandstofprijs met 40% meebrengt, het wegsaneren van 10% in de openbare sector, hetzij ongeveer 24.000 jobs. En de werkloosheidscijfers zijn niet betrouwbaar, want vele personen zijn niet geregistreerd of werken deeltijds.
Toen Oekraïne nog deel uitmaakte van de USSR en het in het westen begrensd werd door satellietlanden van Rusland, bedreigden de verdelingen de integriteit van het land niet – wat niet wil zeggen dat die verdelingen niet bestonden. Een voorbeeld: 70 jaar geleden werden de Krimtataren gedeporteerd en een aantal ervan zijn zeer onlangs teruggekeerd. De verdelingen worden op weerzinwekkende en bloeddorstige wijze door alle partijen gebruikt. Niet enkel de extreemrechtse partij Svoboda of de voorlopige regering van Stepan Bandera, de Oekraïense nazi en oorlogskraaier, maar ook Joelija Timosjenko roept op tot het vermoorden en bombarderen van de Russische leiders en bevolking, en Porochenko brengt dit in praktijk. Het Russische kamp is al even misselijk en moorddadig. Beide clans hebben hun paramilitaire milities gevormd. Zelfs Kiev rekent niet alleen op zijn geregelde leger. Die ongeregelde krachten verwelkomen de gevaarlijkste fanatici, huurlingen, terroristen, moordenaars, ze oefenen terreur uit over de burgerbevolking en moorden elkander uit. Eens deze krachten ontketend zijn, neigen ze ertoe zelfstandig en oncontroleerbaar te worden, wat tot eenzelfde dodentol zal leiden als in Irak, Afghanistan, Libië of Syrië.
Het Russische imperialisme heeft de Krim nodig voor haar marinebasis aan de Zwarte Zee, een warme zee met toegang tot de Middellandse Zee. Zonder zijn bases in de Krim kan Rusland zijn operaties in de Middellandse Zee en in de Indische Oceaan niet handhaven. Zijn strategische positie staat of valt met de Krim. Rusland heeft Oekraïne ook nodig voor de verdediging van de gasleiding South Stream die nu aangelegd wordt. Dit was voor Rusland een constante zorg sinds de onafhankelijkheid van Oekraïne. Rusland kan absoluut geen pro-westerse regering tolereren in de Krim, vandaar zijn negatief antwoord op om het even welke vraag inzake een akkoord met de EU. In 2010 heeft Rusland ingestemd met een verlaging van de gasprijs in ruil voor een verlenging van de huur van de marinebasis op de Krim. Toen de regering Janoekovytsj een associatieverdrag met de EU in november vorig jaar op de lange baan schoof, antwoordde Rusland daarop met een hulpaanbod ter waarde van 15 miljard dollar, dat opgeschort werd toen Janoekovytsj afgezet werd en hij Oekraïne ontvluchtte. Korte tijd later heeft Rusland zich meester gemaakt van de Krim en een referendum georganiseerd over de aanhechting ervan. Ondanks dat dit referendum internationaal niet werd erkend, werd dit uitgespeeld in de Russische oorlogspropaganda ten voordele van de annexatie.
Zo bezat Rusland in maart de facto de Krim, zonder internationale erkenning. Maar de Krim is nog niet veilig gesteld, omdat het gebied wordt omringd door Oekraïne, een land dat op het punt staat een associatieverdrag te tekenen met de EU en zich dus verbindt met de vijanden van Rusland. Door nieuwe sponsors te vinden in West-Europa, probeert Oekraïne zich te bevrijden van de Russische chantage. Om strategische redenen, namelijk een landbrug naar de Krim, moet Rusland de controle verwerven over het oostelijk deel van Oekraïne. Oost-Oekraïne is een heel andere zaak dan de Krim, ondanks het relatief gewicht van het Russisch-sprekende deel van de bevolking, dat als voorwendsel diende voor de invasie. Omdat ze geen militaire basis hebben in het oosten van Oekraïne, kunnen de separatistische referenda van Donetsk en Loehansk die regio's niet veilig stellen voor Rusland, maar die enkel destabiliseren, wat nog meer gevechten veroorzaakt. Oost-Oekraïne is zelfs niet zeker of ze de plaatselijke separatistische bendes kan controleren.
Rusland kan nog een andere kaart uitspelen in het kader van de mogelijke destabilisering van de regio: Transnistrië, dat zich afgescheurd heeft van Moldavië, aan de zuidwestelijke grens van Oekraïne, en waar ook een aanzienlijk deel van de bevolking Russisch spreekt.
Het gaat hier geenszins om een terugkeer naar de Koude Oorlog. De Koude Oorlog was een periode van tientallen jaren van militaire spanningen tussen beide imperialistische blokken die Europa onder elkaar verdeelden. In 1989 was Rusland zodanig verzwakt dat het zijn satellietstaten niet langer kon controleren, zelfs niet het grondgebied van de oude USSR, zoals we konden zien in de oorlog tegen Tsjetsjenië. Vandaag maken verschillende landen uit Oost-Europa deel uit van de NAVO, een machtsblok dat uitgegroeid is tot aan de grenzen van Rusland. Toch beschikt Rusland nog steeds over een nucleair arsenaal en behoudt het dezelfde strategische belangen. De dreiging van elke invloed in Oekraïne te verliezen is een dreiging van verzwakking die het niet kan toestaan. Rusland is dus gedwongen te reageren.
De VS is de enige overblijvende supermacht, maar het heeft niet langer het gezag van een blokleider over zijn 'bondgenoten' en concurrenten in Europa. Dat blijkt uit het feit dat de VS deze mogendheden niet meer kon mobiliseren om het te steunen in de tweede oorlog in Irak, wat nog wel gelukt was tijdens de eerste oorlog. De VS is in feite sterk verzwakt doordat ze al meer dan 20 jaar wegzakt in de oorlogen in Irak en Afghanistan. Bovendien wordt het geconfronteerd met de opkomst van een nieuwe rivaal, China, die bezig is Zuidoost-Azië en het Verre Oosten te destabiliseren. Bijgevolg, en ondanks de intentie van de Verenigde Staten om hun militair budget te verlagen, is de VS verplicht de aandacht toe te spitsen op dit deel van de wereld. Obama zei:
“Enkele van onze grootste fouten uit het verleden vloeien niet voort uit ons terugtrekken, maar uit onze drang ons in militaire avonturen te storten, zonder rekening te houden met de gevolgen ervan.” (2)
Dat betekent niet dat de VS niet zal proberen een stuk van de taart te bemachtigen in Oekraïne, langs diplomatische weg, via propaganda en geheime operaties, maar er is geen vooruitzicht op onmiddellijke militaire interventie. Rusland staat niet oog in oog met een verenigd Westen, maar met een veelheid van landen die elk hun eigen imperialistische belangen verdedigen, ook al veroordelen ze allen in woorden de interventie van Rusland in Oekraïne. Groot-Brittannië wil niet weten van sancties die de Russische investeringen in de City (Londen) schaden. Duitsland houdt rekening met zijn afhankelijkheid van gasbevoorrading uit Rusland, ook al is het op zoek naar andere energiebronnen. De Baltische staten pleiten voor de strengste veroordeling en maatregelen, aangezien zij zich ook bedreigd voelen in de mate dat grote delen van hun bevolking ook uit Russen bestaan. Zo ontketent het Oekraïens conflict een nieuwe spiraal van militaire spanningen in het oosten van Europa, wat aantoont dat zij een ongeneeslijke kanker zijn.
Vandaag krijgt Rusland te maken met sancties die mogelijk verlammend kunnen werken, omdat ze betrekking hebben op de uitvoer van olie en gas. De recente ondertekening van een contract om gas aan China te verkopen is dan een grote hulp. China heeft de VN niet gevolgd in de veroordeling van de annexatie van de Krim door Rusland.
Op het vlak van de propaganda hanteert China inzake Taiwan dezelfde principes als Rusland inzake de Krim: de eenheid van de volkeren die Chinees spreken. Maar het principe van zelfbeschikking voor de talloze minderheden op zijn grondgebied wil het niet erkennen.
Alle fracties van de bourgeoisie, zowel die binnen Oekraïne als degene die van buitenaf manoeuvreren, hebben af te rekenen met een situatie waarin elke beweging de toestand erger maakt. Het doet denken aan de “zetdwang” bij het schaken, een spel dat geliefd is bij Russen en Oekraïners, waarbij elke zet die een speler doet zijn situatie erger maakt, wat maakt dat hij enkel kan bewegen – of opgeven.
Bijvoorbeeld: Kiev en de EU wensen toenadering, wat enkel kan leiden tot een conflict met Rusland en separatisme in het oosten. Rusland wil zijn controle over de Krim versterken, maar omdat het geen controle kan verwerven over Oekraïne of het oostelijk deel daarvan, kan het niets anders doen dan onenigheid en instabiliteit opwekken. Hoe meer de spelers hun belangen proberen te verdedigen, hoe chaotischer de situatie wordt en hoe meer het land afglijdt naar openlijke burgeroorlog – zoals Joegoslavië in de jaren 1990. Dit is een kenmerk van de ontbinding van het kapitalisme, de heersende klasse kan de maatschappij geen rationeel perspectief meer bieden en de arbeidersklasse is nog niet bij machte haar eigen perspectief voorop te stellen.
Het gevaar voor de arbeidersklasse in deze situatie, is dat ze zich laat mobiliseren achter één van de verschillende nationalistische fracties. Dat gevaar neemt nog toe door de historische vijandigheid die steunt op de al te reële barbarij die door elk van de fracties gedragen werd doorheen de hele 20e eeuw: de Oekraïense bourgeoisie kan de bevolking en de arbeidersklasse in het bijzonder herinneren aan de hongersnood die miljoenen mensen heeft gedood als gevolg van de verplichte collectivisering onder stalinistisch Rusland; de Russen van hun kant kunnen hun bevolking herinneren aan de steun die de Oekraïners aan Duitsland gaven tijdens de Tweede Wereldoorlog; en de Tartaren zijn niet vergeten hoe ze uit de Krim verbannen werden met de dood van ongeveer de helft van de betrokken 200.000 personen als gevolg. Er bestaat ook het gevaar voor de arbeidersklasse aan deze of gene fractie te verwijten dat ze verantwoordelijk is voor het verergeren van de ellende en zo in de val te trappen van de verdediging van het andere kamp. Geen van de kampen heeft de arbeidersklasse ook maar iets te bieden, tenzij verergering van de soberheid en een bloeddorstig conflict.
Het is haast onvermijdelijk dat een aantal arbeiders zullen worden meegesleurd in pro- of anti-Russische sentimenten (3). We hebben echter geen zicht op de huidige werkelijke situatie. Maar het feit dat de Donetsbekken een slagveld is geworden voor nationalistische krachten onderstreept de zwakheid van de arbeidersklasse in deze zone. Geconfronteerd met werkloosheid en armoede hebben de arbeiders hier niet de kracht de strijd met hun klassenbroeders in West-Oekraïne op hun eigen terrein te ontwikkelen en lopen zo het risico tegen elkaar opgezet te worden.
Er is een sprankel hoop, klein maar betekenisvol: een minderheid internationalisten in Oekraïne en in Rusland, de KRAS en anderen, verdedigt het standpunt van de arbeidersklasse met de moedige verklaring: “Oorlog aan de oorlog! Geen enkele druppel bloed voor de ‘natie’!” (4) De arbeidersklasse, ook al kan ze haar revolutionair perspectief nog niet vooropstellen, is niet verslagen op internationaal vlak. Zij is de enige hoop op een alternatief voor het kapitalisme dat halsoverkop afstormt op een muur van barbarij en zelfvernietiging n
Alex, 08.06.2014
Voetnoten
(1) Niemand die in 1966 in het VK leefde, kan zulke grondverschuivingen noemen zonder zich te herinneren aan de ramp van Aberfan, waarin een steenberg een basisschool bedolf en 116 kinderen en 28 volwassenen doodde.
(2) The Economist, 31.05.2014
(3) Zo verzamelden zich 300 mijnwerkers, een aanzienlijk klein aantal, ter ondersteuning van de mijnwerkers. (https://www.theguardian.com/world/2014/may/28/miners-russia-rally-donetsk [233])
(4) Zie onze website: “Verklaring van internationalisten over het Russich-Oekraïense conflict” https://nl.internationalism.org/node/1088 [234]
De Eerste Wereldoorlog was een smerige slachting met meer dan 10 miljoen doden. De militaire activiteit had nooit zo'n omvang of een dergelijke intensiteit bereikt. Deze barbaarsheid alleen vormde het teken dat de kapitalistische wereld in zijn periode van verval was terechtgekomen. Vandaag, met het eeuwfeest van 1914-1918, overstelpt de bourgeoisie ons met haar misselijkmakende propaganda om ons te vertellen dat deze gebeurtenis te maken heeft met de "waanzin van mensen". Leugens! Dit artikel is om aan te tonen dat achter deze simplistische uitleg de verantwoordelijkheid schuilt van het kapitalisme, het imperialisme en vooral het verraad van de arbeidersorganisaties die waren aangetast door de heersende ideologie, geniepig getorpedeerd door het kleinburgerlijk conformisme.
Toen de oorlog op 4 augustus 1914 uitbrak was dit nauwelijks een verrassing voorde Europese bevolking of voor de arbeiders in het bijzonder. Jarenlang, vanaf het begin van de eeuw, volgden de crises zich op: de Marokkaanse crises van 1905 en 1911, de Balkanoorlogen van 1912 en 1913, om alleen de ernstigste te noemen. Deze crises plaatsten de grote mogendheden rechtstreeks tegenover elkaar, die al aan een waanzinnige wapenwedloop waren begonnen: Duitsland startte een enorm programma voor de bouw van schepen waarop Groot-Brittannië onvermijdelijk moest reageren. Frankrijk stelde een militaire dienstplicht in van drie jaar en financiert door middel van enorme leningen de modernisering van de Russische spoorwegen, die bestemd waren om troepen aan te voeren tot aan de grens met Duitsland, evenals het Servische leger.
Rusland, na het debacle van het Russisch-Japanse conflict in 1905, stimuleerde een programma van hervorming van de strijdkrachten. In tegenstelling tot wat de propaganda over de oorsprong van de oorlog ons vandaag voorhoudt, was deze bewust voorbereid en vooral gewild door alle heersende klassen van de grootmachten. Geen verrassing dus, maar voor de arbeidersklasse was het een verschrikkelijke schok. Twee keer, in Stuttgart in 1907 en in Basel in 1912, hadden de socialistische broederpartijen van de Tweede Internationale plechtige besluiten genomen om de internationalistische beginselen te verdedigen, de mobilisatie van de arbeiders voor de oorlog te weigeren en zich daar met alle middelen tegen te verzetten.
Het Congres van Stuttgart nam een resolutie amendement aan, voorgesteld door de linkerzijde – Lenin en Rosa Luxemburg: “In het geval er toch oorlog uitbreekt, dan hebbene socialistische partijen de plicht te werken aan de zo snel mogelijke beëindiging ervan, daarbij alleszins gebruikmakend van de economische en politieke crisis die door de oorlog wordt veroorzaakt om het volk wakker te schudden en zo de ondergang van de kapitalistische heerschappij te bespoedigen” Jean Jaurès, de grote tribunist van het Franse socialisme, verklaarde op datzelfde Congres dat "parlementaire actie op geen enkele manier meer voldoende is ….. Onze tegenstanders zijn verschrrikt door de onmetelijke krachten van het proletariaat. Wij, die zo trots het faillissement van de bourgeoisie hebben verkondigd, staan niet toe dat de bourgeoisie kan spreken van het faillissement van de Internationale ".
Op het Congres van de Franse socialistische partij, in juli 1914 in Parijs, liet Jaurès de formulering aannemen volgens welke "Het Congres beschouwt als bijzonder effectief de algemene werkstaking, gelijktijdig en internationaal georganiseerd in de betrokken landen, alsmede de agitatie en volksactie in de meest actieve zin, als een van de vele middelen die ingezet worden te om de oorlog te voorkomen en te stoppen."
En toch stortte de Internationale, in augustus 1914 ineen of beter gezegd, ze valt uiteen wanneer alle partijen die ze groepeerde (op een paar eerbare uitzonderingen na, zoals de Russen en de Serviërs) haar grondbeginsel, het proletarisch internationalisme verraden in naam van de verdediging van het "vaderland in gevaar" en van de "cultuur" , . En iedere bourgeoisie, terwijl ze zich erop voorbereidde om miljoenen mensen het slachthuis in te smijten, prsenteert zich uiteraard als het toppunt van beschaving en cultuur, terwijl de vijand die tegenover haar stond slechts bestialiteit was, bloeddorstig en verantwoordelijk voor de ergste gruweldaden...
Hoe is zo'n ramp mogelijk? Hoe kunnen degenen die een paar maanden, of zelfs een paar dagen eerder, de bourgeoisie bedreigde voor de gevolgen van de oorlog voor zijn eigen overheersing, zich zonder weerstand scharen achter de Heilige Eenheid met de klassenvijand - de Burgfriedenpolitik, volgens de Duitse uitdrukking?
Van alle partijen van de Internationale, droeg de Sozialdemokratische Partei Deutschlands, de Duitse sociaal-democratische partij (SPD), de grootste verantwoordelijkheid. Als we dit zeggen dan verontschuldigt dat geenszins de andere partijen, en met name de Franse. Maar de Duitse partij was het vlaggenschip van de Internationale, het juweel dat opgebouwd was door het proletariaat. Met meer dan een miljoen leden en meer dan 90 regelmatige publicaties, was de SPD verreweg de sterkste en de best georganiseerde partij van de Internationale. Op het intellectuele en theoretische vlak, was ze de referentie voor de hele arbeidersbeweging: de artikelen in haar theoretische tijdschrift, de Neue Zeit, gaven de toon aan op het vlak van de marxistische theorie en Karl Kautsky, hoofdredacteur van de Neue Zeit, werd somstijds beschouwd als de "paus van het Marxisme".
Zoals Rosa Luxemburg schreef: “Zij heeft door talloze offers, door zorgvuldig en onvermoeide arbeid de sterkste en voorbeeldigste organisatie opgebouwd, de grootste pers geschapen, de doeltreffendste middelen voor scholing en voorlichting in het leven geroepen, de geweldigste kiezersmassa om zich geschaard, de talrijkste parlementaire mandaten bevochten.De Duitse sociaaldemocratie gold als de zuiverste belichaming van het marxistische socialisme. Zij had en maakte aanspraak op een speciale plaats als de leermeesteres en leidster van de Tweede Internationale.” (JuniusBrochure)
Het SPD was het model dat alle anderen trachtten te imiteren, zelfs de Bolsjewiki in Rusland: “In de Tweede Internationale speelde de Duitse machtsformatie de doorslaggevende rol. Op de congressen, in de bijeenkomsten van het Bureau van de Socialistische wachtte iedereen op de Duitse mening. Ja, juist in de vragen van de strijd tegen het militarisme en de oorlog, trad de Duitse sociaaldemocratie steeds beslissend op. “Voor ons, Duitsers, is dit onaannemelijk”, was in de regel voldoende om de oriëntatie der Internationale te bepalen. Met blind vertrouwen gaf zij zich aan de leiding der bewonderde, machtige Duitse sociaaldemocratie over: zij was de trots van elke socialist en de schrik van de heersende klassen in alle landen.” (JuniusBrochure)
De Duitse partij had dus de verantwoordelijkheid om de verbintenissen van Stuttgart in werking te stellen en het verzet tegen de oorlog te lanceren. En toch, op de noodlottige dag van 4 augustus 1914, sloot de SPD zich aan bij de burgerlijke partijen van de Rijksdag door voor de oorlogskredieten te stemmen. Van de ene op de andere dag was de arbeidersklasse in alle oorlogvoerende landen ontwapend en zonder organisatie, omdat haar politieke partijen en vakbonden overgingen naar de bourgeoisie en voortaan de belangrijkste organisatoren zijn, niet van het verzet tegen de oorlog, maar daarentegen van de militarisering van de samenleving in het vooruitzicht van de oorlog.
Vandaag leeft de legende dat de arbeiders, net als de rest van de bevolking, door een vloedgolf van patriottisme meegesleept werden, en de media laten graag beelden zien van troepen die vertrekken naar het front, met de bloem op het geweer. Net als vele legendes heeft ze weinig te maken met de werkelijkheid. Hoewel er nationalistische uitingen van hysterie bestonden, waren ze hoofdzakelijk te wijten aan de kleinburgerij, aan jonge studenten overstelpt door patriottisme. In Frankrijk en Duitsland manifesteerden, in juli 1914, daarentegen honderdduizenden arbeiders tegen de oorlog: maar zij waren onmachtig geworden door het verraad van hun organisaties.
In werkelijkheid vond het verraad van de SPD natuurlijk niet van de ene op de andere dag plaats: ze was lange tijd voorbereid. De electorale macht van de SPD heeft een politieke onmacht verborgen, beter nog, het was juist de electorale macht van de SPD en de kracht van de Duitse vakbondsorganisatie die de SPD tot machteloosheid herleid heeft als revolutionaire partij. De lange periode van economische welvaart en relatieve politieke vrijheid, na de beëindiging van de anti-socialistenwetten en de legalisatie van socialistische partijen in Duitsland in 1891, overtuigden de parlementaire en vakbondsleiders er uiteindelijk van dat het kapitalisme een nieuwe fase was binnengegaan, waarbij het zijn interne tegenstellingen had overwonnen. De komst van het socialisme zou plaatsvinden, in plaats van door een revolutionaire massale opstand, door een geleidelijk proces van parlementaire hervormingen. Winnen bij de verkiezingen werd dus het belangrijkste doel van de politieke activiteit van de SPD en de parlementaire fractie kreeg daardoor een steeds meer overheersend gewicht in de partij.
Het probleem is dat, ondanks de vergaderingen en arbeidersmanifestaties tijdens verkiezingscampagnes de arbeidersklasse niet deelneemt aan de verkiezingen als een klasse, maar als geïsoleerde individuen, in het gezelschap van andere individuen die behoren tot andere klassen – waarvan men de vooroordelen niet confronteert. Zo zal de keizerlijke regering van de Kaiser in de verkiezingen van 1907 een campagne voeren ten gunste van een agressieve koloniale politiek en verliest de SPD - die tot dan toe tegen militaire avonturen was – een aanzienlijke hoeveelheid zetels in de Reichstag. De leiders van het SPD, en vooral de parlementaire fractie, trokken daaruit de conclusie dat men de patriottische gevoeligheden niet rechtstreeks moest confronteren en uit dien hoofde verzette de SPD zich tegen alle pogingen binnen de Tweede Internationale (ook op het Congres in Kopenhagen in 1910) te discussiëren over specifieke maatregelen die genomen moesten worden tegen de oorlog, als deze zou uitbreken.
Door in een burgerlijke omgeving te vertoeven, namen de leiders en het apparaat van de SPD steeds meer de geest ervan over. De revolutionaire vlam, die hun voorgangers in staat gesteld had de Frans-Pruisische oorlog in 1870 aan de kaak te stellen, vervaagde bij de leiders. Erger nog, ze werd gezien als schadelijk omdat ze de partij blootstelde aan de repressie. Uiteindelijk werd de SPD in 1914, achter haar indrukwekkende gevel, "een radicale partij net als alle andere". De partij nam het standpunt van de bourgeoisie over, ze stemde voor de oorlogskredieten en slechts een kleine minderheid bleef vastberaden om het debacle te weerstaan. Deze minderheid, opgejaagd, gevangen genomen, vervolgd, zou aan de basis liggen van de groep Spartakus, die zich in 1919 aan het hoofd van de Duitse revolutie zou stellen en die de Duitse afdeling van de nieuwe Internationale, de KPD zou oprichten.
Het is bijna een gemeenplaats om te zeggen dat we nog steeds in de schaduw van de oorlog van 1914-1918 leven. Ze vertegenwoordigde het moment waarop het kapitalisme de planeet had omsingeld en begon the domineren, en zo de gehele mensheid in een enkele wereldmarkt integreerde, mark die het voorwerp was en nog steeds is van de hebzucht van alle machten. Vanaf 1914, zou het imperialisme, het militarisme de productie beheersen; de oorlog globaal en permanent worden. Sindsdien dreigt het kapitalisme de mensheid naar zijn ondergang te voeren!
De manier waarop de Eerste Wereldoorlog zich heeft ontwikkeld, was niet onvermijdelijk. Als de Internationale haar verbintenissen was nagekomen, had de oorlog misschien niet voorkomen kunnen worden, maar ze had het arbeidersverzet, dat steeds meer toenam, kunnen aansporen. Ze had haar een politieke en revolutionaire richting kunnen geven en zo, voor de eerste keer in de geschiedenis, de weg kunnen effenen, en de mogelijkheid kunnen scheppen voor een wereldwijde gemeenschap, zonder klassen en uitbuiting. Het had de beëindiging kunnen betekenen van de ellende en de wreedheden die het imperialistische en decadente kapitalisme sindsdien aan de mensheid heeft opgelegd. Dit is geen vrome hoop en geen illusie; integendeel, de Russische revolutie heeft bewezen dat de revolutie niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk was (en is). Want het is namelijk deze buitengewone “hemelbestormde” aanval door de massa's, deze enorme proletarische elan die de internationale bourgeoisie op haar grondvesten deed schudden en haar dwong de oorlog voortijdig te beëindigen. Oorlog of revolutie, barbarendom of socialisme, 1914 of 1917 ... : het enige alternatief dat er voor de mensheid bestaat, kan zich slechts met steeds meer duidelijkheid aftekenen!
Sceptici beweren dat de Russische revolutie geïsoleerd bleef en ten onder is gegaan, meegeleept door de Stalinistische contrarevolutie en zij zullen eraan toevoegen dat 1914-1918 is gevolgd door 1939-1945. Dat is volkomen juist. Maar om geen verkeerde conclusies te trekken, is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de oorzaken, en moeten we ons afvragen waarom en ons niet tevreden stellen zonder meer met het slikken van de officiële permanente propaganda. In 1917 begon de internationale revolutionaire golf in een context waarin de splijtzwam van de oorlog nog diep geworteld was. Deze moeilijkheden hebben een heterogeniteit veroorzaakt in de rangen van het proletariaat, die werd uitgebuit door de heersende klasse om de arbeidersklasse te verslaan.
Verward en gedesoriënteerd, is het proletariaat niet werkelijk in staat geweest zich te verenigen in een brede internationale beweging. Het is verdeeld gebleven tussen de kampen van de "winnaars" en van de "verliezers". De heldhaftige revolutionair stormloop, zoals die van 1919 in Duitsland, kon vervolgens worden vernietigd, gedrenkt in het bloed, hoofdzakelijk door het verraad van de grote arbeiderspartij, de sociaal-democratie. Het bestaande isolement heeft de internationale reactie vervolgens in staat gesteld zijn misdrijven te vervolmaken, de Russische Revolutie te verslaan en de tweede grote wereldslachting voor te bereiden. Dit gegeven bevestigd voor een tweede keer de enige historische keuze waar we voor staan: "socialisme of barbarendom".
30.06.2014. Jens
6 mei 2014
In oktober 2013 vormde zich een nieuwe politieke groep die zichzelf de pompeuze naam gaf: “Internationale Groep van het Linkskommunisme” (IGLK). Deze nieuwe groep verhult haar identiteit: ze is ontstaan uit de fusie tussen 2 elementen van de groep Klasbatalo uit Montreal en elementen van de voorheen zogeheten “Interne Fractie” van de IKS (IFIKS), die vanwege hun, voor een communistische militant, onwaardig gedrag uit de IKS werden uitgesloten
Naast diefstal, laster, chantage, hebben deze elementen de Rubicon overschreden door hun doelbewust verklikkersgedrag, onder meer door van tevoren op internet de datum te publiceren van de Conferentie van onze afdeling in Mexico en door nadrukkelijk de echte initialen te afficheren van één van onze kameraden, voorgesteld als het "hoofd van de IKS". We verwijzen onze nog niet gewaarschuwde lezers naar de artikelen die we toen gepubliceerd hebben in onze pers. 1
In een van deze artikelen, “De politiemethoden van de IFIKS”, hebben we duidelijk aangetoond dat deze elementen gratis hun goede en trouwe diensten verlenen aan de burgerlijke staat. Zij verdoen het merendeel van hun tijd met het naarstig in de gaten houden van de website van de IKS, in een poging informatie te verzamelen van alles wat er in onze organisatie gebeurt, en door de meest walgelijke roddels zich eigen te maken en rond te bazuinen, samen gesprokkeld in wandelgangen en op de afvalbelten (en onder meer over het paar Louise/Peter, twee militanten van de IKS, die hen meer dan tien jaar bovenmatig obsedeert en prikkelt!)
Kort na dit artikel maakten ze de situatie nog erger door de publicatie van een document van 114 bladzijden, waarin ze talrijke fragmenten overnemen van de interne vergaderingen van ons internationaal centraal orgaan, die zogenaamd de waarheid van hun beschuldigingen tegen IKS moest aantonen. Wat dit document werkelijk aantoont is dat deze individuen niet meer normaal nadenken, volledig verblind zijn door hun haat tegen onze organisatie, en dat ze opzettelijk gevoelige informatie leveren aan de politie, die daardoor alleen maar kan worden geholpen in haar werk.
Nauwelijks geboren, laat deze hummel, genaamd “Internationale groep van het Linkskommunisme” zijn oerschreeuw horen door een hysterische propaganda te ontketenen tegen de IKS, waarvan het reclamebord uitgestald op haar website getuigt: "Een nieuw (ultieme?) interne crisis in de IKS!" die natuurlijk gepaard gaat met een “Oproep aan het proletarische kamp en aan de militanten van de IKS”.
Al meerdere dagen voert deze “internationale groep” (bestaande uit 4 individuen) een hectische activiteit, stuurt ze brief na brief naar het hele “proletarische milieu”, evenals naar onze militanten en een aantal van onze sympathisanten (waarvan ze de adressen hebben bemachtigd) om hen te redden uit de “klauwen” van een zogenaamde “liquidationistische fractie” (een clan Louise, Peter, Baruch).
De oprichters van deze nieuwe groep, twee verklikkers van de ex-IFIKS, hebben zojuist een nieuwe sprong gewaagd in de reeks schanddaden door overduidelijk hun politie-methoden te onthullen, gericht op de vernietiging van de IKS. Deze opgezette “Internationale groep van het Linkskommunisme” slaat alarm en bazuint het luid uit dat zij in het bezit is van interne bulletins van de IKS. Door met hun oorlogstrofee te pronken en veel kabaal te maken, is de boodschap die deze patente verklikkers proberen door te sluizen heel duidelijk: er is een "mol" in de IKS die hand in hand samenwerkt met de ex-IFIKS!
Dit is duidelijk politiewerk, met als enig doel een veralgemeende verdenking, verwarring en tweedracht te zaaien binnen onze organisatie. Dit zijn dezelfde methoden die de GPU, de politieke politie van Stalin, gebruikte om de trotskistische beweging van de jaren 1930, van binnenuit te vernietigen. Dit zijn dezelfde methoden die de leden van de ex-IFIKS (meer bepaald twee van hen, Juan en Jonas, oprichters van de huidige "IGLK") al hadden gebruikt, toen zij in 2001 “speciale” reizen maakten naar meerdere afdelingen van de IKS om geheime vergaderingen te houden en geruchten de wereld in te sturen dat een van onze kameraden ( de“vrouw van het hoofd van de IKS”, volgens hun uitdrukking) een “flik (politieagent)” zou zijn.
Vandaag is diezelfde procedure, in een poging om paniek te zaaien en de IKS van binnenuit te vernietigen, nog verachtelijker: onder het hypocriete voorwendsel “de hand te reiken” aan de militanten van de IKS en ze te redden van de “ontmoediging”, richten deze beroepsverklikkers in werkelijkheid de volgende boodschap tot alle militanten van de IKS: "er zijn een (of meer) verraders onder jullie die ons jullie interne bulletins doorgeeft, maar we geven jullie niet zijn naam want het is aan jullie zelf om dat uit te zoeken!”
Dat is het werkelijke objectief van alle koortsachtige agitatie van deze nieuwe “internationale groep”: eens te meer het gif van achterdocht en wantrouwen in de IKS binnenloodsen in een poging om deze van binnenuit te vernietigen. Het gaat hier wel degelijk om een onderneming van vernietiging, die niet moet onderdoen betreffende perversie aan de methoden van de politieke politie van Stalin of van de Stasi.
Zoals we herhaaldelijk in onze pers in herinnering hebben gebracht, heeft Victor Serge in zijn bekende boek, een referentie in de arbeidersbeweging, "Wat elke revolutionair moet weten over de repressie”, duidelijk aangetoond dat de verspreiding van achterdocht en laster het wapen bij voorkeur is van de burgerlijke staat om de revolutionaire organisaties te vernietigen: “want het vertrouwen in de partij is het cement dat alle revolutionaire krachten bijeen houdt (...) “
De vijanden van de actie, de lafaards, de goed gevestigden, de opportunisten verzamelen graag hun wapens in de riolen!
“Want achterklap en laster zijn geschikte wapens om iemand in diskrediet te brengen. (...) Dit onheil — de verdenking, het wantrouwen van allen tegen allen — kan enkel bezworen worden door een grote wilsinspanning. Iemand zou nooit in den blinde beschuldigd mogen worden, want elke lasterlijke aantijging tegen een propagandist is een troef in de handen van de provocatie. En nooit zou een beschuldiging tegen iemand ingebracht, mogen worden gepubliceerd: ieder keer dat iemand verdacht wordt, zou een jury van kameraden zich moeten uitspreken over het gegronde van de beschuldiging — of van de laster. Dat zijn nu doodgewone voorschriften, die echter met onwrikbare strengheid moeten worden toegepast, indien men de morele gezondheid der organisatie ongeschonden wil bewaren.”
De IKS is de enige revolutionaire organisatie die trouw is gebleven aan deze traditie van de arbeidersbeweging door het principe van de Erejury te verdedigen tegenover de laster: alleen avonturiers, troebele elementen en lafaards willen geen opheldering brengen ten overstaan van een Erejury. 2
Victor Serge bevestigt eveneens dat de motieven, die bepaalde militanten ertoe drijven om hun diensten te verlenen aan de repressiekrachten van de burgerlijke staat, niet noodzakelijkerwijs voortkomen uit materiële ellende of uit lafheid:
“Er zijn er, en deze zijn veel gevaarlijker, uit liefhebberij. Avonturiers die in niets geloven, of teleurgestelden in het ideaal dat zij vroeger gediend hebben, ook kerels die belust zijn op de gevaren verbonden aan een samenzwering, of op het ingewikkeld spel waarbij zij iedereen bedriegen. Zulke kunnen talent hebben, en een bijna onontwarbare rol spelen.”. En bij het profiel van de spion en de agent-provocateur vindt men, volgens Victor Serge, onder andere de ex-militant “gekwetst door de partij”.
Eenvoudige gekwetste trots, persoonlijke grieven (jaloezie, frustratie, teleurstelling …) kunnen militanten ertoe brengen een ongecontroleerde haat te ontwikkelen tegen de partij (of tegen bepaalde leden die ze als rivalen beschouwen) et hun dienst te verlenen aan de repressiekrachten van de burgerlijke staat.
Alle rumoerige “oproepen” van dit officieuze agentschap van de burgerlijke staat, van de “IGKL”, zijn alleen maar oproepen tot een pogrom tegen bepaalde van onze kameraden (wij hebben in onze pers al eens de openlijke bedreigingen aangeklaagd door een lid van de ex-IFIKS, die tegen een van onze militanten had gezegd: “jou, jou zal ik de keel opensnijden!”).
Het is helemaal niet toevallig dat deze nieuwe oproep van de verklikkers van de ex-IFIKS onmiddellijk wordt afgelost door een van hun medeplichtigen en “vriend”. Een zekere Pierre Hempel (die een onding publiceert, genre “presse people”, even onverteerbaar als uitzinnig) getiteld “Le Prolétariat Universel”, waarin men dingen kan lezen in de stijl van“Peter en zijn del”. De “del” in kwestie is uiteraard niemand anders dan onze kameraad, die al tien jaar wordt belaagd door de verklikkers en de potentiële liquidators van de ex-IFIKS en hun medeplichtigen.
Ziedaar, door welk soort van literatuur (zeer “proletarisch”) vandaag de “oproep” van de zogenaamde 'Internationale Groep van het Linkskommunisme" wordt opgevolgd, die nieuwsgierigheid (en voyeurisme) opwekt van alle aasgieren van het kleinzielige, zogenaamde “proletarische milieu”. Men heeft de vrienden die men verdient!
Maar dat is niet alles. Door te klikken op de links, die worden weergegeven in voetnoot 3, kunnen onze lezers, die werkelijk behoren tot het kamp van de Kommunistische Linkerzijde, een enigszins nauwkeuriger idee krijgen van de stamboom van deze nieuwe “Internationale groep van het Linkskommunisme”: ze wordt al vele jaren gesponsord door een tendens binnen een ander verdacht broeinest van de burgerlijke staat, de NPA (de partij van Olivier Besancenot, die zich presenteert in de verkiezingen en die regelmatig wordt uitgenodigd in de televisiestudio’s).
Deze tendens in de NPA maakt vaak opzichtelijke reclame voor ze, op de eerste pagina van haar internetsite! Als een groep van de uiterste linkerzijde van het kapitaal zoveel publiciteit maakt voor de IFIKS en haar nieuwe vermomming (de “IGKL”), bewijst dit vooral dat de bourgeoisie haar trouwe dienaren herkent: ze weet op wie ze kan rekenen in een poging de IKS te vernietigen. Aldus zouden de verklikkers van de "IGKL" het volste recht hebben om een decoratie op te eisen van de staat (uit handen van de Minister van Binnenlandse Zaken natuurlijk), waaraan ze meer uitstekende diensten hebben geleverd dan het merendeel van de met tromgeroffel gelaagde kandidaten.
De IKS zal in alle duidelijkheid de lezers informeren over het vervolg van deze affaire. Het is heel goed mogelijk dat we zijn geïnfiltreerd zijn door een (of meer) troebele elementen. Het zou niet de eerste keer zijn en we hebben een lange ervaring met dit soort problemen, op zijn minst sinds de zaak Chénier iemand die in 1981 werd uitgesloten van de IKS en die, een paar maanden later, officieel voor de socialistische partij, toenmalige regeringspartij, werkte. Als dit het geval is, zullen we vanzelfsprekend onze statuten toepassen, zoals we altijd hebben gedaan.
Maar we kunnen een andere hypothese niet uitsluiten: dat een van onze computers is gehackt door de politiediensten (die al meer dan 40 jaar toezicht houden op onze activiteiten). En het is niet onmogelijk dat het de politie zelf is (door zich voor te doen als een “mol”, een anonieme militant van de IKS) die bepaalde interne bulletins van de IKS aan de IFIKS heeft doorgegeven omdat zij heel goed weet dat deze verklikkers (en vooral de twee oprichters van deze zogenaamde "IGKL") er onmiddellijk goed gebruik van zouden maken.
Dit zou helemaal niet zo verwonderlijk zijn, aangezien de “cowboys” van de IFIKS (die altijd sneller schieten dan hun schaduw!) al in 2004 zich lieten beetnemen door te flirten met een “onbekende” van een stalinistisch broeinest in Argentinië, “burger B” die zich daarvoor had verscholen achter een zogenaamde “Circulo de Comunistas internacionalistas”. Deze puur virtuele "Circulo" had de grote verdienste om grove en verachtelijke leugens te publiceren tegen onze organisatie, leugens die bereidwillig werden overgenomen door de IFIKS. Zodra deze leugens werden ontmanteld, is "burger B" van het toneel verdwenen, en liet de IFIKS achter in ontzetting en verwarring.
De IFIKS pretendeert dat "het proletariaat haar politieke organisaties meer dan ooit nodig heeft om zich op de proletarische revolutie te kunnen richten. Een verzwakking van de IKS blijft nog altijd een verzwakking van het proletarische kamp als geheel. En een verzwakking van het proletarische kamp houdt noodzakelijkerwijs een verzwakking in van het proletariaat in de klassenstrijd". Dit is een walgelijke vorm van hypocrisie.
De stalinistische partijen riepen zichzelf uit als de verdedigers van de communistische revolutie terwijl ze de grootste vijanden ervan waren. Laten we ons niets wijs maken: ongeacht het scenario, de aanwezigheid in ons midden van een "mol” van de IFIKS of manipulatie door officiële instanties van de staat, het laatste "koud staaltje" van de IFIKS-IGKL toont duidelijk aan dat ze zich absoluut niet geroepen voelt om de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde te verdedigen of zich in te spannen voor de proletarische revolutie. Ze is uit op de vernietiging van de belangrijkste organisatie van de Kommunistische Linkerzijde van het moment. Integendeel, ze is een politie-instantie van de kapitalistische staat, of ze er nu voor vergoed wordt of niet.
De IKS heeft zich altijd tegen de aanvallen van haar vijanden verdedigd, onder meer tegen hen die haar willen vernietigen met campagnes van laster en leugens. Ook deze keer zal ze zich niet laten doen. Door de aanval van de klassenvijand zal ze noch worden gedestabiliseerd noch geïntimideerd. In het verleden hebben alle proletarische organisaties te maken gehad met de aanvallen van de burgerlijke staat in een poging hen te vernietigen.
Ze verdedigden zich in alle hevigheid, en zeer vaak hebben deze aanvallen, in plaats van hen te verzwakken, de eenheid en de solidariteit tussen de militanten echter hebben versterkt. De IKS en haar militanten hebben steeds zo gereageerd op de aanvallen en verklikkingen van IFIKS. Ook deze keer hebben alle afdelingen en alle militanten van de IKS zich, zodra de weerzinwekkende “oproep” van de “IGKL” bekend werd, onmiddellijk gemobiliseerd om onze organisatie en onze kameraden, die in dit “oproep” geviseerd werden, met de grootste vastberadenheid te verdedigen.
Internationale Kommunistische Stroming,
04.05.2014
Voetnoten
1 “De verdediging van de organisatie: de politiemethoden van de “IFIKS””, “De openbare bijeenkomsten van de IKS verboden voor verklikkers”, en “Laster en verklikking, de twee voedingsbodems van de IFIKS ten opzichte van de IKS.”
2 We verwijzen vooral naar ons communiqué van 21 februari 2002 : « De strijd van de revolutionaire organisaties tegen provocatie en laster - Communiqué aan onze lezers
3 https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=655 [236]
https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=2058 [237]
https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=7197 [238]
Volgens recente opiniepeilingen steunden 87% of zelfs 97% van de Israëli’s de militaire aanval op Gaza toen die het meest intens was. Er werden feestjes georganiseerd op de heuvels die uitkijken over de Gazastook, waar bier gedronken werd terwijl men keek naar het dodelijke vuurwerk in de verte. Sommigen die geïnterviewd werden na raketaanvallen van Hamas zeiden dat de enige oplossing het doden is van alle inwoners van Gaza – mannen, vrouwen en kinderen. De Times of Israel publiceerde een tekst van de Amerikaans-joodse blogger Yochanan Gordon met de titel “Wanneer genocide toelaatbaar is” (1). In de marsen die volgden op de moord op drie jonge Israëli’s op de Westbank – gebeurtenis die het huidige conflict deed ontbranden – was de slogan “Dood aan de Arabieren” de favoriet van de deelnemers.
In Gaza wordt gemeld dat de bevolking, onderworpen aan genadeloze Israëlische bombardementen en beschietingen, juichte wanneer Hamas of de Islamitische Jihad een nieuwe ronde raketten afvuurde, die bedoeld waren, zij het met weinig succes, om zoveel mogelijk Israëli’s te doden – mannen, vrouwen en kinderen. De kreet “Dood aan de Joden” kan weer worden gehoord, net als in de jaren 1930, en niet enkel in Gaza en op de Westbank, maar ook in ‘pro-Palestijnse’ betogingen in Frankrijk en Duitsland waar synagogen en joodse winkels werden aangevallen. In Groot-Brittannië was er ook een toename van het aantal antisemitische incidenten.
Drie jaar geleden, in de zomer van 2011, in het kielzog van de ‘Arabische lente’ en de opstand van de ‘Indignados’ in Spanje, waren de slogans heel anders: “Netanyahu, Assad, Moebarak, zelfde strijd” – dat was het ordewoord van tienduizenden Israëli’s die de straat opgingen tegen soberheid en corruptie, tegen de chronische woningnood en andere vormen van sociale achterstand. Schuchter en zenuwachtig werd de eenheid van belangen tussen verarmde joden en verarmde Arabieren aangekaart in bijeenkomsten die de nationale kloof overstaken en in slogans over de woningnood als een kwestie die iedereen aanbelangt, ongeacht hun nationaliteit.
Vandaag worden kleine bijeenkomsten gemeld van Israëli’s die scanderen dat Netanyahu en Hamas beiden onze vijanden zijn, maar deze demonstraties werden omsingeld, overstemd en zelfs fysiek aangevallen door rechtse zionisten met hun steeds meer schaamteloze racistische oproepen. Dat is het ironische lot van de zionistische droom: een “joods thuisland” dat joden moest beschermen tegen vervolging en pogroms heeft geleid tot zijn eigen joodse pogromisten, waarvan bendes zoals Betar en de Joodse Defensieliga voorbeelden zijn.
In 2011 uitten sprekers van de protestbeweging de vrees dat de regering wel een voorwendsel zou vinden om een nieuwe aanval op Gaza te beginnen en daarmee het sociaal protest in het doodlopend straatje van het nationalisme zou sturen. De nieuwste vuurzee, moorddadiger dan alle vorige oorlogen over Gaza, lijkt te zijn begonnen met een provocatie vanwege Hamas of mogelijk vanwege een aparte jihadistische cel – de brutale ontvoering en moord op enkele Israëlische jongeren. Maar de Israëlische regering, met de spectaculaire inzet van troepen om de jongeren op te sporen, en de aanhouding van honderden Palestijnse verdachten, stond duidelijk te popelen om de gebeurtenissen aan te grijpen om een slag toe te brengen aan de recent gevormde coalitie tussen Hamas en PLO, en tegelijk ook tegen degenen die achter Hamas staan, in het bijzonder Iran, de sjiitische ‘islamitische republiek’, die de Verenigde Staten voor het ogenblik voor zich proberen te winnen tegen de opmars van de fundamentalistische soennieten gegroepeerd in ISIS. Maar wat ook de drijfveren van de Israëlische regering mogen zijn bij het ‘ingaan’ op de Hamas-provocatie (die natuurlijk ook het constante afvuren van raketten op Israël inhoudt), er is geen sprake van dat de actuele opleving van nationalisme en etnische haat in Israël en Palestina een dodelijke klap betekent voor de prille groei van het sociaal bewustzijn en klassebewustzijn die we zagen in 2011.
Met veel fanfare wordt de honderdste verjaardag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog herdacht en dat herinnert ons aan wat de internationalistische revolutionaire Rosa Luxemburg in haar Junius-brochure (oorspronkelijke titel: De crisis van de sociaal-democratie) vanuit haar gevangeniscel schreef over de sfeer in de Duitse samenleving bij het uitbreken van de oorlog. Luxemburg vertelt ons over “(...) het patriottische lawaai in de straten, de jacht op automobielen met goud, de elkaar opjagende valse telegrammen, de met cholera vergiftigde bronnen, de op elke spoorbrug van Berlijn bommen werpende Russische studenten, de boven Neurenberg vliegende Fransen, de straatrelletjes van het op de spionnenjacht zijnde publiek, de golvende mensenmassa in de lunchrooms, waar oorverdovende muziek en patriottische gezangen de boventoon voerden, gehele bevolkingen van de steden, in gepeupel veranderd, bereid om aan te brengen, vrouwen te mishandelen, hoera te roepen en zich zelf door wilde geruchten tot een delirium op te zwepen, de atmosfeer van de rituele moord, de sfeer van Chisinau, waarin de politieman op de hoek van de straat de enige vertegenwoordiger van de menselijke waardigheid was.”
Toen ze deze woorden in 1915 schreef, maakte ze duidelijk dat die aanvankelijke nationalistische euforie in werkelijkheid al snel werd verdreven door de toenemende oorlogsellende, zowel thuis als aan het front. Maar het idee blijft overeind: de mobilisatie van de bevolking voor de oorlog en het opwekken van een geest van wraak, vernietigt de inzichten, vernietigt de moraal en schept een walgelijke “sfeer van Chisinau” – de sfeer van de pogrom. Luxemburg verwees naar de pogrom in 1903 in de stad Chisinau (Kisjinev) in tsaristisch Rusland, waar joden uitgemoord werden onder het middeleeuwse voorwendsel van een ‘rituele moord’ op een christelijke jongen.
Net zoals de feodale machten de anti-joodse rellen graag aanwakkerden om de aandacht van het ontevreden volk over de feodale heerschappij af te leiden, en daarbij van de gelegenheid gebruik maakten om de grote schulden te schrappen die de koningen en vorsten hadden uitstaan bij de joodse geldschieters, net zo vertonen de pogroms van de 20e eeuw het dubbele kenmerk van een berekende, cynische manipulatie vanwege de heersende klasse, en het ontwaken van de meest irrationele en antisociale gevoelens onder de bevolking, met name bij de wanhopige kleinburgerij en de meest verpauperde elementen van de samenleving. In Chisinau en gelijkaardige pogroms had het tsaristisch regime de Zwarte Honderd, bendes straatschurken, tot zijn beschikking. Zij stonden klaar stonden om te doen wat hun aristocratische meesters bevalen. De nazi-overheid, die de verschrikkingen van de Kristallnacht uitlokte, stelde de afranselingen, de plunderingen en de moorden voor als een uitdrukking van ‘spontane volkswoede’ tegen de joden na de moord op een nazi-diplomaat, Ernst vom Rath, door een Poolse joodse jongeman, Herschel Grynszpan.
De imperialistische machten die vandaag de wereld beheersen blijven dit soort irrationele krachten aanstoken om hun eigen lage belangen te verdedigen. Bin Laden begon zijn politieke carrière als CIA-agent tegen de Russen in Afghanistan. Maar de vernietiging van de Twin Towers door Bin Ladens Al Qaida is een overduidelijk voorbeeld van hoe deze krachten gemakkelijk kunnen ontsnappen aan de controle van wie hen manipuleert. En toch heeft de geleidelijke afzwakking van de Amerikaanse wereldhegemonie hen ertoe gebracht dezelfde fout te maken in Syrië, waar ze samen met Groot-Brittannië maar al te graag heimelijk de radicale islamisten steunden tegen het Assad-regime, totdat die in Syrië en nu ook in Irak ertoe over dreigden te gaan tot het installeren van een regime dat nog vijandiger staat tegen de Amerikaanse belangen dan dat van Assad. Zelfs Israël, met zijn hoog opgeleide geheime diensten, beging dezelfde fout toen het in eerste instantie de groei van Hamas in Gaza aanmoedigde als tegenwicht tegen de PLO.
In het meest gevorderde stadium van zijn verval is het kapitalisme steeds minder in staat de krachten van de onderwereld te beheersen die het zelf heeft opgeroepen. Een duidelijk bewijs van deze tendens is deze geest van de pogrom die zich over de hele planeet verspreid. In Centraal-Afrika, in Nigeria, in Kenia worden niet-moslims afgeslacht door islamitische fanatici, waardoor weer moordpartijen vanwege christelijke bendes uitgelokt worden. In Irak, Afghanistan en Pakistan gebruiken soennitische terroristen bommen tegen sjiitische moskeeën en processies, terwijl ISIS in Irak christenen en jezidi’s bedreigd met de keuze bekering, uitzetting of dood.
In Birma wordt de moslimminderheid regelmatig aangevallen door ‘militante boeddhisten’. In Griekenland worden immigranten gewelddadig aangevallen door fascistische groepen als Gouden Dageraad; in Hongarije gaat de Jobbik-partij tekeer tegen joden en Roma. En in ‘democratisch’ West-Europa worden xenofobe campagnes tegen moslims, illegale immigranten, Roemenen en anderen de politieke norm, zoals gebleken is in de recente Europese verkiezingen.
In reactie op de progrom van Chisinau keurde de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, op haar historisch congres van 1903, een resolutie goed waarin de arbeidersklasse en de revolutionairen werden opgeroepen zich uit alle macht te verzetten tegen de dreiging van pogroms: “Met het oog op het feit dat bewegingen zoals de spijtig genoeg al te bekende pogrom in Chisinau, nog afgezien van de afschuwelijke wreedheden die er begaan werden, in handen van de politie dienen als een middel waarmee zij probeert de groei van het klassebewustzijn in het proletariaat tegen te houden, beveelt het Congres de kameraden aan alles dat in hun macht ligt te gebruiken om dergelijke bewegingen te bestrijden en aan het proletariaat de reactionaire en klasse-inspiratie uit te leggen van antisemitische en alle andere nationaal-chauvinistische ophitsingen.”
Hoe terecht was deze resolutie met haar inzicht dat de pogrom een rechtstreekse aanval was op het proletarisch klassebewustzijn! Toen het tsarisme in 1905 te maken kreeg met massastakingen en het verschijnen van de eerste arbeiderssovjets, ontketende het de pogrom van Odessa, rechtstreeks gericht tegen de revolutie. En de revolutie reageerde niet minder direct: de sovjets organiseerden gewapende milities om de joodse wijken te verdedigen tegen de Zwarte Honderd.
Vandaag is deze kwestie nog universeler en van nog vitaler belang. De arbeidersklasse ziet hoe haar klassebewustzijn, het volle besef van zichzelf als een klasse, wordt verzwakt en ondermijnd door de onophoudelijke vernietigingskracht van de kapitalistische ontbinding. Op sociaal vlak betekent de ontbinding van de kapitalistische maatschappij de strijd van ieder tegen allen, de verbreiding van de rivaliteit tussen bendes, de sinistere verspreiding van etnische, raciale en religieuze haat. Op het niveau van de natiestaten betekent het de verspreiding van irrationele militaire conflicten, labiele allianties, oorlogen die ontsnappen aan de controle van de grootmachten en die tegelijk verder meeslepen in de chaos die ze zelf veroorzaakt hebben. En we zien in de oorlogen in Israël/Palestina, in Irak, in Oekraïne, hoe de geest van de pogrom een directe aanvulling wordt van de oorlog en zijn ultieme incarnatie dreigt te worden: genocide, de door de staat georganiseerde uitroeiing van hele bevolkingsgroepen.
Dit sombere beeld van een mondiale samenleving in haar doodsstrijd kan gevoelens van angst en wanhoop opwekken, vooral omdat de verwachtingen die opkwamen in 2011 vrijwel volledig teniet werden gedaan, niet alleen in Israël, maar over het gehele Midden-Oosten, dat zag hoe protesten in Libië en Syrië verdronken werden in moorddadige ‘burgeroorlogen’ en hoe Egypte’s zogenaamde ‘revolutie’ aanleiding gaf tot het ene repressieve regime na het andere. En toch: deze bewegingen, in de eerste plaats die in het ‘democratische’ Spanje, begonnen een perspectief voor de toekomst te ontwikkelen door het potentieel van de massa’s te tonen, wanneer die samen komen in betogingen, in bijeenkomsten, in diepgaande debatten over de weg die de kapitalistische maatschappij opgaat en de mogelijkheid zich daarvan te bevrijden. Zij toonden aan dat het proletariaat niet verslagen is, dat het niet compleet werd overweldigd door de oprukkende verrotting van de maatschappelijke orde. Hoe verward en aarzelend ze ook waren, ze bliezen het spook van de klassestrijd nieuw leven in, de strijd van het wereldproletariaat, dat de revoluties voerde van 1905 en 1917-18, dat met zijn stakingen en opstanden een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog, dat met de heropkomst van zijn strijd vanaf Mei 1968 de weg naar een derde Wereldoorlog blokkeerde, en dat met de klassebewegingen tussen 2003 en 2013 opnieuw zijn kracht begon te tonen. De uitgebuite klasse in de kapitalistische maatschappij, wanneer ze haar gemeenschappelijke belangen ziet die haar verenigen over alle nationale, etnische en religieuze barrières heen, is de enige maatschappelijke kracht die de geest van wraak kan weerstaan, tegen het aanwijzen van minderheden als de zondebok, tegen de nationale haat en tegen de nationale staten en hun eindeloze oorlogen n
Amos
Voetnoten
(1) Het werd snel ingetrokken na wijdverbreide kritiek, maar het feit dat het gepubliceerd kon worden is een aanwijzing van de groeiende gemoedstoestand in Israël.
In het eerste gedeelte van dit artikel zagen we al dat de bourgeoisie valse verklaringen gaf voor de aanhoudende ondervoeding en de honger.
Zij zoekt namelijk om het kapitalistisch systeem vrij te pleiten van alle voedingscatastrofen door de individuen de schuld toe te schuiven of door met de vinger te wijzen naar deze of gene baas of onderneming. Hierbij hanteert ze het eeuwenoude afleidingsmaneuver van de zondebok. In dit tweede deel zullen we zien hoe destructief dit barbaarse systeem is, onder meer door het aanwakkeren van plundering en verspilling.
De voedingscrisissen, kenmerkend voor de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze, hebben zich verscherpt met de intrede tot het verval van dit systeem. Maar nog veel erger in zijn huidige fase van ontbinding, dikwijls kwalitatief gezien onder totaal verschillende vorm. En zelfs indien het kapitalisme altijd heeft vergiftigd, verhongerd en het milieu verwoest, heeft het haar destructief en verwoestend aspect vandaag tot de ganse planeet uitgestrekt in haar zoektocht om elk stukje op aarde uit te buiten in haar voordeel. Wat uiteindelijk wil zeggen dat dit systeem vandaag het overleven zelf van de menselijke soort zelf bedreigt.
Historisch heeft het kapitalisme, door de gebruikswaarde en de ruilwaarde van de producten te scheiden, de mensheid afgesneden van het doel zelf van de productiearbeid.
Heeft de landbouw niet tot doelstelling de menselijke behoeften te voldoen? Wel in het kapitalisme is het antwoord neen! Ze is slechts een productie van waren, waarvan de inhoud en kwaliteit weinig ter zake doen, vooropgesteld dat ze zich opdringen op de wereldmarkt en ook nog eens, en passant, toelaten om de de arbeidskracht heel goedkoop te reproduceren.
Met de intrede in het verval van het kapitalisme is de productie systematisch opgevoerd geworden, ten koste van de kwaliteit. Dit is de rauwe werkelijkheid die men vaststelt bij het observeren van de ontwikkeling van de landbouw sinds de tweede wereldoorlog tot op heden. Het ordewoord na de oorlog was: produceren, produceren en nog eens produceren! In het merendeel van de ontwikkelde landen zagen we de landbouwindustrie haar productiecapaciteiten bliksemsnel toenemen. Hierbij speelden de veralgemening van de landbouwmachines en van de chemische producten een belangrijke rol. In de jaren 1960-1980 durfde men dit opvoeren van de landbouw zelfs bedrieglijk “groene revolutie” te noemen. Wij erkennen er geen enkele ecologische overweging in!
Om het hoofd te bieden aan de verscherpte concurrentie, kwam het erop aan om maximaal te produceren en met de laagste kost, zonder al te veel de kwaliteit van het resultaat te bekijken. Maar de tegenstellingen van een systeem in verval konden zich enkel opstapelen en de overproductie nog doen toenemen . Produceren, produceren… maar om te verkopen aan wie? Aan diegenen die honger lijden? Zeker niet! De producten worden maar al te dikwijls vernietigd of rotten ter plaatse door het gebrek aan voldoende solvabele afzetmarkten. [1].
Miljoenen mensen sterven de hongerdood in de Afrikaanse of Aziatische landen, een aangroeiende massa doet beroep op caritatieve instellingen in de industrieel ontwikkelde landen zelf, daar waar veel producenten verplicht zijn om een deel van hun productie te vernietigen om de “quota’s” te respecteren of kunstmatig hun prijzen hoog te houden!
De ineenstorting van het kapitalistisch systeem in haar historische crisis maakt het probleem nog erger. Met op de achtergrond een chronische economische crisis, zoeken de op profijt beluste investeerders hun kapitalen te plaatsen in rendabele voedingswaren (zoals rijst en granen), ze speculeren en gedragen zich als in een casino zonder enige scrupules, ook al verhongeren zij zo een aangroeiend deel van de wereldbevolking: “Om enkele bijzonder verhelderende cijfers te geven, de prijs van maïs is verviervoudigd sinds de zomer van 2007, de prijs van graan is verdubbeld sinds begin 2008 en de voedingswaren zijn in de arme landen globaal verhoogd met 60% in twee jaar tijd". [2].
Deze prijsverhoging is simpelweg ondraaglijk geworden voor de bevolkingen in precaire situaties zoals in Senegal, de Ivoorkust, Indonesië of de Filipijnen en veroorzaakte tenslotte hongeropstanden volgend op de periode die vandaag ook wel de “Voedselcrisis van 2007-1008” genoemd wordt [3]. Als een cynische klucht heeft hetzelfde scenario zich herhaald in 2010, nog verergerd door het intens gebruik van oogsten voor de productie van biobrandstoffen (soja, maïs, koolzaad, suikerriet). De meest berooiden werden zo opnieuw in een nog extremere armoede dompelend.
Parallel aan het tragisch lot dat zij voor deze bevolkingen van de “derde wereld” toebedeelt, vergeet het kapitalisme de uitgebuiten van de “ontwikkelde” landen niet. Indien het klopt dat gedurende de laatste decennia de landbouw productie geweldig is toegenomen, wat globaal toeliet het percentage ondervoede personen te verminderen, moet men wel inzien tot welke prijs en wat het rampzalige resultaat daarvan is.
De gronden zijn door de buitensporige opvoering van de landbouw met massaal en willekeurig gebruik van chemische producten aanmerkelijk verarmd, zo erg zelfs dat de voedingswaarde van de producten en het gehalte aan vitamines ook verarmd is. [4]. Recente studies proberen het directe verband aan te tonen dat bestaat tussen het gebruik van verdelgingsmiddelen, insecticiden en andere schimmelwerende producten in de culturen en de merkelijke verhoging van aantal kankers en neuro degeneratieve ziekten [5].
Bovendien blijkt het gebruik van zoetmiddelen zoals aspartaam (E951 op de etiketten), of glutamaat in de agrarische voedingsindustrie, evenals veralgemeend gebruik van kleurstoffen, zeer schadelijk te zijn voor onze gezondheid. Met een experiment op ratten heeft men zelfs ontdekt dat zij de zenuwcellen vernietigen [6]. Wij gaan hier geen lijst maken van de verschillende schadelijke producten die op ons bord terechtkomen, dit zou pagina’s en pagina’s vergen.
“Alles is kwestie van dosering” zegt men ons. Maar in feite is geen enkele studie openbaar gemaakt of op lange termijn gevoerd, om de invloed van deze verschillende “doseringen” te meten die toegevoegd en geïntegreerd zijn in eenzelfde product, dag na dag. Men heeft slechts sommige invloeden van het nucleaire bestralen van onze voeding kunnen vaststellen: zoals met de explosie van schildklier kankers na het ongeval van Tchernobyl, de misvormingen bij de regionale bevolking ten gevolge van de inname van gecontamineerde etenswaren. Idem vandaag in Japan sinds Fukushima met de producten uit de zee. Het moorddadig karakter van het kapitalisme heeft wel degelijk een nieuwe dimensie aangenomen. Om winsten te maken, laat het kapitalisme om het even wat doen slikken door zijn uitgebuitenen!
Laten we in navolging van de tekst van Friedrich Engels “Over de toestand van de arbeidersklasse in Engeland”, enkele hedendaagse feiten aanhalen die aantonen op welke wijze het kapitalisme zich bekommert over de gezondheid van zijn uitgebuiten:
“In december 2002 barst de zaak los over het her-etiketteren van Nestlé melkpoeder dozen voor zuigelingen die hun einde van houdbaarheid termijn bereikt hadden. De multinational heeft illegaal melk uit Uruguay geïmporteerd opdat ze zou verkocht worden in Colombia […] Het dagblad El Tiempo van zaterdag 7 december merkt op dat bij de 200 ton in beslag genomen melk, […] 120 andere tonnen melk dienen gevoegd te worden, in beslag genomen tijdens een proces van her-etiketteren om te simuleren dat de melk afkomstig was van het eigen land en om te verdoezelen dat het melk betrof waarvan de gebruiksduur voor menselijke consumptie verstreken was” [7].
Onder de vele versneden producten die het kapitalisme voortbrengt vindt men o.a. de Noorse zalm die net als de batterijkippen, volgepropt zitten met antibiotica en zelfs met kleurstoffen om aan de eisen van de markt te voldoen. Het gehalte medicijnen in hun organisme is zodanig dat de gekweekte zalm een monsterlijke soort geworden is en een mutant met misvormde koppen en uitgesneden vinnen…Maar omdat een minister van dat land meerdere kwekerijen bezit en stevig de omerta handhaaft, werden universitairen ontslagen omdat ze wezen op het gevaar voor kanker, met name door het gif van de gekweekte zalm.
Hierbij dient men nog de tonnen vervuiling bij te voegen die in de zee terechtkomen, de PCB's in de grote rivieren, de afvalstoffen of de al dan niet ingegraven radioactieve elementen [8]…Zonder de kwalijke gevolgen te rekenen van zware metalen, de dioxine, het asbest dat in onze voeding of onze borden terechtkomt. Het water en de producten van de zee, de lucht die we inademen, de dierlijke producten die we eten en de teeltaarde zijn allen diep doordrenkt met al deze permanente bronnen van besmetting.
Er is reden genoeg om verontwaardigd te zijn wegens deze permanente voedingscrisis die onze planeet treft, en die sommigen uithongert terwijl het anderen vergiftigt.
De woede van hen die de verdwazing van dit systeem bestrijden is fundamenteel terecht. Maar terzelfder tijd “ ligt het beheersen en verminderen van het niveau van verspilling dikwijls buiten de capaciteiten van de landbouwer, van de verdeler of van de individuele consument, omdat dit afhangt van de filosofie van de markten, van de zekerheid van energiebevoorrading, van de kwaliteit van de wegen en de al dan niet aanwezige transportcentra” [9] .
Uiteindelijk wil dit zeggen dat het zoeken naar oplossingen op lokaal en individueel vlak, op korte en middellange termijn naar een impasse leidt. Ageren in de hoedanigheid van verantwoordelijke en verlichte “burger”, als individu dus, zal nooit een oplossing aanbrengen voor de immense verspilling die het kapitalisme veroorzaakt. Het zoeken naar “individuele” of “lokale” oplossingen draagt de illusie in zich dat er een onmiddellijk antwoord zou bestaan voor de contradicties van het kapitalisme. Zoals we zagen zijn de redenen historisch en politiek diep geworteld. Het is op dit niveau dat de werkelijke strijd dient gestreden. Momenteel roepen de propagandisten van het kapitaal op om onze “voedingsgewoontes te verbeteren”, om uw “gewicht te verminderen” om aan preventie te doen, om de “slechte eetgewoontes “op school te elimineren,…Geen woord over loonsverhoging! Niets om de werkomstandigheden te verbeteren van de uitgebuiten! Zij prediken over gewoontes, de seizoen opbrengsten of de aangeboren kwalen…Maar zij verdoezelen de ware oorzaak van de ontaarding van de voeding van de mensheid: de crisis van een systeem dat enkel oog heeft voor winst. [10]
Enkidu/ 25.10.2013
Voetnoten
[1] Ten gevolge van slechte commerciële strategieën, gebonden aan het opheffen van het Indisch embargo op zijn rijst : “Thailand is zijn rol kwijt als eerste werelduitvoerder en het land zit met een overschot gelijk aan een jaar van haar consumptie. De hangars van de oude luchthaven van Bangkok zouden zijn gebruikt om de rijst te stockeren, waarvan men niet meer weet waar, om te voorkomen dat die zou verrotten” (“La Thaïlande étouffée par son riz”, Le Monde du 24 juin 2013)
[2] Revue Internationale 132 (Fr, Eng, Sp), de voedingscrisis, opstanden van honger: enkel de strijd van het proletariaat kan een einde stellen aan de honger.
[3] http ://fr.wikipedia.org/wiki/Crise_alimentaire_mondiale_de_2007-2008
[4]) “Tijdens de periode van 1961 tot 1999, is het gebruik van stikstof en fosfaat houdend meststof respectievelijk gestegen met 638% en 203%, daar waar de productie van pesticides verhoogd is met 854% %”, Global Food Report, p.13, door ons vertaald
[5] Zie de teksten van journaliste Marie Monique Robin, Notre poison quotidien.(Ons dagelijks vergif)
[6] Idem.
[7] Christian Jacquiau, Les coulisses du commerce équitable, p.142.
[8] A Fukushima, 300 tonnes d’eau contaminée se déversent chaque jour dans le Pacifique”, Le Monde du 7 août 2013. (”In Fukushima , vloeit elke dag 300 ton gecontamineerd water in de Pacific “)“
[9] Global food report, p. 18.
[10] “Mexique : l’obésité, nouveau visage de la misère sous le capitalisme”, sur le site web du CCI, Juin 2010.(“Mexico: overgewicht, nieuw gezicht van de miserie onder het kapitalisme” op de CCI- website)
Van het Noord- tot het Zuid-station, waren de straten gevuld met rode, groene en blauwe kleuren. Een bonte verzameling van zowat 120.000 mensen afkomstig uit alle regio’s, over de taalgrens heen, die opstapten achter het ‘gemeenschappelijk’ vakbondsfront van socialisten christenen en liberalen. Die donderdag 6 november leek het wel alsof het centrum van het kapitalistische Europa, Brussel, veranderd was in een stad van ‘arbeidersvakbonden’. En dat was slechts het begin van een lange reeks acties, 3 dagen van ‘provinciale’ stakingen en een dag van ‘nationale staking, verspreid van midden november tot midden december, allemaal gericht tegen de maatregelen van de ‘Zweedse’ coalitie van de rechtse partijen (blauw voor de Nederlandstalige en Franstalige Liberalen, geel voor de Christendemocraten en de Vlaamse nationalisten).
De massale vakbondsbetoging van 6 november sprak boekdelen over de doelstellingen die de vakbonden beoogden. Enerzijds eindigde ze met relatief gewelddadige incidenten tussen enkele honderden ‘relschoppers’ en de ordestrijdkrachten, die in het lang en het breed uitgesmeerd en aangeklaagd werden in de media. Maar anderzijds kenschetsten diezelfde burgerlijke media deze samenkomst als de meest massale en indrukwekkende arbeidersbetoging sinds 31 mei 1986, toen er bij de 200.000 arbeiders betoogden. Hoe moeten wij deze dubbele mediacampagne interpreteren over de ‘oorlog in de straten van Brussel’, maar ook over de ‘belangrijkste arbeidersmobilisatie sinds 1986’? Welke waren de werkelijke doelen die de vakbonden voor ogen hadden? Dat zijn de vragen waarop dit artikel wil antwoorden.
De vergelijking van de betoging van 6 november 2014 met die van 1986 loopt totaal mank zowel op het vlak van de kenmerken van de beweging als wat betreft de context waarin die plaatsvond :
de strijdbaarheid en vastberadenheid van de arbeiders zijn totaal niet vergelijkbaar in de twee gebeurtenissen.
De betoging van 31 mei 1986 was het gevolg van verbeten strijd, die ingezet en dikwijls georganiseerd was door de arbeiders zelf. Want het waren niet de vakbonden of ‘ultralinks, maar “de arbeiders zelf die massale delegaties hebben gestuurd naar andere bedrijven (mijnwerkers, spoormannen, MIVB, …) We zagen ook belangrijke pogingen om de vakbonden de controle te betwisten over de strijd en hem in handen van de stakers te behouden, zoals met de coördinatie van stakende leerkrachten van de ‘Malibran’ in Brussel” (Internationalisme nr.117). Het zoeken naar eenheid was ook sterk aanwezig bij de strijdende arbeiders: “Zo concretiseerde zich de wil om de straat te gebruiken als een geschikte plaats waar men de eenheid in de strijd kan smeden, werkenden en werklozen samen. Behalve op de betoging van 31.5, had men wekenlang een reeks massale samenkomsten gezien in de grote industriële steden, en dit ondanks het niet-aflatende werk van de vakbonden om de arbeiders geïsoleerd te houden”. (Internationalisme nr.111). Het was slechts geleidelijk aan, en moeizaam, dat de vakbonden er in slaagden om terug vat te krijgen op de strijd. Zij profiteerden van de zwakheid van de beweging voor wat betreft haar historisch perspectief, namelijk de politieke en culturele dimensie van de strijd, en maakten ook gebruik van de demobilisering wegens de zomervakantie, om de strijd op een sisser te doen aflopen.
In tegenstelling tot de massale betoging van 1986, was op de recente betoging in Brussel de strijdbaarheid om zo te zeggen afwezig. Geen spoor van contestatie van de instructies van de vakbonden. De deelnemers droegen slagzinnen meer in de vorm van een vraag of van een suggestie, dan van een eis: “Waarom langer werken? Drie werknemers op de vier (toch al) ziek voor hun 65e jaar!” ;“Eendracht maakt zacht”;”Onderwijs, een recht?” en nog meer van dit soort spandoekteksten. Bepaalde officiële leuzen riepen zelfs op de “gemeenschap” niet op te laten draaien voor de herstructureringen van de patroons:“Geen afdankingen, zeker niet met overheidsgeld”. Kortom het gros van de betogers liepen gedwee mee achter de vakbonden en hun ordewoorden.
de algemene dynamiek van de klassenstrijd is ook heel uiteenlopend bij de beide situaties.
De betoging van 31 mei 1986 was het orgelpunt van weken van strijd in de bedrijven en in de sectoren, zowel bij de openbare diensten als in de private sector. De beweging was losgebarsten door “stakingen die spontaan op gang kwamen en die het vuur in de pan sloegen… de dynamiek van de uitbreiding werd gedreven door algemene vergaderingen en actiecomités die ontstonden in de loop van de strijd. Het zijn de arbeiders zelf die het idee gelanceerd hebben van een mars op Brussel, als poging tot eenmaking” (Internationalisme nr.117). De vakbonden waren in het begin overspoeld door de strijdbaarheid en sprongen op de rijdende treinwagon. De bewegingen van 1986 moeten trouwens gesitueerd worden in het kader van een internationale strijdgolf. “Net daarvoor gingen in Noorwegen 120.000 arbeiders in staking ; in Finland waren het er 250.000 die samen tegen de staat ingingen” (Internationalisme nr.111). Na de neergang van de beweging in België, zijn er nog verschillende andere stakingsbewegingen gevolgd in meerdere landen van West-Europa.
De huidige toestand is ook op dit punt dus niet vergelijkbaar. Sinds het einde van de jaren 1980, heeft noch de arbeidersklasse, noch de bourgeoisie haar historisch perspectief kunnen opleggen, en daardoor een blokkering veroorzaakt van de krachtsverhouding tussen de klassen. Dit heeft tot gevolg dat het kapitalisme ter plekke trappelt en verrot. De ineenstorting van de stalinistische regimes, die “een belangrijke terugslag teweegbracht bij het proletariaat, zowel op het vlak van haar bewustzijn als van haar strijdbaarheid ” (International Review nr. 130, 3e trimester 2007), legt de nadruk nog scherper op de impact van deze ontbinding. Het ‘ieder voor zich’, wordt meer en meer een doorslaggevend element in het kapitalisme in verval. Dat heeft aanzienlijke moeilijkheden tot gevolg voor de arbeidersstrijd: “ (…) de ontbinding heeft voor de arbeidersklasse belangrijke moeilijkheden opgeworpen zowel op het materieel als op ideologisch niveau, voor de ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse:
De gevolgen van deze ontbinding leiden regelmatig tot verwarring en zelfs tot demoralisering. Ze tekenen een hele generatie van proletariërs. In Europa veroorzaken zij een grote ontreddering onder de arbeiders met betrekking tot de doelstellingen van de strijd en de alternatieven die moeten vooropgesteld worden tegenover een wegrottend systeem. Zelfs hun zelfvertrouwen, het gevoel van te behoren tot één enkele klasse met haar eigen verwachtingen en eisen worden aan het wankelen gebracht.
Vandaag botsen de aanvallen, die de arbeidersklasse in België ondergaat, of die nu worden toegediend door een linkse regering (de vorige regering van de socialist Di Rupo) of door de huidige rechtse regering, praktisch op geen weerstand ondanks een werkelijke sociale ontevredenheid. Dat is trouwens het geval in alle landen. Zo is de bourgeoisie er in geslaagd om zware herstructureringen door te drukken, zoals de sluiting van Ford-Genk en de afslanking van de staalnijverheid in Luik (Mittal) zonder dat dit aanleiding gaf tot betekenisvol arbeidersverzet. De bourgeoisie slaagt er in vandaag om een zekere controle te behouden zowel over haar economisch apparaat als over de sociale situatie dank zij het meesterschap van de vakbonden die haar greep op de arbeiders versterkt. Zij slagen er nog in om de arbeiders op te sluiten in onbetekenende en hyper-corporatistische spiegelgevechten (en zelfs zeer onpopulaire strijd, om de arbeiders tegen elkaar op te zetten, zoals bij de stakingen van de spoormannen van de NMBS in de voorbije herfst). En de aankondiging door de federale en regionale regeringen van drastische soberheidsmaatregelen, die een weerslag hebben op de lonen, de pensioenen, de sociale uitkeringen, de werkloosheid en de openbare dienstverlening - ook al veroorzaakte ze een gevoel van onrechtvaardigheid en verontwaardiging - heeft evenmin strijdbare reacties doen ontvlammen bij de werkers. Er zal een nog grotere verloedering van de algemene levensomstandigheden en van de uitbuiting van de arbeidersklasse moeten plaatsvinden vooraleer deze haar verlamming zal kunnen te boven komen.
Als er echter één zaak is die vergelijkbaar is in beide gevallen, dan is het de rol die de vakbonden spelen als doodgravers van de klassestrijd in beide gevallen, zelfs al kan de tactiek wisselen.
In 1986 zijn de vakbonden op de rijdende treinwagon gesprongen, niet om de strijd te steunen maar, in tegendeel, om stokken in de wielen te steken van de dynamiek van de beweging, haar om te leiden en naar een doodlopend straatje af te voeren. Met de hulp van de meer ‘radicale’ vakbondsbasis, lukte ze dat uiteindelijk: “Door de perspectieven, die uit de strijd naar voren komen (uitbreiding naar andere sectoren, zelforganisatie, mars naar Brussel, enzovoort) over te nemen, kon [deze laatste] ze van elke proletarische inhoud ontdoen”. (Internationalisme nr. 111). In feite was de nationale betoging van 31 mei 1986 voor de vakbonden de beste gelegenheid om de leiding van de beweging, die hen half ontglipt was, weer in handen te krijgen.
Vandaag is de strategie verschillend, maar hun rol is identiek. De vakbonden nemen nu het initiatief, terwijl de arbeiders in volle ontreddering zitten, om de verwarring in de hoofden van de arbeiders nog groter te maken en vooral ook om hen er van te overtuigen dat het vakbondsoverleg het enige kader is waarin een verzet tegen de soberheid kan gevoerd worden. Terwijl zij hoog van de toren blazen dat zij “de oorlog verklaren aan deze regering in dienst van de patroons”, heeft de vertegenwoordiging van het vakbondsfront van begin af aan van de acties een overleg met de belangrijkste ministers geëist om het recht op te eisen met hen het debat aan te gaan over de “antisociale maatregelen die de families en de werkers pijn doen”, om aan te tonen dat, eerder dan “het forceren van het slikken van de indexsprong”, het mogelijk was om “geld te halen waar er is” en “het te gaan zoeken waar het zit !” (toespraak van de vakbondsleider van het ABVV, Rudy De Leeuw).
Van bij het begin was het ware doel van de vakbondsacties duidelijk: de betoging laten doorgaan onder de ‘bescherming’ van die van 1986, een krachtige beweging van arbeidersstrijd, en te mikken op het vertroebelen van het bewustzijn van de werkers. Het ging er wel degelijk om hen te hersenspoelen over het feit dat de strijd van de arbeiders niets anders kan zijn dan een strijd waarbij de vakbonden zouden “betrokken worden bij het overleg”, “geassocieerd bij de concretisering van de soberheidsplannen”, opdat zij die plannen zouden kunnen ombuigen in de zin van evenwichtige maatregelen die “een inspanning van allen vragen volgens ieders mogelijkheden”. Eerder dan het ontmijnen van een volhardende strijdbaarheid van de arbeiders zoals in 1986, mikten de vakbonden er, via hun huidige acties, op om de strijdwil en de bewustwording van de arbeiders te doen verrotten aan de basis. Daarom sloten zijn elk verzet en elke poging tot het zoeken van een alternatief op in de dwangbuis van het sociaal overleg om het nationaal belang te vrijwaren, en dus de eenheid met hun uitbuiters in de schoot van de burgerlijke democratie.
Een ander luik van de campagne was de media-tamtam over de ‘oorlog in de straten van Brussel’. Parallel met het voorgaande beantwoordde dit aan een ander, perfect complementair doel. Want indien de vakbonden, ondanks hun ronkende verklaringen, nooit ‘oorlog gevoerd hebben’ tegen de regering en haar maatregelen (en trouwens ook nooit die bedoeling gehad hebben), heeft de bourgeoisie de rellen, die plaatsgrepen op het einde van de betoging van 6 november, uitgebreid in de media gebracht om elk idee van radicale strijd te associëren aan stadsterreur en zinloos geweld.
Deze rellen zijn een goed uitgekiende provocatie geweest door de politie, de ordedienst van de vakbonden en louche infiltranten. Op weg naar de betoging werden de deelnemers aan de vakbondsbetoging ruimschoots aangezet om, gratis of niet, drank te consumeren, in het bijzonder bier. Tijdens de wandeling van het Noordstation naar het Zuidstation, werden ze overdonderd met oorverdovende muziek, met luidsprekers die slagzinnen uitbraakten en met het ontploffen van voetzoekers. Op geen enkel moment was er gelegenheid tot discussie over waarom en hoe strijden en over wat te doen na de betoging, als ze daartoe de intentie hadden. Onder deze omstandigheden was het niet moeilijk om de door de alcohol opgeklopte frustraties bij bepaalde groepen van deelnemers, die geïnfiltreerd waren door provocateurs en troebele elementen, te doen uitbarsten. Zo werden zij meegesleurd in een knokpartij met de ordestrijdkrachten en gedreven tot zinloze vernieling van auto’s, uitstalramen en openbaar straatmeubilair.
Dat heeft de bourgeoisie in staat gesteld om een intensieve campagne te ontketenen tegen het ‘zinloze’ geweld en de ‘publieke terreur’, die voortvloeit uit elke klassestrijd, die voor de gelegenheid gelijkgesteld werd aan uitgelokte rellen. Het idee, dat in de pers werd ingeprent was dat elke ‘spontane’ en ‘radicale’ oppositie tegen de soberheidsmaatregelen enkel kon uitlopen op geweld, zinloze en blinde vernielingen, die zonder onderscheid de gemiddelde burger troffen, naar het beeld van de arme Noord-Afrikaanse arbeider, die zag hoe zijn voertuig, dat hij nodig had voor het werk, in brand gestoken werd door relschoppers. Gelukkig maar dat er via de sociale media een collecte was die op enkele uren tijd volstond om zich een nieuwe auto aan te schaffen! Zo wil de bourgeoisie via een negatief beeld opdringen:
dat radicale arbeidersstrijd slechts kan leiden tot geweld, waarbij een minderheid haar wil oplegt aan de meerderheid van de bevolking en dat dit voorbijgestreefd is (“Men dient er zich rekenschap van te geven dat de klassestrijd voorbijgestreefd is”, Open brief van het parlementslid Jean-Marie Dedecker aan Rudy De Leeuw) ;
dat hij bovendien antidemocratisch is, omdat hij geen enkel respect heeft voor de meerderheid van de bevolking die deze regering heeft gekozen.
Tegelijkertijd werd eens temeer bewezen dat de ‘democratische’ en ‘redelijke strijd’ van de vakbonden een ‘beschaafd’ alternatief vertegenwoordigde.
Strijden achter de vakbonden, betekent de kapitalistische logica aanvaarden
Het vervolg van het scenario van de vakbondsacties heeft enkel gediend om de campagne te verdiepen en de boodschap te benadrukken die de bourgeoisie wil doen overbrengen. De reeks van provinciale beurtstakingen en de nationale stakingsdag zijn uitgemond in een grote ‘overwinning’: de vakbonden werden uitgenodigd op het sociaal overleg met het patronaat en de regering, die beweerde bereid te zijn om ‘toe te geven’ op bepaalde kleinere aspecten van de aangekondigde maatregelen. Na een maand van ‘harde onderhandelingen’, werd er een sociaal akkoord getekend begin februari met de christelijke en liberale vakbonden, terwijl de socialistische vakbond oordeelde dat het akkoord onvoldoende was, in het bijzonder voor wat betreft de fetisj van de ‘indexsprong’ die werd opgelegd door de regering (die in werkelijkheid zuiver een kwestie van principe is, aangezien de inflatie voor het ogenblik quasi nul is). In ieder geval wacht de vakbond af of de regering beslist om nog andere toegevingen te doen en de bond voorziet andere types van acties want “de stakingsbereidheid is hoog onder onze militanten”.
Zo is de zaak afgerond. In november 2014, hadden de vakbonden radicale refreinen ingezet: “het is nu alles of niets: de waarheid moet op tafel komen”. Deze waarheid is dat zij proberen om radicaal verzet tegen de soberheid proberen te assimileren aan terroristisch geweld en dat zij de onderwerping aan de imperatieven van het nationaal belang van de burgerlijk democratische staat als enig alternatief stellen. Deze waarheid over de vakbonden is niet nieuw. Sinds het begin van de Eerste wereldoorlog, dus al meer dan 100 jaar, spelen de vakbonden schijnheilig het spel mee van het kapitalistische systeem.
Ook deze keer weer, hebben zij, via een reeks gefragmenteerde stakingen, stilzwijgend betogingen en heel wat andere acties die tot niets leiden (zoals de gescheiden betogingen van de sociale werkers, de studenten en de treinbestuurders op 11december ll.), de arbeidersklasse een duw gegeven in de afgrond van ontreddering en verwarring. Hun enige doel was om in de geest van de werkende arbeiders, werklozen en gepensioneerden nog dieper te doen doordringen dat strijd nergens toe leidt, dat de soberheidsmaatregelen onvermijdelijk zijn en dus moeten geslikt worden. De vakbonden zijn dus echte wolven in schapenvacht, wier acties er slechts op gericht zijn om de logica te doen aanvaarden van een onmenselijk kapitalisme, dat in ontbinding is geraakt.
Zoals alle Linkskommunisten weten sinds de publicatie in 1920 van het programma van de revolutionairen van de KAPD, zijn de vakbonden “op die manier, naast de burgerlijke fundamenten, één van de belangrijkste steunpilaren van de kapitalistische staat” (Programma van de ‘Kommunistische Arbeiter Partei Deutschlands’, in mei 1920). Al 100 jaar staan de vakbonden niet meer aan de kant van de arbeidersklasse. Al meer dan een eeuw, zijn ze geen strijdorganisatie meer van de werkers. Als de vakbonden momenteel hoog van de toren blazen, dan is dat niet om de belangen van de werkers te verdedigen, maar die van de staat, van het kapitaal, en de nationale economie. Ze doen dat om het verzet te verlammen voorleer het kan rijpen en vooraleer het de vorm zou krijgen van een echte strijd tegen de oorzaken van alle ellende.
Jos & Zyart / 15.02.2015
Cabu, Charb, Tignous, Wolinski, deze vier namen onder het twintigtal doden, die de balans uitmaken van het bloedbad in Parijs van 7 en 9 januari, zijn een symbool. Zij waren het die op de eerste plaats werden geviseerd. En waarom? Omdat zij de intelligentie vertegenwoordigden tegen de domheid, de rede tegen het fanatisme, de opstand tegen de onderwerping, de moed tegen lafheid (1 [239]), de sympathie tegen de haat, en deze specifiek menselijke kwaliteit: de humor en de lach tegen het conformisme en de weldenkende eentonigheid.
Men kan sommige van hun politieke standpunten verwerpen en bestrijden (waarvan sommigen volkomen burgerlijk waren). (2 [240]) Maar wat getroffen werd, was juist wat ze bij uitstek uitstraalden. Deze barbaarse uitbarsting van geweld tegen eenvoudige tekenaars of ongevaarlijke klanten van een supermarkt, neergeknald enkel om het feit dat ze joden waren, heeft een aanzienlijke ontroering veroorzaakt, niet alleen in Frankrijk maar in de hele wereld, en dat is normaal. Het gebruik dat vandaag door vertegenwoordigers van de burgerlijke democratie van deze ontroering wordt gemaakt mag het feit niet verduisteren dat de verontwaardiging, de woede en de diepe droefheid, die miljoenen mannen en vrouwen troffen en die ze, op 7 januari, spontaan de straat op deed gaan, een gezonde en elementaire reactie was op deze laaghartige barbaarse daad.
Het terrorisme dateert niet van vandaag. (3 [241]) Het nieuwe is de vorm die het heeft aangenomen en het feit dat het zich, vanaf het midden van de jaren '80, sterk heeft ontwikkeld om uiteindelijk een wereldwijd verschijnsel zonder weerga te worden. De reeks blinde aanslagen, die Parijs in 1985-‘86 heeft getroffen en die overduidelijk niet een gewone daad was van kleine geïsoleerde groepen maar de handtekening droeg van een Staat, wijdde een nieuwe periode in van het gebruik van het terrorisme. Sindsdien heeft dit fenomeen zich uitgebreid op een manier, die ongekend is in de geschiedenis, en het heeft een toenemend aantal slachtoffers geëist.
De terroristische aanslagen, die door islamistische fanatici zijn gepleegd, zijn evenmin een nieuw verschijnsel. De geschiedenis aan het begin van deze eeuw getuigt ervan, en in een omvang die veel groter is dan die van de aanslagen begin januari 2015 te Parijs,.
De kamikaze-achtige aanslagen met vliegtuigen op de Twin Towers van New York op 11 september 2001 hebben een nieuw tijdperk ingeluid. Voor ons is het duidelijk dat de Amerikaanse geheime diensten deze aanslagen hebben laten begaan en zelfs begunstigd waardoor het voor de Amerikaanse imperialistische macht mogelijk werd om de oorlog in Afghanistan en in Irak te rechtvaardigen en te ontketenen. Net zoals de Japanse aanval op de marinebasis van Pearl Harbor in december 1941 voorzien en gewild was door Roosevelt om de Verenigde Staten een voorwendsel te geven om aan de Tweede Wereldoorlog deel te nemen. (4 [242]) Maar het is eveneens duidelijk dat degenen, die de besturing van de vliegtuigen hadden overgenomen, compleet waanzinnige fanatici waren die dachten het paradijs te verdienen door massaal te doden en door hun leven op te offeren.
Minder dan drie jaar na New York, op 11 maart 2004, vormde Madrid het theater van een verschrikkelijke moordpartij: “islamistische” bommen veroorzaakten 200 doden en meer dan 1500 gewonden in het station van Atocha. Menselijke lichamen waren zo uiteengereten, dat zij slechts middels hun DNA konden geïdentificeerd worden. Het jaar daarop, op 7 juli 2005, was het Londen dat werd getroffen: vier explosies, eveneens in het openbaar vervoer, veroorzaakten 56 doden en 700 gewonden. Ook Rusland heeft, in de loop van 2000, verschillende islamistische aanslagen gekend, waarvan die op 29 maart 2010 39 doden en 102 gewonden veroorzaakte. En natuurlijk werden de perifere landen, sinds de Amerikaanse interventie in 2003, naar het voorbeeld van Irak, niet gespaard, zoals we onlangs nog hebben kunnen zien in Pakistan, in Peshawar, waar in december 141 personen, waarvan 132 kinderen, in een school overleden.
Deze laatste aanslag, waar kinderen het specifieke doelwit waren, illustreert, in heel zijn afschuwelijkheid, de toenemende barbaarsheid van deze aanhangers van de “Jihad”. Maar de aanslag van 7 januari in Parijs, hoewel veel minder moorddadig en gruwelijk dan die in Pakistan, vormt de uitdrukking van een nieuwe dimensie in de barbaarsheid.
In alle vorige gevallen, hoe weerzinwekkend het uitmoorden van een burgerbevolking en met name van de kinderen ook was, was er nog een zekere “rationaliteit”: het ging om een wraakneming of een poging om druk uit te oefenen op Staten en hun strijdkrachten. De moordpartij van Madrid in 2004 werd geacht Spanje te “straffen” voor zijn medeplichtigheid in Irak aan de zijde van de Verenigde Staten. Datzelfde gold voor de aanslagen van 2005 in Londen. Bij de aanslag van Peshawar ging het erom druk uit te oefenen op de Pakistaanse militairen door hun kinderen af te slachten. Maar in het geval van de aanslag van 7 januari in Parijs is er geen sprake van een - zelfs illusoir - gelijkaardig “militaire doel”. Men heeft de tekenaars van “Charlie Hebdo” en hun collega's vermoord om “wraak te nemen voor de profeet”, van wie deze krant karikaturen had gepubliceerd. En dat, niet in een land dat verwoest was door de oorlog of onderworpen was aan het religieuze obscurantisme, maar in “democratisch, neutraal en republikeins” Frankrijk.
De haat en het nihilisme zijn altijd een essentiële drijfveer in de daden van de terroristen, en in het bijzonder van hen die opzettelijk hun leven opofferen om zo massaal mogelijk te doden. Maar deze haat, die menselijke wezens in koele moordmachines verandert, zonder de minste consideratie voor de onschuldigen die ze vermoorden, hebben als voornaamste doelwit de Staten, die andere “moordmachines”. Niets van dat op 7 januari in Parijs: de obscurantistische haat en het fanatieke verlangen tot wraak komen hier in zuivere vorm tot uiting. Hun doelwit is de andere, die andere die anders denkt dan ik, en vooral de andere die denkt omdat ik besloten heb om niet meer te denken, deze bekwaamheid die eigen is aan de menselijke soort.
Daarom heeft het bloedbad van 7 januari een zodanige grote impact veroorzaakt. In zekere zin wordt men geconfronteerd met iets dat ondenkbaar is: hoe hebben de hersenen van mensen, die toch zijn opgevoed in een “beschaafd” land, een dergelijk barbaars en absurd plan kunnen bedenken, die veel lijkt op die van de meest fanatieke nazi’s, die de boeken verbrandden en de Joden uitroeiden?
En dat is nog niet het ergste. Het ergste is het dat de meest extreme daad van de broers Kouachi, van Amedy Coulibaly en hun eventuele medeplichtigen, slechts het topje is van een ijsberg, van een hele stroming die steeds meer tot bloei komt in de arme voorsteden, een onderstroom die zich heeft laten horen toen een bepaald aantal jongeren het idee opperden dat “Charlie Hebdo het, door de profeet te beledigen, zelf uitgelokt heeft”, en dat de moord op de tekenaars iets “normaals“ was.
Dat is eveneens een uitdrukking van de vooruitgang die de barbaarsheid, de ontbinding maakt in onze “beschaafde” maatschappij. Het onderduiken van een deel van de jeugd, en niet alleen van hen die een migrantenachtergrond hebben, in de religieuze en obscurantistische haat is, onder andere, een bijzonder kenmerkend symptoom van de extreme crisis, van de verrotting van de kapitalistische maatschappij.
Vandaag, ongeveer overal (in Europa eveneens en in het bijzonder in Frankrijk), worden talloze jongeren zonder toekomst, met een chaotisch traject, vernederd door opeenvolgende mislukkingen, door de culturele en sociale ellende, gemakkelijke prooien voor de gewetenloze ronselaars (vaak verbonden met Staten of met politieke uitingen zoals Daesh), die deze “loosers” met hun al even onverwachte als plotselinge bekering in hun netwerken opnemen en ze omvormen tot potentiële huurmoordenaars of tot kanonnenvlees voor de “Jihad“. Met de afwezigheid van enig vooruitzicht, wat eigen is aan de huidige crisis van het kapitalisme, een economische maar ook een sociale, morele en culturele crisis, met de fundamentele verrotting van de maatschappij die door alle poriën dood en vernietiging uitzweet, is het leven van een groot aantal van deze jongeren in hun eigen ogen doelloos en waardeloos geworden. Zij neemt dan ook vaak en zeer snel de religieuze kleur aan van een blinde en fanatieke onderwerping, die allerlei irrationele en extreme, barbaarse gedragingen aanwakkert, die door een sterk zelfmoordnihilisme worden gevoed.
De verschrikkingen van de kapitalistische maatschappij in ontbinding, die op andere plaatsen massaal kindsoldaten voortbrengen (bijvoorbeeld in Oeganda, in Kongo of in Tsjaad in het bijzonder sinds het begin van de jaren '90), brengen in het hart van Europa zelf nu jonge psychopaten voort, koelbloedige professionele moordenaars, volkomen gedesensibiliseerd en in staat tot het ergste, zonder zelfs hiervoor een beloning te verwachten. Kortom, deze kapitalistische maatschappij, die staat te verrotten, als zij aan haar eigen ziekelijke en barbaarse dynamiek wordt overgelaten, zal de hele mensheid geleidelijk meeslepen in de bloedige chaos, de moorddadige waanzin en de dood. Zoals het terrorisme laat zien, brengt ze steeds meer individuen voort die volkomen wanhopig, fijn gemaald en in staat zijn tot de ergste gruweldaden; fundamenteel bewerkt ze deze terroristen naar haar beeld. Als dergelijke “monsters“ bestaan, dan komt dat omdat de kapitalistische maatschappij “monsterachtig” is geworden. Niet alle jongeren, die door deze obscurantistische en nihilistische afwijking worden beïnvloed, melden zich aan voor de “Jihad”. Maar het feit dat velen van hen zij die deze stap hebben genomen als “helden” of “rechtvaardigen” beschouwen, vormt een bewijs voor het steeds meer massale karakter van de wanhoop en de barbarij, die de maatschappij binnendringt.
Maar de barbaarsheid van de huidige kapitalistische wereld komt niet alleen tot uitdrukking in deze terroristische daden en de sympathie die zij bij een deel van de jeugd genieten. Zij drukt zich eveneens uit in de laaghartige manier waarop de bourgeoisie bezig is om zich deze drama’s toe te eigenen.
Op het moment dat wij dit artikel schrijven, bereidt de kapitalistische wereld, met aan het hoofd de voornaamste “democratische“ leiders, zich erop voor om een van de smerigste handelingen te verrichten waarvan hij het geheim heeft. Op zondag 11 januari zullen, rond President Hollande en alle politieke leiders van het land van alle politieke kleuren, Angela Merkel, David Cameron, de regeringsleiders van Spanje, Italië en vele andere landen van Europa, maar ook de Koning van Jordanië, Mahmoud Abbas, voorzitter van de Palestijnse Raad, en Benyamin Netanyahou, Minister-President van Israël samenkomen voor een enorme manifestatie in de straten van Parijs.(5 [243])
Terwijl honderdduizenden mensen, de avond van 7 januari spontaan de straat opgingen, begonnen de politici, met François Hollande voorop, en de Franse media hun campagne: “het is de persvrijheid en de democratie” die worden geviseerd, “men moet zich mobiliseren en zich verenigen om deze waarden van onze republiek te verdedigen”. In de betogingen, die volgden op die van 7 januari, heeft men steeds meer het Franse volkslied, de “Marseillaise”, kunnen horen, waarvan het refrein luidt: “Moge het onreine bloed onze voren doordrenken!”. “Nationale eenheid”, “bescherming van de democratie”, dat zijn de leuzen die de heersende klasse ons in wil prenten. Dat wil zeggen: dezelfde leuzen die, in de XXe eeuw, de mobilisatie en de afslachting van tientallen miljoenen proletariërs in beide wereldoorlogen hebben gerechtvaardigd. Hollande heeft het in zijn eerste redevoering trouwens goed gezegd: door het leger naar Afrika te zenden, met name naar Mali, heeft Frankrijk zich reeds gevoegd bij de strijd tegen het terrorisme (net zoals Bush, die de Amerikaanse militaire tussenkomst in 2003 in Irak hetzelfde doel toedichtte). Uiteraard hebben de imperialistische belangen van de Franse bourgeoisie niets met deze interventies te maken!
Arme Cabu, Charb, Tignous, Wolinski! Islamistische fanatici hebben hen een eerste keer gedood. Ze zouden nog een tweede keer worden gedood door al deze vertegenwoordigers en “fans“ van de burgerlijke “democratie”, al deze staatshoofden en regeringsleiders van een rottend wereldsysteem die de voornaamste verantwoordelijke is voor de barbaarsheid, die de menselijke maatschappij binnendringt: het kapitalisme. Politieke leiders die niet aarzelen om zelf gebruik te maken van terreur, van moorden, van represailles tegen burgerbevolkingen, wanneer het erom gaat de belangen van dit systeem en zijn heersende klasse, de bourgeoisie, te verdedigen,
Een einde stellen aan de barbaarsheid, waarvan het moorden van januari 2015 in Parijs de uitdrukking zijn, moet zeker niet verwacht worden van hen die de voornaamste verdedigers zijn van en die garant staan voor het economische systeem, dat deze barbaarsheid veroorzaakt. Dit kan slechts het gevolg zijn van de omwenteling van dit systeem door het wereldproletariaat, dat wil zeggen: door de klasse die op geassocieerde wijze de essentiële rijkdommen van de maatschappij produceert. Het moet worden vervangen door een echte wereldwijde menselijke gemeenschap, die niet meer gebaseerd is op winst, concurrentie en het gebruik van de mens door de mens, maar op de afschaffing van deze overblijfselen van de menselijke prehistorie. Een maatschappij die is gebaseerd op “een associatie, waarin de vrije ontplooiing van een ieder de voorwaarde is voor de vrije ontplooiing van allen” (6 [244]), de communistische maatschappij.
RI / 2015.01.11
Voetnoten
(1) Al jarenlang ontvingen deze tekenaars regelmatig doodsbedreigingen
(2) Wolinski, de ‘68-er, heeft vervolgens verschillende jaren aan “l'Humanité”, het blad van de Stalinistische KP, meegewerkt. Hijzelf had trouwens geschreven: “Wij hebben mei ‘68 gemaakt om niet te worden wat wij geworden zijn”.
(3) In de XIXe eeuw hadden kleine minderheden, die tegen de Staat in opstand kwamen, zoals de populisten in Rusland en bepaalde anarchisten in Frankrijk of in Spanje, er hun toevlucht toe genomen. Deze steriele gewelddadige acties werden altijd door bourgeoisie tegen de arbeidersbeweging gebruikt om de repressie en om “schurkenwetten” te rechtvaardigen.
(4) Lees ons artikel over onze website: Pearl Harbor 1941, 'Twin Towers' 2001: machiavelisme van de bourgeoisie. (https://fr.internationalism.org/french/rint/108_machiavel.htm [245]).
(5) De oproep om mee te doen aan deze manifestatie van “Nationale Eenheid“ is unaniem gedaan door de vakbonden en de politieke partijen (alleen het Front National zal er niet zijn), maar ook door de media. Zelfs de sportkrant L’Équipe roept op om mee te demonstreren!
(6) Marx, Het communistische Manifest, 1848
Tekening van Wolinski uit 1968. De arbeiders roepen om de revolutie, de vakbondsverantwoordelijke antwoordt: “Jullie zijn gek! De regering en het patronaat zullen dit nooit aanvaarden.”
Ebola is niet louter een medisch probleem. Het is vooral een sociale kwestie, het product van een systeem dat alle technologische en wetenschappelijke mogelijkheden heeft om het lijden van de mensen in de wereld, veroorzaakt door epidemieën, tot een minimum te beperken, maar dit niet voor elkaar krijgt.
De mensheid beheerst de explosieve uitbraken van de meest besmettelijke epidemieën. In haar geschiedenis is de mensheid regelmatig geconfronteerd met de uitbraken van natuurlijke ziekten, die reusachtige delen van de wereldbevolking doodden. Maar de evolutie van kennis stelde de mensheid steeds meer in staat de middelen te vinden om hun verwoestende gevolgen en aantal gedode mensen te verminderen.
Waarschijnlijk was de eerste massale en wereldwijde pandemie de zogenaamde “Zwarte Dood”, welke in Europa haar hoogtepunt bereikte in de jaren 1346-1353. Het was één van de meest verwoestende epidemieën, die leidde tot de dood van een geschatte 30-60% van de totale Europese bevolking. Door het toepassen van quarantainemaatregelen slaagde de mensheid erin de verdere uitbreiding ervan te verhinderen. In de 19de eeuw, in1826, brak er een choleraepidemie uit, die ook Europa raakte en tienduizenden mensen in Groot-Brittannië besmette. Eerst was het idee dat het werd veroorzaakt door een directe blootstelling aan de resten van vuil en bederf. Maar gebruik makend van eenvoudige onderzoekmethodes toonde een klein aantal artsen aan dat een gebrek aan hygiëne in de watervoorziening de ziekte verspreidde, iets dat Friedrich Engels al duidelijk had aangetoond:
“….. ondanks de opwinding die (…) de cholera-epidemie bij de gezondheidspolitie verwekte (….) is dit alles (….) bijna in precies dezelfde toestand als in 1831! (….) niet slechts de kelders, maar zelfs de benedenverdiepingen van alle huizen in deze buurt vochtig zijn, maar ook omdat een aantal van deze kelders, die voorheen met aarde waren dichtgegooid, mettertijd weer zijn uitgegraven en weer worden bewoond. (…) In één kelder, omdat de bodem ervan beneden het peil van de rivier lag, steeg ononderbroken water op uit een met leem dichtgestopt gat in de vloer, zodat de bewoner, een handwever, iedere morgen zijn kelder uithozen en het water op straat lozen moest!”( De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, Hoofdstuk 2, De grote steden)
In Hamburg, een van de snelst groeiende steden in Duitsland, woedde de cholera opnieuw tien weken, waardoor alle commerciële activiteiten en de handel tot een volledige stilstand kwamen. 8.600 mensen stierven. In het jaar 1892 hoopte Friedrich Engels dat “De herhaaldelijke bezoekingen van cholera (…) en andere epidemieën hebben de Britse bourgeoisie de dwingende noodzaak ingescherpt zijn steden gezond te maken.” (Voorwoord bij De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, 1892). De wetenschap ontdekte uiteindelijk dat de cholera door een vervuilde watervoorziening en door de blootstelling aan de uitwerpselen van besmette personen werd overgebracht.
In de loop van de 19de eeuw bereikte de geneeskunde enorme doorbraken. De ontwikkeling van vaccins en, wat nog belangrijker is, de introductie van sanitaire maatregelen, gekoppeld aan een beter inzicht in besmettelijke ziekte (epidemiologie), zijn wapens van onschatbare waarde geweest in de strijd voor de gezondheid van de mensen. “De ergste in dit boek beschreven misstanden zijn thans opgeheven of althans minder opvallend gemaakt….” (Idem)
In de eerste helft van de 20ste eeuw ging de ontwikkeling van wetenschap verder, en boekte nog steeds een aanzienlijke vooruitgang. De ontdekking van antibiotica, de introductie van efficiënte geneesmiddelen en inenting tegen een stijgend aantal ziekten, betekende dat een aantal van hen verre van het aantal sterfgevallen als vóór de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten. Aldus was de bourgeoisie er zestig jaar geleden van overtuigd dat de globale oorlog tegen besmettelijke ziekten in de wereld op weg was naar een overwinning.
Maar, de toename van de tegenstellingen van het kapitalistische systeem, het begin van zijn vervalperiode, de historische crisis van het burgerlijke systeem, hadden de voorwaarden geschapen voor de uitbraak van twee wereldoorlogen en een heel aantal lokale oorlogen. Dit moest wel een dramatische invloed op de volksgezondheid hebben. De Eerste Wereldoorlog in het bijzonder leidde tot de uitbraak van een nieuwe pandemie.
De oorlog had geleid tot een volledige verwoesting van grote gebieden van Europa, de verplaatsing van miljoenen mensen, de vernietiging van de productiemiddelen en woningen, het massale transport van legertroepen van en naar alle regio’s in wereld…. Met andere woorden: de ontketening van een reusachtige chaos en een belangrijke terugval van de hygiënische en sanitaire omstandigheden.
Een nieuwe vorm van griep - als gevolg van censuurregels in oorlogstijd de Spaanse griep genoemd - werd bijzonder besmettelijk in de herfst van 1918 in Frankrijk. Chinese arbeiders, die van noordelijk China naar Frankrijk waren verscheept, vlak achter de frontlinie in de meest afschuwelijke omstandigheden aan het werk gezet, reeds op de rand van de uithongeringsdood, besmetten de militairen in de loopgraven. De griep verspreidde zich al snel naar de VS en delen van Azië. Hij doodde een geschatte 50 miljoen mensen over de hele wereld, waardoor hij wordt gerangschikt als een van de dodelijkste epidemieën in de geschiedenis. De bourgeoisie heeft altijd ontkend of gebagatelliseerd dat er enig verband zou hebben bestaan tussen de omstandigheden die door de oorlog waren geschapen en het reusachtige aantal sterfgevallen veroorzaakt door de griep.
De vooruitgang in medische wetenschap en gezondheidszorg, die vanaf het midden van de 19de eeuw was bereikt, is nooit uitgebreid naar en in de praktijk gebracht in alle landen van de wereld. In de zogenaamde “ontwikkelingslanden” bleef de toegang tot dergelijke verbeteringen voor de grote meerderheid van de arbeiders en de boeren geblokkeerd. En dit is sindsdien nooit veranderd. Toenemende alarmsignalen over besmettelijke ziekten in deze gebieden van de wereld werpt een schaduw van twijfel over de propaganda over de “rooskleurige toekomst” en de “goede gezondheid” van het huidige systeem.
De fase van de ontbinding, die aan het eind van de jaren '80 begint, veroorzaakt een geest van ‘ieder voor zich’, doet de sociale samenhang scheuren en leidt tot een steeds groter moreel bederf. De ontbinding wordt gemerkt door de tendens tot een volledige chaos in alle hoeken van de wereld. Het kapitalisme in ontbinding slaagt er niet in om de ziekten tegen te gaan, maar neigt er daarentegen zelfs toe hen te verergeren en op te wekken.
Voor het marxisme is er hier niets verrassend aan. Deze ziekten zijn uitdrukkingen van het feit dat het kapitalistische systeem compleet aan het verrotten is, vanwege de bestaande impasse tussen de twee belangrijke klassen in de bestaande maatschappij: de bourgeoisie en het proletariaat. Aangezien de arbeidersklasse niet in staat is haar revolutionair perspectief door te zetten, nemen de tegenspraken van kapitalisme in verval alleen maar toe.
Tegen de achtergrond van deze groeiende chaos en door de overeenkomstige verslechtering van de hygiënische omstandigheden, waren er aan begin van dit millennium:
ongeveer 3.3 miljard mensen in de “ontwikkelingslanden“ die geen toegang hadden tot proper drinkwater;
bijna 2.5 miljard mensen (meer dan één derde van de wereldbevolking), die geen toegang hadden tot fundamentele sanitaire voorzieningen.
elk jaar 250 miljoen mensen ziek geworden door vervuild water, die in 5 tot 10 miljoen van de gevallen tot de dood leidde.
De opkomst van nieuwe besmettelijke ziekten en het opnieuw verschijnen van oude in verschillend regio’s van de wereld, waarvan men verondersteld was bevrijd te zijn, hebben een nieuwe gezondheidscrisis veroorzaakt, die alle tot dusver gerealiseerde verworvenheden dreigt te overweldigen. Ziekten die normaal gesproken altijd geografisch beperkt waren, treffen nu regio’s waarvan werd gedacht dat die veiliggesteld waren. Terwijl sommigen ziektes volledig zijn overwonnen, vechten anderen ziekten, zoals cholera en tuberculose, die altijd tot de grootste “natuurlijke” vijanden van de mensheid hebben behoord, zich met een hernieuwde hardnekkigheid een weg terug, waardoor jaarlijks miljoenen mensen sterven.
Het is de ontbinding van de maatschappij die duidelijk verantwoordelijk is voor een situatie op het vlak van de gezondheidszorg, die onbeheersbaar wordt. Neem bijvoorbeeld SARS, die een van laatste gevaarlijke pandemies was voor de uitbraak van Ebola. Van SARS wordt “verondersteld dat het overgeslagen is van de ene soort op de andere, in een straatarm gebied in het Zuidoosten van China, waar de mensen als het ware samenhokken met hun dieren onder omstandigheden die doen denken aan de Middeleeuwen. Deze [situatie] ligt aan de oorsprong van veel van de ernstigste griepepidemieën wereldwijd. Het ‘succes’ van de wereldmarkt ligt niet in het voorkomen van de totstandkoming van de ziektes, maar voorziet net de middelen voor hun verspreiding over de hele aardbol.” (‘SARS: Symptom of a decaying society’, World Revolution, publicatie van de IKS in Groot-Brittannië, Mei 2003).
“De neergang van het kapitalisme in militaristisch barbarendom komt het duidelijkste tot uiting in Afrika. In voortdurende conflicten, in de fragmentatie van kapitalistische staten, in de vervaging van de landsgrenzen, in de rol van clans en krijgsheren (...,) is het mogelijk om de fragmentatie en de chaos te zien die zich over dit continent uitbreiden, en die ons een idee geven van wat de ontbinding van het kapitalisme voor de hele mensheid in het verschiet heeft.” (‘The spread of war shows capitalism is at a dead-end, World Revolution, Mei 2013)
In de afgelopen decennia zijn, van de drie landen die het ergst worden getroffen door Ebola (Liberia, Sierra Leone, Guinea), twee verwoest door burgeroorlogen en etnische slachtpartijen. Tussen 1989 en 2003 werd de infrastructuur van Liberia vernietigd door twee burgeroorlogen. Sierra Leone werd geteisterd door een burgeroorlog van 11 jaar. Meer dan 100.000 mensen verloren daarbij hun leven en een veelvoud van hen onderging een ‘speciale’ straf in de vorm van barbaarse verminkingen.
Bovendien hebben de uitgestrekte projecten van de buitenlandse bedrijven, die op een niets ontziende wijze olie en gas of een van de minerale bronnen voor de nieuwe economieën exploiteren, tot een massale ontbossing en tot de vernietiging van de lokale habitat en de natuurlijke infrastructuur geleid. De ineenstorting van de sociale samenhang heeft het levensonderhoud van de landelijke bevolking sterk beïnvloed. De inheemse mensen werden gedwongen om hun landerijen te verlaten en naar stedelijke krottenwijken te verhuizen.
Van de drie landen is Liberia wel een van de minst economisch ontwikkelde en meeste verarmde landen in de wereld. Volgens het Wereldvoedselprogramma van de VN (WVP) leven 1.3 miljoen mensen in Liberia in extreme armoede. In Sierra Leone leeft 70% van de bevolking in extreme armoede. De helft van de bevolking in deze drie landen leeft in de grootste ellende, waarbij het hen ontbreekt aan de meest elementaire vormen van hygiëne, zoals toegang tot proper drinkwater.
De ononderbroken ontbossing heeft ook geleid tot een radicale verandering van de klimaatomstandigheden in de landen van westelijk en centraal Afrika. Er wordt een toename verwacht van de meest extreme vormen van neerslag. Plotselinge veranderingen, van droge naar natte omstandigheden, vormen een gunstig klimaat voor het uitbreken van Ebola. Het is de combinatie van de exploitatie door de buitenlandse bedrijven, de radicale verandering van weersomstandigheden en de globale economische crisis die de voorwaarden heeft geschapen voor de huidige catastrofale situatie op het vlak van de gezondheid.
Het is niet de eerste keer dat Ebola uitbreekt. Er hebben herhaalde uitbraken plaatsgevonden, bijna elk jaar, sinds het voor het eerst werd ontdekt in 1976 in Centraal-Afrika. Ebola is hoofdzakelijk een plattelandsziekte waar het voedsel, dat door middel van de jacht wordt verzameld, mensen blootstelt aan besmette dieren, en waar het gebrek aan proper water de besmetting verspreid. De geïsoleerde omstandigheden in de plattelandsgebieden beperkte het aantal geïnfecteerden, en doodden slechts een paar honderd mensen.
Dit jaar verspreidde de Ebola zich voor het eerst naar de dichtbevolkte gebieden langs de westkust van Afrika. In deze gebieden zijn niet alleen de hygiënische omstandigheden, maar ook de staat van gezondheidszorg rampzalig, die de kwetsbaarheid van de krottenwijken voor de epidemie nog groter maakt.
Het virus ging de capaciteit van de lokale gezondheidszorg volledig te boven. Het verspreidt zich permanent sneller dan de capaciteit om het onder controle te krijgen. Nadat 60 werkers in de gezondheidszorg door de uitbraak van Ebola waren gestorven, ontstond er een zekere vorm van paniek. Joseph Fair: “Er zijn er heel wat die het zinkende schip verlaten.” Nadat de ziekte bijna 1.000 mensen had gedood en bijna 2.000 had besmet, verklaarde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 8 augustus de Ebola-epidemie tot een internationale noodtoestand ter bedreiging van de wereldgezondheid.
Het tempo van de besmetting versnelt nog steeds. De volksgezondheidszorg in Monrovia staat op het punt totaal ineen te storten. Alle basisvoorzieningen van de gezondheidszorg zijn gesloten, met inbegrip van de medicijnvoorziening voor de kinderen tegen malaria en medische behandeling voor zwangere vrouwen.
In de buitenwijk van Monrovia, in West Point, hebben de lokale ingezetenen, die door de gebeurtenissen en uit diep wantrouwen ten opzichte van de overheid, een school aangevallen die de autoriteiten stilletjes hadden veranderd in een isolatiecentrum voor mensen met Ebola-symptomen. De protesterende lokale bevolking brak in de school binnen en namen beddengoed en andere voorzieningen mee. Op zaterdag 18 augustus vielen de boze ingezetenen van West Point gezondheidswerkers aan.
Op 19 augustus, werd er een quarantainemaatregel aangekondigd voor West Point, waardoor een geschat aantal van 75.000 mensen in de val zat, en de nederzetting in feite veranderde in een reusachtig kerkhof. De ingezetenen bevonden zich daarmee in de “killing fields” van de epidemie. ‘Zij kunnen sterven, maar in ieder geval onder elkaar!’ De quarantaine, die de dood van honderden mensen, niet alleen wegens Ebola, maar ook door malaria (kinderen) veroorzaakte en gebrek aan voedsel en proper water, moest na 10 dagen worden opgeheven. In elk geval braken de ingezetenen in grote aantallen uit de afzetting.
Het Ebola virus heeft het hele potentieel in zich een ramp te worden op een schaal die zich nooit meer heeft voorgedaan sinds de Spaanse Griep van 1918-1920, bijna honderd jaar geleden.
Tot nu toe kwam er slechts een uiterst kleine toestroom van hulp uit de rijke landen. Halfweg september bedroegen toezeggingen of schenkingen op schrift in totaal $326.7 miljoen dollar. Naast de mobilisering van een paar honderd toegewijde vrijwillige artsen en verpleegsters, vinden er voor het grootste deel maar kleine daadwerkelijke leveringen plaats van materiaal en gezondheidszorgpersoneel. De schriftelijk toegezegde hulp is nog $600 miljoen te weinig, om het aantal vereiste ziekenhuisbedden, personeel en andere behoeften te kunnen aanschaffen, die nodig is om de uitbraak onder de knie te krijgen, die zich in een alarmerend tempo uitbreidt.
De uitgaven van de VS, in de loop van de afgelopen negen maanden, bedragen nauwelijks $100 miljoen dollar. Dit staat in een dramatisch contrast tot de miljarden die door de imperialistische machten en hun bondgenoten onder de Golfmonarchieën ter beschikking worden gesteld voor de nieuwe oorlog in Syrië en Irak, laat staan de honderden miljarden die aan de oorlogen in Libië, Irak en Afghanistan zijn verspild. Niettemin beschreef Obama de uitbraak van Ebola als een “nationale veiligheidsprioriteit” voor de VS, omdat het de destabilisatie kan teweegbrengen van West-Afrika, dat “diepgaande economische, politieke en veiligheidsimplicaties” met zich meebrengt. Dus kon hij niets anders bedenken dan drieduizend militaire manschappen te sturen.
De rapporten van de WGO wijzen op een exponentiële toename van het aantal gevallen, die ruwweg om de drie weken verdubbelen. Het International Rescue Committee (IRC) heeft er, namens 34 Ngo’s, voor gewaarschuwd dat de wereld slechts vier weken de tijd heeft om te voorkomen dat de crisis ervan te onbeheersbaar wordt (2 oktober 2014). Tegelijkertijd constateert het dat, van de 1.500 nieuwe medicijnen die tussen 1974 en 2004 wereldwijd ter beschikking werden gesteld, slechts 10 zich op de tropische ziekten richtten. Wat Ebola betreft is er sinds 1976 nauwelijks enige vorm van onderzoek gedaan. Dus blijven de tropische ziekten meer dan een miljard mensen in de wereld besmetten en tot 500.000 per jaar doden.
John Ashton, van de Afdeling Volksgezondheidszorg (Faculty of Public Health) in Londen, beschreef de daadwerkelijke situatie als “een moreel faillissement van het kapitalisme, dat handelt bij gebrek aan een ethisch en sociaal kader.” De New Yorker verklaarde zonder omwegen dat de “ziekten die meestal armen in arme landen besmetten geen onderzoekprioriteit zijn, omdat het onwaarschijnlijk is dat die markten ooit eens iets zullen opbrengen.”
De huidige verspreiding van Ebola veroorzaakt een reusachtige ongerustheid in de centrale landen. Zoals altijd, zijn de zeer “antiracistische” staten vrij slim om de vrees voor Afrikaanse reizigers te gebruiken om xenofobische gevoelens onder de bevolking van Europa aan te wakkeren. De voornaamste fracties van de heersende klasse wenden het klimaat van angst en paniek aan voor eigen nut:
zodat iedereen de veel grotere bedreigingen, zoals oorlog of kernrampen, zouden vergeten die wij vandaag onder ogen zien;
om de bevolking van de centrale landen aan te moedigen zich ter bescherming achter de burgerlijke staat te scharen;
om met alle mogelijke middelen mensen van Afrikaanse landen te blokkeren die een toevluchtsoord zoeken in de centrale landen.
Door gebruik van zeep en proper water kan de verspreiding van het Ebola virus vrij eenvoudig worden ingedamd. Maar het huidige kapitalisme is zelfs niet in staat een dergelijk eenvoudige maatregel toe te passen. De uitbraak van Ebola is het gevolg van de toename van de tegenspraken van het kapitalisme dat al een eeuw lang “alleen maar meer ellende en vernietiging heeft gebracht in al zijn vormen. Geconfronteerd met de voortgeschreden ontbinding van zijn systeem, heeft de heersende klasse niets anders te bieden dan ideologische leugens en repressie”. (‘SARS: It is capitalism which is responsible for the epidemic’, World Revolution Mei 2003)
Zyart / 15.10.2014
Op de Eerste Wereldoorlog volgde de Tweede, op de Tweede Wereldoorlog de Koude Oorlog en op de Koude Oorlog volgde een onophoudelijke reeks van ontelbare gevechtshaarden die, sinds de jaren 1990, steeds grotere delen van de planeet treffen. Al vertoont ze niet het spectaculaire karakter van de confrontatie tussen twee blokken, tussen twee supermachten, toch brengt deze laatste periode het voortbestaan van de mensheid zelf niet minder in gevaar. Haar geniepigere en verraderlijkere dynamiek leidt dan wel niet tot een wereldoorlog, maar wel tot de veralgemening van oorlog en barbaarsheid. De oorlog in Oekraïne, die de terugkeer aangeeft van de oorlog in Europa, het historische hart van het kapitalisme, betekent trouwens een belangrijke kwalitatieve stap in deze richting.
Na de Tweede Wereldoorlog en zijn 50 miljoen doden werd Europa opnieuw een werelddeel dat door de bruutheid van de militaire blokken van Oost en West verscheurd werd. Tijdens deze lange moorddadige periode van de Koude Oorlog vonden de moordpartijen plaats aan de periferie van het kapitalisme, door conflicten die in de eerste plaats gingen tussen de Verenigde Staten en Rusland. De bloedige episode van de Vietnamese oorlog was daar een dramatische illustratie van. Maar meteen na de afbraak van de muur van Berlijn begon er een nieuwe periode.
Gebruikmakend van het voorwendsel van de Iraakse militaire invasie van Koeweit, verklaarden de Verenigde Staten, aan het hoofd van een machtige maar weerbarstige coalitie, in 1991, Irak de oorlog. Hun hoofddoel: de tendens tot versnippering van hun oude imperialistische blok een halt toeroepen en hun wereldwijde leiderschap opnieuw bevestigen door een demonstratie van hun militaire macht. Het ging erom een zogenaamde 'nieuwe wereldorde' te garanderen. Ten koste van een materiële en menselijke ramp (meer dan 500.000 doden), massale bombardementen en het gebruik van zogenaamde moab-bommen die de longen doen barsten, moest deze zogenaamde 'chirurgische ingreep', deze 'beschavende oorlog', 'vrede en welvaart' brengen.
Maar deze leugen zou zeer snel ontmaskerd worden. Bijna tegelijkertijd ontbrandde er immers een nieuwe oorlog aan de poorten van Europa zelf, in ex-Joegoslavië. Een gruwelijke oorlog, op slechts enkele uren van Parijs, die al snel werd gekenmerkt door talrijke massagraven (waaronder die van Srebrenica waar, met de medeplichtigheid van de Franse en Nederlandse blauwhelmen, 6000 tot 8000 Bosniërs werden afgeslacht!)
En vandaag groeit er voor de poorten van Europa opnieuw een militaristische gezwel. In Oekraïne is de bourgeoisie openlijk verscheurd. Gewapende milities, die min of meer gecontroleerd worden door respectievelijk de Russische en Oekraïense staat, staan lijnrecht tegenover elkaar en gijzelen de bevolking van het oosten van Oekraïne. Dit conflict, dat steunt op nationalismen die tientallen jaren aangewakkerd werden, is duidelijk het gevolg van de politiek van de aasgieren. De belangrijkste machten die aan de touwtjes trekken zijn, zoals altijd, de grootmachten: de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk en groot aantal landen van West-Europa.
De dramatische situatie in Oekraïne geeft duidelijk een kwalitatieve stap aan die het zieltogende systeem zet in zijn proces van ontbinding. Het feit dat alle staten en fracties ertoe bijdragen om dit conflict op de spits te drijven, vanwege de uiteenlopende belangen binnen Europa, het centrum van de wereldbrandhaarden in afgelopen eeuw, laat zien hoever het systeem aan het ontbinden is.
Met de instorting van de muur van Berlijn en de implosie van de USSR viel de oude discipline van de blokken weg en werd een echte doos van Pandora geopend. Ondanks de politieke gevolgen en de kortstondige illusies die gewekt werden door de eerste Golfoorlog, werden de Verenigde Staten immers verplicht om overal, steeds vaker, en dikwijls alleen, te blijven ingrijpen, zoals bij de acties in Somalië, Bosnië, Kosovo, Afghanistan en Irak.
Maar deze imperialistische politiek, symbool van een historische impasse, is duidelijk een mislukking. Elk nieuw machtsvertoon van deze supermacht vertaalt zich in een tendens, die openlijk haar onvermogen toont om de oorlogszones onder controle te houden waarin ze was tussengekomen. Als gevolg van een macht die in verval is, kan de imperialistische wanorde en honger, met in het kielzog daarvan een toenemend aantal nationalistische, religieuze en etnische conflicten, alleen maar toenemen.
De middelpuntvliedende krachten, die door een groeiende begeerte worden gevoed, hebben dus conflicten verwekt die, gekenmerkt door de werkelijkheid van de sociale ontbinding, de verbrokkeling van staten veroorzaken, de ergste warlords begunstigen en de gangsterpraktijken van allerlei vormen van handel bevorderen, waarvoor een prijs van dood en vernieling betaald moet worden. In de tweede helft van de jaren 1980 werd het hart van de Europese metropolen, zoals Parijs, Londen en Madrid, reeds getroffen door een reeks moorddadige aanslagen.
Het waren niet gewoonweg aanslagen waartoe groepen of geïsoleerde elementen hun toevlucht namen, maar daden van bestaande staten. In deze zin waren zij oorlogshandelingen, waarvan de aanslag van 11 september 2001 in New York een toppunt vormde. De ergste barbaarse uitdrukkingen, die lang naar de periferie waren gedrongen, neigden er inderdaad toe op te schuiven naar het centrum van het kapitalisme en dit te treffen, gebieden waar alleen het proletariaat door zijn aanwezigheid en zijn potentieel van beschaving, een rem kan vormen.
Alle dagen sterven er vluchtelingen afkomstig uit landen in oorlog en die de Middellandse Zee willen oversteken. Opgestapeld als vee, in boten als doodkisten, proberen zij met behulp van smokkelaars zonder scrupules, wanhopig aan het onbeschrijflijke te ontsnappen. Het aantal vluchtelingen, asielzoekers en ontheemden in eigen land heeft, volgens de UNHCR, voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog officieel de vijftig miljoen overschreden. Alleen al de oorlog in Syrië had aan het einde van het vorig jaar 2,5 miljoen vluchtelingen en 6,5 miljoen ontheemden veroorzaakt. En alle werelddelen worden erdoor getroffen.
Verre van de trends van het kapitalisme in verval te verzwakken, heeft de ontbinding de imperialistische vijandigheden en het steeds irrationalere aspect ervan in ruime mate versterkt, en de weg geopend voor de meest duistere fracties van de bourgeoisie, die gevoed worden door de verrotting van de maatschappij en het nihilisme dat zij voortbrengt. Het ontstaan vandaag van islamitische groepen zoals Al-Qaïda, de Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS) of Boko Haramis het resultaat van deze dynamiek van intellectuele en morele regressie, van een ongekend onontwikkeldheid.
Op 29 juni jongstleden kondigde Daesh de instelling aan van een Kalifaat' in de gebieden die onder haar controle staan en de aanstelling van een opvolger van Mohammed. Tegelijkertijd ontvoerde Boko Haram, een organisatie van hetzelfde slag, enkele honderden meisjes.
Deze obscurantistische organisaties gehoorzamen aan niemand en worden enkel geleid door mystieke waanzin en de smerigste maffia-achtige belangen. In Syrië en Irak, in de zones die door de 'Islamitische Staat' worden gecontroleerd, is geen enkele nieuwe nationale staat levensvatbaar. Integendeel, de tendens gaat in de richting van ontbinding van de Syrische, Libanese en Irakese staat.
Deze afschrikwekkende en ondoorgrondelijke barbarij, die in het bijzonder belichaamd wordt door de jihadisten, dient vandaag, met de kwestie van de veiligheid als voorwendsel voor het ontketenen van nieuwe militaire kruistochten en westerse luchtbombardementen. Dit geeft de grote imperialistische machten de kans de volkeren en de arbeidende klasse te terroriseren, en zichzelf te presenteren als beschaafde vredesbrengers. Maar in het Midden-Oosten werd ISIS in het begin wel degelijk, gedeeltelijk door de Verenigde Staten en door fracties van de Saoedi-Arabische bourgeoisie bewapend, en dan zwijgen we nog over de medeplichtigheid van Turkije en Syrië. Deze islamitische radicale organisatie is aan de controle van zijn meesters ontsnapt. Vandaar dat ze nu bezig is om de stad Kobane, in Syrië, te belegeren, enkele kilometers van de Turkse grens, in een gebied dat door de Koerden wordt beheerst.
In tegenstelling tot de eerste Golfoorlog lopen de grote mogendheden, de Verenigde Staten voorop, vandaag voortdurend achter op de gebeurtenissen, zonder enige politieke visie op lange termijn, en reageren ze slechts in functie van directe militaire noden. Een bonte coalitie van 22 staten, die onderling allemaal volkomen uiteenlopende belangen hebben, heeft de beslissing genomen om het kleine deel van de stad te bombarderen dat in handen is gevallen van Daesh. De Verenigde Staten, de leider van deze pseudo-coalitie, zijn vandaag niet in staat om zelf grondtroepen te sturen en kunnen evenmin Turkije, dat de Koerden van PKK en PYD vreest als de pest, verplichten militair in te grijpen in Kobane.
Alle vuurhaarden van de planeet hebben hun kookpunt bereikt. Overal worden de grote mogendheden steeds meer blindelings in deze dynamiek meegesleurd. In Mali is het Franse leger in het moeras vastgelopen. De onderhandelingen over 'vrede' tussen de Malinese regering en de gewapende groepen zijn in de impasse geraakt. De oorlog in de streek ten zuiden van de Sahara heeft een permanent karakter aangenomen. In het noorden van Kameroen en Nigeria, tegenover Boko Haram, nemen de gewapende strijd, de guerrilla's en de aanslagen hand over hand toe. In alle werelddelen, met name als men rekening houdt met de toename van de macht van China in Azië, verbreiden zich dezelfde laaghartigegewoonten en de ergste gangstermethoden.
In de negentiende eeuw, de bloeiperiode van het kapitalisme, hadden de oorlogen voor nationale eenmaking, de koloniale oorlogen of de imperialistische veroveringsoorlogen een bepaalde politieke en economische rationaliteit. De oorlog vormde een absoluut noodzakelijk middel voor het kapitalisme om zich te ontwikkelen. Het moest de wereld veroveren; zijn verzamelde economische en militaire krachten hebben het toegelaten dit resultaat uit “bloed en modder” te bereiken (Marx).
Met de Eerste Wereldoorlog veranderde dat allemaal radicaal. De voornaamste deelnemende landen blijven over het algemeen bijzonder verzwakt achter na deze jaren van totale oorlog. Vandaag, in de fase van ontbinding van het systeem, leidt een waanzinnige wedloop, een waarlijk macabere dans de wereld en de mensheid naar haar verderf. Zelfvernietiging wordt het overheersende kenmerk in de zones waar oorlog heerst.
Ook al is er geen directe oplossing voor deze helse dynamiek, dan bestaat er toch een revolutionaire oplossing voor de toekomst. En hiertoe moeten we geduldig bijdragen. Deze maatschappij is historisch voorbijgestreefd. Het voortbestaan van het kapitalisme is niet alleen een belemmering voor de ontwikkeling van de beschaving, maar zelfs een bedreiging voor haar voortbestaan zelf. Een eeuw geleden hebben de kommunistische revolutie in Rusland en de revolutionaire opmars in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije een einde gemaakt aan de eerste imperialistische wereldslachting. In de huidige historische periode is het opnieuw de strijd van het internationale proletariaat die als enige een einde kan maken aan de verrotting en verwording van deze maatschappij in ontbinding.
De boekenwinkel Gondolkodó Autonom Antikvárium in Boedapest nodigde de Internationale Kommunistische Stroming (IKS) uit om in september 2014 een publieke discussie in de stad te houden [sic], zoals we dat in de voorgaande jaren ook al gedaan hadden. De IKS stelde dit jaar voor om de film op onze website ‘How the working class brought an end to World War I’ [Hoe de arbeidersklasse een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog] te vertonen. Honderd jaar geleden was de arbeidersklasse - verraden door haar organisaties, de bonden en de socialistische partijen -niet in staat om het uitbreken van de gruwelijkste tot dan geziene oorlog in de geschiedenis, te voorkomen.
Vandaag de dag zijn de herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog een verdere mogelijkheid voor nationalistische propaganda, in zijn liberaal-democratische of meer populistisch-patriottistische vorm. Wat er ontbreekt in de meeste uiteenzettingen, documentaires en artikelen over de Eerste Wereldoorlog is de realiteit omtrent het einde van de oorlog, en de oorzaken van de wapenstilstand. Zoals de film duidelijk maakt is de eerste revolutionaire golf van het wereldproletariaat een voorbeeld van een ‘publiek geheim’. Het bronnenmateriaal voor de film is breed beschikbaar op het internet; veel van de gebruikte foto’s komen van Wikipedia en het originele filmmateriaal van YouTube. Het feit dat er stakingen, muiterijen en opstanden waren is amper een geheim. De revolutionaire onlusten die leidden tot de val van het rijk der Habsburgers en de terugtrekking van Duitsland uit de oorlog zijn uitgebreid beschreven door burgerlijke historici. De samenhang van deze gebeurtenissen met de Russische Revolutie zijn ruim bekend.
Maar ondanks deze kennis is het simpele feit dat er een wereldwijde golf van arbeidersstrijd optrad, zoals de film stelt, ‘van Canada tot Argentinië, van Finland tot Australië, van Spanje tot Japan’, en dat deze gevechten op een of andere manier, bewust of onbewust, geïnspireerd werden door het voorbeeld van de greep naar de politieke macht van de Russische arbeiders in oktober 1917, nog steeds een geheim, een feit dat de bourgeoisie maar al te graag verborgen houdt. Waarom? Omdat, zoals de film duidelijk maakt, deze gevechten voor een kort aantal jaren de kapitalistische wereld op haar grondvesten deden schudden, en de burgerij vandaag nog steeds bang is van het voorbeeld dat de eerste revolutionaire golf stelde, ondanks alle moeilijkheden waarmee de arbeidersklasse vandaag worstelt, ondanks het schijnbare gebrek aan strijd, ondanks de voortdurende crisis en de ontbinding
Na het tonen van de film stelden we voor om niet alleen een discussie te houden over de historische gebeurtenissen, maar ook over de oorlogen in de huidige fase van de kapitalistische wereldorde en de rol van de arbeidersklasse vandaag. De voorgestelde thema’s voor het daaropvolgende debat waren: nationalisme versus internationalisme, is er een nieuwe wereldoorlog op komst? Staan we voor een toekomst met minder oorlog? Wat voor een oorlogen worden er vandaag de dag gevoerd? Wat zijn de zwakheden van de eerste revolutionaire golf in 1917-1923? Wat zijn de problemen van de arbeidersklasse en haar revolutionaire militanten vandaag?
Het debat was, zoals altijd in Boedapest, buitengewoon levendig en geanimeerd door de ernst van het publiek. Er is niets vanzelfsprekends om naar een publieke bijeenkomst te komen om over de perspectieven van een klasseloze samenleving te praten, in een land waar de bewoners voor 40 jaar onder het zogenaamde socialisme (1949-89) hebben moeten lijden, en waar de huidige regering zich al sinds lange tijd openlijk baseert op een Hongaars chauvinisme. Interesse kunnen opbrengen voor een publieke bijeenkomst onder dergelijke omstandigheden, vereist een houding die tegen de stroom in wil gaan.
De economische situatie in Hongarije is slechter dan in de meeste van de zogenaamde ex-socialistische landen in Oost-Europa (Polen, de Baltische staten, Tsjechië, Slowakije) en het militantisme van de arbeidersklasse is niet meer zichtbaar dan in andere landen. Met andere woorden, het publiek was sterk gepolitiseerd, politiek en cultureel ‘geschoold’, geïnformeerd over de geschiedenis van de arbeidersbeweging en begaan met verheldering in het open debat – vanuit een proletarisch standpunt.
De vragen opgeworpen in het begin van de discussie gingen over historische feiten en de politieke beoordeling van gebeurtenissen. over de opstand in Shanghai in 1927, de arbeidersraad in Limerick (Ierland) 1920, de Slovaakse radenrepubliek in mei/juni 1919:
– In de film word gezegd: “In 1927 lanceerden meer dan een half miljoen arbeiders in Shanghai een gewapende opstand en namen de controle over de stad. Eens te meer werd deze opstand brutaal verpletterd door de nationalisten in een orgie van bloedvergieten”.
Een deelnemer wenste meer hierover. Het antwoord van de IKS onderstreepte het authentieke klassenkarakter van de geïsoleerde maar heldhaftige opstand in Shanghai van maart 1927. (2) Deze strijd was nog steeds een uitdrukking van een wegebbende golf, een ‘laatste stuiptrekking van de wereldrevolutie’ zoals wij het schrijven in het artikel.
Ze vond plaats tijdens de enorme uitbreiding van China wiens arbeidersklasse een fase doormaakte van revolutionaire gisting. De politiek van de overheersende Stalinistische factie in Rusland ten aanzien van de Chinese Communistische Partij (CCP) bestond erin om een anti-imperialistisch eenheidsfront op te bouwen met de burgerlijke Kwomintang om te vechten voor de ‘nationale bevrijding’ van China.
Onder de Stalinistische druk beval de CCP de arbeiders om hun wapens in te leveren bij de Kwomintang, die onmiddellijk daarop de arbeiders met diezelfde wapens afknalden. Zo maakte de Kwomintang brutaal een einde aan de arbeidersopstand van Shanghai, nadat de CCP de arbeiders gezegd had om vertrouwen te schenken aan het nationale leger van de leider van de Kwomintang, Chiang Kai Shek [Jiǎng Jièshí]. Wat daaorp volgde en wat alle Maoïsten de voorbereiding noemden van de ‘revolutie’ in 1949, was in feite slechts een oorlog tussen verschillende burgerlijke legers, die leidde tot de machtsovername door Mao en de CCP in militaire uniformen.
– Een andere kameraad uit het publiek vroeg waarom er in de film niets werd gezegd over de Soviet in Limerick in 1920. In feite kan een filmpje van 23 minuten over de gehele internationale omvang revolutionaire golf niet volledig zijn. Er zijn noodzakelijkerwijze vele gevechten die niet kunnen vermeld worden, en vele levensbelangrijke aspecten die niet kunnen behandeld worden – een film is tenslotte geen boek of artikel. Maar het zou zeker de moeite waard zijn om lessen te trekken uit het Ierse voorbeeld van een zelfstandig georganiseerde arbeidersstrijd – en van de de rol van het nationalisme in (IRA, Sinn Fein) in het neerslaan van deze beweging. (3)
– Hetzelfde kon gezegd worden van de steun die in Juni 1919 aan de Slovaakse Radenrepubliek werd verleend door het Hongaarse Rode leger. Deze gebeurtenissen staan goed in het geheugen gegrift van de gepolitiseerde mensen van Centraal Oost-Europa, maar werden niet diepgaand behandeld in de film. De IKS-delegatie kon niet concreet verwijzen naar de gebeurtenissen in Slovakije in 1919 wegens een gebrek aan diepgaande kennis over de historische feiten. Maar voor wat betreft de militaire aspecten van het vraagstuk, legde de IKS de klemtoon op het beginsel dat militaire middelen het bewustzijn en de zelfactiviteit van de arbeidersklasse niet kunnen vervangen, wat werd aangetoond door de mislukking in 1920 van het offensief van het (Russische) Rode leger in Polen.
Een langer discussie ontspon zich over de aard van de social-democratie vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een kameraad somde een kritiek op van verschillende deelnemers op de stelling van de IKS (ook aanwezig in de film) over het ‘verraad van de sociaal-democratie’. De IKS verdedigt het standpunt dat de meeste partijen die bij de Tweede internationale waren aangesloten, de arbeiders hebben verraden omdat deze arbeiderspartijen van de 19de eeuw op verschillende momenten verklaarden gehecht te zijn aan het internationalisme (om de klasse te verdedigen en niet de natie-staat).
Toch hebben de meeste van de leiders van de meerderheid van deze partijen dit beginsel veraden door hun openlijke steun aan hun nationale bourgeoisie in de eerste dagen van Augustus 1914, toen de oorlogskredieten werden gestemd in de parlementen en de ramp begon. Tegen die visie op de zaken stelde de kameraad die opkwam voor het verschillende standpunt dat de notie van verraad geen steek hield omdat ‘de sociaal-democratie nooit voor de revolutie was’. Volgens deze redenering waren de partijen van de Tweede internationale arbeiderspartijen, maar geen revolutionaire aangezien de arbeidersklasse in de vooroorlogse periode niet revolutionair was. De sociaal-democratische partijen waren een uitdrukking van de zwaktes van de arbeidersklasse in die tijd en laatstgenoemde was niet alleen een slachtoffer van dit verraad maar maakte er ook deel van uit. Een andere kameraad verwees in diezelfde discussie naar het enthousiasme voor de oorlog bij het begin van de Eerste Wereldoorlog en naar het feit dat de SPD (in Duitsland) reeds met handen en voeten aan de kapitalistische staat gebonden was door haar belangrijke parlementaire fractie.
In deze discussie zijn er verschillende aspecten. De IKS verdedigt het algemeen kader van de opkomst en het verval van het kapitalisme met verschillende taken voor de revolutionairen in de verschillende periodes. De sociaal-democratische partijen van de bloeiperiode, die eindigde met de Eerste Wereldoorlog, streden voor hervormingen binnen het kapitalisme EN voor revolutie, zoals Rosa Luxemburg in 1899 stelde in haar polemiek ‘Sociale hervorming of revolutie?’, tegen partijgenoot Eduard Bernstein.
Als gevolg daarvan herbergde de arbeiderspartijen in deze periode uiteenlopende stromingen, van openlijk reformistische en staatsgezinde tot revolutionaire stromingen zoals die rond Luxemburg, Lenin, Pannekoek, Bordiga, enz. In 1914 stonden de leiders van de meeste sociaal-democratische partijen inderdaad aan de kant van de nationale bourgeoisie – en verrieden dan zowel in theorie als in praktijk de internationalistische beginselen van de congressen van Stuttgart en Bazel van de Tweede internationale. Tijdens de oorlog bereidden deze revolutionaire fracties de vorming voor van de Derde internationale omdat de Tweede was uiteengevallen met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en wegens het verraad van het merendeel van partijen die er deel van uitmaakten.
Een ander aspect in deze discussie is het volgende vraagstuk: in welke mate beschouwen wij onszelf als een deel van de revolutionaire traditie uit voorafgaande periodes? In welke mate delen wij dezelfde gemeenschappelijke erfenis van beginselen en methode, van gemeenschappelijke opvvattingen?
De kameraden uit het publiek die het historische kader niet deelden van bloei en verval van het kapitalisme, legden de klemtoon op het gebrek aan een ‘kommunistisch programma’ in de sociaal-democratie. Zij stelden dat die zelfs zonder het verraad van de leiders, zou vasthouden aan het reformisme en de burgerlijke kapitalistische staat. Maar ondanks dit verschillend historisch kader, was er een algemene bekommernis in de discussie om de arbeidersklasse en haar revolutionaire voorhoede te beschouwen in hun wederzijdse verhouding: de zwakheden van de klasse met betrekking tot haar zelforganisatie, maar ook van de theoretische zwakheden van de kommunisten en internationalistische anarchisten uit die periode. De rol van de vakbonden en een heel wat vragen in verband met de verhouding tussen de klasse en haar voorhoede moeten nog opgehelderd worden.
Een jonge deelnemer die verwees naar de toestand in 1919 in Hongarije, zei dat de machtsovername in naam van de werkende klasse werd uitgevoerd door de sociaal-democratische en kommunistische leiders, en niet door de spontane activiteit van het zelfgeorganiseerde proletariaat. Een andere deelnemer onderstreepte het feit dat de Kommunistische partij die in 1918 was opgericht in Hongarije, gevormd werd door heel uiteenlopende stromingen (marxisten, syndicalisten, vroegere oorlogsgevangene die terugkwamen uit het revolutionaire Rusland en onderen) en heel eclectisch was in haar programma.
In het laatste deel van de discussie werden vragen gesteld over lopende zaken. De meeste deelnemers aan het debat schenen akkoord te gaan over het groeiende oorlogsgevaar vandaag. De woekerende spiraal van bloedvergieten in Syrië, Irak en Oekraïne is overduidelijk. En deelnemer stelde dat geweld en oorlog hun greep uitstrekken van de periferie naar de centra van de kapitalistische macht. Als er een meningsverschil was in dit deel van de discussie dan ging het voornamelijk over het vraagstuk van de economische rationaliteit van deze conflicten. Terwijl de kameraden van de IKS de toenemende irrationaliteit onderstreepten van de oorlogen in de periode van ontbinding van het hedendaagse kapitalisme, bijvoorbeeld in de gebieden die worden opgeëist door de Islamitische staat (IS), repliceerden andere deelnemers dat zelfs deze oorlogen winstgevend waren voor sommige kapitalisten en zelfs voor het kapitalisme als geheel. Maar hier hebben wij het over twee verschillende vormen van rationaliteit: enerzijds de rationaliteit van winsten voor enkele welbepaalde kapitalisten, anderzijds de rationaliteit van een soort die volledig menswaardig moet worden.
De laatste vraag die opgeworpen werd in de discussie was: Waarom sloten de arbeiders zich niet aan bij de Occupy-beweging? Ons antwoord was dat zelfs als er talrijke mensen rond deze vlag geschaard waren in 2012/13, die tot de arbeidersklasse behoorden, de beweging als geheel er toch niet aan dacht om haar strijd uit te breiden naar de arbeidersklasse, behalve voor een paar beperkte gevallen zoals in Spanje en in Californië. En de meeste Occupybetogers beschouwden zichzelf niet als proletarisch, alhoewel ze dat dikwijls wel waren. De moeilijkheid van de klasse om een specifieke klasse-identiteit te ontwikkelen was reeds een discussiepunt in de Budapest discussie in 2010. Het maakt deel uit van de bewustwording binnen de klasse die moet rijpen. Zonder dit zelfbewustzijn van het revolutionaire subject zal de sprong naar een nieuwe en werkelijk menswaardige wereld niet mogelijk zijn.
Terloops moet vermeld worden dat het interessante in de discussies in Boedapest is dat er één kwestie is die nooit in vraag gesteld word, maar die wij dikwijls te horen krijgen in West-Europa, namelijk het vraagstuk van het bestaan van de arbeidersklasse. Hier wordt de noodzaak voor een klasse-antwoord nooit in vraag gesteld. Het lijkt dat er een gemeenschappelijke opvatting bestaat over wat de arbeidersklasse is, haar kenmerken en haar verantwoordelijkheden.
Tenslotte willen wij de boekhandel Gondolkodó Autonom Antikvárium bedanken voor de uitnodiging om een openbare discussie te houden en voor de belangstelling voor het debat, wat alleen maar kan bijdragen tot het onderling versterken van onze krachten en capaciteiten.
IKS / 09.2014
Voetnoten
(1) E.g. in November 2010: Réunion publique à Budapest : Crise économique mondiale et perspective de la lutte de classe
(2) China 1927: Last gasp of the world revolution
(3) Irish republicanism: weapon of capital against the working class
Op 15 januari 1919, werd Rosa Luxemburg, samen met haar strijdkameraad Karl Liebknecht, vermoord door de vrijkorpsen. Dit krijgsvolk gehoorzaamde toen aan de orders van minister Noske, lid van de SPD (de Duitse sociaaldemocratie) die verklaarde “als er een bloedhond nodig is, dan zal ik dat zijn”! Het zijn de socialisten aan de macht, aan het hoofd van de democratische staat, die de bloedige onderdrukking georganiseerd hebben van de arbeidersopstand in Berlin en die een van de grootste figuren van de internationale arbeidersbeweging vermoord hebben.
“Tijdens hun leven worden grote revolutionairen door de onderdrukkende klassen beloond met onophoudelijke vervolgingen; ze verwelkomen hun theorieën met de meest woeste boosheid, de meest furieuze haat en de meest gewetenloze campagnes van leugens en laster. Na hun dood probeert men er onschadelijke iconen van te maken, hen haast heilig te verklaren, hun naam met een soort aureool te omgeven als 'troost' voor de onderdrukte klassen en om die te misleiden; zodoende wordt hun revolutionaire doctrine van haar inhoud ontdaan, wordt ze in diskrediet gebracht en de revolutionaire scherpte bot gemaakt. Over deze manier om het marxisme 'aan te passen' komen de bourgeoisie en de opportunisten uit de arbeidersbeweging vandaag overeen” (Lenin, Staat en revolutie, 1917) (1).
Deze verfoeilijke moord werd al lang voorbereid met een voortdurende lastercampagne tegen Rosa Luxemburg. 'Rode Rosa', 'Rosa de relschopster', 'Rosa de bloeddorstige', 'Rosa, agente van het tsarisme'… gedurende haar leven bleef haar geen enkele leugenachtige aanval op haar persoon bespaard, met als hoogtepunt de oproepen tot pogrom eind 1918, begin 1919, in het bijzonder tijdens de 'bloedige week' in Berlin.
Maar amper enkele weken na haar moord begonnen de bourgeoisie en de opportunisten van de arbeidersbeweging er een onschadelijk icoon van te maken, haar heilig te verklaren, haar revolutionaire theorie van haar inhoud te ontdoen, te discrediteren en er de revolutionaire scherpte af te halen. Rosa Luxemburg mocht zeker niet de compromisloze en voorbeeldige militante blijven die ze geweest is; ze moest een tweede keer vermoord worden, vervormd tot een soort van pacifistische en feministische democrate. Dat is het echte doel, al sinds bijna honderd jaar, van de pogingen om deze grote voorvechtster van de revolutie 'in herinnering te brengen' en 'in eer te herstellen' (dat wil zeggen recupereren).
In de jaren 1930, in Frankrijk bijvoorbeeld, ontwikkelde zich een hele stroming rond Lucien Laurat, een stroming die steeds duidelijker toegevingen deed aan de lokzangen van de democratie om tenslotte te kennen te geven dat van bij het begin van de 'bolsjewistische revolutie', 'de worm' Lenin in de 'vrucht' van het revolutionair project zat. Deze ideologie zong logischerwijze de lofzang van het republikeinse leger in de Spaanse burgeroorlog van 1936-39, begroet de weldaden van de werving van de arbeiders voor de Tweede Wereldslachting onder de dekmantel van de strijd tegen het fascisme. Ze zal de POUM steunen in Spanje en de trotskisten wegens hun nationale 'heldendaden' van verzetsstrijders! Die misselijk makende democratische propaganda bereikte haar hoogtepunt vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog met mensen zoals René Lefeuvre, oprichter van de Franse uitgeverij Spartacus. In 1946, in een bundel teksten van Rosa Luxemburg (2) met een zuiver ideologische inleiding en met een geprefabriceerde titelmontage, 'Marxisme tegen dictatuur' (een titel die nooit door Rosa Luxemburg gebruikt werd!) stelt hij deze voorvechtster van de revolutie voor als radicale vijand van het bolsjewisme, wat niet anders dan een grove leugen is. In de inleiding van de bundel schrijft hij zelfs het volgende: “alle grote marxistische theoretici van internationale naam, Karl Kautsky, Emiel Vandervelde, Rudolf Hilferding, Karl Renner, Georgi Plekhanov – en er zijn er meer – kloegen evenzeer als Rosa Luxemburg de totalitaire doctrine van Lenin aan als absoluut tegengesteld aan de principes van het marxisme.”
Stalin mummificeerde Lenin en perverteerde zijn denken tot een schrikwekkend dogma. Rosa Luxemburg, de 'bloeddorstige', wordt hier een soort heilig apostel van de democratie! De stalinistische contrarevolutie ging met zijn uitwasemingen al gauw twee nieuwe verderfelijke en complementaire ideologieën voortbrengen: aan de ene kant het lokaas van het 'luxemburgisme' en aan de andere het monster van het 'marxisme-leninisme'. In werkelijkheid gaat het om twee kanten van dezelfde medaille, of eerder de twee kaken van dezelfde valstrik: de bolsjewieken 'met het mes tussen de tanden' afwijzen et de aangeboden figuur van een 'vredelievende' Rosa verheerlijken, zoals men de verminkte 'wilde' leeuwen van Hollywood bewondert, zonder tanden noch klauwen.
In 1974 werden in het Duitsland van het democratische kamp (de Bondsrepubliek), zelfs postzegels uitgegeven met het portret van Rosa Luxemburg!
Na de ineenstorting van het Oostblok en de verdwijning van de Sovjet-Unie, werd deze wijd verspreide ideologische campagne terug opgegraven en versterkt om de zogenaamde 'dood van het kommunisme' aan te wakkeren, die met veel ijver werd uitgeroepen na de val van de muur van Berlijn. De officiële ideologie bouwt hier verder op de grootste leugen uit de geschiedenis die bedrieglijk kommunisme gelijkstelt met stalinisme. Dit is een bijzonder doeltreffend ideologisch wapen in handen van de heersende klasse. Want als het proletariaat sinds 1990 zoveel moeite heeft om zichzelf te herkennen als sociale kracht, zijn bewustzijn en organisatie te ontwikkelen, komt dat juist omdat het van zijn verleden afgesneden is, omdat het zijn identiteit verloren heeft, niet meer weet waar het vandaan komt, wat het is en waarheen het kan gaan. Als kommunisme hetzelfde is als stalinisme, die verschrikking die uiteindelijk failliet gegaan is, waarvoor kan dan gevochten worden? Waarom de geschiedenis van de arbeidersbeweging bestuderen, als deze alleen geleid heeft tot de stalinistische catastrofe? Deze logica en dit vergift brengt de bourgeoisie in onze hoofden! En Rosa voorstellen als 'pacifist, republikeins en vijand van Lenin’ - die voorstander van de 'dictatuur van het proletariaat', die 'spirituele vader van Stalin' - is een van de zwartste hoofdstukken uit deze walgelijke propaganda. Wie hieraan, op bewuste wijze of niet, deelneemt, richten zich tegen de arbeidersklasse!
Vandaag komt in blogs, forums (zoals bv. Libcom in Groot-Brittannië, waar slijmerige opmerkingen gemaakt werden over Rosa Luxemburg), in boekhandels en kiosken, zowat overal in Europa en in de wereld, een nieuwe weerzinwekkende campagne op gang om opnieuw het beeld van de militante Rosa Luxemburg te vervalsen. Zo werd in televisie-uitzendingen Rosa Luxemburg recent nog uitsluitend in haar kwaliteiten als 'vrouw' en 'pacifist' opgevoerd. De zeer geëerde en gerespecteerde krant Le Monde publiceerde in september 2013 een artikel, geschreven door ene Jean-Marc Daniel, leraar aan de ESCP Europe Business school, met de zeer sprekende titel: 'Rosa Luxemburg, pacifistische marxiste'. Deze combinatie van de begrippen 'marxist' en 'pacifist' kan ons versteld doen staan: de 'echte marxist' is in de ogen van de heersende klasse degene die de klassenoorlog afzweert, die verzaakt aan de opstand en de omverwerping van het kapitalisme!
Vandaag worden talloze boeken uitgegeven, zelfs in jeugdliteratuur, waarin Rosa Luxemburg opgevoerd wordt als fel tegenstander van de bolsjewieken en van de 'dictator' Lenin. Her en der worden conferenties en debatten georganiseerd, zoals laatst in Parijs onder leiding van de 'luxemburgistische' democratische historici van de groep 'Critique sociale' (zie artikel in dit verband op onze franstalige website). Zelfs in de kunsten werd de prijs MAIF 2014 voor beeldhouwkunst toegewezen aan Nicolas Milhé voor zijn project 'Rosa Luxemburg'! Een echte ovatie voor Rosa… op voorwaarde dat zij tegenover haar strijdkameraden gesteld wordt, tegenover de bolsjewieken, tegenover de Russische revolutie en tegenover de revolutie tout court.
De recuperatie van Rosa Luxemburg om er een 'ongevaarlijk icoon' van te maken, is een brede onderneming van ideologische intoxicatie. Ze is erop gericht het idee door te drukken dat het proletariaat... niet moet vechten om de wereldwijde kommunistische samenleving op te bouwen, maar wel voor een 'democratische' maatschappij, zich inspirerend op het miskende levenswerk van Rosa Luxemburg die op leugenachtige wijze voorgesteld wordt als een vijand van de bolsjewieken. Na de afschuwelijke propaganda van het Zwartboek van het kommunisme, is het vandaag een stuk van deze uiteenzetting die officieel en met overtuiging opgenomen wordt in de schoolprogramma's (3).
Vandaag gaat het er de bourgeoisie om de meest kritische en weerbarstige elementen ervan te overtuigen dat er geen andere toekomst bestaat dan de verdediging van de burgerlijke democratie. Maar achter die verdraaiing van de werkelijkheid, wordt door de 'democraten' van alle slag met deze campagne om Rosa Luxemburg te recupereren, nog een ander - en niet toegegeven - doel nagestreefd: namelijk het in diskrediet brengen – door hen nog maar eens te 'demoniseren' – van de ware standpunten van de revolutionaire organisaties.
Olga/07.11.2014
Voetnoten
(1) Deze meesterlijke passage van Lenin is evenzeer van toepassing op het lot dat de bourgeoisie bedacht voor de Franse sociaaldemocraat Jean Jaurès.
(2) 'Problemen van de socialistische organisatie' (1904), 'Massa's en leiders' (of 'Bedrogen verwachtingen' - 1903),'Vrijheid van kritiek en wetenschap' (1899).
(3) Zie het artikel 'De vervalsing van de geschiedenis in schoolprogramma's' op onze internetsite (Frans).
Onlangs heeft de afdeling van IKS in Frankrijk zijn 21e Congres georganiseerd, welke in twee zittingen heeft plaatsgevonden. De eerste, gewijd aan de debatten over de organisatorische problemen van de oudste afdeling van de IKS, heeft plaatsgevonden tijdens onze Buitengewone Internationale Conferentie in mei 2014 (1). De tweede zitting van dit Congres was aan gewijd twee kwesties:
1) De analyse van de krachtsverhouding tussen de klassen met betrekking tot de sociale situatie in Frankrijk, beginnende met het kritische onderzoek naar onze moeilijkheden in de analyse van de beweging tegen de hervorming van de pensioenen in de herfst van 2010. De discussies rondom deze kwestie hebben geleid tot de goedkeuring door het Congres van de “Resolutie over sociale situatie in Frankrijk”, die beschikbaar is op onze website en die wij in RI 450 hebben gepubliceerd.
2) De verdediging van de organisatie tegenover de pogromistische en politie-achtige aanvallen georganiseerd op internationale schaal (gevoed door bepaalde sociale netwerken, blogs en websites) , en waarvan wij, als voornaamste stroming van de Kommunistische Linkerzijde, het doelwit zijn.
Zoals wordt onderstreept in het artikel dat IKS heeft gepubliceerd over zijn derde Buitengewone Internationale Conferentie, “Het nieuws van onze verdwijning wordt zwaar overdreven”, is de afdeling van de IKS in Frankrijk het epicentrum geweest van de “intellectuele en morele“crisis, die de organisatie heeft doorgemaakt. Deze crisis (die toentertijd niet werd geïdentificeerd) is aan het licht gekomen in de discussie over de Activiteitenresolutie van het 20e Congres van RI, dat wees op de noodzaak van de marxistische cultuur van de theorie en in dit kader de aandacht vestigde op de zwakheden van onze interne debatten, van zowel de afdeling in Frankrijk als van de IKS. De diagnose van het “gevaar van verkalking” en “fossilisatie”, en zelfs “organisatorische ontaarding”, dat in deze activiteitenresolutie werd gesteld, had een grote verontwaardiging veroorzaakt bij een affinitaire kring van militanten (met persoonlijke aanvallen tegen een kameraad, die deze oriëntatie van het centraal orgaan van de IKS had verdedigd en ondersteund). Er kwamen emotionele en volkomen irrationele benaderingen aan de oppervlakte, aangemoedigd door een sterke tendens tot verpersoonlijking van de politieke kwesties (met het absurde idee dat deze Activiteitenresolutie bepaalde jonge militanten “viseerde”, die moeilijkheden hebben om theoretische teksten te lezen).
Geconfronteerd met deze absurde situatie, en een situatie van open crisis, en nadat hij de aard van deze crisis had geïdentificeerd, heeft het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk een politieke strijd gevoerd met als doel het herstel van deze afdeling. Een van de zwakheden van de afdeling in Frankrijk, die door de organisatie werd geïdentificeerd, was het gebrek aan discussie en diepgaand debat over de kringgeest (2). Ten gevolge van de overheersing van het “gezonde verstand”, van de “religie van het dagelijkse leven” en het wantrouwen dat inherent is aan de kring- en clangeest, was de oriëntatietekst die na de crisis van 1993 was aangenomen, door bepaalde militanten verkeerd geïnterpreteerd. Ze werd beschouwd als een wapen tegen deze of gene persoon (of “kompaan” van dat moment), terwijl het om een politieke kwestie ging die ook al is bediscussieerd in de arbeidersbeweging (in het bijzonder binnen de Eerste Internationale en de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in 1903).
Dit gebrek aan theoretische cultuur ging noodzakelijkerwijs samen met emotionele benaderingen en affinitaire, familiaire opvattingen van de organisatie (die beschouwd wordt als een groep vrienden of één grote familie, die wordt verenigd door affectieve banden en niet door gemeenschappelijke politieke beginselen). De heropleving van de pogromistische mentaliteit van de clan, die de IFIKS zou gaan vormen, (en waarvan de vorming van een politie-achtige “politieke groep”, de “IGLC”, wel de apotheose is), vindt zijn wortels in de afwezigheid van een theoretisch debat over de oriëntatietekst “Pogromisme en het kapitalistische barbarendom”, die na de crisis van 2001, ter discussie werd voorgelegd. Toen was het wijdverbreide idee die van “een terugkeer naar een normale situatie”, naar de routine-achtige werking van de organisatie, met de illusie dat, met de uitsluiting van de leden van IFIKS, “het kwaad” was uitgeroeid nadat zij zich als politieverklikkers hadden gedragen. Eveneens werd het idee verspreid dat het niet noodzakelijk was om zich “de hersenen te pijnigen”met het pogromisme als verschijnsel van het kapitalisme in verval dat, met de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, ertoe neigt alle sferen van het sociale leven binnen te dringen (een verschijnsel dat men niet alleen ziet in de imperialistische oorlogen, zoals in de Oekraïne, maar ook onder de jongeren in de voorsteden, op de scholen, en zelfs op het werk).
Het 21e Congres van de afdeling in Frankrijk moest dus het karakter aannemen van een buitengewoon congres. Voor deze afdeling ging het erom de balans op te maken van het werk van haar centraal orgaan en de strijd die zij deze afgelopen twee jaar heeft gevoerd teneinde de aandacht te vestigen op de affinitaire en familiaire opvattingen over de organisatie, die nog in de afdeling in Frankrijk bestonden en die een vruchtbare bodem vormen voor de ontwikkeling van een pogromistische mentaliteit (door de geest van familiaire vendetta of groep van vrienden).
Alle militanten van de afdeling hebben zich actief ingeschreven in de discussies om het werk van het centraal orgaan te begroeten en te ondersteunen, wat het mogelijk maakte dat werd voorkomen dat deze intellectuele en morele crisis tot het uiteenvallen van de afdeling of de vorming van een nieuwe parasitaire groep heeft geleid (met als voornaamste motivatie de bescherming van haar gekwetste trots of die van haar “vrienden”, wat Lenin “het anarchisme van grote heren“ noemde). De verbondenheid met de IKS als politiek lichaam, de wil om de diepere oorzaken van de ernstige afwijkingen te onderzoeken en te begrijpen, waarin bepaalde kameraden waren terechtgekomen, de loyaliteit aan de organisatie en de wil niet te capituleren voor “de onzichtbare hand van het kapitaal“ (volgens de uitdrukking van Adam Smith) heeft het mogelijk gemaakt dat de militanten van de afdeling in Frankrijk zich volop hebben ingeschreven in de oriëntaties van 20e Congres van RI, met name het fundamentele belang van de assimilatie van het marxisme en van theoretische uitdieping door de revolutionaire organisaties. Het enige tegengif om deze intellectuele en morele crisis in de afdeling in Frankrijk te overwinnen, tegen de ideologie van de heersende klasse, tegen de vervreemding en verdinglijking waar, in de kapitalistische maatschappij, de verhoudingen tussen de mensen de vorm van verhoudingen tussen de dingen aannemen, was de ontwikkeling van een echte marxistische cultuur van de theorie.
Een van de zwakheden van het Congres was het feit dat ze geen fundamentele discussie heeft kunnen voeren over de twee opvattingen van de organisatie, zoals die al jarenlang in de oudste afdeling van IKS naast elkaar bestaan, en die een steeds weerkerende bron van splitsingen en breuken vormen: een “familiaire”, affinitaire opvatting, van een groep vrienden, waar de politieke standpunten van de militanten worden gemotiveerd door een persoonlijke loyaliteit of sympathieën, en een opvatting waarbij het cement van de organisatie wordt gevormd door de instemming van de militanten met dezelfde organisatorische principes.
Dat deze afgelopen twee jaar van open crisis, die de afdeling RI heeft getroffen, niet is afgesloten met een nieuwe parasitaire afsplitsing dan is dit is ook te danken aan de bekwaamheid van het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk om het leven van de afdeling te stimuleren, te verlevendigen en om de oriëntaties van het 20e Congres toe te passen. Dit gebeurde met name door middel van de organisatie van studie- en discussiedagen, om het gevaar van verkalking, van het verlies van verworvenheden van IKS te bestrijden, en deze marxistische theoretische cultuur binnen de organisatie en onder alle militanten te ontwikkelen.
Dit had tot doel de intellectuele luiheid te bestrijden, het amateurisme, het verlies van de zin voor lezen en voor theorie, en ook het voortbestaan van de hiërarchische, elitaire opvattingen, die er in bestaan om de theoretische overdenking te beschouwen als een zaak van “specialisten”. De afdeling in Frankrijk heeft deze twee laatste jaar daarom verschillende studiedagen georganiseerd, over verschillende thema's, die verband hielden met de organisatorische problemen die opnieuw, maar op een nog gevaarlijkere wijze dan eerst, waren opgedoken:
– de opvatting van het “individu” bij Marx, van de “associatie” en het geassocieerde werk tegen de stalinistische opvatting van het “anonieme collectief”;
– het Congres van RSDAP van 1903: de kringgeest als manifestatie van de ideologie van de kleinburgerij in het oude redactie van de Iskra en de meningsverschillen tussen Lenin en Martov met betrekking tot paragraaf 1 van de Statuten van RSDAP;
– het Boek I van Het Kapitaal en met name de kwestie van het warenfetisjisme, van de “waardevorm”, de marxistische concepten van de verdinglijking en de vervreemding in de analyse van de waar in verband met onze terugkerende organisatorische moeilijkheden;
– de geschiedenis van de Statuten van de organisaties in de arbeidersbeweging sinds de Bond van de Communisten;– de laatste studiedag van RI (die ze na het 21e Congres heeft gehouden, in aanwezigheid de internationale delegatie aanwezig op dit Congres) ging over een aspect van de “Stellingen over de moraal” (door het centraal orgaan van de IKS voorgelegd als onderwerp van een internationale discussie): de “exogamische” revolutie” in de geschiedenis van de menselijke beschaving en het “endogamische” beginsel van het pogromisme (onderstreept door, bijvoorbeeld, de antisemitische wetten van het nazi-regime).
De crisis, die de afdeling in Frankrijk heeft geteisterd en waarvan de schokgolf zich in de ganse IKS heeft verspreid, is een heilzame crisis geweest: zij heeft het mogelijk gemaakt om een fundamenteel vraagstuk van het marxisme en de arbeidersbeweging aan de oppervlakte te brengen, welke de IKS tot nu toe nooit op theoretische wijze had kunnen opnemen: “de intellectuele en morele dimensie” van de strijd van het proletariaat.
Het “nieuws“ van onze verdwijning die triomfantelijk wordt aangekondigd door het pogromistische en jihadistische “Appel” van de “IGLC”, is dus zwaar overdreven.
De sessie van het Congres, gewijd aan de analyse van de krachtsverhouding tussen de klassen, heeft zich ten doel gesteld om de diepere oorzaken te begrijpen van de sociale rust sinds de beweging tegen de hervorming van de pensioenen in de herfst van 2010 en de verkeerde analyses van de afdeling in Frankrijk. Deze fouten hebben zich weerspiegeld in bepaalde artikelen van onze pers, die wij aan kritiek hebben moeten onderwerpen. In werkelijkheid was de organisatorische crisis reeds potentieel vervat in het verlies van de methode van het marxisme, het verlies van onze theoretische verworvenheden om de dynamiek van de klassenstrijd te analyseren.
Het ongeduld, het immediatisme en het verlies van zicht op de functie van de organisatie hebben zich gemanifesteerd door activistische tendensen in de tussenkomst in de directe strijd, ten koste van diepgaande debatten over de sociale bewegingen. Het Congres heeft aangetoond dat de beweging van de herfst van 2010, tegen de hervorming van de pensioenen, in werkelijkheid een manoeuvre was van de bourgeoisie, die haar vakbonden in het zadel konden zetten, om een schrijnende nederlaag toe te brengen aan de arbeidersklasse en haar economische aanvallen door te zetten.
De sociale rust, sedert meer dan vier jaar, laat zien dat het proletariaat in Frankrijk deze nederlaag nog niet heeft verteerd. Om deze manoeuvre van de bourgeoisie en de omvang van de nederlaag in 2010 te begrijpen, heeft het Congres aangetoond dat ons ongeduld ons het “abc” van het marxisme heeft doen vergeten: zolang er zich nog geen revolutionaire periode voordoet, een situatie van “dubbele macht”, is het altijd de heersende klasse die in het offensief is, en voert de uitgebuite klasse slechts een verdedigende strijd, van verzet tegen de aanvallen dat zij ondergaat. Om te begrijpen hoe de bourgeoisie de economische, politieke en ideologische aanvallen tegen de arbeidende klasse in Frankrijk heeft kunnen uitvoeren, heeft het Congres van RI afstand moeten nemen van de onmiddellijke gebeurtenissen en opnieuw de dynamiek van de klassenstrijd sinds de 'ommekeer' van 2003 moeten onderzoeken, door deze te herplaatsen in het historische en internationale kader, dat werd bepaald door de instorting van het Oostblok, de ideologische campagne over “het faillissement van het kommunisme”, het “einde van de klassenstrijd” en de “verdwijning van het proletariaat” als de enige sociale kracht die in staat is om de wereld te veranderen.
Dit “ommekeer” van 2003, die gekenmerkt werd door het zoeken van de solidariteit in de strijd en tussen de generaties, heeft laten zien dat de arbeidersklasse in Frankrijk, net als op internationaal vlak, bezig was om de weg van de strijd te hervinden na de mokerslag en de diepe teruggang die haar met de instorting van het Oostblok en de zogenaamde “communistische” regimes, was toegebracht. Aldus, in 2006, dreigde de strijd van de studenten van CPE, die de bourgeoisie heeft verrast, zich naar de andere generaties en de actieve werknemers uit te breiden. Dat gegeven noodzaakte de bourgeoisie om zijn project in te trekken omdat er het reële gevaar bestond dat de ontwikkeling van een meer vastbesloten solidariteit alle werkers zou besmetten. Daarom is de bourgeoisie, vanaf 2007, tot de tegenaanval overgegaan. Zij kon de deze nederlaag niet tolereren en ze moest proberen om elk spoor ervan uit te wissen: de aanval op de speciale regelingen was in feite georkestreerd om te trachten precies deze aan de gang zijnde dynamiek van solidariteit binnen de arbeidersklasse aan te vallen.
De debatten op het Congres hebben eveneens aangetoond dat de afdeling in Frankrijk slachtoffer is geworden van de campagne van de burgerlijke media over de “financiële crisis” van 2008, die de bedoeling had om een “golf van paniek” te zaaien in de hele maatschappij en vooral binnen de arbeidersklasse, om haar zo de offers te doen slikken. Men wilde doen voorkomen dat het ging om een crisis van het “financiële systeem” (dat men door hervormingen kan saneren) en niet om een nieuwe schok van het historische bankroet van een wereldsysteem, dat gebaseerd is op de productie van waren en de uitbuiting van de arbeidskracht van de proletariërs.
Deze “golf van paniek”, die ook de IKS en in het bijzonder zijn afdeling in Frankrijk heeft getroffen, heeft het Congres genoodzaakt om de klok gelijk te zetten, vooral door ons opnieuw de analyse van het “machiavellisme” van de bourgeoisie eigen te maken, haar capaciteit om haar media in te zetten als een ideologische gif om het bewustzijn van de uitgebuite massa's te vertroebelen. Aangezien het bewustzijn het voornaamste wapen is van het proletariaat in de omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van een nieuwe maatschappij, is het normaal dat de heersende klasse permanent probeert om zijn doodsvijand door ideologische en media campagnes te ontwapenen.
Het Congres heeft vastgesteld dat de verwarring van de afdeling in Frankrijk, en zijn activistische tendensen in de onmiddellijke strijd die ten koste gingen van onze activiteit op lange termijn, het gevaar inhield om de organisatie mee te trekken in gevaarlijke avonturen en, in het bijzonder, in de valstrik van het “arbeiderisme” en een “radicale vorm van ultralinks” te vallen. Zoals wij het vaak hebben onderstreept, is het immediatisme de koninklijke weg naar het opportunisme en het revisionisme, naar het opgeven van de proletarische principes.
Het Congres heeft benadrukt dat het uit het zicht verliezen van de methode en de verworvenheden van het marxisme in de analyse van de klassenstrijd verband houdt met een onderschatting:
De Resolutie over de sociale situatie in Frankrijk die door het Congres werd aangenomen, heeft niet alle kwesties die in de debatten werden opgeworpen kunnen opnemen en ontwikkelen. Deze zullen moeten worden verdergezet in de organisatie (in het bijzonder deze omtrent de versterking van de staatkapitalistische maatregelen die niet alleen de situatie in Frankrijk aanbelangt).
Het rapport over de verdediging van de organisatie, dat aan het Congres werd voorgelegd, had tot doel de ervaring van IKS en zijn afdeling in Frankrijk samen te vatten tegenover de methoden tot vernietiging van de organisatie, welke door onze kameraad MC (stichter van IKS), werden geïdentificeerd, met name tijdens de crisis van 1981. Die situatie heeft ons genoodzaakt over te gaan tot het terugwinnen van ons materiaal dat door „de tendens “Chénier” was gestolen (schrijfmachines, stencilapparaat, enz.). Tegenover het gedraal en de kleinburgerlijke weerstand, die toentertijd in RI (en met name in de afdeling van Parijs) bestond, moest MC steunen op het centraal orgaan van de afdeling in Frankrijk om haar materiaal terug te winnen en de zeden en gewoonten van shoften van deze zogenaamde “tendens” vervolgens publiekelijk aan te klagen (met een communiqué over de uitsluiting van Chénier om de andere groepen van het proletarisch politiek milieu te waarschuwen voor en te beschermen tegen de manoeuvres van dit troebele element).
Aangezien de revolutionaire organisatie een vreemd lichaam is in de burgerlijke maatschappij, zei Marx van het proletariaat: “het is een klasse van de burgerlijke maatschappij, die geen klasse is van de burgerlijke maatschappij is, [maar] een stand die de ontbinding van alle standen is”. Hij wilde hiermee zeggen dat de proletariër zijn plaats in de burgerlijke vennootschap nooit werkelijk kan vinden. Het proletariaat en de bourgeoisie zijn twee tegengestelde klassen. Daarom, als organisatie van het proletariaat, was er natuurlijk geen sprake van om naar het politiebureau te gaan om daar aangifte te doen (dat ons in ons gezicht zou hebben uitgelachen!). Dit gestolen materiaal was niet het privé-bezit van een persoon, maar behoorde toe aan een politieke groep en was gekocht met het geld van de bijdragen van de militanten. Het was dus een plicht, die op een proletarisch moreel principe is gebaseerd, om het terug te krijgen om niet de zeden en gewoonten van gangsters en de wet van de straat te tolereren binnen een communistische organisatie.
De discussies op het Congres hebben zich voornamelijk gericht op een kernprobleem: waarom is de revolutionaire organisatie een vreemd lichaam in de burgerlijke maatschappij? De militanten, die zich engageren in een kommunistische organisatie dienen hun engagement te aanvaarden, door radicaal met de zeden en gewoonten van de burgerlijke maatschappij te breken en met deze van alle sociale lagen die geen historische toekomst hebben (met name de kleinburgerij en de lumpen). Net omdat de revolutionaire organisatie, hoewel ze bestaat binnen het kapitalisme, een vreemd lichaam is in dit systeem, probeert de heersende klasse en haar meest ijverige dienaars permanent om haar te vernietigen. Dat is ook de reden waarom de kommunistische organisaties, vanwege hun “extremistische” ideeën, altijd in de gaten worden gehouden door de gespecialiseerde diensten van de kapitalistische staat (met inbegrip natuurlijk van de diensten voor informatica-ontcijfering).
En zodra zij kan, probeert de dominerende klasse of bepaalde van zijn sectoren (die niet noodzakelijkerwijs direct aan het staatsapparaat en de officiële politie zijn verbonden) ook om ze te infiltreren, zoals het de hele geschiedenis van de arbeidersbeweging aan het licht heeft gebracht. Enkel de opportunisten en de verzoeners van allerlei slag (die de burgerlijke democratie vereren zoals de koorknapen de goede God vereren) verbeelden zich dat, omdat onze ideeën zeer in de minderheid zijn in de maatschappij en geen enkele invloed in de uitgebuite massa's hebben, deze kleine verlichte “sekte” die, met haar “complottheorieën”, “overal vijanden ziet” het repressie-apparaat van de burgerlijke staat volkomen koud laat.
De discussies op het Congres hebben aangetoond dat om de revolutionaire organisatie, dit lichaam dat vreemd is aan het kapitalisme, te kunnen blijven verdedigen, deze het localisme moet bestrijden en haar internationale eenheid levendig moet houden tegenover de aanvallen die als doel hebben ofwel om het te vernietigen, ofwel om „een cordon sanitaire“ te vormen rondom haar om te verhinderen dat nieuwe elementen op zoek naar een klassenperspectief haar kunnen benaderen.
Wij weten dat de lastercampagnes tegen IKS niet zullen ophouden, zelfs wanneer zij tijdelijk in demper gezet kunnen worden. Het zijn de klassieke methoden van de dominerende klasse tegen de revolutionaire beweging sinds Marx duidelijk aan heeft getoond dat het proletariaat de grafdelver van het kapitalisme is.
Sinds de laster van Herr Vogt (een agent van Napoleon III) tegen Marx tot aan de oproepen tot de pogrom tegen Spartakisten, die geculmineerd is in de laffe en beestachtige moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, heeft de geschiedenis uitgewezen dat de repressie van de revolutionaire organisaties altijd door laster wordt voorbereid.
De haat die de IKS oproept (in een klein filistijns milieu, die door een “vriendenkring van oudgediende militanten van de IKS” in gang is gezet), is de haat van de bourgeoisie voor de revolutionaire beweging van het proletariaat, die van Thiers, Mac Mahon en Galliffet voor de Commune van Parijs, die van Noske, Ebert en Scheidemann voor de dreigende uitbreiding van de Oktoberrevolutie naar Duitsland.
Tegenover de ontketening van een pogromistische mentaliteit tegen de organisatie, heeft het 21e Congres van RI een duidelijke oriëntatie uitgestippeld ter verdediging van de organisatie in het kader van “de intellectuele en morele” dimensie van de strijd van het proletariaat.
“Alleen de arbeidersklasse, zoals Engels het heeft gezegd, heeft de zin en de interesse voor de theorie bewaard. De dorst naar kennis, die de arbeidersklasse bewaart, is een van de belangrijkste intellectuele verschijnselen van de tegenwoordige tijd. Uit moreel oogpunt, zal de arbeidersstrijd de cultuur van de maatschappij vernieuwen” (Rosa Luxemburg, “Stagnation und Fortschritt des Marxismus”, 1903).
Révolution Internationale
Voetnoten
(1) Zie ons artikel op onze website: “De Buitengewone Internationale Conferentie: Het “nieuws” van onze verdwijning wordt zwaar overdreven!”.
(2) “De kwestie van de organisatorische functionering in de IKS” ontwikkelt uitvoerig onze analyse rond de kwestie van de clans en het clanisme
De bloedige en barbaarse aanslagen die afgelopen maand in Parijs plaatsvonden, leidden tot een massale verontwaardiging, afschuw en een algemene afwijzing. Dit alles heeft zich vertaald in een reusachtige demonstratie in alle grote steden in Frankrijk en in talrijke grote steden over de hele wereld. Miljoenen mensen, honderdduizenden proletariërs wilden bijeenkomen om gezamenlijk uiting te geven aan de totale afwijzing van dergelijke barbaarse terroristische daden. De solidariteit nam spontaan bezit van de straten en pleinen.
Maar deze gezonde en noodzakelijke reactie werd onmiddellijk geconfronteerd met patriottische oproepen van bijna de hele Franse bourgeoisie tot "nationale eenheid" en "heilige eenheid". Een bourgeoisie die schaamteloos gebruik maakte van de emotie, welke zich meester had gemaakt van de gechoqueerde bevolking. Als we de politici en de media mogen geloven, dan stond Frankrijk op het punt “een oorlog te beginnen”. Alleen de staat zou ons kunnen beschermen: zij alleen zou de “Franse veiligheid”, de “democratie” en de “vrijheid van meningsuiting” kunnen verdedigen. En dit ideologische vergif is ook op grote schaal toegediend in Denemarken na de recente bomaanslagen in Kopenhagen. De angst en de bezorgdheid, vakkundig gedistilleerd door de media, was zodanig dat in het hoofd van iedere doodsbange werker het idee ontstond van “vadertje staat”, dat het “brave volk” zijn welwillende bescherming aanbiedt.
Voorbijgaand aan deze misleidingen, dringen er zich aan het proletariaat verschillende vragen op. Wie profiteert er werkelijk van de gruwelijke misdaden gepleegd tegen de journalisten van Charlie Hebdo en de klanten van de koosjere slager? Wat betekenen de zoetsappige voorstellen van de regering? Wat zit er achter de intensieve mediapropaganda over de fameuze “post 7 januari”, die doet denken aan de “post 11 september 2001”? De waarheden die verborgen zijn achter de burgerlijke propaganda moeten tevoorschijn komen. Het proletariaat kan niet alles naïef wat de staat vertelt voor lief nemen of het zal er in de toekomst duur voor betalen.
De Franse bourgeoisie heeft sinds de gepleegde aanslagen haar eenheid getoond. De oorlog die de verschillende concurrerende fracties en klieken gewoonlijk voeren, is als bij toverslag verdwenen. In naam van de verdediging van het “aangevallen vaderland”, het “Franse volk in gevaar”, moet de “Franse natie” een “blok vormen tegen de terroristische dreiging”. Opgesmukt met een humanistische façade, zich verbergend achter hypocrisie en leugens, vond de imperialistische aasgier een gouden alibi om haar duidelijker militair engagement in de wereld te rechtvaardigen, opdat Frankrijk “haar rangplaats behoudt”. Zonder dralen werd de kruiser Charles de Gaulle uitgezonden naar een voorpost in deze nieuwe kruistocht.
Verdwenen is de actieve militaire rol die het Franse imperialisme speelt in talrijke oorlogen die de planeet in vlam zetten en die ze in het verleden moest proberen te verbergen door ze in te kleden met een “humanitaire” rechtvaardiging! Uitgegomd is de rol die de Franse bourgeoisie en haar leger hebben gespeeld in de genocide in Rwanda in de regeringsperiode van een andere zogenaamde socialistische president Mitterrand! In vergetelheid geraakt zijn de verklaringen van deze laatste die de genocide van één miljoen doden in dat land geen ernstige gebeurtenis noemde! De extreme barbaarsheid van de aanslagen lijkt de Franse staat het recht te geven om oorlog te voeren en om de zogenaamde “vrijheden” te beperken. Na de aanslagen heeft de bourgeoisie onbeschaamd het kostuum van de bewaker van orde en veiligheid aangetrokken. Geconfronteerd met een irrationele moorddadige waanzin, moet de ordinaire barbarij van de democratische staten worden gepresenteerd als “normaal”.
Als ijverige dienaren konden de media vervolgens misselijkmakende beelden vertonen van een massale inzet van veiligheidstroepen, die tot de tanden waren bewapend. Duizenden politieagenten, gendarmes en militairen kunnen van nu af aan kriskras alle openbare ruimtes doorkruisen. En naar verluid is dat voor ons welzijn! Een deel van de Franse rechterzijde stelde vervolgens, zonder enige terughoudendheid, de noodzaak van het instellen van een Franse Patriot Act. De linkerzijde en de regering hebben dit heel snel en heel hypocriet “afgewezen” om vervolgens beter in staat te zijn maatregelen voor te bereiden die er als twee druppels water op lijken. En inderdaad is in termen van ideologische en repressieve reactie de gelijkenis groot tussen de Patriot Act en de politiek die de afgelopen maand in Frankrijk aangenomen is. Het is trouwens dit veiligheidsbeleid dat de socialistische Hollande wil verdedigen in de Europese Unie, die al verleid en veroverd is.
Het is goed om in herinnering te roepen hoe de Patriot Act is ontstaan! Op 11 september 2001 boorden twee vliegtuigen zich met volle kracht in de Twin Towers in New York. Twee andere vliegtuigen stortten neer in respectievelijk Washington en Pennsylvania. De balans was afschuwelijk: meer dan 3.000 mensen werden gedood. Twijfel blijft bestaan over de omvang van de medeplichtigheid van de Amerikaanse overheid in de aanslagen. Maar één ding is zeker, net zoals in Frankrijk werden het Amerikaanse politieke apparaat en de media onmiddellijk erna opgevorderd om de bevolking te mobiliseren voor de oprichting van een staat van oorlog op Amerikaanse bodem. De imperialistische doelen van de Verenigde Staten waren niet afwezig in deze cynische berekening en orkestratie van deze oorlogspsychose.
Voor de Amerikaanse bourgeoisie moest van deze dramatische gebeurtenis geprofiteerd worden om het “Vietnamoorlog-syndroom” uit te gommen, hun interventie in Irak te rechtvaardigen ten koste van grove leugens, en hun intrede in Afghanistan voor te bereiden. Elke grote terroristische aanval op hun nationale grondgebied wordt nog altijd gebruikt door de bourgeoisie voor haar oorlogszuchtige doeleinden. Alle anti-terroristische maatregelen van de staten zijn niet alleen machteloos om de opkomst van het terrorisme in te dammen, maar ze maken ook deel uit van de escalerende terreur. Ze voeden bovendien het klimaat van wantrouwen ten opzichte van de anderen door verdeeldheid te zaaien binnen de bevolking. Frankrijk ontsnapt niet aan deze regel. Als het terrorisme in feite een oorlogswapen is van de bourgeoisie van een land, ongeacht haar religie, is het toch ook een waardevol ideologisch wapen van de laatstgenoemde tegen de arbeidersklasse. Dus de kruistocht tegen de “As van het kwaad”, ingevoerd door de regering Bush, heeft het haar mogelijk gemaakt de befaamde Patriot Act in te stellen, zelfs zonder de goedkeuring van de wetgevende macht.
Het is dan ook “normaal” geworden om mail, post, telefoon van iedereen te inspecteren en schaamteloos elk appartement te kunnen betreden, zelfs in afwezigheid van de bewoners. Een fouillering van de mensen die naar hun werk gaan, kan zonder uitleg worden gedaan. Wat de politie betreft, die is toegerust met een bijna volledige immuniteit. De moorden die steeds vaker worden begaan door de politie, in het bijzonder tegen zwarten, en die in het algemeen geen aanleiding geven tot een juridisch onderzoek, zijn concrete uitdrukkingen daarvan. In feite zijn de zogenaamde punctuele en buitengewone maatregelen permanent geworden. Net als in Groot-Brittannië, waar hetzelfde voorwendsel werd gebruikt om het toezicht via ontelbare camera's te rechtvaardigen in bijna elke straat en metro van de steden van dit land. In een democratie zijn de uitzonderlijke wetten de norm geworden.
Natuurlijk, in Frankrijk heeft het proletariaat een andere ervaring dan die in de Verenigde Staten. De Commune van Parijs in 1871 en Mei 1968 zijn niet volledig uit het geheugen gewist van de arbeidersklasse. De Franse bourgeoisie weet dit en dat is de reden waarom ze voorzichtiger is. Ze gaat op een meer verborgen wijze voort dan haar Amerikaanse tegenhanger. Maar dat kon niet verhinderen dat premier Valls twee weken na de aanslagen in Parijs een reeks van maatregelen onthulde die door de hele Europese bourgeoisie werd gesteund en zelfs de Amerikaanse leiders niet zouden hebben misstaan. Deze zelfde minister zei dat gezien "de formidabele uitdaging waarmee Frankrijk wordt geconfronteerd, het nodig om was om uitzonderlijke maatregelen te nemen", die zoals we weten in werkelijkheid permanent zullen zijn. De financiële last bedraagt 700 miljoen euro, welke wordt gecompenseerd door bezuinigingen op de staatsuitgaven, die nu al verminderd zijn.
Op het militaire apparaat zal daarentegen niet worden bezuinigd, zoals oorspronkelijk was voorzien. En de gendarmerie en de politie zal massaal worden versterkt met mensen en materiaal. Zwaar bewapende agenten en soldaten zullen ongeveer overal patrouilleren en niet alleen in de “gevoelige” gebieden. Het proletariaat mag niet naïef zijn. Een staat die op deze manier haar macht laat zien, past een directe vorm van intimidatie toe. Dit is een waarschuwing aan de werkers. Het gaat hier om de macht om met “republikeinse legaliteit” bewaken en te onderdrukken. En dit is niet alleen gericht tegen alles dat de orde verstoort en niet de norm is, maar vooral tegen het proletariaat en haar strijd, die moet worden gecriminaliseerd.
De Patriot Act is in feite een obsessie voor de hele burgerlijke democratie. Als bewijs, in Frankrijk ontsnappen zelfs kinderen vanaf zeven of acht jaar op de basisschool niet aan de nauwgezette controles. En pas op voor de leraren die zich niet als informanten laten gebruiken bij dit vuile werk! In naam van het secularisme wil de overheid dat kinderen op school een strikter zogenaamd “burgerlijk” onderwijs krijgen om ze zo tot volledig geconditioneerde en onderworpen aanbidders van de staat te maken. En dat is niets anders dan het inpeperen van regels en burgerlijke waarden, dit misleidende masker waarachter de kapitalistische dictatuur van de uitbuitende klasse zich verbergt. Als de terugkeer naar de militaire dienst niet meer mogelijk is voor de bourgeoisie, kunnen we erop wedden dat een versterkte maatschappelijke dienst binnenkort in unanimiteit wordt aangenomen.
De heersende klasse heeft, buiten haar eigen interne verdeeldheid, altijd perfect begrepen wie haar doodgraver is. De geschiedenis van deze klasse valt samen met de middelen die ze zichzelf systematisch heeft verschaft om de confrontatie aan te gaan met haar enige echte vijand: het proletariaat. In een revolutionaire periode, breekt de kapitalistische staat haar hoofd niet over wetten om het strijdende proletariaat af te slachten. De Kozakken tijdens de revolutie in Rusland in 1917 of de Vrijkorpsen in 1919 van het sociaal-democratische Duitsland zijn sinistere voorbeelden. Maar wanneer de arbeidersklasse niet direct een bedreiging voor de macht van de bourgeoisie vormt, moet deze zijn ware uitbuitende aard verbergen achter een wirwar van ideologische leugens, achter een gesofisticeerd democratisch scherm.
Bijna 150 jaar geleden, toen de socialistische partijen nog echte revolutionaire organisaties waren, toen de kanselier van het Duitse Rijk, de heer Bismarck, de zeer bloedige republikeinse hond Thiers hielp om de Commune van Parijs neer te slaan, kondigde hij zijn anti-socialistenwetten af. De wet verbood de socialistische en sociaal-democratische organisaties en al hun activiteiten in het Duitse Rijk. Deze repressieve wet ging gepaard met een versterking van de aanwezigheid van het leger en de politie in alle grote Duitse steden. Maar dit beleid van de “ijzeren hand” is niet het voorrecht van dit Rijk. In 1893-1894, in de zeer democratische Franse Derde Republiek, werden de zogenaamde “worgwetten” (“lois scélérates”) aangenomen. Onder het mom van de strijd tegen de criminaliteit waren ze direct gericht op anarchistische groepen en bedreigden ze tegelijkertijd alle arbeidersorganisaties. Alleen maar verdacht worden van sympathieën voor het anarchisme of de arbeidersstrijd werd al beschouwd als een misdaad.
Zoals vandaag, moedigden deze wetten informanten aan. In 1894 was Jean Jaurès nog maar net terug uit Carmaux, waar hij de staking van de mijnwerkers had gesteund, die hadden geleid tot een gewelddadige onderdrukking door de gendarmerie en het leger, of hij stond al in de Kamer van Afgevaardigden om deze wetten te veroordelen: "U bent dus genoodzaakt om in de criminaliteit te werven om de criminaliteit in de gaten te houden, in de ellende te werven om de ellende in de gaten te houden en in de anarchie om de anarchie in de gaten te houden.” De echte schurken bevonden zich in Parijs, onder hen die deze wetten hadden afgekondigd. In Carmaux had een zekere Tornado, die actief was in de stakingen van 1892, de stakende mijnwerkers geld uit Parijs aangeboden om dynamiet te kopen. Dit zou de weg openen voor een onmiddellijke onderdrukking, die in naam van de “strijd tegen het terrorisme” zou worden gerechtvaardigd. Jaurès had een goede reden om de actie aan te klagen, omdat die in werkelijkheid gericht was tegen de strijd en de stem van de arbeidersbeweging.
Vanuit dit oogpunt is “de vrijheid van meningsuiting” of “de vrijheid van pers”, die nu zo worden geroemd, altijd een illusie geweest die zorgvuldig is onderhouden door de heersende klasse. Niet alleen omdat de media en het officiële taalgebruik de wasem en eigendom zijn van het kapitaal, maar omdat ze van meet af aan hun trouw betonen aan de burgerlijke staat. Het is dus niet nodig voor deze laatste om de media “van op afstand te bedienen” of systematisch de inhoud van hun propaganda te dicteren. (1) Het nepotisme en de vriendjespolitiek onder vele journalisten is bekend. De samenzwering van de media met de politieke leiders zijn daarom alleen zuiver anekdotisch gevolgen en niet de oorzaak van de eerstgenoemden hun volgzaamheid. Elke echte oppositie, die kritiek uitoefent en vraagtekens plaatst bij de kapitalistische staat heeft geen plaats in de media en wordt dan ook niet aanvaard noch op grote schaal verspreid. De “vrijheid van meningsuiting” beperkt zich in werkelijkheid tot die enkele meningen die zich onderwerpen aan de staat, de wetten en de waarden van het kapitaal.
De arbeidersklasse is internationaal en in Frankrijk in grote problemen. Maar het proletariaat is verre verwijderd van het neerleggen van de wapens. In een situatie waarin de economische crisis slechts kan gaan verergeren en de verslechtering van de leefomstandigheden blijft doorgaan, weet de bourgeoisie dat er een tijd zal komen van omvangrijke arbeidersstrijd. Hoe meer ze zich er op voorbereid, des te beter! De heersende klasse weet vanaf het begin welk gevaar het revolutionaire proletariaat en haar voorhoede-organisaties voor haar en haar systeem vertegenwoordigen. Haar besef van dit gevaar, haar eenheid daar-tegenover en haar machiavellisme kent geen grenzen. Machiavelli, die in de Renaissance leefde, was op dit vlak de belangrijkste voorloper van de bourgeoisie: "Leugens en bedrog zijn de middelen om te regeren, die iedere prins met een maximale efficiëntie moet weten te hanteren.” Kortom, het doel heiligt de middelen, er is geen enkel moreel principe te eerbiedigen. De huidige bourgeoisie heeft deze regeringsmethode tot hoogtes gebracht die nog nooit in de geschiedenis zijn bereikt. De leugen, de terreur, de dwang, de chantage, het aanwijzen van zondebokken, het “pogromisme”, het complot en de moord zijn gebruikelijke middelen van de kapitalistische regeermethode. De moord op de revolutionairen Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in 1919 op bevel van de sociaal-democratische regering van Ebert in Duitsland is er de meest symbolisch uitdrukking van. Zoals de moord op Jaurès in juli 1914, die door een hatelijke patriottische campagne van de zeer democratische Franse republiek werd voorbereid, dat slechts sprak over “heilige eenheid” en het wentelen in het slijk van de eerste wereldslachting. Het machiavellisme van de bourgeoisie is geen ontaarding van de democratie, maar is het product van de overheersende aard van de kapitalistische klasse, de meest intelligente van de geschiedenis.
Pearl Harbour is een angstaanjagend voorbeeld van het machiavellisme van de bourgeoisie. In 1941 staan de Verenigde Staten te popelen om de oorlog in te gaan tegen Japan en Duitsland. Om dit te rechtvaardigen, op de hoogte van de dreigende aanval van de Japanse de luchtmacht op de militaire basis van Pearl Harbour, aarzelde de Amerikaanse regering geen moment om zijn Pacifistische Vloot en duizenden soldaten te offeren die daar ongewapend gestationeerd waren. Op dit gebied zijn er legio voorbeelden. De versterking van de controle en het toezicht door de politie, de hand over hand toenemende verharding van de aangekondigde repressieve maatregelen door de regering van president Hollande is slechts één van de uitingen van dit machiavellisme van de bourgeoisie. De beelden van de bereidheid om de Franse “burgers” te beschermen is slechts om zand in de ogen te strooien, een eenvoudig alibi. De bourgeoisie, geconfronteerd met de noodzaak van de verdediging van haar kapitalistische belangen, heeft altijd blijk gegeven van een totale minachting voor het menselijk leven. De militarisering van de samenleving is de directe versterking van de totalitaire macht van het staatskapitalisme. Democratie is ook het ideologische masker van de dictatuur van het kapitaal. Een verschrikkelijk effectief en hypocriet masker voor de uitbuiting en de terreur door de staat, dat het monopolie heeft op geweld.
Een staatsgeweld dat recht en orde moet handhaven om de wrede uitbuiting van het kapitalisme te waarborgen. Een toestand die de pesterijen voortbrengt, de dagelijkse vernederingen op het werk, massale werkloosheid en toenemende verarming. Kortom, een ongehoord geweld, waartegen men niet in opstand zou mogen komen en die men, als “ brave burgers” zou moeten aanvaarden zonder een spier te verrekken. Zoiets niet beseffen, geloven in de goede wil van de staat en in het humanisme van de uitbuitende klasse, zou neerkomen op een politieke ontwapening. De maatregelen van Valls en Hollande vandaag, net zoals die elders worden ingezet, bereiden zeer serieus en actief de repressie voor. Alleen het revolutionaire proletariaat in de strijd zal kunnen proberen om de verschrikkelijke gewapende arm van de bourgeoisie en die van haar lidstaten te verlammen door haar communistische perspectief te bevestigen.
Cyril / 2015.02.10
Voetnoten
(1) Dit zo zijnde, staatskapitalisme leidt vaak tot controle en een volledige geheimhouding van informatie op het moment dat zoiets nodig is, in het bijzonder in oorlogstijd. Het is voldoende om te herinneren aan de Eerste Golfoorlog, toen de media gehoorzaam, als brave hondjes, de militaire operaties volgden en de ideologische aanval van het Amerikaanse leger verspreidden (lees onze brochure over dit onderwerp).
“De ideeën van de heersende klasse zijn in elk tijdperk de heersende ideeën, dat wil zeggen dat die klasse die de heersende materiële macht in de maatschappij vormt, tegelijk de heersende geestelijke macht is.” (Marx et Engels, De Duitse Ideologie).
“De heersende ideeën van een tijd waren altijd slechts de ideeën van de heersende klasse”. (Marx et Engels, Het Kommunistisch Manifest).
De angst voor de ander, het gevoel van isolement, het individualisme en de haat verspreiden zich vandaag als een gif in de aders van de maatschappij. Deze sociale verwording is een van de manifestaties van de ontbinding, de laatste historische fase van het kapitalisme in verval, die aan het eind van de jaren '80 is ingetreden. Deze algemene teruggang is waarschijnlijk de grootste oorzaak van menselijk lijden: tegenover de economische wereldcrisis en zijn gevolgen, tegenover de barbaarse oorlogen en hun verschrikkingen, leiden de afwezigheid van solidariteit, de ontbinding van de sociale verhoudingen (juist eigen aan deze maatschappij in ontbinding) tot berusting, vrees en wanhoop. Er is niets ergers dan zich alleen en geatomiseerd te voelen.
Als reactie wordt er een schijn van solidariteit verspreidt, gehandhaafd door de heersende klasse, die van het terugplooien op de familie, de clan, de culturele, etnische of religieuze gemeenschap, de regio, de natie, “het ras”, even zovele entiteiten die in concurrentie, zelfs in oorlog zijn met “de andere”: de andere familie, clan, gemeenschap, cultuur, etniciteit, godsdienst, regio, natie of “ras“. De oorzaken van deze dynamiek, gekenmerkt door de angst voor de toekomst, de no future zijn natuurlijk velerlei. (1)
In dit kader hebben wij ervoor gekozen om, in het bijzonder te beklemtonen dat de vrijwillige, doelbewuste en berekende actie van de bourgeoisie een van de essentiële oorzaken is van deze dodelijke dynamiek. Haar ideologie, haar propaganda, haar redevoeringen en haar media staan ten dienste van een kenmerkend doel van de uitbuitende klassen: “Verdelen om beter te heersen”. Men mag dus de capaciteiten van onze klassevijand vooral niet onderschatten. De bourgeoisie, in het bijzonder haar meest geschoolde en bewuste deel, die zich groepeert en zich organiseert binnen de Staten, is de meest doortrapte en meest machiavellistische heersende klasse van de geschiedenis. Zij weet heel goed dat de kracht van het proletariaat berust in zijn bekwaamheid om verenigd e zijn en solidair. En aangezien “een van de oudste beginselen van de militaire strategie bestaat in de noodzaak om het vertrouwen en de eenheid van het vijandige leger te ondermijnen”, “heeft de bourgeoisie altijd de noodzaak begrepen deze kwaliteiten in het proletariaat te bestrijden” (2)
En aan het begin van de zomer van 2015, is dit propagandistische tromgeroffel bijzonder luidruchtig en… walgelijk. In Griekenland ondergaat de arbeidersklasse de ergst verschrikkingen van de economische wereldcrisis. Gelijktijdig buit de bourgeoisie, en dit op internationaal vlak, de huidige zwakte van de strijdwil en het bewustzijn van de arbeiders uit door zonder ophouden het ene “volk” tegen het andere op te zetten. De ultralinkse en ultra-rechtse fracties op het burgerlijke politieke schaakbord wijzen het Europese dictaat, de trojka EU/BCE/IMF en “de tergende Duitsers” als verantwoordelijken aan voor al het kwaad; hun redevoeringen zijn ultranationalistisch, zij roepen op tot de opstand van het “Griekse volk”, het “Franse volk”, “het Spaanse”…
In Griekenland is de overwinning van het “nee” van het referendum in de manifestaties gevierd door massaal met de Griekse nationale vlag te zwaaien. Al naar gelang het geluid van haar linkse, centrum en rechtse fracties verandert de heersende klasse haar redevoeringen en van zondebokken. Tegelijkertijd houdt ze vast aan dezelfde nationalistische logica door te wijzen op “de traditionele onverantwoordelijkheid van de Grieken” en door te beweren dat “de Europese belastingbetalers” de rekening zullen moeten betalen voor “de Griekse laksheid” en “het Grieks egoïsme”.
Behalve de reële en onoplosbare economische problemen op lange termijn van het wereldkapitalisme, vormen het mediacircus over de terugbetaling van de Griekse schuld, evenals het referendum van Tsipras, allemaal ideologische valstrikken die bijdragen om deze propaganda geloofwaardig te maken. Het gaat trouwens om een van de krachten van de bourgeoisie: erin slagen om zijn eigen moeilijkheden, zijn crisis, zijn oorlogen, zijn rampen, zijn verrotting te gebruiken tegen zijn grootste vijand, de arbeidersklasse.
De instrumentalisme van de meest barbaarse terroristische handelingen vormt een van de beste illustraties. Wanneer de jihadisten in de alle hoeken van de planeet onschuldige arme mensen afslachten, in stukken snijden, onthoofden en verpulveren, wordt er een waar mediabombardement uitgestrooid om te terroriseren en de emotionele reacties te gebruiken. In de politieke redevoeringen worden deze afschuwelijke handelingen in feite gebruikt voor hun eigen belangen door deze te richten op de “oorlog van de beschavingen”, het “noodzakelijke toezicht en repressie”, enz. Dit is bedoeld om de imperialistische oorlogen buiten de grenzen en het de controle van de arbeidende klasse binnen de eigen grenzen te rechtvaardigen. (3)
Of het nu grote internationale gebeurtenissen of klein plaatselijke feiten zijn, overal bezet de heersende klasse het terrein door zijn propaganda te verspreiden, door angst, verdeling en wantrouwen te scheppen; haar voornaamste zorg is te voorkomen dat de proletariërs zelf denken en onderling discussiëren.
In Frankrijk, is de socialistische regering meester geworden in deze kunst om het ene of andere deel van de bevolking te brandmerken teneinde de hele aandacht en haat op haar te concentreren: Roma’s, homoseksuelen, clandestiene taxi-chauffeurs (snorders) … gelijkluidende afleidingsmanoeuvres die elkaar opvolgen. Het beleid van Hollande, samengevat in één woord: zondebokken aanduiden.
In de bedrijven, zijn het de vakbonden die op een uitstekende wijze dezelfde politiek van atomisering toepassen. Wanneer enkele loontrekkers zich vragen beginnen te stellen en voor hun waardigheid willen strijden, dan komen de vakbonden op het toneel om deze strijd te isoleren in de corporatistische, sectoriële of regionalistische dwangbuis terwijl de media het zogenaamde “egoïsme” aanklagen van de arbeiders in strijd. Van een dergelijke manoeuvre zijn de werkers van de ziekenhuizen van Parijs in de maand juni bijvoorbeeld het slachtoffer geworden. (4).
Geen dimensie van het dagelijkse leven ontsnapt aan de duizelingwekkende ideologische slagen van de bourgeoisie. Het meest recente voorbeeld vond plaats tijdens het festival van Cannes en de overwinning van de film “La loi du marché” (*) Wanneer een filmmaker en zijn acteurs, geïnspireerd door humanistische waarden, de loonslavernij willen aanklagen, maar ongewild beïnvloed zijn door de ambiance en de heersende ideologie, in de val trappen van de apologie van de individuele en wanhopige revolte, haast de bourgeoisie zich om al haar schijnwerpers op hen te richten, ze uitbundig toe te juichen en hun prijzen toe te kennen.
In wezen laat al deze energie, die door de bourgeoisie en zijn Staten wordt besteed, eveneens één ding zien: zij kent de kracht van het proletariaat, zij weet dat hij haar doodsvijand is, een vijand die in potentie in staat is om de maatschappij van top tot teen te veranderen. Zij is zich ervan bewust dat hij een klasse is die wordt gedragen door de capaciteit om zich te verenigen, om zich te solidariseren, zich collectief te organiseren en te strijden voor de toekomst van de hele mensheid. Vertrouwen van het proletariaat in zichzelf en in de toekomst, dat is wat de bourgeoisie met zijn campagne permanent probeert af te breken! Want in wezen zij is degene die de meeste angst kent, angst voor het einde van haar wereld en haar privileges.
Het is dus essentieel om zich niet te laten doen, en om zich te herinneren wat het proletariaat werkelijk is, wat het in staat is te verwezenlijken door middel van zijn historische strijd:“Alle bewegingen tot nu toe waren bewegingen van minderheden in het belang van minderheden. De proletarische beweging is de spontane beweging van de ontzaglijke meerderheid in het belang van de ontzaglijke meerderheid. (…) In de plaats van de oude burgerlijke maatschappij met haar klassen en klassentegenstellingen ontstaat een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde voor de vrije ontwikkeling van allen is.” (Het Kommunistisch Manifest ; 1848).
Er is geen meer nobele en gepassioneerde strijd.
Claire / 2015.07.04
(1) Omdat we hier niet uitvoerig in kunnen gaan op het geheel van deze oorzaken, verwijzen wij onze lezers naar drie fundamentele artikelen van onze organisatie beschikbaar op onze website: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme (Internationale Revue nr. 13); Oriëntatietekst, 2001: Vertrouwen en Solidariteit in de strijd van het proletariaat, Deel I (Internationale Revue 23); en Bij het aanbreken van de éénentwintigste eeuw: Waarom het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergeworpen heeft, Deel 1 (Internationale Revue nr. 17)
(2) In “Het vertrouwen en de solidariteit in de strijd van het proletariaat“ (Internationale Revue nr. 23).
(3) Lees het artikel over de aanslagen van eind juni. (https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9234/ca... [248])
(4) Lees het artikel over de laatste stakingen in Frankrijk (https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9232/co... [249])
(*) La loi du marché (De wetten van de markt) is nog niet in Nederland vertoont, maar het is vooral een portret van een werkloze 50-plusser die uiteindelijk weer een job vindt als bewakingsagent in een supermarkt. Hierbij komt hij op een bepaald moment in conflict met zijn geweten en besluit zijn waardigheid te laten prevaleren door te weigeren zijn collega’s te bespioneren. Het is vooral een portret van een “jan met de pet”, die sputtert, sakkert, lacht, weent en ploetert.
"In Syrië vinden elke dag nieuwe slachtpartijen plaats. Het land is toegetreden tot het ‘speelveld’ van de imperialistische oorlog in het Midden-Oosten. Na Palestina, Irak, Afghanistan en Libië, is nu Syrië aan de beurt. Helaas roept deze situatie onmiddellijk een zeer verontrustende vraag op: wat gaat er gebeuren in de komende periode? Het Midden-Oosten lijkt aan de vooravond van een vuurzee waarvan de grenzen moeilijk zijn te voorspellen. Bij de oorlog in Syrië is het Iran waar de imperialistische angsten en honger op zijn gericht, maar alle belangrijkste imperialistische roversbendes staan klaar om hun belangen in de regio te verdedigen. Dit maakt deel uit van de wereld die op voet van oorlog staat - een oorlog die irrationele en vernietigende gevolgen kan hebben voor het hele kapitalistische systeem".
Zo begon het artikel “The threat of an imperialist cataclysm in the Middle East” in Internationale Revue nummer 149 (Frans-, Engels en Spaanstalige uitgave), geschreven bijna drie jaar geleden. De situatie, d.w.z. de militarisering en ontbinding van de Midden-Oosten zijn inmiddels verergerd en de dreiging van een vuurzee is nog groter geworden.
Er is nu al vijf jaar een imperialistische oorlog in Syrië, waarbij grootmachten als Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland samen met lokale krachten, zoals Iran, Saoedi-Arabië, Jordanië, Israël, enzovoort, betrokken zijn. In plaats van een beëindiging, wordt dit conflict geïntensiveerd. Oorlog en instabiliteit verspreiden zich op een steeds bredere en meer diepgaande schaal, en die bijzondere uitdrukking van kapitalistische irrationaliteit en ontbinding, de Islamitische Staat en het Kalifaat, wordt alleen maar sterker. Zo wisten slechts een paar honderd van haar strijders duizenden Iraakse troepen en shi’itische milities tegen te houden, die opnieuw probeerden om de Iraakse stad Tikrit in te nemen.
Eind maart namen de jihadistische troepen van al-Nusra de provinciale hoofstad Idlib in, de tweede stad in Syrië. Dit gebeurde slechts enkele dagen nadat al-Nusra, gesteund de Israëlische militaire interventies, een land dat in feite samenwerkt met de jihadisten, in het zuiden de oude Romeins-Arabische hoofdstad Bosra al-Sham had ingenomen in het district Daraa. In sommige gevallen hebben al-Nusra en IS ook min of meer samengewerkt, maar die samenwerking is broos vanwege het algemene wantrouwen en “het ieder voor zich”-karakter van het conflict. Vergelijkbare uitingen hebben zich voorgedaan bij het grote Palestijnse vluchtelingenkamp van Yarmuk aan de rand van Damascus, een enclave die reeds twee jaar onderworpen wordt aan belegering en uithongering, waar al-Nusra de weg effende voor een moorddadige ISIS.
Deze allianties tussen de verschillende soennitische facties zijn onzeker en gespannen, met vele soennitische fracties die hun eigen soennitische rivalen vaak meer haten dan de shi’ieten. In Yarmuk laait er een strijd op tussen drie of vier partijen. Onder militaire druk van al-Nusra heeft ISIS zich enigszins teruggetrokken, verder zijn de Palestijnse pro-Assad troepen er bij betrokken, evenals de soennitische anti-regeringstroepen van Aknaf Beit al-Maqdes (Shura Raad van Mujahedeen uit de Omgeving van Jeruzalem – die ook actief zijn in de Sinaï) die gehaat wordt zowel door ISIS als al-Nusra. Onderlinge schermutselingen zijn reeds uitgebroken. De giftige atmosfeer van kapitalistische desintegratie doordringt de grond onder de verschillende religieuze groeperingen die haat, wantrouwen en de pogromistische mentaliteit voortbrengen.
ISIS heeft ook haar vleugels uitgespreid naar Noord-Afrika, d.w.z. in het door de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk gedestabiliseerde Libië, en de nog steeds instabiele Sinaï, ondanks de tussenkomst in beide gebieden door het Egyptisch militair regime. In de tussentijd heeft de verspreiding van deze vloedgolf van ontbinding, geholpen in de verschillende delen door de Libische instabiliteit en het vrijgekomen wapentuig, massale werkloosheid in de gehele regio en irrationele religieuze ideologie, die deel uitmaken van een algemene ineenstorting van de kapitalistische samenleving, de met al-Qaida verbonden groepen van Oost en West Afrika bereikt. Daar verspreiden zowel Boko Haram in Nigeria en al-Shabab in Kenia oorlog en terreur, zowel binnen als buiten de grenzen.
Landen die worden getroffen zijn Somalië; Zuid-Soedan (waar Chinese troepen aanwezig zijn); Kameroen (wiens door Israël opgeleide snelle interventiemachten terugvechten); en Tsjaad, waar de Fort Carson speciale anti-terroristische troepen uit Colorado samenwerken met Britse trainers en Franse speciale troepen. Het aantal troepen van het Franse imperialisme is hier uitgebreid, zowel vóór als na de Parijse aanvallen, aanvallen die zogezegd aangespoord zijn door al-Qaeda van het Arabisch schiereiland (AQAP).
De opkomst van het jihadisme alleen al heeft een ongekende spiraal van geweld en vernietiging tot gevolg gehad in het Midden-Oosten en Afrika. Om bijvoorbeeld de Syrische grensstad Kobani op ISIS te heroveren, waar de gevechten nog tot op vandaag doorgaan in de omliggende dorpen, moest het Westen samen met de Koerdische strijders de stad platbombarderen, en hetzelfde lijkt te staan gebeuren met Tikrit in Irak: de tactiek van de verschroeide aarde en de terreur van ISIS wordt geëvenaard door de tactiek van de verschroeide aarde en terreur van het Westen en zijn bondgenoten, en dit is steeds meer het verhaal in deze hele keten van oorlog. De verwoestingen in de hele regio zijn bijna buiten proporties en terwijl de hypocriete democraten van Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Frankrijk, evenals de dievenbendes van de VN, de vernietiging van oude culturele bezienswaardigheden door ISIS hekelen, zijn hun eigen gevechtsvliegtuigen of die van hun "bondgenoten" nauwelijks minder vernietigend.
Al deze verwoestingen in het Midden-Oosten en Afrika, de ineenstorting of het schepping van gefortifieerde grenzen, de ellende van de ontstellende aantallen vluchtelingen en ontheemde gezinnen, die daarmee samengaat, is teveel om hier verder op in te gaan. Somberstemmend als het is, zullen we later op deze vraag moeten terugkomen in de toekomst. Ondanks de bombardementen tegen ISIS, en door de manier waarop de organisatie vecht, is ISIS een geduchte tegenstander en blijft ze een toenemende dreiging. De deskundige Patrick Cockburn schrijft in The Independent van 20.03.15: "De Islamitische staat niet op instorten vanwege de toenemende onvrede van de bevolking binnen zijn grenzen. Zijn vijanden mogen hem bespotten vanwege zijn pretenties om een werkelijke staat scheppen, maar in termen van zijn bekwaamheid om troepen te formeren, belastingen te heffen en zijn wrede variant van de Islam op te leggen, is hij sterker dan vele van zijn buren".
Het voorbeeld van Tikrit toont aan hoe moeilijk het zal zijn om Isis te verjagen, laat staan te verslaan. Hier hebben slechts een paar honderd jihadisten een gecoördineerde aanval van duizenden Iraakse elitetroepen en shi’itische milities weken weerstaan. Ondanks het feit dat Bagdad zegt dat het Tikrit heeft genomen (The Guardian, 10.04.15), blijft ISIS nog wel delen van de stad controleren, evenals de grotere provincies Anbar en Ninive. De aanval lijkt een driezijdig probleem te hebben veroorzaakt tussen de Iraakse regering, de VS en de Iraanse gesteunde shi’itische milities, met als gevolg een toename van luchtaanvallen en de daadwerkelijke bijstand van Iraanse troepen (1). En het is deze verhouding tussen Amerika en Iran die tot grote ontsteltenis en onthutsing leidt onder de voormalige bondgenoten – die reeds vervreemd waren na de ineenstorting van het twee blokken-systeem van de Koude Oorlog en de opkomst van de tendens van het “ieder voor zich” -, niet in de laatste plaats in Israël en Saoedi-Arabië.
Er zijn reeds een aantal elementen van toenadering te bespeuren in de oorlog tegen ISIS, zowel in Irak als in Syrië. De opkomst van ISIS heeft de Amerikaanse oorlogsmachine voor een nog groter dilemma geplaatst. Als de regering Assad was verslagen, dan had de weg naar Damascus opengelegen voor ISIS. Dit werd onlangs nog expliciet erkend door de John Brennan, de CIA-directeur, toen hij zei dat hij geen ineenstorting van de regering-Assad wilde (Middle East Eye, 14.03.15), woorden die een paar dagen later nog eens nadrukkelijk werden gememoriseerd door Minister John Kerry, tijdens de nucleaire onderhandelingen met Iraanse functionarissen.
De spanningen tussen de VS en Israël, in het bijzonder met de kliek van Netanyahu, die reeds enige tijd sluimeren met betrekking tot de verwoeste Gaza en toenemende bouw van nederzettingen, zijn voor het oog van de wereld overgekookt. De spanningen bereikten vergelijkbare proporties in 1992, toen President Bush uitviel tegen President Yitzhak Shamir in verband met de nederzettingenpolitiek. Maar de huidige situatie lijkt veel ernstiger voor het gevoel van de Israëliërs, nu ze zich ondermijnd en kwetsbaar voelen als gevolg van wat sommige Israëlische politici de Amerikaanse "As met Perzië" noemen. Assad of ISIS, Israël of Iran, de pest of de cholera, dit zijn de onoplosbare dilemma’s waarmee het buitenlandse politiek van de VS wordt geconfronteerd. En hun impasse ligt ten grondslag aan de impasse van de gehele wereldwijde netwerk van imperialistische bondgenoten en rivaliteiten.
Als de Israëliërs zich zorgen maken over een toenadering tussen de VS en Iran, een samenwerking die in feite al bestond in de late jaren 70, toen de Sjah van Iran de Amerikaanse en Britse politieagent van de regio was, evenals de Saudiërs. Dat is de voornaamste drijfveer voor hun huidige avontuur in Jemen (zie hieronder). De Islamitische ‘revolutie’ in het Iran van 1979, die zich ontdeed van de Sjah, vormde een bedreiging voor Saoedi-Arabië door haar ‘oproep aan de onderdrukten’ – een wapen van het Iraanse imperialisme om een voorsprong te verkrijgen ten opzichte van de lokale rivalen. Vanaf dat moment raakte Iran uit de gunst van het Westen en maakte ze zich onafhankelijk van het Westen. Ter zelfder tijde steunde het Saoedische regime het islamitisch wahabisme om extreme anti-shi’itische gevoelens en acties te bevorderen en te stimuleren (2).
Het Huis van Saoed, bezorgd over een mogelijke Iraanse nucleaire capaciteit, heeft haar eigen nucleaire aspiraties heel duidelijk gemaakt. Het lijkt erop dat uit reeds plaastgevonden gesprekken dat Pakistan bereid zou zijn om Saoedi-Arabië te voorzien van een nucleaire capaciteit (The Guardian, 11.5.10: “Pakistan’s bomb and Saudi Arabia”). Het Midden-Oosten, plus een nucleaire wapenwedloop! Dit wordt nu een reële mogelijkheid.
Een ander argument voor een eventuele ‘as’ tussen de VS en Iran – en we zijn nog steeds ver van zoiets zelfs als er een akkoord komt over de Iraanse nucleaire capaciteit – is het feit dat Rusland, de belangrijkste bondgenoot van Iran en een steunpilaar van Assad, een ernstige terugslag zou ondergaan. Ruslands globale aanwezigheid zou nog verder worden teruggedrongen. Omgeven en opgesloten in het eigen harteland zou er een grotere dreiging van het Russisch imperialisme kunnen uitgaan. Rusland zou op de langere duur moeten proberen uit te breken, wat Europa een nog gevaarlijkere plaats zou maken.
Zelfs volgens de normen van het Midden-Oosten bereikt de irrationaliteit, de moedwillige vernietiging, de permanente, toenemende imperialistische kuiperijen en oorlogen, haalt de door Saoedi-Arabië geleide aanval op Jemen van eind maart een nieuwe, surrealistische absurditeit: de Saudi’s leiden een soennitische moslimcoalitie van tien landen, waaronder het niet-Arabische, nucleair bewapende Pakistan, in een aanval op Jemen. Lokale gangsters zoals de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit en Qatar zijn er ook bij betrokken evenals de Egyptische dictator al-Sissi en de moorddadige kliek van al-Bashir uit Soedan. Al deze despoten worden gesteund door de VS en Groot-Brittannië, die de coalitie ondersteuning heeft aangeboden in de vorm van “logistiek en inlichtingen". De kracht van deze coalitie is onduidelijk, aangezien Oman heeft geweigerd om toe te treden, Qatar twijfelt en Pakistan blijkbaar heeft afgehaakt.
De situatie in Jemen is veel complexer dan een coalitie van soennieten, die een door Iran gesteunde shi’itische bondgenoot aanvallen – dit zijn de duidelijkste elementen, maar er is meer aan de hand. Gezien het terrein is dit land een nieuw Afghanistan zoals de Britten, Egyptische en andere imperialistische krachten in het verleden tot hun schande hebben gevonden. Jemen is het armste land van de Arabische wereld. Er leven naar schatting tien miljoen kinderen op de rand van ondervoeding, de armoede en de corruptie tiert er welig. Het geraamte van dit land, dat geen geschiedenis van serieuze etnische conflicten kent, zijn in de afgelopen jaren uiteengereten door het imperialisme en de oorlog, en dat zal zo voortduren.
Vorig jaar september noemde President Obama de drone-acties van de VS in Jemen een anti-terroristisch ‘succesverhaal’, een ‘model’ zelfs [3]. Jemen, en haar lang-gekwelde bevolking, staat op het punt een nieuwe reeks van spanningen en de vernietiging te ondergaan, die de positie van ISIS en al-Qaeda op het Arabische schiereiland naar alle waarschijnlijkheid alleen maar zal versterken. Terwijl deze twee groepen elders hebben samengewerkt, is deze alliantie elders zuiver bijkomend en in het Jemen van vandaag vliegen de Houthi's, de AQAP, ISIS en het door Saoedi-Arabië gesteunde staartstuk, Aden, elkaar allemaal naar de strot. Ieder voor zich bereikt nieuwe proporties hier, waar zelfs de gezochte ‘terroristen’, hoewel soms ondersteund door verschillende landen, onderling strijden - vergelijkbare situaties van ‘ieder voor zich’ vinden plaatsen in Syrië.
De Houthi rebellen, die nu aan kracht winnen in Jemen, komen voort uit de Zaidi-sekte - een duistere tak van de shi’itische Islam uit de noordelijke al-Houthi clan waaronder deze sekte duizend jaar hebben gewoond. Het begon in de vroege jaren negentig als een hoegenaamde vredelievende opbloeiende beweging genaamd "Gelovende Jeugd". Net als zoveel anderen werd de organisatie geradicaliseerd door de invasie van Irak in 2003, geleid door het Westen. De Iraniërs noemen het de ‘Ansarullah’-revolutie en ze zijn zeker voorzien van enige hulp (maar weinig voor wat de norm is in de regio), en de Houthi’s zijn geen simpele pionnen van Teheran. Er zijn reeds lang bestaande banden hier tussen de shi’iten en Iran enerzijds, en tussen de Saudi’s en de soennieten anderzijds, maar alleen recent zijn deze verdelingen en manipulaties door de staten pas samengevallen met een verrotting van de sociale banden en de algemene ineenstorting, veroorzaakt door kapitalistische ontbinding.
De Houthi groep had eerder strijd gevoerd tegen de regeringstroepen van de VS en tegen de door Saoedi-Arabië gesteunde President Saleh, evenals tegen de troepen van de AQAP. President Saleh trad af 2012. Hij, zijn zoon en een paar honderdduizend van zijn soldaten, steunen nu de opmars van de Houthi’s, een opmars die nog gemakkelijker verloopt door de wanhoop en het wantrouwen in de autoriteiten. De nieuw-geïnstalleerde Jemenitische President Hadi, gesteund door de Saudi’s en het Westen, is gevlucht voor de opmars van de Houthi’s in de richting van Aden [dat inmiddels is ingenomen], waar een aantal troepen die trouw blijven aan zijn regime verblijven. Naar verluidt zit President Hadi nu in Riyad.
Hadi, door zijn bijzondere verbondenheid met de soennieten, is een balling in Saoedi-Arabië, iets dat nog een bijkomend element toevoegt aan deze hele geschiedenis. Ambassades werden gesloten en Amerikaanse troepen vluchtten ook voor de opmars van de Houthi’s die, naar verluid, een half miljard dollar aan achtergelaten Amerikaanse militaire materieel buitmaakten. Een andere aspect van het ieder voor zich hier is het gegeven dat het bondgenootschap van ex-President Saleh met de Houthi’s op zijn minst zwak is, en dat enkele van zijn troepen zijn overgelopen naar het Saoedi-Arabië leiderschap, waardoor ze luchtbombardementen op hun wijken kunnen ontvluchten. Dit wijst op de mogelijkheid dat zijn leger zich tegen de Houthi’s zou kunnen keren en overlopen naar Saoedi-Arabië en zijn vroegere westerse geldschieters.
Sommige journalisten (4), die schrijven over het Midden-Oosten, hebben nota genomen van de ingewikkelde situatie, evenals de gevaren van de zich ontketende oorlog in Jemen. Zij noemen het ‘multi-dimensionaal’, wat een eerlijke beschrijving is van de ineenstorting. Er zijn de Houthi’s, nu goed gewapend door de hoffelijkheid, niet van Iran, maar van de VS; de AQAP – wier afdeling de laatste 15 jaar dodelijk effectief is geweest tegen Westerse en lokale doelen; ISIS, die eind vorig jaar de oprichting aangekondigde van de Jemenitische tak en achter de bomaanslag van 21 maart zit op een moskee, waardoor meer dan honderd Houthi shi’iten werden gedood; de kleiner wordende romp van de door Saoedi-Arabië gesteunde soennitische krachten alsook een westelijke zeemacht, gedeeltelijk gedomineerd door piraten en krijgsheren. En in dit inferno wil Saudi-Arabië, goed bewapend door het Westen dat haar steunt, doorgaan met bombarderen en een compleet invasieleger zenden!
Saoedi-Arabië schijnt bezig te zijn met de mobilisatie van 150.000 soldaten en artillerie om Jemen aan te vallen. Met de Rode Zee en het Suez-kanaal aan de ene kant en de Golf van Aden aan de andere, met elkaar verbonden door de Jemenitische zeestraat Bab el Mandeb, zijn de militaire, economische en geo-strategische dimensies van het conflict in Jemen ook niet ongemerkt voorbij gegaan aan dezelfde journalisten. Nog een reden waarom dit zo'n belangrijke toneel is voor imperialistische confrontaties. Saoedische gevechtsvliegtuigen zijn nu begonnen met het bombarderen van Jemen, waarbij onvermijdelijk vluchtelingenkampen en woonwijken geraakt worden. De Saudi’s zijn bezorgd voor hun eigen bevolking en de stabiliteit van hun eigen land als de crisis alom verergert, en bijna de helft van dat Saudische leger komt naar verluidt voort uit Jemenitische stammen.
De Saoedische voorgenomen invasie van Jemen doet, maar in een andere vorm, denken aan hun invasie van Bahrein in 2011 tijdens de "Arabische lente".
De repressie van de anti-regeringsprotesten [in februari 2015] door regering, die werd gesteund door Saoedi-Arabië, had ook de steun van het Westen in de vorm van Britse pantserwagens. De Saudi’s zijn, net als Israël, verontrust door de versterking van Iran in Irak en de noodzakelijke samenwerking met de Verenigde Staten. De Saudi’s hebben hun Jemenitische oorlogscampagne ‘Operatie Decisive Storm’ genoemd, waarmee ze verwijst naar de ‘Operatie Desert Storm’ van de Verenigde Staten, in 1991 in Irak, die onder andere leidde tot de slachting, in de beroemde ‘Turkey Shoot’ [5] van Iraakse dienstplichtigen en burgers op de weg naar Basra. Burgers in Jemen worden nu al gebombardeerd, zoals al enige tijd gebeurt door de verschillende politieke fracties. Iran zal niet blij zijn met de bewegingen van Saoedi-Arabië en zullen zich bewust zijn van het via Wikileaks gelekte pleidooi van Saoedi-Arabië naar de Amerikanen: ‘hak de kop van de slang eraf’ (Reuters, 29.11.10). Ongeacht of er al dan niet een Amerikaans/Iraanse toenadering komt, spanningen en oorlog kunnen alleen maar verergeren in deze regio. Dit is de toekomst die het kapitalisme in petto heeft voor deze regio en uiteindelijk voor de hele wereld.
Boxer / 2015.4.15
Voetnoten
[1] Men kan niet veel van deze dingen over ‘argumenten’, enzovoort geloven, want het doel is om te misleiden, d.w.z. dat Maskirovoka vanwege strategische doeleinden opzettelijk liegt. In het begin van het jaar heeft de admiraal van het Amerikaanse vliegdekschip, George H. W. Bush, die verantwoordelijk is voor Amerikaanse luchtaanvallen op ISIS, gaf tot verrassing van de interviewer op Channel 4 News openlijk toe dat de acties worden gecoördineerd met het Iraanse Opperbevel. Het was, zo zei hij, een ‘professionele relatie’. Later ontkende hij zijn opmerkingen.
[2] De imperialistische machten in de regio, en natuurlijk de verschillende soennitische en shi’itische gewapende bendes, hebben een belangrijke rol gespeeld in de het vergroten van de kloof tussen de shi’iten en de soennieten, wat in het verleden een veel minder belangrijke kwestie was. Maar de verergering van deze verdelingen van deze afdelingen zijn ook het ‘spontane’ gevolg van de ontbinding, van een maatschappij waarin alle sociale banden kapot gaan en wordt vervangen door de smerige atmosfeer van verval en progromisme.
[3] De Sunday Telegraph heeft onlangs een artikel gepubliceerd over een VN-rapport, waaruit bleek dat President Saleh in 2011, hoewel gesteund door het Westen en Saoedi-Arabië, op hoog niveau een ontmoeting had met vertegenwoordigers van AQAP en hen een veilige haven in het zuiden van het land verleende, waar zij gevrijwaard zouden zijn van zijn troepenverplaatsingen. Dit is een typisch voorbeeld van de machiavellistische verhoudingen van het kapitalisme in ontbinding. Net als zijn soortgenoten, voorzag Saleh en zijn kliek het land van miljarden dollars.
[4] Zie bijvoorbeeld Nussalbah Younis in The Observer, 29.03.15 en Robert Fisk in The Independent, 28.03.15.
[5] De Turkey Shoot, waarin de superieure legermacht van de VS, soldaten en burgers in Irak willens en wetens op gruwelijke wijze over de kling joeg.
Na kennis te hebben genomen van het communiqué van 12 April 2015, getiteld A proposito di alcune infami calunnie (“Reactie op een verachtelijke laster” [250]), op de website van de Internationalistische Communistische Tendens (ICT), wil de IKS haar algehele solidariteit betuigen met de ICT en met haar militanten, die in het bijzonder zijn aangevallen door vroegere leden van de ICT- afdeling in Italië, de Partito Comunista Internazionalista (PCInt).
Iedereen die zich beroept op de communistische linkerzijde, of wie in deze stroming is geïnteresseerd, kent de meningsverschillen tussen de IKS en de ICT met betrekking tot de algemene analyse (zoals het historische perspectief), over hoe wij de historische ervaring interpreteren (zoals het werk van de Italiaanse Fractie tussen 1928 en 1945 of de oprichting van de Partito Comunista Internazionalista in 1943-1945) of - en voor ons is dit het belangrijkste - over de relaties die er vandaag zouden moeten bestaan tussen de groepen, die zich beroepen op de communistische linkerzijde. Wij hebben deze meningsverschillen nooit verborgen gehouden, noch hebben wij nagelaten de politieke standpunten van de ICT (en van IBRP in het verleden) die wij als schadelijk beoordelen voor de strijd van de communistische linkerzijde te bekritiseren. Maar in onze ogen kan dit de uitdrukking van onze algehele solidariteit met ICT niet beïnvloeden of de vastberadenheid waarmee wij de laster veroordelen, waarvan deze organisatie en sommige van haar militanten momenteel het mikpunt zijn. Dit is een houding die behoort tot de traditie van de arbeidersbeweging.
De IKS kent niet de identiteit van de elementen die de PCInt-ICT momenteel aanvallen, noch de exacte termen waarin ze hun beschuldigingen stellen. De IKS heeft echter volledig vertrouwen in het communiqué dat door de ICT werd gepubliceerd en ze is van mening dat de informatie die het bevat geldig is. Dit vertrouwen baseert zich op de volgende feiten:
Dergelijke beschuldigingen moeten met de grootste vastberadenheid aan de kaak worden gesteld, vooral omdat het de verdachtmaking introduceert binnen de organisatie, maar ook binnen het gehele proletarisch milieu. Vandaar dat IKS zich bereid verklaart om, in de mate van het mogelijke, de ICT alle hulp te bieden die de ICT het nuttigst beoordeelt, om de laster te ontmaskeren die gericht is op sommige van haar militanten en om hun eer weer te herstellen.
De IKS doet een roept alle elementen en groepen op, die oprecht strijden voor de communistische revolutie, en in het bijzonder zij die zich beroepen op de communistische linkerzijde (vooral zij die zich verbinden aan de stroming die na 1952 door Bordiga werd geanimeerd) op niet mis te verstane manier hun solidariteit te betuigen met de ICT tegenover de gemene aanvallen, waarvan ze het mikpunt is. Het behoort tot de eer van de communistische linkerzijde te hebben gevochten tegen deze methodes, waarvan het stalinisme in de donkerste perioden van contrarevolutie de grote specialist was. Deelnemen aan de strijd van de communistische linkerzijde betekent niet alleen het verdedigen van haar politieke standpunten. Het betekent ook het aan de kaak stellen van politiek gedrag, zoals geruchten, leugens, laster en chantage, die de strijd van het proletariaat voor zijn emancipatie de rug toekeren.
De IKS / 17.04.2015
Op 12 en 19 april zonken in de Middellandse Zee twee overbeladen boten met migranten, op de vlucht voor de grootste armoede, met meer dan 1200 doden tot gevolg. Deze tragedies zijn zich nu al decennia aan het herhalen: in 1990 vormde het goedbewaakte fort van Gibraltar al een graf voor veel migranten. Sinds 2000 zijn er 22.000 mensen verdwenen, terwijl ze via de zee naar Europa probeerden te komen. En sinds het drama van Lampedusa in 2013, waarbij 500 mensen omkwamen, zijn de migraties en hun dramatische consequenties met een ongezien tempo toegenomen. Met bijna 22.000 overtochten en 3500 doden is 2014 een recordjaar. Sinds januari 2015 heeft de zee al meer dan 1800 migranten het leven gekost.
De laatste jaren hebben we een soort industrialisering gezien van de mensensmokkel. De getuigenissen tekenen een beeld van vluchtelingenkampen, van mensen die oorlogsgebieden doorkruisen, van mishandelingen, verkrachtingen, slavernij … Dit soort wreedheden en cynisme van de smokkelaars lijkt geen grenzen te kennen. En de migranten doorstaan al deze gebeurtenissen om vervolgens, in Europa, te worden ‘verwelkomd’ in vernederende omstandigheden, waar ze worden gekarakteriseerd als een ‘last’, om de uitdrukking te gebruiken van het hoofd van de operatie Triton, die zogenaamd bedoeld is om migranten op zee te redden.
Als mensen bereid zijn om zulke verschrikkingen te doorstaan, dan is het omdat ze ontsnappen aan iets meer verschrikkelijks. Deze omstandigheden zijn niet nieuw, maar ze worden steeds erger. Honger en ziekte, en bovenal een samenleving, die op haar fundamenten staat te verrotten, is waar deze mensen aan proberen te ontsnappen: de toenemende ontbinding van Afrika en het Midden-Oosten, met haar onnavolgbare conflicten, de permanente onveiligheid, de overheersing door gewapende bendes, zwendel, massawerkloosheid …
De grootmachten, die worden gedreven door de logica van een toenemend irrationeel en moordzuchtig kapitalisme om hun imperialistische belangen verdedigen met de meest smerige methoden, hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in deze beangstigende situatie, die zoveel delen van de wereld treft. De chaos in Libië is een karikaturaal voorbeeld: westerse bommen vervangen een tiran door de heerschappij van wetteloze milities. Naast de illustratie van het perspectief dat het kapitalisme de mensheid kan bieden, heeft de ontwrichting van het land een de grondslag gelegd voor de opbloei van gewetenloze bendes die vaak verbonden zijn met de verschillende imperialistische machten: maffia klieken, jihadisten en zelfs zelfverklaarde regeringen, die elkaar op leven en dood bestrijden.
Net zoals voor de migranten, die de Middellandse Zee proberen over te steken, maakt de ontworteling deel uit van de geschiedenis van de arbeidersklasse. Sinds de beginjaren van het kapitalisme werd een deel van de plattelandsbevolking, zoals die ontstaan was in de middeleeuwen, van het land verdreven om de manufactuur van de eerste bron van arbeidskracht te voorzien. Deze paria’s van de middeleeuwse samenlevingen waren vaak het slachtoffer van gewelddadige onteigeningen en, te groot in aantal om te worden opgenomen door het jonge kapitalisme, werden ze behandeld als criminelen: “De wetgeving behandelde hen als ‘vrijwillige’ misdadigers en men nam aan dat het van hun goede wil afhankelijk was of zij bleven werken onder de niet langer bestaande, oude verhoudingen.” (Marx, Het Kapitaal, Deel 1, Hoofdstuk 28). De ontwikkeling van het kapitalisme, en daarmee de groeiende behoefte aan arbeidskracht, gaf aanleiding tot meerdere golven van migratie. In de negentiende eeuw, dat wil zeggen toen het kapitalisme in volle bloei was, vertrokken miljoenen migranten om de fabrieken te vullen. Met het historische verval van het systeem, zoals werd aangegeven door de Eerste Wereldoorlog, nam de historische verplaatsing van volkeren niet af maar zelfs toe. Imperialistische oorlogen, economische crises, ecologische rampen – dit zijn voldoende redenen om te proberen aan de hel te ontsnappen.
En met de permanente crisis van het systeem worden de immigranten constant geconfronteerd met het probleem van het kapitalisme om nog extra arbeidskrachten op te nemen. Langzaam worden de administratieve, wettelijke en politionele obstakels opgevoerd, met het doel om migranten ervan te weerhouden om de regio’s van de meest ontwikkelde staten te bereiken: beperkt verblijf, deportatie, administratieve pesterijen, politietoezicht, lucht- en zeepatrouilles bij de grenzen, gevangeniskampen. Voor de Eerste Wereldoorlog, toen de VS nog probeerden om hun arbeidskrachten uit te breiden, was het land nog het symbool van asiel. Vandaag de dag wordt de Amerikaanse grens met Mexico bewaakt door een gigantische muur. Europa heeft ook niet aan deze dynamiek kunnen ontsnappen. In de jaren ’80 zijn de democratische Europese staten begonnen met de ontplooiing van een armada van oorlogsschepen in de Middellandse Zee. Daarbij aarzelden ze niet om samen te spannen met Muammar Gaddafi, en zijn zeer geëerde collega’s, zoals Zijne Koninklijke Hoogheid van Marokko en Algerije’s president voor het leven, Abdelaziz Bouteflika, met als doel om de migranten van het strand terug de woestijn in te sturen. Terwijl de bourgeoisie met veel gejuich het IJzeren Gordijn neerhaalde, werden tegelijkertijd andere ‘walls of shame’ opgetrokken aan alle grenzen. Dit alles laat heel duidelijk de hypocrisie zien met betrekking tot de vrijheid van beweging binnen de Europese ruimte, zoals uiteengezet door het verdrag van Schengen. Voor diegenen die de grenzen passeren en dit overleven, staat een volgende ronde klaar van politiekwelling en vernedering, verschrikkelijke detentiecentra, enzovoort. En achter de krokodillentranen schuilt een cynisme van de burgerlijke staten dat net zo grenzeloos is als dat van de mensensmokkelaars.
Overvolle boten die kapseizen, honderden mensen die verdrinken – dit gaat nu al jaren aan één stuk zo door. De groei van het aantal doden in de Middellandse Zee dateert niet van april. Dus waarom is er een dergelijke mediawaanzin gaande op dit moment?
Ze beantwoordt aan een logica van ideologische vergiftiging, waar alle facties van de burgerij zijn aan deelnemen. Met de omvorming van de staten in forten werd tegelijkertijd een misselijkmakende anti-immigranten ideologie verspreid, die de ‘buitenlanders’ aansprakelijk stelt voor de gevolgen van de crisis en deze voorstelt als de hordes van criminelen, die proberen de openbare orde te ondermijnen. Deze campagnes, die vaak hysterische vormen aannemen, proberen de arbeidersklasse te verdelen door haar ertoe te brengen zich te identificeren met de zaak van de natie, d.w.z. met de heersende klasse. Deze campagnes zijn gebaseerd op het verderfelijke idee dat het onderscheid van mensen in naties normaal, natuurlijk en eeuwig is. Bovendien maakt deze hele hypocriete poging om te spreken over ‘goede’ en ‘slechte’ immigranten volledig deel uit van deze logica: degenen die nuttig kunnen zijn voor de nationale economie worden als ‘goed’, terwijl degenen die er een last voor vormen als ‘slecht’ worden beschouwd.
Zoals we hebben gezien in de uitdrukkingen van solidariteit van de arbeiders in Italië met de migranten, die uiteindelijk de kust van Sicilië hadden bereikt, zijn veel proletariërs in werkelijkheid verontwaardigd over het lot dat de migranten te wachten staat. Maar wie is er beter om de legitieme reactie in een doodlopend straatje te leiden dan de linkerzijde van het burgerlijke politieke apparaat. Deze zogenaamde ‘vrienden van de bevolking’ maken gebruik van deze werkelijke verontwaardiging om de arbeiders in de val de kapitalistische staat te doen trappen. De NGO’s, die opnieuw opereren als de verkenners voor het imperialisme, vinden geen woorden die streng genoeg zijn om een militaire actie te eisen van de staat, allemaal in de naam van burgerrechten. Na de ‘humanitaire oorlog’ in Afrika hebben we nu de ‘liefdadige controle van de grenzen’.
Wat een afschuwelijke hypocrisie! In Frankrijk heeft de trotskistische groep Lutte Ouvrière deze benadering het beste geïllustreerd in haar artikel: ‘Kapitalistisch Europa veroordeelt migranten tot de dood’ (1): “Door het reduceren van het aantal en de omvang van de patrouilles hebben de leiders van de EU gekozen om mensen, die proberen de oversteek te maken, te laten sterven. Dit is de politiek van geen hulp te verlenen aan mensen in gevaar. De achttien oorlogsschepen en twee helikopters die erop werden gestuurd, toen het drama plaatsvond, hebben de schande na de verdrinkingen alleen maar vergroot.” Met andere woorden, deze burgerlijke partij, die pretendeert marxistisch te zijn, vraagt meer oorlogsschepen om de migranten te ‘redden’. De bourgeoisie benut de massale offers dus voor de uitbreiding van haar repressiemiddelen tegen de migranten, voor de uitbreiding en ontwikkeling van de middelen die ter beschikking staan van Frontex (het agentschap dat belast is met de militaire operaties tegen de migranten binnen de grenzen van Europa): patrouilles, invallen, arrestaties. Het lijkt alsof de bourgeoisie alles heeft georganiseerd om de migranten te ‘helpen’. Er zijn ook luchtaanvallen voorzien in Libië! De bourgeoisie stookt al deze gebeurtenissen op om de dreigende atmosfeer te creëren, die het mogelijk maakt om haar repressie tegen de arbeidersklasse ten uitvoer te brengen.
Truth Martine / 05.05.2015
Voetnoten
(1) Lutte Ouvrière 2438, 24.04.2015
“De klimatologische veranderingen vertegenwoordigen een directe en potentieel onomkeerbare dreiging voor de menselijke samenleving en de planeet (…). Zij vereisen dus de zo breed mogelijke samenwerking van alle landen evenals hun deelname voor een efficiënt en gepast internationaal antwoord, teneinde de vermindering van de mondiale emissie van broeikasgassen te versnellen (…).” (1) De “historische overeenkomst” die “op het laatste moment” werd gevonden neemt geen blad voor de mond: de planeet is in gevaar, het uur van de internationale reactie heeft geluid! En de Engelse minister-president bevestigt dat: “Deze overeenkomst over de klimatologische verandering belangrijk is. Onze kleinkinderen zullen weten dat wij onze plicht hebben gedaan om de toekomst van onze planeet te garanderen.” Natuurlijk is de werkelijkheid heel anders…
Het is waar dat de “besluitvormers“ in het verleden soms in enkele specifieke gevallen een akkoord vonden. De overeenkomst van Montréal in 1987, bijvoorbeeld, heeft aan het gebruik van de stabiele en vooral goedkope cfk’s, die een gat in de ozonlaag hadden veroorzaakt, een halt toegeroepen. Deze beslissing was efficiënt, aangezien vandaag de ozonlaag zich gedeeltelijk heeft hersteld.
De bourgeoisie heeft er belang bij om voldoende gezonde arbeiders te hebben, die in staat zijn te werken en zich te reproduceren, zoals zij er ook belang bij heeft om de natuur onder controle te hebben, opdat deze haar voldoende „goederen“ kan leveren (grondstoffen, enz.) en vooral opdat deze geen “nutteloze meerkost” veroorzaakt (door de toename van stormen en andere rampen). (2) Daarnaast ondergaat de bourgeoisie eveneens het effect van de milieuverontreiniging, van de klimatologische opwarming... zelfs wanneer dit vaak in mindere mate is. (3) Om al deze redenen kan de heersende klasse er belang bij hebben om werkelijk te strijden tegen haar eigen tendens om het milieu te vernietigen. Soms slaagt zij hier punctueel in, zoals voor de gassen die het ozon vernietigen. Wij zouden eveneens de grote werkzaamheden ter sanering van de Thames in Londen kunnen aanhalen die in de 19e eeuw werden ondernomen, terwijl de kapitalistische economie in volle bloei en opkomst was, teneinde een epidemie van cholera het hoofd te bieden die oncontroleerbaar dreigde te worden.
Maar dergelijke voorbeelden zijn zeldzaam omwille van een eenvoudige reden: de aard zelf van het kapitalisme bestaat erin de arbeidskracht evenals de natuur uit te buiten. In de ogen van dit systeem is alles een ding, met als gevolg dat het leven onder al zijn vormen wordt geminacht en zelfs ontkend. Enkel de winst is van belang. Deze wedloop naar winst loopt alles onder de voet en is des te krankzinniger, omdat de deelnemers allen met eenzelfde concurrentiedwang zijn bezield. “Exploiteer of crepeer!”, dat is de meedogenloze wet van het kapitaal. Daarom wordt de geschiedenis van deze topontmoetingen en internationale conferenties over het klimaat door vrome wensen en erbarmelijke mislukkingen gekenmerkt.
Zo legden de staten al in 1995 te Berlijn voor elk land of gebied een aantal doelstellingen vast betreffende de emissie van broeikasgassen en de te bereiken overeenkomstige verminderingen. Twintig jaar later (twintig „COPs“ later!) staan wij nog steeds voor dezelfde doelstellingen. In 2009 hadden de Verenigde Staten en China in Kopenhagen zelfs bereikt dat hun doelstellingen van vermindering niet dwingend zouden zijn.
En dit keer dan? Wat is het concrete resultaat van deze „historische overeenkomst“ van Parijs ? Wel, dagen en nachten van „overleg“ hebben het mogelijk gemaakt om… een “niet-dwingende” tekst te schrijven! Want in wezen weet elke nationale bourgeoisie maar al te goed dat het geheel van de infrastructuur van haar land onverbiddelijk de productie van broeikasgassen zal blijven verhogen. De logica van het kapitaal is onverbiddelijk. Slechts één voorbeeld. Inzake het vervoer kan de stijging van de uitstoot van koolstof slechts toenemen: “Volgens de specialisten zou tegen 2030 het vliegverkeer van passagiers moeten verdubbelen, de luchtvracht verdrievoudigen en het scheepvaartverkeer van containers verviervoudigen.” (4) En dat zonder te verontreinigen? Tijdens de periode van dezelfde conferentie, is het automobielverkeer in Peking stilgelegd: “1 December was een dag van ‘airpocalypse’ in Peking. Nacht in volle dag. Met eerder alarmerende gegevens: een index van de luchtkwaliteit (AQI) van 619 en een niveau van fijne stofdeeltjes van 680 microgram per kubieke meter, bijna 30 keer meer dan de maximumdrempel die door de WGO wordt aanbevolen…” (Le Monde, 2/12/2015). De klimaatopwarming, veroorzaakt door de uitstoot van koolstofdioxide, wordt vandaag door de bourgeoisie op de voorgrond geschoven, maar de vernieling van de planeet is veel omvattender: ontbossing, plundering van de oceanen, uitsterving van soorten, allerlei soorten gif in het water en de lucht, beton- en asfaltering, enz. Denken we maar aan het reusachtige gaslek voor de kust van Californië die op het moment dat we dit schrijven tussen de 30 en 58 ton methaan per uur de natuur inspuugt en dit al sinds 23 oktober!
Laten we duidelijke taal spreken: indien we verder kijken dan de eventuele maatregelen en technologische vooruitgang, die het misschien mogelijk zullen maken om dit of dat deel van het probleem het hoofd te bieden, zal de algemene toestand van de planeet niet ophouden met slechter te worden. Sterker nog, het kapitalisme in verval zal het milieu op steeds grotere schaal aantasten, in het bijzonder door de oorlog, ten koste van elke levensvorm op deze aarde… als het niet op tijd wordt omvergegooid.
De mooie redevoeringen van hen die zichzelf gelukwensen, omdat ze de “toekomst” van de planeet voor hun “kleinkinderen” hebben gegarandeerd, stemmen niet overeen met de werkelijkheid.
Neen! De werkelijkheid toont een steeds dramatischer situatie voor een groeiend deel van de mensheid. Het tekort aan de hulpbronnen jaagt al miljoenen mannen, vrouwen en kinderen op de vlucht. In de hele Hoorn van Afrika en rond het Himalayagebied wordt het drinkwater steeds zeldzamer. Vooral zal deze „ecologische crisis“ eveneens een toenemende militaire concurrentie tot gevolg hebben. Zoals de aardolie vandaag, wordt het water een belangrijke geostrategische inzet, een bron van nieuwe spanningen en nieuwe imperialistische oorlogen. Dit zal de planeet nog meer vernietigen en de klimaatopwarming nog meer accentueren. Hiermee verkrijgen we een onverbloemd beeld van het helse en vernielende raderwerk van het kapitalisme.
De bourgeoisie ziet trouwens in deze ramp enkele “opportuniteiten”. Zal het smelten van het ijs aan de polen en op de toendra (in het noorden van Rusland) niet de toegang tot nieuwe exploiteerbare natuurlijke rijkdommen vergemakkelijken? De winning van het schaliegas is een ander voorbeeld van de onoplosbare tegenstrijdigheden waarin het kapitalisme zich ingraaft: enerzijds neigt het schaliegas de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, anderzijds verontreinigt het op ongeziene wijze de bodems en veroorzaakt een geopolitieke destabilisatie in de wereld die nieuwe gewapende conflicten op gang dreigt te brengen. Het is waar dat de voornaamste leiders van de industrielanden het eens zijn geworden bij de overeenkomst van Madrid in 1991 om zich de hulpbronnen van de ondergrond van de Zuidpool niet te betwisten. Maar dezelfde leiders betwisten zich al de hulpbronnen van de Noordpool. Het vooruitzicht is niet een “internationale en onbaatzuchtige samenwerking” om “de planeet te redden”, maar wel een strijd van iedereen tegen iedereen om de hulpbronnen in te pikken. Met de onverbiddelijke toename van de economische wereldcrisis zal deze strijd voortdurend hardnekkiger en verwoestender vormen aannemen.
Het kapitaal vernietigt het milieu, omdat het moet groeien om te groeien. Het enige antwoord is dus het principe zelf van de kapitalistische accumulatie af te schaffen, om niet langer voor de winst te produceren, maar om aan de menselijke behoeften te voldoen. Het kapitaal verwoest de hulpbronnen die de wereld ons biedt, omdat het in concurrerende nationale eenheden is verdeeld, omdat het fundamenteel chaotisch is en omdat het produceert zonder aan de toekomst te denken. De enige oplossing bestaat bijgevolg in de afschaffing van de nationale staat, het wereldwijd gemeenschappelijk maken van alle natuurlijke en menselijke rijkdommen, en de instelling van wat Bordiga „een levensplan voor de mensheid“ noemde. Kortom het probleem kan slechts opgelost worden door een arbeidersklasse, die bewust is van de noodzaak om de grondslagen zelf van het sociale leven radicaal te veranderen, die de politieke instrumenten in handen heeft om de overgang naar een communistische samenleving te waarborgen. “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (5)
Het internationale en wereldwijd georganiseerde proletariaat, met in zijn kielzog alle onderdrukte massa's van de wereld, kan en moet de oprichting van een wereld verzekeren waar een materiële overvloed zonder voorgaande het evenwicht van het natuurlijke milieu niet zal schaden, waar het ene de voorwaarde voor het andere zal zijn. Een wereld waar de mens, eindelijk bevrijdt van de heerschappij van de arbeid en de schaarste, zal kunnen beginnen te genieten van de planeet zonder deze te vernietigen. Dat is de wereld die Marx voorzag, doorheen de dikke mist van uitbuiting en milieuverontreiniging waarin de kapitalistische beschaving de wereld heeft ondergedompeld. In de Manuscripten van 1844 voorzag hij een samenleving die “(…) de definitieve en wezenlijke eenheid van de mens met de natuur, de ware herrijzenis van de natuur, het verwezenlijkte naturalisme van de mens en het verwezenlijkte humanisme van de natuur is.”
Communistische revolutie of vernieling van de mensheid en de planeet! Socialisme of barbarij!
LD, 9 januari 2016
(1) Tekst van het Raamakkoord over de klimaatveranderingen (Framework Convention on Climate Change).
(2) “Van de leden van het Initiatief van het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) voor de financiële instellingen - uniek partnerschap in zijn soort tussen UNEP en 295 banken en verzekerings- en investeringsmaatschappijen - bevestigen dat de gevolgen voor de economie van de natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering, de beurzen en de financiële markten in de wereld zouden kunnen ruïneren.
(3) Sinds de Middeleeuwen, worden de rijkere wijken van de Parijse regio westwaarts geplaatst terwijl “de volkswijken” zich in het oosten bevinden, omwille van de eenvoudige reden dat de dominerende winden van het Westen naar het Oosten gaan en dat de luchtvervuiling en stank volgen.
(4) Tijdschrift Nature Climate Change. Ter herinnering : het scheepvaartverkeer vertegenwoordigt 90% van de wereldhandel (8,2 miljard ton in 2011)!
(5) Engels F. (1895), De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens.
In reactie op een artikel (“Waarom we een wereldpartij nodig hebben”), gepubliceerd op de website van de Kommunistenbond van Tampa (Communist League of Tampa), een groep die onlangs in de VS is ontstaan, publiceren we hier een brief, geschreven door de IKS. In het belang van de publieke discussie tussen revolutionairen, hebben de kameraden gevraagd onze brief te publiceren op onze website en lieten ze ons weten dat ze werken aan een antwoord dat, op zijn beurt, op hun eigen website zal worden gepubliceerd.
Aan de Kommunistenbond van Tampa
Van de Internationale Kommunistische Stroming
22.8.15
Beste kameraden,
Wij volgen met belangstelling jullie website. Wij worden bemoedigd door de verschijning van een groep die zich in zekere zin identificeert met de standpunten van het linkskommunisme en die duidelijk de noodzaak stelt voor de revolutionairen om zich te politiek organiseren.
Wij denken dat het zinvol zou zijn een politieke dialoog op gang te brengen met jullie groep en - gezien het belang van de organisatie voor revolutionairen - een bruikbaar uitgangspunt voor deze dialoog zou kunnen zijn de tekst “Waarom we een wereldpartij nodig hebben”. Wij begrijpen dat deze niet een soort "programmatische" verklaring is van de groep en dat er wellicht meningsverschillen tussen jullie over bestaan: des te meer een reden, denken wij, om onze eigen gedachten weer te geven over deze tekst en bij te dragen aan de discussie.
Zoals al vermeld, in een omgeving die wordt gedomineerd door anarchosyndicalisme, radenisme, communalisme-theorieën en alle variaties van individualisme die gedijen in een wereld welke in toenemende mate wordt geregeerd door het burgerlijk beginsel van het "ieder voor zich", lijkt een tekst waarin wordt opgeroepen tot een wereldpartij, in te gaan tegen de stroom. De openlijke bevestiging van de noodzaak voor revolutionairen, niet alleen om samen te komen en zich te organiseren in afzonderlijke politieke organisaties, maar ook om het terrein voor te bereiden voor een wereldwijde revolutionaire partij in de toekomst – zoiets is, gezien het enorme gewicht van het wantrouwen ten opzichte van de marxistische opvatting van de revolutionaire organisatie, uitdrukking van een stoutmoedige houding. Van de mainstream media tot aan de anarchisten wordt ons immers onophoudelijk voorgehouden dat revolutionaire politieke organisaties slechts achterhaalde sekten zijn en dat ze onherroepelijk besmet zijn door de giftige ervaring van het stalinisme.
We zouden dus niet verbaasd moeten zijn: net zoals de arbeidersklasse een "klasse is van de burgerlijke maatschappij die geen klasse is van de burgerlijke maatschappij", zo is de revolutionaire organisatie, als een product van deze klasse, eigenlijk een vreemd lichaam in de kapitalistische samenleving en haar militanten kunnen niet worden afgeschrikt door de onvermijdelijke vijandigheid die ze, in al haar vormen, ontmoeten vanwege de vertegenwoordigers van de heersende ideologie. Daarom zien we een kern van overeenkomst in de titel en het thema van deze tekst, evenals in de kritiek die ze maakt van de anarcho-syndicalistische en radenistische argumenten tegen politieke organisaties en de politieke partij. We hebben bepaalde meningsverschillen met de formuleringen over de mogelijkheid tot het vormen van "revolutionaire vakbonden", maar dat is een kwestie waar we te zijner tijd op terug kunnen komen, misschien in een discussie over de tekst “Punten van Eenheid” van de Tampagroep.
Even belangrijk - omdat de arbeidersklasse een internationale klasse is en zijn revolutie alleen kan slagen op internationaal niveau - is het gegeven dat de tekst de partij opvat als een wereldpartij en dat deze vandaag moet worden voorbereid via een proces van gemeenschappelijke discussies en activiteiten tussen revolutionaire groepen in verschillende delen van de wereld. Terwijl het dus, zoals jullie zeggen, volledig waar is dat "een wereldpartij geen onmiddellijke, voor de hand liggende taak is", is het ook geen puur abstract doel dat ergens in de toekomst vanzelf zal worden gerealiseerd: wat revolutionairen vandaag doen en zeggen draagt op een actieve manier bij tot het proces dat leidt tot de vorming van de partij (of, negatief, in de mislukking om die te vormen, iets dat zeker een mogelijkheid en een gevaar is). Dat wil niet zeggen dat we noodzakelijkerwijs akkoord zijn over de soort van organisatie dat nu ontwikkeld moet worden - we zullen hier later op terugkomen.
Eerst willen wij enkele kwesties opnemen betreffende de visie over de partij in de tekst die, volgens ons, niet consistent zijn. Allereerst gebruikt de tekst de term "massapartij", in tegenstelling tot het idee van een "voorhoedepartij", gebaseerd op een "strakke ideologische/theoretische lijn opgelegd aan leden". In onze visie is het idee van een massapartij, die ontwikkeld was in de arbeidersbeweging in de late 19e eeuw, verbonden met de notie van de partij als een soort regering in spé die de regie over de maatschappij over zou gaan nemen - waarschijnlijk via de parlementsverkiezingen. Dit soort ideeën bleef voortbestaan in de revolutionaire beweging die tijdens de Eerste Wereldoorlog brak met de officiële sociaaldemocratie. Het duidelijkste voorbeeld is de Bolsjewistische Partij in de Russische revolutie die, na het winnen van een meerderheid in de Sovjets, het tot haar taak zag een regering te vormen.
Zijn jullie het er ook niet mee eens dat het idee van de massapartij, dat ontwikkeld werd in de 19de eeuw, ook verbonden is met de opkomst van het opportunisme in de arbeidersbeweging? En dat de poging om zo snel mogelijk een massabasis te leggen, geleid heeft tot de verwatering van de beginselen en tot compromissen met de heersende klasse, zowel in de partijen van de Tweede Internationale als in de kommunistische partijen na 1920-1921?
En volgens ons was het niet toevallig dat de voornaamste tegenstanders van het opportunisme, in beide Internationales, de stromingen waren die een kritiek begonnen te ontwikkelen op het idee van de massapartij: eerst de Bolsjewieken in het beroemde debat, tijdens het congres van de RSDAP van1903, over “wie lid is”, en daarna de Italiaanse en Duitse linkskommunisten in de Derde Internationale, die de beste argumenten van de Bolsjewieken overnamen door erop te wijzen dat in het nieuwe tijdperk van de proletarische revolutie de partij moest bestaan uit toegewijde revolutionairen op basis van een vrijwillige - niet "opgelegde" – naleving van een hoog niveau van programmatische eenheid. In de periode voorafgaande aan en zelfs tijdens de revolutie, zou een dergelijke organisatie noodzakelijkerwijs gevormd moeten worden rond een minderheid (een "voorhoede", als je wilt) van het proletariaat.
Volgens ons leidt de manier, waarop de tekst zich sterk maakt voor het idee van een massapartij, tot een terugkeer naar sociaal-democratische ideeën over de relatie tussen de partij en de raden, of althans een zeer dubbelzinnige positie over het grijpen van de macht door de partij. De tekst verwijst herhaaldelijk naar de partij die de macht grijpt, naar het idee dat "de radenregering in wezen partijregering" is. Ofschoon het gevaar van substitutionisme wordt herkend, schijnt de tekst ervan uit te gaan dat de belangrijkste remedie hiertegen wordt gevormd door het feit dat de partij " de macht deelt met de hele revolutionaire beweging evenals met andere revolutionaire tendensen, waarmee het een verbond heeft gesloten".
Volgens ons ontsnapt deze opvatting niet aan de parlementaire visie op de radenregering, die de beweging in 1917 verlamde. Wij zijn het eens met de tekst dat het doel van de partij er in bestaat om te vechten voor haar programma [1] binnen de raden. Want die zullen het terrein zijn van strijd tussen de politieke standpunten die, in laatste instantie, verschillende klassebelangen vertegenwoordigen, of de verwarringen in zich bergen die, in de revolutie, nog steeds zwaar op het proletariaat wegen. Maar de rol van de partij is niet om de macht te grijpen of haar eigen functioneren te verwarren met de eigenlijke organen van de macht, de arbeidersraden.
Zijn jullie niet van mening dat een essentiële les van de Russische revolutie was dat de vereenzelviging van de Bolsjewistische Partij met de staat en haar tendens om de besluiten van de arbeidersraden te vervangen door haar eigen besluiten leidde tot de ontaarding, niet alleen van de Sovjetmacht, maar ook van de Partij zelf? Wij denken dat duidelijkheid op dit punt een sleutelkwestie vormt in het platform van de revolutionaire organisatie, en dus uiteindelijk van de partij zelf. Wij verwijzen jullie hiervoor naar een polemiek die we in de jaren zeventig, over deze kwestie, hadden met de Communist Workers’ Organisation en zouden geïnteresseerd zijn in jullie reactie.
Terugkerend naar de opvatting in de tekst over het soort van organisatie dat nu moet worden opgebouwd teneinde het terrein voor de partij voor te bereiden: omdat we partij niet opvatten als een massapartij, maar als een minderheid, georganiseerd rond een duidelijk programma, zijn wij van mening dat de organisaties die kunnen dienen als een brug naar de toekomstige partij ook een hoog niveau van politieke en theoretische samenhang nodig hebben, op basis van een overeengekomen platform dat meer is dan alleen een reeks minimale punten. Dit betekent echter niet dat deze organisaties, evenals de toekomstige partij, monolithisch kan zijn; integendeel, een levende marxistische organisatie is er één die zich inzet voor een permanent debat, zowel intern als met andere stromingen in de proletarische beweging.
Maar we denken wel dat deze organisaties meer zijn dan alleen discussiekringen en moeten zijn doordrongen van wat Lenin de “partijgeest” noemde, zelfs indien zij niet de partij zijn. Bovendien moeten ze, vanaf het begin, worden opgebouwd op internationaal vlak, aangezien de toekomstige partij niet (zoals ze ontstond in het verleden, tot op zekere hoogte ook in de Derde Internationale) een federatie van nationale afdelingen maar één wereldwijde organisatie is. De ervaring met deze manier van organiseren zal essentieel zijn voor het functioneren van de toekomstige partij.
Deze visie op de huidige organisaties, als een brug naar de toekomstige partij, is sterk beïnvloed door het concept van de Fractie, zoals ontwikkeld door de Italiaanse linkerzijde in de jaren 1930. Het idee van de Fractie is allereerst gebaseerd op de overtuiging dat de revolutionaire organisaties niet uit de hemel komen vallen, maar deel uitmaken van een traditie in de arbeidersbeweging, een traditie zonder welke zij niet zou bestaan en die diepgaand zal moeten worden geassimileerd; tegelijkertijd moet deze kritische assimilatie altijd gebaseerd zijn op nieuwe lessen, die getrokken zijn uit de ervaringen van de proletarische strijd en de praktijk van de revolutionaire organisaties uit het verleden.
Het doel van dit werk is de voorbereiding van de programmatische en organisatorische principes, die de basis zullen vormen voor de nieuwe partij. Wij denken dat een zwakte in de tekst over de partij juist hierin ligt, omdat ze zich, behalve een paar regels aan het eind, niet voldoende situeert ten opzichte van de ervaringen uit het verleden en, het meest cruciale punt, ten opzichte van de pogingen van vorige generaties en organisaties van revolutionairen om dezelfde vraag te beantwoorden die in de tekst is gesteld: hoe organiseren revolutionairen zich vandaag in het kader van de voorbereiding van het terrein voor de partij van de toekomst?
Onlangs hebben wij opnieuw een tekst over de partij gepubliceerd waarvan we denken dat die belangrijk is. Deze is in 1948 gemaakt door een groep, die de erfgenaam was van de traditie van de Italiaanse Linkerzijde: de Gauche Communiste de France. Nogmaals, wij zijn zeer benieuwd naar jullie mening over deze tekst, en natuurlijk ook naar de opmerkingen en kanttekeningen in deze brief. Wij hopen dat deze brief de basis kan vormen voor een vruchtbare discussie tussen ons - één die kwesties zal verduidelijken, niet alleen tussen onze organisaties, maar ook voor de proletarische politieke beweging in het algemeen.
Kommunistische groeten
Alf
voor de IKS
[1] Met betrekking tot de vraag over het programma van de partij tonen de verschillende reacties, aan het eind van het artikel, dat er enige verwarring is ontstaan door het idee in de tekst dat maatregelen, zoals de vernietiging van de burgerlijke staat en de oprichting van een nieuwe proletarische macht, deel uitmaken van een “minimumprogramma”. De laatste term roept toch herinneringen op aan de oude sociaal-democratische partijen met hun eisenprogramma dat zou moeten worden ingevoerd binnen de kapitalistische maatschappij? Maar we denken niet dat de kwestie van de terminologie het allerbelangrijkste is: de vraag is de inhoud van de maatregelen (die volgens ons goed is) en het feit dat ze wel degelijk deel uitmaken van een programma dat de partij verdedigt in de algemene vergaderingen en in de arbeidersraden.
Eind oktober 2015 heeft de IKS in België/Nederland een publieke bijeenkomst georganiseerd in Antwerpen over de vluchtelingencrisis, getiteld: "De vluchtelingencrisis toont het failliet van het kapitalisme [253]".
De IKS hecht een groot belang aan publieke bijeenkomsten. Ze zijn immers een plaats van debat, van politieke confrontatie en staan open voor iedereen die geïnteresseerd is in de opheldering van brandende vraagstukken, die te maken hebben met de strijd van de arbeidersklasse en haar perspectief voor de mensheid. Ze maken deel uit van de waaier van activiteiten die de IKS voert om haar taak te vervullen als politieke organisatie van de arbeidersklasse: de politieke standpunten van de arbeidersbeweging helpen verdiepen en verhelderen, de actuele ontwikkelingen begrijpen in het kader van de evolutie van het kapitalisme en de huidige toestand, de krijtlijnen uittekenen voor overdenking en nieuwe oriëntering om de strijd van het proletariaat te versterken met zicht op zijn einddoel, de kommunistische revolutie, die tot taak heeft om het barbaarse kapitalisme te verbannen naar de vuilnisbakken van de geschiedenis en het mogelijk moet maken om een maatschappij te ontwikkelen die rekening houdt met de noden van de mensheid.
Wij houden er aan om de kameraden te bedanken die aanwezig waren op dit treffen omwille van hun geschreven en mondelinge bijdragen. Zowel de uitnodiging als de inleiding van deze publieke bijeenkomst (beide teksten zijn te vinden op onze website), maakten het mogelijk om onmiddellijk een discussie te hebben over diepgaande vragen.
Eén thema sprong daarbij in het oog: “gaan we vandaag naar een Derde Wereldoorlog?”. Deze vraagstelling verdient een vervolg op het overdenkingsproces dat op gang kwam in de publieke bijeenkomst. Het artikel dat wij hieronder publiceren probeert daar een bijdrage voor te zijn.
Opdat dit debat niet beperkt zou blijven tot één namiddag, nodigen wij alle deelnemers van de bijeenkomst, maar ook onze lezers, uit om dit debat voort te zetten door te reageren op de gepubliceerde teksten of door hun vraagstellingen en overdenkingen op te sturen, zoals sommige sympathisanten dat trouwens al gedaan hebben.
Eén van de belangrijkste kwesties die op de publieke bijeenkomst werd gesteld, was de vraag of “de Derde Wereldoorlog al gaande was of op het punt staat om te beginnen?” (uit de bijdrage van een aanwezige op de PB). Ook in de media doen alom geruchten de ronde dat de Derde Wereldoorlog zich in Syrië aan het ontwikkelen is en volgens sommigen zelfs al begonnen is. “De regionale oorlog begint meer en meer op een Derde Wereldoorlog te lijken. (…) De Derde Wereldoorlog is in de maak.” En zelfs: “Het Ruslandkamp rolt alles en iedereen op in Syrië: binnenkort invasie vanuit Iran. Dan begint de Derde Wereldoorlog pas goed”. Onlangs lazen we op een frontpagina: “De Russische premier, Dmitri Medvedev, waarschuwde voor de Derde Wereldoorlog” (De Standaard, 15 februari) . Ook in zijn overdenkingen die de bovengenoemde deelnemer ons na de bijeenkomst toestuurde blijft hij een gevaar zien voor een wereldwijde confrontatie tussen de grootmachten: “Ik blijf van mening dat er in het luchtruim boven Syrië ongelukken kunnen gebeuren tussen Rusland en de VS. Rusland beschikt wel over kruisraketten en nucleaire wapens. Het zou ook onbedoeld nogal uit de klauwen kunnen lopen.”
In zijn bijdrage somde de kameraad een aantal bekende en relevante symptomen op van de huidige wereldsituatie. Terecht kunnen we hierdoor geschokt zijn. Er gebeuren op dit moment “verschrikkelijke dingen in de wereld”, zoals een andere aanwezige het gevoelsmatig verwoordde. Een toenemend aantal gebieden van de planeet (Midden-Oosten, Oekraïne, Afrika) vallen in een zwart gat of worden zelfs onbewoonbaar door oorlog, economische destructie en terreur, massale vluchtelingenstromen die historische toppen scheren, bloedige terroristische aanslagen, enzovoort.
De vraag die centraal stond tijdens de bijeenkomst was: hoe moeten we deze gebeurtenissen kaderen? Beperken we ons tot een empirische opsomming van symptomen of kunnen we een rode draad vinden? Welke rode draad dan? Wat is er fundamenteel veranderd vergeleken bij de situatie van de ‘Koude Oorlog’ van de jaren 1970-1980? Wat is de historische context waarin de arbeidersstrijd zich vandaag moet ontwikkelen? Bevatten de hoger geciteerde berichten ook een grond van waarheid en kunnen we spreken van een aanzet tot een dreigende wereldoorlog?
Zeker, een aantal uiterlijke verschijnselen lijken te wijzen op zo’n nakende oorlog:
ook aan de beide voorgaande wereldoorlogen gingen plaatselijke conflicten vooraf, die beperkt bleven (Marokkaanse oorlog voor WOI en de Spaanse burgeroorlog voor WOII);
natuurlijk kan een plaatselijk conflict, vooral met het huidige geavanceerde wapenarsenaal, snel uitlopen op een conflict dat een hele regio, zoniet een heel werelddeel in vlam zet.
aan de vooravond van de wereldoorlog waren er ook nog geen duidelijke en volledig vastomlijnde imperialistische blokken geformeerd;
Toch verdedigde de IKS tijdens de publieke bijeenkomst de opvatting dat deze “verschrikkelijke dingen” uitingen zijn van de huidige periode van ontbinding van het kapitalisme en niet een voorbode of zelfs maar een begin van een Derde Wereldoorlog.
Niet dat er geen redenen tot een wereldoorlog bestaan. Integendeel! De wereldoorlogen zijn fundamenteel verankerd in het feit dat met de opdeling van de wereldmarkt tussen de centrale machten het kapitalisme zijn historische grenzen van ontwikkeling bereikt heeft en militarisme en oorlog centrale manifestaties zijn geworden van een neergaand economisch systeem (1). Al 100 jaar lang kunnen de grote nationale staten bij hun verovering van de wereld alleen maar tegenover elkaar staan. Al 100 jaar lang breekt de oorlog geen politieke noch economische grenzen meer open voor een verdere ontwikkeling van het kapitalisme. De oorlogen van de 19e eeuw, hoe moorddadig zij ook geweest zijn, hadden vanuit het oogpunt van de ontwikkeling van het kapitalisme een rationaliteit. Nu de taart is opgedeeld, kan iedereen zijn eigen aandeel slechts vermeerderen door de vermindering van het aandeel van de anderen. Oorlog wordt hoe langer hoe meer een irrationele, op globaal economisch niveau bekeken, en levensbedreigende absurditeit voor de mensheid. Redenen om oorlog te voeren zijn er door die fundamentele belangenconflicten tussen alle kapitalistische, imperialistische staten dus legio.
Eveneens kunnen we het eens zijn dat in de periode van neergang van het kapitalisme sinds 1914 zo’n oorlog er altijd toe neigt om een veralgemeende vorm aan te nemen: een wereldoorlog.
“De imperialistische politiek is niet het werk van één of enige staten, zij is het product van een bepaalde graad van rijpheid in de wereldontwikkeling van het kapitaal, een van huis uit internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel, dat slechts kenbaar is in al zijn wederkerige betrekkingen en waaraan zich geen enkele staat kan onttrekken.” (Rosa Luxemburg, De crisis der sociaaldemocratie, Hoofdstuk VII)
De hele geschiedenis vanaf de Eerste Wereldoorlog tot de Koude Oorlog leert ons inderdaad dat in de voorbereiding van een dergelijke oorlog alle staten gedwongen worden partij te kiezen, voor het ene of het andere blok, totdat er uiteindelijk twee globale militaire blokken tegenover elkaar staan. De noodzaak van de staten om zich te vervoegen bij één van de beide blokken is de enige manier waarop ze in de internationale jungle hun nationale belangen kunnen verdedigen. “De algemene tendens van de huidige kapitalistische politiek beheerst daarbij zo goed als een almachtige, blind werkende wetmatigheid de politiek van de afzonderlijke staten, net als de wetten van de economische concurrentie de productievoorwaarden voor de afzonderlijke ondernemers dwingend bepalen.” (R.L., Junius-brochure, t.a.p., p. 138, ); “De kleine naties vormen slechts schaakstukken in het imperialistische spel van de grootmachten, en ze worden, net als de arbeidende volksmassa’s van alle deelnemende landen, tijdens de oorlog als werktuig misbruikt, om na de oorlog opgeofferd te worden op het altaar van de kapitalistische belangen“ (R.L., Ontwerp voor de Junius-Stellingen, in Verzamelde Werken, Band 4, p. 44). (2)
Tijdens de publieke bijeenkomst lag de nadruk in de discussie niet zozeer op de redenen tot een oorlog of op de ingebakken tendens van het kapitalisme in verval tot een imperialistische wereldoorlog, maar op de vraag of de voorwaarden tot dergelijke wereldoorlog vandaag aanwezig zijn. Twee wezenlijke voorwaarden om te kunnen spreken over een - koers naar een - wereldoorlog werden in de discussie naar voor gebracht:
op de eerste plaats het bestaan van stabiele militaire blokken;
Die beide voorwaarden bestaan vandaag gewoonweg niet.
In de discussie werden verschillende argumenten aangehaald om te antwoorden op de vraag: hoe komt het dan dat de bourgeoisie er niet in slaagt een dynamiek te ontwikkelen naar de vorming van nieuwe militaire blokken terwijl de tegenspraken van het kapitalisme zich verder verscherpen en een dergelijke “oplossing” zich met de dag sterker opdringt? Er werd ook opgeworpen: “Dat de partnerschappen binnen de blokken wisselen niet inhoudt dat er geen blokken zijn: Rusland en Iran gaan nu samen, Iran stuurt grondtroepen, Rusland vliegtuigen.”(uit een commentaar van een deelnemer aan de PB) en tenslotte: betekent dit ook dat de oorlogsdreiging beperkt blijft?
- Kenmerkend voor een wereldoorlog is dat hij zich ook en zelfs vooral in de centrale landen van het kapitalisme ontwikkeld. Want het uiteindelijke doel van de wereldoorlog is dat een van de twee landen, die de leiding van een imperialistisch blok op zich heeft genomen, met militaire middelen op de knieën wordt gedwongen. En dat kan alleen maar als het overwinnende imperialistische blok doordringt tot in het hart van de leider van het blok, dat aan de verliezende hand is. Het hoofd van het vijandige blok moet immers totaal verslagen worden, opdat het niet meer in staat is zich voor te bereiden op een revanche. (Dit was het geval met Duitsland, na het verlies in de Eerste Wereldoorlog.) Dit betekent dat iedere blokvorming met het oog op een wereldoorlog sterk genoeg moet staan en de economische en militaire krachten moet omvatten, evenals een strategische controle. Dit is vandaag in de context van een centrifugale dynamiek van het “ieder voor zich” niet het geval.
- Er moet immers ook rekening gehouden worden met het feit dat in een wereldoorlog alle landen, van de hele wereld, gedwongen worden om partij te kiezen voor het ene of voor het andere blok. Er is de noodzaak om eenzelfde discipline aan de verschillende nationale bourgeoisieën op te leggen binnen een stabiel blok: om hun onderlinge tegenstellingen te beperken en hen te bundelen voor de confrontatie tussen beide militaire kampen. Allianties beperken zich dan niet tot enkele landen of tot allianties tussen twee landen, zoals nu vaak het geval is. De huidige allianties voldoen bij lange na niet aan de stabiele en betrouwbare allianties die in de aanloop naar een wereldoorlog nodig zijn om blokken te vormen, maar wisselen voortdurend, waarbij de bondgenoten van vandaag de vijanden van morgen zijn en omgekeerd. (3) “[…] de tendens naar het "ieder voor zich" en de [de daaruit voortvloeiende] instabiliteit van de militaire allianties vormen een belemmering voor de vorming van nieuwe imperialistische blokken” (4) die een voorwaarde vormen voor de uitbraak van een volgende algehele wereldslachting. Binnen de huidige partnerschappen worden de blokhoofden of kandidaat-blokhoofden bovendien constant tegengewerkt: allen hebben geheime agenda’s. Israël, Iran, Saoedi Arabië, Turkije, Frankrijk en Engeland, Duitsland, China, …
- Een laatste belangrijke voorwaarde is dat de bourgeoisie beschikt over een voldoende geloofwaardig thema, waarrond ze een oorlogscampagne kan organiseren. Een thema dat dus voldoende enthousiasme ontmoet om de meest essentiële delen van de bevolking te mobiliseren achter haar nationalistische vaandels. In plaats van het antifascisme zou de bourgeoisie nu het antiterrorisme naar voren kunnen schuiven. Maar er is geen enkel land van voldoende economisch én militair belang dat met enig succes de rol zou kunnen spelen van de “schurkenstaat” bij uitstek en andere “terroristische” staten rond zich zou verenigen.
In de periode van heropbouw en kortstondige economische boom in de periode van 1945 tot 1965, die volgde op de Tweede Wereldoorlog, en door de verplaatsing van de imperialistische botsingen naar de niet-centrale landen van het kapitalistische systeem, werd een directe botsing tussen het Westblok (achter de VS) en het Oostblok (achter de USSR) voorkomen. In deze periode was de arbeidersklasse trouwens nog niet hersteld van haar historische nederlaag en was zij dus geen beslissende factor in het blokkeren van de gang naar een wereldoorlog.
De dynamiek naar een Derde Wereldoorlog kwam echter terug op de dagorde te staan met de heropleving van de historische crisis van het kapitalisme. De imperialistische spanningen en conflicten tussen de twee blokken werden scherper en dus ook het gevaar van een direct conflict tussen de blokken.
Maar deze tendens werd fundamenteel in vraag gesteld toen een nieuwe en ongeslagen generatie van de arbeidersklasse, sinds het einde van de jaren 1960, opnieuw haar strijd opnam op wereldschaal als antwoord op de eerste tekenen van een terugkeer van deze historische open crisis. De heersende klasse van geen van beide imperialistische partijen kon er zeker van zijn dat zij in staat zou zijn om de werknemers te overtuigen om de klassestrijd voor hun eigen materiële belangen te stoppen en dat zij alles zouden opgeven voor een nieuwe wereldoorlog. Ze kon op geen enkele manier rekenen op de arbeidersklasse, wat in de aanloop naar de Eerste, maar meer nog naar de Tweede Wereldoorlog wel het geval was. Dit werd vooral met kracht aangetoond door de massastaking in Polen in 1980. Ondanks de nederlaag die de arbeiders opliepen, maakte deze krachtige stakingsbeweging het voor de heersende klasse duidelijk dat ze de arbeidersklasse nooit kon winnen voor haar project van de wereldoorlog. In de periode tussen 1968 en 1989 verhinderde de klassenstrijd dus het ontketenen van een Derde Wereldoorlog. Een ideologische of zelfs fysieke nederlaag was nodig om de weerstand te breken en de arbeidersklasse te kunnen mobiliseren voor een nieuwe Holocaust.
De moeilijkheid van de bourgeoisie om het proletariaat in te lijven in een algemene imperialistische oorlog en de moeilijkheid van het proletariaat om verder te gaan dan de eenvoudige weerstand aan de economische aanvallen op haar levensvoorwaarden en de oorlogswerving, opende een situatie van "impasse" van de sociale evolutie, een ontbindingsfase, de ultieme maar onuitgegeven fase van het verval van het kapitalisme.
“In de maatschappij zijn er daarom twee klassen met tegengestelde belangen, die elkaar confronteren, maar niet in staat zijn om een definitief antwoord door te drijven. De geschiedenis stopt echter niet. Nog minder dan voor eerdere maatschappijvormen is het 'bevriezen' of `stagneren' van het sociale leven mogelijk. Als gevolg van de crisis kunnen de tegenstellingen in het kapitalisme slechts dieper worden. De bourgeoisie is niet meer in staat om de maatschappij ook maar een schijn van een perspectief te geven. Het proletariaat is op het moment ook niet in staat om haar perspectief, revolutie, doorgang te doen vinden. Deze situatie kan enkel leiden tot een situatie van algehele ontbinding; het kapitalisme rot weg.” (5)
Deze patstelling was het centrale element in het opbreken van de twee imperialistische blokken en het uitstellen van het vooruitzicht van een klassieke Derde Wereldoorlog. Aan het einde van de jaren 1980 was dit een feit.
Maar daarmee was de kwestie van de oorlog als de enige “oplossing” die de bourgeoisie kent voor haar interne tegenspraken waaronder haar systeem gebukt gaat, niet van de baan. Integendeel. In het debat tijdens de bijeenkomst werd geargumenteerd dat de oorlogsdreiging vandaag een andere en meer verraderlijke vorm aanneemt. In plaats van een wereldoorlog ontwikkelde zich een tendens tot de veralgemening van lokale oorlogen. De ineenstorting van het Oostblok in 1989 opende de doos van Pandora. De verdwijning van de beide imperialistische blokken, “openen de deur voor de uitbarsting van een hele reeks van plaatselijke rivaliteiten. [Maar] Deze rivaliteiten en confrontaties kunnen momenteel niet in een wereldconflict ontaarden.” (6) Maar “ten gevolge van de verdwijning van de discipline, die door de aanwezigheid van de blokken wordt opgelegd, dreigen deze conflicten echter heftiger en talrijker te worden en in het bijzonder, natuurlijk, in de zones waar het proletariaat het zwakste is.” (7)
Deze toestand van ontbinding van het kapitalisme is al ver gevorderd in landen als Libië en Syrië. In de huidige oorlogen in het Midden-Oosten is geen methode of rationaliteit meer te bespeuren, behalve een groot ieder voor zich. Er zijn geen economische argumenten. Biljoenen dollars zijn in rook opgegaan in de oorlogen in Irak en Afghanistan alleen al. De nieuwe "natie", het kalifaat van Isis, met zijn eigen imperialisme, zijn kanonnenvlees, zijn brutaliteit en irrationaliteit, zijn “eindstrijd”-ideologie, is vooral een uitdrukking van de kapitalistische ontbinding met inbegrip van de imperialistische maneuvers van de grote mogendheden die het op één of andere manier tot leven wekten.
Dit illustreert dat het elk voor zich en de verrotting van het systeem geleidelijk kan afglijden in een groot aantal lokale en regionale conflicten, waarbij meer en meer lokale, regionale en, daarachter, wereldmachten betrokken zijn en waarbij meer en meer delen van de planeet kunnen verwoest worden.
“Oorlog is de meest geconcentreerde vorm van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval; het is een uitdrukking van haar doodstrijd en de dreiging die over het voortbestaan van de mensheid hangt.” (8)
Dit brengt ons terug naar het centrale thema van de publieke bijeenkomt: de betekenis van de huidige massale vluchtelingenstroom vanuit het oogpunt van de arbeidersklasse. Want naast de oorlog worden grote delen van de wereldbevolking op dit moment nog met meer “verschrikkelijke dingen” geconfronteerd en waarvoor ze proberen te vluchten. Het probleem is veel meer gedifferentieerd en strekt zich uit van een wereldwijde vernietiging van de natuurlijke omgeving, van de structuur van het sociale leven tot de toenemende invloed van het irrationele en het obscurantisme in de maatschappij. Al die “verschrikkelijke dingen” zijn symptomen, zoals we in de aanhef van deze tekst aanhaalden, van het verval en meer in het bijzonder van deze fase van ontbinding van het kapitalisme. “De ontbinding is dus het resultaat van (….) De optelsom van alle tegenstellingen die de vervalperiode heeft opgeleverd. (…) Zo verschijnt het stadium van ontbinding [in wezen] als de conclusie, de synthese, van alle opeenvolgende tegenstellingen en uitingen van het kapitalistisch verval.” (9)
De "vluchtelingencrisis" in de centrale landen laat echter al zien dat de oorlog meer en meer een dagelijkse zorg wordt voor de arbeiders in de kernlanden. Steeds meer moeten zij zich de vraag stellen van welke toekomst ze willen: ieder opgesloten in zijn “bunkerstaat” en in een permanente staat van beleg? De belangen van het kapitaal en zijn naties blijven verdedigen? Of de weg opgaan van een solidaire, internationale wereldgemeenschap, gebaseerd op de bevrediging van de menselijke behoeftes, waarin de materiële realiteit van het “internationalisme” wordt vertaald in een bewuste solidariteit en eenheid. In Duitsland en ook in andere landen zagen we duizenden jonge arbeiders maar ook gepensioneerden op de been komen om hun spontane solidariteit te uiten met de vluchtelingen. In het kielzog van de morele verontwaardigingsgolf die we voorheen zagen in de beweging van de Indignados is dit een teken dat een ondergrondse rijping gaande is. Vandaag begint “internationalisme” vaak in negatieve en schijnbaar abstracte vormen: in een radicale kritiek van het onaangepast burgerlijke kader van de natiestaat om het probleem van oorlog, terrorisme en de vluchtelingen op te lossen; in de erkenning van de noodzaak om het kader van concurrerende natiestaten te overstijgen ten einde de economische en ecologische crisis te overwinnen. Maar door het feit dat al deze protesten niet geïdentificeerd worden met de historische belangenstrijd van de arbeidersklasse en aldus niet in een positief politiek perspectief uitmonden, is het voor de bourgeoisie nog steeds mogelijk om deze verontwaardiging en invraagstelling tijdelijk te neutraliseren en op te vangen achter haar hypocriete “humanitaire” en “democratische” praatjes.
Zolang de leden van de arbeidersklasse gevangen zitten tussen hun objectieve klassepositie en hun perceptie van inidviduele “burgerschap”, worden zij verscheurd, want het verplicht hen individueel keuzes te maken die de hunne niet zijn en het doet hen machteloos voelen. Eerst in de beweging als collectieve klasse, als autonome belangengemeenschap tegenover het kapitaal kan zij een bredere en politieke visie ontwikkelen met een hoger bewustzijn en een grotere eenheid door de toename van het klassegevoel.
Naar het einde van de discussie toe is door de IKS duidelijk gesteld, en we willen dit hier uitdrukkelijk nogmaals onderlijnen, dat om de verspreiding van dit niveau van barbarij, met name naar de centra van het kapitalisme te voorkomen, de arbeidersklasse meer nodig heeft dan alleen een passief verzet tegen de uitwassen van het systeem en de oorlogsretoriek, en meer dan alleen economische weerstand. De tijd dringt, anders komen we in een onomkeerbare afdaling in de barbarij terecht wat de mogelijkheid om de menselijke samenleving op een hoger niveau te brengen kan uitschakelen.
De arbeidersklasse bezit nog steeds, als enige klasse, het potentieel om zich bewust te worden van de onderliggende oorzaken van al deze “verschrikkelijke dingen”, de oorlog en de verbinding met de algemene, historische crisis van het kapitalisme. Door haar geassocieerd, mondiaal karakter, producent van alle goederen en diensten, kan zij als enige klasse een positief politiek perspectief bieden voor iedereen. Ze moet daarvoor de noodzaak bevestigen van een nieuwe maatschappij voor een authentiek kommunisme, bepleit door Marx en alle revolutionairen die in zijn kielzog gevolgd zijn.
Lac/20.02.2016
(1) Zie artikel “100 jaar verval van het kapitalisme”: https://nl.internationalism.org/node/1087 [254] en OT militarisme en ontbinding https://nl.internationalism.org/iksonline/201601/1302/orientatietekst-militarisme-en-ontbinding [255];
(2) Zie ook “Over het imperialisme”: https://nl.internationalism.org/node/473 [192]
(3) Dit wordt zelfs door burgerlijke wetenschappers erkend: Nowhere in the world has much opportunity to start World War III. A World War requires two (or more) power blocs with a global capacity to wage military, economic, social and political warfare. There does not exist two such blocs. (Is Syria a potential place where WWIII can start from?; Kevin Flint, political scientist);(5) “20e Congres van Révolution Internationale: Voortbouwen op de verworvenheden van de IKS”, https://fr.internationalism.org/node/5688 [256] );
(4) "20e Congres van Révolution internationale: Voortbouwen op de verworvenheden van de IKS", https://fr.internationalism.org/node/5688 [257]
(5) “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”, https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [258]
(6) Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 61 “Na de instorting van het Oostblok, destabilisatie en chaos”, https://en.internationalism.org/node/3204 [259]
(7) Idem voetnoot 7.
(8) Idem voetnoot 2.
(9) Idem voetnoot 6.
Duizenden jaren waren mensen gedwongen om te vluchten voor oorlog, vervolging, hongersnood, natuurrampen, zoals droogte, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, enz. Maar deze verplaatsingen waren geen permanent verschijnsel en zij betroffen meestal maar een klein deel van de bevolking. Met de komst van de landbouw, de teelt van gewassen en de domesticatie van dieren, werd een deel van de mensheid sedentair. Voor duizenden jaren werd het de gewoonte om op eenzelfde plaats te leven. Onder het feodalisme waren de boeren aan de grond gebonden en leefden de lijfeigenen van hun geboorte tot aan hun dood op dezelfde plek, namelijk de grond die aan hun feodale heer toebehoorde. Maar met de opkomst van het kapitalisme in de 14e en 15e eeuw veranderde dit drastisch.
Het kapitalisme verspreidde zich over de hele aardbol verovering met behulp van hevig en massaal geweld. Eerst in Europa, waar de omheining van de gemeenschappelijke weiden de boeren, die in hun eigen onderhoud konden voorzien, naar de steden dreef om in de fabrieken te gaan werken.
Marx beschreef het proces van primitieve accumulatie als “de radicale scheiding van de producent van de productiemiddelen[waarbij] grote massa’s mensen plotseling van hun bestaansmiddelen werden losgescheurd en als ‘vogelvrije’ proletariërs op de arbeidsmarkt werden geslingerd. De onteigening van de grond van de producenten op het platteland, van de boeren, vormt de basis van het gehele proces.” (Marx, Het Kapitaal, Deel I, Hoofdstuk 26: Het geheim van de oorspronkelijke accumulatie)
Deze scheiding van de boer van zijn grond, van zijn productiemiddelen, betekende de ontworteling van miljoenen mensen. Want het kapitalisme heeft behoefte aan“de afschaffing van alle wetten die de werkers verhinderen om zich te verplaatsen van de ene productiesfeer naar de andere en van het ene productiecentrum naar het andere”. (Marx, Het Kapitaal, Deel 3, Hoofdstuk 10: Gelijkmaking van de algemene winstvoet door de concurrentie. Marktprijzen en marktwetten. Meerwaarde-winst.)
Op het moment dat het kapitalisme in Europa de boeren dwong om hun arbeidskracht te verkopen, begon het eveneens zijn koloniale rijk over de hele wereld uit te breiden. En eeuwenlang hebben slavendrijvers miljoenen mensen, hoofdzakelijk uit Afrika, weggevoerd om zo goedkope arbeidskrachten te leveren voor de plantages en de mijnen, vooral in Amerika. Toen de slavernij tot een einde kwam, werden vele slaven die op de plantages werkten, vervangen door contractarbeiders. (1)
Zijn hele expansieperiode lang heeft het kapitalisme mensen ontworteld en verplaatst, ofwel door ze te dwingen om hun velden te verlaten en hun arbeidskracht te verkopen aan een kapitalist, ofwel door de arbeidskracht te roven en te veranderen in slaven, om deze op een ander werelddeel te verkopen. Op dezelfde wijze als het kapitalisme nood heeft aan een zeer grote, zo niet oneindige, mobiliteit voor zijn producten en aan de vrije toegang tot de markt, evenzo legt het de grootste mobiliteit en toegankelijkheid op aan de arbeidskracht.
Het kapitalisme “heeft de onbegrensde beschikbaarheid nodig van alle arbeidskrachten in de hele wereld, om met hen alle productieve krachten van de planeet mobiel te maken – voor zover dit binnen de grenzen van de meerwaardeproductie mogelijk is. Deze arbeidskrachten zijn echter meestal gebonden aan de starre tradities van voorkapitalistische produktieverhoudingen; het kapitalisme moet ze eerst “bevrijden” alvorens ze te kunnen inlijven in het actieve leger van het kapitaal. Het proces van emancipatie van de arbeidskrachten uit de primitieve sociale verhoudingen en hun integratie in het kapitalistische loonsysteem is één van de onvermijdelijke historische grondslagen voor het kapitalisme”. (Rosa Luxemburg, De accumulatie van het kapitaal, Hoofdstuk 26: De reproductie van het kapitaal en haar milieu.)
Mobiliteit heeft een bijzondere betekenis voor het kapitalisme. “Het kapitalisme schept noodzakelijkerwijs een mobiliteit van de bevolking, die vroegere economische stelsels niet vereisten, en onder hun heerschappij op grote schaal ook onmogelijk zou zijn geweest”. (Lenin, De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland, Hoofdstuk 8: De vorming van de thuismarkt, Paragraaf 6: De “missie” van het kapitalisme).
Het proletariaat wordt dus gedwongen om zich onophoudelijk te verplaatsen, altijd op zoek naar een gelegenheid, een plaats om zijn arbeidskracht te verkopen. Arbeider zijn impliceert de noodzaakt om zich over langere of kortere afstanden en zelfs naar andere landen of werelddelen te verplaatsen, overal waar hij zijn arbeidskracht kan verkopen.
Of het nu gebeurde met gewelddadige middelen of “enkel” door economische dwang, het kapitalisme heeft vanaf het begon zijn arbeidskracht van over de hele planeet geput; vanaf het begon is het internationaal en globaal geweest. Met andere woorden: de arbeidersklasse is vanwege de aard van de kapitalistische verhoudingen een klasse van migranten en om die reden hebben de arbeiders geen vaderland. De afstanden die een migrerende arbeider echter moet afleggen, hangen af van de economische situatie en van andere factoren zoals hongersnood, repressie of oorlog.
Gedurende de hele 19e eeuw, de opkomstperiode van het kapitalisme, vond deze migratie hoofdzakelijk plaats naar de zones van economische expansie. De migratie en de urbanisatie gingen samen. In talrijke Europese steden, in de periode tussen 1840 en 1880, verdubbelde de bevolking in 30 tot 40 jaar tijd. In enkele decennia, en vaak zelfs in een korter tijdbestek, zwollen kleine steden rond steenkool- en ijzermijnen of nieuwe fabrieken op tot enorme steden.
Daar het kapitalisme permanent ten prooi is aan economische crises, duikt een “overschot” aan arbeidskrachten regelmatig op met een massa van werklozen op zoek naar werk als gevolg. In de opkomstperiode waren de crises van het kapitalisme hoofdzakelijk cyclisch. Als de economie in een crisis raakte, konden vele arbeiders emigreren en wanneer een nieuwe fase van expansie begon, waren er weer meer arbeiders. Miljoenen arbeiders konden vrij emigreren, zonder belangrijke beperkingen – hoofdzakelijk omdat het kapitalisme nog in uitbreiding was – in het bijzonder in de Verenigde Staten.
Tussen 1820 en 1914 emigreerden zo’n 25,5 miljoen mensen uit Europa naar de Verenigde Staten; in totaal hebben ongeveer 50 miljoen mensen het Europese continent verlaten. Tussen 1820 en 1915 emigreerde ieder jaar eenvoudigweg de helft van de bevolkingstoename van Groot-Brittannië.
Maar deze golven van hoofdzakelijk economische migraties namen aanzienlijk af met de Eerste Wereldoorlog, toen de globale historische voorwaarden veranderden, in het bijzonder toen de economische crisis niet langer een cyclisch karkater had, maar langdurig zo niet permanent was geworden. Van massaal en bijna zonder belemmeringen, werd de migratie geleidelijk gefilterd, geselecteerd, steeds moeilijker, zelfs illegaal. Vanaf de Eerste Wereldoorlog brak er voor de economische migranten een periode van strengere grenscontrole aan.
Toch moeten wij een onderscheid maken tussen economische migratie en migratie die het gevolg is van oorlog: elke vluchteling is een migrant, maar niet elke migrant is een vluchteling. Een migrant is iemand die zijn leefomgeving verlaat op zoek naar werk. Een vluchteling is iemand van wie het leven op directe wijze wordt bedreigd en die zich verplaatst om een veilige plek te vinden.
Oorlogen en pogroms zijn geen nieuwe fenomenen. Elke oorlog impliceert geweld, wat mensen ertoe dwingt de militaire confrontaties te ontvluchten om hun leven te redden. Oorlogsvluchtelingen zijn dus zo oud als de oorlog zelf en bestonden reeds lang vóór het kapitalisme de arbeiders om economische redenen dwong om te migreren. Het karakter van de oorlog is echter met de Eerste Wereldoorlog kwantitatief en kwalitatief veranderd. Tot dan toe was het aantal oorlogsvluchtelingen betrekkelijk gering. Het aantal slachtoffers van pogroms, zoals de pogroms tegen de Joden in Rusland (of elders) begon te veranderen met de Eerste Wereldoorlog.
In de voorgaande eeuwen was het vluchtelingenprobleem grotendeels een tijdelijk en beperkt verschijnsel. Sinds het begin van de 20e eeuw, met de intrede van het verval van het kapitalisme, heeft de kwestie van de oorlogsvluchtelingen een andere dimensie aangenomen. Dit geldt zowel voor de beide wereldoorlogen als na 1989, vanaf wanneer “lokale” en “regionale” oorlogen zonder weerga toenamen. Het aantal vluchtelingen en economische migranten hangt dus af van de historische voorwaarden – of er een economische crisis heerst en in hoeverre de oorlog overheersend is geworden.
Wij plannen een aantal artikel over het vluchtelingen- en migrantenvraagstuk te publiceren, die dit vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken zullen belichten. Wij hebben al een artikel gepubliceerd over de kwestie van de migratie en zijn van plan om hier spoedig op een meer uitvoerige wijze op terug te komen.
Wij zullen deze reeks beginnen met een artikel over de ontwikkeling van de spiraal van geweld in de 20e eeuw en de gevolgen ervan op de omvang van de vlucht weg van de oorlog. We zullen dit doen door eerst meer gedetailleerd de verschillende fasen te onderzoeken tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en hun nasleep. Vervolgens zullen wij de periode onderzoeken die gaat van de Koude Oorlog tot de dag van vandaag. In een ander artikel zullen wij van meer dichtbij de politiek van de heersende klasse bekijken en de gevolgen die eruit voortvloeien voor de strijd van de arbeidersklasse.
Heinrich, 03/10/2015
(1) Contractarbeid betekent dat een arbeider, die naar een ander land emigreert, een contract tekent dat hem verplicht om voor een periode van 5, 8 of 10 jaar in dat land te werken. De lonen liggen vast, hij kan niet vragen om een loonsverhoging en hij kan het contract niet opzeggen. Tussen 1830 en 1930 werden ongeveer 5 miljoen indianen en 5-6 miljoen mensen uit andere Aziatische landen – zo’n 12 miljoen mensen - als contractarbeider tewerkgesteld.
In Nr. 14 van de Internationale Revue, in het Frans en het Engels, publiceerden we reeds een tekst over het vraagstuk “Terrorisme, terreur en klassegeweld”, waarin de grondslagen werd uiteengezet voor de interventie van de IKS doorheen haar diverse persorganen en waarbij enerzijds een antwoord werd gegeven op het grote ideologische - en politieoffensief van de bourgeoisie en anderzijds op de verschillende opvattingen die er op na worden gehouden in het geheel van de revolutionaire kringen met betrekking tot de terroristische acties van de laatste tijd. De tekst die we hier, in de vorm van een resolutie, publiceren onderstreept, verruimt en verdiept de verschillende punten die in de vorige tekst aan bod kwamen, met de permanente bekommernis naar het steeds beter omschrijven van het klassekarakter van het bevrijdend en emanciperend geweld van de arbeidersklasse.
De Resolutie heeft niet tot doel een precies en gedetailleerd antwoord te geven op alle vragen en alle concrete problemen die zich stellen of nog zullen stellen voor de arbeidersklasse in haar revolutionaire activiteit, een activiteit die zich richt op het heropnemen van de strijd om, na het doorlopen van een fase van opstand, te komen tot een periode van revolutionaire omvorming van de maatschappij en de machtsovername. De Resolutie behandelt evenmin het direct gebruik dat de bourgeoisie kan maken van het terrorisme. Het doel is een kader, een coherente opvatting te geven die toestaat deze problemen te benaderen vanuit proletarisch gezichtspunt in plaats van op basis van simplistische beweringen als: “geweld, dat is geweld”, “geweld, dat is terreur”, “beweren dat geweld geen terreur is, is pacifisme”, enzovoort. De gewetensvraag over “het doel heiligt de middelen”, zoals werd gesteld in de vorige tekst, moet:
aantonen dat het pacifisme aan geen enkele realiteit beantwoordt en, in het beste geval, slechts de uitdrukking kan zijn van de ideologie van de middenlagen, die hun eigen onmacht vertheoriseren om een reële kracht te stellen tegenover de bourgeoisie en haar Staat, maar steeds ten dienste staat van de bourgeoisie in de uitoefening van haar overheersing van de arbeidersklasse en het geheel van de maatschappij;
aantonen hoe de terreur de uitdrukking is van de heersende en uitbuitende klassen, waarbij de diepgaande aard van hun klassegeweld het middelpunt van het maatschappelijk leven wordt, als de materiele basis van hun overheersing is ondermijnd;
aantonen waarom en hoe het terrorisme juist de typische uitdrukking is van de onmacht, van de opstand der middenlagen en nooit een middel noch een aanjager zal zijn van de revolutionaire strijd van het proletariaat;
aantonen dat de vorm en de inhoud van het emanciperend geweld van de arbeidersklasse in geen enkel geval gelijkenis kan vertonen met de “terreur”;
en uiteindelijk aantonen waarin de werkelijke kracht van de arbeidersklasse schuilt; in de collectieve, bewuste en georganiseerde kracht van de overweldigende meerderheid en in haar mogelijkheid om de maatschappelijke verhoudingen op revolutionaire: wijze om te vormen.
Dat zijn de objectieven van de hiernavolgende resolutie.
Bovendien toont de tekst aan dat, als er al een kwestie bestaat waarbij de verhoudingen tussen "doelen en de middelen" nauw met elkaar verweven zijn en zich wederzijds beïnvloeden, dan is dat wel de kwestie van het revolutionaire geweld van het proletariaat. Dit houdt in dat, in de huidige discussies over het terrorisme, de terreur en het klassegeweld, de kern zelf van de conceptie van de proletarische revolutie wordt aangesneden.
-----------------------------------
1) Het is absoluut vals om dit probleem te stellen in de vorm van een dilemma: terreur of pacifisme. In de werkelijkheid van een maatschappij, die verdeeld is in klassen met tegengestelde belangen, heeft er nooit pacifisme bestaan. In een dergelijke maatchappij kan het slechts de strijd zijn, die de verhoudingen tussen de klassen onderling beheerst. Het pacifisme is tevens nooit wat anders geweest dan een ideologie, in het beste geval een luchtspiegeling van de futloze en onmachtige lagen van een kleinburgerij zonder toekomst, in het ergste geval een misleiding, een schaamteloze leugen van de heersende klassen om de uitgebuite klassen af te leiden van de strijd en hen het juk van de onderdrukking te doen aanvaarden. Redeneren in termen van terreur of pacifisme, het ene voorstellen als een alternatief voor het andere, betekent zelf verstrikt raken in de mazen van het net en uiteindelijk dit valse dilemma geloofwaardig maken, net zozeer als dit het geval is met een andere voetangel welke eveneens berust op een vals dilemma: oorlog of vrede.
Het is onontbeerlijk om elk gebruik van dit valse dilemma uit de debatten te weren, want door slechts fantasie te stellen tegenover een werkelijkheid, keert men zich af van en verdoezelt men het werkelijke probleem dat zich stelt, namelijk de kwestie van de klasse-aard van de terreur, het terrorisme en het klassegeweld.
2) Net zoals men het echte probleem van de terreur en het klassegeweld verdoezelt door er een vals dilemma, van terreur en pacifisme, voor in de plaats te stellen, zo verdoezelt men dit probleem helemaal door beide eerstgenoemde termen met elkaar vereenzelvigen. In het eerste geval vervangt men hem door een vals dilemma, in het tweede geval verdwijnt het probleem helemaal omdat het ontkend wordt. Nu is het op zijn zachtst gezegd onthutsend te zien dat marxisten van opvatting zijn dat twee van nature zozeer uit verschillende klassen, de bourgeoisie en het proletariaat, de ene draagster van de uitbuiting, de andere van de ontvoogding, de ene draagster van de onderdrukking, de andere van de bevrijding, de ene draagster ven het behoud en de bestendiging van de verdeeldheid der mensheid, de andere van haar eenmaking in een menswaardige gemeenschap, dat deze twee klassen, waarbij de ene de heerschappij van nood, schaarste en ellende representeert, en de andere de heerschappij van vrijheid, de overvloed en de ontplooiing van de mens, dat deze klassen hun uitdrukking zouden kunnen vinden in dezelfde zeden en gedragingen, dezelfde middelen en handelswijzen.
Door deze vereenzelviging te maken, versluiert men al wat deze twee klassen van elkaar onderscheidt en hen tegenover elkaar plaatst, niet in de nevel van de speculatie, het abstracte dus, maar in de werkelijkheid van hun praktijk. Door deze vereenzelviging uiteen te zetten komt men uiteindelijk tot het vaststellen van de identiteit tussen de subjecten zelf, tussen de bourgeoisie en het proletariaat, want het is een dwaling te beweren dat we ons enerzijds tegenover twee klassen bevinden, die in wezen lijnrecht tegenover elkaar staan, en anderzijds vol te houden dat deze twee klassen in werkelijkheid een identieke praktijk hebben.
3) Om de grond van het probleem aangaande terreur te omschrijven, moeten we al wat op woordentwist lijkt terzijde schuiven teneinde bloot te leggen wat woorden verhullen. Anders gezegd, inhoud en de praktijk van de terreur en zijn betekenis. Men moet beginnen met het verwerpen van een mogelijke scheiding tussen de inhoud en de praktijk. Het marxisme keert zich af van zowel de idealistische zienswijze van een ijle inhoud, welke bestaat buiten de materiele werkelijkheid, die wordt gevormd door haar praktijk, als van de pragmatische zienswijze van een praktijk die leeg is aan inhoud. Inhoud en praktijk, doel en middelen, zonder identiek te zijn, vormen niettemin momenten van een onverbrekelijke eenheid. Er zou geen praktijk kunnen bestaan die duidelijk en tegengesteld is aan zijn inhoud en men zou geen inhoud in vraag kunnen stellen zonder de facto haar praktijk in vraag te stellen. De praktijk onthult noodzakelijkerwijze haar inhoud, net zoals de inhoud slechts bevestigd wordt in haar praktijk. Dit is heel evident op het vlak van het sociale leven.
4) Het kapitalisme is de laatste in klassen verdeelde maatschappij van de geschiedenis. De kapitalistische klasse stoelt haar overheersing op de economische uitbuiting van de arbeidersklasse. Om deze uitbuiting te verzekeren en maximaal te beklemtonen, bedient de kapitalistische klasse zich, net als alle uitbuitende klassen van de geschiedenis, van alle dwang-, straf- en onderdrukkingsmiddelen waarover ze maar kan beschikken. Geen middel, hoe onmenselijk, barbaars of bloedig ook, wordt onbenut gelaten om de uitbuiting te verzekeren en te bestendigen. Hoe meer interne moeilijkheden de kop opsteken, hoe groter het arbeidersverzet, des te bloediger de uitgeoefende onderdrukking. Daarvoor heeft ze een heel arsenaal aan repressiemiddelen ontwikkeld: gevangenissen, deportaties, “opruimingen”, concentratiekampen, volkerenmoord, verfijnde foltermethodes en noodzakelijkerwijs een heel maatschappelijk apparaat dat gespecialiseerd is, ieder op hun eigen terrein - politie, rijkswacht, leger, rechterlijke macht, opgeleide folteraars, commando’s, paramilitaire bendes. De kapitalistische klasse geeft een steeds groeiend gedeelte van de door uitbuiting aan de arbeidersklasse onttrokken meerwaarde uit aan het instandhouden van dit onderdrukkingsapparaat, in die mate dat deze sector vandaag de dag is uitgegroeid tot het voornaamste en meest bloeiende terrein van de maatschappelijke activiteit. Met als doel de bestendiging van haar overheersing is de kapitalistische klasse bezig de maatschappij volledig ten gronde te richten en heel de mensheid te veroordelen tot het ergste lijden en tot de dood.
Het is geenszins de bedoeling hier een emotioneel gekleurde weergave van de kapitalistische barbarij te geven maar wel een meer prozaïsche beschrijving van wat haar praktijk inhoudt.
Deze praktijk, waarvan heel het sociale leven, elke verhouding tussen de mensen onderling, is doordrenkt, en die in alle poriën van de maatschappij binnendringt, deze praktijk, dit systeem van overheersing noemen wij de terreur. Terreur is niet alleen maar de een of andere, bijkomstige, van omstandigheden afhangende daad van geweld. Terreur is een bijzondere vorm van geweld, onafscheidelijk verbonden met de uitbuitende klassen. Het is een gebundeld, georganiseerd, gespecialiseerd, onderhouden geweld dat voortdurend wordt verder ontwikkeld en vervolmaakt teneinde de uitbuiting te bestendigen.
Tot haar belangrijkste kenmerken behoren:
het geweld van een minderheidsklasse gericht tegen de overweldigende meerderheid van de maatschappij;
de bestendiging en vervolmaking, en zelfs in die mate dat het een eigen bestaansreden gaat vinden;
de noodzaak van een steeds meer gespecialiseerd apparaat, dat steeds verder los van de maatschappij en volledig op zichzelf komt te staan. Een apparaat dus dat aan elke controle ontsnapt om met een grenzeloze wreedheid de bevolking haar juk op te leggen, waarbij elke zweem van kritiek of tegenwerping in de kiem wordt gesmoord.
5) Het proletariaat is niet meer de enige klasse die de strenge hand van de Staatsterreur op de maatschappij moet ondergaan. De terreur wordt uitgeoefend op alle klassen en kleinburgerlijke lagen: boeren, ambachtslui, kleine fabrikanten en handelaars, intellectuelen, vrije beroepen, wetenschappers, studerende jeugd. De terreur dringt zelfs door tot de rijen van de kleinburgerlijke klasse. Aangezien deze lagen en klassen geen enkel historisch alternatief kunnen bieden voor het kapitalisme, aangezien ze uitgeput en verbitterd worden door de barbarij van het systeem en zijn terreur, kunnen ze er slechts wanhoopsdaden tegenoverstellen: het terrorisme.
Alhoewel het ook kan aangewend worden door sectoren van de bourgeoisie, is het terrorisme voornamelijk de handelswijze, de praktijk van de wanhopige en uitzichtloze lagen en klassen. Daarom is deze praktijk, die "heldhaftig en voorbeeldig" wil overkomen, in feite slechts een zelfmoordactie. Ze biedt geen enkele oplossing en heeft slechts tot gevolg dat er nieuwe slachtoffers worden overgeleverd aan de terreur van de Staat. Ze heeft geen enkele positieve invloed op de klassestrijd van
het proletariaat en dient slechts om deze te belemmeren in de mate dat ze onder arbeiders illusies doet ontstaan over de mogelijkheid van een andere weg dan die van de klassestrijd. Daarom ook kan en wordt het terrorisme, praktijk van de kleinburgerij, dikwijls oordeelkundig uitgebuit door de Staat als een middel om de arbeiders van het terrein van de klassestrijd af te brengen en dient het tevens als een voorwendsel om zijn terreur op te drijven.
Wat het terrorisme, deze praktijk van de kleinburgerij, kenmerkt is het feit dat het een actie blijft van een kleine minderheid of geïsoleerde individuen, het feit dat het nooit uitgroeit tot een massale actie en dat het wordt gevoerd in een geest van samenzwerinkjes, waardoor het bij uitstek de gelegenheid biedt aan de kuiperijen van de agenten van politiek en Staat, en meer in het algemeen aan allerhande manipulaties en intriges van de ergste soort. Zoals het terrorisme, aanvankelijk, een uitvloeisel is van de individualistische wil en niet van de veralgemeende actie van een revolutionaire klasse, zo blijft het ook, kwa uitwerking, op een louter individualistisch vlak. De actie is niet meer gericht tegen de kapitalistische maatschappij en haar instellingen, maar enkel tegen individuen die deze maatschappij vertegenwoordigen. Het terrorisme krijgt dus onvermijdelijk de stempel van een afrekening, een wraakneming, een vendetta van persoon tot persoon en niet het stempel van een revolutionaire botsing van klasse tegen klasse. In het algemeen keert het terrorisme de revolutie de rug toe, een revolutie die slechts het werk kan zijn van een vastbesloten klasse die grote massa’s op de been kan brengen in een openlijke en frontale strijd tegen de bestaande orde voor de omvorming van de maatschappij. Het terrorisme is bovendien substitutionistisch (zich in de plaats stellen van), doordat er slechts vertrouwd wordt op de voluntaristische actie van kleine agiterende minderheden.
In dit opzicht moet de idee van “arbeidersterrorisme” worden verworpen, dat zich wil voordoen als het werk van afdelingen van het proletariaat, “specialisten” van de gewapende actie, of om de komende gevechten voor te bereiden door aan de rest van de klasse een voorbeeld te geven van de gewelddadige strijd, of om de kapitalistische Staat te verzwakken door “voorafgaande aanvallen”. Het proletariaat kan bepaalde afdelingen, voor deze of gene punctuele actie, afvaardigen (stakingposten, dweilploegen, enzovoort) maar dan onder controle en in het kader van de algemene beweging, en zo - binnen dit kader – de meer vastberaden actie van voorhoedesectoren als katalysator voor de strijd van de grote massa’s, dan kan dat nooit plaatsvinden via de methodes van individualisten en samenzweerders, die eigen zijn aan het terrorisme.
Het terrorisme, zelfs als dit uitgeoefend wordt door arbeiders en arbeidersgroepen, kan nooit een proletarisch karakter krijgen, net zo min als de vakbonden organen van de arbeidersklasse worden als ze uit arbeiders zijn samengesteld. Nochtans mag het terrorisme niet verward worden met daden van sabotage of individueel geweld, uitgevoerd door arbeiders in de werkplaatsen. Dergelijke daden zijn in de grond uitdrukkingen van ontevredenheid en wanhoop en komen veelvuldig voor in perioden van teruggang, waarbij ze geenszins als slaghoedje voor de strijd kunnen dienen; op een moment van heropleving vertonen ze de neiging te worden opgeslorpt en voorbijgestreefd door een gezamenlijke en meer beweging.
Als het terrorisme, in het beste geval (in het slechtste geval kan het terrorisme rechtstreeks tegen de arbeiders gericht zijn) om al deze redenen nooit de actiewijze kan, zijn van het proletariaat; dan scheert het proletariaat het terrorisme niet over dezelfde kam als de terreur, want het vergeet niet dat het terrorisme – hoe onbeduidend zijn actie ook moge zijn – een reactie, een gevolg is, dat is teweeggebracht door de terreur van zijn doodsvijand, de kapitalistische Staat, en het proletariaat behoort eveneens tot de slachtoffers.
Het terrorisme, als praktijk, is een perfecte weerspiegeling van zijn inhoud: de kleinburgerlijke klassen waaruit het voorkomt. Het is de steriele praktijk van de machteloze en uitzichtloze klassen.
6) Als de laatste uitgebuite klasse van de geschiedenis, draagt het proletariaat de oplossing in zich van alle verscheuringen, alle tegenstellingen en impasses waarin de maatschappij verstikt is geraakt. Deze oplossing is niet slechts een antwoord op de uitbuiting, maar kan worden toegepast op de hele maatschappij, want het proletariaat kan zich niet ontknechten zonder heel de mensheid te bevrijden van de klassenverdeling in de maatschappij en de uitbuiting van de ene mens door de andere. Deze oplossing van een vrije geassocieerde en verenigde menselijke gemeenschap is het kommunisme.
Vanaf haar ontstaan draagt de arbeidersklasse de kiemen en bepaalde kenmerken in zich van deze wedergeboren mensheid: als klasse zonder privé-eigendom, als meest uitgebuite klasse van de maatschappij, keert ze zich tegen elke uitbuiting; als klasse door het kapitaal verenigd in de productief geassocieerde arbeid, is ze de meest coherente klasse, de grootste verenigde klasse van de maatschappij; de solidariteit is een van haar voornaamste kwaliteiten en wordt aangevoeld als de diepste van haar behoeften; als de meest vervreemde klasse draagt ze in zich de beweging tegen de opheffing van de vervreemding, want haar bewustzijn van de werklelijkheid is niet langer onderworpen aan het zelfbedrog die gedicteerd wordt door de belangen van de uitbuitende klassen; de ander klassen zijn onderhevig aan de blinde wetten van de economie, maar het proletariaat maakt zich door zijn bewuste optreden meester van de productie, schaft de ruilhandel af en organiseert het maatschappelijk leven op een bewuste wijze.
Nog getekend door de wonden, nagelaten door de oude maatschappij, waaruit het proletariaat voortspruit, voelt het zich nochtans geroepen te handelen in functie van zijn wording. Voor zijn actie neemt het proletariaat niet de handelswijze van oude heersende klassen tot model, want zowel in zijn praktijk als in zijn doen is het hieraan in alle opzichten uitgesproken tegengesteld. De oude klassen overheersten, als het ware gedreven door de verdediging van hun voorrechten; het proletariaat daarentegen heeft geen enkel voorrecht en zijn overheersing is gericht op de opheffing van alle voorrechten. Om dezelfde redenen verschansten de oude heersende klassen zich achter hun niet te passeren grenzen tussen de kasten; het proletariaat daarentegen staat open voor de opname van alle overige leden van de maatschappij teneinde één enkele mensengemeenschap te scheppen.
De strijd van het proletariaat, net als elke sociale strijd, is noodzakelijkerwijs gewelddadig, maar de praktijk van dit geweld verschilt van het geweld van de andere klassen net zozeer als hun onderlinge ontwerpen en doelstellingen van elkaar verschillen. Zijn praktijk, het geweld inbegrepen, is de actie van reusachtige massa's en niet van minderheden; deze praktijk is bevrijdend, de ontstaanswijze van een nieuwe, harmonieuze maatschappij en niet de bestendiging van een permanente staat van oorlog, iedereen tegen allen en allen tegen iedereen. Deze praktijk beoogt niet de vervolmaking en de bestendiging van het geweld, maar de verbanning uit de maatschappij van het misdadige handelen van de kapitalistische klasse en het kortwieken ervan. Daarom zal het revolutionaire geweld van het proletariaat nooit de monsterachtige vorm aan kunnen nemen van de terreur, welke eigen is aan de kapitalistische overheersing, of de vorm van het machteloze terrorisme van de kleinburgerij . De onoverwinnelijke kracht van het proletariaat schuilt niet zozeer in zijn fysieke en militaire kracht, en nog minder in de onderdrukking, als wel in de bekwaamheid om grote massa's op de been te brengen en de meerderheid van de niet-proletarische werkende lagen en klassen tot bondgenoten te maken in de strijd tegen de kapitalistische barbarij. Zo ook schuilt de kracht van het proletariaat in de bewustwording en in de bekwaamheid zich zelfstadig en politiek eendrachtig te organiseren, in de vaste overtuigingen en de onverzettelijke beslissingen. Dat zijn de wapens, die aan de basis liggen van de praktijk en het klassegeweld van het proletariaat.
De marxistische geschriften gebruiken soms de term terreur in plaats van klassegeweld. Het volstaat echter zich te beroepen op het geheel van Marx' werken om te begrijpen dat het eerder gaat om een onnauwkeurige formulering dan om een echte identificatie met de gedachte. Deze onnauwkeurigheid komt bovendien voort uit de diepe indruk die het voorbeeld van de grote burgerlijke revolutie van 1789 heeft nagelaten. Wat er ook van moge zijn, het is hoog tijd de dubbelzinnigheden terzijde te schuiven die sommige groepen, zoals de bordigisten, ertoe aanzetten de verheerlijking van de terreur op karikaturale manier op te drijven en dit gedrocht voor te stellen als een nieuw ideaal voor het proletariaat.
De grootste vastberadenheid en de meest strikte waakzaamheid betekenen nog niet de instelling van een politieregiem. Zelfs als de fysieke repressie tegen de contra-revolutionaire kuiperijen van de in het nauw gedreven bourgeoisie onontbeerlijk kan blijken en zelfs als het gevaar bestaat van een te grote lankmoedigheid of zwakheid ten opzichte van de bourgeoisie, toch zal het proletariaat ervoor waken, zoals de bezorgdheid van de Bolsjewiki gedurende de eerste jaren van de revolutie, zijn voorzorgsmaatregelen te nemen tegen alle buitensporigheden en misbruiken die de eigen strijd uit de hand kunnen laten lopen en doen ontaarden, doordat het eigenlijke doel uit het oog verloren wordt. Om zijn macht te vestigen steunt het proletariaat vooral op de steeds groeiende actieve deelname van brede massa’s, op hun scheppend initiatief, een waarborg voor de eindoverwinning van het socialisme.
IKS
Zomer 1978
.
Het kan zijn dat de recente terroristische aanslagen in Frankrijk en België een uiting zijn van de problemen van ‘Islamitische Staat’ in de grondoorlog in Irak en Syrië, maar onvoorziene moorddadige aanvallen op de bevolking van de centrale landen van het kapitalisme zijn hard op weg een dagdagelijkse realiteit te worden, net zoals zij dat al vele jaren zijn in Syrië, Irak, Pakistan, Afghanistan, Turkije, Libië, Nigeria, Somalië, Soedan en vele andere landen die vandaag gevangen zitten in een expanderend oorlogsgebied. Kortom, de terroristen brachten ‘de oorlog terug naar huis’, en zelfs als Daesh (IS) op het gebied van zijn ‘kalifaat’ militair wordt verzwakt, zijn er tal van tekenen dat de invloed van deze of soortgelijke groepen zich verspreiden naar Afrika en elders. Dit komt doordat de voorwaarden die aanleiding geven tot dit hedendaags terrorisme verder rijpen. Net zoals al-Qaida op de achtergrond werd geduwd als vijand nummer één door de opkomst van IS, kunnen nieuwe bendes ontstaan, en niet noodzakelijkerwijs islamitische: het lijkt erop alsof de twee meest recente aanslagen in Turkije werden uitgevoerd door een vleugel of een uitloper van de ‘Koerdische Arbeiderspartij’.
We leven in een beschaving, de kapitalistische productiewijze, die al lang opgehouden heeft om een factor van vooruitgang te zijn voor de mensheid, haar meest opgeschroefde idealen zijn totaal ontaard en verdorven. Reeds in 1871, in de nasleep van de Parijse Commune, stipte Marx de samenwerking aan van de grote nationale rivalen Frankrijk en Pruisen, in het neerslaan van de uitgebuitenen. En hij voorspelde dat in de toekomst de roep om ‘nationale oorlog’ niet meer zou worden dan een schijnheilige uitvlucht voor agressie en roofzucht in de moderne kapitalistische zones en dat tegen om het even welke prijs. In 1915 hield Rosa Luxemburg in haar Junius-brochure vol dat de nationale oorlogen op een planeet die overheerst werd door imperialistische machten overal een loutere dekmantel waren voor imperialistische honger. De wereldoorlogen en de conflicten tussen de supermachten die overheersten in de 20e eeuw bewezen dat zij het absoluut bij het rechte eind had.
Sinds de ineenstorting van de grote machtsblokken op het einde van de jaren 1980, de meest openlijke uitdrukking van de kapitalistische wedijver en crisis, is de oorlog steeds meer irrationeel en chaotisch geworden, een situatie die in het oog springt bij de slachtpartijen in Syrië, dat tot een puinhoop herleid is door de horden van legers en milities die allen in oorlog zijn met elkaar, die wedijveren voor de steun van de vele imperialistische gieren die over de streek vliegen – de VS, Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Iran, Saoedi Arabië…
De irrationele ideologie van Islamitische Staat is een duidelijk product van deze wijdverspreide waanzin. Tijdens de periode van de blokken, neigde de oppositie tegen de overheersende macht de vorm aan te nemen van nationalisme – de ideologie van de ‘nationale bevrijding’ waarbij het de bedoeling was om nieuwe ‘onafhankelijke’ natiestaten te ontwikkelen. Dit ging dikwijls gepaard met ‘socialistische’ woordenkramerij, verbonden aan de steun voor het Russische of Chinese imperialisme. In een periode waarbij niet alleen de nationale entiteiten zelf aan het afkalven zijn, heeft het pseudo-universalisme van de Islamitische Staat een bredere weerklank. Vooral in een periode van de geschiedenis die constant de dreiging van het einde van de geschiedenis in zich draagt, van een neergang in barbarij onder het gewicht van de oorlog en ecologische en economische crisis. Dan wordt een ideologie van de Apocalyps, van zelfopoffering en martelaarschap, een verlokking voor de meest gemarginaliseerde en gebrutaliseerde elementen van de burgerlijke maatschappij. Het is geen toeval dat het merendeel van het personeel dat gerekruteerd werd voor de aanvallen in Frankrijk en België komt uit de rangen van kleine criminelen, die het pad opgegaan zijn van zelfmoord en massale slachtingen.
Terrorisme is altijd al een wanhoopswapen geweest, kenmerkend voor die lagen van de maatschappij die onder de onderdrukking van de kapitalistische maatschappij lijden en daarin geen toekomst hebben, van de ‘kleinburgerij’ die geruïneerd was door het groot kapitaal. Maar in de 19e eeuw was het terrorisme gewoonlijk gericht tegen de symbolen van het oude regime, tegen de vorsten en andere staatshoofden, en zelden tegen samenkomsten van gewone burgers. De terroristen van vandaag schijnen elkaar te willen overtroeven in wreedheid. De Taliban-fractie die de aanval uitvoerde in Lahore beweerde dat ze ‘mikten op de christenen’. In werkelijkheid waren het kinderen op een speelplein. Niet enkel christenen, maar christelijke kinderen. En het kon die galante apostelen geen moer schelen dat de meerderheid van dodelijke slachtoffers toch moslims waren. In Parijs werden mensen die graag naar rockmuziek luisteren, die graag dansen en drinken, beschouwd als waard om gedood te worden, zoals vermeld werd in het door IS verspreide communiqué. Maar zelfs deze walgelijke ‘religieuze’ rechtvaardigingen reiken niet ver. Bij een aanval op een metro of een vliegveld, is het eerst en vooral de bedoeling om zoveel mogelijk mensen te doden. De reden hiervoor is dat het terrorisme vandaag voor het grootste deel niet langer een uitdrukking is van de onderdrukten, van een niet-revolutionaire klasse die zich verzet tegen het kapitalisme. Het is een instrument geworden van imperialistische oorlog, van een strijd op leven en dood onder kapitalistische regimes.
Soms wordt er beweerd, als rechtvaardiging voor zelfmoordaanvallen van de Palestijnen in Israël bijvoorbeeld, dat de zelfmoordgordel de drone of de onderzeeër van de arme is. Dit is waar - of ten minste moreel waar – op voorwaarde dat je kan erkennen dat de ‘arme’ die gerekruteerd word voor Daesh of Hamas niet vecht voor de armen maar voor een rivaliserende soort van uitbuiters. Of die nu een lokale proto-staat hebben of grotere imperialistische machten die hen bewapenen en diplomatiek of ideologische in bescherming nemen. En of ze al dan niet uitgevoerd worden via half-onafhankelijke groepen zoals Daesh, of direct via de geheime diensten van landen zoals Syrië of Iran (zoals dat het geval was in een reeks van aanslagen op Europese doelen in de jaren 1980), het terrorisme is een bruikbaar hulpmiddel gebleken voor de buitenlandse politiek van om het even welke staat of zogenaamde staat die zich een niche probeert uit te spitten op de wereldarena.
Dit betekent niet dat terroristische daden ook niet gebruikt worden door de meer respectabele staten: de geheime diensten van democratische landen zoals de VS en Groot-Brittannië, zonder Israël te vergeten, hebben een lange traditie van doelgerichte moorden en gebruiken zelfs valse operaties onder de dekmantel van openlijk terroristische fracties. Laten we terugkomen op de vergelijking tussen de zelfmoordgordel en de gesofistikeerde bommenwerper: het is waar dat het model voor de terroristen minder de slimme liquidatie is van het één of andere lastig individu door de CIA of de Mossad, en meer de verschrikkelijke vernietigende kracht van de kanonnen en vliegtuigen van staande legers, van wapens die gehele steden in een paar dagen kunnen verpulveren. De logica van de imperialistische oorlog is de systematische afslachting van hele bevolkingen – en dit is iets wat duidelijk versneld is tijdens de laatste honderd jaar. Het heeft een hoge vlucht genomen van bij de Eerste Wereldoorlog, die uitgevochten werd tussen legers in de loopgraven, tot de grote aantallen burgers die omkwamen onder bommentapijten of bij de uitmoording in de dodenkampen in de Tweede Wereldoorlog en tot de mogelijkheid van de Derde Wereldoorlog met zijn bedreiging voor de vernietiging van de menselijke soort (een bedreiging die helemaal niet weggeëbd is in de nieuwe fase van het chaotische militarisme).
“Uw legers doden onze kinderen met uw vliegtuigen, dan geven wij u een koekje van eigen deeg, wij doden uw kinderen met zelfmoordbommen.” Dat is de veelgehoorde rechtvaardiging van terroristen op hun vooraf of achteraf gemaakte gruwelvideo’s. En weeral toont het aan hoe trouw zij de ideologie van het imperialisme volgen. Verre van hun woede te richten op de werkelijke veroorzakers van oorlog en barbarij, de kleine klasse van uitbuiters of hun staatssystemen, is hun haat gericht op gehele bevolkingen van hele regio’s in de wereld. Ze worden allemaal gerechtvaardigde doelwitten en spelen dus een rol in het versterken van de valse eenheid tussen de uitbuiter en de uitgebuite, wat het gehele rotte systeem verder laat knarsen. Deze houding van het verketteren van hele delen van de mensheid klopt volledig met het ontmenselijken van bepaalde groepen die dan het voorwerp worden van pogroms en terroristische bombardementen in gebieden waar men meestal opereert: sjiitische ketters, christenen, yezidi’s, joden, Koerden, Turken…
Deze ideologie van de wraak en haat is het duidelijkst in het discours van de rechterzijde in Europa en de VS, die (terwijl zij hun opties openhouden voor het beschuldigen van de joden voor alle kwalen van de wereld), er vandaag toe neigen om alle moslims of de islam zelf als een gevaar te beschouwen voor de werkelijke bedreiging van vrede en veiligheid. Zij brandmerken iedere vluchteling uit een oorlogszone als een potentiële terroristische mol, en rechtvaardigen op die manier de meest meedogenloze uitdrijvingsmaatregelen en repressie tegen hen. Dit soort zondebokken zoeken is een ander middel om de werkelijke klassentegenstellingen van deze maatschappij te verdoezelen: het kapitalisme zit in een diepe, onoplosbare crisis, maar zoek niet uit hoe het kapitalisme functioneert ten voordele van een kleine minderheid en hoe het ellende schept voor de grote meerderheid. Schuif de schuld af op een deel van de meerderheid, en zo verhinder je voor altijd dat de meerderheid zich gaat verenigen tegen die kleine minderheid. Het is een oude truck, maar de opkomst van het populisme in Europa en de VS herinnert er ons aan het nooit te onderschatten.
Maar de uitbreiding van het terrorisme, van radicaal islamisme en van het islamofobe populistische spiegelbeeld mogen ons niet een andere zeer belangrijke waarheid uit het oog doen verliezen: in de centrale landen van het kapitalisme is de democratische staat de voornaamste waarborg voor het behoud van het systeem. En net zoals de democratische staat niet vies is van het gebruik van directe of indirecte terroristische methodes in zijn buitenlandse politiek, zo zal hij ook van elke terroristische aanval gebruik maken om al zijn macht te versterken van sociale controle en politieke repressie. In België werd de macht van de politie van de staat dramatisch versterkt in de dagen die volgden op de aanvallen in Brussel: een nieuwe wet werd doorgevoerd die raids en het aftappen van telefoongesprekken mogelijk maakt. Er komt ook een meer nauwgezette opvolging van ‘twijfelachtige’ financiële fondsen. Zoals altijd was er een overduidelijke aanwezigheid van de politie en het leger op straat. Lessen werden getrokken uit de aanvallen op Charlie Hebdo in Parijs, die oorspronkelijk aanleiding gaven tot spontane bijeenkomsten van woede en verontwaardiging. Dit vroeg van de media en politici een extra inspanning om er over te waken dat alles gevangen bleef in het kader van de nationale eenheid. Deze keer waren er oproepen van de politie om thuis te blijven. Kortom, vertrouw de democratische staat, de enige kracht die ons kan beschermen tegen deze verschrikkelijke bedreiging. De media riepen de bevolking ondertussen op om maar te wennen aan de sfeer van angst. Natuurlijk was er veel debat over de blijkbare incompetentie van de Belgische veiligheidsdiensten, die een aantal hints die vooraf gingen aan de aanvallen verwaarloosden. Maar het netto resultaat van de onderzoekingen naar dergelijke tekortkomingen zal altijd neerkomen op het verbeteren van de bewaking en het toezicht op de hele bevolking.
De macht van de politiestaat laten toenemen kan deze of gene heersende klasse helpen in de niet aflatende oorlog tussen burgerlijke fracties en naties, maar het zal ook ingezet worden tegen de bevolking en de werkende klasse, in het bijzonder in komende sociale uitbarstingen, die veroorzaakt worden door de crisis van het systeem. Het is net zoals met de wetten tegen de terroristische groepen die ‘de democratie verachten’, die gebruikt kunnen worden tegen authentieke revolutionaire politieke groeperingen, die het hele kapitalistische systeem in vraag stellen, inclusief zijn democratische brandweerlieden. Maar net zoals de islamistische of nationalistische ideologie dient om de echte klassenconflicten te begraven, dient de oproep tot nationale eenheid achter de democratische staat om de uitgebuitenen en onderdrukten van om het even welk land te verhinderen om in te zien dat hun enige toekomst ligt in solidariteit met hun klassebroeders en –zusters overal op de planeet, en in de gemeenschappelijke strijd tegen de wegrottende kapitalistische maatschappij.
Amos
De waslijst van misdaden tegen de menselijkheid in de afgelopen honderd jaar draagt vaak de naam van een stad: Guernica, Coventry, Dresden, Hiroshima, Sarajevo. Vandaag is de historische stad Aleppo in Syrië, één van de oudste permanent bewoonde steden ter wereld, aan de lijst toegevoegd.
In 1915 herkende de revolutionaire Rosa Luxemburg, die de golf van nationalisme trotseerde welke Duitsland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overspoelde, dat dit conflict over heel Europa een nieuw tijdperk in de geschiedenis van het kapitalisme geopend had, een tijdperk waarin de meedogenloze concurrentie, inherent aan het systeem, de mensheid nu voor de keuze stelde: socialisme of barbarendom. Deze oorlog, schreef ze, met haar slachting van mensen op industriële schaal, vormde een nauwkeurige weergave van wat barbarendom betekent.
Maar de Eerste Wereldoorlog was nog maar een begin en de barbaarsheid van het kapitalisme bereikte al snel een hoger niveau. De oorlog werd beëindigd door het verzet van de arbeidersklasse in Rusland, Duitsland en elders, door de muitende troepen, stakingen en opstanden die, voor een kort ogenblik, het voortbestaan van de kapitalistische orde bedreigden. Maar deze bewegingen waren geïsoleerd en werden verpletterd; en met de nederlaag van de arbeidersklasse, de enige echte kracht die in staat is een hindernis op te werpen tegen de kapitalistische tendens naar de oorlog, namen de verschrikkingen van imperialistische conflicten een nieuwe dimensie aan.
De eerste imperialistische oorlog werd, net als de oorlogen van de 19e eeuw, nog steeds voornamelijk uitgevochten op de slagvelden. De omvang van de moordpartijen, evenredig aan de duizelingwekkende ontwikkeling van technologie in de decennia die aan de oorlog voorafgingen, was een schok, ook voor de politici en de militaire leiders die gokten op een kort, scherp conflict, dat ‘met Kerstmis’ beëindigd zou zijn. Maar in de oorlogen, die erop volgden, waren de voornaamste slachtoffers van oorlogen niet langer de soldaten in uniform, maar de burgerbevolking.
Het bombardement, door Duitse en Italiaanse vliegtuigen, op Guernica in Spanje, een gebeurtenis vereeuwigd door Picasso’s beelden van gemartelde van vrouwen en kinderen, zette de toon. Ten eerste was het opzettelijk aanvallen van burgers vanuit de lucht iets ongekends en bracht een nieuwe schok teweeg, en zeer zeker iets dat alleen de fascistische regimes van Hitler en Mussolini in overweging konden nemen. Maar de oorlog in Spanje was een generale repetitie voor de Tweede Wereldoorlog die het aantal doden in vergelijking met de Eerste Wereldoorlog verdrievoudigde en waarbij de overgrote meerderheid van de slachtoffers burgers waren.
Beide zijden gebruikten de tactiek van de “bommentapijten” om steden plat te bombarderen, de infrastructuur te vernietigen, de bevolking te demoraliseren, en - omdat de bourgeoisie mogelijkheid van een arbeidersopstand tegen de oorlog nog vreesde - het proletarische gevaar neer te slaan. Dergelijke tactieken werden steeds minder bestempeld als misdaden, maar verdedigd als de beste manier om een einde te maken aan het conflict en om verdere slachtingen te voorkomen - vooral door het ‘democratische’ kamp. Het in lichterlaaie zetten van Hiroshima en Nagasaki door de zojuist uitgevonden atoombom werd om precies dezelfde redenen gerechtvaardigd.
Vandaag, als de leiders van de ‘democratische’ wereld het Assad-regime in Syrië en zijn Russische steun in de rug, veroordelen voor hun meedogenloze, systematische slachting van de burgerbevolking van Aleppo en andere steden, mogen we niet vergeten dat zij slechts dat uitvoeren wat nu een gevestigde traditie is in de kapitalistische oorlogsvoering. Het opzettelijk vernielen van ziekenhuizen en andere belangrijke delen van de infrastructuur, zoals de watervoorziening, de blokkering en zelfs het bombarderen van hulpkonvooien: dit is moderne oorlogvoering, waarvan de militaire tactieken niet alleen zijn geleerd van voorgaande generaties ‘dictators’, maar ook van democratische militaristen zoals ‘Bomber’ Harris en Winston Churchill.
Dat wil niet zeggen dat er niets uitzonderlijks gebeurt in Aleppo. De ‘burgeroorlog’ in Syrië begon in 2011 - als onderdeel van de ‘Arabische Lente’ - met een opstand van de bevolking, uitgelokt door de wreedheid van het bewind van Assad. Maar Assad had geleerd van de val van zijn collega-dictators in Egypte en Tunesië, en reageerde op de demonstraties met een moorddadige vuurkracht. De vastberadenheid van het regime om te overleven en zijn privileges te laten voortbestaan zijn, zo laat het zich aanzien, grenzeloos.
Assad is bereid hele steden in puin te leggen, miljoenen van zijn eigen burgers uit te moorden of te verjagen, alleen maar om aan de macht te blijven. Er is hier sprake van zoiets als een wraak van de tiran op iedereen die zijn regime durft te verwerpen. Het is een neerwaartse spiraal van vernietiging waarbij er weinig of niets overblijft voor de heersers om over te regeren. In dit opzicht is de nuchtere, rationele berekening, achter de terreurbombardementen op de ‘rebellerende’ steden in Syrië, een nieuw symbool geworden van de toenemende irrationaliteit van de kapitalistische oorlog.
Maar de waanzin van deze oorlog beperkt zich niet tot Syrië. Na de massamoord op de ongewapende demonstranten, leidden splitsingen in de Syrische leger tot een gewapende burgerlijke oppositie, waardoor de oorspronkelijke opstand snel veranderde in een militair conflict tussen kapitalistische kampen. Deze situatie vormde op haar beurt een uitmuntende gelegenheid voor een groot aantal lokale en mondiale imperialistische machten om te tussen te komen ter verdediging van hun eigen smerige belangen. De etnische en religieuze verdeeldheid, die het conflict in Syrië verergerde, werden misbruikt door regionale machten, ieder met hun eigen agenda.
Iran, dat beweert de leider te zijn van de sjiitische moslims in de wereld, steunt het ‘alawitische’ regime van Assad en geeft ruggensteun aan de interventies van de Hezbollah-milities uit Libanon. Soennitische moslimlanden, zoals Saoedi-Arabië en Qatar, hebben de talrijke islamitische bendes bewapend, die de ‘gematigde’ opstandelingen moesten vervangen, waaronder de Islamitische Staat (ISIS) zelf. Turkije heeft, vaak onder het mom van een aanval op de ISIS, deze oorlog gebruikt om haar aanvallen op te voeren op de Koerdische militaire krachten, die aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt in het noorden van Syrië.
Maar in dit conflict dat drie, vier, vijf kanten kent, spelen 's werelds grootmachten ook hun rol. De VS en Groot-Brittannië hebben Assad opgeroepen om terug te treden en hebben indirect de gewapende oppositie gesteund, zowel de ‘gematigde’ oppositie en, via Saoedi-Arabië en Qatar, de Islamisten. Toen ISIS, zoals Al Qaida in het vorige decennium, begon te bijten in de hand die haar voedde en zich als een nieuwe en ongecontroleerde macht in Syrië en Irak begon te profileren, hebben een aantal westerse politici hun standpunt herzien, met als argument dat Assad, in vergelijking tot ISIS, eigenlijk een ‘minder kwaad’ vertegenwoordigt.
Eerder in het conflict bedreigde Obama het Assad-regime met militaire interventie, waarbij hij verklaarde dat het gebruik van chemische wapens tegen burgers de grens vormde, die niet kon worden overschreden. Maar dit bleek een loos dreigement, en de debatten, die vervolgens in Washington en in Londen werden gevoerd, gingen voornamelijk over hoe strijd tegen ISIS gevoerd moest worden, en vormden zodoende dus een indirecte aanmoediging voor Assad.
De besluiteloosheid van de VS ten opzichte van de situatie in Syrië is het gevolg van een lang proces van achteruitgang van hun wereldheerschappij, die vooral is samengevat in hun rampzalige inval in Irak en Afghanistan in het kielzog van de aanslagen van september 2001 in New York en Washington. De ‘War on Terror’, ontketend door de regering-Bush, heeft alleen maar geleid tot de verergering van de chaos in het Midden-Oosten en heeft van het islamitisch terrorisme een nog grotere kracht gemaakt dan hij was voordat de Twin Towers instortten. De oorlog in Irak bleek bijzonder onpopulair in de VS en zelfs de schietgrage Trump verkondigt nu dat het een ramp is geweest. De VS is dus erg terughoudend om niet opnieuw te worden meegesleurd in een moeras in het Midden-Oosten.
Het imperialisme verafschuwt een vacuüm en de aarzelingen van de VS verleenden een herrijzend Rusland de kans om zichzelf opnieuw te vestigen in een regio waaruit het, sinds het einde van de Koude Oorlog, grotendeels was verdreven. Syrië is de laatste plaats in het Midden-Oosten waar Rusland haar militaire bases behield, en zijn steun voor het regime van Assad is permanent doorgegaan. Maar na het inslaan van een nieuwe politieke weg - via de oorlog in Georgië en de Oekraïne – en het terugwinnen van het verloren imperium in de regio van de voormalige USSR, gokt Poetin’s Rusland nu op een vergroting van zijn status als wereldmacht door een direct ingrijpen in het Syrische conflict.
Het oorspronkelijke voorwendsel, dat door Rusland werd gebruikt, bestond in de noodzaak om ISIS terug te drijven, die terrein won in Irak en Syrië, en zelfs de enige overgebleven uitweg voor Rusland naar de Middellandse Zee bedreigde, de marinebasis in Tartus. Doordat dat de Russische interventie werd voorgesteld als een reactie op ISIS, werd deze in alle stilte door de VS gesteund. Na de gruweldaden van ISIS in Parijs, heeft Frankrijk zelfs enkele gemeenschappelijke operaties ondernomen met Russische troepen in Syrië. Maar ook het Russische imperialisme heeft laten zien weinig interesse te hebben de bases van ISIS aan te vallen en er alle belang bij te hebben het bewind van Assad te ondersteunen, dat ernstige tekenen van verval vertoonde.
Door de eenvoudige truc om de gehele oppositie tegen Assad te brandmerken als terroristen, is Rusland een belangrijke kracht geworden in de aanvallen van Assad op bolwerken van de rebellen, en heeft het effectief het doen keren ten gunste van Assad. Het antwoord van het Russische imperialisme op het conflict in Syrië is eenvoudig, en stemt geheel overeen met de methoden van Assad en werd ook al genadeloos toegepast in Grozny in 1990-2000 in antwoord op de Tsjetsjeense nationalistische beweging: verander de stad in puinhoop en het probleem van rebellie is opgelost.
Het Russische imperialisme maakt geen geheim van zijn ambities in het Midden-Oosten. "In het weekend, dat de eerste verjaardag van de Russische interventie in Syrië markeerde, zonden de staatsmedia voortdurend gedurfde uitspraken de ether in, zoals "Rusland heeft bewezen dat het niettemin toch een supermacht is" en "Rusland is uitgegroeid tot de belangrijkste speler in deze regio (…) De Verenigde Staten, anderzijds, verloren hun status als eerste violist.""[1]
De aanval op Aleppo, die tot nieuwe hoogtes werd verheven na de snelle ineenstorting van het nieuwste staakt-het-vuren, dat was bemiddeld door de VS, heeft de spanningen tussen Rusland en de VS zienderogen verslechterd. Als reactie op de beschuldiging dat het oorlogsmisdaden pleegt in Syrië – wat ongetwijfeld waar is - heeft Rusland zich teruggetrokken uit de vredesonderhandelingen over Syrië en ook uit een proces dat erop is gericht de Amerikaanse en Russische voorraden plutonium terug te brengen. Ondertussen stelt Poetin de meest vergaande voorwaarden ten aanzien van een hervatting van de gesprekken, inclusief het opheffen van de sancties tegen Rusland en de aanzienlijke vermindering van NAVO-troepenconcentraties in Oost-Europa.
Geconfronteerd met de steeds wredere politiek van het Poetin-regime, in binnen- en buitenland, met de terugkerende nationalistische ideologie en rauwe leugenpropaganda, is het voor de ‘democratische’ machten in het westen niet moeilijk om de moraalridders te spelen. Maar we hebben al gezien dat het Russische gebruik van terreurbombardementen in Syrië een lange voorgeschiedenis heeft in het Westen. En de schijnheiligheid van de democratische staten betreft evenzeer hun recente en huidige optreden.
De veroordeling van Rusland door de VS, met betrekking tot de vernietiging van Aleppo en andere steden, kan ons niet het bombardement op Bagdad in 2003 doen vergeten of de belegering van Fallujah in 2004, die ook leidden tot duizenden Iraakse burgerslachtoffers; zelfs als de bommen en raketten van de VS zogenaamd ‘intelligenter’ zijn dan de Russische en dus meer gericht zijn op zuiver militaire doelen. Evenmin mag het vertroebelen hoe Groot-Brittannië de rust in Jemen heeft verstoord – door de bevoorrading van de Saoedi’s met wapens in hun tussenkomst in een bloedige ‘burgeroorlog’. Een recent rapport in The Guardian toont aan dat meer dan een miljoen kinderen in Jemen geconfronteerd worden met de hongerdood, als een direct gevolg van de blokkades door Saoedi-Arabië en de bombardementen op gebieden, die door de Houthi rebellen worden gecontroleerd.[2]
Maar de westerse hypocrisie bereikt een hoogtepunt ten opzichte van de miljoenen Syriërs die, om hun leven te redden, gedwongen waren te vluchten en die nu lijden aan ernstige ondervoeding in slecht toegeruste vluchtelingenkampen in Turkije, Jordanië of Libanon; of, als ze proberen om het ‘toevluchtsoord’ West-Europa te bereiken, in handen vallen van gewetenloze mensensmokkelaars die hen, in boten die niet eens zeewaardig zijn, aanzetten tot een gevaarlijke overtocht over de Middellandse Zee. De Europese Unie heeft laten zien niet bij machte te zijn om te gaan met, waarnaar Cameron eens heeft gewezen als de ‘zwerm’, vluchtelingen uit Syrië en uit andere conflictengebieden in het Midden-Oosten en Afrika.
Terwijl sommige regeringen, zoals de Duitse, zwaaien met hun ‘welkomstpolitiek’ naar degenen wier arbeidskracht ze nodig hebben om uit te buiten, zijn er in heel Europa muren en prikkeldraadversperringen opgericht. Steeds meer Europese regeringen en partijen conformeren zich aan of omhelzen openlijk de politiek van uitsluiting en het zoeken van zondebokken, zoals die wordt verkondigd door de populistische stromingen. We zijn getuige van de sinistere echo's van de moord op de joden in de jaren 1930 en 1940, toen de democratieën zich de handen wrongen over de nazi-vervolgingen en moorden, maar alles deden, wat ze konden, om hun grenzen te sluiten voor de slachtoffers, en niet meer dan een symbolisch aantal Joodse vluchtelingen opnamen.[3]
Dubbelzinnigheid en schijnheiligheid over Syrië beperkt zich niet tot de regeringspartijen. De meerderheid van de ‘linkse’ politieke partijen hebben een lange geschiedenis van steun aan Rusland, Iran, Hezbollah en het Baath-regime in Syrië, waarbij ze aanvoeren dat deze, ondanks al hun fouten, ‘het imperialisme bestrijden’, waarmee ze het imperialisme bedoelen van de VS, Israël en andere westerse staten.
De ‘Stop de oorlog’ coalitie in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld (waarin Jeremy Corbyn vele jaren een leidende rol heeft gespeeld) organiseert massale demonstraties tegen de Israëlische militaire invallen in Libanon en Gaza, onder leuzen als ‘We zijn allemaal Hezbollah’. Maar je ziet ze nooit een dergelijke demonstratie organiseren tegen het optreden van Assad en de Russen in Syrië, dat niet alleen een evenbeeld is van het Israëlische militarisme, maar deze ver overtreffen op het vlak van dodenaantal en vernietiging.
Andere activistische organisaties kiezen voor de steun aan het militaire optreden van de VS en het Westen. De Avaaz-groep, die is gespecialiseerd is in online campagnes en verzoekschriften en die tegen de Amerikaanse invasie van Irak was, stelt nu dat de enige manier om de kinderen van Aleppo te beschermen is een beroep te doen op Obama, Erdogan, Hollande om een no-flyzone in te stellen in Noord Syrië.[4]
Hoe dan ook, we worden gevraagd om de ene of het andere kamp te steunen in wat is uitgegroeid tot een wereldwijd imperialistisch conflict.
Voor de revolutionairen is het essentieel om tegenover elke imperialistische slachting het beginsel van internationalisme te verdedigen. Dat betekent het handhaven van politieke onafhankelijkheid ten opzichte van alle staten en milities van proto-staten en de strijd te steunen van de uitgebuiten in alle landen tegen hun eigen bourgeoisie. De verdediging van dit principe is afhankelijk van het feit of de uitgebuiten verwikkeld zijn in een open strijd. Het is een wegwijzer voor de toekomst die we nooit mogen verliezen. Terwijl veel van hun voormalige kameraden zich achter de oorlogsinspanningen schaarden van hun eigen bourgeoisie in 1914, keerden de internationalisten, die een zeer kleine minderheid vormden, zich tegen de oorlog en hielden hardnekkig vast aan hun klasse-standpunten. Dit was absoluut essentieel voor de opkomst van een massale proletarische strijd tegen de oorlog, die twee of drie jaar later plaatsvond.
Het lijdt geen twijfel dat het proletariaat in Syrië van het toneel is verdwenen. Dit is een afspiegeling van de politieke en numerieke zwakte van de Syrische arbeidersklasse, die er niet in slaagde om stand te houden tegen het bewind van Assad en zijn verschillende burgerlijke tegenstanders. Maar we kunnen zeggen dat het lot van Syrië en dat van de ‘Arabische Lente’ als geheel de historische situatie samenvat, waarmee de wereldwijde arbeidersklasse wordt geconfronteerd. Het kapitalisme is in een vergevorderd stadium van verval en heeft de mensheid geen andere toekomst meer te bieden dan onderdrukking en oorlog. Dit is de reactie geweest van de heersende klasse op de verschillende opstanden die Noord-Afrika en het Midden-Oosten teisterden in 2011.
Maar dit was slechts mogelijk omdat de arbeidersklasse niet in staat was om het voortouw te nemen in deze opstanden, en er niet in slaagde om een ander doel en een ander perspectief naar voren te schuiven dan de democratische illusies, die de sociale bewegingen domineerden. En dit was een mislukking niet enkel van de arbeidersklasse van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, maar ook van de arbeidersklasse in de centrale industrielanden van het kapitalisme, wier revolutionaire tradities dieper zijn geworteld en die een lange ervaring heeft in de confrontatie met het obstakel van de burgerlijke democratie.
It is these battalions of the class who are best placed to revive the perspective of proletarian revolution, which remains the only hope for a human future. This is not just wishing for the best. The Arab spring also served as an inspiration to struggles in the central countries, most notably the Indignados revolt in Spain, which went furthest of all the movements of 2011 in posing serious questions about the future of world capitalism and in developing the means of struggle against it. But this was just a glimpse of the possible, a small indication that, despite the steady advance of capitalist barbarism, the proletarian alternative is still alive.
Deze bataljons van de klasse zijn het best geplaatst om het perspectief van proletarische revolutie, die de enige hoop is voor een menselijke toekomst, weer nieuw leven in te blazen. Dit is niet alleen een wensdroom. De Arabische lente diende ook als een bron van inspiratie voor strijd in de centrale landen, vooral voor de opstand van de ‘Indignados’ [de verontwaardigden, nvdv] in Spanje, die het verst ging van alle bewegingen van 2011, door ernstige kwesties te stellen met betrekking tot de toekomst van het wereldkapitalisme en de ontwikkeling van de strijdmiddelen ertegen. Maar dit was slechts een glimp van het mogelijke, een kleine aanwijzing dat, ondanks de gestage opmars van het kapitalistische barbarendom, het proletarische alternatief nog steeds levend is.
Amos / 08.09.2016
[1] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/03/russia-media-coverage-syria-war-selective-defensive-kremlin [263]
[2] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/04/yemen-famine-feared-as-starving-children-fight-for-lives-in-hospital [264]
[3] Hiermee willen we geen afbreuk doen aan de oprechte inspanningen van vele duizenden vrijwilligers die in Europa hebben geprobeerd om hulp te bieden aan de vluchtelingen, alsmede het werkelijk fantastisch werk van artsen, verpleegkundigen en hulpverleners, die vechten om levens te redden in de meest erbarmelijke omstandigheden in Aleppo en andere belegerde steden. Heel vaak beginnen deze inspanningen als spontane initiatieven, maar worden dan vervolgens door regeringen en andere officiële machten onder hun eigen controle gebracht.
“De kommunisten worden verder verweten alle landen en nationaliteiten af te schaffen. De arbeiders hebben geen vaderland. We kunnen hen niet afnemen wat zij niet hebben”.(Kommunistisch Manifest, 1848)
Het kapitalisme, het systeem van uitbuiting die de planeet regeert, kan zich niet handhaven door dwang en geweld alleen. Het kan niet zonder de kracht van ideologie - de eindeloze schepping van ideeën die de werkelijkheid op zijn kop zetten en de uitgebuitenen weten te overtuigen dat het in hun eigen belang is om zich achter hun eigen uitbuiters te scharen. Precies honderd jaar geleden betaalden honderdduizenden arbeiders uit Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en andere landen, tijdens de Slag aan de Somme, de ultieme prijs voor de elementaire leugen van de heersende klasse - dat de arbeiders moeten ‘vechten voor hun vaderland’, wat slechts kon betekenen te vechten en te sterven voor de belangen van de heersende klasse. De afschuwelijke moordpartijen van de Eerste Wereldoorlog bewezen voor eens en voor altijd dat nationalisme de dodelijkste ideologische vijand is van de arbeidersklasse.
Vandaag, na decennia van aanvallen op de levensstandaard, van het uiteenvallen van industrieën en gemeenschappen, van financiële schokken en bezuinigingspakketten, en van een hele reeks verloren gevechten, wordt de arbeidersklasse onderworpen aan een nieuwe golf van nationalistisch vergif in de vorm van de populistische campagnes van Trump in de VS, Le Pen in Frankrijk, de Brexiters in Groot-Brittannië en in vele andere centrale kapitalistische landen. Deze campagnes baseren zich openlijk op de werkelijke desoriëntatie en woede binnen de arbeidersklasse, op een groeiende frustratie over het gebrek aan banen, huisvesting, gezondheidszorg, op wijdverspreide gevoelens van machteloosheid tegenover onpersoonlijke, mondiale krachten. Maar het laatste wat deze campagnes willen is dat arbeiders kritisch nadenken over de werkelijke oorzaken van al deze ellende. Integendeel, de functie van het populisme is om iedere poging om inzicht te krijgen in het ingewikkelde en ogenschijnlijk mysterieuze maatschappelijke systeem dat onze levens regeert, te herleiden naar een veel eenvoudigere oplossing: het zoeken van een zondebok om die de schuld te kunnen geven.
Het komt allemaal door de elites, schreeuwen ze: de hebzuchtige bankiers, de corrupte politici, de schimmige bureaucraten die de EU regeren en ons allemaal verstrikken in buitensporige bureaucratie en regelgeving. Al deze figuren maken inderdaad deel uit van de heersende klasse en leveren hun bijdrage in het opvoeren van de uitbuiting en de vernietiging van banen en toekomstperspectieven. Maar ‘de elites de schuld geven’ is een vertekening van het klassebewustzijn en niet de echte kwestie. Deze truc kan worden blootgelegd door de vraag te stellen: wie vent er met dit nieuwe anti-elitarisme? En je hoeft maar te kijken naar Donald Trump of de leiders van de Brexit-campagne of de massamedia die hen ondersteunen, om te begrijpen dat dit soort anti-elitarisme wordt verkocht door een ander deel van diezelfde elite. In 1930 gebruikten de nazi's dezelfde truc, door een sinistere internationale elite van Joodse financiers de schuld te geven voor de verwoestende gevolgen van de wereldwijde economische crisis en de arbeiders mee te voeren achter een deel van de heersende klasse, die beweert de werkelijke belangen van de nationale economie te verdedigen. De nazi-propagandaminister Goebbels zei eens “hoe groter de leugen, hoe meer kans is op succes”; en de bewering op te komen voor de kleine man tegen de elite, geuit door politici zoals de miljardair Trump, is een leugen die gelijkstaat aan die van Goebbels zelf.
Maar het is niet een deel van de rijken, die het mikpunt zijn van het nieuwe nationalisme, maar de meest onderdrukte lagen van de arbeidersklasse zelf, de meest directe slachtoffers van de kapitalistische economische crisis, de wrede imperialistische oorlogen, de verwoesting van het milieu - de massa van economische migranten en vluchtelingen uit oorlogsgebieden die naar de centrale kapitalistische landen worden gedreven, op zoek naar een uitweg uit de armoede en de massamoord. Een andere ‘simpele’ oplossing die geboden wordt door de populisten: “als we ze konden stoppen, als we ze eruit konden schoppen, zou er zeer zeker meer overblijven en zou er een betere kans zijn voor de ‘eigen’ arbeiders in het vinden van een baan en huisvesting”. Maar dit schijnbare gezonde verstand verduistert het feit dat werkloosheid en dakloosheid het gevolg zijn van het reilen en zeilen van het kapitalistische systeem, van de ‘marktwerking’ die niet wordt tegengehouden door muren of grenswachters en van het feit dat migranten en vluchtelingen worden verdreven door hetzelfde kapitalistische streven naar winst dat fabrieken in de oude industriegebieden en hele bedrijfstakken naar de andere kant van de wereld verplaatst, waar de arbeid goedkoper is.
Geconfronteerd met een systeem van uitbuiting dat van nature wereldwijd is in zijn bereik, kunnen de uitgebuitenen zich alleen verdedigen door de vereniging over alle nationale verdelingen heen, door zich te verenigen in een internationale macht tegen de internationale macht van het kapitaal. En tegenover deze noodzaak staat de tactiek van verdeel en heers, die wordt gebruikt door alle kapitalistische partijen en groeperingen, maar die door de door populisten tot haar uiterste is doorgevoerd. Wanneer een groep arbeiders andere arbeiders beschouwt als de oorzaak van hun problemen, wanneer ze denken dat hun belangen worden verdedigd door partijen die pleiten voor harde maatregelen tegen immigratie, geven ze de mogelijkheid op om zich te verdedigen en verzwakken ze het vooruitzicht op verzet van de arbeidersklasse als geheel.
De valse alternatieven voor het populisme
Achter de anti-immigrantenretoriek van de populisten ligt de zeer reële dreiging van geweld, van de pogrom. In landen als Hongarije en Griekenland heeft de giftige haat tegenover de ‘buitenlanders’, de opkomst van de islamofobie en het antisemitisme van fascistische groeperingen voorgebracht, die bereid zijn migranten en vluchtelingen te terroriseren en te vermoorden – de Gouden Dageraad in Griekenland, Jobbik in Hongarije en de lijst kan gemakkelijk worden uitgebreid. In Groot-Brittannië is er, na de overwinning van de Brexit, een echte opleving van racistische aanslagen, zijn er beledigingen en bedreigingen geuit tegen Polen en andere EU-migranten alsook tegen zwarte en Aziatische mensen, alsof de meeste openlijk racistische stromingen in de maatschappij het gevoel hebben dat het moment is aangebroken om uit hun riolen te voorschijn te komen.
Maar het voorbeeld van Groot-Brittannië toont tevens aan dat er een vals alternatief is voor het populisme dat aan kant van het kapitalistisch systeem blijft staan. De chaotische politieke situatie die is ontstaan door de uitslag van het referendum, de toenemende dreiging voor de gastarbeiders, had vele goedwillende mensen ertoe gebracht voor het Remain-kamp [1] te stemmen, en in de nasleep ervan, grote demonstraties te organiseren ten gunste van de EU. We hebben zelfs anarchisten gezien die, in paniek over de steeds scherper wordende openlijke uitingen van racisme aangewakkerd door de campagne, hun verzet tegen kapitalistische verkiezingen vergaten en Remain stemden.
Stemmen voor of demonstreren ten gunste van de EU is een andere manier om in handen te vallen van de heersende klasse. De EU is geen charismatische instelling, maar een kapitalistische alliantie die de meest meedogenloze bezuinigingen oplegt aan de arbeidersklasse, zoals we het duidelijkst kunnen zien in wat de EU eist van de Griekse arbeiders in ruil voor financiële steun aan de failliete Griekse economie. En de EU is zeker geen welwillende beschermer van migranten en vluchtelingen. Terwijl ze een voorstander is van het ‘vrije verkeer’ van arbeidskrachten, wanneer dit het winstbeginsel ten goede komt, is ze eveneens in staat muren te bouwen en prikkeldraadversperringen op te werpen wanneer zij de migranten en vluchtelingen als overbodig beschouwt. Eveneens worden vluchtelingen, wier arbeidskracht niet ten nutte kan worden gemaakt, via smerige deals teruggestuurd naar de kampen die ze juist proberen te ontvluchten – zoals is gedaan in een recente overeenkomst met Turkije.
De nationalistische toren van Babel en de fraude van de burgerlijke democratie
De verdeling tussen een pro- en anti-EU kamp stijgt uit boven de traditionele links-rechts verdeling in de burgerlijke politiek. Beide kampen hebben hun linkse en rechtse supporters. De Remain-campagne in Groot-Brittannië werd geleid door een fractie van de Britse Conservatieve Partij, maar werd officieel gesteund door de meerderheid van Labour, en door de SNP in Schotland. Links zelf was verdeeld tussen ‘blijven’ en ‘verlaten’. Corbyn was eigenlijk voor blijven maar hij komt voort uit de ‘Old Labour’-idee van een ‘socialistisch Groot-Brittannië’, met andere woorden een eiland van autarkisch staatskapitalisme en het was duidelijk dat hij in zijn hart was niet helemaal achter de Remain-campagne stond. Corbyn's medestanders in de Socialist Workers’ Party en soortgelijke groepen waren voor een ‘Linkse Exit’, een absurd spiegelbeeld van het Brexit-kamp. Deze toren van Babel van nationalisme of het nu pro- of anti-EU is, is zelf een factor in de overheersende ideologische mist, waarin alles wordt gesteld in termen van ‘in’ of ‘uit’, van de belangen van Groot-Brittannië, van het bestaande systeem.
En al deze kapitalistische groeperingen en partijen trokken een nog dikkere mist op door de leugen van de ‘democratie’ te verspreiden, het idee dat burgerlijke verkiezingen of referenda de ‘wil van het volk’ echt tot uitdrukking kunnen brengen. Een sleutelelement in de Leave-campagne was het idee ‘ons land terug te winnen’ op de buitenlandse bureaucraten - een land dat de overgrote meerderheid sowieso nooit in bezit had, omdat het in bezit is van en gecontroleerd wordt door een kleine minderheid. Deze laatste manipuleert de democratische instellingen om ervoor te zorgen dat, wie ook de meerderheid van de stemmen verovert, de arbeidersklasse, als klasse, uitgesloten blijft van de macht.
Het democratische stemhokje - dat in sommige landen terecht een ‘isolatiehokje’ wordt genoemd - is niet, zoals burgerlijk links vaak beargumenteert, een middel voor de arbeidersklasse om haar klasse-bewustzijn tot uitdrukking te brengen, op zijn minst op een defensieve manier. Het is een middel om de arbeidersklasse te atomiseren, om haar te verdelen in een massa van machteloze burgers. En referenda vormen in het bijzonder een reeds lang bestaand middel van mobilisatie van de meest reactionaire krachten in de maatschappij - iets dat al duidelijk werd onder het dictatoriale bewind van Louis Bonaparte in het 19e-eeuwse Frankrijk. Om al deze redenen, en ondanks de politieke schokken die de stemming voor de Brexit heeft voortgebracht, was het EU-referendum een ‘succes’ voor de burgerlijke democratie, aangezien het werd voorgesteld als het enige mogelijke kader voor het voeren van de politieke discussie.
Het alternatief van de arbeidersklasse.
Geconfronteerd met een wereld die ieder land lijkt te veranderen in een bunker, waar alleen wij en de onzen het verdienen om te overleven, hebben sommige groepen de leuze “No Borders” (Geen grenzen) aangeheven. Dit is een lovenswaardig doel, maar om de grenzen op te heffen, moet je je ontdoen van natie-staten. En om je te ontdoen van de staat moet je je ontdoen van de maatschappelijke verhoudingen van uitbuiting, die ze beschermen. En dat alles vereist een wereldwijde revolutie van de uitgebuitenen, de invoering van een nieuwe vorm van politieke macht welke de burgerlijke staat ontmantelt en de kapitalistische productie voor winst begint te vervangen door de kommunistische productie voor de universele behoeften.
Deze doelstelling lijkt momenteel onnoemelijk ver en de toenemende ontbinding van de kapitalistische maatschappij - vooral haar neiging de arbeidersklasse mee te slepen in haar eigen materiële en morele neergang - bevat het gevaar dat dit perspectief definitief verloren raakt. En toch blijft dit de enige hoop op een menselijke toekomst. En het is geen kwestie van passief af te wachten, als op de Dag des Oordeels. Het zaad van de revolutie is gelegen in de heropleving van de klassenstrijd, om terug te keren naar het pad van de strijd tegen aanvallen van rechts en links, in de sociale bewegingen tegen de bezuinigingen, de repressie en de oorlog; in de strijd voor solidariteit met alle uitgebuitenen en de uitgeslotenen, de verdediging van de ‘buitenlandse’ arbeiders tegen bendes en pogroms. Dit is de enige strijd die het perspectief van een wereldgemeenschap kan doen heropleven.
En wat te denken van de kommunisten, een minderheid van de klasse die nog overtuigd is van het perspectief van een menselijke wereldgemeenschap? We moeten nuchter erkennen dat we, in de huidige situatie, tegen de stroom in zwemmen. En net als de voorgaande revolutionaire fracties, die de uitdaging van een vloed van reactie of contrarevolutie weerstonden, moeten we weigeren concessies te doen aan de principes, die we geleerd hebben van decennia van klasse-ervaring. We moeten er dus op staan dat er geen steun kan worden gegeven enige kapitalistische staat of alliantie van staten, dat er geen concessies kunnen worden gedaan aan de nationalistische ideologie, geen illusies in het feit dat de kapitalistische democratie een middel zou vormen om onszelf te verdedigen tegen het kapitalisme.
Wij weigeren deel te nemen aan de burgerlijk campagnes van de ene of de andere kant, juist omdat ons doel is deel te nemen aan de klassenstrijd, en omdat de klassenstrijd onafhankelijk moet worden van alle krachten van het kapitalisme die erop gericht zijn deze af te leiden of in te dammen. En geconfronteerd met de enorme verwarring en wanorde die momenteel in onze klasse heerst, moeten we ons wijden aan een ernstige theoretische inspanning om een wereld te begrijpen, die steeds meer ingewikkeld en onvoorspelbaar wordt. Theoretisch werk betekent niet afzien van de klassestrijd, maar helpt in de voorbereiding ervan, daar de theorie, in Marx' woorden, materiële macht wordt zodra ze grip krijgt op de massa's.
Amos / 2016.07.09
[1] De leuze “Remain” werd gebruikt door diegenen, die campagne voerden om Groot-Brittannië binnen de EU te houden.
[2] Schotse nationalistische partij.
[3] Jeremy Corbyn, leider van de Labour Party.
[4]. De grootste trotskistische groep in Groot-Brittannië, die een rol speelt in de burgerlijke politiek, welke vergelijkbaar is met die van de Lutte oOuvrière in Frankrijk.
De reactie van de Turkse bevolking op de couppoging van 15/16 juli was, volgens de Turkse President Erdogan, een “geschenk van God”. Hij stond erop dat de “zuiveringen” zouden doorgaan en het “virus zou worden uitgeroeid” samen met terroristen, waar die zich ook bevonden. Dit lijkt zeer zeker op een “Stalinistische” zuivering, met lijsten van namen die al vooraf waren opgesteld, en die met kracht werd uitgevoerd. Tegelijkertijd werd de oorlog tegen de Koerden, in het zuidoosten van Turkije, onmiddellijk opgevoerd.
Zonder enige speculatie over de mogelijke rol of voorkennis van buitenlandse agentschappen, lijkt het duidelijk dat er ook een paar hogere officieren van het Turkse leger bij de staatsgreep betrokken waren. Toen de staatsgreep zich ontvouwde werden deze door BBC, “de waarborgers van het Turkse secularisme” genoemd.
Deze putsch om Erdogan en zijn AKP omver te werpen was naar alle waarschijnlijkheid breder en dieper dan een eenvoudige ‘Gulenistenbeweging’ (1), hoewel de allianties en de banden tussen de verschillende schimmige facties en tendensen binnen de Turkse staat, in al hun complexiteit, vaak echt Byzantijns zijn. De Gulenisten zijn er bijvoorbeeld lange tijd beschuldigd betrokken te zijn geweest bij de Ergenekon samenzwering (een soort staat binnen de staat), die was opgericht rond de jaren 1990, zogenaamd als een waarborg voor Turkije’s seculiere tradities. Traditioneel gezien zijn niet de Gulenisten de belangrijkste tegenstanders van Erdogan’s ‘gematigde’ islamitische partij, de AKP, maar de Kemalistische (2) facties binnen het leger en de maatschappij als geheel.
Maar hier was niet alleen sprake van een nieuwe confrontatie tussen de islamitische AKP en de seculiere Kemalisten – want, inderdaad, in de nasleep van de staatsgreep organiseerde de belangrijkste Kemalistische partij, de CHP of WKK, een steunbetuiging aan de regering in een massale uiting van nationale solidariteit. En er spelen ook ingewikkelde religieuze rivaliteiten mee: tussen Soennieten en de weinig orthodoxe Alevi’s, en tussen Erdogan’s versie van de soennitische islam en de versie die verkondigd wordt door de Gulenisten. Maar nu hebben Erdogan en de AKP hun totalitaire greep op de Turkse staat versterkt, met een drie maanden durende staat van beleg, waardoor ze in een sfeer van angst en verhoogd staatstoezicht bij decreet kunnen regeren.
Tot op dit moment (CNN, 09-08-2016) zijn er 22.000 mensen zijn aangehouden en 16.000 gearresteerd op basis van specifieke aanklachten, met inbegrip van duizenden militairen. Daarvan komt ongeveer een derde uit de rangen van de Turkse generaals en admiraals. Honderden journalisten zijn gearresteerd, worden vastgehouden, ondervraagd of ontslagen, samen met vele duizenden ambtenaren. Reizen naar het buitenland is voor velen ook niet meer mogelijk. In totaal zijn er 68.000 ontslagen of geschorst en zijn er 2000 instellingen gesloten. De staat van beleg heeft geleid tot marteling, mishandeling, en uithongering van degenen die zijn aangehouden.
Sommigen, behorende tot de directe kring van Erdogan, zijn opgepakt terwijl de presidentiële garde is ontmanteld. Tijdens de staatsgreep werden aan de kant van de regering ongeveer 250 soldaten en burgers gedood evenals een onbekend aantal aan de kant van de coupplegers, die opzettelijk of onopzettelijk werden gedood. Tientallen bommenwerpers, helikopters, duizenden gepantserde voertuigen en drie marineschepen werden ingezet tijdens de staatsgreep. Volgens sommige berichten ontsnapte Erdogan ternauwernood aan de dood, na waarschuwingen als gevolg van wat door de Russen was opgevangen.
Sinds enkele jaren was Turkije, te midden van een zee van problemen in het Midden-Oosten, niet langer een bloeiend eiland van economisch stabiliteit en een voorbeeld van gematigde, democratische Islam. Weliswaar heeft Turkije, als staat, een meer solide historische inplanting dan vele van zijn door oorlog verscheurde buren, zoals Syrië en Irak. Maar het blijft zo dat Turkije veel gemeen heeft met Syrië en Irak in termen van etnische en sektarische verdelingen.
De kracht van Erdogan’s AKP was gelegen op het economisch vlak, waardoor de levensstandaard voor het grootste deel van het platteland en de armen in de grote steden is gestegen. Door enorme bedragen te lenen voor staatsinvesteringen en staatsprojecten zijn er banen geschapen. Op hetzelfde moment heeft Erdogan geprofiteerd van de opkomst van de Islam door een gematigde vorm van fundamentalisme na te streven om zodoende het imago van een ‘Nieuw Turkije’ te versterken en zijn macht als een potentiële leider van de soennitische wereld te demonstreren. Achter het conflict tussen de islamitische AKP en de seculiere Kemalisten van het leger en bredere lagen van de maatschappij, namelijk de confrontatie tussen het islamitische en seculiere nationalisme verbergt zich nog een ander religieuze element.
Het vroegere seculiere Kemalistische systeem werd beschouwd als een indirecte manier om de sjiïtische Alevitische minderheid voor te trekken ten koste van de soennitische meerderheid, aangezien het Alevitisme als een vorm van de islam wordt gezien dat zich gemakkelijker aanpast aan de moderne wereld. Op dit niveau is er een zekere gelijkenis tussen het voormalige Kemalistische systeem in Turkije en het regime van Assad, dat grotendeels bestaat Alawieten (3), een ander sjiïtische sekte, die regeert over een soennitische meerderheid. De huidige oorlog in Syrië tussen de Alawieten en de Soennieten kan de religieuze en culturele rivaliteit tussen vergelijkbare elementen in Turkije alleen maar beïnvloeden en aanscherpen. In de nasleep van de staatsgreep, bijvoorbeeld, waren er berichten van pogromistische aanvallen op huizen en winkels van Alevieten.
Het Turkije van vandaag is niet hetzelfde land als ten tijde van de vorige militaire staatsgreep in 1980, die gerechtvaardigd werd vanwege de groeiende wanorde gezaaid door conflicten tussen rechtse en linkse politieke facties, en zelfs niet hetzelfde als tien jaar geleden, toen de AKP aan de macht kwam. Als gevolg van de hoogconjunctuur, waar nu een einde aan lijkt te komen, ontstond er in de grote steden zowel een modern proletariaat als een nieuwe elite van specialisten en intellectuelen. Een groot deel van deze elementen voelen zich helemaal niet op hun gemak met de ‘islamisering’.
Er is dus een gevaarlijke situatie ontstaan waar de putsch van de oude elite (voor zover zij er aan deelnam), de haat en de roep om wraak heeft uitgelokt van de aanhangers AKP-. Aan de andere kant moet Erdogan de waarschuwing serieus nemen, die door deze poging tot staatsgreep wordt vertegenwoordigt. Als hij te ver gaat in zijn ‘tegencoup’ kan dit, in het ergste geval, leiden tot een burgeroorlog of een permanent conflict in de vorm van gewapende opstanden of nieuwe vormen van terrorisme – zelfs als het verzet van deze krachten voor het moment beteugeld is geweest.
Op een moment dat het land is overgegaan van een ‘economische mirakel’ naar een van Morgan Stanley's ‘Vijf Kwetsbare Landen’, die het meest worden bedreigd; op een moment dat de economische groei laag is, terwijl de arbeidskosten, inflatie en kosten voor de leningen stijgen, zouden de gevolgen van een verdere economische instabiliteit dramatisch kunnen zijn – ineenstorting van het toerisme, emigratie van de nieuwe generatie van geschoolde werkers, enzovoort.
Bovendien heeft de Turkse bourgeoisie een lange traditie van ‘uitsluiting' die de fundamenten vormen van het moderne Turkije: de genocide op de Armeniërs, de afslachtingen van de Grieken en het langdurige verzet tegen iedere mogelijke Koerdische staat. De visie van de AKP, dat alle tegenstanders vijanden zijn die moeten worden onderdrukt, heeft een lange geschiedenis in Turkije.
Sinds de ineenstorting van het Oostblok in 1989, is Turkije sterk beïnvloed door de middelpuntvliedende tendensen, die zijn losgekomen. De verzwakking van het imperialisme van de VS, en dat van Rusland, heeft Turkije in staat gesteld haar eigen ambities te ontwikkelen, door zichzelf naar voren te schuiven als een regionale leider van de soennitische regimes. Het regime van Erdogan is in onmin geraakt met Israël, versterkte de banden met Hamas en noemde de regering van al-Sisi in Egypte, die de regering en omver wierp van de Moslimbroederschap ‘onwettig’. Zijn relatie met Rusland, die na de staatsgreep en na de ontmoeting van 9 augustus tussen Erdogan en Poetin in Sint-Petersburg warmer lijkt te worden, is ingewikkeld en wisselend geweest. In de huidige situatie kan Turkije het Westen chanteren met zijn banden met Rusland, China (en Iran), en haar eigen kaarten in het Midden-Oosten uitspelen.
Voor de Turkse bourgeoisie zou de oprichting zijn van een Koerdische staat de grootste nachtmerrie zijn. Het westen heeft hier een dilemma: in hun oorlog tegen Isis ze aangewezen op de Koerden als kanonnenvlees. Deze worden voorzien van wapens, luchtsteun en ‘adviseurs’. Dergelijke ontwikkelingen kunnen het Koerdisch nationalisme en zijn ambities voor een ‘onafhankelijke’ staat alleen maar versterken, zelfs als de Koerdische nationalisten zich zijn opgesplitst in een aantal verschillende facties. De botsing van belangen met betrekking tot de Koerden, met de VS, Duitsland en Groot-Brittannië enerzijds en Turkije anderzijds, is grimmig. Voor de oorlog stond Erdogan dichtbij het regime van Assad en tijdens de oorlog hebben beide de Isis krachten gebruikt voor hun eigen merkbare voordelen.
Assad heeft de Koerdische PKK ook gebruikt, om dezelfde redenen. Maar na een vijf durende oorlog en een Russische (en andere) tussenkomst ten gunste van Assad, zijn er tekenen dat Ankara overweegt om Assad aan het bewind te laten en een soort deal met hem te sluiten. Assad noch Turkije hebben belang bij een Koerdische staat of een soort van Koerdische autonome regio langs de grens. Ongeveer een jaar geleden zijn er gesprekken geweest tussen de Alawieten van Assad in Damascus en vertegenwoordigers van Moederlandpartij uit Turkije (4), samen met elementen van de Turkse militaire inlichtingendienst. Deze hadden onder andere tot doel de Turkse militaire steun aan de vijanden van Assad stop te zetten.
In de atmosfeer, die heerst na de staatsgreep, schijnen deze Turkse ‘onderhandelaars’ onaangetast te blijven, wat de suggestie doet wekken dat deze gesprekken zullen blijven doorgaan. Als dit het geval is, zal dat gaan ten koste van het Westen en hun Koerdische ‘bondgenoten’ (5).
We moeten hierbij ook de betekenis overwegen van het feit dat Erdogan, de leider van een NAVO-land, de regeringen van andere NAVO-landen - met name de Verenigde Staten - heeft beschuldigd van steun aan de putsch, terwijl hij op hetzelfde moment Rusland prees, die hem had gewaarschuwd dat er plannen bestonden voor een staatsgreep. Er moet ook een vraagteken worden geplaatst bij de beschikbaarheid van de militaire basis van Incirlik, die tot nog toe wordt beschouwd als een NAVO-basis. Maar Erdogan heeft gezegd dat hij er zich niet tegen zou verzetten als de Russen haar gebruiken voor hun operaties tegen Isis. Deze ontwikkelingen, dit spel van onderhandeling en chantage, zijn nog een teken van de groeiende kwetsbaarheid van imperialistische bondgenootschappen in de regio.
Sir Richard Dearlove, de voormalige baas van MI6 [Britse geheime dienst], vergeleek de deal van de EU met Turkije over de vluchtelingen met “het opslaan van benzine naast de brandhaard” (Belfast Telegraph, 15-05-2016). Turkije zal deze miljoenen ‘activa’ gebruiken als een verder element van chantage tegen de EU (die door Erdogan “een christelijke club” wordt genoemd). Hij heeft al gedreigd om de deal te annuleren, waardoor de Europeanen genoodzaakt waren een poging te ondernemen om hem te kalmeren. De huidige zuivering en de jacht op tegenstanders betekent dat er, naast de meer dan 2 miljoen Syrische en andere vluchtelingen, meer Turken zijn die zelf het land gaan ontvluchten en de algemene vluchtelingencrisis vervoegen.
Als een systeem sneller in verval raakt, dan overheerst er op het historisch vlak de tendens tot instabiliteit en chaos. Maar dit betekent niet dat de heersende klasse er hulpeloos tegenover staat en dat er geen tegentendensen bestaan. We hebben dit bijvoorbeeld gezien in het Verenigd Koninkrijk na de rampzalige uitslag van het EU-referendum. Geconfronteerd met het gevaar van ernstige scheuren in haar eigen gelederen heeft de heersende klasse zeer snel gereageerd. Op een vrij handige manier heeft ze haar gelederen op regeringsniveau gereorganiseerd om een gezamenlijke reactie op de Brexit-crisis voor te stellen.
En we kunnen vergelijkbare tendensen onderscheiden in Turkije. Hoewel de Kemalisten en Gulenisten samenwerkten in de staatsgreep, is het feit dat de Gulenisten werden geviseerd een belangrijk gegeven. In de nasleep van de staatsgreep heeft Erdogan steeds meer de erfenis van Ataturk benadrukt en de kaart van het Turkse nationalisme gespeeld in plaats van die van het islamisme. Dit kan een serieuze poging betekenen om de Kemalisten, evenals de Alevieten en andere burgerlijke facties te mobiliseren voor de optie van een autoritaire leider die de vereisten van de Turkse natie benadrukt (enigszins naar het model van Poetin in Rusland).
De huidige bewieroking van Erdogan in de straatdemonstraties, waar op grote schaal bekendheid aan wordt gegeven, zou deel kunnen uitmaken van deze strategie om te bouwen aan een nieuwe eenheid binnen de Turkse heersende klasse. Aan de andere kant moeten we de officiële foto's, die massale steun voor Erdogan en de AKP laten zien, niet zomaar voor lief nemen. Op dit moment is hij de winnaar, daar hij rivaliserende bendes heeft verslagen, maar er zijn grenzen aan Erdogan’s autoritaire project. De sterke economie is één kracht geweest van Erdogan en zijn partij maar, zoals we hebben gezegd, deze fase van economische groei komt tot een einde.
Hij is nooit zo populair geweest als de propaganda wil laten geloven. In 2013 waren er in belangrijke plaatsen anti-regeringsdemonstraties, ontketend door de protesten in Taksim Gezi park (6). Deze lieten zien dat er sprake is van een wijdverbreide afwijzing van zijn beleid, in het bijzonder onder stedelijke, goed opgeleide jongeren. Er blijft in het leger ook een diepe wrok bestaan tegen Erdogan en zijn partij. Nog maar een jaar geleden werden ministers van de AKP, tijdens de begrafenissen van soldaten die waren gedood in operaties tegen de Koerdische PKK, geconfronteerd met openlijke afkeer en spot door hoge militairen
De regering van Erdogan reageerde op deze publieke vernedering – gedurende evenementen die een voorbeeld moest zijn van staatspropaganda – door de media te vragen om te stoppen met de verslaggeving van de begrafenissen (Times, 31-08-2015). Het leger maakte publiekelijk bezwaar tegen het voorstellen van de afgeslachte soldaten als ‘martelaars’, en was van mening dat de militaire zuivering tegen de PKK deel uitmaakte van de versterking van de electorale positie van de AKP tegenover de pro-Koerdische Democratische Volkspartij (HDP).
Op dit moment heeft de bende van Erdogan haar positie versterkt. Ze heeft de controle terug in houden genomen van de coupplegers, maar haar sociale controle blijft ongewis met mogelijke gevolgen voor de situatie, zowel binnen als buiten Turkije.
Boxer / 2016.08.15 (dit artikel is een bijdrage van een sympathisant van de IKS)
(1) Fethullah Gülen, een voormalige bondgenoot van Erdogan, die nu in de VS in ballingschap leeft, regeert daar over een rijk dat vele instellingen controleert en activa bezit, die naar verluidt ongeveer 50 miljard dollar waard zijn. De Gulen/Hizmet beweging heeft wereldwijd 80 miljoen aanhangers en heeft openlijk de Clintons en de Democratische Partij gesteund. Hun islamisme lijkt meer fundamentalistisch dan dat van de AKP. De anti-Kemalistische Gulenisten konden bepaalde instellingen van de Turkse staat binnendringen door hun bondgenootschap, van 2002 tot 2011, met Erdogan en de AKP. Maar hun sekte-achtige structuur werd door Erdogan steeds gezien als een bedreiging voor zijn bewind.
(2) Kemalisten – seculiere nationalisten die beweren in de traditie te staan van Kemal Ataturk, stichter van de moderne Turkse staat in de jaren 1920.
(3) De Alevieten of Alevi’s [voornamelijk in Anatolië, Turkije, noch soennitisch noch sjiïtisch, tolerant en vor gelijkheid man en vrouw] en de Alawieten [vooral in de Levant, Syrië, sjiïtisch] zijn niet de dezelfde sekte, hoewel beide namen hun eerbied tot uitdrukking brengen voor Ali, de schoonzoon van Mohammed en een sleutelfiguur in de sjïitische tak van de Islam. Er zijn ook etnische verschillen tussen de meerderheid van hun aanhangers.
(4) De Moederlandpartij (YP), een kleine rechtse conservatieve partij, opgericht in 2002.
(5) Op 29 augustus veroordeelde de Verenigde Staten met kracht de hernieuwde gevechten tussen het Turkse leger en Koerdische strijders in het noorden van Syrië. Zoals in het verleden heeft Turkije een offensief tegen Isis (dat verdreven is uit de stad Jarablus) gebruikt als een middel ter escalatie van de oorlog tegen de Koerden, en dit conflict is nu openlijk overgewaaid naar de militaire acties op het Syrische grondgebied.
(6) Met betrekking tot deze protesten, zie https://en.internationalism.org/icconline/201306/8371/turkey-cure-state-terror-isnt-democracy [267]
Tienduizenden mensen en hun gezinnen proberen te vluchten voor de moorden, de vernietiging van hun huizen, ellende en hongersnood. Zij zitten geklemd tussen aan de ene kant, onophoudelijke en moorddadige oorlogen, bombardementen die hele regio's verwoesten en leiden tot vreselijke bloedbaden onder de bevolking, en aan de andere kant prikkeldraad, opgetrokken muren, boten op jacht naar migranten en kampen.
Oost-Ghouta in Syrië, ten oosten van Damascus, is opnieuw een epicentrum van de dodelijke conflicten die op de planeet woeden. Net als andere conflicten, met name in het Midden-Oosten, draagt dit conflict de stempel van imperialistische belangen en tegenstellingen, waar het "ieder voor zich" de boventoon voert. Een oorlog met massale slachtpartijen, een oorlog van allen tegen allen, waarbij de grootmachten, de ene al intenser dan de andere, betrokken zijn en evenals de staten uit de regio bezield zijn met agressieve ambities. (1) Dit conflict draagt dus de stigmata van het wegzinken in oorlogszuchtige barbaarsheid, die van onoplosbare tegenstellingen en van de impasse van het hele kapitalistische systeem.
Verder naar het noorden heeft de operatie "Olijftak", die op 20 januari door het Turkse leger met zijn bommenwerpers tegen de enclave van Afrin in de provincie Aleppo werd gelanceerd, op onheilspellende wijze bijgedragen aan deze oorlogschaos, aan de toename van het aantal bloedbaden onder de burgerbevolking en hun massale uittocht. De Koerdische YPG-strijders (die versterking hebben gekregen van pro-Assad-milities) hadden zich daar verschanst en dit heeft geleid tot een verdere uitbreiding van de gevechtszones in het land. Naast de rivaliteit tussen fracties en lokale bendes, geraken de imperialistische grootmachten, als in een krabbenmand, verder verstrengeld en lopen ze elkaar voor de voeten. De verrotting van het stilstaande moeras genaamd kapitalisme zaait in toenemende mate dood en verwoesting, wat tot uiting komt in het bloeddorstige gedrag van de verschillende hoofdrolspelers, of het nu Assad's troepen zijn en zijn occasionele bondgenoten, of zijn "oppositionele" tegenstanders, ISIS of de democratische grootmachten.
Het nieuwe offensief van het Syrische leger, dat versterkt wordt door sjiitische milities en gesteund door Iran en de Russische luchtmacht, tegen een regio bezet door ISIS en verschillende jihadistische facties in opstand tegen het Assad-regime, leidde tot een concert van protesten, de ene al hypocrieter dan de andere. Deze pseudo-verontwaardiging van de westerse media, van de zogenaamde NGO’s en de “internationale gemeenschap” over deze aanvallen met het systematische gebruik van chemische wapens – die de internationale coalitie ook schaamteloos gebruikt (2) – wordt alleen geëvenaard door de ineffectiviteit van de resoluties die door de VN zijn aangenomen, zowel tegen het gebruik van deze gassen als voor de bescherming van de burgerbevolking of de eerbiediging van de wapenstilstand. Hieruit blijkt eens te meer het totale gebrek aan geloofwaardigheid en het wantrouwen dat men voelt ten opzichte van deze "roversbende", zoals Lenin al zei, die deze instellingen van de beroemde "internationale gemeenschap" in werkelijkheid zijn. Dit is geen primeur in Syrië: minstens sinds 2012 worden regelmatig chemische wapens gebruikt tijdens luchtbombardementen, vooral tijdens de gevechten in de regio's Aleppo en Homs en in Khan Cheikhoun op 4 april 2017. Sinds maart 2013 worden ze ook veelvuldig gebruikt in Oost-Ghouta, in het bijzonder tijdens de inval op 21 augustus van dat jaar, waarbij bijna 2000 mensen omkwamen. Het aantal doden is blijven stijgen met aanhoudende bombardementen op ziekenhuizen die worden verondersteld te dienen als toevluchtsoorden voor rebellengroepen of met de systematische verwoesting van woningen. Tussen 2013 en oktober 2017 vielen er al 18 000 doden (waaronder minstens 13 000 burgers onder wie ongeveer 5 000 kinderen!), waarbij nog eens 50 000 gewonden moeten worden opgeteld. Tussen 18 en 28 februari 2018 leidde het laatste luchtoffensief (officieel) tot meer dan 780 extra doden, onder wie minstens 170 kinderen. Dit alles zonder de talloze verzwegen slachtoffers van het voedseltekort dat deze geteisterde regio sinds 2017 teistert te tellen. Het regime van Assad lanceerde onlangs in Ghouta een nieuw grondoffensief dat net zo barbaars en moorddadig belooft te worden.
Deze situatie kan alleen maar een ander verschijnsel versterken dat nog wordt versterkt door de fase van ontbinding van het kapitalisme: de deportatie of massale uittocht van bevolkingsgroepen die op de vlucht zijn voor de moordpartijen en ellende in het Midden-Oosten, Afrika en Latijns-Amerika. Massa's arme mensen trekken naar de rijkste landen wanhopig op zoek naar een land van asiel, vooral in Europa of de Verenigde Staten. Geen van deze landen heeft echter een echte oplossing voor de toestroom van migranten. Het enige antwoord is dat ze hen kost wat kost proberen te blokkeren, weg te steken of genadeloos te verwerpen door ze terug te sturen naar een zekere dood, muren te bouwen en prikkeldraad te spannen. Westerse regeringen verspreiden voortdurend angstgevoelens voor buitenlanders en onderdrukken zelfs met sterke hand degenen die de hand uitstrekken naar migranten en hen proberen te helpen.
Het cynisme van de betrokken landen, met name in Europa, kent geen grenzen. Zo wordt Turkije opgedragen, met als pasmunt economische en financiële hulp, om de doorreis van migranten naar Griekenland te blokkeren door ze in onmenselijke vluchtelingenkampen op te sluiten. Achter dit akkoord gaat een ware mensenhandel schuil, met een minutieuze selectie tussen degenen die zich bij een Europees land kunnen aansluiten en degenen, de overgrote meerderheid, die in de kampen blijven. Ook dat is niet nieuw. We mogen bijvoorbeeld het cynisme en de hypocrisie van de socialistische regering van Zapatero in Spanje niet vergeten. In 2005 werd in de enclaves Ceuta en Melilla een drievoudige rij prikkeldraad opgetrokken aan de grens, waar veel migranten samenkwamen, terwijl anderen meedogenloos neergeschoten werden (naar alle waarschijnlijkheid door de zeer ‘democratische’ Spaanse strijdkrachten). Maar daarnaast had deze regering de opdracht aan de Marokkaanse staat uitbesteed om opnieuw de "slechterik van dienst" te spelen, om de migranten in autobussen des doods te laden en hen achter te laten in het midden van de Sahara woestijn. Alle westerse bourgeoisieën (inclusief de Spaanse regering!) hadden toen, ondanks hun rol als opdrachtgever in naam van de Schengenakkoorden, op hypocriete wijze een intensieve mediacampagne georganiseerd tegen deze "ontoelaatbare flagrante schending van de mensenrechten". De meest recente "contracten" van dit type, vandaag met Turkije afgesloten en gisteren discreter met Libië, had onmiddellijke gevolgen voor de reisroutes van de migranten op weg naar Europese landen.
Alle media hebben natuurlijk hun enorme tevredenheid geuit over de daling met bijna een derde van het aantal illegale migranten dat in 2017 op de Italiaanse kust is gestrand. In feite, "heeft de EU ervoor gekozen om de stroom van migranten aan de bron te stoppen in plaats van verder te gaan met het openen van opvangcentra in Italië en Griekenland, de keuze van deze strategie staat klaarblijkelijk moreel zeer ter discussie", gaf de Courier International toe in zijn nr. 1414. Ondanks het "goede" Italiaanse cijfer kende Spanje in 2017 een aanzienlijke stijging van het aantal migraties over zee, zodat een nieuwe gevangenis, gebouwd in Malaga, nu als detentiecentrum wordt gebruikt.
Een CNN-verslag waaruit blijkt dat migranten in Libië als slaven worden geveild, heeft internationale verontwaardiging gewekt, vertelt de pers ons ook. Maar over het algemeen staat men niet erg stil bij de overeenkomsten en maatregelen die door de EU en Libië worden afgesloten en die hebben bijgedragen aan het ontstaan van deze situatie. Hetzelfde artikel van de Courrier International verduidelijkt verder: "Op 3 februari 2017 zijn de 28 lidstaten het eens geworden over een "verklaring" ter ondersteuning van de overeenkomst die Italië een dag eerder met de Libische regering van Faiez Sarraj had gesloten. Het beginsel is hetzelfde als dat van het pact tussen de EU en Turkije dat twee jaar eerder is gesloten: Europa verstrekt met name financiële middelen, opleiding en uitrusting aan de Libische kustwacht, die in ruil daarvoor boten van migranten onderscheppen en naar detentiecentra in Libië brengen (...) Mensenrechtenorganisaties en de pers hebben de beperkingen van dit plan al vroeg aan de kaak gesteld door vraagtekens te plaatsen bij het vermogen van de regering-Sarraj (die slechts een van de rivaliserende krachten in Libië is) om het uit te voeren en over de gevolgen ervan voor migranten, waarvan reeds bekend was dat zij op Libisch grondgebied onmenselijk werden behandeld". De zorgen van de “mensenrechtenorganisaties” zijn niets anders dan een rookgordijn, precies uit hetzelfde vat getapt als de zogenaamd hypocriete humanitaire dekking die de Spaanse regering in 2005 eraan gaf. Dit vertoon dient alleen maar om de cynische en repressieve afspraken te verhullen die het mogelijk hebben gemaakt om al 700 000 Afrikaanse migranten in geïmproviseerde kampen in Libië weg te steken.
Naast de afspraken en mechanismen om de route van migranten effectiever te blokkeren, is het duidelijk dat de opeenstapeling van regionale oorlogen, bloedbaden, hongersnood, armoede en het uiteenvallen van het sociale weefsel in de vier windstreken van de wereld het vluchtelingenfenomeen alleen maar dramatisch kan doen toenemen. (3)
De crisis van het kapitalistische systeem staat ontegenzeggelijk centraal in de historische migratiegolf waarvan we getuige zijn. Tegenover de barbaarsheid van haar systeem heeft de bourgeoisie niets anders meer voor te stellen dan nog meer chaos, uitsluiting en verdeeldheid... en dat in naam van de verdediging van de "nationale belangen", een ideologische slogan om de kille, competitieve en bloedige berekeningen van het kapitaal te verbergen.
Er zijn echter geen grenzen tussen de uitgebuiten en de proletariërs hebben geen vaderland. De arbeidersklasse is altijd een klasse van immigranten geweest, die overal werden gedwongen hun arbeidskrachten te verkopen, van het ene land naar het andere, van het platteland naar de stad, van het ene gebied naar het andere. Het is een migrantenklasse, maar het is ook een uitgebuite klasse. Zij kan de kapitalistische barbarij alleen weerstaan door te vertrouwen op de enige kracht die zij tot haar beschikking heeft: haar internationale eenheid gebaseerd op haar bewustzijn en solidariteit. Tegenover de xenofobie en angst verspreidende campagnes van de bourgeoisie moeten de proletariërs in Europa, zoals in alle ontwikkelde landen, zich ervan bewust worden dat migranten het slachtoffer zijn van kapitalisme en cynisch overheidsbeleid. Het zijn hun klassegenoten die gebombardeerd worden, sterven in de oorlogsbloedbaden of opgesloten zitten in concentratiekampen onder de blote hemel.
Hun noodzakelijke en mogelijke solidariteit wordt dus in de eerste plaats bevestigd via de ontwikkeling van klassenstrijd, via verzet tegen de aantastingen, de aanvallen en barbaarsheid van het kapitalisme. Achter de migrantenkwestie gaat het perspectief van internationale eenheid schuil in de revolutionaire strijd tegen het kapitalistische systeem. Tot op de dag van vandaag is het proletariaat nog steeds de enige revolutionaire klasse, de enige sociale macht die in staat is een einde te maken aan de historische tegenstellingen van een overjaars systeem en aan de uitbuiting van de mens door de mens, de enige klasse die de nationale grenzen kan doorbreken en een klasseloze wereld, zonder ellende en zonder oorlogen kan opbouwen: het communisme! n
PA / 3 maart 2018
(1) We snijden het hier alleen maar aan, maar in een later artikel zullen we terugkomen op dit gefragmenteerde aspect van de imperialistische situatie in Syrië, dat een andere manifestatie is van de huidige sociale ontbinding. (2) En Irak et en Syrie, les obus au phosphore de la coalition internationale dans le viseur, LCI (15 juni 2017). (3) Zie onze reeks: Migranten en vluchtelingen: slachtoffers van het kapitalisme, delen I tot IV, IKS Online.In Spanje is het proletariaat nu verstrikt in een valse dodelijke keuze: Spaans nationalisme of Catalaans nationalisme. Nog maar zes jaar geleden, tijdens de Indignados-beweging in 2011, waren de vergaderingen van Madrid tot Barcelona nog niet overwoekerd door patriottische vlaggen. Integendeel! De debatten werden gekenmerkt door een internationaal gevoel, openheid voor de wereld, zorg voor de toekomst van de hele mensheid, de wil om één en dezelfde strijd over de grenzen heen uit te breiden. De huidige gebeurtenissen in Spanje zijn dan ook het teken van een diepgaande achteruitgang van het arbeidersbewustzijn, van terugtrekking, van angst en verdeeldheid. Het is een klap voor het proletariaat in alle landen. Geconfronteerd met deze gevaarlijke dynamiek is het absoluut noodzakelijk om te herbevestigen dat de proletariërs geen vaderland hebben! Spanje noch Catalonië! Arbeiders van alle landen, verenigt u! Dit is wat Acción Prolétaria, de afdeling van de IKS in Spanje, de dag na het referendum van 1 oktober heeft gedaan door het pamflet te verspreiden, waarvan we de vertaling hieronder publiceren.
Op 1 oktober jongstleden werden de volksmassa's, die door de Catalaanse separatisten in de farce van het referendum werden geleid, op brute wijze getroffen door de repressie van de Spaanse regering. De rivaliserende facties drapeerden zich in de mantel van de democratie om voor de ene de repressie en voor de andere de stemuitslag beter te rechtvaardigen. De Catalanisten hebben zich opgeworpen als slachtoffers van de repressie om hun eis van onafhankelijkheid naar voren te brengen. De regering Rajoy heeft haar repressieve barbaarsheid gerechtvaardigd in naam van de verdediging van de grondwet en de democratische rechten van alle Spanjaarden. De ‘neutrale’ partijen (Podemos, de partij van Ada Colau (1), enz.) deden een beroep op de democratie om Rajoy aan te vallen en hem op te roepen om ‘een oplossing te vinden’ voor het Catalaanse conflict.
Wij willen deze valkuil aan de kaak stellen. Ontstaan uit een strijd tussen fracties van het kapitaal, dringt deze valstrik de keuze op tussen enerzijds de fraude van een vervalst referendum en anderzijds de meedogenloze onderdrukking van de Spaanse regering. Aan beide zijden zijn de arbeidersklasse en alle uitgebuiten het slachtoffer.
Allemaal stellen ze ons de democratie voor als het hoogste goed. Zij willen ons echter doen vergeten dat achter het masker van de democratie de totalitaire staat schuilgaat. Net als militaire regimes of één-partij-regimes, is de democratische staat de exclusieve dictatuur van het kapitaal die zijn belangen en doelen oplegt in naam van de volksstemming tegen de belangen van alle uitgebuiten en onderdrukten.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, met haar twintig miljoen doden, rechtvaardigden alle machten hun barbaarsheid in naam van de verdediging van de democratie. Hoewel het verslagen nazi-kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog een regime van terreur installeerde dat gebaseerd was op openlijk reactionaire ideologieën zoals "de suprematie van het Arische ras", sierde het kamp van de overwinnaars, waar niet alleen de democratische mogendheden, maar ook het brute stalinistische regime van de USSR toe behoorden, zichzelf met de finesses van de democratie ter rechtvaardiging van zijn deelname aan een barbarij die 60 miljoen doden tot gevolg had, waaronder het directe gebruik van de atoombom op Hiroshima en Nagasaki. Het was in naam van de verdediging van de democratie dat de Spaanse Republiek er ook in slaagde arbeiders en boeren te rekruteren in de verschrikkelijke massamoord die werd veroorzaakt door de burgeroorlog van 1936 tussen de twee fracties van de bourgeoisie (de republikeinse en franquistische) die aan een miljoen mensen het leven kostte.
Het was in naam van de democratie, gebruikmakend van het constitutionele regime van 1978, dat allen, zowel de Franquisten met hun verouderde façade als de voorvechters van de democratie, ons een onverbiddelijke verslechtering van onze leef- en werkomstandigheden hebben opgelegd, die heeft geleid tot de huidige situatie waarin stabiele werkgelegenheid is vervangen door wijdverbreide precariteit. Zowel Catalaanse als Spaanse nationalistische leiders hebben bijgedragen aan deze verslechtering. Laten we niet vergeten dat de autonome regering van Artur Mas in 2011-2012 de voorloper was van zware bezuinigingen in de gezondheidssector, het onderwijs, de werkloosheidsuitkeringen, enz., en dat deze maatregelen vervolgens door de regering Rajoy werden uitgebreid over heel Spanje!
Zowel de Spaanse als de Catalaanse leiders hebben hun handen bevlekt met het bloed van de door hun onderdrukte arbeidersstrijd. De Spaanse post-franquistische democratie is begonnen met de dood van vijf arbeiders tijdens de massale staking in Vitoria in 1976. Onder de ‘socialistische’ regering van Felipe Gonzalez werden drie arbeiders vermoord tijdens gevechten in Gijón, Bilbao en Reinosa. De autonome Catalaanse regering van Artur Mas ontketende een brute repressie tegen de algemene vergaderingen van Indignados, waarbij honderd mensen gewond raakten. Nog eerder, in 1934, hadden zijn huidige partners van de ERC (2) een militie georganiseerd, de ‘Escamots’, die gespecialiseerd was in het martelen van militante arbeiders.
En allemaal overtreden ze zonder blikken of blozen hun eigen democratische regels die ze tot hun ideaal verklaren. We hebben gezien hoe de Catalaanse fractie haar onafhankelijkheidsprocedure met haar stembussen tot de rand gevuld met 'ja'-stemmen dwingend oplegde, dankzij een parlementaire trucage.
In naam van de heilige democratie wordt een oorlog op leven en dood gevoerd omwille van een andere kapitalistische heerschappijpilaar: de natie. De natie is niet de ‘broederlijke’ groepering van al degenen die op hetzelfde grondgebied geboren zijn, maar het is het privébezit van het geheel van de kapitalisten van een land die via de staat de uitbuiting en onderdrukking van al hun onderdanen organiseren. De kandidaten voor een nieuw ‘moederland’, de Catalaanse separatisten presenteren zich als slachtoffers van de barbaarsheid van hun rivalen en beweren dat ‘Madrid ons besteelt’, maar ze doen dit om kanonnenvoer te mobiliseren in naam van de ‘verdediging van een echte democratie’. Hun ‘ware democratie’ bestaat uit de uitsluiting van hen die niet in overeenstemming zijn met hun doelstellingen. De intimidatie van degenen die niet gaan stemmen, de registratie en de botsingen met degenen die hun zaak niet volgen, de morele chantage van degenen die gewoon een kritische geest willen behouden. In alle gebieden onder hun controle hebben ze de dictatuur van hun ‘burgerorganisaties’ opgelegd en met de wapens van belediging, laster, ostracisme, pesterijen en controle proberen ze de bevolking rond Catalonië te ‘homogeniseren’. Met een steeds brutaler wordende arrogantie zetten de onafhankelijkheidsgroepen nazi-methoden in en theoretiseren ze de ‘zuiverheid’ van het ‘Catalaanse ras’.
Van hun kant blijven de Spaanse nationalistische democraten niet achterop. De haat tegen de Catalanen, de verhuizing van het hoofdkantoor van grote bedrijven uit Catalonië, de zogenaamde ‘spontane’ mobilisaties ten gunste van de repressiemachten, aangemoedigd door de barbaarse kreet: “Ga door, we pakken ze!” – die doet denken aan de sinistere slogan van de Baskische nationalisten: “Komaan ETA (3), dood ze!”– de oproep om de Spaanse vlaggen (bloedrood en goudgeel) uit de vensters te hangen. Dit alles herinnert aan het wilde beest van het franquisme dat een regime van terreur installeerde.
Wat de twee rivaliserende bendes met elkaar gemeen hebben is uitsluiting en xenofobie. Zo vinden zij elkaar in dezelfde haat tegen de migrant, in dezelfde minachting voor Arabische, Latijns-Amerikaanse of Aziatische arbeiders, met hun weerzinwekkende slogans: “Ze halen het brood uit onze mond”, “Ze stelen ons werk”, “Ze maken de rijen aan de deuren van de gezondheidsdiensten langer”, enz. Maar het is echter de crisis van het kapitalisme en het onvermogen van zijn staten, of het nu Spanje is of de Generalitat van Catalonië, die verantwoordelijk zijn voor de verslechtering van de levensomstandigheden van iedereen en duizenden jongeren naar een nieuwe emigratiegolf leiden die doet denken aan die van de jaren vijftig en zestig, tijdens het Franco-tijdperk.
Te midden van deze wrede confrontatie proberen de ‘neutralen’ van de Podemos-partij en de partij van Ana Colau ons te doen geloven dat de democratie met haar beroemde ‘recht op zelfbeschikking’ de remedie zou zijn die onderhandelingen en een ‘burgerresultaat’ mogelijk zou maken. In dit concert van illusies waarin wij in slaap gewiegd worden, verscheen het initiatief #Parlem #Hablemos (Laten we met elkaar praten) dat de twee nationale vlaggen (die van Spanje en die van Catalonië) opzij wil zetten om de ‘witte vlag’ van dialoog en democratie op te nemen.
Het proletariaat en alle uitgebuiten mogen zich geen illusies maken. Het conflict dat in Catalonië is ontbrand, is van dezelfde soort als de populistische en avonturistische conflicten die hebben geleid tot de Brexit in Groot-Brittannië of tot de inhuldiging van een onverantwoordelijke gek aan het hoofd van de grootste wereldmacht. Het is de uitdrukking van de ontaarding en de ontbinding die de verergering van een crisis veroorzaakt, niet alleen economisch, maar ook politiek binnen de verschillende kapitalistische staten.
Voor het kapitalisme van vandaag “gaat alles goed in de beste van alle werelden”, “zullen we wel uit de crisis geraken”, dankzij “de technologische vooruitgang” en de wereldwijde dynamiek. Maar onder deze oppervlakkige laag van glanzend vernis rijpen ondergronds de steeds sterkere tegenstellingen van het kapitalisme, de imperialistische oorlog, de vernietiging van het milieu, de morele barbaarsheid, de middelpuntvliedende tendensen van het ieder voor zich, waarop de woekering van xenofobe denkbeelden en acties, van endogame uitsluitingen zijn gebaseerd (en zich rijkelijk voeden).
Deze vulkaan, waarop wij dansen, is al vele malen uitgebarsten, zoals onlangs in het Verre Oosten met het gevaar van oorlog tussen Noord-Korea en de Verenigde Staten, maar hij manifesteert zich ook via het Catalaanse conflict. In een ogenschijnlijk beschaafde en democratische vorm, afgewisseld met zogenaamde ‘onderhandelingen’ en ‘wapenstilstanden’, verslechtert de situatie geleidelijk aan en dreigt zij vast te klonteren en voor de bourgeoisie onoplosbaar te worden, wat alleen maar kan leiden tot spanningen die steeds brutaler worden. Hoewel er tot nu toe geen doden zijn gevallen, neemt het gevaar overhand toe. Een sociaal klimaat van breuklijnen, gewelddadige confrontatie en intimidatie wortelt in de hele samenleving, niet alleen in Catalonië, maar in heel Spanje. Het aantal mensen dat, omdat ze hun situatie niet lager kunnen verdragen, hun vrienden, hun kinderen, hun werk in de steek laat, neemt nu al toe.
Wat we voor onze ogen zien ontvouwen is wat de revolutionaire Rosa Luxemburg op een diepzinnige en profetische manier beschreef tegenover de barbarij van de Eerste Wereldoorlog in 1915: “Besmeurd, onteerd, in bloed wadend, en bedekt met vuil; zo is de burgerlijke maatschappij. Het is niet wanneer ze zich, goed gelikt en eerlijk voordoet, zich tooit met cultuur en filosofie, moraliteit en orde, vrede en recht, het is wanneer ze eruit ziet als een wild beest, wanneer ze danst op de sabbat van de anarchie, wanneer ze de pest uitblaast op de beschaving en de menselijkheid, dat ze zichzelf naakt toont, zoals ze werkelijk is.” (4)
Het gevaar voor het proletariaat en voor de toekomst van de mensheid is dat ze wegzakt in deze verstikkende sfeer die wordt gecreëerd door de Catalaanse verwikkeling. Die drijft ertoe dat gevoelens, aspiraties, reflecties niet langer draaien om: welke toekomst is er mogelijk voor de mensheid? Wat is het antwoord op de precariteit en armoedelonen? Wat is de oplossing voor de algemene verslechtering van de levensomstandigheden? Integendeel, het polariseert de aandacht op de keuze tussen Spanje en Catalonië, op de Grondwet, op het recht op zelfbeschikking, op de natie... met andere woorden op de factoren die net hebben geleid tot de huidige situatie en die het naar een hoogtepunt dreigt te brengen.
We zijn ons bewust van de staat van zwakte waarin het proletariaat zich op dit moment bevindt, maar dat weerhoudt ons er niet van te erkennen dat alleen uit de strijd als zelfstandige klasse een oplossing kan voortkomen. Om bij te dragen aan deze oriëntatie moet men zich verzetten tegen de mobilisatie van vandaag ten gunste van de democratie, tegen de valse keuze tussen Spanje en Catalonië, tegen het nationale terrein. De strijd van het proletariaat en de toekomst van de mensheid kan alleen worden beslecht buiten en tegen de verrotte thema’s van democratie en natie n
IKS, 9 oktober 2017
(1) Ada Colau, burgemeester van Barcelona sinds mei 2015, werd verkozen tot leider van een coalitie Barcelona en Comú (BC) waarin verschillende Catalaanse ‘burgerbewegingen’ (Esquerra Unida i Alternativa, waaronder de Catalaanse Communistische Partij, Groenen, Democratia Real Ya!) zich presenteren als verdedigers van sociale rechten, democratie en de belangen van Catalonië. (2) Ezquerra Republicana de Catalunya (Republikeins Links van Catalonië). (3) Euskadi Ta Askatasuna: gewapende tak van het Baskische nationalisme, verantwoordelijk voor terroristische aanslagen, moorden, ontvoeringen en gijzelingen, waarbij sinds de jaren zestig meer dan 800 mensen, zowel burgers als soldaten, om het leven zijn gekomen. Daartegen richtte de centrale staat de antiterreurbevrijdingsgroepen (GAL) op, die tussen 1983 en 1987 talrijke aanslagen en moorden hebben gepleegd, waarvan sommige gericht waren op het uitlokken van terreur tegen burgers en op het uitroeien van militanten (of vermeende militanten) van de ETA. (4) De crisis van de sociaal-democratie - Junius-brochure, Hoofdstuk 1: Socialisme of Barbarij?In het vorige deel van dit artikel over de beweging van mei 68 hebben we de eerste etappe ervan beschreven: de mobilisatie van de studenten. We hebben duidelijk gemaakt dat de agitatie onder de studenten, vanaf 22 maart 1968 tot halfweg de maand mei, de uitdrukking in Frankrijk van een internationale beweging was, die bijna alle westerse landen trof. Zij was begonnen in de Verenigde Staten, in 1964 aan de Universiteit van Berkeley in Californië. We besloten dit eerste deel als volgt:
Wat al die bewegingen kenmerkt is natuurlijk in de eerste plaats de verwerping van de oorlog in Vietnam. Maar terwijl de stalinistische partijen, verbonden aan de regimes van Hanoi of Moskou, logisch gezien de leiding ervan zouden moeten nemen, zoals in de anti-oorlogsbewegingen tijdens de Koreaanse oorlog begin jaren 1950, was dat nu helemaal niet het geval. Integendeel: deze partijen hebben nu practisch geen invloed en keren zich vaak compleet tegen deze bewegingen. Dat is één van de kenmerken van de studentenbewegingen eind jaren 1960, die hun diepere betekenis blootlegt.
In dit tweede deel willen we deze betekenis verduidelijken. Daarvoor is het nodig om de belangrijkste thema’s in herinnering te roepen die de studenten destijds in beweging brachten.
in de jaren 1960 in de Verenigde Staten...
Zoals we al hebben aangegeven, was het verzet tegen de oorlog van de Verenigde Staten in Vietnam het meest verbreide en het sterkst mobiliserende thema in alle westerse landen. Het is geen toeval dat de studentenrevoltes zich in de eerste plaats in de VS opkwamen. De Amerikaanse jeugd werd rechtstreeks en onmiddellijk geconfronteerd met de oorlog, waar ze naartoe gestuurd werd om de ‘vrije wereld’ te verdedigen. Tienduizenden jonge Amerikanen betaalden voor het beleid van hun regering met hun leven; honderdduizenden kwamen gewond of verminkt uit Vietnam terug; miljoenen werden voor hun leven getekend door wat ze in de oorlog hadden meegemaakt. Behalve de verschrikkingen die ze ter plaatse meemaakten, die eigen zijn aan alle oorlogen, stonden velen voor de vraag “Wat doen wij in Vietnam?” De officiële verklaring was: ‘de democratie’, ‘de vrije wereld’ en ‘de beschaving’ verdedigen. Maar wat ze in werkelijkheid beleefden, weerlegde deze praatjes op flagrante wijze: het regime dat zij moesten beschermen, de regering van Saigon, was allesbehalve democratisch of geciviliseerd. Het was een militair regime, een dictatuur die bijzonder corrupt was. Op het terrein hadden de Amerikaanse soldaten veel problemen om te begrijpen dat zij ‘de beschaving’ verdedigden, terwijl van hen werd verlangs om zich uitzonderlijk barbaars te gedragen: om arme, onbewapende boeren moesten te terroriseren en af te slachten, vrouwen, kinderen en grijsaards incluis. Maar het waren niet alleen de uitgezonden soldaten die walgden van de verschrikkingen van de oorlog, dat gold ook voor een groeiend deel van de Amerikaanse jeugd. De jongens vreesden dat ze zouden moeten vertrekken, en de meisjes dat ze hun vrienden zouden verliezen. Allen werden in meerdere of mindere mate over de barbaarsheid van de oorlog ingelicht door de ‘veteranen’ die terugkwamen, of gewoon door de televisiekanalen (1). De schrijnende tegenstelling tussen de uitleg van de Amerikaanse regering over de ‘verdediging van beschaving en democratie’ en haar werkelijke handelen in Vietnam was een van de voornaamste voedingsbodems voor een revolte tegen de autoriteiten, en tegen de traditionele waarden van de Amerikaanse bourgeoisie (2). Deze revolte leidde in een eerste fase tot de Hippiebeweging, een pacifistische en geweldloze beweging die zich beriep op de ‘Flower Power’ (de macht van bloemen) met de bekende leuze ‘Make Love, Not War’(bedrijf de liefde, niet de oorlog). Het is niet toevallig dat de eerste studentenmobilisatie van enige omvang plaatsvond aan de Universiteit van Berkeley, aan de rand van San Francisco, het Mekka van de hippies. De thema’s en vooral de middelen van deze mobilisatie vertoonden nog gelijkenissen met deze beweging: het gebruik van de geweldloze ‘sit-in’ om ‘Free Speech’ (vrije meningsuiting) te eisen voor politieke propaganda binnen de universiteit, met name om de burgerrechten van de zwarten te steunen en om de militaire ronselcampagnes op de campus aan te klagen. Net als later in vele andere landen, waaronder in Frankrijk in 1968, is de repressie die in Berkeley ontketend wordt (800 aanhoudingen) een belangrijke factor voor de ‘radicalisering’ van de beweging. Vanaf de oprichting van de Youth International Party (Internationale jeugdpartij) door Abbie Hoffman en Jerry Rubin in 1967, die voordien tot de geweldlozen behoorden, geeft de revolte zich een ‘revolutionair’ perspectief tegen het kapitalisme. De nieuwe helden van de beweging zijn niet langer Bob Dylan en Joan Baez, maar een figuur als Che Guevara (die Rubin in 1964 in Havanna had ontmoet). De ideologie van de beweging was bijzonder verward. Er zaten anarchistische ingrediënten in (zoals de cultus van de vrijheid, met name de seksuele vrijheid, of het gebruik van drugs), maar ook stali-nistische ingrediënten (Cuba en Albanië werden als voorbeelden beschouwd). De actiemiddelen werden grotendeels aan de anarchisten ontleend, zoals bespotting en provocatie. Zo was één van de eerste wapenfeiten van de tandem Hoffman-Rubin het verspreiden van pakjes valse dollarbriefjes op de Beurs van New York, wat een stormloop van de beursgangers veroorzaakte. Tijdens de Democratische Conventie in de zomer van 1968 stelden ze het varken Pigasus kandidaat voor het presidentschap van de Verenigde Staten (3), terwijl ze ook een gewelddadige botsing met de politie voorbereidden.
Om de voornaamste kenmerken van de revoltes in de Verenigde Staten in de loop van de jaren 1960 samen te vatten: ze kwamen op als protest tegen de oorlog in Vietnam, tegen de rassendiscriminatie, tegen de ongelijkheid van de seksen en tegen de moraal en de traditionele waarden van Amerika. Zoals de meeste van hun exponenten vaststelden, had de beweging geenszins een proletarisch klassenkarakter, maar bestond zij voornamelijk uit opstandige kinderen van de bourgeoisie. Opnieuw was het geen toeval dat één van haar theoretici, de filosofieprofessor Herbert Marcuse, stelde dat de arbeidersklasse ‘geïntegreerd’ was en dat de krachten van de revolutie tegen het kapitalisme gezocht moesten worden bij andere sectoren, zoals de Zwarten, de boeren van de Derde wereld, of opstandige intellectuelen.
In de meeste andere westerse landen vertoonden de bewegingen die de studentenwereld in de jaren 1960 op stelten zetten sterke gelijkenissen met die in de Verenigde Staten: verwerping van de Amerikaanse interventie in Vietnam, opstand tegen de autoriteiten, met name de universitaire overheid, tegen autoriteit in het algemeen, tegen de traditionele moraal, en met name tegen de seksuele moraal. Dat is één van de redenen waarom de stalinistische partijen, symbolen van autoritarisme, geen enkele weerklank vonden binnen deze bewegingen, terwijl die toch vertrokken van de aanklacht tegen de Amerikaanse interventie in Vietnam, tegen de militaire krachten die ondersteund werden door het sovjetblok, en zich beriepen op het ‘antikapitalisme’. Het imago van de USSR was zwaar besmeurd door de onderdrukking van de Hongaarse opstand in 1956, en het portret van de oude apparatsjik Brezjnev was niet bijzonder inspirerend. De opstandigen van de jaren 1960 hingen liever een poster van Ho Chi Minh aan de muur van hun kamer (een andere oude apparatsjik, maar presentabeler en ‘heroïscher’), of de romantische kop van Che Guevara (een lid van een wat ‘exotische’ stalinistische partij), of van Angela Davis (een lid van de Amerikaanse stalinistische partij, maar met het dubbele voordeel zwart en vrouw te zijn, en met een mooie ‘look’ net als Che Guevara).
Dezelfde componenten, zich verzetten tegen de Vietnamoorlog en ‘libertair’ zijn, vinden we terug in Duitsland. De voornaamste woordvoerder van de beweging, Rudi Dutschke, kwam uit de Oost-Duitse DDR, die onder sovjetbeheer stond. Daar had hij zich al op jonge leeftijd verzet tegen de onderdrukking van de Hongaarse opstand. Zijn ideologische referenties waren ‘de jonge Marx’, de Frankfurter Schule (waartoe Marcuse behoorde), alsook de Situationistische Internationale (waarop de groep Subversive Aktion zich beroept, waarvan hij in 1962 de Berlijnse afdeling opricht). De Duitse ‘buitenparlementaire oppositie’ is, aan de vooravond van de gebeurtenissen van mei 68 in Frankrijk, de voornaamste uitdrukking van de studentenrevolte in Europa.
De thema’s en eisen van de studentenbeweging die zich in 1968 in Frankrijk ontwikkelt zijn fundamenteel dezelfde. Toch zien we dat de verwijzingen naar de Vietnamoorlog in de loop van de beweging plaats maken voor een hele reeks leuzen van situationistische of anarchistische (of zelfs surrealistische) signatuur, waarmee de muren bedekt raken (“Les murs ont la parole” – de muren hebben het woord).
De anarchistische thema's vinden we met name terug in:
Ze worden aangevuld met slogans die oproepen tot ‘seksuele vrijheid’:
De situationistische verwijzing vinden we in:
Het generatieconflict (zeer verspreid in de USA en Duitsland) is aanwezig (ook in behoorlijk gemene vormen) in:
Verder mogen we ons in het Frankrijk van mei 1968, dat regelmatig bedekt werd met barricaden, verwachten aan:
En tenslotte wordt de grote verwarring die in deze periode tot uitdrukking komt goed samengevat in de volgende twee slogans:
Deze leuzen, en de meeste slogans die ook in andere landen naar voren gebracht werden, wijzen er op dat de studentenbeweging in de jaren 1960 geenszins een proletarisch klassenkarakter bezat, ook al bestond op verschillende plaatsen (zoals in Italië en in Frankrijk) de wil om een brug te slaan naar de strijd van de arbeidersklasse. Deze intentie verraadde overigens een bepaalde neerbuigendheid naar de klasse toe, vermengd met een fascinatie voor dit mythische wezen, de arbeider in zijn blauwe werkpak, de held van een half verteerde kennismaking met de klassieken van het marxisme.
Fundamenteel was de studentenbeweging van de jaren 1960 kleinburgerlijk van aard, met als een van de meest uitgesproken aspecten, naast zijn anarchistische karakter, de wil “het leven onmiddellijk te veranderen”.
Het ‘revolutionair’ radicalisme van de voorhoede van die beweging, de geweldsverheerlijking door sommige delen ervan inbegrepen, is een illustratie te meer van haar kleinburgerlijke aard. In feite waren de ‘revolutionaire’ bekommernissen van de studenten van 1968 zonder twijfel ernstig gemeend, maar ze waren sterk getekend door de ‘derde wereld’ ideologie (het guevarisme of het maoïsme), of door het antifascisme. Ze hadden een romantische notie van de revolutie, zonder enig besef van het reëele ontwikkelingsproces van de beweging van de arbeidersklasse dat daartoe leidt.Voor de studenten die zichzelf als ‘revolutionair’ beschouwden, was de beweging van Mei 68 in Frankrijk al De Revolutie, en de barricades die er dagelijks werden opgeworpen, werden voorgesteld als de erfgenamen van die van 1848 of van de Commune van 1871.
Een van de componenten van de studentenbeweging van de jaren 1960 was het ‘generatieconflict’, de zeer belangrijke kloof tussen de nieuwe generatie en die van hun ouders, die talloze kritieken naar het hoofd geslingerd kregen. In het bijzonder werd aan deze generatie, vanwege het feit dat zij zo hard gewerkt had om een situatie van ellende, zoniet hongersnood, als gevolg van de Tweede Wereldoorlog te boven te komen, verweten dat ze zich slechts om materieel welzijn bekommerde. Vandaar het succes van fantasieën over de ‘consumptiemaatschappij’ en slogans als ‘Werk nooit!’. Kind van een generatie die volop de contrarevolutie had ondergaan, verweet de jeugd van de jaren 1960 haar conformisme en onderwerping aan de eisen van het kapitalisme. Van de andere kant begrepen vele ouders niet – en konden het moeilijk accepteren – dat hun kinderen de offers die zij hadden gebracht om hen van een betere economische situatie te verzekeren, met misprijzen bekeken.
Toch bestaat er een echte economische factor als aanzet tot de studentenrevolte van de jaren 1960. Er was in die periode geen grote dreiging van werkloosheid of werkonzekerheid na de studie, zoals nu wel het geval is. De voornaamste ongerustheid die toen de studerende jeugd trof was dat ze voortaan niet meer aanspraak zou kunnen maken op dezelfde sociale status, welke de vorige generatie universitair gediplomeerden genoot. In feite was de generatie van 1968 de eerste die geconfronteerd werd met het verschijnsel van de ‘proletarisering van de kaders’ die door de sociologen van die tijd uitvoerig bestudeerd is. Dit verschijnsel had enkele jaren voordien zijn intrede gedaan, nog voor de openlijke crisis zich manifesteerde, na een aanzienlijke toename van het aantal studenten aan de universiteiten. Deze toename was het gevolg van de behoeften van de economie, maar ook van de wil en mogelijkheden van de oudere generatie om hun kinderen te verzekeren van een economische en sociale situatie die beter was dan die van henzelf. Deze ‘massificatie’ van de studentenbevolking bracht een groeiende malaise te weeg, als gevolg van het voortbestaan van universitaire structuren en praktijken uit een tijd waarin alleen de elite haar kon bezoeken, en met name van een sterk autoritarisme.
De studentenbeweging ontwikkelde zich vanaf 1964 in een periode van economische ‘voorspoed’, maar vanaf 1967 is dat niet langer het geval. De economische situatie van het kapitalisme begon ernstig af te takelen, wat de malaise van de studerende jeugd nog versterkte. Dat is één van de redenen die ons in staat stelt om te begrijpen waarom die beweging in 1968 haar hoogtepunt kent. Het laat ons begrijpen waarom, vanaf mei 1968, de arbeidersklasse het voortouw neemt. Dit behandelen we in het volgende deel.
Fabienne / 29.03.08
(1) Tijdens de Vietnamoorlog waren de Amerikaanse media nog niet onderworpen aan de militaire autoriteiten. Dat is een ‘fout’ die de Amerikaanse regering niet opnieuw begaan heeft tijdens de oorlogen tegen Irak in 1991 en vanaf 2003.
(2) Een dergelijk verschijnsel heeft vlak na de Tweede Wereldoorlog niet plaatsgevonden: de Amerikaanse soldaten hadden ook in de hel geleefd, met name degenen die in 1944 in Normandië geland waren, maar hun offers werden door bijna iedereen aanvaard, omdat de autoriteiten en de media de barbaarsheid van het nazi-regime op grote schaal hadden blootgelegd.
(3) In het begin van de twintigstee eeuw hadden de Franse anarchisten een ezel voorgedragen als kandidaat bij de parlementaire verkiezingen.
Op 11 november 2018 is het precies honderd jaar geleden dat er een einde kwam aan de Groote Oorlog. Dit gebeurt onder grote media aandacht: VRT Eén wil die dag, in een marathonuitzending, terugblikken op een eeuw lang wapenstilstand en meteen de belofte van toen in de kijker zetten: “nooit meer ten oorlog”. Eveneens zal er die dag in 220 Belgische steden en gemeenten een vredesboom worden geplant. De koning zal op 11 november Ieper met een bezoek vereren, om een speciale versie van “The Last Post” aan te horen. Kortom festiviteiten en media-aandacht genoeg om de wapenstilstand van 100 jaar geleden te herdenken en toe te juichen.
Moeten we de wapenstilstand van 11 november 1918 inderdaad begroeten? Was deze bedoeld om definitief de wapens neer te leggen en iedere verdere oorlogvoering voorgoed uit te bannen? Was de feitelijke oorzaak, die leidde tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, door de wapenstilstand uit de wereld geholpen? Heeft de wapenstilstand er inderdaad voor gezorgd dat de staten van Europa daarna “nooit meer ten oorlog” zijn gegaan?
In november 1918 heerste er een enorme chaos in Europa waardoor miljoenen mensen van huis en haard waren verdreven en opnieuw op zoek waren naar een plaats om hun verdere leven voort te zetten en op te bouwen. In Nederland verbleven bv. één miljoen Belgen waarvan er, na de wapenstilstand, nog 100.000 moesten terugkeren. In Frankrijk verbleven 300.000 Belgische vluchtelingen, die in 1918 ook weer hun weg naar huis moesten vinden. Tenslotte waren er de honderdduizenden gewonde, half verminkte, kreupele militairen, die kriskras in Europa hun weg zochten naar hun dorp of stad. Door de chaos van de wereldoorlog en de enorme volksverhuizingen die daar mee gepaard gingen, kon ook de Spaanse griep een enorme verwoesting aanrichten en veroorzaakte uiteindelijk meer doden dan de Eerste Wereldoorlog zelf.
Bourgeois ideologen zijn het erover eens dat de voorwaarden, die door de geallieerde landen aan Duitsland waren opgelegd in het verdrag van Versailles, de kiem legden voor een nieuwe oorlog, twintig jaar later. Het ‘vredestraktaat’ vormde de aanzet voor de opkomst van gevoelens van wraak en vergelding, die zich in de loop van de jaren 1920 in een groot deel van de Duitse bevolking zouden ontwikkelen. De reactie van de krant van de SDAP (sociaaldemocratisch) in Nederland, geeft daar in 1919 een voorproefje van: “Een diepe en bittere teleurstelling, een ontgoocheling die men voelt als een ramp is deze vrede voor allen. (….) Het vredestraktaat legt het statuut vast van het verval van Europa, van zijn teruggang tot een lagere beschavingsgraad. Het grootste volk van het vasteland wordt geketend en tot dwangarbeid gedreven (….) vernedering en verbittering. Wraakzucht hier, overmoed, machtsbegeerte, roekeloosheid daar, zijn de nieuwe “beschavingselementen” door het vredestraktaat gewekt” (Het Volk, 21 juni 1919)
Bourgeoisieën van diverse landen waren zich ervan bewust dat deze vrede tot mislukken gedoemd was. Niet alleen de politiek ten opzichte van Duitsland zette de situatie op scherp, maar ook “de creatie van nieuwe staten zoals Polen, Oostenrijk, Hongarije en Joegoslavië heeft geleid tot onophoudelijke conflicten over de nieuwe grenzen van deze landen. Vooral voor Hongarije, dat tweederde van zijn gebied verloor dat het voor de oorlog bezette. (…) Kortom, de vrede is een mislukking.” (Jay Winter in een interview met Le Monde; 12.11.2014)
De wapenstilstand van 11 november 1918 was in wezen een vrede die een einde maakte aan alle vrede!
Sinds de Eerste Wereldoorlog verkeert het kapitalisme in verval en deze periode, die toen een aanvang nam, leidde tot een quasi-permanente staat van oorlog. Enkele voorbeelden van de volgende twee decennia maken dit duidelijk.
Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd aan Griekenland een bezettingszone toegewezen in Turkije. In de zomer van 1920 wilden de Grieken hun gebied uitbreiden. Hierbij stuitten ze op hevig Turks verzet. Dit was het begin van de Grieks-Turkse Oorlog die duurde tot 1922. De oorlog ging gepaard met ernstige gruwelen aan beide zijden, zoals de moord op tienduizenden Grieken en Armeniërs door de Turken. In 1920 wisten de Riffijnse stammen in Noord-Marokko zich te verenigen en zij ontketenden een oorlog tegen de Spaanse overheersing. In de zomer van 1921 kwamen circa 19.000 Spaanse soldaten om het leven. Deze oorlog tegen Spanje, dat later werd bijgestaan door Frankrijk, duurde tot 1926. Spanje en Frankrijk maakten onder meer gebruik van gifgas, waarbij duizenden doden vielen.
In 1929 bezetten de Chinezen de spoorweg in Mantsjoerije. Daardoor kwam het tot een openlijk conflict met de Sovjet-Unie. Toen Sovjettroepen op 15 november de grens met China overstaken, kwam het tot zware gevechten. Hierbij vielen aan Chinese kant meer dan 2000 doden en 10.000 gewonden. Het Mantsjoerije-incident in 1931, een bomaanslag op een spoorlijn, werd door Japan gebruikte om de oorlog te beginnen en de Chinese provincie te bezetten. In 1937 werd de oorlog voortgezet met een aanval op het hele Chinese vasteland, dat toen ook door Japan werd veroverd. Tijdens deze oorlog vielen honderdduizende doden, vooral burgers en pleegden de Japanse troepen verschillende massamoorden.
Op 3 oktober 1935 ontketende Italië een oorlog tegen Ethiopië. Na zeven maanden van hevige gevechten lukte het om het land te veroveren. In aanvallen op de burgerbevolking gebruikten de Italianen op grote schaal mosterdgas. Naast 25.000 militairen kostte deze oorlog aan 250.000 burgers het leven. In 1936 begonnen een aantal generaals een oorlog tegen de Spaanse republiek. Zij werden daarbij gesteund door Italië, Duitsland en Portugal. De republiek werd op haar beurt gesteund door de Sovjet-Unie en Mexico. De oorlog, die duurde drie jaar duurde en eindigde met een overwinning voor de generaals, eiste in totaal meer dan een half miljoen doden. Op 12 maart 1938 marcheerden Duitse militairen Oostenrijk binnen. Op 15 maart 1939 bezetten Duitse legereenheden Tsjechië en Hongaarse troepen Slowakije. Deze militaire veroveringen vormden de eerste oorlogshandelingen, die zouden leiden tot de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand van 11 november 1918 luidde dus geenszins een periode van vrede in maar bracht een onafgebroken reeks oorlogen met zich mee die uiteindelijk uitmondden op de Tweede Wereldoorlog.
De wapenstilstand maakte het mogelijk voor de bourgeoisie het proletariaat de oorlog te verklaren door (a) de arbeiders te verdelen tussen “overwinnaars” en “overwonnen” landen en (b) de wapens te keren tegen de revolutie. In Rusland was de contrarevolutie al in alle hevigheid losgebarsten. (Zie: “The world bourgeoisie against the October revolution”; Internationale Revue, Frans- Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 160). Ook in Duitsland stond de bourgeoisie klaar om haar contrarevolutionaire terreur uit te oefenen. Gevoed door een ongekende haat tegen de arbeidersklasse, bereidde ze zich voor om de haarden van de kommunistische revolutie met geweld uit te roeien en te verpletteren.
a) De arbeidersklasse verdelen
De bourgeoisie was bewust van het gevaar: “heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders (…). De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa naar het andere.” (De Britse eerste minister Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919). Met de ondertekening van de wapenstilstand werd de arbeidersklasse in Europa opgesplitst in twee delen: aan de ene kant de arbeidersklasse die zich bevond in het kamp van de verliezende natiestaten en aan de andere kant het deel dat zich bevond in de overwinnende kapitalistische landen en overspoeld werden door een golf van nationaal-chauvinisme (vooral in Frankrijk, Engeland, België en de VS). Op die manier wist de bourgeoisie de revolutionaire opstanden te beperken tot de eerstgenoemde landen (en Italië).
Als voorbeeld hiervan kunnen we verwijzen naar de bijzondere situatie, die enkele dagen voor en na 11 november 2018 in Brussel ontstond. Duitse soldaten die er gelegerd waren, versterkt door Duitse matrozen uit de zeemachtbasis van de Kriegsmarine in Oostende, kwamen in opstand en richtten een revolutionaire soldatenraad op. Zij trokken door de straten van Brussel met Duitse, Belgische en rode vlaggen om solidariteit te zoeken met de Belgische arbeiders en hun organisaties. Ondanks enkele daden van verbroedering met leden van de Socialistische Jonge Wacht, roepen de vakbonden op om geen acties te ondernemen en, onder invloed van de chauvinistische propaganda, komt er geen mobilisatie van de Brusselse arbeiders maar wachtten ze passief op de feestelijke intocht van het zegevierende Belgische leger enkele dagen later.
b) De wapens richten op de revolutie
“Eerst hadden de verschillende nationale bourgeoisieën op het slagveld van de imperialistische oorlog geprobeerd elkaars territoria af te snoepen ten koste van meer dan 20 miljoen doden en een ontelbaar aantal gewonden. Geconfronteerd met een arbeidersklasse, die op haar klasseterrein vocht, stonden ze onmiddellijk klaar om hun gelederen te sluiten. Opnieuw werd bevestigd dat de heersende klasse, door haar eigen aard verdeeld, zich in een revolutionaire situatie kan verenigen om de arbeidersklasse het hoofd te bieden.” (“1918-1919: Seventy years ago - On the Revolution in Germany”; Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave, nr. 56)
Toen de sovjets in oktober 1917 aan de macht kwamen barstte de reactie van de imperialistische krachten onmiddellijk los. Een internationaal verenigde bourgeoisie, met legers uit 21 verschillende landen, keerde zich tegen de jonge Sovjet Republiek. De contrarevolutionaire aanval begon in 1917 en duurde tot 1922. De ‘Witte Legers’ lanceerden een verschrikkelijke burgeroorlog. De legers van de kapitalistische staten van Europa, de Verenigde Staten en Japan maakten met hun oorlog tegen de arbeidersklasse in Rusland ontelbare slachtoffers. Van het aantal mensen dat de dood vond in the burgeroorlog, waren ongeveer één miljoen soldaten van het Rode Leger. Daarnaast stierven nog vele miljoenen mensen door de indirecte gevolgen van de oorlog, zoals hongersnood en epidemieën. De schattingen van het aantal doden door de terreur van de Witte Legers lopen uiteen van 300.000 tot 1 miljoen. (https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War [274])
De ontketening van de revolutie in centraal Europa: Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, enzovoort, maakte het noodzakelijk om het Duitse leger niet geheel en al te ontwapenen. “Men ging ervan uit dat het Duitse leger sterk genoeg moest zijn om de interne orde te handhaven en een eventuele machtsgreep van de Bolsjewiki te voorkomen.” (“Lloyd George at War”, George H. Cassar) Daarop werd de Duitse militaire leiding, nadat ze er 30.000 had gevraagd, toegestaan om 5.000 mitrailleurs te behouden.
Ook in Duitsland brak einde 1918 de opstand uit. Op 10 november 1918 bood generaal Groener, de opvolger van Ludendorf als opperbevelhebber van het Duitse leger, in een telefoongesprek met de sociaaldemocratische regeringsleider Friedrich Ebert, een pact aan. De generaal stelde een loyale samenwerking voor om zo snel mogelijk een einde te maken aan het ‘bolsjewisme’ en een terugkeer te verzekeren naar ‘wet en orde’. “Het was een verbond tegen de revolutie. ‘Ebert ging in op mijn voorstel een bondgenootschap te sluiten,’ schrijft Groener. ‘Van toen af bespraken we iedere avond met elkaar via een geheime verbinding tussen de Rijkskanselarij en de legerleiding de noodzakelijke te nemen maatregelen. Het bondgenootschap heeft goed voldaan.’” (Sebastian Haffner, De verraden revolutie).
Onder invloed van de revolutie waren grote delen van de militairen en van de mariniers onbetrouwbaar geworden voor de bourgeoisie. Met de klasse-oorlog in het vooruitzicht kreeg de sociaaldemocraat Gustav Noske, die in december 1918 was toegetreden tot de regering Ebert, de opdracht om Freikorpsen te vormen. Hiervoor werden vooral gezagsgetrouwe, conservatieve en extreemrechtse frontsoldaten geworven, die hun vaderland wilden verdedigen tegen het bolsjewisme en door de afloop van de oorlog uitgesloten waren van de maatschappij. Zo kon de Duitse staat in januari 1919 opnieuw beschikken over loyale legereenheden van een paar honderdduizend soldaten, waaronder 38 Freikorpsen. In de strijd tegen de revolutie deinsde de SDP-regering er niet voor terug om schaamteloos gebruik te maken van de meest reactionaire gewapende krachten. Nadat hij de woorden had uitgesproken “iemand moet de bloedhond zijn” en de opstandelingen voor “de hyena’s van de revolutie” had uitgemaakt, liet Noske de Freikorpsen op de arbeiders los: de oorlog tegen de arbeidersklasse in Duitsland was begonnen. Vanaf half januari werd de militaire aanval ingezet op de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties (partijen, groeperingen, pers, enzovoort). Hele arbeiderswijken van de grote steden werden één voor één aangevallen en overal werden de vreselijkste slachtingen aangericht. (Zie ook de twee artikels over de Duitse revolutie, elders in deze krant)
Zoals de oorlog werd gevoerd tegen de arbeidersklasse in Duitsland, zo verliep deze ook in een aantal andere landen. Een van die landen was Hongarije, waar de arbeidersopstand eveneens een revolutionaire leiding aan de macht had gebracht. Daar werd de opstand, na een aantal maanden, eveneens in bloed gesmoord door een militaire aanval van de kapitalistische krachten. Op 1 augustus 1919 viel Roemenie, Hongarije binnen en wierp de revolutionaire regering omver wat een einde maakte aan het kommunistische experiment. Gesteund door Frankrijk en Engeland en het Witte Leger, namen Roemeense troepen op 1 augustus Boedapest in en installeerden een vakbondsregering die de Arbeidersraden liquideerde. Toen de vakbonden klaar waren met hun werk gaven ze het bevel over aan admiraal Horty (een latere collaborateur van de nazi’s) die een terreurbewind ontketende tegen de arbeiders (8.000 mensen werden geëxecuteerd, 100.000 gedeporteerd).
Kapitalisme is geweld en vrede binnen het kapitalisme is een complete illusie. De geschiedenis van de 20e eeuw laat zien dat een ‘wapenstilstand’ alleen wordt gesloten om een nieuwe oorlog te beginnen. Want terwijl de wapens tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlogen geen moment hebben gezwegen, is deze tendens, van permanente toestand van oorlog, na de Tweede Wereldoorlog alleen maar sterker geworden. Zo was de periode van de ‘Koude Oorlog’, in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, geen periode van ‘louter’ gewapende vrede, maar van tientallen militaire confrontaties (Korea, Vietnam, Midden-Oosten, …), die zich uitstrekten over de hele wereld en miljoenen slachtoffers eisten.
Een vrome wens om vrede houdt de oorlog niet tegen. Zelfs als die ondersteund wordt door massale betogingen. Zo riep de SPD, op 25 juli 1914, bijvoorbeeld op tot een massale demonstratie tegen de oorlog. Er werd massaal gehoor aan gegeven. Op 29 en 30 juli namen, in heel Duitsland, 750.000 mensen deel aan de protesten. Toch vormde dit voor de bourgeoisie geen aanleiding haar gang naar de oorlog stop te zetten. Integendeel, diezelfde sociaaldemocratische SPD besloot een paar dagen later om de arbeidersmassa’s te verraden en de bourgeoisie in haar oorlogsdrift te steunen.
Een massabetoging kan een moment zijn in het verzet tegen de oorlog, maar die moet dan wel plaatsvinden in het kader van een algemene proletarische opstand, in een dynamiek van de aanval op de burgerlijke staat. Dit bleek duidelijk in 1917 in Rusland. Zo ook was de opstand van 1918 in Duitsland in eerste instantie slechts gericht op de beëindiging van de oorlog. En die oorlog werd ook beëindigd omdat er de reële dreiging bestond dat de arbeiders de macht zouden overnemen. Want alleen een revolutionaire omwenteling en de macht in handen van de arbeidersklasse kan een einde maken aan iedere vorm van oorlog n
“Of de bourgeois regering maakt vrede, zoals ze de oorlog maakte en dan zal, zoals na elke oorlog, het imperialisme blijven domineren en de oorlog onvermijdelijk gevolgd worden door nieuwe herbewapening, nieuwe oorlogen, vernietiging, reactie en barbarendom. Of anders moeten jullie de krachten verzamelen voor een revolutionaire opstand, strijden om de politieke macht te verwerven die jullie in staat stelt vrede te dicteren, zowel in het binnenland als elders” (Rosa Luxemburg, Spartakusbriefe nr. 4, april 1917).
Dennis / 2018.10.11
Met haar opstand in november 1918 had de arbeidersklasse de bourgeoisie in Duitsland gedwongen een einde te maken aan de oorlog. Om de radicalisering van de beweging te saboteren en een herhaling van de ‘gebeurtenissen in Rusland’ te verhinderen, gebruikte de kapitalistische klasse de SPD als oorlogsmachine in de strijd tegen de arbeidersklasse. Dankzij een bijzonder doeltreffende sabotagepolitiek deed de SPD, met behulp van de vakbonden, al wat ze kon om de macht van de arbeidersraden te ondermijnen.
Tegenover de explosieve ontwikkeling van de beweging, met soldaten die overal aan het muiten sloegen en zich aansloten bij het kamp van de opstandige arbeiders, kon de bourgeoisie niet onmiddellijk overgaan tot repressie. Ze moest eerst politiek tegen de arbeidersklasse optreden en die weg volgen teneinde een militaire overwinning te kunnen behalen.
Toch begon de voorbereiding van de militaire actie vanaf het allereerste begin. Het waren niet de rechtse partijen van de bourgeoisie die deze repressie organiseerden, maar de partij die nog werd gezien als ‘de grote Partij van het proletariaat’, de SPD, en ze deed dat in nauwe samenwerking met het leger. Het waren deze fameuze democraten die zich inzetten om de laatste verdedigingslinie van het kapitalisme te vormen. Zij waren het die de meest doeltreffende borstwering van het kapitaal vormden. De SPD begon met het op de been brengen van commando-eenheden, daar het reguliere leger, besmet met het ‘virus van de arbeidersstrijd’, steeds minder aan de burgerlijke regering gehoorzaamde. Deze compagnies van vrijwilligers, die een speciaal soldij ontvingen, zouden dienen als hulptroepen van de repressie.
Precies één maand na het uitbreken van de strijd gaf de SPD de politie het bevel met geweld binnen te dringen in de kantoren van Die Rote Fahne, de krant van Spartakus. Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg en andere Spartakisten, maar ook leden van De Uitvoerende Raad van Berlijn, werden gearresteerd.
Op hetzelfde moment vielen troepen, die trouw waren gebleven aan de regering, een betoging aan van soldaten die gedemobiliseerd of gedeserteerd waren; 14 betogers werden gedood. In antwoord daarop gingen op 7 december verschillende fabrieken in staking. In alle fabrieken vonden algemene vergaderingen plaats. Voor het eerst was er, op 8 december, een betoging van gewapende soldaten en arbeiders waaraan 150.000 personen deelnemen. In steden in de Ruhr, zoals Mülheim, namen arbeiders en soldaten enkele fabrieksbazen gevangen.
Tegenover die provocaties van de regering stuurden de revolutionairen niet aan op een onmiddellijke opstand, maar riepen ze de arbeiders op massaal in beweging te komen. De Spartakisten hadden de situatie ingeschat als nog niet rijp genoeg om de burgerlijke regering omver te werpen, meer bepaald vanuit het oogpunt van de bekwaamheden van de arbeidersklasse.
Het Nationale Radencongres, dat half december 1918 plaatsvond, liet zien dat dit inderdaad het geval was en de bourgeoisie zou gebruik maken van deze situatie. De afgevaardigden op dit Congres besloten hun beslissing te onderwerpen aan een Nationale Vergadering, die verkozen moest worden. Tegelijkertijd werd een Centrale Raad (Zentralrat) gevormd, uitsluitend bestaande uit SPD-leden, die beweerde te spreken uit naam van de arbeiders- en soldatenraden in Duitsland. De bourgeoisie heeft deze zwakheid van de arbeidersklasse uitgebuit door meteen na het Congres een andere militaire provocatie te ontketenen: op 24 december gingen commando-eenheden en regeringstroepen over tot de aanval. Elf mariniers en verschillende soldaten werden gewond. Eens te meer wekte dit grote verontwaardiging bij de arbeiders. De arbeiders van het autobedrijf Daimler en verschillende andere fabrieken in Berlijn richtten een Rode Garde op. Op 25 december vonden er, in antwoord op de aanval, machtige betogingen plaats. De regering moest een stap terugdoen. De regeringsploeg verloor steeds meer aan krediet, en de USPD, die tot dan toe met de SPD in de regering zat, trok zich eruit terug.
Maar de bourgeoisie gaf niet op. Ze bleef ijveren voor de ontwapening van het proletariaat dat in Berlijn nog wapens bezat, en bereidde zich erop voor om het een beslissende klap toe te brengen.
Om de bevolking op te zetten tegen de klassebeweging, werd de SPD de spreekbuis van een enorme lastercampagne tegen de revolutionairen; een campagne die er zelfs toe overging te eisen dat met name de Spartakisten ter dood gebracht zouden worden.
Eind december trad de Spartakusgroep uit de USPD om met de IKD de KPD op te richten. De arbeidersklasse had nu dus een klassepartij, die geboren was in het vuur van de beweging en die het doelwit werd van de aanvallen van de SPD, de voornaamste verdediger van het kapitaal.
Voor de KPD was de grootst mogelijke massa-activiteit van de arbeiders onmisbaar om zich te kunnen verzetten tegen die tactiek van het kapitaal. “Na de aanvankelijke fase van de revolutie, die van de voornamelijk politieke strijd, opent zich nu een fase van versterkte, intensievere en voornamelijk economische strijd” (Rosa Luxemburg op het Oprichtingscongres van de KPD). De SPD-regering “zal de vlammen van de economische klassestrijd niet overleven” (ibid.) Daarom doet het kapitaal, met de SPD op kop, al wat het kan om iedere uitbreiding van de strijd naar dat terrein te verhinderen door voortijdig gewapende arbeidersopstanden uit te lokken en die dan vervolgens neer te slaan. Het moest eerst de beweging in haar centrum, Berlijn, verzwakken, om vervolgens de rest van de arbeidersklasse te kunnen aanvallen.
In januari reorganiseerde de bourgeoisie haar troepen die in Berlijn gestationeerd waren. In totaal beschikte ze over meer dan 80.000 soldaten, verspreid over de stad, waarvan 10.000 stoottroepen. Aan het begin van de maand lanceerde ze een nieuwe provocatie tegen de arbeiders om hen militair te verdelen. Op 4 januari werd de politieprefect van Berlijn, Eichhorn, die in november door de arbeiders was aangesteld, door de burgerlijke regering uit zijn functie ontheven. De arbeidersklasse beschouwde dat als een aanval. Op de avond van 4 januari hielden de Vertrouwensmannen (Obleute) een meeting, waaraan Liebknecht en Pieck, namens de pas opgerichte KPD, deelnamen.
De KPD, de revolutionaire Obleute en de USPD riepen op tot een protestbijeenkomst op zaterdag 5 januari. Als gevolg van die bijeenkomst namen ongeveer 150.000 arbeiders deel aan de betoging voor de politieprefectuur. Op de avond van 5 januari bezetten een aantal betogers de kantoren van de SPD-krant, Vorwärts, en andere uitgeverijen. Die acties vonden waarschijnlijk plaats op aansporing van provocateurs en kwamen in ieder geval op gang zonder dat het Comité ervan op de hoogte was of er zijn goedkeuring aan had gegeven.
De voorwaarden waren inderdaad niet rijp voor een omverwerping van de regering en de KPD legde dat duidelijk uit in een pamflet dat begin januari uitgegeven werd:
“Als de arbeiders van Berlijn vandaag de Nationale Vergadering ontbinden, als ze de Eberts en de Scheidemannen in de gevangenis gooien, terwijl de arbeiders in de Ruhr, in Opper-Silezië en aan de Elbe rustig blijven, dan zal het kapitalisme morgen Berlijn kunnen uithongeren. Het offensief van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie, de strijd om de macht van de arbeiders- en soldatenraden moet het werk zijn van alle arbeiders van het Rijk. Alleen de strijd van de arbeiders in de steden en op het platteland, overal en op permanente wijze, die, door te versnellen en toe te nemen, een machtige golf wordt die met geweld heel Duitsland overspoelt, alleen één enkele golf, die gevormd wordt door de slachtoffers van de uitbuiting en onderdrukking en die zich over het hele land uitbreidt, kan de kapitalistische regering doen uiteenspatten, de Nationale Vergadering ontbinden, en op de ruïnes de macht van de arbeidersklasse opbouwen die het proletariaat naar de complete overwinning zal leiden in de verdere strijd tegen de bourgeoisie. (...)
Arbeiders, mannen en vrouwen, soldaten en mariniers! Roep overal vergaderingen samen en leg duidelijk uit aan de massa’s dat de Nationale Vergadering enkel bluf is. In elke werkplaats, in elke troepeneenheid, in elke stad, moet gij kijken en nagaan of uw arbeiders- en soldatenraad inderdaad verkozen is, of er geen vertegenwoordigers van het kapitalistisch systeem in zitten, geen verraders van de arbeidersklasse zoals de mannen van Scheidemann, of onstandvastige en aarzelende elementen zoals de Onafhankelijken.”
Deze analyse laat zien dat de KPD duidelijk inzag dat de omverwerping van de kapitalistische klasse nog niet meteen mogelijk was en dat een greep naar de macht nog niet aan de orde was.
Na de enorme massabetoging van 5 januari kwamen de Vertrouwensmannen ‘s avonds in vergadering bijeen, met deelname van afgevaardigden van de KPD en vertegenwoordigers van de garnizoenstroepen. Onder de indruk van de machtige betoging van die dag, verkozen de aanwezigen een Revolutionair Comité van 52 leden, met Ledebourg als voorzitter, Scholze voor de revolutionaire Vertrouwensmannen en Karl Liebknecht voor de KPD. Ze besloten tot een algemene staking en nog een betoging voor de volgende dag, 6 januari.
Het Revolutionaire Comité verspreidde een pamflet dat opriep tot de opstand: “Laten we vechten voor de macht van het revolutionair proletariaat! Weg met de regering Ebert-Scheidemann!”
Soldaten verklaarden zich solidair met het Revolutionaire Comité. Een afvaardiging van soldaten verzekerde dat ze zich aan de kant van de revolutie zou scharen zodra de afzetting van de regering Ebert-Scheidemann aangekondigd zou worden. In antwoord daarop tekenden Liebknecht voor de KPD en Scholze voor de Vertrouwensmannen een decreet waarin verklaard werd dat de afzetting een feit was en dat de regeringszaken overgenomen werden door het Revolutionaire Comité. Op 6 januari betoogden ongeveer 500.000 personen door de straten. Betogingen en bijeenkomsten hadden plaats in elke wijk van de stad; de arbeiders van Groot Berlijn eisten dat men hen hun wapens zou teruggeven. De KPD eiste de bewapening van het proletariaat en de ontwapening van de contrarevolutionairen. Hoewel het Revolutionaire Comité het ordewoord “Weg met de regering !” gegeven had, nam het geen enkel ernstig initiatief om die oriëntatie tot een goed einde te brengen. In de bedrijven werd geen enkele strijdgroep georganiseerd, er werd geen enkele poging ondernomen om de staatszaken in handen te nemen en de oude regering te verlammen. Niet alleen had het Revolutionaire Comité geen enkel actieplan, maar bovendien werd het de 6e januari door de marine gedwongen zijn hoofdkwartier te verlaten.
De arbeidersmassa, die betoogde, verwachtte op straat richtlijnen te krijgen terwijl haar leiders hulpeloos bleven. Terwijl de proletarische leiding aarzelde en terugdeinsde, geen enkel actieplan had, kwam de regering, geleid door de SPD, op haar beurt al snel de schok te boven die in het begin veroorzaakt was door dit offensief van de arbeiders. Van alle zijden kreeg ze steun. De SPD riep op tot stakingen en betogingen om de regering te ondersteunen. Er werd een nog meer verbeten en doortrapte campagne ontketend tegen de kommunisten.
De SPD en haar medeplichtigen waren dus bezig om, in naam van de revolutie en de belangen van het proletariaat, de afslachting van de revolutionairen van de KPD voor te bereiden. Met de meest verachtelijke dubbelhartigheid riep zij de raden op de regering te steunen tegen wat zij ‘de gewapende bendes’ noemde. De SPD bevoorraadde zelfs een militaire afdeling, die wapens verkreeg uit de kazernes, en Noske werd aan het hoofd geplaatst van de repressiekrachten met de woorden: “We hebben een bloedhond nodig en ik zal me niet onttrekken aan die verantwoordelijkheid.”
Op 6 januari vonden de eerste schermutselingen plaats. Terwijl de regering troepen verzamelde rond Berlijn, kwam De Uitvoerende Raad van Berlijn ‘s avonds de 6e bijeen. Overheerst door SPD en USPD, stelde ze voor dat er onderhandelingen zouden komen tussen de revolutionaire Vertrouwensmannen en de regering, terwijl De Uitvoerende Raad had opgeroepen deze laatste omver te werpen. De Uitvoerende Raad speelde de ‘verzoener’ door voor te stellen het onverenigbare te verenigen. Die houding zaaide verwarring onder de arbeiders, vooral onder de soldaten die toch al aarzelden. De mariniers besloten dus een politiek van ‘neutraliteit’ te voeren. In een situatie van rechtstreekse confrontatie tussen de klassen kan elke besluiteloosheid ertoe leiden dat de arbeidersklasse al snel het vertrouwen in haar eigen capaciteiten verliest en er een wantrouwende houding ten opzichte van haar eigen politieke organisaties wordt ingenomen. Door deze kaart te trekken zorgde de SPD voor een dramatische verzwakking van het proletariaat. Tegelijkertijd gebruikte ze provocateurs (zoals later bewezen werd) om de arbeiders tot een confrontatie aan te zetten.
In het licht van deze situatie had de leiding van de KPD, in tegenstelling tot het Revolutionaire Comité, een zeer duidelijk standpunt, dat steunde op een analyse van de situatie die ze gemaakt had op haar oprichtingscongres et die oordeelde dat het nog te vroeg was voor een greep naar de macht.
De KPD riep de arbeiders dus op eerst en vooral de raden te versterken, door de strijd te ontwikkelen op hun klasseterrein, in de bedrijven, en door zich te ontdoen van de Eberts, de Scheidemannen en co. Door de druk via de raden op te drijven, zouden ze een nieuw elan aan de beweging kunnen geven om zich dan te werpen in de strijd voor een greep naar de politieke macht.
Dezelfde dag oefende Luxemburg en Jogiches zware kritiek uit op het ordewoord van de onmiddellijke omverwerping van de regering, dat door het Revolutionaire Comité gegeven was, maar vooral op het feit dat het Comité zich door zijn aarzelende en capitulerende houding getoond had niet in staat te zijn de klassebeweging te leiden. Ze verweten in het bijzonder Liebknecht dat hij op eigen houtje gehandeld had, en zich had laten meeslepen door enthousiasme en ongeduld, in plaats van de Partijleiding te consulteren en zich te steunen op het programma en de analyses van de KPD.
Deze situatie toont duidelijk aan dat het noch aan programma, noch aan analyses ontbrak, maar dat de Partij als organisatie niet in staat was haar rol te vervullen als politieke leiding van het proletariaat. Slechts enkele dagen eerder opgericht, had de KPD nog geen invloed op de klasse, en nog minder de organisatorische stevigheid en samenhang die de Bolsjewistische Partij in Rusland een jaar eerder wel had. De onrijpheid van de Kommunistische Partij van Duitsland lag ten grondslag aan de versnippering in haar rijen, iets dat nog grote en dramatische gevolgen zou hebben in de komende gebeurtenissen.
In de nacht van 8 op 9 januari gingen de regeringstroepen tot de aanval over. Het Revolutionaire Comité, dat de krachtsverhouding nog steeds niet goed geanalyseerd had, riep op tot actie tegen de regering: “Algemene staking! Te wapen!: Er is geen andere keus! We moeten vechten tot de laatste man!” Veel arbeiders gaven gehoor aan deze oproep, maar opnieuw wachtten ze tevergeefs op duidelijke instructies van het Comité. In feite was er niets gedaan om de massa’s te organiseren, om aan te sturen op verbroedering tussen de revolutionaire arbeiders en de troepen... De troepen van de regering trokken Berlijn binnen en leverden gedurende verschillende dagen zware straatgevechten tegen de gewapende arbeiders. Velen raakten gewond of werden gedood in de versnipperde gevechten in vele delen van de stad. Op 13 januari besloot de USPD tot het einde van de algemene staking en op 15 januari werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vermoord door de bloedhonden van het sociaal-democratisch regering. De misdadige campagne van de SPD, “Doodt Liebknecht!” werd voor de bourgeoisie dus met succes bekroond. De KPD werd beroofd van haar belangrijkste leider
De KPD had niet de kracht om de beweging in toom te houden, zoals de bolsjewiki dat gedaan hadden in juli 1917. Volgens Ernst, de nieuwe sociaal-democratische politiechef die de afgezette Eichhorn verving: “Elk succes voor de mensen van Spartakus was vanaf het begin uitgesloten omdat wij hen met onze voorbereidingen gedwongen hebben vroegtijdig toe te slaan. We konden in hun kaarten kijken zodra ze deze begonnen uit te spelen en daarom waren wij in staat hen te verslaan.”
Na dit militaire succes begreep de bourgeoisie onmiddellijk dat ze van haar voordeel gebruik moest maken. Ze ontketende een bloedige golf van geweld waarin duizenden Berlijnse arbeiders en kommunisten vermoord werden, gemarteld en in de gevangenis gegooid. De moorden op Liebknecht en Luxemburg waren geen uitzondering, maar verrieden de beestachtige vastberadenheid waarmee de bourgeoisie haar doodsvijanden, de revolutionairen, wilde uitschakelen.
Op 19 januari triomfeerde ‘de democratie’: er vonden verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Onder druk van de arbeidersstrijd besloot de regering op hetzelfde moment naar Weimar te verhuizen. De Weimarrepubliek werd ingesteld op de dode lichamen van duizenden arbeiders n
(Naar een artikel uit International Review 83, 4e kwartaal 1995).
Hieronder publiceren wij een rapport over de imperialistische situatie dat het centrale orgaan van de IKS tijdens een vergadering in juni 2018 heeft aangenomen. Sinds het rapport werd geschreven, hebben de gebeurtenissen rond Trump's bezoek aan Europa de belangrijkste ideeën, die in het rapport werden ontwikkeld, duidelijk bevestigd, in het bijzonder het idee dat de VS nu de belangrijkste drijvende kracht zijn geworden van de tendens van het “ieder voor zich” op wereldvlak, zelfs tot op het punt dat de instrumenten van hun eigen “wereldorde” worden weggegooid. (Zie ons artikel: Trump in Europe: an expression of capitalism in turmoil [279])
* * *
De hoofdlijnen van het rapport over de imperialistische spanningen van november 2017 (zie onze website: https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017 [280]) bieden ons het essentiële kader om de huidige ontwikkelingen te begrijpen
De laatste tijd is het gewicht van het populisme steeds tastbaarder geworden, waardoor de tendens van het “ieder voor zich” en de toenemende onvoorspelbaarheid van imperialistische conflicten wordt verergerd;
Deze algemene kenmerken van die tijd worden nu weerspiegeld in een reeks bijzonder betekenisvolle tendensen.
De evolutie van de Amerikaanse imperialistische politiek van de afgelopen dertig jaar is een van de meest significante fenomenen van de periode van ontbinding: na de belofte van een nieuw tijdperk van vrede en welvaart (Bush Senior) in de nasleep van de implosie van het Sovjetblok, na de strijd tegen de tendens tot het “ieder voor zich”, is ze nu de belangrijkste drijvende kracht van deze tendens in de wereld geworden. Het voormalige hoofd van een blok en de enige grote imperialistische supermacht die overblijft na de implosie van het Oostblok, die al ongeveer 25 jaar optreedt als wereldpolitieagent en strijdt tegen de verspreiding van het “ieder voor zich” op het imperialistische vlak, verwerpt nu internationale onderhandelingen en mondiale overeenkomsten ten gunste van een politiek van “bilateralisme”.
Een gemeenschappelijk principe, gericht op het overstijgen van de chaos in de internationale verhoudingen, is samengevat in de volgende Latijnse leuze: “pacta sunt servanda” - verdragen, overeenkomsten moeten worden gerespecteerd. Als iemand een globaal - of multilateraal - akkoord ondertekent, wordt hij of zij verondersteld het te respecteren, althans op het eerste gezicht. Maar de Verenigde Staten, onder Trump, schafte deze conceptie af: “Ik onderteken een verdrag, maar ik kan het morgen opheffen”. Dit is al gebeurd met het TransPacific Pact (TPP), het Akkoord van Parijs over klimaatverandering, het nucleaire verdrag met Iran, het slotakkoord tijdens de bijeenkomst van de G7 in Quebec. De Verenigde Staten verwerpen nu internationale overeenkomsten ten gunste van onderhandelingen tussen staten, waarbij de Amerikaanse bourgeoisie haar belangen rechtstreeks oplegt door middel van economische, politieke en militaire chantage (zoals nu het geval is met Canada voor en na de G7 met betrekking tot de NAFTA of met de dreiging van represailles tegen Europese bedrijven die in Iran investeren). Dit zal enorme en onvoorspelbare gevolgen hebben voor de ontwikkeling van imperialistische spanningen en conflicten (maar ook voor de economische situatie op wereldvlak) in de komende periode. We zullen dit illustreren aan de hand van drie “hete hangijzers” in de huidige imperialistische botsingen:
Hoewel deze politiek een enorme toename van chaos en het “ieder voor zich” met zich meebrengt, evenals een verdere achteruitgang van de mondiale posities van de eerste wereldmacht, is er geen tastbaar alternatief in de Verenigde Staten. Na anderhalf jaar van onderzoek door openbare aanklager Mueller en andere vormen van druk op Trump is het onwaarschijnlijk dat Trump uit het ambt wordt verwijderd, mede omdat er zich geen andere politieke kracht aandient. Het moeras binnen de Amerikaanse bourgeoisie deint uit.
De tegenstelling kan niet opvallender zijn. Terwijl de Verenigde Staten van Trump de globalisering aan de kaak stellen en terugkeren naar “bilaterale” overeenkomstenen, kondigt China een grootschalig wereldwijd project aan, de “Nieuwe Zijderoute”. Hierbij zijn ongeveer 65 landen op drie continenten betrokken, die 60% van de wereldbevolking en ongeveer een derde van het mondiale BBP (bruto binnenlands product) vertegenwoordigen, met investeringen over een periode van 30 jaar (2050!) die een omvang van 1,2 triljoen dollar kunnen bereiken.
Sinds het begin van zijn heropkomst, die gepland is op de meest systematische manier en op lange termijn, heeft China zijn leger gemoderniseerd, een “parelketting” geconstrueerd te beginnen met de bezetting van koraalriffen in de Zuid-Chinese Zee en de oprichting van een keten van militaire bases in de Indische Oceaan. Maar voorlopig is China niet op zoek naar een directe confrontatie met de Verenigde Staten; integendeel, het land wil tegen 2050 de machtigste economie ter wereld worden en probeert zijn banden met de rest van de wereld te ontwikkelen en tegelijkertijd directe confrontaties te vermijden. De politiek van China is een politiek van lange termijn, in tegenstelling tot de overeenkomsten op korte termijn die door Trump worden voorgestaan. China streeft ernaar zijn expertise en zijn industriële, technologische en vooral militaire kracht te ontwikkelen. Op dit laatste terrein hebben de Verenigde Staten nog steeds een aanzienlijke voorsprong op China.
Terwijl de G7-top in Canada (9-10 juni 2018) mislukte, organiseerde China in Quingdao een conferentie van de Shanghai-samenwerkingsorganisatie (SSO), waar de presidenten van Rusland (Poetin), India (Modi), Iran (Rohani) en de leiders van Wit-Rusland, Oezbekistan, Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan en Kirgizië aanwezig waren (20% van de wereldhandel, 40% van de wereldbevolking). De huidige doelstelling van China is duidelijk het project van de “Zijderoute” - met als doel zijn invloed uit te breiden. Dit is een project op lange termijn en een directe confrontatie met de Verenigde Staten zou deze plannen alleen maar dwarsbomen. In dit perspectief zal China zijn invloed aanwenden om aan te dringen op een overeenkomst die leidt tot de neutralisatie van alle kernwapens in de Koreaanse regio (met inbegrip van Amerikaanse kernwapens) en die - indien ze wordt aanvaard door de VS - de Amerikaanse strijdkrachten terug zou dringen tot Japan en de onmiddellijke dreiging op het noorden van China zou verminderen.
De ambities van China zullen echter onvermijdelijk leiden tot een confrontatie met de imperialistische doelstellingen, niet alleen van de Verenigde Staten maar ook van andere mogendheden, zoals India of Rusland:
De verergering van de neiging van het ieder voor zich op het imperialistische vlak en de toenemende concurrentie tussen imperialistische haaien wakkeren een ander significant fenomeen van deze ontbindingsfase aan: het aan de macht komen van “sterke leiders” met radicale taal en agressieve nationalistische retoriek.
Het aan de macht komen van een “sterke leider” en een radicale retoriek over de verdediging van de nationale identiteit (vaak gecombineerd met sociale programma's voor gezinnen, kinderen, gepensioneerden van het “eigen volk”) is typerend voor populistische regimes (Trump natuurlijk, maar ook Salvini in Italië, Orbán in Hongarije, Kaczynski in Polen, Babiš in de Tsjechische Republiek, ....) maar het is ook een meer algemene tendens in de wereld, niet alleen in de sterkste mogendheden (Poetin in Rusland) maar ook in tweederangs imperialistische landen zoals Turkije (Erdogan), Iran, Saoedi-Arabië (met de “coup” van Prins Mohammed Ben Salman).
In China is de beperking van het presidentschap tot twee periodes van vijf jaar uit de grondwet geschrapt, zodat Xi Jinping zich heeft opgedrongen als “leider voor het leven”, de nieuwe Chinese keizer (president, partijleider en hoofd van de Centrale Militaire Commissie, iets wat sinds Deng Xiaoping nooit meer is voorgekomen). “Democratische” leuzen of het ophouden van de democratische schijn (mensenrechten) zijn niet langer het dominante discours (zoals blijkt uit de gesprekken tussen Trump en Kim), in tegenstelling tot de periode van de val van het Sovjetblok en het begin van de 21ste eeuw. Zij hebben plaatsgemaakt voor een combinatie van zeer agressieve retoriek en pragmatische imperialistische afspraken.
Het sterkste voorbeeld is de Koreaanse crisis. Trump en Kim gebruikten eerst sterke militaire druk (zelfs met de dreiging van een nucleaire confrontatie) en zeer agressief taalgebruik voordat ze in Singapore bijeenkwamen om te onderhandelen. Trump bood enorme economische en politieke voordelen aan (het Birmese model) om Kim in het Amerikaanse kamp te lokken. Dit is niet helemaal ondenkbaar omdat de Noord-Koreanen een dubbelzinnige relatie en zelfs een wantrouwen hebben jegens China. De verwijzing naar Libië door Amerikaanse verantwoordelijken (waaronder John Bolton, nationaal veiligheidsadviseur) maakt dat de Noord-Koreanen echter bijzonder wantrouwig zijn tegenover de Amerikaanse voorstellen - Noord-Korea kan inderdaad hetzelfde lot beschoren zijn als Libië, toen Kadhafi werd aangespoord zijn wapens op te geven en zijn regime vervolgens met geweld werd neergehaald en hij werd gedood.
Deze politieke strategie is een meer algemene tendens in de huidige imperialistische botsingen, zoals blijkt uit de agressieve tweets van Trump tegen de Canadese premier Trudeau, door hem “een foute en zwakke leider” genoemd, omdat hij weigerde hogere invoerbelastingen te accepteren die door de Verenigde Staten worden verdedigd. Verder was er ook het brutale ultimatum van Saoedi-Arabië aan Qatar, beschuldigd van “centrisme” tegenover Iran, of de oorlogszuchtige verklaringen van Erdogan tegen het Westen en de NAVO over de Koerden. Tot slot vermelden we nog Poetin’s zeer agressieve regeringstoespraak, waarin de meest geavanceerde wapensystemen van Rusland werden gepresenteerd met de boodschap: “Je kunt ons maar beter serieus nemen”!
Deze tendensen versterken de algemene kenmerken van de tijd, zoals de intensivering van de militarisering (ondanks de sterke economische last die ermee gepaard gaat) bij de drie grootste imperialistische haaien, maar hebben ook een impact op het veranderend imperialistisch landschap in de wereld en in Europa. In deze context van agressieve politiek is het gevaar van beperkte nucleaire aanvallen zeer reëel, aangezien er veel onvoorspelbare elementen zijn in de conflicten rond Noord-Korea en Iran.
4) De tendens tot versnippering van de EU
Alle tendensen in Europa in de afgelopen periode – de Brexit, de opkomst van een grote populistische partij in Duitsland (AfD), de opkomst van populisten in Oost-Europa, waar de meeste landen worden geleid door populistische regeringen, worden versterkt door twee belangrijke gebeurtenissen:
Dit zal enorme gevolgen hebben voor de samenhang binnen de EU, de stabiliteit van de euro en het gewicht van de Europese landen op het imperialistische toneel.
Al deze oriëntaties versterken de crisis binnen de EU en de tendens tot versnippering. Uiteindelijk zal dit invloed hebben op de politiek van Duitsland, als het leidinggevende land in de EU, omdat het intern verdeeld is (gewicht van AfD en CSU), het geconfronteerd wordt met politieke oppositie van de populistische leiders van Oost-Europa en met economische oppositie van de mediterrane landen (Italië, Griekenland,,....) en verder een geschil heeft met Turkije, terwijl het rechtstreeks geviseerd wordt door de invoerrechten van Trump. De toenemende versnippering van Europa door de slagen van het populisme en het “America First” beleid zal tenslotte ook een groot probleem vormen voor de Franse politiek, aangezien deze tendensen volledig haaks staan op het programma van Macron, dat hoofdzakelijk gebaseerd is op de versterking van Europa en het volledig meegaan in het verhaal van de globalisering.
IKS (juni 2018)
Op 4 november 1918 sloegen duizenden matrozen aan het muiten in Kiel, een Duitse haven aan de Baltische zee, tegen het militair bevel scheep te gaan voor een zoveelste zeeslag.
Zo werd een hoogtepunt bereikt in de ontevredenheid en de verwerping van de oorlog. Na vier jaar van moorden met meer dan 20 miljoen doden, ontelbare gewonden, de uitputtende loopgravenoorlog waarin de verliezen groot waren, met de mosterdgasaanvallen in Noord-Frankrijk en België, het uithongeren van de arbeidersbevolking; na die eindeloze slachting was de arbeidersklasse de oorlog hartsgrondig beu en wilde ze zichzelf niet langer opofferen voor de imperialistische oorlog. De legerleiding wilde de voortzetting van de oorlog nochtans afdwingen met brutale repressie en stond klaar om de muitende matrozen genadeloos af te straffen.
In reactie daarop ontplooide zich een brede golf van solidariteit, die vanuit Kiel snel uitbreidde naar andere steden in Duitsland. Arbeiders legden hun werktuigen neer, soldaten weigerden bevelen op te volgen, en ze vormden arbeiders- en soldatenraden, zoals ze in januari 1918 al gedaan hadden in Berlijn. Deze doken ook snel in andere steden op. Op 5-6 november kwamen Hamburg, Bremen en Lübeck in beweging; Dresden, Leipzig, Magdeburg, Frankfurt, Keulen, Hannover, Stuttgart, Nüremberg en München werden op 7-8 november overgenomen door arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week was er geen grote Duitse stad meer zonder arbeiders- en soldatenraad.
Tijdens deze beginfase werd Berlijn al snel het centrum van de opstand: “Op 9 november kwamen duizenden arbeiders en soldaten de straat op in massale betogingen. Slechts even tevoren had de regering ‘betrouwbare’ bataljons bevel gegeven snel naar de hoofdstad op te rukken om de regering te beschermen. Maar op de ochtend van 9 november liepen de fabrieken aan hoog tempo leeg. De straten vulden zich met grote mensenmassa’s. Aan de rand van de stad, waar de grootste fabrieken lagen, werden grote betogingen gevormd die op weg naar het centrum met elkaar versmolten. Waar er soldaten bijeenkwamen, was het meestal niet nodig een speciale oproep te lanceren: ze sloten zich vanzelf bij de marsen van de arbeiders aan. Mannen, vrouwen, soldaten, gewapende mensen, vloeiden door de straten naar de nabijgelegen kazernes.” (R. Müller, November Revolution, Vol. 2, p.11)
Onder invloed van de overvloedige massa’s die bijeen waren in de straten veranderden de laatste resten van troepen, die nog regeringsgetrouw waren, van kamp; ze sloten zich bij de muiters aan en droegen hun wapens aan hen over. Het politiehoofdkwartier, de drukkerijen van de grote kranten, de telegraafkantoren, de gebouwen van het parlement en de regering werden allemaal op diezelfde dag bezet door bewapende arbeiders en soldaten; gevangenen werden bevrijd. Veel regeringspersoneel liep weg. Enkele uren volstonden om deze posten van de burgerlijke macht te bezetten. In Berlijn werd een centrale raad van arbeiders - en soldatenraden gevormd - de Vollzugsrat (uitvoerende raad).
Zo volgden de arbeiders in Duitsland in de voetstappen van hun klasse broeders en -zusters in Rusland, die in 1917 ook arbeiders- en soldatenraden gevormd hadden en in Oktober 1917 met succes de macht gegrepen hadden. De arbeiders in Duitsland volgden bijna hetzelfde pad als de arbeiders in Rusland: het kapitalistisch systeem overwinnen door de macht te grijpen doorheen de arbeiders- en soldatenraden, nadat de arbeiders in Rusland de eerste stap gezet hadden in die richting.
Met deze opstandige beweging begonnen de arbeiders in Duitsland de grootste massastrijd ooit in Duitsland. Alle akkoorden inzake ‘sociale vrede’, die de vakbonden gedurende de oorlog aanvaard hadden, werden door de arbeidersstrijd kapotgeslagen. Door op deze wijze in opstand te komen, schudden de arbeiders in Duitsland de gevolgen van zich af van de nederlaag van augustus 1914. Het fabeltje dat de arbeidersklasse in Duitsland volledig verlamd was door het reformisme vloog aan stukken. De arbeiders in Duitsland gebruikten dezelfde strijdmethodes die de vervalperiode zouden kenmerken en die eerder al getest waren door de arbeiders in Rusland in 1905 en 1917: massastakingen, algemene vergaderingen, vorming van arbeidersraden, kortom het zelfinitiatief van de arbeidersklasse. Naast de arbeiders in Rusland vormden de arbeiders in Duitsland de speerpunt van de eerste grote internationale golf van revolutionaire strijd die opdook uit de oorlog. In Hongarije en Oostenrijk kwamen de arbeiders ook in opstand in 1918 en begonnen ze arbeidersraden te vormen.
De sociaaldemocratie: speerpunt tegen het proletariaat
Terwijl de proletarische initiatieven uitbreiding namen, bleef de heersende klasse niet passief toekijken. De uitbuiters en het leger hadden een kracht nodig die in staat was de beweging te saboteren en om te buigen. Ze hadden geleerd uit de ervaring in Rusland, en de Duitse bourgeoisie nam de touwtjes in handen via de leiders van de militaire staf. Generaal Groener, opperbevelhebber van het leger, stelde het later zo: “In Duitsland was er geen partij die genoeg invloed had op de massa’s om de regeringsmacht te herstellen met het militair opperbevel. De rechtse partijen waren in elkaar gezakt en natuurlijk was het ondenkbaar een verbond te sluiten met uiterst links. Het militair opperbevel had geen andere keuze dan een verbond aan te gaan met de Sociaaldemocratie. We verenigden ons in onze gemeenschappelijke strijd tegen de revolutie, in onze strijd tegen het Bolsjewisme. Het was ondenkbaar te streven naar het herstellen van de monarchie. Het doel van ons verbond, dat we in de avond van 10 november vormden, was: totale strijd tegen de revolutie, herinstellen van een regering van orde, ondersteunen van de regering door de macht van de troepen en het zo spoedig mogelijk vormen van een nationale assemblee.” (W. Groener over het akkoord tussen het Militair Opperbevel en F. Ebert op 10 november 1918)
De mantel van ‘eenheid’ om klassentegenstellingen weg te moffelen
Om te fout te vermijden die de heersende klasse in Rusland gemaakt had na de Februari-opstand, toen de Voorlopige Regering de imperialistische oorlog voortzette en zo het verzet van arbeiders, boeren en soldaten tegen het regime nog aanscherpte en op deze wijze ook de weg voorbereidde voor een succesvolle opstand in Oktober 1917, reageerde de kapitalistische klasse in Duitsland snel en op een meer doortrapte wijze. Op 9 november werd de Keizer gedwongen af te treden en werd hij het land uit gestuurd. Op 11 november werd de Wapenstilstand getekend, wat hielp om de doorn van de oorlog uit het vlees van de arbeidersklasse te verwijderen, de eerste factor die de arbeiders en soldaten er toe gebracht had de strijd aan te gaan. Zo slaagde de heersende klasse in Duitsland erin om, in dit vroege stadium, de revolutie de wind uit de zeilen te nemen. Maar naast de gedwongen troonsafstand van de Keizer en het tekenen van de wapenstilstand, was het overhandigen van de regeringsmacht aan de Sociaaldemocratie een beslissende stap in het saboteren van de strijd.
Op 9 november vormden drie leiders van de SPD (Ebert, Scheidemann, Landsberg), samen met drie leiders van de USPD (Onafhankelijke Sociaal-Democratische Partij (1), de Raad van Volkscommissarissen, in werkelijkheid een bourgeoisregering die het kapitalisme loyaal diende. Terwijl Karl Liebknecht, de bekendste Spartakistenleider, voor duizenden arbeiders de Socialistische Republiek uitriep en opriep tot eenmaking van de arbeiders in Duitsland met de arbeiders in Rusland, proclameerde SPD-leider Ebert een ‘vrije Duitse Republiek’ met de Raad van Volkscommissarissen aan het hoofd ervan. Deze zelfverklaarde (bourgeois) regering was in het leven geroepen om de strijdbeweging te saboteren. “Door in de regering te stappen snelt de Sociaaldemocratie het kapitalisme ter hulp en gaat ze de confrontatie aan met de opkomende proletarische revolutie. De proletarische revolutie zal over haar kadaver heen moeten stappen”, zo had Rosa Luxemburg al in oktober gewaarschuwd in de Spartakusbrieven. En op 10 november waarschuwde de Rote Fahne (Rode Vlag), het blad van de Spartakisten: “Gedurende vier jaar hebben de 'Scheidemann'-en, de regeringssocialisten, jullie de verschrikkingen van de oorlog ingeduwd; ze zeiden jullie dat het nodig was het ‘vaderland’ te verdedigen, terwijl het niets anders was dan een strijd voor puur kapitalistische belangen. Nu het Duits imperialisme in elkaar stuikt, proberen ze voor de bourgeoisie te redden wat er te redden valt en doen ze hun best om de revolutionaire energie van de massa’s te verpletteren. Geen eenheid met hen die jullie al vier jaar lang verraadden. Weg met het kapitalisme en zijn vertegenwoordigers.”
Maar de SPD probeerde de reële klassenscheiding te verbergen. De SPD kwam aanzetten met de slogan ‘geen broedermoord’. Ze schreef: “als één groep vecht tegen een andere groep, als één sekte vecht tegen een andere sekte, dan krijgen we een Russische chaos, algemene neergang, ellende in plaats van geluk. Zal de wereld, na de fantastische zege van de troonsafstand van de Keizer, nu getuige zijn van het spektakel van zelfverminking van de arbeidersklasse in een zinloze broedermoord? Gisteren toonde de noodzaak aan van interne eenheid van de arbeidersklasse. Uit bijna alle steden horen we de roep tot herstel van de eenheid tussen de oude SPD en de pas opgerichte USPD” (Vorwärts, 10-11-1918). Voortbouwend op deze illusies van eenheid tussen SPD en USPD, drong de SPD er bij de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad op aan dat, omdat de Raad van Volkscommissarissen samengesteld was uit drie leden van SPD en USPD elk, de afgevaardigden naar de Berlijnse arbeidersraad ook volgens die verhouding tussen de partijen samengesteld zou moeten worden. Ze schopte het zelfs zo ver een mandaat te krijgen van de Berlijnse Arbeiders- en Soldatenraad om “de voorlopige regering te leiden” die in werkelijkheid de kracht was die zich rechtstreeks opstelde tegen de arbeidersraden. Rosa Luxemburg maakte later de balans op van de strijd in deze fase: “We konden moeilijk verwachten dat in het Duitsland dat het vreselijk spektakel gekend had van 4 augustus, en dat gedurende meer dan vier jaar de oogst binnenhaalde die op die dag gezaaid werd, er plots op 9 november 1918 een glorieuze revolutie kon opduiken, geïnspireerd op klaar klassenbewustzijn, en gericht op een duidelijk omschreven doel. Wat op 9 november gebeurde was in kleine mate de zege van nieuwe principes; het was weinig meer dan een ineenstorting van het bestaande systeem van imperialisme. De tijd was rijp voor de ineenstorting van het imperialisme, een reus op lemen voeten, die van binnenuit verbrokkelde. Het gevolg van die ineenstorting was een min of meer chaotische beweging, die zogoed als niet over een beredeneerd plan beschikte. De enige bron van eenheid, het enige persistente en reddende principe was het wachtwoord ‘Vorm arbeiders- en soldatenraden’.” (Stichtingscongres van de KPD, 1918/19)
Politieke sabotage van de arbeidersraden door de SPD
In november en december, toen het revolutionaire elan van de soldaten begon weg te ebben, begonnen zich meer stakingen te ontwikkelen in de fabrieken. Maar deze dynamiek stond pas bij zijn begin. En op dat moment was de radenbeweging onvermijdelijk nog versnipperd. De SPD greep haar kans en nam het initiatief tot het bijeenroepen van een nationaal congres van arbeiders- en soldatenraden, dat zou doorgaan in Berlijn op 16 december. Dus op het moment dat de beweging in de fabrieken nog niet op volle kracht was en de centralisatie van de raden nog voorbarig, wilde de SPD de gelegenheid van zo’n nationaal congres gebruiken om de raden politiek te ontwapenen. Bovendien bouwde de SPD op de illusie, toen nog wijdverbreid, dat de raden moesten functioneren volgens dezelfde principes als het burgerlijk parlementarisme. Bij de opening van het congres vormden de delegaties fracties (van de 490 afgevaardigden waren er 298 leden van de SPD, 101 van de USPD, waaronder 10 Spartakisten, en 100 behoorden tot andere groepen). Dus kreeg de arbeidersklasse te maken met een zelfuitgeroepen radencongres dat beweerde te spreken in naam van de arbeidersklasse, maar dat onmiddellijk alle macht in handen legde van de nieuwe zelfuitgeroepen ‘voorlopige regering’. Het presidium gebruikte tactische spelletjes om te verhinderen dat de leidende Spartakisten Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg aan de werkzaamheden van het congres zouden deelnemen en wisten hen zelfs te beletten het congres toe te spreken, onder het voorwendsel dat zij geen arbeiders uit Berlijnse fabrieken waren. Het congres sprak zijn eigen doodvonnis uit toen het besloot de oproep te steunen tot vorming van een nationale assemblee. Dit weggeven van de macht aan een burgerlijk parlement nam de raden hun wapens uit handen (2).
De Spartakisten, die druk wilden uitoefenen op het congres, organiseerden op 16 december een massale straatbetoging met 250.000 arbeiders in Berlijn. Het nationaal congres liet de heersende klasse een belangrijk punt scoren tegen het proletariaat. De Spartakisten concludeerden: “Dit eerste congres vernietigde tenslotte het enige wat de arbeiders bereikt hadden - de vorming van arbeiders- en soldatenraden - beroofde zo de arbeidersklasse van haar macht en gooide het proces van de revolutie een eind achteruit. Door de arbeiders- en soldatenraden tot onmacht te veroordelen (door zijn beslissing de macht over te dragen aan de nationale assemblee) verkrachtte en verried het congres het mandaat dat het gekregen had. De arbeiders- en soldatenraden moeten de resultaten van dit congres nietig verklaren.” (Rosa Luxemburg, 20-12-1918) In sommige steden protesteerden de arbeiders- en soldatenraden tegen de beslissingen van het nationaal congres.
Aangemoedigd en gesterkt door de resultaten van het congres begon de voorlopige regering militaire provocaties in gang te zetten. Op 24 december werden bij een aanval door de Freikorpsen (contrarevolutionaire troepen die in het leven geroepen werden door de SPD) in Berlijn enkele tientallen arbeiders gedood. Op 25 december gingen duizenden arbeiders de straat op om te protesteren. Omwille van deze openlijk contrarevolutionaire daden van de SPD trokken de USPD-commissarissen zich op 29 december uit de Raad van Volksommissarissen terug. Van 30 december tot 1 januari richten de Spartakisten, samen met de Internationale Kommunisten van Duitsland (IKD) in volle strijd de Duitse Kommunistische Partij (KPD) op. Op 3 januari 1919 maakte Rosa Luxemburg een eerste balans op waarin ze benadrukte: “de overgang van de revolutie van 9 november, die overwegend een ‘soldatenrevolutie’ was, naar een duidelijke arbeidersrevolutie, de overgang van een oppervlakkige, puur politieke verandering van regime naar een lang uitgesponnen proces van economische en algemene confrontatie tussen kapitaal en arbeid, vereist van de arbeidersklasse een totaal ander niveau van politieke rijpheid, training, en vasthoudendheid dan wat we in deze eerste fase van de strijd gezien hebben” (Rote Fahne, 3.01.1919) n
Dino / 02.11.2008
(1) De USPD was een centristische partij, bestaande uit op z’n minst twee vleugels die elkaar bekampten: een rechtervleugel, die tot doel had om zich terug aan te sluiten bij de oude partij die overgegaan was naar de bourgeoisie, en een andere vleugel die aansluiting nastreefde bij het revolutionair kamp. De Spartakisten sloten zich bij de USPD aan om meer arbeiders te kunnen bereiken en hen voorwaarts te stuwen. In december 1918 splitsten de Spartakisten af van de USPD om de KPD op te richten.
(2) Om het isolement van de Duitse arbeiders en van de Duitse revolutionairen te versterken werd een delegatie Russische arbeiders die het congres wilde bijwonen aan de grens tegengehouden op aandringen van de instanties van de SPD.
Onder de vele historische jubilea die in 2019 gevierd zullen worden, is er één die de media en historici negeren, of wanneer ze het - meestal heel snel - vernoemen, is het om bewust de betekenis ervan verdraaien. In maart 1919 werd het eerste Congres van de Kommunistische Internationale gehouden, het congres voor de oprichting van de Derde Internationale.
Bij de viering van de verjaardag van de Franse Revolutie van 1789 - net zoals bij de tweehonderdste verjaardag van de Verenigde Staten - benadrukken de goedbetaalde historici, in dienst van de bourgeoisie, de waarden van vrijheid, gelijkheid, broederschap, democratie en de natie. Ze worden gepresenteerd als de absolute en definitieve principes voor het bereiken van het “geluk” van de mensheid, die uiteindelijk zijn ontdekt.
Twee eeuwen van uitbuiting, klassenstrijd, ellende en imperialistische oorlogen hebben de realiteit van het kapitaal, blootgelegd, die waren verborgen zat achter deze mooie woorden. Voor de bourgeoisie is het doel van deze vieringen om mensen te doen vergeten dat “het kapitaal is geboren, druipend van bloed en vuil” (K. Marx), dat het geboren is uit klassenstrijd, en bovenal dat het een overgangsmaatschappij is die voorbestemd is om te verdwijnen, zoals alle andere productiewijzen voordien.
Voor de bourgeoisie van 2019 herinnert de verjaardag van de oprichting van de Kommunistische Internationale haar aan de realiteit en de actualiteit van de klassenstrijd in het huidige kapitalisme in crisis, aan het bestaan van het proletariaat als een uitgebuite en revolutionaire klasse en de aankondiging van haar eigen einde.
De oprichting van de Komintern roept ook zeer slechte herinneringen op voor de hele kapitalistische klasse en haar ijverige dienaren. In het bijzonder de vrees, die ze aan het einde van de Eerste Wereldoorlog voelde, bij het vooruitzicht van het opkomende en onvermijdelijke getij van de internationale revolutionaire golf. 1917: zegevierende proletarische revolutie in Rusland in oktober, muiterijen in de loopgraven ; 1918: troonsafstand van Willem II en de haastige ondertekening van de wapenstilstand in reactie op de muiterijen en de opstand van de werkende massa's in Duitsland ; arbeidersbewegingen vanaf 1919: arbeidersopstanden in Duitsland, de oprichting van republieken van arbeidersraden in Beieren en Hongarije naar Russisch voorbeeld, begin van de massale stakingen van arbeiders in Italië en Groot-Brittannië ; muiterijen op de Franse vloot en van de Franse troepen, alsook onder de Britse militaire eenheden, die weigerden op te trekken tegen Sovjet-Rusland...
Lloyd George, destijds premier van de Britse regering, bracht de vrees het best van de internationale bourgeoisie over de macht van de sovjets van de Russische arbeiders het beste onder woorden toen hij in januari 1919 verklaarde dat, “Als hij zou proberen duizend Britse troepen te sturen om Rusland te helpen bezetten, de troepen in opstand zouden komen”, en dat “als er een militaire bezetting zou worden ondernomen tegen de Bolsjewieken, Engeland bolsjewistisch zou worden en er een sovjet in Londen zou ontstaan (…) Heel Europa is vervuld van de geest van de revolutie. Er is niet alleen een diep gevoel van ontevredenheid, maar ook van woede en opstand onder de arbeiders. De hele bestaande orde, in zowel haar politieke, sociale als economische aspecten wordt in vraag gesteld door de massa’s van de bevolking van het ene uiteinde van Europa tot het andere”. (Lloyd George, in een geheim memorandum aan de Franse premier Georges Clemenceau, maart 1919) (geciteerd in E. H. Carr, The Bolshevik Revolution, Vol 3, p.135).
De oprichting van de Komintern markeert - zoals we vandaag de dag weten - het hoogtepunt van de revolutionaire golf die op zijn minst duurde van 1917 tot 1923, en die de wereld doorkruiste, over heel Europa tot Azië (China) en het “nieuwe” continent, van Canada (Winnipeg) en de VS (Seattle) tot Latijns-Amerika. Deze revolutionaire golf is het antwoord van het internationale proletariaat op de Eerste Wereldoorlog, op vier jaar imperialistische oorlog tussen de kapitalistische staten voor de herverdeling van de wereld. De houding van de partijen en militanten van de sociaaldemocratie, van de Tweede Internationale, die in 1914 werd weggespoeld door de imperialistische wereldoorlog, zou bepalend zijn voor de houding die zij zouden aannemen tegenover de revolutie en de Kommunistische Internationale.
Denk aan de imperialistische oorlog! Dit zijn de eerste woorden die de Kommunistische Internationale richt tot elke werkende man en vrouw, waar ze ook wonen en welke taal ze ook spreken. Vergeet niet dat door het bestaan van de kapitalistische maatschappij een handvol imperialisten in staat waren om de arbeiders van de verschillende landen vier jaar lang te dwingen elkaar de keel door te snijden! Vergeet niet dat de oorlog van de bourgeoisie in Europa en in de hele wereld de meest angstaanjagende hongersnood en de meest verschrikkelijke ellende heeft voortgebracht! Vergeet niet dat zonder de omverwerping van het kapitalisme de herhaling van dergelijke roversoorlogen niet alleen mogelijk maar ook onvermijdelijk is!” (‘Statuten van de Kommunistische Internationale, aangenomen op het Tweede Congres’, juli 1920).
https://sites.google.com/site/sozialistischeklassiker2punkt0/komintern-1... [282]
In het Kommunistische Manifest (1848) formuleert K. Marx een van de essentiële beginselen van de strijd van het proletariaat tegen het kapitalisme: “De arbeiders hebben geen vaderland”. Dit principe betekende niet dat de arbeiders geen interesse zouden moeten hebben in de nationale kwestie, maar integendeel dat zij hun standpunt en houding ten aanzien van deze kwestie en die van nationale oorlogen zouden moeten bepalen in functie van de ontwikkeling van hun eigen historische strijd. Het vraagstuk van de oorlogen en de houding van het proletariaat heeft altijd centraal gestaan in de debatten in de Eerste Internationale (1864-1873) en in de Tweede Internationale (1889-1914). In het grootste deel van de 19de eeuw kon het proletariaat niet onverschillig blijven voor oorlogen van nationale emancipatie tegen de feodale en monarchistische reactie, in het bijzonder tegen het tsarisme.
Binnen de Tweede Internationale waren de marxisten, in het bijzonder die achter Rosa Luxemburg en Lenin, in staat om de verandering van de periode van het kapitalistische leven, dat zich aan het begin van de 20e eeuw voltrok, te herkennen. De kapitalistische productiewijze was op zijn hoogtepunt en heerste nu over de hele planeet. Toen begon de periode van “het imperialisme, als hoogste stadium van het kapitalisme”, zoals Lenin zegt. In deze periode zal de komende Europese oorlog een imperialistische wereldoorlog zijn, die de verschillende kapitalistische naties tegen elkaar opzet voor het geruzie om de verdeling van de koloniën en de wereld. Het was vooral de linkervleugel van Tweede Internationale die de strijd leidde om de Internationale en het proletariaat, in de nieuwe situatie, te wapenen tegen de opportunistische vleugel die elke dag een beetje meer de principes van de proletarische strijd losliet. Een van de sleutelmomenten in deze politieke strijd was het Internationaal Congres in Stuttgart in 1907, waar Rosa Luxemburg, lering trekkend uit de ervaring van de massale staking van 1905 in Rusland, de kwestie van de imperialistische oorlog koppelde aan de kwestie van de massastaking en de proletarische revolutie:
Links heeft een amendement laten aannemen dat van het grootste belang is voor de resolutie van het Congres, ingediend door Rosa Luxemburg en Lenin:
In 1912 herbevestigde het Congres van Bazel van de Tweede Internationale deze stellingname in het licht van de immer toenemende dreiging van de imperialistische oorlog in Europa:
Op 4 augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Doordrenkt van opportunisme, weggevaagd in de vloedgolf van chauvinisme en oorlogskoorts, barstte de Tweede Internationale uit elkaar en stierf in schaamte: de belangrijkste partijen waaruit zij was samengesteld - en vooral de Duitse, Franse en Engelse sociaaldemocratische partijen in de handen van opportunistische leiders - stemden voor oorlogskredieten, riepen op tot de “verdediging van het vaderland”, “heilige eenheid” met de bourgeoisie tegen “het vreemde land”, en werden in Frankrijk voor hun verzaken aan de klassestrijd zelfs beloond met de ministersposten. Zij krijgen ‘theoretische’ steun van het ‘centrum’ (tussen de rechter- en linkervleugel van de Internationale) wanneer Kautsky, ‘de paus van het marxisme’, oorlog en klassestrijd scheidt en deze laatste alleen mogelijk verklaart in ‘vredestijd’. En natuurlijk onmogelijk in ‘oorlogstijd’.
Slechts enkele partijen verzetten zich tegen de storm: vooral de Italiaanse, Servische, Bulgaarse en Russische partijen. Elders zouden militanten, die vaak geïsoleerd zijn, vooral die van links zoals Rosa Luxemburg en de Nederlandse ‘Tribunisten’ rond Pannekoek en Gorter, trouw blijven aan het proletarische internationalisme en de klassestrijd, en proberen zich te hergroeperen.
De dood van de Tweede Internationale betekende een zware nederlaag voor het proletariaat, dat het met zijn bloed in de loopgraven zou betalen. Veel revolutionaire arbeiders verdwenen in die slachting. Voor de ‘revolutionaire sociaaldemocraten’ kwam dit neer op het verlies van hun internationale organisatie die weer moest worden heropgebouwd:
In september 1915 werd de ‘Internationale Socialistische Conferentie van Zimmerwald’ gehouden. Die zou gevolgd worden door een tweede conferentie in april 1916 in Kienthal, nog steeds in Zwitserland. Ondanks de omstandigheden van oorlog en onderdrukking namen er afgevaardigden uit 11 landen deel, uit Duitsland, Italië, Rusland, Frankrijk, enz.
Het Manifest van Zimmerwald erkende de oorlog als een imperialistische oorlog. De meerderheid van de Conferentie weigerde de opportunistische rechterzijde van de sociaaldemocratische partijen, die waren overgegaan naar het kamp van de ‘heilige eenheid’, aan de kaak te stellen en te overwegen om met haar te breken. Deze centristische meerderheid was pacifistisch en verdedigde de leuze ‘vrede’.
Verenigd achter de vertegenwoordigers van de Bolsjewistische fractie, Lenin en Zinovjev, verdedigde de ‘Linkerzijde van Zimmerwald’ de noodzaak van een breuk en de oprichting van de Derde Internationale. Tegenover het pacifisme stelde ze dat “de strijd voor vrede zonder revolutionaire actie een holle en valse frase is” (Lenin) en verzette zich tegen het centrisme met de leuze “de imperialistische oorlog omzetten in een burgeroorlog. Het is precies deze leuze, die is aangegeven door de resoluties van Stuttgart en Basel”. (Lenin.) Hoewel links van de ene conferentie naar de andere aan kracht won, slaagde ze er niet in de afgevaardigden te overtuigen en bleef ze een minderheid. De balans is echter positief:
De bijeenkomst en de gemeenschappelijke strijd van de linkervleugel van de verschillende landen tijdens de conferenties maakte de oprichting van de “eerste kern van de Derde Internationale in opbouw” mogelijk, erkende Zinovjev in maart 1918.
Zoals we eerder hebben gezien, opende de proletarische revolutie in Rusland in 1917 een revolutionaire golf in heel Europa. Door de proletarische dreiging besluit de internationale bourgeoisie een einde te maken aan de imperialistische slachting. Lenins motto werd werkelijkheid: het Russische en toenmalige internationale proletariaat veranderde de imperialistische oorlog in een burgeroorlog. Het proletariaat eerde dus de Linkerzijde van de Tweede Internationale door de beroemde resolutie van Stuttgart toe te passen.
De [keuze voor de] oorlog wierp de opportunistische rechterzijde van de sociaaldemocratische partijen definitief in het kamp van de bourgeoisie. De revolutionaire golf zette de pacifisten van het centrum tegen de muur en zou op haar beurt een groot deel van hen - vooral de leiders, zoals Kautsky - ertoe aanzetten zich aan te sluiten bij de klassevijand. Er was geen Internationale meer. De nieuwe partijen die zich vormden, in breuk met de sociaaldemocratie, begonnen de naam ‘kommunistische partij’ aan te nemen, terwijl de revolutionaire golf de oprichting van de wereldpartij van het proletariaat, de Derde Internationale noodzakelijk maakte en aanmoedigde.
De Internationale, die de naam Kommunistische Internationale kreeg, werd in maart 1919 opgericht op basis van de organische breuk met de rechtervleugel van de partijen van de Tweede Internationale, die ter ziele was gegaan. Zij verwierp echter niet de beginselen en bijdragen van deze laatste:
De stromingen, fracties, tradities en standpunten die door de Linkerzijde werden verdedigd en verdiept, en die aan de basis zouden liggen van de Komintern, waren ontstaan en ontwikkeld binnen de Tweede Internationale:
Naast individuen zoals Lenin, Rosa Luxemburg, Anton Pannekoek, of zelfs groepen en fracties van sociaaldemocratische partijen zoals de Bolsjewieken, de Duitse, de Nederlandse, de Italiaanse Linkerzijde, enzovoort, was er een politieke en organische continuïteit tussen de Linkerzijde van de Tweede Internationale, de Linkerzijde van Zimmerwald en de Derde Internationale. Op initiatief van de Russische Kommunistische Partij - de voormalige Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (Bolsjewieken) van Rusland die aangesloten was bij de Tweede Internationale - en de Kommunistische Partij van Duitsland - de voormalige ‘Spartakusbund’ – werd het Eerste Congres van de nieuwe Internationale werd bijeengeroepen. De Bolsjewieken hadden de Linkerzijde warm gemaakt voor en meegenomen naar Zimmerwald. Deze laatste, een echt organisch en politiek verband tussen de Tweede en Derde Internationale als ‘linker-fractie’ van de Tweede Internationale, maakte de balans op van haar voorbije strijd en gaf de noodzaak aan van het moment:
Wij leggen met name de nadruk op de continuïteit tussen de twee Internationales. Inderdaad, we hebben gezien dat de Komintern, op organisch vlak, niet uit het niets tevoorschijn komt. Hetzelfde geldt voor haar programma en haar politieke beginselen. Het niet erkennen van de historische rode draad die hen met elkaar verbindt, betekent toegeven aan het anarchisme dat niet in staat is de loop van de geschiedenis te begrijpen, of het is toegeven aan het meest mechanische spontaneïsme dat de Komintern uitsluitend ziet als het product van de revolutionaire beweging van de werkende massa’s.
Het niet erkennen van continuïteit betekent de onmogelijkheid om te begrijpen hoe de Komintern breekt met de Tweede Internationale. Want als er sprake is van continuïteit tussen de twee – onder meer in het principe van de resolutie van Stuttgart - is er ook sprake van een breuk. Een wezenlijke breuk gerealiseerd wordt in het politieke programma, de politieke standpunten en de organisatorische en militante praktijk van de Komintern als ‘Kommunistische Wereldpartij’. Een breuk op het vlak van de feiten zelf, door het gebruik van wapens en de bloedige repressie, door de regering-Kerensky, waaraan Mensjewieken en [rechtse] Sociaal-Revolutionairen, leden van de Tweede Internationale, deelnemen, tegen het proletariaat en de Bolsjewieken in Rusland, door de sociaaldemocratische regering Noske-Scheidemann tegen het proletariaat en de KPD in Duitsland.
Het niet erkennen van deze ‘breuk in de continuïteit’ maakt het ook onmogelijk om de ontaarding van de Komintern in de jaren 1920 te begrijpen, en de strijd die erbinnen en daarna erbuiten werd gevoerd, nadat de fracties van de “Italiaanse”, “Duitse” en “Nederlandse” Kommunistische Linkerzijde, om maar enkele van de belangrijkste te noemen, waren uitgesloten. De huidige kommunistische groepen, en de standpunten die zij verdedigen, zijn het resultaat van het werk van deze linkse facties in de verdediging van de kommunistische principes, in de kritische beschouwing van de Komintern en de revolutionaire golf van 1917-1923.
Het niet erkennen van de erfenis van de Tweede Internationale, als de politieke erfenis van het proletariaat, maakt het onmogelijk om de fundamenten van de standpunten van de Komintern te begrijpen, noch de huidige geldigheid van enkele van de belangrijkste bijdragen van de fracties van de jaren 1930. Dat wil zeggen, de onbekwaamheid om vandaag de dag met vertrouwen en vastberadenheid de revolutionaire standpunten te verdedigen.
Eind januari 1919 schreef Trotski de ‘Uitnodigingsbrief voor het Stichtingscongres’ van de Kommunistische Internationale, dat de politieke principes bepaalde die de nieuwe organisatie zich wilde geven. Het is in feite het ontwerp van het ‘Platform van de Kommunistische Internationale’ en geeft er een goede samenvatting van. Het is gebaseerd op de programma's van de twee belangrijkste kommunistische partijen:
De ‘Spartakusbund’ bestond op dat moment niet meer, sinds de oprichting van de Duitse Kommunistische Partij op 29 december 1918. Deze laatste, de KPD, had zojuist haar belangrijkste leiders verloren, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, vermoord door de sociaaldemocratie tijdens de verschrikkelijke repressie van het Berlijnse proletariaat in januari 1919. Op het moment van haar oprichting kende dat de Komintern dus, tegelijkertijd met het internationale proletariaat, haar eerste nederlaag. Twee maanden voor haar oprichting had zij twee van haar leiders verloren wier prestige, kracht en theoretische en politieke capaciteiten vergelijkbaar waren met die van Lenin en Trotski. Het was Rosa Luxemburg, die in haar geschriften aan het einde van de vorige eeuw, het meest het standpunt had ontwikkeld, dat de hoeksteen zou worden van het politieke programma van de Derde Internationale.
Voor Rosa Luxemburg is het duidelijk dat met de oorlog van 1914 de periode van verval van de kapitalistische productiewijze begon. Na de imperialistische slachting werd dit standpunt niet langer meer betwist:
Dit standpunt wordt nogmaals bevestigd door de Internationale in het eerste punt van de Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres:
Voor iedereen die zich op het terrein van de Kommunistische Internationale situeert, heeft het verval van het kapitalisme gevolgen voor de levensomstandigheden en de strijd van het proletariaat. In tegenstelling tot het standpunt van het pacifistische centrum, zoals dat van Kautsky, betekent het einde van de oorlog geen terugkeer naar het leven en het vooroorlogse programma. Dit is een van de breekpunten tussen de Tweede dode Internationale en de Derde:
De opening van de periode van verval van de kapitalistische maatschappij, gekenmerkt door de imperialistische oorlog, betekent nieuwe levensomstandigheden en een nieuwe strijd voor het internationale proletariaat. De massastaking in Rusland in 1905, de opkomst van een nieuwe vorm van eenheidsorganisatie van de arbeidersmassa's, de sovjets, de vorming van arbeidersraden, hadden dit aangekondigd.
Rosa Luxemburg (‘Massastaking, Partij en Vakbonden’, 1906) en Trotski (‘1905’) trekken de essentiële lessen uit deze massabewegingen. Met R. Luxemburg leidde de hele linkerzijde het debat over de massastaking en de politieke strijd binnen de Tweede Internationale tegen het opportunisme van leiding van de vakbonden en de sociaaldemocratische partijen, tegen hun visie van een vreedzame en geleidelijke evolutie naar het socialisme. In breuk met de sociaaldemocratische praktijk stelt het Komintern dat:
De actie van de arbeidersmassa's leidde tot de confrontatie met de burgerlijke staat. De meest waardevolle bijdrage van de Komintern was de houding van het revolutionaire proletariaat tegenover de staat. Nadat het had gebroken met het reformisme van de sociaaldemocratie steunend op de marxistische methode en de lessen van historische ervaringen - de Commune van Parijs, 1905, en in het bijzonder de opstand van oktober 1917 en vervolgens de vernietiging van de kapitalistische staat in Rusland en de uitoefening van de macht van de arbeidersraden - sprak de Komintern zich duidelijk en ondubbelzinnig uit voor de vernietiging van de burgerlijke staat en de dictatuur van het proletariaat, de dictatuur van de arbeidersmassa's georganiseerd in de arbeidersraden.
In de reeds geciteerde ‘Uitnodigingsbrief’ kan men lezen :
Deze kwestie was van essentieel belang voor het Congres, dat de door Lenin gepresenteerde ‘Stellingen over burgerlijke democratie en proletarische dictatuur’ zou aannemen.
De Stellingen beginnen met het aan de kaak stellen van de valse tegenstelling tussen democratie en dictatuur “omdat er in geen enkel beschaafd kapitalistisch land een ‘democratie in het algemeen’ bestaat, maar alleen een burgerlijke democratie”. De Commune van Parijs heeft het dictatoriale karakter van de burgerlijke democratie aangetoond. Het verdedigen van de ‘zuivere’ democratie in het kapitalisme is het verdedigen van de burgerlijke democratie, de ultieme vorm van de dictatuur van het kapitaal. Welke vrijheid van vergadering bestaat er voor arbeiders? Welke persvrijheid? Lenin antwoordt:
Het claimen en verdedigen van pure democratie, zoals de Kautskysten deden, is een misdaad tegen het proletariaat na de ervaring van de oorlog en de revolutie, zo gaan de Stellingen door. In het belang van de verschillende imperialismes, van een minderheid van de kapitalisten, zijn miljoenen mannen in de loopgraven afgeslacht en in alle landen, democratisch of niet, de “militaire dictatuur van de bourgeoisie” ingesteld. Het was de burgerlijke democratie die Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg vermoordde tijdens hun arrestatie en gevangenschap door de sociaaldemocratische regering.
Alleen de dictatuur van het proletariaat op wereldschaal kan het kapitalisme vernietigen, de klassen afschaffen en de overgang naar het kommunisme verzekeren.
Het vraagstuk van de staat was van cruciaal belang op een moment dat de revolutionaire golf in Europa uitbrak en op een moment dat de bourgeoisie van alle landen een burgeroorlog voerde tegen het proletariaat in Rusland, terwijl de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal, tussen het proletariaat en de bourgeoisie zijn meest extreme en dramatische niveau bereikte. De revolutionairen werden op een concrete manier geconfronteerd met de noodzaak om de dictatuur van het proletariaat in Rusland en de internationale uitbreiding van de revolutie te verdedigen, van de macht van de Sovjets naar Europa.
Voor of tegen de Staat van de dictatuur van het proletariaat in Rusland en de revolutionaire golf. ‘Voor’ betekent lidmaatschap van de Kommunistische Internationale en de politieke en organische breuk met de sociaaldemocratie. ‘Tegen’ betekent de verdediging van de burgerlijke staat en de uiteindelijke keuze voor het kamp van de contrarevolutie. En voor de centristische stromingen, die aarzelen omtrent de keuze, betekent dat uiteenvallen en verdwijnen. Revolutionaire periodes laten geen ruimte voor de timide politiek van de ‘gulden middenweg’.
De verandering in de historische periode die met de oorlog van 1914-1918 definitief aan het licht kwam, bepaalde de breuk tussen de politieke standpunten van de Tweede en Derde internationale. We hebben het zojuist gezien met betrekking tot de kwestie van de staat. De achteruitgang van het kapitalisme en de gevolgen daarvan voor de levensomstandigheden en de strijd van het proletariaat leverde een hele reeks nieuwe problemen op: moeten we altijd deelnemen aan verkiezingen en gebruik maken van het parlementarisme? Zijn de vakbonden die deelnamen aan de ‘heilige eenheid’ nog steeds arbeidersorganisaties? Welke houding moeten we aannemen ten opzichte van nationale bevrijdingsstrijd in het tijdperk van de imperialistische oorlogen?
De Komintern wist deze nieuwe vragen niet te beantwoorden. Ze werd meer dan een jaar na oktober 1917 in Rusland opgericht, twee maanden na de eerste nederlaag van het proletariaat in Berlijn. De daaropvolgende jaren werden gekenmerkt door de nederlaag en de teruggang van de internationale revolutionaire golf en, bijgevolg, door het groeiende isolement van het proletariaat in Rusland. Dit isolement was de bepalende factor voor de ontaarding van de staat van de dictatuur van het proletariaat. Deze gebeurtenissen maakten het voor de Komintern onmogelijk om de ontwikkeling van het opportunisme tegen te houden. Op haar beurt zou ook zij eraan ten onder gaan.
Om een balans van de Komintern op te maken, moet uiteraard worden erkend wat ze was: de Internationale Kommunistische Partij. Voor degenen die haar beschouwen als een burgerlijke organisatie - vanwege de daaropvolgende ontaarding ervan - is het onmogelijk om er conclusies en lering uit te trekken. Het trotskisme beroept zich kritiekloos op de ‘Eerste Vier Congressen’. Zij hebben nooit ingezien, waar het Eerste Congres brak met de Tweede Internationale en de daaropvolgende congressen een stap terug betekenden: in tegenstelling tot de breuk met de sociaaldemocratie, die werd gemaakt tijdens het Eerste Congres, stelde het Derde Congres voor met haar een bondgenootschap aan te gaan in het ‘Eenheidsfront’.
Nadat ze [de Komintern] had erkend dat de sociaaldemocratie definitief was overgegaan naar het kamp van de bourgeoisie, rehabiliteerde ze deze op het Derde Congres. Deze politiek van alliantie met de sociaaldemocratische partijen zou leiden tot het ‘entrisme’ van de Trotskisten in de jaren 1930, d.w.z. tot toetreding tot deze partijen in weerwil van de principes van het Eerste Congres. Deze politiek van alliantie, of van capitulatie zoals Lenin zou hebben gezegd, stortte de Trotskistische stroming met een nog grotere snelheid in de contrarevolutie, met haar steun aan de burgerlijk-republikeinse regering in de oorlog in Spanje en daarna door haar deelname aan de Tweede imperialistische Wereldoorlog, waardoor Zimmerwald en de Internationale werden verraden.
Binnen de Komintern werd in het begin van de jaren twintig [van de vorige eeuw] een nieuwe linkerzijde opgericht in een poging om de ontaarding te bestrijden: met name de Italiaanse, Duitse en Nederlandse Linkerzijdes. Deze Linkse fracties, die in de jaren 1920 werden uitgesloten, zetten hun politieke strijd voort om de continuïteit tussen de wegkwijnende Komintern en de ‘partij van morgen’ te waarborgen door de balans op te maken van de revolutionaire golf en van de Kommunistische Internationale. Het was niet voor niets dat de revue van de Italiaanse Fractie van de Kommunistische Linkerzijde in de jaren 1930 “Bilan” werd genoemd (‘de balans’).
In continuïteit met de principes van de Internationale, bekritiseerden deze groepen de zwakheden van de breuk met de Tweede Internationale. Hun niet aflatende werk, in de donkerste periode van de contrarevolutie, hun verdediging van kommunistische principes in de jaren 1930 en tijdens de Tweede Wereldoorlog, maakte de opkomst en het bestaan van de huidige kommunistische groepen mogelijk die, bij gebrek aan organische continuïteit, de politieke continuïteit verzekerden. De door deze groepen uitgewerkte en verdedigde standpunten beantwoordden aan de problemen die de nieuwe periode, van het verval kapitalisme, binnen de Komintern had opgeroepen.
Op basis van de kritische balans van de Kommunistische Linkerfracties leeft de Komintern nu en zal ze leven in de Kommunistische Wereldpartij van morgen.
In het licht van de toenemende uitbuiting en ellende moet het proletariaat vandaag hetzelfde standpunt innemen als de Linkerfractie van Zimmerwald:
Nee tegen de offers om de nationale economie te redden!
Lang leve de klassestrijd!
De omvorming van de economische oorlog in een burgeroorlog!
In het licht van de economische catastrofe, in het licht van de ontbinding van de maatschappij, in het vooruitzicht van de imperialistische oorlogen, waartoe het kapitalisme ons voert, blijft het historische alternatief hetzelfde als in 1919: de vernietiging van het kapitalisme en de vestiging van de dictatuur van het proletariaat op wereldvlak, socialisme of barbaarsheid.
De toekomst behoort toe aan het kommunisme.
R.L.
Noot: De volledige titel van de Uitnodigingsbrief voor het Eerste Congres van de Derde Internationale is: ‘Einladungsschreiben einiger Kommunistischer Parteien zur Teilnahme an einem Internationalen Kommunistischen Kongress’.
Na de golf van volksprotesten, die de straten van Algiers, Oran of Constantine overspoelden, om zich te “ontdoen” van Bouteflika en zijn clan, gaf de oude president schijnbaar toe aan de druk van zijn ‘volk’: “Er zal geen vijfde termijn zijn en voor mij is daar nooit sprake van geweest; mijn gezondheidstoestand en mijn leeftijd gelasten mij slechts om, als een ultieme plicht aan het Algerijnse volk, bij te dragen aan het vastleggen van de fundamenten voor een nieuwe Republiek als kader voor het nieuwe Algerijnse systeem dat we allemaal willen” (de boodschap van Bouteflika aan de natie, uitgezonden door de media op 11-03-2019). Een eerste stap in een overwinning van het volk voor een democratisch project, stellen de media! Terwijl de juichende menigte ‘overwinning’ riep, kondigde de vertrekkende president uiteindelijk aan dat “er op 18 april geen presidentsverkiezingen zullen plaatsvinden. Het gaat dus om het inwilligen van een verzoek dat velen van u aan mij hebben gericht”. Door deze verklaring werd de volkswoede aangewakkerd. Voor de Algerijnse bevolking kwam deze start duidelijk over als een valse start, een kronkel van Bouteflika en zijn clan om zijn mandaat te verlengen zonder langs de stembus te hoeven gaan....... Wat een farce! In de betogingen konden we horen: “Het volk moet soeverein zijn, het moet over zijn lot en zijn toekomst en zijn president beslissen”; “Met het vertrek van Bouteflika zullen nieuwe politieke partijen kunnen opkomen en ons een nieuw Algerije geven”.
Deze jongeren, precairen, werklozen, middelbare scholieren, studenten, die zich aan het hoofd van het protest hebben gesteld en die ook hele families , maatschappelijke groeperingen van allerlei aard met zich meesleepten, winkeliers, kleine handelaren, ambtenaren, enzovoort…., zijn sinds 22-02-2019 met honderdduizenden gemobiliseerd. Het was nooit eerder vertoond dat men zich tegen de kandidatuur voor een vijfde presidentsmandaat van Bouteflika uitspreekt en zijn corrupte systeem aan de kaak stelt. Bouteflika's diskrediet onder de bevolking is zo groot dat niemand de toespraak over zijn vertrek gelooft. De massale demonstraties blijven het einde van het “boutef”-systeem en de oprichting van een “echte democratie” eisen.
De arbeidersklasse in Algerije moet zichzelf geen sprookjes vertellen. Wie de heersende kliek ook is, haar lot zal altijd het lot zijn van een uitgebuite klasse. In deze eenheid van het nationale ‘volk’, om heel deze kliek van gehate leiders te verdrijven, is het proletariaat volledig ondergedompeld in het ‘Algerijnse volk’, temidden van sectoren van de ‘progressieve’ bourgeoisie, de kleinburgerij, intellectuelen en andere nationalistische ‘democraten’. Het terrein van de verdediging van de burgerlijke democratie, het nationalistische terrein dat streeft naar een ‘nieuw Algerije’, is niet het terrein van de arbeidersklasse. Het verdedigen van de burgerlijke democratie en haar verkiezingencircus, het streven naar vernieuwing van de Algerijnse natie, is het opgeven van de strijd tegen uitbuiting.
Het is altijd de heersende klasse die de verkiezingen wint! Welke heersende factie ook aan de macht is, alle regeringen, alle staatshoofden in alle landen van de wereld hebben maar één functie: het nationale kapitaal beheren, de belangen en de privileges van de bourgeoisie verdedigen en beschermen over de ruggen van de arbeidersklasse. De Bouteflika-clan heeft zich zeer zeker bijzonder minachtend en arrogant getoond en zijn rijkdom opvallend geëtaleerd, terwijl het grootste deel van de bevolking in erbarmelijke omstandigheden leeft. We hoeven echter alleen maar te kijken naar wat er gebeurt in landen waar een ‘pluralistische democratie’ bestaat, waar rechtse en linkse regeringen elkaar zijn opgevolgd: de arbeidersklasse wordt op dezelfde manier uitgebuit; armoede, werkloosheid, verslechtering van haar leef- en werkomstandigheden en aanvallen op de lonen zijn van jaar tot jaar alleen maar toegenomen. De proletariërs in Algerije mogen zich niet laten betoveren door het misleidend discours van de vakbonden, die hen oproepen zich aan te sluiten bij het volksprotest door het organiseren van een algemene staking. Een staking die niet is gericht tegen de armoede, de uitbuiting en de verslechtering van alle levensomstandigheden, maar om Bouteflika te vervangen door een ‘goed’ staatshoofd, dat begaan is met de belangen van het ‘volk’ en met de bouw van een ‘nieuw Algerije’ voor alle klassen tesamen. Al deze leugenachtige partijen, deze ‘providentiële figuren’, deze vakbondsaboteurs van de klassestrijd, beloven de uitgebuitenen in Algerije een mooie toekomst in een democratischer, ‘nieuw Algerije’, terwijl de hele kapitalistische wereld steeds meer wegglijdt in een economische crisis, die de arbeidersklasse hard treft.
Het proletariaat in Algerije weet wat het betekent om te vechten tegen de uitbuiting. In het verleden heeft het stakingen kunnen voeren in verschillende sectoren en de onderdrukking van de Bouteflika-kliek weten aan te pakken. Het mag zichzelf niet voor de gek houden: zelfs als Bouteflika morgen ‘het veld ruimt’, zal dezelfde repressie op de uitgebuite klasse neerkomen wanneer zij haar eigen belangen durft te verdedigen door zich op haar eigen klasseterrein te mobiliseren, een repressie bevolen door een “new look” en democratisch gekozen regering.
In Algerije moet het proletariaat, net als in de hele kapitalistische wereld, de burgerlijke verkiezingsmisleiding en het gif van het nationalisme afwijzen. Bouteflika, deze seniele potentaat, is niets meer dan de verpersoonlijking van een seniel wereldkapitalistisch systeem dat de uitgebuitenen niets anders te bieden heeft dan steeds meer ellende en repressie. In Algerije is er, zoals in alle landen, maar één alternatief: de zelfstandige strijd van de proletariërs tegen hun uitbuiters!
Raymond
De confrontatie die al jaren aan de gang is in Venezuela tussen de rivaliserende burgerlijke fracties van de oppositie en van het Chavisme heeft sinds de eerste dagen van 2019 een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit gebeurt in de context van een ongekende verdieping van de economische en sociale crisis. Het duidelijkste teken hiervan is de toename van de armoede van een groot deel van de bevolking. Tegelijk verscherpt zich op de achtergrond de rivaliteit tussen de grote mogendheden, een scenario waarin de zogenaamde ‘internationale gemeenschap’ ook een belangrijke rol speelt. Sommigen doen dit door openlijk hulp te verlenen aan het regime van Nicolas Maduro, anderen door hun steun te geven aan de afkondiging van Juan Guaido als president. Met de erkenning van Guaido als president van Venezuela zetten de Verenigde Staten de toon. Zij hebben een vastberaden en verreikende strategie ontketend om Nicolas Maduro definitief van zijn macht te ontdoen. Zoals hoge ambtenaren en Donald Trump zelf hebben betoogd sluit deze dreiging een US militaire interventie niet uit met als alibi de ‘humanitaire hulp’ aan de bevolking. De reacties ter ondersteuning van Nicolas Maduro kwamen voornamelijk uit landen als Rusland en China, de belangrijkste bondgenoten van het Chavisme. We kunnen niet uitsluiten dat de huidige imperialistische spanningen zouden leiden tot een oorlog tussen grootmachten, elk met hun eigen lokale pionnen (Maduro en Guaido). Het belangrijkste gevaar ligt echter, nog meer dan in een directe militaire confrontatie tussen de grootmachten, in de impasse die het gevolg zou zijn van het gebruiken van de bevolking in het algemeen en de arbeiders in het bijzonder als kanonnenvoer in een bendeoorlog ten koste van nog meer bloedvergieten. De meer dan 40 doden en de wrede repressie (in de laatste weken van januari alleen al meer dan 900 gevangenen) vormen slechts een voorproefje van deze werkelijkheid.
Geconfronteerd met deze escalatie van de confrontatie tussen de burgerlijke fracties van rechts en links in Venezuela, die veel verder gaat dan de grenzen van dit land, is het belangrijk en dringend om het Venezolaanse en het wereldproletariaat op te roepen het dreigende gevaar van een bloedbad in hun gelederen te onderkennen, en om zich vooral niet aan te sluiten bij een van de betrokken fracties van het kapitaal, zowel van binnen als van buiten het land. Het tevens op te roepen om op zijn klasse-terrein te blijven en deze helse spiraal van chaos en barbaarsheid te verwerpen, waarin de regio wegzinkt als een uitdrukking van de ontbinding, waarin het kapitalisme ons stort.(1)
De opkomst van Guaido komt niet uit het niets; zijn plotselinge intrede in de politieke arena is zorgvuldig voorbereid door de Verenigde Staten, met de steun van leden van de Venezolaanse oppositie in het land en leden van de zogenaamde internationale gemeenschap (de Lima-groep in Latijns-Amerika, met uitzondering van Mexico), die de strategie van de Verenigde Staten tegen het Maduro-regime steunen. De agressieve en vastberaden houding van de Verenigde Staten tegenover Maduro wordt ondersteund en aanzienlijk versterkt door de verkiezingsoverwinning van Jair Bolsonaro in Brazilië (waarin de Verenigde Staten zelf een belangrijke rol hebben gespeeld). Het is geen toeval dat de eerste gezamenlijke verklaring met Mike Pompeo (Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken) tijdens de inhuldigingsceremonie van Bolsonaro ging over ‘de strijd tegen het socialisme’ en het herstel van de ‘democratie’ in Venezuela. Op die manier werd Venezuela aan zijn belangrijkste grenzen omsingeld. In het westen door Colombia (de belangrijkste bondgenoot van de Verenigde Staten in Zuid-Amerika) en in het zuiden door Brazilië. Verschillende landen van de Europese Unie hebben uiteindelijk ook de legitimiteit van Guaido erkend, terwijl ze proberen hun eigen imperialistische interventie te ontwikkelen via de zogenaamde ‘Contactgroep’, die het Amerikaanse optreden probeert af te zwakken.
Deze krachtige reactie van de Verenigde Staten en hun bondgenoten in de regio vindt plaats tegen de achtergrond van een situatie die is ontstaan door de emigratie van vele Venezolanen. Zij zijn op de vlucht voor de ellende en barbaarsheid, die door het linkse burgerlijke regime van het Chavisme is opgelegd en die voortduurt onder Maduro (volgens cijfers van de VN heeft het geleid tot de migratie van meer dan vier miljoen mensen). De Venezolaanse oppositie (dezelfde oppositie die, vanwege de belangenconflicten en het gewicht van de ontbinding in haar gelederen, de weg had gebaand voor de machtsgreep van de avonturier Chavez in 1999) is begonnen aan dit offensief tegen Maduro door gebruik te maken van de manifestaties van woede die uitbarstten onder de arbeiders en onder de bevolking in het algemeen. Noch de bevolking noch de arbeiders hebben echter de kracht om zowel het chavistische regime als de burgerlijke oppositionele sectoren op een coherente wijze te confronteren vanwege de verdeeldheid die werd gecreëerd door de politieke confrontatie tussen de fracties van het kapitalisme. (2)
De sectoren van de oppositie, verzwakt door onderlinge belangenconflicten, beweren nu achter Guaido aan te lopen in een ander avontuur dat onder de bevolking steun krijgt vanwege de wanhoop die veroorzaakt is door de honger en de armoede. Het optreden van de meerderheid van de regionale en de wereldbourgeoisie, die nu een standpunt inneemt tegen Maduro, benadrukt de hypocrisie van de uitbuitende klassen; zij spreken nu over respect voor de mensenrechten, terwijl diezelfde klassen, eerst de lof van Chavez zongen als de ‘verdediger van de armen’ die erin zou zijn geslaagd miljoenen armen in Venezuela uit de ‘armoede en onzichtbaarheid’ te halen en die, dankzij de hoge olieprijs, de winsten onder de bevolking verdeelde. In werkelijkheid consolideerde hij de fundamenten van de barbaarsheid, die vandaag de dag welig tiert. Hierdoor verrijkte zich alleen de klasse van militaire en burgerlijke leiders, die momenteel haar privileges verdedigt door het land in brand te zetten en met bloed te besmeuren. (3)
Het Chavistische regime, anderzijds, verklaarde zichzelf ‘socialistisch’ en ‘revolutionair’, terwijl het in werkelijkheid Venezuela een wreed regime van buitensporig staatskapitalisme oplegde, in dezelfde stijl als de dictatoriale regimes in Cuba, China, Noord-Korea of de zogenaamde vertegenwoordigers van het ‘Arabische socialisme’. (4) Dit regime heeft verklaard de strijd op te nemen tegen het ‘wilde neoliberalisme’, maar de gevolgen van dit ‘socialisme’ zijn even vernietigend gebleken voor de bevolking. De extreme armoede treft 61,2 procent van de bevolking en 87 procent van de gezinnen leeft onder de armoedegrens, meer dan 10 procent van de kinderen lijdt aan ernstige ondervoeding. En in 2017 stierven elke week gemiddeld vijf tot zes kinderen als gevolg van ondervoeding of ziekte. In 2017 en 2018 bedroeg de hyperinflatie meer dan 1.000.000.000 procent, wat de lonen heeft verpulverd. Niet alleen heeft de Chavistische politiek de collectieve arbeidsovereenkomsten in de praktijk geëlimineerd, zij heeft ook, op de werkplek en binnen de bedrijven, een regime van repressie opgelegd.
Deze modellen van kapitaalbeheer, zoals dat van het Chavistische regime, zijn regimes die niets te maken hebben met het kommunisme waarvoor Marx, Engels, Lenin, Rosa Luxemburg hebben gevochten alsmede al diegenen die de noodzaak hebben gesteld om een einde te maken aan de burgerlijke staat (ongeacht of deze door rechts of door links bestuurd wordt) en aan de blinde wetten van de kapitalistische productiewijze. We mogen niet vergeten dat noch de linkerzijde van het kapitaal, noch de rechtse fracties van de bourgeoisie een uitweg uit de crisis van het kapitalisme kunnen vinden in deze fase van ontbinding. We zien bijvoorbeeld hoe rechts in Argentinië, na de linkse regeringen van Kirchner te hebben vervangen, nu in een veel ernstigere crisis is beland, die zij afwentelt op de rug van de arbeiders. Hetzelfde gebeurt nu met de regering-Bolsonaro in Brazilië.
Het Chavisme en zijn linkse aanbidders over de hele wereld, maar ook de verschillende centrum of rechtse opposities, hebben boudweg geprobeerd, door het verspreiden van allerlei leugens en verwarring, om het historische erfgoed van het marxisme en de lessen die de strijd van de arbeidersbeweging heeft nagelaten te verdraaien, zowel wanneer zij zichzelf tot ‘marxisten’ uitroepen als wanneer zij het zogenaamde ‘socialisme van de 21ste eeuw’ met het ‘kommunisme’ identificeren. Allen hebben zij geprobeerd om hun klassenoverheersing te handhaven. Nu is het de beurt aan rechts of centrumrechts door te verklaren dat het ‘kommunisme’ in Latijns-Amerika uitgeroeid moet worden, waarbij ze dit gelijkstellen aan het Chavisme of het Castrisme.
Zoals reeds vermeld, is Guaido gepromoot door de Verenigde Staten, die proberen om de nauwste controle over hun achtertuin te herstellen. China, met zijn groeiende invloed in Latijns-Amerika en in andere landen van de wereld, met name via zijn ambitieuze programma genaamd de ‘zijderoute’, aast niet alleen op een groter aandeel van de wereldmarkt, maar streeft ook naar een strategische imperialistische verankering op wereldschaal. Door zijn expansie op het economische toneel probeert China een imperialistisch web van wereldomvang te weven om de omsingeling te doorbreken, die de Verenigde Staten sinds het Obama-tijdperk hebben nagestreefd (met Japan, Zuid-Korea, Filippijnen, India, enzovoort). In die zin zijn allianties met Venezuela, Ecuador, Nicaragua, enzovoort van groot belang met het oog op de imperialistische ambities van China. ‘Operatie Guaido’ is een Amerikaanse tegenaanval die zich voegt bij de gewonnen posities in Argentinië en Brazilië en bij de traditionele loyaliteit van de alliantie met Colombia.
De eerste stap van de Amerikaanse imperialistische operatie is de inzet van zogenaamde ‘humanitaire hulp’. Het is het toppunt van cynisme en hypocrisie om honger, gebrek aan medicijnen, de wanhopige situatie van miljoenen arbeiders en uitgebuite mensen in Venezuela te gebruiken om de eerste fase van de strategie tegen het Maduro-regime ten uitvoer te brengen. De vrachtwagens die voedsel en medicijnen brengen en op de beroemde brug met de kleine winkeltjes in de Colombiaanse stad Cucuta staan, zijn het equivalent van raketten en bommenwerpers. Hiermee probeert het Amerikaanse imperialisme zijn Chavistische imperialistische rivaal in een ongemakkelijke situatie te brengen: die van het afwijzen van voedsel en medicijnen voor een hongerende bevolking. De twee hoofdrolspelers, zowel de Amerikanen als de Chavisten, zowel de aanhangers van Guaido als Maduro, tonen zo hun weerzinwekkend cynisme. De eerstgenoemde exploiteren de honger onder de bevolking als oorlogswapen en herhalen de operatie die Clinton al in 1998-1999 in Servië tot uitvoering bracht, waarbij tonnen voedsel werden gedropt door transportvliegtuigen om het rivaliserende regime van Milosevic te verzwakken. Net zoals de gelijkaardige manoeuvre die in 2004 werd uitgevoerd in Haïti. (5) De Chavisten, met Maduro aan het hoofd, verwerpen de hulp en laten daarmee zien wat overduidelijk is: ze geven helemaal niet om de honger, het lot en het onnoemelijke lijden van de mensen.
Maduro zal zich zoveel mogelijk vastklampen aan de macht en ongetwijfeld zullen China en Rusland hun uiterste best doen om hem te steunen. Tot nu toe hebben het leger en de repressiekrachten de rangen gesloten achter het Chavisme. Het is nu de bedoeling om deze ‘onwrikbare’ loyaliteit van het militaire politieapparaat aan Maduro te verzwakken. Om deze destabilisatieoperatie met succes te kunnen uitvoeren, komt het gevaar van gewapende conflicten om de hoek kijken. Gezien de ernst van de imperialistische belangen en de hoge mate van ideologische, politieke, economische en sociale ontbinding die zich in Venezuela heeft ontwikkeld, is de kans reëel dat de situatie zelfs kan leiden tot het uitbreken van een burgeroorlog of in ieder geval kan ontaarden in een reeks botsingen met herhaaldelijk bloedvergieten. Dit zou op zijn beurt kunnen leiden tot een groeiende chaos en een toename van allerlei vormen van afrekeningen, waarin het land en de hele regio zouden kunnen wegzinken. De angst voor dit vooruitzicht wordt ook gevoed door de analyses van het Venezolaanse Observatorium voor Geweld, dat schat dat er acht miljoen illegale vuurwapens in het land zijn. Bovendien zijn er geen precieze gegevens over het aantal wapens in handen van de georganiseerde misdaad, waaraan nog de dreiging moet worden toegevoegd van de Chavistische regering om 500.000 wapens te leveren aan haar paramilitaire milities.
De massale uittocht van de Venezolaanse bevolking naar landen in de regio, zoals Colombia, Brazilië, Argentinië, Chili, Ecuador en Peru (met karavanen van wandelaars die te vergelijken zijn met deze die trekken van Honduras naar de Verenigde Staten) is ook een factor in de verspreiding van de chaos. Dit is een probleem dat niet mag worden onderschat en waarop de bourgeoisie van de meest betrokken landen reageert met racistische en xenofobe campagnes die bedoeld zijn om barrières op te werpen tegen de verspreiding van de chaos. (6)
De crisis van het kapitalisme is niet te stoppen, ze wordt iedere dag gevoed door de tegenstellingen van het systeem zelf. Om die reden zal de uitweg uit de crisis, die de uitgebuiten tot op het bot beleven, alleen mogelijk zijn via de vereniging van de proletariërs van Venezuela, van de hele regio en van de hele wereld. In de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme is er geen enkel land in de wereld dat niet wordt bedreigd door het lijden onder de barbaarsheid, die vandaag het dagelijks leven in Venezuela kenmerkt. Noch de populisten van links en rechts, noch de verdedigers van het neoliberalisme bieden een uitweg.
De arbeiders in Venezuela moeten zich verzetten tegen elke vorm van inlijving in de gelederen van de fracties die strijden om de macht, door enerzijds de lokliedjes van de bourgeoisie van de oppositie te verwerpen die de uitgebuite massa’s oproepen om zich bij haar strijd aan te sluiten. Anderzijds moeten ze vermijden terecht te komen in de vangnetten van de linkse partijen, groepen of vakbonden of van de linkse tegenstanders van het regime, zoals degenen die zich beroepen op een zogenaamd ‘Chavisme zonder Chavez’ en die beweren hun eigen linkse burgerlijke interpretatie van een uitbuitingsregime in te voeren dat sterk lijkt op dat van Maduro.
We hebben gezien dat er in Venezuela een groot aantal protesten heeft plaatsgevonden onder het Chavistische regime. In 2018 werden er alleen al 5.000 demonstraties geregistreerd (gemiddeld 30 demonstraties per dag), waarvan de meesten fundamentele sociale rechten eisten, zoals voedsel, water, sociale diensten en betere lonen. De afgelopen jaren is met name de strijd van artsen en verpleegkundigen opmerkelijk geweest. Ze hebben het aangedurfd om niet alleen de repressieve krachten van de staat uit te dagen, maar zij hebben ook blijk gegeven van solidariteit, die kenmerkend is voor een klasse-reactie, door hun belangen te identificeren met die van hun patiënten die geen medicijnen of toegang tot zorg hebben en door op te roepen tot eenheid van hun strijd met andere sectoren, zoals de leraren en het onderwijs.
Deze strijd werd echter niet gespaard van de invloed van de vakbonds- en corporatistische organisaties in een poging om hem te controleren en te saboteren. Toch moet worden opgemerkt dat er een tendens bestond om zowel het Chavisme als de oppositiekrachten te verwerpen in een poging om meer zelfstandigheid te behouden in hun strijd. Arbeiders moeten hun strijd tegen het uitbuitingsregime van de bourgeoisie op hun eigen klasse-terrein voortzetten. In deze strijd moeten de arbeiders proberen de andere niet-uitbuitende lagen van de maatschappij met zich mee te trekken. Het proletariaat is de enige klasse die het vermogen heeft om sociale verontwaardiging om te zetten in een echt politiek programma voor maatschappelijke omvorming.
De revolutionaire organisaties die beweren deel uit te maken van de Kommunistische Linkerzijde en de meest gepolitiseerde minderheden in Venezuela, in de regio en in de hele wereld, moeten oproepen tot de ontwikkeling, op proletarische grondslag, van een beweging van solidariteit en strijd met de uitgebuite massa’s zoals in Venezuela, waar ook ter wereld. Het wereldproletariaat heeft een antwoord te brengen op dit perspectief van ondergang in de barbaarsheid. Daarom moet het met hand en tand zijn klasse-zelfstandigheid verdedigen, wat impliceert dat alle rivaliserende burgerlijke bendes worden verworpen en dat zijn eigen eisen als klasse worden bevestigd. De strijd voor de eenheid van alle arbeiders moet worden opgebouwd rond de oproep: “Hier of elders, overal, dezelfde arbeidersklasse”!
Internationale Kommunistische Stroming / 12.02.2019.
(1) Om de notie van de ontbinding van het kapitalisme op een diepgaande wijze te begrijpen, lees onze “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme” https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [258]
(2) Zie ons artikel: “The crisis in Venezuela: the proletariat suffers the misery, chaos and repression of capitalism”, https://en.internationalism.org/icconline/201710/14408/crisis-venezuela-... [289]
(3) Zie ons artikel ten tijde van de dood van Chavez in maart 2013: “Le legs de Chavez à la bourgeoisie : un programme de défense du capital, une grande mystification pour les masses appauvries [290]”.
(4) We hebben de grote leugen van de 20e eeuw, het zogenaamde "kommunisme" van landen als de USSR, China, Cuba en Noord-Korea, herhaaldelijk aan de kaak gesteld. Zie “De Russische ervaring: Privébezit en collectief eigendom”, https://en.internationalism.org/ir/131/russian-experience [291]. Ook “Vijf vragen over het kommunisme”, https://es.internationalism.org/accion-proletaria/200510/246/5-preguntas... [292]
(5) Zie met name ons artikel : “Behind the ‘humanitarian’ operations of the great powers, imperialist barbarism is unchained [293]”; en het artikel “The fraud of ‘humanitarian aid’ in Haiti”, https://en.internationalism.org/wr/2010//331/ [294]
(6) Lees ons artikel: “Migrations en Amérique latine : seul le prolétariat peut arrêter la barbarie du capitalisme en décomposition [295]”, Révolution Internationale nr. 474, (januari-februari 2019).
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 805.68 KB |
In de afgelopen maanden zijn er in 270 steden over de hele wereld demonstraties van jongeren geweest die protesteerden tegen de verslechtering van het klimaat en de vernietiging van het milieu.
Jongeren gaan de straat op om uiting te geven aan hun terechte bezorgdheid over de toekomst van de planeet en de menselijke soort zelf, een toekomst die steeds meer in gevaar wordt gebracht door de gevolgen van een productiesysteem dat de natuurlijke omgeving vernietigt (terwijl het leven van miljoenen mensen wordt vernietigd door uitbuiting, oorlog en de ellende die het veroorzaakt). Dit veroorzaakt veranderingen in de klimatologische, atmosferische en reproductieve omstandigheden van de planeet, met steeds meer catastrofale gevolgen.
Ook uiten zij hun verontwaardiging over het cynisme en de hypocrisie van de leiders die hun mond vol hebben van uitspraken die "hun bezorgdheid" uiten over het "milieuprobleem" en die talloze fora (Kyoto, Parijs, enz.) organiseren om spectaculaire en inefficiënte "maatregelen" te nemen, terwijl ze tegelijkertijd, in dienst van hun imperialistische en economische plannen, de achteruitgang van de planeet alleen maar aanzwengelen.
We delen de bezorgdheid en verontwaardiging van deze tienduizenden jongeren volledig, maar we moeten ons afvragen of deze beweging, in haar doelstellingen, benaderingen en methoden, een afdoende strijd is om het probleem op te lossen, of dat het eerder een valstrik is die hen alleen maar kan leiden tot ontmoediging en verbittering gebruikt en bedrogen te zijn geworden.
De geschiedenis van de afgelopen 100 jaar staat bol van dit soort weerzinwekkende misleidingen door regeringen en partijen die het kapitalisme dienen. Zo werden in de jaren dertig en tachtig van de vorige eeuw grote "vredesdemonstraties" georganiseerd door regeringen en "democratische" partijen, en de ervaring leert dat dit een vreselijke manipulatie was omdat zij zich met deze "pacifistische" mobilisaties voorbereiden op oorlog: de Tweede Wereldoorlog met zijn 60 miljoen doden of de ontelbare lokale oorlogen die nog steeds de wereld rond dood, ruïnes en ellende zaaien.
De huidige demonstraties richten zich op het ‘vragen aan de autoriteiten om iets te doen’, om druk op hen uit te oefenen, zelfs om hun computers te vullen met e-mails, tweets, etc. vol bedreigingen.
Maar het zijn diezelfde autoriteiten die maatregelen nemen die de verslechtering van het klimaat en het milieu alleen maar verergeren, teneinde de kapitalistische belangen van maximale winst en het innemen van strategische posities op de wereldmarkt veilig te stellen. Dit soort benadering van ‘druk’ op overheden om ‘iets te ondernemen’ is als het vragen aan een hacker om voor computerbeveiliging te zorgen of aan een vos om op de kippen te letten.
Staatsleiders staan niet ‘ten dienste van de burgers’ en proberen ook niet ‘naar hun eisen te luisteren’. De staat is niet het orgaan van het ‘volk’, maar de exclusieve en uitsluitende machine die de belangen van elk nationaal kapitaal verdedigt, van de minderheid die ons uitbuit en verantwoordelijk is voor de aantasting van het milieu.
De initiatiefnemers op wereldvlak van de beweging hekelen het feit dat “al 40 jaar lang politieke partijen van alle pluimage de oorlog tegen de klimaatverandering aan het verliezen zijn!” Deze partijen beloven en misleiden alleen het publiek, terwijl ze in de praktijk economische, militaire of oorlogszuchtige beslissingen nemen die bijdragen aan de vernietiging van de planeet. Een 18-jarige middelbare scholier uit Genève klaagde deze klucht aan: “Er is veel wantrouwen in de institutionele politiek, maar ook in milieuorganisaties als Greenpeace, die als te gematigd en geïnstitutionaliseerd worden ervaren”.
De demonstraties spitsen zich uiteindelijk toe op het voeren van ‘gesprekken’ met ministers, parlementariërs, pressiegroepen en milieuactivisten. Dit komt alleen de democratische staat ten goede om hun handen wit te wassen en de manifestanten in de doolhof van wetten en overheidsbeleid te laten verdwalen. Alle pogingen tot ‘dialoog’ met politieke woordvoerders leiden alleen maar tot grootsprakerige beloften die niets oplossen.
Het motto van de demonstraties is: ‘Save the climate, change the system’. Maar dit is een vage formule die in de praktijk zich vertaalt in ‘back to business’ en zich oplost in een reeks van lokale of regionale maatregelen die absoluut geen aarde aan de dijk brengen en slechts uitputting en teleurstelling opleveren.
In verschillende scholen zijn bijvoorbeeld ‘klimaatcomités’ opgericht om ‘klimaatprojecten’ per school te ontwikkelen. Onder het motto ‘Verander de wereld, begin bij jezelf’ is de voorgestelde doelstelling om je eigen ‘ecologische voetafdruk’ te verkleinen.
Dit soort oriëntatie is bijzonder pervers omdat het ons opzadelt met het schuldgevoel dat WIJ VERANTWOORDELIJK ZOUDEN ZIJN VOOR DE KLIMAATKATASTROFE, zodat een historisch gegroeid en globaal probleem veroorzaakt door het kapitalisme wordt omgezet in een ‘huishoudelijk’ probleem veroorzaakt door individuen. Het verminderen van onze ‘ecologische voetafdruk’ zou betekenen dat we minder water gebruiken om de vaat te wassen, slechts één keer per week douchen en het toilet niet doorspoelen...
Deze zienswijze om ‘individuen verantwoordelijk te stellen’ is bijzonder gevaarlijk. Ten eerste omdat het dient om het Kapitaal en de Staten en regeringen die in haar dienst staan vrij te stellen van elke aansprakelijkheid.
Ten tweede omdat het deze duizenden jongeren die vandaag leerlingen of studenten zijn, maar morgen werknemers of werklozen zullen zijn, herleidt tot geatomiseerde ‘burgers’ die ‘eisen en bedelen bij hun regeringen’. Dit wekt een verkeerd beeld op van de maatschappij waarin wij leven: zij bestaat niet uit ‘vrije en gelijke burgers’ maar uit sociale klassen die geconfronteerd worden met tegenstrijdige belangen: een minderheid, de kapitalistische klasse, die bijna alles bezit en steeds rijker wordt, en een immense meerderheid, het proletariaat, dat niets bezit en steeds maar armer wordt.
En ten derde en voornaamste: de individualistische benadering van ‘laten we allemaal iets voor het klimaat doen’ leidt tot verdeeldheid en confrontatie binnen de arbeidersklasse zelf. Wanneer autofabrieken of andere industriële of logistieke filialen worden gesloten in naam van de ‘klimaatstrijd’, zullen de autoriteiten met de vinger wijzen naar de werknemers die zich verzetten tegen de ontslagen door hen aan te klagen als medeplichtigen aan de aantasting van het klimaat.
Met dezelfde aanpak, maar dan net omgekeerd (“laten we ophouden met praten over klimaatverandering en banen behouden”), won de populistische demagoog Trump veel stemmen in de getroffen industriële staten van het Amerikaanse Midwesten ("de roestgordel"), waardoor hij de presidentsverkiezingen kon winnen.
Het is een dilemma waarmee ze ons in de val willen lokken: de werkgelegenheid in stand houden ten koste van het klimaat of de levensomstandigheden en de werkgelegenheid zelf verliezen om ‘de planeet te redden’? Het is een vicieuze valstrik waarmee het kapitalisme zijn egoïstische belangen redt, verpakt onder de aantrekkelijke vlag van ‘het redden van de planeet’.
De problemen van vernietiging van de natuur, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, verslechtering en opwarming van de aarde kunnen alleen op wereldschaal worden opgelost. De bourgeoisie kan en wil dit niet doen omdat de NatieStaat in het kapitalisme de hoogste vorm van eenheid is die zij kan en wil bereiken. Als gevolg daarvan botsen naties als gieren, hoe ‘groen’ hun regeringen ook zijn, ondanks het bestaan van internationale conferenties en supranationale organisaties zoals de VN of de Europese Unie.
Het doel van Internationale organisaties zoals de VN is niet om ‘de problemen van de wereldbevolking op te lossen’. Er bestaat niet zoiets als een ‘internationale gemeenschap van naties’. Integendeel, de wereld is het toneel van een brute imperia-listische confrontatie tussen alle staten en een helse concurrentiestrijd voor het grootste gewin. De VN of de vele internationale ‘samenwerkingsorganisaties’ zijn toevluchts-oorden van sjacheraars die door elke nationaal kapitaal worden gebruikt om haar eigen belangen op te leggen.
De enige klasse die een echt internationalisme kan bevestigen is de arbeidersklasse.
Welke maatschappelijke krachten kunnen dan zo een fundamentele verandering realiseren? In tegenstelling tot de bourgeoisie is de arbeidersklasse in staat om zich op wereldvlak te verenigen, om verdeeldheid en tegenstellingen tussen NatieStaten te overstijgen. Zij heeft geen enkel voorrecht te verdedigen in de uitbuitingsmaatschappij van vandaag. Alleen in het kader van een revolutionaire strijd van de wereldarbeidersklasse kunnen milieuproblemen worden aangepakt.
De arbeidersklasse heeft als meest uitgebuite klasse in de samenleving geen belang bij het verdedigen van dit systeem in verval. Anderzijds kan zij, door de geassocieerde wijze waarop ze in het kapitalisme is georganiseerd, de kiem leggen van een andere samenleving: een samenleving die geen scheiding oplegt tussen volkeren, tussen de natuur en de producten die daaruit voortkomen, tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving. Zodra de arbeidersklasse zich als een zelfstandige klasse opstelt, door massaal de strijd te ontwikkelen en op haar eigen klassenterrein, zal zich een groeiend deel van de samenleving achter haar aansluiten, achter haar eigen strijdmethoden en unitaire ordewoorden en tenslotte haar eigen revolutionaire project voor de omvorming van de samenleving.
De beweging tegen de opwarming van de aarde ontwikkelt zich in een context van een bijna totale afwezigheid van strijd van de arbeidersklasse, die ook geconfronteerd wordt met een verlies van zelfvertrouwen en zelfs van haar eigen klasse-identiteit. Daardoor is de arbeidersklasse nog niet in staat om de vraag te beantwoorden die sommige deelnemers aan de klimaatbeweging zich stellen, namelijk wat is het toekomstperspectief tegenover een kapitalistische samenleving op weg naar de afgrond?.
Wat kunnen we doen? Het gaat er zeker niet om niets te doen, maar onder het voorwendsel om ‘toch maar iets te doen’ de partijen en regeringen die dienaars van het kapitalisme te steunen, dat moeten we verwerpen.
De verontwaardiging en bezorgdheid over de toekomst van de planeet zal stilaan een antwoord ontdekken binnen het historisch kader dat zich ontplooid met de ontwikkeling van de strijd van de arbeidersklasse tegen de aanvallen op haar levensomstandigheden, de ontslagen, enz. omdat er een eenheid bestaat tussen de strijd tegen de gevolgen van de kapitalistische uitbuiting en de strijd voor de afschaffing ervan.
De jongeren die aan de beweging deelnemen, moeten begrijpen dat zij geen ‘toekomstige burgers’ zijn, maar in hun overgrote meerderheid in de toekomst zullen deel uitmaken van de werknemers met precaire contracten, van de werklozen, de uitgebuiten. Zij zullen zich moeten verenigen en een globale strijd aangaan tegen kapitalistische uitbuiting, tegen oorlog, vernietiging van het milieu, morele barbaarsheid, enz. vervat in alle poriën van dit uitbuitingssysteem.
Dit is wat de beweging tegen de invoering van de CPE (startbanencontract) in Frankrijk in 2006 of de Indignados-beweging in Spanje en andere landen in 2011, zij het met mondjesmaat, begon te doen. Dit waren jongerenbewegingen die hun toekomst niet zagen als ‘vrije en gelijkwaardige burgers’, maar als deel van de uitgebuiten die moeten strijden tegen de uitbuiting om deze uiteindelijk af te schaffen.
In het kapitalisme is er geen oplossing: noch voor de vernietiging van de planeet, noch voor oorlogen, noch voor de werkloosheid, noch voor de precaire onzekerheid. Alleen de strijd van het wereldproletariaat,samen met alle onderdrukten en uitgebuiten van de wereld, kan de weg openen naar een alternatief.
Internationale kommunistische stroming / 14.03.2019.
We publiceren hieronder grote delen uit een brief van een lezer die, hoewel hij de krachtlijn van ons pamflet over de beweging van de “gele hesjes” verwelkomt, ook kritiek heeft op een aantal van onze standpunten, in het bijzonder het idee dat er uit deze interklassistische beweging niets goeds kan voortkomen voor het proletariaat. Deze vragen raken aan uiterst belangrijke aspecten van de proletarische strijd: wat de arbeidersklasse is, haar strijd, haar perspectief.
Alleen door middel van een breed, open en geanimeerd debat zullen we erin slagen om de meest diepgaande antwoorden uit te werken, om deel te nemen aan de ontwikkeling van het klassebewustzijn van het proletariaat, om zich het wapen van de theorie eigen te maken. Wij moedigen al onze lezers dan ook aan ons te schrijven, hun kritiek, hun akkoorden of hun vragen te formuleren, om zo een debat te voeden dat van vitaal belang is voor het proletariaat. Met dit in het achterhoofd laten wij deze brief vergezeld gaan van ons antwoord.
Brief van onze lezer
“(....) Ik heb verschillende standpunten doorlopen, waaronder die van de verschillende linkse groepen die deze beweging zien als een heruitgave van 1968. Het verschil is duidelijk, maar een dergelijke vergelijking rechtvaardigt hun onbegrensde steun.
Net als in uw pamflet kunnen we erkennen dat de spontane opkomst van deze blokkades een afspiegeling is van een zeer diepe maatschappelijke woede. Een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt. Ik sluit me aan bij uw kritiek ten gronde.
Op drie punten zouden we in discussie kunnen treden:
- Het idee van een valkuil die voor de arbeiders is gezet. Welke betekenis moet aan deze “valkuil” worden gehecht? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake.
In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten: “Heel dit mooie politieke theater, ieder met zijn eigen credo, bezet en kapselt het sociale terrein in om te voorkomen dat de arbeiders zich massaal zouden mobiliseren, dat ze een autonome, solidaire en eengemaakte strijd zouden ontwikkelen tegen de aanvallen van de bourgeoisie”. Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.
Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is. In die zin ben ik het eens met de passage: “De proletariërs willen hun diepe woede uiten, maar ze weten niet hoe ze hun levensomstandigheden doeltreffend kunnen verdedigen tegen de groeiende aanvallen van de bourgeoisie en haar regering”.
- Is het hier ook mogelijk om een autonome klassenstrijd op te vatten als voorwaarde voor een consequente beweging? Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf?
- Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Ons antwoord
Op basis van een gemeenschappelijke vaststelling betreffende de beweging van de “gele hesjes”(1), gekenmerkt door “een zeer uiteenlopende, zo niet tegenstrijdige woede, die het interklassistische karakter van de beweging en de burgerlijke of zelfs de nationalistische expressie ervan uitdrukt” roept deze brief drie belangrijke vragen op.
Een valkuil voor de proletariërs?
In ons pamflet staat dat deze beweging een echte valkuil is voor de proletariërs. Maar voor de kameraad stelt zich de vraag:“welke betekenis moeten we aan deze "valkuil" geven? Een valkuil veronderstelt een organisatie die het voorbereidt, organiseert, enz. Hiervan is echter geen sprake”. Deze beweging was inderdaad spontaan. Een jonge zelfstandig ondernemer uit Seine-et-Marne heeft op sociale media een petitie gelanceerd tegen een verhoging van de belastingen op dieselbrandstof. Dan is er nog een chauffeur van hetzelfde departement die heeft opgeroepen de wegen blokkeren, met een geel hesje aan. In enkele klikken hebben deze twee kreten van woede zich in een zeer hoog tempo verspreid, wat getuigt van een algemene frustratie in de bevolking.
Het is dus geen valkuil van de bourgeoisie, haar staat, haar partijen, haar vakbonden of haar media, maar een beweging die door haar interklassistische aard op zich een valkuil is voor de arbeiders. Want in een interklassistische beweging waar de proletariërs (werkers, studenten, gepensioneerden, werklozen, ...) als individuen-burgers temidden van alle andere lagen van de samenleving (kleinburgers, boeren, ambachten, ...) verwaterd zijn, overheersende sociale aspiraties en strijdmethoden van al deze tussenliggende lagen.
Daarom was het uitgangspunt van de beweging de explosie van woede onder vrachtwagen-, taxichauffeurs en eigenaars van kleine ondernemingen bij de verhoging van de belastingen op dieselbrandstof, die hun bedrijf verder benadeelde. Daarom werd de voorkeur gegeven aan het bezetten van rotondes en tolhuizen, vervolgens van de “mooiste avenue ter wereld”, de Champs-Élysées, met een fluorescerend geel hesje op de rug, om “gezien”, “gehoord” en vooral “erkend te worden”. Daarom waren de Franse vlag, La Marseillaise en verwijzingen naar de Franse Revolutie van 1789, ook alomtegenwoordig te midden van deze kreet van het “Volk van Frankrijk”. Allemaal methoden die op geen enkele manier uitdrukking geven aan een mobilisatie van de arbeidersklasse op haar eigen terrein, waardoor de uitbuiting van het kapitalisme in vraag wordt gesteld door eisen zoals loonsverhogingen, tegen ontslag, enz.
Bovendien kwamen de strijdmethoden van de arbeidersklasse daarin nooit tot uitdrukking. De afwezigheid van stakingen in verschillende sectoren van de klasse of van algemene vergaderingen, waarin de uitgebuitenen debatteren en nadenken over hun strijd en de doelstellingen die eraan gegeven moeten worden, bevestigen dit ruimschoots.
Erger nog, het verrotte terrein van populisme en de xenofobie vergiftigt een groot deel van de beweging. Enkele van de meest misselijkmakende aspecten van de huidige historische periode kwamen tot uiting, zoals officiële oproepen tot versterking van anti-immigratiewetten of nog xenofobe misstanden (2). Meer dan 90% van de aanhangers van de Rassemblement National van Marine Le Pen steunen de “gele hesjes” en meer dan 40% zegt zelf deel te nemen aan de beweging.
Ziedaar de valkuil waarin al deze proletariërs in de “gele hesjes” werden gevangen. Ja, deze beweging is voor hen een echte ideologische valkuil geweest.
Wat zijn de oorzaken van de politieke problemen van de arbeidersklasse?
In enkele regels van deze brief wordt een centrale vraag gesteld: “In het pamflet staat ook het idee dat de arbeidersklasse verhinderd wordt te vechten (…) Worden de arbeiders enkel “verhinderd”, zouden ze anders openlijk strijd leveren op hun klasseterrein? Nee, natuurlijk niet.”Wat zijn de oorzaken van de huidige politieke moeilijkheden van de arbeidersklasse? Het antwoord daarop vinden we niet in een fotografische visie van het actuele proletariaat, maar in de film van zijn geschiedenis. Deze complexe vraag kunnen we hier, in de context van dit artikel, dus niet volledig beantwoorden (3). We willen eenvoudigweg één aspect benadrukken. We mogen het permanente ondermijnende werk van de vakbonden niet onderschatten, die al meer dan een eeuw een specifieke rol hebben in de sabotage, op het werkplek, van de strijd en het bewustzijn.
Een voorbeeld: enkele maanden voor de beweging van de "gele hesjes" organiseerden de vakbonden de "estafettestaking van de spoorwegarbeiders". Duizenden arbeiders, bijzonder strijdlustig, zijn vele dagen lang in staking gegaan, volledig geïsoleerd, afgesneden van andere sectoren van het proletariaat. Tegelijkertijd echter, in de bejaardentehuizen, bij de post, in de crèches, ziekenhuizen, bepaalde fabrieken, enz. vond er ook strijd plaats, elk in zijn eigen hoekje. Vervolgens lanceerde de CGT haar oproep tot “convergentie van de strijd”, een schijn van eenheid, bestaande uit het marcheren op straat, de enen na de anderen, ieder achter “zijn” leuze, “zijn”sector, “zijn” bedrijf.... en terug naar huis te keren zonder een gemeenschappelijke algemene vergadering, zonder discussie, zonder solidariteit in de strijd.
Deze vakbondsbewegingen, die jaar na jaar worden herhaald, hebben als enige functie het gif van verdeeldheid, wanhoop en machteloosheid te verspreiden. Dus ja, de systematische sabotage van de eenheid van de arbeiders door de vakbonden is een van de belangrijkste ingrediënten van de huidige zwakheid van het proletariaat, een zwakheid die een gunstige voedingsbodem schept voor de explosie van interklassistische en dus uitzichtloze woede.
In feite maakt de bourgeoisie gebruik van de zwakheden van het proletariaat in een poging het meer te versuffen. De arbeidersklasse maakt inderdaad een moeilijke periode door. Sinds 1989 met de campagnes over de ineenstorting van het stalinisme die gelijkgesteld werd met het zogenaamde “bankroet van het kommunisme”, is het proletariaat er niet in geslaagd zijn klasse-identiteit terug te winnen en zichzelf als een revolutionaire klasse te herkennen. De uitgebuite klasse, die niet in staat is om de contouren van een maatschappij zonder uitbuiting te schetsen, blijft zeer kwetsbaar, maar vooral zeer passief op het gebied van de strijd.
Alhoewel grote delen van het proletariaat zich, terecht, niet herkenden in de volksopstand van de “gele hesjes”, waren deze centrale sectoren toch niet in staat om zich massaal en in solidariteit en eenheid te mobiliseren, om te reageren op de aanvallen van de regering op hun eigen klasseterrein en met hun eigen strijdmethoden.
Ondanks deze moeilijkheden is het proletariaat echter niet verslagen. Gezien de algemene ontevredenheid en de aanvallen die opdoemen, kunnen de grote proletarische massa's in de komende periode deze lethargie heel goed te boven komen. De toekomst behoort dus nog steeds aan de klassestrijd.
De "gele hesjes", een springplank voor de strijd van de arbeiders?
"Wordt de klassestrijd niet zelfstandig door zich als zodanig vrij te maken in de loop van de beweging zelf? Zelfs als ik de kritiek op de inhoud en de methoden deel, zou ik meer openstaan voor de mogelijkheid van hun evolutie. [U hebt] de spontaniteit in het uitlokken van deze blokkades opgemerkt, maar sommige van hen tonen de zorg om zich zelfstandig te organiseren, om te functioneren door middel van echte algemene vergaderingen, enz. (…)”
Zou de beweging van de "gele hesjes", ook al begon ze op een slechte basis, zich kunnen omvormen tot iets anders, een authentieke strijd van de arbeidersklasse?
Wat spreekt voor deze stelling is de geleidelijke verbreding van de eisen, aangezien de afwijzing van de verhoging van de dieselbelasting op de achtergrond is geraakt ten gunste van een breder protest tegen armoede en voor koopkracht. Bovendien blijft de sympathie van het publiek voor deze beweging onverminderd bestaan. Hoewel de beweging nooit massaal was (ongeveer 300.000 "gele hesjes" op het hoogtepunt van de mobilisatie) en de meerderheid van de proletariërs van grote bedrijven en de openbare dienst toeschouwers bleven, is het niettemin waar dat ze een grote populariteit genoot.
Ter ondersteuning van deze stelling zijn er historische precedenten. Hier zijn er slechts drie, maar niet de minste: de Commune van Parijs uit 1871 ging uit van een explosie van schijnbaar nationalistische en anti-Pruisische woede; de massale staking in Rusland in 1905 begon onder religieuze vaandels, met een pope (Gapon) aan het hoofd; mei 1968 in Frankrijk werd op gang gebracht door een beweging van studenten die in die tijd vaak uit de kleinburgerij voortkwam. Elke keer nam de arbeidersklasse uiteindelijk het voortouw in de strijd, met haar eigen methoden, organisatie en kracht. Om onze lezer te parafraseren: elke keer is "de klassestrijd zelfstandig geworden door zich als zodanig te ontwikkelen in de loop van de beweging zelf".
Zou de beweging van de "gele hesjes" ook iets anders kunnen zijn geworden, een echte arbeidersstrijd? In feite geeft de kameraad zelf het antwoord in zijn brief: “Er is inderdaad sprake van een gemengde sociale beweging, waarbij de verhoudingen niet in het voordeel zijn van de arbeidersklasse, en die andere lagen de ruimte laat om hun eigen belangen te behartigen, wat vandaag de dag niet verwonderlijk is.”
Maar waarom is dat zo? Omdat dit niet 1871, 1905 of zelfs 1968 is. In 1871 was de Commune van Parijs geen uitzondering. In veel delen van Europa, voornamelijk in Frankrijk, was de arbeidersklasse in een strijd verwikkeld en braken verschillende “Communes” uit. De massale staking in Rusland in 1905 werd voorafgegaan door een diepgaand proces van de opkomst van de proletarische strijd (van bewustzijn en organisatie), opnieuw op internationale schaal, sinds de jaren 1890 (Rosa Luxemburg beschrijft dit proces op briljante wijze in haar boek “Massastaking, Partij en Vakbonden”). Mei 68 kwam na een jaar 1967, gekenmerkt door zeer belangrijke stakingen van arbeiders, met name in termen van zelforganisatie, vooral in de grote steden van West-Frankrijk.
Vandaag de dag zien we daar niets van. Zoals we al eerder zeiden, is de arbeidersklasse verstrikt in grote moeilijkheden. Ze is zich zelfs niet eens bewust van haar bestaan als een klasse antagonistisch ten opzichte van de burgerlijke klasse en te onderscheiden van de tussenliggende sociale lagen (vooral de kleinburgerij). Ze is de herinnering aan haar eigen verleden kwijt en kan niet teruggrijpen naar haar reusachtige historische ervaring, waarvoor ze zich zelfs schaamt omdat de bourgeoisie het woord “arbeider” voortdurend gelijkstelt met een soort die "verdwenen" is en het woord “kommunisme” met de barbaarsheid van het stalinisme.
In deze situatie kan de beweging van de "gele hesjes" op geen enkele manier een soort springplank of vonk zijn voor een authentieke strijd van de arbeidersklasse. Integendeel, de proletariërs die zich achter de leuzen en methoden van de kleinburgerij begaven, ie verdronken in de interklassistische ideologie van het burgerschap, en die opgelost werden in alle andere sociale lagen, konden de negatieve druk van het burgerlijk “democratisme” en nationalisme alleen maar ondergaan.
Daarom is het een goede zaak dat de meerderheid van de arbeidersklasse zich tevredengesteld heeft met een platonische ondersteuning, en dat de proletariërs niet massaal deelnamen aan deze beweging zonder perspectief. Deze terughoudendheid toont aan dat de arbeidersklasse, afgezien van haar sympathie voor sommige eisen tegen de armoede, vanaf het begin vooral afstandelijk, voorzichtig was over de focus op belastingen en de gebruikte methoden (de bezetting van rotondes), gealarmeerd was door en walgend van de onmiddellijke steun door heel rechts en extreemrechts.
Dit wantrouwen toont aan dat het proletariaat, ondanks de moeilijkheden die het ondervindt om de strijd op het klasseterrein te beginnen, niet verpletterd, verslagen of massaal betrokken was bij de verrotte ideeën van de kleinburgerij en het xenofobe en anti-immigrantenpopulisme.
In de afgelopen weken, te midden van deze malaise, waren er zelfs kleine lichtpuntjes: middelbare scholieren begonnen te strijden tegen de hervorming van de eindexamens (zonder Marseillaise of Tricolore vlag), niet voor zichzelf, maar uit solidariteit met de toekomstige leerlingen die een opleiding van lager niveau krijgen. Ook studenten mobiliseerden om de verhoging van het collegegeld voor buitenlanders te verwerpen onder de leuze“Solidariteit met de immigranten”. De woede van de jong opgeleide generaties (en toekomstige proletariërs) is een vernietigend antwoord op zowel de onrechtvaardige regeringsmaatregelen als de anti-immigranteneisen van de "gele hesjes". Solidariteit is inderdaad het cement en de kracht van de arbeidersklasse.
Het proletariaat heeft tijdelijk zijn klasse-identiteit verloren, het is afgesneden van zijn geschiedenis en ervaring. Maar het is er nog, steeds levendig. In de diepte gaat de overdenking over het gebrek aan perspectief van de kapitalistische samenleving door, vooral bij de meest bewuste en strijdlustige elementen. Gedreven door de verergering van de economische crisis, in eerste instantie zonder zich bewust te zijn van zijn kracht, zonder te geloven in zijn mogelijke eenheid en zelforganisatie, zal het proletariaat gedwongen worden zich in te zetten voor de strijd om zijn levensomstandigheden te verdedigen. De beweging van de "gele hesjes" is een onthullend teken van de diepte van ontevredenheid, die in de hele uitgebuite klasse bestaat, en van het potentieel van de komende klassestrijd.
Tegenover de tijdelijke verlamming van de klassestrijd moeten de revolutionairen zich wapenen met geduld, niet het isolement, de bakken kritiek en het onbegrip vrezen; zij moeten alle vijanden van het proletariaat, alle ideologische valkuilen, alle impasses, ontmaskeren om in de mate van hun zwakke krachten deel te nemen aan de ontwikkeling van het bewustzijn binnen de arbeidersklasse. Dit in de overtuiging dat alleen klassestrijd in staat is een perspectief te bieden voor de toekomst van de mensheid.
Révolution Internationale, krant in Frankrijk van de IKS, 24-12-2018
(1) “Face à la misère et à la dégradation de nos conditions de vie: Comment lutter pour faire reculer le gouvernement et le patronat ?” (een pamflet beschikbaar op onze website)
(2)“Stellingen over de ontbinding”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 107 (2001)
(3)“Quand la bourgeoisie fait croire au prolétariat qu’il n’existe pas”, Révolution Internationale nr. 447 (2014) et “Waarom heeft het proletariaat het kapitalisme nog niet omvergewrorpen ?”, Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 104 (2001)
De verkiezingen van 26 mei liggen alweer enige tijd achter ons, maar de uitslag blijft de gemoederen bezighouden. De politieke kaarten voor de vorming van de federale en regionale regeringen liggen moeilijk voor de bourgeoisie, maar de verkiezingscampagne en de uitslag hebben haar voor de komende periode ook het nodige voer geleverd voor belangrijke misleidingthema’s. De overwinnaars van de verkiezingen, Ecolo/Groen in Wallonië en Brussel en Vlaams Belang in Vlaanderen zijn, ondanks hun schijnbaar radicale tegenstelling, vast van plan om hun stokpaardjes nog sterker voor het voetlicht te brengen: de nodige inspanningen om de ecologische transitie door te voeren bij Ecolo/Groen en de ‘eigen-volk-eerst’ politiek bij Vlaams Belang,
Zo leveren beide stromingen het kapitalisme precies de setting die het mogelijk maakt om de arbeiders te misleiden met een valse vorm van solidariteit, zoals de solidariteit met de eigen regio, het eigen volk of de solidariteit met de eigen uitbuiters om de planeet te redden. In dit artikel leggen we de gevaarlijke misleidingen bloot die gepropageerd worden door de betreffende partijen, Ecolo/Groen en Vlaams Belang, en zetten uiteen hoe de arbeiders zich daartegen kunnen wapenen en een antwoord kunnen bieden door de ontwikkeling van een ware solidariteit die alle grenzen overstijgt: de proletarische klassensolidariteit.
Een van de grote winnaars van de verkiezingen is inderdaad Ecolo/Groen. Bij deze partij staat het de bescherming van de leefomgeving hoog in het vaandel en ze staat zich er, als groene partij, natuurlijk op voor om op de allereerste plaats het klimaat te beschermen. Maar hoe wil ze dat realiseren? En streeft ze een ware 'system change' na, zoals die in het afgelopen voorjaar in de massale betogingen van de jongeren tegen de opwarming van het klimaat door de uitstoot van CO2 voortdurend werd gescandeerd?
Het is een illusie te geloven dat er druk kan uitgeoefend worden op de burgerlijke politici om fundamentele maatregelen te nemen voor de bescherming van de aarde:“Dit soort benadering van ‘druk’ op overheden om ‘iets te ondernemen’ is als het vragen aan een hacker om voor computerbeveiliging te zorgen of aan een vos om op de kippen te letten.” (“Het kapitalisme bedreigt de planeet en de mensheid: Alleen de wereldwijde strijd van het proletariaat kan hieraan een einde maken”; Internationalisme nr. 370).
De ‘druk’ van de jongeren heeft de bourgeoisie – cynisch als ze is – beantwoord met een online-enquête waarin elke individuele burger wordt gevraagd hoe hij denkt te kunnen bijdragen aan de verminderen van de uitstoot van CO2. Iedereen mag dus zelf uitvissen hoe hij zijn ecologische voetafdruk denkt te kunnen verkleinen. Op die manier wordt het probleem bij de burger gelegd en mag die zichzelf op extra kosten jagen voor het milieu. Daarnaast maakt de heersende klasse handig gebruik van het schuldgevoel om, uit naam van de bescherming van het milieu (via de ecologische fiscaliteit) de economische aanvallen verder op te voeren.
Een van de plannen van Ecolo/Groen is een algemene koolstofheffing. De zware industrie en energieproducenten vallen al onder een verplicht Europees emissiehandelssysteem (ETS), waarbij ze rechten moeten kopen om koolstof te mogen uitstoten. Als ook alle andere sectoren, die CO2 uitstoten, zoals de transport en de landbouw, belast worden met een koolstofheffing dan zou dat jaarlijks meer dan 2 miljard euro opleveren. Met die opbrengst denkt Ecolo/Groen een deel van haar plannen te kunnen realiseren zonder de burgers op extra kosten te jagen. Alsof die kosten voor de transporteurs of de landbouwers niet rechtstreeks (prijzen) of onrechtstreeks (staatssubsidies) door de bevolking en dus vooral door de arbeiders betaald zullen gaan worden.
In een recent rapport becijferde het Federaal Planbureau in België de extra kosten voor de bescherming van het milieu op 15 miljard euro tot 2030, en 17 miljard voor de periode 2030-2050. Bovendien staat België voor de urgente noodzaak om de kerncentrales te sluiten en is het algemeen bekend dat daar ook een prijskaartje aanhangt. “Het zal nu al erg moeilijk zijn om de sluiting van de kerncentrales op te vangen met alternatieven.” (Tomas Wyns, deskundige van de VUB op het gebied van het klimaat). Als de kernuitstap gehandhaafd blijft, zijn er immers ook forse investeringen nodig om een alternatieve grootschalige energieproductie op poten te zetten.
Volgens de Belgische regering zijn ingrijpende energiebesparingen niet op een kosteneffectieve wijze te verwezenlijken. “De klimaatuitdaging zal de komende decennia hoe dan ook belangrijke inspanningen vereisen, en dat zal geld kosten. Er is daarvoor geen magische oplossing die niemand zal voelen. (…) De energietransitie zal de consument geld kosten”, dit verklaarde Minister van Energie Marie Christine Marghem in de Kamer in antwoord op vragen van kamerlid Karin Temmerman van de SPa. De stijging van de elektriciteitsprijzen van vandaag is volgens haar slechts een voorproefje van wat er binnen enkele jaren te wachten staat als de kerncentrales definitief worden gesloten.
Om de ecologische transitie voor te stellen als een nagenoeg pijnloze ingreep, zoeken progressieve economen hun toevlucht te zoeken tot de meest potsierlijke oplossingen, namelijk door geld bij te drukken. Ecolo/Groen weet terdege dat plannen ter bescherming van de natuurlijke leefomgeving moeilijk zijn te verkopen als ze de mensen geld kosten. Maar nu haar plotseling een uitweg wordt geboden, grijpt ze die met beide handen aan. “Om het klimaat te redden, kunnen we gewoon geld bijdrukken. Dat kon wel voor de banken, dus kan het zeker voor het klimaat”. (Bart Staes, Europees parlementslid van Groen). Daarbij verzwijgt de ‘groene’ parlementslid uiteraard dat de redding van de banken in 2008 tien jaar extra besparingen en veel opofferingen voor de arbeidersklasse betekende.
De vervuiling van de leefomgeving en de opwarming van het klimaat wordt in essentie niet veroorzaakt door bepaalde sectoren van de industrie, door de landbouw of door de transportsector, ze wordt ook niet veroorzaakt door de individuele burger, maar door het bestaande systeem: het kapitalisme. Het is de heersende productiewijze die ten grondslag ligt aan de huidige dramatische verslechtering van onze leefomgeving. Het kapitalisme is, vooral in de periode van het verval, een ware ramp geworden voor de mensheid en voor alles wat ze in de loop van de geschiedenis heeft opgebouwd.
Dat komt omdat“de kapitalistische productiemethode wordt beheerst door het winstbelang. Voor elke kapitalist heeft de productie pas dan zin en doel, wanneer deze ertoe leidt dat zij hem, jaar in jaar uit, de zakken vult (…) met winst. (…) Maar het voornaamste doel van de kapitalistische productie (…) is steeds groeiende winst. (…) Het grootste deel van de behaalde winst wordt opnieuw tot kapitaal gemaakt en gebruikt voor de verdere vergroting van de productie. Het kapitaal hoopt zich daardoor op (…) en de kapitalistische productie breidt zich steeds meer uit, als voorwaarde voor en als gevolg van de accumulatie.” (“Wat de epigonen van de theorie van Marx hebben gemaakt. Een antikritiek”; Hoofdstuk I, Rosa Luxemburg)
Uitbreiding en accumulatie van kapitaal, de accumulatie om de accumulatie, zijn de drijvende krachten achter de kapitalistische ontwikkeling. Voor deze drang om voortdurend uit te breiden, meer te produceren moet alles wijken, en er vindt dus een ongekende roofbouw plaats op de natuur. Om de productie te kunnen starten moeten de arbeidskrachten en grondstoffen worden gewonnen; om de productie te kunnen realiseren moet het restproduct het water, de lucht of de grond in. Deze eindeloze kringloop kan alleen doorbroken worden door de wereldwijde revolutie van de arbeidersklasse en de opbouw van een maatschappij waarin alleen gebruikswaarden worden geproduceerd voor de maatschappelijke behoeften van de samenleving.
Hoe staat Ecolo/Groen hier tegenover? Radicale taal genoeg, zoals de noodzaak van een “breuk met het productivistische, consumerisme en kapitalistische model” (“Autrement, ensemble, pour tous!”, 27-01-2015). En een afgevaardigde in het parlement van de regio Brussel ziet in Ecolo zelfs een partij, “die het kapitalistische systeem fundamenteel in vraag stelt.”(“Je suis absolument anticapitaliste”; Kalvin Soiresse Njall, 29-04-2019). Wordt hier het kapitalisme werkelijk in vraag gesteld of is het louter woordradicalisme en worden we dus alleen maar zoet gehouden met mooie woorden? Als Ecolo/Groen productivisme, consumerisme en kapitalisme op één lijn stelt, dan reduceert ze het kapitalisme in wezen tot niets meer dan een verschijnsel binnen het bestaande systeem. Op die manier kan je gemakkelijk met radicale woorden smijten, maar betekenen ze in feite niets.
Het gebruik van radicale taal maakt het voor Ecolo/Groen wel mogelijk de gevaarlijke misleiding te verbergen waarmee ze de arbeiders aan het systeem bindt: in de strijd tegen de klimaatcrisis zou het kapitalisme wel een oplossing bieden, op voorwaarde dat er gezamenlijk offers worden gebracht. Daarvoor hoeft de kapitalistische economie alleen maar omgevormd te worden tot een groene economie. Maar ook het ‘groene’ kapitalisme is een mythe, en daarmee zal Ecolo/Groen de toenemende wereldwijde vervuiling van de natuur en opwarming van het klimaat niet tegenhouden, laat staan terugdringen. (1) Welke maatregelen er ook worden genomen - effectief, minder effectief of totaal nutteloos - de arbeidersklasse zal altijd de rekening gepresenteerd krijgen. Het is een sprookje om te denken dat de ecologische transitie zonder extra offers gerealiseerd kan worden.
Zeer zeker zal de PVDA/PTB het hier allemaal mee eens zijn. Want deze links-burgerlijke partij stelt ook dat het kapitalisme de oorzaak is van de systematische aanslag op de natuur. “Het klimaatprobleem is een probleem van het systeem, het kapitalistische systeem (…)dat alleen de wet van de markt erkent.” (Mathilde El Bakri, parlementslid voor de PVDA/PTB bij het Brusselse Gewest; 12-11- 2018). Maar als we dan de oplossing lezen die dit parlementslid voorstelt, dan klinkt het opeens helemaal niet meer zo radicaal. Want dan schijnt het voldoende te zijn dat “het huidige kapitalistische denken moet worden vervangen door planmatig doordenken”(Idem). Niks geen wereldwijde revolutionaire omwenteling, niks geen vernietiging van de kapitalistische staat, niks geen dictatuur van het proletariaat, maar louter een verandering in het denken bij de politieke planners, en wie zijn dat anders dan het patronaat en de kapitalistische Staat?
Zoals gezegd is een andere grote winnaar van de verkiezingen Vlaams Belang. De opkomst van Vlaams Belang sinds 2014, sinds het aantreden van Tom van Grieken als voorzitter van de partij, berust op dezelfde pijlers als zij die de opkomst hebben mogelijk gemaakt van de verschillende populistische partijen elders in Europa: een terugtrekking op het eigen nationalistische en zelfs regionalistische terrein doorheen een rabiate campagne tegen vreemdelingen, de afwijzing van de corrupte politieke elite en de zogenaamde verdediging van het ‘eigen’ volk.
Deze nieuwe koers bewijst de stelling, die in 2011 door Teun Pauwels werd geponeerd, namelijk dat Vlaams Belang inmiddels al bijna was “uitgegroeid tot een prototype van een populistische partij. Naast etnisch nationalisme, xenofobie, ethisch conservatieve waarden en 'law and order' werd ook antipolitieke populistische retoriek een van de kernelementen van haar ideologie. De partij beweert nu de spreekbuis te zijn van de man in de straat die niet langer gehoor krijgt in de Wetstraat.” (“Populisme in Vlaanderen”, Teun Pauwels, Samenleving & Politiek, september 2011)
Zoals andere populistische partijen, is Vlaams Belang niet alleen fanatiek tegen de migranten maar ook nadrukkelijk voor de ‘eigen’ mensen. Volgens Tom van Grieken moeten we de grenzen sluiten, niet in de eerste plaats “uit haat voor de mensen buiten onze grenzen, maar uit liefde voor de mensen binnen onze grenzen”. De migratie zou een bedreiging vormen voor de Belgische welvaart, die door de noeste arbeid van de oudere generatie tot stand is gebracht. En die welvaart moet beschermd worden. Want “nergens anders in Europa laat een volk toe dat zijn welvaart op zo’n grote schaal geplunderd wordt” (Wouter Vermeersch, lijsttrekker voor West-Vlaanderen).
Vlaams Belang laat er geen gras over groeien en zet zich zogezegd actief in voor de materiële (economische) belangen van de ‘eigen’ mensen. “Die regering geeft jaarlijks 7 miljard uit aan nieuwkomers uit alle windstreken, maar laat degenen aan wie we het welvaartssysteem te danken hebben creperen.” (Tom van Grieken). In het verkiezingsprogramma van Vlaams Belang staat nu een minimumpensioen van 1.500 euro, een verlaging van de BTW op elektriciteit van 21 naar 6 procent en een verhoging van het maandelijkse inkomen met 125 euro netto per persoon. Bovendien wil hij de pensioenleeftijd terugbrengen naar 65 jaar, en pensioen toekennen na een volwaardige loopbaan van 40 jaar.
De plannen van Vlaams Belang zijn ook doorgerekend door het Planbureau. Alles tezamen zouden deze plannen meer dan 10 miljard euro gaan kosten, met als gevolg dat de nationale schuld (federale en regionale staten tezamen) met 8,7 procent zou toenemen. De nationale schuld is momenteel 104% van het bruto binnenlands product (BBP) en daarmee behoort België tot de weinige West-Europese landen met een staatsschuld van boven de 100%.Vergelijking: Nederland heeft een nationale schuld van 53% van het BBP. Het lijkt dus dat Vlaams Belang hier zijn hand overspeelt. Want de plannen die hij voorstelt zijn, net zoals die van de Italiaanse regering (2), onbetaalbaar en dus niet te realiseren.
Volgens Vlaams Belang gaan “open grenzen en ‘sociale zekerheid’ gaan niet samen.” (Tom van Grieken). En omdat een ‘sociale zekerheid’ voor de ‘eigen’ mensen een ‘harde eis’ is voor Vlaams Belang, zijn de migranten het kind van de rekening. Nieuwe migranten mogen niet langer automatisch toegang meer krijgen tot de ‘sociale zekerheid’. Vlaams Belang stelt voor om een aparte sociale zekerheidskas in het leven te roepen voor de ‘onderklasse’ van migranten. Deze zouden hun sociale bijdragen dan in een aparte kas moeten storten en na een bepaalde tijd enkel uit deze kas hun uitkering verkrijgen. Als er minder sociale bijdragen binnenkomen, dan krijgt automatisch iedereen een lagere uitkering.
Om zijn sociaal-economisch programma voor de ‘eigen’ mensen te kunnen realiseren moeten ‘illegale’ en nieuwe vreemdelingen eigenlijk de toegang tot de ‘sociale zekerheid’ ontzegd worden. Nadat de N-VA het plan had geopperd om beslissingen over de migranten niet langer op federaal niveau, maar op het niveau van de deelstaat zelf te nemen (“Vlaanderen moet zelf kunnen kiezen wie en hoeveel mensen we verblijfsrecht geven.”), stelde Vlaams Belang voor om voor Vlaanderen minstens tien jaar een totale immigratiestop in te stellen. Volgens de partij zou een stop op immigratie de ‘ademruimte’ bieden om het Vlaanderen van morgen op te bouwen.
De voorloper van Vlaams Belang, Vlaams Blok, werd al eens door de burgerlijke rechtspraak gemuilkorfd vanwege zijn xenofobische uitlatingen. In 2004 oordeelde het Gentse hof van beroep dat Vlaams Blok een vereniging is die “onophoudelijk aanzet tot haat en discriminatie”. Want uit“de publicaties van het Vlaams Blok blijkt duidelijk dat ze systematisch het zondebokmechanisme gebruikt om bij de bevolking gevoelens van haat en discriminatie aan te wakkeren.” (“Vlaams Blok zet aan tot xenofobie”; Inge Ghijs, 22 april 2004). Om zich niet in diskrediet te brengen hadden de andere partijen al een ‘cordon sanitaire’ ingesteld, wat hen echter niet belette actief hun steun te geven aan de constructie van ‘Fort Europa’ tegen de vluchtelingen.
Migratie is echter zo oud als de mensheid. Al in de oertijd waren mensen genoodzaakt om grote tochten te ondernemen op zoek naar gebieden waar ze in hun levensonderhoud konden voorzien. Migratie is ook onlosmakelijk verbonden met de moderne tijd, evenals met het kapitalisme. Sinds het kapitalistisch systeem zijn intrede deed, in de 16e eeuw, zijn mensen uit de centrale landen van Europa uitgezworven over de hele wereld, met als belangrijkste periode de honderd jaar tussen 1814 en 1914 toen in totaal 50 miljoen mensen naar de Nieuwe Wereld emigreerden om daar ‘hun geluk te beproeven’.
Migratie is ook een eigenschap van de arbeidersklasse. De arbeider binnen het kapitalisme wordt “gedwongen om zich onophoudelijk te verplaatsen, altijd op zoek naar een gelegenheid, een plaats om zijn arbeidskracht te verkopen. Arbeider zijn impliceert de noodzaakt om zich over langere of kortere afstanden en zelfs naar andere landen of werelddelen te verplaatsen, overal waar hij zijn arbeidskracht kan verkopen.” (…) “Met andere woorden: de arbeidersklasse is vanwege de aard van de kapitalistische verhoudingen een klasse van migranten.” (Migranten en vluchtelingen:slachtoffers van het kapitalisme, Inleiding; Internationalisme nr. 364).
Het plan van Vlaams Belang om Vlaanderen tien jaar lang compleet af te sluiten voor de instroom van migranten, is leuk bedacht maar net zo weinig realistisch als het afschaffen van de grenzen binnen het kader van het kapitalisme. Het verkoopt goed maar voor mensen in (doods)nood is geen zee te hoog en woestijn te breed. Ze vluchten naar een veilig Europa omdat hun geboortegrond het terrein is van een niets en niemand ontziende oorlog tussen de verschillende regionale en wereldmachten. Ze vluchten naar het Noorden omdat hun woonomgeving onleefbaar is geworden door de oprukkende woestijnvorming, voor een groot deel veroorzaakt door de massale uitstoot van CO2 in de geïndustrialiseerde landen.
De exclusieve politiek van Vlaams Belang, de politiek om iedereen buiten te sluiten die anders is, viseert ook de ‘holebies’ en transgenders onder de ‘eigen’ mensen. Maar boven aan zijn lijstje staan toch de extreme moslims, de “rotte appels die Molenbeek op stelten zetten, rotte appels die hier alleen zijn om te profiteren van de sociale zekerheid en rotte appels die een extreme vorm van islam proberen op te leggen”. (Tom van Grieken). Deze moeten, in de woorden van Vlaams Belang, ‘opgeruimd worden’. De uitsluiting van mensen in nood, de politiek van het ‘ieder voor zich’, zet aan tot verdeeldheid en draagt alleen maar bij aan een toename van de barbaarsheid van het kapitalisme in verval.
Vijftig jaar na de afschaffing van de rassenscheiding in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, dertig jaar na de afschaffing van de apartheid in Zuid-Afrika, is Vlaams Belang van plan een nieuwe scheiding in te voeren: die tussen autochtonen en allochtonen. En hoe kan je vreemdelingen in Vlaanderen onderscheiden van de ‘eigen’ mensen? Niet op huidskleur, want er zijn niet alleen blanke maar inmiddels ook ‘gekleurde’ Vlamingen. En wat te doen met het door Vlaams Belang zo vermaledijde ‘uitschot’ uit Oost-Europa? Door de « echte Vlamingen » te verplichten een Vlaamse Leeuw op de kraag te spelden? Of door hun ‘zuivere Vlaamse roots’ aan te tonen tot de derde generatie ?
De ideologie van uitsluiting, het zoeken van zondebokken, de vreemdelingenhaat vormt de ruggengraat van de ideologie van Vlaams Belang. In reactie daarop probeert ultralinks (LSP, PVDA/PTB) onder verwijzing naar de antifascistische strijd van de jaren 1930 (3), ons te mobiliseren voor haar anti-populistische campagnes. Deze protesten tegen Vlaams Belang dienen echter maar één doel: de arbeiders van hun eigen klasseterrein af te lokken om ze beter te binden aan de verdediging de democratie die slechts het andere gezicht is van hetzelfde systeem van uitbuiting van de natuur, uitsluiting van de ‘nieuwkomers' en aanvallen op ons steeds geringere inkomen.
Onmiddellijk na het vernemen van de verkiezingsuitslag werd er van verschillende kanten benadrukt dat het heel moeilijk zal zijn om de federale knoop te ontwarren en dat de vorming van de nieuwe regering een hele klus zal worden. “Mijn gevoel na dit debat is dat de regeringsvorming nog moeilijker zal worden dan ze al was”(professor politieke wetenschappen Carl Devos). “Om te zeggen dat je met deze uitslag een Belgische regering kan maken die logisch beantwoordt aan wat in Vlaanderen is gestemd en in Wallonië, dan krijg je de Nobelprijs. Dat is gewoon onmogelijk.”(Bart de Wever N-VA). Binnen een week na de verkiezingen doken er zelfs al stemmen op voor nieuwe verkiezingen.
Vormen deze moeilijkheden voor de bourgeoisie dan geen voordelen voor de arbeidersklasse? Neen, in de huidige periode van ontbinding betekenen tegenslagen voor de bourgeoisie vaak niets veel goeds voor de arbeidersklasse. Dat komt omdat de bourgeoisie de gevolgen van deze ontbinding, zoals het ieder voor zich (4), tegen de arbeiders kan keren. Dat is ook een van de redenen waarom het van belang is voor de arbeidersklasse de politieke ontwikkelingen van de heersende klasse nauwlettend te volgen. Want ze moet zien te voorkomen dat de bourgeoisie haar, met haar sprookjes over ‘de nodige inspanningen ter bescherming van het klimaat’(Ecolo/Groen) en ‘de verdediging van de sociale zekerheid voor de Vlaamse mensen’ (Vlaams Belang) voor haar karretje spant.
Door het opkloppen van de onderlinge meningsverschillen probeert de bourgeoisie voortdurend de arbeidersklasse te verleiden een of ander burgerlijk kamp te kiezen. Voor de laatste is het van het grootste belang om de mooie praatjes te ontmaskeren en op die manier te vermijden om in de burgerlijke valstrik terecht te komen. Voor de arbeiders geldt maar één regel: zich niet mee te laten slepen op burgerlijk of kleinburgerlijk terrein, maar op eigen terrein te blijven door de gemeenschappelijke verdediging van hun materiële belangen en hun eigen doeleinden als zelfstandige klasse tegenover het kapitaal. Alleen hier kan ze de echte klassensolidariteit tot uitdrukking brengen tegenover iedere vorm van valse solidariteit van de burgerlijke fracties.
Want de winnaars van de verkiezingen schotelen ons niet alleen plannen voor die niet te verwezenlijken zijn, ze proberen de arbeiders vooral mee te slepen in een valse vorm van solidariteit. Zo gebruikt Ecolo/Groen het klimaat om alle burgers ertoe aan te zetten hun solidariteit te betuigen met hun uitbuiters in een poging de economie te ‘vergroenen’. Op dezelfde wijze gebruikt Vlaams Belang de kwestie van de ‘sociale zekerheid’ om alle Vlamingen op te roepen hun solidariteit te betuigen met het ‘eigen’ Vlaamse volk tegen de ‘vreemdelingen’, die dit systeem in gevaar zouden brengen. Hiertegenover staat de inclusieve, totale solidariteit, die geen onderscheid maakt naar ras, kleur, afkomst, enzovoort, en geen grenzen kent. Deze solidariteit wordt tot uitdrukking gebracht door de arbeidersklasse, de klasse die op basis van zijn allesomvattende en internationale solidariteit een einde maakt aan alle klassen.
Deze alternatieve ‘oplossingen’ liggen volledig in de lijn met die van de gevestigde partijen, die de laatste de regeringen hebben gevormd: de socialisten, de liberalen en de christendemocraten met Di Rupo als Eerste Minister, en de liberalen, de christendemocraten en de N-VA met Michel als Eerste Minister. Ook zij spoorden aan tot solidariteit met de nationale Staat en bouwden de sociale voorzieningen af door steeds meer categorieën ervan uit te sluiten. Ze tonen daarmee fundamenteel het onvermogen aan van de bourgeoisie om de wezenlijke problemen op te lossen, die door het kapitalisme worden veroorzaakt
Een groot deel van de kiezers heeft een ‘foert stem’ uitgebracht. ‘Alles beter dan de partijen die de laatste jaren de scepter zwaaiden’, zullen ze hebben gedacht. Maar in het komende jaar zullen diezelfde mensen tot de slotsom komen dat Vlaams Belang en Ecolo/Groen ook geen fundamentele veranderingen konden doorvoeren. Verkiezingen veranderen niets aan de fundamentele problemen van het kapitalisme. (5) Erger: de stem voor de radicale partijen fungeert slechts als een uitlaatklep. Ze onderstreept nog maar eens hoezeer de geatomiseerde kiezer, die gevangen zit in de democratische logica (6), slechts uitzichtloosheid en machteloosheid tot uitdrukking kan brengen.
Dennis /2019.07.15
(1) Zie bijvoorbeeld: Ecologie: piège, mystification et alternatives; Internationalisme nr. 358 - 2e trimester 2013.
(2) De Italiaanse regering wil meer geld in de economie pompen, bijvoorbeeld door belastingverlaging, zoals Salvini van Lega Nord voorstelt, of een basisinkomen, waar Luigi Di Maio druk mee bezig is. Maar in de ogen van Brussel geeft de Italiaanse regering veel te veel geleend geld uit. En omdat ze zich daarmee niet houdt aan de begrotingsregels en het schuldenplafond,wil de Europese Commissie sancties uitvaardigen.
(3) Zie: “In de huidige periode. Bestaat er een fascistisch gevaar?”; Wereldrevolutie nr. 130 - 3e kwartaal 2012. En ook: “Discussiedag zomer 2013: Niet het fascisme of rechtspopulisme, maar de klasseconfrontatie staat nog steeds centraal”; Internationalisme nr. 360 - 1e kwartaal 2014
(4) In de fase van de ontbinding, als gevolg van de blokkade in de strijd tussen de bourgeoisie en het proletariaat, zweet de kapitalistische maatschappij uit al haar poriën“de marginalisering, de atomisering van het individu, de vernietiging van familieverhoudingen, de uitsluiting van oude mensen van het maatschappelijke leven, de vernietiging van liefde en affectie en zijn vervanging door pornografie”. Kortom,“de vernietiging van het principe van het collectieve leven in een maatschappij, verstoken van enig project of perspectief.” Zie “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”.
(5) Zie vooral: “Les élections sont un piège pour la classe ouvrière ”, Révolution Internationale nr. 433 - juni 2012. En ook: “De toekomst ligt niet in het stemhokje maar in de klassestrijd”, Internationalisme nr. 331, april- juni 2007. Evenals: “Élections et démocratie: l’avenir de l’humanité ne passe pas par les urnes”; Révolution Internationale nr. 463, maart-april 2017.
(6) Helemaal alleen in het stemhokje wordt de burger geconfronteerd met een keuze voor iets totaal abstracts, iets dat volledig buiten zijn dagelijks leven ligt. “De uitgebuitenen hebben niets te winnen door deel te nemen aan het grote verkiezingscircus waar ieder van ons zich in een geatomiseerde, machteloze, geïsoleerde positie bevindt.... precies in het stemhokje.” (“Élections présidentielles: quelles leçons pour les travailleurs?”; Révolution Internationale nr. 432, mei 2012)
Het kapitalisme heeft hele regio’s van de wereld ongastvrij en ondraaglijk gemaakt, een echte hel voor de gemartelde bevolking, die wordt gedwongen om te vluchten. Na de piek van de ‘migratiecrisis’ in 2014/2015 besloten de machtigste staten resoluut te reageren in een poging om mogelijke immigranten, die ‘te talrijk’ waren geworden, af te schrikken. Door hun politioneel en repressief apparaat aan te scherpen, hebben ze de grenscontrole grotendeels ‘uitbesteed’ door het beheer van de migrantenstromen uit te besteden aan actoren die zich weinig zorgen maken om de gebruikte ‘methoden’ en de ‘opvangvoorwaarden’. Zo heeft de Europese Unie (EU) Turkije in 2016 voor 4 miljard euro opgeroepen om migranten in te dammen door ze op afstand te parkeren. Velen van hen kwijnen vandaag de dag nog steeds weg in deze detentiecentra. Het ‘succes’ van deze nieuwe migratiepolitiek heeft zich recentelijk uitgebreid naar andere staten, met name naar Noord-Afrika. In Libië zijn migranten het slachtoffer van behoorlijke onmenselijke omstandigheden van de detentie.
Toen de VN het centrum van Zintan bezocht: “waren er dus 654 migranten en vluchtelingen opgesloten onder omstandigheden die “gelijkstaan aan een onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing”, wat neerkomt op “marteling”, aldus Rupert Colville (VN), die een gedetailleerde beschrijving geeft van ondervoeding, wateronttrekking, mensen “die vastzitten in overvolle magazijnen die stinken naar vuilnis en verstopte latrines” (1). In afwachting van een eventuele overbrenging naar Turkije worden momenteel ook duizenden vluchtelingen geïnterneerd op de Griekse eilanden, in centra waar de omstandigheden voor internering verschrikkelijk zijn: “De faciliteiten zijn niet geschikt voor de opvang van alle vluchtelingen op de eilanden. “In kamp Moria is er een badkamer voor 100 personen en een douche voor 300 personen. Sommigen van hen zijn hier een paar dagen na de tenuitvoerlegging van de overeenkomst aangekomen, kunt u zich voorstellen dat u twee jaar in dergelijke omstandigheden kunt leven? Deze mensen hebben de controle over hun leven verloren”, hekelt Luca Fontana, coördinator van Artsen zonder Grenzen in Lesbos.” (2).
Een ander getuigenis: “Het kamp van Moria is niet voor mensen, zegt Dr. Alessandro Barberio, een psychiater bij Artsen zonder Grenzen. Zelfs de meest evenwichtige mensen kunnen gek worden. Ik heb hier de ernstigste en talrijkste gevallen van mijn carrière gezien, benadrukt hij. Het gebrek aan antwoorden over hun toekomst vernietigt hen uiteindelijk. Het maandenlang doorlopen van de asielprocedures, terwijl je in deze beerput leeft, voorkomt dat je slaapt en leidt tot wanhoop of zelfmoord.” Samen met de maritieme bewaking en de versterkte politionele middelen gaat dit ten koste van zoveel leed dat de bourgeoisie op cynische wijze kan bogen op de ‘successen’ van wat men zou kunnen kwalificeren als een echte vesting. Op de zojuist genoemde Griekse eilanden is het aantal gearriveerden officieel met 97% gedaald! (3).
Toen in 2014, op het hoogtepunt van de gevechten in Syrië en Irak, de ‘migratiecrisis’ tot uitbarsting kwam, aarzelden de democratische grootmachten niet om grote ‘humanistische’ verklaringen af te leggen, en verzekerden ze dat ze hun verantwoordelijkheid zouden nemen om deze miljoenen mensen die hun land ontvluchtten, in naam van het heilige ‘asielrecht’, te helpen. Duitsland, de grootste economische macht in Europa, heeft zich als een echt toevluchtsoord gepresenteerd door de deuren te openen voor een paar duizend asielzoekers uit Oost-Europa. Hoewel minder enthousiast, volgden alle andere grote Europese mogendheden dit voorbeeld voorzichtig. Als het burgerlijke politieke apparaat, om zijn geloofwaardigheid te behouden, gedwongen wordt om door middel van mooie humanistische toespraken te doen alsof het zich het lot van migranten aantrekt, toont zijn barbaarse praktijk de geringe waarde die het menselijk leven in zijn ogen vertegenwoordigt.
Regeringen sluiten grenzen, beperken het verkeer door gebruik te maken van de angsten die ze voeden, bouwen fysieke en ‘administratieve’ muren om zich te beschermen tegen de ‘migratieplaag’ en de ‘invasie’. Daarom laat de ‘progressieve’ Franse president Emmanuel Macron, voor wie de opvang van migranten deel uitmaakt van “de waardigheid van al onze landen, in het bijzonder Frankrijk”(4). de Franse marine in de Middellandse Zee patrouilleren om migranten op brute wijze terug te dringen naar de Afrikaanse kust. Om dezelfde redenen financieren de Europese staten, die zichzelf hebben uitgeroepen tot voorvechters van de ‘mensenrechten’, particuliere milities aan de grenzen van de Afrikaanse landen, die tot de tanden gewapend zijn. Terwijl elk land zijn buurland ervan beschuldigt niet genoeg te doen, voeren ze allemaal een openlijke anti-migratiepolitiek!
De laatste tijd oreert de bourgeoisie beamend dat de massa migranten die naar het Europese continent willen komen sterk is afgenomen. De heersende klasse kan trots zijn: zij heeft zelfs douanebeambten (die verantwoordelijk zijn voor het controleren van de goederenstroom) gemobiliseerd om haar meest sinistere taken tegen migranten uit te voeren, vooral de kustbewaking en politiecontrole. Een dergelijke criminele situatie dwingt migranten alleen maar om steeds meer risico’s te nemen en de zee om te vormen tot een begraafplaats waar elk jaar duizenden wanhopige mensen sterven, gedwongen om hun geluk te beproeven op geïmproviseerde vlotten.
Het Europese Frontex-agentschap werd desalniettemin officieel opgericht om “migranten in nood op de Middellandse Zee te redden”. Met dit soort hypocriete formules financiert de Europese bourgeoisie, zoals we al onderstreept hebben, het Turkije van Erdogan om migranten aan de Syrische en Iraakse grenzen in interneringskampen vast te houden.
In september 2015 heeft de Europese Commissie de lidstaten gevraagd om bijna 100.000 mensen op te nemen (wat nagenoeg niets is in vergelijking met de massa migranten). In mei 2018 was nog maar 1/3 van de migranten toegelaten. Frankrijk, het ‘vaderland van de mensenrechten’, heeft slechts 25% van zijn doel behaald. Deze vaststelling toont duidelijk aan dat de hoogdravende toespraken van de belangrijkste politieke leiders van de bourgeoisie, die oproepen tot ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ en ‘solidariteit’, verdwijnen in de koude berekening van elke regering om het aantal vluchtelingen te reguleren in overeenstemming met de belangen van elke nationaal kapitaal en de last die dit voor de staat kan betekenen. Dit is een van de redenen voor de wrijving en verdeeldheid binnen de bourgeoisie over deze kwestie.
Alle regeringen scherpen de al draconische politiek ten aanzien van migranten dag na dag aan. In Frankrijk is de politiek van Macron nog wreder dan die van zijn voorgangers, waaronder Sarkozy en zijn schadelijke anti-migratieretoriek, zoals blijkt uit de wet ‘immigratie en asiel’, die in 2018 werd aangenomen: versnelling van de steeds willekeuriger uitzettingsprocedures, uitbreiding van de detentiemaatregelen, ‘videohoorzitting’.... De Franse Minister van Binnenlandse Zaken heeft ook een rondschrijven gepubliceerd dat voorziet in de registratie van migranten in opvangcentra. Dit rondschrijven wordt gepresenteerd als een manier om het gehuisveste ‘publiek’ te leren kennen en ze te oriënteren in functie van hun situatie. Net als in alle andere ‘beschaafde’ en ‘democratische’ landen stelt deze politiek migranten gelijk aan menselijke kuddes die zoveel mogelijk moeten worden gesorteerd, geparkeerd en teruggestuurd naar hun land van herkomst om hen opnieuw bloot te stellen aan de verwoestingen van oorlog, honger en ziekte.
In Italië heeft de Kamer van Afgevaardigden een omstreden wetsvoorstel aangenomen, geëist door Matteo Salvini, Minister van Binnenlandse Zaken en hoofd van de Liga (uiterst rechts), dat het immigratiebeleid verscherpt. Concreet betekent dit dat de Italiaanse regering nu honderdduizenden asielzoekers in grote concentratiekampen zal bijeen brengen als een kostenbesparende maatregel en het gebruik van tasers zal veralgemenen! Elke uiting van solidariteit met migranten wordt verondersteld deel uit te maken van de “hulp aan illegale immigratie” en wordt systematisch door de wet bestraft.
In Spanje verwelkomde de regering van Sanchez, zodra zij in juni 2018 aan de macht kwam, de 630 migranten van de Aquarius ‘met open armen’ en kondigde ze haar voornemen aan om de toegang tot gezondheidszorg voor mensen zonder papieren te vergemakkelijken. Bijna een jaar later is het in september 2018 aangenomen decreet nog steeds niet uitgevoerd in de enclave Melilla. Erger nog, na de aankondiging van deze schijnbewegingen is de socialistische regering, onder het voorwendsel van “het garanderen van de veiligheid” langs de hekken van Ceuta en Melilla, “zonder de migranten pijn te doen”, van plan om het prikkeldraad te vervangen door een nieuw “element” ... dat het hek met 30 procent zal verhogen, waardoor het op sommige plaatsen 10 meter hoog wordt. Dit is wat de regering “een veiligere maar ook meer menselijke grens” noemt! Bovendien is de aanwezigheid van de Guardia Civil in veel strategische gebieden versterkt en zijn ze nu uitgerust met mobiele hartslagdetectoren om migranten te kunnen “lokaliseren en neutraliseren”. Uiteraard beweren de autoriteiten dat deze maatregelen bedoeld zijn om “de veiligheid van personen, voorzieningen en het publiek te waarborgen” (5). In werkelijkheid perfectioneren ze alleen maar het beheer door de politie en de rechtshandhaving. In Melilla zijn sinds februari bijna 2.500 migranten onderschept nadat een systeem was opgezet om de toegang tot het haventerrein te voorkomen en de installatie van concertinas (prikkeldraad met scheermesjes!).
Het ‘asielrecht’ bestaat wel degelijk in de grote democratieën, perfect gedefinieerd in de regels van de Conventie van Genève van 1951. Maar in werkelijkheid stelt de elasticiteit van de inhoud ervan elke natie in staat om deze zoveel mogelijk te beperken met behulp van een scala aan juridische middelen en een echte bureaucratische barrière. In de praktijk wordt dit recht slechts druppelsgewijs, volgens zeer selectieve criteria toegepast. De functie van dit asielrecht is vooral ideologisch van aard. Het dient om de migranten te verdelen tussen enerzijds een grote meerderheid van de ‘ongewensten’, die ervan beschuldigd worden ‘economische vluchtelingen’ te zijn die komen ‘profiteren’ van dure rechten over de ruggen van autochtone werkers en anderzijds een kleine minderheid die, na een administratieve muur te zijn bedwongen, kan hopen op asiel. Deze paar voorbeelden tonen aan dat het asielrecht niet meer is dan een ideologische dekmantel, een zeer verachtelijke hypocrisie, die het mogelijk maakt om niet alleen het omgaan met en bunkeren van staten te rechtvaardigen, maar ook om de fysieke muren en prikkeldraad, die tegenover de migranten zijn opgetrokken, aan te vullen met een even onneembare arsenaal aan bureaucratische middelen.
De bourgeoisie van de centrale kapitalistische landen stelt zich niet alleen tevreden door de migranten terug de grens over te zetten, maar gebruikt het verschijnsel ook om haar aanvallen op het bewustzijn van de arbeidersklasse te ondernemen met behulp van een uitgebreide anti-migratiepropaganda bestaande uit achterdocht en wantrouwen. In naam van de ‘veiligheid van de burgers’ verspreidt de heersende klasse de angst voor de ander, voor de buitenlander, door gebruik te maken van de geringste xenofobe stank om deze te versterken en zich tegelijkertijd te tooien met zowel de deugden van het recht als die van de democratie. Overal vinden er televisiedebatten plaats, met eindeloze discussies over de kosten van elke migrant of over het recht op staatsburgerschap van een bepaald land. In veel gevallen wordt de ellendige compensatie, die aan migranten wordt toegekend, cynisch vergeleken met de magere pensioenen of lage lonen die aan werkers worden betaald. Dergelijke retoriek voedt alleen maar de verdeeldheid binnen de uitgebuitenen, wakkert het wantrouwen en de hevige concurrentie aan tussen immigranten en de autochtone bevolking.
De populisten zijn dus in de ‘gunstige’ positie om op te roepen tot de verdrijving van alle migranten en het herstel van de grenzen (duizenden verdrinkende slachtoffers in de Middellandse Zeeg zullen blij zijn te horen dat de grenzen waren verdwenen!). Het is hetzelfde verhaal in Italië, bij de Salivini’s en anderen, hetzelfde relaas bij extreemrechts in Spanje, Duitsland, Polen, Hongarije en elders.
De administratieve maatregelen, de ‘sorteercentra’, alle steeds meer barbaarse maatregelen om mensen terug te sturen naar de regio’s, die ze zijn ontvlucht, hebben een mooie toekomst voor de boeg onder de heerschappij van het kapitalisme in verval.
Het proletariaat mag zich geen illusies maken, het kapitalisme, dat seniel is geworden, kan alleen maar meer chaos en onveiligheid veroorzaken. De steeds talrijker en massaler wordende bevolkingen zullen moeten proberen te vluchten uit regio’s die steeds meer verwoest worden en die niet geschikt zijn om te overleven. Migranten zijn niet de ‘concurrenten’ van de proletariërs van de ‘rijke’ landen, maar zijn het slachtoffer van hetzelfde systeem dat hen uitbuit en kwetsbaar maakt. In alle meest ontwikkelde landen ter wereld zal de bourgeoisie niet ophouden met het ontwikkelen van haar beruchte ideologische campagnes om een politiek te rechtvaardigen die in de ogen van het proletariaat steeds onmenselijker is.
Het is belangrijk om te begrijpen dat het proletariaat de enige is die echte solidariteit kan ontwikkelen met degenen die in werkelijkheid zijn klassenbroeders zijn en niet zijn ‘vijanden’ of ‘bedreigers’. Het zijn niet de migranten die onze levensomstandigheden aanvallen, maar het kapitaal. ‘Mensenrechten’ en ‘asiel’ zijn niet meer dan flagrante leugens uit de mond van degenen die verantwoordelijk zijn voor deze massale migratiestromen. De proletariërs hebben geen vaderland, zowel zij die in de ontwikkelde landen worden uitgebuit als zij die de verschrikkingen van het kapitalisme ontvluchten. Het is één en dezelfde klasse die dit systeem in volledige verrotting moet bestrijden n
Martine / 27.06.2019
(1) “En Libye, le tragique bilan de la fermeture des ports italiens”, RFI (15 juni 2019).
(2 )“Les migrants relégués de l’île grecque de Lesbos”, La Croix (18 december 2018)
(3) “La crise migratoire persiste dans l’imaginaire européen”, Euractiv (20 februari 2019)
(4) “L’arrivée de réfugiés est une opportunité économique”, Le Figaro (7 september 2015).
(5) Citaat uit een communiqué de la Guardian Civil gedateerd op 6 april 2019.
Gaza, Libanon, Syrië, Irak, Afghanistan, Jemen... de helse spiraal van de imperialistische chaos blijft het Midden-Oosten in de diepste barbaarsheid storten. In deze regio van de wereld zijn de walgelijkste uitingen van het kapitalisme in verval geconcentreerd. Na decennia van destabilisatie, invasies, burgeroorlogen en allerlei dodelijke conflicten, staat Iran nu weer in het oog van de storm. In 2015, onder het Obama-tijdperk, tekende Iran een overeenkomst met de leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland om zijn nucleaire programma te controleren in ruil voor het opheffen van de economische sancties, die het land al tientallen jaren teisterden. Gesteund door Amerikaanse “haviken”, de Israëlische premier en de Saoedische monarchie heeft Donald Trump, sinds hij aan de macht is gekomen, echter consequent “de slechtste overeenkomst in de geschiedenis” aan de kaak gesteld voordat hij in mei 2018 aankondigde dat de Verenigde Staten zich definitief terugtrokken (1).
Sindsdien zijn de spanningen en provocaties aan alle kanten toegenomen. De Verenigde Staten hebben de bal aan het rollen gebracht door opnieuw een wreed embargo in te stellen. Een jaar later dreigde Iran met het opschorten van zijn verplichtingen door zijn reserves aan verrijkt uranium te vergroten, wat tot een nieuwe sanctieronde leidde. Een paar dagen voor de aankondiging van Teheran, onder vermelding van obscure “aanwijzingen voor een geloofwaardige dreiging”, hebben de Verenigde Staten het vliegdekschip USS Abraham Lincoln en enkele bommenwerpers ingezet in de Perzische Golf. Volgens de New York Times is het Pentagon van plan om maar liefst 120.000 extra troepen in het Midden-Oosten te mobiliseren. De USS Arlington en het Patriot-luchtverdedigingssysteem zijn al op weg naar de Straat van Hormuz, waar een aanzienlijk deel van de wereldwijde olieproductie wordt vervoerd.
Op 13 juni, een maand na de sabotage van vier schepen in dezelfde wateren, steeg de druk weer, na de aanval op twee Noorse en Japanse tankers die Trump, ondanks de ontkenningen van Iran, aan Iran toeschrijft (2). Een week later schoot Iran een Amerikaanse drone neer die ervan werd beschuldigd over Iraans grondgebied te vliegen. Deze keer werd dit ontkend door Trump, die onmiddellijk zijn bommenwerpers lanceerde voordat hij op het laatste moment van gedachten veranderde. En dit alles te midden van beschimpingen, bedreigingen en oorlogszuchtige verklaringen! (3)
Het is duidelijk dat Trump, die zich niet eens meer bekommerde om misleidingen over de ‘schone’ en ‘humanitaire’ oorlog, opnieuw de strategie gebruikt die hij “maximale druk” noemt. Het Amerikaanse leger heeft geen belang bij het openen van een nieuw front. Maar het moet gezegd worden dat de ingrediënten voor een oorlogsspiraal vergaard zijn: een strategie waarvan de ineffectiviteit is bewezen in het geval van Noord-Korea; troepen die klaar zijn om te vechten aan beide zijden van de grens; cynische oorlogszuchtigen aan het hoofd van zowel het Amerikaanse als het Iraanse regime.... De zeer gedurfde strategie van “maximale druk” is bovenal die van het maximale oorlogsrisico!
Trump kan de stoere jongen uithangen met zijn in-het-wilde-weg-uitlatingen, maar deze spanningen zijn in werkelijkheid een duidelijke uitdrukking van de historische verzwakking van het Amerikaanse leiderschap. In de militaire avonturen in Irak (1990 en 2003) en Afghanistan (2001) toonden de VS hun onbetwistbare militaire superioriteit, maar ook hun groeiende machteloosheid om een minimum aan stabiliteit in de regio te handhaven en hun bondgenoten in het voormalige Westblok te dwingen zich in hun gelederen te voegen. Deze verzwakking zou uiteindelijk ertoe leiden dat de VS niet in staat zijn om hun grondtroepen in Syrië in te zetten waardoor ze hun regionale rivalen, in de eerste plaats Rusland maar ook Iran, vrij spel gaven.
Teheran is er zo in geslaagd een militaire corridor via Irak en Syrië te openen tot aan zijn historische bondgenoot Hezbollah in Libanon, wat de woede heeft opgewekt van zijn belangrijkste Arabische rivaal in de regio, Saoedi-Arabië. En het heeft de woede opgewekt van Israël, dat reeds luchtaanvallen heeft uitgevoerd op Iraanse posities in Syrië. Ook in Jemen, het toneel van een werkelijk gruwelijke oorlog, tast Iran de geloofwaardigheid van Saoedi-Arabië, de belangrijkste militaire macht in de regio en de Amerikaanse spil in het Midden-Oosten, ernstig aan.
In dit verband kon voormalig president Obama zich alleen neerleggen bij de onderhandelingen over een overeenkomst met Teheran: de Verenigde Staten stonden Teheran toe opnieuw aansluiting te vinden bij de wereldeconomie als de Iraanse staat ermee instemde zijn imperialistische ambities te beteugelen, onder meer door zijn nucleaire programma op te geven. Obama had ook een oude destabilisatiestrategie voor ogen die erin bestond om met economische openheid de greep van de lokale bourgeoisie op haar bevolking te versoepelen en vervolgens opstanden uit te lokken om het regime omver te werpen. Vastgelopen in Afghanistan, geconfronteerd met Europese bondgenoten die steeds minder geneigd zijn hen te volgen, zijn de Verenigde Staten nu gedwongen om meer te vertrouwen op hun regionale bondgenoten voor de uitvoering van hun politiek om Iran in te dammen.
Daarom heeft Trump onlangs zijn steun aan Israël en Saudi-Arabië opgevoerd: massale wapenleveringen aan Saoedi-Arabië in de oorlog in Jemen, erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van de Hebreeuwse staat, troefkleurige steun voor de Saoedische kroonprins na de moord op de tegenstander Jamal Khashoggi. Als de gespierde en spectaculaire gebaren van Trump beantwoorden aan de onmiddellijke tactische noden, zal deze strategie de verzwakking van het Amerikaanse leiderschap in het algemeen en de chaos in het Midden-Oosten in het bijzonder alleen maar verder versnellen.
Hoewel het duidelijk is dat de Amerikaanse bourgeoisie streeft naar de ineenstorting van het regime van de moellahs, blijft zij verdeeld over de benadering.
Trump’s entourage bestaat deels uit cowboys, zoals zijn nationale veiligheidsadviseur John Bolton, die god noch gebod kennen en eerst schieten en dan pas vragen stellen. Bolton had zichzelf al onderscheiden door zijn vurigheid ten gunste van de invasie van Irak onder het presidentschap van Bush Junior. Nu zijn Iran en zijn imperialistische ambities zijn doelwit. Dit is wat deze Amerikaanse functionaris voor de buitenlands politiek in 2015 in de New York Times schreef: “De ongemakkelijke waarheid is dat alleen militaire actie kan bereiken wat nodig is... De Verenigde Staten zouden een grondige vernietigingsoperatie [van Iraanse nucleaire installaties] kunnen uitvoeren, maar alleen Israël kan doen wat nodig is. Een dergelijke actie moet gepaard gaan met een krachtige Amerikaanse steun voor de oppositie van Iran, gericht op de wisseling van het regime in Teheran...” (4). Bolton kan niet worden verweten dat hij geen enkele follow-up voor zijn ideeën heeft, noch dat hij een hypocriet is! Geen woord, geen greintje medeleven met degenen die zich onder de Amerikaanse en Iraanse bommen bevinden.
Maar Trump’s dubbelzinnigheden en tegenstrijdige beslissingen kunnen, afgezien van de onnadenkende gebaren van het personage, ook verklaard worden door het feit dat een deel van de Amerikaanse bourgeoisie, die zich meer bewust is van de verzwakking van de Verenigde Staten, gehecht blijft aan Obama’s meer bekwame methode. Drie Republikeinse leden van het Huis van Afgevaardigden, waaronder hun leider Kevin McCarthy, voelden zich genoodzaakt een verklaring te ondertekenen waarin de regering werd opgeroepen om, in overleg met de Democratische Partij, op een meer “afgemeten” manier op Iran te reageren. Maar de ‘maatregel’ waar deze burgerlijke politici het over hebben is duidelijk slechts een synoniem voor ‘verdraaiingen’ omdat de Verenigde Staten voor een onoplosbaar dilemma staan: of ze moedigen het offensief van hun rivalen aan door niet rechtstreeks in te grijpen, of ze voeden nog meer protest en chaos door hun troepen in te zetten. Wat de Verenigde Staten ook doen, ze kunnen zich, net als alle andere imperialistische machten, niet onttrekken aan de logica en de tegenstrijdigheden van het militarisme.
Van de grootmachten tot de kleine fanatieke groeperingen, van de regionale mogendheden tot de rijke oliëmonarchieën, de gieren zijn bloeddorstig! Alleen om hun hebzuchtige imperialistische belangen te verdedigen geven ze niets om de opgestapelde lijken, de ontelbare vluchtelingen die op straat worden gegooid, de verwoeste steden, de levens die verpletterd worden door bommen, de ellende en de verwoesting. Al deze oorlogsmisdadigers braken elke dag de hypocriete woorden ‘vrede’, ‘onderhandeling’ of ‘stabiliteit’ uit, maar de extreme barbaarsheid die zich steeds meer wortelt, getuigt van de verrotting van hun systeem: het kapitalisme n
EG / 01.07.2019
(1) Gedreven door het dagen van een nieuw te veroveren markt probeerden de andere landen, die de overeenkomst hadden ondertekend, waaronder de Europese landen, de overeenkomst met Iran te handhaven. Als vergelding dreigde Trump met het bestraffen van bedrijven die zich niet hielden aan het nieuwe Amerikaanse embargo, wat de Europese verlangens aanzienlijk heeft ingeperkt.
2) Op het moment van schrijven is het twijfelachtig wie achter de aanval zit. Hoewel Iran misschien geprobeerd heeft een boodschap te sturen naar Trump, gezien de traditie van manipulatie van grote democratieën (zoals blijkt uit het verzinnen van de Iraakse ‘massavernietigingswapens’), kan niet worden uitgesloten dat de Verenigde Staten of een van hun bondgenoten een daad hebben gesteld om de druk verder op te voeren.
(3) De spanningen blijven toenemen, zelfs nu nog: Teheran heeft zojuist bekendgemaakt dat het de vastgestelde drempel uit de overeenkomst van 2015 voor de uraniumreserve heeft overschreden en Israël heeft opnieuw de Iraanse posities in Syrië gebombardeerd.
(4) “To stop Iran’s bomb, bomb Iran” The New York Times, (26 maart 2015).
De toename van het aantal klimaatrampen, besmette gebieden, vernietiging van bossen, rode modderstromen, luchtvervuiling, massale verdwijning van soorten.... Elke dag staan de milieurampen in het middelpunt van de mediabelangstelling. Al deze artikelen eindigen steevast met een oproep tot "vastberadenheid" van regeringen om de planeet te redden of de individuele verantwoordelijkheid van "wereldburgers" om hun stembiljetten op de juiste manier te gebruiken. Kortom: red de planeet met de burgerlijke staat! De recente klimaatmarsen en talrijke jongerenmobilisaties zijn niet van deze regel afgeweken: als de verontwaardiging van de jongeren voelbaar is, dan is het totale gebrek aan een echte oplossing voor de milieuproblemen dat eveneens.
Meer dan 170 jaar geleden merkte Friedrich Engels al op dat de Engelse industrie het milieu ongezond maakte voor de arbeiders: “De grote sterfte onder de kinderen van de arbeiders en speciaal van de fabrieksarbeiders bewijst voldoende in wat voor ongezonde toestand zij hun eerste jaren doorbrengen. Deze oorzaken zijn ook van invloed op de kinderen die in leven blijven, alleen natuurlijk niet zo sterk als op de daaraan ten offer gevallene. Het gevolg is wel op z’n minst vatbaarheid voor ziekten of een geremde ontwikkeling en daardoor een geringere lichaamskracht dan normaal is.” (1)
Tegelijkertijd met de ontwikkeling van de productiekrachten heeft de industrie, waar ook ter wereld, geleid tot een steeds giftigere en gevaarlijkere vervuiling voor de gezondheid: "In deze industriële bekkens worden kooldampen een belangrijke bron van vervuiling. (....) Veel reizigers, sociale onderzoekers en romanschrijvers beschrijven de omvang van de vervuiling door fabrieksschoorstenen. Onder hen verwijst Charles Dickens in zijn beroemde roman "Hard Times" in 1854 naar de roetachtige lucht van Coketown, een fictieve spiegelstad van Manchester, waar je alleen maar "de monsterlijke rookslangen" ziet die over de stad trekken". (2)
De belangrijkste oorzaak van de vervuiling, die niet nieuw is, is een maatschappelijk systeem dat produceert om kapitaal te accumuleren zonder zich druk te maken over de gevolgen voor het milieu en de mensen: het kapitalisme.
De episode van de Londense smog in 1952 [3] liet zien hoe erg de lucht kon worden vervuild door de industrie en door de verwarming van de woningen, maar vandaag de dag worden alle grote steden in de wereld bedreigd door deze steeds meer permanente verschijnselen, met New Delhi en Beijing voorop. [4] Een van de meest vervuilende sectoren is het zeevervoer, waarvan de activiteit en de belachelijk lage kosten twee essentiële voorwaarden zijn voor het functioneren van de gehele wereldeconomie. De vernietiging van het milieu, van bossen tot zeebodem, en industriële rampen zijn een gevolg op dezelfde logica van winst en overexploitatie tegen lage kosten.
Het is niet een bepaalde sector van menselijke activiteit, maar de kapitalistische maatschappij als geheel die vervuilt zonder zich druk te maken over de gevolgen voor de toekomst.
De verwoestingen, die twee eeuwen lang zijn veroorzaakt door de onverantwoorde exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, die leidden tot de vervuiling van het natuurlijke milieu en de toenemende verdwijning van soorten en ecosystemen, maken de dictaten van de kapitalistische economie en de wet van de markt de planeet bloedeloos en de lucht, verzadigd met schadelijke deeltjes, niet meer te ademen.
Volgens de wetenschappers is de luchtvervuiling, door de cumulatieve effecten ervan, nu apocalyptisch. Wat de "klimaatsceptici", gesteund door de hele chemische en olie-industrie van de planeet ook mogen beweren, wetenschappelijke metingen van de terugtrekking van gletsjers en ijsschotsen en de stijging van de zeespiegel wijzen allemaal in dezelfde richting en laten er geen twijfel over bestaan dat de gemiddelde temperatuur van de aarde onafwendbaar stijgt als gevolg van de toename van de CO2-uitstoot in de atmosfeer. Het leidt tot een reeks onvoorspelbare klimatologische verschijnselen waarvan de gevolgen voor de menselijke bevolking in bepaalde regio's al dramatisch zijn. Met andere woorden: het industriële tijdperk van het kapitalistische systeem bedreigt nu de beschaving met een langzame maar onvermijdelijke gang naar vernietiging en chaos. Sommige delen van de wereld zijn nu al onverdraaglijk voor menselijke gemeenschappen als gevolg van de effecten van de opwarming van de aarde en de vernietiging van het milieu. Volgens een studie van de Wereldbank zouden de verslechterende effecten van de klimaatverandering meer dan 140 miljoen mensen ertoe kunnen aanzetten om tegen 2050 binnen hun eigen land te migreren.
Deze sombere realiteit, die voor een groot deel wordt verhuld door het feit dat het probleem wordt gekoppeld aan een eenvoudig "gebrek aan politieke wil" en aan het "egoïsme van consumenten" die onvoldoende "besef" hebben, wekt een wijdverbreide en volkomen begrijpelijke bezorgdheid op. Op de vraag: "welke wereld laten we onze kinderen na", bestaat geen optimistisch antwoord. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de belangrijkste betrokkenen (kinderen en jongeren) zich als eerste zorgen maken over het feit dat zij hun hele leven in een steeds slechter wordende omgeveing moeten doorbrengen, met alle gevolgen van dien voor het klimaat, die wellicht angstaanjagend zullen zijn.
In deze context hebben de "klimaatmarsen", die met veel publiciteit en uitgebreide media-aandacht werden georganiseerd, getracht deze bezorgdheid weg te nemen. Toen een jonge Zweedse middelbare scholiere haar school verliet om buiten het parlement van Stockholm te demonstreren, liet ze zien hoezeer ze zich bewust was van het gebrek aan een toekomst. Uitgenodigd voor de COP24, bij de Verenigde Naties, om haar actie te verdedigen, is Greta Thunberg nu de vaandeldraagster voor een generatie die zich bewust is dat haar toekomst ernstig geschaad wordt door de vervuiling en de daaruit voortvloeiende klimaatverstoringen.
Eerst leken we ons te kunnen verheugen op een internationale mobilisatie die vragen stelt over de toekomst die de maatschappij voor ons in petto heeft. In werkelijkheid is het tegendeel het geval. We stellen immers vast dat deze mobilisatie wordt begeleid en sterk aangemoedigd door een groot deel van de heersende klasse: van de voormalige Franse groene ministers Cécile Duflot en Nicolas Hulot tot L'Humanité en Lutte Ouvrière, van Greenpeace tot Secours catholique, enz. Kortom, overal in Europa heeft de hele bourgeoisie, van rechts tot extreemlinks, de "Mars van de Eeuw" oftewel gesteund danwel opgeroepen er aan deel te nemen, zoals op 16 maart in Parijs en in bijna alle andere hoofdsteden of grote metropolen. In Frankrijk had de vakbond SUD al opgeroepen deel te nemen aan de “Mars” van 8 december 2018, waarbij ze bovendien het verband legde tussen klimaat en werkgelegenheid: "actie voeren voor het klimaat betekent actie voeren voor de werkgelegenheid". Hierbij bracht ze dus twee zeer reële zorgen van jongeren met elkaar in verband en riep op tot een "schoolstaking" (in navolging van Greta Thunberg) voor de "urgentie van het klimaat".
Waar deze vakbond haar gebruikelijke spel van verdeeldheid onthult, is wanneer zij in haar persbericht ("Voor een klimaat- en sociaalvriendelijke lente ") uitlegt dat "tegenover de passiviteit van hun ouderen, de leerlingen, middelbare scholieren en studenten een oproep lanceerden tot een internationale staking voor het klimaat op vrijdag 15 maart". Met andere woorden, net zoals de meeste burgerlijke organisaties, onderschrijft ze het idee, dat als de aarde opwarmt, dit komt omdat de "ouderen" niets hebben "gedaan" om het te voorkomen. De jongere generatie zou veel "verantwoordelijker" zijn, omdat ze "iets doen": ze staken voor het klimaat!
In werkelijkheid is het noch een bijzondere verantwoordelijkheid van de "vorige generaties", noch het "onverantwoordelijke" individuele gedrag in milieuzaken, noch de "onwil" van gekozen vertegenwoordigers of het "gewicht van de lobby's" die de milieuramp veroorzaken, zoals we die zien ontstaan. Ze is het product van het kapitalisme, ondermijnd door zijn eigen interne tegenspraken. Het feit dat dit systeem gebaseerd is op wrede concurrentie, op het ieder voor zich en de winst, geobsedeerd door de laagste kosten, zonder dat deze logica openlijk in twijfel wordt getrokken, maakt dat zowel de oude als de nieuwe generatie lijdt onder de meedogenloze wetten van ditzelfde barbaarse systeem. Met andere woorden, de heersende klasse, alle generaties bij elkaar, zet het rottende kapitalistische systeem uit de wind door de creatie van een rookgordijn om zijn directe verantwoordelijkheid te maskeren. Het doel is dus de bevolking in de armen te duwen van de bewaker van de heersende orde, de kapitalistische staat, die naar de burgers moet luisteren en een ecologische, "verantwoordelijke", zelfs een "antikapitalistische" politiek zou moeten gaan voeren. Uiteindelijk is deze ideologische aanval, hoewel wereldwijd, vooral gericht op de jongere generatie zelf, aangezien het doel is om elke solidariteit tussen de generaties te voorkomen, en nog meer om de werkelijke oorzaak van de rampen voor haar ogen te verbergen. Door de "ouderen" op deze manier tegen de "jeugd" op te zetten, achter de leuze "onze toekomst wordt van ons afgenomen", werkt de kapitalistische propaganda op de achtergrond om "beter te verdelen en te heersen”
Maar daar houdt de SUD-vakbond niet op. Het doel van deze mobilisatie is naar zijn mening, heel duidelijk: "In reactie op de oproep van meer dan 140 organisaties,, zullen we, op 16 maart, samen marcheren om een verandering in het productie- en consumptiesysteem te eisen die de opwarming van de aarde tot 1,5°C kan beperken. Daarvoor is een ander overheidsbeleid nodig dat de werknemers betrekt bij de opbouw van een rechtvaardige, zorgzame en ecologische samenleving die tegemoetkomt aan de sociale behoeften en die de grenzen van de planeet in acht neemt.” SUD vraagt ons daarom om "andere politiek" te eisen, en natuurlijk richt het zich hier tot de Staat door te vragen om de klaagzang van de jeugd om "een rechtvaardige, solidaire en ecologische maatschappij" aan te horen. Voor deze vakbond, net zoals voor alle organisatoren van de "Mars van de Eeuw", kan de oplossing alleen worden gevonden bij de Staat; het moet alleen maar naar de burgers luisteren.. De roep van toekomstige generaties is nog duidelijker: "We moeten de democratie vernieuwen en besluitvormers dwingen om de belangen van iedereen te beschermen in plaats van slechts een paar. We moeten de rijkdom verdelen om sociale rechtvaardigheid te bereiken, om een waardig bestaan te garanderen voor iedereen.” [5]
Wanneer Greta Thunberg voor het parlement van Stockholm staat om te demonstreren, vraagt ze de gekozen vertegenwoordigers van de Zweedse kapitalistische staat om "hun werk" te doen door aan de jeugd en haar toekomst te denken! Daarom is het een oproep om te stemmen: als men vraagt om "vernieuwing van de democratie" en een "ander overheidspolitiek", is er geen andere keuze dan te stemmen voor de "goede" kandidaten, degenen die de aspiraties van de "jeugd" ernstig zullen nemen. Dit betekent dat men vergeet dat de staten de beschermers zijn van het nationale kapitaal, dat door hun ongebreidelde streven naar accumulatie totaal onverschillig staan tegenover de rampzalige gevolgen die dit heeft voor het natuurlijke milieu. Met andere woorden, achter de legitieme bezorgdheid over de klimaatverandering, hebben we te maken met de instrumentalisering ervan door de hele internationale bourgeoisie om jongeren te mobiliseren in de richting van het doodlopende straatje van de verkiezingen! Aangezien het aantal onthoudingen onder de jongere generaties blijft toenemen, als gevolg van een groeiend gebrek aan respect voor de democratische instellingen van de bourgeoisie, is het heel duidelijk dat de heersende klasse een manier zoekt om deze trend om te buigen en dat (het gebruik van) de angst voor de klimaatverandering haar deze kans biedt.
De beweging tegen de opwarming van de aarde is vooral gericht op jonge middelbare scholieren en universiteitsstudenten, omdat voor de bourgeoisie de jeugd een bijzonder doelwit is. In alle totalitaire regimes zijn jongeren een fundamentele kwestie, omdat ze zich snel mobiliseren, omdat ze zich zeer sterk bedreigd voelen ten aanzien van de toekomst, omdat ze geen ervaring hebben en daarom gemakkelijker gemanipuleerd kunnen worden dan oudere generaties.
De jeugd is dus een uitdaging en in de ontwikkelde landen wil de bourgeoisie van hen de "hoeder van de democratische beginselen" maken. Of het nu in de Verenigde Staten is met de "anti-wapenbeweging”, in Groot-Brittannië met de " Extinction Rebellion" beweging of in Frankrijk met de "Mars van de Eeuw", de bourgeoisie probeert in de eerste plaats de jongeren te mobiliseren rond democratische thema's en hen te isoleren van de ouderen. Deze jongeren, die terecht gealarmeerd zijn over hun toekomst, bevinden zich hier in de democratische valkuil die van hen "verantwoordelijke burgers" wil maken en wil voorkomen dat jonge proletariërs zich mobiliseren op een klassenterrein: waarom inderdaad hun leef- en werkomstandigheden verdedigen terwijl de toekomst van de hele mensheid wordt bedreigd?
De oproep om de burgerlijke democratie te steunen is natuurlijk een complete misleiding. De toekomst, zoals die nu vorm krijgt, zal niet veranderen door "jongeren" op te roepen om zich te mobiliseren voor de verkiezingen (vooral ten voordele van groene of linkse partijen), of door het staatsapparaat op te lappen of verkozen afgevaardigden te dwingen "hun werk" te doen.
Als de bourgeoisie zich zelf zorgen maakt over de kwestie van de opwarming van de aarde, dan moet worden opgemerkt dat het haar belangrijkste zorg is het waarborgen van de voorwaarden voor een voortzetting van de uitbuiting en niet het beschermen van het milieu. De bourgeoisie wil eerst en voor alles goederen produceren om de meerwaarde te onttrekken door de uitbuiting van betaalde arbeid. We weten al hoezeer ze heeft geprofiteerd van het enthousiasme voor "biologisch" voedsel of "veganisme", die minder vervuilend zouden zijn en het milieu beter zouden beschermen: de tarieven stijgen aanzienlijk zodra je "biologisch" voedsel koopt, de kloof tussen de rijken die gezonder eten en de armen die veroordeeld zijn tot "junkfood" wordt alleen maar groter, wat de schuldgevoelens aanwakkert van degenen die industrieel, natuurlijk het goedkoopste, voedsel blijven kopen!
Erger nog, de bourgeoisie vergroent op cynische wijze haar industriële strategie om aanvallen tegen de arbeidersklasse te rechtvaardigen en de economische oorlog te versterken. Aangezien de luchtverontreiniging en de daaruit voortvloeiende opwarming van de aarde grotendeels het gevolg zijn van het gebruik van thermische verbrandingsmotoren, heeft de Europese bourgeoisie de kwestie aan de orde gesteld van de vervanging van auto's, die op deze wijze worden aangedreven, door "niet-vervuilende", elektrische voertuigen. Dit is een nieuwe zwendel, want de achterliggende bedoeling bij het hele "dieselgate"-schandaal is nooit het lot van de mensheid geweest. Integendeel, de winst voor de fabrikanten zou zeer interessant kunnen zijn: volgens sommige scenario's, zou bijvoorbeeld in Duitsland, het aantal arbeiders in deze industriële sector tot wel 16 procent kunnen worden verminderd. Achter het zogenaamde "groene" kapitalisme valt vooral veel winst te behalen, ook al zal de race om lithium om batterijen te maken ernstige gevolgen hebben voor het milieu. De risico's van de vervuiling door batterijen, als deze verbranden of aan het einde van hun levensduur zijn, mogen niet lichtvaardig worden genomen.
In het kader van de handelsoorlog tussen staten nemen de belastingen, overal ter wereld toe óf in naam van de "ecologische fiscaliteit" óf zelfs in de vorm van directe aanvallen op de arbeidersklasse. Daar dient de ecologie, net als elders, als een masker voor de wedloop om de winst en om de arbeiders te dwingen aanvallen te accepteren in naam van de bestrijding van de vervuiling. De nieuwe, jonge wereldmuze, Greta Thunberg, weergalmt dus de aanhoudende propaganda, die zegt dat we onze "comfortzone" moeten verlaten en dus "offers" moeten brengen, waarbij de vervuiling het gevolg zou zijn van onze overconsumptie, van de verspilling, kortom, van de vervuiling die we zouden veroorzaken, uit het "onverantwoordelijk gedrag van ons allen".
Dit rechtvaardigt, en geeft alleen maar extra middelen aan, het ideologische discours van de staten die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding van toekomstige anti-arbeidersmaatregelen door niet alleen een gevoel van schuld te creëren, maar door iedereen op te sluiten in de gevangenis van volledig steriele, individuele "oplossingen". Het kapitalistische systeem produceert alsof er geen grenzen zijn aan de behoeften, het produceert omdat het meerwaarde nodig heeft om steeds meer kapitaal te accumuleren. Zo werkt het, en het is een pure illusie om het anders te willen laten werken. De enige manier om effectief te handelen, wat ook een vitale noodzaak is, is de vernietiging ervan om de basis te leggen voor een nieuwe maatschappij waarin het werk gericht is op de behoeften van de mensheid zonder in tegenspraak te geraken met de natuur en ons milieu. Dit kan alleen door de arbeidersklasse worden bereikt door middel van een wereldrevolutie.
HD/20.04.2019
(1) Friedrich Engels, De toestand van de arbeidersklasse in Engeland (1844)
Hoofdstuk 6, De afzonderlijke bedrijfstakken, De fabrieksarbeiders in engere zin
(2) François Jarrige en Thomas Le Roux, La contamination du monde (2017).
(3) Op 5 december 1952, veroorzaakte een mist die vijf dagen duurde vanwege een hogedruksysteem vermengd met kolendampen, 12.000 doden.
(4) “Van Londen naar Delhi, hoe de smog naar het Oosten trok”, Le Monde (17 november 2017).
(5) We kunnen ook de oproep van het Réseau Action Climat France aanhalen: "In hun gezamenlijke oproep roepen de ondertekenaars de verantwoordelijken voor de klimaatverandering op om de nodige maatregelen te nemen om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C, met waarborging van sociale rechtvaardigheid".
De mediacampagnes over klimaatverandering zetten de dringende noodzaak om te stoppen met de uitstoot van broeikasgassen vaak tegenover de specifieke noden van de arbeiders of zelfs ‘de ongeschoolden’. We hebben de Gele Hesjes in Frankrijk, die oorspronkelijk protesteerden tegen een belasting op koolstof, die de kosten van benzine onbetaalbaar zou maken terwijl er geen adequaat openbaar vervoer is, of de leuze ‘Trump delft kool’ toen hij deed alsof hij de kolenindustrie verdedigde en de arbeiders die daarvan afhankelijk zijn. De campagne voor een Green New Deal (of soms ook wel een Groene Industriële Revolutie genoemd) beweert de problemen van de klimaatverandering, de werkloosheid en de ongelijkheid tegelijkertijd op te lossen.
Bijvoorbeeld: “De Groene New Deal van de Sunrise Movement zou de uitstoot van broeikasgassen door de elektriciteit, het transport, de productie, de landbouw en andere sectoren binnen 10 jaar uitbannen. Het zou ook gericht zijn op 100% herbruikbare energie en omvat een baangarantieprogramma ‘om iedere persoon, die dat wil, een baan te garanderen met een salaris waar hij van kan leven’. Het zou trachten om de ‘diepgewortelde raciale, regionale en op geslacht gebaseerde ongelijkheden in inkomen en rijkdom te verminderen’.” [1].
De noodzaak om het vernietigende effect van het kapitalisme op de natuur aan te pakken, en met name het gevaar van broeikasgassen, die de klimaatverandering in de hand werken, is onmiskenbaar. Dat geldt ook voor de toename van de ongelijkheid die inherent is aan het kapitalisme, en voor het feit dat economen al wijzen op de manier waarop de toename van de schulden en de handelsoorlog tussen de VS en China de tekenen vormen van een naderende recessie. De Green New Deal klinkt dan ook als iets vanzelfsprekends.
Degenen die waarschuwen tegen oplichters zeggen vaak dat als een overeenkomst te mooi klinkt om waar te zijn, het waarschijnlijk wel zo is. Laten we dus eens goed kijken naar de Green New Deal - vanuit het oogpunt van haar verwijzing naar de staatskapitalistische maatregelen van Roosevelts New Deal in de jaren 1930; vanuit het oogpunt van het onvermogen van de kapitalistische natie - staat om een wereldwijd probleem aan te pakken; gezien de implicaties van de politiek voor het milieu; en vooral de manier waarop de politiek de werkelijke aard van het kapitalisme verbergt en de ontwikkeling van het bewustzijn en de strijd van de arbeidersklasse ondermijnt.
The Green New Deal ontleent haar inspiratie aan een staatskapitalistische politiek uit de jaren 1930 om de economische groei weer op gang te brengen als reactie op de depressie [2]. De New Deal zelf greep terug op de leiding van de economie door de staat in de voorgaande Grote Oorlog in 1917-1918. Naast het financieren van de broodnodige infrastructuur, bouwde de Dienst voor Openbare Werken (DOW) “talrijke oorlogsschepen, waaronder twee vliegdekschepen; het geld was afkomstig van het DOW-agentschap. DOW bouwde ook oorlogsvliegtuigen, terwijl via de verplichte werkverschaffing militaire bases en vliegvelden werden aangelegd” [3]. Dit was niet anders dan de politiek van Duitsland in die tijd, toen veel van de autobanen werden aangelegd als onderdeel van de voorbereiding op de komende oorlog.
Klimaatverandering is een wereldwijd probleem, dat niet land voor land kan worden aangepakt, maar toch wil de Green New Deal dat doen: “Een Green New Deal voor het Verenigd Koninkrijk...”, “Schotland is uniek geplaatst, gezien de overvloed aan herbruikbare bronnen...” [4], “Met de bedoeling de vervuiling door de Amerikaanse broeikasgassen zo goed als uit te bannen ...” [5]. Dit is klinkklare onzin: zelfs de boekhouding van de broeikasgassen, die op nationale vlak worden gedaan, is frauduleus. Zo bijvoorbeeld worden 40% van de in de UK geconsumeerde goederen die broeikasgassen voortbrengen ingevoerd en worden niet meegeteld in de nationale cijfers. Het kapitalisme vervuilt wereldwijd, en dit verspreidt zich tot in de verste uithoeken van de oceanen en de meest desolate delen van het Noordpool.
Oppervlakkige ideeën over een nieuwe groei op basis van groene energie beloven misschien de economische groei in stand te houden, gebaseerd op staatsuitgaven, maar zijn niet gebaseerd op een echte wereldwijde afweging van de gevolgen van de milieuvernietiging en de broeikasgassen die ze veroorzaken. De overstap naar herbruikbare energiebronnen vereist grote hoeveelheden zeldzame metalen, waarvan de mijnbouw een enorme vervuiling veroorzaakt in China, waar 70% van deze grondstoffen worden gewonnen. De productie van lithium in de Atacama - woestijn in Chili heeft de zoutwatermeren, waar de flamingo’s van afhankelijk zijn, al vernietigd en beroofd van de watervoerende laag van vers water, waardoor de landbouw in de regio is vernietigd. Ondertussen geven 2 bedrijven, Albemarle en SQM, elkaar de schuld van het niet naleven van de regels. Kobalt moet nu van de oceaanbodem worden gewonnen, zonder dat het duidelijk is wat dit zal doen met de ecologie van een deel van de wereld waar we weinig van weten - en aangezien het nodig is voor herbruikbare energie gebeurt dit zogenaamd om ‘de planeet te redden’. Als we nieuwe elektrische auto's moeten kopen, zal dit ongetwijfeld de auto-industrie in stand houden, maar wie neemt de verantwoordelijkheid op voor de uitstoot van broeikasgassen bij een dergelijke productie?
Om te begrijpen hoe de kapitalistische beschaving zo roekeloos kan omgaan met de wereld waarvan we allemaal afhankelijk zijn, is het noodzakelijk om de aard van het kapitalisme zelf te begrijpen.
De Green New Deal belooft door middel van de burgerlijke staat de vernietiging door het kapitalisme van het milieu, met name de klimaatverandering, terug te draaien; dat is echter niet mogelijk. Het kapitalisme is geen regeringspolitiek waarvan de verschillende wetten naar believen door een parlement kunnen worden aangenomen of gewijzigd, maar het resultaat van de lange historische ontwikkeling van de mechanismen van de kapitalistische productiewijze. Een belangrijke stap in die richting was de scheiding van de producenten van hun productiemiddelen, bijvoorbeeld toen de boeren van het land werden verdreven ten gunste van schapen voor de meer lucratieve wolindustrie.
Hierdoor ontstond een systeem van veralgemeende productie van waren, productie voor de markt. In plaats van boeren, die met het land bijna alles konden produceren wat ze nodig hadden, kwamen er loonarbeiders die alles moesten kopen. De kapitalisten waar ze voor werken - of het nu gaat om een individuele zakenman, een onderneming, een multinational of een staatsbedrijf - concurreren met elkaar om met winst te verkopen. De Green New Deal kan niets veranderen aan de manier waarop het kapitalisme werkt.
Het kapitaal heeft echte gouden handjes: als het de zaak draaiende wil houden moet alles wat het produceert met winst verkocht worden, alles meegerekend, ongeacht wat er wordt geproduceerd. Maar voor het kapitaal zijn de hulpbronnen van de natuurlijke wereld een gratis geschenk, zoals Marx heeft laten zien. “Natuurlijke elementen die in productie gaan als agenten zonder iets te kosten, welke rol ze ook mogen spelen in de productie, gaan niet in als bestanddelen van het kapitaal, maar eerder als een vrije natuurlijke kracht van het kapitaal; in feite een vrije natuurlijke productiekracht van de arbeid, maar een die op basis van de kapitalistische productiewijze zichzelf presenteert als een productiekracht van het kapitaal, zoals elke andere productiekracht.” [6].
In het kapitalisme heeft iets wat niets kost geen (ruil)waarde, het kan naar believen worden gebruikt en geplunderd. In dit kader is een onbetaalbaar regenwoud waardeloos. Een boer die bomen van het regenwoud kapt omdat hij oliepalm, soja of een ander gewas wil planten, wordt gedwongen dit te doen, omdat hij daar het meeste geld mee kan verdienen, of gewoon omdat het de enige manier is waarop hij genoeg kan verdienen om te leven. Binnen het kapitalisme kan de vraag of een economische activiteit beantwoordt aan de behoeften van de natuur of de mensheid niet worden gesteld, alleen of deze winstgevend is of niet.
In de 19e eeuw, toen het kapitaal zich over de hele wereld uitbreidde, was het al vervuilend en vernietigend voor de natuur. De vervuiling door de mijnbouw en de industrie is bekend, evenals de geschiedenis van het rioolafvalwater dat uit de grote steden wegstroomt. Het effect op de bodem is minder bekend.
“Evenals in de stedelijke industrie wordt in de moderne landbouw een grotere productiviteit en een grotere mobiliteit van de arbeid verkregen ten koste van vernietiging en verzieking van de arbeidskracht zelf. Meer nog, iedere vooruitgang in de kapitalistische landbouw is niet alleen een vooruitgang in de kunst om arbeiders te beroven, maar tevens in de kunst van roof op de grond; iedere vooruitgang in het opdrijven van de vruchtbaarheid van de grond voor een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de duurzame bronnen van deze vruchtbaarheid. Naarmate een land zich voor zijn ontwikkeling meer baseert op de grootindustrie (zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) des te sneller werkt dit vernietigingsproces. De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” [7] [314]
Wat Marx voor de 19e eeuw beschrijft is alleen maar erger geworden. Tegen het einde van die eeuw kon Kautsky schrijven dat: “meststoffen ... maken het mogelijk om de vermindering van de bodemvruchtbaarheid te voorkomen, maar de noodzaak om deze in steeds grotere mate toe te passen betekent alleen maar meer lasten voor de landbouw, die niet noodzakelijk zijn voor de natuur, maar die het gevolg zijn van de bestaande maatschappelijke omstandigheden. Als de tegenstelling tussen stad en platteland wordt opgeheven, zouden de stoffen, die aan de bodem zijn onttrokken, steeds weer volledig kunnen terugvloeien.” [8] Sindsdien is de landbouw, net als de industrie, enorm uitgebreid, zijn de opbrengsten en de productiviteit enorm toegenomen en zijn de meststoffen, die nodig zijn om dit in stand te houden, een echte bedreiging voor de bodem en de waterwegen geworden.
Hoe vervuilend, moorddadig en uitbuitend het kapitalisme ook was toen het zich over de hele wereld uitbreidde, de periode die begon met de Eerste Wereldoorlog heeft een helse spiraal van vernietiging van de natuur en van het menselijk leven laten zien. De Eerste Wereldoorlog werd gevolgd door de Tweede Wereldoorlog en de lokale oorlogen, gesteund door imperialistische grootmachten, zijn sindsdien hand over hand toegenomen. En omdat de kapitalisten en de staten werden gedwongen tot een scherpere economische en militaire concurrentie, heeft de vernietiging van het milieu alleen maar een nieuwe omvang bereikt. Het kapitalistische bedrijfsleven, of het nu privé is of door de staat geleid wordt, heeft zijn vervuiling en roofbouw op de hulpbronnen van de aarde tot ongekende hoogten opgedreven. Waaraan we nog de vervuiling en de vernietiging moeten toevoegen die door de militaire legers en in oorlogen worden aangericht (zie ‘Ecological disaster: the poison of militarism’ op onze website [9]).
Het gevaar voor het milieu, voor het klimaat, in één woord, voor de natuur, kan niet worden overwonnen zonder het kapitalisme omver te werpen. De Green New Deal zal niet succesvoller zijn dan de regeling voor de handel in emissierechten, die de uitstoot van broeikasgassen probeerde te beperken door middel van marktmechanismen. Erger nog, door een valse ‘oplossing’ te bieden kan het alleen maar illusies verspreiden in de arbeidersklasse, waardoor het leven van dit systeem wordt verlengd en het gevaar toeneemt dat het wegzakt in een onherstelbare barbaarsheid.
Alex
[1] [315] https://www.theguardian.com/environment/2018/dec/29/green-new-deal-plans [316]...
[2] [317] Zie: “90 years after the 1929 crash: decadent capitalism can never escape the crisis of overproduction”, https://en.internationalism.org/content/16760/90-years-after-1929-crash- [318]...
[3] [319] https://en.wikipedia.org/wiki/New_Deal [320]
[4] [321] https://neweconomics.org [322]
[5] [323] https://www.theguardian.com/environment/2018/dec/29/green-new-deal-plans [316]...
[6] [324] Karl Marx, “Das Kapital III, Kapital 44: Differentialrente auch auf schlechtesten bebauten Boden”.
[7] [325] Karl Marx, “Het Kapitaal Deel I, Hoofdstuk 13: Machinerie en grootindustrie, Grootindustrie en landbouw”.
[8] [326] Karl Kautsky, “Die Agrarfrage, Erster Abschnitt: Die Entwicklung der Landwirtschaft in der kapitalistischen Gesellschaft, IX. Die wachsenden Schwierigkeiten der warenproduzierenden Landwirtschaft”.
[9] [327] https://en.internationalism.org/content/16734/ecological-disaster-poison [328]...
In deze vreemde dagen waarin het abnormale de norm is geworden, (...) is een groep kameraden, die al jaren in verschillende initiatieven in de stad Alicante de strijd aanbindt (...), samengekomen om een debat op gang te brengen over de huidige en de historische situatie. Onze strijdwil, die in de loop der jaren in verschillende richtingen is gegaan, behoudt twee elementen (...): de bevestiging van de reële behoefte aan autonomie van de arbeidersklasse (onze klasse) en het proletarische internationalisme. Bijgevolg (...) erkennen we onszelf in de historische en internationale revolutionaire beweging van het proletariaat.
- De permanente behoefte aan accumulatie van kapitaal bepaalt het voortbestaan van de crises. De historische wetenschap van de arbeidersklasse stelde een patroon vast: om de 10 tot 15 jaar is de crisis een onstuitbaar fenomeen.
- De crisis werd opgelost door de vernietiging van mensen, goederen en markten; oorlog is het meest geliefde middel voor de noodzakelijke vernietiging, die wordt opgelegd door de zelfmoordlogica van het kapitaal.
- De globalisering van het kapitalisme (sinds het begin van de 20e eeuw) en de geleidelijk verdwijning van de pre-kapitalistische markten (...) leidden tot een situatie van geaccumuleerde crisis, waarbij zich grootschalige imperialistische oorlogen (...) ontwikkelden.
- De tweede imperialistische wereldoorlog en de verschrikkelijke verwoesting die deze veroorzaakte (...) hebben het economisch herstel van de ‘30 glorieuze jaren’, jaren van wederopbouw en versnelde groei, teweegbracht. Een stoot zuurstof aan het kapitaal, in het nauw gedreven door zijn eigen ontwikkeling.
- Sinds de terugkeer van de crisis (jaren 1970) en van de proletarische strijd, zijn er een aantal pogingen van het kapitaal om ons te mobiliseren voor een grote oorlog, of voor lokale oorlogen (...).
- Twee factoren hebben de ontwikkeling van een grootschalige oorlog in de klassieke zin echter verhinderd: de mensheid weigerde zich te laten mobiliseren voor nieuwe oorlogen, er was een bewustzijn (...) van logische afwijzing van oorlog vanuit een pacifistisch, niet-revolutionair oogpunt. (...) Aan de andere kant zou de verspreiding van kernwapens wel eens kunnen uitlopen op een ultiem oorlogsavontuur. De bourgeoisie, een gewetenloze klasse, is niet bang om het bloed van anderen te vergieten als ze voor haar eigen huid vreest.
Ideologisch gezien verergert het de meest wrede elementen van de heersende ideologie, de pijlers waarop het valse bewustzijn van de werkelijkheid rust: nationalisme, de verdediging van de natie en de verenigde strijd over alle klassenverdelingen in de maatschappij heen (…) ten gunste van de heilige NATIONALE EENHEID. De strategie van atomisering en scheiding (…) tot in de perfectie uitgekristalliseerd in de lock-down.
Politiek gezien vernieuwt het de behoeften van het staatskapitalisme, de superieure en leidende rol van de staat als waarborg voor en directe bemiddelaar van alle, ALLE, menselijke verhoudingen. (…) De repressie met het virus als excuus, de militarisering van het sociale leven, zijn slechts enkele symptomen van deze ziekte, (…) en ze willen ons allemaal veranderen in kleine soldaten, volgens die walgelijke MILITAIRE logica.
Op economisch gebied (...) is de afgelopen jaren een handelsoorlog gevoerd tussen China, de VS en de EU. De protectionistische politiek is toegenomen (...) een hypothese doemt op en is verweven met de behoeften van de imperialistische oorlog:
Wij vragen ons af of het virale fenomeen een substituut kan zijn voor de klassieke imperialistische oorlogsvoering, aangezien het zijn vermogen om de arbeidskracht, de goederen en de markten te vernietigen op één lijn zou kunnen stellen en zo de cyclische processen van de wederopbouw zou kunnen bevorderen. Als deze optie levensvatbaar is (ze hangt niet alleen af van de wil van de bourgeoisie), zal de heruitgave van deze situaties, noodtoestanden en de tijdelijke en gedeeltelijke verlamming van bepaalde economische gebieden, cyclisch en permanent worden. (...) Met andere woorden, het zou de vorm aannemen van een grootschalige imperialistische oorlog in de onmiddellijke toekomst.
Wij hebben echter ernstige twijfels over deze hypothese, omdat deze, naast de vernietiging van markten en goederen (die door de economische ineenstorting mogelijk is), miljoenen doden zou moeten veroorzaken om genoeg arbeidskrachten te vernietigen die anders in armoede zouden worden achtergelaten. Dit lijkt niet het geval te zijn: Het aantal sterfgevallen, ook al krijgt het veel media-aandacht, is verre van alarmerend; het lijkt er eerder op dat ze de ineenstorting van de ziekenhuizen willen voorkomen. De dagelijkse ellende alleen al veroorzaakt in de geïndustrialiseerde landen miljoenen doden door honger en ziekte of vervuiling.... En hoewel het evengoed mogelijk is, is het zelfs voor de elites te gevaarlijk, omdat het vergelijkbaar is met een kernoorlog. Met andere woorden, een echte grote virale pandemie zou zowel de rijken als de armen treffen, tenzij ze het vaccin van tevoren hadden. (…)
- De grenzen van het kapitaal worden niet alleen, noch hoofdzakelijk, gevormd door de economische tegenspraken in deze wiskundige neiging om het winstvoet te verlagen. Het kapitaal toont in die zin zijn creatieve vermogen om nieuwe vormen van accumulatie te ontwikkelen, al is het maar op een valse basis, om het hoofd boven het bloed en de modder te houden.
- De echte grens van het kapitaal, in de zin van de MACHT om het omver te werpen en de wereld bij zijn wortels om te vormen, om het ware leven te vestigen in plaats van louter overleven, wordt gevormd door de proletarische wereldrevolutie.
- Zoals in elke imperialistische oorlog richt de bourgeoisie richt haar inspanningen op het ideologische terrein en bombardeert ons met een spervuur van banale acties die ze tijdens de lockdown uitvoert en ons actief en onnadenkend te houden (zoals goede zombies), terwijl ze haar klassieke ideologische elementen met kracht uitbreidt: verdediging van de nationale economie en afwijzing van ‘wat er buiten is’ (nu veranderd in een gevaarlijke ziekte) en wantrouwen jegens onze gelijken. Eenzaamheid zal ons blijven doden, sneller dan eender welk virus.
- Het is niet nodig om het bestaan van het virus te ontkennen, om de noodzaak te eisen om in de praktijk de wreedheid van de maatschappij, die werkelijke bestaat, te ontkennen. De militaire en oorlogszuchtige logica van het kapitaal.
- Vandaag, net als gisteren, zal de internationalistische en revolutionaire slagzin van het proletariaat zijn om alle bourgeoisieën en hun staten te confronteren en erop aan te dringen dat we, als we de keuze hebben, kiezen voor onze klassenautonomie, daar alle fracties van de bourgeoisie ongetwijfeld erger zijn.
Het is onze bedoeling om de discussie en het debat voort te zetten, de meest subversieve activiteit die vandaag de dag kan worden ontwikkeld is het terugwinnen van de wapens van de kritiek, en we willen die discussie openstellen voor alle kameraden die haar willen opnemen en hun standpunten met ons willen delen. Dit document is dus nog maar het begin van een debat... (wordt vervolgd)...
- Proletariërs van alle landen, laten we elkaar omarmen...
- Proletariërs van alle landen, laten we luid hoesten tegen de dichtstbijzijnde bourgeois
Fdo: ex-CAU’s
We verwelkomen het initiatief om bijeen te komen en te discussiëren. Het is een uitdrukking van de inspanning van het zelfbewustzijn van de arbeidersklasse en tegelijkertijd een bijdrage aan haar ontwikkeling.
De kameraden nemen als uitgangspunt hun gehechtheid aan de arbeidersklasse en het internationalisme. Zij zien dit als een kader voor discussie waarin meningsverschillen tot uitdrukking kunnen komen. Aan de andere kant zien zij hun reflecties als iets open, evoluerend, en verklaren zij dat zij van plan zijn om “het debat voort te zetten, de meest subversieve activiteit die vandaag de dag kan worden ontwikkeld is het terugwinnen van de wapens van de kritiek, en we willen die discussie openstellen voor alle kameraden die haar willen opnemen en hun standpunten met ons willen delen.”
Wij denken dat dit de juiste methode is in het proletarische milieu: uitgaan van wat ons verenigt om ons op datgene te richten wat ons onderscheidt op basis van een gezond en open debat. Dit is de methode die we gaan volgen in onze reactie om een discussie met andere groepen en kameraden aan te moedigen.
In het licht van de pandemische crisis en de dreigende economische crisis verwerpen de kameraden het feit dat het kapitalisme vanzelf zal verdwijnen, verpletterd door zijn eigen tegenspraken. Integendeel, ze bevestigen dat “de echte grens van het kapitaal, in de zin van de MACHT om het omver te werpen en de wereld bij zijn wortels om te vorem, om het ware leven te vestigen in plaats van alleen maar te overleven, de proletarische wereldrevolutie is”. Daarom “is het niet nodig om het bestaan van het virus te ontkennen om de noodzaak te eisen om in de praktijk de wreedheid van de maatschappij, die werkelijk bestaat, te ontkennen. De militaire en oorlogszuchtige logica van het kapitaal”. Dus “Vandaag, net als gisteren, zal de internationalistische en revolutionaire slagzin van het proletariaat zijn om alle bourgeoisieën en hun staten te confronteren, om erop aan te dringen dat we, als we de keuze hebben, kiezen voor onze klassenautonomie daar alle fracties van de bourgeoisie ongetwijfeld erger zijn.”
Wij delen deze standpunten volledig, evenals de aanklacht tegen de manier waarop het kapitaal de pandemische crisis ‘beheerst’: het profiteert van de lockdown om een ideologie van oorlog en nationale eenheid op te leggen, die atomisering, individualisme, ieder voor zich, allen tegen allen, de angst voor ‘het vreemde’ bevordert en dus een verraderlijk aanzet tot xenofobie en racisme is. “De bourgeoisie richt haar inspanningen op het ideologische terrein en bombardeert ons met een spervuur van banale acties die ze tijdens de lockdown uitvoert en ons actief en onnadenkend te houden (zoals goede zombies), terwijl ze haar klassieke ideologische elementen met kracht uitbreidt: verdediging van de nationale economie en afwijzing van ‘wat er buiten is’ (nu veranderd in een gevaarlijke ziekte) en wantrouwen jegens onze gelijken. Eenzaamheid zal ons blijven doden, sneller dan eender welk virus.”
We willen deze waardevolle gemeenschappelijke basis delen en analyseren wat we niet geldig vinden in de standpunten van de kameraden.
In een deel van hun tekst wordt gespeculeerd over de mogelijkheid dat de pandemie is uitgelokt door het kapitaal, zodat deze, door het massaal beëindigen van levens, de rol van een imperialistische oorlog heeft gespeeld: het liquideren van arbeidskrachten en goederen om de accumulatie van het kapitaal te hervatten[1]. De kameraden zelf hebben ernstige twijfels over deze ideeën.
De kameraden twijfelen desalniettemin aan de ernst van de pandemie: “Het aantal sterfgevallen, ook al krijgt het veel media-aandacht, is verre van alarmerend; het lijkt er eerder op dat ze de ineenstorting van de ziekenhuizen willen voorkomen. De dagelijkse ellende alleen al veroorzaakt in de geïndustrialiseerde landen miljoenen doden door honger en ziekte of vervuiling.” Het is niet de strikt virologische aard van de ziekte die haar zo dodelijk maakt, maar een reeks historische en sociale factoren van grote relevantie: de ineenstorting van de gezondheidssystemen over de hele wereld; de snelle en duizelingwekkende verspreiding ervan op basis van de enorme intensivering van de wereldproductie in de afgelopen decennia; de sociale en economische desorganisatie en verlamming die ze heeft veroorzaakt en verergerd; de reactie van de staten zelf die een duidelijke incompetentie en schandalige nalatigheid aan het licht brengt. Het is dit geheel van factoren, gekoppeld aan de historische fase van de ontbinding van het kapitalisme[2], dat het virus tot de katalysator maakt van een sociale crisis van mondiale omvang.
In de geschiedenis van de mensheid zijn de grote pandemieën in verband gebracht met historische momenten van verval in een productiewijze. De Zwarte Dood van de 14e eeuw brak uit in het verval van het feodalisme. De Eerste Wereldoorlog, de intrede van het kapitalisme in het verval, bracht de vreselijke pandemie van de Spaanse griep met zich mee, die 50 miljoen doden veroorzaakte.
Covid-19 is voor ons een uitdrukking van het verval van het kapitalisme en meer bepaald van zijn laatste fase, de fase van de ontbinding. Het moet worden begrepen in het kader van een systeem waarvan de tegenspraken enorme rampen hebben veroorzaakt, zoals twee wereldoorlogen en een eindeloze keten van nog meer verwoestende lokale oorlogen; de grote economische rampen die leiden tot chronische werkloosheid, toenemende onzekerheid, instortende lonen en wijdverspreide verarming; in klimaatveranderingen en milieuvernietiging die ook leiden tot rampen die als ‘natuurlijk’ worden bestempeld; in de algemene verslechtering van de gezondheid; en, niet in de laatste plaats, sociale ontwrichting met een morele barbaarsheid en ideologische ontbinding die allerlei mystieke en irrationele afwijkingen in de hand werkt.
Het is zeer positief dat de kameraden aandringen op de noodzaak van een wereldwijde proletarische revolutie als enig mogelijk antwoord op deze escalatie van de barbarij. Maar wat is de materiële basis voor deze eis? Voor ons is dat het verval van het kapitalisme, zoals het Platform van de Kommunistische Internationale (1919) al aangaf: “Een nieuw tijdperk is geboren! Het tijdperk van de ontbinding van het kapitalisme, van zijn innerlijke desintegratie. Het tijdperk van de kommunistische revolutie van het proletariaat”.
Deze pandemie toont precies de geldigheid aan van de toepassing van het marxistische concept van het verval - wanneer de productiewijze een rem wordt op de productiekrachten die het heeft ontwikkeld - op de situatie van het kapitalisme van vandaag. In de 14e eeuw werd de oorzaak van de pest niet begrepen; in 1918-1919 waren er nog geen virussen ontdekt. Maar vandaag de dag? Het Covid-19-virus werd binnen enkele weken gesequenceerd. Het ondraaglijke aan de sterfgevallen van het coronavirus is niet hun hoeveelheid, maar dat ze allemaal perfect te vermijden zouden zijn als de reeds bestaande wetenschap en technologie niet onderworpen zouden zijn aan de wetten van de winst en de concurrentie.
De kameraden ontwikkelen bepaalde ideeën die het begrip verval van het kapitalisme relativeren. Zo bevestigen ze dat “de constante behoefte aan accumulatie van kapitaal het voortbestaan van de crises bepaalt. De historische wetenschap van de arbeidersklasse stelde een patroon vast: om de 10 tot15 jaar is de crisis een onstuitbaar fenomeen”.
In de opkomst van het kapitalisme (zijn bloeiperiode in de 19e en het begin van de 20e eeuw) hadden de crises een cyclisch karakter omdat ze “een manifestatie waren van het feit dat de oude markten verzadigd waren en er een nieuwe expansie nodig was. Ze waren dus periodiek (om de 7 tot 10 jaar ....) en werden opgelost door het openen van nieuwe markten. (...) Ze braken abrupt uit (...). Ze waren van korte duur (...). Ze veralgemeenden zich niet naar alle landen. Ze veralgemeenden zich niet naar alle takken van de industrie. Ze leidden tot een nieuwe fase van industriële groei (.....). Ze vormden niet de voorwaarden voor een politieke crisis van het systeem.”[3]
In de opgaande periode waren de cyclische crises de manifestatie van de ontwikkeling van het kapitalisme: elk van hen vormde een stimulans voor nieuwe expansie over de hele wereld, voor de verovering van de markten en een spectaculaire ontwikkeling van de productiekrachten.
In het verval daarentegen (sinds het tweede decennium van de 20e eeuw) “ontwikkelden de crises zich op een progressieve manier. (...) Als ze eenmaal zijn begonnen, duren ze lang. Terwijl de relatie tussen recessie en welvaart in de 19e eeuw ongeveer 1:4 was (2 jaar crisis in een cyclus van 10 jaar), was de relatie tussen de lengte van de depressie en de lengte van de heropleving in de 20e eeuw ongeveer 2:1. Tussen 1914 en 1980 hebben we 10 jaar veralgemeende oorlog gehad (zonder de permanente lokale oorlogen te tellen), 32 jaar depressie (1918-22, 1929-39, 1945-50, 1967-80): in totaal 42 jaar oorlog en crisis, tegen slechts 24 jaar wederopbouw (1922-29 en 1950-67). (...) Terwijl in de 19e eeuw de economische machine aan het einde van elke crisis door haar eigen krachten nieuw leven werd ingeblazen, hebben de crises van de 20e eeuw vanuit kapitalistisch oogpunt geen andere oplossing dan een veralgemeende oorlog. Deze crises luidden de doodsklokken van het systeem. Zij vormen voor het proletariaat de noodzaak en de mogelijkheid van een kommunistische revolutie. De 20e eeuw is inderdaad het ‘tijdperk van oorlogen en revoluties’, zoals de Kommunistische Internationale tijdens haar oprichtingscongres zei.”
Sinds 1914 functioneert de kapitalistische economie niet meer in een opwaartse dynamiek volgens het schema van crisis en welvaart, maar heeft ze de neiging om een chronische crisis te worden, die ondanks de massale staatsinterventie - het staatskapitalisme - steeds erger wordt.
De kameraden hekelen duidelijk het imperialistische karakter van de oorlog en verzetten zich krachtig tegen vaandels waarmee de krachten van het kapitaal (van extreem rechts tot extreem links) de proletariërs achter hen zich willen mobiliseren: de natie, het fascisme, de democratie, enz.
Dit is volkomen juist en wij delen het. Jullie zijn echter van mening dat “twee factoren de ontwikkeling van een grootschalige oorlog in klassieke zin hebben verhinderd: de mensheid weigert zich te laten mobiliseren voor nieuwe oorlogen, er is een bewustzijn (nog geen klassenbewustzijn) van de logische verwerping van oorlog vanuit een pacifistisch, niet-revolutionair oogpunt. Een geforceerde poging van het kapitaal om oorlog te voeren zou het huidige trage bewustzijn kunnen versnellen. Aan de andere kant zou de verspreiding van kernwapens kunnen uitlopen op een ultiem oorlogsavontuur. De bourgeoisie, een gewetenloze klasse, is niet bang om het bloed van anderen te vergieten als ze voor haar eigen huid vreest”.
Over de eerste factor zijn we het volledig eens. Als de mensheid in de jaren 1970 en 1980 niet in een derde wereldoorlog is weggezakt, dan is dat vanwege het verzet van het proletariaat in de grote industriële concentraties. Dit verzet was nogal passief en vond plaats op beperkte basis, waardoor de kracht ervan ernstig werd beperkt, zoals de kameraden zeggen.
Nu lijkt de tweede factor waar ze op wijzen ons niet juist. De imperialistische oorlog heeft een helse logica die, eenmaal ontketend, een draaikolk van verwoesting en barbaarsheid creëert die bijna onmogelijk te stoppen is.
In de opgaande lijn van het kapitalisme “had de oorlog in het algemeen de functie om ervoor te zorgen dat elke kapitalistische natie de eenheid en territoriale uitbreiding had, die nodig was voor haar ontwikkeling. In die zin was het, ondanks de calamiteiten die het met zich meebracht, een moment in de progressieve aard van het kapitaal. Oorlogen waren daarom beperkt tot twee of drie landen, ze waren van korte duur, ze leidden niet tot veel verwoesting, ze resulteerden in de volgende fasen van het proces. in een nieuwe uitbarsting van ontwikkeling, zowel voor de overwinnaar als voor de overwonnene.”
Aan de andere kant zijn de oorlogen in de periode van het verval “niet langer het gevolg van de economische noodzaak om de productieve krachten van de maatschappij te ontwikkelen, maar hebben ze in wezen politieke oorzaken: het evenwicht van de krachten tussen de blokken. Het zijn niet langer ‘nationale’ oorlogen zoals in de 19e eeuw: het zijn imperialistische oorlogen. Het zijn geen momenten meer in de expansie van de kapitalistische productiewijze, maar geven uitdrukking aan de onmogelijkheid van die expansie. Ze zijn niet langer gericht op het verdelen van de wereld, maar op het opnieuw verdelen van de wereld in een situatie waarin een blok landen zich niet kan ontwikkelen, maar alleen de verzilvering van zijn kapitaal kan handhaven ten koste van een concurrerend blok: het uiteindelijke resultaat is de verval van het wereldkapitaal als geheel. Oorlogen zijn nu over de hele wereld veralgemeend en leiden tot enorme verwoestingen voor de hele wereldeconomie, wat leidt tot veralgemeende barbarij. (...) De oorlogen van de 20e eeuw zijn geenszins ‘jeugdige kwalen’ zoals sommigen beweren. Het zijn de stuiptrekkingen van een stervend systeem.”
Imperialistische oorlogen bieden geen oplossing voor de tegenspraken van het kapitaal, integendeel, ze verergeren ze. Terwijl het waar is dat, zoals de kameraden zeggen, “de tweede imperialistische wereldoorlog en de verschrikkelijke vernietiging die deze veroorzaakte (...), hebben het economisch herstel van de ‘30 glorieuze jaren’, jaren van wederopbouw en versnelde groei, teweegbracht. Een stoot zuurstof aan het kapitaal, in het nauw gedreven door zijn eigen ontwikkeling”, was deze wederopbouw te danken aan het feit dat enerzijds de Verenigde Staten in eigen land geen enkele verwoesting ondergingen, zodat ze een factor van accumulatie op wereldschaal konden worden; en anderzijds dat er nog steeds niet-kapitalistische gebieden op de planeet waren om die stoot zuurstof aan het kapitalisme toe te staan.
Vanuit dat oogpunt is de imperialistische oorlog een irrationele machine die buiten de controle van de verschillende deelnemende nationale imperialismen valt. Het is mogelijk dat iedereen de veroorzaakte ruïne ‘betreurt’, maar de inzet van elk nationaal kapitaal is om als winnaar te voorschijn te komen en de rivalen (en zijn eigen arbeidersklasse) te laten opdraaien voor de gevolgen van de oorlog. De huidige proliferatie van kernwapens vormt dus niet het minste obstakel in het ‘rationeel’ maken van de kapitalisten en in het vermijden om ‘te ver’ te gaan.
De steeds onbeheersbaarder wordende aard van het systeem en zijn tegenstellingen, die zelfs volgens de eigen logica van het systeem geen enkele rationaliteit uitdrukken, laten ons toe om de huidige pandemie te begrijpen. Net zoals imperialistische oorlogen - vooral die welke veralgemeend zijn - een onstuitbaar mechanisme worden, zijn pandemieën, net als de huidige, als een machine die, eenmaal in gang gezet, zeer moeilijk te beheersen is.
Deze irrationaliteit leidt tot het punt waarop de meest ‘geavanceerde’ landen van elkaar de voorraden stelen die nodig zijn om de pandemie aan te pakken, zelfs als dit betekent dat de pandemie op wereldschaal wordt verergerd! En dus vroeg of laat voor henzelf. Zoals we in het artikel over “De oorlog van de maskers”[4] hebben aangegeven, kan de uitbuitende klasse zich in het licht van de mondiale problemen niet ontdoen van haar fragmentatie in tegenstrijdige nationale belangen. De irrationele centrifugale dynamiek in de huidige pandemie komt ook tot uiting in het fenomeen van regionale overheden binnen de natiestaten die elkaar bestrijden en bedriegen in het buitmaken van de voorraad gezondheidsproducten, zoals we hebben gezien in de Verenigde Staten, Duitsland en Spanje.
We zien dat de pandemie een ontluikende wereldwijde economische crisis die al vorm kreeg, nog zal verergeren en proporties zal aannemen die volgens veel analisten zelfs groter zullen zijn dan in 2008.
Als we ons richten op de epidemiologische dimensie, hebben ze het over ‘het achter ons laten van de quarantaine’ in de hoop op de ‘dag erna’. Maar in de eerste plaats komt dat ‘dag erna’ maar langzaam op gang en neigt te worden uitgesteld. Ten tweede bestaat er in de wetenschappelijke gemeenschap een consensus dat er nieuwe besmettingsgolven kunnen ontstaan met onvoorspelbare gevolgen. Hoe zullen deze gezondheidsstelsels, die vóór de pandemie al zwaar beschadigd waren, het hoofd bieden aan vele andere ziekten? Laten we niet vergeten dat epidemieën als Ebola, Knokkelkoorts, Aids, Cholera, Zika, enz. zich de laatste jaren hebben uitgebreid.
Daarom denken wij dat de cruciale kwestie niet de pandemie zelf is, maar de historische omstandigheden waarin zij zich ontwikkelt; als het gevolg en versnellende factor van de ernstige tegenspraken die het kapitalisme na een eeuw van het verval en meer dan dertig jaar van sociale en ideologische ontbinding teisteren n
IKS / 2020.04.20
[1] ‘Samenzweerderige’ ideeën over het virus, waaronder die welke het bestaan ervan volledig ontkennen, hebben enige invloed gehad. Uit een onderzoek in de VS bleek dat 33% van de respondenten geloofde dat de pandemie kunstmatig was veroorzaakt.
[2] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het- [258], “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme”
[3] https://en.internationalism.org/ir/023_proletariat_under_decadence.html [329], “The proletarian struggle under decadence”, International Review 23. Tenzij anders aangegeven, zijn de volgende citaten uit dit document afkomstig
[4] https://en.internationalism.org/content/16832/war-masks-bourgeoisie-class-thieves [330], “War of the masks: the bourgeoisie is a class of thieves!
Sinds de tweede helft van 2019 staat het klimaatvraagstuk opnieuw wereldwijd in het middelpunt van de media-aandacht. Demonstraties, voornamelijk door jongeren, hebben plaatsgevonden in 270 steden over de hele wereld om te protesteren tegen de verslechtering van het klimaat en de vernietiging van het milieu. De bezorgdheid over de toekomst van de planeet en van de menselijke soort zelf is volledig gerechtvaardigd en het lijdt geen twijfel dat het huidige productiesysteem veranderingen in de klimatologische, atmosferische en reproductieve omstandigheden van de planeet veroorzaakt met steeds meer catastrofale gevolgen (zie de IKS-artikelen over dit onderwerp). Geconfronteerd met deze bedreigende toekomst is het niet verwonderlijk dat zoveel jonge mensen erg bezorgd zijn en er iets aan willen doen.
Het is in deze context dat de IKS in oktober 2019 in Utrecht een openbare bijeenkomst organiseerde met als thema “Alleen de kommunistische klasseloze maatschappij kan de harmonie met de natuur herstellen”. Het trok jonge mensen aan die hadden deelgenomen aan de belangrijke bewegingen in Nederland en die de aanwezige IKS hadden ontmoet met zijn pers, waaronder een artikel met de titel: “Tegenover de vernietiging van het milieu: de “groene” ideologie ten dienste van het kapitalisme!” (Internationalisme nr. 371 / Wereldrevolutie nr. 146). De inleidende presentatie van de IKS stelde al vanaf het begin het probleem: “...het lijdt geen twijfel dat het huidige systeem de mensheid naar een milieucatastrofe leidt. De uitdaging is: Wat doen we eraan? Hoe stoppen we deze destructieve spiraal? Door wie en hoe kan deze destructieve logica worden bestreden?” De presentatie riep op tot een open debat waarin standpunten worden geconfronteerd (en dus geen confrontaties tussen mensen), twijfels en vragen worden opgeworpen. De discussie was ernstig en levendig. Er werden veel vragen gesteld, zoals: “Vormt de klimaatbeweging in haar doelstellingen, benaderingen en methoden een echte strijd om het probleem op te lossen of is het een valkuil die alleen maar kan leiden tot ontmoediging en bitterheid doordat men gebruikt en bedriegd wordt?”
Sommige deelnemers steunden de beweging, omdat zij volgens hen een spaak in het wiel van de machine kon steken en het systeem kon saboteren, anderen betreurden het gebrek aan radicaliteit in haar methoden, weer anderen stelden zich vragen rond de geringe aanwezigheid van arbeiders en de quasi-afwezigheid van de vakbonden… Voor sommige van deze (zeer) jonge deelnemers was het idee nieuw dat de hervorming van het kapitalistische systeem, dat verantwoordelijk is voor de verwoesting van de planeet, voor oorlogen, werkloosheid, onzekerheid geen oplossing biedt, en dat het enige perspectief is om het omver te werpen en dat alleen de arbeidersklasse dat kan door haar strijd op wereldvlak. Het presenteren van de arbeidersklasse als de enige die in staat is om een alternatief voor de mensheid te bieden, is des te moeilijker te begrijpen omdat zij de afgelopen decennia haar klasse-identiteit nauwelijks tot uitdrukking heeft gebracht, waardoor er twijfel is ontstaan over haar vermogen om deze gigantische taak uit te voeren. Het is een zware verantwoordelijkheid die op de schouders van politieke organisaties als de IKS rust om dit perspectief geduldig uit te leggen via haar pers, haar tussenkomst in bewegingen, haar openbare bijeenkomsten.
De uiting van enthousiasme voor het debat, de bereidheid van alle deelnemers om de begonnen discussie voort te zetten, waarbij sommigen zelfs hun huidige standpunt in twijfel trekken, onderstreept het denkproces dat tijdens deze openbare vergadering heeft plaatsgevonden. Dit vormt een integraal onderdeel van het proces van bewustwording van de arbeidersklasse van de inzet van de strijd en van de bereidheid om zich te mobiliseren teneinde deze inzet te beantwoorden.
IKS / 10.05.20
Bijna een jaar na de verkiezingen van 26 mei 2019 blijven de politieke partijen maar ruziën over de vorming van een regeringscoalitie en laten het beheer van de problemen over aan een regering van lopende zaken. Ondertussen ontspoorden het budget en de overheidsfinanciën en dijt de Covid-19 pandemie uit. Wat is de oorzaak van deze politieke chaos en wat zijn hiervan de gevolgen op het beheer van de crisis in de gezondheidszorg en op het economisch puinruimen daarna?
1.De crisis van de traditionele politieke partijen
Naast de massale foert-stem en de opkomst van populistische stromingen, was een ander significant resultaat van de verkiezingen van 26 mei 2019 het groot verlies van de traditionele politieke families die het parlementaire spel binnen het burgerlijk staatsapparaat beheersen sinds bijna 200 jaar.
Sinds het ontstaan van België spelen de Katholieke Partij en de Liberale Partij een centrale rol en vanaf WO I is dit ook het geval voor de Socialistische partij. Gedurende de ganse 20ste eeuw spelen deze partijen een centrale rol in het politieke spel en in het besturen van het Staatsapparaat. Enkel tijdens het Interbellum komen Vlaamsgezinde en Fascistische partijen (voornamelijk de VNV en Rex) tijdelijk roet in het eten gooien en vanaf de jaren 1970 is dit ook het geval met regionalistische taalpartijen (Rassemblement Wallon, Front des Francophones, Volksunie en later de NVA).
In het begin van de jaren 2000 wordt het echter alsmaar moeilijker voor deze traditionele families om het politieke spel te beheersen. Dit werd reeds duidelijk na de verkiezingen van 2007, met een moeilijke formatie na 194 dagen, en vooral na deze van 2010, waar het 541 dagen duurde voor er een nieuwe coalitieregering gevormd kon worden. Deze moeilijkheden namen na de verkiezingen van mei 2019 sterk toe. Ook de NVA, de grootste partij in Vlaanderen verloor fors, wat ook daar tot interne spanningen leidde, maar het waren toch vooral de 3 traditionele families die zwaargehavend uit de stembusslag kwamen:
De rampzalige uitslagen leidden tot strubbelingen van allerlei aard binnen deze traditionele partijen. Binnen de liberale familie brak bij de Vlaamse Open VLD een openlijk conflict uit tussen de links-liberale vleugel rond Bart Somers en Mathias De Clercq en de rechts-liberale uitdagers rond Egbert Lachaert en Vincent Van Quickenborne. Bij de Franstalige liberalen (de MR) kwamen onbekende en onervaren politici, zoals Pierre-Yves Bouchez en Sophie Wilmès aan het roer te staan van de partij en zelfs van de voorlopige regering na de “vlucht” naar de uiterst lucratieve posten van de EU van ex-Eerste Minister Charles Michel en ex-Minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders. Bij de Christendemocraten leidde de verkiezingen van een nieuwe voorzitter tot een intern verdeelde Vlaamse partij: de kandidaat van het ‘establishment’ (Coens) won moeizaam van de kandidaat van de ‘vernieuwers’ (Mahdi). Tenslotte zijn er de gedecimeerde Vlaamse Socialisten van de SP.a waar de partijcoryfeeën het niet eens aandurfden om zich nog kandidaat stellen voor het voorzitterschap. Deze taak viel dan ook te beurt aan een volkomen outsider: de 26-jarige Conner Rousseau.
2. Een uiting van groeiend verlies aan controle van de bourgeoisie over haar politieke spel
Het verlies aan geloofwaardigheid van klassieke politieke partijen en de zielige politieke spelletjes die eruit voortvloeien beperken zich niet tot België. Het is een tendens, die zich ook in verschillende andere landen van West-Europa voordoet.
De achteruitgang van de traditionele partijen gaat gepaard met een sterke opkomst van populistische bewegingen, partijen en figuren in de meeste Europese landen en in de VS, die een grondige contestatie van de gevestigde politieke ‘elite’ aanwakkeren. Ook in België is het 'anti-programma' van de populisten sterk aanwezig en beperkt zich niet alleen tot een partij als het Vlaams Belang. Een onderzoek van politicologen van vijf Belgische universiteiten kwam tot de conclusie dat de afkeer van het politieke establishment, een van de wezenlijke kenmerken van het populisme, in de maatschappij toeneemt en dat er zelfs een algemene antipolitieke stemming aan het groeien is onder de kiezers. Zo ziet de Belg zijn politici vooral als incapabel en bijna 60% vindt dat de politici niet begrijpen wat er in de maatschappij speelt.
Deze afkeer en woede t.o.v. de gevestigde ‘politieke elite’ weerspiegelt zich enerzijds in de steile vooruitgang van populistische stromingen en figuren. Anderzijds, leidt dit ook tot het electoraal verzwakken en het politiek instabiel worden van traditionele partijen, zoals we dit in België meemaken. Beide fenomenen, de opkomst van populistische stromingen en figuren en het afkalven van de traditionele politieke partijen, zijn duidelijke uitingen van een van de meest kenmerkende uitdrukkingen van de huidige periode van ontbinding van het kapitalisme: het verlies van controle door de heersende klasse over het politieke spel. Dit blijkt overduidelijk bij de verkiezing van Trump, in 2016: “Voor degenen die de hoop hebben verloren zichzelf ‘weer ‘groot’ te maken, was hun steun voor Trump vooral een soort politiek vandalisme, een blinde wraak op de heersende elite.”[2] Het presidentschap van Trump sedert 2017 staat symbool “voor de waanzin van een systeem waarvan de mogelijkheden uitgeput raken”. Ook de verkiezingsoverwinning [in 2018] van de populistische ‘5-Sterrenbeweging’ van Di Maio en van de ‘Lega Nord’ van Salvini in Italië toont dit duidelijk aan :“de aanwezigheid van het populistische fenomeen vormt, samen met het in diskrediet brengen van de historische partijen de verklaring voor de groeiende moeilijkheden voor de bourgeoisie (...) in Italië om het electorale circus te controleren”.[3]
De electorale achteruitgang van de traditionele partijen in België en de zielige politieke spelletjes die er het gevolg van zijn, zijn dus niets anders dan een plaatselijke uiting van deze algemene trend van verlies van controle over het politiek apparaat, waarmee de bourgeoisie in alle landen geconfronteerd wordt. Wat zijn hiervan de gevolgen in tijden van zware storm zoals we die nu kennen?
3. Politieke touwtrekkerij en coronacrisis: arbeiders betalen het gelag
Als gevolg van deze politieke instabiliteit wordt de Staat sinds één jaar ‘gerund’ door een regering van ‘lopende zaken’, waaruit alle zwaargewichten vertrokken zijn, en die gekenmerkt wordt door immobilisme en een afwezigheid van beleid op lange termijn. De gevolgen van dit cynische spel binnen de heersende klasse zijn niet te overzien voor de bevolking en meer bepaald voor de arbeiders. De zwakke economische vooruitzichten en de ontsporing van de overheidsfinanciën verraadden, reeds in februari, een Staatsapparaat dat financieel en economisch op zijn tandvlees zat. Volgens de toenmalige prognoses van de Europese Commissie behoorde de Belgische economie tot een van de zwakste leerlingen van een Europese klas, die het globaal genomen toch al niet schitterend deed. Dit was te wijten aan het aanhoudende begrotingstekort en de zware schuldenlast van het land, waardoor het geen reserves heeft kunnen opbouwen.
Wel integendeel, ondertussen bleek dat door het aanmodderen en het nietsdoen van de regering van lopende zaken, het budgettaire deficit, dat 9 miljard euro bedroeg in 2019, zou oplopen tot 12 miljard euro in 2020. En het is in deze situatie van zwakte dat de coronastorm over de Belgische economie raast en deze nu reeds confronteert met 1.250.000 ‘technisch werklozen’, een economisch verlies van ten minste 40 miljard euro en een daling van het BNP dat voorlopig geraamd wordt op ongeveer 7%.
Dit zielige getouwtrek van de burgerlijke partijen bereikte een cynisch toppunt bij het uitbreken van de coronacrisis. Terwijl de werkers in de gezondheidssector zich voorbereidden op de vloedgolf van de pandemie verzandden de pogingen om een noodregering te vormen met de belangrijkste politieke partijen, om het hoofd te bieden aan de zware gevolgen van de storm voor de gezondheidszorg en de economie in walgelijke politieke spelletjes. De pogingen mislukten immers omdat de leiders van de twee belangrijkste partijen (de Waalse PS en de Vlaamse NVA) beiden het premierschap opeisten om het meest politieke munt te slaan uit de crisis. Ze wilden beiden politiek en persoonlijk voordeel halen uit het beheer van de covid-19 crisis. Uiteindelijk werd besloten deze verantwoordelijkheid liever over te laten aan de regering van lopende zaken, geleid door tweederangs politici, die volmachten kreeg. Deze politieke onverantwoordelijkheid was slechts een voorafspiegeling van de onverantwoordelijkheid op het vlak van de gezondheidszorg.
Zoals in andere Europese landen werd snel duidelijk dat de Belgische bourgeoisie, uit besparingsoverwegingen en omdat ze meer bezig was met haar eigen politieke touwtrekkerij, totaal onvoorbereid en zonder coördinatie de pandemie inging: strategische reserves aan medisch materiaal (mondmaskers, veiligheidspakken, oogschermen, testmateriaal …) waren afgebouwd, coördinatie tussen de federale en de deelregering verliep gebrekkig. Terwijl de regering zich op hypocriete wijze stelselmatig in haar communicatie over de coronacrisis verschuilt achter de aanbevelingen van wetenschappers, worden de gezondheidswerkers in de hospitalen, de rusthuizen, de sociale thuiszorg of de voedingssector dikwijls zonder afdoende bescherming blootgesteld aan het virus en voltrekt zich een tragedie in de rust- en verzorgingshuizen, waar tienduizenden geïnfecteerde bejaarden ‘in hun kot’ afgezonderd worden en duizenden zullen sterven. De verontwaardigde reacties van vele gezondheidswerkers en de stakingen in het openbaar vervoer of in de voedingssector om afdoende beschermende maatregelen af te dwingen tonen aan dat de arbeidersklasse niet blind is voor de hypocrisie en het cynisme van de regering en de politieke partijen.
De instabiliteit van het burgerlijke politiek apparaat en de groeiende spanningen binnen en tussen de politieke fracties van de bourgeoisie, zijn, zoals de aanpak van de covid-19 crisis zelf trouwens, uitingen van de groeiende tendens tot het ‘ieder voor zich’, dat de huidige fase van ontbinding van het kapitalistische systeem kenmerkt. Voor de arbeiders zal dit de rekening alleen maar nog gepeperder maken. Want één ding staat vast: aan de arbeidersklasse wordt de rekening gepresenteerd; over dat punt bestaat er geen onenigheid tussen de kibbelende politieke partijen! Een federale commissie onder voorzitterschap van een viroloog en de gouverneur van de Nationale Bank is nu reeds de verhouding tussen de gezondheidsrisico’s en de economische schade voor de nationale economie aan het afwegen om deze laatste zo snel mogelijk terug op te starten en uiteraard zullen er offers gevraagd worden aan de arbeiders op gezondheidsvlak maar ook en vooral op economisch vlak “ten compensatie voor de offers die de Staat gedaan heeft voor zijn burgers”, zoals de woordvoerders van de bourgeoisie het bijzonder cynisch verwoorden.
Dennis & Jan / 11.04.2020
[1] Report on the impact of the decomposition on the political life of the bourgeoisie [335], 23rd ICC Congress
[2] The Trump election and the crumbling of capitalist world order [336], Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 158
[3] Elections in Italy: populism is a problem for the bourgeoisie, an obstacle for the proletariat [337], ICConline, augustus 2018
We publiceren deze internationale verklaring van de IKS over de huidige Covid-19-crisis in de vorm van een ‘digitaal pamflet’ omdat het onder de voorwaarden van de lock-down natuurlijk niet mogelijk is om een gedrukte versie in grote aantallen te verspreiden. We vragen al onze lezers om alle beschikbare middelen te gebruiken om deze tekst te verspreiden - sociale media, internetforums, enzovoort - en om ons te schrijven met informatie over de reacties en discussies die dit oproept, en natuurlijk met hun eigen opvattingen over het artikel. Het is meer dan ooit noodzakelijk dat allen die voor de proletarische revolutie strijden, hun solidariteit met elkaar betuigen en de onderlinge banden met elkaar onderhouden. Hoewel we ons vooralsnog fysiek moeten afzonderen, kunnen we nog steeds politiek bijeenkomen!
Elke dag sterven er duizenden mensen, de ziekenhuizen kraken in hun voegen, er is een vreselijke ‘triage’ tussen jong en oud onder de zieken, gezondheidswerkers zijn uitgeput, geïnfecteerd en sommigen sterven. Overal is er een gebrek aan medische apparatuur. Regeringen die in naam van de ‘oorlog tegen het virus’ en het ‘nationaal economisch belang’ in een vreselijke concurrentiestrijd verwikkeld zijn. Financiële markten zijn in een vrije val, surrealistische overvallen waarbij staten elkaar beroven van de levering van maskers. Tientallen miljoenen arbeiders die in de hel van de werkloosheid worden geworpen, een stortvloed van leugens van de staat en zijn media... dit is het vreselijke spektakel dat de wereld vandaag biedt. Deze pandemie vertegenwoordigt een van de ernstigste gezondheidsrampen sinds de Spaanse griep van 1918-1919, hoewel de wetenschap sinds die tijd buitengewone stappen vooruit heeft gezet. Waarom is het dan zo'n ramp? Hoe is het zover gekomen?
Er wordt ons verteld dat dit virus anders is, dat het veel besmettelijker is dan de andere virussen, dat de effecten ervan veel verderfelijker en dodelijker zijn. Dat is waarschijnlijk allemaal waar, maar het verklaart niet de omvang van de catastrofe. De fundamentele verantwoordelijkheid voor deze chaos op aarde, voor de honderdduizenden doden, ligt bij het kapitalisme zelf. De productie voor de winst en niet voor de menselijke behoeften, de permanente zoektocht naar winstgevendheid ten koste van de wrede uitbuiting van de arbeidersklasse, de steeds gewelddadiger aanvallen op de levensomstandigheden van de uitgebuitenen, de waanzinnige concurrentie tussen bedrijven en staten – dit zijn de fundamentele kenmerken van het kapitalistische systeem die bij elkaar genomen tot de huidige ramp hebben geleid.
Degenen die deze maatschappij besturen, de burgerlijke klasse met haar staten en haar media, vertellen ons met een bezorgde blik dat deze epidemie niet te voorspellen was. Dit is een leugen die vergelijbaar is met die van de ontkenners van de klimaatverandering. Wetenschappers waarschuwen al geruime tijd voor de dreiging van pandemieën zoals die van Covid-19. Maar de regeringen hebben geweigerd naar hen te luisteren. Ze hebben zelfs geweigerd te luisteren naar een rapport van de CIA uit 2009 (“What will tomorrow's world be like?”) dat de kenmerken van de huidige pandemie met verbluffende precisie beschrijft. Waarom is er zo'n blindheid van de kant van de staten en de burgerlijke klasse die ze dient? Om een heel eenvoudige reden: investeringen moeten winst opleveren, en wel zo snel mogelijk. Investeren in de toekomst van de mensheid loont niet en drukt alleen maar de aandelenkoersen. Investeringen moeten ook de positie van elke nationale bourgeoisie in de imperialistische arena versterken ten opzichte van andere nationale bourgeoisieën. Als de waanzinnige bedragen, die worden geïnvesteerd in militair onderzoek en militaire uitgaven waren besteed aan de gezondheid en het welzijn van de bevolking, zou een dergelijke epidemie zich nooit hebben kunnen ontwikkelen. Maar in plaats van maatregelen te nemen tegen deze voorspelbare gezondheidsramp, zijn de regeringen doorgegaan met hun aanvallen op de gezondheidsstelsels, zowel op het niveau van het onderzoek als op het niveau van de technische en menselijke hulpbronnen.
Als er nu mensen sterven als vliegen, in het centrum van de meest ontwikkelde landen, dan is dat in de eerste plaats omdat de regeringen overal hebben bezuinigd op de budgetten die bestemd zijn voor onderzoek naar nieuwe ziekten. Zo heeft Donald Trump zich in mei 2018 ontdaan van een speciale eenheid van de Nationale Veiligheidsraad, bestaande uit eminente deskundigen en opgericht om pandemieën te bestrijden. Maar de houding van Trump is slechts een karikatuur van wat alle leiders hebben gedaan. Zo werd het wetenschappelijk onderzoek naar het coronavirus 15 jaar geleden overal afgeschaft omdat de ontwikkeling van een vaccin niet ‘winstgevend’ werd geacht!
Evenzo is het volstrekt walgelijk om te zien hoe de burgerlijke leiders en politici, rechts en links, klagen over het feit dat de ziekenhuizen vol raken en over de rampzalige omstandigheden waarin gezondheidswerkers gedwongen worden te werken, terwijl de burgerlijke staten de afgelopen 50 jaar, en met name sinds de grote recessie van 2008, op systematische wijze winstnormen hebben opgelegd. Overal hebben ze de toegang tot de gezondheidsdiensten beperkt, het aantal ziekenhuisbedden verminderd en de werkdruk van de gezondheidswerkers verhoogd. En wat te denken van de algemene schaarste aan maskers en andere beschermende kleding, desinfecterende gel, testapparatuur, enzovoort? In de afgelopen jaren hebben de meeste staten zich ontdaan van de voorraden van deze vitale zaken om geld te besparen. In de afgelopen maanden hebben ze niet geanticipeerd op de snelle verspreiding van Covid-19, hoewel sommige staten sinds november 2019 beweren dat maskers geen nut hebben voor iedereen die niet werkt in de verzorging - om hun misdadige onverantwoordelijkheid te verbergen.
En hoe zit het met chronisch achtergestelde regio's in de wereld zoals het Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse continent? In Kinshasa, in de Democratische Republiek Congo, kunnen 10 miljoen inwoners rekenen op 50 beademingsapparaten! In Centraal-Afrika werden folders uitgedeeld met advies over hoe je je handen moet wassen terwijl de bevolking niet genoeg water heeft om te drinken! Overal dezelfde noodkreet: "Met deze pandemie is er aan alles een tekort!"
De felle rivaliteit tussen de verschillende staten op het wereldtoneel blokkeert de minimale samenwerking om het virus in te dammen. Toen de pandemie begon, was het in de ogen van de Chinese bourgeoisie belangrijker om al het mogelijke te doen om de ernst van de situatie te verbergen, om haar economie en haar reputatie te beschermen. De staat aarzelde niet om de dokter te vervolgen die probeerde alarm te slaan en liet hem vervolgens sterven. Zelfs de schijn van internationale regelgeving, die de bourgeoisie heeft opgesteld om het gebrek aan apparatuur aan te pakken, is ingestort: de Wereldgezondheidsorganisatie heeft haar richtlijnen niet kunnen opleggen, terwijl de Europese Unie niet in staat was om gecoördineerde maatregelen in te voeren. Deze verdeeldheid verergert de chaos en het verlies aan controle over de ontwikkeling van de pandemie aanzienlijk. De dynamiek van het ‘ieder voor zich’ en de verergering van de veralgemeende concurrentie zijn de overheersende kenmerken geworden in de reacties van de heersende klasse.
De ‘oorlog om de maskers’, zoals de media het noemen, is daar een stichtelijk voorbeeld van. Elke staat maakt zich meester van deze overlevingsmiddelen door elkaar tegen elkaar op te bieden en zelfs door regelrechte diefstal! De VS heeft de aan Frankrijk beloofde Chinese maskers afgepakt. Frankrijk heeft ladingen maskers in beslag genomen die per vliegtuig naar Zweden gingen. De Tsjechische Republiek heeft aan haar grenzen beademingsapparatuur en maskers, die bestemd waren voor Italië, in beslag genomen. Duitsland heeft maskers, bestemd voor Canada, laten verdwijnen. Dit is het ware gezicht van de ‘grote democratieën’: dieven en gangsters van de ergste soort!
Voor de bourgeoisie zijn “winsten meer waard dan ons leven”, zoals stakende arbeiders van de autofabriek in Italië riepen. In alle landen is de beslissing om maatregelen te treffen en de bevolking te beschermen zo lang mogelijk uitgesteld, want de nationale productie moest ten koste van alles op gang worden gehouden. Het was niet de dreiging van een sterk stijgend dodental dat uiteindelijk tot de lock-downs heeft geleid. De vele imperialistische slachtpartijen die al meer dan een eeuw aan de gang zijn en die in naam van het nationaal belang worden uitgevochten, hebben definitief de minachting bewezen van de heersende klasse voor het leven van de uitgebuitenen. Nee, onze heersers geven niets om ons leven! Vooral omdat het virus voor de bourgeoisie het ‘voordeel’ heeft om de zieken en de ouderen, die zij als ‘onproductief’ beschouwt, uit te roeien.
Het laten verspreiden van het virus en het zijn ‘natuurlijke’ werk laten doen in de naam van ‘groepsimmuniteit’ was eigenlijk de eerste keuze van Boris Johnson en andere politieke leiders. Wat in elk land de weegschaal deed kantelen ten gunste van de lock-down was de angst voor de desorganisatie van de economie en, in sommige landen, de dreiging van sociale wanorde, de toenemende woede als reactie op de nalatigheid en het stijgende dodental. Bovendien zijn de maatregelen tot sociale afzondering, ook al gaat het om de helft van de mensheid, in veel gevallen een totale farce: miljoenen mensen worden elke dag gedwongen samengepropt in treinen, metro’s en bussen, in de fabrieken en in de supermarkten. En nu al probeert de bourgeoisie zo snel mogelijk een einde te maken aan de lockdowns, juist op het moment dat de pandemie het hardst toeslaat, en probeert ze manieren te vinden om zo weinig mogelijk ontevredenheid uit te lokken door arbeiders weer aan het werk te sturen sector voor sector, onderneming voor onderneming.
De bourgeoisie bestendigt en bereidt nieuwe aanvallen voor, zelfs nog een wredere uitbuiting. De pandemie heeft al miljoenen arbeiders werkloos gemaakt: tien miljoen in drie weken tijd in de VS. Velen van hen, die onregelmatige, precaire of tijdelijke banen hebben, zullen verstoken blijven van enig inkomen. Anderen, die een enkele magere sociale uitkeringen hebben om van te leven, worden geconfronteerd met het feit dat ze de huur en de kosten van de medische zorg niet meer kunnen betalen. De economische verwoestingen versnellen alleen maar de wereldwijde recessie die al opdoemde: voedselprijzen die exploderen, massale ontslagen, loonsverlagingen, groeiende werkonzekerheid, enzovoort. Alle staten nemen ‘flexibiliseringsmaatregelen’ door op te roepen tot offers in naam van ‘nationale eenheid in de oorlog tegen het virus’.
Het nationale belang waar de bourgeoisie zich momenteel op beroept, is niet ons belang. Het is dezelfde verdediging van de nationale economie en dezelfde veralgemeende concurrentie die in het verleden heeft geleid tot bezuinigingen op de begroting en aanvallen op de levensomstandigheden van de uitgebuitenen. Morgen zal ze dezelfde leugens opdienen wanneer ze, na de economische verwoesting die de pandemie heeft aangericht, de uitgebuitenen oproept de broekriem verder aan te halen en nog meer armoede en uitbuiting te accepteren. Deze pandemie is een uitdrukking van het het verval van de kapitalistische productiewijze, van de vele uitingen van de verrotting van de huidige maatschappij, samen met de vernietiging van het milieu, met de vervuiling en de klimaatverandering, met de proliferatie van imperialistische oorlogen en bloedbaden, met de onverbiddelijke duik in de armoede van een groeiend deel van de mensheid, met het aantal mensen dat verplicht is migrant of vluchteling te worden, met de opkomst van de populistische ideologie en het religieus fanatisme, enzovoort (zie onze tekst “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme” op onze internetsite: https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stelling... [258]) Het is een indicatie van de doodlopende weg waar het kapitalisme in terecht is gekomen en het laat zien in welke richting dit systeem de mensheid leidt: naar chaos, ellende, barbarij, vernietiging en dood.
Bepaalde regeringen en media stellen dat de wereld nooit meer dezelfde zal zijn als voor deze pandemie, dat er lering zal worden getrokken uit de ramp, dat staten uiteindelijk zullen evolueren naar een meer humane en beter beheersvorm van kapitalisme. We hoorden hetzelfde refrein na de recessie van 2008: met de hand op het hart verklaarden de staten en leiders van de wereld ‘de oorlog aan de malafide financiële wereld’, waarbij ze beloofden dat de offers die werden geëist om uit de crisis te geraken, zouden worden beloond. Je hoeft alleen maar te kijken naar de groeiende ongelijkheid in de wereld om te erkennen dat deze beloften om het kapitalisme te ‘hervormen’ alleen maar leugens waren om ons een nieuwe verslechtering van onze levensomstandigheden te laten slikken.
De uitbuitende klasse kan de wereld niet veranderen en mensenlevens en sociale behoeften boven de meedogenloze wetten van haar economie stellen: het kapitalisme is een systeem van uitbuiting, waarbij een heersende minderheid haar winsten en privileges haalt uit de arbeid van de meerderheid. De sleutel tot de toekomst, de belofte van een andere wereld, een echte menselijke wereld zonder naties of uitbuiting, ligt alleen in de internationale eenheid en solidariteit van de arbeiders in de strijd!
De golf van spontane solidariteit binnen onze klasse als reactie op de ondraaglijke situatie die de gezondheidswerkers ondergaan, wordt door de regeringen en politici van de hele wereld afgeleid naar een campagne van applaus op de stoep en op de balkons. Natuurlijk zal dit applaus de harten verwarmen van de werkers die, met moed en toewijding, in dramatische werkomstandigheden voor de zieken zorgen en levens redden. Maar de solidariteit van onze klasse, van de uitgebuitenen, kan niet worden teruggebracht tot een applaus van vijf minuten. Het betekent in de eerste plaats het aan de kaak stellen van de regeringen van alle landen, ongeacht hun politieke kleur. Het betekent maskers en alle noodzakelijke beschermingsmiddelen eisen. Het betekent, als het mogelijk is, in staking gaan door te onderstrepen dat, zolang de gezondheidswerkers niet het materiaal hebben dat ze nodig hebben, zolang ze met onbedekte gezichten hun dood tegemoet gaan, de uitgebuitenen die niet in de ziekenhuizen zijn, niet zullen werken.
Op dit moment, zolang de lock-down voortduurt, kunnen we geen massale strijd voeren tegen dit moorddadige systeem. We kunnen niet samenkomen om onze woede en onze solidariteit te uiten door middel van massale gevechten, stakingen en demonstraties. Vanwege de lock-down, maar niet alleen dat. Ook omdat onze klasse haar echte bron van kracht moet terugwinnen, die ze al zo vaak in de geschiedenis heeft laten zien, maar die ze sindsdien is vergeten: het potentieel om zich te verenigen in de strijd, om massale bewegingen te ontwikkelen tegen de heersende klasse en haar monsterlijke systeem.
De stakingen die in de automobielsector in Italië of in de supermarkten in Frankrijk, voor de ingang van de ziekenhuizen van New York of in het noorden van Frankrijk zijn uitgebroken, de enorme verontwaardiging van de arbeiders die weigeren om als ‘virusvoer’ te dienen, die zonder maskers, handschoenen of zeep bij elkaar worden gedreven, enkel en alleen ten voordele van hun uitbuiters, kunnen vandaag de dag alleen nog maar versnipperde reacties zijn en afgesneden van de kracht van een hele verenigde klasse. Toch tonen ze aan dat de arbeiders niet bereid zijn om, als een soort van onvermijdelijkheid, de misdadige onverantwoordelijkheid te accepteren van degenen die ons uitbuiten.
Het is dit perspectief van de klassestrijd waar we ons op moeten voorbereiden. Want na Covid-19 zal er de wereldwijde economische crisis zijn, massale werkloosheid, nieuwe ‘hervormingen’ die niets anders zijn dan nog meer opofferingen. Dus, op dit moment moeten we onze toekomstige strijd voorbereiden. Hoe kunnen we dat doen? Door te discussiëren, ervaringen en ideeën uit te wisselen, op verschillende internetkanalen op forums, aan de telefoon, zoveel mogelijk. Door in te zien dat de grootste plaag niet Covid-19 is, maar het kapitalisme, dat de oplossing niet ligt in de vereniging achter de moordende staat, maar door zich ertegen te verzetten; dat de hoop niet ligt in de beloften van deze of gene politicus, maar in de ontwikkeling van de arbeiderssolidariteit in de strijd; dat het enige alternatief voor de kapitalistische barbaarsheid de wereldrevolutie is!
DE TOEKOMST BEHOORT AAN DE ARBEIDERSKLASSE!
Internationale Kommunistische Stroming / 2020.04.10
De covidpandemie heeft de wereld gestort in de ernstigste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Bovendien is de economische achteruitgang sinds de jaren 1930 niet meer zo groot geweest. Het materiële bankroet van het kapitalisme doet zich gevoelen in de dagelijkse omstandigheden van iedereen die werkloosheid wordt of failliet gaat en dus met een drastische vermindering of een algeheel verlies van het inkomen geconfronteerd wordt, die buitensporige medische kosten heeft moeten maken voor de verpleging van de coronaziekte, maar ook die genoodzaakt is om zijn boterham te verdienen op een totaal onveilige werkplek, of die de zorg en de verpleging van de zieken op zich heeft genomen met gevaar voor eigen leven.
Beperken we ons alleen tot Nederland, dan zijn de alarmbellen daar inmiddels ook flink gaan rinkelen. Niet alleen is de Nederlandse regeringverschrikkelijk nalatig geweest in de strijd tegen de verspreiding van het virus, bij de eerste tekenen van de epidemie in Nederland had ze ook volkomen de regie verloren.(1) Zelfs nu nog heeft ze het programma van testen en bron- en contactonderzoek, dat een sleutelrol speelt in het onder controle houden en terugdringen van de epidemie, niet van de grond gekregen. De GGD’s hebben onvoldoende onderzoekers in huis om bij het stijgende aantal besmette personen een volledig bron- en contactonderzoek uit te voeren. Vandaar datbij nog niet de helft van de besmette mensen de bron van de infectie wordt achterhaald.(2)
Daarnaast heeft de Nederlandse economie in het tweede kwartaal van 2020 een diepe inzinking doorgemaakt zoals die zich sinds de jaren 1930 niet meer heeft voorgedaan:
Als de situatie niet drastisch verandert – waar het niet naar uitziet - dan is de verwachting dat:
De buitenparlementaire oppositie springt bij
Binnen de arbeidersklasse stelt men zich ernstig vragen of het bestaande systeem een antwoord heeft op de chaos die is veroorzaakt door de pandemie, en of het nog in staat is een perspectief te bieden op een gezond en menswaardig bestaan. In deze context presenteerde deze zomer een coalitie van (grassroot) organisaties #BeterUitDeCrisis, die “zag hoe problemen zich opstapelden en die het parlementaire geharrewar en de politieke incompetentie beu was”, een Manifest met eisen bestaande uit“vijf samenhangende veranderingen van koers, onderbouwd met een selectie van maatregelen, om tot een eerlijkere, gezondere, en veiligere samenleving te komen”(Het Manifest van #BeterUitDeCrisis). Het initiatief tot deze actie was genomen door de groep “DeGoedeZaak” en wordt inmiddels onderschreven door een vijftigtal organisaties en groepen, waaronder de trotskistische organisaties“Socialisme.nu” (GIS) en “Grenzeloos” (SAP).
Deze beide trotskistische organisaties hebben zich bij het initiatief aangesloten omdat ze ervan doordrongen zijn dat er gaten beginnen te vallen in het kapitalistisch weefsel. Bovendien begint het traditionele discours van zowel rechts als links, die overigens steeds meer op elkaar begint te lijken, bij steeds meer arbeiders haar geloofwaardigheid te verliezen. Vandaar dat ze het plan onderschrijven om een nieuwe start te maken: “Deze crisis biedt ons dit moment. Laten we het met beide handen aangrijpen!” (Het Manifest van #BeterUitDeCrisis) Maar wat voor een start willen ze dan maken en waar is deze op gebaseerd? In hoeverre zijn de plannen, zoals de ondertekenaars van het Manifest die presenteren, een “andere koers”?
Het Manifest spiegelt ons een andere maatschappij voor, die “alle lagen van de samenleving dient, niet slechts de 1%”; waarin de mensen “het leven centraal stellen in plaats van welvaart”; waarin het niet gaat om“het accumuleren van rijkdom, maar het herverdelen ervan” (Idem). Dat lijkt een mooi doel waar niemand zich tegen zal verzetten, maar vereist dit geen andere, niet-kapitalistische maatschappij? Is daar geen fundamentele verandering van de bestaande machtsverhoudingen voor nodig? Moet dit niet worden bewerkstelligd door een revolutionaire omwenteling? Allemaal vragen waar het Manifest geen antwoord op geeft.
Het Manifest levert geen fundamentele kritiek van de bestaande tegenstellingen, die maken dat wezenlijke veranderingen alleen bewerkstelligd kunnen worden middels een onverzoenlijke klassestrijd. Het Manifest wekt sterk de indruk dat ze wel gerealiseerd kunnen worden binnen de bestaande productieverhoudingen van loonarbeid en kapitaal. De burgerlijke regering is dan ook niet de klassevijand, maar “onze regering” van wie wordt ‘geëist’ dat ze zorgdraagt voor een “verandering van koers”. De oproep die het Manifest doet is er dan ook één aan “de samenleving”,“onze regering” inbegrepen.
In de uiteenzetting van de tegenstellingen valt het Manifest terug op de bekende leuze van de Occupy beweging dat 99% van de mensen “betalen de hoogste tol” terwijl de 1% rijken “er alleen maar beter op worden”. Dit was al een belangrijke misleiding tijdens de Occupy beweging, waarin het bankwezen werd voorgesteld als het kapitalisme en een beroep gedaan werd op “onze regering” om de 99% van de bevolking, “mensen van kleur, mensen met een laag en onzeker inkomen, mensen met een beperking, mensen zonder verblijfsdocumenten” (Het Manifest van #BeterUitDeCrisis), te beschermen tegen de financiële afpersing door de bankiers.
Ter ondersteuning van haar ‘eisen’ voert “#BeterUitDeCrisis” actie zoals de aanleg van een 40 meter lange start- en landingsbaan naar de Tweede Kamer van het parlement. Hiermee wil ze duidelijk maken dat de financiële steun van 3,4 miljard euro voor de KLM een slag in het gezicht is van de mensen die het veel harder nodig hebben. Volgens de organisatie is het absoluut nodig om het leven van mensen centraal te stellen in plaats van de markt. Na de zomervakantie is “#BeterUitDeCrisis” van plan om de acties onverminderd door te zetten totdat het parlement echt handelt als een vertegenwoordiging van de mensen in plaats van de multinationals en de rijkste 1%.
In tegenstelling tot wat het Manifest suggereert is de belangrijkste tegenstelling niet tussen rijk en arm.
“Het fundamentele conflict in de kapitalistische maatschappij is tussen de heersende bourgeoisie en de arbeidersklasse die alle waarde in de maatschappij produceert. De strijd van de arbeiders bestaat niet uit aanvallen op de rijken als individu, maar moet de fundamentele maatschappelijke verhoudingen van het kapitaal (loonarbeid en productie voor winst) aanvallen, ontmantelen en vervangen en de staat, die hen in leven probeert te houden ondanks het feit dat zij de fundamentele reden zijn voor de verarming van de overgrote meerderheid van de mensen”.(Crisis brings ever deepening poverty; World Revolution nr. 345, juni 2011)
De verraderlijke rol van de trotskisten en de uiterst linkerzijde van de bourgeoisie
Binnen het kapitalisme bestaat maar één revolutionaire klasse, die niets te verliezen heeft behalve haar ketenen, en dat is de arbeidersklasse, iets waar “Socialisme.nu” (GIS) en “Grenzeloos” (SAP) heel goed bekend mee zijn, als we nog zeer recente publicaties mogen geloven.
-“Wij hebben immers de beschikking over de middelen om een wereld te creëren zonder honger, zonder uitbuiting, zonder dat we mensenlevens moeten afwegen tegen economische belangen. Om dit mogelijk te maken, moeten we ons als arbeidersklasse organiseren om het kapitalistische systeem voor eens en voor altijd te verslaan.”(Een socialistisch antwoord op Covid-19; Socialisme.nu; 21 juli 2020; https://socialisme.nu/een-socialistisch-antwoord-op-covid-19/ [341] (1)
-“Nu moet de arbeidersklasse de klasse bestrijden die de crisis veroorzaakt. In het centrum van onze socialistische strijd moeten we een klassenstrijd voeren tegen de kapitalistische crisis - en tegen de klasse die hen maakt." (De crisis is geen kans, maar de vijand; Grenzeloos, 8 april 2020; https://www.grenzeloos.org/content/de-crisis-geen-kans-maar-de-vijand [342] (2)
Zeggen deze citaten iets over de politiek van deze organisaties? Ja en nee. Aan de ene kant willen de trotskisten de arbeiders, die zich steeds meer vragen beginnen te stellen over het falen van de huidige productiewijze, op een terrein lokken dat het voor kapitalisme en haar heersende klasse totaal ongevaarlijk is. Door het besluit zich te voegen bij en campagne te voeren binnen #BeterUitDeCrisis kunnen ze de arbeiders die erin meegaan verdrinken in een burgerlijke oppositie bestaande uit de meest exotische schakeringen van de maatschappij: FNV vrouwen, Toekomstboeren, Green Cross Nederland, Stichting Anima Mundi, enzovoort, die niets anders beoogt dan een “democratischer” gezicht te geven aan de uitbuiting.
Om deze misleidingspolitiek tot een succes te maken moeten ze zich aan de andere kant natuurlijk wel voordoen als ‘oprechte’ en ‘radicale’ verdedigers van de belangen van de arbeiders, de klasse die als enige in staat is dit systeem ten val te brengen. Daarom spreken ze zich in hun algemene verklaringen en teksten inderdaad vaak uit tegen ‘het kapitalistisch systeem’,tegen ‘het system van loonslavernij’ en tegen ‘het uitbuitingssysteem’ om de ontevredenheid van de arbeiders in de concrete doelstellingen toch weer af te leiden naar een steriele strijd tegen …… de rijken:“laten we het geld halen waar het zit” en “laat de rijken de crisis betalen”,“een coronataks voor de allerrijksten”, enzovoort.
De reden waarom deze beide trotskistische organisaties zich hebben aangesloten bij het initiatief #BeterUitDeCrisis, heeft dus alles te maken met hun functie als uiterst linkse fracties van de bourgeoisie. Hun specifieke taak is de arbeiders te paaien met leuzen voor “een democratische controle over de productiemiddelen” die voldoende zou zijn om“een eerlijke verdeling van de rijkdom” te bewerkstelligen. Het mag voor iedereen duidelijk zijn dat dit sprookje,dat we inmiddels al heel vaak hebben gehoord, niets fundamenteels zal veranderen aan de toenemende uitbuiting en de groeiende ellende.
Uiteindelijk streven de trotskisten helemaal niet naar een fundamenteel andere maatschappij. Dit blijkt ook wel uit hun ‘kritische’ steun aan de vakbonden, hun ‘kritische’ steun aan de verschillende nationalistische bewegingen, en hun ‘kritische’ steun aan linkse parlementaire partijen; allemaal vormen van politiek waarbij het kapitalisme nooit in vraag gesteld wordt. Integendeel, overeenkomstig hun functie in de burgerlijke maatschappij beogen ze met hun politiek de burgerlijke staat niet alleen overeind te houden maar zelfs te versterken tegenover een maatschappij die steeds meer ten prooi valt aan de ontbinding en waarvan het bouwwerk steeds grotere gaten vertoont.(3)
Dat is ook hier het geval: als de regering en het parlement er zelf niet in slagen om de crisis te beteugelen, die vandaag werkelijk alle aspecten van het maatschappelijk leven aantast, dan is er nog altijd deze trotskistische buitenparlementaire oppositie om hen een helpende hand te bieden.Net op het ogenblik dat het kapitalisme flagrant zijn machteloosheid toont om een uitweg te bieden uit de verrotting van zijn systeem,en iedereen op de ene of de andere manier in zijn directe bestaan en zelfs in zijn leven bedreigd wordt, duiken de ‘revolutionaire’ trotskisten en anderen op met hun propaganda voor “een eerlijkere, gezondere, en veiligere samenleving” (Het Manifest van #BeterUitDeCrisis).
Hiermee proberen de trotskisten te voorkomen dat de elementen binnen de arbeidersklasse, die alle illusies hebben verloren in het kapitalistische systeem en er niet meer de zin van inzien om het nog langer krediet te geven, een ernstige overdenking in gang zetten die leidt naar een alternatief: een maatschappij die niet gebaseerd is op uitbuiting en onderdrukking, vrij van klasse-overheersing door het kapitaal, en waarin het doel van de productie gericht is op het bevredigen van de menselijke behoeften.
Een nieuwe start is een kommunistische maatschappij
De gevolgen van de pandemie, die catastrofale vormen heeft aangenomen, kunnen onmogelijk binnen het bestaande kapitalistische systeem opgelost worden: de nationale kapitalen staan elkaar iedere dag meer naar het leven in de wereldwijde handelsoorlog om een zo groot mogelijk deel van de wereldmarkt voor zich op te eisen en aan deze handelsoorlog wordt alles onderschikt gemaakt, ook mensenlevens, tenzij een pandemie nog meer verlies aan productiekrachten en meerwaardevorming dreigt te vooroorzaken dan een lockdown.
Een systeem dat gebaseerd is op privé-eigendom van de productiemiddelen - en of dat eigendom nu de vorm aanneemt van een individuele ondernemer, een vennootschap of een soevereine staat verandert niets wezenlijk aan de eigendomsvorm - en dus op de private toe-eigening van de meerwaarde die door de loonafhankelijke arbeiders worden voortgebracht is een genadeloos systeem dat alles en iedereen opoffert om zijn doel te bereiken: de onverzadigbare accumulatie van meerwaarde. Zo’n systeem dompelt de hele wereld onder in barbaarsheid en de huidige coronacrisis is daar het laatste en meest flagrante bewijs van.
De inzet is hoog, de moeilijkheden ongekend. De weg naar een kommunistische maatschappij wordt gekenmerkt door diepe kuilen en grote obstakels. Toch is het de enige uitweg uit deze barbaarse ellende. En de enige kracht die dit kan bewerkstelligen is de arbeidersklasse, de klasse die uitgesloten is van deze maatschappij en van de rijkdom die ze voortbrengt, de klasse die onteigend is en als bezitloze klasse niets anders bezit dan de arbeidskracht om te verkopen.
Dennis /2020.10.03
(1) Zie: “Hoe Nederland de controle verloor De corona-uitbraak van dag tot dag”; https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/19/hoe-nederland-reageerde-op-het-nieuwe-virus-uit-china-van-niks-aan-de-hand-tot-blinde-paniek-a4003075 [343]
(2) Zie: “De ja-knikkers van Hugo de Jonge - De GGD heeft het zwaar”; https://www.groene.nl/artikel/de-ja-knikkers-van-hugo [344]
(3) Zie “Het kapitalisme is verantwoordelijkheid voor de gezondheidscatastrofe”; https://nl.internationalism.org/content/1508/het-kapitalisme-verantwoordelijkheid-voor-de-gezondheidscatastrofe [345]
De afgelopen tien jaar zijn de mensen – en meer bepaald de arbeiders - in België ernstig op de proef gesteld allereerst door de mondialisering van de wereldeconomie en de daarmee gepaard gaande delokalisaties, alsmede door de financiële crisis en het grote aantal faillissementen, omstandigheden die leidden tot toenemende werkloosheid en werkonzekerheid (flexibele en nuluren-contracten). Bovendien moesten ze ook nog eens toezien hoe de verschillende politieke crises het slechte bestuur en de financiële verspilling hebben bevorderd, met als gevolg dat de problemen zowel op het vlak van de gezondheidzorg en migratie als op het vlak van de begroting en de schuldenlast alleen maar erger werden en daardoor de indruk versterkten dat de bevolking door dit ‘malgoverno’ volledig aan haar lot werd overgelaten.
Het politieke gekonkel, dat sedert begin 2019 plaatsvond, werd in het begin van dit jaar nog aangewakkerd en verhevigd door de uitbarsting van de coronacrisis. De politieke crisis en de coronacrisis leverde een explosief brouwsel op en leidde tot een vlucht voor de verantwoordelijkheid door de politieke ‘leiders’ en tot een aanzienlijke bestuurlijke chaos in het land. Gevestigde politieke bolwerken lieten het vuile werk van de covidcrisis opknappen door een regering van lopende zaken, die regelmatig botste met de ‘wilde’ initiatieven van de gewestelijke en lokale bestuurders. Gebrek aan onderling vertrouwen en een falen van de onderlinge communicatie maakten de dienst uit met als gevolg dat België in 2020 het hoogste aantal coronadoden kent per 100.000 inwoners in de hele wereld.
In het artikel van april dit jaar maakten we melding van het feit dat“Een onderzoek van politicologen van vijf Belgische universiteiten kwam tot de conclusie dat de afkeer van het politieke establishment, een van de wezenlijke kenmerken van het populisme, in de maatschappij toeneemt en dat er zelfs een algemene antipolitieke stemming aan het groeien is onder de kiezers.” (1)
In het afgelopen half jaar is dit meer dan ooit een hot item gebleven. Zo blijkt uit de vijfjaarlijkse jongerenenquête van het weekblad Humo dat nog maar 12 procent van de Vlaamse jongeren vertrouwen heeft in de politici, terwijl dat vijf jaar geleden nog 15 procent was. (22-09-2020) Verschillende deskundigen, opiniemakers en onderzoeken maken duidelijk dat de “Belgen vooral weinig vertrouwen blijken te hebben in politieke partijen, de “politique politicienne”.” (Carl Devos op Radio1; 3-09-2020)
Ook de politieke partijen zelf zijn zich heel goed bewust van de groeiende afkeer van de partijpolitiek onder de mensen. Daarom is het een hoofddoelstelling van de nieuwe regering De Croo volgens Egbert Lachaert, voorzitter van de Vlaamse liberalen (Open VLD), te werken aan het herstel van het vertrouwen, want “na twee jaar stilstand is dat ook niet onlogisch”. Het cynisme van de bourgeoisie kent geen grenzen. Twee jaar van stilstand is een waarlijk eufemisme voor de totale verwaarlozing van hun taak als bestuurder en de cynische houding die ze tegenover de ‘eigen’ bevolking aan de dag hebben gelegd.
Na anderhalf jaar van de meest walgelijke politieke manoeuvres, worden we nu verwacht om met gejuich de nieuwe regering te begroeten die voor het grootste deel gevormd wordt door partijen die medeverantwoordelijk zijn voor de chaos, bij de laatste verkiezingen gevoelig hebben verloren en waarvan enkelen deze nederlaag een jaar daarna nog niet eens verteerd hebben. Toen de partijen eind september moesten instemmen met deelname aan de ‘Vivaldi’-regering (2) bleek bijvoorbeeld hoe broos de verhoudingen nog zijn binnen de Vlaamse Christendemocraten (CD&V).
De langdurige regeringsformatie, die bijna net zo lang duurde als in 2010-2011, is niet alleen een uitdrukking van de zwakheid van en verdeeldheid binnen de Belgische bourgeoisie, maar ook van een abjecte onverantwoordelijkheid zowel van de linkse als rechtse partijen en een totale onmacht van het politieke apparaat van de bourgeoisie om de diverse tegenstrijdige belangen tussen haar fracties en het beheer van de pandemie in goede banen te leiden. Partijen als bolwerken van gevestigde elites en verrotting van hun onderlinge verhoudingen. Dat is de balans die we van die politieke ontwikkeling moeten opmaken.
In april schreven we al: “Volgens de toenmalige prognoses van de Europese Commissie behoorde de Belgische economie tot een van de zwakste leerlingen van een Europese klas. (….) En het is in deze situatie van zwakte dat de coronastorm over de Belgische economie raast.” (3)
Ook het vertrouwen van de bevolking in de Belgische economie is in het afgelopen half jaar tot een absoluut dieptepunt gedaald. In april was het gedaald tot -26, waarna het weer een beetje toenam, tot het in augustus opnieuw daalde tot het niveau van april. Over de hele periode april tot en met oktober, bleef het consumentenvertrouwen gemiddeld 21 punten in het negatief.
Van alle beleggers ziet slechts 18 procent de Belgische economie in de maanden oktober-november-december aantrekken, terwijl liefst 53 procent een terugval vreest. (ING-beleggersbarometer van15-09-2020) Bovendien heeft de coronacrisis een zware impact op de investeringsvooruitzichten voor 2021, die ook volgend jaar 21 procent lager dreigen uit te komen dan normaal.
Op basis van een enquête gehouden op 19, 20 en 21 oktober door de Economic Risk Management Group schatten de Belgische ondernemingen dat hun omzet eind oktober 14 procent lager ligt dan in pré-coronatijden. Sinds augustus is het herstel in de investeringen volledig stilgevallen. Er wordt geen omzetverbetering verwacht in het vierde kwartaal.
Het vertrouwen in de economie is tot een dieptepunt gedaald, ook het vertrouwen dat de Belgische regering de economie er weer bovenop kan helpen is ver te zoeken. In de periode voorafgaand aan de coronacrisis was België, vanwege het ontbreken van elke landelijke coördinatie om het begrotingsgat te dichten, al bijna weer op het Europese strafbankje beland. En in de periode van de coronacrisis zijn de mensen alleen nog maar sceptischer geworden over de inspanningen van de autoriteiten om de economie nieuwe impulsen te geven.
Het is dus niet zo verwonderlijk dat de nieuwe regering vooral één doel voor ogen heeft: onder het motto van “een welvarend, solidair en duurzaam België”, stelt ze zich tot taak het herstel van het vertrouwen van de bevolking in de politieke besluitvorming en in de economie terug te winnen. Hoe denkt ze dat te doen?
Door middel van (de presentatie van) een jonge, frisse regeringsploeg die vernieuwing uitstraalt en komaf maakt met de oude afbraakpolitiek.
De gemiddelde leeftijd van de regering is 44 jaar, en bestaat zelfs voor de helft uit vrouwen. Het is een ploeg met veel nieuwe gezichten, die geen besmet politiek verleden hebben. De nieuwe regering heeft gekozen voor een andere manier van politiek, die het cement moet worden dat de nieuwe regering tot een eenheid smeedt.“Dit is een groep die ervoor heeft gekozen om de tegenstellingen achter zich te laten”, aldus De Croo. Niemand zal dus aan de schandpaal worden genageld voor de ravage die de afgelopen tijd is aangericht. De regering maakt zich sterk om ‘uit de crisis te komen’, waarbij iedereen zijn steentje moet bijdragen.
Terwijl er volgens de voorzitter van de socialistische vakbond Thierry Bodson sprake is van “een echte breuk met de afgelopen vijf jaar” (Het Nieuwsblad, 01-10-2020) verwijt de meer ‘linkse’ PVDA/PTB de regering niet links genoeg te zijn. (De Standaard, 01-10-2020), maar met die kritiek dat er eigenlijk een meer linkse regering had moeten worden gevormd om de tegemoet te kunnen komen aan de noden van het kapitalisme van vandaag,vormt de PVDA/PTB in feite een hele goede aanvulling op de politiek van de regering en vervult zij bij uitstek haar rol van linkse oppositie.
Door middel van een‘uitdagend’ programma dat zich als innovatief, duurzaam en sociaal voordoet.
Innovatief: De regering De Croo wil van België een digitale kampioen maken. “Het België van de toekomst is Digital Belgium”, aldus de nieuwe premier De Croo.“De regering zal investeren in nieuwe groei. In toekomstgerichte sectoren.” Er is een ambitieus actieplan, met als hoofddoel 1.000 nieuwe start-ups en 50.000 banen.
Duurzaam: De nieuwe regering schaart zich achter de klimaatakkoord van Parijs en de Europese Green Deal. Verder wil ze het gebruik van fossiele brandstoffen te ontmoedigen door deze extra te belasten. “Alle nieuw bedrijfswagens moeten tegen 2026 broeikasgasvrij zijn.” Tenslotte wordt hergebruik van producten aangemoedigd, waarbij kunststoffen zoals plastic bijzondere aandacht krijgt.
Sociaal: Op dit vlak is het plan om op termijn de laagste pensioenen optrekken en de minimumuitkeringenverhogen. Daarbovenop krijgen de werkers in de ziekenhuizen een loonsverhoging en wordt er extra personeel aangeworven. Tenslotte streeft ze naar een goedkopere kinderopvang, meer geld voor mantelzorgers, en verdubbeling van het ouderschapsverlof.
Gegeven de uiterst risicovolle omstandigheden van een tweede golf is het voorkomen van de ineenstorting van de gezondheidszorg en van de economie op dit moment natuurlijk prioriteit nummer één. De bourgeoisie kan het zich gewoon niet permitteren dat de gezondheid van de factor arbeidskracht massaal aangetast wordt. Zelfs als ze niet in staat is de omvang van de pandemie werkelijk terug te dringen dan zal ze, om haar geloofwaardigheid als regerende klasse niet nog verder te laten aantasten, daartegen toch maatregelen moeten blijven nemen. Zo zullen, om de schade van de pandemie voor de economie te beperken, de uitgaven in de vorm van financiële steun aan de bedrijven en de werkers - die overigens beduidend minder zullen zijn dan onder de regering Wilmès - geenszins van harte worden gedaan, maar in dit geval breekt nood wet.
Het mag duidelijk zijn dat het plan van de nieuwe regering pure bluf en nergens duurzaam en sociaal is, en maar één doel heeft: de mensen, en in het bijzonder de arbeidersklasse, een rad voor de ogen te draaien. Wat het fameuze regeringsplan meer in het bijzonder inhoudt zullen we in het volgende deel duiden.
De regering gebruikt de tijdelijke financiële steunmaatregelen, maar vooral haar ‘verfrissend’ imago en het ‘sociale’ karakter van haar programma om het vertrouwen in de politiek te herstellen en dan vooral om de arbeidersklasse voor zich te winnen in het perspectief van een noodplan voor het redden van de Belgische economie. Onder het motto ‘niemand is verantwoordelijk voor de crisis’ worden de arbeiders nu al warm gemaakt voor het post-coronatijdperk waarin ze flink de broekriem aan moeten halen om, in samenwerking met hun klassevijand, de Belgische economie er weer bovenop te helpen. Want dat de arbeidersklasse uiteindelijk de rekening zal moeten betalen staat buiten kijf.
De bourgeoisie deelt nooit cadeautjes uit. Ze zal zich altijd inspannen om het geheel van het variabele kapitaal (salarissen, sociale uitkeringen, pensioenen), dat nodig is voor de reproductie van de arbeidskracht, tot een absoluut minimum terug te brengen. Binnen het kapitalisme bestaat er “een onophoudelijke strijd tussen kapitaal en arbeid, waarbij de kapitalist er voortdurend naar streeft het arbeidsloon (…) of de waarde van de arbeid meer of minder tot op haar minimumgrens omlaag te drukken.”(4)
België maakt deel uit van een wereldsysteem, dat alle hoeken van de planeet aan haar wetten onderwerpt. Dat betekent dat België, wil haar economie overeind blijven in de moordende handelsoorlog, de loonkosten moet drukken, het arbeidsritme tot het uiterste opdrijven en zo nodig zelfs de arbeidsdag moet verlengen. Op een aantal van dit soort punten loopt ze ver achterop bij de andere West-Europese landen. Zo kent België in Europa, op Portugal na, de geringste flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Bovendien ligt de activeringsgraad er ruim onder de 70 procent ligt en komen de totale kosten voor de sociale uitkeringen beduidend hoger uit dan in de omringende landen.
Deze gegevens maken duidelijk in welk licht de bestrijding van de “sociale fraude” moet worden bekeken. De regering wil maatregelen doorvoeren om de ‘factor arbeid’ aan een strenger regime te onderwerpen. Ze wil de activeringsgraad omhoog brengen naar 80% en de flexibiliteit van de arbeid opvoeren door regelingen te voorzien voor minder vaste contracten, voor flexibele inzetbaarheid, voor deeltijdbanen, voor soepelere ontslagregeling, enzovoort. Zo moet het moeilijker worden om nog een beroep te kunnen doen en dus in aanmerking te komen voor een sociale uitkering.
De regering maakt ook goede sier met haar plannen voor duurzame ontwikkeling: “Dat maakt van dit akkoord het meest groene regeerakkoord in de geschiedenis van ons land”, aldus Eerste Minister Alexander De Croo. De vertegenwoordigers van Ecolo-Groen zijn natuurlijk enthousiast, maar zijn nogal zwijgzaam over wie de rekening daarvoor moet gaan betalen. De nieuwe regering huldigt het principe dat “de vervuiler betaalt”, maar dat zegt niets, want wie is er nu geen vervuiler? In feite betekent het dat iedereen moet betalen.
Neem het voorbeeld van de kern-uitstap, een van de stokpaardjes van Ecolo-Groen. De nieuwe regering verbindt zich aan de beslissing om alle kerncentrales in 2025 te sluiten. De Europese Commissie is niet overtuigd van de haalbaarheid ervan en een van de meest cruciale vragen daarbij is waar het geld vandaan moet komen voor deze transitie. Het Federaal Planbureau berekende in 2018 dat de jaarlijkse kosten voor (geïmporteerde) energie750 en 900 miljoen hoger zullen uitvallen, dan wanneer twee kernreactoren 10 jaar langer openblijven. Frans Timmermans, ondervoorzitter van de Europese Commissie wond er geen doekjes om. “De overgang naar een groenere economie en naar de koolstofneutraliteit van de EU in 2050 zal “ongelooflijk complex, moeilijk, omslachtig en duur zijn”.” (La Libre Belgique, 12-10-2020).
Voor Groen-Kamerlid Kristof Calvo is dat allemaal niet zo’n probleem; in zijn optiek zijn het“de grote vermogens en de grote vervuilers[;] de Arcelors van deze wereld, de energie-intensieve bedrijven”, die de factuurvoor de ‘groene’ maatregelen in de bus zullen krijgen. (Knack; 03-02-2019) Mocht dat plan niet slagen dan kan er volgens Ecolo-Groen ook geld bijgedrukt worden.“We hebben dat gedaan om de banken te redden. Dus moeten we dat ook doen om het klimaat te redden”.(Bart Staes; HLN; 10-03-2019) Deze uitspraken verraden dat er linksom of rechtsom toch geld op tafel moet komen. En dat zullen geen kinderachtige bedragen zijn. Het is duidelijk dat de arbeiders zich kunnen opmaken voor extra belastingen om de ecologische plannen van de regering te bekostigen. (5)
De nieuwe regering wekt de indruk op te komen voor van de ‘werkende bevolking’. Haar ‘progressieve’ imago is bedoeld om ze voor haar ‘andere politiek’ te winnen. Arbeiders moeten zich echter niet door de uiterlijk schijn van de regering en haar enigszins vage plannen laten misleiden. In een kapitalisme in verval zijn blijvende verbeteringen van hun levensvoorwaarden uitgesloten en de arbeidersklasse heeft niets te winnen, maar alles te verliezen als ze zich laat verleiden door de ‘progressieve’ praatjes van de lakeien van de bourgeoisie.
Zeker, de omstandigheden voor de arbeidersstrijd zijn op dit moment heel moeilijk. Deze wordt vandaag regelmatig in de schaduw gezet door vormen van burgerlijk-democratische strijd tegen ‘ongelijkheid’ (Black Lives Matter beweging), protesten van andere niet-uitbuitende lagen in de maatschappij (studenten, foorkramers, …) of zelfs gezamenlijke protesten van ondernemers en werkers (in de horeca of bij taxibedrijven). Daarnaast hebben er zowel in België maar vooral in Nederland ook verscheidene protesten plaatsgevonden tegen de nationale lockdown maatregelen van de regering.
Al deze protesten, hoewel ze meestal worden aangewakkerd door ontevredenheid en verontwaardiging over de erbarmelijke en gewelddadige condities van het kapitalisme, blijven niettemin steken in eisen voor een kapitalisme met een ‘menselijk’ gezicht. Omdat een dergelijk kapitalisme voortaan onmogelijk is - om leven voor de mensen mogelijk te maken moet het kapitalisme vernietigd worden - bieden deze protesten geen enkele oplossing voor onmenselijke ‘plagen’ die het kapitalisme in ontbinding op ons loslaat. Ze blijven eenvoudigweg gevangen in de kapitalistische logica en dikwijls worden ze op sleeptouw genomen door de meest reactionaire politieke stromingen die de maatschappij afschuimen, zoals het populisme.
Protesten op burgerlijk terrein (zoals BLM) en zelfs interklassistische protesten, waarin verschillende maatschappelijke lagen hun eisen tot uitdrukking brengen (‘Gele Hesjes’ beweging), lopen niet toevallig uit op blind geweld. “Omdat ze geen perspectief hebben op de radicale transformatie van maatschappij, het afschaffen van oorlog, armoede, groeiende onveiligheid en de andere beproevingen van een stervend kapitalisme, kunnen deze bewegingen (….) niet voorkomen dat ze alle gebreken verspreiden van de zich ontbindende kapitalistische maatschappij”.(6)
Al de hierboven genoemde protesten, die vaak uitdraaien op gewelddadige botsingen waardoor ze de indruk geven heel radicaal te zijn, gaan ook dikwijls vergezeld van omvangrijke mediacampagnes met als belangrijk oogmerk de arbeiders van hun eigen klasseterrein te lokken, hen in deze protesten te verdrinken en zo te verhinderen dat ze optreden als een onderscheiden klasse met hun eigen strijdmiddelen en eisen.
Dat neemt echter niet weg dat de arbeiders, door de drastische verslechtering van hun levensomstandigheden, genoodzaakt zijn hun strijdwil te versterken, zoals we in het afgelopen half jaar in sommige delen van België hebben gezien. Op 14 juni kwamen honderden gezondheidswerkers op straat voor een betere financiering van de gezondheidzorg: een opwaardering van de lonen en meer man- en vrouwkracht. Daarnaast kwamen ook arbeiders van diverse bedrijven in verzet tegen de onveilige werkomstandigheden vanwege corona, tegen de sluiting van bedrijven en ontslagen en tegen de opdrijving van het werktempo. Dit is de strijd, hoe beperkt in omvang en duur ze ook waren, die de weg wijst.
Alleen door te strijden als klasse, zelfstandig, met haar eigen eisen, kunnen de arbeiders een werkelijke breuk bewerkstelligen met de kapitalistische logica van de winst om de winst, de accumulatie om de accumulatie, kortom: van de ongebreidelde uitbuiting van de arbeidskracht, van de natuur en uiteindelijk ook van het leven. Dit is het enige en werkelijk ‘uitdagende programma’ dat de georganiseerde kommunistische minderheden de arbeidersklasse moeten voorhouden n
Dennis / 15.11.2020
(1) “Politieke instabiliteit in België en COVID-19: Arbeiders mogen er de rekening niet voor betalen!”; https://nl.internationalism.org/content/1513/politieke-instabiliteit-bel... [347]
(2) ‘Vivaldi’-regering: de kleuren van de 4 jaargetijden: blauw (liberalen), rood (socialisten), geel (christendemocraten) en groen (ecologisten).
(3) “Politieke instabiliteit in België en COVID-19: Arbeiders mogen er de rekening niet voor betalen!”; https://nl.internationalism.org/content/1513/politieke-instabiliteit-bel... [347]
(4) “Loon, Prijs en Winst”, Karl Marx;
https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1865/1865loonprijs.htm [348]
(5) Ecolo-Groen en Vlaams Belang, de winnaars van de verkiezingen: De gevaarlijke misleidingen van de groene ideologie en het populisme
(6) “Volksopstanden zijn geen antwoord op de verdieping van de crisis en de ellende van het wereldkapitalisme”; https://nl.internationalism.org/content/1497/volksopstanden-zijn-geen-an... [349]
Dit rapport is geschreven voor een recent congres van onze afdeling in Frankrijk en zal worden gevolgd door andere rapporten over de internationale situatie.
De ramp houdt aan en verergert: vandaag zijn er officieel wereldwijd 36 miljoen besmette personen en meer dan een miljoen doden.[1] [354] Nadat de preventieve maatregelen tegen de verspreiding van het virus roekeloos waren uitgesteld, en vervolgens brede sectoren van de economie ‘rücksichtslos’ werden stilgelegd, hebben de verschillende facties van de wereldbourgeoisie vervolgens gegokt op een economisch herstel, ten koste van een nog groter aantal slachtoffers, door de quarantainemaatregelen op te heffen, terwijl de pandemie alleen maar tijdelijk was afgenomen in bepaalde landen. Nu de winter nadert, is het duidelijk dat de gok niet de moeite waard geweest is en dat er, in ieder geval op de middellange termijn, sprake is van een verslechtering, zowel in economisch als in medisch opzicht. De last van deze ramp is op de schouders van de internationale arbeidersklasse terechtgekomen.
Tot nu toe is een van de moeilijkheden geweest om de laatste fase van de historische neergang van het kapitalisme - die van de maatschappelijke ontbinding - te herkennen.[2] [355] Dat komt omdat dit tijdperk, welk definitief werd ingeluid door de ineenstorting van het Oostblok in 1989, in tegenstelling tot eerdere perioden van het verval van het kapitalisme, die werden gedefinieerd en gedomineerd door zulke duidelijke bakens als de wereldoorlog of de proletarische revolutie, zich op het eerste gezicht heeft voorgedaan als een proliferatie van symptomen zonder duidelijke samenhang.
Maar nu, in 2020, is de Covid-pandemie, de belangrijkste crisis in de wereldgeschiedenis sinds de Tweede Wereldoorlog, een onmiskenbaar herkenningsteken geworden van deze hele periode van ontbinding, doordat ze een reeks factoren van chaos verenigt die de veralgemeende verrotting van het kapitalistische systeem uitdrukt. Deze factoren zijn onder andere:
Covid-19 heeft zo, veel duidelijker dan voorheen, alle domeinen van het maatschappelijk leven die getroffen zijn door de ontbinding bijeengebracht: het economische, het imperialistische, het politieke, het ideologische en het maatschappelijke domein.
De huidige situatie heeft eveneens een aantal fenomenen van hun gewicht ontdaan: fenomenen die geacht werden in tegenspraak te zijn met de analyse dat het kapitalisme in een ultieme fase van chaos en maatschappelijke ineenstorting was beland. Deze fenomenen zouden volgens onze critici bewijzen dat onze analyse ‘in vraag moeten worden gesteld’ of gewoonweg genegeerd. Met name de verbluffende groeicijfers van de Chinese economie leken voor onze kritische commentatoren te weerspreken dat er een periode van ontbinding en zelfs een periode van verval was. Deze waarnemers werden in werkelijkheid bij de neus genomen door ‘de schijn van de moderniteit’ die door de Chinese industriële groei werd uitgestraald. Vandaag de dag is, als gevolg van de Covid-pandemie, niet alleen de Chinese economie gestagneerd, maar is er ook een chronische achterstand blootgelegd die de minder aangename geur van onderontwikkeling en verval afgeeft.
Het perspectief van de IKS uit 1989 dat het wereldkapitalisme een laatste fase van innerlijke ontbinding was ingegaan, gebaseerd op de marxistische methode om de onderliggende mondiale, langetermijn trends te analyseren, in plaats van het najagen van tijdelijke nieuwigheden of het vasthouden aan versleten formules, is treffend bevestigd.
De huidige gezondheidscatastrofe toont vooral een toenemend verlies aan controle over het systeem door de kapitalistische klasse en een toenemend verlies aan perspectief voor de mensheid als geheel. Het toenemende verlies aan beheersing van de middelen, die de bourgeoisie tot nu toe heeft ontwikkeld om de gevolgen van de historische achteruitgang van haar productiewijze in te dammen en te kanaliseren, is tastbaarder geworden.
Bovendien toont de huidige situatie aan hoezeer de kapitalistische klasse niet alleen minder in staat is om een groeiende maatschappelijke chaos te voorkomen, maar ook steeds meer de ontbinding verergert die zij voorheen in toom hield.
Om beter te begrijpen waarom de Covid-pandemie symbolisch is voor de kapitalistische periode van de ontbinding moeten we bestuderen hoe het komt dat ze in vorige tijden niet op dezelfde manier plaatsvond als vandaag.
Pandemieën zijn natuurlijk gekend binnen eerdere maatschappelijke formaties en hebben een verwoestend en versnellend effect gehad op het verval van voorgaande klassenmaatschappijen, zoals de Pest van Justinianus aan het einde van de oude slavenmaatschappij of de Zwarte Dood aan het einde van de feodale lijfeigenschap. Maar het verval van de feodale maatschappij kende geen periode van ontbinding omdat een nieuwe productiewijze (het kapitalisme) al vorm kreeg binnen en naast de oude productiewijze. De verwoesting van de pest versnelde zelfs de vroege ontwikkeling van de bourgeoisie.
Het verval van het kapitalisme, het meest dynamische systeem van uitbuiting van de arbeid in de geschiedenis, omvat noodzakelijkerwijs de hele maatschappij en voorkomt dat er een nieuwe vorm van productie in de maatschappij ontstaat. Daarom is het kapitalisme, bij afwezigheid van een koers naar de wereldoorlogen en van een heropleving van het proletarische alternatief, een periode van ‘super-verval’ ingegaan, zoals de Stellingen over de ontbinding van de IKS het verwoorden.[4] [357] De huidige pandemie zal dus niet wijken voor enig herstel van de productiekrachten van de mensheid binnen de bestaande maatschappij, maar dwingt ons in plaats daarvan een glimp op te vangen van de onvermijdelijkheid van de ineenstorting van de menselijke maatschappij als geheel, tenzij het wereldkapitalisme in zijn geheel omver wordt geworpen.De toevlucht tot de middeleeuwse quarantainemethoden als antwoord op Covid, terwijl het kapitalisme de wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke middelen heeft ontwikkeld om de uitbarsting van de plagen te begrijpen, te voorkomen en in te dammen (maar niet in staat is ze in te zetten), getuigt van de impasse van een maatschappij die wegrot en steeds minder in staat is om de productiekrachten te benutten, die het in gang heeft gezet.
De geschiedenis van de maatschappelijke impact van besmettelijke ziekten in het leven van het kapitalisme geeft ons een verder inzicht in het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen het verval van een systeem, dat begon in 1914, en de specifieke fase van ontbinding binnen de periode van verval. De opkomst van het kapitalisme en zelfs de geschiedenis van het grootste deel van zijn verval tonen in feite een groeiende beheersing van de medische wetenschap en de volksgezondheid over infectieziekten, vooral in de geavanceerde landen. De bevordering van de openbare hygiëne en sanitaire voorzieningen, de uitroeiing van de pokken en de polio en de terugdringing van malaria bijvoorbeeld, is het bewijs van deze vooruitgang. Uiteindelijk, na de Tweede Wereldoorlog, werden niet-overdraagbare ziekten de belangrijkste oorzaken van een vroegtijdige dood in het industriële hart van het kapitalisme. We moeten ons niet wijsmaken dat deze verbetering van de slagkracht van de epidemiologie het gevolg was van de door de bourgeoisie voorgewende humanitaire bezorgdheid. Het belangrijkste doel was het creëren van een stabiel klimaat voor de intensivering van de uitbuiting die de permanente crisis van het kapitalisme wordt vereist, en vooral voor de voorbereiding en uiteindelijke mobilisatie van de bevolkingen voor de militaire belangen van de imperialistische blokken.
Vanaf de jaren 1980 begon de positieve trend tegen infectieziekten te keren. Er ontstonden nieuwe, of evoluerende ziekteverwekkers zoals HIV, Zikah, Ebola, SARS, MERS, Nipah, N5N1, Dengue-koorts, enzovoort. De overwonnen ziekten werden steeds resistenter tegen medicijnen. Deze ontwikkeling, meer bepaald van zoönotische (van mens op dier overdraagbare) virussen, houdt verband met de ongecontroleerde stedelijke groei in de perifere regio's van het kapitalisme – met name van de massale sloppenwijken die verantwoordelijk zijn voor 40% van deze groei – en met de ontbossing en de ontluikende klimaatverandering. Hoewel de epidemiologie deze virussen heeft kunnen begrijpen en volgen, heeft de uitvoering van passende maatregelen door de staat geen gelijke tred gehouden met de dreiging. De ontoereikende en chaotische reactie van de bourgeoisie op Covid-19 is een treffende bevestiging van de toenemende nalatigheid van de kapitalistische staat ten aanzien van de heropleving van besmettelijke ziekten en van de volksgezondheid, en dus van een veronachtzaming van het belang van maatschappelijke bescherming op het meest elementaire niveau. Deze ontwikkeling van de groeiende maatschappelijke onbekwaamheid van de burgerlijke staat hangt samen met tientallen jaren van bezuinigingen op de uitgaven voor de sociale voorzieningen, met name in de gezondheidsdiensten. Maar de toenemende veronachtzaming van de volksgezondheid kan alleen volledig worden verklaard in het kader van het verval, die onverantwoorde kortetermijnoplossingen van grote delen van de heersende klasse in de hand werkt.
De conclusies die kunnen worden getrokken uit deze ommekeer in het proces van bestrijding van infectieziektes in de afgelopen decennia, zijn onontkoombaar: het is een illustratie van de overgang van het kapitalisme in verval naar een laatste fase van ontbinding.
Natuurlijk is de verergering van de permanente economische crisis van het kapitalisme de hoofdoorzaak van deze overgang, een crisis die alle periodes van zijn verval gemeen hebben. Maar het is het beheer – of liever gezegd het toenemende wanbeheer – van de gevolgen van deze crisis die is veranderd en die een belangrijk onderdeel vormt van de huidige en toekomstige rampen die kenmerkend zijn voor de specifieke fase van ontbinding.
De verklaringen die geen rekening houden met deze transformatie, zoals bijvoorbeeld die van de International CommunististTendency, blijven steken in de dooddoener dat het winstbejag de schuld is van de pandemie. Voor hen blijven de specifieke omstandigheden, het tijdstip en de omvang van de ramp een mysterie.
De reactie van de bourgeoisie op de pandemie kan ook niet worden verklaard door een terugkeer naar het schema van de Koude Oorlog, alsof de imperialistische mogendheden het Covid-virus voor imperialistische militaire doeleinden hebben ‘bewapend’ en de massale quarantaines in dit opzicht een mobilisatie van de bevolking zijn. Deze verklaring vergeet dat de belangrijkste imperialistische mogendheden niet langer georganiseerd zijn in rivaliserende imperialistische blokken en hun handen niet vrij hebben om de bevolking achter hun oorlogsdoelen te mobiliseren. Dit laatste punt staat centraal in de patstelling tussen de twee belangrijkste klassen, die aan de basis ligt van de periode van ontbinding.
Over het algemeen zijn het niet virussen maar vaccins die de militaire ambities van het imperialistische blok ten goede komen.[5] [358] De bourgeoisie heeft in dit opzicht lessengetrokken uit de Spaanse griep van 1918. Ongecontroleerde infecties zijn een enorme handicap voor het leger, zoals de demobilisatie door Covid-19 van verschillende Amerikaanse vliegdekschepen en een Frans vliegdekschip heeft aangetoond. Daarentegen is het onder strikte controle houden van dodelijke ziekteverwekkers altijd een voorwaarde geweest voor het vermogen van elke imperialistische mogendheid tot biologische oorlogvoering.
Dat wil niet zeggen dat de imperialistische mogendheden de gezondheidscrisis niet hebben gebruikt om hun belangen verder te behartigen ten koste van hun rivalen. Maar deze inspanningen hebben over het geheel genomen laten zien dat het vacuüm van het imperialistische wereldleiderschap toeneemt, dat de Verenigde Staten hebben achtergelaten, zonder dat enige andere macht, waaronder China, in staat is om deze rol op zich te nemen of in staat is om een alternatieve pool van hergroepering te creëren. De chaos op het niveau van de imperialistische conflicten wordt bevestigd door de Covid-ramp.
De massale quarantaine door de imperialistische staten gaat vandaag de dag zeker gepaard met een grotere aanwezigheid van het leger in het dagelijks leven en het gebruik van oorlogszuchtige aansporingen door de staten. Maar deze gedwongen immobilisatie van de bevolking wordt voor een groot deel ingegeven door de angst van de staat voor de dreiging van maatschappelijke wanorde in een periode waarin de arbeidersklasse weliswaar rustig is, maar nog steeds niet verslagen.
De fundamentele neiging tot zelfvernietiging, die het gemeenschappelijke kenmerk is van alle perioden van het kapitalisme in verval, heeft zijn dominante vorm in de periode van ontbinding veranderd van de wereldoorlog in een mondiale chaos die de dreiging van het kapitalisme voor de maatschappij en de mensheid in zijn geheel alleen maar groter maakt.
Het verlies van controle door de bourgeoisie, die de pandemie kenmerkt,wordt opgevangen door de staat. Wat onthult deze ramp over het staatskapitalisme in de periode van ontbinding?
Om deze vraag te helpen begrijpen, herinneren we aan de observatie van de brochure van de IKS Het Verval van het Kapitalisme over de ‘omverwerping van de bovenbouw’ dat de groeiende rol van de staat in de maatschappij een kenmerk is van het verval van alle productiewijzen. De ontwikkeling van het staatskapitalisme is de extreme uitdrukking van dit algemene historische fenomeen.
Zoals de GCF[6] [359] in haar persorgaan Internationalisme benadrukte in 1952 is het staatskapitalisme geen oplossing voor de tegenstellingen van het kapitalisme; ook al kan het de gevolgen ervan uitstellen, het is er een uitdrukking van. Het vermogen van de staat om een maatschappij in verval bij elkaar te houden, hoe ingrijpend dat ook overkomt, is dus voorbestemd om in de loop van de tijd te verzwakken, en uiteindelijk een factor te worden in de verergering van de tegenstellingen die hij probeert in te dammen. De ontbinding van het kapitalisme is de periode waarin een groeiend verlies van controle door de heersende klasse en haar staat de dominante trend van de maatschappelijke ontwikkeling wordt: een evolutie die Covid op een zo dramatische wijze aan het licht brengt.
Het zou echter verkeerd zijn om te denken dat dit verlies aan controle zich op alle niveaus van het staatsoptreden op gelijke wijze zou ontwikkelen, of dat het alle landen in gelijke mate zou treffen, of slechts een kortetermijnverschijnsel zou zijn.
Op internationaal niveau
Met de ineenstorting van het Oostblok en de daaruit voortvloeiende overbodigheid van het Westblok hebben militaire structuren zoals de NAVO de neiging om hun samenhang te verliezen, zoals de ervaringen van de Balkan- en Golfoorlog hebben aangetoond. De ontwrichting op militair en strategisch niveau is onvermijdelijk gepaard gegaan met het verlies van de macht – aan verschillende snelheden – van alle internationale agentschappen die na de Tweede Wereldoorlog onder toezicht van het Amerikaanse imperialisme zijn opgericht, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie en de UNESCO op maatschappelijk vlak, de EU (in haar vroegere gedaante de EEG), de Wereldbank, het IMF, de Wereldhandelsorganisatie op economisch niveau. Deze agentschappen waren bedoeld om de stabiliteit en de ‘soft power’ van het Westerse blok onder leiding van de VS te handhaven.
Het proces van ontbinding en verzwakking van deze internationale organisaties is met name versterkt met de verkiezing van de Amerikaanse president Trump in 2016.
De relatieve machteloosheid van de WHO tijdens de pandemie is in dit opzicht veelzeggend en hangt samen met het feit dat elke staat zijn eigen troeven op een chaotische manier uitspeelt, met de dodelijke resultaten die we nu kennen. De ‘oorlog om de maskers’ en nu de ‘oorlog om de vaccins’, de voorgestelde terugtrekking van de VS uit de WHO, de poging van China om deze instelling te manipuleren in zijn eigen voordeel, behoeven nauwelijks commentaar.
De machteloosheid van de internationale organen en de daaruit voortvloeiende ‘ieder voor zich’ onder de concurrerende natiestaten heeft ertoe bijgedragen dat de dreiging vanwege de ziekte een wereldwijde ramp is geworden.
Op het niveau van de wereldeconomie hebben de nationale bourgeoisieën echter – ondanks de versnelling van de handelsoorlog en de tendensen tot regionalisering – nog steeds essentiële maatregelen kunnen coördineren, zoals de actie van de Federal Reserve Bank in maart, bij het begin van de economische teruggang, om de liquiditeit van de dollar in de hele wereld te behouden. Duitsland heeft na een aanvankelijke terughoudendheid besloten om met Frankrijk te proberen een economisch reddingspakket voor de Europese Unie als geheel te coördineren.
Hoewel de internationale bourgeoisie nog steeds in staat is een volledige ineenstorting van belangrijke delen van de wereldeconomie te voorkomen, is zij er niet in geslaagd de enorme schade op lange termijn voor de economische groei en de wereldhandel te voorkomen welke wordt veroorzaakt door de stopzetting van de noodzakelijke economische activiteit als gevolg van de late, heterogene en soms tegenstrijdige reactie op Covid-19. In vergelijking met de reactie van de G7 op de financiële crisis van 2008 laat de huidige situatie zien dat het vermogen tot gecoördineerde actie van de bourgeoisie om de economische crisis te vertragen op lange termijn afgesleten is.
Natuurlijk is de tendens naar ‘ieder voor zich’ altijd een kenmerk geweest van het competitieve karakter van het kapitalisme en de verdeling ervan in natiestaten. Maar het is veeleer de afwezigheid van imperialistische blokdiscipline en -perspectief die de heropleving van deze tendens in een periode van impasse en economische achteruitgang heeft gestimuleerd. Terwijl voordien een zekere mate van internationale samenwerking werd behouden, onthult Covid-19 haar toenemende afwezigheid.
Op nationaal niveau
In punt tien van De stellingen over de ontbinding stellen we vast dat het verdwijnen van het perspectief van de wereldoorlog de rivaliteit tussen de klieken binnen elke natiestaat en tussen de staten onderling verergert. De ontwrichting en gebrek aan voorbereiding met betrekking tot Covid-19 op internationaal vlak is in meer of mindere mate overgenomen in elke natiestaat, met name op het uitvoerende niveau:
“Eén van de belangrijkste kenmerken van de ontbinding van de kapitalistische maatschappij is het probleem van de bourgeoisie om de ontwikkeling van de politieke situatie onder controle te houden.”(Stelling 9 van de Stellingen over de ontbinding)
Dit was een belangrijke factor in de ineenstorting van het Oostblok, die nog werd verergerd door het afwijkende karakter van het Stalinistische regime (een éénpartijstaat die de heersende klasse zelf definieerde). Maar de onderliggende oorzaken van de conflicten in de uitvoerende macht van de hele bourgeoisie – chronische economische crisis, verlies van strategisch perspectief en fiasco's in de buitenlandse politiek, ontevredenheid van de bevolking – treffen nu de geavanceerde kapitalistische landen, wat tijdens de huidige crisis nergens duidelijker tot uiting komt dan in grote landen waar populistische of door populisten beïnvloede regeringen aan de macht zijn gekomen, bovenal de regeringen onder leiding van Donald Trump en Boris Johnson. De conflicten in deze grote staten galmen onvermijdelijk na in de andere staten, die voorlopig nog een rationelere politiek hebben gevoerd.
Voorheen waren deze twee landen een symbool van de relatieve stabiliteit en de overtuigingskracht van het wereldkapitalisme; het jammerlijke optreden van hun bourgeoisie toont vandaag de dag aan dat ze in plaats daarvan bakens van irrationaliteit en wanorde zijn geworden.
Zowel de Amerikaanse regering als de Britse regering hebben, gedreven door hun nationalistische grootspraak, het onheil van Covid opzettelijk genegeerd, hun reacties erop uitgesteld, en hebben zelfs een zekere minachting voor het gevaar aangemoedigd onder de bevolking; ze hebben het advies van de wetenschappelijke autoriteiten ondermijnd en de economie weer opgestart terwijl het virus nog steeds woedt. Beide regeringen hebben aan de vooravond van de Covid-crisis de ‘taskforces’ voor pandemieën geschrapt.
Beide regeringen vernielen op verschillende manieren opzettelijk de gevestigde procedures van de democratische staat en creëren onenigheid tussen de onderdelen van de staat, zoals Trump's afschaffing van het militaire protocol in zijn reactie op de Black Lives Matter-protesten en frauduleuze manipulaties van de rechterlijke macht, of de huidige ontwrichting van de gehele structuur van de overheidsdiensten door Johnson.
Het is waar dat, in een periode van ‘ieder voor zich’, iedere natiestaat onvermijdelijk zijn eigen weg heeft gevolgd. Maar de staten die meer intelligentie hebben getoond dan andere, worden ook geconfronteerd met groeiende verdeeldheid en verlies van controle.
Het populisme bewijst het idee van de Stellingen over de ontbinding, dat het seniele kapitalisme terugkeert naar een ‘tweede jeugd’. De ideologie van het populisme pretendeert dat het systeem kan terugkeren naar een jeugdige periode van kapitalistische dynamiek en minder bureaucratie, eenvoudigweg aan de hand van demagogische frasen en ontwrichtende initiatieven. Maar in werkelijkheid put het kapitalisme in zijn ontbindingsfase alle lapmiddelen uit.
Terwijl het populisme een beroep doet op de xenofobe en kleinburgerlijke illusies van een ontevreden bevolking, die tijdelijk gedesoriënteerd is door de afwezigheid van een proletarische heropleving, blijkt uit de huidige gezondheidscrisis dat het programma van het populisme – of het anti-programma – zich heeft ontwikkeld binnen de bourgeoisie en de staat zelf en in het algemeen geen product is van de psychologische ontreddering van de bevolkingen.
Het is geen toeval dat de VS en het Verenigd Koninkrijk, van de meer ontwikkelde landen, het grootste aantal slachtoffers van de pandemie hebben.
We mogen echter niet vergeten dat de economische agentschappen van de staat in de meeste ontwikkelde landen daarentegen stabiel zijn gebleven en snel noodmaatregelen hebben genomen om te voorkomen dat hun economie in een vrije val terechtkomt en om ervoor te zorgen dat het effect van de massale werkloosheid op de bevolking wordt vertraagd.
Als gevolg van het optreden van de centrale banken zien we immers dat de staat zijn rol in de economie sterk vergroot. Bijvoorbeeld:
“Morgan Stanley [de investeringsbank] merkt op dat de centrale banken van de G4-landen – VS, Japan, Europa en het Verenigd Koninkrijk – hun balansen collectief zullen uitbreiden met 28% van het Bruto Binnenlands Product over deze cyclus. Het overeenkomstige percentage tijdens de financiële crisis van 2008 was 7%.” (The Financial Times, 27 juni 2020)
Het toekomstbeeld van de ontwikkeling van het staatskapitalisme is echter een teken dat het vermogen van de staat afneemt om de crisis in te dammen en de gevolgen van de ontbinding van het kapitalisme te reduceren.
Het toenemende gewicht van de interventie van de staat in elk aspect van het maatschappelijke leven als geheel is geen oplossing voor de toenemende ontbinding van dit maatschappelijke leven.
We mogen niet vergeten dat er binnen deze staten een sterke weerstand bestaat, door de traditionele liberale of sociaaldemocratische partijen of belangrijke delen daarvan, tegen het vandalisme van het populisme. In deze landen vormt deze sector van de staatsbourgeoisie een energieke oppositie, met name via de media, die niet alleen de populistische dwaasheid belachelijk kan maken, maar de bevolking ook de hoop kan bieden op een terugkeer naar de democratische orde en rationaliteit, ook al is er nu geen echte mogelijkheid meer om de populistische doos van Pandora te sluiten.
En we kunnen er zeker van zijn dat de bourgeoisie in deze landen het proletariaat geenszins is vergeten en dat ze te zijner tijd al haar gespecialiseerde agentschappen tegen hem zal kunnen inzetten.
Het Rapport over de Ontbinding van 2017 benadrukt het feit dat, in de eerste decennia na het ontstaan van de economische crisis aan het einde van de jaren 1960, de rijkste landen de gevolgen van de crisis naar de periferie van het systeem hebben geduwd, terwijl in de periode van ontbinding de tegenovergestelde tendens bestaat, namelijk om naar de industriële harten van het kapitalisme terug te keren – zoals de verspreiding van het terrorisme, de massale toestroom van vluchtelingen en migranten, de massale werkloosheid, de vernietiging van de leefomgeving en nu de dodelijke epidemieën in Europa en Amerika. De huidige situatie, waarin het sterkste kapitalistische land ter wereld het meest te lijden heeft gehad onder de pandemie, is een bevestiging van deze ontwikkeling.
In het Rapport wordt dat ook met een vooruitziende blik opgemerkt:
“We hebben daarentegen gemeend dat de ontbinding geen reële impact zou hebben op de ontwikkeling van de crisis van het kapitalisme. Als de huidige opkomst van het populisme leidt tot het aan de macht komen van deze stroming in een aantal van de grote Europese landen, zouden we een dergelijk effect van de ontbinding kunnen zien ontstaan.”
Een van de belangrijkste aspecten van de huidige rampspoed is dat de ontbinding inderdaad op een verwoestende manier een impact heeft gehad op de economie. En deze ervaring heeft het animo van het populisme voor verdere economische chaos niet verminderd, zoals blijkt uit de voortdurende economische oorlog van de VS tegen China, of de vastberadenheid van de Britse regering om de suïcidale en destructieve koers van Brexit voort te zetten.
De afbraak van de bovenbouw neemt zijn ‘wraak’ op de economische fundamenten van het kapitalisme, die haar veroorzaakt hebben.
“Als de economie trilt, komt de hele bovenbouw die erop steunt in crisis en ontbinding terecht. Oorspronkelijk de gevolgen van een systeem, worden zedaarna meestal versnellende factoren van dit proces van ontbinding”.[7] [360]
16.7.2020
[1] [361] Heden ten dage, 9 oktober 2020.
[2] [362] Dit probleem van de perceptie werd opgemerkt in het rapport over de ontbinding van het 22ste IKS-Congres in 2017, International Review nr. 163.
[3] [363] Deze langdurige economische crisis, die meer dan vijf decennia heeft geduurd, ontstond aan het einde van de jaren 1960 na twee decennia van naoorlogse welvaart in de ontwikkelde landen.
[4] [364] IKS, Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [258] [1], Internationale Revue nr. 13.
[5] [365] De antibiotische eigenschappen van penicilline werden ontdekt in 1928. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het medicijn massaal geproduceerd door de VS en werden 2,3 miljoen doses bereid voor de D-Day landingen van juni 1944.
[6] [366]Gauche Communiste de France - voorloper van de IKS.
[7] [367] IKS, The decadence of capitalism [368] [2], Crisis and Decadence, 1. The rise and fall of class societies, The overturning of the superstructures.
De VS, het machtigste land ter wereld, is een vitrine geworden voor de oprukkende ontbinding van de kapitalistische wereldorde. De presidentiële verkiezingsstrijd heeft een fel licht geworpen op een land dat verscheurd wordt door raciale verdeeldheid, door steeds brutalere conflicten binnen de heersende klasse, door een schokkend onvermogen om de pandemie van Covid-19 aan te pakken, die bijna een kwart miljoen doden heeft geëist, door de verwoestende gevolgen van de economische en ecologische crisis, door de verspreiding van irrationele, apocalyptische ideologieën. En toch weerspiegelen deze ideologieën, paradoxaal genoeg, een onderliggende waarheid: dat we leven in de ‘laatste dagen’ van een kapitalistisch systeem dat in elk land van de wereld regeert.
Maar zelfs in deze laatste fase van zijn historische neergang kan het kapitalisme, zelfs als de heersende klasse steeds meer haar controle over haar eigen systeem verliest, zijn eigen verrotheid tegen zijn echte vijand keren - tegen de arbeidersklasse en het risico dat zij zich bewust wordt van haar ware belangen. De recordopkomst bij deze verkiezingen en de luidruchtige protesten en vieringen aan beide zijden van de politieke kloof vormen een krachtige versterking van de democratische waan - van het valse idee dat het veranderen van een president of van een regering de afglijding van het kapitalisme naar de afgrond kan stoppen, dat de verkiezingen ‘het volk’ in staat stellen om hun lot in eigen handen te nemen.
Vandaag de dag wordt deze ideologie geleid door de overtuiging dat Joe Biden en Kamala Harris de Amerikaanse democratie zullen redden van de autoritaire pesterijen van Trump, dat ze de wonden van de natie zullen helen, de rationaliteit en de betrouwbaarheid van de relatie van de VS met andere wereldmachten zullen herstellen. En deze ideeën vinden hun weerklank in een gigantische internationale campagne die de vernieuwing van de democratie en de terugtrekking van de populistische aanval op de liberale waarden begroet.
Maar wij, de arbeiders, moeten gewaarschuwd zijn. Als Trump en ‘America First’openlijk stonden voor de verscherping van economische en zelfs militaire conflicten met andere kapitalistische staten - China in het bijzonder - zullen Biden en Harris ook de Amerikaanse drang naar imperialistische overheersing voortzetten, misschien met een iets andere methode en retoriek. Als Trump stond voor belastingverlagingen voor de rijken en zijn bewind eindigde met een enorme toename van de werkloosheid, zal een regering Biden, geconfronteerd met een wereldwijde economische crisis die serieus is verergerd door de pandemie, geen andere keuze hebben dan de uitgebuite klasse te laten opdraaien voor de crisis door middel van toenemende aanvallen op haar leef- en werkomstandigheden. Als de immigranten en de ‘onwettige’ arbeiders denken zij onder een politiek van Biden veiliger zullen zijn, laten we hen er dan aan herinneren dat onder president Obama en vicepresident Biden 3 miljoen, ‘onwettige’ arbeiders uit de V.S. werden gedeporteerd.
Ongetwijfeld komt veel van de huidige steun voor Biden voort uit een reactie op de echte verschrikkingen van het Trumpisme: de schaamteloze leugens, het rabiate racisme, de harde onderdrukking van protesten, de totale onverantwoordelijkheid tegenover Covid-19 en de klimaatsverandering. Het staat buiten kijf dat Trump een duidelijke weerspiegeling is van een rottend maatschappelijk systeem. Maar Trump beweert ook te spreken in naam van het volk, op te treden als een ‘buitenstaander’ die zich zal verzetten tegen de onberekenbare ‘elites’. En zelfs wanneer hij de ‘normen’ van de kapitalistische democratie openlijk ondermijnt, versterkt hij het tegenargument dat we ons meer dan ooit moeten scharen achter de verdediging van deze normen. In die zin zijn Biden en Trump twee vleugels van dezelfde democratische fraude.
Dit betekent niet dat de twee vleugels vreedzaam zullen samenwerken. Zelfs als Trump als president wordt verwijderd, zal het Trumpisme niet verdwijnen. Trump heeft gewapende rechtse milities, die in de straten paraderen, gelegaliseerd en heeft samenzweringscultussen zoals QAnon in de ideologische hoofdstroom gebracht. Dit heeft op zijn beurt de groei van antifascistische groeperingen en zwarte machtsmilities gevoed, die klaar staan om de blanke supremacisten met militaire middelen te bestrijden. En achter dit alles wordt de hele burgerlijke klasse en haar staatsmachinerie verteerd door tegenstrijdige economische en buitenlandse politieke belangen die niet kunnen worden weggewuifd door de ‘zalvende’ toespraken van Biden. Het is heel goed mogelijk dat deze conflicten in de komende periode intensiever en gewelddadiger zullen worden. En de arbeidersklasse heeft er geen enkel belang bij om in een dergelijke ‘burgeroorlog’ verzeild te raken, om haar energie en zelfs haar bloed te geven aan de strijd tussen de populistische en anti-populistische facties van de bourgeoisie.
Deze facties aarzelen niet om een beroep te doen op hun versie van de ‘arbeidersklasse’. Trump presenteert zich als de kampioen van de arbeiders van wie de banen in gevaar zijn gebracht of vernietigd door ‘oneerlijke’ buitenlandse concurrentie. Ook de Democraten, met name linkse figuren als Sanders of Ocasio-Ortez, beweren te spreken namens de uitgebuitenen en de onderdrukten.
Maar de arbeidersklasse heeft haar eigen belangen en die vallen niet samen met een van de partijen van de bourgeoisie, Republikein of Democraat. Ze vallen ook niet samen met de belangen van ‘Amerika’, van de ‘natie’ of het ‘volk’, die legendarische plaats waar de uitgebuitenen en de uitbuiters in harmonie leven (zij het in een meedogenloze concurrentiestrijd met andere naties). De arbeiders hebben geen natie. Ze maken deel uit van een internationale klasse die in alle landen wordt uitgebuit door het kapitaal en onderdrukt door zijn regeringen, met inbegrip van degenen die zich socialistisch durven te noemen, zoals China of Cuba, simpelweg omdat ze de relatie tussen het kapitaal en zijn loonslaven hebben genationaliseerd. Deze vorm van staatskapitalisme heeft de voorkeur van de linkervleugel van de Democratische Partij, maar het betekent niet, zoals Engels ooit heeft gezegd, dat “de kapitaalverhouding wordt niet opgeheven, zij wordt veeleer op de spits gedreven”(1).
Het echte socialisme is een wereldwijde menselijke gemeenschap waar klassen, loonslavernij en de staat zijn afgeschaft. Dit zal de eerste samenleving in de geschiedenis zijn waar de mens een echte controle heeft over het product van zijn eigen handen en geest. Maar om die eerste stap naar zo’n samenleving te zetten, moet de arbeidersklasse zichzelf herkennen als een klasse die tegenover het kapitaal staat. En zo’n bewustzijn kan zich alleen ontwikkelen als de arbeiders met hand en tand strijden voor hun eigen materiële behoeften, tegen de inspanningen van de uitbuitende klasse en haar staat om de lonen te verlagen, banen te schrappen en de werkdag te verlengen. En er kan geen twijfel over bestaan dat de wereldwijde depressie die in het kielzog van de pandemie ontstaat, dergelijke aanvallen tot het onvermijdelijke programma van alle delen van de kapitalistische klasse zal maken. Tegenover deze aanvallen zullen de arbeiders massaal de strijd moeten aangaan om hun levensstandaard te verdedigen. En er kan geen plaats zijn voor illusies: Biden zal, net als elke andere kapitalistische heerser, niet aarzelen om de bloedige onderdrukking van de arbeidersklasse te bevelen als ze hun orde bedreigt.
De strijd van de arbeiders voor de eisen van hun eigen klasse is een noodzaak, niet alleen om de economische aanvallen van de bourgeoisie tegen te gaan, maar vooral als basis voor het overwinnen van hun illusies in deze of gene burgerlijke partij of leider, en voor het ontwikkelen van een eigen perspectief, een eigen alternatief voor deze maatschappij in ontbinding.
In de loop van haar strijd zal de arbeidersklasse genoodzaakt zijn haar eigen organisatievormen te ontwikkelen, zoals algemene vergaderingen en gekozen, herroepbare stakingscomités, embryonale vormen van de arbeidersraden die zich in het verleden hebben geopenbaard als het middel waarmee de arbeidersklasse de macht in eigen handen kan nemen en kan beginnen met de opbouw van een nieuwe samenleving. In dit proces zou een authentieke proletarische politieke partij een vitale rol moeten spelen: niet door de arbeiders te vragen om haar aan de macht te helpen, maar door principes te verdedigen die zijn afgeleid van de strijd uit het verleden en door de weg te wijzen naar de revolutionaire toekomst. In de woorden van de Internationale:. “Er zijn geen allerhoogste verlossers, noch God, noch Caesar, noch tribune” (2). Geen Trump, geen Biden, geen valse messiassen - de arbeidersklasse kan zich alleen op eigen kracht emanciperen en daarmee de hele mensheid bevrijden van de ketenen van het kapitaal n
Amos / 10.11.2020
(1) https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm [369]
(2) Zie: De Internationale - https://nl.qaz.wiki/wiki/The_Internationale#Original_French_lyrics [370]
Het is verbijsterend om te zien hoe landen, die over de meest geavanceerde technologieën beschikken, niet in staat zijn de verspreiding van het Covid-19 virus onder controle te krijgen en in te dammen. Volgens de aanhangers van het complotdenken moet daar iets achter zitten. Daar zit inderdaad iets achter, maar geen complot. Daarachter schuilt een kapitalistische productiewijze in verval die steeds meer niet alleen een belemmering vormt voor de ontwikkeling van de maatschappelijke productiekrachten maar ook een bedreiging vormt voor het voortbestaan van de mensheid zelf.
Intussen slaat de tweede golf net zo hard toe als de eerste golf. Het is opnieuw een catastrofe op het vlak van de gezondheid en, door de omvangrijke lockdown, ook voor bepaalde sectoren van de economie. Hoe is dit mogelijk? Hebben de autoriteiten dan niets geleerd van de eerste golf? Blijkbaar heel weinig; want de regeringen hebben zich, in de maanden voorafgaand aan de tweede golf, tevreden gesteld met enkele lapmiddelen: hier en daar wat gaten dichten en pleisters plakken.
Na de eerste golf hadden de bourgeoisie in Nederland en in België alle tijd om de lessen te trekken en de nodige maatregelen te nemen die een tweede golf voor een deel hadden kunnen voorkomen door bijvoorbeeld een goede teststrategie te ontwikkelen, een gedegen bron- en contactonderzoek op poten te zetten, en die de coronapatiënten op zijn minst een goede verzorging had kunnen bieden, door meer medisch en verzorgend personeel op te leiden, meer bedden voor intensieve zorg te creëren, enzovoort.
Sowieso hadden de regeringen in beide landen laten weten dat ze zich in geval van een tweede golf niet zouden neerleggen bij de onvermijdelijkheid van een nieuwe algemene lockdown, waarbij alle niet-essentiële delen van de economie zouden worden stilgelegd. Ze hadden zich voorgenomen om de maatregelen in eerste instantie te beperken tot enkele bijzondere en plaatselijke sectoren van de maatschappij en verder af te wachten hoe erg de tweede golf zou uitpakken. Deze kortzichtige aanpak bleek desastreus.
Want plots was de aangekondigde tweede golf er en lieten de regeringen weten dat ze zogenaamd verrast waren door de omvang ervan. Dit was al geen geldig argument ten aanzien van de eerste golf, want internationale studies op het gebied van overdraagbare ziektevirussen hadden voor 2020 al regelmatig gewaarschuwd voor het gevaar van pandemieën. De laatste waarschuwing was die van de WHO zelf, die in september 2019 werd geuit in haar rapport “The World at Risk, Annual Report on Global Preparedness for Health Emergencies”, dat wil zeggen net aan de vooravond van de huidige pandemie. (1)
En voor de tweede golf gold het argument van de verrassing al helemaal niet. Alle deskundigen in alle landen op het vlak van virologie en epidemiologie hadden duidelijk en meer dan eens gewaarschuwd dat het virus nog steeds aanwezig was en dat een tweede golf onvermijdelijk zou zijn. Maar de keuze voor de rentabiliteit van het systeem van de uitbuiting - de voortbrenging van de meerwaarde - had natuurlijk de doorslag gegeven. Met opnieuw catastrofale gevolgen: ziekenhuizen die overspoeld werden, verplegend personeel dat het water aan de lippen stond, en desalniettemin duizenden extra doden.
De vele onnodige doden in de eerste en 2e golf zijn het gevolg van de schuldige nalatigheid en onbekwaamheid van Westerse autoriteiten. Dat is ook het vernietigende oordeel in een boek van Richard Horton, de hoofdredacteur van The Lancet, dat deze zomer werd gepubliceerd. De vele onnodige doden ziet hij als het “bewijs van systematisch wangedrag van de overheid, roekeloze nalatigheden die een inbreuk vormen op de plichten van openbare gezagsdragers”. (2). De politieke situatie in Nederland en België vormen hierop geen uitzondering, integendeel beide regeringen hebben in het voorjaar en het najaar dermate veel steken laten vallen dat de controle over de epidemie hen op de piekmomenten volledig ontglipte.
Het onverantwoorde optreden van de politici bestond in veel gevallen niet slechts uit foutieve beslissingen, maar was vooral ingegeven door een cynische politiek die de economische belangen van het nationale kapitaal op de eerste plaats zette en de gezondheidsrisico’s voor de bevolking op de koop toe nam.
Terwijl miljoenen mensen iedere dag met het openbaar vervoer naar het werk moesten, liet de regering na om een goed openbaar vervoer te faciliteren, waarbij iedereen voldoende ruimte had en niemand bang hoefde te zijn om besmet te worden.
Terwijl uit diverse gegevens blijkt dat de bedrijven en scholen de belangrijkste besmettingshaarden zijn, werd er toch besloten om deze ten koste van alles open te houden. (3)
Terwijl een land als Senegal er in geslaagd was om een grootschalig en efficiënt testbeleid op poten te zetten, faalden Nederland en België op dit gebied volkomen. Het feit dat Nederland en België daar niet in slaagden is wijst op zijn minst op verkeerde prioriteiten stellen en in het ergste geval op bewuste nalatigheid.
Terwijl de beide regeringen in 2008 tientallen miljarden euro’s uitgaven om de banken te redden, krijgt het zorgpersoneel anno 2020 een applaus en een aalmoes en wordt het rechtsomkeer teruggestuurd naar het front, werden hospitalen, nog meer dan tijdens de 1ste golf overspoeld door coronanazieken in een gezondheidssysteem dat opnieuw op de rand van de ineenstorting stond. Het verschil in aanpak is stuitend, terwijl het hier gaat om mensenlevens.
Toch heeft de nieuwe regering in België laten weten niets te ondernemen tegen de verantwoordelijken voor deze catastrofale ontwikkeling tijdens de eerste golf en wat uit haar oogpunt heel wel te begrijpen is want dit zou de cynische keuzes van de heersende klasse en het systematische falen van het systeem blootleggen. Integendeel, het relanceprogramma van de nieuwe regering De Croo probeert met mooie beloftes en oppervlakkige maatregelen het idee ingang te doen vinden dat de crisis ons is overkomen, dat niemand er wat aan kan doen, en dat we dus we eensgezind moeten zijn in het opvangen en aanpakken van de gevolgen van de crisis. (4)
Hoezo, niemand die er wat aan kon doen? De dood van duizenden van burgers was wel degelijk te vermijden geweest. De regeringen in België en Nederland hebben bewust hun zorgplicht ten opzichte van hun respectievelijke bewoners verzuimd (5) ten gunste van het aan de gang houden van de productie. De winstmaximalisatie, die voor de bourgeoisie de kracht heeft van een natuurwet, maakt dat ze absolute voorrang geeft aan de productie, waarbij ze allen probeert alle schadelijke gevolgen zoveel mogelijk binnen de perken te houden.
Een ander manifestatie die het beheer van de covidcrisis nog chaotischer maakt is het gevecht tussen de Staten. Tijdens de eerste golf hebben we reeds meegemaakt hoe Staten vochten om mondmaskers en beschermende kledij. Dit ‘ieder voor zich’, zo kenmerkend voor de periode van de ontbinding, barst vandaag in alle hevigheid uit in de oorlog om de vaccins waarover we in de IKS al eerder hadden geschreven.(6) In juni hadden Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië al op eigen houtje tot een samenwerking besloten om als eersten toegang te krijgen tot een vaccin voor Covid-19. Deze tendens nam in de afgelopen maanden een dermate vlucht, dat de directeur van de WHO genoodzaakt was om te waarschuwen voor ‘vaccin-nationalisme’.
In ongekend tempo worden nu vaccins ontwikkeld die moeten beschermen tegen het coronavirus. En in al even ongekend tempo sluiten regeringen enkel, dubbele en driedubbele contracten met allerlei farmaceuten om maar voldoende vaccins vast voor de eigen bevolking te reserveren. In die gekte wordt het COVAX plan van de WHO om tot een correcte en rechtvaardige verdeling van het nog schaarse aantal vaccins volledig onder de voet gelopen. In weerwil van de geruststellende verklaringen van commissievoorzitter Von der Leyen en Europees ‘president’ Michel dat er voldoende vaccins zijn voor alle landen in de wereld, treedt ook de EU heel agressief op in het veroveren van voldoende vaccins, daarbij gesteund door de regeringen van zowel Nederland als van België
Het verval van de kapitalistische productiewijze heeft een periode van ontbinding van het systeem ingeluid, waarin het ‘ieder voor zich’ en de verbrokkeling van de samenhang in de maatschappij steeds zwaarder gaan doorwegen. Dit komt ook sterk tot uitdrukking in deze coronacrisis, met name in de vorm van een toenemend aantal protesten van groepen zoals ‘Viruswaarheid’ (voorheen Viruswaanzin) die, onder meer op 24 oktober in Den Haag, opnieuw enkele honderden mensen bijeen wist te brengen om te betogen tegen ‘ondemocratische’ coronamaatregelen. Eenzelfde betoging, die gepland was voor 25 oktober in Brussel en een minstens zo grote aantal mensen op de been zou brengen, werd door de autoriteiten verboden.
Om hun eigen falen te verbergen proberen de regeringen de verantwoordelijkheid voor het ontstaan en het uitdeinen van de tweede golf af te schuiven op het ‘onverantwoordelijke gedrag van de burgers’ en dan met name op de ‘ongehoorzame en egoïstische jongeren’. Dit is eens te meer bijzonder cynisch omdat het in wezen de autoriteiten zelf zijn die de kat op het spek hebben gebonden door absolute voorrang te verlenen aan het vrijwaren van de productiecapaciteit en niet tijdig in te grijpen en de nodige preventieve maatregelen te nemen, die de tweede golf had kunnen indammen.
Tegen de achtergrond van een toenemend verlies van greep op de maatschappij heeft hun ‘waardeloze’ optreden geleid tot een nog groter verlies van geloofwaardigheid, waarvoor diezelfde autoriteiten nu de rekening gepresenteerd krijgen: grote delen van de bevolking trekken zich steeds minder aan van de richtlijnen van de regering en trekken hun eigen plan. In de afgelopen maanden heeft de politie op meerdere plaatsen ingegrepen en zelfs talloze invallen gedaan om ‘illegale’ feesten stil te leggen. Ook tegenover de aangekondigde vaccins is het scepticisme groot.
“Sommigen die de maatregelen beu zijn, twijfelen aan de realiteit van de verspreiding van het virus en de ernst van de infectie. Er circuleren veel misvattingen op het internet en complottheorieën”, aldus Steven Van Gucht, viroloog in België. Influencers op sociale media in België (7) doen hun volgers geloven dat corona een verzinsel is, roepen op om coronamaatregelen niet te volgen en verklaren zich openlijk tegen een vaccin.
Steeds meer delen van de bevolking nemen hun toevlucht tot pseudowetenschappelijke verklaringen voor het bestaan van de pandemie, die hen de argumenten leveren om de voorgestelde adviezen van de deskundigen in twijfel te trekken en tegen de maatregelen van de regering in te gaan. De toename van het aantal corona-ontkenners is net zo groot als het aantal mensen dat door het virus wordt besmet. Uit een onderzoek van Kieskompas blijkt dat in Nederland één op de tien mensen gelooft dat corona onderdeel is van complot tegen de mensheid.
Hoe langer de pandemie duurt, hoe meer de stemming onder de bevolking wrange vormen begint aan te nemen. Inmiddels zijn er in het afgelopen half jaar vier 5G-masten in Nederland en twee in België in brand gestoken omdat, zo beweren de aanhangers van deze theorie, het niet het coronavirus is dat ons ziek maakt, maar de straling van 5G-masten die ons immuunsysteem verzwakt. Het laatste nieuws is een teststraat in Breda Nederland die is aangevallen door corona-ontkenners, die vernielingen aanrichtten en een verkeersregelaar intimideerden.
Onder de huidige omstandigheden neemt ook het risico toe dat delen van de klasse meegesleept worden in de populistische protesten tegen de lockdown maatregelen die op grote schaal hebben plaatsgevonden in ander landen van Europa, zoals Italië, Spanje, Frankrijk, en Duitsland. Tot nog toe is dat noch in Nederland noch in België gebeurd: de arbeidersklasse is niet actief betrokken in dat soort protesten. Maar de periode dat zoiets uitgesloten was, is in de beide landen inmiddels wel voorbij.
De arbeiders zijn nog steeds in staat om strijd te voeren op eigen terrein in de verdediging van hun gezondheid tegen de onveilige omstandigheden op het werk, zoals bij InBev, Colruyt, Carrefour, enzovoort. Het wordt echter wel steeds moeilijker omdat de chantage die wordt uitgeoefend zowel door de Staat als door de bedrijven steeds zwaarder begint door te wegen op de strijdwil van de klasse. Het ongenoegen en de woede over de nalatigheid van de regering zijn niet zijn verdwenen, maar de kans dat dit de eerstkomende periode wordt uitgedrukt in openlijke strijdbaarheid is nog maar gering.
De arbeidersklasse heeft echter nog wel haar historisch geheugen en klassebewustzijn. Dat is een baken die kan voorkomen dat ze ten prooi valt aan de groeiende irrationaliteit en incoherentie op het vlak van het denken, dat zo kenmerkend is voor het complotdenken in de populistische protesten. Het is een gedegen programma dat toont hoe het perspectief van de klassestrijd de weg opent naar een maatschappij, waarin de overheersing van de economie op de mens maar ook de tegenstelling tussen maatschappij en natuur worden overwonnen. De harmonie met de natuur, die zodoende kan worden hersteld, zal ervoor zorgen dat zoönotische (van mens op dier overdraagbare) virussen dan minder vaak zullen voorkomen n
Dennis & Jos/03.12.2020
(1) Voor meer informatie over de verschillende studies en waarschuwingen, zie: Ignacio Ramonet: “De pandemie en het wereldsysteem 1”; 14-1- 2020
(2) Richard Horton, “The COVID-19 Catastrophe. What’s gone wrong and how to stop it happening again”, Polity Press, 2020.
(3) Ruim 21% van de besmettingen gebeurt op het werk. Na de werkvloer volgen het onderwijs (19,5%), contact met de bredere familiekring (17,3%) en activiteiten in de vrije tijd (15,8%). (Onderzoek door de elf huisartsenpraktijken van Geneeskunde voor het Volk, PVDA/PTB)
(4) Zie het artikel: “Nieuwe Belgische regering De Croo: Een ‘dynamische ploeg’ om het vertrouwen in de politiek te herstellen?”
(5) In verband met de Belgische woonzorgcentra spreekt het rapport van Amnesty International zelfs over schendingen van de mensenrechten: het recht op gezondheid, het recht op leven en het verbod op discriminatie werden volgens het onderzoek met de voeten getreden.
(6) “War of the vaccines: Capitalism is an obstacle to the discovery of a treatment”; ICC-Online;
https://en.internationalism.org/content/16894/war-vaccines-capitalism-ob... [373]
(7) In België zijn influencers op sociale media overigens ingezet om bepaalde groepen jongeren voor te lichten over het coronavirus, die via de gewone informatiekanalen niet bereikt worden.
Einde 2020 beschreven we als volgt de kwakkelende aanpak van de Covid-19 crisis door de Belgische bourgeoisie: “Het politieke gekonkel, dat sedert begin 2019 plaatsvond, werd in het begin van dit jaar nog aangewakkerd en verhevigd door de uitbarsting van de coronacrisis. De politieke crisis en de coronacrisis leverde een explosief brouwsel op en leidde tot een vlucht voor de verantwoordelijkheid door de politieke “leiders” en tot een aanzienlijke bestuurlijke chaos in het land. Gevestigde politieke bolwerken lieten het vuile werk van de covidcrisis opknappen door een regering van lopende zaken, die regelmatig botste met de ‘wilde’ initiatieven van de gewestelijke en lokale bestuurders. Gebrek aan onderling vertrouwen en een falen van de onderlinge communicatie maakten de dienst uit met als gevolg dat België nu het hoogste aantal coronadoden kent per 100.000 inwoners in de hele wereld” (Nieuwe Belgische regering De Croo : Een ‘dynamische ploeg’ om het vertrouwen in de politiek te herstellen [376]; Internationalisme 372, 3de-4de kwartaal 2020).
In een poging om dit beeld van alomtegenwoordige onverantwoordelijkheid en chaos te verdrijven, werd begin oktober 2020 een ‘nieuwe, frisse’ federale regeringsploeg aangesteld, de regering De Croo, die komaf zou maken met de oude ‘kibbelcultuur’. Zij zou ‘resoluut kiezen voor eenheid’ achter een samenhangend beheer en een vernieuwend programma: ‘1 ploeg van 11 miljoen’ Belgen! Maar wat blijft er over van die ronkende beloftes na 9 maanden regeren?
Zoals haar Europese rivalen heeft de Belgische bourgeoisie weinig of geen lessen getrokken uit de eerste golf van de pandemie: mogelijke begeleidende maatregelen om de pandemie te monitoren en onder controle te houden, de tracking en tracing met verplichte quarantaine van de besmette personen bij buitenlandse reizen bijvoorbeeld, bleken op een totale flop uit te draaien. De regering De Croo, met de ‘socialistische’ minister van gezondheid F. Vandenbroucke op kop, had zich echter sowieso voorgenomen om zich bij de tweede golf niet neer te leggen bij de onvermijdelijkheid van een nieuwe algemene lockdown, waarbij alle niet-essentiële delen van de economie worden stilgelegd. Derhalve bestaat sinds november de onwrikbare kern van de regeringspolitiek erin ten aller prijzen de productieve sectoren van de economie draaiende te houden en, als ondersteuning hiervoor, ook het kleuter- en lager onderwijs open te houden, al slaagden de beschermende maatregelen zoals de ventilatie van lokalen of de testing/zelftesting in bedrijven en scholen er niet in infecties of nieuwe varianten onder controle te houden, waardoor versoepelingsmaatregelen ook regelmatig teruggeschroefd moesten worden. Vervolgens startte de vaccinatiecampagne traag, met grote verschillen tussen regio’s (grote achterstand van het Brussels Hoofdstedelijk gewest t.o.v. andere regio’s, van de steden Antwerpen en Gent t.o.v. de rest van Vlaanderen bvb.). Ook hier barstten schandalen uit van gemeentebesturen die eigen medewerkers en familie lieten voorgaan in de vaccinatie en de opvolgingsregels van het vaccinatieschema aan hun laars lapten. Kortom, ondanks een betere centralisatie door de regering De Croo bleef de onmacht om de pandemie effectief aan te pakken schrijnend, met als gevolg duizenden extra doden, die niet nodig waren geweest.
Een van de redenen waarom het beheer van pandemie ondoeltreffend en onsamenhangend blijft is het feit dat de verschillende partijen en ook de verschillende deelregeringen voortdurend met verklaringen en voorstellen komen aanzetten die de plannen en maatregelen van de federale regering in vraag stellen of zelfs onderuithalen. Toen de regering strikte maatregelen voorschreef, werden deze openlijk in twijfel getrokken door partijvoorzitters van sommige regeringspartijen zelf (van de liberale MR tot de voorzitter van Ecolo die openlijk verklaarde de maatregelen niet te volgen). Toen de Federale regering een voorzichtige versoepeling voorstelde, ontstond er onmiddellijk een opbod aan versoepelingsmaatregelen vanwege de deelregeringen (Vlaanderen vooral) en de partijen (van de Franstalige Parti Socialiste tot de Vlaamse Liberaal Democraten), terwijl sommige burgemeesters en gemeenten openlijk verklaarden dat ze de monitoring van de versoepelingen niet zouden verzekeren (zoals in Luik of Middelkerke). Tenslotte botsten zelfs de liberale Eerste Minister met zijn ‘socialistische’ minister van volksgezondheid, die vond dat De Croo onvoldoende rekening hield met de zorgwekkende toestand in de ziekenhuizen.
Men zou zich kunnen afvragen waarom de bourgeoisie op zo’n ongecontroleerde wijze de problemen aanpakt? Dit heeft niets te maken met slechte wil en nog minder met een machiavellistisch plan. De historische krisis van het kapitalistisch productiesysteem drijft sowieso de interne tegenstellingen op de spits en de woekerende ontbinding, waarvan de Covid-19 crisis zelf een uitdrukking en een versneller is, pookt het ‘elk voor zich’ zodanig op dat de bourgeoisie steeds grotere moeilijkheden ondervindt om haar eigen politieke apparaat onder controle te houden. Daar ligt de fundamentele verklaring voor de toenemende spanningen in het politieke apparaat van de Belgische bourgeoisie.
Spanningen en contestatie kwamen tot uiting in allerlei groepen van de maatschappij: van café- en restauranthouders tot cateraars, van de culturele sector tot de amateursporten en de fitnesscentra. Duizenden jongeren kwamen bijeen in parken of op pleinen en negeerden de coronamaatregelen (zoals bij ‘La Boum’ 1 en 2 in het Brusselse Terkamerenbos), terwijl burgemeesters alsmaar weigerachtiger stonden om de ordehandhaving te verzekeren. Bovendien is er de door uitzichtloosheid dn wanhoop gedreven rondzwerving van een losgeslagen militair van het elitekorps met uiterst rechtse en complotistische sympathieën. Deze roofde een arsenaal aan wapens (tot raketlanceerders tegen gepantserde voertuigen) uit de kazerne waar hij gelegerd was en dreigt een aantal beleidsvoerders en virologen te vermoorden omdat ze een coviddictatuur zouden opleggen. Hij wordt op sociale media door tienduizenden mensen bejubeld als een ‘moderne Robin Hood’ terwijl politiediensten en leger sedert weken proberen hem te arresteren.
De pandemie leidt dus alleszins niet tot het opleggen door de burgerlijke Staat van een ijzeren discipline aan haar bevolking; het gevaar ligt echter elders: dat arbeiders zich zouden aansluiten bij de campagnes van specifieke groepen (middenstanders, cultuursector) of voor de verdediging van ‘individuële vrijheden die in gevaar zouden zijn’, dat jonge werkers meegesleurd worden in campagnes om hun vrijheid opnieuw op te eisen: ‘ik wil mijn vrijheid terug; ik wil doen waar ik zin in heb’. Zulke bewegingen hebben niets positiefs in zich en dreigen de arbeiders mee te sleuren in zelfzuchtige protesten van bepaalde groepen tegen andere groepen van de maatschappij, waarbij elke vorm van solidariteit op klassebasis (de enige solidariteit die een uitweg uit de ellende biedt) compleet afwezig is. In begin van de covidcrisis was er nog een uiting van solidariteit naar het verplegend personeel toe. Vandaag zien deze protesterende groepen het verplegend personeel als lastige mensen die jou beletten om te doen waar je zin in hebt. Zij zijn een uiting van de ongekende toename van het egoïsme, van het ‘elk voor zich’ en de perspectiefloosheid die kenmerkend zijn voor deze fase van ontbinding van het kapitalistische systeem.
Door haar cynische politiek om alles te doen ten gunste van het openhouden van bedrijven is de regering De Croo erin geslaagd de schade aan de economie binnen zekere perken te houden: de economie kende in 2020 een achteruitgang van 6,3%, wat de sterkste daling is sinds WO2, maar vergelijkbaar met die van Duitsland: 6%, en wat duidelijk minder is dan Frankrijk of Italië die meer dan 10% achteruitgaan. Door een massale en onvoorwaardelijke subsidiepolitiek naar bedrijven en werkers toe is België ook een van de best scorende landen in Europa wat betreft de geringe toename van de werkloosheid (van 3,6% tot 3,7%; Duitsland van 2,4% tot 2,9%).
Deze ondersteuningspakketten hebben echter een zware prijs: “In 2020 is het begrotingstekort in ons land naar verwachting opgelopen tot iets meer dan 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is meer dan in onze buurlanden. En ook het budgettair herstel verloopt langzamer: in 2023 zal het tekort in Duitsland zijn teruggedrongen tot zowat 1 procent en in Nederland tot zowat 2 procent, terwijl het in ons land blijft hangen op 6 procent.”(Agentschap Belga, 23.03.21). Het tekort van de overheidsfinanciën is fors toegenomen (tot 115% van het BNP in 2020, 120% in 2023; Nederland zag zijn schuldgraad stijgen van 60 naar 72 procent. Duitsland ging van 60 naar 70 procent) en vele bedrijven die door de crisis failliet zouden gaan, werden voorlopig kunstmatig in leven gehouden. Vele nepbedrijfjes zouden zelfs tijdens de lockdown opgericht zijn om te kunnen profiteren van de gulle ondersteuningsmaatregelen.
Het is echter de arbeidende klasse die in de komende jaren de rekening voor de Covid-19 crisis voorgeschoteld krijgt op het vlak van haar lonen en levensvoorwaarden. Eerst en vooral wordt hun koopkracht aangetast in de komende maanden en jaren door een aanzwellende inflatie: meer dan 2% in april en ongeveer 4% tegen jaareinde (De Morgen, 19.05.2021). Vervolgens legt het centraal loonakkoord een duidelijke loonmatiging op: in de komende 2 jaar wordt slechts een loonsverhoging van 0,4% boven op de indexaanpassingen toegelaten.
Tezelfdertijd is de bourgeoisie gestart met het aanwakkeren van de verdeel- en heerspolitiek om elk solidair en ééngemaakt verzet tegen haar politiek te ontkrachten: reeds einde 2020 sloot de regering De Croo een akkoord met het ziekenhuispersoneel dat loonsopslag en een verbetering van de werkomstandigheden inhield, zonder hierbij het onderhoudspersoneel en andere werkers in de gezondheidszorg erbij te betrekken. Bij het centraal loonakkoord dat in mei 2021doorgevoerd is, werd de mogelijkheid voorzien om een bijkomende premie van maximaal 500 € te onderhandelen, enkel voor ‘performante bedrijven’. De bonden verzetten zich tegen deze premie door zich te beroepen op de vrijheid om te onderhandelen over een sterkere loonsverhoging naarmate de ‘performantie’ van de bedrijven. Met andere woorden, na zich samen met regering en patronaat ingezet te hebben om de nationale productie op peil te houden, eisen de bonden nu het recht op om de arbeiders op te splitsen volgens de logica van de kapitalistische productie en het ‘elk voor zich’. Zo willen ze de onderlinge solidariteit nog meer ondergraven tussen beter betaalde arbeiders in ‘performante’ bedrijven en minder betaalde arbeiders in ‘niet performante’ bedrijven of sectoren.
Kortom, de onmacht van de bourgeoisie om een samenhangende politiek te voeren tegen het Covid-19 en haar groeiende moeilijkheden om haar politieke structuur in de hand te houden, bieden geen enkel voordeel voor de arbeiders. Een soberheidpolitiek wordt uitgerold, met volle medewerking van de bonden, die hen in de komende jaren zwaar in haar greep zal houden, terwijl het gevaar dreigt dat arbeiders meegesleurd worden in allerlei sociale spanningen en tegenstellingen tussen verschillende groepen in de maatschappij,die hun klasse-identiteit en klasse-zelfstandigheid nog verder dreigen te ondergraven.
Jos / 06.06.2021
Sinds begin april verspreidt COVID-19 zich met grote snelheid over alle hoeken van de wereld. Terwijl de situatie zich in Europa enigszins lijkt te stabiliseren en in de Verenigde Staten na een enorme uitbarsting weer terugloopt, bevinden Latijns-Amerika en het Indiase subcontinent zich nu in het oog van de storm. Landen als Chili, waarvan de bevolking massaal werd behandeld met Chinese vaccins[1], worden getroffen door een explosie van besmettingen. De situatie is zo ernstig dat zelfs binnen de Chinese autoriteiten stemmen opgaan om de ‘ontoereikende’ werking van de vaccins te erkennen. Officieel heeft de pandemie wereldwijd het leven gekost aan meer dan 3,2 miljoen mensen, en waarschijnlijk nog veel meer, gezien de soms schaamteloos misleidende cijfers van landen als China.
Hoewel een jaar van onderzoek het mogelijk heeft gemaakt een beter inzicht te krijgen in het virus, hoe het zich verspreidt en hoe het te bestrijden, maakt de aanhoudende nalatigheid van alle staten en het gebrek aan verantwoordelijkheid van de bourgeoisie het volstrekt onmogelijk samenhangende en doeltreffende maatregelen te treffen om de verspreiding van het virus op internationale schaal in te perken. De staten, verstrikt in een concurrentielogica, zijn er niet in geslaagd zelfs een minimum aan coördinatie te verzekeren ten aanzien van het vaccinatiebeleid.
Geconfronteerd met dit gebrek aan coördinatie heeft elke staat kortzichtige gezondheidsmaatregelen moeten nemen, waarbij geschipperd werd tussen lockdowns, beperkte lockdowns, noodtoestanden of uitgaansverboden, waarbij men dit of dat opende en dan zus en zo weer sloot. Zonder adequate middelen om de pandemie te bestrijden na decennia van bezuinigingen op de gezondheidszorg als gevolg van de crisis, bezorgd over de ‘economie’ en het risico achter te blijven bij de concurrenten, hebben de staten zich uiteindelijk geschikt naar de dagelijkse sterfgevallen. Ze hebben hun gezondheidsmaatregelen voortdurend aangepast om een chaotische situatie in ziekenhuizen en begraafplaatsen (met meer of minder succes ) te voorkomen. Dit is wat de heersende klasse cynisch ‘leven met het virus’ noemt. Het resultaat is dat, terwijl sommige staten snel en op grote schaal hebben gevaccineerd, het virus zich elders heeft kunnen verspreiden, wat het ontstaan van meer vaccin-resistente varianten van COVID-19 in de hand heeft gewerkt.
Maar in deze dans des doods zijn de ergste catastrofes waarschijnlijk gezien in India en Brazilië. In Brazilië “is de epidemie uit de hand gelopen”, aldus een Braziliaanse wetenschapper: er worden nieuwe begraafplaatsen geopend, lijken worden per bus vervoerd en de ziekte eist duizenden slachtoffers per dag. Spoedig zal het dodental een half miljoen bereiken en de Verenigde Staten inhalen in deze macabere recordrace. Ziekenhuizen zijn vol, mensen sterven op hun brancard wachtend op een bed. En dit alles te midden van de opmars van de nieuwe variant die zijn oorsprong vindt in Manaus, de grote stad in het Amazonegebied waar men eind 2020 nog had geloofd in de fata morgana van de collectieve immuniteit, net toen een tweede golf zich als een apocalyptische maalstroom over Brazilië verspreidde. Ondertussen bleef Bolsonaro, de president van het land, hij die beweerde dat we te maken hadden met een "gripezinha" (Portugees: griepje), herhalen “dat we weer aan het werk moeten en moeten stoppen met klagen”, terwijl hij in een sinistere draaideurpolitiek net zo snel van ministers wisselde als van kledingstuk.
Door de handel in dieren uit het Amazonegebied en de massale ontbossing worden in Brazilië worden mensen blootgesteld aan virussen die vroeger ‘onder de pet’ bleven. Volgens bioloog Lucas Ferrante, een onderzoeker in Manaus: “In het Amazonegebied is het risico op het opduiken van een nieuw virus het grootst, en dit risico is oneindig veel groter dan wat we in Wuhan hebben gezien.”[2]. De vernietiging van het Amazonewoud heeft de laatste jaren catastrofale vormen aangenomen. De Braziliaanse bourgeoisie, die vette winsten maakt met de exploitatie van het Amazonewoud, is niet bereid de vernietiging te stoppen.
Maar de afgelopen weken is het de situatie in India die de krantenkoppen haalt. Het is moeilijk in woorden te vatten, de verschrikking van de gezondheidsramp in dit land. India is vandaag de dag het dichtstbevolkte land ter wereld. Ondanks de economische ontwikkeling van het land waren de gezondheidsdiensten reeds vóór de pandemie onderontwikkeld. Gezondheid was geen prioriteit voor de staat. De Indiase minister-president, Narendra Modi, een soort messianistisch alter ego van Bolsonaro, pochte in februari dat hij "de pandemie had verslagen" en dat het land “een voorbeeld voor de wereld” was. Modi stond zelfs toe te doen wat China en andere grootmachten die over een vaccin beschikken al deden: het gebruiken voor imperialistische invloed. De uitvoer ervan is sindsdien weer verboden.
Sinds januari heeft deze regering, die sterk beïnvloed is door het fundamentalistische hindoeïsme, doelbewust een pelgrimstocht (de Kumbh Mela) aangemoedigd, van enorme menigten uit het hele land. Gedurende de eerste twee weken van april dompelden 2,8 miljoen Hindoes zich zonder maskers, zonder afstand, zonder temperatuurcontrole of voorafgaande tests zich onder in het water van de Ganges, dat besmet is door de rituele crematies van besmette lijken. Echte virusbommen, om maar niet te spreken van de bijeenkomsten het kader van de verkiezingen!
De terugslag van deze arrogantie en minachting liet niet lang op zich wachten. De cijfers over de besmetting en het sterftecijfer zijn de hoogte in geschoten: 4000 doden en ongeveer 4 miljoen besmettingen per dag, “statistieken die ver achterlopen op de werkelijkheid”, aldus de kranten, bevestigd door het schrijnende schouwspel van zuurstofgebrek, bedden die door meerdere mensen bezet worden, rijen voor de ziekenhuizen waar mensen sterven op brancards, in de zijspan van hun motorfiets of op de grond!
Dit is de laatste druppel in een land dat, zoals Brazilië, beweert een economische reus te worden. In India zijn in plaats van beelden van families die op zoek zijn naar braakliggende terreinen of parken om hun geliefden te begraven, overal honderden meters lange brandstapels verrezen om de opgehoopte lichamen te cremeren en hen een laatste, miserabel en onwaardig eerbetoon te brengen. Zoals in Brazilië en elders zijn het de armste, het proletariaat en de uitgebuite lagen die de hoogste prijs betalen voor dergelijke tekortkomingen en de trauma's die zij teweeg brengen.
Wanneer men zich beseft dat deze twee landen, samen met Zuid-Afrika, ingedeeld waren bij de landen met een ontwikkelingspotentieel dat vergelijkbaar is met dat van China! Min of meer gepresenteerd als de uitdrukking van een dynamisme van een eeuwig kapitalisme!
COVID is, evenals de andere pandemieën en plagen die de menselijke soort bedreigen, niet alleen een product maar ook een krachtige versneller van sociale ontbinding op wereldschaal. Het India van Modi en het Brazilië van Bolsonaro, ook al worden zij geleid door populistische regeringen die hen blootstellen aan bijzonder onnozele en irrationele beslissingen, zijn slechts twee van de meest extreme uitingen van de impasse die het kapitalisme voor de toekomst van de mensheid vertegenwoordigt.
Vergis u niet: Modi, Bolsonaro, Trump en vele andere vertegenwoordigers van de opkomst van het populisme blijven, samen met hun grillige en bekrompen administratie, ondanks hun ‘anti-elite’ toespraken, trouwe verdedigers van het nationale kapitaal en een doorgeefluik van de noden van het wereldkapitalisme: de brute uitbuiting en plundering van het Amazone-regenwoud, alsmede de winning van goud, worden aangemoedigd door de soja-importerende landen. En aan de kant heeft Modi een einde gemaakt aan de ‘beschermde’ landbouwwetten om het platteland nog meer open te stellen voor de noden van het kapitaal. Ondanks de overwinning van Biden op Trump in de VS, is de trend van zelfvernietiging en ieder voor zich binnen de heersende klasse inherent aan de wereld waarin we nu leven.
Zoals wij het stellen in ons Rapport over de Covid-19-pandemie en de periode van kapitalistische ontbinding [377] (juli 2020):“De Covid-pandemie (…) is een onmiskenbaar herkenningsteken geworden van deze hele periode van ontbinding, doordat ze een reeks factoren van chaos verenigt die de veralgemeende verrotting van het kapitalistische systeem uitdrukt. Deze factoren zijn onder andere:
- de verlenging van de economische crisis over een lange periode, die in 1967 begon[3], en de opeenstapeling en de intensivering van de bezuinigingsmaatregelen die er het gevolg van zijn geweest, heeft geleid tot een ontoereikend en chaotisch antwoord op de pandemie door de bourgeoisie, wat de heersende klasse genoodzaakt heeft de economische crisis op grote schaal te verergeren door de productie voor een aanzienlijke periode te onderbreken;
- de oorsprong van de pandemie ligt duidelijk in de versnelde vernietiging van het milieu die is ontstaan door het voortduren van de chronische kapitalistische crisis van overproductie;
- de ongeorganiseerde rivaliteit tussen imperialistische mogendheden, onder andere onder voormalige bondgenoten, heeft de reactie van de wereldburgerij op de pandemie tot een mondiaal fiasco gemaakt;
- de onmacht van de heersende klasse om te reageren op de gezondheidscrisis heeft de groeiende tendens van de bourgeoisie en haar staat aan het licht gebracht om de politieke controle over de maatschappij binnen elk land te verliezen;
- de achteruitgang in de politieke en maatschappelijke competentie van de heersende klasse en haar staat is op een verbazingwekkende manier gepaard gegaan met ideologische verrotting: de leiders van de machtigste kapitalistische naties spuien belachelijke leugens en bijgelovige onzin om hun onvermogen te rechtvaardigen.
Covid-19 heeft zo, veel duidelijker dan voorheen, alle domeinen van het maatschappelijk leven die getroffen zijn door de ontbinding bijeengebracht: het economische, het imperialistische, het politieke, het ideologische en het maatschappelijke domein. De huidige gezondheidscatastrofe toont vooral een toenemend verlies aan controle over het systeem door de kapitalistische klasse en een toenemend verlies aan perspectief voor de mensheid als geheel (…)De fundamentele neiging tot zelfvernietiging, die het gemeenschappelijke kenmerk is van alle perioden van het kapitalisme in verval, heeft zijn dominante vorm in de periode van ontbinding veranderd van de wereldoorlog in een mondiale chaos die de dreiging van het kapitalisme voor de maatschappij en de mensheid in zijn geheel alleen maar groter maakt.”
Als het uitbreken van de pandemie de ontwikkeling van de arbeidersstrijd in de wereld een halt toegeroepen heeft, dan heeft het evenwel niets veranderd aan de bezinning over het chaotische karakter van de kapitalistische maatschappij. De pandemie is het zoveelste bewijs van de noodzaak van een proletarische revolutie. Maar deze historische uitkomst zal in de eerste plaats afhangen van het vermogen van de arbeidersklasse, de enige revolutionaire kracht, om zich weer bewust te worden van zichzelf, van haar bestaan, en van haar revolutionaire capaciteiten. Want alleen het proletariaat, gemobiliseerd en georganiseerd rond de strijd voor de verdediging van zijn belangen en zijn klassenautonomie, heeft de macht om een einde te maken aan het tirannieke en dodelijke juk van de wetten van het kapitaal, en om een andere maatschappij te doen ontstaan.
Inigo / 6.05.2021
[1] China en Rusland hebben de kans aangegrepen om Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen te overspoelen met vaccins voor openlijk imperialistische doeleinden.
[2] "Amazonie: point de départ d'une nouvelle pandémie (1)?", France Culture (19 april 2021).
[3] Zie: “Covid-19 en Afrique : Du vain espoir de 2020 à la dure réalité de 2021 [378] (2)”, Révolution Internationale n°487 (maart-april 2021).
Afgelopen voorjaar hebben in Nederland de parlementsverkiezingen plaatsgevonden. In heel Europa werden ze met belangstelling gevolgd, waarbij iedereen zich afvoeg of Rutte erin zou slagen om voor een vierde termijn als Eerste Minister te gaan en zijn politiek van de afgelopen tien jaar zou kunnen voortzetten. Een politiek die gekenmerkt werd door soberheid en politieke stabiliteit. De uitslag van deze verkiezingen kon verder ook aanwijzingen inhouden voor de uitslag van de belangrijke verkiezingen in Duitsland dit najaar en in Frankrijk volgend voorjaar.
In de verschillende landen van de wereld is het virus van het populisme haar verwoestende werking in de afgelopen jaren al begonnen. Het referendum in Groot-Brittannië over de uittreding uit de EU zette een proces van chaotische politieke ontwikkeling in gang, welke nog steeds nagalmt. Het presidentschap van Trump in de VS heeft de chaos in het land aangewakkerd, met als de ware Apocalyps de bestorming van het Capitol door een horde rechts-extremisten. In Hongarije weet Orban de dreigende chaos alleen tegen te gaan door op ‘stalinistische wijze’ de touwtjes aan te halen. In Italië heeft de coalitieregering van de twee populistische partijen, gekenmerkt door 14 maanden van conflicten, Italië achtergelaten in nog grotere verdeeldheid dan voordien.
Tot nog toe was Nederland een toonbeeld van politieke stabiliteit. Afgezien van het fiasco van de regeringsdeelname van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) in 2002-2003 en de mislukte gedoogsteun van de PVV van Wilders in 2010-2012, wist de bourgeoisie in Nederland de gevolgen van de populistische opmars redelijk onder controle te houden. In 2017 was de populistische PVV al wel uitgegroeid tot de op één na grootste partij, nog net iets groter dan de christen-democratische en links-liberale D66, maar ook ver achter de grootste partij, de VVD van Rutte. Rutte zelf staat symbool voor stabiliteit, voor een bourgeoisie die de kunst van het politiek bedrijven verstaat en de populistische ‘uitwassen’, als uitdrukking van de fase van de ontbinding, tot nog toe heeft weten te neutraliseren.
De regering Rutte II, die begon in 2012, was redelijk snel gevormd, ook al omdat hij slechts uit twee partijen bestond. De vorming van Rutte III werd daarentegen de langste regeringformatie in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. Dat kwam gedeeltelijk door het feit dat er vier partijen nodig waren om een meerderheidsregering met een meerderheid in het parlement dus te formeren. Dat was voor een deel ook te wijten door het toegenomen onderlinge wantrouwen tussen de verschillende partijen. In weerwil van de titel, “Vertrouwen in de toekomst”, sprak uit het uitgebreide regeerakkoord, waarin alles tot in de details was vastgelegd, eigenlijk meer wantrouwen dan vertrouwen.
De uitslag van de verkiezingen van 2019 voor de Provinciale Staten en de Eerste Kamer vormde een eerste indicatie voor de groeiende moeilijkheden voor de Nederlandse bourgeoisie om de controle te behouden over haar politieke instellingen. Tijdens deze verkiezingen wist het populistische Forum voor Democratie vanuit het niets opeens 16 % van de stemmen te behalen en werd daarmee de grootste politieke partij in Nederland en, naast de VVD, de grootste partij in de Eerste Kamer. Deze reusachtige versterking van het populistische smaldeel in de Nederlandse politiek was een eerste waarschuwing. Deze trend kreeg haar absolute bevestiging in de uitslag van de verkiezingen voor het parlement van 17 maart van dit jaar. Nooit behaalden de populisten zoveel zetels als tijdens deze verkiezingen; samen zijn ze goed voor 28 van de 150 zetels. Dit is zelfs meer dan de 26 zetels die de LPF in 2002 behaalde. Belangrijker echter is het feit dat het parlement nog nooit zo verkruimeld was, opgedeeld is in 17 (en nu zelfs 18) fracties. Dit zijn er zelfs veel meer dan in België waar, vanwege de opsplitsing van de partijen over de taalgemeenschappen, van de meeste partijen twee versies bestaan. De enige van de klassieke zuilen die standhouden zijn de liberale met de rechts-liberale VVD van Rutte en de centrum-liberale D66. De christen-democraten (CDA), die ook deel uitmaakten van de regering Rutte III, hebben een flink verlies geleden. De groene en linkse partijen zijn verschrompeld tot ‘minipartijen’ met minder dan 10 zetels elk. Ook de populisten zijn verdeeld in vier ‘kerken’ die elkaar excommuniceren. Partijen zoals de ‘Partij voor de Dieren’ of de ‘Boerenburgerbeweging’ nestelen zich in het parlement. In de huidige Tweede Kamer halen slechts 4 partijen meer dan 10% van de stemmen, terwijl 13 partijen minder dan 10% van de stemmen behaald hebben. Het ‘ieder voor zich’ van de ontbinding brengt allerlei effecten met zich mee, zoals parlementsleden ‘die zich in de media trachten te profileren’ en zich daarbij niet langer laten weerhouden door de loyaliteit aan de eigen partij en aan de regeringscoalitie. In januari 2021 werd dit funest voor de regering Rutte, die in het parlement een meerderheid had van maar één zetel. Vanwege haar complete onvermogen om de toeslag voor de kinderopvang [1] in goede banen te leiden, had het parlement aangekondigd een motie van wantrouwen in te dienen tegen de regering. Toen de laatste besefte dat zelfs enkele leden van de coalitiepartijen de motie zouden onderschrijven, was ze genoodzaakt haar ontslag in te dienen.
Eind maart was begonnen met de vorming van een nieuwe regeringscoalitie. Maar net toen die op gang begon te komen, kwam het opnieuw tot een botsing tussen parlementsleden en Rutte. Nadat er bekend was geworden dat er voor een van de parlementariërs (CDA parlementslid Pieter Omtzigt), die zich wat te nadrukkelijk had geprofileerd, ‘een functie elders’ werd gezocht, wilde de Tweede Kamer weten wat de achtergrond hiervan was. In het debat dat daarop volgde bleek dat dit onderwerp ter sprake was gekomen in het gesprek tussen Rutte en de beide verkenners (de voorlopers van de informateurs), iets wat Rutte in eerste instantie heftig ontkende. Pas toen hij diep door het stof was gegaan, berouw had getoond, en beterschap beloofd (‘een nieuwe bestuurscultuur’) kon hij een motie van wantrouwen, tegen hem persoonlijk gericht, afwenden. Dat deze parlementsleden ook regelmatig onderwerp van gesprek waren in de ministerraad was toen nog niet bekend, maar dat bleek later. En toen het parlement had geëist dat de notulen van de ministerraad uit de tweede helft van 2019 zouden worden vrijgegeven, bleek daaruit dat “Ze wilden geen kritische vragen en ze hebben alles geprobeerd, via anderen, om ze te intimideren en te muilkorven” (Azarkan van de partij DENK). In het debat dat volgde op de openbaarmaking van de notulen beloofde Rutte nogmaals beterschap, en voortaan meer rekening te zullen houden met de het parlement als ‘tegenmacht’.
De botsingen in april tussen de regering en de parlementariërs heeft de vorming van een nieuwe regering danig bemoeilijkt. Alle mooie beloften van Rutte, na de vermeende ‘machinaties’ van de regering in de richting van parlementsleden, lijken weinig zoden aan de dijk gezet. Uit het eindrapport dat Tjeenk Willink, de derde in de rij van kabinetsinformateurs sinds 17 maart, begin mei uitbracht blijkt dat van de 18 partijen in het parlement er sowieso 6 zijn die Rutte [2] niet meer geloofwaardig genoeg achten om met hem een nieuwe regering te vormen. Een van de pijlers waarop de bourgeoisie steunt om haar politieke systeem te verdedigen tegen de steeds groter wordende druk van de ontbinding is het naar voren schuiven (of het creëren zoals in Frankrijk) van populaire figuren die in staat zijn een belangrijk deel van de bevolking en van de politieke krachten rond zich te verenigen. Dit zagen we met Merkel in Duitsland, Macron in Frankrijk en recent ook met Draghi in Italië. Dit was ook het geval in de afgelopen 10 jaar met Rutte in Nederland. De huidige campagne tegen Rutte is een bijkomende uiting van het feit dat de Nederlandse bourgeoisie de politieke regie neigt te verliezen en dat de controle haar steeds meer ontglipt.
Het ‘ieder voor zich’ ondergraaft elke aanpak van de crisis
We zijn nu enkele maanden verder en de regeringsformatie is nog geen centimeter gevorderd. De ‘Denktank Coronacrisis’ van de Sociaal Economische Raad (SER), het belangrijkste adviesorgaan van de regering, heeft uitgangspunten geformuleerd voor de herstart van de economie en maatschappelijke activiteiten. In deze uitgangspunten staat voorop het herstel van de economie en anticiperen op toekomstige welvaart, terwijl er tegelijkertijd voor gezorgd moet worden dat maatschappelijke verworvenheden, zoals gezondheidszorg, overeind blijven. Centraal in de plannen van de bourgeoisie voor de komende periode staan dus de transitie van crisis naar herstel, overgoten met het sausje van verduurzaming en digitalisering. De bourgeoisie in Nederland lijkt dus niet te opteren voor een regering die onmiddellijk drastische bezuinigingen gaat doorvoeren en meteen de rekening presenteert van de financiële steunmaatregelen van ca. 40 miljard euro uit het coronatijdperk. De vraag blijft echter: welke vijf of zes partijen vinden een regeerprogramma dat hen niet verder in de vernieling rijdt en onder wiens leiding wordt het uitgevoerd?
Ondanks de mooie plannen, die nu door de bourgeoisie worden uitgewerkt in het kader van de formatie van een nieuwe regering, moeten we ons geen illusies maken. De bourgeoisie weet dat ze niet ongestraft kan doorgaan met geld uitgeven en de staatschuld op laten lopen. Wat ze sinds het begin van de pandemie in wezen doet, is dansen op het slappe koord. En dat tegen de achtergrond van een economie die beduidend zwakker en brozer is dan tijdens de bankencrisis van 2008. Economen voorzien dat een dergelijke politiek onvermijdelijk leidt tot een verheviging van de financiële schokken en een destabilisering van de munteenheid. Het gebrek aan controle van het politiek ‘spel’ kan de toestand alleen nog maar verergeren, want de effecten van de ontbinding blijven momenteel niet meer beperkt tot verschijnselen van de bovenbouw - zoals populisme, vluchtelingenstromen, ecologie, de verrotting van ideologie maar tasten steeds meer en steeds directer de economische basis aan van het kapitalistische systeem [3], zoals we hebben gezien met de pandemie: de ongebreidelde verspreiding van het virus heeft de wereld in een diepe crisis gestort, vergelijkbaar met de krach van 1929.
De huidige moeilijkheden van de Nederlandse bourgeoisie om een nieuwe stabiele regering te vormen, die de natie door de huidige en de komende stormen kan leiden, brengt op treffende wijze tot uitdrukking de tendens van het ‘ieder voor zich’, dat zo langzamerhand tot alle uithoeken van de burgerlijke maatschappij doordringt. [4] En met de kortetermijnpolitiek, die in de fase van de ontbinding steeds meer begint te overheersen, zullen de economische voorwaarden alleen maar verslechteren, waarvan de gevolgen ongetwijfeld op de uitgebuite delen van de bevolking en met name op de arbeidersklasse afgewenteld zullen worden.
Dennis / 2021.06.07
[1] De zogeheten kindertoeslagaffaire bestond erin dat tienduizenden ouders in Nederland in de afgelopen jaren door de belastingdienst onterecht beschuldigd werden van fraude met de kinderopvangtoeslag. Hierdoor zijn deze gezinnen in zware problemen gekomen die zich niet allen beperken tot financiële problemen, maar ook problemen betreffen rondom huisvesting, zorg en de opvoeding van kinderen. Het werd een heuse affaire vanwege het feit dat de regering de ernst en de omvang deze beschuldigingen niet bekend wilde maken aan het parlement.
[2] Na tien jaar onafgebroken regeringsleider te zijn geweest, van 2010 tot 2020, is Rutte wat autocratische trekken gaan vertonen. Hij dicteert wat er moet gebeuren. Rutte en overheid is bijna synoniem geworden, zoals Ploumen van de PvdA onderstreepte: “Rutte gedraagt zich als een Zonnekoning.”
[4] De rellen in het weekend van 23 en 24 januari 2021 waren voor Nederlandse begrippen ongekend. Het waren niet eens de grote aantallen, maar het feit dat de rellen in 25 plaatsen tegelijk plaatsvonden, dat hier en daar teststraten vernield werden en in Twente zelfs een ziekenhuis werd aangevallen. Dit is een duidelijk bewijs dat de effecten van de ontbinding steeds meer om zich heen grijpen.
In de afgelopen maanden - in juli, augustus en november - vonden in verschillende delen van de wereld protesten plaats . waarbij op verwarde en tegenstrijdige wijze stemmen opgingen tegen de verplichte vaccinatie en de coronapas, die als ‘vrijheidsberovend’ worden beschouwd. De betogingen strekten zich uit van Australië tot Spanje, van Canada tot Kazachstan, met als het onbetwiste middelpunt Frankrijk, waar negen weekenden achtereen de mensen in verschillende steden de straat opgingen.
Ook in Nederland en België vonden protesten plaats. Onder de leus UnMuteUs had de evenementensector op 21 augustus en op 11 september in diverse steden betogingen georganiseerd tegen de lockdown maatregelen van de regering. Hieraan namen beide keren in totaal tussen de 50.000 en 100.000 mensen aan deel. Daarnaast waren er op 24 juli, 5 september en 3 oktober ook nog demonstraties van anti-vaxxers, alienfans en complotdenkers. Deze betogingen, waar gemiddeld 25.000 mensen aan deelnamen, werden gesteund door politieke partijen als Forum voor Democratie, door Viruswaarheid en Voorpost (een groep die een Groot-Nederlands ideaal nastreeft). Zelfs de Nederlandse driekleur ontbrak niet in deze protesten. In België vonden in dezelfde periode ook betogingen plaats zoals op zaterdag 4 september in Brussel tegen de verplichte vaccinatie en op zaterdag 16 oktober voor het hoofdkantoor van Pfizer in dezelfde stad. Omvangrijker was deze van 20 november met tot 35.000 deelnemers.
Wat is de betekenis van al deze protesten? Welke gevaren houden ze in voor de arbeidersstrijd? Hoe moet de arbeidersklasse ervoor waken dat ze zich niet mee laat slepen in de protesten en ‘opgelost’ wordt in de amorfe massa van het volk? Hoe groot is het gevaar dat haar klassebewustzijn erdoor vergiftigd wordt? Dit zijn enkele van de vragen die het hiernavolgende artikel probeert te beantwoorden, van levensbelang voor de strijd van de klasse, ook in Nederland en België.
In Frankrijk, waar de demonstraties massale proporties aannamen en waaraan in diverse steden iedere keer tienduizenden mensen deelnamen, nam dit de vorm aan van een algemeen anti-Macron front waarin politieke partijen van extreem links van het kapitaal tot extreem rechts, een mix van individuen of families, die verontwaardigd waren over een of andere regeringsverklaring of -beslissing, geïsoleerde arbeiders, en demonstranten die beweerden deel uit te maken van de beweging van de ‘Gele Hesjes’, allemaal bijeenkwamen. Het was moeilijk om niet te verdwalen in zo'n vormloze massa.
Deze demonstraties waren in geen geval een uiting van proletarische strijd. Integendeel, zij gaven uiting aan een primaire impuls van nationalisme, met de aanwezigheid van talrijke Franse nationale vlaggen [1] in de gelederen van de betogers, extreme verwarring, de erkenning van onmacht, de verwarring, en de overheersende irrationaliteit ten opzichte van een gezondheids- en sociale crisis die de hele kapitalistische wereld treft. Deze kristallisatie rond veelzijdige eisen, waarbij wantrouwen tegen de wetenschap wordt gecombineerd met oproepen tot verdediging van de ‘individuele vrijheden’, was inderdaad het gesprek van de dag in de media, waar tegenstrijdige, uiteenlopende en soms vergezochte belangen werden afgewogen tegen regeringsmaatregelen die ten onrechte werden voorgesteld als een uitdrukking van het algemeen belang en het algemeen welzijn dat wordt verdedigd tegen de Covid-19-pandemie en het uitbreken van een vierde besmettingsgolf. Zoals gewoonlijk werd iedereen opgeroepen zich op te stellen als ‘burger’ teneinde een kant te kiezen tegenover dit of dat gezondheids-, politiek of sociaal probleem, die allemaal afzonderlijk werden beschouwd, waardoor de verantwoordelijkheid van het kapitalistisch systeem in zijn geheel en zijn achterhaaldheid werd verdoezeld.
Ook al nam een minderheid van de arbeiders, die walgen van de houding en de leugens van de machthebbers, deel aan deze demonstraties, gaf zij vooral uiting aan een gevoel van frustratie, van machteloze woede, eigen aan de kleinburgerlijke lagen, en van het gebrek aan perspectief. Zo hadden de vakbonden, deze burgerlijke organen van de inkadering van de strijd, in het bijzonder zij die zich als het ‘radicaalste’ voordoen, zoals SUD-Santé of sommige afdelingen van de CGT, van de gelegenheid gebruik gemaakt om in verschillende steden zoals Marseille, Lyon, Toulouse, Bastia of regio's (Hauts-de-France) een reeks stakingen aan te kondigen om het personeel in de gezondheidszorg op te roepen zich te mobiliseren tegen het verplichte vaccin en de intrekking van de gezondheidspas te eisen. Zelfs bij de brandweerlieden, waarvoor dezelfde beperkende maatregelen waren afgekondigd, had de autonome ‘huis’ vakbond dit voorbeeld gevolgd. Dit alles in naam van de verdediging van de ‘keuzevrijheid’, d.w.z. op het terrein van het burgerlijk recht dat een echt vergif is voor de arbeidersklasse en haar revolutionaire perspectief. [2]
De extreemlinkse organisaties hadden hiervan ook geprofiteerd om de arbeidersklasse verder te desoriënteren door de verwarring te voeden tussen arbeiderseisen en de verdediging van ‘burgerrechten’, door deze beweging valselijk voor te stellen als ‘een springplank voor toekomstige arbeidersstrijd’. De bourgeoisie en haar verschillende politieke winkels, vooral, die van links en extreem links, weten heel goed hoe ze alle beschikbare middelen moeten aanwenden om de overdenking van de arbeiders over de crisis, over de chaos die hen omringt en de nalatigheid van de voorbije maanden te ondermijnen, door ten volle gebruik te maken van de ontbinding van het hele kapitalistische systeem en door met een valse air van eerbiedwaardigheid uit te leggen hoe de burgerlijkestaat het beheer van de crisis zou moeten aanpakken.
In werkelijkheid is de verslechtering van de situatie een nieuwe uiting, niet alleen van de nalatigheid van de bourgeoisie, maar vooral van de algemene onmacht van alle staten in de afgelopen anderhalf jaar, die niet in staat zijn de medische vooruitgang, de deskundigheid en de middelen te bundelen om de pandemie te bestrijden. Wij zijn getuige geweest van de ongebreidelde concurrentie tussen alle laboratoria en van het gebruik van vaccins als imperialistisch wapen door alle staten, onder invloed van de universele wet van de kapitalistische winst.
Hoezou zou een deel van de bevolking niet bang zijn dat we afstevenen op een gezondheidsschandaal na ruim anderhalf jaar van dagelijkse leugens van de autoriteiten? De regering heeft zich op een schaamteloze manier getooid met beweringen dat ze zich baseert op een rationele en wetenschappelijke visie, terwijl zij midden in de eerste golven van de pandemie bij vele gelegenheden de adviezen van wetenschappers in de wind sloeg, tegelijkertijd de meest opportunistische onder hen in de media naar voren schoof, het onverdedigbare verdedigde met betrekking tot het gebruik van maskers, de bescherming op het werk en in het vervoer, waarbij zij haar eigen nalatigheid relativeerde door walgelijke vergelijkingen te maken met meer catastrofale situaties. Al deze leugens, deze ontelbare halve waarheden en gebrekkige rechtvaardigingen van de regering, hebben natuurlijk een klimaat van wantrouwen geschapen onder de bevolking.
Maar afgezien van de twijfels en vooroordelen heeft de pandemie aanleiding gegeven tot een overvloed aan schemerige theorieën en waanzinnige beweringen, niet alleen op de sociale media waar de samenzweringstheoretici het meest actief zijn, maar ook in de media en van de kant van de politici zelf. Miljarden mensen zijn gevaccineerd sinds de eerste tests werden uitgevoerd, maar de zeldzame ‘gevallen’ van vermoede (en zelden bevestigde) dramatische bijwerkingen worden door pseudo-experts vreselijk opgeblazen, in weerwil van elke wetenschappelijke benadering, als ze niet zomaar verzonnen zijn.
Toch heeft Covid-19 wereldwijd meer dan vier miljoen mensen gedood, waarschijnlijk meer... maar geen vaccins! Covid-19 blijft muteren, infecteren en doden, vooral in delen van de wereld die zich geen grote vaccinatiecampagne kunnen veroorloven. Ook blijft de ziekte een steeds jongere, niet-gevaccineerde bevolking in de kernlanden besmetten en verzwakken. Toch blijven sommigen twijfelen aan de doeltreffendheid van vaccins en klagen over een vermeend ‘gebrek aan afstand nemen’ ten aanzien van ‘nieuwe technieken’ (die in feite niet nieuw zijn). Twijfel en scepcis zijn wetenschappelijke deugden, irrationeel wantrouwen niet!
De irrationele bezorgdheid die min of meer tot uiting komt in de beweringen van alle tegenstanders van vaccins is niet nieuw! Aan het eind van de 18e eeuw, toen de eerste pokkenvaccins werden ontwikkeld, was er ook al sprake van bijgelovige terughoudendheid ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek. Pasteur zelf kreeg, toen hij in 1885 het vaccin tegen hondsdolheid ontdekte, ook te maken met uitingen van dit soort ‘anti-vaxxers’. Hij werd ervan beschuldigd dieren te mishandelen en vaccins te hebben uitgevonden alleen om zijn eigen zakken te vullen! Bijna anderhalve eeuw later, ondanks ongekende vooruitgang in wetenschap en geneeskunde, blijft er wantrouwen bestaan in de meest achtergebleven sectoren van de heersende klasse en van de bevolking. Vandaag de dag gaat de irrationaliteit van samenzweerders zelfs zo ver dat men denkt aan mogelijke genetische modificatie door RNA-technologie of politieke en medische manipulatie, ten behoeve van een controle van de bevolking door de staat, via het inenten van 5G tijdens vaccinatie (sic)!
Als deze verschillende obscurantistische redeneringen weerstaan aan wetenschappelijke bewijsvoering, dan komt dat omdat zij zich aanpassen aan elk tijdperk en elke context. Maar vandaag hebben de dynamiek van de ideologische ontbinding van de kapitalistische maatschappij, het gevoel van machteloosheid tegenover de crisis, de voortschrijdende chaos, invloed op een beter opgeleide bevolking en doen ze niets anders dan het hele vermogen tot logisch, wetenschappelijk en politiek redeneren wegrotten in een vormloze massa van soms waanzinnige reactionaire opvattingen en visies.
Dit proces is de bourgeoisie niet vreemd: niet alleen hebben we gezien hoe politici van uiterst rechts en zelfs in de gelederen van traditioneel rechts volstrekt waanzinnige ideeën propageren, maar deze dwalingen hebben zich gemanifesteerd tot in de hoogste geledingen van de staat, waarbij Macron en zijn kliek openlijk wetenschappers denigreren of hun woorden verdraaien in een poging hun kortzichtige politiek te rechtvaardigen, zoals toen het staatshoofd beweerde dat hij alleen het bij rechte eind had tegen de epidemiologen.
De minder karikaturale deelnemers aan de betogingen stellen de vaccinatie niet ter discussie, maar verzetten zich tegen de gezondheidspas, die aanvankelijk aan de verzorgers werd opgelegd op straffe van ontslag, en weigeren aan zijn verkapte verplichting te voldoen om deel te nemen aan de meest alledaagse activiteiten, zoals naar de supermarkt, een café, een concert of de bioscoop gaan.
Deze twee realiteiten, anti-vaccinatie en anti-gezondheidspas, bestaan echter met zeer poreuze grenzen naast elkaar in gemeenschappelijke demonstraties waar dezelfde individualistische logica van verzet overheerst, zonder collectieve bezorgdheid over de voortduring van de pandemie, de verwoestingen die ze nog steeds aanricht en welke nog komen. Dit gebeurt in naam van de aanval op de ‘individuele vrijheden’, een totaal burgerlijk terrein.
Deze leuze ter verdediging van de democratische vrijheden is de grofste dekmantel voor de verdediging van de burgerlijke staat, het meest anti-arbeidersterrein dat er bestaat. De arbeidersbeweging heeft deze valstrik herhaaldelijk aan de kaak gesteld en stelde dat “zolang er een staat is, is er geen vrijheid. Wanneer er vrijheid zal bestaan, zal er geen staat bestaan”.[3]
Het revolutionaire perspectief
is het enige alternatief
De regering maakt van de situatie gebruik om de mensen tegen elkaar op te zetten door de spanningen en gevoelens van wrok aan te wakkeren. Door de propagandacampagnes op te voeren, door min of meer openlijk alle personen, die twijfelen en bang zijn, voor te stellen als totaal misleidende ‘anti-vaccinatie samenzweerders’, heeft de bourgeoisie een deel van de gevaccineerden ertoe aangezet om de tegenstanders van vaccinatie te beschouwen als gemakkelijke zondebokken en hen de schuld te geven van de nieuwe besmettingsgolven. Op die manier ontslaat ze het kapitalisme, de staat en zijn onverantwoordelijk optreden van elke schuld voor de huidige dramatische situatie. Voor de anti-vaxxers is hun mobilisatie tegen de ‘dictatuur’ van Macron een teken van verantwoordelijkheid om de verdediging van de democratie levend te houden, door de makke ‘schapen’, die zich onderwerpen aan de ‘vrijheidsberovende’ wetten van de gedwongen vaccinatie, aan de kaak te stellen en uit te schelden. Deze verdeeldheid maakt deel uit van een rampzalige logica van confrontatie, waarin de werkelijke inzet, de noodzaak een einde te maken aan de kapitalistische chaos, verdwijnt in een wirwar van verwarring en onmacht.
De uitingen van ergernis in de betogingen en onder de bevolking in het algemeen, heeft inderdaad de vorm aangenomen van ontreddering en van het gevoel onderworpen te zijn aan de dictaten van een arrogante regering, die het aantal inconsequenties ten aanzien van de pandemie heeft opgestapeld, door herhaaldelijk lockdowns op te leggen en warm en koud te blazen t.o.v. een bevolking, die nog steeds het einde van de tunnel niet ziet, door zich te beroepen op een schijnwetenschappelijke aanpak terwijl de burgerlijke nalatigheid de boventoon voerde.
Maar deze woede kan op geen enkele manier leiden tot een bewustzijn bij het proletariaat van de toenemende ineenstorting en de onoplosbare impasse van het kapitalistische systeem, wanneer dit verzet, deze afwijzing zich op oppervlakkige wijze, zonder afstand te nemen of na te denken, kristalliseren in een machteloze woede tegen een regering en een president die worden gevoeld als de bron van al het kwaad en die worden gezien als slechte, incompetente en inefficiënte beheerders van dit systeem.
Geconfronteerd met zo'n sociaal en ideologisch moeras dat de bourgeoisie dagelijks voedt en aanwakkert, zal het voor het proletariaat niet gemakkelijk zijn om te reageren op zijn klasseterrein van solidariteit om de werkelijke frontale aanvallen het hoofd te bieden, die in de komende tijd zullen worden ondernomen op zijn arbeids- en levensomstandigheden. Zijn klasseterrein is niet dat van de verdediging van de staat, de verdediging van de nationale economie en de Franse vlag. Het zal zijn klassezelfstandigheid in de strijd, in de organisatie van zijn gevechten, moeten verdedigen tegen alle krachten van de staat, aan de macht of niet, en dit onafhankelijk van de interklassistische bewegingen of de valse vrienden, meestal van links, die zullen proberen zijn woede af te leiden. Het proletariaat heeft helderheid en vertrouwen in zijn eigen kracht nodig om al deze valstrikken te verijdelen en dit vormt al een heel directe uitdaging n
Stopio/ 13.08. 2021
[1] In een betoging in Griekenland werden zelfs houten kruizen meegevoerd, een uiting van christelijk fundamentalisme.
[2] Ook in de VS, Griekenland en Italië hebben de vakbonden massaal de protesten gesteund. In Italië bijvoorbeeld ageerden de zes grootste vakbonden tegen het feit dat leraren een ‘groene pas’ nodig hebben om les te geven op school, en noemden dit ‘een eenzijdige keuze’ en een ‘dictaat’. In Turijn gingen 650 werknemers in staking omdat zij de verplichting van een ‘groene pas’ voor restaurants discriminerend vonden.
[3] Lenin, Staat en Revolutie,Hoofdstuk V: De economische grondslagen van het afsterven van de Staat [382]
Het uitbreken van een imperialistische oorlog is altijd een test geweest voor hen die beweren aan de kant van de wereldarbeidersklasse tegen het kapitalisme te staan. In 1914 maakte de oorlog een duidelijk onderscheid tussen de ‘socialisten’ en ‘anarchisten’ die zich schaarden om de verdediging van hun eigen heersende klasse en degenen die, zelfs ten koste van isolement en onderdrukking, vasthielden aan het principe dat de arbeiders geen vaderland hebben.
Terwijl deze scheidslijnen zeer duidelijk waren, was er ook een ‘centrum’, een ‘moeras’ dat bestond uit elementen die, om uiteenlopende redenen, niet in staat waren een ondubbelzinnig standpunt voor of tegen de oorlog in te nemen. Hetzij omdat zij holle frasen over vrede en gerechtigheid gebruikten om hun eigen neiging tot afdrijven naar het kapitalistische kamp te verbergen, hetzij omdat zij oprechte, zij het verwarde pogingen deden om in de tegenovergestelde richting te gaan - d.w.z. naar het proletarische kamp.
In de reacties op het huidige conflict in Israël/Palestina kunnen we soortgelijke patronen zien. In de belangrijkste steden van Europa en de VS hebben we talrijke demonstraties gezien waarin we werden opgeroepen om het ene kamp tegen het andere te kiezen: voornamelijk demonstraties die Palestijnse vlaggen droegen, en die werden gesteund door een scala van liberalen, sociaal-democraten, trotskisten, islamisten, en anderen. Deze marsen hadden tot doel de echte verontwaardiging over de brute Israëlische aanval op Gaza in dienst te stellen van een ruimer imperialistisch conflict. De leuzen ‘Vrij Palestina’ en ‘We zijn allemaal Hamas’ betuigen niet alleen hun steun aan nationalistische bendes die een nieuwe kapitalistische staat willen stichten, maar vallen ook samen met de imperialistische doelstellingen van Iran, Qatar, Rusland en China. Tegenover hen stonden kleinere groepen diehard zionisten voor wie Israël geen kwaad kan en die, als zij kritiek hebben op het beleid van de VS in het Midden-Oosten, alleen maar nog meer schaamteloze steun van de VS eisen voor Israëls imperialistische expansie. In beide gevallen ging het om mobilisaties vóór oorlog.
Maar er zijn er ook die deze bijeenkomsten afwijzen in naam van het internationalisme van de arbeidersklasse. De website ‘libcom.org’ bijvoorbeeld biedt ruimte aan diegenen - voornamelijk, maar niet alleen, groepen of individuen die zichzelf bestempelen als ‘klassenstrijdanarchisten’ - die zich verzetten tegen steun aan nationale bevrijdingsstrijd of het oprichten van nieuwe burgerlijke staten. Een bestudering van de thread ‘Jeruzalem en Gaza’[1] geeft voorbeelden van het scala aan groepen en meningen die zeggen dat ze zich met geen van beide kampen in het conflict identificeren. Of beter gezegd, het laat zien dat onder degenen die aanspraak maken op het internationalistische standpunt over deze en soortgelijke oorlogen, er opnieuw een ‘centrum’ is, een moerassige bodem waar proletarische standpunten vermengd worden met concessies aan de heersende ideologie, en dus aan rechtvaardigingen voor imperialistische oorlog.
Vandaag de dag zijn de meeste politieke stromingen die in de Eerste Wereldoorlog dit ‘centrum’ vormden, ofwel verdwenen, ofwel hebben zij definitief vrede gesloten met de bourgeoisie; velen van hen zijn teruggekeerd naar de sociaaldemocratische partijen die in het begin van de jaren 1920 duidelijk aanhangers van de kapitalistische staat waren geworden. In de huidige omstandigheden zijn de verschillende anarchistische groepen en tendensen de gebruikelijkste bewoners van het moeras: aan de ene kant gaan ze openlijk op in de linkervleugel van het kapitaal, aan de andere kant verdedigen ze uitgesproken internationalistische standpunten. Dit is duidelijk gebleken uit de reactie van de anarchisten op de oorlog in Israël/Palestina.
Aan de ene kant heb je anarchistische organisaties die bijna niet te onderscheiden zijn van de trotskisten. In het artikel van onze afdeling in Frankrijk wordt de Organisation Communiste Libertaire genoemd als een voorbeeld van dit soort anarcho-links: “Geconfronteerd met de uitbarsting van geweld, georkestreerd door een Israëlisch regime in het midden van een politieke crisis, geleid door een Netanyahu aan het eind van zijn Latijn, en bereid om de Palestijnen op te offeren om zijn continuïteit in de macht te verzekeren, zijn timide veroordelingen (of erger nog, verklaringen die Israëli's en Palestijnen tegenover elkaar plaatsen) niet genoeg. Het internationaal recht moet worden toegepast.”[2] . Een stichtelijk voorbeeld van anarchisten die zich beroepen op de fictie van het ‘internationaal recht’!
In de thread op libcom neemt de verklaring van een aantal ‘anarcho-communistische groepen’ in Oceanië een soortgelijk standpunt in. Terwijl ze beweren het nationalisme te veroordelen, roepen ze ons op partij te kiezen voor een ‘Palestijns verzet’ dat daar op de een of andere manier buiten staat. “De Israëlische bezetting is een naakte vorm van koloniale onderdrukking, en de Palestijnse slachtoffers ervan hebben het volste recht om zich ertegen te verzetten met alle middelen die in overeenstemming zijn met het uiteindelijke doel van bevrijding. (...) Er is geen grijs gebied, er zijn geen twee gelijkwaardige partijen in oorlog. De Palestijnse massa's verzetten zich tegen de onderdrukking.” [3] Aan het eind van het pamflet wordt een oproep gedaan aan mensen om deel te nemen aan een serie ‘Vrij Palestina’ demonstraties die in heel Australië worden georganiseerd.
In de VS spreekt de Workers Solidarity Alliance ook met twee tongen: aan de ene kant: “Wij steunen een visie van Joodse en Palestijnse arbeiders, boeren en onderdrukte mensen die vragen stellen bij en uiteindelijk breken met supremacistische, nationalistische en militaristische denkbeelden en ideologieën, en samenkomen in een gezamenlijke strijd om macht, voorrecht en haat te overwinnen door het opbouwen van wederzijdse hulp, intercommunautaire solidariteit en collectief zelfbeheer”. En in de volgende zin staat: “naar buiten toe verwelkomen wij Amerikaanse arbeiders die de boycot, desinvestering en sancties tegen Israël steunen, en openlijk protesteren tegen het voortdurende geweld in bezet Palestina”. Campagnes om deze of gene staat te boycotten volgen dezelfde logica als die van de ‘sancties’ die door de ene staat aan de andere worden opgelegd wegens het schenden van ‘internationaal recht’ of ‘mensenrechten’.
De keuzes die de initiatiefnemers van dergelijke campagnes maken, zijn op zich al veelzeggend. Het Syrische regime van Assad, gesteund door Rusland, is bijvoorbeeld rechtstreeks verantwoordelijk voor de meest afschuwelijke slachting onder de Syrische bevolking, maar je zult nooit linkse mensen aantreffen die marsen organiseren om dit bloedbad aan de kaak te stellen - sommige trotskistische groepen zien Assad zelfs als een anti-imperialistische kracht. Israël daarentegen wordt door de linkervleugel van het kapitaal stelselmatig omschreven als een staat die geen bestaansrecht heeft - alsof, vanuit het gezichtspunt van de arbeidersklasse, om het eender welke kapitalistische staat een ‘legitiem’ recht heeft om zijn uitbuiting en onderdrukking af te dwingen.
Daarentegen bevat de thread ook verklaringen van de CNT-FAI en van haar Russische afdeling, de KRAS, die deze oproep om partij te kiezen in het conflict vermijden en de grondbeginselen van een internationalistische reactie verdedigen. De KRAS (wiens verklaringen tegen de oorlog in de Kaukasus we in het verleden hebben gepubliceerd) zegt dat de problemen in Israël/Palestina “worden veroorzaakt door de belangen van macht en eigendom van de heersers en kapitalisten van alle partijen, en alleen samen met hen kunnen worden geëlimineerd - geëlimineerd door gezamenlijke strijd en, uiteindelijk, door de sociale revolutie van Joodse en Arabische arbeiders, gewone Israëliërs en Palestijnen.
De weg naar deze beslissing is moeilijk en lang. Te veel wanhoop, te vers de geur van vergoten bloed, de geesten van gewone mensen zijn te veel vergiftigd door Israëlisch (Zionistisch) en Arabisch nationalisme, te veel emoties woeden vandaag. Maar er is geen andere weg naar vrede in de lang geteisterde regio, alleen zo.
GEEN OORLOG! NEE TEGEN NATIONALISME, MILITARISME EN RELIGIEUS FANATISME VAN ALLE KANTEN!
NOCH ISRAËL, NOCH PALESTINA, MAAR EEN GEZAMENLIJKE KLASSENSTRIJD VAN DE WERKENDE MENSEN IN DE REGIO!”
Ook de verklaring van de Anarchist Communist Group (ACG) in het Verenigd Koninkrijk is vrij duidelijk over de afwijzing van nationale oplossingen:
“Omdat een oplossing voor het conflict uiteindelijk alleen een gemeenschappelijke, klasseloze en staatloze samenleving kan zijn, waarin mensen van verschillende religieuze (en niet-religieuze) alsook etnische achtergronden vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan. En de manier om dit te bereiken kan enkel de klassenstrijd zijn, waarbij arbeiders zich aan beide kanten verenigen om hun situatie te verbeteren en zo lang gekoesterde wrok te overwinnen. Het is de taak van de anarchistische en libertaire kommunistische beweging om precies hierop aan te dringen.”[4]
Toevallig werd de thread op libcom niet gestart door een anarchist, maar door een lid van de Socialistische Partij van Groot-Brittannië (SPGB). Deze groep, een fossiel uit de tijd dat de Tweede Internationale een proletarische organisatie was, handhaaft haar diepe illusies in een ‘parlementaire weg’ naar het socialisme, maar zij heeft nooit kapitalistische oorlogen of nationalistische strijd gesteund. De oorspronkelijke poster, ajjohnstone, linkt naar de officiële SPGB blog die een veelzeggende kritiek levert, niet alleen op het zionisme maar ook op het Palestijnse nationalisme: “Het is gemakkelijk te begrijpen waarom de armoedzaaiers in de Palestijnse vluchtelingenkampen de belofte van Palestijns zelfbestuur als een antwoord zouden kunnen zien. Helaas zijn de Palestijnen, net als de zionisten, gevallen voor een gevaarlijke mythe over het verleden; in hun geval, de mythe dat Palestina aan hen toebehoorde. Dat was niet zo: de meeste Palestijnen ploeterden voort op kleine stukjes land, onder het gewicht van enorme schulden, uitgebuit door een klasse van landheren. Palestina behoorde niet toe aan de Palestijnen, net zomin als het moderne Israël toebehoort aan de Israëlische arbeidersklasse. In 1930 had het gemiddelde plattelandsgezin in Palestina een schuld van 27 pond, wat ongeveer het jaarinkomen van zo'n gezin was. Volgens de cijfers van 1936 bezat een vijfde van één procent van de bevolking een kwart van het land! Het is duidelijk dat het Palestijnse boerenland van vóór Israël niet aan hen toebehoorde: in 1948 werden zij verdreven van land dat niet van hen was.
Zij moeten het zich nog realiseren, maar de arbeiders van de regio - ongeacht de nationale grenzen waar zij nu wonen - hebben een identiteitsbelang. Laten we hopen dat zij hun gemeenschappelijke belangen gaan inzien en het nationalisme en de religieuze onverdraagzaamheid verwerpen die valse verdeeldheid, geweld en rassenhaat in de hand werken. Wat nationalistische en religieuze geestdrift betreft, is er helemaal niets waarmee wij ons als socialisten kunnen identificeren, want beide zijn abstracties die de arbeiders van de regio hebben doordrenkt met een vals bewustzijn dat hen verhindert hun werkelijke klassenbelangen te identificeren”[5].
Tegelijkertijd lijken de berichten van deze kameraad op de thread van libcom, nadat hij het Palestijnse nationalisme de achterdeur uit heeft gejaagd, het weer door de voordeur binnen te laten met het idee dat de demonstraties en rellen van Palestijnen binnen Israël tijdens het conflict een ‘verzetsbeweging’ vormen die een hoopvol teken voor de toekomst biedt. De kameraad spreekt over “de belangrijke ontwikkeling van Palestijns-Israeli’s die nu vollediger deelnemen aan het verzet. Per slot van rekening zijn het de apartheidswetten die in Sheikh Jarrah worden toegepast en de aanvallen op de belangrijkste moskee die de huidige onrust hebben veroorzaakt... Als zo'n Palestijns-Israëlische anti-discriminatiebeweging groeit en politieke macht begint uit te oefenen buiten de Knesset, kan ik dat alleen maar zien als een positieve wending om de invloed van de zionistische heersende ideologie te ondermijne” [6]. Het is waar dat veel jonge Palestijnen de straat op gingen als reactie op de pogingen tot uitzetting van Arabische families in Oost-Jeruzalem, of op pogroms door zionistisch extreem-rechts, maar gezien het totale gebrek aan enig proletarisch antwoord op de oorlog binnen Israël/Palestina, gezien de lange geschiedenis van nationalistische verdeeldheid aangewakkerd door bijna onophoudelijke oorlogvoering, hebben deze mobilisaties de etnische botsingen en de sfeer van pogroms binnen Israël alleen maar verscherpt, en werden ze openlijk afgestemd op het militaire antwoord van Hamas uit de Gazastrook. In geen enkel opzicht bieden zij de basis voor een toekomstige vereniging van de Arabische en Joodse arbeiders tegen hun uitbuiters.
Die gevaarlijke deur werd ook geopend door een groep als de ACG, wiens verwarring over de ‘legitimiteit’ van de Zionistische staat wij in een vorig artikel bekritiseerden [7]. In dit geval ziet de ACG iets positiefs in het feit dat de Palestijnse demonstraties en de ‘algemene staking’ werden georganiseerd door comités van het gewone volk in de wijken, in plaats van door de traditionele Palestijnse organisaties. “De Palestijnse massa's moeten zelf georganiseerd worden en buiten de controle van Hamas of de PLO-facties vallen - tot op zekere hoogte gebeurt dit al...” De ACG citeert vervolgens uit 927 Magazine [383]. “Een buitengewoon kenmerk van de demonstraties is dat ze in de eerste plaats niet worden georganiseerd door politieke partijen of politici, maar door jonge Palestijnse activisten, buurtcomités en basiscollectieven.”
Dit roept herinneringen op aan de voornaamste anarchistische reactie op de oorlog in Spanje in de jaren 1930, toen het feit dat industrieën en boerderijen ‘zelfbeheerd’ werden door de arbeiders anarchisten ertoe bracht een revolutie in wording te zien, terwijl de werkelijkheid was dat deze structuren volledig waren geïntegreerd in de ‘anti-fascistische’ oorlogsinspanning - een imperialistisch conflict aan beide zijden dat de weg bereidde voor de oorlog van 1939-45.
In tegenstelling tot deze dubbelzinnige houdingen zijn de standpunten van de groepen van kommunistisch links waarnaar in de thread verwezen wordt - de IKS [8] en de Internationalist Communist Tendency (ICT) [9] - ondubbelzinnig. Terwijl weinig anarchistische groepen een echt begrip hebben van imperialisme, hekelen beide organisaties van kommunistisch links de imperialistische manoeuvres in de regio en de oorlogsmachines van Israël en Hamas, die alleen maar hun eigen imperialistische doelen of die van anderen kunnen dienen. De ICT-verklaring begint met de leus ‘noch Israël noch Palestina’ en erkent, net als het IKS-artikel, dat de pogromsfeer aan beide kanten van de sektarische scheidslijn bestaat: “De oplossing van de Israëlische regering is om fascistische groepen als ‘La Familia’ door Arabische wijken van steden als Lod te laten razen onder het motto ‘Dood aan de Arabieren’...De Arabische jongeren hebben teruggevochten en Joodse doelen aangevallen. Zij echoën de oproep van de fascisten door ‘Dood aan de Joden’ te roepen, een oproep die de emotioneel geladen beschuldiging van ‘pogrom’ van de Israëlische pers heeft losgemaakt. Maar er zijn nu pogroms aan beide kanten van dit ‘gemeenschappelijk geweld’ .
Er is ook een verklaring van de Angry Workers of the World (AWW), een ‘arbeideristische’ of ‘autonomistische’ groepering, die vrij duidelijk is in haar internationalistische houding en een heldere weerlegging biedt van alle illusies over de mobilisaties in de Palestijnse wijken, en de algemene staking in het bijzonder:
“De algemene staking die op 18 mei werd uitgeroepen ... werd over de hele wereld toegejuicht door links, dat de werkelijke inhoud ervan niet hadden onderzocht. Alleen al de uitdrukking 'algemene staking' was voor hen voldoende om aan te tonen dat er een echte actie van de arbeidersklasse had plaatsgevonden. Maar de staking zelf werd ‘van bovenaf’ uitgeroepen en was interklassistisch tot in de kern: Terwijl massale aantallen arbeiders staakten (slechts 150 van de 65.000 bouwvakkers deed mee, 5000 schoonmakers en 10% van de buschauffeurs bleven weg, etc.) werd de staking ook breed omarmd door professionals uit de middenklasse. De staking was in eerste instantie uitgeschreven door het Hoger Controlecomité, de feitelijke vertegenwoordiger van de Arabische middenklasse in Israël, en werd enthousiast opgepikt door Fatah en Hamas, die hun eigen arbeiders in de openbare sector opdracht gaven mee te doen. Deze partijen waren niet geïnteresseerd in de opbouw van arbeidersmacht, in feite hebben zij zich daar altijd actief tegen verzet. Het grote succes van de staking, daar waren alle leiders en verslaggevers het over eens, was de demonstratie van de eenheid van het ‘Palestijnse volk’, maar het had ook het diepere doel om de arbeidersklasse strakker te binden aan de burgerlijke instellingen die haar leiden”[10].
In de thread wordt opgemerkt dat de uitspraken van de ICT en de AWW verbale agressie en haat lijken te hebben opgeroepen. Maar internationalisten stellen kapitalistische oorlogen niet aan de kaak om populair te zijn. Zowel in 1914-18 als in 1939-45 kreeg de internationalistische minderheid die vasthield aan haar principes te maken met repressie door de staat en vervolging door nationalistisch tuig. De verdediging van het internationalisme wordt niet beoordeeld op haar onmiddellijke resultaten, maar op haar vermogen om een oriëntatie te bieden die in de toekomst kan worden overgenomen door bewegingen die werkelijk een proletarisch verzet vormen tegen de kapitalistische oorlog. Zo hebben degenen die in 1914 tegen de donkere vloed van het chauvinisme in opstand kwamen, zoals de bolsjewiki en de spartakisten, het terrein voorbereid voor de revolutionaire opstanden van de arbeidersklasse in 1917-18.
Amos
[2] Against the nationalist poison, international solidarity of all workers! | International Communist Current [385]
[3] Freedom for Palestine! Statement from Anarchist-Communist Groups in Oceania – Red and Black Notes [386]
[6] Posts 4 en 7 op de libcom thread
Sinds een aantal maanden vinden in de hele wereld in een razend tempo klimatologische rampen plaats: droogte, enorme branden, stortregens, modderstromen, overstromingen... Terwijl het aantal slachtoffers van de milieucrisis elk jaar in de miljoenen loopt en zelfs de machtigste staten steeds minder opgewassen blijken te zijn tegen de rampen, heeft het jongste rapport van de Inter-governmental Panel on Climate Change (IPCC) vastgesteld dat de klimaatverandering in het komende decennium een oncontroleerbare omvang zal aannemen.
In onze pers hebben wij er regelmatig op gewezen dat de werking van het kapitalisme aan de basis ligt van de opwarming van de aarde. Niet alleen worden klimaatrampen steeds verwoestender, talrijker en oncontroleerbaarder, maar ook raken de staten, na tientallen jaren van bezuinigingen, steeds meer gedesorganiseerd en slagen er dus steeds minder in de bevolking te beschermen, zoals we onlangs hebben gezien in Duitsland, de Verenigde Staten en China. De bourgeoisie kan de omvang van de catastrofe niet langer ontkennen maar blijft, vooral via haar ‘groene’ partijen, uitleggen dat de regeringen eindelijk krachtige maatregelen moeten nemen ten gunste van het milieu. Alle facties van de bourgeoisie hebben hun eigen favoriete oplossing: groene economie, terugdringen van de groei, lokale productie, enz. Al deze zogenaamde oplossingen hebben één ding gemeen: het kapitalisme kan worden ‘hervormd’. Maar de jacht op winst, de plundering van natuurlijke hulpbronnen, de waanzinnige overproductie van goederen zijn geen loutere ‘opties’ voor het kapitalisme, zij zijn de conditio sine qua non van zijn bestaan!
De verontwaardiging en de bezorgdheid over de dreigende catastrofe zijn immens, zoals blijkt uit de ‘klimaatbetogingen’ van 2019, die miljoenen jongeren mobiliseerde in talloze landen. Indertijd hebben wij er echter op gewezen dat deze betogingen plaatsvonden op een totaal burgerlijk terrein: de ‘burgers’ werden in feite opgeroepen om ‘druk uit te oefenen’ op de burgerlijke staat, die monsterlijke machine die bestaat ter verdediging de kapitalistische belangen, die aan de basis liggen van de ongekende verslechtering van het milieu. In werkelijkheid kan het klimaatprobleem alleen op wereldschaal worden opgelost, en het kapitalisme, waar naties elkaar meedogenloos te lijf gaan, is niet in staat een antwoord te bieden dat in verhouding staat tot wat er op het spel staat. De grote milieuconferenties, waar elke staat onder het mom van milieubescherming cynisch probeert zijn eigen smerige belangen te beschermen, zijn hiervan een huiveringwekkende illustratie. De enige klasse die werkelijk inhoud kan geven aan een internationalisme en een einde kan maken aan de anarchie van de productie, is de arbeidersklasse en de maatschappij die zij in zich draagt: het kommunisme
Na de zomer van 2021 waarin toekomstige rampen werden aangekondigd, zullen de milieubeweging en de linkse partijen van het kapitaal (trotskisten, stalinisten, anarchisten, sociaaldemocraten, enz.) proberen de klimaatmarsen weer op de kaart te zetten. Dit is een nieuwe poging van de bourgeoisie om de woede te kanaliseren in dezelfde politieke doodlopende straatjes: de ‘oplossing’ van de arbeidersklasse in het ‘volk’, illusies over het vermogen van de ‘democratische’ staat om ‘dingen te veranderen’. Daarom nodigen wij onze lezers uit om het internationale pamflet te lezen of te herlezen dat wij tijdens de eerste betogingen van 2019 hebben verspreid en die ook vandaag nog steeds haar volledige geldigheid behoudt n
De link naar het pamflet:
Na de enorme dip in het eerste jaar van de pandemie, zet de bourgeoisie in België sinds de afgelopen zomer volop in op een herstel van de economie. Als gevolg van de Covid-19 crisis is de context waarin dit ‘herstel’ zijn beslag moet krijgen zeer complex en onvoorspelbaar geworden en confronteert haar met een opeenstapeling van hindernissen die haar er onvermijdelijk toe zullen aanzetten de aanvallen op de werk- en levensvoorwaarden van de arbeiders op te voeren.
Voor de uitbraak van de pandemie in maart 2020 werd de Belgische economie al ernstig geteisterd door een verminderde concurrentiekracht, door een lagere economische groei dan het gemiddelde in de Eurozone, een relatief hoge de schuldgraad in de bedrijven en ook een vrij hoge staatsschuld [1].
Deze vaststelling bracht Bart Van Craeynest, hoofdeconoom bij Voka, ertoe zijn verontrusting te uiten over de permanente achteruitgang van de Belgische economie: “Na eerdere zware economische crisissen in de jaren 1970 en opnieuw na 2008 schakelde onze economie telkens naar een lagere versnelling. Het tempo van de ‘normale’ economische groei vertraagde toen om na de crisis nooit meer terug te keren naar het pré-crisis niveau. (...)Voor deze crisis was ons groeipotentieel al teruggezakt naar een magere 1,2%. Nog een versnelling lager gaan, kunnen we ons niet meer veroorloven.” [2].
De economische krimp in 2020 als gevolg van de pandemie was ongekend: 8,5%. Ze was groter dan de economische krimp van tien jaar geleden tijdens de financiële crisis en zelfs de grootste krimp sinds the Tweede Wereldoorlog. In 2021 wordt er een groei verwacht van 5,4%. Maar dat betekent niet dat de economie alweer uit het dal is geklommen. Als je cijfers van de verwachte groei in 2021 afzet tegen die van 2019, dan is nog er steeds een krimp van 3%. Herstel van enige betekenis zal zeker nog jaren in beslag nemen mits er in 2021 en 2022 natuurlijk een geleidelijk herstel met 3% of meer mogelijk is.
De financiële inspanningen om de economie overeind te houden tijdens de pandemie hebben de staatschuld in 2020 alleen al aanzienlijk doen toenemen: “De steunmaatregelen voor bedrijven en huishoudens hebben het overheidstekort onder druk gezet, dat 9,4% van het BBP bedroeg. Als gevolg van het hoge tekort en de daling van het BBP is de overheidsschuld opgelopen tot 114,1% van het BBP” [3]. Diezelfde staatsschuld zal in 2021, ondanks het kwetsbare economische herstel, met een geraamd begrotingstekort van circa 6,8%, niet of nauwelijks afnemen. Volgens De Tijd wordt het nominale tekort voor 2021 van de federale regering en de drie gewestelijke regeringen tezamen geraamd op 7,28% van het BBP, ofwel 35,7 miljard euro.
Daar komt nog bij dat “De tekorten van 2020-2021 maar gedeeltelijk tijdelijk zijn. Volgens de ramingen van het Planbureau (en bevestigd door andere organisaties) blijven we na deze crisis met belangrijke tekorten zitten” [4]. De toename van de schulden in de laatste anderhalf jaar, zowel bij de federale en gewestelijke regeringen als bij het bedrijfsleven, hebben de grondslag voor ieder herstel oneindig moeilijker gemaakt. De basis is veel wankeler geworden, waardoor de economische schokken (zoals de toename van de inflatie en de energieprijzen vandaag) zich veel sneller aandienen, met grotere gevolgen.
De massale staatsinterventies van de laatste anderhalf jaar hebben weliswaar één op de twee faillissementen weten te voorkomen en vermeden dat de werkloosheid explodeert, maar de verwachting is dat het einde van het corona-infuus toch een golf van faillissementen zal veroorzaken. Het betreft hier vooral vele kleine en middelgrote ondernemingen die hun schulden, welke tot nu toe gedeeltelijk gefinancierd werden door de staatssteun, niet lang meer zullen kunnen betalen. Vooral in de non-food detailhandel, maar ook in sectoren zoals de horeca, evenementen, toerisme zijn nog veel faillissementen en ontslagen te verwachten. Bijna een kwart van de restaurants in de provincie Antwerpen, die volledige bediening aan tafel aanbieden, zit vandaag in zwaar weer[5].Tienduizenden arbeiders zullen geheel of gedeeltelijk werkloos worden.
Zolang het virus niet is verdwenen en zwaar blijft wegen op de maatschappij en de economie is het adagio van de bourgeoisie in België is ‘te leren leven met het virus’, zelfs al gaat dat ten koste van de gezondheid van de werkers en hun gezinnen. De economie moet tot elke prijs aan de gang worden gehouden: ‘the show must go on’. Ook tijdens derde golf in 2021 was haar politiek er al op gericht de belangrijkste sectoren van de economie open te houden, alsmede de crèches en scholen natuurlijk, om de aanwezigheid van de arbeiders op het werk te kunnen verzekeren.
De bourgeoisie probeert uit alle macht een terugval van het broze herstel te voorkomen. Het parool bij de nieuwe regeringsverklaring voor de begroting van 2022 was ‘niet de groei afremmen, maar ondersteunen’. In deze context heeft de federale regering besloten om een deel van de economische corona-steunmaatregelen in België te verlengen tot 31 december 2021(vereenvoudigde procedure tijdelijke werkloosheid, crisisoverbruggingsrecht voor sectoren vanaf een omzetdaling van 65%).
Ook arbeiders krijgen nog wat kruimels toegeworpen voor hun bijdrage aan het openhouden van de economie: 0,4% loonsverhoging over een periode van twee jaar (wat de uitgeklede prijsindex niet compenseert), een verhoging van het wettelijk minimumloon, een vermindering de sociale bijdragen op de laagste brutolonen die enkele tientallen euro’s oplevert per jaar,de gefaseerde afschaffing van bijzondere bijdrage op de sociale zekerheid voor de lagere en middeninkomens, wat een voordeel oplevert van 50 euro voor eenpersoons- en150 euro per jaar voor een tweepersoonshuishouden. Tenslotte krijgen de arbeidersmet het laagste inkomen een eenmalige vergoeding van 80 euro voor de gestegen energieprijzen. De bedoeling van deze ‘toegevingen’ is een rookgordijn op te trekken om de aandacht van de arbeiders af te leiden van de komende plannen van de regering.
De discussies over deze steunmaatregelen zijn gerommel in de marge. De echte grote bedragen betreffen het verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, het opkrikken van de tewerkstellingsgraad en niet te vergeten de energietransitie naar meer duurzame energiebronnen. Dat zijn de pistes die, naast de toenemende ontslagen, op termijn een ernstige aanval op het levensomstandigheden van de arbeidersklasse zullen inhouden.
1. Een strengere controle op de langdurig zieken
De regering is van plan om de langdurig zieken een strenger regime op te leggen met een meer strikte ‘begeleiding’ naar hetzelfde of ander werk. Zo wil ze 5.000 langdurig zieken per jaar terug aan het werk te krijgen. Gebrek aan medewerking aan deze ‘begeleiding’ kan worden gestraft met een korting op de uitkering. Deze straf is voorlopig maar gering (2,5% van de uitkering), maar daarmee is een hindernis overwonnen en zullen er ongetwijfeld meer stappen volgen om de druk op de langdurig zieken en ook de werklozen op te voeren. Het plan hierachter is om de tewerkstellingsgraad op te krikken naar 80%.
2. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 67 jaar in 2030
Dat de tewerkstellingsgraad in België naar verhouding zo laag is komt ook omdat er relatief weinig arbeiders boven de 60 jaar nog aan het werk zijn. Bovendien drukken de pensioenuitkeringen te zwaar op de staatsuitgaven. Daarom moet de pensioengerechtigde leeftijd omhoog. Het principebesluit daarover is al lang geleden genomen, maar de concrete uitvoering, die in 2025 van start moet gaan,dient nog uitonderhandeld te worden met de vakbonden, hetgeen nog heel wat gekonkel en maneuvers zal inhouden.
3. De energietransitie: over kernenergie en gascentrales.
De overstap naar een andere vorm van duurzame energieopwekking wordt doorgezet [6]. Die kosten (bouw van nieuwe gascentrale of langer openhouden van enkele kerncentrales) zullen ettelijke miljarden bedragen en zullen zo goed als zeker aan de gebruiker worden doorberekend via een gepeperde maandelijkse energierekening. Daarnaast dreigen ook vliegtuigreizen duurder te worden, terwijl nieuw aangekochte huizen verplicht geïsoleerd moeten worden en diesel- of benzinevoertuigen vervangen moeten worden door elektrische exemplaren, hetgeen de kosten voor het levensonderhoud ook sterk zal opdrijven.
Covidcrisis, economische crisis, klimaatcrisis en woningcrisis, uitingen van de kapitalistische ontbinding
De verschillende crises volgen elkaar steeds sneller op, met steeds ingrijpender gevolgen: de Covidcrisis, de economische crisis, de klimaatcrisis, de wooncrisis. En de bourgeoisie heeft geen oplossing.
1. De Covid-19 crisis. Aan het einde van de zomer stelde de bourgeoisie het voor alsof de Covidcrisis achter de rug was,maar nog geen maand later nam het aantal infecties opnieuw hand over hand toe. We zijn nu beland in een vierdegolf en zelfs daarna zal het nog niet gedaan met de Covidcrisis. Zolang het grootste deel van de wereldbevolking en een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking nog geen of onvoldoende antistoffen toegediend heeft gekregen, zullen nieuwe gevallen blijven opduiken in België. In de tussentijd kreunen de ziekenhuizen onder de druk, want al meer dan anderhalf jaar lang verricht het verplegend personeel zijn werk onder een zeer hoge druk.
2. De economische crisis. Volgens de bourgeoisie was die het gevolg van de algemene lockdowns, die in het hele land moesten worden afgekondigd. Maar nu er geen lockdowns meer zijn, worden we behalve met het dreigende ontslag van tienduizenden arbeiders, geconfronteerd met stijgende energieprijzen, een oplopende inflatie als gevolg van de verzwakking van de euro, een tekort aan productieonderdelen door de verstoring van de mondiale bevoorradingslijnen en van de geopolitieke instabiliteiten een gebrek aan arbeidskrachten waardoor zowel productie als dienstverlening regelmatig lamgelegd wordt. Een stabiel herstel van de economie lijkt voorlopig uitgesloten.
3. De klimaatcrisis. De gevolgen van de overstromingen, die de afgelopen zomer honderdduizenden gezinnen in Wallonië hebben getroffen en meer dan duizenden gezinnen dakloos hebben gemaakt [7], zijn nog verre van aangepakt. In november, vier maanden later, zitten tienduizend gezinnen nog altijd zonder water- of gasaansluiting. Veel mensen zijn nog op het Rode Kruis aangewezen voor warme maaltijden. Voor de heropbouw is minstens 4 miljard euro nodig en waarschijnlijk nog veel meer. De Waalse regering heeft nauwelijks armslag omdat ze reeds4 miljard in het rood staat. Desondanks weigert de regering De Croo meer dan 1,2 miljard voor te schieten om die heropbouw mogelijk te maken.
4. De woningcrisis. Net als Nederland kent België ook een woningcrisis [8].Er zijn 300 duizend Belgische huishoudens die op zoek zijn naar een fatsoenlijk onderkomen. Het grote tekort aan woningen in de sociale sector, slechts 7% van het totale aantal woningen, duwt mensen richting de private huurmarkt, terwijl bijna de helft van de huurhuizen in de private sector niet voldoet aan de basisvoorzieningen. Veel gezinnen zijn genoodzaakt hun toevlucht te zoeken in krotten, garageboxen en overbevolkte kamers driehoog achter [9]. In 2016 constateerde het Europees Comité voor Systeemrisico's (ESRB) dat in verband met de aankoop van een woning de schulden van de gezinnen in België, waar 72% van de woningen koopwoningen zijn, gevaarlijk stijgen. Deze was in 2016 voor het eerst meer dan het gemiddelde in de eurozone.
Deze verschillende crises zijn in feite te herleiden tot één enkele crisis: de historische crisis van het kapitalisme. Het is een illusie om te denken dat er in het kapitalisme in verval een duurzaam herstel van de economie mogelijk zal zijn. Het kapitalisme wordt al een eeuw lang, en vooral sinds het einde van de jaren 1960, geteisterd door een permanente economische crisis. En sedert een 30-tal jaren sleurt het de wereld mee in een hels spiraal van verrotting en bloedige barbaarsheid.
Tijdens de vijf jaren van de regering Michel (2014-2019) gingen de reële lonen er 2,4% op achteruit, daalde het minimumloon en steeg het aantal werkende armen (met een inkomen van minder dan 60% van het mediane inkomen) met 16% [10]. Eurostat berekende dat van de 4,6 miljoen Belgen met een job er naar schatting 230.000 zijn die onvoldoende inkomen hebben om rond te komen. 1,8 miljoen Belgen hebben een inkomen dat zelfs onder de armoedegrens ligt [11]. En de voorbije coronaperiode maakte het bijzonder moeilijk voor de arbeiders om weerstand te bieden aan de druk van de bourgeoisie.
De laatste maanden lijkt deze trend te keren.
De strijd tegen loonsverlagingen, tegen langere werktijden, tegen de buitensporige werkdruk, tegen de personeelstekorten, tegen de prijsstijgingen is de essentiële basis om de aanvalsplannen van de bourgeoisie te weerstaan. Vandaag laat het verzet zich schuchter zien door acties in diverse sectoren, zoals D’Ieteren Centers van 1 tot 21 september, onder het ziekenhuispersoneel in Brussel op 6 september, bij Ikea in Luik op 16 september, op de luchthaven Charleroi op 20 september, bij de NMBS op 8 oktober, bij Lidl en ALDI in de 2e helft van oktober.
De omstandigheden voor de strijd van de arbeidersklasse zijn echter zeer ingewikkeld en tegenstrijdig. Terwijl sommige sectoren zwaar getroffen zijn door Covidcrisis en te maken hebben met herstructureringen, sluitingen en ontslagen, zijn er sectoren die te kampen hebben met een tekort aan arbeidskrachten, en de arbeiders een groeiende werkdruk opleggen. Daarenboven is het besef van een uitgebuite klasse die staat tegenover het kapitaal nog steeds nagenoeg afwezig, zodat de nog kleine en geringe aantal arbeidersprotesten gemakkelijk van elkaar gescheiden kunnen worden en de arbeiders zelfs gemakkelijk meegesleept kunnen worden in burgerlijke bewegingen, zoals de klimaatprotesten [12] en de anti-vaccinatieprotesten[13]. Ook al begroeten we de strijd van de arbeiders tegen de verslechterende werkomstandigheden, de ontslagen en de korting van hun salarissen voor zover het de enige mogelijkheid is om de verslechteringen, opgelegd door het kapitaal, een halt toe te roepen, het pad naar de strijd als een verenigde klasse is geen snelweg.
De bourgeoisie, die zich ervan bewust is dat haar bezuinigingsplannen de woede van de arbeiders op kan wekken, rekent op de vakbonden om elke strijd te saboteren, om voortijdige acties zonder vooruitzichten te lanceren, om de aandacht af te leiden naar valse wegen die het gevoel van onmacht tegenover de ellende vergroten. De vakbonden zijn experten in de verdeling van de arbeiders per sector, per fabriek, per categorie. Tijdens de lockdowns hebben we gezien hoe zij manoeuvreerden om de arbeiders van de ‘performante’ bedrijven af e zonderen van die van de ‘minder performante’ bedrijven. Vandaag worden de onderhandelingen over het loonakkoord door de vakbonden sector voor sector gevoerd: de NMBS, dan het onderwijs, dan de ziekenhuissector... Zo versterken zij het idee dat er geen klasse, maar verschillende categorieën arbeiders met onderscheiden belangen bestaan.
Maar het kapitalisme is nog steeds een klassenmaatschappij, waarbij kapitaal en arbeid recht tegenover elkaar staan en absoluut tegengestelde belangen hebben. De arbeidersklasse, die als uitgebuite klasse deel uitmaakt van deze klassenmaatschappij, maar haar wezen als revolutionaire klasse alleen kan bevestigen als de negatie van de diezelfde maatschappij, heeft geen enkel belang bij de instandhouding van het systeem, dat elke dag een beetje meer wegzinkt in een economische crisis en die voor steeds grotere delen van de klasse leed en ellende veroorzaakt, en hen letterlijk in de kou zet.
In haar strijd kan arbeidersklasse niet rekenen op de vakbonden of links, hoe radicaal ze zich ook voordoen, ze kan zelfs niet rekenen op de zwakheden van de bourgeoisie, maar alleen op haar eigen kracht, dat wil zeggen: haar zelforganisatie en bewustzijn. Alleen in en door de strijd kan ze haar zelfvertrouwen en eigen identiteit als klasse terugvinden en zich bewust worden van de inzet van de strijd. Meer dan ooit stelt zich de noodaak van de omverwerping van deze historisch seniele productiewijze,een gemakkelijkere weg bestaat er niet.
Dennis / 2021.11.16
[1] Zie: Ecolo/Groen en Vlaams Belang, de winnaars van de verkiezingen: De gevaarlijke misleidingen van de groene ideologie en het populisme [402]; Internationalisme 371.
[2] Bart Van Craeynest, Hervormingen zijn de weg uit deze crisis, waar wachten we op? [403]; 04-04-2021
[3] Banque nationale de Belgique [404]; 20-04-2021.
[4] Voka Paper, "De houdbaarheid van onze overheidsfinanciën [405]", juni 2021.
[5] Zie: Golf van faillissementen komt op ons af [406], 23-09-2021.
[6] In het artikel Covid-19 crisispolitiek in België: Achter de maskerade van ‘1 ploeg van 11 miljoen’, onverminderde tegenstellingen en verdeeldheid [407] (Internationalisme 374) hebben we uitvoerig uiteengezet hoe de Covidcrisis, zelf een uitdrukking en een versneller van de ontbinding van het kapitalisme, het ‘ieder voor zich’ oppookt en de tegenstellingen binnen de bourgeoisie op de spits drijft. De recente gebeurtenissen rondom de nieuw te bouwen gascentrale in Vilvoorde zijn een uitstekend voorbeeld van de tendens om het belang van de regio, of van de eigen partij te laten prevaleren boven het nationale belang.
[7] Zie: Overstromingen, droogte, branden... Kapitalisme leidt de mensheid naar een wereldwijde catastrofe! [408].
[8] Interview met Hugo Beersmans, woordvoerder van de Woonzaak, Wooncrisis: “Vlaanderen is sinds 2014 bevoegd voor Wonen maar weigert in te grijpen” [409], ICConline
[9] Zie artikel in dit blad: Het kapitalisme veroorzaakt de wooncrisis.
[10] Zie: Sociaal-economische barometer ABVV: op naar meer zekerheid en kwaliteit [410], 7 oktober 2019.
[11] Zie: Werken en toch in armoede leven: het bestaat ook in België; [411] 04-01-2019.
[12] Zie artikel in dit blad: Nieuwe ‘klimaatbetogingen’: Het kapitalisme vernietigt de planeet!.
[13] Zie artikel in dit blad: De verdediging van de democratie is geen vaccin tegen het kapitalisme, het is een dodelijk virus voor het proletariaat.
Ger Rolsma, kandidaat voorzitter van de PvdA in Nederland, verklaart op zijn blog: “Ik verzet mij tegen de liberalisering van de huizenmarkt”(Recht op wonen). In deze verklaring speculeert hij op onwetendheid van de jongere mensen. Immers, de liberalisering is geen politiek die pas vandaag speelt en bovendien is deze niet tegen de wil van de PvdA in gang is gezet. Integendeel: de PvdA stond in de jaren 1990 aan de wieg van de liberalisering van de huizenmarkt. Een snelle boostershot:
- Reeds met de regering Kok I, die aantrad in 1994, kregen de woningcorporaties geen subsidie of goedkope leningen van de staat meer voor de bouw van goedkope huurwoningen. Daarop begonnen diezelfde corporaties hun organisatie te runnen als commerciële onderneming en grote aantallen sociale huurwoningen te verkopen en onrendabele sociale huurwoningen te slopen.
- In 2000 publiceerde de regering Kok II een woningnota Mensen, Wensen Wonen, die vermeldde dat er in 2010 een eigen woningbezit gerealiseerd moest zijn van 65% van het totale woningbestand. Om dat te kunnen verwezenlijken was het nodig dat er jaarlijks 20 duizend private en 50 duizend sociale huurwoningen omgezet werden in koopwoningen. (Zie: "Vrije markt, vrije toegang? [412]")
- Zo zijn er dus tot aan 2009, op initiatief van de PvdA, waarschijnlijk een half miljoen sociale huurwoningen uit het bestand verdwenen. In de periode 2009-2015 zijn er volgens de Woonbond in ieder geval 262.400 verdwenen (De Woonbond, "Groot tekort sociale huurwoningen") en in de afgelopen 5 jaar naar verluid nog eens 100.000. Dat bekent dat er in de laatste 25 jaar tussen de 750 duizend en één miljoen sociale huurwoningen zijn verdwenen, een kwart van het totaal.
De gevolgen van deze operatie, die dus al 25 jaar aan de gang is, zijn vandaag te bespeuren in de naakte cijfers:
De koopwoningen zijn voor het gros van de starters inmiddels veel te duur geworden. Ze zijn dus aangewezen op huren. Maar de huren in de private sector zijn ook veel te duur. Blijft dus over de sociale huursector. Maar van dit soort woningen zijn er inmiddels zo weinig overgebleven dat je, om ervoor in aanmerking te komen in een stad als Amsterdam, al gauw vijftien jaar moet wachten. In de andere grote steden gaat het die kant ook op.
Bovendien verkeren minstens 80.000 sociale huurwoningen in een matige tot zeer slechte staat, zo blijkt uit de gegevens van de Autoriteit woningcorporaties. Huurders kunnen hierdoor te maken krijgen met lekkages, beschimmelde muren en plafonds, onbegaanbare balkons of rottende kozijnen. (Zie: Tienduizenden sociale huurwoningen in slechte staat en soms rijp voor de sloop [413]; RTL Nieuws, 18-09-2021)
In reactie op deze crisis in de huisvesting voor honderdduizenden woningzoekenden zijn in Amsterdam en Rotterdam verschillende comités opgericht, zoals Bond Precaire Woonvormen, Recht Op Stad, Niet Te Koop, en Verdedig Noord. Ze hebben het initiatief genomen tot protesten: op 12 september in Amsterdam en op 17 oktober in Rotterdam. Daarnaast werden er inmiddels ook woonprotesten georganiseerd in Tilburg, Nijmegen, Arnhem, Den Haag, Utrecht en Groningen.
Wonen is een essentieel aspect van het leven van de arbeidersklasse, maar dat betekent niet dat iedere strijd tegen de woningcrisis plaatsvindt op haar terrein. Delen van de arbeidersklasse hebben deelgenomen aan de huidige betogingen, maar ze deden dat op individuele basis, ‘opgelost’ in een vormeloze massa bestaande uit mensen uit verschillende lagen in de maatschappij. De arbeiders die meeliepen achter deze leuzen, zoals “Garandeer voldoende en betaalbare huizen!”, deden dat dus niet in de hoedanigheid als arbeiders maar als burgers, die door druk uit te oefenen, hopen dat de autoriteiten iets aan de woningnood gaan doen. Maar dat is ijdele hoop.
Dit huidige woningcrisis is namelijk niet alleen het gevolg van de liberalisering. Zelfs het terugdraaien van de liberalisering lost de crisis niet op. De woningnood is een kenmerk van het kapitalisme. Sinds het kapitalisme zich heeft gevestigd is het er nooit en nergens in geslaagd gedegen en betaalbare onderkomens voor de bevolking en met name voor de arbeidersklasse te realiseren. Dat komt omdat een woning in wezen een waar is waarvan de prijs, naast de prijs van de grond, in principe bepaald wordt door dezelfde factoren die ook de prijs van een auto of een winterjas bepalen.
Het artikel hieronder is een verkorte versie van een artikel dat op de engelstalige website is gepubliceerd [1]. Het behandelt vooral de woningcrisis in het Verenigd Koninkrijk, maar de analyse die hierin wordt ontwikkeld is volledig geldig voor alle andere kapitalistische landen, Nederland en België inbegrepen.
Er zijn sinds het midden van de jaren 1980 geen officiële cijfers meer verzameld over het aantal mensen dat kraakt in Groot-Britannië, maar een recent artikel in The Guardian meldde dat er tussen de twintig- en vijftigduizend mensen zijn die kraken, meestal wonend in langdurig verlaten panden[2]. Dit maakt deel uit van het algemene beeld van steeds meer mensen die worstelen om een dak boven hun hoofd te houden. Zo laten de verzamelde cijfers over dakloosheid de laatste jaren een toename zien: in Engeland meldden 110.000 gezinnen zich in 2011-12 bij hun lokale overheid als dakloos, een toename van 22% ten opzichte van het jaar daarvoor. 46% van deze gezinnen werd door de plaatselijke overheid als dakloos erkend, een stijging van 26% ten opzichte van het jaar daarvoor.
De liefdadigheidsorganisatie Crisis, van wier website de bovenstaande cijfers afkomstig zijn, onderstreept dat deze officiële cijfers waarschijnlijk zeer onnauwkeurig zijn, aangezien de meerderheid van de daklozen verborgen is omdat zij zich niet vertonen op plaatsen, zoals officiële opvangcentra voor daklozen, die de regering gebruikt om haar gegevens te verzamelen. Een andere indicator dat huisvesting een steeds groter probleem wordt, zijn de gegevens over het aantal mensen dat op straat slaapt. Uit officiële cijfers blijkt dat in 2011 in Engeland meer dan tweeduizend mensen op eender welke nacht op straat hebben geslapen, een stijging van 23% ten opzichte van 2010. Maar nogmaals, het werkelijke cijfer is waarschijnlijk veel hoger, aangezien niet-gouvernementele organisaties melden dat meer dan vijf en een half duizend mensen in 2011-12 alleen al in Londen op straat sliepen, een stijging van 43% ten opzichte van het voorgaande jaar.
Wereldwijd wordt naar schatting door ten minste 10% van de wereldbevolking gekraakt. Veel van de sloppenwijken rond steden als Mumbai, Nairobi, Istanbul en Rio de Janeiro bestaan voor een groot deel uit krakers.[3] De soorten huisvestingen, de diensten die de bewoners ter beschikking staan, of het gebrek daaraan, het soort werk dat verricht wordt en de samenstelling van de bevolking variëren. Alles tesamen laten ze echter zien dat,ondanks alle geproduceerde goederen en al het geld dat in de wereld circuleert, het kapitalisme nog steeds niet in staat is om op adequate wijze te voorzien in een van de meest elementaire menselijke behoeften. Het doel van dit artikel is te trachten de redenen hiervoor te onderzoeken.
Uitgangspunt is de erkenning dat de vorm die het huisvestingsvraagstuk onder het kapitalisme aanneemt bepaald wordt door de economische, sociale en politieke parameters van de burgerlijke maatschappij. In dit systeem zijn de belangen van de arbeidersklasse, en van andere uitgebuite klassen zoals de boeren, altijd ondergeschikt aan die van de bourgeoisie. Op economisch vlak zijn er twee belangrijke dynamieken. Enerzijds is huisvesting voor de arbeidersklasse een kostenpost en dus onderhevig aan dezelfde drang tot kostenvermindering als alle andere elementen die verband houden met de reproductie van deze klasse. Anderzijds kan huisvesting ook een bron van winst zijn voor een deel van de bourgeoisie, of die huisvesting nu aan de arbeidersklasse of aan een ander deel van de maatschappij wordt verstrekt. Op sociaal en politiek vlak werpt huisvesting vragen op voor de heersende klasse over gezondheid en maatschappelijke stabiliteit, maar de huisvestingskwestie biedt ook mogelijkheden voor zowelde fysieke als ideologische controle van de arbeidersklasse en andere uitgebuite klassen. Dit was zo in de begindagen van het kapitalisme en is ook nu nog zo.
In het vroege kapitalisme maakte het ontstaan van sloppenwijk een inherent deel uit van de kapitalistische ontwikkeling. De bourgeoisie heeft behoefte aan goedkope arbeidskracht, en de slechte voorzieningen, de demoralisatie en de ziektes nam zij in het begin van de industriële periode op de koop toe. In bepaalde gevallen profiteerde delen van de kapitalistische klasse ook van de verhuur van verpauperde appartementen en huizen aan de arbeidersklasse. Later, in de 19e eeuw, begon het kapitalisme oplossingen voor het woningvraagstuk te zoeken, mede omdat de gevolgen ervan niet beperkt bleven tot de arbeidersklasse. Deze hervormingen konden de essentie van het probleem niet oplossen. Hier verwijzen we graag naar het boek van Friedrich Engels, “Over het woningwprobleem”, waarin hij schrijft: “Dezelfde economische noodzaak, die [de sloppenwijk] op de ene plek schiep, schept ze ook op een andere. En zolang de kapitalistische productievorm bestaat, zolang zal het dom zijn een oplossing te zoeken voor alleen het woningprobleem of voor een willekeurig ander maatschappelijk vraagstuk, dat het lot van de arbeiders aangaat”.Wat hierop volgt is een verdere illustratie van de onmacht van de bourgeoisie om een oplossing te vinden op het woningvraagstuk.
De Eerste Wereldoorlog liet een tekort van 610.00 huizen na in Engeland, waarbij veel vooroorlogse sloppenwijken onaangeroerd bleven. In de nasleep van de oorlog kregen de plaatselijke autoriteiten de bevoegdheid om krottenwijken te ontruimen en huurwoningen te bouwen. Tussen 1931 en 1939 werden meer dan 700.000 woningen gebouwd, waardoor viervijfde van de mensen die in krottenwijken woonden opnieuw gehuisvest werd [3]. Veel van de nieuwe huizen werden gebouwd in grote buitenwijken aan de rand van grote steden zoals Liverpool, Birmingham, Manchester en Londen. Sommige plaatselijke autoriteiten experimenteerden met de bouw van flatgebouwen. Deze inspanningen vielen echter in het niet bij de twee en een half miljoen woningen die particulier werden gebouwd en verkocht aan de middenklasse en de beter betaalde delen van de arbeidersklasse. Toch betekende dit niet het einde van de sloppenwijken en bleef de ernstige overbevolking in veel volkswijken bestaan. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een terugval toen de woningbouw vrijwel stil kwam te liggen en de binnensteden werden blootgesteld aan bombardementen. De naoorlogse periode was getuige van het meest gecoördineerde woningbouwprogramma van de staat in de Britse geschiedenis, dat zijn hoogtepunt bereikte aan het eind van de jaren 1950, toen er jaarlijks meer dan 300.000 sociale woningen werden gebouwd. De bouw van grote torenflats was ditmaal een prominenter kenmerk. Er werd ook steun gegeven aan de particuliere bouw en in 1975 was 52,8% van de woningen particulier bezit, vergeleken met 29,5% in 1951 (particuliere huurwoningen daalden in dezelfde periode van 44,6% naar 16%)[4].
In Groot-Brittannië en de andere grote kapitalistische mogendheden maakte de naoorlogse periode enkele belangrijke veranderingen op het gebied van huisvesting mogelijk. De naoorlogse ‘boom’, die gebaseerd was op de zeer aanzienlijke verbeteringen van de productiviteit na de verwoesting van de oorlog, gaf de staat de middelen om de uitgaven op een aantal gebieden, waaronder huisvesting, te verhogen. Zoals reeds werd opgemerkt, waren enkele belangrijke arbeiderswijken in de steden die productiecentra waren geweest, door bombardementen verwoest of beschadigd. De industrieën die zich na de oorlog ontwikkelden, zoals de automobielindustrie, leidden tot de bouw van nieuwe fabrieken, vaak buiten de oude concentraties. Dit vereiste de bouw van woningen voor de werkers. Er was ook een politiek motief om in maatschappelijke behoeften te voorzien en zo het risico van onrust na de oorlog te verminderen.
De naoorlogse ‘boom’ bereikte echter veel delen van de wereld niet. Daartoe behoorden enkele landen in het westen, zoals Ierland, waar ernstige armoede en sloppenwijken bleven bestaan tot de economische ‘boom’ die zich daar in de jaren 1980 ontwikkelde. Het omvatte vooral wat de ‘Derde Wereld’ wordt genoemd, die in wezen de continenten en landen omvat die het voorwerp waren van imperialistische overheersing door de grote kapitalistische landen. Kortom, het grootste deel van de wereld. Vanuit dit gezichtspunt wordt het duidelijk dat Engels' argument niet alleen bevestigd wordt, maar bevestigd wordt op een schaal die hij zich niet had kunnen voorstellen.
Vandaag de dag leven een miljard mensen in sloppenwijken en het merendeel van de wereldbevolking is nu stedelijk. De meeste van deze sloppenwijken bevinden zich in de ‘Derde Wereld’ en, in mindere mate, in delen van het oude Oostblok (wat ooit de Tweede Wereld werd genoemd). Dit is een nieuwe situatie. In het boek Planet of Slums, gepubliceerd in 2006, stelt de auteur, Mike Davis, dat “de meeste van de huidige megasteden in het Zuiden een gemeenschappelijk traject hebben: een regime van relatief langzame, zelfs vertraagde groei, vervolgens een abrupte versnelling tot snelle groei in de jaren 1950 en 1960, waarbij immigranten van het platteland steeds meer onderdak kregen in perifere sloppenwijken”[5]. De langzame of vertraagde groei in veel van deze steden was een gevolg van hun status als kolonie van de grote mogendheden. In India en Afrika vaardigden de Britse koloniale heersers wetten uit om te voorkomen dat de inheemse bevolking van het land naar de stad trok en om de bewegingen en levenswijzen van degenen die in de steden woonden te beheersen. Het Franse imperialisme legde soortgelijke beperkingen op in die delen van Afrika die onder zijn controle stonden. Het lijkt logisch om te denken deze beperkingen verband houden met de status van veel van deze landen als leveranciers van grondstoffen aan hun koloniale meesters. Maar zelfs in Latijns-Amerika, waar de koloniale hand aantoonbaar minder streng was, kon de plaatselijke bourgeoisie evenzeer gekant zijn tegen het binnendringen van hun plattelandsbevolking in de steden. Zo werd aan het eind van de jaren 1940 hard opgetreden tegen de krakers die naar stedelijke centra als Mexico Stad trokken als gevolg van de politiek van lokale industrialisatie ter vervanging van de import.
Dit veranderde toen het kolonialisme eindigde en het kapitalisme steeds mondialer werd. Steden begonnen in omvang en aantal toe te nemen. In 1950 waren er 86 steden in de wereld met een bevolking van meer dan een miljoen inwoners. In 2006 waren dat er 400 en in 2015 zullen dat er naar verwachting 550 zijn. De stedelijke centra hebben het grootste deel van de mondiale bevolkingsgroei van de afgelopen decennia geabsorbeerd en de stedelijke beroepsbevolking bedroeg in 2006 3,2 miljard[6]. Dit laatste punt benadrukt het feit dat in landen als Japan, Taiwan en, meer recentelijk, India en China deze groei gekoppeld is aan de ontwikkeling van de productie. In China zijn honderden miljoenen boeren van het platteland naar de steden getrokken, vooral die in de kustgebieden waar de meeste industrialisatie heeft plaatsgevonden; waarschijnlijk zullen er nog honderden miljoenen volgen. In 2011 was de meerderheid van de Chinese bevolking stedelijk[7].
Dit kan de indruk wekken dat het proces van de 19e eeuw zich voortzet; dat de chaotische ontwikkeling van het begin zal worden vervangen door een meer gestage opmars in de waardeketen van de productie met de daaruit voortvloeiende stijging van de lonen, de welvaart en de binnenlandse markten. Dit wordt gebruikt ter ondersteuning van het argument dat het kapitalisme dynamisch en vooruitstrevend blijft en dat het mettertijd de armen uit de armoede zal halen, de hongerenden zal voeden en de sloppenwijkbewoners zal huisvesten.
Dit is echter niet het volledige verhaal van de huidige periode. In veel andere landen is er geen verband tussen de ontwikkeling van steden en de daarmee samenhangende sloppenwijken, en de ontwikkeling van de productie.
De gevolgen zijn te zien in de sloppenwijken die veel steden in het Zuiden omringen. Terwijl het de megasteden zijn die de krantenkoppen halen, woont de meerderheid van de stedelijke armen in tweederangssteden waar vaak weinig of geen voorzieningen zijn en die weinig aandacht trekken. De verhalen over de levensomstandigheden van de bewoners van deze sloppenwijken die door Planet of Slums lopen, weerspiegelen delen van Engels’ analyse. In de binnensteden verdringen de armen zich niet alleen in oude woningen en in nieuwe panden die door speculanten voor hen zijn opgezet, maar ook op begraafplaatsen, boven rivieren en op straat zelf. De meeste sloppenwijkbewoners wonen echter in de periferie van de steden, vaak op land dat vervuild is, of land dat gevaar loopt op milieurampen of anderszins onbewoonbaar is. Hun huizen zijn vaak gemaakt van stukken hout en oude plastic zeilen, vaak zonder voorzieningen en onderhevig aan uitzetting door de bourgeoisie, alsook uitbuiting en geweld door de diverse speculanten, afwezige huisbazen en criminele bendes die het gebied beheersen. In sommige gebieden krijgen de krakers wettig eigendom en slagen zij erin het stadsbestuur zover te krijgen dat het basisdiensten verleent. Overal zijn ze het slachtoffer van uitbuiting. Net als in Engeland in de 19e eeuw valt er geld te verdienen aan ellende. Grote en kleine speculanten bouwen eigendommen, soms legaal, soms illegaal, en ontvangen huurprijzen die voor de gehuurde ruimte vergelijkbaar zijn met de duurste binnenstedelijke appartementen van de rijken. Het gebrek aan diensten biedt andere mogelijkheden, waaronder de verkoop van water.
De bourgeoisie blijft proberen om de huisvestingscrisis die haar maatschappij creëert ‘op te lossen’. Net als in het verleden is dit altijd beperkt door wat verenigbaar is met de belangen van het kapitalistische systeem en van de bourgeoisie binnen dat systeem. Enerzijds zijn er pogingen geweest om het probleem eenvoudigweg weg te bulldozeren, door miljoenen armen, of het nu arbeiders, ex-boeren, kleine handelaren of de afdankertjes van de maatschappij zijn, uit hun huis te zetten en in nieuwe krottenwijken te dumpen. Of op het open platteland, ver weg van de ogen, oren en neuzen van de rijken. Anderzijds is er een hele bureaucratie ontstaan om het huisvestingsprobleem op te lossen, met inbegrip van het IMF, de Wereldbank, de VN en zowel internationale als lokale NGO's; maar zij doen dit altijd binnen het kader van het kapitalisme. In dit geval is er sprake van een bijzonder ongewone bondgenootschap tussen zogenaamde radicalen die de armen ‘mondiger’ willen maken en internationale kapitalistische instanties zoals de Wereldbank die een marktoplossing willen vinden die ondernemerschap en eigendom aanmoedigt.
Tenslotte is er de onuitgesproken maar altijd aanwezige doelstelling om de uitgebuitenen te verdelen door middel van de gebruikelijke mix van coöptatie en onderdrukking. Zo eindigen organisaties die beginnen met radicale eisen, zoals groepen krakers, vaak in samenwerking met de heersende klasse zodra aan hen een paar concessies zijn gedaan. Onder sommige ideologen zijn er zelfs echo's van het verleden, zoals het idee dat de oplossing erin bestaat de armen wettelijk recht te geven op de grond waarop zij leven. Engels toont aan dat deze 'oplossing' snel terug zal leiden naar het oorspronkelijke probleem, omdat het niets verandert aan de basispremisse van de kapitalistische maatschappij die “de kapitalist de gelegenheid biedt om voor arbeidskracht te betalen wat deze kost, maar er veel meer uit te slaan dan deze kost door de arbeider te dwingen om langer te werken dan nodig is om boven de kosten uit te komen, die de arbeidskracht met zich meebrengt”[8].
In de oude kapitalistische kernlanden van West-Europa en de VS leidde de terugkeer van de open economische crisis aan het eind van de jaren 1960 tot twee grote veranderingen die van invloed waren op de huisvesting van de arbeidersklasse. De eerste was de noodzaak om de uitgaven van de staat, en met name de aan de arbeiders betaalde uitkeringen, te beperken; de tweede was de verschuiving van kapitaal van productieve investeringen naar speculatie waar de opbrengsten hoger leken.
De beperking van de overheidsuitgaven leidde eerst tot een vertraging van het aantal gebouwde sociale woningen en vervolgens, onder Thatcher, tot de verkoop van de sociale woningvoorraad en de beperking van verdere bouw door de plaatselijke autoriteiten. Maar dit alles is niet met Thatcher begonnen. Wij hebben reeds gewezen op de inspanningen van zowel de Tory- als de Labourregering om het bezit van een eigen woning zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog te bevorderen, voornamelijk door belastingverlaging voor hypotheken. De verkoop van sociale woningen verminderde niet alleen de kapitaalkosten voor de bouw van woningen, maar ook de kosten voor het onderhoud ervan, aangezien de nieuwe eigenaar hiervoor zelf verantwoordelijk was. Het idee dat het bezit van grondeigendom zou helpen om de dreiging van de arbeidersklasse in te dammen, gaat nog verder terug.
Financiële speculatie werd steeds koortsachtiger naarmate de strijd om een winstgevend rendement op kapitaal de afgelopen 40 jaar intensiever werd. De financiële deregulering die zowel Groot-Brittannië als de VS in de jaren 1980 kenmerkte, stelde de bourgeoisie in staat steeds complexere vormen van speculatie te ontwikkelen. In de jaren 1990 vloeide het geld naar een reeks nieuwe instrumenten die gebaseerd waren op de uitbreiding van krediet naar steeds grotere delen van de arbeidersklasse. De ontwikkeling van subprime-hypotheken in de VS was typerend in deze aanpak. Speculanten dachten dat ze veilig waren vanwege de complexe aard van de financiële instrumenten waarin ze investeerden, en de hoge rating die ze kregen van ratingbureaus als Standard and Poor. De ineenstorting van de subprime-markt in 2007 liet zien dat dit een illusie was en legde de basis voor de bredere ineenstorting die volgde, een ineenstorting waarvan de gevolgen nog steeds merkbaar zijn.
De eerste zeepbel op de huizenmarkt barstte in de jaren 1990 en stortte velen in negatief vermogen, wat leidde tot een groot aantal gedwongen verkopen. Deze keer is de bourgeoisie erin geslaagd de gevolgen te beperken, zodat er minder beslagleggingen zijn. Huisvesting is nu echter minder betaalbaar geworden door een combinatie van de blijvende stijgingen tijdens de zeepbellen, en de aanscherping van de kredietvoorwaarden na 2007, met als gevolg dat veel jonge mensen het zich niet langer kunnen veroorloven om te kopen. Tegelijkertijd is de huursector kleiner geworden. Het aanbod van de gemeente is beperkt en wordt streng gecontroleerd, met criteria waardoor jongeren veroordeeld zijn tot kleine en slechte huisvesting, als ze al niet in een B&B terechtkomen. Door de nieuwe beperkingen op de huursubsidie zullen gezinnen op straat worden gezet en genooodzaakt te verhuizen uit hun woongebied , waardoor een van de weinige opties het kraken van een van de duizenden leegstaande panden is. En zo keren we terug naar waar we begonnen.
Het antwoord op het woningvraagstuk
Het huisvestingsvraagstuk waarmee arbeiders en andere uitgebuite klassen over de hele wereld worden geconfronteerd, neemt in het ene land heel andere vormen aan dan in het andere, en verdeelt vaak de slachtoffers van het kapitalisme. Er kan een onoverbrugbare kloof lijken te bestaan tussen een jonge arbeider die in de marge van een stad als Peking of Mumbai een kraakpand bewoont op grond die onderloopt door overstromingen of vergeven is van industrieel vergif, en een jonge arbeider die in Londen niet in aanmerking komt voor een sociaal appartement of in Birmingham geen hypotheek op een huis kan krijgen. Toch is de vraag voor alle werkers hoe zij als mens kunnen leven in een maatschappij die ondergeschikt is aan de ontrekking van winsten van de velen voor de weinigen. En ondanks alle veranderingen in de vorm en de omvang van de vraag blijft de inhoud dezelfde. De conclusie van Engels blijft vandaag even geldig als meer dan een eeuw geleden: “In een dergelijke maatschappij is woningnood in het geheel geen toevalligheid, het is een noodzakelijk instituut; het probleem kan worden verholpen — samen met alle gevolgen van de hygiëne e.d. - maar alleen dan, wanneer de hele maatschappijstructuur die eraan schuldig is, fundamenteel wordt omgevormd” [9] n
North / 11.01.2013
[1] Capitalism produces the housing crisis [414]; ICC-online 2013
[2]The Guardian 03-12-2012, Squatters are not home stealers [415] [Nederlands: Krakers zijn geen huizenstelers]. Deel van de ideologische campagne om de nieuwe wet tegen kraken te legitimerenbestond eruit uitvoerig te publiceren over eigenaren van huizen die hun huis gekraakt terugvonden na een periode van afwezigheid.
[3] Stevenson British Society 1914-45, chapter 8 “Housing and town planning”. Penguin Books, 1984.
[4] Zie: Morgan, The People’s Peace. British History 1945-1990. Oxford University Press, 1992.
[5] Davis, Planet of Slums, Hoofdstuk 3, “The Treason of the State”, Verso 2006. Veel van het hieropvolgende is uit dit werk genomen.
[6] Ibid., Hoofdstuk 1, “The Urban Climateric”, pp. 1-2.
[7] UN Habitat, The State of China’s Cities 2012-2013, Executive Summary, p. VIII.
[8] Friedricht Engles, Over het woningprobleem, deel 2, “Hoe de bourgeoisie het woningvraagstuk aanpakt”. [416]
[9] Ibid. [416]
De burgerlijke maatschappij, verrot tot op het bot, ziek van zichzelf, spuwt opnieuw haar vuile stortvloed van ijzer en vuur uit. Elke dag vertoont de Oekraïense slachtpartij haar stoet van massale bombardementen, hinderlagen, belegeringen en kolommen vluchtelingen die met miljoenen op de vlucht slaan voor het spervuur van de oorlogvoerende partijen.
Temidden van de stroom propaganda die door de regeringen van alle landen wordt uitgestort, springen twee leugens in het oog: de eerste presenteert Poetin als een ‘waanzinnige alleenheerser’ die tot alles in staat is om de nieuwe tsaar van een heropgericht rijk te worden en de hand te leggen op de ‘rijkdommen’ van Oekraïne; de andere schrijft de hoofdverantwoordelijkheid voor het conflict toe aan de ‘genocide’ van de Russischtalige bevolkingsgroepen van de Donbass, die met gevaar voor eigen leven door de ‘heldhaftige’ Russische soldaten beschermd zou moeten worden. De bourgeoisie heeft er altijd alles aan gedaan om de werkelijke oorzaken van de oorlog te verbergen door ze in een ideologische sluier te hullen van ‘beschaving’, ‘democratie’, ‘mensenrechten’ en ‘internationaal recht’. Maar de echte oorzaak van oorlog is het kapitalisme!
Sinds Poetin in 2000 aan de macht kwam, heeft Rusland grote inspanningen gedaan om een moderner leger op te bouwen en opnieuw invloed te verwerven in het Midden-Oosten, vooral in Syrië, maar ook in Afrika met het zenden van huurlingen naar Libië, Centraal-Afrika en Mali, waar het steeds meer chaos zaait. De laatste jaren heeft het ook niet geaarzeld om rechtstreekse offensieven te lanceren, zoals in 2008in Georgië, en vervolgens door in 2014 de Krim en de Donbass te bezetten, in een poging om de achteruitgang van zijn invloedssfeer een halt toe te roepen, met het risico een grote instabiliteit aan de eigen grenzen te creëren. Na de terugtrekking van de VS uit Afghanistan meende Rusland te kunnen profiteren van de verzwakking van de VS en Oekraïne weer in zijn invloedssfeer terug te brengen, een gebied dat van essentieel belang is voor zijn positie in Europa en de wereld, vooral omdat Kiev dreigde toe te treden tot de NAVO.
Sinds de ineenstorting van het Oostblok is dit zeker niet de eerste keer dat er oorlog woedt op het Europese continent. De oorlogen op de Balkan in de jaren 1990 en het conflict in de Donbass in 2014 hebben het continent al ellende en verwoesting gebracht. Maar de oorlog in Oekraïne heeft nu al veel ernstiger gevolgen dan deze eerdere conflicten en illustreert hoe de chaos steeds dichter naar de belangrijkste kerngebieden van het kapitalisme opschuift.
Rusland, een van de grote militaire mogendheden, is rechtstreeks en op grote schaal betrokken bij de invasie van een land dat een strategische positie in Europa inneemt, aan de grenzen van de Europese Unie. Op het moment van schrijven heeft Rusland naar verluidt reeds 10.000 soldaten verloren en nog veel meer gewonden en deserteurs geteld. Hele steden zijn platgegooid door een regen van bommen. Het aantal burgerslachtoffers is waarschijnlijk aanzienlijk. En dit alles in nauwelijks een maand van oorlog [1]!
De regio ziet sindsdien een enorme concentratie van troepen en geavanceerd militair materieel, niet alleen in Oekraïne, met wapens, soldaten en huurlingen die van overal komen, maar ook in heel Oost-Europa met de inzet van duizenden NAVO-troepen en de mobilisatie van Poetin’s enige bondgenoot, Wit-Rusland. Verscheidene Europese staten hebben eveneens besloten hun bewapeningsinspanningen aanzienlijk op te voeren, in de eerste plaats de Baltische Staten, maar ook Duitsland, dat onlangs een verdubbeling van de begroting heeft aangekondigd voor zijn ‘defensie’.
Rusland van zijn kant dreigt regelmatig iedereen met militaire represailles en zwaait schaamteloos met zijn kernwapenarsenaal. De Franse minister van Defensie herinnerde Poetin er ook aan dat hij tegenover ‘nucleaire mogendheden’ stond, alvorens te kalmeren ten gunste van een meer ‘diplomatieke’ toon. Zonder zelfs maar te spreken over een nucleair conflict, moet gevreesd worden voor een groot industrieel ongeval. Heftige gevechten hebben reeds plaatsgevonden op de nucleaire sites van Tsjernobyl en Zaporizja, waar als gevolg van bombardementen (gelukkig administratieve) lokalen in brand zijn gevlogen.
Bovendien is er een grote migratiecrisis in Europa zelf. Miljoenen Oekraïners vluchten naar de buurlanden om te ontkomen aan de oorlog en de gedwongen rekrutering in Zelenski's leger. Maar gezien het gewicht van het populisme in Europa en de soms uitdrukkelijke wil van verschillende staten om migranten cynisch te gebruiken voor imperialistische doeleinden (zoals we onlangs hebben gezien aan de grens met Wit-Rusland of door de regelmatige dreigementen van Turkije aan het adres van de Europese Unie), zou deze massale uittocht op de lange termijn tot ernstige spanningen en instabiliteit kunnen leiden.
Kortom, de oorlog in Oekraïne houdt een groot risico in van internationale chaos, destabilisatie en vernietiging. Indien dit conflict niet zelf tot een nog dodelijker vuurzee leidt, dan vergroot het dergelijke gevaren niettemin aanzienlijk, met spanningen en risico's van ongecontroleerde ‘escalaties’ die tot onvoorstelbare gevolgen leiden.
Als de Russische bourgeoisie de vijandelijkheden heeft geopend om haar smerige imperialistische belangen te verdedigen, dan is de propaganda waarin Oekraïne en de westerse landen worden voorgesteld als slachtoffers van een ‘waanzinnige dictator’ niets anders dan een hypocriete maskerade. Maandenlang heeft de regering van de VS op provocerende wijze gewaarschuwd voor een dreigende Russische aanval, terwijl zij tegelijkertijd verkondigde dat zij geen voet op Oekraïens grondgebied zou zetten.
Sinds het uiteenvallen van de USSR is Rusland voortdurend bedreigd geweest aan zijn grenzen, zowel in Oost-Europa als in de Kaukasus en Centraal-Azië. De Verenigde Staten en de Europese mogendheden hebben de Russische invloedssfeer systematisch teruggedrongen door veel Oosterse landen op te nemen in de Europese Unie en de NAVO. Dit is ook de betekenis van de afzetting van de voormalige Georgische president Sjevardnadze in 2003 tijdens de ‘Rozenrevolutie’ die een pro-VS kliek aan de macht bracht, en van de ‘Oranjerevolutie’ in Oekraïne in 2004 en alle daaruit voortvloeiende conflicten tussen verschillende facties van de plaatselijke bourgeoisie. De actieve steun van de Westerse mogendheden aan de pro-Europese oppositie in Wit-Rusland, de oorlog in Nagorno-Karabach onder druk van Turkije (een NAVO-lid) en de onderlinge afrekeningen op het hoogste niveau van de Kazachse staat hebben het gevoel van urgentie binnen de Russische bourgeoisie alleen maar verscherpt.
Voor zowel het tsaristische als het ‘Sovjet’-Rusland is Oekraïne altijd een centrale factor geweest voor zijn buitenlands politiek. Oekraïne is voor Moskou immers de enige en laatste rechtstreekse toegangsweg tot de Middellandse Zee. Met de annexatie van de Krim in 2014 werd reeds gehoor gegeven aan deze noodzaak van het Russische imperialisme dat rechtstreeks bedreigd werd door de omsingeling door veelal pro-Amerikaanse regimes. De verklaarde wens van de Verenigde Staten om Kiev aan het Westen te binden wordt door Poetin en zijn kliek dan ook als een ware provocatie ervaren. In die zin is het offensief van het Russische leger, ook al lijkt het van meet af aan volstrekt irrationeel en gedoemd te mislukken, voor Moskou een wanhopige ‘machtsgreep’, bedoeld om zijn positie als wereldmacht te handhaven.
De Amerikaanse bourgeoisie, hoewel verdeeld over de kwestie, was volkomen helder over de situatie in Rusland en liet niet na Poetin tot het uiterste te drijven door het aantal provocaties op te voeren. Toen Biden uitdrukkelijk verzekerde dat hij niet rechtstreeks zou ingrijpen in Oekraïne, liet hij opzettelijk een vacuüm open, waarvan Rusland onmiddellijk gebruik maakte in de hoop zijn neergang op het internationale toneel te beteugelen. Het is niet de eerste keer dat de Verenigde Staten koelbloedig machiavellisme gebruiken om hun doel te bereiken: reeds in 1990 had Bush senior Saddam Hoessein in de val gelokt door te doen alsof hij niet wilde ingrijpen om Koeweit te verdedigen. We weten wat er daarna gebeurde...
Het is nog te vroeg om de duur en de omvang van de reeds aanzienlijke verwoestingen in Oekraïne te voorspellen, maar sinds de jaren 1990 hebben we de bloedbaden in Srebrenica, Grozny, Sarajevo, Fallujah en Aleppo gezien. Wie een oorlog begint, is vaak gedoemd daarin te verzanden. In de jaren 1980 betaalde Rusland een hoge prijs voor de invasie van Afghanistan, die leidde tot de implosie van de USSR. De Verenigde Staten hebben hun eigen fiasco's gehad, waardoor zij zowel militair als economisch verzwakt zijn. Al deze avonturen eindigden, ondanks schijnbare aanvankelijke overwinningen, in grote tegenslagen en verzwakten de strijdende partijen aanzienlijk. Indien het zich niet zou terugtrekken na een vernederende nederlaag zal het Rusland van Poetin er niet aan ontkomen om vast te lopen, zelfs als het erin zou slagen de grote Oekraïense steden in te nemen.
“Een nieuw imperialisme bedreigt de wereldvrede”[2], “Oekraïners vechten al honderden jaren tegen het Russische imperialisme”... [3].
“Het Russische imperialisme.” De bourgeoisie heeft alleen deze woorden in de mond, alsof Rusland de kwintessens van het imperialisme zou zijn tegenover het ‘weerloze Oekraïne’. In werkelijkheid zijn, sinds het kapitalisme zijn periode van verval is ingegaan, oorlog en militarisme fundamentele kenmerken van dit systeem geworden. Alle staten, groot of klein, zijn imperialistisch; alle oorlogen, of zij nu beweren ‘humanitair’, ‘bevrijdend’ of ‘democratisch’ te zijn, zijn imperialistische oorlogen. Dit werd reeds door de revolutionairen vastgesteld tijdens de Eerste Wereldoorlog: aan het begin van de 20e eeuw was de wereldmarkt door de grote kapitalistische naties volledig in exclusieve domeinen opgedeeld. Geconfronteerd met de toegenomen concurrentie en de onmogelijkheid om zich uit de wurggreep van de tegenspraken van het kapitalisme los te maken door nieuwe koloniale of commerciële veroveringen, bouwden de staten gigantische wapenarsenalen op en onderwierpen ze het hele economische en sociale leven aan de noden van de oorlog. In deze context brak in augustus 1914 de Wereldoorlog uit, een slachting die in de geschiedenis van de mensheidongeëvenaard was, een oogverblindende uitdrukking was van een nieuw “tijdperk van oorlogen en revoluties”.
Tegenover een felle concurrentie en de alomtegenwoordigheid van oorlog hebben zich in elk volk, groot of klein, twee verschijnselen ontwikkeld die de belangrijkste kenmerken vormen van de periode van het verval: staatskapitalisme en imperialistische blokken.“Het staatskapitalisme (…) komt overeen met de noodzaak voor elk land een maximum aan discipline van de verschillende sectoren van de maatschappij te garanderen, om botsingen tussen zowel de klassen als tussen de verschillende rivaliserende fracties binnen de heersende klasse zoveel mogelijk te reduceren, en vooral om het gehele economische potentieel te controleren en te mobiliseren en controleren. Op dezelfde wijze komt de vorming van imperialistische blokken overeen met de noodzaak om eenzelfde discipline aan de verschillende nationale bourgeoisieën op te leggen: om hun onderlinge tegenstellingen te beperken en hen te bundelen voor confrontatie tussen beide militaire kampen”[4]. De kapitalistische wereld was dus gedurende de gehele 20e eeuw verdeeld in rivaliserende blokken: Geallieerden tegen Asmogendheden, Westblok tegen Oostblok.
Maar met de ineenstorting van de USSR aan het eind van de jaren tachtig brak de laatste fase van het verval van het kapitalisme aan: de periode van zijn algemene ontbinding [5], die gekenmerkt werd door de verdwijning, gedurende meer dan 30 jaar, van de imperialistische blokken. De degradatie van de Russische ‘gendarme’ en de, de facto, ontwrichting van het Amerikaanse blok, opende de weg voor een hele reeks plaatselijke rivaliteiten en conflicten die door de ijzeren discipline van de blokken tot dan toe in de kiem waren gesmoord. Deze tendens naar ieder voor zich en toenemende chaos is sindsdien volledig bevestigd.
Vanaf 1990 probeerde de enige Amerikaanse ‘supermacht’ een minimum aan orde in de wereld te brengen en het onvermijdelijke verval van zijn eigen leiderschap een halt toe te roepen... door zijn toevlucht te nemen tot oorlog. Aangezien de wereld niet langer verdeeld was in twee gedisciplineerde imperialistische kampen, achtte een land als Irak het mogelijk een voormalige bondgenoot van hetzelfde blok, Koeweit, over te nemen. De Verenigde Staten lanceerden, aan het hoofd van een coalitie van 35 landen, een moorddadig offensief om iedere toekomstige verleiding te ontmoedigen om het optreden van Saddam Hoessein na te doen.
Maar de operatie kon geen einde maken aan het imperialistische ieder voor zich, een typische manifestatie van het proces van maatschappelijke ontbinding. In de Balkanoorlogen was de ergste rivaliteit tussen de mogendheden van het voormalige westerse blok, met name Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, al te zien. Naast de dodelijke Amerikaanse en Russische interventies, voerden zij al bijna oorlog tegen elkaar via de verschillende oorlogsvoerende partijen in het voormalige Joegoslavië. De terroristische aanslag van 11 september 2001 betekende een nieuwe belangrijke stap in de richting van chaos, die het hart van het wereldkapitalisme trof. Verre van de linkse theorieën over de vermeende Amerikaanse oliehonger, die door de rampzalige kosten van de oorlog onzinnig bleken, maakte deze context in feite dat de Verenigde Staten de invasies van Afghanistan in 2001 en opnieuw van Irak in 2003 moesten lanceren, in naam van ‘de oorlog tegen het terrorisme’.
In de tweede Golfoorlog stelden Duitsland, Frankrijk en Rusland zich niet langer tevreden met een positie achter Uncle Sam, maar weigerden ook hun soldaten in te zetten. Bovenal heeft elk van deze operaties slechts een zodanige chaos en instabiliteit teweeggebracht dat de Verenigde Staten uiteindelijk vastliepen, zodat zij twintig jaar later op vernederende wijze Afghanistan moesten verlaten. Ze lieten een puinhoop achter in de handen van de Taliban die zij waren komen bestrijden, net zoals zij reeds Irak hadden moeten verlaten, dat in de greep was van een immense anarchie die de gehele regio destabiliseerde, met name het buurland Syrië. Om hun positie als leidende macht in de wereld te verdedigen, zijn de Verenigde Staten dus de voornaamste verspreider van chaos geworden in de periode van verval.
Vandaag de dag hebben de VS ontegenzeggelijk imperialistische punten gescoord, zonder zelfs maar rechtstreeks te hoeven ingrijpen. Rusland, een oude tegenstander, is verwikkeld in een oorlog die het niet kan winnen en die, wat de uitkomst ook zal zijn, zal leiden tot een grote militaire en economische verzwakking. De Europese Unie en de Verenigde Staten hebben reeds kleur bekend: volgens het hoofd van de Europese diplomatie gaat het erom “de Russische economie te verwoesten”... en pech voor het proletariaat in Rusland, dat zal opdraaien voor al deze vergeldingsmaatregelen, alsmede voor het Oekraïense proletariaat dat het eerste slachtoffer en gijzelaar is van de ontketening van oorlogszuchtige barbaarsheid!
De Amerikanen hebben ook de NAVO weer onder hun controle gebracht, waarvan de Franse president verklaarde dat deze ‘hersendood’ was, waardoor hun aanwezigheid in het oosten aanzienlijk is versterkt en de belangrijkste Europese mogendheden (Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) gedwongen zijn meer van de economische last van het militarisme op zich te nemen voor de verdediging van de Europese oostgrenzen, een politiek die de Verenigde Staten al verscheidene jaren proberen door te voeren, met name onder het presidentschap van Trump en voortgezet door Biden, om hun kracht te concentreren tegen hun belangrijkste vijand: China.
Voor de Europeanen betekent de situatie een diplomatieke nederlaag van de eerste orde en een aanzienlijk verlies van invloed. Het door de VS aangewakkerde conflict was zo niet bedoeld door Frankrijk en Duitsland, die wegens hun afhankelijkheid van Russisch gas en de markt die het vertegenwoordigt voor hun eigen goederen, niets te winnen hebben bij het conflict. Integendeel, Europa zal te lijden hebben onder een verdere versnelling van de economische crisis onder invloed van de oorlog en de opgelegde sancties. De Europeanen moesten zich dus achter het Amerikaanse schild opstellen, terwijl de diplomatieke verzwakking, veroorzaakt door de lichtzinnigheid van Trump, hen hoop had gegeven op een sterke terugkeer van het oude continent op het internationale toneel.
Vormt het feit dat de grote Europese mogendheden gedwongen zijn zich achter de VS te scharen, het begin van een nieuw imperialistisch blok? De periode van ontbinding sluit op zich de vorming van nieuwe blokken niet uit, hoewel het gewicht van ieder voor zich deze mogelijkheid aanzienlijk belemmert. Niettemin wordt in deze situatie de irrationele wil van elke staat om zijn eigen imperialistische belangen te verdedigen in hoge mate versterkt. Duitsland heeft de uitvoering van de sancties enigszins vertraagd en blijft op eieren lopen om te voorkomen dat de Russische gasexport, waarvan het sterk afhankelijk is, wordt gesanctioneerd. Anderzijds heeft Duitsland, samen met Frankrijk, voortdurend ingegrepen om Rusland een diplomatieke uitweg te bieden, die Washington uiteraard probeert te vertragen. Zelfs Turkije en Israël proberen hun ‘goede diensten’ aan te bieden als tussenpersonen. Op termijn zouden de grote Europese mogendheden zich met hun verhoogde militaire uitgaven zelfs kunnen proberen te bevrijden van de Amerikaanse voogdij, een ambitie die Macron regelmatig verdedigt met zijn project ‘Europese defensie’. Hoewel de Verenigde Staten op korte termijn ontegenzeggelijk punten hebben gescoord, probeert elk land ook zijn eigen kaart te spelen, waardoor de vorming van een blok des te gemakkelijker in gevaar komt, omdat China van zijn kant geen enkele grote mogendheid achter zich kan verenigen en zich zelfs vertraagd en verzwakt ziet in de verdediging van zijn eigen doelstellingen.
De Amerikaanse bourgeoisie richtte zich met deze manoeuvre echter niet alleen en in de eerste plaats tegen Rusland. De confrontatie tussen de VS en China bepaalt vandaag de imperialistische verhoudingen in de wereld. Door een situatie van chaos in Oekraïne te creëren, wilde Washington vooral de opmars van China naar Europa belemmeren, door voor onbepaalde tijd de ‘zijderoutes’ te blokkeren die door de landen van Oost-Europa hadden moeten lopen. Na China’s zeeroutes in de Indo-Pacifische regio te hebben bedreigd met, onder andere, de oprichting van de AUKUS-alliantie in 2021[6], heeft Biden zojuist een enorme kloof gecreëerd in Europa, waardoor China zijn goederen niet over land kan vervoeren.
De Verenigde Staten zijn er ook in geslaagd aan te tonen dat China niet in staat is de rol van betrouwbare partner op het internationale toneel te spelen, aangezien het geen andere keuze heeft dan Rusland zeer zwakke steun te verlenen. In die zin maakt het Amerikaanse offensief dat wij thans meemaken deel uit van de bredere strategie om China in toom te houden.
Sinds de oorlogen in het voormalige Joegoslavië, Afghanistan en het Midden-Oosten zijn de Verenigde Staten, zoals we hebben gezien, de belangrijkste factor van chaos in de wereld geworden. Tot nu toe heeft deze tendens zich vooral in de perifere landen van het kapitalisme voorgedaan, hoewel ook de centrale landen er de gevolgen van hebben ondervonden (terrorisme, vluchtelingencrises, enz.). Maar vandaag creëert de leidende macht van de wereld chaos aan de poorten van een van de belangrijkste centra van het kapitalisme. Deze criminele strategie wordt geleid door de ‘Democraat’ en ‘gematigde’ Joe Biden. Zijn voorganger, Donald Trump, had een welverdiende reputatie als heethoofd, maar het is nu duidelijk dat om China te neutraliseren, alleen de strategie verschilt: Trump wilde met Rusland over akkoorden onderhandelen, Biden en de meerderheid van de Amerikaanse bourgeoisie willen het land laten leegbloeden. Poetin en zijn kliek moordenaars zijn geen haar beter, net als Zelenski die er niet voor terugdeinst een hele bevolking te gijzelen en op te offeren als kanonnenvoer in naam van de verdediging van het vaderland. En wat te zeggen van de hypocriete Europese democratieën die krokodillentranen huilen om de slachtoffers van de oorlog, maar tegelijkertijd fenomenale hoeveelheden militair materieel leveren?
Links of rechts, democratisch of dictatoriaal, alle landen, alle bourgeoisie leiden ons in volle vaart naar chaos en barbarij! Meer dan ooit is het enige alternatief voor de mensheid: socialisme of barbarij!
EG / 21.03.2022
[1] Ter vergelijking: tijdens de 9 jaar durende verschrikkelijke oorlog in Afghanistan verloor de USSR 25.000 soldaten.
[2] “Contre l’impérialisme russe, pour un sursaut internationaliste”, Mediapart (2 maart 2022). Dit artikel met zijn suggestieve titel grenst aan de klucht, vooral van de kant van zijn auteur, Eddy Plenel, een gepatenteerde oorlogszuchtige en groot verdediger van het Franse imperialisme.
[3] “To understand the Ukraine-Russia conflict, look to colonialism”, The Washington Post (24 februari 2022).
[4 [420]] “Oriëntatietekst: Militarisme en ontbinding” [255] (1er trimester 1991).
[5 [421]] “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [258]” (4e trimester2001).
[6 [422]] “Alliance militaire AUKUS : L’exacerbation chaotique des rivalités impérialistes [423]”, Révolution internationale nr. 491 (november-december 2021).
Er was slechts één nacht voor nodig om het gedonder van de kanonnen en het gehuil van de bommen weer te laten weerklinken in Oekraïne, aan de poorten van de historische wieg van het rottende kapitalisme. In een paar weken tijd zal deze oorlog van ongekende omvang en wreedheid hele steden hebben verwoest, miljoenen vrouwen, kinderen en bejaarden op de bevroren wegen van de winter hebben geworpen en ontelbare mensenlevens hebben opgeofferd op het altaar van het Vaderland. Charkov, Sumy of Irpin zijn nu velden vol ruïnes. In de industriehaven van Marioepol, die volledig met de grond gelijk is gemaakt, heeft het conflict het leven gekost aan niet minder dan 5000 mensen, waarschijnlijk meer. De verwoestingen en de verschrikkingen van deze oorlog doen denken aan de angstaanjagende beelden van Grozny, Fallujah of het verwoeste Aleppo. Maar waar het maanden, soms jaren duurde om tot een dergelijke verwoesting te komen, is er in Oekraïne geen sprake van een ‘moorddadige escalatie’: in nauwelijks een maand tijd hebben de oorlogvoerende partijen al hun krachten in het bloedbad geworpen en een van de grootste landen van Europa verwoest!
Oorlog is een angstaanjagend moment van waarheid voor het kapitalisme in verval: door zijn dodelijke machines tentoon te stellen, legt de bourgeoisie plotseling het schijnheilige masker van beschaving, van vrede en mededogen af dat zij pretendeert te dragen met de ondraaglijke arrogantie die kenmerkend is voor heersende klassen die anachronistisch zijn geworden. Hier vecht ze zich een weg door een razende stortvloed van propaganda om haar walgelijke gezicht als moordenaar beter te verbergen. Hoe kan men niet met afschuw worden vervuld bij het zien van deze arme Russische jongens, dienstplichtigen van 19 of 20 jaar, met hun puberale gezichten, omgevormd tot moordenaars, zoals in Boetsja en in andere onlangs verlaten plaatsen? Hoe kunnen we niet verontwaardigd zijn wanneer Zelenski, de ‘dienaar van het volk’, schaamteloos een hele bevolking gijzelt door de ‘algemene mobilisatie’ af te kondigen van alle mannen tussen 18 en 60 jaar, die voortaan het land niet meer mogen verlaten? Hoe kan men niet geschokt zijn door de gebombardeerde ziekenhuizen, de doodsbange en uitgehongerde burgers, de standrechtelijke executies, de lijken die in kleuterscholen begraven liggen en de hartverscheurende kreten van de weeskinderen?
De oorlog in Oekraïne is een weerzinwekkende manifestatie van de duizelingwekkende ondergang van het kapitalisme in chaos en barbaarsheid. Voor onze ogen tekent zich een onheilspellend beeld af: de corona-pandemie heeft dit proces, waarvan ze zelf het monsterlijke product is, de afgelopen twee jaar aanzienlijk versneld [1]. Het IPCC voorspelt catastrofes en onomkeerbare klimaatveranderingen, die een nog grotere bedreiging vormen voor de mensheid en de biodiversiteit op wereldschaal. Het aantal grote politieke crises neemt toe, zoals we hebben gezien na de nederlaag van Trump in de Verenigde Staten, het schrikbeeld van het terrorisme hangt boven de maatschappij, evenals het nucleaire risico dat door de oorlog weer op de voorgrond is getreden. De onophoudelijke bloedbaden en oorlogschaos, de onverbiddelijke economische aanvallen, de explosie van sociale ellende, de grootschalige klimaatrampen... de gelijktijdigheid en opeenstapeling van al deze verschijnselen is geen ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar getuigt integendeel dat het moorddadige kapitalisme door de geschiedenis is veroordeeld.
Als het Russische leger de grens is overgestoken, is dat zeker niet om het ‘Russische volk’ te verdedigen dat ‘door het Westen wordt belegerd’, noch om de Russisch sprekende Oekraïners te ‘helpen’ die het slachtoffer zijn van de ‘nazificatie’ van de regering in Kiev. Evenmin is de bommenregen die op Oekraïne neerdaalt het product van het ‘delirium’ van een ‘waanzinnige alleenheerser’, zoals de pers in alle toonaarden herhaalt telkens wanneer het nodig is om een bloedbad te rechtvaardigen [2] en te verhullen dat dit conflict, net als alle andere, in de eerste plaats de manifestatie is van een gemilitariseerde burgerlijke maatschappij in verval, die de mensheid niets anders meer te bieden heeft dan haar eigen ondergang!
Zij geven niet om de dood en vernietiging, de chaos en de instabiliteit aan hun grenzen: voor Poetin en zijn kliek was het noodzakelijk de belangen van het Russische kapitaal en zijn plaats in de wereld te verdedigen, die beide zijn verzwakt door de toenemende opmars van het Westen in zijn traditionele invloedssfeer. De Russische bourgeoisie kan zich voordoen als een ‘slachtoffer’ van de NAVO, maar Poetin heeft nooit geaarzeld om, geconfronteerd met de mislukking van zijn offensief, een vreselijke campagne van verschroeide aarde en slachtpartijen te ontketenen, waarbij alles op zijn pad wordt uitgeroeid, met inbegrip van de Russisch sprekende bevolkingsgroepen die hij zogenaamd was komen beschermen!
Ook van Zelenski en zijn entourage van corrupte politici en oligarchen valt niets te verwachten. Deze voormalige komiek speelt nu tot in de perfectie zijn rol als gewetenloze ronselaar voor de verdediging van de belangen van de Oekraïense bourgeoisie. Door middel van een intensieve nationalistische campagne is hij erin geslaagd de bevolking, soms met geweld, te bewapenen en een hele schare huurlingen en schutters aan te werven die tot de rang van ‘helden van de natie’ zijn verheven. Zelenski toert nu langs de westerse hoofdsteden, spreekt alle parlementen toe om te bedelen om meer wapens en munitie. Wat het ‘heldhaftige Oekraïense verzet’ betreft, dit doet wat alle legers ter wereld doen: het schiet, slacht af, plundert en aarzelt niet om gevangenen te slaan of zelfs te executeren!
Alle democratische machten doen alsof ze verontwaardigd zijn over de ‘oorlogsmisdaden’ van het Russische leger. Wat een hypocrisie! Door de geschiedenis heen hebben ze in alle uithoeken van de wereld lijken en ruïnes opgestapeld. Terwijl ze huilen om het lot van de bevolking, die door de ‘Russische schurk’ ten offer is gevallen, leveren de Westerse mogendheden astronomische hoeveelheden oorlogswapens, verzorgen ze trainingen en alle noodzakelijke inlichtingen voor de aanvallen en bombardementen van het Oekraïense leger, waaronder het neonazistische Azov-regiment!
Bovenal heeft de Amerikaanse bourgeoisie, door haar provocaties op te voeren, al het mogelijke gedaan om Moskou in een oorlog te duwen die bij voorbaat verloren is. Voor de VS gaat het er vooral om Rusland te laten leegbloeden en de vrije hand te hebben om de hegemoniale aanspraken van China, het voornaamste doelwit van de VS-macht, te breken. Deze oorlog stelt de Verenigde Staten ook in staat het grote Chinese imperialistische project van de ‘Zijderoutes’ in te dammen en te dwarsbomen. Om haar doelstellingen te bereiken heeft de ‘grote Amerikaanse democratie’ niet geaarzeld om een totaal irrationeel en barbaars militair avontuur aan te moedigen, waardoor de destabilisering van de wereld en de chaos in de nabijheid van West-Europa toenemen.
Het proletariaat moet dus niet kiezen voor de ene kant tegen de andere! Zij heeft geen vaderland te verdedigen en moet het nationalisme en de chauvinistische hysterie van de bourgeoisie overal bestrijden! Zij moet met haar eigen wapens en haar eigen middelen tegen de oorlog vechten!
Vandaag heeft het proletariaat in Oekraïne, verpletterd door meer dan 60 jaar stalinisme, een grote nederlaag geleden en heeft het zich laten bedwelmen door de sirenen van het nationalisme. In Rusland heeft het proletariaat zich weliswaar wat terughoudender getoond, maar zijn onvermogen om de oorlogszuchtige impulsen van zijn bourgeoisie in te tomen verklaart waarom de heersende kliek 200.000 soldaten naar het front heeft kunnen sturen zonder te moeten vrezen voor een of andere arbeidersreactie.
In de belangrijkste kapitalistische landen, in West-Europa en in de VS, heeft het proletariaat vandaag noch de kracht, noch de politieke capaciteit om zich rechtstreeks tegen dit conflict te verzetten door middel van zijn internationale solidariteit en strijd tegen de bourgeoisie in alle landen. Zij is vooralsnog niet in staat te verbroederen en een massale strijd aan te gaan om de massamoord te stoppen.
Maar ook al dreigen de gevaren van propaganda en demonstraties van allerlei aard het in de impasse van de verdediging van het pro-Oekraïense nationalisme of in het valse alternatief van het pacifisme te leiden, toch blijft het oude proletariaat van de westerse landen, met zijn ervaring van klassestrijd en de slinkse streken van de bourgeoisie, het belangrijkste tegengif voor het vernietigende raderwerk en de dodelijke spiraal van het kapitalistische systeem. De westerse bourgeoisie heeft zich ervoor behoed om niet rechtstreeks in te grijpen in Oekraïne, omdat zij weet dat de arbeidersklasse niet zal instemmen met de dagelijkse opoffering van duizenden soldaten, die worden ingezet in oorlogszuchtige botsingen.
Hoewel ontredderd en nog steeds verzwakt door deze oorlog, behoudt de arbeidersklasse van de westerse landen haar potentieel en haar vermogen om haar strijd te ontwikkelen op het terrein van het verzet tegen de nieuwe offers die de sancties tegen de Russische economie en de kolossale verhoging van de militaire uitgaven met zich meebrengen: de almaar stijgende inflatie, de stijging van de meeste producten van het dagelijks leven die zij teweegbrengt en de versnelling van de aanvallen op haar leef- en uitbuitingsomstandigheden.
Nu al kunnen en moeten de proletariërs zich verzetten tegen alle offers die de bourgeoisie eist. Het is door zijn strijd dat het proletariaat in staat zal zijn een krachtsverhouding met de heersende klasse te scheppen om haar moorddadige arm tegen te houden! Want de arbeidersklasse, schepper van alle rijkdom, is uiteindelijk de enige kracht in de maatschappij die in staat is een einde te maken aan de oorlog door de weg van de omverwerping van het kapitalisme in te slaan.
Dat is trouwens wat de geschiedenis ons heeft laten zien toen het proletariaat in 1917 in Rusland en het jaar daarop in Duitsland in opstand kwam en met een reusachtige revolutionaire opleving een eind aan de oorlog maakte! Terwijl de wereldoorlog voortwoedde, waren revolutionairen op koers gebleven door onverzettelijk het elementaire principe van proletarisch internationalisme te verdedigen. Nu is het de taak van de revolutionairen om de ervaring van de arbeidersbeweging door te geven. Geconfronteerd met de oorlog is het hun eerste verantwoordelijkheid om met één stem te spreken om stevig met de vlag van het internationalisme te zwaaien, de enige die de bourgeoisie weer kan doen beven!
IKS / 04.04.2022
[[1]] In China maakt de pandemie een sterke comeback (lock-down in Shanghai, in het bijzonder). Bovendien is zij in de rest van de wereld nog lang niet onder controle.
[2] Van Hitler tot Assad, via Hoessein, Milosevic, Kadhafi of Kim Jong-un... de vijand lijdt verrassend genoeg altijd aan ernstige psychologische stoornissen.
Het ontketenen van oorlogszuchtige barbaarsheid in Oekraïne blijft de hele wereld bedreigen met ‘collateral damage’, waaronder met name meer ellende in de wereld, een aanzienlijke verergering van de economische aanvallen tegen de arbeidersklasse: intensivering van de uitbuiting, stijging van de werkloosheid, inflatie.
Afgezien van de Russische dreiging met nucleaire aanvallen en het risico dat radioactieve wolken ontsnappen uit Oekraïense kerncentrales, die door de gevechten zijn beschadigd, houden de maatregelen om de Russische economie op de knieën te dwingen, die door een aantal landen zijn genomen of gepland, het risico in dat de wereldeconomie wordt gedestabiliseerd. Bovendien zal, als tragische illustratie van de huidige oorlogsescalatie, de sterke tendens tot verhoging van de militaire uitgaven (met name geïllustreerd door het plotselinge besluit om deze in Duitsland te verdubbelen) een extra factor vormen bij de verzwakking van de economische situatie in de betrokken landen.
De economische represailles tegen Rusland zullen voor veel Europese landen tekorten aan grondstoffen betekenen en voor een aantal van hen het verlies van afzetmarkten in Rusland. De grondstoffenprijzen zullen nog lange tijd stijgen en daardoor ook de prijzen van veel goederen. De recessie zal zich over de hele wereld verspreiden en op deze schaal zal de ellende toenemen en de uitbuiting van de arbeidersklasse verhevigen.
Wij overdrijven geenszins, zoals blijkt uit deze verklaringen van Duitse deskundigen die zich richten tot een “goed geïnformeerd publiek”die graag de toekomst wil inschatten om de belangen van de bourgeoisie te verdedigen : “Wij hebben het over een ernstige economische crisis in Duitsland en dus in Europa”. “Bedrijfsfaillissementen en werkloosheid” zouden dan in het verschiet liggen en voor lange tijd: “We hebben het hier niet over drie dagen of drie weken”, maar eerder over “drie jaar”.[1] In deze context zou een energieprijs, die aanhoudend op een historisch hoog niveau blijft, gevolgen hebben die zich tot ver buiten Duitsland en Europa uitstrekken en vooral de arme landen treffen. Uiteindelijk zou een dergelijke stijging van de energieprijzen, zo werd gisteren gezegd, “in Azië, Afrika en Zuid-Amerika kunnen leiden tot de ineenstorting van hele staten”[2].
De omvang en de diepgang van de maatregelen tegen Rusland, ondanks hun onmiskenbare strengheid, verklaren op zichzelf niet de economische tsunami die de wereld zal treffen. Hier moet rekening worden gehouden met het huidige niveau van achteruitgang van de wereldeconomie, die het resultaat is van een langdurig proces van verscherping van de crisis van het kapitalisme. Maar over deze kwestie zwegen de ‘deskundigen’, om niet te hoeven toegeven dat de oorzaak van de aftakeling van het wereldkapitalisme ligt in zijn historische en onoverkomelijke crisis, zoals zij er ook voor waken deze oorlog, zoals alle oorlogen die sinds de Eerste Wereldoorlog zijn uitgebroken, te identificeren als een product van het kapitalisme in verval. Evenmin vermelden zij enkele van de gevolgen van een nieuwe duik van de economie in de crisis en de intensivering van de handelsoorlog die daarmee gepaard gaat: een verdere verergering van de imperialistische spanningen en een nieuwe vlucht vooruit in een bewapeningsoorlog [3]. In een soortgelijke benadering in de verdediging van het kapitalisme maken sommigen zich zorgen over de zeer waarschijnlijke gevolgen van een ernstig tekort aan basisvoedingsmiddelen die tot dusver in Oekraïne werden geproduceerd, namelijk sociale onrust in een aantal landen, zonder dat men zich kennelijk bekommert om het lijden van de hongerende bevolking.
De corona-pandemie had reeds de toenemende kwetsbaarheid van de economie aangetoond door het samenkomen van aantal factoren die eigen zijn aan de periode van het kapitalisme sinds de ineenstorting van het Oostblok en de daaropvolgende ontbinding van de blokken.
Een steeds kortere termijnvisie heeft het kapitalisme er in feite toe gebracht om een aantal dwingende noodzakelijkheden van elk uitbuitingssysteem op te offeren op het altaar van de noden van de crisis en de wereldwijde economische concurrentie, zoals te zorgen voor een goede gezondheid van de uitgebuitenen. Zo heeft het kapitalisme niets gedaan om de uitbraak van de Covid-19 pandemie te voorkomen, die wat betreft de overdracht van dier op mens en de verspreiding ervan over de hele wereld, zelf een zuiver sociaal product is, ook al hadden wetenschappers gewaarschuwd voor het gevaar ervan. Bovendien heeft de verslechtering van het gezondheidsstelsel in de afgelopen 30 jaar ertoe bijgedragen dat de pandemie veel dodelijker was. De omvang van de ramp en de weerslag ervan op de economie werden ook in de hand gewerkt door de verergering van de houding van het ‘ieder voor zich’ op alle niveaus van de maatschappij (een kenmerk van de huidige fase van ontbinding van het kapitalisme), waardoor de klassieke uitingen van concurrentie werden verergerd en er zich onvoorstelbare ontwikkelingen voordeden zoals de oorlog om de mondmaskers, beademingsapparatuur, vaccins, enz… niet alleen tussen landen, maar ook tussen staats- of particuliere diensten binnen een en hetzelfde land. Miljoenen mensen stierven over de hele wereld, en de gedeeltelijke verlamming van de economische activiteit en de desorganisatie ervan leidden in 2020 tot de ergste depressie sinds de Tweede Wereldoorlog.
Doordat de pandemie de economie wereldwijd trof, bracht zij ook nieuwe beperkingen voor de kapitalistische productie aan het licht, zoals de toegenomen kwetsbaarheid van de bevoorradingsketens voor diverse factoren. Het volstaat immers dat één enkele schakel van de keten defect of onbruikbaar is ten gevolge van een ziekte, politieke instabiliteit of een klimaatramp, om ervoor te zorgen dat het eindproduct een - soms zeer aanzienlijke - vertraging oploopt, die onverenigbaar is met de vereisten van de bevoorrading van de markt. Zo kon in sommige landen een aanzienlijk aantal auto's niet op de markt worden gebracht omdat zij op de assemblagelijnen stilstonden in afwachting van ontbrekende onderdelen, die met name door Rusland werden geleverd. Het kapitalisme wordt aldus geconfronteerd met het boemerangeffect van de ongebreidelde ‘globalisering’ van de economie die de bourgeoisie vanaf de jaren 1980 geleidelijk had ontwikkeld om de winstgevendheid van het kapitaal te verbeteren door een deel van de productie uit te besteden, en door veel goedkopere arbeidskrachten te laten uitvoeren.
Bovendien wordt het kapitalisme steeds vaker geconfronteerd met rampen die het gevolg zijn van de klimaatopwarming (grote branden, buiten hun oevers tredende rivieren, grootschalige overstromingen, enz...) die in toenemende mate niet meer alleen de landbouwproductie, maar ook de gehele productie beïnvloeden. Het kapitalisme betaalt op die manier een zware tol voor de niet aflatende uitbuiting en vernietiging van de natuur sinds 1945 (waarvan de gevolgen vanaf de jaren 1970 duidelijker merkbaar werden) door de verschillende kapitalen, die met elkaar wedijveren op zoek naar nieuwe en steeds beperktere bronnen van winst.
Het beeld dat wij zojuist schetsten komt niet uit de lucht vallen, maar is het gevolg van een periode van meer dan honderd jaar verval van het kapitalisme, ingeleid door de Eerste Wereldoorlog. Gedurende die periode werd dit systeem permanent geconfronteerd met de gevolgen van de crisis van overproductie, die de kern vormt van alle tegenstellingen van het kapitalisme. Deze crisis lag aan de basis van alle recessies in die periode: de Grote Depressie van de jaren 1930 en, na een schijn van economisch herstel in de jaren 1950-1960, die door sommigen de ‘Dertig Glorieuze jaren’ werden genoemd, kwam de open crisis van het kapitalisme eind jaren 1960 opnieuw opzetten. Elk van zijn uitingen resulteert in een ernstiger recessie dan de vorige: 1967, 1970, 1975, 1982, 1991, 2001, 2009. Telkens moest de economische machine weer op gang worden gebracht door middel van schulden die, in steeds grotere mate, alleen zullen worden terugbetaald door middel van nieuwe schulden, enzovoort... Zo is elke nieuwe openlijke manifestatie van de crisis verwoestender, terwijl het middel dat wordt ingezet om de crisis het hoofd te bieden, de schuldenlast, een steeds grotere bedreiging vormt voor de economische stabiliteit.
Een vertraging van de groei tien jaar na de financiële crash van 2008 vereiste opnieuw een verhoging van de schuld; twee jaar daarna vereiste de sterke daling van de productie in 2020 als gevolg van een reeks ‘nieuwe’ factoren (pandemie, klimaatopwarming, kwetsbaarheid van de bevoorradingsketens, ...) op haar beurt een recordsteun voor de economie. Record na record kwam de mondiale schuld steeds verder los te staan van de reële economie, met een sprong naar 256% van de waarde van het mondiale BBP. Deze situatie is niet onbelangrijk. Het is een factor in de devaluatie van de munten en dus in de ontwikkeling van inflatie. Een aanhoudende prijsstijging houdt het risico in van sociale onrust van uiteenlopende aard (interklassistische bewegingen, klassenstrijd) en vormt een belemmering voor de wereldhandel. Daarom zal de bourgeoisie steeds meer gedwongen worden te balanceren op het slappe koord – iets wat haar weliswaar vertrouwd is, maar wat steeds hachelijker wordt - om aan twee tegenstrijdige noden te voldoen:
En dat in een context die neigt naar stagnatie van de economie in combinatie met hoge inflatie.
Bovendien bevordert een dergelijke situatie het uiteenspatten van speculatieve zeepbellen die kunnen leiden tot de destabilisatie van de mondiale bedrijvigheid en handel (zoals in de vastgoedsector in de Verenigde Staten in 2008, en in China in 2021).
Geconfronteerd met alle rampen van deze wereld, of zij nu het gevolg zijn van oorlog of van een economische crisis, beschikt de bourgeoisie altijd over een hele reeks valse verklaringen die, in al hun verscheidenheid, gemeen hebben dat zij de oorzaak van de kwalen die de mensheid teisteren buiten het kapitalisme plaatsen.
In 1973 (een jaar dat slechts een moment was in de verdieping van de open crisis die sindsdien min of meer permanent is geworden) werd de ontwikkeling van de werkloosheid en de inflatie verklaard door de stijging van de olieprijs. De stijging van de olieprijzen is echter een gevolg van de kapitalistische handel en niet van iets dat buiten dit systeem ligt[4]
De huidige situatie is een nieuwe illustratie van deze regel. De oorlog in Oekraïne wordt op het conto van het totalitaire Rusland geschreven en niet van het kapitalisme in crisis, alsof dit land geen integrerend deel zou zijn van het wereldkapitalisme.
Geconfronteerd met de vooruitzichten van een aanzienlijke verergering van de economische crisis, bereidt de bourgeoisie het terrein voor om de proletariërs de verschrikkelijke offers te doen aanvaarden die hen zullen worden opgelegd en die zullen worden gepresenteerd als het gevolg van de vergeldingsmaatregelen tegen Rusland. Haar boodschap is de volgende : “uit solidariteit met het Oekraïense volk, kan de bevolking maar beter aanvaarden om de verwarming iets lager te zetten of iets minder te eten, want dat is de prijs van de noodzakelijke inspanning om Rusland te verzwakken”.
Sinds 1914 is de arbeidersklasse door een hel gegaan: de ene keer als kanonnenvoer in de twee wereldoorlogen en de onophoudelijke, dodelijke regionale conflicten; dan weer als slachtoffer van massale werkloosheid tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930; een andere keer gedwongen de handen uit de mouwen te steken voor de wederopbouw van landen en economieën die door twee wereldoorlogen waren verwoest; tenslotte in onzekerheid of in armoede gestort bij elke nieuwe recessie sinds de terugkeer van de wereldwijde economische crisis aan het eind van de jaren 1960.
Geconfronteerd met een nieuwe duik in de economische crisis, geconfronteerd met de steeds zwaarder wegende oorlogsdreiging, zou het haar ondergang betekenen als zij zou luisteren naar de bourgeoisie die haar vraagt om offers te brengen. Integendeel, zij moet gebruik maken van de tegenstellingen van het kapitalisme die tot uiting komen in de oorlog en de economische aanvallen om haar klassenstrijd zo ver en zo bewust mogelijk door te zetten met het oog op de omverwerping van het kapitalisme.
Silvio / 26.03. 2022
[[1]] “Habeck: Mittel zur Dämpfung der Energiepreise prüfen”, Süddeutsche Zeitung (8 maart 2022)
[2] “USA setzen Ölembargo auf die Tagesordnung”, Frankfurter Allgemeine Zeitung (8 maart 2022)
[3] “Resolutie over de internationale situatie”, Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 63 (juni 1990).
[4] Lees ons artikel “Stijgende olieprijzen: een gevolg, niet de oorzaak van de crisis”, Internationale Revue, Engels-, Frans- en Spaanstalige uitgave, nr. 19.
Gezamenlijke verklaring van de groepen van de Internationale Kommunistische Linkerzijde over de oorlog in Oekraïne
De organisaties van de Kommunistische Linkerzijde moeten samen hun gemeenschappelijke erfenis van betrokkenheid met de beginselen van het proletarisch internationalisme verdedigen, vooral op een moment van groot gevaar voor de wereldarbeidersklasse. De terugkeer van de imperialistische slachting in Europa in de oorlog in Oekraïne is zo’n moment. Daarom publiceren wij hieronder, samen met andere ondertekenaars uit de traditie van de Kommunistische Linkerzijde (en een groep die een andere koers vaart, maar de verklaring volledig onderschrijft), een gezamenlijke verklaring over de fundamentele perspectieven voor de arbeidersklasse tegenover van de imperialistische oorlog.
De oorlog in Oekraïne wordt gevoerd uit naam van de tegenstrijdige belangen van alle verschillende imperialistische machten, groot en klein - niet in het belang van de arbeidersklasse, die een klasse van internationale eenheid is. Het is een oorlog om strategische gebieden, om militaire en economische overheersing, die openlijk en heimelijk wordt gevoerd door de oorlogsstokers aan het roer van de staatsmachines van de VS, Rusland en West-Europa, waarbij de Oekraïense heersende klasse een allesbehalve onschuldige pion is op het imperialistische wereldschaakbord.
De arbeidersklasse, niet de Oekraïense staat, is het echte slachtoffer van deze oorlog, of het nu gaat om weerloze vrouwen en kinderen die worden afgeslacht, vluchtelingen die verhongeren, of kanonnenvoer dat wordt ingelijfd in het ene of het andere leger, of in de toenemende ellende die de gevolgen van de oorlog zal brengen voor de arbeiders in alle landen.
De kapitalistische klasse en haar burgerlijke productiewijze kunnen hun nationale verdeeldheid en concurrentie, die tot imperialistische oorlog leidt, niet overwinnen. Het kapitalistische systeem kan niet voorkomen dat het wegzakt in een grotere barbaarsheid.
Van haar kant kan de wereldarbeidersklasse er niet omheen haar strijd tegen de verslechtering van de lonen en de levensstandaard te ontwikkelen. De huidige oorlog, de grootste in Europa sinds 1945, vormt een waarschuwing voor toekomst van de kapitalistische wereld als de strijd van de arbeidersklasse niet leidt tot de omverwerping van de bourgeoisie en haar vervanging door de politieke macht van de arbeidersklasse, de dictatuur van het proletariaat.
Het Russische imperialisme wil de enorme terugslag, die het in 1989 te verduren kreeg, ongedaan maken en weer een wereldmacht worden. De VS willen hun status als supermacht en wereldleider behouden. De Europese mogendheden vrezen de Russische expansie, maar ook de verpletterende overheersing van de VS. Oekraïne zoekt een bondgenootschap met de machtigste imperialistische mogendheid.
Laten we duidelijk zijn, de VS en de Westerse mogendheden beschikken over de meest overtuigende leugens en het grootste leugenmachine in de media om hun werkelijke doelstellingen in deze oorlog te rechtvaardigen - zij worden geacht te reageren op Russische agressie tegen kleine soevereine staten, de democratie te verdedigen tegen de autocratie van het Kremlin, de mensenrechten te verdedigen tegen de wreedheid van Poetin.
De sterkste imperialistische gangsters hebben gewoonlijk de beste oorlogspropaganda, verzinnen de grootste leugen, omdat zij hun vijanden kunnen provoceren en hen ertoe kunnen brengen om “als eerste te schieten”. Maar denk eens aan het o zo vreedzame optreden van deze machten onlangs in het Midden-Oosten, in Syrië, Irak en Afghanistan; hoe de Amerikaanse luchtmacht onlangs de stad Mosul met de grond gelijk maakte, hoe coalitietroepen de Irakese bevolking ten gronde richtten onder het valse voorwendsel dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens had. Herinnert u zich nog de ontelbare misdaden van deze democratieën tegen de burgerbevolking in de afgelopen eeuw, of het nu in de jaren 1960 in Vietnam was, in de jaren 1950 in Korea, tijdens de Tweede Wereldoorlog in Hiroshima, Dresden of Hamburg. De Russische wandaden tegen de Oekraïense bevolking komen in wezen uit hetzelfde imperialistische draaiboek.
Het kapitalisme heeft de mensheid in het tijdperk van permanente imperialistische oorlog gekatapulteerd. Het is een illusie het te vragen de oorlog te ‘stoppen’. In het oorlogszuchtige kapitalisme kan ‘vrede’ slechts een intermezzo zijn.
Hoe dieper het wegzakt in een onoplosbare crisis, hoe groter de militaire vernietiging zal zijn die het kapitalisme teweegbrengt, samen met de toenemende rampen zoals vervuiling en epidemieën. Het kapitalisme is verrot en rijp voor revolutionaire verandering.
Het kapitalistische systeem, dat steeds meer een systeem van oorlog en al zijn verschrikkingen wordt, ondervindt momenteel geen noemenswaardige klasseverzet tegen zijn heerschappij, zodat het proletariaat lijdt onder de steeds erger wordende uitbuiting van zijn arbeidskracht en de ultieme offers die het imperialisme van hem vraagt op het slagveld.
Achter de ontwikkeling van de verdediging van haar klassenbelangen en haar klassenbewustzijn, gestimuleerd door de onmisbare rol van de revolutionaire voorhoede, gaat een nog groter potentieel van de arbeidersklasse schuil, namelijk het vermogen zich als klasse te verenigen om het politieke apparaat van de bourgeoisie volledig omver te werpen, zoals zij in 1917 in Rusland heeft gedaan en destijds in Duitsland en elders dreigde te doen. Dat wil zeggen, het omverwerpen van het systeem dat tot oorlog leidt. De Oktoberrevolutie, en de opstanden die deze in de andere imperialistische mogendheden teweegbracht, zijn inderdaad een lichtend voorbeeld, niet alleen van verzet tegen de oorlog, maar ook van een aanval op de macht van de bourgeoisie.
Vandaag zijn we nog ver verwijderd van een dergelijke revolutionaire periode. Ook zijn de omstandigheden van de strijd van het proletariaat anders dan ten tijde van de eerste imperialistische slachting. Wat echter hetzelfde blijft ten overstaan van de imperialistische oorlog zijn de grondbeginselen van het proletarisch internationalisme en de plicht van revolutionaire organisaties om deze beginselen met hand en tand binnen het proletariaat te verdedigen, zo nodig tegen de stroom in.
De dorpen Zimmerwald en Kienthal in Zwitserland werden beroemd als plaatsen waar socialisten van beide kampen tijdens de Eerste Wereldoorlog bijeenkwamen om een internationale strijd te beginnen om een einde te maken aan de slachtpartijen en om de patriottistische leiders van de sociaal-democratische partijen aan de kaak te stellen. Op deze bijeenkomsten brachten de Bolsjewiki, gesteund door de linkerzijdes uit Bremen en Nederland, de essentiële beginselen van het internationalisme tegen de imperialistische oorlog naar voren, die vandaag de dag nog steeds gelden:
Geen steun aan een van beide imperialistische kampen, de verwerping van alle pacifistische illusies, en de erkenning dat alleen de arbeidersklasse en haar revolutionaire strijd een einde kunnen maken aan het systeem dat gebaseerd is op de uitbuiting van de arbeidskracht en permanent imperialistische oorlogen voortbrengt.
In de jaren 1930 en 1940 hield alleen de politieke stroming die nu de Kommunistische Linkerzijde wordt genoemd vast aan de internationalistische beginselen die de Bolsjewiki tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden ontwikkeld. De Italiaanse Linkerzijde en de Nederlandse Linkerzijde verzetten zich actief tegen beide kampen in de Tweede Imperialistische Wereldoorlog en verwierpen de fascistische en anti-fascistische rechtvaardigingen voor de massamoord. Daarmee weigerden zij elke steun aan het imperialisme van stalinistisch Rusland in dat conflict.
Vandaag, tegen de achtergrond van de versnelling van het imperialistische conflict in Europa, blijven de politieke organisaties die zijn gegrondvest op de erfenis van de Kommunistische Linkerzijde, het vaandel van een consequent proletarisch internationalisme hooghouden en vormen zij een referentiepunt voor degenen die de beginselen van de arbeidersklasse verdedigen.
Daarom hebben de organisaties en groepen van de Kommunistische Linkerzijde, die vandaag gering in aantal en weinig bekend zijn, besloten deze gemeenschappelijke verklaring uit te geven en de internationalistische beginselen die tegen de barbaarsheid van de twee wereldoorlogen werden gesmeed, zo breed mogelijk te verspreiden.
Geen steun voor welke partij dan ook in het imperialistische bloedbad in Oekraïne.
Geen illusies in het pacifisme: kapitalisme kan alleen leven door eindeloze oorlogen.
Alleen de arbeidersklasse kan een einde maken aan de imperialistische oorlog door haar klassestrijd tegen uitbuiting die leidt tot de omverwerping van het kapitalistische systeem.
Arbeiders van de wereld, verenigt u!
________________________
Internationale Kommunistische Stroming (nl.internationalism.org)
Istituto Onorato Damen (www.istitutoonoratodamen.it [426])
Internationalist Voice (www.internationalistvoice.org [427])
Internationalistisch Communistisch Perspectief (Zuid-Korea (http://communistleft.jinbo.net/xe/ [428]) staat eveneens volledig achter de gezamenlijke verklaring.
6 april 2022
Ideologische campagne Humanitaire ‘propaganda’ in dienst van de oorlog
Geconfronteerd met de barbaarsheid van oorlog, heeft de bourgeoisie altijd getracht haar moorddadige verantwoordelijkheid en die van haar systeem achter cynische leugens te verbergen. De oorlog in Oekraïne ontsnapt niet aan de stortvloed van propaganda en aan de vuige instrumentalisering van het lijden dat hij teweegbrengt. Er gaat geen dag voorbij zonder dat de massale uittocht en de ontreddering van de Oekraïense gezinnen die de bombardementen ontvluchten, te zien zijn op alle televisiezenders en op de voorpagina's van alle kranten, die gewoonlijk zo discreet zijn over de ellende die het kapitalisme de mensheid aandoet. De media tonen dagelijks beelden van getraumatiseerde Oekraïense kinderen en oorlogsslachtoffers.
Met de propagandistische uitbuiting van de legitieme schok, teweeggebracht door de verspreiding van gruwelijke beelden van misstanden, exodus, verschrikking en bombardementen heeft de oorlog in Oekraïne de bourgeoisie van de democratische landen in staat gesteld een spontane golf van sympathie en medeleven op te wekken om een gigantische ‘humanitaire’ campagne in gang te zetten rond de ‘burgerinitiatieven’ ten behoeve van de Oekraïense vluchtelingen (en zelfs rond de wrede onderdrukking van de Russische demonstranten en tegenstanders van de oorlog) en om op cynische wijze munt te slaan uit het leed en de wanhoop van de slachtoffers van de grootste exodus van een bevolking sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Overal worden ‘humanitaire corridors’ en ‘burgernetwerken’ georganiseerd om de Oekraïense vluchtelingen te helpen, ten einde de levering te rechtvaardigen van een immens wapenarsenaal dat bestemd is om ‘een gemarteld volk te verdedigen’ tegen ‘de Russische boeman’. Zelfs in kleine dorpen worden, uit solidariteit met de Oekraïense vluchtelingen, inzamelingen, donaties en allerlei ‘initiatieven’ of voorstellingen georganiseerd en aangemoedigd door de autoriteiten.
Achter de levendige hulde aan het martelaarschap van het ‘Oekraïense volk’ gaat de smerige werkelijkheid schuil van een schaamteloze uitbuiting van de opwelling tot vrijgevigheid, uitgebuit door staten, stuk voor stuk oorlogsstokers, die zich niets aantrekken van het tragische lot van een bevolking die gegijzeld wordt tussen de Russische bombardementen en de gedwongen ‘algemene mobilisatie’ van de regering Zelenski. In de ogen van de bourgeoisie dient het ‘Oekraïense volk’ bovenal als kanonnenvoer in een ‘patriottische strijd’ tegen de ‘indringer’. Hetzelfde cynisme verklaart waarom de westerse bourgeoisie een sluier van onschuld heeft geworpen over de slachtpartijen die de Oekraïense regering sinds 2014 heeft aangericht in de Russischtalige regio’s Lugansk en Donetsk, waarbij in 8 jaar tijd bijna 14.000 mensen om het leven zijn gekomen.
Het zogenaamde humanisme van de Europese staten is een grote leugen en een pure misleiding. De inspanningen om vluchtelingen op te vangen en te helpen zijn voor het grootste deel te danken aan het initiatief van de bevolkingen en geenszins aan de staten. Het valt niet te ontkennen dat we, sinds het uitbreken van de oorlog en vanaf het allereerste begin van de uittocht van gezinnen, een enorme spontane golf van solidariteit hebben gezien. Deze onmiddellijke en diep menselijke reactie om bijstand te verlenen, door onderdak te bieden en maaltijden te verstrekken aan allen die wreed in nood en wanhoop zijn gestort, is hartverwarmend.
Maar deze elementaire vorm van solidariteit is niet voldoende. Ze is niet het gevolg van een collectieve mobilisatie van de arbeiders op hun klassenterrein. Zij is het resultaat van een groot aantal individuele initiatieven die de bourgeoisie zal recupereren en in haar eigen voordeel uitbuiten, zoals vandaag. Bovendien werden deze reacties onmiddellijk afgeleid naar het terrein van de burgerlijke propaganda om de oorlog te rechtvaardigen, het dodelijke gif van het nationalisme te verheerlijken en te proberen een klimaat van heilige eenheid te scheppen tegen ‘de beruchte Russische indringer’.
De democratische mogendheden van West-Europa hadden geen andere keuze dan hun grenzen open te stellen voor de Oekraïense vluchtelingen, tenzij zij honderdduizenden van hen met geweld aan de Oekraïense grens zouden tegenhouden. Maar daarmee zou hun hele anti-Russische oorlogspropaganda in elkaar storten. Als zij zich namelijk bereid verklaren de Oekraïners op te vangen, dan is dat om een mobilisatie en vooral wapenleveranties aan Oekraïne tegen de ‘wanstaltigheden van Poetin’ ideologisch te rechtvaardigen en om de eigen nationale imperialistische belangen te verdedigen.
Tegelijkertijd dienen deze campagnes om te verhullen dat de verantwoordelijkheid voor deze dramatische situatie bij alle staten ligt, bij de logica van de concurrentie en de imperialistische rivaliteit van het systeem zelf, dat de toename van de oorlogshaarden, de veralgemening van de ellende, de massale uittocht van bevolkingen, chaos en barbarij voortbrengt.
Alle imperialistische aasgieren plengen nu krokodillentranen over de Oekraïense vluchtelingen die zij beweren met open armen te ontvangen in naam van het zogenaamde ‘asielrecht’. Deze mooie beloften om vluchtelingen op te vangen zijn niets anders dan een rookgordijn. Overal hebben West-Europese staten quota ingevoerd voor de opvang van migranten die ellende, chaos en oorlog ontvluchten. Deze vluchtelingen op blote voeten zijn niet zoals de meerderheid van de Oekraïners, blonde Europeanen met blauwe ogen; zij zijn niet van het christelijk geloof, maar vaak moslim. Zij worden als vee gesorteerd tussen ‘economische vluchtelingen’, die totaal ongewenst zijn, en ‘oorlogsvluchtelingen’ of ‘politieke vluchtelingen’. ‘Goede’ en ‘slechte’ vluchtelingen zouden dus uit elkaar gehouden moeten worden. Dit alles met de blanco cheque van de Europese Unie en haar grote democratieën. Zo’n selectie, zo'n verschil in behandeling is volstrekt verwerpelijk. In Frankrijk bijvoorbeeld stuurde de regering Macron nog geen twee jaar geleden haar agenten af op migrantenfamilies, die hun tenten hadden opgeslagen op de Place de la République in Parijs, om ze met militaire middelen te verjagen; de agenten sloegen deze ongewenste personen in elkaar en sneden hun tenten met messen open. Onlangs nog, toen Irakese vluchtelingen op de deur van Europa klopten, en werden gebruikt als pressiemiddel door de Wit-Russische staat, botsten zij op het prikkeldraad van de Poolse grens, tegenover de gewapende robocops van de Europese Unie. De ‘grote democratieën’ waren toen veel minder gastvrij, ondanks het zeer zichtbare lijden van mensen die stierven van kou en honger.
Wat is de werkelijkheid die schuilgaat achter het onderscheid in dit valse medeleven, achter deze zogenaamde solidariteit van de nationale staten? Om oppositie en verdeeldheid te zaaien onder de bevolking en de arbeidersklasse, heeft de bourgeoisie er in de meeste ‘gastlanden’ voor gezorgd dat de Oekraïners een ‘speciale status’ krijgen, die totaal verschilt van die van andere vluchtelingen. In België besloot de regering bijvoorbeeld de Oekraïners een statuut te geven die sterk verschilt van die van andere oorlogsvluchtelingen. Terwijl de laatstgenoemden gewoonlijk eerst een strenge screening en controle moeten ondergaan om eventueel toestemming te krijgen om in het ‘gastland’ te werken, krijgen Oekraïense onderdanen zo'n toestemming onmiddellijk en krijgen zij ook een veel hogere toelage dan anderen. De hoogte van hun uitkering is zelfs hoger dan het minimumloon van ‘Belgische’ arbeiders... Deze smerige manoeuvre in dienst van de imperialistische propaganda stelt de regering in staat niet alleen tweedracht te zaaien tussen Oekraïners en andere vluchtelingen, maar ook een extra factor van verdeeldheid en een klimaat van concurrentie binnen de arbeidersklasse te creëren.
Een minderheid van de Oekraïense vluchtelingen, die hooggekwalificeerd zijn, zal tot vreugde van de bourgeoisie worden geïntegreerd in bepaalde landen, zoals Duitsland, die een groot tekort hebben aan dit soort arbeidskrachten. De massale toevloed van de anderen, de overgrote meerderheid, zal grote problemen opleveren voor de Europese bourgeoisie, die niet in staat is hen op te nemen. Vroeg of laat, in de komende periode, zal de overgrote meerderheid van hen worden blootgesteld aan de misselijkmakende adem van de populistische ideologie, en als zondebok dienen voor de sociale en economische problemen, omdat de hele bourgeoisie er dan belang bij heeft om deze kwestie te benadrukken.
De arbeiders moeten bovenal niet toegeven aan de zwanenzang van deze humanitaire campagnes en hun ideologische valstrikken verwerpen door categorisch elke heilige eenheid met hun uitbuiters tegenover de oorlog te weigeren. Maar tegelijkertijd moeten zij strijden om hun eigen klassebelangen te verdedigen tegen de achtergrond van verhevigde aanvallen als gevolg van de crisis en de oorlog. Alleen door de internationale ontwikkeling van deze strijd, over de grenzen en conflicten heen die door de heersende klasse zijn ingesteld, zullen zij in staat zijn hun klassesolidariteit met de vluchtelingen en alle slachtoffers van de toenemende barbaarsheid van het kapitalisme ten volle tot uitdrukking te brengen, door hen een perspectief te bieden: dat van een samenleving die bevrijd is van de wet van de winst en de dodelijke dynamiek van het systeem.
Wim / 03.04.2022
Sinds zijn overgang naar het burgerlijk kamp heeft het trotskisme geen gelegenheid voorbij laten gaan om het bewustzijn van de arbeidersklasse aan te tasten door de proletariërs ertoe aan te zetten om in de conflicten, die elkaar sinds de Tweede Wereldoorlog hebben opgevolgd, de kant te kiezen van het ene imperialistische kamp tegen het andere. Zijn houding ten aanzien van de oorlogszuchtige chaos in Oekraïne bevestigt dit eens te meer. Deze waakhonden van het kapitalisme schommelen tussen openlijk oorlogszuchtige standpunten, die oproepen tot steun aan een van de oorlogvoerende kampen, en andere, ogenschijnlijk ‘subtielere’ en ‘radicalere’, maar die de voortzetting van oorlogszuchtige barbaarsheid rechtvaardigen. De leugens en misleidingen van het trotskisme zijn een echt vergif voor de arbeidersklasse, bedoeld om haar te desoriënteren door zich voor te doen als een vorm van marxisme!
Het standpunt van de Nieuwe Anti-Kapitalistische Partij (NPA) in Frankrijk behoort tot de categorie van de uitgesproken oorlogszuchtige: “Nee tegen de oorlog! Solidariteit met het verzet van het Oekraïense volk! [...] In situaties zoals die op dit moment in Oekraïne, zolang de bombardementen doorgaan en zolang er Russische troepen aanwezig zijn, beschouwt elk abstract ‘pacifistisch’ standpunt, zoals de oproep tot ‘kalmte’, ‘staakt-het-vuren’ of ‘wapenstilstand’, beide de partijen in feite even schuldig en betekent een ontkenning van het recht van de Oekraïners om zich te verdedigen, ook militair”. Het kon niet duidelijker zijn! Deze burgerlijk stem roept de proletariërs openlijk op om als martelaren te dienen voor de verdediging van het vaderland. Met andere woorden, voor de verdediging van het nationale kapitaal dat zich voedt met hun uitbuiting.
Met dezelfde minachting, maar met een grotere subtiliteit en bedrieglijkheid van zijn dubbelzinnige taal, doet Lutte Ouvrière (LO), in naam van de verdediging van het ‘internationalisme’, alsof hij een oorlog veroordeelt die “gevoerd zou worden over de ruggen van de volkeren” om uiteindelijk de proletariërs op te roepen zich te laten afslachten en gebruiken als kanonnenvoer in naam van het “verzet tegen het imperialisme” en het “recht van de naties op zelfbeschikking”... achter hun nationale bourgeoisie. Zijn kandidaat bij de Franse presidentsverkiezingen, Nathalie Arthaud, aarzelde niet om “de arbeiders” op te roepen het arme Oekraïense staatje te verdedigen tegen het “bureaucratische” Rusland en het “imperialistische” Amerika: “Poetin, Biden en de andere leiders van de NAVO-landen voeren een oorlog met de levens van de volkeren voor wie zij dezelfde verachting koesteren”.
Alsof Zelenski en zijn kliek van corrupte oligarchen niet zelf verantwoordelijk zijn voor de slachting van de Oekraïense bevolking en in het bijzonder van de arbeidersklasse, waarvan de mannen gedwongen worden te vechten voor belangen die niet de hunne zijn. Le Mouvement socialiste des travailleurs (MTS), een Zuid-Amerikaans lid van de zogenaamde Vierde Internationale, veroordeelt zowel de Russische invasie in Oekraïne als de inmenging van de NAVO. Maar achter dit zogenaamd internationalistische standpunt gaat deze keer de erkenning schuil van het “het recht op zelfbeschikking van het volk van de Donbass”, precies het alibi dat Poetin aanvoert om Oekraïne binnen te vallen!
In Groot-Brittannië en de VS ontwikkelt de International Bolshevik Tendency (IBT) een nog slimmer standpunt: in een artikel getiteld ‘Revolutionary defeatism & workers’ internationalism’ voegt de IBT, na te hebben herinnerd aan Lenins reeds dubbelzinnige standpunt dat “in alle imperialistische landen het proletariaat niets anders kan wensen dan de nederlaag van zijn eigen regering” (wat ze “dubbel defaitisme” noemt), hieraan toe: “dubbel defaitisme is niet van toepassing wanneer een imperialistisch land een niet-imperialistisch land aanvalt in wat in feite een veroveringsoorlog is. In dergelijke gevallen roepen marxisten niet alleen op tot de nederlaag van hun eigen imperialistische regering, maar bevorderen zij actief de militaire overwinning van de niet-imperialistische staat” (onze onderstreping).
Het volstaat dus Oekraïne te definiëren als een niet-imperialistische staat en de keuze is snel gemaakt om de proletariërs naar het bloedbad te drijven! Het is waar dat de IBT tot in het absurde een zwakheid uitbuit in Lenin's standpunt over het imperialisme.[1] De fout van de Bolsjewieken en de Kommunistische Internationale, die de overgang van de opgaande periode van het kapitalisme naar zijn vervalperiode volop meemaakten, zonder alle consequenties te hebben getrokken, is begrijpelijk. Maar na een eeuw van agressieoorlogen van talloze landen tegen andere (Irak tegen Koeweit, Iran tegen Irak, enz.), is het een pure misleiding om met hetzelfde standpunt te schermen!
De hele misleiding is gebaseerd op het burgerlijk motto van “het recht van de naties op zelfbeschikking”, waardoor het imperialisme een strijd wordt tussen de ‘grote mogendheden’ alleen. Maar, zoals Rosa Luxemburg reeds in 1916 in Crisis der sociaal-democratie [429] verklaarde: “De imperialistische politiek is niet het werk van een of enige staten, zij is het product van een bepaalde graad van rijpheid in de wereldontwikkeling van het kapitaal, een van huis uit internationaal verschijnsel, een ondeelbaar geheel, dat slechts kenbaar is in al zijn wederkerige betrekkingen en waaraan zich geen enkele staat kan onttrekken”. De zogenaamde strijd voor de nationale verdediging kan niet langer deel uitmaken van de eisen van de arbeidersklasse en vormt integendeel een echt vergif voor haar revolutionaire strijd, een misleiding die erop gericht is, onder een revolutionaire verbastering, de proletariërs te mobiliseren onder de vlag van het imperialisme, welk kamp zij ook besluiten te steunen!
H. / 27.03.2022
[1] Door het imperialisme te beschouwen als de politiek van de grote kapitalistische mogendheden was Lenin niet altijd duidelijk over het imperialisme, in tegenstelling tot Rosa Luxemburg
Op dit moment beleven we de meest intensieve oorlogspropaganda sinds de Tweede Wereldoorlog - niet alleen in Rusland en Oekraïne, maar over de hele wereld. Het is daarom van essentieel belang dat allen, die op het wapengekletter willen reageren met de boodschap van proletarisch internationalisme, elke gelegenheid aangrijpen om samen te komen voor discussie en verheldering, voor wederzijdse solidariteit en steun, en voor het bepalen van serieuze revolutionaire activiteit tegen de oorlogsdrang van de bourgeoisie. Daarom heeft de IKS een reeks online en fysieke openbare bijeenkomsten gehouden in een aantal verschillende talen - Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Italiaans, Duits, Portugees en Turks, met het vooruitzicht om in de nabije toekomst nog meer bijeenkomsten te houden.
In het bestek van dit korte artikel kunnen wij geen samenvatting geven van alle discussies die hebben plaatsgevonden tijdens deze bijeenkomsten, die werden gekenmerkt door een serieuze en kameraadschappelijke sfeer, door een echte wil om te begrijpen wat er aan de hand is. In plaats daarvan willen wij ons concentreren op enkele van de belangrijkste vragen en thema's die naar voren zijn gekomen. Wij zullen op onze website ook bijdragen publiceren van sympathisanten die hun eigen visie geven op de discussies en de dynamiek ervan [1].
Het eerste en waarschijnlijk belangrijkste thema van de bijeenkomsten was de brede consensus dat de grondbeginselen van het internationalisme - geen steun aan een van beide imperialistische kampen, verwerping van alle pacifistische illusies, bevestiging van de internationale klassenstrijd als de enige kracht die tegen oorlog werkelijk kan tegengaan - onverminderd van kracht blijven, ondanks de enorme ideologische druk, vooral in de westerse landen, om het ‘kleine, dappere Oekraïne’ te verdedigen tegen de Russische beer. Sommigen zullen hierop misschien antwoorden dat dit niet meer dan banale veralgemeningen zijn, maar ze mogen geenszins als vanzelfsprekend worden beschouwd, en ze zijn zeker niet gemakkelijk aan te brengen in het huidige klimaat, waarin er maar heel weinig tekenen zijn van enig klassenverzet tegen de oorlog.
Internationalisten moeten erkennen dat zij voorlopig tegen de stroom in zwemmen. In die zin bevinden zij zich in een situatie die vergelijkbaar is met die van de revolutionairen die in 1914 de taak hadden om vast te houden aan hun principes tegenover de oorlogshysterie, waarmee de eerste dagen en maanden van de oorlog gepaard gingen. Maar we kunnen ook inspiratie putten uit het feit dat de uiteindelijke reactie van de arbeidersklasse tegen de oorlog de algemene leuzen van de internationalisten zou veranderen in een leidraad voor actie gericht op de omverwerping van de kapitalistische wereldorde.
Een tweede kernpunt van de discussie - en een die minder breed werd gedeeld - was de noodzaak om de ernst van de huidige oorlog te begrijpen die, na de coronapandemie, opnieuw bewijst dat het kapitalisme in zijn tijdperk van ontbinding een toenemende bedreiging vormt voor het voortbestaan van de mensheid. Ook al legt de oorlog in Oekraïne niet de basis voor de vorming van nieuwe imperialistische blokken die de mensheid in een Derde - en ongetwijfeld laatste - Wereldoorlog zal storten, toch geeft hij uitdrukking aan de intensivering en uitbreiding van de militaire barbaarsheid. In combinatie met de vernietiging van de natuur, en andere uitingen van een systeem in doodsnood, zou dit uiteindelijk hetzelfde resultaat hebben als een wereldoorlog. Naar onze mening markeert de huidige oorlog een belangrijke stap in de versnelling van de ontbinding van het kapitalisme, een proces dat het proletariaat dreigt te overweldigen voordat het in staat is zijn krachten te verzamelen voor een bewuste strijd tegen het kapitaal.
Wij zullen hier niet uitweiden over waarom wij het argument verwerpen dat wij getuige zouden zijn van de heropbouw van stabiele militaire blokken. Wij willen alleen maar zeggen dat ondanks de reële tendensen naar een ‘bipolarisatie’ van de imperialistische tegenstellingen, wij van mening zijn dat deze worden overschaduwd door de tegengestelde tendens waarin elke imperialistische macht haar eigen specifieke belangen verdedigt en zich tegen ondergeschiktheid aan een bepaalde wereldmacht verzet. Maar deze laatste tendens komt overeen met een toenemend gebrek aan controle door de heersende klasse, een steeds irrationeler en onvoorspelbaarder afglijden naar chaos, dat in vele opzichten leidt tot een situatie die gevaarlijker is dan die waarin de wereld werd gedomineerd door rivaliserende imperialistische blokken, d.w.z. de zogenaamde ‘Koude Oorlog’.
Een aantal aanwezige kameraden stelde vragen bij deze analyse; en sommigen, bijvoorbeeld leden van de Communist Workers Organisation (CWO) op de Engelstalige bijeenkomsten, waren duidelijk gekant tegen onze conceptualisering van de ontbinding van het systeem. Maar er kan weinig twijfel over bestaan dat een centraal onderdeel van een consequent internationalistisch standpunt het vermogen is om een samenhangende analyse van de situatie te ontwikkelen, anders bestaat het gevaar dat men gedesoriënteerd raakt door de snelheid en onvoorspelbaarheid van de onmiddellijke gebeurtenissen. En in tegenstelling tot de interpretatie van de oorlog door de kameraden van Cahiers du Marxisme Vivant op een van de bijeenkomsten in Frankrijk, denken wij niet dat eenvoudige economische verklaringen, de jacht naar winst op korte termijn, de werkelijke oorsprong en dynamiek van het imperialistische conflict kunnen verklaren in een historisch tijdperk waarin economische motieven steeds meer worden gedomineerd door militaire en strategische noden. De verwoestende kosten van deze oorlog zullen extra bewijs leveren voor deze bevestiging.
Even belangrijk als inzicht in de oorsprong en richting van het imperialistische conflict is het maken van een nuchtere analyse van de situatie van de arbeidersklasse in de wereld en de vooruitzichten voor de klassenstrijd. Hoewel men het er in algemeen over eens was dat de oorlogscampagne ernstige klappen toebrengt aan het bewustzijn van een arbeidersklasse, die toch al te lijden had onder een diep verlies aan zelfvertrouwen en zelfbewustzijn, neigden sommige deelnemers aan de bijeenkomst naar de opvatting dat de arbeidersklasse niet langer een obstakel vormt voor oorlog. Ons antwoord was dat de arbeidersklasse niet als een homogene massa kan worden behandeld. Het is duidelijk dat de arbeidersklasse in Oekraïne, die in feite is opgeslokt door de mobilisatie voor de ‘verdediging van de natie’, een echte nederlaag heeft geleden. Maar in Rusland is het anders waar er,ondanks de brute onderdrukking van elke afwijkende mening, duidelijk wijdverbreide oppositie tegen de oorlog is, en in het Russische leger, waar tekenen zijn van demoralisatie en zelfs van rebellie.
Maar het belangrijkste is dat men er niet vanuit kan gaan dat het proletariaat in de centrale westerse landen zich op economisch of militair vlak opoffert, en de heersende klasse is al lang niet meer in staat om voor haar militaire avonturen iets anders in te zetten dan beroepsmilitairen. In de nasleep van de massale stakingen in Polen in 1980 ontwikkelde de IKS haar kritiek op Lenin’s theorie dat de keten van het wereldkapitalisme zou breken in zijn ‘zwakste schakel’ - in de minder ontwikkelde landen naar het voorbeeld van Rusland in 1917. In plaats daarvan benadrukten wij dat de meer politiek ontwikkelde arbeidersklasse van West-Europa de sleutel vormt tot de veralgemening van de klassenstrijd. In een toekomstig artikel zullen we uitleggen waarom we denken dat deze opvatting nog steeds geldig is, ondanks de veranderingen in de samenstelling van het wereldproletariaat die zich daarna hebben voorgedaan [2].
De deelnemers aan de bijeenkomst deelden een terechte bezorgdheid over de specifieke verantwoordelijkheid van revolutionairen tegenover deze oorlog. Op de Franse en Spaanse openbare bijeenkomsten was dit het voornaamste punt van discussie, maar naar onze mening neigden een aantal kameraden naar een activistische benadering, waarbij zij de mogelijkheid van de situatie overschatten en dat onze internationalistische leuzen een onmiddellijk effect op de loop der gebeurtenissen zullen hebben. Om het voorbeeld te nemen van de oproep tot verbroedering tussen proletariërs in uniform: hoewel dit als algemeen perspectief volkomen geldig blijft, is er zonder de ontwikkeling van een meer algemene klassenbeweging, zoals we die in 1917-18 hebben gezien in de fabrieken en op straat in Rusland en Duitsland, weinig kans dat de strijders aan beide zijden van de huidige oorlog elkaar als klassenbroeders zullen beschouwen. En natuurlijk zijn echte internationalisten vandaag de dag zo'n kleine minderheid dat zij niet kunnen verwachten een onmiddellijke invloed te hebben op het verloop van de klassenstrijd in het algemeen.
Toch denken wij niet dat dit betekent dat revolutionairen gedoemd zijn om een roepende in de woestijn te zijn. Ook hier moeten we ons laten inspireren door figuren als Lenin en Luxemburg in 1914, die begrepen dat het noodzakelijk was de vlag van het internationalisme te planten, zelfs als ze geïsoleerd waren van de massa van hun klasse, te blijven strijden voor principes tegenover het verraad van voormalige arbeidersorganisaties, en een diepgaande analyse van de werkelijke oorzaken van de oorlog te ontwikkelen tegenover de alibi's van de heersende klasse. Evenzo moeten wij het voorbeeld volgen van de Zimmerwald Conferentie en andere conferenties, die uiting hebben gegeven aan de vastberadenheid van de internationalisten om bijeen te komen en een gemeenschappelijk manifest tegen de oorlog uit te brengen, ondanks het feit dat zij er verschillende analyses en perspectieven op na hielden. In die zin verheugen wij ons over de deelname van andere revolutionaire organisaties aan deze bijeenkomsten, hun bijdrage aan het debat en hun bereidheid om ons voorstel voor een gezamenlijke verklaring van de Kommunistische Linkerzijde tegen de oorlog in overweging te nemen [3]. Wij kunnen alleen maar betreuren dat het CWO/ICT heeft besloten ons voorstel af te wijzen, een kwestie waarop wij in een volgend artikel zullen moeten terugkomen.
Het was ook belangrijk dat de IKS, in antwoord op vragen van kameraden over wat er in hun eigen plaats of land gedaan kon worden, de betekenis benadrukte van het leggen en ontwikkelen van internationale contacten en activiteiten, van het integreren van lokale en nationale bijzonderheden in een meer globaal analysekader. De werking op internationaal vlak geeft revolutionairen een middel in de strijd tegen isolement en de demoralisatie die daarvan het gevolg kan zijn.
Een grote imperialistische oorlog kan alleen maar de realiteit onderstrepen dat revolutionaire activiteit alleen zin heeft in relatie tot revolutionaire politieke organisaties. Zoals wij in ons Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie schreven: “de arbeidersklasse brengt geen revolutionaire militanten voort maar revolutionaire organisaties: er bestaat geen directe relatie tussen de militanten en de klasse” [4]. Dit benadrukt de verantwoordelijkheid van de organisaties van de Kommunistische Linkerzijde om een kader te bieden, een militant referentiepunt waar individuele kameraden zich rondom kunnen oriënteren. Op hun beurt kunnen de organisaties alleen maar sterker worden door de bijdragen en actieve steun die zij van deze kameraden ontvangen.
Amos / 08.04.2022
[2] Kritiek van de theorie van de ‘zwakste schakel’: Het proletariaat van West-Europa in het hart van de klassenstrijd [432], ook gepubliceerd in Wereldrevolutie nr. 19
[4] Rapport over de structuur en het functioneren van de revolutionaire organisatie [434]
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 245.41 KB |
In alle landen, in alle sectoren, lijdt de arbeidersklasse onder een ondraaglijke verslechtering van haar levens- en arbeidsomstandigheden. Alle regeringen, of ze nu rechts of links, traditioneel of populistisch zijn, vallen haar meedogenloos aan. De aanvallen volgen elkaar op onder de druk van de zich verergerende wereldwijde economische crisis.
Ondanks de angst voor een onderdrukkende gezondheidscrisis, begint de arbeidersklasse te reageren. In de afgelopen maanden is de strijd losgebarsten in de Verenigde Staten, Iran, Italië, Korea, Spanje,Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Natuurlijk zijn dit geen massale bewegingen: de stakingen en demonstraties zijn nog te mager, te versnipperd. Toch houdt de bourgeoisie hen scherp in het oog, zich bewust van de omvang van de opborrelende woede.
Hoe moeten we de aanvallen van de bourgeoisie het hoofd bieden? Geïsoleerd en verdeeld, ieder in zijn ‘eigen’ bedrijf, in zijn ‘eigen’ sector? Dat maakt ons zeer zeker machteloos! Dus hoe kunnen we een verenigde en massale strijd ontwikkelen?
De prijzen rijzen de pan uit, vooral voor eerste levensbehoeften zoals voedsel, energie en vervoer. In 2021 is de inflatie al hoger dan na de financiële crisis van 2008. In de Verenigde Staten is ze 6,8%, het hoogste niveau in 40 jaar. In Europa zijn de energiekosten de afgelopen maanden met 26% gestegen! Achter deze cijfers gaan in werkelijkheid steeds meer mensen schuil die moeite hebben om voedsel, huisvesting, verwarming en vervoer voor zichzelf te regelen. De wereldvoedselprijzen zijn met 28% gestegen, wat een directe bedreiging vormt voor de ondervoeding van bijna een miljard mensen in de armste landen, vooral in Afrika en Azië.
Door de verergering van de wereldwijde economische crisis wordt de concurrentie tussen de staten steeds heviger. Om de winsten op peil te houden, is het antwoord altijd hetzelfde, overal, in alle sectoren, zowel in de particuliere als in de openbare sector: vermindering van het personeel, verhoging van het werkritme, bezuinigingen, ook op materiaal dat verband houdt met de veiligheid van de werkers. In januari gingen in Frankrijk leraren massaal de straat op om te protesteren tegen hun onwaardige arbeidsomstandigheden. Ook zij leven dagelijks in de kapitalistische hel door gebrek aan middelen en personeel. In de demonstraties werd op de plakkaten een zeer juist idee weergegeven: “Wat ons overkomt gaat terug tot ver voor Covid!”
Het lot van de werkers in de gezondheidszorg illustreert dit perfect. De pandemie heeft het gebrek aan dokters, ziekenverzorgers, verplegers, bedden, maskers, jassen, zuurstof... aan absoluut alles aan het licht gebracht! De chaos en uitputting in de ziekenhuizen sinds het begin van de pandemie is niets anders dan het gevolg van de bezuinigingen die alle regeringen, in alle landen, tientallen jarenlang hebben doorgevoerd. Zozeer zelfs dat de WHO zich in haar laatste rapport genoodzaakt ziet alarm te slaan: “In meer dan de helft van de behoeften wordt niet voorzien. Wereldwijd is er een tekort van 900.000 vroedvrouwen en 6 miljoen verpleegkundigen. [….] Dit reeds bestaande tekort is nog verergerd door de pandemie en de druk op dit overbelaste personeelsbestand.” In veel arme landen heeft een groot deel van de bevolking niet eens toegang tot vaccins, alleen omdat het kapitalisme gebaseerd is op het winstoogmerk.
Dus, ja, “wat ons overkomt gaat terug tot ver voor Covid”! De pandemie is het product van het zieltogende kapitalisme, wiens onoverkomelijke crisis zij nog eens verergert. Niet alleen heeft dit systeem zijn onmacht en desorganisatie getoond ten overstaan van een pandemie die,vooral onder de uitgebuitenen en de armsten, al meer dan tien miljoen levens heeft geëist, maar het zal onze levens- en arbeidsomstandigheden blijven verslechteren, het zal mensen blijven ontslaan, hen uitpersen, hen onzekere jobs opleggen, hen armer maken. Onder het gewicht van haar tegenstellingen kan het alleen maar verstrikt blijven in eindeloze imperialistische oorlogen, en nieuwe milieurampen veroorzaken, bronnen van chaos, van conflicten, van ellende en van nieuwe, nog ernstiger pandemieën. Dit systeem van uitbuiting heeft de mensheid geen andere toekomst te bieden dan leed en ellende.
Alleen de strijd van de arbeidersklasse biedt een ander perspectief, dat van het kommunisme: een maatschappij zonder klassen, zonder naties, zonder oorlogen, waar alle vormen van onderdrukking worden afgeschaft. Het enige perspectief is de kommunistische wereldrevolutie!
In 2020 viel overal ter wereld een loden deken over de maatschappij met herhaalde lockdowns, spoedopnames in ziekenhuizen en miljoenen sterfgevallen. Na de opleving van de strijdwil, die zich in 2019 in verschillende landen had gemanifesteerd, meer bepaald tijdens de beweging tegen de pensioenhervorming in Frankrijk, is de strijd van de werkers plotseling tot stilstand gekomen. Maar vandaag borrelt de woede opnieuw op en zien we een opflakkering van de strijdwil:
- In de Verenigde Staten trof een reeks stakingen industriële ondernemingen zoals Kellog's, John Deere, PepsiCo, maar ook de gezondheidssector en privé-klinieken, zoals in New York.
- In Iran zijn de arbeiders van meer dan 70 vestigingen in de oliesector deze zomer in staking gegaan tegen de lage lonen en de hoge kosten van levensonderhoud. Dit was de eerste keer in 42 jaar!
- In Korea moesten de vakbonden een algemene staking organiseren voor sociale bescherming, tegen precaire jobs en ongelijkheid.
- In Italië zijn er vele actiedagen geweest tegen ontslagen en de afschaffing van het minimumloon.
- In Duitsland zag de vakbond van de openbare diensten zich, geconfronteerd met een groeiende mobilisatie, genoodzaakt met stakingen te dreigen om loonsverhogingen te verkrijgen;
- In Spanje, in Cadiz, kwamen metaalarbeiders in verzet tegen een loonsverlaging van gemiddeld 200 euro per maand. Werkers in overheidsdienst in Catalonië demonstreerden tegen het ontoelaatbare gebruik van tijdelijke banen (meer dan 300.000 werkers in overheidsdienst hebben onzekere jobs). Arbeidersstrijd vond plaats bij de spoorwegen in Mallorca, bij Vestas, bij Unicaja, bij de metaalarbeiders van Alicante, in verschillende ziekenhuizen, allemaal gericht tegen ontslagen.
- In Frankrijk kwam dezelfde ontevredenheid tot uiting in stakingen of demonstraties in de vervoersector, onder de vuilnisophalers, bij het spoorwegpersoneel en de leraren.
- Hetzelfde geldt voor Groot-Brittannië, waar we stakingen en andere acties hebben gezien in de universiteiten, onder de recyclingwerkers, in het openbaar vervoer, in de gezondheidszorg, en in andere sectoren.
Al deze gevechten zijn belangrijk omdat zij aantonen dat de arbeidersklasse niet bereid is alle offers te aanvaarden die de bourgeoisie haar probeert op te leggen. Maar we moeten ook de zwakheden van onze klasse erkennen. Al deze acties worden gecontroleerd door de vakbonden die, overal, de arbeiders verdelen en isoleren met sectoriële eisen, de strijd inkaderen en saboteren. In Cádiz hebben de vakbonden geprobeerd de strijdende arbeiders op te sluiten in de lokalistische val van een ‘burgerbeweging’ om ‘Cádiz te redden’, alsof de belangen van de arbeidersklasse liggen in de verdediging van regionale of nationale belangen en niet in de band met hun klassezusters en -broeders over sectoren en grenzen heen! De arbeiders hebben nog steeds moeilijkheden om zich te organiseren, om de organisatie van de strijd in eigen handen te nemen, om zich te hergroeperen in soevereine algemene vergaderingen, om te strijden tegen de verdeeldheid die ons door de vakbonden wordt opgedrongen.
Er bestaat ook een bijkomend gevaar dat de arbeidersklasse de verdediging van haar klasseneisen opgeeft door zich aan te sluiten bij bewegingen die niets te maken hebben met haar belangen en strijdmethoden. We hebben dergelijke bewegingen gezien met de ‘gele hesjes’ in Frankrijk, of, meer recentelijk, in China, tijdens de ineenstorting van de vastgoedgigant Evergrande (een spectaculair symbool van de realiteit van een China met een te grote schuldenlast), die vooral het protest uitlokte van de kleine geruïneerde eigenaars. In Kazachstan werden massale stakingen in de energiesector uiteindelijk omgebogen in een uitzichtloze ‘volksopstand’, gevangen in conflicten tussen naar de macht strevende burgerlijke klieken. Telkens wanneer arbeiders zichzelf oplossen in het ‘volk’ als ‘burger’, door van de burgerlijke staat te eisen dat hij ‘de dingen verandert’, veroordelen zij zichzelf tot machteloosheid.
In 2006 werd de bourgeoisie in Frankrijk gedwongen de aanval te staken en zich terug te trekken vanwege een massale strijd die zich dreigde uit te breiden naar andere sectoren. In die tijd kwamen studenten met onzekere jobs in opstand tegen een hervorming die een ‘Contrat Première Embauche’ (CPE: Eerste Werkcontract) invoerde, dat niet anders betekende dan onderbetaalde en superuitgebuite jobs. Zij hadden geweigerd zich te isoleren en te verdelen door specifieke leuzen te verwerpen.
Tegen de vakbonden in hadden zij hun algemene vergaderingen opengesteld voor alle categorieën van werkers en voor de gepensioneerden. Zij hadden begrepen dat zij de strijd tegen de werkonzekerheid van de jeugd naar voren moesten brengen als een symbool van de bestaansonzekerheid van allen.
Gedragen door solidariteit tussen de sectoren en de generaties, had deze beweging, demonstratie na demonstratie, aan kracht gewonnen. Het was deze dynamiek van eenheid en massaliteit die de bourgeoisie schrik aanjoeg en haar dwong om de CPE in te trekken.
Om ons op de strijd voor te bereiden moeten we, waar we maar kunnen, samenkomen om te debatteren en te leren van de strijd uit het verleden. Het is van vitaal belang de strijdmethoden naar voren te brengen die de arbeidersklasse sterk hebben gemaakt en die haar op bepaalde momenten in haar geschiedenis in staat hebben gesteld de bourgeoisie en haar systeem aan het wankelen te brengen:
Bereid de verenigde en zelfstandige strijd van morgen voor!
Internationale Kommunistische Stroming, januari 2022
De strijd tegen de oorlog kan door de arbeidersklasse alleen worden gevoerd via de strijd op haar eigen klasseterrein en haar internationale eenwording. Revolutionaire organisaties kunnen niet wachten op een massale mobilisatie van de arbeidersklasse tegen de oorlog: zij moeten optreden als een speerpunt vastberaden in de verdediging van het internationalisme en in het benadrukken van de noodzaak van de omverwerping van het systeem. Dit vereist dat de arbeidersklasse en haar revolutionaire organisaties zich de lessen en attitudes van eerdere gevechten tegen de oorlog opnieuw toe-eigenen. De ervaring van de Zimmerwald Conferentie is in dit verband zeer verhelderend.
Zimmerwald is een klein stadje in Zwitserland, en in september 1915 werd er een kleine conferentie gehouden: 38 afgevaardigden uit 12 landen - alle internationalisten die ‘in twee taxi's’ werden vervoerd, zoals Trotski grapte. En zelfs onder hen nam slechts een kleine minderheid een echt revolutionair standpunt in tegen de oorlog. Alleen de Bolsjewieken rond Lenin en enkele andere Duitse groeperingen verdedigden revolutionaire methoden en doelstellingen: de omvorming van imperialistische oorlog in burgeroorlog, de vernietiging van het kapitalisme als de bron voor alle oorlogen. De andere deelnemers namen een centristisch standpunt in of leunden zelfs sterk naar rechts.
Het resultaat van de felle debatten in Zimmerwald was een manifest gericht aan de proletariërs van de wereld dat in veel opzichten een compromis was tussen links en het centrum, aangezien het de revolutionaire leuzen van de Bolsjewieken niet overnam. Desalniettemin stelde de krachtige veroordeling van de oorlog en de oproep tot klassenactie ertegen haar in staat de anti-oorlogsgevoelens, die zich in de massa van de arbeidersklasse ontwikkelden, te verwoorden en te politiseren.
Het voorbeeld van Zimmerwald toont aan dat voor revolutionairen de strijd tegen de oorlog zich afspeelt op drie verschillende maar onderling verbonden niveaus:
- Propaganda en agitatie: De revolutionairen hebben niet gewacht tot de klasse in beweging kwam : zij zijn vanaf de eerste dag van de vijandelijkheden begonnen met agitatie tegen de oorlog, lang voordat de klasse in staat was te reageren. De hergroepering van revolutionairen in politieke organisaties stelde hen in staat hun propaganda en agitatie te ontwikkelen door middel van een regelmatige pers en het massaal produceren van pamfletten, en door het woord te voeren in de arbeidersvergaderingen en -raden (die later ontstonden), niet als individuen die alleen zichzelf vertegenwoordigden, maar in naam van een uitgesproken politieke tendens binnen de klassenbeweging.
- Organisatorisch: het verraad van de meerderheid van de oude partijen vereiste dat de minderheid van internationalisten zich als een georganiseerde fractie zou inzetten voor de uitsluiting van de verraders, of, wanneer dit onmogelijk bleek, wat in de meeste gevallen het geval was, zou vechten om zoveel mogelijk gezonde elementen voor zich te winnen en de grondslagen te leggen voor een nieuwe partij, een nieuwe Internationale. Dit vereiste een felle strijd tegen het centrisme en het opportunisme, tegen de ideologische invloed van de bourgeoisie en de kleinburgerij. Zo was de linkerzijde van Zimmerwald in het bijzonder de drijvende kracht achter de oprichting van de Derde Internationale in 1919. In een situatie van nakende oorlog of revolutie was het heldendom van individuele militanten zoals Luxemburg, Liebknecht, John Mclean of Sylvia Pankhurst zeker van vitaal belang, maar kon op zichzelf niet volstaan. Het kon alleen echt betekenis hebben in de context van een collectieve organisatie rond een duidelijk politiek programma;
- Theoretisch: de noodzaak om de kenmerken van het nieuwe tijdperk te begrijpen vereist een geduldig werk van theoretische uitwerking, een vermogen om een stap terug te zetten en de hele situatie opnieuw te evalueren in het licht van het verleden en de toekomstperspectieven. Dankzij het werk van Lenin, Bukharin, Luxemburg, Pannekoek en anderen begreep de herboren politieke klassebeweging dat er een nieuw tijdperk was aangebroken, een tijdperk waarin de klassenstrijd nieuwe vormen en nieuwe methoden zou aannemen om rechtstreeks revolutionaire doelen te bereiken. Er waren aanzienlijke meningsverschillen over een aantal kwesties, bijvoorbeeld tussen Lenin en Luxemburg over nationale zelfbeschikking, maar dit weerhield hen er niet om een gemeenschappelijk standpunt tegen de oorlog in te nemen, terwijl ze even hartstochtelijk en intens bleven debatteren als voorheen.
Wij kunnen hier niet in detail treden, maar wij moedigen onze lezers aan de volgende artikelen te lezen:
Zodra de ‘rouwperiode’ voor de koningin, met haar oorverdovende lofzangen op de nationale eenheid, voorbij was bevestigden meer dan 500 havenarbeiders in Liverpool dat zij gingen staken, onmiddellijk gevolgd door de havenarbeiders in Felixstowe, die in de weken vóór de dood van de koningin ook al hadden gestaakt. De geplande stakingen bij de spoorwegen, die door de vakbonden ‘uit respect voor de koningin’ waren uitgesteld, gaan door en zullen gepaard gaan van verdere stakingen bij de post, bij de bussen en de metro. Andere geschillen, waarbij gemeentewerkers, bouwvakkers, magazijnpersoneel van Amazon en anderen betrokken zijn, gaan door. Onderwijspersoneel en anderen zijn ook aan de beurt. De ‘zomer van woede’ lijkt te veranderen in een hete herfst en misschien nog een ‘Winter van Onvrede’ nu de arbeiders geconfronteerd worden met drastisch stijgende prijzen en minuscule loonsverhogingen.
Ondertussen heeft de liberale/linkse pers de ‘mini-begroting’ van de regering Truss, waarin ostentatief de beperkingen op de bonussen van bankiers worden opgeheven en belastingverlagingen worden aangeboden die duidelijk ten goede zullen komen aan de allerrijksten, aan de kaak gesteld als een oorlogsverklaring van de regering Truss. En dat is natuurlijk juist: de heersende klasse is voortdurend in oorlog met degenen die zij uitbuit, en is vooral in tijden van crisis gedwongen de levensstandaard van de uitgebuitenen te verlagen, of zij dat nu op een botte en openlijke manier of op een subtielere, stapsgewijze manier doet. Maar dat komt omdat de klassenstrijd niet een of andere ideologische vervorming is, iets waar de regeerders voor gekozen hebben. Het is de fundamentele werkelijkheid van dit maatschappelijk systeem, dat alleen kan bestaan en ‘groeien’ op basis van de uitgebuite arbeid van de meerderheid.
En wat de stakingen deze zomer en herfst hebben laten zien, is dat de uitgebuite klasse de eerste stappen zet om de klassenstrijd te voeren op haar eigen terrein en voor haar eigen noden.
We hebben elders [1] al geschreven over de internationale betekenis van de huidige strijd in Groot-Brittannië, als een teken dat de arbeidersklasse niet is verdwenen, niet is opgeslokt door de versnelde desintegratie van het kapitalistische systeem - en dus als een soort oproep aan de wereldarbeidersklasse om te reageren op de aanval op hun werk- en leefomstandigheden door terug te keren naar het pad van de strijd.
Het kapitalistische systeem had haar eerste wortels in Groot-Brittannië, en in de periode van het opkomende kapitalisme in de 19e eeuw stond de arbeidersklasse in Groot-Brittannië op bepaalde momenten voorop in de internationale arbeidersbeweging. Het was in Groot-Brittannië dat de arbeiders voor het eerst vakbonden oprichtten om zich te verdedigen tegen wrede uitbuiting, en later een politieke partij, de Chartisten, die ernaar streefde de onafhankelijke belangen van de klasse in het parlement en de maatschappij als geheel naar voren te brengen.
De vakbonden en partijen die de arbeiders hebben opgericht zijn allang radertjes van het kapitalistische systeem geworden, maar de militante geest van de arbeidersklasse is niet met hen gestorven, of het nu gaat om Red Clydeside in 1919, de Algemene Staking van 1926 of de golven van strijd, aan het eind van de jaren 1960 en in de jaren 1970, die de opkomst van de arbeidersklasse markeerden uit de lange contrarevolutie, die sinds het eind van de jaren 1920 op de internationale arbeidersklasse was neergedaald.
Om de strijdbaarheid van de arbeidersklasse in Groot-Brittannië tegen te gaan lanceerde de bourgeoisie, geleid door de regering Thatcher, maar met de volledige steun van de wereldbourgeoisie, een grootscheeps tegenoffensief. Dit nam zijn duidelijkste vorm aan in de nederlaag van de precies één jaar lange mijnwerkersstaking, die niet alleen de deur openzette naar de sluiting van de mijnen, maar ook naar de ontmanteling van hele sectoren van de Britse industrie. Bovendien leden de dokwerkers ook belangrijke nederlagen in 1989 en opnieuw in 1995-98.
Het proces van ‘deïndustrialisatie’ had economische motieven - met name het zoeken naar hogere winstpercentages in de ‘opkomende’ economieën - maar het is geen toeval dat het ook enkele van de meest strijdbare sectoren van de arbeidersklasse decimeerde, niet alleen de mijnwerkers maar ook de arbeiders op de scheepswerven, in de staal- en autofabrieken, in de havens, enzovoort, terwijl de nieuwe maatregelen van ‘privatisering’ er ook voor zorgden dat belangrijke sectoren, zoals de spoorwegarbeiders, niet langer te maken hadden met één enkele baas maar met meerdere, en dus gemakkelijker verdeeld konden worden.
Dit alles ging gepaard met een nieuw ideologisch offensief, gebaseerd op het thema dat de klassenstrijd voorbij was en naar de geschiedenisboeken was verwezen. En met de ineenstorting van het Oostblok in 1989-91 kreeg deze campagne over de hele wereld vleugels, waarbij nog krachtiger werd benadrukt dat de arbeidersklasse dood was en dat elk idee dat zij het huidige systeem kon veranderen alleen maar op een mislukking kon uitlopen. De ‘dood van het kommunisme’[2], zo werd ons verteld, betekende het einde van elke hoop op een alternatief voor het kapitalisme.
De ineenstorting van het Oostblok markeerde de intrede van het kapitalisme in een nieuwe, laatste fase van zijn verval, gekenmerkt door toenemende fragmentatie en chaos op alle niveaus. Ook dit proces heeft de arbeidersklasse in Groot-Brittannië bijzonder hard getroffen: het verscherpen van de sociale atomisering, het voeden van de opkomst van stedelijke bendes, het voeden van verdeeldheid tussen verschillende etnische groepen, het benadrukken van nieuwe ‘identiteiten’ ter vervanging van de klassenidentiteit en dus van de klassensolidariteit. In de afgelopen tien jaar zijn al deze tegenstellingen verder verscherpt door de campagne rond Brexit en het aanwakkeren van de zogenaamde ‘cultuuroorlogen’ door zowel de rechter- als de linkervleugel van de bourgeoisie.
De arbeidersklasse in Groot-Brittannië heeft zich dus bijzonder moeilijk kunnen herstellen van de tegenslagen van de jaren 1980 en 1990. Maar vandaag steekt de arbeidersklasse, ondanks deze lange teruggang in de strijd, ondanks alle verdeeldheid, weer de kop op, en in veel gevallen zijn het de ‘traditioneel’ militante sectoren, de sectoren met een lange geschiedenis van strijd - spoorwegen, havens, busdiensten, posterijen - die het voortouw nemen, dat gevolgd kan worden door andere sectoren die weliswaar talrijker zijn, maar niet altijd dezelfde geschiedenis van klassenstrijd hebben: onderwijs, gezondheidszorg, distributie, enzovoort. De economische crisis, en vooral de sterke stijging van de inflatie, maakt het objectief noodzakelijk dat alle arbeiders samen strijden, en daarbij het gevoel terugkrijgen te behoren tot een klasse met haar eigen onafhankelijke belangen en, uiteindelijk, met een eigen alternatief voor de toekomst van de maatschappij. En hoewel deze strijd zich niet rechtstreeks afzet tegen de kapitalistische drang naar oorlog of de oproepen tot offers voor het conflict tussen de NAVO en het Russische imperialisme openlijk aan de kaak stelt, het feit alleen dat deze strijd ondanks deze oproepen plaatsvindt, bewijst dat de arbeidersklasse, vooral in de centrale landen van het systeem, niet bereid is zichzelf op te offeren op het altaar van de kapitalistische oorlog.
De meeste stakingen in de belangrijkste sectoren zijn goed onder controle gehouden door de vakbonden, die hun rol voor het kapitalisme hebben vervuld door de stakingen van elkaar gescheiden te houden (net zoals ze dat in de jaren 1980 met de mijnwerkers en andere sectoren hebben gedaan), ze over verschillende dagen te spreiden, zelfs onder de werkers in verschillende delen van het openbaar vervoer (trein, metro, bus...), en ze vaak te beperken tot één of twee dagen met een lange aankondigingtermijn. Maar een teken van de onderliggende strijdbaarheid van de arbeiders is de prominente rol die linkse vakbondsleiders spelen. Mick Lynch van de RMT (de belangrijkste spoorwegvakbond) is het meest in beeld geweest, en hij is alom geprezen voor zijn vermogen om in interviews vijandige vragen te beantwoorden. Zo heeft hij bijvoorbeeld geantwoord op de beschuldiging in de media dat de spoorwegstakingen werden gevoerd ten behoeve van een bevoorrechte sector, door vol te houden dat zijn leden strijden omdat alle arbeiders onder vuur liggen en samen moeten strijden. De secretaris-generaal van de vakbond Unite, Sharon Graham, heeft zich gedistantieerd van de slappe houding van Labour tegenover stakingen en heeft haar eigen bureaucraten gepasseerd door ‘Gecombineerde Comités’ op te richten waarin vakbondsvertegenwoordigers uit verschillende sectoren (vuilnisdiensten, magazijnen, horeca, enz.) zijn samengebracht.
We moeten niet verbaasd zijn als we, als de strijd in de herfst en winter voortduurt, meer oproepen horen tot eenheid van de arbeidersklasse en meer gemeenschappelijke acties, demonstraties, enzovoort. Voor linkse groeperingen als de Socialist Workers’ Party wordt dit aangedragen als bewijs dat de achterban de leiders tot strijd kan dwingen als ze maar genoeg druk op hen uitoefenen, maar voor kommunisten die begrijpen dat de vakbonden staatsorganen zijn geworden, beantwoordt de radicalisering van de vakbonden aan de noodzaak zich aan te passen aan de klassenbeweging teneinde er de controle over te behouden.
We moeten ook opmerken dat de strijdwil van de arbeiders zich ook heeft geuit in onofficiële acties, zelfs ‘wilde’ stakingen, in verschillende sectoren. In hun artikel Wildcat Strikes in the UK: Getting Ready for a Hot Autumn [444], maakte de Communist Workers Organisation een (niet-uitputtende) lijst met de volgende voorbeelden:
“10 mei staakten ongeveer 100 vuilnismannen in Welwyn Hatfield uit protest tegen een manager die werd beschuldigd van seksisme, racisme en pesten.11 mei staakten ongeveer 300 bouwvakkers van een raffinaderij in Hull omdat hun loon te laat of niet volledig werd uitbetaald.17 mei staakten meer dan duizend offshore-oliearbeiders op de Noordzee staakten op 19 booreilanden en eisten dat hun loon aangepast zou worden aan de inflatie.27 juli staakten ongeveer 100 werkers van een levensmiddelenbedrijf in Bury omdat ze geen behoorlijke pauzes kregen.3 augustus staakten honderden werkers van Amazon op verschillende locaties, zoals Tilbury, Rugeley, Coventry, Bristol, Dartford en Coalville, en voerden een langzaamaanactie als reactie op een ‘loonsverhoging’ van slechts 35 p per uur. 10 augustus staakten honderden contractarbeiders, waaronder steigerbouwers en onderhoudsmedewerkers, op raffinaderijen, chemische fabrieken en andere faciliteiten in Teesside, Grangemouth, Pembroke, Fife, Fawley en Drax in een strijd om de lonen en hielden auto’s tegen die de faciliteiten in- en uitreden”[3].
De CWO vervolgde dit artikel met de publicatie van de oproep van het Offshore Oil and Gas Workers Strike Committee, waarin wordt uitgelegd waarom zij een ‘wilde’ stakingen begonnen zonder te wachten op een vakbondsstemming[4]:
"Onze vakbonden zeggen dat er niet genoeg mensen voor de staking hebben gestemd. Wij zeggen dat dat onzin is, want de hele Noordzee is woedend over onze behandeling.
De wilde stakingen waarover wordt gesproken en die zijn gepland, zijn het resultaat van jarenlange passiviteit van de vakbonden en onze ondernemers.
We hebben de hele procedure doorlopen om onze grieven aan te kaarten. We hebben de juiste kanalen gebruikt, maar hebben het gevoel dat we om de tuin worden geleid.
Het hele Verenigd Koninkrijk is in rep en roer over de kosten van levensonderhoud. Wij zijn niet anders"[5].
Deze staking werd veroordeeld door de vakbonden RMT, Unite en de GMB die in een gezamenlijke brief verklaarden: “Onze zorg is dat onofficiële acties alles in gevaar brengen. Sommige exploitanten van de oude infrastructuur zullen arbeidsonrust gebruiken om vervroegde ontmanteling te rechtvaardigen en het enige wat we zullen krijgen is meer ontslagen. Anderen zullen een verdeeld arbeidsfront zien en dat uitbuiten.”
De acties bij Amazon zijn ook interessant, omdat de meeste werkers staakten zonder lid te zijn van een vakbond. De ‘arbeideristische’ groep Notes from Below heeft verslagen gepubliceerd van enkele van de werkers die bij de stakingen betrokken waren, deze is uit Amazon's ‘Fulfilment Centre’ in Coventry:
“We hebben gedurende de hele Covid-pandemie doorgewerkt, en ook tijdens de lockdowns. We wachten al sinds april op informatie over deze loonsverhoging en iedereen verwachtte minstens 2 pond per uur extra. Het management kondigde woensdag echter aan dat we slechts 50 p per uur extra zouden krijgen.
We hadden de staking pas twee uur voordat hij plaatsvond gepland. We hadden tijdens onze pauze de stakingen in Tilbury en Rugeley gezien op TikTok en dat inspireerde ons om te gaan staken. We bekeken die video's om 11 uur en begonnen het idee van een staking te verspreiden via mond-op-mond reclame in het magazijn. Tegen 13.00 uur hadden we meer dan 300 mensen die stopten met werken en naar buiten gingen. In het begin hadden we geen hulp van vakbonden bij de stakingen. We organiseerden alles zelf. Maar nadat we waren gestopt, nam GMB contact met ons op om lid te worden van vakbond en ons advies te geven”[6].
Dit verslag verduidelijkt een aantal zaken: een element van de huidige opleving van de klassenwoede is het feit dat talrijke sectoren - gezondheidszorg, recycling, vervoer, distributie, enzovoort - waarvan tijdens de pandemie werd gezegd dat hun werk essentieel was en dat zij helden waren omdat zij doorgingen, nu worden beloond met loonsverhogingen die ronduit beledigend zijn. Het toont ook aan dat werkers in staat zijn om zonder enige ‘hulp’ van de vakbond stakingsacties te voeren, zoals nader beschreven is in een verslag van de eerste wilde staking bij Amazon[7].
Maar het laat ook zien dat de vakbonden altijd klaar staan om de arbeiders voor hun eigen bestwil te ‘organiseren’. Als het geen officiële vakbond is zoals de GMB (die zichzelf ‘een vakbond voor alle arbeiders’ noemt), zoals in dit geval, dan zijn er een aantal semi-syndicalistische en basissyndicalistische organisaties zoals de United Voices of the World en de IWGB (The Independent Workers’Union of Great Britain) die zich hebben gespecialiseerd in het werven van arbeiders in de meer precaire sectoren die tot nu toe door de belangrijkste vakbondsorganen werden genegeerd. En we mogen niet vergeten dat het laagste niveau van de officiële vakbonden, plaatselijke ‘organisers of vakbondsafgevaardigden in de bedrijven, ook pseudo-onafhankelijke stakingscomités en -coördinaties kunnen oprichten die geen echte uitdrukking zijn van de massabijeenkomsten van de stakers en die proberen op te treden als het laatste bolwerk van de vakbonden.
De vakbonden en de vakbondsideologie hebben in Groot-Brittannië een zeer lange geschiedenis en het zal lang duren en veel confrontaties met vakbondssabotage vergen voordat de arbeiders in staat zijn op grote schaal zelfstandige organisatievormen te ontwikkelen - met name soevereine algemene vergaderingen waar de arbeiders kunnen debatteren en beslissen over de manier waarop zij hun strijd kunnen uitbreiden en verenigen. En het is ook waarschijnlijk dat de nieuwe ‘anti-vakbonds’-maatregelen, aangekondigd door de regering Truss, zullen bijdragen om het idee te versterken dat de vakbonden echt van de arbeiders zijn en verdedigd moeten worden, ook al zijn de vakbonden zeer bedreven geworden in het omgaan met en gebruiken van eerdere anti-stakingswetten (het stemmen, het beperken van het posten bij andere bedrijven, enzovoort).
Niettemin kunnen we aan enkele van deze recente voorbeelden zien dat de authentieke klassentraditie van het beslissen over acties op algemene vergaderingen, van het organiseren van massale delegaties en het rechtstreeks oproepen van andere werkplekken om zich bij de strijd aan te sluiten, geenszins uit het collectieve geheugen van de arbeidersklasse in Groot-Brittannië is verdwenen en nog steeds in embryonale vorm bestaat. De huidige stakingsgolf is een essentiële voorbereiding op de strijd van de toekomst om het broodnodige niveau van zelforganisatie te bereiken dat de arbeiders in staat zal stellen hun strijd te verenigen.
Amos
[1] Zie ons international pamflet De bourgeoisie gelast nieuwe opofferingen, de arbeidersklasse antwoordt met strijd [445]
[2] Deze campagne was gebaseerd op een fundamentele leugen: dat het stalinistische staatskapitalisme eigenlijk communisme was.
[3] Zie ook: "Wildcat action to hit refineries and power plants on August 24th [446]".
[6] Wildcat strike at Amazon [449]
[7] Wildcat strike at Amazon [449]
Sommige gebeurtenissen hebben niet alleen een plaatselijke of directe impact, maar hebben ook een internationale betekenis. Vanwege het aantal getroffen sectoren, de strijdvaardigheid van de arbeiders die bij de strijd betrokken zijn en de brede steun voor de stakingen onder de werkende bevolking, is de stakingsgolf die zich vanaf de zomer in Groot-Brittannië verbreidt een gebeurtenis van onbetwistbaar belang voor het hele land. Maar wat we moeten begrijpen is dat de historische betekenis van deze strijd veel verder gaat dan zijn lokale dimensie of zelfs zijn actuele ontplooiing.
De arbeidersklasse in de Europese metropolen staat al tientallen jaren onder de verstikkende druk van de ontbinding van het kapitalisme. Meer recent heeft ze vanaf 2020 verscheidene golven van Covid ondergaan en vervolgens de gruwel van de oorlogsbarbarij in Europa met de Russische invasie en de oorlog in Oekraïne. Hoewel deze de strijdbaarheid van de arbeiders hebben aangetast, hebben ze die niet doen verdwijnen, zoals de strijd in de Verenigde Staten, Spanje, Italië of in Frankrijk, Korea en Iran eind 2021 en begin 2022 nog onderstreepte.
Als reactie op de aantasting van de levensstandaard door de verdieping van de economische crisis, versterkt door de gevolgen van de gezondheidscrisis en vooral door de oorlog in Oekraïne, is de stakingsgolf in Groot-Brittannië echter van een andere orde. In moeilijke omstandigheden geven de Britse arbeiders een duidelijk signaal af aan hun collega’s overal ter wereld: we moeten strijden, ook al hebben we aanvallen ondergaan en offers aanvaard zonder te kunnen reageren, vandaag stellen we: ‘enough is enough’, we accepteren dit niet langer, we moeten terugvechten. Dit is de boodschap die de arbeiders in andere landen gestuurd wordt.
In deze context vormt het begin van de strijd van het Britse proletariaat een gebeurtenis van historische betekenis op verschillende niveaus.
Deze golf van strijd wordt geleid door een fractie van het Europese proletariaat die het meest heeft geleden onder de algemene achteruitgang van de klassenstrijd sinds 1990. Hoewel de Britse arbeiders in de jaren 1970, weliswaar met enige vertraging in vergelijking met andere landen zoals Frankrijk, Italië of Polen, zeer belangrijke gevechten hadden ontketend die culmineerden in de stakingsgolf van 1979 (‘de winter van de ontevredenheid’), was het Verenigd Koninkrijk het Europese land waar de teruggang in de strijdbaarheid in de afgelopen 40 jaar het meest uitgesproken was.
In de jaren 1980 kreeg de Britse arbeidersklasse te maken met een effectief tegenoffensief van de bourgeoisie, dat culmineerde in de nederlaag van de mijnwerkersstaking in 1985 door Thatcher, de ‘ijzeren dame’ van de Britse bourgeoisie. Bovendien is Groot-Brittannië bijzonder getroffen door de de-industrialisatie en de verplaatsing van industrieën naar China, India of Oost-Europa. Toen de arbeidersklasse in 1989 een algemene wereldwijde achteruitgang doormaakte, was die in Groot-Brittannië dan ook bijzonder uitgesproken.
Bovendien hebben de Britse arbeiders de afgelopen jaren de aanval ondergaan van populistische bewegingen en vooral de oorverdovende Brexit-campagne, die de verdeeldheid in hun midden heeft aangewakkerd tussen de ‘remainers’ en de ‘leavers’. Vervolgens heeft ook de Covid-crisis, vooral in Groot-Brittannië, zwaar op de arbeidersklasse gewogen. Ten slotte, is zij meer recentelijk geconfronteerd met een intense pro-Oekraïense democratische hype en een bijzonder verwerpelijk oorlogszuchtig discours in het kader van de oorlog in Oekraïne.
De ‘Thatcher-generatie’ had een belangrijke nederlaag geleden, maar vandaag verschijnt er een nieuwe generatie arbeiders op het maatschappelijk toneel die niet langer, zoals haar voorgangers, onder het gewicht van deze nederlagen gebukt gaat, maar haar rug recht door te laten zien dat de arbeidersklasse in staat is terug te vechten tegen deze belangrijke aanvallen. Al met al zien we een verschijnsel dat goed vergelijkbaar (maar niet identiek) is met het verschijnsel van de opkomst van de Franse arbeidersklasse in 1968: het aantreden van een jonge generatie die minder is aangetast is door het gewicht van de contrarevolutie dan haar voorgangers.
De ‘zomer van de woede’ kan om verschillende redenen alleen maar een aanmoediging zijn voor alle arbeiders overal ter wereld: het betreft de arbeidersklasse van de 5e economische wereldmacht, en een Engelstalig proletariaat, waarvan de strijd ongetwijfeld een belangrijke impact kan hebben in landen als de Verenigde Staten, Canada of zelfs in andere regio's van de wereld, zoals India of Zuid-Afrika. Aangezien het Engels de internationale communicatietaal is, zal de invloed van deze gevechten noodzakelijkerwijs groter zijn dan die van arbeidersstrijd in bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland. In die zin wijst het Engelse proletariaat niet alleen de weg aan de Europese arbeiders, die de voorhoede vormt van de opkomst van de klassenstrijd, maar ook aan het wereldproletariaat, en in het bijzonder aan het Amerikaanse proletariaat. In het vooruitzicht van toekomstige klassegevechten kan de Britse arbeidersklasse dus dienen als schakel tussen het proletariaat van West-Europa en het Amerikaanse proletariaat.
Dit belang kan ook worden afgemeten aan de bezorgde reactie van de bourgeoisie, vooral in West-Europa, op de gevaren die de uitbreiding van de ‘verslechterende sociale situatie’ inhouden. Dit is met name het geval in Frankrijk, België of Duitsland, waar de bourgeoisie, in tegenstelling tot de houding van de Britse bourgeoisie, maatregelen heeft genomen om de stijgingen van olie, gas en elektriciteit aan banden te leggen of de gevolgen van inflatie en prijsstijgingen te compenseren door middel van subsidies of belastingverlagingen, en hardop beweert dat zij de koopkracht van de arbeiders wil beschermen. Evenzo was de wijdverbreide media-aandacht voor het overlijden van koningin Elizabeth en de begrafenisplechtigheden bedoeld om de beelden van de klassenstrijd te vervagen en in plaats daarvan een beeld te tonen van een verenigde Britse bevolking, in nationale geestdrift verenigd en met respect voor de burgerlijke constitutionele orde. De bourgeoisie weet heel goed dat de verdieping van de crisis en de gevolgen van de oorlog zich zullen verergeren. Het feit dat zich nu al een massale beweging ontwikkelt tegenover de eerste aanvallen, die gelijkaardig zijn voor alle fracties van het proletariaat, niet alleen in Groot-Brittannië maar in gans Europa en zelfs in de wereld, kan de bourgeoisie alleen maar grote zorgen baren, omdat zij in de huidige context onvermijdelijk nieuwe aanvallen zal moeten ontketenen.
Hoewel het West-Europese proletariaat in de afgelopen veertig jaar niet was verslagen - anders dan voor de twee wereldoorlogen - is de achteruitgang in zijn klassenbewustzijn na 1989 (met name als gevolg van de campagne over de ‘dood van het communisme’) niettemin aanzienlijk geweest. Ten tweede had de verdieping van de ontbinding vanaf de jaren 1990 haar klasse-identiteit steeds meer aangetast, en deze tendens kon niet worden gekeerd in de eerste twee decennia van de 21e eeuw door strijdbewegingen of uitingen van overdenking binnen minderheden van de klasse, zoals tijdens de strijd tegen het ‘Contrat Première Embauche’ (CPE) in Frankrijk in 2006, de ‘Indignados’-beweging in Spanje in 2011, de strijd van de SNCF en Air France in 2014 en de beweging tegen de pensioenhervorming in 2019 in Frankrijk of de ‘Striketober’ in de VS in 2021.
Gedurende de eerste twee decennia van de 21e eeuw is de internationale arbeidersklasse in haar strijd bovendien geconfronteerd met het gevaar van interklassistische bewegingen, zoals in Frankrijk met de acties van de ‘gele hesjes’, met het gewicht van populistische mobilisaties zoals de MAGA-beweging (‘Make America Great Again’) in de Verenigde Staten, of met burgerlijke campagnes zoals de ‘klimaatmarsen’, de ‘Black lives matter’-beweging en de mobilisaties voor abortusvrijheid in de VS. Meer recentelijk, in het licht van de eerste gevolgen van de crisis, zijn in verschillende Latijns-Amerikaanse landen talrijke volksopstanden uitgebroken tegen de stijgende prijzen van brandstof en andere eerste levensbehoeften. Al deze bewegingen vormen een gevaar voor de arbeiders, die het risico lopen te worden meegezogen in interklassistische opstanden of in bewegingen die ronduit op het terrein van de bourgeoisie plaatsvinden en waar ze worden overstemd door de massa van de ‘burgers’.
Alleen het proletariaat biedt een alternatief voor de rampen die onze maatschappij teisteren. In tegenstelling tot al deze bewegingen die de arbeiders op valse terreinen leiden, is de fundamentele bijdrage van de stakingsgolf in de UK precies de bevestiging dat de strijd tegen de kapitalistische uitbuiting op een duidelijke klassebasis moet worden gevoerd en duidelijke arbeiderseisen moet stellen tegenover de aanvallen op de levensstandaard van de werkers: “Bovendien, en dit is het element dat in laatste instantie de uitkomst van de wereldsituatie zal bepalen, is de onverbiddelijk verergerende kapitalistische crisis de belangrijkste stimulans van de klassestrijd en de ontwikkeling van het proletarisch bewustzijn, de voorwaarde voor de mogelijkheid tot verzet tegen het ideologische vergif van de sociale verrotting. Terwijl zij zich niet als klasse kan verzamelen op het terrein van de gedeeltelijke strijd tegen de effecten van de ontbinding, vormt de strijd tegen de directe gevolgen van de crisis de basis voor de ontwikkeling van de kracht en de eenheid van de klasse”. [1]
De ontwikkeling van deze massale strijdbaarheid in de gevechten voor de verdediging van de ‘koopkracht’ is voor het internationale proletariaat een onontkoombare voorwaarde om het proces in te zetten dat leidt tot het te boven komen van de diepe teruggang die het heeft doorgemaakt sinds de ineenstorting van het Oostblok en van de stalinistische regimes, en om zijn klassenidentiteit en zijn revolutionair perspectief te herwinnen.
Kortom, zowel vanuit historisch oogpunt als vanuit de huidige context waarin de arbeidersklasse zich bevindt, betekent deze stakingsgolf in Groot-Brittannië dus een breuk in de dynamiek van de klassenstrijd, die mogelijk een ‘verandering in de maatschappelijke sfeer’ teweeg kan brengen.
Het belang van deze beweging beperkt zich niet tot het gegeven dat zij een einde maakt aan een lange periode van relatieve passiviteit. Deze strijd ontwikkelt zich op een moment dat de wereld geconfronteerd wordt met een grootschalige imperialistische oorlog, een oorlog in Europa, waarin Rusland tegenover Oekraïne staat, maar die een wereldwijde reikwijdte heeft, vooral door de mobilisatie van de NAVO-lidstaten en die zich uitdrukt op het vlak van de wapens, maar ook op economisch, diplomatiek en ideologisch vlak. In westerse landen roepen regeringen op tot offers om ‘vrijheid en democratie te verdedigen’. Concreet betekent dit dat de arbeiders van deze landen de broekriem nog verder moeten aanhalen om ‘hun solidariteit met Oekraïne te tonen’, in feite met de Oekraïense bourgeoisie en die van de westerse landen.
In het licht van het conflict in Oekraïne is het oproepen tot een onmiddellijke mobilisatie van de arbeiders tegen de oorlog een illusie; de IKS wijst er echter al sinds februari 2022 op dat de reactie van de arbeidersklasse tot uiting zal komen tegenover de aanvallen op hun ‘koopkracht’, die het gevolg zijn van de accumulatie van en de link tussen de verschillende crises en rampen van de afgelopen periode. Een dergelijke strijd zal ook ingaan tegen de campagne om offers te aanvaarden ter ondersteuning van het ‘heroïsche verzet van het Oekraïense volk’.
Bovendien bevat de mobilisatie tegen kapitalistische bezuinigingen op de lange termijn ook een verzet tegen oorlog. Dat is ook wat de proletarische stakingen in het Verenigd Koninkrijk in de kiem in zich dragen, ook al zijn de arbeiders zich daar niet altijd ten volle van bewust: een weigering om steeds meer op te offeren voor de belangen van de heersende klasse, een weigering om offers te brengen voor de nationale economie en voor de oorlogsinspanning, een weigering om de logica van dit systeem te aanvaarden die de mensheid naar een catastrofe en uiteindelijk naar zijn vernietiging leidt.
Kortom, ook al blijft de strijd op dit moment beperkt tot één land, ook al raakt zij uitgeput, en moeten we in de nabije toekomst waarschijnlijk geen reeks vergelijkbare grote ontwikkelingen in verschillende landen verwachten, er is een mijlpaal bereikt. Het feit dat ze is opgestaan en strijd is aangegaan is de essentiële verworvenheid van de beweging van de Britse arbeiders; want de ergste nederlaag is de situatie te ondergaan zonder te vechten. Op deze basis kunnen lessen worden getrokken en kan de strijd worden voortgezet. In dit perspectief vertegenwoordigen zij een kwalitatieve verandering en luiden zij een verandering in van de situatie van de arbeidersklasse ten opzichte van de bourgeoisie: zij markeren een ontwikkeling van de strijdbaarheid op het klassenterrein die het begin kan zijn van een nieuwe episode van de strijd, want door haar massale economische strijd zal de arbeidersklasse haar klassenidentiteit, uitgehold door de druk van meer dan dertig jaar ontbinding, door de teruggang van de strijd en van het bewustzijn, door de lokroep van de interklassistische bewegingen, het populisme en de milieucampagnes, geleidelijk kunnen herstellen en een perspectief kunnen openen voor de hele maatschappij. Vanuit dit oogpunt is er een ‘voor’ en een ‘na’ de zomer van 2022.
R. Havanais / 22.09.2022
Voetnoten
[1] “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [258]”, Internationale Revue nr. 13.
De gas- en elektriciteitsprijzen zijn verdrie- of verviervoudigd, de inflatie bedraagt meer dan 11% (en meer dan 15% in Nederland) en de voedselprijzen rijzen de pan uit. Dergelijke cijfers waren niet meer voorgekomen sinds de jaren 1970. De regering De Croo heeft maatregelen aangekondigd om de groeiende bezorgdheid en woede te temperen van gezinnen uit de arbeidersklasse die geconfronteerd worden met torenhoge energierekeningen en supermarktprijzen, waardoor zij vaak geen andere keuze hebben dan de verwarming lager te zetten of minder voedsel te kopen. Na de vergadering van het Federaal Overlegcomité (bestaande uit de federale regering en de drie regionale regeringen) eind augustus, en een begrotingsconclaaf van de federale regering in september, riep hij op tot vertrouwen in de sociale bekommernis van de regering: “Er is geen wonderoplossing, maar we zijn heel duidelijk: we zullen alles doen om hier doorheen te komen.” Wat een hypocrisie!
Een snelle blik op de financiële situatie van de staat leert dat we van de Belgische bourgeoisie en haar regering niets hoeven te verwachten. De financiën van de Belgische staat bevinden zich in een deplorabele toestand, zoals wordt onderstreept door het laatste rapport van het Monitoringcomité - samengesteld uit ambtenaren van verschillende ministeries - dat aangeeft dat de federale begroting voor volgend jaar afstevent op een tekort van 23 miljard euro, 3 miljard meer dan de vorige raming van juli dit jaar. In dit verslag werd nog uitgegaan van een begrotingstekort van 3,5%, maar het wordt nu geraamd op 4%. Volgens de Nationale Bank zullen de tekorten bij ongewijzigd beleid dit jaar en in 2023 zelfs oplopen tot 4,5% en in 2024 tot 5%. Al in 2019 waren de financiën van de staat problematisch en bedroeg de schuld meer dan 100% van het BBP. Sindsdien heeft de crisis in Covid-19 geleid tot een begrotingstekort van ongeveer 10% van het BBP in 2020 en hebben de dramatische overstromingen in de zomer van 2021, veroorzaakt door de klimaatcrisis, een staatsinterventie vereist van 4 miljard euro. Kortom, vandaag is de schatkist leeg, “De staatsschuld lijkt uit de hand te lopen” (De Standaard, 12-10-2022), terwijl een economische recessie op de loer ligt.
De onderhandelingen over de begroting 2023-2024 en de ‘tegenstellingen’ tussen de verschillende regeringspartijen, tussen socialisten en liberalen, tussen groenen en christendemocraten, vormden een groot politiek en mediaspektakel dat, afgezien van de noodzaak voor elke ‘politieke familie’ om zich te profileren, in wezen twee doelstellingen had:
- de bevolking en de arbeidersklasse ervan te overtuigen dat de regering inderdaad haar best deed om de klap te verzachten en dat de woede over de situatie zich dus niet tegen haar zou moeten keren;
- om de bevolking, en vooral de arbeidersklasse, voor te bereiden op het onvermijdelijke karakter van de bezuinigingsgolven: “we hebben alles gedaan wat we konden, maar helaas, er is geen wonder”!
Wat stellen de maatregelen van de regering in werkelijkheid voor? “De kosten van alle maatregelen om de energierekening te verlagen bedragen al 10 miljard euro. Een belasting op overwinsten moet de kosten van de nieuwe maatregelen helpen betalen” (Staatssecretaris van Begroting, in de DS, 12-10-2022). Een eenvoudige berekening leert echter dat deze belasting op overwinsten van energiebedrijven, die op 3 miljard euro wordt geraamd, hypothetisch blijft en in ieder geval ruim onvoldoende zal zijn om de kosten van de energierekening van de Belgische staat te dekken. Bovendien zijn de maatregelen ter ondersteuning van arbeiders en hun gezinnen weinig meer dan wat rommelen in de marge en zullen de gevolgen van de stijgende energieprijzen en inflatie nauwelijks verzachten.
En het ergste moet nog komen. Voor de komende maanden wordt een ‘wereldwijde recessie’ voorspeld, die in de periode van oktober tot december al zou leiden tot een daling van het BBP met 0,2%, ook al hoopt België, dat voor zijn in- en uitvoer van energie sterk afhankelijk is van de wereldmarkt, nog steeds dat de EU de gevolgen van de recessie voor zijn economie gedeeltelijk kan beperken. Nu al brengt de stijgende energieprijs bijna 30% van de bedrijven in moeilijkheden en sommige zijn gedwongen hun productie te verminderen of zelfs stop te zetten (metaal en chemische industrie, glastuinbouw, enz.): 200 Belgische bedrijven hebben tijdelijke werkloosheid aangevraagd voor 10.684 arbeiders (gegevens van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de DS 14-10-2022). Bovendien neemt België, onder internationale druk, ten volle deel aan de verhoogde militaire inspanning die van de NAVO-landen wordt gevraagd na het uitbreken van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Eind februari 2022 heeft de regering-Vivaldi een investeringsplan aangenomen, het Plan Star, dat voorziet in een verhoging van de militaire uitgaven met 10 miljard euro tegen 2030. In maart 2022 (na het uitbreken van de oorlog) is voor de huidige zittingsperiode (tot 2024) 1 miljard euro extra toegevoegd om de ‘inzetbaarheid’ van het leger bij militaire operaties te verbeteren.
Kortom, de beloften van de Belgische bourgeoisie zijn illusoir en misleidend: gezien de recessie, de klimaatrampen, de oorlog, de vluchtelingenstroom, het begrotingstekort en de schuld zijn “de mogelijkheden niet oneindig”, zoals Vlaams minister-president J. Jambon toegeeft. In werkelijkheid heeft de Belgische bourgeoisie, net als haar collega’s, maar één alternatief: de arbeiders nieuwe offers opleggen. De beperkte compensatie voor energie- en inflatiestijgingen is al een aanslag op de levensomstandigheden van de arbeiders, evenals begrotingsmaatregelen zoals de beperking van tijdskredieten voor ‘kinderopvang’ of de groeinorm voor de gezondheidszorg die vanaf 2024 tot 2% wordt teruggebracht. Maar de regering suggereert dat de begroting 2023-2024 tijdelijk is en er worden al verschillende rationaliseringsmaatregelen in werking gesteld of overwogen: de loonsverhogingen voor federale ambtenaren en politieagenten zijn verlaagd en uitgesteld, de automatische indexering van de lonen is geviseerd en het idee van een ‘indexsprong’ is geopperd, evenals een herziening van de manier waarop de pensioenen van de ambtenaren zijn gekoppeld aan de sociale zekerheid, sommige plaatselijke overheden snijden in het aantal statutaire personeelsleden en tot slot passen sommige bedrijven al loonsverlagingen toe...
De ontwikkeling van beperkingen en aanvallen op de arbeidersklasse, als gevolg van een op alle fronten vastgelopen economisch systeem, vereist dat de toenemende verontwaardiging en woede in de gelederen van de arbeiders wordt omgezet in een actief verzet ter verdediging van hun klassenbelangen. In dit opzicht moeten de Belgische arbeiders een voorbeeld nemen aan het strijdbare verzet van hun klassenbroeders in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk (zie de pamfletten “De zomer van woede in het Verenigd Koninkrijk. De bourgeoisie eist nieuwe opofferingen, de arbeidersklasse antwoordt met strijd” en "Stakingen in Franse raffinaderijen en elders... Solidariteit in de strijd is de kracht van onze klasse!” En ook “De terugkeer van de strijd van het wereldproletariaat”) Zij moeten hieruit inspiratie putten om hun ontzetting te boven te komen en hun vastberadenheid te versterken om de offers en economische rationalisaties niet langer te slikken. De sociale spanningen die toenemen met spontane stakingen in verschillende filialen van de Delhaize-supermarkten, sociale beroering op de luchthaven van Charleroi, bij de klantendienst van ENGIE Electrabel in Gent, bij het spoorwegpersoneel van de NMBS of in het openbaar vervoer in Wallonië, in de culturele sector in Vlaanderen tegen de verslechtering van de arbeidsomstandigheden of voor looneisen, geven aan dat, ondanks de campagnes van de bourgeoisie om haar sociale bezorgdheid uit te drukken, de arbeidersklasse ook in België niet langer bereid is offers te accepteren.
De arbeiders moeten zich echter bewust zijn van een gevaar dat specifiek is voor de huidige context. De gevolgen van de energiecrisis en de inflatie treffen niet alleen arbeiders maar ook zelfstandigen, winkeliers en kleine ondernemers die eveneens in opstand komen tegen de huidige omstandigheden. Het gevaar van interklassistische bewegingen, zoals de ‘gele hesjes’ of populistische opstanden (‘Ik weiger mijn rekeningen te betalen’) is dan ook groot en wordt bovendien gestimuleerd door campagnes van partijen als de Belgische Partij van de Arbeid (PTB). Arbeiders mogen zich niet laten overrompelen door dergelijke bewegingen en zich laten isoleren als louter ‘burgers’. De kracht van hun strijd ligt in hun vermogen zich te mobiliseren rond de eisen en een vorm van organisatie die eigen is aan de arbeidersklasse.
De Belgische bourgeoisie weet heel goed - en de sociale bewegingen in Groot-Brittannië en Frankrijk herinneren haar daar dagelijks aan - dat de uitvoering van een bezuinigingspolitiek noodzakelijkerwijs de confrontatie met een arbeidersklasse impliceert, die haar strijdwil lijkt te hervinden. Hiervoor heeft zij echter een geducht wapen: de vakbonden. Een van hun wapens om de strijdbaarheid van de arbeidersklasse af te buigen en onschadelijk te maken is de vakbondscampagne voor ‘afschaffing van de wet op de loonnorm’, om ‘vrije’ onderhandelingen in bedrijven tussen ondernemers en vakbonden mogelijk te maken. Zo willen zij eigenlijk de bewegingen per bedrijf verdelen en de economisch sterke sectoren tegenover de economisch zwakke stellen. Bovendien hebben ze sinds het voorjaar van 2022 een reeks verspreide acties opgezet om strijdwil van de arbeiders tegen de maatregelen, te versnipperen en uit te putten: een bijeenkomst, waartoe opgeroepen door het gemeenschappelijk vakbondsfront en waar 70.000 deelnemers waren, een eendaagse staking bij de spoorwegen op 5 oktober, samenscholingen van vakbondsmilitanten voor kerncentrales en andere elektriciteitsbedrijven eind oktober of een eendaagse algemene staking op 9 november, in de hoop ‘de druk te verlichten’. Al deze acties maken deel uit van de strategie van de vakbonden om de arbeiders stoom af te laten blazen om spontane en ‘wilde’ woede-uitbarstingen te voorkomen. Net als hun collega's in Groot-Brittannië of Frankrijk proberen de Belgische vakbonden met alle middelen het terrein te bezetten en elke besliste reactie van de arbeiders in de kiem te smoren.
De bourgeoisie kan de crisis, die in wezen een historische crisis van haar systeem is, op geen enkele manier ‘oplossen’. Zij kan de gevolgen alleen afwentelen op de arbeidersklasse, die de aanvallen ondergaat en geacht wordt offers te aanvaarden om de nationale economie in stand te houden in de concurrentie met andere kapitalistische naties. Deze offers dienen slechts de belangen van de bourgeoisie, en van een systeem in verval.
De ‘sociale sfeer’ verandert echter, zoals blijkt uit de verzetsstrijd in Groot-Brittannië en Frankrijk en ook uit de huidige terughoudendheid van de regering De Croo om maatregelen aan de arbeiders in België op te leggen. In die zin is het aangaan van een strijd om offers te weigeren al een overwinning die de ontwikkeling van solidariteit en het bewustzijn van de eigen kracht onder de arbeiders alleen maar kan versterken, evenals, op den duur, hun vermogen om een alternatief naar voren te schuiven voor dit totaal failliete systeem.
Hugo S / 22.10.2022
Het kapitalisme wordt steeds meer verstikt door een geheel van tegenspraken die op elkaar inwerken en elkaar versterken, waardoor de maatschappij wordt bedreigd door stuiptrekkingen van een ongekende frequentie en omvang. Tegenover deze rampen is de zorg van de bourgeoisie altijd om elke verklaring die de verantwoordelijkheid van het systeem in twijfel trekt, in diskrediet te brengen. Haar opzet is de oorzaak van de oorlogen, de wereldwanorde, de klimaatverandering, de pandemieën, de economische wereldcrisis voor de arbeidersklasse te verbergen...
Overproductie is door Marx geïdentificeerd als de oorsprong van de cyclische crises van het kapitalisme in de 19e eeuw[1]. Reeds in het Kommunistisch Manifest van 1848 wordt gewezen op “een maatschappelijke epidemie, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie”. In de opkomstperiode van het kapitalisme vormde deze tegenspraak echter een factor in de uitbreiding van het kapitalisme naar de vier windstreken door het zoeken naar afzetmogelijkheden voor de productie van de industriële grootmachten.
In zijn vervalperiode daarentegen ligt de overproductie aan de oorsprong van de economische impasse die gekenmerkt wordt door de grote werelddepressie van de jaren 1930, door de opeenvolging van steeds diepere recessies sinds het eind van de jaren 1960, maar ook door de duizelingwekkende ontwikkeling van het militarisme, want “de enige weg die de bourgeoisie nog openstaat om te proberen de wurggreep van deze impasse te doorbreken is die van een vlucht vooruit met andere middelen [...] die alleen militair kunnen zijn”[2]. Tragische illustraties van deze impasse: twee wereldoorlogen en, sinds de Eerste Wereldoorlog, een bijna ononderbroken opeenvolging van lokale oorlogen tussen staten.
De oorzaak van de overproductie werd door Marx in het Kommunistisch Manifest belicht. Gedreven door concurrentie om steeds meer uit te breiden op straffe van de ondergang, neigt de productie er permanent toe excessieve vormen aan te nemen, niet in verhouding tot de werkelijke behoeften van de mensen, maar in verhouding tot de koopkracht van de loonarbeiders of werklozen. De arbeiders en de kapitalisten tesamen kunnen nooit alleen alle geproduceerde waren kunnen absorberen. En met reden, want een deel van het product van de arbeid van de arbeider, dat niet als loon wordt terugbetaald of door de kapitalisten wordt verbruikt, maar dat bestemd is om opnieuw te worden geïnvesteerd, d.w.z. in nieuw kapitaal te worden omgezet, vindt geen kopers in de kapitalistische sfeer[3]. Er is dus geen oplossing voor overproductie in het kapitalisme. In wezen kan zij alleen worden opgeheven door de afschaffing van de loonarbeid, wat de voorwaarde is voor de totstandbrenging van een maatschappij zonder uitbuiting. Vragen en misverstanden over deze crisiskwestie werden geuit tijdens de openbare bijeenkomsten en de permanenties van de IKS. Voor een van hen zou de overproductie kunnen worden verminderd of zelfs opgeheven onder invloed van ‘omgekeerde’ tegenspraken die leiden tot een tekort aan bepaalde goederen. Maar in werkelijkheid, als sommige sectoren van de wereldproductie getroffen worden door schaarste, bijvoorbeeld als gevolg van tekorten in de toeleveringsketens, zullen de andere sectoren de gevolgen van de overproductie blijven ondervinden.
Als de raderen van de wereldeconomie, door de permanente en groeiende tendens tot overproductie, nog niet definitief zijn vastgelopen, dan komt omdat de bourgeoisie massaal haar toevlucht heeft genomen tot niet afgeloste schulden om de vraag te scheppen, hetgeen heeft geleid tot de accumulatie van een kolossale wereldschuld die als een zwaard van Damocles boven de wereldeconomie hangt.
De tendentiële daling van de winstvoet, waarop ook Marx heeft gewezen, vormt een extra obstakel voor de accumulatie. Door de verscherpte concurrentie worden kapitalisten immers gedwongen tegen lagere prijzen te produceren om hun bedrijf in leven te houden. Daartoe moeten zij de productiviteit verhogen door steeds meer machines bij het productieproces te betrekken (verhoging van de organische samenstelling van het kapitaal). Bijgevolg bevat elke aldus geproduceerde waar proportioneel minder levende arbeid (dat deel van de arbeid van de arbeider dat niet door de kapitalist wordt betaald), en dus minder meerwaarde. Niettemin kunnen de gevolgen van de daling van de winstvoet worden gecompenseerd door verschillende factoren, waaronder de stijging van het productievolume[4]. Maar dit laatste stuit op haar beurt op de ontoereikendheid van de markten, net als overproductie. Als de tendentiële daling van de winstvoet zich niet van meet af aan in het leven van het kapitalisme voordeed als een absolute rem op de accumulatie, dan is dat omdat er in de maatschappij afzetmogelijkheden waren, eerst reëel en vervolgens gebaseerd op de toename van de wereldschuld, die het mogelijk maakten om deze te compenseren. In de huidige context wordt het gevaarlijk gekoppeld aan de overproductie.
De toename van de onproductieve uitgaven die door het staatskapitalisme wordt gegenereerd... Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het kapitalisme in een nieuwe periode van zijn leven, zijn vervalperiode, waarin de maatschappelijke tegenspraken de instelling van het staatskapitalisme oplegden om de samenhang van de maatschappij tegenover deze tegenstellingen te handhaven, tegenover met name
Dit soort uitgaven van het staatskapitalisme is totaal onproductief, in plaats van bij te dragen aan de accumulatie, vormen zij daarentegen een sterilisatie van het kapitaal. Ook hierover ontstonden in onze openbare bijeenkomsten misverstanden, met name over de productie en verkoop van wapens, die werden gezien als een bijdrage aan de accumulatie en dus een zekere economische rationaliteit aan de oorlog verleenden. In feite wordt het argument dat wordt gebruikt om deze stelling te ondersteunen, ‘de verkoop van dergelijke goederen impliceert de realisatie van meerwaarde’, verworpen door het marxisme. Om hiervan overtuigd te raken, hoeven we slechts te verwijzen naar Marx: “Een groot deel van het jaarlijkse product, dat als revenu verteerd wordt en niet meer als productiemiddel opnieuw in de productie opgaat (…) Deze soort van productieve arbeid produceert gebruikswaarden, (…) die slechts voor de onproductieve consumptie bestemd, in hun realiteit, als artikelen, geen gebruikswaarde voor het reproductieproces”[5]. Deze laatste categorie omvat luxegoederen voor de bourgeoisie en wapens, die uiteraard niet als productiemiddel terugkeren in de productie. Sinds het begin van de 20e eeuw zijn de onproductieve uitgaven alleen maar toegenomen, vooral de militaire uitgaven, waaraan de oorlog in Oekraïne onlangs een nieuwe impuls heeft gegeven. Inflatie mag niet worden verward met een ander verschijnsel in het leven van het kapitalisme, namelijk de prijsstijging van bepaalde goederen als gevolg van onvoldoende aanbod. Dit laatste verschijnsel is de laatste tijd bijzonder belangrijk geworden door de oorlog in Oekraïne, die de aanvoer heeft beïnvloed van een aanzienlijke hoeveelheid verschillende landbouwproducten, waarvan de tekorten reeds een factor is in de verergering van armoede en honger in de wereld.
Inflatie maakt per definitie geen deel uit van de tegenspraken die inherent zijn aan de kapitalistische productiewijze, zoals bijvoorbeeld het geval is bij overproductie. Niettemin is het een permanent kenmerk van de periode van het verval van het kapitalisme dat zware gevolgen heeft voor de economie. Net als het gebrek aan aanbod komt het tot uiting in stijgende prijzen, maar het is het gevolg van het gewicht van de onproductieve uitgaven in de maatschappij, waarvan de kosten worden doorberekend in de kosten van de geproduceerde waren. Immers, “in de prijs van elke waar zitten, naast de winst en de kosten van de kosten van de arbeidskracht en het constante kapitaal dat bij de productie ervan wordt verbruikt, een steeds groter aandeel van alle onkosten die onontbeerlijk zijn voor de verkoop ervan op een steeds meer verzadigde markt (van de salariëring van het personeel van de marketingdiensten tot de belastingen om de politie, de ambtenaren en de wapens van het producerende land te betalen). In de waarde van elk voorwerp wordt het aandeel van de arbeidstijd belichaamt, die nodig is voor de productie ervan, elke dag kleiner ten opzichte van het deel dat de menselijke arbeid belichaamt die het voortbestaan van het systeem vereist. De tendens van het gewicht van deze onproductieve uitgaven om de toename van de arbeidsproductiviteit teniet te doen, komt tot uiting in de voortdurende opwaartse beweging van de prijzen van de waren”[6]. Ten slotte is een andere inflatoire factor het gevolg van de devaluatie van de valuta's die gepaard gaat met de ongecontroleerde toename van de wereldschuld, die momenteel 260% van het mondiale BBP benadert.
Als de bourgeoisie gretig naar natuurlijke hulpbronnen grijpt door ze in de productiekrachten op te nemen, dan is dat omdat deze de bijzonderheid hebben ‘vrij’ te zijn voor het kapitalisme. Hoe vervuilend, moorddadig en uitbuitend het kapitalisme in zijn opkomende fase ook was, toen het de wereld veroverde, het is niets vergeleken met de helse spiraal van vernietiging van de natuur die sinds de Eerste Wereldoorlog plaatsvindt, als gevolg van de felle economische en militaire concurrentie. De vernietiging van het milieu heeft een nieuw niveau bereikt, aangezien de kapitalistische ondernemingen, zowel particuliere als openbare, de milieuvervuiling en de plundering van de hulpbronnen van de planeet hebben opgevoerd als nooit tevoren. Bovendien hebben oorlogen en militarisme bijgedragen tot de vervuiling en vernietiging van het natuurlijk milieu[7]. In de tweede helft van de 20e eeuw is een nieuwe dimensie duidelijk geworden van de ramp die het kapitalisme voor de mensheid in petto heeft vanwege de klimaatverandering, die het voortbestaan van de mensheid bedreigt. De oorzaken zijn economisch en de gevolgen ook. De opwarming van de aarde heeft een steeds grotere impact op het menselijk leven en de economie: reusachtige branden, overstromingen, hittegolven, droogtes, vernietigende stormen, enzovoort treffen niet alleen de landbouwproductie, maar ook de industriële productie en de menselijke leefomgeving in toenemende mate, en treffen in feite de kapitalistische economie steeds zwaarder. Een dergelijk gevaar kan alleen worden afgewend met de omverwerping van het kapitalisme. Maar er bestaat het idee dat de bourgeoisie de klimaatramp zou kunnen voorkomen door nieuwe ‘schone’ technologieën te ontwikkelen. Het lijdt geen twijfel dat de bourgeoisie op dit gebied nog aanzienlijke en zelfs beslissende vorderingen kan maken. Wat zij echter niet kan, is zich wereldwijd verenigen om dergelijke technologische vooruitgang te operationaliseren en te implementeren.
Dit is niet de eerste keer in de geschiedenis dat een dergelijke illusie in de bourgeoisie wordt geuit. Het is in zekere zin vergelijkbaar met de stelling van het ‘superimperialisme’ die Kautsky aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde en die bedoeld was om ‘aan te tonen’ dat de grootmachten onderling overeenstemming konden bereiken om een gemeenschappelijke en vreedzame overheersing van de wereld tot stand te brengen. Een dergelijke opvatting was duidelijk een van de speerpunten van de pacifistische leugens, waarmee ze de arbeiders wilden doen geloven dat oorlogen konden worden beëindigd zonder dat het kapitalisme hoefde te worden vernietigd. Deze visie van Kautsky omzeilde de concurrentie op leven en dood die tussen de kapitalistische machten bestaat. Ze lijkt voorbij te gaan aan het feit dat het hoogst mogelijke niveau van eenwording dat de verschillende nationale fracties van de wereldburgerij kunnen bereiken dat van de natie is, waardoor zij volstrekt niet in staat zijn een werkelijk supranationale politieke autoriteit en organisatie van de maatschappij tot stand te brengen.
De realiteit is precies het tegenovergestelde van de illusie van een bourgeoisie die in staat zou zijn een klimaatramp te vermijden. Wat duidelijk is, is dat de meest totale irrationaliteit en onverantwoordelijkheid ten aanzien van de klimaatverandering voortduurt en zelfs wordt verergerd, wat tot uiting komt in zowel het ontstaan van nieuwe imperialistische conflicten zoals de oorlog in Oekraïne (catastrofaal voor de mens maar ook voor de planeet) als in andere, minder belangrijke maar zeer belangrijke dwalingen, zoals het beheer van de Bitcoin, waarvan het jaarlijkse energieverbruik gelijk is aan alle activiteiten van een land als Zwitserland.
Het verval komt overeen met de laatste periode in het leven van het kapitalisme, die wordt ingeluid door een impasse tussen de twee antagonistische klassen, die geen van beide in staat zijn een eigen oplossing te bieden voor de historische crisis van het kapitalisme. De verdieping van de economische crisis leidt dan tot het wegrotten van de maatschappij. Dit beïnvloedt het hele sociale leven, met name door de ontwikkeling van het ‘ ieder voor zich’ in alle maatschappelijke verhoudingen, vooral binnen de bourgeoisie. Dit werd meesterlijk geïllustreerd tijdens de Covid-pandemie, met name door
De achtergrond van het verval (de ontbinding) is dus weliswaar de economische crisis, maar het blijkt dat de economische crisis op haar beurt sinds het begin van de jaren 2020 steeds meer wordt aangetast door de ontbinding. Zo wordt het verloop van de economische crisis verergerd door de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’ op alle gebieden en met name in de internationale verhoudingen tussen de grootmachten. Een dergelijke situatie zal de uitvoering van een gecoördineerde economische politiek bij de volgende recessie ernstig bemoeilijken.
De situatie is inderdaad veel zorgwekkender dan twee jaar geleden. Een combinatie van factoren wijst vooral op een groot risico van aanzienlijke verstoringen op economisch gebied en, bij implicatie, ver daarbuiten:
De stijging van de inflatie tast niet alleen het leven van de uitgebuitenen aan, maar vormt ook een rem op de internationale handel, die al wordt ondermijnd door imperialistische spanningen. Zozeer zelfs dat, gezien het schijnbaar onvermijdelijke vooruitzicht van een stijging van de rente in een aantal geïndustrialiseerde landen, een recessie onvermijdelijk lijkt. Dit is een bedreiging waarvan de bourgeoisie de ernst niet lijkt te durven noemen, gezien de context van een ernstig verslechterde economische situatie en de om zich heen grijpende ‘ieder voor zich’ en in sommige gevallen zelfs openlijke vijandigheid tussen de belangrijkste mogendheden.
Vandaag, na meer dan een eeuw van kapitalistische verval kunnen we zien hoe visionair de woorden van de Kommunistische Internationale waren over de ‘interne desintegratie’ van het wereldkapitalisme, dat niet uit zichzelf zal verdwijnen, maar de mensheid zal meesleuren in de barbarij, als de arbeidersklasse er geen einde aan maakt. Het is weer tijd voor het proletariaat om als klasse te reageren op de apocalyps die het kapitalisme voor ons in petto heeft. Daar is nu nog tijd voor.
Silvio / 05.10.2022
[1] Zie: "Het verval van het kapitalisme (V): De dodelijke tegenspraken van de burgerlijke maatschappij", Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 139.
[2] "Oorlog, militarisme en imperialistische blokken in het verval van het kapitalisme, deel 2", Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 53.
[3] “Terwijl de consumptiecapaciteit van de arbeiders beperkt is, deels door de loonwetten en deels doordat ze alleen worden ingezet als ze winstgevend zijn voor de kapitalistische klasse. De ultieme reden van alle reële crisissen blijft de armoede en consumptiebeperking van de massa’s tegenover de tendens van de kapitalistische productie de productiekrachten zodanig te ontwikkelen alsof alleen de absolute consumptiecapaciteit van de maatschappij de grens is.” (K. Marx, Het Kapitaal III Afdeling V hoofdstuk 30, Geldkapitaal en reëel kapitaal [452])
[4] Er zijn ook andere tegentendensen voor de tendentiële daling van de winstvoet, met name de toename van de uitbuiting.
[5] K. Marx, “Productieve en onproductieve arbeid [453]”
[6] Surproduction et inflation [454], Révolution Internationale (nieuwe serie) nr. 6 (1973).
[7] Zie: "Het kapitalisme vergiftigt de aarde", Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 63 ; "De wereld aan de vooravond van een milieuramp", Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 135; "De wereld aan de vooravond van een milieuramp: Wie is verantwoordelijk?". Internationale Revue, Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 139.
Toen Russische troepen Oekraïne binnenvielen, zei president Biden in zijn toespraak op 24 februari dat “Poetin een aanval heeft gedaan op de beginselen die de wereldvrede beschermen”. De wereld zou dus geconfronteerd worden met de onvermijdelijkheid van een nieuwe oorlogsdrama door de waanzin van één man. Deze propaganda, waarbij Oekraïne en de ‘westerlingen’ worden voorgesteld als slachtoffers, die alleen aan de ‘vrede’ werken, is een leugen.
In werkelijkheid is dit moorddadige conflict een puur product van de tegenspraken van een kapitalistische wereld in crisis, van een maatschappij die aan het verrotten is en onderworpen wordt aan het regime van het militarisme. De huidige oorlog is, zoals alle oorlogen in het verval van het kapitalisme, het resultaat van een permanente imperialistische krachtsverhouding, dat alle hoofdrolspelers treft, groot of klein, of ze nu direct of indirect bij dit conflict betrokken zijn [1] In de cynische strijd in deze planetaire krabbenmand staan de Verenigde Staten, als enige supermacht, vooraan in de barbarij, niet aarzelend om chaos en ellende te verspreiden om hun smerige belangen te verdedigen en het onvermijdelijke verval van hun leiderschap een halt toe te roepen.
Na de Koude Oorlog hebben de Verenigde Staten, parallel met hun verlangen om greep te houden op hun voormalige bondgenoten in het Westblok, hun strategie om het vesting van de voormalige USSR in te dammen nooit opgegeven. Zo werd reeds op 15 februari 1991 de Visegrad-groep opgericht, bestaande uit voormalige Oost-Europese landen (Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije), om hun integratie in de NAVO en Europa te bevorderen. Deze druk bracht de Europese machten ertoe hun grote bezorgdheid te uiten om Rusland niet te ‘vernederen’. Uit deze toon klonk al een latente uitdaging van de Verenigde Staten.
Terwijl de val van de Berlijnse muur symbolisch het einde van de Koude Oorlog aankondigde, zou een nieuwe oorlog, de eerste Golfoorlog, geïnitieerd door de Verenigde Staten [2,] een voorbode zijn van de chaos van de eeuw die volgde. In plaats van een ‘oorlog om olie’ was het de Amerikaanse macht die, na het bankroet van de gemeenschappelijke vijand (de USSR), ditmaal rechtstreeks druk uitoefenende op zijn machtigste voormalige bondgenoten, om hen onder zijn juk te houden door hen mee te sleuren in dit barbaarse militaire avontuur.
Aangezien de wereld niet langer verdeeld was in twee gedisciplineerde imperialistische kampen, achtte een land als Irak het mogelijk een voormalige bondgenoot van hetzelfde blok, Koeweit, over te nemen. De Verenigde Staten, die een coalitie van 35 landen aanvoerden, lanceerden een dodelijk offensief om elke toekomstige verleiding van Saddam Hoessein, om dit soort acties te herhalen, te ontmoedigen. Zo was de operatie ‘Desert Storm’, geleid door een ‘internationale coalitie’ tegen Irak, in werkelijkheid een onderneming van het Amerikaanse imperialisme, bedoeld om zijn voormalige bondgenoten, die zijn leiderschap zouden kunnen betwisten, ‘in de pas te brengen’ door zich op te werpen als de enige ‘wereldpolitieagent’. Dit alles ten koste van enkele honderdduizenden doden.
Natuurlijk zou de overwinning van president Bush (Sr.) die “vrede, welvaart en democratie” beloofde, niet lang een illusie blijven. De schijnbare stabiliteit, die ten koste van ‘ijzer en bloed’ werd bereikt, was tijdelijk en bevestigde de Verenigde Staten als ‘wereldpolitieagent’, maar bevatte reeds de kiem van groeiende tegenstellingen en spanningen.
Had de Golfoorlog de eerste pogingen tot openlijk verzet tegen de Amerikaanse politiek even in de kiem gesmoord, daarna kwamen deze vrij snel tot uiting, met name bij het conflict in het voormalige Joegoslavië (van 1991 tot 2001). Begin jaren 1990 stond de regering van kanselier Helmut Kohl, die de onafhankelijkheid van Kroatië en Slovenië bevorderde en steunde om Duitsland toegang te geven tot de Middellandse Zee, lijnrecht tegenover de Amerikaanse macht, maar ook tegenover de belangen van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Door zijn gedurfde initiatieven bracht Duitsland het proces op gang dat zou leiden tot de explosie van Joegoslavië.
Geconfronteerd met een openlijke uitdaging aan zijn gezag, zaten de Verenigde Staten niet stil. Al in de zomer van 1995 lanceerden ze een grootscheeps tegenoffensief door te vertrouwen op hun belangrijkste troef: zijn militaire macht. De Verenigde Staten zetten hun eigen strijdmacht op, de Implementation Force (IFOR), door de VN en de Europese troepen te verdringen en zo hun overweldigende superioriteit en indrukwekkende logistiek te tonen. Dit machtsvertoon, diplomatiek geleid onder het gezag van Bill Clinton, moest de Europeanen dwingen in hetzelfde jaar te ondertekenen het Dayton-akkoord. Opnieuw maakte het conflict duizenden slachtoffers.
Natuurlijk werden deze overeenkomsten, ondertekend onder door de Verenigde Staten opgelegde voorwaarden, onder druk van wapens en agressieve diplomatie, waarbij met name werd ingespeeld op de verdeeldheid tussen de Europese staten, voortdurend door diezelfde staten gesaboteerd. Duitsland heeft de Verenigde Staten in de Balkan, met name in Bosnië, voortdurend belemmeringen in de weg gelegd en ook diplomatieke toenaderingen bevorderd, geconcretiseerd door zijn banden met de Turkse en Iranese regimes, die de woede van Washington wekte.
Zelfs in het Midden-Oosten, een traditioneel domein van Uncle Sam, konden Europese rivalen de Amerikaanse politiek geleidelijk aan belemmeren. Een dergelijke betwisting ging ook uit van de meest loyale luitenanten van de Verenigde Staten, te beginnen met Israël, vooral nadat Netanyahu in 1996 aan de macht kwam, terwijl het Witte Huis op Shimon Peres van de “Arbeiderspartij” rekende. Evenzo was Saoedi-Arabië steeds openlijker over zijn onwil om Amerikaanse dictaten in de regio te aanvaarden.
Achtereenvolgende tegenslagen voor Uncle Sam deden zich voor slechts enkele maanden na zijn succesvolle tegenoffensief in ex-Joegoslavië. In alle strategische gebieden van de planeet werden de Amerikaanse belangen steeds meer gedwarsboomd.
In het begin van deze nieuwe eeuw is grotendeels bevestigd wat we in het midden van de jaren 1990 zeiden. De Verenigde Staten werden zelfs voor het eerst in hun geschiedenis op eigen bodem getroffen door de dodelijke aanslagen van 11 september 2001 in New York. De ontstellende en symbolische instorting van de Twin Towers markeerde een nieuwe dimensie in de ontwikkeling van kapitalistische verschrikking en chaos. Maar de aanvallen vormden ook een grote kans voor de Verenigde Staten om hun imperialistische belangen te verdedigen in een vlucht vooruit in de oorlog. Ook hier was de politiek van de VS gericht op uitgebreide vergeldingsacties en moorddadige militaire operaties in een poging hun gezag te handhaven, in naam van de "strijd tegen het terrorisme". De regering van George W. Bush Junior lanceerde met haar strijdkrachten snel luchtaanvallen tegen Al Qaeda en de Taliban in Afghanistan, een onderneming die door voormalige bondgenoten werd gesteund.
Maar Washingtons nieuwe kruistocht tegen de “as van het kwaad” in Irak kwam al snel onder toenemende en venijnige kritiek te staan. Door in 2003 valse informatie te verspreiden over de ‘massavernietigingswapens’ van Saddam Hoessein om de steun van hun bevolking en die van zijn voormalige partners te stimuleren, raakten de Verenigde Staten steeds meer geïsoleerd in hun nieuwe oorlogszuchtige onderneming [3]. Frankrijk trotseerde ditmaal openlijk de Verenigde Staten en gebruikte zelfs zijn vetorecht in de VN-Veiligheidsraad.
Dit nieuwe machtsvertoon moest het terrorisme uitroeien en de achteruitgang van het Amerikaanse leiderschap stoppen, maar het opende echter de doos van Pandora, en de aanslagen die over de hele wereld volgden konden de irrationaliteit van deze militaire ondernemingen alleen maar onderstrepen, die in werkelijkheid dezelfde neerwaartse spiraal voedden, waardoor onenigheid, chaos en barbarij toenamen.
De Verenigde Staten zetten ook hun vastberaden politiek ten aanzien van het Oosten voort, met de reizen van Minister van Buitenlandse Zaken Condolezza Rice ten gunste van “verandering” en “democratie”. Haar werk zou vruchten afwerpen. In 2003 maakte het Amerikaanse imperialisme duidelijke vorderingen in de Kaukasus door de ‘Rozenrevolutie’ in Georgië te steunen, waarbij de pro-Russische Shevarnadze werd afgezet en vervangen door een pro-Amerikaanse kliek. De ‘Tulpenrevolutie’ in Kirgizië in 2005 maakte ook deel uit van dezelfde strategie. Oekraïne, dat een sleutelrol speelde Ruslands politiek, stond al onder zware politieke druk. Achter de ‘Oranje Revolutie’ van 2004, net als die van 2014, stond niet een zogenaamde “strijd voor democratie” centraal, maar een strategisch doel in het spel van invloed van de grootmachten en de NAVO [4].
Maar met de kolossale militaire macht en het toenemende gebruik van wapens slaagde het Amerikaanse imperialisme er niet in de uitdaging van hun leiderschap uit te roeien. In plaats van voor ‘vrede en welvaart’ te zorgen, zijn de VS vastgelopen in alle belangrijke strategische gebieden die zij in hun eigen voordeel wilden stabiliseren en verdedigen.
De terugtrekking van de VS uit Irak in 2011 versterkte de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich’, in hetzelfde jaar dat de burgeroorlog in Syrië bijdroeg tot de explosie van chaos in een regio van de wereld, die totaal oncontroleerbaar was geworden. De terugtrekking uit Afghanistan in 2021 ging ook gepaard met een onontwarbare chaos, waarbij zelfs de Taliban aan de macht kwamen. Elk van deze operaties, bedoeld om de ‘orde’ van de Pax Americana op te leggen, heeft de chaos en de barbarij alleen maar versterkt en de Verenigde Staten genoodzaakt hun oorlogszuchtige vlucht vooruit voort te zetten.
Deze mislukkingen alleen zijn niet de redenen voor de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak en Afghanistan [5]. In feite had Minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton in 2011 al een ‘strategische ommezwaai naar Azië’ aangekondigd. Deze politieke oriëntatie van het mandaat van Barack Obama was zeker geen ‘terugtrekking’ uit het wereldgebeuren zoals die door Donald Trump werd voortgezet met de leuze ‘America first’. Terwijl China in het verleden een ondergeschikte plaats innam op het wereldtoneel, heeft het geleidelijk de dimensie aangenomen van een echte uitdager, die de Amerikaanse bourgeoisie, die vastbesloten is haar leidersstatus te behouden, steeds meer verontrust en bedreigt. Tegenover de opkomst van China werd de doelstelling duidelijk aangekondigd: “Azië centraal stellen in de Amerikaanse politiek”, die de factie rond Joe Biden moest nastreven en versterken. Maar verre van de andere grote brandhaarden te hebben ‘verlaten’, heeft deze herpositionering het Amerikaanse imperialisme nieuw leven ingeblazen. De indruk van een ‘terugtrekking’ bracht sommige rivalen van de VS ertoe hun eigen imperialistische ondernemingen te beginnen waar Uncle Sam niet langer aanwezig was. Velen, zoals Rusland, betalen een hoge prijs voor deze onderschatting! Door zijn troepen te lanceren in een groteske militaire invasie van Oekraïne was Rusland van plan de wurggreep los te maken die het nu verder verstikt. Het liep dus in de val van de Amerikaanse bourgeoisie [6].
In werkelijkheid komt de Amerikaanse terugtrekking overeen met een wereldwijde visie, op langere termijn, ingegeven door de wil om China, dat een imperialistische macht is geworden die haar vitale belangen bedreigt, in toom te houden. Zo blijft het huidige Amerikaanse offensief, door de druk die het uitoefent op Europese landen, net zoals door het spectaculaire tegenoffensief in de Oekraïne, dat mogelijk is gemaakt door geraffineerde logistieke en materiële steun, of door de handhaving van diplomatieke druk op Iran (over het nucleaire programma) en op het Afrikaanse continent met de reizen van zijn hoofd van de diplomatie, Antony Blinken, tegenover de honger van Rusland en China, vastbesloten om de historische achteruitgang van zijn leiderschap te bestrijden. Door China’s ‘zijderoutes’ naar Europa te dwarsbomen via de oorlog in Oekraïne en door de zeeroutes in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan verder te controleren, zijn de VS er voorlopig in geslaagd China te dwingen zijn ambities alleen over land en binnen een beperkt gebied uit te breiden. In het besef dat China nog lang niet is opgewassen tegen hun militaire macht, maken de Verenigde Staten van deze zwakheid gebruik om druk te blijven uitoefenen en kunnen zich zelfs provocaties veroorloven, zoals de zeer politieke en symbolische reis van de Democrate Nancy Pelosi naar Taiwan. Dit ongekende affront, dat de relatieve machteloosheid van China blootlegt, kan zich in de toekomst herhalen en Peking misschien tot gevaarlijke militaire avonturen aanzetten, ook al heeft de Chinese bourgeoisie tot nu toe voorzichtig elke rechtstreekse confrontatie met de VS vermeden.
Uit al deze ontwikkelingen, die verband houden met het optreden van het Amerikaanse imperialisme, kunnen we enkele lessen trekken:
In zijn laatste fase van ontbinding stort het kapitalisme de wereld in barbarij en leidt het onverbiddelijk naar een gigantische vernietiging. Dit ontstellende beeld en de verschrikkingen die dagelijks plaatsvinden, laten zien hoe cruciaal de inzet en de verantwoordelijkheid van de arbeidersklasse in de wereld zijn. De overleving van het menselijk ras staat vandaag op het spel.
WH / 15.09.2022
[1] Voor een nadere toelichting zie de handeling van de tekst: “Militarisme en ontbinding (mei 2022) [457]”
[2] Zie “De Golfoorlog: slachtingen en kapitalistische chaos” Internationale Revue Frans-, Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 65 (1992).
[3] Behalve de steun van Groot-Brittannië nam geen enkele grote militaire macht naast de Amerikaanse troepen deel aan dit conflict.
[4] De massa's die Viktor Joesjtsjenko steunden of de kant van Viktor Janoekovitsj kozen, waren slechts pionnen, die gemanipuleerd werden en zich achter een van de rivaliserende bourgeoisfracties schaarden ten behoeve van deze of gene imperialistische oriëntatie.
[5] Bovendien, zoals de moord op Al Qaeda-leider Ayman Al-Zawahiri op 31 juli 2022 heeft aangetoond, hebben de VS hun invloed op de situatie in dat land geenszins opgegeven.
[6] Zie “De betekenis van de oorlog in Oekraïne”, Internationale Revue, Frans-, Engels en Spaanstalige uitgaven nr. 168.
Sinds 27 september strijden steeds meer werkers van de olieconcerns Total Energies en Esso-Exxon Mobil. Bij het ter perse gaan zijn zeven van de acht raffinaderijen geblokkeerd. Hun belangrijkste eis is duidelijk: om de stijgende prijzen het hoofd te kunnen bieden, eisen zij een loonsverhoging van 10%.
Alle loontrekkers, gepensioneerden, werklozen, precaire studenten, die vandaag gebukt gaan onder de inflatie, deze duizelingwekkende stijging van de voedsel- en energieprijzen, worden geconfronteerd met hetzelfde probleem: salarissen, pensioenen of vergoedingen die hen niet langer in staat stellen een waardig leven te leiden. De vastberadenheid van de stakers van de raffinaderij, hun woede en hun strijdwil belichamen en concretiseren wat de hele arbeidersklasse voelt, in alle sectoren, publiek of privé.
De media kunnen steeds opnieuw beelden laten zien van eindeloze rijen bij tankstations, talloze berichten over de beproeving van automobilisten die naar hun werk willen, maar dit zegt niets: deze strijd wekt voorlopig meer op dan sympathie in de proletarische gelederen, ze wekt ook het gevoel op dat arbeiders uit alle sectoren in hetzelfde schuitje zitten!
Dan zullen de gevestigde media roepen: “Kijk eens naar deze rijkelui die meer dan 5.000 euro per maand verdienen!” Eerlijk gezegd, wie kan een dergelijk leugen geloven? Vooral omdat ze met elke staking van spoorwegarbeiders of luchtvaartmaatschappijen hetzelfde doen... 5.000, 7.000, 10.000... Wie zegt er meer?
In werkelijkheid krijgen deze arbeiders niet meer dan 2.000 euro om te beginnen, 3.000 voor sommigen aan het eind van hun loopbaan, zoals leraren, verpleegkundigen, geschoolde arbeiders, enz. Maar deze propaganda is in de loop van de maanden steeds minder hoorbaar, omdat binnen de arbeidersklasse het idee groeit dat we allemaal getroffen worden door de verslechtering van de lonen en de steeds ondraaglijker wordende aanvallen.
De voelbare toename van woede en strijdbaarheid in veel sectoren in Frankrijk in de afgelopen weken is dan ook geen verrassing. Het maakt deel uit van een bredere dynamiek, van een internationale dynamiek, waarvan de strijd die de arbeiders in het Verenigd Koninkrijk deze zomer hebben gevoerd (en die nog steeds voortduurt) de belangrijkste aanwijzing is. In ons internationale pamflet van 27 augustus schreven we dat “dit de grootste arbeidersbeweging in dit land is sinds tientallen jaren; je moet teruggaan tot de grote stakingen van 1979 om een grotere, massalere beweging te vinden. Een beweging van deze omvang in een land zo groot als het Verenigd Koninkrijk is geen ‘lokale’ gebeurtenis. Het is een gebeurtenis van internationale betekenis, een boodschap aan de uitgebuitenen van alle landen.” Sindsdien hebben bijvoorbeeld stakingen in Duitsland of de aangekondigde stakingen in België deze tendens alleen maar bevestigd.
De arbeidersklasse wordt echter geconfronteerd met een echte zwakte: dat is de versnippering van haar strijd. In de afgelopen twee maanden zijn stakingen uitgebroken in de vervoerssector (in Metz op 7 oktober, in Dijon op 8 oktober, in Saint Nazaire op 11 oktober, op nationale schaal van 17 tot 23 oktober), in de kinderopvang en onder de plaatselijke ambtenaren (op 6 oktober), een betoging op 29 september, hoofdzakelijk in de publieke sector, enz.
Waarom deze verdeling? Want de vakbonden hebben nu de organisatie van deze bewegingen in handen, die zij versnipperen en opsplitsen tussen evenveel bedrijven, sectoren en specifieke eisen. Want zij verdelen het werk om de arbeiders in te kaderen tussen ‘radicale’ en ‘verzoenende’ vakbonden, en spelen zo in op de verdeeldheid die uiteindelijk twijfel en wantrouwen opwekt in de rangen van de arbeiders.
Tegenover Macron en zijn regering presenteren de vakbonden zich nu als radicalen, als voorvechters van de strijd... om ons beter in te kaderen en van elkaar te scheiden. Door geloofwaardigheid te geven aan het idee van ‘belasting op superwinsten’ en een betere ‘verdeling van de rijkdom’, door arrestaties van stakers door de staat aan de kaak te stellen en door de deugden van echte onderhandelingen aan te prijzen, geven de ‘sociale partners’ met hun ‘verzet’ een impuls aan de staat, die zich juist wil voordoen als garant voor welwillende arbitrage. En de media, de leiders van de bourgeoisie, slaan de spijker op de kop door de CGT en het FO voor te stellen als ‘onverantwoordelijke opstandelingen’, om ze in de ogen van de uitgebuitenen geloofwaardig te maken door ze een vermeende strijdbaarheid te verlenen, terwijl deze apparaten zelf staatsorganen zijn, perfect geïnstitutionaliseerd.
Vandaag vernemen we dat ook de arbeiders van de kerncentrale van Gravelines, de krachtigste van West-Europa, gaan staken. Net als de arbeiders van de SNCF, de RATP of de landelijke distributie. Ook zij eisen loonsverhoging! Over enkele dagen, op 18 oktober, is een ‘interprofessionele’ dag van stakingen en demonstraties gepland in het beroepsonderwijs, in ziekenhuizen, in particuliere verzorgingstehuizen... Met andere woorden, ieder in zijn eigen hoekje, gescheiden van de anderen. Bovendien wil de leider van de CGT, Philippe Martinez, voor de microfoon van BFM TV geen eenheidsbeweging van de klasse. Door te zwaaien met de ‘algemene staking’ organiseert hij een diversiteit van louter lokale acties: “We moeten acties in alle bedrijven bespreken en de stakingen veralgemenen. Dit betekent dat er overal gestaakt moet worden”. Om het duidelijk te stellen: de vakbonden organiseren verdeeldheid en versnippering, bedrijf per bedrijf, onder het mom van ‘veralgemening’.
Laten we de zwakte van de sociale beweging tegen de pensioenhervorming in 2019 niet vergeten: er was grote sympathie voor de stakende spoorwegarbeiders, maar die solidariteit bleef platonisch, beperkt tot het geven van geld aan de ‘solidariteits’-fondsen die de CGT in de optochten van de demonstranten naar voren schoof. Maar de kracht van onze klasse bestaat niet uit de aanmoediging van veraf of het naast elkaar ontwikkelen van stakingen, geïsoleerd van elkaar.
Nee! Onze kracht is eenheid, solidariteit in de strijd! Het is geen kwestie van ‘convergeren’, van ons naast elkaar strijden. De strijd van de arbeiders is één en dezelfde beweging: staken en massale afvaardigen sturen naar de arbeiders die geografisch het dichtst bij ons staan (de fabriek, het ziekenhuis, de school, het administratief centrum...) om elkaar te ontmoeten, te discussiëren en steeds meer arbeiders voor de strijd te winnen; vergaderingen organiseren om te debatteren; zich verenigen rond gemeenschappelijke eisen. Het is dit in handen nemen van de strijd door de arbeiders zelf, deze dynamiek van solidariteit, uitbreiding en eenheid die de bourgeoisie door de geschiedenis heen altijd heeft doen beven. Kortom, precies het tegenovergestelde van wat de vakbonden doen.
Vandaag de dag is het voor de uitgebuitenen nog steeds heel moeilijk om zelf hun strijd in handen te nemen; het lijkt hen zelfs onmogelijk, zozeer zelfs dat steeds weer wordt beweerd dat de leiding van deze strijd moet worden toevertrouwd aan de ‘specialisten’ van de vakbonden. Maar de geschiedenis van de arbeidersklasse bewijst het tegendeel: juist toen de leiding van de strijd in handen kwam van de algemene vergaderingen, die collectief beslisten over het verloop van de strijd en verkozen en herroepbare stakingscomités benoemden, die verantwoording verschuldigd waren aan de vergaderingen, en niet aan de verschillende vakbondscentrales, die nooit aarzelen om hun verdeeldheid tentoon te spreiden om de arbeiders te demoraliseren, waren de laatsten het sterkst en waren zij in staat hun uitbuiters terug te dringen.
IKS, 13 oktober 2022
De laatste drie jaar zijn we getuige van een gelijktijdigheid en een verergering van de verschillende crises en catastrofes die het verval van de kapitalistische maatschappij versnellen: oorlog, economische crisis, ecologische crisis, pandemie... Dit, tot op het punt dat we serieus en concreter dan ooit tevoren een bedreiging van de vernietiging van de menselijke soort zien opdoemen.
Een brutale versnelling van de ontbinding
De Covid-19 pandemie, waarvan de achtste golf momenteel aan de gang is, vormde in 2020 al een nieuwe stap in het wegzinken van de maatschappij in de laatste fase van haar verval, die van haar ontbinding. Het kristalliseert in feite een hele reeks factoren van de chaos waartussen tot dan toe geen verband leek te bestaan[1]. De nalatigheid van de heersende klasse kwam overal duidelijker aan het licht met de ineenstorting van de gezondheidszorg (gebrek aan maskers, bedden en verzorgers) die verantwoordelijk waren voor de wereldwijde catastrofe, waarvan de cijfers variëren tussen 15 en 20 miljoen doden. De pandemie had zelfs een blijvend effect op de wereldwijde productieketen, waardoor tekorten en inflatie toenamen. Ook bleek dat de bourgeoisie steeds meer moeite had om een gecoördineerd antwoord te organiseren zowel op de pandemie als op de crisis.
De oorlog in Oekraïne ettert al als een kankergezwel aan de poorten van Europa en is een volgende stap in het versnelde wegzinken van de maatschappij in de ontbinding, vooral door de verergering van het militarisme op wereldschaal. De grote wanorde van de instabiliteit in het Oosten en de Kaukasus, de bominslagen die de elektriciteitscentrale van Zaporizja dreigen te beschadigen, de herhaalde dreigingen om kernwapens te gebruiken[2], de catastrofale lekkage van Nordstream-gaspijpleidingen in de Oostzee als gevolg van waarschijnlijke oorlogsdaden, Poetin’s avontuurlijke ‘gedeeltelijke’ mobilisatie die op een fiasco uitdraait, de angstaanjagende risico’s van een escalatie van een wanhopig Russisch regime, wijzen allemaal op een apocalyptische kapitalistische toekomst over de hele wereld. Nu uiten de afgrond van de militaire uitgaven, die voorafging aan en verder gepaard gaat met de oorlog in Oekraïne en de spanningen in de Stille Oceaan, alsook de enorme schuldenlast van staten die gebukt gaan onder het gewicht van de oorlogseconomie, zich in een versnelde duik in een economische crisis.
De crisis, in combinatie met de catastrofale opwarming van de aarde, stort nu al miljoenen mensen in ondervoeding, niet alleen in Oekraïne maar in vele delen van de wereld; de tekorten nemen toe en de inflatie veroordeelt een groot deel van de werkende klasse tot armoede. De door de bourgeoisie geëiste ‘offers’ voorspellen nog veel meer kwaad. Het militarisme dat hand over hand voor onze ogen toeneemt, belichaamt de irrationaliteit van een kapitalisme dat alleen maar kan leiden tot ondergang en bloedige chaos. Te beginnen met de logica van de Verenigde Staten die in hun wens om hun positie als wereldleider te handhaven, de voortdurende versterking van een militaire supermacht noodzakelijk maakt en die in deze oorlog, net als elders, opereert ten koste van steeds meer chaos en destabilisatie. Talloze rampen van allerlei aard, die steeds vaker voorkomen, werken op elkaar in en voeden elkaar steeds sterker, waardoor een ware vernietigende spiraal ontstaat. In de afgelopen maanden is dit apocalyptische traject aanzienlijk versterkt, zowel door de intensivering van de oorlog en haar verwoestingen als door de spectaculaire ontwikkeling van de manifestatie van klimaatverandering[3]. Naast de vernietiging, de verschroeide aarde en slachtpartijen, en de gedwongen exodussen, wordt de landbouwproductie op wereldschaal beperkt, wordt de toegang tot water schaars, nemen de tekorten en hongersnoden toe, en wordt de wereld onleefbaar door de talloze vervuilingen. De grondstoffen die uitgeput raken, worden vrijwel uitsluitend en zonder scrupules omgezet in strategische wapens, zoals gas of tarwe, en overgeleverd aan een ware plundering en ongebreidelde koehandel, met als resultaat steeds weer militaire confrontaties en menselijk lijden. Deze tragedie vindt niet toevallig plaats. Het is het product van het onherroepelijke bankroet van de kapitalistische productiewijze en van het blinde optreden van een bourgeoisie die het noorden kwijt is.
Een productiewijze die al meer dan honderd jaar wordt ondermijnd door haar tegenspraken en historische grenzen, en die al meer dan dertig jaar wegzakt in haar ultieme ontbindingsfase. De wereld stort zich nu nog sneller in een proces van versnippering, van versnelde vernietiging op grotere schaal, in een immense chaos. De bourgeoisie is machteloos om een levensvatbaar perspectief te bieden, steeds meer verdeeld, niet in staat om op een minimumaal niveau samen te werken zoals ze dat tien jaar geleden nog deed op haar wereldtoppen tegen de crisis. Zij heeft geen inspiratie meer, gevangen door haar eigen web van oogkleppen en hebzucht, ondermijnd door de middelpuntvliedende krachten van het ‘ieder voor zich’ dat overhand toeneemt. De overwinning in Italië van Georgia Meloni's ‘post-fascistische’ extreem-rechtse partij is een nieuw voorbeeld van de toenemende tendens dat de bourgeoisie de controle verliest over haar politieke apparaat. In toenemende mate wordt de heersende klasse in haar bestuur geleid door kliekjes gewetenloze schurken, gevaarlijker en onverantwoordelijker dan ooit.
De bourgeoisie blijft vastbesloten om de uitbuiting te versterken, om het proletariaat te laten betalen voor haar onoplosbare crisis en haar oorlogen. Zij zal nu echter meer rekening moeten houden met de klassenstrijd. Hoewel de versnelling van de ontbinding tijdens de pandemie een rem vormde op de ontwikkeling van de strijdbaarheid die bijvoorbeeld in de winter van 2019-2020 in Frankrijk tot uiting kwam, en hoewel de strijd sterk verminderde na de invasie van Oekraïne, is zij nooit helemaal verdwenen. Afgelopen winter braken er stakingen uit in Spanje en in de VS. Precies deze zomer waren er in Duitsland ook stakingen. Maar in het licht van de crisis, de werkloosheid en de terugkeer van de inflatie, vormt bovenal de omvang van de arbeidersmobilisatie in het Verenigd Koninkrijk een echte breuk met de laatste uitingen van strijd op internationaal vlak. Ze brengt een echte mentaliteitsverandering op gang. Deze stakingen vormen een nieuwe gebeurtenis van een historische dimensie. Na bijna veertig jaar van bijna stagnatie hebben zich vanaf juni een groot aantal zeer karakteristieke stakingen voorgedaan in Groot-Brittannië. Daarbij kwamen nieuwe generaties arbeiders in beweging die bereid waren hun rug te rechten en voor hun waardigheid te vechten, en die als steun en aanmoediging dienen voor andere toekomstige bewegingen. Ondanks de internationale ideologische campagne waarmee de koninklijke begrafenis gepaard ging, kondigden de Liverpoolse havenarbeiders, die in de jaren 1990 waren verslagen, opnieuw nieuwe mobilisaties aan. De vakbonden nemen al het voortouw, radicaliseren zich en spelen hun rol als saboteurs en verdelers. Ook al zal deze beweging noodzakelijkerwijs een teruggang doormaken, op zich betekent zij vanwege haar voorbeeldfunctie al een overwinning. Maar de weg van de internationale strijd van het proletariaat is nog lang voordat zij haar klassenidentiteit kan terugvinden en haar eigen revolutionaire perspectief vastberaden kan verdedigen. Haar pad is bezaaid met valkuilen. De risico's om van het eigen klassenterrein af te wijken door zich te mengen in interklassistische strijd met de belegerde kleinburgerij of in vormen van deelstrijd, in het voetspoor van kleinburgerlijke of burgerlijke bewegingen, zoals die van de ‘feminisme’ of ‘antiracisme’, zijn niet zonder ernstige gevaren, vooral in de landen van de periferie. Zo zag de opstand, die zich eind september in Iran verspreidde, na de dood van Mahsa Amini, een proletariaat dat dreigde te verdrinken in een volksbeweging. Hetzelfde geldt voor Rusland, waar de situatie eerder verward lijkt als gevolg van een meer individuele dan een collectieve weigering om zich tegen de militaire mobilisatie te verzetten. Maar met name door de ontwikkeling van inflatie, werkloosheid en extreme onzekerheid, openen zich op een meer globale manier de voorwaarden voor een ontwikkeling van de internationale klassenstrijd tegenover de komende aanvallen. Ze maken het mogelijk om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor de bevestiging van het kommunistisch perspectief: vooral in de centrale landen van het kapitalisme, waar het proletariaat het meest ervaren is en met de meest geraffineerde valstrikken van de bourgeoisie heeft geworsteld. Het nieuwe decennium dat is begonnen laat de mogelijkheid van een dergelijke historische bevestiging van het proletariaat voorlopig intact, ook al is de tijd niet meer in zijn voordeel, gezien de omvang van de verwoestingen die het kapitalisme veroorzaakt. Dit decennium, dat begon met zowel arbeidersstrijd als de versnelling van de realiteit van toenemende barbarij en chaos, zal de arbeidersklasse er hoogstwaarschijnlijk dieper van overtuigen dat als enige historische alternatief overblijft: kommunistische revolutie of vernietiging van de mensheid!
WH / 28.09. 2022
[1] “Rapport over de Covid-19 pandemie en de periode van kapitalistische ontbinding”, Internationale Revue, Frans- , Engels- en Spaanstalige uitgave nr. 165.
[2] Het gebruik van kernwapens is niet alleen een kwestie van de goede wil van een ‘gekke dictator’, zoals de bourgeoisie beweert om de bevolking angst aan te jagen voor ‘noodzakelijke offers’. Het vereist ook een zekere consensus binnen de nationale bourgeoisie. Maar hoewel een dergelijk gebruik zou neerkomen op een vrijwillige zelfmoord van de Russische bourgeoisie, maakt de mate van irrationaliteit en onvoorspelbaarheid waarin het kapitalisme zich stort het gebruik ervan niet volledig onmogelijk. Bovendien blijven de verouderde Oekraïense elektriciteitscentrales, een echte financiële afgrond, tientallen jaren na de ramp van Tsjernobyl angstaanjagende tijdbommen.
[3] In de zomer teisterden branden van ongekende omvang de planeet, met droogtes en hitte met pieken tot 50°C (zoals in India), gekoppeld aan verschrikkelijke overstromingen, zoals in Pakistan, waar een groot deel van de landbouwgronden onder water kwamen te staan.
Bij vele gelegenheden, tijdens klimatologische of industriële rampen die talrijke slachtoffers hebben veroorzaakt, heeft het IKS systematisch de krokodillentranen van regeringen, politieke of economische leiders aan de kaak gesteld die zich altijd beroepen op ‘het noodlot’, de pech, ‘menselijke fouten’, de ‘onverantwoordelijkheid’ van deze of gene technicus, arbeider of de plaatselijke instantie belast met het onderhoud, of de ‘onvoorspelbaarheid’ van klimatologische episodes...
Telkens wanneer men geconfronteerd wordt met dergelijke rampen, overstromingen, gigantische bosbranden, het instorten van een brug, zoals in Genua, het omvallen van een kabelbaan, het instorten van een fabriek, een modderstroom, enz. (en deze tragische gebeurtenissen zijn in de loop der jaren alleen maar toegenomen), zijn de schaamteloze hypocrisie en het cynisme van de bourgeoisie grenzeloos. Zij heeft altijd geprobeerd een ideale zondebok te vinden, een slap excuus te vinden om de onrechtvaardigheid te rechtvaardigen, om de mensen te doen vergeten wie de echte schuldigen zijn: de vertegenwoordigers en verdedigers van een aftakelend, stervend kapitalistisch systeem dat overal ter wereld de dood en verderf zaait uit al zijn poriën.
Vandaag, in Griekenland, bij de spoorwegramp waarbij twee treinen frontaal op elkaar botsten, hebben de regering en de spoorwegmaatschappijen geprobeerd de schuld af te schuiven op een onervaren stationschef die een fatale fout maakte, die hij zelf toegaf.
Maar, in tegenstelling tot andere even dramatische ongevallen, onder andere in Griekenland ten tijde van de gigantische branden van 2018 en 2021, die tientallen doden veroorzaakten, bleven de schok, de pijn en het verdriet van de bevolking, geconfronteerd met de dood van deze 57 slachtoffers, niet beperkt tot intieme herinneringen, tot plechtige eerbetuigingen onder auspiciën van de burgerlijke staat, en keerden zij zich niet tegen deze stationschef die door de regering en door premier Mitsotakis als de ‘schuldige’ werd aangeduid.
In een weigering ‘het noodlot’ te accepteren, explodeerde de verontwaardiging en de reusachtige woede van het grootste deel van de bevolking, vooral van de arbeidersklasse, op straat, in Athene, in Thessaloniki, in de bedrijven, in massale demonstraties met tienduizenden mensen, door spontane stakingen onder het spoorwegpersoneel, met een oproep tot werkonderbreking op woensdag 8 maart in een groot deel van de openbare en particuliere sectoren, van de gezondheidszorg tot leraren, zeevarenden, metropersoneel, studenten... een gebeurtenis nog nooit vertoond in meer dan tien jaar!
Zoals in Groot-Brittannië meer dan 9 maanden lang, zoals in Frankrijk vandaag in het licht van de pensioenhervorming, roept de arbeidersklasse in Griekenland: ‘genoeg is genoeg!’ De maat is vol!
Geconfronteerd met de openbare diensten in verval, na meer dan tien jaren van de bezuinigingen, reageert de straat op de regering met deze leuze die in alle betogingen te horen is: “Het was geen menselijke fout, het was geen ongeluk, het was een misdaad”. “Weg met moorddadige regeringen!” “Mitsotakis, minister van misdaad”... De publicatie van de schaapachtige verontschuldiging van premier Mitsotakis voor zijn aanvankelijke verklaringen over de ‘menselijke fout’ van de stationschef werd gezien als een verdere provocatie, waardoor meer dan 12.000 mensen spontaan de straat op gingen.
De arbeidersklasse in Griekenland drukt haar solidariteit uit met alle slachtoffers van de kapitalistische uitbuiting, haar weigering om te betalen voor de crisis, haar weigering om de herhaalde bezuinigingsplannen te accepteren, of langere werktijden zoals in Frankrijk, haar weigering om te sterven met het dagelijks vervoer dat een instrument des doods is geworden: gebrek aan personeel, vervallen infrastructuur, vernielde bussen of treinen, ontbrekende of verouderde veiligheidssystemen, tekort aan materieel.... “Dit treinongeluk was de laatste druppel. Niets werkt in Griekenland. Onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, alles ligt in puin. Deze regering heeft niets gedaan om deze ondraaglijke situatie in de overheidssector recht te zetten, maar wel geld uitgegeven aan het leger en de politie” (aldus een Griekse leraar).
Dit is de dagelijkse realiteit van de kapitalistische wereld, van de verslechtering van onze levens- en arbeidsomstandigheden, overal, in alle landen!
Deze massale strijdbaarheid van de arbeidersklasse vandaag in Griekenland voegt zich bij die van het proletariaat in Frankrijk, in Groot-Brittannië, dat al weken, maanden strijdt en zich mobiliseert in een strijd waaruit grote woede en vastberadenheid spreekt.
De verontwaardiging tegenover de hypocrisie van de staat, tegenover het ongebreidelde winstbejag van de geprivatiseerde bedrijven of niet, geeft uitdrukking aan dezelfde woede, dezelfde solidariteit, dezelfde weigering om te buigen, om steeds opnieuw de uitbuiting te ondergaan en met het leven te betalen voor de dagelijkse afbraak van het verrotte kapitalistische systeem.
Het is dezelfde klassen-‘reflex’ die hier in Griekenland weer opduikt, in het verlengde van andere massale uitingen van woede overal ter wereld over de crisis, het wanbeheer en de nalatigheid van de staat. Het is jaren geleden dat de strijdbaarheid van de arbeiders in Griekenland op een dergelijk niveau tot uiting kwam.
Deze ‘reflex’ van solidariteit in de gelederen van de arbeiders is een breuk met jaren van teruggang en apathie of van de arbeidersklasse. Een veelzeggend en veelbetekenend voorbeeld: tijdens de stakingsdag van 8 maart in Athene besloten de stakende arbeiders van het openbaar vervoer om bussen en metrolijnen enkele uren te laten rijden om het vervoer en de deelname van demonstranten aan de betogingen te vergemakkelijken! Zo kan de strijd tot mobilisatie en solidariteit leiden, in tegenstelling tot de door de vakbonden voorgestelde ‘blokkades’ zoals in Frankrijk!
De bourgeoisie, in Griekenland even gedestabiliseerd door de massale reactie van de arbeiders, probeert de mobilisatie en de bezinning natuurlijk te beperken: zij roept ‘schande’ over corruptie, vriendjespolitiek, de terugtrekking van de ‘rechtsstaat’, de door Europa opgelegde bezuinigingen, en roept op tot de mobilisatie voor de volgende parlementsverkiezingen! Alles is goed om de realiteit van de afbraak van de kapitalistische wereld en haar werkelijke verantwoordelijkheid te verdoezelen, in Griekenland net als overal.
Maar wat de uitkomst van deze strijdbeweging ook moge zijn, de openlijke, massale en solidaire uitdrukking ervan vandaag is al een overwinning, een volgende stap in de directe deelname aan de vernieuwing van de internationale arbeidersstrijd.
Stopio / 10.03.2023
Al meer dan een jaar lang een verschrikkelijk bloedbad; honderdduizenden soldaten aan beide zijden afgeslacht; meer dan een jaar van willekeurige bombardementen en executies, waarbij tienduizenden burgers zijn vermoord; meer dan een jaar van systematische vernietiging die het land in een gigantisch ruïneveld verandert, terwijl het aantal ontheemden in de miljoenen loopt; meer dan een jaar waarin aan beide zijden enorme sommen geld in deze slachtpartij zijn gestoken (Rusland besteedt nu ongeveer 50% van zijn staatsbegroting aan de oorlog, terwijl de hypothetische wederopbouw van het verwoeste Oekraïne meer dan 400 miljard dollar zou vergen). En deze tragedie is nog lang niet voorbij.
In termen van imperialistische confrontaties was het uitbreken van de oorlog in Oekraïne ook een belangrijke kwalitatieve stap in het afglijden van de kapitalistische maatschappij in oorlog en militarisme. Het is juist dat sinds 1989 verschillende oorlogszuchtige ondernemingen de planeet hebben opgeschud (de oorlogen in Koeweit, Irak, Afghanistan, Syrië...), maar daarbij ging het nooit om een confrontatie tussen imperialistische grootmachten. Het conflict in Oekraïne is de eerste militaire confrontatie van deze omvang tussen staten voor de deur van Europa sinds 1940-1945. Het betreft de twee grootste landen van Europa, waarvan het ene over nucleaire of andere massavernietigingswapens beschikt en het andere door de NAVO financieel en militair wordt gesteund, en het kan uitlopen op een catastrofe voor de mensheid.
Afgezien van de verontwaardiging en afschuw die dit grootschalige bloedbad teweegbrengt, is het de verantwoordelijkheid van revolutionairen zich niet te beperken tot algemene en abstracte veroordelingen, maar de belangrijkste lessen te trekken uit het Oekraïense conflict om de dynamiek van imperialistische confrontaties te begrijpen en de arbeiders te waarschuwen voor de verergering van de chaos en de intensivering van de militaire barbaarsheid.
Terwijl Rusland Oekraïne binnenviel, is een belangrijke les van dit oorlogsjaar ongetwijfeld dat achter de hoofdrolspelers op het slagveld het Amerikaanse imperialisme in het offensief is.
Geconfronteerd met het verval van hun heerschappij voeren de VS sinds de jaren 1990 een agressieve politiek om hun belangen te verdedigen, vooral tegenover de voormalige leider van het rivaliserende blok, Rusland. Ondanks de toezegging die na het uiteenvallen van de USSR was gedaan om de NAVO niet uit te breiden, hebben de Amerikanen alle landen van het voormalige Warschaupact in dit bondgenootschap opgenomen. In 2014 verving de ‘Oranje Revolutie’ het pro-Russische regime in Oekraïne door een pro -westerse regering en enkele jaren later bedreigde een volksopstand het pro-Russische regime in Wit-Rusland. Poetin’s regime reageerde op deze strategie van omsingeling door zijn militaire kracht in te zetten, het overblijfsel van zijn verleden als blokleider. Na Poetin’s overname van de Krim en de Donbas in 2014 begonnen de VS Oekraïne te bewapenen en zijn leger te trainen in het gebruik van geavanceerdere wapens. Toen Rusland zijn leger inzette aan de grenzen van Oekraïne, zetten ze de val op scherp door te beweren dat Poetin Oekraïne zou binnenvallen en tegelijkertijd te verzekeren dat zij zelf niet zouden ingrijpen. Met deze strategie om Rusland te omsingelen en te verstikken hebben de Verenigde Staten een meesterzet gedaan met een veel ambitieuzer doel dan alleen de Russische ambities een halt toe te roepen:
- Vanaf nu leidt de oorlog in Oekraïne tot een duidelijke verzwakking van de resterende militaire macht van Moskou en een vermindering van zijn imperialistische ambities. Het toont ook de absolute superioriteit van de Amerikaanse militaire technologie, die de basis vormt voor het ‘wonder’ van ‘het kleine Oekraïne’ dat de ‘Russische beer’ terugdringt;
- Het conflict stelde de VS ook in staat de schroeven binnen de NAVO aan te draaien, aangezien de Europese landen gedwongen werden zich aan te passen aan het Amerikaanse standpunt, in het bijzonder Frankrijk en Duitsland, die hun eigen politiek ten aanzien van Rusland ontwikkelden en de NAVO, die tot twee jaar geleden door de Franse president Macron als ‘hersendood’ werd bestempeld, negeerden.
- Het belangrijkste doel van de Amerikanen om Rusland een lesje te leren was ongetwijfeld een ondubbelzinnige waarschuwing aan hun belangrijkste uitdager, China. De afgelopen tien jaar hebben de Verenigde Staten hun leiderschap verdedigd tegen de opkomst van de Chinese uitdager: eerst, tijdens het presidentschap van Trump, door een open handelsoorlog; maar nu heeft de regering Biden de militaire druk opgevoerd (de spanningen rond Taiwan). Zo heeft het conflict in Oekraïne China's enige belangrijke militaire bondgenoot verzwakt en het project van de Nieuwe Zijderoute, waarvan één as door Oekraïne loopt, onder druk gezet.
Hoewel er geleidelijk een polarisatie van imperialistische spanningen is ontstaan tussen de VS en China, is dit het resultaat van een systematisch politiek van de dominante imperialistische macht, de VS, in een poging de onomkeerbare achteruitgang van zijn leiderschap een halt toe te roepen. Na de oorlog van Bush senior tegen Irak, de polarisatie van Bush junior tegen de ‘as van het kwaad’ (Irak, Iran, Noord-Korea), is het offensief van de VS er vandaag op gericht elke opkomst van grote uitdagers te voorkomen. Een dergelijke politiek van dertig jaar heeft geen enkele discipline en orde gebracht in de imperialistische verhoudingen. Integendeel, het heeft het ‘ieder voor zich’, de chaos en de barbarij verergerd. De Verenigde Staten zijn vandaag een belangrijk instrument voor de angstaanjagende uitbreiding van militaire confrontaties.
In tegenstelling tot oppervlakkige journalistieke verklaringen toont de ontwikkeling van de gebeurtenissen aan dat het conflict in Oekraïne allesbehalve heeft geleid tot een ‘rationalisering’ van de tegenstellingen. Naast de grote imperialisten, die onder druk staan van het Amerikaanse offensief, accentueert de explosie van een veelheid aan ambities en rivaliteiten het chaotische en irrationele karakter van de imperialistische verhoudingen.
De verscherping van de Amerikaanse druk op de andere grote imperialisten kan hen er alleen maar aanzetten tot een reactie:
- Voor het Russische imperialisme is het een kwestie van overleven omdat het nu al duidelijk is dat Rusland, ongeacht de uitkomst van het conflict, duidelijk verzwakt uit het avontuur zal komen dat zijn militaire en economische grenzen heeft blootgelegd. Het is militair uitgeput en heeft al tweehonderdduizend soldaten verloren, vooral onder zijn meest ervaren elite-eenheden, evenals een grote hoeveelheid tanks, vliegtuigen en moderne helikopters. Het is economisch verzwakt door de enorme kosten van de oorlog en de ineenstorting van de economie als gevolg van de westerse sancties. Terwijl de Poetin-factie met alle middelen probeert de macht te behouden, ontstaan er spanningen binnen de Russische bourgeoisie, in het bijzonder met de meer nationalistische fracties of bepaalde ‘krijgsheren’ (zoals Prigozjin, leider van de huurlingengroep Wagner). Deze ongunstige militaire en onstabiele politieke omstandigheden zouden Rusland er zelfs toe kunnen brengen zijn toevlucht te nemen tot tactische kernwapens.
- De Europese staten, in het bijzonder Frankrijk en Duitsland, hadden er bij Poetin op aangedrongen geen oorlog te voeren en waren zelfs bereid, zoals de indiscreties van Boris Johnson aantoonden, een in omvang en tijd beperkte aanval goed te keuren om het regime in Kiev te vervangen. Geconfronteerd met het falen van de Russische troepen en het onverwachte verzet van de Oekraïners, moesten Macron en Scholz zich gedwee aansluiten bij het door de VS geleide NAVO-standpunt. Van onderwerping aan de Amerikaanse politiek en het opgeven van de eigen imperialistische belangen is echter geen sprake, zoals blijkt uit de recente reizen van Scholz en Macron naar Peking. Bovendien hebben beide landen hun militaire budgetten sterk verhoogd met het oog op een massale herbewapening van hun strijdkrachten (een verdubbeling voor Duitsland, namelijk 107 miljard euro). Deze initiatieven hebben ook geleid tot spanningen in het Frans-Duitse tandem, met name over de ontwikkeling van gezamenlijke wapenprogramma's en over de economische politiek van de EU.
- China heeft zich zeer voorzichtig opgesteld ten aanzien van het conflict in Oekraïne, gezien de moeilijkheden van zijn Russische ‘bondgenoot’ en de nauwelijks verholen dreigementen van de Verenigde Staten aan zijn adres. Voor de Chinese bourgeoisie is de les bitter: de oorlog in Oekraïne heeft aangetoond dat alle mondiale imperialistische ambities een illusie zijn bij gebrek aan een militaire en economische macht die met de Amerikaanse supermacht kan concurreren. Vandaag is China, dat nog geen strijdkrachten heeft die in verhouding staan tot zijn economische expansie, kwetsbaar voor Amerikaanse druk en voor de omringende oorlogschaos. Natuurlijk geeft de Chinese bourgeoisie haar imperialistische ambities, met name de herovering van Taiwan, niet op, maar zij kan alleen op lange termijn vooruitgang boeken door niet toe te geven aan de talrijke Amerikaanse provocaties (‘spionage’-ballonnen, verbod op het gebruik van TikTok...) en door een breed diplomatiek charmeoffensief te voeren om elk internationaal isolement te vermijden: ontvangst in Peking van een groot aantal staatshoofden, toenadering tussen Iran en Saoedi-Arabië gesponsord door China, het voorstel van een plan om de gevechten in Oekraïne te stoppen...
Anderzijds veroorzaakt het imperialistische ‘ieder voor zich’ een explosie van het aantal potentiële conflictgebieden. In Europa leidt de druk op Duitsland tot onenigheid met Frankrijk en heeft de EU kwaad gereageerd op het protectionisme van Biden's ‘Inflation Reduction Act’, die wordt gezien als een echte oorlogsverklaring aan de Europese export naar de VS. In Centraal-Azië gaat de achteruitgang van de Russische macht hand in hand met een snelle uitbreiding van de invloed van andere mogendheden, zoals China, Turkije, Iran of de VS in de voormalige Sovjet-republieken. In het Verre Oosten blijft het risico van conflicten bestaan tussen China enerzijds en India (met regelmatige grensgeschillen) of Japan (dat zich massaal herbewapent), om nog maar te zwijgen van de spanningen tussen India en Pakistan en de terugkerende spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea. In het Midden-Oosten zullen de verzwakking van Rusland, de interne destabilisatie van belangrijke hoofdrolspelers zoals Iran (volksopstanden, strijd tussen facties en imperialistische druk) of Turkije (rampzalige economische situatie) grote gevolgen hebben voor de imperialistische betrekkingen. In Afrika tenslotte, terwijl in verschillende regio's de energie- en voedselcrisis en de oorlogsspanningen woeden (Ethiopië, Soedan, Libië, Westelijke Sahara), werkt de agressieve concurrentie tussen imperialistische aasgieren destabilisatie en chaos in de hand.
Een jaar oorlog in Oekraïne heeft vooral onderstreept dat de kapitalistische ontbinding een van de schadelijkste aspecten van oorlog in het tijdperk van het verval accentueert: zijn irrationaliteit. De gevolgen van het militarisme worden namelijk steeds onvoorspelbaarder en catastrofaler, ongeacht de aanvankelijke ambities:
- de Verenigde Staten hebben twee Golfoorlogen gevoerd, evenals de oorlog in Afghanistan, om hun leiderschap op de planeet te bevestigen, maar in al deze gevallen was het gevolg een uitbarsting van chaos en instabiliteit, evenals stromen vluchtelingen;
- wat ook de doelstellingen waren van de vele imperialistische aasgieren (Russische, Turkse, Iranese, Israëlische, Amerikaanse of Europese) die in de gruwelijke burgeroorlogen in Syrië of Libië hebben ingegrepen, zij hebben een land achtergelaten dat in puin ligt, gefragmenteerd is en verdeeld in clans, met miljoenen vluchtelingen die naar de buurlanden of de geïndustrialiseerde landen zijn gevlucht.
De oorlog in Oekraïne is een voorbeeldige bevestiging hiervan: wat ook de geostrategische doelstellingen van het Russische of Amerikaanse imperialisme zijn, het resultaat is een verwoest land (Oekraïne), een economisch en militair geruïneerd land (Rusland), een nog meer gespannen en chaotische imperialistische situatie in de wereld, en nog steeds miljoenen vluchtelingen.
De toenemende irrationaliteit van de oorlogsvoering houdt een angstaanjagende uitbreiding in van de militaire barbaarsheid over de hele wereld. In deze context kunnen rond bepaalde doelstellingen ad hoc bondgenootschappen worden gevormd. Zo voert Turkije, een lid van de NAVO, een politiek van neutraliteit ten opzichte van Rusland in Oekraïne, in de hoop daarmee in Syrië een bondgenootschap met Rusland aan te gaan tegen de door de VS gesteunde Koerdische milities.
Maar in tegenstelling tot de burgerlijke propaganda leidt het conflict in Oekraïne niet tot een hergroepering van de imperialistische staten in blokken en opent het dus niet de dynamiek naar een derde wereldoorlog, maar eerder naar een angstaanjagende uitbreiding van bloedige chaos: belangrijke imperialistische machten als India, Zuid-Afrika, Brazilië en zelfs Saoedi-Arabië behouden duidelijk hun autonomie tegenover de hoofdrolspelers; de band tussen China en Rusland is niet hechter geworden, integendeel; terwijl de VS de oorlog gebruiken om hun standpunten binnen de NAVO op te leggen, gaan lidstaten als Turkije of Hongarije er openlijk hun eigen gang, terwijl Duitsland en Frankrijk op allerlei manieren proberen een eigen politiek te ontwikkelen.
Bovendien moet de leider van een potentieel blok in staat zijn vertrouwen tussen de lidstaten te wekken en de veiligheid van zijn bondgenoten te garanderen. China is echter zeer terughoudend geweest in zijn steun aan zijn Russische bondgenoot. Wat de Verenigde Staten betreft voert Biden, na de ‘America First’-aanpak van Trump, die de verhoudingen met de ‘bondgenoten’ had bekoeld, in feite hetzelfde politiek: hij laat hen een hoge energieprijs betalen voor de boycot van de Russische economie, terwijl de Verenigde Staten op dit gebied zelfvoorzienend zijn en de ‘anti-China’-wetten de Europese invoer hard zullen treffen. Het is precies dit gebrek aan veiligheidsgaranties dat Saoedi-Arabië ertoe bracht een overeenkomst te sluiten met China en Iran. Tenslotte wordt een belangrijk obstakel voor een dynamiek in de richting van een derde wereldoorlog gevormd door het proletariaat niet verslagen is en niet ideologisch gemobiliseerd is in dienst van de natie in de centrale industrielanden, zoals blijkt uit de huidige strijd in verschillende Europese landen. Een ideologisch wapen dat het proletariaat kan mobiliseren, zoals het fascisme en het antifascisme in de jaren 1930, bestaat vandaag niet.
De situatie is des te delicater omdat de ‘Oekraïne-crisis’ geen geïsoleerd verschijnsel is, maar een van de manifestaties van deze ‘polycrisis’[1], de opeenstapeling en interactie van gezondheids-, economische, ecologische, voedsel- en oorlogscrises, die de jaren twintig van de 21e eeuw kenmerken. En de oorlog in Oekraïne vormt in deze context een echte vermenigvuldiger en versterker van barbarij en chaos op mondiaal niveau:
"De samenvoeging en de interactie van deze vernietigende verschijnselen produceert een 'wervelwind-effect' (...) het is belangrijk om de drijvende kracht van oorlog te benadrukken, als een actie die doelbewust wordt nagestreefd en gepland door kapitalistische staten."[2]
In feite hebben de oorlog in Oekraïne en zijn economische gevolgen de heropflakkering van Covid (zoals in China) in de hand gewerkt, de stijging van de inflatie en de recessie in verschillende regio's van de wereld geaccentueerd, een voedsel- en energiecrisis veroorzaakt, een terugslag in het klimaatpolitiek veroorzaakt (kerncentrales en zelfs kolencentrales zijn weer in bedrijf) en tot een nieuwe vluchtelingenstroom geleid. Om nog maar te zwijgen van het altijd aanwezige risico van bombardementen op kerncentrales, zoals nog steeds rond de site van Zaporizja, of het gebruik van chemische, bacteriologische of kernwapens.
Kortom, een jaar oorlog in Oekraïne laat zien hoezeer hij de ‘grote herbewapening van de wereld’ heeft versterkt, gesymboliseerd door de enorme militaire investeringen van de twee grote verliezers van de Tweede Wereldoorlog, Japan, dat in vijf jaar tijd 320 miljard dollar heeft uitgetrokken voor zijn leger, de grootste bewapeningsinspanning sinds 1945, en vooral Duitsland, dat ook zijn defensiebudget verhoogt.
Als een duidelijk bewust product van de heersende klasse illustreert het bloedbad in Oekraïne duidelijk het bankroet van het kapitalistische systeem. Maar de gevoelens van machteloosheid en afschuw die de oorlog oproept, zijn niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van een proletarisch verzet tegen het conflict vandaag. Aan de andere kant zetten de aanzienlijke verscherping van de economische crisis en de aanvallen op de arbeiders die daar rechtstreeks uit voortvloeien, de arbeiders ertoe aan zich te mobiliseren op klasseterrein om hun levensomstandigheden te verdedigen. In deze dynamiek van hernieuwde strijd zal de oorlogszuchtige barbaarsheid uiteindelijk een bron zijn van bewustwording van het bankroet van het systeem, een bewustwording die nu nog beperkt blijft tot kleine minderheden van de klasse.
R. Havanais / 25.03.2023
Na tien maanden van stakingen in vele sectoren kan de heersende klasse, zowel op het Europese continent als overzee, niet langer verbergen dat de arbeidersklasse in Groot-Brittannië de rug heeft gerecht. De burgerlijke media, die aanvankelijk terughoudend waren in hun berichtgeving, moeten nu toegeven dat de stakingen alle records hebben gebroken: niet alleen wat betreft het aantal arbeiders en betrokken sectoren, maar ook wat betreft hun ontwikkeling tot een ware stakingsgolf[1].
De Internationalistische Kommunistische Tendens, een groep van kommunistisch links, heeft in een aantal artikelen en pamfletten een standpunt ingenomen over de bewegingen. Daarin verdedigt de ICT de klassenstandpunten in het algemeen, door erop aan te dringen dat het kapitalisme geen uitweg heeft uit zijn steeds dieper wordende crisis en gedwongen is zijn aanval op de arbeiders te intensiveren, dat deze laatsten zich moeten losmaken van het vakbondsgareel als zij de verdeeldheid willen overwinnen, wat betekent dat zij de organisatie van de strijd in eigen hand moeten nemen.
Maar het volstaat niet om abstracte standpunten voor te stellen, doorspekt met willekeurige analyses. Revolutionaire organisaties hebben de verantwoordelijkheid om de krachtsverhoudingen en de context waarin de strijd zich afspeelt nauwkeurig te evalueren om concrete perspectieven voor de dynamiek van de beweging voor te stellen. In dit opzicht is de analyse van de ICT van de betekenis van deze strijd zeer tegenstrijdig en onthult ze een inconsistent kader voor het begrijpen van de krachtsverhouding tussen de klassen.
De eerste uitingen van de strijd in het Verenigd Koninkrijk wekten aanvankelijk enig enthousiasme op bij de ICT: “de frontale aanvallen op de arbeiders lokken het begin uit van een nieuw verzet (...) na decennia van klassenverzet” en “in de huidige golf van wilde acties zien we al de mogelijkheid om zowel het vakbondskader als het juridische kader van de kapitalistische staat te overstijgen” [2]. Maar daarna bekoelde het enthousiasme aanzienlijk: “We zijn nog ver verwijderd van het niveau van militantisme van de jaren 1970” en begin 2023 constateerde de ICT dat “het gevaar van ‘geldmilitantisme’ groot is: geïsoleerde delen van arbeiders die zich uitputten door middel van behoorlijk slopende stakingen die vechten om wat eigenlijk kruimels zijn”[3]. De ICT verwijst hier naar haar standpunt over de strijd van de jaren 1970, “de jaren 1970 waarin elke sector van de arbeidersklasse, verdeeld door de vakbonden, steeds grotere percentages nastreefde voor een loonsverhoging. Dit leidde niet alleen niet tot een ter discussie stellen van de loonarbeid, maar versterkte deze zelfs”[4]. Maar welk een verrassing als de ICT zich in een van haar meest recente artikelen opnieuw laat meeslepen en stelt: “Op 1 februari 2023 was de grootste stakingsdag sinds meer dan tien jaar. Dit is slechts het begin van een stakingsgolf”[5].
Afgezien van het feit dat de bourgeoisie dit zelf al lang voor de ICT had geconstateerd, willen we graag begrijpen hoe de ICT de strijd in het Verenigd Koninkrijk nu globaal beoordeelt: duidt deze op “het begin van een stakingsgolf” of slechts op “geïsoleerde sectoren van arbeiders die zich uitputten door behoorlijk slopende stakingen”? Vormt deze beweging “het begin van een nieuw verzet (...) na decennia van klassenstrijd" of heeft zij niet alleen "geleid tot het niet ter discussie stellen van de loonarbeid, maar versterkte deze zelfs”?
Sinds de zomer van 2022 heeft de uitbreiding van de arbeidersstrijd in Groot-Brittannië soortgelijke bewegingen in andere landen geïnspireerd. Bijgevolg is een correcte beoordeling van de huidige golf in het Verenigd Koninkrijk onmogelijk als deze wordt losgekoppeld van de evolutie van de klassenstrijd op internationaal niveau. Toch bekijkt de ICT de strijd bijna uitsluitend door een Britse bril: in de zeven artikelen over de stakingen in Groot-Brittannië ontbreekt een verwijzing naar de strijd die zich elders ontwikkelt: het is alsof elke nationale sector van de arbeidersklasse zijn eigen strijd voert en de wereldwijde strijd slechts een optelsom is van nationale strijd in plaats van de uitdrukking van één enkele dynamiek.
Natuurlijk doet de ICT verslag van strijd in andere delen van de kapitalistische wereld, maar zij ziet niet het belang van de beweging in het Verenigd Koninkrijk als uitdrukking van een wereldwijde internationale tendens van het proletariaat om te breken met de voorgaande periode van geringe strijdlust en gebrek aan zelfvertrouwen. Zij weet dat de strijd in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zich afspeelt op proletarisch terrein, maar zij begrijpt in de praktijk niet wat deze twee fracties van de arbeidersklasse gemeen hebben.
De vertekende kijk van de ICT op de internationale dimensie van de proletarische strijd wordt bijvoorbeeld duidelijk geïllustreerd in het artikel over de strijd van de telecomwerkers in Spanje in 2015, waarin ze schrijft dat “er hier concrete mogelijkheden zijn voor internationale uitbreiding van de strijd, aangezien Teleafonica in vijf landen actief is” [6], terwijl de werkelijke en onmiddellijke behoefte van de stakende arbeiders is om in direct contact te komen met de arbeiders die betrokken zijn bij de strijd “in de dichtstbijzijnde fabriek, ziekenhuis, school, kantoor”[7]. Aan de andere kant versterkt dit soort "internationale" sectorale uitbreiding van de strijd alleen maar het corporatisme van de arbeidersklasse en heeft ze de neiging haar internationale eenwording te ondermijnen.
Om het belang van een bepaalde klassenbeweging te waarderen is het essentieel deze in een meer historische en mondiale context te plaatsen. Voor de IKS is de huidige strijd dus belangrijk omdat hij een breuk betekent met een periode van teruggang die teruggaat tot het eind van de jaren 1980 en de implosie van het ‘kommunistische’ blok, maar ook omdat zij bevestigt dat deze teruggang niet van dezelfde aard was als de wereldwijde historische nederlaag die de arbeidersklasse heeft geleden na het neerslaan van haar eerste revolutionaire aanval, tussen 1917 en 1923, een periode die door de internationale opleving van de strijd in 1968 werd afgesloten.
Maar in deze kwesties bevestigt de ICT haar inconsistentie. Tien jaar geleden verklaarde ze onomwonden dat we nog steeds in een contrarevolutionaire periode leefden: “De versplintering en verspreiding van de klasse (...) heeft het vermogen van de arbeidersklasse om terug te vechten verminderd en het voortdurende refrein dat er geen alternatief is voor het kapitalisme zijn allemaal bewijzen dat de klasse de zware nederlaag van de jaren 1920 nog steeds niet te boven is gekomen”[8]. In 2016-2017 beweerde ze voorzichtig dat “de klasse zich momenteel langzaam herstelt van decennia van teruggang en herstructurering” [9]. Maar de ICT trok deze analyse snel in om te beweren dat “we nog steeds vechten om het evenwicht te herstellen dat we al 40 jaar als een teruggang zien”[10].
Het duidelijkste bewijs dat de ICT de algemene historische context niet begrijpt, is het feit dat haar onderschatting van het belang van de huidige strijd hand in hand gaat met de grote energie die zij steekt in haar campagne ‘No War But The Class War’, die berust op de illusie dat de arbeidersklasse al in staat zou zijn een directe anti-oorlogsstrijd te voeren, zonder te beseffen dat een dergelijke verwachting volledig in strijd is met haar idee dat het proletariaat nog steeds gebukt gaat onder het gewicht van een historische nederlaag.
Hoewel de ICT vrij consequent is in haar veroordeling van vakbondsverdelingen, weten we dat zij de neiging heeft om in de val te trappen van de vakbondsbasis, wanneer die radicalere taal gebruICT en zelfs het vaandel van ‘stakingscomités’ opheft, ook in de gevallen waarin deze organen slechts de uitdrukking vormen van aangepaste vakbondsstructuren teneinde de controle over arbeiders te behouden. Voor de ICT zijn deze vakbondsorganen een stap vooruit, zoals blijkt uit het voorbeeld van de door ‘Unite’ opgerichte Bus Workers Combine, “die een poging is om de strijd voor betere lonen en voorwaarden in verschillende depots te coördineren. Verschillende groepen arbeiders die hun strijd verenigen is ongelooflijk belangrijk, en is onze beste kans op succes”. [11].
Deze opportunistische houding tegenover de vakbondsbasis houdt verband met de verwarring bij de ICT over de relatie tussen economische en politieke strijd. Het begrip ‘geldmilitantisme’ (zie het citaat hierboven in het artikel) drukt eigenlijk een miskenning uit van de economische strijd, een onderschatting van haar impliciet politieke dimensie.
Voor de IKS is de strijd op economisch terrein een essentiële en onvermijdelijke dimensie, die de wapens van de revolutionaire aanval van morgen smeedt. Met andere woorden, elke proletarische strijd “is tegelijk voor onmiddellijke eisen en revolutionair. Eisen stellen, weerstand bieden aan de kapitalistische uitbuiting, is de basis en de motor van de revolutionaire actie van de klasse. [...] In de geschiedenis van de arbeidersbeweging was er geen enkele proletarische revolutionaire strijd die niet tegelijkertijd een strijd om eisen was. En hoe kan het ook anders, want het is de revolutionaire strijd van een klasse, van een groep mensen die gekenmerkt worden door hun economische positie en verenigd worden door hun gemeenschappelijke materiële situatie?”[12].
Voor de ICT daarentegen “komt de economische strijd op, brengt voort wat ze kan voortbrengen op het niveau van de eisen, en neemt dan af zonder een politiek spoor na te laten. Tenzij de revolutionaire partij ingrijpt”[13]. De arbeiders zouden dus niet in staat zijn hun strijd te politiseren en dat kan alleen door tussenkomst van de ‘partij’, die hier fungeert als de deus ex machina die nodig is om de tegenstelling tussen de twee dimensies van de strijd te overwinnen.
Kortom, in het licht van de bewegingen in Groot-Brittannië, maar ook in heel Europa, is het bijzonder zorgwekkend dat een organisatie die beweert richtlijnen te geven voor de revolutionaire strijd van het proletariaat, niet in staat is deze strijd in zijn historische context te waarderen en de internationale dimensie ervan te vatten. Maar voor de ICT lijkt deze verantwoordelijkheid niet nodig omdat ‘de partij’, net als Superman, met een zwaai van haar toverstaf alles lijkt op te lossen!
D.&R.12.4.23
[1] Enkele voorbeelden
2 “Wildcat Strikes in the UK: Getting Ready for a Hot Autumn [444]”.
3 “Notes on the UK Strike Wave [462]”.
4 “Unions - Whose Side Are They On? [463]”.
5 “Unite the Strikes [464]”.
6 “Spanish Telecom Workers on All-Out Strike [465]”. [466]
8 Cleishbotham (september 2011) Forum van de ICT, “ICC theses on decomposition [468]".
9 “A Crisis of the Entire System [469], zomer 2017
10 Cleishbotham, februari 2019, Forum van de ICT: The Party, Fractions and Periodisation". [470]
11 "Two Comments on Recent Bus Strikes in the UK [471]
13 “The Question of Consciousness: A Basis for Discussion [473]”.
Zoals in vele landen van West-Europa heeft de arbeidersklasse in België, maar vooral in Nederland de laatste weken en maanden de strijd tegen de aanvallen op haar levens- en werkomstandigheden gevoerd met een strijdwil die we in deze landen lang niet hebben gezien.
In Nederland sprak de bourgeoisie zelfs over een stakingsgolf. De regelmatige stakingsacties van de werkers van de Bijenkorf en in het streekvervoer, die al enige maanden plaatsvonden, kregen in januari bijval van het gemeentepersoneel, van de werkers bij de sociale werkplaatsen, van het personeel van andere winkelketens, van de chauffeurs van Über, van het zorg- en leerlingenvervoer, vande touringcarbedrijven, de werkers in de ziekenhuizen, de arbeiders in de drankindustrie en -handel, bij de PostNL, Douwe Egberts, en het aardappelverwerkingsbedrijf Aviko.
In België waren er in dezelfde periode stakingen en werkonderbrekingen van het personeel bij de OCMW’s in Brussel, de federale ambtenaren, de werkers van Bpost, de brandweer in Brussel, in de publieke non-profit sector en het openbaar vervoer, onder de gevangenisbewaarders en de bagageafhandelaars op Zaventem, bij het verdeelcentrum van Decathlon in Willebroek, en bij meer dan 100 vestigingen van Delhaize.
Maar de strijd is nog uiterst versnipperd, iedereen staakt in zijn hoekje, voert actie op een andere dag, zonder massale betogingen of bijeenkomsten waar arbeiders over de voortgang van strijd kunnen discussiëren en beslissen. Hoe kunnen ze een antwoord vinden op dit dilemma? Verschillende linkse organisaties – die zich ‘socialistisch’, ‘kommunistisch’ dan wel ‘marxistisch’ noemen - schuiven oplossingen naar voren die op het eerste gezicht heel radicaal lijken; maar de vraag is: zijn ze dat wel en, vooral, beantwoorden ze werkelijk aan de noden van de arbeidersstrijd vandaag? Laten we eens nader bekijken hoe hun voorstellen eruitzien in de concrete strijd van de klasse.
Grenzeloos schrijft bijvoorbeeld“Het wordt tijd dat de FNV in overleg met zijn achterban zijn terechte eisen uit de campagne ‘Nederland verdient beter’ politiek maakt” en besluit om “de achterban daar massaal voor te mobiliseren”[2]. In België stelt de Linkse Socialistische Partij (LSP) ook: “ABVV-leden moeten het heft in handen nemen voor een meer strijdbare en democratische vakbond”[3].
Wat beide groepen de arbeiders, als antwoord op de onwil van de bonden om consequenter te zijn in de organisatie van de vakbondsacties, hier voorhouden moet zonder meer worden ontzenuwd. Want de manier waarop de FNV, tezamen met andere vakbonden, bijvoorbeeld de strijd in de afgelopen periode heeft georganiseerd is heel bewust zo gedaan. Dat vloeit voort uit haar rol binnen het kapitalisme, die er niet in bestaat de strijd doeltreffend te maken maar juist om dit te beletten en de arbeiders te ontmoedigen en hun strijdwil te ondergraven.
Sedert meer dan een eeuw is de vakbond geen ‘zelforganisatie van de werkenden’ meer en kan dat ook nooit meer worden. De hele geschiedenis van de afgelopen honderd jaar toont aan dat alle vakbonden de strijd van de arbeiders systematisch hebben ondermijnd. Zelfs de zogenaamd radicale en strijdbare vakbonden[4], die door de ‘radicaal’ linkse groepen ten voorbeeld worden gesteld, hebben de belangen van de arbeidersklasse na de nederlaag van de revolutionaire golf 1917-1923 niet meer verdedigd.
De oriëntatie die deze groepen de arbeiders aanreiken, te weten om zich binnen de vakbondin te zetten voor een meer radicale koers, heeft alleen tot gevolg dat de meer kritische arbeiders worden afgeleid naar activiteiten zonder vooruitzicht, die in wezen niets veranderen en dus alleen ontmoediging in de hand werken.
‘Als vakbonden niet strijdbaar zijn, dan ligt dat aan de leiders’, zo houden de strijdsyndicalisten ons voor. Volgens Socialistisch Alternatief is het gebrek aan strijdvaardigheid van de FNV toe te schrijven aan “het verraad van types zoals Wim Kok”[5], die de leiding hebben genomen binnen de vakbond. De GIS vindt op haar beurt dat er is iets fundamenteel fout zit in de FNV, als iemand “als Van Doesburg zo lang kon gedijen in de FNV [en]er niet voor zijn achterban, maar voor de klassenvijand zat”[6].
Het liedje van het verraad van de vakbondsleiders is echter zo oud als de weg naar Rome. In de laatste honderd jaar hebben alle vakbondsleiders zich tegen de arbeidersklasse gekeerd. Dat komt niet omdat ze zouden zijn overgelopen naar het kamp van de bourgeoisie, maar omdat de organisatie, waar ze leiding aan gaven, geen organisatie van de arbeidersklasse meer was, maar een organisatie van de burgerlijke Staat.
De ingroei van de vakbond in de burgerlijke Staat is het gevolg van de veranderde objectieve historische omstandigheden, die de inhoud van de arbeidersstrijd in de afgelopen honderd jaar fundamenteel heeft veranderd. Sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, toen de historische crisis van het kapitalisme een aanvang nam, zijn blijvende verbeteringen binnen het kapitalisme niet meer mogelijk. De werkelijke inhoud van de arbeidersstrijd bestaat daarom niet meer uit graduele verbeteringen van de werk- en levensomstandigheden, zoals die in de 19e eeuw nog van de staat afgedwongen werden, maar is gericht op de onmiddellijke wereldwijde omverwerping van het in verval verkerende kapitalisme. Zoals Lenin het eens verwoordde: sinds het begin van de 20e eeuw“schuilt achter elke staking de hydra van de revolutie”.
En als gevolg van deze veranderde historische inzet van de strijd is de vakbond, als het apparaat dat essentieel bedoeld was verbeteringen te bewerkstelligen binnen het kapitalisme (wat momenteel niet meer mogelijk is), opgeslokt door de burgerlijke Staat.
Daarom leidt ook de oproep van de uiterst linkse groepen om ‘de vakbonden te heroveren’ door de ‘corrupte leiding te verjagen’ geenszins tot de versterking van de strijddynamiek en de klassemacht van de arbeiders. Het zet de arbeiders aan om te streven naar het heroveren van een organisatie van de burgerlijke Staat in hun midden, die de greep van deze organisaties op de arbeidersklasse versterkt en de arbeiders naar een zekere nederlaag leidt.
Een ander standpunt dat deze ‘radicale’ organisaties regelmatig naar voren schuiven is de verdediging van de openbare diensten - het openbaar vervoer, de zieken-, ouderen- en gehandicaptenzorg, het onderwijs, de cultuur, enzovoort - en ze leggen dan vooral de nadruk op de verdediging van de kwaliteit van deze diensten. De openbare diensten vormen, aldus de SAP, “samen de grondslag voor de opbouw van een werkelijk zorgzame en ecologische samenleving, die fundamenteel ingaat tegen de logica van geld en winst” [7]. Volgens de PVDA in België zijn het de openbare diensten die “zorgen voor een warme samenleving, waarin de mens voorop staat en niet de winst. Daarom steun ik de werknemers en de vakbonden van de openbare diensten in hun strijd voor respect en investeringen”[8].
Ook hier is een ondubbelzinnige afwijzing op zijn plaats. De openbare diensten, al of niet geprivatiseerd, zijn eerst en vooral instrumenten in dienst van de burgerlijke staat en het is dus complete onzin om ons voor te houden dat ze de ‘gemeenschap’ dienen. Maar vooral worden de werkers in deze ondernemingen net zozeer uitgebuit als in eender welk bedrijf. Ook in de openbare diensten wordt het werkritme opgevoerd, wordt er geherstructureerd, worden de lonen gedrukt, en worden er mensen ontslagen.
Daarenboven zijn vandaag ‘socialistische’ hervormingen binnen een kapitalistisch systeem in ontbinding onmogelijk. De ‘strijd voor de kwaliteit van de openbare diensten’ heeft dus niets gemeen met de strijd van de arbeiders voor hun werk- en levensvoorwaarden maar leidt ertoe dat hun belangen worden vermengd met die van bepaalde instanties van de burgerlijke staat.
Wat deze uiterst linkse groepennaar voren brengen gaat in feite lijnrecht in tegen de noden van de strijd, die erin bestaan haar te verenigen over de grenzen van de bedrijven en sectoren heen, en vertegenwoordigt een verkapte oproep aan de arbeiders om hun strijd als zelfstandige klasse op te geven.
“Revolutionair socialisten steunen de acties”[9]. Alleszins niet organisaties zoals de Linkse Socialistische Partij (LSP), Socialistische Alternatieve Partij (SAP), PVDA in België, en Socialistisch Alternatief, Groep Internationale Socialisten (GIS), Grenzeloos in Nederland [10]. Zij zetten valstrikken en schetsen valse perspectieven om te beletten dat de dynamiek van de strijd zich versterkt en verdiept. En dat gebeurt niet toevallig. Dat komt omdat ze deel uitmaken, niet van het kamp van de arbeidersklasse, maar van het politieke apparaat van de bourgeoisie. “Het feit dat ze minder invloed hebben of dat ze een meer radicale taal aanslaan doet niets af aan het in wezen burgerlijke karakter van hun programma en hun aard, maar maakt ze tot nuttige ronselaars” voor de traditionele linkse partijen van het kapitaal [11]. Hun taak bestaat er dus in om met hun schijnbaar radicale taal de arbeidersstrijd gevangen te houden in de kapitalistische logica van winst, rentabiliteit en kostenbesparingen in het belang van het concurrentievermogen van de nationale economie.
De geschiedenis heeft bewezen dat, wanneer de arbeiders als één klasse optreden, zij in staat zijn tot zelfstandig te handelen, te debatteren, initiatieven te nemen en creativiteit te ontwikkelen en, in deze dynamiek, de aanvallen van de barbaarse bourgeoisie terug te dringen en de kommunistische maatschappij naderbij te brengen. In dit perspectief roepen de revolutionaire organisaties in hun interventie de arbeiders op de strijd zelf in handen te nemen door algemene vergaderingen en gekozen stakingscomités te organiseren. De voorbeelden van arbeidersstrijd van de afgelopen honderd jaar hebben er echter geen twijfel over laten bestaan hoe de arbeiders, in de ontwikkeling van hun strijd, iedere keer weer botsen op de manoeuvres van de vakbonden. Daarom moeten revolutionairen de arbeidersvijandige aard van deze organisaties permanent aan de kaak stellen. In ditzelfde kader is het ook onontbeerlijk de zgn. ‘radicaal linkse’ organisaties, die beweren de arbeidersstrijd te steunen maar haar dynamiek in werkelijkheid saboteren, te ontmaskeren en aan te klagen.
Zyart / 2023.04.08
[1] Zie bijvoorbeeld Internationaal pamflet van de IKS: Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Mexico, China...Overal dezelfde vraag: Hoe de strijd ontwikkelen? Hoe kunnen we de regeringen terugdringen? [467]
[2] Grenzeloos, Nederland verdient beter ‒ Nederland heeft stevige eisen en actie nodig om van Rutte en de werkgevers te winnen [475]
[3] LSP, Gerommel aan de top van het ABVV. Voor een strijdbare vakbond met democratie van onderuit [476]
[4] Enkele van de bekendste voorbeelden zijn de Confederacion Nacional de Trabajo (CNT) in Spanje, de Industrial Workers of the World (IWW) in de VS, de Eenheidsvakcentrale (EVC) in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog, de Freie Arbeiter Union (FAU) in Duitsland na diezelfde oorlog.
[5] Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland [477]
[6] GIS, Nederland verdient een democratische en strijdbare vakbeweging [478]
[7] SAP, Geconfronteerd met toenemende onzekerheid en verslechterende werkomstandigheden: haal het geld daar waar het zit! [479]
[8] Verklaring van Hedebouw van de PVDA in: "Een warme samenleving bouw je op sterke openbare diensten"
[9] Socialistisch Alternatief, Strijdbaarheid neemt toe in Nederland [477]
[10] Uitgezonderd de PVDA zijn al deze groepen directe of indirecte nazaten van de Vierde Internationale, die in 1938 is opgericht door Trotski, en die in de Tweede Wereldoorlog is overgegaan naar het kamp van de bourgeoisie door deel te nemen aan de imperialistische oorlog tegen Nazi-Duitsland. Slechts enkelen hebben zich tegen dit verraad van de Vierde Internationale gekeerd, waaronder Nathalie Trotski.
[11] Platform van de IKS, 13. De contra-revolutionaire aard van de ‘arbeiders’-partijen [480].
"Zolang het kapitalisme bestaat, zal er arbeidersstrijd zijn. Dit was het geval in de opgaande fase van het kapitalisme. En ook in de periode van verval(vanaf ongeveer 1914, en dit gold zelfs tijdens de periode van de contrarevolutie. En zelfs aan het begin van de COVID-periode was er arbeidersstrijd, in Italië, in de VS, enz. [...] Dus vraag ik me af: zijn stakingen op zichzelf, hoe positief ook, een indicatie van een algemene heropleving van de arbeidersstrijd? Kunnen stakingen soms niet de uitdrukking zijn van wanhoop, van twijfel? [...] wat zijn de criteria om te bepalen dat een bepaalde arbeidersstrijd een echte vernieuwing van de arbeidersstrijd vertegenwoordigt, een strijd die perspectief biedt” (C)
Het punt dat de kameraad aansnijdt is cruciaal voor de interventie van revolutionairen in de klassenstrijd: hoe kan de betekenis van een strijd worden vastgesteld, hoe "een strijd die perspectief biedt" te identificeren? Er zijn geen absolute criteria om te bepalen of een bepaalde staking "een echte vernieuwing van de arbeidersstrijd" vertegenwoordigt. Men moet echter oppassen voor een empiristische beoordeling van een dergelijke beweging, want in veel gevallen kan de schijn misleidend zijn. Om de werkelijke betekenis van een strijd te begrijpen, moet de analyse verder gaan dan oppervlakkige eigenschappen uitgaan van een evaluatiekader dat rekening houdt met:
- Ten eerste de eigenschappen van de historische periode waarin de strijd plaatsvindt: uitbreiding of achteruitgang van het kapitalisme, zeker. Maar wat belangrijker is in het huidige verval van het kapitalisme: is het een periode die gekenmerkt wordt door een globale tendens naar contrarevolutie of integendeel, door het openen van een koers naar belangrijke klassenconfrontaties?
- Vervolgens de beoordeling van de krachtsverhouding tussen de bourgeoisie en het proletariaat in een bepaalde historische periode: wat is de dynamiek van de klassenstrijd op het niveau van haar uitbreiding, vereniging of politisering? Wat is de impact van de ideologische manoeuvres en obstakels die de bourgeoisie heeft opgeworpen?
Zo’n kader maakt het mogelijk de ontwikkeling van de subjectieve factor binnen de klasse in te schatten, het bewustzijnsniveau van het proletariaat in te schatten.
In de huidige periode van het verval van het kapitalisme is de algemene koers naar een nederlaag of, integendeel, naar een versterking van de proletarische beweging een cruciaal referentiepunt voor de beoordeling van de mogelijkheden van een bepaalde strijd, hoe radicaal die op het eerste gezicht ook moge lijken. Ze stelt ons in staat om, naast de eenvoudige strijdbaarheid of zelfs het aantal arbeiders in de strijd, rekening te houden met het niveau van bewustzijn in de werkende massa's,.
Enkele historische voorbeelden tonen dit aan. In mei-juni 1936 trok een enorme golf van stakingen en fabrieksbezettingen door Frankrijk: twee en een half miljoen arbeiders uit alle sectoren, particulier en openbaar, en uit alle bedrijfstakken en diensten, gingen de strijd aan, zodat Trotski op 9 juni 1936 schreef dat "de Franse revolutie is begonnen". In werkelijkheid begon het proletariaat zich te scharen achter de burgerlijke ideologie van het antifascisme. Een ideologie die zou leiden tot een nederlaag en oorlog. Deze beweging vond plaats in een algemene dynamiek die ongunstige was voor de strijd.
Na de nederlaag van de revolutie in Duitsland en van andere massale bewegingen in West-Europa, na de overwinning van het stalinisme in Rusland, zegevierde de contrarevolutie en had het klassenbewustzijn onder de proletariërs een verregaande achteruitgang ondergaan. Daarom veranderde de beweging van 1936, ondanks tijdelijke verworvenheden zoals loonsverhogingen, de veertigurige werkweek en betaalde vakanties, al snel in een nationalistische lofzang en steun voor de regering van het Volksfront. Dit, op haar beurt, zou leiden tot een mobilisatie van de arbeiders ter voorbereiding op de wereldoorlog.
Op 23 oktober 1956 organiseerden studenten en jonge arbeiders een demonstratie in Boedapest om hun solidariteit te betuigen met een arbeidersopstand die bloedig was neergeslagen in Poznan in Polen. Op de 25ste sloten arbeiders in alle industriële centra van Hongarije zich aan bij de protesten, gingen in staking en vormden spontaan arbeidersraden: een spectaculaire ontwikkeling die het begin van een proletarische revolutie leek in te luiden. Maar in de jaren 1950 en 1960 bleef het proletariaat, geatomiseerd door de Tweede Wereldoorlog, grotendeels gemobiliseerd achter de democratische dan wel achter de stalinistische heersende klasse. Dus kon de bourgeoisie na de eerste mobilisaties profiteren van de democratische illusies die het bewustzijn van de arbeiders ondermijnden. Zo kon zij de beweging controleren. Op de 27ste installeerde zij een "progressieve" regering onder leiding van Imre Nagy, die onmiddellijk een tegenoffensief inzette door de gehate veiligheidspolitie te ontmantelen, democratische hervormingen te beloven en op te roepen tot herstel van de orde. Al snel betuigden de arbeidersraden, badend in illusies, hun steun aan de regering-Nagy door te besluiten de stakingen te beëindigen en het werk te hervatten.
De historische omstandigheden waren radicaal veranderd toen in Frankrijk de stakingsbeweging van Mei ‘68 uitbrak. De voedingsbodem ervan werd gevormd door de eerste tekenen van de terugkeer van de historische crisis van het kapitalisme, en ze werd op gang gebracht door een nieuwe generatie arbeiders, die de verschrikkelijke gebeurtenissen van de contrarevolutie niet hadden meegemaakt. Deze context stelde het proletariaat in staat het dode gewicht van het stalinisme opzij te gooien en te proberen de banden met zijn vroegere ervaringen te vernieuwen, zich bewust te worden van de noden van strijd op historisch vlak. Hoewel het de grootste staking in de geschiedenis van de internationale arbeidersbeweging was, waarbij minstens 9 miljoen arbeiders betrokken waren, bagatelliseerden de media en de burgerlijke intellectuelen het belang ervan en legden zij de nadruk op de studentenopstand.
Het minder spectaculaire uiterlijk van de stakingsgolf verhulde in feite een gebeurtenis van het allergrootste belang, die het einde van de periode van contrarevolutie markeerde, de historische heropleving van de klassenstrijd op wereldschaal gedurende de volgende twee decennia inluidde, een bewustwording op gang bracht en in een breed milieu massale belangstelling wekte voor de geschriften van militanten van de revolutionaire arbeidersbeweging.
Met de talrijke momenten van strijd in het kielzog van de beweging van Mei ’68, een strijd die de weg opende voor een dynamiek naar beslissende klassenconfrontaties en een bewustwording, was de krachtsverhouding aanvankelijk in het voordeel van het proletariaat. Dit werd benadrukt toen de arbeiders in Polen de kwestie van de openlijke politisering van de strijd, die een confrontatie met de burgerlijke staat inhield, aan de orde stelden.
De arbeidersklasse, met name in de kernlanden van het kapitalisme, is er in de jaren 1980 echter niet in geslaagd de koe bij de horens te vatten door zijn klassenbewustzijn te verdiepen. Ondanks talrijke momenten van strijd heeft zij het vakbondskader niet kunnen overstijgen en haar strijd weten te verheffen tot een open confrontatie van klasse tegen klasse. Hierdoor verloor de arbeidersklasse haar voordeel in de krachtsverhouding met de bourgeoisie, terwijl zij via haar strijdbaarheid niettemin verhinderde dat de bourgeoisie haar oplossing voor de crisis, een wereldoorlog, kon opleggen.
Deze tegenstrijdige situatie leidde uiteindelijk tot een patstelling, aangezien noch de bourgeoisie noch het proletariaat erin slaagde hun perspectief op te leggen.
Na het uiteenvallen van het Oostblok leidden de ideologische campagne over de ‘dood van het communisme’ en de ‘definitieve overwinning van de democratie’, evenals het begin van de fase van ontbinding met een versnelde verrotting van de maatschappij tot een eb van de klassenstrijd, waardoor klassenbewustzijn afnam, een machtsevenwicht ontstond dat ongunstig werd voor het proletariaat: "de ontbinding van het kapitalisme heeft de essentiële dimensies van de klassenstrijd diepgaand aangetast: collectieve actie, solidariteit, de behoefte aan organisatie, de verhoudingen die aan alle leven in de maatschappij ten grondslag liggen en die steeds meer afbrokkelen, het vertrouwen in de toekomst en in de eigen krachten, het bewustzijn, de helderheid, de samenhang en de eenheid van het denken, de liefde voor theorie." [1]
De tendens bestond om de omvang van deze eb te onderschatten en te vroeg, zoals in 2003, het einde van de achteruitgang van de arbeidersstrijd te voorspellen, aangezien de proletarische bewegingen in de jaren 1990 eerst werden afgeremd door een toenemende greep van de vakbonden en meer in het algemeen bedreigd door de schadelijke effecten van de druk van het individualisme en het ieder voor zich. Ook werden de bewegingen afgeremd door de ‘oplossing’ van de klasse in interklassistische en volksopstanden, zoals in de ‘Arabische Lente’ van 2010-‘11 of gedurende de ‘gele hesjes-beweging’ van 2018-‘19.
Er waren in die jaren wel demonstraties van proletarisch verzet ontstaan tegen de druk van de ontbinding, zoals de anti-CPE-beweging in 2006 in Frankrijk of de Indignados-beweging in Spanje (2011), maar die konden het einde van de verregaande achteruitgang niet inluiden, omdat ze niet krachtig en vooral bewust genoeg waren om op een klassenterrein een alternatief op te leggen voor de gevolgen van de ontbinding.
In tegenstelling tot voorgaande decennia vormt de huidige golf van strijd, die in het Verenigd Koninkrijk begon, een belangrijke breuk met de voorgaande dertig jaar. Afgezien van de onmiddellijke uitingen, benadrukt de context waarin deze strijd zich ontwikkelt zijn diepere betekenis:
zijn de arbeiders tot de conclusie gekomen dat "genoeg is genoeg" en dat de enige manier om hier een einde aan te maken is zich te mobiliseren op klassebasis om hun levens- en arbeidsomstandigheden te verdedigen. In feite kan de uitbreiding van deze golf alleen worden begrepen als zoals een verandering van de ‘mentaliteit’ van de massa’s, het resultaat van een lang proces van ondergrondse rijping binnen de klasse, van desillusies en afkeer van de belangrijkste thema’s van de burgerlijke ideologie.
Vooral van belang is dat de Britse arbeidersklasse zich in de voorhoede van deze breuk bevindt:
Net als mei '68 (maar in een andere context) wijst de huidige internationale beweging de huidige internationale beweging op een tendens om een diepgaande reflectie op gang te brengen en geleidelijk de referentiepunten te vinden die uiteindelijk zullen leiden tot de terugkeer van de eigen klassenidentiteit. Zij geeft uitdrukking aan een breuk met een lange periode van eb en vloed, gekenmerkt door desoriëntatie, door een vermindering van het klassenbewustzijn en door arbeidersstrijden die vaak volledig van elkaar geïsoleerd is. Ondanks hun zwakheden onderstreept juist de gelijktijdigheid van de huidige gevechten (in het grootste deel van West-Europa, maar ook in Korea of de VS) eens te meer de realiteit dat een strijd, wil ze slagen, zich moet ontwikkelen tot een ongedeelde en verenigde beweging in de hele klasse. De huidige strijdgolf toont niet alleen een ontwikkeling van de strijdbaarheid, maar ook een terugkeer van het vertrouwen van de arbeiders in hun eigen kracht als klasse en een diepgaande bezinning (ook al staan we nog maar aan het begin van dit moeilijke proces).
Aan de hand van voorbeelden uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging hebben we willen laten zien:
- het belang voor revolutionairen om de context van de arbeidersstrijd nauwkeurig te analyseren om het bewustzijnsniveau van de klasse te kunnen inschatten;
- dat een oppervlakkige blik op stakingen misleidend kan zijn en kan leiden tot een verkeerde beoordeling en uiteindelijk tot een verkeerde oriëntatie voor het optreden van revolutionaire organisaties.
Zoals Lenin schreef: "‘Onze leer is geen dogma, maar een leidraad voor actie’ – een stelling die door Marx en Engels voortdurend werd benadrukt. Zij spotten terecht met het uit het hoofd leren en eenvoudig herhalen van ‘formules’ die in het beste geval alleen geschikt zijn de algemene taken te schetsen, die onvermijdelijk worden gewijzigd door de concrete economische en politieke situatie in elke specifieke fase van het historisch proces.”
Dennis / 24.02.2023
[1] “How can the proletariat overthrow capitalism? [483]”, International Review no. 168 (2022
"Een steeds gewelddadiger mobilisatie" (The Times), "Een brand die fascineert en vernietigt" (El pais), "Brand voor het stadhuis van Bordeaux" (Der Spiegel)...
De botsingen tussen ‘zwarte blokken’ en de politie tijdens de demonstraties tegen de pensioenhervorming haalden de koppen in vele kranten in Europa en elders. Ook de buitenlandse media toonden beelden van uitgebrande vuilnisbakken, gebroken ruiten, projectielen of granaten, waarmee vakkundig een echte Apocalyps werd geënsceneerd. Terwijl de beweging tegen de pensioenen in Frankrijk tot nu toe werd verzwegen, zijn de buitenlandse media plotseling uit hun winterslaap ontwaakt om de gebeurtenissen in de straten van alle Franse steden, die sinds half januari plaatsvonden, volledig te verdraaien.
De sociale beweging reduceren tot destructieve rellen, die in feite zeer klein en marginaal zijn, is altijd de oefening geweest die de media graag doen om de strijd in diskrediet te brengen. De echo van de strijd tegen de pensioenhervorming in Frankrijk in de arbeidersklasse in Italië, het Verenigd Koninkrijk of Duitsland heeft de ijver van de bourgeoisie alleen maar versterkt om grove leugens te verkondigen.
Verre van de enkele samenkomsten van ‘brandstichters’ (van vuilnisbakken), zijn miljoenen mensen, week na week, in levendige demonstraties, vastbesloten om te vechten en deze aanval af te slaan. De activering door de regering op 16 maart van artikel 49.3 van de grondwet, waardoor de wet zonder stemming van de parlementsleden kon worden aangenomen, enkele dagen later gevolgd door een minachtende interventie van Macron die de betogers vergeleek met ‘onruststokers’, zoals de haatdragende en luidruchtige troepen van Trump of Bolsonaro, hebben de woede en de wil om de regering te doen terugplooien nog versterkt.
Op de negende dag van de mobilisatie, op 23 maart, hadden zich tussen de 2 en 3 miljoen mensen verzameld. Arbeiders, gepensioneerden, werklozen, middelbare scholieren en universiteitsstudenten... Iedereen was op straat om de nog altijd onveranderde weigering uit te schreeuwen om zich tot 64 jaar te laten uitbuiten. De lukrake gewelddaden van een paar honderd ‘zwarte blokken’, die op het nieuws werden uitgezonden en internationaal werden doorgeseind, hebben absoluut niets te maken met de aard van deze beweging.
Deze steriele en nutteloze daden dienen juist als voorwendsel voor de CRS, BRAV-M en andere ‘orde’-troepen van de uitbuiters om onderdrukking en terreur toe te passen. Dit alles wordt gedaan om de arbeiders ervan te weerhouden zich bij de demonstraties aan te sluiten en om bijeenkomsten en discussies te verhinderen.
De strategie van verrotting door geweld, bewust georkestreerd door de regering, heeft vooralsnog niets opgeleverd. Op de twee volgende mobilisatiedagen, op 28 maart en 6 april, waren dezelfde massaliteit en vastberadenheid nog steeds aanwezig. Het politiegeweld dat op de demonstranten werd losgelaten was voor delen van de wereldbourgeoisie zelfs aanleiding om via de Raad van Europa of de VN Macron en zijn regering te waarschuwen voor het “buitensporig gebruik van geweld”, omdat de dood van één demonstrant een meeslepende impact zou kunnen hebben op het hele proletariaat in West-Europa.
Dus ondanks de provocaties, de vele valstrikken van de regering, de vakbonden en alle andere krachten van de bourgeoisie, gaat de strijd in Frankrijk door! De massaliteit, de strijdbaarheid en de solidariteit blijven intact. Dit is niet zonder zorgen voor delen van de Franse bourgeoisie die, geconfronteerd met het isolement en onvermurwbare houding van Macron en zijn regering, resoluut een uitweg zoeken. [1]
De omvang van deze beweging is zo groot dat ze arbeiders in verschillende landen inspireert. In Italië vragen ze zich af waarom “niemand een vinger heeft uitgestoken” toen de pensioenleeftijd in 2011 werd verhoogd tot 67 jaar? Waarom hebben we niet geweigerd om nog meer uitgebuit te worden, zoals de arbeiders in Frankrijk vandaag doen? Stakende transportarbeiders in Duitsland hebben openlijk beweerd geïnspireerd te zijn door de beweging in Frankrijk. Hetzelfde gold voor het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië, ook met betrekking tot de pensioenen. De strijd tegen de pensioenhervorming is dus geen specifiek gegeven van de ‘weerspannige Gallier’, maar is een actief deel in de ontwikkeling van de strijdbaarheid en de overdenking van de arbeidersklasse op internationaal niveau.
Waarom? Omdat de hele arbeidersklasse in de wereld getroffen wordt door inflatie, aanvallen van de regering, de verslechtering van de levensomstandigheden, de intensivering van de uitbuiting op de werkplek.
Daarom zijn het “enough is enough” dat in het Verenigd Koninkrijk maandenlang door de arbeiders in vele sectoren werd geroepen, het “ça suffit!” van de demonstranten in Frankrijk, de reactie van arbeiders in Griekenland na een spoorwegongeluk... [2] allemaal onderdeel van dezelfde internationale beweging van woede en ontevredenheid: Spanje, Duitsland, Griekenland, Zuid-Korea, Mexico, China, Italië... overal stakingen en demonstraties, overal dezelfde strijd om zich te verdedigen tegen de ergste gevolgen van de crisis van het kapitalisme.
Zoals de internationale echo van de strijd in Frankrijk laat zien, ontstaat er geleidelijk een embryo van banden tussen arbeiders dat de grenzen overschrijdt. Deze reflexen van solidariteit zijn precies het tegenovergestelde van de kapitalistische wereld die verdeeld is in concurrerende naties en voortdurend de cultus van het vaderland prijst! Integendeel, zij herinneren aan de roep van de arbeidersklasse sinds 1848, die van het Kommunistisch Manifest van Marx en Engels: “Proletariërs hebben geen vaderland! Proletariërs van alle landen, verenigt u!”
De huidige strijd is dus de gunstigste voedingsbodem voor het besef dat “wij allen in dezelfde wagon zitten”, zoals de demonstranten in Griekenland onlangs beweerden. Ook al is het nog een zeer broos en verward proces, al deze strijd laat ons beetje bij beetje beseffen dat het mogelijk is om als een verenigde en collectieve kracht, als klasse, als wereldarbeidersklasse te strijden!
Hoewel strijdbaarheid en massaliteit alleen de bourgeoisie niet hebben kunnen doen terugkrabbelen, is het loutere gegeven dat men de collectieve strijd heeft ervaren, de impasses heeft kunnen meten, de door de bourgeoisie opgezette valstrikken onder ogen heeft gezien en erover heeft kunnen nadenken om er lering uit te trekken, al een overwinning en een extra stap voor toekomstige strijd: “Van tijd tot tijd zegevieren de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijk resultaat van hun gevechten is niet het directe succes, maar de altijd verder om zich grijpende vereniging van
de arbeiders” [3].
Elke week worden in de marsen leuzen geroepen als “Als je ons op 64 zet, zetten we je terug op Mei 68”, “Maart 2023 is de nieuwe Mei 68”. Ook de strijd tegen de CPE in 2006 staat op ieders netvlies. [4] Deze ervaringen uit de geschiedenis van de arbeidersklasse zijn zeer waardevol voor de ontwikkeling van de strijd. Ze vormen een kompas waarmee de klasse de weg van uitbreiding en eenheid van de strijd kan vinden.
In 1968 dwong het proletariaat in Frankrijk de regering en de vakbonden overeenstemming te bereiken over hogere lonen door massale stakingen en het propageren van algemene vergaderingen in fabrieken en andere werkplaatsen.
In 1969 en 1972 waren de mijnwerkers in het Verenigd Koninkrijk er eveneens in geslaagd een voor de arbeidersklasse gunstig krachtsverhouding te creëren door de corporatistische logica te doorbreken via de uitbreiding van de strijd: bij tientallen en honderden waren ze naar de havens, staalfabrieken, kolenopslagplaatsen en elektriciteitscentrales gegaan om die te blokkeren en de arbeiders daar ervan te overtuigen zich bij hen aan te sluiten in de strijd. Deze methode, die bekend werd als "vliegende piketten", gaf uitdrukking aan de collectieve kracht, solidariteit en eenheid van de arbeidersklasse.
In 1980 schudde de arbeidersklasse in Polen de bourgeoisie in alle landen wakker door bijeen te komen in reusachtige algemene vergaderingen (MKS), besluiten te nemen over eisen en strijdacties, met de voortdurende zorg om de strijd uit te breiden.
In 2006 waren het de door de studenten georganiseerde algemene vergaderingen die openstonden voor iedereen (arbeiders, werklozen, gepensioneerden...) die de longen waren van een strijd die de regering Chirac, toen deze geconfronteerd werd met de dynamische uitbreiding, dwong het Eerste Arbeidscontract (CPE) in te trekken.
Al deze bewegingen tonen aan dat de arbeidersklasse de aanvallen kan afslaan en de heersende klasse kan doen terugwijken, zodra zij werkelijk in staat is haar strijd ter hand te nemen om deze uit te breiden en te verenigen op basis van gemeenschappelijke eisen en actiemiddelen.
De blokkade van informatie van de massaliteit van de strijd in Frankrijk door de media heeft, net als de nadrukkelijke demonisering van het geweld van minderheden door diezelfde media, juist tot doel te voorkomen dat het proletariaat zich opnieuw met dit verleden verbindt en zich bewust wordt van zijn krachten. Daarom moet vandaag de ontwikkeling van echte plaatsen van discussie, zoals soevereine algemene vergaderingen die voor iedereen openstaan, verdedigd worden als actiemiddel, als het middel bij uitstek om na te denken over de ontwikkeling en de vereniging van de strijd. Het zich opnieuw toe-eigenen van de lessen van de voorbije strijd is een fundamentele mijlpaal in dit proces en, meer in het algemeen, in het herstel van het bewustzijn te behoren tot één en dezelfde klasse die de kracht in zich draagt om de kapitalistische orde omver te werpen.
Vincent / 07.04.2023.
[4] Hoewel ze niet dezelfde betekenis hebben, noch dezelfde historische draagwijdte als Mei 68.
Na een mediapiek in het begin van het afgelopen najaar is het thema “belasting op superwinsten” in de toespraken van vele politici, in de pers en zelfs in de mond van media-economen geslopen.
De onfatsoenlijke stijging van de winsten is een realiteit. De dividenden van de CAC-40 aandeelhouders in Frankrijk, de winsten van TotalEnergies, LVMH, Engie, ArcelorMittal, die van de grote energiedistributeurs in Duitsland, Italië of Groot-Brittannië, zoals Shell, BP, British Gas... ze vestigen allemaal records. Zo heeft TotalEnergies zijn nettowinst in het tweede kwartaal van 2022 verdubbeld. In het Verenigd Koninkrijk heeft de Shell Groep een winst van 40 miljard dollar gemaakt. De Duitse top-100 bedrijven melden een recordomzet van 1.800 miljard euro ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. De wereldwijde transportgigant CMA CGM heeft zijn inkomsten voor het eerste kwartaal van 2022 zien stijgen met 7,2 miljard dollar, een stijging van bijna 243%!
Deze situatie, die de sociale verschillen en ongelijkheden accentueert, gaat gepaard met een walgelijke demonstratie van bepaalde inkomens terwijl de lonen van de arbeiders stagneren, zo niet achteruitgaan. Onzekerheid is de norm geworden en de inflatie stort een groeiende massa arbeiders in armoede[1].
Tegenover deze voortdurend verslechterende situatie wordt de “belasting op superwinsten” voorgesteld als een mogelijke oplossing of als een van de middelen om de crisis het hoofd te bieden. De Bundestag en andere parlementen in Europa hebben zich laten verleiden tot het plannen van een dergelijke belasting, voornamelijk op winsten in de energiesector. In zijn toespraken noemde president Macron, die elke verwijzing naar het lexicon van links liever uitbant, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de “overwinsten” van de grote energiebedrijven te belasten. Het doel was waarschijnlijk om het gedwongen gebruik van hun auto's minder ondraaglijk te maken voor arbeiders, vooral de meest precaire, en om ideologisch te reageren op wat als een echte onrechtvaardigheid wordt ervaren: “de rijken doen zich tegoed terwijl wij steeds meer moeite hebben om te tanken”. Dergelijke propaganda, uit de mond van andere Europese leiders van dezelfde slag, midden in een economische crisis en in een context van sterke inflatiedruk, is bovendien een teken van de bezorgdheid van de bourgeoisie over een steeds meer gespannen sociale situatie.
Geconfronteerd met toenemende ellende begonnen proletariërs in hun strijd in Groot-Brittannië, Frankrijk en vele andere landen van de wereld te roepen: “enough is enough”of “maintenant, ça suffit!”[nu is het genoeg!]. Door de opleving van de strijd in de wereld is de bourgeoisie gedwongen een paar kruimels te geven. Maar wat zij met de ene hand geeft, neemt zij onmiddellijk en onvermijdelijk met de andere hand weer terug.
Naast deze zorgen schuilt het gevaar voor de arbeidersklasse in een schijnbaar radicalere misleiding door links, de vakbonden en vooral door ultralinks, zoals met name in Frankrijk het geval is met de Trotskisten.
Eind augustus organiseerde LFI-NUPES [2] al een petitie onder de titel: “Laten we de superwinsten belasten”! De afgevaardigden van LFI, van Manuel Bompart tot François Ruffin, benadrukten in veel van hun toespraken de noodzaak van belastingen als antwoord op de maatschappelijke crisis. Maar ditzelfde idee was nog maar enkele jaren geleden de bijna exclusieve ideologische niche van de linkse partijen. Zoals die van de LO [3], wier demagogische leuze vaak neerkwam op “de rijken laten betalen”, een soort variant op de stalinistische redevoeringen uit het verleden, die zich voorstelden als de “vijanden van de trusts”, en daarbij ‘en passant’ de oude mythe van de “200 families” gebruikten[4]. Dit oude idee van “nemen van de rijken” werd ook uitgedragen door andere propagandisten, zoals die van Attac, die nog steeds pleiten voor de toepassing van de Tobin Tax [5].
In werkelijkheid heeft de leuze “laten we de winsten belasten” altijd uitdrukking gegeven aan de wil om het kapitalisme te zuiveren, om het historische bankroet van het systeem en de oorzaken van zijn crisis voor de uitgebuitenen te verbergen. Wat het linkse idee van “onteigening” verbergt, door de aandacht te richten op de “profiteurs” die zo de rol van bliksemafleider spelen (zoals tijdens de crisis van 2008 die aan de bankiers werd toegeschreven), is ons te doen geloven dat de wortels van de wereldcrisis voortkomen uit de “excessen” van de grote bedrijven, uit het egoïstische gedrag van de “hebzuchtige” managers en aandeelhouders of zelfs van de gewone bazen. Kortom, ondanks de tegenspraken van het kapitalisme zou het mogelijk zijn “de last voor de arbeiders te verlichten” door een “eerlijke herverdeling van de rijkdom”.
Maar vandaag volstaan deze oude zegswijzen van extreem links, die opnieuw gebruikt worden als antwoord op de overdenking onder meer bewuste en strijdvaardige arbeidersminderheden, niet meer. Terwijl klassiek links vasthoudt aan zijn ideologie van “herverdeling” en “regulering”door de staat, ziet ultralinks zichzelf nu verplicht om te spreken over de “noodzaak het systeem omver te werpen”. Door LO wordt deze belastingheffing nu een “misleiding” genoemd [6]. Ook een groep als Révolution Permanente, een afsplitsing van de NPA [7], bekritiseert deze leuze die “ons niet toestaat het kapitalistische privé-eigendom aan te vallen”[8]. Zonder de oude ‘reformistische’ gemeenplaatsen zoals “indexering van de lonen aan de inflatie [...] om onze klasse te verenigen” los te laten, bewijst deze nieuwe linkse ‘winkel’ dat ze de loonuitbuiting niet in vraag willen stellen.
Onder het mom van “onteigeningen”, die het mogelijk zouden maken een zogenaamde “arbeidersstaat” op te bouwen, gaat achter het schijnbare radicalisme van hun zegswijzen gaat een ferme verdediging schuil van het staatskapitalisme. De linkse organisaties distantiëren zich in het geheel niet van de opvattingen van klassiek links, die erin bestaan de illusie in stand te houden van de mogelijkheid om een staat “boven de klassen” te vormen, die in staat is “de economie te regelen in dienst van de arbeiders”. Bijgevolg zullen links en extreem links, verre van in dienst te staan van de ontvoogding van de arbeiders, altijd in het kamp van de bourgeoisie blijven, in dienst van de instandhouding van het kapitalisme.
De kapitalistische wereld zakt onverbiddelijk weg in een steeds scherper wordende economische oorlog, tegen een achtergrond van enorme schulden. Alle ondernemingen en alle naties strijden tegen elkaar om hun concurrentievermogen te behouden in het licht van de felle concurrentie. Om in deze jungle te overleven zijn er geen gemakkelijke uitwegen: je moet zoveel mogelijk kapitaal vergaren door werkers uit te persen om de productiekosten te verlagen. In tegenstelling tot hardnekkige mythes, zoals die van de ‘dertig glorieuze jaren’, heeft het kapitalisme nooit een “rechtvaardige herverdeling van de rijkdom” bewerkstelligd en zal het dat ook nooit kunnen, want dat zou betekenen dat het zichzelf te gronde richt. Met de algemene crisis van het systeem is het zelfs niet denkbaar om ook maar de geringste hervorming ten gunste van de arbeiders toe te staan. Het enige perspectief dat het kapitalisme het proletariaat kan bieden is een permanente verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden van de arbeiders.
Dit is wat de propaganda over de “winstbelasting” probeert te verbergen! Hoe geraffineerd het ook klinkt in de mond van ‘linkse’ economen, de enige functie van deze leugen is om de arbeiders te hersenspoelen met illusies over een ‘uitweg uit de crisis’.
Het kapitalisme heeft geen menslievende roeping, het bestaat in overeenstemming met zijn aard: kapitaal accumuleren en winst maken uit het zweet van de arbeiders.
Het idee dat in het verleden door ultralinks, vooral door Trotskisten, is ingehamerd om ‘de rijken te belasten’ om ‘slapend geld’ te investeren en te doen alsof ze investeren in scholen, gezondheidszorg, enz. voor een betere wereld onder leiding van een staat die democratisch gecontroleerd wordt door de arbeiders, is een pure leugen. In tegenstelling tot wat zij ons willen doen geloven, kan het kapitalisme zijn onoplosbare tegenspraken, die een crisis van permanente overproductie en afschuwelijke schulden veroorzaken, op geen enkele manier overwinnen. Het gefantaseerde ‘model’ van ‘herverdeling’, of dat van de staatscontrole, dat bedrieglijk gelijk gesteld wordt met het ‘kommunisme’, blijft in werkelijkheid een soort stalinistisch staatskapitalisme! Een ‘model’ van kapitalistisch beheer waar alle extreem-linkse politici nog steeds heimwee naar hebben.
In tegenstelling tot het geloof in de mogelijkheid om een meer ‘sociale’ staat te scheppen, vertegenwoordigt de staat in werkelijkheid de speerpunt van de bourgeoisie. De bourgeoisie schildert staten graag af als ondergeschikt aan de grote multinationale bedrijven. Maar het machtsevenwicht tussen de ‘privé’ bourgeoisie en de staat is precies het tegenovergestelde: zonder de strakke staatscontrole op productie en handel op alle niveaus, zonder het verfijnde regelgevingapparaat (met belastingvoordelen), zonder het leger van ambtenaren om de arbeiders op te leiden of te verzorgen, zonder de imperialistische invloed van de staten, zouden de bedrijven, klein of gerund door miljardairs, niets zijn. Je hoeft alleen maar te zien hoe een megalomaan als Elon Musk volledig afhankelijk is van de orders en goodwill van de Amerikaanse staat om hiervan overtuigd te raken.
De burgerlijke staat is geen neutrale plaats van macht die moet worden veroverd, het is het belangrijkste instrument van uitbuiting en overheersing van de bourgeoisie over de maatschappij. Als zodanig is het de belangrijkste klassenvijand die verslagen moet worden.
De mythe van de ‘beschermende’ staat is zeer taai. Als speerpunt van alle aanvallen worden in zijn naam de ‘hervormingen’ doorgevoerd die onze levensomstandigheden verslechteren. In werkelijkheid is de enige functie van de staat het garanderen van de orde die een optimale uitbuiting van de arbeidskracht mogelijk maakt: elk idee van ‘regulering’, ‘herverdeling’ of ‘controle door de arbeiders’ is slechts illusie.
De proletariërs hebben geen keus: zij moeten een zo eensgezind en breed mogelijke strijd voeren. Daartoe moeten zij allereerst doof blijven voor het lawaai van de media, maar ook en vooral voor die van valse vrienden zoals links en de vakbonden die beweren dat het mogelijk is de staat te hervormen of te controleren ten gunste van de arbeiders. De gevaarlijkste vijanden zijn zij die achter het masker van rechtvaardigheid, of soms zelfs revolutie, optreden als de laatste bastions van de burgerlijke staat.
WH / 17.03.2023
[1] Deze recordwinsten zijn echter geen tekenen van een gezonde economie. Ze zijn hoofdzakelijk te verklaren door de stijgende prijs van koolwaterstoffen, speculatie en de daling van de productiekosten, met name door de intensivering van de uitbuiting van arbeidskrachten en de lage lonen die voor alle proletariërs worden gehandhaafd.
[2] La France Insoumise-Nouvelle Union Populaire Écologique et Sociale
[3] Lutte Ouvrière
[4] Deze mythe ontstond aan het einde van het Tweede Keizerrijk, en impliceerde dat de politieke macht in Frankrijk en de macht over het geld, via het banksysteem en het krediet, in handen waren van enkele extreem rijke ‘200 families’.
[5] De Amerikaanse econoom James Tobin stelde in 1972 voor valutatransacties te belasten met een heffing tussen 0,05% en 1%.
[6] "Belasting op superwinsten: een misleiding". Lutte Ouvrière nr. 2822 (2022).
[7] Nouveau Parti Anticapitaliste
[8] “‘Belasting op superwinsten’ of hoe het kapitalistische privébezit niet aan te vallen”; Révolution Permanente (november 2022).
Geconfronteerd met de vastberadenheid van de arbeiders in Frankrijk, vermenigvuldigt de bourgeoisie de valstrikken en valkuilen: schaamteloze provocaties van de regering, valse hoop op een ‘institutioneel resultaat’ of een ‘sociale dialoog’... zowel van links als van rechts doet de bourgeoisie er alles aan om de strijd in een impasse te brengen. De laatste weken is het vooral het ongegeneerde geweld van de politie dat door de media wordt gebruikt en de ronde doet.
Politiegeweld en provocaties zijn klassieke vormen om de orde te handhaven. Na tevergeefs gewed te hebben op uitputting door het herhaaldelijk verlies van een dag loon, spelen Macron en zijn regering nu de kaart van het gebruiken van het blinde en steriele geweld van de ‘zwarte blokken’. Hierdoor kunnen ze bewust een enorme onderneming van politieprovocaties en repressie op alle demonstranten en stakende arbeiders in gang zetten
Zo werd alles in het werk gesteld om de demonstraties van 28 maart in Frankrijk te laten uitmonden in een gewelddadige en massale confrontatie met de politie. Eerst waren er de verbale provocaties van Macron tegen de ‘onruststokers’, waarbij de demonstranten werden voorgesteld als een horde misdadigers. Vervolgens waren er de zeer schokkende beelden en opnames die de sociale netwerken overspoelden waarin agenten demonstranten, vooral de jongsten, aanvallen, intimideren en vernederen. En tenslotte de kinderen die, nadat de prefectuur de hulpdiensten had belet in te grijpen, zich in Sainte-Soline tussen leven en dood bevonden, gewond door oorlogswapens. Deze provocaties waren ondraaglijk en het risico was groot dat de gevoelens jegens de politie niet zouden ophouden bij de leuzen: “Iedereen haat de politie!”, maar zouden uitmonden in chaotische straatgevechten en brandende barricades.
Op 28 maart waren de demonstraties echter rustig, met een woede-uitbarsting tijdens de betogingen, maar met incidentele en marginale schermutselingen waarbij enkele tientallen mensen betrokken waren. Hetzelfde gebeurde, maar dan nog rustiger, op 6 april. De arbeidersklasse is niet in de val gelopen!
Want het was inderdaad een valstrik: de bourgeoisie deed er alles aan om de woede van degenen die zich mobiliseren in sociale bewegingen te verergeren, door haar agenten straffeloos te laten optreden en dit kenbaar te maken: geen sancties, geen schorsing, een cynische en arrogante minister van Binnenlandse Zaken, wiens arrogantie weinig onderdeed voor die van het Élysée! Vanaf dat moment was de boodschap duidelijk: de volgende keer is het erger, de volgende keer is het oorlog en zijn jullie gewaarschuwd!
De demonstranten hadden massaal bang kunnen worden, de ouders hadden hun middelbare schoolkinderen of studenten kunnen tegenhouden en de bourgeoisie zou hebben gelachen om een mobilisatie ‘op zijn retour’. Een deel van de demonstranten had zich ook kunnen laten meeslepen in een rechtstreekse confrontatie met de politie, dan had de bourgeoisie een geweldige kans gehad om te zeggen dat elke sociale beweging altijd eindigt in vernietiging en chaos en dat alleen de staat en zijn politie ‘veiligheid en vrede’ kunnen garanderen.
De bourgeoisie is echter niet tevreden met het uitoefenen van terreur en het aansturen op steriele confrontaties, zij heeft een zeer effectief en gevaarlijk wapen in handen via haar ‘democratische’ ideologie en de vakbonden. Deze laatste presenteren zich namelijk als verantwoordelijken, als de garanten van vreedzame demonstraties en effectieve strijd. In werkelijkheid werken zij niet alleen op klassieke wijze samen met de prefectuur en de politie om de betogingen voor te bereiden, maar zorgen zij ook zelf voor de ordehandhaving, organiseren zij de demonstraties op een manier om ze te verdelen, op te delen per sector, beroep, categorie, ieder achter zijn vaandel, ingekaderd door zijn vakbond en zijn geluidsinstallatie om discussies te voorkomen en alle andere initiatieven dan de door hen georganiseerde de kop in te drukken. De andere kant van deze medaille wordt geleverd door de linkse partijen en de bourgeois media die proberen nog meer ideologisch gif in de hoofden van de arbeiders toedient - met als doel ons te laten denken dat de vakbonden de arbeiders echt verdedigen, maar ook dat er een ‘politiemacht ten dienste van het volk’ zou kunnen zijn die onberispelijk handelt en met respect voor de rechtsstaat. Dit zijn leugens! De vakbonden zijn, net als de politie, organen van de staat. Zij staan fundamenteel in dienst daarvan, dat wil zeggen als speerpunt van de verdediging van de burgerlijke orde en uitbuiting.
De klassenstrijd heeft niets te maken met het blinde en minderheidsgeweld dat momenteel tot uiting komt in de weinige confrontaties met de repressiekrachten, en past ook niet in de illusies van een ‘menselijker’ en zogenaamd ‘democratischer’ kapitalisme.
De kracht van de arbeidersklasse ligt in haar collectieve en massale strijd, het terrein waarop haar bewustzijn een revolutionaire klasse te zijn kan worden versterkt, in staat om een echte krachtsverhouding met de heersende klasse op te leggen, niet om vuilnisbakken in brand te steken of op straat achter een peloton van de CRS aan te gaan. De bourgeoisie weet dit en probeert met alle middelen dit proces te verhinderen door reacties van blinde woede uit te lokken die als uitlaatklep dienen en die ze weten te kanaliseren.
GD / 04.04.2023
De stakingen die afgelopen juni in Groot-Brittannië uitbraken, na tientallen jaren van aanvallen en passiviteit, hebben een duidelijke verandering betekend in de mentaliteit van de arbeidersklasse: "Enough is enough!". De massale demonstraties tegen de pensioenhervorming in Frankrijk en de veelheid van stakingen en demonstraties over de hele wereld bevestigen de realiteit van een echte breuk: de proletariërs weigeren nieuwe aanvallen zonder meer te ondergaan! Tegenover inflatie, ontslagen, ‘hervormingen’, onzekerheid, minachting, de voortdurende verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden recht het proletariaat haar rug!
In Frankrijk, in de overtuiging de beweging snel te kunnen begraven, stuit de bourgeoisie op een enorme mobilisatie, een diepe en blijvende woede.
In Spanje vinden massale manifestaties plaats tegen de ineenstorting van de gezondheidszorg en de verslechtering van de arbeidsomstandigheden, met strijd en stakingen in verschillende sectoren.
In Duitsland eisen arbeiders in de publieke sector en bij de post loonsverhogingen. De transportsector is verlamd door een megastreik en de situatie wordt steeds grimmiger in het licht van de lopende onderhandelingen tussen de ondernemers en de vakbond IG Mettal, die een toenemende woede inkadert
In Griekenland heeft de arbeidersklasse op explosieve wijze haar verontwaardiging geuit na een spoorwegongeluk dat aan 57 mensen het leven heeft gekost en dat het gebrek aan middelen, aan personeel en het cynisme van de bourgeoisie aan het licht heeft gebracht, die een zondebok de schuld wilde geven om zich vrij te pleiten van een politiek van massale en moorddadige bezuinigingen.
In Denemarken braken stakingen en demonstraties uit tegen de afschaffing van een feestdag om de verhoging van het militaire budget voor de oorlogsinspanningen in Oekraïne te financieren.
Aangezien deze sociale conflicten zo wijdverbreid zijn en op alle continenten voorkomen, had een veel langere lijst kunnen worden opgesteld.
Geleidelijk aan lijkt de kloof tussen uitbuiters en uitgebuitenen weer te zien, waarvan de bourgeoisie had beweerd dat ze achterhaald was, ook al is het beeld zeer verward en pril. De dieper wordende economische crisis, in een steeds meer gefragmenteerde wereld, veroorzaakt inderdaad een steeds wredere uitbuiting van de arbeidskracht en vervolgens reacties van strijd die tot solidariteit en bezinning aanzetten. Geconfronteerd met arbeidsomstandigheden waarvan de flagrante onrechtvaardigheden simpelweg ondraaglijk worden, beginnen proletariërs, of ze nu in de publieke of private sector werken, in blauwe of witte jassen, achter een kassa of een bureau, in de fabriek of werkloos, zich te herkennen als slachtoffers van hetzelfde systeem en als actoren van een gemeenschappelijk lot door middel van strijd. Kortom, de proletariërs zetten, zonder zich daar echt van bewust te zijn, hun eerste stappen op weg naar de erkenning van zichzelf als een maatschappelijke klasse: de arbeidersklasse.
Maar indien talrijke landen op alle continenten door deze stakingsgolf worden getroffen, dan is dat nog steeds op zeer verschillende niveaus, met zeer verschillende graden van kwetsbaarheid, mobilisatie en bewustzijn. De huidige situatie bevestigt in feite ten volle het onderscheid dat politiek en kwalitatief moet worden gemaakt tussen het oude proletariaat van de centrale landen, met name West-Europa, en dat van zijn klassenbroeders in de landen van de periferie. Zoals we hebben gezien in China of Iran, stellen het gebrek aan historische ervaring met de strijd, de grotere aanwezigheid van maatschappelijke tussenlagen, het meer uitgesproken gewicht van democratische misleidingen, de arbeiders meer bloot aan het risico te verdrinken in de woede van kleinburgerlijke en uiterst gepauperiseerde tussenlagen. Of zelfs te worden meegesleept door een burgerlijke fractie waardoor zij zich bloot te stellen aan repressie, zoals de situatie in Peru laat zien. [1]
Als de strijd leidt tot een langzame heropleving van de klassenidentiteit, komt het in West-Europa het duidelijkst naar voren, op een klassenterrein en met een bewustzijn, weliswaar nog zwak, maar verder ontwikkeld: door de leuzen, de strijdmethoden, het proces van rijping van het bewustzijn in minderheden op zoek naar proletarische politieke standpunten, door de overdenking die op grotere schaal plaatsvindt binnen de werkende massa's.
Het proletariaat zet dus zijn eerste stappen in een strijd van verzet tegen de toenemende barbarij en de brute aanvallen van het kapitaal. Ongeacht de onmiddellijke resultaten van deze of gene strijd, overwinningen (altijd voorlopig zolang het kapitalisme niet omver is geworpen) of mislukkingen, de arbeidersklasse baant vandaag de weg voor andere gevechten overal ter wereld. Aangespoord door de dieper wordende crisis van het kapitalisme en zijn rampzalige gevolgen, wijst het strijdende proletariaat de weg!
De historische verantwoordelijkheid van de revolutionaire klasse tegenover de gevaren die het kapitalistische systeem voor de hele mensheid inhoudt (klimaat, oorlog, nucleaire dreigingen, pandemieën, extreme verarming...) wordt steeds intenser en dramatischer. De kapitalistische wereld stort zich in een steeds bloediger chaos, en dit proces versnelt niet alleen sterk, maar is nu voor iedereen te zien [2].
Al een jaar oorlog en bloedbaden in Oekraïne! Dit barbaarse en destructieve conflict gaat door met eindeloze gevechten, zoals blijkt uit de dodelijke polarisatie rond Bachmoet, die getuigt van een tragische patstelling. Dit conflict stapelt ruïnes op aan de poorten van Europa en heeft nu al de menselijke verliezen overtroffen van de soldaten van het ‘Rode Leger’ die werden gedood tijdens de tien jaren oorlog in Afghanistan (van 1979 tot 1989)! Voor beide partijen wordt het dodental al geschat op minstens 300.000 [3]! De moorddadige waanzin in Oekraïne onthult het afschuwelijke gezicht van het kapitalisme in verval waarvan het militarisme doordringt tot in al zijn vezels.
Na de verschrikkelijke schok van de Covid-19 pandemie, tegen een achtergrond van chaos, overproductiecrisis, tekorten en enorme schuldenlast, heeft deze oorlog in Oekraïne alleen maar de ergste effecten van de ontbinding van de kapitalistische productiewijze versterkt, wat leidt tot een fenomenale versnelling van de verrotting van de maatschappij.
Oorlog en militarisme, de klimaatcrisis, rampen van allerlei aard, de desorganisatie van de wereldeconomie, de sterke opkomst van de meest irrationele ideologieën, de ineenstorting van de gezondheidszorg, onderwijs, vervoer... deze cascade van catastrofale verschijnselen lijkt niet alleen dramatisch te verergeren, maar ook zichzelf in stand te houden, en elkaar in een soort dodelijke ‘wervelwind’ te duwen tot het punt waarop de beschaving met regelrechte vernietiging wordt bedreigd.
De recente gebeurtenissen bevestigen deze dynamiek alleen maar: de oorlog accentueert ook de toch al diepe economische crisis. Naast de hoge inflatie, aangewakkerd door de wapenwedloop, is er verdere turbulentie in de bankensector in Europa en de Verenigde Staten, gekenmerkt door het faillissement van banken, waaronder de Silicon Valley Bank (SVB) in Californië en de redding van Credit Suisse met een gedwongen overname door UBS bank. Het spookbeeld van een financiële crisis hangt opnieuw boven de wereld: Dit alles tegen een achtergrond van toegenomen wereldwijde wanorde, ongebreidelde concurrentie en een genadeloze handelsoorlog die staten dwingt tot een politiek zonder voorspelbare uitkomst, waardoor versnippering en rampen ontstaan, waarvan de opwarming van de aarde niet de minste is [4]. Deze rampen kunnen alleen maar leiden tot nieuwe stuiptrekkingen en een onbesuisde vlucht vooruit in de crisis, met onvoorspelbare verschijnselen.
Terwijl de arbeidersklasse zich op het terrein van de klassenstrijd begeeft, kan het kapitalistische systeem ons alleen in een faillissement en vernietiging storten als het niet door het proletariaat ten val wordt gebracht. Deze twee polen van de historische situatie zullen nu botsen en in de komende jaren meer tegenover elkaar komen te staan. Deze evolutie zal, ondanks haar complexe dynamiek, op den duur het enige mogelijke historische alternatief duidelijker aan het licht brengen: het kommunisme of de vernietiging van de mensheid!
WH, 5 april 2023
Sinds zaterdag 7 oktober zijn de inwoners van Israël en Gaza is een stortvloed van dodend vuur, lood en staal terechtgekomen. Aan de ene kant Hamas. Aan de andere het Israëlische leger. In het midden worden burgers gebombardeerd, beschoten, geëxecuteerd en gegijzeld. Het dodental loopt al in de duizenden.
Overal ter wereld roept de bourgeoisie ons op om partij te kiezen. Voor het Palestijnse verzet tegen de Israëlische onderdrukking. Of voor het Israëlische antwoord op het Palestijnse terrorisme. Elk hekelt de barbaarsheid van de ander om oorlog te rechtvaardigen. De Israëlische staat onderdrukt het Palestijnse volk al tientallen jaren, met blokkades, pesterijen, controleposten en vernederingen: dus wraak zou gerechtvaardigd zijn. Palestijnse organisaties steken onschuldige mensen neer, of doden ze met bomaanslagen. Elke partij roept op tot het vergieten van het bloed van de ander.
Deze logica van de dood is die van de imperialistische oorlog! Het zijn onze uitbuiters en hun staten die altijd een genadeloze oorlog voeren om hun eigen belangen te verdedigen. En het zijn wij, de arbeidersklasse, de uitgebuitenen, die altijd de prijs betalen, met ons leven.
Voor ons, proletariërs, valt er geen kant te kiezen, we hebben geen vaderland, geen natie om te verdedigen! Aan beide kanten van de grens zijn we klassebroeders! Geen Israël, geen Palestina!
De twintigste eeuw was een eeuw van oorlogen, de meest gruwelijke oorlogen in de geschiedenis van de mensheid, en geen enkele ervan diende de belangen van de arbeiders. De arbeiders werden altijd opgeroepen om zich in te lijven en met miljoenen als kanonvoeder te dienen voor de belangen van hun uitbuiters, in naam van de verdediging van "het vaderland", "de beschaving", "de democratie" of zelfs "het socialistische vaderland" (zoals sommigen de USSR van Stalin en de goelag voorstelden).
Vandaag woedt er een nieuwe oorlog in het Midden-Oosten. Aan beide kanten roepen de heersende klieken de uitgebuitenen op om "het vaderland te verdedigen", of ze nu Joods of Palestijns zijn. Deze Joodse arbeiders die in Israël worden uitgebuit door Joodse kapitalisten, deze Palestijnse arbeiders die worden uitgebuit door Joodse kapitalisten of door Arabische kapitalisten (en vaak veel harder dan door Joodse kapitalisten, omdat in Palestijnse bedrijven het arbeidsrecht nog dat van het voormalige Ottomaanse Rijk is).
Joodse arbeiders hebben al een zware prijs betaald voor de oorlogswaanzin van de bourgeoisie in de vijf oorlogen waaronder ze sinds 1948 hebben geleden. Zodra ze uit de concentratiekampen en getto's van een door de wereldoorlog verwoest Europa kwamen, werden de grootouders van degenen die vandaag het uniform van de Tsahal dragen, meegesleurd in de oorlog tussen Israël en de Arabische landen. Daarna betaalden hun ouders de prijs met hun bloed in de oorlogen van '67, '73 en '82. Deze soldaten zijn geen afzichtelijke bruten die alleen maar denken aan het doden van Palestijnse kinderen. Het zijn jonge dienstplichtigen, de meesten arbeiders, die sterven van angst en afschuw, die gedwongen worden om als politieagent op te treden en gehersenspoeld worden met de ongeziene "barbaarsheid" van de Arabieren.
Ook Palestijnse arbeiders hebben al een verschrikkelijke prijs met hun bloed betaald. Ze zijn in 1948 van huis en haard verdreven door de oorlog van hun leiders en hebben het grootste deel van hun leven in concentratiekampen doorgebracht. Als tieners werden ze ingelijfd bij de Fatah, PFLP of Hamas milities of gedwongen er deel van uit te maken.
Hun grootste massamoordenaars zijn trouwens niet de legers van Israël, maar die van de landen waar ze ondergebracht werden, zoals Jordanië en Libanon: in september 1970 ("Zwarte September") roeide "Kleine Koning" Hoessein hen massaal uit, zozeer zelfs dat sommigen van hen hun toevlucht zochten in Israël om aan de dood te ontsnappen. In september 1982 werden ze door Arabische milities (weliswaar christelijke en geallieerd met Israël) afgeslacht in de kampen Sabra en Shatila in Beiroet.
Vandaag willen ze, in naam van het "Palestijnse vaderland", opnieuw Arabische arbeiders mobiliseren tegen de Israëli's, d.w.z. voornamelijk Israëlische arbeiders, net zoals ze vragen aan deze laatsten om zich te laten doden ter verdediging van het "beloofde land".
Nationalistische propaganda stroomt walgelijk van beide kanten, geestdodende propaganda die is ontworpen om mensen in woeste beesten te veranderen. De Israëlische en Arabische bourgeoisie wakkeren dit al meer dan een halve eeuw aan. Israëlische en Arabische arbeiders hebben voortdurend te horen gekregen dat ze het land van hun voorouders moeten verdedigen. Voor de eersten heeft de systematische militarisering van de samenleving een psychose van omsingeling ontwikkeld om van hen "goede soldaten" te maken. Bij de laatsten zat het verlangen ingebakken om de strijd met Israël aan te gaan om een thuis te vinden. Om dit te bereiken hielden de leiders van de Arabische landen waar ze naartoe gevlucht waren hen tientallen jaren vast in concentratiekampen, met ondraaglijke leefomstandigheden.
Nationalisme is een van de ergste ideologieën die de bourgeoisie heeft uitgevonden. Het is de ideologie die het mogelijk maakt om het antagonisme tussen uitbuiters en uitgebuitenen te maskeren, om allen achter dezelfde vlag te verenigen, waarvoor de uitgebuitenen zullen worden gedood in dienst van de uitbuiters, ter verdediging van hun klassenbelangen en privileges.
Als klap op de vuurpijl gaat deze oorlog gepaard met het gif van religieuze propaganda, het soort dat het meest demente fanatisme creëert. Joden worden opgeroepen om de Klaagmuur van Salomons Tempel met hun bloed te verdedigen. Moslims moeten hun leven geven voor de Moskee van Omar en de heilige plaatsen van de Islam. Wat er vandaag in Israël en Palestina gebeurt, bevestigt duidelijk dat religie "de opium van het volk" is, zoals de revolutionairen van de 19e eeuw het uitdrukten. Het doel van religie is om de uitgebuitenen en onderdrukten te troosten. Degenen voor wie het leven op aarde een hel is, wordt verteld dat ze na hun dood gelukkig zullen zijn, op voorwaarde dat ze hun verlossing weten te verdienen. En deze verlossing wordt ingewisseld voor offers, onderwerping, zelfs het opgeven van hun leven in dienst van de "heilige oorlog".
Het feit dat aan het begin van de 21e eeuw ideologieën en bijgeloof die teruggaan tot de oudheid of de middeleeuwen nog steeds op grote schaal worden gebruikt om mensen ertoe te brengen hun leven op te offeren, spreekt boekdelen over de staat van barbarij waarin het Midden-Oosten, samen met vele andere delen van de wereld, zich bevindt.
Het waren de leiders van de grootmachten die de helse situatie hebben gecreëerd waarin de uitgebuite mensen van deze regio vandaag met duizenden tegelijk sterven. Het was de Europese bourgeoisie, en in het bijzonder de Britse bourgeoisie met haar "Balfour Declaration" van 1917, die, om te verdelen en te heersen, de oprichting van een "Joods thuisland" in Palestina toestond en zo de chauvinistische utopieën van het zionisme bevorderde. Het waren diezelfde bourgeoisiën die, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog die ze net hadden gewonnen, ervoor zorgden dat honderdduizenden Midden-Europese Joden naar Palestina werden vervoerd nadat ze de kampen hadden verlaten of ver van hun regio van herkomst rondzwermden. Dit betekende dat ze hen in hun land niet hoefden op te nemen.
Het waren diezelfde bourgeoisiën, eerst de Britse en de Franse, daarna de Amerikaanse, die de staat Israël tot de tanden bewapenden om Israël de rol van speerpunt van het Westerse blok in deze regio te geven tijdens de Koude Oorlog, terwijl de USSR van haar kant haar Arabische bondgenoten zoveel mogelijk bewapende. Zonder deze grote "sponsors" hadden de oorlogen van 1956, 67, 73 en 82 niet kunnen plaatsvinden.
Vandaag bewapenen en pushen de bourgeoisie van Libanon, Iran en waarschijnlijk ook Rusland Hamas. De Verenigde Staten hebben zojuist hun grootste vliegdekschip naar de Middellandse Zee gestuurd en nieuwe wapenleveranties aan Israël aangekondigd. In feite zijn alle grootmachten min of meer direct betrokken bij deze oorlog en deze slachtpartijen!
Deze nieuwe oorlog dreigt het hele Midden-Oosten in chaos te storten! Dit is niet de zoveelste bloedige confrontatie die deze hoek van de wereld opnieuw in rouw dompelt. Alleen al de omvang van de moordpartijen laat zien dat de barbaarsheid een nieuw niveau heeft bereikt: jonge mensen die dansend met machinegeweren worden neergemaaid, vrouwen en kinderen die op straat van dichtbij worden geëxecuteerd, met geen ander doel dan het bevredigen van een verlangen naar blinde wraak, een bommentapijt om een hele bevolking uit te roeien, twee miljoen mensen die van alles zijn beroofd - water, elektriciteit, gas, voedsel... Er zit geen militaire logica achter al deze wreedheden, achter al deze misdaden! Beide partijen wentelen zich in de meest afschuwelijke en irrationele moorddadige woede!
Maar er is nog iets ernstigers: deze doos van Pandora zal nooit meer dichtgaan. Net als in Irak, Afghanistan, Syrië en Libië zal er geen weg terug zijn, geen "terugkeer naar vrede". Het kapitalisme sleurt steeds grotere delen van de mensheid mee in oorlog, dood en ontbinding van de samenleving. De oorlog in Oekraïne duurt nu al bijna twee jaar en verzandt in een eindeloos bloedbad. Ook in Nagorno-Karabach zijn bloedbaden aan de gang. En er dreigt al een nieuwe oorlog tussen de naties van het voormalige Joegoslavië. Kapitalisme is oorlog!
De arbeiders van elk land moeten weigeren partij te kiezen voor het ene of het andere kamp van de bourgeoisie. In het bijzonder moeten ze weigeren zich te laten misleiden door de retoriek van die partijen die beweren van de arbeidersklasse te zijn, de partijen van links en extreem-links die hen vragen hun "solidariteit met de Palestijnse massa's" te tonen in hun zoektocht naar hun recht op een "vaderland". Het Palestijnse vaderland zal nooit iets anders zijn dan een burgerlijke staat die in dienst staat van de uitbuitende klasse en die diezelfde massa's onderdrukt, met politie en gevangenissen. De solidariteit van de arbeiders van de meest ontwikkelde kapitalistische landen gaat niet naar de "Palestijnen", net zomin als ze naar de "Israëli's" gaat, onder wie er uitbuiters en uitgebuitenen zijn. Ze gaat naar de arbeiders en werklozen van Israël én Palestina (die bovendien al strijd hebben gevoerd tegen hun uitbuiters ondanks alle hersenspoelingen waaraan ze zijn onderworpen), net zoals ze gaat naar de arbeiders van alle andere landen van de wereld. De beste solidariteit die zij kunnen bieden is zeker en vast niet hun nationalistische illusies aan te moedigen.
Deze solidariteit betekent vooral het ontwikkelen van hun strijd tegen het kapitalistische systeem dat verantwoordelijk is voor alle oorlogen, een strijd tegen hun eigen bourgeoisie.
De arbeidersklasse zal de vrede moeten winnen door het kapitalisme op wereldschaal omver te werpen, wat vandaag de dag betekent dat er strijd moet worden geleverd op een klasseterrein, tegen de steeds hardere economische aanvallen die op haar worden afgevuurd door een systeem dat in een onoverkomelijke crisis is gestort.
Tegen het nationalisme, tegen de oorlogen waar jullie uitbuiters jullie in willen meeslepen:
Arbeiders aller landen, verenigt u!
IKS/ 09.10.2023
In tegenstelling tot de linkse organisaties en de opgewonden elementen van de kleinburgerij die het spook van de sociale revolutie zien achter ‘alles wat beweegt’, moeten revolutionairen, om een heldere tussenkomst te kunnen doen, een kompas hebben, een methode die het marxisme hen heeft geleerd, gebaseerd op bijna twee eeuwen aan ervaringen van de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Het is precies deze methode die hen in staat stelt om de strijd van de arbeidersklasse te begrijpen en erin tussen te komen met een historische en een lange termijnvisie, om niet in de val te lopen van het ongeduld, van het verwachten van onmiddellijke resultaten en zo in het kielzog terecht te komen van de ultralinkse instanties van het kapitaal of van de vakbondsbasis.
Zo analyseerde de IKS in de zomer van 2022 het uitbreken van de strijd in het Verenigd Koninkrijk niet als een eenvoudige plaatselijke gebeurtenis, maar als een fenomeen met een internationale en historische draagwijdte. De hervatting van de arbeidersstrijd, op een schaal die in het Verenigd Koninkrijk sinds de jaren 1980 niet meer was voorgekomen, betekende een echte breuk in de dynamiek van de klassenstrijd. Geconfronteerd met zo'n gebeurtenis besloot de IKS een internationaal pamflet uit te brengen waarin we bevestigden dat de massale stakingen in het Verenigd Koninkrijk "een oproep tot strijd waren voor proletariërs in alle landen".
Dit werd volledig bevestigd in de maanden die volgden, toen er, naast de voortdurende strijd in veel sectoren in het Verenigd Koninkrijk, stakingen uitbraken en mobilisaties ontstonden zowel in verschillende Europese landen als op andere continenten. Voor het grootste deel waren ook deze op een schaal die niet meer was gezien sinds het einde van de jaren 1980, wat een echte terugkeer van de strijdbaarheid van arbeiders bevestigde na tientallen jaren van slapte op een wereldvlak.
In de herfst van 2022 kwam de IKS dus tussen tijdens demonstraties en in stakingsposten. De afdeling van de IKS in Groot-Brittannië is toen acht keer tussengekomen voornamelijk in de stakingsposten in Londen en Exeter, en deelde enkele honderden pamfletten uit. Ze nam ook deel aan de London Anarchist BookFair. De IKS was ook aanwezig op de interprofessionele actiedag in Frankrijk op 29 september 2022.
Tijdens de discussies in de demonstraties en met de stakingsposten verdedigden we de internationale dimensie van de aanvallen en dus de noodzaak voor iedereen om samen te strijden, eensgezind te reageren en zich niet op te sluiten in lokale strijd, in het eigen bedrijf of de eigen sector.
Tegelijkertijd publiceerde de IKS regelmatig artikelen in haar pers (website, kranten, Internationale Revue) die het openlijk proletarische terrein van deze verschillende gevechten onderlijnden, maar vooral hun historische betekenis door te benadrukken dat ze een echte springplank vormden voor het herstel van de klasse-identiteit.
Het uitbreken van de strijd tegen de pensioenen in Frankrijk vanaf januari gaf een nieuwe impuls aan deze dynamiek van internationale strijd. Bijna 6 maanden lang gingen elke week miljoenen arbeiders de straat op om zich te verzetten tegen een verachtelijke aanval van de burgerlijke staat. Tijdens de 13 dagen van mobilisatie, zowel in Parijs als in de provincies, mobiliseerde de IKS al haar krachten en verzamelde haar sympathisanten rond zich om haar pers zo breed mogelijk te verspreiden in de vorm van bijna 130.000 pamfletten en tientallen kranten.
De kwaliteit van de interventie hing af van het vermogen van het IKS om zich aan te passen aan de evolutie van de reactie van de klasse op internationaal vlak, maar ook aan de meer specifieke evolutie van de strijd in Frankrijk. Daarom heeft het IKS zowel pamfletten met een internationale dimensie als meer ‘territoriale’ pamfletten geproduceerd wanneer dat nodig was. Dit werd gedaan om zo effectief mogelijk te reageren op de behoeften van de beweging, niet alleen in Frankrijk, maar vooral op internationaal vlak, omdat er in dezelfde periode in veel landen strijd uitbrak, waarbij het IKS ook kon tussenkomen. In verschillende gradaties was dit het geval in België, Spanje, Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Mexico.
Wat waren de belangrijkste oriëntaties voor de tussenkomst die tijdens de manifestaties werden verdedigd, zowel door middel van pamfletten en territoriale kranten als tijdens discussies in de demonstraties?
- In januari 2023 werd in een nieuw internationaal pamflet getiteld "Hoe ontwikkel je een massale, verenigde beweging gebaseerd op solidariteit" al de noodzaak benadrukt om het verdelingswerk van de vakbonden tegen te gaan door solidariteit te ontwikkelen buiten het eigen bedrijf, de eigen sector, de eigen stad, de eigen regio of het eigen land.
- Vervolgens plaatste de IKS, terwijl ze dezelfde noodzaak bleef verdedigen, de verdediging van zelforganisatie en strijdmethoden die een krachtsverhouding met de burgerlijke staat scheppen, centraal in haar interventie. Het pamflet van 2 februari "Talrijk zijn is niet genoeg, we moeten ook onze strijd in eigen handen nemen" en het derde internationale pamflet "Overal dezelfde vraag: Hoe kunnen we de strijd ontwikkelen? Hoe kunnen we de regeringen doen terugkrabbelen?", ging in op deze bezorgdheid, die in de loop van de weken steeds meer tot uiting kwam, vooral in de discussies die we tijdens de demonstraties voerden. In het bijzonder verdedigden we de noodzaak om plaatsen van discussie te scheppen zoals soevereine algemene vergaderingen die voor iedereen open staan.
- Ondanks hun vele zwakheden gaven al deze gevechten inderdaad uitdrukking aan de poging om verenigd in solidariteit een collectieve kracht te scheppen, om bijeen te komen, niet als geïsoleerde individuen, maar als een uitgebuite klasse die de confrontatie aangaat met haar uitbuiter. De echo's van de strijd in Frankrijk onder de Britse en Duitse arbeiders illustreerden dit volledig.
Een van de verantwoordelijkheden van revolutionairen is dus juist om bij te dragen aan de ontwikkeling van deze inspanning om de klasse-identiteit terug te winnen. Daarom hebben we onze interventie altijd gebaseerd op de noodzaak om de ervaring en geschiedenis van de arbeidersklasse opnieuw toe te eigenen. Vooral sinds deze zorg spontaan tot uiting kwam in de strijd in Frankrijk door de slogan "Als je ons op 64 zet, zetten we je terug op Mei 68", die in elke mars van het begin tot het einde van de beweging werd gebruikt. Of in de terugkeer van herinneringen aan de strijd tegen de CPE in 2006.
Het pamflet "Hoe hebben we in 2006 gewonnen?" verdedigde de ervaring van de soevereine algemene vergaderingen, die hadden bijgedragen aan het momentum van de beweging en er uiteindelijk toe hadden geleid dat de regering terugplooide. Een paar weken later werd met het vierde internationale pamflet "Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Mexico, China... verder gaan dan 1968!" deze inspanning uitgebreid, maar vooral werd het mogelijk om de historische inzet van de hervatting van de arbeidersstrijd en de uitdaging die deze inhield explicieter te verdedigen: de omverwerping van het kapitalisme en de overwinning van de proletarische revolutie voor het voortbestaan van de mensheid.
Over het algemeen werden onze verschillende pamfletten altijd goed ontvangen, de titels sloegen vaak de spijker op zijn kop en lokten reacties uit van de demonstranten: "Ja, we zitten allemaal in hetzelfde schuitje!", "Ja, we moeten allemaal samen strijden!", "Ik kom uit Duitsland en daar wordt ook gestreden!", "Wij komen uit Italië en we komen demonstreren met de Franse arbeiders", "Ik was erbij in mei ‘68, we moeten opnieuw hetzelfde doen!", "Oh ja, we moeten inderdaad een revolutie maken!" Dit waren de belangrijkste reacties op de vele discussies die we konden voeren. Natuurlijk blijven ze in de minderheid, en soms verward, maar ze drukken de inspanning uit van de overdenking die plaatsvindt in het diepst van de arbeidersklasse om zichzelf als klasse te erkennen, om de strijd in eigen handen te nemen en de strijd te ontwikkelen die de arbeidersklasse in staat zal stellen om de weg naar revolutie in te slaan.
Het was deze historische dynamiek die we benadrukten in het pamflet waarin we de balans opmaakten van de strijd tegen de pensioenhervorming op de laatste mobilisatie dag op 6 juni, waarin de wil om te vechten en te strijden nog onverminderd tot uitdrukking kwam. De betogers waren het meermaals eens met de titel van het pamflet en zeiden ons zelfs "we hebben een slag verloren, maar we hebben de oorlog niet verloren". Dus ja, "de strijd ligt nog voor ons!”
Onze interventie ging ook gepaard met de verspreiding van honderden exemplaren van het Derde Manifest van de IKS [1] dat, in het licht van de steeds dodelijker en destructiever wordende spiraal van de kapitalistische maatschappij, met hand en tand verdedigt dat de toekomst van de mensheid in handen ligt van de arbeidersklasse. Wij geloven dat het de verantwoordelijkheid van revolutionaire organisaties is om zo duidelijk mogelijk aan de arbeidersklasse uiteen te zetten onder welke historische omstandigheden haar strijd plaatsvindt en wat er op het spel staat.
Met dezelfde benadering heeft de IKS in een aantal landen twee reeksen openbare bijeenkomsten georganiseerd over de internationale klassenstrijd. De eerste was getiteld: "Wij zijn niet de enigen die mobiliseren... Er is arbeidersstrijd in vele landen!" De tweede was getiteld: "Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Mexico, China... Verder gaan dan 1968"[2]
Deze bijeenkomsten werden geïnspireerd door een duidelijk verlangen naar opheldering middels de confrontatie van de verschillende aanwezige standpunten. Het waren echte plaatsen van een proletarisch debat, waar steun, nuances, twijfels en vragen, en zelfs meningsverschillen werden geuit met de standpunten van de IKS. Deze actieve deelname aan de debatten is een illustratie van de langzame rijping van het bewustzijn die zich diepgaand in de wereldarbeidersklasse voltrekt en die met name zichtbaar is onder kleine minderheden, vaak behorend tot een nieuwe generatie die de banden met de ervaring van de arbeidersbeweging en de Kommunistische Linkerzijde geleidelijk opnieuw aanknoopt.
Door actief tussen te komen in de demonstraties en door middel van onze website en kranten, heeft de IKS haar politieke verantwoordelijkheden binnen de arbeidersklasse volledig vervuld. De vruchten van deze interventie zijn zichtbaar in het feit dat nieuwe elementen die op zoek zijn naar klassenstandpunten contact hebben opgenomen met de IKS en sommigen dus zelfs aan onze openbare bijeenkomsten hebben deelgenomen.
Terwijl in de dynamiek, die in de zomer van 2022 in het Verenigd Koninkrijk begon, sinds juni een soort ‘pauze’ lijkt te zijn aangebroken, laat het uitbreken van stakingen in de automobielsector in de Verenigde Staten duidelijk zien dat de dynamiek van de strijd doorgaat. Voor de IKS zijn deze economische gevechten het ideale terrein voor de klasse om haar overdenking en bewustzijn te ontwikkelen. Het is de verantwoordelijkheid van revolutionaire organisaties om er volledig aan deel te nemen om deze vitale inspanning voor de ontwikkeling van de revolutionaire strijd tot rijping te brengen.
Vincent/ 01-10-2023
Het jaar 2023 heeft eens te meer de omvang aangetoond van de milieuramp waarin de bourgeoisie de hele mensheid meesleurt. De verwoestende bosbranden in Canada en Hawaï, de overstromingen in Azië, het tekort aan drinkwater in Uruguay en Afrika, de verwoestende stormen in de Verenigde Staten, het onvermijdelijke smelten van gletsjers... al deze ‘natuurrampen’ houden rechtstreeks verband met de opwarming van de aarde.
De opwarming van de aarde is niet alleen echt, maar versnelt ook in een duizelingwekkend en catastrofaal tempo. Juli 2023 was de heetste maand ooit op aarde. In augustus werd de warmste dag ooit gemeten voor deze periode. Voorspellers suggereren dat 2024 deze trieste records wel eens zou kunnen overtreffen. De ineenstorting van het systeem van zeestromen zoals de Golfstroom, een essentiële regulator van het klimaat op de planeet zou, als het werkelijk gebeurt, het klimaat van de aarde op zijn kop kunnen zetten en de menselijke soort binnen enkele decennia aanzienlijk kunnen verzwakken. Een nieuwe bedreiging die, mocht hij worden bevestigd, kan worden toegevoegd aan alle bedreigingen die de mensheid al boven het hoofd hangen!
De bourgeoisie kan deze realiteit niet langer ontkennen, ook al heeft ze jarenlang opzettelijk geprobeerd de risico's te bagatelliseren of zelfs te verbergen om haar winsten te beschermen! [1] Maar door de versnelling en versterking van de gevolgen van de klimaatverstoring kan ze de waarheid niet langer verbergen: het wereldwijde klimaat stevent af op een catastrofale situatie die steeds meer gebieden van de planeet onbewoonbaar zal maken. Afgezien van de totaal irrationele ‘klimaatsceptici’ zoals Trump en extreem rechts in Europa, beloven de meest ‘verantwoordelijke’ staatshoofden allemaal, met de hand op het hart, om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en een milieuvriendelijkere economie te ontwikkelen. Natuurlijk worden deze beloften nooit nagekomen of blijven ze ver achter bij wat er op het spel staat, of zijn ze zelfs lachwekkend (verbod op plastic rietjes, op kassabonnen, enz.).
Dus verandert de bourgeoisie van toon en begint ze ons voor te bereiden op het ondraaglijke door ‘aanpassingsmaatregelen’ te nemen. De laatste, maar zeer zeker niet voor lang, is de uitspraak van de nieuwe Franse minister van Volksgezondheid, Aurélien Rousseaux, die, geconfronteerd met een nieuwe hittegolf, die half augustus het land trof, niets beters wist te zeggen dan: "We moeten wennen aan een leven met deze extreeme hitte". Het behoeft geen betoog dat de bourgeoisie, net als in het geval van pandemieën in het verleden en in de toekomst, een onbeschrijfelijke nalatigheid aan de dag legt en zich niet serieus voorbereidt op de catastrofe. Achter deze zogenaamde ‘aanpassingen’ bereidt de heersende klasse de mensen vooral voor op bezuinigingen en tekorten in naam van de ‘ecologische transitie’.
Onder het mom van ‘aanpassing’ aan klimaatomstandigheden, die steeds onhoudbaarder worden, begint de bourgeoisie haar economie te heroriënteren ... maar zeker niet om de planeet te beschermen! Verschillende landen zijn van plan om kolencentrales opnieuw in bedrijf te nemen of (zoals Frankrijk) sjoemelen zonder scrupules met quota's om ze niet te hoeven sluiten! De Franse regering staat op het punt om nieuwe olieboringen toe te staan in de Gironde, symbolisch gelegen op de dezelfde plaats waar vorig jaar bossen werden verwoest door grote branden! Staten vechten om hun economieën niet al te veel beperkingen op te leggen en gebruiken het milieu als imperialistisch wapen om elkaars gebrek aan daadkracht te verguizen, hun markten te beschermen en te proberen concurrenten te verzwakken zoals met aanslepende rechtszaken tegen dit of dat concurrerende automerk dat de milieuregels heeft overtreden... De Europese wet op de bescherming van de natuur, die op 12 juli werd aangenomen, bevat een bepaling die een economische vrijwaringsclausule invoert: Als de economie lijdt onder de onder verkeerde bepalingen in de wet, worden ze geschrapt! Voor het kapitaal mogen er geen beperkingen zijn op de uitbreiding en intensivering van zijn economie. De vernietiging van het milieu komt op de tweede plaats.
Tegelijkertijd worden er geen preventieve maatregelen genomen, met het overduidelijke risico dat de omvang van de rampen in versneld tempo toeneemt. De branden in Hawaï waren bijvoorbeeld oncontroleerbaar omdat de elektriciteitsleidingen nog steeds niet in de grond waren aangelegd: het risico dat bovengrondse leidingen de branden zouden verspreiden, zette de autoriteiten ertoe aan de elektriciteit af te sluiten, waardoor onmiddellijk de pompen werden uitgeschakeld die de brandweerslangen voedden. In Azië heeft het gebrek aan medicijnen tegen malaria en dysenterie een grote rol gespeeld bij het verergeren van de menselijke tol van de overstromingen. In Uruguay, waar de capaciteit ontbrak om voldoende drinkwater naar de kranen te brengen, werd zout water toegevoegd! In Mayotte, een Frans overzees departement, is niets gepland om voorzieningen te treffen als een droogte de bevolking van drinkwater berooft.
Dit is geen kwestie van ‘keuze’ of ‘gebrek aan politieke wil’, maar van de logica van de kapitalistische accumulatie zelf, die verhindert dat er vraagtekens worden gezet bij de extreem vervuilende dynamiek van de burgerlijke maatschappij. Want het kapitalisme is verantwoordelijk is voor deze verstoringen; het kapitalisme dwingt elke kapitalist om steeds meer te produceren, en tegen lagere kosten, zelfs als deze productie leidt tot meer vervuiling en gezondheidsrisico’s. Het kapitalisme moet ‘verkopen’. En dat is alles! Een anarchistische en kortetermijnaanpak. In feite is het suïcidaal. Verkopen gaat niet over het bevredigen van menselijke behoeften, het gaat over het profiteren van koopkrachtige behoeften.
Het is daarom zinloos en misleidend om je voor te stellen dat dit systeem in staat is om plotseling een langetermijnvisie en een doordachte organisatie te bedenken: het is hier niet toe in staat en zal dit ook nooit zijn. De felle concurrentie, die het systeem kenmerkt, was misschien een krachtige motor van vooruitgang voor de productiekrachten in het begin, maar toen het de grenzen van de koopkrachtige behoeften, dat wil zeggen van de markten, bereikte werd deze felle concurrentie omgezet in een oorlogsmachine: economische oorlog, militaire oorlog, voor wereldheerschappij tegen elke prijs, ten koste van de vernietiging van de natuur.
Vandaag de dag zijn onderzoek en ontwikkeling van het productieapparaat veel meer gericht op de militaire industrie dan op het beschermen van het milieu en het bevredigen van menselijke behoeften. De wereldwijde militaire uitgaven bedragen meer dan 2000 miljard dollar en zijn sinds het einde van de Koude Oorlog nog nooit zo hoog geweest. Deze uitgaven zijn een complete verspilling, met als enige doel te vernietigen en te doden of, in het beste geval, weg te roesten in een hangar. Ze mobiliseren duizenden breinen om te vernietigen, chaos en dood te zaaien. De versnelling van de imperialistische spanningen, met name sinds het einde van de Koude Oorlog, maakt het gemakkelijk een voorstelling te maken van een trend die nog lang niet zijn hoogtepunt heeft bereikt.
Het redden van de planeet zal niet lukken met ‘soberheid’ of ‘degrowth’, die beiden niets meer zijn dan een bekentenis van machteloosheid, of zelfs een fantasie van een terugkeer naar prekapitalistische tijden. Nee, het redden van de planeet vereist de bewuste afschaffing van de kapitalistische economie en haar verouderde productieverhoudingen en de opbouw van een samenleving die in staat is om te produceren voor menselijke behoeften op een manier die zowel rationeel is als rekening houdt met de behoeften van de natuur als geheel. Alleen het proletariaat kan een einde maken aan het kapitalisme, omdat het de enige matschappelijke kracht is die, met het grootste deel van het wereldproductieapparaat in zijn handen, de volle last van de crisis en de uitbuiting draagt en daarom geen belang heeft bij het voortbestaan van dit systeem.
De tijd is duidelijk niet meer in het voordeel van de toekomst en het kapitalisme zou op de lange termijn het bestaan van de beschaving, zo niet de mensheid als geheel, aanzienlijk in gevaar kunnen brengen. Maar de menselijke en materiële middelen zijn aanwezig om de productie op wereldschaal te reorganiseren op een manier die het milieu en het menselijk leven respecteert. De onaangeboorde mogelijkheden van wetenschap en technologie zijn nog immens.
Alleen het proletariaat zal, als het eenmaal de macht op wereldschaal heeft gegrepen, in staat zijn de productiekrachten te bevrijden van de kapitalistische beperkingen die hen in hun greep houden. Alleen het proletariaat is in staat om op internationale schaal een politiek te bevatten, te bepalen en uit te voeren die deze wereld zal bevrijden van de wetten van de winst en opnieuw een samenleving op te bouwen op de ruïnes die het kapitalisme de mensheid nalaat. Door een einde te maken aan de kapitalistische concurrentie die de wereld verrot, zal het de productiekrachten bevrijden van de overheersing van de militaire sfeer, die alle menselijke genialiteit in de richting van vernietiging stuurt. Het zal ze ook kunnen bevrijden van de permanente verspilling van de kapitalistische productie: nutteloze en vervuilende overproductie, geprogrammeerde veroudering, onproductieve uitgaven gekoppeld aan massawerkloosheid, industriële spionage, enzovoort. Tenslotte zal het in staat zijn het menselijk bewustzijn en de menselijke geest te verheffen door een onderwijs te ontwikkelen dat niet langer gericht is op onmiddellijke winst, maar op menselijke emancipatie en op een harmonieuze verhouding met de natuur. Zoals Engels schreef in De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens [495]: “de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen”.
Guy / 28.08.2023[1] De bourgeoisie was zich in de jaren 1970 volledig bewust van de opwarming van de aarde. In 1972 waarschuwde het ‘Rapport van de Club van Rome’ voor de ernst van de situatie. Decennialang heeft de bourgeoisie in het algemeen geprobeerd om deze realiteit te verbergen of onder te dompelen in een stortvloed van ideologische misleidingen, waarvan het rapport zelf, dat pleitte voor ‘beperkte groei’ (volledig in strijd met de realiteit van de kapitalistische economie) een duidelijke illustratie is.
Het afgelopen jaar zijn er in de centrale landen van het wereldkapitalisme en over de hele wereld belangrijke arbeidersgevechten uitgebroken. Deze reeks gevechten begon in het Verenigd Koninkrijk in de zomer van 2022, en sindsdien hebben arbeiders in veel andere landen de strijd opgepakt: Frankrijk, Duitsland, Spanje, Nederland, de Verenigde Staten, Korea... Overal recht de arbeidersklasse haar rug in verweer tegen de aanzienlijke verslechtering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de duizelingwekkende stijging van de prijzen, de systematische onveiligheid en de massale werkloosheid, veroorzaakt door de verscherping van de economische destabilisatie, de beperkingen door de ecologische crisis en de intensivering van het militarisme in verband met de barbaarse oorlog in Oekraïne.
Drie decennia lang heeft de wereld niet zo'n golf van gelijktijdige strijd gezien in zoveel landen, of over zo'n lange periode. De ineenstorting van het Oostblok in 1989 en de campagnes over de vermeende ‘dood van het kommunisme’ hadden een diepe inzinking veroorzaakt in de klassenstrijd op wereldniveau. Deze belangrijke gebeurtenis, de implosie van het stalinistische imperialistische blok en van een van de twee grootste mogendheden ter wereld, de USSR, was de meest spectaculaire uitdrukking van het begin in een nieuwe en nog destructievere fase van zijn verval van het kapitalisme, die van zijn ontbinding[1]. De grondige verrotting van de maatschappij, met haar groeiend geweld en chaos op alle niveaus, de nihilistische en wanhopige sfeer, de neiging tot sociale atomisering ... dit alles had op zijn beurt een zeer negatieve invloed op de klassenstrijd. We zijn dus getuige geweest van een aanzienlijke verzwakking van de strijdwil in vergelijking met de voorgaande periode, die begon in 1968. De berusting die de arbeidersklasse in Groot-Brittannië al meer dan drie decennia teisterde, een proletariaat met een lange ervaring van strijd, illustreert de realiteit van deze teruggang. Geconfronteerd met aanvallen van de bourgeoisie, extreem ingrijpende ‘hervormingen’, massale de-industrialisatie en een aanzienlijke daling van de levensstandaard, hebben de arbeiders van het land geen noemenswaardige mobilisatie meer gezien sinds de vernietigende nederlaag die Thatcher de mijnwerkers toebracht in 1985.
Hoewel de arbeidersklasse af en toe tekenen van strijdbaarheid heeft laten zien en heeft geprobeerd zich haar strijdmiddelen opnieuw toe te eigenen (de strijd tegen het Startbaancontract (CPE) in Frankrijk in 2006, de Indignados-beweging in Spanje in 2011, de eerste mobilisatie tegen de pensioenhervorming in Frankrijk in 2019), waarmee ze bewees dat ze nog lang niet van het toneel van de geschiedenis was verdwenen, zijn haar mobilisaties grotendeels zonder vervolg gebleven, niet in staat om een meer globale beweging op gang te brengen. Waarom? Omdat de arbeiders in de loop der jaren niet alleen hun strijdwil verloren, maar ook gebukt gingen onder een teruggang van het klassenbewustzijn in hun gelederen, waar ze in de jaren 1970 en 1980 zo hard voor gevochten hadden, sterk was afgenomen. De arbeiders waren grotendeels de lessen vergeten van hun strijd, hun confrontaties met de vakbonden, de valstrikken die waren gezet door de ‘democratische’ staat, ze verloren hun zelfvertrouwen, hun vermogen om zich te verenigen, om massaal te vechten... Ze waren zelfs grotendeels hun identiteit vergeten als een klasse die tegenover de bourgeoisie staat en een eigen revolutionair perspectief heeft. In deze logica leek het kommunisme echt dood met de verschrikkingen van het stalinisme en leek de arbeidersklasse niet langer te bestaan.
En toch, geconfronteerd met de aanzienlijke versnelling van het ontbindingsproces[2] sinds de wereldwijde pandemie van Covid-19, en nog meer met de bloedbaden van de oorlog in Oekraïne en de kettingreacties die dit heeft uitgelokt op economisch, ecologisch, sociaal en politiek vlak, steekt de arbeidersklasse overal de kop op, gaat de strijd aan en weigert offers te aanvaarden in naam van het zogenaamde ‘algemeen welzijn’. Is dit toeval? Een eenmalige epidermale reactie op de aanvallen van de bourgeoisie? Nee! De leuze ‘Genoeg is genoeg!’ in deze context van wijdverspreide destabilisatie van het kapitalistische systeem illustreert duidelijk dat er een echte mentaliteitsverandering plaatsvindt binnen de klasse. Al deze uitingen van strijdbaarheid maken deel uit van een nieuwe situatie die zich opent voor de klassenstrijd, een nieuwe fase die breekt met de passiviteit, desoriëntatie en wanhoop van de laatste drie decennia.
De gelijktijdige uitbarsting van strijd in het afgelopen jaar kwam niet uit het niets. Ze is het resultaat van een heel proces van overdenking in de klasse door middel van een reeks eerdere trial-and-error pogingen. Al tijdens de eerste mobilisatie in Frankrijk tegen de ‘hervorming’ van de pensioenen eind 2019 had de IKS vastgesteld dat er een sterke behoefte bestond aan solidariteit tussen generaties en verschillende sectoren. Deze beweging ging ook gepaard met andere arbeidersstrijd over de hele wereld, zowel in de Verenigde Staten als in Finland, maar stierf uit door de explosie van de Covid pandemie in maart 2020. Op dezelfde manier braken in oktober 2021 stakingen uit in verschillende sectoren in de Verenigde Staten, maar de dynamiek van de strijd werd onderbroken, dit keer door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, die aanvankelijk de arbeiders verlamde, vooral in Europa.
Dit lange proces van vallen en opstaan en rijping leidde vanaf de zomer van 2022 tot een vastberaden reactie van de arbeiders op hun eigen klassenterrein tegenover de aanvallen die voortkwamen uit de destabilisering van het kapitalisme. De Britse arbeiders hebben een nieuwe periode ingeluid in de internationale arbeidersstrijd, in wat de ‘zomer van de woede’ werd genoemd. De leuze ‘genoeg is genoeg’ werd verheven tot het symbool van de hele proletarische strijd in het Verenigd Koninkrijk. Deze leuze was geen uitdrukking van specifieke eisen die ingewilligd moesten worden, maar van een diepgaand protest tegen de omstandigheden van uitbuiting. Het liet zien dat de arbeiders niet langer bereid waren om zielige compromissen te slikken, maar om de strijd vastberaden voort te zetten. De Britse arbeidersbeweging is bijzonder symbolisch omdat het de eerste keer is sinds 1985 dat deze sector van de arbeidersklasse in het middelpunt van de belangstelling staat. En terwijl de inflatie en de crisis over de hele wereld toenamen, sterk verergerd door het conflict in Oekraïne en de intensivering van de oorlogseconomie, gingen ook werkers in de gezondheidszorg in Spanje en de Verenigde Staten in het offensief, gevolgd door een golf van stakingen in Nederland, een ‘megastreik’ van transportarbeiders in Duitsland, meer dan 100 stakingen tegen achterstallige lonen en ontslagen in China, een staking en demonstraties na een verschrikkelijk treinongeluk in Griekenland, leraren die hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden eisten in Portugal, 100.000 ambtenaren die hogere lonen eisten in Canada en bovenal een massale beweging van het proletariaat in Frankrijk tegen de pensioenhervorming.
Het grote belang van deze mobilisaties tegen kapitalistische bezuinigingen ligt ook in het feit dat ze op de lange termijn ook verzet tegen oorlog inhouden. Inderdaad, terwijl de directe mobilisatie van arbeiders tegen de oorlog illusoir is, wees IKS er in februari 2022 al op dat de reactie van de arbeiders zich zou manifesteren in een verzet tegen de aanvallen op hun koopkracht, dat het gevolg is van de intensivering en onderling verband tussen crises en rampen. Bovendien is het in tegenspraak met campagnes die oproepen tot het aanvaarden van offers om het ‘heldhaftige verzet van het Oekraïense volk’ te steunen. Dit is ook waar de strijd van het afgelopen jaar de kiem van in zich draagt, ook al zijn arbeiders zich er nog niet volledig van bewust: de weigering om steeds meer offers te brengen voor de belangen van de heersende klasse, voor de nationale economie en voor de oorlogsinspanning, de weigering om de logica van dit systeem te accepteren dat de mensheid naar een steeds catastrofalere situatie voert.
In deze strijd begon het idee in de hoofden van de arbeiders te ontstaan dat ‘we allemaal in hetzelfde schuitje zitten’. Tijdens de stakingen in het Verenigd Koninkrijk vertelden stakers ons dat ze het gevoel hadden dat ze voor iets groters vochten dan de corporatistische eisen van de vakbonden. Het spandoek “Voor ons allemaal” waaronder de staking op 27 maart in Duitsland plaatsvond, is bijzonder veelzeggend voor het algemene gevoel dat zich in de klasse ontwikkelt: “we vechten allemaal voor elkaar”. Maar in Frankrijk kwam de noodzaak om als één klasse te strijden het duidelijkst tot uiting. De vakbonden probeerden de beweging te verdelen en te verrotten in de valkuil van de ‘staking bij volmacht’ achter zogenaamd ‘strategische’ sectoren (zoals energiesector of vuilnisophaaldienst) om ‘Frankrijk tot stilstand te brengen’. Maar de arbeiders trapten niet massaal in de val en bleven vastbesloten om samen te vechten.
Tijdens de dertien dagen van mobilisatie in Frankrijk verspreidde de IKS meer dan 150.000 pamfletten: de belangstelling voor wat er in Groot-Brittannië en elders gebeurde nam nooit af. Voor sommige demonstranten leek het verband met de situatie in Groot-Brittannië duidelijk: “het is overal hetzelfde, in elk land”. Het was geen toeval dat de vakbonden bij ‘Mobilier national’, tijdens het (afgelaste) bezoek van Karel III aan Parijs, de stakingsactie moesten leiden in naam van de ‘solidariteit met de Britse arbeiders’. Ondanks de onbuigzaamheid van de regering in Frankrijk, ondanks de mislukkingen om de bourgeoisie tot inkeer te brengen of om echt betere beloning te verkrijgen in Groot-Brittannië of elders, is de grootste overwinning van de arbeiders de strijd zelf en het besef, dat ongetwijfeld nog in de kinderschoenen staat en erg verward is, dat we één kracht vormen, dat we allemaal uitgebuite mensen zijn die, geatomiseerd en elk in hun eigen hoekje, niets kunnen doen tegen het kapitaal, maar die, verenigd in de strijd, de grootste maatschappelijke kracht in de geschiedenis kunnen worden.
Toegegeven, de arbeiders hebben het vertrouwen in hun eigen kracht, in hun vermogen om de strijd in eigen hand te nemen, nog steeds niet herwonnen. De vakbonden hielden overal de controle over de bewegingen, spraken een meer strijdbare taal om de noodzaak van eenheid beter te steriliseren, terwijl ze een rigide scheiding hielden tussen de verschillende sectoren. In Groot-Brittannië bleven de arbeiders geïsoleerd achter de stakingspiketten van hun bedrijven, hoewel de vakbonden gedwongen werden om een paar parodieën op ‘unitaire’ demonstraties te organiseren. Ook in Frankrijk, toen arbeiders zich verzamelden in gigantische demonstraties, dan gebeurde dit altijd onder de absolute controle van de vakbonden, die de arbeiders bijeen hielden achter de spandoeken van hun bedrijven en sectoren. In het algemeen bleef de corporatistische opsluiting een constante in de meeste vormen van strijd.
Tijdens de stakingen bleef de bourgeoisie, vooral haar linkse fracties, ideologische campagnes voeren rond ecologie, antiracisme, de verdediging van de democratie enzovoort, om de woede en verontwaardiging op het illusoire terrein van de burgerlijke ‘rechten’ te houden en om de uitgebuitenen te verdelen tussen blanken en kleurlingen, mannen en vrouwen, jong en oud... In Frankrijk zagen we, midden in de beweging tegen de pensioenhervorming, de ontwikkeling van zowel milieucampagnes rond de ontwikkeling van ‘megabaden’ als democratische campagnes tegen de repressie door de politie. Hoewel het merendeel van de arbeidersstrijd, tegen de achtergrond van de inflatie, ontslagen, bezuinigingsmaatregelen van de regering, enz., op het klassenterrein is gebleven. Maar in de verdediging van aar materiële omstandigheden blijft het gevaar van deze ideologieën voor de arbeidersklasse toch aanzienlijk.
De strijd is momenteel afgenomen in verschillende landen, maar dat betekent niet dat arbeiders ontmoedigd of verslagen zijn. De stakingsgolf in het Verenigd Koninkrijk duurde een heel jaar, terwijl de demonstraties in Frankrijk vijf maanden duurden, ondanks het feit dat de overgrote meerderheid van de arbeiders vanaf het begin wist dat de bourgeoisie niet onmiddellijk zou toegeven aan hun eisen. Week na week in Nederland, maand na maand in Frankrijk en een heel jaar in het Verenigd Koninkrijk weigerden de arbeiders de handdoek in de ring te gooien. Deze arbeidersmobilisaties hebben duidelijk laten zien dat arbeiders vastbesloten zijn om geen verdere verslechtering van hun levensomstandigheden te aanvaarden. Ondanks alle leugens van de heersende klasse zal de crisis niet ophouden: de kosten van huisvesting, verwarming en voedsel zullen blijven stijgen, ontslagen en onzekere contracten zullen blijven toenemen, regeringen zullen hun aanvallen voortzetten...
Het lijdt geen twijfel dat deze nieuwe dynamiek van de strijd nog maar aan het begin staat en dat voor de arbeidersklasse “al haar historische moeilijkheden voortduren, haar vermogen om haar eigen strijd te organiseren en nog meer om zich bewust te worden van haar revolutionaire project nog heel ver weg liggen. Maar de groeiende strijdbaarheid tegenover de harde klappen die de bourgeoisie toebrengt op de levens- en arbeidsomstandigheden is de vruchtbare bodem waarop het proletariaat zijn klasse-identiteit kan herontdekken, zich weer bewust kan worden van wat het is, van zijn kracht wanneer het strijdt, wanneer het solidariteit toont en zijn eenheid ontwikkelt. Het is een proces, een strijd die na jaren van passiviteit weer op gang komt, een potentieel dat de huidige stakingen laten doorschemeren"[3]. Niemand weet waar of wanneer belangrijke nieuwe strijd zal ontstaan. Maar het is zeker dat de arbeidersklasse overal zal moeten blijven strijden!
Miljoenen van ons die strijden, de collectieve kracht van onze klasse voelen als we schouder aan schouder staan op straat - dat is essentieel, maar het is bij lange na niet genoeg. De Franse regering trok zich terug in 2006, tijdens de strijd tegen de CPE, niet omdat er meer studenten en jongeren met onzekere contracten op straat waren, maar omdat ze de controle over de beweging hadden overgenomen van de vakbonden, door middel van soevereine, massale algemene vergaderingen die voor iedereen toegankelijk waren. Deze vergaderingen waren geen plaatsen waar arbeiders opgesloten waren in hun eigen sector of bedrijf, maar plaatsen van waaruit massale delegaties vertrokken naar de dichtstbijzijnde bedrijven om actief op zoek te gaan naar solidariteit. Vandaag de dag is het onvermogen van de arbeidersklasse om de strijd actief ter hand te nemen in een poging deze uit te breiden naar alle sectoren de reden waarom de bourgeoisie zich niet heeft teruggetrokken. Het herwinnen van haar identiteit heeft de arbeidersklasse echter in staat gesteld een begin te maken met zich eigen maken van haar verleden. In de marsen in Frankrijk wordt steeds vaker verwezen naar Mei '68 en naar de strijd van 2006 tegen de CPE. Wat gebeurde er in 1968? Hoe hebben we de regering in 2006 zover gekregen dat ze zich terugtrok? In een minderheid van de klasse is een proces van overdenking aan de gang, dat een essentieel middel is om lering te trekken uit de bewegingen van het afgelopen jaar en zich voor te bereiden op toekomstige gevechten die nog verder zullen moeten gaan dan die van 1968 in Frankrijk of die van 1980 in Polen.
Net zoals de recente strijd het product is van een proces van onderaardse rijping dat zich al enige tijd ontwikkelt, zo zullen de inspanningen van een minderheid om de lessen te trekken uit de recente strijd vruchten afwerpen in de bredere strijd die voor ons ligt. Arbeiders zullen inzien dat de scheiding van strijd, die door de vakbonden wordt opgelegd, alleen overwonnen kan worden als ze autonome organisatievormen zoals algemene vergaderingen en gekozen stakingscomités herontdekken, en als ze het initiatief nemen om de strijd uit te breiden over alle corporatistische verdelingen heen.
A & D / 13.08.2023
[1] Zie: “Stellingen: De ontbinding als hoogste stadium van het verval van het kapitalisme [258] (mei 1990)". International Review nr. 107 (2001).
[2] Zie: "Update of the Theses on Decomposition (2023) [497]", International Review nr. 170 (2023).
[3] “Report on class struggle for the 25th ICC congress [498]”, International Review nr. 170 (2023).
Afgelopen juli werd bekend dat eind mei 2023, op initiatief van de groep Perspective Internationaliste en het Forum pour la Gauche Communiste Internationaliste "Controverses"1 [499], in Brussel een "conferentie" werd gehouden met een twintigtal deelnemers, individuen of vertegenwoordigers van politieke groeperingen die volgens de organisatoren tot "internationalistisch links" of het "links communisme" behoren. De bijeenkomst werd bijna in het geheim/clandestien gehouden, op basis van vertrouwelijke uitnodigingen en een deelnemersselectie door de organisatoren "strikt om financiële redenen" (het ligt er wel dik bovenop!). Dit lijkt wel een bijeenkomst van samenzweerders, maar tegen wie en met welk doel?
Van bij zijn oprichting en in overeenstemming met de politiek van de Communistische Linkerzijde, is de IKS altijd een fervent voorstander geweest van discussie tussen revolutionaire groepen met het oog op het confronteren en verduidelijken van hun standpunten of het innemen van gemeenschappelijke standpunten met betrekking tot de ontwikkeling van de klassenstrijd: "Met zijn nog bescheiden middelen heeft de IKS zich de lange en moeilijke taak gesteld om revolutionairen op wereldschaal te hergroeperen rond een duidelijk en samenhangend programma. De IKS verwerpt het monolithisme van de sekten en roept de communisten in alle landen op om zich bewust te worden van de enorme verantwoordelijkheden die zij hebben, om de valse ruzies die hen tegen elkaar opzetten op te geven en om de valse verdeeldheid die de oude wereld hen oplegt te overwinnen [...]. Als de meest bewuste fractie van de klasse hebben de communisten de plicht om het de weg te wijzen door zich de slogan eigen te maken: REVOLUTIONAIREN VAN ALLE LANDEN, VERENIGT U" (2 [500])
De oprichting zelf van de IKS, vooral na een voorstel van de groep Internationalisme (Verenigde Staten) in 1972 om een internationale correspondentie te beginnen, was het resultaat van een lang proces van open politieke confrontatie tussen verschillende groepen over centrale vraagstukken voor de ontwikkeling van de proletarische strijd. Later getuigt de voortrekkersrol van de IKS bij het organiseren en houden van de conferenties van de groepen van de Communistische Linkerzijde, bijeengeroepen door de groep Battaglia Comunista in de jaren 1978-1980, en recenter bij de publicatie van een "Gezamenlijke Verklaring van groepen van de Internationale Communistische Linkerzijde over de Oorlog in Oekraïne" in 2022, van het belang dat de IKS hecht aan de discussie tussen revolutionairen.
Het is echter voor de IKS altijd van wezenlijk belang geweest dat deze discussies zich op een publieke manier ontwikkelen, op grond van een duidelijke gemeenschappelijke politiek van klassenstandpunten tussen de uitgenodigde organisaties en op grond van vastomlijnde en aangekondigde doelstellingen, teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van het klassenbewustzijn: "Het leven van revolutionaire groepen, hun discussies en hun meningsverschillen maken deel uit van het bewustwordingsproces dat zich binnen de arbeidersklasse ontwikkelt; daarom zijn we radicaal tegen elke politiek van 'verborgen discussies' of 'geheime akkoorden'". (3)
Deze Brusselse bijeenkomst was niet alleen " stiekem " georganiseerd, maar het ontbrak er ook aan enige militante ambitie. Indien er sprake was van een "convergentie van doelstellingen" (zoals de organisatoren het uitdrukken) tussen de deelnemers, dan was het zeker niet om als revolutionaire militanten een standpunt in te nemen over de cruciale uitdagingen waar de arbeidersklasse voor staat: geen gezamenlijke verklaring van deze zogenaamde "internationalisten" waarin ze een standpunt innemen ten aanzien van een belangrijke historische gebeurtenis zoals de oorlog in Oekraïne, de vernietiging en crisis van het klimaat of de economische destabilisatie. Op de top van Davos begin 2023 was de bourgeoisie duidelijker en explicieter dan zij! Geen standpuntinname betreffende de recente strijdgolf en haar perspectieven...Hoe kunnen elementen die zeggen "communisten" te zijn, zwijgen over de actuele kwesties? Voor de IKS is militante bekommernis een onontkoombaar onderdeel van een conferentie van communisten, aangezien het altijd probeert meer inzicht te krijgen in de wereldsituatie, in de crisis waarin het wereldkapitalisme is terechtgekomen en zijn vooruitzichten vanuit het klassenstandpunt van het proletariaat, alsook in de taken die dit met zich meebrengt voor revolutionaire groepen.
En hoe zit het met de dynamiek van de discussies? Er wordt ons verteld dat de deelnemers bijeenkwamen "om te praten en naar elkaar te luisteren" en dat ze "werden blootgesteld aan verschillende ideeën". Er werd echter geen gezamenlijke tekst gepubliceerd voorafgaand aan de conferentie om de doelstellingen aan te kondigen en voor te bereiden, of achteraf om het resultaat te presenteren. Voor revolutionairen is de verdieping van standpunten echter een levend proces dat een openhartige discussie van standpunten en de politieke confrontatie van meningsverschillen impliceert, voor zover deze dynamiek deel uitmaakt van het bewustwordingsproces dat zich binnen de arbeidersklasse ontwikkelt. Alleen al het naast elkaar leggen van flitsende analyses tijdens de bijeenkomst in Brussel, evenals het bewust vermijden van elke confrontatie van standpunten, onthullen dat het niet meer was dan een braderie van standpunten, een marktplaats van gepalaver waar iedereen zijn stokpaardje cultiveert, een van die academische colloquia van geleerde apen, zich gorgelend met "theorie". Kortom, het was het tegenovergestelde van de traditie van politieke confrontatie waar de Communistische Linkerzijde voor stond met als doel het verduidelijken van politieke standpunten en de kwesties die in de klassenstrijd op het spel staan.
In werkelijkheid is een vruchtbare politieke confrontatie alleen mogelijk als de politieke basis voor de bijeenkomst coherent en duidelijk is. Voor de IKS is er weliswaar "de fundamentele behoefte aan hergroepering, maar het waarschuwt ook voor overhaast handelen. We moeten elke hergroepering op basis van sentimentele gronden uitsluiten en aandringen op de noodzakelijke samenhang van programmatische standpunten als eerste voorwaarde voor hergroepering".(4) Welnu, de gemeenschappelijke basis van de bijeenkomst, vaag gedefinieerd als " weerstand, een fundamentele permanente kritische bevraging van de kapitalistische productiewijze", kan alleen maar leiden tot de grootste verwarring en de meest diepgaande onenigheid over het raamwerk om de situatie te bepalen waarin het kapitalisme zich bevindt (in verval of niet? en sinds wanneer?), een centrale vraag voor het verdedigen van oriëntaties voor de proletarische strijd. Maar ook over de situatie en de mogelijkheden van de arbeidersklasse en vooral over haar manier van organiseren. Wat de laatste vraag betreft, het belang van revolutionairen, hun rol en hun organisatie werd volledig genegeerd op deze bijeenkomst.
Maar bij nader inzien bestaat er tussen de meeste deelnemers toch een onmiskenbare gemeenschappelijke basis, die ze ongetwijfeld liever in de schaduw houden: namelijk de overtuiging dat het marxisme en de verworvenheden van de Communistische Linkerzijde van de afgelopen honderd jaar achterhaald zijn en "aangevuld" of zelfs "overtroffen" moeten worden door een beroep te doen op verschillende anarcho-radenistische, modernistische of radicaal-ecologische theorieën. Daarom noemen ze zichzelf "pro-revolutionairen" en zien ze zichzelf als een soort "vriendenkring voor de verspreiding van de revolutie" en niet langer als militanten en organisaties die voortkomen uit de historische strijd van de arbeidersklasse. Als gevolg daarvan is hun onuitgesproken maar werkelijke doel om de lessen van de laatste 55 jaar arbeidersstrijd en de resultaten van honderd jaar strijd door de internationalistische communistische linkerzijde bij het grof vuil te zetten en haar organisatorische verworvenheden ter discussie te stellen: te weten de militante opvatting van de communistische politieke organisatie als het product van de historische strijd van het proletariaat en als de politieke voorhoede in de strijd, om plaats te maken voor de visie van een kring van intellectuelen die nadenken over de toekomst van de mensheid en dromen van een revolutionaire impact daarop.
Kortom, deze bijeenkomst was dus wel degelijk een "samenzwering" bedoeld om de standpunten en de strijd van de internationalistische communistische linkerzijde in diskrediet te brengen en te ontwaarden, om haar "verouderde" politieke en organisatorische verworvenheden te vervangen door de theoretische rookgordijnen en het organisatorische eigenbelang van een zogenaamde "pro-revolutionaire" pool. In het licht van dergelijk destructief "revisionisme" was het beslist niet vanwege een vergissing of een "gebrek aan ruimte" of "financiering", zoals zij suggereren, dat de initiatiefnemers de IKS niet hebben uitgenodigd voor deze conferentie. Integendeel, dit hebben zij bewust en weloverwogen gedaan: het doel was om de politieke confrontatie te vermijden die de IKS onvermijdelijk zou hebben gezocht door het bedrog aan de kaak te stellen. Het voornaamste doel van deze "Potemkin"-conferentie, waar de meeste deelnemers zich volledig in kunnen vinden, is namelijk niet om de standpunten te verduidelijken en te verdiepen, maar veeleer om een nep links communisme naar voren te schuiven, om een verleidelijk lokkertje op te zetten dat vooral dient om de elementen die op zoek zijn naar een revolutionair perspectief te misleiden. Zij dragen zo bij aan het opwerpen van een "cordon sanitaire" om te voorkomen dat deze zoekende elementen zich aansluiten bij de standpunten van de Communistische Linkerzijde en in het bijzonder bij die van de IKS.
Dit bedrog is het tegendeel van een instrument voor de proletarische strijd; het is een belemmering die tot doel heeft de ontwikkeling en versterking van de revolutionaire voorhoedes te verhinderen.
IKS 15 september 2023
1 [501]) internationalistperspective.org [502] [1] en www.leftcommunism.org [503] [2].
2 [504])IKS-manifest [505] [3], januari 1976
3 [506]) "Internationale bijeenkomst bijeengeroepen door de PCI-Battaglia Comunista [507] [4]", International Review nr. 10 (1977).
4 [508]) Ibid.
De burgerlijke campagne voor de verkiezingen van de Tweede Kamer (het parlement) is in volle hevigheid losgebarsten. Alle partijen hebben inmiddels hun verkiezingsprogramma en hun kandidatenlijsten gepresenteerd. Volgens de peilingen wordt het behoorlijk spannend en komt er mogelijk een aardverschuiving in het parlement waarbij het zelfs niet is uitgesloten dat de vijf populistische partijen, die nu nog zo’n 25 Kamerzetels bezetten, na de verkiezingen van 22 november samen meer dan 75 Kamerzetels binnenhalen en een meerderheid in het parlement gaan vormen.
Deze opmars van het populisme geen typisch Nederlands verschijnsel, het is iets wat we in de hele wereld zien met als bekendste voorbeelden Bolsonaro in Brazilië, Trump in de Verenigde Staten, en Modi in India. Ook in Europa zijn er al regeringen die worden gedragen door populistische partijen, zoals in Italië, in Hongarije, en in Polen.
Deze extreme versplintering van het politieke toneel in Nederland (in het parlement zitten bijna 20 partijen) is een uitdrukking van het verlies van controle door de bourgeoisie over haar politiek apparaat. Lange tijd was de Nederlandse politiek, geleid door Marc Rutte, een toonbeeld van stabiliteit en slaagde de bourgeoisie erin de populistische groei redelijk onder controle te houden. Maar de afgelopen twee jaar is de politieke situatie danig verslechterd.
In 2021 had de bourgeoisie al ontstellend veel moeilijkheden om een nieuwe regering samen te stellen. Maar toen deze eindelijk toch gevormd was, schreven we dat “De huidige moeilijkheden van de Nederlandse bourgeoisie om een nieuwe stabiele regering te vormen, die de natie door de huidige en de komende stormen kan leiden, brengt op treffende wijze tot uitdrukking de tendens van het ‘ieder voor zich’, [met] de kortetermijnpolitiek, die in de fase van de ontbinding steeds meer begint te overheersen”. [1]
Het besluit van M Rutte om zijn eigen regering ten val te brengen en zich terug te trekken uit de politiek, gevolgd door de politieke leiders van nagenoeg alle andere traditionele partijen, waardoor de populistische vloedgolf min of meer vrij baan krijgt, opent een nieuwe fase in de ontwikkeling van het ‘ieder voor zich' op politiek vlak. De huidige situatie is daarmee onnoemelijk veel ernstiger dan bijvoorbeeld in 2001 toen de Lijst Pim Fortuyn (LPF) haar opmars maakte: de ‘aftakeling’ van de traditionele partijen is, zowel in kwantiteit (aantal zetels) als in kwaliteit (omvang van de schandalen), nu veel verder gevorderd. Bovendien is er nu niet één populistische partij die de aanval opent op de politieke hoofdstad, maar drie grotere vergezeld van enkele kleinere.
Het populisme is een typisch verschijnsel van de huidige fase van de ontbinding [2] van het kapitalisme en de duidelijkste uitdrukking van het verlies van controle van de bourgeoisie over haar politieke spel. Dit was de afgelopen 20 jaar al duidelijk te zien, toen de bourgeoisie in Nederland er nog nauwelijks in slaagde om een verkiezingsuitslag te ‘regelen’ die nodig was om een regering te kunnen vormen, die in staat is haar belangen te verdedigen. Door het populisme nu alle ruimte te geven om aan invloed te winnen, verslechtert situatie slechts en wordt de kans om wel een stabiele regering te vormen nog veel kleiner. Het populisme is in wezen immers niet veel meer dan een soort van revolte tegen de politieke elite en biedt geen alternatief perspectief voor het beheer van het kapitalisme. De politiek van deze partijen kan, “als ze hun programma's uitvoeren, alleen maar leiden tot een soort vandalisme dat de instabiliteit (...) slechts verergert” [3]. Kortom: de onberekenbaarheid en instabiliteit van de populistische partijen zal de politieke situatie voor de bourgeoisie alleen maar hachelijker en chaotischer maken.
Het populisme tast ook de traditionele beheerpartijen ernstig aan. Zo dreigt het Christen-Democratische Appel (CDA) gedecimeerd te worden. Deze partij, die in het verleden goed was voor enkele tientallen Kamerzetels en jarenlang een spil was van de Nederlandse politiek, is uitgehold door het populisme. Met de komende verkiezingen dreigt het terug te zakken tot een onbetekenende partij van 5 zetels of minder. Prominenten als Mona Keijzer en Pieter Omtzigt zijn respectievelijk overgestapt naar de populistische BoerBurgerBeweging (BBB) en Nieuw Sociaal Contract (NSC). Een groot aantal andere leden van het CDA heeft intussen ook het zinkende schip verlaten en de overstap naar naar een populistische partij gemaakt.
Om de Nederlandse economie in de moordende internationale concurrentieslag overeind te houden, heeft de bourgeoisie een stabiele regering nodig, die in staat is knopen door te hakken en ingrijpende beslissingen te nemen. Maar het politieke kader van de populistische partijen, dat veel is meer aangetast door de effecten van de ontbinding, is “er helemaal niet op voorbereid het bestuur van de staat over te nemen. (...) De economische en politieke keuzemogelijkheden, naar voren gebracht door het populisme, kunnen nimmer een realistische optie zijn voor het bestuur van het nationale kapitaal” [4].
Dit betekent echter niet dat de Nederlandse bourgeoisie bij de pakken blijft neerzitten. Van de nood een deugd makend, wendt ze de politieke chaos aan om de arbeiders wijs te maken dat deze verkiezingen gaan om fundamentele keuzes en om een ‘nieuw elan’ aan de democratie geven.
Zo bezetten de populistische partijen en andere combinaties tezamen zo goed als het hele politieke spectrum om alle mogelijke proteststemmen een kans te geven.
De drie grotere populistische partijen spreken elk een deel van de kiezers aan: de Partij Voor Vrijheid (PVV) met het verhaal over minder asielzoekers; de BBB met het verhaal over de uitwassen van de groene politiek; NSC met het verhaal over een eerlijke politiek en geen compromissen. Daarnaast is er aan de andere kant van het politieke spectrum een nieuwe anti-populistische pool tot stand gekomen, PvdA-GroenLinks, die met de ‘vuist voor een groen en sociaal Nederland’ ook probeert ontevreden kiezers voor zich te winnen.
Een bijkomend element dat de campagne kan aanjagen is het feit dat zo ongeveer de helft van de partijen de verkiezingen ingaan met een nieuwe partijleider, waarbij Frans Timmermans, die de combinatie PvdA-GroenLinks aanvoert, wel een van de meest prominente is. Nieuwe partijleiders wekken nieuwe verwachtingen en kunnen de illusies in de parlementaire vertegenwoordiging nieuw leven inblazen. Daarnaast hebben alle politieke partijen tezamen, de BBB en NSC niet meegerekend, ook de helft van hun kandidaten vervangen door nieuwe.
De opkomst van de populistische partijen is een uitdrukking van een verrotting van het politieke apparaat van de bourgeoisie. Maar de bourgeoisie zal geen heersende klasse zijn als ze die verrotting niet gebruikt in haar eigen voordeel (en natuurlijk tegen de arbeidersklasse). Het is dankzij diezelfde populistische partijen, die zich presenteren als een nieuw alternatief voor de gevestigde partijen, dat de valstrik van de verkiezingen nieuw leven wordt ingeblazen, “zowel via de kiezers die ze zelf mobiliseren als via degenen die tegenstemmers mobiliseren. Hoewel ze deels het gevolg zijn van de groeiende ontgoocheling over de traditionele partijen, kunnen ze ook helpen om het imago van deze laatsten te versterken” [5].
Kortom, de bourgeoisie haalt alles uit de kast om te proberen de arbeidersklasse aan te trekken en te mobiliseren voor haar verkiezingen.
De verkiezingen zijn een mechanisme om de klasseheerschappij van de bourgeoisie te legitimeren, die haar klassemacht voorstelt als de macht van het volk. In die zin is het een omvangrijke misleidingscampagne, vooral gericht tegen de arbeidersklasse [6]. Ze probeert de arbeiders te doen geloven dat er niets beters is dan de parlementaire democratie en haar over te halen de klassestrijd op te geven, en precies op het moment dat de Nederlandse arbeiders in de eerste maanden van 2023 met een massale stakingsgolf lieten zien dat ze genoeg hadden van de meedogenloze bezuinigingen die ze moesten accepteren om het concurrentievermogen van de nationale economie zeker te stellen.
De arbeiders moeten zich echter geen illusies maken: welke partijen er ook op 22 november winnen, en of ze in de regering zitten of in het parlement, ze zullen geen oplossing brengen. Want de grote problemen van de ontbinding van het kapitalisme (klimaatopwarming, vluchtelingenstromen, economische crisis, de oorlog, als belangrijke katalysator voor alle andere genoemde problemen) kunnen binnen het kapitalisme niet opgelost worden en al helemaal niet door iedere nationale bourgeoisie afzonderlijk. Het medicijn dat de bourgeoisie toedient, zal de ziekte van de patiënt alleen maar verergeren.
Daarnaast zullen alle maatregelen die de bourgeoisie neemt, in een poging om de accumulatie van crises te bezweren, gepaard gaan met ingrijpende aanvallen op de levensvoorwaarden van de arbeidersklasse en andere niet-uitbuitende lagen in de maatschappij. Des te meer een reden voor de arbeidersklasse om het hele verkiezingscircus te negeren en zich te concentreren op de verdediging van haar materiële omstandigheden, zowel op het werk als thuis, zowel als werkende en als werkloze. Het is alleen in deze strijd tegen de economische aanvallen van de regering en de ondernemers dat ze een revolutionaire strijd kan ontwikkelen tegen dit systeem van uitbuiting en onderdrukking. De arbeidersklasse is de enige kracht in de maatschappij die dat vermogen heeft. Alleen zij kan, door de omverwerping van de heerschappij van de bourgeoisie, de vernietiging van de kapitalistische staat, met inbegrip van de parlementaire democratie, het tij keren dat onder het beheer van het kapitalisme onverbiddelijk naar de vernietiging leidt.
Dennis/ 14.10.2023
De spanningen bereiken overal het kookpunt door de gruwelijk gewelddadige botsingen tussen het Hamas-regime in Gaza en de staat Israël. In beide kampen heerst een sfeer van hysterie. Als wraak voor de terreuraanslag door Hamas hebben gewapende joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever in deze eerste week van de oorlog al vijf Palestijnen gedood, terwijl het Israëlische leger massaal de Gazastrook uitroeit. In zo'n benauwde atmosfeer is het erg moeilijk om de internationalistische weg te volgen die weigert te kiezen voor de ene of de andere kant. Het vereist moed om publiekelijk een consistent proletarisch perspectief te verdedigen.
Maar gelukkig zijn er enkele internationalistische stemmen die zich laten horen. Zelfs als we niet alle standpunten in hun artikelen delen, vormen ze een licht in de duisternis van de huidige barbarij die door de internationale bourgeoisie wordt ontketend.
Onder deze stemmen zijn er twee andere organisaties van de Kommunistische Linkerzijde. De eerste is de Internationalistische Communistische Tendens met de verklaring “The Latest Butchery in the Middle East is Part of the March to Generalised War [514]”. De tweede is Il Partito Comunista met het artikel “War in Gaza, Against the imperialist warfare, for the revolutionary class warfare [515]”.
Maar er zijn ook minstens twee anarchistische groepen die een internationalistisch standpunt hebben gepubliceerd tegen de gruweldaden van het kapitalisme in het Midden-Oosten. De eerste is de Anarchist Communist Group die het artikel “Neither Israel nor Hamas! [516]” heeft gepubliceerd. Het andere artikel is van het Anarcom Network en heet “Neither one State nor two States! No ‘State’ will end the slaughter of our Class!” [517]
Dus ondanks de oorverdovende campagne van de regeringen van de VS, het VK en anderen, en van burgerlijk links om de ‘Palestijnse zaak’ te steunen, zijn verschillende organisaties in Europa en Noord-Amerika trouw gebleven aan de internationalistische principes van het wereldproletariaat.
We zullen te zijner tijd terugkomen op enkele van de standpunten die de verschillende groepen hebben ingenomen.
WR 14.10.23Sinds 2020 vindt de ene staatsgreep na de andere plaats in West- en Centraal-Afrika, van Guinee tot Gabon, via Mali, tot aan Burkina Faso en Niger. Om nog maar te zwijgen van de ‘constitutionele staatsgrepen’ die ook in Ivoorkust en Tsjaad hebben plaatsgevonden.
In Mali, Burkina Faso en Niger zijn de door Frankrijk gesteunde corrupte en bloeddorstige regimes omvergeworpen door (al even corrupte en bloeddorstige) militaire facties onder het gejuich van mensenmassa’s die het zat zijn om uitgehongerd te worden door gewetenloze roofdieren en hun westerse handlangers. Maar de demonstranten houden zichzelf voor de gek: noch de coupplegers, noch de kandidaten die in de rij staan om Frankrijk te vervangen in zijn traditionele invloedssfeer (Wagner-groep, China, enz.) zijn begaan met het lot van de bevolking. Integendeel, deze putches zijn de uitdrukking van een versnelde destabilisatie van de regio en de voorbode van steeds meer ellende.
De Sahel-regio, waarin Niger een centrale plaats inneemt, wordt gekenmerkt door toenemende instabiliteit die met name wordt veroorzaakt door de acute economische nood van de bevolking, de verslechtering van de veiligheidssituatie, de snelle bevolkingsgroei, de massale verplaatsing van migranten (4,1 miljoen ontheemden alleen al in 2022) en de verschrikkelijke verslechtering van het milieu.
De Sahel-regio als geheel heeft te maken met een verwoestende toename van aanvallen door islamitische gewapende groeperingen, die profiteren van de poreuze en uitgestrekte grenzen. In de afgelopen vijf jaar is het aantal ‘veiligheidsincidenten’ in de centrale Sahel verzesvoudigd en het aantal doden bijna verachtvoudigd. Deze terroristische groepen vallen regelmatig staatsinstellingen aan, richten zich op dorpsgemeenschappen en blokkeren stedelijke centra door wegen en aanvoerlijnen af te snijden. Burkina Faso, Mali en Niger behoren tot de tien landen die het meest door terrorisme worden getroffen.
Volgens de State Fragility Index behoren de Sahellanden tot de 25 meest kwetsbare staten. De meeste van deze regeringen zijn niet in staat om hun grondgebied te controleren. In Burkina Faso controleren gewapende islamistische groepen bijvoorbeeld tot 40% van het grondgebied. Ondanks de ‘steun’ van de Wagner-groep aan de Malinese regering heeft Islamitische Staat (IS) zijn grondgebied in dat land in een jaar tijd verdubbeld.
Na Mali en Burkina Faso werd het Franse imperialisme, onder het gejoel van demonstranten, gedwongen Niger met wapens en bagage te evacueren. Niger werd beschouwd als een ‘veilig land’ waarop verschillende imperialistische machten, met name Frankrijk en de Verenigde Staten, vertrouwden om hun verschillende belangen te beschermen: "Niger, dat grenst aan Libië, is sindsdien een belangrijke geopolitieke locatie geworden voor zijn minerale rijkdommen, waaronder uranium en olie, en voor de doorgang van migranten naar Europa [...]. Het leger van Niger leek aantrekkelijker en strijdbaarder voor de Amerikanen, die twee luchtmachtbases met drones installeerden in Niamey en Agadez, die informatie verstrekken aan de Barkhane strijdmacht, maar niet aan de staten van de Sahel zelf" [1] (1).
Maar in tegenstelling tot wat de burgerlijke pers beweert, is deze staatsgreep (net als de recente staatsgrepen in Mali en Burkina Faso) geen simpele verandering van bondgenootschap, zoals we die tijdens de Koude Oorlog hebben gezien, waarbij de coupplegers liever met Rusland of China te maken hebben dan met westerse landen. In werkelijkheid is hij de uitdrukking van een scherpe versnelling in de ontbinding van de burgerlijke maatschappij, die de neiging heeft om de zwakste schakels van het kapitalisme in een absolute chaos te storten.
In plaats van een imperialistische heroriëntatie ten gunste van een nieuwe ‘partner’, zien we vooral totaal onverantwoordelijke burgerlijke groeperingen die gebruik maken van de destabilisatie van regeringen en de kwetsbaarheid van staten om ‘hun geluk te beproeven’. Ze nemen elke retoriek over die hen in staat stelt om aan de macht te komen en zijn bereid om bondgenootschappen te sluiten met iedereen die hen kan steunen. In Niger werd de staatsgreep openlijk uitgevoerd tegen de voormalige koloniale macht, met de steun van de Wagner-groep, het destabiliseringswapen van Rusland. Maar niemand kan uitsluiten dat de junta, die aan de macht is, terugkrabbelt en uiteindelijk besluit met Frankrijk te gaan onderhandelen.
Vandaag zijn de grote imperialistische machten niet begaan met het lot van het volk of de instandhouding van ‘democratisch verkozen’ regeringen (wat een enorme grap!), maar met de gevolgen van de staatsgrepen voor de verdediging van hun eigen smerige belangen. In Gabon bijvoorbeeld verdreven de coupplegers Ali Bongo, een groot verdediger van de Franse belangen, uit zijn ambt zonder de enorme Franse invloed in het land ter discussie te stellen... Deze staatsgreep werd door de westerse pers dan ook omschreven als een ‘aanpassing’ en wekte geen ‘sterke emoties’ op in de Quai d'Orsay. In Niger daarentegen werden de coupplegers bedreigd met economische sancties en militair ingrijpen.
Maar de reactie van de grote imperialistische haaien vond ook plaats in een context waar het ‘ieder voor zich’ regeert. Parijs probeerde onmiddellijk een militaire interventie te organiseren, maar toonde opnieuw haar machteloosheid. Macron probeerde zijn spierballen te tonen door te beweren dat hij ‘hardnekkig’ en ‘onbuigzaam’ is als het gaat om de ‘terugkeer naar de legaliteit’, hoewel alles erop wijst dat hij daar de middelen niet voor heeft: "Frankrijk dringt er bij ECOWAS op aan om in te grijpen, samen met zijn bondgenoot in deze zaak, Nigeria. Maar het probeert ook zijn Europese partners aan boord te krijgen. Het probleem is dat de Duitsers niet overtuigd zijn van de voordelen van een interventie, net als de Italianen, die de tragische fouten van Frankrijk in Libië nog niet vergeten zijn. De Verenigde Staten willen vasthouden aan hun posities in Niger"[2] (2). Terwijl "Franse diplomaten en militaire officieren bitter wezen op het ‘duistere spel’ van Washington in Niger, waarin niet eens het woord ‘staatsgreep’ werd gebruikt [...] antwoordde een Amerikaanse generaal: ‘We vechten vanuit Niger tegen de invloed en druk van Rusland, via Wagner, en China. En tegen het internationale terrorisme in de Sahel’.”[3] (3)
De chaos in Niger is zo hevig en het onvermogen van het Westen om eensgezind op te treden zo flagrant, dat het de imperialistische mogendheden zelfs dwingt om hun posities ter plaatse te herzien om niet te veel ‘veren’ te verliezen. Dit geldt voor Washington, dat Niger als een centrale pion ziet in zijn strijd tegen Chinese en Russische invloed in de regio, maar niet zeker weet of het op de putschisten kan rekenen.
Om het duidelijk te stellen: "In Niger is het Westen niet in een positie om een invasie te steunen, zelfs niet als die wordt geleid door regionale staten die zelf nood hebben binnenlandse legitimiteit. In ieder geval zouden deze staten worden beschouwd als een verlengstuk van de Westerse leiding"[4] (4). Bovenal herinnert ‘het Westen’ zich ongetwijfeld zijn rampzalige militaire interventie in Libië in 2011, waarvan een van de gevolgen de verspreiding was van ‘jihadistisch terrorisme’ door de Sahel en de ineenstorting van een staat in een situatie die nog steeds niet ontrafeld is.
Alle imperialisten die in de Sahel aanwezig zijn, herpositioneren zich daarom om hun belangen beter te verdedigen, zelfs als dat betekent dat de chaos wordt versneld en de imperialistische turbulentie wordt geaccentueerd.
Amina, 25 september 2023
[1] « Niger : toute la région plonge dans le chaos », Courrier international n° 1710 (10 Augustus 2023).
[2] Le Canard enchaîné (16 Augustus 2023).
[3] Le Canard enchaîné (23 Augustus 2023).
[4] « Niger : “Il est temps de rompre avec la pratique du paternalisme envers les Africains… », Le Monde (20 Augustus 2023).
Bijlage | Grootte |
---|---|
![]() | 330.48 KB |
“We moeten zeggen dat het nu genoeg is! Niet alleen wij, maar de hele arbeidersklasse van dit land moet op een gegeven moment zeggen dat genoeg genoeg is” (Littlejohn, onderhoudssupervisor in de geschoolde beroepen in de stansfabriek van Ford in Buffalo, Verenigde Staten).
Deze Amerikaanse arbeider vat in één zin samen wat rijpt in het bewustzijn van de hele arbeidersklasse, in elk land. Een jaar geleden brak in het Verenigd Koninkrijk de ‘Zomer van Woede’ uit. Door “Genoeg is genoeg” te scanderen, trapten de Britse arbeiders na meer dan dertig jaar stagnatie en berusting opnieuw de strijd af.
Deze oproep werd ook buiten de grenzen gehoord. Van Griekenland tot Mexico ontwikkelden zich in de tweede helft van 2022 en het begin van 2023 stakingen en demonstraties tegen dezelfde ondraaglijke aftakeling van onze levens- en werkomstandigheden
Halverwege de winter werd in Frankrijk een volgende stap gezet: de arbeidersklasse nam het idee over dat “op een moment genoeg genoeg is”. Maar in plaats van het vermeerderen van lokale en corporatistische strijdhaarden, geïsoleerd van elkaar, waren ze in staat om zich met miljoenen te verzamelen in de straten. Aan de noodzakelijke strijdlust werd de kracht van massaliteit toegevoegd. En nu proberen de arbeiders in de Verenigde Staten de fakkel van de strijd over te nemen en wat verder te dragen.
De sociale beweging die op dit moment ‘s werelds grootste economische macht in vuur en vlam zet, wordt omgeven door een ware media black-out. En met reden: in een land dat al tientallen jaren geteisterd wordt door armoede, geweld, drugs, racisme, angst en individualisme, laten deze stakingen zien dat er een heel andere weg mogelijk is.
De kern van al deze stakingen wordt gevormd door een oprechte golf van solidariteit onder de arbeiders: “We hebben er allemaal genoeg van: de uitzendkrachten hebben er genoeg van, werkers met een lange staat van dienst zoals ik hebben er genoeg van... want deze uitzendkrachten zijn onze kinderen, onze buren, onze vrienden” (dezelfde werknemer uit New York). Dit is hoe de arbeiders de rijen sluiten, tussen de generaties: de ‘ouderen’ staken niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor de ‘jongeren’ die onder nog slechtere arbeidsomstandigheden en nog lagere lonen lijden.
Geleidelijk groeit er een gevoel van solidariteit in de arbeidersklasse naarmate we ons realiseren dat we “allemaal in hetzelfde schuitje” zitten: “Al deze groepen zijn geen afzonderlijke bewegingen, maar een collectieve roep: we zijn een stad van arbeiders - arbeiders en bedienden, vakbondsleden en niet-vakbondsleden, immigranten en autochtonen” (Los Angeles Times).
De huidige stakingen in de Verenigde Staten brengen veel meer samen dan alleen de betrokken sectoren. “Het Stellantis-complex in Toledo, Ohio, gonsde van het gejuich en getoeter bij het begin van de staking” (The Wall Street Journal). “Autogetoeter ondersteunt de stakers aan de poort van de fabriek van de autofabrikant in Wayne, Michigan” (The Guardian).
De huidige stakingsgolf is van historisch belang:
scenarioschrijvers en acteurs in Hollywood staken voor het eerst in 63 jaar samen;
verpleegkundigen van de privésector in Minnesota en Wisconsin hebben de grootste staking in hun geschiedenis gehouden;
gemeentearbeiders in Los Angeles staakten voor het eerst in 40 jaar;
arbeiders van de ‘Grote Drie’ (General Motors, Ford, Chrysler) voeren een ongekende gemeenschappelijke strijd;
de werkers van Kaiser Permanente, in staking in verschillende staten, hielden de grootste demonstratie ooit georganiseerd in de gezondheidssector.
We zouden hier ook de vele stakingen van de afgelopen weken aan toe kunnen voegen bij Starbucks, Amazon en McDonald’s, in luchtvaart- en spoorwegfabrieken, of de staking die zich geleidelijk heeft uitgebreid naar alle hotels in Californië... allemaal arbeiders die strijden voor een fatsoenlijk loon tegenover een razendsnelle inflatie waardoor ze in armoede vervallen.
Met al deze stakingen laat het Amerikaanse proletariaat zien dat het ook voor arbeiders in de private sector mogelijk is om te vechten. In Europa waren het tot nu toe vooral de werknemers in de publieke sector die in opstand kwamen, omdat de angst om hun baan te verliezen een doorslaggevende rem was voor werknemers in privaat bedrijven. Maar tegenover de steeds ondraaglijker omstandigheden van uitbuiting, zullen we allemaal aangezet worden om te vechten. De toekomst is aan de klassenstrijd in alle sectoren, samen en verenigd!
De woede neemt weer toe in Europa, Azië en zelfs in Oceanië. China, Korea en Australië hebben sinds de zomer ook te maken met een opeenvolging van stakingen. In Griekenland heeft een sociale beweging eind september de transport-, onderwijs- en gezondheidssector bijeengebracht om te protesteren tegen een voorgestelde arbeidshervorming om het werk flexibeler te maken. Op 13 oktober starten er weer demonstraties in Frankrijk, over de kwestie van de lonen. Ook in Spanje begint een wind van woede te waaien: op 17 en 19 oktober zijn er stakingen in het vrij onderwijs; op 24 oktober een staking in het openbaar onderwijsnet; op 25 oktober een staking van de gehele Baskische openbare diensten; op 28 oktober een demonstratie van gepensioneerden, enzovoort. Deze stakingsaanzeggingen doet de Spaanse pers uitkijken naar “een nieuwe hete herfst”.
Deze lijst geeft niet alleen de groeiende ontevredenheid en strijdbaarheid van onze klasse aan. Het onthult ook de grootste zwakte van onze beweging op dit moment: ondanks de groeiende solidariteit blijven onze gevechten de een van de andere gescheiden. Onze stakingen vinden weliswaar gelijktijdig plaats, zelfs zij aan zij, soms in demonstraties, maar we gaan niet echt samen de strijd aan. We zijn niet verenigd, we zijn niet georganiseerd als één maatschappelijke kracht, in één en dezelfde strijd.
De huidige stakingsgolf in de Verenigde Staten is hier nog een flagrante demonstratie van. Toen de beweging in de ‘Grote Drie’ van start ging, bleef de staking beperkt tot drie ‘aangewezen’ fabrieken: Wentzville (Missouri) voor GM, Toledo (Ohio) voor Chrysler en Wayne (Michigan) voor Ford. Deze drie fabrieken liggen duizenden kilometers uit elkaar, waardoor het voor de arbeiders onmogelijk was om samen te komen en echt samen te vechten.
Waarom deze spreiding? Wie heeft deze versnippering georganiseerd? Wie omlijst officieel deze arbeiders? Wie organiseert de sociale bewegingen? Wie zijn de ‘specialisten van de strijd’, wie de wettelijke vertegenwoordigers van de arbeiders? De vakbonden! Overal ter wereld spreiden en verdelen ze de reactie van de arbeiders.
Het was de UAW, een van de belangrijkste vakbonden in de Verenigde Staten, die deze drie fabrieken heeft ‘aangewezen’! Het is de UAW die, terwijl ze de beweging valselijk “sterk, verenigd en massaal” noemt, de staking opzettelijk beperkt tot slechts 10% van de aangeslotenen bij de vakbond, terwijl alle arbeiders luidkeels verkondigen dat ze een algehele staking willen. Wat deden de vakbonden toen de arbeiders van Mack Truck (Volvo trucks) probeerden zich aan te sluiten bij de strijd van de ‘Grote Drie? Ze haastten zich om een overeenkomst te tekenen om deze staking te beëindigen! In Hollywood, toen de staking van acteurs en scenarioschrijvers al maanden aan de gang was, werd er net op het moment dat de auto-arbeiders zich bij de beweging aansloten een overeenkomst getekend tussen patronaat en vakbond.
Zelfs in Frankrijk, tijdens demonstraties die miljoenen mensen samenbrengen in de straten, hakken de vakbonden de demonstraties in mootjes door ‘hun’ vakbondsleden gegroepeerd per sector te laten opstappen, niet samen maar achter elkaar, zodat er geen samenkomst of discussie mogelijk is.
In de Verenigde Staten, in het Verenigd Koninkrijk, in Frankrijk, in Spanje, in Griekenland, in Australië en in elk ander land, als we een einde willen maken aan deze georganiseerde verdeeldheid, als we echt verenigd willen zijn, als we elkaar tegemoet willen treden, ons aan elkaar optrekken, onze beweging willen uitbreiden, dan moeten we de controle over de strijd uit handen van de vakbonden nemen. Dit is onze strijd, de strijd van de hele arbeidersklasse!
Waar we maar kunnen, moeten we samenkomen in open, massale, zelfstandige algemene vergaderingen, die echt beslissen over het verloop van de beweging. Algemene vergaderingen waarin we zo breed mogelijk de algemene noden van de strijd en de eisen die ons het meest verenigen bespreken. Algemene vergaderingen van waaruit we in massale delegaties naar andere klassebroeders en -zusters trekken, naar de arbeiders in de dichtstbijzijnde fabriek, ziekenhuis, school of kantoor.
Geplaatst tegenover de verarming, de opwarming van de aarde, het politiegeweld, racisme, geweld tegen vrouwen... zijn er in de afgelopen jaren andere soorten reacties geweest: de ‘gele hesjes’ demonstraties in Frankrijk, klimaat manifestaties zoals ‘Youth for climate’, protesten voor gelijkheid zoals ‘Black Lives Matter’ of ‘MeToo’, of de woede-uitbarstingen zoals tijdens de rellen in de Verenigde Staten, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk.
Maar het oogpunt van al deze acties gaat over het opleggen van een eerlijkere, rechtvaardigere, menselijkere en groenere vorm van kapitalisme. Daarom zijn al deze reacties voor de regeringen en de bourgeoisie in het algemeen zo gemakkelijk te recupereren en aarzelen ze niet om al deze ‘burgerbewegingen’ te promoten. Trouwens, de vakbonden en alle politici doen er alles aan om ook de eisen van de arbeiders te beperken tot het strikte kader van het kapitalisme, door een betere verdeling van de rijkdom tussen ondernemers en werkers de nadruk te geven. “Nu de industrie zich herstelt, zouden [de arbeiders] in de winsten moeten delen” verklaarde zelfs Biden, de eerste Amerikaanse president die zich op een stakingspost bevond.
Maar door de strijd aan te gaan tegen de gevolgen van de economische crisis, tegen de door de staten opgezette aanvallen, tegen de offers opgelegd door de ontwikkeling van de oorlogseconomie, komt het proletariaat in opstand, niet als burgers die ‘rechten’ en ‘rechtvaardigheid’ eisen, maar als uitgebuiten tegen hun uitbuiters en, uiteindelijk, als klasse tegen het klassesysteem zelf. Daarom draagt de internationale dynamiek van de strijd van de arbeidersklasse de kiem in zich van een fundamentele uitdaging aan het hele kapitalisme.
In Griekenland legden demonstranten tijdens de actiedag op 21 september tegen de hervorming van de arbeidsvoorwaarden een verband tussen deze aanval en de ‘natuurrampen’ die het land deze zomer hebben geteisterd. Aan de ene kant vernietigt het kapitalisme de planeet, vervuilt het, verergert het voortdurend de klimaatopwarming, ontbost het, betonneert het, droogt het land uit en veroorzaakt het overstromingen en branden. Aan de andere kant schrapt het de banen die vroeger de natuur onderhielden en mensen beschermden en bouwt het liever oorlogsvliegtuigen dan brandblusvliegtuigen.
De arbeidersklasse vecht niet alleen tegen de aantasting van hun leef- en werkomstandigheden, maar is ook bezig met een veel bredere overdenking op dit systeem en zijn toekomst. Een paar maanden geleden zagen we tijdens demonstraties in Frankrijk protestborden verschijnen tegen de oorlog in Oekraïne, met een weigering de broekriem aan te halen in naam van deze oorlogseconomie: “Geen geld voor oorlog, geen geld voor wapens, geld voor lonen, geld voor pensioenen”.
De economische crisis, de ecologische crisis en de barbaarsheid van de oorlog, allemaal zijn het symptomen van de dodelijke dynamiek van het wereldwijde kapitalisme. De stortvloed van bommen en kogels op de mensen in Israël en Gaza op het moment dat we deze regels schrijven, terwijl de bloedbaden in Oekraïne doorgaan, is een zoveelste illustratie van de neerwaartse spiraal waarin het kapitalisme de maatschappij meesleurt en het leven van de hele mensheid bedreigt!
Het groeiende aantal stakingen laat zien dat twee werelden botsen: de burgerlijke wereld van competitie en barbaarsheid en de wereld van solidariteit en hoop van de arbeidersklasse. Dit is de diepe betekenis van onze huidige en toekomstige strijd: de belofte van een andere toekomst, zonder uitbuiting of maatschappelijke klassen, zonder oorlog of grenzen, zonder vernietiging van de planeet of het streven naar winst.
Internationale Kommunistische Stroming
8 oktober 2023
In België vinden op 9 juni verkiezingen plaats voor het Europese, federale en de drie gewestelijke parlementen. Van uiterst links tot uiterst rechts probeert de bourgeoisie eendrachtig de bevolking, en vooral de nieuwe jonge kiezers en de arbeidersklasse, warm te maken om deel te nemen aan dit verkiezingscircus, via grootschalige kiestesten, peilingen, bevragingen via sociale media, infosessies in scholen, enz. Hét feest bij uitstek van de burgerlijke ‘democratie’, waar de arbeidende bevolking zogenaamd via een “juiste keuze” ‘haar’ politiek zou kunnen opleggen aan de burgerlijke staat, weliswaar binnen de grenzen van ‘zijn’ kapitalistische marktwetten, ‘zijn’ oorlogsinspanningen, ‘zijn’ economische crisis, ‘zijn’ klimaatcrisis, ‘zijn’ vluchtelingen crisis en zo kunnen we het lijstje nog aanvullen.
Laat er geen twijfel over bestaan, wat ook de samenstelling mag worden van de komende regeringen, voor haar is de uitslag al lang bekend, hiervoor zijn geen verkiezingen nodig, want er is voor haar geen andere weg! Onder druk van een turbulente wereldsituatie zullen in de komende periode heel wat belangrijke beslissingen genomen worden om de nationale belangen van de bourgeoisie te verdedigen. Dit is de grote kopzorg van de bourgeoisie, want een regering zal het vermogen moeten hebben om snel ingrijpende maatregelen te nemen. Al doet de Belgische economie het, met een groei van 1,5%, ogenschijnlijk beter dan het Europese gemiddelde, de werkelijkheid is dat de industriële productie in België gezakt is naar het laagste peil sinds de pandemie en was in februari dit jaar bijna 7 procent minder dan een jaar eerder. België staat onder grote druk wegens een veel te hoog begrotingstekort (4.4%) en de EU heeft haar lidstaten begrotingsregels opgelegd die stellen dat dit tekort in 2031 teruggebracht moet zijn tot 1,5 procent van het BBP. Daardoor zou België in de komende zeven jaar minstens 27 miljard, oftewel 4 miljard per jaar moeten bezuinigen. Maar ook de schuldgraad van 105% van het BBP moet beneden de 100% teruggebracht worden. Kredietbeoordeelaars dreigen België ’s rating te verlagen wat tot nog meer rente zou leiden. Daarenboven moeten verschillende dossiers, die de bestaande federale regering voor zich uitgeschoven of beantwoord heeft met halfslachtige maatregelen, zoals die m.b.t. de stikstofuitstoot, de verdere hervorming van pensioenen en fiscaliteit, of de inperking van de uitgaven voor werkloosheid of het beheer van de asielcentra en gevangenissen, grondig aangepakt worden.
De instabiliteit van de situatie op wereldvlak die een ware spiraal en wervelwind aan crises veroorzaken, verhogen de druk en maken nieuwe ingrepen noodzakelijk zoals de verhoging van de uitgaven voor defensie tot 2%, vereist door de NAVO. Of de verhoging van de uitgaven om de gevolgen van de klimaatopwarming en de milieuvervuiling op te vangen en de energietransitie door te zetten (met enkele tientallen miljarden). Maar eveneens verhoogt dit nog de druk op de Belgische economie die steeds meer de gevolgen ondervindt van de slecht draaiende Duitse economie, die al een jaar lang in een recessie verkeert, en die dit jaar in België tot nog veel meer ontslagen zal kunnen leiden (bvb bij Audi Vorst of de Chemische industrie).
Het moge duidelijk zijn dat er voor de bourgeoisie maar één programma zinvol is: het verdedigen van de nationale economie in de actuele economische, militaire en ecologische chaos op de wereldmarkt impliceert automatisch een reductie van de budgetten voor sociale uitgaven en van de loonmassa in alle sektoren.
In een eerder nummer van Internationalisme maakten we al gewag van de algemeen groeiende afkeer van de politieke ‘elite’ in België. “Een onderzoek van politicologen van vijf Belgische universiteiten kwam tot de conclusie dat de afkeer van het politieke establishment, een van de wezenlijke kenmerken van het populisme, in de maatschappij toeneemt en dat er zelfs een algemene antipolitieke stemming aan het groeien is onder de kiezers.”(Politieke instabiliteit in België en COVID-19: Arbeiders mogen er de rekening niet voor betalen! [347]) In 2019 bracht één op zes kiezers in Vlaanderen al geen stem uit voor een politieke partij. Een recente studie in Waalse steden, zoals Verviers, bevestigd deze trend voor gans het land. (zie De Standaard Weekblad: Verviers voelt zich vergeten, 20 april 2024)
Het populisme teert op dit ongenoegen en het gebrek aan perspectief. Het zoekt zondebokken en doet zich voor alsof het geen deel zou uitmaken van de burgerlijke politiek en beschermheren van de belangen van het kapitaal. Het Vlaams Belang, dat volgens de peilingen, net als de PVV in Nederland, de grootste partij van Vlaanderen wordt en misschien zelfs van het land, speelt in op die tendens. In zijn programma, hoewel het VB essentieel niet tegen de EU, tegen de NAVO, en tegen de steun aan Oekraïne is, keert het zich in de kern, net als andere populistische partijen, faliekant tegen de vermeende islamisering van de maatschappij en zet het zich af tegen de politieke ‘elite’, wat nog eens haarscherp onderstreept werd door Tom van Grieken in zijn toespraak op zondag 21 januari van dit jaar:“De politieke elite gomt de Vlaamse identiteit weg, vervreemd van haar cultuur, beroofd van haar normen en waarden, bestolen van haar eigenheid”. (Herrezen extreemrechts – Nie wieder! [523]) Daarnaast verzet zich ook de linkse Partij van de Arbeid (PVDA/ PTB) zich tegen de politieke elite, de EU en de NAVO.
Dezelfde peilingen tonen aan dat het politieke landschap in België zich ook steeds meer verkavelt en versnippert. Onder druk van de effecten van de historische ontbinding van het kapitalisme wordt het politiek apparaat alsmaar instabieler, aangetast door de tendens van het ‘ieder voor zich’, verliest de bourgeoisie er almaar meer de controle over. Uitgezonderd de MR (franstalige liberalen) en het CD&V (vlaamse christendemocraten), staan de partijen, die momenteel samen de federale VIVALDI regering vormen, in de peilingen op een behoorlijk verlies. Sommige van hen dreigen te worden gereduceerd tot een splinterpartij.
Het politieke apparaat van België is sowieso al erg complex en versnipperd door het feit dat er geen nationale partijen bestaan, maar dat deze per talengemeenschap opgericht zijn (behalve de PVDA/ PTB). Verder is het ook verdeeld in een federale, gewestelijke en communautaire component. Dit betekent dat de vorming van coherente beslissingskrachtige regeringsploegen die de belangen van het Belgische kapitaal kan verdedigen en in de komende jaren, zowel op federaal als op regionaal vlak, en de nodige maatregelen kan nemen, wellicht een complexe klus wordt.
Verkiezingen bieden geen alternatief voor de crisis van het systeem. Hun doel is net de bevolking, en vooral de arbeidersklasse, van het tegenovergestelde te overtuigen, van hen wijs te maken dat stemmen zinvol is, dat ze op die manier de “juiste keuzes” kunnen maken om “onze welvaart” veilig te stellen. De verkiezingscampagne stelt met aandrang dat er geen beter systeem bestaat dan de democratie, want het zou het enige systeem zijn dat het mogelijk maakt om ‘met het volk en voor het volk’ de problemen op een rationele manier aan te pakken, in een kader dat gevormd wordt door de nationale economie met daarin de rol van de nationale staat, als de behoeder van het ‘algemeen belang’ tegenover de bijzondere belangen van de private ondernemingen. Zo zou de kiezer, bijvoorbeeld door te kiezen voor “de radicale breuk” van de PVDA, een fundamenteel andere politiek kunnen opleggen aan een nieuwe regeringsmeerderheid.
Maar de werkelijkheid is totaal anders, want als de hoeder van de nationale economie verdedigt de staat ten volle de belangen van het kapitaal en de heerschappij van de bourgeoisie. Vanuit dit opzicht is er geen andere politiek mogelijk dan het reduceren van de staatsschuld, het herstellen van de budgettaire evenwichten, het investeren in moderne legeruitrusting en wapenproductie, hetgeen automatisch moet leiden tot de reductie van de sociale uitgaven en de reductie van de loonmassa. Daarbij vormen de verkiezingen niets anders dan een mechanisme om deze klassenheerschappij te camoufleren en te vergoelijken. De verkiezingen zijn één grote misleidingscampagne, vooral gericht tegen de arbeidersklasse, om deze ertoe te brengen om de strijd voor haar klassebelangen op te geven ten gunste van de algemene belangen van haar klassevijand. In deze context is een van de grove leugens in de verkiezingscampagne de zogenaamde tegenstelling tussen de ‘redelijke’ partijen die de democratische waarden “verdedigen”, en de ‘onredelijke’ (zoals VB en PVDA/PTB) die deze waarden “in gevaar brengen”. Beide bieden geen enkel perspectief, want ze zijn gebonden aan de irrationele logica van het in stand houden van een overjaars kapitalisme.
Tegenover de ideologische aanvallen van de bourgeoisie, waarvan de verkiezingscampagne een van de belangrijkste is, moet de arbeidersklasse haar onafhankelijkheid bewaren. Als de enige kracht in de maatschappij die een oplossing kan bieden voor de toenemende ellende, chaos en vernietiging in de wereld, moet ze een helder en diepgaand bewustzijn ontwikkelen van de weg die ze in haar strijd moet afleggen. Die strijd loopt niet langs de burgerlijke parlementaire weg, maar zal noodzakelijkerwijs de grenzen van dit achterhaalde kapitalistische systeem moeten overstijgen, een systeem dat zijn vervaldatum heeft bereikt met oorlogen die enkel nog genocide en ruïnes oogsten, onmacht om de klimaatcrisis aan te pakken, een economische crisis die bedrijven sluit, goederen vernietigd, massa’s vluchtelingen, armoede, hongersnood en uitzichtloosheid creëert omdat er OVERPRODUCTIE is! Terwijl er genoeg goederen worden voortgebracht om 1.5 keer de wereldbevolking te voeden.
“Het is voldoende de handelscrisissen te noemen, die met hun periodieke terugkeer telkens dreigender het bestaan van de gehele burgerlijke maatschappij in gevaar brengen. In de handelscrisissen wordt een groot gedeelte niet alleen van de voortgebrachte producten, maar van de reeds geschapen productiekrachten geregeld vernietigd. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken — de epidemie van de overproductie. De maatschappij vindt zich plotseling teruggezet in een toestand van ogenblikkelijke barbaarsheid; een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar alle levensmiddelen te hebben afgesneden: de industrie, de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit. De productiekrachten, die haar ter beschikking staan, dienen niet meer tot bevordering van de burgerlijke eigendomsverhoudingen; integendeel, zij zijn te geweldig geworden voor deze verhoudingen, zij worden belemmerd en zodra zij deze belemmering overwinnen, brengen zij de gehele burgerlijke maatschappij in wanorde, brengen zij het bestaan van het burgerlijk eigendom in gevaar. De burgerlijke verhoudingen zijn te eng geworden, om de door hen voortgebrachte rijkdom te omvatten.”(Marx&Engels, Communistisch Manifest, cm.pdf (marxists.org) [486].
ADK/LAC - 23.04.2024
De bloedige aanslag op het stadhuis van Moskou op 22 maart, het kille cynisme van Poetin in Oekraïne, het misdadige extremisme van de massaslachting en uithongering van burgers door de regering-Netanyahu... dit alles bevestigt dat het kapitalistische systeem bankroet is, dat de burgerlijke samenleving wel degelijk wordt meegezogen in een wervelwind van vernietiging en wijdverspreide chaos. En dit proces kan alleen maar versnellen, zoals de angstaanjagende desintegratie van het Midden-Oosten, waar het risico van een catastrofale directe confrontatie tussen twee regionale machten, Israël en Iran, immens is.
De IKS heeft al herhaaldelijk gewezen op de historische dynamiek van chaos die heerst over de kapitalistische samenleving sinds de verdwijning van de blokken en de onvermijdelijke verzwakking van het Amerikaanse leiderschap op de planeet. Discipline tussen "bondgenoten" neigt nu te verdwijnen en de smerige imperialistische belangen van de grote en kleine mogendheden laaien op. Zelfs een Amerikaanse bondgenoot als Israël, dat volledig afhankelijk is van Amerikaanse bescherming, doet wat het wil, voert zijn provocaties op, zoals de aanval op de Iraanse vertegenwoordiging in Damascus, en ontketent chaos in de regio die Washington zo goed mogelijk probeert in te dammen. Iran heeft sinds het begin van de oorlog in Gaza olie op het vuur gegooid (via Hamas, Hezbollah en de Houthi's) en heeft onlangs een stap verder gezet in de confrontatie door een grootscheepse luchtaanval rechtstreeks op Israël te lanceren. Ondanks wanhopige pogingen van de Verenigde Staten om de brand te bedwingen, bevestigen de ontwikkelingen in het Midden-Oosten de voortdurende achteruitgang van hun macht over de wereld en dreigen ze de regio mee te sleuren in een algemene vuurzee.
De bourgeoisie kan niets doen aan de dodelijke dynamiek van haar systeem. De chronische economische crisis, de milieurampen en de oorlogen weerspiegelen het lelijke gezicht van de ontbinding van het kapitalisme, het wegrotten van een samenleving die voortkomt uit een verouderde productiewijze, gevormd door de uitbuiting van arbeidskracht, concurrentie tussen allen tegen allen en oorlog, en die nu niets anders te bieden heeft dan terreur, lijden en dood. Steeds meer regio's in de wereld worden onleefbaar voor hun bevolking, zoals Haïti in de greep van chaos, overgeleverd aan criminele bendes, of zoals veel staten in Afrika en Latijns-Amerika, blootgesteld aan wijdverspreide corruptie, krijgsheren, maffia's en drugshandelaren.
Het epicentrum van deze helse spiraal ligt in het hart van het kapitalisme, in de eerste plaats in 's werelds grootste mogendheid, de Verenigde Staten. Nadat de Verenigde Staten de chaos in de afgelopen decennia hebben vergroot door te proberen hun rol als wereldpolitieagent op te leggen (met name in Irak en Afghanistan), zetten ze nu alle beschikbare middelen in om hun onomkeerbare achteruitgang tegen te gaan en aarzelen ze niet om hun voormalige ‘bondgenoten’, nu rivalen, meedogenloos onder de voet te lopen.
De uitvoering van dit beleid verergert ook de spanningen binnen de Amerikaanse bourgeoisie zelf, zoals blijkt uit de botsingen die nu al de verkiezingscampagne voor de presidentsverkiezingen van komende november kenmerken. Deze spanningen wakkeren de destabilisatie van het Amerikaanse politieke systeem aan, dat steeds meer gefragmenteerd en gepolariseerd raakt, niet alleen door de verdeeldheid tussen Republikeinen en Democraten, maar ook en vooral door de groeiende onenigheid binnen elk van de twee rivaliserende kampen. Voorlopig is de populist Trump de favoriet, ondanks alle pogingen om hem buiten spel te zetten. In feite blijft de vloedgolf van populisme diep geworteld in de Amerikaanse politiek, zoals het ook duidelijk zichtbaar is in verschillende Europese landen..
Een dergelijke situatie dompelt niet alleen de Amerikaanse bourgeoisie, maar ook de kanselarijen in de wereld onder in onzekerheid, omdat ze niet van tevoren kunnen bepalen wat het standpunt van Washington zal zijn over de brandende kwesties die de geopolitiek van de wereld beïnvloeden. Deze botsingen tussen fracties binnen de Amerikaanse bourgeoisie - van de opruiende uitspraken van Trump tot de politieke impasse in het Congres over militaire steun aan Oekraïne – zijn een belangrijke versneller van imperialistische destabilisatie.
De interne puinhoop ondermijnt de geloofwaardigheid en het gezag van de Verenigde Staten zelf, die steeds meer ondermijnd worden door een chaotische internationale situatie. Deze instabiliteit moedigt de grote rivalen en de secundaire regionale machten verder aan;… het versterkt de irrationele pretenties van Poetin en bekrachtigt Zelinsky in hun dodelijke logica;.. het stimuleert de oorlogskoorts van Netanyahu, van Iran en aanverwante terroristische groepen. En terwijl China een onmiddellijke reactie op de provocaties en druk van Washington vermijdt, voert het de druk op Taiwan en de Filipijnen op en is het meer openlijk aan het kijken naar de mogelijkheid om op de langere termijn zijn status als uitdager van Uncle Sam te versterken.
De toenemende agressiviteit van de imperialistische haaien, groot en klein, die de botsingen tussen burgerlijke klieken in de Verenigde Staten proberen uit te buiten, betekent geenszins dat deze gespaard zouden blijven van interne spanningen: Poetin zit gevangen tussen de slachtingen in de Donbass en de ‘oorlog tegen het terrorisme’ van de Islamitische Staat, wiens commando's infiltreren vanuit de voormalige Sovjetrepublieken in Centraal-Azië, een dreiging die de heersende clan en zijn geheime diensten niet hebben kunnen neutraliseren ondanks waarschuwingen van verschillende buitenlandse geheime diensten. In China wordt Xi geconfronteerd met economische stagnatie, met destabilisatie van de ‘Zijderoutes’ door de heersende chaos en interne spanningen binnen het CCP-apparaat. Israëls vlucht vooruit is het resultaat van felle confrontaties tussen de extremistische nationalistische klieken aan de macht en andere facties van de bourgeoisie, evenals de strijd om het politieke voortbestaan van Netanyahu, die gerechtelijk wordt vervolgd.
De huidige instabiliteit van het Amerikaanse beleid baart ook de Europese kanselarijen zorgen en accentueert de verdeeldheid binnen de EU zelf over het te voeren beleid ten aanzien de door NAVO en de Verenigde Staten uitgeoefende druk. Het gevolg is dat de ruzies binnen het "Frans-Duitse koppel", dat al tot een "gedwongen huwelijk" was gedwongen, steeds groter worden.
Tegenover het wegzinken van de maatschappij in barbarij heeft het proletariaat niets te verwachten van de komende presidentsverkiezingen in Amerika, zoals van alle andere die nog komen gaan. Wat de uitslag van de verkiezingen in november in de Verenigde Staten ook zal zijn, ze zullen op geen enkele manier de trend naar chaos, oorlog en versplintering van de wereld keren en de arbeidersklasse zal meer dan ooit lijden onder de gevolgen van de kapitalistische uitbuiting. Verkiezingen zijn alleen belangrijk om de arbeidersklasse de illusie te geven dat ze de loop der gebeurtenissen kan beïnvloeden door de ‘juiste keuze’ te maken, terwijl het verkiezingscircus alleen maar de verscheuring van de burgerlijke klieken uitdrukt die steeds brutaler om de macht strijden. In tegenstelling tot de leugens die verspreid worden door de democraten, en in het bijzonder door ultralinkse groeperingn, die een ‘progressief’ kamp of het kamp ‘van het minste kwaad’van Biden plaatsen tegenover het ‘absolute kwaad’ van Trump, zal het proletariaat het ‘democratische’ discours moeten weerleggen, de stembusvalstrik moeten weigeren en zijn autonome klassenstrijd moeten voeren.
Wat de bourgeoisfracties betreft, zij vechten alleen maar over de meest effectieve en goedkoopste strategie om de Amerikaanse suprematie te bestendigen waarvan ze het eens zijn dat ze die met alle middelen willen handhaven, ongeacht de gevolgen voor de mensheid en de planeet. Iran militair aanvallen of verzwakken door een economische blokkade? De druk op Rusland zo hoog opvoeren dat het implodeert, of de stellingenoorlog 'bevriezen'? De Europese ‘bondgenoten’ chanteren omtrent veiligheid? .... Wat de antwoorden ook zijn, ze zullen zich altijd inschrijven in een logica van oorlog en de financiering ervan zal steeds meer nieuwe ‘offers’ vereisen van de arbeiders. Kortom, welke factie de verkiezingen ook wint, het resultaat zal meer destabilisatie, nieuwe slachtpartijen en een politiek van de ‘verschroeide aarde’ zijn.
Tegenover deze onuitsprekelijke barbaarsheid, geconfronteerd met de belofte van wijdverspreide chaos, vertegenwoordigt het proletariaat het enige mogelijke alternatief om de mensheid te redden van een vernietiging die geprogrammeerd is door de moorddadige logica van een volledig achterhaald kapitalistisch systeem.
De arbeidersklasse heeft haar strijd hervat en haar revolutionair potentieel blijft intact om op termijn haar perspectief en haar kommunistische project te bevestigen.
Het is voor deze strijd dat we als klasse moeten vechten en vanaf nu elke geplande logica van oorlog en economische ‘opoffering’ moeten verwerpen. De burgerlijke retoriek die oorlog voorstelt als een ‘noodzaak’ in naam van het bewaren van de vrede is een walgelijke leugen! De echte schuldige is het kapitalistische systeem!
EKA / 18.04.24
De staat laat een lawine aan bezuinigingen en aanvallen op de arbeiders, werklozen, sociale minima, gepensioneerden, enz. neerkomen. De massale ontslagen nemen hand over hand toe. Zowel in de publieke als in de private sector is er een gebrek aan middelen. De openbare diensten falen volledig. Tekorten aan medicijnen en zelfs voedsel zijn aan de orde van de dag. Miljoenen gezinnen, zelfs diegenen die nog het ‘geluk’ hebben van een vaste baan slagen er niet in om rond te komen. De prijzen voor voedsel, verwarming, huisvesting en benzine rijzen de pan uit, net als de gas- en elektriciteitsrekeningen. De rijen voor de de voedselbanken worden dramatisch langer. De armsten moeten zelfs maaltijden overslaan... Welk beeld is angstaanjagender en uitdrukkelijker dan dat van kinderen die doodvriezen in de straten van de grote hoofdsteden van Europa, in het hart van de machtigste economieën ter wereld? In vier jaar tijd hebben dramatische gebeurtenissen elkaar in hoog tempo opgevolgd: Covid, de oorlog in Oekraïne, het bloedbad in Gaza, klimaatrampen... Deze wervelwind van catastrofes heeft de crisis alleen maar verergerd en de wereldwijde chaos nog verder aangewakkerd. (1) De toekomst die het kapitalisme voor ons in petto heeft, kan niet duidelijker zijn: de ontwikkeling van de economische crisis versnelt de bedreigingen voor de mensheid aanzienlijk, wat tot haar ondergang zou kunnen leiden. Maar de crisis is ook de smeltkroes van de strijd van de arbeidersklasse!
Geconfronteerd met zulke uitdagingen en de onverbiddelijke en angstaanjagende ineenstorting van de burgerlijke maatschappij, legt de arbeidersklasse zich niet echter zonder slag of stoot neer bij de aanvaarding van ellende. Ondanks de oorlogen en de oorlogszucht strijdt de arbeidersklasse nu al bijna twee jaar overal op grote schaal. In vele landen wordt de strijd vaak omschreven als ‘historisch’ wat betreft het aantal betrokken stakers en demonstranten, maar ook wat betreft de vastberadenheid van arbeiders om te vechten voor hun waardigheid en levensomstandigheden. Het is een echte breuk met decennia van gelatenheid. (2)
Sinds de zomer van 2022 is het proletariaat in Groot-Brittannië in verzet gekomen tegen de crisis. Maanden achtereen gingen arbeiders in staking en demonstreerden op straat om betere lonen en waardigere werkomstandigheden te eisen, iets wat we drie decennia lang niet meer gezien hadden! Begin 2023, terwijl stakingen zich over de hele wereld uitbreidden, verzamelde het proletariaat in Frankrijk zich massaal tegen de pensioenhervorming. Miljoenen enthousiaste mensen, van alle sectoren en generaties, gingen de straat op, vastbesloten om samen te vechten. In de herfst begonnen arbeiders in de Verenigde Staten aan een van de meest massale stakingen in de geschiedenis van dat land, met name in de automobielsector, gevolgd door een beweging in de publieke sector in Quebec, die ook als historisch wordt omschreven.
Recentelijk staakten ook de arbeiders in de Tesla-fabrieken in Zweden, een land dat wordt voorgesteld als een ‘sociaal model’, gevolgd door solidariteitsacties van werkers bij de post die alle post blokkeerden naar de werkplaatsen van het bedrijf dat wordt geleid door miljardairclown Elon Musk. Havenarbeiders blokkeerden op hun beurt vier havens en elektriciens weigerden onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan oplaadpunten voor elektrische voertuigen.
In Noord-Ierland werd in januari ook gestaakt door honderdduizenden werkers, vooral in de publieke sector, tijdens de grootste staking in de geschiedenis van de regio. Ze eisten betaling van hun loon.
Zelfs nu, terwijl de oorlog nog steeds woedt in Oekraïne en Gaza, nemen het aantal stakingen en demonstraties van arbeiders over de hele wereld toe, vooral in Europa.
In Duitsland, de grootste economie van Europa, begonnen spoorwegarbeiders eind januari een massale staking van een week die zijn weerga niet kende. Het was de laatste in een lange reeks stakingen tegen langere werktijden en voor hogere lonen. In de komende maanden zouden de spoorwegen getroffen kunnen worden door stakingen van onbepaalde duur (wat evenwel niet is gebeurd). In het land van de ‘sociale dialoog’ zijn er al maanden stakingen in talrijke sectoren: in de staalindustrie, de ambtenarij, de transportsector, de gezondheidszorg, de vuilnisophaaldienst, enz. Op 30 januari vond in Hannover een nationale bijeenkomst plaats van 5.000 artsen. Op 1 februari werden elf luchthavens van het land getroffen door een staking van het beveiligingspersoneel, terwijl 90.000 bus-, tram- en metrobestuurders het werk neerlegden. Half februari staakten eveneens 10.000 werkers in de distributiesector. Het grondpersoneel van Lufthansa werd op 20 februari tot staking opgeroepen...
De omvang, massaliteit en duur van deze stakingsbeweging is ook ongekend in een land dat bekend staat om de enorme administratieve hindernissen die het opwerpt voor elke sociale beweging en het ijzeren korset van vakbonden dat de bourgeoisie lange tijd in staat heeft gesteld om bezuinigingsplannen en ‘hervormingen’ op te stapelen zonder dat de arbeidersklasse echt reageerde. Ondanks de moeilijkheden om uit het corporatistische keurslijf te breken en ‘allen tezamen’ te strijden, zijn de gevechten in Duitsland van immens belang en van een sterke symbolische betekenis. Ze vinden plaats in het hart van een belangrijk industrieel centrum, in het land dat het epicentrum was van de revolutionaire golf van de jaren 1920 en de tragische hoofdrolspeler van een lange periode van contrarevolutie. De huidige beweging maakt duidelijk deel uit van de internationale heropleving van de klassenstrijd.
Maar de strijdbaarheid van de arbeiders beperkt zich niet tot Duitsland. In Finland, een land met weinig traditie op het gebied van strijd, duurde een ‘historische staking’ begin februari 48 uur. Nog recenter, tussen 18 en 21 februari, legden havenarbeiders vier dagen lang de havenactiviteiten lam in dit land. Het bracht tot 300.000 stakers op de been tegen de hervorming van de arbeidswetgeving. In Turkije mobiliseerden tienduizenden metaalarbeiders zich maandenlang om een loonsverhoging te eisen terwijl de prijzen de pan uitrezen. In België staakte de non-profitsector op 31 januari en demonstreerde op dezelfde dag in Brussel. In Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Griekenland… wordt er steeds meer gestaakt in talrijke. De bourgeoisie handhaaft een oorverdovende stilte ten aanzien van de berichtgeving van deze stakingen, omdat ze zich terdege bewust is van de groeiende ontevredenheid onder de arbeiders en het gevaar dat uitgaat van dergelijke mobilisaties.
Maar de doorbraak waarvan we getuige zijn heeft niet alleen te maken met het massale en gelijktijdige karakter van de gevechten. Het proletariaat begint zichzelf opnieuw, zij het bij benadering en op een nog aarzelende wijze, te herkennen als een maatschappelijke kracht en herontdekt zijn identiteit. Ondanks alle illusies en verwarringen zagen we overal, op borden en in discussies, dat ‘we arbeiders zijn!’, dat ‘we allemaal in hetzelfde schuitje zitten!’ .... Dit waren zeker geen loze woorden! Want achter deze woorden gaat een echte solidariteit schuil: allereerst, solidariteit tussen generaties, zoals we heel duidelijk zagen in Frankrijk toen gepensioneerden massaal de straat op gingen om ‘de jongeren’ te steunen; en vervolgens tussen sectoren, zoals in de Verenigde Staten met de toeterende concerten voor stakende fabrieken of in Scandinavië ter verdediging van de Tesla-arbeiders.
Er waren zelfs embryonale uitingen van internationale solidariteit. De Mobilier National in Frankrijk staakte uit solidariteit met de strijd van de culturele werkers in Groot-Brittannië. Raffinaderijen in België staakten ter ondersteuning van de strijd in Frankrijk, terwijl overal ter wereld kleine demonstraties plaatsvonden om de wrede onderdrukking door de Franse staat aan de kaak te stellen. In Italië, terwijl veel sectoren al maandenlang protesteren, staakten op 24 januari bus-, tram- en metrobestuurders: in het kielzog van de beweging tegen de pensioenhervorming in Frankrijk zeiden arbeiders dat ze betogingen wilden houden ‘zoals in Frankrijk’, wat aantoont de arbeiders over de grenzen heen verbanden beginnen te leggen en lering willen trekken uit eerdere bewegingen.
Het proletariaat begint zich ook zijn ervaring met strijd opnieuw eigen te maken. In Groot-Brittannië verwees de zogenaamde ‘zomer van woede’ expliciet naar de grote stakingen van de ‘winter van onvrede’ in 1978-1979. In de Franse demonstraties waren op de plakkaten verwijzingen naar Mei ‘68 en de strijd tegen de CPE [de startbanen voor jongeren] in 2006 te zien en tegelijkertijd een begin van een overdenking op deze bewegingen. En dat alles terwijl de staat beperkingen oplegt en veel ophef blijft maken om de oorlog te rechtvaardigen.
Natuurlijk zijn we nog ver verwijderd van een massale en diepgaande terugkeer van het klassenbewustzijn. Natuurlijk zitten al deze uitingen van solidariteit en overdenking vol verwarringen en illusies, waardoor deze gemakkelijk op een dwaalspoor gebracht worden door de inkaderingsstructuren van de bourgeoisie, de vakbonden en de linkse partijen. Maar beseffen de revolutionairen, die dit alles vanaf het balkon gadeslaan, hun neus ophalend (3), welke verschuiving er plaatsvindt in vergelijking met voorgaande decennia, decennia van stilte, berusting, afwijzing van het idee zelf van de arbeidersklasse en vergetelheid van haar ervaringen?
Hoewel deze strijd duidelijk aantoont dat de arbeidersklasse niet verslagen is en de enige maatschappelijke kracht blijft die in staat is om de bourgeoisie het hoofd te bieden, is haar strijd nog lang niet gestreden. Ze gaat nog steeds gebukt onder reusachtige zwakheden en illusies, die op onbarmhartige wijze worden geïllustreerd door de huidige bewegingen. Tot nu toe zijn de vakbonden erin geslaagd om de strijd als geheel in te kaderen, ze binnen een sterk corporatistisch kader te houden, zoals we momenteel kunnen zien in Frankrijk en Duitsland, terwijl ze, waar nodig, de voorkeur geven aan een schijn van eenheid en radicalisme, zoals met het ‘Gemeenschappelijk Front’ van de Canadese vakbonden of de beweging in Finland.
Tijdens de beweging tegen de pensioenhervorming in Frankrijk begonnen vele arbeiders, op hun hoede voor de eindeloze dagen van mobilisatie door de vakbonden, zich af te vragen hoe ze moesten vechten, hoe ze zich moesten verenigen, hoe ze de regering moesten doen wijken... maar nergens slaagde de klasse erin om de vakbonden de leiding van de strijd te betwisten door middel van zelfstandige algemene vergaderingen, net zoals ze niet in staat was om te breken met de corporatistische logica die door de vakbonden werd opgelegd.
De bourgeoisie zet ook haar hele ideologische arsenaal in om het bewustzijn te ondermijnen dat begint te rijpen in de hoofden van de arbeiders. Terwijl ze zwijgt over de massale stakingen van de arbeidersklasse, heeft ze natuurlijk een oorverdovend lawaai gemaakt over de boerenbeweging. In Duitsland, Nederland, Frankrijk, België, Polen, Spanje... heeft de bourgeoisie opnieuw op haar linkse partijen kunnen rekenen om de deugden op te hemelen van strijdmethoden die de antithese zijn van die van het proletariaat en om uit te leggen dat “de arbeidersbeweging moet profiteren van de bres”. (4) Terwijl het proletariaat schuchter zijn klassenidentiteit begint te herontdekken, buit de bourgeoisie de boerenstrijd ideologisch uit met een mediaoffensief om het denkproces dat gaande is te saboteren en de aandacht af te leiden van de vele arbeidersstakingen.
Ze bespaart zich ook geen moeite om de arbeidersklasse aan de kar van de burgerlijke democratie te binden. Terwijl de verrotting van haar systeem politieke afwijkingen voortbrengt zoals Trump in de Verenigde Staten, Milei in Argentinië, het Rassemblement National in Frankrijk, Alternative für Deutschland, Fratelli d'Italia enzovoort, probeert de bourgeoisie zowel in Europa als in Amerika, althans haar fracties die het minst verrot zijn door de ontbinding van de maatschappij, om de invloed van uiterst-rechtse partijen te beperken en haar successen in allerijl te gebruiken tegen de arbeidersklasse. Met name in Duitsland gingen, na oproepen van zowel linkse als rechtse partijen, in verschillende steden, meer dan een miljoen mensen de straat op om te protesteren tegen uiterst-rechts. Opnieuw is het doel om democratische illusies in stand te houden en te voorkomen dat het proletariaat zijn historische strijd verdedigt tegen de burgerlijke staat verdedigt.
Eén ding is echter zeker: in de hitte van de huidige en toekomstige strijd zal de arbeidersklasse geleidelijk aan de politieke wapens vinden om zich te verdedigen tegen de valstrikken van de bourgeoisie en uiteindelijk haar weg zal vinden naar de kommunistische revolutie.
EG, 20 februari 2024
1 International revolution or the destruction of humanity: the crucial responsibility of revolutionary organisations [524], International Review nr. 170 (2023).
2 After the rupture in the class struggle, the necessity for politicisation [525], International Review nr. 171 (2023).
De wervelwind van ernstige schokken in de wereldeconomie van de afgelopen twee jaar, eerst als gevolg van de coronapandemie en de verwoestende milieuvernietiging en nu in toenemende mate als gevolg van de oorlogen, heeft ook de Duitse economie onder zware druk gezet. Terwijl deze er tijdens de coronapandemie in geslaagd was om de economie tijdelijk overeind te houden, voornamelijk dankzij gigantische reddingspakketten, hebben de oorlog in Oekraïne en het daarmee gepaard gaande wereldwijde offensief van de VS op economisch vlak tot enorme kenteringen geleid.
De sancties tegen Rusland als gevolg van de oorlog hebben het Duitse kapitaal gedwongen om drastisch te snijden in zijn energievoorziening en hebben tegelijkertijd de meest massale en langdurige prijsstijgingen veroorzaakt, vooral in de energie- en voedingssector. Er is een gigantisch programma voor de vernieuwing en omschakeling van de energievoorziening gelanceerd... en kort nadat het was aangenomen, stuitte het al op hindernissen en verzet tegen de financiering.
De omschakeling naar nieuwe technologieën (warmtepompen), de uitbreiding van oplaadstations voor elektrische voertuigen, enz. is compleet ondenkbaar zonder massale financiële steun van de staat. Na aanvankelijke uitgebreide subsidietoezeggingen zijn deze en andere subsidies nu sterk verlaagd. Als gevolg van de inflatie en de daarmee gepaard gaande stijging van de rente bevinden banken zich in een precaire situatie. Maar vooral de bouwsector heeft al een daling van 30% in orders en sluitingen van bouwwerven gemeld.
Terwijl de defensie-industrie een krachtige impuls heeft gekregen en nieuwe recorden aan orders viert, stort de productie in andere delen van de economie in - met als gevolg dat Duitsland de laagste groei van Europa laat zien en zelfs in een recessie is beland. Tegelijkertijd heeft de inflatie het concurrentievermogen bedreigd, vooral in de sector van de energieprijzen, aangezien de prijs van gas/elektriciteit in Duitsland tot vijf keer hoger ligt dan in de VS.
Daarnaast heeft de coronapandemie de kwetsbaarheid al aan het licht gebracht door de grote afhankelijkheid van leveranciers van medische producten uit China en India. In een poging om Rusland economisch in het nauw te drijven, is de hele energiesector op zijn kop gezet - maar dit heeft alleen maar nieuwe afhankelijkheden gecreëerd met de bijbehorende mogelijkheden voor chantage en de bovengenoemde verzwakking van het concurrentievermogen. De oorlog in het Midden-Oosten, en de uitbreiding van het conflict naar steeds meer gebieden in de hele regio sindsdien, hebben nu nieuwe knelpunten gecreëerd in de bevoorradingsketens als gevolg van de raketaanvallen door de Houthis aan de Rode Zee / Straat van Djibouti (zoals langere en duurdere omwegen via Afrika).
Naast het sanctiepakket tegen Rusland en de poging om Rusland economisch droog te bloeden, hebben de VS ook direct en indirect hun reeks sancties tegen China versterkt, tegen alle bedrijven die in China actief zijn. Tegelijkertijd hebben de VS de Inflation Reduction Act ingevoerd, die bedoeld is om investeringen in de VS te stimuleren. Dit brengt het risico van deïndustrialisatie in Europa met zich mee. Amerikaanse bedrijven die in Europa investeren, worden ook getroffen door Amerikaanse strafmaatregelen (zoals Ford, dat investeringen in Ford Keulen schrapt ten gunste van investeringen in de VS, waardoor 1700 banen verloren gaan). Het Duitse kapitaal weet dat als Trump opnieuw president wordt, niet alleen de toon harder zal worden, maar dat ook het aantal conflicten tussen Duitsland en de VS zal toenemen.
Terwijl de VS China op de knieën wil dwingen, wordt Duitsland tegelijkertijd door China onder druk gezet. Van het wereldwijde Zijderouteproject tot de aankoop van ondernemingen en fabrieken dringt de Chinese concurrentie steeds verder door. Na het eerdere succes van Duitsland om een aanzienlijk deel van de Chinese automarkt te veroveren, waardoor verschillende Duitse autofabrikanten op piekmomenten ongeveer 40% van hun omzet in China genereerden, is China nu ook al enige tijd in het offensief in de e-autosector. Naast Tesla is de Chinese concurrentie de gevaarlijkste voor de Duitse autosector.
Aan de ene kant betekent de dreiging van de VS dat Duitse bedrijven zich terugtrekken uit China, hetzij volledig of op bepaalde gebieden, en dat sommige Duitse autofabrieken worden omgevormd tot (schijnbaar) onafhankelijke eenheden voor China om een lokale aanwezigheid overeind te houden. In het geval van een escalatie van de Westerse economische oorlog tegen China, is Volkswagen China bijvoorbeeld van plan om zich af te splitsen van het Duitse hoofdkantoor - in zijn nadeel. "Als gevolg hiervan zijn de Duitse investeringen in China onlangs sterk toegenomen, waardoor de Duitse investeringsportefeuille daar tot recordhoogte is gestegen. Economen geven toe dat dit gevolg van de westerse economische oorlog paradoxaal is en eigenlijk niet de bedoeling" (https://www.german-foreign-policy.com/news/detail/9429 [528]). In het geval van een escalatie zou de productie ‘in China voor China’ moeten kunnen doorgaan door te ontkoppelen en te profiteren van de lagere Chinese lonen. Een dergelijke productie, autonoom van Duitsland, zal natuurlijk leiden tot een dramatisch verlies van banen in Duitsland zelf. Daarom staan de zwaarste bezuinigingen voor de deur in de auto-industrie, die lange tijd een steunpilaar van de Duitse economie is geweest.
Kortom, de door de VS geïntensiveerde militaire opbouw tegen China en de economische sanctiepakketten zetten het Duitse kapitaal nu al onder extreme druk. En de jarenlange opkomst van China, waarvan ook Duitsland lange tijd heeft geprofiteerd omdat China een belangrijke markt en werkplaats voor de wereld was geworden, slaat nu als een boemerang terug. Hoewel Duitsland er zeker een gemeenschappelijk belang bij heeft om met de VS samen te werken om China te verzwakken, wil het zelf geen schade oplopen. Er zullen daarom meer conflicten ontstaan tussen de VS en Duitsland en tussen Duitsland en China en dus ook binnen de Duitse bourgeoisie over deze kwestie (hier waren de geschilpunten het duidelijkst tussen de SPD en de Groenen).
Door de opening van het Oosten en de geleidelijke integratie van de meeste landen in de EU had Duitsland de meeste voordelen binnengehaald: bv. toegang tot lage lonen. Geen bouwwerf, geen ambachtelijk bedrijf, geen levering van goederen zonder vrachtwagenchauffeurs uit Oost-Europa, geen bejaardentehuis of ziekenhuis, geen landbouwbedrijf zonder arbeiders met lage lonen, vooral uit Oost-Europa. In dit opzicht heeft de ontstane algemene neerwaartse druk op de lonen het concurrentievermogen vergroot en behouden naast de bekende marktuitbreiding in Oost-Europa door de gemeenschappelijke markt. De wereldwijde golf van globalisering, die zich had voorgedaan met de integratie van China en andere delen van de periferie, en die wereldwijd is afgenomen met de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne en de poging om China in bedwang te houden, wordt ook weerspiegeld in Oost-Europa, waar de oorlog in Oekraïne de regio heeft gedestabiliseerd (zie bijvoorbeeld de grensblokkades tussen Polen en Hongarije). De gevolgen van de oorlog, de hernieuwde dominantie van nationale belangen en de sterke aanwezigheid van populistische krachten in heel Europa zorgen voor meer conflictgebieden en onzekerheden in de economie.
Door de meedogenloze intensivering van de concurrentie en de wereldwijde strijd om investeringsprikkels is elke staat gedwongen om schulden te blijven maken en kapitaal aan te trekken door middel van gigantische subsidies. Concurrentie zonder gigantische subsidies, allemaal gefinancierd met belastinggeld, is ondenkbaar. Geen enkel project voor modernisering en/of vernieuwing/herstel van de infrastructuurvoorzieningen zonder financiële injecties van de staat (een voorbeeld hiervan zijn de investeringen in productiefaciliteiten in de halfgeleiderindustrie met miljarden aan staatssteun). Deze keten van subsidies, heropbouwmaatregelen van de staat en reddingspakketten werd al sinds 1989 systematisch in gang gezet na de Duitse hereniging, met als resultaat dat de staatsschuld een astronomisch hoog niveau heeft bereikt. Zolang de rente laag of zelfs nul was, bleef de prijs ‘laag’. Maar met de stijging van de rente, aangewakkerd door de oorlog in Oekraïne, is ook hier een keerpunt bereikt.
De laatste ‘begrotingscrisis’ is slechts het topje van de schuldengekte. Het meest recente parlementair-juridische spektakel heeft de regering gedwongen, of beter gezegd: heeft de regering deze crisis gebruikt, om een reeks ingrijpende prijsverhogingen en bezuinigingen door te voeren die elk gezin duur zullen komen te staan. Voorbij is de fase van het‘relatieve uitstel’ en ‘verzachting’ na corona en het ‘sparen’ en toedekken van de kosten van de oorlog. Een ingrijpende verslechtering is nu op handen.
Ook al heeft Duitsland, vanwege zijn nog voortdurende superioriteit, van alle landen in de EU nog steeds de meeste middelen om staatssubsidies toe te kennen, wordt de marge ook voor het Duitse kapitaal steeds kleiner, waardoor het gedwongen wordt om aanvallen te lanceren.
De eerste gevolgen van de gasprijsstijgingen hadden al geleid tot banenverlies en delokalisaties bij de grote chemische bedrijven. Door de ‘groene’ transformatie dreigt een massaal banenverlies in de auto-industrie, terwijl warenhuizen en winkels in de detailhandel massaal sluiten. Het motto is overal ‘bezuinigen op arbeidskosten’! Door de verdere schaarste aan woningen en de ineenstorting van de investeringen in de bouwsector zullen huurders een nog groter deel van hun inkomen aan huur moeten uitgeven.[1]
Verschillende factoren komen samen:
- het demografische probleem. Zoals in veel geïndustrialiseerde landen krimpt de ‘autochtone’ bevolking (we kunnen hier niet ingaan op de afzonderlijk redenen);
- als gevolg van jaren van genadeloze afbouw van het personeel, verslechterende arbeidsomstandigheden (vooral in de gezondheidszorg, geriatrische zorg, onderwijs, vervoer), zijn veel werkers versleten en lijden aan burn-out;
- tegelijkertijd neemt, net als elders (van China tot de VS), de motivatie af om hard te werken, waardoor velen afhaken (quiet-quitting)[2];
- het opleidingsniveau is op veel gebieden gedaald als gevolg van de ontbinding (zie het Pisa-onderzoek)[3];
- gebrek aan ongeschoold en vooral aan gekwalificeerd personeel (alleen al in de halfgeleiderindustrie is het tekort aan geschoold personeel gestegen van 62.000 naar meer dan 80.000), met andere woorden: de productie wordt afgeremd door een tekort aan arbeidskrachten, terwijl veel arbeiders in andere sectoren hun baan verliezen.
De crisis heeft niet langer slechts één gezicht – massa-ontslagen - maar meerdere gezichten: ontslagen en tekorten aan arbeidskrachten.
Tegelijkertijd wordt het Duitse kapitaal gehinderd door politieke achterstand, xenofobie en populisme, die zelfs de instroom van (gekwalificeerde) arbeidskrachten belemmeren. Tot slot moet de ongelooflijke traagheid van de Duitse bureaucratie worden genoemd. Ze slaagt er niet in om immigratie aanzienlijk te vergemakkelijken. Dit alles beperkt het concurrentievermogen, terwijl er tegelijkertijd een hele campagne tegen illegale immigratie aan de gang is en er strengere uitzettingsmaatregelen werden aangekondigd.
Als gevolg van de opeenstapeling van de kosten van oorlog, de kosten van milieuvernietiging, inflatie, de energiecrisis, de kosten van concurrentie, de kosten van schulden en de prijs van decennia van verwaarlozing - of de opzettelijke ontmanteling en het verval van de infrastructuur - de bezuinigingen op het onderwijssysteem, de gelijktijdige onverbiddelijke stijging van de kosten van huisvesting en het onderhouden van het onstuitbare aantal vluchtelingen, zal het Duitse kapitaal steeds harder moeten optreden.
Het zal ook moeten ontsnappen aan de druk van de VS en China. Welke invloed zal de situatie in de VS hebben op de oorlog in Oekraïne en de financiering ervan in het bijzonder? Wat zullen de gevolgen zijn van de wereldwijde afbrokkeling van de globalisering? Zal Duitsland doorgaan met het sluiten van gezamenlijke overeenkomsten met de EU, vooral met Frankrijk? Tot nu toe hebben zich de tendensen van het ‘ieder voor zich’ ook hier versterkt. We kunnen het over het algemeen stellen dat er al sinds de coronaperiode een overheersende tendens was om alles alleen te doen, met de bijbehorende chaos in de omgang met vaccins en maskers als gevolg. Hoe de Duitse bourgeoisie ook reageert, alles komt neer op het opvoeren van de aanvallen tegen de arbeidersklasse.
De situatie en de dynamiek van de crisis in Duitsland zijn een uitdrukking van een wereldwijde ontwikkeling waarin de hele ellende wordt gedragen door de arbeidersklasse. We mogen dit niet accepteren en moeten onze levensomstandigheden verenigd verdedigen en over de grenzen van de landen heen. We zullen in een ander artikel bespreken wat dit betekent.
TW 19.02.2024
Op 15 oktober 1923 stuurden 46 leden van de Bolsjewistische Partij een geheime brief naar het Politiek Bureau van het Centraal Comité van de Partij waarin ze onder andere de bureaucratische verstikking van het interne leven binnen de Partij aan de kaak stelden. Het ‘Platform van de 46’ markeerde de geboorte van de Linkse Oppositie, met Trotski als boegbeeld.
Trotskistische groeperingen beroepen zich op de Linkse Oppositie, waaruit in 1938 de door hen geclaimde Vierde Internationale ontstond
Over het algemeen hebben ze het echter niet nodig gevonden om deze verjaardag te vieren, en ook zijn ze zeer discreet gebleven over hun vermeende verbondenheid. Het verband dat ze leggen (en altijd hebben gelegd) tussen zichzelf en de revolutionairen van de jaren 1920 komt er echter op neer dat ze de ‘fouten’ van de arbeidersbeweging van die tijd als onveranderlijke politieke principes opvatten, in plaats van de revolutionaire standpunten die dankzij de revolutionaire golf van 1917-1923 konden worden geformuleerd. Het waren bovendien diezelfde dwalingen die als voedingsbodem dienden voor de basisstandpunten van het ‘trotskisme’ dat sinds de Tweede Wereldoorlog heeft gediend als een ‘linkse’ ondersteuning van de politiek van de burgerlijke staat tegen de arbeidersklasse.
De bloedige mislukking van het proletariaat, eerst in Duitsland en daarna in Hongarije in 1919, betekende het einde van de revolutionaire golf, die in oktober 1917 in Rusland was ontstaan. Dit werd gevolgd door een teruggang van de strijd over de hele wereld en het groeiende isolement van de revolutie in Rusland. Deze situatie woog zwaar op de Communistische Internationale (CI) en de Bolsjewistische Partij, die maatregelen begon te nemen die tegen de belangen van de arbeidersklasse ingingen: de onderwerping van de Sovjets aan de Partij, de inlijving van arbeiders in de vakbonden, de ondertekening van het Verdrag van Rapallo[1] en de bloedige onderdrukking van arbeidersstrijd (Kronstadt, Petrograd 1921). De goedkeuring van deze politiek versnelde slechts de nederlaag van de revolutie, waarvan deze maatregelen zelf de uitdrukking waren, en lokte reacties uit van de Linkerzijde in zowel de CI als in de Bolsjewistische Partij. Op het Derde Congres van de CI (1921) veroordeelde de Duits-Nederlandse Linkerzijde, verenigd in de KAPD, de terugkeer van het parlementarisme en het syndicalisme als een breuk met de standpunten van het Eerste Congres van de CI in maart 1919. Op ditzelfde congres reageerde ook de ‘Italiaanse Linkerzijde’ fel tegen de gewetenloze politiek van alliantie met de "centristen" en de uitholling van de kommunistische partijen door de massale intrede van fracties uit de sociaal-democratie.
Maar de eerste oppositie verscheen in Rusland zelf. Al in 1918 waarschuwde het tijdschrift Kommunist, opgericht door Boecharin, Ossinsky en Radek, de partij voor het gevaar van een politiek van staatskapitalisme. Tussen 1919 en 1921 reageerden verschillende groepen ("Democratisch Centralisme", "Arbeidersoppositie") ook op de opkomst van de bureaucratie binnen de partij en de groeiende concentratie van de beslissingsmacht in de handen van een minderheid. Maar de meest consequente reactie op het opportunistische afglijden van de Bolsjewistische Partij was de "Arbeidersgroep" van Miasnikov, die de geleidelijke opoffering van de belangen van de wereldrevolutie aan de belangen van de Russische staat door de partij aan de kaak stelde. Al deze beslist proletarische tendensen wachtten niet op Trotski en de Linkse Oppositie om te strijden voor de verdediging van de revolutie en de Communistische Internationale.
In feite begon de stroming, die bekend staat als de "Linkse Oppositie", pas vorm te krijgen binnen de Bolsjewistische Partij, en meer precies in haar leidende kringen na de politieke ineenstorting van de CI in Duitsland in 1923 en in Bulgarije in 1924. De betekenis van haar strijd kan worden samengevat in haar eigen ordewoord: "Dood aan de koelak, de Nepmen, de bureaucraat". Met andere woorden, het was een kwestie van het aanvallen van zowel de interclassistische politiek van ‘verrijk jezelf op het platteland’ dat Boecharin voorstond, als van de welig tierende bureaucratie van de partij en haar methoden. Internationaal richtte de kritiek van de oppositie zich op de vorming van het Anglo-Russisch Comité en de politiek van de Internationale in de Chinese Revolutie. Maar in feite konden al deze kwesties worden samengevat in één strijd, die van de verdediging van de proletarische revolutie tegen de theorie van ‘socialisme in één land’. Met andere woorden, de strijd ter verdediging van de belangen van het wereldproletariaat tegen het nationalistische politiek van de stalinistische bureaucratie.
De Linkse Oppositie in Rusland werd daarom geboren als een proletarische reactie op de catastrofale gevolgen van de contrarevolutie.
Maar haar late verschijning woog zwaar op haar denken en haar strijd. Ze bleek niet in staat om de werkelijke aard van het stalinistische en bureaucratische verschijnsel te begrijpen, gevangen als de Oppositie was in illusies over het arbeiderskarakter van de Russische staat. Het gevolg was dat ze, terwijl ze de politiek van Stalin bekritiseerde, actief de onderwerping van de arbeidersklasse steunde door de militarisering van de arbeid onder het beschermheerschap van de vakbonden, en zelfs het staatskapitalisme verdedigde door versnelde industrialisatie.
Omdat de Oppositie niet kon breken met de dubbelzinnigheden van de Bolsjewistische Partij over de verdediging van het ‘Sovjetvaderland’, was ze niet in staat om een vastberaden en samenghangende strijd te voeren tegen de ontaarding van de revolutie en bleef ze altijd op een lager niveau dan de proletarische oppositie die na 1918 was ontstaan. Vanaf 1928 werden steeds meer leden van de oppositie onderworpen aan stalinistische repressie. Ze werden opgejaagd en vermoord door de stalinisten. Trotski zelf werd de USSR uitgezet.
In andere secties van de Communistische Internationale ontstonden tendensen die zich verzetten tegen het toenemende contrarevolutionaire karakter van de politiek van de CI. Vanaf 1929 vormde zich rond en op instigatie van Trotski een groepering die de naam ‘Internationale Linkse Oppositie’ (ILO) kreeg. Deze vormde een uitbreiding van de Linkse Oppositie in Rusland en nam haar belangrijkste ideeën over. Maar in veel opzichten was deze oppositie een beginselloze groepering van allen die beweerden een linkse kritiek op het stalinisme te willen leveren. Door zichzelf elke echte politieke opheldering te ontzeggen, en door aan Trotski de rol over te laten om als haar belangrijkste woordvoerder en theoreticus op te treden, bleek ze niet in staat een vastberaden en samrnhangende strijd te voeren om de continuïteit van het kommunistische programma en de kommunistische principes te verdedigen. Erger nog, haar onjuiste opvatting van de ‘gedegenereerde arbeidersstaat’ leidde er uiteindelijk toe dat ze het Russische staatskapitalisme verdedigde. In 1929 verdedigde de Oppositie bijvoorbeeld de interventie van het Russische leger in China na de uitwijzing van Sovjetambtenaren door de regering van Tsjang Kai Tsjek. Bij deze gelegenheid lanceerde Trotski de beruchte leuze: "Onsterfelijke steun voor het socialistische vaderland, nooit voor het stalinisme!". Door de stalinistische (en dus kapitalistische) belangen los te koppelen van de nationale belangen van Rusland, kon deze leuze de arbeidersklasse er alleen maar toe aanzetten het vaderland te verdedigen, wat de weg vrijmaakte voor steun aan het imperialisme van de Sovjet-Unie. Deze opportunistische politiek werd ook belichaamd in de verdediging van de politiek van het verenigd front met de sociaal-democratie en de volksfrontvorming ten gunste van het antifascisme, ter verdediging van democratische ordewoorden en de verdediging van ‘het recht van volkeren op zelfbeschikking’.
Uiteindelijk was elke nieuwe tactiek van Trotski en de ILO slechts een volgende stap in de richting van capitulatie en onderwerping aan de contrarevolutie.
Deze catastrofale dwaling nam ook concrete vormen aan op organisatorisch vlak. In tegenstelling tot de Linkse Fractie van de Kommunistische Partij van Italië was de ILO niet in staat om de rol te begrijpen en te assimileren die moest worden gespeeld door organisaties die trouw bleven aan het kommunistische programma en de kommunistische principes toen de revolutie was verslagen en de kommunistische partijen waren overgelopen naar het kamp van de contrarevolutie. Door zichzelf op te vatten als een eenvoudige ‘loyale oppositie’ van de CI, met als doel deze van binnenuit te corrigeren, was de ILO niet in staat om lering te trekken uit de mislukking van de revolutionaire golf en om de fouten van de Communistische Internationale bij de wortel aan te pakken.
Tot 1933, toen ze definitief uit de ILO werd gezet, leidde de Linkse Fractie van de Kommunistische Partij van Italië de strijd binnen de Internationale Oppositie, zodat deze laatste op het spoor kon komen van het werk van een fractie die haar in staat zou stellen de continuïteit van het kommunistische programma en de kommunistische principes op zich te nemen met het oog op het openen van een nieuwe revolutionaire periode en de vorming van een nieuwe klassenpartij: "In het verleden hebben we de fundamentele notie van de 'fractie' verdedigd tegen het zogenaamde 'oppositie' standpunt. Met de fractie bedoelden we het organisme dat de kaders opbouwt om de continuïteit van de revolutionaire strijd te verzekeren en die voorbestemd zijn om de speerpunt van de proletarische overwinning te worden. Tegenover ons zegevierde het begrip 'oppositie' binnen de Internationale Linkse Oppositie. Deze verklaarde dat het niet nodig was om de noodzaak van de vorming van kaders aan te kondigen: de sleutel tot de gebeurtenissen lag in de handen van het centrisme en niet in de handen van de fractie. Deze divergentie neemt een nieuw karakter aan, maar het is nog steeds hetzelfde contrast, hoewel het op het eerste gezicht lijkt dat het probleem vandaag hierin bestaat: voor of tegen de nieuwe partijen. Kameraad Trotski verwaarloost voor de tweede keer totaal het werk van het vormen van kaders, in de overtuiging dat hij onmiddellijk kan overgaan tot de opbouw van nieuwe partijen en de nieuwe Internationale"[2]. Het onvermogen van Trotski en de oppositie om zich in te zetten voor het fractiewerk bracht hem ertoe de partijvorming op te vatten als een simpele kwestie van tactiek waarbij de wil van een selecte groep de historische omstandigheden kon vervangen. Deze benadering, die meer te maken had met magie dan met materialisme, verdoezelde duidelijk "de voorwaarden van de klassenstrijd omdat deze afhankelijk zijn van de historische ontwikkeling en de krachtsverhouding tussen de bestaande klassen"[3]. Zonder een echt politiek kompas kon de oppositie alleen maar heen en weer geslingerd worden door de grillen van de historische gebeurtenissen. Vandaar de oproep tot de oprichting van de Vierde Internationale (1938) op een moment dat de arbeidersklasse gemobiliseerd werd om de belangen van de verschillende imperialistische machten te verdedigen en de wereld op de rand stond van een tweede wereldslachting.
Dus in plaats van een geloofwaardige bijdrage te leveren aan de voorbereiding van de voorwaarden voor de toekomstige partij, verzwakte het traject van de Linkse Oppositie het revolutionaire milieu aanzienlijk en was het een bron van verwarring en desoriëntatie binnen de werkende massa's in de nacht van de contrarevolutie. De trotskistische beweging onderging het lot van elk opportunistische onderneming. Door tijdens de Tweede Wereldoorlog de verdediging van de USSR en het anti-fascistische kamp op zich te nemen, verraadde ze het proletarisch internationalisme en ging ze met al heel haar hebben en houden over naar het kamp van de bourgeoisie. Haar afstammelingen, de huidige trotskistische organisaties, staan nu aan de kant van de burgerlijke staat[4]. Anderzijds was de Italiaanse Fractie, door haar historische rol te begrijpen, in staat om het kommunistische programma en de organisatorische principes te behouden en te verdedigen. Ze was in staat de toekomst voor te bereiden door eerst de Gauche Communiste de France (1944-1952) en daarna de IKS in staat te stellen deze politieke erfenis over te nemen en de historische continuïteit van de organisatie van revolutionairen op zich te nemen om zo bij te dragen aan de vorming van de toekomstige partij, onmisbaar voor de triomf van de proletarische revolutie.
Vincent, 16 december 2023
[1] Geheime diplomatie van staat tot staat: de toestemming voor Duitse troepen om op Russisch grondgebied te trainen.
[2] Revue Bilan, nr. 1 (november 1933).
[3] Problèmes actuels du mouvement ouvrier international [530], Internationalisme nr. 23 (juni 1947)
[4] Niettemin moet worden opgemerkt dat Trotski tijdens de vroege stadia van de Tweede Wereldoorlog nog steeds de kracht had om al zijn politieke standpunten volledig te herzien, met name over de aard van de USSR. "In zijn laatste pamflet, “De USSR in oorlog”, zei hij dat als het stalinisme zegevierend en versterkt uit de oorlog zou komen, zijn oordeel over de USSR herzien zou moeten worden. Dit is wat Natalia Trotski, gebruikmakend van de gedachtegang van haar metgezel net als andere Trotskisten, met name Munis, ook deed op 9 mei 1951 door te breken met de Vierde Internationale over de aard van de USSR” (Trotsky, le "Révolutionnaire", l'"Internationaliste [531], RévoIution Internationale no. 179, mei 1989)
In de afgelopen decennia is het duidelijk geworden dat de burgerlijke beschaving een ernstige bedreiging vormt voor de natuurlijke gesteldheid die de basis vormt voor het menselijk bestaan op deze planeet. Het is ook steeds duidelijker geworden dat de belangrijkste facties van de heersende klasse verplicht zijn om de ernst van de ecologische crisis te erkennen, en zelfs het verband met de andere belangrijkste uitingen van een maatschappij in verval, vooral de vlucht in militarisme en oorlog[1]. Dit recent verworven ‘begrip’ wordt helemaal niet tenietgedaan door het feit dat andere delen van diezelfde heersende klasse zich terugtrekken in een openlijk irrationeel en suïcidale politiek van ontkenning ten aanzien van het gevaar van klimaatverandering en de vervuiling van lucht, bodem en water. Maar noch erkenning noch ontkenning kan het feit verhullen dat de bourgeoisie niet in staat is om de moloch van ecologische vernietiging af te remmen, laat staan tot stilstand te brengen. We kunnen in het bijzonder wijzen op de overduidelijke en herhaalde mislukking van de spectaculaire COP-klimaatconferenties van de afgelopen jaren.
Deze ontmaskering van de machteloosheid van de heersende klasse heeft geleid tot de behoefte aan een soort ideologische compensatie, met name van de kant van de linkervleugel van de bourgeoisie. Vandaar de opkomst van een soort ‘groen keynesianisme’, de notie van een ‘Groene New Deal’, waarin de staat, door de ergste vervuilers te straffen en te investeren in ‘duurzame’ technologieën, niet alleen zou kunnen voorkomen dat de klimaatverandering uit de hand loopt, maar ook groene banen en groene groei zou kunnen creëren - kortom, een gezond groen kapitalisme.
Maar er zijn ook radicalere stemmen die al snel wijzen op de tekortkomingen van dit soort schone kapitalisme. De belangrijkste onder hen zijn de voorstanders van ‘krimp’. Schrijvers als Jason Hickel[2] kunnen gemakkelijk aantonen dat het kapitalisme voortgestuwd wordt door de voortdurende behoefte om uit te breiden, om waarde te accumuleren, en dat het de natuur moet behandelen als een ‘geschenk’ dat maximaal uitgebuit moet worden terwijl het elke laatste uithoek van de planeet probeert te onderwerpen aan de wetten van de markt. Hickel spreekt daarom over de noodzaak van een overgang naar een postkapitalistische economie[3]. Anderen, zoals John Bellamy Foster, gaan verder en verwijzen explicieter naar Karl Marx’ groeiende interesse in ecologische kwesties in de latere stadia van zijn leven, naar wat zij Marx' ‘ecosocialisme’ noemen[4]. Maar recentelijk hebben de boeken van de Japanse schrijver Kohei Saito, die zeer goed onderlegd is in de latere geschriften van Marx als gevolg van zijn betrokkenheid bij de nieuwe editie van de complete werken van Marx en Engels (het MEGA-project), enorme belangstelling en aanzienlijke verkoopcijfers getrokken, in het bijzonder zijn meest recente werk, getiteld Slow Down: How Degrowth Communism Can Save the Earth (2024). Terwijl Saito’s vorige boeken[5] in een nogal academische stijl waren geschreven, is dit een veel meer populariserende poging, die niet alleen zijn belangrijkste argument presenteert dat Marx zelf een ‘krimp kommunist’ was geworden, maar ook de stappen schetst die zouden kunnen leiden tot het implementatie van ‘krimp kommunisme’ vandaag de dag. En op het eerste gezicht lijkt hij het inderdaad te hebben over het kommunisme zoals dat door de echte, historische kommunistische beweging wordt begrepen - een maatschappij van vrij geassocieerde producenten, waar loonarbeid niet langer bestaat. Het feit dat hij verder wil gaan dan de term ecosocialisme’ (die impliceert dat er vormen van socialisme kunnen zijn en zijn geweest die niet ecologisch waren, die niet minder ecologisch destructief waren dan het kapitalisme) en het nu over kommunisme heeft, is een reactie op een groeiende zoektocht naar oplossingen die naar de wortels van de huidige beschavingscrisis gaan. Maar een nader en kritischer onderzoek van Saito’s redenering laat zien dat het een antwoord is dat alleen maar kan leiden tot meer nepoplossingen.
Zoals we al zeiden, is Saito niet de eerste die erop wijst dat de ‘late Marx’ een sterke belangstelling ontwikkelde voor zowel ecologische kwesties als voor de communautaire sociale vormen die voorafgingen aan het ontstaan van de klassenmaatschappij en die zelfs na de opkomst van het kapitaal hun sporen nalieten. Specifiek voor Saito is het idee dat de studie van deze vragen Marx bracht tot een ‘epistemologische breuk’[6], met wat hij noemt de ‘lineaire, progressieve kijk’ op de geschiedenis, gekenmerkt door ‘productivisme’ en ‘eurocentrisme’, en in de richting van een nieuwe visie op het kommunisme. Kortom, Marx verliet het historisch materialisme ten gunste van een ‘krimpkommunisme’. Maar Marx was nooit een aanhanger van een ‘lineaire, progressieve kijk’ op de geschiedenis. Zijn opvatting was eerder dialectisch: verschillende productiewijzen hebben perioden van opgang doorgemaakt, waarin hun smaatschappelijke verhoudingen een werkelijke ontwikkeling van productie en cultuur mogelijk maakten, maar ook perioden van stagnatie, achteruitgang en zelfs regressie, die ofwel konden leiden tot hun verdwijning zonder meer, ofwel tot een periode van maatschappelijke omwenteling die een hogere productiewijze kon inluiden. In het verlengde hiervan kan in dit historische proces weliswaar een algemeen progressieve beweging worden waargenomen, maar alle vooruitgang heeft zijn prijs: vandaar bijvoorbeeld het idee van Marx en Engels dat de vervanging van het primitieve kommunisme door de klassenmaatschappij en de staat zowel een achteruitgang als een vooruitgang was, en dat het kommunisme van de toekomst een soort ‘terugkeer op een hoger niveau’ zou zijn naar de archaïsche maatschappelijke vorm[7].
Met betrekking tot het kapitalisme wees de Marx van het Kommunistisch Manifest op de enorme ontwikkeling van de productiecapaciteit die mogelijk was geworden door de opkomst van de burgerlijke maatschappij. Nogmaals, deze vooruitgang ging ten koste van de meedogenloze uitbuiting van het proletariaat, maar de strijd van het proletariaat tegen deze uitbuiting legde de basis voor een kommunistische revolutie die de nieuwe productiekrachten in dienst van de mensheid kon stellen. En zelfs in dit vroege stadium in het leven van het kapitaal keek Marx ongeduldig uit naar zo'n revolutie, omdat hij de crises van overproductie zag als tekenen dat de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen al te smal waren geworden voor de productiekrachten die ze hadden ontketend. De nederlaag van de revolutiegolf van 1848 bracht hem ertoe deze visie te herzien en te erkennen dat het kapitalisme nog een aanzienlijke ontwikkeling voor de boeg had voordat een proletarische revolutie mogelijk zou worden. Maar dit betekende niet dat elk land en elke regio van de wereld veroordeeld was om precies hetzelfde ontwikkelingsproces door te maken. Toen de Russische populiste Vera Zasulich hem in 1881 schreef om zijn mening te vragen over de mogelijkheid dat de Russische mir of landbouwkommune een rol zou kunnen spelen in de overgang naar het kommunisme, stelde Marx het probleem als volgt: terwijl het kapitalisme zich in grote delen van de wereld nog in de beginfase bevond, "is het kapitalistische systeem in het Westen over zijn hoogtepunt heen en nadert het het moment waarop het niet meer dan een regressief maatschappelijk regime zal zijn"[8]. Dit betekende dat de objectieve voorwaarden voor een proletarische revolutie snel rijpten in de centra van het systeem, en dat als die er zou komen, "dan kan het huidige Russische gemeenschappelijke grondbezit dienen als uitgangspunt voor een kommunistische ontwikkeling"[9].
Deze hypothese impliceerde niet dat de methode van het historisch materialisme werd opgegeven. Integendeel, het was een poging om deze methode toe te passen in een tegenstrijdige periode waarin het kapitalisme tegelijkertijd tekenen van historisch verval vertoonde en nog steeds beschikte over een zeer groot ‘achterland’ waarvan de ontwikkeling de groeiende innerlijke tegenstellingen tijdelijk kon bezweren. En in plaats van deze ontwikkeling, die al tot uitdrukking kwam in de imperialistische drang van de grootmachten, te bepleiten of te steunen, zag Marx dat hoe eerder de proletarische revolutie uitbrak in de geïndustrialiseerde centra, hoe minder pijn en ellende er zou worden toegebracht in de periferie van het systeem. Marx leefde niet lang genoeg om alle gevolgen van de verovering van de planeet door het imperialisme te zien, maar anderen die zijn methode overnamen, zoals Lenin en Luxemburg, waren in staat om in de eerste jaren van de 20e eeuw te erkennen dat het kapitalisme als geheel zijn tijdperk van verval inging, waardoor de mogelijkheid - en de noodzaak - voor een wereldwijde proletarische revolutie ontstond.
Dezelfde bezorgdheid kenmerkte de groeiende belangstelling van de ‘late’ Marx voor het ecologische vraagstuk. Gestimuleerd door het lezen van wetenschappers als Liebig en Fraas, die zich bewust waren geworden van de destructieve kant van de kapitalistische landbouw (Liebig noemde het ‘rooflandbouw’), die in zijn honger naar onmiddellijke winst de vruchtbaarheid van de grond uitputte en moedwillig de bossen vernietigde (waarvan Marx al had opgemerkt dat het een schadelijk effect had op het klimaat). Als de ontwikkeling van het kapitalisme de natuurlijke basis voor de productie van levensbehoeften al aan het ondermijnen was, dan naderde zijn ‘progressieve missie‘ misschien haar einde - maar dit ontkrachtte niet de methode die in staat was geweest om de positieve rol te erkennen die de bourgeoisie had gespeeld bij het overwinnen van de barrières van het feodalisme. Bovendien - en Saito is zich hier terdege van bewust, omdat hij dit in zijn eerdere werken heeft laten zien - kwam Marx’ preoccupatie met de invloed van het kapitalisme op de relatie tussen mens en natuur niet uit het niets: de wortels ervan zijn te vinden in de notie van de vervreemding van de mens van zijn ‘anorganische lichaam’ in de Economische en Filosofische Manuscripten van 1844, een notie die verder is uitgewerkt in de Grundrisse en Het Kapitaal, met name in het idee van de ‘metabolische breuk’ in het laatstgenoemde werk. Op dezelfde manier is de erkenning dat de kommunistische maatschappij de rigide scheiding tussen stad en platteland zou moeten doorbreken, terug te vinden in zowel de vroege geschriften van Marx en Engels als in de periode van Marx’ onderzoek naar de landbouwwetenschap, toen dit werd gezien als een voorwaarde voor het herstel van de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem. Uitwerking, ontwikkeling, kritiek op achterhaalde ideeën - maar geen ‘epistemologische breuk’.
We zouden nog veel meer kunnen zeggen over Saito’s eigenlijke visie op het kommunisme. In het bijzonder leunt het zwaar op de notie van de ‘commons’, wat impliceert dat prekapitalistische gemeenschapsvormen nog steeds een substantieel bestaan hebben in het huidige kapitalisme, en zelfs zouden kunnen dienen als een soort kern voor de kommunistische omvorming. In feite was het in Lenin’s tijd al duidelijk geworden dat het imperialistische kapitaal het werk dat in de periode van ‘primitieve accumulatie’ was verricht - de vernietiging van de gemeenschapsbanden en de scheiding tussen de producent en het land - snel aan het voltooien was. Een eeuw of meer later is dit nog duidelijker. De uitgestrekte sloppenwijken rond de megasteden in de periferie van het systeem getuigen zowel van de verwoesting van oude gemeenschapsvormen als van het onvermogen van het kapitalisme in verval om een groot aantal bezitlozen te integreren in het ‘moderne’ productienetwerk.
Dit idee dat de nieuwe maatschappij kan worden gebouwd in het omhulsel van de oude maatschappij onthult wat misschien wel de meest fundamentele verdraaiing van het marxisme in Saito’s boek is. Zeker, Saito bekritiseert de ‘Green New Deal’ - zowel vanwege de afhankelijkheid van ‘top down’ maatregelen opgelegd door de staat, als omdat het niet het probleem aanpakt van de behoefte van het kapitalisme aan eindeloze ‘groei’, die onverenigbaar is met het behoud van een gezonde natuurlijke omgeving. Saito benadrukt dat de nieuwe maatschappij alleen kan voortkomen uit een maatschappelijke beweging ‘van onderaf’. Voor Marx was het kommunisme de echte beweging van de arbeidersklasse, die begon met de verdediging van haar klassenbelangen en leidde tot de omverwerping van de bestaande orde. Voor Saito daarentegen is de sociale beweging een conglomeraat van verschillende klassenkrachten - naast pogingen om kleine uitingen van ‘the commons’ op te zetten in de buurten van hedendaagse steden, zoals Detroit, verwijst hij naar interklassistische protesten zoals de Gele Hesjes in Frankrijk, protestgroepen die zich van meet af aan op een burgerlijk terrein bevinden, zoals Extinction Rebellion, een aantal arbeidersstakingen, de ‘burgervergaderingen’ die onder auspiciën van Macron zijn opgezet als reactie op de protesten van de Gele Hesjes. Kortom, niet de klassenstrijd; niet de strijd van de uitgebuitenen om los te komen van de kapitalistische organen die hen in bedwang houden (zoals de vakbonden en linkse partijen); niet de opkomst van een kommunistisch bewustzijn zoals dat tot uitdrukking komt in de vorming van revolutionaire minderheden.
Een van de duidelijkste bewijzen dat Saito het niet heeft over de klassenstrijd als hefboom van het kommunisme is zijn houding ten opzichte van de Indignados-beweging die in 2011 in Spanje verscheen. Dit was een beweging die gebaseerd was op een proletarische vorm van organiseren - de massavergaderingen - ook al zag de meerderheid van de hoofdrolspelers zichzelf eerder als ‘burgers’ dan als proletariërs. Binnen de vergaderingen was er een strijd tussen organisaties als ‘Democracia Ya’ die wilden dat de volksvergaderingen het reeds bestaande ‘democratische’ systeem nieuw leven zouden inblazen, en een proletarische vleugel die de autonomie van de vergaderingen verdedigde tegenover alle uitingen van de staat, met inbegrip van zijn lokale, gemeentelijke tentakels. Saito prijst de ‘Beweging van de Pleinen’ maar spreekt zich tegelijkertijd uit voor het kanaliseren van de vergaderingen naar de vorming van een gemeentelijke politieke partij, zoals in Barcelona met Comu, en voor de verkiezing van een radicale burgemeester, zoals Comu’s Ada Colau, wiens bestuur een reeks ‘democratiserende’ maatregelen en ecologische verklaringen heeft voorgesteld. Bovendien heeft het experiment in Barcelona geleid tot de beweging ‘Ciudades sin Miedo’, die hetzelfde model wil toepassen in een aantal andere steden in de wereld.
Dit is niet de internationale uitbreiding van de arbeidersstrijd - een voorwaarde voor de kommunistische revolutie - maar een structuur voor het recupereren van de authentieke klassenstrijd. En het is gebaseerd op de verwerping van een ander fundamenteel element van het kommunistische project, de les die Marx, Engels, Pannekoek en Lenin trokken uit de ervaring van de Parijse Commune van 1871: dat de taak van het proletariaat, de eerste stap in zijn revolutie, bestaat uit het ontmantelen van de bestaande staatsmachinerie, niet alleen zijn legers, zijn politie en zijn centrale regeringsapparaat, maar ook zijn gemeenteraden en andere vormen van plaatselijke controle. Voor Saito daarentegen "zou het dwaas zijn om de staat af te wijzen als middel om dingen gedaan te krijgen, zoals het creëren van infrastructuur of de transformatie van productie" (Slow Down, p. 232) Waar dit op neerkomt is een ‘Green New Deal’ van onderaf, niet de revolutionaire omverwerping van bestaande omstandigheden.
Dit is niet het moment om in te gaan op de reusachtige uitdagingen waar de arbeidersklasse voor komt te staan als ze eenmaal de macht in handen heeft en de overgang naar het kommunisme heeft ingezet. Het is duidelijk dat de ecologische kwestie centraal zal staan in haar zorgen en dit zal een reeks maatregelen vereisen die gericht zijn op de onderdrukking van de drang tot accumulatie en de vervanging ervan door productie voor gebruik - niet alleen op plaatselijke schaal maar op de hele planeet. Het zal ook de ontmanteling vereisen van het gigantische apparaat van afvalproductie dat de klimaatramp voedt: de wapenindustrie, reclame-industrie, financiële instellingen, enzovoort. Zoals we elders hebben laten zien[10], hebben eerdere marxisten, van Bebel tot Bordiga, ook gesproken over het overwinnen van de waanzinnige stormloop die wordt aangewakkerd door het accumulatieproces, over het ‘afremmen’ van de hectiek van het leven onder het kapitaal. Maar we beschrijven dit niet als ‘krimp’ om twee redenen: ten eerste omdat het kommunisme de basis is voor een echte ‘ontwikkeling van de productiekrachten’ met een geheel nieuwe kwaliteit, verenigbaar met de werkelijke behoeften van de mensheid en haar metabolisme met de natuur. En ten tweede omdat spreken over krimp in het kader van het bestaande systeem - en Saito's ‘kommunisme’ ontsnapt hier niet aan - gemakkelijk kan worden gebruikt als rechtvaardiging voor bezuinigingen door de burgerlijke staat, als een reden voor de arbeidersklasse om haar ‘egoïstische’ strijd tegen loon- of ontslagen te staken en eraan te wennen haar consumptie nog meer te verminderen.
Amos
[1] Zie onze Update of the Theses on Decomposition (2023) [497] (2023), International Review 170. [2] Less is More: How Degrowth Will Save the World,, 2020 [3] Hickels kritiek op de Green New Deal gaat echter niet erg ver: voor hem moedigde de New Deal van 1930 groei aan "om de bestaansmiddelen van mensen te verbeteren en progressieve maatschappelijke resultaten te bereiken... vroege progressieve regeringen behandelden groei als een gebruikswaarde" (pagina 94). In werkelijkheid was het doel van de New Deal om het kapitalisme te redden en zich voor te bereiden op de oorlog..... [4] Bijvoorbeeld Marx’s Ecology: Materialism and Nature, 2000 [5] Karl Marx’s Ecosocialism: Capital, Nature and the Unfinished Critique of Political Economy 2017; Marx in the Anthropocene: Towards the Idea of Degrowth Communism, 2022 [6] Saito leent deze term van Althusser, een zeer geraffineerd apologeet voor het stalinisme, die hem toepaste op wat hij zag als de verschuiving van de jeugdige, idealistische Marx van de manuscripten uit 1844 naar de harde wetenschapper van het Kapitaal. We hebben dit hier tegengesproken: The study of Capital and the foundations of Communism [534], International Review no. 75. Als er al zo'n breuk was, dan vond die plaats toen Marx brak met de radicale democratie en zich identificeerde met het proletariaat als de drager van het communisme, rond 1843-44. [7] Zie: Bordiga and the Big City [535], International Review 166. [8] [536] Zie: The Mature Marx - Past and Future Communism [537], International Review 81 [9] [538] Idem [10] [539] Zie: Bordiga and the Big City [535], International Review 166In november vond er volgens de burgerlijke commentatoren een politieke aardverschuiving plaats in Nederland. De verkiezingen leverden de populistische partijen tezamen nog net geen absolute meerderheid op, maar de PVV van Geert Wilders is wel veruit de grootste partij geworden. Een aantal traditionele partijen, tientallen jaren de steunpilaren van het politieke stelsel zagen hun zetels in het parlement opnieuw gehalveerd, zoals de christendemocraten, of overleven dank zij de vorming van een kartel, zoals dat tussen de sociaal-democraten van de PvdA met Groen Links. Over de politieke situatie in Nederland na de verkiezingen stelden we in een vorig artikel de vraag: een “nieuw elan” of nog meer chaos en instabiliteit? [541], maar het is nu wel zeker dat dit laatste het politiek toneel in Nederland in de komende periode steeds meer zal overheersen.
Het is niet de eerste keer dat een populistische partij in Nederland zo’n enorme winst behaalt. In 2002 had de Lijst Pim Fortuyn dat al eens gedaan, in 2010 gevolgd door de PVV van Wilders, in 2019 door het Forum voor Democratie van Thierry Baudet, en tijdens de Senaatsverkiezingen van 2023 door de Boer Burger Beweging. Maar in November 2023 heeft het populisme een nooit vertoonde vooraanstaande positie in de Nederlandse politiek weten te veroveren.
Bij afwezigheid van oud-premier Mark Rutte, die de voorgaande populistische oprispingen nog wist te neutraliseren, speelde Wilders handig in op de onvrede over de bestaande misère, door zijn propaganda te doorspekken met een openlijk racistische anti-allochtonen campagne om ‘de Nederlander op één te zetten’. “We moeten weer de baas worden over onze eigen grenzen, geld en wetten. We moeten ook onze nationale soevereiniteit terugpakken. We moeten Nederland terugveroveren”[1]. Het betreft een duidelijke zondebokkenpolitiek: migranten, die huisvesting zoeken, krijgen de schuld van het woningtekort. Links die de maatregelen ten behoeve van het klimaat verdedigt, krijgt de schuld van het duurder geworden leven. De politieke elite (‘zakkenvullers’) krijgt de schuld van het verloren gaan van de Nederlandse eigenheid. Het was deze demagogische cocktail waarmee de PVV erin slaagde bijna een kwart van de Nederlanders voor zich te winnen.
Hoewel Nederland een van de eerste westerse landen was waar het populisme een grote invloed kon verwerven, is het geen typisch Nederlands verschijnsel. Het populisme heeft door klinkende verkiezingsoverwinningen of regeringsdeelnames in diverse landen al flink van zich doen spreken: in Europa door de regeringsdeelname van de Vijfsterrenbeweging of de Lega Nord in Italië, en door de Brexit ‘beweging’ of de leidende fractie binnen de Tory-partij in Groot Brittannië. In Zuid-Amerika door de opgang, eerst van Bolsenaro in Brazilië en momenteel van Milei in Argentinië. In de VS door de kandidatuur van Trump voor de Republikeinse Partij in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van november.
Het populisme, dat vanaf het begin van de 21ste eeuw opgang doet:
- "is uiteraard niet het gevolg van een bewuste politieke wil van de heersende sectoren van de bourgeoisie". Integendeel, het is een bevestiging van de tendens naar "een toenemend verlies van controle door de heersende klasse over haar politieke apparaat"[2].
- gaat gepaard met " het fundamentele verlies van vertrouwen in de ‘elites’ (...) omwille van het feit dat ze niet in staat zijn om de economie gezond te maken, om een einde te maken aan de voortdurende toename van de werkloosheid en de ellende”. Deze opstand tegen de politieke leiders mondt echter in geen geval uit “in een alternatief perspectief voor het kapitalisme”[3].
Het populisme is een typische uitdrukking van de verrotting van het kapitalisme, een reactie op de opeenstapeling van problemen die door de gevestigde politieke partijen niet daadwerkelijk worden aangepakt, wat leidt tot groeiende moeilijkheden. Al die onopgeloste problemen wakkeren zowel de onderlinge tegenstellingen aan tussen burgerlijke fracties als de opstandigheid van de kleinburgerij, en dit vormt de voedingsbodem voor het vandalistische gedrag van de populistische tendensen.
Zolang de arbeidersklasse er niet in slaagt, door de ontwikkeling van haar strijd, haar revolutionair alternatief voor de kapitalistische verrotting beslissend door te zetten, zullen populistische stromingen de politieke agenda blijven bepalen. Gekenmerkt door de afwezigheid van een toekomstvisie op de maatschappij en de neiging om naar het verleden te kijken om te zoeken naar zondebokken die ze verantwoordelijk kunnen houden voor de huidige catastrofale ontwikkeling, zullen deze populisten met hun irrationele standpunten het burgerlijke politiek toneel in toenemende mate destabiliseren.
In de jaren 1990 steunde het politiek systeem in Nederland essentieel op 3 à 4 centrale partijen: de christendemocratische CDA, de socialistische PvdA, de liberale VVD en D66. De laatste jaren is het een voortdurend veranderende mozaïek geworden met een toenemend aantal splinterpartijen. Niet alleen stappen parlementsleden regelmatig over van de ene naar de anderepartij, maar het aantal partijen vermeerdert in de loop van een regeringsperiode regelmatig ook doordat parlementsleden zich afsplitsen en als ‘éénmansfractie’ verdergaan. Dit is het resultaat, enerzijds van tegenstellingen binnen de Nederlandse bourgeoisie die duidelijker aan de oppervlakte komen, en anderzijds van een algemene onvrede over het bestuur van de traditionele partijen, die tot uiting komt in het ontstaan van partijen die zich profileren rond een specifiek thema.
De tegenstellingen binnen de bourgeoisie over de toenemende greep van de EU op de Nederlandse politiek komen steeds duidelijker tot uiting in het verzet:
- tegen wat werd beschouwd als een verlies van soevereiniteit aan een ondemocratische en bureaucratische ‘Europese superstaat’, stemde Nederland in 2005 in een referendum reeds tegen de invoering van een Europese grondwet.
- tegen het associatieverdrag met Oekraïne in 2016. Nederland was het enige EU land dat het associatieverdrag verwierp uit protest tegen de ‘ondemocratische’ besluitvorming van Brussel en om te voorkomen dat de Oekraïense corruptie zou overwaaien.
- van de populistische partijen tegen de deelname aan een Europees leger, waarbij sommige zich zelfs verzetten tegen verdere samenwerking op militair gebied met een land als Duitsland.
Anno 2024 wordt het parlement ‘ingenomen’ door een hele scala van grotere en kleinere populistische partijen wier standpunten elkaar vinden in een afkeer tegen de Europese natuurherstelwet, tegen de Europese migratiepolitiek, tegen wapenleveringen aan de Oekraïne, maar zelfs standpunten tegen de EU en de NAVO. Daarnaast heeft ieder van deze partijen ook nog hun eigen politieke speerpunt: voor de PVV is deze ‘minder Marokkanen’, voor de NSC ‘weg met de schimmige achterkamertjespolitiek’, en voor de BBB ‘geen dictaat van Den Haag’.
De verkiezingen van november jongstleden hebben de situatie voor de bourgeoisie in Nederland met name ten aanzien van de EU uiterst gecompliceerd gemaakt. Want met één of twee populistische partijen in de regering, wat waarschijnlijk niet te vermijden zal zijn, gaat er hoe dan ook een sterke anti-EU wind waaien. Hier en daar wordt zelfs al gesproken van een Nederlandse ‘exit’ uit de EU (Nexit). Hoewel het waarschijnlijk niet zover zal komen als de Brexit, zal de anti-EU wind de positie van Nederland in de EU ernstig onder druk zetten. Hoewel de verschillende populistische partijen de gevestigde ‘elite’ niet vertrouwen, betekent dat niet automatisch dat ze elkaar wel vertrouwen, integendeel. Tijdens de onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regering bleek het onderlinge wantrouwen reeds overduidelijk. De instabiliteit van het politieke systeem in Nederland en de impact hiervan op de ganse politiek ten opzichte van Europa dreigt voor de bourgeoisie zorgelijke vormen aan te nemen.
Het populisme is een typische uitdrukking van de fase van de ontbinding van het kapitalisme, van het ieder voor zich, van de groeiende fricties binnen de bourgeoisie waardoor haar bekwaamheid een coherent antwoord te formuleren op de verschillende crisisverschijnselen, steeds meer afneemt. Maar de bourgeoisie is handig genoeg om de negatieve effecten van de ontbinding ook in te zetten tegen haar grootste vijand: de arbeidersklasse. Zo gebruikt ze het populistisch verschijnselom een schijntegenstelling te scheppen en het anti-populistisme flink in de verf te zetten.
- Aan de ene kant effenen de populistische partijen zich een weg, gebuikmakend van “aantijgingen, beschuldigingen en het demoniseren van anderen” (Sigrid Kaag van de linksliberale D’66). Daarbij wordt een vorm van demagogie gehanteerd tegen de bestaande politieke orde en leidende politieke ‘elite’, en een diskwalificatie van genomen maatregelen, dat door een deel van de Nederlandse bevolking zonder meer toegejuicht wordt. Tegelijkertijd weten de populistische partijen ook een deel van de bevolking aan zich te binden, niet alleen door irrealistische maatregelen zoals de sluiting van de grenzen voor migranten, maar ook door even bedriegelijke ‘sociale’ maatregelen ten gunste van het ‘eigen volk’, zoals de verlaging van de pensioenleeftijd, een hoger minimumloon en een lagere zorgpremie.
- Aan de andere kant stoken de linkse organisaties het vuurtje op door het populisme te presenteren als het grootste gevaar dat ons bedreigt. Niet alleen door ultralinks, maar zelfs door de sociaaldemocratische propaganda wordt het populisme min of meer gelijkgesteld met totalitarisme, racisme of zelfs fascisme. Frans Timmermans, de linkse kandidaat voor het premierschap, riep na de verkiezingsoverwinning van de PVV onmiddellijk uit: “Nu breekt het uur aan dat wij de democratie gaan verdedigen!”. Het anti-populisme houdt dan ook onverminderd vast aan haar weigering om, vanwege ‘principiële redenen’, zitting te nemen in een regeringscombinatie met de PVV.
Zoals het Verenigd Koninkrijk enkele jaren geleden verdeeld werd in een pro- en anti-Brexit kamp, zo is Nederland op dit moment vooral verdeeld in een pro-Wilders en een anti-Wilders kamp. Met het opkloppen van deze tegenstelling probeert de bourgeoisie een deel van de arbeidersklasse mee te lokken in acties, variërend van blokkades van nieuwe centra voor asielzoekers tot protesten tegen bijeenkomsten van populisten, die tot doel hebben de strijd op het klasseterrein te ondergraven en de arbeiders te mobiliseren achter de doelstellingen van het ene of het andere burgerlijk kamp.
Ongeacht welke van de twee kampen aan de macht is, zullen de aanvallen op hun inkomens en levensomstandigheden zonder ophouden doorgaan omdat ze het gevolg zijn van de militaire, economische en ecologische schokgolven die het kapitalistisch systeem op zijn grondvesten doet schudden. Arbeiders moeten dan ook de strijd onverminderd voortzetten op het terrein waar ze, zelfstandig, hun kracht tot volle ontplooiing kunnen brengen tegen. Hierbij moeten ze het voorbeeld volgen van de arbeiders in het Verenigd Koninkrijk die, ondanks de jarenlange oorverdovende Brexit-campagne tussen ‘Remainers’ en ‘Leavers’, vanaf de zomer van 2022 toch een jaar lang een eensgezinde strijd ontwikkelden tegen de gevolgen van de ‘cost of living’ crisis. Ook in Nederland heeft de arbeidersklasse een jaar geleden laten zien dat ze de strijdwil en het vermogen bezit om zich tegen de heilloze maatregelen van de bourgeoisie te verzetten [4]. Door zich aan te sluiten bij de internationale strijddynamiek die het afgelopen jaar in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten, op gang is gekomen, kan ze zich inschakelen in een internationaal verzet tegen dit achterhaalde en zieltogende systeem, dat van de ene catastrofe in de andere rolt.
Dennis / 2024.04.05
[1]Verkiezingsprogramma van de PVV [2] Rapport over de hedendaagse ontbinding (mei 2017) [510], IKSonline 2020. [3] IdemSinds de barbaarse uitbarsting van het conflict in Oekraïne en de ontaarding ervan in een verschrikkelijke positieoorlog, de bloedbaden in Gaza en de dreiging van een vuurzee in het Midden-Oosten door een rechtstreeks conflict tussen Israël en Iran, de spanningen rond Taiwan, heeft de oncontroleerbare honger van naties de burgerlijke politici aangezet tot de ‘ontdekking’ dat de oude kapitalistische wereld een sinistere krabbenmand is. Aan het begin van het conflict in Oekraïne probeerden de toespraken ons er onmiddellijk van te overtuigen dat we moesten breken met het ‘engelengedoe’ en ons moesten voorbereiden op ‘oorlogvoering met een hoge intensiteit’: offers brengen om nieuwe massamoorden aan te wakkeren en vernietiging te plannen! Natuurlijk, in naam van de ‘vrede’ en de ‘verdediging van de democratie’...
In een context van toenemende imperialistische spanningen waar ‘het ieder voor zich’ de regel is, verdubbelen de westerse bourgeoisieën in Europa en de Verenigde Staten hun inspanningen om de ergste oorlogszuchtige campagnes in de media te propageren. President Macron, gesteund door de staatshoofden van zeven Europese landen, heeft het voortouw genomen door de bewering dat de mogelijkheid om Westerse troepen naar Oekraïne te sturen “niet moet worden uitgesloten”. In Groot-Brittannië pleitte generaal Patrick Sanders voor "een verdubbeling van de omvang van het Britse leger" en riep hij gewone mensen op zich voor te bereiden op "mobilisatie van burgers". Hij werd bijgevallen door het hoofd van de militaire commissie van de NAVO, admiraal Rob Bauer, die in een toespraak verklaarde dat"De verantwoordelijkheid voor vrijheid ligt niet alleen op de schouders van degenen in uniform ligt." (...) "We hebben publieke en private actoren nodig om hun manier van denken te veranderen van een tijdperk waarin alles planbaar, voorspelbaar, controleerbaar was, gericht op efficiëntie .... naar een tijdperk waarin alles op elk moment kan gebeuren". Kortom, ze willen de bevolking kunnen mobiliseren voor de ‘oorlogsinspanning’ en de troepen voorbereiden op de strijd.
Hoewel dergelijke uitspraken sterk toenemen en reacties uitlokken, werden ze onmiddellijk tegengesproken door de verdeeldheid en spanningen tussen de verschillende burgerlijke facties. Maar over één ding waren ze het allemaal eens: ons aansporen om één kant in de oorlog te steunen, in dit geval die van de Oekraïne. In alle toespraken wordt unaniem beweerd dat ‘Oekraïne voor ons vecht’ en dat ‘in geval van een nederlaag, het Russische leger voor onze deur zal staan’. Dit was de achtergrond waartegen de vijfenzeventigste verjaardag van de NAVO een speciale betekenis kreeg, gevierd met veel pracht en praal, terwijl werd onderstreept dat de vastloper van Poetin hem niet minder gevaarlijk maakte. En hoewel secretaris-generaal Jens Stoltenberg duidelijk maakte dat er "geen plannen waren om NAVO-troepen naar Oekraïne te sturen", wees hij er graag op dat "NAVO-bondgenoten Oekraïne nog nooit vertoonde steun bieden".
Dit heeft alles te maken met het voorbereiden van de geest van mensen om het principe van oorlog en de bijbehorende offers te accepteren. Dit is des te belangrijker omdat, zoals Rosa Luxemburg ten tijde van de Eerste Wereldoorlog opmerkte, "de oorlog is een methodisch georganiseerd, reusachtig moorden. Voor het stelselmatig moorden moet echter bij normaal aangelegde mensen eerst de daarbij passende bedwelming gekweekt worden. Dat is vanouds de welgefundeerde methode van oorlogvoerenden. De beestachtigheid van de praktijk moet overeenstemmen met de beestachtigheid van de gedachten en van de gezindheid, de laatste moet de eerste voorbereiden en begeleiden.". [1]
Vanuit dit perspectief is het primaire doel van alle oorlogszucht vandaag de dag natuurlijk om overal de duizelingwekkende stijging van militaire budgetten te rechtvaardigen. In dit opzicht zijn de indrukwekkende stijgingen van de wapenuitgaven in de Scandinavische landen (met 20% in Noorwegen bijvoorbeeld) en in de Baltische staten zeer symbolisch voor deze nieuwe waanzinnige wapenwedloop. In feite leveren alle Europese landen grote inspanningen. Polen mikt bijvoorbeeld op een record van 4% van het BBP (het hoogste van alle NAVO-landen), Duitsland bereikt, met de defensiebegroting van dit jaar (€68 miljard), voor het eerst in meer dan dertig jaar 2,1% van het BBP, en Frankrijk voorziet om in een periode van zeven jaar maar liefst €413,3 miljard uit te geven.
Vandaag krijgen de betrokkenheid en de inspanningen die nodig zijn in termen van wapenuitgaven een nieuwe kwaliteit. Maar sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog is ‘vrede’ in werkelijkheid niet meer dan een misleiding, met zoveel lijken die zich opstapelen. Na de ineenstorting van het Oostblok heeft de nieuwe ‘multipolaire wereld’ alleen maar chaos veroorzaakt, waarbij de legers van de grote imperialistische mogendheden steeds meer betrokken raakten bij kostbare conflicten, met de Verenigde Staten voorop. Maar de gigantische sommen geld, die nu worden gepland, worden uitgegeven in een context van versnelde ontbinding en een dramatische verdieping van de economische crisis die volgde op de brute schok veroorzaakt door de Covid-epidemie.
De huidige situatie wordt gekenmerkt door stagnerende industriële groei en zelfs tekenen van recessie, terwijl de schulden blijven groeien en de inflatie de lonen blijft uithollen. Deze zeer verslechterde context dwingt de bourgeoisie de arbeiders nog meer aan te vallen om zo haar militaire middelen te versterken. Om het duidelijk te stellen: gezien de spiraal waarin ze wordt meegesleurd door het failliet van haar systeem, het kapitalisme, heeft de bourgeoisie geen andere keuze dan het koelbloedig plannen van aanvallen met het oog op het voorbereiden van oorlog en het opleggen van bezuinigingen om ons verder mee te sleuren in haar logica van vernietiging.
Dergelijke waanzin en de nieuwe economische aanvallen die het met zich meebrengt, kunnen de voorwaarden voor een voortzetting van de klassenstrijd alleen maar bevorderen. In werkelijkheid onthullen de ideologische campagnes over oorlog paradoxaal genoeg dat de bourgeoisie op eieren moet lopen om haar bezuinigingen op te kunnen leggen. Al haar zorgen worden bevestigd door de hervatting van de arbeidersstrijd op internationaal vlak, met name in Europa en Noord-Amerika. Dit verzet, ondanks zijn grote zwakheden, getuigt dat de arbeidersklasse in deze landen niet bereid is om ‘te sterven voor het vaderland’.
WH, 10 april 2024
[1] Rosa Luxemburg, De crisis der sociaal-democratie, Hoofdstuk II (De onvermijdelijkheid van de oorlog)Nu alle verkiezingen (federaal, regionaal, lokaal) achter de rug zijn, zetten de Vlaams nationalisten van NVA en de Franstalige liberalen van MR, respectievelijk de grootste politieke partijen in Vlaanderen en Wallonië, samen met de Christendemocraten van CD&V en ‘Les Engagés’, alsmede de Vlaamse socialisten van ‘Vooruit’ de onderhandelingen voort in een poging de plannen voor een federale regering uit te werken. Maar nog voordat die regering gevormd is, zijn haar plannen om ‘de staatsfinanciën terug op orde te brengen’ al grotendeels ‘uitgelekt’. Daaruit blijkt dat de arbeidersklasse in België zich mag opmaken voor een nieuwe frontale aanval op haar inkomen en de werkomstandigheden. Terwijl arbeiders aan de ene kant massaal ontslagen worden, wil de nieuwe Arizona-regering aan de nadere kant de hakbijl zetten in de uitgaven voor de sociale zekerheid, inclusief de pensioenen. En voor de werkenden worden het werk nog onzekerder en flexibeler gemaakt zodat de ondernemers nog meer waarde uit hun arbeidskracht geperst kunnen persen.
De gevolgen van de crisis
van het kapitalisme worden afgewend op de arbeiders
Om te begrijpen wat de bourgeoisie drijft om een dergelijk aanval te ontketenen, moeten we vooral kijken naar de effecten van de internationale crisis en de oorlogen op de Belgische economie.
Door de moordende concurrentie op de wereldmarkt waardoor onder meer. De chemiesector in Antwerpen, het paradepaartje van de Belgische exportsector, zware klappen krijgt door de concurrentie uit Azië. In 2023 was de export met 18 procent en de omzet met 14 procent gedaald. Diezelfde moordende concurrentie heeft inmiddels ook al ingrijpende gevolgen voor de auto-en autocarindustrie.
Landen als België raken steeds meer betrokken bij de oorlog in Oekraïne, waardoor het wapenarsenaal moet worden opgetuigd. Bovendien verzoekt de NAVO van België dat niet 1,1% maar minstens 2% van het BBP wordt besteed aan bewapening.
Tenslotte schetsen de meest recente cijfers een uiterst zorgwekkend beeld van de Europese economie, wat leidt tot een stagnatie van de Belgische export. Vooral de voortslepende recessie in Duitsland, de belangrijkste handelspartner van België, is fnuikend voor de Belgische economie.
De gevolgen hiervan zijn al duidelijk voelbaar. In het voorjaar werden 1600 arbeiders ontslagen bij Van Hool in Lier. In september verloren 440 arbeiders van de chipfabrikant Belgan in Oudenaarde hun baan. Bij Audi in het Brusselse worden 1400 werkers ontslagen, en de 1600 resterende arbeiders waarschijnlijk in april 2025. Uiteraard met directe gevolgen voor de tewerkstelling bij de onderaannemers en toeleveringsbedrijven. 2024 is nu al het jaar met het hoogste aantal collectieve ontslagen in tien jaar tijd.
Een tweede element dat een grote impact heeft op de politiek van de Belgische bourgeoisie, is de beslissing van de Europese Commissie om de touwtjes op het vlak van de financiën van haar lidstaten strakker aan te trekken [1]. Landen met een schuld van meer dan 90% en/of een jaarlijks begrotingstekort van meer dan 3 procent, worden door de EU gedwongen om fors te bezuinigen op de uitgaven. België, met een staatsschuld van 105% en een begrotingstekort van 4,6% behoort ook tot die landen. De noodzaak om in de komende 5 tot 7 jaar een gat van 27 miljard euro’s te dichten stelt de komende Belgische regering voor de grootste uitdaging in tientallen jaren.
Om die dubbele uitdaging op te kunnen pakken wil de Belgische bourgeoisie een golf van besparingen en rationaliseringen ontketenen die de hele arbeidersklasse zal treffen. Zo overweegt de nieuw te vormen Arizona-coalitie een frontale aanval op de sociale zekerheid en dienstverlening door
Fors te bezuinigen op de pensioenen door de afschaffing van alle vormen van brugpensioen en een volledige pensioenuitkering alleen toe te kennen bij een ‘effectieve tewerkstelling’ van minimaal 35 jaar door een inperking van de ‘gelijkgestelde’ periodes;
Drastisch te snijden in de uitkeringen voor werkloosheid, wat zijn beslag moet krijgen door de looptijd van de werkloosheid te beperken tot 2 jaar;
Flink te korten op de uitgaven voor de langdurig zieken: iedereen die eerder dan twaalf weken na de werkhervatting opnieuw ziek wordt zou voortaan geen recht meer hebben op gewaarborgd loon;
De uitkeringen worden niet langer systematisch aangepast aan de stijging van de lonen;
Een afslanking van twee procent van het totaal aan overheidspersoneel en de exploitatiekosten van de openbare diensten door te voeren.
Verder zijn de partijen van de coalitie ook van plan om de uitbuiting van de arbeidskracht flink op te drijven door de arbeidsmarkt nog flexibeler te maken. De ondernemers krijgen ruimere mogelijkheden om werkers in te zetten zonder een vast arbeidscontract, met onregelmatige diensten, voor korte opdrachten, enz. Bovendien wordt het verbod op zondagsarbeid, nachtarbeid en arbeid op feestdagen voor alle sectoren afgeschaft. Overuren en de daarbij behorende extra beloning gaat niet meer in vanaf 8 uur ’s avonds, maar pas vanaf 12 uur ’s nachts. Tenslotte zullen de arbeiders hun inkomen zien verschrompelen omdat de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering, bonussen, enz. in de toekomst zullen worden uitgesloten van de loonindexering, d.w.z. van de automatische, weliswaar gedeeltelijke, aanpassing van de salarissen aan de stijgende levensduurte
Al met al: duizenden werkers worden ontslagen, maar in de plannen van de Arizona-regering zal het deel dat wordt uitgesloten van de werkloosheidsuitkering toenemen. Het werktempo in bedrijven vernietigt de gezondheid van de arbeiders, maar de nieuwe regering wil de zieken weer dwingen om het werk te hervatten! Stijgende prijzen verminderen onze koopkracht, maar als het aan de komende regering ligt gaat het loon voor nacht- en weekendwerk omlaag. Het wordt tijd dat de arbeiders deze tendens een halt toeroepen: ‘genoeg is genoeg’.
Vakbonden en links bereiden zich voor om het verzet tegen de maatregelen te ontkrachten
De bourgeoisie beseft terdege wat deze plannen kunnen losmaken binnen de arbeidersklasse in een periode waarin ze op internationaal vlak reeds heeft laten zien dat ze de tientallen jaren van teruggang van de strijd te boven is gekomen.[2]
Reeds met de strijdgolf in Groot Brittannië In 2022, de zomer van woede, wist de bourgeoisie heel goed dat de verdieping van de crisis en de gevolgen van de oorlog gingen verergeren en zij in deze context onvermijdelijk nieuwe aanvallen moest ontketenen Het feit dat zich toen al een massale beweging ontwikkelde tegenover de eerste aanvallen, fundamenteel gelijkaardig voor alle fracties van het proletariaat, niet alleen in Groot-Brittannië maar in gans Europa en in sommige delen van de wereld, baart de bourgeoisie grote zorgen. Daarom hecht de bourgeoisie eraan om goed voorbereid te werk te gaan en de krachten te verenigen die nodig zijn om de verwachte weerstand op te vangen en af te leiden.
Zo stellen de bonden vandaag onomwonden dat de aanvallen op de arbeidersklasse algemeen en wijdverspreid zullen zijn. Zoals Miranda Ulens van de ABVV onlangs verklaarde “Dat betekent een gigantische ontwrichting van onze welvaartsstaat”. De bonden lijken dus de leiding van het verzet te willen nemen maar daarmee drukt ze in werkelijkheid slechts haar onmin uit over het eenzijdige karakter van de bezuinigingen, waarbij de arbeiders zouden “worden gebruikt om de winsten van aandeelhouders te vergroten” en het gelag moeten betalen. Maar het ABVV verzet zich natuurlijk niet tegen de noodzaak van bezuinigingen, want ook zij vindt dat alle mensen de broekriem moeten aanhalen om de nationale economie te verdedigen tegen de moordende internationale concurrentie. Als de bonden oproepen tot betogen en staken, dan is dat dus niet om de strijd aan te gaan tegen besparingen en rationalisaties maar om te ijveren voor een ‘eerlijke’ verdeling van de lasten en vooral om op deze manier te vermijden dat de arbeiders een consequente strijd, op eigen terrein, zouden voeren tegen de aanvallen van regering en patronaat.
Op 16 september hadden de vakbonden al een gezamenlijke betoging georganiseerd onder de leuze: ‘De industrie is van ons’ [3]. De betoging werd voorgesteld als een middel om druk uit te oefenen op de regering, want de vakbonden verdedigen het standpunt dat “de industrie hier moet blijven”, zoals ACV-voorzitter Ann Vermorgen zei in haar toespraak op 16 september. De hele betoging was natuurlijk een daad van een grove misleiding van de arbeiders. Allereerst is de opvatting “de industrie is van ons” een leugen. We leven immers niet in een kommunistische samenleving met een gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen, maar in een kapitalistische maatschappij met privé-eigendom en daarin zijn de ondernemers de eigenaars van de industrie. Bovendien is het ordewoord dat “de industrie hier [in België] moet blijven” een standpunt van het zuiverste nationalistische vaarwater, iets waar de arbeiders zich ook verre van moeten houden. De economische crisis is nu eenmaal wereldwijd, en de arbeiders hebben er geen enkel belang bij om zich voor de kar van de bourgeoisie te laten spannen en onderling uit te vechten in welk land de banen moeten verdwijnen. In wezen had de vakbondsbetoging geen andere bedoeling dan de arbeiders een vals perspectief voor te houden en daarmee haar verzet op een dwaalspoor te brengen.
De vakbonden worden in deze verraderlijke politiek gesteund door ultralinks. Zo schreef de Links Socialistische Partij (LSP): “De betoging op 16 september kan het begin zijn van een strijd voor het behoud van de productiemiddelen, de jobs en de know-how van het bedrijf.” “Vonk” voegde zich in het koor met de woorden “Het goede initiatief van de vakbonden van de autofabrikant Audi in Brussel, gericht op het organiseren van een nationale betoging ‘voor de toekomst van de industrie’, is een eerste stap”. Volgens de PVDA zijn de vakbondsbetogingen volledig gerechtvaardigd, want “In de afgelopen twee jaar heeft de Audi-groep de grootste winsten geboekt in de geschiedenis van zijn bestaan, dankzij het harde werk van het personeel”.
En als de arbeiders niet langer achter de vakbond aan willen lopen, maar strijden voor oplossingen die een reëel perspectief openen voor hen, die ingaan tegen de crisislogica, dan zullen die ultralinkse organisaties klaarstaan om dit verzet op te vangen, om de arbeiders vervolgens weer terug te loodsen in het kielzog van de vakbonden. En daarvoor is geen opvatting te radicaal. Zo roept een van die ultralinkse organisaties bijvoorbeeld op tot een strijd voor de onteigening van de Audi-vestiging in Vorst, de strijd van de arbeiders van Audi te verbreden door ze uit te nodigen voor vakbondsvergaderingen in andere bedrijven, en desnoods, als een soort strijdsyndicalisme, acties op gang te trekken zonder de vakbondsleiders. Maar geen van deze voorgestelde acties moeten in optiek van deze burgerlijke organisatie natuurlijk plaatsvinden buiten het bestaande vakbondskader.
Onder druk van de arbeiders hebben de vakbonden in recentelijk wel al verschillende stakingen moeten erkennen zoals bij de Lijn op 10 en 11 september, van het grondpersoneel op de luchthaven in Charleroi op 12 en 13 september, bij Ontex in Eeklo op 13 september, opnieuw bij De Lijn op maandag 23 september, en van het veiligheidspersoneel van Brussels Airport op 1 oktober. En onder het thema ‘Wachten kan niet meer’ heeft de ACV voor donderdag 7 november een nationale staking in de non-profitsector aangekondigd.
De groei van de strijdbare stemming onder de arbeiders uitte zich al op 23 april van dit jaar toen het onderwijspersoneel uit Wallonië en onderwijspersoneel uit Vlaanderen voor de eerste keer sinds decennia samen in Brussel demonstreerden en kwam ook tot uiting met de solidariteitsbetuigingen die de arbeiders bij Audi ontvingen van ex-arbeiders bij Van Hool en onderwijskrachten. Om een dam op te werpen tegen de algemene aanval die ‘Arizona’ voorbereidt, zullen deze kernen van groeiende strijdbaarheid moeten uitbreiden en zich verenigen tot een brede beweging van arbeidersverzet.
Dennis/ oktober 2024.
[1] De Europese Commissie probeert de waarde van de euro op peil te houden. In het tweede kwartaal van 2022 bereikte de euro een historisch dieptepunt ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Sindsdien heeft het zich enigszins hersteld, maar de druk op de euro blijft groot.
[2] Zie ook: After the rupture in the class struggle, the necessity for politicisation
[3] Er was ook een spandoek met: ‘Audi is van ons’ in de demonstratie op 16 september.
Op 5 augustus 2024 juichten tientallen studenten op het dak van de residentie van de gevluchte premier van Bangladesh, Sheikh Hasina. Ze vierden de overwinning van de strijd die vijf weken had geduurd, 439 levens had geëist en uiteindelijk de huidige regering ten val had gebracht. Maar wat voor soort ‘overwinning’ was het eigenlijk? Was het een overwinning van het proletariaat of van de bourgeoisie? De trotskistische groep Revolutionary Communist International (RCI, voorheen de International Marxist Tendency) beweerde boudweg dat er een revolutie had plaatsgevonden in Bangladesh en dat de demonstraties het punt hadden bereikt waarop ze “de schijnvertoning van de burgerlijke ‘democratie’ aan de kaak zouden kunnen stellen, een congres van revolutionaire comités bijeen zouden kunnen roepen en de macht zouden kunnen grijpen in naam van de revolutionaire massa's [en] dat een Sovjet-Bangladesh aan de orde van de dag zou zijn als dat het geval was”[1].
Een maatschappij die staat weg te rotten
De economie van Bangladesh zit al een aantal jaren in de problemen. De internationale economische crisis heeft grote gevolgen gehad voor het land door de extreme stijging van de voedsel- en brandstofprijzen. De inflatie bereikte begin 2024 bijna 9,86%, een van de hoogste percentages in decennia. Werkloosheid treft bijna 9,5% van de 73 miljoen werkende mensen...
Corruptie is alomtegenwoordig in alle lagen van de Bengalese maatschappij. Onregelmatige betalingen en steekpenningen worden vaak betaald om gunstige rechterlijke uitspraken te verkrijgen. Het ‘Corporate Anti-Corruption Portal’ rangschikt de politie van Bangladesh onder de minst betrouwbare ter wereld. Mensen worden bedreigd en/of gearresteerd door de politie met afpersing als enige doel.
Jarenlang heeft de ‘Awami League’, de ‘socialistische’ partij van Sheikh Hasina, in samenwerking met de politie, de macht op straat uitgeoefend door middel van afpersing, illegale tolheffing, ‘bemiddeling’ voor toegang tot diensten, om nog maar te zwijgen van intimidatie van politieke tegenstanders en journalisten. De gangsterachtige praktijken van de ‘Bangladesh Chhatra League’ (BSL), de studentenvleugel van de ‘Awami League’, zijn berucht. Tussen 2009 en 2018 hebben haar leden 129 mensen gedood en duizenden verwond. Tijdens de protesten van dit jaar werden ze alom gehaat om hun meedogenloze gedrag, vooral tegenover vrouwen. Jarenlang konden ze deze misdaden straffeloos begaan, dankzij hun nauwe banden met de politie en de ‘Awami League’.
De regering van Sheikh Hasina, die in 2009 aantrad, veranderde al snel in een autocratisch regime. In de afgelopen tien jaar had ze haar exclusieve greep op de belangrijkste instellingen van het land gevestigd, waaronder de bureaucratie, veiligheidsdiensten, verkiezingsautoriteiten en de rechterlijke macht. De regering van Sheikh Hasina had de andere burgerlijke fracties systematisch het zwijgen opgelegd. Voor de verkiezingen van 2024 arresteerde de regering meer dan 8.000 leiders en aanhangers van de oppositiepartij ‘Bangladesh Nationalist Party’ (BNP).
Maar de onderdrukking van de stemmen van de politieke oppositie, de media, de vakbonden, enz. maakte de fundamenten van het politieke regime zeer instabiel. Het volledig verstikken van het ‘publieke debat’, zelfs in het parlement, heeft bijgedragen tot de verdere erosie van de fundamenten van het politieke spel en uiteindelijk tot het totale verlies van alle politieke controle. Tegen 2024 had Sheikh Hasina niet langer alleen maar te maken met een loyale oppositie. De meeste delen van de bourgeoisie waren haar felste vijanden geworden, klaar om haar voor de rest van haar leven in de gevangenis te stoppen en zelfs haar dood te eisen.
De mislukking van de strijd tegen de werkloosheid
De demonstraties vonden plaats tegen een achtergrond van massale jeugdwerkloosheid. En het land heeft geen werkloosheidsverzekering, dus werkzoekenden krijgen geen uitkering en leven daardoor in extreme armoede. In deze context is het quotasysteem, dat 30% van de banen in overheidsdienst reserveert voor nakomelingen van de ‘vrijheidsstrijders’ uit de onafhankelijkheidsoorlog van 1971, een bron van woede en frustratie voor iedereen die met werkloosheid wordt geconfronteerd.
Protesten tegen het quotasysteem zijn niets nieuws. In 2008, 2013 en 2018 hadden ook al protesten plaatsgevonden. Maar al die jaren waren ze beperkt gebleven tot de universiteiten, volledig gericht op het quotasysteem. De beperkte eisen van de studenten voor een ‘eerlijke’ verdeling van nieuwe banen in overheidsdienst konden geen basis bieden om de beweging uit te breiden naar de hele arbeidersklasse, degenen zonder werk of onderwijs inbegrepen.
De studenten negeerden het belang van het formuleren van verenigende eisen om de strijd uit te breiden naar arbeiders die geconfronteerd werden met hetzelfde schrikbeeld van werkloosheid. En in 2024 waren de eisen van de studenten niet anders: in plaats van te proberen de strijd uit te breiden naar arbeiders, op basis van arbeiderseisen, raakten ze opnieuw verstrikt in gewelddadige botsingen met de politie en politieke bendes.
Zelfs toen het personeel, de docenten en andere werkers van 35 universiteiten op 1 juli 2024 in staking gingen tegen de nieuwe algemene pensioenregeling, zochten de studenten geen steun bij de 50.000 stakende universiteitsmedewerkers. De staking duurde twee weken, maar werd opmerkelijk genoeg vrijwel genegeerd door de studenten.
Een zogenaamde revolutie uitsluitend in het voordeel van de bourgeoisie
De studenten en een deel van de bevolking organiseerden een massale demonstratie die uitgroeide tot een opstand die het regime openlijk uitdaagde. Uiteindelijk tekende Sheikh Hasina op 5 augustus 2024 haar ontslag in aanwezigheid van militaire leiders en droeg ze de macht over aan het leger. De verandering van regime, omschreven als een ‘revolutie’, was in werkelijkheid een verhulde militaire staatsgreep waarbij de demonstranten dienden als een burgerlijke dekmantel en als een gemakkelijk te manipuleren massa.
De hierboven geciteerde linkse organisatie beweert dat de studenten in staat waren om "de schijnvertoning van de burgerlijke 'democratie' aan de kaak te stellen". Terwijl het brute antwoord van de regering liet zien dat een gekozen democratische regering een openlijke dictatuur was geworden, vervingen de revoltes deze door de dictatuur van een andere burgerlijke factie! En de studentenorganisaties eisen nu alleen nieuwe, meer ‘democratische’ burgerlijke verkiezingen. Dat is alles!
De kwestie van de werkloosheid is uitgebuit om rekeningen te vereffenen tussen burgerlijke kliekjes, des te gemakkelijker omdat de eis van een ‘eerlijke’ verdeling van banen in de openbare dienst voor studenten alleen geen gunstig strijdterrein vormt voor de arbeidersklasse. Integendeel, het is een valstrik, die van corporatistische opsluiting. De ‘revolutionaire massa's’ bestonden alleen in de verbeelding van de linkse organisaties.
Net als de 4,5 miljoen textielarbeiders die vorig jaar staakten, blijft de strijd van de arbeiders tegen de gevolgen van de economische crisis het enige echte vooruitzicht. Want de enige klasse die in staat is een politiek perspectief te geven aan de strijd tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis is de arbeidersklasse. Maar we moeten ons ook geen illusies maken: de arbeidersklasse in Bangladesh is te onervaren om in haar eentje de valstrikken te weerstaan die de heersende klasse met haar linkse partijen en vakbonden voor haar heeft uitgezet. Naar het voorbeeld van de internationale strijd van het proletariaat, vooral in de oudste bastions van de arbeidersklasse in Europa, zullen de arbeiders in Bangladesh de weg vinden naar een authentieke revolutionaire strijd.
Dennis/ 10 september 2024
Oorlogen, terrorisme, pandemieën, klimaatverandering, wijdverspreide onveiligheid, hongersnood... Er gaat geen dag voorbij zonder een nieuwe ramp, zonder een nieuw bloedbad! Alle regio's van de wereld, zelfs de machtigste landen, worden getroffen door deze reusachtige wereldwijde chaos. De bourgeoisie heeft geen oplossing voor de historische crisis van haar systeem; ze kan de mensheid alleen maar meeslepen in haar waanzinnige race van oorlog en vernietiging. Naast de tragedie van de steeds bloedigere oorlogsconflicten, die ze voeden en aanwakkeren over de hele wereld, worden de grootmachten zelf getroffen door steeds ingrijpendere politieke schokken.
In dit opzicht is de situatie in de Verenigde Staten emblematisch: terwijl Trump een karikatuur is van egocentrisme en onverantwoordelijkheid en openlijk de belangen van zijn kleinburgerlijke kliek behartigt ten koste van die van het nationale kapitaal, wordt de hele Amerikaanse bourgeoisie, met inbegrip van haar meest ‘verantwoordelijke’ fracties, getroffen door een epidemie van het ‘ieder voor zich’ waardoor de verschillende partijen van de heersende klasse steeds minder in staat zijn om samen te werken. De poging tot moord op de Republikeinse kandidaat en de manier waarop Joe Biden, de aftakelende president, zich wanhopig vastklampte aan zijn kandidatuur, waardoor hij de overwinning van zijn kamp ernstig in gevaar bracht, zijn treffende symbolen van deze tendens naar desintegratie en chaos binnen het staatsapparaat zelf, dat geacht wordt de samenhang van de maatschappij te garanderen.
Het onvermogen tot nu toe van de dominante facties van de Amerikaanse bourgeoisie om Trump te diskwalificeren, ondanks talrijke pogingen op gerechtelijk en financieel, vlak, heeft de spanningen tussen de verschillende politieke kampen alleen maar doen toenemen, waarbij vooral de intensiviteit van de revanchistische geest van de Trump-aanhangers toenam en de oorverdovende mediahype rond het ‘gevaar’ dat Trump en zijn kliek voor de ‘Amerikaanse democratie’ vormde.
Beide partijen staan in vuur en vlam vooral omdat Kamala Harris, sinds het gedwongen terugtreden van Biden en ondanks de vrees voor een implosie van het democratische kamp, massaal wordt gesteund, waardoor de peilingen snel een nek aan nek race met Trump lieten zien. Het onbesliste karakter van de resultaten beklemtoont het geweld van de confrontaties en de moeilijkheden om het spel van de verkiezingen te beheersen.
De instellingen van de Amerikaanse staat worden dus zwaar dooreengeschud door een grote destabilisering die, gezien de plaats van de Verenigde Staten in de mondiale imperialistische arena, niet zonder gevolgen kan blijven voor de hele planeet. De uitkomst van deze confrontatie tussen de Democraten en de Republikeinen blijft de regeringen in de hele wereld zorgen baren, die niet meer weten welke kant ze op moeten. De verkiezingen zijn ook een bron van diepe bezorgdheid over het verloop van militaire conflicten, vooral in Oekraïne en het Midden-Oosten.
Maar afgezien van de onmiddellijke resultaten in november, zal de spanning binnen de bourgeoisie van de Amerikaanse supermacht niet afnemen en kan het de verhoudingen tussen alle imperialistische machten op deze planeet alleen maar verder destabiliseren.
Terwijl de politieke situatie in de Verenigde Staten een grote invloed heeft op elk continent, is het verre van een geïsoleerd geval. Integendeel, het is een voortzetting van de wereldwijde populistische golf, een puur product van de ontbinding van het kapitalistische systeem, waar de meest achterlijke, verdeeldheid zaaiende en irrationele burgerlijke opvattingen zegevieren. De opkomst van het populisme in Europa werd grotendeels bevestigd tijdens de Europese verkiezingen, waardoor het proces van destabilisering van het ‘oude continent’ versneld werd en in de toekomst alleen maar kan toenemen.
Maar de populistische golf is slechts de meest spectaculaire uitdrukking van een veel breder proces van desintegratie en groeiende chaos binnen de Europese bourgeoisie. In Frankrijk heeft de ontbinding van de Nationale Vergadering geleid tot een steeds onbeheersbaardere politieke situatie. Het gedwongen huwelijk van het Frans-Duitse koppel strandt en kanselier Scholz is zelf politiek verzwakt door de sterke opkomst van de AfD, vooral in het oosten van het land. In Groot-Brittannië is de Conservatieve Partij ingestort en heeft Farage's populistische Reform Party een ongekende electorale doorbraak gemaakt, terwijl de rellen van uiterst-rechtse groepen aanleiding gaven tot tegendemonstraties, een situatie die ook steeds meer gepolariseerd en chaotisch is. De destabilisering en verzwakking van de Europese staten begint al gevolgen te hebben voor de situatie in de wereld, vooral aan het Oekraïense front en in Oost-Europa, maar ook in de onontwarbare chaos van Afrika ten zuiden van de Sahara.
De arbeidersklasse wordt geconfronteerd met een steeds diepere economische crisis van het kapitalisme, met werkloosheid, onzekere banen, bezuinigingen en een ongecontroleerde inflatie. Tegen deze achtergrond van ernstige verslechtering, in het licht van imperialistische spanningen en confrontaties op alle fronten, zijn regeringen gedwongen om hun toch al kolossale militaire uitgaven te verhogen, wat de schulden alleen maar kan vergroten en de bezuinigingen en aanvallen doen toenemen.
Geconfronteerd met bezuinigingen is het proletariaat overal ter wereld al begonnen te reageren, zoals tijdens de enorme strijd in Groot-Brittannië van juni 2022 tot het voorjaar van 2023, tijdens de beweging in Frankrijk tegen de pensioenhervorming in 2023 of tijdens de stakingen in de Verenigde Staten in 2023 in openbare sector in Californië of in de auto-industrie. Ook nu nog zijn er talrijke mobilisaties: stakingen van het spoorwegpersoneel in Canada deze zomer, massale stakingen bij Samsung in Zuid-Korea, de dreiging van massale stakingen in de auto- en luchtvaartindustrie in de Verenigde Staten...
Het gevoel tot dezelfde klasse te behoren, slachtoffer te zijn van dezelfde aanvallen en eensgezind en solidair te moeten strijden, begint zich geleidelijk aan te ontwikkelen. Maar deze breuk met het verleden, na decennia van verlamming, wordt nog steeds gekenmerkt door zwakheden en onbeantwoorde vragen. Hoe kunnen we ontsnappen aan het corporatisme waarin de vakbonden ons gevangen houden? Hoe kunnen we vechten zodat we niet machteloos blijven? Wat voor maatschappij willen we?
De ontbinding van de burgerlijke maatschappij en de destabilisering van het politieke apparaat van de bourgeoisie vormen op dit moment totaal geen voordeel voor de strijd van de arbeidersklasse. De bourgeoisie probeert alle verschijnselen en uitwasemingen van de ontbinding te gebruiken door ze ideologisch uit te buiten en tegen het proletariaat te keren. Ze doet dit al op grote schaal met oorlogen, waarbij ze probeert de proletariërs te dwingen het ene imperialistische kamp te kiezen tegen het andere, zoals we zagen met het conflict in Oekraïne, maar vooral met de oorlog in Gaza, met pro-Palestijnse demonstraties die bedoeld zijn om de afschuw over de slachtingen af te leiden naar het terrein van het nationalisme. Ze doet dit ook met de opkomst van het populisme en de destabilisering van haar politieke apparaat door heen een enorme propagandacampagne ten gunste van de burgerlijke democratie.
Linkse partijen zijn bijzonder doeltreffend op dit gebied, ze roepen voortdurend op om het populisme via de verkiezingen tegen te houden, om ‘democratische’ instellingen nieuw leven in te blazen tegen de ‘langzamerhand steeds fascistischer wordende rechtse partijen’, en beloven wonderen als ze eenmaal aan de macht zijn.
In Frankrijk is dit het geval met het Nouveau Front Populaire, dat in opstand komt tegen de weigering van president Macron om haar kandidaat Lucie Castets tot premier van Frankrijk te benoemen en dit ‘fnuiken van de democratie' aan de kaak stelt. Een deel van links rond La France Insoumise en de groenen organiseerde op 7 september ook ‘een tegenaanval’ door de straten te bezetten en te verhinderen dat de arbeidersklasse zou vechten tegen de economische aanvallen en de kapitalistische barbarij.
In de Verenigde Staten jaagt Kamala Harris met haar ‘empathie’ en haar politiek van bevoordeling van de ‘betrokkenheid’, effectief op het terrein van Trump en slaagt erin een groot vrouwelijk publiek en een jong electoraat voor zich te winnen. Deze herlancering van de ideologische campagne voor de democratie, die relatief succesvol blijkt te zijn, probeert ook het proletariaat af te leiden van de strijd.
De arbeidersklasse moet deze ideologische campagnes, die erop gericht zijn haar te reduceren tot niets meer en niets minder dan de verdediging van de burgerlijke ‘democratische’ staat en het keurslijf van het nationalisme, zonder meer verwerpen. Ze moet op haar hoede zijn voor deze ideologie en vooral voor haar antifascistische versies, zoals die in Groot-Brittannië werden gebruikt ter gelegenheid van de uiterst-rechtse rellen, in demonstraties waarin het valse radicalisme van ultralinks, met name de trotskisten, bijzonder sterk tot uiting kwam. Ze zijn altijd geneigd om het marxisme en de geschiedenis van de arbeidersbeweging te verdraaien om het proletariaat beter terug te drijven op het terrein van de bourgeoisie, en voor steun aan ‘rechtvaardige oorlogen’ of voor ‘stemmen voor verandering’.
WH, 8 september 2024
Ik wil graag reageren op de openbare bijeenkomst van vanmiddag over de verkiezingen. Allereerst wil ik u bedanken voor deze discussie. Ik had het gevoel dat we geen tijd zouden hebben om alle voorgestelde onderwerpen te behandelen, wat jammer is, maar de discussie was toch erg interessant. Het internationale karakter van de bijeenkomst, met kameraden uit veel verschillende landen die verschillende perspectieven boden, was erg verrijkend, en ik hoop dat de IKS, ondanks de problemen en moeilijkheden van het houden van bijeenkomsten in meerdere talen, in staat zal zijn om meer van dit soort bijeenkomsten te organiseren [...].
Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, en dat ik helaas niet heb kunnen bespreken tijdens de discussie, is de rol van de Volksfronten, en in het bijzonder de analyse die de ICT ervan maakt. [1] Ik heb niet de gelegenheid gehad om in detail in te gaan op het standpunt van de ICT, dus ik kan alleen verwijzen naar wat kameraad P. heeft gezegd, namelijk dat de ICT een parallel trekt tussen de NFP en het Volksfront van Léon Blum in 1936. De ICT zegt dat de rol van de Volksfronten is om de arbeidersklasse mee te sleuren in de spiraal van de imperialistische wereldoorlog. Dit is een misleidende en lege parallel, maar niet verwonderlijk als je het kader van de ontbinding buiten beschouwing laat. Helaas is het onderwerp niet erg uitgewerkt, en bij het herlezen van de discussie merk ik dat er erg weinig bijdragen over dit onderwerp waren.
Om te begrijpen hoe de situatie verschilt, moeten we de huidige situatie vergelijken met die van 1936 en de verkiezing van het Volksfront. In 1936 had de arbeidersklasse net een grote nederlaag geleden. Deze nederlaag liet het terrein vrij voor de bourgeoisie om al haar ambities na te streven en op te leggen, wat uiteindelijk leidde tot het bloedbad van de Tweede Wereldoorlog. In die tijd was het Volksfront de uitdrukking van de zwakte en de nederlaag van het proletariaat, dat geen andere keuze had dan zich achter de bourgeoisie te scharen en zich te laten omarmen door alle burgerlijke ideologieën, zoals het antifascisme.
Vandaag is de situatie radicaal anders: het proletariaat heeft geen nederlaag geleden, integendeel, het begint zich te herstellen van zijn vorige nederlaag en van de periode van contrarevolutie, zoals blijkt uit de internationale bewegingen van de afgelopen jaren, die veel grootschaliger zijn dan die van de afgelopen decennia. Zoals we eerder zagen, vormt het populisme weliswaar een bedreiging voor de bourgeoisie, maar het heeft ook het voordeel dat het gebruikt kan worden om de arbeidersklasse te mobiliseren op het parlementaire vlak. In die zin heeft links zichzelf op het voorplan geplaatst van de verdediging van de democratie, door zich te presenteren als het enige alternatief voor het populisme. Maar toch blijft links, na decennia van misleiding, leugens en aanvallen zodra het aan de macht komt, tamelijk ongeloofwaardig.
Daarom presenteert ze, in een poging om te overtuigen en te mobiliseren, een steeds onrealistischer programma. Ik denk bijvoorbeeld aan het minimumloon van 1600 euro dat de NFP in Frankrijk heeft voorgesteld. Een andere aanwijzing is het gebrek aan eenheid binnen de NFP. In tegenstelling tot het Volksfront van de jaren 1930 was de NFP nog maar nauwelijks aan de macht gekomen of het was al uiteen aan het vallen door zijn heterogeniteit en politieke incoherentie. Deze paar elementen/sporen laten duidelijk zien dat de situatie onvergelijkbaar is met die van de jaren 1930 en dat de ICT, door een dergelijke parallel te trekken, zich alleen maar totaal kan vergissen in haar analyse.
Wat links betreft, ben ik van mening dat een beroep op de herinnering aan het Front Populaire in de huidige context, waarin het niet eens in staat is om de arbeiders te mobiliseren en de instemming van de arbeiders te krijgen, een ernstige vergissing is van links en dat het links op lange termijn duur kan komen te staan omdat het een belangrijke factor is in de ondermijning van zijn geloofwaardigheid [...].
C.
[1] Internationalist Communist Tendency, een organisatie die behoort tot de Kommunistische Linkerzijde.
Eind juli organiseerden we een internationale online publieke bijeenkomst om te discussiëren over het thema: "De verkiezingen in Amerika, Groot-Brittannië en Frankrijk: de linkerzijde van het kapitaal kan dit stervende systeem niet redden".
In onze verschillende openbare bijeenkomsten, permanenties, brieven en e-mails hadden we de ongerustheid opgemerkt die werd veroorzaakt door de lawine van signalen over de opkomst van het populisme, over de opkomst van deze formaties tijdens de Europese verkiezingen, met name in Frankrijk en Duitsland, tot de electorale impuls die werd gegeven door de aanslag op Trump in de Verenigde Staten. Het was daarom belangrijk om het debat over dit verschijnsel te stimuleren om de betekenis ervan te begrijpen en het ideologische gebruik ervan door de bourgeoisie te bestrijden.
We hebben al een aantal artikelen gepubliceerd waarin we onze analyse van het verschijnsel van de populistische ontwikkeling uiteenzetten en de ideologische campagnes aan de kaak stellen van de bourgeoisie die probeert de effecten van haar eigen verrotting tegen de arbeidersklasse te keren, met de bedoeling twijfels over onze analyses, kritiek of suggesties te uiten, zodat de overdenking wordt aangewakkerd om een confrontatie te voeden die tot maximale duidelijkheid zal leiden. De response op ons voorstel was zeer positief, met de deelname van kameraden uit verschillende landen, die verschillende talen spraken (de IKS zorgde voor de vertaling van de tussenkomsten in het Engels, Frans, Spaans en Italiaans). Kortom, er ontstond een levendig internationaal debat over een van de vele problemen waar de arbeidersklasse wereldwijd mee geconfronteerd wordt, wat getuigt van de geldigheid van ons initiatief.
In onze presentatie stelden we drie thema's voor die gekoppeld waren aan de vragen die van onze contacten:
- Wat betekent de opkomst van het populisme?
- Welke invloed kan de opkomst van het populisme hebben op de arbeidersklasse, met name via de democratische campagnes waarin links van het kapitaal ons oproept het te bestrijden?
- Wat zijn de verantwoordelijkheden van revolutionairen?
Het debat concentreerde zich voornamelijk op de eerste twee punten. Aan het begin van de discussie hadden verschillende sprekers de neiging om het populisme te zien als een ‘opzettelijke manoeuvre’ een soort "voorbedachte strategie van de bourgeoisie als geheel om de arbeidersklasse een ideologische nederlaag toe te brengen". De tussenkomsten van andere kameraden, evenals die van de IKS, deelden dit standpunt niet en probeerden dit debat te verduidelijken door middel van verschillende argumenten: "zelfs als de opkomst van het populisme geen door de bourgeoisie geplande strategie is, betekent dit niet dat de heersende klasse niet in staat is om de effecten van haar eigen verrotting en ontbinding tegen het proletariaat te keren".
De opkomst van het populisme is geen uiting van het vermogen van de bourgeoisie om de maatschappij in de richting te sturen van haar "organische oplossing voor het kapitalisme in verval", d.w.z. een wereldoorlog te ontketenen. Een nieuw veralgemeend imperialistisch bloedbad, zoals de Eerste en Tweede Wereldoorlog, is vandaag de dag niet mogelijk vanwege de realiteit van het ‘ieder voor zich’ in de internationale verhoudingen en binnen de nationale bourgeoisie zelf, vanwege de onmogelijkheid voor de bourgeoisie om een minimale discipline te garanderen die het mogelijk zou maken om imperialistische blokken te vormen. De verscherping van het ‘ieder voor zich’ getuigt integendeel van een tendens van de bourgeoisie om de politieke controle te verliezen over haar eigen systeem, die in een stroomversnelling raakt waarbij de gesel van het militarisme gepaard gaat met lokale oorlogen die zich uitbreiden en steeds irrationeler worden. Alle wedijverende hoofdrolspelers staan aan de verliezende kant en getuigen van hun onvermogen om een ecologische ramp te beperken waarvan ze zich volledig bewust zijn, maar die ze niet kunnen bestrijden omdat het hun kapitalistische aard, de zucht naar winst, in vraag zou stellen.
Zelfs in landen waar de bourgeoisie het meest ‘verantwoordelijk’ en ervaren is, zijn hun verschillende politieke facties steeds meer verdeeld en de groeiende invloed van het populisme stelt alleen maar politieke programma’s voor die onwerkbaar of ongunstig zijn voor het nationale kapitaal als geheel. Brexit is hier een lichtend voorbeeld van, net als de kwetsbaarheid van populistische fracties voor de invloed van een rivaliserende imperialistische macht zoals het Rusland van Poetin: de AfD in Duitsland, de RN in Frankrijk en zelfs, in mindere mate, onder de aanhangers van Trump.
Dat het populisme een mengelmoes is van burgerlijke waarden valt niet te ontkennen. Daarom steunen hooggeplaatste kapitalisten het schaamteloos (dat is het geval met Elon Musk of Trump, bijvoorbeeld). Maar zijn verkiezing tot het staatshoofd heeft niet verhinderd dat hij een handicap vormde voor alle fracties van de bourgeoisie. Dit is geldig voor veel landen. De pogingen om hem in bedwang te houden zijn dan ook niet louter een ‘theatraal’ spelletje van de andere burgerlijke fracties om het proletariaat om de tuin te leiden. Het cordon sanitaire dat in Duitsland is ingesteld, de opkomst van Macron bij de presidentsverkiezingen van 2017 of de razendsnelle opkomst van Kamala Harris in de Verenigde Staten onlangs, tonen precies aan dat de bourgeoisie vreest de controle over haar politieke apparaat te verliezen, niet in de laatste plaats vanwege het gevaar dat uitgaat van het populisme: een belemmering voor de consequente verdediging van de belangen van het nationale kapitaal.
Sommige kameraden uitten hun twijfels en wezen erop dat veel arbeiders op populistische partijen stemmen. Er werd echter duidelijk gemaakt dat de verkiezingen niet het terrein is waar het proletariaat zich als klasse uitdrukt. Bij verkiezingen zien we geatomiseerde individuen, misleid en geïsoleerd door de sombere toekomst die de kapitalistische maatschappij aankondigt en, in veel gevallen, vatbaar voor de ‘simplistische en bevooroordeelde’ verklaringen van populistische politici, die zondebokken zoeken: immigranten, zoals de zogenaamde ‘begunstigden’ van een paar bespottelijke kruimels van de uitbuitende staat, die verantwoordelijk worden gehouden voor de ellende, de onzekerheid, de werkloosheid of de ongezonde huisvesting.
Maar als deze vooringenomenheid al misleidend en gevaarlijk is, dan is die van de ‘democratische’ en linkse fracties van het kapitaal dat nog meer, die ons oproepen hen te steunen als de enige bolwerken tegen het populisme, terwijl ze in feite de producten en verdedigers zijn van hetzelfde morbide systeem. In werkelijkheid zijn we vandaag getuige van een toenemend ongeloofwaardigheid van deze traditionele formaties van de bourgeoisie, juist omdat hun regeringen de koers naar de crisis, de barbarij en de oorlog die het kapitalisme voor ons in petto heeft niet kunnen stoppen, omdat zij de sinistere acteurs en verdedigers ervan zijn.
Zelfs als niet alles wat nodig is voor het argumentatie ontwikkeld kon worden tijdens de discussie, toch ontwikkelde zich een debat in een poging om de betekenis van het huidige populisme te onderscheiden van het fascisme of stalinisme van de jaren 1930, toen deze laatsten het resultaat waren van een nederlaag van het proletariaat die eerder had plaatsgevonden en waarin de krachten van links van het kapitaal een beslissende rol hadden gespeeld. De huidige opkomst van het populisme is daarentegen helemaal niet gesitueerd in een context van contrarevolutie, d.w.z. de ideologische en fysieke nederlaag van het proletariaat. Door te proberen dit tragische verleden, dat van Léon Blum en het aan de macht komen van het Volksfront, te imiteren en uit te buiten en door te surfen op het beeld van ‘overwinning’ dat sindsdien door de bourgeois propaganda wordt uitgedragen, is het Nieuwe Volksfront in Frankrijk niets anders dan een belachelijke klucht, net zo burgerlijk als het Volksfront van de jaren 1930 in Frankrijk of Spanje. Maar dat maakt het nog niet onschuldig. Integendeel! Deze inderhaast opgerichte alliantie blijft gevaarlijk vanwege zijn democratische propaganda ten gunste van de burgerlijke staat. Het Volksfront bestond precies uit die krachten die in staat waren om de bevolking, met name het proletariaat, te rekruteren en te disciplineren om ze mee te sleuren in de imperialistische wereldoorlog. Vandaag is het proletariaat nog lang niet verslagen, ook al ondervindt het grote moeilijkheden en is het kwetsbaar.
Dit is een van de vragen die diepgaander besproken moeten worden: hoe kan het klassenbewustzijn zich ontwikkelen in het proletariaat? Welke belangen staan tegenover de kapitalistische maatschappij? Wat is het perspectief van de klassenstrijd? En wat is in dit alles de verantwoordelijkheid van revolutionairen?
Dit internationale debat is vruchtbaar en dynamisch geweest. We zijn uiteraard van plan om de discussie over deze vragen voort te zetten en te ontwikkelen via onze openbare bijeenkomsten en onze permanenties als een uitbreiding van deze overdenking die, daar zijn we van overtuigd, niet alleen onder onze directe contacten, maar op bredere schaal plaatsvindt binnen het proletariaat.
IKS/ 9 september 2024
Een van de eerste tekenen van een herontwaken van de arbeidersklasse na het verraad van haar organisaties en het eerste jaar van slachtingen in de imperialistische oorlog van 1914-18 was de conferentie die in september 1915 in Zimmerwald, Zwitserland, werd gehouden en die een klein aantal internationalisten uit verschillende landen bijeenbracht. De conferentie was een forum waar veel verschillende standpunten over de oorlog naar voren werden gebracht - de meerderheid daarvan neigde naar pacifisme, terwijl slechts een minderheid ter linkerzijde een openlijk revolutionair verzet tegen de oorlog verdedigde. Maar de linksen in Zimmerwald bleven op deze en volgende conferenties aandringen op verduidelijking; en dit werk - in combinatie met de heropleving van de klassenstrijd op een meer algemeen niveau, culminerend in de revolutionaire uitbarstingen in Rusland en Duitsland - zou de geboorte betekenen van een nieuwe wereldwijde politieke partij gebaseerd op duidelijk revolutionaire standpunten - de Kommunistische Internationale, opgericht in 1919[1].
Vandaag de dag zijn we nog ver verwijderd van de vorming van zo'n partij, vooral omdat de arbeidersklasse nog een lange weg te gaan heeft voordat ze opnieuw de kwestie van revolutie kan stellen. Maar tegenover een wereldsysteem dat naar zelfvernietiging hobbelt, tegenover de intensivering en verspreiding van imperialistische oorlogen, zien we kleine tekenen van een heroplevend bewustzijn over de noodzaak van een internationaal en internationalistisch antwoord op kapitalistische oorlog. Zoals we al zeiden in ons vorige artikel over de Praagse "Actieweek"[2], was de bijeenkomst in Praag zo'n teken - niet minder heterogeen en verward dan de eerste Zimmerwald conferentie, en veel ongeorganiseerder, maar niettemin een teken.
Voor ons, een organisatie die haar oorsprong vindt in de Kommunistische Linkerzijde van de jaren 1920, en daarvoor in de linkerzijde van Zimmerwald rond de Bolsjewiki en andere groeperingen, was het noodzakelijk om zoveel mogelijk aanwezig te zijn op de Praagse bijeenkomst om een aantal politieke principes en organisatiemethoden te verdedigen door:
- Tegenover de heersende desorganisatie die delen van de "Actieweek" in een actief fiasco veranderde, de noodzaak van een georganiseerd en open debat te stellen rond welbepaalde agenda's en gericht op duidelijke resultaten. Dit betekent dat vergaderingen moeten worden voorgezeten, dat er aantekeningen moeten worden gemaakt, dat er conclusies moeten worden getrokken, enzovoort.
- Tegenover de onmiddellijke drang om alleen te praten over "wat kunnen we nu doen", de noodzaak om te discussiëren in een breder historisch kader om de aard van de huidige oorlogen te begrijpen, de krachtsverhoudingen tussen de twee grote klassen en het perspectief voor toekomstige massale klassenbewegingen.
- Tegenover het idee van "exemplarische", substitutionistische acties door kleine groepen met het doel de oorlogsinspanningen van verschillende staten te saboteren, de noodzaak om te erkennen dat alleen de massale mobilisatie van de arbeidersklasse een echte oppositie tegen de imperialistische oorlog kan vormen; en dat, in eerste instantie, zulke bewegingen eerder zullen voortkomen uit de strijd tegen de gevolgen van de economische crisis (natuurlijk verergerd door de groei van een oorlogseconomie) dan uit directe massa-acties tegen oorlog.
Om dergelijke standpunten naar voren te brengen, was het nodig om verzet aan te tekenen tegen de voorgenomen uitsluiting van de procedure van de groepen van de Kommunistische Linkerzijde door de elementen achter de organisatie van de Actieweek. Op deze kwestie komen we hieronder terug.
In ons eerste artikel, dat tot doel had een beschrijving te geven van de chaotische uitkomst van de Actieweek, en enkele van de onderliggende redenen daarvoor aan te dragen, wezen we ook op de constructieve rol die de groepen van het Linkskommunisme, maar ook enkele andere elementen, speelden in een poging een georganiseerd kader op te bouwen voor een serieus debat (wat de "Zelfgeorganiseerde Assemblee" werd genoemd). De IKS-delegatie steunde dit initiatief, maar we maakten ons geen illusies over de moeilijkheden waarmee deze nieuwe formatie te maken zou krijgen, en nog minder over de mogelijkheden dat er een soort georganiseerd vervolg op het evenement zou komen - als eerste stap de organisatie van een website die als forum zou kunnen dienen voor debatten die niet in Praag ontwikkeld konden worden. Het lijkt er nu op dat zelfs deze minimale hoop op niets is uitgelopen en dat het nodig zal zijn om vanaf nul te beginnen om de parameters en mogelijkheden van toekomstige bijeenkomsten te definiëren.
Sinds het einde van de Praagse week zijn er maar weinig pogingen geweest om te beschrijven wat er gebeurd is, laat staan om politieke lessen te trekken uit deze overduidelijke mislukking. Het Anarchist Communist Network heeft een kort verslag[3] geschreven, maar het lijkt zich vooral te richten op de problemen die veroorzaakt werden door de verdeeldheid onder Tsjechische anarchisten tussen "verdedigers van Oekraïne " en degenen die een internationalistisch standpunt over de oorlog nastreefden. Dit was zeker een element in de desorganisatie van de manifestatie, maar, zoals we in ons eerste artikel betoogden, het is nodig om veel dieper te gaan dan dit - op zijn minst, op de activistische benadering die nog steeds overheerst onder de anarchisten die tegen de oorlog zijn op een internationalistische basis.[4]
Voor zover wij weten zijn het meeste commentaar wordt geleverd door degenen die het meest vijandig staan tegenover de groepen van de Kommunistische Linkerzijde. Allereerst een groep uit Duitsland die zich richt op solidariteit met gevangenen[5] Deze groep was alleen aanwezig aan het einde van de eerste dag van de Zelfgeorganiseerde Assemblee en een deel van de tweede, voordat ze naar de officiële conferentie[6] ging, waar volgens haar een aantal interessante discussies plaatsvonden, terwijl ze ons helemaal niets vertelt over wat er besproken werd. Maar ze zijn heel duidelijk over wie ze de schuld geven van het saboteren van de actieweek:
"We realiseerden het ons op dat moment niet, maar het was al duidelijk dat in de toch al chaotische situatie groepen probeerden de bijeenkomst van binnenuit op te blazen, naast de aanvallen van NAVO-anarchisten, waar op dat moment andere conflicten tussen groepen werden uitgevochten. In de eerste plaats door Linkskommunistische groepen".
Dus in plaats van te proberen een uitweg te bieden uit de chaotische situatie die de officiële organisatoren hadden nagelaten, waren de Linkskommunistische groepen er alleen maar op uit om het erger te maken!
Het meest "substantiële" verslag van wat er gebeurde wordt geleverd door de Tsjechische groep Tridni Valka, waarvan de meeste mensen dachten dat ze betrokken waren bij de organisatie van de actieweek - en met reden, want op hun website stonden alle aankondigingen erover[7]. Maar het meest substantiële aan dit artikel zijn de vele vervormingen en laster die erin staan. Naar onze mening heeft dit artikel drie hoofddoelen:
- Ze willen hun eigen verantwoordelijkheid voor het fiasco verbergen door de schuld te geven aan wat zij afschilderen als een volledig apart "organisatiecomité" waarvan de samenstelling tot op de dag van vandaag een mysterie is. Tridni Valka beweert dat het alleen voorstander was van het niet-openbare Anti-Oorlog Congres aan het einde van de week en dacht dat de organisatoren niet over de middelen beschikten om een hele week aan evenementen te organiseren. Ze zijn vooral kritisch over de "anti-oorlogsdemonstratie" die gepland stond voor de vrijdag van de week, die de dag ervoor als zinloos en als een bedreiging voor de veiligheid was afgewezen door alle elementen die zich uitspraken voor het boycotten van de demonstratie ten gunste van het voortzetten van het politieke debat (d.w.z. het houden van de Zelf Georganiseerde Assemblee). En toch is de aankondiging die mensen opriep om deel te nemen aan de demonstratie nog steeds te vinden op de website van Tridni Valka[8]. Deze verwarring is het onvermijdelijke resultaat van een politieke opvatting die een duidelijke politieke afbakening tussen verschillende organisaties vermijdt of verwerpt en het dus onmogelijk maakt om uit te maken welke groep of comité verantwoordelijk is voor welke beslissing, een situatie die alleen maar verwarring en wantrouwen kan zaaien.
- Ze proberen hun politiek van uitsluiting van het Linkskommunisme van het congres te rechtvaardigen, eerst door een terminologisch argument aan te voeren over het label "Kommunistisch Links", vervolgens door een aantal historische voorbeelden te geven die de bestaande groepen van de Kommunistische Linkerzijde ervan beschuldigen te proberen een "massapartij" op te bouwen naar bolsjewistisch model; door te beweren dat alle groepen van het Linkskommunisme pleitten voor de ondertekening van het Verdrag van Brest-Litovsk in 1918 door de Bolsjewiki ("een echte steek in de rug voor de proletariërs in Rusland, Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, een 'verraad' zouden sommigen zeggen!"); door de Zimmerwald conferentie en de Zimmerwald Linkerzijde te hekelen, waar de Linkskommunisten ook naar verwijzen, als niets anders dan een stelletje pacifisten en door te beweren zelfs dat "het zogenaamde 'Linkskommunisme' het standpunt van de Derde Internationale over het koloniale vraagstuk verdedigt (min of meer, afhankelijk van de nuances die door elk van deze organisaties worden voorgestaan)". Al deze argumenten worden aangevoerd om aan te tonen dat de standpunten van het Linkskommunisme onverenigbaar waren met deelname aan het Anti-Oorlogscongres. We kunnen hier niet op al deze argumenten ingaan, maar één of twee punten moeten zeker genoemd worden, omdat ze de omvang van de onwetendheid (of opzettelijke verdraaiing) in het artikel van Tridni Valka onthullen: ten eerste is de kritiek op het sociaaldemocratische idee van de massapartij in eerste instantie ontwikkeld door niemand minder dan de Bolsjewiki vanaf 1903[9]; in Rusland in 1918 was het juist het verzet tegen het Verdrag van Brest-Litovsk dat aanleiding gaf tot het ontstaan van de Linkskommunistische fractie in de Russische partij (hoewel het waar is dat sommige linkskommunisten, met name de Italiaanse fractie, - naar onze mening terecht - later argumenteerden tegen het standpunt van "revolutionaire oorlog" dat de linkskommunisten aanboden als alternatief voor het ondertekenen van het Verdrag); en wat betreft het argument dat de huidige groepen van het Linkskommunisme allemaal het standpunt van de Derde Internationale over het koloniale vraagstuk blijven verdedigen... . . we kunnen Tridni Valka verwijzen naar een willekeurig aantal artikelen op onze website die precies het tegenovergestelde beweren.
- Tenslotte willen ze de IKS definitief uitsluiten van het proletarische kamp. Waarom? Omdat we beweerden dat de groep die Tridni Valka het sterkst heeft beïnvloed, de Groupe Communiste Internationaliste, uiteindelijk flirtte met terrorisme en dat Tridni Valka nooit heeft verduidelijkt welke verschillen ze hadden met de GCI. Het antwoord van Tridni Valka: "Het is zeer waarschijnlijk dat de Tsjechische (en andere) staatsveiligheidsdiensten blij zullen zijn met dit soort 'onthullingen' en 'informatie' over de vermeende banden van onze groep 'met terrorisme'. Met dank aan de onderkruipers van de IKS, dat zichzelf beter IKS-B zou kunnen noemen, met een B voor 'Bolsjewiek' maar vooral voor 'Verrader'! Verdomde verklikkers!!!"
Integendeel: de IKS heeft lang geleden zijn politieke verantwoordelijkheid genomen door de pretenties van de GCI als het nec plus ultra van het internationalisme aan de kaak te stellen door hun steeds groteskere steun voor terroristische acties en organisaties als uitingen van het proletariaat in kaart te brengen: beginnend met het Populair Revolutionair Blok in El Salvador en het Lichtend Pad in Peru, en culminerend in het zien van een proletarisch verzet in de gruweldaden van Al Qaida[10]. Dergelijke politieke standpunten stellen alle echte revolutionaire organisaties duidelijk bloot aan onderdrukking door de staatsveiligheidsdiensten, die het zullen gebruiken om internationalisme gelijk te stellen met islamitisch terrorisme. Bovendien hebben we een ander facet laten zien van het vermogen van de GCI om het werk van de politie te doen: hun dreigementen met geweld tegen onze kameraden in Mexico, van wie sommigen al fysiek waren aangevallen door Mexicaanse maoïsten[11].Als Tridni Valka enig verantwoordelijkheidsgevoel had ten opzichte van de noodzaak om het internationalistische kamp te verdedigen, zouden ze zich publiekelijk hebben gedistantieerd van de dwalingen van de GCI.
We hebben ons laatste woord nog niet gezegd over de lessen van de Praagse gebeurtenis, noch over andere pogingen om een internationalistisch antwoord op de oorlog te ontwikkelen, maar we konden niet om deze aanvallen heen. Door de traditie van de Kommunistische Linkerzijde voor te stellen als niets anders dan een obstakel voor de poging om de bescheiden internationalistische krachten van vandaag samen te brengen, onthullen de auteurs van deze aanvallen dat zij het zijn die tegen deze poging zijn. In toekomstige artikelen willen we reageren op de balans die het CWO van de conferentie heeft opgemaakt en ingaan op enkele van de belangrijkste kwesties die door de conferentie aan de orde zijn gesteld. Dat betekent in het bijzonder dat we dieper ingaan op de vraag waarom we volhouden dat alleen de echte beweging van de arbeidersklasse zich kan verzetten tegen de imperialistische oorlog, waarom alleen de omverwerping van het kapitalisme een einde kan maken aan de toenemende spiraal van oorlog en vernietiging, en waarom de activistische aanpak die de voorkeur heeft van de meerderheid van de groepen die deelnamen aan de Actieweek alleen maar kan leiden tot een impasse.
Amos
[1] Zie bijvoorbeeld Zimmerwald (1915-1917): From war to revolution [554], International Review 44
[2] Prague "Action Week": Activism is a barrier to political clarification [555], International Review 172
[3] https://anarcomuk.uk/2024/05/28/prague-congress-interim-report/ [556]
https://anarcomuk.uk/2024/05/31/prague-congress-report-part-2/ [557]
[4] De Communist Workers Organisation heeft ook een kort verslag geschreven, maar we willen hier in een apart artikel op reageren. Internationalist Initiatives Against War and Capitalism [558], Revolutionary Perspectives 24
[5] Das Treffen in Prag, der Beginn von einer Katastrophe [559], Soligruppe für Gefangene
[6] Dat wil zeggen, het niet-openbare "anti-oorlogscongres" bijeengeroepen door het oorspronkelijke organisatiecomité, dat de Linkskommunistische groepen uitsloot. Deze bijeenkomst gaf aanleiding tot een korte gemeenschappelijke verklaring die hier te vinden is: https://anarcomuk.uk/2024/06/15/declaration-of-revolutionary-internationalists/ [560]
[9] Zie bijvoorbeeld 1903-4: the birth of Bolshevism [563], International Review 116
[10] How the Groupe Communiste Internationaliste spits on proletarian internationalism [564], ICC Online; What is the GCI (Internationalist Communist Group) good for? [565] International Review 124
Met diepe droefheid informeren wij onze sympathisanten en lezers over het overlijden, op 74-jarige leeftijd, van onze kameraad Enrique. Zijn onverwachte dood maakte een plotseling einde aan meer dan 50 jaar toewijding en bijdrage aan de strijd van het wereldproletariaat. Zijn kameraden en vrienden hebben natuurlijk een zeer pijnlijke schok ondergaan. Voor onze organisatie, voor de hele traditie en het heden van de Kommunistische Linkerzijde, is het een aanzienlijk verlies dat we allemaal samen onder ogen zullen moeten zien.
Praten over het militante traject van een kameraad als Enrique roept bij ieder van ons die hem kende, op persoonlijk en politiek vlak, duizenden herinneringen op aan zijn enthousiasme, solidariteit en kameraadschap. Zijn gevoel voor humor was aanstekelijk, niet het ongelovige cynisme dat zo gebruikelijk is bij zogenaamde ‘intellectuelen’ en ‘critici’, maar eerder de energie en vitaliteit van iemand die ons aanmoedigde om te vechten, om alles te geven in de strijd voor de bevrijding van de mensheid. Voor hem, net als voor Marx, ‘komt vechten overeen met zijn idee van het nastreven van geluk’. Daarom was hij geduldig en begripvol in discussies, en wist hij de zorgen te begrijpen van degenen die het niet eens waren met wat hij verdedigde. Maar hij was ook standvastig in zijn argumenten. Het was, zoals hij zei, zijn manier om eerlijk te zijn in een strijd voor opheldering die de arbeidersklasse als geheel ten goede kwam. En hoewel hij een enorm theoretisch en creatief vermogen had om artikelen te schrijven en bij te dragen aan discussies, was Enrique niet wat je een ‘theoreticus’ zou noemen. Hij was een enthousiaste deelnemer aan de verkoop van de pers, deelde pamfletten uit bij demonstraties, bijeenkomsten, enzovoort.
Hij maakte deel uit van een generatie die was opgeleid om een positie in te nemen in de democratische staat en het stokje over te nemen van de oude rotten van het Francoïsme, waaruit mensen als Felipe González, Guerra, Albors, enz. zijn voortgekomen. En hij had meer dan genoeg politieke, intellectuele en persoonlijke kwaliteiten om ‘carrière te maken’ in de staat zoals anderen hebben gedaan; maar vanaf het begin stond hij aan de kant van de arbeidersklasse in haar strijd tegen de burgerlijke staat voor het vooruitzicht van het kommunisme.
Enrique was een van de vele jonge arbeiders die tot de arbeidersstrijd werden gedreven door de vele stakingen in Spanje eind jaren 1960 en begin jaren 1970, die in feite de uitdrukking waren van de internationale opkomst van klassenstrijd die een einde maakte aan de contrarevolutie na de Tweede Wereldoorlog. Dit was een van de eerste redenen waarom Enrique zich losmaakte van de wirwar van linkse groeperingen van allerlei pluimage die er in die tijd in overvloed waren. Terwijl deze groepen de arbeidersstrijd in Asturië, Vigo, Pamplona, Bajo Llobregat, Vitoria, enz. presenteerden als uitingen van een ‘vrijheidsstrijd’, was Enrique's werk op geen enkele manier beperkt tot links. Enrique begreep dat ze deel uitmaakten van een ondeelbare beweging van strijd (Mei '68, Italiaanse Herfst, Cordobazo in Argentinië in 1969, Polen in 1970, enz.) die de kapitalistische staat confronteerde in zijn ‘dictatoriale’ of ‘democratische’ of zelfs ‘socialistische’ versie. Dit internationalistische perspectief van de klassenstrijd was een van de bronnen van het enthousiasme dat Enrique zijn hele leven vergezelde. Terwijl de overgrote meerderheid van de arbeidersmilitanten in de jaren 1970 gedemoraliseerd en gefrustreerd raakte door deze foutieve interpreatie van de arbeidersstrijd als een ‘strijd voor vrijheden’, kon Enrique zijn overtuiging in de strijd van het wereldproletariaat versterken. Hij was een tijdlang geëmigreerd naar Frankrijk en niets was stimulerender voor hem dan te gaan en te interveniëren in strijd over de hele wereld (zoals hij onlangs kon doen tijdens de ‘zomer van ontevredenheid’ in Groot-Brittannië) of deel te nemen aan discussies op de vijf continenten met kameraden die toenadering zochten om deel te nemen aan de historische en internationale strijd van de arbeidersklasse. Hij toonde altijd een energie die indruk maakte op de jongere kameraden en die voortkwam uit zijn vertrouwen en overtuiging in het historische perspectief van de strijd van het proletariaat, van het kommunisme.
Vanwege zijn oprechte en consequente internationalisme brak Enrique uiteindelijk met organisaties die, in een schijnbaar radicaler discours dan dat van de ‘hervormers’, ervoor pleitten dat het proletariaat partij moest kiezen in inter-imperialistische conflicten, die toen ‘nationale bevrijdingsstrijd’ werden genoemd. Net als vandaag de dag, bijvoorbeeld in Gaza, riepen de toenmalige linkse organisaties de arbeiders op om de guerrilla’s in Vietnam te steunen, of die in Latijns-Amerika, enzovoort. Maar dit valse ‘internationalisme’ was precies het tegenovergestelde van wat revolutionairen altijd hadden verdedigd tegenover de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De zoektocht naar continuïteit met het echte internationalisme bracht Enrique ertoe zich te wenden tot de historische afstamming van de Kommunistische Linkerzijde.
Hetzelfde geldt voor zijn constante aanklacht tegen de vakbonden als organen van de kapitalistische staat. Het alternatief was niet ‘teleurgesteld’ te zijn in de arbeidersklasse of haar strijd tegen uitbuiting te verwerpen, maar zich de bijdragen van de Kommunistische Linkerzijde (Italiaanse, Duits-Nederlandse en daarna Franse) opnieuw toe te eigenen om de zelforganisatie van de strijd, de arbeidersvergaderingen, de embryo's van de arbeidersraden, te verdedigen.
Het was de zoektocht naar deze continuïteit met revolutionaire standpunten die Enrique ertoe bracht contact op te nemen met Révolution Internationale (RI)[1] in Frankrijk in oktober 1974, nadat hij de publicatie Accíon Proletaria had gevonden in een boekwinkel in Montpellier (waar hij werkte)[2]. Enrique heeft altijd gezegd dat hij verbaasd was over de snelheid waarmee Révolution Internationale (de afdeling in Frankrijk van de IKS) zijn correspondentie beantwoordde en zaken met hem kwam bespreken. Vanaf dat moment vond er een rigoureus en geduldig proces van discussie plaats dat leidde tot de oprichting van de Spaanse sectie van de IKS in 1976, met een groep jonge elementen die ook uit de strijd voortkwamen en die Enrique zelf probeerde samen te brengen en te stimuleren om in hen de militante overtuiging van de noodzaak en mogelijkheid van internationale revolutie te ontwikkelen. Bij deze interventie kon Enrique rekenen op de steun en begeleiding van de internationale en gecentraliseerde revolutionaire organisatie die de IKS al was, die de overdracht verzekerde en continuïteit gaf aan de historische strijd van de Kommunistische Linkerzijde. Enrique, die de eerste fasen van zijn militante leven bijna alleen moest doen, benadrukte herhaaldelijk het belang om het beste te maken van de ‘schat’ en de continuïteit die de Internationale Kommunistische Stroming vertegenwoordigde. Hij werd zelf een actieve en volhardende factor in deze overdracht van het revolutionaire erfgoed.
Met de eerlijkheid en het kritisch vermogen (inclusief zelfkritiek) die hem altijd kenmerkten, erkende Enrique dat deze kwestie van voorhoedeorganisatie moeilijk te assimileren was voor hem. Onderschatting van de functie, of zelfs afwijzing van de noodzaak van revolutionaire organisatie, was in die tijd relatief gebruikelijk onder jongeren die op zoek waren naar politieke oriëntatie, gezien de kracht die uitging van een zeer jong proletariaat in de grote strijd van de jaren 1960 en 1970, waardoor de activiteit van revolutionaire organisaties ‘overbodig’ leek. Dit is begrijpelijk gezien de ervaringen van verraad door de ‘socialistische’, ‘kommunistische’, trotskistische partijen, enz., die sporen, trauma’s en wantrouwen achterlieten in de arbeidersklasse, nog verergerd door de demoraliserende werking van het vervreemdende militantisme in de linkse groepen van de jaren 1970 en 1980. Enrique gaf met name toe beïnvloed te zijn door het anarchisme[3] en te hebben deelgenomen aan een Situationistische groep op de universiteit. Binnen de IKS zelf kwam zijn onderschatting tot uiting van de noodzaak tot organisatie in de radenistische tendensen, waarvan Enrique aanvankelijk zelf de woordvoerder was, wat resulteerde in een weigering om dergelijke tendensen te bestrijden en een centrisme ten opzichte van het radenisme. De strijd tegen deze tendensen was doorslaggevend in Enrique’s evolutie op het vlak van organisatie. Hij liet zich niet meeslepen door frustratie of gevoelens van ontgoocheling, maar streefde ernaar de onmisbare noodzaak van revolutionaire organisatie te begrijpen en wijdde zich onvermoeibaar aan de verdediging ervan, onlosmakelijk verbonden met de niet aflatende strijd tegen opportunisme, tegen de druk van de burgerlijke ideologie in de rangen van de arbeidersklasse.
Enrique was altijd een geduldig polemist, in staat om de oorsprong uit te leggen van de verwarringen en dwalingen die een ideologische invloed uitten die vreemd was aan het proletariaat, en tegelijkertijd de theoretische en politieke bijdragen van de arbeidersbeweging te onderstrepen die hielpen deze te overwinnen. Deze geest van permanente strijd was nog een van zijn bijdragen, het reageren op elke fout, elk misverstand, het tot op de bodem uitzoeken van de wortels, het trekken van lessen voor de toekomst.
Waar hij altijd met energie en onverzettelijkheid tegen in opstand kwam, was de besmetting van politieke debatten door hypocrisie, dubbelhartigheid, laster, aanklachten en manoeuvres, met andere woorden door het gedrag en de moraal van de vijandige klasse, de bourgeoisie. Ook hier is Enrique altijd een dam geweest voor de verdediging van de waardigheid van het proletariaat.
Het militante traject van onze kameraad Enrique, al zijn bijdrage, al die militante passie, al die energie en werkcapaciteit die hij heeft getoond gedurende meer dan 50 jaar van voortdurende strijd voor de wereldrevolutie zijn niet alleen karakteristieke uitingen van Enrique's persoonlijkheid. Deze karaktereigenschappen komen overeen met het revolutionaire karakter van de klasse die hij op genereuze en voorbeeldige wijze diende. Bilan, de Italiaanse Kommunistische Linkerzijde, die afstand wilde nemen van het personalisme, bepleitte dat ‘elke militant zichzelf moet herkennen in de organisatie en de organisatie zichzelf op haar beurt moet herkennen in elke militant’. Enrique vertegenwoordigde de essentie van de IKS als weinig anderen. We zullen je altijd missen, kameraad, en we zullen ernaar streven om naar jouw voorbeeld te leven. Laten we je strijd voortzetten!
IKS, juni 2024.
[1] Révolution Internationale is de Franse groep die zich heeft ingezet voor de oprichting van het IKS (dat in 1975 werd opgericht) na het samengaan van verschillende organisaties zoals World Revolution in Groot-Brittannië, Internationalisme in België en Revoluzione Internazionale in Italië.
[2] Acción Proletaria was - vóór 1974 - de publicatie van een groep uit Barcelona waarmee RI contact had opgenomen en die aanvankelijk dichter bij de standpunten van de Kommunistische Linkerzijde stond. De groep redigeerde de eerste twee nummers van de publicatie en ging uiteindelijk uit elkaar onder het gewicht van nationalisme en links. Daarna bleef Acción Proletaria in Toulouse verschijnen en militanten van Révolution Internationale smokkelden het naar Spanje (nog steeds onder het regime van Franco); vanaf 1976, met de vorming van een afdeling van de IKS in Spanje, nam deze laatste de publicatie over.
[3] In de jaren 1970 had het anarchisme veel gewicht in Spanje. Op 2 juli 1977, bijvoorbeeld, stroomden 300.000 mensen naar Montjuic om een bijeenkomst bij te wonen die georganiseerd was door Federica Montseny. Federica Montseny was een Spaans anarcho-syndicaliste, die in 1936 als minister van Volksgezondheid toetrad tot de Tweede Spaanse Republiek.
Update, 2 Oktober 2024
Sinds dit artikel is geschreven, bevestigen recente gebeurtenissen, en in het bijzonder de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, duidelijk de voorspelling van het artikel dat we de toenemende escalatie van de oorlog tussen Israël en Hezbollah in Libanon zien. De oorlog heeft zich al uitgebreid naar Jemen met Israëlische aanvallen op havens die in handen zijn van de Houthi’s en naar Syrië met een aanval op Damascus. Het offensief van Israël tegen Hezbollah, dat begon met een uiterst geraffineerde en toch volstrekt barbaarse operatie die door de Mossad was bedacht in het hart van Beiroet, waarbij tegelijkertijd bijna 500 illegale telefoonpiepers en walkietalkiebommen tot ontploffing werden gebracht, werd gevolgd door een intens luchtbombardement op de Libanese hoofdstad, waarbij honderden mensen, waaronder veel kinderen, werden gedood, meer dan 1800 burgers gewond raakten op 26 september en tot een miljoen mensen werden gedwongen om hun huizen te ontvluchten. Rapporten geven aan dat honderdduizenden van hen hun toevlucht hebben gezocht in Syrië, waar al talloze vluchtelingenkampen zijn waar basisvoorzieningen vrijwel onbestaande zijn.
Op 27 september nog een coup voor de Israëlische staat: de moord op de hoogste leider van Hezbollah, Hassan Nasrallah. Deze en andere slagen tegen Hezbollah zijn duidelijk in het voordeel van het Netanyahu-regime, dat hier kan bogen op duidelijke ‘overwinningen’ in tegenstelling tot het dodelijke moeras in Gaza. Ondertussen is een Israëlisch grondoffensief in Zuid-Libanon al begonnen, met commandoaanvallen op Hezbollah-bases, ondersteund door luchtmacht. Het Israëlische offensief heeft Hezbollah beroofd van een aanzienlijk deel van zijn huidige leiders, maar het is een complete illusie om te denken dat je terrorisme kunt uitroeien door een paar commandanten weg te vagen. De oorlog in Libanon zal voor Israël geen snelle en gemakkelijke uitkomst hebben, zoals het al in 2006 ontdekte.
Hezbollah heeft wraak gezworen en blijft oproepen tot de vernietiging van de staat Israël, terwijl Teheran op zijn beurt een regen van ballistische raketten lanceert op Tel Aviv en Jeruzalem als vergelding, wat opnieuw een escalatie van de reactie van Israël zal uitlokken. De twee partijen maken gebruik van de huidige aandacht voor de komende Amerikaanse verkiezingen, hun onzekere uitkomst en de nabijheid van deze deadline, om hun provocatieve beleid te intensiveren, waarbij ze doof blijven voor de bevelen van zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie, die hebben opgeroepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren. Het is duidelijk dat de lokale machten zich halsoverkop storten op een escalerende en irrationele militaire situatie die de hele regio in vuur en vlam dreigt te zetten. Tegelijkertijd onthult het conflict de tegenstrijdige houding van de VS, die wapens blijven leveren aan Israël en inlichtingen verschaffen bij sommige van zijn aanvallen, zoals de Israëlische inval in Jemen. Washington heeft belang bij de verzwakking van Iran en zijn bondgenoten in de regio - wat ook een klap zou zijn voor Rusland, aangezien Iran een van zijn belangrijkste wapenleveranciers is. Zowel de VS als Groot-Brittannië hebben een directe rol gespeeld in de reactie van Israël op de Iraanse raketaanval (inlichtingen en antiraketvuur van de Amerikaanse Middellandse Zeevloot). Maar tegelijkertijd wil Washington niet dat de hele situatie uit de hand loopt; en Netanyahu’s groeiende verzet tegen de oproepen van de VS is een verder teken van de afnemende autoriteit van Amerika op wereldschaal.
In mindere mate, maar net zo belangrijk, is de oorlog tussen Rusland en Oekraïne aan verschanst en vastlopen. Zelensky heeft onlangs een toespraak gehouden bij de VN in een poging de ‘internationale gemeenschap’ ervan te overtuigen Oekraïne effectiever te steunen, waarbij hij schijnheilig een ‘plan voor vrede’ presenteerde, terwijl hij in feite op nauwelijks verholen wijze toegeeft dat het een kwestie is van druk uitoefenen op Moskou om Rusland ‘te dwingen vrede te sluiten’ onder de nieuwe voorwaarden die Oekraïne heeft opgelegd. Dit lokte alleen maar een venijnige reactie van Poetin uit, die verklaarde dat “hij nooit vrede onder dwang zou accepteren” en opnieuw bevestigde dat de voorwaarden van Moskou voor een staakt-het-vuren altijd dezelfde zijn geweest: erkenning van de regio’s die Rusland aan het begin van de oorlog heeft veroverd en het uitsluiten van toetreding van Oekraïne tot de NAVO. Deze voorwaarden zijn op hun beurt totaal onaanvaardbaar voor Kiev.
Bovendien heeft Groot-Brittannië langeafstandsraketten van het type Storm Shadow naar Oekraïne gestuurd en lijkt het zijn standpunt over het toestaan van het gebruik van deze raketten tegen doelen in Rusland te hebben gewijzigd. Als de VS, Duitsland en anderen in het Westen groen licht geven voor het gebruik van deze raketten in Rusland, zou dat weer een stap in de richting van de afgrond zijn. In reactie hierop heeft Poetin het protocol voor het gebruik van kernwapens veranderd, waardoor ze nu ‘asymmetrisch’ kunnen worden ingezet als cruciale installaties op Russisch grondgebied worden bedreigd, zelfs door een niet-nucleaire mogendheid. Als gevolg van dit alles wordt het vooruitzicht op heropening van de onderhandelingen tussen de twee hoofdrolspelers in het conflict opnieuw begraven. Op de grond daarentegen nemen de gevechten en de wederzijdse vernietiging niet alleen toe, maar dreigen ze opnieuw een nog dreigender wending te nemen met de hervatting van de bombardementen rond de kernreactoren van de Zaporizzja-centrale, terwijl beide partijen elkaar verwijten dat ze met vuur spelen.
Deze oorlogen laten zien dat de hele heersende klasse van dit barbaarse systeem schuldig is aan het spelen met vuur.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Deze zomer zijn de dodelijke spanningen in Oekraïne en het Midden-Oosten verder opgelopen in een destructieve escalatie waarvan de uitkomst niet duidelijker kan zijn: voor geen van de strijdende partijen zal er ooit iets goeds uit deze oorlogen voortkomen.
Een oneindige escalatie van oorlog
De opmars van het Russische leger in Oost-Oekraïne is beantwoord met nieuwe invallen. Deze keer rechtstreeks door het Oekraïense leger op Russisch grondgebied in de Koersk-regio. Er is een nieuwe stap gezet, die de bevolking en de wereld bedreigt met een uitbreiding van het conflict en een nog dodelijker confrontatie. Alle strijdende partijen zijn in een uiterst gevaarlijke spiraal terechtgekomen: Zelenski, bijvoorbeeld, wacht allen maar op een kans om Rusland harder te kunnen raken dankzij de Europese en Amerikaanse raketten die hij ontvangt. En dit voedt alleen maar de moorddadige vlucht naar voren van het Kremlin, zoals in het geval van de aanvallen in Poltava, die 55 doden toevoegden aan de eindeloze lijst van slachtoffers. Van zijn kant blijft ook Wit-Rusland een macht die mogelijk een actieve rol kan spelen in het conflict: met de Oekraïense inval in Koersk is deze mogelijkheid toegenomen. De regering Loekasjenko heeft een derde van zijn leger gestationeerd aan de gemeenschappelijke grens tussen Wit-Rusland en Oekraïne en de militaire oefeningen in juni hebben eraan herinnerd dat het Russische kernwapens op zijn grondgebied heeft. Het risico dat de oorlogsspiraal zich uitbreidt is ook aanwezig in Polen, dat opnieuw zijn bezorgdheid heeft geuit door zijn troepen in staat van paraatheid te houden. Hoewel de NAVO, waar Polen lid van is, officieel heeft geweigerd troepen te sturen, sprak de Poolse premier Donald Tusk eind maart van een “tijdperk van naderende oorlog”.
In het Midden-Oosten zijn de dagelijkse gruwelen in Gaza nog verergerd door het offensief van het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever en de interventie in Zuid-Libanon, in een totaal irrationele vlucht naar voren. De provocerende moord op de Hamas-leider in Teheran leidde alleen maar tot zijn vervanging door een nieuwe leider die nog extremistischer en bloeddorstiger is, en ontstak een nieuw lont in het regionale kruitvat. Dit alles heeft Iran en zijn bondgenoten uiteraard nieuwe voorwendselen gegeven om zich nog meer in het conflict te mengen en om hun misdaden en provocaties op te voeren.
Terwijl de hypocriete onderhandelingen over een staakt-het-vuren half augustus in Doha plaatsvonden, gingen de slachtingen en vernietigingen onverminderd en met grotere intensiteit door. Netanyahu torpedeert voortdurend elke poging tot een diplomatieke opening, om zo zijn politiek van de verschroeide aarde kracht bij te zetten, waarbij hij de lijken opstapelt in een poging zijn hachje te redden. Elke partij voerde het bloedbad alleen maar op om de onderhandelingen te beïnvloeden.
Netanyahu en Hamas, Poetin en Zelenski en de imperialistische mogendheden die hen actief steunen, al deze imperialistische aasgieren storten zich in een eindeloze logica van alsmaar destructievere confrontaties. Dit bevestigt ten volle dat de oorlogsspiraal van het kapitalisme in volle staat van ontbinding elke economische rationaliteit heeft verloren en de neiging heeft om te ontsnappen aan de controle van zowel zijn directe protagonisten als van alle betrokken imperialistische machten.
De ontbinding van het kapitalisme versnelt, de conflicten verergeren
Deze conflicten illustreren het enorme gewicht van de ontbinding van het kapitalistische systeem, waarvan de onomkeerbare versnelling de mensheid steeds meer dreigt te vernietigen, zowel vanwege hun duur, de manier waarop ze zich ontvouwen, de politieke impasse waarin ze wegzakken als door de vlucht naar voren in een logica van verschroeide aarde. Hoewel een wereldoorlog niet aan de orde is, vanwege de instabiliteit van de allianties en de algemene ongedisciplineerdheid die de internationale verhoudingen nu kenmerken, kan de intensivering en geleidelijke uitbreiding van conflicten op termijn alleen maar leiden tot steeds meer vernietiging en chaos.
Het feit dat er geen imperialistische blokken bestaan die klaar zijn voor een wereldoorlog (zoals het Westblok en het Oostblok tijdens de Koude Oorlog) leidt uiteindelijk tot grotere instabiliteit: aangezien er niet langer een gemeenschappelijke vijand is en er geen blokdiscipline meer bestaat, handelt elke staat en/of factie nu uitsluitend voor zijn eigen doeleinden, waardoor ze gemakkelijker met elkaar in botsing komen in een strijd van allen tegen allen. Hierdoor worden de acties van anderen belemmert en is het steeds moeilijker de eigen politiek onder controle te houden.
Vanwege deze tendens de Verenigde Staten, terwijl het hun steun aan de NAVO handhaaft, ziet ze hun eigen facties elkaar verscheuren over de te volgen politiek, zowel in Oekraïne als in Gaza. Terwijl de regering Biden de steun aan haar bondgenoten wil handhaven, proberen de Republikeinen die te beperken. Aanvankelijk bevroren ze in het Congres 60 miljard dollar aan steun voor Oekraïne en 14 miljard dollar voor Israël, om uiteindelijk toe te geven en ermee in te stemmen die steun vrij te geven. Deze scheuren accentueren de moeilijkheid van de Verenigde Staten om hun hegemonie aan de wereld op te leggen. Zo verliezen ze steeds meer controle over hun politiek en hun autoriteit over de protagonisten in conflicten.
In deze context gooit de groeiende polarisatie tussen de twee grootmachten, China en de Verenigde Staten, olie op het vuur. Hoewel een grootschalige oorlog tussen deze twee grootmachten voorlopig uitgesloten is, zijn de spanningen constant en neemt het risico op een regionale confrontatie over Taiwan alleen maar toe. China zet zijn militaire oefeningen in de buurt van en rond het eiland voort, het gaat door met en voert zijn militaire provocaties in de Chinese Zee, zij het voorzichtig, op en het voert zijn intimidaties, vooral richting de Filipijnen en Japan. De Verenigde Staten, zeer bezorgd, verheffen hun stem en bevestigen opnieuw hun steun aan hun lokale bondgenoten die worden bedreigd, terwijl ze ook hun provocaties opvoeren. De situatie wordt steeds oncontroleerbaarder. Het risico op nieuwe conflicten neemt voortdurend toe.
De arbeiders
blijven de grootste slachtoffers
Of ze zich nu in de onmiddellijke nabijheid van de conflictgebieden bevinden of buiten de frontlinies geconfronteerd worden met de aanvallen als gevolg van de oorlogseconomie, het zijn altijd de arbeiders die het zwaarst getroffen worden. In oorlogsgebieden zijn ze het slachtoffer van bombardementen, lijden ze onder beperkingen en gaan ze gebukt ze terreur, verschrikkingen en bloedbaden. Als ze niet worden uitgebuit in fabrieken, mijnen of kantoren, worden ze door de bourgeoisie gebruikt als kanonnenvoer. In Oekraïne ronselt de regering willekeurig elke man tussen de 25 en 60 jaar, rechtstreeks door ontvoering of met het lokkertje van een hoger salaris dan met een baan in de burgerlijke maatschappij. Bovenop de dienstplicht misbruikt de bourgeoisie ook nog de erbarmelijke omstandigheden van de arbeiders om zich hun bloed en leven toe te eigenen.
Dit alles is alleen mogelijk dankzij intense nationalistische propaganda, grootschalige ideologische campagnes en een conditionering gepland door de staat: “De oorlog is een methodisch georganiseerd, reusachtig moorden. Voor het stelselmatig moorden moet echter bij normaal aangelegde mensen eerst de daarbij passende bedwelming opgewekt worden. Dat is vanouds de gebruikelijke methode van oorlogvoerenden. De beestachtigheid van de gedachten en van de gezindheid moet overeenstemmen met de beestachtigheid van de praktijk, de eerste moet de laatste voorbereiden en begeleiden “[1]. Dit is de reden waarom de arbeidersklasse in Oekraïne, Rusland en het Midden-Oosten op dit moment niet het vermogen heeft om te reageren, en het heel moeilijk zal vinden om dat te doen gezien de ‘bedwelming’ waaraan ze wordt blootgesteld.
Het is waar dat Netanyahu’s regering steeds impopulairder wordt, en dat het nieuws van elke Hamas-moord op Israëlische gijzelaars enorme demonstraties heeft uitgelokt, omdat steeds meer Israëli’s erkennen dat het verklaarde doel van de regering om de gijzelaars te bevrijden en Hamas te vernietigen, met elkaar in tegenspraak zijn. Maar de demonstraties, zelfs als ze een staakt-het-vuren eisen, blijven binnen de grenzen van het nationalisme en de burgerlijke democratie en bevatten geen dynamiek in de richting van een proletarisch antwoord op de oorlog.
Het proletariaat van de Westerse landen blijft door zijn ervaring met de klassenstrijd, in het bijzonder met de geraffineerde valstrikken die de burgerlijke overheersing oplegt, het belangrijkste tegengif tegen de vernietigende spiraal. Door zijn strijd tegen de gevolgen van de oorlogseconomie, zowel de bezuinigingen als de uit de pan rijzende inflatie, legt hij de basis voor zijn toekomstige aanvallen op het kapitalisme n
Tatlin/WH, 5 september 2024
[1] Rosa Luxemburg, De crisis van de sociaal-democratie (1915)
Internationale Kommunistische Stroming aan:
En aan de groep Internationalist Communist Perspective (Z. Korea)
Beste kameraden,
Hierbij voegen wij een voorstel voor een oproep van de Kommunistische Linkerzijde tegen de reusachtige internationale campagne van de bourgeoisie ter verdediging van de ‘democratie’ tegen het populisme en uiterst rechts. Ondanks hun verschillen komen alle linkskommunistische groepen voort uit de enige politieke traditie die steeds de valse keuzes heeft verworpen voor de regeringen, die de bourgeoisie aanwendt om haar permanente dictatuur te verbergen en de arbeidersklasse af te leiden van haar strijdterrein. Het is van vitaal belang dat deze groepen vandaag een gezamenlijke verklaring afleggen die een referentie biedt voor de verdediging van de politieke belangen en strijd van het proletariaat en die een duidelijk alternatief vormt voor de hypocriete leugens van de vijandige klasse.
Graag ontvingen wij een snelle reactie op deze brief en dit voorstel. De formuleringen van de voorgestelde oproep kunnen uiteraard besproken en gewijzigd worden binnen het kader van de klassegrenzen.
Wij kijken uit naar jullie antwoord.
Kommunistische groeten
IKS, 30 augustus 2024
Voorgestelde oproep
Oproep van de Kommunistische Linkerzijde tegen de internationale campagne ter mobilisatie voor de burgerlijke democratie
Tegen het bedrog van de burgerlijke democratie en haar valse keuzes!
Voor een resolute strijd van de arbeidersklasse tegen de dictatuur van de kapitalistische klasse!
De afgelopen maanden hebben de media (die gecontroleerd worden door en het werk doen van de kapitalistische klasse) wereldwijd zich gericht op het verkiezingscarnaval dat heeft plaatsgevonden in Frankrijk, daarna in Groot-Brittannië en in de rest van de wereld, zoals Venezuela, Iran en India, en nu steeds meer in de Verenigde Staten.
Het dominante thema van de verkiezingspropaganda is de verdediging van de democratische façade van regeringen in dienst van de kapitalistische overheersing. Een façade die ontworpen is om de realiteit van de imperialistische oorlog, de verarming van de arbeidersklasse, de vernietiging van het milieu en de vervolging van vluchtelingen te verbergen. Het is het democratische vijgenblad dat de dictatuur van het kapitaal verbergt, welke partij (rechts, links of centrum) ook de politieke macht waarneemt in de burgerlijke staat.
De arbeidersklasse wordt gevraagd om valse keuzes te maken tussen de ene of de andere kapitalistische regering, tussen deze of gene partij of leider en vandaag de dag steeds vaker om te kiezen voor degenen die beweren de democratische regels van de burgerlijke staat te respecteren, tegenover degenen die, zoals populistisch rechts, deze regels met openlijke minachting behandelen, in plaats van verborgen zoals de democratische partijen doen.
Maar in plaats van te kiezen wie haar de komende jaren zal uitbuiten en onderdrukken, moet de arbeidersklasse haar eigen klassenbelangen verdedigen op het gebied van de lonen en de levensomstandigheden en proberen haar eigen politieke macht te veroveren- doelstellingen die de met de ophef over democratie afgeleid worden en als onmogelijk voorkomen.
Wat de uitslag van de verkiezingen ook zal zijn, in deze en andere landen zal dezelfde kapitalistische dictatuur van wapengeweld en armoede voortduren en erger worden. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, waar de centrumlinkse Labourpartij zojuist een populistisch beïnvloede Tory-regering heeft vervangen, heeft de nieuwe premier geen tijd verloren met het versterken van de betrokkenheid van de Britse bourgeoisie bij de oorlog tussen Rusland en Oekraïne en met het handhaven en opvoeren van de aanvallen op de arbeidersklasse om haar imperialistische ondernemingen te helpen financieren.
Welke politieke krachten verdedigen werkelijk de belangen van de arbeidersklasse tegen de toenemende aanvallen van de kapitalistische klasse? Niet de erfgenamen van de sociaaldemocratische partijen die hun ziel verkochten aan de bourgeoisie tijdens de Eerste Wereldoorlog en die, samen met de vakbonden, de arbeidersklasse mobiliseerden in uniform en in de loopgraven voor de slachting van miljoenen mensen. Noch de laatste apologeten van het stalinistische "communistische" regime dat tientallen miljoenen arbeiders opofferde voor de imperialistische belangen van de Russische natie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Noch het trotskisme of de officiële anarchistische stroming die, op een paar uitzonderingen na, kritische steun gaven aan de ene of de andere kant in dit imperialistische bloedbad. Vandaag de dag scharen de afstammelingen van deze laatste politieke krachten zich "kritisch" achter de liberale en linkse burgerlijke democratie tegen populistisch rechts om zo mee de arbeidersklasse te demobiliseren.
Alleen de Kommunistische Linkerzijde, hoewel klein in aantal, is in de laatste honderd jaar trouw gebleven aan de arbeidersstrijd, als onafhankelijke klasse, gedurende de laatste honderd jaar. Tijdens de revolutionaire arbeidersgolf van 1917-23 verwierp de politieke stroming onder leiding van Amadeo Bordiga, die toen overheerste in de Italiaanse Kommunistische Partij, de valse keuze tussen de fascistische en antifascistische partijen, die samen hadden gewerkt om de revolutionaire opleving van de arbeidersklasse met geweld neer te slaan. In zijn tekst "Het Democratische Principe" uit 1922 hekelde Bordiga de aard van de democratische mythe in dienst van de kapitalistische uitbuiting en moord.
In de jaren 1930 klaagde de Kommunistische Linkerzijde de linkse en rechtse fracties van de bourgeoisie aan, of ze nu fascistisch of antifascistisch waren, die het naderende imperialistische bloedbad voorbereidden. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was alleen deze stroming in staat om een internationalistisch standpunt in te nemen en op te roepen tot de transformatie van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog van de arbeidersklasse tegen de hele kapitalistische klasse in elk land. De Kommunistische Linkerzijde weigerde de macabere keuze tussen democratisch of fascistisch bloedvergieten, tussen de wreedheden van Auschwitz of Hiroshima.
Daarom hebben de verschillende expressies van de Kommunistische Linkerzijde, ongeacht hun politieke verschillen, vandaag besloten om een gezamenlijke oproep aan de arbeidersklasse te lanceren, in het licht van de hernieuwde campagnes die deze valse keuzes ondersteunen, die allemaal ten gunste van kapitalistische regimes zijn en bedoeld om de arbeidersklasse achter de liberale democratie of het rechtse populisme, achter het fascisme of antifascisme te scharen:
WEG MET HET BEDROG VAN DE BURGERLIJKE DEMOCRATIE, DIE DE DICTATUUR VAN HET KAPITAAL EN ZIJN IMPERIALISTISCH MILITARISME VERBERGT!
TEGEN DE BEZUINIGINGEN VAN DE KAPITALISTISCHE DEMOCRATIE EN HET NATIONAAL BELANG, LEVE DE STRIJD VAN HET INTERNATIONALE PROLETARIAAT TER VERDEDIGING VAN ZIJN KLASSENBELANGEN!
VOOR EEN REVOLUTIE VAN DE ARBEIDERSKLASSE OM DE BOURGEOISIE HAAR POLITIEKE MACHT TE ONTNEMEN, DE KAPITALISTISCHE KLASSE TE ONTEIGENEN EN EEN EINDE TE MAKEN AAN DE CONFLICTEN TUSSEN KLASSEBROEDER DIE HET PROLETARIAAT WORDEN OPGELEGD DOOR CONCURRERENDE NATIESTATEN!
Na de dood door de steekpartij van drie kinderen in Southport op 29 juli ging extreemrechts in de aanval op sociale media. Met behulp van de verspreiding van valse informatie en geruchten buitten ze deze verachtelijke misdaad onmiddellijk uit door immigranten als zondebok aan te wijzen. Tussen 30 juli en 5 augustus namen de racistische aanvallen in het Verenigd Koninkrijk razendsnel snel toe, gericht tegen de huizen van asielzoekers en advocaten gespecialiseerd in de rechten van migranten, moskeeën en winkels van immigranten. De rellen breidden zich uit naar meer dan 35 plaatsen. Zelfs in Noord-Ierland werden aanslagen gemeld. Hoewel de ideologische invloed van de (officieel ontbonden) English Defence League opmerkelijk was, waren de rellen niet georganiseerd, maar kwamen ze vooral voort uit extreemrechtse internetnetwerken. Dit waren de ergste rellen sinds 2011, die de diepe verdeeldheid binnen de Britse maatschappij blootlegden.
Deze golf van racistische aanvallen staat niet op zichzelf. In de afgelopen jaren zijn de anti-migranten retoriek en haatmisdrijven steeds vaker voorgekomen in het Verenigd Koninkrijk. Dergelijke uitbarstingen zijn een wijdverbreid verschijnsel geworden in de wereld. Brutale aanvallen op migranten en vluchtelingen door menigten die vooral bestaan uit de maatschappelijk meest achtergestelde lagen van de bevolking vinden nu plaats in veel landen over de hele wereld, van Chili tot Kirgizië en van Zweden tot India.
Een paar opvallende voorbeelden:
- In Chemnitz, Duitsland, ontaardden op 26 en 27 augustus 2018 twee dagen van gewelddadige extreemrechtse demonstraties in een jacht op mensen waarvan van vermoed werd dat ze immigranten waren. Zwaaiend met Duitse vlaggen en enkelen die nazi-groet brachten, baande een woedende menigte van 8.000 mensen zich een weg door de straten. In groepen vielen ze voorbijgangers met een donkere huidskleur aan en moedigden ze mensen aan om mee te doen met de jacht. Deze agressie, die begon na de fatale steekpartij op een 35-jarige Duitser door een Syrische migrant, was een uiting van de heropleving van haat en de verspreiding van een geest van pogrom.
- In Turkije was de nacht van 30 juni 2024 het begin van drie nachten van haat en racistische aanvallen tegen Syrische vluchtelingen en hun bezittingen. In Kayseri veranderde de aanvankelijke verontwaardiging in een pogrom waarbij huizen van vluchtelingen werden platgebrand, voertuigen werden vernield en in brand gestoken, winkels werden geplunderd en beschadigd, dit alles onder begeleiding van leuzen tegen de vluchtelingen. In de dagen daarna verspreidden de aanvallen zich naar andere steden, waar Syriërs opnieuw werden geterroriseerd. In Antalya werd een 17-jarige Syriër gedood en raakten twee van zijn vrienden ernstig gewond. Het motief voor de aanvallen was volledig verzonnen.
- In september 2019 werden migranten in Zuid-Afrika brutaal aangevallen en hun bezittingen vernield door lokale burgers in verschillende steden en provincies in het hele land. De aanvallen begonnen als een demonstratie met gezangen waarin werd geëist dat buitenlanders zouden terugkeren naar waar ze vandaan kwamen. Tijdens de demonstratie begon de menigte eigendommen te plunderen, bedrijven van Afrikaanse migranten te vernielen en in brand te steken. Ze vielen ook mensen aan die probeerden de plundering of vernieling van hun winkels te beschermen of te voorkomen. Als gevolg van deze aanvallen werden twaalf Afrikaanse migranten gedood en raakten duizenden gewond.
De escalatie van aanvallen op migranten, Arabieren en zwarten staat niet op zichzelf: ze zijn het resultaat van een jarenlange racistische politiek en retoriek van politici van zowel rechtse als linkse partijen. De heersende klasse heeft altijd de racistische kaart gespeeld wanneer het haar uitkwam. Maar populisten en extreemrechts zijn nog steeds de meest heftige en brutale uitingen van anti-migrantenretoriek, waarbij ze de 'ander' afschilderen als een bedreiging voor het welzijn van de autochtone bevolking. De diepgewortelde haat die ze tegen hen aanwakkeren, vindt een steeds vruchtbaardere bodem in een kapitalistische maatschappij, die staat weg te rotten.
In dit verwrongen wereldbeeld zijn migranten verantwoordelijk voor het lijden van iedereen. Deze zondebokvorming impliceert een daad van ontmenselijking, waarbij het extreemrechtse en populistische discours de vluchtelingen presenteren als wezens van een andere soort. Marine Le Pen van Rassemblement National, heeft de toestroom van vluchtelingen naar Europa bijvoorbeeld vergeleken met een invasie van barbaren. Laurence Fox, van de Reclaim Party[1], suggereerde onlangs dat moslims indringers zijn. Jarosław Kaczyński, leider van de Poolse partij Wet en Rechtvaardigheid, waarschuwde dat migranten allerlei ongedierte met zich mee kunnen brengen. Donald Trump verklaarde dat de meeste immigranten uit Mexico verkrachters, drugsdealers en criminelen zijn.
De bourgeoisie gebruikt de rellen om de uitbreiding en versterking van haar repressieve apparaat te legitimeren. De voorzitter van de politievakbond in het Verenigd Koninkrijk gebruikte de rellen om op te roepen tot meer bevoegdheden voor de ordedienst. In de nasleep van de rellen heeft de Britse regering law-and-order maatregelen aangekondigd om extreem-rechts te bestrijden, waaronder de oprichting van een "permanent leger" van gespecialiseerde politieagenten die snel kunnen worden ingezet in gebieden met rellen en extreem-rechts geweld. Maar zoals we al schreven in een eerder artikel: "No to divide and rule! Our only defence is the class struggle! [570]”: de versterking van de repressie zal onvermijdelijk gebruikt worden tegen de toekomstige strijd van de arbeidersklasse.
Deze toename van anti-immigrantendiscours houdt verband met het groeiende aantal ontheemden dat naar veilige delen van de wereld vluchten en met het onvermogen van de nationale bourgeoisieën om hun opvang en integratie in het land van aankomst te organiseren. Maar het is ook belangrijk om op te merken dat de staat het steeds moeilijker vindt om de “ieder voor zich” in de maatschappij tegen te gaan, evenals de versplintering en diepgaande erosie van de maatschapprelijke samenhang. In dergelijke omstandigheden uit de ontevredenheid zich vaak gemakkelijker in willekeurig geweld, dat als uitlaatklep dient voor de bewoners van de regio's die het meest te lijden hebben onder de verschijnselen van de ontbinding.
Daarbij komt nog de algemene verontwaardiging over de onmenselijke behandeling van migranten, die ook een uitweg zoekt: demonstraties tegen het racistische politiek van regeringen en politieke partijen, pogingen van minderheden om de huizen van migranten te verdedigen of blokkades te vormen om de uitzetting van migranten te voorkomen. Maar bepaalde fracties van de bourgeoisie proberen deze verontwaardiging altijd om te zetten in een verdediging van de burgerlijke democratie, die bedreigd zou worden door extreem-rechtse of fascistische organisaties.
Het etiket ‘fascistisch’, dat wordt opgeplakt op organisaties die oproepen tot, en in sommige gevallen leiding geven aan aanvallen van racistische aard, is bedoeld om de bevolking, inclusief arbeiders, te mobiliseren tegen het gevaar dat zij zouden vormen voor de democratie. Tegenover de zogenaamde fascistische dreiging werken politieke partijen van gematigd rechts tot extreem links meestal samen om de bevolking te mobiliseren in het kielzog van de burgerlijke staat.
Een dergelijke manoeuvre werd begin 2024 uitgevoerd tijdens demonstraties in Duitsland als reactie op de organisaties Alternative für Deutschland en de Identitarian Movement, die een plan hadden besproken voor de massale uitzetting van asielzoekers. Opgeroepen door een alliantie van burgerrechtenbewegingen, vakbonden en politieke partijen, en actief gesteund door de meeste ultralinkse organisaties, gingen honderdduizenden mensen de straat op om drie opeenvolgende weekenden te protesteren tegen wat Olaf Scholz omschreef als "een aanval op onze democratie".
Deze mobilisaties tegen racisme blijven vormen van deelstrijd rondom een enkele kwestie, die "zich voornamelijk voordoen op het niveau van de bovenbouw, waarbij hun eisen zich richten op thema's die de fundamenten van de kapitalistische maatschappij buiten beschouwing laten, ook al kunnen ze naar het kapitalisme wijzen als de veratwoordelijke".
Wanneer het niet gaat om openlijke eisen voor democratische rechten, dan doen de politieke krachten van de heersende klasse er alles aan om te voorkomen dat arbeiders het noodzakelijke verband leggen tussen de strijd tegen racisme en alle vormen van segregatie of uitbuiting (tegen vrouwen, homoseksuelen, enz.) en de historische strijd van de arbeidersklasse. Het doel is altijd om het vraagstuk te herleiden tot het terrein van democratische rechten en de gevaarlijke illusie dat de burgerlijke staat een antwoord kan bieden op al deze criminele wandaden. In tegenstelling tot wat ultralinkse groeperingen beweren, kan de antiracistische strijd nooit het begin zijn van een strijd tegen het kapitalistische systeem.
Democratie is slechts één uitdrukking van de dictatuur van het kapitaal. De strijd voor democratie lost het probleem van racisme in de maatschappij niet op en leidt alleen maar tot voortzetting van de kapitalistische uitbuiting en overheersing. Maar de bourgeoisie grijpt elke gelegenheid aan om de arbeidersklasse af te leiden van de strijd op haar eigen terrein en deze in een impasse te brengen. Dit is een opzettelijke manoeuvre, zoals het geval was met de mobilisaties aan het begin van het jaar in Duitsland, om de arbeiders af te leiden van de klassestrijd, het enige terrein waarop echte solidariteit met de verdoemden der aarde tot uiting gebracht kan worden.
De Britse arbeidersklasse heeft een rijke geschiedenis:
- Zij stond aan de wieg van de internationale arbeidersbeweging en streed voor de internationale eenheid van alle arbeiders, ongeacht hun afkomst.
- Op 31 december 1862 kwamen duizenden arbeiders bijeen in Manchester en waren de eersten die hun sympathie uitspraken voor de noordelijke staten van de Verenigde Staten en Lincoln opriepen om de slavernij af te schaffen.
- In 2022-2023 vochten arbeiders van alle kleuren, religies en etniciteiten samen om hun levensomstandigheden te verdedigen tegen de crisis in de kosten van levensonderhoud.
- In augustus van dit jaar, op een moment dat bijna 20% van het NHS-personeel van niet-Britse afkomst was, werden solidariteitsbetuigingen geuit met geïmmigreerde gezondheidswerkers, die het meest kwetsbaar waren bij de uitvoering van hun taken.
Het zijn dit soort gevechten die de sleutel vormen tot het overwinnen van racisme en alle andere giftige verdeeldheid in de samenleving.
Dennis, 5 september 2024
[1] The Reclaim Party is a right wing populist party in the UK that was launched by former actor Laurence Fox in 2020.
Links
[1] https://nl.internationalism.org/tag/structuur-van-de-site/pers
[2] https://nl.internationalism.org/tag/7/117/internationalistisch-anarchisme
[3] https://nl.internationalism.org/tag/5/287/aanval-op-de-iks
[4] https://nl.internationalism.org/tag/7/128/parasitisme
[5] https://nl.internationalism.org/tag/7/111/internationaal-bureau-voor-de-revolutionaire-partij
[6] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-belgie
[7] https://nl.internationalism.org/tag/3/42/economie
[8] https://nl.internationalism.org/tag/6/108/irak
[9] https://nl.internationalism.org/tag/aktiviteiten-van-de-iks/openbare-discussiebijeenkomsten-permanenties
[10] https://nl.internationalism.org/tag/3/44/imperialisme
[11] https://nl.internationalism.org/tag/2/26/proletarische-revolutie
[12] https://nl.internationalism.org/tag/14/221/themas-verdiepen
[13] https://nl.internationalism.org/tag/9/143/1905-revolutie-om-rusland
[14] https://nl.internationalism.org/tag/2/39/revolutionaire-organisatie
[15] https://russia.internationalist_forum.org
[16] https://nl.internationalism.org/tag/4/87/midden-oosten
[17] https://nl.internationalism.org/tag/4/71/frankrijk
[18] https://nl.internationalism.org/tag/2/36/de-zogenaamde-arbeiderspartijen
[19] https://nl.internationalism.org/tag/18/283/belgische-werklieden-partij
[20] https://nl.internationalism.org/tag/7/126/trotskisme
[21] https://nl.internationalism.org/tag/4/55/afrika
[22] https://www.internationalism.org/dutch
[23] https://nl.internationalism.org/tag/7/122/officieel-anarchism
[24] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-nederland
[25] https://nl.internationalism.org/tag/18/296/het-proletariaat-tov-de-belgische-staat
[26] https://nl.internationalism.org/tag/4/95/rusland-kaukasus-centraal-azie
[27] https://nl.internationalism.org/tag/2/29/proletarische-strijd
[28] https://nl.internationalism.org/tag/11/151/congres-resoluties
[29] https://nl.internationalism.org/tag/4/68/belgie
[30] https://nl.internationalism.org/tag/11/155/tussenkomsten
[31] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-belgie
[32] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/situatie-belgie
[33] https://www.internationalism.org
[34] https://nl.internationalism.org/tag/3/52/terrorisme
[35] https://nl.internationalism.org/tag/9/147/1980-massastaking-polen
[36] https://nl.internationalism.org/tag/4/73/groot-brittannie
[37] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/economische-situatie-belgie
[38] https://nl.internationalism.org/tag/3/47/maatschappelijke-ontbinding
[39] https://nl.internationalism.org/tag/3/49/oorlog
[40] https://nl.internationalism.org/tag/8/133/de-beweging-van-zimmerwald
[41] https://nl.internationalism.org/tag/2/25/verval-van-het-kapitalisme
[42] https://nl.internationalism.org/tag/2/35/deelstrijd
[43] https://nl.internationalism.org/tag/8/139/internationale-kommunistische-stroming
[44] http://www.alasbarricadas.org
[45] https://nl.internationalism.org/tag/3/50/partij-en-fractie
[46] https://nl.internationalism.org/tag/8/132/tweede-internationale
[47] https://nl.internationalism.org/tag/4/80/spanje
[48] https://nl.internationalism.org/tag/3/51/religie-en-godsdienst
[49] https://nl.internationalism.org/tag/4/94/verenigde-staten
[50] https://www.armoede.be
[51] http://www.nl.internationalism
[52] https://nl.internationalism.org/tag/3/45/internationalisme
[53] https://nl.internationalism.org/tag/2/31/het-parlementaire-bedrog
[54] mailto:[email protected]
[55] https://nl.internationalism.org/tag/5/103/spanje-1936
[56] https://nl.internationalism.org/tag/3/48/milieu
[57] https://nl.internationalism.org/tag/2/40/klassenbewustzijn
[58] https://nl.internationalism.org/tag/4/85/mexico
[59] https://nl.internationalism.org/files/nl/Pamflet_AIRBUS.pdf
[60] https://forumtrots.agorasystem.com/lcr
[61] https://nl.internationalism.org/tag/18/328/russische-revolutie-1917
[62] https://nl.internationalism.org/tag/9/144/1917-de-oktoberrevolutie-rusland
[63] http://www.neeaanleuro.be
[64] http://www.platformvolwassenenon
[65] https://nl.internationalism.org/tag/7/121/ultra-links
[66] https://nl.internationalism.org/tag/4/86/venezuela
[67] https://nl.internationalism.org/tag/4/83/midden-en-zuid-amerika
[68] https://nl.internationalism.org/tag/4/88/irak
[69] https://nl.internationalism.org/tag/4/59/zuid-afrika
[70] https://fr.internationalism.org/contact
[71] https://nl.internationalism.org/tag/2/28/stalinisme-het-oostblok
[72] https://nl.internationalism.org/tag/11/153/lezersbrieven
[73] https://es.internationalism.org/ccionline/2006_brasil.html
[74] https://es.internationalism.org/ccionline/2007_hojaestudiantes
[75] https://es.internationalism.org/ccionline/2007/Chavez
[76] https://es.internationalism.org/ccionline/2007/elecvenez
[77] https://nl.internationalism.org/tag/11/152/correspondentie-met-andere-groepen
[78] https://nl.internationalism.org/tag/4/61/azie
[79] https://nl.internationalism.org/tag/7/109/kommunistische-linkerzijde
[80] http://www.lemonde.fr
[81] https://nl.internationalism.org/tag/4/96/afghanistan
[82] http://www.internationalism.org
[83] https://nl.internationalism.org/tag/9/146/1968-mei-frankrijk
[84] https://nl.internationalism.org/tag/4/65/pakistan
[85] https://nl.internationalism.org/tag/6/226/moordaanslag-op-benazir-bhutto
[86] http://www.lagrandeepoque.com
[87] https://nl.internationalism.org/tag/4/69/duitsland
[88] https://fr.internationalism.org/ri386/Russie_Octobre_1917_Salut_à_l-a_Révolution_prolétarienne.htm
[89] https://fr.internationalism.org/ri344/Lenine.htm
[90] https://nl.internationalism.org/tag/8/134/derde-internationale
[91] https://archive.intal.be/nl/article.php?articleId=267&menuId=1
[92] https://www.nrc.nl/buitenland/article976972.ece/Internationale_Rode-_Kruis_Irak_humanitair_drama
[93] https://www.icrc.org/Web/Eng/siteeng0.nsf/htmlall/iraq?OpenDocument
[94] https://www.indymedia.be/fr/node/26620
[95] https://nl.internationalism.org/tag/4/62/china
[96] http://www.rfi.fr
[97] http://www.libcom.org
[98] http://www.marxists.org]
[99] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_isme343.pdf
[100] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klassenstrijd-sosiale-beroering
[101] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/2009-darwinjaar
[102] https://nl.internationalism.org/tag/3/41/cultuur
[103] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_isme344.pdf
[104] https://nl.internationalism.org/tag/5/101/ineenstorting-van-het-oostblok
[105] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/mexicaanse-griep
[106] http://www.marianne2.fr
[107] https://en.internationalism.org/ir/63_pollution
[108] https://en.internationalism.org/2009/ir/138/green-economy
[109] https://nl.internationalism.org/tag/9/140/1848
[110] https://nl.internationalism.org/tag/18/294/duitsland-1919
[111] https://nl.internationalism.org/tag/9/145/1919-de-revolutie-duitsland
[112] https://nl.internationalism.org/tag/4/90/israel
[113] https://nl.internationalism.org/tag/4/72/griekenland
[114] https://nl.internationalism.org/tag/people/darwin
[115] https://nl.internationalism.org/tag/2/27/staatskapitalisme
[116] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_isme345.pdf
[117] https://www.liberation.fr/monde/0101613901-pres-de-50-000-morts-en-haiti-selon-la-croix-rouge
[118] https://sciences.blogs.liberation.fr/home/2010/01/s%C3%A9isme-en-ha%C3%AFti-les-causes.html
[119] https://www.bme.gouv.ht/alea%20sismique/Al%E9a%20et%20risque%20sismique%20en%20Ha%EFti%20VF.pdf
[120] https://www.courrierinternational.com/article/2010/01/14/requiem-pour-port-au-prince
[121] http://www.presseurop.eu/fr/content/article/169931-bien-plus-quune-catastrophe-naturelle
[122] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/haiti
[123] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/milieurampen
[124] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/crisis
[125] https://nl.internationalism.org/tag/people/anton-brenders
[126] https://nl.internationalism.org/tag/7/114/radenkommunisme
[127] https://nl.internationalism.org/tag/7/118/radenisme
[128] https://nl.internationalism.org/tag/people/michael-moore
[129] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/filmrecensie
[130] https://nl.internationalism.org/tag/people/obama
[131] https://nl.internationalism.org/tag/4/63/india
[132] https://world.internationalism.org
[133] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatconferenties
[134] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_isme346.pdf
[135] https://es.internationalism.org/node/2765#comment-636
[136] https://fr.internationalism.org/icconline/2009/a_vigo_en_espagne_les_methodes_syndicales_m
[137] https://fr.internationalism.org/ri369/espagne.htm
[138] https://www.spiegel.de/wissenschaft/technik/0,1518,679180,html
[139] https://www.migrationinformation.org/USFocus/display
[140] https://www.migrationpolicy.org/programs/migration-information-source
[141] https://www.migrationinformation.org/USFocus/displayCfm?ID=402
[142] https://nl.internationalism.org/tag/18/310/immigratie-vluchtelingen-en-de-arbeidersbeweging
[143] https://www.foodbanks.be/nl/welkom
[144] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME347.pdf
[145] http://www.es.internationalism.org
[146] http://www.usuariossolidarios.wordpress.com
[147] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_Isme348.pdf
[148] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalistische-campagnes
[149] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sociale-beroering-de-arabische-landen
[150] mailto:[email protected]
[151] http://www.pmpress.org
[152] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/economische-crisis
[153] https://nl.internationalism.org/files/nl/japan-quake0316-04_li5qlknc.jpg
[154] https://www.monde-diplomatique.fr/2010/12/KATZ/19944
[155] https://www.europe1.fr/France/"
[156] https://www.monde.fr/depeches/2011/03/15/fukushima-eclaire-le-risque-d-un-seisme-majeur-sous-un-nouvel-angle_3244_108_44577531.html
[157] https://blog.mondediplo.net/2011/03/12/Au-Japon-le-seisme-declenche-l-alerte-nucleaire
[158] https://fr.internationalism.org/forum/312/tibo/4593/seisme-au-japon
[159] https://nl.internationalism.org/tag/4/64/japan
[160] https://www.dw-world.de/dw/article/0,,471171400.html
[161] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-opstand-kronstadt
[162] https://nl.internationalism.org/tag/2/37/de-revolutionaire-golf-1917-1923
[163] https://nl.internationalism.org/tag/3/46/kommunisme
[164] https://www.elpais.com/articulo/internacional/guerra/europa/elpepuint/20110321elpepiint_6/Tes
[165] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/de-arabische-lente
[166] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-lybie
[167] https://nl.internationalism.org/tag/3/43/historische-koers
[168] https://nl.internationalism.org/tag/9/141/1871-de-commune-van-parijs
[169] https://www.ing.be/xpedio/groups/internet/@public/
[170] https://nl.internationalism.org/tag/2/38/dictatuur-van-het-proletariaat
[171] https://nl.internationalism.org/tag/7/127/anti-globalisering
[172] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/ideologische-campagnes
[173] https://www.kaosenlared.net/
[174] https://occupylsx.org/
[175] https://en.internationalism.org/worldrevolution/201111/4568/occupy-wall-street-protests-capitalist-system-itself-enemy
[176] https://en.internationalism.org/icconline/2011/september/indignados
[177] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/occupy-beweging
[178] https://nl.internationalism.org/tag/people/chavez
[179] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/boliviaans-socialisme
[180] https://www.bbc.co.uk/news/av/business-15059135
[181] http://www.jacquesbgelinas.com/index_files/Page3236.htm
[182] https://www.abcbourse.com/apprendre/1_vad.html
[183] https://fr.internationalism.org/
[184] https://nl.internationalism.org/tag/2/33/het-nationale-vraagstuk
[185] https://www.marxists.org/
[186] https://uk.reuters.com/article/2011/12/02/uk-iran-britain-policy-idUKLNE7B101120111202
[187] https://nl.internationalism.org/tag/4/89/iran
[188] https://www.revleft.space/vb/
[189] https://libcom.org/
[190] http://www.red-marx.com
[191] https://discussiegroepspartacus.wordpress.com/2012/03/10/inleiding-imperialisme/#more-1234
[192] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/200709/473/over-het-imperialisme
[193] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME356_mini.pdf
[194] https://nl.internationalism.org/tag/4/91/palestina
[195] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sluiting-fordfabriek
[196] https://nl.internationalism.org/tag/people/rosa-luxemburg
[197] https://nl.internationalism.org/files/nl/N_ISME357_miniWEB.pdf
[198] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalisatie
[199] https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/07/federale-ambtenaren-betogen-tegen-hervormingsplannen-bogaert
[200] https://archives.lesoir.be/l-annee-2012-a-co%FBte-17.000-jobs-en-chiffres_t-20130129-0296LV.html?query=arcelor&queryand=arcelormittal+licenciements&queryor=arcelor&firstHit=0&by=10&when=-1&sort=datedesc&pos=2&all=65&nav=1
[201] https://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121203_00390595&word=vlaamse+metertjes
[202] https://graphics.thomsonreuters.com/F/09/EUROZONE_REPORT2.html
[203] https://nl.internationalism.org/node/966
[204] http://www.fekar.ch
[205] https://www.solidariteit.nl/extra/2012/een_blik_in_de_toekomst.html
[206] https://www.vrijebond.nl/internationale-anarchistische-bijeenkomst-st-imier-2012-enkele-verslagen/
[207] https://en.internationalism.org/icconline/201202/4676/internationalism-only-solution-kurdish-question#_ftn2
[208] http://www.lenziran.com/2011/08/pkk-leader-murat-karayilan-exclusive-interview-with-bbc-persian-tv
[209] https://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10707935
[210] https://www.hurriyetdailynews.com/
[211] http://www.todayszaman.com/newsDetail_getNewsById.action;jsessionid=79FFF831021BD567AFCFC2161AAFE553?newsId=269867
[212] http://www.urmiyenews.com/2011/01/blog-post_03.html
[213] https://nos.nl/artikel/447331-pkk-rekruteert-ook-in-nederland.html
[214] https://www.youtube.com/watch?v=lgMkrtDV9Kg
[215] http://www.fekar.ch/index.php/en/english/88-abdullah-ocalans-three-phases-road-map
[216] https://www.pkkonline.com/en/index.php?sys=article&artID=60
[217] https://ejbron.wordpress.com/2012/08/16/koerden-starten-groot-offensief-in-syrie-en-turkije/
[218] https://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3321328/2012/09/24/Vrijheid-verdeelt-Syrische-Koerden.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck
[219] https://blogs.mediapart.fr/maxime-azadi/blog/190712/syrie-les-kurdes-ont-pris-le-controle-d-une-ville
[220] https://nl.wikipedia.org/wiki/Nabucco_(pijpleiding)
[221] http://www.kitapsarayi.nl/PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar-Necati-Alkan-PKKda-Semboller-Aktoerler-Kadnlar
[222] https://nl.internationalism.org/tag/people/ocalan
[223] https://nl.internationalism.org/tag/6/298/pkk-koerdistan
[224] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-mali
[225] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/tunesie-egypte
[226] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/groene-economie
[227] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/nationalisme
[228] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/catalonie
[229] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/regionalisme
[230] https://nl.internationalism.org/files/nl/n_isme359_mini.pdf
[231] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme360_were135_0.pdf
[232] https://nl.internationalism.org/tag/4/66/europa
[233] https://www.theguardian.com/world/2014/may/28/miners-russia-rally-donetsk
[234] https://nl.internationalism.org/node/1088
[235] https://nl.internationalism.org/tag/5/289/1914-2014-de-grote-oorlog
[236] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=655
[237] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=2058
[238] https://tendanceclaire.npa.free.fr/breve.php?id=7197
[239] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot1
[240] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot2
[241] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot3
[242] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot4
[243] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot5
[244] https://nl.internationalism.org/iksonline/201501/1210/de-bloedige-aanslagen-parijs-het-terrorisme-een-uiting-van-de-verrotting-van-d#voetnoot6
[245] https://fr.internationalism.org/french/rint/108_machiavel.htm
[246] https://nl.internationalism.org/tag/6/293/charlie-hebdo
[247] https://nl.internationalism.org/tag/6/291/ebola
[248] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9234/capitalisme-et-barbarie
[249] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201507/9232/comment-gouvernement-et-syndicats-renforcent-sentiment-d-impui
[250] https://www.leftcom.org/en/articles/2015-04-16/response-to-a-vile-slander
[251] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme364_were139_kl.pdf
[252] https://nl.internationalism.org/tag/7/115/beinvloed-door-de-kommunistische-linkerzijde
[253] https://nl.internationalism.org/iksonline/201603/1311/openbare-bijeenkomst-de-vluchtelingencrisis-toont-het-failliet-van-het-kapital
[254] https://nl.internationalism.org/node/1087
[255] https://nl.internationalism.org/iksonline/201601/1302/orientatietekst-militarisme-en-ontbinding
[256] https://fr.internationalism.org/node/5688
[257] https://https://fr.internationalism.org/node/5688
[258] https://nl.internationalism.org/internationalerevue/201510/1290/stellingen-de-ontbinding-als-hoogste-stadium-van-het-verval-van-het-
[259] https://en.internationalism.org/node/3204
[260] https://nl.internationalism.org/tag/5/306/wereldoorlog
[261] https://nl.internationalism.org/tag/6/305/terrorisme
[262] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme365_were140_klweb.pdf
[263] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/03/russia-media-coverage-syria-war-selective-defensive-kremlin
[264] https://www.theguardian.com/world/2016/oct/04/yemen-famine-feared-as-starving-children-fight-for-lives-in-hospital
[265] https://secure.avaaz.org/campaign/en/protect_syrian_civilians_loc/?slideshow
[266] https://nl.internationalism.org/tag/5/311/brexit
[267] https://en.internationalism.org/icconline/201306/8371/turkey-cure-state-terror-isnt-democracy
[268] https://nl.internationalism.org/tag/17/315/erdogan
[269] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_366_were141_klweb.pdf
[270] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme367_were142manifestrr_kl.pdf
[271] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_368_klweb.pdf
[272] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-syrie-vluchtelingenstroom
[273] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_369_kl_web.pdf
[274] https://www.quora.com/How-many-people-died-during-the-Russian-Civil-War
[275] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/11-november-1918
[276] https://nl.internationalism.org/tag/5/99/eerste-wereldoorlog
[277] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/novemberrevolutie-1918
[278] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/duitse-revolutie-1918-1919
[279] https://en.internationalism.org/international-review/201807/16487/trump-europe-expression-capitalism-turmoil
[280] https://nl.internationalism.org/content/1413/rapport-over-de-imperialistische-spanningen-november-2017
[281] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_370_web.pdf
[282] https://sites.google.com/site/sozialistischeklassiker2punkt0/komintern-1/woltkongess-2/9-statuten-der-ki
[283] https://www.marxists.org/francais/inter_com/1919/ic1_19190300b.htm
[284] https://www.sinistra.net/komintern/wk1/komint105d.html
[285] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/derde-internationale
[286] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/comintern
[287] https://nl.internationalism.org/tag/people/bouteflika
[288] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/algerije
[289] https://en.internationalism.org/icconline/201710/14408/crisis-venezuela-proletariat-suffers-misery-chaos-and-repression-capitalism
[290] https://fr.internationalism.org/revolution-internationale/201306/7402/legs-chavez-a-bourgeoisie-programme-defense-du-capital-grande-
[291] https://en.internationalism.org/ir/131/russian-experience
[292] https://es.internationalism.org/accion-proletaria/200510/246/5-preguntas-sobre-el-comunismo
[293] https://en.internationalism.org/content/3568/international-situation-behind-humanitarian-operations-great-powers-imperialist
[294] https://en.internationalism.org/wr/2010/331/
[295] https://fr.internationalism.org/content/9831/migrations-amerique-latine-seul-proletariat-peut-arreter-barbarie-du-capitalisme
[296] https://nl.internationalism.org/tag/people/maduro
[297] https://nl.internationalism.org/tag/people/guaido
[298] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/venezuela
[299] https://nl.internationalism.org/files/nl/2019_n_pamflet_climat_bam.pdf
[300] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/klimaat
[301] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/klimaatopwarming
[302] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/milieu
[303] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/ecologie
[304] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatstaking
[305] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatbetoging
[306] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/gele-hesjes
[307] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_371.pdf
[308] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/politieke-situatie-belgie
[309] https://nl.internationalism.org/tag/6/323/parlementarisme
[310] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/migratie
[311] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/vluchtelingen
[312] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/asiel
[313] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_372_klweb.pdf
[314] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftn7
[315] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref1
[316] https://www.theguardian.com/environment/2018/dec/29/green-new-deal-plans
[317] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref2
[318] https://en.internationalism.org/content/16760/90-years-after-1929-crash-
[319] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref3
[320] https://en.wikipedia.org/wiki/New_Deal
[321] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref4
[322] https://neweconomics.org
[323] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref5
[324] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref6
[325] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref7
[326] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref8
[327] https://en.internationalism.org/content/16766/green-new-deal-or-greenwashing-capitalism#_ftnref9
[328] https://en.internationalism.org/content/16734/ecological-disaster-poison
[329] https://en.internationalism.org/ir/023_proletariat_under_decadence.html
[330] https://en.internationalism.org/content/16832/war-masks-bourgeoisie-class-thieves
[331] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/corona
[332] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/coronacrisis-0
[333] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/ontbinding
[334] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/pandemie
[335] https://en.internationalism.org/content/16711/report-impact-decomposition-political-life-bourgeoisie-23rd-icc-congress
[336] https://en.internationalism.org/international-review/201702/14255/trump-election-and-crumbling-capitalist-world-order
[337] https://en.internationalism.org/icconline/201808/16506/elections-italy-populism-problem-bourgeoisie-obstacle-proletariat
[338] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/covid-19
[339] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sars-cov-2
[340] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_373_klweb_0.pdf
[341] https://socialisme.nu/een-socialistisch-antwoord-op-covid-19/
[342] https://www.grenzeloos.org/content/de-crisis-geen-kans-maar-de-vijand
[343] https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/19/hoe-nederland-reageerde-op-het-nieuwe-virus-uit-china-van-niks-aan-de-hand-tot-blinde-paniek-a4003075
[344] https://www.groene.nl/artikel/de-ja-knikkers-van-hugo
[345] https://nl.internationalism.org/content/1508/het-kapitalisme-verantwoordelijkheid-voor-de-gezondheidscatastrofe
[346] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/coronacrisis
[347] https://nl.internationalism.org/content/1513/politieke-instabiliteit-belgie-en-covid-19-arbeiders-mogen-er-de-rekening-niet-voor
[348] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1865/1865loonprijs.htm
[349] https://nl.internationalism.org/content/1497/volksopstanden-zijn-geen-antwoord-op-de-verdieping-van-de-crisis-en-de-ellende-van-het
[350] https://nl.internationalism.org/tag/people/de-croo
[351] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/regeringsvorming
[352] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/vivaldi
[353] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/de-croo-i
[354] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn1
[355] https://nl.internationalism.org/content/1540/rapport-over-de-covid-19-pandemie-en-de-periode-van-kapitalistische-ontbinding#_ftn2
[356] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn3
[357] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn4
[358] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn5
[359] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn6
[360] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftn7
[361] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref1
[362] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref2
[363] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref3
[364] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref4
[365] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref5
[366] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref6
[367] https://nl.internationalism.org/print/book/export/html/1540#_ftnref7
[368] https://en.internationalism.org/pamphlets/decadence/ch1
[369] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1877/anti-duhring/26.htm
[370] https://nl.qaz.wiki/wiki/The_Internationale#Original_French_lyrics
[371] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/verkiezingen-vs
[372] https://nl.internationalism.org/tag/17/320/trump
[373] https://en.internationalism.org/content/16894/war-vaccines-capitalism-obstacle-discovery-treatment
[374] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/covid-19
[375] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_374_klweb.pdf
[376] https://nl.internationalism.org/content/1539/nieuwe-belgische-regering-de-croo-een-dynamische-ploeg-om-het-vertrouwen-de-politiek-te
[377] https://nl.internationalism.org/content/1540/rapport-over-de-covid-19-pandemie-en-de-periode-van-kapitalistische-ontbinding
[378] https://fr.internationalism.org/content/10421/covid-19-afrique-du-vain-espoir-2020-a-dure-realite-2021
[379] https://nl.internationalism.org/tag/people/mark-rutte
[380] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/politieke-situatie-nederland
[381] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_375_klweb_0.pdf
[382] https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/staat-revolutie/ch05.htm
[383] https://www.972mag.com/palestinian-protests-unity-jerusalem/
[384] https://libcom.org/forums/news/jerusalem-gaza-14052021
[385] https://en.internationalism.org/content/17028/against-nationalist-poison-international-solidarity-all-workers
[386] https://www.redblacknotes.com/2021/05/14/freedom-for-palestine-statement-from-anarchist-communist-groups-in-oceania/
[387] https://www.anarchistcommunism.org/2021/05/17/on-the-crisis-in-israel-palestine/
[388] https://socialismoryourmoneyback.blogspot.com/2021/05/war-without-end.html
[389] https://en.internationalism.org/content/16885/acg-rejects-identity-politics-accepts-democratic-secular-state-israel
[390] https://en.internationalism.org/content/17016/wars-and-pogroms-future-capitalism-offers-us
[391] http://www.leftcom.org/en/articles/2021-05-20/neither-israel-nor-palestine-no-war-but-the-class-war
[392] https://www.angryworkers.org/2021/05/25/editorial-3-palestine-israel/
[393] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/israel
[394] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/palestina
[395] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/internationalisme
[396] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/nationalisme
[397] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/internationalist-communist-tendency
[398] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/angry-workers-world
[399] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/kras
[400] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/anarchist-communist-group
[401] https://nl.internationalism.org/content/1442/het-kapitalisme-bedreigt-de-planeet-en-de-mensheid-alleen-de-wereldwijde-strijd-van-het
[402] https://nl.internationalism.org/content/1455/ecologroen-en-vlaams-belang-de-winnaars-van-de-verkiezingen-de-gevaarlijke-misleidingen
[403] https://businessam.be/hervormingen-zijn-de-weg-uit-deze-crisis-waar-wachten-we-op/
[404] https://www.nbb.be/doc/dq/f/dq3/nfco.pdf
[405] https://www.voka.be/publicaties/voka-paper-juni-2021-de-houdbaarheid-van-onze-overheidsfinancien
[406] https://www.gva.be/cnt/dmf20210922_97953931
[407] https://nl.internationalism.org/content/1566/covid-19-crisispolitiek-belgie-achter-de-maskerade-van-1-ploeg-van-11-miljoen
[408] https://nl.internationalism.org/content/1570/overstromingen-droogte-branden-kapitalisme-leidt-de-mensheid-naar-een-wereldwijde
[409] https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2021/10/14/wooncrisis-vlaanderen-is-sinds-2014-bevoegd-voor-wonen-maar-weigert-in-te-grijpen/
[410] https://abvv.be/sociaal-economische-barometer-abvv-op-naar-meer-zekerheid-en-kwaliteit
[411] https://www.hln.be/jobs/werken-en-toch-in-armoede-leven-het-bestaat-ook-in-belgie~a5c03588/
[412] https://pp.one/
[413] https://www.rtl.nl/onderzoek/artikel/5248327/achterstallig-onderhoud-huurwoningen-woningstichting-corporatie-matig
[414] https://en.internationalism.org/worldrevolution/201301/6246/capitalism-produces-housing-crisis
[415] https://www.theguardian.com/society/2012/dec/03/squatters-criminalised-not-home-stealers
[416] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1872/1872woning.htm
[417] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/sociale-situatie-nederland
[418] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/woningnood
[419] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_376_klweb_0.pdf
[420] https://fr.internationalism.org/content/10732/etats-unis-russie-union-europeenne-ukraine-tous-etats-sont-responsables-guerre#sdfootnote4anc
[421] https://fr.internationalism.org/content/10732/etats-unis-russie-union-europeenne-ukraine-tous-etats-sont-responsables-guerre#sdfootnote5anc
[422] https://fr.internationalism.org/content/10732/etats-unis-russie-union-europeenne-ukraine-tous-etats-sont-responsables-guerre#sdfootnote6anc
[423] https://fr.internationalism.org/content/10553/alliance-militaire-aukus-lexacerbation-chaotique-des-rivalites-imperialistes
[424] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-oekraine-1
[425] https://nl.internationalism.org/tag/17/285/poetin
[426] https://www.istitutoonoratodamen.it/
[427] https://www.internationalistvoice.org/
[428] http://communistleft.jinbo.net/xe/
[429] https://www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1915/junius/7.htm
[430] https://en.internationalism.org/content/17165/brief-position-statement-war-ukraine
[431] https://en.internationalism.org/content/17166/some-impressions-icc-meetings-5th-and-6th-march-2022
[432] https://nl.internationalism.org/rint/17/zwakkeschakel
[433] https://nl.internationalism.org/content/1599/gezamenlijke-verklaring-van-de-groepen-van-de-internationale-kommunistische-linkerzijde
[434] https://nl.internationalism.org/ir/16_function
[435] https://nl.internationalism.org/files/nl/2022_n-pamflet_strijd-voorbereiden_jan2022_web_0.pdf
[436] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/inflatie
[437] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/cadiz
[438] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/iran
[439] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/algemene-staking
[440] https://fr.internationalism.org/rinte44/zimmer.htm
[441] https://fr.internationalism.org/revue-internationale/201508/9244/conference-zimmerwald-courants-centristes-organisations-politiques-
[442] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/zimmerwald
[443] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_377_klweb-afvlak.pdf
[444] https://www.leftcom.org/en/articles/2022-08-15/wildcat-strikes-in-the-uk-getting-ready-for-a-hot-autumn
[445] https://nl.internationalism.org/content/1631/de-bourgeoisie-gelast-nieuwe-opofferingen-de-arbeidersklasse-antwoordt-met-strijd
[446] https://libcom.org/article/wildcat-action-hit-refineries-and-power-plants-august-24th
[447] https://www.wsws.org/en/articles/2022/09/08/coef-s08.html
[448] http://www.leftcom.org/en/articles/2022-08-31/north-sea-oil-and-gas-fields-the-struggle-continues
[449] https://notesfrombelow.org/article/wildcat-strike-amazon
[450] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/summer-discontent-2022
[451] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/stakingen-verenigd-koninkrijk-2022
[452] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1894/kapitaal-3/kapitaal3.pdf
[453] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1865/1865arbeid.htm
[454] https://fr.internationalism.org/content/10764/surproduction-et-inflation
[455] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/inflatie-2022
[456] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/staatskapitalisme
[457] https://nl.internationalism.org/content/1621/militarisme-en-ontbinding-mei-2022
[458] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/stakingen-frankrijk-2022
[459] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_378_klweb_0.pdf
[460] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/treinongeluk-griekenland
[461] https://nl.internationalism.org/content/1655/de-versnelling-van-de-kapitalistische-ontbinding-stelt-openlijk-de-kwestie-van-de
[462] https://www.leftcom.org/en/articles/2023-01-11/notes-on-the-uk-strike-wave
[463] https://www.leftcom.org/en/articles/2010-03-01/unions-whose-side-are-they-on
[464] http://www.leftcom.org/en/articles/2023-03-03/unite-the-strikes
[465] https://www.leftcom.org/en/articles/2015-06-07/spanish-telecom-workers-on-all-out-strike
[466] https://www.google.com/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=&cad=rja&uact=8&ved=2ahUKEwifj4-f-Yj-AhXegv0HHc2CDpYQFnoECCIQAQ&url=https%3A%2F%2Fwww.leftcom.org%2Fen%2Farticles%2F2015-06-07%2Fspanish-telecom-workers-on-all-out-strike&usg=AOvVaw0THmopDp5VI8aV95gctLsm
[467] https://nl.internationalism.org/content/1663/verenigd-koninkrijk-frankrijk-spanje-duitsland-mexico-chinaoveral-dezelfde-vraag-hoe-de
[468] https://www.leftcom.org/hu/forum/2011-08-16/icc-theses-on-decomposition
[469] https://www.leftcom.org/en/articles/2017-07-26/a-crisis-of-the-entire-system
[470] https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=&cad=rja&uact=8&ved=2ahUKEwinmq2l0Kn-AhWv8rsIHc3CAjIQFnoECA4QAQ&url=https%3A%2F%2Fleftcom.org%2Fen%2Fforum%2F2019-01-21%2Fthe-party-fractions-and-periodisation&usg=AOvVaw23XFRipFL9At5Wi-homhh0
[471] http://www.leftcom.org/en/articles/2023-04-06/two-comments-on-recent-bus-strikes-in-the-uk
[472] https://en.internationalism.org/content/17291/why-proletariat-revolutionary-class-critical-notes-article-lecons-de-la-lutte-des
[473] https://www.leftcom.org/en/articles/2005-06-01/the-question-of-consciousness-a-basis-for-discussion
[474] https://nl.internationalism.org/tag/7/113/communist-workers-organisation
[475] https://www.grenzeloos.org/content/nederland-verdient-beter-nederland-heeft-stevige-eisen-en-actie-nodig-om-van-rutte-en-de
[476] https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=&cad=rja&uact=8&ved=2ahUKEwje15_vzZ3-AhVxgv0HHSIODOQQFnoECA8QAQ&url=https%3A%2F%2Fnl.socialisme.be%2F84021%2Fgerommel-aan-de-top-van-het-abvv-voor-een-strijdbare-vakbond-met-democratie-van-onderuit&usg=AOvVaw3GumXkSb-ue8dYwJRC5OC1
[477] https://socialistischalternatief.nl/2023/02/strijdbaarheid-neemt-toe-in-nederland/
[478] https://socialisme.nu/nederland-verdient-een-democratische-en-strijdbare-vakbeweging/
[479] https://www.sap-rood.org/geconfronteerd-met-toenemende-onzekerheid-en-verslechterende-werkomstandigheden-haal-het-geld-daar-waar-het-zit/
[480] https://nl.internationalism.org/iks/201501/1232/13-de-contra-revolutionaire-aard-van-de-‘arbeiders’-partijen
[481] https://nl.internationalism.org/tag/territoriale-situatie/klassenstrijd-nederland
[482] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/heropleving-klassestrijd
[483] https://en.internationalism.org/content/17238/how-can-proletariat-overthrow-capitalism
[484] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/dynamiek-arbeiderstrijd
[485] https://nl.internationalism.org/content/1668/de-arbeiders-tonen-strijdbaarheid-en-solidariteit
[486] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1848/manifest/cm.pdf
[487] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/stakingen-frankrijkvk-2023
[488] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/belasting-op-superwinsten
[489] https://en.internationalism.org/content/17326/peru-dead-end-protests-and-role-state-repression
[490] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_379_klweb_0.pdf
[491] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-palestina-israel
[492] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/palestiijns-israelische-oorlog
[493] https://fr.internationalism.org/content/10874/capitalisme-mene-a-destruction-lhumanite-seule-revolution-mondiale-du-proletariat-peut
[494] https://fr.internationalism.org/content/11040/pourquoi-cci-parle-t-il-rupture-dynamique-lutte-classe
[495] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1883/natuur/8.htm
[496] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/klimaatopwarming
[497] https://en.internationalism.org/content/17377/update-theses-decomposition-2023
[498] https://en.internationalism.org/content/17362/report-class-struggle-25th-icc-congress
[499] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote1sym
[500] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote2sym
[501] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote1anc
[502] https://internationalistperspective.org/
[503] https://www.leftcommunism.org/
[504] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote2anc
[505] https://fr.internationalism.org/manifeste1
[506] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote3anc
[507] https://fr.internationalism.org/french/Rinte10/rencontre_inter_BC
[508] https://fr.internationalism.org/print/book/export/html/11174#sdfootnote4anc
[509] https://nl.internationalism.org/content/1567/nederland-na-de-verkiezingen-het-einde-van-de-politieke-stabiliteit
[510] https://nl.internationalism.org/content/1524/rapport-over-de-hedendaagse-ontbinding-mei-2017
[511] https://nl.internationalism.org/iksonline/201701/1357/over-de-kwestie-van-het-populisme
[512] https://nl.internationalism.org/content/gemeenteraadsverkiezingen-enkel-nog-bluf-en-illusies-de-toekomst-wordt-beslist-de-sociale
[513] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen-nederland
[514] https://www.leftcom.org/en/articles/2023-10-11/the-latest-butchery-in-the-middle-east-is-part-of-the-march-to-generalised-war
[515] https://www.international-communist-party.org/English/TheCPart/TCP_055.htm#Gaza
[516] https://www.anarchistcommunism.org/2023/10/11/neither-israel-nor-hamas/
[517] https://anarcomuk.uk/2023/10/09/neither-one-state-nor-two-states-no-state-will-end-the-slaughter-of-our-class/
[518] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oo
[519] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/sahel
[520] https://nl.internationalism.org/files/nl/2023_n-pamflet_vs-staking_okt2023.pdf
[521] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/stakingen-frankrijkvkvs-2023
[522] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_380_klweb.pdf
[523] https://someviewontheworld.wordpress.com/2024/03/09/herrezen-extreemrechts-nie-wieder/
[524] https://en.internationalism.org/content/17373/international-revolution-or-destruction-humanity-crucial-responsibility-revolutionary
[525] https://en.internationalism.org/content/17451/after-rupture-class-struggle-necessity-politicisation
[526] https://en.internationalism.org/content/17337/icts-ambiguities-about-historical-significance-strike-wave-uk
[527] https://en.internationalism.org/content/17469/anger-farmers-cry-despair-instrumentalised-against-workers-consciousness
[528] https://www.german-foreign-policy.com/news/detail/9429
[529] https://www.arte.tv/de/videos/101919-000-A/die-welt-in-der-schuldenfalle/
[530] https://archivesautonomies.org/spip.php?article1811
[531] https://fr.internationalism.org/Brochure/trotsky
[532] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/linkse-oppositie
[533] https://nl.internationalism.org/tag/people/trotsky
[534] https://en.internationalism.org/internationalreview/199311/1570/study-capital-and-foundations-communism
[535] https://en.internationalism.org/content/16838/bordiga-and-big-city
[536] https://en.internationalism.org/content/17488/critique-saitos-degrowth-communism#_ftnref8
[537] https://en.internationalism.org/internationalreview/199506/1685/mature-marx-past-and-future-communism
[538] https://en.internationalism.org/content/17488/critique-saitos-degrowth-communism#_ftnref9
[539] https://en.internationalism.org/content/17488/critique-saitos-degrowth-communism#_ftnref10
[540] https://nl.internationalism.org/tag/people/saito
[541] https://nl.internationalism.org/content/1712/een-nieuw-elan-nog-meer-chaos-en-instabiliteit-wie-er-ook-wint-geen-oplossing-voor-de
[542] https://nl.internationalism.org/content/1675/de-strijddynamiek-ontkracht-door-misleidende-voorstellen-van-radicaal-links
[543] https://nl.internationalism.org/tag/people/geert-wilders
[544] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/wilders
[545] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/pvv
[546] https://nl.internationalism.org/tag/6/312/populisme
[547] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/antipopulisme
[548] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlogscampagnes
[549] https://nl.internationalism.org/files/nl/pdf/n_isme_381_klweb.pdf
[550] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen-belgie
[551] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/rellen-bangladesh
[552] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/verkiezingen-vs
[553] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/volksfront
[554] https://en.internationalism.org/content/3154/zimmerwald-1915-1917-war-revolution
[555] https://en.internationalism.org/content/17524/prague-action-week-activism-barrier-political-clarification
[556] https://anarcomuk.uk/2024/05/28/prague-congress-interim-report/
[557] https://anarcomuk.uk/2024/05/31/prague-congress-report-part-2/
[558] https://www.leftcom.org/en/articles/2024-08-13/internationalist-initiatives-against-war-and-capitalism
[559] https://www.anarchistischefoderation.de/ueber-ein-antimilitaristisches-treffen-in-prag-im-mai-2024-die-action-week/
[560] https://anarcomuk.uk/2024/06/15/declaration-of-revolutionary-internationalists/
[561] https://libcom.org/article/aw2024-report-prague
[562] https://www.autistici.org/tridnivalka/aw2024-demonstration-against-capitalist-wars-and-capitalist-peace/
[563] https://en.internationalism.org/internationalreview/200401/317/1903-4-birth-bolshevism
[564] https://en.internationalism.org/icconline/2006/groupe-communiste-internationaliste
[565] https://en.internationalism.org/ir/124_gci_icg
[566] https://en.internationalism.org/worldrevolution/200503/1180/solidarity-our-threatened-militants
[567] https://nl.internationalism.org/tag/people/enrique
[568] https://nl.internationalism.org/tag/historische-gebeurtenissen/oorlog-het-midden-oosten-en-oekraine
[569] https://nl.internationalism.org/tag/recent-en-lopend/oorlog-het-midden-oosten
[570] https://en.internationalism.org/content/17549/no-divide-and-rule-our-only-defence-class-struggle